De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0154/2008) van de heer Nassauer, namens de Commissie juridische zaken, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake milieubescherming door het strafrecht (COM(2007)0051 – C6-0063/2007 – 2007/0022(COD)).
Hartmut Nassauer, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie zoekt haar toevlucht tot het strafrecht. Met andere woorden, in de toekomst moeten uit naam van de Europese Unie vonnissen worden uitgesproken en moeten deze bevoegdheden aanvankelijk worden uitgevoerd met betrekking tot inbreuken op het milieurecht. Dit is een verregaande en opmerkelijke stap, omdat het strafrecht eigenlijk niet onder de bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het is zelfs een van de kerngebieden van de nationale soevereiniteit van de lidstaten.
Dat is nu precies de reden waarom er twee uitspraken van het Europees Hof van Justitie voor nodig waren om de weg voor deze richtlijn te openen. Op zich is dat merkwaardig, omdat zowel de Raad als de Commissie en het Parlement het er al lange tijd over eens zijn dat strafmaatregelen goede instrumenten zijn voor de handhaving van het milieurecht. Het heeft echter enkele jaren geduurd om vast te stellen waar de verantwoordelijkheid voor dergelijke maatregelen lag – bij de lidstaten op basis van kaderbesluiten of bij de Gemeenschap op basis van een richtlijn.
Het Europees Hof van Justitie onderschreef het standpunt dat de Commissie had ingenomen, wat niet zo verrassend is. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat het conflict, nu de angel eruit is, zich nogmaals zal voordoen, aangezien het Verdrag van Lissabon het probleem aanpakt en zich veel meer ten gunste van de Gemeenschap uitspreekt dan de uitspraken van het EHvJ.
Dit is nu precies de reden waarom we al in eerste lezing tot overeenstemming zijn gekomen. We wilden voorkomen dat we de hele procedure weer opnieuw moesten starten als er dit jaar geen oplossing zou komen. Rekening houdend met een wijziging in de materiële rechtsgrondslag, en met de Europese verkiezingen in het vooruitzicht zou er ongetwijfeld weer behoorlijk wat tijd zijn verstreken voordat de passende wetgeving zou kunnen worden vastgesteld. Dat is de reden waarom we unaniem van mening waren dat we alles in het werk moeten stellen om in eerste lezing tot overeenstemming te komen. Wanneer ik “wij” zeg, dan bedoel ik het Sloveense voorzitterschap – en ik vind het erg jammer dat het hier niet vertegenwoordigd is, vooral omdat ik ter ere van hen een smaakvolle stropdas om gedaan heb – de Commissie en de schaduwrapporteurs, die ik speciale hulde wil brengen voor hun vriendschappelijke, constructieve en van ter zake kundigheid getuigende samenwerking. Het was een genoegen om met hen samen te werken.
De nieuwe richtlijn berust op drie pijlers, waarvan ik ten minste een korte schets zou willen geven. Ten eerste hebben we niet alleen de criminele handelingen gedefinieerd die voortaan strafbaar zouden zijn, maar ook in een bijlage de specifieke bepalingen uiteengezet op grond waarvan wetsovertreders in staat van beschuldiging kunnen worden gesteld. Dit is in overeenstemming met het beginsel van nulla poena sine lege. Het is dus niet zo dat iedere willekeurige overtreding strafbaar zal worden gesteld, maar slechts de inbreuk op de wettelijke bepalingen die nauwkeurig in de bijlagen omschreven zijn. Het was belangrijk om dit beginsel in de wetgeving vast te leggen.
Het tweede punt is dat, tot op zekere hoogte, het beginsel van proportionaliteit in de richtlijn is opgenomen. Het doel van de richtlijn kan niet zijn om iedereen die ook maar de meest onbenullige milieuovertreding begaat een maximale straf toe te bedelen, maar juist om de zwaardere overtredingen te bestrijden. Om die reden zouden lichte overtredingen op grond van de richtlijn niet strafbaar zijn.
Ten derde hebben we ook vastgelegd dat er alleen sprake kan zijn van strafbaarheid bij onrechtmatig gedrag. We hebben unaniem deze drie beginselen in het ontwerp opgenomen. We hebben ontegenzeglijk ook de definities verbeterd. Ik ben bijzonder benieuwd naar het debat. Ik zou alle parlementsleden die dit compromis hebben mogelijk gemaakt nogmaals willen bedanken.
De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Nassauer. U noemde de bijzondere kwaliteit van uw stropdas. Ik had die ook opgemerkt maar durfde er niets over te zeggen. Maar nu u dat zelf hebt gedaan, wil ik graag bevestigen dat die me inderdaad was opgevallen.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Nassauer en ik dragen misschien niet helemaal dezelfde stropdas, maar desondanks heeft hij mijn volledige steun voor het werk dat hij heeft verricht – en mijn oprechte dank daarvoor.
De Commissie is verheugd over de resultaten van de onderhandelingen met het Parlement en de Raad, en het feit dat het mogelijk lijkt al in eerste lezing tot overeenstemming te komen. Dit is een nieuw succes op het conto van de drie instellingen en het toont aan, mijnheer de Voorzitter, dat de medebeslissingsprocedure bijzonder effectief is, zelfs wanneer de vraagstukken gecompliceerd en lastig zijn. Ik moet zeggen dat de heer Nassauer, als rapporteur van de Commissie juridische zaken, de rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer en de schaduwrapporteurs allen hard en constructief met het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben gewerkt om dit compromis van de triloog, dat hier vandaag op tafel ligt, te bewerkstelligen.
De heer Nassauer heeft de belangrijke punten goed toegelicht, dus ik zal kort zijn. Het is waar dat het milieu alleen op doeltreffende wijze kan worden beschermd bij een daadwerkelijke en volledige omzetting van het communautair beleid. Het strafrecht vormt in dit opzicht een onmisbaar werktuig. In geval van de ernstigste delicten kan alleen via zware strafrechtelijke sancties een afschrikwekkende werking worden bereikt, waarbij er altijd rekening mee moet worden gehouden, zoals u al opmerkte, dat het beginsel van proportionaliteit wordt geëerbiedigd.
Hoewel de Commissie de strafmaten graag nader tot elkaar had gebracht, werd dit door de uitspraak van het Hof van Justitie van oktober 2007, op de rechtsgrondslag van het Verdrag onmogelijk gemaakt, en het arrest van het Hof moet worden geëerbiedigd. Maar zelfs al worden de strafmaten niet nader tot elkaar gebracht, dan zal de richtlijn nog steeds aanzienlijk bijdragen tot een meer doeltreffende bescherming van het milieu – niet in het minst vanwege het afschrikwekkende effect dat ervan uitgaat. De lidstaten zullen overeenstemming bereiken over de definities van milieudelicten, de mate van aansprakelijkheid van rechtspersonen voor dergelijke delicten, en over de noodzaak om effectieve, evenredige en afschrikwekkende sancties in te voeren.
Daarom hopen wij en vertrouwen wij erop, gezien wat we al hebben gedaan, dat dit allemaal tot stand kan worden gebracht. De Overeenkomst van de Raad van Europa inzake de bescherming van het milieu door het strafrecht is tien jaar geleden hier in Straatsburg ondertekend – en is nog steeds niet van kracht geworden! Daarom is het hoog tijd dat we binnen het strafrecht een effectief Europees wettelijk instrument creëren betreffende de bescherming van het milieu. Ik reken op de steun van het Parlement zodat we onverwijld ons doel kunnen bereiken, en ik wil nogmaals de rapporteur bedanken.
Ten slotte: de Commissie dient bepaalde verklaringen af te leggen die deel uitmaken van het compromis dat met de wetgevende instellingen is overeengekomen. Ik zal deze verklaringen thans voorlezen, mijnheer de Voorzitter.
Verklaring nr. 1: de Europese Commissie neemt kennis van het volgende amendement dat door de parlementaire Commissie juridische zaken is goedgekeurd. “Wanneer blijkt dat een voortdurende activiteit na een bepaalde periode tot milieuschade leidt, die op zijn beurt aanleiding kan geven tot strafrechtelijke aansprakelijkheid uit hoofde van deze richtlijn, moet de vraag of de veroorzaker van de schade opzettelijk of nalatig heeft gehandeld, met betrekking tot het tijdstip worden behandeld waarop de veroorzaker van de schade wist van de feiten van het delict, of daarvan had moeten weten, en niet met betrekking tot het tijdstip waarop de veroorzaker van de schade met zijn activiteiten begon. Er moet in dit verband op worden gelet dat een eerdere verlening van een vergunning, licentie of concessie onder dergelijke omstandigheden geen rechtvaardiging vormt.” De Commissie heeft alle begrip voor de bezorgdheid die in dit amendement tot uiting komt. Deze zaken behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten en we hebben er vertrouwen in dat de lidstaten deze belangrijke vragen in overweging zullen nemen.
Verklaring nr. 2 van de Europese Commissie: de secundaire wetgeving die verband houdt met bijlage B van deze richtlijn, betreffende gezondheid en veiligheid en die bedoeld is om het publiek en het milieu tegen de gevaren te beschermen die het gevolg zijn van activiteiten waarbij ioniserende straling ontstaat, werd goedgekeurd op basis van het Euratomverdrag. De verplichting van lidstaten om strafrechtelijke sancties in te voeren ingevolge de richtlijn heeft daarom ook betrekking op wederrechtelijke handelingen die in strijd zijn met de bepalingen van de wetgeving die op basis van het Euratomverdrag is goedgekeurd, en deze moeten onder verwijzing naar die wetgeving worden vastgesteld.
Mijn excuses dat ik deze twee teksten moest voorlezen, maar ik moest dit wel zo doen. Nu ik dat gedaan heb, mijnheer de Voorzitter, ben ik nu van plan om mijn volledige aandacht op het debat te richten.
Dan Jørgensen, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen graag zeggen dat er niet alleen reden is om de heer Nassauer te complimenteren met zijn stropdas. Er is ook reden om heel veel vriendelijke dingen te zeggen over zijn grote bijdrage bij het vinden van een compromis met betrekking tot deze lastige materie. Het is een uiterst belangrijk besluit dat we nu nemen. Een van de belangrijkste problemen met betrekking tot het milieubeleid van de EU is dat het in de afzonderlijke landen helaas niet uniform ten uitvoer wordt gelegd, en met name niet op uniforme wijze in de afzonderlijke landen wordt beheerd. Dit is dus het probleem dat we nu via deze grote stap voorwaarts proberen op te lossen. In de toekomst zullen we ervoor zorgen dat dezelfde overtreding in alle EU-lidstaten waar deze is gepleegd op dezelfde manier wordt bestraft. Ik ben ook blij dat we nu enkele definities hebben van waar dergelijke overtredingen uit bestaan. We hebben nu een duidelijke lijst, die – zo benadrukken wij – niet statisch maar dynamisch moet zijn, en die laat zien wanneer de fundamentele beginselen van het milieubeleid worden geschonden. In de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid hebben we ons bijzonder ingezet om ervoor te zorgen dat met name de habitatgebieden worden beschermd en we zijn verheugd dat dit onderwerp ook is meegenomen. We hadden ook graag wat meer bijzonderheden gehad over hoe streng de sancties zouden moeten zijn. Dit was op basis van de huidige verdragen helaas niet mogelijk, maar over het geheel genomen zijn we bijzonder ingenomen met het resultaat. Het is een grote stap voorwaarts voor de bescherming van het milieu.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen zomer is Griekenland getroffen door een van de ergste rampen die het de laatste tijd heeft meegemaakt. Meer dan zestig mensen kwamen hierbij om het leven, er waren veel gewonden, en duizenden hectaren werden tot as gereduceerd. Dit was de trieste balans van de branden op de westelijke Peloponnesos, Attica en Evia. Andere mediterrane EU-landen, zoals Spanje, Italië en Portugal, hebben de afgelopen jaren met soortgelijke rampen te maken gehad.
Het stichten van bosbranden brengt mensenlevens en de natuurlijke rijkdom van een gebied in gevaar. Het is ongetwijfeld een van de ernstigste en gruwelijkste misdaden van deze tijd.
Er is een richtlijn van de Commissie voorgesteld voor de bescherming van het milieu door het strafrecht. In deze richtlijn wordt geen rekening gehouden met de definitieve resultaten van het relevante wetgevingsproces, waarin de nadruk meer ligt op de verschillen in de juridisch-technische details dan op inhoudelijke vraagstukken. Er wordt echter een stap in de goede richting gezet; hiermee zijn essentiële middelen voor handen om in de komende jaren het milieu effectiever te beschermen.
Ik wil de rapporteur van het Europees Parlement, de heer Nassauer, graag persoonlijk bedanken voor het inlevingsvermogen waarvan hij in een verzoeningsamendement heeft blijk gegeven door een bepaling te aanvaarden waarin brandstichting als een strafbaar feit wordt aangemerkt. Ik bedank ook de leden van de Spaanse delegatie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten die mijn amendement hebben gesteund.
Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter. Ik geloof dat over een paar jaar zal blijken dat er in deze vergaderperiode van het Europees Parlement een belangrijk precedent is gecreëerd in de ontwikkeling van het recht van de Europese Unie.
In principe heeft de Europese Unie geen bevoegdheid op het gebied van het strafrecht; deze ligt bij de lidstaten zelf. Zoals de rapporteur zei, hebben de twee uitspraken van het Hof van Justitie de weg geopend voor een zekere, zij het beperkte mate van communautaire bevoegdheid op het gebied van het strafrecht.
De heer Jørgensen zei dat het niet om harmonisering gaat maar om de onderlinge afstemming van wetten, en in die zin ben ik van mening dat het Parlement, via zijn rapporteur de heer Nassauer, de Raad en de Commissie, het Sloveense voorzitterschap en commissaris Barrot er allen toe hebben bijgedragen om tot een overeenkomst te komen die voor iedereen acceptabel is.
Zoals ik al zei, praten we nu over harmonisering en niet over de onderlinge afstemming van wetgeving. We gaan de misdaadcategorieën harmoniseren, hetgeen het grondbeginsel is van het strafrecht, en, zoals de heer Nassauer met juridische precisie zei, misdaadcategorieën kunnen niet algemeen of willekeurig van aard zijn.
We huldigen het beginsel van proportionaliteit terwijl we de minimumsancties schrappen, en we leggen het principe vast dat bepaalde gedragingen niet kunnen worden vervolgd wanneer er voor die gedragingen geen sanctie bestaat.
Ik geloof dat de verklaring van de Commissie, met name met betrekking tot nalatigheid en het vaststellen van aansprakelijkheid, ons zal helpen om vorderingen te blijven maken op dit terrein. Verder kunnen we voorlopig nog niet gaan, en ik geloof dat dat alleen mogelijk is wanneer er substantiële wijzigingen in het recht van de Europese Unie, inclusief nieuwe grondwettelijke regels, worden doorgevoerd. Desondanks doet het Parlement, samen met de Raad en de Commissie, er alles aan om de wet inzake de bescherming van het milieu en de overeenkomstige strafrechtelijke regelgeving aan te scherpen, in overeenstemming met de oude Conventie van de Raad van Europa, die voorzag in de vaststelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor inbreuken op milieuverordeningen. Dank u.
Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals reeds gezegd, moeten we de heer Nassauer bedanken voor het werk dat hij in verband met deze overeenkomst in eerste lezing heeft verzet; onze bijzondere dank dient ook uit te gaan naar de Commissie, die ons heeft geholpen om tot dit resultaat te komen.
Zoals de heer Medina zojuist heeft gezegd, was het en wordt het ook een opmerkelijke overeenkomst in eerste lezing. Het is een historisch moment in de ontwikkeling van het medebeslissingsproces en in het bijzonder ook voor dit Parlement, dat nog niet eerder betrokken was bij het vaststellen van sancties op het gebied van het strafrecht. Dit is werkelijk een opmerkelijke ontwikkeling. Deze richtlijn zal eindelijk zorgen voor rechtszekerheid op een gebied waarop we in het verleden te maken hebben gehad met een weinig verheffend pingpongspel tussen het Europees Hof van Justitie en de diverse armen van de Europese wetgevende macht. Nu hebben we enige zekerheid en enige duidelijkheid.
Maar het is vooral een zeer positieve ontwikkeling voor de bescherming van het milieu. Als lid van de Commissie verzoekschriften heb ik door de jaren heen geconstateerd dat schade aan het milieu de meest voorkomende aanleiding voor onze burgers is om onze hulp in te roepen bij het ten uitvoer leggen van wat zij vinden dat Europees recht hoort te zijn. Nu kunnen we eindelijk zeggen dat we het effectieve instrument hebben – of behoren te hebben – om ervoor te zorgen dat het Europese milieurecht inderdaad wordt toegepast en gehandhaafd zoals onze burgers in de gehele Europese Unie dat verwachten.
Maar afgezien daarvan is er nog een ander duidelijk signaal voor dit Parlement. Een van de dingen waar we op hebben aangedrongen in deze overeenkomst was het punt van de zogeheten concordantietabellen. Deze zouden ons in staat stellen om in dit bijzonder complexe stuk wetgeving precies te zien waar de lidstaten de Europese wetgeving in hun nationale wetgeving invoegen. Dit is een belangrijk punt voor ons als Parlement en eindelijk is daar dan toch gehoor aan gegeven. Ik denk dat dit er in belangrijke mate toe bijdraagt om onze competentie en groeiende effectiviteit als wetgevende macht te tonen, wat veel goeds voorspelt voor de komende inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn fractie is over het algemeen niet zo blij met overeenkomsten in eerste lezing, omdat in de haast en de druk die wordt uitgeoefend om tot overeenkomst te komen dikwijls de kwaliteit van de wet wordt aangetast. Ik moet zeggen, mijnheer Nassauer, dat als u mij een jaar geleden had gevraagd of we naar mijn mening een overeenkomst tussen beide partijen over de bescherming van het milieu door het strafrecht zouden bereiken, met de heer Nassauer als rapporteur en bovendien al in de eerste lezing, dan had ik dat waarschijnlijk niet geloofd. Desondanks is het wel gelukt, dankzij uitstekend teamwork, dat mogelijk werd door strikte inachtneming van de informele dialoogprocedures met de Commissie en de Raad, die, waar dat maar mogelijk was, de rapporteur en de schaduwrapporteurs erbij hebben betrokken, en ook dankzij het waardevolle werk van de Commissie milieubeheer. Ik wil daarom mijn oprechte dank uitbrengen aan de rapporteur en zijn collega’s omdat dit een belangrijke prestatie is, zoals alle andere sprekers inderdaad ook al hebben gezegd.
Mijnheer de Voorzitter, de uitspraak van het Hof van Justitie heeft het ons duidelijk onmogelijk gemaakt om zelf sancties vast te stellen en dit heeft ons enigszins in onze mogelijkheden beperkt, maar ik hoop dat dit ertoe leidt dat wij, de Europese Unie, deze kwestie na de stemming allemaal in gedachten zullen blijven houden. Ik denk dat we serieuze aandacht hieraan moeten besteden wanneer het Verdrag van Lissabon geratificeerd is.
Zoals met alles in het leven is deze richtlijn natuurlijk niet perfect. Wij zijn bijvoorbeeld niet zo gelukkig met de ingewikkelde bijlage, waarin een lange, zij het uitputtende lijst van richtlijnen staat waarop deze nieuwe wet van toepassing zal zijn. Wij zouden de voorkeur hebben gegeven aan een door de Commissie voorgesteld en door de Commissie milieubeheer goedgekeurd systeem, waaruit zeer duidelijk zou blijken dat een hele reeks delicten behalve op grond van de richtlijnen in kwestie automatisch ook volgens het strafrecht als strafbaar zouden worden aangemerkt.
Ook zijn we niet erg gelukkig met het feit dat er een overgangsperiode is van twee jaar. We denken dat dit wel beter had gekund, maar evenals mevrouw Wallis zijn we erg blij met de verplichting voor de lidstaten om met concordantietabellen te komen; met andere woorden, de staten moeten ons nu snel op de hoogte brengen over hoe zij de wetten toepassen, wat zij nu nog dikwijls nalaten.
Wij staan echter volledig achter de maatregel die ervoor zorgt dat een reeks overtredingen niet langer meer onbestraft kan blijven. Ik kom uit een land, Italië, waar nogal eens de verleiding is geweest om dat te doen, waar dit ook daadwerkelijk gedaan is, en ik ben blij dat dit met deze richtlijn onmogelijk wordt gemaakt en dat de vernieling van natuurgebieden, vandalisme en andere soortgelijke zaken niet langer onbestraft zullen blijven.
Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Er bestaat geen twijfel over dat iedereen die de milieuwetten overtreedt, moet worden gestraft. De sancties moeten streng zijn en er moet een afschrikwekkend effect van uitgaan zodat milieudelicten zullen worden voorkomen. Maar moeten we dan ook de strafrechtelijke bepalingen harmoniseren? Moet de EU bepalen wat voor sancties er gegeven moeten worden – gevangenisstraffen, boetes en andere sancties? Neen, het is aan de lidstaten om hierover te beslissen.
Het risico van het harmoniseren van de wetgeving is altijd dat de progressievere landen ertoe kunnen worden gedwongen het niveau van hun bepalingen te verlagen. Dat is niet acceptabel. Als we het recht om over zulke dingen te besluiten aan de EU overdragen, wat is dan de volgende stap? Natuurlijk moet de EU optreden om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun milieuwetgeving verbeteren. Wij kunnen en moeten goede praktijken verspreiden, en we kunnen de lidstaten die om wat voor reden dan ook achterblijven, helpen en steunen. Het opstellen van tabellen met concrete indicatoren aan de hand waarvan de lidstaten met elkaar kunnen worden vergeleken is een uitstekend voorbeeld daarvan. Op deze wijze creëren we een systeem met een hoge mate van legitimiteit dat democratisch verankerd is. En dat is ook hoe we het best te werk kunnen gaan om het milieu te beschermen.
Aloyzas Sakalas (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de rapporteur willen bedanken voor zijn attente samenwerking en ik wil ook zeggen hoe blij ik ben dat we erin zijn geslaagd om in onze besprekingen tot een oplossing te komen die voor iedereen aanvaardbaar is. Dit gezegd hebbende, wil ik drie punten naar voren brengen.
Ten eerste, ik ben het er volledig mee eens dat dit verslag moet worden aangenomen voordat het Verdrag van Lissabon van kracht wordt. Dit betekent dat alle lidstaten zo snel mogelijk moeten overgaan tot het toepassen van strafrechtelijke sancties die in overeenstemming zijn met de nieuwe richtlijn. De brandstichtingen in de bossen in Griekenland zouden ons allen tot nadenken moeten stemmen.
Ten tweede wil ik benadrukken dat de nieuwe formulering van letter h) van artikel 3 met betrekking tot elke gedraging die aanleiding is tot “het toebrengen van aanzienlijke schade aan een natuurlijke habitat binnen een beschermd gebied” bijzonder gewenst is. Dit is een aanzienlijk verbetering ten opzichte van de engere bewoording die oorspronkelijk door de rapporteur was voorgesteld.
Ten derde, onze heftigste discussies gingen over de bijlagen. In dit verband merk ik op dat de reikwijdte van de bevoegdheid van de lidstaten met het oog op artikel 176 van het EG-Verdrag daardoor niet zal worden beperkt. Daarnaast zal een overzicht van de toepasselijke communautaire wetgeving voor de nodige rechtszekerheid zorgen die in het kader van het strafrecht vereist is. Met deze benadering wordt ook vermeden dat bepaalde termen, zoals water of afval, in de richtlijn moeten worden gedefinieerd. Daarom steun ik de toevoeging van de twee bijlagen bij de richtlijn.
Ik geef mijn volledige steun aan het door de heer Nassauer voorgestelde document.
Mojca Drčar Murko (ALDE). - (SL) In de Commissie milieubeheer hadden wij verwacht dat er gemeenschappelijke normen voor strafrechtelijke vervolging in geval van milieudelicten zouden worden gecreëerd die verder zouden gaan dan dit compromis en dat deze zich niet zouden beperken tot het Gemeenschapsrecht, maar zich ook tot het recht van de lidstaten zouden uitstrekken. Het blijkt echter dat op dit moment het bereikte compromis de grens vormt van wat nog aanvaardbaar is. Desondanks is het voor de milieubescherming een belangrijke stap voorwaarts, aangezien er in het geval van ernstige milieudelicten als vermeld in de bijlage, wordt voorzien in een gecoördineerde toepassing van doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties.
Ten aanzien van het strafrechtbeleid van de afzonderlijke staten dat op basis hiervan zal worden ontwikkeld, willen wij graag de aandacht vestigen op de regels van het moderne strafrecht, volgens welke het niveau van de dreigende sancties van minder groot belang is dan de betrouwbaarheid van strafrechtelijke vervolging. De daders kunnen erop rekenen dat ze nergens in Europa een toevluchtsoord zullen vinden.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is echt zeer verheugend dat de Commissie zich niet door de lidstaten van haar stuk heeft laten brengen en een voorstel heeft gepresenteerd betreffende de strafrechtelijke aansprakelijkheid van plegers van milieudelicten, omdat we schendingen van het milieurecht niet als bagateldelicten kunnen blijven behandelen. Het is ook bemoedigend dat, precies op de dag dat de VN-conferentie over biodiversiteit wordt geopend, er een wetgevingsvoorstel op tafel ligt waarin natuurreservaten beter en duidelijker worden omschreven en waarin ook wordt aangegeven wat een strafbaar feit oplevert.
Het is echter jammer dat er geen sancties zijn en dat er geen uniforme voorschriften zijn voor welke overtredingen als criminele handelingen moeten worden aangemerkt. Daardoor ontstaan er helaas mazen in de wet, met name voor wat betreft de bescherming van flora en fauna, waardoor overtreders niet als vanzelfsprekend worden veroordeeld en velen kunnen ontsnappen door zich achter hun onwetendheid te verschuilen. Het zou daarom logisch en nuttig zijn geweest als de richtlijn ook betrekking had gehad op gentechnologie. Crimineel gedrag op het gebied van milieuaangelegenheden moet worden bestraft, en ik hoop dat deze richtlijn een mijlpaal zal zijn en duidelijk zal maken dat het milieu een beschermwaardig kostbaar goed is en dat we er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat schendingen van het milieurecht niet onbestraft blijven.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, uit dit debat is duidelijk gebleken dat we een belangrijke stap zetten in de overgang naar een nieuwe fase. Misschien moet ik zeggen dat we deze stap zullen zetten indien deze tekst – en ik wil nogmaals de heer Nassauer bedanken voor zijn rol in de voorbereiding daarvan – naar wij hopen duidelijk maakt, zoals mevrouw Frassoni zei, dat “overtredingen niet meer onbestraft kunnen blijven”. Dat is, naar mijn mening, waar het om gaat. Het is echt een stap in de goede richting. Ik zou er nog aan willen toevoegen dat de Commissie in eerste instantie geen voorstander van bijlagen was, maar, hoewel de Commissie nog steeds van mening is dat een dergelijke bijlage niet noodzakelijk is, kunnen we ermee leven om deze, overeenkomstig de wens van de meeste lidstaten, er toch aan toe te voegen. De bijlage, zoals deze is ingediend, is veelomvattend en omvat alle belangrijke milieuwetgeving die van toepassing kan zijn op de overtredingen die in de richtlijn zijn omschreven.
Uiteraard kunnen we niet pretenderen dat de lijst die we hebben opgesteld volledig is; een dergelijke bewering zou zelfs riskant zijn. Anderzijds ben ik er thans van overtuigd – en, mijnheer de Voorzitter, ik zou deze overtuiging graag gewoon met de leden van het Parlement willen delen – dat, zodra de richtlijn is aangenomen, de lidstaten achttien maanden de tijd zullen krijgen om de inhoud ervan in hun nationale wetten om te zetten; en vanzelfsprekend zal de Commissie het omzettingsproces zeer nauwlettend in de gaten houden. In het licht van het wettelijk kader zal zij opnieuw beoordelen of het noodzakelijk is om voorstellen voor aanvullende wetgeving in te dienen.
Ik ben ervan overtuigd dat er een bijzonder nauwlettende screening moet worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de omzetting beantwoordt aan de geest waarin deze wetgeving binnen het Parlement is opgesteld. Er is mij verteld dat er bij wijze van compromis een termijn is van 24 maanden. Ja, dat klopt, 24 maanden is inderdaad wat overeengekomen is. Ik was nogal ambitieus. Dat gezegd hebbende, kan de Commissie u vandaag verzekeren dat zij zeer nauwlettend zal toezien op de omzetting van deze tekst, die inderdaad een teken is van grote vooruitgang voor de milieubescherming in Europa.
Hartmut Nassauer, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, als ik met het laatste punt mag beginnen, namelijk de omzettingsperiode, wil ik opmerken dat deze richtlijn voor een precedent zorgt. De heer Medina heeft er terecht op gewezen dat, in het licht van de nieuwe definities van wat als een strafbare feit wordt aangemerkt, alle milieuwetgeving in de Gemeenschap als het ware op strafrechtelijke compatibiliteit gescreend zal moeten worden. Dit zal voor de eerste keer worden gedaan en het is een bijzonder grootschalige onderneming. Daarom is het zinnig om de lidstaten 24 maanden in plaats van slechts 18 maanden de tijd te geven.
Voor wat ik verder nog wilde zeggen, richt ik mij tot de Commissie. Misschien valt deze zaak nu nog niet per definitie onder uw bevoegdheid, commissaris Barrot, maar dat zal in de toekomst wel zo zijn. De Commissie heeft nu een nieuw hulpmiddel; zij beschikt over een nieuw instrumentarium dat, zoals gezegd, in diepste wezen en in beginsel een zaak van de lidstaten is. Ik ben van mening dat de Commissie er goed aan doet om behoedzaamheid te betrachten bij het gebruik van deze instrumenten. Screening van het Gemeenschapsrecht op strafrechtelijk gebied kan natuurlijk, behalve op het terrein van de milieuwetgeving, in principe op alle andere terreinen van communautaire activiteiten worden toegepast. Daarom doet de Commissie er mijns inziens goed aan om hierbij behoedzaam te werk te gaan, want het strafrecht is het laatste redmiddel bij de handhaving van wetgeving en is geen instrument voor alledaags gebruik. De lidstaten zullen niet bepaald in de wolken zijn met dit alles. Bovendien, om het maar eens heel voorzichtig uit te drukken, zijn juristen tot nu toe uiterst terughoudend geweest om de uitspraken van het Europees Hof van Justitie in de rechtsleer en jurisprudentie op te nemen.
Daarom is mijn advies aan de Commissie om op behoedzame wijze van deze instrumenten gebruik te maken; des te effectiever zal de richtlijn zijn wanneer deze vervolgens in de praktijk wordt toegepast.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op woensdag, 21 mei 2008.