- Ontwerpresolutie: Verslechtering van de situatie in Georgië (RC-B6-0278/2008)
Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor de notulen zou ik willen zeggen dat wanneer we een oproep doen om een EVDB-grensmissie naar Georgië te sturen, dat we dan in de nabije toekomst ook moeten overwegen om een EU-politiemissie naar Georgië te sturen.
Sylwester Chruszcz (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik kan de resolutie van vandaag inzake Georgië niet ondersteunen, omdat ik haar als buitengewoon tendentieus beschouw. De situatie in de Kaukasus is ingewikkelder dan de nu voor ons liggende tekst van de resolutie suggereert. Ik zou het Huis er graag aan willen herinneren dat Georgië zich bij Stalin kan bedanken voor zijn huidige grenzen. Deze zijn het resultaat van het in de jaren twintig en dertig door Stalin gevoerde beleid, die zelf een geboren en getogen Georgiër was. Bovendien heeft het door de Georgiërs gevoerde beleid in de negentiger jaren er veel toe bijgedragen dat de overheden in Suckhumi zich van Georgië willen afscheiden. Verder kan ik niet begrijpen waarom dezelfde leden die pas geleden nog vol geestdrift de onafhankelijkheid van het Servische Kosovo ondersteunden, nu twee historische naties op de Kaukasus het recht op zelfbeschikking ontzeggen. Ik ondersteun echter de internationale inspanningen om de dialoog en het vredesproces op de Kaukasus te bevorderen.
- Ontwerpresolutie: Top EU/Verenigde Staten (RC-B6-0277/2008)
Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag het oorspronkelijke amendement van mijn collega, James Elles, willen ondersteunen die een nieuwe paragraaf heeft voorgesteld met de strekking dat de EU erkent dat de stationering van VS-raketten voor verdedigingsdoeleinden op het grondgebied van de EU een wezenlijke bijdrage levert tot de verdediging van de EU TEGEN ballistische langeafstandsraketten.
Frank Vanhecke (NI). – (NL) Voorzitter, de resolutie over de euro-Amerikaanse top omvat uiteraard heel veel verschillende onderwerpen. Een aantal standpunten uit deze resolutie zijn voor mij absoluut onaanvaardbaar, een aantal andere zijn bijzonder waardevol. Ik kon dan ook niet anders dan mij van stemming onthouden.
Wat ik hieraan echter nog wil toevoegen is dat deze resolutie in de eerste plaats een duidelijke passus had moeten omvatten om de Verenigde Staten erop te wijzen dat dat land zich niet te bemoeien heeft met de potentiële uitbreiding van de Europese Unie. De wijze waarop de Verenigde Staten systematisch interveniëren om het onaanvaardbare Turkse dossier te bepleiten betekent voor mij een onaanvaardbare inmenging in een Europese aangelegenheid. De Verenigde Staten moeten beseffen dat er een enorm verschil is tussen de belangen van de NAVO enerzijds en de belangen van de Europese Unie en van de Europese volkeren anderzijds. Turkije kan onmogelijk tot de Europese Unie toetreden vermits het geen Europees land is. Wij vragen wat dat betreft niet meer en niet minder dan respect van de zijde van de Verenigde Staten.
Mario Borghezio (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het in dit bericht behandelde thema over de schadevergoeding voor de gevangenen in Guantanamo geeft me de gelegenheid om eraan te herinneren dat er nog een ander kwestie van in hechtenis genomen burgers en militairs is, dat om een oplossing vraagt: Hier gaat het om een lidstaat, ja zelfs een oprichtingslid van de Europese Unie.
Gisteren heeft het Italiaans hof van Cassatie in het voordeel de Italiaanse militaire en burgergevangenen besloten die op schadevergoeding wachten voor het werk dat zij gedurende de Tweede Wereldoorlog in de gevangenenkampen hebben verricht. Dit is een onopgelost moreel vraagstuk, ik heb al vele malen gepoogd de aandacht van de Voorzitter van dit Parlement hierop te vestigen. Ik heb het er in dit Parlement ook met bondskanselier Merkel over gesproken die verklaarde dat ze persoonlijk vond dat dit probleem moest worden opgelost.
Nu de pogingen van de bondsrepubliek Duitsland om het juridische besluit te traineren, eindelijk zijn verijdeld, vraagt men zich af of Duitsland – meer dan zestig jaar na het eind van de oorlog – er nu toe zal overgaan om de Italiaanse militaire gedetineerden schadeloos te stellen.
Neil Parish (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Veraldi hartelijk voor zijn verslag over de jonge landbouwers willen danken. Ik geloof dat we op het moment in een wereld leven waar de voedselproductie weer zeer belangrijk aan het worden is en we moeten naar de toekomst kijken. Één manier om naar de toekomst van de landbouw te kijken is door middel van de jonge boeren.
Met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen we nu door middel van de “health check” naar dingen kijken die de jonge boeren zullen helpen. Hierbij gaat het vooral om vermindering van bureaucratie en het afschaffen van quota, zodat de jonge boeren in de melkproductie kunnen gaan. Wat altijd al een manier was om met de landbouw te beginnen.
We moeten ook een beetje verder kijken, in de richting van risicokapitaalfondsen, omdat een van de problemen waarmee jonge boeren vaak te kampen hebben het feit is dat ze vrij weinig onderpand hebben wanneer ze met de landbouw beginnen. Zeer vaak willen de banken hun niet het geld geven dat nodig is voor een begin, zodat ik van mening ben dat we hier ook nog eens naar moeten kijken. Ik geloof dat de jonge boeren in de productie van voedingsmiddelen kunnen worden ingebonden, dat ze voet kunnen vatten op nichemarkten, en dat ze in de regio’s het soort voedsel kunnen produceren wat we willen hebben en zo werkelijk in contact komen met de markt. Ik juich dit verslag toe en kijk ernaar uit om de jonge boeren te ondersteunen.
Astrid Lulling (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, omdat zonder aanvaardbare toekomstkansen voor de jonge landbouwers er geen toekomst voor de Europese landbouw zal zijn. Om velerlei redenen, die met de voedselveiligheid, het aanbod van kwaliteitsproducten, het milieu en het beschermen van onze prachtige berglandschappen en wijngaarden van doen hebben, moeten we positieve acties ten uitvoer leggen om jonge mensen te stimuleren om in de landbouwsector te werken, om de familiebedrijven over te nemen.
Bovenal echter wil ik mijn tevredenheid erover uitdrukken dat mijn initiatief in de Commissie landbouw ervoor heeft gezorgd dat het Europees Parlement zo-even een amendement heeft toegevoegd dat speciaal de aandacht vestigt op het belang van de informatieverzameling over de status van de partners die de landbouwers helpen. Ik zou met het oog hierop de aandacht erop willen richten dat dit Parlement in 1997 – meer dan tien jaren geleden – met grote meerderheid mijn verslag heeft aangenomen betreffende de status van helpende echtgenoten in de landbouwsector. In onze resolutie hebben we er vooral de nadruk op gelegd dat de lidstaten er voor moeten zorgen dat alle helpende echtgenoten in de landbouwsector zich verplicht moeten verzekeren voor de pensioensverzekeringen. De Commissie heeft hieraan geen gehoor gegeven. In mijn land hebben we zo’n stelsel: verplichte verzekering. Dit voorbeeld zou navolging moeten vinden en we moeten een kaderrichtlijn hebben om dit te bereiken.
Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil erop wijzen dat ik mij van stem onthouden heb bij de stemming over dit verslag, maar niet omdat ik het niet eens ben met de opvatting dat jonge boeren ondersteuning nodig hebben. Ik geloof sterk dat ze werkelijk ondersteuning moeten krijgen, omdat jonge boeren zonder twijfel met grotere problemen te maken hebben dan vele andere boeren.
De reden voor mijn onthouding heeft te maken met de stemming over paragraaf 4, die van betrekking is op de situatie van de jonge boeren in de zogeheten nieuwe lidstaten. Ik ben van mening dat het na bijna één zittingsperiode tijd wordt dat we de benaming “nieuwe” lidstaten laten vallen en deze als gelijkwaardige volledige lidstaten behandelen, omdat ze dit mijns inziens allang geworden zijn.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we leven vandaag de dag in een periode van vrede en stabiliteit, waarvoor we sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hard hebben gewerkt om die te bereiken. Toch worden we op het moment door terrorisme, regionale conflicten en internationale misdaad bedreigd. De rol van de Europese Unie in de wereld van vandaag moet het zijn om overal op de wereld vrede, democratie en vrijheid te verbreiden. De Unie moet ook voor stabiliteit zorgen, en humanitaire rampen en grove schendingen van mensenrechten bestrijden. Dat is de visie die in het Europees gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is vastgelegd. We zijn gezamenlijk verantwoordelijk om op mondiaal niveau voor veiligheid te zorgen.
Bij veiligheid gaat het om meer dan het oplossen van internationale conflicten en het beschermen van grenzen. Er is een ruimere opvatting van veiligheid nodig. We moeten meer nadruk leggen op het soort veiligheid dat niet door het Europees gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt afgedekt, namelijk de voedselveiligheid en de energieveiligheid.
We dienen in ons achterhoofd te houden dat de gewenste doelstelling alleen kan worden bereikt door samenwerking en uitwisseling van beste praktijken. Een gecoördineerde aanpak is zowel op het niveau van de lidstaten wezenlijk alsook tussen de verschillende Europese instellingen. Er moet ook samenwerking met de NAVO plaatsvinden en coöperatie met andere regionale en mondiale organisaties.
Margaritis Schinas (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek om het woord nadat we net met overweldigende meerderheid voor het ter beschikking stellen van negentig miljoen uit het Solidariteitsfonds van de EU aan Griekenland hebben gestemd in de nasleep van de rampzalige bosbranden van verleden zomer.
De publieke opinie van Europa was geschokt door de ramp van verleden zomer. Het besluit van vandaag van het Europees Parlement is een gebaar van werkelijke solidariteit met de regio’s en de burgers die verleden augustus zwaar getroffen werden.
Ik wil al mijn collega’s uit de begrotingscommissie danken en ook u, dames en heren, voor het zeer interessante en snelle door ons verrichte werk en voor de zeer succesvolle door ons georganiseerde hoorzitting. Ik wil nog een laatste opmerking maken, mijnheer de Voorzitter, we zijn misschien het enige Parlement op de wereld dat in staat is om goed nieuws te onderdrukken. We hebben vandaag een belangrijk besluit over de toewijzing van geld aan Griekse burgers genomen. Het valt te betreuren dat we niet in staat waren om dit besluit door middel van een debat te nemen. Dit gebeurde eerder om technische dan politieke redenen. Ik vind dit spijtig, maar de doeltreffendheid van het besluit is belangrijker dan al het andere.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben met een enorme uitdaging van doen hoe we de jonge mensen kunnen aanmoedigen om in de plattelandsgebieden te blijven. Er is ook een tekort aan mensen die in de landbouw willen gaan, en de boerderijen van hun ouders willen overnemen. De jonge boeren die willen beginnen hebben met veel moeilijkheden te kampen. Hiertoe behoren een tekort aan geschikt land, hoge prijzen, productiebeperkingen, het gebrek aan opstartkapitaal voor investeringen, dure kredieten en strenge eisen aan het landbouwmilieu.
Ongeveer een derde van de Poolse boeren zijn jonge mensen onder de veertig. Deze mensen staan open voor verandering, technologische vooruitgang en innovatie. De jonge boeren zijn net als andere ondernemers. Ze zijn geestdriftig en niet bang voor nieuwe uitdagingen. Ze zijn ook wezenlijk voor onze toekomst, omdat de voedselveiligheid van Europa en de wereld van deze mensen afhangt. Ze hebben hulp nodig om zich door middel van beroepsonderwijs en advies beter te kwalificeren. Bovendien moeten de inspanningen worden versterkt om de financiële voorwaarden voor het exploiteren van een bedrijf op het platteland te verbeteren, en om de verschillende ontwikkelingssnelheden van de technologische en sociale infrastructuur tussen het platteland en de steden uit de weg te ruimen. Maar bovenal moeten we voor stabiele ontwikkelingsvoorwaarden zorgen.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Na het van kracht worden van Verordening (EG) nr. 1405/2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee werden er twee ondersteuningslijnen opgezet (steun voor de bevoorrading en hulp bij de locale productie).
Bepaalde technische aspecten moeten echter nog worden gecorrigeerd om volledig aan deze Verordening en de twee ondersteuningslijnen te voldoen, waarom ik het voorstel van de Commissie en het verslag van de heer Parish ondersteun.
Richard James Ashworth (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) We stellen vast dat het voorontwerp van de gewijzigde begroting nr. 3 positieve maatregelen bevat, zoals: de goedkeuring van het totale bedrag van 849 miljoen euro die Microsoft schuldig is vanwege het misbruiken van hun marktpositie; de toestemming dat Griekenland en Slovenië gebruik kunnen maken van het Solidariteitsfonds van de EU; de volledige financiering van de bevoorrading met het blauwtongvaccin om zo de ziekte te bestrijden en de overname van vijftig procent van de tenuitvoerleggingskosten per lidstaat, evenals het beschikbaar stellen van de besparingen op de salarissen en pensioenen van het personeel van de instellingen.
We moeten echter ook vaststellen dat het voorontwerp van de gewijzigde begroting ongewenste maatregelen bevat zoals de salarisverhoging voor de directeur van het Europees instituut voor gendergelijkheid evenals de veranderingen aan het formatiebestand van het Europees Economisch en Sociaal Comité.
We zijn ingenomen met de kritiek op de twee genoemde maatregelen in het verslag van Virrankoski, en terwijl we ertegen zijn om het voorontwerp voor de gewijzigde begroting nr.3 zonder amendementen aan te nemen, beseffen we toch dat het vanwege de vele hierin opgenomen positieve maatregelen in deze vergadering dient te worden aangenomen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het gemeenschappelijk verslag van mijn Finse collega’s Kyösti Virrankoski en Ville Itälä over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2008 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 gestemd.
Het gaat hoofdzakelijk om de opname in de begroting van de ontvangsten uit het geval Microsoft ( boete en rente in totaal 849 200 000 euro); om de opname in de begroting van de besparingen die tot stand gebracht zijn als gevolg van de lager dan verwachte stijging van de salarissen en pensioenen van ambtenaren in 2007; de versterking van het noodfonds voor veterinaire maatregelen als gevolg van de blauwtongcrisis (130 miljoen euro vastleggingskredieten en 63,95 miljoen euro betalingskredieten); de instelling van de noodzakelijke begrotingspunten voor de inbreng van subsidies voor vier gezamenlijke technologie-initiatieven: het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI), Clean Sky, ARTEMIS (gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen) en ENIAC (Europees technologieplatform inzake nano-elektronica), in totaal 257,5 miljoen euro vastleggingskredieten en 194,6 miljoen euro betalingskredieten uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek; en de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU over een bedrag van 98 miljoen euro (bosbranden in Griekenland en overstromingen in Slovenië).
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit ontwerp van gewijzigde begroting behandelt onder andere de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor Griekenland en Slovenië. Het doel is hulp bij de schadeloosstelling voor de door de bosbranden en overstromingen veroorzaakte schade die de bevolkingen van deze twee landen in 2007 zwaar heeft getroffen.
Ook is in het ontwerp de versterking van het noodfonds voor veterinaire maatregelen als gevolg van de blauwtongcrisis gepland, waardoor verscheidene lidstaten getroffen zijn, waaronder Portugal. Overeenkomstig deze beschikking moet de bijdrage 100 procent bedragen van de kosten van aanschaf van het vaccin en 50 procent van de kosten van uitvoering van de vaccinatie in negen lidstaten. De kosten hiervoor worden in de Gemeenschapsbegroting op 130 miljoen vastleggingskredieten en 63,95 miljoen euro betalingskredieten geraamd.
We moeten echter ook de nadruk leggen op de opneming van meer dan 257 miljoen euro aan vastleggingskredieten en 194 miljoen euro aan betalingskredieten in de begroting voor de schepping van nieuwe publiek-private partnerschappen in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten. Bij deze partnerschappen gaat het om innovatieve geneesmiddelen (IMI), Clean Sky, het Europees technologieplatform inzake nano-elektronica en ARTEMIS voor ingebedde computersystemen. Op z’n allerminst hebben deze initiatieven een openbare ontwikkelingsstrategie nodig en openbare investeringen die niet afhankelijk zijn van de belangen van het particuliere kapitaal.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Finse collega Kyösti Virrankoski over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2008 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 gestemd. Het heeft slechts tot doel tot doel het overschot van het begrotingsjaar 2007, dat 1 528 833 290 euro bedraagt, in de begroting 2008 op te nemen.
Voor 2007 was het verschil tussen de ontvangen inkomsten (117,4 miljard euro) en de gedane uitgaven (112,9 miljard euro) een overschot van 4,5 miljard euro, waarvan nog de naar 2008 overgehevelde betalingskredieten moeten worden afgetrokken, dat wil zeggen 3,1 miljard euro. Bij dit overschot van 1,4 miljard euro moeten nog de uit het begrotingsjaar 2006 overgehevelde 0,2 miljard aan geannuleerde middelen worden opgeteld en de negatieve wisselkoersverschillen van 0,1 miljard euro worden afgetrokken, wat het totale overschot voor 2007 op 1,5 miljard euro brengt. Dit overschot heeft hoofdzakelijk te maken met niet gedane uitgaven van iets onder de 1,6 miljard euro.
Ik vind het jammer dat er, in plaats van het automatisch aan de lidstaten terug te betalen, geen politiek debat over de toewijzing van dit overschot heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld ter financiering van de investeringen van de trans-Europese vervoersnetwerken. Ik kan me nog steeds de moeilijkheden herinneren die we hadden bij de pogingen om 3,5 miljard euro te vinden voor de financiering van het uitstekende Galileo project.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2008 heeft tot doel het overschot van het begrotingsjaar 2007 in de begroting 2008 op te nemen. Dit overschot is meer dan 1,528 miljard euro en komt onder andere hoofdzakelijk tot stand vanwege de vertraging bij de goedkeuring voor operationele programma’s van het Structuurfonds en het Cohesiefonds, die naar de verschillende lidstaten moesten worden overgeboekt.
Het ontwerp bevat ook bedragen die in 2007 in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid niet uitgegeven werden, zoals de “politiemissie” naar Afghanistan en de zogeheten “civiele missie” naar Kosovo. Ten aanzien van de situatie in Kosovo zouden we de illegale en niet legitieme militair/civiele operatie door de VS-NAVO-EU op de voorgrond willen plaatsen – met andere woorden, inmenging, destabilisering, agressie, bezetting en een unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van de Servische provincie Kosovo, waarbij het internationaal recht totaal werd genegeerd – en het huidige pat in de onderhandelingen in de Verenigde naties over de overdracht van verantwoordelijkheden van missie van de Verenigde Naties in Kosovo (UNMIK) naar EULEX (de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo).
Tot slot wil ik er op wijzen dat het “overschot” van 2007 de bijdrages van de lidstaten aan de Gemeenschapsbegroting zal verminderen, en wel als volgt: 300 miljoen euro minder voor Duitsland, 258 miljoen euro minder voor het Verenigd Koninkrijk en 233 miljoen euro minder voor Frankrijk. Hier kun je wel van “in ieder opzicht winst maken” spreken…
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Ik heb voor de aanneming van het verslag over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2008 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 (9904/2008 – C6-0207/2008 – 2008/2094(BUD)) gestemd. Het verslag van de heer Virranskoski is grondig en bondig.
Ik ben het met het standpunt van de rapporteur eens dat de balans van ieder begrotingsjaar naar de begroting van het volgende begrotingsjaar moet worden overgedragen als inkomsten of uitgaven. In dit geval zou het om de begroting van 2008 gaan. Dit zou door een gewijzigde begroting moeten gebeuren die aan de Commissie wordt voorgelegd.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De conservatieven onthouden zich bij dit verslag van stemming, omdat het een onderdeel van de Europese doelstelling is om een gebied voor vrijheid, veiligheid en recht te ontwikkelen – in plaats van op een intergouvernementele aanpak te zetten.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De strategie van de Europese Unie voor preventie en bestrijding van de georganiseerde misdaad houdt in dat we een omvattend EU-beleid tegen de corruptie moeten ontwikkelen, waaraan alle relevante acteurs actief moeten deelnemen.
De doeltreffende preventie en bestrijding van de corruptie in Europa is dus afhankelijk van een effectieve en efficiënte samenwerking tussen de desbetreffende overheden en diensten van de lidstaten; om mogelijkheden vast te stellen, goede praktijken uit te wisselen en hoge professionele normen te ontwikkelen.
Daarom ondersteun ik het idee om op formele wijze een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie in de lidstaten op te zetten, waarvan de werkzaamheden volledig in verbinding moeten staan (binnen de desbetreffende bevoegdheden) met andere organisaties en bureaus die een wezenlijke rol bij deze strijd spelen, zoals het geval is bij OLAF (Europees Bureau voor fraudebestrijding), Europol en Eurojust.
Ik ondersteun ook de door de rapporteur, Hubert Pirker, ingediende amendementen, met name inzake de behoefte aan transparantie en informatie over de activiteiten en aanbevelingen van dit netwerk, die moeten leiden tot een presentatie van een jaarlijks verslag aan de Commissie en het Europees Parlement.
Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik ben ingenomen met het besluit van de Raad betreffende het netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie dat gericht is op het verbeteren van de samenwerking tussen de overheden die zich met de bestrijding van de corruptie in de EU bezighouden.
De Europese samenwerking is een wezenlijk bestanddeel van de bestrijding van de corruptie, vooral in de nieuwe lidstaten, waar niet-gouvernementele organisaties en Europese experts op het voortbestaan van enkele ernstige gebreken hebben gewezen, onder andere op het gebied van het rechtstelsel.
Het laatste onderzoeksverslag van GRECO (de Groep van Staten tegen Corruptie) van de Raad van Europa over Roemenië, schetst dat ons land in 2007 slechts veertig procent van de door de Europese instellingen aangeraden anti-corruptiemaatregelen ten uitvoer heeft gelegd. Bij deze gelegenheid roep ik de rechtse Roemeense regering ertoe op om de mislukking van zijn programma’s ter bestrijding van de corruptie publiekelijk toe te geven.
Ik vind dat de bestrijding van de corruptie een belangrijke doelstelling van de Europese Unie moet zijn zodat haar burgers over een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht kunnen beschikken. De Europese Commissie (middels OLAF), Europol en Eurojust moeten deel van dit netwerk uitmaken.
Het is betreurenswaardig dat in verscheidene van de nieuwe lidstaten van de EU, waaronder Roemenië, de bestrijding van de corruptie eerder als verkiezingsbelofte wordt gebruikt en als politiek wapen in richting van de politieke oppositiepartijen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De oprichting van een “netwerk van contactpunten” in een samenwerkingsverband tussen de verschillende lidstaten, met de doelstelling om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen, zou een verder pluspunt in de bestrijding van de corruptie in ieder land kunnen zijn.
Volgens het EG-Verdrag zijn de Gemeenschap en de lidstaten verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen voor de bestrijding van de fraude en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. Op Gemeenschapsniveau moeten we bijvoorbeeld waarborgen dat het Bureau ter bestrijding van Fraude (OLAF) meer autonomie en middelen krijgt.
We zijn het er echter niet mee eens dat deze maatregel als begin wordt beschouwd, en zal worden gebruikt om de algemenere doelstelling van de zogenaamde “ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid”, als bedoeld in het Haagse Programma van 2005, met name wat het opnemen binnen het Gemeenschapsstelsel van juridische en binnenlandse Zaken aangaat.
Dit vergemeenschappelijkingsproces wordt door het Verdrag dat onder de naam Verdrag van Lissabon bekend is bevorderd en gewaarborgd, indien het die bevoegdheden van de soevereiniteit van de lidstaten wegneemt (van hun parlementen en nationale instellingen) die de grondslag leggen voor deze soevereiniteit.
We herhalen daarom nog eens onze voorbehouden tegen de instelling van een Europese Openbare Aanklager, dat één stadium vormt in het proces om in de toekomst een “Bureau van de Openbare Aanklager” op te richten, die zijn zetel naast Europol, Eurojust en OLAF heeft.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De corruptie is een wijdverbreid probleem met uitwerkingen op elke sector van onze maatschappij, of het nu om de economie, de vakbonden of de regering gaat. Na de corruptiegevallen bij Siemens, waarbij het om miljarden ging, staan de kranten nu vol met artikelen over het schandaal van de Poolse voetbaldivisie. En met beschuldigingen van corruptie, wanbeheer, verspilling enzovoorts is ook de EU altijd weer goed voor grote koppen in de krant, en deze zijn geenszins positief.
Daarom ben ik zeer ingenomen met het bestaan van de Groep van Staten tegen Corruptie (Greco) die de inspanningen tegen de corruptie van de lidstaten van de Raad van Europa coördineert. We moeten de hoop hebben dat de juiste lessen worden geleerd. Het is niet alleen Bulgarije dat zijn staat van dienst bij de bestrijding van de corruptie moet verbeteren; de EU moet ook voor zijn eigen deur vegen. Het beheer van de fondsen van de EU is nog steeds te laks, er zijn slechte controles, te langdurige procedures en er is bijna geen mogelijkheid om de ten onrechte uitbetaalde financiering terug te vorderen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Franse collega Marie-Hélène Aubert gestemd dat voorstelt om het voorstel voor een verordening van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen via de raadplegingsprocedure te amenderen. De aanpak van dit probleem is dringend geworden omdat de illegale visserij overal op de wereld een ernstig probleem is.
Ik ondersteun dit initiatief zonder voorbehoud, dat door het Europees Parlement in februari 2007 werd voorgesteld, waarop door de rapporteur werd gewezen. Ik juich de verklaring toe dat toegang tot havens van lidstaten, het verlenen van havendiensten en het verrichten van activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading of be- of verwerking aan boord in dergelijke havens is verboden voor visserijvaartuigen van derde landen, behalve natuurlijk in geval van nood of overmacht.
Zolang het niet te ingewikkeld is ben ik voor vangstcertificaten om voor de naspeurbaarheid van visserijproducten te zorgen.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO) is op het ogenblik een van de hoofdproblemen waarmee de mariene hulpbronnen te maken hebben. Zij bedreigt de duurzaamheid van de hulpbronnen en de mariene biodiversiteit en heeft ernstige economische consequenties voor de vissers die volgens de wet werken.
Als grootste consument en importeur van visproducten heeft de Europese Gemeenschap een bijzondere verantwoordelijkheid om de illegale visserij te bestrijden, om oplossingen aan te nemen die verhinderen dat deze praktijken doorgaan en om druk uit te oefenen op de internationale gemeenschap om soortgelijke maatregelen te nemen.
Het verslag van het Europees Parlement bevat 65 ingediende amendementen die het voorstel van de Commissie afronden en tegen de nationale belangen ingaan.
Er moet nota van worden genomen dat het voorstel een stelsel vastlegt dat van toepassing is op alle IOO-visserijactiviteiten of verwante activiteiten die plaatsvinden op het grondgebied van de Gemeenschap of in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten vallen. Dit werd tijdens de periode van het Portugese voorzitterschap omvattend bediscussieerd en verdedigd.
Daarom verdient dit document mijn ondersteuning.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De duurzaamheid van de visbestanden is wezenlijk om op de lange termijn het bestaan van de visserijactiviteiten en de sociaaleconomische levensvatbaarheid van de visserijsector te waarborgen.
De illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij bedreigt de duurzaamheid en brengt de levensvatbaarheid van de sector en de vissersplaatsen die ervan afhankelijk zijn in gevaar.
Daarom is het wezenlijk dat er maatregelen worden aangenomen om de bestrijding van deze illegale activiteiten te versterken, met name door de versterking van de controlemechanismes in iedere lidstaat.
Dit voorstel, dat een aanvulling is op de maatregelen die al in het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn vastgelegd, stelt diverse bepalingen voor die erop gericht zijn om deze praktijken, die door vaartuigen onder de vlag van een lidstaat of door vaartuigen van derde landen worden gepleegd, onder bedwang te houden.
De voorgestelde maatregelen hebben daarom te maken met sterke controle door de lidstaten in hun havens, de eis tot een door de vlaggenstaat uitgegeven certificaat dat aantoont dat de vangst legaal is en de opzetting van een lijst van vaartuigen die zich met IOO-visserij hebben bezig gehouden.
We willen echter nog eens bekrachtigen dat iedere toekomstige harmonisering van deze voorstellen met een toekomstige herziening van de gemeenschapswetgeving inzake controle de bevoegdheden van de lidstaten moet waarborgen, vooral daar waar het om inspecties gaat. We willen ook bekrachtigen dat alle kwesties in verband met straffen onder de bevoegdheid van de desbetreffende lidstaat vallen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik juich het verslag van mijn collega mevrouw Aubert inzake de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij toe. Het is in het belang van alle visserijgemeenschappen dat het IOO wordt aangepakt en de EU moet hierbij een wezenlijke rol spelen. Niettemin moet het beheer van de visbestanden onder de verantwoordelijkheid van de visserijnaties vallen en de EU moet eraan werken om het GVB te ontmantelen.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het aannemen van het verslag van mevrouw Aubert over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (COM(2007)0602 – C6-0454/2007 – 2007/0223(CNS)) gestemd.
Dit is een grondig verslag dat een nauwkeurig beeld van het probleem met de illegale visserij schetst, wat een werkelijke bedreiging voor het overleven van mariene hulpbronnen is. Het lijkt me daarom wezenlijk om een communautair systeem te hebben dat de voornoemde praktijk bestrijdt.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van mevrouw Aubert over het communautair systeem tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij is een verslag dat ik in het algemeen ondersteun. Ik ben het met een aantal van de voorstellen van de rapporteur eens. Ervoor te zorgen dat de lidstaten de legaliteit van de vis die hun boten vangen certificeren lijkt me bijvoorbeeld redelijk. Er is een Europawijd handelen nodig om iets tegen ongeregelde visserijpraktijken te doen en met mijn stem wil ik deze mening tot uitdrukking brengen.
Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) De vissers in Frankrijk, Spanje en Italië brengen hun legitieme revolte, hun recht om hun brood te verdienen, hun verontwaardiging tot uitdrukking. De kleine boeren doen niet anders.
Al sinds een jaar houden de brandstofprijzen de vissers in een economische wurggreep. Dit komt nog bovenop de wurggreep waarin ze zich als gevolg van de quota, de boetes, de controles en de inspecties bevinden, die de vrijheid op volle zee in een soort Sovjet-Unie op het water verandert.
Wat bieden we deze mannen aan, deze regio’s, deze dorpen, deze locale economieën, in het licht van de tragedie die dit beroep treft? Niets! Behalve vage overgangshulp, te vergelijken met palliatieve zorg.
En wat nog erger is: op de dag dat de vissers van de Middellandse Zee in Brussel zijn om hun recht op leven op te eisen, praten we hier over verdere strafsancties om de illegale visserij te bestrijden.
De vissers krijgen zelfs wat de BTW en de accijnzen aangaat geen ondersteuning.
De oplossing is om voor de vissers een Europees schadeloosstellingsfonds voor schulden op te zetten zodat ze niet op onevenredige wijze moeten opkomen voor de openbare lasten die door het importbeleid en de dominante marktpositie van de handelsconcerns zijn ontstaan.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij is een groter worden probleem dat een sterkere samenwerking tussen de EU en de internationale gemeenschap vereist, wanneer we het effectief willen aanpakken.
Voor een zeer groot deel is dit voorstel van de Commissie een weergave van de door de Commissie visserij gedane aanbevelingen, vooral van het eerste verslag van mevrouw Aubert dat de IOO behandelt. Ik geef mijn volledige ondersteuning aan de hoofdbestanddelen van het voorstel, waaronder een verbod op de invoer van IOO-vis en de tenuitvoerlegging van havencontroles die toegang van vaartuigen uit derde landen verbieden die van illegale visserij worden verdacht.
Tot kort geleden heeft de EU zich enkel en alleen op de reglementering van de eigen vissers gericht, haar concentratie erop gericht dat veilig gesteld is dat ze de wetten van de EU niet in de wind slaan, terwijl de praktijk van het IOO totaal werd genegeerd. Het is bemoedigend om te zien dat er nu door het Parlement en de Commissie werkelijke inspanningen worden gedaan om dit probleem aan te pakken.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik stem voor het door onze collega Marie-Hélène Aubert voorgelegde verslag over een communautair systeem ter bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij. De illegale visserij is een van de ergste bedreigingen voor de duurzaamheid van de visbestanden en de mariene biodiversiteit.
Het voorstel van de Commissie is belangrijk, omdat het de Europese Unie in staat stelt om een werkelijk leidende rol te spelen in een al maar ingewikkelder wordende en onderling steeds sterker verbonden sector. Op grond hiervan denk ik dat het wenselijk is dat het voorstel niet alleen op de visserijvaartuigen van derde landen van toepassing is, maar ook voor de schepen die onder de vlag van de Gemeenschap varen, om niet discriminerende maatregelen aan te nemen en binnen de Europese Unie een gemeenschappelijk beleid in te voeren.
Het belang van een certificatiesysteem dat voor naspeurbaarheid zal zorgen en het mogelijk zal maken om een etiket in te voeren dat het visproduct garandeert staat buiten kijf. Samen met geharmoniseerde, afschrikkende sancties en een controle- en inspectiesysteem zal dit ervoor zorgen om de illegale visserijactiviteiten te minimaliseren.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik zal het verslag van Aubert ondersteunen en veroordeel de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) Bij de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, genaamd IOO, gaat het om een ernstig probleem. Bij zijn inspanningen om dit probleem actief en effectief aan te pakken moet de Europese Unie profiteren van de ervaringen van landen die, ofschoon ze geen lid van de Unie zijn, toch veel strengere bepalingen inzake de bestrijding van de illegale visserij hebben. Bij deze landen gaat het om Noorwegen, Ijsland en Canada. In de eerste plaats moeten we ons concentreren op de aanpak van de visserijovertredingen binnen de Unie. Tot op heden is dit een groot probleem geweest. De volgende stap zou moeten zijn om de ontwikkelingslanden te ondersteunen die de programma’s tot bestrijding van de IOO willen aannemen. Het is betreurenswaardig dat deze ontwikkelingslanden niet over voldoende financiële middelen voor dit doeleinde beschikken.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn hooggeachte collega Duarte Freitas gestemd dat overeenkomstig de raadplegingsprocedure amendementen voorstelt voor het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig. Deze ontwerpverordening legt de aanbevelingen van de Verenigde Naties van 2006 ten uitvoer. Zij is van toepassing op de vaartuigen van de EU die op volle zee vissen, in gebieden die niet door een regionale visserijorganisatie worden gereglementeerd, en daarom een regelgeving van de vlaggenstaat vereisen. Tussen de keus van niets doen en alles verbieden, ondersteun ik het door de Europese Unie voorgestelde derde alternatief: hierbij gaat het om een strenge regulering van de visserij met bodemvistuig, indien beschermings- en beheermaatregelen vastgelegd worden die door de regionale visserijorganisaties (RVO’s) zijn goedgekeurd en regels worden vastgelegd die de vlaggenstaten ten aanzien van hun vaartuigen moeten toepassen, wanneer deze in zones op volle zee aan het werk zijn, waarvoor geen verordeningen van een RVO gelden.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Sommige mariene ecosystemen (zoals onder andere riffen, onderzeese bergen, warmwaterkraters, koudwaterkoralen en koudwatersponsriffen) zijn door hun aard kwetsbaar voor het gebruik van bepaald vistuig.
Dit voorstel is erop gericht om deze ecosystemen op hoge zee te beschermen, vooral in zones die niet door een regionale visserijbeheersorganisatie worden gereguleerd.
Terwijl we het in wezen met het gepresenteerde voorstel en het aangenomen verslag eens zijn, zouden we echter willen bekrachtigen dat bepaalde aspecten van het voorstel om opheldering vragen. Zo wordt bijvoorbeeld in het verslag benadrukt dat we bij de definitie van “kwetsbare mariene ecosystemen” op een definitie van de FAO (de organisatie voor voedsel en landbouw van de Verenigde Naties) op basis van de best beschikbare wetenschappelijke informatie moeten wachten, waarbij we voor ogen moeten houden dat er geen diepgaande wetenschappelijke kennis over deze ecosystemen bestaat. Bovendien mogen we naar onze mening in geen geval het verschillende vistuig over één kam scheren, maar moeten de visserij op wetenschappelijke wijze onderzoeken om hun mogelijke uitwerkingen op de bestanden en de zeebodem te bepalen.
Tot slot hebben we ook het gevoel dat het passend zou zijn om te bekrachtigen dat de kwesties van de inspecties en de onderzoeksmissies onder de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten komen, vooral omdat er nieuwe federale niveaus voor het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn aangekondigd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van Freitas gaat over de kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee. De volle zee valt buiten de bevoegdheid van alle naties en visserijorganisaties en de visserijactiviteiten zijn voor het grootste deel ongereguleerd geweest. Het is gezien de internationale aard van de visserij juist dat de EU op dit gebied handelt.
Dit is het verschil tussen de volle zee en de kustwateren, waar de meeste toezichtsorganen in de visserijnaties zelf aanwezig zijn en niet in de instellingen van de EU.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Het maritieme beleid van de EU is een van de belangrijkste initiatieven waarom men zich positief aan de huidige Commissie zal herinneren. Dit voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig is een noodzakelijke aanvulling op de strategie van de EU.
Toen op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in Johannisburg in 2002 het tot stilstand brengen van de teruggang aan biodiversiteit tot doelstelling werd verklaard, werd de tijdslimiet op 2010 vastgelegd. Nu moeten we tot onze spijt zeggen dat dit doel niet in twee jaar tijd zal worden bereikt. Alhoewel de milieudoeleinden nu al sinds meer dan twintig jaar bovenaan de politieke agenda staan, bedreigen nog steeds vele factoren de maritieme biodiversiteit. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat slecht georganiseerde visserijpraktijken ondanks de hoge opbrengsten in de diepzeevisserij in minder dan tien jaar tijd tot de vernietiging van bepaalde soorten kunnen leiden.
We moeten in het achterhoofd houden dat ook wanneer zulke nieuwe werkwijzen die nu in de visserijsector worden toegepast noodzakelijk zijn, dat we verschrikkelijk weinig weten over het herstel van de bestanden aan diepzeevis, en dat al met al de gevaren voor de ecosystemen van de diepzee veel groter zijn. Dit voorstel voor een verordening betreffende de visserijindustrie is niettemin zeer duidelijk en noodzakelijk.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) De bescherming van de kwetsbare mariene ecosystemen is wezenlijk om ervoor te zorgen dat toekomstige generaties nut van de mariene omgeving hebben.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Met zijn stemming legt het Europees Parlement strenge beginselen vast voor de regulering van de activiteiten van de vaartuigen van de gemeenschap die op volle zee bodemvistuig gebruiken, in zones die niet door regionale visserijorganisaties worden gereguleerd.
Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, het speerpunt op dit gebied, beëindigen de leden het juridisch vacuüm dat toestond dat een irreparabele vernietiging van onze mariene ecosystemen kon plaatsvinden. Ik ben erover verheugd dat de leden van het Europees Parlement hebben herkend dat de diepzee-ecosystemen een belangrijke bron van mariene biodiversiteit zijn en dat we door de verschuiving van de visserijinspanningen naar deze gebieden gevaar lopen om ons erfdeel te verkwisten.
Het ecologisch geweten van de leden van het Europees Parlement is niet van plan om het al moeilijke werk van onze vissers nog ingewikkelder te maken, noch om de bureaucratische druk te verhogen. Van nu af aan zal voor de visserijactiviteiten in deze bepaalde gebieden een vergunning vereist zijn en een voorafgaand onderzoek door de afzonderlijke lidstaat, om ervoor te zorgen dat ze geen aanzienlijke schade zullen aanrichten. Het voorzorgsbeginsel treed ook hier in werking.
De bescherming van de mariene biodiversiteit kan alleen worden gewaarborgd wanneer het verticaal in het andere beleid van de Gemeenschap wordt geïntegreerd, met name het toekomstige maritieme beleid van de EU.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, Ik juich de doelstellingen van de Commissie om de handelsregels en –procedures te vereenvoudigen, te stabiliseren en te verduidelijken toe. De handel is in het huidige internationaal scenario een belangrijk instrument dat zowel als middel dient om de efficiëntie van de internationale markten te verbeteren als ook om voor sociale en culturele groei in de desbetreffende naties te zorgen.
De handelsovereenkomsten tussen landen kunnen de politieke stabiliteit waarborgen en solide grondslagen leggen voor redelijk duurzame diplomatieke overeenkomsten. Ze worden daarom steeds meer tot belangrijke factoren in een wereld die steeds meer bepaald wordt door economische betrekkingen die zowel de stroom van culturele uitwisseling tussen de bevolkingen beïnvloeden alsook erbij behulpzaam zijn om militaire conflicten te vermijden en de vrede te handhaven.
De handel is daarom een enorm belangrijke drijfveer tot overleg en een mogelijkheid voor economische en sociale ontwikkeling. Het minder streng maken van de handel betekent het efficiënter maken van het economische systeem. Gezien het belang van de zaak die voor ons ligt, hoop ik dat dit Parlement zijn deel van de verantwoordelijkheid op zich zal nemen om deze doelstellingen te bereiken.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag van de heer Audy roept op tot een harmonisering van de invoer- en uitvoerprocedures wat voor de soepele toepassing van het handelsbeleid van de Europese Unie moet zorgen, en bovendien voor een consistente toepassing bij alle punten van binnenkomst in de Europese Unie om het leven van de ondernemingen eenvoudiger te maken. Dit schijnt logisch te zijn, omdat we al meer dan 40 jaren deel uitmaken van een douane-unie.
De heer Audy wil echter dat de procedures volledig worden geharmoniseerd en worden overgelaten aan een enkele Europese douanedienst.
De douanediensten zijn verantwoordelijk voor het monitoren van de goederenbewegingen en ervoor te zorgen dat deze aan de vastgelegde normen voldoen (productveiligheid, consumentenbescherming, gezondheid, milieu etcetera). Ze hebben ook een belastingfunctie: ze leggen natuurlijk de passende douaneheffingen op, maar ze hebben ook te maken met de BTW, die, het moet worden gezegd, nog steeds een nationale belasting is. Ten slotte, of misschien bovenal, moeten ze een veiligheidsrol vervullen en nemen ze deel aan de bestrijding van alle soorten smokkel, met name drugssmokkel, in nauwe samenwerking met de politiediensten.
Het is niet verbazingwekkend dat de rapporteur de voorkeur aan de eerste functie geeft, in naam van de verdiensten van de internationale handel, en de andere beide onderschat. Dit is de reden waarom we tegen dit verslag hebben gestemd.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun de omlijnde aanbevelingen in het verslag van Jean-Pierre Audy “over efficiënte in- en uitvoervoorschriften en -procedures in dienst van de handelspolitiek”. Ik heb het gevoel dat het een evenwichtig verslag is dat terecht naar de douanewetgeving kijkt na het Verdrag van Lissabon en “de wet van honderd procent scanning” van de Verenigde Staten.
Ik ben inderdaad net zoals de rapporteur van mening dat een gemeenschappelijke aanpak van het EG-douanestelsel een oplossing zou kunnen bieden voor de inherente moeilijkheden van de lidstaten met de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de douane.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag over efficiënte in- en uitvoervoorschriften en -procedures in dienst van de handelspolitiek gestemd, dat voor een betere efficiëntie op douanegebied en bij de samenwerking tussen de Europese douanediensten zorgt.
De markt van de Europese Unie heeft te maken met een namaak- en piraterijfenomeen. De verliezen door de schending van de intellectuele eigendomsrechten liepen volgens een onderzoek van de Internationale Alliantie voor Intellectueel Eigendom in 2007 in Roemenië op tot 62 miljoen euro. Het aannemen van dit verslag door het Europees Parlement en de ontwikkeling van het plan om de namaak en de piraterij op Europees niveau te bestrijden zullen dit verlies doen afnemen.
Het verslag juicht de door de lidstaten en de Commissie bereikte consensus over het onderhandelingsmandaat voor een internationale overeenkomst tegen de namaak toe (de handelsovereenkomst tegen namaak), omdat deze overeenkomst van groot belang voor de handelsstrategie van de EU is.
Aangezien de Europese verordeningen inzake consumentenbescherming, vooral degene die de gezondheid en veiligheid betreffen, voor alle producten binnen de markt van de EU van toepassing zijn, verzoeken we de Commissie en de lidstaten om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om op doeltreffende wijze een hoog beschermingsniveau voor de consumenten te waarborgen.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) Per jaar komen er meer dan 2 miljard tonnen goederen door de lucht- en zeehavens van de Unie. De douanediensten handelen meer dan 100 miljoen douaneaangifteformulieren af. Hierdoor beschermen ze de gezondheid en de veiligheid van de burgers van de Europese Unie.
De douanediensten zijn ook betrokken bij de bestrijding van nagemaakte producten. Dit is een groeiend en toenemend gevaarlijker wordend fenomeen, waarbij het niet alleen om luxe modeartikelen gaat, maar ook om geneesmiddelen, tandpasta en huidverzorgingsproducten. De douanediensten leggen de hand op nagemaakte reserveonderdelen voor motorvoertuigen, zoals remsystemen. Nagemaakte zonnebrillen kunnen letsel aan het gezichtsvermogen van de drager ervan toebrengen. De bestrijding van de praktijken en het stoppen ervan zullen tot een betere gezondheidsbescherming en een verbeterde veiligheid voor de burgers leiden.
De douanediensten hebben passende veiligheidscontroles ter bescherming van de interne markt ingevoerd. Terwijl ze op internationaal niveau nauw samenwerken met belangrijke handelspartners, beschermen ze het internationale vrachtvervoer tegen goederensmokkel die in verbinding met terroristische activiteiten staat.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn geachte Duitse collega Reimer Böge gestemd dat voorstelt om het voorstel van de Commissie betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU ter ondersteuning van Slovenië en Griekenland, die in 2007 respectievelijk door overstromingen en bosbranden werden getroffen onveranderd aan te nemen. Het gaat hier om een bedrag van ongeveer 98 miljoen euro die het onderwerp van een gewijzigde begroting zullen zijn die parallel hiermee wordt aangenomen. Om iedere vertraging bij de beschikbaarstelling van steun in het geval van rampen te vermijden, ondersteun ik de aanbeveling in het verslag dat de Commissie gewijzigde begrotingen voorstelt die slechts op de beschikbaarstelling van dit Fonds gericht zijn, waarvan de uitgaven volgens het huidige Interinstitutioneel Akkoord niet boven het jaarlijkse maximum van 1 miljard euro mogen uitgaan.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De ernstige bosbranden die Griekenland in de zomer van 2007 hebben geteisterd en de ernstige overstromingen in september 2007 in Slovenië rechtvaardigen deze (tweede) beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor 2007.
Dit Fonds heeft een jaarlijks maximum van 1 miljard euro, waarvan al 163 miljoen euro zijn gebruikt op grond van een verzoek door het Verenigd Koninkrijk na de overstromingen waardoor dit land in 2007 werd getroffen.
Het vandaag aangenomen voorstel zorgt voor een toewijzing van bijna 90 miljoen euro aan Griekenland en rond 8 miljoen euro aan Slovenië. Dit zijn kleinigheden in vergelijking met de schade die de bevolkingen van deze twee landen hebben geleden, die in het geval van Griekenland boven de 2 miljard euro uitgaat.
Er is echter ten minste één vraag die moet worden beantwoord: Hoe kan het zijn dat pas op dit moment, bijna een jaar nadat deze bevolkingen door de rampen werden getroffen, de financiering door de EU mogelijk wordt gemaakt. Hier loopt heel duidelijk iets mis…
We willen erop wijzen dat we voorstellen hebben gepresenteerd om de procedures voor beschikbaarstelling van middelen uit dit Fonds te versnellen, om ervoor te zorgen dat de regionale rampen er verder voor in aanmerking komen en dat we in het kader van dit Fonds de specifieke aard van de natuurrampen in het Middellandse Zeegebied, zoals droogtes en bosbranden, erkennen.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het voorstel om weer middelen uit het Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen is opgenomen in de gewijzigde begroting nr. 3/2008. De vorige aanvraag ten gunste van het Verenigd Koninkrijk (162 miljoen euro) samen met de op het moment in behandeling genomen aanvraag ten gunste van Griekenland en Slovenië laten voldoende speelruimte voor de tweede helft van 2008, wanneer we voor ogen houden dat het jaarlijkse maximum van de middelen van het Solidariteitsfonds bij ongeveer 1 miljard euro ligt. Bovendien is er aan de andere formele vereisten van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 voldoen. Op de vergadering in mei was de begrotingscommissie in staat om alle benodigde informatie te verkrijgen. Hieraan namen afgevaardigden van de landen deel die in 2007 te lijden hadden onder natuurrampen. Bij deze landen ging het om Griekenland dat door bosbranden werd getroffen, en Slovenië dat door overstromingen werd getroffen.
Zoals gebruikelijk in zulke gevallen is onze grootste zorg de tijd die de instellingen van de Unie nodig hebben om te reageren. Dit onderwerp is al ad nauseam ter sprake gebracht. De aanvragen van Griekenland en Slovenië werden in oktober en november 2007 in ontvangst genomen. De gewijzigde begroting werd door de Europese Commissie op 14 april 2008 ingediend. Alhoewel dit er inderdaad op wijst dat het proces sneller dan in het verleden plaatsvond, laat de snelheid toch te wensen over. Daarom is er des te meer reden om de snelle reactie van het Europees Parlement naar de voorgrond te halen, en de goede samenwerking tussen de Commissie regionale ontwikkeling en de begrotingscommissie, bij de welwillende beschouwing van het voorstel betreffende de steun voor de betroffen landen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer ingenomen met de genomen hulpmaatregelen voor Griekenland en Slovenië om de bosbranden van 2007 te boven komen. Door het toewijzen van 89,7 miljoen euro en 8,3 miljoen euro, respectievelijk aan Griekenland en Slovenië, heeft de EU aangetoond dat zij met toewijding bezig is om de solidariteit tussen zijn leden te bevorderen. Daarom heb ik voor het verslag van Reimer Böge over de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Natuurrampen veroorzaken niet alleen onmetelijk leed en talrijke doden; ze verwoesten ook de wezenlijke permanente infrastructuur zoals de elektriciteitsleidingen, straten en bruggen. Naast de zorg en bevoorrading voor de gewonden, is het daarom wezenlijk om de schade zo snel mogelijk te repareren en te verhelpen. Aangezien deze schade vaak enorm is werd in 2002 besloten dat de EU in dit soort gevallen financiële ondersteuning aan de slachtoffers aanbiedt.
Natuurlijk is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de middelen niet oneigenlijk worden gebruikt, maar dit mag er niet toe leiden dat de uitbetaling van de middelen, waarop door de Europese Rekenkamer werd gewezen, gemiddeld twaalf maanden op zich laat wachten.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De algemene doelstelling van het door de Europese gepresenteerde voorstel is om vanaf 1 januari 2009 verder te gaan met de EU-wijde liberalisering van de geregelde en ongeregelde touringcar- en autobusdiensten – met name tussen de verschillende landen van de EU en tussen deze en derde landen, waartoe ook de cabotagehandelingen behoren.
Tot de vele aspecten die we verwerpen behoren de volgende:
- de punten die erop gericht zijn om de bevoegdheid van een staat te beperken inzake het beheer van het passagiervervoer op de weg op zijn grondgebied, vooral ter bescherming van zijn openbare dienst (die niet mag worden verward met de zogenaamde “diensten van openbaar belang” die in particuliere hand zijn, maar met openbare middelen worden gefinancierd);
- het verwijderen van het concept “werktijd” en alleen de “rijtijd” en de “rusttijden” te noemen, wat op de uitbuiting van de bestuurders gericht is;
- de herinvoering van de “twaalf-dagen uitzondering”, met andere woorden de mogelijkheid om de wekelijkse rusttijden te verdelen op twaalf opeenvolgende periodes van 24 uren, wat naar mijn mening tot een gevaar voor de veiligheid van degenen die in het wegvervoer werken en de passagiers zou kunnen leiden. Men moet slechts kijken naar wat nu al gebeurt met strengere regels voor de werktijd en de rusttijden.
Daarom hebben we tegen dit voorstel gestemd!
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik wil graag mijn ondersteuning voor het verslag van de heer Grosch over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) (COM(2007)0264) tot uitdrukking brengen.
Het doel van dit verslag is het vaststellen van de best mogelijke oplossing voor zowel de geregelde alsook de ongeregelde busdiensten. De hoofddoelstelling is de vereenvoudiging van de wettelijke bepalingen inzake het aanbod van touringcar- en busdiensten. Op het moment wordt de toegang tot de markt door twee verordeningen geregeld, op basis waarvan de ongeregelde diensten voor het grensoverschrijdende personenverkeer zijn geliberaliseerd.
In het geval van de geregelde internationale diensten bestaat er nog steeds een duidelijke behoefte aan de invoering van vereenvoudigingsmaatregelen met betrekking tot de vergunningen om dit soort diensten in alle lidstaten van de Europese Unie aan te kunnen bieden. Het wetgevend kader moet worden gestroomlijnd, vooral door het samenvoegen van de voornoemde verordeningen, door een nauwere samenwerking tussen de lidstaten en de invoering van verstandige bepalingen. Zulke maatregelen zouden het internationale goederenvervoer sterk vereenvoudigen, en vanwege de harmonisering van de documentatie en de procedures voor een betere controle zorgen.
Ik heb er ook verheugd nota van genomen dat de voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen verband houden met geregelde vervoersdiensten in grensgebieden. De kwestie van de doorgangsreizen met touringcar en bus is ook zeer goed afgehandeld. Wanneer zulke doorgangsreizen plaatsvinden worden de verantwoordelijke overheden in de desbetreffende lidstaat er alleen van op de hoogte gesteld dat er een vergunning door de bij deze bijzondere vervoersdienst betrokken lidstaten van de Europese Unie is verleend.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het verslag van Grosch maakt deel uit van een reeks van teksten over de vervoersactiviteiten op de weg en de regels die op Europees gebied hiervoor gelden. Deze herschikking is erop gericht om de capaciteiten en bevoegdheden van de nationale overheden te vergroten bij het verlenen aan en intrekken van vergunningen aan dienstenaanbieders in het geval van ernstige overtredingen van de wetgeving van de Gemeenschap. Daarom werden de omstandigheden van de ernstige overtredingen en ook de voorwaarden voor niet-discriminerende sancties in verhouding tot de ernst van de overtreding vastgelegd. Om bij deze beoordeling te helpen zullen de lidstaten toegang krijgen tot een register voor ernstige door wegvervoersondernemingen gepleegde overtredingen, dat verbonden is met het nationale register van deze ondernemingen.
Ik geloof dat deze herschikking tot meer administratieve vereenvoudiging en een grotere juridische zekerheid voor deze bedrijfstak zal zorgen en ook ervoor dat de ondernemingen de regels zullen naleven. Betekent dit dat we eindelijk op een werkelijke markt van het wegvervoer voor touringcar- en busdiensten kunnen hopen; op een markt die open en concurrentieel is en die de meest strenge voorwaarden ten opzichte van de veiligheid op de weg waarborgt?
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het door onze collega Mathieu Grosch naar voren gebrachte verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten.
Ik ben het eens met het voorstel om de touringcar- en busdiensten in de lidstaten te liberaliseren, niet alleen om het Europees wetgevend kader op dit gebied te vereenvoudigen, maar ook om de samenwerking tussen de landen van de EU te verbeteren.
Om dit te bereiken is het nodig om de identiteits- en identificatieformulieren in het gehele verenigde Europa te standaardiseren, om zo de controles te vereenvoudigen die een lidstaat mag doorvoeren wanneer passagiers, die in deze staat op de doorreis zijn, ook nog cabotageactiviteiten uitvoeren.
Daarom hoop ik dat de overheden van lidstaten waar de doorreis plaatsvindt hierover van tevoren op de hoogte worden gesteld.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) De nieuwe geamendeerde versie van het verslag houdt zich aan de overeenkomst tussen de sociale partners over de herintroductie van de afwijkende 12-dagen-regeling voor de rusttijden van de bestuurders die internationale passagiertransporten doorvoeren.
Ik heb voor amendement 31 gestemd dat de toepasselijke voorwaarden voor een bestuurder die een internationale ongeregelde vervoersdienst verricht regelt, voor het uitstellen van de wekelijkse rusttijd voor maximaal 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na een eerdere normale wekelijkse rusttijd. Deze voorwaarden zijn: de internationale ongeregelde vervoersdienst moet ten minste 24 uur in een andere lidstaat of ander derde land omvatten; de wekelijkse rusttijd na gebruikmaking van de afwijking moet altijd ten minste een normale wekelijkse rusttijd van 45 uur zijn; er moet een compensatierust van 24 uur en bloc worden genomen voor het einde van de derde week na de gebruikmaking van de afwijking; ingeval de gehele rit wordt afgelegd in de tijdspanne 22.00-6.00 uur, moet het voertuig dubbel bemand zijn, anders moet de rijperiode tot drie uur beperkt blijven; vanaf 1 januari 2014 is gebruikmaking van deze afwijking alleen mogelijk wanneer de betreffende voertuigen zijn uitgerust met controleapparatuur die aan de Europese verordeningen voldoet.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben voor dit verslag gestemd. Het hygiënepakket heeft in vele lidstaten, ook in Zweden, tot discussies geleid.
Bij de grote meerderheid van de gevallen lag het probleem echter niet bij de wetgeving op zich, maar in de tenuitvoerlegging van de wetgeving door de nationale overheden.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De EU geeft de volksgezondheid prijs voor de winsten van de Europese monopolies, die minder controles en beperkingen eisen. Een typisch voorbeeld van het beleid van de EU is het laatste voedselschandaal waar zonnebloemolie met petroleum vermengd was, met alle rampzalige gevolgen van dien voor de gezondheid. In plaats van maatregelen te ondernemen om de beperkingen voor de ongecontroleerde werkzaamheden van de multinationals op te voeren, grijpen de EU en de regeringen van de lidstaten slechts in bij de exporten van zonnebloemolie uit de Oekraïne. Tezelfdertijd staat het de voedselveiligheidsrichtlijn van de EU toe dat oliën en andere voor menselijke consumptie bedoelde vloeibare ladingen met containerschepen kunnen worden vervoerd die petroleumolies en andere giftige vloeistoffen transporteren.
Onder het voorwendsel dat ze de administratieve kosten voor de kleine bedrijven wil verminderen, stelt de Commissie al weer een uitzondering op de voedselveiligheidsrichtlijn voor, die op zichzelf al ontoereikend is. De levensmiddelencontrole zal zelfs nog moeilijker worden gemaakt, omdat grote multinationals monopolies gebruiken om zich erachter te verschuilen om iedere verantwoordelijkheid van zich af te schuiven, terwijl ze werkzaamheden uitvoeren die gevaarlijk en zeer schadelijk voor de volksgezondheid zijn.
De toegang tot veilig voedsel in voldoende hoeveelheden en tegen lage prijzen is onwaarschijnlijk voor de arbeiders, tenzij er een verandering in het beleid van de EU plaatsvindt die in dienst staat van de belangen van de levensmiddelenmultinationals en de verhoging van hun winsten.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb tegen het verslag van Schnellhardt over de levensmiddelenhygiëne gestemd omdat ik de voorgestelde wijziging van Verordening (EG) nr. 852/2004, die erop gericht is om de kleine en middelgrote ondernemingen van de toepassing van het HACCP (Risicobeoordeling en kritische controlepunten) vrij te stellen, op het moment als niet gerechtvaardigd beschouw, gezien het feit dat er tot op heden geen bewijs is voor het bestaan van specifieke problemen bij de toepassing van deze procedure. Ik ben van mening dat 2009, het moment waarop deze Verordening moet worden gecontroleerd, de juiste tijd is om amendementen in te dienen, wanneer deze gerechtvaardigd zijn.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement heeft vandaag in eerste lezing een verslag aangenomen over de vrijstelling van exploitanten van levensmiddelenbedrijven van de Verordening inzake de levensmiddelenhygiëne. Deze vrijstelling zal van toepassing zijn op de micro-ondernemingen die levensmiddelen verkopen en niet op supermarkten of supermarktketens met een systeemlicensie. De ervaring in Portugal toont aan dat deze vrijstelling zowel wezenlijk is om de traditionele gastronomie en ermee verwante gebruiken en zeden te beschermen alsook om de familiebedrijven te beschermen die een groot deel van de werknemers in deze sector voor hun rekening nemen en de bedrijven zijn die, gezien het concurrentiële onevenwicht met de grote concerns, het meest met de moeilijkheden te kampen hebben.
Verder kan de introductie, toepassing en handhaving van processen op de grondslag van de beginselen van het risicobeoordeling en kritische controlepunten-concept (HACCP) , die misschien voor grote ondernemingen belangrijk zijn om de voedselveiligheid te waarborgen, niet op gelijke worden toegepast op grote en kleine ondernemingen, vooral in de catering sector.
Terwijl het juist is dat de levensmiddelenwetgeving een hoge mate van bescherming voor het leven en de gezondheid van de mens alsmede van de consumentenbelangen moet waarborgen, mag dit niet leiden tot het einde van tradities en aanvallen op de gastronomische cultuur van elk land en elke regio.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De verordeningen van de EU inzake de levensmiddelenhygiëne zijn in alle lidstaten van belang. Echter waren ze bij tijd en wijle nogal eens lastig voor de kleinere bedrijven. Ik juich de voorstellen om de micro-ondernemingen hiervan vrij te stellen toe en stem dienovereenkomstig voor het verslag van Schnellhardt.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Ik heb voor het verslag van de heer Horst Schnellhardt gestemd, omdat het tot een vermindering van de bureaucratische lasten voor de kleine en middelgrote bedrijven in de levensmiddelenindustrie zal leiden, vooral voor de micro-ondernemingen (bakkerijen enzovoorts), het zal het werken in de handel aantrekkelijker maken en het zal nieuwe banen scheppen.
Het verslag voert verscheidene veranderingen in die de kleine en middelgrote ondernemingen betreffen die voedsel produceren en verkopen, en op regionale en lokale markten werkzaam zijn. Hierbij gaat het niet om veterinaire verordeningen. Toen we over het levensmiddelenhygiënepakket beraadslaagden, wilden we bovenal het hoogst mogelijke niveau van voedselveiligheid garanderen en tegelijkertijd een hanteerbaar en flexibel controlemechanisme in het leven roepen.
Die kleine en middelgrote ondernemingen die kunnen bewijzen dat er geen risico’s op het gebied van de levensmiddelenhygiëne bestaan, en dat de levensmiddelenhygiëne regelmatig wordt gecontroleerd, worden vrijgesteld van de HACCP-procedures. Bij het HACCP-stelsel gaat het om een risicobeoordeling en een methode van kritische controlepunten. Het werd in de jaren zestig in de VS door de NASA ontwikkeld, toen deze instelling de veiligheid van alle levensmiddelen en voedingsproducten voor honderd procent veilig moest stellen. In 1992 werd het stelsel in de Europese wetgeving opgenomen.
De levensmiddelenwetgeving van Slovakije verwijst naar het HACCP als “juiste productiepraktijken”. De voorbereiding van de documentatie is ingewikkeld en de eigenaren van micro-ondernemingen worden door een ongerechtvaardigde bureaucratie ontmoedigd om zaken te doen. Aangezien de hygiëneverordeningen in Slovakije veel strenger zijn dan die in de vijftien oude lidstaten, is het noodzakelijk om de hygiënewetgeving in de gehele EU te harmoniseren.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ondersteun het verslag van Horst Schnellhardt inzake de levensmiddelenhygiëne.
Dit voorstel pakt twee onmiskenbare problemen aan: ten eerste de vermindering van de bureaucratie met betrekking tot de vervoerskosten en –voorwaarden, en ten tweede het aanpassen van de regels door het vrijstellen van de micro-ondernemingen van de vereisten volgens het HACCP-stelsel, dat een maximumniveau aan voedselveiligheid en een hoge mate van bescherming voor het leven en de gezondheid van de mens alsmede van de consumentenbelangen moet waarborgen.
Ik ben het er mee eens dat de HACCP-procedures overeind moeten blijven: hun afschaffing zou het minder waarschijnlijk maken dat we deze doelstellingen bereiken. Aangezien de procedures in het belang zijn van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven, verbeteren ze de normen voor voedselveiligheid en de verantwoordelijkheid, en garanderen ze eerlijke concurrentie en flexibiliteit bij het vrije verkeer van levensmiddelen en voor consumptie bedoelde etenswaar binnen de gemeenschap. Overigens zou dit amendement naar alle lidstaten moeten worden uitgebreid en zonder uitzondering door ze moeten worden aangenomen, om de veiligheidsvereisten op ondubbelzinnige wijze vast te leggen.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. – (NL) Geachte Voorzitter, als we het goed menen met KMO’s, moeten we wetgeving maken die ook door hen nageleefd kan worden.
Dat geldt ook voor de hygiënevoorschriften voor de levensmiddelensector. De Commissie heeft vorig jaar een voorstel gedaan, om wat voorzien is in Verordening 852/2004/EG, beter af te stemmen op wat haalbaar is voor de kleinste ondernemingen.
De door de Commissie voorgestelde wijzigingen zijn zeer zinvol want ze blijven hygiëne-eisen stellen aan het kleinbedrijf, maar ze verlichten tegelijk ook de administratieve rompslomp en de verplichtingen daar waar die voor de kleine ondernemingen echt niet haalbaar zijn. Aan de ene kant is het jammer dat het Europees Parlement de Europese Commissie niet helemaal volgt. Aan de andere kant heb ik vóór het eindverslag gestemd omdat we naar een oplossing hebben kunnen gaan.
Toch betreur ik het dat de verantwoordelijkheid naar de lidstaten wordt doorgeschoven. Lidstaten zullen nu hun verantwoordelijkheid dienen op te nemen en hun KMO’s toestaan af te wijken van de strikte eisen inzake HACCP.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) De verordening nr. 11 betreffende de opheffing van discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden vereist van een vervoersonderneming om een vervoersdocument mee te voeren dat onder andere de afstanden, de routes en de grensovergangspunten moet bevatten. Op het gebied van het vervoer richt het voorstel zich op het verminderen van het beschikbaar maken van statistieken over het vervoer. Wat deze wijziging aangaat heeft men het Europees Parlement alleen geraadpleegd.
Ik heb voor het door de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement ingediende amendement nr. 12 gestemd betreffende de Verordening (EG) nr. 852/2004 over de levensmiddelenhygiëne, waarin het wordt geoorloofd om economische acteurs in de levensmiddelensector vrij te stellen van de tenuitvoerlegging van één of meerdere van de opgelegde maatregelen, op de voorwaarde dat deze organen kunnen aantonen dat er geen risico’s voorkomen, of dat vastgestelde risico’s voldoende en regelmatig in de hand kunnen worden gehouden door toepassing van de algemene en specifieke voedselhygiënevoorschriften. Dit is van betrekking op bakkerijen, slagerijen, groente- en fruitwinkels en vooral op marktkramen. Ik betreur het dat dit amendement niet de noodzakelijke meerderheid heeft gekregen.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) De kwaliteit van de goederen en diensten wordt van toenemend belang voor de Europese maatschappij. Kwaliteit is een concurrentiefactor tussen de ondernemingen. Één manier om kwaliteit aan te tonen is dat men over een overeenkomstig certificaat beschikt dat aantoont de kwaliteitsnormen worden nageleefd. De meest verbreide en gerespecteerde normen zijn de normen van de ISO 9000-serie.
Het HACCP-stelsel werd in 1975 officieel door de Wereldgezondheidsorganisatie erkend. In 1993 werd het door de Codex Alimentarius Commissie als een geschikt regelingsinstrument voor de voedselproductie aangenomen. We zijn van mening dat een ordentelijk ten uitvoer gelegd HACCP-stelsel samen met een systeem voor kwaliteitscontrole dat aan de ISO 9000 normen voldoet de beste manier is om voor het aanbod van gezonde levensmiddelen te zorgen.
Bij de methode en het daarop baserende HACCP-stelsel gaat het in wezen om risicovoorkoming bij de productie van levensmiddelen en erom voor de veiligheid van het eindproduct te zorgen, en tevens om passend te kunnen reageren wanneer problemen optreden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Richtlijn 96/22/EG verbiedt het gebruik van stoffen met thyreostatische werking, stilbenen, stilbeenderivaten, en zouten en esters daarvan die op lijst A in bijlage II staan voor “dieren, van welke soort dan ook”, d.w.z. zowel voor zoogdieren of dierlijke producten die voor menselijke consumptie worden gebruikt, als voor gezelschapsdieren. De twee producten die op lijst B in bijlage II staan mogen onder bepaalde voorwaarden wel gebruikt worden. Het amendement van de Commissie stelt voor:
- gezelschapsdieren van het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te sluiten, hetgeen betekent dat het verbod op het gebruik van bepaalde stoffen eenvoudigweg niet langer voor hen geldt, en dat ze daarom met deze stoffen kunnen worden behandeld;
- het hormoon 17β-oestradiol, dat tijdelijk was toegestaan voor landbouwhuisdieren voor de behandeling van maceratie of mummificatie van foetussen, of voor de behandeling van pyrometra, nu helemaal te verbieden. De vierde toepassing, voor opwekking van bronst bij runderen, paarden, schapen en geiten, was slechts toegestaan tot oktober 2006 en was dus al niet langer mogelijk. Deze stof wordt als kankerverwekkend beschouwd en er bestaan nu alternatieve stoffen op de markt zodat het gebruik van dit hormoon overbodig is geworden en helemaal kan worden verboden.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De Commissie stelt voor om de gezelschapsdieren van het toepassingsgebied van de Richtlijn van de Raad 96/22/EG uit te sluiten, wat het mogelijk zou maken om ze met stoffen te behandelen die een thyreostatische werking hebben, alsmede met β-agonisten.
Deze belangrijke maatregel is bedoeld om het leed van gezelschapsdieren te lenigen en zal het gebruik van bijvoorbeeld stoffen toelaten die een thyreostatische werking hebben ter behandeling van dieren die aan hyperthyreoïdie lijden.
De nieuwste ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek hebben aangetoond dat het gebruik van deze stoffen economisch niet aanlokkelijk is voor dieren die voor menselijke consumptie worden gebruikt of dat ze door alternatieve stoffen kunnen worden vervangen.
Er wordt daarom voorgesteld om het gebruik van 17β-oestradiol en de esters daarvan bij de dierproductie die voor menselijke consumptie is bedoeld helemaal te verbieden, om zo een eind te maken aan de vele uitzonderingen die op het ogenblik bestaan. Ik wil erop wijzen dat deze hormonen, wanneer ze voor de bevordering van de groei gebruikt worden, voor de mensen kankerverwekkend kunnen zijn en dat de bestaande uitzonderingen eindelijk kunnen worden beëindigd wanneer deze hormonen probleemloos door andere stoffen kunnen worden vervangen.
Deze veranderingen zullen voor een hoge mate aan bescherming voor de consumenten van vlees en dierlijke producten zorgen en tegelijkertijd de behandeling en vermindering van het leed van gezelschapsdieren toelaten.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik ondersteun het verslag van mevrouw Scheele over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/22/EG betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten (COM(2007)0292). Dit verslag is een uitdrukking van de inspanning om een optimale oplossing te vinden ten bate van zowel de bescherming van de mens, de consumenten en de waarborging van het dierlijk welzijn. Het verslag houdt ook rekening met het wetenschappelijk diergeneeskundig onderzoek op dit gebied. Ik juich met name het geheel verbieden van het gebruik van het oestradiol 17 β genaamde hormoon bij het fokken van dieren voor de vleesproductie toe. Ik vind dat dit verbod volledig juist is. Onze prioriteit moet het zijn om ons moeite te geven dat we een toepasselijk niveau aan voedselveiligheid bereiken, vooral wanneer we ons voor ogen houden dat de producten waar het in deze Richtlijn om gaat voor de mensen zeer kankerverwekkend kunnen zijn.
Aan de andere kant zorgen de voorgestelde veranderingen voor een effectieve behandeling van gezelschapsdieren, die bijvoorbeeld aan hyperthyreoïdie of andere zorgwekkende toestanden lijden. Dus heeft de gezondheid van zowel de gezelschaps- als ook de utilitaire dieren hier baat bij.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Duitse collega Helmuth Markov gestemd, dat in de Commissie internationale handel unaniem werd aangenomen, dat voorstelt om het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de talrijke Verordeningen overeenkomstig de raadplegingsprocedure te amenderen.
Dit voorstel voor een verordening is in overeenstemming met de richtsnoeren inzake de rol van het SAP voor de 10-jarenperiode tussen 2006 en 2015, die een aantal nieuwe doelstellingen hebben ingevoerd, zoals het richten van preferenties op de landen die er het meest behoefte aan hebben, de uitbreiding van de toepassing op producten die van interesse zijn voor de ontwikkelingslanden, het transparanter en stabieler maken van het graduatiestelsel en de introductie van een nieuw speciaal beloningsstelsel ter bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur.
Ik ondersteun de oproep in het verslag dat het Europees Parlement zich meer bezig moet houden met dit SAP-beleid, dat van wezenlijk belang is voor de landen die er behoefte aan hebben en dat ons ieder jaar 3,5 miljard euro aan douane-inkomsten kost.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) In een maatschappij die op het moment door een geglobaliseerde economische markt wordt beheerst, in een wereld waar drie miljard mensen van minder dan twee dollar per dag moeten rondkomen en meer dan een miljard met slechts één dollar overleven, moet het stimuleren van de economische ontwikkeling in de zogeheten derde wereld door middel van het juiste handelsbeleid voor de instellingen van de Gemeenschap een plicht zijn.
Om dit gemeenschappelijke doel te bereiken moet we geschikte middelen vinden om zowel een verbetering van de economische omstandigheden in de ontwikkelingslanden teweeg te brengen alsook om ze geleidelijk en alsmaar meer in de wereldmarkt te integreren.
Bovendien moet er behalve met de puur economische factoren zoals het marktaandeel ook rekening worden gehouden met andere criteria, zoals het ontwikkelingsniveau van de begunstigde en de bereidheid om zich op weg naar de democratie te bewegen. Verder moeten die producten worden gestimuleerd die vaak karakteristiek zijn voor de economie van een bepaald land.
Bij het nastreven van deze doelen moeten we er voor oppassen om de ontwikkelingslanden niet vast te leggen op de productie van een beperkte reeks van goederen, vooral wanneer het daarbij om producten met geringe toegevoegde waarde gaat, omdat dit de ontwikkeling en de economische groei in deze landen eerder zou belemmeren dan bevorderen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag van de heer Markov over het schema van douanetariefpreferenties voor de ontwikkelingslanden gelooft aan de heilzame werking van de vrije wereldhandel, vooral voor de armste landen.
Wanneer ik echter de televisie aanzet en naar het journaal kijk, dan lijkt het erop alsof er in deze landen hongersnoden zijn. Het ziet ernaar uit dat de keus voor de belangrijke uitvoerteelt, ten koste van de lokale teelt, waarmee men voor voedselonafhankelijkheid zou kunnen zorgen, een van de oorzaken voor deze tragedies is. Het lijkt erop alsof de 38 jaren waarin het schema van preferenties bestaat weinig uitwerking heeft gehad op de economische en sociale situatie van deze landen en hun bevolkingen.
Wanneer een schema zo lang nodig heeft om de voordelen te bewerkstelligen die er door zijn ideologische voorstanders aan worden toegeschreven, wanneer het zoveel mensen in alle landen aan de kant laat staan, wanneer het de ongelijkheden en de armoede verscherpt, dan gaat het er niet meer om dat we veranderingen aanbrengen, maar dan schijnt het mij dat het de hoogste tijd is om het af te schaffen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals we eerder benadrukt hebben, is het huidige Schema van Algemene Preferenties (SAP) gebaseerd op een denktrant die in zichzelf tegenstrijdig is. Hierbij wordt ontwikkeling gestimuleerd om de internationale handel door middel van een exportbevorderingsmodel te liberaliseren dat op internationaal niveau met een “centrum” en een “periferie” is geregeld.
Deze denktrant verhindert eerlijke internationale betrekkingen en hulp bij de ontwikkeling van endogene factoren van de economisch minder ontwikkelde landen, zonder welke – samen met de diefstal van buitenlandse schulden en de belangenbehartigingen van de grote multinationals uit de VS, de EU en Japan – deze landen verder een zeer perifere en ondergeschikte rol zullen spelen.
De handel is één onderdeel van ontwikkeling, maar in het geheel niet het belangrijkste.
Het SAP waarborgt de toegang voor producten die uit een zeer groot aantal landen afkomstig zijn. Het SAP is van toepassing op producten die van bijzonder belang voor Portugal zijn (tonijn in blik, tomatenconcentraat, textielproducten en kleding).
Het gaat hier met name om textielproducten en kleding, vooral omdat er een hoge graduatiedrempel voor de sector bestaat. Deze en andere nadelige aspecten moeten worden veranderd, zodat ze geen ernstige uitwerkingen op de nationale productiesector zullen hebben, met alle sociale en economische gevolgen van dien.
- Ontwerpresolutie: Verslechtering van de situatie in Georgië (RC-B6-0278/2008)
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de behandeling van Georgië door Rusland kan internationaal gezien gewoonweg niet door de beugel. Het is overduidelijk dat Rusland zijn economische invloed in veel EU-landen uitbuit om te zien hoever het met zijn neo-imperialistische ambities kan gaan. Het doet zijn uiterste best om alle betrekkingen tussen Georgië en het Westen te blokkeren. Ik wil nog eens benadrukken dat troepen van de EU en de VN met onmiddellijke werking de zogenaamde gewapende vredesmacht in Abchazië moeten vervangen.
De Europese Unie moet voortdurend laten zien dat ze volledig achter Georgië staat, zoals vandaag in het Parlement het geval was. Bovendien moet de Unie de samenwerking versterken en onmiddellijk visumvereenvoudigingsmaatregelen voor Georgiërs invoeren, vooral nu volledig democratische verkiezingen zijn gehouden.
De vandaag aangenomen resolutie brengt precies dit soort ondersteuning voor een soeverein Georgië tot uitdrukking. Ik ben erover verheugd dat het begin mei in het Europees Parlement gevoerd debat op initiatief van de leden van de Commissie juridische zaken plaatsvond. Dit debat heeft tot de resolutie van vandaag geleid die het officiële standpunt van Europa ten aanzien van de kwestie Georgië weergeeft.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Onder de talrijke belangrijke aspecten die in verband met deze resolutie op de voorgrond kunnen worden geplaatst, moet ik wijzen op de hartgrondige schijnheiligheid van degenen die op het moment hun volledige ondersteuning voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van een staat bekrachtigen, terwijl het dezelfde mensen waren die de illegale en illegitieme “operatie” van de VS-NAVO-EU tegen Joegoslavië hebben aangesticht en ondersteund. Deze operatie was een voorbeeld van inmenging, destabilisatie, agressie en militaire bezetting en vond zijn hoogtepunt in de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van de Servische provincie Kosovo, waarbij het internationaal recht totaal werd genegeerd.
We zien weer eens duidelijke signalen – die onze afkeuring vinden – van inmenging en versterkte aanwezigheid, waaronder ook militaire aanwezigheid, van de VS-NAVO-EU in deze regio die in geostrategische begrippen alsmaar belangrijker wordt.
Men moet slechts kijken naar de conclusies van de NAVO-top van onlangs in Boekarest, waar een politieke toezegging werd gedaan over de toetreding van Georgië tot deze offensieve militaire alliantie. Kijk naar de oproepen tot een “sterkere Europese betrokkenheid” en “de internationale aanwezigheid in het conflictgebied op te voeren door een EVDB-grensmissie te sturen” (met andere woorden, een missie van de EU waarvan 21 lidstaten deel uitmaken van de NAVO en waarin het EVDB – het Europees Veiligheids- en defensiebeleid – de Europese zuil van de NAVO is). Kijk maar eens naar de initiatieven om brede en uitvoerige vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en Georgië op te stellen.
Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor de aanneming van de resolutie over Georgië gestemd. De mensen in Georgië hebben onze steun en solidariteit nodig. Solidariteit is niet zo belangrijk wanneer alles goed loopt en het iedereen goed gaat. Het is echter zeer nodig in moeilijke omstandigheden en tijden van ontbering. De mensen van Georgië hebben het op het moment zwaar te verduren. We moeten het Georgische volk niet alleen onze ondersteuning geven, maar ook alles wat in onze macht staat doen om deze mensen en hun land te weerhouden van een conflict met mogelijk tragische gevolgen.
Er zijn sterke aanwijzingen dat Georgië en Rusland kort geleden op het punt van een gewapend conflict stonden. Het is onze plicht om alle kanten ervan te overtuigen om voor vreedzame politieke oplossingen te opteren. Ik ben ervan overtuigd dat de moeilijkste problemen door onderhandelingen, door het vinden van compromissen en door het uitgaan van het beginsel van welwillendheid kunnen worden opgelost. Ik hoop ook dat de internationale gemeenschap het bemiddelingsproces en het zoeken naar een blijvende en voor beide kanten aanvaardbare oplossing actief en effectief zal ondersteunen.
Bovendien toont de toestand in Georgië aan hoe belangrijk het nabuurschapsbeleid voor ons gehele beleid is. Dit is vooral van toepassing op de Oostelijke dimensie van ons nabuurschapsbeleid.
Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. − (ET) Georgië maakt op het moment zonder twijfel een zeer moeilijke tijd door. Aan de ene kant is de oppositie in het land afkerig van een open dialoog met de partij die aan de macht is. Aan de andere kant zijn er de betrekkingen van Georgië met Rusland vanwege het separatisme in de Georgische provincie Abchazië en de toestand in Zuid-Ossetië, waar de Georgische soevereiniteit wordt bedreigd. Rusland heeft de aanwezigheid van zijn militaire troepen aan de grenzen versterkt. Naar mijn oordeel moet de EU beginnen met stappen te ondernemen om de zogenaamde vredesmacht te vervangen door troepen die werkelijk deze naam verdienen.
Naar mijn mening moet de EU, aangezien de ministers van Buitenlandse zaken van de EU-lidstaten de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië ten opzichte van de internationaal erkende grens ondersteund hebben, een leidende rol op zich nemen bij het oplossen van het conflict tussen Rusland en Tbilisi inzake de separatistische regio’s van Georgië, indien ze aan beide partijen vertrouwenwekkende en veiligheidsmaatregelen voorstelt.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Onze boodschap is duidelijk: we keuren de gevaarlijke escalatie van het conflict in deze regio af en bekrachtigen de ondersteuning van de EU voor Georgië.
De recente ontwikkelingen in Georgië, en vooral in Abchazië baren ons grote zorgen. De verslechtering van de betrekkingen tussen Georgië en Rusland kunnen het begin van een neerwaartse spiraal voor de regio van de Kaukasus zijn.
Ik maakte deel uit van de delegatie die Georgië bezocht om op 21 mei 2008 de verkiezingen te observeren en ik werd getuige van de enorme inspanningen die door Tblisi bij zijn democratiseringsproces zijn verricht. Deze belangrijke vooruitgang die ik bij de controle van de 14 stemlokalen in het gebied Gori kon waarnemen, kon niet de nog steeds in de regio aanhoudende moeilijkheden verdoezelen. Er blijft nog veel te doen en de EU zal verder zijn rol moeten spelen boven de verkiezingswaarneming uit, indien ze een langdurige ondersteuning aan het hervormingsproces aanbiedt.
De EU moet lering trekken uit haar ervaringen op de Balkan: het kan niet aan de kant blijven staan wanneer ze met een conflict voor haar deur te maken heeft. Met mijn goedkeuring voor deze resolutie roep ik beide conflictpartijen ertoe op om geen verdere handelingen te ondernemen die ertoe zouden kunnen leiden dat de spanning oploopt. Het is wezenlijk om onze inspanningen op het vernieuwen van een overleg te richten en dat we Rusland ervan overtuigen dat het zijn troepen uit Abchazië aftrekt.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieven verwerpen een groot deel van hetgeen in de paragrafen 6 en 8 staat die over de EVDB-missies gaan. We zijn uit principe tegen het EVDB en beschouwen de EU niet als de juiste organisatie om veiligheidsmissies in afgelegen mogelijke conflictgebieden te ondernemen. Verder zijn we zeer teleurgesteld dat de NAVO-top van Boekarest niet tot een uitnodiging aan Georgië heeft geleid om lid te worden van het actieplan voor lidmaatschap van de NAVO.
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben ervoor gekozen om ons inzake overweging E van stemming te onthouden. Het GBVB en het gemeenschappelijk veiligheids en defensiebeleid zullen in de toekomst waarschijnlijk meer begrotingsmiddelen nodig hebben, maar we willen niet vooruitlopen op de tussentijdse evaluatie van de langetermijnbegroting indien we in dit stadium al een standpunt innemen over afzonderlijke onderdelen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het initiatiefverslag van mijn geachte Poolse collega Jacek Saryusz-Wolski gestemd over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het Europees veiligheids en defensiebeleid (EVDB) die erbij hebben geholpen om de Europese identiteit en de rol van de Europese Unie in de wereld te versterken. Ik ben het ermee eens dat het GBVB democratisch meer moet worden gelegitimeerd, indien het Parlement wordt geoorloofd meer werkelijke controle over dit beleid uit te oefenen, zodat het met één stem kan spreken, en door verscheidene prioriteiten te benadrukken: de oorzaken voor de huidige onzekerheid in Europa (terrorisme, georganiseerde misdaad), energiebevoorradingsveiligheid, de ontwikkeling en de bestrijding van de klimaatverandering, de verbetering van de stabiliteit van naburige regio’s, crisisbeheer en conflictpreventie/oplossing, non-proliferatie van massavernietigingswapens, migratiebeheer, en de bevordering van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheiden overal ter wereld. De eerste van de geografische prioriteiten moet het waarborgen van de stabiliteit in de Westelijke Balkan zijn en het opvoeren van het overleg met Servië en Kosovo.
Ik ondersteun het plan dat het Europees Parlement specifieke voorstellen betreffende de financiering en begrotingscontrole van de toekomstige Europese dienst voor extern optreden (EDEO) op tafel moet brengen.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, aan het begin zou ik graag de heer Saryusz-Wolski met zijn verslag over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie willen feliciteren.
Ik ben het met de rapporteur eens dat het niet voldoende is om slechts over een gemeenschappelijk buitenlands beleid te spreken. We moeten bewijzen dat de Europese Unie voorbereid is om een gemeenschappelijk standpunt over wezenlijke kwesties in te nemen. Ten aanzien van kwesties als het door Rusland ten uitvoer gebrachte agressieve energiebeleid, de gebeurtenissen in Kosovo en het geval Tibet heeft de Unie pas geleden nog bewezen dat het GBVB nog een ver doel is. Zolang de Europese Unie het toestaat dat zijn geloofwaardigheid op het internationaal toneel ondermijnd wordt, zoals in de voornoemde gevallen, en zolang de afzonderlijke lidstaten verder op liberale basis handelen, zal de tenuitvoerlegging van het GBVB slecht een streefdoel blijven.
Er wordt niets verbeterd door alweer een nieuwe bepaling inzake het gemeenschappelijk beleid, wanneer we niet beginnen om met één stem te spreken bij zaken die voor Europa van wezenlijk belang zijn.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik zal voor dit verslag stemmen. Ik heb voor het amendement 7 van de Groenen gestemd dat zich beklaagd over de “wereldwijde uitverkoop van nucleaire technologie” door president Sarkozy. Ik ben bang dat deze macho-technologie een veel te grote invloed uitoefent op het Franse buitenlands beleid. Het gerucht gaat dat de reden waarom Frankrijk de enige lidstaat is die geen diplomatieke betrekkingen met Noord-Korea heeft niet de zorg om de mensenrechten is, maar de weigering van de toenmalige Zuid-Koreaanse regering om de Franse nucleaire industrie een onevenredig aandeel van de nucleaire contracten in samenhang met het KEDO-project te geven, om twee lichtwaterreactoren in Noord-Korea te bouwen in ruil voor de stillegging van de grafiet-gemodereerde reactor in Taechon die in staat was om plutonium te produceren dat geschikt was om wapens van te maken. De nucleaire bezetenheid van Frankrijk zorgt ervoor dat we allen minder veilig zijn.
Anna Hedh (PSE), schriftelijk. − (SV) Ik heb nee gestemd omdat ik niet wil dat het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU en de gewapende strijdkrachten worden versterkt, met alle gevolgen van dien.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun het door mijn eigen fractie ingediende amendement 7 op het verslag van Saryusz-Wolski volledig dat de zorg over de wereldwijde uitverkoop van nucleaire technologie door president Sarkozy onder woorden brengt, die tot een versterkte nucleaire proliferatie zou kunnen leiden. De Schotse bevolking heeft een enorm interesse in nucleaire onderwerpen, aangezien op ons grondgebied nucleaire wapens van het Verenigd Koninkrijk gestationeerd zijn. Schotland verwerpt de plannen van de Londense regering om een nieuwe generatie nucleaire wapens te bouwen en ik ondersteun het werk van de Schotse regering totaal om ervoor te zorgen dat deze wapens niet zullen ontstaan.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Saryusz-Wolski over het jaarlijks verslag inzake het GBVB probeert de gemeenschappelijke waarden en prioriteiten voor de mondiale rol van Europa vast te leggen. Door het Verdrag van Lissabon zou de EU een effectievere en coherentere stem op internationaal gebied hebben en ik juich het toe dat het verslag zich met de bijdrage van het Verdrag op dit gebied bezighoudt. Ik heb voor het verslag gestemd.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieven willen niet dat de EU over het Britse buitenlands beleid kan beslissen. We verwerpen het Verdrag van Lissabon, elk plan voor een “minister van Buitenlandse zaken” van de EU of een zetel van de EU in de veiligheidsraad van de VN, en iedere rol van de EU in verdedigingszaken. Daarom hebben we tegen het verslag gestemd. Natuurlijk juichen we de mogelijkheden voor de 27 landen toe om met één stem te spreken wanneer dit volledig in overeenstemming is met de belangen van het Britse buitenlands beleid. Eveneens ondersteunen we een betere coördinatie van de humanitaire hulp, en een hardere houding bij de omgang met de weerzinwekkende regimes in Zimbabwe, Birma en elders.
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben ons van stem onthouden bij alle onderdelen die met de NAVO van doen hebben, aangezien we uit een land komen dat geen militaire allianties heeft.
Ten aanzien van amendement 14 zijn we van mening dat het feitelijk onjuist is om te zeggen dat het Verdrag geen militaire interventies toelaat. Zelfs nu worden middelen van de EU gebruikt voor militaire operaties, maar niet voor een gemeenschappelijke defensiemacht van de EU.
Graham Booth (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) We stemmen in het algemeen tegen de wetgeving van de EU en hebben daadwerkelijk ook tegen dit gehele verslag gestemd. Alhoewel we het gevoel hadden dat er een aantal amendementen waren waar we voor hadden kunnen stemmen. Bij de amendementen 10 en 12 hebben we ja gestemd, aangezien zij de militarisering van de EU verwerpen. Wij zijn ook tegen de militarisering van de EU. Deze amendementen riepen de Commissie niet tot handeling op, noch erkenden zij de autoriteit van de Commissie of de EU. Het waren simpelweg verklaringen die overeenkwamen met ons standpunt over dit bepaalde vraagstuk. Daarom konden we voor deze twee amendementen stemmen zonder ons algehele standpunt ten opzichte van dit verslag in zijn geheel en de wetgeving van de EU in het algemeen in gevaar te brengen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wanneer men nog twijfel had over de werkelijke bedoeling, ambitie en reikwijdte van het zogenaamde Verdrag “van Lissabon” dan moet met slechts de door de meerderheid van dit Huis aangenomen resoluties over het “EVDB” (Europees Veiligheids en Defensiebeleid) en het “GBVB” (Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid) doorlezen, om deze twijfel weg te nemen.
De krachten die de “Europese integratie” bevorderen – namelijk de grote financiële en economische concerns, de sociaal-democraten en rechts – proberen Europa als een imperialistisch blok onder de leiding van zijn grote machten te consolideren.
Naast de bekrachtiging van het Europese interventiebeleid (zoals te zien was bij de “missies” naar Afghanistan, Tsjaad/Centraal-Afrikaanse Republiek, Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Guinee-Bissau), is dit verslag een echte gids voor militarisering en militarisme. Slechts als voorbeeld, het verslag legt op de volgende doelstellingen de nadruk: de uitbreiding van de “Europese veiligheidsstrategie”; de militaire dimensie van de “civiele missies”, de militarisering van de “ontwikkelingshulp” en “ontwikkeling” als interventie-instrument; de verhoging van de middelen voor het militaire vervoer (A400M militaire vliegtuigen en helikopters); de toename van de uitgaven voor “defensie” en militaire acties, en de coördinatie van projecten en de wapenindustrie.
Dit, naast vele andere, zijn de redenen waarom we tegen dit verslag hebben gestemd.
Anna Hedh (PSE), schriftelijk. − (SV) Ik heb tegen het verslag gestemd, omdat ik niet vind dat het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU moet worden versterkt. Daarnaast ben ik tegen de militarisering van de EU.
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. − (EN) De leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij hebben voor dit verslag gestemd dat zich bezighoudt met de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en de verdere rol van de EVDB-missies. De leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij juichen vooral de nadruk in dit verslag op het betere functioneren van de civiele EVDB-missies toe.
De leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij stemden tegen de tekst van paragraaf 39 dat naar de rol van het Eurocorps kijkt. Aangezien het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt aan het Eurocorps en deze strijdkracht nog nooit is gebruikt, vinden de leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij het belangrijk om te benadrukken dat er geen staande troepen onder permanent bestuur van de EU zijn, en we zijn van mening dat er geen behoefte aan zulke structuren bestaat.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik juich het verslag van de heer Kühne inzake het jaarlijkse verslag over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB toe. Ik ben het met de rapporteur eens dat het Verdrag van Lissabon de bevoegdheden van de Unie versterkt, omdat het de Hoge Afgevaardigde voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid een belangrijke rol geeft.
De internationale aard van de veiligheidskwesties waarmee de lidstaten te maken krijgen, vereist een sterke Europese samenwerking. Ik sta bij dit soort zaken daarom welwillend tegenover de invoering van een solidariteitsclausule tussen de lidstaten. Ik heb voor het verslag gestemd.
Cristiana Muscardini (UEN), schriftelijk. – (IT) De veiligheidsbehoeften van Europa zijn veranderd. Het gevaar van territoriale agressie, dat in het klassieke denkbeeld van defensie impliciet aanwezig was, is grotendeels vervangen door de gevaren die aan de regionale grenzen opduiken in gebieden die aan het grondgebied van de EU aangrenzen. Daarnaast is er het terrorismegevaar en de enorme toename van migratiegolven, de radicalisering van fundamentalisten en extremisten van elk allooi, de toename van de smokkel en het gevaar van de proliferatie van massavernietigingswapens.
Hierbij gaat het er voor de Europese Unie niet slechts om dat wij onszelf de middelen in handen geven om internationale crises onafhankelijk af te handelen, maar om het opzetten van een volslagen Europees defensiesysteem. De EU mag zich echter bij zijn begrijpelijke uitbreidingsproces niet alleen op de militair dimensie vastleggen, zij moet parallel ook mechanismen voor civiel crisisbeheer ontwikkelen waarbij het om handelingen door de politie, burgerlijke bestuurders, de rechterlijke macht enzovoorts gaat.
Daarom moet het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid worden versterkt om ervoor te zorgen dat de Unie een sleutelrol in de internationale wereldpolitiek speelt, een rol die afzonderlijk, maar niet ver verwijderd van de rol van de NAVO moet worden gespeeld. Hierover zeer verheugd, heb ik vandaag voor het verslag van de heer Saryusz-Wolski gestemd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De ambities van de Europese Unie in het kader van de veiligheid en defensie blijven ver achter bij haar mogelijkheden, en dit wordt niet alleen veroorzaakt door het traditionele probleem van het coördineren en coöpereren van de externe prioriteiten. Er bestaat ook een wezenlijk vraagstuk dat moet worden opgelost. We weten dat het bij de externe dimensie en de opbouw van operationele mogelijkheden aan personeel, beschikbaarheid en samenwerking ontbreekt. Het is echter ook belangrijk dat de openbaarheid de noodzakelijkheid en het nut van deze samenwerking inziet. We moeten deze strategie op de grondslag van samenwerking opbouwen – door vooral in de interoperabiliteit en in de schepping van operationeel vermogen ter plaatse te investeren – maar het gaat vooral om het verkrijgen van publieke ondersteuning, die vaak niet aanwezig is voor deze dimensie van ons beleid. De erkenning van de behoefte aan, en het belang en de effectiviteit van de veiligheids- en defensiedimensie is voor een groot deel afhankelijk van de noodzakelijke publieke ondersteuning, en deze ondersteuning is voor een groot deel afhankelijk van onze inspanningen.
Tot slot zou ik willen benadrukken dat het belangrijk is om zich eraan te herinneren dat de Atlantische alliantie de dragende zuil van de Europese veiligheid en defensie is die in geen geval mag en kan worden genegeerd.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De twee vandaag ter stemming gebrachte verslagen – één over het gemeenschappelijk buitenlands beleid en het andere over het veiligheids en defensiebeleid – hebben iets gemeen: ze nemen het buitenlands en defensiebeleid van de lidstaten weg om het aan de ambtenaren in Brussel te geven.
De diplomatie zal in handen van de Hoge Afgevaardigde zijn, een werkelijke minister van Buitenlandse zaken. Bovendien, omdat het gezamenlijk is, zal er maar één enkele defensie bestaan, dit keer onder het beschermheerschap van de Verenigde Staten, via de NAVO en de VN, zoals duidelijk is aangegeven in de tweede aanloop van de Europese Grondwet, het Verdrag van Lissabon. Onze militaire middelen zijn tot het uiterste minimum teruggevoerd, omdat het grootste deel van de begroting op het ogenblik door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk wordt uitgegeven en onderhevig is aan het stabiliteitspact. De permanente Britse en Franse zetels in de veiligheidsraad van de VN zullen zonder twijfel tot één zetel worden samengevoegd en worden overgedragen aan een Europese gevolmachtigde... Om kort te gaan, geen van de lidstaten van de EU heeft de politieke en militaire middelen om hun eigen onafhankelijkheid en vrijheid te waarborgen. Ze hebben deze middelen in ieder geval voor het grootste gedeelte al aan de Eurocraten overhandigd.
- Ontwerpresolutie: Top EU/Verenigde Staten (RC-B6-0277/2008)
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ondersteun de resolutie over de komende top EU-Verenigde Staten, omdat het zich niet alleen bezighoudt met zaken die verband houden met de bilaterale partnerschap en mondiale uitdagingen, maar ook naar het visavraagstuk verwijst, waarbij het om een kwestie gaat die van groot belang is voor de Poolse staatsburgers.
De Poolse staatsburgers die de Verenigde Staten willen bezoeken moeten nog steeds de ingewikkelde en dure procedure ter verkrijging van een visum ondergaan.
Ongeveer 25 procent van de visumaanvragen van Polen wordt afgewezen. De belangrijkste en soms enige afwijzingsreden is dat de consulaire ambtenaar van mening is dat de aanvrager van plan zou kunnen zijn om illegaal te werken. Daadwerkelijk reizen de meeste polen naar de Verenigde Staten om familieleden te bezoeken. Ongeveer driekwart van de 10 miljoen Poolse inwoners van de Verenigde staten zijn afkomstig uit de Poolse regio Klein-Polen, wat een verklaring is voor de lange rijen voor het Amerikaanse consulaat in Krakau.
Ik geloof dat alleen al het feit dat er zo’n procedure voor een lidstaat van de Europese Unie bestaat van de Unie vereist om een hard standpunt in het overleg met de Verenigde Staten in te nemen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik wil in verband met dit debat het thema van de raketverdedigingsplannen van de VS ter sprake brengen, vooral met het oog op Tsjechië. Twee derde van de Tsjechische bevolking zijn tegen de bouw van een radarinstallatie in de buurt van Praag, dat een onderdeel van deze plannen is.
Twee Tsjechische vredesactivisten zijn sinds drie weken in hongerstaking uit protest tegen de hardnekkige ondersteuning van deze plannen door de Tsjechische regering, ofschoon er weinig bewijs voor is dat ze iets anders zullen doen dan de veiligheid van Europa eerder slechter dan beter te maken. Ik ben er zeer mee ingenomen dat deze twee nu door belangrijke politieke personen worden ondersteund die ook gedurende 24 uur vasten.
Ik ben het met hen eens dat Europa een gemeenschappelijk standpunt over de opbouw van deze Star Wars-technologieën in Europa moet bereiken. We moeten in dit Parlement een spoeddebat met de Raad houden. Ik hoop dat de Voorzitter hier volgende maand op zal aandringen.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Junilistan sympathiseert volledig met de delen van de resolutie die te maken hebben met de behandeling van de Amerikaanse gevangenen en hun transport door Europese landen. De Verenigde Staten moeten hun gevangenen of voor de rechter brengen of ze overeenkomstig internationaal recht vrijlaten. De in Guantanamo en andere gevangenissen heersende omstandigheden zijn in het geheel niet aanvaardbaar.
Het is betreurenswaardig dat het verslag zich behalve met dit probleem met veel te veel zaken bezighoudt, vraagstukken die onder de bevoegdheid van andere internationale organen vallen, vooral van de Verenigde Naties. We zijn niet van mening dat het Europees Parlement bij de politieke toestand in landen die niet in de onmiddellijke nabijheid van de EU liggen een rol moet spelen, zoals Iran, Kosovo of Irak. Het Europees Parlement moet ook geen pogingen tot het uitbreiden van het Europees buitenlands beleid ondernemen door andere landen tot de ontwikkeling van samenwerking en gemeenschappelijke strategieën inzake terrorisme en massavernietigingswapens op te roepen. Dit zijn enorm gevoelige kwesties die het beste uit het oogpunt van de lidstaten zelf kunnen worden beoordeeld en in samenwerking met de internationaal gelegitimeerde, voor deze zaken bevoegde organisaties. Junilistan heeft ook scherpe kritiek voor het deel van de resolutie dat pogingen onderneemt om grote delen van de begrotingen van de EU en de Verenigde Staten voor de subsidiëring het landbouwonderzoek uit te geven.
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. − (EN) De leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij zijn er zeer ingenomen over dat ze voor deze resolutie over de komende Top EU-VS van 10 juni 2008 hebben gestemd. We hopen dat deze resolutie erbij zal helpen om deze Top productief te laten zijn. Vooral juichen de leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij toe: de oproep aan de EU en de VS om bij een hele reeks van uitdagingen voor het gemeenschappelijk beleid nauw samen te werken; de oproep aan de EU en de VS om de Milleniumdoelstellingen voor ontwikkeling in het centrum van hun internationaal ontwikkelingsbeleid te stellen is er ook één die de leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij van ganser harte kunnen ondersteunen.
De leden van het Europees Parlement van de Britse Labour Partij hebben zich bij amendement 8 van stem onthouden, omdat we geloven dat deze tekst geen evenwichtige aanpak voor deze kwestie aanbiedt. We geloven dat de debatten zich ook op de verplichtingen van Rusland moeten richten, en verdere internationale ontwapeningsinspanningen moeten bevatten, zoals uitdrukkelijk werd aanbevolen door het succesvolle amendement van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement op het Europees veiligheids- en defensiebeleid, dat vandaag ook ter stemming werd gebracht.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De komende presidentverkiezingen van de VS bieden een gelegenheid om weg te komen van het soort buitenlands beleid dat door de regering Bush werd gevoerd. Zo’n verandering zou van invloed moeten zijn op Europa, en de EU zou er moeite voor moeten doen om de partnerschap EU-VS te versterken, vooral wanneer het om de aanpak van mondiale uitdagingen als klimaatverandering en armoede gaat. Ik ondersteun de ontwerpresolutie van de heer Wiersma.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij, de leden van het Europees Parlement van de Communistische Partij van Griekenland (KKE), stemmen om volgende redenen tegen de gezamenlijke resolutie:
• het roept op tot het versterken van de imperialistische samenwerking tussen de Verenigde Staten en de EU door de versterking van de NAVO om bevolkingen en staten te manipuleren en uit te buiten;
• het bekrachtigt de strategische tegen het volk gerichte alliantie van de EU-VS tegen het “terrorisme”. Alhoewel er vele schijnheilige oproepen gedaan worden om de mensenrechten te respecteren, is de alliantie niets anders dan een voorwendsel om gezamenlijk een oorlog tegen het volk te voeren;
• de resolutie gebruikt het excuus van de uitwerkingen van de klimaatverandering op landen en mensen om de weg voor nieuwe gezamenlijke imperialistische interventies met de Verenigde Staten te effenen.
• met zijn beleid van gelijke behandeling van alle kanten, ondersteunt de resolutie in feite de Israëlische bezettingsmacht en hun misdaden ten koste van het Palestijnse volk. Het aanvaardt de aanhoudende bezetting van Irak en Afghanistan en stelt praktische samenwerkingsmaatregelen tussen de Verenigde Staten en de EU in het euro-NAVO-protectoraat Kosovo voor.
De resolutie is een verder bewijs van de onomkeerbare strategische overeenkomst tussen de EU en de Verenigde Staten ten koste van het volk. De resolutie pronkt met politieke macht om aan te tonen dat de EU ogenschijnlijk een rivaal is van de Verenigde Staten, terwijl het zich ondergeschikt voelt.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Één van de meest verrassende aspecten van het Europees beleid is de manier waarop de betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten worden behandeld, vooral wanneer men dit vergelijkt met de methodes die tot inzet komen om onze betrekkingen met andere partners, die politiek en cultureel verschillender zijn, te presenteren.
Het is duidelijk dat er meningsverschillen zijn, ontstemmingen, concurrentie en belangen, vooral legitieme economische belangen, waardoor we er verschillende plaatsen en standpunten op nahouden. Het is echter wezenlijk dat we de spanningen en verschillen tussen partners in hetzelfde project in bedwang houden. Het is belangrijk om dit te erkennen, zodat we kunnen handelen en reageren op al hetgeen op ons afkomt. In dit kader is het volledig uit de weg ruimen van handelsbeperkingen, die tussen partners als Europa en de VS onnodig en niet te rechtvaardigen zijn, een van de eerste stappen die moeten worden ondernomen. Het is eveneens belangrijk, wanneer we werkelijk willen reageren op de dreigende toename aan armoede – die een onnodig resultaat van de toegenomen mondiale vraag is – dat we onderling en met de rest van de wereld samenwerken om ervoor te zorgen dat de hiermee worstelende landen de commerciële openheid bereiken die nodig is om hun eigen welvaart te scheppen. Er kan een florerende wereld worden gebouwd op de grondslag van een sterke alliantie tussen vrije maatschappijen die ontwikkeling stimuleren.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse Conservatieven zijn sterke voorstanders van de trans-Atlantische betrekking tussen de EU en de VS, vooral wat de defensie aangaat, en daarom verwerpen we het grootste deel van paragraaf 16.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Terwijl het duidelijk poogt om haar inter-imperialistische tegenstrijdigheden te verbergen, bevestigt deze resolutie de samenwerking tussen de EU en de VS en het doel om hun partnerschap te versterken – vooral in het licht van de komende presidentsverkiezingen in de VS – bij het delen van de “verantwoordelijkheid in de wereld”.
De resolutie bevestigt opnieuw dat de EU de Europese zuil van de NAVO is, zoals in de “Europese veiligheidsstrategie” aangevoerd, en dringt er bij de EU en de VS op aan “nauwer samen te werken op een breed scala aan beleidspunten van gemeenschappelijk belang, met name in de westelijke Balkan, het Midden-Oosten, Iran, Afghanistan en Afrika”.
Vooruitkijkend op het zestigjarig bestaan van de NAVO, roept de resolutie op tot de opbouw van een “geherdefinieerd en sterker partnerschap tussen de EU en de NAVO” en wijst op de aanpassing van de “Europese veiligheidsstrategie” aan het nieuwe ter discussie staande strategische concept van de NAVO. Passend bij het militarisme van het Verdrag “van Lissabon”, wenst zij “dat de veiligheidsdimensie van betrekkingen tussen de EU en de VS opnieuw wordt bekeken in het licht van de bevindingen van de strategische evaluatie van de NAVO, de bijstelling van de Europese veiligheidsstrategie en de installatie van een nieuwe Amerikaanse president”.
Met andere woorden wordt de EU hierin als politiek-economisch-militair blok opgericht en bekrachtigt dat de hoop heeft om de controle van het wereldgebeuren samen met de VS te delen ( en daarbij poogt zijn betrekkingen nieuw af te wegen). De wereld en de mensen waarvoor wordt gezorgd...
- Ontwerpresolutie: Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse Zeegebied (RC-B6-0281/2008)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de door vijf fracties ingediende gezamenlijke resolutie over de Unie voor het Middellandse Zeegebied gestemd. De regio van de Middellandse Zee en het Midden-Oosten zijn van strategisch belang voor de Unie en het is wezenlijk om een mediterraan beleid ten uitvoer te leggen dat gebaseerd is op solidariteit, overleg, samenwerking en handel, om de gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken en de verklaarde doelstelling te bereiken, namelijk de schepping van een ruimte voor vrede, stabiliteit en gedeelde welvaart. Ik ben zeer ingenomen met het initiatief van de president van de Franse Republiek, Nicolas Sarkozy, aan wie de Unie voor het Middellandse Zeegebied veel te danken heeft, en wens hem alle succes bij de inaugurele top die op 13 juli in Parijs moet plaatsvinden. Ik ondersteun het politieke voorstel om deze toekomstige Unie een parlementaire dimensie te geven op de grondslag van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering. Ik juich de voorbeelden van de voorgestelde initiatieven zoals snelwegen op zee, de aansluiting van de snelweg van de Arabische Maghreb (AMA), de zuivering van de Middellandse Zee, de civiele bescherming en het plan voor zonne-energie voor het Middellandse-Zeegebied, een krachtige elektriciteitsgenerator in de Noord-Afrikaanse woestijn die op thermische zonne-energie werkt, de ontzilting van zeewater om de beschikbaarheid van drinkwater te vergroten enzovoorts toe.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben ingenomen met de aanneming van de gezamenlijke resolutie over “het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse Zeegebied”.
Deze resolutie richt volkomen terecht de aandacht op het strategische belang dat de regio om de Middellandse Zee en het Midden-Oosten voor de Europese Unie heeft. Ons beleid ten opzichte van deze landen moet gebaseerd zijn op de beginselen solidariteit, dialoog en samenwerking.
Er moet vandaag nieuw leven in het Proces van Barcelona worden geblazen om het zo efficiënt mogelijk te maken. In dit opzicht is het initiatief van de Commissie een stap in de juiste richting en heeft het voordeel dat het zich op bepaalde regionale projecten concentreert, wat het mogelijk maakt om effectief in te gaan op de behoeftes van de burgers van deze regio.
Het voorstel van de Commissie doet ook de aanbeveling om een co-voorzitterschap, een Permanent Paritair Comité en een secretariaat voor het Proces van Barcelona in te stellen, die erbij behulpzaam zullen zijn om de samenwerking en de dialoog tussen de verscheidene partners te verbeteren.
Bovendien verklaart het voorstel dat de hoofddoelstellingen van dit beleid de bevordering van de rechtstaat, de democratie, het respect voor de mensenrechten en het politieke pluralisme moeten blijven.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie meent hyperpresident Sarkozy permanent te moeten schofferen: na de verwerping van zijn voorstellen inzake de brandstofbelasting, van zijn waarschuwingen voor begrotingstekorten , wil zij nu de voorgestelde Unie voor het Middellandse Zeegebied veranderen in een herlancering van het Proces van Barcelona, dat al sinds meer dan tien jaar een mislukking is geweest.
Dit is de dood van het project betreffende de samenwerking tussen de landen die aangrenzen aan het mare nostrum, onder de leiding van Frankrijk. Van nu af aan zal de gehele Unie erbij betrokken zijn en is het de Commissie in Brussel die de teugels in de hand zal hebben. Dat is wat door de werkelijke chef werd besloten: het Duitsland van mevrouw Merkel.
Deze zaak is een perfect voorbeeld voor twee zaken: De opwinding en de mediahype van de heer Sarkozy dienen er alleen toe om zijn machteloosheid te vermommen; de belangen van Frankrijk liggen in handen van de ambtenaren in Brussel en zijn afhankelijk van de belangen van de Europese Unie.
We hopen werkelijk dat Ierland, een natie met zoveel vrijheidsliefde, waar het in de loop van zijn geschiedenis duur voor heeft betaald, het land zal zijn dat ons van deze eurocratische constructie bevrijdt die steeds minder recht van bestaan heeft en steeds tirannieker wordt.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wanneer men slechts de vandaag aangenomen resolutie zou lezen, dan zou men de neiging hebben om aan de meest eerlijke en welwillende bedoelingen van de EU met betrekking tot de “Unie voor het Middellandse Zeegebied” te geloven. Haar voorzichtig taalgebruik onthult slechts een paar zinspelingen op de inmenging en de alomtegenwoordige doelstellingen van de “oprichting van een Europees-mediterrane vrijhandelszone” en “vrije handel”, natuurlijk gepaard gaand met “sociale” en “ecologische” pijnstillers en frasen.
De Europese Commissie maakt echter duidelijk dat “Het Middellandse Zeegebied [...] een gebied [is dat] van bijzonder strategisch belang is voor de Europese Unie, zowel in politiek als in economisch opzicht”. Zij praat over de “aanzienlijke vooruitgang [die] geboekt [is] met het tot stand brengen van een Euromediterrane vrijhandelszone tegen 2010”, wijst erop dat de mediterrane partners van de EU “verdere en snellere hervormingen” moeten nastreven. De Commissie heeft een reeks van prioriteiten naar voren gebracht zoals vervoer (ze noemt de mogelijkheid om een vergunningstelsel op te zetten dat van behoorlijk belang voor de particuliere sector zou kunnen zijn en spreekt over regeringsmaatregelen om voor vrije handel te zorgen en erover de talrijke handelsbeperkingen die niet met tarieven te maken hebben af te schaffen) en een versterking van de integratie van de energiemarkten.
De EU wil de gehele regio van de Middellandse Zee economisch, politiek en militair controleren en doet pogingen om haar markten te beheersen en haar enorme hulpbronnen uit te buiten.
Hier kun je zien wat kapitalisme is!
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Alleen al de titel van de resolutie benadrukt de mislukking van de heer Sarkozy. Omdat hij niet tevreden was alleen president van Frankrijk te zijn, heeft hij geprobeerd om de ontwerper, en daarna de president van een Euromediterrane Unie te worden, die alleen openstond voor landen die aan de Middellandse Zee liggen.
Zijn kaartenhuis valt zelfs al in elkaar voordat zijn Europese voorzitterschap begint. Duitsland heeft zijn wil opgelegd: alle lidstaten van de EU zullen deel uitmaken van dit project, waarbij het eenvoudigweg om een uitbreiding van het Proces van Barcelona gaat, bestuurd door de eurocraten in Brussel.
Dit fiasco is een voorbeeld van de degradatie van ons land in de Europese instellingen. Het Europa van Brussel is er ver van verwijdert om Frankrijk een sterkere positie te geven, zoals de UMP en de PS beweren, het verzwakt Frankrijk eerder in alle sectoren: in de economische sector, door de ondergang van onze kleine boerderijen, de teloorgang en verhuizing van onze industrieën; in de militaire sector door de ontmanteling van ons leger, waarvan nu vereist wordt dat het in het Eurocorps opgaat; in de demografische sector met immigratie die een bedreiging voor onze nationale identiteit vormt.
Alleen een nieuw Europa, een Europa van naties, gevestigd op de soevereiniteit van de naties en op de stichtingswaarden van onze Europese en Christelijke beschaving, zal Frankrijk weer in staat stellen om een belangrijk acteur te worden, en in het Middellandse Zeegebied een groots samenwerkingsbeleid ten uitvoer leggen dat er onder andere op gericht is om te waarborgen dat de immigrantenbevolking naar hun thuislanden teruggaat.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. – (NL) Al langere tijd werkt de Europese Unie aan speciale samenwerkingsrelaties met landen aan de Afrikaanse en de Aziatische oevers van de Middellandse Zee. Die samenwerking roept wel voortdurend de vraag op of we daardoor de dictatuur in Syrië ondersteunen en of we genoegen nemen met de manier waarop Israël het tot stand komen van een gelijkwaardige en internationaal erkende Palestijnse buurstaat vertraagt. Het idee van de Franse president Sarkozy voor een speciale unie tussen de EU en alle Middellandse Zeelanden roept vooral bijval op in de publieke opinie van EU-lidstaten die zelf aan de Middellandse Zee grenzen. De instelling van zo’n unie kan ertoe bijdragen dat de EU invloedssferen opbouwt in haar omgeving met ongelijkwaardige partners, naar het voorbeeld van de traditionele afspraken van de VS met delen van Latijns-Amerika. Het kan ook een legitimatie worden voor de dictaturen in Tunesië, Libië en Syrië, en in mindere mate Algerije en Egypte. Het maakt het gemakkelijker om vluchtelingen naar zulke staten terug te sturen. En het geeft de kans om de contacten met Israël nu al op te waarderen, in plaats van daarmee te wachten tot na de erkenning van een Palestijnse buurstaat. Alleen vanwege die achterliggende problemen stem ik nu niet voor deze resolutie.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De leden van het Europees Parlement van de Communistische Partij van Griekenland (KKE) hebben tegen de gezamenlijke resolutie gestemd. Wij zijn tot de slotsom gekomen dat de Unie voor het Middellandse Zeegebied voor de staten in de regio geen gelijke, voor beide kanten profitabele betrekkingen oplevert. In plaats daarvan ondersteunt het de imperialistische plannen van de EU voor de verdere regio van het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten. Het is het doel van deze Unie om de markten te liberaliseren, zodat de Europese monopolies eenvoudiger erop voet kunnen vatten, waardoor hun positie in de monopolistische strijd om de beheersing van de markten zal worden verbeterd. De energie en welvaart producerende hulpbronnen van de regio zullen worden geplunderd. De Unie voor het Middellandse Zeegebied zal worden bereikt door het versterken van de dreigingen, chantage, en politieke of zelfs militaire druk op de staten en de bevolking. De resolutie verraadt zichzelf. Ogenschijnlijk is het hoofddoelstelling van het mediterraan beleid van de Unie het uitdragen van de democratie en de mensenrechten van de EU naar de landen van het Middellandse Zeegebied. Dit is het voorwendsel dat de EU overal gebruikt om zijn imperialistische interventies te rechtvaardigen. Het is in feite wat door het imperialistische VS-NAVO-EU plan voor het “nieuwe Midden-Oosten” wordt bevorderd. Dat is de reden waarom er niet op de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden wordt verwezen of op de genocide op de Palestijnse bevolking.
De mensen moeten zich geen illusies maken over de aard en de doelen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied; ze moeten haar bestrijden.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het aandeel van de jonge boeren in de Europese Unie wordt alsmaar minder. Op het ogenblik zijn slechts zeven procent van de boeren onder de 35 jaar. In veel gevallen verlaten de jongeren de landbouw vanwege de hoge investeringskosten, wat betekent dat het voor hun onmogelijk is om op de markt te kunnen concurreren.
We moeten daarom de jonge boeren helpen om middelen van de EU voor hun werk te gebruiken. De jonge landbouwers zouden kunnen profiteren van leningen met lage rente die hun in staat stellen om hun plannen uit te voeren, zonder dat ze gevaar lopen om zwaar in de schulden te komen. Bovendien moet er op worden gelet dat de criteria voor toegang tot financiering door de EU niet te veeleisend zijn en niet kleine boerderijen uitsluiten die zich eerder op speciale producten richten dan op grootschalige productie. Op de meerderheid van de boerderijen in Zuid-Polen en in Klein-Polen en het woiwodschap Swietokrzyskie past deze beschrijving.
Het verslag van de heer Veraldi houdt zich met al deze zaken bezig en daarom heb ik ervoor gestemd.
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) In het licht van de moeilijkheden om nieuwe generaties van Europese boeren te vinden, heeft het Europees Parlement besloten om na te denken over de manier waarop de vestiging van jonge landbouwers kan worden bevorderd, die als richtsnoer moeten dienen voor de “health check” van het GLB. Als schaduwrapporteur van de PSE-Fractie breng ik volgende voorstellen naar voren:
- het is een prioriteit om op de voedsel-,de energie-, de ecologische en de territoriale uitdagingen te reageren,
- de nieuwe landbouwers moeten profiteren van de ondersteuningsmaatregelen, voor degenen die geen boerderij erven en die in gebieden met blijvende natuurlijke hindernissen gevestigd zijn: hogere vestigingshulp, subsidies voor landbouwleningen en begeleidende maatregelen na vestiging,
- deze ondersteuningsmaatregelen moeten in het kader van de tweede zuil van het GLB verplicht zijn en de kwestie van toegang tot landbouwbezit moet worden onderzocht,
- de levensomstandigheden in plattelandsgebieden moeten worden verbeterd: gelijke toegang tot openbare diensten, sociale voorzieningen enzovoorts,
- we moeten toegang tot beroepsonderwijs op poten zetten (vervanging tijdens de opleiding en toegang tot landbouwonderzoek),
- we moeten het beroep van landbouwer bevorderen en normen vastleggen die door de landbouwers op Europees niveau worden gerespecteerd.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) De EU moet zich niet met alles bezighouden. Het principe van een kleinere maar fijnere EU houdt in dat de EU zich alleen met vraagstukken bezighoudt waartoe ze volgens het oprichtingsverdrag bevoegd is, en dat ze evenredig, effectief en ter zake doend handelt wanneer er afbakeningsproblemen optreden.
Ik heb ervoor gekozen om mij bij de eindstemming over de toekomst van de jonge landbouwers in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van stem te onthouden. Het verslag bevat vele voorstellen die de situatie voor de nieuw gevestigde jonge exploitanten verbeteren evenals voorstellen die kunnen bijdragen tot een verhoging van de voedselproductie. Maar tezelfdertijd behandelt de tekst ook zaken die zeer duidelijk van nationaal belang zijn en op nationaal niveau moeten worden besloten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Veel van de in het verslag opgenomen voorstellen, waarvoor wij een paar amendementen hebben voorgesteld, gaan in de juiste richting, vooral degenen die verwijzen naar de “aanhoudende problemen” waarmee jonge landbouwers van doen hebben, zoals hoge vestigingskosten, een hoge schuldenlast en te weinig beschikbare boerderijen. We hebben talrijke voorstellen gedaan waarop we de aandacht van de Europese Commissie voor de toekomst willen richten, met name:
- dat er in het kader van de steunregeling voor de vestiging van jonge landbouwers maatregelen genomen moeten worden om hen te ondersteunen, te begeleiden en te adviseren, met als doel het aantal succesvolle vestigingen te doen toenemen en tegelijkertijd het aantal gevallen van beëindiging of zelfs faillissement te beperken of volledig weg te werken;
- de oprichting van een Grondbank op basis van de landbouwgronden die vrijkomen door vervroegde uittreding van boeren;
- de noodzakelijkheid van steun voor de gezamenlijke aankoop van machines en materiaal met een hoge kostprijs, die zelden door afzonderlijke landbouwers worden gebruikt.
We beschouwen echter de maatregelen die genomen werden om de problemen aan te pakken, waardoor Portugal in de EU tot de lidstaat met de minste jonge boeren (minder dan vier procent) is geworden, als ontoereikend. Het is wezenlijk dat de productieve werkzaamheden bij de lopende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid naar waarde worden geschat, met eerlijke productieprijzen.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In de laatste tientallen jaren werden de plattelandsgebieden van Europa meer en meer verlaten, een trend die hand in hand ging met de geleidelijke veroudering van de bevolking.
Deze veroudering van de landbouwbevolking is zorgwekkend voor de toekomst van de Europese landbouw. Dat is de reden waarom ik van mening ben dat het verslag van Veraldi zeer belangrijk is, omdat het verschillende aspecten onderzoekt die in verband staan met de verwachtingen en de mogelijkheden van jonge boeren die een sleutelrol moeten spelen bij de duurzame ontwikkeling van de Europese plattelandsgebieden.
Ik geloof dat de jonge boeren vooral belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een dynamische landbouwsector om zo de doelstellingen van de Strategie van Lissabon te bereiken. In het kader van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid moet de generatiewisseling als een van de prioriteiten worden beschouwd.
Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) We kunnen er zeer mee ingenomen zijn dat het Parlement het verslag over de toekomst van de jonge landbouwers in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid met grote meerderheid heeft aangenomen.
Vooral de verklaringen over het vergroten van de steun van de Europese Unie aan de jonge landbouwers zijn belangrijk. Bij een van deze verklaringen gaat het erom dat deze groep landbouwers gemakkelijker toegang krijgt tot gunstige kredieten.
Er is nog verdere praktische hulp nodig om werkelijk de mogelijkheden te creëren dat jonge landbouwers die in Klein-Polen de familietraditie willen voortzetten een behoorlijk inkomen kunnen verdienen.
Wanneer de toegezegde hulp het gewenste effect heeft, kan dit ervoor zorgen dat de situatie van de dorpen in Klein-Polen, die slechts bewoond worden door oude mensen die voor hun kleinkinderen zorgen – omdat de ouders het gevoel hebben dat de enige mogelijkheid die ze hebben het zoeken van werk in het buitenland is – minder normaal wordt. Dit verslag heeft daarom zowel een sociale alsook een economische dimensie.
De jonge landbouwers willen de tradities bewaren, maar ze begrijpen ook dat wanneer ze geen nut uit andere ervaringen en technologie trekken dat ze dan niet in staat zullen zijn om hun familieboerderijen in moderne, concurrentiële en winstgevende ondernemingen te veranderen. De steun voor de ontwikkeling van moderne werkwijzen en machines voor landbouwproductie is daarom vooral een belangrijk kenmerk van de heden aangenomen resolutie.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Zoals gewoonlijk vinden wij van Junilistan dat we in dit geval van geluk kunnen spreken dat het Europees Parlement bij het landbouwbeleid van de EU geen medebeslissingsbevoegdheid heeft, omdat wanneer dit het geval zou zijn de Unie in de protectionismeval zou lopen en hoge subsidies aan verschillende fracties van de landbouwindustrie zou geven.
Dit initiatiefverslag bevat een aantal absurde voorstellen, zoals alweer een nieuw “Europees Jaar”, dit keer van “de dialoog tussen steden en plattelandsgebieden”. Wanneer elk door het Europees Parlement voorgestelde Europees Jaar doorgevoerd zou worden, dan zou ieder jaar vanaf nu tot aan het eind van de eeuw van tevoren volgeboekt zijn.
De bekrachtiging in paragraaf 35 dat de maatregelen voor plattelandsontwikkeling nu rechtstreeks op de landbouwers moeten worden gericht versterkt de indruk van Junilistan dat het oude, overbelaste “gemeenschappelijk landbouwbeleid” in de begroting van de EU nu slechts zijn naam in “plattelandsontwikkeling” heeft veranderd.
We vinden het verontrustend dat het Europees Parlement nu verzoekt dat er prioriteit wordt verleend aan de erkenning van “non-trade concerns” als criteria voor het invoerbeleid in het kader van de WTO. We zijn van mening dat dit niets anders dan een voorbode is op de invoer van handelsbeperkingen en protectionisme ten opzichte van de rest van de wereld.
Ik heb er daarom voor gekozen om tegen dit verslag te stemmen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van Veraldi over de toekomst van de jonge landbouwers legt de nadruk op een aantal belangrijke kwesties die van belang zijn voor de plattelandsgebieden in de gehele EU. Het verslag erkent ook dat de in de specifieke geografische gebieden en culturele tradities gewortelde landbouwmethodes moeten worden bewaard, verbeterd en bevorderd. Ik ondersteun deze gedachten van ganser harte en ben van mening dat ze over de gehele EU kunnen worden toegepast.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de hierin vastgelegde maatregelen een aanvulling op de nationale programma’s op dit gebied vormen. Het nationale programma voor plattelandsontwikkeling in Roemenië beschikt over een maatregel die subsidies uit het Fonds voor Plattelandsontwikkeling van de Europese Unie aanbiedt oplopend tot 40.000 euro per persoon. Er bestaan echter moeilijke voorwaarden waaraan men moet voldoen en derhalve zijn er hiervoor nog steeds weinig aanvragen.
Het verslag dat we vandaag aannemen beschikt over een reeks van belangrijke maatregelen, zowel wat de financiële ondersteuning van de jonge boeren aangaat alsook wat bepaalde juridische aspecten aangaat, zoals de vereenvoudiging van de erfopvolging bij landbouwgrond of eenvoudige toegang tot bankkredieten. Ook het onderdeel over het beroepsonderwijs en de opleiding voor jonge mensen op het platteland is belangrijk. Dus ben ik van mening dat de toekomstige wetgeving voor de afschaffing van de enorme wanverhouding tussen de in de landbouwsector werkende jongere bevolking onder de 35 (slechts 8,5 procent van het totale aantal landbouwers in Europa) en de andere leeftijdscategorieën in deze sector moet zorgen.
Deze maatregelen zullen ongetwijfeld tot het succes van de nationale programma’s bijdragen, net zoals de centrale as van de ondersteuning van de jonge boeren, vastgelegd in het nationale plan voor plattelandsontwikkeling (PNDR) van Roemenië.
Christa Klaß (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Welke vragen stellen zich jongeren op het moment wanneer ze het besluit voor een beroep nemen. Is het de vraag naar de aard van het beroep, is het de vraag naar de toekomstverwachtingen of gaat het om de snelle euro? Wanneer we het over het landbouwberoep hebben is het antwoord op al deze vragen ontkennend. Slechts zeven procent van de landbouwers zijn onder de 35 jaar, wat ertoe leidt dat dit beroep een alarmerende teruggang doormaakt. Er zijn veel jonge mensen die graag in de landbouw zouden willen werken: in de open lucht en midden in de natuur , omgeven door planten en dieren. Dat is natuurlijk zo. Dus wat houdt de jongeren ervan af? Misschien het gebrek aan toekomstverwachtingen of de algemene onzekerheid die met dit beroep samenhangt? Ooit zorgde de erfenis van een familieboerderij voor een zeer goed en zeer veilig bestaan, maar vandaag de dag hebben erfgenamen vaak te maken met de nadelen van de vele lasten en voorwaarden die aan hen worden opgelegd. We weten dat alleen goed opgeleide en zeer gemotiveerde boeren hier in Europa de hoge normen voor gezond voedsel en een gezonde natuurlijke omgeving kunnen waarborgen. We moeten ons echter ook bewust worden over de uitdagingen waarmee jonge boeren vandaag te kampen hebben. We moeten de jonge boeren in sterkere mate bij de politieke discussies en besluitvorming betrekken. Zij zijn de steun en toeverlaat van Europa! Zij zijn degenen die talrijke economische en ecologische uitdagingen onder ogen zien en in plattelandsregio’s voor een goede en evenwichtige sociale omgeving zorgen. Daarom moeten ze op de politiek kunnen vertrouwen.
Roselyne Lefrançois (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer ingenomen met de aanneming van dit verslag dat de wezenlijke uitdaging benadrukt waarvoor de generatiewisseling in de landbouwsector de Europese Unie stelt.
De jonge boeren zijn degenen die het best in staat zijn om op de nieuwe uitdagingen van de landbouw te reageren. Hun rijkdom komt voort uit de ervaringen van hun ouders, en ze hebben zelf de noodzakelijke kracht en geestdrift om de wezenlijke ecologische, technologische en economische veranderingen te verwerkelijken die de Europese landbouw van de toekomst in staat stellen om wereldwijd op de eerste plaats te blijven.
We moeten nu een toenemend niveau van landbouwproductie in overeenstemming brengen met een permanent streven naar productkwaliteit en -veiligheid, in het kader van een mondiale aanpak op de grondslag van de bescherming van de natuurlijke rijkdommen en het milieu.
Deze vereisten betekenen echter voor de jonge boeren steeds hogere financiële en personele investeringen. Bovendien moet , zoals in dit verslag verklaard, de aanschaf van aangepaste materiële en intellectuele instrumenten sterker door de Unie worden ondersteund, vooral op het gebied van toegang tot technologische vernieuwingen.
Het GLB kan het zich niet veroorloven om degenen uit het oog te verliezen die ervoor zullen zorgen dat de Gemeenschap over een duurzame voedselsoevereiniteit beschikt met achting voor mens en natuur.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Veraldi gestemd, omdat ik de initiatieven volledig ondersteun die erop gericht zijn dat de EU ook in de toekomst een duurzame, concurrentiële en productieve landbouw heeft.
Het is van essentieel belang om de toegang van jongeren tot de landbouwsector aan te moedigen en te vereenvoudigen om zo voor een generatiewisseling en beweging in de sector te zorgen.
Om jonge boeren in staat te stellen dat ze aan de talrijke uitdagingen en verwachtingen kunnen voldoen, zoals de productie van kwaliteitsvoedsel, voedselveiligheid, milieubescherming, en de bescherming van de biodiversiteit en het landschap, is het van wezenlijk belang om de hoogte van de vestigingspremies te herzien, die al sinds jaren niet zijn veranderd. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat deze premie hand in hand gaat met een bedrijfsplan, zodat de innovatieve geest van de jonge landbouwers niet wordt beteugeld.
Toch moeten we ons voor ogen houden dat ook de boeren van middelbare leeftijd met dezelfde problemen van doen hebben. Het is belangrijk dat dit alles niet ten koste van hen gaat of dat dit nadelig voor hun arbeidsmethodes is.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het aanmoedigen van jongeren om in de landbouwsector te werken is wezenlijk om de toekomst van de landbouwindustrie te waarborgen. De ondersteuning moet naar de nieuwkomers in de landbouwsector gaan, waartoe ook de jonge boeren behoren. Ik ondersteun de algemene lijn van het verslag van Veraldi over de toekomst van de jonge landbouwers in het kader van de lopende hervorming van het GLB en heb dienovereenkomstig gestemd.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De statistieken tonen aan dat de plattelandsbevolking in geheel Europa op eendere wijze afneemt en veroudert. Bovendien is het percentage van boerderijen in handen van jongeren enorm laag. Dit is een zorgwekkende trend die alle lidstaten betreft.
Jongeren beschouwen de landbouw niet als een beroepsmogelijkheid, omdat in veel gevallen zaken als de opvolging van boerderijen en de moeilijkheden in verband met het verkrijgen van kredieten niet opwegen tegen de voordelen van een nieuw begin.
Dit inzichtelijk verslag spreekt de meest belangrijke zaken aan die de jongeren ervan weerhouden om met de landbouw te beginnen, en stelt ook een paar praktische oplossingen voor om deze problemen af te handelen. Per slot van rekening moeten we, wanneer we de stabiliteit en de ontwikkeling van de Europese landbouwsector willen veiligstellen, de jongeren stimuleren om in de landbouw te werken en de hindernissen waarmee zij van doen hebben uit de weg ruimen.
Het verslag herkent ook dat de landbouw, net zoals andere moderne industrieën, concurrentieel en efficiënt moet zijn, zowel in staat om op de marktvraag te reageren alsook om zich eraan aan te passen. We moeten maatregelen nemen die in dit verband de jongeren ondersteunen en aanmoedigen, omdat de volgende generatie van boeren de sleutel is voor een dynamische en innovatieve Europese landbouwsector.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Slovakije heeft net zoals de andere nieuwe lidstaten van de EU een hoog aandeel aan plattelandsgebieden. De plattelandsgebieden maken bijna tachtig procent van het totale grondgebied van het land uit, en volgens de statistieken wonen in dit gebied meer dan 44 procent van de bevolking.
De huidige situatie in de levensmiddelenindustrie, de hoge prijzen voor levensmiddelen en de productie van levensmiddelen van goede kwaliteit zijn de grootste uitdagingen voor de Europese plattelandsgebieden. Het doet goed om te zien dat vooral de jonge landbouwers in de ecologische landbouw geïnteresseerd zijn. Dat biedt een zekere garantie dat de landbouw een toenemend aandeel in de verbetering van de plattelandsontwikkeling zal hebben.
De ondernemingsgeest in de landbouw heeft zijn eigen kenmerken en heeft met grotere risico’s te maken dan de ondernemingsgeest in andere economische sectoren. Veel jongeren denken dat het vanwege de hoge kosten onmogelijk is om een boerderijbedrijf op te zetten. De invoering van verschillende prikkels kan jonge landbouwers erbij helpen om hun bedrijf op te zetten of het (later) te moderniseren.
Ik heb voor het verslag van de rapporteur, de heer Donato Tommaso Veraldi, over de toekomst van de jonge landbouwers in het kader van de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gestemd, omdat ik er van overtuigd ben dat onze ondersteuning van de jonge boeren erbij zal helpen om het werkgelegenheidscijfer in de afgelegen Europese regio’s aanzienlijk te verbeteren en jongeren ervan zal afhouden om de plattelandsgebieden te verlaten.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar moet benadrukken dat amendement 35 voor mij onaanvaardbaar is en dat ik en de afvaardiging van de Britse Labour Partij tegen dit specifieke amendement zullen stemmen.
Een duurzame ontwikkeling van het platteland is de sleutel voor het in stand houden van ons landschap en de traditionele levenswijze van de plattelandsgemeenschappen. Beste leden, mag ik er u er bij het thema modulatie inderdaad aan herinneren dat we het alleen aan de geconcerteerde inspanningen van de leden van het Europees Parlement van de Britse Labour partij te danken hebben dat wij de prioriteiten weg van rechtstreekse betalingen naar een duurzame ontwikkeling van het platteland hebben gelegd.
De boeren moeten een sleutelrol spelen bij de zorg om de duurzaamheid en ontwikkeling van het platteland, maar ze zijn niet de enige personen die hierbij betrokken zijn, de reden waarom we amendement 35 niet kunnen ondersteunen.
Dit Parlement heeft er een gewoonte van gemaakt om voortdurend rechtstreekse betalingen aan boeren te eisen en zal zonder twijfel niet van deze koers afwijken wanneer we in de nabije toekomst over de gezondheidscontrole van het GLB debatteren. Ik denk dat degenen die eraan geloven dat we het beleid in dit opzicht moeten veranderen, weg van een stelsel dat ondoeltreffendheid beloont ten koste van een doeltreffende landbouw, degenen zijn die werkelijk in een duurzame ontwikkeling van het platteland geloven.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De veroudering van de landbouwbevolking, het verlaten van landbouwgrond en het voortdurend minder worden van het aantal jongeren dat in de landbouw werkt zijn recente ontwikkelingen van de laatste 20 jaren. Tijdens deze gehele tijd is de EU er niet in geslaagd om de problemen van de kleine en middelgrote landbouwers, vooral van de jongeren, aan te pakken. De maatregelen van de EU zijn onderdeel van haar anti-landbouwbeleid, dat erop is gericht om de productie te verminderen en het land te bundelen in de handen van een paar landbouwers die op grote schaal produceren. Dit zal tot een afnemen van de landbouwbevolking leiden en een weggang van het platteland, voor van jongeren.
Het verslag beperkt zichzelf op vaststellingen. Die maatregelen die het voorstelt vallen binnen het kader van dit beleid, zodat ze de werkelijke reden achter de problemen versluieren: het confrontatiebeleid van de EU. Dit beleid poogt samen met het tegen de landbouw gerichte GLB de winsten van de multinationale monopolies te bevorderen en te vergroten en een aanval te doen op de inkomsten van de kleine en middelgrote landbouwers. Het verslag levert actieve ondersteuning voor de gedeeltelijke herziening van het GLB die in 2003 werd doorgevoerd, de voorgestelde “health check” maatregelen van het GLB en de opname van de landbouweconomie in de tegen het volk gerichte Strategie van Lissabon van de EU.
Het ten val brengen van het tegen de landbouw, tegen het volk gerichte beleid van de EU is de enige oplossing waardoor de boeren in staat zijn om op hun land te blijven. Het zal een behoorlijk inkomen waarborgen in plaats van de doelen en de belangen van de multinationale monopolies te bevorderen.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. – (PL) Als lid van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU wil ik de heer Hutchinson complimenteren met zijn verslag dat ik volledig ondersteun. De werkzaamheden van deze Vergadering, en vooral de mogelijkheden voor rechtstreeks contact die het de parlementariërs van beide kanten biedt, dragen er aanzienlijk toe bij, dat de aanwezigheid van de Unie duidelijk te merken is in de meest afgelegen regio’s van Afrika, het Caraïbisch gebied en het gebied van de Stille Oceaan. De Vergadering houdt zich niet uitsluitend aan een streng actieplan, het is ook in staat om in geval van optredende crisissituaties en gebeurtenissen snel te reageren. Per slot van rekening neemt de Vergadering resoluties aan en besluiten die tot de het beschikbaar stellen van materiële en financiële steun van de Unie leiden. Dit soort steun is zeer sterk nodig en er wordt verlangend op gewacht, vooral in gebieden die door natuurrampen zijn getroffen.
Ik zou graag willen mededelen hoe verheugd ik over de organisatorische regelingen ben. De afwisselende vergaderingen in Europa en in landen van de ACS-regio stelt de leden van de Vergadering in staat om zich met de plaatselijke toestand vertrouwd te maken en deze beter te begrijpen. Ik ondersteun ook de regelingen voor workshops en informatie- en onderzoeksmissies die in samenhang met de Vergadering plaatsvinden. Ik wil vooral mijn ondersteuning onder woorden brengen voor het idee van een forum voor vrouwen, als mogelijkheid voor overleg en uitwisseling van goede praktijken inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ik geloof dat wanneer het Europees Parlement wil bereiken dat de ACS-landen het als een instelling waarnemen die de democratie bevordert, dat het zijn ogen niet mag dichtknijpen voor de ongerechtigheden waarmee de vrouwen in deze regio’s zo vaak te maken hebben.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Terwijl we het engagement en de deelname van de nationale parlementen en parlementariërs bij de onderhandelingen van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) met de landen van Afrika, het Caraïbisch gebied en het gebied van de Stille Oceaan toejuichen, zijn we van mening dat het ten aanzien van deze EPO’s ingenomen politiek standpunt niet mag worden beperkt tot het “proces”, zonder dat er inhoudelijke opmerkingen vallen.
Wanneer we deze zaak zo zouden aanpakken, dan zou dit een slinkse poging zijn om de aandacht van de wezenlijke kwestie af te leiden, dat wil zeggen van het voornemen van de EPO’s om door het inrichten van vrijhandelsovereenkomsten neokoloniale betrekkingen op te bouwen. Met deze overeenkomsten zullen de EU, de grote machten en hun grootste financiële en economische concerns deze landen dwingen om hun markten te openen, en zullen ze in staat zijn om hun goederen en diensten te verkopen, de grondstoffen van deze landen uit te buiten en om aan hen een op export gerichte productiewijze op te leggen, waardoor de soevereiniteit van deze landen wordt afgeschaft en hun ontwikkeling van de belangen van de EU afhankelijk wordt gemaakt.
Dat is de aard van het kapitalisme...
Wanneer het erom gaat te oogsten wat we hebben gezaaid, dan zullen onze kapitalistische bedoelingen voor het overgrote deel van de mensheid tot prijsverhogingen, werkloosheid, armoede, honger enzovoorts leiden.
Daarom moeten we nee tegen de EPO’s en tegen het neokolonialisme zeggen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van Hutchinson gestemd. Het werk dat dit Parlement tijdens de laatste tientallen jaren samen met de ACS-landen heeft verricht is iets waarop we als instelling met tevredenheid kunnen terugblikken.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Ik ben sinds mijn eerste zittingstermijn lid geweest van de Paritaire Parlementaire Vergadering van de ACS-EU. Het verslag van de heer Hutchinson over de werkzaamheden van de Vergadering in 2007 is naar ik geloof een uitvoerig relaas van zowel de over het afgelopen jaar behaalde successen en de uitdagingen waarmee we te maken hadden.
Ik denk dat het feit dat de vaste commissies nu ook verantwoordelijk zijn voor de follow-up van de resoluties werkelijk een stap in de juiste richting is. Het heeft ons de mogelijkheid gegeven tot een veel grondiger overleg dan voorheen in de formelere follow-up in de plenaire vergadering. Verder heeft de Vergadering een sleutelrol gespeeld bij het toezicht op de onderhandelingen inzake de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s): de interactie tussen de parlementariërs heeft de transparantie van het proces bevorderd en het eenvoudiger gemaakt om met de aangelegenheden van algemeen belang rekening te houden.
Naar mijn geloof hangt het met de aard van het werk samen dat de Parlementaire Vergadering zo’n belangrijke speler bij de ontwikkelingssamenwerking van de EU is geworden. Het versterken van de parlementaire dimensie en de nauwe samenwerking bij de follow-up procedure zullen ons meer en meer in staat stellen om de middelen van de EU rechtstreeks op de behoeften van de mensen te richten, en bijvoorbeeld ertoe bijdragen om de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling op het gebied van gezondheid en onderwijs te bereiken.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer ingenomen met het verslag van Alain Hutchinson over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering van 2007. Een grotere betrokkenheid van de parlementen en de burgermaatschappij kan erbij helpen om de betrekkingen tussen de EU en het ACS te verbeteren. Alleen door dit soort samenwerking kunnen we de kwaliteit en de doelstellingen van de ontwikkelingshulp verbeteren. Daarom heb ik voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.
Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. – (GA) Ik heb het verslag van de heer Hutchinson over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) van verleden jaar met genoegen ondersteund. Ik wil een paar onderwerpen uit dit verslag naar voren halen die werkelijk indruk op mij hebben gemaakt.
Het is gelukkig dat de rapporteur op de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) heeft gewezen. De Europese Unie moet de onderhandelingen en de ontwikkelingen goed in de gaten houden en de PPV heeft dit gedaan. Zoals door de rapporteur aangevoerd, moeten de PPV’s een centrale rol spelen bij de bewaking van de onderhandelingen en het scheppen van verbindingen tussen de twee partijen: de EU en de landen van het Zuiden.
Ik zou de rapporteur ook graag willen loven voor de opmerking die hij over Somalië als “vergeten crisis” heeft gemaakt. Somalië staat niet alleen, we hebben echter in de EU en het ACS de plicht om deze regio’s te ondersteunen, te helpen en onze aandacht erop te richten.
Daarnaast benadrukt het verslag het goede werk dat door de PPV is verricht, werk dat soms niet voldoende achting vindt.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) De rapporteur vestigt er terecht de aandacht op dat we een geschikt kader moeten opzetten voor een open, democratisch en inhoudelijk overleg dat erop gericht is om de economische partnerschapsovereenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie en de landen van het ACS te onderhandelen.
Een verder belangrijk aspect is een sterkere deelname van de nationale parlementen en maatschappijen van de afzonderlijke landen om de samenwerking tussen het ACS en de EU te vergroten. Van bijzonder belang moeten ook de regionale samenwerking en de integratie zijn. Handelingen die erop gericht zijn om de vrede te versterken moeten ook sterke ondersteuning krijgen, vooral in de landen van het ACS waar de politieke toestand onbestendig blijft.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU gestemd. Ik geloof dat het een goed plan voor de vaste commissie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU is om voor de follow-up van de resoluties te zorgen indien ze met de voor de desbetreffende gebieden verantwoordelijke functionarissen van de Commissie vergaderen. Tot op heden vond deze follow-up alleen in de plenaire vergadering plaats. Er liggen veel taken op de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU te wachten, die allemaal met de bevordering van de economische ontwikkeling van de ACS-landen van doen hebben.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor dit verslag gestemd dat een verdere belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling van Europa levert. Ik juich daarom het uitstekende werk dat door de heer Pitella is verricht toe, die duidelijk de voorstellen en beginselen onder woorden heeft gebracht die deze zeer belangrijke sector moeten regelen.
De harmonisering van de kredietmarkt is een verdere stap naar een enorm belangrijk doel: de voltooiing van een werkelijk geïntegreerde interne markt die poogt om de bestaande wettelijke verschillen tussen de lidstaten te overwinnen. De financiële diensten zijn van algemeen economisch belang, omdat ze zowel een sleutelrol in de economische ontwikkeling alsook bij de correcte tenuitvoerlegging van de doelstellingen van Schengen spelen.
Ik denk aan de burgers die grote moeilijkheden hebben om aan nauwkeurige informatie te komen, en aan de boetes bij beëindiging – vaak in vorm van hoge opzeggingspremies – waarmee gebruikers te maken krijgen wanneer ze van kredietinstituut willen wisselen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ofschoon het vandaag aangenomen verslag enkele positieve aspecten bevat, namelijk informatie over en vereenvoudiging van bepaalde bankprocedures voor consumenten, blijft de toegang tot deze diensten nog steeds in het kader van een geliberaliseerde financiële markt liggen, die natuurlijk het nastreven van winstmaximering ten doel heeft en niet de bescherming van de consument. Om deze reden hebben we ons van stem onthouden.
Het is niet voldoende om het recht op een bankrekening te waarborgen. We moeten ervoor zorgen dat de consumenten niet voor diensten moeten betalen met premies en andere soorten boetes. Vooral wanneer de mensen die het hardst getroffen worden toch al de financieel zwakkeren zijn, degenen met beperkte financiële middelen op hun rekening en weinig transacties of gewoonweg degenen die bankrekeningen hebben.
Het is belangrijk om de openbare dienst te waarborgen die ook in de financiële sector voorkomt, omdat we anders de sociale ongelijkheden nog erger zullen maken, wat een dramatische werking op de mensen met minder financiële middelen, op charitatieve instellingen en andere sociale organisaties zou hebben, ook op kleine en micro-ondernemingen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het door mij ondersteunde verslag van Pitella onderstreept het belang van de cultuur, de gebruiken en de taal voor de keus en de bescherming van de consument inzake financiële producten. De verschillende culturen, gebruiken en talen van de EU verdienen respect op alle werkgebieden van de Unie en zijn wezenlijk wanneer het werk van de Europese instellingen publieke ondersteuning wil krijgen.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik geloof dat het door de verantwoordelijke commissie en de heer Karas verrichte werk ons parlementair debat naar een volgend stadium brengt en tot opheldering zal bijdragen over de problemen die op dit gebied moeten worden aangepakt en opgelost. Verder ben ik erover verheugd dat er eindelijk bijzondere nadruk op de kleine exploitanten wordt gelegd, en niet alleen aan grote kapitaalbewegingen.
De financiële dienstensector staat niet alleen in dienst van de grote bedrijven die op Europees of intercontinentaal niveau handelen; het is net zo goed een belangrijk instrument voor iedereen die nieuwe bedrijfsplannen of –methodes boven de eigen lokale markt uit wil opzetten. De wetgevingshandelingen van de Europese Unie op hoog niveau zullen zonder twijfel tot sterkere concurrentie en lagere kosten voor de consumenten zorgen, met als positieve uitwerking voor de gebruiker een grotere keus tussen en een bredere toegang tot dit soort diensten.
Gezien het belang van deze sector en de voordelen die een betere wetgeving op dit gebied teweeg zou brengen, ben ik er blij over dat het Parlement dankzij die verslag eindelijk in staat zal zijn om de passende maatregelen naar voren te brengen, met directe voordelige gevolgen voor de consument.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De liberalisering van de financiële diensten voor consumenten in de interne markt is het meest recente voorstel van de Europese Commissie dat uitgaat van de in de Strategie van Lissabon vastgelegde liberaliseringen. Het is weer een volgende stap in de richting om volledige liberalisering van de diensten in de Europese Unie te bereiken.
Als gevolg daarvan, en uitgaand van andere initiatieven, wordt nu de liberalisering van verscheidene financiële diensten voor particulieren voorgesteld, vooral van bankproducten, verzekeringen en pensioenen. Het doel is om alles uit de weg te ruimen dat als een beperking zou kunnen gelden, waarbij de oude argumenten van lagere prijzen en grotere keuzemogelijkheden voor de consumenten weer worden aangevoerd, waarbij de ervaring eerder leert dat er precies het tegendeel gebeurt. Het zijn de grote bedrijven die geleidelijk aan hun winsten verhogen door middel van duurdere diensten voor de consumenten.
Alhoewel we verheugd zijn dat het door onze Fractie ingediende amendement werd aangenomen, – aangezien er bij de verkoop van spaar- en renteproducten toch een plicht tot bijzondere verantwoordelijkheid van toepassing moet zijn, omdat de beslissingen die de consumenten in dit opzicht nemen, normaal gezien voor hen besluiten van groot belang zijn en slechts één keer in het leven worden genomen – blijft het een feit dat het grootste gedeelte van het verslag negatief is. Daarom hebben we tegen het verslag gestemd.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, waarop de rapporteur terecht heeft gewezen, is er voor een markt vraag en aanbod nodig. Dit schijnt bij een markt voor grensoverschrijdende financiële diensten voor consumenten echter niet het geval te zijn . Het verslag is gebaseerd op de veronderstelling dat het toestaan van aanbod wel tot bevordering van de vraag zal leiden.
Ook wanneer we allen graag zouden willen profiteren van goedkopere kredieten en winstgevendere beleggingen, is het onwaarschijnlijk dat een Italiaan morgen naar een Deense of Cypriotische bank zal gaan om een krediet voor zijn huis of auto te nemen. We weten allen waarom: de taalproblemen, de gerechtvaardigde bezorgdheid over de risico’s, de onzekerheid over de belastingregelingen, enzovoorts. Bij de rapporteur die het belang van het vertrouwen, de nabijheid en de persoonlijke betrekkingen voor de consument benadrukt, bestaan hierover geen illusies.
Dit verlangen om zo’n markt op kunstmatige wijze te scheppen is niet in staat om een van de hoofddoelen van deze manoeuvre te verbergen: de staten te dwingen om hun belastingen en verordeningen te harmoniseren zodat ze op alle eventualiteiten of op het opleggen van een 28e rechtsorde voorbereid zijn, een supranationale orde, voor de goede orde begeleid door de aanneming van de euro door de landen die hem verworpen hebben, waardoor ze in staat zouden zijn om volledig aan deze hypothetische markt deel te nemen.
We kunnen deze voorstellen niet ondersteunen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van Karas over financiële diensten voor consumenten in de interne markt gestemd. Mijn eigen land, Schotland, is de zetel voor een aantal financiële maatschappijen van wereldniveau en deze kunnen van de toegang op de gehele interne markt profiteren. Toch moeten we respect blijven houden voor de verschillende financiële culturen en tradities in de naties van de EU en ik geloof dat het verslag van Karas evenwichtig is, omdat het de subsidiariteitsbehoefte op dit gebied erkent.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag “over het Groenboek voor financiële diensten voor de consumenten in de interne markt” gestemd, omdat de toegang van de consumenten tot grensoverschrijdende financiële diensten voor consumenten een belangrijke factor voor de versterking van de interne markt is, onder de voorwaarde dat er een hoge mate aan bescherming van de consumenten wordt veiliggesteld.
Het is nodig om met vereende nationale en Europese inspanningen inlichtingscampagnes voor consumenten met betrekking tot de grensoverschrijdende financiële diensten te ontwikkelen.
Roemenië moet het bewustzijn en de kennis van de consumenten over het verhaalsnetwerk voor geschillen over financiële diensten FIN-NET bevorderen, dat een centrale rol vervult bij de coördinatie van de voor het publiek bestemde informatie inzake de toegang tot verhaal- en alternatieve beslechtingsprocedures, vooral voor de grensoverschrijdende financiële dienstverleningen.
Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. – (GA) Ik ondersteun de verslagen van de heren Karas en Pitella volledig, en tevens hun inspanningen voor een effectievere en toegankelijkere werkwijze van de banksector voor de particuliere consument en de kleine ondernemingen. Ik ben het vooral eens met het artikel in het verslag van de heer Karas dat de zelfregulering benadrukt in plaats van nieuwe wetgeving in te voeren. Wetgeving is niet altijd het antwoord; ieder geval moet zorgvuldig worden onderzocht en overwogen en het concurrentievermogen en de duurzaamheid van elke sector moeten goed in de gaten worden gehouden. Het is vaak te zien dat iets dat van voordeel voor de sector is ook van voordeel voor de consument zal zijn.
Ik heb echter een enorm probleem met één artikel in het verslag van Karas, waarin hij het over de verschillen tussen de belastingwetgevingen in de verschillende lidstaten heeft. Het lijkt me dat dit artikel kritiek levert op het subsidiariteitsbeginsel en volledig de plank misslaat. Het is aan de afzonderlijke landen om over hun eigen belastingtarieven te beslissen en deze tarieven zorgen in de interne markt niet voor minder maar in tegendeel tot meer mededinging.