De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op donderdag 22 mei 2008 werd onderbroken, te zijn hervat.
2. Verklaring van de Voorzitter
De Voorzitter. – Dames en heren, ik wil u graag eraan herinneren dat Litouwen gisteren de twintigste verjaardag heeft gevierd van de oprichting van de Litouwse onafhankelijkheidsbeweging Sąjūdis. De stichting van deze beweging vormde niet alleen de aanzet tot de onafhankelijkheid van Litouwen maar luidde ook het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in. Mijn buitengewoon hartelijke gelukwensen.
(Applaus)
Graag wil ik u wijzen op de Groene Weken die deze week in Brussel plaatsvinden en de twee weken daarop in Luxemburg en Straatsburg. De hoofdthema’s zullen zijn de uitstoot van CO2 en de daarmee samenhangende klimaatverandering. Wij hebben ons ten doel gesteld de uitstoot van CO2 van het Europees Parlement tegen het jaar 2020 met dertig procent terug te dringen. Om dit te bereiken stelt een gerenommeerd consultancybureau een CO2-bepaling voor ons op, dat in september klaar zal zijn en dan zal worden aangeboden aan het Bureau. Het project zal worden vertaald in een actieplan waarin zowel maatregelen voor de korte als voor de lange termijn zullen worden opgenomen zodat het Europees Parlement zijn doelstelling zal kunnen bereiken. Actieve belangstelling van uw zijde stel ik ten zeerste op prijs.
3. Welkomstwoord
De Voorzitter. – Graag wil ik Zijne Eminentie metropoliet Galaktion van Stara Zagora in Bulgarije welkom heten, die met een delegatie van orthodoxe priesters op de officiële tribune zit.
(Applaus)
Eminentie, het was mij een genoegen om vanochtend met u te kunnen spreken.
Daarnaast was het mij een genoegen om vandaag de winnaars van de eerste Jeugdprijs Karel de Grote te kunnen begroeten. Deze prijs wordt gezamenlijk toegekend door de Stichting internationale prijs Karel de Grote van Aken en het Europees Parlement. De uitreiking vond plaats op 29 april te Aken. Onze jonge vrienden zijn sinds gisteren op bezoek bij het Europees Parlement en zitten op het moment op de officiële tribune.
(Applaus)
Verder heet ik welkom de winnaars van de eerste prijs met het project “Studenten zonder grenzen”: Emöke Korzenszky uit Hongarije, Ilona Mikoczy uit Slowakije, Agota Demeter uit Roemenië en Zoltan Csadi uit Slowakije. Lorenzo Marsili uit het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigt het project “Festival van Europa” in Londen, dat de tweede prijs heeft gewonnen. En ten slotte verwelkom ik de winnaar van de derde prijs die werd toegekend aan een staatsgymnasium in de Atheense buitenwijk Vyronas. Hartelijk welkom, Paraskevi Christodoulopoulou.
Namens het Europees Parlement wil ik jullie graag bedanken voor jullie bijdrage aan het propageren van de Europese integratie onder jongeren.
(Applaus)
Verder wil ik een delegatie van het parlement van het Spaanse Navarra welkom heten, die ook op de officiële tribune zit. De delegatie wordt geleid door de voorzitter van het parlement Elena Torres Miranda. Een hartelijk welkom voor u allen.
(Applaus)
Vandaag en morgen zullen de tien leden van de delegatie diverse vertegenwoordigers van het Europees Parlement spreken en ook ik zal het genoegen smaken hen te ontmoeten. Ik wens u een geslaagd, positief verblijf in Brussel en dito bezoek aan het Europees Parlement. Bienvenidos!
4. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
De Voorzitter. – De notulen van de vergadering van donderdag 22 mei 2008 zijn rondgedeeld.
Zijn er opmerkingen?
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik de staf van dit Huis bedanken voor het organiseren van de prijsuitreiking van de Energy Globe Awards, omdat zij daarmee een goed voorbeeld hebben gesteld tegenover de wereld en een uitstekende indruk van ons Parlement hebben achtergelaten. Ik dank iedereen die hieraan heeft meegewerkt.
De Voorzitter. – Het is toegestaan om deze woorden van dank uit te spreken. Het stond niet in de notulen, maar vooruit.
(De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd)
5. Samenstelling Parlement: zie notulen
6. Verzoek om verdediging van de immuniteit: zie notulen
7. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
8. Rectificaties (artikel 204 bis van het Reglement): zie notulen
9. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
10. Ingekomen stukken: zie notulen
11. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
14. Verslechtering van de situatie in Georgië (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
15. Jaarverslag 2006 over het GBVB – Europese veiligheidsstrategie en EVDB (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van
– het verslag (A6-0189/2008) van de heer Saryusz-Wolski, namens de Commissie buitenlandse zaken over het jaarlijkse verslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) dat is voorgelegd aan het Europees Parlement overeenkomstig alinea 43, punt G van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 – 2006 (2007/2219(INI)) en
– het verslag (A6-0186/2008) van de heer Kuhne namens de Commissie buitenlandse zaken over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB (2008/2003(INI)).
Jacek Saryusz-Wolski, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik tijdens deze behandeling commentaar leveren en de standpunten van het Parlement over het buitenlandse beleid uitspreken, aangezien dit meer is dan een routinematig jaarlijks debat over het buitenlandse beleid en de recente ontwikkelingen op dat gebied binnen de Unie: de deelname van de heer Solana getuigt al van het feit dat dit een speciaal debat is. Dank u voor uw aanwezigheid, mijnheer Solana.
Om te beginnen staan wij vanwege de vernieuwingen voortvloeiende uit het Verdrag van Lissabon in termen van het buitenlandse beleid voor een cruciaal moment, om niet te zeggen een keerpunt. Zoals gewoonlijk moeten wij omzien om te kunnen evalueren, maar wij moeten net zo goed ook vooruitkijken. Wij genieten de toenemende steun van de burgers voor een oprecht en stevig buitenlands beleid. De standpunten van lidstaten veranderen in toenemende mate en steeds vaker ziet men in dat wij als Unie alleen dan een effectief buitenlands beleid kunnen voeren als wij met één stem spreken en gezamenlijk optreden.
Dankzij dit nieuwe hoofdstuk in het Europese buitenlandse beleid gaan wij in de richting van een kwalitatieve verandering. Het nieuwe buitenlandse beleid moet zijn legitimiteit niet slechts ontlenen aan de intergouvernementele bron waaraan het is ontsproten maar ook aan het toezicht van de kant van het Europees Parlement; vandaar ook dat het Europees Parlement een steeds belangrijkere rol zal spelen bij het vormgeven van dit beleid, waarop wij in ons verslag hebben aangedrongen. Wij hebben een geïntegreerde, holistische aanpak nodig van ons buitenlandse beleid, waarbij alle betrokken instellingen, waaronder de lidstaten, samenhang en convergentie nastreven en elkaar goed aanvullen.
De Europese Unie behoort haar rol als vredestichter en bemiddelaar te blijven vervullen, als een zachte kracht die helpt bij stabilisatie, wederopbouw en hervormingen, en assistentie en humanitaire hulp verleent, en als een instantie die normen stelt, waarden uitdraagt en democratie, vrijheid en mensenrechten propageert. Maar tegelijkertijd moeten wij die zachte kant aanvullen met een hardere zijde door te werken aan verdere ontwikkeling van de EVDB-dimensie en onze militaire capaciteit, om zo nodig ook onze macht uit te dragen.
We moeten ons reactieve beleid bij uitdagingen op de korte en middellange termijn aanvullen met een strategische benadering en definitie van de Europese belangen op de lange term door de echte oorzaken aan te pakken en niet slechts de gevolgen van sommige veranderingen om ons heen, zoals Darfur, waar zowel een klimatologische probleemsituatie als een conflictsituatie bestaat.
Wij moeten actief blijven wat diverse geografische prioriteiten aangaat, maar ook nieuwe uitdagingen en horizontale kwesties aanpakken zoals klimaatveiligheid, het veiligstellen van de aanvoer van energie, veiligheid in de ruimte, veiligheid in de virtuele ruimte, migratiestromen en vele andere.
Wij willen een wereldmacht en een wereldspeler worden, maar we moeten de balans vinden tussen de rol als betaler die wij hebben en ook willen hebben enerzijds en anderzijds de rol als belangrijke speler op het wereldtoneel. Het nieuwe Verdrag biedt een reusachtig potentieel aan samenhangend en effectief buitenlands beleid, maar we beseffen allemaal dat de tenuitvoerlegging van doorslaggevend belang is. We moeten eensgezind zijn en bereid tot samenwerking, en niet slechts binnen de institutionele driehoek maar ook met de lidstaten, en wij moeten rivaliteit zien te vermijden.
Wij hebben geprobeerd een constructieve benadering van dit verslag ter tafel te brengen. Wij maken ons zorgen om bepaalde fouten in het buitenlands beleid, maar wij houden het oog eerder op de toekomst gericht. Wij erkennen dat er sprake is van positieve ontwikkelingen en vooruitgang en dat er zeker successen zijn geboekt. Wij dringen erop aan dat de mislukkingen worden aangepakt maar ook dat er wordt voortgebouwd op wat er al bereikt is en op zoek wordt gegaan naar ruimte voor verdere vooruitgang.
Het Europees Parlement streeft er niet slechts naar het buitenlandse beleid kritisch te volgen en aanbevelingen aan het adres van de uitvoerende instanties te doen waarop oplossingen en keuzes kunnen worden gebaseerd, maar ook om te investeren in het ontwikkelen van een eigen buitenlands beleid, dat ik “parlementaire diplomatie” noem, zoals dat binnen de grenzen van onze competentie op parlementair niveau wordt beoefend.
Aangaande prioriteiten: Naar onze mening is er behoefte aan een duidelijke focus en een beperkt aantal prioriteiten. Wij onderstrepen de noodzaak van een op waarden gebaseerde aanpak van het buitenlandse beleid, niet omdat we zo buitengewoon idealistisch of naïef zijn, maar omdat een omgeving die onze eigen krachtige universele waarden met ons deelt onze belangen op het gebied van veiligheid en welvaart het beste dient.
Het Parlement beschouwt de buitenlandse politiek van de Unie als een bijdrage aan een krachtiger Europese identiteit en als een toegevoegde waarde voor burgers van de EU en als een onderdeel van het traject van de Europese Commissie voor een Europa van resultaten.
Wij beschouwen het buitenlandse beleid als een cruciaal EU-beleid dat voorzien dient te worden van de juiste institutionele structuur, iets waarvoor het Verdrag van Lissabon zal zorgen, de juiste instrumenten en voldoende financiering uit de begroting van de EU. Wij hebben behoefte aan een stel instrumenten waarover we kunnen beschikken, en dat is duidelijk iets wat nog in het verschiet ligt.
Helmut Kuhne, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in ons verslag wensten wij te voorkomen dat wij verklaringen uit eerdere verslagen aangaande de Europese veiligheidsstrategie zouden herhalen. Misschien zijn we daar niet geheel in geslaagd, maar ik denk dat we hier in de toekomst beter in zullen slagen. Zo is er bijvoorbeeld één bepaald punt waarover we in eerdere verslagen tot een besluit waren gekomen en waarop we om die reden ook niet zijn teruggekomen, maar dat hier wel vermeld dient te worden, namelijk de steun van het Europees Parlement voor de Europese veiligheids- en defensieacademie. Wij zouden graag zien dat dit een echte instelling werd en niet slechts een virtuele. Naar Europese maatstaven is de tijd uitzonderlijk snel verlopen sinds december 2003, toen de Europese veiligheidsstrategie werd aangenomen – al is die tijd naar objectieve maatstaven wellicht niet eens per se snel verstreken; maar men kan wel zeggen dat de Europese veiligheidsstrategie in die tijd een aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Er zijn prestaties waarop we ons kunnen laten voorstaan, maar ik zal het opsommen van de diverse burgerlijke en militaire missies achterwege laten.
Wat wij echter structureel kunnen aantonen is dat we sinds ongeveer een jaar aan de zijde van de Raad een burgerlijk controle- en planningsinstrument hebben en dat er inmiddels sprake is van een duidelijke gezagsketen vanaf het gebouw daar verderop rechtstreeks naar degenen die de operaties ter plekke moeten uitvoeren. Vanuit een militair gezichtspunt hebben we de operationele sterkte uitgetild boven het gebruik van de capaciteit van de NAVO in overeenstemming met de Berlijn Plus Overeenkomst. Wij hebben de gevechtseenheden die geacht worden te rouleren operationeel gekregen. Wij hebben operaties uitgevoerd waarvan wij kunnen zeggen dat ze geslaagd zijn, zoals onder andere de missie voor het herstel van de rechtsstaat in Georgië en vergelijkbare missies.
Er zijn echter taken die nog steeds moeten worden uitgevoerd en die naar mijn mening gebreken vertonen, en er wordt heus geen afbreuk aan de veiligheidsstrategie gedaan als wij die punten opnoemen. Gemeten naar aantallen inwoners van de diverse lidstaten van de EU is er geen evenwicht tussen de bijdragen die landen aan de missies leveren, met name op civiel gebied. Daarom stellen wij voor dat de lidstaten moreel of op andere wijze verplicht worden actieplannen te overleggen waarin zij gedetailleerd opgeven hoeveel stafleden zij aan de Europese Unie ter beschikking kunnen stellen voor het geval dat noodzakelijk zou worden, onder toevoeging van verklaringen over de carrièremogelijkheden van mensen die na deelname aan een Europese missie terugkeren naar hun land. Op de lange termijn kunnen wij anders niet langer dat pijnlijke proces volvoeren om troepen te leveren voor militaire acties zoals in Darfur en Tsjaad, zoals wij tot nu toe hebben gedaan. Om die reden dragen wij andere opties aan.
Wij doen ook diverse suggesties voor een aanpak van de helikoptercrisis en het opvoeren van de beschikbaarheid van helikopters. Op den duur is het niet zinvol om binnen de Europese Unie in vierentwintig verschillende typen helikopters te vliegen.
Verder zijn er nieuwe ontwikkelingen waarover wij ons moeten buigen als wij de veiligheidsstrategie nader bekijken. De lijnen tussen interne en externe grenzen zijn vervaagd geraakt ten gevolge van terroristische activiteiten. Wij moeten ons buigen over het veiligstellen van onze energievoorziening via diplomatieke, economische en technische – en ik zeg opzettelijk niet “militaire” – weg. Wij moeten ons ervan bewust worden dat het noodzakelijk is om gevoelige infrastructurele voorzieningen tegen elektronische aanvallen te beveiligen. Dit soort zaken moet betrokken worden in onze overwegingen over de aspecten van de veiligheidsstrategie die wellicht dienen te worden uitgebreid.
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, de heer Solana heeft een specifiek mandaat van de Raad om over dit soort dingen na te denken. Daarin steunen wij hem. Wij hopen dat we de resultaten van deze overwegingen tegen het eind van dit jaar tegemoet kunnen zien in de vorm van een Witboek, zodat er dan een gemeenschappelijk referentiepunt is voor de Europese discussie, en dan niet alleen voor de gesprekken tussen de heer Solana en de diverse regeringen, niet alleen voor in de nationale parlementen, maar ook in het belang van het Europese volk, van Polen tot Portugal.
Javier Solana, Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen mijn dank uitspreken aan het Parlement dat mij heeft uitgenodigd voor dit belangrijke debat over het buitenlandse beleid, veiligheid en defensie van de Europese Unie tijdens de plenaire zitting van het Europees Parlement.
Voordat ik echter nader inga op de inhoud, wil ik eerst mijn veroordeling uitspreken van de terroristische aanslag op de Deense ambassade in Islamabad die maandag heeft plaatsgevonden en mijn deelneming betuigen jegens de Denen en de Pakistanen en de gezinnen van de doden en de gewonden. Laten wij in gedachten bij hen zijn en met name bij diegenen die er gewond zijn geraakt. Ik ben niet lang geleden in Islamabad geweest en ik zou graag verslag doen van die reis als de vergadering mij die tijd gunt.
Ik wil graag de twee rapporteurs, de heer Saryusz-Wolski en de heer Kuhne danken voor hun verslagen. Naar mijn mening staan er vele uitstekende ideeën in over de manier waarop we de invloed van de Europese Unie wereldwijd kunnen vergroten, in overeenstemming met onze waarden en onze belangen. Graag wil ik hen feliciteren en hen en u allen verzekeren dat wij zoveel mogelijk van deze opmerkingen in de overweging zullen betrekken omdat zij naar mijn mening buitengewoon constructief en positief zijn. En daarom zullen zij zeker door mij in overweging worden genomen.
Dit is een buitengewoon belangrijke zitting en ik zou graag iets zeggen over enkele kwesties die in beide verslagen aan bod komen. In de tijd die mij ter beschikking staat zou ik graag de dringendste kwesties op de agenda internationale aangelegenheden willen bespreken, om te zien op wat voor manier wij kunnen bijdragen aan een oplossing van problemen die heden ten dage spelen.
Ik wil ook graag een paar woorden zeggen over het Verdrag waaraan de rapporteurs hebben gerefereerd. In beide verslagen staan vele verwijzingen naar het Verdrag van Lissabon en het is duidelijk hoe dat komt. In deze verslagen wordt om meer efficiëntie gevraagd. Het Verdrag is vooral bedoeld om het werk van de Europese Unie efficiënter en zichtbaarder te maken, met name wat het buitenlandse en het veiligheidsbeleid aangaat. Ik ben ervan overtuigd dat veel van de problemen die in het verslag met name door de heer Kuhne worden genoemd door het Verdrag zullen worden opgelost.
De goedkeuring van het Verdrag heeft voor ons allen de hoogste prioriteit. Wij zullen de komende dagen nog heel wat werk in die richting moeten verzetten. Graag wil ik onderstrepen dat het Sloveense voorzitterschap in december van de Europese Raad het mandaat heeft gekregen voort te gaan met de werkzaamheden ter voorbereiding van een soepele inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Zoals u weet is dit werk gebaseerd op een paar beginselen die wij allen delen. Het verdrag zelf vormt het uitgangspunt van deze hele discussie. Dit Verdrag zal in zijn geheel moeten worden geëerbiedigd. Ten tweede is het het streven dat het Verdrag, als alles soepel verloopt, in werking treedt op het moment dat eerder overeen is gekomen, namelijk 1 januari 2009.
Veel aspecten van het Verdrag zijn van fundamenteel belang voor u als het Europees Parlement, zeker op het gebied van het buitenlandse en veiligheidsbeleid, waar we het nu over hebben. Het voorzitterschap, de Commissie en ikzelf hebben de kans gehad om veel van deze kwesties met sommigen van u te bespreken, en ik garandeer u dat ik daarmee zal doorgaan vanaf hier tot aan het moment dat het Verdrag in werking treedt. Naar mijn mening is het van cruciaal belang dat de drie belangrijkste instellingen samenwerken om te zorgen voor een soepele inwerkingtreding van het Verdrag.
Graag wil ik nog iets zeggen over de Europese dienst voor extern optreden. Zoals u weet heb ik als Hoge Vertegenwoordiger een mandaat op grond van verklaring 15 van het Verdrag om samen met de Commissie en de lidstaten voorbereidend werk te verrichten. Daar ben ik ook mee bezig. Ik voer dit mandaat uit met het duidelijke oogmerk ervoor te zorgen dat de beslissing om de EAS in te stellen zo snel mogelijk na de inwerkingtreding van het Verdrag wordt genomen.
De heer Kuhne had het over de Europese veiligheidsstrategie. Ik wil graag een opmerking maken over hoe ik de situatie op dit moment zie. Het mandaat dat ik afgelopen december van de Raad heb gekregen vereiste dat ik voor december 2008 met nog een verslag zou komen. Ik zal discussies met u allen voeren om met de best mogelijke voorstellen voor de benodigde veranderingen te komen.
Het is gebleken dat dit een nuttige strategie is. De rapporteur heeft dit ook erkend en daar ben ik hem dankbaar voor. Het is een instrument dat de afgelopen vier jaar goede diensten heeft bewezen. Het was een kort maar uiterst leesbaar document, en daarom heeft het naar mijn mening aan zijn doel voldaan.
Volgens mij weerspiegelt deze strategie onze waarden, onze beginselen en de manier waarop wij naar het buitenlandse en veiligheidsbeleid behoren terug te keren. Volgens mij gaat het mandaat dat de Europese Raad mij afgelopen december heeft gegeven niet om veranderingen in de tekst maar eerder om verbeteringen en om het waar mogelijk aan te vullen.
Het is van groot belang om in de overwegingen te betrekken wat de internationale situatie was op het moment dat deze strategie werd geformuleerd – we moeten niet vergeten dat dat in 2003 was. Er hebben zich intussen zaken afgespeeld die waarschijnlijk niet fundamenteel genoeg waren om de inhoud van de strategie te veranderen, maar wel de kwesties die in deze periode speelden aanvullen. In het Parlement en bij de instellingen zijn daar lessen van geleerd en hebben debatten plaatsgevonden. Daarom beschouw ik de bijdragen van het Parlement ook als zeer waardevol, ook zoals die via het uiterst welkome verslag van de rapporteur de heer Kuhne tot ons zijn gekomen.
Ik zal over twee weken mondeling verslag doen over deze aangelegenheid tegenover de Europese Raad, en over de voortgang van de werkzaamheden. Voorlopig krijg ik reacties uit de lidstaten over hun gedachten betreffende deze zaak en ik zal alle commentaar dat u vandaag heeft gegeven in overweging nemen. Daarna volgen verdere besprekingen, en in september vindt de informele vergadering van de ministers van Buitenlandse zaken – het Gymnich-overleg – plaats, en hier onder elkaar in het Parlement zullen wij deze kwesties ook blijven bespreken.
Ik denk dat de timing heel belangrijk is. In december 2008 bestaat de EVS vijf jaar. Hopelijk zal dan het Verdrag van Lissabon inmiddels zijn goedgekeurd, waardoor onze activiteiten meer samenhang zullen vertonen. Wat de belangrijkste bedreigingen aangaat waarmee in de strategie rekening wordt gehouden, denk ik dat die welke in 2003 werden vastgesteld inderdaad de juiste zijn. Volgens mij kunnen we het daarover wel eens zijn. Massavernietigingswapens, terrorisme, de georganiseerde misdaad, en regionale conflicten: daar is in feite geen verandering in gekomen. Die zijn stuk voor stuk vandaag de dag nog steeds relevant en wij zullen op dat vlak de strijd moeten voortzetten.
De strategie was gebaseerd op een analyse van de belangrijkste wereldwijde veranderingen op dat moment, maar zoals ik al zei zijn sommige daarvan op dit moment relevanter dan ze vijf jaar geleden waren, en er zijn nieuwe veranderingen bij gekomen. Zoals de rapporteurs al hebben vermeld, mogen wij niet vergeten dat de klimaatverandering en de gevolgen daarvan voor de internationale veiligheid en de continuïteit van de energievoorziening – waar we inmiddels diepgaand onze gedachten over moeten laten gaan – indertijd nog niet in de strategie aan de orde zijn gekomen. Datzelfde geldt voor migratie – en dan met name illegale migratie – en informatiebeveiliging. Deze kwesties werden niet in de strategie betrokken en dat moet nu wel gebeuren. Wij zullen rekening moeten houden met deze ontwikkelingen.
Ik wil ook nog graag iets zeggen over het EVDB waar de rapporteur het over had. Volgens mij kunnen wij zonder overdrijving zeggen dat dat geslaagd is. Het is een belangrijk en uitermate in het oog springend onderdeel van het GBVB geweest. Het is goed te beseffen dat we de afgelopen vijf jaar ruim vijftien – om precies te zijn zeventien – missies hebben uitgezonden. Op dit moment zijn er veertien zowel civiele als militaire missies van ons in actie op de volgende drie continenten: in Europa op de Balkan, in Afrika, in het Midden-Oosten en in Azië. Daar wordt in de verslagen ook duidelijk aandacht aan besteed, en daarvoor ben ik zeer erkentelijk.
In het verslag van de heer Kuhne worden echter ook enige problemen en manco’s genoemd waarmee we bij het EVDB te maken hebben en ik ben het eens met het meeste wat daarbij wordt genoemd.
Wij zijn ermee bezig: we houden rekening met de lessen die tijdens de missies zijn geleerd; zowel aan de civiele als aan de militaire kant passen wij onze structuren aan; wij proberen een betere samenwerking tussen burgers en militairen te bereiken, om zo een alomvattende aanpak te ontwikkelen, waarop naar mijn mening ook in het verslag wordt aangestuurd.
Tijdens de vergadering van de Raad met de ministers van Buitenlandse zaken en Defensie vorige week is goede vooruitgang geboekt. Een belangrijke beslissing is genomen. Rapporteur Kuhne liet het sleutelwoord “helikopters” al vallen, wat zoals u weet een van de problemen is waarmee de internationale gemeenschap nu wordt geconfronteerd betreffende crisisbeheersingsoperaties. Wij beschikken niet over de capaciteit die we zouden moeten hebben en de capaciteit die we wel hebben is niet onmiddellijk inzetbaar en evenmin de geschiktste voor de opgaven waarvoor wij tegenwoordig staan.
Het besluit dat het defensieagentschap zich moet concentreren op de tactische kwestie van de helikopters is vanaf heden van kracht en ik hoop oprecht dat u informatie zult ontvangen van de strijdkrachten in de Europese Unie. Dat zal hopelijk op een coherente manier worden aangepakt.
Ik wil graag nog iets zeggen over de toestand in de wereld op dit moment: over de knelpunten en de zaken die wij proberen op te lossen. Ik begin met de Westelijke Balkan. Zoals u weet zijn er in de Westelijke Balkan nog steeds kwesties op te lossen. Wat er tijdens de verkiezingen afgelopen zondag in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gebeurde moet ons te denken geven. Dat neemt niet weg dat er sinds de laatste keer dat wij elkaar hebben gesproken twee belangrijke dingen in Servië hebben plaatsgevonden: Inmiddels is de stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Serviërs ondertekend en er zijn verkiezingen geweest. Naar mijn mening hebben de uitkomsten van die verkiezingen wel degelijk iets te maken met onze opstelling, en laten we hopen dat er straks in Servië een regering zit die het Europese perspectief van Servië in het oog houdt.
En dan nu iets over Kosovo. Zoals u weet zal vanaf 15 juni het totaalpakket aan wetten van kracht zijn, waaronder de grondwet die vanaf de dag dat Kosovo onafhankelijk werd in het vooruitzicht is gesteld. Wij zouden ook graag zien dat tegen die tijd de situatie ter plekke de goede kant op gaat, dat wil zeggen: dat het met EULEX de goede kant op gaat. Wij hebben voortdurend contact met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om te bekijken hoe dit bereikt kan worden en ik hoop oprecht dat ik over een paar dagen in staat zal zijn u te melden dat er inderdaad vooruitgang is geboekt.
Het spreekt voor zich dat ik ook iets over Georgië zeg. Ik ga daar morgenochtend heen. Ik zal een bezoek brengen aan Tbilisi en de autoriteiten aldaar. Tevens zal ik Abchazië aandoen. Het is van het grootste belang dat wij ook Abchazië bezoeken om in het kader van de Vrienden van de secretaris-generaal te trachten voorlopig een rechtstreeks contact tot stand te brengen tussen de beide zijden, en om te zien of er wellicht een actievere opzet mogelijk is. Ik denk niet dat we in staat zullen zijn om alles in deze ene week op te lossen maar ik hoop van harte dat we in elk geval een positieve en constructieve bijdrage kunnen leveren.
Daarnaast moet ik verslag aan u uitbrengen over de situatie in Libanon, waar belangrijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Ik heb samen met de Voorzitter van het Parlement het voorrecht gehad om er die zondag bij te zijn. Het was een ontroerend moment toen de overeenkomst werd bereikt. Na achttien maanden instabiliteit is generaal Suleiman nu president geworden. Het gebouw waar we die middag verbleven was gesloten geweest en is nu inmiddels heropend. Ik hoop dat het besluit dat in Doha in Qatar werd bereikt de weg zal effenen voor een verdere evolutie in Libanon en naar verkiezingen in 2009.
Zoals u weet is deze overeenkomst zeker niet volmaakt: het heeft positieve elementen maar ook beslist minder positieve. Laten we hopen dat onze hulp en de coherentie van onze daden het proces mede zullen bevorderen, want op dit moment is het nog steeds niet voltooid. De premier is opnieuw aangesteld. De heer Siniora is een waardig man die ons respect verdient. Hij is nu degene die leiding geeft aan de regering. Laten wij hopen dat hij kans ziet veilig en wel het verkiezingsproces halverwege 2009 te bereiken.
Ik zou nog graag vele andere zaken bespreken, maar ik heb mijn tijd toch al overschreden en in elk geval heb ik u in deze toespraak een idee gegeven van de kwesties die ik de komende paar maanden zal aanpakken.
Ik wil u ook laten weten dat ik naar Teheran ga. Ik ben daar sinds juni 2006 niet meer geweest, al heb ik sindsdien wel vele ontmoetingen met de Iraanse leiders gehad. Dat neemt niet weg dat ik in overleg met de zes landen die bij deze onderhandelingen betrokken zijn heb besloten om terug te keren naar Teheran voor een ontmoeting met de leiders aldaar. Ik zal bij die gelegenheid een ruimer aanbod doen dan wij in 2006 hebben gedaan. Ik verwacht zeker geen wonderen, maar naar mijn idee is het van groot belang hun de hand te blijven reiken en duidelijk te maken dat wij een tweesporige benadering volgen: wij willen onderhandelen om de fundamentele kwesties op te lossen, en met name het nucleaire vraagstuk, maar tegelijkertijd willen wij voortgaan met wat de Veiligheidsraad te bieden heeft.
(Applaus)
De Voorzitter. – Onze hartelijke dank, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, voor uw toespraak, en wij wensen u veel succes op uw gevaarlijke reizen. Volgens mij bent u hier in het Europees Parlement het allerveiligst. Het zal u dan ook altijd groot genoegen doen hier te zijn!
Günter Verheugen , vicevoorzitter van de Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Om te beginnen wil ik graag de rapporteurs de heren Saryusz-Wolski en Kuhne feliciteren met de constructieve, allesomvattende, op de toekomst gerichte benadering waarop beide verslagen zijn gebaseerd.
Aangezien in beide verslagen een zeer breed scala aan onderwerpen aan bod komt, wil ik mij beperken tot diverse aspecten die met name relevant zijn voor de Commissie, te weten de inwerkingstelling van het hervormingsverdrag van Lissabon, de Europese veiligheidsstrategie, het nabuurschapsbeleid en de kwestie van gezamenlijke actie, met name betreffende de rol van de Commissie binnen het kader van de crisisbeheersing.
Net als de meesten van u hoopt de Commissie dat het nieuwe hervormingsverdrag nog dit jaar zal worden goedgekeurd. Dit verdrag is cruciaal als wij nog beter willen opkomen voor de belangen van alle Europese burgers. Een veilig, economisch gezond, sociaal evenwichtig en stabiel Europa dat op het wereldtoneel een belangrijke rol speelt die een weerspiegeling is van zijn economische invloed, heeft een krachtig Europees buitenlands beleid nodig. Daarom moeten wij alles wat uiteindelijk zal uitmonden in een samenhangend buitenlands beleid krachtig ondersteunen. Dit is niet in de eerste plaats een institutioneel of procedureel probleem, en evenmin een kwestie van wettelijke beginselen, maar vooral een politieke kwestie. Wil een buitenlands beleid van de EU effectief zijn, dan zullen alle lidstaten de benodigde politieke wil moeten opbrengen om de gemeenschappelijke belangen van de Europese Unie te steunen. Dat zou hoe dan ook in ieders belang zijn. Samen staan we sterk. Aan ons de keus.
De Commissie is op dit moment bezig aan de voorbereiding van haar bijdrage aan de bewerking van de Europese veiligheidsstrategie. Tegenwoordig zien wij nieuwe gevaren en opgaven waarop wij met de beperkte opvattingen van veiligheid uit 2003 niet langer op de juiste wijze kunnen reageren. De opvattingen over wat ons bedreigt moeten opnieuw worden geformuleerd, en er dient meer betekenis te worden gehecht aan de samenhang tussen veiligheid en ontwikkeling, veiligheid en energie, veiligheid en klimaatverandering en zelfs aan punten van zorg waar wij op het ogenblik mee te maken hebben als de stijgende prijzen, de beschikbaarheid van grondstoffen, het gevaar van voedseltekorten en de hele kwestie van de migratie.
In dit opzicht bevatten de jaarlijkse verslagen betreffende de GBVB en de EVS/EVDB veel punten waarover de Commissie het geheel eens is. Ik verwacht dat deze punten in december 2008 ook door de Europese Raad zullen worden aanvaard.
Het bevorderen van de democratisering in andere landen dient een van de centrale elementen van onze strategie op het gebied van buitenlands beleid te blijven. Wij hebben hier inmiddels al ervaring mee. De uitbreiding van de Europese Unie is daar een goed voorbeeld van, aangezien wij daarbij belangrijke ervaringen hebben opgedaan die wij ook ten gunste van het Europees Nabuurschapsbeleid kunnen aanwenden.
Het nabuurschapsbeleid is inmiddels een van onze belangrijkste instrumenten – zo niet het belangrijkste instrument – voor het versterken van de vrede en stabiliteit in ons deel van de wereld en om welvaart en veiligheid te helpen scheppen. Wij moeten ernaar blijven streven dat dit beleid zoveel mogelijk wordt geïntegreerd in het hele beleid van de Gemeenschap. Willen wij onze partnerlanden werkelijk laten profiteren van dit aanbod, dan hebben wij een vreedzame oplossing nodig voor de aanhoudende conflicten waarover de heer Solana zo-even zo aangrijpend sprak, of die nu op de Kaukasus, in Moldavië, het Midden-Oosten of de Westelijke Sahara spelen.
De algehele ontwikkeling en dus de wereldwijde invloed van de Europese Unie hangen af van het optimale gebruik van haar bronnen en instrumenten. Gelukkig hoeven we daarbij niet bij het begin te beginnen. Wij hebben al gebruik gemaakt van een heel scala aan instrumenten van de Gemeenschap zoals ontwikkelings- en humanitaire hulp ter ondersteuning van de crisisbeheersingsmaatregelen van de EU – in landen als Afghanistan, Kosovo en Tsjaad en in het Midden-Oosten.
Daarnaast is het budget dat door de Commissie is toegekend aan het GBVB sinds 2002 maar liefst bijna tienmaal zo groot geworden. Op dit moment zijn er elf EVDB-missies op pad op het gebied van beleid, rechtsstaat en waarneming, en twee andere missies op militair terrein. De Commissie is uiteraard inmiddels vanaf het begin betrokken bij de planning van deze missies. Hetzelfde geldt voor de operaties in Kosovo, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek.
In dit verband wil ik graag kort iets zeggen over het stabiliteitsinstrument. Dit belangrijke nieuwe financieringsmechanisme van de Gemeenschap is toegevoegd aan het crisisbeheersingsinstrument en het instrument ter voorkoming van crises, en heeft voor de periode 2007 tot 2013 een gemiddelde van tweehonderd miljoen euro per jaar toegekend gekregen. Naar de mening van de Commissie heeft het stabiliteitsinstrument inmiddels zijn nut bewezen, zowel wat betreft het toekennen van fondsen als de kwaliteit van de genomen maatregelen.
De Commissie is een groot voorstander van een nauwere interinstitutionele samenwerking met betrekking tot de externe activiteiten van de Europese Unie als dat een grotere coherentie, efficiëntie en zichtbaarheid voor het buitenlandse beleid van de EU zou garanderen. De Commissie is van mening dat wij onze krachten moeten bundelen. Daar heeft Europa behoefte aan. Dat is wat de bevolking van Europa – en de internationale gemeenschap – van ons verwacht.
Dank u voor uw aandacht.
Joseph Daul , namens de PPE-DE- Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, mijnheer Solana, dames en heren, als het Verdrag van Lissabon inderdaad, zoals wij hopen, op 1 januari 2009 van kracht wordt, zal dit een nieuw tijdperk inluiden voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie. Dit beleid was een gok, maar het is wel de manier waarop de Europese Unie in staat is zichzelf te bewijzen als wereldspeler. Ondanks de aanzienlijke vooruitgang die al is geboekt, heeft Europa nog een lange weg te gaan voordat het kan uitgroeien van een economische reus maar politieke dwerg naar een politieke macht van wereldformaat die in overeenstemming is met zijn economische gewicht.
Zoals de heer Saryusz-Wolski al in zijn uitstekende verslag aangaf, heeft de rol die Europa in de wereld speelt nog lang niet zijn ware potentieel bereikt. In Israël, Palestina en overal ter wereld wensen onze gesprekspartners veel meer van Europa te zien. Wij behoren naar hun eisen te luisteren. Om geloofwaardig te zijn tegenover deze partners moet de Unie niet slechts met één stem spreken, maar moet zij ook over de benodigde instrumenten beschikken om zichzelf te laten horen. Het buitenlandse beleid van de EU moet democratische legitimiteit hebben, die het bij het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde parlementaire toezicht zal verlenen.
Wij willen een geloofwaardige defensie voor Europa, dames en heren, uiteraard niet om ten strijde te kunnen trekken, maar om de vrede te waarborgen en, wat nog belangrijker is, om de allerarmsten ter wereld te hulp te kunnen schieten. Onze gemeenschappelijke veiligheid beperkt zich niet meer tot militaire bescherming tegen aanvallen van buitenaf. Het betreft ook de energievoorziening, klimaatverandering, migratiebeheer en het bevorderen van mensenrechten en burgerlijke vrijheden.
De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en de Europese democraten is vastbesloten erop toe te zien dat alle aspecten van deze gemeenschappelijke veiligheid in de overwegingen worden betrokken. Wij zijn de mening toegedaan dat het buitenlandse beleid van de EU zich in de eerste plaats moet richten op onze dichtstbijzijnde buren. Om die reden vragen wij de Commissie en de Raad te streven naar een versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid en stabiliteit in de Westelijke Balkan. Met name is van het grootste belang om de dialoog met Servië op gang te houden terwijl wij toch ook Kosovo blijven steunen. Wat dit soort aangelegenheden betreft is de samenwerking tussen de Raad en het Parlement niet altijd even gemakkelijk geweest. De Raad is naar onze smaak niet altijd voldoende open en transparant geweest, maar dat neemt niet weg dat onze betrekkingen wel zijn verbeterd. Het voorzitterschap van de Raad en de heer Solana erkennen inmiddels dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU krachtiger en rechtvaardiger zal zijn wanneer het gesteund wordt door het Parlement.
Namens de PPE-DE-Fractie wil ik de Raad vragen zo verder te gaan, deel te nemen aan de discussies in het Parlement over de aanstelling van de eerste Hoge Vertegenwoordiger en vicevoorzitter van de Commissie en werkelijk overleg met hen te plegen. Daarnaast zouden wij ook graag zien dat het Parlement geconsulteerd wordt over de manier waarop een Europese dienst voor extern optreden moet worden opgezet. Wat de inwerkingstelling van de Europese veiligheidsstrategie betreft roept onze fractie de Hoge Vertegenwoordiger op een Witboek te publiceren om de in 2003 geïntroduceerde strategie te beoordelen.
In de context van het toekomstige Verdrag verzoeken wij om het vergroten van de budgettaire bevoegdheden van het Parlement voor alle uitgaven van de EU. Wij lobbyen ook voor instrumenten voor parlementair toezicht en samenwerking met de Raad.
Dames en heren, in een wereld waar regionale machten het voor het zeggen hebben, moet de Europese Unie de unieke kansen grijpen die de nieuwe instrumenten van het verdrag bieden om zich op te werpen als een politieke macht die homogener is en daarom beter in staat is zich op het internationale toneel te laten horen en zich standvastiger op te stellen tegenover haar partners. Meer parlementair toezicht zal dit beleid alleen maar nog effectiever maken, omdat het zo democratischer en transparanter wordt.
Hannes Swoboda , namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag de heer Kuhne feliciteren met zijn verslag, met name omdat daarin een zeer ruime definitie wordt gebruikt van veiligheid en dus een veelomvattende reeks veiligheidsbeleidsmaatregelen worden omlijnd waaronder uiteraard ook de militaire instrumenten, al is het daar zeker niet uitsluitend op gebaseerd. De heer Wiersma zal hier nader op ingaan. Verder wil ik graag de heer Saryusz-Wolski bedanken voor zijn effectieve medewerking, die wij onlangs hebben mogen ervaren in de Commissie buitenlandse zaken.
Ik wil graag twee zaken aanroeren. Ten eerste – daar hebben we het, zoals de heer Schulz zei, al in onze fractie over gehad – de kwestie van de continuïteit van de energievoorziening en een gemeenschappelijk energiebeleid. Wij zijn er niet op uit kritiek uit te oefenen op bilaterale overeenkomsten die zijn gesloten in een periode dat er nog niet over een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid werd gesproken. Zulke overeenkomsten worden echter nog steeds gesloten, en vooral wat de toekomst betreft is het van belang duidelijk te maken dat dat soort overeenkomsten moeten worden ingepast in een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid en een gemeenschappelijk energiebeleid.
Ik heb vandaag een gesprek gevoerd met een prominent vertegenwoordiger uit Azerbeidzjan, die vandaag hier in het Parlement aanwezig is. Hij zei: “Jullie treden heel anders op dan China en Rusland, vrienden!” En dat is volkomen onacceptabel. Wij moeten eensgezind overkomen als wij gemeenschappelijke doelen willen nastreven, en hij had volkomen gelijk om daarop te wijzen.
Daarmee kom ik op het tweede punt dat ik wil aanroeren, waarop wij in het verslag-Brok nader zullen ingaan. Op dit moment wordt er veel gesproken over een Unie voor het Middellandse-Zeegebied. Als fractie dringen wij aan op een Unie voor het Zwarte-Zeegebied. Dit is ook een belangrijk gebied waar wij nog heel veel moeten doen, met name in ons eigen belang. Mijn dank voor de heer Saryusz-Wolski omdat hij deze zaak heeft aangesneden.
Het voorstel zoals ingediend door Polen en Zweden is goed. Wij steunen dat voorstel, maar het gaat naar onze mening niet ver genoeg. Als wij werkelijk voor onze politieke belangen in met name deze streek willen opkomen, moeten wij verder gaan dan dit. Uiteraard zijn wij hier voorstander van, in samenhang met dit verslag, en wij zullen dit samen met het verslag-Brok nader bespreken, opdat onze gemeenschappelijke buren in het oosten en het zuiden ook hun inbreng kunnen hebben en samen met ons betrokken kunnen zijn bij het sturen en ten uitvoer leggen van de Europese doelstellingen.
Ten slotte nog een opmerking over de diplomatieke dienst – de Hoge Vertegenwoordiger de heer Solana noemde die al. Er is veel discussie over deze dienst en ook wij zullen er een verslag over indienen, maar ik wil één ding duidelijk maken: wij hebben een diplomatieke dienst nodig die levensvatbaar is, en acceptabel voor de Commissie, de Raad en de lidstaten, een dienst die efficiënt werkt en zijn politieke verantwoordelijkheden serieus kan nemen, waaronder zijn verantwoordelijkheid tegenover dit Parlement. Wat ons betreft is het cruciale punt dat duidelijk moet worden gemaakt dat deze dienst, ongeacht de manier waarop hij wordt georganiseerd, via de Hoge Vertegenwoordiger verantwoording verschuldigd is aan het Europees Parlement.
Nog een laatste opmerking over Iran: Ik wens u veel succes in Iran, mijnheer Solana. Uiteraard kiezen wij voor dezelfde benadering, dat wil zeggen dat we flexibel moeten zijn maar wel duidelijk moeten verklaren dat we niet nog meer atoomwapens willen, zeker niet in die regio. Die zouden alleen maar leiden tot nog meer onveiligheid in plaats van meer veiligheid. Wij wensen u dan ook veel succes bij het bereiken van deze fundamentele principes.
(Applaus)
Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, de verslagen van onze collega’s Saryusz-Wolski en Kuhne zijn belangrijke werkstukken en het is binnen een kort tijdsbestek onmogelijk om op alle aspecten in te gaan. Daarom zal ik me concentreren op drie ervan.
Ten eerste de rol van ons Parlement in buitenlandse en defensie-aangelegenheden, ten tweede de zeer grote verantwoordelijkheid van alle lidstaten voor een coherent en doeltreffend buitenlands en veiligheidsbeleid en tenslotte de noodzaak om de strijd tegen de proliferatie van nucleaire wapens voort te zetten en te blijven ijveren voor algemene wapenbeheersing. Het feit dat we dit debat hier vanmiddag voeren met deze deelnemers is een mooi bewijs van de mate waarin we als Europees Parlement erin geslaagd zijn ons een grotere rol toe te eigenen in het buitenlands en veiligheidsbeleid, ook al was dat oorspronkelijk volgens de vigerende verdragen helemaal niet zo voorzien. Het is onze vasthoudendheid die daartoe geleid heeft en ook het begrip dat we zowel bij de Commissie als bij de Hoge Vertegenwoordiger gevonden hebben en dat geleid heeft tot een interinstitutioneel akkoord waardoor debatten zoals het huidige mogelijk zijn. Wij zullen natuurlijk gebruik maken van alle mogelijkheden van het Verdrag van Lissabon om onze rol ten volle te blijven spelen. Tussen haakjes, het is ook omdat we nooit overdreven hebben, omdat we ons er wel voor gewacht hebben om - zoals men in het Engels zou zeggen - not to overplay our hand dat wij deze rol hebben kunnen vervullen.
Het is duidelijk dat een doeltreffend buitenlands en veiligheidsbeleid, zoals collega Swoboda heeft onderstreept, alleen maar mogelijk is wanneer alle lidstaten en de regeringen van alle 27 lidstaten, met inbegrip van de grote, eensgezind willen optreden. Wij kunnen hier wel mooie toespraken houden en iedereen kan hier mooie toespraken houden, maar wanneer regeringsleiders, eerste ministers of ministers van Buitenlandse Zaken elk iets aparts gaan doen op het wereldtoneel dan kan het niet, dan lukt het niet. Dus is de verantwoordelijkheid van onze lidstaten bijzonder groot, niet alleen op het vlak dat ik heb aangehaald, maar ook om hun woorden te laten volgen door daden. Bij de voorbereiding van de interventie in Tsjaad hebben wij dat bijvoorbeeld op een pijnlijke manier moeten ervaren. Men heeft een positieve beslissing genomen en daarna heeft het weken geduurd vooraleer men de troepen en alle materiaal bij elkaar heeft gekregen. Zoiets doet ons enorm veel geloofwaardigheid verliezen en ik hoop dan ook dat wij er allemaal samen voor zullen ijveren dat zich dat in de toekomst zo weinig mogelijk zal herhalen.
Angelika Beer , namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal niet al deze felicitaties nog eens herhalen of nogmaals de punten onderstrepen waarover wij het eens zijn: te weten de vraag om een coherent buitenlands en veiligheidsbeleid, zoals de heer Saryusz-Wolski die voor ons heeft geformuleerd, en natuurlijk de kwestie van het parlementaire toezicht en de transparantie. Wanneer wij terugkeren naar onze eigen lidstaten valt het ons bij al onze discussies op dat wij steeds vaker deze instrumenten voor transparantie en legitimiteit onder de bevolking van ons eigen land willen en moeten propageren, naarmate de Europese Unie meer betrokken raakt bij het buitenlandse en veiligheidsbeleid.
Ik wil daarentegen juist die omstreden kwesties aansnijden die niemand nog heeft genoemd. Mijnheer Verheugen, in de eerste behandeling hebben wij met commissaris Ferrero-Waldner gediscussieerd over het ontwerpverslag van de heer Kuhne. Net als mijn fractie onderstreepte zij dat het uitermate nuttig is als wij hierover blijven nadenken, dat wij niet alleen discussiëren over de bewerking van de Europese veiligheidsstrategie, maar dat wij ook moeten trachten een gezamenlijke missieverklaring te formuleren, namelijk de kwestie van de menselijke veiligheid en de verantwoordelijkheid om bescherming te bieden. Iedereen die de gebeurtenissen sindsdien heeft gevolgd zal zich bewust zijn van de merkwaardige coalitie van de conservatieven onder de heer von Wogau en de communisten onder de heer Pflüger. Met goedvinden van beide fracties is de betreffende passage geschrapt en wij doen opnieuw een verzoek om deze passage op te nemen, want als wij deze politieke uitdaging niet aangaan, verliezen wij onze geloofwaardigheid wat betreft de manier waarop wij met dit onderwerp omgaan, dat wil zeggen met het vermijden van conflicten, maar ook met de vraag hoe wij met de conflictsituaties in Darfur, Tsjaad en met andere conflicten moeten omgaan waarvoor wij op onze hoede moeten zijn.
Ten tweede wil ik iets aan de orde stellen wat ik absurd vind, ook al hebben we er nog geen consensus over bereikt, namelijk dat de conservatieven onder aanvoering van de heer von Wogau erop aandringen dat wij in het kader van de Europese veiligheidsstrategie en de bewerking daarvan in de toekomst ook de nationale veiligheidsstrategie van de Verenigde Staten betrekken. Dat is volkomen absurd, aangezien dat beleid volledig is gestrand en we allemaal weten dat de Amerikaanse regering volledig gefaald heeft, met deze escalatie, dit volledig eenzijdige optreden en de vele slachtoffers die er vallen. Om dan te zeggen dat we dit soort beleid in ons eigen toekomstig Europese buitenlandse beleid moeten betrekken, vind ik volslagen absurd!
Ten derde wil ik graag een buitengewoon belangrijke zaak aan de orde stellen: namelijk die van de proliferatie. Ook ik wens u alle succes, mijnheer Solana. Wij hebben de dialoog nodig, ook met Iran, maar ik zou mijn medeleden de volgende vraag willen voorleggen: wanneer wij het over de continuïteit van de energievoorziening hebben, wat tenslotte onderdeel is van de veiligheid in het algemeen – is het dan wel zo’n goed idee dat de heer Sarkozy als toekomstig fungerend voorzitter van de Raad van de Europese Unie aankondigt dat hij nucleaire technologie op de wereldmarkt wil zetten, zonder daaraan restricties op te leggen en zonder middel om toezicht te houden? Wat gebeurt er dan met onze geloofwaardigheid? Om te beginnen werken we zo niet toe naar nucleaire ontwapening, wat we wel geacht worden te doen. En ten tweede verspreiden we op die manier deze technologie, ook al weten we dat er altijd misbruik van kan worden gemaakt voor militaire doeleinden. Naar mijn mening maken we dan een fout en om die reden dienen wij dan ook een amendement in.
Brian Crowley , namens de UEN-Fractie – (GA) Mijnheer de Voorzitter, samenwerking en coördinatie bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn voor de lidstaten van de EU van het grootste belang. Er is sprake van nieuwe wereldwijde dreigingen en naar mijn mening zullen het Verdrag van Lissabon en het GBVB ons dichter bij het uitschakelen van deze dreigingen brengen. Het GBVB is meer dan alleen het toepassen van een bepaald beleid. Het vraagt om de samenwerking van zevenentwintig lidstaten om wereldwijd de vrede, mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie veilig te stellen. Deze principes zijn opgenomen in het Verdrag van Lissabon en zij voldoen ten volle aan de Ierse normen.
(EN) Bij het uitspreken van onze gelukwensen jegens de rapporteurs voor hun werk op dit terrein, en onze ervaringen in de afgelopen jaren in aanmerking genomen, is het met name belangrijk dat wij ons ervan bewust zijn dat Europa al te vaak grote woorden heeft gesproken zonder achteraf aan de gewekte verwachtingen te voldoen. Terwijl wij uitkijken naar de ontwikkeling van nieuw beleid, zonder vooruit te lopen op de uitkomst van het referendum in Ierland – die naar ik hoop positief zal zijn wat betreft de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon – moeten wij niet vergeten dat tenzij de lidstaten het gezamenlijk eens kunnen worden over gemeenschappelijke standpunten en om collectief voort te gaan, het bij mooie woorden zal blijven.
Het jongste voorbeeld daarvan is wat er zich in Tsjaad heeft afgespeeld. Ondanks alle gruwelen die we zagen wat betreft de vluchtelingen aan de grenzen van Tsjaad en Sudan, ondanks de behoefte van elke lidstaat om vooral te laten zien dat men iets deed, zijn onze tekortkomingen duidelijk aan het licht getreden toen we er niet in slaagden de logistieke voorwaarden te scheppen om de troepen naar Tsjaad over te brengen.
Wanneer we het over toekomstige dreigingen, toekomstige kansen en toekomstige gevaren hebben, moeten we nooit uit het oog verliezen dat Europa in feite het grootste vredesproject van allemaal is. Het werk dat wij doen, en dat wat wij sinds 1958 in de Europese Unie hebben bereikt en opgebouwd, bewijst dat gezamenlijk optreden, en samenwerking vanuit tolerantie en begrip voor verschillende standpunten een veel beter en krachtiger instrument is dan welk wapen dan ook. En dat wil geenszins zeggen dat we naïef zijn en willen beweren dat we geen middelen tot onze beschikking moeten hebben. Wij moeten echter voor ogen houden dat alle lidstaten zich er in gezamenlijkheid voor moeten inzetten om nieuw buitenlands en defensiebeleid te ontwikkelen, en dat als één land “nee” zegt, dat land niet gekleineerd of gedemoniseerd behoort te worden.
Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de twee verslagen die wij bespreken zijn een duidelijk teken dat de militarisering van de Europese Unie een vergevorderd stadium heeft bereikt.
Graag wil ik enige aspecten aan de orde stellen, waaronder de zeer nauwe samenwerking tussen de EU en de NAVO, wat absoluut fataal is. De NAVO is een verbond dat is opgezet voor oorlogsvoering en wij zijn sterk gekant tegen deze nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO.
Dank u dat u duidelijk hebt gemaakt dat het Verdrag van Lissabon fundamentele veranderingen met zich mee zal brengen op militair gebied. Dat is dan ook een essentiële reden waarom wij tegen het Verdrag van Lissabon zijn, en ik wil er graag op wijzen dat het nog niet is goedgekeurd en dat ik oprecht hoop dat er op 12 juni in Ierland een “nee” zal worden uitgesproken.
In het Verdrag van Lissabon is opgenomen – en dit komt ook voor in het verslag van de heer Kuhne – dat er in de EU een onafhankelijk militair budget, het zogenaamde startfonds, moet worden gecreëerd. Volgens ons brengt dat een horde problemen met zich mee.
Er is geen enkele garantie voor parlementair toezicht op het EVDB. De gevechtseenheden van de EU worden geacht binnen vijf à dertig dagen uitgezonden te kunnen worden en de Duitse Bundestag kan er binnen dat tijdsbestek niet bij worden betrokken. Het was onmogelijk om met alle fracties overeenstemming te bereiken over parlementair toezicht, deels omdat wij eisten dat alle fracties, ook de kleinere, de juiste informatie moesten ontvangen. Blijkbaar wil dit Parlement dat niet.
In het verslag wordt aangedrongen op verdere bewapeningsprojecten. Naar onze overtuiging is dat verkeerd. Eerst moeten voorgaande missies van de EU grondig worden geëvalueerd. Dat wordt hoog tijd. Franse soldaten die bij Operatie Artemis in Kongo betrokken waren hebben zich aan foltering schuldig gemaakt. De operatie in Tsjaad was een totale mislukking en de EULEX-missie in Kosovo – een missie die geacht wordt op het instellen van de rechtsstaat gericht te zijn – ontbeert een wettelijke basis.
Deze twee verslagen gaan volkomen de verkeerde kant op. Daarom hebben wij als fractie een minderheidsstandpunt naar voren gebracht. Het is inmiddels duidelijk geworden wat de plannen van het Franse voorzitterschap op militair gebied zijn. Men zal aandringen op verdere militarisering; en er is al gesproken over gevechtseenheden ter zee en in de lucht.
Wij willen geen gemilitariseerd Europa. Wij willen geen militaire alliantie. Wij willen een burgerlijke Europese Unie. Om die redenen zeggen wij nadrukkelijk “nee” tegen deze twee verslagen.
Gerard Batten , namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, beide verslagen gaan ervan uit dat het Verdrag van Lissabon/de Europese grondwet zal worden goedgekeurd, ondanks het feit dat de uitslag van het Ierse referendum pas op 12 juni bekend zal zijn. Maar het Parlement heeft natuurlijk al besloten dat men het Ierse referendum zal negeren als dat een meerderheid van tegenstemmers oplevert.
De Europese Unie wil helemaal niet dat haar buitenlandse beleid en haar ambities op militair terrein onderworpen zijn aan de wil van de Europese staten, omdat zij maar al te zeer beseft dat zij die ambities zullen verwerpen als ze de kans krijgen. En het zijn me nogal ambities. Uit deze verslagen valt af te lezen dat de EU van plan is haar strijdkrachten op te bouwen middels het combineren van multinationale strijdkrachten, het opzetten van gezamenlijke commando- en controlestructuren, het aannemen van een gezamenlijk beleid op het gebied van de aanschaf van uitrusting en systemen, en het toepassen van gemeenschappelijke communicatiesystemen. Zij beogen het combineren van bestaande multinationale strijdkrachten en het organiseren van een staand leger onder bevel van de EU. En daarmee hebben we dan in aanleg een Europees staand leger. Deze plannen brengen de NAVO in gevaar en ondermijnen de positie van de nationale staten binnen de Verenigde Naties – waar de Europese Unie graag de macht zou grijpen.
Onlangs was ik aanwezig op een veiligheidsconferentie in Brussel waar iemand de volgende vraag stelde: wie is er bang voor de Europese Unie? Waarmee natuurlijk bedoeld werd dat niemand de pretenties van de EU op het terrein van het buitenlands beleid serieus zal nemen zonder de dreiging van militair geweld. In het laatste deel van de Tweede Wereldoorlog zei iemand van de staf van Stalin dat de paus bezwaren had tegen bepaalde acties die hij in het buitenland had ondernomen. Waarop Stalin antwoordde: “En hoeveel divisies heeft de paus dan wel?”
De Europese Unie is vast van plan haar eigen divisies te krijgen zodat zij haar wil kan opleggen en gevreesd zal worden op het wereldtoneel. En als we ons willen kunnen voorstellen hoe dat eruit gaat zien, hoeven we alleen maar te denken aan het gemeenschappelijke landbouw- en het gemeenschappelijke visserijbeleid, maar dan met wapens, tanks en vliegtuigen.
En het enige volk in Europa dat de kans krijgt om daar zijn mening over te geven zijn de Ieren bij hun referendum op 12 juni. Een van de cruciale elementen die de mening van de Ieren zal beïnvloeden is de wens om hun beleid van neutraliteit dat zij van oudsher hebben gevoerd te handhaven. Realiseren ze zich echter wel dat als het Verdrag van Lissabon wordt goedgekeurd, die neutraliteit ten einde komt en zij onderworpen zullen zijn aan het buitenlandse beleid en de militaire ambities van de Europese Unie? Dan zullen zij niet slechts hun neutraliteit kwijtraken, maar ook zullen zij uiteindelijk meebetalen aan de soldaten en de bewapening om militaire operaties uit te voeren waar zij wellicht niet achter staan.
Daar moeten zij serieus over nadenken voordat zij beslissen hoe zij in hun referendum zullen stemmen. De Britse regering en het parlement hebben het Britse volk schandelijk bedrogen door hun geen referendum over Lissabon te gunnen. De Ierse neutraliteit staat op het spel, maar ook het vermogen van Groot-Brittannië om zichzelf te verdedigen.
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
Irena Belohorská (NI). – (SK) Dames en heren, om te beginnen wil ik zeggen dat ik het jaarverslag 2006 en de vooruitgang die geboekt is wat betreft de structuur van het verslag zeer toejuich. Het Europees Parlement moet een vastberadener houding aannemen en eensgezinder optreden aangaande de kwesties die de Raad systematisch moet aanpakken. In dit opzicht verwelkom ik de bepalingen aangaande een nauwere samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen en de toegenomen verantwoordelijkheid van de nationale parlementen en de regeringen van de lidstaten aangaande strategische besluiten.
Naar mijn overtuiging zullen de nieuwe lidstaten ook hun plaats vinden in de nieuwe structuur van de Europese diplomatieke diensten. Volgens mij zal Europa dankzij het Verdrag van Lissabon op het gebied van de externe betrekkingen een eensgezinder front vormen. Het is voor de lidstaten van groot belang om de frequentie op te voeren waarmee zij overleg plegen met hun partners en met de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, vooral wat betreft het aannemen van fundamentele beslissingen. Zodra de Unie een enkele rechtspersoon vormt wordt het voor de Europese Unie mogelijk internationale overeenkomsten te sluiten en lid te worden van internationale organisaties. Wanneer wij deze bindende beslissingen nemen moet ook rekening worden gehouden met de bezorgdheden en verwachtingen van de Europese burgers ten aanzien van kwesties van internationale aard.
Javier Solana, Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe dat ik even diegenen gelukwens die hier namens de parlementaire fracties hebben gesproken. Over het geheel genomen denk ik dat er weliswaar geen eenstemmigheid was maar wel een brede consensus over vele van de aangelegenheden die wij in het eerste deel van het debat hebben behandeld.
(FR) Om te beginnen mijn dank aan de heer Daul van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten. U hebt zich duidelijk uitgesproken over de doelstellingen van de EVS-revisie en die van het Verdrag van Lissabon in zijn algemeenheid. Ik deel uw mening en geloof dat het van het grootste belang is de stem en de menselijke dimensie van de Unie krachtiger te maken.
Naar mijn stellige overtuiging heeft Europa zijn verplichtingen tegenover zijn burgers maar ook tegenover mensen buiten Europa. De hele wereld spreekt de hoop uit dat Europa voor een duidelijker aanpak zal kiezen en effectiever zal optreden. Daarom deel ik ook de mening zoals uitgedrukt in de commentaren van de PPE-DE-Fractie en zal ik mij ervoor inspannen om tussen nu en de inwerkingtreding van het Verdrag een effectieve samenwerking met alle instellingen te bereiken. Dit is het mandaat dat mij is verleend onder artikel 15 van het Verdrag, en ik zal mij ervoor inzetten om volledig aan die verplichting tegemoet te komen.
Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. – (EN) Daarnaast wil ik ook de heer Swoboda antwoord geven – niet omdat ik het niet met hem eens ben maar juist om te zeggen dat ik mij in veel opzichten in zijn opmerkingen kan vinden en in de ontwikkelingen die hij graag zou zien. Volgens mij is de samenwerking tussen burgers en krijgsmacht waar u het over had van fundamenteel belang. Wij houden ons bezig met crisisbeheersing en met niets anders dan dat. En bij het beheersen van crises behoren de Europese Unie alle instrumenten ter beschikking te staan om haar capaciteiten ten volle te kunnen inzetten.
Maar het allerbelangrijkste is en blijft de politieke wil. Al hebben we dan de capaciteiten, zonder de politieke wil zijn we nergens. En wellicht hebben we de capaciteiten niet eens. Daarom moeten we op twee fronten bezig zijn, wat de capaciteiten en de politieke wil aangaat. Iedereen in dit prachtige gebouw moet zich samen met de andere instellingen van de Europese Unie inzetten voor het opbouwen van die politieke wil.
Graag wil ik nog iets zeggen over het verslag van de heer Saryusz-Wolski. Er staan in het verslag paragrafen waar ik het van A tot Z mee eens ben. Ik wil bijvoorbeeld graag de nadruk leggen op de paragrafen over Afghanistan omdat dat een uitermate belangrijke kwestie is waarbij wij onze verantwoordelijkheden hebben. Ik heb niet de kans gehad om bij mijn inleidende opmerkingen te vermelden dat Afghanistan wat mij betreft – en hopelijk geldt dat voor ons allemaal – een van de uitdagingen is die nu ter tafel liggen en dat wij in staat moeten zijn een resolutie op te stellen die duidelijk politiek is. Daarom is uw opmerking in het verslag over de politiemissie ook van groot belang. Wij hebben daar politiemensen nodig. Zoals u weet zijn wij er tijdens de vorige bijeenkomst van de Europese Raad buitenlandse zaken overeengekomen dat wij het aantal mensen ter plekke moeten verdubbelen.
Maar tevens wil ik uw opmerking over kwaliteit onderstrepen. Het is zeker waar dat wanneer wij het over de rechtsstaat, de politie en rechters hebben, deze niet zomaar tot onze beschikking staan, aangezien zij in hun eigen lidstaten met andere zaken bezig zijn, en daarom moeten wij bekijken hoe wij kunnen toewerken naar een moment dat wij een Europese groep politiemensen, rechters en sociale actoren tot onze beschikking hebben die wij snel kunnen uitzenden. Dat is soms wel al mogelijk met de strijdkrachten, aangezien die eventueel ter beschikking zijn om te worden ingezet als zij niet zijn uitgezonden op een crisisbeheersingsoperatie. Daarover moeten wij onze gedachten laten gaan, en wij moeten ook echt oplossingen voor deze kwesties vinden.
Ik wil graag opmerken dat de toespraken over het geheel genomen zeer opbouwend zijn geweest. Ik wil een opmerking maken over de paragraaf betreffende menselijke veiligheid. Mevrouw Beers, u weet heel goed dat ik dat concept zeer ben toegedaan. Marie Colvin is een van mijn vrienden en ik heb sommige stukken samen met haar geschreven. Naar mijn mening is dat een concept dat geheel aansluit bij veel van onze hedendaagse opvattingen wat veiligheid aangaat. Daarom is het ook onbelangrijk hoe we dit noemen en is het enige wat er werkelijk toe doet wat wij doen. Zo’n naam is belangrijk, maar veel belangrijker is wat wij ondernemen. Volgens mij spreekt die overtuiging uit alle verslagen: dat veiligheid uitstijgt boven het klassieke concept.
Maar met alle respect ben ik het toch oneens met een aantal opmerkingen, om te beginnen met de opmerking van de vertegenwoordiger van de Commissie. Naar mijn stellige overtuiging is het niet zo dat de veiligheidsstrategie moet worden bewerkt omdat zij uitgaat van een zeer nauw omschreven concept van veiligheid. Naar mijn mening is dit geen goede uitspraak. Wat de in 2003 geschreven veiligheidsstrategie betreft zijn de meeste grenzen die daarin geformuleerd worden dezelfde uitdagingen en dezelfde problemen als die wij tegenwoordig hebben. Het kan zijn dat wij hier en daar aanvullingen moeten aanbrengen en dat wij handelend moeten optreden, maar ik zou de strategie niet willen beschrijven als een te nauwe visie op veiligheid. Het is in tegendeel juist de ruimst geformuleerde benadering die de Europese Unie ooit tegenover dit probleem heeft gehad.
Voor alle duidelijkheid: naar mijn mening moeten wij geen nieuwe tekst schrijven maar zoveel mogelijk van de kerntekst behouden, dat wil zeggen van het mandaat dat wij hebben, en proberen daar nieuwe elementen aan toe te voegen. Velen van u hebben bijvoorbeeld de kwestie van de continuïteit van de energievoorziening genoemd – en die is ook zeer belangrijk – en de kwestie van de gevolgen van de klimaatverandering in al haar dimensies en hoe wij de verantwoordelijkheden aanpakken die wij hebben ten aanzien van rampen die niet door mensen zijn veroorzaakt, waarvoor wij middelen en capaciteiten hebben vrijgemaakt om bij zulke dramatische gebeurtenissen in te zetten.
Wat de proliferatie betreft: Dat onderwerp heb ik aangesneden bij vrijwel elke gelegenheid dat ik de kans kreeg – over de risico’s en het belang van die kwestie voor ons allen. Als wij maar twee horizontale kwesties zouden mogen uitkiezen om op te lossen dan zou de ene de klimaatverandering zijn en de andere proliferatie en ontwapening. Dat zijn de twee belangrijkste kwesties die veel van wat wij in het leven op prijs stellen in gevaar kunnen brengen. Daarom ben ik het daar ook mee eens.
Ik wil graag kort het woord richten tot mijn vriend Brian Crowley. Ik ben het inderdaad met hem eens dat wij resultaten moeten kunnen laten zien. Maar neem nu bijvoorbeeld Tsjaad. Ik weet niet of dat nu het beste voorbeeld is dat u had kunnen kiezen. Ik ben een paar weken geleden in Tsjaad geweest. Ik ben in de hoofdstad en in de op een na belangrijkste stad geweest en in Goz Beida, waar het Ierse bataljon is ingezet, waar een uitstekende stemming heerst en men buitengewoon professioneel is. Dat zou ons trots moeten stemmen. Ik ben trots op het werk dat het Ierse bataljon midden in de savanne verricht, waar zij de ontheemden in de vluchtelingenkampen met een geweldige ruimhartigheid terzijde staan. Grote lof voor de Ierse militairen die zich daar met grote ruimhartigheid inzetten om de toestand ter plekke te verbeteren, wat ook de doelstelling van de missie is.
Graag wil ik u, mijnheer de Voorzitter, en alle parlementaire fracties bedanken, en de hoop uitspreken dat wij in de tijd die voor ons ligt bij de nadering van het einde van 2008 in staat zullen zijn samen te werken aan het waarmaken van de droom van vele burgers van de Europese Unie, namelijk de inwerkingtreding van het Verdrag om ervoor te zorgen dat Europa zich duidelijk kan manifesteren in de internationale gemeenschap, op de wereld, in overeenstemming met onze ideeën, onze beginselen, onze capaciteiten en onze levensstandaard.
Karl von Wogau (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer Solana, om te beginnen wil ik de heer Kuhne bedanken voor zijn verslag en voor de wijze waarop hij dit heeft aangepakt, waardoor wij in staat waren op vrijwel alle punten overeenstemming te bereiken.
Mijnheer Solana, een paar maanden geleden was u aanwezig bij de begrafenis van de heer Polin in Bayonne. Hij was de eerste militair die tijdens een Europese operatie is omgekomen. Dit was voor mij een buitengewoon aangrijpende en treurige gebeurtenis die mij aan het denken zette over wanneer en onder welke omstandigheden wij eigenlijk militairen inzetten.
Dit is tegelijkertijd mijn antwoord op de opmerking van mevrouw Beers over het concept van de menselijke veiligheid. Dat concept is buitengewoon interessant, ook in verband met ontwikkelingshulp. Zonder veiligheid is er geen ontwikkeling. Ik weet alleen niet zo zeker of dit concept wel thuishoort in het veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie, aangezien men zou denken dat het betekent dat wij overal ter wereld en altijd zouden moeten ingrijpen. Daarmee worden verwachtingen geschapen waaraan wij wellicht niet kunnen voldoen. Wanneer mensen in nood verkeren, wenden zij zich niet tot degene die de beste bedoelingen heeft maar tot degene die hen echt kan helpen. Dat is een zwakke kant van dit concept, en niets is erger dan valse verwachtingen scheppen. Daarom zal mijn fractie tegen de vermelding van dit principe stemmen.
Het Franse voorzitterschap is nu aan de orde en daarnaast zullen er hoogstwaarschijnlijk een aantal belangrijke beslissingen te nemen zijn. Ik heb dit al eerder genoemd: steeds meer militairen worden op gevaarlijke missies gezonden. Wij zijn er verantwoordelijk voor dat zij de noodzakelijke en allerbeste uitrusting voor dit soort operaties tot hun beschikking hebben. Dat is in veel opzichten nog niet het geval. Er is nog steeds sprake van tekortkomingen op het terrein van de telecommunicatie, en het gebied van de civiele operaties – iets wat uitzonderlijk belangrijk is. Ook op het gebied van verkenning en navigatie is sprake van tekortkomingen. Ik verwacht dat er wat dat betreft concrete voorstellen zullen worden gedaan zodat er in de toekomst sprake zal zijn van een nauwere samenwerking en zulke projecten en tekortkomingen op een Europese manier zullen worden aangepakt.
In het verslag zoals dat nu voor ons ligt wordt erop aangedrongen dat Eurocorps permanent onder de Europese Unie valt. Dat zou naar mijn idee een enorme vooruitgang betekenen in vergelijking met de gevechtseenheden die altijd maar voor een periode van een half jaar ter beschikking van de Europese Unie worden gesteld. Ik dring erop aan dat de Europese veiligheids- en defensieacademie waar de heer Kuhne het al over had meer wordt dan een virtuele academie en de middelen krijgt om haar taak uit te voeren.
Jan Marinus Wiersma (PSE). – (NL) Voorzitter, een aantal opmerkingen over de veiligheidsstrategie in het verslag van mijn geachte collega Kuhne. Hij heeft daaraan natuurlijk met de volledige steun van mijn fractie gewerkt en wij vinden het resultaat heel erg goed. Toch wil ik ook een paar opmerkingen ter attentie van de Hoge Vertegenwoordiger maken.
Die veiligheidsstrategie, die staat en die is in 2003 ontwikkeld als een belangrijke innovatie. De kern daarvan blijft natuurlijk overeind. Waar we nu over praten zijn aanpassingen aan een veranderde internationale agenda. Effectief multilateralisme is een belangrijk principe. De combinatie van civiele en militaire aspecten is enorm belangrijk. Ook de moderne dreigingsanalyse is van belang. Er zijn vele positieve voorbeelden hoe daarmee in de afgelopen jaren door de Europese Unie onder leiding van de heer Solana is omgegaan. Het is eigenlijk dezelfde aanpak, maar er wordt gewerkt met een bredere agenda. Iedereen heeft het hier erover dat je niet alleen kunt praten over terrorisme, over klassieke veiligheidsproblemen, maar dat je ook moet kijken naar de manier waarop vraagstukken die te maken hebben met energieveiligheid en klimaatbedreiging, voor onze veiligheidsagenda van belang zijn. Dat is de brede agenda.
Ik wil toch nog even opkomen voor de smalle agenda. Het gaat niet alleen om de veiligheid van staten, maar ook om de veiligheid van mensen. Ik vind het goed dat de heer Kuhne geprobeerd heeft in dit Parlement dat debat op gang te brengen, net zoals we in de VN die hele discussie hebben gehad over de “de verantwoordelijkheid om te beschermen”. Daarbij gaat het ook om individuen. We moeten wel degelijk kijken hoe dat in ons concept kan worden verwerkt en ik vind het dus jammer dat de EVP in die gedachtevorming niet mee wil. Als wij praten over menselijke veiligheid, bedoelen we niet automatische interventie in elke situatie waarin misschien sprake is van een bedreiging van de menselijke veiligheid, maar we willen dat er beter rekening wordt gehouden met dit belangrijke element.
Ten aanzien van die brede agenda is ook van belang dat de Europese Unie dankzij het Verdrag van Lissabon - en laten we hopen en bidden dat de Ieren op 12 juni daarvoor zullen stemmen en daar gaan we ook van uit - met een brede agenda zal kunnen werken, omdat de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, die zo moet heten vanwege mijn eigen land, ook vicevoorzitter van de Europese Commissie zal zijn en dus die brede agenda goed zal coördineren.
Tenslotte nog een opmerking over de Verenigde Staten. Er zijn verkiezingen en we weten niet wie de twee kandidaten zullen zijn. In ieder geval is duidelijk dat met wie het ook wordt - en ik hoop natuurlijk dat het Obama wordt - beter zal zijn samen te werken over een aantal veiligheidsvraagstukken. Ik noem met name het punt van de non-proliferatie van kernwapens. McCain heeft daar interessante uitspraken over gedaan. Misschien is het tijd om aan het eind van jaar nog eens met initiatieven te komen, met nieuwe afspraken over bijvoorbeeld de multilateralisering van de splijtstofcyclus. Ik hoop dat de Hoge Vertegenwoordiger zich daarvoor wil inzetten.
István Szent-Iványi (ALDE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, Hoge Vertegenwoordiger, commissaris, om te beginnen wil ik de heren Saryusz-Wolski en Kuhne gelukwensen met hun alomvattende verslagen; zij hebben uitstekend werk verricht. Een van de belangrijkste bevindingen uit het verslag van de heer Saryusz-Wolski is dat de stabiliteit in de Westelijke Balkan op dit moment de eerste prioriteit van de Europese Unie is. Daar ben ik het geheel mee eens.
In het geval van Kosovo staat er niets meer of minder op het spel dan de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Wat hier allemaal aan vooraf is gegaan is niet al te bemoedigend. Alle lidstaten hebben weliswaar het plan-Ahtisaari ondersteund, maar helaas zijn ze het er nog steeds niet over eens of ze Kosovo zullen erkennen. Een nog groter probleem is echter dat er evenmin overeenstemming is bereikt over de vraag of de volmachten van UNMIK moeten worden overgedragen aan EULEX. Maar als dat niet gebeurt, kan de Europese Unie niet aan haar eigen beloften voldoen, waarmee haar geloofwaardigheid wordt ondermijnd. De EULEX-missie heeft een aantal zeer belangrijke taken, zoals het scheppen van grondwettelijkheid, het opstarten van een goed functionerende markteconomie, het versterken van de multiracialiteit van Kosovo en het opbouwen van het vertrouwen tussen de aldaar wonende volkeren.
De Europese Unie mag Kosovo niet aan zijn lot overlaten. Ons beleid ten aanzien van de Westelijke Balkan behoort op drie pijlers te rusten. Om te beginnen moeten wij deze landen een geloofwaardig Europees perspectief bieden, wij moeten de voorwaarden streng onderzoeken en wij moeten ons consistent opstellen. Het zou een ernstige fout zijn als wij er niet in slaagden de voorwaarden op hun politieke merites te beoordelen of als wij in het wilde weg concessies deden aan landen die niet met ons samenwerken – terwijl wij diezelfde concessies niet gunnen aan landen die dat wel doen. Op die manier blijft de geloofwaardigheid van de Europese Unie in gevaar komen.
De Europese Unie wil een rol spelen op het wereldtoneel, en dat is terecht, maar dit zal een vrome wens blijven zolang de Unie niet in staat is in haar onmiddellijke nabijheid de mogelijkheid van vrede, stabiliteit en vooruitgang te garanderen.– Hartelijk dank.
16. Welkomstwoord
De Voorzitter. – Het doet ons genoegen de parlementaire delegaties van Armenië, Azerbeidjan, Georgië, Moldavië en Oekraïne op de officiële tribune welkom te heten, en eveneens de vertegenwoordigers van de democratische oppositie in Wit-Rusland.
De delegatie uit Georgië staat onder leiding van de voorzitter van het Georgische parlement, mevrouw Boerdzjanadze.
Deze delegaties zijn in Brussel om deel te nemen aan de conferentie over het Europees Nabuurschapsbeleid die vandaag en morgen in het Europees Parlement wordt gehouden.
Wij heten hen van harte welkom bij deze gecombineerde behandeling.
(Applaus)
17. Jaarverslag 2006 over het GBVB – Europese veiligheidsstrategie en EVDB (voortzetting van het debat)
De Voorzitter. – Wij zetten de gecombineerde behandeling voort van het verslag (A6-0189/2008) van Jacek Saryusz-Wolski over het jaarlijkse verslag betreffende het GBVB, en het verslag (A6-0186/2008) van Helmut Kuhne over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een genoegen om ten overstaan van deze delegaties het woord te voeren, aangezien wij zulke nauwe banden met hen hebben. U zult het niet willen geloven, mijnheer de Hoge Commissaris, maar ik wil mij bij mijn interventie nu juist op de zuidelijke Kaukasus richten. Wij hebben het goede nieuws vernomen dat u morgen voor een paar dagen naar Georgië vertrekt. Dat werd hoog tijd en ik wil u daar dan ook voor bedanken. U gaat ook naar Abchazië en u hebt wat dat betreft aangegeven dat een weekend wellicht niet volstaat om de kwestie op te lossen. Als u erin slaagt om het wel in een weekend te doen zal ik de eerste zijn om u geluk te wensen. Wij weten allemaal dat het een zware taak is, maar het is vooral belangrijk dat de Europese Unie zich aan die taak zet. Naar mijn mening is dit haast een test voor de volwassenheid van het buitenlands beleid van de EU. Wij weten dat onze partner Rusland bij het conflict betrokken is. Volgens het verslag van de VN heeft Georgië erin toegestemd de vluchten van UAV’s boven Abchazië te staken. Gisteren hebben wij echter vernomen dat Rusland strijdkrachten heeft ingezet om naar men zegt spoorwegen aan te leggen. Als dat inderdaad het geval is, is het naar mijn idee te vroeg om het over een vredesmacht te hebben.
Om die reden is dit ook zo’n moeilijke taak. U hebt gezegd dat u het vredesplan van Georgië zou steunen, en dus wil ik u de volgende vraag voorleggen, mijnheer de Hoge Commissaris: bent u ook van plan als onderdeel van dit vredesplan uw steun te verlenen aan het opzetten van een Abchazisch-Georgische civiele politiemacht onder toezicht van de EU of de OVSE? Dat zou pas echt een stap vooruit zijn, en een stap waarnaar wij al lange tijd in dit conflict van de zijde van de EU hebben uitgekeken, aangezien het hier om een van onze buurlanden gaat. Daarom is de vraag die zich vandaag aandient, en die onze medeleden zojuist ook hebben gesteld, deze: gaan wij het nabuurschapsbeleid ontwikkelen als onderdeel van ons buitenlands beleid?
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u eraan helpen herinneren dat het Parlement in het verslag van de Raad van vorig jaar over de belangrijkste aspecten en de fundamentele keuzes van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, zijn grote ongerustheid heeft uitgesproken naar aanleiding van de aankondiging van de toenmalige Russische president Vladimir Poetin dat Rusland afzag van verdere deelname aan het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten. Ondanks een nadrukkelijke uitspraak van het Europese parlement hebben de autoriteiten van de EU op dit vlak nog geen serieuze actie ondernomen. En dat terwijl de Russische Doema in juli 2007 een wet heeft aanvaard waarbij de Russische deelname aan dit Verdrag werd opgeschort.
Dit is zonder twijfel van fundamenteel belang voor de veiligheid van Europa, aangezien Rusland het grootste potentieel voor conventionele strijdkrachten heeft van ons hele continent. Om die reden ben ik van mening dat het een belangrijke prioriteit is om de Russische Federatie zover te krijgen dat zij deze internationale overeenkomst opnieuw aanvaardt. De autoriteiten van de EU en haar lidstaten zouden alle beschikbare middelen moeten aanwenden om dat te bereiken, en niet in de laatste plaats omdat de Russische uitgaven aan wapens de laatste tijd met zevenhonderd procent zijn gestegen.
Willy Meyer Pleite (GUE/NGL). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer El Baradei, die er toch niet bepaald van kan worden beschuldigd dat hij een radicaal is, heeft tijdens de afgelopen conferentie over veiligheidsbeleid in München gezegd dat met een verlaging van één procent van de uitgaven aan wapens de honger in de wereld zou kunnen worden opgelost.
En dan levert de Europese Unie haar eigen bijdrage aan het bereiken van dit doel door haar lidstaten te vragen de uitgaven voor militaire doeleinden te verhogen, met als resultaat dat deze maatschappij in de immorele situatie is komen verkeren dat zij het hoogste wapenbudget ter wereld heeft, hoger dan tijdens de Koude Oorlog. En zeventien maal meer dan wij aan internationale samenwerking spenderen.
Naar mijn idee zijn we op de verkeerde weg. Door de militarisering van de veiligheid is een onrechtvaardigere, gewelddadigere wereld ontstaan. Wellicht herinnert u zich nog dat we te horen kregen dat met de immorele invasie van Irak de problemen in het Midden-Oosten zou worden opgelost en dat de prijs van olie zou dalen. De bewijzen zijn overtuigend. Volgens mij zitten wij op de verkeerde weg, dames en heren. Wij moeten onze veiligheid demilitariseren en terugkeren naar de oude normen van een Europa waarin zelfs tijdens de Koude Oorlog mensen als Willy Brandt en Olof Palme het voorstel deden om te streven naar ontwapening.
Wat onze link is met de veiligheid in Noord-Amerika, hangt af van de regering waarover we het hebben. Of zijn onze principes en normen dezelfde als die van de regering-Bush? Herinnert u zich nog die vluchten van de CIA, de folteringen in Guantánamo, de doodstraf, en de systematische schendingen van de mensenrechten overal ter wereld?
Nee, dames en heren, naar mijn mening moeten wij werken aan een autonome, kernwapenvrije veiligheid en een systeem dat voldoende veiligheid oplevert om naast het terrorisme ook andere fundamentele problemen op te lossen, zoals honger, armoede en discriminatie.
Hélène Goudin (IND/DEM). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de behandeling van vandaag is een voorproefje van wat we kunnen verwachten als het Verdrag van Lissabon wordt aangenomen. Toenemende militarisering, toenemende supranationaliteit en toenemende uitgaven voor de EU ten koste van de onafhankelijkheid van de lidstaten. De EU vertegenwoordigt ons allen. De wensen van zevenentwintig staten zullen als één stem klinken. Daarom kijk ik met verbijstering toe hoe het Europees Parlement – dat toch beweert een groot voorvechter van de democratie te zijn – voor een federalistische koers kiest zonder het referendum in Ierland en de intergouvernementele samenwerking te eerbiedigen. Het Verdrag van Lissabon betekent opnieuw een stap in de richting van een gemeenschappelijke minister van Buitenlandse zaken, gemeenschappelijke strijdkrachten, een gemeenschappelijke geheime dienst, en een gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid. Geachte burgers van Ierland, jullie zijn de enigen die de kans hebben gekregen om deze gevaarlijke ontwikkeling een halt toe te roepen. Ik druk u op het hart om op 12 juni tegen te stemmen, zoals wij morgen in het Parlement ook moeten doen.
Roger Helmer (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een vraag voor u. Hoe is het mogelijk dat de Hoge Vertegenwoordiger de heer Solana in dit Huis een aperte leugen kan verkondigen? Ik heb hem hier horen zeggen dat iedereen een krachtigere Europese Unie en een krachtigere GBVB wenst. Ik vertegenwoordig 4,2 miljoen mensen in de East Midlands van het Verenigd Koninkrijk. En niet een van hen heeft ooit gezegd een krachtigere Europese Unie of een krachtigere GBVB te wensen, en velen hebben wel gezegd dat ze liever zouden zien dat ons land uit de Europese Unie stapte.
Als u werkelijk gelooft dat het Europese volk dit wil, waarom geeft u hun dan niet de kans om te stemmen over de Europese grondwet en het Verdrag van Lissabon, die daar juist voor ontworpen zijn? Bent u dan vergeten dat de Fransen en de Nederlanders ertegen hebben gestemd? Weet u dan niet dat tachtig procent van mijn kiezers een referendum wil, en als ze die zouden krijgen, dat dan zeker tachtig procent tegen zou stemmen?
Het Britse volk dat ik vertegenwoordig is voorstander van handel en samenwerking in Europa, maar ze zijn faliekant tegen een politieke unie en een Europees leger.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de samenwerking tussen het Parlement en de Raad is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd, zoals ook wordt erkend in het verslag van de heer Saryusz-Wolski, iets dat met name te danken is aan het instellen van flexibele mechanismen en het feit dat de fungerend voorzitter van de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de Speciale Vertegenwoordigers af en toe acte de présence geven.
In het verslag staat echter ook iets wat de voorzitter van mijn fractie ook heeft gezegd, namelijk dat deze samenwerking tussen Parlement en Raad met name wat betreft de timing voor verbetering vatbaar is. Er is in het verslag van de heer Saryusz-Wolski, die ik van harte gelukwens met zijn werk, een specifiek initiatief opgenomen: namelijk om vanaf begin volgend jaar een interinstitutioneel akkoord in te stellen zodat er stabiele en dynamische criteria voor de samenwerking kunnen worden aangelegd op basis van de richtsnoeren van het nieuwe Verdrag. Mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, graag zou ik een indruk willen krijgen van uw mening over dit voorstel uit het verslag.
Vervolgens wil ik ook graag de andere rapporteur, de heer Kuhne, bedanken voor zijn verslag over de Europese veiligheidsstrategie. Ik denk dat wij in dit opzicht behoefte hebben aan een langetermijnstrategie die ons in staat stelt om te gaan met de nieuwe vorm van de dreigingen waarmee wij te maken hebben, een strategie die kan worden aangepast zodra de omstandigheden veranderen en in elk geval elke vijf jaar, in overeenstemming met de zittingsperiodes van het Parlement.
Er zijn een paar opmerkelijke toespraken gehouden. Ik denk niet dat dit een kwestie is van meer geld uitgeven, maar we hebben drie parallelle satellietsystemen – daar heeft de heer von Wogau vandaag al naar verwezen – vijf telecommunicatiesystemen, drieëntwintig typen gepantserde voertuigen en zevenentachtig verschillende wapenprogramma’s, en op die manier zullen wij niet in staat zijn de vooruitgang te boeken die ons voor ogen staat.
Met zevenentwintig lidstaten heeft de Europese Unie al met al ongeveer twee miljoen militairen, tienduizend tanks en drieduizend gevechtsvliegtuigen. Naar mijn mening is deze strijdmacht groot genoeg om serieuze acties te kunnen ondernemen.
Wij hebben echter bijkomende problemen wanneer wij een bataljon naar conflictgebieden sturen zoals in Tsjaad, waar het doel niet is om oorlog te voeren maar om bescherming te bieden in crisissituaties en om bemiddelend op te treden bij conflicten.
Om die reden ben ik van mening, mijnheer de Voorzitter, dat wij al onze middelen moeten bijdragen en inzetten om te voorkomen dat de Europese Unie ondanks alle capaciteit waarover ze beschikt, volkomen irrelevant blijft op het wereldtoneel.
18. Welkomstwoord
De Voorzitter. – Dames en heren, het doet mij genoegen u te kunnen mededelen dat er inmiddels een delegatie van het Japanse parlement op de officiële tribune is gearriveerd. Wij willen ook hen hartelijk welkom heten. Zij nemen deel aan de negenentwintigste interparlementaire ontmoeting tussen het EP en het parlement van Japan die van 2 tot 6 juni in Brussel en Wenen wordt gehouden.
De Japanse delegatie staat onder leiding van de heer Taro Nakayama, een goede vriend van Europa, en bestaat uit zeven leden van het Lagerhuis en twee leden van het Hogerhuis.
Men concentreert zich tijdens deze interparlementaire ontmoeting op de klimaatverandering om toe te werken naar een gezamenlijke aanpak op basis van de toepassing van het Protocol van Kyoto en datgene wat daarna komt.
Wij zijn buitengewoon gelukkig met deze vruchtbare, stabiele en voortgaande samenwerking met Japan, een land waarmee wij zulke fundamentele waarden delen als democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en het principe van de multilaterale samenwerking. Daarom heet ik onze Japanse vrienden van harte welkom!
(Applaus)
19. Jaarverslag 2006 over het GBVB – Europese veiligheidsstrategie en EVDB (voortzetting van het debat)
De Voorzitter. – Wij zetten de gecombineerde behandeling voort van het verslag (A6-0189/2008) van Jacek Saryusz-Wolski over het jaarlijkse verslag betreffende het GBVB, en het verslag (A6-0186/2008) van Helmut Kuhne over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB.
Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) Bij deze wil ik graag de heer Kuhne gelukwensen met zijn uitstekende verslag en met name voor het feit dat daarin wordt aangedrongen op de introductie van het concept menselijke veiligheid in combinatie met het principe van de verplichting tot bescherming bieden – een concept waarop ook de heer Solana hier heeft aangedrongen.
Dit zijn de twee pijlers waarop een Europese benadering van crisisbeheersingsmissies steunt. Enerzijds dient een beslissing om in een land te interveniëren in het kader van het EVDB gebaseerd te zijn op een interpretatie van het Handvest van de VN dat de verantwoordelijkheid om te beschermen benadrukt: de verplichting om volkerenmoord, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen.
Anderzijds, mocht de Unie betrokken raken bij een crisis waarbij het gebruik van militaire middelen vereist is, dan is het van cruciaal belang dat men zich bij het gebruik van geweld laat leiden door de doctrine van de menselijke veiligheid. Dit zou betekenen dat de Europese troepen zich zouden moeten toeleggen op het organiseren van toevluchtsoorden voor de niet-strijdende burgerbevolking in plaats van op het neerslaan van de vijand met het oog op een militaire overwinning.
Deze twee principes voorzien Europa bij de aanvang van de eenentwintigste eeuw van een samenhangende crisisbeheersingsstrategie. In amendement 1 van de Socialistische Fractie in het Europees Parlement komen daarom de morele, wettelijke en operationele eisen tot uitdrukking waarvoor wij nu in Afghanistan, Tsjaad en Libanon geplaatst worden en waarvoor wij ook in de toekomst zullen komen staan.
Ik vind het om die reden betreurenswaardig dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten en de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links dit amendement hebben afgewezen. Deze reactionaire alliantie wenst de ogen te sluiten voor het primaat van de mensenrechten – een concept dat de legitimiteit van en de steun onder de burgers voor EVDB-missies aanzienlijk zou vergroten.
Andrew Duff (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vrees dat er twee problemen spelen tijdens het debat van deze middag. Om te beginnen zijn er de kletspraatjes die we van extreem-rechts te horen krijgen over het Verdrag van Lissabon. En ten tweede heerst er een zekere zelfgenoegzaamheid bij iedereen die net als ik het gemeenschappelijke buitenlandse, veiligheids- en defensiebeleid krachtig verdedigt. Het doel van een grootscheepse Europese veiligheidsstrategie is niet om bewondering te oogsten, de bedoeling is dat deze strategie wordt gevolgd en maar al te vaak laten de Raad en de lidstaten na hun eigen uitmuntende strategie te volgen.
Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben de beloften die zij in het Akkoord van Saint Malo zijn aangegaan niet ingelost. Bepaalde andere landen drongen aan op een benepen beleid waarmee wij onszelf zeker in de vingers zouden snijden, om de militaire kosten te verhalen op het land waar ze gemaakt worden. Wat heeft zo’n beleid voor zin als het juist de bedoeling is om de lasten te verdelen? Het feit ligt er dat slechts twintig procent van onze strijdkrachten werkelijk kan vechten. Diverse EVDB-missies beschikken over zeer krappe middelen. Door het ontbreken van een Europees hoofdkantoor voor de EVDB raakt het commando versnipperd en wordt het combineren van de middelen aanzienlijk bemoeilijkt.
Het treurige is dat we er zo vaak niet in slagen van onze fouten te leren, en het zal weinig verschil maken als we de veiligheidsstrategie alleen maar een beetje bijstellen.
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb het GBVB-programma vernomen, en in mijn ogen klinkt het allemaal een beetje belachelijk, in aanmerking genomen dat Europa er niet eens in slaagt zijn eigen buitengrenzen te beveiligen waar dagelijks duizenden illegale immigranten, handelaren en leden van de maffia overheen trekken. Kortom, een veiligheidsbeleid zonder basis – en als er wel een is, vertelt u ons dan alstublieft wat dat is, mijnheer Solana!
In de verslagen is voortdurend sprake van klimaatverandering, maar het gevaar of de mogelijkheid van een militaire aanval, een terroristische aanval of een van biologische of zelfs nucleaire aard wordt volledig genegeerd, terwijl dit gevaar heel wat ernstiger en misschien zelfs wel heel reëel is, de door islamitische terroristen geuite dreigementen in aanmerking genomen.
Wat politieke gevolgtrekkingen aangaat is Europa niet erg sterk. Neem de Zwarte Zee, een soort schaakbord waarop elk Europees beleid ontbreekt. En dat terwijl onze toekomst op het gebied van energie en veiligheid op dat schaakbord wordt beslist. Waar blijft het politieke beleid van Europa op dit schaakbord?
Het Verdrag van Lissabon heeft niets meer te bieden dan wat het tot nu toe heeft bereikt: en het ontbreken van enige perspectieven voor een Europa zonder enige geopolitieke visie. Dit is een leegte van tien jaar waarin u het buitenlandse beleid hebt gevoerd, mijnheer Solana. In al die tien jaar hebt u niets meer bereikt dan een leegte!
Athanasios Pafilis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, deze twee verslagen staan overduidelijk voor de toenemende agressie en de imperialistische plannen van de EU. Er wordt een reeks prioriteiten in geformuleerd voor 2008, met als duidelijk doel om het Europese kapitaal met economische, politieke en militaire middelen overal ter wereld te bevorderen. Daarnaast is de EU erop uit om volkeren en landen te plunderen, ofwel op eigen kracht, en waar dat niet mogelijk is, met hulp van de Verenigde Staten en de NAVO.
Een van de saillante punten in het eerste verslag is interventie en oorlogvoering achter een wettelijke rookgordijn van excuses als de strijd tegen het terrorisme en de “bescherming van mensenrechten en democratie”. In paragraaf 15 wordt een typerend, onacceptabel en gevaarlijk onderscheid gemaakt tussen democratische en niet-democratische landen, mijnheer Solana. Maar wie heeft u het recht gegeven om te bepalen welk volk wel en welk niet democratisch is? In deze context gebruikt u trouwens ook de nieuwe term “menselijke veiligheid” als een voorwendsel om een preventieve oorlog te kunnen beginnen.
Bovendien sturen beide verslagen, maar vooral het tweede, duidelijk aan op verdere militarisering van de EU middels hun aandringen op gevechtseenheden en het oprichten van een permanente EU-krijgsmacht. Dit wordt mogelijk gemaakt door het ontwikkelen van Eurocorps, een permanente gestructureerde samenwerking en het aanpassen van de strijdkrachten van de lidstaten aan de agressieve plannen van de EU. De EU treedt in de voetsporen van de NAVO door de bijdrage uit de begroting van de EU aan wapens en andere militaire uitgaven op te voeren. Onder het mom van militaire missies, een zogenaamd niet-militaire politie en juridische eenheden, wordt de samenwerking tussen de EU en de NAVO opgevoerd. Dit zijn deskundigen die in werkelijkheid de militaire campagnes van de EU voorbereiden en leiden. U klopt zich op de borst vanwege die zeventien militaire missies en roept om meer.
De EU die u aan het opbouwen bent is een unie van oorlog, agressie en imperialisme. Daarom behoort het volk naar het middel van verzet, ongehoorzaamheid en insubordinatie te grijpen.
Sylwester Chruszcz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag hebben wij het over een bevoegdheidssfeer die tot op heden voorbehouden is geweest aan soevereine Europese staten. En vandaag lijkt de kans dat er werkelijk een buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU komt allengs groter, vooral na de invoering van de nieuwe Europese grondwet.
Als Pools lid van dit Parlement kan en wil ik eenvoudig niet ermee instemmen dat Brussel en niet Warschau het Poolse buitenlandse beleid zou bepalen, terwijl Duitse generaals in een militair hoofdkwartier buiten Berlijn onze veiligheid voor hun rekening nemen. En al evenmin ben ik gecharmeerd van de gedachte dat Poolse militairen met een EU-vlag op hun uniform op allerlei plekken in Europa en elders in de wereld voor andermans belangen optreden.
De huidige ontwikkelingen en de nieuwe open structuur van één enkele Europese staat zijn volkomen onacceptabel. Natuurlijk kunt u uw eigen volkeren erin laten lopen door ze eenvoudig niet te vragen wat zij vinden van het opbouwen van een soort super-EU, maar vroeg of laat zal dit hele project tot stof vergaan.
Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de boodschap moet vandaag luiden dat het GBVB nu meer dan ooit gebaseerd dient te zijn op gemeenschappelijke Europese waarden. Op de toenemende uitdagingen op het terrein van de veiligheid waarvoor wij komen te staan is slechts één overtuigend antwoord mogelijk: solidariteit en een betere coördinatie van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Die op waarden gebaseerde doelstellingen behoren prioriteit te krijgen boven bilaterale betrekkingen, en Javier Solana heeft gelijk als hij tegen ons zegt dat de politieke wil van het grootste belang is.
Wat de continuïteit van de energievoorziening aangaat wil ik graag een beroep doen op de Commissie en de Raad om zich werkelijk rekenschap te geven van het standpunt van het Parlement van afgelopen september betreffende continuïteit van de buitenlandse energievoorziening, waarin ook enige institutionele verbeteringen worden aangedragen.
In dit verslag wordt de Commissie tevens opgeroepen zich in te zetten voor de geslaagde voltooiing van de Nabucco-gaspijpleiding. Het is naar mijn idee geen kwestie van het een of het ander. Wij moeten praktisch en effectief onze eigen pijpleiding aanleggen.
Ten slotte wordt het hoog tijd dat we de nieuwe uitdagingen die zich in cyberspace voordoen effectief aanpakken, zoals rapporteur Kuhne al heeft gezegd. Ik zou hiervoor graag de term “cyberterrorisme” gebruiken. Een jaar geleden werd een miljoen computers van over de hele wereld ingezet om overheidsinstanties en banken in Estland te blokkeren. Naar mijn mening moet het Europees Parlement ook een kernachtig standpunt formuleren over de wijze waarop gereageerd moet worden op de dreigingen vanuit de allernieuwste technologieën die tot nu toe de door de Lissabonstrategie geboekte vooruitgang lijken te overstijgen.
Adrian Severin (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een principekwestie aankaarten, namelijk de neoconservatieve neigingen van dit Huis ten aanzien van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU. Blijkbaar zijn sommigen van ons de mening toegedaan dat een buitenlands beleid inhoudelijk afhangt van de aard van het politieke regime dat dat beleid voert; en dus heeft het er veel van dat onze belangrijkste doelstelling is om ons politieke model te exporteren. Helaas beschikt de Europese Unie noch over de besluitvormingsmechanismen noch over de middelen om een effectief interventiebeleid te voeren.
Wij moeten verandering brengen in die aanpak en voor realisme kiezen als basis van onze acties naar buiten toe. Dat houdt in: een duidelijke definitie formuleren voor de reikwijdte van ons buitenlands beleid in overeenstemming met de gemeenschappelijke belangen van de Europese burgers; die reikwijdte in overeenstemming brengen met de middelen en tegelijkertijd erkennen dat er op deze wereld nu eenmaal actoren zijn die anders zijn dan wij en niet per se altijd onze normen en waarden delen; leren met dit soort actoren om te gaan en onze narcistische neigingen opgeven, zodat wij ook met onze tegenstanders kunnen onderhandelen en samenwerken en niet alleen met onze vrienden.
Uiteraard moeten wij proberen om met zoveel mogelijk buitenlandse gesprekspartners vriendschap te sluiten, maar voor we dat doen en terwijl we dat doen moeten we naar mijn mening ook leren omgaan met diegenen die niet net als wij zijn. Ik denk dat wij meer kunnen aanspreken door niet zozeer onze doelstellingen als wel onze bedoelingen te propageren, waardoor wij uiteindelijk misschien ook wel ons model weten aan te prijzen.
Paweł Bartłomiej Piskorski (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zijn diverse aspecten waarmee wij rekening moeten houden bij de bespreking van het gemeenschappelijke buitenlandse beleid van de Europese Unie. De verslagen van de heren Kuhne en Saryusz-Wolski zijn uitstekend, maar er ontbreken een paar elementen.
Ik wil er graag op wijzen dat we meer aandacht eraan behoren te besteden hoe wij het Europese buitenlandse beleid aan het publiek uitleggen. Onze burgers, die tenslotte ons publiek vormen, zijn uitstekend op de hoogte van wat er van ons als Europese Unie afkomstig is wat betreft het beleid op het gebied van landbouw en infrastructuur, maar ze hebben nooit een duidelijk beeld gekregen van het Europese buitenlandse en defensiebeleid en waar dat beleid mee samenhangt. Laten we niet uit het oog verliezen dat de Europese Unie aanvankelijk met het oog op andere dan deze problemen was opgezet.
Het is ook belangrijk om onze gedachten te laten gaan over het Verdrag van Lissabon, dat naar ik aanneem zo spoedig mogelijk in werking zal treden en de grondslag zal vormen voor nieuwe acties van de EU, en om ervoor zorg te dragen dat een van de uitkomsten een zo efficiënt mogelijke reeks instrumenten zal zijn. Veel sprekers hebben zich vooral over militaire aangelegenheden uitgesproken. Natuurlijk zijn de gevechtseenheden en alles wat samenhangt met de Europese defensie-identiteit van het grootste belang, maar het is zeker niet minder belangrijk om te praten over het model van de Europese diplomatie in termen van de wijze waarop die diplomatieke dienst behoort te functioneren.
Het is heel belangrijk dat in het verslag wordt benadrukt dat het buitenlandse en defensiebeleid van de EU vervlochten is met diverse uitermate belangrijke terreinen van het bestaan in de Europese Unie. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat wij tevens als onderdeel van ons gemeenschappelijke Europees gedachtegoed ideeën introduceren als een gemeenschappelijk energiebeleid en de continuïteit van de energievoorziening.
Ter afsluiting nog dit: het is van groot belang dat wij het buitenlandse en het veiligheidsbeleid beschouwen als een uitbreiding van het terrein van de veiligheid, stabiliteit en democratie. In deze context constateer ik met goedkeuring dat er een grote nadruk wordt gelegd op de Balkan en Georgië.
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de veiligheid van de mensen die in Europa wonen is een van de belangrijkste taken van de Europese Unie. Al wij het beleid van de Gemeenschap van de afgelopen jaren goed bekijken zien wij dat we afgezien van onze politieke acties in militair opzicht een uitgesproken lichtgewicht zijn. Sommige Europese landen jagen hun eigen ambities na en proberen op die manier politiek en militair de concurrentie aan te gaan met de NAVO, terwijl ze lid van die organisatie zijn. Het is een vergissing om ons toe te leggen op het organiseren van gevechtseenheden en met name van uitgebreide commando’s in plaats van te werken aan de professionalisering van speciaal aangewezen eenheden binnen de lidstaten zelf. Het is eveneens een vergissing om de bestaande NAVO-structuren te weinig te gebruiken.
De kracht van de Gemeenschap behoort te liggen in sterke nationale strijdkrachten. De Europese Unie moet conflicten binnen Europa oplossen die nu in een patstelling verkeren, en dan niet alleen middels het afleggen van formele verklaringen maar ook met echte politieke daden. De recente problemen in Georgië zijn mede veroorzaakt door de steun van de EU aan Kosovo.
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het verslag- Saryusz-Wolski dat wij morgen zullen aannemen is een zeer volledig verslag dat op een evenwichtige manier vrijwel alle gebieden ter wereld bestrijkt waar het buitenlandse beleid van de Europese Unie merkbaar is. Ik heb slechts twee minuten tot mijn beschikking dus ik beperk me tot het noemen van maar een paar van de horizontale aspecten die terecht in het verslag worden vermeld.
Vandaag de dag kan buitenlands beleid niet alleen meer worden verklaard vanuit een geografisch gezichtspunt. Er zijn nu eenmaal kwesties met een wereldwijd, horizontaal aspect, en die zijn van zulk groot belang dat de hoofdactoren binnen het buitenlandse beleid van de Unie daarbij betrokken moeten zijn. In de allereerste plaats doel ik dan op de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad. Dat zijn aangelegenheden waaraan men in het buitenlandse en veiligheidsbeleid met name aandacht behoort te besteden.
Een andere, zeer belangrijke kwestie is immigratie en de bestrijding van illegale immigratie. Wij moeten ons verzekeren van de medewerking van de landen van herkomst en de doorgangslanden, en de Unie moet daar nadrukkelijk bij betrokken zijn middels haar externe beleid. Kortom, willen wij in de Europese Unie een gebied scheppen waar veiligheid, vrijheid en recht heersen, dan is de externe dimensie van fundamenteel belang, zoals ook in het verslag- Saryusz-Wolski staat. Dit is iets wat niet alleen voor rekening kan komen van de ministers van Binnenlandse zaken of het Commissielid voor Justitie.
Een ander horizontaal aspect dat grote prioriteit heeft is de continuïteit van de energievoorziening. Gegeven de hoge externe afhankelijkheid van de lidstaten hebben wij grote behoefte aan het ontwikkelen van een buitenlands beleid op het terrein van de energie voor de Unie. Bovendien moet de Unie vanwege het feit dat de klimaatverandering zich duidelijk wereldwijd voltrekt, naar buiten toe actie ondernemen op zoek naar een effectief antwoord op deze dreiging.
Dames en heren, naar mijn mening is het van essentieel belang dat er op het gebied van al deze kwesties vooruitgang wordt geboekt en dat het buitenlandse beleid van de Unie daar onderdeel van uitmaakt. Het zijn kwesties die de burgers aangaan, en die burgers vinden dat de Europese Unie die kwesties op een effectieve manier moet aankaarten, want die soevereiniteit wordt juist gedeeld om die problemen het hoofd te bieden die het vermogen van de individuele staten te boven gaan en dus werkelijk wereldwijde problemen zijn.
Als de Europese Unie kans ziet juist op deze gebieden vooruitgang te boeken is zij des te beter in staat haar bestaan te rechtvaardigen en zo haar legitimiteit te vergroten in de ogen van het grote publiek.
Justas Vincas Paleckis (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan het adres van de beide rapporteurs en ik ben het er geheel mee eens dat het van groot belang is om het Verdrag van Lissabon aan een grondig onderzoek te onderwerpen, in combinatie met het GBVB-verslag.
Als we deze discussie tien dagen later hadden gehouden, dus na het doorslaggevende referendum – en naar mijn overtuiging zal Ierland “ja” zeggen – was het debat nog concreter en optimistischer geworden.
Wanneer tegenwoordig de dreigingen steeds ernstiger worden en van alle kanten oprukken en de EU niet in staat is om met één stem te spreken, dan is het van cruciaal belang om in elk geval met een beter gecoördineerde en krachtiger stem te spreken. Ik ben het geheel en al eens met de inschatting van de heer Solana.
Het zal zeker niet eenvoudig zijn om de onderhandelingen te openen voor het Europees-Russische verdrag. We hebben al een vertraging van anderhalf jaar opgelopen en lopen het risico evenveel of zelfs nog meer tijd te verspillen als wij ons niet toeleggen op de meest fundamentele kwesties. Daarom moeten zevenentwintig landen hun belangen naast elkaar leggen en zich concentreren op die belangen die zij allemaal gemeen hebben en de hoogste prioriteit geven. Een alternatief voor vertraagde of mislukte onderhandelingen zou zijn als Moskou zijn bilaterale gesprekken met Rome, Vilnius, Berlijn, Boedapest, Parijs of Sofia zou uitbreiden. Dat is met name voor de nieuwe staten geen aantrekkelijke optie.
Het is een verstandige stap van de Commissie en de Raad geweest om de klimaatverandering uit te roepen tot een cruciale kwestie, gegeven de ernstige dreiging die deze ontwikkeling betekent. Het Europees Parlement behoort voortdurend toe te zien op de manier waarop de plannen en maatregelen ter bestrijding van deze dreiging ten uitvoer worden gelegd.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag wordt het belang benadrukt van de mensenrechten en de burgerrechten, en dat is een goede zaak. Ook de gebeurtenissen op het vlak van energiezekerheid worden als zeer cruciaal beschouwd. In het verslag wordt afkeurend gereageerd op de manier waarop derde partijen, en in het bijzonder Rusland, energie gebruiken als een politiek middel en op de manier waarop lidstaten bilaterale energieakkoorden ondertekenen zonder enige coördinatie vanuit de Europese Unie.
Het wordt tijd dat de EU eens een blik in de spiegel werpt. Rusland kan rechtstreeks met de Europese lidstaten samenwerken omdat de EU niet over een coherent of een gecoördineerd energiebeleid beschikt. Je zou je kunnen afvragen of de lidstaten nog wel een dergelijk beleid willen. We moeten erkennen dat Rusland een belangrijke energiepartner van de EU is, misschien wel de belangrijkste. In de samenwerking tussen de EU en Rusland moet er dan ook gestreefd worden naar een situatie waaruit beide partijen hun voordeel kunnen halen. Ik ben ervan overtuigd dat we die win-winsituatie kunnen realiseren als we wat meer politieke wil aan de dag leggen en heel wat minder vooroordelen.
Een energiebeleid dat Rusland en de EU samen kunnen uitvoeren, moet gebaseerd zijn op samenwerking en niet op confrontatie. Momenteel zijn er bepaalde kringen, ook in de EU, die de samenwerking proberen te belemmeren door de confrontatie aan te gaan. Rusland wil al heel lang een gelijkwaardige partner van Europa zijn. Maar we weten ook dat Rusland geen gemakkelijke onderhandelingspartner is.
Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie moet een grotere invloed hebben op de internationale politiek. Ik ben er voorstander van dat het Parlement meer druk uitoefent op de Raad om het idee te promoten dat de EU een permanente zetel moet krijgen in de VN-Veiligheidsraad. Zolang de EU geen permanente zetel heeft, zal het moeilijk zijn om met één stem te spreken.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Het document ter sprake is in feite gebaseerd op de Europese veiligheidsstrategie die in december 2003 is vastgesteld door de Raad, en op de resolutie van mei 2007 over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De rapporteur en voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken, de heer Saryusz-Wolski, heeft ervoor gezorgd dat we een diepgaande en hoogstaande tekst hebben om over te stemmen. Ik waardeer het werk dat hij heeft verricht.
Ik zou willen benadrukken dat heel wat aspecten van ons Europees buitenlands beleid niet uitgevoerd kunnen worden zonder een strategische samenwerking met onze sterkste bondgenoot, de Verenigde Staten. Dat blijkt duidelijk uit de trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de VS, die ook betrekking heeft op de onderlinge economische relaties. Deze kwestie staat eveneens in verband met een militaire samenwerking, niet alleen met de Verenigde Staten maar ook binnen het kader van de NAVO. Uiteraard moet er voor eens en voor altijd opgehelderd worden of het veiligheidsschild dat gecreëerd wordt door het radarsysteem in Polen en Tsjechië wel degelijk de gezamenlijke Europese belangen dient en beschermt, of dat het slechts een unilateraal initiatief is om zich te beschermen tegen de dreiging vanuit Azië. En dan denk ik in het bijzonder aan het gedrag van Iran in het Midden-Oosten.
We weten allemaal dat Iran militaire en financiële steun biedt aan Syrië en in het bijzonder aan de terroristische groeperingen die actief zijn in de regio, groeperingen die met hun acties van de Hezbollah een constante dreiging vormen voor de stabiliteit en de vrede in Zuid-Libanon en in Syrië. Iran maakt er geen geheim van dat het oppermachtig wil worden en het Iranese militaire kernprogramma moet dat helpen verwezenlijken. Ik vraag me echter af of het mogelijk is om, zoals hier meermaals is gebeurd, in het document over het externe beleid dat we vandaag bespreken, te verwijzen naar het Verdrag van Lissabon, aangezien het Verdrag nog niet van kracht is omdat de het ratificatieproces nog niet door alle lidstaten is afgerond. En dan heb ik nog één vraag: onder welke wettelijke voorziening heeft de Europese Unie de EULEX-missie naar Kosovo gestuurd? Was dat in feite niet een handeling ante legem? Ik ben er zeker van dat er geen enkele VN-resolutie bestaat die de handeling rechtvaardigt.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Ioan Mircea Paşcu (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de EU wordt opgeroepen om verder te streven naar een echt gemeenschappelijk buitenlands beleid in deze wereld die met de dag complexer wordt. Het vooruitzicht van een economische recessie, dat aangewakkerd wordt door de huidige financiële crisis en de toenemende energiekosten, de onbevredigende staat waarin de trans-Atlantische betrekkingen zich bevinden en de toenemende assertiviteit van Rusland: al deze zaken confronteren Europa steeds vaker met ouderwetse geopolitieke uitdagingen waarvoor zij niet langer uitgerust is, en vormen slechts een weerspiegeling van het huidige internationale klimaat.
In deze context, en tegen de achtergrond van een stijgende Europese afhankelijkheid van Russische voorzieningen, lijkt energie de lakmoestest te worden voor het al dan niet slagen van het Europees gemeenschappelijk buitenlands beleid. Het maakt namelijk een groot verschil of Europa besluit een interne energiemarkt te ontwikkelen en als een gevolg daarvan leveranciers, en in de eerste plaats Rusland, met één stem te benaderen, of ze de huidige nationale verdeeldheid in stand blijft houden en prioriteit blijft geven aan bilaterale preferentiële leveringsovereenkomsten om tegemoet te kunnen komen aan de stijgende energiebehoeften. Vandaag de dag draait de politiek in de wereld in de eerste plaats rond gas en olie.
Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta achter de ontwikkeling van het GBVB en het EVDB, en ook achter de wijzigingen die door het Verdrag van Lissabon op deze beleidsterreinen worden aangebracht. Dat is eveneens het standpunt van de Ierse regering. Deze wijzigingen zullen de EU in staat stellen haar capaciteiten te ontwikkelen op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheersing, en op hetzelfde moment garanderen dat elke nieuwe regeling op elk vlak in overeenstemming zal zijn met het traditionele Ierse beleid van militaire neutraliteit.
Aan mijn reisgezellen van Sinn Fein die desinformatie verspreiden over het Verdrag van Lissabon wil ik zeggen dat er in Ierland een drievoudige goedkeuring (“triple lock”) nodig is om troepen in te zetten. Ten eerste moet er een beslissing komen van de VN; ten tweede moet de regering haar goedkeuring geven; en ten derde is de goedkeuring vereist van de Dáil Éireann, het nationale parlement. Het Verdrag van Lissabon zal daar niets aan veranderen.
De huidige EU-missie in Tsjaad, die door de VN is goedgekeurd en waarin Ierland een belangrijke rol speelt, is een uitstekend voorbeeld van de activiteiten van de Europese Unie op dit vlak. Ik heb onlangs nog een bezoek gebracht aan Tsjaad en aan de basis van de EU-vredesmacht in het oosten van het land en ik ben ervan overtuigd dat deze missie de veiligheid kan bieden die nodig is om honderden duizenden vluchtelingen en ontheemden van humanitaire hulp te voorzien en bovendien de hulpverleners ter plaatse bescherming te bieden. Deze GEVDB-missie in Tsjaad is de eerste vredeshandhavingoperatie die de EU heeft aangevat in nagenoeg perfecte harmonie met alle betrokken partijen.
Andere missies waaraan Ierland heeft deelgenomen zijn onder andere het opleiden van politieagenten in de Palestijnse gebieden, het bewaken van het vredesproces tussen rebellen en de regering in Indonesië en het bieden van ondersteuning aan de politieautoriteiten in Bosnië.
Sinds 2003, hebben er meer dan twintig soortgelijke missies plaatsgevonden. Er wordt steeds vaker beroep gedaan op de EU om op dat vlak steun en bijstand te bieden. Het belangrijkste is dat het totaalpakket van deze initiatieven tot doel heeft de EU-activiteiten voor vredehandhaving en crisisbeheersing doeltreffender te maken.
Vanuit een nationaal oogpunt, behouden wij het vetorecht op elke ontwikkeling waarmee we het niet eens zijn en behouden we het soevereine recht om bij elke crisisbeheersingsmissie te beslissen om al dan niet deel te nemen in overeenstemming met onze eigen wetgeving. Dat is een van de vele redenen waarom de Ierse burgers op 12 juni een “ja”-stem zouden moeten uitbrengen.
De Voorzitter. − Vooraleer we verdergaan, zou ik al onze bezoekers in de bezoekersgalerij willen verwelkomen, en in het bijzonder de bezoekersgroep uit mijn eigen kieskring van Yorkshire en Humber.
Anna Záborská (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Hoge Commissaris, ik zou me rechtstreeks tot u willen richten aangaande de vervolging van Christenen in Algerije. Welke stappen heeft de Europese Unie ondernomen betreffende de vervolging van Christenen in een land waarmee we zulke nauwe banden hebben? De vrijheid van godsdienst wordt vastgelegd in artikel 18 van Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Diezelfde verklaring verplicht elk land zich ervan te verzekeren dat deze rechten gerespecteerd worden. Algerije is lid van de Verenigde Naties, maar negeert dit grondrecht. Christenen zijn ook burgers; zij hebben ook het recht om hun geloof te belijden, net zoals alle andere geloofsgemeenschappen. Daarom smeek ik u, Hoge Commissaris, om al uw directe of indirecte diplomatieke connecties aan te wenden om de vervolging van Christenen een halt toe te roepen. De geloofwaardigheid van de Europese Unie staat hier eveneens op het spel.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, volgens mij is uit het debat zeer duidelijk gebleken dat de Europese Unie slechts onder bepaalde voorwaarden een echte politieke unie kan zijn. De eerste voorwaarde is dat het Verdrag van Lissabon geratificeerd wordt. De tweede voorwaarde is dat er een echt Europees veiligheids- en defensiebeleid komt dat die naam waardig is, met andere woorden: het moet evolueren naar iets beters. Dan pas zal de Europese Unie de kans hebben om een global player te worden in plaats van een global payer.
Niemand zal ontkennen dat onze eerste pogingen in Tsjaad niets waren om trots op te zijn, maar dat is een situatie waar wij als Europese Unie iets uit kunnen leren omdat we daar duidelijk zijn gewezen op onze tekortkomingen. Hieruit blijkt nog maar eens dat er voor het Europees veiligheids- en defensiebeleid nood is aan systemen die goed op elkaar zijn afgestemd en aan nieuwe en snelle mechanismen voor het beschikbaar maken van troepen. De tijd van debatteren is voorbij; nu moeten we optreden!
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Kuhne feliciteren met een uitstekend verslag. Hij heeft absoluut gelijk dat 2008 een beslissend jaar zal zijn voor het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Niet alleen omwille van het Verdrag van Lissabon, maar ook omdat uit de situatie in Kosovo zal blijken of de EU klaar is om Kosovo op gepaste wijze te politiseren. Jammer genoeg is er nog steeds geen akkoord tussen de VN en de EU, en jammer genoeg hebben we ons ook op het intellectuele niveau niet voorbereid, omdat we onze les niet geleerd hebben uit onze aanwezigheid in Bosnië-Herzegovina.
Wat het tweede verslag betreft, vind ik de anti-Russische ondertoon in het verslag van de heer Saryusz-Wolski betreurenswaardig. Rusland mag en moet bekritiseerd worden, maar op hetzelfde moment is het land een onvermijdelijke strategische partner, en beide partijen hebben belang bij het verder ontwikkelen van de samenwerking. Het is niet omdat de lidstaten van de Europese Unie bilaterale overeenkomsten afsluiten, dat er geen gemeenschappelijk energiebeleid bestaat. Het is omdat er geen gemeenschappelijk energiebeleid bestaat, dat de lidstaten niets hebben om hun belangen op af te stemmen en mee in lijn te brengen. De kritiek in het verslag van de heer Saryusz-Wolski is dus onaanvaardbaar. Bedankt voor uw aandacht.
Monika Beňová (PSE). - (SK) Net zoals de vorige sprekers, wil ik mijn dank betuigen voor het werk dat de heer Saryusz-Wolski en de heer Kuhne hebben verzet. Ik wil hen bedanken voor het evenwicht dat zij hebben gevonden tussen de sociale, juridische en economische aspecten van het verslag. Ik verwacht dat het in de toekomst zeer belangrijk zal worden om meer aandacht te besteden aan, en beter voorbereid te zijn op de samenwerking met onze twee grootste partners: de Verenigde Staten en Rusland. Rusland heeft een nieuwe president. Binnenkort komt er in de Verenigde Staten een nieuwe regering. Het zou dan ook logisch zijn om ons gemeenschappelijk buitenlands beleid precies op die twee landen toe te spitsen.
Wat de economische dimensie betreft, moet er in het bijzonder prioriteit gegeven worden aan de noodzaak om de energiezekerheid in de Europese Unie veilig te stellen. Ik vertrouw erop dat er vooruitgang geboekt zal worden tijdens de onderhandelingen met de Russische Federatie over deze kwestie. Nu we het toch over onze twee partners hebben, wil ik opmerken dat het zou helpen als we ons zouden gedragen als gelijkwaardige en even competente gesprekspartners in onze relatie met beide partijen − of het nu Rusland is of de Verenigde Staten − en als het beleid in evenwicht zou zijn. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, zou ik nog willen zeggen dat ik blij ben met de verwijzingen naar het Verdrag van Lissabon. Door daar in het verslag naar te verwijzen, tonen we aan dat het Parlement uitgaat van een ratificatie en die ook volledig steunt.
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). - (CS) Bedankt, mijnheer de Voorzitter. Mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger is al een hele tijd niet meer bij ons geweest en ik begon me zorgen te maken over zijn gezondheid. Nu zie ik dat hij gezond en wel is en dat hij zich niet als een soort Judas Iskariot heeft verhangen na de gebeurtenissen in Kosovo. Dat betekent dat ik hem nu kan vragen of hij op de hoogte was van het feit dat Hasim Thaci en zijn aanhangers handel voerden in de organen van Servische gevangenen. Wist hij dat of wist hij dat niet?
Mieczysław Edmund Janowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, beide rapporteurs krijgen mijn volledige goedkeuring. Dit zijn degelijke documenten. Maar ik wil wel de aandacht vestigen op enkele zaken in verband met het buitenlands en veiligheidsbeleid, wat betreft ons Europees potentieel in de volgende gebieden.
Ons demografisch potentieel is aan het afnemen. Ons economisch potentieel is niet slecht, maar er dreigen financiële crisissen. We weten allemaal hoe het gesteld is met het − versnipperde en verdeelde − militaire potentieel. Dan hebben we ook nog het energiepotentieel en het potentieel wat betreft de toegang tot water en voedsel. We hebben het al gehad over dreigingen. Ik zou daar bijvoorbeeld nog de epidemiologische dreigingen en de nood aan informatiebeveiliging aan willen toevoegen. Naar mijn mening, moet het huidig buitenlands beleid onder meer bestaan uit een unie met die landen die onze maatschappelijke visie delen, een samenwerking met alle landen die bereid zijn om samen te werken, en een vastberaden houding tegenover alle anderen.
Csaba Sógor (PPE-DE). - (HU) Dag op dag 88 jaar geleden, legden de Europese grootmachten hun beslissingen over een veiligheidsbeleid vast in het Verdrag van Trianon. In dat verdrag, dat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, werden de rechten van nationale minderheden genegeerd, of toch alleen maar in theorie vastgelegd. Het Verdrag van Parijs na de Tweede Wereldoorlog loste evenmin de problemen op. Het veiligheidsbeleid was gereduceerd tot een garantie van onschendbaarheid van de grenzen. Heel wat van die grenzen die toen zijn bepaald, bestaan nu al niet meer en ook Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië behoren tot het verleden.
De minderhedenkwestie bestaat nog steeds. Wij Hongaren zijn verspreid geraakt over acht landen, waarvan tot nu toe alleen Slovenië erin geslaagd is de rechten van de Hongaarse gemeenschap op een geruststellende manier vast te leggen. Volgens het verslag, moet er vooruitgang geboekt worden in harmonie met de Europese normen om de rechten van minderheden echt te kunnen beschermen.
Wat voor Europese normen? We zouden beter eisen dat datgene dat we van de Westelijke Balkan verwachten, ook in de EU zelf wordt toegepast. Er is een Latijns spreekwoord dat zegt: “Als je vrede wil, bereid je dan voor op oorlog.” Vandaag willen we een veilig Europa. De rechten van de minderheden moeten worden gegarandeerd zowel binnen de EU als daarbuiten, en daarvoor moeten we beroep doen op de instrumenten van regionale en culturele autonomie die hun nut al hebben bewezen in het westen van Europa. Dank u.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, net als mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger geloof ik dat dit debat heeft aangetoond dat er een brede consensus bestaat over de algemene richting die we willen inslaan met het Europees buitenlands en veiligheidsbeleid en dat stemt mij zeer tevreden.
Ik zou nog over drie punten kort iets willen zeggen. Ten eerste, zou ik willen terugkomen op het concept van veiligheid: ik vind helemaal niet dat we ver uit elkaar liggen. Van alle belangrijke wereldwijde problemen die we nu en in de nabije toekomst moeten aanpakken, is er geen enkel dat volledig los te koppelen valt van het veiligheidsbeleid. Zelfs de crisis op de financiële markten heeft een veiligheidsdimensie, net als de situatie van de voedingsmiddelen, de situatie van de grondstoffen, en alle andere klassieke thema’s.
Er bestaat geen enkel risico dat ons buitenlands beleid gemilitariseerd wordt of dat de Europese Unie gemilitariseerd wordt, omdat we slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zullen opteren voor een militaire oplossing voor deze problemen. Als er al gebruik gemaakt wordt van deze optie, dan zal het meestal alleen zijn om een veilige omgeving te creëren zodat de eigenlijke taak tot een goed einde gebracht kan worden, en die taak zal van politieke aard zijn en gericht zijn op het maatschappelijk middenveld. Maar we moeten in staat zijn om beide te doen. We moeten ons voorbereiden op beide zaken, en dat is precies de richting waarin het Europese beleid evolueert. Bovendien zijn we op een unieke manier voorbestemd om met de crisissen in de wereld om te gaan omdat wij beschikken over een brede waaier aan instrumenten voor het implementeren van onze strategieën.
De Europese Unie kan niet alleen gebruik maken van het GBVB en het EVDB, maar ook van de verschillende communautaire instrumenten, zoals de algemene instrumenten voor de samenwerking op het vlak van stabiliteit en ontwikkeling, alsook de instrumenten voor humanitaire hulp en civiele bescherming.
We moeten ervoor zorgen dat we steeds opteren voor de juiste instrumenten en dat er een logische interactie is tussen de verschillende betrokken partijen. Er kan geen twijfel over bestaan dat een van de belangrijkste voordelen van het Verdrag van Lissabon is dat het − wanneer het van kracht wordt − een harmonieuze en doeltreffende interactie heel wat eenvoudiger zal maken.
Om af te ronden, wil ik nog zeggen dat alles afhangt van onze gezamenlijke politieke wil om kansen te benutten. We beschikken over de kansen, we moeten ze alleen nog willen aangrijpen. We moeten ze aangrijpen op een manier waardoor we allemaal aan hetzelfde zeel trekken. De realiteit is dat we in de huidige omstandigheden geen andere keuze hebben. We kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven om niet consequent te handelen of om fondsen inefficiënt te besteden. We kunnen onze middelen en instrumenten dus maar beter samenbrengen en concentreren als we een gemeenschappelijk, geloofwaardig en samenhangend Europees buitenlands beleid willen realiseren. Dat is de enige manier waarop we deze uitdaging aan kunnen gaan en de terechte verwachtingen van onze burgers en partners kunnen inlossen.
Dank u wel.
Javier Solana, Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de twee of drie vragen willen beantwoorden die rechtstreeks aan mij werden gericht. Ik zal beginnen met de vraag van de heer Salafranca Sánchez-Neyra.
(ES) Mijnheer Salafranca Sánchez-Neyra, ik zeg “ja” op de twee vragen die u mij gesteld heeft, maar laten we eerst afwachten of het Verdrag wordt aangenomen. Kwesties die gebaseerd zijn op de ratificatie van het Verdrag moeten even wachten en de akkoorden zullen waarschijnlijk later volgen.
Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. –(FR) Mevrouw Záborská, deze kwestie wordt door ons onderzocht. Aangezien mevrouw Záborská hier niet aanwezig is, zal ik mijn antwoord op een later moment geven.
(EN) Binnen het Agentschap wordt er hard gewerkt aan de interoperabiliteit. Die vraag is ter sprake gekomen, en het antwoord is “ja”. Wat de andere vragen betreft, die heb ik al beantwoord toen ik eerder aan het woord ben gekomen.
Ik heb alle toespraken zorgvuldig beluisterd. Ik hoop dat, naarmate de tijd vordert − naarmate het moment van de waarheid dichterbij komt − en na de ratificatie van het Verdrag, we enkele van de ideeën die vandaag geopperd zijn samen in de praktijk kunnen omzetten. Vooraleer de twee rapporteurs het woord nemen, zou ik hen nog eens willen feliciteren, zoals ik eerder al eens openlijk heb gedaan.
Tot slot, zou ik nog willen zeggen dat ik het volmondig eens ben met datgene dat commissaris Verheugen in zijn laatste toespraak gezegd heeft. Ik heb daar verder niets meer aan toe te voegen.
Jacek Saryusz-Wolski, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is moeilijk om dit debat in enkele woorden samen te vatten, maar de inhoud ervan stemt me tevreden. De belangrijkste conclusie die we eruit moeten trekken is dat er nood is aan samenwerking tussen het Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten. Ten tweede blijkt er een grote mate van goedkeuring te zijn voor de inhoud van het verslag. Ten derde erkennen we dat er al heel wat uiterst waardevolle zaken gerealiseerd zijn. Tot slot, benadrukken we dat het nodig is om onze inspanningen nog te verdubbelen.
Commissaris, vicevoorzitter Verheugen heeft ons zeer terecht herinnerd aan de belangrijke bijdrage van het communautaire beleid, dat beheerd wordt door de Europese Commissie. Ik ben het met hem eens, want een geïntegreerd buitenlands beleid zou onvolledig zijn zonder de resultaten die worden bereikt dankzij de communautaire beleidslijnen.
Ik denk dat we voor de eerste keer een debat voeren ter voorbereiding van de aanstelling van de toekomstige EU-minister van Buitenlandse zaken met “twee petten”.
(EN) En dat brengt me tot de volgende vraag: wat gaan we doen zonder die creatieve spanning?
(FR) … in de toekomst, wanneer er nog maar één instelling bestaat. Ik ben het eens met de opvatting dat we, wat de inhoud betreft, een sterker buitenlands beleid nodig hebben voor de instellingen. De energiezekerheid is het onderwerp dat het vaakst werd aangehaald. Het land of de geografische locatie die het vaakst werd vernoemd, is Afghanistan, dat als het ware een test is voor de Europese Unie en voor de hele internationale gemeenschap. Er waren een aantal onderwerpen waarover de meningen verdeeld waren. Maar deze meningsverschillen wakkeren onze debatten alleen maar aan en voorkomen dat het te saai wordt. Daarom hoop ik dat de toekomstige debatten even levendig en vruchtbaar mogen zijn als dat van vandaag. Hoewel we al een erg veelbelovend akkoord hebben bereikt over de basisprincipes, hoop ik dat de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie in staat zullen zijn om in de toekomst − en uiteraard na een bescheiden bijdrage van het Parlement − voor de Unie een buitenlands beleid te realiseren dar nog sterker, nog beter en nog ambitieuzer is.
Helmut Kuhne, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, deze afsluitende interventie geeft mij de gelegenheid om iets te doen waarvoor ik voordien geen tijd heb gehad, namelijk commissaris Verheugen en mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger bedanken voor de uitstekende samenwerking met hun medewerkers, die steeds bereid waren tot een gesprek en van wie ik zeer veel heb geleerd. Dat heeft een zeer positieve invloed gehad op het verslag.
Ik zou ook alle leden van de commissie willen bedanken, en in het bijzonder de voorzitter van de commissie en de rapporteur van het andere verslag, de heer Saryusz-Wolski. Net als schooljongens, hebben we af en toe notities uitgewisseld wanneer er overlappende kwesties opdoken in onze verslagen, opdat we dezelfde bewoordingen zouden gebruiken. Dat werkte zeer goed.
Ik zou drie dingen willen zeggen:
(EN) Eerst in het Engels, aangezien sommige sprekers de kwestie van het Ierse referendum hebben aangehaald.
Wat de legende van de militarisering betreft: mijn verslag bevat een volledige lijst met voorstellen voor ontwapening en controle op wapens − een hele bladzijde vol. Ten tweede behoudt elke lidstaat onder het Verdrag van Lissabon het recht om zich te onthouden van EU-missies, en zeker van militaire missies. Er wordt op geen enkele manier afbreuk gedaan aan dat recht door het Verdrag van Lissabon. Ik vond het zeer interessant om te horen hoe zelfverklaarde voorstanders van de NAVO kwamen vertellen dat ze vrezen voor de onafhankelijkheid van het neutrale Ierland binnen het kader van het EVDB. Dat vond ik echt heel interessant.
(DE) Een laatste punt, dat werd aangehaald door de heer Pflüger, gaat over de kwestie van parlementaire controle. Ik weet niet of we hier te maken hebben met een opzettelijk misverstand, maar noch in mijn verslag, noch in dat van de heer Saryusz-Wolski worden de fracties de toegang tot vertrouwelijke informatie ontzegd. De formulering is een open formulering. Hier in het Parlement moeten we eerst ons huiswerk doen en een soort onderhandelingspositie ontwikkelen tegenover de Raad. Hoeveel leden krijgen toegang tot welke vertrouwelijke informatie? Het is best mogelijk dat tot op een bepaald niveau bijvoorbeeld alle fracties inzicht krijgen, en dat bepaalde fracties ook toegang hebben tot een ander niveau, enzovoort. Dat moeten we eerst voor onszelf bepalen, en we hebben geen enkel voorstel ingediend waarin staat dat de fracties daar niet aan mogen deelnemen.
Ik weet niet of het een opzettelijk misverstand was of dat de tekst zo onduidelijk is − dat dacht ik niet − maar we moeten eerst hier in het Parlement samen zitten en onze eigen onderhandelingspositie bepalen tegenover de Raad.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt op donderdag 5 juni 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik zou het belang van dit verslag willen benadrukken en de rapporteur willen bedanken omdat hij al mijn voorstellen heeft verwerkt in de definitieve tekst. In de context van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en de toekomstige bevoegdheden van het Europees Parlement is het noodzakelijk om de werkzaamheden van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op te sommen en diens prioriteiten voor 2008 en 2009 te schetsen.
Het versterken van het Europees nabuurschapsbeleid moet een belangrijke doelstelling zijn voor 2008. Als rapporteur voor de samenwerking met het Zwarte-Zeegebied, zou ik willen het belang willen onderstrepen van de ontwikkeling van die regio in de nabije toekomst. Als 2007 het jaar geweest is van het vastleggen van een EU-beleid ten aanzien van deze regio, dan moet 2008 in het teken staan van de praktische uitvoering van de Zwarte Zee Synergie. Het is eveneens zeer belangrijk om alle inspanningen te richten op een succesvolle en snelle uitvoering van het Nabucco energieproject en op het oplossen van de conflicten in de regio.
Tot slot moeten de landen van de Westelijke Balkan en hun toenadering tot de EU een prioriteit vormen binnen het Europees buitenlands beleid. Van de vele kwesties die in deze regio nauwgezet gevolgd moeten worden, zou ik de noodzaak willen onderstrepen van het doeltreffend beschermen van de rechten van minderheden, zoals de rechten van de Roemeenssprekenden.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Om te beginnen zou ik de heer Saryusz-Wolski willen feliciteren omdat hij een zeer goed verslag heeft voorbereid. Ik zou een paar van de ideeën willen bespreken die aan bod komen bij het lezen van dit verslag. Het meest verontrustende feit is dat de EU steeds afhankelijker wordt van energiebevoorrading vanuit landen die niet stabiel en niet democratisch zijn. We hebben vastgesteld dat er een totaal gebrek aan coördinatie is bij het ondertekenen door de lidstaten van bilaterale energieakkoorden die de strategische projecten en de belangen van de EU in gevaar brengen. Wanneer bepaalde lidstaten dit soort acties ondernemen, ondermijnen ze niet alleen de onderhandelingspositie van de Europese Unie maar ook diens inspanningen om een gemeenschappelijk buitenlands beleid te realiseren.
Ik zou nog eens willen wijzen op het strategische belang van de Nabucco-pijpleiding voor de energiezekerheid van de EU, en de Europese Commissie en de Raad willen vragen om alles in het werk te stellen om het tempo van de werkzaamheden aan dit project op te voeren.
In verband met de tweedaagse conferentie over het nabuurschapsbeleid die ik tijdens de huidige parlementaire zitting zal helpen organiseren, zou ik willen benadrukken hoe belangrijk het is om dit beleid te versterken. De aanhoudende onopgeloste conflicten in de ENB-landen vormen een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de EU.
Samenvattend zou ik willen zeggen dat het versterken van het nabuurschapsbeleid met de oostelijke landen, het beëindigen van de conflicten voorbij de oostelijke grens en het veiligstellen van onze energiezekerheid de prioriteiten van ons buitenlands beleid zouden moeten zijn.
Alexandra Dobolyi (PSE), schriftelijk. – (EN) Het verslag geeft op een correcte manier onze mening weer over de evolutie van het GBVB in de toekomst. Het GBVB is een zeer belangrijk element in het buitenlands beleid van de EU. Ik ben tevreden met de verbeteringen die het Verdrag van Lissabon aanbrengt op het vlak van externe acties. De uitvoering ervan zou het GBVB efficiënter en meer coherent maken. De nieuwe posten die door het Verdrag in het leven worden geroepen zouden de Europese Unie een grotere zichtbaarheid kunnen geven, maar ik ben van mening dat het zeer belangrijk is om de verschillende rollen goed te omschrijven om ervoor te zorgen dat hun verschillende bevoegdheden bijdragen tot de samenhang en doeltreffendheid van het GBVB.
Als we willen dat de EU actief bijdraagt tot internationale vrede en stabiliteit, dan moeten we beschikken over alle nodige hulpmiddelen en instrumenten. Maar om dat te bereiken, is er meer politieke wil nodig van de lidstaten.
De aanwezigheid van de EU in de wereld neemt toe. Overal ter wereld zijn er missies van de EU terug te vinden. Door mee de veiligheid en de stabiliteit in de wereld te bevorderen, maakt de EU ook het leven van haar eigen burgers veiliger. Dat is de beste manier om onze veiligheid te verdedigen en onze waarden te promoten.
Naar mijn mening zijn dit stappen in de goede richting.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik sluit mij aan bij het verslag dat vandaag is voorgesteld. Ik vind het een evenwichtig document met ruimte voor compromissen.
Het is vandaag meer dan ooit nodig om het buitenlands beleid van de EU te evalueren, in het bijzonder binnen de context van de veranderingen die worden voorgesteld in het Verdrag van Lissabon. Ik twijfel er niet aan dat dit Verdrag, dat de rol van de Hoge Vertegenwoordiger versterkt, zal bijdragen tot het ontwikkelen van een strategie voor het Europees buitenlands beleid die meer vooruitziend is en meer gericht is op de lange termijn. De Europese Unie als geheel is gebaseerd op gemeenschappelijke waarden, en het is dan ook niet meer dan logisch dat deze waarden weerspiegeld worden in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Alleen zo kan de EU geloofwaardig overkomen op het internationale toneel. Het GBVB vereist enerzijds politieke eenheid van de lidstaten en anderzijds eerbiediging van het solidariteitsbeginsel, in het bijzonder bij het opstellen van een nieuwe politieke EU-strategie.
Daarom deel ik de bezorgdheid en de teleurstelling die in het verslag wordt geuit over het feit dat er maar weinig vorderingen zijn gemaakt bij het opbouwen van een Europees extern energiebeleid. Wat ik ook niet kan aanvaarden is het feit dat sommige lidstaten individuele, bilaterale akkoorden voor energiebevoorrading afsluiten met Rusland waardoor de onderhandelingspositie van de Europese Unie als geheel en haar inspanningen ten behoeve van een gemeenschappelijk extern energiebeleid sterk worden ondermijnd. Dat is des te betreurenswaardiger omdat het uitgerekend die landen zijn die nog niet zo lang geleden kritiek hebben geuit op het afsluiten van individuele visumakkoorden met de Verenigde Staten en de landen van Midden-Europa die de akkoorden waren aangegaan ervan beschuldigden het gemeenschappelijke Europese visumbeleid te ondermijnen.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie wordt steeds meer een mondiale speler op het wereldtoneel en het beste bewijs daarvan zijn de geografische locaties waar we als Gemeenschap actief zijn. Je hoeft maar te kijken naar de beslissingen van de Raad in 2007 en begin 2008 waarnaar de heer Kuhne in zijn verslag verwijst: de politiemissie in Afghanistan, de militaire operatie in Tsjaad, de herschikking van de troepenmacht in Bosnië en de voorbereiding voor de missies in Kosovo en Guinee-Bissau.
Jammer genoeg, gaat de wereldwijde betrokkenheid niet gepaard met het oplossen van problemen die al een hele tijd duidelijk aanwezig zijn, zoals het ontbreken van een civiele vredesmacht in de EU, vervoersproblemen en een ongelijke inzet van de individuele lidstaten.
Gezien de informatie die we onlangs hebben ontvangen, moet er een nieuwe dimensie worden toegevoegd aan het debat over de Europese veiligheid. Ik heb het over de veiligheid van de Europese instellingen in Brussel, Luxemburg en Straatsburg. Nu er terroristische groeperingen zijn ontmaskerd die de instellingen van de EU hadden gekozen als doelwit voor hun aanvallen, is de veiligheidskwestie niet meer beperkt tot het louter theoretische vlak. Dat dwingt ons om onze huidige principes te herbekijken. We zijn er ons van bewust dat het Europees Parlement nogal vrij toegankelijk is. Het is niet eenvoudig om een gulden middenweg te vinden tussen de openheid van deze instelling en de verhoogde veiligheidsverwachtingen. Het wordt echter hoe langer hoe meer een noodzaak, die dan ook weerspiegeld moet worden in de begroting voor 2009. Deze kwestie heeft niet hetzelfde gewicht als de andere problemen die in het verslag worden besproken, maar het verdient toch onze aandacht.
Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. – (ET) Dames en heren, een doeltreffend buitenlands en veiligheidsbeleid mag niet aan de individuele lidstaten worden overgelaten. Een bilaterale aanpak van kwesties die verband houden met het buitenlandse beleid en het energiebeleid doet afbreuk aan onze geloofwaardigheid. Het is onaanvaardbaar dat de invloed van de Europese Unie op de externe betrekkingen tot nu toe vaak minder groot is geweest dan die van bepaalde lidstaten. De Europese Unie moet zich tot de grote landen van de wereld, en in het bijzonder tot de Russische Federatie, kunnen richten met één stem die de gedeelde belangen van alle 27 lidstaten vertegenwoordigt. Alleen dan zullen we beschouwd worden als een gelijke partner in zowel Amerika als Azië.
Ik ben verheugd over het feit dat in het verslag van de heer Saryusz-Wolski het versterken van het Europees nabuurschapsbeleid beschouwd wordt als een hoofddoel voor 2008. De conferentie over de oostelijke dimensie van het Europees nabuurschapsbeleid die vandaag en morgen doorgaat in het Europees Parlement toont aan dat we deze doelstelling serieus nemen. Het is dringend nodig om in het belang van de veiligheid van de Europese Unie actie te ondernemen om onze buurlanden te democratiseren en conflicten op te lossen. We moeten Moldavië helpen om het conflict in Trans-Nistrië op te lossen.
Als voorzitter van de delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Moldavië moet ik eveneens opmerken dat het vooruitzicht op EU-lidmaatschap voor zowel Moldavië als Oekraïne van het allergrootste belang is. Die mogelijkheid is de drijvende kracht achter hun economische hervormingen en democratisering. Natuurlijk zal het nog even duren vooraleer ze aan de drie criteria van Kopenhagen kunnen voldoen, maar Moldavië en Oekraïne hebben getoond dat ze klaar zijn voor Europese ontwikkeling. Het vierde criterium van Kopenhagen, het absorptievermogen van de Europese Unie, mag in geen geval een hinderpaal zijn voor de toetreding van deze twee Europese landen tot de Europese Unie. Er bestaat geen twijfel over dat het uitbreidingsproces voortgezet moet worden.
Sirpa Pietikäinen (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Ik dank de rapporteur voor een uitstekend en veelzijdig verslag. Ik ben het met hem eens dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zich in de komende jaren meer uitgesproken moet richten op de ontwikkeling van structuren en procedures die de Unie in staat moeten stellen om sneller en doeltreffender te reageren op internationale crisissituaties. Civiele crisisbeheersing, vredeshandhaving en de bescherming van de mensenrechten zijn de hoekstenen van het GBVB.
Met het Verdrag van Lissabon zal de Europese Unie voor het externe beleid kunnen beschikken over een nieuwe leidersfiguur, in de gedaante van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie. De veranderingen die voortvloeien uit het Verdrag zullen ons de mogelijkheid bieden om een meer doeltreffend en meer samenhangend buitenlands en veiligheidsbeleid te realiseren. De EU moet op het wereldtoneel meer consequent zijn in haar uitspraken en handelingen.
Ik hoop echter dat het Parlement in zijn toekomstige jaarlijkse verslagen een meer vastberaden houding zal aannemen over de coherente en sterke rol die de EU kan spelen in de Verenigde Naties. De EU is een economische en politieke grootmacht. Door de jaren heen is het belang van de Unie op het internationale vlak alleen maar toegenomen. Nu moet onze missie eruit bestaan een mondiale organisatie uit te bouwen die respect heeft voor mensen en voor het milieu.
De EU moet tijd en energie investeren in de gebieden rond de Middellandse Zee, de Oostzee en de Zwarte Zee om daar de economische samenwerking, de politieke stabiliteit en de democratie te bevorderen. Er zullen in de toekomst nog meer middelen nodig zijn om de Baltische Strategie ten uitvoer te brengen, de cohesie in de regio te verhogen en de plaatselijke milieuproblemen op te lossen. Door steun te bieden aan het gebied rond de Zwarte Zee en nauwer met hen samen te werken in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid kunnen we de politieke stabiliteit verhogen, zowel in de EU als in het gebied rond de Zwarte Zee.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het verslag van de heer Kuhne over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB is goed gestructureerd, in dat opzicht dat hij de problemen identificeert en mogelijke concrete oplossingen aanbiedt. Ik denk dat zijn “checklist” manier van werken de controle op de ontwikkelingen vergemakkelijkt. Wat de inhoud betreft, heb ik de volgende bemerkingen:
1. Men dient de Europese veiligheids- en defensieacademie te vermelden, aangezien die een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk inzicht in het EVDB door middel van opleidingen op het strategische niveau, vooral aangezien de voorzitter van de Subcommissie veiligheid en defensie, de heer von Wogau, een brief heeft gestuurd naar SG/HV Solana waarin hij zijn steun uitspreekt voor de activiteiten van de EVDA.
2. De verklaring over de relatie tussen de EU en de NAVO had een krachtigere boodschap kunnen bevatten, rekening houdend met de Verklaring van Boekarest die werd goedgekeurd tijdens de NAVO-top.
3. Men had kunnen verwijzen naar het belang van een verbetering van het strategische partnerschap tussen de EU en de NAVO. De stelling dat “een sterkere Europese Unie zal bijdragen tot onze gemeenschappelijke veiligheid” had in verband gebracht kunnen worden met beginsel van ondeelbaarheid van de veiligheid van het bondgenootschap, waarbij men vervolgens de EU had kunnen betrekken.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. – (EN) Het verslag van de heer Saryusz-Wolski bevestigt nog eens dat de Europese Unie zich inzet voor de millenniumdoelstellingen van de VN, al is die stelling al veel van haar inhoud verloren omdat er zo kwistig gebruik van wordt gemaakt in de toespraken over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie terwijl er eigenlijk maar weinig vooruitgang is geboekt en de millenniumdoelstellingen nog steeds buiten ons bereik liggen.
Van alle lidstaten besteden alleen Denemarken, Luxemburg, Nederland en Zweden meer dan 0,7 procent van hun BBP aan officiële ontwikkelingshulp, terwijl de 0,7 procent-doelstelling al op 24 oktober 1970 werd aangenomen als onderdeel van de Internationale Ontwikkelingsstrategie voor het Tweede Ontwikkelingsdecennium der Verenigde Naties.
Ik ben ervan overtuigd dat het waarborgen van de geloofwaardigheid van de EU als mondiale speler een belangrijk onderdeel moet zijn van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het nakomen van de beloften die we hebben gemaakt zou al een goed begin zijn.
De EU en haar lidstaten moeten hun engagement bevestigen en hun uitgebreide verklaringen omzetten in geharmoniseerde, collectieve en doeltreffende actie. Volgens mij kan dat alleen gebeuren wanneer we alle middelen samenbrengen en één enkele EU-instelling oprichten die verantwoordelijk is voor het verzamelen, toekennen en uitbetalen van officiële ontwikkelingshulp.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) Door het Verdrag van Lissabon zal de EU gemilitariseerd worden, omdat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid aangevuld zal worden met een gemeenschappelijk veiligheids en defensiebeleid. Het zal steeds moeilijker worden voor neutrale landen om hun neutrale status te behouden. Dat zal het geval zijn wanneer de lidstaten zichzelf de verplichting opleggen om hun militaire uitgaven te verhogen. Dat is wat we kunnen verwachten wanneer er een nieuwe militaire harde kern wordt opgericht voor de EU: permanente, structurele samenwerking. Dat is wat er wordt voorbereid onder het Franse voorzitterschap.
Helaas wordt er in het verslag van de heer Saryusz-Wolski een positieve houding aangenomen tegenover de militarisering van de EU. Bovendien vind ik de nadruk die in het verslag gelegd wordt op de energiezekerheid erg agressief vanuit het zeer eenzijdige standpunt van Polen.
20. Top EU/Verenigde Staten (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de komende Top EU-VS.
Dimitrij Rupel, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta me toe iets te zeggen over de komende Top Europese Unie/Verenigde Staten. Ik ga het in mijn eigen taal doen, als ik mag.
(SL) Hoewel de relatie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika overwegend bilateraal is, kunnen de resultaten van deze betrekkingen wereldwijde gevolgen hebben. Het trans-Atlantische partnerschap is al lang geen uitsluitend economische aangelegenheid meer. De Europese Unie en de Verenigde Staten werken nauw samen, zowel bilateraal als binnen internationale organisaties, om een uitkomst te vinden voor onopgeloste problemen, waaronder zeer urgente regionale kwesties als die in Afghanistan, het Midden-Oosten en de Westelijke Balkan.
Zoals in elke relatie, zijn er soms meningsverschillen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over bepaalde kwesties, maar met een constructieve houding en wat wederzijds begrip weten we die steeds succesvol op te lossen. De Europese Unie en de Verenigde Staten zijn belangrijke, of zelfs de belangrijkste partners, die een aanzienlijke invloed hebben op de internationale betrekkingen. We hebben onze meningsverschillen maar over het algemeen werken we samen als bondgenoten en vrienden. We delen grotendeels dezelfde waarden en hebben een band die heeft standgehouden doorheen de twintigste eeuw. Wanneer het er op aankwam, hebben we elkaar gesteund, zij aan zij, tijdens het einde van de Koude Oorlog en de uitbreiding van de Euro-Atlantische banden.
Aangezien het voor de Europese Unie moeilijker is om een consensus te bereiken dan voor de Verenigde Staten, zijn de betrekkingen natuurlijk niet altijd rechtdoorzee. Maar ook de Verenigde Staten hebben soms moeilijkheden om een consensus te vinden. Als we kijken naar de verslagen van de verkiezingscampagne dan zien we dat het zelfs binnen eenzelfde partij moeilijk is om een consensus te vinden. De Europese Unie vindt eenheid in haar diversiteit, en ik moet zeggen dat we daar trots op zijn. Dat is ook het vertrekpunt van het Verdrag van Lissabon waarvan ik hoop dat het tegen het begin van volgend jaar ingang zal vinden.
Tijdens ons voorzitterschap van de Europese Raad, heeft Slovenië heel wat aandacht besteed aan het aanhalen van de trans-Atlantische banden, met bijzondere aandacht voor de strategische dimensie. Ik zou willen opmerken dat we al heel wat belangrijke vergaderingen hebben gehouden zoals de trojka van Amerikaanse en Europese ministers van Buitenlandse zaken, de vergadering van directeuren politieke zaken, de trojka van Amerikaanse en Europese ministers van justitie en binnenlandse zaken en in mei was er nog een ontmoeting van Europese en Amerikaanse wetgevers in Ljubljana. Maar het belangrijkste evenement in verband met de trans-Atlantische betrekkingen is toch wel de EU-VS top die op 10 juni door Slovenië wordt gehouden in Brdo pri Kranju.
Ik ben verheugd te mogen zeggen dat het evenement goed wordt voorbereid en dat we al heel wat werk hebben verzet. Tijdens de top zullen we ook de gelegenheid hebben om het belang van het partnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten uit te leggen aan het grote publiek en hen getuige te laten zijn van onze gedeelde waarden, onze productieve dialoog en onze gezamenlijke belangen bij het aanpakken van dringende regionale en wereldwijde problemen.
De top zal bestaan uit vier delen, namelijk de vergadering van de staatshoofden, de voltallige vergadering, de lunch en vervolgens de persconferentie. De staatshoofden zullen de meest dringende regionale kwesties behandelen zoals die in het Midden Oosten, de Balkan, Centraal Azië, de Kaukasus en Iran, terwijl andere regionale kwesties besproken zullen worden tijdens de voltallige vergadering en tijdens de lunch. Tijdens de gesprekken zullen ook andere wereldwijde kwesties aan bod komen, zoals de klimaatverandering, energie, de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie, ontwikkeling, gezondheid en veiligheid, vrije handel en het vrij verkeer van personen.
Tijdens de voltallige vergadering, zal er voor het eerst aan de top een voortgangsrapport gepresenteerd worden over de Trans-Atlantische Economische Raad, die werd opgericht tijdens de EU/VS Top die in 2007 plaatsvond in Washington en waarbinnen het Europees Parlement ook een belangrijke rol speelt als adviesorgaan door middel van de trans-Atlantische wetgeversdialoog.
Het verslag van de vergadering over de Trans-Atlantische Economische Raad die op 13 mei in Brussel werd gehouden, zal gepresenteerd worden door de medevoorzitters van de Raad, Amerikaans presidentieel adviseur voor internationale en economische aangelegenheden, Daniel Price, en de Europese commissaris voor Ondernemingen en vicevoorzitter van de Europese Commissie − hier vandaag aanwezig − Günter Verheugen. Na de gesprekken volgt een persconferentie die een belangrijk onderdeel uitmaakt van de top omdat ze de mogelijk biedt om een positieve boodschap uit te sturen aan de bevolking van Europa en de rest van de wereld over de geplande gezamenlijke projecten en de vooruitgang die we hebben geboekt in de trans-Atlantische betrekkingen.
Het document dat tijdens de top ter goedkeuring zal worden voorgelegd, is al maandenlang het onderwerp van gesprekken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. We zijn een verklaring aan het voorbereiden die alle aspecten van de trans-Atlantische samenwerking zal omvatten. Voorbeelden van de onderwerpen die daarin aan bod zullen komen, zijn regionale kwesties, de wereldwijde veiligheid, het trans-Atlantisch economisch partnerschap en de wereldwijde uitdagingen zoals klimaatverandering en energie. Het is onze intentie en die van het voorzitterschap op een kort en bondig document op te stellen met een krachtige politieke boodschap en ik hoop dat we daarin zullen slagen.
Zelfs op het vlak van klimaatverandering, een onderwerp waarover we van mening verschillen, hebben we, hoop ik, een compromisoplossing kunnen vinden. In de voorgestelde korte en nuchtere tekst over de klimaatverandering worden de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie behouden en wordt er op hetzelfde moment rekening gehouden met de zienswijze van de Verenigde Staten, maar ik ga niet in detail treden over zaken die hier in het Parlement al geweten zijn. De verklaring wordt momenteel behandeld in de werkgroep trans-Atlantische betrekkingen (COTRA) en de vorderingen van de gesprekken zijn ook al gepresenteerd in het Politiek en Veiligheidscomité op 20 mei, tijdens de vergadering van het COREPER (het comité van de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie) op 21 mei, en tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van vorige week, 26 mei.
Wij streven ernaar een datum te kunnen vastleggen voor de ondertekening van de overeenkomst over de veiligheid van de luchtvaart − we bevinden ons in de laatste fase van de aanpassingen − en we hopen deze te kunnen ondertekenen voor het einde van ons voorzitterschap, met andere woorden voor eind juni. Bovendien zijn wij voorstander van een zo snel mogelijke realisatie van een “open luchtruim”, wat een verdere openstelling van het trans-Atlantische luchtverkeer zal betekenen en een nieuwe fase zal aankondigen in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, een fase die de burgers aan beide zijden van de Atlantische oceaan ten goede zal komen.
Het Sloveense voorzitterschap is zich bewust van het feit dat sommige lidstaten nog steeds niet opgenomen zijn in het visumontheffingsprogramma, het programma dat het mogelijk maakt naar de Verenigde Staten te reizen zonder een visum te hoeven aanvragen. We hebben veel aandacht besteed aan deze kwestie in al onze contacten met de Verenigde Staten en ook tijdens de voorbereidingen van de topontmoeting. Het Sloveense voorzitterschap heeft een compromis weten te bereiken waardoor de lidstaten van de Europese Unie bilaterale overeenkomsten kunnen afsluiten voor situaties die buiten de bevoegdheid of betrokkenheid van de Commissie vallen.
Dames en heren, ik verzeker u dat het Sloveense voorzitterschap heel wat energie zal investeren in de voorbereidingen van de top en daarom ben ik ervan overtuigd dat de top in Slovenië een geslaagde bijeenkomst zal worden.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, vandaag de dag wordt de Europese Unie door heel wat landen beschouwd als een belangrijke en gewaardeerde partner. De wereld wordt steeds meer multipolair, en we zijn strategische partnerschappen aangegaan met onze belangrijkste partners. Maar we hebben meer gemeen met de Verenigde Staten dan met alle andere strategische partners van de Europese Unie. We delen met hen een groot deel van de verantwoordelijkheid voor een rechtvaardigere wereld waarin we allemaal kunnen delen in de welvaart en waarin onze veiligheid op het politieke, sociale, ecologische en militaire vlak gegarandeerd is.
Dit is een ambitieus partnerschap en het vereist een zware inspanning. Het vereist dat wij Europeanen blijk geven van meer solidariteit op het internationale vlak, maar het vereist ook dat onze Amerikaanse vrienden zich bezinnen en aanvaarden dat hun leidersrol in de wereld moet worden gedeeld. De situatie vereist een openheid die verder gaat dan simplistische pro-Europese, pro-Amerikaanse of anti-Europese en anti-Amerikaanse reacties.
Wat we nu nodig hebben, is het besef dat er slechts weinig ons verdeelt, en dat er heel veel is dat ons bindt. Tijdens de EU/VS top zullen heel wat belangrijke zaken besproken worden. Op het vlak van het buitenlandse beleid, zullen de gesprekken vooral gaan over de samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten in de Westelijke Balkan, in het bijzonder in Kosovo, en in het Midden-Oosten. Eveneens op de agenda staat een debat over hoe we samen kunnen werken om de klimaatverandering tegen te gaan. Dat is een moeilijk thema waarover de EU en de Verenigde Staten het nog helemaal niet eens zijn.
Desondanks, kunnen we zeggen dat het politieke debat in de Verenigde Staten aanzienlijk veranderd is en dat het duidelijk in onze richting evolueert. De doelstelling van Europa is nu om een ambitieuze en belangrijke overeenkomst af te sluiten voor de periode na 2012 binnen het kader van de wereldwijde onderhandelingen onder de auspiciën van de Verenigde Naties. Het moet een overeenkomst zijn waarbij we de belangrijkste geïndustrialiseerde natie, de Verenigde Staten, aan boord hebben.
Ook het energiebeleid staat op de agenda. We willen de samenwerking op het vlak van wetenschap en technologie bevorderen maar op hetzelfde moment hebben we behoefte aan een constructieve en open dialoog met onze traditionele maar ook met potentiële energieleveranciers. Het zou verstandig om ervaringen uit te wisselen binnen een trans-Atlantische context.
Onze samenwerking in de strijd tegen het internationale terrorisme staat sinds 11 september 2001 hoog op onze gemeenschappelijke agenda, misschien zelfs al eerder. We willen het eenvoudiger maken om persoonsgegevens uit te wisselen om op die manier gezochte personen te kunnen opsporen. Maar dit kan niet zonder eerst gezamenlijke beginselen voor gegevensbescherming te ontwikkelen en in acht te nemen.
Het was onvermijdelijk dat ook de vrijstelling van de visumplicht ter sprake zou komen tijdens deze top. Vorig jaar heeft de hervorming van het Amerikaanse visumontheffingsprogramma een mogelijke oplossing dichterbij gebracht. De lidstaten en de Commissie werken hieraan samen − ik ben blij dat te kunnen zeggen − waarbij de Commissie zich bezighoudt met de communautaire bevoegdheden.
Ik moet wel duidelijk zeggen dat het vanuit een politiek standpunt onbegrijpelijk is dat wij Europeanen, die verenigd zijn onder het Schengen-systeem, verschillend worden behandeld wanneer we ons belangrijkste partnerland willen betreden. Daarom zou ik de President van de Verenigde Staten willen herinneren aan zijn belofte om de visumplicht af te schaffen.
Laat ik nu overgaan tot de economische betrekkingen, waarover de fungerende voorzitter van de Raad al gesproken heeft. Met de oprichting van de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC) vorig jaar hebben we er een politiek instrument bij gekregen voor het bevorderen van de trans-Atlantische economische integratie. Die economische groei vormt de kern van de wereldeconomie. Ze vormt het middelpunt van de wereldwijde handel en investeringen en dat zal nog vele jaren zo blijven. Daarom zijn we vastbesloten om aan de hand van de TEC oplossingen te vinden voor problemen die al jarenlang aanslepen − soms wel tien, vijftien of zelfs twintig jaar − en die aanzienlijke belemmeringen vormen voor de trans-Atlantische handel.
Na het eerste jaar is de balans positief. We zijn erin geslaagd de eerste moeilijke kwesties aan te pakken. Bovenal, zijn we erin geslaagd een klimaat van samenwerking en wederzijds vertrouwen op te bouwen dat we nooit eerder gekend hebben. Ik ben blij dat we de volledige steun krijgen van het Europees Parlement, dat bij elke fase van deze samenwerking betrokken wordt. We hebben een goede werkrelatie met alle huidige deelnemers aan de trans-Atlantische dialoog en ik ben eveneens dankbaar voor de steun van de Raad, die ook in de toekomst een belangrijke rol zal blijven spelen.
Er zijn al een aantal concrete resultaten behaald. We hebben vooruitgang geboekt op het vlak van de productveiligheid van geïmporteerde goederen; de Verenigde Staten hebben de Europese boekhoudkundige normen aanvaard en we delen dezelfde visie over het promoten van een wereldwijd open investeringsklimaat, waarover er tijdens de top trouwens een verklaring zal worden afgelegd. We werken nu al nauwer samen aan wetgevingsvoorstellen en we willen streven naar gezamenlijke Europees-Amerikaanse normen zodat we het op dat vlak niet tegen elkaar moeten opnemen op de wereldmarkt.
We hebben al een grote stap gezet richting een wederzijdse erkenning van de veiligheidsvoorschriften voor elektronische huishoudtoestellen, en dat is iets waar wij Europeanen de Amerikanen al jaren om vragen. De Amerikanen hebben dat bepaalde dossier heropend, en we hadden niet verwacht dat het zo snel zou gebeuren. We zijn gestart met het coördineren van ons economisch beleid en onze belangen tegenover derde landen en in de internationale context.
Voor het moment is er nog geen doorbraak wat het volledig scannen van ladingen van containers betreft. Dat is zeer verontrustend. Ik zou u daarom willen vragen, dames en heren, om uw contacten in het Congres aan te spreken, want dit was een beslissing van het Amerikaanse Congres, niet van de Amerikaanse regering, en daarom brengen mijn pogingen om hiervoor een oplossing te vinden door middel van gesprekken met de Amerikaanse regering waarschijnlijk niet veel op. Het is het Congres dat moet handelen, de regering kan hieraan niets doen. Ik hoop dat uw contacten in het Congres ons hiermee kunnen helpen.
De Commissie heeft twee voorstellen gedaan in verband met de werkzaamheden van de trans-Atlantische Economische Raad over het verbod op de invoer van Amerikaans pluimvee. We stellen voor om dit verbod op te heffen. Het verbod is vanuit wettelijk en wetenschappelijk oogpunt niet houdbaar. Ik besef dat men het debat hierover op bepaalde momenten op een zeer emotionele wijze heeft gevoerd, duidelijk zonder volledig op de hoogte te zijn van de achtergrond en de omstandigheden. Ik zou eveneens willen vragen dat iedereen die hierover iets te zeggen heeft, zich eerst voldoende informeert.
Het is trouwens een thema dat − zo heb ik gemerkt − al jaren willekeurig buiten het parlementaire debat is gehouden. We mogen geen protectionisme toelaten, maar we mogen ook niet zo arrogant zijn om te denken dat onze oplossingen de enige juiste zijn voor onze consumenten en dat wat andere mensen doen automatisch slecht is. Het kan best zijn dat wat anderen doen niet slechter is dan wat wij doen. Dat moet geval per geval uitgemaakt worden. Iets dat anders is dan wat we gewend zijn, is niet noodzakelijk minder goed.
Als we dit probleem − dat op zich een klein probleem is maar dat wel van groot belang is voor de Amerikanen − niet oplossen, dan maken we geen schijn van kans, en dat zeg ik in alle ernst, om de belangrijke kwesties van het landbouwbeleid die we met de Amerikanen willen bespreken op de onderhandelingstafel te krijgen. Dan mogen we een kruis maken over de verzoeken die we hebben voor de Amerikanen op het vlak van landbouw. Deze opmerking is gericht aan de Europese ministers van Landbouw, die het nodig vonden om nee te zeggen tegen dit initiatief nog voor ze het bekeken hadden. Zij hebben ernstige schade toegebracht aan zichzelf.
Ik maak me geen illusies: alle kwesties waarmee de trans-Atlantische Economische Raad te maken krijgt zijn moeilijk en ze vragen allemaal tijd. Maar met gezond verstand en vooruitziendheid, kunnen al deze kwesties aan beide kanten opgelost geraken. Dit instrument is te belangrijk en te waardevol om te verspillen. Bovendien mag de waarde ervan, gezien de vastgelopen Doha-onderhandelingen, niet onderschat worden, hoewel we er natuurlijk alle belang bij hebben dat de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie succesvol worden afgerond met een resultaat waarmee iedereen tevreden kan zijn.
Tijdens de top zullen we de onderhandelingen over de tweede fase van de overeenkomst over het luchtvervoer zo snel mogelijk tot een goed einde brengen, wat de trans-Atlantische economie een bijkomende stimulans zal geven.
Dames en heren, over het algemeen mogen we zeer tevreden zijn over de manier waarop de betrekkingen tussen EU en de Verenigde Staten zich ontwikkelen. Afgezien van de meningsverschillen die er onvermijdelijk wel eens zijn, kunnen we onze relatie constructief en toekomstgericht noemen. Wij hopen dat deze top opnieuw de boodschap zal bevestigen dat wij partners zijn die bereid zijn om hun verantwoordelijkheid voor het trans-Atlantische gebied op te nemen en wereldwijde problemen op te lossen, en dit over de verschillende regeringstermijnen en ambtstermijnen van de regering, de Raad, het Parlement en de Commissie heen.
Ik zou het Europees Parlement oprecht dankbaar zijn indien het dit proces vol energie zou blijven steunen en bevorderen.
James Elles, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, enkele dagen geleden waren we aanwezig bij de trans-Atlantische wetgeversdialoog in Ljubljana en we waren zeer verheugd over de warme ontvangst die we daar kregen van het Sloveense voorzitterschap.
Uit de debatten die we met onze collega’s van het Amerikaanse Congres voerden, bleek duidelijk hoe enorm uitgebreid de agenda van het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement binnen dit trans-Atlantische kader wel geworden is. Er zijn economische kwesties, die we de commissaris net hebben horen bespreken, politieke kwesties, die op hetzelfde moment ook economisch kunnen zijn, zoals de klimaatverandering, maar ook moeilijke kwesties zoals Afghanistan en het bredere concept van veiligheid. Daarom zijn wij zeer verheugd over dit debat in het vooruitzicht van de VS/EU top van volgende week.
Er zijn drie korte bedenkingen die ik wil maken bij dit debat. Ten eerste: nu er zulk een uitgebreide agenda is met zoveel verschillende thema’s − een agenda die van een heel andere aard is dan die van tien jaar geleden − moeten we toch eens werk maken van een soort gemeenschappelijke benadering van de veiligheidsdimensie, een veiligheidsstrategie. We hebben net een debat gehouden over de Europese veiligheidsstrategie. Die moeten we op lange termijn afstemmen op de veiligheidsstrategie van de VS zodat we over een bredere basis beschikken om die problemen samen aan te pakken.
Ten tweede, kunnen we binnen dit debat echt niet spreken van een wetgeversdialoog. Wij worden in Ljubljana als het ware aan de ene kant gezet, en dan is er de top in Ljubljana die plaatsvindt over twee weken. Het lijkt wel een organisatie uit de negentiende eeuw, waarbij er geen echt contact is tussen dialogen van de wetgevende en de uitvoerende macht. Het is duidelijk, zoals ook blijkt uit deze ontwerpresolutie, dat we nu moeten werken aan een trans-Atlantische vergadering waar de belangrijkste wetgevers van beide kanten van de Atlantische Oceaan met elkaar kunnen overleggen en tot gezamenlijke initiatieven kunnen komen.
Mijn laatste punt is een persoonlijke bedenking: aangezien de EU, de VS en de NAVO allemaal met deze kwesties te maken krijgen, zou het misschien een idee zijn om een top van de VS en de EU te houden in de marge van de NAVO-top in Kehl in de lente van 2009, om aan te tonen dat de NAVO, de EU en de VS deze problemen gezamenlijk aanpakken.
Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – (NL) Voorzitter, van onze kant dank voor de inleidingen van de minister en de commissaris. Ik deel de conclusie van commissaris Verheugen dat de sfeer positief is, beter dan die een aantal jaren geleden was. Wij verwachten natuurlijk nog een verdere verbetering met het aantreden van een nieuwe regering begin volgend jaar. Ik denk dat beide kandidaten een verandering willen, een grotere investering van de Verenigde Staten in internationale samenwerking en multilaterale instellingen. Ook dat biedt perspectief voor een nog verdere verbetering van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. U zult me niet kwalijk nemen dat ik natuurlijk een voorkeur voor een van de twee kandidaten heb en het is vandaag duidelijk geworden wie die twee kandidaten zullen zijn.
Er zijn een aantal problemen die wél op de agenda blijven. Ik zal het niet hebben over de economische samenwerking. Commissaris Verheugen heeft er iets over gezegd en we hebben daarover een aantal weken geleden al een uitvoerig debat gehad. Een punt dat ik weer aan de orde zou willen stellen, net zoals in het vorige debat, is de kwestie van de niet-verspreiding van kernwapens. Het is tijd voor een nieuw initiatief. Ik denk dat Amerika een gebaar zou moeten maken door bijvoorbeeld het verdrag inzake het verbod van kernproeven te ondertekenen, maar er zijn nieuwe mogelijkheden als het gaat over het maken van afspraken over de multilateralisering van de splijtstofcyclus. Ik ben blij over uitspraken die al gedaan zijn door presidentskandidaat McCain over het terugtrekken van tactische kernwapens uit Europa, een signaal dat hij die agenda serieus neemt.
Het tweede punt is het vraagstuk van het anti-raketverdedigingssysteem. Mijn collega Rouček zal er nog iets over zeggen. Dat blijft voor ons een belangrijk punt. Wij vinden dat dat niet op een eenzijdige manier in de bilaterale onderhandelingen met een aantal lidstaten van de NAVO geregeld kan worden. Het is een Europees probleem. Het raakt de veiligheidssituatie in Europa. Het had op z’n minst besproken moeten worden op een multilaterale manier binnen de Europese organen die daarvoor bevoegd zijn. Ik deel de kritiek op het gebrek aan overeenstemming tot dusverre over de visa en het visumontheffingssysteem. Wij vinden natuurlijk dat alle EU-lidstaten - en zeker alle staten die deel uitmaken van Schengen - volwaardig in het programma zouden moeten worden opgenomen. Ik hoop dat de Commissie, nu zij zelf kan onderhandelen, op dat punt vooruitgang zal boeken.
Tenslotte nog een opmerking. We blijven ontevreden over Amerikaanse reacties wanneer het gaat om onze klachten over de praktijken van de CIA, wanneer het gaat om buitengewone overbrengingen en het voortbestaan van Guantánamo. Het blijft ook voor eens een belangrijk punt op de agenda van het gezamenlijk overleg dat daaraan een einde moet komen.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk dat er een open samenwerking en een open dialoog bestaat tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie. Commissaris Verheugen heeft bovendien benadrukt hoe belangrijk het is om samen te werken met het Congres. Ik had eveneens de gelegenheid om, ongeveer een week geleden, een vergadering bij te wonen van de delegatie van de Europese Unie voor de betrekkingen met de Verenigde Staten. Dit soort contact is belangrijk. Daar, en ergens anders ongetwijfeld ook, worden er open debatten gehouden over moeilijke kwesties en elke partij probeert ongetwijfeld aandacht te verkrijgen voor de kwesties die zich zijn eigen deel van de wereld afspelen. Wat heel duidelijk blijkt uit deze gesprekken is dat wanneer de Verenigde Staten een pleidooi houden voor veiligheidsthema’s, het zeer vaak een kwestie is van economisch en handelsprotectionisme.
Net als de heer Wiersma, betreur ik het feit dat de lidstaten van de EU niet eerlijk en op gelijke voet zijn behandeld op het vlak van visums. Ik hoop dat de EU deze kwestie eensgezind zal aankaarten bij de Verenigde Staten van zodra er daar een nieuwe regering verkozen is, zodat alle lidstaten op exact dezelfde manier behandeld worden.
Nog een laatste opmerking: hier in Europa en in de rest van de wereld hebben we allemaal de eerste ronde van de strijd voor het Witte Huis gevolgd. Het heeft ons in elk geval een uitstekend beeld gegeven van de Amerikaanse democratie in actie. De EU zou op dat vlak eens een blik in de spiegel mogen werpen. We hebben het hier al gehad over de selectieprocedure voor hoge functies bij de EU. Er is geen open debat, laat staan een democratisch proces, en de functies worden uitgedeeld nog voor de verkiezingen hebben plaatsgevonden. Zou u zich kunnen inbeelden dat de meest belangrijke bestuurlijke en politieke zetels in de Verenigde Staten zouden worden verdeeld nog voor de verkiezingen hebben plaatsgehad, zoals dat hier gaat in de EU? Kortom, we hebben nog heel wat te leren van de Verenigde Staten, en zeker op het vlak van democratie.
Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren, wij willen dat er een goede verstandhouding is tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Maar daarvoor is het nodig dat de Europese Unie met één stem spreekt. De uitdagingen en crisissituaties in de Westelijke Balkan, in de zuidelijke Kaukasus, in het Midden-Oosten en in Afghanistan, de strijd tegen het terrorisme die momenteel in de media gevoerd wordt, de voedselcrisis die nu de kop opsteekt, de energiezekerheid, de klimaatverandering, de economische recessie, en de transparantie en regulering van de financiële markten: dit zijn allemaal kwesties waarvoor we elkaar nodig hebben en waarvoor we moeten samenwerken. Maar we willen eveneens de parlementaire dimensie versterken door het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement hierbij te betrekken.
Eén ding dat voor onze burgers van primordiaal belang is − en ik zeg dit heel bewust als iemand die zich beschouwd als trans-Atlantisch − is de sluiting van de gevangenis van Guantanamo Bay en alle andere geheime gevangenissen in de wereld. Het is belangrijk dat we aan onze Amerikaanse vrienden uitleggen dat de overblijvende gevangenen ofwel een eerlijk proces moeten krijgen of vrijgelaten moeten worden en, indien nodig, een gepaste vergoeding moeten krijgen. Wij kunnen echter zelf ook een bijdrage leveren door de Oeigoerse gevangenen toe te laten tot de Europese Unie, waardoor er zo snel mogelijk een einde gemaakt kan worden aan dit schandaal.
Een ander punt dat belangrijk is voor de gedeelde reputatie van onze gezamenlijke democratische waarden is het volgende. Enerzijds zijn we het erover eens dat er een terroristische dreiging heerst, maar anderzijds moeten we ook benadrukken dat dit debat moet plaatsvinden met grondwettelijke middelen. En met de huidige werkwijze aan de hand van lijsten van terroristische organisaties in de Europese Unie en de Verenigde Staten is dat zeker niet het geval. Deze kwestie moet daarom zo snel mogelijk op de proef gesteld worden. Ik zou nog eens willen onderstrepen dat de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad gebaseerd moet zijn op de grondrechten en de gemeenschappelijke grondrechtelijke beginselen. Dat is eveneens van toepassing op het uitwisselen van persoonsgegevens tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie.
En ander belangrijk punt is de kwestie van de klimaatverandering, omdat heel wat aspecten daardoor worden beïnvloed, van de voedselveiligheid en energie tot de watervoorziening. Daarom moet er aan dit thema veel aandacht worden besteed tijdens de topontmoeting. Beide partners moeten het eens worden over een gemeenschappelijke aanpak van de klimaatverandering. Het moet onze doelstelling zijn om de temperatuurstijging te beperken tot maximum twee graden boven het pre-industriële niveau. We eisen dat de geïndustrialiseerde landen hun verantwoordelijkheid opnemen.
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou fungerend voorzitter van de Raad Dimitrij Rupel en commissaris Verheugen willen bedanken voor hun inleiding tot dit debat. Wat we momenteel zien gebeuren is in vele opzichten een convergentie van de idealen en doelstellingen van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Te vaak staren we ons blind op wat ons verdeelt. Op geografisch vlak is het de Atlantische Oceaan die ons scheidt, maar we zijn verenigd door wat er zich afspeelt in ons hart en onze geest, en door ons waardesysteem en onze overtuigingen op het vlak van democratische controle en het bevorderen van democratische instellingen in de wereld.
We moeten ons echt richten op de kernelementen van de visie die de VS en de Europese Unie kunnen geven aan de wereld in de 21e eeuw. Uiteraard hebben mijn collega’s al een groot deel van de uitdagingen opgesomd die voor ons liggen, of het nu gaat om de klimaatverandering, de ontwikkeling van doelstellingen, of iets anders. Maar eerst en vooral moeten we ons toespitsen op het brengen van vrede en stabiliteit in de regio’s en binnen de gebieden.
Daarom is het toepasselijk dat de volgende top van de Europese Unie en de Verenigde Staten plaatsgrijpt in Ljubljana, want in Ljubljana kunnen we naar het westen kijken en zien dat er stabiliteit en vrede is in de Europese Unie. We kunnen vervolgens naar het zuidoosten kijken en zien dat er een potentiële breuk en gevaar dreigt in de Westelijke Balkan. We kunnen nog verder naar het oosten kijken en zien dat er eveneens een potentiële breuk en gevaar dreigt met wat er zich afspeelt in het Midden-Oosten. Daarom vind ik het belangrijk dat er, wanneer we samenkomen en de kwesties gaan bespreken en de agenda ongetwijfeld zeer uitgebreid zal zijn, een besef is van de noodzaak om de aandacht in de eerste plaats te laten uitgaat naar de essentiële en fundamentele elementen.
Die essentiële en fundamentele elementen moeten volgens mij gebaseerd zijn op het volgende: ervoor zorgen dat het Kwartet zijn werkzaamheden met betrekking tot het vredesproces in het Midden-Oosten voortzet; ervoor zorgen dat de overeenkomst in Doha tussen de partijen in Libanon met betrekking tot de Libanese situatie wordt gestimuleerd en ondersteund; ervoor zorgen dat Kosovo en andere gebieden in de Westelijke Balkan de veiligheidsgaranties krijgen die zij nodig hebben om hun democratie in een stabiele en vredevolle toekomst te ontwikkelen. Maar het belangrijkste is dat wij samenkomen en leiding geven aan de rest van de wereld, in het bijzonder op het vlak van klimaatverandering, energie en voedsel. Want het opvallendste probleem waar zoveel landen in de wereld, en niet alleen de ontwikkelingslanden maar ook de ontwikkelde landen, nu mee te maken krijgen is de stijgende voedselprijs en de moeilijkheden die daaruit voortkomen.
Samen kunnen de VS en de EU een sterke positie handhaven, maar ook groots leiderschap vertonen met het oog op de toekomst.
Dimitrios Papadimoulis, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, zou u de specifieke onderwerpen kunnen opnoemen waarover er nog verdeeldheid heerst?
Het Europees Parlement roept op om Guantanamo te sluiten en onlangs zijn er nog onthullingen geweest over schepen met gevangenen, die hoogst waarschijnlijk zelfs Europese havens hebben aangedaan. Bent u van plan hierover iets te zeggen tegen de Amerikanen of steunt u de eisen van de Amerikaanse burgers in deze kwestie? Bent u van iets tegen hen te zeggen opdat ze zouden ophouden het wereldwijde akkoord over klimaatverandering te ondermijnen? Gaat u hen vragen hun unilaterale houding tegenover biobrandstoffen op te geven? Gaat u hen vragen een kleine toegeving te doen om de huidige voedselcrisis te kunnen bestrijden die de voedselprijzen opdrijft? Mijnheer Verheugen, laat mij u zeggen dat, sinds u een belangrijke rol hebt gespeeld in het opheffen van het verbod op met chloor behandelde kip, een verbod dat in de EU van kracht was sinds 1997, wij met u van mening verschillen − en we zijn met velen − omdat we het beschermen van de volksgezondheid belangrijker vinden dan commerciële belangen, en dus niet omdat we onwetend zouden zijn. 21 van de 27 lidstaten zijn het oneens met u, net als het volledige Europees Parlement en de bevoegde parlementaire commissie. Er worden zelfs ernstige bezwaren geopperd in de Commissie. Dat is niet iets om zomaar naast zich neer te leggen, mijnheer Verheugen. U moet met enkele argumenten voor de dag komen.
Philip Claeys (NI). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, het partnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten is een hoeksteen van het externe beleid van de EU, zoals de gemeenschappelijke resolutie trouwens terecht stelt. Zo’n partnerschap veronderstelt een aantal vanzelfsprekende afspraken, zoals het principe dat we ons niet inmengen in de interne aangelegenheden van de andere partner. Het spijt mij te moeten vaststellen dat onze Amerikaanse bondgenoten zich daaraan de jongste jaren, ook recent nog, niet altijd gehouden hebben. Herhaaldelijk hebben de president en het State Department zich bijvoorbeeld uitgesproken en druk uitgeoefend voor de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Zoiets is onaanvaardbaar. Het is alsof de Europese Raad of de Europese Commissie zouden ijveren voor de toetreding of voor de integratie van Mexico in de Verenigde Staten. Het is niet omdat Turkije een NAVO-lidstaat is, het land daarom ook tot de Europese Unie moet kunnen toetreden. De NAVO is belangrijk voor de Europese Unie, maar het is de Europese Unie niet. Het gaat om twee verschillende zaken en de top van volgende week is een goede gelegenheid om op een vriendelijke, maar vastberaden manier toch nog eens daaraan te herinneren.
Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, volgens mij bestaat er geen twijfel over, en dat is ook al duidelijk gezegd tijdens de voorgaande toespraken, dat de Europese Unie en de Verenigde Staten samen, op basis van hun gemeenschappelijke waarden, een unieke bijdrage kunnen leveren aan de vrede en de vrijheid in de wereld.
We weten echter dat we er nu en dan andere opvattingen op nahouden. Hoewel we ons soms storen aan het Amerikaanse unilateralisme, komt dat unilateralisme voor een stuk voort uit onze eigen zwakte. Daarom is er nood aan een beter Europees beleid voor de betrekkingen met de Verenigde Staten, aan innerlijke kracht en aan een gezamenlijke stem voor het buitenlands en veiligheidsbeleid. Dat zijn de voorwaarden om een echt partnerschap te kunnen aangaan. Met de Trans-Atlantische Economische Raad beschikken we nu over een instrument om onze gezamenlijke belangen in een bepaald gebied te consolideren.
Daarom betreur ik het feit dat alles al dreigt in te storten omwille van de kippenkwestie, dat de President van de Verenigde Staten telefoontjes moet plegen over de kippenkwestie en dat we geen enkele bereidheid tonen om hierover een compromis te bereiken. We moeten ons afvragen of bepaalde zaken niet overdreven zijn. We bevinden ons in een positie om de funderingen te leggen voor de ontwikkeling van een trans-Atlantische markt, die ons in staat zal stellen onze gezamenlijke belangen in de wereld vast te leggen, normen te implementeren en − zoals de heer Elles terecht zei − de Parlementen hierbij te betrekken. Commissaris Verheugen heeft al gezegd dat er op vele vlakken gevolgen zijn voor de wetgeving, en daarom moeten de Parlementen van beide partijen hierbij preventief betrokken worden om de situatie onder controle te krijgen en deze normen samen te implementeren in de wereld.
Als we hierin slagen en als we vast kunnen houden aan deze daadkracht tot na de verkiezingen in de Verenigde Staten van dit jaar en de verkiezingen in de Europese Unie van volgend jaar, dan hebben we misschien de basis gelegd van het besef dat we de klimaatverandering, de georganiseerde misdaad, de migratie en andere kwesties samen moeten aanpakken in het belang van een betere wereld. Dat is de reden waarom we nauwer moeten samenwerken met onze Amerikaanse vrienden.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, in mijn bijdrage zal ik één bepaald aspect van de relatie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten belichten, en dat zijn de Amerikaanse plannen voor een anti-raketschild. In mijn vaderland, Tsjechië, waar er volgens die plannen een radarbasis voor dit schild geïnstalleerd zou moeten worden, is twee derde van de bevolking ertegen gekant. De Tsjechische bevolking vindt dat de gevolgen van het anti-raketschild niet beperkt blijven tot de bilaterale betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Tsjechië of Polen, maar dat het anti-raketschild en de niet-verspreiding van wapens kwesties zijn die gevolgen hebben voor de veiligheid van Europa als geheel. Daarom zou ik de Raad nog eens willen verzoeken om eindelijk een platform te voorzien waar alle lidstaten van de EU kunnen deelnemen aan het debat over deze kwestie. Ik zou bovendien van deze gelegenheid gebruik willen maken om de Verenigde Staten op te roepen de verdragen over de installatie van de onderdelen van hun anti-raketschild in Europa voorlopig niet te ondertekenen. Amerika en Europa hebben momenteel een aantal problemen om op te lossen die veel urgenter zijn: de strijd tegen het terrorisme, de energiezekerheid, de opwarming van de aarde, Afghanistan en vele andere. Laten we dus samenwerken (en ik bedoel samen, als partners) om oplossingen te vinden voor deze problemen. De kwesties die minder dringend zijn en die ons momenteel verdelen in plaats van ons te verenigen, kunnen we op een later moment behandelen.
Sophia in 't Veld (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Verheugen heeft zonet een oproep gedaan aan het Europees Parlement om onze connecties binnen het Congres aan te spreken over de kwestie van het volledig doorlichten van containers. Goed, ik denk dat we met alle plezier zullen ingaan op zijn oproep, maar in ruil denk ik dat dit Parlement graag nauwer betrokken zou worden bij kwesties als, bijvoorbeeld, het kader voor de trans-Atlantische bescherming van persoonsgegevens. Het voorbije anderhalf jaar is deze kwestie namelijk achter gesloten deuren behandeld geweest door de Europese ambtenaren, alsof het een louter technische aangelegenheid is in plaats van een kwestie die te maken heeft met onze burgerlijke vrijheden en onze grondrechten. Dit is geen zaak voor diplomaten. Het wordt tijd dat de Commissie en de Raad dit onderwerp tot in het Europees Parlement brengen.
Een ander punt dat ik wil bespreken heeft te maken met iets dat onlangs werd aangekondigd door de Amerikaanse autoriteiten, namelijk het elektronische systeem voor reisvergunningen. Ik zou willen weten of de Raad en de Commissie van plan zijn dit ter sprake te brengen tijdens de top met de Verenigde Staten. Ik heb de indruk dat er intussen een lappendeken is ontstaan van verschillende veiligheidsmaatregelen die gevolgen hebben voor de reizigers: de elektronische reisvergunningen, PNR, API, biometrische paspoorten, vingerafdrukken, controle op in- en uitreis, het zogeheten “Automatic Targeting System”, het visum, de visumontheffing, enzovoort. En de EU neemt dat allemaal blindelings over, terwijl we toch stilaan zouden moeten beginnen praten over een samenhangend, doeltreffend en proportioneel kader van veiligheidsmaatregelen.
In deze context, zou ik willen weten of de Commissie en de Raad de intentie hebben om de volgende kwesties aan te kaarten bij de Amerikaanse autoriteiten. Ze hebben aangekondigd dat ze − ik geloof vanaf augustus − van luchtvaartmaatschappijen en de scheepvaart zullen eisen om tien vingerafdrukken en een gezichtscan van alle reizigers te nemen en die informatie binnen de vierentwintig uur in te dienen bij het ministerie van Binnenlandse Veiligheid. Ik zal hierover een parlementaire vraag indienen en ik zou graag weten of de Raad en de Commissie het met mij eens zijn dat wetshandhaving en veiligheidshandhaving geen taken zijn die uitgevoerd moeten worden door vervoersmaatschappijen en of zij de intentie hebben om in te grijpen.
Tot slot, wat de visumontheffing betreft, zou ik een specifieke kwestie willen aankaarten. We hebben deze vraag al meermaals gesteld en er is nooit een antwoord op gekomen: bent u van plan te kwestie van de onaanvaardbare Amerikaanse inreisbeperking voor mensen met HIV aan te kaarten?
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, niet zo lang geleden heeft het Parlement een resolutie aangenomen waarin wordt aangedrongen bij de Verenigde Staten om de visumplicht voor de staatsburgers van alle lidstaten van de EU af te schaffen en het beginsel van wederkerigheid te respecteren.
Burgers van de Verenigde Staten mogen onbeperkt reizen naar alle landen van de Europese Unie, maar de enige mensen die geen visum hoeven aan te vragen om naar de Verenigde Staten te reizen, zijn de burgers van enkele van de rijkste landen van de Europese Unie. Hieruit blijkt dat sommige volwaardige leden van de Europese Unie niet op gelijke voet behandeld worden. Helaas heeft deze kwestie tot nu toe niet de gepaste aandacht gekregen van de Europese instellingen, die in andere gevallen nochtans vaak overdreven ijver aan de dag leggen. We zijn getuige van een vreemde situatie waarbij, bijvoorbeeld, Poolse burgers behandeld worden als potentiële economische immigranten, terwijl deze mensen al een eeuwigheid de Verenigde Staten niet meer kiezen als bestemming. Ze kunnen namelijk werk vinden in de landen van de Europese Unie die hun arbeidmarkt voor hen hebben opengesteld. Er zijn geen economische en zeker geen politieke redenen waarom zij niet zonder visum naar de Verenigde Staten zouden mogen reizen.
Laten we hopen dat de EU-landen dit probleem op een resolute manier zullen aankaarten bij de volgende top tussen de EU en de VS en dat ze het probleem eindelijk zullen oplossen.
Jana Bobošíková (NI). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, aangezien commissaris Verheugen zo nadrukkelijk sprak over welvaart, verwacht ik dat er tijdens de top in de eerste plaats gezocht zal worden naar een manier om de stijgende voedselprijzen in te tomen. Ik verwacht een politiek verantwoorde reactie op het feit dat er dit jaar tientallen miljoenen mensen zullen omkomen van de honger en er honderd miljoen anderen verder zullen wegzakken in de armoede. Op hetzelfde moment wordt er in Europa melk weggegoten en worden het koolzaad en het suikerriet, die nu op de velden staan te groeien, gebruikt voor de brandstof voor onze voertuigen. Hoge subsidies en invoertarieven zorgen ervoor dat het voordeliger is om brandstofgewassen te telen dan graan, hoewel we allemaal weten dat de tarweprijs onmiddellijk met tien procent en de maïsprijs zelfs met twintig procent zou afnemen als de landen een moratorium op biobrandstoffen zouden instellen. Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat tijdens de bijeenkomst in Ljubljana van volgende week zeer duidelijk zal blijken of de Europese Unie en de Verenigde Staten hun verantwoordelijkheden tegenover de wereld gaan opnemen of er gewoon op een populistische manier over gaan blijven praten. Aangezien ze geconfronteerd worden met de (letterlijk) dodelijke gevolgen van het huidige landbouwbeleid, moeten ze zo snel mogelijk de absurde landbouwsubsidies, quota en douanetarieven afschaffen en stoppen met het promoten van biobrandstoffen.
Jerzy Buzek (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we spreken met de belangrijkste partner van de Europese Unie. Over veel onderwerpen hebben we verschillende inzichten, maar feitelijk staan we dichter bij de Verenigde Staten dan bij ongeacht welk ander overzees land. Tegelijkertijd is op mondiaal vlak onze aanpak van verscheidene belangrijke zaken die van invloed zijn op onze hele planeet, verschillend..
De Europese Unie heeft de strijd tegen de opwarming van de aarde hoog in het vaandel staan bij haar activiteiten. Het behoort tot de prioriteiten van alle voorzitterschappen in het verleden en in de toekomst. De Verenigde Staten zijn er over eens dat vooral de menselijke activiteiten leiden tot klimaatverandering, maar zij willen zelf niet de lasten van de strijd tegen klimaatverandering op de schouders nemen. Integendeel, wij hebben als Europese Unie een bijzonder vergaand programma aangenomen om de uitstoot te beperken. Dit programma zal uitzonderlijk harde gevolgen hebben voor onze economie. We hebben hiertoe besloten, omdat we willen dat andere landen zich bij ons aansluiten. Dit is ons doel, omdat we de planeet niet in ons eentje kunnen redden.
De Verenigde Staten veroorzaakt veruit de grootste uitstoot van broeikasgassen ter wereld. Als we deze grootste uitstootveroorzaker kunnen overhalen tot gezamenlijke verplichtingen, kan dit leiden tot een wereldwijde overeenkomst in Poznán en Kopenhagen. Alleen wanneer we erin slagen te komen tot een dergelijke overeenkomst, zal ons programma ter beperking van de uitstoot niet tevergeefs zijn. Daarom ben ik van oordeel dat discussie met de Verenigde Staten over dit onderwerp en de presentatie van onze projecten, en het hen over halen om gezamenlijk met ons in de internationale arena op te treden tijdens de komende besprekingen over het klimaatverdrag, vandaag misschien wel de belangrijkste punten voor de Europese Unie zijn.
Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) De laatste EU-Verenigde Staten top in het Bush-tijdperk zal op 10 juni plaatsvinden. Dat tijdperk is voor altijd bezoedeld door de illegale inval in Irak en de schanddaden van Abu Ghraib, Guantanamo en de geheime gevangenissen. We zullen een zucht van opluchting slaken na acht jaar achteruitgang. Acht verspilde jaren op het punt van wat een effectieve terrorismebestrijding verenigbaar met de waarden van democratie en mensenrechten had kunnen zijn. Verspilde jaren voor wat betreft het zoeken naar vrede in het Midden Oosten, verspild op het punt van de strijd tegen georganiseerde misdaad en op het vlak van ontwapening en nucleaire non-proliferatie.
Maar we weten dat Barack Obama de kandidaat voor de Democratische partij zal zijn en dat de hoop terugkeert. Obama heeft zijn steun beloofd aan de versterking van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens en staat zelfs achter de doelstelling van volledige nucleaire ontwapening. Dit heeft al geleid tot een kettingreactie op senator McCain, zijn Republikeinse tegenstander, die in zijn standpunt aansloot bij Obama en eraan toevoegde dat hij de terugtrekking van tactische nucleaire wapens uit Europa steunt. Dit bewijst dat er een kritische massa in de Verenigde Staten bestaat die al klaar staat voor een verandering in strategie.
Europa moet de nieuwe regering zo snel mogelijk benaderen voor het opstellen van gezamenlijke strategieën voor de NPV-toetsingsconferentie in 2010, en voor alle kaders waarin mondiale veiligheid en vooral niet-verspreiding van massavernietingingswapens op het spel staan, dit met inbegrip van onderhandelingen met Iran. Met dit in gedachten zijn de contacten tussen leden van het Europees Parlement en het Congres van de VS van uiterst groot belang en moeten deze direct worden opgevoerd.
Mijnheer de Voorzitter, het leiderschap van de VS is niet langer genoeg om de huidige bedreigingen te bestrijden en nieuwe in de toekomst te voorkomen. Maar dit is echter wel onontbeerlijk. We hebben er vertrouwen in dat president Obama – en ik hoop dat hij het wordt – de uitdaging aandurft en dat Europa in staat zal zijn elke kans te benutten om bij te dragen aan een voortdurende versterking van het multilaterale stelsel.
Dariusz Maciej Grabowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, problemen krijgen in toenemende mate een sterker mondiaal karakter. Een voorbeeld is de verslechterende economische situatie. Een tweede is het politiek gebruik van toegang tot grondstoffen en de prijsstijgingen daarvan met inbegrip van de gestegen voedselprijzen. Een derde voorbeeld is het terrorisme. Een vierde is de lokale gewapende conflicten. Geen enkele staat heeft de macht om deze problemen op te lossen, dus dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn noodzakelijk.
De medaille heeft echter nog een keerzijde en dat is de economische en politieke wedijver tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Daarom is het voor de belangrijkste zaken nodig om te komen tot passende afspraken ter voorkoming dat deze wedijver tot verdeeldheid leidt. Afspraken zijn vooral nodig voor economische aangelegenheden. De wereld moet niet gegijzeld worden door monopolies van speculatief kapitaal en grondstoffen. Europa mag Al Gore niet steunen als voorstander van de gedachte van opwarming van de aarde ten koste van de eigen industrie.
Met het oog op de komende wisseling van president van de Verenigde Staten moet de EU haar eigen politieke prioriteiten stellen en haar voorstellen voor de oplossing ervan heel duidelijk formuleren.
Dushana Zdravkova (PPE-DE). - (BG) Als vertegenwoordiger van een nieuwe EU-lidstaat en als delegatielid voor de betrekkingen met de Verenigde Staten van Amerika wil ik spreken over de belangrijke rol van de trans-Atlantische wetgeversdialoog die pas enkele dagen geleden in Ljubljana werd gehouden.
Ik wil graag mijn dank betuigen voor de onderwerpen op de agenda, omdat ze duidelijk lieten zien dat de uitdagingen waarmee sommige nieuwe EU-leden worden geconfronteerd al vaak op de agenda van de Europese Unie en haar instellingen stonden. Dat gaf ons een gevoel van veiligheid en bescherming van belangrijke belangen.
Wat ik echter bovenal in gedachten heb, is het vraagstuk dat verband houdt met de geruchtmakende veiligheidsmaatregelen. Deze bevatten afspraken over visa, evenals de eis tot het doorlichten van honderd procent van de lading.
Aan de ene kant raken deze maatregelen het vrij verkeer van burgers van mijn land en vooral de kansen voor jonge mensen om dezelfde rechten en mogelijkheden te hebben als mensen van hun leeftijd in andere landen; aan de andere kant genereren deze maatregelen economische problemen voor landen zoals Bulgarije, die betrekkelijk kleine havens hebben en die de zware financiële lasten van de nieuwe screeningsapparatuur moeten dragen.
De maatregelen zullen ertoe leiden dat deze havens afzien van de vrachtafhandeling die dan zal uitwijken naar grotere havenfaciliteiten. Dit zal beslist schade berokkenen aan de economische belangen van regio’s zoals die waar ik vandaan kom, de stad Varna, en aan de andere regio’s aan de Zwarte Zee.
Tijdens de besprekingen over de visavraagstukken meldde ik onze collega’s van het Amerikaanse Congres dat de situatie in Bulgarije fundamenteel verschilde van die van tien of vijftien jaar geleden, toen veel jonge mensen naar de Verenigde Staten trokken, en dat bovendien de percentages afgewezen verzoeken om visa terugliepen. Dit is de reden voor het starten van een nieuwe dialoog tussen de twee landen.
Toch ben ik van mening dat Bulgarije loyaal moet blijven aan het gemeenschappelijk EU-beleid en moet aandringen op toepassing van maatregelen om alle burgers van de Europese Unie op basis van reciprociteit te beschermen. Tegelijkertijd moeten onze Amerikaanse collega’s begrijpen dat we allemaal geconfronteerd worden met gemeenschappelijke veiligheidsproblemen die we beter kunnen oplossen door samenwerking dan door het voor elkaar opwerpen van hindernissen. Daarom steun ik de resolutie en de komende bespreking.
Helmut Kuhne (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, een fundamenteel positieve relatie met de Verenigde Staten sluit geen verschillen in belangen en inzichten uit. Ik geloof dat een partnerschap op voet van gelijkheid alleen op een dergelijke basis mogelijk is. Alleen zo kunnen we ook het anti-Amerikanisme op een overtuigende manier neutraliseren.
Om deze reden zijn we in de socialistische fractie in het Europees Parlement voorstander van een directe dialoog inzake het veiligheidsbeleid met de Verenigde Staten over deze vraagstukken waarin de Europese Unie bevoegdheid heeft. Ik geef twee voorbeelden hiervan: de geloofwaardigheid van de westerse waarden bij terrorismebestrijding en het onderwerp stabilisatie en wederopbouw.
Exact om deze redenen zijn we tegen de open en verborgen banden van de EU met de nationale veiligheidsstrategie van de VS, zoals we deze zien in een van de amendementen voorgesteld door de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Europese democraten bij het verslag inzake veiligheidsstrategie, waarover we morgen stemmen. Want het is volstrekt duidelijk dat een president van de Verenigde Staten nooit zal accepteren dat een derde partij, of deze wel of niet de EU is, medeondertekenaar wordt van deze nationale veiligheidsstrategie. Waarom moeten we dus onszelf binden aan zoiets met een blanco cheque? Er is hier geen sprake van een gelijke voet en we zijn daarom tegen standpunten zoals deze.
Atanas Paparizov (PSE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mijn steun betuigen voor de voorgestelde gezamenlijke resolutie en twee kwesties aanstippen die in de wetgeversdialoog in Ljubljana aan de orde waren: klimaatverandering en energie, waar beide partijen, dat wil zeggen de Verenigde Staten en Europa nauwer moeten samenwerken.
Ik hoop dat er meer soortgelijke kansen in het spoor van de Amerikaanse presidentsverkiezing zullen komen. Mijn vertrouwen is vooral gebaseerd op de wetgevende activiteiten van het Amerikaanse Congres die de conferentie van Kopenhagen in staat stellen om te komen tot mondiale oplossingen. Overigens, landen als Bulgarije zouden ernstig gebukt gaan onder het verlies van het concurrentievermogen van hun producten en van hun export als we de enigen waren die de voorstellen van de Europese Commissie over klimaatverandering ten uitvoer zouden leggen.
Voor zover het de energiesector betreft, mag onze samenwerking zich niet alleen beperken tot schone technologieën en de daaraan verbonden fondsen, maar moet deze ook nucleaire energie bestrijken die duidelijk aan belangrijkheid wint in de wereld, vooral in landen als China en India. We kunnen op dit gebied alleen partners zijn als de Europese Unie vraagstukken met betrekking tot nucleaire energie openlijker bij haar beleid betrekt.
Peter Skinner (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij op drie punten concentreren. Ten eerste ben ik het eens met het accent dat de commissaris legt: laten we de Trans-Atlantische Economische Raad volgen en het werk voortzetten dat we daar kunnen doen. We moeten laten zien dat we serieuze ernst maken met bepaalde vraagstukken en dat we veranderingen aanbrengen die noodzakelijk zijn voor het opheffen van allerlei ongelukkige barrières die voornamelijk schuilplaatsen zijn voor nationale bescherming. Dit houdt ook pluimvee in en het is betreurenswaardig om een beschouwing in dit Huis te horen dat we dat verbod niet mogen opheffen.
Ten tweede moeten we als uitdaging voor elkaar de positieve agenda opstellen over moeilijke vraagstukken zoals klimaatverandering. Financiën is een bijzonder positief verhaal om te bespreken en ik hoop dat verzekeringen worden toegevoegd aan het overzicht van de voortgang die tot dusver op dit gebied is gemaakt.
Tot slot, de recente trans-Atlantische dialoog in Ljubljana verliep al beter. Er werd meer besproken en meer overeengekomen en evenals mijn collega’s ben ik het ermee eens dat we dit nu moeten tillen naar het overeengekomen niveau van de gezamenlijke verklaring van Houston in 1997.
Corina Creţu (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag enkele kwesties noemen waarvan ik hoop dat ze op de agenda prijken van de top op 10 juni.
De eerste betreft Kosovo. Het is duidelijk dat het in niemands belang is om een nieuwe gemankeerde staat in de Balkan te hebben en daarom heeft Roemenië zich jarenlang mede ingespannen om de regio te stabiliseren. Onze zorgen betreffen in hoofdzaak de georganiseerde misdaad, prostitutie en mensenhandel, drugs en wapens. Ik vind dat de nieuwe Kosovaarse autoriteiten zich meer moeten inspannen om deze praktijken te beteugelen.
Ik vind het heel belangrijk om nauw toe te zien hoe de lokale cultuur in stand wordt gehouden, vooral de orthodoxe kloosters in het gebied.
Een andere kwestie die ik aan de orde wil stellen, betreft visa voor alle Europese burgers die naar de Verenigde Staten reizen. Ik wil commissaris Verheugen en minister Rupel bedanken voor het aan de orde stellen van deze kwestie. Zoals u hier hebt gezien, is er sprake van een sterke solidariteit ongeacht onze politieke kleur. Ik moet zeggen dat ik zeer verrast was dat tijdens de bijeenkomst in Ljubljana onze collega’s van het Congres alle verantwoordelijkheid voor deze kwestie bij het ministerie van buitenlandse zaken legden, terwijl op hetzelfde moment president Bush placht te zeggen dat het volledig de verantwoordelijkheid van het Congres is. Ik hoop dat er uiteindelijk een antwoord komt tijdens deze top in Ljubljana.
Tot slot wil ik graag de kwestie van de voedselprijs en de armoede aan de orde stellen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Dames en heren, toen de Commissie interne markt en consumentenbescherming in juli 2007 Washington bezocht, werd ik mij bewust van het belang van samenwerking tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie.
Ik ben van mening dat gemeenschappelijk beleid van de EU en de VS op gebieden van douanetarieven, intellectuele eigendom, wederzijdse erkenning, wederzijds begrip en harmonisatie van normen kan leiden tot de schepping van een nieuw trans-Atlantisch handelsgebied ten voordele van zowel ondernemers als consumenten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Aangezien de Speelgoedrichtlijn op dit ogenblik in het Parlement wordt besproken, zou het bijzonder nuttig zijn ook te gaan zoeken naar een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de veiligheid van speelgoed. Ik weet zeker dat commissaris Verheugen, die de Europese Unie in de trans-Atlantische dialoog vertegenwoordigt, veel in deze zaak kan bereiken.
Dames en heren, ik hoop dat als gevolg van de komende EU-VS top het visumontheffingsprogramma van de VS ook zal gelden voor alle EU-burgers met inbegrip van mijn land, Slowakije.
Stolojan, Theodor Dumitru (PPE-DE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank commissaris Verheugen ervoor dat hij de kwestie van de visa, die betrekking heeft op de burgers van mijn land die ik hier in het Europees Parlement vertegenwoordig, op de agenda van de EU-VS top heeft gezet. Voorts vind ik dat de VS zich dienen aan te sluiten bij de inspanningen van de EU in reactie op de uitdagingen die voortkomen uit de klimaatverandering; anders zullen alle Europese ondernemingen nadeel lijden op het punt van concurrentie met de VS.
Dimitrij Rupel, fungerend voorzitter. – (SL) Staat u mij toe antwoord te geven op de drie vragen die ik als de belangrijkste beschouw.
Allereerst de vraag van de heer Rouček over het antiraketruimteschild. De vraag die de heer Rouček stelt, beperkt zich in zekere zin niet tot de Europese Unie, aangezien er sprake is van overeenkomsten tussen twee afzonderlijke Europese landen en de Verenigde Staten van Amerika. Deze twee afzonderlijke landen, Tsjechië en Polen sluiten bilaterale overeenkomsten af met de Verenigde Staten.
Persoonlijk zou ik deze zaken graag in NAVO-verband besproken willen zien of binnen de Europese Unie, maar op het ogenblik is dat niet mogelijk. Zoals gezegd, het is een bilaterale zaak die natuurlijk ligt binnen de bevoegdheid van de landen die deze overeenkomsten afsluiten.
Wat betreft het visumontheffingsprogramma, dat onderwerp van veel kritiek is en dat vele keren in dit Huis is besproken, wil ik graag het volgende zeggen: wat betreft de uitbreiding van dit programma, het visumontheffingsprogramma, hopen we dat er voortgang spoedig zal worden gemaakt in lijn met de overeenkomst over een tweesporenbenadering, de overeengekomen benadering op de EU-VS ministeriële bijeenkomst over justitie en binnenlandse zaken.
Tot op heden is overeengekomen dat de Verenigde Staten met de afzonderlijke lidstaten zullen onderhandelen over zaken die binnen de nationale bevoegdheid vallen en met de Commissie over zaken die binnen de bevoegdheid van de Europese Unie vallen. Dit heb ik eerder in mijn openingstoespraak gezegd. We verwachten daarom dat eind 2008 het visumontheffingsprogramma zal worden uitgebreid met meer lidstaten van de Europese Unie. Op het ogenblik vallen elf landen nog niet onder dit programma.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag nog enkele woorden over klimaatverandering zeggen. De vraag was of we genoeg aan dit vraagstuk of probleem hebben gedaan. Ik ben blij dat er twee belangrijke bijeenkomsten over klimaatverandering en energie zijn gehouden gedurende ons voorzitterschap: ten eerste de dialoog op hoog niveau over klimaatverandering, schone energie en duurzame ontwikkeling en ten tweede de strategische energiebeleidsevaluatie.
Niettemin willen we dat de Verenigde Staten een grotere betrokkenheid op dit terrein tonen en dat wij in de Europese Unie proberen onze Amerikaanse vrienden te overtuigen van het belang om mondiaal en in overeenstemming tussen de Europeanen en Amerikanen te handelen. Op het ogenblik is er tussen ons sprake van aanzienlijke verschillen.
Ik moet ook zeggen dat de Europese Unie er vast van overtuigd is dat het vraagstuk van de bestrijding van de klimaatverandering dient te worden aangepakt binnen het kader van de Verenigde Naties. Tot zover mijn bijdrage aan de discussie..
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag twee kwesties kort behandelen. De samenwerking inzake veiligheidsvraagstukken, die mevrouw In ’t Veld zeer bondig heeft geschetst en waarbij het gaat om de juiste balans te vinden tussen veiligheidseisen van onze Amerikaanse vrienden en de eis de we zelf stellen aan de individuele vrijheid en de individuele rechten van onze burgers.
Ik wil heel duidelijk tegen u zeggen, mevrouw In ’t Veld, dat de Commissie volledig uw zorgen deelt en ik zal natuurlijk aan de betrokken collega de kritiek die u uitte over het gebrek aan transparantie in het proces overbrengen en hem vragen voor meer transparantie te zorgen.
We zullen met de Amerikanen praten voordat we iets accepteren met betrekking tot de beginselen die ons moeten brengen tot samenwerking inzake deze vraagstukken. Als er geen begrip is voor deze beginselen kan er nauwelijks enig begrip zijn voor de afzonderlijke vraagstukken. Dit is natuurlijk een van de onderwerpen die op de bijeenkomst volgende week in Ljubljana aan de orde komt.
Het verschaft mij geen vreugde hier iets meer te zeggen over pluimvee, maar het onderwerp is hier door verscheidene sprekers aan de orde gesteld. Het is altijd goed om te weten waar we het feitelijk over hebben. Daarom is het van belang om te weten dat we hier niet over een voedselveiligheidskwestie spreken. De bevoegde Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft uitgelegd dat er bij geïmporteerd Amerikaans pluimvee niet de geringste risico’s bestaan voor de gezondheid van de consument. We spreken niet over een veterinair probleem; we spreken over een vraagstuk van puur handelsbeleid, dat moet worden behandeld vanuit het volgende gezichtspunt: wat zijn onze belangen en hoe kunnen onze belangen het beste verdedigen? Ik vind dat ik heb gezegd wat ik tegen u moest zeggen.
Er zijn ook geen afwijkende meningen binnen de Commissie. Vanaf het begin heeft de Commissie uitgelegd – dat ik moet zeggen – waarom we niet mogen toestaan dat deze enigszins bizarre discussie een last wordt en dat hoe we van het probleem af moeten komen.
De Voorzitter. – Ik heb zes ontwerpresoluties(1)overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Magor Imre Csibi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Als vicevoorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, stimuleer ik de vertegenwoordigers van de EU die deelnemen aan de bijeenkomst met de ambtenaren van de Verenigde Staten om de oplossingen betreffende het vraagstuk van de klimaatverandering te analyseren.
Klimaatverandering is een mondiale uitdaging waarvoor we een mondiaal antwoord moeten opstellen. In dit opzicht neemt Europa stappen. Hetzelfde voorbeeld wordt van onze buren aan de overkant van de oceaan verwacht. Ik ben blij dat de Verenigde Staten na 2012, na de expiratie van het Kyoto-protocol, gaan deelnemen aan de inspanningen van de internationale gemeenschap.
Evengoed waardeer ik het dat de Amerikaanse president uiteindelijk heeft toegegeven dat we regelgeving nodig hebben met het oog op de vermindering van het niveau van uitstoot van broeikasgassen. Ik spoor de vertegenwoordigers van de EU aan een reëel reductiepercentage te bespreken om daadwerkelijk een einde te maken aan de opwarming van de aarde. We kunnen niet accepteren dat we in dit opzicht regelgeving nodig hebben en als we de cijfers halen, op onze schreden terugkeren.
Tegelijkertijd moeten toekomstige debatten betreffende het samenwerkingskader voor klimaatverandering op echte onderzoeken naar duurzame energiebronnen worden gebaseerd. Ik verwijs hoofdzakelijk naar de eerste generatie biobrandstoffen. Het is noodzakelijk een laag gebruikspercentage en een laag subsidieniveau te handhaven. Op deze wijze beschermen we biodiversiteit en voorkomen we prijsstijgingen van voedselproducten die het gevolg zijn van de vermindering van landbouwgrond.
András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) De EU-VS top die over enkele dagen zal plaatsvinden, is voor ons een goede gelegenheid om de ontwikkeling van trans-Atlantische betrekkingen op de belangrijkste gebieden te toetsen. We vinden dat de samenwerking bij het energiebeleid een belangrijke plaats op de agenda moet innemen.
Continuïteit van energievoorraden blijft de primaire doelstelling aan de beide zijden van de Atlantische Oceaan. Iedereen weet dat de meeste voorraden zich bevinden in landen die niet altijd aan de eisen van de democratie voldoen. Juist om deze reden zijn gezamenlijk handelen en voortdurende inspanningen nodig in het belang van het bevorderen van mensenrechten en de rechtsstaat. Het is voor ons belangrijk te benadrukken dat het verspreiden van democratische beginselen ook meer continuïteit van energievoorraden betekent.
Daar komt nog bij dat toekomstige samenwerking zich met nog meer nadruk moet richten op de strijd tegen klimaatverandering. Daarom is het een bijzonder plezierige ontwikkeling dat de Verenigde Staten op zich hebben genomen om de basis voor het post-Kyoto regime te leggen. De lidstaten van de Europese Unie en de Verenigde Staten moeten een hoofdrol spelen vanwege het belang dat de verst ontwikkelde landen het nog voor het eind van het jaar eens zijn over de belangrijkste hoekstenen van het internationale verdrag. Het pakket maatregelen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot dat onlangs in de Amerikaanse regelgeving werd opgenomen, is het jongste signaal dat Washington een actieve rol wil spelen in de strijd tegen klimaatverandering.
Olieprijzen die gigantische hoogten bereiken die voorheen ondenkbaar waren, richten onze aandacht op het belang van gezamenlijke internationale acties op het gebied van energiebeleid. We zijn ervan overtuigd dat het voor de Verenigde Staten en Europa onvermijdelijk is om op dit gebied verantwoordelijkheid te nemen.
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) De betrekkingen tussen de EU en de VS hebben de afgelopen jaren bij veel vraagstukken substantiële veranderingen ondergaan en bewegen zich nu bij veel samenwerkingsonderwerpen naar een consolidatiefase. Het recente geval van de onderhandelingen over het opheffen van beperkingen voor reizigers van de EU is – ondanks de positieve uitkomst – een uitstekend voorbeeld dat laat zien dat, als willen we zorgen voor succesvolle besprekingen tussen de VS en de EU, we louter bilaterale overeenkomsten moeten vermijden die feitelijk de onderhandelingsbevoegdheden van de EU als geheel ondergraven.
Een package deal met 27 lidstaten gebaseerd op de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten was cruciaal om het gemeenschappelijk EU-visabeleid te steunen. In het geval de bevoegdheden van de Gemeenschap van toepassing zijn, moeten we ervoor zorgen dat we EU-brede overeenkomsten met onze strategische partners zoals de Verenigde Staten afsluiten. Naar mijn mening is dat in het belang van beide partners. Het is de enige waarborg dat het visumontheffingsprogramma volledig wederzijds visavrij reizen en gelijke behandeling voor al onze burgers wat betreft de status van hun paspoort verschaft, net als voor burgers van de VS.
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het is het moment om duidelijk te benadrukken dat het EU-VS partnerschap niet alleen de hoeksteen is van geloofwaardige en efficiënte buitenlandse activiteiten van de EU, maar ook dat alleen nauwe samenwerking en samenwerking tussen beide partners hen in staat stelt een belangrijke rol in de globaliserende wereld te spelen en daarbij borg te staan voor stabiliteit en democratie.
De Europese Unie heeft geen andere partner in de wereld met wie zij de fundamentele waarden van vrijheid en rechtsstaat, en de verdediging van mensenrechten kan delen.
Het is de hoogste tijd om de normale samenwerking en het wederzijds vertrouwen te herstellen na de opgelopen schade van de invasie in Irak. Deze gebeurtenis heeft geleid tot een tragische splitsing binnen de EU zelf.
Ik doe daarom een beroep op beide partners om het werk van de trans-Atlantische economische raad zonder uitstel uit te voeren. Ook een gezamenlijke aanpak van de problemen met klimaatverandering zal de kansen op oplossing daarvan substantieel vergroten. Hetzelfde geldt voor Iran. Zowel de VS als de EU moeten een gezamenlijke strategie over Iran overeenkomen om de voorbereidingen voor de ontwikkeling van nucleaire wapens daar op een efficiënte manier een halt toe te roepen.
We hebben een sterker opnieuw gedefinieerd EU-NAVO partnerschap nodig dat ook onze samenwerking in Afghanistan zal verbeteren.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil twee kwesties aan de orde stellen waarop de EU tijdens de top haar aandacht moet richten. Mondiale uitdagingen betekenen dat het Westen vooral consistentie en gevoel voor verantwoordelijkheid moet tonen.
Op de eerste plaats moet de Unie een constructief debat voeren over Amerika’s rol in het klimaatbeleid. De wereld heeft anderhalf jaar om voorafgaande aan Kopenhagen van koers te veranderen. Aan de ene kant moeten we de Verenigde Staten stimuleren wezenlijke plannen te maken voor regelgeving over het klimaat. We moeten benadrukken dat de oplossing van het probleem van mondiale klimaatverandering een wereldwijde koolstofarme economie is. Dit betekent dat de mechanismen van de koolstofmarkt van verschillende landen compatibel moeten worden gemaakt en in de loop van de tijd met elkaar worden geïntegreerd. Amerika’s regionale handel in emissierechten is hoopgevend.
Aan de andere kant moeten we erkennen dat onze partner in de strijd tegen klimaatverandering het beter doet dan uit zijn reputatie blijkt. De EU moet op zoek gaan naar advies van de Verenigde Staten en erkennen dat deze vruchtbare inspanningen leveren voor de ontwikkeling van schone technologie. De Unie moet die weg bewandelen. De Verenigde Staten geven de richting aan met hun voorstel om een internationaal fonds voor milieuvriendelijke technologie in te stellen. Samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten zal ook heel belangrijk zijn om maatregelen te nemen tegen de klimaatverandering.
Op de tweede plaats moet de top de nadruk leggen op de fundamentele waarden die wij gemeenschappelijk hebben: democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. We moeten durven vragen hoe onze waarden worden vertaald in het beleid van de Westerse wereld. Zijn de maatregelen van de wereldleider objectief bezien goed, bijvoorbeeld als het gaat om de strijd tegen terrorisme? Omdat terrorisme een gezamenlijke dreiging voor de EU en de Verenigde Staten is, moeten de middelen om deze tegen te gaan de kritiek kunnen doorstaan.
De wereldwijde politieke retoriek en de wereld van alle dag lijken het feit te vergeten dat onze fundamentele waarden niet in de eerste plaats een verplichting op anderen leggen, maar op onszelf, of we nu praten over het Midden-Oosten, de westelijke Balkan of Afrika.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) De komende EU-VS top geeft beide trans-Atlantische partners gelegenheid om een gemeenschappelijke basis te zoeken voor vraagstukken die relevant zijn voor beide zijden van de Atlantische Oceaan. Onze continenten delen een gemeenschappelijke beschaving en een verleden. We moeten ervoor zorgen dat de band van deze relatie zo sterk mogelijk is, zodat we de doelen kunnen bereiken die niet alleen voor beide zijden belangrijk zijn, maar die ook mondiaal noodzakelijk zijn. De groeiende en extreme behoefte aan energie door opkomende economieën, stijgende voedselprijzen en conflicten over de hele wereld zijn slechts enkele van de vraagstukken waarbij het EU-VS partnerschap samen moet werken voor vrede, duurzaamheid en de menselijke waardigheid over de hele wereld te bevorderen. Een van de succesverhalen van deze relatie is de NAVO, een organisatie die we allemaal moeten steunen en versterken, aangezien deze de vrede in Europa heeft gewaarborgd en hechtere banden tussen de EU en de VS deed ontwikkelen.
21. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
De Voorzitter. – Aan de orde is de spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang.
Emmanouil Angelakas (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, kortgeleden is er binnen de EU een groeiend misbaar ontstaan over de uitbreiding van nucleaire energie voor vreedzame doeleinden, in het bijzonder om aan de Europese vraag naar energie te voldoen.
Problemen zijn de ongecontroleerde stijging van de olieprijs, de stijgende vraag van een aantal landen met snelgroeiende economieën, regionale beroering in olieproducerende landen en ook het feit dat duurzame energiebronnen of aardgas slechts een fractie van de energiebehoeften in Europa zullen dekken. Als gevolg daarvan is de bouw van kerncentrales ter discussie op tafel gebracht.
Over veel vragen maken Europese burgers zich zorgen. Kan een veilig functioneren van nucleaire kerncentrales worden gegarandeerd? Bestaan er adequate vroegtijdige waarschuwingssystemen die adequate meldingen garanderen in het geval van een operationeel probleem? Hoe veilig is het beheer van nucleair afval? Om al deze redenen vind ik dat op initiatief van het Europees Parlement en in samenwerking met de Commissie een dialoog zou kunnen worden gevoerd die tot heldere, ondubbelzinnige conclusies voor Europese burgers leidt. Ik doe een beroep op het Franse voorzitterschap deze kwestie prioriteit te geven op de agenda.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, ik wil uw aandacht vragen voor een kwestie die ons verantwoordelijk maakt voor de toekomst van de Europese Unie en de wereld als geheel. Dat is de handel in kinderen.
In de 21e eeuw, de eeuw van hoogwaardige technologie en vooruitgang, blijft dit probleem maar voortduren. Het is te onmenselijk en te wreed om te negeren of het met andere problemen te verwarren. De handel in kinderen bestaat echt. Het is niet alleen een schending van de mensenrechten, het is ook een aantasting van de toekomst.
Het leven van ieder kind is een zegen en zijn ondergang is een misdaad tegen de mensheid. De handel in kinderen heeft afschuwelijke gevolgen. Het wordt “moderne slavernij” genoemd. Wat volgt is fysiek en mentale mishandeling, seksuele uitbuiting en moord.
We dienen onze inspanningen te bundelen en samen te werken aan een gemeenschappelijk beleid om het bestaan ervan zo veel mogelijk terug te dringen. De Europese Commissie dient een afzonderlijk programma en een plan van aanpak op te stellen binnen het kader van de strategie voor kinderen en maatregelen te nemen die nodig zijn voor het instellen van gemeenschappelijke structuren en het vorm geven van een gemeenschappelijk beleid.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, de Europese afhankelijkheid van de import van koolwaterstofbrandstoffen neemt toe, de olieprijzen hebben een alarmerend niveau bereikt en de Europese Unie is in toenemende mate kwetsbaar geworden voor de OPEC-landen en Rusland.
Er is behoefte aan een gezamenlijk aanpak van de buitenlandse betrekkingen op het gebied van energie. De bilaterale betrekkingen tussen de lidstaten en derde landen moeten de gemeenschappelijke Europese benadering versterken, niet verzwakken. De verdragen die door Italië, Hongarije en Bulgarije met Rusland zijn getekend op het punt van de bouw van de South Stream, een pijpleiding bedoeld om een lidstaat zoals Roemenië zonder enige economische redenen te ontwijken, beïnvloeden in ernstige mate de cohesie van het Europese energiebeleid en staan voor politieke strategieën die onder lidstaten moeten worden vermeden. Ik had een krachtiger standpunt van de Europese Commissie verwacht bij de veroordeling van deze situatie.
Ten aanzien van de wetgeving over energieveiligheid die in de tweede helft van dit jaar dient te worden goedgekeurd, ben ik van oordeel dat we een ambitieniveau moeten laten zien dat vergelijkbaar is met dat in het geval van de wetgeving over “Energie – Klimaatverandering”. Het beginsel van het spreken met één stem moet functioneel worden en de Commissie moet een mechanisme voorstellen voor verdragen met derde landen, wellicht geïnspireerd vanuit het veld van de nucleaire energie. Als we succes willen bereiken, moeten we samen optreden.
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen zondag hebben reactionaire nationalisten bij een vredesbijeenkomst in Moskou homoseksuelen in elkaar geslagen en daarbij opnieuw het beeld van een onvrij Rusland hardhandig in ons bewustzijn gebracht. Er is nog steeds sprake van discriminatie op grote schaal van homo’s en lesbiennes. In de afgelopen jaren is de Duitse politicus Volker Beck van de Groenen in elkaar geslagen en gearresteerd bij bijeenkomsten. Er kan niet vaak genoeg benadrukt worden hoe slecht Rusland als burgerlijke samenleving functioneert.
Eind juni wordt er eindelijk over een nieuw verdrag tussen de EU en Rusland in Siberië onderhandeld. We zijn verplicht ten opzichte van het Russische volk en de bevolkingen van ander autocratische regimes dat we het vraagstuk van de energieveiligheid niet alle andere sectoren laten overschaduwen. Mensenrechten en fundamentele democratische vrijheden moeten de basis vormen van dit nieuwe verdrag..
Dariusz Maciej Grabowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Poolse scheepswerfsector wordt met totale stopzetting bedreigd, omdat de Europese Commissie eerder verstrekte overheidssteun terug eist. Het gevolg hiervan zal zijn dat duizenden werknemers aan de Oostzee hun baan zullen verliezen en tienduizenden werknemers in fabrieken die voor scheepswerven werken, zowel in Polen als in andere EU-landen, eveneens zonder werk komen.
De Europese Commissie verschuilt zich achter de leuze van vrije concurrentie en wil niet toegeven dat tijdens een periode van enorme prijsstijgingen op mondiale schaal sommige sectoren van de economie moeten worden beschermd, zoals Aziatische landen doen. De Europese Commissie wil niet herinnerd worden aan het feit dat de staten van het vroegere Oost-Duitsland meer dan anderhalf miljard D-mark hebben ontvangen van de Duitse regering en dat met inbegrip van scheepswerven gelegen aan de Oostzee.
Ik vraag of het volk en de plaats waar de solidariteitsbeweging begon – de val van de Berlijnse Muur, de bevrijding van Europa – het slachtoffer moet worden van arbitraire besluiten die in Brussel worden genomen in het belang van speculanten die erop uit zijn hun fortuin te maken uit de brokstukken en het land van de scheepswerven. We eisen dat de Europese Commissie besluiten neemt die de scheepswerfsector in Polen zal redden en in staat zal stellen zich te ontwikkelen.
Věra Flasarová (GUE/NGL). - (CS) Dames en heren, ik wil graag uw steun voor een herziening van de Commissie Verordening (EG) nr. 318/2007, of voor terugkeer naar de oorspronkelijke materie van 2005, wegens verzoeken van fokkerijen van exotische vogels in Duitsland, Nederland en Tsjechië. Het amendement legt voornamelijk een relatie met importverbod van exotische vogels uit het wild naar de Unie. De praktische situatie voor het fokken van kleine vogels in aanmerking genomen, zijn de bij de import gestelde voorwaarden moeilijk te vervullen. Het is duidelijk dat de hysterie in de media rond de vogelgriep werd aangegrepen om de hiervoor genoemde norm door te voeren. De EU heeft een stelsel van quarantainefaciliteiten waarbij zieke vogels die een bedreiging voor mensen vormen, worden onderschept. Bij een aantal gelegenheden hebben fokkers geholpen uiteenlopende vogelsoorten weer in het wild uit te zetten. Zij houden zich aan de wet die de meeste soorten die gevaar lopen, heeft vermeld in CITES. Een verbod leidt slechts tot tegendruk en pogingen om het te omzeilen. De zwarte markt zal een snelle groei kennen, smokkel zal gedijen en de prijzen van vogels zullen stijgen. Gezondheidsrisico’s nemen als gevolg hiervan toe. Als de normen en de beproefde en getoetste veterinaire regelgeving worden nageleefd, met inbegrip van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten soorten (Overeenkomst van Washington), bestaat er geen behoefte aan deze Verordening vast te houden.
Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het forum van het Europees Parlement benutten voor een protest tegen de wederrechtelijke beëindiging door het Nationale fonds voor milieubescherming, dat ondergeschikt is aan de Poolse regering, van zijn contract met de Lux Veritatis Foundation inzake de uitvoering van een geothermische investering voor Torún, terwijl tegelijkertijd is aangekondigd dat er geen sprake is van restitutie van de zeer grote bedragen die de Foundation in deze investering heeft gestoken. De omstandigheden duiden erop dat deze beslissing is gedicteerd door politieke overwegingen. Zij druist niet alleen in tegen het Poolse recht, maar ook tegen het Gemeenschapsrecht. Het is een bewijs dat in naam van de strijd tegen mensen die als politieke vijanden worden gezien, het recht niet wordt nageleefd en steun voor duurzame energie niet wordt toegelaten. Daarbij wordt ook inbreuk gemaakt op het fundamentele EU-beginsel van non-discriminatie op politieke of religieuze gronden. De voormalige autoriteiten van het nationale fonds voor milieubescherming en watermanagement stellen dat de uitvoering door de Lux Veritatis Foundation zeer zorgvuldig was gecontroleerd en in geen geval onvoldoende werd gevonden.
Irena Belohorská (NI). - (SK) Dames en heren, ik wil u informeren over een incident dat kortgeleden in het Verenigd Koninkrijk heeft plaatsgevonden. Een Slowaakse burger die daar legaal werkte, overschreed de termijn voor herregistratie van zijn voertuig met vier dagen en voor deze overtreding dreigde de Britse politie diens voertuig te vernietigen. Tijdens het onderzoek gedroegen de politiemensen zich op een wijze die xenofobisch en beledigend was, waarbij zij gebruik maakten van diens passieve kennis van de Engelse taal. Al zijn papieren werden zonder geldige reden in beslag genomen en hij ontving een vodje in plaats van een officieel bewijs voor de inbeslagname van zijn auto. Zijn papieren, zoals zijn Europese autoverzekering (groene kaart) of Slowaakse machtiging werden niet door de Britse autoriteiten geaccepteerd. Voor deze overtreding, slechts een overtreding, dreigden de Britse politie en de autoriteiten zijn voertuig te vernietigen.
Ik wil mijn collega Chris Davies bedanken voor zijn hulp in het onderzoek naar deze ongelukkige zaak, evenals de andere Britse parlementariërs die mogelijk belangstelling voor deze zaak hebben getoond. Ik hoop dat een dergelijke actie van de Britse politie een op zichzelf staand incident is en dat deze houding tegenover burgers die legaal in het Verenigd Koninkrijk werken, eerder uitzondering dan regel is. De termijn voor de teruggave van het voertuig verliep gisteren en tot nu toe hebben we geen informatie of het voertuig wel of niet is vernietigd. Hoe dan ook, onze burger heeft geen beschikking over zijn voertuig zelfs niet nadat de Britse autoriteiten alle noodzakelijke papieren hebben ontvangen.
Petya Stavreva (PPE-DE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, leden van het Europees Parlement, over tien dagen, op 14 juni 2008 zal Bulgarije eer betuigen aan en het levenswerk gedenken van Alexander Stamboliiski, staatsman, hervormer en leider van de agrarische beweging in mijn land.
Hij kwam in 1919 in Bulgarije aan de macht na twee nationale rampen en stelde zijn inspanningen in dienst van de nationale zaak, de modernisering en democratische vernieuwing van het land. Hij werd in 1923 door een staatsgreep ten val gebracht. Hij vond op zeer wrede wijze de dood, maar zijn ideeën van een vrij en onafhankelijk Bulgarije op weg naar opbouw en integratie in Europa leven voort.
Stamboliiski’s lessen in staatsmanschap zijn bijzonder relevant, vandaag 85 jaar na zijn tragische dood, nu Bulgarije lid is van de Europese Unie. De bescherming van nationale belangen in de grote Europese familie, het behoud van de nationale identiteit in combinatie met de snelle aanpassing aan de nieuwe realiteit moeten de inspanningen verenigen van ons allemaal, burgers van het verenigd Europa, voor wie waarden niet slechts een leeg begrip vormen, maar symbool staan voor handelwijze, attitude en sociale respons.
Iliana Malinova Iotova (PSE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, de Bulgaarse operationele programma’s binnen het kader van de EU-fondsen behoorden tot de eerste die door de Commissie werden goedgekeurd voor de periode 2007 tot en met 2013.
We moeten toegeven dat we als nieuwe lidstaat werden geconfronteerd met uiteenlopende problemen bij de specifieke uitvoering. Die problemen variëren van onvoldoende informatie tot onregelmatigheden, zelfs misbruik van middelen uit EU-fondsen – “verstoringen” waarvoor geen enkele lidstaat wordt gespaard.
De Bulgaarse regering vindt de absorptie van fondsen een belangrijke taak Dit heeft radicale hervormingen teweeg gebracht in alle instellingen die verantwoordelijk zijn voor de EU-fondsen. Een vicepremier is belast met de totale coördinatie van het proces.
De onbevredigende resultaten van de absorptie van fondsen tot dusver leiden tot woordenwisselingen in een heftige campagne van de oppositie die herhaaldelijk heeft geprobeerd het land in diskrediet te brengen. Dat gebeurt zelfs hier in de plenaire zaal van het Europees Parlement.
De verwijzingen naar anonieme bronnen die een onheilspellend verslag van de Commissie over Bulgarije in juli voorspellen zelfs nog voordat zij is begonnen met het opstellen ervan, zijn slechts suggesties voor binnenlandse politieke doeleinden die niet bijdragen aan de oplossing van problemen. Betreurenswaardig, want het enige wat ze bereiken, is het ondergraven van de goede naam van mijn land. Ik wil heel duidelijk stellen dat de Bulgaarse staat radicale maatregelen neemt op de respectieve gebieden en het vaste voornemen heeft de bestaande problemen te overwinnen.
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u bent waarschijnlijk op de hoogte van het feit dat de gebouwen van het Europees Parlement in Straatsburg meer asbest bevatten dan oorspronkelijk was verwacht. Sinds 2004 vinden er verbouwingswerkzaamheden en asbestverwijdering plaats, blijkbaar terwijl de gebouwen in gebruik blijven. Dat is naar mijn mening onverstandig en riskant gedrag, omdat ieder werk in asbestbevattende gebouwen onvermijdelijk leidt tot het vrijkomen van kankerverwekkende vezels in de atmosfeer.
Naar mijn mening mag het gebouw van het Europees Parlement in Straatsburg niet worden gebruikt tenzij en totdat alle asbest naar behoren is verwijderd en de gebouwen grondig zijn ontsmet. In het belang van de volksgezondheid en de transparantie verzoek ik de Voorzitter van dit Huis zo spoedig mogelijk een uitgebreide verklaring af te leggen over deze kwestie van asbestverwijdering in het Europees Parlement in Straatsburg.
Willy Meyer Pleite (GUE/NGL). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we worden op het ogenblijk geconfronteerd met een belangrijke visserijcrisis in de hele Europese Unie die een snelle reactie van de Europese instellingen vraagt. Ik vind dat het belangrijk is dat we een trilaterale commissie instellen met autoriteiten, vakbonden en reders.
Om de crisis eens en voor altijd aan te pakken, mogen we niet de fouten onder het tapijt vegen; we moeten een volledig structureel voorstel formuleren dat elk aspect van de crisis in de sector bestrijkt. We zijn vanzelfsprekend voorstander van verantwoord vissen; we moeten een oplossing vinden voor de marketing van het product; we moeten het personeelstekort op de vloten aanpakken, zorgen voor goede arbeidsrelaties en uitkomst bieden voor de onzekere situatie van de werknemers.
Ik vind dat het op het ogenblik heel belangrijk dat het Europees Parlement zijn steun verleent aan het zoeken naar een oplossing voor deze crisis, omdat het ook van invloed is op hoogwaardige werkgelegenheid en we de omstandigheden moeten aanpakken.
Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn Londense kiezer Bud Margolis informeert mij dat Rachel Margolis, zijn Letse famielid, haar memoires heeft gepubliceerd waarin zij verhaalt over ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Ze ontsnapte uit het getto van Wilna en werkte vervolgens met de partizanen die tegen de nazi’s vochten. De Letse autoriteiten gebruiken nu haar memoires als bewijs om de overlevende Joodse partizanen te vervolgen als oorlogsmisdadigers. Onder hen bevinden zich Yitzhak Arad, de vroegere directeur van Israëls Holocaustcentrum, en Fania Brancovskaja, bibliothecaresse van het Jiddisch instituut aan de universiteit van Vilnius.
Letland heeft de verplichting om nog levende oorlogsmisdadigers uit WO II te vervolgen, maar heeft er tot dusverre nog niet één met succes vervolgd. Joodse partizanen die tegen de Duitsers en hun collaborateurs vochten, worden door sommigen als verraders van Letland beschouwd.
Namens veel van mijn Joodse en niet-Joodse kiezers vraag ik: waar is de rechtvaardigheid bij het vervolgen van Joodse partizanen die tegen de nazi’s vochten, terwijl de moordenaars van de Joden ongestraft blijven?
Jim Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in heel Europa zien we volledig gerechtvaardigde protesten van vissers over de torenhoge prijzen van brandstof. Sommige regeringen hebben hun verantwoordelijkheid genomen; andere, zoals die van mij, hebben dat niet gedaan.
We worden verondersteld een gemeenschappelijk visserijbeleid te voeren, maar in veel regio’s van Europa is de aanpak allesbehalve gemeenschappelijk. In mijn kiesdistrict betalen eigenaars van kleine trawlers meer dan 2 000 euro per dag aan brandstof. Hun verzoek om hulp voor de korte termijn is aan dovemansoren gericht, hoewel het binnen de bevoegdheid van de minister ligt de-minimissteun te geven krachtens de nationale wetgeving. Ze heeft op schandalige wijze geweigerd dit te doen. Toch zijn er in Frankrijk en Spanje wel regeringsmaatregelen getroffen.
Hoe kun je een gemeenschappelijk visserijbeleid levensvatbaar houden met een dergelijke ongelijkheid bij brandstof als basisproduct? Ik keur de onverschilligheid van minister Gildernew af en vraag niet alleen steun voor de korte termijn maar ook een langetermijnstrategie voor brandstof in de visserijsector.
Jim Higgins (PPE-DE). - (GA) Mijnheer de Voorzitter, de Ierse regering staat op het punt om een nationaal breedbandsysteem te lanceren. Breedband is in tien procent van het land niet beschikbaar en het grootste deel van die tien procent bevindt zich in de regio waar ik vandaan kom namelijk het westen en de midlands. Hoewel breedband toeneemt, is het groeisnelheid niet bevredigend; het komt niet overeen met het gemiddelde in de Europese Unie.
In Ierland is de beschikbaarheid aan breedband in de stedelijke gebieden 86 procent, maar op het platteland ligt deze veel lager. Daar moet iets aan worden gedaan. We zijn jaloers op de situatie in het noorden van het land waar overal breedband beschikbaar is. Ik zou graag willen dat de Europese Commissie druk uitoefent op de Ierse regering zodat we de doelen van de Lissabon-agenda kunnen behalen.
Cătălin-Ioan Nechifor (PSE). – (RO) Binnenkort zullen de verslagen van de Europese Commissie worden gepubliceerd over de voortgang die Roemenië en Bulgarije hebben geboekt met de justitiële hervormingen.
Vandaag, anderhalf jaar na de toelating is er op Europees niveau steeds meer ontevredenheid over het feit dat de tot dusver bereikte voortgang gering is in vergelijking met de gestelde doelen Hoewel sommige deskundigen verdedigen dat Roemenië en Bulgarije veel eerder door de Europese Unie toelating hadden moeten krijgen, ben ik van oordeel dat deze twee nieuwe lidstaten verder door de Commissie en het Parlement moeten worden geholpen en gesteund.
Rekening houdend met de verkiezingen van volgend jaar voor het Europees Parlement ben ik ervan overtuigd dat de komende maanden voor Bulgarije en Roemenië belangrijk zijn om hun Europees lidmaatschap ten volle te bewijzen.
Marco Cappato (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag een kwestie van taaldiscriminatie binnen het Parlement aan de orde stellen: de interface van de functies op de computers van Parlementariërs is alleen in het Engels gesteld. Het is alleen mogelijk om onze besturingssystemen te bedienen en toegang te krijgen tot bestanden op onze computers te krijgen als we de Engelse taal beheersen.
Dit lijkt mij totaal discriminerend ten opzichte van die Parlementariërs die, hoewel ze geen Engels kennen, graag rechtstreeks op hun eigen computers willen werken. Dit is een probleem van linguïstische autorisatie die onze vrienden in de Esperantobeweging binnen de Verenigde Naties proberen aan te pakken. Ik weet niet heel zeker of de francofone beweging deze kwestie al dan niet aanpakt. Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat dit probleem kan worden opgelost en dat er ook een oplossing komt voor de technische discriminatie die ik ondervond toen ik op 2 juni een schriftelijke vraag indiende in een open format – ODF – dat verschilt van het Microsoft-format dat momenteel wordt gebruikt. Het antwoord dat ik van de betrokken afdeling ontving, was dat het niet mogelijk was vragen in een open format in te dienen.
Ik hoop dat deze vormen van linguïstische en technologische discriminatie spoedig worden overwonnen.
Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de prijsstijgingen van alle massaconsumptiegoederen, vervoer en diensten in combinatie met lage lonen en pensioenen, en drastische bezuinigingen in de sociale voorzieningen hebben bij herhaling schade toegebracht aan de inkomens van mensen, terwijl er enorme winsten worden gegenereerd voor groepen zakelijke monopolisten.
Prijzen zijn ongecontroleerd gestegen voor gewone arbeidersgezinnen in alle lidstaten. Zij die de hoge prijzen wijten aan enkele slechte speculanten, misleiden de mensen. Ze verhullen het feit dat hoge prijzen worden gevoed door de winsten van monopolies, en door het vrijemarktbeleid en het concurrentiebeleid die aan de basis liggen van de EU zelf en haar beleid dat wordt vorm gegeven en ten uitvoer gelegd door de lidstaten en hun regeringen. Hoge prijzen beginnen met het monopolie op productie en handel, dat gedomineerd wordt door groepen ondernemingen die de inkomens van de mensen plunderen en duizenden kleine ondernemingen de nek omdraaien.
We roepen de werknemers te strijden voor reële loonstijgingen, pensioenen, sociale voorzieningen, en de afschaffing van de BTW op gewone consumentenproducten, nutsvoorzieningen en brandstof, in een poging om de prijzen van openbare nutsbedrijven te verlagen.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Op 15 mei zag er in de VS een stuk wetgeving het licht dat een mijlpaal vormt in de crisis rond het illegaal kappen van hout dat overal ter wereld plaatsvindt. Het Amerikaanse Congres was het eerste ter wereld dat een dergelijke wet aannam waarin verbod staat op de import van illegaal gekapt hout. In 2006 bestond tien procent van de import van de Verenigde Staten uit illegaal gekapt hout. Na de aanneming van de wet benadrukten analyses dat deze wet het concurrentievermogen van Amerikaanse fabrieken bevordert en banen beschermt. Daarnaast wordt een duidelijke boodschap gegeven waarnaar de bosbedrijfgemeenschappen zullen luisteren.
Mijn vraag is: hoe lang blijft de Europese Unie wachten en waarop wacht zij? Het is schandelijk en oneervol dat we wachten met de armen over elkaar. Maar wij EP-leden kunnen iets doen: ik adviseer iedereen verzoekschrift 23 te ondertekenen dat enkele maanden geleden is gepresenteerd met als doel dat we de Commissie overreden om eindelijk, na de Verenigde Staten, wetgeving in te voeren nu we nog bossen hebben. Dank u.
Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil uw aandacht vragen voor de benarde toestand van een mijn kiezers, Alan Jones uit Knighton, een plattelandsgemeente in de West Midlands, die een treffend voorbeeld is van een ondernemer in Europa die in steek gelaten is door de afwezigheid van snelle breedbandverbinding in plattelandsgebieden. Hij wil een klein onlinebedrijf beginnen dat inlijstwerk van foto’s verzorgt. Voor hem als gehandicapte zou het voor hem ideaal zij als hij vanuit zijn woning werkend een nieuwe onderneming kon opzetten. Maar er is slechts één internetprovider die een monopolie op breedband heeft in de gemeente en hoewel er sprake van uitbreiding is, is de verbinding uiterst traag en gewoonweg niet bruikbaar om een onderneming te runnen.
De Commissie heeft een plan de digitale scheiding te overbruggen en breedband uit te breiden naar plattelandsgebieden. Voorts moet zij dringend de problemen met internetproviders oplossen en ervoor zorgen dat er adequate middelen komen zodat gebieden niet achterblijven op het vlak van kwaliteit, hoge snelheid en lage kosten.
Wat ik vraag te doen, mijnheer de Voorzitter, is ervoor te zorgen dat de Commissie ervoor instaat dat ondernemers zoals de heer Jones niet worden belet of gefrustreerd een onderneming te beginnen, waardoor de schepping van hoognodige banen op het platteland worden verhinderd.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) De Europese Commissie en de leden van de WTO haasten zich om de Doha-besprekingen over landbouw en de opening van de markt voor industriële goederen, NAMA, af te ronden De belangrijke invloed van de huidige situatie in de Verenigde Staten, de verkiezing, is evident. Maar vergeleken met de opschorting van de bijeenkomst in 2006 is de kwestie van de NAMA duidelijk een stap terug. Hoog ontwikkelde landen slagen erin een bijna onveranderde milieusituatie te handhaven. De textiele en kledingtarieven gaan omlaag van 12 naar 4 procent. De markten van opkomende economieën zullen niet worden ontsloten, aangezien het niet de tarieven, maar de verplichtingen van maximumtarieven zijn die moeten worden beperkt. Bovendien wordt er een overgangsperiode van achttien jaar voor China toegepast, het land dat Europa en de rest van de wereld met goederen van lage kwaliteit overspoelt. Het ingediende NAMA-project is voor Letland en andere EU-landen onaanvaardbaar, aangezien het hun concurrentievermogen in gevaar brengt. Er is sprake van een duidelijk evenwicht tussen landbouw en NAMA. De EU moet zich niet laten opjagen om de Doha-besprekingen af te ronden louter vanwege haar economie. Ik dring bij de Commissie eropaan de tijd te nemen en de belangen van de EU-landen op een billijke manier te behartigen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de vissers uit de verschillende landen van de Europese Unie gelukwensen en met name die uit Portugal, met hun strijd om de strategische visserijsector te beschermen evenals de banen, fatsoenlijke lonen en woonomstandigheden voor duizenden vissers en hun gezinnen.
Geconfronteerd met een gemeenschappelijk visserijbeleid en een Europese Unie die onverschillig staat tegenover een reeds lang bestaande socio-economische crisis in deze sector, hebben de vissers uiteindelijk laten zien dat er oplossingen en maatregelen bestaan die al lang geleden hadden moeten worden uitgevoerd. Het is een crisis die steeds acuter wordt ten gevolge van de prijsstijgingen van en financiële speculaties met brandstoffen – diesel en benzine. Die oplossingen en maatregelen eisen van de Europese Unie dat er geluisterd wordt, dat er nieuw beleid wordt goedgekeurd dat de visserijsector beschermt en bevordert in plaats van de doodstrijd te vertragen en hem te slopen. De visserij heeft een toekomst.
Ik kan deze korte interventie niet afronden zonder de duizenden werknemers te vermelden die morgen in Lissabon zullen demonstreren ter verdediging van hun verworvenheden en rechten als werknemers.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, de uitbreiding van het Schengengebied was uitstekend nieuws voor de burgers van mijn land, het is een symbool van gelijkheid van Tsjechische burgers met de andere landen van de Unie. Helaas staan de kranten vandaag vol me koppen over Tsjechische chauffeurs die last hebben van de Duitse en Oostenrijkse politie. Sinds april worden systematische en gedetailleerde controles op bussen en personenauto’s met Tsjechische kentekenplaten in Duitsland en Oostenrijk uitgevoerd. Na precies een maand met algemene controles maakte Oostenrijk een plan bekend om vanaf juni controles uit te gaan voeren in verband met het Europees voetbalkampioenschap. Dat is niet onredelijk. Ik heb echter wel grote bezwaren tegen algemene controles tegen Tsjechische chauffeurs in Duitsland. Dat is een eenzijdig besluit dat moeilijk is uit te leggen en dat schadelijk is voor de betrekkingen met de buren. Ik krijg brieven van burgers die aan de Tsjechische autoriteiten om represailles vragen. Dit is geen goede zaak en dit zal ook het politieke klimaat voorafgaand aan de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zal beïnvloeden. Ik heb al een beroep ingesteld en ik vraag nu mijn Duitse medeparlementariërs thuis in Duitsland naar deze kwestie te kijken.
Rovana Plumb (PSE). – (RO) Geachte collega’s, ik ben blij met het actieprogramma dat is geïnitieerd door de Raad van Europa, die alle vormen van geweld onder kinderen wil uitbannen. Ik ben ervan overtuigd dat in 2009 fysieke bestraffing over de hele wereld verboden zal zijn.
Toch wil ik graag de nadruk vestigen op de behoefte aan een gemeenschappelijke campagne op Europees niveau door middel waarvan kinderen zich bewust worden van het feit dat tegen hen gebruikt geweld wederrechtelijk is en dat zij ieder misbruik waaraan ze worden onderworpen, moeten melden. In sommige EU-landen beschouwen ouders fysieke straffen als een normale opvoedingsmethode en kinderen nemen dit voor normaal aan.
De toekomst van de Europese Unie hangt af van de manier waarop de rechten van kinderen worden nageleefd. Tijdens hun opvoeding moeten we een aanpak voor ogen hebben die elke vorm van geweld verbiedt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Eurofound deed onlangs verslag dat 25 procent van de ontslagen wegens overtolligheid tussen 2003 en 2006 in Portugal voorkwamen uit verplaatsing van het bedrijf. Documenten laten zien dat verscheidene multinationals dat gedaan hebben nadat ze miljoenen euro’s als gemeenschapssteun hebben ontvangen en nadat ze miljoenen winst hebben gemaakt. Dit is onaanvaardbaar.
Er zijn gevallen van werknemers die nog steeds geen compensatie hebben ontvangen waarop zij recht hebben, zoals in het geval van Vila Nova de Gaia and Brax. Deze werknemers zijn gisteren naar de rechtbank gestapt om het compensatiegeld te vragen waar ze al vijf jaar recht op hebben.
Werkloosheid werkt ook als een rechtvaardiging voor steeds meer onzekere werkgelegenheid waarbij de regering reageert met pogingen om de rechten van werknemers achterwaarts bij te stellen. Ik ben daarom blij met de actiedag die de algemene federatie van Portugese werknemers morgen in Lissabon houdt.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de aandacht van het Huis vestigen op de conferentie die in Rome over de mondiale voedselcrisis plaatsvindt. We hebben in dit Huis onze bezorgdheid uitgesproken over dit vraagstuk in onze recente resolutie over voedselprijzen.
Een van de belangrijkste vraagstukken is de onderinvestering in de landbouw, zowel in de ontwikkelde wereld als in de derde wereld. De omvang van dat probleem realiseerde ik me op een conferentie in Ierland afgelopen week toen een zendelingszuster van de heilige rozenkrans, Nora MacNamara, heel duidelijk aangaf dat jaren geleden in Afrika er sprake was van investering. En vervolgens, zei ze, werd Afrika – of liever landbouw—een vies woord als er gekeken werd naar fondsen om projecten in dit gebied te steunen. We moeten terug naar de oorsprong op het punt van investering in landbouw.
In het debat in Ierland over het Verdrag van Lissabon vergroot dit verdrag feitelijk de rol van Europese Unie in de derde wereld en dit zal naar mijn mening ons helpen het hoofd te bieden aan de voedselcrisis, waarmee we nu niet alleen in Europa maar mondiaal mee worden geconfronteerd.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) In februari jongstleden hield de heer Erdogan, de Turkse premier, in Keulen een uiterst controversiële toespraak waarin hij assimilatie een misdaad tegen de menselijkheid noemde. Vanuit het standpunt dat we in vrijheid onze identiteit kiezen, is deze uitspraak onaanvaardbaar; het behoud van culturele verscheidenheid is een belangrijk doel, maar de beslissing mag het individu niet worden ontnomen.
De natuurlijke situatie voor Turken in West-Europa kan misschien een dubbele identiteit zijn. Erdogans eis van een Turkstalige universiteit in Duitsland is niet realistisch, aangezien in veel landen van de Unie de inheemse nationale minderheden die daar sinds vele honderden jaren wonen niet hun eigen universiteit hebben. Denk bijvoorbeeld aan de Hongaren in Transsylvanië, waar de Hongaarse gemeenschap tijdens de communistische overheersing van een onafhankelijke universiteit werd beroofd.
Het is van belang dat Turkije niet de migrantenminderheden in West-Europa voor binnenlandse politieke doelen manipuleert. Het zou goed zijn als premier Erdogan in eigen huis orde op zaken stelt met betrekking tot de situatie van de Koerden, en de genocide op de Armeniërs en de gelijke rechten van vrouwen erkent.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, Europese socialisten hopen dat Europa een voorbeeld voor de hele wereld wordt op het punt van de kwaliteit van het leven. De 27 lidstaten bouwen nu aan een nieuw sociaal Europa dat voorspoed zal brengen aan alle burgers van de Europese Unie.
Bijna 45 procent van de begroting van de Unie voor 2008 is bestemd voor groei, innovatie, scheppen van banen en economische en sociale cohesie; 42,6 procent is gereserveerd voor landbouw. Het platteland vormt 90 procent van het grondgebied van de Europese Unie.
Ondanks de 41 miljoen euro die in 2008 aan de landbouw is toegewezen, leidden in de landbouw de stijging van de arbeidskosten en de energieprijzen tot een stijging van de prijzen van landbouwproducten en tot een verslechtering van de economische situatie. Ik ben van oordeel dat het subsidiebeleid voor de landbouw en adequate voorwaarden voor de bevordering van investeringen op dit gebied het antwoord vormen op een deel van de uitdagingen die de Unie in de volgende jaren moet overwinnen.
Een tot ontwikkeling gebrachte landbouw geeft alle Europese burgers toegang tot gezond voedsel en voldoende hoeveelheden tegen betaalbare prijzen. Gezonde voeding is een fundamenteel aspect van de kwaliteit van het leven.
De Voorzitter. - Hiermee is dit agendapunt afgehandeld.
22. Algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0200/2008) van Helmut Markov, namens de Commissie internationale handel inzake het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97, en nr. 1933/2006 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 964/2007 en nr. 1100/2006 van de Commissie (COM(2007)0857 – C6-0051/2008 – 2007/0289(CNS)).
Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verontschuldig Peter Mandelson die niet in staat is hier met dit Huis het stelsel van algemene preferenties (SAP) te bespreken. Hij heeft mij gevraagd namens hem het woord te voeren.
De Commissie vindt het belangrijk dat het Parlement de gelegenheid krijgt zijn mening te geven en wij waarderen de inspanningen die u hebt verricht bij het toetsen van de voorstellen en het uitbrengen van een advies, en bovendien in een tamelijk kort tijdsbestek. We verwelkomen daarom het advies en maken van de gelegenheid gebruik om u het standpunt van de Commissie uit te leggen.
Het SAP-stelsel is een belangrijk beleidsinstrument van het EU-handelsbeleid met betrekking tot ontwikkelingslanden. De Commissie waardeert in het advies de erkenning dat het SAP van de EU het belangrijkste dergelijke stelsel is onder de ontwikkelde landen en dat het een belangrijke bijdrage blijft leveren aan de doelstelling van de bevordering van de ontwikkeling en de uitroeiing van de armoede in de derde wereld.
We delen de door het Parlement uitgesproken doelstelling dat het stelsel op een stabiele, transparante en voorspelbare manier moet blijven functioneren. Deze aspecten zijn belangrijk voor de begunstigde landen zelf. Ze geven hun en de marktdeelnemers binnen de EU een steviger basis voor hun eigen besluitvorming over handels- en investeringsaangelegenheden.
De Commissie is van oordeel dat er sprake is van goed functioneren van alle drie de componenten van het stelsel – het gewone SAP voor alle begunstigden, het SAP+ voor die landen die specifieke verplichtingen aangaan op het punt van inachtneming van internationale normen voor goed bestuur en duurzame ontwikkeling, en het EBA-initiatief (Everything But Arms – alles behalve wapens) voor de minst ontwikkelde landen. Een en ander is overeenkomstig de algemene beleidsoriëntatie die voor de periode 2006-2015 is opgesteld. Daarom is de primaire benadering die het fundament vormt van de voorgestelde verordening voor 2009-2011 er een van continuïteit qua inhoud in combinatie met enkele technische aanpassingen.
We werken met de lidstaten in de Raad actief aan een akkoord over de definitieve verordening. Het voorzitterschap heeft zich ten doel gesteld dit voor eind juni te bereiken. Dat krijgt de steun van de Commissie, aangezien een vroege beslissing belangrijk is om ervoor te zorgen dat de begunstigde landen en alle andere belanghebbende partijen, met inbegrip van de ondernemers, voldoende zijn ingelicht over de veranderingen die voor de komende maand januari moeten worden aangebracht.
Een andere heel belangrijke reden voor een tijdig besluit is dat al deze landen die de SAP+-behandeling willen toepassen dat voor eind oktober moeten doen en zo spoedig mogelijk een bevestiging nodig hebben over de relevante criteria en de procedure die zij moeten volgen.
Ik wil erop wijzen dat sommige opmerkingen en suggesties van de zijde van het Parlement in feite betrekking hebben op onderwerpen die buiten het bereik van deze verordening vallen, zelfs als het gaat om bepaalde belangrijke kwesties vanuit het ontwikkelingsperspectief.
Aan de aanpassing van de preferentiële regels betreffende de oorsprong, met inbegrip van het doel van het SAP, wordt afzonderlijk gewerkt onder leiding van commissaris Kovács.
Een aantal opmerkingen gaat over de noodzaak dat ontwikkelingslanden voldoende toegang tot hoogwaardige hulp voor handel krijgen om handelscapaciteit op te bouwen en gebruik te maken van het handelspotentieel voor hun economische groei en duurzame ontwikkeling. De Europese Unie heeft hier al haar sterke betrokkenheid getoond en in de EU-strategie “Hulp voor handel” van oktober 2007 een stevige basis gelegd voor nog verder aan te brengen verbeteringen.
Ter afronding herhaal ik dat we de interesse die het Parlement voor deze voorstellen heeft getoond, zeer op prijs stellen.
Helmuth Markov, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ontwikkelingssamenwerking en handel zijn doorgaans de belangrijke externe krachten die bijdragen aan de ontwikkeling van een land. Niet-wederkerige tariefpreferenties voor ontwikkelingslanden vormen een belangrijk en internationaal erkend instrument dat de Europese Unie al vele jaren hanteert.
Er zijn momenteel drie soorten regelingen van kracht. Ten eerste de algemene regeling die voor alle begunstigde landen geldt.
Ten tweede het SAP+-stimuleringsschema dat extra voordelen verstrekt aan landen die bepaalde internationale normen op het gebied van mensenrechten en arbeidsrechten, milieubescherming, drugsbestrijding, en goed bestuur ten uitvoer leggen.
Ten derde, de speciale regeling voor de minst ontwikkelde landen, die hun in theorie belastingvrije en quotavrije toegang geeft tot de interne EU-markt in het kader van “Alles behalve wapens” . Mijn persoonlijk standpunt is hier dat het absoluut rampzalig is dat er geen verordening met bindende kracht is die de export van wapens van de Europese Unie naar deze landen verbiedt.
Alle handelspreferenties in de wereld zijn zinloos als gewelddadige conflicten de basis van een functionerende nationale economie verwoesten.
Het verslag dat voor ons ligt, bevat verbeteringen voor het voorstel van de Commissie betreffende het SAP-stelsel voor de periode januari 2009 tot en met december 2011 met de volgende onderwerpen:
Allereerst een verbetering in toepassing en effectiviteit. Dit bevat ook een inkorting van het amendement en toetsperioden van drie naar een jaar.
Ten tweede, ontwikkelingsregels voor een herzieningsproces waarbij op adequate wijze rekening wordt gehouden met de begunstigden.
Ten derde coherentie met het multilaterale kader van de WTO en daardoor natuurlijk met de doelstellingen van de Doha-ontwikkelingsronde. Hoog genoteerd, samen met de noodzakelijke effectbeoordeling van de ontwikkelingscapaciteit van de EU-instrumenten voor het handelsbeleid, staat in de eerste plaats het feit dat aanpassing van de EU-oorsprongsregels tegelijkertijd plaatsvindt met de inwerkingtreding van het nieuwe SAP-stelsel en in de tweede plaats en bovenal dat de regels inzake de voorwaarden voor begunstigde landen worden verbeterd. Ik denk daarom bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van een interregionale en globale cumulatie. Dit betekent dat een product dat geproduceerd is in een regionaal, maar grensoverschrijdend productieproces niet de SAP-acceptatie misloopt op basis van nietszeggende oorsprongsregels.
Ten vierde zorgen voor democratische en parlementaire controle van de tenuitvoerleggingen en zo nodig aanpassing van de momenteel van kracht zijnde verordening. Ik ben blij dat de Commissie op dit moment in de tijd het Parlement bij het consultatieproces heeft betrokken, maar dat het Parlement gezamenlijke besluiten over deze vraagstukken voortaan op de betrekkelijk regelmatige basis zal moeten nemen. Ik neem aan dat de Commissie onze amendementen dit keer serieus neemt in plaats van deze grotendeels te negeren zoals twee jaar geleden het geval was bij het initiatiefverslag over de herziening.
Een opmerking over het SAP+ stimuleringsstelsel: Ik denk dat het uiterst belangrijk is dat de situatie van de mensenrechten en goed bestuur wordt geëvalueerd – niet alleen in handelsbetrekkingen – en dat ten aanzien van de verschillende landen niet met verschillende maten wordt gemeten. Tegelijkertijd is het echter volkomen duidelijk dat een overijld prijsgeven van handelspreferenties rampzalige gevolgen kan hebben voor de bevolking van een ontwikkelingsland en zelfs ook voor de situatie van de mensenrechten daar.
Het besluit over hoe goed of hoe slecht de internationale overeenkomsten, gespecificeerd in de bijlage van de huidige verordening, daadwerkelijk zijn ten uitvoer gelegd en of preferenties zo nodig moeten worden prijsgegeven, moet uiterst zorgvuldig worden getoetst.
Ik steun graag het hier ingediende amendement 37 dat ons eraan herinnert dat iedere mogelijkheid moet worden gecontroleerd zodat de landen die niet tot de minst ontwikkelde behoren en die geen enkel economisch partnerschap hebben ondertekend, in aanmerking komen voor een nieuw handelskader dat preferenties biedt die ten minste overeenkomen met die van het Cotonou-akkoord.
In dit verband bedank ik alle schaduwrapporteurs en de Commissie ontwikkelingssamenwerking – en de heer Kaczmarek daarginds – voor hun samenwerking en bereidheid tot het sluiten van compromissen. De Commissie internationale handel was in staat dit verslag unaniem te aanvaarden, met inbegrip van de inhoud van het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking.
Er is een uitgebreid akkoord met de Raad en de Commissie – we hadden hier ook regelmatig debatten over – en ik hoop daarom dat de verordening op tijd zoals gepland van kracht wordt en dat er geen verschillen tussen de huidige en de nieuwe preferentieperiode zullen zijn.
Filip Kaczmarek, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de internationale gemeenschap erkent handel als een fundamentele ontwikkelingsfactor. Een actievere opneming van ontwikkelingslanden in multilaterale betrekkingen is een heel belangrijke fase op de weg naar uitroeiing van de armoede in de wereld. Het stelsel van algemene tariefpreferenties helpt daarom niet bij de ontwikkeling van de handel van de EU. Het dient primair als steun aan ontwikkelingslanden met inbegrip van de minst ontwikkelde landen. De hoofddoelen van het stelsel moeten dus zijn de uitroeiing van armoede en het bevorderen van duurzame ontwikkelingen en goed bestuur in ontwikkelingslanden, evenals het uitvoeren van de millenniumdoelstellingen.
Als rapporteur voor advies voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking wil ik graag benadrukken dat ik het verslag van de heer Markov zeer goed vind en ik wil zowel de rapporteur als de Commissie internationale handel dankzeggen voor het aanvaarden van het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. De twee commissies hebben niet altijd zo harmonieus samengewerkt zoals nu evident het geval is, dus spreek ik mijn oprechte dank uit.
Tot de vraagstukken die we gezamenlijk als de belangrijkste hebben erkend, behoren: versterking van de rol van het Parlement in het besluitvormingsproces om de transparantie, de rechtszekerheid en democratische controle te vergroten; het gemakkelijker maken van het vaststellen van het beginsel land van oorsprong om toepassing van preferenties te optimaliseren, bijvoorbeeld door middel van interregionale cumulatie die tegelijkertijd de regionale samenwerking in armere landen bevordert; gelijke behandeling voor alle landen als kandidaten voor SAP+ ongeacht het moment waarop zij aan de criteria van het stelsel voldoen; en als laatste, maar daarom niet minder belangrijk, de meest doordringende, volledige en gedetailleerde analyse van het effect van het stelsel vóór de volgende herziening voor de jaren 2013-2014.
Het Parlement wil graag kennisnemen van de effecten van het functioneren van het stelsel. Kennis van de mate waarin het stelsel van tariefpreferenties helpt de armoede te verminderen, is hier de sleutel.
Godelieve Quisthoudt-Rowohl, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het stelsel dat hier wordt besproken, dient armoede en achterstand te bestrijden. Drie punten lijken me hier van belang. Aangezien er sprake is van voortzetting, moet er flexibiliteit zijn bij de toelating tot en het verlaten van het stelsel als de parameters in een land zijn veranderd. Met andere woorden, moet een land dat eens begunstigde was altijd begunstigde blijven? Dat lijkt me niet het geval te zijn. We moeten niet vergeten dat de EU ook een verplichting heeft ten opzichte van haar eigen burgers, werknemers en consumenten. Er moet altijd wederzijds voordeel zijn; de liefde kan niet altijd van een kant komen.
Ook moeten we het feit verwelkomen dat het Europees Parlement gedurende de volgende periode wordt geïnformeerd. We willen echter ook een beoordeling van dit stelsel. Deze beoordeling moet een vergelijking maken met andere preferentiële maatregelen zoals bijvoorbeeld de EPA’s. We zouden realistisch kunnen vaststellen dat statistisch de kloof tussen rijk en arm voortdurend groter blijft worden, ondanks de uiteenlopende maatregelen van de EU en ondanks de maatregelen van de lidstaten. Leiden onze goedbedoelde inspanningen nog steeds tot de juiste resultaten? We moeten ons deze vraag heel doelbewust stellen.
Voorts moeten preferentiële maatregelen zoals bijvoorbeeld het SAP-stelsel dat we hier bespreken, aan de volgende criteria worden gekoppeld. We hebben hier een bepaalde strengheid nodig. Allereerst de bevordering van democratie en de rechtsstaat. Voorts het scheppen van een minimumkader voor sociale en milieunormen in de begunstigde landen. We willen hiermee bijstand verlenen die ook duidelijk in het verslag is vermeld. We moeten echter niet achterover leunen omwille van onze eigen geloofwaardigheid.
Mijn dank op dit punt gaat naar de rapporteur voor zijn effectieve samenwerking.
Kader Arif, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, toen het Parlement zijn mening gaf over de toepassing van het SAP voor de periode 2005-2008 achtte de Commissie het niet aan de orde haar voorstellen aan te passen. We staan nu voor deze prioriteiten van vandaag, in het bijzonder het feit dat het Parlement meer betrokken moet worden bij de toewijzing en het toezicht op de verschillende SAP-stelsels.
De rol van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners in het bijzonder, moet ook worden versterkt. Zij vertegenwoordigen een waardevolle informatiebron bij de controle of de belangrijke overeenkomsten waaraan de toewijzing van SAP+ is onderworpen, zijn uitgevoerd. Ik ben blij dat de nieuwe verordening strakker is met betrekking tot de voorwaarden van goed bestuur in relatie de rechten van werknemers, mensenrechten en het milieu. De Unie moet vertrouwen hebben in haar waarden en haar handelspartners stimuleren haar overeenkomsten niet alleen te ratificeren, maar ze ook concreet uit te voeren.
Daarom verzoeken we de Commissie een van onze voorstellen op te nemen dat belangrijk is voor het SAP+ om als een stimulans door te blijven gaan. Op het ogenblik moet een land dat niet voor SAP+ in aanmerking komt, wachten tot de invoering van de nieuwe verordening in 2012 om zich opnieuw aan te melden. We willen graag dat het mogelijk wordt ieder jaar nieuwe aanvragen in te dienen zodat ontwikkelingslanden een echte stimulans hebben om deze overeenkomsten zo spoedig mogelijk uit te voeren om voordeel te behalen uit het SAP+.
Tot slot wil ik graag iedereen herinneren aan de noodzaak tot herziening van de oorsprongsregels ter verkrijging van een globaal, vereenvoudigd en geharmoniseerd stelsel dat gebaseerd is op versterking van regionale integratie hetgeen zijn primaire taak blijft. Berekeningen van nationaal toegevoegde waarde moeten daarom rekening houden met de bijzondere situatie van arme landen, die niet in staat zijn ervan te profiteren als de regels betreffende de oorsprong te restrictief zijn. Met het SAP heeft de Unie een middel dat niet alleen de integratie van ontwikkelingslanden binnen de wereldhandel, maar ook de verspreiding van goed bestuur bevordert.
De voorstellen van het Parlement zouden voortgang op beide onderdelen mogelijk maken. We hopen dat ze door de Commissie worden overgenomen.
Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, de EU geeft de meeste financiële hulp aan de derde wereld. Maar de landen van de derde wereld hebben behoefte aan meer dan alleen geld. Het is uiterst belangrijk dat de economieën van deze landen worden ontwikkeld en versterkt. Ik steun van harte de handel tussen Europa en Afrikaanse en Caribische landen en landen in de Stille Oceaan.
Ik ben het niet eens met de wereldhandelsbesprekingen in Genève. Het gedane aanbod zal op geen enkele wijze voordeel opleveren voor de Europese landbouw; het zal niet bijdragen aan de voedselveiligheid in Europa, ook niet in Ierland. We zijn echter niet de enigen die ontevreden zijn. Amerika is ook ontevreden. En van de 152 landen die betrokken zijn bij mondiale handel schijnt het dat er slechts twee tevreden zijn.
Terzijde, ik ben verheugd over het besluit van de Farmers’ Association in Ierland om het Verdrag van Lissabon te aanvaarden en te steunen. Over een week zal in Ierland het referendum over het Verdrag plaatsvinden. We willen graag dat het Verdrag wordt geautoriseerd en goedgekeurd zodat we sterker en meer verenigd in het proces met betrekking tot de wereldbesprekingen staan.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op het oog zou ik vóór dit verslag moeten zijn dat hulp wil verlenen aan de onderontwikkelde landen. Per slot van rekening bood het Britse Commonwealth preferentiestelsel enorme voordelen aan de minder welgestelde leden van de Britse Commonwealth, maar dan veronderstel ik dat u niet wilt horen hoe een verdorven post-imperiale macht feitelijk zijn armere buren hielp.
Het probleem is dat het bij EU-programma’s altijd uitdraait op een tegenovergesteld effect dan werd beoogd. Het Gemeenschappelijk visserijbeleid, beoogd om de visbestanden te behouden, is een ramp als gevolg waarvan de EU, door stemmingen van dit Huis, vergunningen heeft toegekend aan visserijvloten van de EU om de wateren van het ene derdewereldland na het andere af te stropen en daardoor armoede en honger te veroorzaken waar er eens ten minste een bestaansniveau was. Het overschot aan suikerproductie wordt in de derde wereld gedumpt, waarop het antwoord duidelijk luidt de Europese productie te verlagen, niet om er een beter gebruik van te maken. EU-tabak van slechte kwaliteit, gekweekt met achttien miljoen euro belastinggeld jaarlijks, werd gedumpt waar het de meeste schade toebracht. Nu krijgen we te horen dat dit geld gaat naar antirookpropaganda, in plaats van naar hulp voor de derde wereld.
De hulpprogramma’s van de EU zijn een klassiek voorbeeld van geven met de ene hand en terugnemen met de andere hand. Het Gemeenschappelijk landbouwbeleid beperkt importen en belemmert ontwikkelingslanden terwijl het tegelijkertijd zijn overschotten in de derde wereld dumpt. Arme lokale boeren worden zo geruïneerd, waardoor juist die landen onderuit worden gehaald die het SAP wil helpen. Voedselprijzen stijgen zoveel dat de vroegere leider van de Sovjet-Unie, Michail Gorbatsjov, waarschuwt voor een voedselrevolutie. Terwijl dit allemaal zo gebeurt, bevordert de EU biobrandstofdoelen die meer dan elders effect hebben op de voedselproductie in de derde wereld.
Dus kan dit Huis lyrisch worden over hoe de EU met haar SAP-programma de minder ontwikkelde landen te hulp komt, maar de waarheid is dat EU-beleid alleen zal helpen om de armen arm te houden, de hongerigen hongerig te houden en de minder ontwikkelde landen minder ontwikkeld te houden..
Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil het belang herhalen van het stelsel van algemene preferenties (SAP) voor de ontwikkeling van de handel van begunstigde landen.
De amendementen van het Parlement hebben in aanzienlijke mate geleid tot een verbeterd voorstel voor een verordening die de periode 2009-2011 bestrijkt. Ze hebben de aandacht gericht op aspecten die kunnen leiden tot verbetering van de voorwaarden voor het gebruik van het stelsel door deze begunstigde landen zoals de voorziening in technische bijstand door de Europese Unie die een fundamenteel element inhoudt voor meer profijt uit de handelsvoordelen van het SAP.
Waardevol is ook om de nadruk te leggen op de mogelijkheid voor sommige landen om een beroep te doen op de speciale stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling, SAP+, die gunstiger is, en bovendien op het feit dat ze dat zo elk jaar kunnen doen. Ik vind echter dat sommige amendementen die in de Commissie internationale handel zijn aangenomen, te ver gaan.
Amendement 8 dat betrekking heeft op de mogelijkheid dat landen die niet het uiteindelijke ontvangstland van uitvoer zijn, voordeel kunnen behalen uit het gunstiger SAP+ en EBA-initiatief, zou nadelig kunnen zijn voor sommige landen die het werkelijk verdienen om in deze regelingen te worden opgenomen. Het zou in het algemeen meer verwarring kunnen scheppen bij de toepassing van het SAP en de regels betreffende de oorsprong. Dit is een kwestie die moet worden overgelaten aan de volgende herziening van de regels van oorsprong.
Ik vind dat het ook nodig is, zoals sommige collega’s hebben gedaan, om te benadrukken dat het belangrijk is dat de Europese Commissie onderzoeken presenteert die het effect beoordelen van het SAP in de begunstigde landen. Maar ik denk dat zo’n onderzoek zich moet richten op zuivere handelsaspecten en geen andere gebieden moet bestrijken die niet onder de werkingssfeer van de verordening vallen.
Tot slot wil ik erop wijzen, en ik zeg het voorzitter Markov van de commissie na, dat onze amendementen de rol van het Europees Parlement versterken bij de toepassing van de verordening. Wat in de verordening in overweging is genomen, is de toekomstige rol van het Europees Parlement in het handelsbeleid zodra het Verdrag van Lissabon is goedgekeurd, zoals ik hoop dat dit zal gebeuren.
Erika Mann (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een zeer korte opmerking maken aan het adres van de commissaris. De commissaris heeft terecht vermeld dat SAP+ gaat over duurzame ontwikkeling en is gekoppeld aan de millenniumdoelstellingen, zoals de voorzitter van de Commissie internationale handel heeft gezegd. Dit is heel belangrijk en ik herinner mij nog goed, toen we dit soort stelsel voor de eerste keer bespraken, dat we zeiden dat we steeds moesten evalueren hoe waardevol dit voor de landen en voor onszelf is.
Er is een onderwerp dat misschien in de toekomst gecompliceerd en lastig kan worden en waar ik heel graag uw aandacht voor vraag. Het betreft die landen die binnen het stelsel handelen, maar een gecompliceerde omgeving hebben. Sri Lanka bijvoorbeeld, dat graag de doelen wil bereiken maar vanwege de vele voorwaarden - ik wil hier niet in detail op ingaan – niet in staat is om dat te doen.
Ik ga niet bepleiten dat we ons systeem moeten veranderen. Ik wil wel de Commissie verzoeken – zoals mijn collega Kader Arif al heeft gedaan – heel zorgvuldig ieder individueel geval te onderzoeken. Ik wil vragen dat u na de evaluatie terugkomt naar onze commissie en de Commissie buitenlandse zaken en vervolgens naar dit Huis. Laten we dan een evaluatie en een discussie hebben over het onderwerp dat ik noemde.
Christofer Fjellner (PPE-DE). - (SV) Laat ik beginnen met te zeggen dat ik vind dat het stelsel van algemene preferenties een uiterst goed instrument is voor ontwikkeling, omdat het handel en ontwikkeling op een heel duidelijke manier verbindt, tariefconcessies doet en derhalve toegang tot Europese markten geeft aan die landen die een inspanning verrichten. Het is ook belangrijk dat we dit gebruiken als een ontwikkelingsinstrument.
Nu is dit een technische herziening en het is belangrijk dat we geen kwesties verslechteren voor hen die ontwikkelingshulp nodig hebben maar dat we daarentegen de ontwikkelingsdimensie versterken. Ik vind dat deze herziening in veel opzichten dat op een uitstekende wijze doet en het instrument vorderingen in de juiste richting laat maken, maar het gaat niet ver genoeg.
Ik denk bijvoorbeeld aan Vietnam. Vietnam is sterk afhankelijk van een enkele productgroep, namelijk schoenen. Zoals u ongetwijfeld weet, heeft het SAP-stelsel als drempelwaarde dat een land voor meer dan vijftig procent van de waarde van zijn export moet behalen om een gegarandeerde SAP-status te verkrijgen. Op dit moment zakt Vietnam onder de vijftig procent. Dat komt door ons, door Europa – daar moeten we ons van bewust zijn – omdat wij Vietnam hebben benadeeld met invoerrechten op de schoenenexport in het bijzonder. Niettemin blijven ze sterk afhankelijk van hun schoenenexport, niet in het minst de arme vrouwen in Vietnam.
Dus vraag ik me af: waarom kunnen zij hun preferentie niet behouden? Het gaat per slot van rekening slechts om 3,5 procent. Het is geen kwestie dat zij verlies lijden, dat zij een geheel tariefvrije toegang krijgen; zij krijgen slechts een enigszins lager tarief. Bovendien zullen we in de toekomst een vrijhandelsakkoord met Vietnam sluiten. Dus vraag ik me af: waarom ze nu buitensluiten als we op het punt staan om ze binnen te laten en deze exporten opgaan in een vrijhandelsovereenkomst?
Ik hoop daarom dat u hiernaar wilt kijken tijdens de volgende toewijzingsperiode, zodat er geen land in deze situatie terechtkomt, in een kerker waarin we naar mijn mening Vietnam met het SAP-stelsel stoppen.
Francisco Assis (PSE). – (PT) Het stelsel van algemene preferenties heeft bewezen voor de handel een belangrijk beleidsinstrument te zijn ter bevordering van de ontwikkeling en het uitroeien van armoede in de zwakste landen en regio’s ter wereld met behulp van hun voortschrijdende integratie in het internationale handelsstelsel.
Het is hier al gezegd, de Europese Unie heeft drie soorten regelingen die het bevorderen van een dergelijke ontwikkeling beogen. De mechanismen werken over het algemeen goed, maar ze kunnen natuurlijk worden verfijnd en het Europees Parlement moet actief participeren om te zorgen dat deze afstemming ook feitelijk gebeurt. Dit verslag doelt hier duidelijk op.
De voorstellen die het bevat over zulke belangrijke vraagstukken als aanpassing en verheldering van de oorsprongsregels lijken heel relevant te zijn op het punt van de bevordering van het beginsel van regionale integratie, de beoordeling van de effecten van de uitkomst van huidige Doha-ronde onderhandelingen en de vraag naar meer technische bijstand voor de minst ontwikkelde landen, zodat zij ten volle baat bij deze hulp hebben.
Al deze zorgen wijzen in dezelfde richting. Maak deze instrumenten nuttiger voor de armste landen waardoor deze instrumenten een beslissende bijdrage leveren aan het bereiken van hun uiteindelijk doel, namelijk de bestrijding van de achterstand, de armoede en de absolute onrechtvaardigheid die onderontwikkeldheid nog steeds in de wereld teweeg brengt.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals veel van mijn collega’s vandaag in dit Huis ben ik blij met de amendementen die bedoeld zijn om de voorstellen van de Commissie te verbeteren overeenkomstig de voorstellen van de rapporteurs. Het komt niet vaak voor in de Commissie internationale handel dat we dit kunnen zeggen en dat we een soort consensus dwars door de partijen heen hebben. Het voorstel is een effectiever stelsel te creëren dat beter beantwoordt aan de belangen van begunstigde landen, om regels te ontwikkelen voor een beter gereglementeerd hervormingsproces, om te zorgen dat de verordening zich verhoudt met democratische controle en parlementair onderzoek, om het SAP-stelsel in overeenstemming te brengen met de WTO en de Doha-ronde en ook om de transparantie van het SAP te verbeteren.
In deze geest dring ik bij mijn collega’s erop aan mee te doen aan een door alle partijen gesteunde mondiale campagne voor een werkelijke handel, waarvan ik covoorzitter ben, samen met Abdi Abdirahman, de voorzitter van de Oost-Afrikaanse wetgevende vergadering. We vragen aandacht voor vijf punten: laten we de landbouwsubsidies afschaffen; laten we de landbouwtarieven afschaffen; laten we de regels betreffende de oorsprong liberaliseren; laten we stoppen met de steun aan corrupte regeringen door middel van directe budgettaire steun en meer nadruk te leggen op hulp voor handel, zodat we kunnen investeren in zaken als infrastructuur; en laten we de lage-inkomenslanden stimuleren de barrières onderling te slechten.
We doen echter ook een beroep op regeringen van armere landen om hetzelfde te overwegen voor de basisbehoeften. Het is uit moreel oogpunt verkeerd om arme mensen meer voor voedsel en medicijnen te laten betalen vanwege importtarieven van de regering. De EU moet haar markten openstellen, maar dit goede werk wordt vaak ondergraven als andere regeringen de toegang beperken en de prijzen hoog houden zuiver om ideologische redenen.
Dus moeten we allemaal samenwerken in de strijd tegen handelstarieven die de armen veroordelen. We moeten regeringssubsidies stopzetten die tirannie stimuleren en we moeten altijd een steun zijn voor degenen die zich door middel van werk willen bevrijden van armoede opdat zij met onze hulp een einde kunnen maken aan de honger in de wereld.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, vandaag debatteren we over een wijziging van de preferentiepercentages van douanerechten voor ontwikkelingslanden in de komende drie jaar. Ik steun volledig de oproep in het verslag van Helmuth Markov voor een grotere flexibiliteit. De amendementen van mevrouw Quisthoudt-Rowohl zijn belangrijk. De Europese Commissie moet een veel grondiger analyse verrichten van het effect van algemene tariefpreferenties op de economieën van ontwikkelingslanden en hun effect op de Europese economie en op de consumentenbescherming. Het betreft niet alleen het SAP, maar ook maatregelen die geen betrekking hebben op tarieven, humanitaire hulp of, integendeel, sancties in verband met ernstige schendingen van mensenrechten of internationale verdragen die de ontwikkeling van de armste landen beïnvloeden. We moeten dus aandringen op serieuze en diepgaande analyses van het effect van al deze maatregelen op ontwikkelingslanden: alleen wanneer we de resultaten hebben, moeten we de tarieven op een flexibelere manier dan vandaag aanpassen. Dit mag geen geïsoleerd proces worden. De wijzigingen moeten samengaan met alle andere maatregelen. We moeten ook de manier verbeteren waarop ons ontwikkelingsbeleid met de VS en andere landen wordt gecoördineerd.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, is het doel van onze maatregelen het terugdringen van armoede in derde landen en economische integratie, dan is het tariefpreferentieprogramma van de Europese Unie de juiste manier om dat aan te pakken. We moeten tegelijkertijd bedenken dat het essentieel is om te streven naar maximale transparantie in het douanestelsel.
Daarom ben ik van mening dat het noodzakelijk is toezicht op dit proces te houden. Aan het eind van iedere fase zou het de moeite waard zijn hier in dit Huis in opeenvolgende debatten naar de resultaten te kijken van de oplossingen die momenteel worden uitgevoerd.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Ik ben onder de indruk van de intrigerende vragen van de geachte afgevaardigden, vooral vanwege het feit dat bijna iedereen zich kritisch constructief opstelt. Iedereen toont zich bij de hele procedure betrokken en doet zijn uiterste best om er een goed voorstel van te maken.
Ik kan u verzekeren dat Peter Mandelson aandacht aan uw bijdragen zal schenken – daar bestaat geen twijfel over – en dat hij de amendementen serieus neemt en ze niet zal negeren. Ik ken Peter wat beter. Hij is niet iemand die zulke voorstellen en zulke gedachten zal negeren, maar hij wil het graag van beide kanten bekijken. Landen helpen bij hun ontwikkeling (vooral de armste, zoals de heer Kaczmarek noemde) is wat hij voor ogen heeft. Maar het doel is om zowel objectief als voorspelbaar te zijn.
Wat betreft de uitnodiging van mevrouw Mann om terug te komen (en ik weet zeker dat ze vraagt dat Peter Mandelson terugkomt, hoewel ik met veel genoegen zou terugkomen), weet ik zeker dat hij de uitnodiging aanneemt.
De heer Ó Neachtain plaatste het in een breder perspectief en ik ben blij met de WTO-besprekingen in Genève. Peter Mandelson zal niet verrast zijn door het standpunt van de geachte afgevaardigde. En de heer Kamall drong eropaan dat we ons uiterste best doen en tot steun zijn voor degenen die willen werken. Ik dank u opnieuw voor al uw voorstellen.
Het ontwerp ligt bij de Raad waar de lidstaten zullen reageren op de amendementen van het Parlement om ervoor te zorgen dat de richtsnoeren inzake stabiliteit voor het SAP worden vastgesteld voor de periode 2005-2015.
Wat is de reden voor de Commissie om geen belangrijke wijzigingen in te voeren? Na een jaar functioneren is het te vroeg voor definitieve observaties, maar dit is iets waar we ongetwijfeld op terugkomen.
Wat betreft de vragen van de heren Kaczmarek en Audy: de uiteindelijke doelstellingen van het stelsel zijn inderdaad onderwijs en de uitroeiing van armoede. Tegelijkertijd verstrekt de EU een stimulans voor duurzame ontwikkeling, goed bestuur en mensenrechten, evenals normen voor arbeid en kinderarbeid in het bijzonder.
Wat betreft hulp: de SAP-tariefpreferenties bieden aan de ontwikkelde landen toegang tot de markt. Hulpprogramma’s vallen onder de gemeenschappelijke strategie van de hulp voor handel die naast andere doelstellingen ontwikkelingslanden in staat stelt profijt te trekken van het SAP.
Mevrouw Mann en de heer Fjellner noemden Sri Lanka. Op dit moment plukt Sri Lanka de voordelen van het SAP+. Er zijn geen indicaties dat het land in de toekomst geen gebruik meer zal maken van de SAP-regelingen. De situatie van elk land wordt zorgvuldig en transparant onderzocht volgens de bepalingen van de verordeningen. Er werd gevraagd of de toewijzing op basis van het SAP+-stelsel frequenter dan eens in de drie jaar kan plaatsvinden. Ik kwam hier al even op, dus laten we afspreken dat we er flexibel mee omgaan en dat we niet kijken op een jaar.
Mevrouw Mann vroeg op welke wijze de toepassing van het SAP+ wordt beoordeeld. Het toezicht op en de evaluatie van de naleving van de eisen van geschiktheid van de SAP+-regeling worden gebaseerd op de bevindingen van de toezichtsmechanismen die zijn vastgesteld onder auspiciën van de betrokken organisaties, zoals de VN en de ILO en andere agentschappen, maar ook op het monetaire mechanisme die in de afspraken zelf zijn vastgelegd en door deze agentschappen zijn bekendgemaakt. Dit alles draagt bij aan een ondubbelzinnig en onpartijdig evaluatieproces.
Ik wil graag de vraag beantwoorden van de heer Arif over de houding van de Commissie ten opzichte van SAP+-begunstigde landen op het punt van de tenuitvoerlegging van de verdragen over mensenrechten en aanverwante normen. Ik kan u verzekeren dat de Commissie nauwgezet de ontwikkelingen volgt van de huidige SAP+-begunstigden in verband met hun naleving van de voor de SAP+ relevante internationale verdragen.
Ik noem slechts het voorbeeld van El Salvador (dat zoals u weet een SAP+-begunstigd land is), ten aanzien waarvan de Commissie na consultatie van EU-lidstaten recent een onderzoek heeft geopend naar de naleving van de SAP+-verplichtingen. Ik kan u verzekeren dat de adequate tenuitvoerlegging van de EU-handelsregelingen een van de prioriteiten van de Commissie is. We besteden veel aandacht aan de naleving door de SAP+-begunstigden. Deze kwesties worden geregeld aan de orde gesteld in onze bilaterale contacten met deze landen.
Wat betreft de nieuwe SAP-regels betreffende de oorsprong en de wijze waarop deze bijdragen aan de doelstelling van het SAP. Deze worden momenteel besproken in de context van een algemene brede herziening van de oorsprongsregels. Het directoraat-generaal van de Belastingen en douane-unie is chef de file, dus dat heeft betrekking op mijn collega de heer Kovács. Het doel is deze regels meer “ontwikkelingsvriendelijk” te maken en dat proces vindt plaats met consultatie van de ontwikkelingslanden.
Het laatste punt betreft schoenen in Vietnam, een van de genoemde voorbeelden. De uitsluiting – of graduatie, want het is billijk om dat woord voor de Vietnamese producten te gebruiken die onder sectie XII vallen (ik spreek nu over het “schoeisel” uit de gecombineerde nomenclatuur van de voordelen van de voorgestelde SAP-verordening voor de jaren 2009-2011) – krijgt de volledige aandacht van alle betrokken diensten van de Commissie. De Commissie staat ook in nauw contact met Vietnam over deze kwestie om alle noodzakelijke bijstand en expertise te verstrekken.
Wat betreft de graduatie van Vietnam met betrekking tot sectie XII, dit is het gevolg van de technische en objectieve toepassing van de SAP-voorwaarden. Het weerspiegelt het feit dat Vietnamese export van deze producten concurrerender zijn op de communautaire markt. Bovendien heeft Vietnam met succes in zijn exportbasis meer diversiteit aangebracht. Dat is een positieve zaak en het betekent dat schoeisel niet langer zo dominant is. Dat is een ander, belangrijk teken van een groter concurrentievermogen. Het voorstel van de Commissie voor de graduatie van Vietnam is gebaseerd op uitgebreide doelstellingen en statistische analyses die op gelijke wijze op alle SAP+-begunstigden worden toegepast.
Helmuth Markov, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen zeggen dat er een belangrijke overeenstemming in dit Huis bestaat over het feit dat het SAP+-stelsel een buitengewoon positieve zaak is. Ik zou echter de Commissie of de heer Mandelson, die hier niet is, hebben willen vragen hoe hij feitelijk druk heeft uitgeoefend op bijvoorbeeld de Andeslanden, twee landen die heel graag preferenties willen behouden om vrijhandelsovereenkomsten af te sluiten als deel van partnerschaps- en associatieovereenkomsten. Ecuador en Bolivia willen deze SAP+ behouden. We zullen dan erbij betrokken kunnen blijven. Het zal ze inderdaad ergens brengen.
De tweede vraag is of we al dan niet moeten overwegen om het SAP+- stelsel verder te ontwikkelen tot een SAP++-stelsel. De uitdagingen die voor ons liggen, zijn helemaal nieuw. We hebben klimaatverandering, we hebben stijgende voedselprijzen. We moeten misschien overwegen om nieuwe paragrafen in te voeren en nieuwe beoordelingsnormen. Ik ben heel blij, commissaris, dat u enkele duidelijke verklaringen over Sri Lanka hebt afgelegd, omdat dit een van de zorgen van mijn commissie was. Mevrouw Mann heeft dit opnieuw met vastberadenheid verwoord.
Tot slot, mijn dank aan allen met ik moest werken. We hebben goed samengewerkt. Ik vind dat we een stapje verder zijn en dat SAP+-stelsel heel waardevol is en een noodzakelijk onderdeel vormt van de handelsovereenkomst van de Europese Unie. Ik vind ook dat we ons niet altijd uitsluitend hoeven te concentreren op de vrijhandelsovereenkomsten..
De voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats..
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Het SAP-stelsel (Stelsel van Algemene Preferenties) vormt sinds zijn instelling een van de belangrijkste instrumenten van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU. De belangrijkste doelstelling van het EU- en SAP-ontwikkelingsbeleid is het bijdragen aan de uitroeiing van de armoede, aan de bevordering van duurzame ontwikkeling en aan een goed bestuur. Deze beginselen worden erkend door internationale verdragen en instrumenten, zoals de Millenniumverklaring, de Verklaring van Rio de Janeiro (1992) en de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 1998.
Vanaf de inwerkingtreding van het SAP-stelsel in 1971 stimuleert de EU de internationale handel met de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen door hun de nodige technische ondersteuning te bieden bij de naleving van de internationale verdragen en de opstelling van het noodzakelijke institutionele en regelgevende kader om profijt te trekken van de internationale handel en het SAP-stelsel. Tegelijkertijd kan de EC na deugdelijke kennisgeving en na kennisgeving aan het EP bij wijze van sanctie tijdelijk de preferenties intrekken van die landen die handelen in strijd met de toelatingscriteria van de lijst van begunstigde landen.
Het verslag onderstreept het belang van de openbare raadplegingsprocedure, de betrokkenheid van de beoogde begunstigden en de versterking van de democratische controle van het EP.
Omdat zowel het SAP-stelsel als de lijst van begunstigde landen elke drie jaar worden herzien, wordt de Raad gevraagd om zijn oordeel daarover niet op te schorten zodat deze door het EP kunnen worden goedgekeurd en daarmee hiaten in de internationale handel worden voorkomen.
Ik feliciteer de rapporteur.
23. Werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS/EU (2007) (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0175/2008) van Alain Hutchinson, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2007 (2007/2180(INI).
Alain Hutchinson, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag dat ik heb opgesteld voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking bespreekt de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (PPV) in 2007. Diegenen van u die actief bij deze werkzaamheden zijn betrokken of gewoon belangstellend zijn, weten dat het niet uitsluitend een formele of symbolische structuur is, integendeel zelfs, aangezien de Vergadering in toenemende mate als een echte parlementaire vergadering functioneert. Haar leden zijn er steeds meer bij betrokken, gezaghebbende cijfers wijzen dit uit en als resultaat daarvan verwerft zij een groeiend politiek belang. Dit is het eerste punt dat ik wilde benadrukken.
Het groeiend politiek belang van de Vergadering wordt ook ontleend aan het feit dat los van de fundamentele kwesties met betrekking tot de samenwerking tussen de ACS en de EU-landen, er ook kwesties worden besproken die onderwerp voor zowel de Europese als de ACS-landen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de economische partnerschapsovereenkomsten waarover wordt onderhandeld tussen de Unie en de ACS-landen. Over deze kwestie heeft de PPV in de Verklaring van Kigali bevestigd dat de betrokken leiders duidelijk wensen dat de Europese Commissie de ACS-landen genoeg tijd geeft om te onderhandelen over regionale ontwikkelingsovereenkomsten. Kigali is niet alleen een gelegenheid om te laten zien dat er echt verzet is tegen deze overeenkomsten, zoals die nu bestaan, maar ook dat het verzet is gebaseerd op zorgen die geheel legitiem zijn en waarmee nu op adequate wijze rekening moet worden gehouden.
Op dezelfde manier hebben veel parlementariërs in de ACS-landen alleen door deel te nemen aan de werkzaamheden van de Vergadering het bestaan vernomen van landenstrategiedocumentendie gebieden van samenwerking tussen de EU en hun eigen landen beschrijven. Dit dient als een geheugensteuntje dat de Vergadering voor veel parlementariërs in de ACS-landen soms het enig mogelijke forum voor een democratische spreekbuis is .
Ik wil ook graag benadrukken dat in we in 2007 getuigen zijn geweest van een toenemende betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld in ACS-landen, met uitstekende bijeenkomsten en initiatieven die naast elke PPV-zitting werden georganiseerd. In de strijd voor ontwikkeling door het maatschappelijk middenveld in ACS-landen betekent de Vergadering ook een buitengewoon geschikte gelegenheid voor uitwisseling en ontmoeting. In dit verband moet de Unie de aanwezigheid van deze instituties en NGO’s bij de werkzaamheden van de PPV technisch en financieel steunen.
Tot slot wil ik onderstrepen dat we in ons verslag de PPV aanmoedigen de rol van haar Commissie politieke zaken te versterken. Het achterliggende idee is dat het een echt forum wordt voor preventie en beslechting van conflicten en ter aanmoediging van nauwe samenwerking tussen de werkzaamheden van ACS- en EU-parlementariërs als verkiezingwaarnemers in het kader van verkiezingswaarnemingsmissies van de EU.
U moet ook weten dat de Vergadering in 2007 in Wiesbaden en daarna in Kigali bijeenkwam. Er werden negen resoluties aangenomen. De vaste commissies kwamen vier keer bijeen: twee keer bij de bijeenkomsten en twee keer tussen de bijeenkomsten door in Brussel. Deze commissies die een vervolg moeten geven aan de resoluties hebben sinds 2007 de hoorzitting georganiseerd van de verantwoordelijke commissieleden in de overeenkomstige gebieden.
Los van verscheiden verslagen heeft de bijeenkomst in Wiesbaden een resolutie aangenomen over de situatie in Darfur. Er was een zeer constructief urgentiedebat over de situatie in Zimbabwe. De workshops over immigratie, klimaatverandering en medicijnen voor verwaarloosde ziekten wekten veel belangstelling van een groot aantal deelnemers. De bijeenkomst in Kigali nam drie resoluties uit de verslagen van de vaste commissies aan alsmede twee urgentieresoluties over de natuurrampen in de ACS-landen en over de situatie in de Democratische Republiek Congo.
Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dat was het. Ik heb een korte samenvatting gegeven van een formeel verslag met een politieke inhoud om de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU uit te leggen en effectiever te steunen.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel, ik kan u verzekeren dat het mij werkelijk genoegen doet en ik weet dat mijn geachte collega het zeer betreurt dat hij hier niet aanwezig kan zijn voor deze discussie. Deze uitwisseling van standpunten ligt hem na aan het hart, maar ik kan u verzekeren dat hij zijn tijd niet verdoet: hij is onderweg naar een belangrijke ontmoeting buiten Brussel.
De Paritaire Parlementaire Vergadering is een unieke instelling. De heer Michel is mijn buurman in bijeenkomst van de Commissie en vanochtend heeft hij mij alles verteld over het functioneren van de Vergadering. Dus ik kan nu stellen dat ik een klein beetje op de hoogte ben.
Hij noemde de PPV als plek waar de geest van partnerschap die tot de kern van de Cotonou-akkoord behoort, direct kan worden waargenomen als 156 gekozen vertegenwoordigers van de Europese Unie en van Afrikaanse en Caribische landen en landen in de Stille Oceaan met elkaar de kernvraagstukken van hun samenwerking bespreken. Dat is werkelijk een Noord-Zuiddialoog, een dialoog op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds respect die uitstijgt boven de traditionele ontvanger-donorrelatie. Dat is de parlementaire belichaming van eigenaarschap en toezicht.
De aflopen jaren is de Paritaire Parlementaire Vergadering steeds meer parlementair qua kaliber en gedrag geworden,. Zij weerspiegelt daarmee de volwassenheid van de samenwerking tussen de Europese Unie en de Afrikaanse en Caribische landen en landen in de Stille Oceaan. Deze debatten zijn opener van karakter en regionale conflicten vinden minder frequent plaats. Dat is voorwaar een prestatie die de moeite waard is.
De Vergadering is een kader geworden voor een open politieke dialoog en toont dat ze in staat is gevoelige vraagstukken van een belangrijke politieke relevantie te bespreken, zoals goed bestuur, toegang tot gezondheidszorg en het effect van rechtstreekse buitenlandse investeringen, de migratie van geschoolde werknemers en de economische partnerschapsakkoorden.
Het uitstekende verslag van de heer Hutchinson en de Commissie ontwikkelingssamenwerking laat deze evolutie zien. Ik wil de rapporteur ook namens de heer Michel feliciteren met zijn werkzaamheden. Zijn verslag beschrijft de prestaties en uitdagingen, en verkent ook de mogelijkheden voor toekomstige ontwikkeling.
Een prestatie was de belangrijke rol die de Paritaire Parlementaire Vergadering speelde bij het toezicht op de EPA-onderhandelingen waardoor er gedurende het jaar sprake was van een wederzijdse uitwisseling van informatie dankzij de besprekingen met de hoofdonderhandelaars en met mijn geachte collega de heer Michel.
Een andere belangrijk sprong voorwaarts was de overdracht van de landen- en regionale strategiedocumenten door de Commissie aan de Vergadering. Dat is een blijk van vertrouwen in het vermogen van de Vergadering om een grotere politieke rol te spelen. Daarnaast biedt dit ook de mogelijkheid om verdere tekenen van volwassenheid te tonen.
Om het parlementaire toezicht te vergroten, verzocht commissaris Michel aan de commissiedelegaties deze strategiedocumenten ook door te geleiden aan de voorzitters van de nationale parlementen via de nationaal ordonnateur van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in de begunstigde landen. Zoals u weet, kan de Commissie deze documenten niet rechtstreeks doorzenden, aangezien de nationaal ordonnateur volgens het Cotonou-akkoord ons officiële aanspreekpunt is voor alle kwesties van programma’s en tenuitvoerlegging met betrekking tot het Europees Ontwikkelingsfonds.
Tegelijkertijd heeft het secretariaat van de PPV ook deze documenten aan de vertegenwoordigers van de respectieve landen in de PPV verstrekt. We hebben dus reden om te geloven dat de nationale parlementen op de hoogte zijn en deel kunnen nemen aan het toezicht op en de controle van de ontwikkelingsprogramma’s.
Het is waar dat de capaciteit van de nationale parlementen vaak te beperkt is om hun rol bij de voorbereiding en de uitvoering van de programma’s van het Europees Ontwikkelingsfonds volledig te vervullen. Daarom financiert het Europees Ontwikkelingsfonds de steun van instellingen in veel ACS-landen.
Naast het toezicht op de landenstrategiedocumenten is het uitvaardigen van algemene en sectorale programma’s voor begrotingssteun de beste manier om parlementaire controle op de EOF-fondsen te waarborgen. Op deze manier worden de externe fondsen volledig geïntegreerd in de nationale begrotingsprocedure waarbij de nationale parlementen een belangrijke rol vervullen. Dat is een van de redenen voor het besluit van de Commissie om ongeveer 45 procent van de 10e EOF toe te kennen aan programma’s voor begrotingssteun in 44 landen. Vergeleken met de 25 bij het begin van de 9e EOF is er sprake van een opwaartse trend.
Tot slot maak ik van deze gelegenheid gebruik om mijn gelukwensen uit te spreken aan de regering en het parlement van Rwanda en aan het Duitse voorzitterschap voor hun uitstekende organisatie van de bijeenkomsten van de Vergadering vorig jaar.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Filip Kaczmarek, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Hutchinson en feliciteer hem met zijn verslag dat erg goed is. Ik deel de opvattingen, waarnemingen en tevredenheid van de rapporteur over dergelijke onderwerpen als een grotere betrokkenheid van de leden van de Vergadering bij de werkzaamheden, de kwaliteit van de debatten en de relevantere aard van deze debatten. Ik ben het er mee eens dat de grotere betrokkenheid van niet-gouvernementele organisaties bij de werkzaamheden van de Vergadering een zeer positief fenomeen is.
In de tussentijd kan ik niet zwijgen over een aantal bedroevende aspecten die uit de observatie van de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering naar voren komen. Ik vind het een grote schande dat tijdens de besprekingen, debatten en onderhandelingen over gezamenlijke projecten tussen de ACS-vertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van het Europees Parlement niet alle onderwerpsgebieden worden aangepakt met evenveel diepgang aan dialoog en verlangen om te komen tot een gemeenschappelijk standpunt. Mijn indruk is dat men zich aan de kant van de ACS meer concentreert op economische zaken en minder aandacht heeft voor en betrokkenheid toont bij politieke zaken.
In 2007 werd een ongewoon enthousiasme en vastberadenheid getoond in besprekingen met een economisch karakter, primair bij onderhandelingen met betrekking tot economische partnerschapsakkoorden (EPA’s). Natuurlijk is daar niets mis mee. Maar een gelijke, sterke motivatie om lastige maar belangrijke politieke problemen op te lossen, is nauwelijks waarneembaar. De heer Hutchinson herinnerde eraan dat we de situatie in Zimbabwe hebben besproken. Toch was er geen resolutie. Deze trend om geen resoluties aan te nemen, is echter nog steeds aanwezig. Dit jaar hielden we een debat over Tsjaad; een compromistekst voor een resolutie werd aangenomen, maar de resolutie zelf werd door onze ACS-partners verworpen.
Het lijkt me dat ons doel moet zijn om meer evenwicht te bereiken tussen economische en politieke doelen. Ik begrijp dat het soms gemakkelijker is om ons te concentreren op economische zaken, omdat ze belangrijker lijken en gemakkelijker zijn te ontwikkelen dan politieke zaken. Aan de Europese zijde moeten we ons echter richten op het laten zien dat er geen voortgaande ontwikkeling kan zijn zonder vrede, stabilisatie, mensenrechten, rechtsstaat en beter management.
Marie-Arlette Carlotti, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de heer Hutchinson feliciteren met zijn uitstekend verslag.
In 2007 kregen we de bevestiging van zowel de opkomst als de relevantie van de rol van de PPV bij de belangrijke uitdagingen van de Noord-Zuiddialoog. Wat betreft politieke crisissituaties hebben onze urgentiedebatten geleid tot een grondige constructieve dialoog zonder taboes over vraagstukken zoals Haïti, Zimbabwe en Ethiopië. De introductie van de regionale PPV-bijeenkomsten, waarvan de eerste mogelijk Namibië is gehouden, zullen naar mijn mening leiden tot een verdere verdieping van deze politieke dialoog.
Over de tenuitvoerlegging van het EOF zijn er sinds eind 2007 landelijke en regionale strategiedocumenten aan de ACS-regeringen voorgelegd. De PPV moet nu een strategie en een werkwijze aannemen om het beste vervolg en het toezicht op het gebruik van deze fondsen te waarborgen.
Wat betreft de economische partnerschapsakkoorden (EPA’s), door besprekingen en ontmoetingen met economische leiders en leden van het maatschappelijk middenveld, door een open politieke dialoog met onze parlementaire collega’s in het Zuiden, heeft de PPV in 2007 de EPA’s tot een politieke prioriteit verheven. De verklaring van Kigali die de heer Hutchinson al eerder noemde, is hiervan een voorbeeld.
Het spijt me dat het Europees Parlement deze verklaring verwierp, ondanks het feit dat hierover is onderhandeld door de vertegenwoordigers van de uiteenlopende fracties hier die unaniem vóór de verklaring stemden. Het heeft er de schijn van dat als we een standpunt in Afrika hebben ingenomen dit soms lastiger is uit te voeren als we terug zijn in Europa.
Het spijt mij ook dat de Europese Commissie de standpunten van de ACS-parlementariërs binnen de PPV negeert en dat zij een bulldozeraanpak prefereert, omdat zij elke heronderhandeling of heroriëntatie van de EPA’s weigert in overweging te nemen. Het voorstel voor de instelling van een nieuw parlementair lichaam krachtens de Caribische overeenkomst maakt de verwarring nog groter.
Tot slot, ik kan het feit niet goed overbrengen dat in 2007 de officiële ontwikkelingsbijstand van de gehele EU voor eerst sinds 2000 werd verminderd. Ik vind dat op het punt van internationale solidariteit het meeste telt dat we woord houden. Verscheidene lidstaten waaronder de mijne, doen dat niet. De PPV moet in 2008 alert en resoluut doorgaan met de strijd voor EPA’s en lobbyen voor een adequate heronderhandeling van interim-overeenkomsten – voor hen die dat willen – overeenkomstig de belofte gedaan door commissaris Barroso. Datzelfde geldt ook voor de 10e EOF die nu in de actieve uitvoeringsfase verkeert, maar het risico loopt dat de toewijzingen anders worden besteed om de EPA’s te financieren.
DE PPV is een uniek forum en een uniek instrument voor de Noord-Zuiddialoog. Het is een gelegenheid voor een billijke, duurzame en gezamenlijke ontwikkeling. Mijn collega Hutchinson heeft het allemaal al gezegd en ik wil hem graag nogmaals feliciteren.
Juan Fraile Cantón (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Hutchinson feliciteren met de heldere uiteenzetting in zijn verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) in 2007.
De Vergadering is de sterkste pijler van samenwerking geworden tussen de Europese Unie en de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Ik wil erop wijzen dat het de enige internationale vergadering is die regelmatig de gekozen vertegenwoordigers van uiteenlopende landen bijeenbrengt ter bevordering van de Noord-Zuid interdependentie.
De PPV heeft de weg gewezen voor economische partnerschapovereenkomsten, die een instrument vormen voor de regionale ontwikkeling en het integratiebeleid voor de ACS-landen en een middel om ze steeds meer op een duurzame manier te betrekken bij de mondiale economie.
Maar over de economische partnerschapsakkoorden (EPA) kan niet zo eenvoudig worden onderhandeld als over de vrijhandelsovereenkomsten. Mijn fractie dringt daarom aan op de mogelijkheid om over onderwerpen in deze akkoorden opnieuw te onderhandelen. Het gaat bijvoorbeeld om diensten, intellectuele eigendom en de “Singapore-kwesties”: investeringen, bevoegdheden en openbare markten, evenals werkgelegenheid en sociale regelgeving en andere onderwerpen met betrekking op duurzame ontwikkeling.
Alessandro Battilocchio (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn complimenten aan de heer Hutchinson voor zijn werkzaamheden en voor de politieke benadering van zijn verslag die ik onderschrijf. Ik ben blij met de keus voor de weg van dialoog en samenwerking.
Ik wil een punt benadrukken. Om te reageren op de behoeften van de mensen van de ACS-landen en om de ambitieuze millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te behalen, is het voor de onderhandelingen over economische partnerschapsakkoorden (EPA’s) op nationale en regionale basis noodzakelijk meer open te staan voor democratische participatie en toezicht. Daarom bevestig ik dat de toezeggingen die we hebben gedaan in Kigali tijdens 14e zitting van de Paritaire Parlementaire Vergadering in onze activiteiten centraal staan.
Ik ben ook blij met de verwijzing naar de noodzaak om bij de onderhandeling over en de toepassing van de nieuwe overeenkomsten rekening te houden met de bescherming en verdediging van democratische organen en mensenrechten. Onze inspanningen kunnen en mogen niet worden gereduceerd tot louter economische hulp.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil graag de heer Hutchinson feliciteren met zijn uitstekend verslag.
Het lijkt me voor ons van belang om te kijken naar de betekenis van dit soort contacten tussen parlementen, tussen groepen parlementen en tussen het Europees Parlement en zowel de ACS-landen als EuroLat in de context van de werelddialoog. Ik ben van mening dat deze vorm de overhand moet hebben in onze contacten. Wat wordt vastgesteld tussen regeringen is van heel andere aard. De dialoog die tussen parlementen plaatsvindt is aanzienlijk breder van aard; deze bevat bredere debatten en het lijkt me dat deze dialoog beter de belangen en zorgen weerspiegelt van de landen die aan een dergelijke dialoog deelnemen. Dus dit type dialoog lijkt me bijzonder waardevol. De politieke aspecten die we willen handhaven, zijn ook van belang: namelijk het bewaren van de vrede, de eerbiediging van de mensenrechten en het functioneren van een maatschappelijk middenveld.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met veel belangstelling geluisterd naar de toespraken van de geachte afgevaardigden. Ik vind niet het de Commissie past om te reageren op of ons te bemoeien met uw agenda en uw prioriteiten, dus zal ik nog niet de gedachten noemen die aan onze kant leven.
Dat is aan u.
Wat betreft de kwestie van de heropening van de onderhandelingen moet het volstrekt duidelijk zijn dat de interim-overeenkomsten de enige manier zijn om de handelsstromen na de deadline van 1 januari 2008 te beschermen. De onderhandelingen kunnen niet worden heropend. Maar de discussie en vandaar de onderhandeling over een volledig EPA – regionaal en met volledig bereik – gaat door.
Alain Hutchinson, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dank u voor uw antwoorden en opmerkingen. Ik wil graag erop wijzen dat de PPV eigenlijk een zaak is voor Parlementariërs, maar dat de Commissie natuurlijk een belangrijk rol vervult in het ontwikkelingsbeleid op Europees niveau. Om die reden is mijn wens dat de Commissie niet van oordeel is – en ik denk dat dit in ieder geval voor commissaris Michel geldt – dat de werkzaamheden van deze Vergadering anekdotisch zijn. De Commissie moet niet van oordeel zijn dat deze Vergadering een soort veiligheidsklep is waar de spanningen tussen ons worden besproken. Zij moet rekening houden met de opvattingen die daar worden uitgesproken, aangezien voor veel van onze ACS-collega’s de Vergadering helaas het enig forum is waar ze zich kunnen uitspreken.
In dit verband wil ik erop wijzen dat zover u dat hebt kunnen waarnemen er geen debat in de ACS-parlementen is geweest over de EPA’s of over de landenstrategiedocumenten. Hoewel we de door de bevolking gekozen vertegenwoordigers steunen – verkiezingen links, rechts en in het midden financieren, en proberen ons democratisch model te exporteren – hebben we geen tijd om deze gekozen parlementen te consulteren. Sommige van uw collega’s hebben, zoals mevrouw Carlotti opmerkte, een bulldozeraanpak voor alles gekozen. Ik hoop daarom dat de Commissie werkelijk rekening kan houden met deze werkzaamheden en kan erkennen dat deze uitstekend zijn.
Mensen hebben mij gefeliciteerd met mijn verslag. Ik wil graag mijn collega’s bedanken en ik wil ook mevrouw Kinnock feliciteren die hier niet is, omdat ze als medevoorzitter van de Vergadering feitelijk ergens in het Caribisch gebied is. Ik wil haar feliciteren met het uitstekende werk dat ze als medevoorzitter van deze gezamenlijke Vergadering heeft verricht.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) Een goede verhouding tussen de Europese Unie en de ACS-landen ligt mij na aan het hart en ik ben daarom blij dat de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU zich gaat toeleggen op een politiekere vorm en hoedanigheid.
Bij de onderhandelingen over het economisch partnerschapsakkoord en in het algemeen bij samenwerking tussen de EU en ACS-landen moeten onderwerpen als duurzame ontwikkeling, mensenrechten, democratie en het scheppen van functionerende constitutionele stelsels absoluut op de agenda staan.
In geen geval mogen we bescherming van het milieu veronachtzamen en met name niet de strijd tegen klimaatverandering. Zelfs in de regio’s van de ACS-landen kunnen de gevolgen van klimaatverandering zich desastreus ontwikkelen.
De EU moet hier een goed voorbeeld geven en de in 2007 gestelde doelen behalen en verplichtingen nakomen. Alleen dan mogen we dit ook van de ACS-landen verwachten.
Een ander onderwerp waar we beslist mee te maken krijgen, is water. Watertekort en droogte zijn belangrijke problemen in de ACS-landen, waarvoor oplossingen moeten worden gevonden zodat er geen milieugerelateerde migratie plaatsvindt.
24. Mededinging – Sectoraal onderzoek naar retailbanking – Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende verslagen:
- A6-0185/2008 van Gianni Pittella, namens de Commissie economische en monetaire zaken over mededinging: sectoraal onderzoek naar retailbanking (2007/2201(INI));
- A6-0187/2008 van Othmar Karas, namens de Commissie economische en monetaire zaken over het Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt (2007/2287(INI)).
Gianni Pittella, rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dankzij het zorgvuldig onderzoek door de Europese Commissie zijn we in staat de starheid die kenmerkend is voor de van retailbankingdiensten voor het voetlicht te brengen. Dit onderzoek waarmee we ons evenals de heer Karas hebben beziggehouden, heeft tot dusver tot een brede, in feite vrijwel unanieme consensus in de betrokken commissie geleid. Ik wil daarom van de gelegenheid gebruikmaken om mijn bijzondere dank uit te spreken aan commissaris Kroes voor de manier waarop zij altijd beschikbaar is voor een debat met het Parlement over deze gevoelige kwestie.
De verhouding tussen consumenten en banken in Europa blijft gecompliceerd vanwege de verstoringen die karakteristiek zijn voor de sector. Deze verhouding is echter van fundamenteel belang en we moeten deze juist voorstellen door te wijzen op tekortkomingen en ondoelmatigheden, door de belangrijke problemen vast te stellen en mogelijk oplossingen hiervoor te zoeken. Zoals in mijn verslag en dat van de heer Karas wordt gesteld, moeten maatregelen van deze aard vooral gericht zijn op het bevorderen van de mobiliteit van de consument om indirect druk op de banken uit te oefenen met hogere efficiencynormen te werken.
Daarom vraag ik mijn verslag om een verandering van bank voor consumenten gemakkelijk en goedkoop te maken. Het veranderen van bank in te veel gevallen in heel Europa een trage en lastige operatie. We zijn ook gekant tegen een contractuele band die niet strikt noodzakelijk is en die de mobiliteit van de consument voorkomt of hindert. We adviseren dat de Europese banksector de procedures moet verbeteren voor het afwikkelen van huidige rekeningen en dat alleen ten volle gerechtvaardigde kosten mogen worden toegestaan. Daarbij moet ervoor worden gezorgd dat deze dienstverlening snel plaatsvindt en dat de kosten niet worden verdubbeld.
We vragen de Commissie ook ervoor te zorgen dat de banken kwalitatief betere informatie verstrekken die toegankelijker is voor consumenten door middel van een informatiepakket met een kostenoverzicht in een vorm die vergelijkingen gemakkelijk maakt. Ik heb zelf een privérekening bij een bank en als ik een informatiepakket thuis ontvang, gooi ik het weg omdat het onbegrijpelijk is; dat geldt voor miljoenen burgers zoals ik. Dit kan niet langer worden geaccepteerd. Mevrouw Kroes, mijnheer McCreevy, als de banken geen aanstalten maken die in lijn met deze voorstellen zijn, vraag ik de Europese Commissie met een wetgevingsvoorstel op dit punt te komen.
Ik vraag ook de haalbaarheid te onderzoeken van een Europese internetzoekmachine, waarmee de klant vergelijkingen kan maken van de diensten die door de verschillende banken worden aangeboden. We moeten in staat met een klik op de computer op internet naar een IT-platform te gaan dat ons in staat stelt te zeggen: hier is een betere keus voor mij. Een dergelijk optie hebben we vandaag niet beschikbaar.
“Afwikkelingsprovisies” vormen nog een andere kwestie. Voor wat betreft het standpunt dat de Europese Commissie in dit debat inneemt, heb ik voorgesteld dat definitieve criteria aan de exploitanten moeten worden gegeven door middel van een richtsnoer voor het vaststellen van de berekeningsmethode voor afwikkelingsprovisies zodanig dat een adequate en transparante behandeling door de sector kan worden gewaarborgd.
Ik zal hier stoppen zodat ik niet de mij toegemeten vier minuten overschrijd. Ik hoop dat het Parlement morgenochtend deze voorstellen zal aannemen en dat de Commissie daaraan een onmiddellijk vervolg zal geven, dat wil zeggen in elk geval snel en specifiek.
Othmar Karas, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, mijnheer Pittella, ten eerste wil ik nogmaals benadrukken dat de voorstellen van de Commissie, de doelstellingen en eisen van de leden in de twee verslagen en de gevolgen van deze verslagen voor de Europese burgers een betere tijd voor dit debat en een groter aantal toehoorders verdienden.
Ten tweede: met deze verslagen en het debat met de Commissie beginnen we aan de volgende fase in de versterking van vraag en aanbod in de sector financiële dienstverlening. Ik wil de heer Pittella, de heer Schmidt en mevrouw Starkevičiūtė bedanken voor hun doeltreffende samenwerking. De brede meerderheid van de commissie heeft laten zien dat we nader tot elkaar zijn gekomen en toch verdere eisen hebben gesteld.
Wat willen we? We willen de interne consumentenmarkt voor financiële diensten blijven ontwikkelen en deze veranderen in een thuismarkt voor alle consumenten en ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Ik zeg dit hoewel ik weet dat de retailmarkt meer een lokale dan een mondiale bedrijfstak is en zal blijven. Niettemin is er een groot potentieel, omdat slechts één procent van de consumenten in de EU grensoverschrijdend financiële diensten inkoopt via telecommunicatiemiddelen, terwijl dit cijfer ten minste 26 procent bedraagt voor het binnenland.
Er bestaan – zoals vermeld in de verslagen van de Commissie en het Parlement – ondanks uiteenlopende verantwoordelijkheden ongerechtvaardigde obstakels, wat niet betekent dat er in het verleden niets is gebeurd. Ik wil er graag op wijzen dat er sinds 1988 vooruitgang is geboekt met de liberalisering van het kapitaalverkeer binnen Europa. De consument en de economie hebben geprofiteerd van de invoering van de euro: het Actieplan financiële diensten, het Witboek over het beleid voor financiële dienstverlening 2005-2010 en SEPA, de gemeenschappelijke betalingsruimte voor de euro – consumenten en aanbieders hebben baat bij deze politieke ontwikkeling. Dit is niet het einde, maar we gaan vastberaden voort op dit pad.
De beide verslagen van de Commissie hebben – wellicht evenals de onze – hun zwakke punten. Een daarvan is te vinden in het Groenboek, waarin bijna uitsluitend sprake is van consumenten. Dit gaat niet alleen de interne retailmarkt aan, maar ook het MKB. Verder zijn uitsluitend maatregelen ter bescherming van de consument nog steeds onvoldoende om aanbieders ertoe aan te zetten – en dat weten we – om over de grenzen te gaan. Wanneer je de sectoren bestudeert, is het zwakke punt ongetwijfeld dat we ons baseren op slechts een kleine hoeveelheid gegevens. We vermoeden uitsluitend op basis van prijzen dat er sprake is van een mogelijke marktafscherming.
In ons verslag verzoeken we de Commissie daarom een grondige effectbeoordeling uit te voeren, die ook een component moet bevatten voor de juiste beoordeling van de aanvankelijke marktsituatie en die de integratie en mededinging op de markt en de effecten van een initiatief niet alleen moet beoordelen aan de hand van slechts één indicator, maar met behulp van een zo groot mogelijk scala aan meetwaarden.
We ondersteunen echter ook het uitgangspunt van de Commissie alleen initiatieven te nemen die aantoonbaar concrete voordelen voor de burgers opleveren, stevig zijn onderbouwd door gedegen kosten-batenanalyses, en onderworpen werden aan zorgvuldige effectbeoordelingen.
Ik zou nu op andere zwakke punten kunnen wijzen, maar ik wil me graag beperken tot wat wij ook specifiek hebben benadrukt in de verslagen. Een belangrijke boodschap van dit Parlement is dat we duidelijk erkennen dat de sector gedecentraliseerd is. We hebben spaarbanken en coöperaties nodig naast naamloze vennootschappen. We hebben behoefte aan grensoverschrijdende lokale kampioenen, niet alleen aan mondiale kampioenen. Zij zijn verantwoordelijk voor de lokale dienstverlening, de economische ontwikkeling in de afzonderlijke regio’s en de leveringszekerheid. Het tweede punt is dat we behoefte hebben aan een evenwicht tussen vraag en aanbod. Ten derde is er behoefte aan harmonisering van de vergunnings- en registratieformaliteiten. Verzekeringsmaatschappijen en banken die grensoverschrijdend werken, staan onder toezicht van verschillende financiële autoriteiten. Op dit punt moeten we harmoniseren en gelijke toelatingseisen creëren.
We moeten de handel via het internet uitbreiden. Bevordering van het sluiten van transacties op afstand moet het gebruik van een veilige digitale handtekening stimuleren en de witwasrichtlijn moet worden gewijzigd op punten die hiertegen indruisen.
Andere punten die aan de orde worden gesteld: agenten en makelaars zijn belangrijk voor een grotere concurrentie in de sector financiële dienstverlening. We hebben behoefte aan een eenvoudigere toegang tot kredietgegevens- en kredietkaartregisters en de groepsvrijstellingsverordening moet worden verlengd, want we denken niet dat samenwerking de concurrentie op dit gebied verstoort als de voorwaarden duidelijk zijn vastgelegd.
Ik verzoek de Commissie en mijn collega’s dit verslag in zijn geheel te bestuderen en de overige overwegingen – de 44 verduidelijkingen en maatregelen in mijn verslag – over te nemen en te ondersteunen.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is me een waar genoegen dat ik vandaag hier aanwezig mag zijn om te spreken over de beoordeling en mening van de Commissie over het verslag-Pittella.
Maar eerst wil ik de heer Pittella en de heer Karas complimenteren met hun geweldige werk en het Parlement bedanken voor zijn belangstelling voor deze kwestie.
We zijn het in deze kwestie over veel dingen eens en dat is een goed uitgangspunt. Samen met mijn geachte collega Charlie McCreevy en het DG Interne markt en diensten hebben mijn diensten en ik ons zeer ingespannen om de retailbanking te bestuderen en, evenals u, vragen we ons af wat er kan worden verbeterd. Het zou natuurlijk dom zijn om te zeggen dat alles perfect is. Dus “Wat kan er beter?” is onze belangrijkste insteek voor deze kwestie.
In ons sectoraal onderzoek werd onze aandacht zeer getrokken door de markt van kaartbetalingssystemen ter waarde van 1 350 miljard euro per jaar. Dat is geen kleinigheid – 1 350 miljard euro per jaar. We onderzochten ook de verbetering van kredietregisters, nuttige en nutteloze samenwerking tussen banken en bankkosten.
Als reactie op met name een kernpunt in het verslag-Pittella kan ik concluderen dat we het over veel dingen eens zijn en over één ding oneens. Wat de mobiliteit van klanten betreft: de bal ligt nu bij de branche. Zij moet een gedragscode ontwikkelen en kan wetgeving tegemoetzien als ze geen gebruikmaakt van deze gelegenheid en uitdaging.
Wat consumentenvoorlichting en transparantie betreft: prijsvergelijking en openbaarmaking van productinformatie is essentieel voor consumenten. Maar de sector verzet zich hevig tegen wijzigingsvoorstellen en ik vrees dus dat er van enige vooruitgang wel eens geen sprake zou kunnen zijn. Mijn collega commissaris Kuneva verzamelt bewijzen over de kosten van retailbanking in het kader van het vervolg op haar consumentenscorebord. Ze zal zeker in staat zijn om de diversiteit en transparantie van bankkosten en het bijbehorende niveau van bewustmaking onder consumenten te beoordelen. Dit verzamelen van feiten is de eerste stap op weg naar verandering.
Ik heb goed nieuws over kredietregisters. De eerste bijeenkomst van de deskundigengroep inzake kredietverleden staat gepland voor september 2008, wat niet lang meer duurt. Deskundigen moeten voor 1 mei 2009 hun aanbevelingen voorleggen aan de Commissie.
Kredietbemiddelaars, zoals hypotheekmakelaars, zijn een groeisector met veel kwetsbare klanten. Daarom zal het onderzoek van de Commissie naar hen van groot belang zijn. De resultaten van dat onderzoek zullen naar verwachting in oktober 2008 beschikbaar zijn.
Wat betreft de samenwerking tussen banken, is het DG Mededinging nog steeds bezig met het verzamelen van feiten voor ons sectoraal onderzoek. Daarom is het voor mij in dit stadium nog te vroeg om hier gedetailleerd op in te gaan.
SEPA is nog nieuw en er is concurrentie nodig om het volledig te laten functioneren: met name op dit punt ben ik het eens met het Parlement. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat het functioneert zoals we konden verwachten op dit moment.
Het terrein waar we van mening lijken te verschillen, is – zoals eerder gezegd – het verzoek aan de Commissie om richtsnoeren uit te vaardigen over multilaterale afwikkelingsprovisies (MIF’s). Ik moet eerlijk zijn tegenover u en zeggen dat ik er niet van overtuigd ben dat het opstellen van richtsnoeren in dit stadium de juiste zet zou zijn. Op basis van onze ervaring op dit terrein zal ik proberen uit te leggen waarom.
De roep om richtsnoeren en “helderheid” van de Commissie – en ik begrijp de vraag van de rapporteur en zijn team wel – is een voorspelbaar vervolg op onze MasterCard-zaak. Deze beschikking – de MasterCard-beschikking – was echter uitsluitend gebaseerd op de specifieke feiten in die zaak. Wanneer we dergelijke richtsnoeren op slechts één zaak zouden baseren, zouden we de kans lopen om slechte richtsnoeren te maken die afbreuk doen aan onze inspanningen om consumenten te helpen (dat is weer iets wat we gemeen hebben: wij – het Parlement en de Commissie – willen consumenten helpen). Eén zaak is geen basis voor een magische oplossing.
Andere redenen waarom richtsnoeren niet functioneren, zijn dat er in de EU betaalkaartsystemen bestaan die met een MIF werken en andere die dat niet doen. Beslissingen over het bedrijfsmodel en de financieringsmechanismen van een betaalkaartsysteem moeten worden genomen door de betaalkaartsystemen zelf. Het is duidelijk dat de Commissie geen specifieke bedrijfsmodellen kan voorschrijven. De beoordeling van de MIF van een ontwikkeld systeem als MasterCard is niet per se dezelfde als de beoordeling van een MIF die nieuwkomers op de markt willen gebruiken om te gaan concurreren. In dit stadium heeft de Commissie de MIF uitsluitend beoordeeld voor systemen als Visa en MasterCard. In het nieuwe kader dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1/2003, is het de verantwoordelijkheid van partijen om de rechtmatigheid van hun gedrag op grond van de mededingingsregels van de EG te beoordelen.
Een niet-vertrouwelijke versie van de MasterCard-beschikking is op onze website gepubliceerd. We zijn dus transparant en duidelijk. De beoordeling van de MasterCard-MIF door de Commissie kan door andere betaalkaartsystemen als leidraad worden gebruikt, ook al heeft de boordeling in de beschikking betrekking op de MIF van MasterCard en niet op alle mogelijke MIF’s. Ik doe echter een voorstel om de markt te ondersteunen terwijl deze kwestie zich ontwikkelt – dat is een gebaar van mijn kant. Mijn diensten staan klaar om hierover verder te praten met marktdeelnemers en alle belanghebbenden en ze onderhouden over deze aangelegenheid zelfs al nauwe contacten met de betalingssector.
Maar sta me toe om af te sluiten met een positieve noot. De Commissie is zeer verheugd over de duidelijke steun van het Parlement voor de noodzaak tot het treffen van maatregelen om de mate van efficiëntie en functioneren van de sector retailbanking, die gefragmenteerd blijft langs nationale lijnen, te verbeteren.
Ik werk graag met u samen om de kwestie van de MIF’s aan te pakken. Ik hoop dat we slechts kunnen concluderen dat de toekomst aan ons is.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn complimenten aan de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming, en met name aan de heer Karas en de heer Schmidt, voor het uitstekende werk dat zij hebben verricht bij de opstelling van een grondig en samenhangend verslag.
Ik ben uiterst verheugd over uw brede steun voor onze strategie voor financiële retaildiensten en de belangrijke bijdrage die u hebt geleverd aan het debat over een groot scala aan onderwerpen. Het is niet mogelijk om in de mij toegewezen tijd al onze standpunten over alle kwesties in dit uitgebreide verslag te behandelen. Ik wil me daarom concentreren op twee punten die van bijzonder belang zijn voor de retailsector: onze mening over het kader voor beleggingsproducten voor de consument en ons werk op het gebied van mobiliteit in verband met bankrekeningen.
Eerst wil ik het hebben over beleggingsproducten voor de consument. Ik ben dankbaar voor uw steun voor ons lopende werk dat moet waarborgen dat het regelgevingskader voor de verkoop van beleggingsproducten aan de consument een gelijkblijvend hoog niveau van beleggersbescherming biedt. Ik ben ervan overtuigd dat concurrentie tussen beleggingsproducten de consument echt voordelen kan opleveren. We moeten er echter wel vertrouwen in hebben dat de verkoop van alle beleggingsproducten gepaard gaat met een hoog niveau van productvoorlichting en discipline op het verkooppunt. Dit alleen waarborgt dat de consument eerlijk wordt behandeld en weloverwogen beslissingen kan nemen.
Ik verheug me over het duidelijke standpunt dat u heeft ingenomen in uw verslag over deze kwesties. Zoals u echter weet, ben ik niet iemand die besluiten neemt zonder dat ik eerst volledig overtuigd ben van de noodzaak tot verandering. Het harmoniseren of stroomlijnen van regelgeving op het gebied van openbaarmaking en distributie is een kostbaar en verstorend proces. Er kunnen objectieve redenen bestaan voor de noodzaak tot enige differentiatie tussen producttypen of distributiekanalen.
Daarom ben ik van mening dat het veel te vroeg is om te concluderen dat er in de bestaande regelgeving ter bescherming van beleggers tekortkomingen zijn die nieuwe horizontale wetgeving noodzakelijk maken. Later dit jaar zal ik met een mededeling komen waarin de bewijzen die we tijdens ons onderzoek hebben verzameld, zijn vastgelegd. We zullen vaststellen op welke terreinen verdere werkzaamheden noodzakelijk zijn om aangetoonde tekortkomingen in de bestaande beschermende regelgeving te onderzoeken en gericht te verhelpen.
Dan wil ik het hebben over de mobiliteit op het gebied van bankrekeningen. De verwezenlijking van een concurrerende en efficiënte markt voor bankrekeningen is een kernelement van onze strategie voor financiële retaildiensten. Veel consumenten worden regelmatig geconfronteerd met obstakels wanneer zij proberen over te stappen van de ene aanbieder naar de andere. Deze situatie mag niet voortduren en we verheugen ons daarom over uw steun in dit opzicht.
Ik ben verheugd over uw oproep aan de sector financiële dienstverlening om via zelfregulering te werken aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Groenboek en aldus de noodzaak tot bindende wettelijke besluiten te verminderen. Dit weerspiegelt ons streven, dat nog eens werd onderstreept in de evaluatie van de interne markt, om, wanneer dit nodig is of tot het gewenste resultaat kan leiden, eerder gebruik te maken van zelfregulerende maatregelen dan onze toevlucht te nemen tot wetgeving.
In dit verband hebben we het Europese bankwezen in november vorig jaar verzocht om voor medio 2008 een Europese gedragscode te ontwikkelen. Deze code moet een volledig uitgewerkte binnenlandse overstapservice bevatten die aan klanten ter beschikking dient te staan wanneer zij van bank willen veranderen. Het bankwezen hoeft dit niet uit het niets op te bouwen, maar kan profiteren van bestaande beste praktijken in enkele lidstaten.
Tot slot moet de verwezenlijking van een kwalitatief hoogstaande gedragscode door het bankwezen het doorslaggevende bewijs leveren voor de waarde van zelfregulering. Laat ik vandaag duidelijk zijn. Als de code niet beantwoordt aan de verwachtingen van de Commissie, moeten alternatieven, zoals een wetgevingsvoorstel, worden overwogen.
Zuzana Roithová, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met het verslag van mijn collega de heer Karas, dat een zeer belangrijk onderwerp behandelt, namelijk de eenvoudige toegang tot bancaire diensten voor alle burgers en bedrijven in de Europese Unie. Dit zal bijdragen aan de openstelling, of beter gezegd de voltooiing, van onze interne markt. Ik wil echter uw aandacht vestigen op de zeer ernstige problemen met hoge bankkosten in veel lidstaten. In sommige van deze landen – en mijn eigen land, de Tsjechische Republiek, is een van de grootste boosdoeners – kunnen deze bankkosten belachelijk hoog zijn. Dit vraagt echt om buitenlandse concurrentie. Alleen in Polen zijn de kosten hoger dan in de Tsjechische Republiek. Anderzijds zijn banken in bijvoorbeeld Nederland en in Oostenrijk goedkoper.
De Commissie en het Parlement beschikken over de instrumenten om snel verandering te brengen in deze situatie (en die betreft ook de ongelooflijk hoge kosten voor de uitgifte van kredietkaarten). Het wegnemen van obstakels voor grensoverschrijdend elektronisch bankieren zou verbetering brengen in de situatie voor consumenten en zakelijke klanten, die zouden profiteren van gezonde economische concurrentie. Het is niet alleen noodzakelijk om bankkosten te verlagen en transparanter te maken, maar we moeten ons ook richten op verbetering van de kwaliteit van bancaire diensten en de financiële kennis van zowel consumenten als het midden- en kleinbedrijf. Als laatste, maar zeker niet onbelangrijkste punt, wil ik opmerken dat de Europese Unie aandacht zal moeten besteden aan de regulering van het zogenaamde microkrediet, wat een belangrijke stimulans kan vormen voor de elektronische (maar niet alleen de elektronische) handel. Dames en heren, het ligt in onze handen.
Antolín Sánchez Presedo, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Kroes, commissaris McCreevy, dames en heren, retailbanking speelt een essentiële rol in het dagelijks leven van gezinnen en de grote meerderheid van de Europese bedrijven. De sector is van grote economische betekenis, genereert circa twee procent van het communautaire BBP, zorgt voor meer dan drie miljoen banen en is de grootste banksector met een bruto-opbrengst van meer dan vijftig procent van de totale opbrengst in de EU.
Om het belang van deze sector te bevatten, moeten we bedenken dat een van zijn kenmerkende diensten, hypotheken, het grootste financiële risico is dat door Europese burgers wordt genomen, met openstaande saldi van circa vijftig procent van het BBP in de EU, en dat de omvang van beleggingsfondsen in de lidstaten tussen 4 en 24 procent van de binnenlandse economieën vormt.
Ondanks de voortschrijdende regulering van de sector en de verbeteringen als gevolg van de invoering van de euro, lijken de mogelijkheden voor integratie van de communautaire markten voor financiële dienstverlening en bevordering van de mededinging in de sector niet volledig benut te zijn.
Slechts één procent van de consumenten in de Europese Unie koopt grensoverschrijdend financiële diensten in. Er bestaan aanzienlijke prijsverschillen tussen entiteiten. De keuzemogelijkheden zijn beperkt. Er zijn nog steeds structurele hindernissen die het moeilijk maken om diensten te leveren en om deze diensten goed te laten functioneren tussen verschillende landen. De mate van winstgevendheid van retailbanking loopt zeer uiteen en vestigingen in de Noordse landen, Spanje en Ierland zitten boven het gemiddelde.
Al deze kwesties komen in de verslagen op redelijk evenwichtige wijze aan de orde. Ik complimenteer de rapporteurs, de heer Pittella en de heer Karas, en ik ben zeer tevreden dat er uiteindelijk aspecten zijn opgenomen zoals de erkenning van de rol van retailbanking in het naar behoren doorgeven van de voorwaarden van het monetaire beleid aan de markt, de waarde van de pluraliteit en verscheidenheid van handelsmodellen zoals banken, coöperaties en spaarbanken voor de Europese retailbanking, de aanwezigheid van een klimaat van samenwerking dat de concurrentie tussen onafhankelijke entiteiten bevordert, de behoefte aan een passend kader voor financiële tussenpersonen en meer vergelijkbaarheid van financiële producten.
Een beter functioneren van deze banksector zal leiden tot meer efficiëntie, zal bijdragen tot de ontwikkeling van het aanwezige potentieel in alle Europese regio’s en zal de toegang tot financiële diensten vereenvoudigen terwijl het bereik van deze diensten onder onze burgers wordt vergroot.
Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Het belangrijkste punt in het debat van vandaag is de vraag wat er moet worden gedaan om te waarborgen dat burgers in de EU ten volle gebruik kunnen maken van de voordelen van de interne markt in de financiële sector, die uitermate gefragmenteerd is. Hoe kunnen we dit probleem aanpakken? Er zijn drie mogelijke methoden. Allereerst door bevordering van de mobiliteit van de consument. Hoe kan dit worden bereikt? Allereerst moet de informatie over alle beschikbare producten worden gestandaardiseerd en moet de transparantie ten aanzien van de kosten van deze financiële retailproducten worden gewaarborgd, zodat de consument in staat wordt gesteld om te kiezen met behulp van bepaalde methoden – wellicht, zoals de heer Pittella voorstelde, een zoekmachine op het internet. We zijn niet bereid om akkoord te gaan met de noodzaak tot standaardisering van alle producten, omdat zij een afspiegeling moeten vormen van de maatschappelijke en culturele verschillen in de verschillende landen. Daarom moet standaardisering duidelijk worden omschreven. Daarnaast willen we consumenten in staat stellen om rekeningen te openen in andere landen. We hebben tegenwoordig het Schengengebied, waardoor iedereen zonder problemen van het ene land naar het andere kan verhuizen, registratie van gegevens is geen probleem meer. Banken hebben echter wel problemen met het openen van rekeningen voor burgers uit andere landen. Ik ben van mening dat dit onaanvaardbaar is in dit tijdperk van moderne technologie. Ik denk niet dat deze problemen simpelweg door zelfcoördinatie kunnen worden opgelost gezien het aantal retailbanken en de moeilijkheden die zij ondervinden bij het coördineren van hun activiteiten. Kan de Commissie voorstellen doen voor een initiatief in deze richting?
Een andere methode is het bevorderen van de mobiliteit van aanbieders, zodat zij hun diensten via het internet of sms kunnen aanbieden. In ieder geval moet het financieel bestuur vooraf worden geregeld, waarbij duidelijk wordt bepaald wie waarvoor verantwoordelijk is wanneer er iets verkeerd gaat. Tot slot wil ik commissaris Kroes zeggen dat we transparantie verwachten van de Commissie. Wat de kosten van betaalkaarten betreft: er worden momenteel nieuwe kosten ingevoerd, voorafgaand aan uw voorstel. Consumenten in de winkels zijn zich misschien zelfs niet bewust van de gestegen kosten, terwijl de banken bezig zijn zich aan te passen aan nieuwe eisen. Misschien moet informatie over de kosten van betaalkaarten op een grotere schaal en vaker bekend worden gemaakt, zodat klanten deze kunnen vergelijken en zo sterker staan tegenover de banken.
Roberto Fiore (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, binnen het Parlement bestaat absoluut de wil om het Europese bankwezen te harmoniseren. Ik denk echter dat met name gezinnen en het MKB zich zorgen maken, vooral in mijn land, Italië, over bepaalde praktijken die door het publiek momenteel zeer kritisch en grondig onder de loep worden genomen.
Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de maximale debetrente en samengestelde interest ofwel rente op rente. Dit zijn praktijken waarover een conflict is ontstaan met het constitutioneel hof en het hof van cassatie. Ik begrijp daarom niet hoe men kan spreken over transparantie van tarieven of duidelijkheid over de wijze waarop tarieven worden betaald, wanneer er in een land als Italië nog steeds zulke ernstige conflicten tussen banken en gerechtelijke overheden bestaan.
Hetzelfde geldt voor de flexibiliteit van leningen. Op dit moment bestaat er met name bezorgdheid over het feit dat duizenden of honderdduizenden gezinnen worden geconfronteerd met ernstige problemen ten aanzien van de flexibiliteit van leningen. Ik vind daarom dat het Parlement bovenal het nationale bankwezen op het goede pad moet brengen wat eerlijkere criteria betreft.
Harald Ettl (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, zowel uit het verslag-Karas als uit het verslag-Pittella blijkt dat er in de sector financiële retaildiensten, zoals bankrekeningen, leningen en verzekeringen, nog veel te doen valt voor de consument. Banken, waarvan het marktvolume voor rond de vijftig procent wordt beïnvloed door retailactiviteiten, zijn niet meer geïnteresseerd in de mobiliteit van de klant en helaas slechts in beperkte mate in transparante benchmarking. Zelfs deze in wezen goede, maar vaak verkeerd geïnterpreteerde vertrouwensrelatie tussen banken en hun klanten houdt minder verband met en draagt minder bij tot de mobiliteit van de klant en de bevordering van de mededinging.
De mededingingssituatie kan daarom op de eerste plaats worden gecorrigeerd door goed voorgelichte en geïnformeerde klanten. We hebben tenslotte ook een communautaire begrotingslijn voor financiële marktkennis in consumenten- en MKB-organisaties. Daar wil ik u alleen even aan herinneren.
Daarnaast mag het wegnemen van belemmeringen er niet toe leiden dat het niveau van consumentenbescherming verslechtert. Bovendien vormt de eis van collectieve rechtshulp in grensoverschrijdende processen betreffende financiële producten, waartoe is besloten in de Commissie interne markt en consumentenbescherming, een passende aanvulling voor eerlijke marktomstandigheden. Over het algemeen echter moeten nieuwe financiële producten objectief en correct worden voorgesteld.
De Commissie wordt verzocht om wettelijke vereisten voor informatie, verkoop en organisatie van vergelijkbare producten voor particuliere klanten te verankeren in alle wetgeving voor de financiële markt. De uitgangspunten van de MiFID-richtlijn inzake het beste advies zouden met name ook moeten gelden voor bijvoorbeeld aan beleggingseenheden gekoppelde levensverzekeringen en andere spaarproducten voor de lange termijn. Het uitgangspunt van ons handelen moet zijn dat we de consument, de klant helpen en zo een florerende markt creëren.
Wolf Klinz (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de heer Pittella en de heer Karas bedanken voor hun verslagen. Ik deel hun conclusie die een rode draad vormt door het verslag, namelijk dat iedere burger in de Europese Unie toegang moet hebben tot bancaire diensten. Staat u mij niettemin toe om drie kanttekeningen te plaatsen.
Allereerst wat de mobiliteit van klanten betreft: ja, in een volledig functionerende interne markt streven we ernaar dat iedere klant ook grensoverschrijdende toegang heeft tot bancaire diensten. Aan dit recht zijn echter ook verantwoordelijkheden verbonden. Ik ben daarom enigszins voorzichtig wanneer hier wordt geëist dat wanneer een klant zijn bank op de hoogte heeft gesteld dat hij wil overstappen naar een andere bank en hij de bijzonderheden van zijn nieuwe bankrekening niet op tijd heeft, het risico bij zijn huidige bank moet liggen. Dat is niet juist! Klanten moeten de verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen daden en moeten naast de rechten ook deze verantwoordelijkheid persoonlijk op zich nemen. We moeten niet de rol spelen van diegenen die klanten uit de penarie helpen wanneer zij door hun eigen schuld in dit dilemma terechtkomen.
Ten tweede: voorlichting aan klanten. Ik kan het alleen maar eens zijn met de vorige spreker, de heer Ettl. We hebben nog steeds vaak te maken met vergelijkbare producten die elkaar beconcurreren en niet dezelfde transparantie hebben, omdat zij moeten voldoen aan verschillende verplichtingen voor informatieverstrekking. Dit is niet juist! Ik ben er een groot voorstander van dat klanten informatie krijgen, maar het is ook zo dat we de baby niet met het badwater moeten weggooien en klanten moeten overspoelen met te veel informatie. Klanten moeten de nodige informatie krijgen om zelf verantwoorde beslissingen te kunnen nemen, maar kwaliteit gaat hier boven kwantiteit.
Tot slot kom ik terug op de bankstructuren. Ik ben het met de heer Karas eens dat we inderdaad verschillende historisch gegroeide bankstructuren hebben in de afzonderlijke lidstaten. In het ene land zijn er uitsluitend particuliere banken, in andere zijn er ook spaarbanken, kredietcoöperaties, staatsbanken en dergelijke meer. Het is niet onze taak om het bankwezen te reorganiseren. Als dit al zou moeten gebeuren, zouden de lidstaten dit moeten doen. Het is echter evenmin onze taak om tradities voor te zetten. Ik denk dat de markt moet beslissen of de structuren zo blijven als ze zijn of dat zij moeten worden veranderd. Diensten, het productaanbod, diensten die afzonderlijke marktdeelnemers hun klanten aanbieden – zij moeten beslissen. We moeten niet centraal beslissingen gaan nemen.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag kort ingaan op een deel van dit debat.
Het punt van voorlichting aan de consument is heel belangrijk. We moeten ervoor zorgen dat consumenten inzicht hebben in financiële diensten en we moeten ons met name richten op jongeren die kredietkaarten gebruiken alsof hun leven ervan afhangt.
Maar ik wil alleen maar zeggen dat diegenen onder ons die dachten dat ze goed waren voorgelicht, ook wel eens een financiële misstap begaan. Ik bedoel, laten diegenen die zijn gevallen voor een hypotheek met gemengde levensverzekering maar hun hand opsteken. Ik moet dan beide handen in de lucht steken. Dus zelfs met voorlichting en kennis worden er fouten gemaakt en worden de verkeerde producten aan de consument verkocht.
Ik weet niet hoe lang de Commissie de gedragscodes gaat uitproberen voordat zij met wetgeving komt. Ik ben geen voorstander van wetgeving als dat niet nodig is, maar soms is er behoefte aan betere wetgeving die doeltreffend is vanuit het oogpunt van de consument. Er is momenteel sprake van een krimping van het kredietaanbod. Terwijl in het Ierse bankwezen eerst met geld werd gestrooid en volledige hypotheken de norm waren, hebben we nu de tegenovergestelde situatie met de financiële beknotting. Dit is een kwestie die ons allemaal aangaat en ik hoop dat dit debat zal bijdragen tot betere financiële diensten voor de Europese consument.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de geachte leden nogmaals bedanken voor hun werk op dit punt. Er is op gewezen dat we transparantie nodig hebben en een duidelijk overzicht over wat dit met zich meebrengt voor de consument. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit, maar soms is er een beetje kwantiteit nodig om de kwaliteit te krijgen.
De Commissie is zeer verheugd over uw duidelijke steun voor de noodzaak tot het treffen van maatregelen. We beseffen dat we het efficiëntieniveau en het functioneren van de sector retailbanking moeten verbeteren, een sector die gefragmenteerd blijft langs nationale lijnen. Dat is niet in overeenstemming met de interne markt waar we allemaal in geloven. Daarom is de sector retailbanking – dat is een open deur – van wezenlijk belang voor ons allen, voor alle consumenten en de economie in haar totaliteit. Het verslag van het Parlement weerspiegelt het belang dat ook u aan dit terrein hecht.
Mevrouw Roithová sprak over de situatie in haar land, maar merkte op dat niet alleen in haar land de hoge kosten vaak het gevolg zijn van een gefragmenteerde markt met slechts enkele spelers. De situatie die we aantroffen in het sectoraal onderzoek, wat ik al aanstipte, is heel duidelijk.
We denken en verwachten dat de invoering van SEPA een antwoord zal zijn op veel van de problemen, omdat dit de grensoverschrijdende concurrentie zal vereenvoudigen en dat is nodig. Het is een op de markt gerichte benadering die zou moeten werken. We staan daarom volledig achter dit initiatief en werken samen met de sector om te zorgen dat de doelstellingen van SEPA worden verwezenlijkt. De heer Sánchez Presedo zei terecht dat bevordering van de concurrentie van wezenlijk belang is voor de hele benadering, omdat we allemaal beseffen dat de banken bij het ontbreken van concurrentie zullen proberen ons beet te nemen.
Wat de feitelijke kosten van betaalkaarten betreft, waarover mevrouw Starkevičiūtė een vraag stelde, delen we de behoefte van het geachte lid aan meer transparantie in de markt. Als voorstanders van concurrentie moeten we ons bewust zijn van wat er speelt in de markt. Het feit dat niet duidelijk was waarom consumenten hier baat bij zouden hebben, was een van de redenen om de afwikkelingsprovisies van MasterCard te verbieden – dat was duidelijk. Ons doel is om te zorgen dat tarieven duidelijke en verifieerbare voordelen opleveren voor de consument.
De heer Klinz sprak terecht over rechten en deze zijn altijd verbonden met verantwoordelijkheden: niet alleen van de klant, maar van ons allen – de banken en alle betrokken partijen. We hebben meer transparantie nodig, we moeten duidelijk zijn over wat we eruit pikken. De veranderingen van de markt zullen hopelijk die richting uitgaan.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik al eerder opmerkte, zijn de verslagen een uitstekend stukje werk. Ze zijn grondig en samenhangend en zullen een aanzienlijke bijdrage leveren aan ons lopende werk op het gebied van retail- en financiële diensten.
Ik heb er begrip voor dat sommige mensen willen dat wij sneller te werk gaan wat sommige van de initiatieven betreft, maar snelheid staat niet altijd gelijk aan gelijkheid. We staan voor ons uitgangspunt van betere regelgeving, met inbegrip van grondige effectbeoordelingen. Sommige van onze initiatieven, zoals bankrekeningen, zijn al verscheidene jaren onderweg en moeten dit jaar hun vruchten afwerpen. Andere, zoals ons werk op het gebied van beleggingsprojecten voor de consument, zijn van enigszins recentere datum en vergen meer onderzoek voordat we definitieve conclusies kunnen trekken.
Mevrouw Roithová sprak over bankkosten en mijn collega Neelie Kroes heeft dat onderwerp al behandeld. Ik wil er alleen nog op wijzen dat we kosten als zodanig niet kunnen reguleren, maar we hebben echt behoefte aan daadwerkelijke concurrentie en de mogelijkheid voor consumenten om eenvoudig van aanbieder te kunnen veranderen als ze ontevreden zijn. Natuurlijk willen we het makkelijker maken voor hen om over te stappen en een grote verscheidenheid aan spelers in de markt hebben. Dat op zich zal de prijzen doen dalen. Mevrouw Margarita Starkevičiūtė stelde een aantal kwesties aan de orde. Ik heb al haar aanwijzigen opgeschreven en we zullen ze, voor zover mogelijk, opvolgen. De heer Ettl sprak over retailbanken. Het Groenboek dat we hebben gepubliceerd, gaat gedetailleerd in op enkele van deze punten van daadwerkelijke zorg.
Ik ben het doorgaans eens met mijn vriend de heer Wolf Klinz, maar ik bespeurde, tenzij ik het verkeerd heb begrepen, dat hij niet zo bezorgd was over het veranderen van bankrekening. We streven ernaar om consumenten in staat te stellen om binnen lidstaten eenvoudig van bankrekening te veranderen. Ik wil er alleen op wijzen dat je hier geen raketgeleerde voor hoeft te zijn. Andere lidstaten hebben zich gewaagd aan gedragscodes en zijn daar vrij eenvoudig in geslaagd. We hebben het bankwezen de gelegenheid gegeven voor zelfregulering op dit specifieke gebied. Ik heb enkele vertegenwoordigers ervan ontmoet. Sommige komen met allerlei fantastische en wonderbaarlijke excuses waarom het niet zou kunnen, maar ik kan hen verzekeren dat we hier niet te maken hebben met astrofysica. Het is vrij eenvoudig te doen en biedt hun de gelegenheid om aan te tonen dat zelfregulering de beste optie is. Maar, zoals ik al eerder zei, als we dit niet doen, beschikken we nog over andere alternatieven.
Ik ben het echter wel eens met het tweede punt van de heer Klinz over de bankstructuren in verschillende lidstaten. Het is volledig aan de afzonderlijke lidstaten om dit te organiseren, en er zijn verschillende bankstructuren in alle lidstaten. Een lidstaat kan zijn structuren naar eigen inzicht organiseren, maar als een structuur het vrijemarktgebied betreedt, moet deze zich houden aan de regels van het Verdrag en dat kan soms tot conflicten leiden. De organisatie van de bankstructuur in een lidstaat is echter uitsluitend een zaak van de betreffende lidstaat.
Ik ben het eens met mevrouw McGuinness wat de gang van zaken met gedragscodes betreft. Ze verwees naar de fantastische fase van de hypotheken met gemengde levensverzekering. Ikzelf was enigszins schoorvoetend om me ooit op dat pad te begeven en wist me er jarenlang tegen te verzetten, maar op een gegeven moment stond ik mezelf toch toe om, samen met iemand anders, een dergelijke hypotheek te nemen. Ik hoorde bij de gelukkigen. Ik bleek aan het eind van de periode winst te hebben gemaakt, wat een verrassing was voor mij en alle anderen gezien mijn eerdere schoorvoetendheid op dat gebied.
Ik denk echter niet dat het iemand te verwijten valt hoe het met hypotheken met gemengde levensverzekering is gelopen. Het was de waan van de dag. Iedereen geloofde er toen in dat het op die manier moest gebeuren en er was behoorlijk veel agressieve verkoop. Maar ik denk dat zolang de consument zich bewust is van veel van de valkuilen, dat precies is wat gedragscodes of alle vormen van consumentenbescherming zouden moeten doen. Ik zeg altijd tegen zakenmensen, in grote en kleine bedrijven – en we moeten dat als consument beseffen – als iets er te goed uitziet, dan is het te goed.
Gianni Pittella, rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil snel alle leden die hebben gesproken, bedanken en in dank ook nogmaals de commissarissen en de heer Karas.
Ik wil heel even stilstaan bij de afwikkelingsprovisies. Mijn voorstel voor richtsnoeren is gebaseerd op de overtuiging – en natuurlijk hoeven we het op dit punt niet met elkaar eens te zijn, mevrouw Kroes – dat de afwikkelingsprovisies nuttig zijn voor de ontwikkeling en de efficiëntie van het betalingsinstrument. Bovendien bestaat het risico dat zonder afwikkelingprovisies de consumenten opdraaien voor de kosten.
Wat betreft de vraag wat de beste benadering is van de regulering van de financiële markten: ik geloof – en dat heb ik diverse keren gezegd tegen commissaris McCreevy – dat ondergereguleerde en slecht gereguleerde financiële markten en de vaak ineffectieve zelfregulering door de banksector elementen zijn waarvan de negatieve gevolgen door de huidige financiële crisis duidelijk aan het licht zijn gebracht.
Ik geloof derhalve dat het onjuist zou zijn te denken dat de integratie van de financiële retailsector louter door middel van zelfregulering door de sector op behoorlijke wijze kan worden voltooid. De markt voor financiële consumentenproducten zal zichzelf pas goed geïntegreerd kunnen noemen als de volledige harmonisering die met de regels voor consumentenbescherming wordt beoogd, is bereikt en gegarandeerd. De beste manier om dit voor elkaar te krijgen is door middel van een wetgevingsinitiatief van de Commissie.
Othmar Karas, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, evenals aan het begin wil ik nogmaals alle betrokkenen bedanken en ik verzoek de Commissie de voorstellen van het Parlement volledig in haar wetgevingsoverwegingen op te nemen.
Het tweede punt is een tip. Ik wijs mijn collega-Parlementsleden erop dat in het Huis wordt gedebatteerd over het verslag over consumentenvoorlichting in de financiële dienstensector – we hebben het er vandaag veel over gehad – en in het najaar zal het verslag plenair worden besproken.
Een ander punt is dat we niet moeten vergeten dat de verschillende belastingstelsels van de lidstaten een groot obstakel zijn voor de levering van grensoverschrijdende financiële diensten en dat dit ook leidt tot een kleinere interoperabiliteit, met name waar financiële producten om belastingtechnische redenen worden aangeprezen. Ik doe ook een beroep op de sector en de banken om vooruitlopend op de doelstelling van dit Groenboek zelfregulering toe te passen. Wat standaardisering en productdiversiteit betreft: zolang de standaardisering de productdiversiteit niet in gevaar brengt, moeten we daar ook ja tegen zeggen. Wat betreft de bankkosten, die mevrouw Roithová onder de aandacht bracht: de Commissie heeft al naar de SEPA verwezen.
Er bestaan echter nog veel meer obstakels, zoals het obstakel dat rechten die zijn verworven in het ene land, vaak niet naar een ander land kunnen worden overgebracht en het obstakel dat een rekening kan worden geopend als de woonplaats wordt opgegeven. En dan is er nog het ontbreken van een definitie van e-commerce: het grensoverschrijdend betalingsverkeer functioneert, maar bij het openen van een rekening en ook als het gaat om andere rechten, is sprake van obstakels, die we uit de weg moeten ruimen. Er moet nog een hoop gebeuren om voorstellen op tafel te krijgen. We moeten resultaten zien te boeken en daar moeten we consequent aan blijven werken.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Een goed functionerende integrale financiële markt is een noodzakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de agenda van Lissabon. Banken spelen een essentiële rol in het doorgeven van de voorwaarden van het monetaire beleid, inzonderheid aan het midden- en kleinbedrijf en de consument. Veel cliënten willen wel gebruik maken van grensoverschrijdende financiële diensten, maar het openen van een rekening bij een bank in een andere lidstaat gaat gepaard met zoveel bureaucratie dat cliënten vaak ontmoedigd raken.
De Europese banksector moet zijn procedures voor het openen van een rekening verbeteren en vereenvoudigen. Bankafschriften zitten nog steeds zeer ingewikkeld in elkaar en veel consumenten begrijpen ze niet. De complexiteit van financiële producten maakt het moeilijk voor consumenten om zaakkundige beslissingen te nemen. Consumenten worden ook opgezadeld met onevenredig hoge bankkosten voor diensten en voor de uitgifte van creditcards.
Ik denk dat de EU niet zozeer de bankkosten hoeft te reguleren, maar ervoor moet zorgen dat de banksector concurrerend is. Goed geïnformeerde consumenten vormen een wezenlijk onderdeel van de economische concurrentie tussen banken.
Ik geloof dat consumentenorganisaties een belangrijke rol spelen omdat zij kunnen aangeven welke informatie ze noodzakelijk achten om consumenten in staat te stellen de juiste keuzes te maken als het gaat om bankproducten. Zij kunnen financiële voorlichtingsprogramma’s coördineren gericht op het vergroten van de bewustwording van consumenten ten aanzien van de mogelijkheden inzake hun financieel beheer. Ze kunnen ook zeer kwetsbare consumenten helpen.
Ik denk dat er in de EU een tijd komt dat consumentenorganisaties niet meer voor hun bestaan hoeven te vechten. Als ze eenmaal verantwoordelijk zijn voor het consumentenbeleid, zullen ze het belang van financiën begrijpen.
Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (EN) De Commissie presenteert in haar Groenboek over financiële diensten voor consumenten drie strategieën om de integratie van de financiële retailmarkten te bespoedigen: lagere prijzen en meer keuze, een verbetering van de positie van de consument en versterking van het consumentenvertrouwen.
Om te beginnen zal ik ingaan op de positie van de consument en benadruk ik het belang van beter inzicht van consumenten in financiële aangelegenheden. Tijdens de recente hoorzitting over financiële voorlichting voor consumenten zagen we een aantal praktische voorbeelden van financiële voorlichtingsprogramma’s voor consumenten. Er zouden verdere inspanningen kunnen worden gedaan om beste praktijken op dit gebied te delen met andere lidstaten en daarbij denk ik met name aan de nieuwe lidstaten.
Wat meer keuze voor de consument betreft: het is duidelijk dat consumenten die van aanbieder van financiële diensten willen veranderen, dit met een minimum aan kosten en juridische obstakels moeten kunnen doen.
Wat de informatie voor de consument betreft: de consument zoveel mogelijk informatie geven is niet genoeg. De consument overladen met informatie leidt tot een averechts effect. Er moet evenwel voldoende informatie worden geboden om de consument in staat te stellen weloverwogen keuzes te maken.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. – (RO) In overeenstemming met het verslag-Pittella is in het sectoronderzoek een analyse gemaakt van de concurrentiesituatie met betrekking tot betalingssystemen, waaronder betaalpassystemen, kredietkantoren, samenwerking tussen banken en het prijs- en vereffeningsbeleid. Het onderzoek toont aan dat er significante verschillen bestaan tussen de provisies die voor bankpassen worden betaald. Zo kwam aan het licht dat het grootste deel van de nationale debetkaartnetwerken veel lagere interbancaire provisies in rekening brengt dan de internationale netwerken en dat, in de meeste lidstaten, het grootste deel van de banken aanvragen voor hypotheekkredieten, persoonlijke kredieten en leningen aan het MKB honoreert bij het openen van een lopende rekening.
Meestal heeft de cliënt niet dezelfde onderhandelingsbevoegdheid wanneer deze een overeenkomst aangaat met de bank waar hij cliënt wordt. De cliënt tekent een contract dat hij niet altijd leest en zelfs als hij dat wel doet en hij aanpassingen voorstelt, is dat niet mogelijk. Gezien dit gegeven ben ik van oordeel dat de bevoegde regelgevende autoriteiten moeten toezien op de vorm van de contracten die de banken aanbieden om de belangen van zowel de cliënten als de banken te beschermen. Ik vind dat het verplicht zou moeten zijn dat een cliënt die een rekening opent, van te voren een beknopte overzicht krijgt van de kosten die in rekening worden gebracht zolang hij van de rekening gebruik maakt.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
25. Communautair systeem ter bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Marie-Hélène Aubert, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (COM(2007)0602 – C6-0454/2007 – 2007/0223(CNS)) (A6-0193/2008).
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag de rapporteur bedanken voor haar werk aan dit verslag. Ik ben blij te zien dat de Commissie visserij volledig achter dit belangrijke voorstel om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, staat.
Zoals u weet, vormt IOO-visserij een grote bedreiging voor de duurzaamheid van de visbestanden en de mariene biodiversiteit en dit ondermijnt het wezen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik geloof niet dat het nodig is verder uit te weiden over de rampzalige wereldwijde gevolgen voor het milieu en de economie van IOO-visserij, aangezien u daarvan op de hoogte bent. We moeten echter niet vergeten dat IOO-visserij een wereldwijd verschijnsel is, dat met name gevolgen heeft voor ontwikkelingslanden. Daarom is het voorstel een niet-discriminerend instrument, dat van toepassing is op alle communautaire handel in visserijproducten afkomstig van IOO-visserij, in alle wateren, en op alle EU-onderdanen die onder welke vlag ook IOO-visserijactiviteiten verrichten of steunen.
Internationale samenwerking is de sleutel tot de doeltreffende beëindiging van IOO-visserij. Daarom heeft de Commissie reeds bilaterale contacten aangeknoopt met derde landen. Ook heeft de Commissie, in nauwe samenwerking met de DG Ontwikkeling en EuropeAid, een werkprogramma opgesteld om ontwikkelingslanden te steunen, om hen te helpen bij de soepele en succesvolle tenuitvoerlegging van de verordening, met name als het gaat om het vangstcertificeringssysteem. Dit werkprogramma omvat seminars en workshops in een groot aantal derde landen.
De Commissie stemt in met bijna alle voorgestelde amendementen, die of onder het voorstel vallen of zijn opgenomen in de compromistekst van het voorzitterschap.
Ik ben met name heel blij dat het verslag de tenuitvoerlegging van de verordening voor alle schepen, het vangstcertificeringssysteem en de harmonisering van sancties steunt.
Het is van belang dat communautaire schepen in de verordening worden opgenomen omdat niet-discriminatie en consistentie met de WTO-regels zo gegarandeerd zijn. Ook is het belangrijk dat de Gemeenschap laat zien dat de bestrijding van IOO-visserijactiviteiten haar ernst is, door alle schepen die de instandhoudings- en beheersregels overtreden, in de verordening op te nemen.
Het vangstcertificeringssysteem is het instrument waarmee de controle op de traceerbaarheid van visserijproducten zal worden gewaarborgd. In navolging van de huidige praktijken binnen regionale organisaties voor visserijbeheer en van douanevoorschriften moet dit systeem, omwille van de efficiëntie, gelden voor alle visserijproducten, waaronder het be- en verwerken van producten. Aquacultuurproducten en producten die weinig in de Gemeenschap worden verhandeld, zullen echter niet onder de werkingssfeer van de regeling vallen. Dat kunnen we tijdens de afsluitende onderhandelingen in de Raad regelen.
Door sancties te harmoniseren zullen lidstaten beter in staat zijn maatregelen te nemen om IOO-activiteiten te voorkomen en ervoor te zorgen dat elk economisch voordeel meer dan tenietgedaan wordt door de opgelegde boetes. De Commissie is ervan overtuigd dat een systeem van afschrikkende, evenredige en geharmoniseerde sancties en begeleidende maatregelen de sleutel is tot naleving van de verordening.
Ik dank mevrouw Aubert nogmaals voor het verslag en de commissie voor haar aandacht voor deze zeer belangrijke kwestie. Dit verslag levert een significante bijdrage aan een zeer doeltreffende strijd tegen IOO-visserij.
Marie-Hélène Aubert, rapporteur. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de gebeurtenissen die zich vandaag in Brussel afspelen, maken duidelijk hoezeer de toekomst van de Europese visserij is gevaar komt als de Europese Unie niet in staat is het duurzame beheer van visbestanden en de grondige hervorming van haar bestaande beleid ten uitvoer te leggen. De strijd tegen IOO-visserij is een belangrijk onderdeel van dit veeleisender en samenhangender beleid. Maar de mondialisering van de handel, vrij verkeer van kapitaal en ontwikkelingen op het gebied van vervoer en communicatie hebben de laatste jaren allemaal bijgedragen aan een aanzienlijke toename van de illegale visserij.
De situatie is inmiddels onhoudbaar geworden. Europese vissers vragen, net als alle andere belanghebbenden, waaronder NGO’s, eensgezind om een effectiever aanpak van dit verschijnsel – dat de afbraak van bronnen versnelt en leidt tot oneerlijke concurrentie voor degenen die zich aan de regels houden. Maar dat wil nog niet zeggen dat lidstaten niet in staat zijn geweest toezicht te houden en sancties op te leggen voor illegale praktijken, zoals ze geacht werden te doen. Het verslag van de Europese Rekenkamer dat enkele maanden geleden is gepubliceerd, is in dit opzicht vernietigend.
Daarom werd het ambitieuze voorstel dat de Europese Commissie afgelopen oktober aankondigde, bijzonder goed ontvangen door de Commissie visserij, die, met een overweldigende meerderheid, al een initiatiefverslag had aangenomen over het EU-actieplan van februari 2007 ter bestrijding van IOO-visserij. We zijn verheugd dat onze aanbevelingen grotendeels in het wetgevingsvoorstel van de Commissie zijn opgenomen. Hieronder vallen de publicatie van een lijst van IOO-schepen, versterkte havenstaatcontrole, verplichte vangstcertificaten voor de vlaggenstaat en dus de weigering geïmporteerde visserijproducten afkomstig van IOO-visserij toe te laten tot de EU, versterkte en geharmoniseerde sancties en een communautair alarmeringssysteem. Het voorstel van de Commissie is dus tamelijk volledig.
Maar, zoals u weet, zijn drie punten het onderwerp van een verhit debat binnen de Raad geweest, met name de werkingssfeer van de verordening. Zelf ben ik heel blij dat we er eindelijk in geslaagd zijn de door u voorgestelde werkingssfeer veilig te stellen, waardoor zowel communautaire schepen als schepen uit derde landen onder de verordening vallen. Men vond het vangstcertificaat ook te omslachtig of ingewikkeld en er is ook fel gedebatteerd over de hoogte en de aard van de sancties.
Deze kwesties zijn ook binnen onze commissie aan de orde gesteld. Maar onze amendementen hebben, volgens mij, uiteindelijk bijgedragen tot een duidelijker tekst terwijl de ambitie en de belangrijkste doelstellingen van de nieuwe verordening behouden zijn. Het verslag is met algemene stemmen aangenomen en ik dank mijn collega’s voor hun steun, die heeft bijgedragen tot deze uitkomst. Nu er een sector in crisis verkeert, wil het Europees Parlement vandaag een zeer sterk signaal afgeven, met name bedoeld voor de Raad, die te lang heeft gewacht voor hij op dit terrein zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
Commissaris, de strijd tegen IOO-visserij is tot nu toe slechts onderdeel van het bredere beleid inzake de controleverordening en het beleid inzake ernstige misdrijven. Deze scheidslijn komt de duidelijkheid over de procedure niet te goede en dan druk ik me nog voorzichtig uit. We wachten nog steeds op een uitleg van u over de wijze waarop deze drie nieuwe verordeningen gestructureerd moeten worden. Evenzo is de bezorgdheid over de complexiteit van het vangstcertificaat gewoon een excuus om de tekst af te zwakken of uit te stellen. We hebben universeel begrijpelijke procedures nodig die toegankelijk zijn voor ontwikkelingslanden, die hoe dan ook de belangrijkste slachtoffers van IOO-visserij zijn, en voldoende betrouwbaar, efficiënt en bekwaam personeel om de procedures toe te passen. Ten aanzien van dit punt wensen wij ook opheldering en een toezegging van u.
Commissaris, tot slot rekenen we op uw vastberadenheid – die, naar wij weten, groot is – om snel een eind te maken aan illegale visserij, die bovenal blauwvintonijn en kabeljauw treft, lucratieve soorten die momenteel zwaar overbevist worden. Dat zou in ieder geval een concreet antwoord zijn op de ernstige problemen waarmee de visserijsector momenteel geconfronteerd wordt. Zoals u weet, moet er nog heel veel worden gedaan om een duurzame toekomst voor de Europese visserij veilig te stellen. De komende weken wordt echter een belangrijke stap genomen en ik ben daar net zo blij mee als u.
Daniel Varela Suanzes-Carpegna, rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, dit debat vindt plaats tijdens de ernstigste crisis in de communautaire visserijsector die we ooit hebben meegemaakt.
Er zijn diverse redenen waarom de kosten in de sector niet worden gedekt en waarom het momenteel niet rendabel is om te gaan vissen. De invoer van vis in de Europese Unie en illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) zijn er twee van. Daarom steunen wij het voorstel en het verslag, maar er moet meer gebeuren.
Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om hier in het Europees Parlement de Commissie en de Raad te vragen met spoed actie te ondernemen en niet toe te staan dat deze sector kapot gaat. Als het zo doorgaat, stort deze sector namelijk in.
Ik verzoek de commissaris en de Raad met spoed een gezamenlijk noodplan aan te nemen dat ook maatregelen voor de middellange en lange termijn bevat. Frankrijk loopt voorop in deze strijd en het naderende Franse voorzitterschap biedt een gouden kans om dit te verwezenlijken.
De Commissie moet haar initiatiefrecht actiever uitoefenen – met hulp, compensatie, herstructurering, innovaties – om de kosten waaronder de sector gebukt gaat, te beteugelen en oneerlijke concurrentie door import te beteugelen. De tijd dringt.
We wilden dat de Commissie internationale handel aan dit debat deelnam, omdat het weinig zin heeft IOO-visserij te verbieden als de Europese Unie haar markten er vervolgens voor openzet.
We willen dat er alleen legale vis in de Europese Unie wordt verkocht. Is dat te veel gevraagd?
Er moet meer controle komen, betere traceerbaarheid en meer en betere etikettering, kortom meer garanties over wat de Europese Unie binnenkomt. Dat moet de Europese Unie niet alleen doen; dit moet op mondiaal niveau gebeuren, via multilaterale en bilaterale kanalen.
Partnerschapsovereenkomsten, in combinatie met de daaraan gerelateerde technische ondersteuning en scholing, zijn ook een instrument om dit te bereiken, en dan niet om nieuwe handelsbarrières te kunnen opwerpen maar om maatregelen te nemen die voor alle betrokken partijen effectief zijn.
Hierop berust de toekomst van een hele economische sector, die in de Europese Unie sterk geconcentreerd is in regio’s die er zeer afhankelijk van zijn, met de enorme maatschappelijke gevolgen van dien.
De duurzaamheid van visserijhulpbronnen, die een primaire bron van gezonde voeding zijn in een tijd dat er een voedselcrisis heerst, berust hier ook op.
Ioannis Gklavakis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, mijn dank gaat uit naar mevrouw Aubert voor haar verslag.
Illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij is een van de voornaamste problemen in de sector, vooral omdat het milieu er veel schade van ondervindt en dat is een groot probleem voor de hele planeet. Het verstoort de concurrentie. Zij die zich schuldig maken aan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, verkeren in een gunstiger positie dan legale vissers en het is onze plicht hen te beschermen. Ongemelde visserij betekent inkomstenverlies voor de staat.
Een van de maatregelen die worden genoemd in het voorstel voor een verordening waarover we stemmen, is de invoering van een systeem van havenstaatcontrole op grond waarvan vaartuigen van derde landen die illegale visserijactiviteiten verrichten, geen toegang krijgen. Het voorstel voorziet in een verbod op de invoer van vis afkomstig van illegale visserij, de opstelling van een lijst van vaartuigen die betrokken zijn bij illegale en ongemelde visserij, de ontwikkeling van een communautair alarmeringssysteem voor gevallen dat het vermoeden bestaat dat vis afkomstig van illegale visserij is opgespoord en een verbod op de invoer van vis uit landen waarvan vaststaat dat zij niet meewerken aan de EU-regeling.
De verordening bevat enkele controversiële punten, bijvoorbeeld de werkingssfeer ervan. Sommige lidstaten willen dat deze beperkt blijft tot de verantwoordelijkheden van communautaire schepen buiten de communautaire wateren, aangezien er reeds diverse bepalingen bestaan om controle uit te oefenen op de visserij binnen de communautaire wateren. Bovendien wordt tegen het einde van 2008 een herziening verwacht van de basisverordening inzake de controle op de visserij. Ik denk dat de twee verordeningen elkaar zullen overlappen en dat ze het vereenvoudigingsproces inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid niet zullen bevorderen.
Tot slot wijs ik erop dat dit inderdaad een belangrijk onderwerp is en we moeten het dan ook als zodanig behandelen. We moeten het met discipline en vastberadenheid benaderen en altijd in samenwerking met de vissers, zonder wier mening en medewerking we niet kunnen.
We steunen het verslag van mevrouw Aubert in ieder geval en danken haar voor haar werk.
Luis Manuel Capoulas Santos, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag-Aubert over illegale visserij is in de Commissie visserij met algemene stemmen aangenomen, zoals de rapporteur, die ik hierbij feliciteer, al aangaf. Dit zegt op zichzelf waarschijnlijk al meer over het onderwerp dan wat ik op dit ogenblik kan zeggen.
We kunnen evenwel niet vaak genoeg herhalen dat illegale visserij een misdaad tegen de natuur en tegen de economie is, een misdaad die helaas vaak ongestraft blijft en waartegen we vastberaden en onverschrokken in het geweer moeten komen. Daarom dank ik commissaris Borg en de Commissie dat ze tijdig op de in februari 2007 door het Parlement geuite bezorgdheid hebben ingespeeld door te komen met een voorstel voor een verordening dat alle verwachtingen overtrof en dat ons applaus meer dan waard is.
Het zal niet meevallen zonder de betrokkenheid van de lidstaten en zonder voldoende personeel en materiaal succes te boeken in een strijd die wordt bemoeilijkt door zeer lastige omstandigheden, ook al is het regelgevingskader nog zo veel verbeterd. Daarom moeten we de lidstaten ook mee zien te krijgen.
Met dit verslag en de erop volgende verordening neemt de Europese Unie in ieder geval een zeer belangrijke stap en geeft ze een voorbeeld dat ons siert en met trots vervult. Ik weet zeker dat de Commissie de bijdragen van het Parlement zal blijven verwelkomen met het oog op een verdere verbetering van het voorstel.
Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het spijt me als ik nu handel in strijd met het protocol, maar ik kan deze kans om een vurig pleidooi te houden niet aan me voorbij laten gaan. De visserijsector maakt moeilijke tijden door ten gevolge van de stijging van de brandstofprijs. Daar heeft iedereen momenteel onder te lijden, maar de kwetsbaarsten wel het meest.
Ik weet dat verschillende lidstaten, waaronder mijn eigen land, Portugal, u willen vragen of reeds gevraagd hebben om uw steun bij het zoeken naar oplossingen in een Europees kader, namelijk door het Europees Visserijfonds flexibel in te zetten en maatregelen te nemen die de maatschappelijke gevolgen van de huidige crisis kunnen verzachten. Ik weet dat dit overbodig is, maar ik doe toch een beroep op uw solidariteit en de geest van openheid die u ten aanzien van de problemen van de sector altijd tentoongespreid hebt om zo spoedig mogelijk tot een bevredigende oplossing te komen.
Elspeth Attwooll, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de ALDE-Fractie spreekt haar volledige steun uit voor het voortreffelijke verslag van mevrouw Aubert. De voorgestelde amendementen bieden een verduidelijking van diverse aspecten van de voorstellen van de Commissie en voegen er in enkele gevallen iets aan toe, zoals enkele bruikbare aanvullingen over subsidies en sancties in geval van overmacht.
Het valt ook toe te juichen dat veel nadruk wordt gelegd op de noodzaak van niet-discriminatie bij de toepassing van de verordening, want het lijdt geen twijfel dat IOO-visserij op mondiaal niveau moet worden aangepakt en de EU-maatregelen zijn een belangrijke stap in die richting.
Ik had het geluk vorige week deel uit te maken van een delegatie van de Commissie visserij die een bezoek bracht aan Noorwegen. Er werd ons verteld dat IOO-visserij in het gebied de afgelopen drie jaar enorm is afgenomen, vooral sinds de invoering van een systeem van havenstaatcontrole voor de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan in mei 2007. Onder dat systeem vallen alle EU lidstaten alsook Noorwegen, IJsland, de Faeröer-eilanden en Rusland. De Noorse minister van Visserij en Kustaangelegenheden was lovend over de samenwerking met de EU op dit gebied.
Maar men is het er ook over eens dat gelokaliseerde maatregelen het probleem eerder verplaatsen dat oplossen. Daarom is het heel goed dat de amendementen 5, 6 en 54, die erop gericht zijn meer te doen om de negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden tot een minimum te beperken, er zijn. Bovendien geloof ik dat we een speciale verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen aan de verbetering van de inspectie- en controlesystemen in ontwikkelingslanden, en niet alleen bij die landen waarmee we partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied hebben gesloten.
Verder hoop ik dat de Commissie, het Parlement en ook de Raad de aanneming van een bindend verdrag over havenstaatcontrole op VN-niveau actief zullen bevorderen. De voorbereidingen in de FAO zijn al begonnen en als de wil er is, kan zo’n verdrag in maart 2009 worden aangenomen.
Ian Hudghton, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mijn fractiegenoot Marie-Hélène Aubert voor het vele werk dat ze in dit geslaagde verslag heeft gestopt.
Het is duidelijk in het belang van alle visserijlanden en visserijgemeenschappen dat een einde wordt gemaakt aan de illegale visserij. Het zijn tenslotte de visserijgemeenschappen zelf die baat hebben bij de geslaagde instandhouding van de hulpbron. Internationale samenwerking is van belang om de illegale visserij door de piraten en de georganiseerde misdaad die wereldwijd op dit terrein actief zijn, met succes te beëindigen.
Binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid is te veel aandacht besteed aan het recente verslag van de Europese Rekenkamer over controle en handhaving. Dat verslag was gebaseerd op gegevens die naar verluidt afkomstig waren van de zes belangrijkste visserijlanden binnen de EU. Maar een van de landen die gegevens had aangeleverd, was het Verenigd Koninkrijk (Engeland en Wales). Van Schotland, dat ongeveer 70 procent van de visserij in het Verenigd Koninkrijk voor zijn rekening neemt, waren geen gegevens opgenomen. Ik wijs erop dat voor Schotland aparte quota gelden en dat Schotland zijn eigen afzonderlijke organisaties heeft op het gebied van beheer en naleving.
Ten aanzien van de controles zijn in mijn eigen visserijland de laatste jaren ook enige verbeteringen geboekt. We hebben een registratiesysteem van kopers en verkopers en er zijn aanlandingshavens aangewezen. Een goede handhaving is natuurlijk belangrijk, maar het is net zo belangrijk een verstandige beheersregeling te hebben die instandhouding bevordert, bijvoorbeeld door de Schotse vissers de garantie te bieden dat ze op de lange termijn baat hebben bij de instandhoudingsmaatregelen die ze van tijd tot tijd moeten toepassen. Het GVB heeft een dergelijke garantie eenvoudigweg niet kunnen bieden.
Commissaris Borg, ik was blij u onlangs te horen zeggen dat u voorstander bent van een grondige hervorming van het GVB. Daar ben ik het mee eens. Ik zeg: laten we het dagelijks beheer en de dagelijkse controle van de hulpbronnen weer laten uitvoeren door de visserijlanden, die visserijrechten hebben in logische visgebieden zoals de Noordzee, en laten we het onwerkbare idee loslaten dat we allemaal dezelfde toegang tot de wateren en de hulpbronnen moeten hebben.
Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) We hebben enige reserves over een aantal aspecten, maar we verwelkomen het initiatief om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en we kunnen ons vinden in de algemene strekking van het verslag.
We benadrukken onder andere dat de in dit initiatief beschreven regels dienen te gelden voor alle schepen, of ze nu van EU-lidstaten afkomstig zijn of van derde landen. Maar we wijzen erop dat afstemming van deze voorstellen op een herziening van de communautaire regels inzake controle er in de toekomst voor moet zorgen dat de bevoegdheden van de lidstaten inzake procedures en controles gegarandeerd zijn. Verder geloven we ook dat alle kwesties inzake sancties onder de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten dienen te vallen.
Tot slot benadruk ik dat als de Commissie in het tempo waarmee zij met dit initiatief kwam, zou inspelen op de terechte eisen van de sector, de sector niet geconfronteerd zou worden met de voortdurende verslechtering van de sociaaleconomische situatie.
Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, de verordening die we vandaag bespreken, is zowel veelomvattend als complex en ik wil graag een paar punten benadrukken.
Om te beginnen is het een heel goed voorstel om vissers die op illegale visserij worden betrapt, de subsidies die ze van de EU hebben ontvangen, te laten terugbetalen. We kunnen niet toestaan dat er een situatie ontstaat waarbij belastingbetalers gedwongen worden criminele activiteiten te subsidiëren. Anderzijds wordt illegale visserij door allerlei typen schepen verricht. Het voorstel moet derhalve gelden voor alle schepen, zowel afkomstig uit de EU als uit derde landen.
Ten tweede is het voorgestelde vangstcertificaat een goede zaak. Het certificeringsproces kan een sleutelrol spelen bij de strijd tegen illegale visserij. Ik heb echter zo mijn twijfels over gemeenschappelijke maximumboetes. De lidstaten zouden op eigen verantwoordelijkheid moeten kunnen optreden door afschrikwekkende heffingen op te leggen.
Tot slot denk ik dat het gemeenschappelijk Europees visserijbeleid een mislukking is gebleken en dat het moet worden hervormd. Om illegale visserij echt te kunnen bestrijden moeten we internationaal samenwerken, zowel met regionale visserijorganisaties als met andere internationale organen.
Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij moet inderdaad worden uitgeroeid. Er staat dus veel in dit verslag waarmee ik het eens ben, maar ik sta afwijzend tegenover de eis dat de EU de strafrechtelijke sancties moet vaststellen en tot de vorming van een Europees korps van inspecteurs moet komen. Hiermee wordt afbreuk gedaan aan de subsidiariteit. Ook ben ik tegen de onnodige extra bureaucratie die ontstaat als de verordening wordt toegepast op schepen die een EU-vlag voeren, omdat deze schepen al gebonden zijn aan de strenge bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
We zitten niet te wachten op meer regelgeving voor onze eigen vissers met als doel vissers van derde landen die gewoon doorgaan met hun schurkenstreken, aan te pakken. Ik heb de afgelopen maanden gezien hoe lokale vissers in het Verenigd Koninkrijk boetes kregen opgelegd en ik bestrijd de suggestie dat we meer en strengere regelgeving en straffen nodig hebben voor onze eigen vloten.
Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mevrouw Aubert voor haar verslag. Ik denk dat uit het verslag duidelijk naar voren komt dat het Parlement de politieke wil heeft om de benodigde maatregelen te nemen om illegale visserij in alle verbanden uit te roeien en om, beginnend met het aspect dat ons raakt, de Gemeenschap te sluiten voor de invoer van en handel in illegale visserijproducten.
Maar we kunnen niet heen om de verantwoordelijkheid die de havenstaat en de Commissie zelf op grond van dit voorstel hebben. We hebben het over een verordening met een zeer ambitieuze tekst, die de lidstaten dwingt uiterst waakzaam te zijn en materiaal noch personeel te sparen – een van de zwakke punten van het hele controlebeleid – om woorden om te zetten in daden. Helaas betekent dit dat we naast onze eigen politieke wil opnieuw die van andere partijen moeten zien te mobiliseren.
Al jaren brengt de illegale visserij dagelijks grote schade toe aan biologische hulpbronnen en ook aan legale vissers. Momenteel verkeert een groot deel van de sector in staat van oproer naar aanleiding van het zoveelste grote verlies van inkomsten, waarvan de stijging van de dieselprijzen natuurlijk een van de voornaamste oorzaken is. Er zijn echter ook andere factoren die bijdragen aan de verliezen en een ervan, de grootschalige invoer naar de EU van producten tegen lage prijzen en van dubieuze oorsprong, is onder deze omstandigheden werkelijk schandalig.
Een voorbeeld: de afgelopen vijf maanden van dit jaar alleen al is de dieselprijs met 38 procent gestegen, terwijl de prijs van zwaardvis, een geïmporteerde vissoort bij uitstek, 40 procent is gedaald. Geen enkel bedrijf in welke sector ook kan een dergelijke economische context overleven, maar toch is het bewezen dat, wanneer de politieke wil bestaat om de invoer nauwlettend te volgen, zoals in het verleden is gedaan – en daar ben ik zelf getuige van geweest – de prijzen die aan producenten in de Gemeenschap werden betaald, zich meteen herstelden.
Commissaris, ik vraag u en de lidstaten derhalve deze verordening resoluut en met de grootst mogelijke spoed ten uitvoer te leggen.
Stavros Arnaoutakis (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik dank de rapporteur en feliciteer haar met haar voortreffelijke werk aan dit verslag.
Als Europese Unie moeten we eindelijk beseffen dat hoe meer we deze ongecontroleerde situatie te kans geven zich verder te ontwikkelen, des te meer we een wissel trekken op de toekomst van de mariene visserij en het wereldwijde mariene ecosysteem. De EU moet meteen handelen en niet alleen optreden als een unie van bureaucratische en complexe verordeningen die vaak niet eens door de lidstaten ten uitvoer worden gelegd, maar een mondiaal initiatief nemen zonder bang te zijn van de grote belangen die op het spel staan of toe te geven aan internationale druk of druk van andere zijde. Zo zal de hele wereldwijde gemeenschap die zich met visserij bezighoudt, de minimalisering van illegale en ongemelde visserij begrijpen en aanvaarden en er ten slotte mee instemmen. Een noodzakelijke voorwaarde voor een dergelijk initiatief is natuurlijk dat er een wereldwijd aanvaarde overeenkomst komt over de instandhouding van de visserij. Evenals mijn collega-Parlementsleden spreek ik mijn bezorgdheid uit over de grote crisis die Europese vissers nu doormaken. Commissaris, we moeten ons onmiddellijk over deze kwestie buigen en de problemen aanpakken.
Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de verordening van de Raad is een interessant voorbeeld van preventieve wetgeving, van een verordening gericht tegen illegale vangsten, een praktijk die de instandhouding van duurzame visbestanden in gevaar brengt. De voornaamste reden waarom dit document mogelijk effectief zal blijken te zijn, is de helderheid van de voorgestelde oplossingen – een precieze definitie van de bedoelingen van de wetgever.
De rapporteur heeft de specifieke aard van de verordening heel goed begrepen en ongewoon bruikbare interpretaties geboden die het gewoon eenvoudiger maken de belangrijkste bepalingen te ontcijferen. Regeringen en landen in het zuidelijk en oostelijk deel van de Baltische regio hebben uitgebreid gereageerd op dit belangrijke juridische initiatief. Maar deskundigen discussiëren nog steeds over de criteria die de Raad heeft voorgesteld voor het straffen van vissers die illegaal vissen.
Opnieuw rijst de vraag of bij het idee van gegarandeerde effectieve straffen door middel van de verstrekkende formalisering van de straffen wel rekening wordt gehouden met de verschillen in vangstpotentieel van de Europese zeeën? Moet de erop volgende wetgeving geen mogelijkheid bieden de zwaarte van de straffen afhankelijk te maken van de visbestanden en de bindende vangstquota voor de gevangen vissoorten? Ik geloof dat de onlangs aangepaste ICES-evaluatie inzake het Baltische ecosysteem de dooi inluidt van het visserijbeleid, van het aanpassingsproces met betrekking tot de revolutionaire maatregelen van de Europese Unie gericht op bescherming van de visbestanden.
De Commissie visserij van het Europees Parlement had de vooruitziende blik een speciaal amendement af te ronden waarin het eerste jaar van de toepassing van de verordening wordt gezien als overgangsperiode, als aanpassingsperiode, zodat de lidstaten de nodige stappen kunnen nemen om op één lijn te komen.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de visserijsector verkeert wereldwijd in crisis. De visserijsector in de EU verkeert in crisis en daar komt de stijging van de mariene brandstofprijzen van 30 procent van de afgelopen maanden nog eens bovenop. De vissers gaan op in Brussel en in onze lidstaten de straat. Er wordt met spanning uitgezien naar uw reactie, commissaris. Van de onhoudbare economische druk ga ik nu naar de onhoudbare druk op het milieu. Deskundigen melden dat 75 procent van de visbestanden zwaar uitgeput en overbevist is. Illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij is een mondiaal probleem dat de huidige crisis in de visserijsector verergert.
Volgens de FAO is de totale IOO-visserij verantwoordelijk voor wel 30 procent van de totale vangst in een aantal belangrijke visgronden en zijn de vangsten van bepaalde vissoorten wel driemaal zo hoog als toegestaan. IOO-visserij ondermijnt de duurzame visserij, schaadt en vernietigt mariene habitats en brengt het middel van bestaan van betrouwbare vissers en gemeenschappen die afhankelijk zijn van de visserij, in gevaar. Illegale visserij bedreigt ook de voedselveiligheid, met name voor hen die zeer afhankelijk zijn van vis als bron van dierlijke eiwitten.
Bijvangsten, voornamelijk het gevolg van de grootschalige industriële bodemtrawlvisserij, die vaak ongereglementeerd, illegaal en ongemeld wordt verricht door vissersvloten uit verre landen, hebben verwoestende gevolgen voor lokale vissers en visbestanden. Meer dan een derde van de wereldwijde vangsten wordt gewoon weggegooid omdat het ondermaatse vis of onbedoelde bijvangst betreft. Ondoordachte visserijverordeningen van de EU hebben geleid tot volkomen onhoudbare praktijken, zoals het grootschalig weggooien van vangsten, omdat het – hoe schandalig het ook klinkt – illegaal is bijvangsten aan te landen, terwijl onderzoek hiervan van onschatbare waarde kan zijn voor wetenschappers.
Aangezien de meeste diepzeevisbestanden zeer gevoelig zijn voor snelle uitputting, is de kans aanwezig dat deze bestanden niet meer bestaan tegen de tijd dat er verordeningen ten uitvoer worden gelegd. Ik zou de commissaris willen vragen of hij heeft gekeken naar de mogelijkheden van een satellietvolgsysteem voor schepen, elektronische documentatiesystemen voor vangsten en CCTV-toezicht aan boord als mogelijke maatregelen ter bestrijding van illegale visserij, zoals die in andere rechtsgebieden worden toegepast.
De juiste tenuitvoerlegging van deze verordening vergt vergaande integratie op communautair niveau van de diensten die verantwoordelijk zijn voor inspectie en controle. Ook zullen vissers en andere belanghebbenden zich verantwoordelijk voor en eigenaar van het beleid moeten gaan voelen.
Iles Braghetto (PPE-DE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie heeft de plicht en de verantwoordelijkheid een belangrijke rol te spelen in de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en ze doet dat met een pakket handhavingsinitiatieven ter versterking van de controles, inspecties en sancties.
De meest ambitieuze doelstelling is echter preventief van aard: het mogelijk maken en garanderen van de traceerbaarheid van producten van de vangst tot de eindbestemming. Het draait namelijk niet alleen om de economische schade en de schade aan het mariene milieu die door dergelijke illegale activiteiten wordt veroorzaakt; de doelstellingen die door middel van een hoogwaardig product de bescherming van de consument moeten garanderen en de beroepen van vissers moeten veiligstellen, zijn niet minder belangrijk. Deze beroepen zijn meer dan ooit in gevaar en hierbij spelen diverse factoren, zowel van economische als van structurele aard, een rol.
De Europese Unie laat zich bij het voorkomen, ontmoedigen en beëindigen van illegale visserij, het onderwerp van deze verordening, leiden door deze belangrijke maatschappelijke doelstellingen, die haar sterken in haar voornemen ervoor te zorgen dat de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid in communautaire wateren worden nageleefd.
Dat de wil er is de voorgestelde maatregelen in praktijk te brengen, blijkt wel uit het feit dat het verslag-Aubert met algemene stemmen is goedgekeurd in de commissie.
Petya Stavreva (PPE-DE). - (BG) Mevrouw de Voorzitter, leden van het Europees Parlement, in dit verslag worden zeer belangrijke kwesties aangeroerd in verband met de bescherming van de zeeën en de maatregelen ter bestrijding van illegale visserij.
De behoefte aan wijziging van het bestaande wetgevingskader komt voort uit de toenemende omvang van dit verschijnsel dat ecosystemen en de visserij in de Gemeenschap in gevaar brengt. De rapporteur wijst ook op het belangrijke feit dat lidstaten zich niet houden aan het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Bestaande sancties variëren van lidstaat tot lidstaat, wat leidt tot discriminatie van bepaalde vissers in de Europese Unie. Het is derhalve zeer belangrijk dat de samenwerking, coördinatie en uitwisseling van goede praktijken tussen de Europese landen wordt verbeterd om illegale en ongemelde visserij te kunnen voorkomen en tegengaan.
De totstandbrenging van een controlesysteem afgestemd op de behoeften van de visserijsector is een belangrijke stap vooruit. Naast schade aan het milieu heeft illegale visserij ook economische en maatschappelijke gevolgen waardoor de legale visserij miljarden euro’s aan verliezen leiden.
Het verbod op de invoer van visserijproducten afkomstig van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij naar de Europese Unie kan ook van invloed zijn op de opbrengsten uit illegale visserij. Het controlebeleid en de zware sancties voor overtredingen vormen een uitgangspunt voor beter beheer van visserijhulpbronnen.
De vissers in Bulgarije protesteren ook, aangezien zij moeilijke tijden doormaken. We moeten derhalve verantwoorde beslissingen nemen over de toekomst van de sector. Ik steun het verslag van mevrouw Aubert.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mevrouw Aubert voor dit verslag.
Wat we vooral moeten benadrukken is het feit dat consumenten niet op de hoogte zijn van het probleem van ongereglementeerde, ongemelde en illegale visserij. Daar moeten we uitvoeriger bij stilstaan.
Zoals anderen al opmerkten: de legale visserijsector is in ernstig gevaar en het effect van deze illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij is slechts een deel van het probleem. De brandstofkosten zijn een groot probleem voor de sector en de Commissie moet met een reactie komen op de crisis die vissers in de lidstaten ertoe heeft aangezet vis weg te geven en uit protest de straat op te gaan. Misschien bestaat het probleem van de illegale visserij deels wel uit overregulering van de juridische sector – maar dat debat moeten we wellicht een andere keer voeren.
Ja, er moet een mondiale overeenkomst komen over deze kwestie, maar we moeten bij onszelf beginnen en wat we ook doen, in plaats van meer bureaucratie te creëren, waar wij hier heel vaak van worden beschuldigd, moeten we ervoor zorgen dat de verordeningen die we tot uitvoering brengen, effectief zijn en dat ze het probleem bij de bron aanpakken, zodat wordt voorkomen dat we de economie en het milieu verwoesten.
Paulo Casaca (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, wat hier voor ons ligt is inderdaad een uitstekend verslag – mijn felicitaties voor onze rapporteur. Het is een goed voorstel, zoals de Commissie al aangaf, en ik benadruk de boodschap die de rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, ons gaf, namelijk dat dit precies het soort instrument is waarmee we effectief kunnen reageren op een crisis zoals we die momenteel in de visserijsector doormaken.
Juist doordat de duurzaamheidsregels in de visserijsector niet worden nageleefd, zitten vissers nu met deze crisis opgezadeld en ik hoop dat dit de fundamentele les is die we hier allemaal van kunnen leren. Het probleem is dat de klok doortikt. De tijd staat niet stil voor ons wetgevingsproces, en daarom, commissaris, moeten er met grote spoed maatregelen worden genomen, zoals hier al eerder is opgemerkt. Anders missen we de boot doordat we niet op de juiste wijze inspelen op de uitdagingen die zich voordoen.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik krijg geen vijf minuten op grond van de blikvangerprocedure, maar zelfs mensen die aan het debat hebben deelgenomen, mogen de commissaris een vraag stellen. Ik heb dit al verschillende keren gedaan sinds de invoering van de blikvangerprocedure. Met uw permissie wil ik de commissaris dus een specifieke vraag stellen.
De Voorzitter. − Ik heb me laten vertellen dat ik slechts twee sprekers het woord mag geven. Ik geef u graag het woord.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil geen voorkeursbehandeling maar er zijn voorzieningen voor vijf minuten spreektijd volgens de blikvangerprocedure.
Zou commissaris Borg iets kunnen zeggen over het feit dat sommige lidstaten subsidies op mariene brandstoffen toekennen en andere niet en met name ook iets over een evenwichtige benadering van subsidies? Hoe kan een en ander worden afgestemd op het gemeenschappelijk visserijbeleid – met de nadruk op gemeenschappelijk – en is het in overeenstemming met de regels van het mededingingsbeleid? We moeten de visserijgemeenschap die momenteel in een zware economische crisis verkeert, vooral door de 30 procent hogere prijzen voor mariene brandstof, hulp bieden. Kunt u daar in uw antwoord specifiek op ingaan, zoals verschillende sprekers hebben gevraagd?
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste blijkt uit het niveau van het debat over dit belangrijke onderwerp dat we duidelijk het voornemen delen IOO-visserij op een effectieve en alomvattende manier aan te pakken. Het punt is dat IOO-activiteiten niet alleen de duurzaamheid van visbestanden in gevaar brengen maar ook de toekomst van eerlijke vissers binnen en buiten de Europese Unie.
Om te slagen moeten we aan drie belangrijke beginselen voldoen. Het eerste is dat de werkingssfeer van het voorstel alomvattend blijft. Ten tweede moet het ingevoerde certificeringssysteem doeltreffend zijn zonder dat dit tot onnodige lastenverzwaring leidt. Ook moet het door ons voorgestelde sanctiesysteem zodanig van aard zijn dat de sancties kunnen dienen als effectieve strafmaatregelen zodat er een afschrikkende werking vanuit gaat.
Wat deze drie beginselen betreft: ik heb horen bevestigen dat u zich samen met de lidstaten over diverse kwesties met betrekking tot de werkingssfeer, het certificeringssysteem en de sancties hebt gebogen. U hebt dit voor elkaar gekregen zonder de effectiviteit van het voorstel te verzwakken of te verkleinen. Wat de sancties betreft: een van de grootste problemen van controle is het feit dat de reeks sancties die de lidstaten toepassen, zo divers is dat de sector zelf heeft gevraagd om een level playing field op dit terrein. Om deze reden hebben we in ieder geval niveaus voorgesteld die op evenredige en doeltreffende wijze moeten worden toegepast.
Wat de bredere kwestie inzake de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid betreft: ik kan bevestigen dat we daar inmiddels over nadenken en we zullen er de komende maanden een oriënterend debat over voeren in de Raad. Het plan is om in september een informele ministersvergadering te houden. We buigen ons ook over overregulering, met het oog op vereenvoudiging van de huidige regelgeving.
Ik kan zeggen dat ik het roerend eens ben met de opmerking van mevrouw Aubert dat de strijd tegen IOO-visserij, als deze doeltreffend wordt gevoerd, vissers kan helpen de problemen en moeilijkheden waarmee ze nu worden geconfronteerd, het hoofd te bieden. Verschillende andere Parlementsleden brachten dit ook in hun interventie naar voren. Maar ik ben het ermee eens dat dit niet genoeg is.
Wat ontwikkelingslanden betreft: we zullen deze kwestie op doeltreffende wijze aanpakken, zoals ik al opmerkte tijdens mijn opening. Als we het probleem willen oplossen en niet alleen maar verplaatsen, is het van belang dat we maatregelen nemen om ontwikkelingslanden te steunen.
Aangaande controlekwesties kan ik de rapporteur verzekeren dat de Commissie tijdens het derde kwartaal van dit jaar met een sterk voorstel komt dat ook zal worden samengevoegd, of geharmoniseerd, met het IOO-voorstel dat voor ons ligt. Op die manier vallen de twee voorstellen samen en leiden ze tot dezelfde resultaten.
Wat de brandstofcrisis betreft: we beschikken reeds over maatregelen voor de middellange en lange termijn en die kunnen in combinatie met de herstructurering van de sector worden toegepast. We zullen kijken naar de bestaande marktmaatregelen – enkele Parlementsleden brachten dit punt naar voren in hun interventie – die ertoe leiden dat een verhoging van de kosten wordt gedragen door de vissers en niet wordt doorberekend aan de consument, zoals dat in andere sectoren gebeurt. We moeten er dus achter zien te komen hoe dat komt.
Een aantal van de huidige systemen leidt tot een situatie waarbij de vissers de klappen krijgen en zij voor de hogere kosten moeten opdraaien in plaats van de consumenten.
We bieden vissers enkele mogelijkheden voor directe steun, mits die wordt gekoppeld aan herstructurering in de vorm van reddings- en herstructureringssteun. Ik moet er echter wel bij zeggen dat ik daar ook naar kijk en met mijn collega’s over spreek om andere manieren en middelen te vinden om de vissers op zeer korte termijn te helpen deze nieuwe realiteit het hoofd te bieden. Maar ik moet onderstrepen dat we dat alleen kunnen als er sprake is van vaste herstructureringsplannen met een vaste termijn, want overcapaciteit is ook een probleem. Als we het probleem van de overcapaciteit niet aanpakken, zitten we met een terugkerend probleem zolang de brandstofprijzen zo hoog blijven, of – nog erger – verder stijgen, waar de tekenen wel op wijzen.
Dat hebben we gedaan in het geval van Frankrijk, waarbij overeenstemming werd bereikt tussen de Commissie en Frankrijk over een pakket maatregelen bedoeld om de Franse visserijsector te helpen herstructureren. Ik moet toegeven dat dit niet genoeg was en de Franse vissers niet tevredenstelde.
Ik moet onderstrepen dat de Commissie niets kan doen zonder de medewerking en de actieve betrokkenheid van de lidstaten. We kunnen het niet alleen. Ik heb in dit verband begrepen dat deze crisis tijdens de komende Raad in juli aan de orde komt en persoonlijk juich ik dat toe.
Wat betreft de vraag die mevrouw Doyle helemaal op het eind stelde over het feit dat in sommige lidstaten subsidies worden toegekend en in andere niet: volgens de informatie die de Commissie hierover heeft, blijven deze door verschillende lidstaten toegekende subsidies binnen de parameters van de de minimis-regeling (en iedere lidstaat mag subsidies toekennen zolang deze onder de de minimis-drempel vallen) of vallen ze onder herstructuringsprogramma’s waarnaar ik al eerder verwees. Er is een mededeling over reddings- en herstructureringssteun en als er overeenstemming wordt bereikt – als de Commissie het groene licht geeft aan een herstructureringsprogramma –, dan biedt dit bepaalde mogelijkheden inzake subsidies, inzake overheidssteun, die we anders niet zouden hebben.
Voor zover we beschikken over informatie over andere subsidies die niet onder de de minimis-regeling of onder herstructureringsprogramma’s vallen, wordt deze door ons onderzocht. Frankrijk is er bijvoorbeeld op gewezen dat het bedrag dat is uitbetaald in de vorm van een verzekeringsplan, moet worden terugbetaald. We ondernemen dus wel stappen om erop toe te zien dat de Europese regels inzake mededinging naar behoren worden nageleefd. Tot slot wil ik echter opmerken dat we ons zorgvuldig over de huidige crisis moeten buigen om manieren en middelen te vinden die tot onmiddellijke oplossingen leiden maar waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat de visserijsector op korte termijn overgaat tot herstructurering zodat vangstcapaciteiten worden afgestemd op duurzame visserij.
Marie-Hélène Aubert, rapporteur. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de commissaris en iedereen die aan dit debat heeft deelgenomen bedanken. Het spreekt vanzelf dat in dit debat ook de achtergrond van de ernstige crisis waarin de sector zich bevindt aan bod is gekomen. Ik wil de commissaris bedanken voor de precieze antwoorden die hij heeft proberen te geven op de vragen die over dit onderwerp zijn gerezen, ook al is het bij sommige punten uiteraard moeilijk om in details te treden. In elk geval is het jammer dat de Europese Unie – of Brussel – stelselmatig overal de schuld van krijgt. Ikzelf denk dat dit een goede gelegenheid is om te laten zien dat de Europese Unie – Brussel – geen onderdeel van het probleem is, maar juist onderdeel van de oplossing. Toegegeven, als we zien hoeveel weerzin er tegen de Europese Unie bestaat, beseffen we in welke mate lidstaten en een aantal spelers in de sector zich in de loop der jaren hebben ontrokken aan hun verantwoordelijkheid door prioriteit te geven aan kortetermijnbelangen en alleen voor het die korte termijn te gaan, waarbij ze weigerden in te zien dat ze daarmee een hele sector op rand van de afgrond hebben gebracht.
Op dat punt zijn we nu beland. Hoe kunnen we snelle oplossingen vinden voor een probleem dat zich al jaren voortsleept? Gemakkelijk is dat niet. U hebt een aantal voorstellen gedaan. We zullen echter niet slagen als we geen strenge en drastische maatregelen nemen, als we niet alle noodzakelijke middelen inzetten, omdat deze teksten zonder de inzet van financiële en menselijke middelen niet zullen kunnen worden afgedwongen. We moeten veel strengere sancties opleggen aan de illegale visserij. Dat kan niet al te moeilijk zijn, gezien het kleine aantal boetes dat recentelijk is opgelegd.
Ook moeten we intelligente en duurzame gedragingen en werkwijzen veel meer stimuleren en belonen. Veel vissers en visserijbedrijven die werkwijzen hanteren die heel meegaand en innovatief zijn als het gaat om duurzaam visserijbeheer, hebben het gevoel dat ze daarvoor geen erkenning krijgen en niet beloond worden. Ook denk ik dat we zowel bij de bestrijding van de illegale visserij als op andere gebieden, zoals afvalbeheer, het beheer van hulpbronnen of het vaststellen van quota, voor een veel meer belonende strategie moeten kiezen, een strategie die vooruit kijkt en een stap in de goede richting is, wat op dit moment volgens mij niet het geval is.
Concluderend denk ik dat dit verslag ons de kans biedt om al deze punten aan de orde te stellen. Uiteraard zal dit debat alleen de problemen niet kunnen oplossen. Ik denk dat deze discussie in het volgende verslag zal worden voortgezet, hoewel het tijd wordt dat we een brede raadpleging houden en stoppen met de top-downonderhandelingen tussen de Commissie, regeringen en vertegenwoordigers van de bedrijfstak en een veel bredere, horizontale, interdisciplinaire raadpleging houden. Daar zouden antwoorden uit komen en de Europese Unie en het Parlement zouden dan hun rol weer kunnen vervullen en hun plicht weer kunnen omarmen om oplossingen te vinden voor een sector in crisis.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 5 juni 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO), die een groot international probleem vormt, opnieuw een slag toegebracht.
De genomen maatregelen vullen het bestaande mechanisme op doeltreffende wijze aan. Ik doel daarbij met name op de invoering van een systeem van havenstaatcontrole waarbij vaartuigen die de haven binnenkomen een certificaat nodig hebben en IOO-vaartuigen geen toegang tot havens krijgen. Ook verwelkom ik het verbod op de invoer van IOO-vis en de publicatie van een lijst van vaartuigen die betrokken zijn bij IOO-visserij.
De meerwaarde van deze nieuwe Europese regels vloeit ook voort uit de ontwikkeling van een communautair alarmeringssysteem voor gevallen dat het vermoeden bestaat dat IOO-visserij is opgespoord. Het sanctiesysteem is ook versterkt, met inbegrip van de maatregel dat de toegang van IOO-vaartuigen tot overheidssteun of -subsidies wordt verhinderd en dat ontvangen overheidsteun of -subsidies indien nodig moeten worden terugbetaald.
Belangrijker nog is dat ik er in het Europees Parlement met succes voor heb gelobbyd dat er bij de bestrijding van de illegale visserij wordt gefocust op de ultraperifere regio’s, vanwege de buitengewone kwetsbaarheid van hun ecosystemen. Daarmee wordt een krachtig signaal uitgezonden naar alle vaartuigen die geen scrupules kennen, wat zal bijdragen aan het de kop indrukken van de oneerlijke concurrentie, die langzaam maar zeker onze vissers de nek omdraait.
26. Bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen (debat)
De Voorzitter. − Het volgende agendapunt is het verslag van Duarte Freitas, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig (COM(2007)0605 – C6-0453/2007 – 2007/0224(CNS)) (A6-0183/2008).
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van de heer Freitas gaat over een voorstel dat de weg vrijmaakt voor de invoering van het beginsel van milieueffectbeoordelingen in de visserij. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk deze beleidsverandering is, die de visserijwetgeving op één lijn brengt met de wetgeving inzake veel andere maritieme activiteiten.
Bovendien is dit beginsel in overeenstemming met een heel specifieke doelstelling – het voorkomen van schade aan kwetsbare mariene ecosystemen. Het voorstel past volledig in de ecosysteembenadering waaraan de Commissie in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid zich heeft gecommitteerd.
Met dit voorstel reageren we op de oproep die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2006 heeft gedaan om doeltreffende actie te ondernemen om te voorkomen dat kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee worden vernietigd of ernstig beschadigd door bodemvisserij. In het geval van vaartuigen die in zones opereren waar geen internationale beschermings- of beheersmaatregelen van kracht zijn, is het aan de vlaggenstaat om de activiteiten van deze vaartuigen te reguleren teneinde deze bescherming te waarborgen. Aangezien de Europese Unie in het internationale recht de regelgevende bevoegdheid van de vlaggenstaat uitoefent, moeten we passende maatregelen nemen om voor het eind van dit jaar te reageren op de oproep van de VN.
De voorgestelde verordening zal daarom van toepassing zijn op alle vaartuigen die onder de vlag van een EU-lidstaat varen en in zones op volle zee opereren die niet onder de bevoegdheid van regionale organisaties voor visserijbeheer vallen. Er is momenteel een forse EU-vloot actief in een van die gebieden, de zuidwestelijke Atlantische Oceaan. In de tekst zijn resultaatverplichtingen voor vlaggenlidstaten opgenomen, die inhouden dat deze ervoor moeten zorgen dat er geen visvergunningen worden afgegeven om met bodemtuig te vissen, tenzij uit een beoordeling van de mogelijke gevolgen duidelijk blijkt dat het risico voor kwetsbare mariene ecosystemen gering is. Dat betekent dat de Commissie zich niet bemoeit met de details van de wijze waarop de lidstaten die beoordelingen uitvoeren, maar zich vooral richt op de minimumnormen voor de wetenschappelijke informatie en het aan de lidstaten overlaat om te bepalen hoe ze de vereiste resultaten willen bereiken.
In ons voorstel wordt bepaald dat het gebruik van bodemvistuig op een diepte van meer dan duizend meter verboden is. Het argument dat dit voorstel geen wetenschappelijke onderbouwing heeft, is niet houdbaar. Enerzijds is onze kennis van de diepzee nog in volle ontwikkeling en zijn er nog zo veel onzekerheden dat een volledige toepassing van het voorzorgsbeginsel gerechtvaardigd is. De voorgestelde dieptelimiet is redelijk omdat deze geen inbreuk maakt op de huidige activiteiten van de EU-vloot, die zich dichter aan de oppervlakte afspelen. Anderzijds wordt met deze bepaling beoogd onszelf de tijd te geven om te testen hoe deze nieuwe regelgeving werkt voordat we onze vissers toestemming geven in diepere wateren te vissen.
Het gaat erom dat we de huidige status quo handhaven totdat we voldoende kennis hebben om met vertrouwen tot een veilige uitbreiding van de activiteiten te kunnen besluiten. De Commissie is bereid om over twee jaar op dit specifieke punt terug te komen, wanneer we de Raad en het Parlement een verslag zullen voorleggen over de uitvoering en de doelmatigheid van de verordening. Daarom kan de Commissie het schrappen van deze regel, zoals in het verslag wordt bepleit, niet aanvaarden.
In de tweede plaats wordt in het verslag van de heer Freitas voorgesteld om de volledige dekking van de vloot door wetenschappelijke waarnemers te vervangen door een steekproefsgewijze dekking. Ook hier heeft de Commissie moeite mee, omdat bij afwezigheid van waarnemers alleen het satellietvolgsysteem (VMS) overblijft als instrument om de naleving van het goedgekeurde visserijplan van elk vaartuig te controleren. Dat is niet genoeg, en het is waarschijnlijk onrealistisch om van de nationale controle-instanties te verwachten dat ze elke afzonderlijke eenheid van een vloot op elk moment kunnen volgen. Bovendien zal de zeer belangrijke regel dat de activiteiten moeten worden stopgezet wanneer een vaartuig een nog niet in kaart gebracht kwetsbaar ecosysteem aantreft, zonder waarnemer aan boord eenvoudigweg niet werken omdat de naleving van deze regel niet door het VMS kan worden gevolgd. Net als bij het vorige punt kan deze vereiste over twee jaar tegen het licht worden gehouden om de doeltreffendheid ervan te beoordelen.
De meeste andere amendementen zijn aanvaardbaar voor de Commissie, en een groot aantal van deze voorstellen is ook al naar voren gebracht tijdens de discussies in de Raad.
Ik wil het Parlement bedanken voor het steunen van de Commissie bij onze inspanningen om een doelmatige oplossing te vinden voor dit probleem.
Duarte Freitas, rapporteur. − (PT) Mevrouw de voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil om te beginnen de Commissie feliciteren met dit voorstel, en wel om twee redenen. In de eerste plaats omdat het in lijn is met, en ook een follow-up is van de proactieve opstelling van de Europese Unie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, en in de tweede plaats omdat dit voorstel is gebaseerd op een zeer belangrijk beginsel, dat inhoudt dat de gevolgen van visserijactiviteiten moeten worden gecontroleerd voordat er toestemming wordt verleend om deze uit te voeren.
We hebben het hier namelijk over gebieden die op dit moment niet worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer. De waarheid is dat in kustgebieden de landen zelf verantwoordelijk zijn voor het nemen van maatregelen om kwetsbare ecosystemen te beschermen tegen bodemvisserij. In internationale wateren is de bescherming van het mariene milieu over het algemeen geregeld door middel van regionale maritieme overeenkomsten, voor zover deze bestaan, terwijl het nemen van maatregelen voor de bescherming en het beheer van levende mariene hulpbronnen en de reglementering van de impact van de visserij op de kwetsbare ecosystemen binnen de bevoegdheid van de regionale organisaties voor visserijbeheer vallen. Er bestaan echter diepzeezones die buiten de verantwoordelijkheid van een regionale organisatie of regeling voor visserijbeheer vallen, wat in de praktijk de deur openzet vormt voor destructieve visserijpraktijken.
Tegen deze achtergrond heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stappen gezet, waarbij, zoals kon worden verwacht, de EU een leidende rol heft gespeeld, om iets te doen aan de bescherming van de zeebodem, waar momenteel geen enkele vorm van toezicht bestaat.
Dit is werkelijk positieve actie, die we moeten verwelkomen en onderstrepen. Dat moeten we ook doen met het eigen voorstel van de Commissie, maar dat is ook een voorstel dat we “grootmoedig” kunnen noemen, omdat we vaartuigen die onder de vlag van onze lidstaten varen zullen dwingen om een samenstel van regels te respecteren waarvan we langs diplomatieke weg moeten bereiken dat derde landen die ook in deze gebieden – de diepe zeebodem – vissen, ze zullen overnemen. Het heeft tenslotte weinig zin als de Europese Unie het voortouw neemt en haar schepen verplicht om deze studies uit te voeren en aan een aantal eisen te voldoen als schepen die onder andere vlaggen varen er destructieve visserijpraktijken op blijven nahouden in de gebieden die wij juist willen beschermen.
Er is daarom één punt in dit grootmoedige voorstel waarmee we de Commissie willen feliciteren en waar follow-up nodig is in de vorm van diplomatieke inspanningen, mede gebaseerd op de overeenkomst met de Algemene Vergadering, om een stap voorwaarts op dit gebied te zetten.
Met betrekking tot enkele van de hier genoemde punten – de grens van duizend meter –, commissaris, hebben we in de Commissie visserij een hoorzitting met specialisten gehouden, en die specialisten waren het er over eens dat de keuze voor duizend, achthonderd, vijfhonderd of twaalfhonderd meter geen technische, maar een politieke keuze is. Bovendien denk ik dat als we vissers die in een bepaald gebied willen vissen met dit voorstel toch al verplichten om van te voren de zeebodem te bestuderen en de risico’s voor de zeebodem te beoordelen, die studie en beoordeling op alle diepten, van achthonderd tot elfhonderd of vijftienhonderd meter, zullen worden uitgevoerd, waardoor er geen scherpe grens van duizend meter hoeft te worden getrokken, omdat hier al op een andere manier bescherming plaatsvindt.
We wachten nog steeds op nadere rechtvaardigingsgronden, die de specialisten die we hebben gehoord niet nauwkeurig konden aangeven. Ik denk dat wat de commissaris tot nu toe heeft gezegd onvoldoende redenen voor ons biedt om te veronderstellen dat het voorstel voor duizend meter valide is. Daar zullen we echter op wachten, maar we hopen natuurlijk dat het voorstel van het Europees Parlement na de stemming van morgen in overweging zal worden genomen.
Marios Matsakis, rapporteur voor advies van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met een voortreffelijk verslag.
Veel mariene ecosystemen op volle zee zijn uniek en kwetsbaar en moeten – en dat is volkomen terecht – worden beschermd tegen de soms vernietigende en catastrofale gevolgen van de bodemvisserij.
De voorgestelde verordening is zonder enige twijfel een stap in de goede richting, maar naarmate er meer kennis over en ervaring met de mariene biologie van de diepzee wordt opgedaan, zal er wellicht nog veel meer moeten worden gedaan. De toepassing van het voorzorgsbeginsel als basis voor de formulering van enkele parameters van deze verordening is noodzakelijk en wijs. Zoals altijd hangt het succes van een verordening in hoge mate af van de uitvoering, en waarnemers aan boord zullen in dit verband nuttig zijn.
Het is zeer te hopen dat deze verordening, ondanks enkele inherente zwakke punten, zowel in theorie als in de praktijk een succes wordt.
Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, we zijn uiteraard allemaal voor het beschermen van kwetsbare mariene ecosystemen tegen destructieve visserijpraktijken.
Ik ben daar zelfs zo’n groot voorstander van dat ik er voor wil pleiten om ze tegen elke destructieve praktijk te beschermen, ook tegen andere dan visserijpraktijken. We weten echter al dat het in deze gevallen uiteindelijk de visserijsector zelf is die de weg moet wijzen en het goede voorbeeld moet geven.
Zoals ik al heb gezegd met betrekking tot het verslag van mevrouw Miguélez over het beheer van diepzeebestanden, denk ik dat het onze grootste zorg moet zijn om alle kwetsbare ecosystemen te beschermen die als zodanig zijn geïdentificeerd, waar ze ook liggen, en niet alleen de ecosystemen die het geluk hebben dat ze op een diepte van meer dan duizend meter liggen.
Zoals de heer Freitas al heeft gezegd, heeft de FAO, de organisatie voor voedsel en landbouw van de VN, het dieptecriterium afgewezen als arbitrair en niet-wetenschappelijk en hebben de regionale organisaties voor visserijbeheer, waaronder de Noord-Atlantische Visserijorganisatie, zelfs de tweeduizendmeterregel afgewezen, zonder een limiet van duizend meter ook maar in overweging te nemen. De limiet dient in hun ogen geen enkel doel en daarom hebben ze die afgewezen.
Mijn vraag, commissaris, is echter de volgende: u hebt gezegd dat dit zal worden toegepast op vloten die op de Patagonische plaat vissen. Vertegenwoordigers van het Ocean Institute hebben hier onlangs studies gepresenteerd waarin zij geen enkel kwetsbaar ecosysteem in dat gebied hebben ontdekt. Ik wil u daarom vragen of u nog steeds vindt dat dit voorstel moet worden toegepast op de communautaire vloot die in dat gebied vist.
Tot slot wil ik het punt van de waarnemers noemen. Ik denk dat het verslag van de heer Freitas met betrekking tot deze kwestie een flinke dosis redelijkheid bevat. Ik denk, en ik ben het op dat punt eens met het verslag, dat het belangrijk is dat de waarnemers wetenschappers zijn. Zij zijn het tenslotte die de kwetsbare mariene ecosystemen moeten beoordelen, want gewone waarnemers kunnen dat niet.
Zoals de wetenschappers zelf hebben gezegd, lijkt het echter absurd om op elk schip een waarnemer mee te sturen. Niet alleen zouden onze oceanografische instituten dan onbemand achter blijven, maar ook heeft het niet veel zin. Het is veel belangrijker om gedurende langere tijd steekproeven te nemen, waardoor we een goed overzicht van deze visserijgebieden zullen krijgen.
Ik zou het op prijs stellen als u mijn vragen zou beantwoorden, commissaris, en ik roep op om het verslag van de heer Freitas te steunen.
Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik onze rapporteur feliciteren met zijn uitstekende verslag en wil ik herhalen dat het hier gaat om de bescherming van de zeebodem, ofwel van – onder meer – diepzeekoralen, onderzeese bergen, warmwaterkraters en koudwatersponsriffen, onbetaalbare schatten van onze ecosystemen.
Ook wil ik eraan herinneren dat de bescherming van deze ecosystemen in de autonome regio de Azoren al lang was geregeld en pas in 2003 werd doorkruist door de Europese instellingen toen deze besloten deze regio open te stellen voor alle visserij, zonder enige aandacht te besteden aan de noodzaak om deze ecosystemen te beschermen.
Het belangrijkste punt lijkt me dat we een volledig consistente wetgeving moeten hebben en dat het probleem met de duizend meter is dat het totaal niet logisch is om te zeggen dat er buiten de Europese wateren niet op een diepte van meer dan duizend meter mag worden gevist, terwijl dat wel mag in de Europese wateren – vanuit het oogpunt van een deugdelijke milieuwetgeving slaat dat nergens op. Het meest maak ik me zorgen over het feit dat in deze VN-resolutie – de cruciale Resolutie 61/105 van 8 december 2006 – diverse andere maatregelen worden genoemd, namelijk maatregelen met betrekking tot de bescherming van schildpadden die aan de oppervlakte leven, maar dat de Europese Commissie helaas heeft besloten, in plaats van dit besluit in zijn geheel om te zetten, om dat punt per punt en sector voor sector te doen, en pas jaren later. Dat lijkt me niet de beste werkwijze als we het hebben over wetgeving. Het zou beter zijn als het hele VN-besluit wordt omgezet in communautaire wetgeving, en dit zou de zaken ook in hoge mate vereenvoudigen en de wetgeving veel hanteerbaarder maken, zowel binnen als buiten de communautaire wateren.
Josu Ortuondo Larrea, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we zijn het er allemaal over eens dat er maatregelen moeten worden genomen om een eind te maken aan destructieve visserijpraktijken die een bedreiging vormen van kwetsbare mariene ecosystemen.
Met dit in gedachten zijn wij het eens met het idee dat communautaire vaartuigen die in gebieden op volle zee vissen die niet onder een regionale organisatie voor visserijbeheer of een overeenkomst vallen, worden onderworpen aan communautaire regels waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waaraan deze vaartuigen moeten voldoen om de speciaal voor het vissen op deze diepten benodigde vergunning te kunnen verkrijgen, evenals het gedrag waar ze zich vervolgens aan moeten houden, de informatie die ze moeten verstrekken, enzovoort.
We zijn het echter niet eens met de beperkingen die de Commissie in artikel 6 wil opleggen, waarbij als redelijke optie voor het gebruik van bodemvistuig een maximale diepte van duizend meter wordt voorgesteld omdat de Commissie vindt dat deze limiet een passend niveau van bescherming biedt, en we zijn het daar niet mee eens omdat er geen vaststaand bewijs bestaat dat deze stelling afdoende onderbouwt. Er zijn geen wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat kwetsbare ecosystemen onder of boven die diepte van duizend meter liggen.
Wij denken dat de zeebodem in elk gebied eerst beter gedocumenteerd moet worden, waarbij moet worden vastgesteld waar de kwetsbare ecosystemen zich bevinden, voordat we een maximumdiepte voor het gebruik van bodemvistuig bepalen. Ook denken we dat het een goed idee is dat als een vaartuig op een mogelijk kwetsbaar marien ecosysteem stuit, het verplicht moet stoppen met vissen en de bevoegde autoriteiten moet inlichten. Daarom zijn we het eens met het voorstel dat een aantal vaartuigen waaraan door de lidstaten een speciaal visdocument is afgegeven, die door middel van een representatieve steekproef worden geselecteerd, een wetenschappelijk waarnemer aan boord moet nemen, waarbij voor een passende roulatie tussen de verschillende vaartuigen na elk visseizoen wordt gezorgd.
Tot slot zijn we het er ook mee eens dat in het geval van een technisch probleem met het GPS-systeem dat elk vaartuig geïnstalleerd moet hebben, de kapitein de geografische positie van het vaartuig om de twee uur moet doorgeven en dat het vaartuig na terugkeer in de haven niet weer mag uitvaren totdat kan worden vastgesteld dat het GPS-systeem naar behoren functioneert.
Al deze maatregelen worden niet alleen voorgesteld om de duurzaamheid van het mariene milieu te vergroten, maar ook om de visserijactiviteiten te beschermen die nodig zijn om ons van voedsel te voorzien.
Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Freitas feliciteren met zijn uitstekende verslag. Een centraal onderdeel van het beheer van de zeeën is de bescherming van kwetsbare ecosystemen. Er is de afgelopen jaren veel gedaan om dit te bereiken. Ik ben ingenomen met dit pionierswerk van de Europese Unie op het gebied van milieubescherming – daar zullen we allemaal van profiteren.
Het ecosysteembeleid is internationaal geaccepteerd en het is nu aan ons om dat beleid zo breed mogelijk toe te passen. Een aanpak van kleine stappen is hierbij passend. We kunnen dan van elke stap leren voordat we de volgende stap zetten – evolutie, niet revolutie moet het motto zijn.
De bescherming van kwetsbare ecosystemen is ingewikkeld. In Ierland is daar een prachtig voorbeeld van te zien. Aan de westkust van het land bevinden zich koudwaterkoralen. In het Natura 2000-programma werd aangekondigd dat deze kustregio vier gebieden telde en er zijn beperkingen opgelegd aan de visserij om het koraal te beschermen.
Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Hoewel we de voorstellen in het verslag, dat kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee beoogt te beschermen, in grote lijnen steunen, willen we erop wijzen dat de maatregelen op dit gebied moeten zijn gebaseerd op wetenschappelijk visserijonderzoek en op een correcte wijze moeten worden aangenomen, waarmee ik bedoel dat er rekening dient te worden gehouden met alle verschillende situaties die er bestaan.
Dit wordt onmiddellijk duidelijk als we kijken naar de definitie van een kwetsbaar marien ecosysteem, die, zoals in het verslag wordt opgemerkt, moet worden gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke informatie. Ook moeten we onderscheid maken tussen de uiteenlopende gevolgen van het gebruik van verschillende soorten vistuig, waarbij de mogelijke gevolgen voor de mariene hulpbronnen en de zeebodem moeten worden beoordeeld op basis van wetenschappelijk visserijonderzoek. Tot slot willen we nogmaals opmerken dat de kwestie van de inspecties of het ontbreken van waarnemers onder de bevoegdheid van elke lidstaat valt.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, wetenschappers in de visserijsector weten dat de diepzee en de volle zee wemelen van het leven, waarvan het merendeel nog niet is ontdekt. Ongeveer de helft van alle flora en fauna die op een diepte van meer dan drieduizend meter wordt verzameld, behoort tot een nieuwe soort. Wetenschappers hebben gespeculeerd dat de diepe zee wordt bewoond door misschien wel tien miljoen soorten, een biodiversiteit die te vergelijken is met de rijkste tropische regenwouden van de wereld. Ze ontdekken langzaam ecosystemen die uitzonderlijk zijn in de natuur en waar vaak soorten leven die nergens anders op de planeet te vinden zijn.
Daarom verwelkom ik de voorstellen van de Commissie dat voor visserijactiviteiten op volle zee waarbij bodemvistuig wordt gebruikt een vergunning nodig is en dat de verantwoordelijke autoriteiten zullen bepalen of er geen sprake is van belangrijke negatieve effecten op ecosystemen op volle zee voordat ze de vergunningen afgeven. Er had allang actie moeten worden ondernomen op dit gebied en ik wil Duarte Freitas bedanken voor zijn verslag.
Visserij met sleepnetten veroorzaakt ongekende schade aan diepzeekoraal en sponsgemeenschappen. Ongereguleerd bodemvistuig kan ook onderzeese bergen bereiken, waarbij het zich een weg baant over de oceaanbodem en al het leven op zijn pad vernietigt. De mogelijkheid bestaat dat soorten zullen uitsterven voordat wetenschappers ook maar de kans krijgen om ze te identificeren.
Helaas is de Europese Unie het epicentrum van de diepzeevisserij met sleepnetten. In 2001 namen de lidstaten, waaronder onze nieuwe leden, de Baltische staten, ongeveer zestig procent van de diepzeevisserij met sleepnetten voor hun rekening, en in hetzelfde jaar was Spanje alleen al goed voor ongeveer tweederde van de gemelde EU-vangsten en voor veertig procent van de gemelde diepzeevisserij met sleepnetten.
Ik ben het eens met de rapporteur dat de Commissie in het kader van andere bevoegdheden dan die op visserijgebied een gecoördineerde actie in de hand moet werken om kwetsbare ecosystemen te beschermen en dat onze aanpak moet zijn gebaseerd op twee kernbeginselen: het voorzorgsbeginsel, dat van ons verlangt dat we in actie komen wanneer er onvoldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar is of wanneer er onzekerheid is, en vooral het beginsel van beheer op basis van ecosystemen.
Commissaris, is de limiet van duizend meter arbitrair? Ik denk dat dit afhangt van de vraag of er ook boven die grens kwetsbare ecosystemen bestaan, en niet alleen eronder, zoals enkele collega’s zich hebben afgevraagd.
Marios Matsakis. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, verschillende sprekers hebben beweerd dat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat – of zelfs helemaal geen bewijs – dat de keuze voor een limiet van duizend meter diepte ondersteunt. Dat is niet zo. Om u een voorbeeld te geven: er is wetenschappelijk bewijs met betrekking tot visserijactiviteiten op een diepte van 840 tot 1300 meter ten westen van Ierland. Koolstof-14-dateringen hebben uitgewezen dat de koudwater-koraal-“matrix” die als bijvangst naar boven werd gehaald ten minste 4550 jaar oud was.
Dus er is wetenschappelijk aangetoond dat er kwetsbare ecosystemen op die diepte zijn. Ik denk dat het verstandig is om het voorzorgsbeginsel te hanteren en voor deze limiet te kiezen.
Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie neemt actief deel aan de zoektocht naar mondiale oplossingen voor het probleem van het gebruik van bodemvistuig. In plaats van voor een totaal verbod is de EU voorstander van het opleggen van strenge beperkingen op het gebruik ervan.
De verordening waarover we debatteren is een soort “modus vivendi”. Wetgevende effecten zijn echter niet altijd gebaseerd op duidelijke en overtuigende bepalingen. Kleinere vissers die geen regelmatige en gedetailleerde studies kunnen uitvoeren zijn bang dat ze niet kunnen voldoen aan de eis dat er vangstplannen moeten worden opgesteld, inclusief een specificatie van de diepte waarop het bodemvistuig zal worden gebruikt en – en dit is vooral van belang voor armere gebieden – van de configuratie van de zeebodem.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik verwelkom het grote aantal punten en opmerkingen dat u hebt gemaakt. Dit onderstreept hoeveel belang u hecht aan het aanpakken van destructieve visserijpraktijken.
Zoals ik al eerder heb gezegd, is ons voorstel een reactie op een oproep door de internationale gemeenschap, en we moeten laten zien dat we vastbesloten zijn om die oproep te beantwoorden.
Wat betreft de dieptelimiet van duizend meter wil ik zeggen dat het van cruciaal belang is dat we het voorzorgsbeginsel toepassen, en de limiet die is gekozen is zodanig vastgesteld dat we er zeker van kunnen zijn dat er zich in bepaalde gebieden niet plotseling allerlei visserijactiviteiten zullen ontwikkelen. Tegelijkertijd is deze limiet onder de huidige omstandigheden niet nadelig voor de vissers, en daarom begrijp ik niet waarom er zo veel verzet is tegen de limiet van duizend meter. Maar ik zal er nog eens naar kijken en ik hoop dat er in juni in de Raad een bevredigende oplossing zal worden gevonden voor deze kwestie.
Ik wil daar echter bij zeggen dat ik het er niet mee eens ben dat we de bodemvisserij onbeperkt moeten toestaan totdat we alle kwetsbare ecosystemen hebben geïdentificeerd, want als de schade eenmaal is toegebracht, is die niet meer te repareren en dan is het te laat. Daarom dringen we zo aan op de toepassing van het voorzorgsbeginsel.
Wat betreft de waarnemers wil ik zeggen dat dit een cruciaal punt is als we willen laten zien dat het ons ernst is met het beschermen van kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee. Volledige dekking is een essentieel punt voor de Commissie. Ik heb er vertrouwen in dat we ook hiervoor tijdens de Raad van juni een oplossing zullen vinden zonder het beginsel van volledige dekking door waarnemers te laten varen.
Duarte Freitas, rapporteur. − (PT) In de eerste plaats wil ik zeggen dat de commissaris helaas geen acht heeft geslagen op wat vrijwel alle afgevaardigden hebben gezegd en wat in het verslag wordt gezegd met betrekking tot de limiet van duizend meter.
Er bestaat geen, ik herhaal: geen wetenschappelijk bewijs voor het argument dat de grens van duizend meter correct is. Waarom duizend meter? Waarom geen achthonderd of twaalfhonderd meter? Er is geen wetenschappelijk bewijs en we hebben een hoorzitting met specialisten gehouden, waarbij onder andere het hoofd van het departement Oceanografie en Visserij van de Azoren aanwezig was, die veel goede, internationaal erkende studies naar de zeebodem heeft uitgevoerd, evenals andere mensen met wie ik heb gesproken, technische deskundigen, en de conclusie is: er is geen wetenschappelijk bewijs voor het argument dat het cijfer van duizend meter redelijk is.
De duizend meter is waarschijnlijk zo overgenomen uit de discussies over de Middellandse Zee, maar het gaat hier over totaal andere gebieden! Dus laten we afwachten, vrienden: als we de Europese Unie – terecht – willen aansporen om de leiding te nemen in de bescherming van de zeebodem, wat op zichzelf een goede zaak is, en hopelijk anderen mee zullen krijgen, hebben we een verantwoordelijkheid voor het milieu, maar moeten we ook een beetje objectief en redelijk zijn. Als we van vloten eisen dat ze wetenschappelijke studies moeten overleggen als ze willen vissen in de gebieden waarover we het hier hebben, terwijl de Commissie geen cijfers over de kosten van deze studies heeft kunnen overleggen en ons ook niet heeft kunnen vertellen of de lidstaten de kwaliteit van die studies zullen kunnen beoordelen en zullen kunnen reageren op die wetenschappelijke studies, terwijl vloten wel verplicht worden om die studies te overleggen, om zeker te weten of de zeebodem kwetsbaar is of niet, laten we dan zelf redelijk zijn! Laten we het dan niet hebben over een limiet van duizend meter.
Als er kwetsbare diepzee-ecosystemen zijn, kunnen deze op achthonderd of op twaalfhonderd meter diepte liggen, en de studies die de vloten van ons moeten overleggen om een visvergunning te krijgen zullen dat aantonen: zo simpel is het, en daarom denk ik dat we op dit punt redelijk moeten zijn.
Ter afsluiting wil ik nog één belangrijk punt noemen: er wordt wel gezegd dat we meer over de oppervlakte van de maan weten dan over de zeebodem, en daarom zullen we ons er hier in dit Huis persoonlijk voor inzetten dat er meer bekend wordt over de zeebodem.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 5 juni 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. – (RO) Sterke punten van het voorstel voor een verordening zijn de invoering van het voorzorgsbeginsel en de uitgifte van een visdocument, waarbij een effectbeoordeling wordt uitgevoerd om vast te stellen dat deze activiteiten geen negatieve gevolgen op mariene ecosystemen hebben. Als fictief rapporteur achtte ik het noodzakelijk dat deze beoordelingen worden gebaseerd op geharmoniseerde criteria op communautair niveau, die door de Commissie worden herzien om een uniforme evaluatie door alle lidstaten mogelijk te maken.
Verder heb ik voorgesteld een elektronisch kaartsysteem op te zetten zodat een databank van kwetsbare mariene ecosystemen kan worden aangelegd om de kosten en inspanningen in verband met de beoordeling en de uitgifte van visdocumenten te kunnen terugdringen. Met andere woorden, de voorgestelde onderdelen zijn opgenomen om de doelmatigheid van het systeem te vergroten en de optimale bescherming van de mariene biodiversiteit te garanderen.
Het is ook van belang dat de Commissie, vóór eind 2008, een lijst heeft opgesteld van de gebieden die moeten worden gesloten, waarop wordt aangegeven wat de vastgestelde gebieden zijn en in welke gebieden de aanwezigheid van kwetsbare mariene ecosystemen waarschijnlijk is. Maar we moeten niet vergeten dat de lidstaten via de tenuitvoerlegging van de verplichtingen op grond van de habitatrichtlijn en de nominalisatie van mariene ecosystemen in de nationale wetgeving van het Natura 2000-netwerk ook een rol spelen bij de bescherming van de mariene fauna.
27. Efficiëntie in- en uitvoervoorschriften en –procedures in dienst van de handelspolitiek (debat)
De Voorzitter. – Het volgende punt is het verslag (A6-0184/2008) van Jean-Pierre Audy, namens de Commissie internationale handel, over efficiënte in- en uitvoervoorschriften en -procedures in dienst van de
Jean-Pierre Audy, rapporteur. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de douane-unie, die in 2008 haar veertigjarig jubileum viert, was een van de eerste stappen in de Europese integratie en heeft geleid tot de afschaffing van alle in- en uitvoerdouanerechten tussen de EU-lidstaten en de aanneming van een gemeenschappelijk extern tarief. Ze is een cruciaal aspect voor het goed functioneren van de interne markt en voor een goede toepassing van de handelsverdragen van de EU. Binnen de douane-unie is de efficiëntie van de in- en uitvoerprocedures van essentieel belang voor het concurrentievermogen van de EU en de bescherming van haar burgers.
Commissaris, u hebt onlangs de douanecijfers voor 2007 gepubliceerd. Die laten, en ik citeer, “nieuwe en alarmerende tendensen” zien. U hebt gezegd dat het namaken van producten een bedreiging van onze gezondheid, onze veiligheid en onze economie blijft vormen. Op het gebied van de consumentenbescherming zijn er veel problemen en mijn verslag bevat voorstellen die ervoor moeten zorgen dat de Europese normen worden nageleefd, vooral op het gebied van gezondheid en veiligheid.
Een ander voorbeeld is de smokkel van sigaretten, een onderwerp dat afgelopen september in het Parlement aan de orde is geweest en waarvoor ik rapporteur van mijn fractie was. Daarbij is toen gewezen op de omvang van het probleem en op zwakke punten in ons communautair doorvoersysteem. Daarom stelt de Commissie internationale handel vraagtekens bij de kwaliteit van ons douanesysteem en het vermogen van dat systeem om het hoofd te bieden aan de uitdagingen die inherent zijn aan de globalisering van de handel, terwijl de Europese burgers verwachten dat de Unie hen beschermt. Dat wordt althans voorgesteld in het Verdrag van Lissabon, dat zich momenteel in de fase van ratificatie door de lidstaten bevindt en waarin in artikel 1, lid 4 wordt bepaald dat de Unie in haar betrekkingen met de wereld zal bijdragen aan de bescherming van haar burgers.
Op international niveau is de belangrijkste onzekerheid de uitkomst van de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) – in het kader van de Doha-ronde – waarbij een overeenkomst nog ver weg lijkt. We weten allemaal dat als de multilaterale handelsonderhandelingen mislukken, er bilaterale concurrentie zal ontstaan – waar, zoals we ook allemaal weten, het recht van de sterkste geldt – en daarom hebben we een sterke en efficiënte douane-unie nodig. Zelfs binnen de Werelddouaneorganisatie (WDO) zien we minder vooruitgang op het gebied van mondiale efficiëntie en harmonisatie van de douaneprocedures als gevolg van de zorgen over de veiligheid die in de Verenigde Staten zijn ontstaan na de aanslagen van 11 september 2001.
In het verslag wordt er echter op gewezen dat een al te strikte toepassing van de in- en uitvoervoorschriften en –procedures een non-tarifaire belemmering voor de internationale handel zouden kunnen vormen. Ik verzoek de Commissie om zich met name te focussen op het midden- en kleinbedrijf, dat buitensporig ingewikkelde douaneregels en -procedures als een van de belangrijkste belemmeringen voor internationale handel beschouwt. Het douanesysteem moet worden gebruikt om de handel te vergemakkelijken, en in het verslag wordt voorgesteld om een internationaal akkoord over dit onderwerp te sluiten waarover afzonderlijk van de Doha-agenda moet worden onderhandeld.
Ook worden in het verslag de vele problemen onderzocht die verband houden met de tariefindeling, de oorsprong en de waarde – zowel preferentieel als niet-preferentieel – van de goederen, in de hoop dat de Commissie acht zal slaan op de eisen van de betrokken industriële sectoren.
Tot slot wil ik benadrukken dat het voortdurende gebrek aan harmonisatie mij een duidelijke oorzaak lijkt van de verzwakking van het Europese douanesysteem. Ik begrijp, commissaris, dat de hervorming van het douanewetboek een prioriteit van de Commissie is en dat deze taak al ingewikkeld genoeg is om ook nog eens te worden gecombineerd met een institutionele hervorming. Toch wil de rapporteur de aanzet geven tot een debat over de instelling van een openbare Europese douanefunctie en stelt hij voor om na te gaan of het mogelijk is om een geïntegreerde coördinatie van de nationale douanebestuurslichamen tot stand te brengen met het oog op een communautair bestuurslichaam dat belast is met de douane-unie. De logica van steeds verder doorgedreven harmonisatie van de douaneregels impliceert inderdaad dat de functie van de douanefunctie de facto dezelfde wordt in de hele Europese Unie.
Gezien de lange tijd die nodig is voor communautaire ontwikkelingen, en vooral ontwikkelingen die verband houden met de prerogatieven van de lidstaten, denk ik dat het moment is gekomen om deze kwestie te agenderen. Een kwestie die zowel symbolisch is, omdat ze het veertigjarige bestaan van de steeds groeiende douane-integratie bekroont, als pragmatisch, in de zin dat we een doeltreffender douaneorganisatie nodig hebben in een wereld die steeds complexer wordt, die snel verandert en die niet op ons wacht.
László Kovács, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het doet me genoegen dat ik kan reageren op het verslag van Jean-Pierre Audy dat op 6 mei unaniem is aangenomen in de Commissie internationale handel. Ik feliciteer de rapporteur, die de essentiële bijdrage van douanewetgeving en douanediensten aan een doelmatige uitvoering van ons gemeenschappelijk handelsbeleid, en ook de belangrijke uitdagingen waar de Unie op dit gebied voor staat, op perfecte wijze heeft beschreven.
Mijn diensten doen hun best om ervoor te zorgen dat in internationale handelsregelingen en -overeenkomsten volledig rekening wordt gehouden met de bijdrage, maar ook met de nodige beperkingen, van douaneconcepten en -procedures. Die zijn er ook om de belangen van de Gemeenschap te dienen in internationale organisaties die over douanezaken gaan, in het bijzonder de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Werelddouaneorganisatie (WDO).
Dat is vooral het geval met betrekking tot de oorsprongregels, preferentieel en niet-preferentieel. Op 27 mei is de Commissie internationale handel geïnformeerd over de stand van zaken bij de hervorming van de oorsprongregels van het stelsel van algemene preferenties. Ik heb er vertrouwen in, op basis van de ontvangen bijdragen, dat de Commissie de steun van de lidstaten zal krijgen voor de voltooiing van deze hervorming.
Dat geldt ook voor de WTO-onderhandelingen over de vergemakkelijking van de handel. De Commissie is er in deze fase nog steeds van overtuigd dat een overeenkomst over handelsvergemakkelijking een van de pijlers van een succesvolle afronding van de Doha-ronde is en daar niet van afgezonderd moet worden. Uiteraard mogen de tot dusverre behaalde resultaten van de onderhandelingen over handelsvergemakkelijking niet verloren gaan.
Er zijn belangrijke stappen gezet om te reageren op de bedreiging die worden gevormd door namaak en piraterij van producten. Er zijn nieuwe procedures ingevoerd in de douanewetgeving om voor zekerheid en veiligheid te zorgen. Het gemoderniseerd communautair douanewetboek dat vandaag is gepubliceerd en het besluit over de elektronische douane dat in januari is gepubliceerd zijn belangrijke mijlpalen in de voortdurende maar dynamische bijdrage van de douanewetgeving aan zowel de bescherming van Europese burgers als het concurrentievermogen van onze economie, omdat ze de wettige handel vergemakkelijken. Dit zijn voorbeelden van een goede interinstitutionele samenwerking.
Ook wordt in het verslag terecht aangedrongen op een verdere harmonisatie en uniformering van de toepassing van douanewetgeving en op een verdere verbetering van de organisatie en werkmethoden van onze douanebestuurslichamen.
In mijn visie kan verdere harmonisatie van de toepassing van douanewetgeving worden bereikt door middel van de volgende initiatieven: de huidige werkzaamheden op het gebied van de toepassing van het gemoderniseerd douanewetboek en het besluit over de e-douane, een nieuw programma voor gerichte controle op de correcte en uniforme toepassing van de douanewetgeving, en een beoordeling, samen met de lidstaten, van de noodzaak van en de mogelijkheden voor het opleggen van straffen op het overtreden van de douanewetgeving. Het programma “Douane 2013” is in dit verband ook een belangrijk instrument.
Ter afsluiting wil ik reageren op de punten in het verslag die betrekking hebben op het initiatief van de Verenigde Staten, de wet van honderd procent scanning. De Commissie maakt van alle mogelijke kanalen gebruik om de Amerikaanse autoriteiten duidelijk te maken dat ze de verkeerde methode hebben gekozen om de aanvoerketen veilig te stellen. De Commissie heeft de regering van de Verenigde Staten in april een solide rapport overhandigd, dat is opgesteld in samenwerking met de lidstaten, waarin met klem wordt gewezen op de negatieve gevolgen van de maatregel voor Europese havens, de internationale handel en het zeeverkeer.
Zuzana Roithová, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik verwelkom het initiatiefverslag van mijn collega, de heer Audy, waarin wordt gewezen op het belang van een strikte toepassing van de douaneprocedures voor een goede werking van de interne markt. Helaas wordt onze markt meer en meer verstoord door illegale goederen uit derde landen. Daarbij gaat het niet alleen om smokkel, namaak en het ontduiken van douanerechten: onze markt wordt ook overspoeld met goederen die niet voldoen aan de Europese veiligheidsnormen, ofschoon veel van die producten het stempel van goedkeuring hebben ontvangen. Jammer genoeg hebben de douaneautoriteiten niet genoeg middelen tot hun beschikking om voldoende grenscontroles uit te voeren. Onze commissie was er in Antwerpen zelf getuige van dat elke dag slechts een half procent van alle containers werd gecontroleerd. Dit alles ondergraaft het vertrouwen in de interne markt en is schadelijk voor de consumenten en de Europese producenten die zonder steun niet tegen deze oneerlijke concurrentie op kunnen. Hoewel onze douane-unie al veertig jaar bestaat, passen de lidstaten de douaneregels nog steeds niet op een voldoende uniforme wijze toe. Er bestaan bijvoorbeeld nog grote verschillen in de regels met betrekking tot de tariefindeling, de oorsprong en de waarde – preferentieel en niet-preferentieel – van de goederen. Ik ben het met de rapporteur eens dat meer harmonisatie de situatie zou verbeteren. De Commissie moet ook reageren op de gerechtvaardigde bezwaren ten aanzien van de uniforme toepassing van het criterium van toegevoegde waarde, zoals de kritiek vanuit de textielindustrie. Al te strikte en ingewikkelde douaneregels belemmeren de toegang tot internationale handel voor met name kleine en middelgrote ondernemingen. Het is duidelijk dat het concurrentievermogen van Europa baat zou hebben bij vereenvoudiging, modernisering en harmonisatie van de regels en procedures inzake de in- en uitvoer van goederen.
Francisco Assis, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil om te beginnen de heer Audy feliciteren met de topkwaliteit van zijn verslag, zowel wat betreft de ideeën als wat betreft de voorstellen die het bevat.
De douane is tegenwoordig, zoals in het verslag expliciet wordt gezegd, een multifunctioneel werktuig. De douane heeft een fiscale rol, haar oorspronkelijke rol, maar ook een economische rol en een steeds grotere rol bij de bescherming van de veiligheid van de Europese bedrijven en consumenten.
Uit economisch oogpunt moet de douane natuurlijk de internationale handel vergemakkelijken, en de Europese Unie heeft er alle belang bij dat dit ook gebeurt. Maar ook moet de douane zich richten op haar tweede rol, die enerzijds bestaat uit het verhinderen en bestrijden van namaak en piraterij, waarbij ze de strijd moet aangaan met situaties waarin sprake is van volkomen oneerlijke concurrentie die de positie van sommige Europese ondernemingen ondermijnen, vooral in zwakkere sectoren, en anderzijds uit het beschermen van het milieu en de volksgezondheid, zaken die onze gemeenschappen steeds meer gaan waarderen. Daarom moeten we meer vooruitgang boeken.
Het voorstel van de rapporteur is in onze opvatting een goed voorstel omdat het de lijn van bevordering van de harmonisatie van het douanesysteem volgt. We hebben een communautair handelssysteem en een communautair douanesysteem, maar daarnaast hebben we allemaal nationale bestuurslichamen die niet altijd op de beste manier met elkaar samenwerken. Om ervoor te zorgen dat de belangen van de Europese producenten en consumenten worden beschermd, zou het een goede zaak zijn als we naar meer harmonisatie zouden kunnen opschuiven. Vooruitgang door nieuwe werkwijzen, betere coördinatie en het scheppen van voorwaarden voor de daadwerkelijke harmonisatie van de douane op communautair niveau. Daar zullen we de Europese burgers een goede dienst mee bewijzen, zowel de producenten als de consumenten.
Ook is er een in mijn ogen zeer belangrijk punt dat betrekking heeft op kleine en middelgrote ondernemingen. Dit punt komt ook aan de orde in het verslag en is genoemd door de vorige spreker. Onze kleine en middelgrote ondernemingen zijn relatief kwetsbaar in situaties waarin ze te maken krijgen met oneerlijke concurrentie, en ons douanesysteem kan niet altijd met succes optreden tegen deze risico’s. Daarom moeten we hier zwaar in investeren en moeten we de coördinatie met de kleine en middelgrote ondernemingen zelf verbeteren. Die zijn niet altijd deskundig als het gaat om de regels en de procedures, en daarom bevinden ze zich in een nadelige positie bij de toegang tot internationale handel.
Ik zal eindigen zoals ik ben begonnen, door de auteur van dit verslag te feliciteren. Ik denk dat hij Europa op dit specifieke en zeer belangrijke gebied van het douanesysteem een dienst heeft bewezen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil namens de UEN-Fractie aandacht vragen voor drie punten.
In de eerste plaats houden veel landen die betrokken zijn bij de vergemakkelijking van de handel, zelfs leden van de WTO, zich niet aan de sociale en milieunormen, waardoor hun productiekosten aanmerkelijk lager zijn en er geen sprake is van eerlijke concurrentie. Bij het verbeteren van de toegang tot de Europese markt van goederen uit deze landen moet met dit aspect rekening worden gehouden, want anders zullen veel industriële sectoren in Europa gewoon worden geëlimineerd.
In de tweede plaats is de toenemende openstelling van de Europese markten voor goederen van agrarische oorsprong uit derde landen, in ruil voor de openstelling van deze landen voor de export van Europese industriële goederen en diensten, in feite de verwezenlijking van het idee van commissaris Mandelson dat de Europese Unie in het kader van de WTO-onderhandelingen concessies aan andere landen moet doen omdat de Europese Unie meer verdient aan de export van industriële goederen dan ze uitgeeft aan de zwakke bescherming van de landbouw. Maar helaas betekent dit dat het agrarische potentieel van Europa verder zal verzwakken.
In de derde en laatste plaats moet de Europese Commissie veel sneller dan tot nu toe reageren op inbreuken door exporteurs uit derde landen op overeenkomsten over de toegang tot de Europese markt, en als de exporten uit die landen de Europese productie wegdrukken moet de Commissie onmiddellijk in actie komen, en niet pas na een paar maanden.
Jean-Claude Martinez (NI). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het is hier vandaag douaneavond, met het verslag van de heer Markov over het stelsel van algemene preferenties (SAP) en het verslag van de heer Audy over non-tarifaire handelsbelemmeringen, ofwel de in- en uitvoerregels en -procedures die wij administratief protectionisme noemen, of starre handelsbarrières. Hoewel in de WTO veel wordt gesproken over de verlaging van de GATT-tarieven, hebben we ook subtiel protectionisme in de vorm van quota, piektarieven – Europa heeft meer dan 110 piektarieven; Canada, toegegeven, heeft er 430 – en progressieve invoerrechten die verhinderen dat kleine landen kunnen industrialiseren, om maar te zwijgen over een lijst van gevoelige producten, een SAP dat voorwaarden stelt op het gebied van de mensenrechten en de huidige subjectieve douaneregels met betrekking tot oorsprong, waarde en tarieflijnen. Europa heeft meer dan vijfduizend tarieflijnen. Alleen al in de landbouw hebben we 2726 tarieflijnen. Japan, toegegeven, heeft er 1890, en de Verenigde Staten hebben er 1779, dus wat doen we met goederen als het gaat om tarieflijnen? Hoe classificeren we bijvoorbeeld een mummie die hier vanuit Egypte arriveert voor een tentoonstelling? Die hebben we geclassificeerd als gedroogde vis!
In het verslag van de heer Audy worden al deze problemen aan de orde gesteld en wordt erkend dat de Verenigde Staten op douanegebied is teruggekeerd naar de tijd van McCarthy, met een heksenjacht die draait om veiligheid en onveiligheid. Het tijdperk van de pacifistische benadering van paus Johannes Paulus II met zijn beroemde preek uit 1978 (“Open de grenzen van staten, politieke en economische stelsels, de wijde uitgestrektheid van beschavingen en culturen voor Zijn genade. Wees niet bang!”) is voorbij, vandaar dat de Doha-ronde al tien jaar aan de gang is, terwijl de Uruguay-ronde, als ik zo vrij mag zijn, maar acht jaar heeft geduurd.
Hoe is dit probleem ontstaan? Het probleem komt voort uit het feit dat douanerechten tweeduizend jaar oud zijn. Ze zijn terug te voeren op het oude Rome, op de Romeinse tolheffing. Maar wij leven in de eenentwintigste eeuw, en daarom, commissaris, hebben we een nieuwe douanetechnologie nodig. Gelukkig is die douanetechnologie al uitgevonden door de wetenschappers. Het betreft aftrekbare douanerechten die kunnen worden aangepast aan de verschillen in productiekosten, die terugvorderbaar zijn, die kunnen worden verhandeld op een beurs en die kunnen worden gewijzigd om ontwikkelingslanden te helpen.
Dit, commissaris, is wat u moet inbrengen in de WTO-onderhandelingen – deze nieuwe douanetechnologie – zodat we eindelijk onze archaïsche douanesystemen kunnen opdoeken.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). – (BG) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, collega’s, we bespreken vandaag een uitermate belangrijk verslag. Een doelmatig handelsbeleid is een instrument voor het bereiken van regionale en nog bredere integratie.
Betrouwbare regels en procedures voor invoer en uitvoer stellen ons in staat om de Europese interne economische ruimte te beschermen. De toon van het verslag is objectief en kritisch, maar constructief. Het verslag concentreert zich op een aantal thema’s, zoals de bilaterale, regionale en multilaterale voordelen, de gemeenschappelijke regionale vooruitzichten en de versterking van het concurrentievermogen van de Europese Unie, met behulp van marktinstrumenten, om te voorkomen dat Europese producten van de markt worden gedrukt.
Handel is in een aantal landen bepalend voor een belangrijk deel van de economische groei. In deze zin zijn invoer en uitvoer van het grootste belang. Uitvoering en controle zijn ook belangrijk, vooral voor enkele nieuwe lidstaten, zoals Bulgarije, waar hogere exportniveaus bepalend zijn voor het bestaan van een handelstekort.
In dit geval wordt de toegang tot derde markten cruciaal. De moeite die het de nieuwe lidstaten kost om hun producten in externe markten af te zetten, zelfs als ze aan alle eisen voldoen, schept de voorwaarden voor een ongelijke behandeling. Daarom moeten de wetgeving en de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot die wetgeving volledig consistent zijn.
Het werk van de nationale douaneautoriteiten is van essentieel belang voor een goede en efficiënte werking van het handelssysteem, vooral met het oog op de missie om fraude en namaak te bestrijden en intellectuele-eigendomsrechten en consumenten te beschermen.
Nationale douaneautoriteiten moeten op een georganiseerde manier met elkaar samenwerken. Even belangrijk is het om maatregelen te nemen die gericht zijn op het motiveren van douaneautoriteiten binnen het kader van de administratieve oplossingen van elke lidstaat, en ook op de bescherming en ondersteuning van de missie van de douaneautoriteiten.
Overwogen kan worden om gespecialiseerde centra op te richten in landen die van groot belang zijn voor de handel met derde landen of regio’s. Dat zou nuttig zijn met het oog op het bevorderen van een doelmatig handelsbeleid van de Europese Unie.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, er is een kwestie die nog niet aan de orde is geweest. Ik wil de commissaris vragen welke stappen de Europese Unie heeft ondernomen met betrekking tot de regels die worden toegepast door de Verenigde Staten. Wat is in zijn opvatting de beste manier om in het kader van de transatlantische betrekkingen de handelsprocedures te coördineren, en ziet hij mogelijkheden om een goed evenwicht te bereiken tussen enerzijds veiligheidsmaatregelen en anderzijds de noodzaak van flexibelere economische betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten? Ik doel hierbij op de eisen ten aanzien van containers, die ook worden genoemd in het verslag van mijn collega de heer Audy.
László Kovács, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik u bedanken voor uw belangstelling en uw bijdrage aan de verbetering van onze douanewetgeving en -praktijken. Ik wil benadrukken dat de twee juridische documenten – het gemoderniseerd douanewetboek en het besluit inzake de e-douane – de douanediensten van de Europese Unie beter, sneller en goedkoper zullen maken. Ik sta uiteraard geheel tot beschikking van het Parlement om u op de hoogte te houden van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van douanewetgeving en de uitvoering daarvan.
Op 1 april heeft de Commissie een nieuwe mededeling aangenomen over een strategie voor de ontwikkeling van de douane-unie, die is gesteund door een resolutie van de Raad. Het toekomstige douane-initiatief dat zal voortkomen uit deze mededeling zal de douane helpen bij vinden van een passend en evenwichtig antwoord op de dubbele uitdaging waarvoor de douane staat – aan de ene kant het zorgen voor veiligheids- en zekerheidscontroles van goederen aan de buitengrenzen, en aan de andere kant het vergemakkelijken van de handel. Daartoe voorziet dit initiatief in een omschakeling van de huidige op transacties gebaseerde aanpak van douaneformaliteiten en -controles naar een systeemgebaseerde aanpak met een focus op interne controlesystemen en de aanbodketen van de economische agenten. Een dergelijke aanpak brengt nieuwe werk- en controlemethoden met zich mee, evenals een toekomstige strategie voor risicobeheer. Voorts zal deze aanpak een platform bieden voor samenwerking met de lidstaten bij het opzetten van de meest geschikte operationele structuren voor een efficiënte werking van de douane-unie.
Met betrekking tot de vraag van mevrouw Roithová over het initiatief van het Amerikaanse Congres om over te gaan op scanning van alle containers: zelfs voordat dit voorstel door het Congres werd aangenomen hebben we al een aantal pogingen ondernomen om het te wijzigen, maar dat is niet gelukt. De Amerikaanse regering heeft veel begrip getoond, omdat ook die besefte dat de invoering van deze maatregel een unilaterale stap zou zijn en zou ingaan tegen onze bilaterale en multilaterale aanpak. De Amerikaanse regering begreep dat deze maatregel de veiligheid zeker niet zou vergroten, maar juist een vals gevoel van veiligheid zou creëren en bovendien veel middelen en tijd zou opslokken, ten koste van echte veiligheidsmaatregelen.
Ons concept voor de toekomst is de wederzijdse erkenning van veiligheidsnormen, van veiligheidscontroles en van de resultaten van veiligheidscontroles, en ook de wederzijdse erkenning van het douane- en handelspartnerschap: het Amerikaanse customs-trade partnership en de Europese Authorised Economic Operator. Ik noem dit omdat er een opmerking werd gemaakt, in verband met kleine en middelgrote ondernemingen, over het feit dat dit systeem van de Authorised Economic Operator een heel goed systeem is om het leven voor kleine en middelgrote ondernemingen beter en gemakkelijker te maken.
We hebben de Amerikaanse regering heel recentelijk, in april, informatie verstrekt toen we Michael Chertoff en de Customs and Border Protection van de Verenigde Staten een verslag hebben overhandigd waarin we uitleggen wat voor soort moeilijkheden we verwachten van de invoering van de honderdprocentscanning: verstoring van de handel, verstoring van het zeeverkeer en ook verstoring van de bilaterale handelsbetrekkingen. Om u slechts één cijfer te geven: in een jaar komen er meer dan tien miljoen zeecontainers de Verenigde Staten binnen. Vanuit de EU versturen we twee miljoen containers, en dit systeem, als het wordt ingevoerd, zal betrekking hebben op meer dan zevenhonderd havens over de hele wereld. Dus u kunt zich voorstellen hoeveel problemen dit zal veroorzaken. We hopen dat niet alleen de Amerikaanse regering, maar ook de wetgevers geleidelijk tot het inzicht zullen komen dat dit de veiligheid zeker niet zal vergroten, maar zeer grote problemen zal veroorzaken in de bilaterale en multilaterale handel.
Tot slot is 2008, zoals in het verslag wordt benadrukt, het jaar dat onze douane-unie veertig jaar bestaat. Het zal ook het jaar worden van een nieuwe start voor de Gemeenschap en voor de lidstaten op dit gebied.
Jean-Pierre Audy, rapporteur. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Kovǎcs, dank u voor uw antwoorden. Ik wil onze dank uitstrekken tot de medewerkers van de Commissie waar ik mee heb samengewerkt en tot de functionarissen van de Commissie internationale handel, zoals de heer Musquar, en de rapporteurs van de fracties, zoals de heer Assis. Ook ben ik blij om mevrouw Lyubcheva, met wie ik onlangs heb samengewerkt bij een ander onderwerp, hier vandaag te zien.
Mevrouw Roithová, u hebt terecht aandacht gevraagd voor het probleem van de honderdprocentscanning, en ik wil de commissaris bedanken voor de daadkracht die hij heeft getoond bij het verdedigen van de EU. Het is niet de eerste keer dat de EU op dit gebied onder vuur komt te liggen van de Verenigde Staten, want we hebben ook al ons douanesysteem moeten verdedigen in een zaak die aanhangig was gemaakt bij het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), een zaak die we gewonnen hebben, mede dankzij de inspanningen van uw diensten, commissaris. U hebt dat goed gedaan.
De heer Martinez heeft ons zijn theorie van de aftrekbare douanerechten uitgelegd. Die heeft hij me ook al een keer uitgelegd in 2005, toen we samen in Hong Kong waren. Ik begrijp hem nog steeds niet, maar ik hoop dat ik ooit zal inzien hoe aftrekbare douanerechten van toepassing zijn op mummies en gedroogde vis.
Ik wil alle fracties bedanken voor de steun die ze aan dit verslag hebben gegeven. Ik denk dat de mensen kunnen zien dat de wereld, die steeds complexer en sneller wordt, dit conflict in het verleden wellicht door een oorlog had opgelost. Nu hebben we een economische en sociale oorlog in plaats van een echte oorlog. In plaats van doden hebben we werkloosheid. In elk geval weten we niet meer wie de vijand is. In dit klimaat van wereldwijde economische en sociale oorlog hebben we een sterke douane-unie en sterke in- en uitvoermechanismen nodig die onze bedrijven, onze burgers en de Europese Unie in het algemeen beschermen – en ik heb het over bescherming, niet over protectionisme.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
28. Gedwongen prostitutie en vrouwenhandel, met het oog op seksuele uitbuiting (debat)
De Voorzitter. – Het volgende punt op de agenda is het debat over de mondelinge vraag (O-0062/2008 - B6-0160/2008) van Anna Záborská, namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, aan de Commissie over gedwongen prostitutie en vrouwenhandel met het oog op seksuele uitbuiting.
Corien Wortmann-Kool, auteur. − (NL) Voorzitter, geachte commissaris, met deze mondelinge vragen wil de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van dit Parlement opnieuw aandacht vragen voor de enorme problemen rond vrouwenhandel en gedwongen prostitutie in de Europese Unie. Exacte cijfers ontbreken, maar volgens ruwe schattingen worden elk jaar honderdduizenden vrouwen en meisjes verhandeld door criminele bendes en vervolgens belanden zij in onze lidstaten in de gedwongen prostitutie. Dit is een mensonwaardig probleem en de aanpak van de Europese Unie en de lidstaten is helaas nauwelijks effectief.
Het is bekend dat grote evenementen, zoals grote voetbalkampioenschappen, een aanzuigende werking hebben op criminele bendes die zich met deze mensonterende praktijken bezighouden. Daarom hadden we vanuit de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid op de internationale vrouwendag van 8 maart 2006 een campagne gelanceerd om het publiek attent te maken op de noodzaak om vrouwenhandel en gedwongen prostitutie tijdens de voetbalwereldcup 2006 te voorkomen en te bestrijden. Deze campagne van de rode kaart tegen gedwongen prostitutie was een groot succes, niet alleen om het publiek, de supporters bewust te maken, maar ook om het bewustzijn in de samenleving te vergroten dat vrouwenhandel en gedwongen prostitutie actief bestreden moeten worden. Toch zijn de resultaten van de aanpak van de Europese Commissie en de meeste lidstaten helaas nog steeds teleurstellend. Daarom willen we het onderwerp opnieuw onder de aandacht brengen en het publiek tijdens de Euro 2008 deze maand en ook de samenleving duidelijk maken dat dit soort geweld tegen vrouwen en meisjes onaanvaardbaar is.
In 2005 hebben de Commissie en de Raad een uitgewerkt actieplan aangenomen met betrekking tot de uitwisseling van best practices, normen en procedures bij het voorkomen en bestrijden van vrouwenhandel. Het is belangrijk dat de lidstaten dit actieplan ook gaan uitvoeren. Daar is ook een van onze vragen op gericht. Er is immers gecoördineerd beleid nodig op de met elkaar samenhangende terreinen, zoals genderspecifieke preventiestrategieën, ook in de landen waar deze vrouwen en meisjes vandaan komen, alsmede maatregelen voor bewustmaking en een evaluatie van de doeltreffendheid daarvan. Kan derhalve de Commissie de volgende vragen beantwoorden.
Is het actieplan inzake vrouwenhandel voor seksuele uitbuiting uitgevoerd en wat zijn de resultaten, en hoe doeltreffend is het geweest? Welke specifieke maatregelen hebben de lidstaten genomen ter bestrijding van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting? In welke mate hebben de lidstaten Richtlijn 204/81/EG correct omgezet en uitgevoerd en welke stappen heeft de Commissie ondernomen indien dat niet het geval was? Is de studie naar het verband tussen prostitutiewetgeving en de omvang van de handel in vrouwen en meisjes met het oog op seksuele uitbuiting, waar de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid sinds januari 2006 om verzocht heeft, al beschikbaar? Kan de Commissie aangeven of zij van plan is de lidstaten te stimuleren om grensoverschrijdende politiesamenwerking inzake de bestrijding van mensenhandel en gedwongen prostitutie uit te bouwen en verder te ontwikkelen? Zo ja, hoe? Hoe kan zij de rode-kaartactie tegen gedwongen prostitutie van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid steunen? Is de bevoegde commissaris ook bereid om een brief te sturen aan de regeringen van Oostenrijk en Zwitserland om hen op te roepen om vrouwenhandel en gedwongen prostitutie te bestrijden tijdens het komende voetbalkampioenschap Euro 2008 en onze rode-kaartactie te ondersteunen?
Voorzitter, het is algemeen bekend dat grote voetbalkampioenschappen heel veel vreugde en plezier losmaken bij het publiek en bij de supporters, maar dit is toch wel een probleem dat een zwarte keerzijde vormt, waarvoor ook aandacht moet zijn en niet alleen aandacht in woorden, want de woorden van een bekend Nederlands voetballied luiden immers “geen woorden maar daden”. Ik hoop dat de commissaris zich daar ook voor wil inzetten.
László Kovács, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, hoewel dit onderwerp niet in mijn portefeuille zit, heb ik het voorrecht om mijn goede vriend en collega Jacques Barrot te vervangen en deel te nemen aan dit debat, want ik ben ervan overtuigd dat dit een zeer belangrijk probleem is.
Ik wil u verzekeren dat de Commissie zich volledig heeft gecommitteerd aan de strijd tegen de mensenhandel, die een wrede schending van de mensenrechten vormt, en een ernstig delict, en met name aan de strijd tegen gedwongen prostitutie.
Met betrekking tot deze zeer relevante vraag, die het hele complexe terrein bestrijkt, zal ik beginnen met het vraag nr. 1. Het EU-actieplan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel uit 2005 van de Raad omvat een zeer ambitieus pakket maatregelen ter bestrijding van de mensenhandel. Op basis van de door de lidstaten versterkte informatie is onze indruk dat, hoewel er enkele resultaten zijn geboekt, de situatie op het gebied van de strafrechtelijke procedures en de hulp aan slachtoffers, die van groot belang is, nog steeds onbevredigend is.
De Commissie zal eind dit jaar met een verslag over de uitvoering van het actieplan komen. Deze inventarisering kan de basis vormen voor een besluit over de in de nabije toekomst te ondernemen acties en de vorm waarin dat moet gebeuren.
Vraag nr. 2: de bescherming van de slachtoffers van mensenhandel is een plicht. Bovendien is die bescherming een essentiële voorwaarde voor een succesvolle vervolging van de handelaren, omdat de getuigenissen van de slachtoffers van cruciaal belang zijn voor het verkrijgen van veroordelingen. Richtlijn 2004/81/EG volgt die lijn door een reflectieperiode in te bouwen waarin het slachtoffer kan bijkomen en zich aan de invloed van de handelaren kan onttrekken en door een verblijfsvergunning toe te kennen.
Alle lidstaten die aan deze Richtlijn zijn gebonden hebben de Commissie officieel in kennis gesteld van het feit dat ze het wettelijk instrument volledig hebben omgezet, met uitzondering van Spanje en Luxemburg. De Commissie heeft besloten om deze twee lidstaten voor het Europees Hof van Justitie te dagen.
Wat betreft de analyse van de inhoudelijke omzetting en uitvoering is de Commissie in januari 2007 een studie gestart naar de omzetting in nationale wetgeving van tien richtlijnen op het gebied van asiel en immigratie, waaronder deze richtlijn.
De definitieve bevindingen van die studie, die op korte termijn door de Commissie bekend zullen worden gemaakt, zullen de basis vormen voor een systematische monitoring van het bestaande acquis op dit gebied, in overeenstemming met artikel 226 van het EG-Verdrag.
Vraag nr. 3: de Commissie is ook een studie gestart naar de wetgeving van de lidstaten en de situatie met betrekking tot de mensenhandel. De resultaten van deze studie worden eind februari 2009 verwacht.
Vraag nr. 4: gedwongen prostitutie en mensenhandel zijn schendingen van de fundamentele mensenrechten en zijn een vorm van georganiseerde criminaliteit. Pogingen om criminele netwerken te bestrijden moeten noodzakelijkerwijs transnationaal van aard zijn. Voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking tussen de lidstaten bestaat een speciaal kanaal in de vorm van Europol. Daarnaast is strijd tegen de mensenhandel een prioriteit in het financiële programma “Preventie en bestrijding van criminaliteit”, waarmee transnationale samenwerkingsprojecten tussen wetshandhavingsinstanties worden gesteund, evenals NGO’s.
Tot slot vraag nr. 5: de campagne “Rode kaart voor gedwongen prostitutie”, die tijdens de wereldkampioenschappen voetbal van 2006 is gelanceerd, was een goede stap in de richting van het vergroten van het bewustzijn over mensenhandel voor seksuele uitbuiting. Hoewel uit de door Duitsland uitgevoerde beoordeling blijkt dat de vrees voor een toename van de gedwongen prostitutie in 2006 geen bewaarheid is geworden, verwelkomen we alle initiatieven die zijn gericht op het informeren van de publieke opinie, het vergroten van het bewustzijn bij het publiek, het voorkomen van deze afschuwelijke delicten en het helpen van de slachtoffers.
Manolis Mavrommatis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, komende zaterdag beginnen de Europese kampioenschappen voetbal in Oostenrijk en Zwitserland. Dit is het op één na grootste sportevenement, na de wereldkampioenschappen. Er is berekend dat 2,5 miljoen sportfans uit heel Europa de wedstrijden zullen bezoeken. Er zijn echter ook berichten dat, zoals gebeurt bij dit soort grootschalige evenementen, een groot aantal vrouwen, naar schatting ongeveer 25 000, vanuit de hele wereld naar de steden zullen reizen waar de wedstrijden zullen worden gespeeld, helaas niet alleen om hun nationale teams aan te moedigen, maar omdat ze tot prostitutie worden gedwongen. Ik weet zeker dat dit de internationale gemeenschap, en met name de EU en het Europees Parlement, niet onberoerd zal laten.
Mevrouw de Voorzitter, commissaris, zoals we hebben gehoord heeft het optreden van het Europees Parlement bij de wereldkampioenschappen in Duitsland in 2006 positieve resultaten opgeleverd. Toen bedroeg het aantal vrouwen waarvan werd bericht dat ze tot prostitutie werden gedwongen tussen de 40 000 en 60 000. Het zou daarom nuttig zijn als we opnieuw in actie zouden komen, zoals we dat in 2006 na een mondelinge vraag van mevrouw Wortmann-Kool ook hebben gedaan. Ik stel voor dat de Voorzitter van het Europees Parlement en de betrokken commissaris eenzelfde brief sturen als de heer Frattini in 2006 aan Angela Merkel heeft gestuurd. Deze brief dient te worden gericht aan het organisatiecomité en de UEFA, en in de brief moeten we onze bezorgdheid uitspreken over het gevaar dat dit sportevenement zal verworden tot ongecontroleerd amusement met vrouwen als slachtoffers.
Commissaris, dames en heren, ik weet zeker dat als we met één stem spreken en aandacht weten te trekken voor onze boodschap, we een gevaar zullen afwenden dat noch ons, noch de samenleving tot eer strekt, maar uitbuiting van menselijk lijden in de hand werkt.
Lissy Gröner, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, een paar dagen voordat de Europese kampioenschappen voetbal van start gaan, geeft de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid – en ik hoop het hele Europees Parlement – gedwongen prostitutie opnieuw de rode kaart. Wereldwijd worden elk jaar wel achthonderdduizend vrouwen slachtoffer van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Dit is een van de ergste mensenrechtenschendingen van deze tijd en zelfs bij grote evenementen is snelle seks rond de stadions gekoppeld aan deze moderne vorm van slavernij.
Twee jaar gelden tijdens de wereldkampioenschappen in Duitsland zijn we hier in het Parlement een breed debat gestart en hebben we een campagne gelanceerd om te voorkomen dat de aanvankelijk door de deskundigen voorspelde vloedgolf van gedwongen prostitutie en de negatieve bijeffecten daarvan zich daadwerkelijk zouden voordoen, wat dankzij de steun van de fans en de publieke opinie is gelukt. Het onderwerp is daarna echter weer uit het zicht verdwenen.
We hebben initiatieven voor wetgeving ingediend, en met de ervaring die we hebben opgedaan tijdens de Duitse campagne, die breed is gesteund door vrouwenorganisaties, hebben we voor elkaar gekregen dat er maatregelen zijn genomen voor de bescherming van slachtoffers en hebben we laten zien in welke vreselijke situatie deze vrouwen, die meestal uit Centraal- en Oost-Europa afkomstig zijn, zich bevinden. Deze vrouwen kunnen geen kant op, want aan de ene kant zijn ze criminelen, omdat ze geen verblijfsvergunning hebben, en aan de andere kant zijn ze slachtoffers, omdat ze gewetenloos worden uitgebuit door de mensenhandelaren.
We zijn een stap verder gegaan met de maatregelen voor de bescherming van de slachtoffers, grensoverschrijdende samenwerking en de legitieme afgifte van verblijfsvergunningen. Nu willen we het publiek bij wedstrijden in Oostenrijk en Zwitserland gebruiken om het onderwerp opnieuw voor het voetlicht te brengen. In Duitsland heeft de socialistische minister van Justitie draconische straffen in het vooruitzicht gesteld voor klanten die gebruik maken van gedwongen prostitutie.
Het net heeft echter nog veel mazen, en het Parlement moet ervoor zorgen dat die mazen worden gedicht. Ik wil de Commissie vragen om ons hierbij te steunen.
Siiri Oviir, namens de ALDE-Fractie. – (ET) Commissaris, dames en heren, onze bespreking van gevoelige kwesties in een donkere nacht lijkt een symbolische betekenis te hebben. Elk jaar worden honderdduizenden vrouwen misbruikt in de Europese seksindustrie. Dit is een snelgroeiende industrie, die gekenmerkt wordt door nieuwe technologie, criminaliteit, verdovende middelen en het grote geld, door, in één woord, geweld.
Het is algemeen bekend dat de meeste vrouwen worden verlokt tot de sekshandel als gevolg van slechte sociale omstandigheden, hoofdzakelijk armoede en werkloosheid. De meeste prostituees komen uit gebieden met een grotere werkloosheid – wat de Europese Unie betreft, zijn dit de armere Oost-Europese landen. Hieruit blijkt dat de Europese Unie en de afzonderlijke lidstaten zich in de eerste plaats moeten richten op de verbetering van de beroepsvaardigheden van vrouwen in risicogroepen en dat zij hiertoe actieve arbeidsmarktmaatregelen moeten nemen.
Campagnes om de kwestie van prostitutie meer onder de aandacht te brengen, zoals de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie”, zijn ongetwijfeld belangrijk en maken de samenleving voor een bepaalde tijd bewuster van het probleem. Ik vind echter dat het onderwerp gedwongen prostitutie en de handel in vrouwen en meisjes met het oog op seksuele uitbuiting een constant aandachtspunt van de samenleving en van het grote publiek moet zijn. Het is, mijns inziens, vrij vaak effectiever en goedkoper voor de economie om preventieve maatregelen te financieren dan om voortdurend achter de feiten aan te moeten lopen.
Naast preventieve maatregelen is het belangrijk dat de politiesamenwerking tussen de lidstaten, in het bijzonder in het Schengengebied, effectiever wordt. Ik roep de Commissie en de hier vertegenwoordigde politieke partijen ertoe op om resoluut te zijn en te helpen ervoor te zorgen dat prostitutie tot het verleden behoort en steun te verlenen aan een verbod op de gebruikmaking van prostitutiediensten in hun eigen land. Het bevriezen van de vraag zal er ook toe leiden dat wij ons uiteindelijke doel bereiken. Tot slot moet ook worden benadrukt dat er in de hele Europese Unie een zerotolerancebeleid moet worden gevoerd ten aanzien van prostitutie en mensenhandel. We moeten besluiten gaan nemen en in actie komen.
Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Wij weten dat de handel in vrouwen en meisjes met het oog op seksuele uitbuiting wereldwijd moet worden verboden en bestreden. Het is een schandaal dat een Europa van waarden en mensenrechten niet waardig is! We weten ook dat de handel in vrouwen en meisjes niet meer stopt bij de grens. We moeten dan ook een Europese, een globale oplossing voor het probleem vinden, die echter meer moet inhouden dan louter grenscontroles en repressie.
Het is in beginsel positief dat dit onderwerp al zo’n tien jaar op de agenda staat, maar de nadruk ligt te eenzijdig op grenscontroles; helaas worden preventie en slachtofferbescherming te vaak veronachtzaamd. Ook is er geen “alles veilig-signaal”. Steeds meer meisjes en vrouwen worden het slachtoffer van seksuele uitbuiting hoewel – zoals mevrouw Gröner reeds zei – de gevreesde toename tijdens het Wereldkampioenschap voetbal 2006 uitbleef. We weten echter ook dat het geschatte aantal niet-gemelde zaken groot is. Er wordt te weinig jacht gemaakt op mensenhandelaren en er worden te weinig gerechtelijke stappen ondernomen tegen scrupuleuze criminelen. De Europese Commissie heeft dit bevestigd in haar antwoord op een vraag van mij in het Parlement.
Wij richten ons op een betere bescherming van slachtoffers, niet alleen in Duitsland, maar in heel Europa. In dit kader vind ik het enigszins betreurenswaardig dat de Commissie klaarblijkelijk slechts mooie woorden vindt en er niet echt aan werkt om de situatie van de slachtoffers te verbeteren. Het is niet transparant hoe de Commissie zich sterk maakt voor de omzetting in de lidstaten van de richtlijn inzake de bescherming van de slachtoffers van mensenhandel, noch hoe deze omzetting wordt gecontroleerd. Ik vind het erg jammer dat de Commissie ook op mijn tweede vraag in het Parlement over de manier waarop deze richtlijn in Duitsland is omgezet, slechts naar een studie verwijst.
Ik verzoek de Commissie om zich eindelijk duidelijk uit te spreken of de richtlijn al dan niet correct is omgezet, niet alleen in Duitsland, maar ook in de andere EU-lidstaten. Het kan toch niet zo zijn dat de Commissie niet weet of haar eigen wetgeving correct is omgezet! Dit zou getuigen van onbekwaamheid.
Bij migratie moeten we niet alleen kijken naar de verdere migratie van gezinsleden, maar ook naar de mogelijkheden voor vrouwen om legaal te migreren, zodat zij niet in de handen van mensenhandelaren hoeven te vallen.
Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, in de Europese Unie worden honderdduizenden vrouwen en kinderen als goederen vervoerd. Zij worden seksueel uitgebuit, slecht behandeld, bedreigd, gebruikt en beroofd van alle menselijke waardigheid. Welke misdaad hebben zij begaan dat ze tot zo’n bestaan zijn veroordeeld? Hun misdaad is in feite armoede, het ontbreken van sociale rechten en het feit dat er mannen zijn die denken dat hun geld hen het recht geeft om vrouwen en kinderen te gebruiken als goederen. Jonge meisjes worden meestal verleid met valse beloften van werk en veel geld, maar dan begint de nachtmerrie.
Tot schande van de EU en de lidstaten kan deze handel voortduren, ja zelfs toenemen. Niemand kan beweren “van niets te hebben geweten”. We weten ervan, maar er wordt te weinig gedaan. We moeten derhalve een antwoord krijgen van de Commissie op onze vragen in het kader van de campagne van de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie”.
Ik blijf erbij dat de handel in seksslavinnen een vorm van terrorisme is. De EU en de lidstaten zijn bijzonder effectief geweest bij het nemen van min of meer goede maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, maar deze andere vorm van terrorisme, die vrouwen en kinderen treft, heeft noch voor de EU, noch voor de lidstaten dezelfde prioriteit.
We moeten ons ook realiseren dat er steeds meer mannen betrokken raken bij deze tragische handel. Mannen moeten niet alleen zelf geen seksuele diensten kopen, maar ook duidelijk maken aan andere mannen dat het verkeerd is om het lichaam van een vrouw te kopen. De mannen moeten zorgen voor een afname van de vraag en bijgevolg van de handel in vrouwen en kinderen met het oog op seksuele uitbuiting. Zolang er een vraag is en een markt met grote financiële opbrengsten, zal de handel voortduren. Ik herhaal: vrouwen zijn niet te koop. We moeten hier een einde aan maken.
Ivo Belet (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, commissaris, beste collega’s, in de resolutie over de toekomst van het profvoetbal, die we vorig jaar hebben goedgekeurd hier op deze zelfde banken, roepen we de Raad van ministers uitdrukkelijk op om maatregelen te nemen ter bestrijding van criminele activiteiten in het beroepsvoetbal, zoals gedwongen prostitutie. Het staat er letterlijk in. Voor alle duidelijkheid, het is niet de schuld van de voetbalinstanties dat die fenomenen zich voordoen in de marge van grote toernooien. Het is bijna kenmerkend voor alle grote internationale evenementen. Maar de sport heeft er natuurlijk alle belang bij dat dit probleem efficiënt en ingrijpend wordt aangepakt. Want het heeft uiteraard, beste collega’s, weinig zin als we gaan pleiten en ijveren voor meer fair play in de stadions en tegen racisme in de stations als in, om en rond de stadions uitwassen van slavernij worden getolereerd. De actie rode kaart tegen gedwongen prostitutie heeft tijdens het WK 2006 in Duitsland uitstekend gewerkt. Rond 1000 lokale en regionale actiegroepen en verenigingen werden bij deze preventieve campagne betrokken en dat heeft duidelijk ontmoedigend gewerkt bij de mensenhandelaars en bij andere criminele netwerken. Dat heeft tot gevolg gehad - en de commissaris heeft er al naar verwezen - dat het aantal gevallen van gedwongen prostitutie tijdens het WK 2006 in Duitsland beperkt is gebleven tot enkele tientallen gevallen en die hielden dan meestal nog niet rechtstreeks verband met het WK.
Het is dus duidelijk dat sensibilisering en preventieve acties werken. Zij zijn heel doeltreffend en we moeten ze dus opnieuw inzetten, ook bij het komende Europees kampioenschap dat deze week begint. Daarom, mijnheer de commissaris, dringen wij erop aan dat de Europese Commissie een brief hierover stuurt aan de betrokken regeringen, die van Oostenrijk en van Zwitserland, zoals mevrouw Wortmann-Kool zonet al terecht opmerkte. Ik herhaal nog even onze vraag. Kunt u daarop ingaan, kunt u hier bevestigen dat u dit initiatief zult ondersteunen?
Nog één ding: preventie alleen zal niet volstaan. De lidstaten zijn er in 2005 mee akkoord gegaan om mensenhandel te voorkomen en te bestrijden, maar het actieplan waarover u het had, mijnheer de commissaris, is op het nationale terrein vaak meer dan ooit dode letter. Dus het is nu het moment om de autoriteiten daaraan te herinneren. Toenmalig commissaris Frattini zei hier twee jaar geleden al dat de rol van Europol en Eurojust in dit verband moet worden versterkt en het Parlement heeft dat in zijn resolutie ook uitdrukkelijk geëist. We rekenen er daarom ook op, mijnheer de commissaris, dat de Commissie en de Raad naar aanleiding van dit toernooi die beloftes van toen meer dan ooit in de praktijk zullen omzetten.
Christa Prets (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris! Zoals reeds gezegd, is mensenhandel een misdaad tegen de mensheid, in het bijzonder tegen vrouwen – een nieuwe vorm van slavernij en een zeer lucratieve, breed ontwikkelde onderneming met, volgens de OVSE, een jaaromzet van 44 miljard euro. Het is het waard hierover langer van gedachten te wisselen en ook de diverse facetten naar voren te halen.
We buigen ons vandaag over vrouwenhandel en gedwongen prostitutie, aansluitend op de actie die wij al tijdens het Wereldkampioenschap voetbal 2006 in Duitsland hebben uitgevoerd. Het Parlement heeft ook een – door mijzelf opgesteld – verslag uitgebracht over gedwongen prostitutie, waarin wij de Commissie om verschillende maatregelen hebben verzocht. Haar reactie hierop was het actieplan. Er is vandaag al meerdere malen gevraagd naar de omzetting en ik onderstreep: het gaat hier om verblijfsvergunningen voor slachtoffers en om opleidingsoffensieven bij politiescholen, academies voor sociale wetenschappen, enzovoorts. Ook gaat het om onderwijs in de landen van oorsprong en onderwijs- en opleidingsmogelijkheden voor vrouwen ter plaatse én voor jonge mannen – laatstgenoemden krijgen er ook steeds meer mee te maken.
18 oktober 2007 hebben we weliswaar voor het eerst de Europese Dag tegen Mensenhandel gehouden, maar verder merk ik nog niet heel veel van de actie. De aandacht voor dit thema is ook afgenomen na de campagne van de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie” en na het Wereldkampioenschap voetbal en daarom willen wij er een nieuwe impuls aan geven. Het gaat hierbij niet om een verbod op prostitutie of om discriminatie van mensen die werkzaam zijn in de seksindustrie; integendeel! Het gaat om bewustmaking en ook hier moet stigmatisering worden verworpen en moet er een sociaal netwerk worden opgezet, opdat ook degenen die werkzaam zijn in de seksindustrie worden beschermd.
Gedwongen prostitutie wordt krachtig veroordeeld. Het Europees kampioenschap voetbal in Oostenrijk en Zwitserland biedt ons de mogelijkheid dit te onderstrepen. Ik garandeer u dat de Oostenrijkse autoriteiten passende maatregelen nemen en nodig u van harte uit bij een mooi EK van, hopelijk, fair play en fair sex.
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Veel mensen verheugen zich op het Europees kampioenschap voetbal in juni 2008. We mogen hierbij echter niet vergeten dat buiten de stadiums, mensenhandel, gedwongen prostitutie van vrouwen en kindermisbruik toenemen en dat de criminaliteit van mensenhandelaren alle grenzen overschrijdt.
De wedstrijden worden in Oostenrijk en Zwitserland gespeeld, waarmee de rol van de aangrenzende Midden-Europese landen als transitlanden voor deze uiterst lucratieve criminele onderneming wordt vergroot. Hier wordt van de EU verlangd dat zij de preventieve maatregelen, het grensoverschrijdend toezicht en de strafvervolging beter organiseert en coördineert. De Europese mechanismen voor gezamenlijk onderzoek moeten worden verbeterd. Iedere lidstaat wordt verzocht slachtoffers beter te beschermen en deze instrumenten actief te gebruiken. Alleen zo kunnen wij de daders buitenspel zetten en hen de rode kaart tonen!
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Het is van essentieel belang dat wij de gelegenheid van het Europees kampioenschap voetbal 2008 te baat nemen om het grote publiek eens te meer te informeren dat prostitutie en de uiterst lucratieve handel in vrouwen met het oog op seksuele uitbuiting onaanvaardbaar zijn aangezien dit vormen zijn van geweld tegen vrouwen, meisjes en kinderen.
Daarom is het van cruciaal belang dat er maatregelen worden genomen om deze handel effectief te bestrijden en om tegelijkertijd de slachtoffers van deze situatie in de verschillende lidstaten te steunen, met informatie over de resultaten van de uitgevoerde acties.
Toch moeten we ons bewust blijven van de steeds grotere ongelijkheden, het precaire en slechtbetaalde werk, de werkloosheid en de armoede, die duizenden vrouwen en jonge meisjes de prostitutie injagen en die het leven van de handelaren vergemakkelijken. Dit werpt dan ook een andere vraag op: hoe zullen de EU-leiders de fundamentele oorzaken aanpakken van deze ernstige inbreuken op de mensenrechten van honderdduizenden vrouwen en jonge mensen, opdat er een einde komt aan deze nieuwe vormen van slavernij?
Emine Bozkurt (PSE). – (NL) Voorzitter, tijdens de wereldkampioenschappen in 2006 is er ook aandacht gevraagd voor een hulplijn voor slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie. In Turkije is er bijvoorbeeld al enige jaren een hulplijn actief waar vrouwen melding kunnen maken van gevallen van vrouwenhandel. Het Europees Parlement vroeg al in 2006 om zo’n hulptelefoonlijn in het leven te roepen die slachtoffers van mensenhandel in meerdere talen te woord kan staan en hulp kan bieden. Ondertussen is, alweer twee jaar later, zo’n hulplijn er nog steeds niet.
Nu was ik twee weken geleden aanwezig bij de lancering door commissaris Kuneva van een hulplijn voor gedupeerde consumenten tijdens Euro 2008. Wat een goed initiatief om één enkel telefoonnummer te hebben. Het kan dus wel. Maar waarom wel hulp aan consumenten, maar niet aan slachtoffers van vrouwenhandel? Deze kersverse consumentenlijn laat zien hoe snel actie mogelijk is en wat een kleine moeite dat kan zijn. Nu is het moment om deze initiatieven te combineren en de slachtoffers van vrouwenhandel een middel aan te reiken om hulp te vragen. Om met de woorden van Barack Obama te spreken: “We can do it, yes we can”.
Anna Hedh (PSE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, zaterdag begint het Europees kampioenschap voetbal en kan het feest beginnen. Er is echter ook een keerzijde. Wanneer er zo’n groot sportevenement plaatsvindt, neemt de illegale handel in vrouwen en jonge meisjes voor prostitutiedoeleinden altijd toe. Het is dan ook belangrijk dat wij reageren en dat we precies hetzelfde doen als we twee jaar geleden hebben gedaan met de campagne van de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie”. Het is erg belangrijk dat wij ons binnen de EU verenigen en toewerken naar een zerotolerancebeleid ten aanzien van de handel in mensen. Ik roep alle EU-regeringen die zulks nog niet hebben gedaan derhalve op om het door de EU in 2005 ontwikkelde actieplan ter bestrijding van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting onmiddellijk uit te voeren.
Ik wou dat meer landen wetgeving hadden op het gebied van het kopen van seks, want dit heeft een duidelijk preventief effect op de mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Daarnaast kijk ik uit naar het door de Commissie in te dienen verslag over prostitutiepatronen in de lidstaten en hoop ik dat wij dit snel kunnen bestuderen.
Het EK voetbal moet zowel op als buiten het veld doordrenkt zijn met de volgende sportieve waarden: kameraadschap, gezonde activiteit en fair play. Door de laakbare mensenhandel voor prostitutiedoeleinden niet te veroordelen, wordt hieraan indirecte steun verleend.
Gabriela Creţu (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mensenhandel is weliswaar een illegale markt, maar het is toch een markt, met zowel een aanbod- als een vraagzijde. Een land waarin er een aanzienlijke vraag is, speelt net zo’n actieve rol bij de mensenhandel als een land van oorsprong. Mensenhandel is niet alleen een hedendaags overblijfsel van de slavernij, maar vormt ook een voortdurende trotsering van en inbreuk op de wet en is gekoppeld aan andere criminele activiteiten zoals het witwassen van geld, geweld, smokkel, prostitutie, belastingontduiking, fraude en dwangarbeid.
Door mensenhandel wordt de orde van waarden in onze samenleving op een gevaarlijke manier omgekeerd, waarbij oude ongelijkheden worden behouden – vrouwen en kinderen worden gezien als handelswaar – en nieuwe worden gecreëerd. Het geld dat mensenhandelaren verdienen, ondermijnt het geloof in de waarde van arbeid en eerlijk zakendoen.
Alle lidstaten moeten dringend het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel ratificeren en de overeengekomen maatregelen uitvoeren, waarbij de hoofdoorzaak van de handel voor prostitutiedoeleinden wordt aangepakt, namelijk de vraag van mannen naar vrouwen en meisjes.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Door Euro 2008 – het EK voetbal van de UEFA, dat aanstaande zaterdag begint in Oostenrijk en Zwitserland – worden we weer herinnerd aan het onderwerp gedwongen prostitutie. De liefhebbers van goed voetbal zullen zeker aan hun trekken komen. Deze sportevenementen zijn helaas ook een vruchtbare bodem voor maffiapraktijken en brengen – nog meer dan anders – het risico met zich mee van een toegenomen mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting.
Ik ben het met de andere sprekers eens dat de door de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid in maart 2006 gelanceerde campagne van de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie” een succes was omdat deze een van de nijpendste sociale kwesties in de openbaarheid heeft gebracht.
Ik ben ervan overtuigd dat alleen een goede voorlichtingscampagne tijdens Euro 2008 over de noodzaak om de vrouwenhandel en de gedwongen prostitutie te voorkomen, de ogen van het grote publiek zal openen en deze verschrikkelijke vorm van geweld tegen meisjes en vrouwen aan de kaak zal stellen.
Britta Thomsen (PSE). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik heb een directe vraag voor de Commissie, namelijk welke specifieke initiatieven er zijn ontplooid ter voorkoming van de vrouwenhandel in verband met Euro 2008 in Oostenrijk en Zwitserland. Want zoals wij hier vanavond hebben gehoord en zoals de ervaring leert, vindt er in verband met dit soort grote sportevenementen handel in vrouwen plaats. Ik heb de volgende vragen: ten eerste, zijn de regeringen van beide landen benaderd en verzocht om de parlementaire campagne van de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie” te steunen? Ten tweede, zijn zij gewezen op de noodzaak om de politie-inspanningen in verband met het kampioenschap te intensiveren? Tot slot, is er een beroep gedaan op de twee regeringen om actie te ondernemen ter ondersteuning van de slachtoffers?
László Kovács, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals veel sprekers – waaronder ikzelf – al hebben gezegd, zijn het Parlement en de Commissie voorafgaand aan het Wereldkampioenschap voetbal 2006 in Duitsland met vergelijkbare initiatieven en voorstellen gekomen en hebben zij acties op touw gezet. Gelukkig zijn de zorgen en angsten van de Duitse autoriteiten en de Europese instellingen toen geen werkelijkheid geworden.
Dat is echter zeker geen reden om te concluderen dat wij nu niets hoeven te doen en dat we met de duimen kunnen draaien. Het is meer dan redelijk dat wij dit debat voeren omdat het absoluut beter is om het zekere voor het onzekere te nemen en om beter voorbereid te zijn dan noodzakelijk; het is ook redelijk dat wij deze gelegenheid benutten om de acties te inventariseren en om het Parlement in staat te stellen suggesties te doen aan de Commissie en het is ook een goede gelegenheid voor bewustmaking van het grote publiek.
Ik begrijp de ontevredenheid van een aantal sprekers. In mijn inleidende opmerkingen heb ik verteld hoeveel concrete verslagen de Commissie heeft uitgebracht en wij zijn in afwachting van de studies en de conclusies die momenteel worden opgesteld en waarop verdere acties en actieprogramma’s kunnen worden gebaseerd.
Mevrouw Bozkurt noemde het punt van de hulplijnen – volgens mij een goed idee, zij het niet zo gemakkelijk te realiseren. Wat de hulplijn voor consumentenbescherming betreft: dit is een heel andere kwestie. Ik denk dan ook niet dat deze door mijn collega-commissaris, mevrouw Kuneva, opgerichte of gelanceerde hulplijn bijvoorbeeld gebruikt kan worden voor slachtofferbescherming, omdat dit een heel ander, veel gecompliceerder onderwerp is.
Ook mevrouw Breyer had het over de bescherming van slachtoffers, een in mijn ogen uiterst belangrijk kernpunt. Ik wijs erop dat het in oktober of november 2008 te verschijnen evaluatie- en toezichtverslag van het actieplan een specifiek hoofdstuk over de bijstand aan slachtoffers zal bevatten en dat wij de daadwerkelijke uitvoering van slachtofferbeschermingsmaatregelen zullen beoordelen.
Op de eerste Europese Dag tegen Mensenhandel, 18 oktober 2007, heeft GLS aanbevelingen gedaan inzake de identificatie van slachtoffers en verwijzingsdiensten. Ik verzeker u dat wij vastberaden zijn om deze op passende wijze op te volgen en ik verzeker de leden van het Parlement dat de Commissie er klaar voor is om de strijd tegen mensenhandel, tegen gedwongen prostitutie en tegen de georganiseerde misdaad erachter te verhevigen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag, om 11.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Terwijl voetbalfans in heel Europa wachten op de opening van Euro 2008 is het tijd om na te denken over de gevaren voor vrouwen, in het bijzonder uit de voormalige Sovjetrepublieken, die het slachtoffer zullen worden van mensenhandel en die de beproeving van gedwongen prostitutie zullen moeten doorstaan opdat er wordt voldaan aan de vraag naar seksuele diensten op de plaatsen van de voetbalwedstrijden.
Wat voor velen een prachtige viering van de beste Europese sporttradities zal zijn, zal ook een tijd van fysieke en psychische ellende zijn voor die ongelukkige jonge vrouwen die in hun naïviteit geloven dat de aantrekkelijke banen die hen worden aangeboden in de gastvrijheidsector beperkt blijven tot werk als serveerster of achter een bar.
Het is tijd om de resterende zeventien EU-lidstaten die dit tot nu toe niet hebben gedaan, opnieuw te verzoeken om het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel onmiddellijk te ratificeren.
De EU-lidstaten, die opkomen voor de mensenrechten, hebben zeker geen excuus voor het niet ratificeren van dit Verdrag, dat meer dan drie jaar geleden in Warschau is aangenomen.
Neena Gill (PSE), schriftelijk. – (EN) Zou de Commissie het Parlement kunnen verduidelijken welke vooruitgang zij heeft geboekt met betrekking tot het actieplan uit 2005 ter bestrijding en voorkoming van mensenhandel in Europa?
Verontrust als ik ben over de vertraging in de uitvoering van dit plan door de lidstaten, verzoek ik de Commissie aan te geven welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor de campagne van de “Rode kaart tegen gedwongen prostitutie” in de lidstaten. Zou zij ons ook kunnen informeren welke campagne zij op touw zet om het grote publiek bewust te maken van de handel in vrouwen en meisjes voor prostitutiedoeleinden tijdens Euro 2008?
Het baart mij grote zorgen dat miljoenen mensen wereldwijd weliswaar plezier beleven aan sportevenementen, maar dat deze laatste ook genadeloos worden benut als gelegenheid om vrouwen en meisjes uit te buiten.
Ik ben geschokt dat in Europa jaarlijks circa 100 000 vrouwen worden verhandeld voor prostitutiedoeleinden. Het verwerpelijkste hierbij vind ik dat er zelfs meisjes van slechts veertien jaar tussen zitten.
We kunnen deze vorm van hedendaagse slavernij eenvoudigweg niet laten voortduren. Seksuele uitbuiting is niet alleen een misdaad, het is ook een grove schending van de mensenrechten.
Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. – (HU) De Unie is ervoor verantwoordelijk op alle mogelijke manieren een stokje te steken voor de seksuele uitbuiting en de mensenhandel die de kop opsteken bij op haar grondgebied georganiseerde sportevenementen. Het Europees kampioenschap voetbal 2008 is een sportevenement waarbij een groot aantal mensen bijeenkomt en de vraag naar seksuele diensten tijdelijk toeneemt. Het is dan ook van essentieel belang dat wij onszelf beschermen door middel van tijdelijke campagnes zoals die welke mevrouw Záborská tijdens het Wereldkampioenschap voetbal 2006 heeft gelanceerd en die ook dit keer gevoerd zouden moeten worden. Wil het initiatief zoveel mogelijk mensen bereiken, dan denk ik echter dat er in de media (ook op de officiële website voor het Europees kampioenschap) grotere ruchtbaarheid aan moet worden gegeven, met de medewerking van politici, sportdirecteuren, sporters en supporters (naar het model van het Jongeren tegen racisme-programma).
Een tijdelijke campagne volstaat echter niet. Om afdoende maatregelen te kunnen nemen tegen mensenhandel moeten er nieuwe richtlijnen worden gecreëerd en moet er bovenal – zo snel mogelijk – worden voldaan aan de al bestaande richtlijnen. Ik wijs de Commissie erop dat het bij veel landen schort aan een goede omzetting en interpretatie van de richtlijnen, waardoor hun uitvoering nog meer wordt vertraagd. Ik vind het daarom erg belangrijk dat wij een accuraat antwoord krijgen op de vraag van mevrouw Záborská betreffende Richtlijn 2004/81/EG.
Grenscontroles spelen weliswaar een belangrijke rol bij het zuiveren van sportevenementen in de Unie van seksuele uitbuiting en mensenhandel, maar ik denk dat wij dit kunnen bereiken door niet de interne grenscontroles strenger te maken, maar door in samenwerking met de grensbewakers de externe controles te verbeteren. Op deze manier zullen we het gezagsgetrouwe burgers niet moeilijker maken om deel te nemen aan Europese evenementen!
Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Dames en heren, ik wil graag inhaken op de vraag van mevrouw Záborská en wijs u nogmaals op de weerloosheid van Roma-vrouwen ten aanzien van mensenhandel en gedwongen prostitutie. Sociale uitsluiting en het vaak ontbreken van officiële documenten maken Roma-meisjes bijzonder kwetsbaar en “gemakkelijke doelwitten” voor degenen die verdienen aan de mensenhandel. Hun situatie wordt verergerd door de raciale vooroordelen in de hele samenleving, de seksuele vooroordelen in hun eigen gemeenschappen en het algemene wantrouwen van de Roma ten aanzien van het rechtssysteem.
Er zijn individuele programma’s nodig om de slachtoffers van de mensenhandel en hun families te helpen en om te voorkomen dat tienermeisjes worden gedwongen te leven en te werken in een milieu van uitbuiting. Het is van essentieel belang dat er meer adviesnetwerken en -centra worden gecreëerd, zowel van de kant van de NGO’s als van de lidstaten, en dat er betrouwbare statistische gegevens over de relatie tussen Roma-gemeenschappen en mensenhandel worden verzameld en dat deze worden geanalyseerd. Sommige NGO’s en internationale organisaties hebben op dit gebied enkele resultaten bereikt, maar de Europese Commissie en de lidstaten moeten ook een grotere rol gaan spelen.
Maar de belangrijkste voedingsbodem voor mensenhandel en seksuele uitbuiting is armoede, die het menselijk leven reduceert tot een dagelijkse overlevingsstrijd, waarbij het gevaar van illegale activiteiten sterk toeneemt bij gebrek aan financiële en opleidingsmogelijkheden. Naast bewustmakingsprogramma’s en slachtofferhulp is het dan ook onze primaire, gemeenschappelijke plicht om een einde te maken aan deze onmenselijke armoede.
29. Opgave van financiële belangen: zie notulen
30. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen