Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 4 juni 2008 - Brussel Uitgave PB

17. Jaarverslag 2006 over het GBVB – Europese veiligheidsstrategie en EVDB (voortzetting van het debat)
PV
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Wij zetten de gecombineerde behandeling voort van het verslag (A6-0189/2008) van Jacek Saryusz-Wolski over het jaarlijkse verslag betreffende het GBVB, en het verslag (A6-0186/2008) van Helmut Kuhne over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een genoegen om ten overstaan van deze delegaties het woord te voeren, aangezien wij zulke nauwe banden met hen hebben. U zult het niet willen geloven, mijnheer de Hoge Commissaris, maar ik wil mij bij mijn interventie nu juist op de zuidelijke Kaukasus richten. Wij hebben het goede nieuws vernomen dat u morgen voor een paar dagen naar Georgië vertrekt. Dat werd hoog tijd en ik wil u daar dan ook voor bedanken. U gaat ook naar Abchazië en u hebt wat dat betreft aangegeven dat een weekend wellicht niet volstaat om de kwestie op te lossen. Als u erin slaagt om het wel in een weekend te doen zal ik de eerste zijn om u geluk te wensen. Wij weten allemaal dat het een zware taak is, maar het is vooral belangrijk dat de Europese Unie zich aan die taak zet. Naar mijn mening is dit haast een test voor de volwassenheid van het buitenlands beleid van de EU. Wij weten dat onze partner Rusland bij het conflict betrokken is. Volgens het verslag van de VN heeft Georgië erin toegestemd de vluchten van UAV’s boven Abchazië te staken. Gisteren hebben wij echter vernomen dat Rusland strijdkrachten heeft ingezet om naar men zegt spoorwegen aan te leggen. Als dat inderdaad het geval is, is het naar mijn idee te vroeg om het over een vredesmacht te hebben.

Om die reden is dit ook zo’n moeilijke taak. U hebt gezegd dat u het vredesplan van Georgië zou steunen, en dus wil ik u de volgende vraag voorleggen, mijnheer de Hoge Commissaris: bent u ook van plan als onderdeel van dit vredesplan uw steun te verlenen aan het opzetten van een Abchazisch-Georgische civiele politiemacht onder toezicht van de EU of de OVSE? Dat zou pas echt een stap vooruit zijn, en een stap waarnaar wij al lange tijd in dit conflict van de zijde van de EU hebben uitgekeken, aangezien het hier om een van onze buurlanden gaat. Daarom is de vraag die zich vandaag aandient, en die onze medeleden zojuist ook hebben gesteld, deze: gaan wij het nabuurschapsbeleid ontwikkelen als onderdeel van ons buitenlands beleid?

 
  
MPphoto
 
 

  Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). (PL) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u eraan helpen herinneren dat het Parlement in het verslag van de Raad van vorig jaar over de belangrijkste aspecten en de fundamentele keuzes van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, zijn grote ongerustheid heeft uitgesproken naar aanleiding van de aankondiging van de toenmalige Russische president Vladimir Poetin dat Rusland afzag van verdere deelname aan het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten. Ondanks een nadrukkelijke uitspraak van het Europese parlement hebben de autoriteiten van de EU op dit vlak nog geen serieuze actie ondernomen. En dat terwijl de Russische Doema in juli 2007 een wet heeft aanvaard waarbij de Russische deelname aan dit Verdrag werd opgeschort.

Dit is zonder twijfel van fundamenteel belang voor de veiligheid van Europa, aangezien Rusland het grootste potentieel voor conventionele strijdkrachten heeft van ons hele continent. Om die reden ben ik van mening dat het een belangrijke prioriteit is om de Russische Federatie zover te krijgen dat zij deze internationale overeenkomst opnieuw aanvaardt. De autoriteiten van de EU en haar lidstaten zouden alle beschikbare middelen moeten aanwenden om dat te bereiken, en niet in de laatste plaats omdat de Russische uitgaven aan wapens de laatste tijd met zevenhonderd procent zijn gestegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer Pleite (GUE/NGL). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer El Baradei, die er toch niet bepaald van kan worden beschuldigd dat hij een radicaal is, heeft tijdens de afgelopen conferentie over veiligheidsbeleid in München gezegd dat met een verlaging van één procent van de uitgaven aan wapens de honger in de wereld zou kunnen worden opgelost.

En dan levert de Europese Unie haar eigen bijdrage aan het bereiken van dit doel door haar lidstaten te vragen de uitgaven voor militaire doeleinden te verhogen, met als resultaat dat deze maatschappij in de immorele situatie is komen verkeren dat zij het hoogste wapenbudget ter wereld heeft, hoger dan tijdens de Koude Oorlog. En zeventien maal meer dan wij aan internationale samenwerking spenderen.

Naar mijn idee zijn we op de verkeerde weg. Door de militarisering van de veiligheid is een onrechtvaardigere, gewelddadigere wereld ontstaan. Wellicht herinnert u zich nog dat we te horen kregen dat met de immorele invasie van Irak de problemen in het Midden-Oosten zou worden opgelost en dat de prijs van olie zou dalen. De bewijzen zijn overtuigend. Volgens mij zitten wij op de verkeerde weg, dames en heren. Wij moeten onze veiligheid demilitariseren en terugkeren naar de oude normen van een Europa waarin zelfs tijdens de Koude Oorlog mensen als Willy Brandt en Olof Palme het voorstel deden om te streven naar ontwapening.

Wat onze link is met de veiligheid in Noord-Amerika, hangt af van de regering waarover we het hebben. Of zijn onze principes en normen dezelfde als die van de regering-Bush? Herinnert u zich nog die vluchten van de CIA, de folteringen in Guantánamo, de doodstraf, en de systematische schendingen van de mensenrechten overal ter wereld?

Nee, dames en heren, naar mijn mening moeten wij werken aan een autonome, kernwapenvrije veiligheid en een systeem dat voldoende veiligheid oplevert om naast het terrorisme ook andere fundamentele problemen op te lossen, zoals honger, armoede en discriminatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM). (SV) Mijnheer de Voorzitter, de behandeling van vandaag is een voorproefje van wat we kunnen verwachten als het Verdrag van Lissabon wordt aangenomen. Toenemende militarisering, toenemende supranationaliteit en toenemende uitgaven voor de EU ten koste van de onafhankelijkheid van de lidstaten. De EU vertegenwoordigt ons allen. De wensen van zevenentwintig staten zullen als één stem klinken. Daarom kijk ik met verbijstering toe hoe het Europees Parlement – dat toch beweert een groot voorvechter van de democratie te zijn – voor een federalistische koers kiest zonder het referendum in Ierland en de intergouvernementele samenwerking te eerbiedigen. Het Verdrag van Lissabon betekent opnieuw een stap in de richting van een gemeenschappelijke minister van Buitenlandse zaken, gemeenschappelijke strijdkrachten, een gemeenschappelijke geheime dienst, en een gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid. Geachte burgers van Ierland, jullie zijn de enigen die de kans hebben gekregen om deze gevaarlijke ontwikkeling een halt toe te roepen. Ik druk u op het hart om op 12 juni tegen te stemmen, zoals wij morgen in het Parlement ook moeten doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Helmer (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een vraag voor u. Hoe is het mogelijk dat de Hoge Vertegenwoordiger de heer Solana in dit Huis een aperte leugen kan verkondigen? Ik heb hem hier horen zeggen dat iedereen een krachtigere Europese Unie en een krachtigere GBVB wenst. Ik vertegenwoordig 4,2 miljoen mensen in de East Midlands van het Verenigd Koninkrijk. En niet een van hen heeft ooit gezegd een krachtigere Europese Unie of een krachtigere GBVB te wensen, en velen hebben wel gezegd dat ze liever zouden zien dat ons land uit de Europese Unie stapte.

Als u werkelijk gelooft dat het Europese volk dit wil, waarom geeft u hun dan niet de kans om te stemmen over de Europese grondwet en het Verdrag van Lissabon, die daar juist voor ontworpen zijn? Bent u dan vergeten dat de Fransen en de Nederlanders ertegen hebben gestemd? Weet u dan niet dat tachtig procent van mijn kiezers een referendum wil, en als ze die zouden krijgen, dat dan zeker tachtig procent tegen zou stemmen?

Het Britse volk dat ik vertegenwoordig is voorstander van handel en samenwerking in Europa, maar ze zijn faliekant tegen een politieke unie en een Europees leger.

 
  
MPphoto
 
 

  José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, de samenwerking tussen het Parlement en de Raad is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd, zoals ook wordt erkend in het verslag van de heer Saryusz-Wolski, iets dat met name te danken is aan het instellen van flexibele mechanismen en het feit dat de fungerend voorzitter van de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de Speciale Vertegenwoordigers af en toe acte de présence geven.

In het verslag staat echter ook iets wat de voorzitter van mijn fractie ook heeft gezegd, namelijk dat deze samenwerking tussen Parlement en Raad met name wat betreft de timing voor verbetering vatbaar is. Er is in het verslag van de heer Saryusz-Wolski, die ik van harte gelukwens met zijn werk, een specifiek initiatief opgenomen: namelijk om vanaf begin volgend jaar een interinstitutioneel akkoord in te stellen zodat er stabiele en dynamische criteria voor de samenwerking kunnen worden aangelegd op basis van de richtsnoeren van het nieuwe Verdrag. Mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, graag zou ik een indruk willen krijgen van uw mening over dit voorstel uit het verslag.

Vervolgens wil ik ook graag de andere rapporteur, de heer Kuhne, bedanken voor zijn verslag over de Europese veiligheidsstrategie. Ik denk dat wij in dit opzicht behoefte hebben aan een langetermijnstrategie die ons in staat stelt om te gaan met de nieuwe vorm van de dreigingen waarmee wij te maken hebben, een strategie die kan worden aangepast zodra de omstandigheden veranderen en in elk geval elke vijf jaar, in overeenstemming met de zittingsperiodes van het Parlement.

Er zijn een paar opmerkelijke toespraken gehouden. Ik denk niet dat dit een kwestie is van meer geld uitgeven, maar we hebben drie parallelle satellietsystemen – daar heeft de heer von Wogau vandaag al naar verwezen – vijf telecommunicatiesystemen, drieëntwintig typen gepantserde voertuigen en zevenentachtig verschillende wapenprogramma’s, en op die manier zullen wij niet in staat zijn de vooruitgang te boeken die ons voor ogen staat.

Met zevenentwintig lidstaten heeft de Europese Unie al met al ongeveer twee miljoen militairen, tienduizend tanks en drieduizend gevechtsvliegtuigen. Naar mijn mening is deze strijdmacht groot genoeg om serieuze acties te kunnen ondernemen.

Wij hebben echter bijkomende problemen wanneer wij een bataljon naar conflictgebieden sturen zoals in Tsjaad, waar het doel niet is om oorlog te voeren maar om bescherming te bieden in crisissituaties en om bemiddelend op te treden bij conflicten.

Om die reden ben ik van mening, mijnheer de Voorzitter, dat wij al onze middelen moeten bijdragen en inzetten om te voorkomen dat de Europese Unie ondanks alle capaciteit waarover ze beschikt, volkomen irrelevant blijft op het wereldtoneel.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid