Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1084k
Maandag 16 juni 2008 - Straatsburg Uitgave PB
1. Hervatting van de zitting
 2. Verklaringen van de Voorzitter
 3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 4. Samenstelling fracties: zie notulen
 5. Parlementaire immuniteit: zie notulen
 6. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 7. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
 8. Ingekomen stukken: zie notulen
 9. Opgave van financiële belangen: zie notulen
 10. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
 11. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 12. Verzoekschriften: zie notulen
 13. Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen
 14. Aanwijzing commissies: zie notulen
 15. Wijziging interinstitutioneel nummer: zie notulen
 16. Verzoek om urgentverklaring: zie notulen
 17. Regeling van de werkzaamheden
 18. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
 19. Herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen (debat)
 20. Milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid (debat)
 21. Versterking van het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen (debat)
 22. 1 juli 2008, veertig jaar douane-unie
 23. Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (debat)
 24. Wijziging van de agenda: zie notulen
 25. Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (voortzetting van het debat)
 26. Effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen (debat)
 27. Beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika (debat)
 28. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 29. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

(De vergadering wordt om 17.00 uur geopend)

 
1. Hervatting van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op 5 juni 2008 werd onderbroken, te zijn hervat.

 

2. Verklaringen van de Voorzitter
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dames en heren, ik wil graag twee verklaringen afleggen. De tweede daarvan wordt op haar verzoek uitgesproken namens de Conferentie van voorzitters.

De uitkomst van het referendum van 12 juni 2008 in Ierland plaatst de Europese Unie voor een van de moeilijkste opgaven in haar geschiedenis. Het Hervormingsverdrag van Lissabon, voortgekomen uit het Grondwettelijk Verdrag dat tijdens openbare zittingen was opgesteld door een conventie van leden van nationale parlementen en het Europees Parlement, dient om de Europese Unie democratischer, doeltreffender en transparanter te maken. Het versterkt het Europees Parlement, geeft nationale parlementen meer verantwoordelijkheid voor de vormgeving van het EU-beleid, biedt de burgers van de Europese Unie de gelegenheid om initiatieven in te dienen bij de Europese instellingen en waarborgt de rol van de lokale overheid.

Het Verdrag van Lissabon is het antwoord op de publieke kritiek op de tekortkomingen van de Europese Unie. Het Verdrag brengt de Europese Unie dichter bij haar bevolking. Er kan geen twijfel over bestaan dat de uitvoering van het Hervormingsverdrag een absoluut vereiste is als de Europese Unie in de eenentwintigste eeuw wil staan voor haar waarden en belangen. Zonder de hervormingen die het Verdrag van Lissabon mogelijk maakt, is de toetreding van andere landen tot de Europese Unie nauwelijks voorstelbaar.

Wij doen een beroep op de deelnemers aan de EU-top, aanstaande donderdag en vrijdag in Brussel, om elke geëigende stap te zetten om het Hervormingsverdrag uit te voeren. Het ratificatieproces moet zonder reserve worden voortgezet. Wij dringen er bij de Ierse regering op aan van haar kant voorstellen te doen voor vormen van samenwerking waarmee we deze moeilijke periode in het politieke leven van Europa te boven kunnen komen.

Het Europees Parlement zal met alles wat in zijn vermogen ligt en met geestdriftige bezieling trachten aan deze uitdagingen te voldoen. Wij verwachten dat de Europese Commissie en de regeringen van alle lidstaten hetzelfde doen. Ook verwachten wij dat zij het Europees Parlement volledig bij hun inspanningen zullen betrekken. Ons doel blijft de tijdige inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vóór de verkiezing van het Europees Parlement in juni 2009. Met uw instemming zal ik deze beginselen resoluut verdedigen bij de Europese Raad in Brussel op 19 en 20 juni.

(Applaus)

Het debat met de Raad en de Commissie vindt op woensdagochtend plaats. Het is niet de bedoeling de zaak nu te bespreken. Het debat over de voorbereiding van de Europese Raad op woensdagochtend is het logische moment om de zaak te bespreken in aanwezigheid van de leiders van de Raad en de Commissie.

We zullen een zeer gestructureerd debat moeten voeren; ik heb u deelgenoot gemaakt van mijn vaste overtuigingen ter zake. Een andere reden waarom ik dat nu heb gedaan is dat een voormalig Voorzitter van het Europees Parlement, Simone Veil, aanstaande woensdag in Spanje een hoge onderscheiding krijgt uitgereikt en mij persoonlijk heeft gevraagd de laudatio uit te spreken. Ik kon niet anders dan aan haar verzoek voldoen en ik wilde er zeker van zijn dat u op de hoogte was van mijn persoonlijke opvattingen over de gebeurtenissen in Ierland en de uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd.

De Conferentie van voorzitters heeft mij gevraagd een verklaring af te leggen over het Midden-Oosten. Een veertienkoppige delegatie van onze werkgroep voor het Midden-Oosten, geleid door Véronique De Keyser en Annemie Neyts-Uyttebroeck, heeft Israël en Palestina bezocht van 30 mei tot 2 juni 2008. Tijdens haar bezoek heeft de delegatie de praktische uitvoering beoordeeld van de doelstellingen die publiekelijk zijn uitgesproken in een gezamenlijke verklaring van alle partijen die deelnamen aan de conferentie van Annapolis, zes maanden geleden, in het kader van het streven naar een tweestatenoplossing voor het einde van dit jaar. Tot de belangrijkste aandachtspunten behoorden de versterking van de veiligheidstroepen door de Palestijnen zelf, de kwestie van de ontwikkeling van nederzettingen, in het bijzonder rond Jeruzalem, economische ontwikkeling, de beperkte bewegingsvrijheid op de Westelijke Jordaanoever en tot slot de humanitaire situatie in de Gazastrook, die is afgesloten en onderworpen aan internationale sancties.

Het delegatieverslag, unaniem aangenomen door de representatief uit meer partijen samengestelde delegatie, is vorige week gepresenteerd in aanwezigheid van de Commissie en de Raad en vervolgens doorgestuurd naar de Conferentie van voorzitters. Het schetst een deprimerend beeld. Hoewel er enige bemoedigende voortgang is geboekt, heeft deze slechts een sectoraal bereik en een beperkt effect. De gebeurtenissen in het algemeen geven geen aanleiding tot optimisme. Zoals de zaken er nu voorstaan zijn de ambitieuze doelen van Annapolis nauwelijks haalbaar.

De delegatie was unaniem in haar opvatting, die werd gedeeld door de Conferentie van voorzitters, dat de blokkade van de Gazastrook moet worden opgeheven, dat gecontroleerd grensoverschrijdend verkeer van personen en goederen weer moet worden toegestaan en dat het geweld moet worden ingedamd.

Ook op de Westelijke Jordaanoever moet een nieuwe koers worden gevaren waarmee de geloofwaardigheid van de Palestijnse Autoriteit wordt vergroot en de voorwaarden voor duurzame economische ontwikkeling stelselmatig worden vastgelegd. Het Israëlische beleid van permanente deling en geografische scheiding moet worden afgewezen. Net als de Amerikaanse regering, die deze mening gister liet horen bij monde van minister van Buitenlandse zaken Condoleezza Rice, roepen wij op een einde te maken aan de verdere verspreiding van nederzettingen, in het bijzonder in Oost-Jeruzalem.

Wij geloven dat niemand het recht heeft de in Annapolis overeengekomen verplichtingen te ontlopen. De Israëliërs en Palestijnen hebben zich verplicht tot onderhandelingen in goed vertrouwen en in een geest van verzoening. Zij moeten dit pad opnieuw en rigoureus vervolgen. Zij moeten de moed en de kracht tonen om hun politiek te vernieuwen. Het is aan ons Europeanen om onze partners bij dit proces te vergezellen en te steunen. Het Europees Parlement zal zijn verantwoordelijkheid vastbesloten uitoefenen.

De betrekkingen van de Europese Unie met Israël en de Palestijnse Autoriteit moeten zich zodanig ontwikkelen dat zij het algehele vredesproces bevorderen. Het proces van Barcelona – op weg naar een unie voor het Middellandse Zeegebied – zou een aanvullende factor kunnen zijn in de pogingen om vrede te bewerkstelligen. Het Europees Parlement verwacht naar behoren te worden geraadpleegd in het kader van de Europese zoektocht naar vrede in het Midden-Oosten.

Terwijl wij hier vergaderen gaan de vissers van de Gazastrook de zee op. Als gevolg van de blokkade heeft de milieuvervuiling een verontrustend niveau bereikt. Zij bedreigt het inkomen van de bemanningen van de vissersboten en die protesteren ertegen. Zij protesteren voor hun recht op visvangst, op hun broodwinning en op een leven in vrijheid en vrede. Onze delegatie heeft beloofd de vissers te steunen. Laat mij daarom namens ons allen de solidariteit van het Europees Parlement met deze vissers uitspreken.

Ik dank u, dames en heren, voor het beluisteren van mijn eigen verklaring en van deze tweede verklaring op verzoek van de Conferentie van voorzitters.

 

3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

4. Samenstelling fracties: zie notulen

5. Parlementaire immuniteit: zie notulen

6. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen

7. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen

8. Ingekomen stukken: zie notulen

9. Opgave van financiële belangen: zie notulen

10. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen

11. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

12. Verzoekschriften: zie notulen

13. Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen

14. Aanwijzing commissies: zie notulen

15. Wijziging interinstitutioneel nummer: zie notulen

16. Verzoek om urgentverklaring: zie notulen

17. Regeling van de werkzaamheden
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − De definitieve ontwerpagenda voor deze vergaderperiode is rondgedeeld. De volgende wijzigingen zijn voorgesteld:

Met betrekking tot de maandag/donderdag:

Geen wijzigingen.

Met betrekking tot de woensdag:

De IND/DEM-Fractie heeft een verzoek ingediend om het debat over de voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad als volgt te benoemen: “Voorbereiding van de Europese Raad na het Ierse referendum”.(1)

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen voorstellen het agendapunt “Voorbereiding van de Europese Raad” uit te breiden tot “Voorbereiding van de Europese Raad na het Ierse referendum”.

 
  
  

(Het Parlement betuigt zijn instemming)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben zojuist de titel van het debat gewijzigd en vanwege de implicaties – waarover de meningen uiteenlopen – van het besluit in Ierland zou het redelijk zijn om het Huis enige tijd te geven om deze problemen te bespreken. Daarom stellen wij voor het tweede punt op de ochtendagenda te verplaatsen naar de middag. Ik weet dat we daardoor in de middag krap in de tijd komen te zitten, maar gezien de urgentie en het belang van deze vergadering van de Raad is uitstel toch verstandig. We zouden er geen bezwaar tegen hebben één of twee punten uit te stellen tot een latere vergadering, maar op dit moment is ons voorstel de gehele ochtend te besteden aan de materie van het hernoemde debat om ons voldoende tijd te geven om de zaak te bespreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voormalig rapporteur over het Verdrag van Lissabon steun ik dit voorstel van harte. Wij moeten een breed debat voeren om te laten zien dat we niet alleen naar de opvattingen van de Ierse bevolking luisteren, maar ook naar de opvattingen die te horen zijn in de andere lidstaten, waarvan de meeste, zo niet alle, willen doorgaan met dit Verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Fraga Estévez , namens de PPE-DE-Fractie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Lissabon en de gebeurtenissen in Ierland zijn erg belangrijk maar mogen de discussie over een onderwerp als de visserij niet in de weg staan.

Ik moet zeggen dat veel afgevaardigden niet erg geïnteresseerd zijn in visserij. Maar als de visserij ooit een echte crisis heeft doorgemaakt, is het wel de crisis die de sector momenteel beleeft.

Op 23 juni neemt de Europese Raad van Visserijministers een reeks besluiten over de conjuncturele en structurele crisis in de visserijsector. Ik denk niet dat de visserijsector in de Europese Unie het zou begrijpen als dit Parlement niet de tijd zou nemen om het probleem te bestuderen en er een standpunt over te bepalen.

Ik verzoek daarom de fracties enige gevoeligheid te tonen en voor eens en altijd bij te dragen aan een goed debat over de crisis in de visserijsector.

 
  
  

(Het Parlement betuigt zijn instemming)

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag twee vragen stellen.

De eerste is dezelfde vraag die de heer Swoboda heeft gesteld, die om meer tijd vroeg voor het debat over de Europese Raad en de referendumkwestie.

De tweede vraag is of we het debat over de olieprijzen moeten losmaken van het visserijdebat dan wel één debat moeten voeren over beide kwesties.

Het zijn twee afzonderlijke vragen. Ik stel voor dat u eerst de vraag over de spreektijd voor het debat over de Europese Raad behandelt en dan pas de vraag over de visserij.

 
  
  

(Het Parlement betuigt zijn instemming met het eerste voorstel en verwerpt het tweede)

(De agenda wordt aldus vastgesteld)

 
  

(1)Overige aanpassingen van de agenda: zie notulen.


18. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb heel aandachtig geluisterd naar uw woorden over het nee van de Ierse kiezers. Ik sta volledig achter uw verklaring over de noodzaak om het ratificatieproces voort te zetten.

Het is inderdaad verbijsterend dat het Ierse nee op een tijdstip komt waarop de EU in toenemende mate democratisch, transparant en doeltreffend is. Toch, mijnheer de Voorzitter, moeten we de boodschap ontcijferen uit de factoren die de negatieve stemming hebben ondersteund. De Ierse burgers hebben hun besluit genomen en gebruik gemaakt van hun democratische recht, maar dit nee is ook een oproep aan ons om enige constructieve zelfkritiek uit te oefenen. Ik stel voor deze zelfkritiek op twee punten te concentreren: ten eerste worden wij gebombardeerd, mijnheer de Voorzitter, door overregulering van de kant van de Commissie; ten tweede kunnen wij, het Europees Parlement, ons niet bezighouden met elk juridisch detail binnen deze overregulering.

Mijnheer de Voorzitter, ik ken uw toewijding aan de Europese zaak en doe een beroep op het Europees Parlement om zich tegen deze moeilijkheden opgewassen te tonen als politiek lichaam, als corps politique, als verzamelpunt voor de uitgesproken richtingen in het proces van Europese eenwording.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dank u voor uw woorden van aanmoediging, mijnheer Papastamkos, maar ik moet u ook vragen u te houden aan de maximumtijd van één minuut die is gereserveerd voor het afleggen van een stemverklaring. Bovendien heb ik begrepen dat u het woord wilde voeren over een ander onderwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, hoewel er tijdens de vorige vergadering geen tijd was voor mijn spreekbeurt en er sindsdien een maand is verstreken, meen ik te moeten vermelden dat het op 12 mei Werelddag voor Fibromyalgie en CVS (chronisch vermoeidheidssyndroom) was, gewijd aan twee ziekten die vooral vrouwen treffen.

Beide aandoeningen zijn genderspecifiek en moeilijk te diagnosticeren en krijgen weinig middelen toebedeeld voor onderzoek en behandeling. Ze veroorzaken vaak problemen op het werk omdat mensen niet begrijpen hoe ze de vermogens van patiënten aantasten en hen arbeidsongeschikt maken.

We moeten deze situatie serieus nemen en met spoed de oorzaken van deze ziekten proberen te ontdekken, intensievere behandeling aanbieden en de resultaten vergelijken, maar ook het maatschappelijk bewustzijn verhogen en meer voorlichting geven over de sociale, juridische en werkgelegenheidsgevolgen.

Patiënten moeten niet het gevoel krijgen dat wij hen in de kou laten staan. Dat zijn we aan onze burgers verplicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Metin Kazak (ALDE). - (BG) Het naderende Franse voorzitterschap van de Europese Unie komt op een cruciaal tijdstip voor het integratieproces op het oude continent. Onderwerpen als de strategie voor duurzame ontwikkeling, het Europese immigratiepact, de Europese defensie en de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn van levensbelang voor Europa. Maar de belangrijkste vraag is thans hoe de hervorming van de Unie kan worden voortgezet en het integratieproces kan worden verdiept in de nasleep van het Ierse nee.

De Ierse afwijzing van het Verdrag van Lissabon stelt opnieuw de gemeenschappelijke bereidheid van de Europeanen op de proef om de uitdagingen van de globalisering samen het hoofd te bieden. Als een van de oprichters van de Europese Unie heeft Frankrijk en met name zijn president Nicolas Sarkozy de taak om de inspanningen van alle 27 lidstaten opnieuw te bundelen en een juridische formulering en een actieplan te vinden dat een uitweg biedt uit de Lissaboncrisis, want als we die niet oplossen lopen we het risico dat centrifugale en nationalistische gevoelens de overhand krijgen en het proces van verdere uitbreiding van de Europese Unie tot staan brengen. Dit beslissende moment vergt van ons dat we ons van deze bedreigingen bewust zijn, onze verantwoordelijkheid nemen en de verwachtingen waarmaken van de meerderheid van de Europese burgers voor wie de Ode aan de Vreugde al wel een tweede volklied is geworden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag wil ik iets zeggen over een incident dat onlangs in Warschau heeft plaatsgevonden. Iemand die nauw verbonden is met de Chinese ambassade in Polen viel een vrouw aan die het oppositietijdschrift The Epoch Times verspreidde. Soortgelijke incidenten doen zich al enige tijd voor in New York, waar aanhangers van Falun Gong en vreedzame demonstranten voor Tibet zijn aangevallen door groepen die zijn georganiseerd vanuit het Chinese consulaat.

Als soortgelijke praktijken in andere landen beginnen plaats te vinden, hebben we te maken met een flagrante schending van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer uit 1961. Bovendien blijft het Chinese regime, ondanks het feit dat het al het mogelijke doet om zich tijdens de Olympische Spelen van zijn positieve kant te laten zien, alle groepen vervolgen die een niet-communistische ideologie vertegenwoordigen. Het gaat zelfs nog verder want het verdubbelt zijn inspanningen en exporteert ze nu naar het grondgebied van democratische westerse naties.

Daarom roep ik de autoriteiten van de EU en de lidstaten op de situatie nauwkeurig te volgen en krachtig in te grijpen als de door mij beschreven omstandigheden zich opnieuw voordoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL).(EL) Mijnheer de Voorzitter, de Raad Algemene Zaken vergadert vandaag. Ik weet nog niet wat de uitkomst zal zijn, maar een van de onderwerpen die aan de orde komen is het voorstel om de betrekkingen van de EU met Israël op een hoger plan te brengen.

Bovendien demonstreren de vissers van de Gazastrook vandaag tegen de onmenselijke maatregelen die de Israëlische regering hun oplegt. Israël verbiedt hen niet alleen te vissen in zijn open zeewateren maar onthoudt hun ook de noodzakelijke brandstof, zodat zij gedwongen zijn te vissen in de ondiepe wateren waarin ongezuiverd rioolwater wordt geloosd. Deze situatie dreigt direct en op verontrustende schaal tot epidemieën te leiden.

Ik breng u, mijnheer de Voorzitter, het verzoek van deze vissers aan de EU over om in deze omstandigheden niet verder te gaan met opwaardering van de betrekkingen met Israël.

Een andere reden waarom deze uitbreiding van de betrekkingen nu niet zou moeten plaatsvinden, vooral voor ons als leden van het Europees Parlement, is het feit dat Israël onlangs opnieuw heeft getoond zelfs onze mensenrechten niet te eerbiedigen. Israëlische troepen probeerden met geweld vreedzame demonstraties tegen de bouw van de racistische scheidingsmuur te onderdrukken. Daarbij verwondden zij demonstranten, onder wie ons collega-lid Luisa Morgantini.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitar Stoyanov (NI). - (BG) In dit Huis, bij de Commissie en in Bulgarije wordt veel gesproken over de bestrijding van corruptie in de hogere echelons van overheden. Maar “corruptie” is niet zomaar een woord dat op zichzelf staat. Er gaan echte mensen achter schuil. Ik wil u laten zien hoe de officiële corruptie aan de top er in Bulgarije uitziet.

Gisteren publiceerde het grootste Bulgaarse dagblad foto’s van de leider van de etnisch Turkse partij MRL, Ahmed Dogan, die drie jaar geleden het mandaat kreeg om de Bulgaarse regering te formeren. Deze schokkende beelden laten zien dat Dogan in een enorm serail woont dat is geregistreerd als viersterrenhotel en dat hij daar baadt in luxe. Ditzelfde individu, Dogan, heeft de uitspraak op zijn naam staan dat zijn partij wordt omringd door een kring van bedrijven en dat het kopen van stemmen een Europese gewoonte is. Hij vertelde aan de krant Trud dat zijn hoofdbezigheid het leiden van zijn zakelijke activiteiten is, iets wat wettelijk verboden is zolang hij lid is van het Bulgaarse parlement.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren van dit Huis, leden van de Commissie, Dogan is een van de hoofdvampiers van de corruptie in Bulgarije. De vernietiging van dit monster moet beginnen met een onderzoek naar Ahmed Dogans kring van bedrijven en zijn eigen activiteiten.

Mijnheer de Voorzitter, ik geef u de krant zodat u zelf over de zaak kunt lezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de 862 415 Ieren gelukwensen die bij het referendum van afgelopen donderdag nee hebben gezegd tegen het Verdrag van Lissabon. Zij hebben gekozen voor vrijheid, democratie en gezond verstand. Zou het Britse volk een referendum worden toegestaan, dan zou het ongetwijfeld in nog grotere aantallen tegenstemmen dan de Ieren. Als ze de kans kregen zouden vele andere Europese naties ook nee zeggen, net als de Fransen en Nederlanders in 2005.

Met adembenemende arrogantie en minachting voor de democratie is de Europese politieke elite van plan verder te walsen op weg naar ratificering van het Verdrag. Het Verdrag is dood maar de EU weigert het te begraven. De blijvende liefde van de EU voor het Verdrag is een daad van politieke necrofilie. Maar het lichaam begint te stinken en hoe langer het boven de grond blijft, hoe erger de stank zal worden. We moeten het Verdrag begraven. Het vervuilt de politieke lucht.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Batten, uw vergelijking is volkomen ongepast, als ik mijn eigen mening mag geven. U bevindt zich in een parlement dat in hoge mate leeft. Als dit parlement niet zou kunnen praten zou u het als levend wezen niet hebben kunnen toespreken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Pál Schmitt (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik zal in het Hongaars spreken. In Slowakije heeft het parlement een nieuwe onderwijswet aangenomen en het enige dat nodig is om deze in werking te doen treden is de handtekening van de Slowaakse president. De nieuwe wet houdt in dat plaatsnamen en historische figuren in geschiedenisboeken voor leerlingen en studenten met Hongaars als moedertaal voortaan moeten voldoen aan de Slowaakse spellingregels, met voorbijgaan aan onze eeuwenoude historische en linguïstische tradities. De nieuwe wet vormt een ernstige inbreuk op het recht van de Hongaarse gemeenschap in Slowakije om haar eigen taal te gebruiken. Slowakije heeft in 2001 het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden ondertekend en geratificeerd. Commissaris Leonard Orban zelf meent dat ruimte bieden aan moedertalen van nationale minderheden een zaak van strategisch belang is. In dit Europees Jaar van de interculturele dialoog is het betreurenswaardig en onaanvaardbaar dat Slowakije optreedt op een wijze die ingaat tegen de Europese praktijk. In plaats van de rechten van minderheden te verruimen, doet het precies het tegengestelde en worden die rechten beknot. Als gevolg van het Verdrag van Trianon zijn enkele duizenden Hongaarssprekende nederzettingen buiten de landsgrenzen terechtgekomen en wij hebben het recht deze plaatsen bij hun Hongaarse naam te noemen. Linguïstische diversiteit is onderdeel van het Europese culturele erfgoed en een unieke schat die we allen verplicht zijn te beschermen. Ik dank u voor de gelegenheid om het woord te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de vroege morgen van 8 juni pleegde de terroristische beweging ETA een aanslag op het kantoor van het dagblad El Correo terwijl er vijftig medewerkers in het gebouw aanwezig waren om de zondagskrant samen te stellen. Gelukkig raakte er niemand gewond, maar er was aanzienlijke materiële schade.

Ik zou het op prijs stellen als u een boodschap van solidariteit doet uitgaan. Ik wil echter ook de dringende noodzaak uitspreken en in deze Kamer laten vastleggen om het door de ETA gepleegde terroristische geweld tegen de media uit te roeien en om de volwaardige uitoefening van de vrijheid van meningsuiting te garanderen. Dit is voor Europeanen een goede reden om steun te geven aan het Verdrag van Lissabon, dat het mogelijk zal maken een gemeenschappelijk beleid voor justitie, veiligheid en antiterrorisme te ontwikkelen en niet langer uitsluitend afhankelijk te zijn van bilaterale en intergouvernementele samenwerking. Onze solidariteit zou daarom ook moeten worden uitgesproken ter ondersteuning van de ratificering van het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mevrouw Ayala Sender, omdat u mij persoonlijk hebt aangesproken, wil ik zeggen dat wij een gemeenschap zijn die is gebaseerd op solidariteit en dat solidariteit in alle gevallen geldt, ook in het onderhavige. Ik dank u dat u dat waardeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktória Mohácsi (ALDE). - (HU) Dames en heren, tijdens de vorige plenaire zitting heeft onze fractieleider, Graham Watson, het Parlement één minuut toegesproken over de gruweldaden die in Italië tegen Roma werden gepleegd. Ook vandaag moet ik u helaas informeren over soortgelijke incidenten, ditmaal in mijn eigen land Hongarije. Een paar weken geleden wierpen drie militieleden in het dorp Pátka, 70 kilometer van Boedapest, een twaalftal molotovcocktails naar drie huizen waarin Roma woonden. Op 16 april bestookten onbekenden in het dorp Fadd in het Hongaarse district Tolna twee huizen met molotovcocktails. Een week geleden is mijn eigen collega in Nyíregyháza aangevallen door extremisten die “Vuile zigeuner, ons land uit!” riepen. De meeste inwoners van Pátka houden staande dat de milities onschuldig zijn, ook al heeft een van de verdachten zijn betrokkenheid bekend. Desondanks werd op vrijdag gedemonstreerd door rond 150 mensen in uniform die nazibeginselen riepen en hebben onbekenden met capuchons later opnieuw geprobeerd een aanslag uit te voeren in aanwezigheid van 100 man oproerpolitie. Ook ik was daarbij aanwezig. Tegelijkertijd weigerde de politie de identiteit vrij te geven van degene die bij het incident in Pátka gewond was geraakt. In Italië leven onze mede-EU-burgers in gevangenissen die zijn gereserveerd voor vluchtelingen; ook zij zijn uiteraard Roma. Commissaris Barrot, ik hoop dat als uw nieuwe kabinet is gevormd ook wij, Roma, de veiligheid zullen kunnen genieten die de democratie van de Europese Unie biedt, en dat de definitie van het EU-burgerschap evenzeer voor mij en mijn kinderen zal gelden als voor mijn medeburgers die geen Roma zijn. Ik dank u zeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, zelfs in situaties waarin de problemen volkomen duidelijk zijn moet bij de oplossingen rekening worden gehouden met de context en de samenhang van verschillende doelen, het belang van de zaak in kwestie en de kosten die met het bereiken van de doelen gepaard gaan. In elk geval, vooral wanneer het de levens van miljarden mensen raakt, zoals de klimaatverandering, is het belangrijk bij het oplossen van het probleem te handelen met gematigdheid, gezond verstand en enige mate van eerlijkheid.

Ik zie niets eerlijks in het voorstel om de uitstoot van koolstofdioxide te verminderen. Twee zaken zijn in dit opzicht bijzonder stuitend: ten eerste dat hoog ontwikkelde landen die tot nu toe verantwoordelijk zijn voor een groot gedeelte van de koolstofdioxide-emissies en voor veel vervuiling maar die over betere technologische mogelijkheden beschikken, op dezelfde manier worden behandeld als minder ontwikkelde landen, vooral die waarvan de economie is gebaseerd op steenkool; ten tweede dat producenten van grote auto’s, waarbij het gemakkelijker is om de uitstoot van koolstofdioxide met twintig procent te verminderen, op dezelfde manier worden behandeld als de producenten van auto’s met kleine motoren en minder emissie, waarbij reductie tot hogere kosten leidt. Het lijkt alsof niet de gevolgen van de klimaatverandering maar zakelijke overwegingen hier het zwaarst wegen.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de bijen in Europa dreigen binnen tien jaar uit te sterven. Ziekten en virussen hebben al een derde van de kolonies in Amerika uitgeroeid en bedreigen nu die van ons. De Amerikaanse situatie geeft een gevaarlijk beeld van wat ons in Europa te wachten kan staan als we nu niet handelend optreden. Minstens zeventig gewassen die een aanzienlijke bijdrage leveren aan de economie in het algemeen zijn rechtstreeks afhankelijk van bestuiving door bijen.

De Verenigde Staten moeten bijen importeren om de verliezen te compenseren. In het huidige klimaat kan ernstig worden getwijfeld aan het vermogen van de EU om voldoende te produceren om aan de vraag naar voedsel te voldoen en zouden de gevolgen van een soortgelijke uitbraak hier rampzalig zijn.

Bijenhouders in heel Europa zijn bekend met het gevaar van de varroamijt, die bijenkolonies decimeert. Ook kampen zij met Colony Collapse Disorder (CCD), waarbij bijenkorven systematisch worden verlaten en de bijen in feite van de aardbodem verdwijnen.

We zullen op dit gebied voor financiering en gedegen wetenschappelijk onderzoek moeten zorgen. De Britse regering stelt momenteel slechts 250 000 pond beschikbaar voor bijenonderzoek. Dat is een druppel op een gloeiende plaat voor een dergelijk belangrijk probleem. Bijen zijn een integraal onderdeel van de voedselketen: zonder bijen lijden bijenhouders, fruit- en notenoogsten ernstige schade.

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Onesta (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zie in de agenda dat wij een besluit gaan nemen over de gecodificeerde versie van een richtlijn betreffende statische proeven met kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen. Ik heb het gevoel dat de geschiedenis eist dat wij ons na de stemming in Dublin over andere, meer urgente zaken buigen. We kunnen een zaak als het Verdrag van Lissabon niet overlaten aan de Europese Raad alleen. Wij, leden van het Europees Parlement, kunnen ons hiermee terecht bemoeien, vooral als we weten wat de noodzakelijke bestanddelen voor het vinden van oplossingen zijn.

Allereerst moeten de belangrijkste vragen betrekking hebben op bepaalde cruciale institutionele aspecten en niet honderden pagina’s beslaan. Verder hebben we behoefte aan validatie middels een Europees referendum, met een uitstapmogelijkheid voor landen die niet die weg op willen gaan, en ten slotte moeten we, zoals de Voorzitter zei, een heel strak tijdschema hanteren: 2009. Anders wordt de verkiezingscampagne onmogelijk. Laat niemand zeggen dat een dergelijk scenario onmogelijk is; het is niet onwaarschijnlijker dan dat waaraan de kanselarijen nu werken. Ik ben er in elk geval klaar voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie onderzoekt momenteel klachten van bepaalde particuliere bedrijven in Spanje, Frankrijk en Italië tegen coöperaties en coöperatieve ondernemingen in verband met hun statutaire en fiscale behandeling.

Ik wil er bij de Commissie op aandringen bij de bestudering van die klacht rekening te houden met de bijzondere behoeften en kenmerken van coöperatieve ondernemingen. Zij wijken af van aandeelhoudersorganisaties met winstoogmerk. Een coöperatie is eigendom van haar leden en winsten worden gelijkelijk verdeeld, niet simpelweg uitgekeerd aan aandeelhouders.

De Europese Unie heeft de bijzondere aard van de coöperatie in 2003 erkend met de invoering van de Verordening betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap. Ik verzoek de Commissie daarmee rekening te houden en zo de dankbaarheid te oogsten van de 55 miljoen mensen in Europa die in dienst zijn van een coöperatie en de 163 miljoen mensen die er lid van zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, vorige week eiste China dat er een einde zou komen aan de protesten tegen de situatie in Tibet als voorwaarde voor verdere gesprekken met vertegenwoordigers van de Dalai Lama. Volgens de Chinese minister van Buitenlandse zaken moeten de Tibetanen hun pogingen staken om de Olympische Spelen te verstoren.

Van de protesterende Tibetanen mag echter zeker niet verwacht worden dat zij gedwee het neerslaan van hun demonstraties in maart accepteren. De Chinese regering heeft de gelegenheid om de situatie in Tibet radicaal te veranderen. Als er sprake is van een eerlijke dialoog zonder voorwaarden vooraf, wil het Tibetaanse volk deelnemen aan een constructief veranderingsproces. De hoogste prioriteit moet uitgaan naar het afgeven van een helder signaal, in ieder geval door buitenlandse waarnemers in het land toe te laten om de situatie zelf te kunnen beoordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Horáček! Mag ik ook verwijzen naar uw resolutie van 10 april, waarin wij alle politici in de EU hebben opgeroepen de openingsceremonie op 8 augustus niet bij te wonen tenzij de rechten van de Tibetanen zouden zijn gewaarborgd. Ik beveel die verklaring van 10 april nogmaals bij iedereen aan.

 
  
MPphoto
 
 

  László Tőkés (Verts/ALE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, toen paus Benedictus XVI de Hongaarse bisschoppen toesprak over de drukkende erfenis van de langdurige communistische heerschappij, was dat zeer toepasselijk. Zijn opmerkingen zijn bijzonder actueel, want het is vandaag vijftig jaar geleden dat premier en martelaar Imre Nagy werd geëxecuteerd en zestig jaar geleden dat de brute vervolging van gelovigen begon en kardinaal József Mindszenthy gevangen werd gezet. De geest van dit pijnlijke tijdperk, waarin staatsgeweld gepaard ging met militante antireligieuze gevoelens, werd opgeroepen door Magda Kósáné Kovács, postcommunistisch lid van dit Huis, in haar laatste bijdrage aan de plenaire vergadering, toen zij zei de Europese waarden te willen verdedigen tegen paus Benedictus, of eigenlijk tegen de katholieke kerk. Een paar jaar geleden deed voormalig partijvoorzitter mevrouw Kósáné Kovács de lasterlijke uitspraak dat het Vaticaan, destijds geleid door paus Johannes Paulus II, erop gespitst was heel Europa in handen te krijgen en onder zijn gezag te brengen. Als bisschop van de Hongaarse Gereformeerde Kerk die weet dat de christelijke kerken zelf mede vorm hebben gegeven aan de echte Europese waarden in deze Europese Unie met wortels in de christendemocratische beweging, verwerp ik elke verschijningsvorm van antireligieuze ideologie en onverdraagzaamheid. Laten we paus Benedictus uitnodigen in het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  József Szájer (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in Hongarije werd vandaag vijftig jaar geleden, op 16 juni 1958, Imre Nagy, premier tijdens de Hongaarse revolutie en vrijheidsstrijd van 1956, na een kort showproces veroordeeld en ter dood gebracht samen met minister van Defensie Pál Maléter en diens collega’s Miklós Gémes en József Szilágyi. Intussen werd Géza Losonczi gedood terwijl hij nog in de gevangenis zat. Hun lichamen werden, met draad geboeid en gewikkeld in papier, begraven met het gezicht omlaag. Hun proces was een van de meest beschamende gebeurtenissen en een van de grootste vormen van onrecht van de twintigste eeuw. Imre Nagy was een fervent communist en toch liet hij zijn land liever terugkeren in het vrije Europa dan het in het Sovjetkamp te laten. Dit maakte hem tot een nationale held, een martelaar van de revolutie, een politicus van Europese statuur. Zijn morele houding maakte van hem een symbool van de vrijheid en van een Europees Hongarije. De herbegrafenis die Imre Nagy verdiende, vond pas plaats op 16 juni 1989, toen een einde was gekomen aan het communistische regime en Hongarije zich weer kon voegen bij de familie van vrije Europese naties. De boodschap van deze gebeurtenissen is duidelijk: vrijheid en nationale onafhankelijkheid waren wat Hongarije nastreefde toen het land het communisme afzwoer. Daarvoor hebben de doden van vijftig jaar geleden hun leven gegeven; hun offer is niet vergeefs geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aandachtig geluisterd naar de spreker die vóór de heer Szájer het woord voerde en mijn collega Magda Kósáné Kovács op volkomen ongepaste wijze aanviel.

Mevrouw Kovács is mijn ondervoorzitter in het bestuur van de socialistische fractie. Zij is hier niet aanwezig, wat betekent dat zij zich zelf niet kan verweren tegen die aanval. Ik weet dat mevrouw Kovács een overtuigd democraat en een toegewijd pleitbezorger van Europese eenheid is. Ze verdient het zeker niet dat een medelid de voorrechten van dit Huis misbruikt om een of andere binnenlandse rekening te vereffenen die zij in Hongarije hebben uitstaan. Ik acht de opmerkingen in kwestie totaal ongepast en een zware belastering van het karakter van Magda Kovács, een belastering die ik met de grootst mogelijke walging verwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Brigitte Fouré (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst verwelkom ik het initiatief van de Commissie om noodhulp toe te kennen aan vissers. Ook al is die hulp zeker niet voldoende om de problemen in de sector op te lossen, zij lijkt in ieder geval wel noodzakelijk. De huidige situatie is dan ook kritiek: in een jaar is de prijs van dieselolie gestegen van 35 naar 73 cent per liter. Er wordt dus een hoge rekening betaald voor de olieprijsstijging en in mijn kiesdistrict, Baie de Somme, zijn de beroepsvissers zeer ongerust en erg verbitterd. Los van het olieprijsprobleem willen vissers vooral hun vis voor de juiste prijs verkopen en daarom verzetten zij zich tegen de ongerechtvaardigde marges die tussenhandelaren zich toe-eigenen. Dit is meer dan een crisis, het is een structureel probleem voor de visserijsector dat we op Europees niveau moeten aanpakken. Zoals we zien heeft de protestbeweging een Europese dimensie gekregen. Dat is alleen maar logisch gezien het feit dat de visserij een van de oudste Europese beleidsterreinen is. We moeten de visserijsector helpen moderniseren zodat zij zich kan bevrijden van de beperkingen die de prijs van dieselolie oplegt, maar tegelijkertijd onze verplichting nakomen om het milieu te beschermen en de visbestanden te beheren. Met die gedachte in het achterhoofd hoop ik dat het voor woensdag geagendeerde plenaire debat zal worden afgesloten met een resolutie ten gunste van de nu bedreigde Europese visserij.

 
  
MPphoto
 
 

  István Szent-Iványi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Chee Soon Juan is twee dagen geleden vrijgelaten uit de gevangenis van Queenstown in Singapore. Hij is de laatste jaren verschillende malen veroordeeld en gevangen gezet. Chee Soon Juan is geen misdadiger. Zijn “misdaad” is heel simpel dat hij de leider van de democratische oppositie is. Hij strijdt permanent voor vrijheid en democratie in zijn land.

Sinds zijn laatste vrijlating zijn de door de staat gecontroleerde media in Singapore begonnen hem in diskrediet te brengen en zijn geloofwaardigheid te ondermijnen met ongefundeerde persoonlijke aanvallen en karaktermoord. Wij voelen een sterke solidariteit met Chee Soon Juan en zijn medestanders, die moeizaam vechten voor democratie en mensenrechten in Singapore.

Wij doen een beroep op de Singaporese autoriteiten om de intimidatie van de democratische oppositie te staken, te stoppen met de mensenrechtenschendingen en te beginnen het grondrecht van vrije meningsuiting te eerbiedigen. Wij hopen ten zeerste dat Singapore onze krachtige wens om fundamentele rechten te respecteren zal inwilligen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vorige week heeft het Ierse volk een democratisch besluit genomen over het Verdrag van Lissabon, dat volledig geëerbiedigd moet worden. Hoewel velen van ons die voor het Verdrag hebben gestemd of campagne gevoerd, teleurgesteld zijn in het resultaat, denk ik dat het belangrijk is dat we goed nadenken over dat resultaat.

In reactie op de opmerkingen van de heer Batten wil ik benadrukken dat Ierland niet anti-Europees is. Ierland blijft volkomen toegewijd aan het idee van Europa. We zijn ons bewust van het feit dat Ierland 1 van de 27 lidstaten is, maar het probleem is niet alleen een Iers probleem. Het is een probleem voor alle lidstaten. Europa heeft in het verleden vele uitdagingen gekend en die uitdagingen overwonnen door volwassen en wijs leiderschap. Ik zou willen dat dit ook hier in deze kwestie wordt getoond tegenover de uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd. We zijn op onbekend terrein en ik denk dat het erg belangrijk is dat we voorspelbare reacties en overhaaste beslissingen vermijden. We moeten volwassen nadenken om te waarborgen dat we de huidige situatie helemaal aan kunnen en proberen Europa weer op weg te helpen en volledig verantwoord te maken voor de burgers van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Manolis Mavrommatis (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, de bureaus van het Europees Parlement in de lidstaten vormen de communicatielijn tussen het Parlement en de burgers. Een van de belangrijkste functies van deze bureaus is via verschillende activiteiten de publieke opinie te informeren over wat er gaande is in het Europees Parlement. Eén zo’n activiteit betreft het uitnodigen van journalisten om in Straatsburg verslag te doen van plenaire zittingen.

Mijnheer de Voorzitter, op 24 januari 2008 heb ik bij het Europees Parlement een vraag gesteld over het besluit om het budget voor persinvitaties te verminderen. Er zijn ongeveer vijf maanden verstreken, maar toch heb ik nog geen antwoord ontvangen. Iets dergelijks gebeurt ook bij andere commissies, waar legitieme vragen van Europarlementariërs onbeantwoord blijven. Ik vraag mij af of dit beleid een positieve uitwerking kan hebben op de werking van parlementaire instellingen en de bevoegde afdelingen in een tijd waarin de EU behoefte heeft aan volledig functionerende procedures zoals voorzien in haar regelgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Flautre (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de aandacht van de leden vestigen op de uitzetting van Sami Essid van Italië naar Tunesië op 3 juni, volledig in strijd met de Italiaanse verplichtingen krachtens het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en in het bijzonder artikel 3 daarvan. Waarom? Omdat de heer Essid wordt verdacht van terrorisme en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft vastgesteld dat het geen twijfel lijdt dat wie wordt beschuldigd van terrorisme in Tunesië zonder uitzondering wordt gemarteld.

Daarom heeft het Hof Italië verzocht de uitzettingsmaatregel op te schorten. Desondanks heeft Italië, volledig in strijd met zijn verdragsverplichtingen, de man op 3 juni uitgezet. Ik dring erop aan dat Italië wordt herinnerd aan zijn verplichtingen als partij bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en als lidstaat van de Europese Unie, en dat er garanties worden gegeven dat de heer Essid, nu hij is gedeporteerd naar Tunesië, aldaar geen onmenselijke en vernederende behandeling ten deel valt.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: MECHTILD ROTHE
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún (GUE/NGL).(GA) Mevrouw de Voorzitter, de Ierse stembusuitslag van jongstleden donderdag tegen het Verdrag van Lissabon was geen stem tegen Europa. Ierland hoort thuis in de Europese Unie en heeft aan het lidmaatschap van de Unie sociale en economische voordelen te danken, zowel in het noorden als in het zuiden.

Mensen maken zich zorgen over de verzwakking van de Ierse stem en die van andere kleine landen in de Europese Unie, over neutraliteit en militaire zaken, over werknemersrechten en openbare diensten. Deze zorgen zijn niet alleen aan de voordeur uitgesproken, maar ook in de opiniepeilingen die gedurende de campagne werden gepubliceerd. Ook het automatische recht op een referendum over belangrijke veranderingen in de toekomst is voor de kiezers van belang.

Enkele van deze kwesties zijn al aan de orde gesteld in Frankrijk en Nederland. Wij moeten op die zorgen ingaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, ik spreek nu als lid uit een land waarvan het parlement, met steun van alle politieke partijen, als tweede het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en als eerste het Verdrag van Lissabon heeft geratificeerd. In deze hoedanigheid wil ik u eraan herinneren dat het grootste gevaar in Europa op dit moment nationaal egoïsme, oftewel nationalisme, is. We zullen moeten bedenken of we hen die voortdurend meer eisen, moeten belonen, of dat we dit soort gedrag juist moeten bestraffen? Bescherming van nationale belangen is een fundamentele plicht van elke landsregering en van nationale vertegenwoordigers in het Europees Parlement, naar de Europese Unie kan niet functioneren zonder dat nuchtere compromissen worden gesloten tussen de verschillende nationale belangen en zonder dat er solidariteit bestaat tussen haar naties en volkeren. Ik doe daarom een klemmend beroep op onze Poolse vrienden om, zoals alle overige 26 lidstaten hebben gedaan, hun steun te verlenen aan de vestiging van het Europees Instituut voor innovatie en technologie in Boedapest. In het geval van Frontex in Warschau leek Hongarije ook enige tijd kandidaat maar heeft het geen gebruik gemaakt van zijn veto. Het zou daarom onredelijk zijn als onze Poolse vrienden niet een soortgelijk gebaar terug zouden maken. Hongaren en Polen zijn goede vrienden. Zoals de zegswijze luidt: “De Magyaar en de Pool, twee vrienden zo fijn, die kunnen samen vechten en die drinken samen wijn.”

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Hiermee is dit agendapunt afgehandeld.

 

19. Herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0162/2008) van Caroline Jackson, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (11406/4/2007 – C6-0056/2008 – 2005/0281(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Jackson, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, naar aanleiding van uw uitspraak dat er geen tijd is voor punten van orde, zet ik mijn rede over de kaderrichtlijn afvalstoffen voort. Dit is een beetje moeilijk tegen deze achtergrond, maar ik zal volharden.

Laat ik, aangezien hierover onlangs in de Britse pers bepaalde opmerkingen zijn gemaakt, om te beginnen opnieuw de aandacht vestigen op mijn opgave van belangen, die ik officieel heb geregistreerd en waarin mijn lidmaatschap wordt vermeld van de milieuadviesraad van Shanks plc. Dat bedrijf is werkzaam in een breed spectrum van afvaltechnologieën in Groot-Brittannië en op het Europese vasteland en het hoofddoel van zijn milieuadviesraad is te voorzien in onafhankelijke controles op de activiteiten van zijn vestigingen.

Tot mijn collega-raadsleden behoren de voorzitter van het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico’s van de EU en een lid van de Green Alliance.

Zoals veel leden van het Europees Parlement hecht ik waarde aan de mogelijkheid die dit soort ervaring mij biedt om uit de eerste hand kennis te nemen van de kwesties en problemen voor deze bedrijfstak en hen die erin werken.

Dan nu de richtlijn. De weg naar deze tweede lezing is lang en kronkelig geweest en ik feliciteer al mijn collega’s die mij tot het einde van die weg vergezeld hebben. De zaak is heel belangrijk. Verscheidene arresten van het Hof van Justitie ten aanzien van de status van afval dat bestemd was voor behandeling in afvalenergiecentrales moesten worden opgehelderd. Er was behoefte aan nieuwe definities. Twee bestaande richtlijnen betreffende gevaarlijke afvalstoffen en afgewerkte olie zijn ingetrokken en hun bepalingen zijn overgebracht naar de kaderrichtlijn afvalstoffen. Onze commissie was echter niet tevreden met die oorspronkelijke voorstellen en ging een stap verder door de technische richtlijn te veranderen in een campagnerichtlijn. Ik feliciteer mijn collega’s daarmee.

Ik moet zeggen dat de stemming in de Raad erg somber was, mogelijk in reactie op de economische tijdingen. Er was veel verzet tegen onze plannen en de Raad heeft erg hard onderhandeld. Toch hebben we het volgende bereikt.

Ten eerste hebben we doelstellingen voor recycling aan de tekst toegevoegd. Dat is een erg belangrijke uitkomst omdat deze niet in het oorspronkelijke voorstel stonden; het is voor het eerst dat recyclingdoelstellingen voor huishoudelijk afval worden opgenomen in EU-wetgeving. Dat ze er zijn is geheel te danken aan het Parlement.

Het nieuwe artikel 8a verplicht lidstaten de nodige maatregelen te treffen om in 2020 een totaal aandeel recycling van vijftig procent te realiseren voor papier, metaal, kunststof en glas in huishoudelijk en soortgelijk afval. Er zijn sommige lidstaten, zoals Duitsland, waarvoor dit een behoudende doelstelling is, maar voor veel andere is zij een zeer grote uitdaging; ook daarmee moeten we rekening houden.

In hetzelfde artikel is bepaald dat in 2020 zeventig procent van het bouw- en sloopafval moet worden gerecycled. De Groenen en hun aanhangers verspreiden het gerucht dat de doelstellingen niet afdwingbaar zijn. Zij geloven dat misschien zelfs, maar – heel bijzonder – verwerpen daarmee hun eigen succes. De Commissie heeft een verklaring uitgegeven om hen te helpen en de heer Dimas kan dit bevestigen. In de verklaring wordt heel duidelijk gesteld dat als de doelstellingen in 2020 niet zijn gehaald, dat een ernstige aanwijzing voor de Commissie zal zijn dat een lidstaat niet de noodzakelijke maatregelen heeft getroffen om de doelstellingen te bereiken. Op deze basis en gesteund door de conclusies in de driejaarlijkse nationale voortgangsverslagen kan de Commissie lidstaten voor het gerecht dagen omdat zij niet voldoen aan de vereisten van de richtlijn.

Misschien is het voor de Groenen belangrijk om niet gelukkig te zijn omdat Groenen eeuwige actievoerders zijn, maar zij zouden toch enigszins rekening moeten houden met wat de Commissie in die verklaring heeft gezegd.

Ten tweede hebben we in artikel 8a nieuwe bepalingen toegevoegd over de voorkoming van afval. Deze houden in dat de Commissie in 2011 verslag moet doen van de evolutie in de afvalproductie van de EU en de mogelijkheden voor afvalpreventie en uiterlijk in 2014 voorstellen voor de voorkoming van afval en ontkoppelingsdoelstellingen voor 2020 moet presenteren. Het bleek onmogelijk om met de Raad of de Commissie overeenstemming te bereiken over kwantitatieve doelstellingen voor afvalpreventie in deze richtlijn, gedeeltelijk doordat de voor die doelstellingen noodzakelijke gegevens ontbreken, maar het Parlement heeft met zijn amendementen een impuls gegeven voor mogelijke toekomstige wetgeving met doelstellingen voor afvalpreventie.

Het nieuwe artikel betekent al met al een grote prestatie, waarop onze opvolgers kunnen voortbouwen. We kunnen niet alles in deze richtlijn regelen, maar moeten dingen overlaten aan onze opvolgers in de komende tien jaar.

Ten derde hebben we voor het eerst de befaamde afvalhiërarchie van de EU stevig verankerd in Europees recht. We praten er al jaren over maar als je naar het recht in de EU kijkt vind je die hiërarchie nergens. Dat zal echter binnenkort veranderen en we kunnen een kleine overwinning vieren omdat we de Raad zover hebben gekregen dat hij instemt met toepassing van de hiërarchie als prioriteitsvolgorde in wetgeving betreffende afvalpreventie en -verwerking

Ten vierde hebben we overeenstemming weten te bereiken over een betere nadruk op het beheer van gevaarlijke afvalstoffen, zoals verschillende leden wensten.

Ten vijfde hebben we ook zeker gesteld dat prioriteit zal blijven uitgaan naar terugwinning van olieafval – hoewel er geen steun was voor een beleid, naar ik weet door sommige collega’s bepleit, waarin terugwinning verplicht zou worden gesteld in alle lidstaten. We hebben steun van de Raad gekregen voor het amendement van Erna Hennicot-Schoepges en collega’s, dat is bedoeld om het voor kleine en middelgrote ondernemingen eenvoudiger te maken om de afvalstoffenlijst te gebruiken; ook hebben we steun verworven voor een nieuw artikel over bioafval.

Concluderend wil ik zeggen dat de richtlijn criteria specificeert voor de energie-efficiëntie van verbranding, waarbij terugwinning van energie wordt geklasseerd als energieopwekking en niet als afvalverwerking. Dat is de beste afspraak die er mogelijk is. Iedereen die meent dat wij via bemiddeling iets beters hadden kunnen bewerkstelligen, houdt zichzelf voor de gek. Om Jack Nicholson te citeren: “Beter dan dit kan het niet.”

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, laat ik om te beginnen de rapporteur, Caroline Jackson, bedanken en haar gelukwensen met haar uitmuntende bijdrage aan de herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen, en ook de schaduwrapporteurs en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid bedanken voor hun positieve en constructieve bijdragen.

Met deze richtlijn zet de Gemeenschap de eerste substantiële stap op weg naar een samenleving op basis van recycling. De richtlijn introduceert een moderne benadering van afvalverwerking waarin afval als bruikbare grondstof wordt beschouwd en verschaft helderder definities, eenvoudiger regelgeving en nieuwe, ambitieuze doelstellingen.

Dankzij de inlijving van de bepalingen van de richtlijnen betreffende gevaarlijke afvalstoffen en afgewerkte olie draagt deze richtlijn bij tot de bredere inspanning ter verbetering van wetgeving en vereenvoudiging van het acquis communautaire. De volgende stap zal uiteraard de succesvolle uitvoering van de richtlijn moeten zijn.

De aanzienlijke inspanningen en het doorzettingsvermogen van het Parlement zijn beloond. Het was niet gemakkelijk om de lidstaten ervan te overtuigen dat zij de nieuwe recyclingnormen moesten aanvaarden en moesten instemmen met doelstellingen voor afvalpreventie. Toch is dat doel volledig bereikt.

Er is hier en daar betwijfeld of de doelstellingen zullen worden overgenomen door de lidstaten. Ik wil graag onderstrepen dat de Commissie met de huidige formulering van de kwantitatieve doelstellingen in staat is en de politieke wil heeft om lidstaten voor het Europees Hof van Justitie te dagen indien zij niet de maatregelen hebben getroffen die essentieel zijn voor het bereiken van de recyclingdoelen.

Het Parlement heeft vele andere belangrijke punten opgenomen in de tekst van de richtlijn. Daaronder zijn de hiërarchie van vijf categorieën afvalstoffen, nieuwe bepalingen over de gescheiden inzameling van bioafval en gevaarlijke afvalstoffen en veel nuttige verhelderingen. Deze punten hebben het oorspronkelijke voorstel van de Commissie verrijkt en de tekst beter gemaakt, zodat die nu een ambitieus wetgevingsinstrument voor toekomstige generaties wordt. Het feit dat het mogelijk is geweest in tweede lezing tot overeenstemming te komen is uiteraard bijzonder bevredigend. Ik wil nogmaals de constructieve rol benadrukken die het Europees Parlement in dit proces gespeeld heeft.

Deze richtlijn schept een nieuw kader voor afvalverwerking en verschaft een solide basis voor andere communautaire beleidsinitiatieven. De Europese Commissie kan haar steun geven aan het compromispakket teneinde overeenstemming in tweede lezing mogelijk te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bowis, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, Caroline Jackson verwees naar een citaat, ik meen van Jack Nicholson. Gezien haar golfvaardigheden dacht ik dat zij misschien Jack Nicklaus zou aanhalen, maar ongetwijfeld zou dat eenzelfde soort citaat hebben opgeleverd: “Beter dan dit kan het bijna niet.” Dat is een groot eerbetoon aan onze rapporteur en ik spreek namens onze fractie mijn hulde voor haar uit.

Het is noodzakelijk dat wij haar steunen en in actie komen. Het is niet zo goed als we het misschien eens hadden willen zien. Toch hebben we enorme vooruitgang geboekt. Commissaris, het is nu aan u om ervoor te zorgen dat het wordt uitgevoerd en om de volgende bepalingen over preventie met uw doelstelling van 2014 naar voren te halen. Ik weet dat u dit proces in gang zult zetten en ook dat is belangrijk.

Het is belangrijk omdat we sinds ik hier ben een massa afvalvoorstellen in dit Parlement voorbij hebben zien komen: we hebben ons beziggehouden met voertuigen, elektrische en elektronische apparatuur, batterijen, verpakkingen en nog veel meer. Toch blijft de hoeveelheid afval toenemen – sneller dan onze economieën groeien. Zij neemt het snelst toe op bepaalde gebieden, zoals stedelijk afval, en daarom moeten we maatregelen nemen.

Mijn eigen land geeft een van de slechtste voorbeelden in termen van afval. We spreken onze lof uit voor Nederland als het beste voorbeeld. Toch moeten we allemaal een inhaalslag maken. We moeten allemaal meer recyclen om te voldoen aan de voorwaarden van de hiërarchie: we moeten de recyclingdoelen en de preventiedoelen halen, enzovoort. Ik geloof dat deze maatregel ons in elk geval op de juiste weg brengt met een betere mentaliteit dan we in het verleden hebben getoond met onze spilzieke economie, spilzieke samenleving en spilzieke politiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Guido Sacconi, namens de PSE-Fractie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik word geholpen door het feit dat mevrouw Jackson en commissaris Dimas een volledige uitleg hebben gegeven van de belangrijkste elementen van dit compromis, dat ik ook steun. Laat ik daarom een paar gedachten naar voren brengen die in hoge mate politiek zijn.

Ik ben een onderhandelaar en weeg altijd af of het bereikte compromis wel of niet de moeite waard is. Ik heb daarom de teksten met een frisse blik opnieuw gelezen na de nacht van de onderhandelingen. De hemel weet waarom onderhandelingen altijd ’s nachts moeten eindigen. Is een ’s morgens bereikte overeenkomst van minder waarde? Ook dat is iets om over na te denken. In alle oprechtheid – en ik zeg dit tegen onze collega’s van de Groenen en de GUE, en tegen Karl-Heinz Florenz die, zo zie ik, opnieuw een amendement van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft ingediend dat mijn handtekening droeg en dat ik dus slechts kan steunen – in alle oprechtheid, als ik zowel naar het compromis als naar de teksten van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid kijk, hebben we een werkelijk verbazingwekkend resultaat bereikt – en dat is vooral aan u te danken, mevrouw Jackson.

Realiseren wij ons dat er niets over recycling in het Commissievoorstel en vervolgens in het gemeenschappelijk standpunt stond? Niets, behalve een overweging waarin zonder nadere details de recyclingsamenleving werd genoemd. Niets was er! Nu hebben we exacte doelen; we hebben een evaluatie in 2014, wanneer andere materialen, die nu nog niet worden genoemd, kunnen worden opgenomen; we weten zeker, zoals commissaris Dimas zojuist bevestigd heeft, dat juridische stappen kunnen worden ondernomen tegen staten die verzaken bij de uitvoering van de maatregelen die bedoeld zijn om die doelen te halen.

Dat lijkt mij een heel belangrijk feit. Ook is het erg belangrijk dat nu een politiek en wetgevend proces in gang is gezet dat staten dwingt echte plannen voor afvalpreventie op te stellen en dat er eindelijk een hiërarchie van afvalstoffen met respect voor het milieu is opgenomen in het Europese recht en dat die wettelijk bindend is, zodat afval niet langer alleen maar een probleem maar ook een hulpbron is.

In alle eerlijkheid en met volle verantwoordelijkheid geloof ik daarom dat afwijzing van dit compromis en gokken op riskante bemiddeling niet in het belang zou zijn van de Europese burgers maar van het realiseren en consolideren van de hier zo helder en absoluut onweerlegbaar geformuleerde doelen een soort Russische roulette zou maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mojca Drčar Murko, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, met deze tekst hopen we een ommekeer te bewerkstellingen van de trend dat we meer afval produceren dan we recyclen. Dat is de uitkomst van verscheidene jaren debatteren waarbij rekening werd gehouden met de realiteit dat er twee groepen lidstaten zijn als het om afvalverwerking gaat: recyclende staten en stortende staten.

Het bereikte compromis moet in dat licht worden bezien. Voor het eerst krijgen preventie en recycling in de richtlijn een centrale rol. Bovendien bevat de tekst de nodige dynamiek om aangepaste, hogere doelstellingen en doelstellingen voor nieuwe afvalstromen te formuleren. Het is een zorgvuldig uitgebalanceerd en reëel compromis, haalbaar en realistisch. De amendementen achten wij in totaliteit geen gevaar voor de gehele overeenkomst.

Ten aanzien van bijproducten – het artikel in de hoofdtekst van de richtlijn en het artikel betreffende niet langer als afvalstof aan te merken stoffen – vrezen de meeste critici voor schijntoepassing. Omdat deze kwestie niet internationaal is overeengekomen is dat een reëel gevaar. Daarom moet duidelijk worden gemaakt dat de Commissie gebruik zal maken van de richtsnoeren van februari 2007 om deze praktijk te voorkomen.

Ik zou het zeer op prijs stellen als de heer Dimas ons vandaag de verzekering zou geven dat een stof of voorwerp niet als bijproduct buiten de Gemeenschap zal worden vervoerd voordat in de Gemeenschap aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1 is voldaan.

Hetzelfde geldt voor niet langer als afvalstof aan te merken stoffen. Wanneer bepaald afval ophoudt afval te zijn, kan de resulterende stof of het resulterende voorwerp als zodanig alleen buiten de Gemeenschap worden vervoerd indien in de Gemeenschap aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan. Deze verzekering zou het voor veel leden van het Europees Parlement gemakkelijker maken om voor het compromis te stemmen.

Tot slot wil ik veel dank betuigen aan de rapporteur en de schaduwrapporteurs voor de vruchtbare samenwerking ten gunste van de burgers van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Jill Evans, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil graag mevrouw Jackson bedanken. We zijn het misschien uiteindelijk oneens over de belasting, maar ik vind dat er beslist uitstekend is samengewerkt gedurende alle discussies. Wij zijn vandaag niet gelukkig – ik wou dat het wel zo was – en ik wil u enige redenen noemen waarom we niet blij zijn met het compromis.

Wij hebben dertig van de amendementen op het compromis gesteund en zelf andere amendementen ingediend om te trachten het compromis te verbeteren met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, niet langer als afvalstof aan te merken stoffen, bijproducten en gescheiden inzameling van bioafval. Maar vanaf het allereerste begin waren de belangrijkste kwesties voor ons de aanneming van bindende doelstellingen voor afvalvermindering en recycling en het verzet tegen de herclassificatie van verbranding als terugwinning van energie. Het definitieve compromis bevat geen wettelijk bindende doelstelling voor afvalvermindering. Een studie naar afvalpreventie is geen alternatief voor stabilisatiemaatregelen; de voortdurende groei van het afvalvolume is onhoudbaar en zonder deze maatregel zal de groei doorgaan.

Hoewel voor recycling en hergebruik doelstellingen zijn bepaald van respectievelijk vijftig en zeventig procent en de lidstaten wettelijk gehouden zijn maatregelen te treffen om deze doelstellingen te realiseren, zijn de doelstellingen zelf niet bindend. Ik ben dankbaar voor de uitleg die we hebben gehad van de heer Dimas, maar waarom is er zo gedebatteerd over de formulering hiervan? De reden is dat vermeden moest worden dat de doelstellingen bindend zouden worden.

Afval van nijverheid en industrie, dat enorme mogelijkheden voor hergebruik en recycling biedt, is helemaal buiten beschouwing gebleven. Verbranding kan als afvalverwerkingswijze niet worden beschouwd als gelijkwaardig aan recycling en hergebruik; daardoor worden alleen maar meer investeringen uitgelokt in verbrandingsinstallaties en wordt de hiërarchie van afvalstoffen rechtstreeks ondermijnd. Als dit zwakke compromis wordt aangenomen, zullen we de kans hebben laten lopen om echt optreden en leiderschap van de EU in het afvalbeleid te waarborgen op een moment dat we daaraan zo dringend behoefte hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún, namens de GUE/NGL-Fractie. – (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Jackson danken voor haar werk. We hebben goed samengewerkt om enige verbeteringen aan te brengen in het oorspronkelijke Commissievoorstel, al zijn we het niet over alles eens.

Veel mensen in de hele Unie zullen zich zorgen maken over het voorstel om verbrandingsinstallaties aan te merken als een vorm van terugwinning van energie wanneer ze aan bepaalde efficiëntiecriteria voldoen. Wij blijven gekant tegen de herclassificatie van afvalverbranding en hebben een amendement neergelegd om deze te schrappen.

Ten aanzien van recycling worden in het nieuwste voorstel doelstellingen geformuleerd die heel moeilijk te handhaven kunnen zijn als gevolg van de vaagheid van de bewoordingen als wordt gesteld dat de lidstaten de noodzakelijke maatregelen zullen nemen die zijn bedoeld om de recyclingdoelstellingen te bereiken.

Goede wetgeving vereist dat we exacter zijn in de formulering van doelstellingen en de interpretatie ervan niet overlaten aan het Europees Hof van Justitie. Daarom willen wij de door de commissie gekozen formulering verdedigen en handhaven.

De voorstellen voor afvalpreventie zijn zover afgezwakt dat ze onvoldoende substantieel bijdragen noch lidstaten duidelijk helpen hun afvalvolume te stabiliseren en te verminderen. De magere verwijzing naar preventiedoelen betekent dat een geharmoniseerd preventie-initiatief met indicatoren nog niet wordt vastgelegd in wetgeving.

Daarom kunnen wij medeondertekenaars zijn van een deel van het werk dat we samen hebben verricht. Ten aanzien van andere delen menen wij echter amendementen te moeten indienen. Ik wil mevrouw Jackson graag nogmaals bedanken voor de open en integrale wijze waarop zij heeft gecorrespondeerd met de schaduwrapporteurs.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. (NL) Mevrouw de Voorzitter, de Milieucommissie heeft een zeer goed verslag gepresenteerd als aanbeveling voor de tweede lezing. Ik denk hierbij vooral aan de prominente plaats voor de afvalhiërarchie, het schrappen van de categorie bijproducten, het verstandig omgaan met het einde-afvalconcept, de beschermende regels inzake gevaarlijk afval en de doelstellingen voor preventie, hergebruik en recycling.

Het enige negatieve in het verslag van de Commissie milieu was het amendement om afvalverbranding te gaan stimuleren door het aan te merken als nuttige toepassing áls er voldoende energie wordt teruggewonnen.

In het onderhandelingsresultaat dat na twee maanden bereikt is, is niet zo veel meer overgebleven van de aanbeveling van de Commissie milieu en dat lag niet aan de rapporteur, maar met name aan de starre positie van de Raad.

Het artikel over bijproducten is niet aangepast en lidstaten kunnen op eigen houtje bepalen wanneer afval geen afval meer is, met alle concurrentieverstoring van dien. Bovendien zijn er geen preventiedoelstellingen vastgesteld en zijn de doelstellingen voor hergebruik en recycling behoorlijk afgezwakt. Om deze reden heb ik mijn steun niet gegeven aan het compromispakket. Ik hoop echter dat we alsnog de betere elementen van de Commissie milieu aannemen bij de stemming van morgen en dan doel ik met name op de amendementen van de GUE/NGL-Fractie en de Groenen. Het milieu is het waard om hiervoor nog een bemiddelingsprocedure te doorlopen waarbij we de Raad wél zo ver krijgen om de noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Als we dit als Parlement overtuigend doen, moet het onder leiding van collega Jackson mogelijk zijn om er meer uit te halen dan nu het geval is. Ik wil nogmaals collega Jackson en de andere schaduwrapporteurs bedanken voor de goede samenwerking en ik hoop dat we morgen een goed resultaat boeken bij de stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom en steun alle amendementen die gericht zijn op de invoering van doelstellingen die onontbeerlijk zijn voor preventie en verbetering van de recycling. Natuurlijk ondersteun ik ook de nadruk op een helder gedefinieerde en gestructureerde hiërarchie van afvalstoffen. Ook is het onontbeerlijk dat we ons kunnen baseren op betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens als we verdere vooruitgang willen boeken ten aanzien van zowel preventie als recycling van industrieel afval.

Dames en heren, ik ben van mening dat wij in het Parlement de toepassing van het hiërarchiebeginsel in het algemeen loyaal moeten steunen en niet als een algemeen richtsnoer moeten opvatten, zoals de Raad bij voorkeur doet. De richtlijn moet gedetailleerd duidelijk maken welke criteria moeten gelden voor afwijkingen die naar mijn mening zo nodig op geordende en afzonderlijke wijze moeten worden ingekaderd, zodat er geen twijfel mogelijk is over wat wordt beschouwd als terugwinning en wat wordt beschouwd als verwijdering van afval.

Ik ben het eens met de rapporteur dat energie uit afvalverwerkingsinstallaties een belangrijke rol kan spelen bij de verwerking van restafval en dat we in dat opzicht nu voor een belangrijke keuze staan, gezien het feit dat de Europese Unie afhankelijk is van onzekere energie-invoer uit zoveel andere delen van de wereld. Ik zou willen afsluiten door te zeggen dat ik ook de amendementen met betrekking tot de terugwinning van olieafval, aanvankelijk uit de plannen geschrapt, verwelkom.

 
  
MPphoto
 
 

  Karl-Heinz Florenz (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, mag ik tegen Caroline Jackson zeggen dat ik ongelukkig ben met het compromis maar dat dit niet te wijten is aan een gebrek aan onderhandelingsvaardigheden van haar kant? Bij deze gelegenheid moet ik tegen Stavros Dimas zeggen dat mijn ongenoegen voor de verandering de Commissie geldt.

Inzake luchtvaart, industrie en motorvoertuigen is de Commissie extreem strikt, marchanderend over elke gram waarmee zij de CO2-emissies kan verminderen, en terecht. Inzake het afvalverwerkingsbeleid komt CO2 echter helemaal niet in het verhaal voor. De feiten wijzen op een potentiële reductie van 100 miljoen ton CO2. Dat is een gouden kans, maar die is in dit document verspeeld.

Mijn tweede reden voor teleurstelling is dat we een soort betonbedrijf zijn geworden. We gieten de uiteenlopende opvattingen in Europa in beton in plaats van ons te richten op harmonisatie. Hoewel we doelstellingen definiëren zijn deze niet bindend. In de komende twintig jaar zullen we in Europa geen echt geharmoniseerde doelstellingen bereiken. Dat is wat mij verontrust aan dit verslag. Twintig jaar is bijna een halve generatie. We hadden veel innovatiever moeten zijn en dat had ook gekund.

Ik geloof, commissaris, dat er maar één groot probleem is, namelijk artikel 14. Ik zou blij zijn als u wat meer zou kunnen zeggen over die bepaling. In een federale staat kan die zaak hoogst complex zijn. Het gaat om de kwestie van gemengde of ongemengde afvalverwerking en hoe die wordt opgelost overeenkomstig het beginsel van zelfvoorziening. Ik vraag u in alle ernst nogmaals op deze kwestie in te gaan in uw afsluitende toelichting.

Op dit moment zeggen een paar mensen uiteraard dat we een grote meerderheid zullen behalen, maar als deze zaken niet worden opgelost zullen sommige grote landen ongetwijfeld worstelen met hun stem. Bedenk alstublieft dat we niet alleen de lezing van morgen hebben; er komt ook een derde lezing en een totaal van 64 ingediende amendementen is erg veel voor een bemiddelingsprocedure.

Dus als u, commissaris, de kans wilt aangrijpen om een paar aspecten van deze onopgeloste kwesties op te helderen, kan ik mij voorstellen dat we tot een succesvol resultaat kunnen komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in Europa recyclen we op dit ogenblik maar 27 procent van ons afval en eindigt bijna de helft van het afval op stortplaatsen. Dit toont aan dat we onze afvalverwerking fundamenteel moeten veranderen. Het belangrijkste dat we moeten doen is afvalpreventie aanmoedigen, hergebruik en recycling versterken en de hoeveelheid gestort afval tot een minimum beperken. Daarom juich ik het toe dat de afvalhiërarchie na enige discussie in de nieuwe compromistekst is blijven staan.

Ten aanzien van preventie – het hoofddoel van de wetgeving – mis ik in de nieuwste teksten de doelstellingen voor afvalstabilisatie, maar die hadden we al in de eerste lezing aangenomen. In de oude lidstaten genereert één persoon bijna tweemaal zoveel huishoudelijk afval – 570 kg per jaar – als iemand in de nieuwe lidstaten – 300 tot 350 kg per jaar. De rijke landen zullen dus als eerste hun afvalproductie moeten gaan verminderen.

De hoeveelheid geproduceerd afval neemt op Europese schaal toe. Daarom zijn preventieprogramma’s zoals voorgesteld in het compromis onvoldoende: we moeten bindende doelstellingen opleggen om de groeiende afvalproductie een halt toe te roepen. Daarom overweeg ik amendement 48 te steunen, waarmee de doelstelling voor afvalstabilisatie weer wordt opgevoerd. Ik verwelkom de verplichte doelstellingen voor hergebruik en recycling van afval, maar ik ben bang dat de nieuwe tekst, waarin staat dat de lidstaten “de nodige maatregelen” moeten nemen om de doelstellingen te halen, niet genoeg is. We hebben behoefte aan concrete, uitvoerbare en bindende doelstellingen, zowel voor huishoudelijk als voor industrieel afval. Derhalve stel ik voor amendement 82 te steunen om de handhaving van de recyclingdoelstellingen te waarborgen.

Dit gezegd hebbende verwelkom ik het verslag en het werk van mevrouw Jackson, mijn vriend Guido Sacconi en anderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze overeenkomst kan niet beter volgens de rapporteur en ik complimenteer haar met wat zij heeft bereikt. Er kan om 3 uur ’s morgens tijdens een bemiddelingssessie winst worden geboekt die op andere ogenblikken tijdens het onderhandelingsproces onhaalbaar is.

We erkennen allemaal dat de omvang van onze afvalberg moet worden verminderd. Een Britse supermarktketen heeft onlangs bekendgemaakt van plan te zijn het gebruik van verpakkingsmateriaal tot 2012 met 25 procent te verminderen en het gebruik van draagtasjes met 33 procent. Het bedrijf wil garanderen dat voedselafval wordt omgezet in energie door middel van anaerobe vergisting. Het wil het aantal materialen in verpakkingen beperken tot slechts vier die gemakkelijk te recyclen of composteren zijn, en eenvoudige symbolen op alle verpakkingen afdrukken om klanten te helpen hun afval te recyclen of composteren.

Dit alles is een kwestie van politieke wil. Afvalvermindering is een kwestie van politieke wil en die wil kan worden versterkt door de wetgeving van de Europese Unie.

Ik vermoed dat we de Raad hadden kunnen overhalen ten minste de datum waarop hij voorstellen voor afvalreductie zal presenteren te vervroegen van 2014 tot een paar jaar eerder. Het Parlement heeft het goed gedaan. Het had het misschien nog beter kunnen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het voorstel is een teleurstelling. Het is niet minder dan een mislukking wat betreft de noodzaak van grotere inspanningen om het klimaatprobleem aan te pakken en natuurlijke hulpbronnen te conserveren. We weten dat het Europees Milieuagentschap voorspelt dat het afvalvolume tot 2020 met vijftig procent zal stijgen. In dit verband betekent het ontbreken van voorgeschreven bindende stabilisatieniveaus of recyclingdoelstellingen een regelrechte flop, een toegeven aan druk van de lidstaten. Het noodzakelijke instrument is onder die druk ontegenzeglijk verwaterd.

Het is eveneens teleurstellend dat afvalverbranding ten koste van afvalvermijding in toenemende mate wordt beschouwd als de ultima ratio. Het was juist deze onbalans die de doelstellingen voor recycling en afvalstabilisatie hadden moeten rechtzetten. Ik hoop dat we met amendementen nog enige verbeteringen in dit voorstel kunnen aanbrengen en feitelijk kunnen doen wat gedaan moet worden, namelijk het soort afvalverwerkingsbeleid formuleren dat we in de Europese Unie nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Musacchio (GUE/NGL). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tot mijn spijt moet ik kritiek uiten over een aantal van de bereikte compromissen omdat deze in bepaalde gevallen datgene dreigen te ondergraven waar het Parlement in de eerste lezing terecht vóór heeft gestemd.

Het spijt mij ook omdat deze verslechteringen zijn opgelegd door de Raad en verkeerd en gevaarlijk zijn. Ik zeg dit vanuit mijn eigen gezichtspunt als iemand die in Italië woont. In dit geval is Italië helaas een slecht voorbeeld van afvalverwerking. Het houdt zich niet aan de letter en de geest van het Europese recht op grond waarvan al enige tijd een werkzame hiërarchie bestaat van reductie tot recycling.

Die hiërarchie moet ook worden versterkt met gekwantificeerde en zekere doelstellingen – voor reductie en recycling – voor industrieel afval, en niet verzwakt zoals in zekere zin het geval is nu er ruimte blijft voor een verwerkingsbeleid dat deze filosofie ondermijnt. Italië heeft de laatste jaren bijvoorbeeld miljarden euro’s aan stimulansen beschikbaar gesteld voor afvalverbranding, met gevolgen die voor iedereen overduidelijk zijn en op geen enkele manier als positief beschouwd kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in heel Europa worstelen alle lidstaten met uit de hand lopende energieprijzen. Daarom is het volgens mij verstandig en noodzakelijk om afval te beschouwen als potentieel belangrijke brandstof. Het is beslist een win-winsituatie, die niet alleen iets doet aan onze enorme hopen afval maar ook een alternatieve energievoorziening oplevert, vooral ook omdat we bedreigd worden door een energiecrisis en een toenemende afhankelijkheid van onzekere olieleveranties uit het buitenland.

Ik begrijp daarom de terughoudendheid niet die sommigen tentoonspreiden ten opzichte van het overduidelijke voordeel van de bevordering van energieopwekking uit afval. Ik vrees dat sommige collega’s zo gehecht zijn aan hun dogma’s voor recycling en tegen verbranding dat zij de mogelijkheid van warmte en stroom uit afval daaraan willen opofferen. In dat opzicht, moet ik zeggen, denk ik dat zij zich grondig vergissen.

In dit verband zou ik willen opmerken dat ik er sterk voor pleit om de definitie van “terugwinning” krachtens de richtlijn te maximaliseren, zodat het onbetwistbaar duidelijk is dat energieopwekking uit afval staat voor terugwinning, niet voor verwijdering. We zouden dat in het bijzonder moeten toepassen op onze landbouwsector, waar in dit opzicht veel mogelijkheden bestaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, eerst wil ik mijn hartelijke dank betuigen aan onze rapporteur, Caroline Jackson, voor het opmerkelijke werk dat zij heeft verricht en dat haar grote deskundigheid op het gevoelige terrein van de afvalverwerking weerspiegelt. Ik complimenteer haar ook met haar aandachtig luisteren, wat zij van het begin tot het einde van de onderhandelingen heeft gedaan, waaraan wij het lastige compromis met de Raad en de Commissie te danken hebben.

We hebben een nieuwe richtlijn die een aantal zaken moet ophelderen. Wij verwelkomen de hiërarchie in de afvalverwerking en de ambitieuze recyclingdoelstellingen voor de lidstaten – vijftig procent voor huishoudelijk afval in het jaar 2020. Afvalverwerking moet zijn gebaseerd op preventie, hergebruik, recycling, terugwinning en, in laatste instantie, verwijdering en deze hiërarchie dient een leidend beginsel te zijn. Ook is het belangrijk dat afvalverbranding wordt onderworpen aan criteria voor energie-efficiëntie, zoals in de tekst uiteengezet, mits die verbranding natuurlijk alleen wordt toegepast als geen enkele andere methode haalbaar is.

Op die basis beschouw ik het als erg positief dat de tekst ook voorziet in zeer strenge controles op gevaarlijke afvalstoffen en stringentere traceerbaarheidsmaatregelen.

Dit is uiteraard een compromis en we hadden op bepaalde punten graag veel verder willen gaan, bijvoorbeeld door milieucriteria op te nemen in de definitie van terugwinning en door strengere voorwaarden te verbinden aan afwijkingen van de afvalstatus; ook is er de kwestie van de bijproducten, waarvan de definitie problemen oplevert. Desalniettemin moeten we dit compromis absoluut steunen omdat we heel goed weten dat het moeilijk te bereiken was en dat we als we voor bemiddeling kiezen, het risico lopen te verliezen en de zaken enorm te vertragen. We dienen ons te realiseren dat het vanwege de mislukking van ons Europese afvalbeleid tot nu toe verre te prefereren is een oplossing overeen te komen die redelijk lijkt en dat de Europese Commissie zeer waakzaam moet zijn om te waarborgen dat deze richtlijn correct wordt uitgevoerd. Dan zullen we zien of we over een paar jaar verder kunnen gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Ferreira (PSE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik van mijn kant ben tevreden met de vorm noch de inhoud van deze compromistekst.

Wat de vorm betreft geloof ik dat wij ons werk niet naar behoren kunnen doen wanneer we, na twee jaar werk te hebben besteed aan de opstelling van een tekst, ontdekken dat de definitieve beslissingen – die meer dan alleen aanpassingen zijn – in stilte worden genomen, veel verder gaan dan wat in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid is besloten en pas een paar uur voor de stemming bij de leden worden bezorgd.

Wat de inhoud betreft is deze compromistekst een uitvlucht waarin geen heldere definitie van terugwinning staat, niet langer wordt geprobeerd het afvalvolume te stabiliseren, niet langer ambitieuze recyclingdoelen worden gesteld en waaruit helaas het onvermogen van de Commissie en de Raad spreekt om de uiterst ambitieuze verklaringen, afgelegd op Europees en internationaal niveau, om te zetten in daden.

Nee, ik ben niet tevreden; ik maak me eigenlijk zorgen over onze politieke onmacht om echte milieumaatregelen of maatregelen ter bevordering van onze volksgezondheid te treffen. Daarom heb ik ook tegen de tekst gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze (ALDE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik eer bewijzen aan het werk van onze rapporteur, Caroline Jackson, en van Mojka Drčar Murko, rapporteur voor onze ALDE-Fractie.

De kwestie van giftige afvalstoffen werpt cruciale vragen op over traceerbaarheid, niet-vermenging en homogene opslag van informatie over afvalbewegingen gedurende een langere periode, dat wil zeggen vijf jaar voor alle onderdelen van de keten. Toch worden al deze zaken tamelijk luchtig behandeld. Dat is in termen van milieu en gezondheid meer dan betreurenswaardig.

Ten aanzien van bijproducten ben ik zeer teleurgesteld. Ik ben niet tegen het begrip bijproducten. In tegendeel, ik erken hun belang, maar ik denk wel dat de definitie die in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt gegeven, niet genoeg garanties biedt en dat zij uiteindelijk het begrip zelf dreigt te vernietigen als gevolg van mogelijk misbruik.

Andere kwesties, zoals de status van niet langer als afvalstof aan te merken stoffen en de terugwinning van afval, schijnen mij te zijn geofferd in de naam van overeenstemming in de tweede lezing.

 
  
MPphoto
 
 

  Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, mevrouw Jackson, wij zullen namens meerdere partijen een amendement indienen dat in de eerste lezing in dit Huis door een meerderheid gesteund werd. Het gaat in op het volgende probleem: in veel landen van de EU worden herhaaldelijk onbehandelde, niet gesteriliseerde voedselresten aan dieren gevoerd of illegaal gestort. Steeds opnieuw brengt dit soort gedrag het risico van ziekten zoals mond-en-klauwzeer met zich mee. Het is daarom essentieel dat we ervoor zorgen dat voedselafval met de juiste methoden wordt gesteriliseerd en veilig wordt verwijderd door erkende bedrijven. Lidstaten zouden het gebruik van dit afval in varkensvoer alleen moeten toestaan als het gedurende 20 minuten is gesteriliseerd bij een temperatuur van 133°C en een druk van 3 bar en als volledig is voldaan aan alle overige vereisten van Verordening 1774/2002. Ik ben er vast van overtuigd dat als het Parlement dit amendement aanneemt, de Raad deze regel in het compromis zal opnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni (GUE/NGL). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het bereikte compromis is een stap terug ten opzichte van de tekst die door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid is aangenomen.

In de oorspronkelijke tekst stond dat de afvalproductie vanaf 2012 zou worden gereduceerd tot het niveau van 2009 en werd een echt preventiebeleid ingevoerd met oplopende maatregelen in de loop van de tijd. Die doelstelling is herroepen in het compromis, dat alles in het vage laat. De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid had minimumdoelstellingen geformuleerd voor de recycling van huishoudelijk en industrieel afval, die moesten worden gerealiseerd voor vastgestelde – zij het ver in de toekomst gelegen – deadlines. Ook die doelstellingen zijn verwaterd; ze blijven beperkt tot sommige typen materialen en gelden niet voor industrieel afval.

Een ander negatief aspect is de promotie van verbrandingsinstallaties ten koste van een zekere mate van efficiëntie van verwijderingsinstallatie tot terugwinningsinstallatie. Deze richtlijn lijkt zich te richten op wat machtige lobby’s willen. De uitkomst van het Ierse referendum laat zien dat je of aan de kant van de burgers en hun zorgen staat, of het risico loopt dat het idee van Europa wordt verworpen en het integratieproces verlamd raakt.

Het Parlement moet acht slaan op de duizenden e-mails van Europese burgers die pleiten voor meer verplichtingen en bindende doelstellingen, anders lopen we het risico opnieuw een grote kans te missen om de geloofwaardigheid van de Europese instellingen te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u zeer, mevrouw de Voorzitter. Ik verwelkom het compromispakket, maar tegelijkertijd wil ik benadrukken dat het compromis tamelijk zwak is. Het is daarom van levensbelang dat elke lidstaat zich verantwoordelijk gedraagt en niet op zoek gaat naar mazen die wellicht in de wetgeving zijn achtergebleven. In Hongarije wordt momenteel twee procent van al het afval gescheiden ingezameld. Naar mijn mening valt hier niets aan toe te voegen, behalve dat ik de hoop uitspreek dat de uitwerking van deze richtlijn eindelijk zal helpen om de situatie in positieve zin te veranderen ten opzichte van dit lage percentage. In de oostelijke helft van Europa zijn de investeringen in afvalverwerking de laatste jaren toegenomen, vooral dankzij middelen uit het pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (ISPA) en het Cohesiefonds. De aanleg van stortplaatsen is een belangrijke activiteit geweest, maar in een aantal plaatsen zijn ook programma’s voor afvalscheiding van start gegaan, in sommige gevallen inclusief maatregelen voor de gescheiden inzameling van organisch afval. Aan de andere kant zijn er helemaal geen werkelijke maatregelen en investeringen geweest die waren gericht op afvalvermindering. Een aparte industrie voor de verwerking van recyclebare materialen moet nog van de grond komen. De aard van de richtsnoeren van de Europese Unie zal daarom cruciaal zijn, niet het minst voor Hongarije. Volgens de statistieken zou elke gemeente in principe een reductie van vijftig procent van het geproduceerde afval moeten kunnen realiseren zodra men overgaat tot recycling van droog afval en gescheiden huis-aan-huisinzameling van organisch afval. Wanneer we deze nieuwe verplichtingen schetsen, moeten we echter ook denken aan de uitvoerbaarheid en de bijbehorende kosten. Kunnen de extra investeringen bijvoorbeeld worden gedaan in dezelfde regio’s als de ISPA-projecten? Kunnen de oorspronkelijke contracten worden gewijzigd? Zo niet, dan maakt het weinig verschil of er vraag bestaat naar uitbreiding van de afvalscheiding of dat er wetgeving is ingevoerd om de hoeveelheid afval te verminderen die wordt afgevoerd naar stortplaatsen; volgens de twintigjarige contracten moet het ingezamelde afval worden afgevoerd naar de gebouwde stortplaatsen. Naast het aannemen van deze richtlijn moeten we derhalve niet aarzelen om te gaan werken aan mogelijke manieren om de bestaande contracten te wijzigen. Ik feliciteer de rapporteur met haar uitstekende werk. Dank u zeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Horst Schnellhardt (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik vind dat we de rapporteur mogen feliciteren. Zij is er zeker in geslaagd een aanvaardbaar resultaat te bereiken bij de Raad. Ik wil in het bijzonder wijzen op de opname van de divergente afvalhiërarchie.

Er zijn echter minpunten die werkelijk onbegrijpelijk zijn en die in dit document zijn gezet door de Raad. Het eerste daarvan heeft betrekking op dierlijke bijproducten. We hadden in de commissie vastgesteld dat dierlijke bijproducten uit deze kaderrichtlijn afvalstoffen zouden worden weggelaten. Wat de Raad nu heeft gedaan is een bureaucratisch obstakel opwerpen van het soort dat boeren naar de barricaden drijft. Hij bepaalt dat tot biogas verwerkte drijfmest plotseling een afvalproduct wordt. Weet u wat dat betekent? Dat betekent dat boeren een vergunning voor afvalbehandeling moeten hebben en dat zij het exacte volume en de aard van het te behandelen afval en de plaats van behandeling moeten specificeren.

In de verordening inzake dierlijke bijproducten is uitdrukkelijk bepaald dat uitzonderingen worden gemaakt voor drijfmest. Het zou daarom nu voor een boer makkelijker zijn om de drijfmest over zijn velden te verspreiden dan deze te verwerken tot biogas. Met andere woorden, we werpen bureaucratische obstakels op voor een praktijk die we eigenlijk willen aanmoedigen.

Het tweede punt betreft olieafval. De richtlijn inzake afgewerkte olie – die, zoals u weet, nu zal worden ingetrokken – bepaalt dat olieafval moet worden behandeld en geregenereerd. Er worden op grond van die richtlijn grote hoeveelheden verwerkt. Uiteraard is al vastgesteld dat olieafval moet worden behandeld in gevallen waarin regeneratie economisch niet levensvatbaar of technisch onmogelijk is. Thans wordt bepaald dat de lidstaten moeten beslissen. Zijn we nu een Europese Unie of gaan we terug naar een verzameling lidstaten? Feit is dat we heel duidelijk de markt weer aan het opdelen zijn. Ik vind dat erg verontrustend.

Laat ik verder gaan met de kwestie van de toegenomen zelfvoorziening. Plaatselijke autoriteiten bepalen nu wie wat wanneer mag verwijderen. Het behoeft geen betoog dat er veel druk is uitgeoefend door plaatselijke autoriteiten met een overschot aan verbrandingscapaciteit. Dat is echter niet de juiste weg. Het is geen optie en deze uitbreiding brengt de markteconomie op het gebied van afvalverwerking volkomen tot stilstand.

 
  
MPphoto
 
 

  Frieda Brepoels (PPE-DE). - (NL) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat het duidelijk is dat het voorliggende compromis een substantiële stap vooruit is voor de Europese milieuwetgeving. Maar toch ben ik niet onverdeeld gelukkig met het compromis. Waarom niet? Mijn regio Vlaanderen staat samen met bijvoorbeeld Nederland aan de top inzake afvalbeleid en is kampioen in sorteren en recycleren en dus vinden wij de voorziene recyclage en preventiedoelstellingen dan ook absoluut onvoldoende. Het geeft ons eigenlijk geen enkele aanmoediging om het nog beter te doen in de toekomst.

Wij zijn ook niet onverdeeld gelukkig met de mogelijkheid om huisvuilverbrandingsovens als nuttige toepassing te beschouwen op basis van die energie-efficiëntieformule die in de praktijk volgens ons tot heel veel onduidelijkheid kan leiden. Maar toch ben ik ervan overtuigd dat de globale eindbalans als zeer positief moet worden beschouwd en wil ik mevrouw Jackson dan ook van harte feliciteren voor haar enorme inzet; wij zullen het compromis steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, helaas bedreigt de kaderrichtlijn afvalstoffen in haar huidige vorm de uitbreiding van het gebruik van biogas. Ik ben het volledig eens met ons collega-lid Horst Schnellhardt van de PPE-DE-Fractie, dat de huidige richtlijn ontoereikend is ten aanzien van biogasproductie, alsmede ten aanzien van het gebruik van drijfmest of huishoudelijk afval. In haar huidige vorm zal de kaderrichtlijn afvalstoffen helaas de groei van het biogasgebruik in gevaar brengen. Dit roept twijfels op over het verslag-Jackson. Binnen het kader van de richtlijn afvalstoffen is de definitie van dierlijke mest die gebruikt wordt voor de productie van biogas ambigu. Als de werkingssfeer van de richtlijn zich hiertoe zou uitstrekken, zou het onmogelijk worden om biogas te produceren van dierlijke mest, ondanks het feit dat dit grote voordelen heeft vanuit het oogpunt van energiebeheer, milieu en klimaatbescherming. We zullen deze onduidelijke situatie moeten ophelderen en de consistentie van de wetgeving zo snel mogelijk moeten herstellen en daarom moeten we het Commissiestandpunt over de richtlijn ten aanzien van biogas overnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijn felicitaties gaan uit naar de rapporteur voor een realistische inschatting van het groeiende afvalprobleem. De basisaannames in de voorgestelde verordeningen zijn afvalpreventie en materiaalrecycling. Terugwinnen van energie is eenvoudiger maar mag niet in de plaats komen van het moeilijker proces van materiaalrecycling.

Daarom is het nodig de voorwaarden te scheppen die daadwerkelijke materiaalrecycling mogelijk maken en exactere wettelijke onderscheiden te maken waarin bijvoorbeeld wordt beschreven wanneer oud metaal geen afval is maar een grondstof. We hebben behoefte aan betere en goedkopere technologieën voor materiaalrecycling. Producten moeten zo worden ontworpen dat recycling wordt vereenvoudigd. Selectieve inzameling is noodzakelijk, zodanig aangepast aan de markt dat zowel huishoudens als potentiële gebruikers van secundair materiaal ervan kunnen profiteren.

Zonder deze oplossingen lopen we het risico van een herhaling van de huidige toestand in Napels, waar vuilverbranding helaas wel eens de enige optie zou kunnen blijken te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag alle sprekers in dit debat bedanken voor hun positieve bijdragen.

Op basis van de overeengekomen tekst zullen de lidstaten nu een aantal maatregelen moeten nemen ter verbetering van hun afvalverwerking. De richtlijn geeft heldere definities en beginselen voor afvalverwerking, waardoor naar ik vertrouw de bestaande interpretatieproblemen zullen worden opgelost. Het aantal rechtszaken zal afnemen en er ontstaat een solide wettelijke basis voor het functioneren van de afvalverwerkingssector.

Er is een aantal belangrijke elementen opgenomen in het totale compromispakket dat nu wordt voorgesteld. De belangrijkste daarvan zijn de volgende.

Ten eerste is de milieudoelstelling van de richtlijn nu helder en ambitieus. Het milieubeschermingsniveau is niet alleen gehandhaafd maar in verschillende gevallen, zoals bij de gevaarlijke afvalstoffen, ook versterkt.

De medewetgevers zijn het eens geworden over een aantal fundamentele definities, waaronder die van afval, preventie, recycling en terugwinning. Deze definities zijn helder en begrijpelijk. Bovendien zijn in de richtlijn de bepalingen van twee andere richtlijnen succesvol geïntegreerd om de wetgeving toegankelijker te maken met behoud van de strenge normen voor milieubescherming.

Er wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen terugwinnen en verwijderen, met de mogelijkheid dat de Commissie dit onderscheid nader afbakent indien dat nodig zou zijn.

Er is een duidelijke “afvalhiërarchie” van vijf categorieën opgesteld, die afvalpreventie bevordert en de verwijdering van restafval alleen toestaan als laatste redmiddel. Tegelijkertijd voorziet deze opzet in de juiste mate van flexibiliteit die wordt gerechtvaardigd door gefundeerde overwegingen van levensduur.

Ik wil het belang in herinnering roepen dat het Parlement tijdens de onderhandelingen heeft gehecht aan versterking van de hoogste niveaus van de afvalhiërarchie door invoering van de recyclingdoelstellingen. Als de doelstellingen in 2020 niet worden gehaald, kan de Commissie lidstaten voor de rechter brengen voor niet-naleving van de vereisten van de richtlijn. Bovendien wordt met de huidige formulering een regelmatiger en grondiger proces geïntroduceerd ter monitoring van de maatregelen die de lidstaten treffen om voor de deadline van 2020 de verplichte doelstellingen te halen, in plaats van een simpele controle van de feitelijke naleving in 2020, wanneer de afvalverwerkingssystemen al in gebruik zijn. Een dergelijke vervroegde handhaving kan onplezierige verrassingen in 2020 helpen voorkomen.

Ten slotte – niet onbelangrijk – introduceert de richtlijn een compleet nieuwe dimensie in de vorm van afvalpreventie, die de Commissie graag wil uitwerken zodra de richtlijn is aangenomen en getransponeerd. De lidstaten zullen nu nationale plannen en netwerken voor afvalverwerking moeten opzetten die de beginselen en nieuwe verplichtingen moeten weerspiegelen die in de herziene richtlijn zijn vastgelegd.

Artikel 14 van de kaderrichtlijn afvalstoffen schrijft niet voor of private dan wel publieke autoriteiten moeten deelnemen in de opzet en werking van zulke netwerken, en heeft op geen enkele wijze gevolgen voor de eigendom – publiek of privaat – van operaties en infrastructuren in de afvalverwerking. De verdeling van verantwoordelijkheden tussen de publieke en de private sector is een interne zaak waarover alleen kan worden beslist door de lidstaten. Als er al een adequaat netwerk van verwijderings- en terugwinningsactiviteiten is – of dat nu privaat, publiek of gemengd is – hoeven geen aanvullende maatregelen te worden genomen om er een op te zetten.

Ten aanzien van de zorgen rond het ontbreken van een recyclingdoelstelling voor afval in nijverheid en industrie zullen mijn diensten de mogelijkheid onderzoeken om een dergelijke doelstelling te formuleren als eerste prioriteit in de context van de evaluatie in 2014, die is voorzien in artikel 8a (punt 4).

Wat betreft de kwestie van dieren die worden gevoederd met dierlijke bijproducten zoals voedselresten uit de horeca, deze wordt geregeld in de verordening inzake dierlijke bijproducten, die momenteel wordt herzien. Deze zaak moet in die verordening worden geregeld, aangezien de kaderrichtlijn afvalstoffen niet de juiste plaats is om het gebruik van horeca-afval te regelen.

Wat betreft de kwestie of in de Europese Unie aan eisen voor bijproducten en criteria voor niet langer als afvalstof aan te merken stoffen moet worden voldaan voorafgaand aan verscheping naar derde landen, bevestigt de Commissie dat dit het geval is.

Wat betreft de vraag of drijfmest moet worden uitgesloten van de werkingssfeer van de kaderrichtlijn afvalstoffen: drijfmest wordt niet beschouwd als afval wanneer hij wordt gebruikt om grond te bemesten. Wél als afval wordt drijfmest beschouwd die bestemd is voor nadere verwerkings- of verwijderingsactiviteiten, bijvoorbeeld verbranding, de productie van biogas of compost, en storten. Als drijfmest wordt uitgesloten van de werking van de afvalwetgeving, zou er een ernstig gat in de milieubescherming ontstaan, aangezien er geen wettige middelen zouden bestaan om kwesties te regelen als emissies in lucht en water, vereisten voor stortplaatsen, lawaai, stank, enzovoort.

Ten slotte moet de Europese Unie de productie van biogas en de compostering van afval bevorderen. Maar biogas- en composteringsinstallaties zijn niet milieuneutraal. Zij veroorzaken ook emissies in lucht en water en kunnen een bron van overlast zijn, bijvoorbeeld in de vorm van stank of lawaai. Uitsluiting van mest bestemd voor biogasproductie of composteringsinstallaties van de werkingssfeer van de kaderrichtlijn afvalstoffen zou ertoe leiden dat dergelijke installaties worden uitgesloten van de werkingssfeer van de IPPC-richtlijn.

Afrondend wil ik graag nogmaals mevrouw Jackson gelukwensen en haar bedanken voor haar uitstekende werk. De Commissie is verheugd over de uitkomst van de onderhandelingen en kan de voorgestelde compromisamendementen volledig aanvaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Jackson, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag heel kort alle collega’s bedanken die hebben deelgenomen aan het debat. Er is maar één collega op wie ik wil reageren en dat is Chris Davies – hierna te noemen “Chris ‘Newsnight’ Davies” naar het programma waarin hij graag optreedt – die zei dat ik te snel tevreden was geweest in de Raad. Ik hoop dat mijn collega’s met mij instemmen wanneer ik zeg dat ik niet te snel tevreden ben geweest en dat ik nooit te snel tevreden ben over wat dan ook. Zoals Anne Laperrouze zal bevestigen inzake het watervraagstuk wordt het steeds moeilijker om met de Raad te onderhandelen. Nu de recessie pijn begint te doen, realiseert de Raad zich dat deze wetgeving geld gaat kosten en wordt hij huiveriger om de amendementen van het Parlement te aanvaarden.

We hebben morgenochtend een keuze. We kunnen instemmen met het overeengekomen pakket dat voorligt en ik hoop ten zeerste dat dit zal gebeuren. We kunnen sommige belangrijke amendementen aannemen, bijvoorbeeld over bijproducten, wat betekent dat het pakket uiteenvalt en we allemaal gaan bemiddelen. Zal dat even leuk zijn! Of we worden het misschien eens over een klein amendement, of een amendement dat door de indieners als klein wordt gekenschetst, zoals amendement 88, waarover ik de mening van de Commissie afwacht, die misschien morgen komt.

Ik denk dat het heel erg twijfelachtig is of de Raad enig amendement zal aanvaarden, hoe klein ook. Daarom ben ik voorstander van het ongewijzigde pakket zelf. Tenslotte moet het pakket iets betekenen, want waarom zou de Raad er anders zo krachtig om gestreden hebben? Het is geen betekenisloos pakket, zoals de Groenen ervan proberen te maken; het is een pittig pakket.

Ik wil tot slot de schaduwrapporteurs bedanken – Caroline Jackson & the Shadows, het klinkt als een band uit de jaren zestig – voor hun samenwerking, zonder dat ik hen noodzakelijkerwijs nog eens en nog eens en nog eens wil ontmoeten tijdens de bemiddeling. Ik vind dat we moeten proberen deze zaak morgenochtend af te ronden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, dinsdag 17 juni, plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Met de nieuwe kaderrichtlijn afvalstoffen heeft het Parlement nu bereikt dat het vaststellen van hoge, bindende recyclingquota wordt aanvaard. Er was inderdaad dringend behoefte aan die quota en ik kijk met vertrouwen uit naar een toekomst waarin afvalscheiding en recycling op steeds grotere schaal plaatsvinden in heel Europa. Ik geloof dat vijftig procent recycling van huishoudelijk afval en zeventig procent recycling van bouw- en sloopafval in 2020 heel goede doelstellingen zijn die de weg bereiden voor een goed functionerend systeem van milieuvriendelijke en klimaatvriendelijke afvalverwerking in heel Europa. Juist omdat de Oostenrijkers het goede voorbeeld geven met het scheiden en recyclen van afval, ben ik blij dat alle andere lidstaten nu aan deze activiteiten gaan meedoen, wat ons weer een stap dichter bij een doelmatige bescherming van het milieu brengt. We moeten niet vergeten dat afvalproducten ook grondstoffen zijn en dat een doelmatiger gebruik van deze grondstoffen ook kan helpen de klimaatverandering te bestrijden.

Het is nu een kwestie van afwachten tot de Commissie haar specifieke voorstel presenteert voor de wijze waarop we kunnen waarborgen dat economische groei niet gelijkstaat aan een groeiend afvalvolume.

 

20. Milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0192/2008) van Anne Laperrouze, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG, 86/280/EEG en 2000/60/EG (11486/3/2007 – C6-0055/2008 – 2006/0129(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze, rapporteur. (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag dat we vandaag ter tweede lezing aanbieden is het resultaat van teamwork, en dankzij dit teamwork zijn we tot een overeenkomst gekomen met het Sloveense voorzitterschap en de Europese Commissie. Het was voor mij erg prettig om samen met mijn mederapporteurs uit de fracties te zoeken naar een compromis. Ik had het geluk te mogen werken met competente en ervaren collega's, die zorgvuldig hebben geluisterd en aanwezig waren tijdens de onderhandelingsbijeenkomsten. Ik wil hen hiervoor hartelijk danken, en ik wil ook mijn dank uitspreken aan het secretariaat van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de fractieadviseurs en mijn assistent, Sylvain Maréchal.

Ik gebruik het woord teamwork omdat we uitstekend hebben samengewerkt met de vertegenwoordigers van het Sloveense voorzitterschap, die rekening hielden met de aanbevelingen van het Parlement, en met de vertegenwoordigers van de Europese Commissie, die ons antwoorden gaven die het voor ons makkelijker maakten om dit voorstel voor een richtlijn te begrijpen. Ik denk dat we allemaal de vruchten van onze samenwerking kunnen herkennen in de compromisamendementen die worden ingediend voor de stemming van morgen. Ik wil dus iedereen bedanken voor zijn hulp aan mij bij mijn taak als rapporteur voor dit technische dossier.

Ik kom nu op de inhoud. In de kaderrichtlijn water wordt een strategie vastgesteld om de chemische verontreiniging van water te bestrijden. Dit voorstel voor een dochterrichtlijn richt zich middels het vaststellen van milieukwaliteitsnormen op het waarborgen van een hoog beschermingsniveau tegen de risico’s die bepaalde stoffen vormen voor het aquatisch milieu.

Ik zal de belangrijkste voordelen van deze compromistekst noemen. We hebben twee hoofdbeginselen geïntroduceerd: het beginsel dat de vervuiler betaalt en het beginsel van prioriteitscorrectie bij de bron. De belangrijkste aspecten zijn van praktische aard. De overgangsgebieden voor overschrijding, opnieuw gedefinieerd als mengzones, zijn niet langer meer eenvoudigweg gebieden die worden vastgesteld, maar dienen nu als hulpmiddel voor het onderstrepen van een probleem, en het is derhalve aan de lidstaten om de corrigerende maatregelen te beschrijven.

Het belangrijkste doel van deze richtlijn was het harmoniseren van normen op communautair niveau. Het is dan natuurlijk aan de Commissie om de richtsnoeren voor het harmoniseren van inventarissen, emissies, lozingen en mengzones te definiëren. Dat hebben we bereikt. We hebben ook kunnen waarborgen dat er meer rekening wordt gehouden met de situatie van grensoverschrijdende oppervlaktewaterlichamen tussen lidstaten, maar ook uit derde landen.

Met betrekking tot aanvullende stoffen had het Parlement gehoopt om een consistent aantal toe te voegen. Op basis van een eerste filtering heeft de Commissie 13 stoffen geselecteerd waarvan zij vindt dat deze reden tot bezorgdheid bieden. In het compromis wordt duidelijk bepaald dat de Commissie op basis van wetenschappelijke gegevens 24 maanden de tijd heeft om zich uit te spreken over de definitieve classificering en om de relevante grenswaarden voor te stellen. Dit betekent een tamelijk behoorlijke vooruitgang, omdat deze stoffen in hoofdzaak bestaan uit PCB’s, vrij cyanide, EDTA, dioxines en bisfenol.

Over de stekelige vraag betreffende sedimenten en biota, bij gebrek aan wetenschappelijke overeenstemming wordt in het compromis bepaald dat lidstaten deze zaken in de gaten moeten houden teneinde de langetermijntrends te bepalen van de stoffen die zich hier ophopen.

Tot slot, verrast als zij waren door het feit dat het voorstel geen nieuwe maatregelen bevatte om de emissies te bewaken, hebben europarlementariërs in het compromis bedongen dat artikel 7 bepaalt dat de Commissie op basis van verslagen van lidstaten de effectiviteit zal evalueren van bestaande wetgeving en van de voortgang bij het verlagen van de hoeveelheid mengzones, en vervolgens amendementen zal indienen of relevante wetgeving zal voorstellen.

Gezien deze voortgang zou ik de leden willen vragen om dit compromispakket te ondersteunen.

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag bespreken we een van de meest cruciale uitdagingen voor het milieubeleid: de bescherming van onze waterbronnen, voor ons welzijn en voor dat van toekomstige generaties.

Ik wil beginnen met het feliciteren van de rapporteur, mevrouw Laperrouze, en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, met het uitstekende werk dat zij hebben verricht, en met hun medewerking aan deze richtlijn.

Zoals u zich zult herinneren was er in de kaderrichtlijn water, het belangrijkste wetgevende instrument voor EU-beleid inzake de bescherming van water, ruimte gelaten voor verdere wetgeving die noodzakelijk was op twee gebieden: Europese kwaliteitsnormen voor grondwater en Europese kwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen in oppervlaktewater.

De grondwaterrichtlijn werd aan het eind van 2006 goedgekeurd door middel van de overlegprocedure. Vandaag moet het Europees Parlement in tweede lezing een besluit nemen over de voorgestelde richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen in oppervlaktewater. In de richtlijn worden geharmoniseerde kwaliteitsnormen bepaald voor de 33 opgenomen stoffen, zodat het basisconcept van een goede waterkwaliteit wordt uitgedrukt in vaste numerieke waarden die zijn gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke gegevens en kennis. De richtlijn zal zo bijdragen aan het bereiken van een hoog niveau voor de bescherming van het aquatisch milieu en de volksgezondheid. Dit is bovendien het doel van de kaderrichtlijn water.

De Commissie is vastbesloten om de handhaving van deze richtlijn en de kaderrichtlijn water scherp in de gaten te houden. De Commissie is eveneens voornemens om de beschikbare informatie over de aanwezigheid en gevolgen van stoffen die niet zijn opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen of in de lijst van prioritaire gevaarlijke stoffen, te volgen en te evalueren. Zij is voornemens om voorstellen in te dienen voor het aannemen van eventuele verdere noodzakelijke maatregelen.

In de loop van het onderhandelingsproces hebben de interventies van het Parlement over diverse belangrijke kwesties bijgedragen aan het behoud van het ambitieuze niveau van de doelstellingen die oorspronkelijk door de Commissie waren voorgesteld. Dit geldt met name voor de volgende belangrijke punten: de verdere herziening van de lijst met prioritaire stoffen, die nu duidelijk is gekoppeld aan milieukwaliteitsnormen en binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn zal worden voorgesteld; de lijst van mogelijke stoffen die moeten worden onderzocht wanneer de bestaande lijst is herzien; en de criteria voor het inventariseren van emissies, lozingen en lekken, en die voor mengzones.

Ik wil ook even kort stilstaan bij de kwestie van emissiebeheersing van verontreinigende stoffen. Zoals u weet, voorziet de kaderrichtlijn water in een aanpak die emissiebeheersing koppelt aan milieukwaliteitsnormen. Emissiebeheersing wordt in grote mate geregeld door bestaande communautaire wetgeving. Naast emissiebeheersing krachtens de richtlijnen inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, en geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (richtlijnen die al van kracht waren toen de kaderrichtlijn water in 2000 werd goedgekeurd), zijn er in de tussentijd meer dan 30 communautaire wetgevende instrumenten vastgesteld of voorgesteld door de Commissie. Ik noem er enkele bij wijze van voorbeeld: de REACH-verordening, de verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen, de richtlijn inzake mijnbouwafval en de beperkingen voor het gebruik van stoffen krachtens de richtlijn inzake bestrijdingsmiddelen en de richtlijn voor de beperking van de verspreiding en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen.

We zijn dan ook van mening dat de lidstaten over voldoende wetgevingsinstrumenten beschikken om de doelstellingen van de kaderrichtlijn water te bereiken.

Daarnaast zal de Commissie de noodzaak van verdere beheersmaatregelen op communautair niveau beoordelen en, indien noodzakelijk, voorstellen indienen tijdens de herziening van de lijst met prioritaire stoffen. De Commissie zal eveneens de noodzaak beoordelen om prioritaire stoffen te classificeren als prioritaire gevaarlijke stoffen, waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe informatie die beschikbaar wordt gemaakt, en met de nieuwste ontwikkelingen binnen de reikwijdte van de REACH-verordening.

Ik wil afsluiten door nogmaals mijn tevredenheid uit te spreken over het werk dat gezamenlijk is verzet, en dan met name door de rapporteur. Ik bevestig opnieuw de volledige steun van de Commissie voor het compromispakket van maatregelen waarover overeenstemming is bereikt voor dit zeer belangrijke wetgevingsinstrument in tweede lezing.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Sturdy, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Laperrouze feliciteren. Ze is een uitstekende rapporteur geweest en ik heb met veel plezier met haar samengewerkt. Ik ben zeer verheugd dat de Commissie heeft gezegd dat zij dit verslag zal onderschrijven.

De voorgestelde richtlijn - en ik zal niet alles herhalen wat mevrouw Laperrouze al heeft behandeld, maar ik moet hier wel enkele eigen opmerkingen aan toevoegen - is een dochterrichtlijn van de kaderrichtlijn water en waarborgt het definitieve stukje wetgeving voor water van een goede kwaliteit voor verschillende lidstaten. Samen met de rapporteur, de Raad en de Commissie hebben we veel besprekingen gehad, en ik denk dat we het uiteindelijk eens zijn geworden over een compromispakket dat we allemaal kunnen onderschrijven. Ik dring er bij iedereen op aan, zoals ook de rapporteur deed, om vóór te stemmen. Ik ben van mening dat het een evenwichtig pakket is: het milieu wordt beschermd, de waterkwaliteit voor onze burgers wordt verhoogd, en de belasting voor de economie is redelijk, en ik denk dat dit eveneens belangrijk is. Tijdens de onderhandelingen hebben we vele besprekingen gevoerd met NGO’s en de industrie en we zijn met een voorstel gekomen dat uitstekend is.

Het voorstel beperkt de concentratie van chemische stoffen, gevaarlijke groepen met inbegrip van zware metalen, enkele bestrijdingsmiddelen en andere gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater. Het is zeer sterk gebaseerd op het beginsel van preventieve acties. De lidstaten kunnen, zoals de rapporteur al zei, mengzones aanwijzen, waar concentraties van chemische stoffen de relevante milieukwaliteitsnormen onder bepaalde omstandigheden kunnen overschrijden, maar deze moeten natuurlijk wel met grote zorgvuldigheid worden bewaakt. We hebben zones die kunnen worden aangewezen als mengzones in grensoverschrijdende waterlichamen, een uitstekend stuk wetgeving. Er staat hier dat de lidstaten informatie zullen verzamelen, inclusief kaarten. Ik denk dat het moeilijk wordt om de kaarten te verkrijgen, maar dat zullen we evengoed wel oplossen. Het voorstel voorziet in het vaststellen van een stroomgebiedbeheersplan, baggerwerk en zeescheepvaart, zelfs dit leidt tot lozingen en emissies. De achteruitgang van prioritaire stoffen kan nu plaatsvinden, vooropgesteld dat het de kaderrichtlijn water bereikt.

Dames en heren, ik wil u nog één gedachte meegeven. Water is een eerste levensbehoefte, deze richtlijn is verschrikkelijk belangrijk. Zelfs op Mars is het een eerste levensbehoefte.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ook ik wil mevrouw Laperrouze en alle schaduwrapporteurs, evenals het Sloveense voorzitterschap bedanken voor het werk dat ze hebben verricht.

Dit is de laatste dochterrichtlijn krachtens de kaderrichtlijn water en het was voor ons erg belangrijk om tot een compromis te komen dat een werkelijke vooruitgang laat zien voor wat betreft onze ambitie om de verontreiniging te bestrijden, en dan met name de chemische verontreiniging van water. We horen dagelijks in het nieuws hoezeer de aanwezigheid van PCB’s onze communautaire waterbronnen aantast.

Mevrouw Laperrouze heeft alle punten aangegeven waarop we vooruitgang hebben geboekt. Natuurlijk zouden we, zoals altijd bij een compromis, meer hebben willen bereiken, maar ik denk dat we een goede basis hebben gelegd. We zullen eenvoudigweg waakzaam blijven omdat er nu veel afhangt van de Commissie, en we hopen dat zij bij het nemen van maatregelen om de bevindingen van wetenschappelijke deskundigen te ondersteunen, laat zien dat ze zeer ambitieus is met betrekking tot het classificeren van toekomstige prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen, de befaamde dertien stoffen die in de zeer nabije toekomst moeten worden geclassificeerd. We zullen er ook voor zorgen dat er wordt gewaarborgd dat de huidige wetenschappelijke onzekerheid met betrekking tot sedimenten en biota niet zal leiden tot een soort zachte focus die de Europese Unie op de lange termijn vrijwaart van inspanningen om de kwaliteit van die biota en sedimenten te begrijpen en te verbeteren.

Tot slot is er de behoefte om de mengzones en de kennis van verontreinigende stoffen en bronnen van verontreiniging te verbeteren, samen met het bewaken van emissies. Wij zullen er voor zorgen dat het Parlement waakzaam blijft en ik dank de commissaris voor het aangeven dat de Commissie naast de bepalingen in het compromis waarover we gaan stemmen, informatie wilde verstrekken over de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water en dat zij, indien noodzakelijk en wanneer er vertraging ontstaat in de lidstaten of wanneer er twijfels moeten worden uitgesproken, aanvullende maatregelen zal voorleggen om te waarborgen dat we inderdaad in 2015 water zullen hebben dat aanvaardbaar is voor het milieu, overeenkomstig onze stemming in 2000.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur is lid van mijn fractie en een goede collega, dus het Huis begrijpt wel dat ik haar overeenkomst zal verdedigen. Misschien hadden we meer kunnen doen, wellicht hadden we hier of daar nog een chemische stof kunnen opnemen in het pakket, maar de wetenschappelijke opvattingen zijn verdeeld, en de politieke wil is niet altijd sterk. Dit kan in de woorden van de vorige rapporteur worden omschreven als “zo goed mogelijk”.

Ik vind dat het waterbeleid een van de successen van het Europees milieubeleid is. Ik ben van mening dat we eer moeten betonen aan het werk van de Commissie van de afgelopen jaren en zeker aan mevrouw Lienemann voor haar werk aan de kaderrichtlijn water van ongeveer zeven jaar geleden. Zelfs wanneer er geen grensoverschrijdende kwesties meespelen, heeft de gezamenlijke vastbeslotenheid om de verontreiniging aan te pakken van zowel de afgelopen als de huidige jaren, geleid tot investeringsniveaus om een verbetering van de waterkwaliteit te garanderen die ver zijn uitgestegen boven de niveaus die zouden zijn bereikt als de lidstaten dit afzonderlijk hadden moeten regelen. De wetgeving die we hebben gecreëerd, is in dit opzicht duidelijk. Verontreiniging is aanwijsbaar en meetbaar. De vereisten om verontreiniging te voorkomen zijn handhaafbaar en deze wetgeving brengt ons een stapje verder naar het introduceren van verdere beperkingen voor een reeks chemische stoffen, bestrijdingsmiddelen en verontreinigende stoffen die een risico vormen voor het aquatisch en zeker het menselijk leven.

Maar we zien ook verslagen van het Europees Milieuagentschap dat er veel gevallen zijn waarin lidstaten er niet in slagen om de wetgeving zo effectief en adequaat te handhaven als het geval zou moeten zijn. Dus laten we, bij deze teneur van goedkeuring in het Huis over de aard van deze wetgeving en de positieve richting die Europa uitgaat wanneer het gaat om de kwaliteit van water, ook naar de Commissie kijken en zeggen: “u hebt de bevoegdheden om te onderzoeken, om te handelen en om te handhaven, gebruik deze bevoegdheden alstublieft”.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrete Auken, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mevrouw Laperrouze bedanken voor haar vriendelijke, voorkomende samenwerking. Het bleek mogelijk te zijn om ondanks alles een spoor van de positieve resultaten van de eerste lezing vast te houden, maar niettemin is wat we hier vandaag hebben een zwakke vertoning. Het meeste van wat we hadden bereikt is verloren gegaan als gevolg van het lobbyen door de agrochemische industrie en de minder efficiënte openbare regelgevende instanties. Wat we hier vandaag bespreken, zijn de trieste restanten.

Ons overkoepelend doel is om de waterkwaliteit van Europese rivieren en meren geleidelijk te verbeteren. Het overvloedig gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw en giftige industriële lozingen moeten aan banden worden gelegd en er moeten strenge vereisten worden afgedwongen met betrekking tot de kwantiteit van prioritaire stoffen of prioritaire gevaarlijke stoffen die zijn toegestaan in water. De zwakte van het voorliggende verslag is dat er geen echte politieke wil bestaat om meer stoffen in detail te onderzoeken. Het is al duidelijk geworden dat het huidige systeem, waarin stoffen op de lijst worden onderzocht en er nieuwe stoffen aan worden toegevoegd, in het gunstigste geval te langzaam werkt. Als het voorzorgsbeginsel van kracht zou moeten blijven, zou een aantal andere stoffen moeten worden onderzocht, maar die kans laten we door onze vingers glippen.

Bovendien is het niet duidelijk waaraan een stof moet voldoen om zo gevaarlijk te worden genoemd dat deze volledig moet worden verboden. We hebben een aantal stoffen overgehouden die naar alle waarschijnlijkheid uiterst gevaarlijk zijn, maar waarvan de Commissie weigert om deze stoffen definitief te verbieden. Dit is onaanvaardbaar: als een stof gevaarlijk is, is deze gevaarlijk. We moeten in de gaten houden of de Commissie aan de slag gaat met het onderzoeken van deze stoffen of dat ze blijft weigeren om een standpunt in te nemen op basis van het feit dat ze over onvoldoende informatie bezit. Als dat het geval is, moet ze de gegevens gaan verzamelen.

Er zijn enkele verbeteringen. Landen moeten nu bijvoorbeeld bronnen van verontreiniging in kaart brengen en hierbij ook concentraties van sediment en biota opnemen. Bovendien mag de Commissie niet wachten tot 2025, wat zij graag had gewild, met het herzien van de situatie. Een dergelijke herziening moet in 2018 plaatsvinden.

Ja, we zullen vóór dit verslag stemmen. We zijn gauw tevreden na de neergang zoals we die na de eerste lezing hebben gezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zijn duizenden bronnen van verontreiniging van oppervlakte- en grondwater, niet alleen de landbouw en de agrovoedingsindustrie, mijnen en chemische fabrieken, maar ook huishoudens.

Wanneer er geen waterzuiveringsinstallatie is, stoppen we steeds grotere hoeveelheden gif in onze schaarse waterbronnen. Stortplaatsen zijn een bron van vele giftige stoffen en biologische afvalwaterzuiveringsinstallaties kunnen het afval dat hiervandaan komt niet reinigen, omdat de bacteriën zelf verontreinigd raken. Afzettingen op de bodems van meren en kunstmatige reservoirs bevatten eveneens giftige stoffen. Hoe maken we dat schoon, dat is het probleem. Als dit verontreinigd water in de zeeën of oceanen stroomt, verontreinigt het de hele aarde, en dit is wat er na verloop van tijd gebeurt. Het verwijderen van deze afzettingen uit de reservoirs is zeer kostbaar en er zijn geen technologieën om dit te doen.

Ik zou het ook nogmaals willen hebben over de duizenden tonnen verouderde bestrijdingsmiddelen die ons water systematisch vergiftigen en die al diepten van 1 000 meter hebben bereikt. Daarom is onze fractie van mening dat de richtlijn ondanks de kosten meer aandacht zou moeten besteden aan het beschermen van water.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. (SV) De bedoeling van deze richtlijn was het vastleggen van milieukwaliteitsnormen voor een aantal gevaarlijke chemische stoffen en daardoor waterlichamen te beschermen tegen chemische en andere schadelijke stoffen. Helaas zijn de lobbyisten bedreven geweest in het beïnvloeden van zowel de Europese Commissie als de Raad van Ministers. Nu deze kwestie voor de tweede lezing komt, zijn de goede bedoelingen helaas behoorlijk verwaterd. Een voorbeeld hiervan is dat slechts 11 van de 29 chemische stoffen waarvoor we wilden dat het Parlement toezichtsbevoegdheden kreeg, nu als gevaarlijke stoffen worden geclassificeerd. Er zijn geen concrete eisen voor lidstaten om aan de reductiedoelstellingen te voldoen. Niettemin is dit compromis beter dan wat de Commissie oorspronkelijk voorstelde. Dus steunt de GUE/NGL-Fractie het voorstel, maar u kunt er zeker van zijn dat we de zaak nauwgezet zullen volgen en streven naar een waarborg voor een betere bescherming van onze waterlopen in de toekomst. Wanneer het tijd is voor de herziening, hopen we dat er een verdere verscherping zal zijn. Ik heb een vraag voor commissaris Dimas, die hier vanavond is: wat zou u er van vinden als individuele lidstaten verder zouden willen gaan en uitgebreidere maatregelen zouden willen nemen dan in deze richtlijn staan? Als individuele lidstaten meer stoffen zouden willen classificeren dan nu worden genoemd in dit compromis, zou u ze dan door laten gaan en dus strengere wetgeving aannemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. (NL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik rapporteur, collega Laperrouze, bedanken voor al het werk dat zij heeft gedaan in de onderhandelingen met de Raad.

Ik denk dat we een heel goed compromispakket voor ons hebben liggen op het gebied van waterkwaliteitsnormen. Ik ben vooral verheugd dat het concept van de mengzones gehandhaafd blijft. Ik heb daarover wel een vraag aan commissaris Dimas.

Uit het oogpunt van haalbaarheid is het een belangrijk concept, mits natuurlijk het milieu er niet noemenswaardig onder lijdt. In de kaderrichtlijn water wordt gevraagd om de zuiveringsinspanning voor drinkwater terug te dringen. Drinkwaternormen zijn strenger dan de waterkwaliteitsnormen. In het oppervlaktewater zijn diverse innamepunten voor drinkwater aanwezig en in de praktijk kan het voorkomen dat de innamepunten zich redelijk dicht bij een vervuilende puntbron bevinden waardoor een dergelijk innamepunt in een mengzone kan liggen en waardoor de zuiveringsinspanning juist toeneemt voor waterzuiveringsbedrijven. Kan commissaris Dimas mij toezeggen dat hij er alles aan zal doen om te voorkomen dat mengzones een probleem opleveren voor drinkwaterinnamepunten?

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur en de Commissie bedanken voor het zeer constructieve werk dat voor dit voorstel is verricht.

Ik wil het Huis er aan herinneren dat dit een compromispakket is. Het compromis dat hier is onderhandeld, is zeer goed, en het is zeker weer een nieuw stukje in de puzzel van uitstekende waterkwaliteit in Europa. Ik wil wel benadrukken dat Europa het werelddeel is, of de politieke entiteit, dat veel waarde hecht aan het milieu en zeer hoge normen oplegt. Het kan zijn dat ons doel sneller bereikt kan worden, maar als we Europa vergelijken met andere delen in de wereld, kunnen we zeggen dat we een zeer hoge norm hebben bereikt, en die norm moet worden behouden en verder worden verbeterd.

In deze context wil ik de Commissie ook herinneren aan het feit dat we effectief moeten zijn in het verkopen van deze successen, die we onbetwistbaar hebben behaald op het gebied van het Europees milieubeleid, en met name voor het waterbeleid. Met name het Ierse referendum laat echter zien dat we er nog niet in zijn geslaagd om dit succesverhaal uit te dragen. Europa is zeer succesvol op milieugebied, maar slechts weinig Europese burgers zijn zich bewust van de leidende rol van Europa. Het kan wel zo zijn dat de lobbyisten het compromis in enige mate hebben verwaterd, maar er zijn ook andere lobby’s die hebben geholpen om te waarborgen dat het compromis inderdaad de noodzaak oplegt voor een veeleisende inspanning van de kant van industriële bedrijven, landbouwers en andere vervuilers.

Ik wil u in deze context er aan herinneren dat water zeker een van de elementen is waarop we in de toekomst meer politieke aandacht moeten richten. Ik moet de commissaris vragen om te letten op de toekomstige ontwikkeling van het waterbeleid, omdat met name de klimaatverandering ons voor nieuwe problemen zal stellen, en het belang van water voor de economie en het menselijk leven zal sterk toenemen.

Over het geheel genomen is het een evenwichtig compromis, en ik vraag al mijn collega’s om het te steunen. Het was niet mogelijk om meer te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Dorette Corbey (PSE). - (NL) Voorzitter, ik wil graag de rapporteur, mevrouw Laperouze, bedanken voor haar werk dat heeft geleid tot een goed akkoord in tweede lezing. Schoon oppervlaktewater is natuurlijk erg belangrijk. Er zijn voortdurend berichten over te veel kwik en andere schadelijke stoffen in de vis. Dat is ongezond voor mens en milieu en daar moeten we zeker wat aan doen. Het resultaat dat nu voorligt, is een goede balans tussen milieubescherming, aan de ene kant, en kosteneffectiviteit voor bedrijven, voor waterschappen en voor overheden, aan de andere kant. Het Europees Parlement heeft met succes aangedrongen op een aantal verbeteringen. Zo moeten mengzones in de buurt van lozingspunten waar een hogere vervuiling is toegestaan, duidelijk afgebakend worden en lidstaten moeten aangeven hoe de mengzones in de toekomst verkleind kunnen worden.

Het Parlement heeft ook een beleid voor de toekomst: de stoffen die mogelijk schadelijk zijn, moeten op een aparte lijst komen voor nader onderzoek. Ik steun dit van harte.

Verder sluit ik me aan bij de vraag die collega Blokland stelde aan commissaris Dimas over de lozingspunten en de drinkwaterinnamepunten in de mengzones.

Verder zou ik graag aandacht willen vragen voor een aantal bronmaatregelen, vooral in de buurt van ziekenhuizen, alsook voor resten van geneesmiddelen. Ook dat is een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, zoals we weten is water de meest kostbare van alle bronnen, en we moeten ons water niet laten weglopen door er voor te kiezen een ambitieus waterbeleid niet aan te nemen. Het is zeer te betreuren dat de vaart die door het Europees Parlement bij de eerste lezing werd gegeven aan de bescherming van onze waterbronnen is afgenomen door de verdubbeling van de lijst van gevaarlijke stoffen die zijn onderworpen aan controle en de verplichting op EU-lidstaten om hun emissies van verontreinigende stoffen te verminderen. Het resultaat is dan ook een gemiste kans om meer te doen om ons water te beschermen. In de context van waterbescherming is het van belang om consistentie met de overige wetgevingsgebieden te waarborgen. We hebben een verbod nodig op kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige (CMR) bestrijdingsmiddelen en hormoonontregelende stoffen. Daarom betreur ik het dat de Commissie voortdurend de rol speelt van spoorwissel ten koste van het milieu en de volksgezondheid. In 2006 heeft de Commissie gezegd dat zij, in haar ontwerpinstrument over de kwaliteit van het milieu, niet voornemens was om voorstellen te doen over de afname van het volume en de giftigheid van prioritaire gevaarlijke stoffen. Die moeten worden gedaan in REACH en in het kader van de wetgeving inzake bestrijdingsmiddelen. Maar wat gebeurt er? Het was een parlementair verslag, ons voorstel uit dit Huis, dat de consistentie met de kaderrichtlijn water en de wetgeving inzake verontreinigende stoffen vaststelde. Het Parlement heeft dit gedaan, niet de Commissie, die had beloofd om het te doen.

Onze eis is dan ook dat geen van de bestrijdingsmiddelen die voorkomen op de lijst van prioritaire gevaarlijke stoffen worden goedgekeurd. De eenvoudigste oplossing is om te waarborgen dat deze gevaarlijke stoffen eenvoudigweg niet in het water terecht kunnen komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristina Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Laperrouze feliciteren, die uitzonderlijk hard gewerkt heeft, samen met andere collega’s uit mijn fractie, en met het Parlement als geheel om een overeenkomst te bereiken en tot een consensus te komen.

Ik ben zeer gelukkig met deze richtlijn, die meerdere belangrijke kwesties behandelt. Ten eerste, zoals mevrouw Lienemann zei, is duurzaamheid een proces, en waterbehandeling, verbeteringen aan de kwaliteit van water en waterbeleid vormen een deel van een proces waaraan we vele jaren geleden zijn begonnen. Het is vooral een proces dat realistisch moet zijn, omdat het in de praktijk moet worden gebracht.

Wetgeven is veel gemakkelijker dan ten uitvoer brengen. Wetgeven is veel goedkoper dan ten uitvoer brengen. Het kost helemaal niets om iets te verbieden. Maar tenuitvoerlegging betekent dat bedrijven, landbouwers en lokale raden dit beleid in de praktijk moeten brengen, en dat is niet altijd even gemakkelijk.

Ik ben van mening dat dit een belangrijke stap voorwaarts is, maar we moeten realistisch zijn omdat, zoals we bijvoorbeeld gisteren zagen, het in dit referendum soms niet gemakkelijk is om Europeaan te zijn. Het kost geld en inspanning en dat is iets wat we nu doen, met name in de overweging dat dit een beleid is dat voor heel Europa geldt.

Het volledige waterbeleid moet ten uitvoer worden gelegd in heel Europa, en we krijgen daarom te maken met enorm complexe situaties, met vele factoren, inclusief uiterst belangrijke geofysische factoren.

Ik zou twee andere aspecten van deze richtlijn willen noemen die naar mijn mening vooruitgang vertegenwoordigen. Ten eerste vereist deze richtlijn veel meer transparantie van overheden. Water is altijd nogal ondoorzichtig geweest. In het Europees Waterforum is een van onze doelstellingen transparantie in het geven van informatie aan het publiek, en we maken nu serieus werk van onze verplichting tot het geven van transparante informatie aan het publiek.

Hetzelfde geldt voor de indicatoren, inclusief schaaldieren, en ik wil het belang benadrukken van wateranalyse voor de gezondheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE).(LT) Ik wil de rapporteur feliciteren en mijn volledige steun uitspreken voor het idee dat we strengere regelgeving nodig hebben voor de kwaliteit van oppervlaktewater en de effectiviteit van de beoordeling van communautaire wetgeving.

De kleine EU-landen aan de buitengrenzen hebben te maken met een zeer gevoelige kwestie: waterbesmetting door aan de EU grenzende landen. Het is noch de wens, noch de bedoeling van de EU om een “ijzeren gordijn” om zich heen op te trekken, voor wat betreft de ecologie en andere betrokken kwesties. Het is dan ook net zo belangrijk om de besmetting te verminderen binnen de EU-landen als in de aangrenzende landen. Amendement 26 bevat de verplichting voor de Commissie om een gedetailleerd verslag te maken over de situatie met betrekking tot verontreiniging die zijn oorsprong vindt in derde landen, één jaar na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn. De Commissie zou meer moeten doen om verdere tenuitvoerlegging van milieuverplichtingen aan te moedigen in de loop van de onderhandelingen met aangrenzende landen. Deze kwestie is uiterst belangrijk voor de landen die een stroomgebied delen met aan de EU grenzende landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christa Klaß (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, “water is leven” of “water: net zo kostbaar als diamanten”: dat waren de koppen en de motivatie toen we de kaderrichtlijn water invoerden in het jaar 2000. De richtlijn over milieukwaliteitsnormen op het gebied van waterbeleid is nu de laatste belangrijke dochterrichtlijn van de kaderrichtlijn water. Het doel van deze dochterrichtlijn is het vaststellen van milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen teneinde te waarborgen dat ons water, de bron van leven, een hoge bescherming tegen risico’s krijgt, waarmee ik het hoogst mogelijke beschermingsniveau bedoel, de bescherming die nodig en mogelijk is op basis van de meest recente wetenschappelijke kennis.

Naar mijn mening betekent dit echter ook dat de bescherming van water een permanente taak is. We zullen onze politieke aandacht voortdurend moeten blijven vestigen op wetenschappelijke onderzoeken en resultaten om nieuwe ontdekkingen te assimileren en om te allen tijde en in alle omstandigheden de bescherming van water te garanderen overeenkomstig de meest recente stand van de wetenschap en de technologie. Het mag nooit meer gebeuren dat, zoals in het onderhavige geval, de Commissie haar mandaat niet nakomt en tijd laat verlopen zonder te handelen. De lijst van prioritaire gevaarlijke stoffen moet voortdurend worden herzien en zonder vertraging worden gecontroleerd. Doordat de Commissie niet tijdig handelde, heeft het Parlement actie ondernomen en een tweede lijst voorgesteld, een lijst die stoffen bevat die moeten worden gecontroleerd op basis van de meest recente resultaten. In deze lijst mogen stoffen niet al voorafgaand worden geclassificeerd of beoordeeld. Deze lijst moet ook de mogelijkheid bevatten om stoffen te zuiveren van verdenking. Stoffen mogen uiteraard niet in een opwelling op de lijst worden gezet. De PPE-DE-Fractie heeft gevraagd om een snellere en meer geprioriteerde behandeling van stoffen waarvoor reeds gegevens bestaan die een hoog risiconiveau aangeven. Zes maanden is naar onze mening voldoende.

Ik hoop van ganser harte, commissaris, dat de 24-maandsperiode die nu wordt voorgeschreven niet volledig wordt gebruikt, omdat het altijd mogelijk moet zijn om zonder vertraging te handelen op basis van veiligheidsbevindingen. We zullen het compromis dat door mevrouw Laperrouze is bereikt, en bloc ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Het stroomgebied van de meeste Europese rivieren loopt door meerdere landen, die profiteren van de rivierbronnen en delen in de verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt. De waterkwaliteit die elke lidstaat ontvangt, is afhankelijk van het land dat stroomopwaarts ligt. De Donau stroomt bijvoorbeeld door zeven landen, de Dráva door zes en de Rijn en de Tisza door vijf. Dit vormt een grote uitdaging en vraagt om samenwerking op grote schaal. Hopelijk helpt het aannemen van deze wetgeving om een eind te maken aan het schuim dat al zeven jaar aanwezig is op de rivier de Rába. Op dit moment is het zwemmen in Hongarije’s enige echte rivierwatergebied alleen aan te bevelen als u een van de zwempakken draagt zoals op de afbeeldingen die aan de leden van dit Huis zijn gedistribueerd, en die ook kunnen worden gezien op folders en posters. De rivier de Rába fungeert natuurlijk slechts als een soort lakmoespapier, dat laat zien dat er iets mis is met de huidige wetgeving, omdat als iedereen zich aan alle wettelijke limieten houdt en er nog steeds een dikke laag schuim op de rivier ligt, er wel iets mis moet zijn met de wetgeving in dat opzicht. Daarom moeten we deze veranderen, en ik vraag u allen dan ook om morgen vóór het compromispakket te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE). - (HU) Mijn collega’s hebben al gezegd dat zoet water wellicht de meest kostbare bron van de 21ste eeuw is, en ik ben het daar helemaal mee eens. Het is ook waar dat de situatie in Europa voornamelijk goed is, met betrekking tot zowel de hoeveelheid als de kwaliteit van zoet water. Ik zou uw aandacht willen vestigen op een kwestie die tot dusverre nog niet aan de orde is gekomen, namelijk het feit dat als gevolg van de klimaatverandering de neerslagkromme, en daarmee ook de verdelingskromme van zoet water dat hieruit terug te winnen is, steeds extremer wordt. Dit betekent dat we lange, hete zomers hebben en stortregens in heel Europa. Naast alle milieuoverwegingen die we hebben besproken, hebben we dus ook een systeem nodig voor het beheer van waterbronnen dat, in tegenstelling tot het huidige systeem, dit water opvangt en er voor zorgt dat het kan worden opgeslagen voor gebruik in droge jaren. Het is ook van essentieel belang dat dit tot beleid van de Europese Unie wordt gemaakt, omdat dit ons in staat zou stellen om de hoeveelheid zoet water in Europa te behouden, de kwaliteit ervan wordt verzekerd door wetgeving. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, waterverontreiniging vindt plaats in rivieren, in meren en in de grond, maar het kan ook plaatsvinden tijdens het vervoer. Dit risico is onlangs toegenomen door de droogte waarmee we in Zuid-Europa te maken hebben, waar een groot aantal olietankers nu wordt omgebouwd voor het vervoer van drinkwater. Dit is een gebied waarop de expertise wellicht ontbreekt. Ik zou de commissaris willen vragen om er voor te zorgen dat het vervoer volledig veilig is en verstoken blijft van verontreiniging door aromatische koolwaterstoffen, die, zoals we weten, zeer schadelijk kunnen zijn voor zowel mensen als dieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, naast de punten die ik in mijn inleidende verklaring heb genoemd, draagt de voorgestelde richtlijn ook bij aan het proces van de vereenvoudiging van EU-wetgeving over water.

U zult zich herinneren dat de kaderrichtlijn water reeds bepalingen bevat over de intrekking van zeven eerdere wetgevingsbesluiten uit de jaren zeventig en tachtig. Door de voorliggende richtlijn worden nog eens vijf richtlijnen ingetrokken en tegelijkertijd wordt het indienen van waterverslagen krachtens het WISE-kader, het nieuw ingestelde Water Informatiesysteem voor Europa, vereenvoudigd. Zo krijgen we een betere kennisbasis voor de besluitvorming op politiek en technisch niveau.

U zult zich eveneens herinneren dat het Parlement met name belang hechtte aan het doel om bepaalde stoffen die in de kaderrichtlijn water werden genoemd, te elimineren of geleidelijk te elimineren. De geplande inventaris, waartoe ook kaarten zullen horen, zal een noodzakelijke informatiebron voor iedereen zijn. Deze zal dienen als een beoordelingsinstrument voor onderzoeken door de Commissie over het behalen van de milieudoelstelling van progressieve reductie of geleidelijke eliminatie.

De kaderrichtlijn water en de “dochterrichtlijn” bieden een stevige, voorspelbare en langdurige basis voor de besluitvorming op elk niveau, van stroomgebied en lokaal niveau tot Europees niveau. Dit is met name van belang voor het opstellen van stroomgebiedbeheersplannen en de programma’s van maatregelen die in december 2009 moeten worden ingediend. Het afgelopen jaar heeft de Commissie haar eerste verslag ingediend over de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water. Het verslag bevatte een beoordeling van resultaten en tekortkomingen. Nu is het aan de lidstaten om op tijd aan hun verplichtingen te voldoen.

Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om u er aan te herinneren dat er Europese financiële steun beschikbaar is krachtens het beleid voor regionale ontwikkeling en cohesie en het plattelandsbeleid. Het is het recht en ook de verantwoordelijkheid van de lidstaten om hun prioriteiten en projecten te kiezen.

In artikel 7 van de kaderrichtlijn water zijn al de verplichtingen opgenomen voor drinkwater, en door dit compromis worden de relevante procedures en bepalingen niet gewijzigd.

Ik wil er op wijzen dat lidstaten verslag moeten doen van hun naleving van artikel 15 van de kaderrichtlijn water, evenals van de maatregelen die zij nemen om de verspreiding van mengzones te verminderen, en voor de internationale coördinatie voor het definiëren van mengzones. Bovendien zal de Commissie geen bezwaar aantekenen wanneer een lidstaat strengere milieunormen wil opleggen.

Samenvattend bevindt de Commissie zich in de gelukkige positie dat zij haar volledige steun kan uitspreken voor dit compromispakket teneinde een overeenkomst te bereiken over deze richtlijn in tweede lezing. Ik zou hier nogmaals mijn dank willen uitspreken aan de rapporteur voor het uitstekende werk dat zij heeft verricht.

Met betrekking tot het probleem dat door de heer Matsakis aan de orde is gebracht over het vervoer van water naar Cyprus, ik weet dat het probleem bestaat en ik zal zijn vraag later beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dank u voor uw bijdragen aan dit debat. U vraagt zich wellicht af wat ons uiteindelijke doel is met deze richtlijn. Dat is natuurlijk het verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen. We willen geen lood, cadmium, nikkel, kwik, oplosmiddelen of andere zeer giftige en kankerverwekkende stoffen zoals PCB’s meer aantreffen in onze wateren. Mevrouw Lienemann sprak veertien dagen geleden over een nieuwsuitzending waaruit bleek dat bioaccumuleerbare PBC’s waren aangetroffen in vissen en dat de mens deze vissen at. We kunnen een dergelijke situatie niet langer meer aanvaarden, en ik ben van mening dat de burgers van Europa ook van Europa mogen verwachten dat het een sterk signaal doet uitgaan dat het ons milieu beschermt, onze gezondheid beschermt. Ik ben van mening dat we dat bericht in Europa kunnen laten doordringen als we deze kaderrichtlijn over water, samen met de dochterrichtlijnen respecteren.

Enkele parlementariërs hebben gezegd dat er onvoldoende stoffen in de lijst zijn opgenomen, en dat het Parlement is teruggekrabbeld ten opzichte van de eerste lezing. Bij de eerste lezing stelden we in totaal 33 + 28 stoffen vast, d.w.z. 61 geanalyseerde stoffen. Bij de tweede lezing hebben we een totaal van 33 + 13, d.w.z. 46, maar we moeten er op wijzen dat dit gevaarlijke stoffen zijn die ons met name zorg baren, en die vandaag de dag niet meer in onze wateren aanwezig zouden mogen zijn. Het andere belangrijke punt in deze richtlijn is dat we hiermee de naleving met de Europese wetgeving kunnen controleren, ik denk dan aan de tenuitvoerlegging van de REACH-verordening en van de IPPC. We hebben nu een instrument om dit te verifiëren.

De commissaris heeft mijn collega’s horen zeggen dat als de Raad en het Parlement deze tekst goedkeuren, het hun beurt is. Er is door hen enorm veel werk te verrichten, er zijn zeer veel analyses uit te voeren en inventarissen die moeten worden opgemaakt. Ik wens hen veel succes. Wij zullen in elk geval toezicht blijven houden op deze wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt dinsdag 17 juni 2008 plaats.

 

21. Versterking van het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is een verklaring van de Commissie over het versterken van het reactievermogen bij rampen van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, het afgelopen jaar is de EU dankzij het communautair mechanisme voor civiele bescherming massaal gemobiliseerd om lidstaten te helpen die waren getroffen door de rampzalige bosbranden.

We hebben bepaalde punten aangewezen die onmiddellijke aandacht vereisen in een poging om gelijksoortige rampen in de toekomst te voorkomen.

Ten eerste moeten we het gebrek aan beschikbare technische middelen voor rampenbestrijding zien te overwinnen. Dit werd opgemerkt tijdens de operaties in 2007.

Ten tweede moet er een geïntegreerde aanpak zijn voor het handelen bij bosbranden en voor preventie, gereedheid en reactie.

Ten derde zou het operationeel vermogen van het waarnemings- en informatiecentrum van de Commissie moeten worden versterkt.

De Commissie heeft al enkele praktische operationele maatregelen genomen, waarvan dit de belangrijkste zijn:

- het opzetten en trainen van een netwerk van bosbranddeskundigen;

- interoperabiliteitstraining voor nationale brandbestrijdingsteams;

- een grootschalige oefening die in april in Sardinië is georganiseerd, met deelname van brandweerteams uit vijf lidstaten;

- de formatie van drie civiele-beschermingseenheden voor bosbrandbestrijding vanuit de lucht.

Er is al geld vrijgemaakt voor het vervoer van hulpmateriaal. Bovendien werken we, krachtens het proefproject voor bosbranden uit 2008, met lidstaten samen om tactische reserves op te zetten die gereed staan voor noodsituaties in Europa.

Daarnaast komt er tussen 2007 en 2013 ongeveer 5,8 miljard euro beschikbaar krachtens de programma’s uit het cohesiebeleid, voor risicopreventie en het reageren op verschillende soorten rampen, inclusief bosbranden.

Er komt nog eens 1,6 miljard euro beschikbaar uit het fonds voor plattelandsontwikkeling om bosbronnen te herstellen en preventieve acties te initiëren.

Tot slot blijft voor de meest verwoestende natuurrampen de optie van steun uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie gehandhaafd.

In de mededeling die de Commissie in maart deed uitgaan, werd de noodzaak van een geïntegreerde aanpak van rampenbestrijding onderstreept, die preventie, gereedheid, reactie en herstel moet omvatten. In deze mededeling werden alle soorten natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen onderzocht, in en buiten de EU, en ook alle communautaire middelen die beschikbaar zijn voor hulp bij rampen.

Naast civiele bescherming werden er in de mededeling drie andere gebieden van communautaire actie onderzocht:

- het versterken van de Europese humanitaire hulp;

- het verbeteren van de coördinatie van het interventievermogen voor hulp bij rampen;

- het verbeteren van de interinstitutionele samenwerking, d.w.z. de samenwerking tussen Europese agentschappen of instellingen.

We zijn ook een actieplan aan het ontwikkelen. Dit zal in de zomer gereed zijn en brengt een reeks specifieke initiatieven in kaart naast de initiatieven die in de mededeling worden genoemd, zoals:

- analyse van de tekortkomingen in materiële en technische ondersteuningsmogelijkheden, zowel voor humanitaire als voor civiele beschermingsacties. Hierdoor kunnen we bepalen welke bepaalde hulpmiddelen er beschikbaar zijn, welke het meest nodig zijn en welke het meest kosteneffectief zijn;

ondersteuning voor initiatieven om de kans op rampen te beperken in derde landen;

- nauwere samenwerking met de VN, de Internationale Bank en diverse NGO’s, teneinde het reactievermogen bij rampen te versterken op wereldwijd niveau;

- beter gebruik van wetenschap, technologie en innovatie;

- een verbeterde rol van onze agentschappen bij de hulpverlening bij rampen in de hele wereld;

- een effectievere evaluatie van rampschade.

Voor wat ramppreventie betreft, is er op dit moment geen geïntegreerde Europese aanpak. Om deze kwestie aan te pakken stelt de Commissie een mededeling op om de toegevoegde waarde te beoordelen van de instelling van een communautair mechanisme voor ramppreventie. De Commissie legt mogelijke opties voor die gericht zijn op:

- het verbeteren van onze kennis van rampen en hun gevolgen;

- het verbeteren van de onderlinge verbinding van aanverwant beleid, bijvoorbeeld de onderlinge verbinding tussen de planning van landgebruik en ramppreventie;

- het verbeteren van het gebruik van communautaire middelen.

Naast dit initiatief, dat zich zal richten op de EU, stelt de Commissie een strategie op voor de afname van de kans op rampen in ontwikkelingslanden.

Tot slot heeft de Commissie een reeks maatregelen genomen om de interventiemogelijkheden van de EU uit te breiden om te kunnen reageren op rampen die in Europa zouden kunnen gebeuren. In het bijzonder wordt het waarnemings- en informatiecentrum van de Commissie versterkt. Omdat we op dit moment nog niet beschikken over gedetailleerde analyses over de gaten en tekortkomingen in het reactievermogen bij grote rampen, zijn we bezig met het analyseren van rampscenario’s en het testen van innovatieve regelingen. Hierdoor komen middelen voor civiele bescherming en mogelijkheden voor operaties op Europese schaal vrij. De Commissie is voornemens om halverwege 2009 voorstellen in te dienen voor een Europees trainingsnetwerk voor de reactie op rampen.

Tot slot wil ik het Parlement bedanken voor de voortdurende, trouwe steun die het biedt bij het versterken van het reactievermogen bij rampen van de Europese Unie. Deze steun wordt opnieuw bevestigd in de ontwerpresolutie waarover in de plenaire vergadering wordt gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonios Trakatellis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, in de afgelopen jaren zijn veel EU-lidstaten getroffen door natuurrampen zoals branden, overstromingen en aardbevingen. Mensenlevens zijn verloren gegaan, eigendommen, boerderijen en huizen zijn vernietigd en er is een verwoestende schade aangebracht aan het milieu, wat jaren duurt voordat dit weer hersteld is.

Een van de belangrijkste beginselen waarop de EU is gebaseerd, is dat van solidariteit. Dit betekent dat het bij een natuurramp uiterst belangrijk is dat de EU niet alleen gecoördineerde technische bijstand kan bieden, maar ook, door middel van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, financiële hulp aan getroffen gebieden. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de analyse van de commissaris over alle elementen van preventie en gecoördineerde interventie, en ik verwacht een bijpassende actie te zien van de kant van de Europese Commissie.

Sta mij toe de aandacht te vestigen op een kwestie betreffende het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Ik vind het besluit van de Raad om de verordening over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie niet aan te nemen, onterecht en dit besluit zou dan ook moeten worden herzien.

De herstructurering van het Europees Fonds zal aanzienlijk bijdragen. Ten eerste zal de EU in een betere positie zijn om natuurrampen effectief en flexibel te bestrijden. Ten tweede zullen burgers die dakloos en onveilig achterblijven na een ramp zich onmiddellijk bewust zijn van de Europese solidariteit. Zij zullen het belang begrijpen van het burgerschap van niet alleen een land maar ook van de EU.

Dat is het beleid en dat zijn de acties die de Europese burgers van ons verwachten, en ik hoop dat de verordening over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie zonder vertraging wordt aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela, namens de PSE-Fractie. (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het is een soort jaarlijks ritueel, vóór of na de zomer: bosbranden staan op de politieke agenda. Dit is echter een steeds ernstigere kwestie omdat natuurrampen zijn gekoppeld aan klimaatverandering. En omdat extreme weersomstandigheden steeds vaker voorkomen, waarschuwen wetenschappers dat natuurrampen steeds frequenter en intenser worden, wat perioden van herhaalde en extremere droogte betekent, zwaardere en verwoestendere overstromingen, vaker voorkomende hittegolven en hevigere en grotere bosbranden die moeilijker te bestrijden zijn.

In 2006 keurde het Europees Parlement drie verslagen goed over deze kwestie, in een daarvan suggereerde de rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid dat de Commissie een richtlijn over branden zou opstellen. Mijn vraag aan de Commissie is dan ook: gezien de omstandigheden en in gedachten houdend dat een geïntegreerde aanpak van deze kwestie noodzakelijk is, met andere woorden een beleid voor het tegenhouden van de klimaatverandering kan niet worden losgekoppeld van het beleid voor civiele bescherming, is de Commissie dan niet ook van mening dat in deze omstandigheden een richtlijn over branden gerechtvaardigd is?

Ondertussen vindt dit debat plaats op een uiterst kritiek tijdstip: de energiecrisis, de voedselcrisis, enzovoort. Dit is ook allemaal met elkaar verbonden. Biomassa zou bijvoorbeeld geëxploiteerd moeten worden om de bossen op te schonen, waardoor branden worden voorkomen, en zal tegelijkertijd moeten worden gebruikt om energie te produceren. Een ander voordeel hiervan is dat dit betekent dat granen niet worden gebruikt om biobrandstoffen te produceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, overwegingen A en D en paragraaf 4 van deze resolutie benadrukken duidelijk de waarde van preventie. Dit is uiterst verstandig, want voorkomen is altijd beter, veel beter, dan genezen. In dit opzicht wil ik iets zeggen over een bepaald type voorkombare massaramp: het instorten van gebouwen. Ik werd hierdoor aangezet door iets dat vrij onlangs in Cyprus gebeurde. Afgelopen woensdag stortte het stalen dak van het stadstheater, met een capaciteit van 1100 stoelen, van Nicosia in, plotseling en zonder waarschuwing. De kracht van de vallende stalen balken en ander puin vernietigde de stoelen eronder. Gelukkig was het theater op dat moment leeg, anders zouden er honderden burgers gedood of gewond geraakt zijn. In de paar dagen voorafgaand aan de instorting zat het theater vol met kinderen die diverse schoolevenementen bijwoonden. Twee weken geleden trad het bezoekende Bolshoi Ballet daar op voor een volle zaal, en een paar maanden geleden woonde voorzitter Barroso in datzelfde theater samen met vele andere EU-ambtenaren, europarlementariërs, de president van Cyprus, ministers, parlementariërs en vele anderen de ceremonie bij ter ere van de toetreding van Cyprus tot de eurozone. Het is een wonder dat er zich geen enorme ramp van uitzonderlijke proporties heeft voorgedaan.

Er moet worden aangetekend dat slechts drie jaar geleden omvangrijke reconstructiewerkzaamheden zijn uitgevoerd in het gebouw, die ongeveer 6 miljoen euro hebben gekost, maar het lijkt er op dat geen van de verantwoordelijke, geachte en dure architecten, ingenieurs, regeringsambtenaren enz. er in zijn geslaagd om de diagnose te stellen dat het vijftig jaar oude stalen dak volledig onveilig was. Er wordt vermoed dat andere openbare gebouwen in Cyprus bouwtechnisch gevaarlijk zijn, maar, als gevolg van klaarblijkelijke nalatigheid of onwetendheid, of corruptie van betreffende autoriteiten, afdelingen of particuliere bedrijven, worden er geen corrigerende maatregelen genomen. Een zelfde situatie zou ook voor andere EU-lidstaten kunnen gelden. Overigens zijn openbare gebouwen in Cyprus in het algemeen totaal niet onderworpen aan anti-seismische wetgeving, in tegenstelling tot particuliere gebouwen. Ik roep de Commissie op om er voor te zorgen dat met deze resolutie een controle wordt uitgevoerd naar de veiligheid van gebouwen in de EU.

 
  
  

VOORZITTER: MAREK SIWIEC
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, we kunnen allemaal zien dat natuurrampen steeds vaker voorkomen omdat ze worden veroorzaakt door de veranderingen in zowel het klimaat als het landgebruik.

De resolutie die ik heb opgesteld, en ik hoop dat we op donderdag in de plenaire vergadering vrijwel unaniem vóór stemmen, zoals we ook hebben gedaan in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, roept de Commissie op om te stoppen met het getalm, het gebruik van loze woorden en het uitstelgedrag.

Ik vraag u, commissaris: bent u van plan om stappen te ondernemen in de Commissie om er voor te zorgen dat het Barnier-voorstel over het opzetten van een Europese civiele-beschermingsmacht wordt goedgekeurd, zoals het Europees Parlement herhaaldelijk vraagt in haar resoluties?

Bent u van plan stappen te ondernemen om het Solidariteitsfonds flexibeler en minder bureaucratisch te maken?

Bent u van plan om stappen te ondernemen om de ernstige gaten in de wetgeving en het beleid te vullen zodat Europa een grotere en effectievere aanwezigheid heeft bij de ondersteuning van acties die door lidstaten worden uitgevoerd wanneer natuurrampen eigendommen vernielen en levens kosten?

In de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid hebben we een reeks vragen aan de Commissie goedgekeurd, en u hebt ons vandaag verteld dat u binnen een jaar, halverwege 2009, voorstellen zult indienen. De vraag is, wanneer gaat de Commissie besluiten om deze kwesties serieus te onderzoeken en een antwoord te geven op het voorstel van het Europees Parlement?

Met welke voorstellen bent u het eens en wanneer gaat u deze uitvoeren? Met welke voorstellen bent u het niet eens, en waarom niet? Als de Raad u tegenhoudt en weigert om u de middelen te geven die u nodig hebt, of als bepaalde mensen in de Commissie u tegenhouden, mijnheer Dimas, dan zou u ons dit moeten vertellen zodat we u kunnen helpen. We willen niet slechts mooie woorden, we willen actie, zodat we deze zomer niet de levens betreuren van slachtoffers van grote ecologische rampen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitar Stoyanov (NI). - (BG) Eerder deze avond heb ik het Parlement het gezicht van de corruptie aan de top in Bulgarije laten zien, Ahmed Dogan, en de partij die hij leidt, de Beweging voor Rechten en Vrijheden. Nu wil ik enige specifieke informatie doorgeven over bosbranden.

Het is een publiek geheim in Bulgarije dat de “kring van bedrijven” rondom zijn partij, zoals Dogan het zelf noemt, nu al acht jaar de bossen van Bulgarije kapt. De gemakkelijkste manier om deze misdaden geheim te houden is het stichten van bosbranden, en elke zomer worden duizenden hectares Bulgaarse bossen in brand gestoken en verbrand. En was dit eerst uitsluitend een Bulgaars probleem, tegenwoordig is het ook een Europees probleem omdat Bulgarije recht heeft op een behoorlijk bedrag aan subsidies om te reageren op rampen die in de bossen gebeuren. En via welke instanties moeten deze subsidies worden uitgekeerd? Deze subsidies worden overgemaakt aan het ministerie van Noodsituaties, waar Dogans assistent, mevrouw Emel Etem aan het hoofd staat. Het is het ministerie waar tientallen miljoenen euro’s uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, bedoeld voor de overstromingen in Bulgarije, zijn kwijtgeraakt. En ik roep u op, mijnheer de commissaris, en u allen, parlementariërs, om Bulgarije te bezoeken om te zien wat voor soort solidariteit Emel Etem heeft met haar eigen achterban, wat voor soort solidariteit de Beweging voor Rechten en Vrijheden heeft voor de eigen achterban, met de Bulgaarse moslims, die tijdelijk in opvanggebieden wonen, in caravans die niet geschikt zijn om in te wonen, terwijl het geld van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ergens is weggezonken diep in het ministerie dat door de Beweging voor Rechten en Vrijheden wordt geleid.

Daarom snijd ik deze kwestie aan. Dit is een ernstige misdaad tegen de Bulgaarse natuur en tegen de Europese Unie, in feite diefstal van fondsen. Welke ramp Bulgarije ook zal treffen in de toekomst, het kan nooit zo erg zijn als de ramp die Beweging voor Rechten en Vrijheden heet.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerardo Galeote (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom het initiatief van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, dat we kunnen toevoegen aan een lijst van vele andere initiatieven door de Commissie regionale ontwikkeling in de huidige zittingsduur, zelfs al worden deze initiatieven niet altijd even goed begrepen. De waarheid is dat sommige ontwikkelingen, inclusief enkele wetgevingsbesluiten, laten zien dat onze zorgen volledig terecht waren.

Niettemin is het triest om te zien dat de Raad zo ongevoelig en niet reagerend is. Het is tevens tegenstrijdig dat vragen die het milieu, het regionale beleid of de landbouw raken, de verantwoordelijkheid zijn van de ministers van Financiën.

Nationale regeringen moeten nadenken over de koppige weigering om het verouderde Solidariteitsfonds te hervormen, ondanks de inspanningen van het Parlement en de Commissie en de duidelijke eis van het publiek voor een dergelijke herziening. Ik hoop dat we deze zomer niet lijden onder de plaag van branden, droogtes en overstromingen van andere jaren. Ik hoop dat de Raad niet opnieuw wordt gedwongen tot het uitgeven van lege solidariteitsverklaringen in plaats van het bieden van mechanismen voor gecoördineerde civiele bescherming en fondsen om mensen te helpen, zodat wij blijven klagen over burgers die onverschillig zijn en niet zijn geïnteresseerd in wat onze instellingen doen.

Enkele leden van de Commissie regionale ontwikkeling hebben amendementen ingediend om de aandacht van de Raad te vestigen op de noodzaak van hervormingen en initiatieven. We zullen zien of de Raad, die vandaag schittert door afwezigheid, hierop op enige manier kan reageren.

 
  
MPphoto
 
 

  Iratxe García Pérez (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met het verwelkomen van het initiatief van het Parlement om het reactievermogen bij rampen van de Europese Unie uit te breiden, gezien het feit dat rampen helaas steeds gewoner worden en dat zal zeker een fundamentele uitdaging worden voor ons politieke initiatief en de politieke capaciteit om snel te reageren.

We moeten een brede aanpak aannemen waarin wordt overwogen hoe we moeten omgaan met rampen, hoe we rampen kunnen voorkomen en hoe we kunnen herstellen van een ramp, en het is dus van belang dat de we de Commissie vragen om zo snel mogelijk voorstellen te doen om rampen in de Europese Unie te voorkomen.

Evenzo moeten we rekening houden met de noodzaak om de specifieke aard van natuurrampen te herkennen die in het Middellandse-Zeegebied worden veroorzaakt door droogtes en branden, en onze mechanismen voor preventie, onderzoeken, risicobeheer, civiele bescherming en solidariteit dienovereenkomstig aanpassen.

We weten dat de middelen waarover lidstaten kunnen beschikken om bosbranden te bestrijden, met name vanuit de lucht, soms beperkt zijn, dus we willen de Commissie vragen om maatregelen te initiëren om communautaire teams te financieren, met als doel het vergroten van de capaciteit en het aanvullen van nationale middelen.

Deze resolutie moet ook een krachtig verzoek aan de Raad stellen om een besluit te nemen over de voorgestelde verordening voor het Solidariteitsfonds, om een snellere en effectievere reactie op rampen te vergemakkelijken, die door lidstaten niet alleen kunnen worden bestreden. Ook mogen we de slachtoffers van deze rampen niet vergeten, die onmiddellijke hulp en ondersteuning nodig hebben.

We kunnen niet onverschillig blijven voor deze situatie, die elk jaar, elke zomer vele gedeelten van de Europese Unie treft. We moeten doortastend kunnen reageren op deze ongelukkige gebeurtenissen en mensen kunnen helpen die hierin verstrikt zijn geraakt. De toekomst is onzeker, en wij in de Europese Unie moeten er bij betrokken raken.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, het valt zeker te betreuren dat we aan de vooravond van onze vakantie opnieuw bij elkaar komen om dit zelfde probleem te bespreken, hetgeen de indruk wekt dat we van jaar tot jaar geen enkele vooruitgang boeken. In een tijd waarin de meeste van onze medeburgers twijfels hebben over de effectiviteit van Europa is het dringend noodzakelijk om hen te laten zien dat wanneer natuurrampen, of dit nu branden, overstromingen of zelfs epidemieën zijn, mensenlevens in gevaar brengen en eigendommen bedreigen, Europa kan reageren en dat wanneer ze in de problemen komen en Europa nodig hebben, Europa er voor hen is.

Waar zijn we vandaag? Opnieuw spreken we over de noodzaak van solidariteit en natuurlijk de noodzaak van een bindend kader. We moeten de lidstaten absoluut overtuigen van de noodzaak van een echte, operationele civiele-beschermingsmacht die is uitgerust met financiële reserves, bijstandsmechanismen en aanvullende Europese middelen. Natuurlijk moeten we de humanitaire hulp versterken door de bestaande gaten op te vullen met betrekking tot het verstrekken van die hulp en het versterken van de wereldwijde capaciteit. We moeten een trainingsnetwerk opzetten. Zoals de commissaris zei, is het essentieel om deskundigen te trainen in noodhulp bij rampen, puttend uit de ervaring die door de lidstaten is opgedaan op het gebied van civiele-beschermingstraining. Maar we moeten vooral preventieve acties nemen en om dat te kunnen doen hebben we een daadwerkelijk beleid nodig met betrekking tot aarde, grond en bos. We moeten preventieve acties uitvoeren en slechts dan kunnen we ons voorbereiden op rampen door herstelmaatregelen te nemen en vroegtijdige-waarschuwingssystemen in te stellen, want dat is absoluut van essentieel belang.

Hoe zit het met het voorstel voor het Barnier-verslag? In de nasleep van dat voorstel zou ik graag praktische resultaten willen zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, afgelopen september hebben veel politici hun leedwezen betuigd met de slachtoffers van de branden, maar niet veel van hen spraken over de verantwoordelijkheid die ze hadden moeten voelen omdat de branden hadden kunnen plaatsvinden en zulke rampzalige gevolgen hebben gehad. Nu moeten politici zich verantwoordelijk voelen. Daarom vroeg de Socialistische Fractie in het Europees Parlement, vóór de zomer en voordat de branden uitbraken, in een mondelinge vraag om hier een debat te houden met de Commissie over wat er werd gedaan om branden te voorkomen.

Commissaris, u hebt gezegd dat er 5,8 miljard euro beschikbaar zou worden gemaakt voor de periode 2009-2013 om branden te voorkomen. Hoeveel geld hebt u nu, in 2008, toegewezen voor preventie? Hoeveel regeringen, en welke hebben er gebruik gemaakt van deze financiering?

Helaas heeft de Griekse regering het afgelopen jaar toen de ergste branden plaatsvonden, in haar verslag aan de Commissie toegegeven dat er een gebrek aan coördinatie was tussen de betrokken agentschappen, en een gebrek aan preventieplannen. Hebt u in de tussentijd gekeken naar wat er in Griekenland wordt gedaan om deze problemen te verlichten, of wijst u alleen maar geld toe aan regeringen die dat geld waarschijnlijk verspillen?

 
  
MPphoto
 
 

  Rolf Berend (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als ondertekenaar van enkele amendementen namens de PPE-DE-Fractie en als lid en vicevoorzitter van de Commissie regionale ontwikkeling wil ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn standpunt over het Solidariteitsfonds en de herziening ervan naar voren te brengen, als rapporteur van het Europees Parlement.

Nadat het verslag betreffende het ontwerpinstrument van de Commissie over het nieuwe Solidariteitsfonds in mei 2006 door het Parlement met overweldigende meerderheid werd goedgekeurd, is dit ontwerp bij de Raad geweest, waar een meerderheid van de lidstaten het nieuwe Fonds in zijn geamendeerde vorm heeft afgewezen. Geen van de tussenliggende Raadsvoorzitterschappen heeft het nieuwe Solidariteitsfonds in zijn werkprogramma opgenomen. In tegendeel, de herziene versie wordt in de Raad geblokkeerd door de ministers van Financiën. Dienovereenkomstig is het nieuwe Fonds, bedoeld voor de periode 2007 tot 2013, nog niet van kracht. Helaas kunnen we tot nader order uitsluitend beschikken over het oude fonds, dat in zijn huidige vorm sinds september 2002 bestaat, en dat toen nogal haastig in elkaar is geknutseld. Door middel van zware onderhandelingen hier in het Parlement in 2006, zijn we er in geslaagd om een compromis te bereiken om van het Solidariteitsfonds een sneller, effectiever en vooral duidelijker gedefinieerd instrument voor noodhulp te maken. En nu wil de Raad deze herziene versie voorgoed begraven.

Ik begrijp niet hoe we als gemeenschap die op solidariteit is gebaseerd, vanwege de gevoeligheden van enkele lidstaten, een instrument voor noodhulp waarvan de naam het concept solidariteit huldigt, de rug kunnen toekeren. We hebben dat instrument goedgekeurd. We hebben het uitgebreid. Ik kan er niet bij waarom degenen die al hebben geprofiteerd van het Fonds nu hun goedkeuring onthouden. Daarom doe ik een dringend beroep op de Raad om zijn besluit opnieuw te overwegen en uiteindelijk de herziene versie goed te keuren. Wij zijn een gemeenschap die is gebaseerd op solidariteit, mijnheer de Voorzitter, en niemand weet wanneer of waar de volgende ramp zal plaatsvinden. Dan is het uw verantwoordelijkheid…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Margaritis Schinas (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat elke substantiële bestrijdingsactie voor natuurrampen door de EU effectief moet zijn voor wat betreft preventie, reactie en hertstel. Toch zien we dat er, ongetwijfeld te danken aan vooroordelen of een bepaalde fixatie, een weerstand bestaat tegen het feit dat de EU betrokken raakt bij preventie. Er is een duidelijke weerstand in de Commissie zelf, net zoals in sommige banken hier, omdat sommige mensen vinden dat de EU geen rol moet spelen in deze kwestie.

Ik ben het hier absoluut niet mee eens. Zonder preventie kunnen we niets bereiken. Het beeld van voorzitter Barroso die aan het eind in een helikopter komt aanvliegen met een cheque van het Solidariteitsfonds, is niet waar de praktijk van solidariteit in de EU voor staat. De praktijk van solidariteit betekent een veelomvattend reactiekader. De heer Barnier heeft een vergelijkbaar kader geschetst, maar dat ligt ergens te schimmelen in de krochten van de bureaucratie. We hebben onze diagnose duidelijk gesteld, en schrijven nu het recept voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE). - (HU) Tijdens het vorige onderwerp op de agenda werd gemeld dat de meerderheid van Europa’s natuurrampen te maken heeft met water: droogtes, overstromingen, bosbranden. Een van de wortels van het probleem ligt in de traditionele waterkeringsmethoden, meer specifieker, het feit dat wanneer een overstroming plaatsvindt, de belangrijkste prioriteit is om het water zo snel mogelijk te verwijderen, maar een paar maanden later ontdekken we tot onze verrassing bij droogtes of bosbranden hoe nuttig het zou zijn geweest als we het regenwater goed hadden kunnen opvangen dat viel toen de overstromingen of overvloedige regenval plaatsvonden. Het zou daarom erg belangrijk zijn en het zou tot op zekere hoogte de hier genoemde problemen kunnen aanpakken, met andere woorden, helpen voorkomen, als we er in zouden slagen om de focus van waterbeheer in zijn geheel te verschuiven naar het beginsel dat elke druppel zoet water een waardevolle bron is die moet worden bewaard voor moeilijkere, drogere tijden. Het zou met name belangrijk zijn, in het bijzonder in de nieuwe lidstaten, om dit beginsel tot communautair beleid te promoveren, zodat we dit als communautair beleid kunnen ontwikkelen met communautaire fondsen en daarmee de schade zouden beperken die voortkomt uit overstromingen, droogtes en bosbranden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Hoewel ik spreek als Europarlementariër die een land vertegenwoordigt dat geen ernstige problemen met branden zal ondervinden totdat we de volledige gevolgen van de wereldwijde opwarming ondervinden, begrijp ik het belang van solidariteit tussen Europese landen. Ik heb al meerdere malen naar gelijksoortige debatten geluisterd, en als voormalig manager ben ik stellig van mening dat het hoog tijd wordt voor een gemeenschappelijke strategie die gericht is op preventie, op hoe je hulp moet bieden wanneer een land dit nodig heeft. Het is geen kwestie van geld. Het is een kwestie van capaciteit en gericht management, gerichte hulp die niet uitsluitend afhankelijk is van financiële middelen. Ik roep ook de Raad, alle voorzitterschappen en natuurlijk de Commissie op om alle mogelijke moeite te doen om er voor te zorgen dat we hier in dit Huis niet met lege handen staan en kunnen stemmen over of we vandaag gaan helpen of volgende week, of de ramp nu groot of klein is.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben een van de vijf mensen die onder het “catch-the-eye”-systeem vallen. Ik wilde opmerken dat er twee dingen zijn die we kunnen doen met betrekking tot natuurrampen. Het eerste is om ze zoveel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld overstromingen, en wanneer de rampen plaatsvinden moeten we voor de mensen zorgen die erdoor zijn getroffen. Een van de activiteiten is psychologische bijstand. We zien mensen die al hun bezittingen hebben verloren door een overstroming, hun huis, alles. Ze gaan door met leven, maar zijn wanhopig en ze ervaren een enorm gevoel van verlies. Ik weet uit ervaring dat het werk van psychologen zeer belangrijk is op dat moment, en ik ben dan ook van mening dat rampenbestrijdingsgroepen geld moeten bevatten en reserveren voor psychologen die onmiddellijk in actie kunnen komen om deze mensen te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle sprekers bedanken voor hun zeer positieve bijdragen.

De Commissie heeft zich verplicht om substantieel te helpen bij het versterken van het reactievermogen bij rampen van de Europese Unie. In de mededeling die zij in maart heeft doen uitgaan, en door maatregelen die nu worden opgesteld, hanteert de Commissie een geïntegreerde aanpak.

Ten eerste onderzoeken we alle aspecten van rampen: preventie, voorbereiding, gereedheid, onmiddellijke reactie en herstel op de lange termijn.

Ten tweede onderzoeken we alle soorten rampen, zowel natuurlijke als door mensen veroorzaakte rampen, in en buiten de EU.

Ten derde willen we alle communautaire middelen integreren door de coördinatie tussen EU-agentschappen te verbeteren.

Voor wat betreft de punten die hier zijn aangesneden, ten eerste zijn het Parlement en de Europese Commissie het eens over het hervormen van het Solidariteitsfonds. Helaas verwerpt de Raad deze herziening. De Commissie is echter niet voornemens om haar voorstel in te trekken, en heeft goede hoop dat de Raad kan worden overgehaald.

Voor wat betreft de richtlijn over bosbranden, mijn afdelingen werken aan een mededeling over ramppreventie en één optie die moet worden beoordeeld is om specifieke wetgeving over bosbranden op te stellen.

De Commissie was de grootste drijvende kracht achter het aannemen van de Eurocodes over veilige gebouwen. Dit zijn de Europese normen voor de aardbevingsstabiliteit van gebouwen, deze worden nu opgenomen in de nationale wetgeving en worden dienovereenkomstig ten uitvoer gelegd.

Ik ben een zeer groot aanhanger van de voorstellen van de heer Barnier. Mag ik u er echter aan herinneren dat de unanieme goedkeuring van de Raad is vereist? We weten allemaal dat er op dit moment geen unanimiteit bestaat onder de lidstaten. Daarom duurt het opstellen van onze voorstellen langer dan we zouden willen. Ik wil u alleen maar herinneren aan het feit dat krachtens het Verdrag van Lissabon een gekwalificeerde meerderheid in de Raad voldoende zou zijn.

We hebben al Rode Kruisprogramma’s gefinancierd voor het bieden van psychologische hulp, en er worden verdere programma’s voorbereid op technisch niveau.

Tot slot, de Commissie neemt notitie van de sterke interesse en de grotere rol van het Europees Parlement op het gebied van rampenbestrijding. Ik kijk uit naar een uitstekende samenwerking met het Parlement en de Raad bij het definiëren van de subsidiariteitslimieten teneinde de Europese dimensie in rampenbestrijding te bevorderen en verder te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik heb één ontwerpresolutie(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag 19 juni 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk.(RO) De bosbranden in Griekenland, Italië en Spanje tijdens de zomer van 2007 en de overstromingen in Roemenië en Groot-Brittannië hebben geleid tot een toename van de oproepen tot verbetering van de efficiëntie van het EU-reactievermogen bij rampen. De frequentie van rampen die te maken hebben met klimaatverandering is toegenomen en vereist een multilaterale en gecoördineerde reactie om alle beschikbare middelen te mobiliseren, waarbij rekening wordt gehouden met aspecten als snelheid, efficiëntie en financieel rendement.

De acties die door de Commissie zijn voorgesteld, en die zullen bijdragen aan het verbeteren van het Europees reactievermogen bij rampen, bevatten de versterking van het waarnemings- en informatiecentrum (MIC), het verbeteren van het reactievermogen van de Europese civiele bescherming en een betere coördinatie tussen de VN en het Rode Kruis met betrekking tot het bieden van humanitaire bijstand. Ze zijn ook bedoeld om een Europees trainingsnetwerk voor hulp bij rampen, een vroegtijdig-waarschuwingssysteem en het gebruik van het Europees noodnummer “112” op te zetten, dat niet in alle lidstaten erg bekend is. In Roemenië weet slechts dertig procent van de burgers dat dit nummer in geval van nood kan worden gebeld vanuit elk EU-land en de nationale overheden moeten hun inspanningen voortzetten om dit nummer te stimuleren teneinde snel te kunnen reageren op problemen die verband houden met klimaatverandering en andere problemen.

 
  

(1)Zie notulen.


22. 1 juli 2008, veertig jaar douane-unie
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is een verklaring van de Commissie over de vieringen ter markering van het veertigjarig bestaan van de douane-unie op 1 juli 2008.

 
  
MPphoto
 
 

  László Kovács, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we het hebben over internationale handel of Europese integratie, moeten we denken aan de douane, die aan de buitengrenzen van de EU verantwoordelijk is voor de juiste toepassing van alle maatregelen die zijn ontworpen om de tweezijdige uitdaging aan te gaan waarvoor de douane zich tegenwoordig gesteld ziet: het faciliteren van handel terwijl tegelijkertijd Europese burgers en het milieu worden beschermd.

In de afgelopen veertig jaar heeft de Europese douane zijn best gedaan om efficiënt samen te werken als één enkel beheerorgaan. Het is vaak de avant-garde in de Europese integratie geweest. Het is echt opmerkelijk dat een beleid dat niet vaak de voorpagina’s haalt, er niettemin in slaagt om een voortrekkersrol te spelen bij het openen van nieuwe wegen, zowel voor de economische ontwikkeling als voor de integratie van de gemeenschap.

Tegenwoordig blijft de rol van de douane belangrijk, moeilijk en helaas niet zo hoog gewaardeerd bij het publiek als het geval zou moeten zijn. Maar het juiste werk van de douane vormt de basis voor het succes van onze interne markt en het vrije verkeer van goederen, personen, kapitaal en diensten. Het handelen van de douane raakt aan de echte kern van het communautaire werk en heeft gevolgen voor het dagelijks leven van onze burgers, vaak zonder dat mensen zich dit realiseren.

Teneinde burgers bewust te maken van de cruciale rol van de douane heb ik een communicatiecampagne in de hele EU gestart ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de douane-unie. De douaneautoriteiten in de lidstaten ondersteunen dit idee.

De afgelopen week heb ik drie belangrijke douanekantoren van binnenkomst voor goederen bezocht aan de buitengrenzen van de EU, de haven van Rotterdam, het vliegveld van Frankfurt en de grensovergang Röszke aan de Hongaars-Servische grens, om het dagelijks werk en de sterke motivatie van onze douanebeambten te benadrukken. Dit is het onderwerp van een nieuwspakket dat nu beschikbaar is voor de media om het publiek in de komende maanden te informeren.

Terugkerend naar de kernzaken, de douane moet tegenwoordig voldoen aan vijf strategische doelstellingen:

De eerste is het beschermen van de financiële belangen van de Gemeenschap en haar leden. In 2007 bedroeg het totaal aan douanerechten dat naar de EU-begroting is overgemaakt, 16,6 miljard euro, hetgeen 16 procent van de communautaire begroting vertegenwoordigt.

De tweede is het faciliteren van legitieme handel en het ondersteunen van het concurrentievermogen van Europese bedrijven: de modernisatie van het communautair douanewetboek en de introductie van eCustoms zijn twee middelen om dit te bereiken. De meest recente concrete prestatie was de introductie van het begrip geautoriseerde marktdeelnemer vanaf 1 januari 2008.

De derde is het beschermen van de veiligheid van onze burgers tegen terroristen, drugs en door namaak of piraterij verkregen goederen die zelfs de gezondheid of het leven van deze burgers in gevaar kan brengen, door de aanvoerketens te controleren die worden gebruikt voor de internationale goederenverplaatsing.

De vierde is het handhaven, ontwikkelen en uitbreiden van de samenwerking tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten, tussen de douane en andere instanties voor rechtshandhaving, en verder tussen de douane en de zakenwereld.

De vijfde is de samenwerking tussen de Europese Unie en derde landen, samenwerking met andere doellanden voor namaakgoederen en terroristische plannen, zoals de VS.

Onze aanpak is gebaseerd op de uitwisseling van informatie, samenwerking over risicoanalyse en risicobeheer, de wederzijdse erkenning van veiligheidsnormen, resultaten van veiligheidscontroles en het partnerschap tussen de douane en de handel, maar ook op samenwerking met de landen van herkomst van namaak- of piraterijgoederen, zoals China, waar 60 procent van de namaakgoederen vandaan komt. In 2005 hebben we een overeenkomst betreffende douanesamenwerking ondertekend en een Gemengde commissie voor douanesamenwerking opgezet, die jaarlijks bij elkaar komt. Het afgelopen jaar hebben we een proefproject gestart over slimme en veilige handelsroutes tussen Europese en Chinese havens (Smart and Secure Tradelanes) en we zijn onlangs gestart met het ontwikkelen van een actieprogramma dat moet worden ondertekend tijdens de top van de EU en China in december. We moeten een soortgelijke samenwerking tot stand brengen met andere landen als India, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten en anderen.

Sinds 1993 is een zending vrij om door andere lidstaten te reizen nadat deze door een nationale douaneautoriteit is vrijgegeven. Dit betekent dat de douane één enkele mogelijkheid heeft om goederen te controleren en illegale handel te onderscheppen. Het resultaat hiervan is dat de douane-unie zo sterk is als haar zwakste schakel. Hiermee bedoel ik dat het voor handelaren zeer gemakkelijk zou zijn om het punt te vinden waar de controles minder nauwkeurig of minder streng zijn, en illegale zendingen via deze punten te laten gaan. Dit onderstreept de verantwoordelijkheid van de douaneautoriteiten van lidstaten met buitengrenzen.

Gezien de steeds groeiende internationale handel en deze verantwoordelijkheid om namaak te bestrijden, blijft de douaneactiviteit hoog. Ik geef u enkele cijfers om de werklast in 2007 te illustreren: er werden 183 miljoen douaneaangiften verwerkt, wat ongeveer 5,5 douaneaangiften per seconde betekent; er werd 1 545 miljoen ton aan zeevracht en 3 miljoen ton aan luchtvracht verwerkt; in 43 gevallen werden namaakgoederen aangetroffen en in beslag genomen, wat neerkomt op 79 miljoen goederen afkomstig van namaak of piraterij, en de trend is stijgend.

We kunnen slechts voldoen aan de tweezijdige uitdaging waarvoor de douane zich gesteld ziet als we onze werkmethoden herzien. Dit betekent bijvoorbeeld het overstappen van de huidige op transacties gebaseerde aanpak van douaneformaliteiten en -controles naar een op systeem gebaseerde aanpak, gericht op de interne controlesystemen en toevoerketens van de economische deelnemers.

Uiteraard betekent dit niet het afschaffen van de controle van individuele zendingen, maar het baseren van deze controles op risicoanalyses. Een dergelijke nieuwe aanpak impliceert nieuwe werk- en controlemethodes en een gemeenschappelijk risicobeheerbeleid voor alle douanediensten in de EU. Deze aanpak biedt eveneens een platform voor het werken met lidstaten aan het opzetten van de meest geschikte operationele structuur in de toekomst voor het efficiënt functioneren van de douane-unie.

Nieuwe werkmethodes impliceren eveneens dat alle nationale douaneautoriteiten goed zijn uitgerust met vaardigheden, bevoegdheden en middelen waarmee hun efficiëntie en effectiviteit kan worden behouden en uitgebreid.

Teneinde dergelijke doelstellingen te bereiken, heeft de Commissie in haar mededeling over een strategie voor de evolutie van de douane-unie de ontwikkeling van een strategisch plan voorgesteld. Deze langetermijnplanning moet nationale overheden in staat stellen om hun behoefte aan middelen, training en apparatuur te begroten, zodat de ontwikkelingen gesynchroniseerd en geharmoniseerd kunnen plaatsvinden in alle 27 lidstaten. Dit permanent communicatiekanaal helpt ons ook om een gelijktijdige tenuitvoerlegging van de nieuwe maatregelen te waarborgen.

Aan de vooravond van de veertigste verjaardag van de douane-unie vraag ik u om uw politieke steun voor het initiatief van de Commissie voor een strategie over de evolutie van de doaune-unie. Ik ben verheugd over het feit dat de tekst van de resolutie waarover donderdag wordt gestemd, rekening houdt met de meeste ideeën van de Commissie betreffende de belangrijkste evolutieassen van de douane-unie over nauwere samenwerking, het aanpakken van de veiligheid en het vergroten van de efficiëntie, effectiviteit en levering van douanediensten ten gunste van de interne markt.

Ik zou deze verklaring niet willen afsluiten zonder het Europees Parlement te bedanken voor al zijn steun die het gedurende de afgelopen jaren heeft gegeven aan de douane.

 
  
MPphoto
 
 

  Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens mijn fractie zou ik allereerst de commissaris willen feliciteren met het leiderschap dat hij geeft aan de douanefunctie binnen de Commissie. Ik zou ook willen zeggen dat we vanavond een zeer belangrijke gelegenheid hebben om niet alleen, zoals hij zegt, de aanzienlijke prestaties van de Commissie en alle douaneautoriteiten in de lidstaten te erkennen bij deze veertigste verjaardag, maar ook om vooruit te kijken. Ik wil hem alleen maar verzekeren dat we van onze kant van het Huis zeker onze volledige steun zullen geven aan de strategie waarover hij spreekt. U zult in de resolutie zien dat we met name ook de lidstaten hebben opgeroepen om hun steun hiervoor uit te spreken en om de benodigde middelen in te zetten voor dit zeer belangrijke project.

Zoals hij in zijn rede zei, is de douane de autoriteit waarvan de diensten de miskende helden van de interne markt vormen, maar de douane wordt zeker niet vergeten in de Commissie interne markt en consumentenbescherming. Zoals hij zal weten stellen we met name belangstelling in de dossiers, maar niet alleen daarin: net zoals hij de afgelopen week heeft gedaan, hebben ook wij regelmatig douaneautoriteiten bezocht op onze missies in de Europese Unie en nu ook verder, met name onlangs in China, om een gevoel te krijgen voor de prioriteiten en problemen waarmee zij te maken krijgen, dus we zijn er sterk bij betrokken.

Ik wil vandaag slechts enkele punten noemen over de dingen die we moeten doen. Het lijkt me dat een van de taken waar we samen aan moeten werken, is om de handel zo ver te krijgen dat zij veel meer samenwerkt met de douane in de strijd tegen nagemaakte en illegale producten. De douane heeft informatie nodig om zendingen te kunnen onderscheppen. Ze hebben kennis nodig. Ik ben van mening dat bedrijven zich onvoldoende bewust zijn van het belang hiervan, van het verstrekken van die informatie.

Ten tweede, gezien de toenemende schaal van de handel, met name uit landen als China, moeten we lidstaten echt vragen om serieus te kijken of ze de middelen hebben om de zeer grote inkomende stroom goederen te verwerken en om namaak- en illegale producten te controleren en te verwerken die proberen om het douanesysteem te omzeilen. Maar dank u hartelijk, commissaris, voor alles wat u op dit gebied hebt gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyne Gebhardt, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, omdat we ons bewust zijn van het feit dat het algemene publiek steeds sceptischer wordt over de Europese Unie, is het met name belangrijk dat we dergelijke symbolische dagen vieren, en deze veertigste verjaardag van de douane-unie is natuurlijk een gedenkwaardige dag. Zoals u zelf al aangaf, commissaris, is het opmerkelijk omdat er veertig jaar geleden belangrijke stappen zijn genomen op weg naar integratie, toen de fundering werd gelegd voor de interne markt en voor het vrije verkeer van personen, goederen en diensten. Ik vind het belangrijk dat we mensen blijven vertellen, hen duidelijk laten zien hoe ze profiteren van de Europese Unie en wat we toen hebben bereikt om dit mogelijk te maken.

Daarom zal ik in gloedvolle bewoordingen blijven spreken over die gebeurtenis, omdat het waarachtig iets goeds was. Het door u genoemde werk dat u doet met China en andere landen buiten de Europese Unie is ook van belang voor onze economie, en voor consumenten in de Europese Unie, want we willen natuurlijk veilige producten en veilige diensten die we kunnen ontwikkelen. Dat is erg belangrijk. In de meest recente richtlijnen die we hebben opgesteld voor de douane-unie, hebben we ook wetgeving gemaakt voor moderne technologie, waarmee we het elektronisch douanesysteem hebben geïntroduceerd. Ik ben van mening dat dit duidt op de weg vooruit. Als we er in slagen om dergelijke positieve aspecten van het beleid van de Europese Unie te benadrukken en mensen duidelijk bewust kunnen maken van de voordelen die zij uit de Europese Unie kunnen behalen, kunnen we beginnen met het herstellen van het publieke vertrouwen in de Unie. Dat is wat we samen moeten doen. Ik wil mijn oprechte dank uitspreken aan u, commissaris, voor het werk dat u in deze context hebt verricht in de Europese Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Janelly Fourtou, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, op het moment dat Europa problemen ondervindt, met groeiende twijfels en afnemend enthousiasme, staan we op het punt om een onmiskenbaar succes te vieren, de veertigste verjaardag van de douane-unie.

Tussen 1968 en 2008 heeft de douane gediend als een voorbeeld van vindingrijkheid en aanpassingsvermogen. U herinnert zich wellicht het sluiten van de grenscontroles tussen lidstaten in 1993. De douaneautoriteiten slaagden erin om hun medewerkers elders in te zetten, op een moderne manier. Ze moeten een complexe rol spelen, omdat ze moeten reageren op wereldwijde uitdagingen. Terwijl ze er voor zorgen dat de Europese Unie en haar burgers veilig zijn, terwijl ze er voor zorgen dat de logistieke keten veilig is, moeten ze ook het juiste evenwicht weten te behouden tussen controles en het faciliteren van legitieme handel, met het oog op het verbeteren van het concurrentievermogen van Europa.

Teneinde deze taak met succes te kunnen uitvoeren, is de douane er in geslaagd om zich radicaal aan te passen, dankzij een nieuw douanewetboek dat zowel eenvoudiger als verstrekkender is als gevolg van nieuwe technologieën die hen voorzien van een papierloze beheersomgeving, en ook als gevolg van samenwerking. Die samenwerking, die de douane-unie schraagt, moet zoveel mogelijk worden toegepast op internationale lichamen, zoals de WTO en de WDO, en op de nieuwe beheerorganen en industrieën.

Het resultaat van die samenwerking wordt met name duidelijk bij het in beslag nemen van namaakgoederen. Helaas zijn er grenzen aan de internationale samenwerking en op dit moment kunnen we de unilaterale beslissing van het Amerikaanse Congres over het 100 procent scannen van containervrachten in EU-havens slechts betreuren.

De douane heeft onze steun nodig om een realistische discussie aan te kunnen gaan. We moeten zorgvuldig luisteren naar de initiatieven die zijn aangekondigd in de strategie voor de toekomst van de douane-unie en voorbereid zijn op het ondersteunen van maatregelen die deze unie nog efficiënter maken, met name bij het bestrijden van namaakgoederen en georganiseerde misdaad.

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Schwab (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, zoals mevrouw Gebhardt al zei, maakt het vieren van veertig jaar douane-unie mensen er van bewust dat de Europese Unie een gedeelte van de belofte is nagekomen die het veertig jaar geleden deed. In de tussenliggende jaren - en mijn fractie, commissaris, heeft alle wetgevingsvoorstellen gesteund die u in de afgelopen maanden aan het Europees Parlement heeft voorgelegd - heeft de douane-unie de financiële belangen van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten veel effectiever beschermd dan de lidstaten afzonderlijk hadden kunnen doen. De douane-unie heeft grensoverschrijdende investeringen binnen de Unie mogelijk gemaakt op een manier die de lidstaten niet hadden kunnen realiseren als ze het alleen hadden moeten doen. Door het moderniseren van het douanewetboek en het introduceren van het elektronische douanesysteem waaraan u refereerde, hebben we veel gedaan om er voor te zorgen dat dergelijke investeringsactiviteiten in de toekomst nog verder vereenvoudigd worden. Ik moet hier echter aan toevoegen dat het bedrijfsleven voor de kosten van de conversie is opgedraaid, en dat is een onbevredigende stand van zaken. Ik ben van mening dat de het douanesysteem in de komende jaren voor grote uitdagingen staat. Daarom denk ik, commissaris, dat het van belang is dat uw strategie deze uitdagingen efficiënt en effectief aanpakt en antwoorden biedt.

In mijn kieskring is er, zoals u weet, een probleem met de in- en uitklaring aan de Zwitserse grens. Ik hoop dat we in de toekomst de vele kleine detailvragen constructief kunnen blijven oplossen die onze bedrijven dagelijks tegenkomen, zoals we ook in het verleden hebben kunnen doen.

In de komende paar jaar, en dit is de uitdaging waarop uw strategie een antwoord moet hebben, moet het douanesysteem scherper gericht zijn op de veiligheidsbelangen van de Europese Unie dan het tot nog toe is geweest. Dit bevat uiteraard bescherming tegen nagemaakte producten en piraterij, maar er is steeds meer behoefte om nog nauwere verbanden te leggen tussen de taken van de douanedienst en aspecten van de strijd tegen wereldwijd terrorisme. In het rijk van de wereldwijde handel is er steeds meer behoefte, zoals mevrouw Fortou aangaf, om te overleggen, binnen de WTO en op andere niveaus, over manieren waarop het douanebeheer een effectieve rol kan spelen bij de bescherming van buitengrenzen.

Mijn laatste punt is dat het allesomvattend controleren ons niet erg praktisch lijkt gezien het concept van één enkele transatlantische markt. Ik wens u een voortdurend succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de Commissie interne markt en consumentenbescherming met verantwoordelijkheid voor het douanebeleid, verwelkom ik zeker de gelegenheid om in dit debat het woord te voeren ter gelegenheid van veertig jaar douane-unie. De commissie IMCO hecht, zoals reeds is gezegd, grote waarde aan ons douanewerk, omdat dit het pragmatische en praktische gezicht van het werk van de Europese Unie is. Ongetwijfeld heeft de douane-unie geholpen om het concurrentievermogen van EU-bedrijven te vergroten door het vereenvoudigen en afschaffen van onnodige regels voor bedrijven en legitieme handelaren. Jaarlijks worden er 175 miljoen douaneaangiften verwerkt, waarbij de gemiddelde aangifte slechts twee minuten duurt.

Maar er is nog meer te doen. MKB-ondernemingen hebben meer hulp nodig om de problemen te verkleinen die zij ondervinden bij het handelen in Europa. Door een papierloze douane, gecentraliseerde aangifte en één loket wordt het onze MKB-ondernemingen makkelijker gemaakt en worden zij ondersteund, maar dit moet uiteraard rigoureus worden gevolgd door de lidstaten als we hier de voordelen van willen pukken.

Dit is ook een gelegenheid om onze verplichting tot het bestrijden van de toevloed aan nagemaakte en uit piraterij afkomstige goederen uit te breiden en te versterken. Namaakgoederen en namaakmedicijnen ondermijnen niet alleen EU-bedrijven, ze zijn een ernstige en voortdurend aanwezige bedreiging voor de gezondheid en veiligheid van onze consumenten, een kwestie die bij de Commissie interne markt en consumentenbescherming tot grote bezorgdheid leidt.

Dus, werkend met derde landen, en dan met name China, willen we het onderscheppen van gevaarlijke en illegale goederen verbeteren, maar uiteindelijk moeten we onze douane-unie beter laten functioneren. Vanavond worden lidstaten opgeroepen om hun verantwoordelijkheden serieuzer te nemen voor de tenuitvoerlegging en handhaving en om dit te steunen met substantiële middelen.

Commissaris, u kunt op ons blijven rekenen in de Commissie interne markt en consumentenbescherming voor de samenwerking met u om de douane-unie te verbeteren als hoeksteen van de interne markt en natuurlijk als centraal element voor het functioneren en het succes van de EU-economie. We moeten er voor zorgen dat onze 27 lidstaten nauwer gaan samenwerken: dat ze contacten onderhouden, informatie delen en Europa beter en soepeler laten werken voor legitieme bedrijven, en dat we ons daadwerkelijk storten op het ernstige en toenemende probleem van namaakgoederen en goederen afkomstig uit de piraterij die onze markt binnenkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de douane-unie is een essentieel onderdeel van de interne markt van de Europese Unie, die niet goed kan functioneren tenzij algemene beginselen worden toegepast op haar buitengrenzen. Naast de duidelijke functie van het innen van douanerechten, speelt de douane-unie een enorme rol bij het beschermen van de gezondheid en veiligheid van onze burgers.

In de afgelopen maanden hebben we in het Parlement behoorlijk wat tijd besteed aan debatten over kwesties als productveiligheid, met name met betrekking tot de veiligheid van speelgoed en over kwesties als namaakgoederen. Het is voor ons allemaal belangrijk om goederen te verkrijgen die voldoen aan vastgestelde criteria, in het bijzonder mogen ze niet gevaarlijk zijn voor gezondheid of leven. Ik wil u er aan herinneren dat namaakgoederen, ondanks algemeen gangbare opvattingen, niet alleen van invloed zijn op exclusieve en dure producten, maar ook op auto-onderdelen en dagelijkse producten zoals levensmiddelen en medicijnen.

Veel van die producten worden vanuit derde landen naar de Europese interne markt geïmporteerd. De statistische gegevens geven een beeld van de omvang van deze kwestie. In 2007 namen de douaneautoriteiten 128 miljoen namaakgoederen in beslag. Dit was een toename van 70 procent ten opzichte van 2005. Voor medicijnen was dit een toename van 380 procent. Natuurlijk kunnen er meerdere oorzaken voor deze toename zijn. Deze kan worden veroorzaakt door een toename van de hoeveelheid namaakgoederen die in de EU komt, maar het kan ook een resultaat zijn van een betere opsporing door de douaneautoriteiten.

We moeten echter bedenken dat de normen op zich zelf onvoldoende zijn als er geen effectieve controle aan onze grenzen plaatsvindt, en met name, als die controle niet op elk controlepunt aan onze buitengrenzen op dezelfde manier wordt uitgevoerd. Teneinde de strijd tegen de stroom namaakgoederen in de EU effectief te laten zijn, moet er een betere samenwerking zijn tussen de douaneautoriteiten en de toezichthoudende autoriteiten in de EU-lidstaten, en samenwerking met de douaneautoriteiten in derde landen. Deze verbeterde samenwerking moet gelijke tred houden met de technologische verandering. Daarom is het zeer belangrijk dat de douaneautoriteiten in de hele Europese Unie beschikken over de juiste uitrusting waardoor zij hun taken effectief kunnen uitvoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Veertig jaar geleden was de douane-unie de sleutel naar Europese welvaart omdat het de gelegenheid bood om de interne markt op te richten. Vandaag ondervinden we nieuwe problemen als gevolg van de globalisatie van de handel. We weten dat we slechts 0,5 procent van het enorme volume aan buitenlandse import in de Europese havens kunnen controleren en dat een op de drie containers namaakgoederen bevat. Goederen die niet voldoen aan onze technische en veiligheidsnormen vormen een andere bedreiging. Ik wil benadrukken dat we Europese consumenten moeten voorzien van een betere bescherming tegen dergelijke goederen. Effectievere coördinatie is afhankelijk van een rigoureuze tenuitvoerlegging van nieuwe moderne wetgeving, die ons grote cadeau is (of was) voor de verjaardag van de douane-unie. We hebben in onze wetgeving ook het recht vastgelegd om gevaarlijke goederen en namaakgoederen te vernietigen. Dit betekent heel veel werk voor douanebeambten en het is een perfect cadeau voor hen. Er zijn echter nog vele andere wegen die verkend kunnen worden: nauwere samenwerking met bedrijven, effectievere coördinatie tussen lidstaten door middel van eCustoms en de recente mogelijkheid van samenwerking met derde landen. We zijn er hopelijk ook in geslaagd om de voorwaarden voor kleine en middelgrote ondernemingen iets te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de douane-unie die op 1 juli 1968 is opgericht, was de eerste stap op weg naar de versterking van de economische integratie in de toen nog zes lidstaten. We kunnen dit zien als een succes in de geschiedenis van de Europese integratie. Bij de viering van de veertigste verjaardag van het bestaan van de douane-unie is het belangrijk om te weten dat dit een uitstekend voorbeeld is van het feit dat het mogelijk is om effectief samen te werken binnen een gemeenschap van 27 lidstaten, omdat er tenslotte niet slechts één douaneautoriteit voor de Europese Unie is, maar er 20 nationale douaneautoriteiten zijn met verschillende verantwoordelijkheidsgebieden en verschillende soorten organisaties die samenwerken op basis van een gemeenschappelijk Europees beleid en binnen een wettelijk kader waarin de relevante regels en procedures zijn vastgesteld. De douanebeheerkantoren in de 27 lidstaten moeten als één enkel beheerkantoor werken.

Veertig jaar geleden was het doel van de douane-unie het afschaffen van douanerechten aan de binnengrenzen tussen lidstaten en om het idee van de interne markt tot realiteit te maken. Vandaag de dag werken douaneautoriteiten samen om de buitengrenzen van de Europese Unie te beschermen en nemen zij stappen om het smokkelen te bestrijden, gevaarlijke namaakgoederen in beslag te nemen en om andere verantwoordelijkheden uit te voeren, die eveneens, en hier wil ik de commissaris feliciteren, werden overwogen in de strategie voor de evolutie van de douane-unie van de Europese Commissie die in april 2008 werd gepresenteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de douane-unie is prachtig maar zou nog veel mooier zijn als alle betrokken landen zich er aan zouden houden. Ik doel natuurlijk op Turkije, dat, ondanks veel druk van de EU, nog steeds weigert om het Ankara Protocol ten uitvoer te leggen of te ratificeren met betrekking tot Cyprus, waardoor het in feite een embargo oplegt voor al het lucht- en zeevervoer met Cyprus.

Ik vraag u, waarom laat de EU Turkije de spot drijven met onze regels en regelingen? Waarom kan Turkije wegkomen met dergelijk onaanvaardbaar gedrag? Waarom dwingt de Commissie Turkije niet om ofwel de douane-unie volledig ten uitvoer te leggen, ofwel er geheel van uitgesloten te worden? Hoe lang moeten we dergelijk gebrek aan respect en bespotting nog slikken van een kandidaat-lidstaat die graag mag denken dat ze Europees is?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik eer betonen aan uw werk en aan dat van uw beheer over dit dossier, dat een sieraad voor de Europese Unie is. Ik wil ook mijn collega’s en fractie bedanken voor het steunen van een amendement dat ik heb ingediend betreffende de noodzaak om aandacht te besteden aan MKB-ondernemingen, met betrekking tot de problemen met het toepassen van invoer- en uitvoerprocedures als een van de grootste niet-tarifaire belemmeringen voor de handel.

Ik ben echter van mening dat we verder moeten gaan dan de samenwerking die in de resolutie wordt voorgesteld. Op het moment waarop het Verdrag van Lissabon de bescherming van burgers voorstelt als een van de doelstellingen van de Unie, en de WTO in grote moeilijkheden verkeert, moeten we verder gaan omdat, zoals de commissaris zei, de statistische gegevens voor de douane alarmerend zijn en namaakgoederen onze gezondheid en veiligheid, en onze economie in gevaar blijven brengen. De tijd is nu gekomen om verder te gaan en te overwegen om het douanebeheer verder te verenigen, op een manier die veel verder gaat dan de huidige samenwerking, waarvan de grenzen vandaag de dag duidelijk zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  László Kovács, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mijn dank uitspreken voor het zeer interessante debat dat hier zojuist heeft plaatsgevonden. Ik heb de hier gemaakte opmerkingen zorgvuldig genoteerd, omdat ze uiterst nuttig zijn voor mij en voor de Commissie - en voor de douanediensten - bij het rekening houden met de politieke prioriteiten die worden geuit door het Europees Parlement.

Ik was zeer onder de indruk van de expliciete waardering en steunbetuiging voor het werk van de douane-unie, en ik kan u verzekeren dat we hier mee doorgaan. Wat zijn de garanties? De garanties zijn dat we beschikken over de instrumenten, dat we beschikken over de strategie en dat we beschikken over de wettelijke basis, het gemoderniseerde communautair douanewetboek met regels en procedures die het faciliteren van legitieme handel waarborgen, evenals de bescherming van de interne markt, de veiligheid, de gezondheid en het leven van onze burgers.

We beschikken over de identificatietechnologie in het kader van eCustoms, en we beschikken over een zeer uitgebreid samenwerkingsnetwerk: samenwerking tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten, samenwerking met andere instanties voor rechtshandhaving, samenwerking met bedrijven, en verwijzend naar de bijdrage van de heer Harbour zou ik willen zeggen dat ik de afgelopen week in Frankfurt de gelegenheid had om informatie te verkrijgen over het MediFake-project, dat over namaakmedicijnen gaat, en als er een onderscheid kan worden gemaakt tussen de verschillende soorten namaakproducten, zijn geneesmiddelen zeker het gevaarlijkst.

Ik kan u verheugd mededelen dat er slechts enkele dagen geleden in het land dat ik het beste ken, Hongarije, een overeenkomst tot stand is gekomen tussen de douaneautoriteiten en de Vereniging van farmaceutische fabrieken in Hongarije over hoe kan worden voorkomen dat nagemaakte farmaceutische producten op de markt komen.

We kennen ook samenwerking met internationale organisaties, met derde landen als China, en ik moet zeggen dat in de meer dan drie jaar dat ik nu deze portefeuille beheer en na regelmatige bijeenkomsten met de Chinese autoriteiten, ik zeker enige verbetering heb bespeurd in de Chinese houding. Ze zijn concreter, ze spreken rechtstreekser, ze werken beter mee en zijn constructiever.

De reden hierachter is waarschijnlijk dat het voor hen steeds meer een kwestie van politieke prestige is. China, dat een steeds belangrijker rol speelt, niet alleen in de wereldhandel maar ook in de wereldpolitiek, kan het zich niet veroorloven om te worden gebrandmerkt als de belangrijkste bron, als het belangrijkste land van herkomst van die namaakproducten die de veiligheid, de gezondheid, en zelfs het leven van burgers van andere landen in gevaar brengt.

Een andere reden is, zoals uit veel bewijs is gebleken, dat China steeds meer een doelland wordt, en niet alleen maar een land van herkomst.

Ten minste twee sprekers hebben het initiatief van het Amerikaanse Congres voor 100 procent scannen genoemd. Ik wil u zeggen dat we echt proberen om druk uit te oefenen om de Amerikaanse regering, en indirect zelfs op de Amerikaanse wetgeving, omdat we er absoluut zeker van zijn - en dat blijven we herhalen - dat dit initiatief zou leiden tot de verstoring van de internationale handel in zeezendingen, het zou een vals gevoel van veiligheid creëren en het zou alleen maar de aandacht en middelen wegleiden van de echte kwesties. We hopen dat we uiteindelijk succesvol zullen zijn.

Dus, met uw steun, met de steun van het Parlement, met steun van commissies als de Commissie IMCO en de Commissie INTA die de douane-unie zeer actief hebben ondersteund, ben ik er van overtuigd dat de succesvolle activiteiten van de douane-unie in het volgende, vierde jaar zijn gegarandeerd.

Dank u zeer voor uw bijdragen en uw steun.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik heb één ontwerpresolutie(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag 19 juni 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Sirpa Pietikäinen (PPE-DE), schriftelijk. (EN ) Er zijn vele redenen om de veertigste verjaardag van de douane-unie te vieren. De verstrekkende afschaffing van de douane tussen de lidstaten van de Europese Unie is ongetwijfeld een van de belangrijkste prestaties van de Unie. Het is zeer gunstig geweest voor zowel bedrijven als Europese consumenten.

Er is veel verantwoordelijkheid in de handen van de douanecontrolebeambten aan de buitengrenzen van de Unie geplaatst. Namaakproducten, illegale handel in drugs en andere schadelijke stoffen en het smokkelen van bedreigde soorten of producten zijn uitdagingen die door de interne markt met steeds minder interne grenscontroles worden aangegaan. Europa heeft een van ‘s werelds grootste markten voor namaakproducten. Het bestaan en het handelsvolume van deze producten vormen een ernstige schending van intellectuele eigendomsrechten. Er moeten meer afdoende maatregelen worden aangewezen en ingezet om de situatie te corrigeren.

Het aangaan van deze uitdagingen is vooral een kwestie van meer geharmoniseerde en vastbesloten samenwerking tussen de douaneautoriteiten van verschillende lidstaten. Echter, alles bij elkaar genomen is de ontwikkeling van de Europese interne markt een onmiskenbaar succes geweest en dit verdient het om te worden gevierd als een van de belangrijkste factoren die hebben bijgedragen aan de rijkdom van de hele EU.

 
  

(1)Zie notulen.


23. Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0173/2008) van mevrouw Marie Panayotopoulos-Cassiotou namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, betreffende een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en van de Raad over het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (COM(2007)0797 - C6-0469/2007 - 2007/0278(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mijn dank uitspreken aan de rapporteur, mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, evenals aan de rapporteur voor advies voor de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, mevrouw Geringer, voor hun uitstekende werk.

Het Europees jaar 2010 zal een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van sociaal Europa. De gekozen aanpak, dat wil zeggen één jaar waarin de gecentraliseerde en gedecentraliseerde methoden worden gecombineerd, is een aanpak die de beste steun zou moeten bieden voor politieke cohesie tussen onderwerpen en diverse bestuursniveaus, en een bepaalde flexibiliteit zou bieden bij het rekening houden met de specifieke situatie van afzonderlijke lidstaten.

Het Europees jaar 2010 biedt de Europese Unie en de lidstaten de gelegenheid om hun politieke verplichtingen te hernieuwen, en zal benadrukken dat armoede en sociale uitsluiting gevolgen hebben voor de sociale en economische ontwikkeling van de Unie en de waardigheid van onze burgers. Het doel van het Europees Jaar 2010 is om te laten zien dat het mogelijk is om de armoede te bestrijden en dat die strijd succesvol kan zijn.

Het Europees Jaar 2010 biedt eveneens een platform voor het debat over Europese waarden en over respect voor deze waarden als belangrijke factor bij het ontwikkelen van overheidsbeleid op zowel Europees niveau als op het niveau van de lidstaten. Het helpt bij het waarborgen dat mensen die worden geraakt door armoede en sociale uitsluiting in een ander licht worden gezien.

De Commissie heeft er altijd op aangedrongen dat dit concept, deze aanpak moest worden behouden in de tekst. Ik denk dat de meeste amendementen die door het Europees Parlement zijn ingediend, in die richting gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, rapporteur. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, volgens het gemeenschappelijk verslag over de sociale bescherming en sociale insluiting voor 2008, leeft 16 procent van de bevolking van de EU nog steeds onder de armoedegrens en loopt 19 procent van de kinderen een risico op armoede en sociale uitsluiting, ondanks alle verplichtingen die in 2000 door de lidstaten zijn aangegaan om de armoede in 2010 drastisch te hebben verlaagd.

Armoede raakt niet alleen vrouwen, kinderen en bepaalde sociale groepen die altijd al bijzonder kwetsbaar waren. Armoede is nog lang niet uitgebannen, en wordt in feite versterkt door internationale ontwikkelingen in de productiesectoren voor energie en voedsel, en door interne ongelijkheden in de minder voortvarende regio’s van de Unie zelf. Op deze plaatsen bestaan chronische structurele achterstanden, zoals in afgelegen gebieden, eilanden, gedeïndustrialiseerde regio’s en op andere plaatsen.

Armoede en sociale uitsluiting vormen een bedreiging voor ontwikkeling, het concurrentievermogen en het sociale model. Ze schenden ook de mensenrechten in een Europa dat een model wil worden van respect voor de menselijke waardigheid en het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen.

Het voorstel van de Commissie voor een Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in 2010, met een aanzienlijk grotere begroting dan toegekend aan vorige Europese Jaren, is een belangrijke stap bij het bevorderen van solidariteit, sociale rechtvaardigheid en grotere economische en sociale cohesie.

Het is onze ambitie dat 2010 een mijlpaaljaar wordt voor het erkennen van de multidimensionale aard van armoede en sociale uitsluiting. Deze erkenning omvat niet alleen materiële armoede, maar ook de toegang tot de gezondheidszorg, huisvesting, sociale bescherming, onderwijs, opleiding, werkgelegenheid en de kwaliteit van het bestaan. We moeten aanvaarden dat zij die armoede ondervinden, een recht hebben om waardig te leven en deel te nemen aan een sociaal en economisch leven. We moeten de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de Europese instellingen van de lidstaten herbevestigen, en die van de sociale partners en alle burgers, om de sociale cohesie te vergroten. In het jaar 2010 zullen de funderingen worden gelegd voor effectieve structuren van collectieve verantwoordelijkheid en voor een eerlijke herverdeling van de rijkdom.

De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten heeft het voortouw genomen in de voorstellen en amendementen aanvaard om de samenwerking van alle fracties in het Europees Parlement mogelijk te maken. We hebben zo het voorstel van de Commissie versterkt door de definitie van kwetsbare categorieën te verbreden en kwesties toe te voegen als het voldoen aan de behoeften van gezinnen met specifieke problemen, eenoudergezinnen en grote gezinnen, en het aanpakken van de specifieke problemen van mensen met een handicap en daklozen, en door actieve integratie en toegang tot cultuur en recreatie te bevorderen.

Dit doet uiteraard niets af aan het primaire doel om de financiële situatie van individuen en gezinnen te verbeteren door hen toegang te bieden tot fatsoenlijke en permanente werkgelegenheid. Goede werkgelegenheid biedt de voldoening van deelname en de zelfvoorzienendheid die nodig is om te voldoen aan de behoeften van de kwetsbaardere leden van de maatschappij, zoals kinderen en ouderen.

Als europarlementariërs hebben we nauwgezet aandacht besteed aan de juiste tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving betreffende gelijke kansen. We hebben gelet op de vorming en toepassing op nationaal, regionaal en lokaal niveau van geïntegreerd en gecoördineerd beleid. Dit is ontwikkeld door overheidslichamen en particuliere instellingen met deelname van degenen die erdoor worden geraakt, teneinde de beginselen van behoorlijk bestuur, subsidiariteit en evenredigheid te handhaven.

De factoren die bijdragen aan het welslagen van het Jaar van de bestrijding van armoede zijn het versterken van de open coördinatiemethode, de coördinatie van acties tussen bestaande Europese programma’s en de resultaten van eerdere Europese Jaren, de actieve participatie van de burgermaatschappij en de correcte evaluatie van de voorstellen en resultaten door de Europese Commissie.

De kwestie van participatie van NGO’s en het financieringsniveau voor hun acties is onderwerp geweest van overleg tussen Parlement, Commissie en Raad. We zijn verheugd dat de Raad een voorstel heeft aangenomen om bij het besluit een aanvullende verklaring van de Commissie te voegen over het stimuleren van de participatie van kleine en middelgrote NGO’s en de mogelijkheid van de volledige financiering van hun acties door nationale instellingen.

Ik wil mijn dank uitspreken aan de verantwoordelijke ambtenaren, collega’s en medeparlementariërs voor hun bijdragen aan het opstellen van het besluit.

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, auteur van het ontwerpadvies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verhogen van de kwaliteit van het bestaan van burgers van de EU-lidstaten is de kern van de Europese integratie. Desondanks blijkt uit statistische gegevens dat 78 miljoen mensen in de EU onder de armoededrempel leven, en de meerderheid van deze mensen wordt gevormd door kinderen, vrouwen en ouderen. Dit betekent dat de Europese Unie naast economische maatregelen ook sociale initiatieven moet ontwikkelen, iets dat het Europees Parlement bij veel gelegenheden heeft waargenomen. In zijn resolutie van 15 november 2007 heeft het Parlement benadrukt dat het versterken van de sociale cohesie en het uitbannen van armoede en sociale uitsluiting politieke prioriteiten voor de Europese Unie moeten worden. Het initiatief van de Commissie om 2010 uit te roepen tot Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting past perfect in deze context en kan een belangrijke bijdrage zijn aan het sturen van de politieke aandacht en het stimuleren van brede activiteiten om de sociale bescherming en sociale integratie verder te versterken.

De begroting die voor dit initiatief is toegekend, 17 miljoen euro, is een recordbedrag, maar het is de uitvoering van projecten op nationaal niveau die een belangrijke rol speelt om van dit initiatief een succes te maken. Daarom moeten we lidstaten oproepen om te participeren in dit initiatief en om passende menselijke en financiële middelen toe te wijzen voor dit doel.

 

24. Wijziging van de agenda: zie notulen

25. Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (voortzetting van het debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het vervolg van het debat over het verslag betreffende het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, we gaan verder met de sprekers namens de fracties.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Mann, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, met al deze aandacht voor de toename van de uitvoer en de globalisatiewinsten, lijkt er een groep over het hoofd te zijn gezien. Ik heb het dan over mensen die in armoede leven, waarvan er 78 miljoen zijn in de EU, inclusief 19 miljoen kinderen. Moeten we dan maar leren leven met deze stand van zaken? Absoluut niet!

Jongeren die het op school niet kunnen bolwerken en hun school verlaten maken deel uit van deze groep, net zoals ouderen die ondanks het feit dat ze tientallen jaren hebben gewerkt, lage pensioenen ontvangen waarvan ze nauwelijks de eerste levensbehoeften kunnen betalen. Ze voelen zich uitgesloten, en worden in feite vaak aan hun lot overgelaten. Het resultaat is dat het dagelijks leven vaak meerdere mentale en fysieke vormen van druk oplegt in de vorm van huisvesting met een onzekere huurtermijn, probleemwijken, het risico van schulden, alcohol en drugs - een leven zonder waardigheid of zelfachting. De jaarlijkse armoedeverslagen in onze lidstaten moeten de alarmbellen doen rinkelen.

Het afgelopen jaar heb ik vanaf de bezoekersgalerij van de Duitse Bundestag geluisterd naar een debat. Het onderwerp van het debat was de onderklasse. Dit gaf aanleiding tot weken van verhitte maatschappelijke discussies. Dat is wat de slachtoffers van armoede nodig hebben: ze hebben mensen nodig die zich bewust zijn van hun bestaan, die hen serieus nemen, die hen laten zien hoe ze kunnen ontsnappen uit de armoedeval. Marie Panayotopoulos-Cassiotou heeft een zeer goed verslag opgesteld - ik kan dat namens de PPE-DE-Fractie zeggen, maar ook op persoonlijk niveau, Marie - dat ons het groene licht geeft om 2010 uit te roepen als het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

Als het Europees Jaar niet slechts analyses van de situatie oplevert, maar de bedreigde doelgroepen in staat stelt om actief betrokken te raken en een forum te verkrijgen waardoor ze hun stem kunnen laten horen, als instellingen tastbare successen kunnen presenteren in plaats van het aankondigen van goede bedoelingen, als onderwijsdeskundigen motiverende leermethoden uitzetten die hebben geleid tot meer leerlingen die hun school afmaken, en als er sociale voorzieningen zijn aangewezen die het risico op armoede aantoonbaar en duurzaam hebben verlaagd, zullen veel mensen die zich op dit moment nog buitenspel gezet voelen, zich eindelijk bewust worden van hun rechten als belanghebbenden in onze maatschappij.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Falbr, namens de PSE-Fractie. (CS) Allereerst wil ik mijn collega, mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou bedanken voor haar goede verslag en prettige samenwerking. Ik wil twee aspecten noemen.

Veel van onze documenten gebruiken de uitdrukkingen “fatsoenlijk werk” en “fatsoenlijke banen”. In werkelijkheid voldoen banen echter steeds meer aan de beschrijving van ondergeschikte banen, met andere woorden ongeschoold, slecht betaald werk. Het aantal mensen dat in armoede leeft of armoede lijdt met een baan, daalt niet, hetgeen een bewijs is van het feit dat steeds meer werkgevers mensen illegaal in dienst hebben. De onlangs aangenomen ontwerprichtlijn betreffende arbeidstijden, die de mogelijkheid introduceert om te werken zoals mensen in sommige Chinese industriële gebieden doen, is opnieuw een klap die zeker zal leiden tot een toename van het aantal arme mensen.

De andere kwestie die ik wil noemen, heeft betrekking op de noodzaak om rekening te houden, eindelijk, met het feit dat de neiging om overheids- en sociale diensten te privatiseren in sommige landen van de Unie, onopgemerkt blijft. De privatisering van overheids- en sociale diensten leidt eveneens tot een toename van het aantal mensen dat in armoede leeft. Ik moet zeggen dat mijn amendementen, die dit feit onderstrepen, regelmatig worden afgewezen. Ik zou willen dat we daadwerkelijk iets gaan doen, in plaats van het steeds maar weer produceren van meer pagina’s en het stellen van termijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik benadrukken dat ik een groot voorstander ben van het idee dat politieke inspanningen om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden in 2010 extra sterk onder de aandacht moeten worden gebracht in heel Europa.

Maar sta mij toe hier niettemin enkele kritische opmerkingen te maken. De manier waarop voorstellen voor verbeteringen aan de kant zijn geschoven, veelal onder druk van de Raad, teneinde een overeenkomst te bereiken bij de eerste lezing, heeft me zeer geërgerd. Ik heb gevraagd om meer geld toe te wijzen aan dit belangrijke initiatief in de begroting voor 2010, omdat het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting een onmiskenbaar doel van de Agenda van Lissabon is, een doel dat helaas helemaal niet bereikt is.

Ik wilde er ook voor zorgen dat de uitgebreide financiële middelen die zijn verstrekt door de Europese Commissie, werden onderworpen aan nauwkeuriger toezicht, met name in de context van het Europees Jaar in 2010, om vast te stellen of deze middelen hebben gediend als een instrument voor de eerlijkere verdeling of dat ze daadwerkelijk helpen om de rijken rijker te laten worden en vrijwel nooit aankomen bij degenen onder de armoedegrens.

Ik ben een van degenen die een discussie binnen de EU-instellingen over de introductie van een onvoorwaardelijk basisinkomen zou hebben verwelkomd, met name over de vraag of dit een afdoende wapen zou zijn waarmee armoede en sociale uitsluiting kunnen worden bestreden. Ik vind het buitengewoon jammer dat deze voorstellen onmiddellijk van tafel werden geveegd. Ik steun het initiatief voor een Europees Jaar, maar ik vind het allemaal te vrijblijvend en te zeer verstoken van gevolgen op het gebied van sociaal beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Tadeusz Masiel, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, de aankondiging dat 2010 het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting wordt, is een zeer goed initiatief van de Raad. We moeten onze burgers er aan herinneren dat de uitbanning van armoede een van de hoofddoelen van de Europese Unie is. Dit zal het vertrouwen van de burgers in onze Europese instellingen ongetwijfeld vergroten, en dan denk ik in het bijzonder aan de nieuwe lidstaten.

In mijn eigen land, Polen wordt de toetreding tot de EU in 2004 in de ogen van veel mensen nog steeds gekoppeld aan een toename van armoede, met name voor de mensen die op het platteland en in kleine steden wonen. Dit leidde tot een lage opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en tot de resultaten van deze verkiezingen. Het Europees Jaar van de bestrijding van armoede is een gelegenheid om de situatie in dit opzicht te herzien en om de lidstaten te mobiliseren om concrete stappen te ondernemen om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Uit een oppervlakkige observatie van de maatschappij lijkt het alsof de kwaliteit van het bestaan van vele individuen en gezinnen in zowel de oude als de nieuwe EU onlangs aanzienlijke veranderingen heeft ondergaan, maar helaas zijn deze veranderingen negatief. Het is bijvoorbeeld steeds moeilijker geworden om huisvesting te vinden. We hebben in dit opzicht nieuwe en recente statistische gegevens nodig.

In een wereld die steeds globaler wordt van aard en steeds moeilijker te beheersen, moet de verantwoordelijkheid van de staat ten opzichte van de burger groter worden. De staat moet er voor zorgen dat burgers zich veilig voelen, in ieder geval op het onderste basisniveau. Ik denk dat het belangrijkste voordeel van dit Europees Jaar is dat iedereen wordt geïnformeerd over het bestaan van het probleem, dat er bewustzijn wordt gecreëerd en dat de solidariteit wordt verhoogd, en dit omvat eveneens financiële solidariteit, met arme en uitgesloten mensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, de linkse fractie in het Europees Parlement verleent haar goedkeuring aan het verslag dat door onze geachte collega is gepresenteerd en onderschrijft dan ook het doel van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. In het verslag wordt zeer duidelijk uitgelegd wat de brede gevolgen zijn van armoede en sociale uitsluiting, niet alleen als sociaal probleem, maar ook en meer in het bijzonder, als een persoonlijk probleem voor degenen die vastzitten in de armoedeval. Er is reeds meerdere keren verwezen naar de 78 miljoen mensen, inclusief 19 miljoen kinderen die in de Europese Unie in armoede leven.

Als er echter serieuze inspanningen moeten worden gedaan om armoede te bestrijden en het uit te bannen als een sociaal probleem, zijn specifieke, bindende politieke strategieën essentieel. Politieke doelen en een gegarandeerd individueel recht om vrij van armoede en sociale uitsluiting te leven, staan op de agenda. Maar dit zijn nu precies de zaken waartegen de Europese Unie geen maatregelen treft. De belangrijkste politieke strategieën van de Europese Unie hebben niets te maken met het bestrijden van armoede. Economische groei en banengroei verminderen de armoede niet. Zelfs de rijkste lidstaten in de Unie registreren toenemende aantallen van mensen die onder de armoedegrens leven, of onder de risicodrempel vallen. Met name in Duitsland kon men in de afgelopen jaren een daling constateren in het niveau van lage inkomens, maar een stijging van het aantal mensen dat dit soort inkomens verdient.

Met andere woorden, de werkgelegenheid in de EU leidt niet automatisch tot de preventie van armoede, en ik moet helaas zeggen dat het bewustzijn van dit feit binnen de Europese Commissie en bij de lidstaten niet heeft geleid tot specifieke pakketten van maatregelen die doelen bevatten zoals het invoeren van een minimumloon boven de risicodrempel of de oplossing van het probleem van basisveiligheid dat de heer Kusstatscher noemde.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik prijs mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou. Ik ben van mening dat de kwestie van kinderarmoede dringend moet worden aangepakt.

Ter benadrukking van de statistische gegevens met betrekking tot het aantal kinderen dat het risico loopt in armoede te leven - 19 miljoen in Europa - moet er een grotere nadruk worden gelegd op het vastleggen van het allerhoogste belang van het gezin en, hieruit voortvloeiend, op het verdedigen van het gezinsleven. Het instituut gezin verdient onvoorwaardelijk respect en bescherming. Het is de natuurlijke omgeving voor kinderen. In ontwikkelde landen zien we dat armoede steeds meer een gezinsfenomeen wordt in plaats van een regionaal fenomeen. De economische status van een kind is nauw verbonden met die van zijn ouders. Werkloosheid van de ouders is een oorzaak van kinderarmoede.

Hoewel gezinnen in Ierland vaak een redelijk inkomen hebben, kunnen de betalingen voor hypotheek, gezondheidszorg en auto de meerderheid van dat inkomen in beslag nemen, en weinig overlaten voor de opvoeding van de kinderen. Andere zaken, zoals verslavingen van ouders, laten onvoldoende middelen over voor een veilige jeugd. Ook scheidingen verstoren de gezinsfinanciën ten nadele van de kinderen. Het is noodzakelijk dat gezinnen effectief worden ondersteund, zowel economisch als sociaal, om de beschamend moderne kritieke situatie van kinderarmoede in Europa te verlichten.

 
  
MPphoto
 
 

  José Albino Silva Peneda (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik zie dat het verslag dat we vandaag bespreken expliciet het uitbannen in plaats van het slechts bestrijden van armoede noemt, zoals eigenlijk was voorgesteld. Ik ben dan ook verheugd dat mijn opmerking vruchten heeft afgeworpen, en ik wil de rapporteur, mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou, hiervoor bedanken.

De Europese Unie is gewend geraakt aan zeer snel reageren, en met grote solidariteit om bijvoorbeeld de slachtoffers van natuurrampen in de hele wereld te helpen, maar draait nog steeds om de hete brij heen als het gaat om het helpen van slachtoffers van economische en sociale rampen binnen de EU zelf.

Ik zeg dit omdat ik het nogal moeilijk te begrijpen vind waarom een verslag dat de kwestie van armoede behandelt, geen melding maakt van de stijgende voedselprijzen. Ik vind dit schokkend, omdat we allemaal weten dat hoe armer een gezin is, des te groter het gedeelte van zijn budget is dat aan voedsel wordt besteed. Ik denk dan ook dat het nuttig zou zijn om bijvoorbeeld te verwijzen naar de recente mededeling van de Commissie over de stijging van de prijs van levensmiddelen.

Ik geloof ondertussen ook dat we het uitbannen van armoede niet moeten beperken tot uitsluitend het grondgebied van de EU. Deze strijd heeft geen grenzen, we hebben het over waarden die van essentieel belang zijn voor de menselijke waardigheid.

In de loop van de geschiedenis is Europa altijd meer bepaald door zijn uitbreiding in de wereld dan door zijn eigen identiteit. In de 21ste eeuw is van alle taken die de EU kan uitvoeren voor het welzijn van de mensheid, het uitbannen van armoede wellicht de meest nobele. Daarom hoop ik dat deze kwestie in 2010 sterk wordt gestimuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson (PSE). - (SV) Dank u zeer, mijnheer de Voorzitter, commissaris. Ik wil allereerst mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou bedanken voor haar uitstekende werk. Ik wil eveneens zeggen dat ik vind dat het initiatief om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting een uitstekend initiatief is.

Zoals Vladimir Špidla al zei kan een dergelijk Jaar het bewustzijn en de kennis van de huidige structuren versterken, maar dat is niet voldoende. Dit moet worden gevolgd door actie, zoals enkele leden al eerder hebben aangegeven. De situatie is in de EU in het algemeen vrij goed, maar tegelijkertijd neemt de armoede niet af. Integendeel, deze stijgt zelfs, en zoals anderen al hebben gezegd, veel van de slachtoffers zijn vrouwen en kinderen. De aanpak is de open coördinatiemethode, maar er zijn maatregelen nodig op een groter aantal gebieden, niet slechts op een paar gebieden. Werkgelegenheid is natuurlijk belangrijk, maar dat geldt ook voor onderwijs, sociale zekerheidsstelsels en een regionaal beleid dat aandacht besteed aan verwaarloosde gebieden. Er is behoefte aan actie die is gericht op speciale groepen, zoals personen met een functionele handicap en personen uit andere delen van de wereld die meer armoede lijden dan anderen. Ik hoop dat dit Jaar, naast het vergroten van het bewustzijn en de kennis, ook het uitgangspunt kan zijn voor concrete maatregelen om de armoede in de EU te verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting wordt het hoogtepunt van de sociale agenda van 2005-2010. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft een reeks algemene indicatoren aangenomen voor het proces van sociale bescherming en integratie, dat de vergelijkbaarheid van gegevens waarborgt.

Ondanks het feit dat de Europese Unie zich bewust is van het probleem van de armoede, evenals van het belang van maatregelen om de sociale cohesie te vergroten, blijven de ongelijkheden in inkomens de economische groei in EU-landen vergezellen. Als gevolg hiervan profiteren de armen weinig van deze groei. In feite betekent dit dat het niveau van de sociale cohesie daalt. Deze situatie wordt vergezeld door andere factoren die eveneens negatieve gevolgen hebben: bijna een vijfde van de kinderen in de Europese Unie loopt het risico in armoede te leven. In een tijd van demografische neergang moeten we in het bijzonder zorgen voor kinderen, met name in gezinnen met veel kinderen die de meeste problemen ondervinden. Het zijn echter met name deze gezinnen die blootgesteld worden aan discriminatie door hoge BTW-tarieven op kinderproducten.

Ik wil de rapporteur met name feliciteren met het vestigen van de aandacht op de kwestie van de bestrijding van armoede.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Bauer (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik verwelkom het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou, evenals de vastbeslotenheid van de Commissie om de armoede te blijven bestrijden.

De grote mate van armoede is waarschijnlijk een van de meest opmerkelijke tegenstellingen in voorspoedig Europa. Het is geen toeval dat alle andere leden het hoge aantal hebben genoemd, de miljoenen mensen die het risico lopen in armoede te leven, maar het meest opvallende is het hoge aantal kinderen dat in armoede wordt geboren en leeft met het risico in armoede te leven. Het komt dan ook niet als een verrassing als deze kinderen vroegtijdig hun school verlaten, als het percentage vroegtijdige schoolverlaters opvallend hoog is. Een ander opvallend statistisch gegeven is het zeer hoge aantal kinderen, honderdduizenden, dat dakloos is of in instituten woont.

Het probleem is dat zowel armoede als sociale uitsluiting geërfd zijn. Dientengevolge blijft voor sociaal uitgesloten mensen de mogelijkheid om onderwijs te krijgen en deel te nemen aan een leven lang leren een onbereikbaar doel.

Laten we hopen dat het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting voldoende aansporing biedt voor het versterken van het solidariteitsbeginsel in nationaal beleid. Wanneer we verdere veranderingen in de bevolkingsstructuur overwegen, zal de tenuitvoerlegging van dit beginsel inderdaad nog gecompliceerder worden. Uit analyses van sommige overheidsuitgaven en verzekeringsstelsels blijkt dat in sommige lidstaten deze stelsels financiële of zelfs sociale risico’s met zich meebrengen, wat er toe kan leiden dat armoede nog wijdverspreider wordt.

Ongetwijfeld plaatst de huidige snelle stijging van de olie- en voedselprijzen een last op de budgets van de mensen in de laagste inkomenscategorie. Dit betekent dat er meer dan voldoende redenen zijn om er voor te zorgen dat het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting niet alleen de aandacht vestigt op armoede maar ook helpt om specifieke verantwoordelijke nationale instanties in het leven te roepen die de coördinatie van diverse vormen van beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting kunnen faciliteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Alejandro Cercas (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de Commissie en natuurlijk de rapporteur feliciteren, die de mogelijkheid hebben geboden voor dit debat en voor het nemen van de eerste stappen op weg om van 2010 een betekenisvol jaar te maken in de strijd tegen armoede.

Zoals besproken in Lissabon, is dit een van de doelstellingen van de Europese Unie, en we hebben vaak gezegd, en vele Raden hebben gezegd dat er in 2010 een aanzienlijke afname van de armoede moet zijn, maar er zijn helaas niet veel tekenen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. We moeten ons daarom extra inspannen en deze gelegenheid aangrijpen om te herhalen dat de toename in het creëren van rijkdom niet voor ons allemaal in gelijke mate gunstig is.

Sommige bevolkingsgroepen zijn in het bijzonder kwetsbaar en hebben bescherming nodig tegen armoede omdat het voor mensen heel moeilijk is om aan armoede te ontsnappen op het moment dat ze arm worden.

We hebben daarom een horizontaal beleid nodig dat fatsoenlijke banen en onderwijsmogelijkheden biedt, niet alleen als onderdeel van dit programma, maar als onderdeel van alle programma’s van de Europese Unie, zodat solidariteit de kern van de Unie blijft vormen en niet alleen wordt aangesproken door economisch beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ryszard Czarnecki (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zou kunnen worden gezegd dat de gegevens die we hebben verzameld de omvang van het probleem daadwerkelijk minimaliseren. Dat is omdat zij de armoede in de Europese Unie weergeven op het moment vóór de toetreding van Bulgarije en Roemenië. Na de toetreding van deze twee relatief zeer arme landen, is het niveau van armoede in de EU aanzienlijk gestegen. We mogen dit feit niet verbergen. Verder leeft niet elke zevende persoon in de EU-lidstaten onder de armoedegrens, maar ligt het werkelijke percentage ver boven de 16 procent, het is zelfs meer dan 20 procent.

In dit opzicht zou ik dringend willen vragen dat de financiering van de Europese Unie voor alle projecten die we hebben besproken meer dan 50 procent is. Dit is met name van belang vanuit het oogpunt van de armere landen. Het bedrag beperken tot 50 procent is in werkelijkheid een besluit om de echte strijd tegen de armoede te beperken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Špidla, dames en heren, het lijkt absoluut essentieel om de onvervreemdbare rechten te erkennen van de sociaal meest kwetsbare groepen, en de praktische erkenning van dergelijke rechten betekent de krachtige verplichting van publieke en particuliere sociale belanghebbenden.

De diverse dimensies van sociale cohesie moeten worden beschermd door middel van verplichtingen van de EU en de lidstaten om armoede uit te bannen en sociale uitsluiting te bestrijden, door concrete actie op diverse niveaus te bevorderen.

Ook het volledig en realistisch bewaken van armoede en sociale uitsluiting is vereist, commissaris, hetgeen betekent dat betrouwbare en vergelijkbare indicatoren essentieel zijn die de ontwikkeling van de diverse sociale, economische en culturele dimensies van dat fenomeen laten zien.

Dames en heren, arme vrouwen en eenoudergezinnen zijn in het bijzonder kwetsbaar voor armoede en uitsluiting, en moeten daarom speciale aandacht en de bijbehorende steun krijgen.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, nadat ik de rapporteur heb bedankt, zou ik willen zeggen dat 2010 een uitzonderlijk effectief jaar moet zijn voor het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting, een strijd die ook een sterk benodigd hoger profiel moet krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de aandacht vestigen op drie kwesties in dit debat. Ten eerste waren er volgens het meest recente verslag van de Europese Commissie in 2004 ongeveer 100 miljoen EU-burgers, dat betekent 20 procent van de gehele bevolking, die leefden van minder dan 60 procent van het gemiddelde EU-inkomen, wat wil zeggen dat ze van minder dan 15 euro per dag leven. In de nieuwe lidstaten, zoals Polen, Litouwen, Letland en Slowakije, geldt dit voor bijna 80 procent van de bevolking.

Ten tweede zouden oplossingen die vaak worden aangedragen door liberale economen, dat aanzienlijke verschillen in inkomens belangrijk zijn voor economische groei, niet moeten worden aangenomen in de economische en sociale praktijken van EU-landen. In 2006 waren de landen met de minste ongelijkheden in inkomen Denemarken, Zweden, Finland, Slovenië en Tsjechië, en deze landen kennen al vele jaren een stabiele jaarlijkse groei van het BBP, hetgeen heel anders is in de landen met de meeste ongelijkheden in inkomen, zoals Letland, Litouwen, Portugal en Griekenland, en helaas ook mijn eigen land, Polen.

Ten derde wil ik de hoop uitspreken dat 2010, als het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, al onze besluitvormers doet inzien dat armoede en sociale uitsluiting een verwoestend effect hebben op onze economische groei en sociale ontwikkeling.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriela Creţu (PSE).(RO) Beste commissaris, beste collega’s, we zijn ons goed bewust van waar de Commissie ons aan herinnert: er is een groot aantal Europeanen dat in armoede leeft, inclusief extreme armoede. Zij die dit niet weten moeten de verantwoordelijkheid aanvaarden voor het feit dat een rijke maatschappij, die is gebaseerd op de beginselen van rechtvaardigheid en solidariteit, zoals de onze, op een dergelijke manier functioneert dat een land van arme Europeanen meer zetels zou hebben in dit Parlement dan Duitsland. Armoede is geen abstractie, het is een manier van leven die met name vrouwen en kinderen raakt. Vrouwen, inclusief vrouwen met werk, krijgen te maken met hogere risico’s gezien het structurele salarisgat, hun concentratie in slecht betaalde sectoren die niet of nauwelijks door vakbonden zijn georganiseerd, en in de informele industrie, gezien hun oververtegenwoordiging bij eenoudergezinnen. Armoede is geërfd. De economische armoede van ouders is van invloed op de culturele armoede van kinderen, door minder toegang tot onderwijs, op de politieke armoede, door een lage deelname aan of uitsluiting van besluitvorming, op de sociale armoede, door lage deelname aan maatschappelijke activiteiten en isolatie. Armoede creëert grotere ongelijkheden dan de ongelijkheden die voortvloeien uit ongelijke koopkracht. De minimale cohesie tussen uitspraken en acties dwingt ons om meer te doen dan het bewustzijn van burgers te vergroten. Er zijn politieke besluiten nodig om de situatie te herstellen. In de Unie mogen we niet spreken van een gebrek aan middelen, maar soms van een oneerlijke verdeling ervan, van regels die uitsluiting doen voortduren. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, inclusief die van bedrijven die, in hun eigen belang, verder zouden moeten gaan dan de fase waarin het financieren van een stichting ter bescherming van zwerfhonden in de buurt de enige vorm van sociale verantwoordelijkheid is.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het uitroepen van 2010 tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting zal de problemen niet oplossen die worden ondervonden door de 80 miljoen mensen in de Europese Unie die onder de armoedegrens leven. Ook het instellen van commissies, het vergroten van de bureaucratie, vergaderingen en zittingen geven hen geen voedsel.

Teneinde armoede te bestrijden moet de kwestie van het creëren en distribueren van rijkdom op een andere manier worden benaderd. Er moet duidelijk worden gezegd dat globalisatie het creëren van excessieve rijkdom voor sommigen en snelle verarming voor anderen bevordert. Helaas zijn er steeds meer anderen. Het probleem van armoede in de EU zal blijven groeien en hiervoor zijn meerdere redenen, inclusief de oneerlijke verdeling van rijkdom, problemen met de voedseldistributie en stijgende voedselkosten, een algemene stijging van de kosten om een gezin te onderhouden, de demografische situatie in Europa en de wereld, voortdurende ongelijkheden, de achterstand van sommige regio’s vanwege historische redenen en het niet kunnen produceren van een goed model voor hulp aan behoeftigen.

Tot slot, als we dan niet in de positie verkeren om het probleem van de armoede in zijn geheel op te lossen, laat ons dan in elk geval kinderen en jongeren voorzien van gratis onderwijs en extra maaltijden waar nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil één specifiek aspect belichten, en ik zal in het Pools spreken:

(PL) Mijnheer de Voorzitter, we proberen de arme landen te helpen in Afrika en Latijns-Amerika, met weinig effect, maar er is geen rechtvaardiging voor het niet helpen van de armen binnen de Europese Unie. Er zijn regio’s waar mensen erg arm zijn, met name kinderen. Ik zou willen wijzen op een kwestie die ernstige gevolgen voor de toekomst heeft, namelijk het fenomeen van Euro-wezen. Dit zijn de kinderen van migranten die van het ene naar het andere land binnen de EU reizen, en vaak hun kinderen aan hun lot overlaten. Ik ben van mening dat de psychologische gevolgen van dit probleem ons in de toekomst duur komen te staan. Daarom zouden we al het mogelijke moeten doen om dit probleem nu uit te bannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE).(RO) Geachte Voorzitter, het uitbannen van armoede en sociale uitsluiting is een van de belangrijkste doelen van de Europese Unie. Daarom moet 2010 doorslaggevend zijn voor het ten uitvoer leggen van de Europese strategie op dit gebied. Van de 78 miljoen burgers die in armoede leven zijn 19 miljoen kinderen. Helaas zijn er nog steeds geen Europese programma’s en middelen aangewezen voor het verbeteren van de situatie van kinderen. Het is waar dat de Europese Unie middelen verstrekt voor fruit en melkproducten in scholen of geld voor onderwijs aan leerlingen, maar ik denk dat we een samenhangende strategie en actuele programma’s nodig hebben die zijn ontworpen voor kinderen uit arme gezinnen. Tegelijkertijd moeten we ons ook op de andere categorieën van achtergestelden richten, en met name op jongeren, waarvoor we beleid moeten maken en aanzienlijke hoeveelheden geld moeten toewijzen uit de structuurfondsen. Bovendien is het van belang om het feit te benadrukken dat we op dit moment niet de voorwaarden kunnen creëren voor duurzame sociale ontwikkeling als we niet over de benodigde financiële middelen beschikken. Ik ben van mening dat het toegewezen bedrag van 17 miljoen euro onvoldoende is in verhouding tot wat er op dit moment in Europa nodig is voor de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede. Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, moet de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting worden gekoppeld aan bestaande programma’s. Zowel het Europees Sociaal Fonds en de Europese programma’s in het kader van Progress moeten worden gebruikt voor de financiering van de prioriteiten van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik feliciteer u met dit uitstekende voorstel. Ik wil ook mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou bedanken voor haar zeer goede verslag. Ik weet zeker dat we unaniem vóór de resolutie zullen stemmen.

Maar ik vraag me af. Hier hebben we alweer een Europees Jaar, dit keer tegen extreme armoede. Het is nu twintig jaar geleden dat de internationale gemeenschap op 17 oktober de Internationale Dag ter uitbanning van armoede vierde. Rondkijkend op het moment van de viering van 17 oktober voor het Europees Parlement in Brussel, zie ik mijzelf daar met mijn collega, Iñigo Méndez de Vigo, die deze delegatie van het Parlement met de Vierde Wereld leidt.

Zoals ik hier sta zou ik u willen vragen om deze dag in uw agenda te schrijven. Ik hoop dat de Europese instellingen op 17 oktober hun sterke solidariteit met de slogan voor die datum zullen laten zien: “Waar mensen gedoemd zijn in armoede te leven, worden de rechten van de mens geschonden. Zich verenigen om die rechten te doen eerbiedigen is een dure plicht.”

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Maňka (PSE). - (SK) In totaal lopen in de Europese Unie 78 miljoen mensen het risico in armoede te leven. Stijgende prijzen van grondstoffen, energie en voedsel vermenigvuldigen het risico nog verder voor de meest kwetsbare groepen.

Kwalitatief goede werkgelegenheid verlaagt het risico op armoede aanzienlijk. Maar vaak lopen zelfs mensen met werk het risico in armoede te leven.

In de geamendeerde Lissabonstrategie worden gelijke kansen voor iedereen gestimuleerd als een drijfkracht voor sociale solidariteit en solidariteit tussen generaties, evenals voor het creëren van een maatschappij die vrij van armoede is. Ik verwelkom dan ook het initiatief om het probleem van armoede meer zichtbaar te maken en de poging om één gecoördineerd beleid op te zetten.

De campagne om armoede te bestrijden moet het bewustzijn vergroten en op de lange termijn een inspanning opleveren om het fenomeen armoede te bestrijden. In dit opzicht kunnen we veel leren van de Scandinavische landen. Zij hebben bewezen dat een van de meest effectieve middelen om de armoede te verkleinen een actief arbeidsmarktbeleid is, gecombineerd met het vaststellen van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en een sterke sociale bescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Ik verwelkom het voorstel van de Commissie om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Armoede is een probleem in de EU en in de hele wereld.

Ik wil enkele vlijmende aspecten van armoede en sociale uitsluiting onderstrepen waaraan we meer aandacht zouden moeten besteden dan we tot nu toe deden.

Ten eerste zouden we eenvoudigweg door het uitbannen van kinderarmoede in staat zijn om de vicieuze cirkel te onderbreken van generaties die veroordeeld zijn tot een leven van armoede en sociale uitsluiting.

Ten tweede ondervindt bijna 10 procent van arbeiders armoede vanwege lage lonen, deeltijdwerk en lage kwalificaties. Het is essentieel om kwalitatief goede werkgelegenheid te stimuleren op basis van het onderwijzen van werknemers.

Ten derde is het van essentieel belang om solidariteit binnen de maatschappij te bevorderen, door alle leden bewust te maken van de kwesties van armoede en sociale uitsluiting.

Ik zou alle EU-instellingen en lidstaten willen aanmoedigen om de leden van de maatschappij te voorzien van meer gedetailleerde informatie over het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting om het gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid te vergroten en het vooroordeel dat arme mensen een financiële last zijn voor de maatschappij, te helpen wegnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, armoede is een zeer complex probleem en het kan diverse vormen aannemen. Het kan per land verschillen. In Europa hebben we het niet over mensen die verhongeren, maar zijn lage inkomens, slechte huisvesting, slechte gezondheid, vaak alcoholisme, gevoelens van vervreemding of een gebrek aan vooruitzichten hoofdzakelijk de grootste problemen.

Armoede is een gevaarlijk fenomeen, met name onder kinderen, omdat het in veel gevallen erfelijk is. Kinderen die in armoede opgroeien, hebben een moeilijker ontwikkelingspad en zijn zonder hulp van buitenaf tot mislukking gedoemd en veroordeeld tot hetzelfde lot als dat van hun ouders.

Daarom is het belangrijk om alle mogelijke stappen te nemen om de cyclus van armoede, die van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven, te verbreken. Het versterken van de sociale integratie, het terugbrengen van armoede en het bestrijden van sociale uitsluiting zijn enkele van de uitdagingen waarvoor de EU staat, met name wanneer we rekening houden met de demografische veranderingen, waarmee ik een verouderende bevolking en een instroom van migranten bedoel.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Het is onvoldoende om een Europees Jaar van de bestrijding van armoede uit te roepen wanneer ongeveer 20 procent van de bevolking van de Europese Unie wordt bedreigd met armoede. Wat er nu gebeurt - verergerd door sociale ongelijkheid, stijgende aantallen slecht betaalde werknemers met onzekere banen, waardoor het aantal arme mensen stijgt, en stijgende brandstof- en voedselprijzen - vereist een ander beleid om er voor te zorgen dat kinderen, vrouwen en gezinnen sociaal gezien worden opgenomen in de maatschappij.

Er zijn maatregelen nodig die arbeid aantrekkelijker maken, de werkgelegenheid vergroten met rechten en kwalitatief hoogstaande openbare diensten, fatsoenlijke huisvesting en openbare en universele sociale veiligheid waarborgen.

Er moet dan ook dringend een Europese strategie van solidariteit en sociale vooruitgang worden goedgekeurd om het neoliberale beleid van de Lissabonstrategie en het stabiliteitspact te vervangen, zodat we in 2010 niet nog meer armoede hebben dan op dit moment het geval is.

 
  
MPphoto
 
 

  Juan Andrés Naranjo Escobar (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik onze rapporteur en de commissaris feliciteren met dit initiatief.

Sociale uitsluiting en armoede zijn twee zijden van dezelfde munt, en zijn kenmerken van een maatschappij met zeer behoeftige mensen, een maatschappij die niet sociaal samenhangend is. Uiteindelijk, dames en heren, is vooruitgang een kwestie van ethiek.

Het jaar 2010 wordt het jaar van de bestrijding van de armoede. We weten al dat het uitbannen van sociale uitsluiting en armoede een langdurige en complexe taak is, maar als we alles halen uit elke euro die in dit programma is geïnvesteerd, als we in staat zijn om de groepen mensen te bereiken die de meeste hulp nodig hebben, als we in staat zijn om het geweten van de publieke opinie wakker te schudden, zullen we een nieuw Europees burgerschap creëren. Dat is de grote vraag.

Vorige week hebben de burgers van Ierland het Verdrag van Lissabon verworpen. Demagogische propaganda op basis van een brede reeks meningen hebben de Ierse maatschappij helemaal overhoop gehaald, en ongefundeerde angsten aangewakkerd voor globalisatie en een zekere hoeveelheid verwarring over de bouw van ons gemeenschappelijk huis.

Net zoals we van 2010 het jaar van de bestrijding van armoede maken, moeten we er ook het jaar van het Europees burgerschap van maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Dames en heren, dank u voor het diepgaand debat dat vele aspecten van armoede raakte. Ik denk dat het voorstel zelf duidelijk maakt dat de Commissie het probleem van de armoede niet negeert, en dat zij streeft naar het geleidelijk creëren van een zodanige politieke omgeving dat het mogelijk wordt om armoede effectiever te bestrijden. Ik zou ook willen zeggen dat de Commissie het probleem van armoede in al zijn complexiteit behandelt. Hoewel sommige van haar teksten, namelijk onze recente mededeling over actieve insluiting die gaat over armoede op zichzelf gezien, het belang van kwalitatief goede banen benadrukken, gezien het feit dat het doel van de Lissabonstrategie meer banen en meer kwalitatief goede banen is, begrijpt de Commissie niettemin dat de complexe kwestie van armoede niet uitsluitend kan worden opgelost door arbeidsmarktmaatregelen. Het volstaat om hier kinderarmoede te noemen, die ook duidelijk gerelateerd is aan de kwaliteit van onderwijsstelsels. Dan is er ook nog de kwestie van armoede onder gepensioneerden, die uiteraard eveneens niet direct kan worden opgelost door arbeidsmarktmaatregelen.

Sta mij toe hier enkele andere kwesties te noemen die ik van belang acht. De Commissie stelt voor om in totaal 17 miljoen euro te financieren en tijdens het debat hebben we de mening gehoord dat de financiering van nationale projecten moet worden verhoogd, in het bijzonder in enkele landen. De Commissie is het niet met dit standpunt eens vanwege de eenvoudige reden dat het ons doel is om zoveel mogelijke financiële steun beschikbaar te stellen om onze acties zo effectief mogelijk te maken. Het Europees Jaar van de bestrijding van armoede is een klassiek voorbeeld van een gewone democratische politieke procedure. Teneinde een doorbraak te bereiken, teneinde de politieke sfeer ter veranderen, moeten we een gedetailleerd en thematisch debat voeren over dit onderwerp, en dat is het doel van het Europees Jaar.

Sta me toe nu enkele individuele amendementen te bespreken. Ik ben het eens met de amendementen betreffende de herziening van de titels van de doelstellingen in artikel 2 en in de lijst van prioriteiten voor het Europees Jaar, en ik ben ook voor de amendementen die zijn gericht op de kwestie van gendergelijkheid. Verder zou ik, omdat er een zeer groot aantal amendementen is ingediend, het Parlement een exacte lijst van amendementen willen voorleggen, in plaats van terug te vallen op woordelijke citaten.

Ik wil slechts twee artikelen noemen, de artikelen 37 en 52, die ik in mijn rede wil uitkiezen. Met uw permissie wil ik de tekst van deze twee artikelen voorlezen.

De Commissie hecht het grootste belang aan het faciliteren en ondersteunen van een brede deelname op alle niveaus aan activiteiten die verband houden met het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in 2010 als een praktisch middel om te waarborgen dat de gevolgen positief en blijvend zijn.

Overeenkomstig het besluit betreffende het Europees Jaar zal de Commissie algemene richtsnoeren opstellen in het strategisch kaderdocument waarin de belangrijkste prioriteiten worden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van activiteiten met betrekking tot het Europees Jaar, inclusief minimumnormen met betrekking tot deelname aan nationale instanties en acties.

Het strategisch kaderdocument is gericht op de nationale uitvoeringsorganen die verantwoordelijk zijn voor het definiëren van de nationale programma’s voor het Europees Jaar en voor het selecteren van individuele acties die moeten worden voorgesteld voor gemeenschapsfinanciering en aan andere betreffende actoren.

In deze context zal de Commissie het belang onderstrepen van het faciliteren van toegang door alle NGO’s, inclusief kleine en middelgrote organisaties. Met het oog op het waarborgen van de breedst mogelijke toegang kunnen de nationale uitvoeringslichamen besluiten om geen medefinanciering aan te vragen maar bepaalde acties volledig te financieren.

Dat was de tekst zelf. Dames en heren, ik wil graag een andere rede noemen, die van de heer Falbr, die de kwestie van de richtlijn betreffende arbeidstijden ter sprake bracht, op een wijze die ver van de realiteit verwijderd is. Om geen misverstanden te laten bestaan: de eenvoudige manier van het opsommen van de resultaten van het compromis dat door de Raad is bereikt, is als volgt: “de 48-urige werkweek blijft en de mogelijkheid om de opt-out te gebruiken werd verminderd van 78 uur per week naar 60 of 65 uur”. Dit is een van de substantiële kenmerken van het compromis, en omdat het gedurende dit debat werd genoemd, dacht ik dat het goed was om hierop te reageren.

Dames en heren, mag ik u tot slot opnieuw bedanken voor het debat, waarin vele aspecten van armoede werden besproken en dat in mijn ogen zeer inzichtelijk was. Helaas denk ik dat het op dit moment niet mogelijk is om op elke rede te reageren, nog afgezien van het feit dat de grote meerderheid van uw standpunten is verwoord in het verslag van de rapporteur. Ik wil haar opnieuw bedanken voor het verslag.

lid van de Commissie. (FR)

Standpunt van de Commissie ten opzichte van de amendementen van het Parlement

Verslag Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0173/2008)

De Commissie aanvaard volledig de amendementen 6, 7, 12, 13, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 27, 28, 29, 31, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 41, 42, 46, 47, 48, 49, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62 en 63.

De Commissie kan slechts inhoudelijk gedeeltelijk, en afhankelijk van nieuwe bewoording de volgende amendementen aanvaarden: 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 18, 24, 25, 26, 30, 32, 37, 43, 44, 45, 50, 51, 52, 64 en 66.

Tot slot verwerpt de Commissie de amendementen 40 en 65. Meer in het bijzonder, met betrekking tot de amendementen 37 en 52, betreffende de deelname van kleine en middelgrote organisaties en de mogelijkheid van medefinanciering van de totale kosten van bepaalde projecten, stelt de Commissie voor, als compromisoplossing, om een verklaring in dat verband af te leggen, welke ik u zal voorlezen, waarin de Commissie zich verplicht om de geest van de inhoud van die twee amendementen op te nemen in het kaderstrategiedocument dat de Commissie zal opstellen om de belangrijkste prioriteiten van de activiteiten in het kader van het Europees Jaar te definiëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, rapporteur. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn opinie. Ik hoop dat de algemene richtsnoeren in het strategisch kaderdocument de nationale commissies inderdaad zullen begeleiden bij het plannen van effectieve acties. Zoals de commissaris zelf al benadrukte, moet het belangrijkste doel bestaan uit het opnemen van allen die worden geraakt door armoede, zowel nu als in de toekomst.

Tot slot geloof ik dat armoede niet voor altijd kan worden uitgebannen, omdat het kan terugkomen na een natuurramp. We hebben gesproken over de rampen in Griekenland en andere landen als gevolg van overstromingen of branden: armoede kan terugkomen of kan worden teruggebracht door de internationale situatie. We moeten er daarom altijd op voorbereid zijn. Daarom leggen we speciale nadruk op preventie, dit verklaart onze Dag ter uitbanning van armoede op 17 oktober, zoals mevrouw Záborská aangaf. We hebben deze datum opgenomen in ons verslag.

Dit zijn dan ook geen maatregelen met weinig of geen bindende kracht, we willen deze maatregelen gekoppeld zien aan elke nationale behoefte, en we geloven dat het aanpakken van armoede staat voor het bestrijden van de grootste vijand van vrede en welvarendheid van elke gemeenschap. De commissaris is in elk geval een historicus en weet dat de keizer van Byzantium, een keizerrijk dat in Europa 1 000 jaar stand hield, de strijd tegen armoede ondersteunde in elke rede die hij hield. Hij vond het de belangrijkste staatsvijand, na de diverse tegenstanders die hij aan zijn grenzen bestreed.

Ook wij in de EU moeten armoede zowel intern als extern bestrijden. We moeten die beroemde millenniumdoelstellingen halen, zodat we ook het probleem van economische migranten en illegale migranten kunnen aanpakken, die hier komen omdat ze hun eigen situatie met die van ons vergelijken.

Ik weet zeker dat we met een goede planning goede resultaten zullen behalen en ik dank u voor uw uitstekende woorden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. — (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou bedanken voor haar uitstekende verslag en met name voor het onder de aandacht brengen van de kwestie van armoedepreventie. Ik ben vóór het uitroepen van 2010 als het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Bij het bespreken van het hierboven genoemde verslag zou ik de aandacht willen vestigen op het belang om een uitweg uit de armoede te vinden door concrete maatregelen en niet slechts door er over te praten. In Europa leven 78 miljoen mensen in armoede en 19 miljoen hiervan zijn kinderen. We moeten blijven denken aan het belang van het gezin, dat zou moeten worden beschermd en sociale en economische steun zou moeten krijgen om de enorme armoede onder kinderen in Europa uit te bannen.

Op dit punt is het de moeite waard om de oorzaak van armoede te noemen. Armoede wordt veroorzaakt door een aanzienlijke stijging van de prijzen van voedsel en energie, dat voornamelijk gezinnen met veel kinderen en ouderen raakt. Volgens de Europese Commissie leven ongeveer 14 procent Polen, Grieken en Portugezen met vast werk in armoede.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (PSE), schriftelijk.(RO) Ik dank de rapporteur voor de geest van samenwerking bij het opstellen van dit verslag. In Europa leeft een van de zes mensen onder de armoedegrens, een cijfer waarin de statistische gegevens in Roemenië en Bulgarije niet zijn opgenomen.

Hoewel in de meeste lidstaten het verschil tussen vrouwen en mannen, voor wat armoede betreft, steeds kleiner wordt en het gemiddelde verschil 2 procent bedraagt voor wat armoede en persistente armoede betreft, zou ik uw aandacht willen vestigen op de realiteit in de nieuwe lidstaten. In Roemenië en Bulgarije is het aantal vrouwen dat het risico loopt slachtoffer van armoede te worden, meer dan tien procent hoger dan het aantal mannen. Vrouwen worden ook meer blootgesteld aan sociale uitsluiting.

We mogen het feit niet negeren dat de ideeën van solidariteit, sociale rechtvaardigheid en het uitbannen van armoede uitdagingen zijn die niet alleen de landen in de Europese Unie aangaan, maar ook de betrokkenheid ervan bij de wereldeconomie en het politieke toneel.

Daarom zou ik de opname in de definitieve tekst van de kwestie betreffende het verschil tussen mannen en vrouwen, in een meer algemener artikel verwelkomen. Ik ben ook van mening dat de correlatie van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting met de millenniumdoelstellingen voor ontwikkelingen, en in het bijzonder de Internationale Dag voor de uitbanning van armoede, van belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Gurmai (PSE), schriftelijk. (HU) Armoede is een complex en betrekkelijk probleem met veel facetten: het werpt economische, sociale en culturele vragen op. Niettemin moeten we actie ondernemen om de armoede te bestrijden omdat er in 2006 maar liefst 16 procent (78 miljoen) van de totale bevolking van de 25 lidstaten van de Europese Unie onder de armoededrempel leefde. Toen de Lissabonstrategie in maart 2000 werd gepresenteerd, riep de Raad van de Europese Unie de lidstaten en de Commissie op om stappen te nemen om “een doorslaggevend effect te creëren voor de uitbanning van armoede” in 2010. Het is een belangrijke stap dat we nu een maatregel tegen armoede hebben, want om een probleem aan te pakken is het belangrijk om de precieze aard ervan vast te stellen. Ik verwelkom het feit dat we 2010 hebben uitgeroepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik weet zeker dat het Jaar zal helpen om de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen en de start van nieuwe initiatieven op elk gebied zal meemaken, met name in verband met armoedepreventie, controle, financiële mechanismen en het bestrijden van kinderarmoede.

Er moet met name worden aangetekend dat volgens empirisch bewijs, vrouwen veel kwetsbaarder zijn voor de dreiging van armoede dan mannen, en dit geldt met name voor vrouwen die meerdere achterstanden hebben. Het is van essentieel belang dat het beginsel van gelijke behandeling ook wordt toegepast in de strijd tegen de armoede, en dus ook in het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Echte gelijkheid voor mannen en vrouwen is een fundamentele voorwaarde voor het verkleinen van het risico op armoede, omdat vrouwen minder snel het slachtoffer van armoede worden als ze geschikt en voldoende beloond werk hebben dat ze kunnen combineren met hun gezinsverplichtingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk.(RO) In het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt het volgende bepaald: “Armoede betekent overal een gevaar voor de welvaart”. Daarom benadruk ik het belang van het amendement betreffende de preventie van en strijd tegen armoede door verder te gaan met multidimensionaal beleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau, dat een actieve deelname van burgers aan de maatschappij en op de arbeidsmarkt zou waarborgen.

De hervormingen op het gebied van sociale bescherming en het beleid voor actieve insluiting hebben op doorslaggevende wijze bijgedragen aan het versnellen van economische groei en het creëren van meer banen in Europa. In het eerste kwartaal van het jaar 2008 kende Roemenië een van de grootste economische stijgingen in de EU, gegroeid met 8,2 procent (terwijl het Europees gemiddelde 2,5 procent is, volgens Eurostat), maar niettemin lopen mensen met een laag opleidingsniveaus, zonder diploma’s, met name op het platteland, kinderen, jongeren, mensen met een handicap en de Roma een aanzienlijk risico op armoede.

Ik feliciteer de rapporteur met haar werkzaamheden en ik acht het noodzakelijk dat het beleid dat door de lidstaten wordt vastgesteld, op grond van Europese aanbevelingen, gericht is op de heilzame verzoening tussen het economisch concurrentievermogen van de burger en het maatschappelijk welzijn.

 

26. Effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over het verslag (A6-0212/2008) van Gábor Harangozó, namens de Commissie regionale ontwikkeling, betreffende de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen (2007/2191(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó, rapporteur. (HU) Dank u zeer, mijnheer de Voorzitter. Commissaris Hübner, dames en heren, er zijn regio’s, en mensen die in die regio’s leven, die niet in staat zijn om te profiteren van de mogelijkheden die wij hen willen bieden uit de communautaire middelen om hen de mogelijkheid te geven om zo snel mogelijk op gelijke hoogte te komen met het gemiddelde in de Europese Unie en een eind te maken aan de armoede waarin zij leven.

Ik heb dit verslag geschreven om de redenen te onderzoeken waarom we er niet in zijn geslaagd om ontwikkeling in deze regio’s te brengen, en om aanbevelingen te doen om deze situatie te veranderen en te beëindigen. Zoals wordt vermeld in het Vierde voortgangsverslag over cohesie van de Europese Commissie, functioneert het cohesiebeleid op nationaal niveau in sommige landen zeer goed. In praktische bewoordingen hebben een levendigere ontwikkeling en positieve voortgang ten opzichte van cohesie langzaam plaatsgevonden in landen die al zijn lid zijn geworden van de EU en cohesiebeleidsmiddelen hebben ontvangen. Als we echter naar een iets lager niveau kijken, zien we dat de interregionale ongelijkheden niet in dezelfde mate afnemen. Ik zou Hongarije als voorbeeld willen noemen: in Hongarije heeft het BBP per hoofd van de bevolking in de centrale regio 110 procent van het gemiddelde in de Europese Unie bereikt, in vier van de zeven regio’s is het BBP per hoofd van de bevolking echter minder dan 45 procent van het EU-gemiddelde. In deze gevallen stijgt de ongelijkheid in ieder geval niet meer. In veel gevallen echter, zoals ook wordt vermeld in het Vierde voortgangsverslag over cohesie, blijven de territoriale ongelijkheden binnen regio’s nog steeds stijgen.

Waarom kunnen sommige regio’s de beschikbare mogelijkheden in hun voordeel gebruiken, terwijl anderen dit niet kunnen? Als we iets verder kijken, zien we dat er enkele zeer ernstige onderliggende structurele redenen zijn, structurele redenen op territoriaal niveau. In gebieden waar weinig ontwikkeling plaatsvindt, is de menselijke capaciteit voor het genereren van geschikte projecten duidelijk afwezig, ontbreekt de basisinfrastructuur voor het verkrijgen van investeringen in deze gebieden en is er gebrek aan geschikt onderwijs en goede gezondheidszorg. Er zijn meerdere microregio’s, bijvoorbeeld in Hongarije, waar de levensverwachting van de mannelijke bevolking meer dan 15 jaar lager is dan het nationale gemiddelde.

Wat moeten we hier aan doen? Omdat het probleem waar we mee te maken hebben, zeer complex is en zich duidelijk concentreert in bepaalde microgebieden en microregio’s, ben ik van mening dat we moeten beoordelen of het juist is om het cohesiebeleid alleen op interregionaal niveau, op het niveau van de regio’s te onderzoeken. Zou het in plaats daarvan niet beter zijn om te onderzoeken of we meer gerichte, meer precies gerichte maatregelen nodig hebben op het niveau van de microregio’s waar de ergste problemen optreden? Vanaf nu moet ons uitgangspunt worden gevormd door het onderzoeken van de aard van de statistische gegevens die we als basis voor onze besluitvorming gebruiken. Ik was mij bewust van dit probleem tijdens het schrijven van het verslag, maar ik kan u geen concrete basis voor statistische vergelijking geven, omdat er in de hele EU een gebrek is aan vergelijkbare microregionale statistische gegevens. Vanaf nu moeten we onderzoeken of het passend is, hoewel dit hoofdzakelijk plattelandsgebieden zijn, om plattelandscohesie af te stemmen op landbouwbeleid. Zou het niet veel passender zijn om de problemen van plattelandsgebieden te behandelen in de context van cohesiebeleid en door het gebruik van cohesiebeleidsinstrumenten, waardoor maatregelen uit het landbouwbeleid een puur aanvullende rol kunnen spelen?

Op dit ogenblik zou ik de schaduwrapporteurs willen bedanken voor hun uitzonderlijk constructieve werk bij het tot stand brengen van het verslag. Tegelijkertijd wil ik er ook op wijzen dat, na meerdere weken van onderhandelen, en nadat ik het verslag van de PPE-DE-Fractie had aanvaard, met een zeer belangrijk amendement over een essentieel punt van het verslag, de PPE-DE-Fractie vervolgens tegen haar eigen punt stemde. Daardoor vraag ik mij af: wat willen we? Willen we eenvoudigweg vermelden dat er een probleem bestaat, en niets meer dan dat, of zijn we bereid om het probleem onder ogen te zien en aanbevelingen te doen over hoe het beleid kan worden veranderd, en om ons meer te richten op het aanwijzen van gebieden waar we daadwerkelijk iets kunnen doen om het probleem op te lossen? Dank u zeer voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Harangozó willen danken voor zijn verslag en ook voor zijn inspanningen om binnen zijn commissie tot consensus te komen over het netelige onderwerp van kwetsbare gemeenschappen en groepen. Om te voorkomen dat economische groei in onze samenleving gepaard gaat met sociale polarisatie, proberen wij middels het cohesiebeleid sociale uitsluiting te bestrijden, met name door de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen, en dit zal ook in de toekomst het doel van het cohesiebeleid zijn.

Ook klopt het dat de in het verslag behandelde problemen zich op de grens bevinden van enerzijds territoriale cohesie en anderzijds sociale cohesie. Wanneer problemen met sociale polarisatie en sociale segregatie zich specifiek voordoen in bepaalde regio’s, worden het territoriale cohesiekwesties.

Wij hebben te stellen met uitsluiting van de armste regio’s van de Europese Unie, maar tegelijkertijd kennen wij ook enclaves van sociale achterstand in de rijkste steden van de Europese Unie. In het verslag wordt de Commissie opgeroepen in het kader van haar aanstaande groenboek over territoriale cohesie een alomvattende omschrijving van het concept territoriale cohesie te presenteren, en ik kan u garanderen dat het groenboek, dat eind september dit jaar zal worden gepubliceerd, een bijdrage zal leveren aan een beter gemeenschappelijk inzicht binnen de gehele Unie in het concept van territoriale cohesie.

Ook wordt in het verslag erkend dat het concept van kwetsbare groepen en gemeenschappen als zodanig bepaald niet zonder complicaties is, en zeker niet beperkt moet blijven tot alleen de Roma-gemeenschappen. Het is echter algemeen erkend dat de situatie van de Roma-gemeenschappen in Europa speciale aandacht behoeft. Het probleem van de uitsluiting van de Roma kent vele facetten, en om deze aan te pakken hebben wij een integrale aanpak nodig. Dit is in januari uitgebreid in het Parlement besproken, toen een resolutie werd aangenomen over een Europese Roma-strategie. In het pakket van de vernieuwde sociale agenda presenteert de Commissie begin juli haar werkdocument inzake Gemeenschapsinstrumenten en -beleidsmaatregelen voor opname van de Roma.

Ik deel de stelling in het verslag dat er meer gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheid van synergie en complementariteit binnen het Europese beleid en tevens binnen de beschikbare financiële instrumenten. De Commissie heeft hieraan veel aandacht besteed tijdens de onderhandeling over de operationele programma’s van het cohesiebeleid met de nationale en regionale autoriteiten.

Ten aanzien van het punt van het beschikbaar maken van vergelijkbare intraregionale gegevens in de Europese Unie, met bijzondere aandacht voor sociale indicatoren, deel ik, hoe cruciaal dit ook is, de opvatting van het verslag: dit is uiterst complex. Zoals de Parlementsleden zullen weten produceert Eurostat geen gegevens: het beheert enkel de gegevens die worden verstrekt door de nationale bureaus voor statistieken.

Wij hebben zojuist de tweede editie van de stadsaudit afgerond, die de periode tot aan 2004 beslaat, en wij kunnen nu duidelijk zien hoe beperkt de beschikbaarheid van territoriale gegevens is onder het klassieke regionale niveau van NUTS 2. Om dit probleem aan te pakken heeft het directoraat-generaal Regionaal beleid op basis van de context van de voorbereidingen op het groenboek over territoriale cohesie gewerkt aan verbetering van de kwaliteit van het onderzoek naar regionaal beleid, met inbegrip van de statistische bases. Bijgevolg worden de uitgaven over 2000-2006 nu uitgesplitst tot NUTS 3-niveau en tot twintig categorieën van uitgaven op dit vlak. De gegevens zijn nu beschikbaar voor Doelstelling 1 regio’s, Doelstelling 2, Stedelijk, Interreg en Cohesiefonds.

De landelijke audit vormt nog altijd een probleem. Ik moet hier vandaag helaas toegeven dat er geen betrouwbare gegevens bestaan over waar specifieke uitgesloten groepen zich bevinden. Het is derhalve onmogelijk onze nieuw beschikbare informatie inzake welke cohesiebeleidsmiddelen waar zijn besteed te koppelen aan de locatie van dergelijke groepen. Zoals ik het nu kan bezien, lijkt vooruitgang eerder te kunnen worden geboekt op het vlak van specifiek onderzoek met behulp van kwalitatieve analyse.

Ik zou het Parlement nogmaals willen danken voor het feit dat zij deze belangrijke zaken onder onze aandacht heeft gebracht en ik zie uit naar het debat van vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo, rapporteur voor advies van de mededeling van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. (PT) Als rapporteur voor advies van de mededeling van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, zou ik opnieuw willen wijzen op het belang om steun te geven aan plattelandsregio’s, met inbegrip van bergregio’s, waar vrouwen een belangrijke rol spelen.

Om jonge mensen te behouden en leegloop van het platteland te voorkomen, moeten er goedbetaalde productieve activiteiten zijn en kwalitatieve openbare diensten worden geboden. Bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dient specifieke aandacht uit te gaan naar agrarische familiebedrijven en kleinschalige en middelgrote boeren, hetgeen momenteel ook wordt gedaan, teneinde het beleid eerlijker te maken, de leegloop van het platteland te bestrijden en landbouwproducten te ondersteunen.

Ik zou willen benadrukken dat alle minder bevoordeelde regio’s, gebieden met blijvende en structurele nadelen, de regio’s aan de buitengrenzen en de gebieden die industriële reorganisaties ondergaan en waar bedrijven worden opgeheven, dienen te worden ondersteund, willen wij ook echt iets doen aan de economische en sociale cohesie en de sociale opname van kwetsbare gemeenschappen en groepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Petre, namens de PPE-DE-Fractie.(RO) Geachte Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, allereerst zou ik de rapporteur willen danken voor zijn werk en zijn inspanningen om de verschillende standpunten met elkaar te verzoenen. Wij zijn het er allemaal mee eens dat kwetsbare groepen en gemeenschappen op tal van moeilijkheden stuiten bij hun ontwikkeling en speciale aandacht vereisen binnen het cohesiebeleid, alsmede binnen overige beschikbare financiële ondersteuningsinstrumenten.

Gedurende alle werkfasen heb ik het idee ondersteund om het verslag op te splitsen in twee delen: één met betrekking tot kwetsbare gemeenschappen vanuit het gezichtpunt van etnisch lidmaatschap en één met betrekking tot kwetsbare gemeenschappen die te maken hebben met bepaalde geografische handicaps. Helaas is ons verzoek niet terug te vinden in het verslag in zijn huidige vorm. Onze fractie heeft drie amendementen, waarvan de goedkeuring afhangt van uw stem, namelijk het verwijderen van overweging E letter e, waarvan de inhoud geheel gelijk is aan die van overweging I, het uitleggen van het concept van kwetsbaar gebied of kwetsbare zone door deze te inventariseren, en het verwijderen van paragraaf 17. Wij hopen dat wij in dit opzicht de goedkeuring van de rapporteur hebben.

Tot slot zou ik nog twee dingen willen benadrukken: de problemen van kwetsbare gemeenschappen kunnen, ongeacht vanuit etnisch en/of geografisch perspectief, doelmatiger worden aangepakt als er op dit vlak samenwerking zou zijn tussen plaatselijke, regionale, nationale en Europese autoriteiten. Tegelijkertijd is de rol van het onderwijssysteem en de openbare, sociale en vervoersinfrastructuur onontbeerlijk voor het integreren van kwetsbare groepen en gemeenschappen.

Ik zou willen eindigen met de opmerking dat ons definitieve standpunt afhankelijk is van, zoals ik al eerder aangaf, acceptatie van de drie amendementen en, in het bijzonder, de verwijdering van paragraaf 17, die door de Commissie juist is goedgekeurd. Indien deze amendementen worden geaccepteerd, zullen wij uiteraard het verslag steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met mijn dank uit te spreken aan de rapporteur voor het werk dat heeft verricht voor het verslag dat nu voor ons ligt. Ik onderschrijf de gedachte dat er een microregionale aanpak moeten komen, gericht op intraregionale verschillen en op de gevoeligste problemen.

In sommige gevallen spelen intraregionale verschillen nog een grotere rol dan de verschillen tussen regio’s. Wij moeten niet vergeten dat het doel van het Europees regionaal beleid, en de onderliggende aanname daarvan, is om de ontwikkelingsverschillen tussen afzonderlijke gebieden in de Europese Unie te verminderen. Verder geldt dat territoriale uitsluiting nog niet is opgenomen in de beleidsinstrumenten. In de nieuwe lidstaten komen sociale segregatie en een gebrek aan gelijke mogelijkheden het meest voor op het platteland, terwijl economische en sociale initiatieven in de regio’s gericht zijn op dynamische centra, in hoofdzaak stedelijke centra.

De middelen om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden verschillen per land, maar om te komen tot een territoriaal en sociaal coherente Unie, zullen wij aanvullende maatregelen moeten nemen die gericht zijn op het losmaken van het potentieel dat latent aanwezig is in gebieden met een economische achterstand.

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu, namens de ALDE-Fractie.(RO) Geachte Voorzitter, allereerst zou ik de rapporteur willen feliciteren met zijn werk.

Het cohesiebeleid is van cruciaal belang voor de gemeenschappen in de onderontwikkelde regio’s en subregio’s. Sociaal-economische aspecten zoals armoede, een gebrek aan infrastructuur, bestuurlijke capaciteiten, deïndustrialisatie, een laag onderwijs- en opleidingsniveau, hoge werkloosheid, slechte leefomstandigheden en minder toegang tot diensten van algemeen belang, maken deze gemeenschappen tot kwetsbare regio’s, die een steeds groter probleem vormen voor de cohesie van het grondgebied van de Europese Unie. Zo resulteert een relatie van onderlinge afhankelijkheid, tussen het belang om de sociaal-economische verschillen tussen regio’s terug te brengen en het belang om kwetsbare groepen sociaal te integreren, in een relatie die op natuurlijke wijze zou moeten leiden tot een constructief proces, waar op zowel nationaal als Europees niveau een territoriale aanpak mee gemoeid is.

Geachte Voorzitter, ik geloof dat de afwezigheid van statistische gegevens over de spreiding van deze groepen en de mate van sociale uitsluiting, gekoppeld aan het feit dat de indicatoren niet de interregionale verschillen meten die nodig zijn voor werkbare cijfers, eens te meer het belang aangeeft dat de lidstaten en de Commissie nauwer gaan samenwerken om een waarheidsgetrouw beeld te krijgen van de situatie van kwetsbare groepen en regio’s, om concrete programma’s en strategieën te ontwikkelen voor territoriale ontwikkeling en om uiteindelijk het probleem van sociale uitsluiting te overwinnen.

Ook geloof ik dat de lidstaten een eerste stap moeten doen door vast te stellen om welke kwetsbare groepen het gaat en door de prioriteiten aan te geven voor hun strategische nationale plannen om vervolgens mechanismen voor evaluatie en toezicht te ontwikkelen. We moeten niet vergeten dat migratie in de meeste gevallen het gevolg is van armoede en dat het fenomeen migratie op zich vaak leidt tot instabiliteit en conflicten. Om die reden, geachte Voorzitter, geloven wij dat kwetsbare groepen in alle lidstaten moeten profiteren van sociale hulp, gelijke mogelijkheden en bovenal specifieke programma’s die de ontwikkeling van de regio’s van herkomst mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Harangozó danken voor zijn inzet ten aanzien van dit complexe probleem, al behandelt zijn verslag niet alle kwesties met betrekking tot situaties van sociale uitsluiting en personen en omgevingen die worden uitgesloten of dreigen te worden uitgesloten.

Ondanks het feit dat een aanzienlijk deel van de EU-begroting is gereserveerd voor de uitvoering van het cohesiebeleid, bestaan er nog altijd ernstige verschillen. Als wij bijvoorbeeld kijken naar het BNP her hoofd van de bevolking, dan zien wij dat dit cijfer in de meest welvarende regio’s bijna tien keer hoger ligt dan in de armste regio’s. We moeten niet vergeten dat er ook binnen regio’s aanzienlijke verschillen bestaan. Arme wijken zijn vaak terug te vinden in grote agglomeraties. Daarnaast zijn er ook grote problemen op het platteland. Deze armoede wordt vaak overgegeven van de ene generatie op de andere.

Daarom moeten wij kinderen en gezinnen tegen dit fenomeen beschermen. Het is bovenal nodig dat wij gelijke kansen creëren, met name als het gaat om onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. Dit is namelijk een teken van sociale en territoriale cohesie dat tot op heden nog niet als zodanig is aangemerkt. De vooruitzichten voor groepen die leven in ruimtelijke, culturele en communicatieve isolatie zijn aanzienlijk slechter. Dergelijke zaken hebben betrekking op zowel de technische als de sociale infrastructuur, alsmede op banen en het creëren van een klimaat van interne activiteit binnen die samenlevingen.

Laten wij onze medeburgers, die het slachtoffer zijn van de een of andere vorm van discriminatie, helpen zodat zij er weer in gaan geloven dat zij zich kunnen ontworstelen aan hun lage positie in de samenleving. Daarnaast moeten wij de bestaande misvattingen uit de wereld helpen waardoor deze groepen voortdurend worden ondergewaardeerd. Het gaat hier om talloze mensen die gehandicapt of dakloos zijn, en daarnaast om de al eerder genoemde zigeunergroepen. Deze vorm van segregatie is in strijd met onze gezamenlijke solidariteit en is een teken dat wij er niet in slagen de menselijke waardigheid te respecteren. Vergeet niet dat het in dit soort omgevingen vaak gaat om gezinnen met veel kinderen en gezinnen van immigranten.

Tot slot moer er een gemeenschappelijk beleid voor het creëren van gelijkheid op diverse niveaus komen: op regionaal, nationaal en EU-niveau. Daarbij is de inzet van vrijwilligers en niet-gouvernementele organisaties onontbeerlijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). - (NL) Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik dank de heer Harangozó voor de aandacht die hij besteedt aan de kwetsbare groepen. Het cohesiebeleid levert al lang een substantiële bijdrage aan de verheffing van kwetsbare groepen. Neem nu bijvoorbeeld Ierland, eens een land met zeer kwetsbare groepen: superhoge jeugdwerkloosheid, deplorabele steden, achtergebleven platteland, met vrijwel geen kansen. Ook voor vele andere landen geldt dat sociale uitsluiting is te vervangen door werkgelegenheid, scholing en participatie. Dat is de koers waarvoor wij gaan en die ook buitengemeen succesvol is.

Tweede opmerking. Ik heb gezien dat met name wordt gezegd dat we te weinig weten, te weinig gegevens hebben. Ik ben het ermee eens dat dat verbeterd kan worden, vooral door de lidstaten, de regio’s en de steden zelf. De heer Harangozó vraagt zich af, waarom de levensverwachting van de Hongaren 15 procent lager is dan de gemiddelde levensverwachting in de EU. Ik weet het ook niet, maar ik heb wel ziekenhuizen bezocht. De eet- en drinkgewoonten zijn buitengemeen slecht en daar kan de Europese Gemeenschap niks aan doen. Eigen verantwoordelijkheid nemen in de regio’s is, denk ik, een van de belangrijkste dragers voor ons beleid.

Tenslotte, wat is de achterliggende reden waarom de EVP tegen die NUTS 4 is? Wij zijn ertegen, omdat we in 2004 hebben gekozen voor een versterking van het beleid tot 2013, voor meer massa, meer focus. We hebben zelfs besloten om bij het beleid in de interreg-gebieden aan de buitengrenzen als het ware de volledige buitengrens te nemen. Dit neigt ertoe dat we gaan versnipperen, dat we gaan vernevelen en dat mag niet de koers zijn die we in de toekomst op dit terrein op gaan. Dat zou een misvatting zijn. Daarom vraag ik u nog een keer om dat bewuste artikel te schrappen. Overigens neem ik graag de uitdaging aan die de rapporteur ook formuleert, namelijk om het komende half jaar intensief met elkaar over de territoriale cohesie te debatteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Iratxe García Pérez (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen mijn dank uit te spreken aan de rapporteur voor diens initiatief een verslag op te stellen waarin staat dat het een van de fundamentele doelstellingen van de Europese Unie is om sociale, economische en regionale ongelijkheden te verminderen.

Het cohesiebeleid heeft een effectieve bijdrage geleverd aan het reduceren van deze ongelijkheden, maar er is nog altijd een hoop werk te verrichten, zoals blijkt uit het Vierde cohesieverslag.

In alle regio’s, ook de meest welvarende, zijn er kwetsbare groepen van mensen die gevaar lopen het slachtoffer te worden van sociale uitsluiting en absolute armoede. Om de onvolkomenheden ten aanzien van gelijke mogelijkheden op te lossen is een integrale benadering vereist. Lidstaten en regionale overheden hebben een strategie nodig om kwetsbare gebieden nieuw leven in te blazen, om de infrastructuur daarvan te ontwikkelen en om echte kansen voor ontwikkeling te bevorderen overeenkomstig hun specifieke economische potentieel. Tegelijkertijd moeten door plaatselijke overheden diensten van publiek belang worden onderhouden, hetgeen moet worden bevorderd door decentralisatie van de publieke sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Emmanouil Angelakas (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de gerichte en zeer specifieke aard van het verslag van de heer Harangozó vertegenwoordigt een zeer belangrijke stap van het Europees Parlement om de hand te reiken aan kwetsbare gemeenschappen en groepen, en deze aan de hand van het Europese cohesiebeleid soepel te integreren. Als initiatief heeft dit mijn volledige goedkeuring, en ik ben in dit opzicht erkentelijk voor de inspanningen van de rapporteur. Ik ben het echter niet eens met de manier waarop de zaak is uitgewerkt. Bepaalde aspecten van het verslag hebben te weinig substantie, ondanks de nauwgezette inspanningen van mijn mede-Parlemenstlid.

Sommige van deze aspecten betreffen kwetsbare gemeenschappen en groepen die een breed spectrum van de samenleving en de microgemeenschappen vertegenwoordigen, niet alleen maar de Roma. Het Europees Parlement heeft aan deze categorie reeds aandacht geschonken middels een speciaal verslag, waarvan de reikwijdte groter had moeten zijn en ook sociale en geografische aspecten had moeten omvatten. De Fractie van de Europese Volkspartij (de Christen-democraten) en de Europese Democraten hebben gehamerd op het belang om een bredere benadering te hanteren zonder dat dit werd gehonoreerd. Het verslag blijft eenzijdig en geeft vaak blijk van een kortzichtige benadering van het probleem.

Ik denk met name aan de berg- en eilandregio’s, aangezien niemand de kwetsbaarheid van deze gemeenschappen kan betwijfelen. Zij worden echter nergens in het verslag genoemd. Ik ben het niet eens met het aanhoudend vermijden van definities en specifieke verwijzingen naar dingen of situaties. Laat ik erop wijzen dat kwetsbare gemeenschappen en groepen niet alleen bestaan op interregionaal niveau maar ook op intraregionaal niveau. Zij hebben materiële en technische ondersteuning nodig, alsmede technologische en wetenschappelijke kennis, onderwijs, training en een bestuurlijke basis. De nadruk moet komen te liggen op het decentraliseren van de publieke sector en het uitbreiden van de vervoersnetwerken. Ook voor deze groepen kan vrijwilligerswerk een belangrijke rol spelen en een bijdrage leveren aan het activeren en demarginaliseren van deze gemeenschappen.

Alhoewel de rapporteur ongetwijfeld zijn uiterste best heeft gedaan, kan ik niet zeggen dat het algehele product bevredigend is. Het verslag blinkt uit in ambiguïteiten, en een heldere indeling van de verschillende onderdelen ontbreekt. Als wij willen bijdragen aan een oplossing voor de problemen van kwetsbare groepen, dan moeten de teksten die wij opstellen duidelijk en expliciet zijn en een alomvattende kijk op de zaak bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Evgeni Kirilov (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn collega de heer Harangozó willen feliciteren met dit zelf geïnitieerde verslag.

Speciale aandacht voor kwetsbare groepen onder het cohesiebeleid van de EU betekent dat wij niet zijn vergeten wat de voornaamste prioriteit van dit beleid is, namelijk bijdragen aan het welzijn van onze burgers.

De regionale dimensie van dit probleem is duidelijk. Om niettemin de specifieke behoeften en locaties van kwetsbare groepen vast te kunnen stellen, is het nodig dat de ontwikkelingsmogelijkheden van kleine territoriale eenheden worden geanalyseerd. Hoewel wij hebben geconstateerd dat kwetsbaarheid een probleem op de lagere niveaus is – bijvoorbeeld in de armste regio’s – werkt het toch door op het gehele grondgebied en raakt het aan alle sociale categorieën die daar leven. Dat is waarom beleid, strategie en actie om de problemen van kwetsbare groepen aan te pakken, alomvattend moeten zijn, op basis van een gemeenschappelijke benadering namens onze instellingen op Europees, nationaal en plaatselijk niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Bourzai (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, om te beginnen zou ik Gábor Harangozó willen feliciteren met het uitstekende werk dat hij heeft verricht en hem willen danken voor zijn ideeën over dit complexe en gevoelige onderwerp. Ik wilde een actieve rol spelen in de door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling opgestelde mededeling over dit verslag, aangezien de meest kwetsbare mensen vaak terug te vinden zijn in de minst ontwikkelde plattelandsregio’s en in regio’s met permanente natuurlijke nadelen. Dit betekent immers dat landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid een belangrijke rol te spelen heeft op dit vlak.

Naar mijn mening moet cohesiebeleid ernaar streven in plattelandsregio’s de inkomsten genererende landbouw- en niet-landbouwactiviteiten te behouden teneinde voor deze regio’s de bevolking te behouden, die anders in de verleiding komt massaal weg te trekken. Daarnaast dient men vooral ook nieuwe mensen aan te trekken. Het is van belang om steun te geven aan agrarische familiebedrijven, die voor banen zorgen, en aan gelijke toegang tot openbare diensten. Ook moeten openbare diensten zodanig worden opgezet dat ze ingaan op de behoeften van achtergestelde gezinnen, gemeenschappen en groepen. Kort gezegd, wij moeten het platteland weer aantrekkelijk maken en prettig om op te leven. Dit kunnen wij bereiken door te streven naar een koppeling tussen de diverse beleidsmaatregelen die voor deze gebieden worden doorgevoerd en door ons te richten op de meer fragiele groepen. Wij moeten daarom zorgen dat de diverse beschikbare financiële middelen beter aansluiten op de behoeften.

 
  
MPphoto
 
 

  Miloš Koterec (PSE). - (SK) Ik zou de heer Harangozó willen danken voor zijn voortreffelijke verslag, waarin zaken aan de orde worden gesteld die tot op heden nog niet veel aandacht kregen, maar die wel een latente bron vormen van wat duidelijk grote problemen zijn. Ik zou in willen gaan op twee concrete kwesties die in het verslag aan bod komen: het streven om kwetsbare gemeenschappen, die vooral uit mensen bestaan op het platteland en in de periferieën, nieuwe kracht te geven, en het ontwikkelen van microregio’s die achterlopen, in een afwijkende situatie verkeren ten opzichte van de specifieke kenmerken van het desbetreffende land en die bijna geheel afwezig zijn in de huidige statistieken.

Beide bovengenoemde zaken krijgen te weinig aandacht vanwege het feit dat ze niet duidelijk benoemd worden. Wij moeten de meest kwetsbare gemeenschappen binnen de Europese Unie (zowel economisch als sociaal) duidelijk omschrijven, wij moeten soorten en locaties van onderontwikkelde microregio’s in de EU analyseren, en wij moeten oplossingen vinden voor deze problemen. Zij zijn moeilijk waarneembaar tegen de achtergrond van de algehele successen van het cohesiebeleid. Want wij willen toch niet dat het cohesiebeleid een soort van emmentaler is, van buiten prachtig compact maar van binnen vol met gaten?

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) In het onderhavige verslag wordt terecht de relatie tussen het oplossen van sociale kwesties en regionale ontwikkeling benadrukt, alsmede het belang dat Europa zich solidair toont en een gemeenschappelijk beleid op dit vlak formuleert.

Persoonlijk besteed ik veel tijd aan problemen die spelen met betrekking tot de steun aan regio’s die achterlopen, met name in Slowakije. Behoud van een solide en aantrekkelijk Europees platteland is essentieel voor de economie, maar daarnaast ook belangrijk om culturele en ecologische redenen. Ik steun het verzoek van de Commissie in het kader van het aanstaande Groenboek over territoriale cohesie, om de benodigde geldmiddelen om deze regionale problemen op te lossen. Als onderdeel van dit proces is het nodig dat gezorgd wordt dat de regio’s een actieve rol spelen en er zal ook nauw samen moeten worden gewerkt met NGO’s.

In deze context zou ik ook willen zeggen dat de sociale activiteiten die worden verricht door kerken en kerkelijke genootschappen onze speciale lof verdienen. Ik weet uit ervaring dat hun diensten aan kansarme groepen en regio’s uiterst effectief en vaak onmisbaar zijn. Daarom moeten wij zorgen dat deze diensten integraal deel uit gaan maken van de Europese inspanningen om kwetsbare groepen te helpen en deze op Europees niveau adequaat te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Arnaoutakis (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ook ik zou erop willen wijzen dat wij met dit verslag uitdrukking geven aan onze overtuiging dat het cohesiebeleid, twintig jaar nadat het is opgezet, moet blijven zorgen dat de solidariteit van de Unie niet alleen gericht is op de meest achtergestelde regio’s en landen, maar ook op de meest achtergestelde gemeenschappen en groepen onder onze burgers.

Wij moeten het cohesiebeleid niet alleen met financiële middelen aanscherpen, maar ook met geschikte mechanismen en procedures, die het mogelijk maken om de complexe, rijk geschakeerde sociale en economische verschillen op lokaal niveau op te sporen en aan te pakken.

De uitdagingen waar onze regio’s vandaag de dag voor staan, zijn van dusdanige aard dat wij de problemen van armoede en van sociale en territoriale uitsluiting niet onopgelost kunnen laten. Op alle niveaus is gecoördineerde actie vereist, evenals een integrale aanpak, waarbij middelen en beleid samen moeten bijdragen aan de oplossing van de problemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, economische groei manifesteert zich op het moment vooral in hoofdsteden en grote stedelijke gebieden. Andere gebieden, waaronder het platteland, ontwikkelen zich veel minder snel, en dit betekent dat zij veel gevoeliger zijn voor problemen. Het doel van het cohesiebeleid is deze gebieden te ondersteunen en te werken aan territoriale cohesie.

Om dit bereiken is het cruciaal om de infrastructuur te verbeteren, de aantrekkelijkheid van deze gebieden voor investeerders te vergroten, openbare diensten te onderhouden en de huisvesting en levenskwaliteit te verbeteren. Van groot belang voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden is het creëren van een communicatie-infrastructuur. Dat betekent in eerste instantie goede wegen, maar bijvoorbeeld ook afvalwaterbehandelingsinstallaties, aangezien deze tot de noodzakelijke voorwaarden voor de investeringsstromen en het creëren van nieuwe banen behoren, waardoor mensen in deze regio’s kunnen blijven en een goed bestaan kunnen opbouwen.

Tot op heden was het gemeenschappelijk landbouwbeleid vooral gericht op voedselkwaliteit, voedselveiligheid en concurrentievermogen. Naar de ontwikkeling van het platteland buiten het vlak van de landbouw ging de aandacht minder uit. Het is echter cruciaal dat er een betere coördinatie van cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling en werkgelegenheidsbeleid komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in punt N van het verslag wordt geheel terecht gewezen op het feit dat armoede en uitsluiting een sterk territoriaal karakter hebben. Met het oog op het beginsel van solidariteit, dat over het algemeen wordt gerespecteerd in de Europese Unie, en de strekking van punt N, zou ik graag zien dat er middelen uit de Europese fondsen worden toegewezen aan de integratie van economische achterstandsgebieden.

Helaas wordt dit jaar in mijn eigen land dit beginsel met voeten getreden. De fondsen ter verbetering van de infrastructuur en overige hulpfondsen gaan vooral naar welvarender gebieden die reeds goed ontwikkeld zijn. Dit heeft vaak te maken met het feit dat in deze gebieden de personen die dergelijke fondsen aanvragen, beter zijn voorbereid. Ik hoop dat het document dat wij hier behandelen, zal bijdragen aan de eliminatie van dergelijke ongeregeldheden in de gehele Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het een goed debat was en ik zou iedereen die hieraan heeft bijgedragen, willen bedanken. Het debat gaf aan dat een integrale beleidsaanpak de beste manier is om de problemen van de diverse kwetsbare gemeenschappen en groepen op te lossen. Hierbij treedt vooral de koppeling tussen cohesiebeleid en plattelandsontwikkelingsbeleid naar de voorgrond.

Ik deel de mening van veel Parlementsleden dat in gevallen waar er een territoriale concentratie van problemen met betrekking tot kwetsbare groepen is, een territoriale beleidsaanpak gerechtvaardigd is. Sociale uitsluiting kan niet los worden gezien van territoriale uitsluiting.

Ook waardeer ik dat de Parlementsleden de intraregionale verschillen hebben benadrukt. Velen van u hebben erop gewezen dat in deze context de ontwikkeling van kwalitatieve, betrouwbare intraregionale statistische gegevens veel zou helpen. Zoals ik al zei in mijn inleiding, is de Commissie van plan verder te investeren in de ontwikkeling van een dergelijke database. Wij werken momenteel aan een landelijke audit die op vergelijkbare wijze werkt als de eerdere stadsaudit. Goede samenwerking met de lidstaten is in dit opzicht essentieel en ik reken in deze context dan ook zeer op de steun van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó, rapporteur. (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Commissaris, dames en heren, mijn dank gaat allereerst uit naar commissaris Hübner, niet alleen voor haar antwoorden op dit verslag en dit debat, maar ook voor haar voortdurende inspanningen om dit beleid beter en doelmatiger te maken. Ik heb grote waardering voor haar werk en dank haar tevens voor haar eerlijkheid ten aanzien van mijn verslag.

Ik zou graag in willen gaan op een aantal vragen dat is gesteld. Ten eerste denk ik dat als wij dit probleem echt serieus nemen, wij hetzelfde moeten doen als wat wij deden toen wij de behoefte aan het Lissabon-proces voelden en de noodzaak om te zorgen dat het Lissabon-proces binnen het cohesiebeleid werd uitgevoerd, ook echt serieus namen. Dit heeft geleid tot de introductie van een stelsel van voor cohesiebeleid bestemde middelen ter ondersteuning van het Lissabon-proces. Als wij willen, en als wij daartoe besluiten, kunnen wij nu op eendere wijze actie ondernemen tegen de territoriale concentratie van armoede.

Tegen de PPE-DE-Fractie, en bovenal tegen de heer Van Nistelrooij, zou ik willen zeggen dat als wij punt 17 zouden schrappen, het verslag zou uitdrukken dat wij ermee instemmen dat er microregio’s zijn die niet in staat zijn te profiteren van de mogelijkheden die wij hun bieden. Wij zijn het met elkaar eens dat dit microregio’s zijn, maar waarom zouden wij dan juist uit het verslag het punt schrappen waarin wij de Commissie met klem vragen te onderzoeken of het mogelijk effectiever is aan deze microregio’s cohesiesteun te bieden op microregionaal niveau?

Aan mevrouw Petre zou ik willen zeggen dat ik dit als een regionaal beleidsverslag beschouw. In een regionaal beleidsverslag is geen plek voor een debat over etnische minderheden, en ik begrijp überhaupt niet waarom wij zouden moeten debatteren over etnische groepen. Als wij in het geval van Roemenië de zaak zouden bezien vanuit een etnisch perspectief, welke groepen zou zij dan in het verslag willen opnemen? De Roma, die in sommige gebieden in zeer arme omstandigheden leven? De Csángó’s, die in een specifiek gebied in deerniswekkende omstandigheden leven? Of wellicht de Roemenen in de berggebieden? Op een dergelijke basis kunnen wij geen besluiten nemen; wat wij nodig hebben is complexe indicators, een complexe benadering en een integrale uitvoering. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk.(GA) Ik verwelkom dit verslag van de heer Harangozó betreffende de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen. Er gaan steeds meer stemmen op dat rekening moet worden gehouden met de moeilijke vooruitzichten voor districten en gebieden waar de bevolking buiten de besluitvormingsprocessen en de heersende economische ontwikkelingen om leven.

Uit mijn eigen kiesdistrict ben ik bekend met de problemen waar niet alleen achtergestelde stedelijke gebieden, maar ook de randgebieden van de grensdistricten van Ierland mee te stellen hebben. Deze plattelandsgebieden hebben vaak problemen met het aantrekken van investeringen in bedrijfsactiviteiten of infrastructuur. Het stopzetten van de “leegloop van het platteland”, zoals het in verslag wordt genoemd, zou dan ook de prioriteit van de politici moeten zijn.

De heer Harangozó wijst terecht op het belang van kleine en middelgrote agrarische bedrijven voor het behoud van de plattelandsgemeenschappen. Deze gemeenschappen moeten binnen het cohesiebeleid niet in rang worden verlaagd, en in de strijd tegen sociale uitsluiting dienen plattelandsontwikkeling en regionale ontwikkeling beter aan elkaar te worden gekoppeld.

Het afgesloten zijn van de communicatie- en vervoersnetwerken is een praktisch probleem dat simpelweg moet worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE), schriftelijk. (PL) Het cohesiebeleid, waaraan ongeveer 33 procent van de EU-begroting wordt besteed, is van cruciaal belang voor alle landen van de EU. Polen is verheugd deel te nemen aan acties met betrekking tot de volledige economische integratie van de Europese samenleving en het minimaliseren van de verschillen op microregionaal niveau. Ik geloof dat de maatregelen die uit hoofde van het cohesiebeleid worden genomen, van fundamenteel belang zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen en werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, die ernstige sociale en economische problemen binnen Europa vormen, uit te bannen. Samenwerking tussen alle Europese landen en de uitwisseling van ervaringen zijn in dit opzicht van bijzonder belang.

De problemen die vertragend werken voor de duurzame ontwikkeling van de EU, waaronder lage inkomens, slechte infrastructuur en geringe sociale mobiliteit, zijn primair van toepassing op de plattelandsgebieden. De situatie wordt verslechterd door de steeds grotere leegloop van mensen van het platteland en de toegenomen sociale uitsluiting in deze gebieden. Daarnaast zijn er onder de problemen waar het Europese cohesiebeleid aan het begin van de 21ste eeuw mee te maken heeft, kwesties die extern van aard zijn, zoals de toenemende ontwikkelingsverschillen tussen de Europese Unie en de VS. In de jaren 1995-2005 was de groei van de productiviteit in Europa veel lager dan die in de Verenigde Staten of Japan. Dit heeft aanzienlijk effect op de achteruitgang van de concurrentiepositie van de Europese markt.

Ik zou de heer Harangozó willen danken voor het feit dat hij deze kwesties onder onze aandacht heeft gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. (HU) De Europese Unie dient in het belang van de bevordering van werkgelegenheid, groei en concurrentievermogen zo veel als zij maar kan, gebruik te maken van het ondernemings- en arbeidspotentieel dat zij tot haar beschikking heeft. Gelet op het feit dat het merendeel van de bijna 10 miljoen Roma die in Europa leven, te leiden heeft van structurele en/of absolute werkloosheid of zich bezig houdt met grijs of zwart werk, zou de integratie van de Roma een doorslaggevend effect kunnen hebben op het resultaat van de Lissabon-agenda en het cohesiebeleid. In het verslag staat dat het cohesiebeleid effectief de armste regio’s heeft geholpen de sociaal-economische kloof te verkleinen. Er is echter nog meer nodig, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. De Europese Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor een betere coördinatie en complementariteit van de beschikbare financiële middelen. De financiële instrumenten van de Europese Unie, en in de eerste plaats het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, moeten ondertussen worden ingezet ter ondersteuning van een groot aantal afzonderlijke programma’s, van het bieden van microkredieten aan ondernemingen tot aan het investeren in ontwikkeling van de infrastructuur. Om te zorgen dat deze programma’s slagen en de middelen het bedoelde rendement opleveren, is het van cruciaal belang om de obstakels van zowel algemene als specifieke aard bloot te leggen en met wortel en al uit te trekken. Achtergebleven regio’s die worstelen met complexe problemen zijn niet in staat de tegenwaardefondsen te werven die nodig zijn om de Gemeenschapssteun te krijgen waartoe zij wettelijk gerechtigd zijn. In het geval van de Roma zijn de nadelen die zij als gevolg van hun lage onderwijsniveau en generaties van werkloosheid ondertussen nog eens vele malen groter.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin-Ioan Nechifor (PSE), schriftelijk.(RO) Het Europees Parlement heeft de ontwerpresolutie over de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen aan de orde gesteld. In de ontwerpresolutie wordt het belang benadrukt om in plattelandregio’s bepaalde inkomsten genererende activiteiten aan te houden, met bijzondere aandacht voor familiebedrijven, maar ook voor kleine en middelgrote agrarische ondernemingen.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet rechtvaardiger worden, zodat het in de context van de voorziene voedselcrisis weer mogelijk wordt dat zich nieuwe mensen vestigen op plattelandsregio’s met in meerderheid een agrarisch profiel.

Ik geloof dat als deze resolutie wordt aangenomen, Roemenië aanzienlijke steun zal krijgen in zijn strijd tegen de armoede op het platteland, waar tien miljoen mensen wonen en waar verschijnselen van sociale en territoriale uitsluiting zowel het pure bestaan van de staat Roemenië als de voedselveiligheid en -zekerheid bedreigen.

Door aandacht te geven aan kleine zelfvoorzieningsbedrijven en aan boerenfamilies die een klein stuk grond bezitten, krijgt de Roemeense landbouw toch nog een echte kans, opdat de bijdrage van deze sector aan het BNP kan worden vergroot.

Ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om de Roemeense overheid op te roepen alle noodzakelijke stappen te nemen om deze resolutie aan te nemen, teneinde te redden wat er te redden valt op het vlak van de landbouw, waar de Europese integratie tot nu toe niets heeft opgeleverd.

 

27. Beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Tot slot is aan de orde het debat over het verslag (A6-0137/2008) van Frithjof Schmidt, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika (INI/2007/2183).

 
  
MPphoto
 
 

  Frithjof Schmidt, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik zou willen beginnen enige uitleg te geven bij de titel van mijn verslag. Als wij het namelijk hebben over “biologische natuurlijke hulpbronnen“, dan hebben wij het over hout en vis. Hout en vis zijn de belangrijkste bronnen voor de sociale en economische ontwikkeling van de regio West-Afrika. Vanzelfsprekend stuiten wij dan ook op het probleem van de ontbossing.

Wij weten allemaal hoe alarmerend deze ontwikkeling is. Van de bosbouw die er de afgelopen vijftig jaar in West-Afrika was, is vandaag de dag nog maar 13 procent over. Dat betekent dat 87 procent van het land dat eens bebost was, inmiddels is uitgeput. Wij weten ook allemaal welk effect dit heeft op de klimaatverandering en het woestijnvormingsproces.

Wij beschikken over vergelijkbaar alarmerende statistieken ten aanzien van de overbevissing in dat deel van de Atlantische Oceaan en de ernstige problemen die daaruit voortkomen. En iedereen kent uiteraard de beelden van overvolle bootjes die aanmeren op de Canarische Eilanden met ladingen migranten uit West-Afrika. In mijn verslag heb ik het verband tussen deze ontwikkelingen beschreven, en de toegenomen migratie vanuit West-Afrika naar de Europese Unie is onmiskenbaar en onomkeerbaar, en natuurlijk ook onderwerp van politiek debat binnen onze samenleving.

De Europese Unie is de voornaamste markt voor hout en vis. Wij kunnen zeggen dat wij zelf ongeveer 80 procent van deze producten aanschaffen. Daarom is het verstandig, en eigenlijk ook cruciaal, dat wij de coherentie van ons ontwikkelingsbeleid, ons visbeleid en ons beleid inzake de handel in hout evalueren teneinde te bepalen of zij vruchtbaar samengaan of dat hun doelstellingen wellicht in sommige opzichten tegenstrijdig zijn.

Ten aanzien van beide producten is het van belang om illegale plunderingen te voorkomen en te zorgen voor een vorm van duurzaam bronbeheer. Ten aanzien van beide producten moet worden gezorgd dat de behoeften van de plaatselijke economie en de plaatselijke consumptie voorrang krijgen ten opzichte van de internationale handel. Halen wij deze doelstellingen niet, dan zal het zichzelf voedende ontwikkelingsproces worden ondermijnd en komt het succes van de ontwikkelingssamenwerking in gevaar. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij de coherentie tussen de beleidsonderdelen evalueren, opdat we kunnen zorgen dat andere beleidsonderdelen die wij nastreven niet het ontwikkelingsbeleid frustreren of ondermijnen.

De instrumenten waarmee wij deze situatie kunnen veranderen, zijn bekend. Wij moeten beter toezicht houden op de visvoorraden en de bossen, en wij moeten de houtindustrie en visserij beter controleren. Ook moeten wij zorgen voor een geschikte infrastructuur voor onderzoek naar de ontwikkeling van de visvoorraden en voor toezicht op en controle van de economische activiteiten. Wij weten dit al geruime tijd en het is ook al enige tijd de politieke koers die wij volgen.

In deze context moeten wij onze inspanningen voornamelijk richten op het bestrijden van de illegale houthakkerij, de illegale visvangst en de handel in illegale producten. Dat zullen wij plaatselijk in West-Afrika moeten doen. Daarom zullen wij onze partnerlanden in West-Afrika moeten ondersteunen, hetgeen betekent dat zij ook toegang moeten krijgen tot de EU-markt. Wij moeten onze controlesystemen beter ontwikkelen. Een van de belangrijkste opdrachten op het vlak van ontwikkelingsbeleid is om onze inspanningen te gaan richten op een duurzaam ecologisch verantwoorde aanpak ten aanzien de houthakkerij, het bosbeheer en de visvangst.

Staat u mij toe nog één punt te behandelen en u te wijzen op een tegenstrijdigheid met betrekking tot mijn verslag. In het verslag wordt gesteld dat wij de voorwaarden voor joint ventures tussen ondernemingen in de Europese Unie en hun Afrikaanse partners moeten verbeteren en dat wij moeten zorgen dat investeringen beter beschermd worden. Ik vind dat juist en passend, en dit zijn noodzakelijke maatregelen, maar wij moeten wel zorgen dat zij geen overcapaciteit creëren die weer andere maatregelen ondermijnt, zoals maatregelen die zijn ingesteld om de overbevissing te bestrijden.

Het is absoluut noodzakelijk dat wij het conflict tussen deze doelstellingen oplossen. Daarom hebben wij deze verklaring als aanvullend punt toegevoegd aan de mededeling van de Commissie visserij. Wel maak ik mij zorgen dat het procedurele conflict over wie gerechtigd is waaraan en waar aanvullingen te maken en wanneer deze aanvullingen kunnen worden gemaakt, de inhoud van deze aanvulling zal doen vervagen. Het is naar mijn mening echter van het grootste belang dat wij ons houden aan het beginsel dat er geen nieuwe overcapaciteit meer wordt gecreëerd. Zoals u weet is er een motie geweest om dit punt uit het verslag te verwijderen, maar dit mogen wij echt niet toestaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen de rapporteur, de heer Schmidt, te feliciteren met dit verslag. Beleidscoherentie op het vlak van ontwikkelingssamenwerking is een belangrijk punt, en ik kan u verzekeren dat het verminderen van de nadelige effecten en het volledig uitbuiten van de synergieën tussen Europese beleidsonderdelen, een integraal onderdeel vormen van onze inspanningen om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkelingssamenwerking te verwezenlijken.

Behalve het beleid voor ontwikkelingssamenwerking kunnen ook overige beleidsonderdelen aanzienlijk bijdragen aan de ontwikkelingssamenwerking, en dit werkt uiteraard rechtstreeks door op de doelmatigheid van onze hulp.

Zoals u terecht aangeeft in uw verslag is tropische ontbossing een punt van zorg voor ons allemaal. Ik denk dat wij in dit opzicht twee dingen moeten onderscheiden: ontbossing en klimaatverandering enerzijds en de strijd tegen illegale bosexploitatie anderzijds.

In Bali heeft de internationale gemeenschap de vernietiging van bossen duidelijk aangewezen als een van de hoofdoorzaken van de klimaatverandering. Overeenkomstig de geest van de VN-conferentie over klimaatverandering heeft de Commissie in 2008 besloten een bedrag van 5 miljoen euro bij te dragen aan de Forest Carbon Partnership Facility, een programma van de Wereldbank. Daarnaast is ook nog eens tot en met 2010 een bedrag van 60 miljoen euro gereserveerd voor de financiering van de wereldwijde alliantie tegen de klimaatverandering, een initiatief dat vorig jaar is gelanceerd ter ondersteuning van de inspanningen van de armste landen om zich aan te passen aan de klimaatverandering.

Tot slot hebben diverse landen, waaronder Ghana, Kameroen, Mali, Sierra Leone en Ivoorkust in hun nationale programma’s voor het tiende Europese Ontwikkelingsfonds ook maatregelen opgenomen ten aanzien van het beheer van de natuurlijke bronnen en het bestuur van deze sector.

Als het gaat om de bestrijding van de illegale exploitatie van bossen is West-Afrika een belangrijke partner van de Unie, evenals Kameroen, Ghana, Liberia en Ivoorkust, die aanzienlijke hoeveelheden hout naar Europa exporteren.

Twee van deze landen, Kameroen en Ghana, zitten momenteel in de afrondingsfase van het sluiten van een partnerschapsovereenkomst met de Europese Unie inzake wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT). Met Liberia zouden op korte termijn vergelijkbare onderhandelingen moeten starten.

Ten aanzien van het visserijbeleid hebben de nieuwe visserijovereenkomsten, zoals u terecht benadrukte, grotere coherentie gebracht tussen het gemeenschappelijk visserijbeleid en het ontwikkelingsbeleid. Deze nieuwe overeenkomsten blijven niet langer beperkt tot het bieden van mogelijkheden voor visserij aan de schepen van de Gemeenschap, maar maken het ook mogelijk een dialoog met de overige partners te starten teneinde hen te helpen een echt duurzaam en verantwoord visserijbeleid in hun wateren te introduceren.

Behalve de financiële compensatie die wordt verleend onder de visserijovereenkomsten en die vaak aanzienlijk bijdraagt aan de inkomsten en dus de macro-economische stabiliteit van onze partnerlanden, vormen deze overeenkomsten ook een essentiële politieke en wettelijke basis. Hierdoor is het voor de Gemeenschap mogelijk een visserijbeleid te ontwikkelen op basis van een dialoog en in het licht van de prioriteiten die onze partners hebben vastgelegd in hun visserijbeleid.

Ik kan het echter niet eens zijn met de uitspraak in uw verslag ten aanzien van het verband tussen immigratie en de visserijovereenkomsten. Zelfs de betrokken landen – neem bijvoorbeeld Senegal, in de persoon van zijn onderminister, de heer Djibo Ka – hebben openlijk de beschuldiging afgewezen dat de aanwezigheid van Gemeenschapsschepen een aanzienlijk effect heeft op de bronnen en de afname van de winstgevendheid voor niet-industriële vissers, die vaak de mensen zijn die het meest getroffen worden door illegale immigratie.

Wij werken juist samen met vissers, NGO’s en private partners in Europa en in deze landen om te proberen zo veel mogelijk alle negatieve interactie en oneerlijke concurrentie tussen onze vissers en de kwetsbaarste vissers in deze landen te verminderen.

Op het moment is er geen Europese vloot die concurreert met de niet-industriële vissers in West-Afrika, en van overige buitenlandse industriële vloten kan niet hetzelfde worden gezegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Fraga Estévez, rapporteur voor advies van de mededeling van de Commissie visserij. (ES) Om te beginnen betreur ik het onacceptabele gedrag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, die kennelijk meent dat zij zich niet hoeft te houden aan het Reglement van het Europees Parlement. Zij heeft de aangescherpte samenwerkingsprocedure van artikel 47 van het Reglement genegeerd en de uitspraken van de Commissie visserij gecorrigeerd op vlakken die strikt binnen de bevoegdheid van deze laatste vallen. Ook heeft zij zich vanaf het begin van dit verslag op geheel onbetrouwbare wijze gedragen door halsstarrig te proberen de bevoegdheid van de Commissie visserij ten aanzien van de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij toe te eigenen. Hoewel de Commissie visserij een mededeling heeft opgesteld waarin zij bewust ten volle rekening probeert te houden met de gevoeligheden die deze zaak naar wij weten in de Commissie ontwikkelingssamenwerking loswoelt, toch heeft de laatste vanaf het begin geprobeerd zich te bemoeien met zaken die puur een aangelegenheid zijn van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Mijnheer de Voorzitter, sommige commissievoorzitters zijn geneigd te denken dat ze niets verkeerds kunnen doen en dat het Reglement niet op hen van toepassing is, al zouden ze eigenlijk de belangrijkste pleitbezorgers daarvan moeten zijn. Het gevolg is een vruchteloze confrontatie tussen twee commissies die schadelijk is voor de geloofwaardigheid van gehele instelling.

Ik hoop dat dit geval er in ieder geval aan bijdraagt dat men de verleiding tot machtsmisbruik wat tempert en dat iedereen die graag meer wil weten over de rol die de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de dorpen en nationale vissersbedrijven van West-Afrika, zijn eigen analyse kan maken op basis van een uitgebreid en ongecensureerd verslag.

Door dit amendement namens de PPE-DE-Fractie in te dienen, wil de rapporteur de bereidheid van de fractie tonen om weer de juiste koers te gaan volgen, al hebben wij wel aangekondigd dat als overige fracties dit amendement niet steunen, wij zullen vragen of het verslag kan worden teruggestuurd naar de voor het fonds bevoegde commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek, namens de PPE-DE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de heer Schmidt willen danken voor zijn grondige en gedetailleerde verslag. Als wij echt tot een coherent ontwikkelingsbeleid willen komen, dan hebben wij over de diverse aspecten van ontwikkelingswerk dit soort gedetailleerde verslagen nodig. De samenwerking met de overige commissies moet natuurlijk volgens bepaalde regels gaan, maar als we over beleidseenheid spreken, dan is wel enige opheldering nodig over hoe de individuele parlementaire commissies moeten samenwerken.

De analyse van de exploitatie in West-Afrika van natuurlijke bronnen door de Europese Unie geeft ons een echte, en bepaald geen halfhartige, beoordeling van de rol van de Europese Unie in deze Afrikaanse regio. Wij moeten beseffen dat het gebruik van natuurlijke bronnen zeer concrete en soms ook zeer pijnlijke en complexe sociale gevolgen heeft. In deze context is het maar al te zorgwekkend dat de visbronnen in West-Afrika worden overgeëxploiteerd, hetgeen een bedreiging kan vormen voor de plaatselijke ontwikkeling aangezien deze bronnen de garantie vormen voor de voedselveiligheid in de regio.

Het klopt dat de Afrikaanse landen zich vaak niet al te bekommeren om duurzaam gebruik van de natuurlijke bronnen. En als ze dat al wel doen, dan is het niet in voldoende mate. Daarom moeten wij onze activiteiten in die regio zowel vanuit een economisch als een ethisch oogpunt bezien. Ik kan begrijpen dat veel politici liever hebben dat de Europese vissers zich naar West-Afrika begeven dan naar Brussel. Toch moeten wij oppassen dat we niet hypocriet gaan handelen, aangezien wij zonder duurzame visserij in West-Afrika niet van een coherent ontwikkelingsbeleid kunnen spreken.

Evenzo moeten wij niet proberen onze eigen sociale problemen te exporteren, omdat, zelfs wanneer wij dat wel doen, deze wel eens op ons terug zouden kunnen kaatsen in de vorm van migratieproblemen. Ook geloof ik dat wij een soort van chantage ten opzichte van onszelf plegen als wij zeggen dat mochten wij onze vloot uit West-Afrika weghalen, andere vloten onze plaats in zullen nemen, die nog slechtere normen aanhouden dan wij op dit moment. Dat is een gevaarlijke manier van denken en ik geloof niet dat wij zulke argumenten moeten gaan hanteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Thijs Berman, namens de PSE-Fractie. (NL) Mijnheer de Voorzitter, als wij de zee voor de kust van Mauritanië leegvissen, dan leidt dat tot immigratie van de allerarmsten naar Europa omdat ze thuis geen toekomst meer zien. Dat krijgen onze armste wijken te verwerken, niet de welgestelde. En ja, dan verliest Europa de steun van zijn kiezers, vooral van de laagste inkomens. Ook daarom is samenhangend beleid een absolute eis. Het is op allerlei manieren treurig, maar ook heel begrijpelijk dat Ierland het Verdrag van Lissabon heeft afgewezen.

Voor het ontwikkelingsbeleid is het Verdrag van Lissabon een echte stap vooruit. Juist in deze tekst wordt coherentie voor het eerst goed vastgelegd. De Unie mag niet met de ene hand van de arme landen afnemen wat met de andere hand wordt gegeven. Het beleid van de Unie in de landbouw, in de visserij, in de handel mag niet ingaan tegen het ontwikkelingsbeleid. Ja, dat betreft meerdere beleidsterreinen, maar het gaat hier niet over rivaliteit tussen commissies in dit Parlement. Dat is een futiel detail.

In het Verdrag van Nice stond enkel dat de Unie zich in de wereld moest laten zien als coherente kracht. Dat bleek niet voldoende. Onbeschaamd zorgde het landbouwbeleid voor het dumpen van onze overschotten, zoals suiker en graan, op de wereldmarkt mét exportsubsidies. Die zijn nu gelukkig bijna verleden tijd.

Maar pas in het Verdrag van Lissabon vinden de medestanders van de arme landen de wettelijke basis waarmee ze de solidariteit met de armsten in de wereld kunnen beschermen. Ierland heeft toch tegengestemd. Vooral de mensen met de laagste inkomens hebben nee gezegd, omdat de armsten in Europa zich niet voldoende herkennen in deze Europese Unie. Te veel onzekerheid, te veel risico’s op hún schouders, zij krijgen de gevolgen te dragen van dit incoherente en asociale beleid.

De opgave is dus, zoals rapporteur Frithjof Schmidt glashelder laat zien, om solidariteit te tonen met alle burgers in Europa en in de ontwikkelingslanden, met respect voor het milieu. Dat is geen geringe opgave. De verleiding is groot om de ene solidariteit in te ruilen tegen de andere. En toch is het geen tegenstelling. Solidariteit met ontwikkelingslanden is de voorwaarde voor echte solidariteit met de mensen met lage inkomens in Europa en in de rest van de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. (SV) Als EU-landen de natuurlijke bronnen van armere landen exploiteren, laten zij vaak grote sporen achter. De visserij in West-Afrika is bijna uitgeput, de handel in illegaal hout heeft een verwoestende werking op het milieu en de exploitatie van overige natuurlijke bronnen blijkt enorme gevolgen te hebben voor een arme en politiek instabiele regio. Onze activiteiten hebben bepaald effect op de plaatselijke bevolking.

Het verslag vraagt om meer coherentie tussen de EU-landen en zou daarnaast willen dat het Europees Parlement meer te zeggen had. Maar in dit Parlement worden veel speciale belangen vertegenwoordigd, en dit betekent dat het Europese hulpbeleid gedoemd is te mislukken. Het internationale werk zou moeten worden verricht door de Verenigde Naties en overige organisaties. Als wij echt de wereld willen veranderen, zoals wij in ieder geval beweren, moeten wij overgaan tot andere maatregelen. Wat de EU moet doen, is haar eigen beleid onder de loep nemen en hervormen.

De EU moet ophouden de mislukte Europese landbouw te subsidiëren, het verborgen protectionisme beëindigen dat dit handelsbeleid kenmerkt, en haar immorele visserijovereenkomsten afschaffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, volgens de resoluties die door de Europese Unie zijn aangenomen, concentreren de meeste lidstaten hun hulpactiviteiten op het Afrika onder de Sahara, waaronder ook de West-Afrikaanse landen vallen. Deze regio heeft de grootste ontwikkelingsbehoeften. Ook Polen onderschrijft het standpunt van de Europese Unie ten aanzien van ontwikkelingsbeleid en ondersteunt de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor deze regio. In de Poolse publieke opinie is steeds meer steun voor hulp aan ontwikkelingslanden. Vorig jaar stond 77 procent achter dit beleid. Tegelijkertijd zijn wij ons bewust van het feit dat de inspanningen van elke individuele lidstaat moeten worden uitgediept, willen wij aan onze verplichtingen voldoen en de coherentie en doelmatigheid van het Europees ontwikkelingsbeleid vergroten. Momenteel is vanuit de bestaande meningsverschillen die wij hier hebben, het opstellen van een gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie en het Parlement voor de conferenties in Accra en Doha, van het allergrootste belang.

Als regio met het grootste aantal ontwikkelingslanden heeft Afrika weinig ervaring met het beschermen van de eigen biologische bronnen. Anderzijds is het voor Europa zeer belangrijk toegang te hebben tot de Afrikaanse delfstoffen, en dit is een beleid dat zij voert samen met China en de Russische Federatie. Het is voor de Europese partners van cruciaal belang hun commerciële aantrekkelijkheid te verbeteren en de ontwikkelingshulp minder afhankelijk te maken van democratische hervormingen binnen Afrika. Voor Afrikaanse landen is met name de toegang tot de voedselmarkt van de EU van belang. Na Brazilië, de VS en Australië zouden wij ook aan hen toegang moeten geven. Wij hebben behoefte aan meer complementariteit, coherentie en coördinatie van de hulpprogramma’s van de EU en de afzonderlijke lidstaten. Ten aanzien van het gebruik van de natuurlijke bronnen in West-Afrika is het nodig om een doelmatig systeem te hebben om dit gebruik effectief te controleren, alsmede een beter toezicht daarop.

Ik zou de heer Schmidt willen danken voor het feit dat hij op al deze punten onze aandacht heeft gevestigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, volgens het verslag zijn hout en vis twee van de belangrijkste bronnen van West-Afrika. Omdat de EU de voornaamste bestemming is van deze producten, is het aan ons om een belangrijke bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling. De EU overweegt momenteel om Marokko de gevorderde status te verlenen, hetgeen het land meer handelsmogelijkheden geeft en een diepere politieke dialoog en samenwerking op het vlak van buitenlands en veiligheidsbeleid mogelijk maakt.

In beginsel zijn wij niet tegen deze overeenkomst gekant, mits Marokko er echter mee instemt om in het onrechtmatig bezette deel van het westelijke Saharagebied alle schendingen van de mensenrechten stop te zetten, Marokko er tevens mee instemt een vrij en eerlijk referendum te houden voor de mensen in het westelijke Saharagebied, de partnerschapsovereenkomst inzake visserij wordt geëvalueerd en de Saharawibevolking van het westelijke Saharagebied in staat wordt gesteld als gelijkwaardige burgers te leven met hun Marokkaanse medeburgers.

Er zijn vele redenen te bedenken waarom Marokko niet in aanmerking komt voor de gevorderde status. In het bijzonder zal de EU door Marokko de gevorderde status te verlenen de onrechtmatige bezetting door Marokko kracht bijzetten en het politieke proces op weg naar een vrij en eerlijk referendum bemoeilijken. Daarnaast gaat het verlenen van de gevorderde status aan Marokko in tegen de VN-missie om een referendum op te zetten over zelfbeschikking in het westelijke Saharagebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Danuta Hübner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het debat op dit zeer late uur toont duidelijk aan hoeveel belang wij allemaal hechten aan dit vraagstuk. Daarom wil ik nogmaals het Parlement bedanken voor dit verslag.

Zoals terecht al is aangegeven zijn hout en vis de twee belangrijkste producten voor de economische en sociale ontwikkeling van West-Afrika. Ik zou nogmaals met klem willen stellen dat het voor de Europese Unie en de landen van West-Afrika een prioriteit moet blijven om te zorgen dat de exploitatie van deze natuurlijke bronnen overeenstemt met de doelstellingen voor ontwikkelingssamenwerking.

Zoals ik in mijn eerste uiteenzetting al heb uitgelegd en nu nog maar eens zou willen herhalen: de Commissie houdt vast aan deze doelstelling. De resolutie die het Parlement morgen zal aannemen zal een belangrijke bijdrage aan ons werk vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Frithjof Schmidt, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, het eerste wat ik zou willen doen – en dit komt misschien als een verassing in het licht van haar eerdere interventie – is mijn dank uitspreken aan mevrouw Fraga Estévez, met wie ik persoonlijk zeer constructief aan dit verslag heb samengewerkt en ook tal van problemen heb weten op te lossen. Dit moeten wij gescheiden zien te houden van het procedurele conflict dat er bestaat tussen de Commissie visserij en de Commissie ontwikkelingssamenwerking ten aanzien van de interpretatie van het Reglement. Dit laatste heeft te maken met het feit dat wij, als gevolg van het ICEI-onderzoek, de nieuwe taak van het uitvoeren van coherentiecontroles hebben toegewezen gekregen. De Raad heeft besloten dat op twaalf beleidsterreinen de maatregelen moesten worden gecontroleerd op hun consistentie met het ontwikkelingsbeleid. Deze beleidsterreinen vallen altijd onder het mandaat van andere commissies. Dit veroorzaakt natuurlijk keer op keer procedurele conflicten. Dit is een probleem, maar dat neemt niet weg dat ik mevrouw Fraga Estévez toch willen bedanken voor haar positieve persoonlijke samenwerking ten aanzien van de inhoud van dit verslag.

Commissaris, ik geloof dat de Commissie met het FLEGT-proces en met de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij vanaf 2002 op het goede spoor zit. Dit is een gezonde basis voor verdere voortgang, en ik zou u willen aanmoedigen resoluut langs dit pad naar duurzame ontwikkeling verder te gaan. Er moet nog altijd een hoop werk worden verricht, maar deze goede aanpak verdient het zeker om verder te worden uitgebreid. Daarbij kunt u dan ook rekenen op de steun van het Parlement.

Laat ik nog één laatste ding zeggen over het verband tussen migratie en overbevissing. Het behoeft natuurlijk geen uitleg dat overbevissing niet de enige reden achter migratie is. Daar zijn tal van redenen voor. Er zijn echter wel duidelijke aanwijzingen dat overbevissing ook een rol speelt. De Europese Unie is, samen met andere, debet aan die overbevissing. De Internationale Organisatie voor Migratie heeft zojuist zeer tastbaar bewijs geleverd voor een verband ten aanzien van Senegal. In dat opzicht zou voornoemde onderminister van Senegal zeer verkeerd geïnformeerd zijn als hij zijn ogen sluit voor de realiteit binnen zijn land en aan zijn kusten. Wij zouden deze zaken kritisch onder de loep moeten nemen en deze problemen gezamenlijk moeten oplossen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

 

28. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

29. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 23.05 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid