De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0134/2008) van de heer Holm, namens de Commissie international handel, over de handel in grondstoffen en goederen (2008/2051(INI)).
Jens Holm, rapporteur. − (SV) Dames en heren, ik wil beginnen met het uitspreken van mijn hartelijke dank aan de schaduwrapporteurs voor de intensieve samenwerking.
We hebben allemaal foto’s gezien van de gevolgen van de recente voedseltekorten. De prijzen van landbouwproducten – en niet in het minst van voedingsmiddelen – zijn in zeer korte tijd sterk gestegen. Dit was een dodelijke klap voor veel ontwikkelingslanden die sterk afhankelijk zijn van voedselimporten en al op het randje leefden. Laten we hopen dat dit verslag over de internationale handel in grondstoffen zal bijdragen aan het oplossen van sommige van deze problemen. We hebben allemaal toegezegd ons te zullen inzetten voor het uitbannen van honger en armoede door het ondertekenen van de zogenaamde millenniumdoelstellingen. Secretaris-generaal Ban Ki-moon van de Verenigde Naties heeft onlangs gewaarschuwd dat de gestegen voedselprijzen de belangrijkste van de millenniumdoelstellingen, het halveren van de armoede in de wereld, in gevaar brachten. Het is daarom hoog tijd voor het nemen van dringende maatregelen.
De recente voedselcrisis heeft vooral aangetoond dat voedsel niet zomaar een willekeurige grondstof is. Als niet eens kan worden voldaan aan een elementaire eis als het zorgen dat mensen te eten hebben, dan is al dat praten over ontwikkeling niet veel waard. We moeten daarom voorzichtig zijn als we van voedsel een internationaal handelsproduct willen maken net als elk ander. De ontwikkelingslanden in de wereld zijn gedwongen hun voedselbeleid te dereguleren en over te schakelen van de productie voor de eigen behoefte naar productie voor de export. Dit is het beleid van het IMF, de Wereldbank en de VS en ook van de EU, die allemaal hun eisen hebben opgelegd. Door het afschaffen van beschermende tarieven en subsidies zijn de ontwikkelingslanden extreem kwetsbaar geworden voor sterke schommelingen in de prijzen van voedsel en grondstoffen. Haïti, dat voorheen in de eigen rijstbehoefte kon voorzien, is daar een voorbeeld van. In 1995 heeft het Internationale Monetaire Fonds dit land gedwongen zijn rijsttarieven te verlagen. Het land werd overspoeld met door de overheid gesubsidieerde rijst uit de VS en de lokale productie stortte in. Momenteel is driekwart van alle rijst die in Haïti wordt gegeten, afkomstig uit de VS.
Ik hoop dat dit verslag ons instrumenten kan geven om de problemen aan te pakken en de uitdagingen van de onzekere handel in grondstoffen aan te gaan. Een van de aspecten waar het verslag zich op richt, is steun aan de ontwikkelingslanden bij het diversifiëren van hun economieën, zodat ze zich kunnen bevrijden uit een situatie waarin ze maar één of twee grondstoffen exporteren en kunnen overgaan naar meer geavanceerde productiepatronen met producten die intensieve bewerkingen hebben ondergaan. We wijzen in het verslag ook op het belang van flexibiliteit in het ontwikkelingsbeleid. Dit moet deze landen de ruimte geven om mogelijkheden en economische beleidsinstrumenten te ontwikkelen om, bijvoorbeeld, de ontwikkeling van de landbouw in eigen land te ondersteunen. We vragen de Europese Commissie ook om het financieringssysteem FLEX te herzien, dat tot doel heeft de prijzen van grondstoffen te stabiliseren. We gaan ook in op de dimensie van de gelijkheid van mannen en vrouwen bij de handel in grondstoffen, of eerder het gebrek daaraan. Het is van het allergrootste belang dat we altijd rekening houden met het genderaspect bij onderhandelingen over internationale handelsovereenkomsten.
Rechtvaardige handel komt in het verslag ook aan de orde. Rechtvaardige handel kan worden ingezet als instrument om kleinschalige producenten in ontwikkelingslanden te steunen en de druk op te voeren om de maatschappelijke en milieunormen in deze landen aan te scherpen. We roepen alle instellingen van de EU op om het beginsel van rechtvaardige handel toe te passen in hun openbare aanbestedingen en aankoopbeleid.
We gaan ook de discussie aan over de toenemende consumptie van dierlijke producten, ofwel de groeiende vraag naar vlees en zuivelproducten, die op zijn beurt leidt tot meer vraag naar graan voor het voeden van dieren in plaats van mensen.
Daarnaast komt een groot aantal andere zaken aan de orde. Tot slot moet ik zeggen dat we dankzij dit werk het ware gezicht van de EU hebben gezien. Terwijl wij van onze kant hebben geprobeerd de behoeften en omstandigheden in de ontwikkelingslanden aan de orde te stellen, heeft de Europese industrie zich – met hulp van haar vertegenwoordigers in het Europees Parlement – ingespannen de aandacht te verleggen naar het commerciële kortetermijnbelang dat bedrijfsorganisaties hebben bij vaste toegang tot goedkope grondstoffen.
Ik dring er bij iedereen op aan de amendementen van de linkse, sociaaldemocratische en groene fracties goed te keuren. Vooral de amendementen 20 en 21 zijn van belang. We kunnen zo het verslag evenwicht maken en komen tot een sterkere ontwikkelingsdimensie.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het Parlement willen bedanken voor deze gelegenheid om te praten over de toegang tot grondstoffen, een thema dat hoog op de agenda van de Europese Unie staat, en vooral op onze mededingingsagenda. Op de eerste plaats wil ik de rapporteur en de schaduwrapporteurs bedanken voor hun verslag, waarin een groot aantal punten aan de orde komt, zoals klimaatverandering, verlichting van armoede en ontwikkeling.
Ontwikkeling is in dit verband inderdaad een heel belangrijk aspect. Ik zal daarom kort ingaan op de ontwikkelingsproblematiek, alvorens over te gaan naar onze zorgen over de wildgroei van maatregelen die de toegang tot grondstoffen beperken en onze stappen in dit verband.
De strijd voor verlichting van armoede en ontwikkeling, maar ook voor voedselveiligheid, staat hoog op de agenda van de Commissie. U weet allemaal dat de Europese Unie de grootste verstrekker ter wereld is van ontwikkelingsfinanciering. Ook op het specifieke gebied van grondstoffen heeft de Commissie diverse ontwikkelingsgeoriënteerde programma’s opgezet: zo steunt de Commissie bijvoorbeeld via FLEX de nationale begrotingen van ontwikkelingslanden die te maken hebben met een terugval in de exportgerelateerde belastinginkomsten.
De Commissie stimuleert ook het transparante beheer van belastinginkomsten uit de exploitatie van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen door middel van verschillende initiatieven zoals het EITI, het Kimberleyproces en het FLEGT-programma. Daarnaast wil ik ook ons “Alles behalve wapens”-programma noemen, dat vrij van douanerechten toegang geeft tot alle producten die worden ingevoerd uit de minst ontwikkelde landen (met uitzondering van wapens), waardoor deze hun export kunnen diversifiëren.
Ik wil het nu hebben over ons grootste punt van zorg: handel. Om te handelen moet je met z’n tweeën zijn. We moeten importeren en we moeten exporteren. Het is daarom van cruciaal belang dat we ervoor zorgen dat derde landen vrij en zonder ongerechtvaardigde verstoringen zoals quota, uitvoerrechten en exportverboden, toegang hebben tot grondstoffen.
Helaas is dit momenteel niet het geval. Integendeel: derde landen hebben een groeiende behoefte om exportrestricties op te leggen. Onze specifieke zorgen gelden voor de restricties die sommige belangrijke opkomende economieën opleggen als onderdeel van hun agressieve industriële beleidsdoelstellingen. Ik moet daarbij benadrukken dat we ons niet concentreren op armere ontwikkelende economieën maar meer op grote opkomende economieën.
De maatregelen die deze landen opleggen, leiden tot een mondiale verstoring van de concurrentie die schadelijk is voor de Europese industrie. Helaas wordt dit probleem alleen maar groter. Inmiddels hebben ten minste twintig landen maatregelen ingesteld die van invloed zijn op exportactiviteiten die van belang zijn voor de Europese Unie. We hebben meer dan 450 restricties geteld die gelden voor verschillende grondstoffen. Dit raakt direct of indirect de meeste – en misschien wel alle – sectoren van de industrie in Europa.
Wat kunnen we doen? Tot nu toe is in alles gebleken dat er geen kant-en-klare oplossing is, ook al staat het wegnemen van exportrestricties al hoog op de agenda. Misschien via bilaterale vrijhandelsovereenkomsten of in de Wereldhandelorganisatie. Maar we zullen meer doen.
Op de eerste plaats is het van belang een omvattende strategie te ontwikkelen voor de toegang tot grondstoffen. In dit verband werkt de Commissie aan een mededeling die een belangrijke handelscomponent krijgt. In een dergelijke strategie moeten volledig en gestructureerd alle beleidsgebieden aan de orde komen, inclusief cruciale thema’s als voedselveiligheid, ontwikkeling en milieu.
We moeten maximaal alle middelen inzetten. Een duurzaam en samenhangend beleid op het gebied van toegang tot grondstoffen moet daarom een combinatie zijn van, op de eerste plaats: onderhandelingen om internationale toezeggingen los te krijgen binnen de WTO en in de bilaterale sfeer; op de tweede plaats: toezicht op de naleving van de WTO-voorschriften en de bestaande overeenkomsten; en op de derde plaats: “zachte” maatregelen zoals dialoog en alliantievorming. Het zijn geen van alle nieuwe instrumenten, maar de kracht schuilt juist in de combinatie en het coherente gebruik daarvan. Hierover wordt later dit jaar gesproken op een conferentie van de belanghebbenden.
Gezien het belang van toegang tot grondstoffen is de Commissie blij met de discussies in het Parlement over dit onderwerp. De Commissie is vooral verheugd over de amendementen op het eerste ontwerp van het verslag. Het verslag belicht nu beter de betekenis van dit onderwerp. Het stelt manieren voor om het probleem op een constructieve manier aan te pakken, zoals toezicht op de naleving van overeenkomsten en onderhandelingen met de partnerlanden. We zijn bereid om ten volle met het Parlement samen te werken bij het opstellen en uitvoeren van onze verdere strategie.
Daniel Caspary, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben blij dat u zich vandaag vrij heeft kunnen maken, mijnheer Potočnik. We stellen vast dat commissaris Mandelson er weer eens voor heeft gekozen om naar de een of andere belangrijke conferentie in een ander deel van de wereld te reizen in plaats met ons in het Parlement te discussiëren over onderwerpen die van belang zijn voor het Europese industriebeleid. Ik heb met veel plezier naar u geluisterd. U heeft dit onderwerp veel beter, veel duidelijker en met veel meer visie uiteengezet dan onze commissaris voor handel dit ooit had kunnen doen.
Ik ben erg blij met het resultaat van ons overleg in de commissie, want ik ben bang dat de rapporteur in zijn oorspronkelijke ontwerp – ook al zegt hij een aantal goede dingen over de ontwikkelingslanden – de belangen van de Europese industrie volledig uit het oog verloren is. In de Commissie internationale handel hebben we een nieuw eerste deel in het verslag ingevoegd dat betrekking heeft op de belangen van ons industriebeleid. Het is inmiddels glashelder geworden wat die belangen zijn. We moeten ons sterk richten op het veiligstellen van de levering van grondstoffen aan de Europese industrie. Zoals de commissaris terecht opmerkte: we hebben op dit punt grote moeilijkheden.
We hebben binnen de WTO dringend behoefte aan betere regels om handelsverstorende maatregelen zoals uitvoerrechten waar mogelijk te verbieden. We moeten op de wereldmarkt vrije toegang hebben tot grondstoffen. Het is ontoelaatbaar dat landen als China grondstoffen misbruiken als een politiek instrument.
We moeten alles op alles zetten om in het kader van onze multilaterale én bilaterale onderhandelingen de toegang tot de grondstoffenmarkten daadwerkelijk open te houden. Dat de Commissie bij de gesprekken over de toetreding van Oekraïne tot de WTO door de knieën is gegaan en tot op zekere hoogte akkoord is gegaan met het opleggen van uitvoerrechten, is ontoelaatbaar en een slecht voorbeeld. Dat we bij de toetreding van Saoedi-Arabië tot de WTO dual pricing hebben geaccepteerd, een regeling die onze Europese petrochemische industrie voor enorme problemen stelt, is al even onduldbaar. En als ik zie wat er momenteel bij de onderhandelingen over de toetreding van Rusland tot de WTO gebeurt, heb ik niet veel hoop. Ik zou graag zien dat de Commissie goed oplet dat er niet nog meer handelsverstorende maatregelen worden ingesteld.
Nogmaals mijn hartelijke dank aan al mijn collega’s voor dit verslag! Ik hoop dat we er morgen bij de stemming in de plenaire vergadering niet te veel meer aan veranderen.
VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter
Francisco Assis, namens de PSE-Fractie. – (PT) Op de eerste plaats wil ik de rapporteur feliciteren. De problemen die momenteel ontstaan bij de toegang tot grondstoffen zijn hoofdzakelijk het gevolg van een structurele verandering in de respectieve markten die verband houdt met veranderingen in de internationale economie.
De ontwikkeling van de grondstoffenmarkt verliep altijd cyclisch, met perioden van extreme tekorten en perioden van schaarste, waarbij soms een evenwicht werd bereikt. Er lijkt nu een nieuwe situatie te zijn ontstaan met een structureel tekort dat voornamelijk het gevolg is van een plotselinge stijging van de vraag die voortvloeit uit een zeer snel voortschrijdende industrialisering en verstedelijking in een aantal opkomende landen.
Het is duidelijk dat er in de geëigende fora – met name in de Wereldhandelsorganisatie – alles aan gedaan moet worden om tot een consensus te komen over het vereenvoudigen van de toegang tot grondstoffen. Daarbij moeten we echter een andere essentiële kwestie niet uit het oog verliezen: we worden nu geconfronteerd met een nieuwe situatie op deze markten, die zich zowel ten aanzien van levensmiddelen als van energie manifesteert. In de Europese Unie moeten wij deze kwestie als grote importeurs van grondstoffen dan ook met speciale aandacht bekijken. Enerzijds moeten we kijken naar de mogelijke wereldwijde gevolgen: buitensporige druk op het verbruik van grondstoffen, met zeer negatieve milieueffecten en consequenties voor de sociaaleconomische organisatie in de ontwikkelingslanden, en anderzijds moeten we kijken naar onze eigen situatie en de moeilijkheden die we zelf ondervinden, doorgronden.
Daarbij rijzen twee vragen die van elementair belang lijken. De eerste houdt verband met de noodzaak ons eigen economische ontwikkelingsmodel te herzien, aangezien het niet verenigbaar is met een situatie waarin grondstoffen overgeëxploiteerd worden. De andere gaat uit van de suggestie dat we meer nadruk moeten leggen op toegepast wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van meer innovatie, het bevorderen van het hergebruik van grondstoffen en het vinden van nieuwe antwoorden voor de nieuwe problemen die dit structurele tekort voor ons met zich brengt.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (PL) De natuur heeft haar rijkdommen − de grondstoffen onder de grond, het voedsel en de bomen op het aardoppervlak en de vissen in het water − ongelijk over de aardbol verdeeld. De behoeften van de mens zijn hetzelfde, maar om daarin te voorzien is solidariteit nodig bij de exploitatie van hulpbronnen en de distributie via de internationale handel. Het verslag van de heer Holm gaat hier uitgebreid op in. Ik zou naar aanleiding van de bijdrage van de heer Caspary een paar punten willen benadrukken.
Op de eerste plaats: rationele exploitatie van schaarse hulpbronnen. Ik herhaal: schaarse hulpbronnen.
Op de tweede plaats: bescherming van grondstoffen tegen inbeslagneming, tegen neokoloniale verbeurdverklaring door arme landen, met name in Afrika. Er is geen transparantie ten aanzien van de handel in dergelijke stoffen door China en bepaalde andere landen.
Op de derde plaats: het doel van handel in deze grondstoffen moet de ontwikkeling van arme landen zijn. Dat is onze belangrijkste doelstelling. De opbrengst moet naar de inwoners gaan, niet alleen naar vertegenwoordigers van de autoriteiten of naar grote internationale ondernemingen.
Op de vierde plaats: het grondstoffenbeleid van de EU moet zodanig zijn dat de Unie geen gijzelaar wordt, van Rusland bijvoorbeeld voor gas, of misschien in de toekomst van Brazilië voor suiker.
Op de vijfde plaats: alle partners delen een absolute verantwoordelijkheid voor de exploitatie van de visbestanden. Zoals we weten worden sommige vissoorten met uitsterven bedreigd, net als de bossen in Azië en het Amazonegebied.
Tot slot, mevrouw de Voorzitter: voor vrije en eerlijke handel moet verantwoorde exploitatie van schaarse hulpbronnen het parool zijn, zodat ook de toekomstige generaties toegang hebben tot de grondstoffen die ze voor hun bestaan nodig hebben. Zo moeten ook de arme landen worden geholpen om de technologie te ontwikkelen die ze nodig hebben voor de productie van elementaire voedingsmiddelen. En in dat opzicht kan Europa heel veel doen.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). - (BG) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, gelet op de rol van handel in onze globaliserende wereld, moeten we inspanningen om eerlijke handel te ondersteunen en alle initiatieven die bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling, stimuleren.
Grondstofprijzen zijn van invloed op de ontwikkelingen op de markt en bemoeilijken in een aantal gevallen de economische ontwikkeling, vooral in landen met geringe afzettingen van grondstoffen. Dit is van invloed op de totale marktsituatie en op de beschikbaarheid van grondstoffen.
De verwachte hoge olie- en elektriciteitsprijzen kunnen en moeten worden aangepakt door de toepassing van effectieve technologieën bij zowel de winning als de verwerking van grondstoffen. De mate van effectiviteit en de implementatie van innovatieve oplossingen – in combinatie met een stabiele en sterke onderzoekssector – bepalen de kans op succes bij het verbeteren van de marktsituatie en de kracht van de markt en het vergroten van diversificatie en energiezekerheid.
Bij de handel in landbouwproducten moet de aandacht wordt gericht op het verlichten van de druk op producenten die het gevolg is van het gebrek aan evenwicht tussen de producentenprijzen en de detailhandelsprijzen van landbouwproducten. Dit werkt marktverstorend maar is ook een teken dat de markt zijn sociale kostprijs heeft.
Glyn Ford (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is me een genoegen om iets te zeggen over het verslag van de heer Holm over de handel in grondstoffen en goederen. Vorige maand had ik de eer om namens het Parlement de twaalfde conferentie over handel en ontwikkeling (UNCTAD XII) in Accra bij te wonen. Bij deze conferentie was een roep om hulp te horen voor de armen in de wereld.
Stijgende voedselprijzen leiden steeds vaker tot oproer in de straten en we hebben dan ook een frisse aanpak nodig als we een oplossing willen vinden voor deze situatie. De nieuwe crisis dreigt in één dag meer mensen te doden dan er in zes jaar sinds 11 september als gevolg van terrorisme zijn omgekomen. Politici en regeringen hebben het misschien nog niet opgemerkt, maar de armen in de wereld zien hun kinderen steeds vaker hongerlijden. Vooral in Afrika zullen de gevolgen ingrijpend zijn. De prijzen van goederen zijn daar immers de afgelopen twaalf maanden meer dan verdubbeld en blijven maar stijgen als gevolg van speculatie, schaarste en veranderende productiepatronen. Dieper liggende oorzaken hiervan zijn de toenemende vraag in Oost-Azië en de gevolgen van het nalaten van investeringen in de landbouw voor de bevoorrading. Klimaatverandering, die zich vertaalt in overstromingen, droogtes en recordtemperaturen, maakt de situatie alleen maar erger, vooral voor de allerarmsten in de wereld. Ik hoop daarom dat we deze resolutie zullen aannemen.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, toegang tot grondstoffen is echt van vitaal belang voor de economie en het concurrentievermogen van Europa, vooral omdat de EU voor de invoer van grondstoffen grotendeels afhankelijk is van derde landen.
Het wegnemen van de obstakels die derde landen hebben opgeworpen voor de toegang van de EU tot grondstoffenmarkten moet prioriteit krijgen. Dit geldt zowel voor de lopende WTO-onderhandelingen als voor de lopende onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten.
Tot slot, mevrouw de Voorzitter, dames en heren, geloof ik dat steunmechanismen en de overdracht van knowhow naar de ontwikkelingslanden noodzakelijk zijn om te komen tot een haalbaar en transparant beheer van het gebruik van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen.
Stavros Arnaoutakis (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het spreekt voor zich dat het concurrentievermogen van ons Europese bedrijfsleven in belangrijke mate afhankelijk is van de levering van grondstoffen. We hebben daarom nu een geïntegreerde strategie nodig om toegang tot de wereldmarkten veilig te stellen, die niet alleen zal bijdragen aan het waarborgen van internationale samenwerking, rechtmatige concurrentie, eerlijke handel en eerbiediging van de restricties op basis van serieuze ontwikkelingsstimulansen in minder ontwikkelde landen, maar ook aan het bevorderen van investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van milieuvriendelijke technologieën en recycling.
We moeten ons richten op duurzame ontwikkeling van de EU, maar ook op solidariteit met de armste landen in de wereld.
Brian Crowley (UEN). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur graag bedanken voor al het werk aan zijn verslag. Ik zie drie belangrijke onderdelen.
Op de eerste plaats is er sprake van een wereldwijde concurrentiestrijd om grondstoffen en goederen. We moeten ons realiseren dat we – als we erin willen slagen toegang tot deze goederen te krijgen – als Europa een betere positie moeten verwerven voor het sluiten van bilaterale overeenkomsten en het maken van bilaterale afspraken.
Natuurlijk zijn de wereldhandelsbesprekingen van groot belang voor de ontwikkelingen op de lange termijn, maar we kunnen nog meer invloed krijgen via onze economische partnerschappen met de ontwikkelingslanden. Ook zou ik ervoor willen waarschuwen dat het opgeven van bepaalde rechten bij de wereldhandelsbesprekingen in ruil voor toegang tot grondstoffen en goederen op de korte termijn, voor veel bedrijven in de Europese Unie schadelijk kan zijn, met name in de landbouwsector.
Tot slot: eerlijkheid is – zoals de vorige spreker al zei – de belangrijkste overweging van allemaal. We moeten nu investeren in de ontwikkelingslanden om hun een kans op succes te geven – niet alleen dit jaar en volgend jaar vanwege de hoge gas- en olieprijs, maar ook over twintig jaar. Daarnaast moet in deze landen worden geïnvesteerd in onderwijs en gezondheidszorg voor de eigen bevolking, om verdere problemen over de hele linie te voorkomen.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte Parlementsleden bedanken voor hun bijdragen. Ze zijn absoluut duidelijk geweest over de uitdagingen waarvoor we staan. Het is ook duidelijk dat we – enerzijds – moeten zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling van onze inspanningen, waarbij we speciale aandacht geven aan de armere landen en zorgen voor de eerlijkheid waar de heer Crowley over sprak en – anderzijds – moeten zorgen voor eerlijke handelsregels voor de toegang van ons bedrijfsleven tot grondstoffen. De Europese Unie is nu eenmaal een netto importeur van grondstoffen en zal dat ook blijven.
We hebben nu niet alleen te maken met veel meer concurrentie op onze bevoorradingsmarkten, maar ook met stijgende prijzen als gevolg van de grotere concurrentie van een aantal opkomende economieën. Tegelijkertijd werpen die opkomende economieën obstakels op voor de toegang tot hun grondstoffen en verstoren zo de concurrentie. Eerlijke toegang tot grondstoffen onder transparante voorwaarden is daarom een onmisbaar onderdeel van onze mondiale concurrentiestrategie.
De Commissie is van plan om de komende jaren alle beschikbare instrumenten in te zetten om een duurzame bevoorrading met grondstoffen voor onze industrieën in stand te houden. Ze zal daarbij een omvattende en evenwichtige strategie volgen. En het Parlement benadrukt dit terecht: die strategie moet niet alleen rekening houden met de belangen van onze industrieën en ons concurrentievermogen, maar ook met de belangen van de armere landen.
Vanuit het oogpunt van ontwikkeling moeten we – en zullen we – een onderscheid maken tussen, enerzijds, gerechtvaardigde maatregelen die in stand worden gehouden door armere ontwikkelingslanden, zoals uitvoerheffingen, die onmisbaar zijn voor hun nationale begroting en, anderzijds, maatregelen die door opkomende economieën worden opgelegd als onderdeel van hun industrieel beleid en de concurrentie op de wereldmarkten verstoren.
Ik waardeer de opmerking van de heer Assis over inspanningen op het gebied van O&O, die in dit verband ook moeten worden opgevoerd. Ik wil het Parlement graag bedanken voor de steun bij dit beleid. We zullen u op de hoogte houden van de verdere implementatie van onze strategie.
Jens Holm, rapporteur. − (SV) Commissaris Potočnik, we zien uit naar de mededeling van de Commissie en de conferentie. Het is goed dat u van plan bent aan de slag te gaan met de problemen rond voedselveiligheid, ontwikkeling en het milieu.
Mijnheer Assis, ik ben het helemaal met u eens dat we ons model voor economische ontwikkeling moeten herzien.
Mijnheer Zaleski, ook ik vind dat handel niet gelijk moet staan aan een soort neokoloniale diefstal van grondstoffen bij de ontwikkelingslanden. Ik doe daarom een beroep op Zbigniew Zaleski en alle collega’s om in elk geval de amendementen 20 en 21 te steunen. Bestudeert u ze alstublieft zorgvuldig.
Kijkt u ook naar amendement 26, dat gaat over biobrandstoffen. We roepen hierin op tot het opleggen van milieu- en sociale normen voor biobrandstoffen. Het is een groot probleem dat steeds meer graan wordt gebruikt voor de productie van vlees, met andere woorden: we voeren de dieren graan, maar tegelijkertijd wordt steeds meer graan gebruikt voor de productie van brandstof voor auto’s.
Dit is een oproep aan de Commissie: we willen maatregelen ter vermindering van het autogebruik door particulieren en de consumptie van vlees, zodat we meer graan hebben om mensen te eten te geven!
In het verslag vragen we om dringende maatregelen om klimaatverandering aan te pakken. De handel moet ook verantwoordelijkheid dragen. We moeten alle onnodige emissies terugdringen en het transport verminderen. Een aanzienlijk deel van de handel heeft betrekking op producten die net zo makkelijk lokaal hadden kunnen worden geproduceerd. We moeten de handel in “groene goederen” en slimme milieutechnologie vergemakkelijken. Als we dat niet doen en de handel geen verantwoordelijkheid draagt, hebben we gauw geen grondstoffen meer over om te verhandelen en dan hebben we ook geen voedsel meer om te eten. Het is van het allergrootste belang dat we onze verantwoordelijkheid voor het klimaat serieus nemen!