Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 985k
Maandag 19 mei 2008 - Straatsburg Uitgave PB
1. Hervatting van de zitting
 2. Verklaring van de Voorzitter
 3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 4. Samenstelling Parlement: zie notulen
 5. Samenstelling fracties: zie notulen
 6. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 7. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
 8. Ingekomen stukken: zie notulen
 9. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
 10. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 11. Vervallen schriftelijke vragen: zie notulen
 12. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 13. Verzoekschriften: zie notulen
 14. Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen
 15. Opgave van financiële belangen: zie notulen
 16. Vergaderrooster 2009: zie notulen
 17. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
 18. Regeling van de werkzaamheden
 19. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
 20. Bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (debat)
 21. Raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009 (debat)
 22. Handel in grondstoffen en goederen (debat)
 23. Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (debat)
 24. Communautair Fonds voor tabak (debat)
 25. Evaluatie van het PEACE-programma en strategieën voor de toekomst (debat)
 26. Strategie voor de ultraperifere regio’s: balans en toekomstperspectieven (debat)
 27. EU-strategie voor het consumentenbeleid 2013 (debat)
 28. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 29. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

(De vergadering wordt om 17.05 uur geopend)

 
1. Hervatting van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op 8 mei 2008 werd onderbroken, te zijn hervat.

 

2. Verklaring van de Voorzitter
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dames en heren, vorige week, op 14 mei 2008, heeft de terroristische organisatie ETA opnieuw een aanslag gepleegd in Spanje. Een agent van de Guardia Civil, Juan Manuel Piñuel Villalón, kwam voor de politiekazerne in Legutiano in de provincie Álava door een autobom om het leven. Het Europees Parlement veroordeelt deze verachtelijke moord en ook de verachtelijke daad die tot de verwondingen bij andere agenten heeft geleid met klem.

Namens het gehele Europees Parlement wil ik mijn leedwezen en oprechte medeleven betuigen aan de nabestaanden van het slachtoffer. Ook wil ik onze solidariteit betuigen met het Spaanse volk en met hun openbare instanties, hun democratische instellingen en hun veiligheidsdiensten.

Ik verzoek u thans een moment van stilte in acht te nemen ter nagedachtenis van de vermoorde politieagent.

(Het Parlement neemt een minuut stilte in acht)

 

3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

4. Samenstelling Parlement: zie notulen

5. Samenstelling fracties: zie notulen

6. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen

7. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen

8. Ingekomen stukken: zie notulen

9. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen

10. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

11. Vervallen schriftelijke vragen: zie notulen

12. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

13. Verzoekschriften: zie notulen

14. Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen

15. Opgave van financiële belangen: zie notulen

16. Vergaderrooster 2009: zie notulen

17. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in verband met het opstellen van het jaarrooster is er een document rondgedeeld waarin in het blauw een verkiezingsdatum staat vermeld die in het eerste weekend van juni valt. Zoals u zelf ook weet, zijn sinds 1979 alle Europese verkiezingen steeds in het tweede of derde weekend van juni gehouden. Ik zou willen vragen wie heeft besloten de Europese verkiezingen naar voren te halen naar deze nieuwe data rond het eerste weekend in juni en wanneer dit is besloten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − We zullen uw motie van orde in de notulen opnemen, mijnheer Posselt, en u op passende wijze antwoord geven.

 

18. Regeling van de werkzaamheden
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − De definitieve ontwerpagenda, die overeenkomstig de artikelen 130 en 131 van het Reglement is opgesteld door de Conferentie van voorzitters tijdens haar vergadering van 15 mei 2008, is rondgedeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Hartmut Nassauer (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, één keer per jaar – in mei, om de een of andere onverklaarbare reden – is het de gewoonte dat alle commissies in Straatsburg bijeenkomen. Hiervoor lijkt geen logische rechtvaardiging te bestaan. Daardoor ontstaat de situatie dat deze commissies vanavond bijeenkomen terwijl er tegelijkertijd onderwerpen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, op de agenda voor de plenaire vergadering staan.

Dit is een onhoudbare situatie. De enige oplossing zou eigenlijk zijn dat de commissies in de toekomst in Straatsburg bijeenkomen en dat wij de plenaire vergaderingen naar Brussel verplaatsen om deze tegenstrijdige situatie op te lossen! Maar even serieus, de commissievergaderingen hier in Straatsburg mogen niet meer in dezelfde mate met de plenaire vergaderingen blijven samenvallen als dit met name in de laatste twee jaar het geval is geweest, ondanks alle verklaringen dat dit zou worden voorkomen. Nu hebben we zelfs te maken met een afkoelingsperiode. Er is geen enkele praktische reden waarom de commissievergaderingen hier in Straatsburg zouden moeten samenvallen met plenaire activiteiten. Ik zou u erkentelijk zijn als u al het mogelijke zou willen doen om dit recht te zetten.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Hartelijk dank mijnheer Nassauer. Ik zal de Conferentie van voorzitters van de situatie die u beschreven heeft op de hoogte stellen en ik vertrouw erop dat we tot een bevredigende oplossing zullen komen.

Wat betreft de agenda zijn de volgende wijzigingen voorgesteld:

Maandag:

Geen wijzigingen.

Dinsdag:

De socialistische fractie heeft verzocht de agenda van dinsdag uit te breiden met een verklaring van de Commissie over de situatie van de Roma in Italië, zonder ontwerpresoluties.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, sta mij toe de aard van onze motie toe te lichten. Wij verzoeken de Commissie een verklaring af te leggen niet alleen over de situatie van de Roma in Italië, maar over zowel hun situatie aldaar als in Europa in het algemeen. Tijdens onze fractievergadering van vandaag bespraken wij het feit dat er momenteel sprake is van een zeer moeilijke situatie in Italië. We willen echter geenszins suggereren dat deze situatie zich alleen in Italië voordoet of dat de bescherming van minderheden en de sociale integratie van de Roma specifiek Italiaanse vraagstukken zijn. Wij hebben Italië alleen genoemd omdat het probleem daar momenteel op grote schaal aan de oppervlakte komt.

Wij willen van de Commissie weten wat zij de afgelopen jaren met de aanzienlijke middelen die we ter beschikking hebben gesteld, heeft gedaan om plaatselijke projecten op doeltreffende wijze te ondersteunen, teneinde een scenario zoals we dat thans in Italië zich zien voltrekken, te voorkomen.

Waar wij dus om vragen is een algemeen debat. Het uitgangspunt daarvan zou de situatie in Italië zijn, maar laat mij er uitdrukkelijk op wijzen dat ik me niet alleen op de situatie in Italië wil richten. Er zijn naast de situatie in Italië nog vele andere factoren die we in overweging moeten nemen. We willen vooral van de Commissie weten wat zij in het verleden heeft gedaan en welke maatregelen zij in de toekomst denkt te nemen. Daarom zouden wij de Commissie dankbaar zijn als zij dinsdag daarover een verklaring zou kunnen afleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Verts/ALE-Fractie steunt dit voorstel, en wel op twee punten, omdat wij het belangrijk vinden om te bespreken wat er in de Europese Unie op zich met de Roma gebeurt – waarbij we ons maar al te bewust zijn van de recente gebeurtenissen in Italië – en ook omdat we allemaal weten dat de Europese Unie de middelen heeft om tussenbeide te komen, maar dat die middelen onvoldoende bekend zijn en tijdens besprekingen meestal niet aan bod komen.

Vanuit beide perspectieven vinden we het uitstekend om dit debat te voeren, maar we vrezen dat dit waarschijnlijk niet het laatste zal zijn, tenminste voor zover het Italië betreft.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Conferentie van voorzitters heeft dit niet voorzien, maar er is duidelijk wel ruimte hiervoor op de agenda. In september 2007 hebben we hierover al een debat gevoerd. De situatie van de Roma is een reëel probleem, voor Europa in het algemeen en voor Roemenië in het bijzonder, waar we ons van bewust waren toen we Roemenië bezochten. Ik geloof dat het debat over dit vraagstuk voor september gepland staat. Zou het niet beter zijn – zoals onze fractie voorstelt – als het probleem dat zich in Italië voordoet eerst wordt besproken door de Commissie burgerlijke vrijheiden en een officieel debat hierover in het parlement wordt uitgesteld totdat we ons daarop hebben voorbereid? Dat is het standpunt van de PPE-DE-Fractie.

 
  
  

(Het Parlement stemt in met het voorstel.)

Woensdag, donderdag:

Geen wijzigingen.

(De agenda wordt aldus vastgesteld.)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, voor de goede orde wil ik hierbij aankondigen dat we van plan zijn om te verzoeken de stemming over het verslag-Grosch, dat over rusttijden en de problematiek van de buschauffeurs gaat, uit te stellen. Er is een beginselakkoord tussen werkgevers en werknemers en we willen dit graag in het verslag-Grosch terugzien. Ik wil de andere fracties slechts nu al waarschuwen dat we om uitstel van de stemming zullen vragen.

 

19. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, er bestaat al meer dan twee jaar een vacature voor de functie van administrateur op het Informatiebureau van het Europees Parlement in Luxemburg. Ik zou graag willen weten wat de advertentie voor deze post heeft opgeleverd; hoe kwam het dat bij één kandidaat het sollicitatiedossier niet volledig was en wat ontbrak er aan dit dossier? Waarom hebben wij geen informatie hierover gekregen? Ik zou ook willen weten hoe de administratie deze post denkt te vervullen waarvoor al zo lang een vacature bestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Masip Hidalgo (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank voor uw woorden aan het begin van deze plenaire vergadering voor de nabestaanden van de vermoorde agent van de Guardia Civil, de Spaanse strijdkrachten en natuurlijk voor het Spaanse volk. Dank u, mijnheer de Voorzitter.

De enige manier om de ETA en de terroristen te verslaan is mijns inziens als wij ons gezamenlijk blijven inzetten voor de strijd tegen het terrorisme.

Naar mijn mening moeten alle Europese democraten in deze gezamenlijke taak hun eensgezindheid en hun steun aan de regeringen van Spanje en Frankrijk tonen en we moeten de absurde scheidslijnen van het recente verleden achter ons laten. Laten we tonen dat we één gezamenlijk front vormen tegen het terrorisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Jelko Kacin (ALDE). - (SL) Op 28 april werd een vliegtuig van de Macedonische luchtvaartmaatschappij MAT, dat met 76 passagiers onderweg was naar Egypte, gedwongen in Istanbul te landen omdat de Griekse autoriteiten het geen toestemming wilden geven om door het Griekse luchtruim te vliegen.

In februari hadden de Griekse autoriteiten MAT een vergunning voor chartervluchten naar Corfu geweigerd, waarvoor de naam van de luchtvaartmaatschappij, MAT (Macedonian Airlines), als reden werd aangevoerd. De doelstelling van de Multilaterale Overeenkomst betreffende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte, die in juni 2006 werd getekend, was de gemeenschappelijke luchtvaartruimte met buurlanden, met inbegrip van de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, uit te breiden.

Op grond van het Verdrag zijn de Griekse autoriteiten verplicht aan het verzoek van MAT te voldoen. Het tegenhouden van MAT-vluchten door de Griekse autoriteiten vormt een inbreuk op de toepasselijke wetgeving, op de EU-Verdragen, en op de internationale wetgeving betreffende het luchtvaartverkeer. Het aanvoeren van de naam van de luchtvaartmaatschappij als reden voor deze beslissing is tevens in strijd met de gemeenschappelijke Europese waarden.

Ik zou graag willen vernemen welke maatregelen de Europese instellingen en de Commissie voorstellen om een eind te maken aan deze discriminerende praktijk, die in strijd is met het vrije verkeer van personen, goederen en diensten, en gericht is tegen kandidaat-lidstaten van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  László Tőkés (Verts/ALE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, in het oostelijke deel van de Centraal-Europese regio hebben we ook te maken met de negatieve erfenis van het communisme voor het milieu. Dit mag in geen geval als een zuiver binnenlandse aangelegenheid worden opgevat; het is een gemeenschappelijk Europees probleem dat ons allen aangaat. Toen de regimewisseling tot stand kwam, waren onze landen, waaronder ook Roemenië, onvoorbereid wat betreft strategieën voor milieubescherming.

Ik steun het verslag van de heer Hartmut Nassauer van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten (PPE-DE-Fractie) over de bescherming van het milieu door het strafrecht, en ik wil dat degenen die ernstige schade toebrengen aan het milieu op grond van het strafrecht daarvoor aansprakelijk worden gesteld door de wetgeving van de Europese Unie aan te scherpen en op de naleving daarvan toe te zien.

De toepassing van cyanidetechnologie in Roşia Montană (Verespatak) moet worden verboden. De verwoesting van bossen in het Szeklerland en andere regio’s in Roemenië is ook schadelijk voor het milieu. De snelweg die wordt aangelegd in Transsylvanië zou eveneens ernstige schade aan het milieu kunnen toebrengen. De werkzaamheden aan het Bystroye Kanaal in de Oekraïne duren voort. In Bulgarije wordt een nieuwe kerncentrale gebouwd nadat deze lidstaat gedwongen was de centrale in Kozloduy te sluiten. Wij moeten meer aandacht besteden aan deze problematiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in het debat over het Verdrag van Lissabon in Duitsland beweren sommige linkse fracties, zich beroepend op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat met het Verdrag de doodstraf weer zou worden ingevoerd, zodat – zo beweren zij – mensen kunnen worden geëxecuteerd teneinde een opstand te onderdrukken. In wezen getuigt dit van een ongehoorde minachting van het EVRM, welke de onvervreemdbare kern vormt van het Europese waardensysteem en het symbool is van een Europa dat zich inzet voor vrede, vrijheid en de rechtsstaat.

Ik vind het schokkend dat de mensen aan dit soort bangmakerij ten aanzien van de EVRM worden blootgesteld, waar de EU op grond van de bepalingen van het Verdrag van Lissabon in mee zal gaan. Tevens protesteer ik met kracht tegen de verklaringen van sommige aanhangers van links waarin het Hervormingsverdrag wordt vergeleken met Hitlers machtigingswet van 1933. Dit is niet alleen volkomen absurd, maar komt ook neer op een bagatellisering van het Duitse fascisme. Daarmee worden de grenzen van het fatsoen en de moraal overschreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Groot-Brittannië behoort tot de zeven landen die wetgeving voorstellen om een kaderbesluit van de Raad voor gemeenschappelijke regels betreffende de tenuitvoerlegging van verstekvonnissen aan te nemen. Dit betekent dat een Britse staatsburger in een vreemd land kan worden verhoord, schuldig bevonden en veroordeeld zonder op de rechtszitting aanwezig te zijn, en vervolgens naar dat land kan worden vervoerd om zijn straf uit te zitten. Dit betekent dus dat hij zich niet in een proces kan verdedigen, maar zijn onschuld moet aantonen nadat hij al veroordeeld is.

Hoewel er een bepaling bestaat die voorziet in de mogelijkheid tot hernieuwde behandeling, wordt deze mogelijkheid niet in alle rechtsstelsels van de EU-lidstaten erkend. Dit betekent een verdere afbraak van het habeas corpus-beginsel en van de vrijwaring tegen willekeurige arrestatie en opsluiting – rechten die Britse staatsburgers al van oudsher genieten en die het fundament vormen van het Engelse recht en de Engelse vrijheden. Alles wat goed was aan Groot-Brittannië wordt geleidelijk aan om zeep geholpen als gevolg van het lidmaatschap van deze verderfelijke Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de activiteiten van de Bulgaarse autoriteiten in de afgelopen weken wijzen er opnieuw duidelijk op dat zij noch nu, noch in de toekomst ook maar enigszins van plan zijn om het grootste probleem voor ons land van dit moment – het hervormen van het justitiële stelsel en onze binnenlandse aangelegenheden – aan te pakken. In plaats van het leven en de rechten van burgers te beschermen, hebben de president, de premier, het openbaar ministerie, het ministerie van Binnenlandse zaken en de burgemeester van Sofia zich verenigd tot een symbiotische eenheid en gebruiken ze de beschikbare machtsmiddelen alleen voor politieke intimidatie van degenen die het niet met hen eens zijn.

Wat nog erger is: de meeste media in Bulgarije, die toch het betrouwbaarste beschermingsmechanisme horen te vormen voor de onomkeerbaarheid van het democratiseringsproces in ons land, hebben zich uit financieel belang bij de criminele elementen en de gevestigde macht aangesloten en zijn hun vurigste beschermers en handlangers geworden.

Iedereen die het niet eens is met het officiële standpunt wordt de mond gesnoerd en wordt het onmogelijk gemaakt om zich in het openbaar uit te spreken. Helaas zijn al onze pogingen om deze kwesties in Bulgarije aan de orde te stellen en te bespreken gestuit op heftige weerstand van de corrupte autoriteiten. Om die reden zijn wij gedwongen ons tot het Europees Hof van Justitie te wenden teneinde de soevereiniteit van ons land in stand te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag iets zeggen over de zeer kritieke en uiterst verontrustende situatie in Libanon.

In het Parlement hebben we de situatie nauwlettend gevolgd en vele malen gedebatteerd over de gevolgen van een aanhoudende crisis die wordt veroorzaakt door de steeds slechter functionerende instellingen, het onvermogen tot het kiezen van een president van de republiek, de economische impasse als gevolg van de bezetting van het commerciële en bestuurlijke centrum, en de angst voor terroristische aanslagen.

Deze situatie heeft geleid tot allerlei soorten geweldplegingen door Hezbollah, tengevolge van het besluit van de regering om het ongebreidelde telecommunicatienetwerk van deze organisatie plat te leggen.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil u eraan herinneren dat er in Qatar een delicate nationale raadpleging aan de gang is. We moeten hoe dan ook proberen om deze nationale dialoog, die met volledige inachtneming van het algemeen belang van de burgers van Libanon en hun verlangen naar welvaart, veiligheid en nationale onafhankelijkheid dient te worden gevoerd, te stimuleren.

Laten we gebruik maken van alle mogelijkheden die onze Associatieovereenkomst met het land biedt.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen verzoeken om samen met mij namens het Europees Parlement alle troepen van de lidstaten van de Europese Unie die in Tsjaad dienen veel succes te wensen. Deze zeer risicovolle EU-missie, die gesteund wordt door de Verenigde Naties, zal bestaan uit 4 000 man aan grondtroepen van de lidstaten, die ernaar zullen streven de 430 000 vluchtelingen en in eigen land ontheemden die momenteel in 42 kampen wonen, te beschermen en bij te staan. Onder hen zijn vele honderden Ierse militairen die de trotse traditie van het Ierse leger als vredeshandhavers en verleners van humanitaire bijstand volgen.

Deze missie is een voorbeeld van wat wij in Europa momenteel kunnen doen, en bovendien ook een aanwijzing van hoe we de zaken nog doeltreffender en tijdiger zouden kunnen aanpakken zodra we de humanitaire hulp, de opdrachten van Petersberg en de bepalingen van het gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid van het Verdrag van Lissabon kunnen uitvoeren.

Ik zou u dringend willen vragen, mijnheer de Voorzitter, om onze beste wensen aan de grondtroepen over te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Watson (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de situatie van de Roma-minderheid en burgers van de nieuwe lidstaten in Italië aan de orde stellen. De afgelopen dagen heeft de politie invallen gedaan in Roma-gemeenschappen in Rome. Voor 118 van deze gedetineerden werd een bevel tot uitzetting gegeven en de nieuwe burgemeester heeft gezegd dat hij 20 000 mensen zal uitzetten. Er zijn brandaanslagen gepleegd op Roma-kampen in de voorsteden van Napels, waarbij de menigte verhinderde de brandweer door te laten om de branden te blussen. Honderden immigrantengezinnen zijn uit angst voor hun leven gevlucht en er zouden kinderen vermist zijn. Mijn collega Viktória Mohácsi is in Rome geweest. Haar berichten zijn zorgwekkend en ik hoop dat ze de gelegenheid zal krijgen om morgen op de verklaring van de Raad te reageren.

Wij weten dat in veel van onze lidstaten aanslagen op immigrantengemeenschappen een probleem zijn, maar de mate van geweld in Italië is ongewoon. De OVSE heeft Italië ervan beschuldigd de migranten te stigmatiseren en ik krijg de indruk dat de aard van de recente verkiezingscampagne tot een cultuur van straffeloosheid heeft geleid ten aanzien van degenen die deze aanslagen plegen. Zelfs commissaris Frattini, die als eerste het woord heeft gericht tot de nieuwe lidstaten over de integratie van etnische minderheden, zet momenteel vraagtekens bij de overeenkomsten van Schengen. Dit vraagstuk gaat heel Europa aan. Het raakt aan de kern van de redenen voor de oprichting van de Europese Unie en ik wil de Commissie en de Raad dringend verzoeken om de zaak te bespreken en te bekijken hoe we hierbij kunnen helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de voorzitter, tijdens de top van Lima werden er door een lid van het Europees Parlement amendementen op de resolutie over armoede en sociale uitsluiting ingediend die een pro-abortusstandpunt vertegenwoordigden. Dit is een kwestie dat buiten de beslissingsbevoegdheid van de instellingen van de Europese Unie valt. Over dergelijke onderwerpen wordt beslist op grond van het nationale recht.

Tijdens de beraadslagingen van de Commissie sociale zaken, menselijke betrekkingen, milieu, onderwijs en cultuur hebben de vertegenwoordigers van het Europees Parlement het amendement verworpen, waarbij de vertegenwoordigers van de twee parlementen van de continenten afzonderlijk hebben gestemd. Dit betekende dat de commissie het niet heeft goedgekeurd. Geen van beide parlementen was van mening dat het de moeite waard was om te worden aangenomen. Tussen de beraadslagingen van de commissie en de plenaire werkzaamheden door werd de stemmingsprocedure gewijzigd in een gezamenlijke stemming door vertegenwoordigers van beide parlementen. Vervolgens werden de amendementen, dankzij de stemmen van de Latijns-Amerikaanse parlementsleden aangenomen. Instemming met deze gang van zaken zou betekenen dat ieder van ons namens de Europese Unie in internationale documenten bepalingen zou kunnen laten opnemen die het mandaat van de EU overstijgen en de EU daarvoor de verantwoordelijkheid laten dragen. Ik maak bezwaar tegen dergelijke praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Strož (GUE/NGL). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben van mening dat een zeer ernstig verschijnsel, de opkomst van nationalistische paramilitaire groeperingen in sommige lidstaten, in het bijzonder de Tsjechische Republiek en Hongarije, dringend moet worden aangepakt door de organen en instellingen van de Unie die zich met dit onderwerp bezighouden. Zoals u weet, zijn er in deze landen zogeheten nationale gardes geformeerd welke door de overheidsinstanties worden getolereerd. Deze extreem-rechtse organisaties hebben zich ten doel gesteld het nationalisme en racisme te steunen, en buitenlanders en iedereen met linkse standpunten te intimideren. Dit werd enkele dagen geleden in Praag duidelijk aangetoond. Terwijl de Hongaarse Garde zich er voornamelijk op richt de betrekkingen tussen de Hongaren en de buurlanden te vernietigen, is de eveneens onverdraagzame Tsjechische Garde een intimidatie-instrument aan het worden dat niet alleen tegen linkse maar tegen alle democratisch gezinde burgers gericht is. Deze organisaties, die niet verenigbaar zijn met de gedachte van een Europa dat gebaseerd is op vriendschap tussen staten, zijn des te gevaarlijker omdat zij zowel voormalige als huidige leden van de strijdkrachten van deze landen rekruteren. Ik wil u dringend op deze feiten wijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Mann (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Conferentie van voorzitters heeft onlangs besloten de invloed van de interfractionele werkgroepen te beperken. Onze vergaderingen kunnen in Straatsburg voortaan alleen op donderdag worden gehouden. Op die dag kunnen bijvoorbeeld mensenrechtendeskundigen geen interfractievergaderingen bijwonen, omdat zij op de sprekerslijst staan voor debatten over dringende kwesties. Bovendien vertrekken de meeste leden op donderdagmiddag naar hun kiesdistricten, en moeten velen verschillende uren reizen voordat zij thuis zijn.

Hoewel ik volledig begrip heb voor de noodzaak om voldoende tijd uit te trekken voor wetgevingswerkzaamheden, zijn de interfractionele werkgroepen van essentieel belang. We hebben vrijwillig de krachten gebundeld om kwesties te bestuderen waarvoor in de commissie onvoldoende tijd is, zoals Tibet, de bescherming van het gezin en het kind, de Vierde Wereld, de Baltische regio of dierenwelzijn. We laten ons zien en we laten ons horen, en we zijn verantwoordelijk voor veel van de initiatieven die van het Europees Parlement afkomstig zijn. Uitgerekend deze meest actieve leden van het Europees Parlement wordt de mond gesnoerd, zij worden in hun werk belemmerd en voor een voldongen feit gesteld door de beslissing dat ze niet meer op dinsdag of woensdag bijeen mogen komen. Wilt u er alstublieft voor zorgen, mijnheer de Voorzitter, dat deze onverstandige beslissing wordt teruggedraaid?

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik wil niet verder op deze beslissing ingaan, maar ik moet wel zeggen dat de Voorzitter van het Parlement niet zoveel invloed heeft als u lijkt aan te nemen. Desondanks zal ik natuurlijk deze zaak nader onderzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De paus heeft afgelopen week leden van de Hongaarse Conferentie van Katholieke Bisschoppen in het Vaticaan verwelkomd. Tijdens deze audiëntie sprak het hoofd van de katholieke kerk zijn waardering uit voor de activiteiten van de Hongaarse kerk en bekritiseerde de seculiere staat, welke, zo zei hij, nadelig is voor het gezin; hij veroordeelde de wet die het geregistreerd partnerschap van ongetrouwde paren toestaat omdat deze het samenwonen van ongetrouwde paren wettelijk toestaat en burgerlijke rechten toekent aan homoseksuele partnerschappen. Hij verklaarde dat deze wet niet alleen in strijd is met de kerkelijke doctrines, maar ook met de Hongaarse grondwet.

In het seculiere Europa mengen de lidstaten zich niet in religieuze zaken en oefent de kerk geen ideologische druk uit op de staat. Door het Verdrag van Lissabon worden de grondrechten van de mens, waaronder vrijheid van godsdienst, gewaarborgd en de betrekkingen tussen de EU en de kerken vastgelegd.

Samenwerking is echter alleen mogelijk op basis van wederkerigheid en om die reden verzoeken wij de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, te handelen op basis van het mandaat dat hem is verleend en een dialoog met de katholieke kerk op gang te brengen teneinde het seculiere Europa en de Europese waarden te beschermen. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag nog even doorgaan op het onderwerp dat mijn collega Thomas Mann naar voren bracht over het verplaatsen van de interfractievergaderingen naar de donderdagmiddag. Als het de bedoeling is om het voor leden van het Europees Parlement gemakkelijker te maken zich meer op de plenaire vergaderingen te concentreren, dan heb ik daar sterke twijfels over. In zekere zin behoort het tot ons werk om een manusje-van-alles te zijn, om onze tijd te verdelen tussen verschillende activiteiten, en een dergelijke maatregel kan ook niet voorkomen dat de meeste leden van het Europees Parlement op donderdagmiddag vertrekken, omdat ze het vliegtuig naar huis moeten halen om de volgende dag – vrijdag - hun kiezers te ontmoeten. En ik vrees dat op deze manier de interfractievergaderingen door de plenaire vergaderingen en de werkzaamheden voor de kiesdistricten in het gedrang zullen komen. Dat zou een zware slag zijn voor hun levendige activiteiten.

Misschien is het het beste om het aan de interfractionele werkgroepen over te laten om met de meest praktische en flexibele modus vivendi te komen, en ik voel mij gesteund door uw antwoord aan
Thomas Mann, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Guy-Quint (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het is enigszins verontrustend dat de Commissie herinnerd zou moeten worden aan haar verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige uitvoering van het Europees beleid op elk nationaal grondgebied.

Gebleken is dat de Franse regering de regio Auvergne ongelijk heeft behandeld door deze de verantwoordelijkheid voor het beheer van de middelen van het Europees Sociaal Fonds ten aanzien van de lokale werkgelegenheidsplannen te ontnemen. De houding van de regering is onbegrijpelijk. De betrokken organen hebben op bestuurlijk gebied een uitstekende staat van dienst en dit vooringenomen besluit brengt de structuren in gevaar die jarenlang de basis hebben gevormd om de armste bevolkingsgroepen aan de maatschappij te laten deelnemen.

De Europese Commissie moet de Franse regering herinneren aan haar opdracht om consequent te zijn en de regels betreffende de uitvoering van Europese financiering te eerbiedigen. Het mag niet zo zijn dat overeenkomsten met de Europese Unie in verschillende delen van hetzelfde land worden toegepast op een manier die tweedracht zaait en op vooringenomenheid duidt.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de opening van de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst van de EU met de Russische Federatie heeft enkele tegenslagen gekend, vanwege het gedrag van sommige lidstaten, dat velen als obstructief zouden kunnen opvatten. Ik ben blij dat het voorzitterschap van de EU-Raad, de Commissie en Litouwen inmiddels tot overeenstemming zijn gekomen, waardoor we in staat zijn om de oude overeenkomst, die vorig jaar afliep, te hernieuwen.

Door de onderhandelingen met Rusland te vertragen, zagen we de poten onder onze eigen stoel vandaan. Er zijn verschillende onderwerpen, variërend van het milieu en energie tot visaregelingen, immigratie, grensoverschrijdende projecten en onopgeloste kwesties met betrekking tot Georgië en Moldavië, waarvoor een omvattende politieke overeenkomst over gemeenschappelijke doelstellingen en maatregelen noodzakelijk is. Ik vertrouw erop dat de Commissie tijdens de onderhandelingen van haar mandaat gebruik zal maken op een wijze die in het belang is van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE). - (HU) Dank u dat ik het woord mag voeren, mijnheer de Voorzitter. Dames en heren, de aanstaande top EU-Rusland in Siberië zou nieuwe mogelijkheden kunnen bieden. Eén mogelijk belangrijk resultaat van de bijeenkomst zal het bilaterale verdrag zijn, dat de betrekkingen tussen de twee partijen op lange termijn zou kunnen vastleggen. Energievraagstukken moeten een belangrijke plaats krijgen in deze overeenkomst, terwijl tegelijkertijd het principe van wederkerigheid niet uit het oog verloren mag worden.

Een belangrijke voorwaarde voor het opbouwen van wederkerigheid is de ratificatie door Rusland van het Verdrag inzake het Energiehandvest. Dit verdrag zorgt voor transparante betrekkingen op de energiemarkt, draagt bij aan de continuïteit van de voorziening en stimuleert investeringen. Al deze punten zijn ook voor Rusland van vitaal belang. Immers, wanneer er onvoldoende kapitaal in ontwikkeling wordt geïnvesteerd, zou Rusland zich plotseling in een positie kunnen bevinden waarin het niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Ratificatie van het Verdrag inzake het Energiehandvest door het Kremlin is dus in het belang van beide partijen.

Het succes van de komende top zal afhangen van de vraag of de lidstaten in staat zullen zijn om de kortetermijnoverwegingen los te laten en ter bescherming van het gemeenschappelijk belang met één stem te spreken. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, eerder gaf u aan dat u niet almachtig was; niettemin ben ik ervan overtuigd dat u over voldoende macht beschikt om besluiten van de Conferentie van voorzitters uit te voeren.

Op 24 april van dit jaar besloot de Conferentie van voorzitters terecht om de quaestoren te verzoeken hun besluit van 26 september 2007 om faciliteiten op het terrein van het Europees Parlement aan te wijzen voor het “European Parliament for the European Business and Parliament Scheme”, te heroverwegen.

Tijdens onze laatste vergaderperiode hebben we het verslag Stubb/Friedrich over lobbyisten aangenomen. Eerlijk gezegd, wanneer vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties zich binnen een parlementaire instelling vestigen, lijkt het mij dat er dan twee zaken worden gecombineerd die gescheiden moeten blijven en dat er een vertekend beeld wordt gegeven van onze betrekkingen met de sociale partners – een stap die in het geheel niet past in de parlementaire traditie van de Europese Unie.

Voorts begrijp ik niet waarom we – na dat besluit van de Conferentie van voorzitters – namens uzelf van de heer Vidal-Quadras, vicevoorzitter van het Parlement, een uitnodiging hebben ontvangen voor een lanceringsceremonie voor het “European Parliament for the European Business and Parliament Scheme” op 3 juni.

Ik hoop, mijnheer de Voorzitter, dat u uw volledige gezag zult laten gelden om de orde hier te herstellen en ervoor te zorgen dat het besluit van de Conferentie van voorzitters wordt geëerbiedigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Filiz Hakaeva Hyusmenova (ALDE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, het volgende monitoringverslag over Bulgarije wordt binnenkort uitgebracht. Als vicevoorzitter van de Commissie regionale ontwikkeling en lid van de Beweging voor Rechten en Vrijheden, een partij die tot de heersende meerderheid behoort, heb ik de uitvoering van het Verdrag inzake de toetreding van Bulgarije tot de EU nauwlettend gevolgd. Het stemt me positief dat de regering van ons land de laatste maanden opnieuw een onbevooroordeelde analyse van de probleemgebieden heeft uitgevoerd en uiting heeft gegeven aan haar vastberadenheid om deze aan te pakken.

Een kenmerkend feit is dat er, om de aanwending van de Europese fondsen te verbeteren, een nieuwe post van vicepremier is gecreëerd om toezicht te houden op de operationele programma’s en deze te coördineren. Hierdoor zal de communicatie met de Europese Commissie beter verlopen en ook zal zij (de vicepremier) erop toezien dat de gedane verbintenissen worden nagekomen.

Er zijn structurele veranderingen op gang gebracht om het functioneren van de administraties binnen de ministeries en staatsagentschappen te stroomlijnen. In de regering hebben er wisselingen van ministers plaatsgehad, men is bezig het wettelijk kader van binnenlandse zaken en veiligheid aan te passen en topambtenaren worden vervangen. De nieuwe minister van Binnenlandse zaken neemt maatregelen om corruptie en misdaad te bestrijden.

Bulgarije gaat verder op de weg naar cohesie met de lidstaten en ik vertrouw erop dat de Europese instellingen de inspanningen van ons land objectief zullen beoordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE).(LT) Ik maak van deze gelegenheid gebruik om het woord te voeren over de diplomatieke vertegenwoordiging van de EU in Wit-Rusland.

Kort geleden werd er in Minsk een kantoor van de Europese Commissie geopend. In totaal hebben veertien lidstaten een diplomatieke vertegenwoordiging in de Wit-Russische hoofdstad. Twee andere EU-landen – Nederland en Finland – bestrijken Wit-Rusland vanuit andere EU-landen. Echter, maar liefst elf lidstaten bestrijken Wit-Rusland vanuit Moskou. Een paar voorbeelden daarvan zijn Oostenrijk, België, Griekenland, Denemarken, Spanje en ook, helaas, Slovenië – het land dat momenteel het voorzitterschap van de EU bekleedt. Naar mijn mening wordt hierdoor aan de bevolking van Wit-Rusland het verkeerde signaal gegeven, vooral nu deze met veel moeite bezig is om de plannen van het regime tegen te houden om Wit-Rusland aan Rusland op te offeren. Ik ben van mening dat het tijd is er bij alle lidstaten op aan te dringen de diplomatieke vertegenwoordiging in Wit-Rusland in het land zelf te stationeren en niet in Moskou.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dit punt is afgesloten.

 

20. Bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0154/2008) van de heer Nassauer, namens de Commissie juridische zaken, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake milieubescherming door het strafrecht (COM(2007)0051 – C6-0063/2007 – 2007/0022(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Hartmut Nassauer, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie zoekt haar toevlucht tot het strafrecht. Met andere woorden, in de toekomst moeten uit naam van de Europese Unie vonnissen worden uitgesproken en moeten deze bevoegdheden aanvankelijk worden uitgevoerd met betrekking tot inbreuken op het milieurecht. Dit is een verregaande en opmerkelijke stap, omdat het strafrecht eigenlijk niet onder de bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het is zelfs een van de kerngebieden van de nationale soevereiniteit van de lidstaten.

Dat is nu precies de reden waarom er twee uitspraken van het Europees Hof van Justitie voor nodig waren om de weg voor deze richtlijn te openen. Op zich is dat merkwaardig, omdat zowel de Raad als de Commissie en het Parlement het er al lange tijd over eens zijn dat strafmaatregelen goede instrumenten zijn voor de handhaving van het milieurecht. Het heeft echter enkele jaren geduurd om vast te stellen waar de verantwoordelijkheid voor dergelijke maatregelen lag – bij de lidstaten op basis van kaderbesluiten of bij de Gemeenschap op basis van een richtlijn.

Het Europees Hof van Justitie onderschreef het standpunt dat de Commissie had ingenomen, wat niet zo verrassend is. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat het conflict, nu de angel eruit is, zich nogmaals zal voordoen, aangezien het Verdrag van Lissabon het probleem aanpakt en zich veel meer ten gunste van de Gemeenschap uitspreekt dan de uitspraken van het EHvJ.

Dit is nu precies de reden waarom we al in eerste lezing tot overeenstemming zijn gekomen. We wilden voorkomen dat we de hele procedure weer opnieuw moesten starten als er dit jaar geen oplossing zou komen. Rekening houdend met een wijziging in de materiële rechtsgrondslag, en met de Europese verkiezingen in het vooruitzicht zou er ongetwijfeld weer behoorlijk wat tijd zijn verstreken voordat de passende wetgeving zou kunnen worden vastgesteld. Dat is de reden waarom we unaniem van mening waren dat we alles in het werk moeten stellen om in eerste lezing tot overeenstemming te komen. Wanneer ik “wij” zeg, dan bedoel ik het Sloveense voorzitterschap – en ik vind het erg jammer dat het hier niet vertegenwoordigd is, vooral omdat ik ter ere van hen een smaakvolle stropdas om gedaan heb – de Commissie en de schaduwrapporteurs, die ik speciale hulde wil brengen voor hun vriendschappelijke, constructieve en van ter zake kundigheid getuigende samenwerking. Het was een genoegen om met hen samen te werken.

De nieuwe richtlijn berust op drie pijlers, waarvan ik ten minste een korte schets zou willen geven. Ten eerste hebben we niet alleen de criminele handelingen gedefinieerd die voortaan strafbaar zouden zijn, maar ook in een bijlage de specifieke bepalingen uiteengezet op grond waarvan wetsovertreders in staat van beschuldiging kunnen worden gesteld. Dit is in overeenstemming met het beginsel van nulla poena sine lege. Het is dus niet zo dat iedere willekeurige overtreding strafbaar zal worden gesteld, maar slechts de inbreuk op de wettelijke bepalingen die nauwkeurig in de bijlagen omschreven zijn. Het was belangrijk om dit beginsel in de wetgeving vast te leggen.

Het tweede punt is dat, tot op zekere hoogte, het beginsel van proportionaliteit in de richtlijn is opgenomen. Het doel van de richtlijn kan niet zijn om iedereen die ook maar de meest onbenullige milieuovertreding begaat een maximale straf toe te bedelen, maar juist om de zwaardere overtredingen te bestrijden. Om die reden zouden lichte overtredingen op grond van de richtlijn niet strafbaar zijn.

Ten derde hebben we ook vastgelegd dat er alleen sprake kan zijn van strafbaarheid bij onrechtmatig gedrag. We hebben unaniem deze drie beginselen in het ontwerp opgenomen. We hebben ontegenzeglijk ook de definities verbeterd. Ik ben bijzonder benieuwd naar het debat. Ik zou alle parlementsleden die dit compromis hebben mogelijk gemaakt nogmaals willen bedanken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Nassauer. U noemde de bijzondere kwaliteit van uw stropdas. Ik had die ook opgemerkt maar durfde er niets over te zeggen. Maar nu u dat zelf hebt gedaan, wil ik graag bevestigen dat die me inderdaad was opgevallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Nassauer en ik dragen misschien niet helemaal dezelfde stropdas, maar desondanks heeft hij mijn volledige steun voor het werk dat hij heeft verricht – en mijn oprechte dank daarvoor.

De Commissie is verheugd over de resultaten van de onderhandelingen met het Parlement en de Raad, en het feit dat het mogelijk lijkt al in eerste lezing tot overeenstemming te komen. Dit is een nieuw succes op het conto van de drie instellingen en het toont aan, mijnheer de Voorzitter, dat de medebeslissingsprocedure bijzonder effectief is, zelfs wanneer de vraagstukken gecompliceerd en lastig zijn. Ik moet zeggen dat de heer Nassauer, als rapporteur van de Commissie juridische zaken, de rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer en de schaduwrapporteurs allen hard en constructief met het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben gewerkt om dit compromis van de triloog, dat hier vandaag op tafel ligt, te bewerkstelligen.

De heer Nassauer heeft de belangrijke punten goed toegelicht, dus ik zal kort zijn. Het is waar dat het milieu alleen op doeltreffende wijze kan worden beschermd bij een daadwerkelijke en volledige omzetting van het communautair beleid. Het strafrecht vormt in dit opzicht een onmisbaar werktuig. In geval van de ernstigste delicten kan alleen via zware strafrechtelijke sancties een afschrikwekkende werking worden bereikt, waarbij er altijd rekening mee moet worden gehouden, zoals u al opmerkte, dat het beginsel van proportionaliteit wordt geëerbiedigd.

Hoewel de Commissie de strafmaten graag nader tot elkaar had gebracht, werd dit door de uitspraak van het Hof van Justitie van oktober 2007, op de rechtsgrondslag van het Verdrag onmogelijk gemaakt, en het arrest van het Hof moet worden geëerbiedigd. Maar zelfs al worden de strafmaten niet nader tot elkaar gebracht, dan zal de richtlijn nog steeds aanzienlijk bijdragen tot een meer doeltreffende bescherming van het milieu – niet in het minst vanwege het afschrikwekkende effect dat ervan uitgaat. De lidstaten zullen overeenstemming bereiken over de definities van milieudelicten, de mate van aansprakelijkheid van rechtspersonen voor dergelijke delicten, en over de noodzaak om effectieve, evenredige en afschrikwekkende sancties in te voeren.

Daarom hopen wij en vertrouwen wij erop, gezien wat we al hebben gedaan, dat dit allemaal tot stand kan worden gebracht. De Overeenkomst van de Raad van Europa inzake de bescherming van het milieu door het strafrecht is tien jaar geleden hier in Straatsburg ondertekend – en is nog steeds niet van kracht geworden! Daarom is het hoog tijd dat we binnen het strafrecht een effectief Europees wettelijk instrument creëren betreffende de bescherming van het milieu. Ik reken op de steun van het Parlement zodat we onverwijld ons doel kunnen bereiken, en ik wil nogmaals de rapporteur bedanken.

Ten slotte: de Commissie dient bepaalde verklaringen af te leggen die deel uitmaken van het compromis dat met de wetgevende instellingen is overeengekomen. Ik zal deze verklaringen thans voorlezen, mijnheer de Voorzitter.

Verklaring nr. 1: de Europese Commissie neemt kennis van het volgende amendement dat door de parlementaire Commissie juridische zaken is goedgekeurd. “Wanneer blijkt dat een voortdurende activiteit na een bepaalde periode tot milieuschade leidt, die op zijn beurt aanleiding kan geven tot strafrechtelijke aansprakelijkheid uit hoofde van deze richtlijn, moet de vraag of de veroorzaker van de schade opzettelijk of nalatig heeft gehandeld, met betrekking tot het tijdstip worden behandeld waarop de veroorzaker van de schade wist van de feiten van het delict, of daarvan had moeten weten, en niet met betrekking tot het tijdstip waarop de veroorzaker van de schade met zijn activiteiten begon. Er moet in dit verband op worden gelet dat een eerdere verlening van een vergunning, licentie of concessie onder dergelijke omstandigheden geen rechtvaardiging vormt.” De Commissie heeft alle begrip voor de bezorgdheid die in dit amendement tot uiting komt. Deze zaken behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten en we hebben er vertrouwen in dat de lidstaten deze belangrijke vragen in overweging zullen nemen.

Verklaring nr. 2 van de Europese Commissie: de secundaire wetgeving die verband houdt met bijlage B van deze richtlijn, betreffende gezondheid en veiligheid en die bedoeld is om het publiek en het milieu tegen de gevaren te beschermen die het gevolg zijn van activiteiten waarbij ioniserende straling ontstaat, werd goedgekeurd op basis van het Euratomverdrag. De verplichting van lidstaten om strafrechtelijke sancties in te voeren ingevolge de richtlijn heeft daarom ook betrekking op wederrechtelijke handelingen die in strijd zijn met de bepalingen van de wetgeving die op basis van het Euratomverdrag is goedgekeurd, en deze moeten onder verwijzing naar die wetgeving worden vastgesteld.

Mijn excuses dat ik deze twee teksten moest voorlezen, maar ik moest dit wel zo doen. Nu ik dat gedaan heb, mijnheer de Voorzitter, ben ik nu van plan om mijn volledige aandacht op het debat te richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen graag zeggen dat er niet alleen reden is om de heer Nassauer te complimenteren met zijn stropdas. Er is ook reden om heel veel vriendelijke dingen te zeggen over zijn grote bijdrage bij het vinden van een compromis met betrekking tot deze lastige materie. Het is een uiterst belangrijk besluit dat we nu nemen. Een van de belangrijkste problemen met betrekking tot het milieubeleid van de EU is dat het in de afzonderlijke landen helaas niet uniform ten uitvoer wordt gelegd, en met name niet op uniforme wijze in de afzonderlijke landen wordt beheerd. Dit is dus het probleem dat we nu via deze grote stap voorwaarts proberen op te lossen. In de toekomst zullen we ervoor zorgen dat dezelfde overtreding in alle EU-lidstaten waar deze is gepleegd op dezelfde manier wordt bestraft. Ik ben ook blij dat we nu enkele definities hebben van waar dergelijke overtredingen uit bestaan. We hebben nu een duidelijke lijst, die – zo benadrukken wij – niet statisch maar dynamisch moet zijn, en die laat zien wanneer de fundamentele beginselen van het milieubeleid worden geschonden. In de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid hebben we ons bijzonder ingezet om ervoor te zorgen dat met name de habitatgebieden worden beschermd en we zijn verheugd dat dit onderwerp ook is meegenomen. We hadden ook graag wat meer bijzonderheden gehad over hoe streng de sancties zouden moeten zijn. Dit was op basis van de huidige verdragen helaas niet mogelijk, maar over het geheel genomen zijn we bijzonder ingenomen met het resultaat. Het is een grote stap voorwaarts voor de bescherming van het milieu.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen zomer is Griekenland getroffen door een van de ergste rampen die het de laatste tijd heeft meegemaakt. Meer dan zestig mensen kwamen hierbij om het leven, er waren veel gewonden, en duizenden hectaren werden tot as gereduceerd. Dit was de trieste balans van de branden op de westelijke Peloponnesos, Attica en Evia. Andere mediterrane EU-landen, zoals Spanje, Italië en Portugal, hebben de afgelopen jaren met soortgelijke rampen te maken gehad.

Het stichten van bosbranden brengt mensenlevens en de natuurlijke rijkdom van een gebied in gevaar. Het is ongetwijfeld een van de ernstigste en gruwelijkste misdaden van deze tijd.

Er is een richtlijn van de Commissie voorgesteld voor de bescherming van het milieu door het strafrecht. In deze richtlijn wordt geen rekening gehouden met de definitieve resultaten van het relevante wetgevingsproces, waarin de nadruk meer ligt op de verschillen in de juridisch-technische details dan op inhoudelijke vraagstukken. Er wordt echter een stap in de goede richting gezet; hiermee zijn essentiële middelen voor handen om in de komende jaren het milieu effectiever te beschermen.

Ik wil de rapporteur van het Europees Parlement, de heer Nassauer, graag persoonlijk bedanken voor het inlevingsvermogen waarvan hij in een verzoeningsamendement heeft blijk gegeven door een bepaling te aanvaarden waarin brandstichting als een strafbaar feit wordt aangemerkt. Ik bedank ook de leden van de Spaanse delegatie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten die mijn amendement hebben gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter. Ik geloof dat over een paar jaar zal blijken dat er in deze vergaderperiode van het Europees Parlement een belangrijk precedent is gecreëerd in de ontwikkeling van het recht van de Europese Unie.

In principe heeft de Europese Unie geen bevoegdheid op het gebied van het strafrecht; deze ligt bij de lidstaten zelf. Zoals de rapporteur zei, hebben de twee uitspraken van het Hof van Justitie de weg geopend voor een zekere, zij het beperkte mate van communautaire bevoegdheid op het gebied van het strafrecht.

De heer Jørgensen zei dat het niet om harmonisering gaat maar om de onderlinge afstemming van wetten, en in die zin ben ik van mening dat het Parlement, via zijn rapporteur de heer Nassauer, de Raad en de Commissie, het Sloveense voorzitterschap en commissaris Barrot er allen toe hebben bijgedragen om tot een overeenkomst te komen die voor iedereen acceptabel is.

Zoals ik al zei, praten we nu over harmonisering en niet over de onderlinge afstemming van wetgeving. We gaan de misdaadcategorieën harmoniseren, hetgeen het grondbeginsel is van het strafrecht, en, zoals de heer Nassauer met juridische precisie zei, misdaadcategorieën kunnen niet algemeen of willekeurig van aard zijn.

We huldigen het beginsel van proportionaliteit terwijl we de minimumsancties schrappen, en we leggen het principe vast dat bepaalde gedragingen niet kunnen worden vervolgd wanneer er voor die gedragingen geen sanctie bestaat.

Ik geloof dat de verklaring van de Commissie, met name met betrekking tot nalatigheid en het vaststellen van aansprakelijkheid, ons zal helpen om vorderingen te blijven maken op dit terrein. Verder kunnen we voorlopig nog niet gaan, en ik geloof dat dat alleen mogelijk is wanneer er substantiële wijzigingen in het recht van de Europese Unie, inclusief nieuwe grondwettelijke regels, worden doorgevoerd. Desondanks doet het Parlement, samen met de Raad en de Commissie, er alles aan om de wet inzake de bescherming van het milieu en de overeenkomstige strafrechtelijke regelgeving aan te scherpen, in overeenstemming met de oude Conventie van de Raad van Europa, die voorzag in de vaststelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor inbreuken op milieuverordeningen. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals reeds gezegd, moeten we de heer Nassauer bedanken voor het werk dat hij in verband met deze overeenkomst in eerste lezing heeft verzet; onze bijzondere dank dient ook uit te gaan naar de Commissie, die ons heeft geholpen om tot dit resultaat te komen.

Zoals de heer Medina zojuist heeft gezegd, was het en wordt het ook een opmerkelijke overeenkomst in eerste lezing. Het is een historisch moment in de ontwikkeling van het medebeslissingsproces en in het bijzonder ook voor dit Parlement, dat nog niet eerder betrokken was bij het vaststellen van sancties op het gebied van het strafrecht. Dit is werkelijk een opmerkelijke ontwikkeling. Deze richtlijn zal eindelijk zorgen voor rechtszekerheid op een gebied waarop we in het verleden te maken hebben gehad met een weinig verheffend pingpongspel tussen het Europees Hof van Justitie en de diverse armen van de Europese wetgevende macht. Nu hebben we enige zekerheid en enige duidelijkheid.

Maar het is vooral een zeer positieve ontwikkeling voor de bescherming van het milieu. Als lid van de Commissie verzoekschriften heb ik door de jaren heen geconstateerd dat schade aan het milieu de meest voorkomende aanleiding voor onze burgers is om onze hulp in te roepen bij het ten uitvoer leggen van wat zij vinden dat Europees recht hoort te zijn. Nu kunnen we eindelijk zeggen dat we het effectieve instrument hebben – of behoren te hebben – om ervoor te zorgen dat het Europese milieurecht inderdaad wordt toegepast en gehandhaafd zoals onze burgers in de gehele Europese Unie dat verwachten.

Maar afgezien daarvan is er nog een ander duidelijk signaal voor dit Parlement. Een van de dingen waar we op hebben aangedrongen in deze overeenkomst was het punt van de zogeheten concordantietabellen. Deze zouden ons in staat stellen om in dit bijzonder complexe stuk wetgeving precies te zien waar de lidstaten de Europese wetgeving in hun nationale wetgeving invoegen. Dit is een belangrijk punt voor ons als Parlement en eindelijk is daar dan toch gehoor aan gegeven. Ik denk dat dit er in belangrijke mate toe bijdraagt om onze competentie en groeiende effectiviteit als wetgevende macht te tonen, wat veel goeds voorspelt voor de komende inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn fractie is over het algemeen niet zo blij met overeenkomsten in eerste lezing, omdat in de haast en de druk die wordt uitgeoefend om tot overeenkomst te komen dikwijls de kwaliteit van de wet wordt aangetast. Ik moet zeggen, mijnheer Nassauer, dat als u mij een jaar geleden had gevraagd of we naar mijn mening een overeenkomst tussen beide partijen over de bescherming van het milieu door het strafrecht zouden bereiken, met de heer Nassauer als rapporteur en bovendien al in de eerste lezing, dan had ik dat waarschijnlijk niet geloofd. Desondanks is het wel gelukt, dankzij uitstekend teamwork, dat mogelijk werd door strikte inachtneming van de informele dialoogprocedures met de Commissie en de Raad, die, waar dat maar mogelijk was, de rapporteur en de schaduwrapporteurs erbij hebben betrokken, en ook dankzij het waardevolle werk van de Commissie milieubeheer. Ik wil daarom mijn oprechte dank uitbrengen aan de rapporteur en zijn collega’s omdat dit een belangrijke prestatie is, zoals alle andere sprekers inderdaad ook al hebben gezegd.

Mijnheer de Voorzitter, de uitspraak van het Hof van Justitie heeft het ons duidelijk onmogelijk gemaakt om zelf sancties vast te stellen en dit heeft ons enigszins in onze mogelijkheden beperkt, maar ik hoop dat dit ertoe leidt dat wij, de Europese Unie, deze kwestie na de stemming allemaal in gedachten zullen blijven houden. Ik denk dat we serieuze aandacht hieraan moeten besteden wanneer het Verdrag van Lissabon geratificeerd is.

Zoals met alles in het leven is deze richtlijn natuurlijk niet perfect. Wij zijn bijvoorbeeld niet zo gelukkig met de ingewikkelde bijlage, waarin een lange, zij het uitputtende lijst van richtlijnen staat waarop deze nieuwe wet van toepassing zal zijn. Wij zouden de voorkeur hebben gegeven aan een door de Commissie voorgesteld en door de Commissie milieubeheer goedgekeurd systeem, waaruit zeer duidelijk zou blijken dat een hele reeks delicten behalve op grond van de richtlijnen in kwestie automatisch ook volgens het strafrecht als strafbaar zouden worden aangemerkt.

Ook zijn we niet erg gelukkig met het feit dat er een overgangsperiode is van twee jaar. We denken dat dit wel beter had gekund, maar evenals mevrouw Wallis zijn we erg blij met de verplichting voor de lidstaten om met concordantietabellen te komen; met andere woorden, de staten moeten ons nu snel op de hoogte brengen over hoe zij de wetten toepassen, wat zij nu nog dikwijls nalaten.

Wij staan echter volledig achter de maatregel die ervoor zorgt dat een reeks overtredingen niet langer meer onbestraft kan blijven. Ik kom uit een land, Italië, waar nogal eens de verleiding is geweest om dat te doen, waar dit ook daadwerkelijk gedaan is, en ik ben blij dat dit met deze richtlijn onmogelijk wordt gemaakt en dat de vernieling van natuurgebieden, vandalisme en andere soortgelijke zaken niet langer onbestraft zullen blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Er bestaat geen twijfel over dat iedereen die de milieuwetten overtreedt, moet worden gestraft. De sancties moeten streng zijn en er moet een afschrikwekkend effect van uitgaan zodat milieudelicten zullen worden voorkomen. Maar moeten we dan ook de strafrechtelijke bepalingen harmoniseren? Moet de EU bepalen wat voor sancties er gegeven moeten worden – gevangenisstraffen, boetes en andere sancties? Neen, het is aan de lidstaten om hierover te beslissen.

Het risico van het harmoniseren van de wetgeving is altijd dat de progressievere landen ertoe kunnen worden gedwongen het niveau van hun bepalingen te verlagen. Dat is niet acceptabel. Als we het recht om over zulke dingen te besluiten aan de EU overdragen, wat is dan de volgende stap? Natuurlijk moet de EU optreden om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun milieuwetgeving verbeteren. Wij kunnen en moeten goede praktijken verspreiden, en we kunnen de lidstaten die om wat voor reden dan ook achterblijven, helpen en steunen. Het opstellen van tabellen met concrete indicatoren aan de hand waarvan de lidstaten met elkaar kunnen worden vergeleken is een uitstekend voorbeeld daarvan. Op deze wijze creëren we een systeem met een hoge mate van legitimiteit dat democratisch verankerd is. En dat is ook hoe we het best te werk kunnen gaan om het milieu te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aloyzas Sakalas (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de rapporteur willen bedanken voor zijn attente samenwerking en ik wil ook zeggen hoe blij ik ben dat we erin zijn geslaagd om in onze besprekingen tot een oplossing te komen die voor iedereen aanvaardbaar is. Dit gezegd hebbende, wil ik drie punten naar voren brengen.

Ten eerste, ik ben het er volledig mee eens dat dit verslag moet worden aangenomen voordat het Verdrag van Lissabon van kracht wordt. Dit betekent dat alle lidstaten zo snel mogelijk moeten overgaan tot het toepassen van strafrechtelijke sancties die in overeenstemming zijn met de nieuwe richtlijn. De brandstichtingen in de bossen in Griekenland zouden ons allen tot nadenken moeten stemmen.

Ten tweede wil ik benadrukken dat de nieuwe formulering van letter h) van artikel 3 met betrekking tot elke gedraging die aanleiding is tot “het toebrengen van aanzienlijke schade aan een natuurlijke habitat binnen een beschermd gebied” bijzonder gewenst is. Dit is een aanzienlijk verbetering ten opzichte van de engere bewoording die oorspronkelijk door de rapporteur was voorgesteld.

Ten derde, onze heftigste discussies gingen over de bijlagen. In dit verband merk ik op dat de reikwijdte van de bevoegdheid van de lidstaten met het oog op artikel 176 van het EG-Verdrag daardoor niet zal worden beperkt. Daarnaast zal een overzicht van de toepasselijke communautaire wetgeving voor de nodige rechtszekerheid zorgen die in het kader van het strafrecht vereist is. Met deze benadering wordt ook vermeden dat bepaalde termen, zoals water of afval, in de richtlijn moeten worden gedefinieerd. Daarom steun ik de toevoeging van de twee bijlagen bij de richtlijn.

Ik geef mijn volledige steun aan het door de heer Nassauer voorgestelde document.

 
  
MPphoto
 
 

  Mojca Drčar Murko (ALDE). - (SL) In de Commissie milieubeheer hadden wij verwacht dat er gemeenschappelijke normen voor strafrechtelijke vervolging in geval van milieudelicten zouden worden gecreëerd die verder zouden gaan dan dit compromis en dat deze zich niet zouden beperken tot het Gemeenschapsrecht, maar zich ook tot het recht van de lidstaten zouden uitstrekken. Het blijkt echter dat op dit moment het bereikte compromis de grens vormt van wat nog aanvaardbaar is. Desondanks is het voor de milieubescherming een belangrijke stap voorwaarts, aangezien er in het geval van ernstige milieudelicten als vermeld in de bijlage, wordt voorzien in een gecoördineerde toepassing van doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties.

Ten aanzien van het strafrechtbeleid van de afzonderlijke staten dat op basis hiervan zal worden ontwikkeld, willen wij graag de aandacht vestigen op de regels van het moderne strafrecht, volgens welke het niveau van de dreigende sancties van minder groot belang is dan de betrouwbaarheid van strafrechtelijke vervolging. De daders kunnen erop rekenen dat ze nergens in Europa een toevluchtsoord zullen vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is echt zeer verheugend dat de
Commissie zich niet door de lidstaten van haar stuk heeft laten brengen en een voorstel heeft gepresenteerd betreffende de strafrechtelijke aansprakelijkheid van plegers van milieudelicten, omdat we schendingen van het milieurecht niet als bagateldelicten kunnen blijven behandelen. Het is ook bemoedigend dat, precies op de dag dat de VN-conferentie over biodiversiteit wordt geopend, er een wetgevingsvoorstel op tafel ligt waarin natuurreservaten beter en duidelijker worden omschreven en waarin ook wordt aangegeven wat een strafbaar feit oplevert.

Het is echter jammer dat er geen sancties zijn en dat er geen uniforme voorschriften zijn voor welke overtredingen als criminele handelingen moeten worden aangemerkt. Daardoor ontstaan er helaas mazen in de wet, met name voor wat betreft de bescherming van flora en fauna, waardoor overtreders niet als vanzelfsprekend worden veroordeeld en velen kunnen ontsnappen door zich achter hun onwetendheid te verschuilen. Het zou daarom logisch en nuttig zijn geweest als de richtlijn ook betrekking had gehad op gentechnologie. Crimineel gedrag op het gebied van milieuaangelegenheden moet worden bestraft, en ik hoop dat deze richtlijn een mijlpaal zal zijn en duidelijk zal maken dat het milieu een beschermwaardig kostbaar goed is en dat we er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat schendingen van het milieurecht niet onbestraft blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, uit dit debat is duidelijk gebleken dat we een belangrijke stap zetten in de overgang naar een nieuwe fase. Misschien moet ik zeggen dat we deze stap zullen zetten indien deze tekst – en ik wil nogmaals de heer Nassauer bedanken voor zijn rol in de voorbereiding daarvan – naar wij hopen duidelijk maakt, zoals mevrouw Frassoni zei, dat “overtredingen niet meer onbestraft kunnen blijven”. Dat is, naar mijn mening, waar het om gaat. Het is echt een stap in de goede richting. Ik zou er nog aan willen toevoegen dat de Commissie in eerste instantie geen voorstander van bijlagen was, maar, hoewel de Commissie nog steeds van mening is dat een dergelijke bijlage niet noodzakelijk is, kunnen we ermee leven om deze, overeenkomstig de wens van de meeste lidstaten, er toch aan toe te voegen. De bijlage, zoals deze is ingediend, is veelomvattend en omvat alle belangrijke milieuwetgeving die van toepassing kan zijn op de overtredingen die in de richtlijn zijn omschreven.

Uiteraard kunnen we niet pretenderen dat de lijst die we hebben opgesteld volledig is; een dergelijke bewering zou zelfs riskant zijn. Anderzijds ben ik er thans van overtuigd – en, mijnheer de Voorzitter, ik zou deze overtuiging graag gewoon met de leden van het Parlement willen delen – dat, zodra de richtlijn is aangenomen, de lidstaten achttien maanden de tijd zullen krijgen om de inhoud ervan in hun nationale wetten om te zetten; en vanzelfsprekend zal de Commissie het omzettingsproces zeer nauwlettend in de gaten houden. In het licht van het wettelijk kader zal zij opnieuw beoordelen of het noodzakelijk is om voorstellen voor aanvullende wetgeving in te dienen.

Ik ben ervan overtuigd dat er een bijzonder nauwlettende screening moet worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de omzetting beantwoordt aan de geest waarin deze wetgeving binnen het Parlement is opgesteld. Er is mij verteld dat er bij wijze van compromis een termijn is van 24 maanden. Ja, dat klopt, 24 maanden is inderdaad wat overeengekomen is. Ik was nogal ambitieus. Dat gezegd hebbende, kan de Commissie u vandaag verzekeren dat zij zeer nauwlettend zal toezien op de omzetting van deze tekst, die inderdaad een teken is van grote vooruitgang voor de milieubescherming in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Hartmut Nassauer, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, als ik met het laatste punt mag beginnen, namelijk de omzettingsperiode, wil ik opmerken dat deze richtlijn voor een precedent zorgt. De heer Medina heeft er terecht op gewezen dat, in het licht van de nieuwe definities van wat als een strafbare feit wordt aangemerkt, alle milieuwetgeving in de Gemeenschap als het ware op strafrechtelijke compatibiliteit gescreend zal moeten worden. Dit zal voor de eerste keer worden gedaan en het is een bijzonder grootschalige onderneming. Daarom is het zinnig om de lidstaten 24 maanden in plaats van slechts 18 maanden de tijd te geven.

Voor wat ik verder nog wilde zeggen, richt ik mij tot de Commissie. Misschien valt deze zaak nu nog niet per definitie onder uw bevoegdheid, commissaris Barrot, maar dat zal in de toekomst wel zo zijn. De Commissie heeft nu een nieuw hulpmiddel; zij beschikt over een nieuw instrumentarium dat, zoals gezegd, in diepste wezen en in beginsel een zaak van de lidstaten is. Ik ben van mening dat de Commissie er goed aan doet om behoedzaamheid te betrachten bij het gebruik van deze instrumenten. Screening van het Gemeenschapsrecht op strafrechtelijk gebied kan natuurlijk, behalve op het terrein van de milieuwetgeving, in principe op alle andere terreinen van communautaire activiteiten worden toegepast. Daarom doet de Commissie er mijns inziens goed aan om hierbij behoedzaam te werk te gaan, want het strafrecht is het laatste redmiddel bij de handhaving van wetgeving en is geen instrument voor alledaags gebruik. De lidstaten zullen niet bepaald in de wolken zijn met dit alles. Bovendien, om het maar eens heel voorzichtig uit te drukken, zijn juristen tot nu toe uiterst terughoudend geweest om de uitspraken van het Europees Hof van Justitie in de rechtsleer en jurisprudentie op te nemen.

Daarom is mijn advies aan de Commissie om op behoedzame wijze van deze instrumenten gebruik te maken; des te effectiever zal de richtlijn zijn wanneer deze vervolgens in de praktijk wordt toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op woensdag, 21 mei 2008.

 

21. Raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009 (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0181/2008) van de heer Lewandowski, namens de Begrotingscommissie, over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009 (2008/2022(BUD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Lewandowski, rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, bij de beoordeling van de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009 hebben we rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden en uitdagingen waar we het komende jaar mee geconfronteerd zullen worden. Iedereen hier is het er wel over eens wat die uitdagingen zijn: na de verwachte inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon krijgt het Parlement meer bevoegdheden en moet daartoe de nodige aanpassingen ondergaan; de verkiezingen zijn op komst, en de verkiezingscampagne moet gefinancierd worden; er moeten zowel nieuwe regels voor de bezoldiging van de leden van het Europees Parlement worden aangenomen, alsook – laten we hopen – transparante regels inzake de indienstneming en bezoldiging van parlementaire medewerkers.

Niet alle uitdagingen van het komende jaar zijn in de raming van de uitgaven gekwantificeerd en in aanmerking genomen. In geval van twijfel is een budgettaire reserve het voor de hand liggende antwoord daarop, en dat is precies wat we hebben besproken tijdens onze vergadering met het Bureau van het Parlement, die in ons begrotingsjargon het “vooroverleg” wordt genoemd. Ik ben blij dat ik u kan zeggen dat de sfeer tijdens deze bijeenkomst goed was en dat veel van onze voorstellen werden goedgekeurd. Met name werden de 65 geplande nieuwe posten in de schattingen opgenomen, waarbij een klein deel van het geld in reserve wordt gehouden. Ook werd er een “Lissabonreserve” gecreëerd om te kunnen inspelen op de bevindingen van de ad-hocwerkgroep die momenteel onderzoek doet naar de gevolgen van het Verdrag van Lissabon voor de nieuwe behoeften van het Parlement. De Begrotingscommissie heeft de eisen van de fracties in overweging genomen en de noodzaak erkend om het ondersteunend personeel uit te breiden. Daarbij moet echter wel worden voldaan aan de beginselen van begrotingsdiscipline, dat wil zeggen dat hertewerkstelling de voorkeur moet krijgen boven het creëren van nieuwe banen.

Wat betreft de gebouwen en het gebouwenbeleid, wachten we de presentatie van de langetermijnstrategie in mei af, met name omdat de toegekende en voorlopig in reserve gehouden bedragen, inclusief de overschrijvingen van het huidige jaar, aanzienlijk zijn. Wij vonden in de begroting een krediet van 3,4 miljoen euro voor het verwijderen van asbest uit het SDM-gebouw in Straatsburg. Gezien de nogal ongunstige publiciteit rond het conflict met de gemeentelijke autoriteiten van Straatsburg en de gevoeligheid van het onderwerp, moet deze zaak nader worden toegelicht, en zijn er daartoe ook amendementen ingediend. Hierin wordt zelfs een reserve verlangd om de noodzakelijke maatregelen te kunnen bekostigen. Ik zal hier niet verder ingaan op andere kwesties die zware financiële lasten met zich meebrengen, zoals de automatisering van het bezoekerscentrum en extra diensten voor de leden van het Europees Parlement. Wat vooral benadrukt dient te worden is het feit dat we nog steeds onder het plafond blijven van 20 procent van alle administratieve uitgaven van de Europese instellingen. Dit percentage van 20 procent is geen doel op zich maar is een verstandige zelfopgelegde limiet die onze geloofwaardigheid vergroot wanneer we de andere instellingen verzoeken om begrotingsdiscipline te betrachten. Ik hoop dat de raming van de uitgaven dicht in de buurt zal komen van de definitieve begroting van het Parlement. Ik hoop dat we het klimaat van vertrouwen, dat grotendeels te danken is aan de persoonlijke inzet van secretaris-generaal Rømer, in stand zullen houden. De stemming van morgen zal waarschijnlijk geen problemen opleveren, aangezien er maar vier amendementen zijn ingediend.

Ten slotte wil ik graag iedereen bedanken die eraan heeft bijgedragen om de proefprocedure – waarvan men had verwacht dat deze wel eens lastig zou kunnen worden – tot nu toe soepel te laten verlopen. Ik hoop dat dit het geval zal blijven tot de begroting van het Parlement definitief is vastgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Reimer Böge, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het feit dat er maar vier amendementen zijn geagendeerd voor het verslag Lewandowski is een duidelijk bewijs voor het uitstekende voorbereidende werk van de rapporteur, die zich bijzonder heeft ingespannen om met de fracties tot overeenstemming te komen. Het illustreert misschien ook de bedoeling van deze zogenaamde proefprocedure waarin we dit jaar een eerste stap proberen te zetten naar een succesvol systeem van samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie op basis van een verdeling van de verantwoordelijkheden, voorafgegaan door zeer intensieve discussies met zowel het Bureau als de administratie van het Parlement, met als doel de misverstanden en het onbegrip waarmee we in het verleden zo vaak werden geconfronteerd, uit de wereld te helpen. Hoe dan ook: we moeten tot een gezamenlijke aanpak komen.

Het is ook van belang – juist nu er gesproken wordt over de tenuitvoerlegging van het Hervormingsverdrag – nogmaals te benadrukken dat het Parlement stevig vasthoudt aan begrotingsdiscipline en met de huidige stand van zaken de grens van 20 procent in rubriek 5 niet zal overschrijden.

Het is ook van belang nogmaals te onderstrepen dat het bijna een culturele revolutie – en in elk geval een goed begin – is dat het Bureau nu zelf heeft besloten de kredieten voor bepaalde nieuwe posten in de begrotingsreserve te plaatsen en niet eenvoudigweg hier en daar een administratief voorstel automatisch goed te keuren, maar meer in detail inhoudelijk in te gaan op de achtergronden van de begroting. Het maakt het werk van de Begrotingscommissie gemakkelijker en versoepelt de onderlinge besprekingen tussen het Bureau en de Begrotingscommissie.

Natuurlijk moeten we bij de eerste lezing veel meer in detail ingaan op het punt van de herverdeling van de middelen ten behoeve van de versterking van de commissies en de fracties, om ons in staat te stellen met succes onze taken in het kader van het Hervormingsverdrag te vervullen.

Om het even heel duidelijk te stellen: ik verwacht – mede op basis van de plenaire besluiten en ons vooroverleg met het Bureau – dat het Bureau deze week, vandaag of woensdag, daadwerkelijk de noodzakelijke besluiten zal nemen over zaken als de regeling voor parlementaire assistenten, hun statuut en de andere hangende kwesties. Over deze kwesties zijn duidelijke plenaire besluiten genomen, die het Bureau alleen maar ten uitvoer hoeft te leggen om adequaat te reageren op het interne en publieke debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Thijs Berman, namens de PSE-Fractie. (NL) Hoe lang moet het nog duren dat ten minste één op de tien assistenten van parlementsleden hier werkt zonder enige sociale bescherming in een oerwoud van allerlei contracten dat totaal onhelder is en dat de verdenking wekt van fraude?

Telkens als de Socialistische Fractie een poging doet om de assistenten van de leden een behoorlijk contract te geven, met alle normale garanties van sociale zekerheid, dan komt de PPE-DE-Fractie met pogingen om de komst van zo’n statuut voor assistenten tegen te houden. Het woord “statuut” is werkelijk taboe bij de PPE-DE-Fractie. Ditmaal moet het woord “statuut” vervangen worden door “regeling”. En dat is geen simpel woordspelletje. Dit Parlement moet ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden een voorbeeld zijn, maar het loopt hopeloos achter bij wat binnen de EU al lang doodgewone normen zijn. Zonder een eensluidend statuut krijgen onze medewerkers nooit de bescherming waar zij gewoon recht op hebben.

Dit ene punt, het statuut voor assistenten, is daarom belangrijk en het amendement met het oog op de schrapping hiervan zou een smet zijn op het verder prima verslag van collega Lewandowski. Ik ben het eens met zijn commentaar en met dat van Reimer Böge. De begroting blijft binnen de perken ondanks de nadering van grotere verantwoordelijkheden voor dit Parlement met het nieuwe Verdrag. Er zal wél meer duidelijkheid moeten komen over ten eerste de verdeling van het personeel en ten tweede over het verwijderen van asbest uit de gebouwen van het Europees Parlement. Duidelijkheid hierover moet de expliciete voorwaarde zijn voor het loslaten van de bedragen die wij hiervoor in reserve willen plaatsen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne E. Jensen, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de begroting van het Parlement wordt pas in oktober goedgekeurd, maar met het verslag van de heer Lewandowski steunen we in principe de voorgestelde begroting voor 2009 zoals het Bureau deze in april heeft vastgesteld, en met name de dialoog over de details van het voorstel, die dit jaar in het kader van een proefproject plaatsvindt. Ik denk dat de eerste ervaringen laten zien dat een dergelijke dialoog zinvol is. Dit houdt in dat de begroting grondig wordt geëvalueerd door degenen die politieke verantwoordelijkheid dragen en dat de Begrotingscommissie – zoals het hoort – betrokken wordt. Dat is een goede zaak. Tijdens de dialoog is zeer veel aandacht besteed aan de personeelsbehoeften in verband met de nieuwe taken van het Parlement die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon, waarbij vooral gekeken is naar de mogelijkheid om in die behoeften te voorzien door middel van herschikking, alvorens te gaan praten over uitbreiding van het aantal personeelsleden. We hebben natuurlijk bij de uitbreiding van de EU te maken gehad met een sterke uitbreiding van de bezetting, maar nu is het zaak te consolideren en zorgvuldig naar de behoeften te kijken.

We hebben ook afgesproken om vóór het einde van de maand een strategisch plan voor de lange termijn op te stellen voor de gebouwen en het onderhoud daarvan. Ik benadruk nogmaals de noodzaak te kijken naar het toekomstig beleid op dit gebied. Uit het geval met het asbest blijkt dat details van belang zijn. Het verbaast ons dat er middelen opzij zijn gezet voor het verwijderen van asbest uit het SDM-gebouw, terwijl ons verteld is dat er geen asbest in het gebouw zat toen het Parlement het kocht! De Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie steunt daarom het voorstel van de sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement om het geld in de reserve te plaatsen.

Last but not least: ik zou tevens willen benadrukken dat het noodzakelijk is dat we een regeling voor de assistenten aannemen zoals besproken met de secretaris-generaal van het Parlement, de heer Harald Rømer. Dat moet deze keer niet misgaan. We moeten deze kwestie oplossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009 die de heer Lewandowski op de agenda heeft geplaatst, samen met het voorontwerp van raming van de begroting, verzoent de uitvoering van de taken van het Parlement in dat jaar − de taken die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, het nieuwe statuut van de leden, het gebouwenbeleid, de verbetering van de diensten voor EP-leden, energiebesparing, enzovoort – met verdere besparingen op de begroting. Wat er altijd gezegd wordt over de EU-begroting als geheel – dat je niet meer kunt doen met minder geld – is nu mogelijk gebleken. De kennis en de enorme deskundigheid van de heer Lewandowski en ons allemaal, gecombineerd met een uitstekende samenwerking met het Bureau, hebben een wonder tot stand gebracht. Mijn fractie zal vóór de ontwerpresolutie stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 21 april heeft het Bureau een voorontwerp van raming goedgekeurd voor in totaal meer dan 1,5 miljard euro voor de kosten van het Europees Parlement. In 2009 zullen we zien wat de gevolgen zijn van het Verdrag van Lissabon – als het inderdaad door de lidstaten wordt geratificeerd.

Ons is verteld dat het Verdrag van Lissabon – in feite de Europese Grondwet, maar dan onder een andere naam – alleen maar een stroomlijningsoperatie was waardoor de werkzaamheden van het Parlement zouden worden vereenvoudigd. Maar de ambtenaren vragen om 2 miljoen euro om de aanvullende kosten als gevolg van het Verdrag te dekken en er zijn alleen al in het Parlement 65 nieuwe banen nodig om de politieke fracties te helpen het te begrijpen. Dit wordt allemaal al goedgekeurd voordat het Verdrag in Groot-Brittannië is geratificeerd en voordat het Ierse volk zich in een referendum heeft kunnen uitspreken.

Natuurlijk, het Parlement heeft al besloten het besluit van de Ieren te negeren als ze “nee” stemmen en de EU heeft Ierland nog eens 332 miljoen euro aan extra middelen beloofd om de Ieren aan te moedigen om “ja” te stemmen. Laten we hopen dat de Ieren niet zo weinig geven om hun vrijheid. Maar zoals die grote Engelsman, Ken Dodd, ooit heeft gezegd: achter iedere wolk schuilt de zon, met BTW.

Het verslag stelt dat er een nieuwe behoefte is voor meer geld voor het Bezoekerscentrum. Ik heb altijd gedacht dat hoe meer bezoekers er naar het Parlement zouden komen om de grote praatclub en wetgevende worstmachine in actie te zien, hoe meer er zich daartegen zouden keren.

Als iedere Europese burger kon zien op wat voor chaotische en wanordelijke manier hier in dit Parlement wetgeving wordt goedgekeurd, dan zou er in iedere EU-lidstaat een partij zijn als de UK Independence Party. Dan zou het geld ten minste goed besteed zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Margaritis Schinas (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we een heel goede start hebben gemaakt met de voorlopige begroting voor 2009. Het is een realistische en politiek slimme start omdat we niet moeten vergeten dat 2009 een verkiezingsjaar is.

Ik denk dat het plan dat we nu bespreken drie pluspunten heeft op basis waarvan we van een goede start kunnen spreken.

Het eerste is discipline. In tegenstelling tot wat we van de eurosceptici horen, is dit het derde opeenvolgende jaar dat het Europees Parlement administratieve uitgaven onder de grens van 20 procent heeft gehouden. Het Parlement heeft extreme Europese standpunten gelogenstraft en op gedisciplineerde en rationele wijze gehandeld.

Op de tweede plaats weerspiegelen de personele middelen voor de eerste keer de toegenomen noodzaak voor medebeslissing in het kader van het nieuwe verdrag. We hebben een organisatiestructuur die transparant en duidelijke omlijnd is.

Het derde positieve aspect is het gebouwenbeleid. Ik denk dat we ons hier gul moeten tonen. Als het gaat om het verwijderen van asbest, moeten we ons realiseren dat veiligheid geen prijs heeft; de kosten zijn niet relevant. We moeten daarom gul zijn en verstandig handelen. Ieder van ons hier in het EP moet, net als zijn collega-ambtenaren elders, werken aan een omgeving waarin gezondheid en veiligheid op de werkplek gewaarborgd zijn.

Natuurlijk is dit alleen maar een begin. We zijn er nog niet en de eerste lezing vindt plaats in het najaar. Ik denk dat de uitstekende samenwerking tussen de Begrotingscommissie en het voorzitterschap in dit verband moet worden voortgezet. We verwachten dat het voorzitterschap rechtstreeks contact met ons blijft houden om een echt solide basis te leggen voor de komende stadia van de eerste en tweede lezing.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Maňka (PSE). - (SK) Ik feliciteer de rapporteur met zijn uitstekende verslag. Deze begroting is in die zin speciaal dat er rekening moet worden gehouden met een aantal nieuwe realiteiten: ratificering van het Verdrag van Lissabon, verkiezingen voor het Europees Parlement en invoering van de nieuwe status voor leden van het Europees Parlement en, naar ik meen, ook voor assistenten. We moeten echter ook doeltreffende parameters voor een onroerendgoedbeleid opstellen en vastleggen, mede voor de kosten voor onderhoud en milieubescherming. Om de juiste beslissingen te nemen, hebben we in dit verband een langetermijnstrategie nodig, waar we volgende maand al naar kunnen kijken.

Onze belangrijkste taak is het voorbereiden van goede wetgeving. Dankzij het voorgestelde kennisbeheersysteem, de tolk- en vertaaldiensten en de analytische dienst voor de bibliotheek kunnen we beschikken over betere diensten, en middelen besparen. Ook dat is een reden waarom we vóór de eerste lezing moeten beschikken over alle noodzakelijke analyses, zodat we onze burgers kunnen laten zien dat we op een verantwoordelijke manier met hun geld omgaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Mulder (ALDE). - (NL) Net als vele anderen ben ik ook van mening dat er zo snel mogelijk een statuut moet komen voor de assistenten van de parlementsleden. Dat kan ons in de toekomst een heleboel narigheid besparen.

Iets over de gebouwen. Toen wij een aantal jaren geleden in Straatsburg een aantal gebouwen aankochten, speelde het al dan niet vóórkomen van asbest een grote rol. Er werd een expertise uitgevoerd en gezegd: er is asbest in de gebouwen – dat is het geval bij alle gebouwen die in die tijd zijn gebouwd –, maar het is absoluut niet gevaarlijk. Op basis daarvan hebben wij de gebouwen aangekocht. Er werd op geen enkele wijze gezegd dat wij die asbest spoedig zouden moeten verwijderen.

Ik vind dan ook dat de administratie op de verkeerde weg is wanneer zij dat nu vraagt, want als het zou moeten gebeuren, dan moet het gebeuren op kosten van de gemeente Straatsburg. Zolang wij daarover geen zekerheid hebben denk ik niet dat wij op kosten van dit Parlement moeten beginnen aan het verwijderen van asbest uit deze gebouwen. Wij moeten eerst duidelijkheid hebben van de gemeente Straatsburg, want die moet het betalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb drie opmerkingen.

Ten eerste: als het Verdrag van Lissabon door alle lidstaten wordt geratificeerd, is 2009 het eerste jaar waarin het Parlement volgens dit verdrag zal werken. Het Europees Parlement zal niet alleen meer bevoegdheden hebben, het zal ook gehouden zijn de parlementen van de lidstaten te raadplegen over de voorgestelde wetgeving. Dit zal zeker leiden tot een aanzienlijke stijging van de operationele kosten als gevolg van de uitbreiding van het personeel, grotere uitgaven voor adviezen van deskundigen en raadplegingen, enz.

Ten tweede: in 2009 worden nieuwe verkiezingen gehouden voor het Parlement en wordt het nieuwe statuut voor de leden ingevoerd. Ook hierdoor zullen de uitgaven van het Parlement ongetwijfeld aanzienlijk stijgen.

Tot slot: volgens schattingen van deskundigen zal het gemiddelde inflatiepercentage in de EU in 2009 rond 4 procent liggen, wat zal leiden tot een aanmerkelijke stijging van de administratieve kosten van het Parlement.

Ik vertrouw erop dat al deze factoren in aanmerking zullen worden genomen bij het opstellen van de definitieve ontwerpbegroting van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Valdis Dombrovskis (PPE-DE).(LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat het voorontwerp van raming van de begroting van het Europees Parlement voor 2009 betreft, zou ik op de eerste plaats de rapporteur willen gelukwensen met het feit dat de zorgvuldige benadering van de uitgaven op de begroting juist is gebleken en dat de totale uitgaven van het Europees Parlement volgend jaar de grens van 20 procent van de totale administratieve uitgaven van de EU niet zullen overschrijden. Dat betekent dat de totale uitgaven ondanks de verwachte veranderingen in de werkzaamheden van het Europees Parlement in 2009 – op grond van het Verdrag van Lissabon zal de hoeveelheid wetgevende taken toenemen, zal het beloningsstelsel voor de EP-leden worden gewijzigd en zal een voorlichtingscampagne worden gehouden in het kader van de verkiezingen voor het Europees Parlement – binnen de eerder vastgestelde grenzen zullen blijven. Binnen de context van de begroting voor 2009 moeten we ook het rendement van afzonderlijke ambitieuze projecten beoordelen. Op de eerste plaats wordt er gesproken over het webtv-project van het Europees Parlement. Om het nut van dit en andere projecten te kunnen beoordelen, moeten we gegevens verzamelen over de populariteit van de webtv van het Europees Parlement en uitzoeken hoeveel kijkers daadwerkelijk via deze miljoeneninvesteringen worden getrokken. Ten aanzien van het communicatiebeleid van het Europees Parlement en de verwachte publieksvoorlichtingscampagne, moet meer nadruk worden gelegd op gedecentraliseerde communicatie via de voorlichtingsbureaus van het Parlement in de lidstaten. Communicatie met burgers in de verschillende lidstaten kan zo veel efficiënter verlopen dan bij een gecentraliseerde aanpak. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Brigitte Douay (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet de eerste die dit tijdens dit begrotingsdebat doet, maar ook ik wil de heer Lewandowski bedanken voor zijn zeer evenwichtige verslag. En ik wil u nogmaals wijzen op het belang van het jaar 2009 voor de Europese democratie: met het aantreden van zowel een nieuw Parlement als een nieuwe Commissie wordt het een essentieel jaar voor de communicatie van de instellingen naar de burgers toe.

Om te zorgen dat de burgers belangstelling hebben voor Europese kwesties en zich betrokken voelen en en masse gaan stemmen, moet de communicatie van de verschillende instellingen echter wel coherent en duidelijk zijn. Vanuit deze optiek – en ten behoeve van een grotere efficiency – is het van het grootste belang dat de drie belangrijkste instellingen die zich met die communicatie bezighouden, hetzij rechtstreeks, hetzij decentraal via hun vertegenwoordigingen in de lidstaten, nauw met elkaar samenwerken. De verkiezingen zijn immers al over een jaar.

Dat is de achtergrond van amendement 2 op het verslag van de heer Lewandowski, dat door onze fractie op de agenda is gezet. Ons doel is ons meer op de burger te richten – een wens die we delen met iedereen hier in het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Ville Itälä (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de rapporteur, de heer Lewandowski, willen bedanken voor zijn uitstekende verslag en de aandacht willen vragen voor enkele punten.

Op de eerste plaats wil ik iets zeggen over de regeling voor de assistenten. Ik ben vóór het voorstel van de rapporteur. Hij stelt dat dit een belangrijke kwestie is die uiteindelijk naar aanleiding van dit verslag moet worden opgelost.

Vervolgens wil ik het hebben over het asbestprobleem dat hier is besproken. Voordat enige vorm van financiering wordt goedgekeurd, moet worden vastgesteld wie verantwoordelijk is en hoeveel geld er daadwerkelijk nodig is. Er moet ook een duidelijk plan van aanpak komen. Het mag duidelijk zijn dat we niet in een gebouw kunnen werken waarin we – het is ongelooflijk – asbest aantreffen nadat we het hebben gekocht.

Ik zou u ook willen wijzen op het feit dat er al sinds lange tijd wordt gesproken over een Engineered Materials Arresting System (EMAS), alhoewel er ten aanzien daarvan geen duidelijke plannen zijn. Ik hoop ook dat de meerderheid in het Parlement duidelijk heeft besloten dat de administratie een voorstel moet opstellen om te investeren in meer milieuvriendelijke voertuigen voor het dagelijks gebruik hier in het Parlement, maar ook hiervoor zijn nog geen plannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ga in beginsel akkoord met het verslag van de heer Lewandowski, maar we onthouden ons van uitspraken omdat pas in het najaar over de definitieve begroting van het Parlement zal worden gestemd en het eerste ontwerp voor de begroting van het Parlement niet bevredigend is. De ervaring heeft ons geleerd dat de begroting tegen het najaar duidelijker zal zijn en we kunnen daarom nu nog geen standpunt innemen over de definitieve formulering die dan pas bekend zal zijn.

Om met een positieve opmerking af te sluiten, wil ik u wijzen op de verklaring van secretaris-generaal Rømer, die heeft gezegd dat reiskosten in de komende zittingsperiode volledig op basis van de daadwerkelijke kosten worden vergoed en dat er geen sprake zal zijn van tussentijdse of tijdelijke oplossingen.

Ik ben het eens met de kritiek van de heer Mulder over de gebouwen in Straatsburg: naar onze mening zou het oplichterij zijn als wij renovatiewerkzaamheden moeten uitvoeren in verband met asbest.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Lewandowski, rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, op de eerste plaats zou de door ons nagestreefde transparantie in de regels voor de beloning van assistenten van parlementsleden geen punt moeten zijn waarover de politieke fracties moeten redetwisten of botsen: het is de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van het Parlement als geheel, dat volgend jaar weer om een nieuwe motie van vertrouwen zal vragen. Op de tweede plaats zal het klimaat van vertrouwen tussen ons en het Bureau alleen maar beter worden als we vaker en vollediger van tevoren worden geïnformeerd over stappen met financiële consequenties. Op de derde plaats werken we juist aan de begroting om te anticiperen op het meest waarschijnlijk scenario voor het komende jaar. Als er een onzekere factor is, dan is een begrotingsreserve een oplossing. Dit geldt ook voor onzekerheden ten aanzien van het Verdrag van Lissabon en de gevolgen daarvan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats, 20 mei 2008.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE) , schriftelijk.(FR) Het verslag dat ons vandaag wordt voorgelegd, heeft tot doel de leden van dit Huis zich te laten uitspreken over het voorontwerp van raming van de begroting van het Europees Parlement voor 2009.

Het wordt een heel belangrijk jaar: een jaar waarin een nieuw Parlement aantreedt; een jaar met belangrijke veranderingen in het statuut van de parlementsleden en hun assistenten; en vooral het eerste jaar waarin het Verdrag van Lissabon van kracht zal zijn, waardoor het Parlement meer verantwoordelijkheid heeft en de extra werkzaamheden die dit met zich brengt.

Ik wil mijn steun uitspreken voor het voorontwerp van raming dat het Bureau heeft ingediend. Ondanks de hogere financiële eisen waarmee het Parlement te maken krijgt, blijft de ontwerpbegroting onder de grens van twintig procent van de uitgaven uit hoofde van rubriek 5. Onze administratie moet doorgaan op de weg van rationalisering en streven naar verdere optimalisering van de efficiency, met name door herschikking van het personeelsbestand.

Ik wil benadrukken dat momenteel een beoordeling wordt uitgevoerd van het effect van de behoeften die zullen ontstaan als het vereenvoudigde verdrag van kracht wordt, en dat aanpassing van de ramingen mogelijk blijft tot de stemming in eerste lezing over de begroting in het najaar.

 

22. Handel in grondstoffen en goederen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0134/2008) van de heer Holm, namens de Commissie international handel, over de handel in grondstoffen en goederen (2008/2051(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Holm, rapporteur. − (SV) Dames en heren, ik wil beginnen met het uitspreken van mijn hartelijke dank aan de schaduwrapporteurs voor de intensieve samenwerking.

We hebben allemaal foto’s gezien van de gevolgen van de recente voedseltekorten. De prijzen van landbouwproducten – en niet in het minst van voedingsmiddelen – zijn in zeer korte tijd sterk gestegen. Dit was een dodelijke klap voor veel ontwikkelingslanden die sterk afhankelijk zijn van voedselimporten en al op het randje leefden. Laten we hopen dat dit verslag over de internationale handel in grondstoffen zal bijdragen aan het oplossen van sommige van deze problemen. We hebben allemaal toegezegd ons te zullen inzetten voor het uitbannen van honger en armoede door het ondertekenen van de zogenaamde millenniumdoelstellingen. Secretaris-generaal Ban Ki-moon van de Verenigde Naties heeft onlangs gewaarschuwd dat de gestegen voedselprijzen de belangrijkste van de millenniumdoelstellingen, het halveren van de armoede in de wereld, in gevaar brachten. Het is daarom hoog tijd voor het nemen van dringende maatregelen.

De recente voedselcrisis heeft vooral aangetoond dat voedsel niet zomaar een willekeurige grondstof is. Als niet eens kan worden voldaan aan een elementaire eis als het zorgen dat mensen te eten hebben, dan is al dat praten over ontwikkeling niet veel waard. We moeten daarom voorzichtig zijn als we van voedsel een internationaal handelsproduct willen maken net als elk ander. De ontwikkelingslanden in de wereld zijn gedwongen hun voedselbeleid te dereguleren en over te schakelen van de productie voor de eigen behoefte naar productie voor de export. Dit is het beleid van het IMF, de Wereldbank en de VS en ook van de EU, die allemaal hun eisen hebben opgelegd. Door het afschaffen van beschermende tarieven en subsidies zijn de ontwikkelingslanden extreem kwetsbaar geworden voor sterke schommelingen in de prijzen van voedsel en grondstoffen. Haïti, dat voorheen in de eigen rijstbehoefte kon voorzien, is daar een voorbeeld van. In 1995 heeft het Internationale Monetaire Fonds dit land gedwongen zijn rijsttarieven te verlagen. Het land werd overspoeld met door de overheid gesubsidieerde rijst uit de VS en de lokale productie stortte in. Momenteel is driekwart van alle rijst die in Haïti wordt gegeten, afkomstig uit de VS.

Ik hoop dat dit verslag ons instrumenten kan geven om de problemen aan te pakken en de uitdagingen van de onzekere handel in grondstoffen aan te gaan. Een van de aspecten waar het verslag zich op richt, is steun aan de ontwikkelingslanden bij het diversifiëren van hun economieën, zodat ze zich kunnen bevrijden uit een situatie waarin ze maar één of twee grondstoffen exporteren en kunnen overgaan naar meer geavanceerde productiepatronen met producten die intensieve bewerkingen hebben ondergaan. We wijzen in het verslag ook op het belang van flexibiliteit in het ontwikkelingsbeleid. Dit moet deze landen de ruimte geven om mogelijkheden en economische beleidsinstrumenten te ontwikkelen om, bijvoorbeeld, de ontwikkeling van de landbouw in eigen land te ondersteunen. We vragen de Europese Commissie ook om het financieringssysteem FLEX te herzien, dat tot doel heeft de prijzen van grondstoffen te stabiliseren. We gaan ook in op de dimensie van de gelijkheid van mannen en vrouwen bij de handel in grondstoffen, of eerder het gebrek daaraan. Het is van het allergrootste belang dat we altijd rekening houden met het genderaspect bij onderhandelingen over internationale handelsovereenkomsten.

Rechtvaardige handel komt in het verslag ook aan de orde. Rechtvaardige handel kan worden ingezet als instrument om kleinschalige producenten in ontwikkelingslanden te steunen en de druk op te voeren om de maatschappelijke en milieunormen in deze landen aan te scherpen. We roepen alle instellingen van de EU op om het beginsel van rechtvaardige handel toe te passen in hun openbare aanbestedingen en aankoopbeleid.

We gaan ook de discussie aan over de toenemende consumptie van dierlijke producten, ofwel de groeiende vraag naar vlees en zuivelproducten, die op zijn beurt leidt tot meer vraag naar graan voor het voeden van dieren in plaats van mensen.

Daarnaast komt een groot aantal andere zaken aan de orde. Tot slot moet ik zeggen dat we dankzij dit werk het ware gezicht van de EU hebben gezien. Terwijl wij van onze kant hebben geprobeerd de behoeften en omstandigheden in de ontwikkelingslanden aan de orde te stellen, heeft de Europese industrie zich – met hulp van haar vertegenwoordigers in het Europees Parlement – ingespannen de aandacht te verleggen naar het commerciële kortetermijnbelang dat bedrijfsorganisaties hebben bij vaste toegang tot goedkope grondstoffen.

Ik dring er bij iedereen op aan de amendementen van de linkse, sociaaldemocratische en groene fracties goed te keuren. Vooral de amendementen 20 en 21 zijn van belang. We kunnen zo het verslag evenwicht maken en komen tot een sterkere ontwikkelingsdimensie.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het Parlement willen bedanken voor deze gelegenheid om te praten over de toegang tot grondstoffen, een thema dat hoog op de agenda van de Europese Unie staat, en vooral op onze mededingingsagenda. Op de eerste plaats wil ik de rapporteur en de schaduwrapporteurs bedanken voor hun verslag, waarin een groot aantal punten aan de orde komt, zoals klimaatverandering, verlichting van armoede en ontwikkeling.

Ontwikkeling is in dit verband inderdaad een heel belangrijk aspect. Ik zal daarom kort ingaan op de ontwikkelingsproblematiek, alvorens over te gaan naar onze zorgen over de wildgroei van maatregelen die de toegang tot grondstoffen beperken en onze stappen in dit verband.

De strijd voor verlichting van armoede en ontwikkeling, maar ook voor voedselveiligheid, staat hoog op de agenda van de Commissie. U weet allemaal dat de Europese Unie de grootste verstrekker ter wereld is van ontwikkelingsfinanciering. Ook op het specifieke gebied van grondstoffen heeft de Commissie diverse ontwikkelingsgeoriënteerde programma’s opgezet: zo steunt de Commissie bijvoorbeeld via FLEX de nationale begrotingen van ontwikkelingslanden die te maken hebben met een terugval in de exportgerelateerde belastinginkomsten.

De Commissie stimuleert ook het transparante beheer van belastinginkomsten uit de exploitatie van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen door middel van verschillende initiatieven zoals het EITI, het Kimberleyproces en het FLEGT-programma. Daarnaast wil ik ook ons “Alles behalve wapens”-programma noemen, dat vrij van douanerechten toegang geeft tot alle producten die worden ingevoerd uit de minst ontwikkelde landen (met uitzondering van wapens), waardoor deze hun export kunnen diversifiëren.

Ik wil het nu hebben over ons grootste punt van zorg: handel. Om te handelen moet je met z’n tweeën zijn. We moeten importeren en we moeten exporteren. Het is daarom van cruciaal belang dat we ervoor zorgen dat derde landen vrij en zonder ongerechtvaardigde verstoringen zoals quota, uitvoerrechten en exportverboden, toegang hebben tot grondstoffen.

Helaas is dit momenteel niet het geval. Integendeel: derde landen hebben een groeiende behoefte om exportrestricties op te leggen. Onze specifieke zorgen gelden voor de restricties die sommige belangrijke opkomende economieën opleggen als onderdeel van hun agressieve industriële beleidsdoelstellingen. Ik moet daarbij benadrukken dat we ons niet concentreren op armere ontwikkelende economieën maar meer op grote opkomende economieën.

De maatregelen die deze landen opleggen, leiden tot een mondiale verstoring van de concurrentie die schadelijk is voor de Europese industrie. Helaas wordt dit probleem alleen maar groter. Inmiddels hebben ten minste twintig landen maatregelen ingesteld die van invloed zijn op exportactiviteiten die van belang zijn voor de Europese Unie. We hebben meer dan 450 restricties geteld die gelden voor verschillende grondstoffen. Dit raakt direct of indirect de meeste – en misschien wel alle – sectoren van de industrie in Europa.

Wat kunnen we doen? Tot nu toe is in alles gebleken dat er geen kant-en-klare oplossing is, ook al staat het wegnemen van exportrestricties al hoog op de agenda. Misschien via bilaterale vrijhandelsovereenkomsten of in de Wereldhandelorganisatie. Maar we zullen meer doen.

Op de eerste plaats is het van belang een omvattende strategie te ontwikkelen voor de toegang tot grondstoffen. In dit verband werkt de Commissie aan een mededeling die een belangrijke handelscomponent krijgt. In een dergelijke strategie moeten volledig en gestructureerd alle beleidsgebieden aan de orde komen, inclusief cruciale thema’s als voedselveiligheid, ontwikkeling en milieu.

We moeten maximaal alle middelen inzetten. Een duurzaam en samenhangend beleid op het gebied van toegang tot grondstoffen moet daarom een combinatie zijn van, op de eerste plaats: onderhandelingen om internationale toezeggingen los te krijgen binnen de WTO en in de bilaterale sfeer; op de tweede plaats: toezicht op de naleving van de WTO-voorschriften en de bestaande overeenkomsten; en op de derde plaats: “zachte” maatregelen zoals dialoog en alliantievorming. Het zijn geen van alle nieuwe instrumenten, maar de kracht schuilt juist in de combinatie en het coherente gebruik daarvan. Hierover wordt later dit jaar gesproken op een conferentie van de belanghebbenden.

Gezien het belang van toegang tot grondstoffen is de Commissie blij met de discussies in het Parlement over dit onderwerp. De Commissie is vooral verheugd over de amendementen op het eerste ontwerp van het verslag. Het verslag belicht nu beter de betekenis van dit onderwerp. Het stelt manieren voor om het probleem op een constructieve manier aan te pakken, zoals toezicht op de naleving van overeenkomsten en onderhandelingen met de partnerlanden. We zijn bereid om ten volle met het Parlement samen te werken bij het opstellen en uitvoeren van onze verdere strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben blij dat u zich vandaag vrij heeft kunnen maken, mijnheer Potočnik. We stellen vast dat commissaris Mandelson er weer eens voor heeft gekozen om naar de een of andere belangrijke conferentie in een ander deel van de wereld te reizen in plaats met ons in het Parlement te discussiëren over onderwerpen die van belang zijn voor het Europese industriebeleid. Ik heb met veel plezier naar u geluisterd. U heeft dit onderwerp veel beter, veel duidelijker en met veel meer visie uiteengezet dan onze commissaris voor handel dit ooit had kunnen doen.

Ik ben erg blij met het resultaat van ons overleg in de commissie, want ik ben bang dat de rapporteur in zijn oorspronkelijke ontwerp – ook al zegt hij een aantal goede dingen over de ontwikkelingslanden – de belangen van de Europese industrie volledig uit het oog verloren is. In de Commissie internationale handel hebben we een nieuw eerste deel in het verslag ingevoegd dat betrekking heeft op de belangen van ons industriebeleid. Het is inmiddels glashelder geworden wat die belangen zijn. We moeten ons sterk richten op het veiligstellen van de levering van grondstoffen aan de Europese industrie. Zoals de commissaris terecht opmerkte: we hebben op dit punt grote moeilijkheden.

We hebben binnen de WTO dringend behoefte aan betere regels om handelsverstorende maatregelen zoals uitvoerrechten waar mogelijk te verbieden. We moeten op de wereldmarkt vrije toegang hebben tot grondstoffen. Het is ontoelaatbaar dat landen als China grondstoffen misbruiken als een politiek instrument.

We moeten alles op alles zetten om in het kader van onze multilaterale én bilaterale onderhandelingen de toegang tot de grondstoffenmarkten daadwerkelijk open te houden. Dat de Commissie bij de gesprekken over de toetreding van Oekraïne tot de WTO door de knieën is gegaan en tot op zekere hoogte akkoord is gegaan met het opleggen van uitvoerrechten, is ontoelaatbaar en een slecht voorbeeld. Dat we bij de toetreding van Saoedi-Arabië tot de WTO dual pricing hebben geaccepteerd, een regeling die onze Europese petrochemische industrie voor enorme problemen stelt, is al even onduldbaar. En als ik zie wat er momenteel bij de onderhandelingen over de toetreding van Rusland tot de WTO gebeurt, heb ik niet veel hoop. Ik zou graag zien dat de Commissie goed oplet dat er niet nog meer handelsverstorende maatregelen worden ingesteld.

Nogmaals mijn hartelijke dank aan al mijn collega’s voor dit verslag! Ik hoop dat we er morgen bij de stemming in de plenaire vergadering niet te veel meer aan veranderen.

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco Assis, namens de PSE-Fractie. (PT) Op de eerste plaats wil ik de rapporteur feliciteren. De problemen die momenteel ontstaan bij de toegang tot grondstoffen zijn hoofdzakelijk het gevolg van een structurele verandering in de respectieve markten die verband houdt met veranderingen in de internationale economie.

De ontwikkeling van de grondstoffenmarkt verliep altijd cyclisch, met perioden van extreme tekorten en perioden van schaarste, waarbij soms een evenwicht werd bereikt. Er lijkt nu een nieuwe situatie te zijn ontstaan met een structureel tekort dat voornamelijk het gevolg is van een plotselinge stijging van de vraag die voortvloeit uit een zeer snel voortschrijdende industrialisering en verstedelijking in een aantal opkomende landen.

Het is duidelijk dat er in de geëigende fora – met name in de Wereldhandelsorganisatie – alles aan gedaan moet worden om tot een consensus te komen over het vereenvoudigen van de toegang tot grondstoffen. Daarbij moeten we echter een andere essentiële kwestie niet uit het oog verliezen: we worden nu geconfronteerd met een nieuwe situatie op deze markten, die zich zowel ten aanzien van levensmiddelen als van energie manifesteert. In de Europese Unie moeten wij deze kwestie als grote importeurs van grondstoffen dan ook met speciale aandacht bekijken. Enerzijds moeten we kijken naar de mogelijke wereldwijde gevolgen: buitensporige druk op het verbruik van grondstoffen, met zeer negatieve milieueffecten en consequenties voor de sociaaleconomische organisatie in de ontwikkelingslanden, en anderzijds moeten we kijken naar onze eigen situatie en de moeilijkheden die we zelf ondervinden, doorgronden.

Daarbij rijzen twee vragen die van elementair belang lijken. De eerste houdt verband met de noodzaak ons eigen economische ontwikkelingsmodel te herzien, aangezien het niet verenigbaar is met een situatie waarin grondstoffen overgeëxploiteerd worden. De andere gaat uit van de suggestie dat we meer nadruk moeten leggen op toegepast wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van meer innovatie, het bevorderen van het hergebruik van grondstoffen en het vinden van nieuwe antwoorden voor de nieuwe problemen die dit structurele tekort voor ons met zich brengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (PL) De natuur heeft haar rijkdommen − de grondstoffen onder de grond, het voedsel en de bomen op het aardoppervlak en de vissen in het water − ongelijk over de aardbol verdeeld. De behoeften van de mens zijn hetzelfde, maar om daarin te voorzien is solidariteit nodig bij de exploitatie van hulpbronnen en de distributie via de internationale handel. Het verslag van de heer Holm gaat hier uitgebreid op in. Ik zou naar aanleiding van de bijdrage van de heer Caspary een paar punten willen benadrukken.

Op de eerste plaats: rationele exploitatie van schaarse hulpbronnen. Ik herhaal: schaarse hulpbronnen.

Op de tweede plaats: bescherming van grondstoffen tegen inbeslagneming, tegen neokoloniale verbeurdverklaring door arme landen, met name in Afrika. Er is geen transparantie ten aanzien van de handel in dergelijke stoffen door China en bepaalde andere landen.

Op de derde plaats: het doel van handel in deze grondstoffen moet de ontwikkeling van arme landen zijn. Dat is onze belangrijkste doelstelling. De opbrengst moet naar de inwoners gaan, niet alleen naar vertegenwoordigers van de autoriteiten of naar grote internationale ondernemingen.

Op de vierde plaats: het grondstoffenbeleid van de EU moet zodanig zijn dat de Unie geen gijzelaar wordt, van Rusland bijvoorbeeld voor gas, of misschien in de toekomst van Brazilië voor suiker.

Op de vijfde plaats: alle partners delen een absolute verantwoordelijkheid voor de exploitatie van de visbestanden. Zoals we weten worden sommige vissoorten met uitsterven bedreigd, net als de bossen in Azië en het Amazonegebied.

Tot slot, mevrouw de Voorzitter: voor vrije en eerlijke handel moet verantwoorde exploitatie van schaarse hulpbronnen het parool zijn, zodat ook de toekomstige generaties toegang hebben tot de grondstoffen die ze voor hun bestaan nodig hebben. Zo moeten ook de arme landen worden geholpen om de technologie te ontwikkelen die ze nodig hebben voor de productie van elementaire voedingsmiddelen. En in dat opzicht kan Europa heel veel doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). - (BG) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, gelet op de rol van handel in onze globaliserende wereld, moeten we inspanningen om eerlijke handel te ondersteunen en alle initiatieven die bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling, stimuleren.

Grondstofprijzen zijn van invloed op de ontwikkelingen op de markt en bemoeilijken in een aantal gevallen de economische ontwikkeling, vooral in landen met geringe afzettingen van grondstoffen. Dit is van invloed op de totale marktsituatie en op de beschikbaarheid van grondstoffen.

De verwachte hoge olie- en elektriciteitsprijzen kunnen en moeten worden aangepakt door de toepassing van effectieve technologieën bij zowel de winning als de verwerking van grondstoffen. De mate van effectiviteit en de implementatie van innovatieve oplossingen – in combinatie met een stabiele en sterke onderzoekssector – bepalen de kans op succes bij het verbeteren van de marktsituatie en de kracht van de markt en het vergroten van diversificatie en energiezekerheid.

Bij de handel in landbouwproducten moet de aandacht wordt gericht op het verlichten van de druk op producenten die het gevolg is van het gebrek aan evenwicht tussen de producentenprijzen en de detailhandelsprijzen van landbouwproducten. Dit werkt marktverstorend maar is ook een teken dat de markt zijn sociale kostprijs heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is me een genoegen om iets te zeggen over het verslag van de heer Holm over de handel in grondstoffen en goederen. Vorige maand had ik de eer om namens het Parlement de twaalfde conferentie over handel en ontwikkeling (UNCTAD XII) in Accra bij te wonen. Bij deze conferentie was een roep om hulp te horen voor de armen in de wereld.

Stijgende voedselprijzen leiden steeds vaker tot oproer in de straten en we hebben dan ook een frisse aanpak nodig als we een oplossing willen vinden voor deze situatie. De nieuwe crisis dreigt in één dag meer mensen te doden dan er in zes jaar sinds 11 september als gevolg van terrorisme zijn omgekomen. Politici en regeringen hebben het misschien nog niet opgemerkt, maar de armen in de wereld zien hun kinderen steeds vaker hongerlijden. Vooral in Afrika zullen de gevolgen ingrijpend zijn. De prijzen van goederen zijn daar immers de afgelopen twaalf maanden meer dan verdubbeld en blijven maar stijgen als gevolg van speculatie, schaarste en veranderende productiepatronen. Dieper liggende oorzaken hiervan zijn de toenemende vraag in Oost-Azië en de gevolgen van het nalaten van investeringen in de landbouw voor de bevoorrading. Klimaatverandering, die zich vertaalt in overstromingen, droogtes en recordtemperaturen, maakt de situatie alleen maar erger, vooral voor de allerarmsten in de wereld. Ik hoop daarom dat we deze resolutie zullen aannemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, toegang tot grondstoffen is echt van vitaal belang voor de economie en het concurrentievermogen van Europa, vooral omdat de EU voor de invoer van grondstoffen grotendeels afhankelijk is van derde landen.

Het wegnemen van de obstakels die derde landen hebben opgeworpen voor de toegang van de EU tot grondstoffenmarkten moet prioriteit krijgen. Dit geldt zowel voor de lopende WTO-onderhandelingen als voor de lopende onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten.

Tot slot, mevrouw de Voorzitter, dames en heren, geloof ik dat steunmechanismen en de overdracht van knowhow naar de ontwikkelingslanden noodzakelijk zijn om te komen tot een haalbaar en transparant beheer van het gebruik van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Arnaoutakis (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het spreekt voor zich dat het concurrentievermogen van ons Europese bedrijfsleven in belangrijke mate afhankelijk is van de levering van grondstoffen. We hebben daarom nu een geïntegreerde strategie nodig om toegang tot de wereldmarkten veilig te stellen, die niet alleen zal bijdragen aan het waarborgen van internationale samenwerking, rechtmatige concurrentie, eerlijke handel en eerbiediging van de restricties op basis van serieuze ontwikkelingsstimulansen in minder ontwikkelde landen, maar ook aan het bevorderen van investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van milieuvriendelijke technologieën en recycling.

We moeten ons richten op duurzame ontwikkeling van de EU, maar ook op solidariteit met de armste landen in de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley (UEN). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur graag bedanken voor al het werk aan zijn verslag. Ik zie drie belangrijke onderdelen.

Op de eerste plaats is er sprake van een wereldwijde concurrentiestrijd om grondstoffen en goederen. We moeten ons realiseren dat we – als we erin willen slagen toegang tot deze goederen te krijgen – als Europa een betere positie moeten verwerven voor het sluiten van bilaterale overeenkomsten en het maken van bilaterale afspraken.

Natuurlijk zijn de wereldhandelsbesprekingen van groot belang voor de ontwikkelingen op de lange termijn, maar we kunnen nog meer invloed krijgen via onze economische partnerschappen met de ontwikkelingslanden. Ook zou ik ervoor willen waarschuwen dat het opgeven van bepaalde rechten bij de wereldhandelsbesprekingen in ruil voor toegang tot grondstoffen en goederen op de korte termijn, voor veel bedrijven in de Europese Unie schadelijk kan zijn, met name in de landbouwsector.

Tot slot: eerlijkheid is – zoals de vorige spreker al zei – de belangrijkste overweging van allemaal. We moeten nu investeren in de ontwikkelingslanden om hun een kans op succes te geven – niet alleen dit jaar en volgend jaar vanwege de hoge gas- en olieprijs, maar ook over twintig jaar. Daarnaast moet in deze landen worden geïnvesteerd in onderwijs en gezondheidszorg voor de eigen bevolking, om verdere problemen over de hele linie te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte Parlementsleden bedanken voor hun bijdragen. Ze zijn absoluut duidelijk geweest over de uitdagingen waarvoor we staan. Het is ook duidelijk dat we – enerzijds – moeten zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling van onze inspanningen, waarbij we speciale aandacht geven aan de armere landen en zorgen voor de eerlijkheid waar de heer Crowley over sprak en – anderzijds – moeten zorgen voor eerlijke handelsregels voor de toegang van ons bedrijfsleven tot grondstoffen. De Europese Unie is nu eenmaal een netto importeur van grondstoffen en zal dat ook blijven.

We hebben nu niet alleen te maken met veel meer concurrentie op onze bevoorradingsmarkten, maar ook met stijgende prijzen als gevolg van de grotere concurrentie van een aantal opkomende economieën. Tegelijkertijd werpen die opkomende economieën obstakels op voor de toegang tot hun grondstoffen en verstoren zo de concurrentie. Eerlijke toegang tot grondstoffen onder transparante voorwaarden is daarom een onmisbaar onderdeel van onze mondiale concurrentiestrategie.

De Commissie is van plan om de komende jaren alle beschikbare instrumenten in te zetten om een duurzame bevoorrading met grondstoffen voor onze industrieën in stand te houden. Ze zal daarbij een omvattende en evenwichtige strategie volgen. En het Parlement benadrukt dit terecht: die strategie moet niet alleen rekening houden met de belangen van onze industrieën en ons concurrentievermogen, maar ook met de belangen van de armere landen.

Vanuit het oogpunt van ontwikkeling moeten we – en zullen we – een onderscheid maken tussen, enerzijds, gerechtvaardigde maatregelen die in stand worden gehouden door armere ontwikkelingslanden, zoals uitvoerheffingen, die onmisbaar zijn voor hun nationale begroting en, anderzijds, maatregelen die door opkomende economieën worden opgelegd als onderdeel van hun industrieel beleid en de concurrentie op de wereldmarkten verstoren.

Ik waardeer de opmerking van de heer Assis over inspanningen op het gebied van O&O, die in dit verband ook moeten worden opgevoerd. Ik wil het Parlement graag bedanken voor de steun bij dit beleid. We zullen u op de hoogte houden van de verdere implementatie van onze strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Holm, rapporteur. − (SV) Commissaris Potočnik, we zien uit naar de mededeling van de Commissie en de conferentie. Het is goed dat u van plan bent aan de slag te gaan met de problemen rond voedselveiligheid, ontwikkeling en het milieu.

Mijnheer Assis, ik ben het helemaal met u eens dat we ons model voor economische ontwikkeling moeten herzien.

Mijnheer Zaleski, ook ik vind dat handel niet gelijk moet staan aan een soort neokoloniale diefstal van grondstoffen bij de ontwikkelingslanden. Ik doe daarom een beroep op Zbigniew Zaleski en alle collega’s om in elk geval de amendementen 20 en 21 te steunen. Bestudeert u ze alstublieft zorgvuldig.

Kijkt u ook naar amendement 26, dat gaat over biobrandstoffen. We roepen hierin op tot het opleggen van milieu- en sociale normen voor biobrandstoffen. Het is een groot probleem dat steeds meer graan wordt gebruikt voor de productie van vlees, met andere woorden: we voeren de dieren graan, maar tegelijkertijd wordt steeds meer graan gebruikt voor de productie van brandstof voor auto’s.

Dit is een oproep aan de Commissie: we willen maatregelen ter vermindering van het autogebruik door particulieren en de consumptie van vlees, zodat we meer graan hebben om mensen te eten te geven!

In het verslag vragen we om dringende maatregelen om klimaatverandering aan te pakken. De handel moet ook verantwoordelijkheid dragen. We moeten alle onnodige emissies terugdringen en het transport verminderen. Een aanzienlijk deel van de handel heeft betrekking op producten die net zo makkelijk lokaal hadden kunnen worden geproduceerd. We moeten de handel in “groene goederen” en slimme milieutechnologie vergemakkelijken. Als we dat niet doen en de handel geen verantwoordelijkheid draagt, hebben we gauw geen grondstoffen meer over om te verhandelen en dan hebben we ook geen voedsel meer om te eten. Het is van het allergrootste belang dat we onze verantwoordelijkheid voor het klimaat serieus nemen!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op dinsdag 20 mei 2008.

 

23. Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − (IT) Aan de orde is het verslag (A6-0145/2008) van mevrouw Locatelli, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (COM(2007)0571 - C6-0446/2007 - 2007/0211(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, op de allereerste plaats wil ik mijn dank uitspreken aan het Parlement en in het bijzonder aan de rapporteur, Pia Locatelli, en ook aan Teresa Riera Madurell, die haar zal vervangen, voor hun steun voor ons voorstel tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof.

Ik wil ook graag elk van de schaduwrapporteurs bedanken voor hun constructieve ondersteuning, en de Begrotingscommissie voor haar advies.

De Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof heeft twee oprichtende leden: de Industriegroepering en de Gemeenschap. De Industriegroepering is door de particuliere industrie opgericht. De leden vertegenwoordigen een groot deel van de Europese bedrijven die actief zijn op het gebied van brandstofcellen en waterstof: fabrikanten, energieleveranciers, ontwikkelaars van brandstofcellen en ontwikkelaars van toepassingen daarvan. Het zijn bedrijven in alle maten: van micro-ondernemingen tot multinationals.

De samenwerking tussen de Commissie en de industrie tijdens de voorbereiding van de verordening was een duidelijke illustratie van de drijvende kracht van de betrokken bedrijven. De verzekering die van overheidskant is gegeven voor de verstrekking van een stabiele financiering op de lange termijn, geeft hierbij extra vertrouwen. Dit betekent dat we ervan uit mogen gaan dat de particuliere sector ruime extra middelen zal toezeggen.

Naast de twee oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn universiteiten, onderzoekscentra en andere researchorganisaties bezig met het opzetten van een onderzoeksgroepering, die naar verwachting het derde lid van de gemeenschappelijke onderneming zal worden. Vertegenwoordiging van de onderzoeksgroepering in de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming werd noodzakelijk geacht met het oog op het belang van fundamenteel onderzoek voor het Gezamenlijk Technologie-initiatief (JTI).

Naar schatting zal de oprichting van dit JTI ervoor zorgen dat er al met al wel vijf jaar eerder solide technologieën beschikbaar zullen komen voor waterstofvoorziening en brandstofcellen, die zover zullen zijn ontwikkeld dat ze in de periode 2010-2020 commercieel zullen kunnen worden geëxploiteerd.

Ook wil ik wijzen op het belang van het JTI voor onze inspanningen op het gebied van het versnellen van de ontwikkeling van energietechnologieën. Het JTI is immers een zeer interessant model voor enkele van de industriële initiatieven die we hebben voorgesteld in het kader van het Europees strategisch plan voor energietechnologie.

Het advies van het Parlement omvat een aantal zeer relevante suggesties voor amendementen. Een voorbeeld daarvan is de nadruk op het belang van doorbraakgericht onderzoek. In het O&O-programma wordt ook fundamenteel onderzoek opgenomen, waardoor de kans op vorderingen en succes wordt verhoogd.

Een ander voorbeeld is de toelichting op de deelname van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) aan de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming. Het GCO heeft brede bevoegdheden op bepaalde relevante gebieden en intensieve betrokkenheid van het centrum in de toekomst zal het onderzoek van de gemeenschappelijke onderneming alleen maar ten goede komen.

Zowel de Raad als de Commissie zien uw bijdrage en uw advies met belangstelling tegemoet, want iedereen wil verder en onverwijld aan de slag met de tenuitvoerlegging van dit belangrijke initiatief.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Eigenlijk had mevrouw Locatelli nu moeten spreken – ze is immers de rapporteur – maar ze heeft mevrouw Madurell aangewezen als haar vervangster; ik zie mevrouw Madurell echter nog niet en het spijt ons bijzonder dat ze er niet is.

Ik zal daarom meteen overgaan naar de leden die namens de fracties spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina, namens de PPE-DE-Fractie.(EN) Mevrouw de Voorzitter, op de eerste plaats wil ik graag de rapporteur, mevrouw Locatelli, bedanken voor haar grondige en gedetailleerde werk aan dit verslag, dat gaat over een van de belangrijkste strategische energietechnologieën van de toekomst.

Ik ben echt blij met het initiatief voor het Europees Technologieplatform inzake Brandstofcellen en Waterstof, de belangrijkste factor voor succes. Het concept van JTI’s is geïntroduceerd in het Zevende Kaderprogramma als een nieuw mechanisme om op onderzoekgebied in Europees verband publiek-private partnerschappen voor de lange termijn te verwezenlijken. Tot dusver zijn er vier JTI’s opgezet op het gebied van innovatieve geneesmiddelen, ingebedde systemen enzovoort. Dit voorstel beoogt daaraan een vijfde JTI toe te voegen op het gebied van brandstofcellen en waterstof.

De uitdagingen waarmee de EU zich op het gebied van de continuïteit van de energievoorziening, energieafhankelijkheid en de veelbesproken afzwakking van de gevolgen van de klimaatverandering geconfronteerd ziet, brengt met zich mee dat de ontwikkeling en introductie van schonere en energie-efficiëntere technologieën moeten worden gestimuleerd. Brandstofcellen en waterstoftechnologieën beschikken over het potentieel om op een substantiële manier aan de verwezenlijking van deze doelstellingen bij te dragen. Door het ontbreken van een gemeenschappelijke Europese strategie was Europa tot nu toe niet in staat gelijke tred te houden met de Aziatische landen en de Verenigde Staten.

Voor zover het de amendementen betreft: ik steun de amendementen die zijn voorgesteld om het voorstel te versterken en te zorgen voor samenhang met de andere JTI’s. Op basis van mijn eigen ervaring en contacten met MKB-bedrijven steun ik met name amendementen die meer het accent leggen op het innovatief potentieel van kleine en middelgrote bedrijven en de specifieke hinderpalen waarmee zij worden geconfronteerd, bijvoorbeeld om toegang te krijgen tot onderzoeksinfrastructuur. Ook moet aandacht worden besteed aan het belang van doorbraakgericht onderzoek. Zoals ook is aangegeven in het Uitvoeringsplan, dient onderzoek vooral in de aanvangsstadia een belangrijk onderdeel te vormen van de activiteiten van het JTI.

Naar mijn mening is dit gezamenlijk initiatief van de publieke en de private sector de juiste weg naar een betere concurrentiepositie ten opzichte van de VS en andere landen met een traditie en een ontwikkelingsstrategie voor onderzoek op het gebied van waterstof.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău, namens de PSE-Fractie. (RO) Ook ik wil de rapporteur graag gelukwensen en het belang van dit document onderstrepen. Dit initiatief is van zeer groot belang voor de onderzoeksactiviteit. Helaas zijn de middelen vaak niet toereikend en worden ze soms verkeerd gebruikt. De maximale bijdrage van de Europese Gemeenschap aan de administratieve uitgaven van deze gemeenschappelijke onderneming bedraagt 470 miljoen euro. Er is tevens een mogelijkheid om na 2013 nieuwe middelen te verstrekken. Dit geldt echter alleen voor de projecten waarvoor de financieringsovereenkomst op 31 december 2013 ondertekend is.

Ik wil het feit benadrukken dat deze gemeenschappelijke onderneming zeer nuttig is omdat zij een onderdeel vormt van het Kaderprogramma voor onderzoek en vooral omdat zij strekt tot tenuitvoerlegging daarvan op terreinen als energie en vervoer, inclusief de luchtvaart. Ik geloof dat dit verslag van zeer groot belang is omdat het op een gecoördineerde manier de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling steunt en omdat dit initiatief tevens een steun in de rug is voor de verwezenlijking van de onderzoeksprioriteiten op het gebied van communicatie- en informatietechnologie van brandstofcellen en waterstof, maar ook publieke en private investeringen in onderzoek naar brandstofcellen en waterstof in de lidstaten en geassocieerde landen zal stimuleren en verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladko Todorov Panayotov, namens de ALDE-Fractie. (BG) Europa moet klimaatverandering overwinnen en de voorzieningszekerheid van natuurlijke hulpbronnen waarborgen. Nu de prijzen van grondstoffen en eindproducten constant blijven stijgen, blijkt dit een uiterste lastige opdracht.

Er is een oplossing: nieuwe technologie, die zal leiden tot een preventieve daling van de broeikasgasemissies enerzijds en efficiënter gebruik van en besparingen van grondstoffen anderzijds. Dit is de manier waarop Europa een leidende rol kan spelen bij het overwinnen van de opwarming van de aarde en haar concurrentievermogen op de wereldmarkt van grondstoffen kan behouden. Daarvoor zijn grotere investeringen in onderzoek en nieuwe technologie noodzakelijk, rekening houdend met het potentieel van elk van de lidstaten.

Nieuwe technologie, waterstoftechnologie en met name de ontwikkeling van brandstofcellen, zullen een sleutelrol spelen bij het overwinnen van de schaarste aan energiebronnen, evenals milieubescherming en de verwezenlijking van de doelstellingen van het Kyoto-protocol. We moeten echter niet vergeten dat voor deze technologieën metalen nodig zijn zoals platina, paladium en goud, die van wezenlijk belang zijn in het ontwerp van nieuwe inrichtingen en apparatuur. Alleen als we nieuwe, zeer efficiënte en milieuveilige methoden ontwikkelen voor de winning en de verwerking van deze metalen, kunnen we komen tot een doelmatige en duurzame ontwikkeling van waterstoftechnologie en brandstofcellen.

Door het opzetten van een gemeenschappelijke onderneming kunnen we de inspanningen integreren van alle landen die ervaring hebben met zowel het rechtstreeks ontwikkelen van waterstoftechnologie en brandstofcellen als met het ontwikkelen van technologieën voor de duurzame en milieuvriendelijke winning van de benodigde grondstoffen. We moeten deze ontwikkelingen stimuleren in nieuwe lidstaten die op deze gebieden veel ervaring hebben, zoals Bulgarije, dat beschikt over onderzoeksteams die al vele jaren aan dit soort projecten werken en met veel succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, je kunt moeilijk niet instemmen met een poging passende regels vast te stellen voor een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van brandstofcellen en waterstoftechnologie. Het interessante verslag van mevrouw Locatelli beschrijft dit initiatief als een veelbelovend voorbeeld van een publiek-privaat partnerschap voor de toepassing van een gezamenlijk technologie-initiatief. Toch bevestigt de Raad in het advies dat ik hier voor me heb de enorme complexiteit van de technologische uitdagingen van de praktische toepassing van dit soort cellen. De deskundigen staan voor een onmetelijk moeilijke taak bij het zoeken van onderzoekswegen die een succesvol resultaat kunnen garanderen. Sommige wetenschappers voorspellen bijvoorbeeld dat er aanzienlijke beperkingen bij de praktische toepassing van brandstofcellen aan het licht zullen komen. Als we aanvaarden dat waterstof alleen maar een energiedrager is, moeten we niet vergeten dat bij de praktische toepassing daarvan – in brandstofcellen bijvoorbeeld – altijd een andere energiebron nodig is voor de productie. Als we die horde nemen, liggen er daarna weer andere te wachten, om de noodzaak van het zoeken van geschikte technologieën voor de opslag en het transport van waterstof maar te noemen.

Ik wijs op dit punt omdat ik nader wetgevend werk aan de tekst waarover het Europees Parlement zijn advies geeft, wil stimuleren. Laat ik het maar recht voor zijn raap zeggen, en niet als een opmerking in de marge: mijn belangrijkste deskundige zegt dat deze aanpak niet zal slagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de geachte Parlementsleden graag willen bedanken voor hun bijdragen. Ook zou ik willen zeggen dat we met de invoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven nu echt beginnen met een nieuw concept. Ik hoop van ganser harte dat het zal werken, want deze nieuwe aanpak moet een paar nieuwe werkelijkheden naar Europa gaan halen.

Wat we invoeren, is eigenlijk een overgang van de financiering van projecten naar de financiering van programma’s, en meer steun in het privaat-publieke partnerschap, en dan bedoel ik ook het “privaat-publieke” partnerschap, want het is duidelijk dat initiatieven en strategische onderzoeksagenda’s afkomstig zijn van technologieplatforms die de basis hebben gevormd voor deze gezamenlijke technologie-initiatieven. Samenwerking is een must, en wat ik in deze gezamenlijke technologie-initiatieven zie, zijn groeperingen die daadwerkelijk op Europees niveau samenkomen. Enkele van de grootste concurrenten in Europa komen samen om in deze preconcurrentiële fase hun kennis te kunnen delen en Europa beter op de wereldkaart te zetten.

Ik zou in dit verband ook willen zeggen dat dit specifieke technologie-initiatief van extreem groot belang is omdat het betrekking heeft op de energiesector, een sector aan het belang waarvan we dagelijks worden herinnerd.

Een van de belangrijkste doelstellingen van het Europees Strategisch Energietechnologieplan (SET-plan) is het versnellen van de ontwikkeling en de implementatie van technologieën met een lage koolstofuitstoot. Ik weet dat u werkt aan uw advies over het SET-plan en ik ben heel benieuwd naar uw kijk op dit plan. Ik heb het al eerder gezegd: het JTI Brandstofcellen en Waterstof is een interessant model voor andere terreinen en zal zeker – zodra het is goedgekeurd – een onderdeel worden van het SET-plan.

Wat dit voor gevolgen heeft, zullen we hopelijk in de toekomst zien. Ik wil ter afronding nog een ding zeggen, want ik weet niet of dit correct is geïnterpreteerd: de Europese Commissie zal 470 miljoen euro bijdragen gedurende de looptijd van zes jaar van het Gezamenlijk Technologie-initiatief, en natuurlijk hoopt zij dat dit bedrag zal worden verdubbeld door de private sector, die ook aan deze onderneming zal bijdragen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mevrouw Madurell is zeker niet hier, maar ik ben ervan overtuigd dat de rapporteur, mevrouw Locatelli, contact zal opnemen, want wat de commissaris heeft gezegd, is van het grootste belang.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt dinsdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE) , schriftelijk. (HU) De afgelopen vijftig jaar is de wereldbevolking verdubbeld, terwijl het energieverbruik is verviervoudigd. We hebben dan ook geen andere keus dan de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof te verwelkomen en alle mogelijke steun te geven.

Ik heb begrip voor de zorgen van mevrouw Haug over de financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming, maar we mogen financiële overwegingen geen belemmering laten vormen voor dit initiatief. De sleutelwoorden zijn innovatie en verandering van levensstijl. Dit kost uiteraard geld, maar zorgt aan de andere kant ook voor opbrengsten. In moderne economieën zorgt innovatie voor zeventig tot tachtig procent van de jaarlijkse groei van het BBP.

Waarom investeren in waterstof? Omdat het een tussenliggende energiebron is. “Voorraden” kunnen niet opraken; geen enkel element is in zulk een overdaad in het universum aanwezig. Het kan echter alleen worden gezien als een alternatief voor fossiele brandstoffen als we het tegen een concurrerende prijs produceren uit hernieuwbare energiebronnen, zonder daarbij kooldioxide of andere broeikasgassen in de atmosfeer uit te stoten.

In Canada en de VS is het belang van waterstof al in 2002 onderkend. Daar zien we al enkele honderdduizenden “ecovoertuigen” op de weg en neemt het aantal tankstations met waterstofpompen gestaag toe. In de Europese Unie zijn ongeveer achttienduizend milieuvriendelijke voertuigen in gebruik, en is het aantal beschikbare waterstofpompen niet eens het vermelden waard.

Als we de ultieme ineenstorting willen voorkomen, kunnen we de steun voor deze technologie en deze brandstof niet tegenhouden; we moeten handelen. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn collega-Parlementsleden uit te nodigen voor mijn Greenovation-conferentie die komende week in het Parlement wordt gehouden, op 28 mei, ‘s middags. Na afloop van de gesprekken krijgen de deelnemers de gelegenheid om een ritje te maken in een door waterstof aangedreven bus of auto.

 

24. Communautair Fonds voor tabak (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0164/2008) van de heer Berlato, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wat de overdracht van steun voor tabak naar het Communautair Fonds voor tabak voor de jaren 2008 en 2009 betreft en van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wat de financiering van het Communautair Fonds voor tabak betreft (COM(2008)0051 - C6-0062/2008 - 2008/0020(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato, rapporteur. (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het voorstel van de Commissie beoogt in wezen vijf procent van de voor de kalenderjaren 2008 en 2009 toegekende steun voor tabak te blijven inhouden en deze middelen te gebruiken om de financiering voort te zetten van het Communautair Fonds voor tabak, waarvan het enige doel is initiatieven op het gebied van voorlichting te financieren om de kennis van de Europese burgers over de schadelijke gevolgen van tabaksverbruik te verbeteren.

Op de eerste plaats lijkt het me goed om een paar objectieve bevoegdheden aan te stippen. De overdracht van GLB-steun naar het Fonds is een zeldzaam en positief voorbeeld van integratie en van samenwerking tussen het landbouw- en het gezondheidsbeleid van de Europese Unie. Aangezien de activiteiten van het Fonds van belang zijn voor de burgers van de Unie en – zoals de Commissie heeft onderstreept – dat ook in de toekomst zullen zijn, zien we voortzetting van de financiële steun als een noodzaak voor 2007 en voor 2009.

De inhouding van aan boeren toegekende gekoppelde steun is altijd de enige financieringsbron geweest van het Communautair Fonds voor tabak. De financiële grondslag voor deze inhouding is aanzienlijk ingekrompen sinds de hervorming van de GMO tabak en het besluit van sommige lidstaten om te kiezen voor een volledige ontkoppeling, waardoor ze het Fonds geheel beroven van de inkomsten uit deze inhoudingen. Het is noodzakelijk om door middel van een verlenging van de toepassingstermijn van de inhouding en een verhoging van het percentage, voldoende middelen uit het Fonds beschikbaar te maken om programma’s te financieren zonder de begroting van de EU verder te belasten, en dit in ieder geval tot het einde van de lopende ramingen, en tegelijkertijd te zoeken naar andere manieren om het Fonds te financieren.

Een van de positieve aspecten van het financieringsmechanisme van het Fonds is de bepaling dat ten minste 25 procent van het totaalbedrag voor de goedgekeurde projecten moet worden medegefinancierd door erkende bedrijven, waardoor de beschikbaarheid van extra middelen wordt gewaarborgd. De Commissie landbouw heeft deze kwesties regelmatig besproken en houdt vast aan de eigen lijn: rookbeperkingen aanscherpen en ieders bewustzijn van de schadelijke gevolgen van roken voor de menselijke gezondheid verbeteren.

Anderzijds beseffen we ons terdege, zoals reeds tot uiting kwam in de wetgevingsresolutie van het Parlement van 10 maart 2004, dat de omvang van de Europese productie van ruwe tabak, die inmiddels beperkt is tot enkele specifieke gebieden in de EU, minder dan vier procent van de wereldproductie uitmaakt en geen enkel effect heeft op het lokale verbruik van rookwaren.

Hoewel dit onderwerp niet centraal staat in het debat van vandaag, moeten we toch niet vergeten dat de Europese Unie de grootste importeur van ruwe tabak ter wereld is en zeventig procent van haar behoefte betrekt uit derde landen als Brazilië, Malawi, Argentinië, Indonesië, Zimbabwe, India en China, waar de tabaksteelt veelal aan minder scherpe controles onderhevig is dan in Europa. Dit heeft tevens een tekort op de handelsbalans van ruim 1,2 miljard euro per jaar tot gevolg.

Anderzijds is in de lidstaten waar de tabakssteun volledig ontkoppeld is en waar geen overdracht meer naar het fonds plaatsheeft, de productie helemaal gestaakt, zonder dat er vervangende bedrijvigheid en werkgelegenheid is ontstaan. Dit heeft uiterst negatieve gevolgen gehad voor het gehele plattelandsgebied in kwestie, terwijl het plaatselijke verbruik van rookwaren niet is veranderd.

Wat de voorgestelde inhouding op de steunbedragen voor het kalenderjaar 2008 betreft, denkt de Commissie landbouw – aangezien de tabaksteeltcontracten voor het oogstjaar 2008 al enige tijd geleden gesloten zijn – dat goedkeuring van het voorstel tot een hele reeks rechtszaken zou kunnen leiden, hetgeen uiteindelijk alleen maar zeer nadelig voor de landbouwers zou uitpakken.

Tot slot denkt de Commissie landbouw dat er, als de inhouding ten gunste van het Fonds tot het oogstjaar 2012 wordt verlengd en tot zes procent wordt verhoogd, voldoende geld beschikbaar komt om de activiteiten van het Communautair Fonds voor tabak tot het jaar 2013 te financieren. Zij roept de Commissie daarom op een meerjarig programma te formuleren dat, mits adequaat gewijzigd aan de hand van de hier voorgestelde amendementen, kan beschikken over een budget van 81 miljoen euro zonder de begroting van de Unie verder te belasten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, de heer Berlato, bedanken. Ik vind het enthousiasme waarmee u vanavond uw toespraak hebt gehouden, zeer stimulerend. Ik wil ook de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling bedanken voor het verslag over het Communautair Fonds voor tabak.

In 2004 heeft de Raad de tabakshervorming vastgesteld die de gedeeltelijk gekoppelde en gedeeltelijk losgekoppelde betalingen aan tabaksproducenten in de periode van 2006 tot 2009 beperkte. De hervorming kent een relatief lange overgangsperiode, omdat de gedeeltelijk gekoppelde steun tot 2009 mag doorlopen. Zoals u terecht hebt opgemerkt, hebben we echter gezien dat enkele lidstaten ervoor hebben gekozen volledig te ontkoppelen vanaf 2006, toen de hervorming van kracht werd.

De hervorming van 2004 omvatte ook de overdracht van een percentage van de tabakssteun voor de jaren 2006 en 2007 van de tabaksproducenten naar het Communautair Fonds voor tabak. Het voorstel van de Commissie verlengt deze overdracht van een percentage van de tabakssteun naar het Fonds voor tabak tot het kalenderjaar 2009.

Ik ben heel blij met de steun voor de overdracht van een deel van de tabakssteun naar het Communautair Fonds voor tabak. Uw verslag benadrukt terecht het grote belang die de maatregelen die dit fonds uitvoert, voor het Europese publiek hebben. Dit zijn maatregelen die zijn gericht op de bevordering van informatie-initiatieven over de schade die tabak kan veroorzaken.

Uw verzoek om de overgangsperiode te verlengen tot 2012 levert echter een groot probleem op. Zo’n verlenging van het gedeeltelijk gekoppelde overgangsregime gaat volledig in tegen de filosofie van wat de Commissie morgen zal voorstellen in haar mededeling over de “gezondheidscontrole”, die juist in de richting gaat van meer ontkoppelde betaling, om de boeren de vrijheid te geven te produceren wat de markt wenst.

Voor zover ik heb vernomen, hebben de lidstaten die hebben besloten de betaling aan tabaksproducenten vanaf het begin volledig te ontkoppelen, dit gedaan omdat het voor de boeren winstgevender was de sector te verlaten; het was, misschien vanwege de kwaliteit van de tabak, moeilijker een fatsoenlijke prijs te krijgen.

In 2004 is ook overeengekomen dat vijftig procent van de steun van de Gemeenschap aan de tabakssector naar de maatregelen voor plattelandsontwikkeling zou gaan. Hiermee zal een begin worden gemaakt in het begrotingsjaar 2011 en deze steun zal als extra communautaire steun naar de tabaksproducerende regio’s gaan. Het is belangrijk op te merken dat deze steun is geoormerkt voor de tabaksproducerende regio’s. Op basis hiervan is in de programma’s voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013 al een jaarlijks bedrag van 484 miljoen euro opgenomen voor de lidstaten die onder de tabakshervorming vallen.

Het kan dus niet als een verrassing komen dat ik geen verlenging van het gedeeltelijk gekoppelde overgangsregime kan voorstellen, vanwege de overeenkomst die door alle tabaksproducerende lidstaten werd ondersteund toen dit pakket over mediterrane producten in 2004 werd overeengekomen. Ik kijk echter uit naar een zeer geanimeerde, interessante discussie vanavond.

 
  
MPphoto
 
 

  Wiesław Stefan Kuc, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de subsidiëring van de tabaksproductie terwijl tegelijkertijd het roken van tabaksproducten wordt bestreden, is al vele jaren onderwerp van controverse. Het Communautair Fonds voor tabak, dat momenteel vijf procent van de tabakssteun ontvangt, dient echter om onderzoek te financieren naar het tegengaan van de effecten van roken, propagandacampagnes en het scholen van tabaksproducenten met het oog op hun overschakeling op andere productie.

Ik ben de rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie inzake het verslag Berlato. Voortzetting van de financiering van het Communautair Fonds voor tabak gedurende de komende twee jaar is volledig terecht. Het is echter maar de vraag of de redenen voor het bestaan van het fonds na die tijd zullen verdwijnen. We weten immers dat mensen roken en zullen blijven roken. Ze zullen blijven roken, of we in Europa nu tabak produceren of niet. Het probleem verdwijnt niet, zelfs niet als we stoppen met de subsidiëring van tabaksproducenten. Het fonds moet daarom blijven bestaan. Het enige dat kan worden gewijzigd, is de manier waarop het wordt gefinancierd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Gklavakis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat de commissaris vandaag hier aanwezig is, want ik denk dat zij een rechtvaardig iemand is. Ik zal dit toelichten.

Laat ik mijn collega in de Begrotingscommissie er allereerst op wijzen dat we tegen roken en voor een grootschalige antirookcampagne zijn. Als mensen echter blijven roken en er een bijbehorende vraag naar tabak is, hoeven we die tabak niet uit derde landen in te voeren. Laten we die tabak in Europa produceren.

Ik feliciteer de heer Berlato met zijn verslag en sta er volledig achter. Ik verzoek de financiering vanuit het Communautair Fonds voor tabak voort te zetten. Commissaris, wij boeren hebben de 1 procent verhoging van de inhouding die naar het fonds voor publieksinformatie tegen het roken gaat, vlot geaccepteerd, ook al gaat het om geld dat van ons wordt afgenomen. We aanvaarden dit graag. We vragen u echter wel de status-quo met betrekking tot tabak tot 2013 te handhaven.

Commissaris, u bent een rechtvaardig iemand. Waarom zouden alleen tabakstelers worden gediscrimineerd? We verzoeken u daarom dit te herroepen en de status-quo tot 2013 te handhaven. Tabakstelers behoren voorts, zoals u weet, in alle landen tot de armste boeren, vooral in mijn eigen land; ze komen vaak uit de armste, meest aangetaste regio’s, waar in veel gevallen niets anders kan worden geteeld. Als we dit regime beëindigen en de steun stopzetten, zullen deze regio’s ten prooi vallen aan woestijnvorming en achteruitgang van het milieu.

Ik verzoek daarom de status-quo te handhaven overeenkomstig het verslag Berlato, zijn aanbevelingen en mijn eigen aanbevelingen. Commissaris, ik weet dat u een rechtvaardig iemand bent, dus ik denk dat we op uw steun voor ons voorstel kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alejandro Cercas, namens de PSE-Fractie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, dank u wel, commissaris, dat u hier aanwezig bent. Ik sprak de president van mijn regio, die een hoge dunk van u heeft, en ik kan dat hier vandaag bevestigen.

Ik spreek namens mijzelf en namens de schaduwrapporteur van mijn fractie, mevrouw Miguélez, onze steun uit voor de heer Berlato, omdat zijn standpunt het redelijkst lijkt.

Het verslag Berlato gaat uitsluitend over het Communautair Fonds voor tabak, het communautair fonds voor de bestrijding van roken. Het vraagt meer tijd en geld voor deze campagne. Zelfs leden van dit Huis die tegen premies voor tabak zijn, zouden daarom voor dit verslag moeten stemmen, want het beoogt de tijd en de reikwijdte van de strijd tegen tabak te verruimen.

Het woord tabak roept bij veel leden van dit Parlement echter zulke sterke gevoelens op dat ze in de war raken. Ze verwarren het Communautair Fonds voor tabak met de communautaire premies en zeggen dat we vragen de premies voort te zetten. Dat is niet zo. We hebben het over de situatie van het fonds tot 2013.

Ze verwarren productie met verbruik. Het probleem in Europa is niet de productie. Europa produceert maar heel weinig tabak. Het probleem van Europa is het verbruik van tabak die van buiten Europa wordt ingevoerd.

Ze verwarren tabak met roken. Dat is vergelijkbaar met het verwarren van alcohol en alcoholisme. De plant, die een landbouwgewas is, heeft veel toepassingen, onder meer medicinale, terwijl roken een ziekte is.

Als ze het verbruik willen uitroeien, moeten ze hun aanvallen veel meer richten op de import, de verwerking, reclame en de reusachtige tabaksindustrie als geheel, in plaats van op de arme arbeiders in mijn land, die slechts vijf procent van de in Europa gerookte tabak telen.

Tot slot, commissaris, financieren we tabak niet voor de lol. We financieren tabak omdat de tabaksteelt veel banen schept, niet alleen onder tabaksproducenten, maar ook daarbuiten in de betrokken districten als geheel. Veel tabaksproducenten willen eigenlijk stoppen met produceren, omdat ze meer verdienen als ze niet werken. De districten in kwestie gaan echter ten onder als deze duizenden banen voor vrouwen en immigranten er verloren gaan, zoals is gebeurd in andere gebieden in Europa.

Ze vragen alleen maar om meer tijd om hun boerenbedrijven te reorganiseren.

Commissaris, dank u wel voor uw geduld. Ik hoop dat u niet de heer Berlato de hand zult reiken, maar de arbeiders die naar dit Parlement kijken in de hoop dat het niet met twee maten zal meten. Ik hoop dat niemand hier datgene dat hij of zij graag wil zien, zal verwarren met de werkelijke situatie. Ik hoop ook dat niemand hier eigen belangen boven de belangen van deze eenvoudige mensen zal stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik heb de indruk dat, zoals ze dat in Westfalen zeggen, het hier “een worst naar een zijde spek wordt gegooid”, waarmee wordt bedoeld dat een spiering wordt uitgeworpen om een kabeljauw te vangen. In andere woorden, het Communautair Fonds voor tabak wordt hier gebruikt in een poging de koppeling van de tabakspremie tot 2013 te waarborgen. Zoals we allemaal weten, wordt het fonds ook gebruikt om voorlichting over de schadelijke gevolgen van roken te financieren. Het fonds is hier in dit Parlement geïntroduceerd om de eigenlijke tabakspremies te steunen, omdat bij een meerderheid van de leden van dit Huis grote weerstand bestond tegen roken en veel leden zich afvroegen hoe we de tabaksteelt konden steunen, gezien de gevaren van roken.

Ik ben altijd voorstander geweest van de tabakspremie, omdat ik van mening ben dat de twee dingen geen verband met elkaar houden. We moeten dan ook niet hypocriet doen en proberen iets te doen om roken te bestrijden als we eigenlijk een ander doel nastreven, namelijk het behoud van de premie. Waar het hier om gaat, is niet het behoud van de premie. Het gaat in wezen om de gekoppelde premie, en het doel is ontkoppeling te voorkomen. We doen altijd alsof ontkoppeling tabakstelers zou beroven van hun premie. We weten dat dit niet waar is. We hebben deze hele kwestie zelfs al eerder besproken in verband met katoen. Bedrijven zullen betalingen blijven ontvangen. Het enige verschil is dat ze niet langer verplicht zullen zijn tabak te telen, en ik denk dat dit hout snijdt.

Ik herinner me een reis naar het noorden van Griekenland met de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, waarop we de allerarmsten hebben bezocht. We hebben toen de verarmde regio’s gezien. Deze waren echter niet arm door de ontkoppeling, die toen nog niet was ingevoerd, maar doordat de tabaksindustrie de telers in deze regio’s geen redelijke prijs voor hun tabak betaalde en de premies die indertijd werden betaald, zelfs gebruikte om de prijzen zover naar beneden te drukken dat tabakstelers helemaal niets overhielden van hun premie. We vonden dat indertijd ongelofelijk en vroegen ons af waarom de telers in die regio, die kruidige tabakssoorten teelden, die in de hele wereld worden gebruikt als speciale tabak in blends voor sigaretten, niet voldoende betaald kregen om in hun onderhoud te kunnen voorzien met tabaksteelt alleen, ongeacht de premies.

Als tabak in sommige regio’s als gevolg van de ontkoppeling niet meer wordt geteeld of in sommige landen waar de tabakssteun al volledig is ontkoppeld, betekent dit niet dat er in deze regio’s geen alternatieven zijn, maar dat de telers de kosten van de tabaksteelt niet kunnen betalen. Wat hier dus nodig is, is een directe krachtmeting met de tabaksindustrie, zodat deze de telers eindelijk eens een fatsoenlijke prijs gaat betalen.

Commissaris, in de Europese Unie hebben we genoeg aan voorlichting over roken gedaan. Ik denk dat het beter zou zijn deze voorlichting aan anderen over te laten en deze middelen in plaats daarvan naar plattelandsontwikkeling en diversificatiemaatregelen voor deze arme regio’s te sluizen. Deze middelen moeten bovendien worden aangevuld om in deze regio’s andere banen te scheppen, naast die in de tabaksproductie.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, besluiten waarover in dit Huis wordt gedebatteerd, hebben maar zelden voor zoveel mensen zulke grote gevolgen. We praten vandaag over het al dan niet voortbestaan van tabaksproducenten in Europa. De tabaksproductie is het middel van bestaan van circa twaalfduizend boeren en biedt, met inbegrip van seizoensarbeiders, werk aan bijna vierhonderdduizend mensen in zowel de oude als de nieuwe lidstaten. Het geval van Griekenland heeft al laten zien dat de zogenoemde hervorming van de tabakssector in feite neerkomt op liquidatie van de sector. De hervorming is een doodsvonnis voor 120 000 boerenbedrijven, voor het grootste deel kleine familiebedrijven. Ik ken zulke tabaksboerderijen in Polen, maar we vinden ze ook hier, aan de rand van Straatsburg. We hebben het over een ramp voor mensen die hun hele leven hebben gewijd aan de productie van tabak. Waarom zou hen hun middel van bestaan moeten worden ontnomen? De liquidatie van de tabaksproductie weerhoudt mensen er niet van te roken. Ze zullen gewoon sigaretten roken die zijn gemaakt van geïmporteerde tabak. Deze hervorming helpt niemand en schaadt velen.

Ik steun daarom volledig het verslag Berlato, dat terecht opkomt voor de tabaksproducenten, en ik sluit me aan bij de heer Gklavakis en de heer Cercas.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou, namens de GUE/NGL-Fractie. (EL) Mevrouw de Voorzitter, de tabakstelers worden wreed vervolgd, want de antirookcampagne komt neer op een antitabaksbeleid. Als gevolg hiervan wordt tabaksteelt in de EU gezien als ongezond, terwijl ingevoerde tabak dat niet wordt. Dit is inconsequent, onwetenschappelijk en oneerlijk. De gevolgen van dit beleid zijn welbekend: ondanks de campagnes stijgt het percentage rokenden, terwijl de tabaksproductie in de EU scherp afneemt. Er gaan banen verloren, tienduizenden kleine en middelgrote tabakstelers gaan failliet, terwijl de tabaksinvoer is gestegen tot meer dan 1,2 miljard euro per jaar.

De tabaksteelt is in Griekenland afgenomen met 73 procent. Steeds meer tabakstelers zijn werkloos. Hele gebieden worden verlaten omdat er geen andere gewassen worden geteeld.

We vinden het van essentieel belang dat het voorstel voor de verordening die vanaf 2010 vijftig procent van de directe steun overdraagt naar de tweede pijler, wordt ingetrokken. Alle inhoudingen op subsidies moeten onmiddellijk worden afgeschaft om de tabaksteelt te laten voortbestaan, aangezien in zeventig procent van de vraag wordt voorzien door invoer. Subsidies moeten worden gekoppeld aan de productie; ze moeten een integraal deel uitmaken van gegarandeerde minimumprijzen die aansluiten bij de productiekosten van elke variëteit.

Aangezien het verslag Berlato positieve elementen bevat die dit alles steunen, zullen wij, de leden van de Communistische Partij Griekenland (KKE) in dit Huis, onze goedkeuring geven aan het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, de gesubsidieerde tabaksteelt is een duidelijk voorbeeld van de twee maten waarmee de EU en het Europees Parlement meten. De EU heeft trots verklaard dat prioriteit moet worden gegeven aan de strijd tegen ziekten, en zij besteedt elk jaar een paar miljoen Zweedse kronen aan informatiecampagnes, terwijl de EU via de achterdeur verlieslijdende tabakstelers subsidieert voor het lieve bedrag van meerdere miljarden kronen per jaar.

Volgens het verslag zal de regeling voor de geleidelijke verlaging van deze steun worden verlengd tot 2013. De rapporteur probeert zijn handen af te trekken van de negatieve gevolgen van tabaksverbruik. Het simplistische argument is dat er in de EU zo weinig tabak wordt geproduceerd, slechts vier procent, dat het effect op het uiteindelijke verbruik verwaarloosbaar is. Wat is dat voor een redenering? Moet deze redenering voortzetting van de subsidies rechtvaardigen? Ik vind dat de tabaksproductie in de EU vier procent te hoog is. De Europese tabak is bovendien zo slecht, dat slechts een fractie ervan op de Europese markt wordt verkocht. Eenderde wordt verbrand. De speciale belangen van de tabaksindustrie hebben lang genoeg geprevaleerd. Onze mensen willen dat wij onze politieke verantwoordelijkheden nemen.

Dames en heren, het laatste trekje heeft een nare smaak. Het is tijd een einde te maken aan de dubbele maatstaven. Ik verzoek u daarom morgen tegen het verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Esther Herranz García (PPE-DE). (ES) Mevrouw de Voorzitter, de steun aan de tabakssector zal door de laatste hervorming in 2010 met vijftig procent worden verlaagd. Ik vind dit een ongekende maatregel die tabaksproducenten duidelijk achterstelt bij de rest van de landbouwers in de Gemeenschap. Geen andere agrarische sector heeft te maken gehad met zo’n sterke verlaging, en deze verlaging komt boven op de kortingen die het gevolg zijn van de wijzigingen in de directe steun die de Raad van Ministers morgen zal vaststellen.

Het lijkt me niet ongepast hier enkele cijfers over deze sector te noemen. Ten minste tachtig procent van de Europese tabak wordt geproduceerd in minder ontwikkelde regio’s. In Extremadura, in Spanje, waar het grootste deel van de Spaanse productie is geconcentreerd, treft de hervorming twintigduizend gezinnen, die een jaarlijkse omzet hebben die 26 procent van de totale waarde van de landbouwproductie van de regio vertegenwoordigt.

De tabaksteelt is in Spanje bovendien geconcentreerd in kleine eenheden, met zowel op de boerderijen als in de industrie als geheel een hoog percentage vrouwelijke werknemers. We mogen ook niet vergeten dat de Europese Unie slechts vijf procent van de tabak in de wereld produceert en zeventig procent van de tabak die zij verbruikt, invoert. Het verdwijnen van de tabaksproductie in de Gemeenschap zal daarom op geen enkele wijze leiden tot een daling van het verbruik.

De zogenoemde gezondheidscontrole van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een ideaal moment om na te denken over de gevolgen die dit besluit kan hebben voor regio’s zoals Extremadura. Daar heeft zich rond dit gewas een aanzienlijke sociale en economische gemeenschap ontwikkeld en is overschakeling op een ander gewas amper mogelijk.

De hervorming van deze sector botst bovendien met de verwachtingen van de landbouwsector van de Gemeenschap als geheel, omdat de Gemeenschap de sector stabiliteit heeft beloofd tot het einde van de periode die wordt bestreken door de huidige financiële planning, in 2013.

Het ontwerpverslag dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft goedgekeurd en dat voor verlenging van het Communautair Fonds voor tabak is, houdt rekening met de belangen van de consumenten. Het vraagt zich tegelijkertijd af of het besluit de steun aan de boeren te verlagen wel geldig is, omdat het fonds zelf wordt gefinancierd door inhoudingen op de directe steun aan de boeren.

 
  
  

VOORZITTER: MAREK SIWIEC
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Lily Jacobs (PSE). - (NL) Tabak kost jaarlijks aan ongeveer een half miljoen Europese burgers het leven. Zelfs onder niet-rokers vallen ieder jaar 19 000 doden door de gevolgen van passief roken.

Hoe weet ik dat? Dat is de boodschap in de televisiespotjes die de Europese Unie zelf in alle 27 lidstaten laat uitzenden als onderdeel van een grootscheepse antirookcampagne. En daar hebben wij met zijn allen 18 miljoen euro voor uitgetrokken. Maar dat bedrag is een schijntje in vergelijking met de subsidies die de Europese Unie jaarlijks aan tabakstelers verstrekt. Dit jaar nog geeft Brussel daar 320 miljoen euro aan uit. Drie jaar geleden was dat nog bijna 1 miljard euro.

Is het niet heel erg vreemd dat wij roken proberen te bestrijden en tegelijkertijd de productie van tabak met Europees belastinggeld financieren? Bovendien druist de voortzetting van de financiering in tegen het hele idee achter de hervormingen van ons landbouwbeleid, namelijk dat wij af moeten van de productiesubsidies. Voorzitter, het voorstel van de Europese Commissie om de steun aan het tabaksfonds ook in 2008 en 2009 voort te zetten, heeft mijn volledige steun, maar dit fonds mag niet gebruikt worden als excuus om subsidies aan tabak in 2013 voort te zetten. Hoewel ik enorm respect heb voor de argumenten van mijn collega’s, geloof ik in dit geval dat de volksgezondheid vóór moet gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (UEN).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil in het bijzonder de rapporteur complimenteren met zijn uitstekende werk. Dit verslag bereikt twee doelstellingen: het versterkt maatregelen tot bestrijding van het roken door de financiering van het Europees Fonds voor tabak te verlengen, en het brengt tegelijkertijd de tabakssector in overeenstemming met de andere GMO’s die natuurlijk aflopen met het financieel jaar 2012.

De strijd tegen het roken mag echter niet het einde van de tabaksteelt in Europa betekenen, want Europa is de grootste importeur van ruwe tabak in de wereld en is voor meer dan 75 procent van zijn behoeften afhankelijk van derde landen. Dit is in het voordeel van tabakssoorten die vaak worden geproduceerd zonder gegarandeerde gezondheidscontroles. Elke inhouding van steun zou slechts leiden tot het einde van de productie en een stijging van de invoer, maar zou geen invloed hebben op het rookgedrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL). - (NL) Het is moeilijk te zeggen wat absurder is, dat de Europese Unie subsidie geeft voor het verbouwen van tabak of dat Europa een klein deel van die subsidies weer gebruikt voor een fonds dat roken van tabak moet ontmoedigen. Dit soort volstrekt hypocriete maatregelen zijn precies de reden waarom de EU zo weinig geloofwaardigheid heeft onder de burgers. Het argument dat de EU relatief weinig tabak produceert, doet niet terzake. In elk pakje zit immers nog steeds één door de EU gesubsidieerde sigaret. Die sigaret is dan trouwens ook nog eens van zo’n inferieure kwaliteit dat wij haar in Europa niet eens willen roken en wij haar elders dumpen.

De subsidie voor tabak moet niet worden verlengd, zoals dit Parlement wil. Een deel van de subsidies moet ook niet worden gebruikt voor antirookcampagnes als schaamlap, zoals de Commissie wil. Ik heb tabak van die subsidies, zij moeten gewoon onmiddellijk worden afgeschaft.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het verslag Berlato gaat in op een combinatie van gezondheids- en landbouwvraagstukken. Wanneer de financiering wordt verhoogd van vijf procent naar zes procent en de voorgestelde verlenging van de regeling tot de jaren 2009-2012 wordt goedgekeurd, zal dit de middelen die aan het fonds worden toegewezen, aanzienlijk verhogen, met wel 81 miljoen euro. Veel boeren en organisaties staan volledig achter de voorgestelde verordening. Zowel de Poolse als de Europese tabaksproducenten verwachten dat aanname van het ontwerpverslag ertoe zal leiden dat de activiteiten van het Communautair Fonds voor tabak worden verlengd, wat essentieel is voor de volksgezondheid, en dat de tabaksteeltsector wordt behouden voor de honderdduizend tabakstelers van Europa.

De voorgestelde verordening maakt het mogelijk zonder extra begrotingsuitgaven een subsidiestelsel in stand te houden dat gedeeltelijk ten goede komt aan de tabaksproductie, en dus discriminatie van tabakstelers ten opzichte van andere landbouwsectoren voorkomt.

Commissaris, het is van essentieel belang dat we het uiterst belangrijke debat over de toekomst van de tabaksproductie in Europa morgen voortzetten in de context van de presentatie van de gezondheidscontrole.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag is er een waarin de argumenten van de landbouwproducenten botsen met die van de groeperingen die strijden voor de gezondheid van de Europese samenleving. Maar wordt de Europese samenleving gezonder wanneer zij tabak rookt die duidelijk van mindere kwaliteit is en wordt ingevoerd uit derde landen? Als we onze eigen productie vernietigen, importeren we straks geen zeventig procent, maar honderd procent. We moeten ons ook afvragen of discriminatie van boeren die tabak telen, in plaats van hulp om onze plattelandsgebieden te ontwikkelen, niet tot een nog grotere economische instorting en toename van de werkloosheid zal leiden in bepaalde regio’s van de Europese Unie. Wan dan kunnen we daarna natuurlijk financiële steun voor de werklozen in deze regio’s pompen. We zijn tenslotte zo rijk, dat we het ons kunnen veroorloven onze eigen landbouw te vernietigen ten gunste van de landbouw in het Verre Oosten, die we moeten steunen om de werkloosheid daar te bestrijden.

Ik steun het verslag Berlato volledig.

 
  
MPphoto
 
 

  Thijs Berman (PSE). - (NL) Europese boeren die tabak verbouwen zouden daarvoor geen cent van de EU moeten ontvangen. Natuurlijk waren subsidies voor tabak jarenlang een vaste bron van inkomsten voor boeren, een soort sociaal beleid dat die naam niet verdiende. Maar belastinggeld hoort uit principe niet te worden uitgegeven aan ziekmakende producten. Er is daarom maar één keuze voor die subsidies: afschaffen.

Wat in het verslag-Berlato wordt voorgesteld, is een absurde poging om de subsidies voor tabak nog minstens tot 2012 te laten voortduren. Dat mag niet gebeuren, en daar is nog een andere reden voor. Het is vanuit de ontwikkelingslanden gezien puur onrecht om Europese tabak te subsidiëren. Dat is oneerlijke concurrentie met arme boeren en het gaat recht in tegen het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie, een schoolvoorbeeld van de manier waarop het ene beleidsterrein kan snijden in het andere.

Stimuleer de Europese boeren om gewassen te telen die nú een hoge prijs opbrengen, bijvoorbeeld graan, en dat is hard nodig. Maar wees solidair en laat de subsidies voor tabak in rook opgaan, uit naam van de volksgezondheid en uit naam van de samenhang van het Europese beleid voor de ontwikkeling van de armste landen in de wereld. Dat is solidariteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Armando Veneto (PPE-DE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, bepaalde feiten zijn onomstreden. Op de eerste plaats staat vast dat volledige ontkoppeling de productie verlaagt. Op de tweede plaats is het zo dat zelfs als we in Europa ophouden tabak te produceren, dit niet betekent dat de lagere Europese tabaksproductie zal leiden tot een afname van het aantal rokenden. Op de derde plaats veroordelen we mogelijk honderdduizenden mensen tot honger, zonder dat we concrete resultaten boeken.

Ik vind daarom dat enerzijds de steun aan de tabakstelers moet worden gebruikt om de consumenten de schadelijke gevolgen van roken uit te leggen – en vanuit dit gezichtspunt moet het geld natuurlijk uit de steun komen – en we anderzijds tabakstelers in een positie moeten plaatsen dat ze de tabaksteelt geleidelijk opgeven, waarbij we hen de benodigde tijd moeten geven om zich uit de hele sector terug te trekken. Ik ben daarom van mening dat we voor het verslag Berlato moeten stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN).(PL) Ik wil drie opmerkingen maken in deze discussie. Ten eerste is de Europese Commissie al vaker met het idee van ontkoppeling van de betalingen voor de productie gekomen. Het is een aanpak die de landbouwproductie van Europa duidelijk verlaagt. Commissaris Fischer Boel heeft het idee vandaag opnieuw herhaald, deze keer met betrekking tot de tabaksproductie.

Ten tweede mogen we niet vergeten dat de tabaksteelt zowel in de oude als in de nieuwe lidstaten plaatsvindt op kleine familieboerderijen in de allerslechtst ontwikkelde regio’s. Liquidatie van deze productie zal de mogelijkheden voor ontwikkeling van deze regio’s verkleinen en het voortbestaan van kleine boerenbedrijven bedreigen.

Ten derde en laatste is de tabaksteelt weliswaar omstreden, maar betekent beperking van de tabaksteelt in Europa een toename van de tabaksexport vanuit derde landen. De heer Berlato heeft ons verteld dat de tabaksimport het afgelopen jaar een waarde van 1,2 miljard euro heeft bereikt.

Ik hoop dat de Europese Commissie bij het vaststellen van haar standpunt rekening zal houden met deze waarschuwingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Gklavakis (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, ik prijs mijn collega’s in dit Huis die zich gevoelig hebben getoond voor de kwestie van het roken. Ik denk dat we allemaal zonder uitzondering tegen roken zijn, maar, beste vrienden, ik wil graag wijzen op een essentieel verschil: roken en tabaksteelt zijn twee totaal verschillende dingen. Laten we zo veel mogelijk geld geven, zo veel mogelijk over dit onderwerp praten en alle mogelijke maatregelen nemen om onze collega’s in dit Huis en onze medeburgers over te halen niet te roken. Mensen zullen echter toch roken, dus ik begrijp niet waarom we tabak zouden invoeren in plaats van deze hier zelf te telen. Laat ik een beroep op de milieuactivist in u doen. Tabak is een gewas dat weinig water, weinig kunstmest en weinig bestrijdingsmiddelen nodig heeft; het wordt door arme boeren geteeld op onvruchtbare bodems. Ik weet zeker dat de milieuactivist in u en ook uw menselijkheid, zelfs bij degenen onder u die zich uitspreken tegen roken en een verband leggen tussen roken en tabaksteelt, u van gedachten zullen doen veranderen. Roken associëren met tabaksteelt is als onze beroemde wijnproductie verwarren met alcoholisme. Moeten we stoppen met wijnen produceren vanwege het bestaan van alcoholisme?

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank iedereen hartelijk die aan dit debat een bijdrage heeft geleverd, en ik bedank u nogmaals voor de steun voor de verlenging van de overdracht naar het Communautair Fonds voor tabak.

Ik ben me er natuurlijk van bewust dat discussies over het tabaksbeleid heel gevoelig liggen, en ik kan u vertellen dat ik dit onlangs in april tijdens mijn bezoek aan Griekenland zelf heb ervaren. Ik wil ook duidelijk zeggen dat de verlenging van het Fonds voor tabak geen uitnodiging is om de tabakshervorming van 2004 weer open te breken. U moet beseffen dat deze hervorming een gedane zaak is. Ik vind dat u ook rekening moet houden met het feit dat deze hervorming werd gesteund door alle tabaksproducerende lidstaten. Het is dus een beetje moeilijk de discussie opnieuw te beginnen.

Ik denk dat het ook belangrijk is in gedachten te houden dat we de subsidies aan de tabaksproducenten niet stopzetten. We blijven zelfs de hoogste directe betaling of de hoogste subsidies betalen, meer dan aan wie dan ook in de landbouwsector. Geen ander gewas krijgt in feite zo’n hoge directe betaling.

We blijven dus bij het feit dat we in 2009 zullen ontkoppelen en vanaf 2011 middelen zullen overdragen naar het beleid voor plattelandsontwikkeling.

In plaats van veel tijd en energie te verspillen of te gebruiken tegen datgene dat de Raad in 2004 heeft vastgesteld, denk ik dat de lidstaten en de tabaksproducenten, en de hele tabakssector, naar het beleid inzake plattelandsontwikkeling zouden moeten kijken en zouden moeten bekijken wat de mogelijkheden zijn. Er zal namelijk veel geld beschikbaar zijn voor herstructurering, voor het opzetten van een ander soort bedrijf in de landbouwsector.

Ik weet dat je in deze gebieden niet alles kunt produceren, maar ik ben er zeker van dat met een beetje vindingrijkheid een oplossing te vinden is als de lidstaten, de tabakssector en de tabaksproducenten samen proberen uitvoerbare oplossingen voor deze gebieden te vinden, ook voor de periode na 2011.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik bedank de commissaris en alle leden van dit Huis die hebben gesproken. Ik wil erop wijzen dat de Commissie, wat de toekomst van de Europese tabakssector betreft, onlangs formeel is verzocht met een voorstel te komen voor een verordening die het huidige steunstelsel voor de tabaksproductie verlengt tot het jaar 2013. Dit verzoek is ondertekend door de ministers van bijna alle tabaksproducerende lidstaten, met inbegrip van de landen die hebben gekozen voor volledige ontkoppeling, en de nieuwe lidstaten. Deze kwestie moet worden behandeld in het kader van de discussies die momenteel worden gevoerd over de “gezondheidscontrole” van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Mijnheer de Voorzitter, mijn collega’s in dit Huis lijken op het eerste gezicht misschien minder geïnteresseerd in een maatregel die slechts een inhouding van steun betreft aan telers in vijf oude lidstaten, die de steun gedeeltelijk gekoppeld hebben gehouden. Ik sluit af met hen uit te nodigen na te denken over het feit dat het gebruik van deze middelen en de informatie-initiatieven van het fonds gericht zullen blijven op bevordering van de gezondheid van alle burgers van de Unie.

Ik wil er ook op wijzen dat er hier misschien sprake is van een fundamentele misvatting: dit verslag gaat niet en neemt geen besluit over voortzetting van de steunbetalingen aan tabaksproducenten; het is slechts een kwestie van stemmen over een verslag dat pleit voor verlenging van de financiering van het Communautair Fonds voor tabak. Over voortzetting van de steunbetalingen zal later een besluit moeten worden genomen. Dat is echter niet het onderwerp van dit verslag, dat, zoals ik heb gezegd, gaat over verlenging van de financiering van het Communautair Fonds voor tabak en niet over voortzetting van de steunbetalingen aan tabaksproducenten in de onmiddellijke en voorzienbare toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op dinsdag 20 mei 2008.

 

25. Evaluatie van het PEACE-programma en strategieën voor de toekomst (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0133/2008) van mevrouw De Brún, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over de evaluatie van het PEACE-programma en strategieën voor de toekomst (2007/2150(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún, rapporteur. − (GA) Mijnheer de Voorzitter, het programma voor vrede en verzoening heeft het nationale vredes- en verzoeningsproces in Ierland sterk geholpen.

Tussen 1995 en 1999 is 750 miljoen euro toegewezen uit het eerste programma, PEACE I, en tussen 2000 en 2007 994 miljoen euro uit het tweede programma, PEACE II. Vanaf nu tot 2013 zal 333 miljoen euro worden toegewezen uit het derde programma, PEACE III.

Het toegewezen geld is zeer goed besteed. Er is steun gegeven aan mensen die afstand wilden nemen van het conflict en wilden participeren in het verzoeningsproces. Deze geldbedragen zijn een goede investering geweest, zoals we nu kunnen zien, want in Noord-Ierland en de aangrenzende graafschappen komt nu een markteconomie op.

Het verzoenings- en vredesopbouwproces is een doorgaand proces. Een bestuur in Belfast dat de macht deelt, gaat nu over lokale aangelegenheden voor de plaatselijke bevolking. Tien dagen geleden heeft in Belfast een belangrijke investeringsconferentie plaatsgevonden, waarop investeerders enthousiast de investeringsmogelijkheden hebben bestudeerd. Deze stappen halen een nieuw vertrouwen in onze politieke en economische toekomst naar voren. De inbreng van PEACE en van het Internationaal Fonds voor Ierland, waaraan de Europese Unie het meeste bijdraagt, heeft een grote rol gespeeld in de stimulering van dit vertrouwen.

Nu de participanten beginnen met de tenuitvoerlegging van het derde programma, PEACE III, is het mij een genoegen het standpunt van het Parlement over het werk te geven, alsook een aantal overwegingen over de rol van PEACE in de toekomst. Ik wil de leden van de Commissie regionale ontwikkeling bedanken voor hun steun en de schaduwrapporteurs voor al hun inbreng.

Participatie, erkenning van de onderlinge afhankelijkheid, de bevordering van diversiteit en de succesvolle opheffing van ongelijkheden vormen allemaal belangrijke elementen van vredesopbouw en sociale wederopbouw, net als de bescherming en bevordering van de mensenrechten.

In de PEACE-programma’s hebben de mensen die het zwaarst zijn getroffen door het conflict, de mogelijkheid gekregen om actief bij te dragen aan de vredesopbouw. De medezeggenschap van mensen op lokaal niveau staat centraal in het PEACE-programma, en ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de vrijwilligerorganisaties, bedrijven, gemeenschapsgroepen en lokale raadsleden en degenen die werken met ex-gedetineerden, slachtoffers en overlevenden, eer te bewijzen voor hun geweldige inzet voor de gemeenschap en het verzoeningsproces.

De samenwerking tussen de participanten in de programma’s die door PEACE worden gefinancierd, mag niet eindigen wanneer deze programma’s aflopen. We vragen de overheidsinstanties dit werk, dat ze zo effectief hebben opgestart, te bevorderen en ervoor te zorgen dat dit waardevolle werk gefinancierd blijft worden. Er moet een manier worden gevonden om slachtofferhulpgroepen en overlevenden toegang te bieden tot financiële steun wanneer de financiering door PEACE afloopt.

Natuurlijk kan er ook iets worden teruggegeven. De ervaringen met elementen van geslaagde initiatieven die zijn gefinancierd door PEACE I en het Internationaal Fonds voor Ierland, kunnen worden gedeeld. De ervaringen die zijn opgedaan in deze initiatieven, moeten worden gedeeld met degenen die internationaal werken aan vredesopbouw. De mogelijkheden daartoe worden momenteel besproken.

Dit verslag probeert u te laten zien welke lessen kunnen worden geleerd, en ik verwelkom het debat van vanavond.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden, mevrouw De Brún, laat ik beginnen met u hartelijk te bedanken voor het uitstekende werk dat u hebt verricht aan de evaluatie van het PEACE-programma en de strategieën voor de toekomst. De Commissie deelt uw standpunt dat de interventies van de Europese Unie ter ondersteuning van het vredesproces in Noord-Ierland de twee gemeenschappen dichter bij elkaar hebben helpen brengen en hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van banden tussen gemeenschappen en over grenzen heen.

De Commissie erkent ook dat vredesopbouw een langdurig en multidimensionaal proces is. We erkennen tevens dat voor vredesopbouw een flexibele aanpak nodig is, alsook bereidheid te experimenteren en innovatieve maatregelen aan te nemen. Maar de belangrijkste les die uit het PEACE-programma is geleerd, is misschien wel die van de doelmatigheid van de benadering van onderop. Deze benadering stelt mensen en organisaties die in het veld werkzaam zijn, in staat de problemen en kwesties aan te pakken waarmee de gemeenschappen op lokaal niveau worden geconfronteerd. Zij heeft mensen uit beide gemeenschappen bij elkaar gebracht en, wat heel belangrijk is, hun het gevoel gegeven dat ze een eigen inbreng hebben in het vredesproces en er verantwoordelijkheid voor dragen.

Het is belangrijk dat men zich richt op de mensen die het zwaarst zijn getroffen door het conflict, maar de projecten voor jongeren, onze toekomst, zijn net zo belangrijk voor het veranderen van houdingen en percepties. Last but not least, hebben we geleerd dat projecten die vrouwen steunen, essentieel zijn, omdat de rol van vrouwen in de vredesopbouw en de bevordering van verzoening een belangrijke factor is in het stabiel en duurzaam maken van het proces.

De Commissie is ook van mening dat de ervaring die is opgedaan met de EU-interventies in Noord-Ierland en de vredesopbouwinitiatieven, zeker moet worden vastgelegd, teneinde goede praktijken door te geven aan andere gebieden van de wereld die een uitweg uit een conflict zoeken of met vergelijkbare sociale integratieproblemen kampen. Ik weet dat Noord-Ierland actief werkt aan de totstandkoming van een centrum voor conflictoplossing, en sta erachter dat hiermee wordt doorgegaan.

Ik noem ook de geslaagde workshop over Noord-Ierland tijdens de Open Dagen in oktober van het afgelopen jaar. Deze workshop was niet alleen helemaal volgeboekt, maar heeft er ook toe geleid dat momenteel een netwerk wordt opgezet voor het delen van ervaringen op het gebied van vrede en verzoening. De workshop zal begin oktober, tijdens de Open Dagen van dit jaar, een vervolg krijgen in een nieuwe workshop.

Ik laat het hierbij. Ik dank u voor uw uitstekende verslag en luister verder naar het debat van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij, namens de PPE-DE-Fractie. (NL) Als er in Europa heel bijzondere omstandigheden zijn, moeten wij ook met heel bijzondere maatregelen komen. In dit geval is er echt maatwerk geleverd dat met innovaties tot stand is gekomen dankzij de middelen uit het Regionaal Ontwikkelingsfonds.

Hier hebben wij echt de harten van de mensen bereikt, hier hebben wij de keukentafel bereikt en hier hebben wij in maatschappelijke organisaties kunnen werken waar vertrouwen zo belangrijk is. Vertrouwen in die omgeving waaraan inderdaad, met de grote spanningen die in Noord-Ierland zijn geweest, zo’n behoefte was. In dit verband ben ik het geheel met commissaris Hübner eens dat dit een goed voorbeeld is van een geval waarin dit soort instrumenten, dit soort middelen moeten worden ingezet, zoals ook in vergelijkbare situaties, bijvoorbeeld op Cyprus.

De heer Nicholson, de schaduwrapporteur van de PPE-DE-Fractie, heeft zijn vliegtuig gemist, vandaar dat ik als eerste spreek. Mag ik dan toch zeggen dat ik als coördinator het PEACE III-programma van harte ondersteun, met name de rol van de mensen en- ik wees er al op - de grensoverschrijdende aspecten. Het feit dat daarbij ook mensen in de rest van Ierland worden betrokken, alsmede de infrastructuur zijn van groot belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, je kunt aan vrede geen prijskaartje hangen, maar de reeks PEACE-programma’s in Noord-Ierland sinds 1995 heeft het vredesproces in Ierland gesteund met het doel een vreedzame en stabiele samenleving te versterken en verzoening in de regio te bevorderen. Ik feliciteer Bairbre de Brún met dit initiatiefverslag, dat de positieve resultaten en beste praktijken beschrijft die dit EU-programma heeft opgeleverd. Het vredesopbouwaspect van het programma is cruciaal voor de toekomst van Noord-Ierland en biedt lessen voor andere EU-lidstaten met een conflictverleden.

Het programma PEACE II heeft waardevolle uitwisselingen van ervaringen mogelijk gemaakt tussen gebieden als Albanië, Belarus, Moldavië, Servië, Oekraïne en Bosnië. Ik verwelkom de lopende discussie over de mogelijkheid een Europawijd netwerk op te bouwen van regio’s en steden die een uitweg uit een conflict hebben gevonden, die ervaringen hebben met het vinden van uitwegen uit een conflict, of die te maken hebben met een conflict en uitsluiting. Verzoening is een langetermijnproces, en ik steun de voortzetting van het PEACE-programma. Binnen het proces is het belangrijk lokale gemeenschappen bij de zaak te betrekken. Het verslag De Brún haalt het brede scala van projecten naar voren, waaronder kinderopvang en naschoolse opvang, bedrijvenparken en kleine ondernemingen, zowel op het platteland als in de stedelijke gebieden. Veel van de projecten die door PEACE worden gefinancierd, zijn opgezet om tegemoet te komen aan lokale behoeften. Ze hebben ook tal van verschillende deelnemers aangetrokken die werken aan een gemeenschappelijk doel of nut en hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van modellen voor publieke betrokkenheid bij beleidsontwikkeling. Vrouwengroepen hebben een heel positieve rol gespeeld in de vredesopbouw. Ik bedank mevrouw De Brún en ik hoop dat iedereen dit constructieve verslag zal steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, Bairbre de Brún, feliciteren met haar uitstekende verslag, dat de belangrijke bijdrage van het PEACE-programma aan de bevordering van vrede en verzoening in Noord-Ierland en de aangrenzende graafschappen naar voren haalt. Het verslag beschrijft ook hoe de geleerde lessen en de vastgestelde beste praktijken zouden moeten worden gedeeld met degenen die betrokken zijn bij ander internationaal vredesopbouwwerk.

Het doet mij genoegen dat de rapporteur mijn amendement heeft goedgekeurd. Dit stelt dat het van primair belang is dat de vredesopbouwprogramma’s, in het bijzonder de programma’s waarbij gemeenschaps- en vrijwilligersgroepen betrokken zijn, financiële steun blijven ontvangen wanneer er een einde komt aan de PEACE-middelen. Het verslag maakt in feite duidelijk dat overheidsinstanties aan beide zijden van de grens moeten waarborgen dat dit uiterst belangrijke werk regulier gefinancierd wordt wanneer er een einde komt aan de financiering door de EU. Het is cruciaal dat we niet de stekker halen uit de gemeenschaps- en vrijwilligergroepen die zich bezighouden met dit waardevolle werk. Dat zou het vertrouwen van de gemeenschappen aantasten en zou veel van het goede werk dat nu plaatsvindt, schaden. Gemeenschaps- en vrijwilligergroepen moeten kunnen werken volgens een strategisch plan. Ze moeten niet op kortetermijnbasis hoeven werken, waarbij ze geen plannen voor de toekomst kunnen maken.

In dit verband is het ook belangrijk dat deze groepen niet vast komen te zitten in het financieringsgat tussen PEACE II en PEACE III. Ik heb de Commissie hierover geschreven en ook een antwoord ontvangen. Voordat ik vanavond naar dit Huis kwam, heb ik opnieuw de lange lijst van gemeenschapsgroepen aan beide zijden van de grens bekeken die geld uit de PEACE-fondsen hebben gekregen en die actief betrokken zijn geweest bij de vredesopbouw, verzoening en regeneratieprojecten. De EU kan er gerust op zijn dat het PEACE-geld goed wordt besteed en dat de toegevoegde waarde van vrijwilligerstijd en -werk het PEACE-programma heeft gemaakt tot een voorbeeld van een programma dat zijn geld waard is.

We hebben het er in dit Huis vaak over dat Europa dichter bij de burgers moet worden gebracht. Het PEACE-programma was, en is, een tastbaar mechanisme om Europa met de burgers te verbinden. Zoals commissaris Hübner hier vanavond heeft gezegd, laat het de waarde van de benadering van onderop zien en haalt het ook de belangrijke rol van vrouwen in de vredesopbouw naar voren. Dit is een voorbeeld van de EU die in contact probeert te komen met haar burgers, die functioneert als een katalysator voor verandering en, in dit geval, van burgers die volledig en van ganser harte reageren.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag zeggen dat ik dit verslag verwelkom. Toen Noord-Ierland door conflict en onrust werd verscheurd, hebben de leiders en de instellingen van de Europese Unie de mensen in het noorden speciale steun en bemoediging gegeven door hen bij te staan op de weg naar vrede. Zoals de rapporteur, Bairbre de Brún, heeft gesteld, was die steun de 1,65 miljard euro waard en zit er nog eens 333 miljoen euro aan te komen.

Ik feliciteer de rapporteur, Bairbre de Brún. Het is echter vreemd dat Sinn Féin, die tegen het Verdrag van Lissabon en tegen het Europese proces is, een van de groepen is die het meeste profijt en steun heeft gehad van de campagne om financiële steun te helpen geven. De leider van Sinn Féin, Gerry Adams, verwijst zelden naar deze 1,65 miljard euro. Als we naar Sinn Féin zouden luisteren, zou Ierland geen lid zijn van de Europese Unie. We zouden niet in aanmerking komen voor geld voor het vredesproces in Europa. En ik moet zeggen dat dit feit mij vanavond in dit Parlement nog het meest teleurstelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag is breedsprakig, maar heeft weinig om het lijf, net zoals een groot deel van de middelen van PEACE zelf is besteed aan onbeduidendheden.

De ironie dat een lid van het Europees Parlement afkomstig van IRA/Sinn Féin rapporteur is van een verslag over vrede, zal duizenden mensen in Noord-Ierland die slachtoffer zijn geworden van de kwaadaardige terreurcampagne van deze verderfelijke organisatie, niet ontgaan.

Het komt voor mij niet als een verrassing dat zij een verslag weet op te stellen dat het heeft over vrede, zonder ook maar een keer blozend te verwijzen naar de reden waarom deze vrede noodzakelijk werd, en zonder een spoortje van berouw hierover. Laten we er geen misverstand over laten bestaan: dat is vanwege de decennia van terreur van haar IRA.

Ik ben evenmin verbaasd dat zij geen melding maakt van een van de grove tekortkomingen van het PEACE-programma, namelijk de ongelijke verdeling van de middelen over de twee gemeenschappen in Noord-Ierland. De gemeenschap van de protestantse Unionisten heeft geen eerlijk deel van de middelen ontvangen. Maar dat kan mevrouw De Brún natuurlijk niets schelen.

Ik wil tot slot laten optekenen dat de relatieve vrede die we tegenwoordig in Noord-Ierland hebben, niet te danken is aan een of ander vredesprogramma van de EU, maar hoofdzakelijk aan de opmerkelijke standvastigheid, moed en opoffering van onze schitterende politietroepen. Zij hebben de IRA overbluft, die ons zo lang van vrede heeft beroofd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Kasoulides (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het PEACE-programma heeft bijgedragen aan het vredesproces in Noord-Ierland, niet alleen door financiële bijstand, maar ook door de twee gemeenschappen dichter bij elkaar te helpen brengen. De benadering van het programma is er een van werken met het maatschappelijk middenveld en NGO’s, teneinde actief burgerschap te bevorderen. Deze benadering heeft de betrokken individuen ook de gelegenheid gegeven zelf oplossingen voor hun eigen problemen te zoeken. Dit is een voorbeeld van de bijdrage van de Commissie aan vredesopbouw en verzoening, en de Commissie verdient hiervoor een compliment.

Het verslag verwijst naar het delen van de met PEACE opgedane ervaringen met andere regio’s die kampen met vergelijkbare problemen. Als lid van dit Huis uit Cyprus denk ik dat het in het geval van Cyprus bijzonder interessant zou zijn gebruik te maken van deze ervaringen. Ik verzoek de regering van Cyprus en de Commissie deze mogelijkheid te onderzoeken als een van de componenten in de bepalingen van een politieke regeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Arnaoutakis (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, het PEACE-programma heeft laten zien welke bijdrage het kan leveren aan vreedzame coëxistentie en verzoening tussen de verschillende gemeenschappen in Noord-Ierland. Onze steun voor de voortzetting van dit programma in Ierland is gegarandeerd, maar ik wil toch het volgende onderstrepen.

Het programma is een uitstekend voorbeeld van de goede praktijken die ook in andere regio’s van de EU, zoals Cyprus, kunnen en moeten worden toegepast. De manier waarop het PEACE-programma ten uitvoer wordt gelegd, en vooral de manier waarop het wordt beheerd door lokale partnerschappen en NGO’s, alsmede de ontwikkeling van programma’s tussen gemeenschappen, de grotere toegang tot financiering voor programma’s of groepen die geen financiering kunnen ontvangen uit andere communautaire of nationale middelen, leveren allemaal waardevolle ervaring op. Het programma wijst op manieren en middelen die algemener toepassing moeten vinden in programma’s die worden beheerd door de structuurfondsen. Zo’n aanpak werkt vanaf de basis omhoog, vooral in programma’s die zich richten op lokale ontwikkeling en de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil eerst de uitstekende resultaten naar voren halen die met behulp van PEACE I en PEACE II zijn behaald, in het bijzonder voor de begunstigden van deze programma’s in Ierland – in Noord-Ierland – die weer waardigheid en hoop hebben gekregen. Dit gezegd hebbende, commissaris, wil ik twee specifieke punten noemen waarop ik hoop dat u resultaat kunt boeken.

Op de eerste plaats moeten de Britse en Ierse regering, zoals mevrouw De Brún in haar verslag heeft verzocht, echt achter de besluiten gaan staan die het Parlement, de Commissie en de Raad hebben genomen, zodat via hun gezamenlijke inspanningen tijdelijke en aanvullende regelingen kunnen worden getroffen.

Op de tweede plaats, commissaris, hebt u de leiding over de taskforce en zal het voor u niet als een verrassing komen dat ik u verzoek ervoor te zorgen dat we een geïntegreerde aanpak hanteren, in het belang van de consistentie tussen de verschillende betrokken agentschappen, de consistentie tussen de verschillende programma’s en fondsen en de consistentie tussen de verschillende geografische gebieden.

Tot slot hoop ik dat het Ierse voorbeeld een waardevolle les zal zijn voor andere landen in de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, waarom nemen we deze resolutie aan? Is zij een specifieke remedie voor een geïdentificeerd probleem? Of nemen we haar aan om onszelf een goed gevoel te geven, om het gevoel te hebben dat we ons steentje hebben bijgedragen aan het vredesproces?

Ik stel deze vraag met enige spijt. Ik ben net zo’n grote voorstander van het vredesproces in Noord-Ierland als alle andere leden van dit Huis, en mogelijk zelfs een grotere dan sommige leden. Ik ben van de ene kant een katholiek uit Ulster en van de andere kant een Schotse presbyteriaan en ik heb altijd het gevoel gehad dat ik op de een of andere manier een persoonlijk belang heb in het delen van de macht.

Het vredesproces wordt echter niet gewaarborgd door externe subsidies. Integendeel. Het gevaar bestaat dat deze geldstroom een ondernemend en spaarzaam deel van de wereld tot een subsidiejunkie maakt, die afhankelijk is van giften van elders.

Wanneer u deze cheques voor honderden miljoenen euro’s ondertekent, vraag uzelf dan eens af, en ik bedoel dit heel serieus, of u echt denkt dat u daarmee stabiliteit en vrede koopt in dat deel van de wereld, of dat u uzelf alleen maar een paar minuten lang een iets beter gevoel geeft.

De gedachte dat politiek geweld wordt veroorzaakt door ontbering, wordt eenvoudigweg niet bevestigd door de werkelijkheid. Het is een van de vele ideeën die afkomstig zijn van Karl Marx, en als zovele van zijn ideeën klinkt het op papier geloofwaardig, maar blijkt het in werkelijkheid niet te kloppen.

Palestina is het zwaarst gesubsidieerde gebied in de wereld. Het ontvangt per hoofd van de bevolking meer dan welk land in Afrika. Toch is het ook een van de gewelddadigste gebieden.

De waarheid is dat we, als we het vredesproces in Noord-Ierland willen steunen, daar een echte democratie moeten creëren, met een echte oppositie en de mogelijkheid van regering te wisselen. Als u dat doet, hebben we het geld niet nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  Colm Burke (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom het verslag van Bairbre de Brún en ik wil iedereen feliciteren die een bijdrage aan het verslag heeft geleverd, in het bijzonder de schaduwrapporteur, Jim Nicholson, Marian Harkin en alle betrokkenen.

Het programma PEACE III draait momenteel en er gaat 333 miljoen euro naar dit gebied voor de hele infrastructuur en gemeenschapsontwikkeling in Noord-Ierland en de aangrenzende graafschappen. Ik denk dat de drie PEACE-programma’s een grote bijdrage hebben geleverd tot de totstandkoming van vrede in dit gebied. Ik wil alle mensen feliciteren die betrokken zijn geweest bij dit succes, maar ook alle politieke partijen in Noord-Ierland en de gemeenschapsgroepen die hebben samengewerkt om ervoor te zorgen dat het vredesprogramma blijft werken.

Ik verwelkom ook de taskforce die in Noord-Ierland is opgezet. Ik denk echter dat er ook een taskforce nodig is in de zes aangrenzende graafschappen in de Republiek Ierland om de infrastructurele ontwikkeling in dat gebied aan te pakken. Helaas heeft de Ierse regering dit niet gedaan voor deze zes graafschappen. Dit is iets waarnaar moet worden gekeken, want ook deze graafschappen hebben gedurende 30 tot 35 jaar geleden. We hebben in deze zes graafschappen ook zo’n initiatief nodig. Ik zou het waarderen als de Ierse regering zo’n taskforce zou instellen.

Alle betrokkenen nogmaals hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolf Berend (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, er is waarschijnlijk nauwelijks iemand hier in dit Parlement die serieus twijfelt aan het succes van het PEACE-programma waar het gaat om zijn tastbare bijdrage tot de economische en sociale cohesie en zijn bijdrage tot grotere lokale betrokkenheid via actief burgerschap en de participatie van het maatschappelijk middenveld in de vredesopbouw.

Het verslag is opgesteld op initiatief van de Commissie regionale ontwikkeling en benadrukt terecht de waardevolle ervaring die is opgedaan door dit unieke en uiterst innovatieve structuurprogramma. Het haalt tevens de dingen naar voren die in de toekomst beter zouden kunnen worden gedaan, de uitdagingen die nog het hoofd moeten worden geboden, en de conclusies die kunnen worden getrokken.

Ik ben nauw betrokken bij het regionale beleid van de EU en ben me terdege bewust van de noodzaak grensoverschrijdende activiteiten te ontwikkelen. Ik steun ook sterk samenwerking tussen lokale kamers van koophandel, publieke instellingen en vrijwilligersorganisaties aan beide zijden van nationale grenzen. Ik hoef u nauwelijks te vertellen dat mijn fractie en ik dit verslag zonder voorbehoud goedkeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien niemand anders het woord vraagt, wil ik graag een opmerking maken. Ik ben niet echt verrast, maar misschien wel een beetje teleurgesteld over de opmerkingen van de heer Allister hier vanavond. We bespreken het PEACE-programma en niet het conflict. Net als alle andere conflicten, heeft ook dit conflict diepe wortels en dateert het niet van gisteren. Net als alle andere conflicten, is het veel ingewikkelder dan de heer Allister heeft aangegeven. Ongeacht de mensen die vraagtekens plaatsen bij de werkzaamheid van het PEACE-programma en hun afkeuring uitspreken over EU-financiering, is er geen twijfel over dat de PEACE-middelen als een katalysator hebben gewerkt en dat ze het geld waard waren, zoals ik eerder heb gezegd, door de inspanning die vrijwillig is geleverd en de tijd die vrijwillig is besteed. Misschien is het het beste te zeggen dat er een einde aan het conflict is gekomen en dat de financiering uit hoofde van het PEACE-programma een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van dit uiterst positieve resultaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het is allemaal goed en wel dat mevrouw Harkin naar dit Huis komt en spreekt zoals ze spreekt.

Hoeveel kiezers heeft zij begraven die zijn vermoord door terroristen? Hoeveel mensen zijn er in haar kiesdistrict gestorven doordat de organisatie die mevrouw De Brún vertegenwoordigt, besloot dat ze moesten sterven ten behoeve van een politieke strijd?

De IRA heeft tweeduizend van mijn kiezers vermoord, dus niemand in dit Huis hoeft me de les te lezen over de diepgewortelde gevoelens die ik heb, en niemand heeft het recht me tegen te spreken wanneer ik erop wijs dat de mensen die zoveel mensen in mijn kiesdistrict de dood in hebben gejaagd, mensen van de IRA zijn, de organisatie die mevrouw De Brún vertegenwoordigt in dit Huis.

De gedachte dat ze nu in de regering van mijn land zitten, is misselijkmakend. Ze hebben gemoord. De wetenschap dat ze in de regering zitten als afkoping om te waarborgen dat ze niet opnieuw gaan moorden, maakt het alleen maar erger.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag opmerken dat dit debat duidelijk het belang van het vredesproces in Noord-Ierland bevestigt en dat er in dit proces belangrijke lessen zijn geleerd. De Commissie zal haar bijdrage tot de consolidatie van het verzoeningsproces voortzetten en zal ook het delen van de lessen die zijn geleerd uit de ervaringen met de vredesopbouw, met alle andere gebieden die met vergelijkbare problemen kampen, bevorderen. Bij deze inspanningen zal de steun van het Europees Parlement er zeker veel toe doen.

Ik wil graag nog twee andere opmerkingen maken:

Tot Jean Marie Beaupuy wil ik zeggen dat de taskforce voor Noord-Ierland is opgezet om de participatie van de mensen van Noord-Ierland in alle beleid van de Europese Unie te vergroten en te bevorderen en ook om verschillende processen die bijdragen tot de consolidatie van het vredes- en verzoeningsproces, beter te coördineren en er meer samenhang tussen te creëren.

De tweede opmerking is dat de Commissie met deze inspanningen ook mensen in Noord-Ierland wil helpen de bestaande afhankelijkheid te verkleinen van de overheidssector, van staatssteun en van de aanname dat steun komt in de vorm van subsidies. De conferentie die Bairbre de Brún heeft genoemd, was er juist op gericht meer particuliere investeringen naar dit deel van het eiland te brengen, het een krachtigere particuliere sector te geven. Nogmaals hartelijk dank voor al uw opmerkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún , rapporteur. (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil degenen bedanken die vanavond in dit debat hebben gesproken. Ik heb aandachtig geluisterd naar hen en naar de punten die ze naar voren hebben gebracht. Ik ben echter teleurgesteld over wat de heer Allister te zeggen had, en ik kan het niet eens zijn met zijn beschuldigingen. Ik prijs het werk dat het Europees Parlement en de Commissie in de loop der jaren hebben verricht op het punt van het PEACE-programma.

Ik wil in het bijzonder commissaris Hübner bedanken voor de persoonlijke inzet die zij vanaf haar eerste dag in deze functie heeft getoond, en voor haar regelmatige bezoeken aan Noord-Ierland. Commissaris Hübner en de vorige commissarissen zijn echte vrienden van het vredesproces in Ierland en het is geruststellend te zien dat de Commissie een rol zal blijven spelen via de taskforce die voorzitter Barroso heeft opgezet.

PEACE heeft een grensgemeenschap die sinds de opdeling gescheiden was, in staat gesteld weer als een gemeenschap samen te komen. Het programma heeft jonge nationalisten en unionisten samengebracht om over elkaars cultuur te leren. We erkennen in het bijzonder de belangrijke rol die vrouwen hebben in het opbouwen van vrede, en het belangrijke en waardevolle werk dat is verricht over gemeenschappen en grenzen heen.

Mijn verslag haalt het feit naar voren dat het de meest gemarginaliseerde mensen in de maatschappij zijn die het meest hebben geprofiteerd van PEACE, en dat is precies zoals het moet zijn. Als er groepen zijn die nog geen gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid om in het kader van PEACE I en PEACE II een aanvraag in te dienen, moeten zij evenwel worden aangemoedigd om te participeren. De volgende stap is ervoor zorgen dat het goede werk dat PEACE doet, niet ophoudt en dat toekomstige generaties profiteren van het waardevolle werk dat met de PEACE-programma’s is begonnen, en van de geweldige steun die de Europese instellingen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op dinsdag 20 mei 2008.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE ), schriftelijk. – (RO) Het PEACE-programma vormt niet alleen een manier om vrede te handhaven, maar is ook een instrument dat economische ontwikkeling en territoriale cohesie bevordert. De tenuitvoerlegging van het programma door de regionale regeringen en niet-gouvernementele organisaties leidt tot betrokkenheid van een breed scala van gemeenschappen, lokale organisaties en gemarginaliseerde groepen in het bestuurs- en ontwikkelingsproces. De financiering van regionale projecten door PEACE draagt voorts bij tot bevordering van de dialoog, verzoening en overeenkomsten die tot doel hebben tegemoet te komen aan gemeenschappelijke belangen, en die dus elk soort conflict vermijden.

Noord-Ierland is een voorbeeld van een goede praktijk voor alle andere lidstaten die te maken hebben met conflicten of kampen met problemen die hun vrede bedreigen.

Ik sta daarom achter het opzetten van een netwerk van Europese regio’s en steden met een potentieel conflictrisico en ik ben van mening dat de bevordering van lokale partnerschappen, het delen van beste praktijken en efficiënte samenwerking tussen de regio’s en de financiële bemiddelingsinstellingen essentiële factoren zijn die lokale gemeenschappen ertoe brengen samen te werken en te werken aan handhaving van de vrede.

Ik pleit er ook voor in Zuidwest-Europa, vooral op de Balkan, programma’s ten uitvoer te leggen die vergelijkbaar zijn met PEACE, hoofdzakelijk omdat de gebeurtenissen in de afgelopen jaren een alarmsignaal zijn geweest.

 

26. Strategie voor de ultraperifere regio’s: balans en toekomstperspectieven (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0158/2008) van mevrouw Sudre, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over de strategie voor de ultraperifere regio’s: balans en toekomstperspectieven (2008/2010(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de beoordeling van de Commissie van het versterkte partnerschap voor de ultraperifere regio’s is, om het zacht uit te drukken, eenzijdig en verzuimt de problemen aan te halen die in de praktijk worden ondervonden. Desalniettemin blijven verbetering van hun toegankelijkheid, vergroting van hun concurrentievermogen en versterking van de regionale integratie relevante doelen die overeenkomen met de prioriteiten van deze regio’s.

Het bekende beeld van de Azoren, de Canarische Eilanden, Guadeloupe, Guyana, Madeira, Martinique en Reunion als regio’s die worden gesubsidieerd door de Gemeenschap of nationale fondsen, zonder oog voor het positieve effect van deze financiering, wordt onvoldoende gecompenseerd door de werkelijke toegevoegde waarde die zij voor de Unie hebben op het gebied van het milieu, cultuur en geostrategie.

De structuurfondsen dragen nog steeds bij aan de ontwikkeling van de ultraperifere regio’s. Ik hoop echter dat de Commissie haar huidige en toekomstige beleid gestaag beter afstemt op de werkelijkheden van deze regio’s, teneinde iets te doen aan de permanente beperkingen waarmee zij worden geconfronteerd. Een al te systematische methode voor de kwantificering van de meerkosten zou onevenredig zijn en geen rekening houden met de specifieke kenmerken van elk van de ultraperifere regio’s. Het steeds grotere belang dat wordt gehecht aan de evaluatie van het communautair beleid, mag niet tot gevolg hebben dat overbodige statistische instrumenten worden ontwikkeld.

Ik betreur de aanvankelijke onverschilligheid – ook al was deze slechts aanvankelijk – die het DG Handel heeft getoond tijdens de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s). Ik dring er bij de Commissie op aan te blijven zoeken naar compromissen die rekening houden met de belangen van de betrokken ultraperifere regio’s in het kader van de definitieve overeenkomsten die zullen worden gesloten met de ACS-landen. Ik moet haar ook verzoeken, in het belang van het grote nabuurschap, daadwerkelijk inhoud te geven aan het actieplan voor het grote nabuurschap.

Op het gebied van vervoer verwoordt mijn verslag zorg over de integratie van de burgerluchtvaart in het Europees systeem voor de handel in CO2-emissierechten. Het is belangrijk de inspanningen die zijn geleverd om de toegankelijkheid van de ultraperifere regio’s te verbeteren, niet in gevaar te brengen.

Communautaire maatregelen moeten een katalysatoreffect hebben op de ondernemingsgeest voor het opzetten van kenniscentra, gesteund door sectoren die de troeven en knowhow van de ultraperifere regio’s optimaal benutten, zoals afvalbeheer, hernieuwbare energiebronnen, zelfvoorziening op energiegebied en biodiversiteit.

Ik verwelkom de openbare raadpleging over de toekomst van de strategie van de EU voor de ultraperifere regio’s. Ik ben van mening dat de gekozen thema’s – klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en beheersing van de migratiestromen, landbouw en het maritieme beleid – zeker niet kunnen worden genegeerd, maar niet alle belangrijke punten van zorg van deze regio’s dekken. Ik betreur bijvoorbeeld dat de reikwijdte van artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag, dat de hoeksteen is van het beleid van de Unie inzake bijstand aan de ultraperifere regio’s, niet als onderwerp op de agenda van de debatten is gezet, zodat hieraan het juiste juridische, institutionele en politieke gewicht zou worden gegeven.

Het belang van de openbare diensten voor de economische, sociale en territoriale cohesie van de ultraperifere regio’s, het vraagstuk omtrent de staatssteun, het behoud van de gedifferentieerde belastingstelsels, de permanente werkloosheid en ongelijke verdelingen, manieren om het hoofd te bieden aan de beperkte omvang van de lokale markten, integratie in de Europese onderzoeksruimte, effectieve participatie van de ultraperifere regio’s in het Europees beleid om innovatie te bevorderen en de digitale kloof te bestrijden, en financieringsregelingen voor samenwerkingsprojecten met buurlanden zijn in mijn ogen allemaal onderwerpen die nu moeten worden aangepakt.

Tot besluit wil ik nogmaals de doelstellingen van mijn ontwerpverslag noemen. Dit zijn de voorwaarden voor economische ontwikkeling van de ultraperifere regio’s waarborgen en zodoende reële welvaart voor hun bevolking garanderen, hun concurrentievermogen versterken, en deze afgelegen gebieden ervan overtuigen dat de toekomst van Europa ook op hen van toepassing is.

Dank u bij voorbaat voor uw steun bij de stemming morgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik allereerst zeggen dat we dit verslag zeer waarderen. Dit is een uiterst professioneel verslag en ik wil Margie Sudre niet alleen bedanken voor haar verslag, maar ook voor haar aanwezigheid en sterke betrokkenheid bij de conferentie van ultraperifere regio’s die we vorige week in Brussel hebben gehouden.

Ik wil ook mijn dank uitspreken aan de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie visserij, in het bijzonder de rapporteur voor advies van deze commissie, de heer Guerreiro, voor de bijdrage aan de overweging over de toekomststrategie voor de ultraperifere regio’s, en ook aan de heer Fernandes, de heer Marques en de heer Casaca. Ik wil hen bedanken voor de bijdrage aan de openbare raadpleging waarmee we afgelopen september zijn begonnen. Deze raadplegingsfase is zojuist afgesloten met de conferentie van vorige week.

Uit deze conferentie is heel sterk de uitdaging van de dubbele integratie van de ultraperifere regio’s naar voren gekomen, alsook het gevoel van de ultraperifere regio’s dat ze als proefbank voor proefprojecten dienen, vooral op gebieden als hernieuwbare energiebronnen. Het was tijdens de conferentie ook heel duidelijk dat de ultraperifere regio’s een schat aan unieke mogelijkheden hebben en dat ze een levende kracht vormen en een sterk punt zijn voor de Unie als geheel.

Wat betreft het verslag zelf, wil ik benadrukken dat ik het belang dat het Parlement hecht aan de voortzetting van een strategie die speciaal is afgestemd op de specifieke kenmerken en de troeven van de ultraperifere regio’s, volledig deel. We zijn in de Commissie bereid om de reikwijdte van de strategie te verbreden naar nieuwe uitdagingen. De uitdagingen die de Commissie heeft geïdentificeerd, dat wil zeggen klimaatverandering, demografische ontwikkeling en beheersing van de migratiestromen, landbouw en het maritieme beleid sluiten andere thema’s niet uit en we staan open voor andere ideeën.

Ik kan me ook vinden in het verzoek van mevrouw Sudre om verbetering van de coördinatie tussen het Regionaal Fonds en het Europees Ontwikkelingsfonds. Ik vind het ook belangrijk dat de ultraperifere regio’s verder worden geïntegreerd in de Europese onderzoeksruimte en dat de samenwerking met de omliggende gebieden wordt bevorderd. Ik vind dat het hervormde cohesiebeleid in dit opzicht duidelijk heeft geholpen de positie van de ultraperifere regio’s in het kader van de samenwerkingsdoelstelling te versterken.

De “dimensie van de ultraperifere regio’s”, als ik het zo mag noemen, is beschermd en geïntensifieerd na de hervorming van veel communautair beleid: niet alleen het cohesiebeleid, maar ook landbouw en plattelandsontwikkeling, kaders voor regionale staatssteun, de Europese POSEI-programma’s of het maritieme beleid van de EU.

Ik ben er vast van overtuigd dat deze beleidsontwikkelingen goed aansluiten bij de behoeften van de ultraperifere regio’s. In de mededeling van september 2007 hebben we de noodzaak onderstreept alle mogelijkheden te benutten die de hervormingen van het Europees beleid in de periode 2007-2013 bieden. Tijdens mijn verschillende en talrijke bezoeken aan de ultraperifere regio’s heb ik kunnen zien dat er al veel initiatieven in die richting zijn genomen. Wel denk ik dat deze initiatieven verder moeten worden versterkt en ontwikkeld.

Wat betreft de manier waarop de Commissie de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten en de discussies over het Europees systeem voor de handel in emissierechten heeft gevoerd, wil ik zeggen dat de ultraperifere regio’s vanaf het begin integraal deel hebben uitgemaakt van de discussies en dat de Commissie de vertegenwoordigers van de ultraperifere regio’s systematisch op de hoogte heeft gehouden van en heeft betrokken bij de discussies.

Dit gezegd hebbende, kan ik u ook geruststellen dat de Commissie in de lopende, maar ook in de toekomstige, onderhandelingen van deze aard rekening zal blijven houden met de specifieke belangen van de ultraperifere regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro, rapporteur voor advies van de Commissie Visserij. (PT) Het advies van de Commissie Visserij, de enige parlementaire commissie die besloot een advies uit te brengen, bestaat uit een hele reeks voorstellen om te voldoen aan de belangen van de ultraperifere regio’s. Daartoe behoren: het gebied dat overeenkomt met hun exclusieve economische zones zien als een zone waartoe alleen zij toegang hebben; communautaire ondersteuning garanderen voor de vernieuwing en modernisering van vissersvloten; een communautair programma in het leven roepen om kleinschalige kustvisserij te steunen; communautaire steun bieden aan wetenschappelijk visserijonderzoek en aan de bescherming en het herstel van de visstand; socio-economische maatregelen introduceren om de visserijbronnen in stand te houden, en de communautaire steun zoals het POSEI -Visserij te versterken en te continueren.

Omdat wij vinden dat deze belangrijke voorstellen van de Commissie Visserij moeten worden weerspiegeld in de resolutie die morgen moet worden aangenomen in de plenaire vergadering, dienen we acht amendementen in waarvoor we uw steun zoeken.

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Oldřich Vlasák , namens de PPE-DE-Fractie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de specifieke situatie in de ultraperifere regio’s verdient zeer zeker speciale aandacht van de Europese Unie. Er bestaat geen twijfel over dat de Europese strategie voor de ultraperifere regio’s tot op heden enkele positieve effecten heeft gehad. De werkelijkheid is echter dat er sommige structurele problemen overblijven, en die zullen in de toekomst onze aandacht vragen. We moeten goed beseffen dat niet alle problemen in de ultraperifere regio’s kunnen worden opgelost, mede omdat sommige daarvan problemen sui generis zijn, voortkomend uit het feit dat we, met uitzondering van Frans-Guyana, vooral te maken hebben met afgelegen landen, bestaande uit eilanden, en we kunnen hun specifieke geografische en structurele eigenschappen niet veranderen.

Ik zou hier een waarschuwend woord willen toevoegen tegen een teveel aan centraal gerichte social engineering. Al het gaat om de onderwerpen die we hebben besproken betreffende de ultraperifere regio’s, is het zelfs des te noodzakelijker het implementeren van het subsidiariteitsbeginsel te overwegen. Het lijdt geen twijfel dat de ultraperifere regio’s verschillende voorwaarden vereisen als het gaat om regels voor openbare hulp en de interne markt. Dit dient ook in overweging te worden genomen bij de Europese wetgeving, die moet helpen de specifieke kenmerken van deze regio’s te bewaren en de beperkende factoren te matigen. Het moet echter nog worden bezien hoe effectief de gecompliceerde Europese financiële programma’s in dit geval kunnen zijn. Naar mijn mening is nationale en regionale hulp, wanneer deze goed wordt toegepast met betrekking tot de lokale omstandigheden, een veel effectievere vorm van hulp aan de ultraperifere regio’s. Ik vind dat het Europese structurele beleid daarentegen moet worden gebaseerd op het beginsel dat financiële hulp vooral gericht moet zijn op de armste regio’s, waar deze het hardst nodig is, ongeacht of het daarbij om een eiland, een berg of een schaars bevolkt gebied gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Emanuel Jardim Fernandes , namens de PSE-Fractie. (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen beginnen de commissaris en de Commissie te feliciteren met dit initiatief, dat stellig een nieuwe kans biedt waar het gaat om de problemen van de ultraperifere regio’s en hun mensen.

Het openen van de mogelijkheid tot openbare raadpleging heeft aangezet tot meer deelname. Ik denk dat er al veel is bijgedragen, onder andere de vergadering waaraan de commissaris refereert, en die erg productief was. Ik zou graag willen focussen op het opgestelde advies, dat een evenwichtig advies is, en dat het mogelijk maakte dat er consensus werd bereikt. Het is een advies dat in sommige opzichten een aanvulling vormt op de standpunten waarnaar door de Commissie wordt verwezen, als het over klimaatsverandering gaat.

Ik zou graag eerst willen verwijzen naar de kwestie van de Lissabon-strategie, die naar mijn mening van elementair belang is om te komen tot een antwoord op de problemen van de ultraperifere regio’s in deze nieuwe fase, naar de noodzaak alle beleidslijnen en programma’s aan deze situatie aan te passen en tevens naar de kwestie van gegarandeerde financiering.

Ik zou tot slot ook nog graag willen opmerken dat, hoewel het advies van de Commissie Visserij zich zeker richt op de essentiële aspecten, er nog enkele details zijn die kunnen worden belicht. De moeilijkheid was een hele sector onder een noemer te brengen, met als doelstelling een strategie voor de ultraperifere regio’s is die alle mogelijke terreinen van ontwikkeling omvat.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy , namens de ALDE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in een tijd waarin onze planeet een klein dorp geworden is – zo gemakkelijk is het van de ene kant naar de andere kant van de wereld te reizen – moeten we beseffen welke kans deze ultraperifere regio’s voor de Europese Unie betekenen. Zoals onze rapporteur, mevrouw Sudre, in verschillende paragrafen van haar verslag aangeeft, hebben we geweldige mogelijkheden in onze ultraperifere regio’s: in de landbouw, de visserij, onderzoek, technologie en toerisme. Met een totaal van 25 miljoen km2 bezitten we het grootste zeeoppervlak ter wereld. Zoals het verslag stelt, moeten we daarom op deze mogelijkheden inspelen zodat onze ultraperifere regio’s een succesvolle rol kunnen spelen in onze gezamenlijke toekomst.

Mijn tweede punt gaat over de bijzondere situatie in stedelijke gebieden – ik spreek hier als voorzitter van de Urban Intergroup en ik zie hier vanavond een aantal van mijn collega’s van de Intergroup – omdat het in stedelijke gebieden is waar het probleem van de werkeloosheid zich concentreert, werkeloosheid die drie keer zo hoog is als op het Europees vasteland. Migratie richt zich ook op stedelijke gebieden en het is daar dan ook dat wijzigingen in de bevolking de grootste invloed hebben.

Commissaris, wat u hier ziet, is een buitengewone kans een geïntegreerde benadering te kiezen, en niet alleen gebruik te maken van de verschillende Europese fondsen, maar ook van verschillende beleidslijnen en verschillende overheidsprojecten, regionale en lokale projecten. Als die geïntegreerde benadering niet wordt ontwikkeld, zullen we niet effectief kunnen zijn in de ultraperifere regio’s noch optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die ze bieden.

Bij voorbaat dank, commissaris, voor het gebruik van onze Europese regels waarmee u gaat zorgen dat de geïntegreerde benadering bijdraagt aan het succes van alle maatregelen die we gaan treffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, namens de UEN-Fractie zou ik mevrouw Sudre willen danken voor het entameren van dit onderwerp. Europese solidariteit vraagt van ons rekening te houden met de speciale situatie in de ultraperifere regio’s. Het is onze plicht, ja, zelfs onze morele plicht, onszelf te bemoeien met de economische en sociale cohesie van deze regio’s. De territoriale cohesie, waarnaar in het Verdrag van Lissabon wordt verwezen − hoewel niet bedoeld in een letterlijke, geografische betekenis − dient ook een dimensie te hebben die de meest afgelegen regio’s van de Unie omvat.

Waar de nadruk op moet worden gelegd, is de noodzaak te komen tot een nauwer partnerschap, dat wil zeggen betere toegang, grotere concurrentie en de verbetering van de regionale integratie. We moeten niet vergeten dat het doel van al deze acties de inwoners zijn van de overzeese gebiedsdelen, voor wie de belangrijke onderwerpen het transport over zee en door de lucht zijn, werkeloosheid, toerisme, visserij, een goed niveau van onderwijs en gezondheidszorg, en algemene breedbandtoegang tot het internet. Ook moeten we niet vergeten dat deze regio’s helaas vatbaar zijn voor natuurrampen. De ultraperifere regio’s hebben hun voordelen, maar ze hebben ook hun problemen. Dankzij het verslag van mevrouw Sudre komen deze een stuk dichterbij.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro , namens de GUE/NGL-Fractie. (PT) Wij vinden het een positief verslag, al bevat het enkele punten waar we het niet mee eens zijn.

We steunen de goedkeuring van de voorstellen die wij in de Commissie regionale ontwikkeling deden ten gunste van de ultraperifere regio’s. Een voorbeeld hiervan is het argument dat de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio’s vragen om een strategie die is gebaseerd op beleidslijnen en maatregelen die niet afhangen van criteria van voorbijgaande aard of toevallige zucht naar rijkdom, dat ze worden aangepast aan de verschillende behoeften van elk van deze regio’s en bijdragen aan het bieden van oplossingen voor de permanente beperkingen waarmee ze worden geconfronteerd.

Het benadrukt nog eens het belang van de publieke sector voor economische, sociale en territoriale cohesie in de ultraperifere regio’s op zulke terreinen als het transport over zee en door de lucht, postdiensten, energie en communicatie, om niet te vergeten toegang tot breedbandinternet of het dringend treffen van maatregelen tegen plaatselijke werkeloosheid, armoede en ongelijke inkomensverdeling in deze regio’s, die enkele van de slechtste statistieken in de Europese Unie kennen.

Wij zijn echter van mening dat sommige aspecten kunnen en moeten worden opgehelderd en versterkt. Maatregelen voor de ultraperifere regio’s die in het kader van gemeenschapssteun worden getroffen, moeten bijvoorbeeld een permanent karakter dragen en adequaat gefinancierd worden, gezien het feit dat de beperkingen waarmee de regio’s geconfronteerd worden ook permanent zijn. Om ervoor te zorgen dat de maatregelen ten gunste van deze regio’s en de verklaring ten aanzien van hun status coherenter en effectiever zijn, moet er daarnaast over de hele linie in de verschillende beleidslijnen van de gemeenschap niet alleen rekening worden gehouden met hun specifieke ultraperifere karakter, maar dient er ook een adequaat gefinancierd Gemeenschapsprogramma te worden opgesteld dat deze regio’s ondersteunt en alle bestaande maatregelen omvat.

Vandaar de door ons voorgestelde amendementen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolf Berend (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, dit goede verslag van mevrouw Sudre, dat op eigen initiatief tot stand is gekomen, streeft vooral twee doelen na, namelijk de evaluatie van de conclusies en aanbevelingen die zijn opgenomen in de communicatie van de Commissie en het vormen van een basis, ik mag wel zeggen uitstekende basis, voor discussie over de vooruitzichten voor onze ultraperifere regio’s. Zelfs als de rapporteur het standpunt inneemt dat de evaluatie van de Commissie een veel te roze of althans slechts gedeeltelijk beeld schetst, zouden we er desalniettemin trots op moeten zijn dat er dankzij Europese steun zulke voortgang kan worden geboekt in onze ultraperifere regio’s.

Aan de ene kant impliceert dat op generlei wijze dat de hulp aan deze regio’s wordt verminderd, omdat het leveren van hulp natuurlijk een wettelijke verplichting is op grond van het EG-verdrag. Aan de andere kant weten we dat het koesteren van de uitzonderlijke goederen van de ultraperifere regio’s de enige adequate manier is om ervoor te zorgen dat deze regio’s hun eigen duurzame ontwikkeling genereren.

Zoals de rapporteur terecht opsomde, is dit niet alleen een kwestie van in stand houden, waarborgen en beschermen, maar veeleer van aantrekken, aantrekkingskracht creëren en doorgaan nauw samen te werken. Terecht bepleit het verslag bijvoorbeeld dat de discussie over de toekomst van de strategie ter ondersteuning van de ultraperifere regio’s zich niet alleen richt op uitdagingen als klimaatsverandering, demografische verandering, migratiemanagement, landbouw en maritiem beleid, maar ook rekening houdt met de behoefte posities in te nemen ten aanzien van andere beleidslijnen van de Gemeenschap. De nieuwe generatie Europese programma’s dient tevens het begin te vormen van een noodzakelijk diversificatieproces voor de economieën van de ultraperifere regio’s en dient niet te worden beperkt tot het louter handhaven van de huidige staat van ontwikkeling, die voornamelijk met behulp van de EU werd gerealiseerd.

In het licht van deze overwegingen dienen we het verslag onze onvoorwaardelijke steun te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Iratxe García Pérez (PSE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil nogmaals mevrouw Sudre bedanken voor haar werk aan dit verslag en voor het behalen van een meerderheidsconsensus in de Commissie regionale ontwikkeling aangaande het beleid voor de ultraperifere regio’s.

Het beleid dient op drie pijlers te stoelen: het moet de toegankelijkheid vergroten, de concurrentie te verbeteren en de regionale integratie te versterken.

De bijdrage van de structuurfondsen aan de ontwikkeling van deze regio’s is van groot belang geweest en zal dat in de toekomst blijven als het gaat om het handhaven van de gerealiseerde consensus en voor het verder terugdringen van ongelijkheden. Daarom moet de Commissie grotere flexibiliteit laten zien. Het zou het gebruik van financiering door het Europees fonds voor regionale ontwikkeling, EFRO, voor de ultraperifere regio’s makkelijker maken door te zorgen voor een voldoende brede scope teneinde het mogelijk te maken toegang te krijgen tot het hele fonds.

Nog zo’n fundamentele uitdaging is het vergroten van de toegankelijkheid en daarom is het belangrijk dat de ultraperifere regio’s verschillend worden behandeld als het om transport gaat.

Het vierde verslag van het Cohesiefonds ziet zich geconfronteerd met de nieuwe uitdagingen en we hopen stellig dat de Commissie er rekening mee houdt dat deze uitdagingen ook belangrijk zijn in de ultraperifere regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, een belangrijk onderwerp dat niet voldoende aandacht heeft gekregen van de Commissie is ondersteuning voor die eilandenregio’s in de EU die niet behoren tot de eilanden waarnaar wordt verwezen in het Verdrag, maar er nog steeds veel mee gemeen hebben.

Eiland-lidstaten binnen de Unie dienen op gelijke voet te worden behandeld met de ultraperifere regio’s. Dat is noodzakelijk volgens het beginsel van gelijke behandeling, omdat eiland-lidstaten en eilandregio’s van de lidstaten in zekere mate met dezelfde ernstige territoriale en geografische nadelen worden geconfronteerd als de ultraperifere regio’s. Kleine eiland-lidstaten en eilandregio’s van lidstaten dienen daarom dezelfde behandeling te krijgen als de ultraperifere regio’s; ze dienen te worden onderworpen aan dezelfde voorkeursstrategie als die regio’s. Zo dienen ze bijvoorbeeld een apart pakket staatshulp te krijgen, zodat ze in de EU een brug vormen met regio’s als het oostelijke gebied van de Middellandse Zee.

 
  
MPphoto
 
 

  Emmanouil Angelakas (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, hoewel het verslag van mevrouw Sudre misschien irrelevant lijkt voor veel Europese landen, omdat slechts zeer weinige van hen ultraperifere regio’s kennen die zo ver verwijderd zijn als bijvoorbeeld de Azoren, Madeira etc., heeft haar benadering niettemin mijn aandacht getrokken. Ik ontdekte dat het verslag de inspiratie zou kunnen vormen voor landen met eilandregio’s, vooral eilandengroepen en ook bergachtige gebieden, zoals mijn land, Griekenland. De geo-culturele aard van deze regio’s vormt een unieke bron en tevens een nadeel.

Ik feliciteer mevrouw Sudre daarom met haar werk, omdat ze mijzelf heeft gestimuleerd enkele voorstellen in te dienen met betrekking tot deze regio’s. Ik wil dan voorstellen dat er maatregelen worden getroffen om gebruik te maken van de geo-culturele kenmerken van eilanden en bergachtige regio’s. Er dient een ontwikkelingsstrategie te zijn om het principe van territoriale cohesie in stand te houden en te versterken. Er dient een systeem van statistische indicatoren te worden ontwikkeld om een betere evaluatie van de verschillen tussen eilanden en vasteland mogelijk te maken. Ook dient er grotere flexibiliteit te zijn bij de toepassing van Europees en nationaal hulpbeleid voor productieve activiteiten op het eiland. De volgende onderwerpen dienen aan de orde te worden gesteld: gelijke toegang tot de interne markt en het invoeren van een praktisch hulpschema voor de eilanden; de invloed van klimaatsverandering op de eilanden, vooral de verergering van bestaande problemen zoals droogte; makkelijkere transportverbindingen tussen eiland en bergachtige gebieden en het vasteland. Tot slot dient er speciale prioriteit te worden gegeven aan het zekerstellen van de energiebehoeften van de eilanden door energieopwekkingsprojecten te ontwikkelen en te implementeren die zijn gebaseerd op nieuwe technologieën en zonne- en windenergie. Er dienen breedbandverbindingen te worden opgezet, en de uitvoerbaarheid van eiland- en bergtoerisme dient verhevigd ter hand te worden genomen.

Om al die redenen wil ik mevrouw Sudre nogmaals feliciteren. Ik verklaar het verslag volmondig te steunen, in de overtuiging dat op zeker moment de Commissie een gelijksoortig verslag zal opstellen aangaande de regio’s die ik heb genoemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, enkele van de toespraken die we deze middag hebben gehoord lijken geen rekening te houden met het feit dat de werkelijkheid in de ultraperifere regio’s anders is. Het is niet zo dat zij arme regio’s zijn. We hebben het over kleine insulaire en zeer geïsoleerde gebieden, die duizenden kilometers van het vasteland van de Europese Unie liggen, en bewoond worden door in totaal viereneenhalf miljoen mensen.

De Europese Unie zou deze gebieden aan hun lot over kunnen laten, hun inwoners veroordelen tot armoede en ze dwingen te emigreren naar de landen van de Europese gemeenschap, wat betekent dat we nog eens 4,5 miljoen immigranten accepteren.

Gelukkig begrijpt de Europese Commissie de situatie van deze gebieden en heeft ze lang geleden een speciaal regiem in het leven geroepen. De Commissie dient ons nu van advies. Mevrouw Sudre heeft naar aanleiding van dit advies een waardevol verslag samengesteld, waarin ze het belang benadrukt van bijvoorbeeld de handhaving van de eenheid Ultraperifere gebieden en waarin ze zeer specifieke voorstellen doet om de publieke sector in stand te houden, innovatie te stimuleren en de digitale scheidslijn naar de prullenbak te verwijzen. Ik vind dat het Parlement het verslag van mevrouw Sudre dient goed te keuren om de redenen die ze naar voren heeft gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Neris (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag waarover het Huis morgen zal stemmen herinnert ons er in hoge mate aan dat het specifieke karakter van de ultraperifere regio’s tevens een van hun sterke punten is. Behalve de handicaps die hen in de weg staan, hebben ze ook onmiskenbare voordelen en het wordt tijd dat we daarop verder bouwen, zodat de ultraperifere regio’s zich in de toekomst op een echte en duurzame manier kunnen ontwikkelen. Onze eilanden verse impulsen geven houdt tevens groei in: het betekent dat hoogwaardige landbouwproductie, die bijdraagt aan de diversiteit van de landbouwopbrengst op EU-niveau, gebaseerd wordt op een duurzame basis. Het betekent dat de snelle ontwikkeling van een zeer reële toeristische attractie wordt gebaseerd op de schat aan gevarieerde landschappen en onze culturele erfenis. Het betekent ook dat er wordt geprofiteerd van de geografische positie van de ultraperifere regio’s, vooral in het Caribisch gebied en de Indische oceaan, dat nauwere samenwerking met naburige derde landen wordt aangemoedigd en onze eilanden zich – juist omdat ze eilanden zijn – ontwikkelen tot centres of excellence voor wetenschappelijk onderzoek, met name op het gebied van maritieme wetenschappen, klimatologie en milieu.

De enige manier om deze doelen te realiseren echter, is binnen het specifieke regelgevend kader van het huidige Artikel 299, lid 2 van het Verdrag, en de geest van dat artikel dient de leidraad te vormen voor de gedetailleerde toepassing van het Europees openbaar beleid, vooral in de energie- en transportsectoren maar ook met betrekking tot het internationale handelsbeleid, waar het van essentieel belang is dat er rekening wordt gehouden met de interesses van de ultraperifere regio’s als er onderhandeld wordt over Economische partnerschapsovereenkomsten. De ultraperifere regio’s zijn in het algemeen en altijd proactief, maar het logisch gevolg daarvan is dat ze de behoefte hebben eerlijk behandeld te worden – en dat betekent differentiatie.

De Commissie zal hier ongetwijfeld rekening mee houden bij het bepalen van haar standpunt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). - (NL) De positie van die ultraperifere gebieden is bijzonder. Het gaat inderdaad om die verafgelegen kleine eilandjes en ik denk dat mevrouw Sudre een goed evenwicht heeft gevonden door dat specifieke karakter te belichten en daar de instrumenten goed op toe te snijden.

Als Nederlands parlementslid wil ik melding maken van ontwikkelingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Wij hebben drie van die kleine eilandjes - Sawa, St. Maarten en Bonaire - die inderdaad zullen overgaan naar die andere status en daarmee ook onder de ultraperifere gebieden komen te vallen. Ik verwacht evenwel niet dat het zó snel zal gaan dat de inwoners daarvan nog vóór de verkiezingen van 2009 kunnen meestemmen. Onder het nieuwe Verdrag van Lissabon kunnen wij hen sneller opnemen. Daarvoor hoeven wij het Verdrag niet te wijzigen. Misschien kan mevrouw Hübner aangeven of de Commissie helemaal klaar is om deze drie kleine, samen 19 000 inwoners tellende eilandjes in ons geheel op te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sérgio Marques (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, behalve dat ik onze collega, mevrouw Sudre, wil feliciteren met haar excellente verslag, wil ik graag drie opmerkingen maken met betrekking tot de toekomstige strategie van de Europese Unie voor de ultraperifere regio’s.

De eerste opmerking is dat ik de Europese Commissie wil feliciteren met het aanzetten tot deelname aan het debat aangaande het Europees beleid voor de ultraperifere regio’s en de toekomstige strategie die moet worden toegepast. Ook juich ik de publieke online-raadpleging toe, alsmede de grote conferentie van vorige week over dit onderwerp, die werd gepromoot door de Europese Commissie.

De tweede opmerking is dat een Europese strategie voor de ultraperifere regio’s in de toekomst net zo noodzakelijk is als deze nu is. De kans bestaat dat we gaan geloven dat de economische en sociale ontwikkeling die intussen door de ultraperifere regio’s is gerealiseerd Europese actie minder noodzakelijk maakt. We moeten ons er echter altijd van bewust zijn dat de zeer specifieke situatie van de ultraperifere regio’s blijvend is en een gedifferentieerde Europese respons zal blijven vragen die voor die zeer specifieke situatie adequaat is.

In mijn derde en laatste opmerking wil ik erop wijzen hoe belangrijk het is dat er alles aan wordt gedaan om de Lissabonstrategie ook in de ultraperifere regio’s te implementeren, omdat de toepassing ervan in zulke regio’s problematischer is vanwege hun zeer specifieke kenmerken.

Ik zou daarom mevrouw Hübner willen adviseren een door de Europese Commissie gepromoot onderzoek in te stellen met de bedoeling de moeilijkheden in kaart te brengen waarmee de ultraperifere regio’s bij de implementatie van de Lissabonstrategie worden geconfronteerd en de specifieke methoden om deze te overwinnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Madeleine Jouye de Grandmaison (GUE/NGL). (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het doet mij genoegen mij lovend uit te mogen spreken over de kwaliteit van het verslag van mevrouw Sudre.

We kunnen er niet omheen te moeten constateren dat 10 jaar nadat het Verdrag van Amsterdam van kracht werd het EU-beleid krachtens Artikel 299(2) echt vooruitgang heeft geboekt. Vandaag wordt het echter tijd om een nieuwe fase in te luiden, gebaseerd op een ommekeer in benadering in de betrekkingen tussen de EU en de ultraperifere regio’s. Dat zal van de EU vragen meer rekening te houden met de voordelen die de ultraperifere regio’s bezitten, langs de lijnen die op het seminar van vorige week werden uitgezet. Naar mijn mening zou de nieuwe strategie niet alleen verloren terrein terug moeten winnen, maar zich tevens moeten focussen op ontwikkeling, op vormen van ontwikkeling die duidelijk worden bepaald door de heroverweging van onze mogelijkheden. Dit heeft evenzeer betrekking op wetenschappelijk onderzoek, maritieme bronnen, biodiversiteit, Europees sociaal beleid, klimaatsverandering en de ongeëvenaarde bijdrage die de ultraperifere regio’s leveren als het gaat om culturele diversiteit. Ik heb dus een lijst met amendementen opgesteld en ik hoop dat ze hun doel zullen realiseren.

Door de nieuwe benadering handen en voeten te geven, krijgen de ultraperifere regio’s middelen om echte partners van Europa te worden, en juist daar hebben we een nieuw perspectief nodig: om ons een wederzijds partnerschap voor te stellen waar iedereen van zal profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner , lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, zeer kort in antwoord op wat de heer van Nistelrooij vroeg, ja, we hebben hier met de Nederlandse regering gedurende de laatste anderhalf jaar aan gewerkt. Gelukkig zijn de veranderingen die het Verdrag toestond, ingevoerd, dus we hopen dat we op een dag de drie nieuwe gebieden kunnen opnemen.

Laat mij, aangaande de opmerkingen die werden gemaakt, eerst zeggen dat de Commissie, overeenkomstig het verzoek dat in december werd geformuleerd door de Europese Raad, deze herfst een mededeling het licht zal laten zien die de strategie ten aanzien van de ultraperifere regio’s voort zal helpen met, naar ik hoop, besluitvaardigheid en pragmatisme. Dat is onze benadering van de beide nieuwe uitdagingen, maar allereerst om het makkelijker te maken alle mogelijkheden aan te grijpen.

Mevrouw Sudre, ik zie uw verslag als een middel om een brug te bouwen tussen de huidige en toekomstige strategieën voor de ultraperifere regio’s en dat is een zeer belangrijke rol voor dit verslag. Ik ben ook zeer de overtuiging toegedaan dat inderdaad de juiste manier om verder te gaan bestaat uit het voortbouwen op de mogelijkheden van de ultraperifere regio’s. Dat wordt door verschillende leden benadrukt.

Laat me in deze context ook wijzen op ons toekomstige Groenboek over territoriale cohesie, dat een belangrijk onderwerp zal zijn van het Franse voorzitterschap. De ultraperifere regio’s dienen een belangrijke rol te spelen bij het voorbereiden van de territoriale dimensie van het cohesiebeleid omdat de ultraperifere regio’s echt onze inspanningen belichamen als het gaat om het overbruggen van de territoriale scheidingen binnen Europa. Dat is waarom ik hun sterke betrokkenheid bij de publieke raadpleging met betrekking tot het Groenboek over territoriale cohesie zou verwelkomen.

Wat dat laatste betreft, laat ik u er gewoon van verzekeren dat de Commissie door zal gaan een gecoördineerde en geïntegreerde benadering te promoten en zal proberen synergieën tussen verschillende beleidslijnen van de Gemeenschap te realiseren die van invloed zijn op de ultraperifere regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk wil ik alle sprekers die aan het debat hebben deelgenomen bedanken, en ik wil opnieuw de Commissie bedanken voor haar initiatief vorige week aangaande een toekomstige strategie voor de ultraperifere regio’s.

Ik zou graag op enkele punten willen antwoorden die te berde werden gebracht door mijn collega’s, en ik ben ze dankbaar voor de warme manier waarop zij dit verslag ontvingen. In antwoord op de heer Guerreiro, kan ik zeggen dat de steun die hij wil zien voor de vernieuwing en de research met betrekking tot de visserij en de toename in hulp al helemaal is gedekt door het Europees Fonds voor de Visserij. Deze maakt al deel uit van het beleid waarop de EU, en speciaal de Commissie en de Commissie Visserij zich heeft vastgelegd, aangezien dit verslag zich bezighoudt met beleid ten aanzien van regionale ontwikkeling. Het is daarom dat mijn verslag, rekening houdend met het geweldige belang van de visserij voor onze ontwikkeling, het niet die ruimte geeft die de heer Guerreiro graag had gezien. Laat ik hem eraan herinneren dat we het hier hebben over regionale ontwikkeling.

De heer Medina Ortega heeft al geantwoord aan onze Griekse collega’s die wilden dat hetzelfde beleid voor alle eilanden zou gelden, en heeft uitgelegd wat het verschil is dat wordt gemaakt door afstanden van vele duizenden kilometers van het vasteland van Europa. Maar hoeveel voortgang we ook boeken, we zullen altijd duizenden kilometers verwijderd zijn. En hoe goed ik ook de problemen begrijp die door alle eilandbewoners worden ervaren, we kunnen niet dezelfde derogaties en dezelfde regels laten gelden voor eilanden die slechts een paar uur per boot verwijderd zijn of een paar minuten met het vliegtuig. Dit is zeker geen kwestie van het niet willen inzien van de situatie op eilanden, maar, en ik herhaal, er is een groot verschil tussen uw eilanden, dicht bij het vasteland, en die van ons, die zo ver weg liggen.

Mijnheer Guerreiro, u sprak voor de tweede keer om erop aan te dringen dat onze benadering niet zou worden gebaseerd op criteria van voorbijgaande aard. Het moge duidelijk zijn dat er niets voorbijgaands is aan onze situatie. die is tamelijk permanent, maar we vragen niet om een permanente hulpgarantie op datzelfde niveau in perpetuity, omdat we hopen aansluiting te vinden bij het gemiddelde in de rest van de Gemeenschap.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op dinsdag 20 mei 2008.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE) , schriftelijk. (EN) Dit verslag geeft een goed overzicht van de problemen waarmee de Azoren, de Canarische eilanden, Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Réunion, Sint-Maarten en Sint-Bartholomeus worden geconfronteerd als geografische regio’s van de Europese Unie, maar het geeft ook aan wat de ongelijkheden zijn in de behandeling van verschillende overzeese gebiedsdelen van de lidstaten.

Er zijn nog steeds verschillende regio’s onder de soevereiniteit van de lidstaten die niet dezelfde status hebben als de ultraperifere regio’s. De burgers van de Britse Maagdeneilanden of Groenland zijn bijvoorbeeld burgers van de Europese Unie, maar verkiezingen voor het Europees Parlement worden in deze regio’s niet gehouden, terwijl de burgers van Aruba burgers zijn van de Europese Unie, die toevallig wel mogen stemmen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. Maar nog verwarrender is het feit dat niemand van de eerdergenoemde gebiedsdelen feitelijk deel uitmaakt van de Europese Unie.

Ik ben sterk van mening dat de relatie van de Europese Unie met de overzeese gebiedsdelen van de lidstaten en de burgers van al deze gebiedsdelen uniform moet worden, gezien de gelijke behandeling van de burgers van de Europese Unie.

 

27. EU-strategie voor het consumentenbeleid 2013 (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het volgende onderwerp is het verslag (A6-0155/2008) van Lasse Lehtinen, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over de strategie voor het consumentenbeleid van de EU 2007-2013 (2007/2189(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Lasse Lehtinen , rapporteur. (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat voor ons ligt is grondig gelezen in de commissie, waarvoor ik mijn collega’s en vooral de schaduwrapporteurs van de andere politieke fracties wil bedanken. Met instemming hebben we kennis genomen van de lofwaardige pogingen van de Commissie om consumentenkwesties op alle beleidsterreinen te belichten.

Dit continent kan slechts concurreren op de wereldmarkten als het ook kan concurreren op zijn eigen interne markt. De 27 nationale minimarkten dienen te worden gecombineerd om de grootste retailmarkt ter wereld te vormen.

Een levensvatbare interne markt vergt actie om het consumentenvertrouwen een impuls te geven. Sterke en onafhankelijke consumentenorganisaties spelen hierbij een belangrijke rol.

Bij de opties die er zijn om dat vertrouwen te vergroten is er één die meer dan de andere in onze besprekingen naar voren kwam en die zorgde voor de enige noemenswaardige onenigheden. Het gaat dan om de mogelijkheid voor consumenten om te kunnen beschikken over de middelen om compensatie te vragen als er iets mis is. In dit verslag wordt gesteld dat het essentieel is dat consumenten beschikken over een grensoverschrijdend collectief systeem voor vergoedingen in geval van meningsverschillen.

Commissaris Kuneva heeft al beloofd te bekijken welk soort systeem voor collectieve vergoedingen in Europa geschikt zou zijn. Bij ons in Europa schijnt er tenminste een brede consensus te bestaan over het soort systeem dat het niet zou moeten zijn. Het dient fundamenteel anders te zijn dan het collectieve vergoedingensysteem van de Amerikanen, waar vooral advocaten van profiteren, niet de consumenten. In Europa moeten we streven naar een systeem waarbij claims direct gekoppeld worden aan de feitelijk geleden schade. Op die manier zou de manier van rechtspleging niet zozeer focussen op de straf maar op het verkrijgen van recht voor de consument. Collectieve vergoedingssystemen zouden daarom de consument geen nieuwe rechten geven, maar zouden ervoor zorgen dat ze ten volle van hun huidige rechten gebruik kunnen maken.

De fracties van de conservatieven hebben het idee van collectieve vergoedingen niet willen steunen. De aangevoerde reden is dat de Commissie al heeft beloofd te beginnen met het indienen van voorstellen dienaangaande. Het Parlement is echter de politieke besluitvormer dat gekozen werd door het volk van Europa, en we dienen de wil van de meerderheid duidelijk uit te laten komen. We hebben zowel de bevoegdheid als een verplichting na te denken over nieuwe en gedetailleerde oplossingen voor kwesties die het publiek als problematisch ervaart en deze voor te stellen aan de Commissie.

Ik heb voorgesteld dat de Commissie bekijkt of het misschien nuttig is een functie als consumentenombudsman in het leven te roepen die rapporteert aan de Commissie en die speciaal gaat over grensoverschrijdende gevallen. Deze hoge ambtenaar zou kunnen fungeren als een poortwachter, een soort selectieve autoriteit, zoals dat ook gebeurt in nationale gevallen als er middelen voor legale vergoedingen worden geïmplementeerd. Hopelijk zullen het verslag en de compromissen die het bevat de breedst mogelijke steun krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva , lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag het Parlement willen bedanken voor de steun die het gaf aan de doelstellingen en acties van onze strategie voor het consumentenbeleid in de jaren 2007-2013 en natuurlijk voor de enorme steun en het werk van de rapporteur.

Ik ben ingenomen met het standpunt van het Parlement ten aanzien van de noodzaak de 27 nationale minimarkten te veranderen in een pan-Europese retailmarkt, de grootste ter wereld. Om dat te bereiken, moeten we ervoor zorgen dat de consumenten met meer vertrouwen over de grens gaan winkelen. We zeggen vaak dat vertrouwen de valuta van de moderne economie zijn. Ik ben van mening dat we, met al onze pogingen en geweldige inspanningen, geholpen door de invulling die we aan onze strategie geven, stap voor stap dit doel kunnen realiseren.

In deze context waardeer ik ook ten zeerste de steun die we krijgen voor de voorgestelde kaderrichtlijn aangaande de contractuele rechten van de consument, die het middel vormt om het doel te bereiken. Ik ben vooral blij met de instemming van het Parlement wat betreft de behoefte voor de beoogde volledige harmonisatie, waar knelpunten voor het functioneren van de interne markt worden vastgesteld.

Wat betreft het scorebord voor de consumentenmarkten ben ik blij met het welkom dat het Europees Parlement dit initiatief heeft bereid en zie ik uit naar uw volledige steun later dit jaar. Het scorebord staat centraal als het gaat om wat de strategie beoogt, nl. te komen tot een begrip van de manier waarop de interne markt werkt voor onze consumenten – om de uitkomst te meten van de interne markt voor consumenten. Als het scorebord volledig is ontwikkeld, zullen we echt in staat zijn betere regelgeving en empirisch gestaafd bewijs te maken. En wat net zo belangrijk is, we zullen onze burgers laten zien dat we hun alledaagse zorgen begrijpen en daar een antwoord op hebben.

U vroeg naar vergoedingen. Ik wil u graag bedanken voor de steun die u geeft aan de strategie voor het consumentenbeleid, gericht op vergoeding en handhaving ervan. Vergoeding is, samen met handhaving ervan, een belangrijk onderdeel van deze strategie. Net als u geloof ook ik sterk dat, willen we de interne markt laten functioneren, de Europese consumenten het vertrouwen moeten hebben dat ze hun rechten kunnen afdwingen en een vergoeding kunnen krijgen, waar ook binnen de Europese Unie. Ik vind verder dat een aanvulling van middelen voor vergoeding – juridisch of niet-juridisch, zowel individueel of collectief – de efficiëntste en adequaatste afhandeling van consumentengeschillen mogelijk zou maken. Hiervan zouden zowel de consumenten als de fatsoenlijke bedrijven in gelijke mate profiteren. Persoonlijk denk ik dat collectieve vergoedingen, zowel juridisch als niet-juridisch, een effectieve manier kunnen vormen om het kader voor vergoedingen dat we reeds hebben opgezet voor de Europese consument, meer gestalte te geven. We hebben dat gedaan door aanmoediging van ADR-mechanismen, (alternative dispute resolution, alternatieve geschilbeslechting), door de instelling van een grensoverschrijdende procedure voor kleine claims en door de pas aangenomen Mediation Richtlijn.

Natuurlijk dient zorgvuldig te worden vastgesteld welke acties er dienaangaande in de toekomst worden genomen. Zoals u weet heb ik twee onderzoeken opgestart, gericht op verder onderzoek naar de kwestie van collectieve vergoedingen. De eerste zal de effectiviteit en de efficiency van bestaande collectieve vergoedingsmechanismen onderzoeken; het zal vaststellen of consumenten nadeel ondervinden in die lidstaten waar collectieve vergoedingen niet beschikbaar zijn en het bestaan onderzoeken van negatieve effecten voor de binnenmarkt.

Het tweede onderzoek zal informatie leveren over de problemen waarmee consumenten worden geconfronteerd als ze vergoedingen pogen te krijgen op grond van massale claims en het zal de economische gevolgen van zulke problemen voor de consument, de concurrentie en de desbetreffende markt analyseren.

Ik ben van plan de resultaten van deze onderzoeken en de informatie die van stakeholders en lidstaten wordt verkregen te gebruiken voor de voorbereiding van een mededeling die dan moet worden aangenomen door de Commissie tegen het eind van 2008. Het doel van deze mededeling zal zijn het inwinnen van publiek en breed advies omtrent de opties die er zijn op het gebied van collectieve vergoedingen aan de consument.

Tegelijkertijd evalueer ik hoe de richtlijn over injuncties werd geïmplementeerd door de lidstaten en welke invloed deze heeft gehad op de handhaving van rechten van de consument in de EU. Mijn conclusies zullen uiteen worden gezet in een verslag dat eveneens tegen het eind van het jaar door de Commissie zou moeten worden aangenomen.

Nogmaals mijn dank aan het Parlement, dat ze mijn visie op het nieuwe, marktgebaseerde consumentenbeleid delen, een beleid waarbij geïnformeerde en mondige consumenten vol vertrouwen zoeken naar, en profiteren van de beste aanbiedingen qua prijs en kwaliteit in de grootste markt ter wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Piia-Noora Kauppi , rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de mededeling van de Commissie toejuichen, alsmede het verslag van de heer Lehtinen, omdat beide over het algemeen zeer evenwichtige werkstukken zijn.

Bovendien geven ze terecht blijk van een heel belangrijke opvatting, die op EU-niveau dient te worden besproken, nl. dat consumentenbeleid een onderdeel moet zijn van de interne markt.

Dat brengt me bij hetgeen de Commissie economische zaken terecht heeft gesteld in het verslag: het voltooien van de interne markt is in zichzelf al geweldig consumentenbeleid. EU-brede concurrentie doet de prijzen dalen en de kwaliteit en consumentenkeuze toenemen. De EU-brede toegang van consumenten tot deze keuzes dient te worden vastgelegd.

In een interne markt zijn consumenten de motoren achter de markteconomie en kunnen ze via hun keuzes hun eigen belangen beschermen. Daarom is de consistente implementatie van bestaande richtlijnen met betrekking tot de interne markt van het grootste belang.

De mening van de Commissie voor economische zaken benadrukt terecht twee terreinen die in dat opzicht vooral van belang zijn. Ten eerste, de financiële dienstverlening: er is een echte interne markt nodig voor wat betreft banking, leningen, verzekeringen etc. om de Europese consument macht te geven. Dat klemt eens te meer omdat democratische ontwikkelingen ervoor zorgen dat de best mogelijke investeringsdiensten steeds belangrijker voor iedereen worden. Hier moeten grote hindernissen worden overwonnen.

Ten tweede, e-commerce. Dit is gekoppeld aan functionerende financiële markten en hangt af van de ontwikkeling van betaalsystemen, maar is ook belangrijk voor bijna alle aspecten van de interne markt omdat het internet een echte Europese marktplaats biedt. Dus moeten we ervoor zorgen dat de Europese e-commerce echt functioneert en de consument hier de juiste keuzes kan maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Diana Wallis , rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Commissie juridische zaken zijn we het met u eens, commissaris: Laten we deze 27 minimarkten afschaffen; maar om dat te realiseren, dien je een veel algemener juridisch kader te hebben. Als we zouden zien dat alle elementen van de Commissie die bij de interne markt betrokken zijn, ook logisch samenwerken, zou dat volgens mij het begin vormen bij de verwezenlijking ervan. Het ene onderwerp dat ons al lang heeft geïnteresseerd, en waarvan we dachten dat het misschien niet vaak genoeg werd genoemd, was het project contractenrecht en het gemeenschappelijk referentiekader.

We willen niet meemaken dat dit wordt vergeten en dat iedereen met het volgende doorgaat waarin we jullie steunen, als het gaat om collectieve vergoeding, maar laten we onze inspanningen ook nog richten op het algemene referentiekader. We zouden graag wat meer nadruk op ADR-vormen van vergoeding hebben gezien, vooral in de online-wereld die wij, als een commissie, lange tijd hebben gesteund. Zeker, we zijn blij met collectieve vergoeding blij dat u ernaar kijkt en we gaan op dat pad voort, maar laten we niet daar eindigen waar we met contractenrecht zijn geëindigd, achtervolgd door vragen over rechtsgronden en andere kwesties.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Hedh , rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. (SV) Mijnheer de Voorzitter, laat ik de commissaris, Meglena Kuneva en rapporteur Lasse Lehtinen hartelijk bedanken.

Ik juich de strategie toe en ben zeer blij dat consumenten als een belangrijke groep worden gezien, die aandacht verdient. We weten dat we nooit een bloeiende interne markt zullen krijgen, als we geen tevreden consumenten met het nodige vertrouwen hebben. Maar ik deel het standpunt van de rapporteur dat de strategie een voortdurend vervolg vereist, wil deze zich echt in het voordeel van de consument ontwikkelen.

Als rapporteur voor de strategie in de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen echter, ben ik teleurgesteld dat het belangrijkste rapporterend comité geen rekening hield met meer dan één van de 13 amendementen. Deze bevatten veel belangrijke en waardevolle voorstellen. Wij zagen graag een duidelijker perspectief qua geslacht. Consumentenbeleid is absoluut niet geslachtsneutraal. Er dient rekening te worden gehouden met de geslachten, net zoals er rekening wordt gehouden met kinderen, de ouderen en de mindervaliden. Ik hoop dat dit nogmaals aan de orde kan komen in de volgende evaluatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Colm Burke , namens de PPE-DE Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Lehtinen en de schaduwrapporteurs voor de goede samenwerking gedurende de laatste paar maanden. Met dit verslag worden er enkele zeer positieve elementen aangedragen op het gebied van het komende consumentenbeleid. Consumenten kunnen hun rechten slechts uitoefenen als ze zich bewust zijn van die rechten, en het geven van macht aan consumenten in de EU is een centraal element in dit verslag, en dat wordt bereikt door onderwijs- en bewustmakingscampagnes. Speciale aandacht zal worden geschonken aan het uitrusten van consumenten met vaardigheden en middelen die nodig zijn om hen meer vertrouwen te geven in de digitale omgeving.

Het verslag prijst de inspanningen die de Commissie zich getroost om de samenwerking op het gebied van productveiligheid en op internationaal niveau te versterken, vooral met de Chinese en Amerikaanse autoriteiten. Verdere dialoog en het delen van informatie aangaande productveiligheid is in het belang van alle partijen en staat centraal bij het wekken van consumentenvertrouwen.

Wat betreft consumentenvergoeding steun ik, samen met mijn PPE-DE collega’s, van harte de stelling dat alle consumenten in de EU gemakkelijk en effectief toegang dienen te hebben tot vergoedingen. We weten dat niet-juridische vormen van vergoeding voor de meeste consumenten de voorkeursoplossing zijn, omdat ze het snelst tegen de laagst mogelijke kosten de belangen van de consument dienen.

Zoals ik sinds de aanvang van de debatten al aangaf, steun ik niet de oproepen tot juridische actie om een slecht doordacht systeem van collectieve vergoedingen in de EU door te voeren. De Commissie bereidt momenteel verschillende onderzoeken voor naar bestaande systemen van consumentenvergoeding in de lidstaten en liever dan vooruit te lopen op de resultaten van de Commissieonderzoeken verlang ik, samen met mijn PPE-DE collega’s, naar een sterke rol van het Parlement en de lidstaten als het gaat om het evalueren van de resultaten voordat er een besluit wordt genomen over verdere actie. Het is niet in het belang van de consumenten om haastig een systeem van collectieve vergoeding te introduceren dat zowel kostbaar als ineffectief is. In alle andere opzichten steun ik het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyne Gebhardt , namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, sta mijn toe de heer Lehtinen te bedanken voor het werkelijk uitstekend opgestelde verslag dat hij ons heeft doen toekomen en dat ons een zeer goede basis heeft gegeven voor onze besprekingen.

Ik zou graag drie zeer belangrijke punten uit dit verslag willen belichten. Het eerste punt is ervoor te zorgen dat er een leidende rol is weggelegd voor instrumenten die we reeds bezitten in de Europese Unie voor de promotie van veiligheid en preventie. Daarom is het zeer belangrijk dat het RAPEX-systeem verder wordt verbeterd, zodat het zelfs nog effectiever de belangen kan dienen van consumenten.

Het tweede zeer belangrijke punt is dat Solvit, dat zo’n belangrijk instrument is, wordt gekoesterd en verbeterd. Er is nog steeds sprake van een aanzienlijke informatiekloof tussen consumenten, waarvan te veel nog nooit van Solvit hebben gehoord en niet weten dat het een groot aantal problemen voor hen op kan lossen. Ook dat is zeer belangrijk.

Ook ben ik zeer dankbaar dat de Europese Commissie op het punt staat het EE-symbool weer te onderzoeken. Veel mensen denken dat het EE-symbool een veiligheidsmerk is, maar dat is het helaas niet. Samen met u en commissaris Verheugen dienen we ervoor te zorgen dat de regels die op dit symbool betrekking hebben zo worden geformuleerd dat ze ons in staat stellen het publiek in de toekomst ervan te verzekeren dat ze kunnen vertrouwen op de veiligheid van producten met het EE-merk. Dat is een zeer belangrijk doel.

Het laatste en belangrijkste punt echter is volgens mijn fractie het systeem van collectieve vergoeding dat wij in de Socialistische fractie voorstaan. Het hele staatsblad heeft geen enkel doel als de consument zijn pakket rechten niet kan doen gelden, al was het maar omdat er sprake is van een grensoverschrijdende factor, die het zeer moeilijk maakt de wet te handhaven of omdat er veel kleine claims zijn voor kleinere verliezen, hoewel die de mensen op den duur ook zeker financieel kunnen uitkleden. Het is absoluut essentieel dat we niet alleen de Europese Commissie aansporen zo’n systeem te onderzoeken en te ontwikkelen, maar haar feitelijk smeken dat te doen en ons zo snel mogelijk te voorzien van een adequaat stuk wetsvoorstel, zodat we consumenten ook echt de verschuldigde veiligheid en bescherming kunnen bieden.

Het spijt mij heel erg dat de PPE-DE Fractie niet in staat is gebleken dit systeem met de kracht en het commitment te verdedigen die nodig zijn om de consumenten en het publiek in het algemeen echt vertrouwen in de Europese Unie en de internationale markt te geven, want zulk vertrouwen komt voort uit de wetenschap dat ze goed worden beschermd als ze gaan winkelen in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Graf Lambsdorff , namens de ALDE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mag ik beginnen Lasse Lehtinen te feliciteren met dit goede en evenwichtig opgestelde verslag. We zijn het er op veel punten mee eens. Een van de redenen hiervoor is het zeer goede voorbereidende werk geweest dat de Commissie in deze heeft gedaan. Er zijn een paar twistpunten.

De consumentenstrategie zal een van de belangrijkste discussiepunten zijn in de volgende fase van de ontwikkeling van de interne markt. Centraal bij de drie belangrijke uitdagingen waartegenover de Europese Unie zich ziet geplaatst, namelijk groei, werkgelegenheid en de erkenning van en het voldoen aan de behoeften van de mensen, staan 490 miljoen mensen. De interne markt heeft het in zich de grootste retailmarkt ter wereld te worden. Daarom steunt de ALDE-Fractie de gerichte pogingen van de Commissie één grote retailmarkt te maken van de 27 minimarkten.

Ook verwelkomen we de manier waarop het ontwerp het horizontale element van het consumentenbeleid versterkt, alsmede het daarin vervatte voorstel voor de benoeming van wat verbindingsofficieren voor de consument heet. In deze context moet ik speciaal gewag maken van de voorgestelde versterking van de Europese consumentencentra en de bijzondere aandacht die wordt gegeven aan kinderen en oudere mensen.

Graag wil ik ook nog wat zeggen over het onderwerp collectieve vergoeding, waar we een probleem mee hebben. We hebben weinig informatie gekregen en veel stellige opvattingen. Ik denk, Meglena, dat het wat voorbarig zou zijn als we zouden zeggen dat u in deze op massale steun van het Parlement kunt rekenen. We hebben net gehoord van de PPE-DE Fractie dat deze u niet zal steunen. Ik denk dat de PPE-DE de echte problemen niet onder ogen ziet. Er is een wijd verspreid soort schade dat veel consumenten in meer dan één land raakt. Het is legitiem dat de Commissie de tijd neemt voor deze hele kwestie en er een onderzoek naar in stelt. Van de andere kant hebben we de stellige overtuiging van de PSE die dit instrument koste wat het kost als politiek instrument wil, ongeacht de echte problemen – en die zijn niet gering in tal.

Zo is er het probleem van de legitieme grond. Waar in het Verdrag staat dat wij hier in de Commissie en het Parlement het recht hebben ons te bemoeien met het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Strafrecht van de lidstaten. Wat zei Diana Wallis ons zojuist namens de Commissie juridische zaken? Het probleem van het contractrecht is nog steeds niet opgelost. De vraag mee te doen of zich terug te trekken, de rol van de Ombudsman – er zijn veel problemen die om een oplossing vragen. Het is gewoon niet genoeg te zeggen dat we het Amerikaanse systeem niet willen. Ook de Amerikanen hadden de beste bedoelingen toen ze hun systeem introduceerden. Vanzelfsprekend maakten ze niet met opzet meteen een slecht systeem.

Daarom moeten we een agnostische, kritische positie blijven innemen. We moeten wachten op het onderzoek, de resultaten ervan serieus nemen en vervolgens deelnemen aan een goedgeïnformeerde, niet-dogmatische en verantwoordelijke discussie, zoals het dit Parlement betaamt.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz , namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Lehtinen gaat over de belangrijke onderwerpen van een prokwaliteitsstrategie voor de komende jaren. Die strategie is belangrijk voor de burgers van de Unie en ik wil even ingaan op enkele problemen die ermee samenhangen. Bij het creëren van nationale en Europese wetgeving dient er meer input te zijn van de consumentenorganisaties, die moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van hun activiteiten en het verwerven van fondsen in bepaalde landen. De Unie zou die organisaties meer substantiële en financiële hulp moeten bieden. De collectieve vergoedingssystemen die in bepaalde landen gelden, dienen te worden ingezet tegen oneerlijke marktspelers, en er dient een collectief vergoedingssysteem op Europees niveau te worden geïntroduceerd.

Europese consumentencentra in de afzonderlijke landen alsmede de woordvoerders van consumentenorganisaties en rechten van de consument dienen hun informatie- en scholingsactiviteiten, gericht op speciale bescherming van de meest kwetsbare consumenten, op te voeren. Bescherming kan effectiever worden gemaakt door de consumentencentra van Solvit en RAPEX erbij te betrekken. Wij steunen dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson , namens de GUE/NGL-Fractie. (SV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De steun voor rechten van de consument is vaak zwak en dient dus te worden versterkt. Daarom dank ik de rapporteur en de leden van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, die erin zijn geslaagd de steun te versterken voor die consumentengroepen die het meest bescherming nodig hebben: kinderen en ouderen.

Krachtige consumentenondersteuning vraagt om actieve consumentenorganisaties. Individuen zijn niet sterk als ze alleen staan. Het is door deze organisaties dat consumenten kracht winnen en meer kennis en informatie krijgen. Deze organisaties hebben daarom betrouwbare en gegarandeerde financiering nodig. Maar de onzekerheid die momenteel de boventoon voert bij aankopen die de nationale grenzen overschrijden, dient te worden weggenomen door de mogelijkheid te creëren dat er tegen bedrijven die de wet overtreden groepsacties worden ondernomen. Het grootste probleem voor consumenten tegenwoordig is dat het moeilijk is een geschil tussen verschillende landen te beluisteren, omdat er geen instanties zijn die over zulke grensoverschrijdende geschillen uitspraak doen. De EU dient op de eerste plaats instanties in het leven te roepen om uitspraak te doen over geschillen, niet nog meer EU-wetgeving te creëren. Ik denk dat het voorstel om een EU-ombudsman voor consumenten aan te stellen nogal dubieus is. Waarom nog meer diensten introduceren die op EU-niveau moeten worden gefinancierd en daarbij het risico lopen dat toewijzingen voor consumentenorganisaties worden beknot? Consumenten winnen daar niets bij.

Tot slot betreur ik het dat de amendementen van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen – ik moet zeggen zoals gebruikelijk – werden weggestemd in de Commissie interne markt en consumentenbescherming. Ze hadden een beter lot verdiend.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanne Dahl, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, met genoegen neem ik voor de eerste keer het woord en wel op een terrein van verantwoordelijkheid waarin ik werkzaam hoop te zijn. Natuurlijk is het positief dat door dit verslag het Europees Parlement het initiatief neemt om de rechten van de consument veilig te stellen. Maar ik ben bang dat deze wetgeving beetje bij beetje gewoon zal uitmonden in een lappendeken van dingen. Er zullen cosmetische wijzigingen worden doorgevoerd die het feit verhullen dat de EU op een zodanige manier is gestructureerd dat aandacht voor het vrije verkeer van goederen, kapitaal en diensten altijd voorrang zal krijgen op de aandacht voor de consument en andere “softe” terreinen. Ik denk dat we dat nu ook in dit debat terugzien.

Ik zou graag aan de hand van twee heel specifieke voorbeelden willen aangeven hoe we de rechten van de consument dienen veilig te stellen. Het is van vitaal belang dat we de rechten van de consument om in hun eigen land en in hun eigen taal een klacht in te dienen veiligstellen en het is van vitaal belang dat voedselproducten en andere goederen die een gezondheidsrisico kunnen vormen aan controles kunnen worden onderworpen wanneer ze worden geïmporteerd in de afzonderlijke landen. Elk land afzonderlijk zou uit milieuoverwegingen en overwegingen ten aanzien van de gezondheid van consumenten het recht moeten hebben controles uit te voeren en een hogere norm te eisen dan de norm die is vastgelegd in EU-regels. De strategie van de EU ten aanzien van de gezondheid van consumenten dient gebaseerd te zijn op het principe van behoedzaamheid en niet op een ideologische gedachteschool die louter dient om toe te staan dat alle goederen geheel vrij de grens over kunnen. Dat kan worden gedaan door het recht om lokaal klachten in te dienen en contact op te nemen met juridische instanties veilig te stellen, almede door toe te staan dat het importeren van goederen wordt stopgezet als er gezondheidsredenen zijn om dat te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI) . (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag stelt terecht vast dat de euro een positief effect heeft als het gaat om de kosten van financiële operaties te drukken. Consumenten vonden het makkelijker prijzen van grensoverschrijdende contracten te vergelijken en juichten ook het toegenomen retailpotentieel in de interne markt toe. Ik ben het er mee eens dat de nieuwe lidstaten moeten worden aangemoedigd door te gaan met hun hervormingen en dat ze in staat dienen te zijn de euro in te voeren zodra ze aan de criteria van Maastricht voldoen, zodat ze alle voordelen van een gemeenschappelijke munt in de interne markt kunnen genieten.

Het Europees Parlement zal spoedig de gelegenheid hebben dit voorstel in de praktijk te testen, als het de uitbreiding van de eurozone met de Republiek Slowakije bespreekt. Slowakije heeft met zeer veel inspanning en ruim voor de streefdatum voldaan aan de convergentiecriteria. Ik verwerp de houding van sommige collega’s die ons nu bekritiseren met een vaag en duister tegenargument over de houdbaarheid van deze criteria. Dat kan tot in het oneindige doorgaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de interne markt dienen consumenten en leveranciers zich, net als goederen en diensten, vrij te kunnen bewegen.

Consumenten dienen in andere lidstaten niet minder bescherming te genieten dan thuis als we grensoverschrijdende activiteiten veilig willen stellen en versterken. Daarom juich ik de horizontale benadering toe in het consumentenbeleid alsmede de betere bescherming waar die toe zal leiden.

Het betekent mondigere consumenten en krachtige consumentenbescherming, alsmede een bedrijfsvriendelijke wetgeving in de interne markt. Maar we maken ons zorgen over de gehaaste benadering als het gaat om collectieve vergoeding.

Het is te vroeg voor het Parlement om al een standpunt te bepalen. We hebben grondige onderzoeken nodig naar de bestaande systemen in de lidstaten en een evaluatie van de behoefte aan een Europees collectief vergoedingssysteem. We hebben in dit stadium niet genoeg kennis over de gevolgen als het gaat om de kans op misbruik, hogere kosten voor de consumenten en bedrijven en meer regelgeving.

Ik denk niet dat er iemand is die de introductie van een Europees systeem in de EU steunt, als hij op de hoogte is van alle bezwaren en disproportionele gevolgen die het met zich meebrengt. Nu moedigen we andere middelen van vergoeding aan, die sneller en goedkoper zijn en laten de wetgeving over aan de nationale besluitvorming van de lidstaten. Bestaande instrumenten en niet-juridische middelen kunnen op EU-niveau worden ingezet.

We doen een beroep op de Commissie het onderzoek uit te voeren en de resultaten ervan aan het Parlement en de lidstaten te presenteren. Waarom verder gaan dan nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te realiseren? Waarom de keuzemogelijkheid ontnemen aan de lidstaten om er verschillende methoden voor geschiloplossing op na te houden? Er moeten nog veel vragen worden beantwoord.

Er is tot nu toe geen duidelijke aanwijzing dat een EU-systeem voor collectieve vergoedingen waarde toevoegt aan de interne markt, haar consumenten en bedrijven. De EU moet geen wetgeving creëren als het daarvoor geen goede redenen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Vergnaud (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil beginnen Lasse Lehtinen te feliciteren met het uitstekende werk dat hij heeft verricht en met zijn vermogen tot luisteren. Zijn verslag begint met het verbeteren van een Commissiestrategie die al is gebaseerd op de principes van het beschermen en mondig maken van consumenten.

Ik steun de horizontale benadering die wordt voorgestaan door de rapporteur als middel om de bescherming van consumenten, en vooral van de meest kwetsbare consumenten, in overeenstemming te brengen met een efficiënte interne markt. Evenzo is het van essentieel belang dat consumentenorganisaties een grotere rol spelen in de voorbereiding van wetsvoorstellen.

Wat betreft de productveiligheid dient de Commissie niet alleen door te gaan met haar inspanningen op het gebied van marktbewaking; ze dient ook snel handelend op te treden om principes voor een CE-marktsysteem in het leven te roepen die een echte garantie zullen bieden voor kwaliteit, traceerbaarheid en veiligheid.

Tot slot is het van essentieel belang de toegang tot vergoedingen te verbeteren door een Europees systeem van collectieve vergoedingen voor te stellen dat consumenten in staat stelt hun volste recht te halen als er bewezen schade is gedaan, terwijl tegelijkertijd de valkuilen van het Amerikaanse systeem worden vermeden. Hier voorstemmen kan het publieke vertrouwen in een Europees marktmodel dat zowel open als beschermend is alleen maar versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Schwab (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de consumentenstrategie van de Commissie bevat verschillende themagebieden, waarin wij op grote schaal haar positie steunen. Ook u, mevrouw Kuneva, steunen wij in uw persoonlijke betrokkenheid bij de voltooiing van de binnenmarkt en uw bijzondere gerichtheid op consumenten en hun rol in de interne markt.

Er zijn verschillende terreinen waarop we elkaar vinden. E is al gerefereerd aan het doel de Europese consumentencentra en het Solvit-systeem te versterken. Dat doel geniet de steun van alle fracties. We zien ook de noodzaak van een horizontale benadering van het consumentenbeleid, maar betreuren de geringe nadruk op de contractwet. We moeten ervoor oppassen dat de contractwet er niet de oorzaak van is dat onze voorstellen gaan rafelen aan de randjes, zodat we eindigen met een lapjesdeken van wetten. De stemming van vanavond in de commissie liet zien dat consumenten de wet vertrouwen als ze er tamelijk zeker van zijn dat ze die kennen. Als de tijdslimieten van de ene jurisdictie in de andere verschillen, zal het consumentenvertrouwen tamelijk gauw slijten. Daarom hebben we het algemene referentiekader nodig, omdat we uniforme standaards nodig hebben om consumentenvertrouwen op te bouwen.

Datzelfde geldt voor collectieve vergoeding. We hoorden dat verschillende fracties afwijkende standpunten innemen. Het standpunt van de PPE-DE-Fractie is tamelijk duidelijk: we zij het eens met de analyse dat er bepaalde zwakke punten zijn waarbij de consumentenbelangen minder goed worden beschermd, vooral als het gaat om grensoverschrijdende transacties. Vergeefs echter zoeken wij naar een analyse van de redenen waarom deze zwakke punten bestaan, en niemand in deze kamer vanavond heeft een verklaring gegeven. Ons zijn onderzoeken beloofd. We zullen ze zeer zorgvuldig lezen, pagina per pagina. Als deze onderzoeken alleen het juridische standpunt analyseren, en niet de verschillen tussen de lidstaten als het gaat om het opleggen van hun eigen wetten, zullen deze onderzoeken ons uiteindelijk niet veel verder helpen.

Mag ik u daarom zeggen, mevrouw Kuneva, dat we zeer open staan voor echte vooruitgang en een zeer constructieve houding aannemen jegens het opleggen van bestaande wetten, maar dat het opleggen van deze rechten van de consument niet effectiever zal zijn als ze niet uiteindelijk in de praktijk ook goed uitpakken. In Duitsland kennen we het Gesetz zur Einführung von Kapitalanleger-Musterverfahren, de Wet ter invoering van proefprocessen beleggers, krachtens welke talrijke aandeelhouders een groepsactie zijn opgestart tegen Deutsche Telekom; in de loop van de gerechtelijke handelingen is duidelijk geworden dat de theorie en praktijk van collectieve vergoedingen vaak twee verschillende werelden zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriela Creţu (PSE) . (RO) Het is duidelijk dat consumenten die goed op de hoogte zijn van hun rechten een hoge mate van voldoening kunnen bereiken en hun belangen kunnen verdedigen. Niettemin hebben burgers, naast kennis, ook een instrument nodig om compensatie te eisen als hun rechten zijn geschonden. Daarom denken we dat groepsacties noodzakelijk zijn en gewenst zijn in een vorm die efficiënt is voor de consument en evenwichtig voor de markt. Doorgaan met en versterken van het proces van toezicht op de interne markt is net zo nodig.

Wij vinden dat de bestaande opiniebarometer zeer nuttig is en we zullen de financiering ervan in de begroting van 2009 eveneens steunen, maar vragen of de klemtoon meer kan komen te liggen op het registreren van de prijs van goederen en diensten die in de 27 lidstaten worden verhandeld. Last but not least moeten we niet vergeten dat de rechten van de consument ook dienen te functioneren op het terrein van de dienstverlening, inclusief de financiële dienstverlening en de diensten in de digitale omgeving, waar het risico veel groter is en het moeilijker is aan te tonen dat er rechten zijn geschonden.

 
  
MPphoto
 
 

  Malcolm Harbour (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil Lasse Lehtinen bedanken voor een zeer uitvoerig verslag, dat een enorme berg extreem belangrijke ideeën bevat. Zoals de commissaris al eerder zei, hebben we innovatieve en veilige producten en diensten nodig als we consumenten in staat willen stellen zich beter op de hoogte te stellen, meer vertrouwen te krijgen en die beslissende keuze te maken. Al die dingen vloeien voort uit het steunen van de consument en het verruimen van hun rechten.

Ik zeg dit met name tegen Lasse omdat ik het jammer vind dat hij al dit goede werk heeft laten overschaduwen door één enkel onderwerp. Het probleem met die kwestie van collectieve vergoeding is dat onze collega’s in de Socialistische fractie al overhaaste conclusies lijken te hebben getrokken en wat nieuwe Europese wetgeving willen. Ik was blij dat ik u hoorde bevestigen dat u twee onderzoeken verricht, en niet eentje, om dit onderwerp grondig uit te spitten. Wij aan deze zijde van het Huis willen het verslag afwachten voordat we conclusies trekken, maar het schijnt dat onze collega’s aan de socialistische kant van mening zijn dat dit al een geweldig item is, en dat wij, omdat we het niet steunen, een soort van anticonsument zijn. U hoeft maar enkele van de persberichten te lezen, de gekleurde berichten, de roodgekleurde berichten, die aan gene zijde van het Huis verschenen. Ik wil alleen maar definitief stelling nemen tegen de opvatting dat deze kant van het Huis tegen consumentenrechten is omdat we ons niet bij voorbaat willen verplichten tot steun aan een voorstel waarover nog niet eens de informatie hebben. Ik zeg dit hier tegen al onze collega’s: uzelf een hoop rompslomp op de hals halen en mogelijkerwijs de consument opzadelen met hoge kosten, noem ik niet consumentvriendelijk. Laten we afwachten en zien wat de conclusies zijn.

Ik zeg tegen Alexander Lambsdorff dat hij zich hierdoor heeft laten kidnappen, maar alles wat hij morgen voor ons hoeft te doen om ons het verslag van Lasse unaniem te laten steunen, is voor onze amendementen 5 en 6 stemmen, die de deur stevig openhouden. We zullen het verslag van mevrouw Kuneva afwachten en het onbevooroordeeld bekijken en bestuderen, maar in de tussentijd zullen we ons enorm blijven inzetten voor de consument in de interne markten en voor hun effectieve rechten waarin de bestaande wetgeving van dit moment voorziet.

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira (PSE) . (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag Lehtinen stelt terecht vast dat de behoeften aan consumentenbescherming alleen kan worden geledigd door wetgeving als die beter en eenvoudiger is en dat er een meer samenhangend juridisch kader voor rechten van de consument nodig is.

Ik doe daarom een beroep op de Commissie en de lidstaten om te zorgen voor adequate financiering voor krachtige en onafhankelijke consumentenorganisaties. Een dergelijke financiering is absoluut essentieel als er voortgang dient te worden geboekt bij het opbouwen van een echt interne markt voor consumenten.

Collectieve vergoeding verdient ondertussen de nodige aandacht en mijn steun, gezien de positieve ervaring die er mee werd opgedaan in verschillende lidstaten.

Ik zou ook graag willen zeggen dat, zoals de heer Lethinen benadrukt, een krachtig systeem voor consumentenbescherming ook van voordeel zal zijn voor concurrerende producenten en verkopers, omdat ze bedrijven prikkelt duurzamere goederen te verkopen, wat resulteert in een duurzamere groei.

Het verslag gaat echter verder dan dit, en ik prijs de heer Lethinen als hij zegt dat consumentenbescherming een integraal deel dient te zijn van de planning en het ontwerp van producten en diensten.

Tot slot zou ik willen zeggen dat ik zijn conclusie deel dat er effectieve en betere consumentenbescherming nodig is om een beter functionerende interne markt te creëren. Ik zou hem graag willen bedanken en willen zegen dat we nu volgens mijn mening de beste voorwaarden hebben voor een goede strategische overeenstemming met mevrouw Kuneva op dit terrein.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is niet nodig te benadrukken hoe belangrijk klanttevredenheid is voor bedrijven. Als consument weet ieder van ons dat oneerlijke zakelijke praktijken − opzettelijke misleidende informatie of onvoldoende after-salesservice − ons ertoe brengt geen goederen of diensten van het desbetreffende bedrijf meer af te nemen. Maar het is belangrijk dat consumenten altijd over de mogelijkheid beschikken tot een echte keuze, nl. van leverancier of verkoper te wisselen. Ongetwijfeld creëert een dergelijke keuze een concurrerende markt waarin het niet loont voor marktspelers om consumenten te ontmoedigen. De ondernemer kent het risico in een concurrerende markt zijn marktpositie te verliezen, en daarmee zijn winst en vooruitzichten op verdere ontwikkeling. Ik denk dat de interne markt van de Europese Unie zo’n potentieel heeft. Ik ben blij dat de mogelijkheid de interne markt te creëren bestaat, dat het bestaat dankzij de consumenten en dat dat feit niet onopgemerkt is gebleven. Het moge duidelijk zijn dat ik niet zeg dat we al in een dergelijke markt opereren. Consumenten beschikken nog steeds niet over de kennis die nodig is om de meest voordelige aanbiedingen te vinden, en sommige ondernemers houden die informatie voor hen achter. Sterker nog, dienstverleners houden zelf vaak onvoldoende rekening met de belangen van consumentenbelangen.

Daarom is het belangrijk ervoor te zorgen dat de rechten van de consumenten worden gerespecteerd, dat ze het recht hebben op volledige, begrijpelijke, eenvoudige en makkelijk vergelijkbare informatie, en dat dat recht wordt gerespecteerd door bedrijven en wettenmakers. Het is niet minder belangrijk dat consumenten worden geïnformeerd over hun rechten en bewust worden gemaakt van de middelen die er bestaan om ze te helpen beslissingen te nemen in een vrije markt. Wat dat betreft moeten consumentenorganisaties een grote rol spelen. Ook moeten we niet vergeten dat het verdedigen van de rechten van de consument en de mogelijkheid deze effectief toe te passen enorm belangrijk zijn voor het juist functioneren van de markt. Zoals de rapporteur al aangeeft dient opkomen voor de consument niet als een excuus te dienen voor marktprotectionisme. Het is aan ons het juiste evenwicht te vinden in de consumentenbescherming om geen barrière op te werpen voor de ontwikkeling van bedrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE) . (SK) Ik ben blij met het verslag van de Commissie over de strategie van de EU betreffende het consumentenbeleid en ik waardeer ook uw inspanningen, commissaris Kuneva, een consumentencultuur te promoten, gebaseerd op het bewustzijn van de consument en op betere toegang tot informatie.

Ik denk dat krachtige en onafhankelijke consumentenorganisaties de ruggengraat vormen van een effectief consumentenbeleid en ik ben blij in het verslag van de heer Lehtinen de wijzigingen terug te vinden die ik heb voorgesteld in artikel 7, waar het Parlement een beroep doet op de Commissie en de lidstaten om voldoende financiële middelen voor consumentenorganisaties ter beschikking te stellen. Daarbij gaat het voornamelijk om financiële steun voor intensieve opleidingsprogramma’s, gericht op degenen die in consumentenorganisaties werkzaam zijn. Consumentenorganisaties zijn het best geïnformeerd over de behoeften van consumenten en dienen daarom te worden geraadpleegd over alle terreinen van consumentenbeleid die consumenten raken.

Ik steun de twee amendementen die door mijn politieke fractie, de PPE-DE, zijn voorgesteld op artikel 40 van het verslag, handelend over collectieve vergoeding, dan ook volledig. Alleen als uit het onderzoek naar de invloed blijkt dat dat nodig is, dient de Europese Commissie een Europees kader voor te stellen dat alle consumenten in alle lidstaten gemakkelijk toegang geeft tot verschillende vergoedingsmechanismen bij klachten met een grensoverschrijdend aspect.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE) . (RO) In het kader van de strategie van de Europese Unie ten aanzien van het consumentenbeleid zou ik graag willen wijzen op het belang van de kwaliteit van diensten en producten. Als consumenten al gewend zijn hun toevlucht te nemen tot organisaties voor de bescherming van consumenten als het om producten gaat, gaat dat niet op voor diensten. Vaak tekenen consumenten contracten voor het leveren van diensten zonder de bepalingen in het contract zorgvuldig te lezen, en als ze deze al zorgvuldig lezen, denken ze dat ze daar geen wijzigingen op kunnen voorstellen. In feite hebben ze niet dezelfde onderhandelingspositie als de dienstverleners, hoewel sommige opmerkingen van consumenten de inhoud van contracten kunnen verbeteren en hen meer vertrouwen kunnen geven.

Ik zou graag de aandacht willen vestigen op de noodzaak toeristen en passagiers te beschermen voor wat betreft de naleving van hun rechten die velen van hen helaas niet kennen en niet opeisen. Ook moet er speciale aandacht worden geschonken aan elektronische diensten. Het vertrouwen van de consument in digitale diensten is essentieel voor de concurrentie in de Europese Unie en, in het bijzonder voor de ontwikkeling van een kenniseconomie.

Concluderend zou ik willen wijzen op het feit dat we het ook moeten hebben over de kwaliteit van de publieke dienstverlening en in dit kader over de bescherming van de consument.

 
  
MPphoto
 
 

  Magor Imre Csibi (ALDE) . (RO) Op de eerste plaats zou ik de heer Lethinen graag willen feliciteren met zijn consistente verslag. Toch wil ik over paragraaf 35 van het verslag graag een opmerking maken. Deze paragraaf refereert aan de aanstelling van een ombudsman voor Europese consumenten in het kantoor van de Europese ombudsman. Dit voorstel lijkt me een zeer gecompliceerde en niet zeer efficiënte procedure.

Ten eerste vergt het creëren van een dergelijke positie financiële middelen. We zouden de financiële middelen opnieuw moeten verdelen, tussen de Europese centra voor de bescherming van de consument en de potentieel nieuwe ombudsman. Op de tweede plaats zou de bureaucratie op het niveau van de Europese Unie toenemen. Tot slot zouden we een overlap hebben tussen de taken van de pas gecreëerde functie van ombudsman en de Europese centra voor de bescherming van de consument. Ik geloof niet dat een nieuw instrument meer efficiency zou brengen bij de oplossing van de klachten die door de Europese consument worden ingebracht. Maar ik denk wel dat een efficiënte en grondige implementatie van de wetgeving het ongenoegen over de werking van de interne markt zou verminderen.

Concluderend vraag ik de afgevaardigden van de Europese Commissie paragraaf 7 in overweging te nemen, waarin we verzoeken om de allocatie van adequate fondsen aan de consumentenorganisaties in de hele Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE) . (CS) Mijnheer de Voorzitter, de globalisatie van onze markt vraagt om sterke, heldere en gemakkelijk afdwingbare consumentenrechten en ik ben blij te zien dat de Commissie op dat terrein succesvolle vorderingen maakt. In mijn verslag van vorig jaar wees ik erop dat het consumentenvertrouwen in e-commerce zou toenemen door consumentencontracten te keuren en door betere mechanismen voor het afhandelen van klachten, alsmede door het Europees keurmerk en het consumentenhandvest. Maar ik denk niet dat het aanstellen van een Europese ombudsman voor de consument ons veel zou helpen. In plaats daarvan moeten we de financiële steun aan de bestaande consumentenorganisaties en toezichthoudende instanties in de lidstaten vergroten, omdat zij de instanties zijn die steeds vaker de onveilige producten uit Azië signaleren, namelijk speelgoed, kinderschoenen en sportapparatuur. De burgers verwachten dat wij met een meer succesvol middel komen voor de afhandeling van grensoverschrijdende klachten, zoals hier al vaker naar voren is gebracht. Dat is een verdere rechtvaardiging voor de harmonisatie van de regelgeving in de lidstaten. Maar collectieve vergoeding is problematisch; het is misschien goed voor de advocaten, maar het is vaak zeer kostbaar voor consumenten of leveranciers. Ik juich het daarom toe dat de Commissie van plan is eerst de resultaten van het Duitse of Britse model te evalueren en pas dan vast te stellen in welke richting er voort moet worden gegaan, en dat ze zich niet een blinde steeg in laat duwen door de Socialisten. Ik zou graag mijn waardering uit willen spreken voor het werk van onze rapporteur en dat van de Commissie over de hervorming van het consumentenbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyne Gebhardt (PSE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van plan mijn collega Malcolm Harbour morgen gelukkig te maken door mijn rode pak aan te trekken om hem te laten zien dat de rode hoek wel degelijk weet wat ze wil. Dat is in feite het verschil tussen wat wij ter linkerzijde zoeken en wat zij ter rechterzijde van plan zijn, namelijk een groot blauw rookgordijn creëren om het feit te verhullen dat ze eigenlijk helemaal geen consumentenbescherming willen, maar op de eerste plaats en vooral begaan zijn met het verdedigen van de industriële belangen. Het is alleen maar goed dat dit eens duidelijk wordt gezegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Meglena Kuneva , lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb begrepen dat ik slechts twee minuten heb, maar ik wou dat we het hier wat langer over konden hebben. Ik hoop zeer dat ik met u allen, als u tijd en interesse heeft, kan blijven praten over consumentenkwesties. Ik zou me daarover zeer verheugen, omdat ik een hoop prikkels krijg, zelfs in deze late zitting.

Ik zou graag mijn politiek commitment uitdragen dat ik door zal gaan de onderwerpen over duurzame ontwikkeling aan te pakken, werkende aan CEE en GPSD (de Richtlijn inzake algemene productveiligheid) en hoe zij elkaar kunnen aanvullen. Natuurlijk zal ik doorgaan met de digitale gids, een van de eerste gesprekken die ik had met mevrouw Roithová. Natuurlijk werk ik samen met mijn collega commissarissen; deze portefeuille wordt steeds uitgebreider en strekt zich uit tot andere portefeuilles, maar ik denk dat dit deel uitmaakt van de schoonheid van deze portefeuille.

Er zijn dus veel zaken. Ik ben het met u allemaal eens als ik zeg dat, als we een complete interne markt willen hebben, we meer nadruk moeten leggen op de rechten van de consument. Dat is echt de enige manier om de tweede fase van de interne markt tot stand te brengen en te regelen. Ik denk dat, als we goede vooruitgang boeken met ons scorebord, dit scorebord onderdeel uit zal maken van het grotere plaatje van de interne markt, en dan hebben we al tamelijk goed in de gaten in welke richting de Europese markt zich zal ontwikkelen.

Ik werd vooral geraakt door mevrouw Dahl – ik vind het jammer dat ze niet langer in de plenaire vergadering zit – die zei dat dit de eerste keer was dat ze het woord voerde. Maar refererend aan de zogenaamde “race to the bottom”, denk ik dat, als we overal in de Europese Unie algemene regels hebben en niet alleen maar, op zijn best, de nationale consument beschermen, we niet alleen maar de winnaars eruit moeten pikken, behalve dan wanneer de winnaar de consument is.

We begonnen jaren geleden met het creëren van een goede bedrijfsomgeving, en daar deden we goed aan. Maar als je het Europese bedrijfsleven tot ontwikkeling wilt brengen, hebben bedrijven consumenten nodig, en we kunnen niet ontkennen dat consumenten een zelfde aanpak van knelpunten nodig hebben, zodat ze zich overal op hun gemak voelen, als bijvoorbeeld een Zweed die in Brussel woont – we moeten dezelfde rechten hebben, we moeten dezelfde rechten hebben als we winkelen en genieten van e-commerce en van andere “verkoop op afstand”-mogelijkheden.

Laat mij even blijven stilstaan bij collectieve vergoeding. Ik heb zorgvuldig naar u allen geluisterd. Laat ik vermelden dat van onze tien benchmarks, die we verspreidden, bespraken en waarover we meer dan 300 meningen ontvingen, de helft van deze benchmarks over collectieve vergoedingen geen betrekking had op compensatie middels hoge schadevergoedingen, noch op het feit dat het om een dure procedure ging. Dus ten minste vijf van deze benchmarks hebben betrekking op en gaan in op de kwestie dat het niks extra’s mag kosten.

Ik denk dat we het beste onbevooroordeeld kunnen zijn en geen starre opvattingen huldigen, en daarom wil ik pleiten voor steun in dit opzicht. En ik wil u dus ook zeggen dat we een mededeling voorbereiden: daarom is er geen onderzoek naar de invloed op de economie, de maatschappij en het milieu, zoals dat werd uitgevoerd bij al onze wetsvoorstellen. Maar we doen veel meer ter voorbereiding, we hebben namelijk twee echt grondige onderzoeken, vergelijkende onderzoeken.

Laat ik u uitnodigen: voor het einde van de maand worden er drie grote stakeholders-conferenties gehouden: met bedrijven, met consumenten en met wetenschappers, en onze instellingen zullen in de werkgroepen vier plaatsen reserveren voor afgevaardigden van het Europees Parlement. Alle uitkomsten van deze drie evenementen zullen absoluut openbaar zijn, op onze websites worden gezet en op de best mogelijke manier worden gecommuniceerd, en natuurlijk ben ik in de buurt en sta ik open om met u uw hoop en vrees te bespreken.

Ik zou graag willen besluiten met u te bedanken en opmerken dat, wellicht voor het eerst, bijna niemand heeft gezegd dat Europa een groepsactie onderneemt. Ik denk dat dat een positief teken is.

 
  
MPphoto
 
 

  Lasse Lehtinen , rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag al mijn collega’s bedanken die hier vanavond hebben gesproken, en natuurlijk commissaris Kuneva voor haar constructieve houding, die we van haar kennen sinds ze is aangetreden.

Ik heb een paar opmerkingen. Mevrouw Kauppi heeft het over financiële dienstverlening. Het groeiende terrein van grensoverschrijdend bankieren, verkoop van verzekeringen en vermogensbeheer, dat enkele zeer geavanceerde instrumenten kent, is een groeiend probleem. De regels brengen mensen, zelfs op nationaal niveau, nog steeds in verwarring. Dus ik denk dat we op dit gebied ook een grensoverschrijdend systeem van collectieve vergoeding nodig hebben, omdat het financiële instellingen verantwoordelijker en voorzichtiger maakt als ze de rechten en risico’s aan de klant uitleggen.

We kennen allemaal de droevige cijfers die ons leren dat burgers in de lidstaten bang zijn om goederen en diensten te kopen over de grens, wat geheel te wijten is aan een gebrek aan vertrouwen. Maar ik vertrouw erop dat, als we in de goede stemming verdergaan waarin we dit verslag onderling en met de Commissie hebben besproken, we er alleen in kunnen slagen meer vertrouwen te wekken bij de Europese consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op dinsdag 20 mei 2008.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE) , schriftelijk. (EN) We zijn blij dat men nog steeds probeert de mate van bewustzijn bij de consument als noodzakelijke uitgangspunt te nemen bij de effectieve implementatie van het bestaande wettelijke kader voor de bescherming van de consument, vooral waar het gaat om de meest kwetsbare groepen van de bevolking.

Er is niet alleen behoefte aan een meer uitgebreid wettelijk kader voor consumentenrechten maar we moeten echt rekening houden met de belangen van de consument als we de standaardisatie van de interne markt voltooien. Het is duidelijk dat een sterker, uniek systeem voor de bescherming van de consument dat overal in de Unie van kracht is, in het belang van alle burgers is. De invulling van de interne markt is een kans harmonisatiemaatregelen te implementeren om de problemen aan te pakken waarmee de consument in het dagelijks leven wordt geconfronteerd. Er dient daarom speciale aandacht te worden geschonken aan sectoren die aan de nieuwe digitale omgeving zijn gerelateerd.

Een goede consument is een consument die zich bewust is van zijn of haar rechten en weet hoe hij/zij deze wettelijk af kan dwingen. We moeten in de Gemeenschap een echte consumentencultuur ontwikkelen als onderdeel van ons onderwijssysteem en systematisch consumentenorganisaties betrekken bij de besprekingen en de dialoog met het bedrijfsleven. Daarom zijn we blij met de oproep om per land een speciale Europese ombudsman voor de consument aan te stellen ten burele van de Europese ombudsman.

 
  
MPphoto
 
 

  Roselyne Lefrançois (PSE) , schriftelijk. (FR) Ik ben erg ingenomen met het verslag van de heer Lehtinen, die consumentenbescherming centraal stelt bij de pogingen de interne markt te voltooien.

Het verslag geeft aan dat een hoge mate van bescherming voor alle consumenten in de Europese Unie alleen kan worden bereikt via een horizontale benadering – met andere woorden met behulp van sectorrichtlijnen, gericht op het harmoniseren van nationale wetgeving – en het onderstreept ook de noodzaak het vertrouwen onder dezelfde consumenten te versterken. Dat hangt vooral af van de mate waarin men erin slaagt de veiligheid van alle producten die in omloop zijn en de veiligheid van alle transacties te garanderen, zowel in het domein van grensoverschrijdende handel in diensten en in elektronische handel.

Ik ben ook blij dat het verslag pleit voor onderzoek naar de implementatie op Europees niveau van snelle en effectieve vergoedingsmiddelen voor de consument. De instelling van niet-juridische systemen bij de oplossing van geschillen zou één middel kunnen zijn om tegemoet te komen aan de verwachtingen in dit opzicht, evenals de aanpassing van bepaalde vergoedingssystemen zoals collectieve actie – die in bepaalde lidstaten al bestaan – aan de wettelijke context van de Gemeenschap dat zou zijn.

Tegelijkertijd denk ik dat het nuttig zou zijn de voordelen en beperkingen van zulke regelingen nader en tegen het licht van andere nationale ervaringen te onderzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vincent Peillon (PSE) , schriftelijk. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het doet me deugd te zien dat de Europese Commissie met haar voorstel voor de strategie voor het consumentenbeleid van de EU voor 2007-2013 de bescherming van Europese consumenten tot een van haar prioriteiten heeft gemaakt.

Ook wil ik graag mijn Finse socialistische collega Lasse Lethinen bedanken voor zijn uitstekende werk en voor de geweldige bijdragen die hij in dit verslag levert.

Ik ben blij met zijn visie betreffende de horizontale benadering op Europees niveau, want het is van essentieel belang dat in alle landen van de Unie rekening moet worden gehouden met de belangen van consumenten. Tegelijkertijd steun ik zijn wens consumentenorganisaties een grotere rol te geven bij het opstellen van Europese regels, en zijn voorstel tot betere bescherming van de meest kwetsbare groepen, vooral de jongere en oudere mensen, door middel van meer informatiecampagnes die zich speciaal op hen richten.

Ook steun ik van harte de introductie van een Europees systeem van collectieve vergoedingen dat consumenten in verschillende lidstaten in staat stelt gezamenlijk hun klachten voor het gerecht te brengen en vergoeding te vragen, en tegelijkertijd de valkuilen van het Amerikaanse model te vermijden. Dus hoop ik dat ondanks oppositie van de conservatieve kant dit Huis voor een Europees systeem van “groepsactie” zal stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Katrin Saks (PSE) , schriftelijk. (FI) Ik zou de rapporteur, de heer Lehtinen, graag willen bedanken voor het werk dat hij heeft gedaan bij de samenstelling van dit verslag.

Een van belangrijkste doelstellingen van de strategie voor het consumentenbeleid, voorgesteld door de Commissie, is de bescherming van de consument tot speerpunt van de Europese interne markt te maken.

Ik wil er met klem op wijzen dat dit nou net het middel is waarmee we in staat zullen zijn de best mogelijke voorwaarden voor onze consumenten te scheppen, en een belangrijke stap voorwaarts te zetten om de doelstellingen van de Europese Unie te realiseren.

Hoe kunnen we dat bereiken? Consumenten dienen toegang te hebben tot correcte informatie om hun beslissingen op te baseren. Een geïnformeerde consument is tevens een actievere consument! Een interne markt die goed werkt, dient de burgers van de EU te voorzien van goede opties alsmede redelijke prijzen en hen in de gelegenheid te stellen hoogwaardige goederen en diensten te kopen.

Nog een belangrijk onderwerp vormen de groepsacties, waar je in Estland niet mee kunt komen aanzetten, maar dat ligt anders in enkele van de landen die onze buren zijn. Ik geloof echter niet dat dit in het voordeel van onze consumenten is geweest. Integendeel.

Het is belangrijk dat we leren van de ervaringen van anderen: een claim voor schadevergoedingen dient te zijn gerelateerd aan het feitelijke leed dat werd geleden. Net zo belangrijk is het voor consumenten dat ze op hun rechten kunnen vertrouwen; het moet niet zo zijn dat ze hiervan af moeten zien omdat ze niet de middelen hebben de leveranciers van goederen of diensten in andere landen voor het gerecht te brengen.

Duidelijke taal van onze kant beschermt de consumentenbelangen in dat opzicht en ik denk dat de behoefte aan groepsacties een belangrijk grensoverschrijdende kwestie is geworden.

 

28. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

29. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 22.30 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid