Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen moet dienen als basis voor een Europese recyclingmaatschappij. De lidstaten moeten daarom ambitieuze doelstellingen opgelegd krijgen. Zijn die lidstaten echter niet té ambitieus? Kunnen de lidstaten, en dan zeker de nieuwe lidstaten, eigenlijk wel aan die strikte eisen voldoen? Het kan geen kwaad erop te wijzen dat de oude lidstaten ruim de tijd hebben gehad hun afvalverwerkingssystemen aan zulke strenge eisen aan te passen, terwijl de nieuwe lidstaten gedwongen worden de benodigde juridische mechanismen en daarbij behorende infrastructuur veel sneller te realiseren.
Dit voorstel voor een nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen heeft in veel Europese landen voor heel wat controverse gezorgd. Daarom hoeven we volgens mij ook niet verrast te zijn dat het zo moeilijk was om met de Raad tot een compromis te geraken. Veel afgevaardigden hebben gisteren tijdens het debat aangegeven dat ze niet blij waren met dit compromis over deze richtlijn. Ik zelf vrees wel dat de introductie van nog strengere eisen kan leiden tot moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van deze wetgeving. Toch zal deze nieuwe afvalstoffenrichtlijn ertoe leiden dat landen die het beheer van huishoudelijk steeds hebben verwaarloosd nu gedwongen worden ingrijpende actie te ondernemen. Deze landen zullen in het vervolg juridische en economische mechanismen moeten ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de Richtlijn de economie niet belast maar juist bevordert. De nieuwe Richtlijn moet aldus het zoeken naar nieuwe manieren voor het creëren van werkgelegenheid stimuleren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Gyula Hegyi (PSE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De afvalstoffenrichtlijn die we nu hebben goedgekeurd bevat een aantal compromissen en zal dus wel vanuit veel hoeken onder vuur komen te liggen. Ik begrijp ook de reserves van al die milieubewuste burgers die ook mij hebben verzocht deze Richtlijn niet te steunen. Ik moet er toch op wijzen ik op eigen initiatief samen met milieuorganisaties een aantal vooruitstrevende amendementen heb geformuleerd en dat sommige daarvan in de uiteindelijke tekst zijn opgenomen. De belangrijkste verdienste van deze Richtlijn is volgens mij gelegen in de invoering van een afvalstoffenhiërarchie. Prioriteit moet uitgaan naar preventie, dan komen de verschillende vormen van hergebruik/recycling, en pas dan storting, wat hoe dan ook zoveel mogelijk zoveel mogelijk moet worden vermeden. Ik heb voor deze Richtlijn gestemd, en dan in de eerste plaats omdat ze het beginsel van een dergelijke afvalstoffenhiërarchie introduceert. Ik hoop dat we dat idee in de toekomst nog verder kunnen uitwerken.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) De consumptiemaatschappij produceert zulk een enorme hoeveelheid afval, dat mensen er onwel van worden, zeker in grote Europese steden. Er wordt steeds meer gerecycled en het gebruik van secundaire producten blijft toenemen, maar er wordt in de EU nog altijd veel te veel afval op stortplaatsen gedumpt.
Ook al is het goedgekeurde compromispakket niet perfect, ik geloof toch dat de tekst van deze Richtlijn voor toekomstige generaties Europeanen een ambitieus beleidsinstrument op het gebied van afvalbeheer kan zijn, reden waarom ik het verslag van onze rapporteur, mevrouw Jackson, heb gesteund.
De lidstaten zullen hun afvalbeheer overeenkomstig deze Richtlijn moeten verbeteren. Ik vind het een heel goede zaak dat deze Richtlijn ook betrekking heeft op de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen en olie. Ik vertrouw erop dat de lidstaten al de in de tekst opgenomen – inderdaad ambitieuze – doelstellingen zullen verwezenlijken, en dat geldt vooral voor de doelstelling om tegen 2015 een systeem te hebben opgezet voor het gescheiden inzamelen van papier, metaal, plastic, glas, textiel, biologisch afbreekbaar afval, olie en gevaarlijke afvalstoffen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vandaag mijn steun uitgesproken voor deze herziening van de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen. Eén van de motieven om dat te doen lag gelegen in het feit dat de invoering van deze Richtlijn de Tsjechische Republiek in staat zal stellen de invoer van afvalstoffen te verbieden – ook al druisen we daarmee in tegen de nationale plannen. Dankzij de interventie van het Parlement bevat de herziene tekst nu ook nieuwe doelstellingen op het gebied van recycling. De Zuid-Europese landen menen dat deze te ambitieus zijn, terwijl de Scandinaviërs en – bijvoorbeeld de Tsjechen – vinden dat ze niet ver genoeg gaan. Ik ben heel tevreden met het bereikte compromis. Alle landen beginnen vanuit een verschillende startpositie, en deze Richtlijn verschaft een gemeenschappelijk beginpunt. We produceren thans 3,5 ton afval per persoon, en in de Zuid-Europese landen wordt 90 procent van dat afval op stortplaatsen gedumpt. Nu wordt voor het eerst een uit vijf lagen opgebouwde afvalstoffenhiërarchie in de Europese wetgeving geïntroduceerd: preventie komt bovenaan, gevolgd door hergebruik en recycling, en pas dan verbranding als middel om energie op te wekken. Het storten op vuilnisbelten moet voor afval werkelijk de laatste optie zijn. Ik vindt dat Jackson heel goed werk heeft verricht. Dankzij haar hebben we dit voor Europa gunstige compromis kunnen bereiken.
Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Ook ik ben heel blij met de goedkeuring van deze Richtlijn. Niet iedereen zal tevreden zijn met de doelstellingen om ten minste 50 procent van het huishoudelijk afval en in ieder geval 70 procent van het industriële afval te recyclen. Sommigen menen dat die doelstellingen niet ambitieus genoeg zijn; anderen vinden ze onrealistisch. De Tsjechische Republiek ziet ze waarschijnlijk als een stap terug. Het aardige van deze Richtlijn is nu juist dat ze landen er niet van weerhoudt strengere en bindende nationale wetgeving uit te vaardigen. Dat is in dit geval beslist wenselijk. Vanuit een Tsjechisch perspectief is de mogelijkheid om verbrandingsinstallaties voor huisvuil te herclassificeren als installaties voor nuttige toepassing heel ongunstig. Dat zou kunnen leiden tot een massale invoer van afval uit buurlanden, aangezien de invoer van afval voor nuttige toepassing binnen de Unie is toegestaan. Ik kan mij niet goed voorstellen hoe we een doeltreffend controlemechanisme zouden kunnen ontwerpen om vast te stellen of het ingevoerde afval nuttig wordt gebruikt of verbrand. Landen die niet de vuilverbranders voor de rest van Europa willen worden moeten al het mogelijke ondernemen om ervoor te zorgen dat deze bepaling uit de Richtlijn wordt verwijderd.
David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een stemverklaring afleggen met betrekking tot het verslag Jackson. Maar ik wil allereerst mevrouw Jackson, onze conservatieve collega, gelukwensen en bedanken voor haar uitstekende verslag.
Het is heel belangrijk dat er in elk Europees land, zeker het mijne, wetgeving voor afvalverwerking komt. Ik meen dat dit een goed compromis is. Dit is één van die zeldzame gelegenheden waarbij Europa eensgezind kan optreden. Dat gebeurt maar zelden, en misschien is dat wel wat het Ierse volk eigenlijk wilde zeggen met hun stem in het onlangs gehouden referendum.
Dit is echter een goed verslag. Ik hoop dat het de Britse regering zal aanzetten om op dit gebied een leidersrol te vervullen. En dat zal zeker het geval zijn als we over twee jaar – laten we het hopen – een conservatieve regering hebben: onze leider, de heer Cameron, heeft heel duidelijk aangegeven dat milieukwesties bij ons alle prioriteit zullen krijgen. De stemming vandaag in dit Parlement kan dus als goed voorbeeld dienen, en dat geldt ook voor de wijze waarop de conservatieve leden van het Europees Parlement gestemd hebben.
Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Het was voor mij een waar genoegen om deel te nemen aan de stemming over de Richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid, en ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de 610 collega’s die deze Richtlijn hebben willen steunen en vóór hebben gestemd te bedanken. We zijn er zo opnieuw in geslaagd een goede en op de toekomst gerichte Richtlijn voort te brengen. We stellen hiermee voor om grensoverschrijdende waterstromen opnieuw onder de gedeelde verantwoordelijkheid van, en het gezamenlijk beheer door de lidstaten te brengen. Het voorstel houdt ook een prioriteitsverschuiving in. We gaan van emissie naar immissie – de belangen van de industrie worden ondergeschikt gemaakt aan die van rivierbiota. Deze Richtlijn legt strikte grenswaarden op voor 33 substanties, waaronder vooral insecticiden, chemische en industriële stoffen en zware metalen. Zal de Raad bereid zijn deze Richtlijn te steunen en zo bij te dragen tot het schoonmaken van onze rivier(en)? Nu zullen de regeringen moeten laten zien dat ze in staat zijn om een einde te maken aan de verschrikkelijke vervuiling van de Raba en andere Europese rivieren die zich in een gelijksoortige toestand bevinden. Ik dank u hartelijk.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Een gedegen bescherming van de volksgezondheid en een goede consumentenveiligheid zijn essentiële voorwaarden als het erom gaat grenswaarden te bepalen voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Diergeneesmiddelen kunnen sporen achterlaten in voor commerciële doeleinden gefokte dieren, en die residuen beginnen nu een negatieve impact te hebben op de gezondheid van mensen en dieren.
Ik ben heel tevreden met dit verslag van onze collega, mevrouw Doyle; ik heb vandaag vóór gestemd. Een samenhangender aanpak voor risicoanalyse en controle op residuen van farmacologisch werkzame stoffen is van cruciaal belang. Ik geloof dat we het wettelijk kader voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen moeten aanpassen en harmoniseren. En ik ben het met de rapporteur eens dat we op die manier niet alleen kunnen verzekeren dat diergeneesmiddelen in afdoende mate beschikbaar zijn en correct gebruikt worden; we zorgen er zo ook voor dat de handel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong naar behoren kan functioneren en de volksgezondheid zo goed mogelijk beschermd wordt.
− Verslag: Marie Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0173/2008)
Neena Gill (PSE). - Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik het een heel goed idee vindt om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik heb 18 jaar op dit vlak gewerkt en vind het volstrekt onaanvaardbaar dat 78 miljoen mensen in Europa het gevaar lopen tot armoede te vervallen. Het is schokkend dat er in veel lidstaten ook nu nog kinderen en oude mensen zijn die niet genoeg te eten hebben of kou moeten lijden. Recente gegevens laten zien dat de kloof tussen de armste en rijkste gezinnen in een aantal landen toeneemt als gevolg van de ongelijke verdeling van de economische vooruitgang in Europa.
Ik hoop dat de Commissie zich in 2010 vooral zal concentreren op die regio’s waar armoede en sociale uitsluiting het meest geprononceerd zijn. Ik noem bij wijze van voorbeeld mijn regio, de West Midlands. Volgens een programma van het Britse Channel 4 is het armoedepercentage in die regio het één na hoogste in het Verenigd Koninkrijk; de levenstandaard is er de op één na laagste in het land.
Ik ben blij met dit initiatief, omdat het de aandacht vestigt op armoede en sociale uitsluiting. Maar ik ben wel ietwat teleurgesteld dat er nergens duidelijke suggesties worden gedaan met betrekking tot de concrete maatregelen die de lidstaten zouden kunnen nemen. Als we 2010 niet gebruiken als een platform om werkelijk vooruitgang te boeken, zal het ook hier weer blijven bij loze praatjes en wederom een gemiste kans om op een zodanig belangrijk vlak werkelijk iets tot stand te brengen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben nu een heel belangrijk verslag goedgekeurd over de problemen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Dit document getuigt van de maatschappelijke betrokkenheid van de Europese Unie: we proberen niet alleen een functionerende markteconomie en economische groei te realiseren, we trachten ook een Europees sociaal model te creëren.
We moeten beslist ruime aandacht schenken aan manieren om uitsluiting en armoede bij kinderen, ouderen en gehandicapten tegen te gaan – die categorieën mensen dus die niet werkelijk in een positie verkeren om hun toestand te verbeteren. We mogen verder niet vergeten dat armoede toeneemt in gebieden waar natuurrampen hebben plaatsgevonden of als gevolg van andere verschijnselen, zoals – nu – een sterke stijging van de voedsel- en energieprijzen. Er zullen dus extra acties moeten worden ondernomen om de negatieve gevolgen van deze factoren voor de inkomens van de armste maatschappelijke en beroepsgroepen te verzachten.
David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór dit verslag gesteund, omdat we allemaal wel een zekere mate van gezelligheid en comfort verlangen. Niemand van ons wil dat de armoede toeneemt; niemand wil dat de sociale uitsluiting toeneemt. De goede bedoelingen zijn er dus – maar dat betekent ook dat ik herhaal wat mijn collega aan de andere zijde van de zaal heeft gezegd.
De vraag is nu wat we eraan gaan doen. Dat is een vraag voor de nationale regeringen van de lidstaten. In mijn land is het de Britse regering die iets moet ondernemen. Elke regering moet zelf een oplossing proberen te vinden, aangezien de toestand en de economische en sociale omstandigheden per lidstaat van de Europese Unie sterk verschillen.
Groot-Brittannië wordt nu bedreigd door een heuse recessie, en wie weet geldt dit ook voor andere landen. Armoede en sociale uitsluiting zouden dan alleen maar toenemen. De regering in Groot-Brittannië en de regeringen van de overige lidstaten moeten met die mogelijkheid rekening houden en daar een antwoord op verzinnen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Ik maak van dit moment – een geweldig moment voor mij en mijn land, Slowakije – gebruik om al de gedeputeerden die vóór de toetreding van Slowakije tot de eurozone hebben gestemd te bedanken.
Ik ben blij dat al de Slowaakse leden erin geslaagd zijn het Europees Parlement ervan te overtuigen – daarbij geholpen door het evenwichtige verslag van de heer Casa – dat Slowakije bij de succesvolle PEN-club behoort. Slowakije – en in de eerste plaats natuurlijk de regering, van de Slowaakse Republiek – moet de strikte macro-economische maatregelen voortzetten en een restrictief fiscaal beleid blijven voeren om zo te verzekeren dat het land aan de criteria van Maastricht blijft voldoen. De toetreding van Slowakije tot de eurozone is ook een aansporing voor de andere lidstaten om hun hervormingen voort te zetten en zo tegemoet te komen aan de criteria van Maastricht.
Ik wil nu van mijn spreektijd gebruik maken om de Slowaakse burgers te bedanken. Ze hebben in 1989 hun leven op het spel gezet om het IJzeren Gordijn naar beneden te helpen halen; ze hebben verder begrepen hoe belangrijk het was hervormingen door te voeren – ook al was dat niet altijd gemakkelijk. Zo zijn de Slowaken erin geslaagd een sterk Slowakije in een sterk Europa te creëren.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik wil Slowakije oprecht gelukwensen met de toetreding tot de eurozone. Verder wil ik de rapporteur, de heer Casa, graag bedanken voor zijn werk. Hij heeft hier in dit Parlement discussies moeten voeren over – onder andere – de rechtvaardiging van de revaluatie van de Slowaakse munt. Dat debat heeft aangetoond dat een hele reeks andere vereisten die van invloed kunnen zijn op de lange termijn-stabiliteit van de eenheidsmunt gerechtvaardigd zijn. Ze staan op dit moment de toetreding van Slowakije niet in de weg, maar kunnen in de context van het akkoord om de regels aan te passen we degelijk en rol spelen. Ik ben het niet eens met degenen die vandaag in dit debat hebben aangegeven dat ze elke suggestie om de criteria van Maastricht aan te passen afwijzen. Tot slot opnieuw een woord van dank voor de regering-Dzurinda die vijf jaar geleden de aanzet heeft gegeven voor de nodige hervormingen in Slowakije. Zonder die hervormingen zou Slowakije vandaag niet in de gelegenheid zijn geweest deze economische en politieke prestaties te vieren. De Slowaken tonen de Tsjechen nu wat de juiste aanpak is.
David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uitleggen waarom ik mij vandaag bij het stemmen over deze resolutie van stemming heb onthouden. Dat was niet omdat ik vóór de aanvaarding van de eenheidsmunt in mijn land ben; ik ben daar namelijk fel tegen. Het zou een ramp zijn voor het Britse politieke systeem en de Britse economie als we de euro zouden invoeren.
Ik heb me van stemming onthouden, omdat ik geloof dat dit een zaak voor de Slowaakse regering is. Als die denkt dat het in het belang van het land is om tot de eurozone toe te treden, dan is dat hun goed recht – ze hebben dat besluit dan ook genomen.
Dit soort zaken maken duidelijk hoe Europa te werk moet gaan. Europa moet landen beslissingen laten maken waarmee hun belangen gediend zijn. Het is dan ook niet correct om het Ierse volk iets te verwijten – zoals hier de afgelopen uren is gedaan. Het Ierse volk heeft een beslissing genomen waarmee het de eigen nationale belangen meent te dienen. Het is hun recht dat besluit te nemen en hun democratische stem dient te worden gerespecteerd.
Winston Churchill heeft eens gezegd, “Vertrouw de mensen”. Dat is wat we zouden moeten doen.
(Applaus)
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag kwijt dat ik me volledig aansluit bij hetgeen de heer Sumberg zojuist gezegd heeft. Ik dank het Ierse volk dat ze de democratie binnen de Europese Unie weer een kans hebben gegeven.
Ik vraag het woord omdat ook ik me van stemming heb onthouden. Het is immers het beleid van mijn fractie om niet te stemmen over zaken waarbij we zelf niet rechtstreeks betrokken zijn. In punt 6 wordt voorgesteld dat “de Slowaakse autoriteiten een waarnemingscentrum oprichten om de prijs van een geselecteerd aantal basisproducten wekelijks te beoordelen ten einde onjuiste percepties van prijsverhogingen tegen te gaan”.
Welnu, in het Verenigd Koninkrijk meten we de inflatie, en die is volgens berichten vanmorgen tot 3,3 procent gestegen. Maar als je Jan met de Pet in Daventry of Long Buckby daarnaar vraagt, dan zal deze je zeggen dat de benzineprijs veel sterker is gestegen, dat de voedselprijzen veel sterker zijn gestegen, en dat hun gemeentebelasting veel sterker is gestegen. Ik vraag me dus af welke waarde we aan statistieken moeten hechten.
Verder heb ik problemen met de paragrafen 8 en 9, maar deze tonen aan waarom het een goede zaak is dat Groot-Brittannië niet tot deze club behoort. Ik wens Slowakije evenwel niets dan goeds.
Filip Kaczmarek (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me bij het stemmen over het verslag van de heer Harangozó van stemming onthouden. Het cohesiebeleid van de Europese Unie is onder andere bedoeld om solidariteit en integratie te bevorderen. Bij het bestrijden van uitsluiting en ongelijkheid moeten kwetsbare groepen en gemeenschappen geholpen worden. Dat mag echter niet gezien worden als een argument om af te zien van stedelijke gebieden; het één sluit het ander namelijk niet uit. Een territoriale aanpak is belangrijk, maar dat betekent niet dat doeltreffendheid geen betekenis meer heeft binnen de context van het cohesiebeleid.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het vandaag goedgekeurde verslag Harangozó heeft betrekking op de vraag in welke mate het cohesiebeleid bijdraagt tot de integratie van de achtergestelde groepen en gemeenschappen. Het dringt erop aan dat we het cohesiebeleid in minder ontwikkelde en verwaarloosde gebieden voortzetten, alsook in al die gebieden waar de omstandigheden voor landbouw moeilijk zijn en de infrastructuur verouderd is.
Er moet bijzondere steun worden voorzien voor regio’s en gebieden die historisch gezien minder goed ontwikkeld zijn en waar de plaatselijke bevolking niet goed voorbereid is op de uitdagingen van de markteconomie. Verschillen in ontwikkelingsniveau binnen regio’s kunnen heel groot zijn. Daarom is het van belang dat we een goed feitelijk beeld krijgen van het ontwikkelingsniveau van onze regio’s, om op basis van die gegevens een aanpak te ontwikkelen voor de probleemgebieden binnen de verschillende regio’s. We kunnen nu reeds aangeven dat het hier om berggebieden en een aanzienlijk deel van het platteland gaat. We moeten een strategie voor duurzame ontwikkeling ontwikkelen om te verhinderen dat er enclaves blijven bestaan waar het ontwikkelingsniveau veel lager ligt, of dat er zulke enclaves worden gecreëerd.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me ook bij het stemmen over dit verslag van stemming onthouden. Ik wil aan de hand van twee of drie voorbeelden graag duidelijk maken waarom ik dat heb gedaan.
Om te beginnen kan ik het mij moeilijk voorstellen dat de oprichters, toen zij de basis legden voor deze Europese Unie (met haar vrijheid, vrijheid van verkeer enzovoorts), rekening zouden hebben gehouden met de mogelijkheid dat er later een beleid zou worden ontwikkeld dat zo gedetailleerd is als het beleid dat in dit verslag wordt gepresenteerd.
In de tweede plaats ben ik er niet van overtuigd dat deze zaken op Europees niveau geregeld moeten worden. Op nationaal niveau misschien, maar liefst op het meest lokale niveau.
Ter afsluiting wil ik graag zeggen dat mijn kiesdistrict, de stad Leicester, een goed voorbeeld is van de wijze waarop lokale acties kunnen bijdragen tot ontwikkeling. Leicester is om een aantal redenen één van de meest diverse steden van het Verenigd Koninkrijk – er zijn rijke mensen en arme mensen, mensen van vele nationaliteiten – en toch heeft Leicester, juist als gevolg van lokale en individuele acties, één van de meest samenhangende strategieën voor cohesie en integratie van – zoals dat hier heet – kwetsbare gemeenschappen en groepen. Het is een voorbeeld dat aangeeft dat actie op lokaal niveau het best functioneert. Daarom heb ik mijn bedenkingen bij het idee om deze zaken op EU-niveau te regelen.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn opmerkingen sluiten nauw aan bij die van de voorgaande spreker.
De nu volgende opmerkingen gelden ook voor het verslag Panayotopoulos-Cassiotou over armoede en sociale uitsluiting. Als we die twee verslagen samen bekijken, zien we wat de denkfout van Europese politici is – ze denken dat Europa de oplossing voor eender welk probleem is.
Ik roep iedereen die zich bezig houdt met de problemen van kwetsbare gemeenschappen op om de voorstellen van ver van al die problemen verwijderde Eurocraten en europarlementariërs maar te laten voor wat ze zijn en eens te kijken naar de oplossingen die op het niveau van de lokale gemeenschappen zijn gevonden.
Kijkt u alstublieft eens naar het uitstekende werk dat is verricht door het Centre for Social Justice in mijn kiesdistrict in Londen. Dit centrum wordt geleid door Iain Duncan-Smith, die daarbij kan steunen op een heel sterk team. Zij proberen een netwerk op te zetten van organisaties van lokale gemeenschappen die zich bezig houden met het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. Dat zijn bijvoorbeeld organisaties als de Croydon Caribbean Credit Union of de London Boxing Academy, organisaties die de aandacht hebben voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.
De in het verslag aangeroerde kwesties hebben allemaal betrekking op heel ernstige problemen, maar we mogen niet vergeten dat oplossingen voor die problemen vaak dicht bij huis kunnen worden gevonden, en dat is dan ook de reden waarom ik me bij de stemming over het verslag Harangozó van stemming onthouden heb.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, een duurzaam ontwikkelingsbeleid kan alleen slagen als het mondiale aspiraties heeft. De VN-Millenniumverklaring roept alle landen op een coherent ontwikkelingsbeleid te formuleren, maar de ontwikkelde landen blijken nauwelijks enige praktische stappen in die richting te ondernemen. De oproep van de Europese Unie om de impact van het Europees beleid op de verwezenlijking van de millenniumdoeleinden te evalueren heeft dus iets tegenstrijdigs. Tegen die achtergrond krijgt het gegeven dat we ons eigen visserijbeleid aanvullende beperkingen opleggen ten gunste van de zich ontwikkelende landen extra reliëf. Ik wijs verder op de houtkap in West-Afrika, waar slechts vijf procent van de bossen op duurzame wijze worden beheerd. Uiteraard is het van belang dat de Commissie financiële steun toezegt voor het opzetten van nationale strategische plannen in Afrika, maar dan moeten we wel verhinderen dat het tropenwoud wordt geplunderd, en dat kan door alleen van een geldig eco-label voorzien hout in Europa toelaten. Ik meen dat de Commissie spoedig voorstellen in deze richting aan ons zal voorleggen. Dit Parlement en de Raad moeten die voorstellen dan ook aannemen, zonder naar uitvluchten te zoeken.
Schriftelijke stemverklaringen
− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0233/2008)
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik heb de verslagen van mevrouw Geringer de Oedenberg gesteund. Op momenten dat de Europese Unie belangrijke politieke beslissingen moet nemen, is het inderdaad verstandiger als we ons niet teveel verdiepen in details van technische aard. Ik vind het beslist fascinerend om de leden van dit Parlement vurig te horen discussiëren over de politieke betekenis van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, maar ik toch dat de versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten voor dit soort zaken de meest geëigende aanpak is. Het is namelijk zo dat EU zich wederom in een impasse bevindt en we moeten al onze aandacht dus concentreren op het vinden van een oplossing voor het Verdrag van Lissabon.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat ik vind dat dit soort gedetailleerde regelingen niet op politiek niveau behoren te worden behandeld. Het is niet nodig wetteksten te codificeren die eigenlijk zouden moeten worden ingetrokken om vervangen te worden door een regeling op basis van door technische comités opgestelde technische normen.
− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0234/2008)
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat ik vind dat dit soort gedetailleerde regelingen niet op politiek niveau behoren te worden behandeld. Dit soort regelingen moeten door technische comités worden opgesteld op basis van technische normen. De bestaande wetteksten hoeven dus niet te worden gecodificeerd – ze moeten worden ingetrokken en vervangen door technische normen.
− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0237/2008)
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg over de wettelijke bescherming van computerprogramma’s gestemd. Dit soort programma’s vervult immers een enorm belangrijke rol bij het soepel functioneren van onze moderne maatschappij. Ze moeten dus op een behoorlijke wettelijke bescherming kunnen rekenen die aansluit bij de regels zoals die – bijvoorbeeld – gelden voor copyright met betrekking tot literaire en artistieke voortbrengselen in de zin van het Verdrag van Bern. Uitsluitend computerprogramma’s die in het juiste formaat zijn aangemaakt kunnen aanspraak maken op rechtsbescherming. De principes en concepten waarop individuele elementen van een IT-programma zijn gebaseerd kunnen niet beschermd worden.
Mathematische procedures, programmeertalen en algoritmen vallen uit de aard der zaak buiten het bereik van een dergelijke bescherming. Zowel natuurlijke als rechtspersonen moeten een beroep op bescherming kunnen doen, precies zoals dat bij de nationale wetgeving op het gebied van copyright gebeurt. Verder moet duidelijk zijn dat programma’s die door werknemers in het kader van hun werkzaamheden zijn geschreven eigendom van de werkgever of de opdrachtgever zij (tenzij contractueel anders overeengekomen).
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór de resolutie betreffende de toetreding Roemenië tot het verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen, omdat ik vind dat de fiscale druk op de belastingplichtigen moet worden verminderd.
Het is heel belangrijk dat Roemenië en Bulgarije zich zo spoedig mogelijk aansluiten bij het arbitrageverslag om zo op één lijn te komen met al die lidstaten waarvoor dit Verdrag reeds bindend is. Het feit dat we nog niet deelnemen in dit systeem legt een zware druk op de economie en vormt verder een obstakel voor het goed functioneren van de Europese gemeenschappelijk markt.
Volgens de toetredingsverdragen met Roemenië en Bulgarije is het aan de Raad om op advies van de Commissie en na raadpleging van het Parlement een datum vast te stellen voor de inwerkingtreding van het arbitrageverdrag. Ik wil hier graag uitdrukking geven aan mijn bedenkingen bij een retroactieve toepassing van het arbitrageverdrag per 1 januari 2007, en heb daarom mijn steun verleend aan het voorstel om de dag volgend op de publicatie van het Besluit in het EU-Publicatieblad als datum van inwerkingtreding aan te houden.
− Verslag: Agustín Díaz de Mera García Consuegra (A6-0207/2008)
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De Gematigde Delegatie van het Europees Parlement heeft vandaag bij de stemming haar steun uitgesproken voor verslag (A6-0207/2008) van de heer Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE) over de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten.
Wanneer de misdaad grenzen overschrijdt dienen de maatregelen om die misdaad te bestrijden dienovereenkomstig worden aangepast. Daarom stemmen we voor dit kaderbesluit en steunen we het idee om de samenwerking te verbeteren en de uitwisseling van gegevens over veroordelingen tussen de lidstaten te eenvoudiger en doeltreffender te laten verlopen.
We kanten ons evenwel sterk tegen het artikel dat betrekking heeft op de verwerking van persoonlijke gegevens betreffende ras of etnische oorsprong, politieke voorkeur, religieuze of filosofische overtuigingen en wat dies meer zij.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten is bedoeld om de communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten te vereenvoudigen.
Het is van belang dat uittreksels uit strafregisters eenvoudig te interpreteren zijn en dat de in die uittreksels opgenomen informatie op de daarvoor bedoelde wijze wordt gebruikt.
Daarom steun ik dit verslag van mijn collega Díaz de Mera, alsook de voorgestelde amendementen, inzonderheid die inzake gegevensbescherming.
Het is van fundamenteel belang dat we op het gebied van gegevensbescherming een reeks grondbeginselen aanhouden. Die beginselen moeten zowel bij het vergaren en verwerken als bij het overdragen van gegevens gerespecteerd worden. Volgens dit Kaderbesluit moeten de autoriteiten voor gegevensbescherming systematisch op de hoogte worden gehouden van om het even welke uitwisseling van persoonlijke gegevens.
Belangrijk is ook dat dit systeem efficiënt functioneert en aldus een nuttig instrument kan zijn bij het voorkomen en bestrijden van misdaad, inzonderheid delicten van seksuele aard. Om kinderen beter te kunnen beschermen is het bijvoorbeeld van cruciaal belang dat scholen toegang hebben tot informatie aangaande reeds aangesteld of nog aan te stellen personeel, voor het geval dit personeel een strafregister heeft voor tegen kinderen gerichte delicten.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het is krankzinnig dat een gevaarlijke crimineel gebruik kan maken van het feit dat er onvoldoende informatie over zijn strafregister bekend is, om aldus Justitie te ontlopen of in andere lidstaten misdaden te begaan. De affaire- Fourniret is daarvan een pijnlijk en verontrustend voorbeeld.
In zulke omstandigheden zou het dus een gunstige zaak zijn als we toelieten dat er volledige en gemakkelijk toegankelijke strafregisters werden opgesteld, waarin ook de in de verschillende lidstaten uitgesproken veroordelingen zouden zijn opgenomen.
Het zijn echter niet alleen pedofielen, moordenaars en gewapende overvallers die onder het bereik van dit voor het overige loofwaardige initiatief zouden komen te vallen. Door de formulering “ontzettingen als gevolg van een strafrechtelijke veroordeling” in de tekst op te nemen, krijgt het besluit ook betrekking op het erop nahouden van bepaalde meningen. We weten maar al te goed wat dan de doelgroep is, in dit gekkenhuis dat Europa heet, waar elke immigrant gewoon maar binnen mag, omdat we ons voortdurend schamen voor wat we geweest zijn en wat we zijn. En vooral wat we zouden kunnen zijn: patriotten die gehecht zijn aan hun identiteit, trots op eigen volk, land en geschiedenis, en uitdrukkelijk bereid dat alles te verdedigen.
Daarom onthouden we ons van stemming, omdat we geloven dat deze tekst niet alleen gebruikt zal worden voor het terugdringen van de misdaad (wat volkomen legitiem is), maar ook voor het uitvaardigen van wetten in de gehele Unie met de bedoeling om onze vrijheid te vernietigen – het soort wetten dus, die de democratie in onze landen al zoveel schade hebben toegebracht.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het overdragen van informatie uit de strafregisters van burgers van één lidstaat aan de autoriteiten van een andere lidstaat is een onderwerp dat moet worden geregeld via – bilaterale – samenwerking tussen de betrokken partijen.
Dit initiatief is bedoeld om de communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten te verbeteren en te verzekeren dat op verzoeken van lidstaten met betrekking tot het strafregister van burgers van andere lidstaten “een juist, volledig en exhaustief antwoord wordt gegeven”.
Wij zijn het evenwel niet eens me de harmonisering van wetten en het introduceren van gemeenschappelijke procedures als het gaat om de verplichting van een lidstaat om “alle gegevens met betrekking tot de veroordeling van diens onderdaan te verschaffen” dan wel de verplichting “alle ontvangen gegevens te bewaren en bij te werken”. We zijn verder tegen het harmoniseren van procedures, in de eerste plaats omdat dit voorstel geen duidelijke garanties biedt met betrekking tot persoonlijke gegevens en daarom nog eens extra twijfelachtig wordt.
We erkennen dat er behoefte is aan mechanismen die de onderlinge uitwisseling van informatie uit strafregisters tussen lidstaten mogelijk maken, maar dit moet gebeuren op basis van individuele gevallen en binnen het kader van de samenwerking tussen de betrokken lidstaten.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn steun verleend aan het verslag van de heer Díaz de Mera García Consuegra over de uitwisseling van informatie uitstrafregisters tussen lidstaten. De mobiliteit binnen de EU neemt toe, en dan is het van belang dat lidstaten elkaar op de hoogte houden van het criminele verleden van burgers die binnen hun grondgebied verblijven. Er moeten echter veiligheidsmechanismen worden ingebouwd, reden waarom ik het eens ben met het algemene verbod op de verwerking van persoonsgegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een partij of een vakvereniging blijkt, of die de gezondheid of het seksuele leven van de betrokken persoon betreffen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In een Europese Unie met open grenzen moeten autoriteiten goed kunnen samenwerken om bij het bestrijden van de misdaad succes te boeken. Het zou dus een goed idee zijn om een Europees Internetportal op te zetten om burgers en ondernemingen te informeren over hun rechten binnen de context van strafrechtelijke procedures.
Het opzetten van een elektronisch register om de uitwisseling van strafregisters tussen lidstaten te vergemakkelijken is alleen haalbaar als er op afdoende wijze tegemoet wordt gekomen aan de vereisten bij de bescherming van persoonlijke gegevens. In de praktijk gaat het dan vooral om het beheer van gedragingen die in sommige lidstaten tot vervolging kunnen leiden en in andere niet. Ik meen dat er aan deze kwesties in de startfase niet voldoende aandacht is besteed, reden waarom ik mij van stemming heb onthouden.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag Díaz de Mera gestemd. Het is van groot belang dat we de communicatie tussen gerechtelijke autoriteiten verbeteren, en dat een juist, volledig en exhaustief antwoord wordt gegeven op verzoeken om informatie van de lidstaten over strafrechtelijke antecedenten.
Open grenzen maken niet alleen het vrije verkeer van eerlijke burgers mogelijk – ook misdadigers maken van de aldus ontstane mogelijkheden gebruik, en dan vaak om aan Justitie te ontsnappen door in een ander land verblijf te zoeken en daar dan weer misdaden te begaan. Omdat de uitwisseling van informatie onvolledig is kan men zich geen goed beeld vormen van het gevaar dat zulke mensen vertegenwoordigen en de kans dat ze opnieuw delicten zullen bedrijven.
Zoals elke dag uit de kranten blijkt zijn het vooral plegers van seksuele delicten en uiterst gevaarlijke individuen die profiteren van het feit dat er geen doeltreffend systeem voor de uitwisseling van informatie bestaat. Zo maken ze gebruik van de beperkte bevoegdheden die de EU op dit vlak heeft.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) De amendementen van het Europees Parlement verbeteren de wetgeving, maar ik kan toch niet voor de uitvoering van dit soort wetgeving stemmen. Daarom onthoud ik mij van stemming.
− Verslag: Agustín Díaz de Mera García Consuegra (A6-0230/2008)
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Deze Verordening is bedoeld om de euro een hoge mate van bescherming tegen valsemunterij en vervalsing te bieden. Ze doet dat door maatregelen vast te stellen om munten en biljetten op hun echtheid en geschiktheid voor circulatie te controleren.
Volgens de meest recente statistische gegevens zijn er in 2007 ongeveer 561 000 valse biljetten en bijna 211 100 valse munten uit de circulatie genomen.
Nu de Commissie en de Europese Centrale Bank de definitieve procedures voor het detecteren van valse eurobiljetten en -munten hebben vastgesteld, beschikken de instellingen die deelnemen aan de geldverstrekking aan het publiek over de nodige instrumenten om de echtheid van de biljetten en munten die zij in omloop brengen te controleren, zodat een wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 op zijn plaats is.
Ik ben voorstander van het idee om kredietinstellingen en andere relevante instellingen uitdrukkelijk te verplichten de echtheid van munten en biljetten te verifiëren alvorens deze opnieuw in circulatie te brengen. Zij zullen hun interne procedures en de daarbij gebruikte apparatuur dus aan de nieuwe eisen moeten aanpassen.
Van belang is verder dat de echtheid van de euro ook wordt gegarandeerd in de lidstaten die niet tot de eurozone behoren maar waar deze munt wel als transactievaluta circuleert. De daarbij gebruikte methoden kunnen niet op dezelfde wijze worden toegepast, hetgeen betekent dat er voor deze landen specifieke verificatieprocedures zullen moeten worden ontwikkeld.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Uit Oost-Europa bereikt ons een constante stroom van valse bankbiljetten van vaak zeer goede kwaliteit. De Europese Unie is uit de aard der zaak heel aantrekkelijk voor valsemunters, aangezien de mensen niet al te bekend zijn met de nieuwe munt en geldautomaten niet fraudevrij zijn.
Het verbeteren van de bescherming van de euro tegen vervalsing is dus een gunstige ontwikkeling, reden waarom ook ik vóór het verslag Díaz de Mera heb gestemd. Het is één ding om ervoor te zorgen dat de euro veiliger wordt, maar het heeft nauwelijks zin als de mensen nog steeds weinig weten over de echtheidswaarborgen die in de munten en biljetten zijn verwerkt. De Europese Centrale Bank en de lidstaten moeten zich dus een grotere inspanning getroosten op het gebied van voorlichting. We moeten er verder voor zorgen dat het nu mogelijk wordt om valsemunters overal in de EU snel bij de kraag te vatten. De politie blijft haar bevoegdheden tegen invloed van buitenaf beschermen, terwijl de grenzen steeds opener worden. Dat is contraproductief, en niet alleen op dit vlak.
− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0211/2008)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het voorgestelde besluit van de Raad, dat wordt ingediend naar aanleiding van een verzoek van het Hof van Justitie, heeft tot doel in het Reglement voor de procesvoering van het Hof een bepaling betreffende het taalgebruik in het kader van de procedure van heroverweging op te nemen, overeenkomstig artikel 64 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof.
De procedure van heroverweging door het Hof van Justitie kan worden ingezet tegen uitspraken die het Gerecht van eerste aanleg heeft gedaan in beroepen tegen een beslissing van een rechterlijke kamer. Deze procedures is vastgelegd in artikel 225, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag en in artikel 140 A, leden 2 en 3, van het EGA-Verdrag.
Het Statuut van het Hof voorziet in de mogelijkheid van heroverweging voor het geval dat prejudiciële vragen onder de bevoegdheid van het Gerecht van eerste aanleg vallen. Deze mogelijkheid heeft zich nog niet voorgedaan, maar toch heeft het Hof het nodig geoordeeld zijn Reglement te wijzigen om de regeling voor het taalgebruik te kunnen toepassen op deze nieuwe procedure van heroverweging.
De wijziging die in het Reglement wordt aangebracht voorziet in de invoeging van een artikel 123 bis in de Vierde titel bis luidende dat de procestaal de taal is van de beslissing van het Gerecht waarop de heroverweging betrekking heeft. Wij geloven dat dit de juiste oplossing is.
Jan Andersson, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben besloten het tussen de Raad en het Parlement bereikte compromis volledig te steunen. Dit compromis houdt in dat er bindende streefwaarden voor recycling zullen worden geïntroduceerd, wat heel positief is. We hadden evenwel de voorkeur gegeven aan nog ambitieuzere streefcijfers en een wat exactere definitie van het begrip bijproduct.
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. − (EN) Elk afvalbeleid dient erop gericht te zijn de negatieve gevolgen van afval voor de menselijke gezondheid en het milieu zo gering mogelijk te houden. Het is dus van belang dat afval wordt losgekoppeld van onze groeiende economieën. We produceren elk jaar 1,3 miljard ton afval, waarvan 40 miljoen ton gevaarlijk afval.
Deze EU-wetgeving is bedoeld om ons op weg te helpen naar een recyclingmaatschappij. Het Parlement heeft steeds aangedrongen op streefcijfers voor recycling en het hergebruik van afval. Deze streefcijfers zijn ambitieus. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat in 2020 van alle huishoudelijk afval ten minste 50 procent wordt hergebruikt of gerecycled.
Er moet minder afval worden verbrand of gestort. De introductie van afvalhiërarchie met een systeem van prioriteiten dwingt de wetgevers bij het vaststellen van het beleid voor afvalpreventie en -beheer voorrang te verlenen aan preventie, gevolgd door hergebruik en recycling, met nuttig gebruik en verwijdering als laatste opties. Alleen verbranding met een hoog energie-efficiëntieniveau wordt als nuttige toepassing beschouwd.
We zullen moeten samenwerken met burgers, producenten en consumenten om oplossingen te vinden voor het verminderen, hergebruiken en recyclen van afval. De plaats voor lokale en gemeentelijke recyclingfaciliteiten moet zodanig worden gekozen dat ze gemakkelijk bereikbaar zijn, om aldus een maximale impact te garanderen.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de rapporteur eens dat in sommige lidstaten – en dan zeker die lidstaten die nog maar net zijn begonnen naar alternatieven voor storting te zoeken – het opwekken van energie uit afval wel eens prioriteit zou kunnen krijgen, waardoor investeringen in andere oplossingen, zoals recycling of hergebruik, ontmoedigd zou kunnen worden.
Polen recycled op dit moment het minst van alle EU-lidstaten: nog maar net 4 procent (in Małopolska wordt 7 procent van het afval). Intussen bestaan er plannen om verbrandingsinstallaties te bouwen die tot 250 000 ton afval per jaar kunnen verwerken – meer afval dan een stad jaarlijks produceert (een verbrandingsoven is namelijk pas efficiënt als hij naar behoren gevuld is). Dit door de Europese Commissie gefinancierde project zal beslist negatieve gevolgen hebben de bereidheid om afval te scheiden; alles kan immers verbrand worden.
Geschat wordt dat tientallen tonnen illegaal ingevoerd afval (huisvuil, verpakkingen, schroot, gebruikte banden en batterijen) in Polen terecht komen. Langs een bepaald stuk van onze westgrens zijn sinds januari van dit jaar al 16 zendingen met in totaal 40 ton afval onderschept. Sommige lokale autoriteiten hebben hun begroting met 30 procent moeten verhogen om te kunnen beschikken over de middelen voor het opruimen van illegale stortplaatsen.
Ik wil er graag op aandringen dat er zo spoedig mogelijk stappen worden ondernomen om aan deze praktijken een einde te maken. Uitgebreide verordeningen inzake afvalscheiding of nuttig gebruik zijn van generlei waarde zolang het voor ondernemingen goedkoper is afval te dumpen op open plekken in de buurstaat.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het compromisvoorstel van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake afvalbeheer is niet anders dan een drastische volte-face ten behoeve van de enorme verborgen financiële belangen die bij de afvalverwerking een rol spelen.
De voorgestelde Richtlijn draagt niet bij tot een algemene vermindering van de hoeveelheid afval. De streefcijfers en de methoden om die doelstellingen te verwezenlijken zijn opzettelijk vaag geformuleerd. Industrieel afval valt buiten de Richtlijn. Die heeft namelijk uitsluitend betrekking op bepaalde soorten huishoudelijk afval, en dan gaat het in de eerste plaats om mededinging en kostenefficiëntie, en niet zozeer om het milieu en de volksgezondheid.
Het ondermijnen van de hiërarchische structuur – recycling komt nu voor energieterugwinning – is maar één voorbeeld van de wijze waarop dit compromis in alle opzichten water bij de wijn doet. Een ander voorbeeld is het idee om de medeverbranding van afval als energieterugwinning te zien, náást de reeds gespecificeerde winwijzen, zoals de productie van biogas.
Giftige en andere gevaarlijk substanties die in de atmosfeer, de grond, en het grondwater terechtkomen en dus ook in ons voedsel, hebben rechtstreekse gevolgen voor de gezondheid van de werkers in de afvalverwerkingssector en die van de bevolking als geheel.
Van belang is nu juist dat we de hoeveelheid afval reduceren; dan hoeft er minder verwerkt en vervoerd te worden (en dat vervoer moet naar behoren geschieden). De regering en de overheden op regionaal en lokaal niveau moeten de verantwoordelijkheid aanvaarden voor het gescheiden inzamelen van giftige en gevaarlijke stoffen (dioxinen, enzovoorts), en er moet zoveel mogelijk worden gerecycled. Samengesteld afval mag niet worden verbrand. Stortplaatsen moeten zodanig worden ingericht dat het gestorte afval er geen milieuschade kan aanrichten.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de aanbeveling van mevrouw Jackson voor tweede lezing van de herziening van de Kaderrichtlijn betreffende afval gestemd. Ik geloof dat dit voorstel kan bijdragen tot het verminderen van de negatieve socio-economische en milieu-effecten van afvalverwerking. Het terugbrengen van de hoeveelheid afval, preventie, hergebruik en recycling van afval moeten inderdaad overal in de Europese Unie als prioriteiten worden aangemerkt.
Ik heb vóór amendement nr. 82 gestemd, omdat ik voorstander ben van ambitieuzere streefcijfers voor de recycling van afval in alle lidstaten, om aldus te garanderen dat er een doeltreffend Europees afvalpreventiebeleid tot stand komt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement dringt er bij de Raad in deze tweede lezing op aan om amendementen goed te keuren die in eerste lezing reeds aanvaard waren.
De belangrijkste amendementen hadden betrekking op het introduceren van streefcijfers voor recycling en afvalpreventie en het opzetten van een uit vijf lagen bestaande afvalverwerkingshiërarchie (als algemene regel).
De Raad heeft alle verwijzingen naar streefcijfers verwijderd. De rapporteur heeft de amendementen van het Parlement evenwel opnieuw naar voren geschoven, zij het in een aangepaste vorm. Volgens de rapporteur zou het verkeerd zijn als we deze gelegenheid niet te baat zouden nemen om ervoor te zorgen dat de Richtlijn meer is dan alleen maar een reeks definities. Er zou een duidelijk verband moeten zijn tussen de Richtlijn en de aspiraties met betrekking tot recycling en preventie, zoals die uiteengezet worden in de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling.
Een belangrijke doelstelling van deze Richtlijn bestaat erin een duidelijk onderscheid aan te leggen tussen “nuttig gebruik” en “verwijdering” van afval. Uitspreken van het Hof van Justitie hebben immers duidelijk gemaakt dat er op dit punt twijfel bestaat.
Wij geloven hoe dan ook dat het reduceren van de hoeveelheid afval, recycling en nuttig gebruik prioriteiten behoren te zijn. Om medeverbranding als nuttig gebruik te bestempelen en zo een lucratieve industrie in die categorie onder te brengen is echter een twijfelachtige onderneming. Als je dat doet, moet je je ook afvragen wie de productie van afval gaat reduceren en wie ervoor zal moeten zorgen dat recycling en nuttig gebruik toenemen.
Ambroise Guellec (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Volgens gegevens van de OESO zullen we van in de jaren tot 2020 maar liefst 45 procent meer afval produceren dan in 1995. Het is dus zaak dat de Europese Unie snel een nieuwe afvalverwerkingsstrategie ontwikkelt die de verschillende soorten afval niet alleen maar als een bron van vervuiling beschouwt, waarvan we de omvang moeten reduceren, maar ook als een hulpbron die kan worden geëxploiteerd.
Het compromis dat we vandaag in deze voltallige vergadering hebben aanvaard zal bijdragen tot een tendens die aan preventie en recycling de prioriteit geeft. Het is de bedoeling om tussen nu en 2020 de hoeveelheid afval die we produceren te stabiliseren. Tegen dat laatste jaar zullen ook onze streefcijfers moeten hebben gerealiseerd: recycling van vijftig procent van het huishoudelijk afval en zeventig procent van bouw- en sloopafval. Gescheiden afvalinzameling moet vanaf 2015 verplicht worden (althans voor papier, metaal, plastic en glas); voor gevaarlijke stoffen zullen strengere regels gelden, met het accent op gescheiden inzameling en traceerbaarheid. Er zal ook gescheiden inzameling van afvalolie moeten worden georganiseerd, en er zal een onderscheid moeten worden aangelegd tussen verbrandingsoperaties die bedoeld zijn om afval definitief te verwijderen en verbrandingsoperaties die gericht zijn op recycling via energieterugwinning. Door als criterium de energie-efficiëntie aan te houden zullen alleen de meest efficiënte gemeentelijke verbrandingsinstallaties als recyclinginstallaties worden aangemerkt.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De tweede lezing van de Kaderrichtlijn inzake Afvalstoffen is een gemiste kans. De EU zou nu ambitieuze streefcijfers voor afvalreductie moeten vastleggen, in plaats van niet bindende aspiraties te formuleren voor een datum ergens ver in de toekomst. De amendementen van mijn fractie zouden de voorgestelde wetgeving robuuster hebben gemaakt; het is dus jammer dat deze amendementen het niet gehaald hebben.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Politici met een vooruitziende blik hebben overal ter wereld wel ingezien dat de productie van afval steeds meer op een lawine begint te gelijken. Om deze rampzalige trend te keren is het een goed idee om wetgeving uit te vaardigen die verplicht tot het recyclen van een hoog percentage van de verschillende soorten afvalmateriaal. Maar zelfs als afval gescheiden wordt, zal de hoeveelheid “gemengd” afval (afval bestaand uit verschillende materialen) nog steeds blijven toenemen.
Ik ben mevrouw Jackson erkentelijk voor het feit dat ze in haar verslag een juiste en werkzame oplossing voor dit probleem heeft proberen te vinden. Een aantal van de in de amendementen opgenomen suggesties zijn interessant, en wij zullen die suggesties steunen. Ik weiger echter te aanvaarden dat afvalverbranding op gelijke voet wordt behandeld als energieopwekking uit hernieuwbare bronnen.
Het komt er op neer dat het verslag wel enige positieve punten bevat, maar dat ik het niet kan steunen. Datzelfde geldt voor de meerderheid van de leden van de GUE/NGL-Fractie. De herclassificatie van gemeentelijke vuilverbrandingsinstallaties om ze aldus op één lijn te plaatsen met ecologisch zuivere energiebronnen is voor ons onaanvaardbaar.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een aantal redenen om het compromis zoals dat onder leiding van onze collega Jackson is bereikt te steunen. Ik dank haar dan ook voor het uitstekende werk dat ze heeft verricht. We hadden alle reden om tevreden te zijn met dit resultaat, omdat op dit moment steeds meer afval op stortplaatsen terecht komt. En dat op een moment waarop Europa begint te begrijpen hoe belangrijk het is een beleid te formuleren met betrekking tot grondstoffen en hulpbronnen. Gemiddeld wordt echter net iets minder dan een derde van het huishoudelijk afval in Europa gerecycled of gecomposteerd. Ongeveer de helft van het afval uit deze categorie wordt gestort; een vijfde deel wordt verbrand. In sommige In sommige lidstaten komt maar liefst 90 procent van dit afval uiteindelijk op stortplaatsen terecht.
Er moeten kwantitatieve streefcijfers worden vastgelegd voor het recyclen van afval; daarnaast moet alle nodige aandacht worden besteed aan preventie. Ik wil er echter wel op wijzen dat we ons energiegebruik aan een drastische herziening zullen moeten onderwerpen. Het idee dat het (nuttig of her-)gebruik van afval geen zin heeft omdat je op die manier meer afval genereert is logisch onjuist – we moeten daarvan af. Die opvatting leidt er immers in de praktijk alleen maar toe dat er meer stortplaatsen worden gecreëerd, wat op zich al aangeeft dat hoe slecht doordacht ze is.
Daarom steun ik het standpunt van de Raad met betrekking tot de afvalverwerkingshiërarchie; ik heb steeds verdedigd dat deze hiërarchie het onderliggend beginsel voor ons beleid moet zijn. Het zou een goed idee zijn geweest om bij het afvalbeleid wat meer flexibiliteit toe te staan, zodat rekening kan worden gehouden met de plaatselijke omstandigheden. In het door mij ingediende amendement heb ik de afvalverwerkingshiërarchie als basis laten dienen. Ik dank mevrouw Jackson voor de wijze waarop ze ons tijdens dit hele proces steeds gesteund heeft.
Ik ben haar dus erkentelijk. Ze heeft zich veel rationeler opgesteld dan uit het uiteindelijke resultaat zou kunnen worden afgeleid. Ze zag heel goed in dat energie uit afvalverwerkingsinstallaties maar voor een klein deel kan voorzien in het energietekort in de EU, en wilde graag bekennen dat dit soort energieopwekking in een aantal lidstaten wordt gezien als een bedreiging voor de recyclinginspanning.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben heel tevreden met het verslag van mevrouw Jackson over de herziening van de Kaderrichtlijn inzake afvalstoffen. Om bij te dragen tot de verwezenlijking van onze doelstellingen op het gebied van klimaatverandering moet de EU zichzelf verplichten tot betere prestaties op het gebied van afvalreductie en recycling. We zouden inderdaad veel vooruitgang boeken als we de streefcijfers voor recycling en nuttig gebruik in 2020 voor huishoudelijk afval op 50 en voor bouw- en sloopafval op 70 procent zouden vaststellen. Ik heb dienovereenkomstig gestemd.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. − (RO) Deze herziening is erop gericht een homogeen en coherent wettelijk kader te creëren. Aan dat kader zijn strategische doelstellingen verbonden met betrekking tot preventie en recycling van afval. Het is de bedoeling om van Europa een recyclerende maatschappij te maken, die haar afvalhulpbronnen steeds efficiënter gebruikt.
De volgende zaken zullen worden geïntroduceerd:
• Een uit vijf lagen bestaande afvalbeheershiërarchie: preventie, hergebruik, recycling, energieterugwinning en verwijdering (waaronder inbegrepen opslag);
• Maatregelen/plannen om het genereren van afval tegen te gaan (preventie);
• Bindende streefcijfers van huishoudelijk en vergelijkbaar afval, en bouw- en sloopafval;
• Verplichting van producenten om informatie te verschaffen over de mate waarin hun producten hergebruikt kunnen worden en te recyclen zijn.
De acties die in de lidstaten moeten worden ondernomen om al de hierboven vermelde doelstellingen te verwezenlijken zouden moeten aanmoedigen tot het opzetten en moderniseren van nieuwe eenheden voor het recycleren van afval en het zodanig ontwerpen van producten dat ze kunnen worden hergebruikt – een “groene industrie”.
Ik heb voor de herziening van deze Kaderrichtlijn inzake afvalstoffen gestemd, omdat deze maatregelen zullen bijdragen tot het creëren van nieuw banen, een veiliger en duurzamer afvalbeheer, een rationeel gebruik van nationale hulpbronnen. Het zou bovendien meewerken aan het voldoen van onze plichten met betrekking tot het klimaat (ontwikkeling van non-ETS- sectoren).
Bogusław Sonik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik steun het verslag van mevrouw Jackson, omdat ik vindt dat de nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen moet dienen als basis voor een Europese recyclingmaatschappij. De lidstaten krijgen daarom ambitieuze doelstellingen opgelegd. Zijn die lidstaten echter niet té ambitieus? Kunnen de lidstaten, en dan zeker de nieuwe lidstaten, eigenlijk wel aan die strikte eisen voldoen? Ik wil u er graag op wijzen dat de nieuwe lidstaten het nu al moeilijk vinden om aan de gemeenschapsnormen voor de verwerking van gemeentelijk afval te voldoen.
Het kan verder geen kwaad erop te wijzen dat de oude lidstaten ruim de tijd hebben gehad hun afvalverwerkingssystemen aan zulke strenge eisen aan te passen, terwijl de nieuwe lidstaten gedwongen worden de benodigde juridische mechanismen en daarbij behorende infrastructuur veel sneller te realiseren. Dit voorstel voor een nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen heeft in veel Europese landen voor heel wat controverse gezorgd, aangezien de tenuitvoerlegging ervan belangrijke consequenties zal hebben voor de economie.
Daarom hoeven we volgens mij ook niet verrast te zijn dat het zo moeilijk was om met de Raad tot een compromis te geraken. Veel afgevaardigden hebben gisteren tijdens het debat aangegeven dat ze niet blij waren met dit compromis over de richtlijn. Ik zelf vrees wel dat de introductie van nog strengere eisen kan leiden tot moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van deze wetgeving. Toch zal deze nieuwe richtlijn betreffende afvalstoffen ertoe leiden dat landen die het gemeentelijk afvalbeheer steeds hebben verwaarloosd nu gedwongen worden ingrijpende actie te ondernemen. Deze landen zullen in het vervolg juridische en economische mechanismen moeten ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de Richtlijn de economie niet belast maar juist bevordert. De nieuwe Richtlijn moet aldus het zoeken naar nieuwe manieren voor het creëren van werkgelegenheid stimuleren.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – (NL) Als Groenen steunden we een dertigtal compromisamendementen. Toch probeerden we via verdergaande amendementen de tekst aan te scherpen op het gebied van gevaarlijke afvalstoffen, de verwerking van bioafval, de “einde-afvalstatus” en het concept van bijproducten en afvalstoffen die niet langer afvalstoffen zijn. Wij wilden vooral bindende doelstellingen om de totale afvalberg te verminderen en in te zetten op recyclage en hergebruik.
Wij verzetten ons tegen de gedachte dat huisvuilverbrandingsovens als nuttige toepassing beschouwd kunnen worden op basis van een energie-efficiëntieformule. De uiteindelijk goedgekeurde tekst zet geen wettelijk bindende doelstelling voor afvalvermindering. Het voorstel om een studie te financieren over hoe afval te voorkomen is wat dat betreft absoluut onvoldoende.
De recyclage en hergebruikdoelstellingen werden weliswaar gezet op vijftig en zeventig procent en de lidstaten moeten wel wettelijke maatregelen nemen maar de doelstellingen zijn op zichzelf niet wettelijk bindend. Ontegensprekelijk een gemiste kans! Deze herziene kaderrichtlijn houdt voor mijn kieskring het gevaar in dat sommigen de “zwakkere” Europese normen kunnen aangrijpen om wat te “temporiseren” met de inspanningen die we nu al doen.Vlaanderen is zowat de wereldkampioen op dit gebied. We staan aan de absolute top. En deze aangepaste kaderrichtlijn spoort ons niet echt aan het nog beter te doen. Jammer.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. – (NL) Voorzitter, België is reeds jaren een voorloper inzake afvalbeleid. Persoonlijk had ik daarom liever een iets ambitieuzere tekst gezien. Maar ik meen dat het akkoord dat collega Jackson met het Sloveense voorzitterschap kon sluiten aantoont dat zij over uitstekende onderhandelingstalenten beschikt en zin voor compromis. Voor het eerst wordt een Europese afvalhiërarchie ingevoerd. Voorts wordt er substantiële vooruitgang geboekt inzake preventie, recyclage en selectieve ophaling van huisvuil.
Het bestaande akkoord opnieuw in gevaar brengen en gokken op een derde lezing is, mijns inziens, een te risicovolle onderneming. Omdat het vooral belangrijk is dat de richtlijn er ook effectief kómt, heb ik vóór het akkoord gestemd.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het is onaanvaardbaar dat de industrie en het bedrijfsleven rivieren, meren en het grondwater zonder enige restrictie vervuilen met onbehandeld giftig afval. Aan die toestand zal geen einde aan worden gemaakt door wetgeving die er eigenlijk op neerkomt dat bedrijven tegen betaling van verwaarloosbaar kleine boetes mogen blijven vervuilen (als er al ontdekt wordt dat we wet geschonden is), terwijl ze tegelijkertijd enorme winsten maken ten koste van het milieu en de volksgezondheid.
De EU en de regeringen weten dat heel goed, maar ze zwijgen hierover in alle talen. Om meer winst te kunnen maken brengen ze de levens van de werkers in gevaar. Ze beweren dat dit de mededinging stimuleert en dwingen diezelfde werkers via het belastingstelsel te betalen voor antivervuilingsmaatregelen.
De vervuiling van het water in het stroomgebied van Asopos-rivier met zeswaardig chroom als gevolg van ongecontroleerde industriële activiteiten toont aan dat de wetgeving ernstig tekortschiet. Die wetgeving stelt alleen maar een bovengrens voor de chroomconcentratie vast, zonder rekening te houden met het feit dat deze substantie bewezen carcinogene eigenschappen heeft.
De door de EU voorgestelde maatregelen worden – zelfs als ze bovengrenzen voor de concentratie van gevaarlijke stoffen vaststellen – ongedaan gemaakt door het feit dat er geen doeltreffende controle wordt uitgeoefend en er geen vervuiling-afschrikkende maatregelen bestaan die een bedreiging voor de winstverwachting van de industrie kunnen vormen. Alleen het verzet van de werkers tegen de winsten van de plutocratie kan een garantie bieden voor het onvervreemdbare recht op leven en gezondheid.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór de aanbeveling van mevrouw Laperrouze voor tweede lezing inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid, aangezien een goede chemische status van het oppervlaktewater inde Europese Unie een essentiële voorwaarde is voor de bescherming van het milieu en menselijke gezondheid.
Deze Richtlijn is een stap in de goede richting, aangezien er grenswaarden worden vastgelegd voor de concentratie van bepaalde vervuilende stoffen in het water die de gezondheid schade kunnen berokkenen. Er wordt bovendien duidelijkheid geschapen met betrekking tot de verplichtingen van de lidstaten als het gaat om grensoverschrijdende vervuiling.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De goedgekeurde amendementen verbeteren het voorstel van de Raad enigszins. De motivering van deze richtlijn ligt besloten in de verplichting die voortvloeit uit de richtlijn die het kader vaststelt voor een communautair beleid op het gebied van water. Met bepaalde aspecten daarvan kunnen wij het niet eens zijn. Eén punt waar we problemen mee hebben is het principe dat de vervuiler betaalt. Dat kan gebruikt worden om degenen die het geld hebben om voor vervuiling te betalen te beschermen. Ze hoeven dan alleen maar te betalen en vervolgens schoonmaakindustrieën op te zetten en hun vervuilende, maar zeer winstgevende activiteiten voort te zetten. Intussen hebben ze toestemming gekregen een enorme vervuiling teweeg te brengen, waarbij mogelijk hele bossen of rivieren, enzovoorts, zijn vernietigd.
Wij geloven dat het van essentieel belang is preventieve actie te ondernemen. We weten echter dat artikel 16 van de kaderrichtlijn diverse verplichtingen van de Europese Commissie noemt, zoals het doen van voorstellen, waaronder specifieke maatregelen tegen waterverontreiniging door bepaalde verontreinigende stoffen of groepen van verontreinigende stoffen die een belangrijk risico vormen voor of via het aquatisch milieu, opstellen van een lijst van prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen, vaststellen van kwaliteitsnormen voor concentraties van prioritaire stoffen in oppervlaktewateren, sedimenten of pita.
We weten verder dat de Raad niet tegemoet is gekomen aan de verwachtingen van het Europees Parlement met betrekking tot de herclassificatie van bepaalde prioritaire substanties als prioritaire gevaarlijke substanties, alsook met betrekking tot andere belangrijke punten. Vandaar onze onthouding.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór deze tekst gestemd. Er worden hier milieukwaliteitsnormen vastgelegd voor prioritaire stoffen en andere vervuilende substanties om aldus een hoge mate van bescherming voor het aquatisch milieu te garanderen.
Alles bij elkaar zullen er milieukwaliteitsnormen worden aangelegd voor 33 vervuilende stoffen (voornamelijk pesticiden en zware metalen) zoals die in rivieren, meren en kustwateren worden aangetroffen. Deze stoffen vormen niet alleen een bedreiging voor het overleven van ecosystemen, ze vormen – via de voedselketen – ook een bedreiging voor de menselijke gezondheid. Het compromis waarover we zojuist gestemd hebben zal de lidstaten instaat stellen “vorderingen te maken”, zodat ze tegen 2018 aan deze normen zullen voldoen.
De Commissie moet steeds zo snel mogelijk besluiten of nieuwe stoffen als “prioritaire” stof dan wel als “prioritaire gevaarlijke” stof moeten worden aangemerkt.
In de buurt van lozingspunten zal het langer duren vooraleer men aan de milieukwaliteitsnormen kan voldoen. In die mengzones mogen de concentraties van een of meer verontreinigende stoffen de desbetreffende MKN overschrijden. We moeten de nodige veiligheidsmechanismen ontwerpen, zodat de lidstaten over de beste waterbehandelingstechnieken kunnen beschikken bij het identificeren van “mengzones”.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) We moeten met het oog op de toekomst al het nodige ondernemen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het water – ons vloeibaar goud – gegarandeerd is. We kunnen ons bij de bescherming van het water geen laksheid veroorloven. Als in de praktijk blijkt dat de waterkwaliteit in de nieuwe lidstaten lager uitvalt, en dat er zich in niet-lidstaten problemen voordoen, dan zullen we ons hier in dit Parlement een extra inspanning moeten getroosten om daar een oplossing voor te vinden, en dan in de eerste plaats door een einde te maken aan het illegaal lozen van afvalwater en een regeling voor zulk afvalwater te ontwerpen. We weten dat intensieve bemesting in de landbouw de waterkwaliteit negatief beïnvloedt, en dat zou ons moeten aanzetten om maatregelen te nemen ter bevordering van traditionele, milieuvriendelijk landbouwmethoden, zoals die in de biologische landbouw worden gebruikt.
Ik geloof dat dit verslag zal leiden tot een betere controle van de waterkwaliteit, en heb daarom vóór gestemd.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. − (RO) De belangrijkste elementen van dit voorstel voor een Richtlijn zijn de hier volgende:
- Het vaststellen van milieukwaliteitsnormen (MKN’s) voor prioritaire en prioritaire gevaarlijke stoffen;
- introductie van het begrip “mengzones”, waar de MKN’s mogen worden overschreden;
- het opstellen van een inventaris van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen, om de monitoring van de wijze waarop de doelstellingen van de Waterkaderrichtlijn rond lozingspunten worden verwezenlijkt te vergemakkelijken, en een evaluatie van de toepassing van het principe dat “de vervuiler betaalt” mogelijk te maken;
- introductie van bepalingen aangaande grensoverschrijdende vervuiling. Lidstaten kunnen niet exclusief aansprakelijk worden gesteld als bewezen kan worden dat overschrijding van de MKN’s het gevolg is van grensoverschrijdende vervuiling. Er moet dan gezamenlijk actie worden ondernomen.
Ik heb voor de vaststelling van deze milieukwaliteitsnormen voor het waterbeleid gestemd, omdat het de invoering van bepalingen met betrekking tot grensoverschrijdende vervuiling een goede zaak is, zeker voor Roemenië. Ons land grenst immers aan aantal landen die geen lid van de EU zijn en dus niet verplicht zijn aan de gemeenschapsnormen te voldoen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag van mevrouw Laperrouze gestemd. De Europese strategie ter bescherming van het water en de daarmee samenhangende acties moeten inderdaad versterkt worden. Ik geloof dat er specifieke maatregelen moeten worden genomen om een halt toe te roepen aan de vervuiling zoals die wordt veroorzaakt door bepaalde (groepen) stoffen die een ernstig risico voor het aquatisch milieu vertegenwoordigen. Dit voorstel beoogt een hoog beschermingsniveau tegen zulke stoffen (en een aantal andere vervuilende substanties) te garanderen door milieukwaliteitsnormen vast te leggen. Ik ben voorstander van de maatregelen die ten behoeve van de biologische diversiteit worden voorgesteld. Ik wil de rapporteur graag gelukwensen met de benadering die ze bij dit onderwerp – dat heel complex en technisch is – heeft gevolgd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag Kratsa-Tsagaropoulou gestemd. Ik ben vooral ingenomen met de extra taken die het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA) opgedragen krijgt. Het EMSA is opgericht na een reeks ernstige rampen, en speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van een herhaling van zulke rampen. Het is volkomen terecht dat het EMSA zich bezig gaat houden met het garanderen van minimumopleidingsniveau van zeevarenden.
Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Uit recente rampen zoals die met de Erika en de Prestige is gebleken dat menselijke fouten een belangrijke rol spelen. Het is dus van belang dat zeevarenden een gedegen opleiding volgen.
Ik wil in deze context wijzen op twee aspecten die volgens mij van fundamenteel belang zijn.
Om te beginnen wijs ik op de logica achter deze Europese benadering, ofwel de weigering om de rekrutering van zeelieden uit de lidstaten aan te moedigen. Net als op alle sociale en economische gebieden wordt ook hier geen beleid van communautaire preferentie gevolg/ Integendeel: het rekruteren van zeelieden uit niet-lidstaten wordt juist aangemoedigd. Deze opzettelijk anti-nationale aanpak zal er alleen maar toe leiden dat het bestaande gebrek aan goed opgeleide zeevarenden uit de EU nog nijpender zal worden. Er bestaat voor dit moeilijke en gevaarlijke beroep steeds minder belangstelling. En dat alles werkt ten gunste van goedkope, onvoldoend opgeleide arbeidskrachten uit Azië.
Het volgende aspect betreft de noodzaak om onszelf zo goed mogelijk te beschermen. Dan heb ik het over de kwaliteit van de opleidingen, het toezicht op die kwaliteit en de uitgifte van diploma’s. In plaats van genoegen te nemen met wederzijde erkenning gebaseerd op minimale, niet-communautaire technische normen, zouden we de waarde van onze eigen kwalificaties moeten erkennen. Dan zouden we de onze maritieme beroepen en nationale banen beschermen, en zo de veiligheid op zee garanderen.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (COM(2007)0610 – C6-0348/2007 – 2007/0219(COD)).
Een preciezere formulering van de bepalingen van de Richtlijn inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden – het onderwerp van dit verslag van mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou – komt mij gerechtvaardigd voor. Dat zal ons immers in staat stellen een betere nakoming van die bepalingen te garanderen. Deze zijn erop gericht het kennisniveau en de vaardigheden van zeevarenden te verbeteren en zo meer garanties te scheppen voor veiligheid op zee en de preventie van vervuiling van het maritieme milieu.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Diergeneesmiddelen voor het gezond houden of genezen van dieren die voor menselijke consumptie bestemd zijn kunnen sporen achterlaten in de behandelde dieren. Daarom dient er een risico-evaluatie te worden uitgevoerd met betrekking tot de grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in producten van dierlijke oorsprong.
Het voorstel van de Commissie om Verordening (EEG) No 2377/90 in te trekken is bedoeld om de uit de toepassing van de huidige wetgeving voortvloeiende problemen op te lossen. Er wordt bovendien een aantal andere suggesties gedaan om een hoge mate van consumentenbescherming te garanderen en tegelijkertijd te verzekeren dat er diergeneesmiddelen worden ontwikkeld en op de Europese markt beschikbaar zijn. Van belang is ook dat de intra- en extracommunautaire handel in voedsel van dierlijke oorsprong goed kan blijven functioneren.
De rapporteur wijst er verder op dat het uiteindelijke doel gelegen is in de bescherming van de menselijke gezondheid, en dat er daarom een consistentere aanpak dient te worden gevolgd bij de risicoanalyse van en controle op residuen van farmacologisch werkzame stoffen zoals die aanwezig kunnen zijn in voedsel dat in de Europese Unie wordt geproduceerd dan wel van buiten de Unie wordt ingevoerd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De voorgestelde vereenvoudiging van de verordeningen op het gebied van farmacologisch werkzame stoffen in voedingsproducten van dierlijke oorsprong is uiterst welkom. Ik heb dus voor het verslag van mevrouw Doyle gestemd.
− Verslag: Marie Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0173/2008)
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) We verwachten van de lidstaten van de EU dat ze zich steeds blijven inspannen om armoede te bestrijden. Besluitmakers en openbare en particuliere entiteiten moeten hun verantwoordelijkheden aanvaarden en actie ondernemen om meer banen te creëren, meer mogelijkheden voor bedrijven te scheppen en beter onderwijs te garanderen, teneinde armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.
Wij geloven echter niet dat de EU op het publiek gerichte informatie- en PR-campagnes behoort te voeren. Het zou verstandiger zijn de 17 miljoen euro die voor het Europees Jaar opzij is gezet ten goede te laten komen aan de armste groepen in onze maatschappijen.
Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voorstel voor een besluit om het jaar 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting gesteund.
Om de armoede efficiënt te bestrijden is het niet voldoende de in dit voorstel gesuggereerde prioritaire acties te ondernemen. Wij menen dat de invoering van een gegarandeerd minimumsalaris in alle lidstaten van de EU óók een absolute voorwaarde is.
In mijn land, Roemenië, hebben we al drie jaar en rechtse regering en thans leeft 40 procent van de Roemeense werknemers onder de armoedegrens: zij kunnen niet voorzien in hun minimale behoeften en ze kunnen deze winter hun rekeningen niet betalen.
Voornoemde rechtse regering heeft in 2005 een universele belastingvoet geïntroduceerd, als gevolg waarvan de maatschappij in extreme mate gepolariseerd is geraakt, terwijl de armoede is toegenomen. In 2007 verdiende slechts 5 procent van de Roemeense werknemers meer dan 2000 RON (ongeveer 500 euro).
Het is zaak dat Roemenië de genoemde universele belastingvoet opgeeft en een progressieve belastingheffing introduceert, terwijl ook de vrijstelling van de belasting op geherinvesteerd kapitaal een herziening behoeft. Dat zou leiden tot een vermindering van de sociale polarisatie en een rechtvaardiger belastingsstelsel opleveren, waarbij mensen met een lager inkomen minder belasting zouden betalen dan degenen met een hoog of heel hoog inkomen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij erkennen dat één jaar armoedebestrijding niet volstaat om te verzekeren dat er voor dat doel afdoende maatregelen worden genomen, maar we hebben toch voor dit verslag gestemd, om zo te proberen althans enige aandacht op dit onderwerp te vestigen.
We willen echter ook graag wijzen op de ernst van hetgeen er nu gebeurt. We wijzen dan op de gevolgen van de voortzetting van maatregelen die de liberalisering en privatisering van essentiële openbare sectoren en diensten en de deregulering van de arbeidsmarkt bevorderen. Dat leidt tot onzekere en slecht betaalde banen, alsook tot een verhoging van de prijzen van essentiële goederen, terwijl economische en financiële groepen tegen een achtergrond van toegenomen armoede enorme winsten boeken.
We steunen dit verslag, maar wijzen er wel op dat er een einde moet worden gemaakt aan het neoliberale beleid van de strategie van Lissabon en het Stabiliteitspact. We eisen er een ander beleid wordt gevoerd, een beleid dat de sociale insluiting van kinderen, vrouwen, werknemers en hun gezinnen garandeert. We hebben behoefte aan maatregelen die werk weer status verlenen, banen met rechten scheppen en garanderen dat iedereen toegang heeft tot openbare diensten van goede kwaliteit, behoorlijke huisvesting, en een systeem voor openbare en universele sociale zekerheid. Er moet een landbouwbeleid komen dat de productie bevordert en bijdraagt tot hogere inkomsten voor degenen die het land bewerken. Dat beleid moet ook een behoorlijk inkomen voor vissers garanderen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Elk “Europees Jaar” is niet anders dan een excuus voor de EU om enorme sommen te besteden aan propaganda voor zichzelf rond een thema dat voor de media interessant zou kunnen zijn.
Het jaar 2010 moet dus het jaar voor de bestrijding van armoede worden. Wordt het dan ook het jaar voor de bestrijding van de mondialisering? Die leidt immers tot werkloosheid. Wordt het ook het jaar voor de bestrijding van immigratie? Immigratie leidt immers tot lagere lonen in Europa. Wordt 2010 ook het jaar waarin we de afschaffing zullen zien van het economische, financiële, fiscale en handelsbeleid dat de Europese middenklassen tot armoede veroordeelt? Zal het eigenlijk wel een “Europees” jaar zijn? We stellen ons immers ten doel armoede overal ter wereld te bestrijden, en zullen in eigen huis prioriteit moeten geven aan migranten uit niet-lidstaten, aangezien die tot ‘s werelds meest kwetsbare groeperingen worden gerekend.
Dat in Europa nog steeds armoede bestaat en dat die armoede van een hardnekkig soort blijkt te zijn, is een schande. Die Europese armoede is belangrijker dan een “Europees Jaar” ter bevordering van de eurocratie en zou dus bij alle beslissingen die u gaat nemen in het centrum van de belangstelling moeten staan. Helaas heeft de ervaring wel aangetoond dat dit – niettegenstaande allerhande reeds opgestelde verklaringen – niet het geval zal zijn.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) In maart 2000 heeft de Europese Raad de lidstaten en de Commissie verzocht om stappen “van doorslaggevende betekenis voor het uitbannen van de armoede” in de periode tot 2010. Dat zou via de open coördinatiemethode dienen te geschieden, wat op zich positief is, aangezien deze methode een gecentraliseerde benadering inhoudt.
Het is van groot belang dat er snel werk wordt gemaakt van de bestrijding van armoede. De basis voor die armoedebestrijding moet evenwel worden gelegd door de lidstaten, in samenwerking met internationale organisaties die een duidelijke democratische legitimiteit genieten, zoals de Verenigde Naties.
We zijn het met een aantal punten van het voorstel van Commissie oneens, en datzelfde geldt voor delen van het verslag van het Europees Parlement. In dat verslag wordt – onder andere – gewezen op het belang van structurele steun; verder zou de EU gehouden zijn steun te verlenen aan de ultraperifere regio’s. We hebben ook onze reserves bij het idee om een Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting te organiseren. Dat Europees Jaar neemt in dit verslag een belangrijke plaats in en is bedoeld om mensen van dit probleem bewust te maken. Er zijn al eerder internationale jaren en campagnes van dit type georganiseerd. We moeten ons echter afvragen of het inderdaad loont om 17 miljoen euro voor een dergelijk jaar vrij te maken en welke toegevoegde waarde die investering zal genereren. Wij zijn ervan overtuigd dat deze financiële middelen beter in de nationale begrotingen van de lidstaten kunnen figureren. Daar zouden ze werkelijk iets kunnen bijdragen bij de inderdaad hoogst noodzakelijke bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
Op basis van de hier vermelde argumenten hebben we tegen dit verslag gestemd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het valt te hopen dat het uitroepen van het jaar 2010 als “Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting” ertoe zal leiden dat overal in de EU werkelijk vooruitgang wordt geboekt bij het aanpakken van ongelijkheden. Dit verslag stelt terecht dat samenwerking op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau een voorwaarde is voor succes op dit gebied. In mijn eigen natie, Schotland, komt nog steeds vrij nijpende armoede voor, wat des te beschamender is als je bedenkt hoe rijk Schotland is. We hebben nu gelukkig een regering die bereid is de sociale uitsluiting die door de achtereenvolgende unionistische regeringen is gegenereerd aan te pakken. De verplichtingen die de Schotse regering op zich heeft genomen sluiten naadloos aan bij de principes die in het verslag Panayotopoulos-Cassiotou zijn uiteengezet. Ik heb dat verslag dan ook zonder enige terughoudendheid kunnen steunen.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben voorstander van het idee om 2010 uit te roepen tot het “Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting”. Ik geloof dat mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou in haar verslag aan de – voor het overige reeds uitstekende – ontwerptekst van de Commissie een aantal essentiële elementen heeft toegevoegd.
Om te beginnen wijst het verslag er terecht op dat de structuren die tot armoede en sociale uitsluiting leiden heel complex zijn; het geeft bovendien een ruimere definitie van risicogroepen. Het verslag wijst er verder op dat het hier gaat om meer dan alleen maar sociale rechtvaardigheid: er moeten ook banen geschapen worden. Het is inderdaad van belang in te zien dat – onder andere – via banen voor de bestrijding van armoede en uitsluiting moet worden betaald. Ten derde erkent het verslag Panayotopoulos-Cassiotou het belang van levenslang leren. Het benadrukt dat iedereen gelijke kansen moet krijgen om zijn of haar vaardigheden verder te ontwikkelen teneinde te kunnen reageren op de veranderingen op de arbeidsmarkt.
Het is nu meer dan ooit zaak om voor de bestrijding van armoede en uitsluiting een nieuwe benadering te vinden. Ik ben verheugd dat er voor dit Europees Jaar 17 miljoen euro is gereserveerd. Dat is grootste bedrag dat ooit voor enig Europees Jaar opzij is gezet, hetgeen indicatief is voor het politieke belang van dit onderwerp.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) De Europese Commissie stelt voor 2010 uit te roepen tot “Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting”. Voor dit jaar is meer geld vrijgemaakt dan voor enig voorgaande Europees Jaar, en de politieke betekenis van dit project is dan ook maar al te doorzichtig. Dit aan “bestrijding” gewijde jaar is uitsluitend bedoeld om het imago van de Europese Unie op te krikken nu we moeten vaststellen dat de Strategie van Lissabon volledig is mislukt.
Het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting is een prioriteit en we moeten dit streven steunen, maar ondanks alle vrome intenties zullen we na afloop toch moeten vaststellen dat Europa niets heeft ondernomen om het bestaan van de 78 miljoen Europeanen die onder de armoedegrens leven te verbeteren. Daarom zal ik tegen dit verslag stemmen. Meewerken aan de propaganda van de euroglobalisten is immers het enige politieke doel van deze onderneming – wat ook nog eens wordt toegegeven.
Na het Ierse “nee” is het hoog tijd dat de arrogantie van de ultra-Europeanen pas op de plaats maakt voor een objectieve evaluatie van de Europese integratie. Dit absurde systeem moet dringend worden hervormd. Anders zal het Europa van de samenwerking worden vervangen door een Europa van de onderwerping. Uiteindelijk moet er een Europa van de naties ontstaan die Europanen voorrang verleent en zo gemeenschapsbescherming biedt.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In heel Europa neemt de bezorgdheid over de werkloosheid en de stijgende prijzen van brandstof en andere essentiële goederen toe, en dat is een goede reden om de aandacht te besteden aan armoede en sociale aansluiting, een probleem dat ongeveer 16 procent van de bevolking treft.
Ik wil de rapporteur – zij is de voorzitter van de Interfractiegroep gezin en bescherming van kinderen, van welke groep ik de ondervoorzitter ben – graag gelukwensen met haar werk. Ik deel haar empathie met het lot van degenen die het meest kans lopen in deze toestand te geraken en grote moeilijkheden ondervinden in hun pogingen weer uit dat dal te geraken. Ik sluit me aan bij haar aanbeveling dat er altijd rekening moet worden gehouden met de moeilijke omstandigheden waarin de perifere regio’s, eilanden en gebieden die industrieel in het slop zijn geraakt verkeren.
Het voorstel van de Europese Commissie geeft ons hoop dat er op alle vlakken – collectief, openbaar, privé, individueel en communautair – meer aandacht zal komen voor dit verschijnsel, en dat de Unie en de lidstaten oplossingen zullen zoeken die voortbouwen op de intrinsieke en onvervreemdbare waardigheid van ieder menselijk wezen.
Via de Strategie van Lissabon hebben we geprobeerd Europa’s concurrentiepositie te bevestigen door sociale cohesie te garanderen en te investeren in werkgelegenheid. Ook al heeft die strategie niet alle gewenste resultaten opgeleverd, ik hoop toch dat het jaar 2010 de Europeanen ervan zal doordringen dat we behoefte hebben aan een sterke sociale cohesie.
Ik heb voor dit verslag gestemd.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) 2010 wordt het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik hoop dat er ook aandacht wordt besteedt aan in armoede levende kinderen in de EU, en dat de lidstaten concrete actie zullen ondernemen om kinderarmoede uit te bannen.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Zijn we allemaal wel goed doordrongen van de omvang van dit probleem, armoede en sociale uitsluiting? Is het alom bekend dat in 2006 maar liefst 16 procent van de burgers van de EU van de vijfentwintig (ofwel 78 miljoen zielen) hun bestaan onder de armoedegrens doorbrachten?
Ik ben ervoor om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Het is onze morele plicht de maatschappij op dit probleem te wijzen. Door een Europees Jaar zullen mensen zich ervan bewust worden dat armoede en sociale uitsluiting in Europa wel degelijk bestaan. We kunnen zo ook duidelijk maken dat dit probleem een destructieve impact kan hebben op de sociale en economische ontwikkeling. Een Europees Jaar bevestigt bovendien het belang van collectieve verantwoordelijkheid – niet alleen de besluitmakers, maar ook de deelnemers aan de openbare en particuliere sectoren kunnen hier een rol spelen. Het is onze taak om tegen 2010 stabiele economische groei te bereiken, met meer en betere banen en een sterkere sociale cohesie.
Ik stem voor het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement heeft besloten het standpunt van de Commissie en de Raad met betrekking tot Slowakijes wens om op 1 januari 2009 de eenheidsmunt in te voeren te steunen, ook al bestaat er datzelfde Parlement enige twijfel aangaande de discrepanties tussen het convergentierapport van de Commissie en dat van de ECB als het gaat om inflatie en duurzaamheid.
Het is verder interessant dat in het verslag bezorgdheid wordt geuit “over de geringe steun die de euro heeft bij de Slowaakse burgers”. In plaats van te onderzoeken waarom dat zo is, worden de autoriteiten van Slowakije verzocht de overheidscampagne te intensiveren om het publiek voorlichting te geven “over de voordelen van de eenheidsmunt”. Tegelijkertijd worden diezelfde autoriteiten aangespoord de noodzakelijke maatregelen te nemen teneinde prijsverhogingen tijdens de aanpassingsperiode tot een minimum te beperken.
We krijgen helaas ook dit keer weer geen duidelijk beeld van wat de Slowaakse burgers over dit alles, inzonderheid de toetreding tot de eurozone, denken. Daarom hebben we ons van stemming onthouden.
De consequenties van deze gang van zaken zijn in Portugal maar al te bekend, hetgeen ons motiveert hiertegen op een ondubbelzinnige wijze verzet aan te tekenen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag over de invoering van de euro door Slowakije op 1 januari volgend jaar. De euro is sinds zijn introductie heel succesvol gebleken en heeft zich al snel ontwikkeld als een over de gehele wereld gebruikte reservevaluta, waarmee onze munt het monopolie van de dollar heeft doorbroken. Alles wijst erop dat de euro alleen maar sterker zal worden. Als groot voorstander van de euro zou ik graag willen dat mijn eigen land, Engeland, op het punt stond toe te treden. Ik kan het haast niet geloven dat landen die nog geen leden van de Unie waren toen de euro werd geïntroduceerd nu zelf tot de eurozone toetreden – nog vóór het Verenigd Koninkrijk. Mijn land loopt dus het gevaar achter te blijven als een soort aanhangsel van de Unie.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Slowakije is het eerste land van het voormalige communistische blok dat heeft aangegeven tot de eurozone te willen toetreden, en wel vanaf 1 januari 2009. De dynamische Slowaakse economie voldoet aan de criteria die in het Verdrag van Maastricht zijn vastgelegd. Toetreding tot de eurozone zal Slowakije in de gelegenheid stellen te profiteren van de talrijke voordelen die de eenheidsmunt biedt en dat zal zeker een extra stimulans voor de economie betekenen.
Het is waar dat sommigen hun twijfels hebben geuit met betrekking tot de vraag of Slowakije wel in staat zal zijn een laag inflatiepercentage en een laag begrotingstekort vol te houden. De rapporteur heeft in zijn interventie evenwel terecht aangegeven dat stijgende inflatie niet alleen voor de Slowaken, maar ook de voor de gehele Europese Unie – waaronder inbegrepen de landen die de eurozone vormen – een probleem is. Net als de landen die al tot de eurozone behoren moet ook Slowakije een macro-economisch beleid blijven voeren dat verzekert dat het land aan de convergentiecriteria blijft voldoen.
De ervaringen van Slowakije bij het introduceren van de eenheidsmunt zal voor Polen natuurlijk een belangrijke les zijn. Wij zullen de ontwikkelingen bij onze zuiderbuur dus goed moeten volgen.
Zoals de rapporteur opmerkt geniet de euro slechts geringe steun bij de Slowaakse bevolking. Ik hoop dat de toetreding van Slowakije tot de eurozone zal worden voorafgegaan door een informatiecampagne die de Slowaken niet alleen zal overtuigen, maar vooral goed zal voorbereiden op de overstap naar een andere munt.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag Casa over de invoering van de euro door Slowakije gestemd. Slowakije heeft net iets meer dan vijf miljoen inwoners en is pas vijftien jaar onafhankelijk. In die korte tijd heeft dit land een zodanige politieke en economische ontwikkeling doorgemaakt dat het nu in een positie verkeert om tot de eurozone toe te treden. Wat er in Slowakije gebeurt toont aan dat het idee dat Schotland te klein is om een succesvolle en onafhankelijke natie binnen de EU te zijn ongefundeerd is.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag Casa betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 gestemd. In dat verslag heeft het Europees Parlement zich laten overtuigen door de positieve aanbevelingen van de Commissie, de ECB en de Raad.
Slowakije heeft zich inderdaad een enorme inspanning getroost om aan zowel de criteria van Maastricht als de convergentiecriteria te voldoen. De Slowaakse economie heeft sinds de val van het communistische regime een opmerkelijke groei doorgemaakt en de invoering van de eenheidsmunt kan worden gezien als een beloning voor dit land, dat een zeer strikte hervormingsagenda ten uitvoer heeft gelegd.
Het Europees Parlement heeft met betrekking tot inflatie enige reserves geuit over het vermogen van Slowakije om de inflatie op de middellange en lange termijn in de hand te houden. Het meest recente verslag van de ECB wijst daar ook op. Wij geloven echter dat de Slowaakse regering in staat zal blijken de nodige maatregelen te nemen om te verhinderen dat de inflatie na toetreding tot de eurozone uit de hand loopt.
We mogen niet vergeten dat de inflatie in de eurozone volgens de voorspellingen in 2009 ruim boven de ECB-doelstelling van twee procent zal uitkomen. Het zou dus niet juist zijn om Slowakije sancties op te leggen omdat het probeert te voldoen aan criteria die de landen die reeds tot de eurozone behoren in 2009 zelf ook niet zullen halen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Tegen het einde van april bleek 53 procent van de Slowaken nog steeds tegen de introductie van de euro te zijn. Hun bedenkingen – soevereiniteitsverlies ten opzichte van de Europese Centrale Bank, prijsstijgingen – zouden serieus moeten worden genomen. Toetreding op een later tijdstip geeft de betrokken landen de gelegenheid de nodige hervormingen wat geleidelijker door te voeren, terwijl ook de burgers meer tijd krijgen zich aan te passen.
Landen als het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken hebben in de context van het valutabeleid hun onafhankelijkheid behouden; er is geen enkele reden om andere landen dat recht te onthouden. Uiteindelijk is het aan het volk – dat immers de soevereiniteit belichaamt – om te beslissen. Dat besluit moet worden gerespecteerd – er mag dus niet mee gesold worden, zoals dat gebeurt met de Grondwet, die nu opnieuw aan de orde wordt gebracht. Ik geloof dat in dit geval te weinig rekening is gehouden met de wensen van de burgers, reden waarom ik mij van stemming onthouden heb.
Gabriele Stauner (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik heb me bij het stemmen over de introductie van de eenheidsmunt in Slowakije op 1 januari 2009 van stemming onthouden, omdat ik betwijfel of het Slowaakse valutabeleid wel geheel vrij van manipulatie is. Daar komt bij dat de toekomst van de Europese Unie na de uitkomt van het Ierse referendum onzeker is. Ik geloof dat we er verstandig aan doen de oorzaken van die uitkomst te onderzoeken, in plaats van gewoon door te gaan met de integratie van het monetaire beleid alsof er niets gebeurd is.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem vóór het verslag van de heer Casa betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009.
De rapporteur heeft ons een goed en gedegen verslag voorgelegd.
We moeten toegeven dat de instelling van een eurozone een succesvolle stap op weg naar meer Europese integratie is geweest. Het is dus zaak dat die zone met andere landen wordt uitgebreid, en het is een verheugend feit dat er zich al zo vlug een kandidaat aandient.
Ik wil er verder graag op wijzen dat we er bij elke uitbreiding van de eurozone voor moeten zorgen dat er voldoende maatschappelijke steun voor het Europese project is. We moeten ook bewerkstelligen dat al deze uitbreidingen bijdragen tot een versterking van het gemeenschappelijk Europees economisch beleid.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de rapporteur eens dat er binnen regio’s vaak grote ongelijkheden bestaan, en dat er bij elke analyse voorafgaande aan de verdeling van middelen van de Unie met deze omstandigheid rekening dient te worden gehouden.
Dit probleem is vooral goed zichtbaar in de nieuwe lidstaten. In Polen zien we bijvoorbeeld dat de belangrijkste maatschappelijke kloof die de Polen thans verdeelt er één van economische aard is. Op dit moment leeft 12 procent van de bevolking in extreme armoede. De grootste verschillen zijn nog steeds de verschillen tussen stad en platteland.
De provincie Małopolska neemt de vierde plaats in als het gaat om de bijdrage tot het BBP, maar werkloosheid is er wel degelijk een probleem – zeker voor de plattelandsbevolking. In de buurprovincie Świętokrzyskie leven 55,5 procent van de werklozen op het platteland (88 van die plattelandsbewoners is werkloos, en dat zonder enig recht op uitkering).
Het feit dat dit soort situaties blijven bestaan betekent dat de kans dat mensen ontsnappen aan de “sociale uitsluiting” waarover tijdens deze zitting zo lang is gediscussieerd steeds geringer worden.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De gematigde delegatie in het Europees Parlement heeft vandaag gestemd tegen het eigen-initiatiefverslag (A6-0212/2008) van de heer Harangozós (PSE, HU) betreffende de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen.
Wij geloven niet dat de cohesie wordt bevorderd door het vastleggen van definities van nog meer kwetsbare maatschappelijk groepen en het verzinnen van nog meer statistische categorieën. Integendeel: wij menen dat het formuleren van een herverdelingsbeleid tot de nationale verantwoordelijkheden behoort. Daar komt bij dat het Parlement op dit punt nog geen oproep kan doen tot het verlengen van de steun ná 2013, aangezien we op die manier geen rekening zouden houden met de resultaten van het huidige beleid.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Helaas zijn de in mijn advies opgenomen voorstellen, die door de commissie landbouw en plattelandsontwikkeling waren goedgekeurd, in de voltallige vergadering niet aanvaard. Het ging dan vooral om de noodzaak het gemeenschappelijk landbouwbeleid te hervormen en de doelstellingen van eerder doorgevoerde hervormingen te herformuleren. Die laatste hervormingen hebben immers geleid tot inkomensverlies voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven, absenteïsme en het opgeven van landbouwactiviteiten. Alleen de grote landeigenaren zijn van deze hervorming beter geworden.
Ik betreur het verder dat er niet voldoende belang is gehecht aan het blijven verlenen van goede openbare diensten op het platteland (waaronder inbegrepen berggebieden en ultraperifere regio’s), om zo de isolatie van deze gebieden te voorkomen, landbouwers en hun gezinnen een behoorlijk bestaan te garanderen en de plattelandsbewoners universele toegang te bieden tot onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, communicatie en cultuur.
Tot slot ben ik teleurgesteld omdat er in de uiteindelijke resolutie geen plaats is ingeruimd voor een oproep om steun te verlenen aan landbouwersverenigingen, coöperatieven, wijncoöperatieven en andere instellingen die zich bezig houden met traditionele ambachten en activiteiten en een aanvulling op de landbouw inhouden. Op die manier kunnen we de marketing van lokale producten en de creatie van lokale markten stimuleren, en daarbij de betrekkingen tussen producenten en consumenten versterken.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoe denkt de meerderheid van dit Parlement het cohesiebeleid te gebruiken voor de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen, als het
- zwijgt over het feit dat er landen zijn die in naam van de door het stabiliteitspact en de euro opgelegde “nominale divergentie” economisch gezien divergeren van de EU?
- weigert toe te geven dat het regionaal beleid een onmisbaar instrument is voor het bevorderen van economische en sociale cohesie? De belangrijkste doelstellingen van dat beleid zijn immers het terugdringen van regionale ongelijkheden, het bevorderen van reële convergentie en het stimuleren van groei en werkgelegenheid, terwijl het bovendien kan worden gebruikt als instrument voor herverdeling dan wel om te compenseren voor al de extra kosten die de achterliggende regio’s moeten betalen als gevolg van de interne markt, de Economische en Monetaire Unie, en de liberalisering van de internationale handel;
- geen extra aandacht wil schenken aan steun voor achtergestelde regio’s, gebieden met structurele nadelen, ultraperifere regio’s en gebieden die de gevolgen ondervinden van de herstructurering of verhuizing van industrie dan wel de sluiting van bedrijven, om aldus de economische en sociale cohesie te bevorderen en bij te dragen tot de sociale insluiting van kwetsbare gemeenschappen en groepen?
Of wanneer het
- weigert de nadruk te leggen op het belang dat de openbare diensten vertegenwoordigen voor de economische en sociale cohesie of aan te geven dat nabijheid een essentiële factor is bij het garanderen dat deze diensten voor de gehele bevolking toegankelijk en beschikbaar zijn?
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag Harangozó bevat een aantal belangrijke stellingen met betrekking tot sociale uitsluiting. Het verslag wijst er terecht op dat sociale uitsluiting en het afglijden naar armoede zowel in stedelijke als in plattelandsomgevingen voorkomen. Het wijst er verder op dat regionale en lokale autoriteiten, economische en sociale partners en relevante NGO’s allemaal een belangrijke rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van strategieën voor het bestrijden van sociale uitsluiting. Het Parlement is evenwel niet bereid geweest zijn steun uit te spreken voor het amendement van mijn fractie met betrekking tot de sociale agenda, het recht van burgers op een minimuminkomen, en toegang tot onderwijs en opleidingen. Ik heb me daarom bij de eindstemming van stemming onthouden.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het cohesiebeleid is een EU-prioriteit die een prominente plaats inneemt op de begroting – één derde van die begroting wordt voor cohesie gereserveerd. Dit beleid is gebaseerd op het solidariteitsbeginsel en stelt zich tot doel de economische, sociale en territoriale ongelijkheden tussen de lidstaten en hun 268 regio’s te verminderen. Deze verschillen blijven echter ondanks ieders inspanningen tot op heden bestaan.
Het wordt gaandeweg steeds duidelijker dat de minst ontwikkelde regio’s het nog steeds moeilijk vinden de armoedespiraal te doorbreken. Wat ons vooral verrast is dat er meer kwetsbare groepen bijkomen, terwijl er in deze regio’s toch zoveel geïnvesteerd wordt. We weten ook dat de overgang van armoede naar sociale uitsluiting en segregatie heel snel kan verlopen. Het begint er dan op te lijken dat de problemen samenhangen met de territoriale en ruimtelijke ontwikkeling zelf. We hebben daarom behoefte aan relevante informatie om te komen tot de oplossing van een probleem dat verborgen ligt onder verschillende uitsluitingslagen. Om een voorbeeld te geven: langdurige werkloosheid leidt vaak tot langdurige inactiviteit, een omstandigheid die een negatieve invloed heeft op het vermogen van de betrokken persoon om een uitweg te vinden uit zijn sociale uitsluiting.
Ik geloof daarom dat het heel belangrijk is dat we nu eens gaan kijken op welke wijze territoriale ontwikkeling en het fenomeen uitsluiting op elkaar inwerken, zodat we ons doel van duurzame ontwikkeling kunnen verwezenlijken, en wel door de beschikbare financiële instrumenten doeltreffender te gebruiken voor het wegnemen van de nog steeds bestaande verschillen.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem vóór het verslag van de heer Harangozó over de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen.
Ook ik geloof dat we een benadering moeten kiezen die rekening houdt met het micro-regionale niveau en bijzondere aandacht besteedt aan intra-regionale ongelijkheden en de meest problematische gebieden. In sommige gevallen zijn de ongelijkheden binnen regio’s geprononceerder dan de ongelijkheden tussen de regio’s. Dat we de eerder genoemde benadering nog nooit gevolgd hebben is er mogelijk mede de oorzaak van dat regionale verschillen toenemen en de situatie in buitengesloten zones verergert. Zoals bekend is het Europese regionale beleid bedoeld om de verschillen in ontwikkelingsniveau tussen de verschillende delen van de Europese Unie terug te brengen. Met het verschijnsel territoriale uitsluiting is bij het ontwikkelen van politieke instrumenten echter nooit de nodige rekening gehouden.
In de nieuwe lidstaten doen verschijnselen als sociale segregatie en problemen bij het garanderen van gelijke kansen zich vooral voor in plattelandsgebieden. Sociale en economische initiatieven ten behoeve van de regio’s zijn evenwel bijna altijd gericht op dynamische doelen, en dat zijn doorgaans stedelijke centra.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit eigen-initiatiefverslag van het EP is beslist heel belangrijk en actueel. Er worden relevante vragen aan de orde gebracht met betrekking tot de exploitatie van hout en visbestanden, maar er worden nergens vraagtekens geplaatst bij het kader zoals dat voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en deze landen is aangelegd, zeker niet wanneer – opnieuw – wordt verwezen naar het feit dat er “nog geen volledige overeenstemming is over de te ondertekenen economische partnerschapsovereenkomsten (EPA’s) met de West-Afrikaanse landen”. De resolutie “maant de Commissie nogmaals tot stappen in de richting het uiteindelijke doel van de EPA’s: bevordering van regionale integratie en versterking van de economische positie van de ACS-landen, en benadrukt in dit verband met name de positie van de West-Afrikaanse landen”, in een poging deze landen een kat in de zak te verkopen.
Er wordt op een aantal andere zaken de aandacht gevestigd, waaronder het gegeven dat de betrokken landen over “onvoldoende middelen [beschikken] om toezicht en controle uit te oefenen op de activiteiten van vissersboten”, reden waarom aangedrongen wordt op “diensten voor controle en toezicht, via de oprichting van controlecentra, de opleiding van inspecteurs of de aanschaf van patrouilleboten en vliegtuigen, aangezien deze landen niet over de noodzakelijke technische en personele middelen beschikken om deze taken te vervullen”. Als er op deze punten inderdaad maatregelen worden genomen, zullen die rekening moeten houden met de soevereiniteit die deze landen over hun EEZ’s uitoefenen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben het eens met de algemene strekking van het verslag Schmidt. Het beleid van de EU heeft inderdaad verstrekkende consequenties voor de economie, het milieu en de maatschappijen in West Afrika. Het is dus zaak dat we onze verantwoordelijkheid aanvaarden met betrekking tot de wijze waarop we met de West Afrikaanse naties omgaan. Ik betreur het evenwel dat het Parlement besloten heeft amendement 1 te aanvaarden, waardoor de stelling dat overcapaciteit dient te worden vermeden is geschrapt. Het is toch nu toch wel duidelijk dat overcapaciteit in de visserijsector altijd dient worden vermeden. Het is schokkend dat het Parlement op deze wijze heeft gestemd enkel en alleen om politici uit bepaalde lidstaten niet tegen de haren in te strijken.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Schmidt over beleidscoherentie voor ontwikkeling belicht een belangrijke fout in het ontwikkelingsbeleid van de EU in algemene zin: dit beleid is niet samenhangend genoeg en heeft niet altijd een raakvlak met al de cruciale sectoren.
Het verslag heeft eerst en vooral betrekking op de gevolgen van exploitatie, door de EU, van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika. De belangrijkste biologische natuurlijke hulpbronnen van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) zijn vis en hout; ruim 80 procent van die uitvoer gaat naar de Europese Unie. De overeenkomsten die voor deze twee sectoren zijn aangegaan zijn gegrondvest op het principe van duurzame ontwikkeling, maar ze gaan daarin niet ver genoeg. Voor tal van soorten bestaan duidelijke aanwijzingen van overbevissing, en door gebrekkige regelgeving en controle wordt een belangrijk deel van het hout illegaal en niet duurzaam gekapt. Er is een duidelijk verband tussen de verarming in de regio en grootschalige migratie.
Ik heb vóór het verslag Schmidt gestemd. Ik geloof dat het coherente EU-beleid waartoe in dit verslag wordt opgeroepen belangrijke gevolgen zou kunnen hebben voor West-Afrika. De EU is immers de grootste afnemer van de belangrijkste producten die deze regio voortbrengt. Het kan geen kwaad erop te wijzen dat het handelsbeleid op zich als antwoord niet volstaat. Dat beleid moet heel precies worden afgestemd op – in de eerste plaats – de ontwikkelingssamenwerking, zodat de betrokken landen in deze regio in zodanige politieke en socio-economische omstandigheden komen te verkeren dat ze hun biologische hulpmiddelen zelf op de best mogelijke wijze kunnen exploiteren. Een andere essentiële factor in dit verband is het feit dat de samenhang van de beleidsmaatregelen die een invloed op ontwikkeling kunnen hebben zich pas werkelijk kan doen gevoelen als die maatregelen op het hoogste politieke niveau worden geïmplementeerd.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het EU-beleid voor West-Afrika moet meer samenhang krijgen. Het ontwikkelingsbeleid voor die regio moet worden afgestemd op het visserijbeleid aldaar, en verder rekening houden met de wijze waarop het bos als hulpmiddel wordt gebruikt. Er is immers een verband tussen houtkap en ontbossing, en ontbossing heeft weer gevolgen voor het klimaat.
Het EU-visserijbeleid ten aanzien van de Afrikaanse staten moet worden uitgebreid en versterkt. De wateren rond West-Afrika behoren tot de sterkst beviste mariene gebieden en voor sommige soorten geldt dat er sprake is van overbevissing. De Europese Unie dient daarom speciale programma’s te ontwikkelen en te introduceren om in deze wateren toezicht te houden. Het is heel belangrijk dat er over dit gebied kennis en ervaring worden uitgewisseld, zeker als het gaat om wetenschappelijk onderzoek naar de maritieme hulpmiddelen.
De EU en de West-Afrikaanse staten dienen prioriteit te geven aan het bestrijden van illegale visvangst en overbevissing. We mogen niet vergeten dat veel mensen door visvangst in hun levensonderhoud voorzien. Kleinere vangsten hebben behalve armoede ook tot gevolg dat er problemen zullen ontstaan bij de voedselvoorziening in deze regio.
Een onjuiste exploitatie van de bossen heeft gevolgen voor het klimaat. We moeten deze staten de middelen verschaffen om klimaatverandering tegen te gaan. We moeten ons er rekenschap van geven dat de wijze waarop de mensen hier met de hulpbronnen omgaan is ingegeven door de moeilijke financiële situatie in deze regio. We moeten ze daarom helpen om de voorwaarden te scheppen voor het soort ontwikkeling dat nieuwe productiemogelijkheden creëert en de aanzet geeft voor nieuwe economische activiteiten, zodat de levensstandaard toeneemt.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb het verslag van de heer Schmidt over beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika met belangstelling gelezen en besloten voor dit verslag te stemmen.
De Europese instellingen en de lidstaten hebben in december 2005 een “Europese consensus over ontwikkeling” bereikt. Volgens die verklaring bestaat het gemeenschappelijke doel erin een coherent ontwikkelingsbeleid te formuleren.
Hout en vis zijn voor de economische en sociale ontwikkeling van West-Afrika de twee belangrijkste producten. Het leeuwendeel van de productie in deze sectoren gaat naar de EU, hetgeen betekent dat de EU een belangrijke rol kan spelen bij de verdere ontwikkeling van deze gebieden.
Ik ben blij dat reeds zeven West-Afrikaanse landen de visserijovereenkomsten met de Europese Unie hebben ondertekend in de vorm van een partnerschapsovereenkomst. Daarmee zijn niet alleen de belangen van de communautaire vloot gediend; er zijn in deze overeenkomsten namelijk ook bepalingen opgenomen die de derde landen verplichten plannen op te stellen om een duurzame exploitatie van de visbestanden te garanderen.