Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2057k
Dinsdag 17 juni 2008 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Besluit inzake toepassing van de urgentieprocedure
 3. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 4. Gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van illegaal in de lidstaten verblijvende onderdanen van derde landen (debat)
 5. Aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (debat)
 6. Samenstelling fracties: zie notulen
 7. Stemmingen
  7.1. Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (A6-0245/2008, Angelika Niebler) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.2. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (gecodificeerde versie) (A6-0233/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.3. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (A6-0235/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.4. Kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (statische proeven) (gecodificeerde versie) (A6-0234/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.5. Fusies van naamloze vennootschappen (gecodificeerde versie) (A6-0236/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.6. Rechtsbescherming van computerprogramma’s (gecodificeerde versie) (A6-0237/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.7. Wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (gecodificeerde versie) (A6-0238/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.8. Waarborgen welke worden verlangd van vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag (gecodificeerde versie) (A6-0239/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.9. Veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer (gecodificeerde versie) (A6-0243/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.10. Het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken (gecodificeerde versie) (A6-0242/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.11. Communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindverbruikers (herschikking) (A6-0217/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.12. Statistieken van de nominale vangsten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (herschikking) (A6-0218/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.13. Statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (herschikking) (A6-0219/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.14. Statistieken van de nominale vangsten in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan (herschikking) (A6-0214/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.15. Textielbenamingen (herschikking) (A6-0215/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.16. Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (A6-0194/2008, Mariela Velichkova Baeva) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.17. Uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens uit het strafregister (A6-0207/2008, Agustín Díaz de Mera García Consuegra) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.18. Bescherming van de euro tegen valsemunterij (A6-0230/2008, Agustín Díaz de Mera García Consuegra) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.19. Wijziging van het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie inzake de regeling van het taalgebruik van toepassing op de procedure van heroverweging (A6-0211/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  7.20. Herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen (A6-0162/2008, Caroline Jackson) (stemming)
  7.21. Milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid (A6-0192/2008, Anne Laperrouze) (stemming)
  7.22. Minimumopleidingsniveau van zeevarenden (herschikking) (A6-0178/2008, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou) (stemming)
  7.23. Vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (A6-0190/2008, Avril Doyle) (stemming)
  7.24. Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (A6-0173/2008, Marie Panayotopoulos-Cassiotou) (stemming)
  7.25. Aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (A6-0231/2008, David Casa) (stemming)
  7.26. Effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen (A6-0212/2008, Gábor Harangozó) (stemming)
  7.27. Beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika (A6-0137/2008, Frithjof Schmidt) (stemming)
 8. Stemverklaringen
 9. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 10. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 11. Interne markt voor electriciteit – Voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in electriciteit – Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers – Naar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument (debat)
 12. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
 13. Samenstelling Parlement: zie notulen
 14. Import van karkassen van gevogelte (debat)
 15. Bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers (debat)
 16. Aanpassing van een aantal besluiten aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG – Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing (Deel 1) – Aanpassing van een aantal besluiten aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG – Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing (Deel drie) (debat)
 17. Autonome communautaire tariefcontingenten bij invoer van bepaalde visserijproducten op de Canarische Eilanden (debat)
 18. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 19. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Besluit inzake toepassing van de urgentieprocedure
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming over het verzoek om een urgentieprocedure inzake het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 juli 2012 (COM(2008)0243 – C6-0199/2008 – 2008/0093(CNS)).

Het woord is aan de heer Morillon om het standpunt uiteen te zetten van de Commissie visserij.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe Morillon (ALDE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit verzoek – en sommigen in ons midden zullen zich dat beslist herinneren, mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad – heeft betrekking op het feit dat wij eind vorig jaar opnieuw moesten onderhandelen over de praktische regelingen voor de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst met de Republiek Mauritanië.

Voor deze heronderhandeling moesten wij nauw samenwerken met de commissaris voor ontwikkeling en humanitaire hulp, de heer Louis Michel, en met commissaris Borg, en ik steun deze samenwerking van harte. Het heeft geresulteerd in de oprichting van een gezamenlijk comité dat in overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië een overeenkomst heeft opgesteld die tot tevredenheid is van beide partijen: de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië.

Dat gezegd hebbende, moeten wij nu zorgen dat wij de emolumenten die wij vanaf 1 augustus aan de Islamitische Republiek Mauritanië verschuldigd zijn, kunnen betalen. In overleg met alle politieke fracties vragen wij de Commissie of de stemming over dit verslag niet plaats hoeft te vinden tijdens deze deelzitting, maar tijdens de deelzitting van juli. Dit is enkel bedoeld om de door ons aangestelde rapporteur, mevrouw Fraga Estévez, gelegenheid te geven op woensdag 25 juni de exacte voorwaarden van dit verslag uiteen te zetten, zodat wij daar donderdagmorgen 26 juni over kunnen stemmen, waardoor het mogelijk wordt de zaak op de agenda te zetten voor onze volgende plenaire vergadering van juli. Ik denk dat dit een bevredigende oplossing is voor alle drie de partners, en uiteraard ook voor de Islamitische Republiek Mauritanië.

 
  
  

(Het Parlement verwerpt het verzoek om een urgentieprocedure)(1)

 
  

(1) Zie de notulen voor nadere details.


3. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

4. Gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van illegaal in de lidstaten verblijvende onderdanen van derde landen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0339/2007) door de heer Weber, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (COM(2005)0391 – C6-0266/2005 – 2005/0167(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Dragutin Mate, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik ben werkelijk verheugd dat wij hier vandaag bijeen zijn en kunnen praten over de richtlijn inzake terugkeer. Het betreft hier feitelijk het eerste document op het vlak van migratie is dat wij gezamenlijk – Parlement en Raad – hebben weten op te stellen. Voorheen is dat nooit gelukt en ik moet zeggen dat er ook uitzonderlijk grote inspanningen van zowel de Raad als het Parlement, en in het bijzonder van de heer Weber, vooraf zijn gegaan aan het punt waarop wij vandaag zijn aanbeland.

Het heeft ons als Raad veel tijd gekost onze standpunten te formuleren. Wij hebben meer dan twee jaar nodig gehad om bepaalde basisbeginselen te coördineren op basis waarvan wij de politieke trialoog daadwerkelijk konden beginnen. De politieke trialoog is eind vorig jaar ingezet en loopt dit jaar verder. De benadering die wij hebben gekozen en die ook wordt gesteund door de rapporteur, de heer Weber, waarvoor ik hem dank, was dat wij eerst een meerderheidsstandpunt van de lidstaten moesten zien te bereiken en de teksten moesten proberen te harmoniseren, om vervolgens een gekwalificeerde meerderheid in de Raad te krijgen ter ondersteuning van de door ons geharmoniseerde tekst.

Bepaalde punten waren uiterst gecompliceerd en zeer moeilijk vast te leggen. Een van de vlakken die van zeer groot belang zijn, zowel voor het Parlement als voor de Raad, is de periode waarbinnen wij het verkeer van personen die illegaal aankomen op het grondgebied van de Europese Unie kunnen uitstellen of beperken. Laat ik het maar onomwonden zeggen: slechts tien lidstaten hebben een periode van minder dan zes maanden. Slechts tien van de 27 lidstaten hebben een periode van minder dan zes maanden en alle overige lidstaten zullen hun wetgeving moeten aanpassen aan de periode van zes maanden, hetgeen wij voorstellen in deze richtlijn en hetgeen een grote stap voorwaarts zou betekenen binnen de voor ons beschikbare opties en uiteraard ten aanzien van het vlak van de beperking van het verkeer.

Ook moet worden benadrukt dat het hierbij om uitzonderlijke vooruitgang gaat, en om een proces van standaardisering op basis waarvan alle lidstaten zullen kunnen opereren. Tot op heden handelt elke lidstaat overeenkomstig zijn eigen wetgeving, en ik hoop dan ook van harte dat wij hier in het Parlement vandaag een passende consensus kunnen bereiken, de eerste lezing kunnen afronden en deze in stemming kunnen brengen.

In praktische zin was het moeilijkste van al onze gesprekken de kwestie van het bieden van rechtshulp aan mensen. Hier in de Raad hebben wij via onderhandelingen tot op de laatste dag de argumenten en opvattingen van het Parlement nauwlettend tot ons genomen, al ging dat niet zonder problemen. De laatste onderhandelingen op dit punt eindigden min of meer op de ochtend voorafgaand aan de Raad van Ministers, maar wij zijn er in die Raad van Ministers wel in geslaagd de ministers te overtuigen om de door het Parlement gewenste regels aan te nemen, al betekent dit wel een aanzienlijke toename van het werk en tevens van de financiële investeringen die de afzonderlijke lidstaten moeten doen. Het punt is dat wij goed moeten beseffen dat de situatie van illegale migratie van land tot land zeer kan verschillen. Rond de Middellandse Zee zijn de problemen aan de orde van de dag, en deze nemen in de zomer helemaal toe, terwijl bepaalde andere landen zich ver van de migratiestromen verwijderd bevinden en vanzelfsprekend heel anders op het probleem van de migratie reageren.

Uiteraard ben ik zeer verheugd dat wij een compromis hebben weten te bereiken op basis waarvan wij de situatie voor migranten kunnen verbeteren. Wij hebben ons hierbij gericht op de meest kwetsbare groepen migranten, gezinnen en kinderen, en wij kunnen hun nu veel meer rechten bieden dan in veel andere wetgevingen vandaag de dag. Het lijkt mij dat wij zo aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt en ik zie dit dan ook als een grote prestatie van de onderhandelaars van het Parlement ten tijde van het debat over deze kwesties.

Ik moet echter ook een paar andere dingen zeggen. Het compromis dat wij in de Raad hebben bereikt, is met zeer veel moeite tot stand gekomen. De onderhandelingen, waarbij ik tezamen met de overige ministers tot op de laatste dag persoonlijk was betrokken, waren uitermate zwaar, maar binnen de Raad heerst nu wel de ondubbelzinnige en vaste overtuiging dat dit een tekst is die acceptabel is voor de Raad. Elke herziening van of elk amendement op deze tekst zal dan ook neerkomen op een meningsverschil met de Raad, hetgeen dan uiteraard betekent dat de richtlijn niet in eerste lezing wordt aangenomen.

Wat zijn hiervan de gevolgen? Wij hebben dan geen gemeenschappelijke standaard, wij laten na een situatie te verbeteren die wij allemaal willen verbeteren, en het proces van goedkeuring van deze richtlijn wordt aanzienlijk vertraagd en uitgesteld. Ook in het meest optimistische scenario kunnen wij stellen dat wij in ieder geval de komende drie jaren niet zullen slagen in het coördineren van de richtlijn inzake terugkeer, en op deze manier zullen wij natuurlijk ook de situatie voor al diegenen waarvoor wij de zaak aanzienlijk zouden kunnen verbeteren, alleen maar verslechteren.

Dat is echter nog niet de enige consequentie van het niet goedkeuren van de richtlijn. Een andere consequentie is dat het overige richtlijnen zal beïnvloeden die worden aangenomen op basis van de medebeslissingsprocedure en waarvoor de onderhandelingsmethode die bij deze procedure is gehanteerd een goed voorbeeld kan vormen en aanzienlijk kan bijdragen aan een betere afhandeling van in eerste instantie de richtlijnen inzake de groene kaart en bepaalde overige rechten van werkers die naar de Europese Unie komen. Ik geloof dat de weg die wij hier uitgestippeld hebben de juiste is en dat wij op deze wijze goed kunnen functioneren.

Met het oog op de constructieve en vruchtbare samenwerking zou ik tot slot behalve de rapporteur, de heer Weber, ook alle schaduwrapporteurs willen danken, die voortdurend bij alle politieke onderhandelingen aanwezig waren, en uiteraard de vicevoorzitter en het personeel van de Commissie, die ons bij vele gelegenheden hebben geholpen een goed compromis te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, op mijn beurt zou ik mijn dank willen uitspreken aan de heer Dragutin Mate, onze fungerend voorzitter van de Raad. Allereerst zou ik willen opmerken dat dit dossier een heus bewijs is dat de medebeslissingsprocedure functioneert, zelfs in gevallen van complexe en moeilijke dossiers.

De Europese Commissie beveelt een integrale benadering van migratie aan, en deze samenhangende aanpak vereist consolidatie van de wettelijke immigratiekanalen, de plaatselijke integratie van immigranten en een effectief en genereus asielsysteem. Als wij deze regeling van de voorwaarden voor binnenkomst van onderdanen van derde landen in de Europese Unie accepteren, moeten wij uiteraard ook zorgen voor regels die van toepassing zijn op diegenen die niet of niet langer aan de voorwaarden voldoen.

Zo niet, dan verliest ons migratiebeleid zijn legitimiteit. Wij moeten erkennen dat het gevaar van een vicieuze cirkel op de loer ligt. Als wij niets doen aan illegale immigratie, brengen wij de levens in gevaar van diegenen die worden uitgebuit door gewetenloze werkgevers en bemoeilijken wij evenzeer de integratie van legale immigranten. Daarom geloof ik dat wij deze vicieuze cirkel moeten doorbreken door middel van het evenwicht waar de heer Mate zojuist over sprak

Met de richtlijn worden de geldende bepalingen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen in de communautaire wetgeving geïntroduceerd. Door de richtlijn aan te nemen, kunnen wij de communautaire controlemechanismen toepassen die gericht zijn op het toezicht op de naleving van het acquis. Of het nu gaat om de prioriteit die wordt gegeven aan vrijwillige terugkeer, de rechten van illegaal verblijvende personen voor wie terugkeer dreigt, het handhaven van de voorwaarden, de bescherming van de beste belangen van het kind, respect voor het gezinsleven binnen het kader van terugkeer, of respect voor het beginsel van niet-uitzetting, de richtlijn reduceert het aantal grijze gebieden en maakt het mogelijk om doelmatiger de uitbuiting te bestrijden waaraan de kinderen van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen vaak blootstaan.

De richtlijn legt de lidstaten de verplichting op om het besluit te nemen om onderdanen van derde landen dan wel terug te sturen naar hun vaderland dan wel verblijfsrecht te verlenen. Deze benadering houdt in dat voor alle betrokkenen de wettelijke zekerheid wordt vergroot. De richtlijn heeft daarom ook het voordeel dat het de Commissie de mogelijkheid geeft om de uitvoering ervan te controleren en ik kan u verzekeren dat de Commissie en ikzelf, de persoon die verantwoordelijk is voor dit dossier, zullen zorgen voor naleving van alle grondbeginselen met betrekking tot het respect voor de rechten van migranten. Wij zullen in het bijzonder het effect van bepaalde bepalingen op bewaring, het opleggen van een inreisverbod en rechtshulp beoordelen.

Zoals de heer Mate al aangaf, dwingt de richtlijn de lidstaten specifieke aandacht te besteden aan de rechten van het kind. De uitvoering van de regels dient in overeenstemming te zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind. De Commissie zal hier in het bijzonder toezicht op houden en zorgen dat voldoende rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van deze meest kwetsbare groep.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe mijn specifieke dank te betuigen aan de heer Weber, aan alle schaduwrapporteurs en aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken voor het zeer belangrijke werk dat zij hebben verricht. Er is een richtlijn opgesteld waarvan ik geloof dat deze mogelijkheden voor doelmatige controle biedt en tegelijkertijd veel aandacht besteedt aan de rechten van de mens.

Het is de ambitie van de Commissie om een coherent Europees kader voor terugkeerbeleid in te voeren dat zowel doelmatig is als de mensenrechten respecteert en daarnaast is onderworpen aan goede democratische controle.

Staat u mij toe bij wijze van afsluiting te verwijzen naar de drie verklaringen die gezamenlijk het compromis uitmaken dat is overeengekomen met de medewetgevers, zoals uiteengezet in de bijlage bij het compromisamendement van uw rapporteur, de heer Weber.

 
  
MPphoto
 
 

  Manfred Weber, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de vicevoorzitter, wij debatteren nu al tweeënhalf jaar over een richtlijn inzake de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Voor ik inga op een aantal praktische aspecten, wil ik eerst mijn dank betuigen. Dit was een complex en zeer emotioneel onderwerp, dat bij veel mensen in Europa zeer gevoelig ligt. Verder werd er ook nog eens gewerkt op basis van een nieuwe procedure, de medebeslissingsprocedure, dus nogmaals mijn dank. Binnen de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken kregen wij van een grote meerderheid steun voor onze suggesties voor een solide en werkbaar voorstel. Als Parlement zijn wij in staat geweest consensus te bereiken. Dank voor uw samenwerking en ook dank aan het Sloveense voorzitterschap van de Raad, aangezien het gedurende die tweeënhalf jaar het enige voorzitterschap was dat enige vaart in het debat wist te brengen.

Maar nu terzake: we hebben het hier niet over asiel, zoals veel mensen beweren. De asielrichtlijn is een heel andere wetgevingskwestie. Wij hebben het over mensen die momenteel illegaal in Europa verblijven, miljoenen mensen die illegaal in Europa verblijven en waarvan wij de status willen veranderen. De slavernij die in deze context bestaat, moet in de Europese Unie met wortel en al worden uitgetrokken. Dit kan worden gerealiseerd aan de hand van wetgeving, namelijk door het afgeven van een wettelijke verblijfsvergunning, maar ook door de betrokken persoon te doen terugkeren naar diens eigen land.

Vandaag wil ik mij richten tot diegenen in de zaal die nog steeds sceptisch zijn, diegenen die nog altijd vragen hebben. Er zijn veel beweringen gedaan aangaande de tijd van bewaring voorafgaand aan uitzetting: zes maanden, met een eventuele verlenging van nog eens twaalf maanden. Er is op gewezen dat er landen zijn met een periode van dertig of veertig dagen. De Raad van Ministers heeft echter verklaard de richtlijn niet te willen misbruiken als excuus om de situatie te laten verslechteren: er moeten hoge standaarden worden aangehouden. Waarom ziet niemand dat er momenteel negen lidstaten in de Europese Unie zijn die op het moment helemaal geen limiet stellen aan de tijd van bewaring? In deze lidstaten wordt de situatie verbeterd.

Waarom ziet niemand dat wij een hele sectie, een heel artikel hebben geschreven dat geheel en al gewijd is aan kinderen en gezinnen, en hiervoor minimale standaarden vastlegt? Het gaat daarbij vooral om niet-begeleide kinderen, die in het bijzonder onze hulp behoeven. Hiervoor zijn minimale standaarden bepaald. Waarom kijkt niemand naar de verplichting om kinderen toegang tot zorg en onderwijs te bieden? Waarom ziet niemand het centrale punt ten aanzien van de tijd van bewaring in afwachting van uitzetting, namelijk dat wij die tijd zo kort mogelijk willen houden en dat een persoon alleen kan worden vastgezet indien terugkeer wettelijk mogelijk is? Dit betekent dat de tactiek van het uitputten van de autoriteiten die momenteel in de Europese Unie wordt gebezigd, in de toekomst niet meer mogelijk is.

Waarom ziet niemand dat wij nu rechtshulp hebben, dat de NGO’s toegang hebben, en dat er nu het recht is om bezwaren in te dienen? Deze richtlijn is een enorme stap vooruit. Wij hebben het aantal landen waarnaar mensen kunnen worden uitgewezen beperkt. Het Europees Parlement heeft het beginsel van vrijwillig vertrek afgedwongen, dus wat momenteel in veel lidstaten niet bestaat, zal in de toekomst een beginsel zijn. Ik lees in de krant dat de Raad van Europa kritiek heeft. Alle richtsnoeren van de Raad van Europa inzake terugkeer zijn nu in deze richtlijn opgenomen en zullen daarom in de toekomst rechtsgeldig zijn. Waarom bekritiseert de Raad van Europa dan zijn eigen richtsnoeren? Met deze richtlijn maken wij enorme progressie, onder meer ten aanzien van het inreisverbod van vijf jaar. Denkt u eens terug aan een paar jaar geleden. Het was de Commissie die voorstelde dat de vereiste van een inreisverbod van vijf jaar werd afgekondigd. Wij zijn er in geslaagd deze vereiste te verwijderen. Als Europees Parlement zijn wij erin geslaagd daarvoor in de plaats te zorgen voor een betere regeling.

Ook vandaag zal hier weer een hoop kritiek zijn. Veel Parlementsleden zullen het woord vragen en beschrijven hoe vreselijk de detentiecentra zijn, hoe deernisweekend de situatie is binnen deze centra, hoe inhumaan de terugkeer vanuit de Europese Unie vandaag de dag is. Wij hebben hier al tweeënhalf jaar over gesproken en ik dank u voor de uitwisseling van gedachten, maar ik zal er vandaag geen doekjes om winden: als u tegen deze richtlijn stemt, stemt u tegen de uitkomst van de trialoog en weerhoudt u de Europese Unie van vooruitgang ten aanzien van betere standaarden voor deze mensenrechten. Daarom doe ik een beroep op u: laat vandaag alstublieft zien dat wij ook echt kunnen handelen. Met name gelet op het feit dat de bevolking van Ierland verdere uitbreiding van Europa heeft afgewezen, hebben wij nu voor het eerst de gelegenheid om op dit vlak te tonen dat wij in staat zijn op te treden, en dat wij streven naar een sterk en humaan Europa.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Agustín Díaz de Mera García Consuegra, namens de PPE-DE-Fractie.(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen mijn collega, de heer Weber, oprecht te feliciteren.

Dit voorstel voor een richtlijn is een krachtige en gedecideerde stap op weg naar het gemeenschappelijke immigratiebeleid waarnaar wij streven. De richtlijn is een onontbeerlijk wetsinstrument om de grondrechten van immigranten te waarborgen en een voorwaarde om vooruitgang te boeken ten aanzien van de regulering van legale immigratie. In het voorstel vormt de vrijwillige terugkeer van immigranten die illegaal in de lidstaten verblijven, een doelstelling die prioriteit heeft en de voorkeur geniet. De immigranten krijgen hierdoor de nodige middelen opdat ze zonder dat er kosten voor hen aan verbonden zijn, op een passende manier terug kunnen keren naar hun land van herkomst.

Het alternatief van een gedwongen terugkeer wordt gezien als een laatste toevlucht, en hierbij worden te allen tijde de mensenrechten strikt gerespecteerd. Rechtshulp en taalondersteuning voor immigranten en de mogelijkheid om beroep in te dienen tegen het terugkeerbesluit van een rechts- of bestuurlijk orgaan dat speciaal daarvoor is ingesteld, zijn voorbeelden van hoe in het voorstel wordt getracht gedwongen terugkeer secundair te maken aan vrijwillige terugkeer.

Het vaststellen van een maximumtijd van bewaring is een essentieel onderdeel van deze richtlijn. Het is moeilijk te vatten hoe het mogelijk is dat er in de Europese Unie vandaag de dag detentiecentra bestaan waar immigranten onbeperkt vast kunnen zitten. Geen van de lidstaten kan de richtlijn echter gebruiken om de eigen immigratiewetgeving aan te scherpen, met name ten aanzien van de tijd van bewaring.

Verder wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen terugkeer en asiel. Er zijn duidelijk wettelijke garanties vastgelegd ten aanzien aanhoudingsbevelen. In het nieuwe artikel 15(a) zijn meer en betere voorwaarden vastgelegd voor minderjarigen en hun gezinnen, en de richtlijn biedt tot slot de mogelijkheid om op dit vlak een beroep te doen op de bevoegdheid van het Hof van Justitie.

Om al deze redenen, mijnheer de Voorzitter, en nogmaals met dank aan de rapporteur, de Raad en de Commissie, vraag ik om steun voor de richtlijn inzake terugkeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure, namens de PSE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, vandaag debatteren wij over een aspect van de introductie van een Europees immigratiebeleid en ik zou maar meteen de volgende observatie met u willen delen: hier zitten wij dan, bouwend aan een Europa dat haar deuren sluit. Terwijl wij eigenlijk juist hulpmiddelen zouden moeten creëren waardoor migranten legaal kunnen binnenkomen, willen wij de illegale immigratie proberen te bestrijden.

Mijn Fractie steunt het compromis niet dat het voorzitterschap en de rapporteur met zoveel moeite tot stand hebben weten te brengen. Dat is niet omdat wij tegen een Europees terugkeerbeleid zijn, maar omdat wij vinden dat het resultaat ontoereikend is op het vlak van de bescherming van de mensenrechten. Feitelijk hebben wij altijd gezegd dat wij voor een richtlijn inzake terugkeer zijn, omdat wij op onze bezoeken aan de detentiecentra getuige zijn geweest van allerlei verschrikkingen. Maar de richtlijn mag niet ten koste van alles gaan. Ik heb wel horen zeggen dat mensen door deze richtlijn uit het ondergrondse circuit te voorschijn kunnen komen. Dit is een ernstige misvatting, aangezien deze richtlijn alleen maar regels vastlegt voor terugkeer en onder geen omstandigheden het recht geeft te blijven.

De rapporteur vindt het compromis evenwichtig omdat het een aantal rechten verleent. De door deze tekst verleende rechten, zoals toegang tot onderwijs voor minderjarigen en toegang tot rechtshulp, zijn echter niet dwingend.

Daarnaast zorgt deze richtlijn niet voor verbeteringen met betrekking tot bewaring in de Europese Unie. Als wij bijvoorbeeld de tijd van bewaring terugbrengen tot achttien maanden, dan leidt dat tot verbetering in negen van de 27 lidstaten. In drie van deze negen lidstaten verandert er echter helemaal niets: het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken nemen niet deel aan de richtlijn. Er zijn wat verbeteringen in landen zoals Malta, waar de meerderheid van de in bewaring genomen mensen echter uit asielzoekers bestaat die niet onder de richtlijn vallen. In Griekenland zitten vooral mensen vast die opgepakt zijn bij hun pogingen illegaal een buitengrens over te komen. Ook deze mensen vallen buiten het bereik van de richtlijn.

Om die reden heeft de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement een beperkt aantal amendementen ingediend dat een humane dimensie moet geven aan deze tekst. Dit is de eerste medebeslissingsprocedure inzake de strijd tegen illegale immigratie waaraan het Parlement deelneemt, en dat is dan ook de reden waarom wij als Parlementsleden de plicht hebben te strijden voor een heldere wetgeving die niet vatbaar is voor meerdere interpretaties door de lidstaten of binnen uitspraken van het Hof van Justitie. Daarom roep ik het Europees Parlement op alle wetgevende macht die het tot zijn beschikking heeft in te zetten om een wetgeving aan te nemen die echt het lot van mensen in bewaring zal verbeteren. Dit is onze plicht als Parlementsleden.

Dit alles ontslaat ons niet van de plicht na te denken over een bredere en meer filosofische vraag: behoort de aarde toe aan alle mensen? Moeten bepaalde mensen echt veroordeeld zijn tot een leven van armoede? Vindt u niet dat dit het werkelijke vraagstuk is?

 
  
MPphoto
 
 

  Jeanine Hennis-Plasschaert, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de onderhandelingen met de Raad waren lang, intensief, complex en moeizaam. Voor veel lidstaten was het uitgangspunt: “Hoe komen wij van deze richtlijn af? Wij willen immers helmaal geen Europese standaarden voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.” Kennelijk hadden de Raad en het Parlement geheel andere opvattingen over hoe een serieuze richtlijn inzake terugkeer met voldoende waarborgen eruit moest komen te zien. Het Parlement heeft letterlijk voor elk woord en elke komma moeten vechten.

Voor iedereen, en helemaal voor de PSE-Fractie, moet het nu toch wel duidelijk zijn dat het huidige compromis voorziet in regels die tot op heden nog niet bestonden. Als lidstaten gunstigere voorwaarden hebben, dan zullen zij deze moeten handhaven of zullen zij deze, als zij dat willen, moeten introduceren. De nationale parlementen spelen een belangrijke rol bij het toezicht op de juiste uitvoering van de richtlijn. Ook hebben wij voor een politieke verklaring van de Raad gezorgd dat deze richtlijn niet zal en niet mag worden gebruikt als excuus om de bestaande standaarden te verlagen. Uit de ervaringen met tien andere asiel- en migratierichtlijnen blijkt dat de angst dat er een neiging bij de lidstaten bestaat om de omzetting van dergelijke richtlijnen aan te wenden als voorwendsel om hun nationale wetgeving repressiever te maken, in de praktijk niet klopt.

Op het moment bestaat er geen EU-wetgeving met betrekking tot de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Door dit pakket aan te nemen, krijgt de Gemeenschap controlemechanismen tot haar beschikking. Inbreukprocedures, bevoegdheid van het Hof van Justitie, verslaglegging door de Commissie: al deze middelen zijn beschikbaar.

Drie jaar debat hebben aangetoond dat er echt geen bewegingsruimte meer is en het is wel duidelijk dat er in tweede lezing geen verbeteringen zullen worden gemaakt. Ja, het klopt dat dit spijtig is, dat wil ik best toegeven. Maar als de Raad begint met het voorleggen van een lijst met tal van onaanvaardbare voorstellen, dan wordt de doos van Pandora pas echt geopend.

Kennelijk helpt het politieke klimaat in de meeste lidstaten ook niet echt. Dus hoe moeten wij nu minimumstandaarden invoeren waar er op het moment helemaal geen bestaan? Hoe moeten wij zorgen dat communautaire controlemechanismen beschikbaar zijn? Hoe moeten wij zorgen dat de richtsnoeren van de Raad van Europa wettelijk bindend worden voor alle lidstaten?

In deze fase is de centrale vraag: willen wij een richtlijn of niet? Willen wij een richtlijn die weliswaar niet perfect is, maar die zonder twijfel een eerste stap in de juiste richting is, of willen wij helemaal geen richtlijn omdat wij wel vrede hebben met de huidige situatie?

Ook op dit moment zouden tal van lidstaten opgelucht adem halen als de richtlijn door toedoen van het Parlement ter ziele gaat. Daarom is het wel ironisch dat die leden van het Parlement die het compromis proberen op te blazen, feitelijk juist die lidstaten steunen die helemaal geen Europese waarborgen inzake terugkeer willen!

Dit pakket moet worden gezien als een zeer bescheiden, maar wel belangrijke eerste stap. Het terugkeerbeleid kan niet als geïsoleerd onderwerp worden behandeld, maar moet worden gezien als onmisbaar onderdeel van het totale pakket van migratie, met inbegrip van legale migratie, en asiel. Sterker nog, naar mijn mening is het de hoogste tijd dat wij na drie jaar van debat en onderhandelingen, eindelijk onze verantwoordelijkheid nemen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen mijn dank uit te spreken aan de rapporteur voor de integriteit en openheid waarmee hij op dit vlak onze vragen heeft benaderd. Ook zou ik mijn collega’s willen danken. Wij hebben ons best gedaan een gezamenlijke aanpak te vinden, in het besef dat mensen in het terugkeerproces moeten worden behandeld als individuen en dat wij moeten zorgen voor passende procedures en een heldere wetgeving.

Uit de debatten met de Raad is duidelijk gebleken dat er momenteel in sommige lidstaten voor de eigen burgers manco’s bestaan, met name ten aanzien van rechtshulp – cruciaal als mensen toegang willen hebben tot het recht en een verdediging tegen de machtshebbers – en waar geen doelmatige systemen bestaan om op adequate wijze verlaten kinderen en op zichzelf staande jongeren te verdedigen. Dit heeft tot bepaalde problemen geleid in de debatten met de Raad.

Ik betreur het dat mijn fractie na zulke lange onderhandelingen het onderhandelde standpunt niet kan accepteren. Al zijn wij in theorie zeker niet tegen een dergelijke richtlijn, het resultaat voldoet ook zeker niet aan de standaarden die wij aan het begin hebben gesteld. Waarom niet? Omdat naar onze mening tal van problemen die wij in onze eigen lidstaten hebben bestreden, juist in deze richtlijn worden verankerd.

Een van de problemen wordt gevormd door de lengte van de bewaring. Al stelt de voorgestelde richtlijn hier een limiet aan, we weten allemaal wat een lange tijd van bewaring doet voor de geestelijke gezondheid van opgesloten individuen en kinderen. Wij hebben het zelf kunnen zien en het blijkt ook uit onderzoek. Wij hebben de omstandigheden kunnen zien waaronder mensen worden vastgezet en al wordt in de richtlijn duidelijk gesteld dat de detentiecentra geen gevangenissen mogen zijn, het is ons niet altijd duidelijk wat het verschil is tussen deze centra en een gevangenis

Ook plaatsen wij vraagtekens bij het inreisverbod. Uit artikel 9 blijkt duidelijk dat dit de algemene regel is voor iedereen die onvrijwillig moet terugkeren. Daarom moeten lidstaten die de richtlijn onderschrijven, eerst maar eens een oplossing vinden voor kwesties zoals die van een van de mensen uit mijn kiesdistrict, Serwa Nouri Yousef, die de status heeft van vluchteling, die nu acht maanden zwanger is en wiens echtgenoot gedwongen moest terugkeren naar Irak, waar hij nu vermist is. Onder deze richtlijn zou hij geconfronteerd worden met een inreisverbod. Hoe zit het dan met het gezinsleven, ondanks de claims van humanitaire bescherming?

Ook vragen wij ons met betrekking tot artikel 3(c) af waarheen mensen eigenlijk moeten terugkeren. Wij geloven dat als de verwijzing naar “overige regelingen” ook symbolische handdrukken omvat zoals wij die in het verleden hebben gezien tussen de heer Berlusconi en de heer Khadafi, het onacceptabel is als dergelijke akkoorden worden gesloten buiten de schriftelijke publieke overeenkomsten om.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Tomasz Zapałowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de kwestie die wij vandaag bespreken, is grotendeels aangezwengeld door de lidstaten van de EU. Als wij kijken naar de voordrachten van vertegenwoordigers van bepaalde politieke partijen die hier vertegenwoordigd zijn, blijkt dat deze kringen in het verleden hebben gepleit voor een wet die de privatisering van regelingen over de binnenkomst van mensen van buiten Europa mogelijk maakt.

En ook vandaag gaan er weer stemmen in dit Parlement op om wettelijke regelingen in te voeren die gekant zijn tegen de traditionele familie of tegen de Christelijke tradities in Europa. Het zal niet langer dan een paar jaar duren voor wij massaal oproepen en resoluties zien waarin wij worden gevraagd de identiteit van ons continent te redden, aangezien datgene wat eens Europa tot een voorbeeld voor de hele wereld maakte, nu aan het uitsterven is.

De suggestie in het voorstel om nieuwe kantoren te vestigen die zich bezig moeten gaan houden met terugkeer, is niet de juiste weg voorwaarts. Deze taken kunnen beter worden ingepast in het werkkader van functionerende instellingen die in ieder geval al zijn uitgebreid.

 
  
MPphoto
 
 

  Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie.(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, deze richtlijn is een schande en belediging voor de Europese rechtscultuur. De richtlijn is totaal onacceptabel en heeft alles om de gastvrije cultuur die wij al duizend jaar kennen, om zeep te helpen, tezamen met de diepe wortels van een Europese identiteit die gegroeid is uit een praktijk van gastvrijheid. De richtlijn is niets anders dan een eerbetuiging aan Fort Europa, de materialisatie van een reactionaire utopie die ernaar streeft het vrije verkeer van mannen en vrouwen te dwarsbomen.

Het recht op verkeer kan niet worden gecontroleerd door mannen en vrouwen op te sluiten achter prikkeldraad of in gruwelijke detentiecentra. Mijnheer Mate, als wij het hebben over de maximumtijd van bewaring, dan gaat het om achttien maanden en niet om zes maanden, zoals u beweerde. Dat zijn achttien maanden in bewaring zonder een strafbaar feit te hebben gepleegd!

Ik zou graag willen wijzen op de woorden van aartsbisschop Agostino Marchetto van de Raad van Migranten van de Italiaanse Bisschoppelijke conferentie. Hij zei dat een mens nooit mag worden vastgezet voor enkel een bestuurlijke overtreding en verder dat mensen nooit mogen worden vastgezet in inhumane en vernederende detentiecentra zoals degene die bezocht is door deze parlementaire Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

Verder is de richtlijn inhumaan omdat het de terugkeer mogelijk maakt naar een land van doorgang. Libië zal waarschijnlijk een belangrijke uitzetbestemming worden voor migranten. De richtlijn maakt de bewaring en uitzetting van niet-begeleide minderjarigen mogelijk en maakt ook het opleggen van inreisverboden mogelijk, hetgeen een stelselmatige inbreuk vormt op het recht op asiel. Verder voorziet de richtlijn in discretionaire rechtshulp.

Daar komt nog eens bij dat de richtlijn wordt opgelegd door regeringen. Als Parlement maken wij ons medeplichtig aan de dictatuur van de Raad, die simpelweg tegen het Parlement zegt: jullie hebben het maar te slikken. Tegelijkertijd worden er dreigementen geuit tegen het idee van enige vorm van voortzetting van het immigratiedebat. En het Parlement ondergaat dit besluit maar al te gedwee. Ik doe daarom een beroep op de waardigheid van dit Europees Parlement. Dit is geen medebeslissingsprocedure. Wat hier gebeurt is instemming geven aan de Raad. De waarheid is dat de regeringen de 700 miljoen euro die zijn toegekend door het Europees Terugkeerfonds, direct willen activeren. Dat is de ware motivatie achter de richtlijn.

Wat wij daarentegen zouden moeten doen is luisteren naar de samenleving, mensen buiten dit Parlement, de staatshoofden van derde landen, Amnesty International, de kerken, de Europese Bisschoppelijke conferenties, de vakbonden en de Raad van Europa: deze zeggen ons stuk voor stuk dat wij de richtlijn niet moeten aannemen. Ook de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties, die volgens het Verdrag van Amsterdam moet worden geraadpleegd ten aanzien van alle asiel- en immigratiekwesties die de Europese Commissie afhandelt, zegt ons dat wij de richtlijn niet moeten aannemen.

Het is repressief beleid als het huidige dat ten grondslag ligt aan een van de grootste tragedies van de Europese Unie: de doden op zee. Gisteren stierven er 150 mensen, en de afgelopen tien jaar zijn 12 000 mensen op deze manier om het leven gekomen. De Europese Unie bezoedelt zichzelf met een onacceptabele misdaad en door deze richtlijn maakt zij zich verder medeplichtig aan deze slachtpartij, die de Middellandse Zee tot een waar kerkhof maakt. Alleen al als eerbetoon aan al deze martelaren zou het een goed idee zijn om de richtlijn te verwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. (SV) Als alle deuren gesloten zijn, is er altijd wel een sluipweggetje achterom. Elk jaar proberen duizenden mensen de EU binnen te komen, al bouwt zij steeds hogere muren om haar grondgebied. Deze pogingen worden almaar wanhopiger en in de media kunnen wij regelmatig zien hoe velen dit met hun leven bekopen.

Het debat van vandaag gaat over hen die erin geslaagd zijn binnen te komen en die wij er nu weer uit willen gooien. Tal van mensenrechtenorganisaties bekritiseren de voorgestelde richtlijn, waaronder Caritas en Amnesty International. Wij moeten hun waarschuwingen ter harte nemen: de voorgestelde richtlijn is in strijd met de mensenrechten.

Wat is de meerwaarde voor Europa als wij besluiten dat personen die geen strafbaar feit hebben gepleegd, kunnen worden opgesloten voor de duur van achttien maanden? Een langere tijd van bewaring resulteert niet in meer terugkeer. Het is alleen maar een inhumaan en kostbare oplossing voor een complex probleem. Het gevolg van het inreisverbod naar de EU gedurende vijf jaar, is alleen maar nog meer illegale immigratie. Wanhopige mensen worden recht in de armen gestuurd van mensenhandelaars en wij zullen alleen maar meer te lezen krijgen over de tegenspoed waarmee vluchtelingen te maken hebben. Ook zal dit alleen maar de haat ten opzichte van dit deel van de westerse wereld vergroten.

Mensenrechtenorganisaties hebben ons gewaarschuwd. Het is nu aan ons om krachtig op te treden en de mensenrechten te beschermen, en dit te doen op nationaal niveau!

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). (NL) Voorzitter, hoe bijzonder erg het gesteld is met het totaal gebrek aan kordaat optreden tegen de plaag van de aanwezigheid van miljoenen illegalen in Europa blijkt alvast uit de hysterische reacties van de politiek correcte linkse opiniemakers tegen deze terugkeerrichtlijn. Excuus, dit is geen terugkeerrichtlijn. Ze verplichten lidstaten zelfs gratis juridische bijstand ter beschikking te stellen van illegalen om hun uitwijzing aan te vechten. Bovendien worden minstens zeven lidstaten verplicht hun opsluitingslimiet in te korten.

De richtlijn zet bovendien eigenlijk de twee keuzes, hetzij uitwijzen, hetzij regulariseren, min of meer op hetzelfde niveau, alsof het om een neutrale keuze zou gaan, terwijl de massale regularisaties in diverse lidstaten de voorbije jaren een massaal aanzuigeffect hadden en ook de andere Europese landen zwaar belastten.

Samenvattend, ik wou dat dit een echte terugkeerrichtlijn was die het aanzuigeffect van illegalen eens en voorgoed zou stoppen, maar dat is helaas niet het geval. Ik ben er allesbehalve zeker van dat dit zelfs maar een eerste kleine stap in de goede richting zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Simon Busuttil (PPE-DE).(MT) Ik zou willen beginnen met mijn collega, de heer Weber, te feliciteren met het zeer nuttige werk dat heeft verricht voor deze wetgeving, het compromis dat wij hebben weten te bereiken. Mijnheer de Voorzitter, de uitslag van het referendum dat vorige week in Ierland is gehouden, geeft aan dat mensen het gevoel hebben dat de Europese Unie te weinig doet aan wat hun echt zorgen baart, en als wij kijken naar de voortdurende onderzoeken, zoals de Eurobarometer, dan zien wij dat immigratie een van de grootste zorgen is die onder de burgers van de EU leeft. De EU-burgers willen meer van Europa, niet minder, en het antwoord dat wij hen tot nu toe geven is niet goed genoeg.

Daarom zal de Europese Unie op het vlak van de immigratie niet serieus worden genomen als zij niet aantoont dat zij in staat is een helder en doelmatig antwoord te formuleren op dit probleem. Wat is het uitgangspunt voor deze richtlijn? Het uitgangspunt is dat de richtlijn geldt voor iedereen die in staat van illegaliteit verkeert. Voor wie in staat van illegaliteit verkeert, kan het antwoord alleen maar zijn dat hij of zij moet terugkeren naar diens land van herkomst. Dat is het doel van deze wetgeving en iedereen die tegen stemt zal de boodschap uitdragen dat illegaliteit gewoon kan blijven bestaan en dat wij het accepteren. Maar dit is niet acceptabel en zou het ook niet moeten zijn.

Voor diegenen die moeten worden teruggestuurd, biedt dit compromis een reeks voorwaarden, die uiteenlopen van zaken als bewaring, behandeling en het gebruik van geweld tot gezondheidszorgdiensten en overige aspecten. Wat voor ons ligt, is een compromis. Het is niet perfect, maar het is een goed compromis om mee verder te gaan. Wij willen toch ook laten zien dat wij een vervolg kunnen geven aan dit compromis?

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Fava (PSE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe het woord te richten tot de Raad, aangezien het niet onze richtlijn of het voorstel van de Commissie is waarover wij hier debatteren, maar de manier waarop de Raad de richtlijn van alle betekenis heeft ontdaan.

Deze richtlijn vormt een weerslag van de gemeenschappelijke richting die het debat over immigratie in Europa heeft genomen. Het feit dat de richtlijn unaniem door de Raad is aangenomen, doet daar niets aan af, maar versterkt alleen maar de boodschap die wordt uitgedragen. Het betreft een boodschap die voor ons een Europa schetst dat gebouwd is op het beginsel van wantrouwen. Het gaat echter niet om de wenselijkheid van een richtlijn die een gezamenlijk, gedeeld systeem in het leven roept. Het gaat om wat er werkelijk in die richtlijn wordt vastgelegd.

De dag nadat 150 illegale immigranten in de Middellandse Zee door verdrinking om het leven zijn gekomen, vraagt u ons om de overlevenden te vertellen dat al diegenen die zich net als hen reeds op ons grondgebied bevinden, vanaf morgen een bepaling staat te wachten waarin een tijd van bewaring van achttien maanden is vastgelegd. Wij keuren hier een gruwelijk rechtsbeginsel goed dat de mogelijkheid biedt individuen tot achttien maanden van hun vrijheid te beroven door middel van een bestuurlijke maatregel en zonder dat ze een strafbaar feit hebben gepleegd. Wij zouden dit in ons land nooit tolereren als het om onze eigen burgers ging, maar voor illegale immigranten vinden wij het kennelijk geen probleem.

De achttien door onze Fractie ingediende amendementen zijn een poging weer enige tekenen van politieke beschaving in deze maatregel aan te brengen, een poging om in wetgevende zin weer enige waardigheid te geven aan een bepaling waarvan wij geloven dat deze niet alleen vernederend is voor de Europese Unie, maar ook voor de lidstaten. Als deze amendementen niet worden aangenomen, dan zullen er vele stemmen tegen de richtlijn zijn, mijnheer de Voorzitter, met inbegrip van mijn eigen stem.

Ik geloof niet dat er een brede consensus is, mijnheer Weber. Er is helemaal geen consensus over de discretionaire en oordeelsbevoegdheid die wij onze landen geven met betrekking tot de manier waarop zij met de belangrijkste punten van deze richtlijn omgaan. Dit Parlement is niet de hoeder van abstracte regels. Het is een Parlement waaraan de verdragen de plicht hebben toegekend bepaalde beginselen te beschermen, specifieke beginselen met betrekking tot recht en politieke beschaving. De Raad vraagt ons deze beginselen opzij te zetten om wat sneller te kunnen handelen. Wij geloven dat er op dit punt sprake is van een fundamentele misvatting. U vraagt ons niet sneller te handelen, u vraagt ons een verkeerde weg in te slaan: verkeerd voor de immigranten, verkeerd voor Europa, verkeerd voor de lidstaten, en dit is een verantwoordelijkheid die wij niet met u willen delen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Deprez (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het is duidelijk dat wij vandaag over een zeer netelige kwestie debatteren, een kwestie waarover het Parlement verdeeld is, maar tegelijkertijd ook een zeer gevoelige kwestie, aangezien het in potentie fundamentele gevolgen kan hebben voor de voorwaarden van bestaan en zelfs de levens van al diegenen die proberen Europa te bereiken, op zoek naar een toekomst die hun eigen land hun niet kan bieden.

Ik zal niet herhalen wat andere sprekers al hebben gezegd, maar ik zou wel vier specifieke punten naar voren willen halen.

Het eerste is gericht tot mijn collega en vriend, Giusto Catania. Het is niet juist, Giusto, om te spreken over Fort Europa: dat suggereert dat wij op ons grondgebied niemand toelaten en ongevoelig zijn voor de armoede van miljoenen mensen. Uit officiële cijfers blijkt dat er momenteel elk jaar tussen 1,5 en 2 miljoen immigranten legaal de Europese Unie binnenkomen, door regularisatie, door gezinshereniging dan wel door erkenning als politiek vluchteling. Dat betekent dat als wij de komende dertig jaar op dit tempo door blijven gaan – en daar heb ik in principe geen bezwaren tegen – er tussen de 45 en 60 miljoen mensen legaal tot de Europese Unie zullen toetreden.

Ten tweede is de richtlijn ondanks zijn onvolkomenheden – en ik geef toe dat die er zijn – geen verordening. Feitelijk is het in de praktijk meer een kaderrichtlijn, die elke lidstaat de ruimte gunt zelf zijn eigen inschattingen te maken – behalve dan dat er minimumstandaarden zijn vastgelegd en bepaalde limieten niet mogen worden overschreden – en die elke lidstaat de mogelijkheid biedt wetgeving te hebben die overeenstemt met wat de democratische meerderheid in die lidstaat beslist. Ook staat er in de richtlijn dat de Commissie elke drie jaar verslag uit moet brengen aan het Parlement en dat de Commissie amendementen kan voorstellen. Lees de richtlijn er maar op na!

Ten derde, en ik richt mij nu tot sommigen van mijn sociaal-democratische vrienden hier, moeten wij stoppen met het uitdragen van onwaarheden. In de richtlijn wordt bewaring niet als regel vastgelegd. Artikel 14 van de richtlijn voorziet in de mogelijkheid van bewaring in specifieke gevallen en plaatst dit ook onder zeer streng wettelijk toezicht. Leest u er artikel 14, lid 2 gerust op na. De bewering dat bewaring de regel is, en dat dit wordt opgelegd aan de lidstaten, is simpelweg onjuist. U moet daarom niet de publieke opinie ophitsen. Er zijn al genoeg echte problemen zonder dat wij problemen verzinnen die gewoon niet bestaan.

Mijnheer de Voorzitter, mijn vierde en laatste opmerking is een boodschap aan de heer Weber en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten. Ondanks alle gebreken, en ook ik erken dat die er zijn, stem ik toch vóór de richtlijn. Ik zou echter wel de PPE-DE-Fractie willen vragen geen procedurele manoeuvres uit te halen om problemen op te lossen die in essentie politiek zijn en die het Parlement zouden kunnen verdelen. Wat de uitkomst van de stemming van het Parlement vanochtend ook is, ik vind dat die moet worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Flautre (Verts/ALE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, er is echt iets dat ik niet begrijp. Waarom besloot de rapporteur, de heer Weber, de bevoegdheden van het Europees Parlement te ontkennen door er alles aan te doen ons zo ver te krijgen een gemeenschappelijk standpunt van de Raad – en dan nog een dat in principe onacceptabel is – in eerste lezing goed te keuren op een moment dat wij moeilijkheden hebben de burgers te overtuigen van het belang om het Europees Parlement grotere bevoegdheden te geven? U moet deze beslissing toch eens uitleggen, mijnheer Weber.

Ik hoop echt dat wij morgen aan de verwachtingen van de Europese burger zullen voldoen en zullen laten zien dat wij staan voor de bescherming van de mensenrechten en de waarden van de Europese Unie. Waarom? Ik denk niet dat wij mogen accepteren dat niet-begeleide minderjarigen worden opgesloten en worden uitgezet naar landen waar ze geen familie, geen banden en geen wettelijke vertegenwoordigers hebben. Dit vormt in alle opzichten een absolute schending van het respect voor de beste belangen van het kind. Evenmin geloof ik dat wij mogen accepteren dat migranten de traumatische en destructieve omstandigheden van een bewaring van achttien maanden ondergaan als ze geen enkel strafbaar feit hebben gepleegd. Dit is een excessieve beroving van de vrijheid, zoals omschreven in de jurisprudentie van het Europese Hof. Ook kunnen wij niet accepteren dat migranten worden teruggestuurd op basis van grillige terugkeerovereenkomsten naar landen waarmee ze geen banden hebben en waar wij, mijnheer Weber en mijnheer Deprez, op geen enkele wijze hun lichamelijke of geestelijke veiligheid kunnen garanderen. Wij kunnen op geen enkele wijze het beginsel van niet-uitzetting garanderen, zelfs zoals het geschreven staat in uw tekst.

Daarom roep ik alle leden van het Parlement op morgen te verwerpen wat feitelijk alleen een uitdrukking is van het repressieve, kortzichtige beleid van de lidstaten. Europa zou een andere ambitie moeten hebben voor het vraagstuk van internationale immigratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (UEN).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zorgen dat uitzetting veilig verloopt en dat illegaliteit en uitbuiting worden ontmoedigd: dat is in het kort het doel van de richtlijn inzake terugkeer. Daarom zou ik de rapporteur willen danken voor zijn voortreffelijke werk, dat de basis vormde voor het compromis dat met de Raad is bereikt.

Het is een uitgebalanceerde tekst, die uitgaat van een aantal fundamentele aannamen: eindelijk zorgen wij zo dat er een gemeenschappelijk immigratiebeleid komt. Wij hebben er lang, veel te lang, over gesproken. Het betekent dat wij nu zorgen voor gemeenschappelijke regels, die essentieel zijn om de rechten van wettelijke immigranten goed te kunnen beschermen. Deze laatste groep levert immers een positieve bijdrage aan onze samenleving, mits de lijn met illegale immigratie onverbiddelijk getrokken wordt.

Er zijn een paar andere kenmerkende punten die ik zou willen uitlichten. Allereerst wordt vrijwillige terugkeer bevorderd; er is een vroegere uiterste datum voor terugkeer in het geval er een ontsnappingsgevaar bestaat of de persoon in kwestie een bedreiging vormt; en er is bovenal een vaste tijdsindeling bepaald voor de tijd van bewaring in een detentiecentrum opdat alle relevante controles kunnen worden uitgevoerd. Dit alles is geen onaanzienlijke prestatie. Ik zou erop willen wijzen dat tot op heden, zoals veel van mijn medeparlementsleden al hebben aangegeven, elke lidstaat zelf kon bepalen of het aan de verblijfsduur een tijdslimiet oplegde of niet.

Ook is er bijzondere aandacht besteed aan de mensenrechten, met name voor kwetsbare personen en bovenal voor minderjarigen, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het kind. Dit is een baanbrekend punt, waarbij echt gekeken wordt naar wat er nu feitelijk gebeurt in detentiecentra.

Ten slotte is het inreisverbod geldig voor de gehele EU: ik beschouw dit allemaal als gemeenschappelijke, eerlijke en transparante regels die deel kunnen uitmaken van een strategie of een pact voor integratie, zoals de volgende fungerend voorzitter van de EU het heeft geformuleerd, waardoor de controles aan de buitengrenzen van de EU kunnen worden verscherpt, waardoor een nieuw asielbeleid kan worden opgesteld, en waardoor een nieuwe impuls kan worden gegeven aan diplomatieke samenwerking, maar ook en bovenal aan de ontwikkelingssamenwerking met derde landen.

Ten slotte zou Europa als geheel verantwoordelijkheid moeten nemen voor een Europese code voor de integratie van legale immigranten, en zou Europa gezaghebbend en geloofwaardig moeten worden. Europa zou een Unie moeten worden waar rechten en regels worden nageleefd. Het is onze plicht deze tekst aan te namen, al is deze uiteraard voor verbetering vatbaar. Maar alles kan nu eenmaal verbeterd worden, en dat zouden de lidstaten ook altijd kunnen doen. Het zou in ieder geval verschrikkelijk zijn als de richtlijn nog weer maanden of jaren zou worden tegengehouden om op zoek te gaan naar een oneindig klein compromis, dat hoe dan ook toch als een stap achteruit zou worden ervaren. Terwijl wij in ons paradijs leven, dat is opgebouwd uit een oneindige hoeveelheid compromissen, worden anderen uitgebuit en sterven er mensen op wrede en inhumane wijze, zoals gisteren nog in Italië. Laten wij daarom toch onze verantwoordelijkheid nemen en eens wat minder praten!

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson (GUE/NGL). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vrijdag is het Wereldvluchtelingendag en zal de aandacht wereldwijd uitgaan naar de toestand van vluchtelingen. Als wij het verslag van de heer Weber goedkeuren, zouden wij een cynische stap in de verkeerde richting doen. Daarom zal de GUE/NGL-Fractie tegen het verslag stemmen. Wij zijn tegen de bouw van “Fort Europa”. Het gevolg van de voorstellen in het verslag van de heer Weber is dat de EU niet alleen haar muren tegen vluchtelingen ophoogt, maar ook nog eens de poorten sluit en de sleutels ervan weggooit.

In plaats van de mensenrechten te ondermijnen zouden de EU-lidstaten moeten werken aan herstel van het recht dat vluchtelingen onder het Vluchtelingenverdrag hebben op voorziening van wettelijke middelen om Europa binnen te komen en op de verzekering van ten minste een elementaire mate van respect voor de mensenrechten. Noch de onderdanen van derde landen noch die van de lidstaten zouden onderworpen moeten worden aan schendingen van hun persoonlijke vrijheid of in bewaring moeten worden gesteld vanwege administratieve feiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, met dit voorstel wordt het voor de lidstaten veel moeilijker om illegale immigranten uit te zetten en naar hun land van herkomst te doen terugkeren. Wat zouden de gevolgen zijn voor het Verenigd Koninkrijk en in het bijzonder mijn kiesdistrict, Londen? Londen heeft het op dit moment al te stellen met een bovenmatig aantal legale en illegale immigranten en asielzoekers. Er is verwezen naar het feit dat Groot-Brittannië ervoor kiest niet mee te doen aan dit vlak van communautaire wetgeving en er is ook geconcludeerd dat het ons niet betreft – maar is dat laatste wel juist?

Zodra aan illegale immigranten in de lidstaten een verblijfsvergunning wordt verleend, kunnen zij ook afreizen naar andere landen binnen de EU. Ook kunnen zij worden uitgezet omdat zij een bedreiging vormen voor de veiligheid, volksgezondheid of het publiek beleid. En wie gaat dat in het Verenigd Koninkrijk afdwingen? De Britse immigratie- en asielstelsels verkeren in complete chaos. Als Groot-Brittannië zich inderdaad zou onttrekken aan deze wetgeving, dan zouden illegale immigranten weliswaar niet meer door de voordeur naar binnen kunnen komen, maar krijgen ze met dit voorstel wel de sleutel voor de achterdeur.

Dan is er natuurlijk nog de hele kwestie van het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten. Kan mensenrechtenwetgeving wordt gebruikt om delen van dit voorstel in Groot-Brittannië af te dwingen? Wie zal het zeggen? Want dat wordt niet bepaald door de Britse regering, het Britse parlement of het Britse gerechtshof, maar door het Europese Hof van Justitie.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Fiore (NI).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om te protesteren tegen de onverstandige en onbegrijpelijke woorden van vicevoorzitter Barrot gisteren met betrekking tot de mogelijkheid om illegale immigratie op te vatten als een verzwarende omstandigheid bij strafbare feiten, zoals voorgesteld door de Italiaanse regering. Ik denk niet dat dit enige rechtsgrond heeft en het hoeft ook zeker niet op een sympathie van het publiek te rekenen.

Ten aanzien van het verslag van de heer Weber zou ik willen zeggen dat ik denk dat illegale immigratie noodzakelijkerwijs moet worden beschouwd als een omstandigheid waarbij mensen mogelijk onderduiken. Het is wel duidelijk dat als een immigrant illegaal het land binnenkomt, deze verplicht is onder te duiken. Ook zou ik willen zeggen dat de Commissie en dit Parlement in hun laatste analyse het belang moeten overwegen om die landen waar de immigranten vandaan komen, zoals Libië in het geval van Italië, de rekening te laten betalen. Zij zouden de enorme kosten moeten vergoeden die illegale immigratie momenteel met zich meebrengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Gacek (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Weber verdient werkelijk onze felicitaties en dank voor het harde werk dat hij heeft verricht voor dit complexe, gevoelige en netelige onderwerp.

Het doel van de richtlijn inzake terugkeer is een aantal gemeenschappelijke basisstandaarden in te voeren ten aanzien van de behandeling van illegale immigranten. Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar de mensenrechtenaspecten van deze kwestie.

Wij weten maar al te goed dat veel illegale immigranten dubbele slachtoffers zijn. Ten eerste worden ze bedrogen in hun land van herkomst, waar ze al hun spaargeld overleggen voor een overtocht naar en werk in de Europese Unie. Maar in plaats van dat ze aankomen in een land van overvloed, worden ze in Europa gemaakt tot hedendaagse slaven. En als ze in de Unie worden opgepakt, worden ze veelal in bewaring gesteld, en zolang deze richtlijn nog niet van kracht is, kunnen ze voor de behandeling van hun zaak gedurende zeer lange perioden worden vastgehouden.

Onder de richtlijn wordt vrijwillige terugkeer gestimuleerd. Opsluiting is alleen toegestaan als er een duidelijke dreiging bestaat dat de illegale immigrant onderduikt of in andere gerechtvaardigde situaties. Er is een maximum gesteld aan de tijd van bewaring, de rechtshulp – met name voor bijzonder kwetsbare groepen – is verbeterd en NGO’s hebben toegang tot de veel bekritiseerde detentiecentra, waardoor deze veel beter gecontroleerd zullen worden. Verder zijn er aanvullende diensten en steun voor de gedetineerden zelf.

Ik heb een voorstel voor mijn collega’s die tegen de richtlijn zijn: misschien moeten ze deze week na de stemming, in plaats van het woord te vragen in een leeglopende zaal om uit te leggen waarom ze tegen hebben gestemd, maar eens rechtstreeks tekst en uitleg geven aan al die illegale immigranten die in tal van lidstaten helemaal geen bescherming hebben en aan al diegenen die al oneindig lang zonder rechtshulp vastzitten. Misschien kunnen zij hen dan uitleggen dat zij tegen de richtlijn hebben gestemd omdat ze het beste voor hadden met deze immigranten.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, het baart mij diepe zorgen dat de Raad van Ministers drie jaar lang alle vooruitgang heeft tegengehouden door zijn gekibbel over bepalingen. Deze bepalingen betreffen immers de bescherming van de grondrechten, met inbegrip van de rechten van illegale immigranten, en zouden als niet-onderhandelbaar moeten worden beschouwd. Er zit daarom bij sommige Europese regeringen iets fundamenteel verkeerd.

Het zou in Europa een vaststaande vereiste moeten zijn dat niemand 18 maanden wordt opgesloten, vooral omdat dat niet is omdat deze persoon zelf iets heeft gedaan of nagelaten, maar omdat de autoriteiten in diens land van herkomst, zonder dat hij of zij daar zelf iets aan kan doen, weigeren mee te werken aan zijn of haar uitzettingsprocedure. Het zou een vaststaande vereiste moeten zijn dat wanneer in laatste instantie voor deze beklagenswaardige medemensen de repressieve maatregel van bewaring wordt genomen, zij zonder uitzonderingen of mazen in de wet, in ieder geval recht hebben op rechtshulp en op het oordeel van een rechter over hun eventuele bewaring. Het zou een vaststaande vereiste moeten zijn dat niet-begeleide minderjarigen niet naar derde landen worden uitgezet. Als zij al met al niet veilig naar hun land kunnen terugkeren, laten wij deze kinderen dan hier houden en hen in Europa bescherming bieden. Tegelijkertijd zou de Europese solidariteit evenzeer niet-onderhandelbaar moeten zijn. Die landen, met name in het zuiden, die de grootste instroom aan immigranten hebben moeten aanzienlijke financiële ondersteuning krijgen van de overige landen, zodat zij kunnen zorgen dat zij voornoemde mensenrechten ook werkelijk kunnen garanderen. Vage verklaringen van waarschijnlijke toekomstige steun van de Commissie zijn niet genoeg.

Ondanks de serieuze inspanningen van de rapporteur en de schaduwrapporteurs van het Parlement, zijn echter juist deze vanzelfsprekende vereisten punt van onderhandeling geworden met de Raad. De einduitkomst is uiteraard in zekere zin positief, tenminste waar het gaat om die landen die op het moment nog geheel geen bescherming bieden. Op sommige cruciale punten hebben die zelfde landen echter de overige landen een compromis opgelegd dat neerkomt op de “laagste gemene deler”. In veel opzichten is het voorstel uiterst problematisch en dubbelzinnig omdat de handhaving ervan kan gebeuren naar goeddunken van de regeringen die, mijnheer Deprez, van hun kant reeds blijk hebben gegeven van een gebrek aan gevoeligheid.

Dit is een harmonisatie die uiteindelijk geen enkel Europees basisbeginsel en geen enkele Europese basiswaarde harmoniseert of naleeft.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro (ALDE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ook mijn dank gaat uit naar de rapporteur, de heer Weber, alhoewel hij mij en met name mijn collega mevrouw Hennis-Plasschaert wellicht liever vergeet, die tezamen met de overige rapporteurs dit moeizame proces de laatste drie jaar in ruwe en kalme wateren vooruit hebben geduwd.

Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om te zeggen dat ik het kwetsend en schandelijk vind als mensen de tragedie van de doden in de Middellandse Zee in verband brengen met deze richtlijn. In alle realiteit, deze zaken hebben niets met elkaar te maken. Wij mogen dit echt niet toestaan! Deze richtlijn creëert wettelijke zekerheid voor mensen waar deze nog niet bestaat. Het levenslot van mensen die momenteel in onwaardige omstandigheden leven, die niet weten wanneer ze zullen moeten terugkeren naar hun land, en die geen toegang hebben tot gerechtelijke autoriteiten, zal worden verbeterd. Voor de 27 lidstaten wordt een minimumstandaard vastgelegd, en voor één derde van de lidstaten, namelijk diegene die in het geheel nog geen standaard hebben, is dit beter dan de huidige situatie. Het is een eerste stap op weg naar het zeer nodige gemeenschappelijke asielbeleid en een algeheel Europees respect voor de menselijke waardigheid. Ik geloof dat iedereen die met ons die stap voorwaarts wil maken, zijn verantwoordelijkheid moet nemen en vóór dit verslag moet stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Jonckheer (Verts/ALE). (FR) Mevrouw de Voorzitter, in navolging van de vorige spreker hecht ik grote waarde aan de oude Europese gedachte van harmonisering die leidt tot verbetering: anders gezegd, harmonisering naar boven. Als gevolg vraag ik mij af waarom men voor deze mensen in nood weigert de regels op één lijn te brengen met de meest beschermende regels. Ik denk dat erop gewezen moet worden dat de verklaringen van de Raad niet wettelijk bindend zijn en dat als wij ons zo bewust zijn van het gevaar van een harmonisering naar beneden, wij zelf in de kern van de richtlijn een wettelijk mechanisme moeten opnemen. Ook denk ik dat als wij landen in moeilijke omstandigheden – met name financieel – willen helpen in de zin van rechtshulp, wij een Europees Solidariteitsfonds nodig hebben en moeten opzetten.

Dan zou ik nog een tweede opmerking willen maken over de procedure. Mijnheer Barrot, hier is sprake van een verdraaide medebeslissingsprocedure. Ik ben één van de 780 Parlementsleden. Vandaag is mijn enige kans om het woord te voeren en amendementen in te dienen en als wij niet willen dat bewaring de regel wordt, mijnheer Deprez, dan moet u amendementen 82 en 95 maar eens doorlezen, waarin bijvoorbeeld wordt gespecificeerd wat wordt bedoeld met het gevaar van onderduiken. Lees deze amendementen en stem ook vóór amendementen 79 en 98, waarin de voorwaarden worden gespecificeerd waaronder niet-begeleide minderjarigen het grondgebied van de Europese Unie kunnen worden uitgezet. De ingediende amendementen zijn bedoeld om de tekst te verbeteren en ik denk dat het Parlement niet kan worden afgescheept met een pseudo-instemmingsprocedure, hetgeen toch feitelijk is wat hier op dit moment gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (UEN).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Europese immigratiebeleid heeft een fundamentele tekortkoming: zijn enige uitgangspunt is het concept van het respect voor de mensenrechten, terwijl het even noodzakelijk is te denken aan bescherming van de rechten van mensen, en van hun recht op vrijheid, veiligheid en persoonlijke integriteit.

Met haar filantropische amendementen stippelt links een non-beleid uit voor de terugkeer van illegale immigranten. Daarnaast is er sprake van pure demagogie van de kant van de instelling van de Europese Ombudsman. Sinds wanneer is de Europese Ombudsman er dan ook voor de illegale immigrant? Een serieus beleid is kennelijk een beleid dat de belangen van globalisering bestrijdt, dat mensen uit hun omgeving wil trekken omdat het in hen goederen, slaven of nieuwe consumenten ziet. Wij zijn hier tegen.

Als de Middellandse Zee een kerkhof is, dan ligt de morele verantwoordelijkheid bij hen die de poorten hebben opengegooid voor illegale schepen. Wij hebben deze gruwelijke handel in mensenvlees, zoals in Lampedusa, altijd al veroordeeld. Het is een schande. Als wij deze amendementen van links aannemen, wordt het Europees beleid inzake de terugkeer van immigranten al om zeep geholpen voordat het überhaupt is ingegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL).(EL) Mevrouw de Voorzitter, het voorstel voor deze richtlijn is onacceptabel en verhult op cynische wijze de eigenlijke onmenselijkheid van de EU en haar beleid.

U wilt in de wet de bewaring gedurende 18 maanden vastleggen van arme immigranten, met inbegrip van minderjarige kinderen, in concentratiekampen waar de leefomstandigheden een schande zijn voor de menselijke beschaving. U vaardigt gedurende vijf jaar een inreisverbod uit naar het grondgebied van de EU, met inbegrip van legale binnenkomst. Vrijwillige terugkeer is een gotspe: het gaat hier om niets anders dan dwang. U geeft deze mensen simpelweg de keuze om of vrijwillig terug te keren of 18 maanden de gevangenis in te gaan om vervolgens evengoed te worden uitgezet.

U behandelt mensen die het slachtoffer zijn van uw eigen beleid als criminelen. U gooit bommen op Afghanistan en klaagt vervolgens over de vluchtelingen. U plundert de derdewereldlanden en klaagt vervolgens over economische immigranten, terwijl de geldbuidels van kapitalisten uitpuilen.

Met al deze maatregelen wilt u onder andere de portemonnee van slavendrijvers en mensenhandelaars spekken: immers, hoe hardvochtiger de maatregelen zijn, des te meer de prijs wordt opgedreven. U wilt de situatie voor immigranten en overige werkers nog slechter maken. Op basis van de dreiging van uitzetting, worden uit hoofde van deze nieuwe dwangmaatregelen al deze mensen gedwongen te werken zonder rechten.

U kunt er zeker van zijn dat werkers, ongeacht of zij onderdanen zijn van derde landen of van Europa, deze maatregelen niet zullen aanvaarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, vicevoorzitter Barrot, dames en heren, hebben wij op dit vlak een Europese aanpak nodig? Die vraag beantwoorden wij bijna allemaal met ja. Maar hoe pakken wij deze kwestie dan aan? Er is een grote meerderheid in dit Parlement die graag ziet dat wij legale immigratie reguleren en illegale immigratie bestrijden.

Van deze strategie is een terugkeerbeleid een essentieel onderdeel, zoals commissaris Barrot al aangaf. Nu hebben wij een richtlijn over de minimumstandaarden. Wat willen wij dan nog meer? Willen wij soms betere standaarden? Ik weet zeker dat wij allemaal betere standaarden zouden willen, maar wij staan nu eenmaal voor de onbuigzaamheid van de Raad en de politieke vraag is daarom als volgt: wat is beter, deze minimumstandaarden of helemaal geen standaarden?

Mijn antwoord is als volgt: ik denk dat wij maar beter deze minimumstandaarden kunnen hebben, en ik zou mijn collega de heer Weber dan ook willen feliciteren met zijn werk en de onderhandelingen die hij heeft gevoerd.

Laat ik twee specifieke voorbeelden geven: het inreisverbod, dat geldt gedurende vijf jaar. Je kunt misschien twisten over de tijdsduur, dat begrijp ik ook wel, maar momenteel zijn er wel lidstaten die helemaal geen beperkingen hebben, zoals Denemarken, Frankrijk en Oostenrijk.

En dan het geval van de bewaring... Negen lidstaten kennen in het geheel geen maximum aan de tijd van bewaring. Slechts zes lidstaten hebben een kortere tijd van bewaring dan wat is vastgelegd in deze richtlijn. Een van deze zes is Portugal, waar ik vandaan kom. Daar geldt een periode van twee maanden, maar Portugal heeft al aangekondigd dat dit niet veranderen zal. Met andere woorden, het is niet van plan deze richtlijn te gebruiken om zijn eigen standaarden af te zwakken.

Tot slot, mevrouw de Voorzitter, zou ik nogmaals willen wijzen op wat commissaris Barrot heeft gezegd over kinderen. Op dit vlak moeten wij handelen met de grootste zorg en moeten wij zorgen dat de richtlijn op humane wijze wordt uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Javier Moreno Sánchez (PSE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, deze richtlijn is een stap op weg naar een gemeenschappelijk immigratiebeleid. Dit is een noodzakelijke stap, die van nu af aan ook vergezeld zal moeten gaan van overige stappen die deel uitmaken van de algehele Europese aanpak.

Wij moeten wets- en financiële instrumenten creëren die ons afdoende in staat stellen om de deuren te openen voor legale immigranten en om hen te helpen te integreren in onze samenlevingen. Evenzo moeten wij illegale immigratie en illegaal werk een halt toeroepen en de maffia-achtige netwerken voor de smokkel van mensen zien te ontmantelen.

Hierin zullen wij alleen slagen door nauw samen te werken met de landen van herkomst en doorgang. Daarom dringen wij er bij de Commissie op aan haar recht op initiatief uit te oefenen, en vragen wij de Raad om zo snel mogelijk alle richtlijnen aan te nemen die nog in behandeling zijn, omdat de burgers deze richtlijn niet kunnen begrijpen zonder een algehele set maatregelen. De bedoeling is om 27 verschillende wetgevingen op één lijn te brengen en om zo te zorgen voor efficiënte terugkeerprocedures en tevens voor waardigheid en respect voor de grondrechten van immigranten.

Aan de hand van onze amendementen willen wij als Sociaal-democratische Fractie de richtlijn op één lijn brengen met de meest geavanceerde en beschermende wetgeving. Als Spaanse sociaal-democraten leggen wij nog eens speciaal de nadruk op de bescherming van en zorg voor minderjarigen, en daarom vragen wij voor hen om toegang tot onderwijs en speciale opvangcentra. Ook willen wij de vrijwillige terugkeer bevorderen en de wettelijke garanties van de procedure verbeteren.

Dames en heren, tot slot zou ik het zeer verwelkomen als wij het voorstel van de rapporteur, de heer Weber, verwerpen, die een deel van de procedure maar meteen wil overslaan, hetgeen het recht op medebeslissing en daarnaast de geloofwaardigheid van deze procedure ernstig zou aantasten.

Ondertussen hebben wij behoefte aan een krachtig Parlement, dat zijn verantwoordelijkheden niet uit de weg gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal zonder twijfel vóór deze richtlijn stemmen, niet omdat deze ideaal is, maar omdat hierdoor in sommige lidstaten de standaarden worden verhoogd. En hoe idioot het ook lijkt, de beoordeling van deze richtlijn houdt direct verband met het feit dat het Verenigd Koninkrijk er niet aan mee wil doen. Dat land wil zich niet verplichten aan de hogere standaarden in deze richtlijn, niet in de laatste plaats vanwege de tijdslimieten en de voorwaarden voor bewaring, zoals de scheiding tussen in hechtenis genomen immigranten en veroordeelde criminelen, hetgeen op het moment niet altijd gebeurt in het Verenigd Koninkrijk, en het beginsel dat dwangmaatregelen evenredig moeten zijn en in overeenstemming met de grondrechten en de waardigheid van mensen, allemaal waardevolle elementen in deze tekst.

Er heeft een hoop waninformatie de ronde gedaan en ik betreur het dat iemand de President van Bolivia verkeerd heeft ingelicht, die gisteren in de Britse krant The Guardian een open brief publiceerde. Achttien maanden is namelijk niet de standaardtijd. In de richtlijn staat dat de tijd van bewaring niet de zes maanden mag overschrijden, behalve wanneer ondanks alle redelijke inspanningen van de lidstaten, de uitzetting meer tijd in beslag neemt wegens gebrek aan samenwerking van de betrokken persoon of door de vertraagde ontvangst van de vereiste documentatie uit het desbetreffende derde land.

Ik denk dat de bepalingen inzake de belangen van het kind, het gezinsleven, de gezondheidstoestand en het beginsel van niet-uitzetting, alsmede de speciale bepalingen voor niet-begeleide minderjarigen van grote waarde zijn en migranten voor wie uitzetting dreigt, steun zullen bieden. De bepalingen inzake de redenen voor bewaring, beroep en een gerechtelijke uitspraak zijn essentieel. Maar al is mijn bedoeling deze imperfecte maar noodzakelijke richtlijn te steunen teneinde de standaarden te verbeteren, wil ik toch ook benadrukken dat dit niet het hele beeld is. Wij moeten een eerlijk acceptatiesysteem voor vluchtelingen hebben en een passend beleid voor legale immigratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer Pleite (GUE/NGL).(ES) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is een schande, een absolute schande om te streven naar de uitzetting van ruim acht miljoen mensen op basis van het concept van administratieve aanhouding.

Als dit besluit wordt genomen, wat helaas het geval zal zijn, betekent dat het einde van een beschermend Europa. Vele Europeanen onder ons hebben onder dictaturen al eens te maken gehad met bestuurlijke aanhouding, en dit beginsel gaat nu de toon aanvoeren voor de uitzetting van acht miljoen mensen.

Het niet-ondersteunende Europa gaat nu bekrachtigd worden. De lidstaten die er nu naar streven dit concept nieuw leven in te blazen zijn dezelfde als die lidstaten die in dit boekjaar voor het eerst de steun aan internationale samenwerking hebben verminderd.

Het zal niet mogelijk zijn de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken en dit wordt onze bijdrage – de bijdrage van het oude Europa, het oude Europa met haar waarden en solidariteit – aan honger en voedselcrisis: de uitzetting van acht miljoen mensen zonder enige garantie. In één woord, een schande!

Ik geloof dat er vele burgers zijn die dit soort wetgeving verwerpen en ik roep hen op Europa te mobiliseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) Beste collega’s, de Europese Commissie is erachter gekomen dat er in 2006 ongeveer acht miljoen illegale immigranten in de Europese Unie waren. De Unie kan dit probleem niet langer negeren. Wij zullen een oplossing moeten vinden: natuurlijk kunnen wij niet spelen met de levens van die mensen, maar het is ook wel duidelijk dat deze situatie zich niet vanzelf zal oplossen.

De recentelijk door de Commissie voorgestelde instrumenten voor het beheer van illegale immigratie kunnen alleen een positief effect hebben als het probleem van illegale emigratie ook wordt opgelost. Wij leven in een Europa waarin de interne grenzen zijn opgeheven, een van de redenen waarom wij deze richtlijn nodig hebben om een eerste stap te kunnen nemen op weg naar een gemeenschappelijk beleid inzake de repatriëring van illegale immigranten.

Er zijn NGO’s die van oordeel zijn dat de Europese Unie een steeds repressiever beleid voert ten aanzien van immigratie en die de richtlijn inzake terugkeer bestempelen als de “richtlijn van de schande”. Ik begrijp de zorgen van deze organisaties ten aanzien van de bescherming van de belangen van mensen zonder papieren, maar ik zou hen toch ook willen vragen de zaak vanuit een realistisch gezichtspunt te bekijken. Welke oplossingen zijn er voor immigranten die de Unie binnenkomen via Malta, de Canarische Eilanden, Griekenland, Italië of, zoals recentelijk, via de oostelijke buitengrens en die zich proberen te vestigen in de Europese Unie? Het gevaar bestaat dat deze immigranten het slachtoffer worden van zwartwerk, illegale mensensmokkel of zelfs terroristische radicalisering. Deze dreiging is reëel en dat is precies waarom het zo belangrijk is om de situatie van deze mensen te reguleren, middels repatriëring dan wel door hen asiel te verlenen en een verblijfsvergunning te verstrekken.

De onderhandelingen met de Raad hebben geleid tot oplossingen die zonder voorbehoud kunnen worden geaccepteerd, met name ten aanzien van de gevoelige terreinen van de bescherming van kwetsbare mensen en niet-begeleide minderjarigen, de voorwaarden voor repatriëring naar landen van herkomst of landen waarmee de Europese Unie op dit vlak bilaterale overeenkomsten heeft ondertekend. Naar mijn mening moeten wij de inspanningen van de rapporteurs en de Raad op prijs stellen en deze richtlijn goedkeuren in de vorm zoals die nu in eerste lezing is gepresenteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolfgang Kreissl-Dörfler (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik leg mijn notities ter zijde. Ik had een heleboel andere dingen willen zeggen, maar zou nu vooral willen wijzen op het feit dat wij absoluut niet alles hebben bereikt wat wij hadden kunnen bereiken. Ook ik had gehoopt op meer en betere regelgeving. Ik hink daarbij op twee gedachten: enerzijds wil ik het allerbeste en anderzijds moet er nu hier op Europees niveau een besluit worden genomen, onder meer ten aanzien van de minimumstandaarden die gelden voor landen die tot nu toe nog helemaal geen standaarden hebben. Een ieder van ons zou eens moeten kijken naar hoe de dingen functioneren in zijn of haar eigen land, naar wat daar werkelijk gebeurt, en naar welke standaarden zijn of haar land heeft. Gaat het er daar dan echt zo geweldig aan toe?

Als Europees Parlement kunnen wij alleen minimumstandaarden bepalen. Het feit dat de Raad überhaupt tot een overeenkomst is gekomen mag best een wonder worden genoemd. Vier of vijf lidstaten, waaronder ook mijn eigen land bij monde van onze minister van Binnenlandse zaken, wilde in het geheel geen regelgeving en gaven aan blij te zijn met hoe alles nu in hun land verloopt. Nu zullen nationale parlementen en nationale regeringen het aanzienlijk beter moeten doen. En niemand zal hen er uiteraard van weerhouden nog betere oplossingen te vinden – of staat dat soms ergens geschreven? Toen ik student was, leerde ik dat wie in de wetboeken kijkt, makkelijker de wet kan vinden. De heer Deprez heeft gelijk: als je alle artikelen in hun samenhang leest, wordt het duidelijker wat wij nu kunnen verwezenlijken. Natuurlijk zul je er niet de steen der wijzen vinden. Maar niemand heeft die ooit gevonden – integendeel zelfs. Toch zou ik het bereikte compromis willen zien als een basis van waaruit de Europese Unie in de toekomst de zaken nog beter kan gaan regelen. Mijn collega’s in de Bondsdag, het Duitse parlement, en in elk van de federale staten, zullen nu de handschoen moeten opnemen, aangezien er in mijn land in afwachting van uitzetting een periode van bewaring van achttien maanden geldt. Wij kennen een inreisverbod dat nog veel langer is en in veel federale staten zijn besluiten gevallen die nu onacceptabel worden. Tegen al diegenen die zeggen dat de richtlijn een schande is, kan ik alleen maar adviseren dat je daar weinig mee opschiet. En om er in alle opzichten tegen te zijn – lieve hemel, hoe moeten wij dan ooit al die mensen helpen die op dit vlak werkzaam zijn? Of al die mensen die vastzitten in landen die helemaal geen richtsnoeren hebben?

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Cappato (ALDE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de rapporteur, de heer Weber, vroeg zich af waarom dit Parlement geen oog had voor de positieve maatregelen die door dit voorstel voor een richtlijn werden geïntroduceerd.

De rapporteur spreekt echter tot ons alsof het Parlement staat voor een laatste stemming, met een definitieve lezing, en met de verplichting om onze ultieme verantwoordelijkheid van goedkeuren of verwerpen uit te oefenen. Dat is niet het geval. Wij zijn slechts aanbeland bij de eerste lezing. Daarom is het moeilijk te vatten waarom wij deze mogelijkheid niet benutten ten aanzien van de voorstellen voor verbeteringen die een brede consensus hebben in dit Parlement, van rechts tot links, inzake verdere garanties die kunnen worden geboden aan minderjarigen, inzake derde landen van doorgang en inzake het inreisverbod.

U zegt ons dat dit is omdat de Raad heeft besloten en omdat de regeringen hebben besloten. Dit is, zoals de heer Jonckheer al zei, een verloochening van onze bevoegdheden als medewetgever. Dit betekent – en ik zeg dit met alle respect voor het werk dat gedurende drie jaar onderhandelen is verricht – dat wij nu op het punt staan na te laten onze bevoegdheid uit te oefenen om de richtlijn te verbeteren.

De regeringen van Europa hebben dit Parlement nu juist nodig om te zorgen dat Europa geen plaats van angst wordt met nog doelmatiger instrumenten ter bescherming tegen immigratie, maar daarentegen een plaats van integratie van immigranten.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Gaubert (PPE-DE). (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tal van organisaties en politieke partijen voeren een absurde ideologische campagne tegen deze tekst, die ze voor eigen politieke doeleinden uitbuiten en verkeerd weergeven.

Aan de hand van deze richtlijn bieden wij mensen in een kwetsbare situatie de garantie dat hun terugkeer geschiedt met volledig respect voor hun rechten en waardigheid. Het gaat niet om het recht op asiel, mijnheer Catania. Ik krijg de indruk dat u dat nog niet helemaal begrepen hebt.

Wij zullen niet toestaan dat onze burgers denken dat hun vertegenwoordigers verantwoordelijk zijn voor een tekst die ten onrechte wordt aangeduid als de “richtlijn van de schande”. Wij hoeven ons niet te schamen dat er met deze richtlijn garanties worden geïntroduceerd. De schande treft juist hen die blind zijn en niet kunnen of willen zien welke vooruitgang er zo wordt gemaakt.

Willen wij het beginsel van vrijwillige terugkeer in de wet opnemen? Willen wij lidstaten verbieden dat zij een onbeperkte tijd van bewaring aanhouden? Willen wij gerechtelijke uitspraken? Willen wij dat de omstandigheden van bewaring door rechtsinstanties worden gecontroleerd? Willen wij gratis rechtshulp, en NGO’s die ter plaatse actief zijn? Willen wij de beginselen van gezinshereniging, de belangen van het kind en medische zorg in de wet opnemen? Elke tekst is voor verbetering vatbaar, maar deze richtlijn zorgt voor vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie, waarin elke lidstaat handelt naar eigen goeddunken, hetgeen soms tot onacceptabele situaties leidt, is het niet zo, mevrouw Roure en mevrouw Hennis-Plasschaert?

Dames en heren, ik roep u allen op vóór dit compromis te stemmen, niet te buigen voor de politieke manipulaties van bepaalde mensen ten aanzien van deze tekst, en de concrete verbeteringen die hiermee worden geïntroduceerd niet uit het oog te verliezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inger Segelström (PSE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik zou willen beginnen mijn dank uit te spreken aan Manfred Weber en alle overigen die dit debat over een eerste stap op weg naar gemeenschappelijke regels en procedures voor de terugkeer van illegale immigranten, mogelijk maken. Vergeleken met eerdere debatten in commissies en in de plenaire vergadering, denk ik echter dat wij ons op een aantal belangrijke punten geheel in de verkeerde richting begeven en op weg zijn naar een minder humane EU.

Om te beginnen: het is gewoon niet acceptabel om mensen gedurende achttien maanden op te sluiten. Mensen kunnen tot waanzin worden gedreven en het gaat hier niet om veroordeelden of criminelen, maar alleen maar om mensen die op zoek zijn naar een beter bestaan voor zichzelf en hun gezinnen, op de vlucht voor de armoede. Ten tweede: als de Raad en de rapporteur niet geloven in vrijwillige terugkeer, zullen kinderen worden weggerukt uit scholen en verpleeghuizen, zullen verblijfplaatsen worden ontruimd zonder aankondiging en zal er meer schade worden verricht dan wat misschien al is veroorzaakt door alle stress van het wachten op een besluit, met name voor kinderen. Ten derde: nu wij als Parlement in januari een strategie hebben goedgekeurd ten aanzien van de rechten van het kind, kunnen wij toch niet een stap terugdoen en kinderen opsluiten of hen behandelen zoals voorgesteld? Hierdoor kunnen kinderen voor hun hele leven beschadigd raken, en daaraan wil ik niet bijdragen. Ten vierde: vijf jaar is een veel te lange periode voor mensen om niet te kunnen terugkeren als zij daar een reden toe hebben. Mensen kun je niet in hokjes stoppen, zelfs niet onder de meest gunstige omstandigheden: elk geval moet individueel worden behandeld en worden beoordeeld op diens eigen voor- en nadelen, bijvoorbeeld als het gaat om vrouwen en kinderen die betrokken zijn bij mensenhandel.

Tal van organisaties die toezicht houden op de mensenrechten hebben aangegeven dat zij bezorgd zijn en vinden dat het compromis ontoereikend is en dat de menselijke aanpak te ongevoelig is. De amendementen van de Sociaal-democratische Fractie zouden daarom moeten worden toegejuicht. Ik dank u, mevrouw de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Panayiotis Demetriou (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, de vraag die wij ons moeten stellen is: is illegale immigratie vandaag de dag een probleem in de EU of niet? Het antwoord daarop moet zijn: ja, het is een probleem, en een ernstig probleem ook. Ook moeten wij ons afvragen of dit probleem moet worden aangepakt op Europees niveau, of dat het liever een kwestie moet blijven van de afzonderlijke lidstaten? Het antwoord op die laatste vraag is: nee, dit probleem moet worden aangepakt door de EU. Wij hebben ons standpunt hierover uitgedrukt. Is er echter tot nu toe een alomvattend, algemeen EU-beleid geweest om dit probleem aan te pakken? Opnieuw is het antwoord helaas: nee. Wij pakken dit probleem fragmentarisch aan en het debat dat wij hierover vandaag voeren, raakt enkel aan de oppervlakte van het enorme probleem van de illegale immigratie. Dat alles neemt niet weg dat wij maar één stap tegelijk kunnen doen.

Een andere vraag die wij ons moeten stellen, wanneer wij hier vandaag debatteren over dit compromis, is of dit het best denkbare compromis is tussen de Raad en het Parlement? Het antwoord hierop is: nee. Is het een compromis dat wij willen? Zeer zeker niet! Is het een compromis dat wij in de tijd die nog beschikbaar is, moeten bespreken in de hoop dat er toch nog een bevredigende afloop komt? Opnieuw is het antwoord: nee. Het Parlement heeft de zaak namelijk al tweeënhalf jaar lang met de Raad besproken.

Ik feliciteer de heer Weber met het werk dat hij heeft verricht en het resultaat dat hij heeft bereikt, maar het is geen resultaat waar ik geheel tevreden mee kan zijn. Desondanks rijst ook de vraag of de situatie hiermee verbeterd wordt. En dan is het antwoord: ja, dat is zo. En dan rijst meteen de volgende vraag: kunnen wij er met de tijd verbeteringen in aanbrengen, zonder dat wij toestaan dat de situatie stagneert? Opnieuw is het antwoord: ja, er is een dialoog, en dat kan alleen maar gunstig zijn. “De aarde behoort toe aan alle mensen” – dit is een gedachte die mij raakt. Ik wordt geraakt door het principe dat wij niet onredelijk mogen handelen ten opzichte van deze mensen. Wij moeten echter wel oog houden voor de realiteit. Er zijn nu eenmaal georganiseerde samenlevingen en wat er ook gebeurt, wij zullen moeten opkomen voor de mensenrechten en tegelijkertijd de belangen en rechten van georganiseerde samenlevingen en georganiseerde staten moeten beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, miljoenen mensen verblijven illegaal in de Europese Unie. Zij worden getolereerd omdat zij een bron van goedkope arbeid vormen. Tegelijkertijd krijgen zij geen recht op verblijf of medische zorg, en kunnen zij evenmin vrijwillig hun recht halen bij de rechtbank. Ik twijfel er niet aan dat iedereen, ongeacht zijn of haar wettelijke status, het recht heeft op waardigheid en een humanitaire behandeling. Dat is ook de reden dat ik het voorstel van de Europese Commissie van harte verwelkom: dit voorstel is immers bedoeld om de beginselen op dit vlak te harmoniseren.

Ik twijfel er niet aan dat iedereen in dit Parlement transparante en heldere communautaire beginselen wil ten aanzien van terugkeer, uitzettingen en inreisverboden voor illegale immigranten. Daar hebben wij al geruime tijd op gewacht. Het Parlement werkt nu al twee jaar aan een oplossing hiervoor. Laten wij vooral niet vergeten dat wij ook nog eens twee jaar moeten wachten voordat deze richtlijn van kracht gaat, aangezien dat de tijd is die de lidstaten hebben voor de tenuitvoerlegging ervan. Alhoewel ook ik reserves heb ten aanzien van deze richtlijn – reserves bijvoorbeeld ten aanzien van de tijd van bewaring voor immigranten, het vastzetten van niet-begeleide kinderen en het inreisverbod voor de Europese Unie – zou ik toch willen vragen of wij illegale immigranten echt nog langer moeten laten wachten op een geharmoniseerd immigratiebeleid, met inbegrip van minimumstandaarden. Moeten zij dan getuige zijn van een debat dat aantoont dat Europa niet in staat is op dit punt tot overeenstemming te komen? Dat lijkt mij toch niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Stefano Zappalà (PPE-DE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tezamen met vele collega-Parlementsleden die vanmorgen hebben deelgenomen en die ook nu deelnemen aan het debat in dit Parlement, heb ik aan het begin van mijn zittingsperiode dit verschijnsel uit eerste hand ervaren bij mijn bezoeken aan tal van landen in Europa en vele voorlopige ontvangstcentra.

Ik zie in dat het verschijnsel complex is en vele facetten kent. Een ieder van ons zal vanwege zijn of haar culturele achtergrond, persoonlijkheid en politieke kleur de zaak vanuit een specifiek gezichtspunt waarnemen. Al met al zullen wij toch rekening moeten houden met het feit – en ik denk dat dit echt cruciaal is – dat wij nu niet praten over een paar emigranten, zoals honderd jaar geleden nog het geval was. Wij hebben het geenszins over een klein en geïsoleerd verschijnsel, maar over de immigratie van hele volksstammen. Wij hebben het over miljoenen en miljoenen personen die om allerlei redenen migreren. Maar zeer weinigen doen dit om asiel aan te vragen, maar zeer weinigen doen dit om politieke redenen: het overgrote merendeel is namelijk op zoek naar betere leef- en arbeidsomstandigheden.

Al is tijd onze grootste vijand, toch mag ik niet nalaten de heer Weber te danken. En evenmin mag ik nalaten mijn dank te betuigen aan de heer Deprez, de huidige voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, alsmede aan de vorige voorzitter daarvan, de heer Cavada, en aan alle Parlementsleden met wie wij zoveel tijd hebben besteed aan al het werk ten behoeve van dit verschijnsel. Naar mijn mening is een wet die voor verbetering vatbaar is, nog altijd beter dan geen wet. Ik ben ervan overtuigd dat Europa er in het algemeen, maar bovenal ten aanzien van dit complexe en ernstige probleem zoals wij dat momenteel ervaren, goed aan doet zo goed mogelijk te zorgen voor haar eigen burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Frieda Brepoels (PPE-DE). (NL) Mevrouw de Voorzitter, collega’s, ik zou vooreerst mijn bijzondere dank willen richten aan onze rapporteur voor zijn enorm harde werk, maar ook voor zijn doorzettingsvermogen in dit heel cruciale dossier. Aan het einde van het debat is het natuurlijk heel moeilijk om nog nieuwe elementen in te brengen, maar ik sluit mij heel graag aan bij de collega’s die stellen dat deze richtlijn slechts een eerste, maar een heel noodzakelijke stap is in een globaal migratiebeleid. We zitten allemaal met dezelfde problemen en uitdagingen en het is duidelijk dat onze burgers pas legale migratie zullen aanvaarden en ook begrijpen indien de politiek heel duidelijk aangeeft dat illegale migratie in geen geval wordt aanvaard. We zien dat een derde van onze lidstaten nog helemaal geen regels heeft op dit gebied en dat dus eigenlijk elke regelgeving die wij hier goedkeuren voor die landen een vooruitgang is ten aanzien van de bescherming van de illegalen zelf.

Aan de tegenstanders zou ik toch even willen meegeven dat inderdaad in landen die reeds voldoende bescherming bieden, er weinig of niets verandert en dat de Raad ook duidelijk zijn woord gaf dat de richtlijn niet gebruikt zal worden om afbreuk te doen aan de bescherming in landen waar deze bescherming verder gaat dan in de richtlijn. Ten slotte moet het ook duidelijk zijn dat de lidstaten verder kunnen gaan dan de richtlijn.

Wat de implementatie betreft en de opvolging denk ik dat het heel belangrijk is dat de Commissie, maar ook de nationale parlementen hier een heel belangrijke verantwoordelijkheid dragen, want het is natuurlijk duidelijk dat er een noodzaak is om die uitwijzingen ook effectief uit te voeren.

Ten slotte, mevrouw de Voorzitter, hoop ik dat een meerderheid in dit Huis verder zal kijken dan de politieke dogma’s en spelletjes en ook bereid zal zijn bij te dragen aan een realistische, doortastende, duidelijke en humane oplossing, in het belang van de EU, maar nog veel meer in het belang van de illegalen zelf.

 
  
MPphoto
 
 

  Manolis Mavrommatis (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, laat ik beginnen met mijn collega de heer Weber te feliciteren met zijn voortreffelijke werk en de uitkomst daarvan. Daarnaast wil ik mevrouw Carlotti danken voor de constructieve samenwerking die wij hebben ervaren in de Commissie ontwikkelingshulp.

De landen rond de Middellandse Zee hebben in grotere mate te stellen met het probleem van de illegale immigratie dan de landen zonder buitengrenzen. Vorig jaar zijn er bijvoorbeeld 112 000 illegale immigranten mijn land, Griekenland, binnengekomen. Voor 58 000 mensen werd een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Dit zijn recordaantallen voor de EU, die daarom tot een gemeenschappelijke strategie dient te komen om het probleem op te lossen. Daarnaast moeten bijkomende maatregelen worden genomen om immigranten te integreren en moet de terugkeer van illegale binnenkomers onder fatsoenlijke voorwaarden verlopen.

De EU dient een terugkeerbeleid te hebben op basis van het beginsel van solidariteit en het delen van de verantwoordelijkheden met de ontwikkelingslanden. Ik onderschrijf en ondersteun de handhavingsvrijstelling in deze richtlijn: deze gaat uit van gezinsrelaties, van de belangen van het kind en van de gezondheidstoestand van de immigrant. De belangen van kinderen moeten worden gewaarborgd door een passende afdeling voor sociale dienstverlening of door een advocaat.

Tot slot sluit ik mij aan bij het pleidooi van de Commissie ontwikkelingssamenwerking tegen de bewaring van minderjarigen, en ik ben er zeker van dat mijn collega’s dit ook zullen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, zoals de heer Mavrommatis zojuist zei, zijn er vorig jaar 112 000 illegale immigranten Griekenland binnengekomen. Het merendeel daarvan wil niet blijven, maar wil doorreizen naar overige Europese landen. Dat illustreert maar weer dat het immigratieprobleem een Europees probleem is; het betreft ons allen en wij moeten gezamenlijk aan een oplossing werken.

Daarom is Griekenland ook voorstander van een gemeenschappelijk immigratiebeleid. Natuurlijk, met de aanbevelingen van de heer Weber wordt niet meteen het hele probleem opgelost, maar het is wel een positieve stap voorwaarts, en daarom feliciteer ik hem van harte. Als wij doorgaan met het in deze richtlijn uitgestippelde beleid, denk ik dat wij op een gegeven moment zullen constateren dat wij er beter voorstaan dan nu het geval is.

Niemand is voor inhumane behandeling van immigranten of schending van de mensenrechten. De enige reserve die Griekenland heeft is de verplichting van lidstaten om gratis rechtshulp te bieden. Weet u waarom? Daar zijn twee redenen voor: ten eerste zijn de kosten enorm en vormen deze een zeer grote last voor Griekenland; ten tweede bevat rechtshulp een element van oneerlijkheid. Als wij gratis rechtshulp bieden aan illegale immigranten, waarom dan niet aan arme legale immigranten die ons land binnenkomen, en waarom niet aan onze eigen arme burgers?

Ik denk dat met de toevoeging die is gemaakt aan het desbetreffende artikel, de kwestie opgelost is en de reserves van Griekenland zijn weggenomen. Wij zullen daarom zeker het voorstel en de aanbeveling steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE). (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de onderhandelingen om tot een overeenkomst in eerste lezing te komen hebben een behoorlijke wissel getrokken op de vooruitgang die was bereikt door toedoen van het Parlement.

In zijn huidige vorm is deze compromistekst onacceptabel. Hij is onacceptabel omdat minderjarigen worden behandeld als volwassenen en omdat minderjarigen geen toegang hebben tot onderwijs en terug kunnen worden gestuurd naar een land waar zij ver verwijderd zijn van hun verwanten. Het is onacceptabel om gemeenschappelijke regels en procedures in te voeren die zijn aangepast aan de laagste standaarden in Europa, waardoor deze richtlijn naar beneden wordt getrokken; het is onacceptabel om zovele mogelijkheden open te laten voor schending van de mensenrechten en voor onwaardige perioden van bewaring, en om zoveel mensen gedurende een dergelijke situatie geen wettelijke dekking te bieden.

Hoe kan een verlicht Europa zoiets verschrikkelijks accepteren? Hoe kan de droom van de scheppers van Victor Hugo’s Verenigde Staten van Europa na al die hoop worden veranderd in een dusdanige nachtmerrie?

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) De problemen met illegaal in de EU verblijvende immigranten vragen om transparante, heldere en rechtvaardige regels. Rekening houdende met hoe dramatisch dit probleem is – op het moment verblijven er ongeveer acht miljoen illegale immigranten in de EU – en hoe complex de problematiek is, denk ik dat het onontkoombaar is dat wij een gemeenschappelijk wettelijk kader in het leven roepen.

Deze richtlijn maakt duidelijk dat illegale immigranten uit Europa moeten vertrekken. Wij moeten echter wel rekening houden met de omstandigheden waaronder dit gebeurt en zorgen dat de mensenrechten, met name het recht van persoonlijke vrijheid, volledig worden nageleefd.

Omdat kinderen in deze situatie een uiterst kwetsbare groep vormen, verwelkom ik in het bijzonder het feit dat het belangrijke wetsbeginsel van de belangen van het kind expliciet wordt genoemd in deze richtlijn. Wij kunnen het probleem van illegale immigratie echter niet enkel beperken tot pragmatische uitzetting onder dwang en een inreisverbod. Uiteindelijk zullen wij ook oog moeten hebben voor de ruimere politieke dimensie van het verminderen van de prikkels voor illegale immigratie naar de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI). (FR) Mevrouw de Voorzitter, Evo Morales heeft ons geschreven over een immigratierichtlijn die in Frankrijk bekend staat als “sans-papiers”. Een Zuid-Amerikaans staatshoofd dat een open brief aan Europa schrijft is niet echt een buitenlander, maar eerder een neef.

Natuurlijk, wij zijn staten met regels die moeten worden nageleefd; anders heerst er chaos en dat gaat uiteindelijk ten koste van iedereen. Omdat er echter ook immigratie bestaat van Peru naar Chili, van Nicaragua naar Costa Rica en van Mozambique naar Zuid-Afrika, is immigratie een mondiaal probleem met mondiale oorzaken. In een geglobaliseerde economische markt is immigratie de ultieme uitkomst van de kapitalistische logica, waar iemand die niets meer te verkopen heeft alleen nog zichzelf kan verkopen. Het kan misschien noodzakelijk zijn om een gammele Europese wetsstructuur in het leven te roepen voor de effecten van mondiale immigratie, maar immigratie zal uiteindelijk op mondiaal niveau moeten worden aangepakt, zoals ook het geval is met voedsel, pandemieën en basisonderwijs, omdat ook deze problemen reeds zijn geglobaliseerd. Dat noemen wij het reguleren van de gedeelde vlakken van mondiaal mede-eigenaarschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Filip (PPE-DE). - (RO) Het bestaan van voor alle lidstaten geldende, uniforme standaarden en procedures betekent een verplichting op het niveau van het gehele Europese bestuurlijke systeem en niet alleen met betrekking tot de terugkeer van immigranten uit derde landen.

Het feit dat dit verslag is opgesteld, een verslag dat zonder twijfel een groot actueel belang en nut heeft, biedt mij een gelegenheid om opnieuw het debat aan te zwengelen over de noodzaak om interoperatieve systemen in te voeren voor de uitgifte in alle landen van openbare documenten op bestuurlijk niveau.

De interoperabiliteit van systemen in alle landen voor de uitgifte van documenten blijft een essentiële voorwaarde om de risico’s te beperken die verband houden met excessieve bevoegdheden en biedt een functionele formule om het gebruik van rechten die voortvloeien uit de status van burger van de Gemeenschap, te garanderen.

Al waardeer ik de kwaliteit van het verslag, toch zou ik het feit willen benadrukken dat de effecten ervan zouden kunnen worden geoptimaliseerd als wij opnieuw zouden gaan nadenken over de praktische voorwaarden van de tenuitvoerlegging, zulks op basis van fundamentele studies naar de mogelijkheid van een geïntegreerd elektronisch systeem van bestuurlijke procedures en diensten. Misschien is het nog niet te laat om na te denken over het invoeren van een Europese elektronische identiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolae Vlad Popa (PPE-DE). - (RO) Dankzij het evenwichtige verslag van de heer Weber zal de richtlijn inzake terugkeer het eerste wetsinitiatief op het gebied van immigratie zijn dat met succes is aangenomen op basis van de medebeslissingsprocedure tussen het Europees Parlement en de Raad. Ik ben blij dat beide instellingen, met ondersteuning van de Europese Commissie, hun plichten hebben opgenomen en op verantwoordelijke wijze hebben volbracht, waardoor een referentiepunt is gecreëerd voor toekomstige bestanden.

Het terugkeerbeleid moet worden gezien als een integraal en onontbeerlijk onderdeel van een algeheel en samenhangend Gemeenschapsbeleid op het gebied van migratie en asiel. Door de regels inzake illegale immigratie efficiënter te maken, kunnen wij de regels voor legale migratie liberaler maken.

Ik ben van mening dat er nu heldere, transparante en rechtvaardige regels zijn opgesteld om te zorgen voor een doelmatig terugkeerbeleid, als onmisbare schakel binnen een deugdelijk beheer van het migratiebeleid, zoals overeengekomen in het Haags programma.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Klamt (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben met klem gevraagd om een algeheel plan voor alle aspecten van migratie, een plan dat jaren mee kan. De richtlijn inzake terugkeer maakt duidelijk deel uit van dat pakket. Legale immigratie naar de Europese Unie kan alleen goed worden geregeld als wij niet doorgaan met het binnenlaten van miljoenen illegale immigranten en met het op één hoop gooien van deze situatie met die van legale immigratie.

Als mevrouw Roure het heeft over het zogenaamde recht van illegale immigranten om armoede te ontvluchten, moet ik haar er toch aan herinneren dat er op het Afrikaanse continent 922 miljoen mensen in armoede leven en dat er in India zelfs 1,1 miljard mensen in armoede leven, waarvan velen ongetwijfeld naar Europa willen komen. Dat is bepaald geen goede manier om de zaken te regelen. Wij moeten daarom nu de richtlijn inzake terugkeer steunen, zodat de weg wordt vrijgemaakt om de kwestie van legale immigratie nu eindelijk eens goed te regelen, waardoor wij ook echt mensen kunnen helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dragutin Mate, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Uiteraard zou ik ook het een en ander willen bijdragen aan wat u zojuist allemaal heeft gezegd en waarnaar ik nauwlettend heb geluisterd.

Ten eerste moet nog maar weer eens duidelijk worden gesteld dat wij het hier vandaag hebben over een richtlijn inzake terugkeer; wij hebben het over illegale immigratie en niet over asiel of asielprocedures. Er zijn zeer grote verschillen tussen deze twee. De asielrichtlijn is al van kracht sinds 2003 en functioneert goed.

Vandaag proberen wij een stap voorwaarts te maken. Het is ook van groot belang om deze stap ook werkelijk te maken. In zijn politieke verklaring, die u kunt vinden op de voorlaatste pagina, doet de Raad een toezegging dat voor al die personen die voldoen aan de voorwaarden voor bewaring, maar niet voor iedereen over de gehele linie, de bewaring niet langer mag duren dan zes maanden. Daarnaast geldt dat in uitzonderlijke gevallen, en dat zijn gevallen die specifiek zijn vastgelegd, deze tijd verlengd kan worden met nog eens twaalf maanden. Er is dus geen sprake van een automatisch proces, al is dat vandaag wel vele malen hier gesuggereerd. Zo zit de richtlijn echter niet in elkaar.

Bovendien doet de Raad in zijn politieke verklaring een duidelijke toezegging, als ik mag citeren: De Raad verklaart dat de uitvoering van deze richtlijn als zodanig niet mag worden gebruikt als rechtvaardiging voor het vaststellen van bepalingen die minder gunstig zijn voor de personen voor wie zij geldt.”

Dit betekent door geen enkel land, en er zijn zes van deze landen – en ik heb ook nog eens met alle zes de ministers van deze landen gesproken. Tijdens de onderhandelingen in de Raad hebben zij er alle zes op gestaan dat deze tijd minder zou zijn dan zes maanden. Helaas heeft de meerderheid van de lidstaten een veel langere tijd van bewaring, soms zelfs onbeperkt, en in een behoorlijk aantal lidstaten kunnen illegale immigranten in praktijk en in theorie momenteel voor onbeperkte duur worden vastgehouden.

Juist op dit punt willen wij vooruitgang boeken. Sterker nog, het is van cruciaal belang dat wij hier vooruitgang boeken. En ik zou natuurlijk speciaal de specifiek kwetsbare groep van kinderen willen noemen. Ik zou er bij het Parlement op willen aandringen toch nog eens naar artikel 5 te kijken, en ook nog eens naar artikel 15(a). Er staat duidelijk vermeld dat de omstandigheden voor kinderen niet slechter mogen zijn. Zij moeten worden ondergebracht in speciale instellingen die dit allemaal mogelijk maken. De restricties zijn in dit opzicht uiterst streng.

Ook op dit punt waren de onderhandelingen zwaar en bepaald niet eenvoudig. Ik weet niet of alle Parlementsleden dit kunnen voorstellen, maar ik geef u een klein voorbeeld uit de onderhandelingen. Over een van de artikelen, artikel 14 om precies te zijn, hebben wij maar liefst vier uur lang onderhandeld, vier uur lang, waarbij elk woord afzonderlijk is afgemeten.

De lidstaten hebben begrepen dat de zaak moest worden opgelost op EU-niveau. En waarover kunt u vandaag beslissen? Over de vraag of de zaak wordt opgelost op nationaal niveau, zoals tot op heden het geval is, of dat dit gaat gebeuren op EU-niveau. Een van de Parlementsleden verwoordde de zaak heel adequaat: illegale migratie, dat is een probleem. De vraag is niet of het een probleem is. Dat is het gewoon. Wij moeten op dit vlak orde scheppen; wij moeten orde op zaken stellen, en wel op een zo geciviliseerd mogelijke manier. Daarom moeten wij nu deze eerste stap nemen. Ik weet dat dit voor velen geen goed compromis is, maar wij moeten goed beseffen dat dit compromis ook voor de lidstaten op de grens van het acceptabele balanceert.

U moet goed weten dat zeer veel lidstaten op dit vlak helemaal geen gemeenschappelijk beleid willen. Veel lidstaten zouden het alleen maar prettig vinden als zij de zaak konden regelen op hun eigen manier, thuis met hun eigen regels, en zonder toestemming van het Europees Parlement en zonder toezicht van de Europese instellingen. En de huidige situatie is slechter dan wat vandaag ter tafel ligt. Daarom zou ik willen herhalen dat dit een belangrijke en beslissende stap voorwaarts is.

Kortom, waarover beslissen wij vandaag? Wij beslissen niet over de feitelijke verwoording van de artikelen die voor ons liggen, maar over het succes van de onderhandelingen tussen enerzijds de heer Weber en mijzelf namens de Raad en anderzijds de Commissie en de commissarissen. Wij beslissen vandaag over de integriteit van het integratiebeleid. Als het zover komt dat wij vandaag nee zeggen tegen deze richtlijn inzake illegale immigratie, dan kunt u zich wel voorstellen hoe moeilijk het zal zijn om de stap te maken naar besluitvorming, naar gezamenlijke besluitvorming inzake legale immigratie.

Wij moeten deze eerste stap voorwaarts maken en als wij dat vandaag niet doen, duurt het lang, heel erg lang, voordat we weer een nieuwe gelegenheid hebben een dergelijke stap te nemen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid kan ik u melden dat als de richtlijn vandaag niet in eerste lezing wordt aangenomen, een groot aantal lidstaten weer terug zal vallen in hun oorspronkelijke onderhandelingsposities, die uiterst rigide en zeer onwrikbaar zijn. Dan gaat er natuurlijk weer heel veel tijd overheen voordat wij hier weer samenkomen om te beslissen of wij al dan niet het gemeenschappelijk standpunt aannemen.

Er zal uiteindelijk een compromis moeten worden geaccepteerd. Er zullen geen extreme standpunten worden aangenomen. Dit is de hoeksteen van onze democratie. Het gaat er niet om dat iemands opvatting de voorkeur krijgt, en dat betekent niet dat ik geen respect heb voor de standpunten van niet-gouvernementele organisaties en overige instellingen die zich hebben uitgesproken en ernaar sterven om de situatie te verbeteren. Het is goed dat zij hiernaar streven, maar wij moeten wel goed beseffen dat uiteindelijk wij met ons allen, wij van de Raad en u van het Parlement, verantwoording moeten afleggen aan het electoraat en wij weten allemaal wat er op dit vlak voor complicaties zijn. Zoals ik al meerdere malen heb gezegd in deze afrondende woorden, dit is nog maar een eerste stap, maar wel een belangrijke stap, die wij samen moeten nemen op weg naar verbetering van de rechten van illegale immigranten en meer algemeen in de zin van het formuleren van een migratiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal mijzelf beperken tot het bieden van enige aanvullende informatie voor dit debat.

Ten eerste, als de richtlijn inzake terugkeer wordt aangenomen, zal deze niet geïsoleerd staan. De richtlijn behoort tot een reeks die is gebaseerd op het concept van een gecoördineerd immigratiebeleid. Bijgevolg zullen er, zoals een aantal leden al heeft aangegeven, ook teksten komen inzake legale immigratie en teksten ter versterking van onze asielprocedures en de opvang van vluchtelingen. Er komt, en er is feitelijk al, een gecoördineerd beleid waar de derde landen waarvan de immigranten veelal afkomstig zijn, bij betrokken zijn. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat wij door middel van partnerschappen met een aantal derde landen erin zullen slagen wegen en middelen te vinden om dit gecoördineerde immigratiebeleid vorm te geven. Dat is het eerste punt dat ik wil maken.

Ten tweede wil ik u eraan herinneren dat het belang van deze richtlijn − en dit is een belangrijk punt − erin bestaat dat deze ons een wettelijk kader geeft op basis waarvan wij de communautaire mechanismen kunnen toepassen, hetgeen betekent dat wij kunnen controleren of het acquis wordt gerespecteerd, namelijk inbreukprocedures, jurisdictie van het Europees Hof van Justitie, verslag van de Commissie en toezicht door het Europees Parlement. Het voordeel van een dergelijke richtlijn is dat deze wegen opent voor een veel doelmatigere gerechtelijke controle.

Het derde punt waar het Parlement over na moet denken is dat het Parlement er hoe dan ook in geslaagd is bepaalde dingen te verbeteren, met name via de artikelen inzake kinderen. De geest van deze nieuwe artikelen, artikel 8(a) en artikel 15(a), is dat kinderen voor zover mogelijk niet in hechtenis moeten worden genomen. En mocht dat toch het geval zijn, dan is de meerwaarde van deze richtlijn gelegen in het feit dat de lidstaten die daartoe besloten hebben, gedwongen zijn de minimale garanties zoals omschreven in artikel 15(a) na te leven. U maakte hier zojuist al melding van, mijnheer Mate.

Het vierde punt dat ik wil maken is dat wij ook financiële middelen hebben die moeten worden ingezet. Er is het Terugkeerfonds, waaraan ongeveer 700 miljoen euro is toegewezen. Dit zou ons in staat moeten stellen ondersteuning te bieden bij rechtshulp, medische zorg en bepaalde problemen van reïntegratie in een aantal landen van herkomst.

Het vijfde punt dat ik wil maken ligt in het verlengde van wat de heer Deprez al heeft gezegd. Hij verwees naar het feit dat de Commissie binnen drie jaar een verslag zal moeten schrijven. Ik zou willen benadrukken dat het er bij dit verslag niet alleen maar om gaat dat het ons een verplichting oplegt, maar dat het werkelijk alles betreft dat aan deze tekst ten grondslag ligt: de wens om de Europese Unie van procedures te voorzien die onderhevig zijn aan gerechtelijke controle, procedures die proberen een evenwicht te vinden tussen de noodzaak van legaliteit – en zonder dit zouden wij de publieke opinie nooit zover krijgen legale immigratie te accepteren – en de noodzaak om te zorgen dat de beginselen van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen worden nageleefd. Ik kan u zeggen dat als deze richtlijn wordt aangenomen, ik persoonlijk betrokken zal zijn bij de uitvoering daarvan, teneinde te zorgen dat wij de ware strekking hiervan niet uit het oog verliezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manfred Weber, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou u allereerst willen bedanken voor dit weldoordachte debat. Het is verbazend dat wij zo objectief kunnen spreken over een zo emotionele kwestie als deze. Ik moet u zeggen dat ik met het oog op het bereik van de onderwerpen die hier vandaag aan de orde zijn geweest, trots ben deel uit te maken van dit Parlement.

Er was één uitglijder: de heer Catania beschuldigde ons allen ervan verantwoordelijk te zijn voor de massagraven in de Middellandse Zee. Ik verwerp deze tactiek om politieke invloed te winnen door een beroep te doen op vulgaire emoties en angsten. Wij doen hier allemaal ons best om die mensen daar zo veel mogelijk te helpen.

Ik wil verder niet meer ingaan op de inhoud van de richtlijn; daar hebben wij inmiddels grondig over gedebatteerd. Wel wil ik iets zeggen over het proces. Onze voorzitter in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft zeer wijs gesproken. Hij adviseerde de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten om met name in dit proces eerlijk te werk te gaan. Wij hebben onze amendementen teruggetrokken. Wij hadden de amendementen graag ter stemming gebracht, dus wij hebben onze bijdrage in dit opzicht geleverd. In de Commissie binnenlandse zaken hebben wij wel honderden amendementen opgesteld en grote meerderheden bijeen weten te brengen. Dit betekent dat elk Parlementslid dat geïnteresseerd was in de kwestie, zijn of haar bijdrage kon leveren.

Ook zou ik nog iets willen zeggen over de NGO’s. Ik begrijp dat zij niet blij zijn. Als wij hier over milieuaangelegenheden debatteren, is Greenpeace ook nooit blij met het resultaat dat wij bereiken. De taak van een NGO is om zoveel mogelijk druk op de zaak uit te oefenen, maar ik kan u nu al vertellen wat er gaat gebeuren: als wij vandaag deze richtlijn aannemen, zullen diezelfde NGO’s die vandaag protesteren, vanaf morgen gerechtelijke procedures aanspannen bij het Europese Hof van Justitie. Ook voorspel ik dat de Parlementsleden ter linker zijde, die hier vandaag tegen de richtlijn hebben gepleit, morgen de Commissie of commissaris Barrot zullen vragen uit te voeren wat hier vandaag is aangenomen. Zij zullen proberen op basis van dit wettelijke fundament voor mensen voordelen te creëren. Daarom zeg ik: het is geen ideale situatie, maar wij hebben niettemin een grote stap voorwaarts gedaan.

Nog één laatste gedachte: helaas, mevrouw Roure en de heer Fava van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement zijn niet aanwezig. Zij zijn buiten, geven televisie-interviews en proberen hun standpunt te verklaren. Zij hebben niet gehoord wat de heer Mate zei: of wij doen deze stap voorwaarts – waarbij nogmaals veel dank uitgaat naar het Sloveens voorzitterschap en de Raad – of er zal jarenlang helemaal geen vooruitgang zijn. Wij zullen dan blijven zeggen dat er ontegenzeglijk vooruitgang moet worden geboekt, maar ondertussen bereiken wij helemaal niets. De vraag is daarom niet zozeer of de richtlijn ideaal is of niet. De vraag is simpelweg: “Boekt de Europese Unie hiermee vooruitgang?” Morgen zullen wij deze vraag kunnen beantwoorden met een duidelijk en volmondig “Ja!”

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (PSE), schriftelijk. (EN) De voorgestelde richtlijn inzake de terugkeer van illegale immigranten zou moeten worden verwelkomd vanwege de moeite die is gedaan om gemeenschappelijke standaarden op te stellen. Het is dan ook een stap in de goede richting. De richtlijn schiet echter tekort in het bieden van garanties met betrekking tot vluchtelingen en mensenrechten, en besteedt ook geen aandacht aan de speciale behoeften van lidstaten zoals Malta, die in verband met hun grootte, bevolking en middelen disproportioneel door de zaak getroffen worden.

Ik zou nogmaals het punt willen benadrukken en herhalen dat deze zaak een gemeenschappelijk Europees beleid verdient dat de fundamentele kwesties aanpakt, zoals a) het instellen van een beleid van lastenverdeling tussen alle lidstaten; b) de herziening van Dublin II; c) adequate financiële ondersteuning; d) een beoordeling van de uitvoerbaarheid of anderszins van ontwikkelingscentra, zoals banencentra in de landen van herkomst en doorgang; e) de ontwikkeling van een realistisch terugkeerbeleid; f) de tenuitvoerlegging van een passend immigratiebeleid; en g) de strijd tegen de georganiseerde misdaad (onder andere met betrekking tot mensenhandel), xenofobie en racisme.

Om deze zaken op een alomvattende en integrale manier aan te pakken, zou het zeer nuttig zijn een speciaal agentschap in het leven te roepen dat zich geheel richt op de vraagstukken van legale en illegale immigratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mevrouw de Voorzitter, het eerste probleem bij de voorgestelde wetgeving die voor ons ligt, is gelegen in het feit dat het onze eerste poging is om algehele communautaire normen voor immigratiebeleid vast te leggen. Het zal een enorme krachttoer zijn om een beleid op te stellen dat voor de hele Gemeenschap geldt.

Als er iets is dat gevoelig ligt in de zin van de grondrechten en de mensenrechten, dan is het wel immigratiebeleid. Voor zover het de grond- en de mensenrechten betreft, ben ik het geheel eens met diegenen die in niet mis te verstane termen een aantal netelige punten in dit voorstel voor een compromis hebben blootgelegd.

Als wetgevers moeten wij echter kijken naar het volledige beeld: vasthouden aan de status quo is in het geheel geen optie. Ten eerste gaat het daarbij om de voorwaarden voor bewaring. In diverse lidstaten zijn er in de bewaringswetgeving helemaal geen tijdslimieten opgenomen. Daarnaast zijn de criteria voor bewaring vaak ook niet adequaat geregeld. Ten tweede leggen veel lidstaten onbeperkte inreisverboden op. Om deze redenen zouden veel lidstaten graag zien dat de voorstellen voor het compromis en in feite de hele wetgeving niet door onze stemming heen zouden komen.

Van cruciaal belang is dat door deze richtlijn de terugkeerprocessen worden onderworpen aan de controlemechanismen van de Gemeenschap. Op deze manier kunnen wij garanderen dat binnenkort voor alle lidstaten bepaalde minimumstandaarden gelden.

Ik ben de rapporteur, de heer Weber, dankbaar voor het feit dat hij door te onderhandelen grote verbeteringen in het standpunt van de Raad heeft weten aan te brengen, met als resultaat dat onze humanitaire verplichtingen zijn gegarandeerd. Van specifiek belang zijn de wijzigingen die zijn gemaakt ten aanzien van de bescherming van kinderen, gezinnen en minderheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Roselyne Lefrançois (PSE), schriftelijk. (FR) De tekst waarover wij morgen gaan stemmen, is een duidelijke stap achteruit, niet alleen ten aanzien van het eerste voorstel van de Commissie, maar bovenal met betrekking tot het werk dat is verricht binnen de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, waarvan ik lid ben.

Als sociaal-democraten zijn wij voor de introductie van minimumregels met betrekking tot de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, omdat wij voor een verantwoorde, humane aanpak van illegale immigratie zijn en constateren dat sommige EU-lidstaten vanuit het oogpunt van de mensenrechten een onacceptabel beleid voeren op dit vlak.

Wij kunnen echter niets anders doen dan erop wijzen dat het door de conservatieven en de meerderheid van de liberalen gesteunde compromis op dit vlak geen verbetering brengt. Het is niet van toepassing op asielzoekers of mensen die aan de grens worden opgepakt. Bovendien geeft het op een aantal belangrijke vlakken, zoals de rechten van minderjarigen en de tijd van bewaring, de lidstaten veel te veel armslag.

Bijgevolg kan de tijd van bewaring worden verlengd tot niet minder dan 18 maanden. Zoals zo velen van mijn medeparlementsleden weiger ik mijn steun te geven aan de mogelijkheid dat mensen wier enige misdaad is dat zij in Europa op zoek zijn gegaan naar een beter leven, zo lang kunnen worden opgesloten.

Dat is waarom ik mijn geweten zal volgen en tegen deze tekst zal stemmen indien de amendementen van de Sociaal-democratische Fractie worden verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vincent Peillon (PSE), schriftelijk.(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, morgen moeten wij gaan stemmen over een tekst die door de lidstaten en de meer conservatieven onder ons wordt aangeprezen als een compromis. Laat u zich echter niet bedotten: deze tekst is geen compromis, maar is wel compromitterend.

Wat stellen de Raad en de rapporteur in deze richtlijn inzake terugkeer anders voor dan dat wij de lidstaten moeten ondersteunen wanneer zij mensen die illegaal het land zijn binnengekomen, maar geen enkel strafbaar feit hebben gepleegd, gedurende achttien maanden opsluiten, om ze vervolgens gedurende vijf jaar een inreisverbod voor Europees grondgebied op te leggen?

Het Parlement heeft eindelijk ten aanzien van immigratie medebeslissingsbevoegdheid. Dientengevolge hebben wij niet alleen de mogelijkheid om ons gewicht in de schaal te werpen tegen de Raad, maar hebben wij zelfs de plicht om dat te doen. Daarom mogen wij deze gelegenheid niet voorbij laten gaan: door de richtlijn in de huidige vorm aan te nemen staan wij toe dat de Raad de vooruitgang die na drie jaar onderhandelen gemaakt is ten aanzien van de mensenrechten, ongedaan maakt.

Daarom hoop ik dat wij deze tekst zullen verwerpen. De tekst is een karikatuur van hoe wij ons in onszelf keren en onze waarden verkwanselen. Hier schuilt groot gevaar in.

Wij hebben behoefte aan een heus Europees immigratiebeleid, niet aan een beleid dat bestaat uit de denkbeeldige bescherming van Fort Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Zimmer (GUE/NGL), schriftelijk.(DE) Een meerderheid ter rechter zijde van het Europees Parlement plaveit de weg voor grootschalige deportaties.

De acht miljoen mensen zonder geldige verblijfsvergunning, waarvan velen al sinds jaar en dag in de EU-lidstaten wonen, worden bedreigd met bewaring en deportatie. De ministers van Binnenlandse zaken willen eerst “schoon schip maken” voordat ze legale immigratie in de Europese Unie op een gemeenschappelijke manier gaan reguleren. Onlangs heeft de parlementaire staatssecretaris van het Duitse federale ministerie van Binnenlandse zaken, de heer Peter Altmaier, onomwonden op het journaal gezegd dat het gelukkig voor Duitsland in de toekomst makkelijker wordt om mensen uit te zetten waar Duitsland van af wil.

Overeenkomstig de door de Raad en de heer Weber, lid van het Europees Parlement en lid van de Christensociale Unie van Beieren, opgestelde compromistekst, kan een bewaring van maximaal achttien maanden worden geregeld, kunnen kinderen worden gescheiden van hun families en krijgen uitgezette immigranten gedurende vijf jaar een inreisverbod voor de Europese Unie opgelegd. De Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, een links georiënteerde fractie, tekent protest aan tegen deze inhumane praktijk.

Deze richtlijn is desastreus voor de pogingen van de Europese Unie om zich te profileren als een orgaan dat zich internationaal inzet voor de mensenrechten. In een gezamenlijk beroep op de leden hebben 44 Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse regio’s geëist dat deze conceptwetgeving wordt verworpen. President Evo Morales van Bolivia heeft de Parlementsleden in een indrukwekkende en emotionele open brief herinnert aan het feit dat vluchtelingen uit Europa de laatste twee eeuwen in overige continenten een toevluchtsoord voor armoede en repressie hebben gevonden en op vriendschap hebben kunnen rekenen.

 

5. Aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0231/2008) van de heer Casa, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een beschikking van de Raad overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (COM(2008)0249 – C6-0198/2008 – 2008/0092(CNS)).

Dames en heren, ik zou Slowakije en de Slowaakse medeparlementsleden willen feliciteren met dit succes voor hun land en voor de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik namens de Commissie mijn dank willen uitspreken aan de Commissie economische en monetaire zaken en de rapporteur, de heer Casa, voor het uitstekende werk dat zij hebben verricht bij de beoordeling van de vraag of Slowakije voldoet aan de convergentiecriteria voor de overgang op de eenheidsmunt.

Nu Slowakije gaat toetreden tot de eurozone, gaat deze uit zestien leden bestaan, waarvan vier afkomstig zijn uit de groep landen die in 2004 tot de Europese Unie is toegetreden.

Dit is de vijfde uitbreiding van de eurozone sinds de introductie van de eenheidsmunt in 1999. Dat is een duidelijk bewijs dat deze openstaat voor alle lidstaten, mits zij voldoen aan de in het Verdrag uiteengezette voorwaarden.

De toetreding van Slowakije tot de eurozone is de bekroning van de opmerkelijke vooruitgang die de Slowaakse economie de laatste tien jaar heeft geboekt. Het land kan nu profiteren van alle belangrijke voordelen die de Economische en Monetaire Unie biedt, zoals uiteengezet in het afgelopen mei aangenomen verslag van de Commissie over tien jaar EMU.

Het verslag toont ook aan dat het, om volledig van de voordelen van de euro te kunnen profiteren, noodzakelijk is een gezond macro-economische beleid te voeren om de concurrentiepositie van het land te beschermen zodra de wisselkoers onherroepelijk vaststaat. Dit betreft onder meer fiscale discipline, een verantwoord loonbeleid en structurele hervormingen, met name ten aanzien van het functioneren van de arbeidsmarkt.

Als hier niet duidelijk aan is voldaan, bestaat het gevaar dat de inflatie een reëel en aanzienlijk probleem wordt. Dit punt is expliciet opgenomen in het verslag van de heer Casa, waarmee de Commissie het geheel eens is.

De ECOFIN-Raad heeft op 3 juni het verslag van de Commissie over het voldoen van Slowakije aan de convergentiecriteria goedgekeurd. De Europese Raad die op donderdag en vrijdag in Brussel bijeenkomt, zou, zodra de mening van het Parlement ontvangen is, de politieke steun voor de Slowaakse overgang naar de eenheidsmunt moeten bevestigen, hetgeen dan in juli wordt bekrachtigd door de ECOFIN-Raad.

Volgende week zal de Commissie de definitieve wisselkoers tussen de Slowaakse kroon en de euro voorstellen, hetgeen eveneens formeel wordt goedgekeurd door de ECOFIN-Raad in juli.

In dit opzicht zou ik de Commissie economische en monetaire zaken en de heer Casa willen danken voor het werk waarmee zij enkele maanden terug zijn begonnen om het Parlement in staat te stellen zijn mening te geven binnen de strakke uiterste data die onze drie instellingen zijn gegund om een goed oordeel te vormen van het voldoen aan de criteria door de desbetreffende lidstaat, en voor het feit dat zij genoeg tijd hebben overgelaten om de praktische regelingen te treffen voor de overgang naar de euro op 1 januari 2009.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa, rapporteur. − (MT) Wij staan voor een belangrijk moment, aangezien wij in dit Parlement opnieuw gaan praten over uitbreiding van de eurozone met een voormalig communistisch land, een land dat, evenals mijn eigen land, Malta, in 2004 is toegetreden tot de Europese Unie, en een land dat zijn economie geheel moest herstructureren om aan de in het Verslag opgenomen criteria te voldoen. Dit was geen eenvoudige opgave. Wij zijn maanden lang in conclaaf geweest met de Commissie, met de Europese Centrale Bank, met de Slowaakse regering en met het hele Slowaakse maatschappelijk middenveld, om te zorgen dat het proces Slowakije ook werkelijk zou helpen te voldoen aan alle in het Verslag opgenomen criteria.

Nadat de Commissie verslag had uitgebracht, hebben wij als Parlement een proces van debat en raadpleging doorlopen, dat werkelijk heel waardevol was, ook voor mij, omdat ik zo kon ervaren wat de Commissie zei, en niet alleen wat de Europese Centrale Bank of de Slowaakse regering zei. Daarnaast heb ik kunnen ervaren hoe het Slowaakse volk deze historische stap waarnam, die deo volente januari volgend jaar gaat worden genomen.

Zoals de commissaris zojuist al voor mij zei, heeft Slowakije van vandaag een grote verantwoordelijkheid. Flink wat landen staan achter Slowakije in de rij, waarvan het merendeel evenals Slowakije een communistisch verleden heeft en graag deel uit wil gaan maken van de eurozone, die zo belangrijk is voor de Europese Unie. Daarom heeft het land waarover wij vandaag praten de verantwoordelijkheid zich bestendig te betonen ten aanzien van de convergentie, en met name ten aanzien van het inflatietempo dat zelfs in mijn verslag onderwerp van veel discussie was. Uit de statistieken die wij vandaag voor ons hebben liggen blijkt echter dat wij in de gehele eurozone de nodige problemen kennen, en wij kunnen Slowakije daar niet los van zien. Wij kunnen namelijk zien dat het inflatietempo in feite in 21 landen van de Europese Unie is gestegen. Derhalve moeten wij niet alleen zorgen dat Slowakije een bestendig inflatietempo behoudt, maar moeten wij evengoed zorgen dat het inflatietempo in alle landen die deel uitmaken van de zone wordt gereduceerd. Iedereen weet van de problemen waar wij vandaag de dag voor staan, zoals de olieprijzen die bepaald geen positieve invloed hebben op onze situatie, en wij moeten dan ook gaan bedenken hoe wij deze substantiële kwestie gaan oplossen.

Zoals ik al zei, is er voor het eerst een delegatie van het Parlement op bezoek gegaan bij Slowakije en ik zou ervoor willen pleiten dat naar alle landen die willen toetreden tot de eurozone een delegatie van het Parlement wordt gestuurd, omdat dit een mogelijkheid biedt om te horen en te leren over hoe de economie in dat specifieke land het werkelijk doet.

Wat de Commissie aangaat was ik wel enigszins teleurgesteld door de herbeoordeling die zij heeft verricht nadat het convergentieverslag al officieel gepubliceerd was. Ik vind niet dat dit Parlement dient te worden behandeld zoals de Commissie dat heeft gedaan, en dat wij op zijn minst hadden moeten worden geraadpleegd. Ik begrijp dat de herbeoordeling niet lang van te voren kan worden gepubliceerd vanwege de mogelijkheid van speculatie, maar dit Parlement vereist dat wanneer vergelijkbare maatregelen worden genomen nadat het convergentieverslag reeds is samengesteld, wij als Parlement worden geraadpleegd, zelfs als de laatste momenten van deze besluitvorming nog niet zijn aangebroken.

Verder zou ik iedereen die mij heeft geholpen bij het opstellen van dit verslag willen bedanken, waaronder alle schaduwrapporteurs van alle politieke fracties, mijn coördinator en de commissievoorzitters, die altijd uitermate coöperatief waren ten aanzien van dit verslag. Tot slot zou ik de Slowaakse bevolking willen danken en wens ik hen het allerbeste bij de historische stap die zij nu gaan nemen. Wij moeten vóór deze belangrijke stap stemmen, niet alleen in het belang van Slowakije, maar ook in het belang van de hele Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Radwan, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik zou de rapporteur willen bedanken. Zelf heb ik de laatste paar dagen nog een aantal aanvullende gedachten gehad over de toetreding van Slowakije tot de eurozone.

De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten zal vóór dit verslag stemmen. Op basis van de gebeurtenissen omtrent de overgang van de Slowaakse kroon naar de euro, hebben wij opnieuw substantiële amendementen en compromisvoorstellen ingediend omdat deze wijziging, die een fluctuatie betekende van meer dan de toegestane 15 procent, ook in het Parlement veel stof heeft doen opwaaien. Alles wat wij kunnen doen is de Commissie vragen – en niet zozeer vragen, als wel eisen – dat zij ons in dit opzicht te hulp schiet, in de zin dat ten aanzien van toekomstige overgangen naar de eenheidsmunt de criteria die reeds zijn vastgelegd in het Verslag, nader worden gespecificeerd.

Sinds mijn aantreden als lid van het Europees Parlement was ik er altijd bij als er weer een nieuw land overstapte op de gemeenschappelijke munt. Elke keer kregen wij met nieuwe argumenten te maken, waaronder ook het argument dat “de eerdere lidstaten het uiteindelijk ook op deze manier konden doen.” Dit houdt nooit op zo. Ik acht het dan ook van groot belang als wij het toetreden tot de eurozone minder gaan zien als een kwestie van nationale eer, maar dat wij ons ten doel stellen de criteria objectiever te maken, hetgeen ook ten goede komt aan de toetredende lidstaat.

De opwaartse herwaardering van de Slowaakse kroon met meer dan 17 procent is in economische zin zeker gerechtvaardigd. Of het juist was om de herwaardering gelijk te plannen met het toetreden tot de eurozone is een andere zaak. Wij moeten daarom al het mogelijke in het werk stellen om te zorgen dat de euro en de algehele economie iets goeds bereiken, in plaats van dat wij ons beperken tot het gezichtspunt van een politieke situatie van beperkte duur, Europees dan wel nationaal.

Laat ik kort vertellen wat er donderdag is gebeurd. Ik denk dat het verkeerd is als het Europees Parlement dit keer op keer negeert, en wij zullen hier morgen een belangrijk debat over hebben. Vandaag zullen wij stemmen over de vraag of Slowakije mag toetreden tot de eurozone en in juli zal de ECOFIN-Raad hetzelfde doen. Donderdag waren wij er getuige van hoe een lid van de eurozone zei dat het niet had dat de Europese Unie was zoals ze was. Hoge vertegenwoordigers van uw eigen land kwamen vervolgens met vergelijkbare opmerkingen, commissaris.

De euro is nooit een doel op zich geweest. De euro was altijd alleen maar een merkteken langs de weg naar verdere ontwikkeling van de Europese Unie. Nu vraagt iedereen dezelfde vraag (al is de Raad hier tot mijn spijt niet vertegenwoordigd): waar moet het nu heen met Europa? Wat zijn de volgende specifieke stappen? Sommigen praten over de kern van Europa, anderen over alternatieven, weer anderen zeggen dat wij moeten stoppen met uitbreiden, en nog weer anderen gedragen zich alsof er niets zal veranderen. Daarom zullen wij het opnieuw proberen met de euro, en ook daarna zullen wij het opnieuw weer proberen.

Toch zullen wij als wij deze beslissingen nemen, rekening moeten houden met de politieke realiteit in de Europese Unie, ook als wij vandaag gaan stemmen. Ik heb er zeer gemengde gevoelens over of het simpelweg negeren van de stemming – en dat is de realiteit in Europa – wel de juiste weg is.

 
  
MPphoto
 
 

  Dariusz Rosati, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met de heer Casa te bedanken voor zijn voortreffelijke verslag. Ik kan hieraan toevoegen dat de PSE-Fractie dit verslag zal steunen.

Ook zou ik willen benadrukken dat wij voor het eerst te maken hebben met de toetreding tot de eurozone van een Midden-Europees land, dat een verleden heeft als communistische staat uit het Sovjetblok. Ik zie dit niet alleen als een symbolische gebeurtenis, maar ook als een belangrijke stap op weg naar Europese integratie. Het betekent een succes voor de monetaire Unie, aangezien deze wordt aangevuld met een dynamische en concurrerende economie die niet bezwaard is met staatsschulden, en dit zal zonder meer bijdragen aan een sterkere eurozone. Daarnaast is het ook een mijlpaal voor Slowakije, dat met succes aan alle lidmaatschapscriteria heeft voldaan en nu kan gaan profiteren van de voordelen van een gemeenschappelijke munteenheid. Dit succes is met name van belang en ook zeer nodig omdat de uitkomst van het mislukte referendum in Ierland het vertrouwen in de toekomst van Europese integratie heeft geschaad. De toetreding van Slowakije tot de eurozone laat zien dat het proces van steeds grotere Europese integratie nog altijd voortgaat, en ik geloof dat zelfs de grootste Eurosceptici niet in staat zullen zijn dit proces tegen te houden.

De opname van Slowakije in de club landen die gebruikmaakt van de eenheidsmunt is een bevestiging dat de consistente economische en structurele hervormingen vanaf het moment van hun introductie uitbetalen en tot goede resultaten leiden. Op het moment is Slowakije een van de snelst ontwikkelende landen van de Europese Unie. Commissaris Špidla wees hier al op. Een van de redenen achter dit succes wordt in feite gevormd door de hervormingen, en in dit opzicht zijn dank en erkenning aan de regering van Mikuláš Dzurinda en de huidige regering van Robert Fico zeker op hun plaats. De eerste heeft de hervormingen ingezet, en de tweede zet ze nu voort.

De overgang van Slowakije naar de euro vormt ook een grote uitdaging, met name voor de Slowaakse regering, die zal moeten zorgen dat de overgang die nu op stapel staat, op een georganiseerde wijze verloopt, zodat er geen prijsstijgingen worden doorgevoerd en de publieke steun in Slowakije voor de nieuwe munteenheid voor de toekomst behouden blijft.

Terwijl ik mijn Slowaakse medeparlementsleden feliciteer met dit succes, zou ik als Pools Parlementslid gelijk de hoop uit willen spreken dat mijn land zich hier snel bij zal voegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolf Klinz, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, Slowakije heeft inderdaad in een klein aantal jaren verbazingwekkende resultaten behaald. Wie had kunnen bedenken dat Slowakije als een van de eerste nieuwe lidstaten zou toetreden tot de eurozone? Dat betekent nog niet dat het meeste werk verricht is; integendeel, dat moet nog beginnen. In hun beoordeling en analyse hebben de Commissie en de Europese Centrale Bank aangegeven dat de vraag of de inflatie op de lange termijn op het gewenste niveau kan worden gehouden, open blijft. Slowakije is zich zeer bewust van dit probleem. Anders zou de ongekende stap van het herwaarderen van de landelijke munteenheid, de kroon, met meer dan 17 procent om gelijk te kunnen worden geschakeld met de euro, onzinnig zijn. Ik kan alleen maar een beroep doen op Slowakije om geen aanleiding te geven voor een herhaling van wat er in Slovenië gebeurd is, waar de inflatie de pan uit rees zodra het land was toegetreden tot de eurozone.

De stap die u hebt genomen om de kroon te laten herwaarderen, geeft blijk van het feit dat u het probleem van de inflatie serieus neemt. Het is juist dat hierdoor geïmporteerde inflatie, met name in het geval van energieproducten, enigszins in de hand kan worden gehouden. Dat betekent niet dat maatregelen op overige vlakken minder urgent worden; deze zijn dat evenzeer. Zoals commissaris Špidla al aangaf, spelen een restrictief fiscaal beleid, loonstijgingen die gericht blijven op het vergroten van de productiviteit en niet op de wensen van de werknemers, en mobilisatie van de arbeidsmarkt hierbij een rol. Het is bekend dat er tussen de diverse regio’s in Slowakije zeer verschillende omstandigheden heersen. In sommige regio’s is er een bovengemiddelde werkloosheid, terwijl er in andere regio’s weer een gebrek aan geschoolde werkers is.

De heer Radwan heeft helemaal gelijk. Toetreding tot de eurozone is niet alleen een economische stap, maar ook een politieke. Indertijd was dit bedoeld als toetreding tot een fase die zou worden voltooid met een nog veel uitgebreidere integratie. Ik hoop dat Slowakije door middel van gematigde, juiste en structureel georiënteerde beleidsmaatregelen hieraan zal bijdragen en zal laten zien dat zijn toetreding uiteindelijk kan worden bijgeschreven als een succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, door namens de UEN-Fractie in dit debat het woord te voeren, zou ik de aandacht willen vestigen op de volgende punten. Met betrekking tot de nieuwe lidstaten herinnert de Europese Commissie ons wederom aan de noodzaak dat aan alle criteria van Maastricht wordt voldaan voordat kan worden toegetreden tot de eurozone. Ondertussen doet zij er echter wel het zwijgen toe over het feit dat op het moment dat de Euro werd geïntroduceerd, veel van de oude lidstaten niet aan deze criteria voldeden.

Ten tweede is, ondanks de wijzigingen in het stabiliteits- en groeipact die van voordeel zijn voor landen zoals Duitsland en Frankrijk, de typisch inschikkelijke houding die de Commissie met betrekking tot het voldoen aan de criteria van Maastricht aanneemt ten aanzien van de grootste landen, nog altijd niet gewijzigd. De Commissie heeft in het verleden aanzienlijke begrotingstekorten getolereerd, en dan met name een niveau van een staatsschuld dat hoger was dan 60 procent van het BNP, en het lijkt erop dat zij dit nog altijd tolereert. In 2006 bedroeg de staatsschuld van de vijftien oude lidstaten gemiddeld 63 procent van het BNP, en maar liefst de helft van de landen in de eurozone had een staatsschuld die hoger was dan 60 procent van het BNP. In dit licht zijn de prestaties van Slowakije in de vorm van een tekort van 2,2 procent, of een staatsschuld van niet meer dan 29 procent, met een inflatie van 2,2 procent, in het bijzonder de moeite van het vermelden waard.

De toetreding van Slowakije tot de eurozone is een belangrijke gebeurtenis voor alle nieuwe lidstaten. Zij hebben stuk voor stuk een relatief laag BNP per hoofd van de bevolking, grote inkomstenverschillen binnen hun bevolking, een lage mate van welvaart en een relatief laag algeheel prijsniveau. De gevolgen van de introductie van de euro in Slowakije, in het bijzonder...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Hanne Dahl, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, Slowakije wil deelnemen aan de euro, hetgeen ik het land moeilijk kwalijk kan nemen, maar toch zou ik van deze gelegenheid gebruik willen maken om te vragen om enige nuchterheid. Al met al zouden wij kunnen zeggen dat de euro voor het eerst een echte test ondergaat. Om diverse redenen hebben wij te maken met prijsstijgingen, niet alleen in Europa, maar wereldwijd. De inflatie loopt op en de verwachtingen zijn dat deze dat alleen maar meer zal doen. Als valuta is de euro nog nooit zo op de proef gesteld. De Europese Centrale Bank opereert op basis van een maximaal inflatietempo van 2 procent. De enige manier waarop de ECB dit plafond kan afdwingen is door de rentetarieven te verhogen, zodat in een poging om de inflatie te drukken de mate van activiteit verhoogd wordt. Als zij hiertoe overgaat is er reden om voor recessie te vrezen. Het stabiliteits- en groeipact is er exclusief op gericht te zorgen dat het begrotingstekort niet meer bedraagt dan 3 procent van het BNP. Deze beperking van de economische groei geeft ons des te meer reden om te vrezen voor een recessie in Europa. Als ik Slowakije was, zou ik hoe dan ook afzien van het afschaffen van de eigen munteenheid ten gunste van de euro, totdat de laatste heeft aangetoond haar eerste test in een economische crisis te kunnen doorstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, van het verleden kunnen wij veel leren. In de jaren negentig kon het merendeel van de leden van de eurozone niet voldoen aan de convergentiecriteria. De meeste van deze landen hadden te stellen met excessieve begrotingstekorten, staatsschulden en inflatie.

In het referentiejaar 1997 had Duitsland het moeilijk om te voldoen aan de grenswaarde ten aanzien van de hoogte van de staatsschuld, en bijgevolg werden ook landen die deze waarde aanzienlijk overschreden, zoals België en Italië, getolereerd. Sommige landen in de ontluikende eurozone zochten zelfs hun toevlucht in zogenaamde “creatieve boekhouding”, d.w.z. procedures waardoor de economische resultaten beter leken dan ze in werkelijkheid waren. Alhoewel er wel wat oprispingen waren, slaagden de meeste leden van de eurozone er nadien in om onder de paraplu van de euro, een sterke eenheidsmunt, de problemen op te lossen en dit blijvend te doen. Toch moet ik erop wijzen dat deze landen niet aan alle criteria inzake tekorten hebben voldaan. Daarom moeten diegenen die nu hun vinger heffen naar landen die toetreding tot de eurozone aanvragen, oppassen dat zij niet de eerste steen werpen.

De Republiek Slowakije heeft niet alleen aan de convergentiecriteria voldaan, maar deed dit ook nog eens ruim van tevoren. De ontwikkeling van de Slowaakse parameters is lange tijd bijgehouden en was geheel transparant. Angst voor toekomstige inflatie, zoals uitgedrukt door de Europese Centrale Bank, kan in het algemeen worden toegepast op alle leden van de eurozone, aangezien de Europese economie zich niet in een vacuüm ontwikkelt. Bewijs hiervan is onder meer de huidige stijging van de mondiale voedselprijzen.

Dienovereenkomstig verwelkom ik het positieve standpunt van de Europese Commissie en het Europees Parlement, zoals verwoord in het verslag van de rapporteur, de heer Casa, betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009. Dit standpunt is niet alleen een technische stellingname, maar ook een belangrijk politiek gebaar, dat voor de overige kandidaten voor toetreding tot de eurozone een signaal vormt dat hun inspanningen kunnen leiden tot een tastbaar resultaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký (PPE-DE). - (SK) Ik zou willen beginnen mijn dank uit te spreken aan de rapporteur, de heer David Casa, voor zijn uitstekende en evenwichtige verslag, en voor zijn pragmatische aanpak van de evaluatie van afzonderlijke amendementen.

De toetreding van Slowakije tot de eurozone komt niet uit de lucht vallen. Het is de natuurlijke uitkomst van de enorme inspanningen van de Slowaakse regeringen, die, met name tussen 1996 en 2006, een solide economische basis hebben gecreëerd door middel van radicale economische hervormingen op het gebied van financiën, belasting en sociale zaken.

Deze hervormingen hebben, tezamen met directe buitenlandse investeringen, Slowakije in staat gesteld een constante en aanzienlijke economische groei te realiseren. De voortdurende inspanningen om het doel te bereiken, gekoppeld aan de degelijke leiding van de Slowaakse regeringen en de nationale centrale bank, hebben ervoor gezorgd dat aan alle criteria van Maastricht voor toetreding tot de eurozone wordt voldaan zonder extra stimuleringsmiddelen zoals verborgen inflatie of de kunstmatige versterking van de Slowaakse munteenheid, de kroon.

Sommige leden van de Commissie economische zaken hebben hun zorgen geuit over de duurzaamheid van deze criteria op de lange termijn, met name een laag inflatietempo. Ik ben er echter van overtuigd dat Slowakije over alles beschikt wat nodig is om op de lange termijn aan deze criteria te blijven voldoen, op voorwaarde echter dat er een standaard fiscaal beleid wordt ingevoerd en er verder structurele hervormingen worden uitgevoerd. De ontwikkeling op het vlak van de energie- en voedselprijzen zijn een mondiaal probleem, en zullen dat ook blijven. Slowakije is echt geen land dat de grenzen van het overeengekomen kader zal schenden.

Ter afsluiting zou ik in het bijzonder de Slowaakse bevolking willen feliciteren, die deze fundamentele en radicale hervormingen hebben geaccepteerd en daarom ons grootste lof verdienen voor het behalen van dit positieve resultaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik geloof dat dank aan de rapporteur, de heer Casa, op zijn plaats is. Wij hebben een evenwichtig verslag tot onze beschikking ter ondersteuning van het politieke besluit dat wij gaan nemen: de toetreding van Slowakije tot de eurozone. Dit is het eerste land van de Visegradlanden dat tot de eurozone toetreedt en ik geloof dat dit vanuit een politiek oogpunt van zeer groot belang is, hetgeen ook hier benadrukt mag worden.

Voor de Slowaakse bevolking betekent dit het einde van het ene en het begin van het volgende avontuur. Het is het einde van de voorbereiding en het bereiken van een positie die voldoet aan de criteria van Maastricht. De ervaring heeft ons echter geleerd dat het moeilijkste pas begint als het land daadwerkelijk tot de eurozone toetreedt. In het geval van Slowakije kunnen wij stellen dat er nog altijd veel moet gebeuren ten aanzien van het beheren van de inflatie en het creëren van een overschot, alsmede ten aanzien van de sociale samenhang en het doorvoeren van de structurele hervormingen. Om dit te bereiken geloof ik dat de mechanismen die wij bespreken, van nut kunnen zijn. Hierdoor kan de Economische en Monetaire Unie in de toekomst de lidstaten beter ondersteunen en beter met hen samenwerken ten aanzien van hun gebruik van hun munteenheid.

De veelbesproken criteria van Maastricht zullen niet worden gewijzigd. Er is niemand die daarom vraagt. Wel is het zo dat zij moeten worden geïnterpreteerd en moeten worden beoordeeld in een gewijzigde context. De Economische en Monetaire Unie bestaat nu tien jaar en wij weten allemaal wat er mis is in de zin van het evenwicht tussen economisch beleid en monetair beleid, en zelfs in de zin van haar externe representatiefheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Wie zou in de dagen van het leiderschap van Slowakije door Vladimir Mečiar hebben gedacht dat het land niet alleen zou toetreden tot de EU, maar ook al tien jaar daarna zou overstappen op de euro. Het is een waarlijk Slowaaks wonder. De rapporteur wijst op de voordelen die de euro brengt, maar ook op de risico’s en problemen die kunnen ontstaan. Het is een goede zaak dat Slowakije zich heeft aangesloten bij de opvattingen van de ECB ten aanzien van het risico van verhoogde inflatie bij de overgang naar de euro, en ik denk dat het na raadpleging inderdaad noodzakelijk was geweest de kroon te herwaarderen. Enerzijds geeft het blijk van een goed instinct en anderzijds biedt het vertrouwen voor goed toekomstig economisch beleid als lid van de eurozone.

Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat mijn land zich in de nabije toekomst eveneens het belang, zowel economisch als politiek, zal realiseren van volledige deelname aan de EU-samenwerking. Alhoewel referenda dezer dagen niet al te populair meer zijn, hoop ik toch dat Zweden in de periode 2010-2011 een referendum kan houden, waarbij dan uiteraard vóór introductie van de euro in het land zal moeten worden gestemd.

De financiële crisis toont aan wat een sterke Europese munteenheid en een effectieve centrale bank kunnen betekenen voor de bescherming van de groei en de economie van de EU. Door voortdurend strikte criteria voor toetreding aan te houden en met alle opbouwende steun die beschikbaar is voor elk land dat deel uit wil maken van de eurogroep, zal de economie van de EU alleen maar sterker worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE). - (HU) Hartelijk dank dat ik hier het woord mag voeren. Er is een groot moment aangebroken. Het Parlement en later de Raad in formele wettelijke zin gaan beslissen of het eerste land uit de voormalige Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand en een van de voormalige Warschaupactlanden wordt toegelaten tot de eurozone. Ik feliciteer de heer Casa, onze rapporteur, met zijn uitstekende werk.

Het doet mij zeer veel deugd dat Slowakije heeft voldaan aan alle criteria die zijn opgenomen in de kwantitatieve voorwaarden van het EG-Verdrag als voorwaarden voor toetreding tot de eurozone. Deze prestatie is de vrucht van tien jaar hard werken. De enige reden om een oordeel uit te spreken over de vraag of deze kandidaat-lidstaat voldoet aan de criteria, is geloof ik dat wij anders onderscheid maken tussen de lidstaten die eerder zijn toegetreden tot de eurozone en lidstaten die dat in de toekomst zullen doen. Losjes omschreven duurzaamheidscriteria – met name ten aanzien van inflatie of staatsschuld – of reële convergentie kunnen geen onderwerp zijn van een afzonderlijke kwantitatieve analyse in dit verslag, aangezien alle lidstaten in de eurozone op gelijke wijze moeten worden vertrouwd vanaf het moment dat zij meedoen aan het doorvoeren van duurzaamheid. Dit is met name het geval als de desbetreffende lidstaat in vergelijking met de overige leden van de eurozone een lage of dalende staatsschuld heeft. Dit is een cruciale vraag voor het toekomstige uitbreidingsproces.

De Slowaakse regering neemt een enorme verantwoordelijkheid op zich. Zodra de wisselkoers is bevroren, met andere woorden met ingang van juli, moet zij aantonen niet alleen aandacht te hebben voor Slowakijes eigen lidmaatschap van de eurozone, maar ook verantwoordelijkheid te dragen voor de overige landen in deze zone. In dit opzicht zal Slowakije alle middelen moet aanwenden die het tot zijn beschikking heeft om de inflatie te controleren, met andere woorden binnen de referentielimiet te houden. Daarbij zal het moeten aantonen dat de begrijpelijke angst die is uitgedrukt door diverse leden van dit Parlement en de Europese Centrale Bank (ECB) – namelijk dat zodra de ingrijpende overgang van de wisselkoers heeft plaatsgevonden, Bratislava niet in staat is of wellicht onwillig is om de rem te houden op de inflatiedruk als gevolg van de importprijzen en het dichten van de prijzenkloof – niet worden verergerd door een onbetrouwbare houding.

Verder is dit niet de tijd of de plaats om overige onopgeloste kwesties met betrekking tot de uitbreiding van de eurozone te bespreken. Vragen zoals: hoe zorgen wij dat kandidaat-lidstaten hun aanvraag op tijd indienen, hoe omschrijven wij wat wij bedoelen met de discipline ten aanzien van de tijdsindeling tussen het moment dat de Commissie een mening vormt en tot een besluit komt, hoe omschrijven wij het concept van reële convergentie, en hoe lang kunnen wij in de praktijk verwachten dat de wisselkoers stabiel kan worden gehouden in het geval van een waardevermeerdering, dienen afzonderlijk te worden beantwoord. Deze kwesties dienen hier niet op een selectieve en discriminerende manier te worden behandeld, en dat is ook waarom ik er vandaag van af zie om over deze kwesties te stemmen. Mijnheer de Voorzitter, ik dank u dat u mij gelegenheid heeft gegeven het woord te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Beňová (PSE). - (SK) De afgelopen jaren heeft de Slowaakse Republiek tal van moeilijke hervormingen ondergaan en de huidige regering heeft met succes de armere groepen in de samenleving die hierdoor werden getroffen, gecompenseerd. Vanaf het moment dat de regering op verantwoorde en gewetensvolle wijze naast de compensatie in verband met deze hervormingen, ook de taak op zich heeft genomen aan de verplichte criteria te voldoen en te zorgen voor een soepel algeheel overgangsproces dat is geculmineerd in het aannemen van de euro op 1 januari 2009, is Slowakije uitgegroeid tot een van de succesvolste economieën van het moment (en dat niet alleen binnen de Unie), en is het land er ook in geslaagd het arbeidscijfer omhoog te krijgen. Al met al lijkt dit erop te wijzen dat het nieuwe criterium van permanente duurzame inflatie in de toekomst geen onoverkomelijk probleem zal zijn voor Slowakije.

Het is een oprechte wens van de Slowaakse regering dat de aanneming van de euro op 1 januari 2009 geen ernstige gevolgen heeft voor de armere groepen in de samenleving. Dientengevolge heeft de regering al stappen ondernomen om deze mensen te beschermen en voor deze mensen een comfortabel kader te creëren voor de periode van voorbereiding op de nieuwe munteenheid en nadien het gebruik ervan.

De Slowaakse regering wil binnenkort gaan praten over een moratorium op de prijzen van bepaalde basislevensmiddelen. Een andere vergelijkbare stap is de poging van de Slowaakse regering om binnen de gehele samenleving consensus te bereiken over de kwestie van overgang naar de euro. De regering heeft ook de regionale en plaatselijke overheden, professionele kringen, het maatschappelijk middenveld, en de kerken in dit programma betrokken.

Dames en heren, laat mij afsluiten met te zeggen dat samenwerking en wederzijds respect, en niet ongefundeerde en vaak populistische kritiek, in alle opzichten de enige succesvolle weg voorwaarts vormen voor de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Strejček (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is nogal een vreemde dag voor ons. Ooit leefden wij in hetzelfde land, Tsjecho-Slowakije, en vandaag kunnen wij, Tsjechen, de Slowaken geluk wensen met hun overgang naar de euro.

Slowakije kreeg een week geleden groen licht om toe te treden tot de eurozone. De Slowaakse regering en de Slowaakse Centrale Bank zijn zich terdege bewust van het feit dat het een zware taak zal zijn om te voldoen aan de belangrijkste criteria, en dan niet op de korte termijn, maar op de middellange en lange termijn.

De Slowaakse economie is bezig aan te haken bij de economieën van de rest van de Europese Monetaire Unie. Dat kan leiden tot extra druk op de prijzen en de inflatie, maar ik weet zeker dat de Slowaken in staat zijn dit probleem het hoofd te bieden. Dat is echter niet waarover ik het vandaag wil hebben.

Vandaag zou ik iets anders willen benadrukken, iets dat ik persoonlijk het Slowaakse verhaal zou willen noemen, ofwel de weg naar de eurozone. De realiteit dat Slowakije toetreedt tot de eurozone is gebaseerd op een gezond fundament en op de opmerkelijke resultaten van de Slowaakse economie. Hierbij mag in alle eerlijkheid de rol van de voormalige centrumrechtse regering van Slowakije, geleid door de zeer vaardige premier Mikuláš Dzurinda, niet onvermeld blijven. Nadat alle belangrijke structurele hervormingen waren uitgevoerd, heeft de Slowaakse economie weten te voldoen aan alle belangrijke criteria, zoals reductie van de staatsschuld en beheersing van de inflatie. De vormgever van deze hervormingen was de regering en het kabinet van de heer Dzurinda. Ik wens de Slowaken alle goeds in de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Maňka (PSE). - (SK) In de loop van de afgelopen zes jaar is de Slowaakse economie gegroeid met een gemiddeld percentage van ruim 6,5 procent per jaar. Afgelopen jaar bedroeg de groei zelfs meer dan 10 procent. Volgens alle indicatoren voldoet Slowakije zelfs ruimschoots aan de criteria.

De Slowaakse regering is zich bewust van de situatie ten aanzien van de werkelijke en nominale convergentie van de Slowaakse economie en het potentiële effect op de toekomstige economische en inflatoire ontwikkeling. Naar haar mening is de consolidatie van Slowakije in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. Overeenkomstig de goedgekeurde driejarige begroting, is het primaire fiscale doel om per 2010 een tekort te bereiken van 0,8 procent. Op basis van de overeengekomen gegevens is het doel om in 2011 een evenwichtige begroting te bereiken. Dat komt neer op een begrotingsoverschot van 1,3 procent, indien de tweede pijler buiten beschouwing wordt gelaten.

De Slowaakse regering heeft de nodige maatregelen getroffen om de inflatie binnen de perken te houden. In juni is een moderniseringsprogramma aangenomen, met onder andere structurele hervormingen van de arbeidsmarkt, consolidatie van de staatsfinanciën en steun voor onderwijs, wetenschap en onderzoek. Ik zou willen beklemtonen dat vertegenwoordigers van de bedrijfsgemeenschap, ondernemers, werkgevers, vakbonden, gepensioneerden, de Slowaakse steden en dorpen, en de banken stuk voor stuk vóór de aanneming van de euro in Slowakije zijn. De sociale partners van de regering hebben een verklaring getekend waarin zij verklaren de loonstijgingen te laten overeenkomen met de groei van de productiviteit. Dit zal enorm bijdragen aan de duurzaamheid van de inflatie in Slowakije.

Ik zou de rapporteur en de schaduwrapporteurs willen danken voor hun correcte aanpak op basis van cijfers, feiten en analyses. De Slowaakse functionarissen en de Slowaakse bevolking willen graag bijdragen aan de ontwikkeling van de Europese economie, en zo aan de stabiliteit en betrouwbaarheid van de euro.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Aangezien de euro een belangrijk symbool is van hoe in Europa barrières worden weggenomen en mensen worden samengebracht, vormt de aanneming van de euro door Slowakije een nieuwe historische stap in het proces van Europese integratie.

De voorbereidingen voor de aanneming van de euro door Slowakije zijn al begonnen voordat Slowakije toetrad tot de Europese Unie. De voormalige Slowaakse regering van Mikuláš Dzurinda keurde al in 2003 een strategie goed voor overgang naar de euro. Er zijn belangrijke hervormingen doorgevoerd die van Slowakije zowel economisch als politiek een succesvol land hebben gemaakt.

Omdat de inflatie in Slovenië is toegenomen nadat het land toetrad tot de eurozone, heeft het probleem van de duurzaamheid van inflatie en de staatsschuld in Slowakije voor de nodige ongerustheid gezorgd. Ik ben het niet eens met de opvatting van sommigen van mijn collega’s dat er aanvullende criteria nodig zijn om toezicht te houden op de economische stabiliteit van Slowakije.

Slowakije voldoet aan alle criteria van Maastricht, en deze vormen de voorwaarde voor aanneming van de euro. Het is te laat voor een debat over het bijstellen van de criteria van Maastricht voor snelgroeiende economieën. In plaats daarvan zou ik liever de reden willen noemen voor de wijziging van de spilkoers, die door de Duitse Parlementsleden is gepresenteerd als een negatief fenomeen. De spilkoers vertegenwoordigt bij twee gelegenheden de economische ontwikkeling van ons land, die bovenal gebaseerd was op productiviteitsgroei.

Ik roep de Slowaakse regering op de op de Slowaakse bevolking gerichte campagne te intensiveren, met name de informatievoorziening aan kwetsbare groepen. Ik denk dat niet alleen gedurende de zes maanden voorafgaand aan de toetreding tot de eurozone, maar ook gedurende twaalf maanden na aanneming van de euro, dubbele prijsvermelding verplicht moet zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat een goed concurrerende bedrijfsomgeving zal resulteren in meer keuzen voor de consument, hetgeen de beste remedie is om prijsstijgingen in de hand te houden. Ik geloof dat Slowakije ook zal leren van de ervaringen van overige landen die reeds zijn toegetreden tot de eurozone.

Tot slot zou ik mijn collega, de heer David Casa, willen danken voor zijn steun aan de Slowaakse toetreding tot de eurozone. Ik twijfel er niet aan dat zijn naam in de geschiedenisboeken van de Slowaakse Republiek zal worden opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisa Ferreira (PSE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, tien jaar na zijn geboorte is de euro een onmiskenbaar succes, en vandaag de dag vormt het een van de pijlers voor het vertrouwen bij de bevolking in het Europese project. Daarom verwelkom ik deze uitbreiding van de eurozone. In aansluiting op identieke besluiten ten aanzien van andere lidstaten, wordt de zone nu uitgebreid met Slowakije.

Als wij echter het tienjarig jubileum van de euro noemen, moeten wij ook refereren aan de lessen die wij onderweg hebben opgedaan, lessen ten aanzien van de duurzaamheid van het proces en de effecten op de reële convergentie die gekoppeld zijn aan de eenheidsmunt. Misschien is er enige ruimte voor verbetering van de toepassing van de toetredingscriteria en misschien moet er ook worden nagedacht over de duurzaamheid en de geldigheid van dit proces voor de oude en de nieuwe leden. In het geval van Slowakije geeft de herwaardering van de valuta met 17 procent, al was deze gepland en overeenkomstig de criteria in het Verdrag, toch wel wat stof tot nadenken.

Zoals ik zei, verdienen deze vragen een serieus debat waarin het Europees Parlement een actieve stem moet hebben, en de Sociaal-democratische Fractie wenst dan ook dat de euro aan meer bijdraagt dan alleen maar financiële stabiliteit. Het moet ook een instrument zijn om de reële convergentie, de werkgelegenheid en de vooruitgang van de Unie een impuls te geven. Wij zullen voorstellen dit vraagstuk nader uit te diepen tijdens het EMU@10-debat, d.w.z. de viering van tien jaar euro.

Ondertussen zou ik toch nog even de rapporteur en de schaduwrapporteurs willen feliciteren en daarnaast mijn erkentelijkheid en lof willen betuigen voor de uitzonderlijke inspanningen van Slowakije, zijn regering en zijn sociale partners, en voor het succes dat zij reeds hebben behaald. Ik hoop dat zij even succesvol zullen zijn bij hun aanstaande deelname aan het europroject en ik wens hen in dit opzicht het allerbeste.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat Slowakije nu de gelegenheid krijgt om zich bij de eurozone aan te sluiten. Stelt u zich eens voor hoe de toestand er de afgelopen jaren in Europa zonder de euro zou hebben uitgezien. Dan zouden de valuta van de afzonderlijke lidstaten een gemakkelijke prooi voor speculanten zijn geweest, net als vroeger met Soros. Zoals het geval-Italië heeft aangetoond, is het echter niet altijd zo gunstig stevig aan de euro gebonden te zijn. Als we Slowakije een advies zouden kunnen geven – maar dit land moet natuurlijk zijn eigen beslissingen nemen – , dan zou dat advies luiden om eens goed na te denken over de opt-out-clausule. Zeker als we kijken wat er nu op Europees niveau gebeurt. We lopen nu namelijk het risico dat de EU-Top niet in staat zal blijken de tekenen des tijds goed te verstaan. Het gevaar is dat we dan gewoon verder gaan alsof er niets aan de hand is: “business as usual”. De afstand tussen de burgers en Europese elite wordt nu zo groot dat het hele Europese project gevaar begint te lopen. En dat terwijl we nu allemaal zouden moeten werken aan het realiseren van een heuse democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Gaľa (PPE-DE). - (SK) Ik wil de rapporteur, de heer Casa, graag bedanken voor al zijn werk aan dit verslag. Post-communistisch Slowakije heeft het afgelopen decennium, en zeker in de jaren onder de regering van Mikuláš Dzurinda, een hele reeks sociale en economische hervormingen doorgevoerd, met als resultaat dat de economie nu aan de Maastricht-criteria voldoet.

De invoering van de euro in Slowakije zal veranderingen teweeg brengen. Het is van belang dat we de burgers op deze veranderingen voorbereiden en dat we ze ervan weten te overtuigen dat het overstappen op de euro voor hen gunstige gevolgen zal hebben. Het is dus zaak het nodige vertrouwen in de nieuwe munt te kweken en voldoende informatie te verschaffen. Een aantal Slowaakse ondernemingen heeft uit eigen vrije wil reeds aangegeven dat ze zich bij de overgang naar de euro aan de zogenaamde “gedragscode voor bedrijven” zullen houden. Ze hebben zich ertoe verbonden klanten, partners en burgers de nodige informatie te verschaffen en verder beloofd de overstap niet te misbruiken om daar zelf beter van te worden.

Ik geloof dat deze maatregelen zullen bijdragen tot meer vertrouwen in het gemeenschappelijke Europese project in ons land. Ik ben er verder van overtuigd dat het Europees Parlement vóór de toetreding van Slowakije tot de eurozone zal stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Miloš Koterec (PSE). - (SK) De nieuwe munt zal voor de maatschappij en de burgers een nieuw begin inluiden. Net als bij elke belangrijke verandering bestaat er ook hier enige bezorgdheid over de afloop. Ik ken de toestand in Slowakije; ik ben ervan overtuigd dat alles goed zal aflopen en alle bezorgdheid zal verdwijnen zodra het jaar 2009 een paar maanden oud is.

Dat vertrouwen is gebaseerd op twee belangrijke gegevens. Om te beginnen is algemeen bekend dat Slowakije op alle punten voldoet aan de Maastrichtse macro-economische criteria – dat toont aan dat Slowakije formeel gereed is om de euro in te voeren. Slowakije zal er verder voor zorgen dat het aan die criteria blijft voldoen. Bovendien is het zo dat de regering, het parlement, de sociale partners en de gehele maatschappij serieus nadenkt over oplossingen voor de praktische problemen die zouden kunnen voordoen bij het overstappen op de nieuwe munt.

Prijzen zullen overal in twee valuta worden aangegeven, en is reeds een mechanisme opgezet om te verzekeren dat de overstap naar de euro niet wordt misbruikt. Er zijn verder maatregelen genomen om de burgers te informeren en te helpen met praktische problemen bij het gebruik van de euro. Ik ben ervan overtuigd dat Slowakije een voorbeeldig en stabiel lid van de eurozone zal zijn – een probleemvrij geval dat als reclame voor de Europese Unie kan dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Ik wil de Commissie graag gelukwensen met haar besluit om Slowakije het groene licht te geven en dit land vanaf 1 januari volgend jaar tot de eurozone toe te laten. De invoering van de euro in Slowakije is een lichtend voorbeeld voor andere landen – het zal ze aanzetten een extra inspanning te doen aanvullende maatregelen te nemen teneinde aan de convergentiecriteria te voldoen.

Slowakije zal tot de eurozone toetreden op een moment waarop de EU en de rest van de wereld in een erg ingewikkelde economische situatie verkeren, met stijgende brandstofprijzen en een sterkere inflatie. Elk land dat tot de eurozone wil worden toegelaten – of reeds is toegelaten – kan daarom lering trekken uit het voorbeeld van Slowakije.

Nu Slowakije op het punt staat het 16de lid van de eurozone te worden, wil ik er verder graag op wijzen hoe belangrijk het is dat de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank komt te beschikken over een doeltreffende besluitvormingsprocedure. Helaas is er echter nog geen beslissing genomen met betrekking tot het rotatiesysteem. Het is volgens mij heel belangrijk dat we met de invoering van dat systeem niet wachten tot het aantal bestuursleden op 18 uitkomt. We moeten ervoor zorgen dat het zo snel mogelijk wordt ingevoerd, aangezien Slovenië voorbereidingen zal moeten treffen voor toetreding tot de eurozone en deze zone beslist verder zal worden uitgebreid.

 
  
MPphoto
 
 

  Simon Busuttil (PPE-DE).(MT) Ik wil mijn collega, de heer Casa, graag feliciteren; ik weet dat hij veel energie heeft gestoken in het opstellen van dit verslag en ik wens hem alle succes. Daarnaast wil ik Slowakije – dat binnenkort de euro zal invoeren – graag gelukwensen. Ik ben afkomstig uit een land dat de euro dit jaar heeft ingevoerd, en ik kan u verzekeren dat – ondanks de offers en de inspanningen die een land zich moet getroosten om tot de eurozone toe te treden – opname in die zone een bron van trots en tevredenheid is voor de landen die daarin slagen.

Ik wil graag aangeven dat uit dit debat blijkt dat een “Europa met twee snelheden” wel degelijk mogelijk is. Ik zeg dat omdat er vorige week in Ierland een referendum is gehouden. Iedereen weet wat daar de uitkomst van is geweest. Het is daarom volgens mij van belang dat we laten zien dat een Europa met verschillende snelheden ook vooruit kan. We zullen met deze mogelijkheid rekening moeten houden als we denken over de verdere evolutie van de Europese integratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE).(LT) Litouwen heeft zich er in het Toetredingsverdrag toe verbonden tot de eurozone toe te treden. Maar elke keer dat een besluit nemen om een land het groene licht te geven en de euro in te voeren – en dat is tijdens deze wetgevingsperiode nu al vier keer gebeurd – proberen we de criteria van Maastricht te verscherpen of een andere interpretatie te geven.

Dat bevestigt dat we nog steeds onze vraagtekens zetten bij de toepassing van deze criteria. Helemaal aan het begin hebben wij – de vertegenwoordigers van Litouwen en die van andere landen – gesuggereerd om deze kwestie op het niveau van de Raad en het Parlement te bespreken. Op die suggesties is steeds negatief gereageerd. We zouden eigenlijk eens met elkaar moeten gaan praten om precies vast te stellen welke factoren en praktische bezwaren een succesvolle uitbreiding in de weg staan. In plaats daarvan nemen we nu voor elk land een afzonderlijk, min of meer arbitrair besluit.

Ik wil er graag op wijzen dat het zonneklaar is dat we een heel strikt fiscaal moeten voeren en dat we onder geen beding mogen toestaan dat …

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dat de Europese eenwording en de ratificatie van het nieuwe verdrag zoveel tijd in beslag neemt, heeft vermoedelijk te maken met het feit dat Europeanen de welvaart die door de interne markt is gecreëerd als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. De douane-unie bestaat nu precies 40 jaar en het is jammer dat we die verjaardag niet uitbundiger vieren. De gemeenschappelijke munt heeft in de tien jaar die ze nu bestaat veel succes geboekt en ook dat is een viering waard. Regeringen in de eurozone zijn verplicht begrotingsdiscipline te betrachten en daarom is die zone macro-economisch gezien zo stabiel en ongevoelig voor met de mondialisering samenhangende schokken. Als Tsjechisch europarlementariër wil ik Slowakije graag gelukwensen met zijn toetreding tot de eurozone. Dit succes is voor een groot deel toe te schrijven aan de heer Dzurinda en de hervormingen die hij vijf jaar geleden heeft doorgevoerd. Links kan nu met recht een overwinning vieren, en dat is omdat links bij het aanvaarden van de regeringsverantwoordelijkheid toetreding eurozone als een zaak van nationaal belang is gaan beschouwen. Ik hoop dat de Tsjechische eurosceptici daar een lesje van leren en dat de Slowaken ons ooit kunnen gelukwensen. Dat zal helaas nog wel vijf jaar duren en mogelijk langer.

 
  
MPphoto
 
 

  Werner Langen (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de Slowaakse economie heeft een gunstige evolutie doorgemaakt. We gaan nu, na een vrij heftig debat over de vraag of Slowakije al dan aan de criteria voldoet, stemmen over de toetreding van Slowakije tot de eurozone.

Ik wil de rapporteur, de heer Casa, graag bedanken voor het feit dat hij in zijn verslag aandacht heeft besteed aan de bezwaren die zijn geopperd. Het hervormingsproces en de daarmee samenhangende veranderingen komen niet tot een halt wanneer een land tot de eurozone toetreedt. Integendeel: met die toetreding begint de uitdaging pas werkelijk. Inflatie is een probleem in Slowakije, en zal dat ook nog wel enige tijd blijven. Het is niet voor niets dat er al twee revaluaties zijn uitgevoerd – de meest recente met 17,65 procent. En ik zeg u nu al dat de Slowaakse koruna nog vóór de vaststelling van de uiteindelijke wisselkoers opnieuw gerevalueerd zal worden We moeten er dus allemaal toe bijdragen dat reële convergentie kan plaatsvinden. Ik hoop dat de Raad en de ministers van financiën de reserves van het Parlement serieus nemen en dat de Commissie een open discussie zal voeren over dit proces.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Dames en heren, Slowakije krijgt nu de gelegenheid om tot de eurozone toe te treden. Dat is mogelijk geworden door de socio-economische vooruitgang die Slowakije heeft weten te boeken. Krediet voor deze prestatie komt toe aan de elkaar opvolgende regeringen van Slowakije: ze hebben zich steeds op deze kwestie weten te concentreren. Ik geloof dat de Slowaakse leiders hebben laten zien dat ze niet alleen bereid, maar ook in staat zijn de nodige hervormingen door te voeren. Dat de gelegenheid tot toetreding zich nu voordoet, heeft ook te maken met consistentie van het beleid van de Europese Unie en het Europese project. Slowakije heeft de uitdaging aanvaardt en voldoet nu aan al de nodige criteria. Daarom kan dit land nu de euro invoeren – er zijn geen reserves meer. Ik geloof dat dit heel belangrijk is. Uitbreiding van de eurozone met een volgend land, Slowakije, zal de Europese intergratie zeker verdiepen. Niet alleen de Slowaakse zal daarvan profiteren; toetreding van zeer succesvolle en snel groeiende economie is ook gunstig voor de Europese Unie als geheel.

In het debat is soms de vrees voor inflatie geuit. Het is in zekere zin normaal dat men daar bang voor is. Er zijn echter ook heel sterke aanwijzingen dat de Slowaakse regering heel consistent zal zijn in haar optreden. Geen enkele regering is er overigens bij gebaat inflatie in de hand te werken. Maar kans op inflatie is er natuurlijk altijd. In alle documenten en in alle debatten heeft men de Slowaakse regering daarop gewezen. Wat de revaluatie van de Slowaakse munt betreft: die is binnen de verwachte limieten gebleven. Ieder land en iedere regering krijgt in dit proces een zekere mate van flexibiliteit om zo op de best denkbare wijze te reageren op dit heel bijzondere moment – het moment waarop de euro wordt ingevoerd. En men is binnen dat kader gebleven. Invoering van een nieuwe munt is geen alledaagse gebeurtenis. Het is een heel bijzonder moment en lidstaten moeten in een dergelijke situatie enige bewegingsvrijheid krijgen. De definitieve vaststelling van de waarde is een heel lastige opgave, maar ook al gaat het hier om een heel bijzondere operatie, het is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. De eurozone is al eerder uitgebreid en al zo vaak met goed gevolg.

Dames en heren, ik wil Slowakije graag gelukwensen met dit enorme succes. Ik herhaal dat deze enorme stap voorwaarts het resultaat is van de inspanningen van de elkaar opvolgende regeringen en het begrip en het doorzettingsvermogen van het Slowaakse volk.

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa, rapporteur. − (MT) Ik wil al mijn collega’s graag bedanken voor hun bijdrage aan de discussie. Ook ik geloof dat we het er in dit Parlement wel over eens zijn dat Slowakije gereed is tot de eurozone toe te treden. Een aantal amendementen heeft de steun van een reeks politieke fracties.

We hebben hier als sprekers in dit debat – en dat geldt voor mij dus ook – te maken met een historisch moment. Een aantal van deze sprekers heeft reeds aangegeven dat dit een club is die niet alleen de grootste en sterkst ontwikkelde landen als lid toelaat, maar ook al diegenen die bereid zijn de regels van de EU te aanvaarden. Daarom hebben we nu een zone die toegankelijk is voor iedereen die aan de in het Verdrag vastgelegde criteria voldoet. Mijn collega’s hebben er terecht op gewezen dat dit voor Slowakije geen eenvoudige opdracht is geweest en dat het land ook de eerstvolgende maanden een moeilijke tijd zal doormaken.

Ik besluit mijn interventie met een woord van dank voor iedereen die me geholpen tot dit punt te geraken. Ik hoop oprecht dat het Slowaakse volk zal kunnen voortbouwen op de successen die het tot nu toe heeft geboekt. Ik hoop verder dat de prestaties van dit land in een aantal sectoren zal overslaan op iedereen die er zo hard aan gewerkt heeft om dit niveau te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

Aan de orde zijn de stemmingen.

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 

6. Samenstelling fracties: zie notulen
  

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag iets zeggen en verwijs daarbij naar Artikel 103, lid 2. Naar aanleiding van de historische en – volgens sommigen – uitbundige democratische wilsuiting in Ierland vorige week heeft u gisteren vanuit uw Voorzittersstoel gezegd dat “het onze doelstelling blijft er zorg voor te dragen dat het Verdrag van Lissabon nog vóór de verkiezingen van volgend jaar van kracht wordt. Als u het daarmee eens bent, zal ik deze beginselen aan het einde van deze week in de Raad verdedigen”.

(Applaus van leden van andere fracties)

U hebt ons dus om een mandaat gevraagd. Nu wil ik dit Parlement graag vragen of we het erover eens zijn een mandaat van de Conferentie van Voorzitters in dit geval niet voldoende is. Ik stel daarom voor – met een verwijzing naar artikel 103, waarin staat dat het “het Parlement [besluit] al dan niet een resolutie aan te nemen tot besluit van het debat” – om ons debat met de heer Barroso morgen af te sluiten met een stemming over de vraag of we u dit mandaat al dan niet verstrekken. Ik wil dus graag zien of de leden van dit zogenaamde democratische Parlement bereid zijn het resultaat van het Ierse referendum te respecteren en aan te geven dat een “nee” inderdaad als een “nee” wordt aanvaard.

(Applaus van leden van de IND/DEM-fractie)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Farage, ik heb u de gelegenheid gegeven het woord te voeren, omdat u daarom heeft verzocht. Ik moet u echter vertellen dat uw verzoek te laat komt. Het is wel degelijk de Conferentie van Voorzitters die beslist of er een resolutie moet komen. De zaak kan dan opnieuw in de voltallige vergadering aan de orde worden gebracht – maar dat had eerder moeten gebeuren. U bent te laat en er zal dus geen resolutie komen. Dat is wat er overeenkomstig het Reglement moet gebeuren en aan die regels houden wij ons. U maakt veel herrie, maar zet zo uw argumenten geen kracht bij.

 

7. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de stemmingen.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

7.1. Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (A6-0245/2008, Angelika Niebler) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  

– Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we gaan zodadelijk stemmen over de uitbreiding van de duur van het mandaat van ENISA, het Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging dat we vijf jaar geleden samen met de Raad in het leven hebben geroepen. ENISA’s mandaat zal halverwege het volgende jaar door rotatie verlopen. In mijn verslag wordt voorgesteld het mandaat van ENISA met drie jaar – tot 2012 – te verlengen. Daarmee sluiten we aan op de beslissing van de Raad.

ENISA moet bijdragen tot Internetveiligheid. Internetmisdaad komt echter steeds vaker voor – de beperkte middelen en het beschikbare personeel volstaan dus niet om dat op een doeltreffende wijze te doen. Als we het mandaat van ENISA met drie jaar verlengen zullen we moeten nadenken over de taken en de rol die we dit agentschap willen toevertrouwen. We zullen voor ENISA vervolgens voldoende personeel en middelen moeten vrijmaken.

Ik vraag u om deze verlenging met drie jaar goed te keuren, en daarna te participeren in het debat over de toekomst van dit agentschap.

 

7.2. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (gecodificeerde versie) (A6-0233/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.3. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (A6-0235/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.4. Kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (statische proeven) (gecodificeerde versie) (A6-0234/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.5. Fusies van naamloze vennootschappen (gecodificeerde versie) (A6-0236/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.6. Rechtsbescherming van computerprogramma’s (gecodificeerde versie) (A6-0237/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.7. Wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (gecodificeerde versie) (A6-0238/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.8. Waarborgen welke worden verlangd van vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag (gecodificeerde versie) (A6-0239/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.9. Veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer (gecodificeerde versie) (A6-0243/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.10. Het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken (gecodificeerde versie) (A6-0242/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.11. Communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindverbruikers (herschikking) (A6-0217/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.12. Statistieken van de nominale vangsten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (herschikking) (A6-0218/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.13. Statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (herschikking) (A6-0219/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.14. Statistieken van de nominale vangsten in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan (herschikking) (A6-0214/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.15. Textielbenamingen (herschikking) (A6-0215/2008, József Szájer) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.16. Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (A6-0194/2008, Mariela Velichkova Baeva) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.17. Uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens uit het strafregister (A6-0207/2008, Agustín Díaz de Mera García Consuegra) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.18. Bescherming van de euro tegen valsemunterij (A6-0230/2008, Agustín Díaz de Mera García Consuegra) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.19. Wijziging van het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie inzake de regeling van het taalgebruik van toepassing op de procedure van heroverweging (A6-0211/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

7.20. Herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen (A6-0162/2008, Caroline Jackson) (stemming)
  

– Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Godfrey Bloom (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een beroep doen op artikel 9, met een verwijzing naar Bijlage I, punt 1. Ik heb gisteren bij het debat uw aandacht proberen te trekken, maar ben daar toen niet in geslaagd – en er waren maar drie of vier mensen in de zaal. De rapporteur, mevrouw Jackson, heeft geld ontvangen van een recycling- of afvalverwerkingsbedrijf, en ze heeft dat niet aangegeven, terwijl ze op dat moment rapporteur voor deze commissie was. Ik vind dat niet helemaal in orde – zelfs niet volgens de normen van dit Parlement. Ik meen dus dat mevrouw Jackson niet de meest geëigende rapporteur is voor dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Bloom, ik kan hier niets zeggen over de omstandigheden waar u naar verwijst. Als u hier zoiets beweert, is dat een heel serieuze zaak. U dient zich dus bewust te zijn van de ernst van uw opmerkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Jackson, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb over dit punt gisteravond een volledige verklaring afgelegd. Het is mogelijk dat de heer Bloom die verklaring niet heeft kunnen horen, omdat zijn collega, de heer Batten, de aandacht van het Parlement probeerde te vestigen op de referendumkwestie en door te spreken het eerste deel van mijn interventie onhoorbaar heeft gemaakt.

Ik heb met betrekking tot dit punt dus een volledige verklaring afgelegd. In het register voor de belangen van de leden is een verklaring opgenomen. Ik heb daar tijdens de discussies in de milieucommissie naar verwezen. Ik ben nu reeds drie jaar lid van de Milieuadviesraad van de onderneming Shanks plc. Onder de leden van deze Milieuadviesraad bevinden zich ook een gedeputeerde van de Groene Alliantie en de voorzitter van één van de Raadgevende Wetenschappelijke Comités van de EU. De Milieuadviesraad waar ik lid van ben onderzoekt uitsluitend of de resultaten die de vestigingen van deze onderneming bij de milieucontrole laten zien voldoen aan de EU-wetgeving. Ik heb op dit punt altijd volledige openheid betracht.

Ik geloof dat mijn ervaringen als lid van die Raad me hebben geholpen om een goed geïnformeerd en rationeel verslag op te stellen, waarin geen voorkeur wordt aangegeven voor deze of gene wijze van afvalverwerking. Ik hoop dat mijn collega’s mij zullen steunen als ik beweer dat ik steeds openheid heb betracht en geprobeerd heb een evenwichtig verslag op te stellen, dat rekening houdt met de uiteenlopende standpunten binnen dit Parlement.

(Luid applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mevrouw Jackson, ik ken u al jaren en koester geen enkele twijfel met betrekking tot uw persoonlijke integriteit. Iedereen kan uw verklaring nalezen; die verklaring is naar behoren opgenomen in het register voor de financiële belangen van de leden.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni (Verts/ALE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil liever geen commentaar leveren op hetgeen mevrouw Jackson zojuist gezegd heeft. Ik geloof echter wel – en de Verts/ALE-fractie heeft daar altijd al op aangedrongen – dat er een betere regeling moet komen ten aanzien van belangenverstrengeling. Dit Parlement is immers medewetgever en moet nu en in de toekomst steeds transparant én correct handelen als blijkt dat er met betrekking tot één van de leden sprake is van belangenverstrengeling. Transparantie is niet genoeg – we moeten ook correct handelen.

 
  
  

– Na de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet erg ingenomen met de wijze waarop deze stemmingen verlopen. Zou ik met een verwijzing naar de onze reactie op de resultaten van de referenda in Frankrijk, Nederland en Ierland mogen voorstellen dat we de stemresultaten gewoon naast ons neerleggen en verder gaan zoals we zelf willen?

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Hannan, als u wenst te spreken, dient u zich te houden aan het Reglement. Ik verklaar daarom dat het geamendeerde standpunt is aanvaard.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bowis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, neem me niet kwalijk dat het afsluiten van de stemming moet onderbreken, maar ik geloof dat er een fout is begaan. We hebben de stemmingen gevolgd, en ik geloof dat alle fracties het erover eens zijn dat u – abusievelijk – hebt beweerd dat amendement 27 is goedgekeurd. Dat is niet goed mogelijk. Ik zou het op prijs stellen als u dit even controleert om te verifiëren dat dit amendement inderdaad is afgewezen. Het komt omdat u op dat moment niet bent doorgegaan met de behandeling van het volgende amendement.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . − Amendement nr. 27 ís goedgekeurd, en daarmee is amendement nr. 92 overbodig geworden. We zullen het opnieuw nagaan, maar dit is wat we hier hebben beslist. We kunnen echter opnieuw gaan stemmen over amendement nr. 27 – dat is mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil hier graag zeggen dat we kunnen nagaan of u een stemming die reeds heeft plaatsgevonden mag laten overdoen nadat u het resultaat van die stemming bekend heeft gemaakt. Wij menen dat het Reglement zulks niet toelaat.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Cohn-Bendit, iedereen kan een vergissing begaan. Als ik te haastig ben geweest en een onjuiste bewering heb gedaan, dan aanvaard ik daarvoor de verantwoordelijkheid. Uiteraard spijt mij zoiets, maar laten we de zaak niet buiten proporties opblazen. We gaan dit onderzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, as we het goed begrijpen gaat het hier om een elektronische verificatie van een stemming die reeds heeft plaatsgevonden. De stemintentie is in die zin duidelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Marie Coûteaux (IND/DEM).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat u deze kwestie wat al te vlug afhandelt, net als de afgelopen dagen en bij de behandeling van het amendement op het verslag Jackson. U hebt de volgende woorden gebruikt: “vóór”, “onthoudingen”, en “goedgekeurd”. U sluit dus uit dat er “tegen” wordt gestemd. Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat mevrouw Jackson u bijzonder genegen is en dat wat hier gebeurt weinig met democratie heeft te maken, maar laten we in ieder geval de overeengekomen regels volgen!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Coûteaux, iedereen kan een fout maken. Dat gebeurt zelfs binnen uw fractie. Als u bereid bent dat toe te geven, zitten we op dezelfde golflengte. Ik zal proberen voortaan een wat trager tempo te volgen, zodat u zelf kunt zien wanneer u de stemming niet heeft gewonnen. Is dat een afspraak?

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Lehideux (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, neem me niet kwalijk, maar het kan niet anders of ik ben het slachtoffer van een geheime lobby. Mijn stemmachine geeft me wel de optie “voor” te stemmen, maar “tegen” kan niet. Dat zou wel eens problemen kunnen opleveren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dank u hartelijk, mijnheer Lehideux. Ik ben blij dat u mij niet verantwoordelijk houdt.

 
  
MPphoto
 
 

  Guido Sacconi (PSE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag aangeven dat uw voorstel om opnieuw over amendement nr. 27 te stemmen ons in staat heeft gesteld een onrechtvaardige situatie recht te zetten. We hebben nu ook over amendement nr. 92 kunnen stemmen, en dat zou – als amendement nr. 27 inderdaad goedgekeurd zou blijken te zijn – niet mogelijk zijn geweest. Ik geloof dus dat uw besluit heel wijs en democratisch geïnspireerd is geweest.

 

7.21. Milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid (A6-0192/2008, Anne Laperrouze) (stemming)

7.22. Minimumopleidingsniveau van zeevarenden (herschikking) (A6-0178/2008, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou) (stemming)

7.23. Vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (A6-0190/2008, Avril Doyle) (stemming)
  

Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is heel belangrijk dat deze wetgeving er komt. De bestaande regels voor de grenswaarden van residuen hebben er immers toe geleid dat er veel minder goedgekeurde diergeneesmiddelen beschikbaar zijn, met alle negatieve volgen van dien voor de gezondheid en het welzijn mensen en dieren.

Ik wil het voorzitterschap – in de eerste plaats de nu intredende Franse minister – graag verzoeken om dit onderwerp prioriteit te verlenen om zo bij te dragen tot een oplossing voor de beschikbaarheidscrisis. Zeker als het gaat om geneesmiddelen die minder vaak gebruikt worden of besteld zijn voor de zogenaamde “kleinere categorieën” diersoorten, waaronder ook schapen, paarden, bijen, vissen en andere soorten die in een aantal landen wel degelijk een groot belang vertegenwoordigen.

Het is zaak dat de Richtlijn betreffende diergeneesmiddelen spoedig wordt herzien, en dat daarbij rekening wordt gehouden met de adviezen van de werkgroep die zich met de beschikbaarheid van diergeneesmiddelen bezig houdt.

Deze wetgeving is niet meer dan een lapje voor het bloeden, als je kijkt naar de dringende noodzaak die hier geboden is. Ik ben blij met deze wetgeving, maar dring er bij het aantredend Frans voorzitterschap wel op aan dit onderwerp al de nodige prioriteit te verlenen.

 

7.24. Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (A6-0173/2008, Marie Panayotopoulos-Cassiotou) (stemming)
  

Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we hebben met de Raad en de Commissie overeenstemming bereikt over de amendementen nr. 37 en nr. 52. Het compromis heeft in de eerste plaats betrekking op de financiering van kleine non-gouvernementele organisaties en maximumgrenzen bij de financiering van NGO’s. De Commissie en de Raad hebben aanvaard dat er in de in eerste lezing overeengekomen tekst een verklaring wordt opgenomen. Ik wil de commissaris graag vragen of … Welnu, ik zie de commissaris hier niet, maar hij heeft die verklaring gisteravond tijdens de discussies gepresenteerd, samen met de tekst van het akkoord ... Is er iemand die dit akkoord namens de Commissie kan presenteren? Hoe dan ook, ik wil mijn collega’s graag verzoeken – althans: als ze het met de verklaring eens zijn – om vóór dit verslag te stemmen, zodat we verder kunnen met de stemming in eerste lezing.

 

7.25. Aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (A6-0231/2008, David Casa) (stemming)

7.26. Effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen (A6-0212/2008, Gábor Harangozó) (stemming)

7.27. Beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika (A6-0137/2008, Frithjof Schmidt) (stemming)
  

− Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-DE-Fractie.(ES) De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten had op basis van artikel 168 gevraagd of dit verslag kon worden terugverwezen naar de commissie. Nu de fracties een compromis hebben bereikt over het door onze fractie ingediende amendement nr. 1 trekt de PPE-DE-Fractie haar verzoek tot terugverwijzing naar de commissie in.

 

8. Stemverklaringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Verslag: Caroline Jackson (A6-0162/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen moet dienen als basis voor een Europese recyclingmaatschappij. De lidstaten moeten daarom ambitieuze doelstellingen opgelegd krijgen. Zijn die lidstaten echter niet té ambitieus? Kunnen de lidstaten, en dan zeker de nieuwe lidstaten, eigenlijk wel aan die strikte eisen voldoen? Het kan geen kwaad erop te wijzen dat de oude lidstaten ruim de tijd hebben gehad hun afvalverwerkingssystemen aan zulke strenge eisen aan te passen, terwijl de nieuwe lidstaten gedwongen worden de benodigde juridische mechanismen en daarbij behorende infrastructuur veel sneller te realiseren.

Dit voorstel voor een nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen heeft in veel Europese landen voor heel wat controverse gezorgd. Daarom hoeven we volgens mij ook niet verrast te zijn dat het zo moeilijk was om met de Raad tot een compromis te geraken. Veel afgevaardigden hebben gisteren tijdens het debat aangegeven dat ze niet blij waren met dit compromis over deze richtlijn. Ik zelf vrees wel dat de introductie van nog strengere eisen kan leiden tot moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van deze wetgeving. Toch zal deze nieuwe afvalstoffenrichtlijn ertoe leiden dat landen die het beheer van huishoudelijk steeds hebben verwaarloosd nu gedwongen worden ingrijpende actie te ondernemen. Deze landen zullen in het vervolg juridische en economische mechanismen moeten ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de Richtlijn de economie niet belast maar juist bevordert. De nieuwe Richtlijn moet aldus het zoeken naar nieuwe manieren voor het creëren van werkgelegenheid stimuleren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  
  

− Verslag: Caroline Jackson (A6-0162/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi (PSE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De afvalstoffenrichtlijn die we nu hebben goedgekeurd bevat een aantal compromissen en zal dus wel vanuit veel hoeken onder vuur komen te liggen. Ik begrijp ook de reserves van al die milieubewuste burgers die ook mij hebben verzocht deze Richtlijn niet te steunen. Ik moet er toch op wijzen ik op eigen initiatief samen met milieuorganisaties een aantal vooruitstrevende amendementen heb geformuleerd en dat sommige daarvan in de uiteindelijke tekst zijn opgenomen. De belangrijkste verdienste van deze Richtlijn is volgens mij gelegen in de invoering van een afvalstoffenhiërarchie. Prioriteit moet uitgaan naar preventie, dan komen de verschillende vormen van hergebruik/recycling, en pas dan storting, wat hoe dan ook zoveel mogelijk zoveel mogelijk moet worden vermeden. Ik heb voor deze Richtlijn gestemd, en dan in de eerste plaats omdat ze het beginsel van een dergelijke afvalstoffenhiërarchie introduceert. Ik hoop dat we dat idee in de toekomst nog verder kunnen uitwerken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) De consumptiemaatschappij produceert zulk een enorme hoeveelheid afval, dat mensen er onwel van worden, zeker in grote Europese steden. Er wordt steeds meer gerecycled en het gebruik van secundaire producten blijft toenemen, maar er wordt in de EU nog altijd veel te veel afval op stortplaatsen gedumpt.

Ook al is het goedgekeurde compromispakket niet perfect, ik geloof toch dat de tekst van deze Richtlijn voor toekomstige generaties Europeanen een ambitieus beleidsinstrument op het gebied van afvalbeheer kan zijn, reden waarom ik het verslag van onze rapporteur, mevrouw Jackson, heb gesteund.

De lidstaten zullen hun afvalbeheer overeenkomstig deze Richtlijn moeten verbeteren. Ik vind het een heel goede zaak dat deze Richtlijn ook betrekking heeft op de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen en olie. Ik vertrouw erop dat de lidstaten al de in de tekst opgenomen – inderdaad ambitieuze – doelstellingen zullen verwezenlijken, en dat geldt vooral voor de doelstelling om tegen 2015 een systeem te hebben opgezet voor het gescheiden inzamelen van papier, metaal, plastic, glas, textiel, biologisch afbreekbaar afval, olie en gevaarlijke afvalstoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vandaag mijn steun uitgesproken voor deze herziening van de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen. Eén van de motieven om dat te doen lag gelegen in het feit dat de invoering van deze Richtlijn de Tsjechische Republiek in staat zal stellen de invoer van afvalstoffen te verbieden – ook al druisen we daarmee in tegen de nationale plannen. Dankzij de interventie van het Parlement bevat de herziene tekst nu ook nieuwe doelstellingen op het gebied van recycling. De Zuid-Europese landen menen dat deze te ambitieus zijn, terwijl de Scandinaviërs en – bijvoorbeeld de Tsjechen – vinden dat ze niet ver genoeg gaan. Ik ben heel tevreden met het bereikte compromis. Alle landen beginnen vanuit een verschillende startpositie, en deze Richtlijn verschaft een gemeenschappelijk beginpunt. We produceren thans 3,5 ton afval per persoon, en in de Zuid-Europese landen wordt 90 procent van dat afval op stortplaatsen gedumpt. Nu wordt voor het eerst een uit vijf lagen opgebouwde afvalstoffenhiërarchie in de Europese wetgeving geïntroduceerd: preventie komt bovenaan, gevolgd door hergebruik en recycling, en pas dan verbranding als middel om energie op te wekken. Het storten op vuilnisbelten moet voor afval werkelijk de laatste optie zijn. Ik vindt dat Jackson heel goed werk heeft verricht. Dankzij haar hebben we dit voor Europa gunstige compromis kunnen bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Ook ik ben heel blij met de goedkeuring van deze Richtlijn. Niet iedereen zal tevreden zijn met de doelstellingen om ten minste 50 procent van het huishoudelijk afval en in ieder geval 70 procent van het industriële afval te recyclen. Sommigen menen dat die doelstellingen niet ambitieus genoeg zijn; anderen vinden ze onrealistisch. De Tsjechische Republiek ziet ze waarschijnlijk als een stap terug. Het aardige van deze Richtlijn is nu juist dat ze landen er niet van weerhoudt strengere en bindende nationale wetgeving uit te vaardigen. Dat is in dit geval beslist wenselijk. Vanuit een Tsjechisch perspectief is de mogelijkheid om verbrandingsinstallaties voor huisvuil te herclassificeren als installaties voor nuttige toepassing heel ongunstig. Dat zou kunnen leiden tot een massale invoer van afval uit buurlanden, aangezien de invoer van afval voor nuttige toepassing binnen de Unie is toegestaan. Ik kan mij niet goed voorstellen hoe we een doeltreffend controlemechanisme zouden kunnen ontwerpen om vast te stellen of het ingevoerde afval nuttig wordt gebruikt of verbrand. Landen die niet de vuilverbranders voor de rest van Europa willen worden moeten al het mogelijke ondernemen om ervoor te zorgen dat deze bepaling uit de Richtlijn wordt verwijderd.

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een stemverklaring afleggen met betrekking tot het verslag Jackson. Maar ik wil allereerst mevrouw Jackson, onze conservatieve collega, gelukwensen en bedanken voor haar uitstekende verslag.

Het is heel belangrijk dat er in elk Europees land, zeker het mijne, wetgeving voor afvalverwerking komt. Ik meen dat dit een goed compromis is. Dit is één van die zeldzame gelegenheden waarbij Europa eensgezind kan optreden. Dat gebeurt maar zelden, en misschien is dat wel wat het Ierse volk eigenlijk wilde zeggen met hun stem in het onlangs gehouden referendum.

Dit is echter een goed verslag. Ik hoop dat het de Britse regering zal aanzetten om op dit gebied een leidersrol te vervullen. En dat zal zeker het geval zijn als we over twee jaar – laten we het hopen – een conservatieve regering hebben: onze leider, de heer Cameron, heeft heel duidelijk aangegeven dat milieukwesties bij ons alle prioriteit zullen krijgen. De stemming vandaag in dit Parlement kan dus als goed voorbeeld dienen, en dat geldt ook voor de wijze waarop de conservatieve leden van het Europees Parlement gestemd hebben.

 
  
  

− Verslag: Anne Laperrouze (A6-0192/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Het was voor mij een waar genoegen om deel te nemen aan de stemming over de Richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid, en ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de 610 collega’s die deze Richtlijn hebben willen steunen en vóór hebben gestemd te bedanken. We zijn er zo opnieuw in geslaagd een goede en op de toekomst gerichte Richtlijn voort te brengen. We stellen hiermee voor om grensoverschrijdende waterstromen opnieuw onder de gedeelde verantwoordelijkheid van, en het gezamenlijk beheer door de lidstaten te brengen. Het voorstel houdt ook een prioriteitsverschuiving in. We gaan van emissie naar immissie – de belangen van de industrie worden ondergeschikt gemaakt aan die van rivierbiota. Deze Richtlijn legt strikte grenswaarden op voor 33 substanties, waaronder vooral insecticiden, chemische en industriële stoffen en zware metalen. Zal de Raad bereid zijn deze Richtlijn te steunen en zo bij te dragen tot het schoonmaken van onze rivier(en)? Nu zullen de regeringen moeten laten zien dat ze in staat zijn om een einde te maken aan de verschrikkelijke vervuiling van de Raba en andere Europese rivieren die zich in een gelijksoortige toestand bevinden. Ik dank u hartelijk.

 
  
  

− Verslag: Avril Doyle (A6-0190/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Een gedegen bescherming van de volksgezondheid en een goede consumentenveiligheid zijn essentiële voorwaarden als het erom gaat grenswaarden te bepalen voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Diergeneesmiddelen kunnen sporen achterlaten in voor commerciële doeleinden gefokte dieren, en die residuen beginnen nu een negatieve impact te hebben op de gezondheid van mensen en dieren.

Ik ben heel tevreden met dit verslag van onze collega, mevrouw Doyle; ik heb vandaag vóór gestemd. Een samenhangender aanpak voor risicoanalyse en controle op residuen van farmacologisch werkzame stoffen is van cruciaal belang. Ik geloof dat we het wettelijk kader voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen moeten aanpassen en harmoniseren. En ik ben het met de rapporteur eens dat we op die manier niet alleen kunnen verzekeren dat diergeneesmiddelen in afdoende mate beschikbaar zijn en correct gebruikt worden; we zorgen er zo ook voor dat de handel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong naar behoren kan functioneren en de volksgezondheid zo goed mogelijk beschermd wordt.

 
  
  

− Verslag: Marie Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0173/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE). - Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik het een heel goed idee vindt om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik heb 18 jaar op dit vlak gewerkt en vind het volstrekt onaanvaardbaar dat 78 miljoen mensen in Europa het gevaar lopen tot armoede te vervallen. Het is schokkend dat er in veel lidstaten ook nu nog kinderen en oude mensen zijn die niet genoeg te eten hebben of kou moeten lijden. Recente gegevens laten zien dat de kloof tussen de armste en rijkste gezinnen in een aantal landen toeneemt als gevolg van de ongelijke verdeling van de economische vooruitgang in Europa.

Ik hoop dat de Commissie zich in 2010 vooral zal concentreren op die regio’s waar armoede en sociale uitsluiting het meest geprononceerd zijn. Ik noem bij wijze van voorbeeld mijn regio, de West Midlands. Volgens een programma van het Britse Channel 4 is het armoedepercentage in die regio het één na hoogste in het Verenigd Koninkrijk; de levenstandaard is er de op één na laagste in het land.

Ik ben blij met dit initiatief, omdat het de aandacht vestigt op armoede en sociale uitsluiting. Maar ik ben wel ietwat teleurgesteld dat er nergens duidelijke suggesties worden gedaan met betrekking tot de concrete maatregelen die de lidstaten zouden kunnen nemen. Als we 2010 niet gebruiken als een platform om werkelijk vooruitgang te boeken, zal het ook hier weer blijven bij loze praatjes en wederom een gemiste kans om op een zodanig belangrijk vlak werkelijk iets tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben nu een heel belangrijk verslag goedgekeurd over de problemen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Dit document getuigt van de maatschappelijke betrokkenheid van de Europese Unie: we proberen niet alleen een functionerende markteconomie en economische groei te realiseren, we trachten ook een Europees sociaal model te creëren.

We moeten beslist ruime aandacht schenken aan manieren om uitsluiting en armoede bij kinderen, ouderen en gehandicapten tegen te gaan – die categorieën mensen dus die niet werkelijk in een positie verkeren om hun toestand te verbeteren. We mogen verder niet vergeten dat armoede toeneemt in gebieden waar natuurrampen hebben plaatsgevonden of als gevolg van andere verschijnselen, zoals – nu – een sterke stijging van de voedsel- en energieprijzen. Er zullen dus extra acties moeten worden ondernomen om de negatieve gevolgen van deze factoren voor de inkomens van de armste maatschappelijke en beroepsgroepen te verzachten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór dit verslag gesteund, omdat we allemaal wel een zekere mate van gezelligheid en comfort verlangen. Niemand van ons wil dat de armoede toeneemt; niemand wil dat de sociale uitsluiting toeneemt. De goede bedoelingen zijn er dus – maar dat betekent ook dat ik herhaal wat mijn collega aan de andere zijde van de zaal heeft gezegd.

De vraag is nu wat we eraan gaan doen. Dat is een vraag voor de nationale regeringen van de lidstaten. In mijn land is het de Britse regering die iets moet ondernemen. Elke regering moet zelf een oplossing proberen te vinden, aangezien de toestand en de economische en sociale omstandigheden per lidstaat van de Europese Unie sterk verschillen.

Groot-Brittannië wordt nu bedreigd door een heuse recessie, en wie weet geldt dit ook voor andere landen. Armoede en sociale uitsluiting zouden dan alleen maar toenemen. De regering in Groot-Brittannië en de regeringen van de overige lidstaten moeten met die mogelijkheid rekening houden en daar een antwoord op verzinnen.

 
  
  

− Verslag: David Casa (A6-0231/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Ik maak van dit moment – een geweldig moment voor mij en mijn land, Slowakije – gebruik om al de gedeputeerden die vóór de toetreding van Slowakije tot de eurozone hebben gestemd te bedanken.

Ik ben blij dat al de Slowaakse leden erin geslaagd zijn het Europees Parlement ervan te overtuigen – daarbij geholpen door het evenwichtige verslag van de heer Casa – dat Slowakije bij de succesvolle PEN-club behoort. Slowakije – en in de eerste plaats natuurlijk de regering, van de Slowaakse Republiek – moet de strikte macro-economische maatregelen voortzetten en een restrictief fiscaal beleid blijven voeren om zo te verzekeren dat het land aan de criteria van Maastricht blijft voldoen. De toetreding van Slowakije tot de eurozone is ook een aansporing voor de andere lidstaten om hun hervormingen voort te zetten en zo tegemoet te komen aan de criteria van Maastricht.

Ik wil nu van mijn spreektijd gebruik maken om de Slowaakse burgers te bedanken. Ze hebben in 1989 hun leven op het spel gezet om het IJzeren Gordijn naar beneden te helpen halen; ze hebben verder begrepen hoe belangrijk het was hervormingen door te voeren – ook al was dat niet altijd gemakkelijk. Zo zijn de Slowaken erin geslaagd een sterk Slowakije in een sterk Europa te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik wil Slowakije oprecht gelukwensen met de toetreding tot de eurozone. Verder wil ik de rapporteur, de heer Casa, graag bedanken voor zijn werk. Hij heeft hier in dit Parlement discussies moeten voeren over – onder andere – de rechtvaardiging van de revaluatie van de Slowaakse munt. Dat debat heeft aangetoond dat een hele reeks andere vereisten die van invloed kunnen zijn op de lange termijn-stabiliteit van de eenheidsmunt gerechtvaardigd zijn. Ze staan op dit moment de toetreding van Slowakije niet in de weg, maar kunnen in de context van het akkoord om de regels aan te passen we degelijk en rol spelen. Ik ben het niet eens met degenen die vandaag in dit debat hebben aangegeven dat ze elke suggestie om de criteria van Maastricht aan te passen afwijzen. Tot slot opnieuw een woord van dank voor de regering-Dzurinda die vijf jaar geleden de aanzet heeft gegeven voor de nodige hervormingen in Slowakije. Zonder die hervormingen zou Slowakije vandaag niet in de gelegenheid zijn geweest deze economische en politieke prestaties te vieren. De Slowaken tonen de Tsjechen nu wat de juiste aanpak is.

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uitleggen waarom ik mij vandaag bij het stemmen over deze resolutie van stemming heb onthouden. Dat was niet omdat ik vóór de aanvaarding van de eenheidsmunt in mijn land ben; ik ben daar namelijk fel tegen. Het zou een ramp zijn voor het Britse politieke systeem en de Britse economie als we de euro zouden invoeren.

Ik heb me van stemming onthouden, omdat ik geloof dat dit een zaak voor de Slowaakse regering is. Als die denkt dat het in het belang van het land is om tot de eurozone toe te treden, dan is dat hun goed recht – ze hebben dat besluit dan ook genomen.

Dit soort zaken maken duidelijk hoe Europa te werk moet gaan. Europa moet landen beslissingen laten maken waarmee hun belangen gediend zijn. Het is dan ook niet correct om het Ierse volk iets te verwijten – zoals hier de afgelopen uren is gedaan. Het Ierse volk heeft een beslissing genomen waarmee het de eigen nationale belangen meent te dienen. Het is hun recht dat besluit te nemen en hun democratische stem dient te worden gerespecteerd.

Winston Churchill heeft eens gezegd, “Vertrouw de mensen”. Dat is wat we zouden moeten doen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag kwijt dat ik me volledig aansluit bij hetgeen de heer Sumberg zojuist gezegd heeft. Ik dank het Ierse volk dat ze de democratie binnen de Europese Unie weer een kans hebben gegeven.

Ik vraag het woord omdat ook ik me van stemming heb onthouden. Het is immers het beleid van mijn fractie om niet te stemmen over zaken waarbij we zelf niet rechtstreeks betrokken zijn. In punt 6 wordt voorgesteld dat “de Slowaakse autoriteiten een waarnemingscentrum oprichten om de prijs van een geselecteerd aantal basisproducten wekelijks te beoordelen ten einde onjuiste percepties van prijsverhogingen tegen te gaan”.

Welnu, in het Verenigd Koninkrijk meten we de inflatie, en die is volgens berichten vanmorgen tot 3,3 procent gestegen. Maar als je Jan met de Pet in Daventry of Long Buckby daarnaar vraagt, dan zal deze je zeggen dat de benzineprijs veel sterker is gestegen, dat de voedselprijzen veel sterker zijn gestegen, en dat hun gemeentebelasting veel sterker is gestegen. Ik vraag me dus af welke waarde we aan statistieken moeten hechten.

Verder heb ik problemen met de paragrafen 8 en 9, maar deze tonen aan waarom het een goede zaak is dat Groot-Brittannië niet tot deze club behoort. Ik wens Slowakije evenwel niets dan goeds.

 
  
  

− Verslag: Gábor Harangozó (A6-0212/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me bij het stemmen over het verslag van de heer Harangozó van stemming onthouden. Het cohesiebeleid van de Europese Unie is onder andere bedoeld om solidariteit en integratie te bevorderen. Bij het bestrijden van uitsluiting en ongelijkheid moeten kwetsbare groepen en gemeenschappen geholpen worden. Dat mag echter niet gezien worden als een argument om af te zien van stedelijke gebieden; het één sluit het ander namelijk niet uit. Een territoriale aanpak is belangrijk, maar dat betekent niet dat doeltreffendheid geen betekenis meer heeft binnen de context van het cohesiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het vandaag goedgekeurde verslag Harangozó heeft betrekking op de vraag in welke mate het cohesiebeleid bijdraagt tot de integratie van de achtergestelde groepen en gemeenschappen. Het dringt erop aan dat we het cohesiebeleid in minder ontwikkelde en verwaarloosde gebieden voortzetten, alsook in al die gebieden waar de omstandigheden voor landbouw moeilijk zijn en de infrastructuur verouderd is.

Er moet bijzondere steun worden voorzien voor regio’s en gebieden die historisch gezien minder goed ontwikkeld zijn en waar de plaatselijke bevolking niet goed voorbereid is op de uitdagingen van de markteconomie. Verschillen in ontwikkelingsniveau binnen regio’s kunnen heel groot zijn. Daarom is het van belang dat we een goed feitelijk beeld krijgen van het ontwikkelingsniveau van onze regio’s, om op basis van die gegevens een aanpak te ontwikkelen voor de probleemgebieden binnen de verschillende regio’s. We kunnen nu reeds aangeven dat het hier om berggebieden en een aanzienlijk deel van het platteland gaat. We moeten een strategie voor duurzame ontwikkeling ontwikkelen om te verhinderen dat er enclaves blijven bestaan waar het ontwikkelingsniveau veel lager ligt, of dat er zulke enclaves worden gecreëerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me ook bij het stemmen over dit verslag van stemming onthouden. Ik wil aan de hand van twee of drie voorbeelden graag duidelijk maken waarom ik dat heb gedaan.

Om te beginnen kan ik het mij moeilijk voorstellen dat de oprichters, toen zij de basis legden voor deze Europese Unie (met haar vrijheid, vrijheid van verkeer enzovoorts), rekening zouden hebben gehouden met de mogelijkheid dat er later een beleid zou worden ontwikkeld dat zo gedetailleerd is als het beleid dat in dit verslag wordt gepresenteerd.

In de tweede plaats ben ik er niet van overtuigd dat deze zaken op Europees niveau geregeld moeten worden. Op nationaal niveau misschien, maar liefst op het meest lokale niveau.

Ter afsluiting wil ik graag zeggen dat mijn kiesdistrict, de stad Leicester, een goed voorbeeld is van de wijze waarop lokale acties kunnen bijdragen tot ontwikkeling. Leicester is om een aantal redenen één van de meest diverse steden van het Verenigd Koninkrijk – er zijn rijke mensen en arme mensen, mensen van vele nationaliteiten – en toch heeft Leicester, juist als gevolg van lokale en individuele acties, één van de meest samenhangende strategieën voor cohesie en integratie van – zoals dat hier heet – kwetsbare gemeenschappen en groepen. Het is een voorbeeld dat aangeeft dat actie op lokaal niveau het best functioneert. Daarom heb ik mijn bedenkingen bij het idee om deze zaken op EU-niveau te regelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn opmerkingen sluiten nauw aan bij die van de voorgaande spreker.

De nu volgende opmerkingen gelden ook voor het verslag Panayotopoulos-Cassiotou over armoede en sociale uitsluiting. Als we die twee verslagen samen bekijken, zien we wat de denkfout van Europese politici is – ze denken dat Europa de oplossing voor eender welk probleem is.

Ik roep iedereen die zich bezig houdt met de problemen van kwetsbare gemeenschappen op om de voorstellen van ver van al die problemen verwijderde Eurocraten en europarlementariërs maar te laten voor wat ze zijn en eens te kijken naar de oplossingen die op het niveau van de lokale gemeenschappen zijn gevonden.

Kijkt u alstublieft eens naar het uitstekende werk dat is verricht door het Centre for Social Justice in mijn kiesdistrict in Londen. Dit centrum wordt geleid door Iain Duncan-Smith, die daarbij kan steunen op een heel sterk team. Zij proberen een netwerk op te zetten van organisaties van lokale gemeenschappen die zich bezig houden met het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. Dat zijn bijvoorbeeld organisaties als de Croydon Caribbean Credit Union of de London Boxing Academy, organisaties die de aandacht hebben voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.

De in het verslag aangeroerde kwesties hebben allemaal betrekking op heel ernstige problemen, maar we mogen niet vergeten dat oplossingen voor die problemen vaak dicht bij huis kunnen worden gevonden, en dat is dan ook de reden waarom ik me bij de stemming over het verslag Harangozó van stemming onthouden heb.

 
  
  

− Verslag: Frithjof Schmidt (A6-0137/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, een duurzaam ontwikkelingsbeleid kan alleen slagen als het mondiale aspiraties heeft. De VN-Millenniumverklaring roept alle landen op een coherent ontwikkelingsbeleid te formuleren, maar de ontwikkelde landen blijken nauwelijks enige praktische stappen in die richting te ondernemen. De oproep van de Europese Unie om de impact van het Europees beleid op de verwezenlijking van de millenniumdoeleinden te evalueren heeft dus iets tegenstrijdigs. Tegen die achtergrond krijgt het gegeven dat we ons eigen visserijbeleid aanvullende beperkingen opleggen ten gunste van de zich ontwikkelende landen extra reliëf. Ik wijs verder op de houtkap in West-Afrika, waar slechts vijf procent van de bossen op duurzame wijze worden beheerd. Uiteraard is het van belang dat de Commissie financiële steun toezegt voor het opzetten van nationale strategische plannen in Afrika, maar dan moeten we wel verhinderen dat het tropenwoud wordt geplunderd, en dat kan door alleen van een geldig eco-label voorzien hout in Europa toelaten. Ik meen dat de Commissie spoedig voorstellen in deze richting aan ons zal voorleggen. Dit Parlement en de Raad moeten die voorstellen dan ook aannemen, zonder naar uitvluchten te zoeken.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0233/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. (EN) Ik heb de verslagen van mevrouw Geringer de Oedenberg gesteund. Op momenten dat de Europese Unie belangrijke politieke beslissingen moet nemen, is het inderdaad verstandiger als we ons niet teveel verdiepen in details van technische aard. Ik vind het beslist fascinerend om de leden van dit Parlement vurig te horen discussiëren over de politieke betekenis van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, maar ik toch dat de versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten voor dit soort zaken de meest geëigende aanpak is. Het is namelijk zo dat EU zich wederom in een impasse bevindt en we moeten al onze aandacht dus concentreren op het vinden van een oplossing voor het Verdrag van Lissabon.

 
  
  

− Verslagen: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0233/2008 - A6-0235/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. (SV) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat ik vind dat dit soort gedetailleerde regelingen niet op politiek niveau behoren te worden behandeld. Het is niet nodig wetteksten te codificeren die eigenlijk zouden moeten worden ingetrokken om vervangen te worden door een regeling op basis van door technische comités opgestelde technische normen.

 
  
  

− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0234/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. (SV) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat ik vind dat dit soort gedetailleerde regelingen niet op politiek niveau behoren te worden behandeld. Dit soort regelingen moeten door technische comités worden opgesteld op basis van technische normen. De bestaande wetteksten hoeven dus niet te worden gecodificeerd – ze moeten worden ingetrokken en vervangen door technische normen.

 
  
  

− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0237/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg over de wettelijke bescherming van computerprogramma’s gestemd. Dit soort programma’s vervult immers een enorm belangrijke rol bij het soepel functioneren van onze moderne maatschappij. Ze moeten dus op een behoorlijke wettelijke bescherming kunnen rekenen die aansluit bij de regels zoals die – bijvoorbeeld – gelden voor copyright met betrekking tot literaire en artistieke voortbrengselen in de zin van het Verdrag van Bern. Uitsluitend computerprogramma’s die in het juiste formaat zijn aangemaakt kunnen aanspraak maken op rechtsbescherming. De principes en concepten waarop individuele elementen van een IT-programma zijn gebaseerd kunnen niet beschermd worden.

Mathematische procedures, programmeertalen en algoritmen vallen uit de aard der zaak buiten het bereik van een dergelijke bescherming. Zowel natuurlijke als rechtspersonen moeten een beroep op bescherming kunnen doen, precies zoals dat bij de nationale wetgeving op het gebied van copyright gebeurt. Verder moet duidelijk zijn dat programma’s die door werknemers in het kader van hun werkzaamheden zijn geschreven eigendom van de werkgever of de opdrachtgever zij (tenzij contractueel anders overeengekomen).

 
  
  

− Verslag: Mariela Velichkova Baeva (A6-0194/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór de resolutie betreffende de toetreding Roemenië tot het verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen, omdat ik vind dat de fiscale druk op de belastingplichtigen moet worden verminderd.

Het is heel belangrijk dat Roemenië en Bulgarije zich zo spoedig mogelijk aansluiten bij het arbitrageverslag om zo op één lijn te komen met al die lidstaten waarvoor dit Verdrag reeds bindend is. Het feit dat we nog niet deelnemen in dit systeem legt een zware druk op de economie en vormt verder een obstakel voor het goed functioneren van de Europese gemeenschappelijk markt.

Volgens de toetredingsverdragen met Roemenië en Bulgarije is het aan de Raad om op advies van de Commissie en na raadpleging van het Parlement een datum vast te stellen voor de inwerkingtreding van het arbitrageverdrag. Ik wil hier graag uitdrukking geven aan mijn bedenkingen bij een retroactieve toepassing van het arbitrageverdrag per 1 januari 2007, en heb daarom mijn steun verleend aan het voorstel om de dag volgend op de publicatie van het Besluit in het EU-Publicatieblad als datum van inwerkingtreding aan te houden.

 
  
  

− Verslag: Agustín Díaz de Mera García Consuegra (A6-0207/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) De Gematigde Delegatie van het Europees Parlement heeft vandaag bij de stemming haar steun uitgesproken voor verslag (A6-0207/2008) van de heer Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE) over de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten.

Wanneer de misdaad grenzen overschrijdt dienen de maatregelen om die misdaad te bestrijden dienovereenkomstig worden aangepast. Daarom stemmen we voor dit kaderbesluit en steunen we het idee om de samenwerking te verbeteren en de uitwisseling van gegevens over veroordelingen tussen de lidstaten te eenvoudiger en doeltreffender te laten verlopen.

We kanten ons evenwel sterk tegen het artikel dat betrekking heeft op de verwerking van persoonlijke gegevens betreffende ras of etnische oorsprong, politieke voorkeur, religieuze of filosofische overtuigingen en wat dies meer zij.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Dit voorstel betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten is bedoeld om de communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten te vereenvoudigen.

Het is van belang dat uittreksels uit strafregisters eenvoudig te interpreteren zijn en dat de in die uittreksels opgenomen informatie op de daarvoor bedoelde wijze wordt gebruikt.

Daarom steun ik dit verslag van mijn collega Díaz de Mera, alsook de voorgestelde amendementen, inzonderheid die inzake gegevensbescherming.

Het is van fundamenteel belang dat we op het gebied van gegevensbescherming een reeks grondbeginselen aanhouden. Die beginselen moeten zowel bij het vergaren en verwerken als bij het overdragen van gegevens gerespecteerd worden. Volgens dit Kaderbesluit moeten de autoriteiten voor gegevensbescherming systematisch op de hoogte worden gehouden van om het even welke uitwisseling van persoonlijke gegevens.

Belangrijk is ook dat dit systeem efficiënt functioneert en aldus een nuttig instrument kan zijn bij het voorkomen en bestrijden van misdaad, inzonderheid delicten van seksuele aard. Om kinderen beter te kunnen beschermen is het bijvoorbeeld van cruciaal belang dat scholen toegang hebben tot informatie aangaande reeds aangesteld of nog aan te stellen personeel, voor het geval dit personeel een strafregister heeft voor tegen kinderen gerichte delicten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Het is krankzinnig dat een gevaarlijke crimineel gebruik kan maken van het feit dat er onvoldoende informatie over zijn strafregister bekend is, om aldus Justitie te ontlopen of in andere lidstaten misdaden te begaan. De affaire- Fourniret is daarvan een pijnlijk en verontrustend voorbeeld.

In zulke omstandigheden zou het dus een gunstige zaak zijn als we toelieten dat er volledige en gemakkelijk toegankelijke strafregisters werden opgesteld, waarin ook de in de verschillende lidstaten uitgesproken veroordelingen zouden zijn opgenomen.

Het zijn echter niet alleen pedofielen, moordenaars en gewapende overvallers die onder het bereik van dit voor het overige loofwaardige initiatief zouden komen te vallen. Door de formulering “ontzettingen als gevolg van een strafrechtelijke veroordeling” in de tekst op te nemen, krijgt het besluit ook betrekking op het erop nahouden van bepaalde meningen. We weten maar al te goed wat dan de doelgroep is, in dit gekkenhuis dat Europa heet, waar elke immigrant gewoon maar binnen mag, omdat we ons voortdurend schamen voor wat we geweest zijn en wat we zijn. En vooral wat we zouden kunnen zijn: patriotten die gehecht zijn aan hun identiteit, trots op eigen volk, land en geschiedenis, en uitdrukkelijk bereid dat alles te verdedigen.

Daarom onthouden we ons van stemming, omdat we geloven dat deze tekst niet alleen gebruikt zal worden voor het terugdringen van de misdaad (wat volkomen legitiem is), maar ook voor het uitvaardigen van wetten in de gehele Unie met de bedoeling om onze vrijheid te vernietigen – het soort wetten dus, die de democratie in onze landen al zoveel schade hebben toegebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het overdragen van informatie uit de strafregisters van burgers van één lidstaat aan de autoriteiten van een andere lidstaat is een onderwerp dat moet worden geregeld via – bilaterale – samenwerking tussen de betrokken partijen.

Dit initiatief is bedoeld om de communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten te verbeteren en te verzekeren dat op verzoeken van lidstaten met betrekking tot het strafregister van burgers van andere lidstaten “een juist, volledig en exhaustief antwoord wordt gegeven”.

Wij zijn het evenwel niet eens me de harmonisering van wetten en het introduceren van gemeenschappelijke procedures als het gaat om de verplichting van een lidstaat om “alle gegevens met betrekking tot de veroordeling van diens onderdaan te verschaffen” dan wel de verplichting “alle ontvangen gegevens te bewaren en bij te werken”. We zijn verder tegen het harmoniseren van procedures, in de eerste plaats omdat dit voorstel geen duidelijke garanties biedt met betrekking tot persoonlijke gegevens en daarom nog eens extra twijfelachtig wordt.

We erkennen dat er behoefte is aan mechanismen die de onderlinge uitwisseling van informatie uit strafregisters tussen lidstaten mogelijk maken, maar dit moet gebeuren op basis van individuele gevallen en binnen het kader van de samenwerking tussen de betrokken lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb mijn steun verleend aan het verslag van de heer Díaz de Mera García Consuegra over de uitwisseling van informatie uitstrafregisters tussen lidstaten. De mobiliteit binnen de EU neemt toe, en dan is het van belang dat lidstaten elkaar op de hoogte houden van het criminele verleden van burgers die binnen hun grondgebied verblijven. Er moeten echter veiligheidsmechanismen worden ingebouwd, reden waarom ik het eens ben met het algemene verbod op de verwerking van persoonsgegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een partij of een vakvereniging blijkt, of die de gezondheid of het seksuele leven van de betrokken persoon betreffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In een Europese Unie met open grenzen moeten autoriteiten goed kunnen samenwerken om bij het bestrijden van de misdaad succes te boeken. Het zou dus een goed idee zijn om een Europees Internetportal op te zetten om burgers en ondernemingen te informeren over hun rechten binnen de context van strafrechtelijke procedures.

Het opzetten van een elektronisch register om de uitwisseling van strafregisters tussen lidstaten te vergemakkelijken is alleen haalbaar als er op afdoende wijze tegemoet wordt gekomen aan de vereisten bij de bescherming van persoonlijke gegevens. In de praktijk gaat het dan vooral om het beheer van gedragingen die in sommige lidstaten tot vervolging kunnen leiden en in andere niet. Ik meen dat er aan deze kwesties in de startfase niet voldoende aandacht is besteed, reden waarom ik mij van stemming heb onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag Díaz de Mera gestemd. Het is van groot belang dat we de communicatie tussen gerechtelijke autoriteiten verbeteren, en dat een juist, volledig en exhaustief antwoord wordt gegeven op verzoeken om informatie van de lidstaten over strafrechtelijke antecedenten.

Open grenzen maken niet alleen het vrije verkeer van eerlijke burgers mogelijk – ook misdadigers maken van de aldus ontstane mogelijkheden gebruik, en dan vaak om aan Justitie te ontsnappen door in een ander land verblijf te zoeken en daar dan weer misdaden te begaan. Omdat de uitwisseling van informatie onvolledig is kan men zich geen goed beeld vormen van het gevaar dat zulke mensen vertegenwoordigen en de kans dat ze opnieuw delicten zullen bedrijven.

Zoals elke dag uit de kranten blijkt zijn het vooral plegers van seksuele delicten en uiterst gevaarlijke individuen die profiteren van het feit dat er geen doeltreffend systeem voor de uitwisseling van informatie bestaat. Zo maken ze gebruik van de beperkte bevoegdheden die de EU op dit vlak heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. (SV) De amendementen van het Europees Parlement verbeteren de wetgeving, maar ik kan toch niet voor de uitvoering van dit soort wetgeving stemmen. Daarom onthoud ik mij van stemming.

 
  
  

− Verslag: Agustín Díaz de Mera García Consuegra (A6-0230/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Deze Verordening is bedoeld om de euro een hoge mate van bescherming tegen valsemunterij en vervalsing te bieden. Ze doet dat door maatregelen vast te stellen om munten en biljetten op hun echtheid en geschiktheid voor circulatie te controleren.

Volgens de meest recente statistische gegevens zijn er in 2007 ongeveer 561 000 valse biljetten en bijna 211 100 valse munten uit de circulatie genomen.

Nu de Commissie en de Europese Centrale Bank de definitieve procedures voor het detecteren van valse eurobiljetten en -munten hebben vastgesteld, beschikken de instellingen die deelnemen aan de geldverstrekking aan het publiek over de nodige instrumenten om de echtheid van de biljetten en munten die zij in omloop brengen te controleren, zodat een wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 op zijn plaats is.

Ik ben voorstander van het idee om kredietinstellingen en andere relevante instellingen uitdrukkelijk te verplichten de echtheid van munten en biljetten te verifiëren alvorens deze opnieuw in circulatie te brengen. Zij zullen hun interne procedures en de daarbij gebruikte apparatuur dus aan de nieuwe eisen moeten aanpassen.

Van belang is verder dat de echtheid van de euro ook wordt gegarandeerd in de lidstaten die niet tot de eurozone behoren maar waar deze munt wel als transactievaluta circuleert. De daarbij gebruikte methoden kunnen niet op dezelfde wijze worden toegepast, hetgeen betekent dat er voor deze landen specifieke verificatieprocedures zullen moeten worden ontwikkeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Uit Oost-Europa bereikt ons een constante stroom van valse bankbiljetten van vaak zeer goede kwaliteit. De Europese Unie is uit de aard der zaak heel aantrekkelijk voor valsemunters, aangezien de mensen niet al te bekend zijn met de nieuwe munt en geldautomaten niet fraudevrij zijn.

Het verbeteren van de bescherming van de euro tegen vervalsing is dus een gunstige ontwikkeling, reden waarom ook ik vóór het verslag Díaz de Mera heb gestemd. Het is één ding om ervoor te zorgen dat de euro veiliger wordt, maar het heeft nauwelijks zin als de mensen nog steeds weinig weten over de echtheidswaarborgen die in de munten en biljetten zijn verwerkt. De Europese Centrale Bank en de lidstaten moeten zich dus een grotere inspanning getroosten op het gebied van voorlichting. We moeten er verder voor zorgen dat het nu mogelijk wordt om valsemunters overal in de EU snel bij de kraag te vatten. De politie blijft haar bevoegdheden tegen invloed van buitenaf beschermen, terwijl de grenzen steeds opener worden. Dat is contraproductief, en niet alleen op dit vlak.

 
  
  

− Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0211/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het voorgestelde besluit van de Raad, dat wordt ingediend naar aanleiding van een verzoek van het Hof van Justitie, heeft tot doel in het Reglement voor de procesvoering van het Hof een bepaling betreffende het taalgebruik in het kader van de procedure van heroverweging op te nemen, overeenkomstig artikel 64 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof.

De procedure van heroverweging door het Hof van Justitie kan worden ingezet tegen uitspraken die het Gerecht van eerste aanleg heeft gedaan in beroepen tegen een beslissing van een rechterlijke kamer. Deze procedures is vastgelegd in artikel 225, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag en in artikel 140 A, leden 2 en 3, van het EGA-Verdrag.

Het Statuut van het Hof voorziet in de mogelijkheid van heroverweging voor het geval dat prejudiciële vragen onder de bevoegdheid van het Gerecht van eerste aanleg vallen. Deze mogelijkheid heeft zich nog niet voorgedaan, maar toch heeft het Hof het nodig geoordeeld zijn Reglement te wijzigen om de regeling voor het taalgebruik te kunnen toepassen op deze nieuwe procedure van heroverweging.

De wijziging die in het Reglement wordt aangebracht voorziet in de invoeging van een artikel 123 bis in de Vierde titel bis luidende dat de procestaal de taal is van de beslissing van het Gerecht waarop de heroverweging betrekking heeft. Wij geloven dat dit de juiste oplossing is.

 
  
  

− Verslag: Caroline Jackson (A6-0162/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) Wij hebben besloten het tussen de Raad en het Parlement bereikte compromis volledig te steunen. Dit compromis houdt in dat er bindende streefwaarden voor recycling zullen worden geïntroduceerd, wat heel positief is. We hadden evenwel de voorkeur gegeven aan nog ambitieuzere streefcijfers en een wat exactere definitie van het begrip bijproduct.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN), schriftelijk. (EN) Elk afvalbeleid dient erop gericht te zijn de negatieve gevolgen van afval voor de menselijke gezondheid en het milieu zo gering mogelijk te houden. Het is dus van belang dat afval wordt losgekoppeld van onze groeiende economieën. We produceren elk jaar 1,3 miljard ton afval, waarvan 40 miljoen ton gevaarlijk afval.

Deze EU-wetgeving is bedoeld om ons op weg te helpen naar een recyclingmaatschappij. Het Parlement heeft steeds aangedrongen op streefcijfers voor recycling en het hergebruik van afval. Deze streefcijfers zijn ambitieus. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat in 2020 van alle huishoudelijk afval ten minste 50 procent wordt hergebruikt of gerecycled.

Er moet minder afval worden verbrand of gestort. De introductie van afvalhiërarchie met een systeem van prioriteiten dwingt de wetgevers bij het vaststellen van het beleid voor afvalpreventie en -beheer voorrang te verlenen aan preventie, gevolgd door hergebruik en recycling, met nuttig gebruik en verwijdering als laatste opties. Alleen verbranding met een hoog energie-efficiëntieniveau wordt als nuttige toepassing beschouwd.

We zullen moeten samenwerken met burgers, producenten en consumenten om oplossingen te vinden voor het verminderen, hergebruiken en recyclen van afval. De plaats voor lokale en gemeentelijke recyclingfaciliteiten moet zodanig worden gekozen dat ze gemakkelijk bereikbaar zijn, om aldus een maximale impact te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de rapporteur eens dat in sommige lidstaten – en dan zeker die lidstaten die nog maar net zijn begonnen naar alternatieven voor storting te zoeken – het opwekken van energie uit afval wel eens prioriteit zou kunnen krijgen, waardoor investeringen in andere oplossingen, zoals recycling of hergebruik, ontmoedigd zou kunnen worden.

Polen recycled op dit moment het minst van alle EU-lidstaten: nog maar net 4 procent (in Małopolska wordt 7 procent van het afval). Intussen bestaan er plannen om verbrandingsinstallaties te bouwen die tot 250 000 ton afval per jaar kunnen verwerken – meer afval dan een stad jaarlijks produceert (een verbrandingsoven is namelijk pas efficiënt als hij naar behoren gevuld is). Dit door de Europese Commissie gefinancierde project zal beslist negatieve gevolgen hebben de bereidheid om afval te scheiden; alles kan immers verbrand worden.

Geschat wordt dat tientallen tonnen illegaal ingevoerd afval (huisvuil, verpakkingen, schroot, gebruikte banden en batterijen) in Polen terecht komen. Langs een bepaald stuk van onze westgrens zijn sinds januari van dit jaar al 16 zendingen met in totaal 40 ton afval onderschept. Sommige lokale autoriteiten hebben hun begroting met 30 procent moeten verhogen om te kunnen beschikken over de middelen voor het opruimen van illegale stortplaatsen.

Ik wil er graag op aandringen dat er zo spoedig mogelijk stappen worden ondernomen om aan deze praktijken een einde te maken. Uitgebreide verordeningen inzake afvalscheiding of nuttig gebruik zijn van generlei waarde zolang het voor ondernemingen goedkoper is afval te dumpen op open plekken in de buurstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het compromisvoorstel van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake afvalbeheer is niet anders dan een drastische volte-face ten behoeve van de enorme verborgen financiële belangen die bij de afvalverwerking een rol spelen.

De voorgestelde Richtlijn draagt niet bij tot een algemene vermindering van de hoeveelheid afval. De streefcijfers en de methoden om die doelstellingen te verwezenlijken zijn opzettelijk vaag geformuleerd. Industrieel afval valt buiten de Richtlijn. Die heeft namelijk uitsluitend betrekking op bepaalde soorten huishoudelijk afval, en dan gaat het in de eerste plaats om mededinging en kostenefficiëntie, en niet zozeer om het milieu en de volksgezondheid.

Het ondermijnen van de hiërarchische structuur – recycling komt nu voor energieterugwinning – is maar één voorbeeld van de wijze waarop dit compromis in alle opzichten water bij de wijn doet. Een ander voorbeeld is het idee om de medeverbranding van afval als energieterugwinning te zien, náást de reeds gespecificeerde winwijzen, zoals de productie van biogas.

Giftige en andere gevaarlijk substanties die in de atmosfeer, de grond, en het grondwater terechtkomen en dus ook in ons voedsel, hebben rechtstreekse gevolgen voor de gezondheid van de werkers in de afvalverwerkingssector en die van de bevolking als geheel.

Van belang is nu juist dat we de hoeveelheid afval reduceren; dan hoeft er minder verwerkt en vervoerd te worden (en dat vervoer moet naar behoren geschieden). De regering en de overheden op regionaal en lokaal niveau moeten de verantwoordelijkheid aanvaarden voor het gescheiden inzamelen van giftige en gevaarlijke stoffen (dioxinen, enzovoorts), en er moet zoveel mogelijk worden gerecycled. Samengesteld afval mag niet worden verbrand. Stortplaatsen moeten zodanig worden ingericht dat het gestorte afval er geen milieuschade kan aanrichten.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb vóór de aanbeveling van mevrouw Jackson voor tweede lezing van de herziening van de Kaderrichtlijn betreffende afval gestemd. Ik geloof dat dit voorstel kan bijdragen tot het verminderen van de negatieve socio-economische en milieu-effecten van afvalverwerking. Het terugbrengen van de hoeveelheid afval, preventie, hergebruik en recycling van afval moeten inderdaad overal in de Europese Unie als prioriteiten worden aangemerkt.

Ik heb vóór amendement nr. 82 gestemd, omdat ik voorstander ben van ambitieuzere streefcijfers voor de recycling van afval in alle lidstaten, om aldus te garanderen dat er een doeltreffend Europees afvalpreventiebeleid tot stand komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het Europees Parlement dringt er bij de Raad in deze tweede lezing op aan om amendementen goed te keuren die in eerste lezing reeds aanvaard waren.

De belangrijkste amendementen hadden betrekking op het introduceren van streefcijfers voor recycling en afvalpreventie en het opzetten van een uit vijf lagen bestaande afvalverwerkingshiërarchie (als algemene regel).

De Raad heeft alle verwijzingen naar streefcijfers verwijderd. De rapporteur heeft de amendementen van het Parlement evenwel opnieuw naar voren geschoven, zij het in een aangepaste vorm. Volgens de rapporteur zou het verkeerd zijn als we deze gelegenheid niet te baat zouden nemen om ervoor te zorgen dat de Richtlijn meer is dan alleen maar een reeks definities. Er zou een duidelijk verband moeten zijn tussen de Richtlijn en de aspiraties met betrekking tot recycling en preventie, zoals die uiteengezet worden in de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling.

Een belangrijke doelstelling van deze Richtlijn bestaat erin een duidelijk onderscheid aan te leggen tussen “nuttig gebruik” en “verwijdering” van afval. Uitspreken van het Hof van Justitie hebben immers duidelijk gemaakt dat er op dit punt twijfel bestaat.

Wij geloven hoe dan ook dat het reduceren van de hoeveelheid afval, recycling en nuttig gebruik prioriteiten behoren te zijn. Om medeverbranding als nuttig gebruik te bestempelen en zo een lucratieve industrie in die categorie onder te brengen is echter een twijfelachtige onderneming. Als je dat doet, moet je je ook afvragen wie de productie van afval gaat reduceren en wie ervoor zal moeten zorgen dat recycling en nuttig gebruik toenemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ambroise Guellec (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Volgens gegevens van de OESO zullen we van in de jaren tot 2020 maar liefst 45 procent meer afval produceren dan in 1995. Het is dus zaak dat de Europese Unie snel een nieuwe afvalverwerkingsstrategie ontwikkelt die de verschillende soorten afval niet alleen maar als een bron van vervuiling beschouwt, waarvan we de omvang moeten reduceren, maar ook als een hulpbron die kan worden geëxploiteerd.

Het compromis dat we vandaag in deze voltallige vergadering hebben aanvaard zal bijdragen tot een tendens die aan preventie en recycling de prioriteit geeft. Het is de bedoeling om tussen nu en 2020 de hoeveelheid afval die we produceren te stabiliseren. Tegen dat laatste jaar zullen ook onze streefcijfers moeten hebben gerealiseerd: recycling van vijftig procent van het huishoudelijk afval en zeventig procent van bouw- en sloopafval. Gescheiden afvalinzameling moet vanaf 2015 verplicht worden (althans voor papier, metaal, plastic en glas); voor gevaarlijke stoffen zullen strengere regels gelden, met het accent op gescheiden inzameling en traceerbaarheid. Er zal ook gescheiden inzameling van afvalolie moeten worden georganiseerd, en er zal een onderscheid moeten worden aangelegd tussen verbrandingsoperaties die bedoeld zijn om afval definitief te verwijderen en verbrandingsoperaties die gericht zijn op recycling via energieterugwinning. Door als criterium de energie-efficiëntie aan te houden zullen alleen de meest efficiënte gemeentelijke verbrandingsinstallaties als recyclinginstallaties worden aangemerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De tweede lezing van de Kaderrichtlijn inzake Afvalstoffen is een gemiste kans. De EU zou nu ambitieuze streefcijfers voor afvalreductie moeten vastleggen, in plaats van niet bindende aspiraties te formuleren voor een datum ergens ver in de toekomst. De amendementen van mijn fractie zouden de voorgestelde wetgeving robuuster hebben gemaakt; het is dus jammer dat deze amendementen het niet gehaald hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Politici met een vooruitziende blik hebben overal ter wereld wel ingezien dat de productie van afval steeds meer op een lawine begint te gelijken. Om deze rampzalige trend te keren is het een goed idee om wetgeving uit te vaardigen die verplicht tot het recyclen van een hoog percentage van de verschillende soorten afvalmateriaal. Maar zelfs als afval gescheiden wordt, zal de hoeveelheid “gemengd” afval (afval bestaand uit verschillende materialen) nog steeds blijven toenemen.

Ik ben mevrouw Jackson erkentelijk voor het feit dat ze in haar verslag een juiste en werkzame oplossing voor dit probleem heeft proberen te vinden. Een aantal van de in de amendementen opgenomen suggesties zijn interessant, en wij zullen die suggesties steunen. Ik weiger echter te aanvaarden dat afvalverbranding op gelijke voet wordt behandeld als energieopwekking uit hernieuwbare bronnen.

Het komt er op neer dat het verslag wel enige positieve punten bevat, maar dat ik het niet kan steunen. Datzelfde geldt voor de meerderheid van de leden van de GUE/NGL-Fractie. De herclassificatie van gemeentelijke vuilverbrandingsinstallaties om ze aldus op één lijn te plaatsen met ecologisch zuivere energiebronnen is voor ons onaanvaardbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een aantal redenen om het compromis zoals dat onder leiding van onze collega Jackson is bereikt te steunen. Ik dank haar dan ook voor het uitstekende werk dat ze heeft verricht. We hadden alle reden om tevreden te zijn met dit resultaat, omdat op dit moment steeds meer afval op stortplaatsen terecht komt. En dat op een moment waarop Europa begint te begrijpen hoe belangrijk het is een beleid te formuleren met betrekking tot grondstoffen en hulpbronnen. Gemiddeld wordt echter net iets minder dan een derde van het huishoudelijk afval in Europa gerecycled of gecomposteerd. Ongeveer de helft van het afval uit deze categorie wordt gestort; een vijfde deel wordt verbrand. In sommige In sommige lidstaten komt maar liefst 90 procent van dit afval uiteindelijk op stortplaatsen terecht.

Er moeten kwantitatieve streefcijfers worden vastgelegd voor het recyclen van afval; daarnaast moet alle nodige aandacht worden besteed aan preventie. Ik wil er echter wel op wijzen dat we ons energiegebruik aan een drastische herziening zullen moeten onderwerpen. Het idee dat het (nuttig of her-)gebruik van afval geen zin heeft omdat je op die manier meer afval genereert is logisch onjuist – we moeten daarvan af. Die opvatting leidt er immers in de praktijk alleen maar toe dat er meer stortplaatsen worden gecreëerd, wat op zich al aangeeft dat hoe slecht doordacht ze is.

Daarom steun ik het standpunt van de Raad met betrekking tot de afvalverwerkingshiërarchie; ik heb steeds verdedigd dat deze hiërarchie het onderliggend beginsel voor ons beleid moet zijn. Het zou een goed idee zijn geweest om bij het afvalbeleid wat meer flexibiliteit toe te staan, zodat rekening kan worden gehouden met de plaatselijke omstandigheden. In het door mij ingediende amendement heb ik de afvalverwerkingshiërarchie als basis laten dienen. Ik dank mevrouw Jackson voor de wijze waarop ze ons tijdens dit hele proces steeds gesteund heeft.

Ik ben haar dus erkentelijk. Ze heeft zich veel rationeler opgesteld dan uit het uiteindelijke resultaat zou kunnen worden afgeleid. Ze zag heel goed in dat energie uit afvalverwerkingsinstallaties maar voor een klein deel kan voorzien in het energietekort in de EU, en wilde graag bekennen dat dit soort energieopwekking in een aantal lidstaten wordt gezien als een bedreiging voor de recyclinginspanning.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben heel tevreden met het verslag van mevrouw Jackson over de herziening van de Kaderrichtlijn inzake afvalstoffen. Om bij te dragen tot de verwezenlijking van onze doelstellingen op het gebied van klimaatverandering moet de EU zichzelf verplichten tot betere prestaties op het gebied van afvalreductie en recycling. We zouden inderdaad veel vooruitgang boeken als we de streefcijfers voor recycling en nuttig gebruik in 2020 voor huishoudelijk afval op 50 en voor bouw- en sloopafval op 70 procent zouden vaststellen. Ik heb dienovereenkomstig gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. (RO) Deze herziening is erop gericht een homogeen en coherent wettelijk kader te creëren. Aan dat kader zijn strategische doelstellingen verbonden met betrekking tot preventie en recycling van afval. Het is de bedoeling om van Europa een recyclerende maatschappij te maken, die haar afvalhulpbronnen steeds efficiënter gebruikt.

De volgende zaken zullen worden geïntroduceerd:

• Een uit vijf lagen bestaande afvalbeheershiërarchie: preventie, hergebruik, recycling, energieterugwinning en verwijdering (waaronder inbegrepen opslag);

• Maatregelen/plannen om het genereren van afval tegen te gaan (preventie);

• Bindende streefcijfers van huishoudelijk en vergelijkbaar afval, en bouw- en sloopafval;

• Verplichting van producenten om informatie te verschaffen over de mate waarin hun producten hergebruikt kunnen worden en te recyclen zijn.

De acties die in de lidstaten moeten worden ondernomen om al de hierboven vermelde doelstellingen te verwezenlijken zouden moeten aanmoedigen tot het opzetten en moderniseren van nieuwe eenheden voor het recycleren van afval en het zodanig ontwerpen van producten dat ze kunnen worden hergebruikt – een “groene industrie”.

Ik heb voor de herziening van deze Kaderrichtlijn inzake afvalstoffen gestemd, omdat deze maatregelen zullen bijdragen tot het creëren van nieuw banen, een veiliger en duurzamer afvalbeheer, een rationeel gebruik van nationale hulpbronnen. Het zou bovendien meewerken aan het voldoen van onze plichten met betrekking tot het klimaat (ontwikkeling van non-ETS- sectoren).

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik steun het verslag van mevrouw Jackson, omdat ik vindt dat de nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen moet dienen als basis voor een Europese recyclingmaatschappij. De lidstaten krijgen daarom ambitieuze doelstellingen opgelegd. Zijn die lidstaten echter niet té ambitieus? Kunnen de lidstaten, en dan zeker de nieuwe lidstaten, eigenlijk wel aan die strikte eisen voldoen? Ik wil u er graag op wijzen dat de nieuwe lidstaten het nu al moeilijk vinden om aan de gemeenschapsnormen voor de verwerking van gemeentelijk afval te voldoen.

Het kan verder geen kwaad erop te wijzen dat de oude lidstaten ruim de tijd hebben gehad hun afvalverwerkingssystemen aan zulke strenge eisen aan te passen, terwijl de nieuwe lidstaten gedwongen worden de benodigde juridische mechanismen en daarbij behorende infrastructuur veel sneller te realiseren. Dit voorstel voor een nieuwe Richtlijn betreffende afvalstoffen heeft in veel Europese landen voor heel wat controverse gezorgd, aangezien de tenuitvoerlegging ervan belangrijke consequenties zal hebben voor de economie.

Daarom hoeven we volgens mij ook niet verrast te zijn dat het zo moeilijk was om met de Raad tot een compromis te geraken. Veel afgevaardigden hebben gisteren tijdens het debat aangegeven dat ze niet blij waren met dit compromis over de richtlijn. Ik zelf vrees wel dat de introductie van nog strengere eisen kan leiden tot moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van deze wetgeving. Toch zal deze nieuwe richtlijn betreffende afvalstoffen ertoe leiden dat landen die het gemeentelijk afvalbeheer steeds hebben verwaarloosd nu gedwongen worden ingrijpende actie te ondernemen. Deze landen zullen in het vervolg juridische en economische mechanismen moeten ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de Richtlijn de economie niet belast maar juist bevordert. De nieuwe Richtlijn moet aldus het zoeken naar nieuwe manieren voor het creëren van werkgelegenheid stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – (NL) Als Groenen steunden we een dertigtal compromisamendementen. Toch probeerden we via verdergaande amendementen de tekst aan te scherpen op het gebied van gevaarlijke afvalstoffen, de verwerking van bioafval, de “einde-afvalstatus” en het concept van bijproducten en afvalstoffen die niet langer afvalstoffen zijn. Wij wilden vooral bindende doelstellingen om de totale afvalberg te verminderen en in te zetten op recyclage en hergebruik.

Wij verzetten ons tegen de gedachte dat huisvuilverbrandingsovens als nuttige toepassing beschouwd kunnen worden op basis van een energie-efficiëntieformule. De uiteindelijk goedgekeurde tekst zet geen wettelijk bindende doelstelling voor afvalvermindering. Het voorstel om een studie te financieren over hoe afval te voorkomen is wat dat betreft absoluut onvoldoende.

De recyclage en hergebruikdoelstellingen werden weliswaar gezet op vijftig en zeventig procent en de lidstaten moeten wel wettelijke maatregelen nemen maar de doelstellingen zijn op zichzelf niet wettelijk bindend. Ontegensprekelijk een gemiste kans! Deze herziene kaderrichtlijn houdt voor mijn kieskring het gevaar in dat sommigen de “zwakkere” Europese normen kunnen aangrijpen om wat te “temporiseren” met de inspanningen die we nu al doen.Vlaanderen is zowat de wereldkampioen op dit gebied. We staan aan de absolute top. En deze aangepaste kaderrichtlijn spoort ons niet echt aan het nog beter te doen. Jammer.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. – (NL) Voorzitter, België is reeds jaren een voorloper inzake afvalbeleid. Persoonlijk had ik daarom liever een iets ambitieuzere tekst gezien. Maar ik meen dat het akkoord dat collega Jackson met het Sloveense voorzitterschap kon sluiten aantoont dat zij over uitstekende onderhandelingstalenten beschikt en zin voor compromis. Voor het eerst wordt een Europese afvalhiërarchie ingevoerd. Voorts wordt er substantiële vooruitgang geboekt inzake preventie, recyclage en selectieve ophaling van huisvuil.

Het bestaande akkoord opnieuw in gevaar brengen en gokken op een derde lezing is, mijns inziens, een te risicovolle onderneming. Omdat het vooral belangrijk is dat de richtlijn er ook effectief kómt, heb ik vóór het akkoord gestemd.

 
  
  

− Verslag: Anne Laperrouze (A6-0192/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het is onaanvaardbaar dat de industrie en het bedrijfsleven rivieren, meren en het grondwater zonder enige restrictie vervuilen met onbehandeld giftig afval. Aan die toestand zal geen einde aan worden gemaakt door wetgeving die er eigenlijk op neerkomt dat bedrijven tegen betaling van verwaarloosbaar kleine boetes mogen blijven vervuilen (als er al ontdekt wordt dat we wet geschonden is), terwijl ze tegelijkertijd enorme winsten maken ten koste van het milieu en de volksgezondheid.

De EU en de regeringen weten dat heel goed, maar ze zwijgen hierover in alle talen. Om meer winst te kunnen maken brengen ze de levens van de werkers in gevaar. Ze beweren dat dit de mededinging stimuleert en dwingen diezelfde werkers via het belastingstelsel te betalen voor antivervuilingsmaatregelen.

De vervuiling van het water in het stroomgebied van Asopos-rivier met zeswaardig chroom als gevolg van ongecontroleerde industriële activiteiten toont aan dat de wetgeving ernstig tekortschiet. Die wetgeving stelt alleen maar een bovengrens voor de chroomconcentratie vast, zonder rekening te houden met het feit dat deze substantie bewezen carcinogene eigenschappen heeft.

De door de EU voorgestelde maatregelen worden – zelfs als ze bovengrenzen voor de concentratie van gevaarlijke stoffen vaststellen – ongedaan gemaakt door het feit dat er geen doeltreffende controle wordt uitgeoefend en er geen vervuiling-afschrikkende maatregelen bestaan die een bedreiging voor de winstverwachting van de industrie kunnen vormen. Alleen het verzet van de werkers tegen de winsten van de plutocratie kan een garantie bieden voor het onvervreemdbare recht op leven en gezondheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór de aanbeveling van mevrouw Laperrouze voor tweede lezing inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid, aangezien een goede chemische status van het oppervlaktewater inde Europese Unie een essentiële voorwaarde is voor de bescherming van het milieu en menselijke gezondheid.

Deze Richtlijn is een stap in de goede richting, aangezien er grenswaarden worden vastgelegd voor de concentratie van bepaalde vervuilende stoffen in het water die de gezondheid schade kunnen berokkenen. Er wordt bovendien duidelijkheid geschapen met betrekking tot de verplichtingen van de lidstaten als het gaat om grensoverschrijdende vervuiling.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De goedgekeurde amendementen verbeteren het voorstel van de Raad enigszins. De motivering van deze richtlijn ligt besloten in de verplichting die voortvloeit uit de richtlijn die het kader vaststelt voor een communautair beleid op het gebied van water. Met bepaalde aspecten daarvan kunnen wij het niet eens zijn. Eén punt waar we problemen mee hebben is het principe dat de vervuiler betaalt. Dat kan gebruikt worden om degenen die het geld hebben om voor vervuiling te betalen te beschermen. Ze hoeven dan alleen maar te betalen en vervolgens schoonmaakindustrieën op te zetten en hun vervuilende, maar zeer winstgevende activiteiten voort te zetten. Intussen hebben ze toestemming gekregen een enorme vervuiling teweeg te brengen, waarbij mogelijk hele bossen of rivieren, enzovoorts, zijn vernietigd.

Wij geloven dat het van essentieel belang is preventieve actie te ondernemen. We weten echter dat artikel 16 van de kaderrichtlijn diverse verplichtingen van de Europese Commissie noemt, zoals het doen van voorstellen, waaronder specifieke maatregelen tegen waterverontreiniging door bepaalde verontreinigende stoffen of groepen van verontreinigende stoffen die een belangrijk risico vormen voor of via het aquatisch milieu, opstellen van een lijst van prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen, vaststellen van kwaliteitsnormen voor concentraties van prioritaire stoffen in oppervlaktewateren, sedimenten of pita.

We weten verder dat de Raad niet tegemoet is gekomen aan de verwachtingen van het Europees Parlement met betrekking tot de herclassificatie van bepaalde prioritaire substanties als prioritaire gevaarlijke substanties, alsook met betrekking tot andere belangrijke punten. Vandaar onze onthouding.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb vóór deze tekst gestemd. Er worden hier milieukwaliteitsnormen vastgelegd voor prioritaire stoffen en andere vervuilende substanties om aldus een hoge mate van bescherming voor het aquatisch milieu te garanderen.

Alles bij elkaar zullen er milieukwaliteitsnormen worden aangelegd voor 33 vervuilende stoffen (voornamelijk pesticiden en zware metalen) zoals die in rivieren, meren en kustwateren worden aangetroffen. Deze stoffen vormen niet alleen een bedreiging voor het overleven van ecosystemen, ze vormen – via de voedselketen – ook een bedreiging voor de menselijke gezondheid. Het compromis waarover we zojuist gestemd hebben zal de lidstaten instaat stellen “vorderingen te maken”, zodat ze tegen 2018 aan deze normen zullen voldoen.

De Commissie moet steeds zo snel mogelijk besluiten of nieuwe stoffen als “prioritaire” stof dan wel als “prioritaire gevaarlijke” stof moeten worden aangemerkt.

In de buurt van lozingspunten zal het langer duren vooraleer men aan de milieukwaliteitsnormen kan voldoen. In die mengzones mogen de concentraties van een of meer verontreinigende stoffen de desbetreffende MKN overschrijden. We moeten de nodige veiligheidsmechanismen ontwerpen, zodat de lidstaten over de beste waterbehandelingstechnieken kunnen beschikken bij het identificeren van “mengzones”.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) We moeten met het oog op de toekomst al het nodige ondernemen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het water – ons vloeibaar goud – gegarandeerd is. We kunnen ons bij de bescherming van het water geen laksheid veroorloven. Als in de praktijk blijkt dat de waterkwaliteit in de nieuwe lidstaten lager uitvalt, en dat er zich in niet-lidstaten problemen voordoen, dan zullen we ons hier in dit Parlement een extra inspanning moeten getroosten om daar een oplossing voor te vinden, en dan in de eerste plaats door een einde te maken aan het illegaal lozen van afvalwater en een regeling voor zulk afvalwater te ontwerpen. We weten dat intensieve bemesting in de landbouw de waterkwaliteit negatief beïnvloedt, en dat zou ons moeten aanzetten om maatregelen te nemen ter bevordering van traditionele, milieuvriendelijk landbouwmethoden, zoals die in de biologische landbouw worden gebruikt.

Ik geloof dat dit verslag zal leiden tot een betere controle van de waterkwaliteit, en heb daarom vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. (RO) De belangrijkste elementen van dit voorstel voor een Richtlijn zijn de hier volgende:

- Het vaststellen van milieukwaliteitsnormen (MKN’s) voor prioritaire en prioritaire gevaarlijke stoffen;

- introductie van het begrip “mengzones”, waar de MKN’s mogen worden overschreden;

- het opstellen van een inventaris van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en prioritaire gevaarlijke stoffen, om de monitoring van de wijze waarop de doelstellingen van de Waterkaderrichtlijn rond lozingspunten worden verwezenlijkt te vergemakkelijken, en een evaluatie van de toepassing van het principe dat “de vervuiler betaalt” mogelijk te maken;

- introductie van bepalingen aangaande grensoverschrijdende vervuiling. Lidstaten kunnen niet exclusief aansprakelijk worden gesteld als bewezen kan worden dat overschrijding van de MKN’s het gevolg is van grensoverschrijdende vervuiling. Er moet dan gezamenlijk actie worden ondernomen.

Ik heb voor de vaststelling van deze milieukwaliteitsnormen voor het waterbeleid gestemd, omdat het de invoering van bepalingen met betrekking tot grensoverschrijdende vervuiling een goede zaak is, zeker voor Roemenië. Ons land grenst immers aan aantal landen die geen lid van de EU zijn en dus niet verplicht zijn aan de gemeenschapsnormen te voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag van mevrouw Laperrouze gestemd. De Europese strategie ter bescherming van het water en de daarmee samenhangende acties moeten inderdaad versterkt worden. Ik geloof dat er specifieke maatregelen moeten worden genomen om een halt toe te roepen aan de vervuiling zoals die wordt veroorzaakt door bepaalde (groepen) stoffen die een ernstig risico voor het aquatisch milieu vertegenwoordigen. Dit voorstel beoogt een hoog beschermingsniveau tegen zulke stoffen (en een aantal andere vervuilende substanties) te garanderen door milieukwaliteitsnormen vast te leggen. Ik ben voorstander van de maatregelen die ten behoeve van de biologische diversiteit worden voorgesteld. Ik wil de rapporteur graag gelukwensen met de benadering die ze bij dit onderwerp – dat heel complex en technisch is – heeft gevolgd.

 
  
  

− Verslag: Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (A6-0178/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag Kratsa-Tsagaropoulou gestemd. Ik ben vooral ingenomen met de extra taken die het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA) opgedragen krijgt. Het EMSA is opgericht na een reeks ernstige rampen, en speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van een herhaling van zulke rampen. Het is volkomen terecht dat het EMSA zich bezig gaat houden met het garanderen van minimumopleidingsniveau van zeevarenden.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. (FR) Uit recente rampen zoals die met de Erika en de Prestige is gebleken dat menselijke fouten een belangrijke rol spelen. Het is dus van belang dat zeevarenden een gedegen opleiding volgen.

Ik wil in deze context wijzen op twee aspecten die volgens mij van fundamenteel belang zijn.

Om te beginnen wijs ik op de logica achter deze Europese benadering, ofwel de weigering om de rekrutering van zeelieden uit de lidstaten aan te moedigen. Net als op alle sociale en economische gebieden wordt ook hier geen beleid van communautaire preferentie gevolg/ Integendeel: het rekruteren van zeelieden uit niet-lidstaten wordt juist aangemoedigd. Deze opzettelijk anti-nationale aanpak zal er alleen maar toe leiden dat het bestaande gebrek aan goed opgeleide zeevarenden uit de EU nog nijpender zal worden. Er bestaat voor dit moeilijke en gevaarlijke beroep steeds minder belangstelling. En dat alles werkt ten gunste van goedkope, onvoldoend opgeleide arbeidskrachten uit Azië.

Het volgende aspect betreft de noodzaak om onszelf zo goed mogelijk te beschermen. Dan heb ik het over de kwaliteit van de opleidingen, het toezicht op die kwaliteit en de uitgifte van diploma’s. In plaats van genoegen te nemen met wederzijde erkenning gebaseerd op minimale, niet-communautaire technische normen, zouden we de waarde van onze eigen kwalificaties moeten erkennen. Dan zouden we de onze maritieme beroepen en nationale banen beschermen, en zo de veiligheid op zee garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (COM(2007)0610 – C6-0348/2007 – 2007/0219(COD)).

Een preciezere formulering van de bepalingen van de Richtlijn inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden – het onderwerp van dit verslag van mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou – komt mij gerechtvaardigd voor. Dat zal ons immers in staat stellen een betere nakoming van die bepalingen te garanderen. Deze zijn erop gericht het kennisniveau en de vaardigheden van zeevarenden te verbeteren en zo meer garanties te scheppen voor veiligheid op zee en de preventie van vervuiling van het maritieme milieu.

 
  
  

− Verslag: Avril Doyle (A6-0190/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Diergeneesmiddelen voor het gezond houden of genezen van dieren die voor menselijke consumptie bestemd zijn kunnen sporen achterlaten in de behandelde dieren. Daarom dient er een risico-evaluatie te worden uitgevoerd met betrekking tot de grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in producten van dierlijke oorsprong.

Het voorstel van de Commissie om Verordening (EEG) No 2377/90 in te trekken is bedoeld om de uit de toepassing van de huidige wetgeving voortvloeiende problemen op te lossen. Er wordt bovendien een aantal andere suggesties gedaan om een hoge mate van consumentenbescherming te garanderen en tegelijkertijd te verzekeren dat er diergeneesmiddelen worden ontwikkeld en op de Europese markt beschikbaar zijn. Van belang is ook dat de intra- en extracommunautaire handel in voedsel van dierlijke oorsprong goed kan blijven functioneren.

De rapporteur wijst er verder op dat het uiteindelijke doel gelegen is in de bescherming van de menselijke gezondheid, en dat er daarom een consistentere aanpak dient te worden gevolgd bij de risicoanalyse van en controle op residuen van farmacologisch werkzame stoffen zoals die aanwezig kunnen zijn in voedsel dat in de Europese Unie wordt geproduceerd dan wel van buiten de Unie wordt ingevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De voorgestelde vereenvoudiging van de verordeningen op het gebied van farmacologisch werkzame stoffen in voedingsproducten van dierlijke oorsprong is uiterst welkom. Ik heb dus voor het verslag van mevrouw Doyle gestemd.

 
  
  

− Verslag: Marie Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0173/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) We verwachten van de lidstaten van de EU dat ze zich steeds blijven inspannen om armoede te bestrijden. Besluitmakers en openbare en particuliere entiteiten moeten hun verantwoordelijkheden aanvaarden en actie ondernemen om meer banen te creëren, meer mogelijkheden voor bedrijven te scheppen en beter onderwijs te garanderen, teneinde armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.

Wij geloven echter niet dat de EU op het publiek gerichte informatie- en PR-campagnes behoort te voeren. Het zou verstandiger zijn de 17 miljoen euro die voor het Europees Jaar opzij is gezet ten goede te laten komen aan de armste groepen in onze maatschappijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb voorstel voor een besluit om het jaar 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting gesteund.

Om de armoede efficiënt te bestrijden is het niet voldoende de in dit voorstel gesuggereerde prioritaire acties te ondernemen. Wij menen dat de invoering van een gegarandeerd minimumsalaris in alle lidstaten van de EU óók een absolute voorwaarde is.

In mijn land, Roemenië, hebben we al drie jaar en rechtse regering en thans leeft 40 procent van de Roemeense werknemers onder de armoedegrens: zij kunnen niet voorzien in hun minimale behoeften en ze kunnen deze winter hun rekeningen niet betalen.

Voornoemde rechtse regering heeft in 2005 een universele belastingvoet geïntroduceerd, als gevolg waarvan de maatschappij in extreme mate gepolariseerd is geraakt, terwijl de armoede is toegenomen. In 2007 verdiende slechts 5 procent van de Roemeense werknemers meer dan 2000 RON (ongeveer 500 euro).

Het is zaak dat Roemenië de genoemde universele belastingvoet opgeeft en een progressieve belastingheffing introduceert, terwijl ook de vrijstelling van de belasting op geherinvesteerd kapitaal een herziening behoeft. Dat zou leiden tot een vermindering van de sociale polarisatie en een rechtvaardiger belastingsstelsel opleveren, waarbij mensen met een lager inkomen minder belasting zouden betalen dan degenen met een hoog of heel hoog inkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij erkennen dat één jaar armoedebestrijding niet volstaat om te verzekeren dat er voor dat doel afdoende maatregelen worden genomen, maar we hebben toch voor dit verslag gestemd, om zo te proberen althans enige aandacht op dit onderwerp te vestigen.

We willen echter ook graag wijzen op de ernst van hetgeen er nu gebeurt. We wijzen dan op de gevolgen van de voortzetting van maatregelen die de liberalisering en privatisering van essentiële openbare sectoren en diensten en de deregulering van de arbeidsmarkt bevorderen. Dat leidt tot onzekere en slecht betaalde banen, alsook tot een verhoging van de prijzen van essentiële goederen, terwijl economische en financiële groepen tegen een achtergrond van toegenomen armoede enorme winsten boeken.

We steunen dit verslag, maar wijzen er wel op dat er een einde moet worden gemaakt aan het neoliberale beleid van de strategie van Lissabon en het Stabiliteitspact. We eisen er een ander beleid wordt gevoerd, een beleid dat de sociale insluiting van kinderen, vrouwen, werknemers en hun gezinnen garandeert. We hebben behoefte aan maatregelen die werk weer status verlenen, banen met rechten scheppen en garanderen dat iedereen toegang heeft tot openbare diensten van goede kwaliteit, behoorlijke huisvesting, en een systeem voor openbare en universele sociale zekerheid. Er moet een landbouwbeleid komen dat de productie bevordert en bijdraagt tot hogere inkomsten voor degenen die het land bewerken. Dat beleid moet ook een behoorlijk inkomen voor vissers garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Elk “Europees Jaar” is niet anders dan een excuus voor de EU om enorme sommen te besteden aan propaganda voor zichzelf rond een thema dat voor de media interessant zou kunnen zijn.

Het jaar 2010 moet dus het jaar voor de bestrijding van armoede worden. Wordt het dan ook het jaar voor de bestrijding van de mondialisering? Die leidt immers tot werkloosheid. Wordt het ook het jaar voor de bestrijding van immigratie? Immigratie leidt immers tot lagere lonen in Europa. Wordt 2010 ook het jaar waarin we de afschaffing zullen zien van het economische, financiële, fiscale en handelsbeleid dat de Europese middenklassen tot armoede veroordeelt? Zal het eigenlijk wel een “Europees” jaar zijn? We stellen ons immers ten doel armoede overal ter wereld te bestrijden, en zullen in eigen huis prioriteit moeten geven aan migranten uit niet-lidstaten, aangezien die tot ‘s werelds meest kwetsbare groeperingen worden gerekend.

Dat in Europa nog steeds armoede bestaat en dat die armoede van een hardnekkig soort blijkt te zijn, is een schande. Die Europese armoede is belangrijker dan een “Europees Jaar” ter bevordering van de eurocratie en zou dus bij alle beslissingen die u gaat nemen in het centrum van de belangstelling moeten staan. Helaas heeft de ervaring wel aangetoond dat dit – niettegenstaande allerhande reeds opgestelde verklaringen – niet het geval zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) In maart 2000 heeft de Europese Raad de lidstaten en de Commissie verzocht om stappen “van doorslaggevende betekenis voor het uitbannen van de armoede” in de periode tot 2010. Dat zou via de open coördinatiemethode dienen te geschieden, wat op zich positief is, aangezien deze methode een gecentraliseerde benadering inhoudt.

Het is van groot belang dat er snel werk wordt gemaakt van de bestrijding van armoede. De basis voor die armoedebestrijding moet evenwel worden gelegd door de lidstaten, in samenwerking met internationale organisaties die een duidelijke democratische legitimiteit genieten, zoals de Verenigde Naties.

We zijn het met een aantal punten van het voorstel van Commissie oneens, en datzelfde geldt voor delen van het verslag van het Europees Parlement. In dat verslag wordt – onder andere – gewezen op het belang van structurele steun; verder zou de EU gehouden zijn steun te verlenen aan de ultraperifere regio’s. We hebben ook onze reserves bij het idee om een Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting te organiseren. Dat Europees Jaar neemt in dit verslag een belangrijke plaats in en is bedoeld om mensen van dit probleem bewust te maken. Er zijn al eerder internationale jaren en campagnes van dit type georganiseerd. We moeten ons echter afvragen of het inderdaad loont om 17 miljoen euro voor een dergelijk jaar vrij te maken en welke toegevoegde waarde die investering zal genereren. Wij zijn ervan overtuigd dat deze financiële middelen beter in de nationale begrotingen van de lidstaten kunnen figureren. Daar zouden ze werkelijk iets kunnen bijdragen bij de inderdaad hoogst noodzakelijke bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

Op basis van de hier vermelde argumenten hebben we tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het valt te hopen dat het uitroepen van het jaar 2010 als “Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting” ertoe zal leiden dat overal in de EU werkelijk vooruitgang wordt geboekt bij het aanpakken van ongelijkheden. Dit verslag stelt terecht dat samenwerking op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau een voorwaarde is voor succes op dit gebied. In mijn eigen natie, Schotland, komt nog steeds vrij nijpende armoede voor, wat des te beschamender is als je bedenkt hoe rijk Schotland is. We hebben nu gelukkig een regering die bereid is de sociale uitsluiting die door de achtereenvolgende unionistische regeringen is gegenereerd aan te pakken. De verplichtingen die de Schotse regering op zich heeft genomen sluiten naadloos aan bij de principes die in het verslag Panayotopoulos-Cassiotou zijn uiteengezet. Ik heb dat verslag dan ook zonder enige terughoudendheid kunnen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben voorstander van het idee om 2010 uit te roepen tot het “Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting”. Ik geloof dat mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou in haar verslag aan de – voor het overige reeds uitstekende – ontwerptekst van de Commissie een aantal essentiële elementen heeft toegevoegd.

Om te beginnen wijst het verslag er terecht op dat de structuren die tot armoede en sociale uitsluiting leiden heel complex zijn; het geeft bovendien een ruimere definitie van risicogroepen. Het verslag wijst er verder op dat het hier gaat om meer dan alleen maar sociale rechtvaardigheid: er moeten ook banen geschapen worden. Het is inderdaad van belang in te zien dat – onder andere – via banen voor de bestrijding van armoede en uitsluiting moet worden betaald. Ten derde erkent het verslag Panayotopoulos-Cassiotou het belang van levenslang leren. Het benadrukt dat iedereen gelijke kansen moet krijgen om zijn of haar vaardigheden verder te ontwikkelen teneinde te kunnen reageren op de veranderingen op de arbeidsmarkt.

Het is nu meer dan ooit zaak om voor de bestrijding van armoede en uitsluiting een nieuwe benadering te vinden. Ik ben verheugd dat er voor dit Europees Jaar 17 miljoen euro is gereserveerd. Dat is grootste bedrag dat ooit voor enig Europees Jaar opzij is gezet, hetgeen indicatief is voor het politieke belang van dit onderwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk. (FR) De Europese Commissie stelt voor 2010 uit te roepen tot “Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting”. Voor dit jaar is meer geld vrijgemaakt dan voor enig voorgaande Europees Jaar, en de politieke betekenis van dit project is dan ook maar al te doorzichtig. Dit aan “bestrijding” gewijde jaar is uitsluitend bedoeld om het imago van de Europese Unie op te krikken nu we moeten vaststellen dat de Strategie van Lissabon volledig is mislukt.

Het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting is een prioriteit en we moeten dit streven steunen, maar ondanks alle vrome intenties zullen we na afloop toch moeten vaststellen dat Europa niets heeft ondernomen om het bestaan van de 78 miljoen Europeanen die onder de armoedegrens leven te verbeteren. Daarom zal ik tegen dit verslag stemmen. Meewerken aan de propaganda van de euroglobalisten is immers het enige politieke doel van deze onderneming – wat ook nog eens wordt toegegeven.

Na het Ierse “nee” is het hoog tijd dat de arrogantie van de ultra-Europeanen pas op de plaats maakt voor een objectieve evaluatie van de Europese integratie. Dit absurde systeem moet dringend worden hervormd. Anders zal het Europa van de samenwerking worden vervangen door een Europa van de onderwerping. Uiteindelijk moet er een Europa van de naties ontstaan die Europanen voorrang verleent en zo gemeenschapsbescherming biedt.

 
  
MPphoto
 
 

  José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. (PT) In heel Europa neemt de bezorgdheid over de werkloosheid en de stijgende prijzen van brandstof en andere essentiële goederen toe, en dat is een goede reden om de aandacht te besteden aan armoede en sociale aansluiting, een probleem dat ongeveer 16 procent van de bevolking treft.

Ik wil de rapporteur – zij is de voorzitter van de Interfractiegroep gezin en bescherming van kinderen, van welke groep ik de ondervoorzitter ben – graag gelukwensen met haar werk. Ik deel haar empathie met het lot van degenen die het meest kans lopen in deze toestand te geraken en grote moeilijkheden ondervinden in hun pogingen weer uit dat dal te geraken. Ik sluit me aan bij haar aanbeveling dat er altijd rekening moet worden gehouden met de moeilijke omstandigheden waarin de perifere regio’s, eilanden en gebieden die industrieel in het slop zijn geraakt verkeren.

Het voorstel van de Europese Commissie geeft ons hoop dat er op alle vlakken – collectief, openbaar, privé, individueel en communautair – meer aandacht zal komen voor dit verschijnsel, en dat de Unie en de lidstaten oplossingen zullen zoeken die voortbouwen op de intrinsieke en onvervreemdbare waardigheid van ieder menselijk wezen.

Via de Strategie van Lissabon hebben we geprobeerd Europa’s concurrentiepositie te bevestigen door sociale cohesie te garanderen en te investeren in werkgelegenheid. Ook al heeft die strategie niet alle gewenste resultaten opgeleverd, ik hoop toch dat het jaar 2010 de Europeanen ervan zal doordringen dat we behoefte hebben aan een sterke sociale cohesie.

Ik heb voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) 2010 wordt het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik hoop dat er ook aandacht wordt besteedt aan in armoede levende kinderen in de EU, en dat de lidstaten concrete actie zullen ondernemen om kinderarmoede uit te bannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Zijn we allemaal wel goed doordrongen van de omvang van dit probleem, armoede en sociale uitsluiting? Is het alom bekend dat in 2006 maar liefst 16 procent van de burgers van de EU van de vijfentwintig (ofwel 78 miljoen zielen) hun bestaan onder de armoedegrens doorbrachten?

Ik ben ervoor om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Het is onze morele plicht de maatschappij op dit probleem te wijzen. Door een Europees Jaar zullen mensen zich ervan bewust worden dat armoede en sociale uitsluiting in Europa wel degelijk bestaan. We kunnen zo ook duidelijk maken dat dit probleem een destructieve impact kan hebben op de sociale en economische ontwikkeling. Een Europees Jaar bevestigt bovendien het belang van collectieve verantwoordelijkheid – niet alleen de besluitmakers, maar ook de deelnemers aan de openbare en particuliere sectoren kunnen hier een rol spelen. Het is onze taak om tegen 2010 stabiele economische groei te bereiken, met meer en betere banen en een sterkere sociale cohesie.

Ik stem voor het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou.

 
  
  

− Verslag: David Casa (A6-0231/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het Europees Parlement heeft besloten het standpunt van de Commissie en de Raad met betrekking tot Slowakijes wens om op 1 januari 2009 de eenheidsmunt in te voeren te steunen, ook al bestaat er datzelfde Parlement enige twijfel aangaande de discrepanties tussen het convergentierapport van de Commissie en dat van de ECB als het gaat om inflatie en duurzaamheid.

Het is verder interessant dat in het verslag bezorgdheid wordt geuit “over de geringe steun die de euro heeft bij de Slowaakse burgers”. In plaats van te onderzoeken waarom dat zo is, worden de autoriteiten van Slowakije verzocht de overheidscampagne te intensiveren om het publiek voorlichting te geven “over de voordelen van de eenheidsmunt”. Tegelijkertijd worden diezelfde autoriteiten aangespoord de noodzakelijke maatregelen te nemen teneinde prijsverhogingen tijdens de aanpassingsperiode tot een minimum te beperken.

We krijgen helaas ook dit keer weer geen duidelijk beeld van wat de Slowaakse burgers over dit alles, inzonderheid de toetreding tot de eurozone, denken. Daarom hebben we ons van stemming onthouden.

De consequenties van deze gang van zaken zijn in Portugal maar al te bekend, hetgeen ons motiveert hiertegen op een ondubbelzinnige wijze verzet aan te tekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag over de invoering van de euro door Slowakije op 1 januari volgend jaar. De euro is sinds zijn introductie heel succesvol gebleken en heeft zich al snel ontwikkeld als een over de gehele wereld gebruikte reservevaluta, waarmee onze munt het monopolie van de dollar heeft doorbroken. Alles wijst erop dat de euro alleen maar sterker zal worden. Als groot voorstander van de euro zou ik graag willen dat mijn eigen land, Engeland, op het punt stond toe te treden. Ik kan het haast niet geloven dat landen die nog geen leden van de Unie waren toen de euro werd geïntroduceerd nu zelf tot de eurozone toetreden – nog vóór het Verenigd Koninkrijk. Mijn land loopt dus het gevaar achter te blijven als een soort aanhangsel van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Slowakije is het eerste land van het voormalige communistische blok dat heeft aangegeven tot de eurozone te willen toetreden, en wel vanaf 1 januari 2009. De dynamische Slowaakse economie voldoet aan de criteria die in het Verdrag van Maastricht zijn vastgelegd. Toetreding tot de eurozone zal Slowakije in de gelegenheid stellen te profiteren van de talrijke voordelen die de eenheidsmunt biedt en dat zal zeker een extra stimulans voor de economie betekenen.

Het is waar dat sommigen hun twijfels hebben geuit met betrekking tot de vraag of Slowakije wel in staat zal zijn een laag inflatiepercentage en een laag begrotingstekort vol te houden. De rapporteur heeft in zijn interventie evenwel terecht aangegeven dat stijgende inflatie niet alleen voor de Slowaken, maar ook de voor de gehele Europese Unie – waaronder inbegrepen de landen die de eurozone vormen – een probleem is. Net als de landen die al tot de eurozone behoren moet ook Slowakije een macro-economisch beleid blijven voeren dat verzekert dat het land aan de convergentiecriteria blijft voldoen.

De ervaringen van Slowakije bij het introduceren van de eenheidsmunt zal voor Polen natuurlijk een belangrijke les zijn. Wij zullen de ontwikkelingen bij onze zuiderbuur dus goed moeten volgen.

Zoals de rapporteur opmerkt geniet de euro slechts geringe steun bij de Slowaakse bevolking. Ik hoop dat de toetreding van Slowakije tot de eurozone zal worden voorafgegaan door een informatiecampagne die de Slowaken niet alleen zal overtuigen, maar vooral goed zal voorbereiden op de overstap naar een andere munt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb vóór het verslag Casa over de invoering van de euro door Slowakije gestemd. Slowakije heeft net iets meer dan vijf miljoen inwoners en is pas vijftien jaar onafhankelijk. In die korte tijd heeft dit land een zodanige politieke en economische ontwikkeling doorgemaakt dat het nu in een positie verkeert om tot de eurozone toe te treden. Wat er in Slowakije gebeurt toont aan dat het idee dat Schotland te klein is om een succesvolle en onafhankelijke natie binnen de EU te zijn ongefundeerd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb vóór het verslag Casa betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 gestemd. In dat verslag heeft het Europees Parlement zich laten overtuigen door de positieve aanbevelingen van de Commissie, de ECB en de Raad.

Slowakije heeft zich inderdaad een enorme inspanning getroost om aan zowel de criteria van Maastricht als de convergentiecriteria te voldoen. De Slowaakse economie heeft sinds de val van het communistische regime een opmerkelijke groei doorgemaakt en de invoering van de eenheidsmunt kan worden gezien als een beloning voor dit land, dat een zeer strikte hervormingsagenda ten uitvoer heeft gelegd.

Het Europees Parlement heeft met betrekking tot inflatie enige reserves geuit over het vermogen van Slowakije om de inflatie op de middellange en lange termijn in de hand te houden. Het meest recente verslag van de ECB wijst daar ook op. Wij geloven echter dat de Slowaakse regering in staat zal blijken de nodige maatregelen te nemen om te verhinderen dat de inflatie na toetreding tot de eurozone uit de hand loopt.

We mogen niet vergeten dat de inflatie in de eurozone volgens de voorspellingen in 2009 ruim boven de ECB-doelstelling van twee procent zal uitkomen. Het zou dus niet juist zijn om Slowakije sancties op te leggen omdat het probeert te voldoen aan criteria die de landen die reeds tot de eurozone behoren in 2009 zelf ook niet zullen halen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Tegen het einde van april bleek 53 procent van de Slowaken nog steeds tegen de introductie van de euro te zijn. Hun bedenkingen – soevereiniteitsverlies ten opzichte van de Europese Centrale Bank, prijsstijgingen – zouden serieus moeten worden genomen. Toetreding op een later tijdstip geeft de betrokken landen de gelegenheid de nodige hervormingen wat geleidelijker door te voeren, terwijl ook de burgers meer tijd krijgen zich aan te passen.

Landen als het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken hebben in de context van het valutabeleid hun onafhankelijkheid behouden; er is geen enkele reden om andere landen dat recht te onthouden. Uiteindelijk is het aan het volk – dat immers de soevereiniteit belichaamt – om te beslissen. Dat besluit moet worden gerespecteerd – er mag dus niet mee gesold worden, zoals dat gebeurt met de Grondwet, die nu opnieuw aan de orde wordt gebracht. Ik geloof dat in dit geval te weinig rekening is gehouden met de wensen van de burgers, reden waarom ik mij van stemming onthouden heb.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Stauner (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik heb me bij het stemmen over de introductie van de eenheidsmunt in Slowakije op 1 januari 2009 van stemming onthouden, omdat ik betwijfel of het Slowaakse valutabeleid wel geheel vrij van manipulatie is. Daar komt bij dat de toekomst van de Europese Unie na de uitkomt van het Ierse referendum onzeker is. Ik geloof dat we er verstandig aan doen de oorzaken van die uitkomst te onderzoeken, in plaats van gewoon door te gaan met de integratie van het monetaire beleid alsof er niets gebeurd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem vóór het verslag van de heer Casa betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009.

De rapporteur heeft ons een goed en gedegen verslag voorgelegd.

We moeten toegeven dat de instelling van een eurozone een succesvolle stap op weg naar meer Europese integratie is geweest. Het is dus zaak dat die zone met andere landen wordt uitgebreid, en het is een verheugend feit dat er zich al zo vlug een kandidaat aandient.

Ik wil er verder graag op wijzen dat we er bij elke uitbreiding van de eurozone voor moeten zorgen dat er voldoende maatschappelijke steun voor het Europese project is. We moeten ook bewerkstelligen dat al deze uitbreidingen bijdragen tot een versterking van het gemeenschappelijk Europees economisch beleid.

 
  
  

− Verslag: Gábor Harangozó (A6-0212/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de rapporteur eens dat er binnen regio’s vaak grote ongelijkheden bestaan, en dat er bij elke analyse voorafgaande aan de verdeling van middelen van de Unie met deze omstandigheid rekening dient te worden gehouden.

Dit probleem is vooral goed zichtbaar in de nieuwe lidstaten. In Polen zien we bijvoorbeeld dat de belangrijkste maatschappelijke kloof die de Polen thans verdeelt er één van economische aard is. Op dit moment leeft 12 procent van de bevolking in extreme armoede. De grootste verschillen zijn nog steeds de verschillen tussen stad en platteland.

De provincie Małopolska neemt de vierde plaats in als het gaat om de bijdrage tot het BBP, maar werkloosheid is er wel degelijk een probleem – zeker voor de plattelandsbevolking. In de buurprovincie Świętokrzyskie leven 55,5 procent van de werklozen op het platteland (88 van die plattelandsbewoners is werkloos, en dat zonder enig recht op uitkering).

Het feit dat dit soort situaties blijven bestaan betekent dat de kans dat mensen ontsnappen aan de “sociale uitsluiting” waarover tijdens deze zitting zo lang is gediscussieerd steeds geringer worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) De gematigde delegatie in het Europees Parlement heeft vandaag gestemd tegen het eigen-initiatiefverslag (A6-0212/2008) van de heer Harangozós (PSE, HU) betreffende de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen.

Wij geloven niet dat de cohesie wordt bevorderd door het vastleggen van definities van nog meer kwetsbare maatschappelijk groepen en het verzinnen van nog meer statistische categorieën. Integendeel: wij menen dat het formuleren van een herverdelingsbeleid tot de nationale verantwoordelijkheden behoort. Daar komt bij dat het Parlement op dit punt nog geen oproep kan doen tot het verlengen van de steun ná 2013, aangezien we op die manier geen rekening zouden houden met de resultaten van het huidige beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Helaas zijn de in mijn advies opgenomen voorstellen, die door de commissie landbouw en plattelandsontwikkeling waren goedgekeurd, in de voltallige vergadering niet aanvaard. Het ging dan vooral om de noodzaak het gemeenschappelijk landbouwbeleid te hervormen en de doelstellingen van eerder doorgevoerde hervormingen te herformuleren. Die laatste hervormingen hebben immers geleid tot inkomensverlies voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven, absenteïsme en het opgeven van landbouwactiviteiten. Alleen de grote landeigenaren zijn van deze hervorming beter geworden.

Ik betreur het verder dat er niet voldoende belang is gehecht aan het blijven verlenen van goede openbare diensten op het platteland (waaronder inbegrepen berggebieden en ultraperifere regio’s), om zo de isolatie van deze gebieden te voorkomen, landbouwers en hun gezinnen een behoorlijk bestaan te garanderen en de plattelandsbewoners universele toegang te bieden tot onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, communicatie en cultuur.

Tot slot ben ik teleurgesteld omdat er in de uiteindelijke resolutie geen plaats is ingeruimd voor een oproep om steun te verlenen aan landbouwersverenigingen, coöperatieven, wijncoöperatieven en andere instellingen die zich bezig houden met traditionele ambachten en activiteiten en een aanvulling op de landbouw inhouden. Op die manier kunnen we de marketing van lokale producten en de creatie van lokale markten stimuleren, en daarbij de betrekkingen tussen producenten en consumenten versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Hoe denkt de meerderheid van dit Parlement het cohesiebeleid te gebruiken voor de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen, als het

- zwijgt over het feit dat er landen zijn die in naam van de door het stabiliteitspact en de euro opgelegde “nominale divergentie” economisch gezien divergeren van de EU?

- weigert toe te geven dat het regionaal beleid een onmisbaar instrument is voor het bevorderen van economische en sociale cohesie? De belangrijkste doelstellingen van dat beleid zijn immers het terugdringen van regionale ongelijkheden, het bevorderen van reële convergentie en het stimuleren van groei en werkgelegenheid, terwijl het bovendien kan worden gebruikt als instrument voor herverdeling dan wel om te compenseren voor al de extra kosten die de achterliggende regio’s moeten betalen als gevolg van de interne markt, de Economische en Monetaire Unie, en de liberalisering van de internationale handel;

- geen extra aandacht wil schenken aan steun voor achtergestelde regio’s, gebieden met structurele nadelen, ultraperifere regio’s en gebieden die de gevolgen ondervinden van de herstructurering of verhuizing van industrie dan wel de sluiting van bedrijven, om aldus de economische en sociale cohesie te bevorderen en bij te dragen tot de sociale insluiting van kwetsbare gemeenschappen en groepen?

Of wanneer het

- weigert de nadruk te leggen op het belang dat de openbare diensten vertegenwoordigen voor de economische en sociale cohesie of aan te geven dat nabijheid een essentiële factor is bij het garanderen dat deze diensten voor de gehele bevolking toegankelijk en beschikbaar zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het verslag Harangozó bevat een aantal belangrijke stellingen met betrekking tot sociale uitsluiting. Het verslag wijst er terecht op dat sociale uitsluiting en het afglijden naar armoede zowel in stedelijke als in plattelandsomgevingen voorkomen. Het wijst er verder op dat regionale en lokale autoriteiten, economische en sociale partners en relevante NGO’s allemaal een belangrijke rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van strategieën voor het bestrijden van sociale uitsluiting. Het Parlement is evenwel niet bereid geweest zijn steun uit te spreken voor het amendement van mijn fractie met betrekking tot de sociale agenda, het recht van burgers op een minimuminkomen, en toegang tot onderwijs en opleidingen. Ik heb me daarom bij de eindstemming van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het cohesiebeleid is een EU-prioriteit die een prominente plaats inneemt op de begroting – één derde van die begroting wordt voor cohesie gereserveerd. Dit beleid is gebaseerd op het solidariteitsbeginsel en stelt zich tot doel de economische, sociale en territoriale ongelijkheden tussen de lidstaten en hun 268 regio’s te verminderen. Deze verschillen blijven echter ondanks ieders inspanningen tot op heden bestaan.

Het wordt gaandeweg steeds duidelijker dat de minst ontwikkelde regio’s het nog steeds moeilijk vinden de armoedespiraal te doorbreken. Wat ons vooral verrast is dat er meer kwetsbare groepen bijkomen, terwijl er in deze regio’s toch zoveel geïnvesteerd wordt. We weten ook dat de overgang van armoede naar sociale uitsluiting en segregatie heel snel kan verlopen. Het begint er dan op te lijken dat de problemen samenhangen met de territoriale en ruimtelijke ontwikkeling zelf. We hebben daarom behoefte aan relevante informatie om te komen tot de oplossing van een probleem dat verborgen ligt onder verschillende uitsluitingslagen. Om een voorbeeld te geven: langdurige werkloosheid leidt vaak tot langdurige inactiviteit, een omstandigheid die een negatieve invloed heeft op het vermogen van de betrokken persoon om een uitweg te vinden uit zijn sociale uitsluiting.

Ik geloof daarom dat het heel belangrijk is dat we nu eens gaan kijken op welke wijze territoriale ontwikkeling en het fenomeen uitsluiting op elkaar inwerken, zodat we ons doel van duurzame ontwikkeling kunnen verwezenlijken, en wel door de beschikbare financiële instrumenten doeltreffender te gebruiken voor het wegnemen van de nog steeds bestaande verschillen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem vóór het verslag van de heer Harangozó over de effecten van het cohesiebeleid op de integratie van kwetsbare gemeenschappen en groepen.

Ook ik geloof dat we een benadering moeten kiezen die rekening houdt met het micro-regionale niveau en bijzondere aandacht besteedt aan intra-regionale ongelijkheden en de meest problematische gebieden. In sommige gevallen zijn de ongelijkheden binnen regio’s geprononceerder dan de ongelijkheden tussen de regio’s. Dat we de eerder genoemde benadering nog nooit gevolgd hebben is er mogelijk mede de oorzaak van dat regionale verschillen toenemen en de situatie in buitengesloten zones verergert. Zoals bekend is het Europese regionale beleid bedoeld om de verschillen in ontwikkelingsniveau tussen de verschillende delen van de Europese Unie terug te brengen. Met het verschijnsel territoriale uitsluiting is bij het ontwikkelen van politieke instrumenten echter nooit de nodige rekening gehouden.

In de nieuwe lidstaten doen verschijnselen als sociale segregatie en problemen bij het garanderen van gelijke kansen zich vooral voor in plattelandsgebieden. Sociale en economische initiatieven ten behoeve van de regio’s zijn evenwel bijna altijd gericht op dynamische doelen, en dat zijn doorgaans stedelijke centra.

 
  
  

− Verslag: Frithjof Schmidt (A6-0137/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit eigen-initiatiefverslag van het EP is beslist heel belangrijk en actueel. Er worden relevante vragen aan de orde gebracht met betrekking tot de exploitatie van hout en visbestanden, maar er worden nergens vraagtekens geplaatst bij het kader zoals dat voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en deze landen is aangelegd, zeker niet wanneer – opnieuw – wordt verwezen naar het feit dat er “nog geen volledige overeenstemming is over de te ondertekenen economische partnerschapsovereenkomsten (EPA’s) met de West-Afrikaanse landen”. De resolutie “maant de Commissie nogmaals tot stappen in de richting het uiteindelijke doel van de EPA’s: bevordering van regionale integratie en versterking van de economische positie van de ACS-landen, en benadrukt in dit verband met name de positie van de West-Afrikaanse landen”, in een poging deze landen een kat in de zak te verkopen.

Er wordt op een aantal andere zaken de aandacht gevestigd, waaronder het gegeven dat de betrokken landen over “onvoldoende middelen [beschikken] om toezicht en controle uit te oefenen op de activiteiten van vissersboten”, reden waarom aangedrongen wordt op “diensten voor controle en toezicht, via de oprichting van controlecentra, de opleiding van inspecteurs of de aanschaf van patrouilleboten en vliegtuigen, aangezien deze landen niet over de noodzakelijke technische en personele middelen beschikken om deze taken te vervullen”. Als er op deze punten inderdaad maatregelen worden genomen, zullen die rekening moeten houden met de soevereiniteit die deze landen over hun EEZ’s uitoefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik ben het eens met de algemene strekking van het verslag Schmidt. Het beleid van de EU heeft inderdaad verstrekkende consequenties voor de economie, het milieu en de maatschappijen in West Afrika. Het is dus zaak dat we onze verantwoordelijkheid aanvaarden met betrekking tot de wijze waarop we met de West Afrikaanse naties omgaan. Ik betreur het evenwel dat het Parlement besloten heeft amendement 1 te aanvaarden, waardoor de stelling dat overcapaciteit dient te worden vermeden is geschrapt. Het is toch nu toch wel duidelijk dat overcapaciteit in de visserijsector altijd dient worden vermeden. Het is schokkend dat het Parlement op deze wijze heeft gestemd enkel en alleen om politici uit bepaalde lidstaten niet tegen de haren in te strijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Schmidt over beleidscoherentie voor ontwikkeling belicht een belangrijke fout in het ontwikkelingsbeleid van de EU in algemene zin: dit beleid is niet samenhangend genoeg en heeft niet altijd een raakvlak met al de cruciale sectoren.

Het verslag heeft eerst en vooral betrekking op de gevolgen van exploitatie, door de EU, van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika. De belangrijkste biologische natuurlijke hulpbronnen van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) zijn vis en hout; ruim 80 procent van die uitvoer gaat naar de Europese Unie. De overeenkomsten die voor deze twee sectoren zijn aangegaan zijn gegrondvest op het principe van duurzame ontwikkeling, maar ze gaan daarin niet ver genoeg. Voor tal van soorten bestaan duidelijke aanwijzingen van overbevissing, en door gebrekkige regelgeving en controle wordt een belangrijk deel van het hout illegaal en niet duurzaam gekapt. Er is een duidelijk verband tussen de verarming in de regio en grootschalige migratie.

Ik heb vóór het verslag Schmidt gestemd. Ik geloof dat het coherente EU-beleid waartoe in dit verslag wordt opgeroepen belangrijke gevolgen zou kunnen hebben voor West-Afrika. De EU is immers de grootste afnemer van de belangrijkste producten die deze regio voortbrengt. Het kan geen kwaad erop te wijzen dat het handelsbeleid op zich als antwoord niet volstaat. Dat beleid moet heel precies worden afgestemd op – in de eerste plaats – de ontwikkelingssamenwerking, zodat de betrokken landen in deze regio in zodanige politieke en socio-economische omstandigheden komen te verkeren dat ze hun biologische hulpmiddelen zelf op de best mogelijke wijze kunnen exploiteren. Een andere essentiële factor in dit verband is het feit dat de samenhang van de beleidsmaatregelen die een invloed op ontwikkeling kunnen hebben zich pas werkelijk kan doen gevoelen als die maatregelen op het hoogste politieke niveau worden geïmplementeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het EU-beleid voor West-Afrika moet meer samenhang krijgen. Het ontwikkelingsbeleid voor die regio moet worden afgestemd op het visserijbeleid aldaar, en verder rekening houden met de wijze waarop het bos als hulpmiddel wordt gebruikt. Er is immers een verband tussen houtkap en ontbossing, en ontbossing heeft weer gevolgen voor het klimaat.

Het EU-visserijbeleid ten aanzien van de Afrikaanse staten moet worden uitgebreid en versterkt. De wateren rond West-Afrika behoren tot de sterkst beviste mariene gebieden en voor sommige soorten geldt dat er sprake is van overbevissing. De Europese Unie dient daarom speciale programma’s te ontwikkelen en te introduceren om in deze wateren toezicht te houden. Het is heel belangrijk dat er over dit gebied kennis en ervaring worden uitgewisseld, zeker als het gaat om wetenschappelijk onderzoek naar de maritieme hulpmiddelen.

De EU en de West-Afrikaanse staten dienen prioriteit te geven aan het bestrijden van illegale visvangst en overbevissing. We mogen niet vergeten dat veel mensen door visvangst in hun levensonderhoud voorzien. Kleinere vangsten hebben behalve armoede ook tot gevolg dat er problemen zullen ontstaan bij de voedselvoorziening in deze regio.

Een onjuiste exploitatie van de bossen heeft gevolgen voor het klimaat. We moeten deze staten de middelen verschaffen om klimaatverandering tegen te gaan. We moeten ons er rekenschap van geven dat de wijze waarop de mensen hier met de hulpbronnen omgaan is ingegeven door de moeilijke financiële situatie in deze regio. We moeten ze daarom helpen om de voorwaarden te scheppen voor het soort ontwikkeling dat nieuwe productiemogelijkheden creëert en de aanzet geeft voor nieuwe economische activiteiten, zodat de levensstandaard toeneemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb het verslag van de heer Schmidt over beleidscoherentie voor ontwikkeling en de gevolgen van exploitatie door de EU van bepaalde biologische natuurlijke hulpbronnen voor de ontwikkeling van West-Afrika met belangstelling gelezen en besloten voor dit verslag te stemmen.

De Europese instellingen en de lidstaten hebben in december 2005 een “Europese consensus over ontwikkeling” bereikt. Volgens die verklaring bestaat het gemeenschappelijke doel erin een coherent ontwikkelingsbeleid te formuleren.

Hout en vis zijn voor de economische en sociale ontwikkeling van West-Afrika de twee belangrijkste producten. Het leeuwendeel van de productie in deze sectoren gaat naar de EU, hetgeen betekent dat de EU een belangrijke rol kan spelen bij de verdere ontwikkeling van deze gebieden.

Ik ben blij dat reeds zeven West-Afrikaanse landen de visserijovereenkomsten met de Europese Unie hebben ondertekend in de vorm van een partnerschapsovereenkomst. Daarmee zijn niet alleen de belangen van de communautaire vloot gediend; er zijn in deze overeenkomsten namelijk ook bepalingen opgenomen die de derde landen verplichten plannen op te stellen om een duurzame exploitatie van de visbestanden te garanderen.

 

9. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 13.15 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 

10. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

11. Interne markt voor electriciteit – Voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in electriciteit – Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers – Naar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . − Aan de orde is nu het gemeenschappelijk debat over:

– verslag (A6-0191/2008) van mevrouw Morgan, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (COM(2007)0528 – C6-0316/2007 – 2007/0195(COD));

– verslag (A6-0228/2008) van de heer Vidal-Quadras, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (COM(2007)0531 – C6-0320/2007 – 2007/0198(COD));

– verslag (A6-0226/2008) van de heer Chichester, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers (COM(2007)0530 – C6-0318/2007 – 2007/0197(COD)); en

– verslag (A6-0202/2008) van mevrouw De Vits, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, inzake Naar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument (2008/2006(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Tijdens dit Sloveens voorzitterschap van de Raad hebben met energie verband houdende onderwerpen steeds een prominente plaats op de agenda ingenomen. Een betrouwbare aanvoer, goed functionerende energiemarkten en een duurzaam beheer van het milieu – het zijn allemaal zaken die voor de Europese Unie en haar burgers van strategisch belang zijn.

Het wordt steeds duidelijker dat de energiesector er één is die nieuwe kennis en nieuwe diensten zal moeten gaan bieden – als we tenminste willen dat de Europese economie haar concurrentiepositie in de wereld behoudt. Meer dan een jaar geleden hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten zich verplicht tot het formuleren van duurzame doelstellingen en het versterken van goed functionerende energiemarkten. Het Europees Parlement heeft de toen vastgelegde doelstellingen bekrachtigd, en vervolgens voorstellen gedaan die de Raad met veel belangstelling heeft bestudeerd.

Het Sloveens voorzitterschap beschouwt het derde pakket – de aardgas- en energiemarkten – als een heel belangrijk wetgevingsdossier. Dit pakket is eerst en vooral gericht op de voortzetting van de liberalisering van de energiemarkten en het verhogen van de doeltreffendheid en transparantie van die markten. Bij het bestuderen van dit dossier heeft de Raad, aansluitend bij de onderliggende logica van het Commissievoorstel, de vijf verschillende wetgevingsvoorstellen als één compleet pakket behandeld. Waar mogelijk hebben we voor de teksten die op de elektriciteitsmarkten betrekking hebben dezelfde oplossingen aangehouden als voor die welke de aardgasmarkten betreffen.

Bij de vergadering van de Energieraad van 6 juni is het Sloveens voorzitterschap erin geslaagd brede steun te vinden voor de belangrijkste onderdelen van het uit vijf wetgevingsvoorstellen bestaande pakket. Het belangrijkste element van deze brede consensus is natuurlijk de mogelijkheid van een derde optie bij de organisatie van energiebedrijven. Op dit punt zijn de twee oorspronkelijke voorstellen van de Commissie gevolgd. Die behelst twee opties: volledige ontvlechting van de eigendom, of een onafhankelijke systeembeheerder. De lidstaten hebben daar een derde optie aan toegevoegd, die het toelaat dat er een onafhankelijke netwerkbeheerder wordt gecreëerd.

Ik zal nu proberen de belangrijkste – en misschien ook wel de meest controversiële – punten van deze overeenkomst samen te vatten. U zult die punten in de Parlement zeker behandelen. Een onafhankelijke transmissienetwerkbeheerder kan bestaan in landen waarin het transmissienetwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van deze richtlijn behoort tot een verticaal geïntegreerd bedrijf. Deze optie kan zowel voor de elektriciteits- als de aardgassector worden gebruikt. Bedrijven kunnen de eigendom van het netwerk behouden, onder de voorwaarde dat het netwerk wordt beheerd door een onafhankelijke operator.

Wat de organisatie van het transmissiesysteem en de systeembeheerder betreft: voor verticaal geïntegreerde bedrijven is er een reeks vereisten vastgelegd. Die moeten de onafhankelijkheid en het evenwichtig en onpartijdig beheer garanderen, en verder verzekeren dat er de nodige investeringen worden gedaan. Deze regels zijn ook bedoeld om de belangen van de verticaal geïntegreerde onderneming zelf te beschermen.

Op die wijze worden het volgende gegarandeerd:

1. onafhankelijkheid van de operatoren, beheerders en toezicht houdende autoriteiten,

2. voorkomen van belangenverstrengeling,

3. eerlijke en non-discriminatoire toegang tot het netwerk,

4. voldoende stimulering van het doen van investeringen – waaronder investeringen in internationale verbindingen,

5. onafhankelijke toegang tot de (hulp)middelen die voor het werk van de netwerkbeheerders noodzakelijk zijn; dit zal uiteindelijk garanderen dat nationale regelgevende instanties extra bevoegdheden zullen krijgen met betrekking tot onafhankelijke transmissienetwerkbeheerders.

Een ander onderdeel van het in de Raad bereikte akkoord heeft betrekking op investeringen van derde landen in de Europese Unie. De Raad meent dat de tekst zodanig geformuleerd moet zijn dat de houding ten opzichte van derde landen die netwerken beheersen niet protectionistisch is. Er moeten echter wel garanties bestaan dat bedrijven uit derde landen dezelfde regels toepassen als bedrijven uit de Europese Unie. We moeten hier dus rekening houden met de belangen van derde landen en hun ondernemingen die goede partnerbetrekkingen wensen te onderhouden met onze energiebedrijven. We zullen hoe dan ook een analyse moeten uitvoeren van een hele reeks investeringen die beide zijden reeds in de energiesector hebben gedaan.

Investeringen en de planning van de ontwikkeling van het netwerk vormen een ander belangrijk onderwerp. De Europese Unie zal een tienjarig netontwikkelingsplan moeten formuleren. Een consistente en efficiënte benadering op alle niveaus is gegarandeerd, via een open en transparant consultatieproces, of het nu gaat om de transmissienetwerkbeheerders, het agentschap of de andere betrokkenen.

Wat het Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers betreft: het voorzitterschap meent dat we erin geslaagd zijn een werkelijk onafhankelijk agentschap met een doeltreffend bestuur op te zetten. Het agentschap zal zich niet alleen bezig houden met internationale en regionale samenwerking, mar ook – en vooral – met de kwestie grensoverschrijdende verbindingen.

Andere belangrijke onderdelen van het akkoord hebben betrekking op zaken als openbare eigendom, de aanpak van grensoverschrijdende gevallen, verbeterde regionale samenwerking, het functioneren van de markt, consumentenbescherming en richtlijnen. Die richtlijnen moeten door de comités van de Commissie worden opgesteld, overeenkomstig de daarvoor vastgelegde comitologische procedures.

Met deze paar punten hoop ik u een overzicht te hebben gegeven van de belangrijkste onderdelen van het akkoord dat we in de Raad bereikt hebben. Ik ben ervan overtuigd dat deze compromistekst in de context van de samenwerking met dit Parlement een goed uitgangspunt vormt voor het volgende voorzitterstrio.

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag mijn felicitaties uiten tegenover alle rapporteurs, mevrouw Morgan, de heer Chichester, de heer Vidal-Quadra en mevrouw De Vits, voor hun uitstekende verslagen, en tevens alle schaduwrapporteurs en alle leden van de betrokken commissies. De uiterste inlevertermijn was buitengewoon kort en het is een lastig en gecompliceerd pakket. Ik stel al het werk dat deze paar maanden is verricht ten zeerste op prijs en ook de zeer hoge mate van betrokkenheid van de leden van het Europees Parlement.

Ik ben zo vrij om de cruciale opgaven waar wij voor staan nog eens te onderstrepen. Ik weet dat zij dit Huis zeer na aan het hart liggen.

De Commissie heeft met dit vergaande pakket een belangrijk doel op het oog: namelijk de belangen van de burgers van de Europese Unie.

Natuurlijk kan het openleggen van de markt op zich niet verhinderen dat de olieprijzen verder stijgen. Maar juist in een tijd van hoge prijzen moeten wij zorgen voor een werkelijk effectieve concurrentie op onze energiemarkten zodat onze burgers zo min mogelijk merken van de gevolgen van deze prijsverhogingen. Sommige Europese burgers profiteren nu al van meer keuze en meer concurrentie waardoor de prijzen zo laag mogelijk blijven, en tevens van de steeds hoger wordende maatstaven voor dienstverlening en veiligheid.

Maar er zijn nog veel te veel Europeanen voor wie de ontwikkeling van werkelijk concurrerende markten bij lange na nog niet is voltooid, en zij zijn niet in de positie om werkelijk voor een leverancier te kiezen.

En dit gaat niet alleen om betere prijzen en meer keuzemogelijkheden. Er zijn de komende decennia enorme investeringen nodig in nieuwe netwerken, willen wij continuïteit van de energietoevoer werkelijk kunnen garanderen. Als wij toestaan dat de status-quo voortduurt, zullen deze investeringen zeker niet worden gedaan in de mate die nodig is.

Bovendien is een goed functionerende interne markt een van de cruciale elementen bij de inspanningen van de EU om de klimaatverandering aan te pakken. Zolang er geen sprake is van concurrerende elektriciteits- en gasmarkten zal een regeling voor de handel in emissierechten nooit goed werken en zullen wij onze doelstellingen wat betreft de duurzame energie zeker niet halen.

Wij zijn het er allemaal over eens dat er hervormingen moeten komen op het gebied van de wetgeving om de talloze tekortkomingen in het huidige rechts- en regelgevingskader op te heffen. In het verslag Vidal-Quadras van 10 juli 2007 toonde het Europees Parlement al zijn vastbeslotenheid om een dergelijk ambitieus energiebeleid te ontwikkelen.

Nu wil ik enkele kwesties uit het verslag omstandiger aan de orde stellen. De verslagen zijn zeer uitgebreid, dus ik zal mij slechts op een paar elementen concentreren.

Vele van de ingediende amendementen kunnen door de Commissie worden gesteund. In meerderheid zijn de amendementen betreffende de verbetering van de rechten van verbruikers uit het verslag van mevrouw Morgan zeer welkom en zij sluiten mooi aan op de intentie van het verslag van mevrouw De Vits. De nadruk die gelegd wordt op een krachtiger regionale samenwerking van netwerkbeheerders wordt ook toegejuicht. Een aantal amendementen verduidelijkt het voorstel van de Commissie of vormt daar een aanvulling op, met name wat betreft de rol van de netwerkbeheerder, de bevoegdheden van de nationale regelgevers en een goed functionerende, veilige interne energiemarkt.

Op een aantal punten steunt de Commissie ook de algehele doelstelling van de commissie, al kan zij hier en daar wel haar bedenkingen hebben over de manier waarop de voorstellen onder woorden zijn gebracht.

Opnieuw wil ik benadrukken dat de bescherming van kwetsbare verbruikers en de strijd tegen de energiearmoede van essentieel belang zijn voor het openleggen van de markt en daarom moeten beide worden opgevoerd. De Commissie zal de woordkeuze zorgvuldig bekijken om het principe van de subsidiariteit te eerbiedigen. Ook een tariefregulering mag de juiste investeringssignalen en toegang tot de markt niet in de weg staan.

Wat het verslag van mevrouw De Vits over het handvest van de energieverbruiker aangaat: dat verslag en de meeste van de voorgestelde amendementen vind ik uiterst relevant. Veel van de ideeën zijn ook opgenomen in het verslag van mevrouw Morgan, en de Commissie kan zich in vele daarvan vinden, met name in de noodzaak consumenten sneller en beter te informeren. Zoals bekend zal de Commissie binnenkort een controlelijst voor de consument aan de lidstaten voorleggen die ontworpen is om relevante informatie over energiemarkten te verzamelen en aan de consumenten te doen toekomen.

Ik ben het er geheel mee eens dat waar mogelijk nieuwe consumentenrechten in het voortgaande wetgevende proces moeten worden opgenomen en dat het doel van het handvest is om de rechten van de energieverbruikers duidelijker over te brengen en dus beter bekend te maken bij die verbruikers.

Het zal moeilijk worden om alle overheidsverplichtingen op EU-niveau te harmoniseren. Dat neemt niet weg dat de Commissie zal toezien op de juiste tenuitvoerlegging van de richtlijnen, met name om ervoor zorg te dragen dat kwetsbare verbruikers op nationaal niveau worden gedefinieerd en dat op een heldere en effectieve manier nationale steunregelingen worden aangeboden.

Daarnaast zal het Burgerforum inzake energie de drijvende kracht zijn bij het creëren van concurrerende detailhandelsmarkten in de EU, om er tegelijkertijd voor zorg te dragen dat de kwetsbare verbruikers worden beschermd. Na de conferentie over de bevordering van de rechten van energieverbruikers heeft de Commissie een raadpleging met alle betrokken partijen in gang gezet.

Aangaande de energiezuinigheid en de bevordering van hernieuwbare grondstoffen deelt de Commissie volledig de zorgen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, maar wij zijn van mening dat de richtlijn interne markt niet de meest aangewezen plaats is om dit onderwerp te bespreken. Naar onze mening kunnen de doelstellingen van de commissie worden nagestreefd in de context van de nieuwe richtlijn aangaande hernieuwbare grondstoffen die op dit moment besproken wordt.

Wat betreft de strijd tegen marktconcentratie zijn wij het eens met de commissie dat dit van essentieel belang is, maar wij zijn van mening dat het voorstel van de Commissie er al in voorziet om regelgevers het recht en de bevoegdheden te verlenen om maatregelen te nemen die voor een juiste marktwerking zorgen.

Op twee belangrijke punten zijn wij het echter niet volledig eens met de conclusies van de commissie: het gebruik van comitologie en enige kwesties betreffende de rol van het agentschap.

Wat betreft het gebruik van comitologie: wanneer deze procedure volledig zou worden geschrapt, zou het proces om snel en efficiënt nieuwe, gedetailleerde marktcodes te ontwikkelen totaal ineffectief worden. En dat terwijl deze marktcodes onmisbaar zijn, willen wij binnen een aantal jaar in plaats van een aantal decennia werkelijk geïntegreerde energiemarkten bereiken. Het belangrijkste punt is ons vermogen om de technische codes die onder toezicht van het agentschap zijn aanvaard bindend te maken voor alle netwerkbeheerders. Om dat doel te verwezenlijken is het nodig dat de Commissie deze codes snel en effectief kan aannemen via de comitéprocedure. Anders zouden zij nooit binnen een acceptabele periode bindend kunnen worden.

In algemenere termen geldt dat er richtsnoeren nodig zijn om een krachtig agentschap te bereiken, in overeenstemming met het standpunt in de rapporten van de heren Chichester en Vidal-Quadras. Zonder richtsnoeren om de bevoegdheden van het agentschap te omlijnen zou het eenvoudig niet in staat zijn bindende besluiten uit te vaardigen aangaande individuele marktspelers.

Aangenomen dat deze essentiële elementen bewaard blijven, zou de Commissie echter, om de zorgen van de commissie mede in de overwegingen te betrekken, het schrappen van enkele comitéprocedures kunnen accepteren, die naar onze mening minder essentieel zijn.

De Commissie wil vooral een agentschap opzetten met krachtige bevoegdheden. Zij kan amendementen aanvaarden die het agentschap algemene taken toebedelen en tevens leiden tot een opener en transparantere raadpleging van belanghebbenden. Het is echter niet mogelijk om buiten het EG-verdrag te treden.

Een aantal van de door de commissie voorgestelde amendementen aangaande de beslissingsbevoegdheden van het agentschap strookt niet met het beginsel als vastgesteld door het arrest Meroni. Dit betreft met name de discretionaire bevoegdheid van het agentschap. Ik ben het er geheel mee eens dat er behoefte is aan een krachtig en effectief agentschap en ben de mening toegedaan dat dit bereikt kan worden met de benadering als voorgesteld door de Commissie waarbij het agentschap codes ontwikkelt die met werkelijke discretionaire bevoegdheid vervolgens via een comitéprocedure worden aanvaard.

Ik wil niet eindigen zonder iets te zeggen over de kwestie van een effectieve ontvlechting tussen netwerkbeheer en energieopwekking en -levering. De huidige regels maken het mogelijk dat een groot aantal netwerkbeheerders nieuwe toetreders kunnen discrimineren. Dat heeft met name een buitengewoon fnuikend effect op de investeringen in het netwerk en het introduceren van nieuwe capaciteit.

Daarom is onze doelstelling om een benadering te vinden waarmee het inherente belangenconflict van verticaal geïntegreerde netwerkbeheerders volledig wordt weggenomen en zij tegelijkertijd de juiste aanmoediging krijgen om op niet-discriminerende wijze in het netwerk te investeren en het te beheren.

De Raad heeft tijdens de Raad Energie van 6 juni op alle essentiële punten van het pakket brede overeenstemming bereikt. Conform de stemming is de doelstelling om aan het eind van het jaar in de positie te zijn in tweede lezing dit pakket aanvaard te krijgen. Als dit proces vertraging oploopt, bestaat het risico dat het pakket niet wordt aanvaard voor de verkiezingen in 2009. Ik vertrouw erop dat het Parlement en het aanstaande Franse voorzitterschap ten volle gebruik zullen maken van de maanden die voor ons liggen om een algemene goedkeuring te bereiken.

Ik wil graag de nadruk leggen op het feit dat de Commissie bij de Raad Energie van 6 juni haar standpunt inzake het pakket formeel opschortte, met name om rekening te kunnen houden met de stemming die morgen plaatsvindt.

Geachte leden, u hebt vanaf het begin van dit proces een krachtige bijdrage geleverd. Ik zie ernaar uit om in de komende maanden in het belang van de Europese energieverbruikers de samenwerking met u voort te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan , rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als het Parlement morgen het elektriciteitsverslag aanvaardt, hoop ik dat dat een duidelijke boodschap is aan het adres van alle energiebedrijven in heel Europa dat wij willen dat de consument het weer voor het zeggen krijgt.

Voordat ik iets zeg over het meest omstreden aspect van deze richtlijn, wil ik graag iets opmerken over een paar van de gebieden waarop wij tot nu toe binnen het Parlement een consensus hebben weten te bereiken.

Het kan niemand binnen de Europese Unie zijn ontgaan dat de energieprijzen de afgelopen maanden enorm zijn gestegen. In heel Europa zijn er mensen die de grootste moeite hebben om hun energierekening te betalen, dus naar onze mening moet de kwestie van de “energiearmoede” nadrukkelijk op de agenda van de EU worden geplaatst. Tenslotte zijn de EU-regeling voor de handel in emissierechten en de doelstellingen voor hernieuwbare grondstoffen Europese aangelegenheden die een duidelijk effect hebben op de energieprijzen.

Bij ons verzoek dat de lidstaten met hun eigen definities voor energiearmoede moeten komen en met een actieplan om met het probleem om te gaan, hebben wij de subsidiariteit geëerbiedigd, commissaris. Dus als de Raad over dit pakket tot een afspraak wil komen, dient men te begrijpen dat dit een cruciale eis is van het Parlement.

Er bestaan op het terrein van de energie al zeer veel rechten voor de consument, maar er wordt niet toegezien op de naleving daarvan. Daarom hebben wij de nationale regelgevende instanties verzocht om met prikkels en sancties ervoor zorg te dragen dat de consument wordt beschermd.

Daarnaast hebben wij de bijkomende rechten van consumenten opgesomd ook recht heeft, zoals betaalbare prijzen voor gezinnen met een laag inkomen, een eenvoudigere manier om van leverancier te wisselen, een betere vertegenwoordiging van de consumenten, met name wanneer zij klachten hebben, en een redelijk aanbod voor mensen op het platteland en in afgelegen gebieden.

Naar onze mening moeten er binnen tien jaar intelligente tellers worden ingevoerd, waarmee de energiezuinigheid wordt bevorderd, en maatschappijen zouden veel creatiever moeten zijn in de manier waarop zij voor energie laten betalen en niet mensen belonen die meer gebruiken, zoals op dit moment het geval is. De hernieuwbare grondstoffen zouden voorrang moeten krijgen bij de toetreding tot het netwerk zodat wij onze doelstelling van twintig procent kunnen halen.

Wij moeten goed begrijpen dat we het over monopolies hebben als het over transmissiesystemen gaat. Dus het is duidelijk dat er behoefte bestaat aan een uitermate strenge regelgeving.

Wij zouden graag een verbeterde samenwerking zien tussen de nationale regelgevende instanties en de mededingingsautoriteiten. Op die manier bereiken we wellicht nog eens dat niet meer een enkel energiebedrijf ruim zeventig procent van de markt domineert, zoals nu in bijna de helft van de landen van de EU het geval is.

En dan nu het meest omstreden deel van het verslag – de kwestie van het opsplitsen. Het is overduidelijk dat het huidige systeem niet werkt. Het vermoeden bestaat dat sommigen geen eerlijk spel spelen. Die mensen geven voorrang aan hun eigen onderneming en plaatsen obstakels om de concurrentie te dwarsbomen. Daarom ben ik als rapporteur de mening toegedaan dat de enige optie voor energiebedrijven hoort te zijn een volledige scheiding tussen energievoorziening en transmissieondernemingen of volledige eigendomsontvlechting – zoals aanvankelijk door de Commissie werd voorgesteld.

Alleen op die manier zullen deze botsende belangen uit de weg worden geruimd. Hoeveel Chinese muren u ook optrekt, zolang bedrijven hun eigen transmissieonderneming hebben, zal er geen prikkel zijn om concurrentie in de markt aan te moedigen.

Wij hebben behoefte aan een egaal speelveld, een grotere toegankelijkheid voor duurzame energie en kleine en middelgrote ondernemingen, maar misschien wel in de allereerste plaats hebben wij een stabiel regelgevingskader nodig voor de triljoen euro aan investeringen die binnen de EU-markt nodig is. Als wij deze kwestie niet helder aanpakken, geven wij een onduidelijk signaal af aan de investeerders en gaat straks het licht uit in Europa. Deze kwestie zal echt niet vanzelf verdwijnen en als het licht uitgaat, kunnen er regeringen vallen.

Dus wie bieden er hier verzet? Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Luxemburg, Griekenland en Bulgarije: zij denken blijkbaar dat deze Chinese muren volstaan. Sommigen koesteren zelfs de verdenking dat er sprake is van een poging om grote nationale ondernemingen te beschermen die met alle liefde in andere markten investeren maar liever geen anderen op hun eigen markt toelaten. Wij moeten het model echter ook weer niet te veel aanprijzen, aangezien de prijzen bij welk model dan ook waarschijnlijk niet zullen dalen.

Wij weten dat de Raad wat deze kwestie aangaat tot een informele overeenstemming is gekomen. Zij hebben het voorstel gedaan om deze Chinese muren te versterken. Velen van ons zijn er echter van overtuigd dat dat niet volstaat voor de Europese consumenten en hebben voorgesteld om ons aan een streng standpunt te houden.

Mijn dank gaat met name uit naar de schaduwrapporteurs en naar iedereen die betrokken is geweest bij dit pakket, voor de samenwerking bij dit zeer gecompliceerde dossier.

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, de energie is om allerlei redenen nog steeds een van de achilleshielen van de Europese Unie, met name vanwege het feit dat sommige regeringen of zakelijke elites niet bereid zijn te erkennen dat wij een geïntegreerde interne markt nodig hebben waar vrijelijk geconcurreerd kan worden, waar consumenten vrij zijn om hun leverancier te kiezen, en waar de energie zonder obstakels van Stockholm naar Athene en van Lissabon naar Wenen stroomt, omdat wij anders geen gemeenschappelijk energiebeleid kunnen bereiken. Willen wij die doelstelling, die nog ver in het verschiet ligt, bereiken, dan moeten wij nog heel wat zaken behandelen en vele barrières wegnemen.

In het verslag over de regelgeving waarvoor ik als rapporteur optreedt en dat vrijwel unaniem is aangenomen door de commissie, onderstrepen wij het belang van een toenemend aantal interconnecties tussen lidstaten, de noodzaak om technische regels op Europees niveau te harmoniseren, de raadzaamheid van een grotere bevoegdheid voor het regelgeversagentschap, en van een betere toewijzing van verantwoordelijkheden aan systeembeheerders zodat zij het op zich kunnen nemen om netwerkcodes op te stellen en tijdens het opstellen van die codes ruggespraak kunnen houden met betrokken partijen zodat deze de kans krijgen zelf ook codes voor te stellen zolang deze niet strijdig zijn met de kaderrichtsnoeren.

Deze voorstellen vloeien voort uit de wens die het Parlement al heeft uitgesproken dat er een Europees coördinatielichaam komt voor nationale regelgevers die de bevoegdheid hebben beslissingen te nemen op Europees niveau, om zo te vermijden dat er doublures optreden met beslissingen op nationaal niveau, en om een Europees netwerk op te zetten voor systeembeheerders voor het ontwikkelen van technische regels die voor een soepele Europese markt zorgen. In dit opzicht is mijn verslag geheel in overeenstemming met de verslagen van Chichester en Paparizov.

Om een interne markt voor elektriciteit te bereiken moeten wij geharmoniseerde regels en verordeningen opstellen, ervoor zorgen dat alle spelers dezelfde regels toepassen, interconnecties bevorderen en over onafhankelijke regelgevers beschikken met voldoende bevoegdheden om investeringen te garanderen.

In het verslag van mijn goede vriendin mevrouw Morgan staan tot op grote hoogte de juiste oplossingen voor de manier waarop we met deze opgaven moeten omgaan. Het onderwerp van de eigendomsontvlechting heeft aanleiding gegeven tot flinke discussies tussen ons, die soms wel erg heftig werden. Maar gelukkig zijn we nog steeds bevriend, wat bewijst dat Europa wel degelijk een toekomst heeft.

Ik denk dat het hier een onderwerp betreft waarin nationale belangen een prominente rol spelen, waarin verschillende marktmodellen tegen elkaar worden afgezet, en waarbij sprake is van vaststaande situaties die we in onze overwegingen moeten betrekken. Deze verschillen van opvatting zorgen ervoor dat wij geen vooruitgang boeken, en naar mijn mening lost enkel het opstellen van een gevarieerde lijst modellen uiteindelijk niets op.

De eigendomsontvlechting is geen wondermiddel, maar een noodzakelijke voorwaarde, al zal het op zich zeker niet volstaan, voor het bereiken van een geïntegreerde interne markt.

Sommige ideeën uit het verslag van mevrouw Morgan zijn echter wel discutabel, zoals de speciale tarieven als oplossing voor de energiearmoede, omdat wij de markten zouden kunnen verstoren als wij dat doen.

De Raad heeft ruim een week geleden een brede overeenstemming bereikt over dit pakket. Wij zullen onze eerste lezing nog voor de zomer afronden. Ter afsluiting wil ik echter aan de vertegenwoordiger van de Raad, onze geachte vriend de heer Lenarčič, de wens van het Parlement overbrengen om in tweede lezing tot een overeenkomst te komen die voor de hele Europese Unie aanvaardbaar is.

De zittingsperiode van het parlement loopt ten einde en een houding van “bekijk het maar” zou heel verkeerd zijn, fungerend voorzitter van de Raad, omdat het Parlement er niet goed tegen kan als het niet serieus wordt genomen of het gevoel krijgt dat het te veel onder druk wordt gezet.

Dit is niet het moment om uiteen te vallen in degenen die voor een harde opstelling zijn en degenen die een zacht opstelling nastreven of om uitsluitend vanuit nationale belangen te handelen. Het is tijd voor een verstandige, uitgebalanceerde en in de beste zin van het woord waarlijk Europese benadering.

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn erkentelijkheid uitspreken voor de belangrijke bijdrage die is geleverd door mijn onmiddellijke voorganger en in zekere zin co-rapporteur de heer Brunetta, die dit Huis heeft moeten verlaten voor een aanstelling in zijn vaderland. De schaduwrapporteurs wil ik bedanken voor hun opbouwende, coöperatieve aanpak, waardoor wij een brede consensus hebben kunnen scheppen.

Het is een boeiende uitdaging geweest om het juiste evenwicht te vinden tussen het met rust laten van de nationale regelgevende instanties en het creëren van een EU-regelgever. Om de markten goed te laten functioneren is de rol van regelgever absoluut van cruciaal belang. Dit agentschap zou op Europees niveau een aanvulling vormen op de regelgevende taken als uitgevoerd door de NRI’s door deze een kader te bieden waarbinnen zij met elkaar kunnen samenwerken door toezicht te houden op de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders, door dit agentschap individuele beslissingsbevoegdheden toe te kennen en het een algemene adviserende rol te geven. Het agentschap zou een adviserende taak hebben voor de Commissie aangaande kwesties op het gebied van de marktregulering, en dat is een zeer belangrijke functie.

In de loop van het debat over deze regelgeving zijn wij meer en meer overtuigd geraakt van de noodzaak om verder te gaan dan de voorstellen van de Commissie tot het opzetten van een agentschap dat onafhankelijker is en meer beslissingsbevoegdheden heeft. Wil het Agentschap een effectieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een geïntegreerde, concurrerende energiemarkt binnen de Europese Unie, zal het uitgebreidere bevoegdheden moeten hebben en onafhankelijk moeten zijn van de Commissie, om grensoverschrijdende situaties te kunnen aanpakken en voor een effectieve samenwerking te kunnen zorgen tussen de transmissiesysteembeheerders en de nationale regelgevende instanties.

Daarom hebben wij voorstellen gedaan voor nieuwe beslissingsbevoegdheden voor het Agentschap, met name wat betreft het ontwikkelen van de technische codes waarover mijn collega’s het zo-even hebben gehad, betreffende de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en een grotere onafhankelijkheid op het gebied van regelgeving en financiën. Die uitgebreidere bevoegdheden en grotere onafhankelijkheid moeten echter gepaard gaan met een grotere verantwoordelijkheid tegenover met name het Parlement, maar ook tegenover belanghebbenden. Daarom hebben wij een voorstel gedaan dat het ook tot de verplichtingen van het Agentschap moet behoren overleg te plegen, transparant te zijn en verantwoording af te leggen aan het Parlement.

Ik wil benadrukken dat wij gestreefd hebben naar samenhang en consistentie in dit verslag en tussen deze verordening en de andere delen van het pakket. Wij zijn ons bewust van de kwesties die in arrest Meroni aan de orde worden gesteld, maar zijn niettemin de mening toegedaan dat onze voorstellen passend zijn.

De voorgestelde veranderingen in de structuur zijn zodanig ontworpen dat zij zorgen voor het effectiefste evenwicht tussen de noodzaak van onafhankelijkheid voor de regelgevers enerzijds en de juiste politieke controle anderzijds. Voor mij, voor ons is een cruciaal principe dat de onafhankelijkheid van het Agentschap van doorslaggevend belang is, niet alleen voor zijn effectiviteit maar ook voor zijn geloofwaardigheid. Om die reden stellen wij voor de raad van regelgevers een krachtigere rol toe te kennen, een tijdslimiet in te stellen om een snelle besluitvorming te garanderen, en het Agentschap een grotere financiële onafhankelijkheid te verlenen.

De toekomst van de Europese energiemarkt en de ontwikkeling daarvan na de tenuitvoerlegging van het derde pakket maatregelen inzake energie vragen om een belangrijke rol van de kant van het Agentschap en om die reden moeten de macht en de onafhankelijkheid van het Agentschap worden opgevoerd tot boven het niveau dat door de Commissie is voorgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Mia De Vits, rapporteur. – (NL) Voorzitter, geachte collega’s, ik denk dat het verslag Morgan en mijn verslag over een Handvest betreffende de rechten van de energieconsument samen gezien moeten worden. Structurele ontvlechting van de energiesector is vandaag meer dan ooit nodig, maar het mag geen doel op zich zijn. De vraag is en blijft: wordt de consument er beter van? Dat is niet evident. Als we de zaken op het terrein zien, stel ik voor mijn land België vast dat de consument in 2008 gemiddeld 300 euro meer zal betalen voor zijn energiefactuur dan in 2007. Ik besef dat dit voor een groot deel te wijten is aan de stijgende olieprijs, maar zeker niet volledig.

Uit de cijfers van mevrouw Kuneva blijkt bijvoorbeeld dat 20 tot 32 procent van de Britten die sinds de openstelling van de markt van operator veranderden, er vandaag slechter aan toe is dan voordien. Vandaar dat het absoluut nodig is dat de consument zijn rechten kent op het vlak van de energiesector. Dit is vandaag absoluut niet het geval. Er is juist een gebrek aan begrijpelijke informatie over deze rechten. Vandaar dus de nood aan een sterk, duidelijk en begrijpelijk document dat de bestaande rechten opsomt, een handvest.

Mevrouw Morgan heeft het er reeds over gehad wat daarin moet staan. Ik zou er nog een paar elementen aan willen toevoegen. Dat de consument van operator moet kunnen veranderen, ja, gratis en binnen de maand, vast en zeker, maar daarom moet de consument ook de aanbiedingen kunnen vergelijken en vandaar dat het belangrijk is dat er ook standaardcontracten en standaardfacturen zijn. Om te kunnen vergelijken moet de consument juist zicht hebben op zijn actuele energiegebruik en minstens viermaal per jaar op de hoogte worden gebracht van zijn actuele verbruik. Mevrouw Morgan had het er ook over - en ik steun die ideeën; ze staan ook in mijn verslag, de smart meter - bestrijding van de energiearmoede en de nationale actieplannen die daartoe moeten worden opgesteld, zijn een flinke stap in de goede richting.

Voor wat betreft de sociale tarieven, zou ik de heer Vidal-Quadras willen zeggen dat toepassing ervan onzes inziens voor de lidstaten een mogelijkheid, een adequaat instrument moet zijn. Dat is het enige, mijnheer Vidal-Quadras, wat wij ten aanzien van sociale tarieven kwijt willen. Het lijkt mij dus niet onmogelijk om dat te steunen.

Daarnaast lijkt het belangrijk dat er fysieke contactpunten zijn waar men informatie kan bekomen. De digitale kloof blijft immers vandaag nog een ongelooflijke realiteit.

Ten slotte misschien wel het belangrijkste. Wil de consument op de hoogte zijn van zijn rechten en dus goed geïnformeerd zijn, dan is het volgens ons noodzakelijk dat hij een kopij waarin de bestaande rechten duidelijk en begrijpelijk opgesomd staan bij het afsluiten van een contract toegestuurd krijgt. Dat is wat onze fractie vraagt, niet meer en niet minder, de bestaande rechten samenbrengen en de consument deze in een leesbaar document bezorgen. Ik begrijp dan ook de houding van de Commissie niet, commissaris Piebalgs, en ook de houding van de andere fracties niet. Men kondigde als Commissie enkele maanden geleden een charter aan; we zijn nu enkele maanden verder en we zijn enkel beland bij een eenvoudige, informatieve checklist. Ons lijkt het nodig een stap verder te zetten. Daarom doe ik een oproep aan de andere fracties om het amendement van de Socialistische Fractie te steunen. Wij vinden werkelijk het warm water niet uit, wij vragen gewoon dat de consument van de bestaande rechten op de hoogte wordt gebracht door hem of haar een kopij te sturen bij het afsluiten van een contract. Als het grootste probleem vandaag - en dat wordt vastgesteld door de Europese Commissie - duidelijke informatie en het gebrek daaraan is, wel, dan denk ik dat ons voorstel daarvoor een oplossing brengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký , rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (SK) De energiesituatie in Europa en de rest van de wereld dwingt ons op zoek te gaan naar nieuwe, effectieve oplossingen voor een veilige toevoer tegen redelijke prijzen in de lidstaten, die onderworpen is aan verdere liberalisatie van de energiemarkten, een grotere transparantie en non-discriminatie.

Ik juich het zeer toe dat de Europese Commissie vooruitgang wil boeken en ruimte wil scheppen voor duidelijk omschreven regels en relaties tussen de betrokken partijen in de energiemarkten. Enerzijds moet dit leiden tot een concurrerender omgeving, anderzijds moet het een effectief regelgevingsmechanisme scheppen waarmee crisissituaties voorkomen kunnen worden.

Bedoelingen en realiteit zijn echter twee totaal verschillende dingen. Het pakket maatregelen inzake energie is het onderwerp geweest van heel wat discussies en voorstellen tot compromissen, er kunnen nog steeds heel wat vraagtekens achter worden geplaatst en het is nog steeds omgeven met allerlei onzekerheden. Iedereen weet dat het grootste struikelblok wordt gevormd door het voorstel van de Commissie inzake de eigendomsontvlechting tussen productie en transmissie binnen het kader van verticaal geïntegreerde bedrijven.

Is dit werkelijk de effectiefste methode om meer concurrentie, minder discriminatie, lagere prijzen en meer investeringen te garanderen? Tegenover de talrijke analyses die deze voordelen schijnen te ondersteunen staan evenveel tegenargumenten die deze voordelen juist op objectieve wijze in twijfel trekken.

Mijn mening is hoogst eenvoudig, maar zij is gebaseerd op mijn discussies met zowel voor- als tegenstanders van eigendomsontvlechting. Lidstaten waar andere modellen van kracht zijn, moeten zeker in staat zijn een keuze te maken. Acht van deze lidstaten hebben de zogenaamde derde weg voorgesteld, die ik als rapporteur voor advies van de Commissie ECON ook heb voorgesteld, als alternatief voor het model van de eigendomsontvlechting.

De bovenvermelde commissie heeft dit voorstel al overgenomen. Voordat wij tot enige eindconclusies komen, moeten wij bepalen of elk voorgesteld model functioneel is, voor een doorlopende energievoorziening zorgt, transparant en non-discriminatoir is, en of deze transparantie en dit non-discriminatoire karakter al of niet bereikt kan worden via een effectievere regelgeving.

Bovendien moeten wij duidelijk vaststellen of de voorgestelde oplossing geen inbreuk betekent op het recht op particulier eigendom. In deze context ben ik van mening dat het door veertig leden ter tafel gebrachte compromisvoorstel 166, dat de toepassing van de zogenaamde derde weg mogelijk maakt, een optimale oplossing is onder de gegeven omstandigheden en tegemoetkomt aan de eisen van een aanzienlijk aantal lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mariela Velichkova Baeva , rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken.(BG) De ontwerpverordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening 1228 betreffende toegang tot het netwerk voor grensoverschrijdende elektriciteitsuitwisseling is erop gericht om een Communautaire energiemarkt te bereiken. Het advies van de Commissie economische zaken onderstreept de verbetering van de concurrentiesituatie, het uit de weg ruimen van bestaande barrières voor nieuwkomers op de markt bij toegang tot het netwerk, en het bevorderen van investeringen die van cruciaal belang zijn voor nationale economieën en de individuele consument. Regionale samenwerking en interactie tussen netwerkbeheerders kan nuttig zijn om middelen vrij te maken voor interconnectiviteit en de diversificatie van de energievoorziening. Voor mijn land, Bulgarije, dat aan de grens van de Europese Unie ligt, is dit een mooie kans om actief geïntegreerd te worden in het Europese elektriciteitsnetwerk. De energiesector wordt bepaald door vraag, aanbod en de gevolgen voor het milieu. Bij elke beslissing dienen de stimulans die ervan uit zal gaan voor de energiesector en het strategische belang ervan voor de ontwikkeling van moderne economieën mede in de overwegingen betrokken te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Lipietz , rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Commissie economische en monetaire zaken is naar Parijs gegaan om al deze richtlijnen te onderzoeken. Daarnaast hebben wij ook gesproken met zowel de vakbonden als de systeembeheerders van elektriciteitsnetwerken.

Iedereen heeft campagne gevoerd voor een krachtiger agentschap dan door de Commissie is voorgesteld. Wij zijn op de hoogte van de jurisprudentie van het Hof van Justitie en beseffen dat de Commissie heeft voorgesteld het Verdrag niet te wijzigen om te voorkomen dat er problemen zouden ontstaan.

Om die reden doet de Commissie economische en monetaire zaken in haar advies ook de aanbeveling om alles wat met controle, aanbevelingen en de bevoegdheid tot opschorting te maken heeft krachtiger te maken, maar adviseert zij niettemin tegen het aan het Agentschap verlenen van de bevoegdheid tot het uitvoeren van controles waarbij zelfs boetes kunnen worden opgelegd.

Deze bevoegdheid is voorbehouden aan de Commissie. Naar mijn overtuiging kunnen wij in dit opzicht rekenen op de Verdragen zoals zij op dit moment zijn, en de behoefte aan marktregulering.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk , rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. (HU) Hartelijk dank dat ik de kans krijg hier te spreken, mijnheer de Voorzitter. Commissaris, dames en heren, de laatste jaren is de ontevredenheid onder energieverbruikers aanzienlijk toegenomen ten gevolge van de stijgende prijzen en een gebrek aan transparante regelgeving. Daarom is het ook zo belangrijk dat het Europees Parlement binnenkort zijn zegen zal geven aan een wetgevingspakket dat mede ervoor zal zorgdragen dat de elektriciteitsmarkt effectiever zal functioneren. Ik ben ervan overtuigd dat de sterke stijging van de prijzen en de toenemende hulpeloosheid van consumenten grotendeels het gevolg zijn van het gebrekkige functioneren van de markt. In veel lidstaten is het nog steeds zo dat de klanten om de leveranciers werven in plaats van andersom.

In Hongarije heeft de liberalisering van de markt voorlopig alleen maar hogere prijzen en een verslechterende dienstverlening opgeleverd, als gevolg van de door fouten van de regering ontstane rommelige manier waarop de liberalisering plaatsvindt. Het aannemen van het pakket verslagen die wij vandaag bespreken zou een eind kunnen maken aan deze situatie. Wellicht zal de nieuwe wetgeving het mogelijk maken dat er werkelijk sprake zal zijn van concurrentie in de energiemarkt, en zullen leveranciers eindelijk in de positie zijn dat zij met elkaar moeten wedijveren om de consument.

Bovendien schept het pakket maatregelen inzake energie betere voorwaarden voor de investeringen die van cruciaal belang zijn voor de toekomst van de energievoorziening in Europa. Het zal een stimulans opleveren voor energiezuinigheid en bovendien naar mijn mening ook de verspreiding van duurzame energie vergemakkelijken. Nog een zeer wenselijk aspect van deze voorstellen is dat zij zouden leiden tot versterking van de bepalingen voor de bescherming van consumenten die op dit moment vaak niet goed worden nageleefd. Een van de redenen waarom dat juist nu zo buitengewoon belangrijk is, is dat de uit de pan rijzende energieprijzen een belangrijke oorzaak van armoede zijn. Naar mijn mening moeten voorstellen op het gebied van het energiebeleid altijd beoordeeld worden in het licht van de klanttevredenheid. Wij zetten een belangrijke stap in de richting van een effectievere regelgeving. Dit pakket voorstellen zal leiden tot een grotere concurrentie maar tegelijkertijd ook tot het verbeteren van de continuïteit van de energievoorziening. Wij hopen dat als dit pakket wordt aangenomen, de energieverbruikers in Europa in de toekomst niet met onredelijke prijzen zullen worden geconfronteerd die het gevolg zijn van gebrekkig functionerende regels. Hartelijk bedankt, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriela Creţu , rapporteur voor advies van de Commissie IMCO. (RO) Geachte collega’s, het eerste project van het Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers bood het Parlement twee mogelijkheden: een nutteloze instelling verwerpen of een efficiëntere instelling creëren.

Het Parlement heeft gekozen voor de tweede oplossing, en dat niet ondanks de bepaling Meroni maar binnen de grenzen van de bepalingen van het Verdrag. De binnen de commissies aangenomen amendementen, die over het algemeen samenvallen, hebben tot een aanzienlijke wijziging van de oorspronkelijke bevoegdheden geleid. Het gevolg is dat wij vooreerst verwachten dat het Agentschap de rol van de nationale energieregelgevers zal versterken, hun activiteiten zal ondersteunen, de technische harmonisatie van de Europese netwerken mogelijk zal maken als voorwaarde voor een echte interne markt, wederzijdse energieleveranties tussen lidstaten mogelijk zal maken, de belangen van de consument in het oog zal houden, en de ontwikkelingen op de energiemarkt goed zal volgen.

Wij verwachten dat het Agentschap een nuttig instrument zal zijn voor het gemeenschappelijke energiebeleid. Wij verwachten niet dat deze bevoegdheden de mogelijkheden van de Europese Commissie bij het uitvoeren van het energiebeleid tegenover het Parlement zullen verminderen, of dat de besluiten van technische aard die van politieke aard zullen verdringen. Ons uiteindelijke doel is en blijft de levering van voldoende energie die voor iedereen betaalbaar is.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz , rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, of het pakket maatregelen inzake energie voordelen zal opleveren, is in hoge mate afhankelijk van politieke besluiten. Alleen de regering van Frankrijk heeft wellicht tot op grote hoogte de energie en de economie onafhankelijk gemaakt van de import van gas en olie. De leiders van andere landen hadden eenvoudig niet voldoende voorstellingsvermogen.

De onverwachte enorme stijging van de gas- en olieprijzen dwingt ons beslissingen te nemen over de mate waarin wij ruimte moeten geven aan het ontwikkelen van atoomenergie en andere bronnen. Hoe moeten wij het net exploiteren om een crisis te voorkomen? De voorgestelde verordeningen voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en de gemeenschappelijke principes van de interne energiemarkt moeten leiden tot een volledige synchronisatie van de netten van de landen in het oude Europa en de nieuwe landen. Dat zal zorgdragen voor een grotere zekerheid op het gebied van de energieleveranties en wellicht voor een beperking van de energieprijzen dankzij een toegenomen concurrentie. Het Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers dat is opgezet, moet er in samenwerking met actoren in de markt voor zorgdragen dat deze markt naar behoren functioneert. De bevoegdheden van het Agentschap moeten worden opgevoerd om tegemoet te komen aan de behoeften van de markt.

Ik ben voorstander van verordeningen die de concurrentie en het opvoeren van de energieproductie bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark , namens de PPE-DE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen mijn felicitaties voor mevrouw Morgan vanwege haar efficiënte werk voor het verslag.

Ik wil slechts één opmerking maken in reactie op haar interventie eerder vandaag. Geef lidstaten niet de kans zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheden om energiearmoede te bestrijden en het welzijn van hun burgers veilig te stellen; sta niet toe dat regeringen die aansprakelijkheid van de hand wijzen.

Verder wil ik de nadruk leggen op wat naar mijn mening de meeste fundamentele vraag in deze hele discussie is, namelijk: Zijn de Europese energiemarkten goed genoeg? Functioneren ze wel goed genoeg? Is de wetgeving wel goed genoeg wat betreft het welzijn van consumenten, lage prijzen, industrie en concurrentie, en de mogelijkheden om zo goed mogelijk gebruik te maken van energiebronnen, en niet in de laatste plaats van hernieuwbare grondstoffen?

Naar mijn mening moeten we deze vraag met “nee” beantwoorden als wij op de juiste wijze willen reageren op de uitdagingen die de klimaatverandering met zich meebrengt, de afhankelijkheid van energie willen terugdringen en de Europese energiemarkten met elkaar willen verbinden.

Daarom hebben wij hervormingen nodig en is het van groot belang een open speelveld te creëren voor nieuwe toetreders, zodat wij een open en eerlijke concurrentie scheppen. Wij moeten vanuit dit perspectief naar de discussie over de eigendomsontvlechting kijken. Ik denk dat de Raad ervoor verantwoordelijk is dat er onder de leden een compromis wordt bereikt. Ook het Parlement heeft de verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de beste oplossing, wij allemaal hebben die verantwoordelijkheid.

Ik wil zowel het huidige voorzitterschap als het voorzitterschap dat binnenkort aantreedt vragen deze kwestie hoogst serieus te nemen. De huidige energiemarkten zijn eenvoudig niet goed genoeg. Wij hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de beste oplossing te bereiken en om die reden hoop ik dat u naar het Parlement zult luisteren, en wij naar u.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna , namens de PSE-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik de rapporteurs en verder iedereen bedanken, maar vooral mevrouw Morgan, die deze zware taak tot het eind toe heeft volvoerd. Wij stellen ondermeer voor dat consumenten recht op compensatie krijgen als een dienst en de kwaliteit daarvan zoals die zijn afgesproken niet in overeenstemming zijn met die afspraak. Consumenten behoren het recht te hebben snel van leverancier te wisselen en toegang te hebben tot informatie over de energieachtergrond van een product. De effecten van een product op het milieu, bijvoorbeeld.

Mijn fractie en de meerderheid van de commissie staan inzake de eigendomsontvlechting achter de Commissie. Er moet een systeem zijn om energieproducenten te ontvlechten, waardoor de systeembeheerders onafhankelijk worden van de eigenaren van energienetten. Kortom: wij hebben geen vertrouwen in het “grote” model. Het grote model dat met een zeer klein verschil bij de stemming heeft verloren.

In sommige landen functioneert de concurrentie uitstekend en is het voor consumenten eenvoudig om te kiezen. In andere landen is dit echter nog vrijwel onmogelijk. In de meeste landen zijn de markten opengebroken, maar er zijn nog steeds een paar landen waar een al tientallen jaren oud protectionistisch beleid wordt gevoerd, terwijl ze tegelijkertijd de markten in andere landen overnemen.

In veel landen is het voor nieuwe energiebedrijven praktisch onmogelijk werkelijk op de markt te concurreren. Daar willen wij iets aan doen. Het gevolg van deze situatie is dat de concurrentie is scheefgetrokken, er te weinig wordt geïnvesteerd en er sprake is van onredelijke consumentenprijzen.

Maar liefst zevenenzeventig procent van de energie in de Europese Unie wordt uit fossiele brandstoffen geproduceerd. De huidige verspilling van energie heeft zijn tijd gehad, nu de reserves aan fossiele brandstoffen steeds verder uitgeput raken en er steeds minder controle op wordt uitgeoefend. Het is alleen in een levensvatbare, succesvolle markt mogelijk te werken aan de ontwikkeling van een goed functionerend systeem voor de handel in emissierechten, op basis van uitstootvrije energiebronnen draaiende industrieën en een Europese Unie die wat energie betreft zelfvoorzienend is.

De overeenkomst die afgelopen vrijdag in Luxemburg is bereikt gaat wellicht in de richting van wat het Parlement graag zou zien, maar dan wel met een paar elementen extra. Zo moet de bescherming van consumenten worden verbeterd. Dat is een wens van het Parlement. In het voorstel dat nu voor ons ligt heeft de Commissie nog steeds te veel macht. De comitéprocedure behoort geen basisprincipe te worden binnen de wetgeving. Het is eenvoudig geen basisprincipe.

Er zijn aparte regels nodig voor sancties in samenhang met de tenuitvoerlegging van nieuwe richtlijnen. De niet-nakomingsprocedures van de Unie zijn niet effectief, te traag en te politiek. Wij streven ernaar onder het Franse voorzitterschap harmonie te bereiken, en ik hoop dat het aanstaande voorzitterschap zijn taken met succes zal volvoeren, zodat de kwestie die nu voor ons ligt voor het eind van het jaar is afgerond.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis , namens de ALDE-Fractie. – (LT) Graag wil ik de rapporteur mevrouw Morgan gelukwensen en mijn dankbaarheid uitspreken tegenover mijn medeschaduwrapporteurs voor hun opbouwende werk. Dit document is een belangrijke stap in de richting van het scheppen van een verenigde en concurrerende energiemarkt binnen de EU. Wij moeten deze stap nemen omdat het een onmisbare voorwaarde is, willen wij concurrentie binnen de markt garanderen, ook in het belang van de consumenten.

Naar mijn mening is het gewijzigde akkoord grotendeels in overeenstemming met de strategische doelen van het energiebeleid van de meeste lidstaten, namelijk het scheppen van een efficiënte, geïntegreerde interne markt.

Er zijn een paar dingen waarop ik wil wijzen. In de eerste plaats dat de kwestie van de continuïteit van de energievoorziening in de context van de Richtlijn nog steeds van groot belang is. En wat de energieprojecten betreft die erop gericht zijn energie-eilanden te elimineren, zoals Litouwen en de andere Baltische Staten en enkele andere regio’s, is de politieke wil van cruciaal belang, alsmede een algemeen EU-beleid op basis van gemeenschappelijke financiën.

Het is essentieel dat het idee van samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders met het oog op de ontwikkeling van een geïntegreerde Europese energiemarkt in daden wordt omgezet en niet alleen een onderwerp van discussie blijft. Daarom wil ik mijn medeleden oproepen amendement 168 te steunen. Daarmee wordt het ons mogelijk om tot een besluit te komen over de kwestie van de verbindingen.

Ten tweede is het ongetwijfeld zo dat het wederkerigheidsbeginsel van cruciaal belang blijft in de betrekkingen met spelers uit derde landen.

Ten derde zou de invoering van een Europees Agentschap de samenwerking tussen nationale regelgevende instanties en de consolidatie van de interne markt aanzienlijk vergemakkelijken. Het Agentschap behoort voldoende beslissingsbevoegdheden te krijgen.

Ten vierde kan de kwestie van de onafhankelijkheid van nationale regelgevende instanties niet worden overschat. Hun aanstelling moet transparant en open zijn en hun activiteiten behoren vrij te zijn van enige invloed van politici of de uitvoerende macht. De autoriteit van de regelgevende instanties van alle lidstaten moet worden gecoördineerd.

Dan zouden zowel de gemeenschappelijke energiemarkt als het gemeenschappelijke energiebeleid stap voor stap worden ontwikkeld, waarmee naast de meest acceptabele prijs voor alle consumenten ook de continuïteit van de energievoorziening zou worden gegarandeerd. Hoe sneller dit wordt gedaan, hoe beter het is.

 
  
MPphoto
 
 

  Rebecca Harms , namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij graag aan bij mijn medeleden in het uitdrukken van mijn dank voor de buitengewoon goede samenwerking tussen de rapporteurs over dit pakket, en ik wil graag als eerste reageren op een beschuldiging die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de Duitse discussie over het pakket maatregelen inzake energie en met name over de ontvlechting van productie en transmissienetwerken.

Wij Europeanen worden er voortdurend van beschuldigd dat wij het grote, geslaagde ondernemingen lastig willen maken. Maar een dergelijke negatieve instelling heb ik tijdens de in de commissies gehouden debatten nergens bespeurd. Naar mijn mening is dit een positieve lijst die niet vaak genoeg door Brussel kan worden gepresenteerd. Wij willen redelijke prijzen voor energie, en met name voor elektriciteit. We willen een transparant prijsmechanisme en rechtvaardige marktvoorwaarden – ook voor nieuwe en kleinere productiebedrijven. Wij willen betere voorwaarden voor de decentralisatie – wat een belangrijke voorwaarde is voor de opzet van transmissienetwerken om in staat te zijn effectief rekening te houden met duurzame energie en efficiëntie. Van groot belang voor ons is ook om een eind te maken aan de verspilling die in de bestaande netwerkstructuren overal voorkomt. Als dat geen positieve lijst doelstellingen voor dit pakket energiemaatregelen is, dan zou ik niet weten wat eraan verbeterd kan worden.

Veel medeleden die het niet eens zijn met het meerderheidsbesluit van de Commissie industrie, onderzoek en energie stellen dat als de markt functioneert en politiek gezien met rust wordt gelaten, al deze doelstellingen vanzelf bereikt zullen worden. Maar tot nu toe heeft de zogenaamde energiemarkt in Europa de prijzen alleen maar naar het hoogst mogelijke niveau opgedreven, en ze stijgen nog steeds. In sommige landen ontbreekt elke transparantie betreffende prijsvorming. De concentratie schrijdt voort op de energiemarkt, en klimaatdoelen, milieudoelen worden onvoldoende of op zijn hoogst middelmatig gehaald.

De ontvlechting van productie en transmissienetwerken brengt ons een belangrijke stap dichter bij de positieve doelen die in dit energiebeleid zijn vervat. In het licht van de uitslag van het Ierse referendum afgelopen weekend is het ook ongewenst dat een Duits-Frans politiek kartel samen ingaat tegen de voorstellen van het Parlement en de oorspronkelijke voorstellen van de Commissie, aangezien dat een klassieke “voor wat hoort wat”-kwestie is. De Duitsers en de Fransen, in de persoon van Angela Merkel en Nicolas Sarkozy, steunen op dit moment nationale bedrijven.

Wij willen graag dat ook de belangen van de klant in de overwegingen worden betrokken, alsmede de vraag of wij er nu werkelijk voor zorgen dat onze energiesector tegen de toekomst bestand is. De meerderheid van de burgers zou nooit voor een Europa kiezen waar bedrijven de dienst uitmaken, maar wel voor een Europa waar consumenten worden beschermd en rechtvaardigheid bestaat. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Romano Maria La Russa , namens de UEN-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ondanks de uitstekende voorstellen die zijn aanvaard door de Commissie industrie, onderzoek en energie, die het in het verslag Morgan naar voren gebrachte standpunt van harte toejuichte – en ook ik wil trouwens de rapporteur gelukwensen met het uitstekende werk dat zij heeft verricht – moet ik tot mijn spijt zeggen dat er de laatste tijd standpunten naar voren zijn gekomen die naar mijn mening beogen te tornen aan datgene wat de commissie heeft bereikt.

Ik verwijs naar de conclusies van de Raad die weinig ruimte overlaten voor concrete veranderingen in de aanpak om een concurrerende en op concurrentie gebaseerde energiemarkt te scheppen. De Raad stelt het IHO-model voor, wat in feite vergelijkbaar is met de derde weg. In mijn ogen is dit standpunt absoluut niet consistent met het werk dat is verricht door de commissie, die in grote meerderheid voorstander is van een volledige eigendomsontvlechting en zeer gekant is tegen het instellen van alternatieve systemen en niet te vergeten de marginale rol van het agentschap. Daarom vraag ik me ook af wat het voor zin heeft om een agentschap op te richten als dat agentschap geacht wordt alleen een zuiver adviserende rol te spelen.

Als we proberen de huidige verschillen tussen de rechtskaders weg te nemen, zouden we volgens de Raad de situatie alleen maar verergeren en nog verder verstoren. Daarom hoop ik dat het Parlement zijn stem weloverwogen zal uitbrengen en zich zal houden aan de lijn zoals die door mevrouw Morgan is uitgezet.

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Miloslav Ransdorf , namens de GUE/NGL-Fractie. (CS) Naar mijn mening zit commissielid Piebalgs in de knoei en is hij in feite het slachtoffer geworden van de bureaucraten die ons ertoe dwingen haastige beslissingen te nemen zonder er lang genoeg over na te denken. Verder zijn de gegevens die tot onze beschikking staan niet betrouwbaar. Die gegevens zijn afkomstig uit 2003/2004, terwijl de energiemarkten pas in juni 2007 volledig geliberaliseerd zijn, en de praktische informatie betreffende de verschillen tussen de oude en de nieuwe lidstaten is nog niet geëvalueerd. Bovendien is de praktische informatie die de eerste twee pakketten maatregelen inzake energie hebben opgeleverd ook nog niet geëvalueerd. Naast deze kritiek, die ook opgaat voor de onderschatting van de risico’s betreffende de continuïteit van de energievoorziening voor de lidstaten – en die risico’s zijn te hoog omdat er een compleet fortuin op de markt is gedumpt zonder enig veiligheidsmechanisme om te zorgen dat het niet in de verkeerde handen terecht zou komen – moeten er ook enkele positieve oplossingen worden aangeboden.

Volgens mij moet het Agentschap de bevoegdheden hebben waarmee het in staat zou zijn het uitvallen van de energietoevoer te voorkomen, en moet de Commissie de bevoegdheid hebben om een prijsmoratorium op te leggen in het geval dat de energieprijzen van het ene op het andere jaar in alle lidstaten met gemiddeld meer dan dertig procent stijgen. Als de gemiddelde toename in de lidstaten dertig procent wordt, moeten commissielid Piebalgs en zijn collega’s in staat zijn een prijsmoratorium op te leggen, zoals de ervaringen van sommige burgers van de Europese Unie, en met name vissers en vrachtvervoerders, duidelijk aantonen. Volgens mij zal die maatregel bij de lidstaten van de EU in goede aarde vallen en zou het aanzien van onze Gemeenschap er zeker baat bij hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  John Whittaker , namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, in deze verslagen staan weer de gebruikelijke niet met elkaar te combineren doelstellingen: de continuïteit van de energievoorziening, een efficiënt functionerende energiemarkt, het terugdringen van de CO2-uitstoot, geharmoniseerde regels voor alle landen en goedkope energie voor gepensioneerden. Maar als sommigen goedkope energie krijgen, betekent dat dat de rest daarvoor moet betalen.

Misschien denken wij dat we mensen voor ons winnen als we regeringen dwingen gesubsidieerde energie te leveren aan mensen die aan zogenaamde “energiearmoede” lijden. Is er dan geen terrein waarop de EU voldoende vertrouwen heeft in nationale regeringen om datgene te doen waarvan ze denken dat het in het belang van hun eigen volk is? Wat er in deze verslagen belicht had moeten worden, is de waanzin van de doelstellingen voor koolstof en duurzame energie. De olieprijs is al hoog en zal waarschijnlijk hoog blijven, maar de kosten van energie zullen nog hoger worden voor de consument, als men uit de opbrengsten daarvan hernieuwbare grondstoffen zal willen subsidiëren.

Ironisch genoeg zijn het precies die hoge olieprijzen die nodig zijn om de CO2-uitstoot terug te dringen. Op die manier zal de consumptie veel effectiever worden teruggedrongen en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen meer worden gestimuleerd dan met wat voor doelstellingen en richtlijnen dan ook. Wie weet? Misschien komen we er ooit achter dat windenergie haalbaar is.

Uiteindelijk zal het buitengewoon moeilijk worden om zevenentwintig lidstaten geharmoniseerde ontvlechtingsregels op te leggen, nog los van de vraag of dat al of niet voordelen met zich zal meebrengen. Het zou heel onverstandig zijn als landen zich voor hun energietoevoer te veel zouden verlaten op hun buurlanden. Als het licht uitvalt en ziekenhuizen geen elektriciteit meer hebben, gaan nationale belangen voor, ongeacht de bevelen die de voorgestelde regelgevende instantie van de EU uitvaardigt. Zo staan de zaken ervoor.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI).(CS) Ik ben het er geheel mee eens dat de lidstaten hun bevoegdheid behoren te behouden om zelf de eigendomsrelaties tussen energieproducenten en transmissienetwerken te bepalen. Tevens juich ik het versterken toe van de onafhankelijke rechten en plichten van nationale regelgevende instanties. Aangaande de toegang tot de trans-Europese netwerken beschouw ik veilingen als een goede oplossing. Uiteraard moet de opbrengst van zulke veilingen in de tarieven worden geïnvesteerd. Verder ben ik het ermee eens dat het Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers moet werken vanuit het principe van één stem per land.

Ik ben er echter niet van overtuigd, dames en heren, dat de eigendomsontvlechting, een veiling of het lanceren van alweer een Agentschap de beste manier is om betere energiemarkten te bereiken. Wij staan voor het feit dat de energieprijzen en de energieconsumptie stijgen, wat naar mijn mening aanleiding is voor het bouwen van meer elektriciteitscentrales en vooral voor het krachtiger maken van de transmissienetwerken. Ook is het noodzakelijk om de optie van kernenergie als schone en veilige energiebron te steunen en te propageren. Wij moeten niet langer bang zijn voor kernenergie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nickolay Mladenov (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, volgens mij is dit Huis er net als de Raad en de Commissie ten stelligste van overtuigd dat de rechten van verbruikers in de Europese energiesector duidelijk moeten worden geformuleerd en goed moeten worden beschermd. Wij zijn allemaal van mening dat er mechanismen moeten worden geïnstalleerd ter bestrijding van de tekortkomingen die op dit moment in de hele Europese Unie in onze systemen gelden.

Tevens zijn wij het er allemaal over eens dat wij een instrument nodig hebben om de energierechten die reeds in de Europese en nationale wetgevingen zijn opgenomen moeten worden verduidelijkt en bekrachtigd. Wij zijn het erover eens dat dat instrument deel moet uitmaken van een ruimere communicatiestrategie waarvan ook de controlelijst van de Commissie een belangrijk onderdeel is.

Het verslag dat mevrouw De Vits heeft opgesteld – en mijn lof voor haar werk en dat van de andere schaduwrapporteurs – is een belangrijke bijdrage aan dit debat. Het geeft antwoord op een aantal van de voornaamste vragen die Europese burgers ons voorleggen en ik wil mij graag kort buigen over een paar van deze vragen.

Europese burgers willen betalen voor wat zij verbruiken en willen weten waarvoor ze betalen. Om te beginnen wordt in het verslag gehamerd op de noodzaak dat prijzen transparant zijn, dat zij alleen op verbruik gebaseerd horen te zijn, dat rekeningen moeten worden ontwikkeld aan de hand van de in de Europese Unie bestaande beste werkwijzen, dat het mogelijk moet zijn om ze te vergelijken en dat consumenten met behulp van een tariefsimulator moeten kunnen bepalen welk bedrijf hun de beste keuze biedt.

Consumenten willen kunnen kiezen en ze willen bescherming tegen de angst dat ze zullen worden afgesloten, en om die reden wordt er in dit verslag speciale aandacht aan dat punt besteed. Daarom gaat het in het verslag over de noodzaak om veiligheidsmechanismen in te bouwen tegen afsluiting en om ervoor te zorgen dat dit middel in de lidstaten alleen in uiterste instantie wordt toegepast.

Ten slotte wordt de kwestie van de kwetsbare consument aangeroerd. Ik ben het geheel eens met Gunnar Hökmark die heeft gezegd dat wij niet mogen toestaan dat de lidstaten zich aan hun verantwoordelijkheden onttrekken. De verantwoordelijkheid om kwetsbare verbruikers te beschermen ligt bij de lidstaten. Dat is waarvoor wij belasting betalen.

Dames en heren, ik roep u op om morgen voor het verslag te stemmen zoals dat aan de plenaire vergadering is voorgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze (ALDE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik zal mij in mijn toespraak concentreren op de kwestie van de eigendomsontvlechting, al is dat naar mijn mening niet de belangrijkste kwestie. Eigenlijk vind ik dat we al te veel tijd aan dit onderwerp hebben verspild.

Ontvlechten of niet ontvlechten, dat is niet de vraag. Het beheren van een netwerk vereist kennis van de industrie. Elektriciteit kan niet worden opgeslagen; frequentie en spanning van het net moeten in overeenstemming met de marktvraag worden gehouden. Ook bij eigendomsontvlechting staat de Commissie nog steeds voor de risico’s van een speculatief of politiek bepaald systeembeheer. Naar mijn mening is de kwestie van eigendom, industrieel management en netwerkveiligheid nog niet voldoende geanalyseerd.

Afgezien van deze kwestie zijn we erin geslaagd de rol te vergroten van een van voornaamste betrokkenen bij het functioneren van de interne markt: de regelgevers. Zij moeten werkelijke bevoegdheden krijgen zodat zij hun rechten en verantwoordelijkheden in praktijk kunnen brengen. Via het Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers zullen de regelgevers een cruciale rol krijgen bij grensoverschrijdende kwesties en de harmonisatie van technische codes zodat onze netwerken beter functioneren en veiliger worden.

De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa heeft drie amendementen ter tafel gebracht. Ten eerste wordt onderstreept dat het functioneren van de interne markt vooral moet draaien om de belangen van de particuliere en de industriële consument. Dat spreekt voor zich maar het is de moeite waard om dat nog eens te herhalen. Het tweede heeft betrekking op de langetermijncontracten die aan bepaalde principes moeten voldoen. Principes die niet moeten worden beschouwd als een poging barrières op te werpen, maar als een stabiliserende factor. Het moet worden benadrukt dat industriële verbruikers op deze maatregel aandringen. En het derde is om een discussie op gang te brengen. We leggen de Commissie voor of zij in overleg met alle marktspelers de instelling van een Europese transmissiesysteembeheerder zou willen overwegen. Dat ligt wellicht nog in een ver verschiet, maar het is een interessant punt om in overweging te nemen. De toekomst van de interne elektriciteitsmarkt kan worden veiliggesteld met een Europees elektriciteitstransmissienetwerk.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze markt is geen markt maar pure chantage, een chantage die de consumenten in de EU ongeveer zeventig miljard euro per jaar kost aan onverdiende winsten die in de kas van ongeveer tien, twaalf grote energie-oligopolies in Europa vloeien. Ik snap heel goed dat deze bedrijven maar wat graag willen dat dit zo doorgaat. Hoe zien ze kans die onverdiende winsten voor zichzelf te houden? Ten eerste doen ze er alles aan om eigendomsontvlechting te voorkomen. Het spijt me wel, maar Frankrijk en Duitsland zijn beslist geen marginale lidstaten van de EU. Als zij geen werk maken van deze ontvlechting, zullen we nooit een werkelijk geïntegreerd netwerk krijgen en nooit het conflict uit de weg ruimen tussen de productie van elektriciteit, de handel erin en het bevorderen van concurrentie middels uw net.

De tweede kwestie – en dat is wat er nu gaande is – is dat zij proberen te ontkomen aan de regelgeving van de kant van de regelgevende instanties en aan die van de instanties die zich met kartelzaken bezighouden. Om die reden willen zij regionale markten scheppen. Maar als wij geen krachtig EU-agentschap hebben, zullen deze regionale markten qua regelgeving een totaal niemandsland worden. E.ON, RWE en EDF zijn eenvoudig te groot voor een regionale markt, te weten Frankrijk, Duitsland en de Benelux. Zonder een krachtig EU-agentschap en een betere interface tussen regelgevende instanties en de mededingingsautoriteiten zal deze chantage van zeventig miljard euro voortduren.

 
  
MPphoto
 
 

  Eugenijus Maldeikis (UEN).(LT) Om te beginnen wil ik graag de rapporteurs bedanken voor hun evenwichtige werk en uitstekende samenwerking. Zij stonden voor een nogal zware taak, aangezien de Commissie een zeer complexe, nieuwe aanpak had voorgesteld voor dit pakket documenten. De Europese elektriciteitsmarkt (met een model dat in de loop van tientallen jaren zijn beslag heeft gekregen) was gebaseerd op nationale, verticaal geïntegreerde bedrijven, die binnen hun markten opereerden en die markten afschermden.

Volgens mij zijn er drie hoofdvectoren en drie belangrijke ideeën. De verdere concentratie op Europese schaal, het opheffen van nationale beperkingen middels de tenuitvoerlegging van het ontvlechten van activiteiten; in mijn ogen zal het tweede principe het centralisatieproces versterken met de instelling van een Europees Agentschap, met als doel een betere coördinatie tussen nationale regelgevers, wat een heel goed idee is waar de meesten van ons achter staan.

Het derde principe is naar mijn mening nogal obscuur gebleven en werpt ook heel wat vragen op, namelijk het principe van het afschermen van investeringen van derden in Europese transmissiesystemen die mogelijkerwijze… De Commissie is niet met duidelijke antwoorden gekomen betreffende haar toekomstvisie, welke politieke, financiële en economische gevaren daarin schuilen en op wat voor manier de tenuitvoerlegging van dit principe invloed zou kunnen hebben op het energiebeleid en het EU-beleid in zijn algemeenheid.

Er is nog een opmerking die ik wil maken: de marktprikkels waaraan wordt gerefereerd en het principe van het ontvlechten van activiteiten zijn niet krachtig genoeg om iets te veranderen aan de aard van het natuurlijke monopolie in een energiemarkt, zoals nog steeds geldt voor sommige geïsoleerde en regionale markten; daarom moet er in zulke omstandigheden op grotere schaal politieke overeenstemming worden bereikt…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL) . (FI) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de meest waarschijnlijke uitkomst van de liberalisatie en de harmonisatie van de energiemarkten binnen de Europese Unie is dat de prijs van elektriciteit zal stijgen. Dat zal dan een gevolg zijn van het prijsmechanisme dat bij elektriciteit geldt, zoals de heer Turmes heeft aangetoond.

De marktprijs wordt bepaald door de energiebeurs voor grote klanten. Daar wordt de prijs van alle elektriciteit bepaald door de hoogste productiekosten van het duurste product. Wanneer de duurste vorm van energie op basis van kolen is, dan levert de beurs winst op voor de producenten van hydro-elektrische of kernenergie. En diezelfde bedrijven zullen ook profiteren van het systeem voor de handel in emissierechten van de EU. Bij de beurzen zullen de emissierechten worden opgeteld bij de prijs van elektriciteit waarvan de opwekking geen emissierechten noodzakelijk maakt.

Wij moeten een les leren van de ervaringen die in de Verenigde Staten van Amerika zijn opgedaan. Volgens een schatting van NGO Public Citizen is de prijs van elektriciteit in de veertien staten waar die prijs niet gereguleerd is tweeënvijftig procent hoger dan in de zesendertig staten waar dat wel het geval is. Het probleem met het prijsmechanisme van elektriciteit wordt in het verslag van mevrouw Morgan volledig genegeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM) . (SV) In alle industrielanden is de elektriciteitsmarkt min of meer een monopolie. Uit economisch onderzoek is gebleken dat nationale regeringen grote winst kunnen maken wanneer de mogelijkheid tot concurrentie op de energiemarkt wordt geïntroduceerd, maar in dat geval is het wel belangrijk om verticale integratiestructuren te doorbreken. De producenten van elektriciteit behoren niet ook nog eens de distributie naar de klanten onder hun beheer te hebben; daarom moet de elektriciteitssector worden ontvlecht. Een klein aantal EU-landen voert deze hervormingen al door. Dat zijn de Scandinavische landen, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Spanje. Daar waren geen EU-instanties voor nodig. Deze landen doen dat overduidelijk in hun eigen belang. In veel grote landen is het verzet hiertegen aanzienlijk, onder andere in Frankrijk en Duitsland, die meer geïnteresseerd zijn in een Europese staat dan in de welvaart die met een vrije interne markt gepaard zou gaan.

De EU heeft goede redenen om de snelheid op te voeren. De effectiviteit en de welvaart zullen voor alle Europeanen toenemen als de concurrentie in de elektriciteitssector de hele EU-markt in zijn totaliteit betreft. Er moet politieke druk worden uitgeoefend op de lidstaten die geen concurrentie willen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI) . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, Ierland heeft gestemd, of de uitslag u nu bevalt of niet. U zult hun beslissing moeten eerbiedigen. Europa heeft nu een prachtige kans, namelijk om eindelijk democratisch en efficiënt te worden. Wat de energiemarkt betreft betekent dat dat we ons niet moeten inhouden. We moeten onze tanden in de grote jongens als de RWE en de EDF zetten, want daar ligt het probleem. We moeten ontvlechten en subsidiariteit toepassen. Dat is haalbaar, en het zou uitgesproken visionair zijn, maar het heeft niets te maken met de EU tot nu toe die aan de leiband loopt van lobbyisten en hun machtscentra. Als u echter op dit gebied geen verandering aanbrengt, zich niets aantrekt van de stemming in Ierland en het hervormingsverdrag niet vervallen verklaart, bestaat de kans dat dat mogelijke democratische Europa en een eerlijke energiemarkt omslaan in een wereld waar extremisten van links en rechts de touwtjes in handen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Reul (PPE-DE) . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we waren het er allemaal over eens dat dit debat zou gaan over betere prijzen, meer investeringen in transmissienetwerken en grensoverschrijdende connecties om meer concurrentie en een niet door een of enkele bedrijven overheerste markt te scheppen.

Maar toen wij alle feiten tegen elkaar afwogen, kwamen wij tot de ontdekking dat de feiten die de Commissie ons heeft voorgelegd niet kloppen. Alle bewijzen, alle feiten ontbreken die zouden aantonen dat eigendomsontvlechting tot betere prijzen en grotere investeringen leidt. Dat is eenvoudig niet waar – of kunt u mij anders uitleggen hoe het komt dat de prijzen in het Verenigd Koninkrijk hoger zijn? Wordt er in Spanje soms meer geïnvesteerd? Is daar minder of meer concurrentie dan in andere landen? De feiten tonen onomstotelijk aan dat er niet zoiets is als een oplossing die bij iedereen past.

Wat daarom werkelijk verstandig zou zijn is naar een compromis te zoeken waarbij het lidstaten die dit doel – dat ook werkelijk moet worden bereikt – via een andere weg wensen te bereiken, vrijstaat om dit ook te doen. Dat is de achtergrond van de poging tot de zogenaamde derde weg. Het is overigens interessant dat wij binnen de Commissie industrie, onderzoek en energie de afgelopen maanden al een eind op weg zijn gekomen wat dit betreft. Er zijn andere commissies die tegen eigendomsontvlechting hebben gestemd. In onze commissie is inmiddels een nieuw compromis over gas gesloten dat is uitgewerkt door mevrouw Laperrouze en de heer Vidal-Quadras. Ook in de Raad is inmiddels een nieuw compromis ontwikkeld. Wij zouden graag zien dat met de stemming morgen over elektriciteit de zaken er weer voor zouden staan zoals dat maanden geleden het geval was. Dat is echter achterhaald en zal zeker niet het resultaat van deze stemming zijn.

Een parlement dat serieus wil worden genomen moet openstaan voor deze nieuwe omstandigheden. We zijn door dit hele proces heen gejaagd en ik kreeg voortdurend te horen dat we snel moesten werken, omdat er haast bij was, en dat we toch nog altijd slimme oplossingen konden proberen te vinden in de richting van een besluit van het Parlement. Daarom wil ik er bij u op aandringen over partijgrenzen heen te stappen en te stemmen voor de voorstellen die wij hebben neergelegd, om compromissen te vinden die aansluiten bij datgene waarvoor wij, en de Raad, wat betreft de gasmarkt hebben gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE) . (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, wij hebben het afgelopen jaar een enorme stap vooruit gezet, want het scheppen van een gemeenschappelijk energiebeleid betekent voor de hele Europese Unie een grote stap. Het gaat hier om het soort energiebeleid dat tegelijkertijd een stimulans betekent voor de strategische belangen van de lidstaten van de EU, de rechten en bescherming van de inwoners van Europa, meer concurrentie binnen en groei van de Europese economie, en het behoud van ons milieu. Met deze vijf voorstellen vergroten wij de kans dat wij het soort marktintegratie bereiken waarin niet alleen de energiebedrijven anders gaan opereren, de energieopwekking, transmissie en leverantie worden opgesplitst en transparanter worden, maar waar ook een grotere prioriteit dan ooit tevoren zal worden gegeven aan de grondrechten en de bescherming van energieverbruikers. In de context van een Europese coördinatie behoort een autoriteit met grotere bevoegdheden dan tot op heden het geval is, een autoriteit die onafhankelijk is van zowel regeringen als van de energiesector, de taak te krijgen toe te zien op eerlijke concurrentie, grensoverschrijdende energiehandel te stimuleren en ervoor te zorgen dat aan hoge maatstaven wordt voldaan in reactie op de vraag van consumenten. Om die reden bestaat er bij de Europese wetgever een duidelijke voorkeur voor de instelling van een Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers. Het door mijn collega de heer Brunetta geproduceerde en later door de heer Chichester overgenomen ontwerpverslag heeft dit als doelstelling. Het was mij een genoegen om als vertegenwoordiger van de Sociaaldemocratische Fractie in het Europees Parlement (PSE) met hen te kunnen samenwerken als schaduwrapporteur. Ik beschouw het als een groot succes dat dit gezamenlijk opgestelde voorstel voor een verordening niet alleen de samenwerking tussen regelgevers in de lidstaten zal bevorderen maar ook zal helpen bij het bereiken van het primaire doel van het aanmoedigen van regionale markten en het ontwikkelen van de netwerken middels het instellen van een betrouwbaar, onafhankelijk en krachtig Europees agentschap. Wij als socialisten hebben aangedrongen op het scheppen van een krachtige en onafhankelijke instantie, omdat we weten dat iedereen in een geliberaliseerde Europese markt wil kopen waar het het goedkoopst is en wil verkopen waar het het duurst is. Daarom hebben wij werkelijk het soort regelgevende instantie nodig die zal ingrijpen wanneer zich verstoringen voordoen in de markt. Het is in het belang van Hongarije en alle andere kleine lidstaten dat er een krachtige autoriteit wordt geschapen die zorg draagt voor het garanderen van onafhankelijkheid, samenwerking, een grotere markttransparantie en investeringen in verdere ontwikkeling.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil iedereen eraan helpen herinneren dat de Europese energievoorziening geen ideologische kwestie is. De wereld is nu eenmaal voor altijd veranderd. Complete continenten beginnen in de energiesector mee te doen, en laten we duidelijk zijn: geen mens kan vrij blijven van elektriciteit en motorisering. Het doel van een energiebeleid is om ervoor te zorgen dat de continuïteit van de energievoorziening en de concurrentiepositie van Europa gewaarborgd zijn. Niettemin wil ik besluiten met de opmerking dat de PSE-Fractie van mening is dat de consumenten behandeld moeten worden als het cruciale element in het Europese energiebeleid. Wij betreuren het zeer dat onze conservatieve medeleden het verplicht stellen van het handvest van de energieverbruiker niet steunen. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolf Klinz (ALDE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, er is in de afgelopen minuten veel over de industrie gesproken. Ik ben blij dat mevrouw De Vits in haar verslag zeer direct de rechten van de energieconsument bespreekt. Het is zeker essentieel dat we ervoor zorgen dat de consument zich bewust is van zijn rechten en dat hij er ook zeker van is dat zijn rechten worden gerespecteerd.

In tegenstelling tot mevrouw De Vits geloof ik echter niet dat we volledig nieuwe regelgeving nodig hebben. We hebben deze zeker niet op Europees niveau nodig. Het is meer een kwestie van het op de juiste en aangewezen manier omzetten van de bestaande regelgeving in nationaal recht. Daarom hebben we krachtige toezichthoudende autoriteiten nodig die hiervoor zorgen. We moeten er ook voor zorgen dat we voldoende doorzichtig zijn zodat consumenten hun rechten werkelijk kennen. Het handvest kan hier een betekenisvolle aanvulling op zijn, niet als juridisch bindend document, maar eenvoudig als referentiepunt voor de politiek en de economie door een samenvatting te geven van de regelgeving voor consumentenbescherming op het gebied van energie.

We weten allemaal – het staat voor zich – dat onze burgers alleen een betekenisvolle rol kunnen spelen in de samenleving en de economie als ze toegang hebben tot een goede energievoorziening. In zoverre is het zeker belangrijk dat wij ervoor zorgen dat iedereen, zelfs de armen en de allerarmsten, krijgen waar ze recht op hebben. Ik geloof echter niet dat het aan Brussel is om de sociale tarieven voor te schrijven. Dat moeten we overlaten aan de lidstaten en de industrie in de lidstaten. Anders introduceren we niets anders dan een herverdelingsmechanisme. Het beste is als we de bescherming van armen koppelen aan de efficiëntiemaatregelen die vereist zijn om onze klimaatdoelen te halen. Hierbij kunnen intelligente oplossingen, zoals digitale meters, zeer nuttig zijn. Wat dat betreft heb ik er niets tegen om de industrie aan te moedigen dit binnen tien jaar te introduceren. Dan weten consumenten precies hoeveel ze gebruiken en daar rekening mee houden en zuinig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de felicitaties van de vorige sprekers aan onze rapporteurs. Ik denk dat het Parlement vandaag de Europese consument goed heeft geholpen, maar ik richt mij vooral op één kwestie en één amendement. Het gaat om amendement 161 op het verslag Morgan dat streeft naar betere toegang tot het netwerk voor duurzame bedrijven. Ik hoop dat dit amendement wordt aangenomen als we er morgen over stemmen. Ik roep nu op tot sterkere acties vanuit de Commissie in gevallen waar de nationale autoriteiten meer deel van het probleem dan van de oplossing zijn.

In het Verenigd Koninkrijk hebben we bijvoorbeeld OFGEM, onze nationale regelgevende instantie. Deze heeft een vestigingsprijsmechanisme voor toegang tot het netwerk dat in feite duurzame bedrijven in Schotland, mijn land, discrimineert. Ik zou meer samenwerking vanuit Europa en actie tegen individuele bedrijven in lidstaten willen zien wanneer die onderdeel van het probleem vormen. Ik denk dat we daarmee vandaag een goed begin hebben gemaakt en ik kijk uit naar meer daarvan.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN). – (PL) Mijn felicitaties voor de verslagen. Daarin worden de belangrijkste problemen van ons continent voor consumenten en van de politiek aangepakt. Dat distributie wordt gescheiden van generatie en handel in energie is van essentieel belang voor zowel individuele als industriële afnemers. Waar deze scheiding wordt ingevoerd dalen de energieprijzen of stijgen minder snel. In landen waar een scheiding werd uitgevoerd, bedroeg de gemiddelde stijging van energieprijzen voor huishoudelijk gebruik in de periode van 1998-2006 drie procent. Waar dit niet werd gedaan, stegen de energieprijzen met 28 procent. Op de markt voor industriële afnemers zijn vergelijkbare trends zichtbaar.

Bij energie gaat het vandaag de dag ook om de zekerheid van levering, oftewel politiek. Het Russische staatsmonopolie doet steeds meer investeringen in zestien EU-landen. In Duitsland, Frankrijk en Italië heeft Gazprom zelfs toegang tot individuele klanten. Dit is afdoende reden voor uitvoering van het principe van wederkerigheid bij handelsbetrekkingen met andere landen. Anders staan we machteloos en betalen we daarvoor met onze veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL).(EL) Mevrouw de Voorzitter, de voorstellen voor de energiemarkt hebben een gezamenlijk thema: de herstructurering van deze markt ten behoeve van particuliere ondernemingen. De openbare energieleveranciers worden verzwakt, maar moeten wel de onderliggende kosten blijven dragen.

In mijn land, waar de energiemarkt voor het algemeen belang wordt beheerd door openbare leveranciers, zal zoiets zeer ongunstige gevolgen hebben. De EU wil dat het fundament van de piramide aan investeringsbedrijven wordt toevertrouwd zodat de prijzen voor andere goederen vastgesteld kunnen worden. De reden hiervoor is dat energie in grote mate de kosten van het productieproces bepaalt. De verhoging daarvan zal aan de consument worden doorberekend.

In deze tijden van een steeds toenemende energievraag en stijgende olieprijzen zou het rampzalig zijn om de energiemarkt aan de genade van particuliere energiegiganten over te laten. De kans dat kartels ontstaan is groot. De theorie van prijsregulatie door concurrentie is simpelweg een mythe. In de praktijk levert het krachtige monopolies op in een aantal sectoren van de economie, met verwoestende gevolgen voor de markt en de consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, de energieonafhankelijkheid van Europa moet met de recordhoogte voor aardolieprijzen toch een kwestie van het hoogste belang zijn! De EU moet de huidige afhankelijkheid van de golfstaten verminderen. We moeten naast Rusland onze relatie met andere landen verbeteren zonder dat we al te afhankelijk worden. We moeten ook bedenken wat we op de lange termijn met Iran willen. Als onderzoek uitwijst dat we teveel waarde hechten aan vage beloften van dictators uit Centraal-Azië en aan onbevestigde verslagen van aardolievoorraden met betrekking tot het Nabucco-pijpleidingproject, dan zullen we een constructieve relatie met Iran moeten opbouwen. Zij hebben tenslotte de op twee na grootste aardoliereserves ter wereld.

We moeten niet vergeten dat de steeds toenemende winst van de golfstaten dankzij de snel stijgende aardolieprijzen ook wordt gebruikt om overal ter wereld Islamitisch fundamentalisme te bevorderen. Dat is nog een reden waarom de EU volgens mij meer moet investeren in alternatieve energiebronnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de commissaris en ook de rapporteurs met hun uitstekende verslagen en hun goede werk bij het opstellen van richtsnoeren die de Europese energiemarkt wellicht verenigen. De belangrijke doelen van deze verordeningen hebben allemaal te maken met lange termijn investering, het solidariteitsprincipe, markttoegang en de regulering van grensoverschrijdende stromen. Laten we niet vergeten dat de consument uiteindelijk het belangrijkste is. Dat is waar al deze verordeningen om gaan: de belangen en energie van de consumenten, gebruikers in de Europese Unie beschermen. Laten we ook niet vergeten dat onze verordeningen niet een oplossing voor elk probleem, zoals de stijging van olieprijzen, kunnen bieden. Ze kunnen ook een stijging van energieprijzen in verband met de kosten voor CO2-uitstoot niet voorkomen. Ze vereenvoudigen en ondersteunen onze acties wel behoorlijk, tot voordeel van energiegebruikers.

Laten we voor ogen houden dat we wel weten dat de oplossing die we in het verslag van mevrouw Morgan vinden waarschijnlijk niet het laatste woord hierover zal zijn. Wat we hebben is een zeer goede basis voor gesprekken met de Raad over een uiteindelijke oplossing. Deze uiteindelijke oplossing moet, wat betreft de elektrische stroom, enigszins anders zijn dan de oplossingen in het tweede pakket, anders zou de introductie van het derde pakket niet zinnig zijn. De oplossingen voor gas moeten tegelijkertijd vergelijkbaar zijn met de oplossingen voor elektriciteit, maar ze moeten absoluut niet hetzelfde zijn. Vandaag zien we duidelijk dat eigendomsverdeling voor de energiemarkt groter en verder reikend zal zijn dan die voor gas. Dit moeten we accepteren en respecteren.

Het punt van derden die toegang hebben tot de markt en toegang tot partijen uit andere landen is ook erg belangrijk. Daarom is het ook een belangrijke kwestie om geen privileges aan investeerders van buiten de Europese Unie te geven.

Ter afsluiting met wil ik graag zeggen dat dit een van de moeilijkste discussies is die we hebben gehad en dat deze zeer goed en met respect voor alle partijen is gevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyne Gebhardt (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat we met het verslag De Vits een goed verslag hebben en ik ben blij dat al onze medeleden eensgezind zijn over solidariteit, transparantie en consumentenbescherming. Dat is geweldig.

Ik moet wel zeggen dat ik de rechtsdenkenden in dit huis zowel cynisch als moeilijk te geloven vind. Het is moeilijk ze te geloven omdat ze niet voor een bindend handvest voor consumentenrechten zijn. Dat is juist ontzettend belangrijk zodat burgers weten welke rechten ze hebben. Ik vind ze cynisch omdat iedereen in dit huis eensgezind het idee steunde dat luchtreizigers zich van hun rechten bewust moesten zijn. Luchtreizigers zijn niet bepaald de allerarmsten in onze maatschappij. Maar voor de allerarmsten die zich echt bewust moeten zijn van hun rechten wordt het niet geregeld.

Ik vraag u daarom oprecht om dit te heroverwegen. Zorg er alstublieft voor dat dit handvest bindend wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrizia Toia (ALDE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit pakket verschijnt bij het Parlement precies op het moment dat energie een grote uitdaging vormt voor de toekomst van onze maatschappij.

De stijging van ruwe aardolie is onhoudbaar en niet te stuiten, het gebruik van biobrandstoffen heeft vervelende gevolgen voor de beschikbaarheid van voedsel en de ontwikkelingslanden hebben grote energiebehoeften. Dit alles maakt ons duidelijk dat actie van de Europese Unie niet langer alleen nodig is, maar absoluut essentieel. We hebben bovenal een regelgevingskader nodig dat eindelijk een Europese markt voor elektriciteit en gas creëert. Die markt moet zichzelf op een evenwichtige manier kunnen reguleren en nationale en Europese regelgevers hebben, zorgen voor concurrentie, openheid, transparantie en efficiëntie, ook voor consumenten. Die markt moet het mogelijk maken voor grote bedrijven om sterk te blijven en tegelijk zorgen dat nieuwe entiteiten opgestart kunnen worden en groeien. Zo wordt vooruitgang in plaats van achteruitgang geboekt. We hopen dat zo de ontvlechting voor elektriciteit geen stap achteruit zal zijn en dat er geen terrein verloren raakt wat betreft de goede praktijken die al bestaan in veel landen op het gebied van scheiding van het netwerk. We hebben een markt nodig die zekerheid biedt aan investeerders en beheerders, maar ook echte kansen voor verbruikers, of het nu bedrijven of individuen zijn. Ik wil afsluiten, Mevrouw de Voorzitter, met te zeggen dat we de positie van verbruikers werkelijk moeten versterken door zekerheid, garanties en eerlijke prijzen te bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberts Zīle (UEN).(LV) Ik wil ten eerste de commissaris en de meerderheid van mijn medeleden bedanken voor de werkelijk liberale toegang tot de elektriciteitsmarkt. Dat maakt het, in combinatie met de maatregelen voor energie-efficiency, voor ons mogelijk de prijzen in de toekomst te verlagen. De twee standpunten – ontkoppeling van eigendom en transport – zijn en blijven het fundamentele model voor werkelijk gedecentraliseerde productie en zekerheid voor netwerken die toegang bieden tot elektriciteit die uit duurzame bronnen is geproduceerd. Daarnaast heb ik ook nog als droom voor dit pakket dat het eindelijk zorgt voor de schepping van een verenigd Europees elektriciteitsnetwerk en dat de Baltische Staten ook bij de leden van dit partnerschapsnetwerk voor levering van elektriciteit zullen horen. We hebben op het gebied van dat netwerk een eindeloos aantal obstakels ervaren, zowel binnen als buiten de Europese Unie. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat het onze plicht is om over een Europees handvest van consumentenrechten te spreken nu Europa elke dag lijdt onder steeds grotere inflatie en onder snel stijgende prijzen die grotendeels door de kosten van energie worden veroorzaakt. Ik ondersteun daarom het verslag en dank mijn medeleden en natuurlijk de Commissie.

De nadruk op energievoorziening als essentiële eerste voorwaarde voor deelname aan het economische en maatschappelijke leven is terecht. Het klopt dat we natuurlijk al wel regelgeving hebben die van kracht is, maar de rechten van burgers op het gebied van prijzen, tarieven of transparantie van tarieven worden vaak niet gerespecteerd. Er zijn vaak discriminerende regels die vergelijking van de tarieven in de weg staan.

Ik kan daarom slechts hopen op een gezamenlijke actie van de EU en de lidstaten waarbij het essentiële principe van subsidiariteit steeds behouden blijft. Dit benadrukt het uitstekende verslag van mevrouw De Vits ook. Naar mijn mening zal het derde pakket, als dat wordt aangenomen, ook zorgen voor betere bescherming van consumenten en kleine en middelgrote professionele gebruikers.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Vakalis (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het derde energiepakket heeft de fracties verdeeld, vooral op het gebied van ontvlechting.

Dit verschil van mening wordt duidelijk niet veroorzaakt door ideologie, maar door de verschillende interne situaties en uitgangspunten van de verschillende lidstaten. Het verschil ontstaat door overeenkomstige verschillen tussen de lidstaten in de Raad. Als we interne sociale onrust willen voorkomen, moeten deze interne situaties worden gerespecteerd.

Ik persoonlijk onderschrijf het principe van ontvlechting volledig, maar ik ben mij er volledig van bewust dat een scheiding op dit moment in mijn land in geen geval geïntroduceerd kan worden. Er moet een tussenperiode zijn waarin alle betrokken partijen zich aan de nieuwe omstandigheden kunnen aanpassen.

Na lange en moeizame onderhandelingen heeft de Raad overeenstemming bereikt over de “derde weg”. Ik denk dat het daarom onze plicht bij deze moeilijke kwestie is om dit compromis te ondersteunen door deze mogelijk op bepaalde punten vanuit onze ervaring te verbeteren.

Dames en heren, het is belangrijk dat we allemaal met opgeheven hoofd overeenstemming bereiken. Dat bereiken we alleen als de essentiële belangen van bepaalde lidstaten niet op het spel worden gezet. We moeten geen compromissen sluiten over de basisprincipes van onafhankelijkheid en effectiviteit, die een leidraad moeten zijn voor de principes die aan de activiteiten van beheerders van energietransportsystemen en energieregelgevers ten grondslag moeten liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle rapporteurs feliciteren met hun goede werk en vooral mijn steun betuigen aan het standpunt van mevrouw Morgan over de volledige ontvlechting tussen enerzijds activiteiten voor opwekking en levering en anderzijds eigendom en beheer van het netwerk.

Grote, verticaal geïntegreerde bedrijven maken het natuurlijk moeilijk voor nieuwe bedrijven om een plek op de markt te krijgen. Het is vooral moeilijk om duurzame energiebronnen te ontwikkelen en te installeren. Dit alles verwijdert ons verder van de doelen voor concurrentie en bestrijding van klimaatverandering die wij als Europeanen onszelf gesteld hebben.

Ik wil daarom de minderheid die tegen ontvlechting is, vragen om hun nationale belangen achter zich te laten, die op korte termijn zullen verdwijnen, en om stappen te zetten naar deelname aan de bouw van een Europa dat sterk en zeker is wat betreft energievoorziening.

Ik zou ten slotte erop willen wijzen dat de netwerktoegang voor duurzame energiebronnen weliswaar essentieel is om onze doelen te bereiken, maar dat het niet minder essentieel is om interconnectiecapaciteit voor elektriciteit te ontwikkelen. Dat geldt met name voor de meest afgelegen landen op onze energiemarkt.

Ik wil de rapporteur ook bedanken dat met deze kwestie rekening is gehouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Adina-Ioana Vălean (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, volgens mij blijft de huidige energiemarkt een oude marktstructuur weerspiegelen die wordt beheerst door nationale of regionale monopoliën. Deze situatie bestaat ondanks de duidelijk voordelen van liberalisering voor Europese afnemers wat betreft prijs, kostenbesparing en efficiëntie. Met andere woorden, de liberalisering van de gas- en elektriciteitmarkt is nog steeds een werk in uitvoering. We moeten bijvoorbeeld in Oost-Europa nog steeds vooruitgang boeken om de invloed van staatsbedrijven op de elektriciteitsproductie te beëindigen en deze net als bij de distributiesector te liberaliseren. Ik ben ook blij met de stappen die we hebben gezet om te zorgen voor ontvlechting als noodzakelijke maatregel om eindelijk onze liberalisering van de energiemarkt te voltooien.

Europa moet behalve liberalisering ook de ontwikkeling van LPG- en LNG-terminals en technologie ondersteunen. We moeten de opzet van een wereldhandelsmarkt voor LPG en LNG aanmoedigen. Daarmee wordt de afhankelijkheid van Europa van één bron voor natuurlijk gas verlicht. Diversificatie en de veiligheid van energievoorziening moeten nu net zo hoog op de agenda staan als liberalisering.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). - (SL) Ik wil allereerst de rapporteurs en schaduwrapporteurs feliciteren met het goede werk dat ze hebben gedaan. Europa begon tien jaar geleden de elektriciteitsmarkt en gasmarkt te liberaliseren. Op dit moment zijn we heel dichtbij die echte, langgewenste resultaten. De voorgestelde maatregelen plaatsen de consument op de voorgrond. Deze kan in een goedfunctionerende interne energiemarkt op basis van zijn/haar eigen oordeel de beste leverancier kiezen. Ik verwacht dat een open en transparante interne markt ook zorgt dat kleine bedrijven toegang tot de markt hebben. Zo neemt de concurrentie toe, verbeteren de voorwaarden voor investering in elektrische centrales en distributienetwerken, wordt de veiligheid van levering groter en wordt de duurzame ontwikkeling bevorderd.

De belangrijkste eerste vereiste voor een goedfunctionerende interne markt zijn regels die standaard en duidelijk zijn en voor alle deelnemers op de markt gelden. Verschillende modellen in de afzonderlijke lidstaten zullen zeker niet leiden tot het gestelde doel.

Ik wil van deze mogelijkheid gebruik maken om het Sloveense voorzitterschap te feliciteren. Het voorzitterschap is volledig gericht geweest op samenwerking en het zoeken naar een compromis. Ondanks de sterke nationale belangen van de lidstaten werd in de Raad overeenstemming bereikt.

In het Europees Parlement is de weg naar een compromis niet eenvoudig. De druk, waaronder die van lidstaten, is groot. Ik vertrouw erop dat het Parlement het compromis, dat we in de ITRE-commissie hebben geformuleerd, bevestigt. Ondanks de verschillen tussen de standpunten van de Raad en het Parlement, denk ik dat het compromis dat het Parlement heeft voorgesteld een goede basis is voor verdere onderhandelingen en samenwerking tussen de Europese instellingen.

Ik wil ten slotte ook mijn verwachting uitspreken dat het Franse voorzitterschap bij het uitvoeren van de doelstellingen van het derde liberaliseringspakket zich maximaal zal inzetten voor het coördineren van werk, het zoeken naar een compromis en de nationale belangen volledig opzij zal zetten. Ik verwacht vanuit de Commissie ook een vergelijkbare toewijding aan het vinden van tijdige gezamenlijke oplossingen. Op dit gebied ben ik commissaris Piebalgs dankbaar. Die stelde aan het begin dat we voor het einde van dit jaar onderlinge overeenstemming moeten bereiken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik verbaas mij in dit debat het meest over sommige van onze medeleden die gedetailleerd willen beschrijven hoe concurrentie moet plaatsvinden (daar zijn trouwens meerdere manieren voor mogelijk), maar niet bereid zijn te spreken over grotere transparantie, hogere premies voor energiebesparing, mogelijkheden voor energieconsumenten om klachten in te dienen of de strijd tegen energiearmoede. Dit zijn precies de punten in het verslag Morgan en natuurlijk ook in het verslag De Vits waarvan ik denk dat ze essentieel zijn. We moeten morgen dit signaal aan de Europese burgers geven: we moeten zeggen dat mensen niet beïnvloed mogen worden door het volledige effect van prijsstijgingen, maar dat er mogelijkheden moeten zijn om die te voorkomen. Dit voorkomen we door de hoeveelheid bespaarde energie te vergroten en vooral door te zorgen voor meer transparantie zodat andere energieleveranciers kunnen worden gekozen. Ik denk dat het essentieel is om burgers deze keuzevrijheid te bieden en ze ook de mogelijkheid te geven om te klagen bij verkeerde praktijken. Ik ben mevrouw Morgan zeer dankbaar voor dit deel van het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, nu ik hier vanmiddag naar mijn collega’s luister, verbaast het mij nogal dat we het allemaal eens zijn over de noodzaak voor een interne Europese energiemarkt, hoewel ik denk dat we meer aan energie-efficiëntie moeten werken zodat consumenten zo weinig mogelijk betalen. We zijn het dus allemaal eens over het te bereiken doel, maar niet hoe we dat doel gaan bereiken.

Ik heb niet veel gehoord over de overeenkomst die de Raad op zes juni heeft bewerkstelligd. Die overeenkomst vereist niet per se de ontvlechting, productie en distributie. Als de ontvlechting en de interne energiemarkt nu een daling van energieprijzen hadden veroorzaakt, was het duidelijk geweest. Dit is echter in Spanje of het Verenigd Koninkrijk niet het geval en de Commissie heeft het nooit kunnen bewijzen.

Laten we daarom stoppen bepaalde bedrijven te demoniseren die de industriële expertise hebben en bewezen hebben dat ze efficiënt kunnen werken. Als we interconnectie willen, als we solidariteit willen, heeft het ongetwijfeld de voorkeur dat lidstaten vrij zijn om uit meerdere modellen te kiezen.

Laten we een einde maken aan de manier van denken die de derde weg afwijst en die beschuldigingen uit van een “Frans-Duits kartel”. We weten dat de markt alleen de kwestie van monopolies niet kan oplossen. Die bestaan toch al overal. De lidstaten hebben een stap gezet in de richting van een acceptabel pakket dat nader ingevuld kan worden. Als we dit niet accepteren, lopen we het gevaar geen tekst te hebben terwijl onze burgers wachten. Bovendien wil ik niet de goeden aan de ene kant van dit huis zien en de slechten, dat wil zeggen diegenen die nog steeds een overeenkomst met de Raad willen bereiken, aan de andere.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat we allemaal hetzelfde denken over de situatie van de Europese interne markt. Er is nog geen Europese interne markt. We hebben nationale markten en monopolies of kleine groepen die de nationale markten beheren. Er bestaat een situatie waarbij de energieprijzen elke dag stijgen en we afhankelijk zijn van geïmporteerde energie. We zien de situatie allemaal in hetzelfde perspectief en we zijn het ook eens over het doel.

Veel leden hebben hierover gesproken. We willen meer concurrentie, dalende prijzen en meer investeringen in transmissienetwerken. We willen dat het aantal interconnectoren worden uitgebreid zodat grensoverschrijdende uitwisseling mogelijk wordt. De markt moet zich niet gaan concentreren rond enkele grote leveranciers. De grote vraag is hoe we dat gaan bereiken en daar scheiden onze wegen. Veel leden, enkele daarvan hebben vandaag gesproken, geloven dat ontvlechting de universele oplossing is. Ik denk dat we niet de volledige situatie begrijpen als we alleen voor deze oplossing kiezen. Dit moeten we niet doen!

Laat ik bepaalde landen noemen, mevrouw Grossetête noemde die situaties ook al. In Spanje produceren twee bedrijven, Endesa en Iberdrola respectievelijk 48,3 en 28 procent van de elektriciteit. In Zweden is Vattenfall de baas en produceert bijna 48 procent van de opgewekte elektriciteit. In Italië wordt de markt gedomineerd door ENEL met een marktaandeel van 43,9 procent. Niemand maakt mij wijs dat ontvlechting zal bereiken wat wij willen: dat de markt opengebroken wordt en concurrentie ontstaat.

Daarom vraag ik alle medeleden om morgen de amendementen 165 en 168 te ondersteunen in plaats van naar het halve verhaal te blijven kijken. Ik vind het verslag Morgan op alle andere gebieden zeer geschikt. Mijn complimenten voor mevrouw Morgan. Ze heeft veel energie en toewijding getoond. Ik denk echter dat we wat betreft dat onderwerp ook een tweede weg moeten bieden voor de landen die op een andere manier hebben ontbundeld. We moeten niet eisen dat landen waar de staat nog steeds honderd procent van de productie- en transmissiesystemen heeft dit veranderen. Zweden is daar een voorbeeld van. Niemand kan zeggen dat we morgen een pakket aannemen waarin gelijke concurrentievoorwaarden staan. Dat is een misvatting.

 
  
MPphoto
 
 

  Norbert Glante (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijn excuses dat ik laat ben. In dit gebouw moet je soms erg ver lopen en de liften zijn soms erg langzaam. De kwestie die we vandaag bespreken en waar we morgen over stemmen is niet per se een kwestie van links of rechts. We hebben wel dat soort debatten in dit huis, maar nu zijn we het meer oneens over de vraag welke instrumenten ons doel bereiken. We zijn, zoals mevrouw Niebler net onderstreepte, het eens over het doel: we willen meer concurrentie op de Europese markt, we willen dat prijzen transparanter zijn en we willen prijzen die gemakkelijk te begrijpen zijn. De instrumenten waarmee we dit willen bereiken verschillen echter nogal.

Ik hoor bij diegenen die bouwen op het principe dat een eventuele derde weg ook een instrument kan zijn. We hebben deze overwegingen hierbij inbegrepen en herhaaldelijk benadrukt dat dit niet slechts de aanzet was tot de derde weg, het oorspronkelijke voorstel van de Raad, maar daarnaast hebben we ook extra regelgevende componenten geïntroduceerd. Het voorstel voor de derde weg van de Raad vonden we niet genoeg.

We moeten het er nog eens vanuit dit gezichtspunt over hebben, voor onszelf de toestand beoordelen en deze tweede en derde weg als extra optie toestaan. Nog belangrijker is het dat wij in Europa uniforme regels krijgen en dat de regelgevende autoriteiten in de lidstaten consequente competenties en zelfstandigheid krijgen om wat wij hier beslissen toe te passen. Uiteindelijk zijn zij immers degenen die ter plaatse moeten reageren.

We hebben in de afgelopen weken twee korte voorbeelden gezien van de functie van de Commissie als toezichthouder op kartels en concurrentie, hoewel de timing wel te denken geeft. Een bedrijf dat de antitrustwetten overtreedt, verdient het gestraft te worden. Daar gaat het om. Ik doe wat dat betreft geen concessies. We moeten desalniettemin bespreken of ontvlechting echt het instrument is waar we onszelf en de regelgevende instanties van moeten voorzien, of dat we meer flexibiliteit moeten bieden.

Ik hoop dat de stemming van morgen zo is dat we toch een compromis bereiken. Anders zullen we zeker met de Raad naar een compromis moeten zoeken. Dank u wel en nogmaals mijn excuses dat ik te laat was.

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE). (NL) Voorzitter, ik spreek namens de Nederlandse delegatie van de sociaaldemocraten en ik wil de rapporteur Eluned Morgan heel erg complimenteren met de manier waarop zij dit advies heeft voorbereid. Wij zijn voorstander van ontvlechting. Wij hebben dat ook al duidelijk in de praktijk gebracht in Nederland en hebben daar goede ervaringen mee, ook inclusief de investeringen en de goed functionerende markt in deze sector, zowel de gas- als de elektriciteitssector. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat ook op Europees niveau door te zetten. Ik wil ook daarbij even noemen dat mevrouw Kroes, de commissaris voor mededinging, haar steentje heeft bijgedragen aan deze ontwikkeling, ook door wat zij nu op dit moment doet met de RWE en de EON. Ik denk dat dat dus een belangrijke ontwikkeling is.

Het andere punt is, de energiearmoede en daarom vinden wij dit ook een ontzettend sterk verslag van het Parlement en we hopen dat het doorgezet wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een voorbeeld geven van een situatie waarin het handvest betreffende de rechten van de energieconsument echt een verschil maakt. Een kleine gemeenschapsorganisatie in Manchester vroeg mijn hulp bij het oplossen van een klacht over hun energieleverancier. Die las vijf jaar lang de meter af, maar stuurde geen rekeningen. De organisatie ontving in maart 2008 een factuur van totaal GBP 7 540,37 voor vijf jaar elektriciteitsgebruik. Daardoor kwamen ze rood te staan.

Bij het proces om consumenten hun energieverbruik te beheersen, is het essentieel dat energieconsumenten zich bewust zijn van hun rechten, in dit geval het eenvoudige recht om regelmatig een rekening te ontvangen. In een tijdperk waarin elke consument in elk land in Europa een steeds hogere energierekeningen ziet, moeten we consumenten de informatie en middelen geven om hun rekeningen te beheren, gebruik en kosten te beperken en tegelijkertijd de CO2-uitstoot te verminderen.

Ik dring er bij de Commissie op aan om doortastend op te treden bij het instellen van een handvest van rechten, bij het werken met regelgevende instanties, lidstaten en bedrijven en om proactief deze rechten onder de aandacht te brengen en bekend te maken. Daarnaast moet het concept van een afgezwakte controlelijst worden opgegeven. Dat is geen eerlijke oplossing voor de consumenten die zich gesteld zien voor de complexe energie-uitdagingen en de prijzen van tegenwoordig. Als we een handvest voor de rechten van luchtpassagiers kunnen hebben, waarom dan niet voor de energieconsumenten? Commissaris, ik wil graag dat u die vraag beantwoordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, het Europees energieagentschap in Parijs heeft berekend dat we in 2012 een energietekort zullen hebben. Het is daarom van essentieel belang dat we dringend onze aandacht vestigen op het creëren van stimulansen en meer investeren in transmissienetwerken en productie. De huidige richtlijn Elektriciteit is een goede stimulans om ook de goedkeuringsperioden te verkorten. Dan valt in 2012 de stroom niet uit.

Het is ook belangrijk om de nationale regelgevende instanties te versterken. Daardoor kunnen we dan de belangen van onze eigen industrie in de naburige landen bevorderen. Het zou ook goed zijn als we een regelgevend agentschap hadden voor nucleaire zaken dat naar Frans model verklaringen kan doen over de veiligheid en beveiliging. Dat is ook iets dat deze week in de Raad moet worden besproken.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Ik feliciteer mevrouw Morgan, de rapporteur, met het verslag. Voor een betrouwbare energievoorziening van de Unie zijn grote investeringen nodig. Investeerders hebben een voorspelbare omgeving nodig die investeringen op lange en middellange termijn aanmoedigt.

De Unie wil in 2020 in verband met klimaatverandering tenminste twintig procent van de energie uit duurzame bronnen verkrijgen. De toegang tot het netwerk voor energietransport is daarbij essentieel. In de afgelopen jaren was er een snelle stijging van de energieprijzen. De Europese burger verwacht een oplossing voor hun problemen van de Europese instellingen. De toegang tot en beschikbaarheid van energie zijn essentieel voor het economisch en maatschappelijk leven.

De oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers zal voor een betere bescherming van de belangen van energieconsumenten zorgen. Ik zie amendement 18 van het verslag Chichester als iets dat onder de bevoegdheid van de Raad valt.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Ik wil de Commissie feliciteren met het voorgestelde pakket documenten voor het creëren van een realistische interne energiemarkt in de EU. Ik feliciteer ook mevrouw Morgan. Zij heeft ons in haar verslag een deskundige beoordeling van de marktsituatie en mogelijke oplossingen gegeven.

Ik ben blij dat de aandacht is gevestigd op het bestaan van “energie-eilanden”. Litouwen is op het gebied van elektriciteit, en eigenlijk ook gas, zo’n “eiland”. De situatie van dit land wordt na de sluiting van de kerncentrale in Ignalina in 2009 onzeker vanwege de totale afhankelijkheid van Rusland. De integratie in een intern communautair transmissiesysteem is daarom essentieel.

Er is voorgesteld om eigendom toe te passen als enige middel om de onafhankelijkheid van transmissiebeheerders te garanderen. In combinatie met de uitsluiting van derde landen van controle over transmissiesystemen en transmissiesysteembeheerders en de prioriteit voor de bescherming van consumentenbelangen zijn dit de middelen die in de EU energiezekerheid en het welzijn van het volk zullen garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Remek (GUE/NGL). - (CS) Dames en heren, als schaduwrapporteur voor het verslag van mijn medelid, de heer Chichester, was ik een van de voorstanders van het voorstel dat het oorspronkelijke plan van één stem per land ongewijzigd moest blijven als er een stemming komt bij het agentschap voor samenwerking van energie-instanties. Door het systeem met zogenaamde “gewogen” stemmen te gebruiken, hebben grotere lidstaten daar voordeel bij ten nadele van de kleinere lidstaten. De meerderheid in de ITRE-commissie ondersteunde het rechtvaardigere principe. Ik ben ervan overtuigd dat hetzelfde gebeurt bij de stemming in de voltallige vergadering. De meerderheid van de nationale toezichthouders op de energiemarkt waren ook voor de oprichting van een agentschap dat meer is dan slechts weer een bureaucratische debatvereniging zonder macht. Door ongelijke voorwaarden op de afzonderlijke landen toe te passen, wordt de inspanning om een gerespecteerd en functionerend agentschap op te richten in principe teniet gedaan. De verschillende nationale energiemarkten ontstonden onder verschillende omstandigheden en zijn nog steeds niet effectief gekoppeld. Het agentschap heeft de mogelijkheid om te helpen om echte interconnectie te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben een groot voorstander van de ontkoppeling van opwekking en transmissie. Ik ben er echter wel voor dat het grondig gebeurt en ik vraag me af of dat goed mogelijk is als een van de beide sectoren in handen van de staat is. Ik zeg dat deels vanuit mijn ervaring in mijn eigen kiesdistrict, Noord-Ierland. We hebben onlangs een interne elektriciteitsmarkt gekregen in Ierland. Er waren veel beloften over wat dat zou inhouden voor de stabiliteit van prijzen.

De werkelijkheid was nogal anders. Enkele weken geleden bezocht ik een van de grootste verbruikers in mijn kiesdistrict. Drie jaar geleden betaalden ze slechts een fractie meer dan de gemiddelde prijs in het Verenigd Koninkrijk. Nu, met de interne elektriciteitsmarkt in Ierland, betalen ze 76 procent meer dan de gemiddelde prijs in het Verenigd Koninkrijk. De ontvlechting heeft dus helemaal geen voordeel gebracht. De voornaamste reden daarvoor is, denk ik, dat deze interne markt is gemaakt zonder dat de kwestie van het staatsmonopolie van de ESB goed is afgehandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). (NL) Voorzitter, kortheidshalve, de investeringen op de elektriciteitsmarkt zijn de afgelopen jaren echt achtergebleven, zeker ook in de grensoverschrijdende netten. Het is daarom nodig om nu met een nieuw wettelijk pakket te komen en commissaris Piebalgs weet evenzeer als de collega’s hoezeer dat level playing field mij na aan het hart ligt. Eigendomsplitsing is dan de beste variant. Gelukkig heeft de energieraad ingezien dat dat level playing field er in de huidige situatie niet is.

Het verbod op overname door horizontale niet-gesplitste bedrijven in de komende jaren is dan ook terecht. Geen cherry picking van kleinere vitale bedrijven door niet-gesplitste organisaties. Dat geeft organisaties in Nederland, producenten zoals Nuon en Essent, de mogelijkheid om zich in Europa te oriënteren; er is sprake van een adempauze in de komende tijd. Vanuit die optiek ondersteun ik van harte die eigendomssplitsing die nu in het verslag van mevrouw Morgan wordt voorgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met haar uitstekende werk en ondersteun haar standpunt een beter pakket voor consumenten tot stand te brengen.

Mevrouw Morgan heeft terecht aangegeven dat dit het beste wordt bereikt door ontvlechting. Dat houdt in dat we de machtsconcentratie van grote bedrijven moeten verminderen en voor betere toegang voor kleine en middelgrote bedrijven moeten zorgen.

Het is essentieel voor eerlijke concurrentie en betere prijzen voor consumenten dat de elektriciteit- en gasmarkten een betere regelgeving krijgen. Ik maak mij grote zorgen dat de grote stijging van energieprijzen voor Europeanen een steeds groter gevaar van energiearmoede betekenen. Dit geldt vooral voor ouderen die het meest kwetsbaar zijn.

Gezien de huidige situatie op het gebied van energieveiligheid hebben we in Europa absoluut een goed functionerende gas- en elektriciteitsmarkt nodig. We hebben recentelijk problemen ervaren met de energievoorziening. Dit verslag probeert terecht enkele van deze problemen op te lossen.

Ik heb een aantal brieven van mensen uit mijn kiesdistrict ontvangen ter ondersteuning van amendement 159. Dit amendement verbiedt lidstaten om de bouw van nieuwe energiecentrales toe te staan die meer dan 350 g kooldioxide per geproduceerde kilowatt uitstoten.

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira (PSE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we moeten de regionale integratie van grensoverschrijdende elektriciteitsmarkten niet slechts bekijken met het oog op wat we vandaag bespreken, maar ook met het oog op het scheppen van een interne Europese elektriciteitsmarkt.

De brede reeks energiekwesties in het Europees kader verdienen bovendien een meer uitgebreide en vooruitkijkende benadering. Daarom hebben we in het STOA-forum van het Parlement het initiatief genomen om energiescenario’s te schetsen voor de komende tientallen jaren met 2030 als basisreferentie. Het parlement en enkele parlementaire groepen zijn verdeeld over de kwestie van de ontbundeling van energietransmissienetwerken en energiebedrijven. Dit is soms relevanter voor de nationale situaties dan voor politieke en strategische keuzes.

Ik wil echter volledig duidelijk zijn over deze kwestie, dames en heren. Persoonlijk ben ik voor een duidelijke scheiding van de netwerken/bedrijven die werken op het elektriciteitsnet en het bedrijf of de instantie die de netwerken beheert. Ik geloof dat dit de meest bevorderlijke oplossing voor consumenten is. Het garandeert de mogelijkheid dat er een echte interne markt voor elektriciteit komt. Dit moet een van onze doelen als leden en Europese burgers zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) De Europese verbruikers van elektriciteit en gas hebben recht op een universele dienst, dat wil zeggen, recht om voorzien te worden van een specifieke kwaliteit tegen een redelijke prijs die gemakkelijk en duidelijk vergelijkbaar is, en transparant.

Ik ben blij dat het verslag van mijn medelid, mevrouw De Vits, over het voorstel voor een handvest betreffende de rechten van de energieconsument ook inbegrepen is in het debat over het derde energiepakket. Op dit moment staan de rechten van energieconsumenten in verschillende EU-documenten, maar ze worden vaak niet omgezet in nationale wetgeving. Ik ben blij met de inspanning van de rapporteur om de rechten van verbruikers transparanter te maken. Verbruikers moeten keuzevrijheid hebben en de mogelijkheid om gratis van leverancier te veranderen. Ze moeten begrijpen waar ze voor betalen. Ik wil de rapporteur bedanken dat mijn amendementen in haar verslag zijn opgenomen. Ik roep daarin de lidstaten op om financiële steun te geven aan consumentenorganisaties op het gebied van adviesdiensten. Consumentenorganisaties doen veel werk voor energieverbruikers, vooral voor kwetsbare consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Anni Podimata (PSE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, eerst wil ik bevestigen wat de rapporteur, mevrouw Morgan, heeft gezegd over de noodzaak om de meer kwetsbare consumenten te beschermen, vooral tegen de stijgende brandstofprijzen. Ik ben het er ook mee eens met dat de energiearmoede bestreden moet worden en dat we investeringen in duurzame energiebronnen krachtig moeten ondersteunen.

Betreffende de grote vraag over de totstandbrenging van een interne energiemarkt: dit doel wordt niet alleen bereikt door een interne strategie in kaart te brengen en toe te passen, maar er is ook kennis nodig over de specifieke kenmerken van elke deelnemer.

De volledige ontbundeling is geen vaste, essentiële voorwaarde voor investeringen om het netwerk te verbeteren. De modernisering kan worden vertraagd doordat een verkeerd energiebeleid ontstaat waarbij energie wordt behandeld als een product dat voornamelijk moet worden gedistribueerd met het doel de winst te vergroten in plaats van het systeem te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Mag ik allereerst een algemene gedachte uitspreken. We zijn het in de Raad zeker eens over de conclusie dat de situatie in de interne energiemarkt niet goed en ook niet bevredigend is. Dat is precies de reden dat we al jaren streven naar een overeenkomst voor de totstandbrenging van een goede interne markt voor gas en energie om zo echte concurrentie en gelijke voorwaarden voor alle spelers op deze markt te bereiken.

Zoals ik al zei werd op zes juni in de Raad een enorme vooruitgang geboekt. Vandaag hebben meerdere sprekers, waaronder mevrouw Morgan en verscheidene anderen, benadrukt dat volledige ontbundeling de meest effectieve manier is om een goede interne markt voor gas en elektriciteit te creëren. Dit is ook het standpunt van de Commissie en de meerderheid van de lidstaten. Niettemin was een compromis nodig om overeenstemming te bereiken. Dit compromis was niet gemakkelijk, maar we zijn er toch in geslaagd.

Het compromis betekent dat er drie opties beschikbaar zijn. Het voorzitterschap is van mening dat de toepassing van deze opties in overeenstemming met de beoogde regels ons kan leiden tot een situatie waar gelijke voorwaarden worden ingesteld voor alle spelers op de interne markt voor gas en elektriciteit als werkelijke concurrentie eenmaal is bereikt.

Ik wil ook enkele andere punten noemen. Er werd meerdere keren verwezen naar armoede, of eigenlijk energiearmoede. Dit is een zeer belangrijke kwestie, vooral nu de energieprijzen met grote sprongen stijgen. Feit is echter dat dit de verantwoordelijkheid en plicht van afzonderlijke lidstaten is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Zoals benadrukt werd door de heer Hökmark en bepaalde anderen zijn lidstaten verplicht om te zorgen voor toegang tot energie voor armen.

De kwestie van bescherming van verbruikers werd meerdere keren genoemd. Dit werd in feite in een groot aantal toespraken ter sprake gebracht. Ik wil benadrukken dat de tekst van het voorzitterschap, of het compromis van het voorzitterschap, een zeer belangrijke regeling bevat op het gebied van bescherming van verbruikers. Daarvoor is het nodig dat verbruikers goed worden geïnformeerd over hun energieverbruik, over de kosten die hieraan zijn verbonden en dat ze voldoende vaak worden geïnformeerd om aan hun betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Bovendien wordt uiteraard de mogelijkheid overwogen dat men op elk moment van leverancier kan veranderen en dat men ook direct en regelmatig wordt geïnformeerd over de prijzen van leveranciers.

De bevoegdheden van het agentschap werd in meerdere toespraken, waaronder die van de heer Turmes, genoemd. Het agentschap wordt geen papieren tijger. Het agentschap zal vooral op het gebied van zaken die twee of meer lidstaten betreffen de optie hebben om bindende besluiten te nemen, wat een zeer belangrijke vernieuwing is.

Meerdere toespraken, vooral die van de heer Biruti, de heer Zile en anderen, noemen het probleem van kleine en geïsoleerde systemen. Ik wil erop wijzen dat de tekst van de overeenkomst die in de Raad is bereikt, voorziet in afwijkingen of uitzonderingen voor dergelijke landen en voor dergelijke markten, totdat hun geïsoleerde situatie is opgelost.

Dan wil ik nog kort wat zeggen over duurzame bronnen. Ons pakket, het pakket van de Raad, wil prioriteit geven aan netwerken voor energie die wordt opgewekt uit duurzame bronnen.

Ik wil afsluiten met het volgende: Hulde voor de vastbeslotenheid van de heer Vidal-Quadras, die ervoor zorgde dat het Parlement en de Raad in tweede lezing overeenstemming kunnen bereiken. Dit is ook de wens van de Raad. Het voorzitterschap is het eens dat de overeenkomst die op zes juni is bereikt de mogelijkheid heeft geschapen dat een dergelijke overeenkomst tegen het einde van het jaar wordt bereikt. Dit is vooral belangrijk met het oog op ons streven om zo vroeg mogelijk in 2009 een overeenkomst te bereiken over het klimaat- en energiepakket.

Ik ben er tijdens dit debat achter gekomen dat de standpunten van de Raad en het Parlement niet zoveel verschillen. Ik wil de rapporteurs en iedereen die aan dit debat heeft deelgenomen bedanken. Ik denk dat debat zeer nuttig zal zijn voor de Raad bij zijn verdere werk, ook om onze algemene overeenkomst binnen de gewenste termijn te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het debat van vandaag was heel erg op huishoudens gericht. Het voorstel van de Commissie gaat verder dan huishoudens: het omvat ook zeker de industrie. We willen, met alle respect voor kwetsbare consumenten, een goed functionerende markt zien te krijgen. Het is onmogelijk om alles te subsidiëren. Subsidie houdt nu eenmaal in dat iemand iets wordt ontnomen om aan een ander te geven. Ik weet dat er kwetsbare consumenten zijn waar we aandacht voor moeten hebben, maar wat we in essentie proberen te bereiken is een goed functionerende onderling verbonden Europese markt op basis van waarden en ervaringen die we op andere gebieden hebben.

De energiemarkt is zich pas onlangs begonnen te ontwikkelen en er is tijd nodig om deze een plek te geven, maar ik ben ervan overtuigd dat het debat van vandaag echt laat zien dat het voorstel van de Commissie alle hoofdgebieden op de juiste manier aanpakt.

Er zijn enige twijfels over de noodzaak voor verandering. Ik denk dat verandering nodig is, dat heeft naast de jaarlijkse verslagen van de Commissie ook een onderzoek naar concurrentie in de sector aangetoond. In het verslag Vidal-Quadras van het Parlement stond dat verandering nodig is en dat we voorstellen nodig hebben.

Er zijn recentelijk ook enkele ontwikkelingen geweest in de regelgeving op het gebied van concurrentie. Het probleem is dat wanneer men anti-concurrend gedrag ontdekt, dit altijd pas is nadat het leed is geschied. We leggen dan boetes op, maar de consument heeft de prijs al betaald. Er is dus een structurele verandering nodig. Ik denk dat de voorstellen die we hebben gedaan daar een antwoord op zijn.

Er zijn een aantal gevallen waarbij ik denk dat we verder gaan dan slechts een voorstel voor een energiemarkt. Laten we beginnen met het agentschap. Ik ben het er volledig mee eens dat een onafhankelijk agentschap essentieel is. Ik heb er wel moeite mee dat we ook jurisprudentie hebben, hetgeen beperkingen oplegt; de Commissie wordt zo sterk mogelijk gemaakt, binnen juridische grenzen als we eenmaal een agentschap hebben.

Wat betreft comitologie: ik begrijp de vragen van het Parlement over comitologie. Dit is echter de procedure die we hebben en we moeten deze procedure gebruiken om resultaat te bereiken.

Wat betreft inbreuk: de heer Paasilinna heeft gezegd dat dit de procedure is die we hebben en die we moeten gebruiken omdat er geen andere is.

Er was een vraag over consumentenrechten. Er is subsidiariteit, maar luchtvaart is meer een grensoverschrijdend probleem. Ik geloof dat het energiehandvest nauwer verbonden is met subsidiariteit. We hebben een goed voorbeeld gesteld, maar moeten we echt Europese regelgeving opleggen? Ik heb daar mijn twijfels over. Ik ben er niet noodzakelijk tegen, maar er is wat dit betreft een grens tussen waar de Europese regelgeving nodig is en waar de nationale wet begint. Hoe dan ook, ik denk dat dit de problemen zijn en het Parlement vindt zeker de juiste benadering.

Ik wil afsluiten door mevrouw Morgan, mevrouw De Vits, Giles Chichester en Alejo Vidal-Quadras nogmaals te bedanken voor hun uitstekende verslagen. Ik denk dat het debat duidelijk heeft laten zien er veel intern meningsverschillen waren. Ik kijk uit naar de stemming morgen omdat het verslag Vidal-Quadras de weg voor ons bereid heeft om het voorstel in te dienen. Ik weet dat de Raad en het Parlement hun best moeten doen om een evenwichtige oplossing te vinden. Beide partijen zijn gereed. Er hangt veel af van de stemming morgen wat het standpunt van het Parlement zal zijn. Ik begrijp echter goed dat de politieke bereidheid er is om overeenstemming te vinden en dat het voorstel wordt goedgekeurd tijdens deze zittingsperiode in het voordeel van onze consumenten. Ik vind dat geweldig.

Standpunt van de Commissie inzake de wijzigingen door het Parlement

Verslag Morgan (A6-0191/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden: 1, 2, 4, 5, 6, 8, 12, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 29, 30, 33, 34, 35, 36, 40, 44, 46, 48, 50, 54, 56, 57, 58, 61, 65, 70, 71, 73, 74, 77, 83, 84, 88, 89, 92, 93, 94, 97, 99, 101, 102, 105, 106, 107, 108, 111, 112, 113, 114, 118, 119, 120, 122, 123, 124, 126, 128, 129, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 146, 147, 148, 149, 150, 151 en 152.

De Commissie kan de amendementen 10, 11, 16, 24, 38, 39, 41, 42, 43, 45, 47, 55, 59, 60, 66, 68, 72, 79, 80, 82, 85, 86, 87, 95, 98, 100, 109, 110, 115, 117, 121, 125, 127, 138, 153, 155, 165, 166 en 167 gedeeltelijk aanvaarden.

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden: 3, 7, 9, 13, 27, 28, 31, 32, 37, 49, 51, 52, 53, 62, 63, 64, 67, 69, 75, 76, 78, 81, 90, 91, 96, 103, 104, 116, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 145, 154, 156, 157, 158, 159, 160, 161, 162, 163, 164, 168, 169, 170, 171 en 176.

Verslag Vidal-Quadras (A6-0228/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden: 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 21, 22 en 29.

De Commissie kan amendementen 6, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 24, 25, 28, 31 en 32 gedeeltelijk aanvaarden.

De Commissie kan amendementen 13, 19, 23, 26, 27, 30 en 33 niet aanvaarden.

Verslag Chichester(A6-0226/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden: 1, 6, 9, 10, 12, 16, 45, 48, 49, 53, 54, 64 (betreffende lid 3), 64 (lid 4), 66, 72 en 75.

De Commissie kan amendementen 3, 4, 5, 7, 11, 13, 14, 15, 19 (lid 1a), 19 (lid 1da), 19 (lid 1db), 19 (lid 1de), 19 (lid 1df), 19 (lid 1dh), 23, 24, 26, 27, 28, 31, 32, 33, 35, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 47, 51, 57, 58, 59, 61, 64 (lid 1), 68, 70, 74 en 76 gedeeltelijk aanvaarden.

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden: 8, 17, 18, 19 (lid 1c), 19 (lid 1d), 19 (lid 1dc), 19 (lid 1dd), 19(1dg), 20, 21, 22, 25, 29, 30, 34, 36, 37, 38, 46, 50, 52, 55, 56, 60, 62, 63, 64 (lid 2), 64 (lid 5), 64 (lid 7), 64(8), 65, 67, 69, 71 en 73.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil iedereen bedanken die heeft bijgedragen aan een zeer interessant debat.

Ik wil even stilstaan bij wat de heer Hökmark zei over de ontwikkeling van het best mogelijke systeem om de zekerheid van aanbod, duurzaamheid en concurrentievermogen te verzekeren. Wat mij betreft gaat het standpunt waar de Raad mee is gekomen te ver. Ik ben teleurgesteld over de informele overeenkomst in de Raad omdat deze teveel is aangepast aan de mening van de minderheid. Ik begrijp natuurlijk dat er een tijd en plaats is voor compromissen, maar ik denk dat dit te ver is gegaan.

Ik ben ook teleurgesteld dat de Commissie niet fermer is geweest in het verdedigen van haar standpunt. Vergeet niet dat het uw eigen standpunt is dat we nu verdedigen. Ik wil u eraan herinneren dat u bent teruggekomen op uw standpunt en wij niet. Wij verdedigen uw standpunt.

Wat er nu is, is niet goed genoeg. Grote industriële energiegebruikers komen naar ons toe en vragen ons onder vier ogen om te ontbundelen. Als we ze vertellen dat we dat proberen te doen en hen vragen om te komen en ons dat in het openbaar te vertellen, zeggen ze dat ze dat niet kunnen doen omdat ze kwetsbaar zijn! Dat betekent dat de consument het niet voor het zeggen heeft - de consument heeft het niet voor het zeggen op de markt - en dat is een probleem.

Ik denk dat er een misverstand is geweest over de kwestie van speciale tarieven voor kwetsbare afnemers. Ik blijf achter dit punt staan. Ik wil dat er speciale tarieven voor kwetsbare gebruikers komen. We vragen echter niet dat de EU dit doet: we vragen dit aan de lidstaten en of ze deze kwestie serieus nemen. Wij, de Socialisten, hebben vooral geluisterd naar wat men in onze kiesdistricten zegt: dat hoge prijzen worden gevoeld en dat men echt lijdt op dit moment. Wij willen dus dat het probleem van energiearmoede op de agenda komt in de lidstaten. Op dit moment is dat niet het geval. Slechts één land in Europa hanteert een definitie van energiearmoede. Plaats het op de agenda in uw lidstaten want dat is nu niet het geval!

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras, rapporteur. (ES) Allereerst wil ik u bedanken voor de uitstekende samenwerking en de prachtige sfeer die er bij het samenstellen van deze verslagen was, in het bijzonder met mevrouw Morgan, de heer Chichester en alle schaduwrapporteurs.

Wij zullen, dames en heren, zien dat het hier gaat om weten wat we willen en of we allemaal wel hetzelfde willen. We kunnen namelijk logischerwijs niet stellen dat ontbundeling een soort magische sleutel is die elke deur opent en ons de oplossing zal geven voor al onze problemen. Niemand heeft dit gezegd.

Ontbundeling van het transmissiesysteem en opwekking is een noodzakelijke vereiste die helpt, en het gemakkelijker en mogelijk maakt de markt goed te laten functioneren, dat derden de markt kunnen betreden en dat investeringen gegarandeerd worden. Natuurlijk lost dit niet alle problemen op. Wie heeft dat beweerd? Niemand toch.

In mijn land, waar we ontbundeling hebben, zijn er bijvoorbeeld veel problemen. Het agentschap van de regelgevende instantie is niet onafhankelijk genoeg. Er is een achterstand in tarieven omdat er gereguleerde tarieven zijn die de markt vervormen. Wij zijn een energie-eiland dat meer onderlinge verbanden nodig heeft. Betekent dit dat ontbundeling alle problemen oplost? Nee, dit komt door andere zaken die niets met ontbundeling te maken hebben. Dat ontdekken we als we naast naar politiek en nationale belangen te kijken ook logica gebruiken.

Daarom, fungerend Voorzitter van de Raad, kan ik niet namens het Parlement spreken. Ik ben slechts één parlementslid van de 785, maar ik kan u een indruk geven na negen jaar in dit huis en ik kan u één ding zeggen: de wens om een overeenkomst te bereiken bestaat net als de wil om te onderhandelen, er is goede wil, fungerend Voorzitter van de Raad, maar vertel de Raad dat deze goede wil wederzijds moet zijn. Als deze wederzijds is, zoals het geval was bij de gasmarkt, zullen we het over formules eens kunnen worden die ons doel bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het was een fascinerend debat. Het huis is verdeeld op een andere grond dan ons normale links/rechts of noord/zuid tegenstelling. Ik vond het intrigerend, vooral als Brits conservatief, te zien dat mijn collega’s uit bepaalde lidstaten zich in allerlei bochten hebben gewrongen bij hun zinloze pogingen om verandering te voorkomen. Ik had nooit verwacht dat mijn Duitse collega’s nog eens conservatiever (met een kleine “c”, het gaat om “afkerig van verandering”) zouden zijn dan ik.

Toen ik bij dit Parlement begon, was ik een sterke voorstander en pleitbezorger van het concept privatisering. De heer Allister noemde dit een tijdje geleden, dat wil zeggen: het eigendom van deze bedrijven van de staat weghalen en particuliere bedrijven het efficiënter laten doen dan een staatsmonopolie. Ik begrijp inmiddels dat dit een alarmerend idee is in Europa, maar het kon wel eens zo zijn dat de uiteindelijke richting die we opmoeten verder gaat dan ontbundeling in de richting van privatisering.

Mag ik zeggen dat ik er persoonlijk van overtuigd ben dat het aanpakken van brandstofarmoede belangrijk is. Ik denk dat een gezamenlijke tariefhervorming een oplossing zou kunnen zijn. Ik vind het zeer buitengewoon dat we de marginale energieprijs lager maken dan de oorspronkelijke prijs. Zo moedigen we het verbruik aan terwijl we tegenwoordig juist verduurzaming en efficiency willen aanmoedigen en het duurder willen maken om meer te verbruiken.

Misschien dat marktwerking de zaken voor ons oplost: de olieprijzen zorgen dat mensen in mijn land hun gewoonten veranderen en het valt mij op (hier herinner ik mijn Duitse collega’s graag aan) dat E.ON de voordelen van marktwerking heeft gezien bij zijn beslissing om de distributiedienst te ontbundelen.

In de toekomst hebben we wellicht een vierde pakket nodig, maar ik feliciteer mevrouw Morgan met wat zij tot nu toe heeft bereikt. Blijf er nog even bij: we hebben morgen een grote meerderheid nodig. Uiteindelijk zullen diegenen die consument zijn op markten die niet zijn ontkoppeld naar andere markten kijken die wel ontkoppeld zijn en zeggen: “Dat willen wij ook graag”.

 
  
MPphoto
 
 

  Mia De Vits, rapporteur.(NL) Voorzitter, ik ben verheugd dat men het vandaag niet alleen gehad heeft over ontvlechting, maar dat men het ook gehad heeft over de rechten van de consument. Ik zou voor de stemming op donderdag nog even willen aandringen op steun voor drie amendementen om die rechten van de consument nog te verbeteren en de consument regelmatig te informeren over het gebruik. Ik denk dat het niet te veel is, als we zeggen dat dit vier keer per jaar zou moeten gebeuren. Voorts het idee van de smart meters, daar een termijn op plakken, te weten tien jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn.

Ten slotte op het punt van de nationale actieplannen voor de energiearmoede, wil ik nog even zeggen aan Alejo Vidal-Quadras dat wij alleen de sociale tarieven aanhalen als voorbeeld voor de lidstaten om deze te hanteren als mogelijk instrument. Dat zijn drie amendementen waarvoor wij steun vragen teneinde de rechten van de consument te verbeteren.

Ik ben ten slotte ontgoocheld, Voorzitter, over het antwoord van de commissaris, die verbruikersrechten uit naam van de subsidiariteit overlaat aan de lidstaten. Wel commissaris, wij gaan naar die Europese markt van energie. Morgen zal dus een Britse inwoner geconfronteerd worden met een Duitse leverancier. Dan denk ik dat we vanuit die Europese markt van energie ook een Europees antwoord aan de verbruiker moeten kunnen geven.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . − Het debat is gesloten.

De stemming inzake de verslagen Morgan, Vidal-Quadras en Chichester vindt morgen plaats.

De stemming voor het verslag De Vits vindt plaats op donderdag negentien juni 2008.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. (RO) Inzake het verslag Chichester over het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers ondersteun ik de oprichting van dit Agentschap en de bepaling met extra bevoegdheden.

Wat betreft het amendement voor het vestigen van het hoofdkantoor van deze instelling in Brussel: ik wil ten eerste het standpunt vragen van de juridische dienst betreffende onze bevoegdheid, als Europees Parlement, om een besluit te nemen over dit onderwerp. Persoonlijk heb ik het idee dat dit onderwerp onder de bevoegdheid van de Raad valt.

Betreffende de stad Brussel moet ik zeggen dat ik niets tegen de stad zelf heb... ik vind het er zelfs wel leuk.

Toch denk ik dat de stemming van de Ieren vorige week een nieuw zeer belangrijk politiek signaal afgeeft. Het geeft onder andere de mening weer van de burgers over de bureaucraten in Brussel en de manier waarop beslissingen in het “besloten” kringetje in Brussel worden genomen.

Alle Europese burgers moeten voelen dat het Europese besluitvormingsproces iets is waar ze onderdeel van uit maken en dat dichtbij is. Het is belangrijk dat alle Europese burgers voelen dat ze worden vertegenwoordigd. De instellingen moeten daarom overal in de Unie vestigingen hebben.

Laten we de instellingen dichterbij de burger brengen en de burgers bij het Europese debat betrekken! Door alles in Brussel te centreren, brengen we de opbouw van Europa in gevaar.

Ik ben dus absoluut tegen het idee dat het hoofdkantoor van deze nieuwe instelling in Brussel wordt gevestigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Desislav Chukolov (NI), schriftelijk. (BG) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, het begrip “energiemaffia” bestaat in een behoorlijk aantal landen ter wereld. Het is een algemeen begrip dat we over het algemeen gebruiken om te verwijzen naar dingen bij energie die niet kloppen. Anders dan in andere landen is het bij de energiemaffia in Bulgarije duidelijk dat zij op het punt staat de politiek in te gaan. Daarbij vinden geen eerlijke en open verkiezingen plaats. Dat gaat op de wijze zoals dat altijd is gegaan: door zich naar binnen te kopen.

De nieuwe LIDER-partij betreedt de politieke arena in mijn land op zeer agressieve wijze. Daarbij komen ze zo nu en dan, wat betreft ruwheid en meedogenloosheid, dicht bij de stijl van de Beweging voor Rechten en Vrijheden. Beide partijen kopen stemmen, maar terwijl de BRV volledig in het belang van Turkije handelt, hebben de LIDER-partij en haar leider, Hristo Kovachki, slechts hun eigen belang voor ogen.

Bij de afgelopen verkiezingen in mijn land kregen burgers via de post door dat hun nutsrekeningen kwijtgescholden werden als ze op die partij stemden.

Mijnheer de Voorzitter, oefent u toch uw invloed op de Bulgaarse politici uit om te voorkomen dat wellicht na de verkiezing van 2009 parlementsleden in dit huis komen die op oneerlijke en lelijke wijze zijn verkozen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ondersteun het verslag van mijn collega volledig en als ik had gekund had ik dat persoonlijk gedaan. Ik ben echter niet van mening dat dit betekent dat we geen nieuwe kolencentrales kunnen bouwen.

De kolenindustrie staat weer eens op de drempel van een revolutie. De 25e verjaardag van de staking van de mijnwerkers komt er ook snel aan. Deze revolutie is gebaseerd op de technologieën voor schone kolen en CO2-afvang en -opslag (CCS) die worden ontwikkeld bij de kolenmijn in Hatfield vlakbij Doncaster. Met de CCS-technologie kan negentig procent van de CO2-uitstoot van elektriciteitscentrales worden afgevangen en afgevoerd voor geologische opslag. Dergelijke technologie zou de manier waarop het Verenigd Koninkrijk in haar energiebehoefte voorziet radicaal veranderen.

Naast de voordelen van een natuurlijke bron waar we meer dan genoeg van hebben, zouden de banen die een ontluikend agentschap voor schone kolen met zich mee brengt een reddingslijn vormen voor de mijnbouwgemeenschappen die een kwart eeuw economische en sociale neergang hebben meegemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Ik sluit me heel graag aan bij het standpunt van het Parlement voor een handvest betreffende de rechten van de energieconsument, met name het voorstel dat het daadwerkelijke energieverbruik bij de consument in rekening moet worden gebracht.

Ik hoop dat dit ertoe leidt dat alle individuele gasverbruikers rekeningen krijgen in kWh, en niet, zoals in Polen, in kubieke meters.

Consumenten zouden het zeker goedkeuren als de energiewaarde en niet het verbruikte gasvolume in rekening werd gebracht omdat zij, al dan niet terecht, denken dat ze voor “lucht” betalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik ben het eens met de commissaris dat de EU niet in staat zal zijn de dramatische uitdagingen waarvoor wij gesteld zijn aan te pakken als we de huidige status quo behouden. Daarbij worden nationale belangen meer beschermd dan dat de algemene Europese belangen en waarden worden verdedigd,

Daarom heeft de EU echte hervorming nodig.

Ik pleit heel erg voor een nationale regelgevende instantie – een efficiënt agentschap met voldoende autoriteit om toe te zien op het goed functioneren van de interne energiemarkt.

Mijn belangrijkste punt is echter dit: vrije concurrentie is het basisprincipe is waarop de EU is gebouwd. We zijn er dus aan toegewijd om niet slechts in theorie, maar ook in de praktijk te zorgen dat de consument in elke lidstaat vrij en zonder enige beperking kan kiezen tussen verschillende elektriciteitsproducenten en -distributeurs en te beslissen wat het beste aanbod is. De werkelijke uitdaging voor de lidstaten ligt dus in de keuze tussen de belangen van verbruikers en grote bedrijven. Aarzelingen om het individu, de verbruiker, in het middelpunt van onze activiteiten te plaatsen, leiden logischerwijs tot gebeurtenissen zoals de negatieve stem van de Ieren en de toenemende onverschilligheid van onze burgers voor de EU.

Volledige ontbundeling is een essentiële voorwaarde voor hervorming. De “derde weg” is geen geloofwaardige oplossing.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de energieprioriteiten van de EU - milieubescherming, veiligheid en vrije markt - blijven bij de huidige ontwikkelingen belangrijk, maar hun rangorde moet opnieuw worden geëvalueerd. De opwaartse spiraal voor prijzen van energiedragers, met de maatschappelijke spanningen en angsten vandien, alsmede het offensief van Gazprom, voor dit alles zijn snelle reacties nodig. Het maakt ook de noodzaak tot zekerheid en goedkope voorzieningen duidelijk. Tegelijkertijd zijn de ambitieuze doelen die voor milieubescherming en de strijd tegen het broeikaseffect zijn kwesties voor de lange termijn. Ze brengen uitdagingen met zich mee die het concurrentieniveau van de Europese economie kunnen verlagen en maatschappelijke spanningen kunnen verergeren.

Het valt te betreuren dat er in onze kring van 27 landen geen vastberadenheid is om een gemeenschappelijke en concurrerende energiemarkt te vormen. De demonopolisering vindt weerstand bij een aantal landen die anders leiders zijn op het gebied van Europese integratie. Er is ook een gebrek aan solidariteit bij contacten met externe olie- en gasleveranciers. Bilaterale akkoorden, zoals het westen en oosten van de Europese Unie met Gazprom hebben gesloten, halen onze onderhandelingspositie onderuit. Ze geven ruimte voor energiechantage met lidstaten die historisch gezien aan een monopolieleverancier waren verbonden.

De verschillende nationale belangen laten zich voelen bij het oprichten van een interne energiemarkt. De Europese Unie moet bewijzen dat zij in staat is bevredigende compromissen te sluiten ondanks de verschillen. Het belangrijkste gebied waar kan worden aangetoond dat we eendrachtig ondanks en boven verschillen kunnen zijn is energie.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de toegang tot energie tegen betaalbare prijzen is een van de elementen die de maatschappelijke integratie en toegang tot kennis en onderwijs versnelt. Energievoorzieningen hebben een grote invloed op de manier waarop burgers functioneren in het maatschappelijk en economisch leven. Helaas hebben verbruikers, in het bijzonder privépersonen en kleine en middelgrote bedrijven, vaak beperkte mogelijkheden om hun belangen op het gebied van energietoegang effectief bekend te maken.

Volgens beschikbare gegevens hebben de lidstaten niet naar tevredenheid voldaan aan hun plicht om te zorgen voor gerichte openbare diensten die de minst bevoorrechte sociale groepen bereiken. Het Europese handvest betreffende de rechten van de energieconsument zou enkele van de problemen op dit gebied op moeten lossen. Dit handvest moet gebaseerd zijn op samenwerking tussen lidstaten met volledige toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Daarbij moeten we in gedachte houden dat bepaalde praktijken op het gebied van consumentenbescherming verschillende resultaten kunnen hebben in verschillende lidstaten.

Energieleveranciers en netwerkbeheerders moeten zichzelf verplichten om met respect voor het milieu te werken en radioactief afval zoveel mogelijk te beperken. Er moet ook prioriteit gegeven worden aan het gebruik van duurzame energiebronnen en de garantie dat consumenten het recht hebben een bewuste keuze voor een energiebron te maken.

Daarnaast moeten er grenzen worden gesteld aan de formaliteiten voor het veranderen van leverancier. Consument moet worden beschermd tegen oneerlijke verkooppraktijken en er moeten consumentenorganisaties komen. Er moet echter vooral een oplossing worden gevonden voor het probleem van energiearmoede zodat alle burgers in staat zijn deel te nemen aan allerlei belangrijke gebieden van het leven.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 

12. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het Vragenuur (B6-0161/2008).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). - (CS) Ik wil de Commissie graag de volgende vraag stellen: in hoeverre is het bindend...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het spijt mij, maar de vragen zijn zoals ze op papier staan. Er is een procedure en u kunt niet met een spontane vraag komen.

Deel één

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 25 van Lambert van Nistelrooij (H-0379/08)

Betreft: Mobiele terminatietarieven

Op 4 april heeft het Belgische gerecht (zaaknummer 2007/AR/3394) een beslissing van de Belgische regulator voor de post- en telecommunicatiediensten (BIPT) ter vaststelling van de hoogte van mobiele terminatietarieven geschorst. Daarbij is één van de belangwekkende argumenten dat schaalvoordelen van grote operators moeten worden meegewogen bij de vaststelling van terminatietarieven.

Ziet de Commissie de argumenten van het Belgische Hof als een leidraad voor haar communicatie over terminatietarieven die binnenkort is voorzien?

Is de Commissie het ermee eens dat de telecombedrijven, die nu in belangrijke mate voor de concurrentie op de mobiele markten zorgen - de zogenaamde “challengers”, in deze mededeling voldoende tijd moeten krijgen om aan eventuele nieuwe regelgeving te voldoen ?

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) De vraag die het geachte lid stelt betreft het besluit van het Cour d’Appel de Bruxelles van 4 april 2008 om het besluit voor de regeling van achttien december van de IBPT inzake mobiele opzeggingstarieven in België op te schorten. Dit besluit inzake regels werd eerder opgemerkt en beoordeeld door de Commissie volgens artikel 7 van de kaderrichtlijn. De Commissie kent dit besluit van de rechtbank en werd door de nationale regelgevende instantie, de IBPT, geïnformeerd dat zij, volgend op deze nietigverklaring, een nationaal overleg was gestart over een conceptbesluit waarbij de mobiele opzeggingstarieven weer werden op hetzelfde asymmetrische niveau gebracht als in haar vorige regelgevende besluit van 11 augustus 2006.

In de context van het communautaire raadplegingsmechanisme (de “artikel 7-procedure”) heeft de Commissie talloze malen haar standpunt uiteengezet dat de opzeggingstarieven moeten worden gereduceerd tot het niveau van efficiënte kosten. Hierdoor ontstaan gelijke kansen voor verschillende beheerders, worden operators aangespoord om efficiënter te worden en krijgen consumenten meer voordeel, waaronder lagere prijzen. De Commissie begrijpt de noodzaak voor een overgangsperiode voor beheerders om het efficiënte kostenniveau te bereiken. Het voortbestaan van een hoger opzeggingstarief is echter niet gerechtvaardigd na een periode die lang genoeg is voor een beheerder om zich aan marktomstandigheden aan te passen en efficiënt te worden tenzij er objectieve kostenverschillen zijn die buiten het bereik van de betreffende beheerders liggen.

De Commissie houdt rekening met het feit dat verschillende benaderingen van de regulatie van opzeggingstarieven mogelijk de consolidatie van de interne markt en de verwezenlijking van voordeel voor consumenten van de grensoverschrijdende concurrentie en diensten kunnen belemmeren. Daarom is begeleiding en een grotere rechtszekerheid voor zowel beheerders als nationale regelgevende autoriteiten voor de opzeggingsmarkten een prioriteit voor de Commissie. De Commissie werkt daarom aan een aanbeveling voor een gezamenlijke benadering voor zowel mobiele als vaste opzeggingstarieven die grotere helderheid en consequentheid op dit zeer belangrijke maar ook complexe gebied moet bevorderen. Dit zorgt voor maximaal voordeel voor consumenten wat betreft economisch verantwoorde prijzen en efficiënte ontwikkeling van innovatieve diensten. Een dergelijke aanbeveling kan ook een leidraad zijn voor nationale rechtbanken.

De consolidatie van de interne markt kan ook worden belemmerd door rechtbankbesluiten in verschillende lidstaten als die tot gevolg hebben dat verschillende interpretaties worden gegeven over hoe vergelijkbare concurrentieproblemen aangepakt moeten worden. Hoe dan ook, de Commissie volgt alle besluiten en oordelen van de rechtbank nauwgezet. Ook op het gebied van opzeggingsmarkten, zoals het besluit van het Cour d’Appel, waar het geachte lid in deze vraag naar verwijst.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). (NL) Voorzitter, ik dank de commissaris zeker voor het antwoord, omdat zij heel goed analyseert wat er aan de hand is. Mijn vervolgvraag zou kunnen zijn: waar zie je nu dat onderscheid per lidstaat? Door de uitspraak in België zou je ertoe geneigd zijn om te zeggen dat er nog steeds geen goede level playing field verhouding is tussen grote aanbieders en tussen de nieuwkomers op de markt. Kan dat betekenen dat we een langere overgangstijd krijgen? Kan het betekenen dat we Europees breed als het ware wat meer tijd bieden voor die aanpassing. Nu zie je toch dat de kleintjes de dupe zijn van die markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) De Commissie heeft gelijk vanaf het begin de noodzaak voor een overgangsperiode voor beheerders onderkend, zoals ik in mijn eerste toespraak zei, om een efficiënt kostenniveau te bereiken.

Tijdelijke probleemgebieden moeten echter binnen een redelijk tijdskader geleidelijk worden opgeheven. Dat hogere opzeggingstarieven voortbestaan na een periode die lang genoeg is voor een beheerder om zich aan marktomstandigheden aan te passen en efficiënter te worden is niet gerechtvaardigd, tenzij zoals ik eerder zei er objectieve kostenverschillen zijn die buiten het bereik van de betreffende beheerders liggen.

Door prijzen boven een efficiënt, op kosten gebaseerd niveau toe te staan kan de motivatie voor beheerders worden verminderd om te innoveren en prijzen te verlagen. Bovendien betalen klanten uiteindelijk hogere prijzen dan anders het geval zouden zijn bij een situatie van op kosten gebaseerde symmetrische opzeggingstarieven. De opzeggingstarieven moeten dus zo snel mogelijk worden verminderd tot het niveau van de efficiënte kosten, zonder zoals eerder gezegd de positie van de bedrijven of de consumenten te benadelen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 26 van Katerina Batzeli (H-0386/08)

Betreft: Crisibeheersingsbeleid en de stijgende kosten voor levensonderhoud

De stijgende kosten voor levensonderhoud, die het gevolg zijn van de oplopende olieprijzen, de recente voedselcrisis, speculatie en van tekortschietende controlemechanismen, doen de inflatie oplopen en zetten de inkomens onder druk. Er bestaat derhalve behoefte aan een alomvattende, pan-Europese aanpak van deze ernstige situatie.

Welke maatregelen denkt de Commissie te gaan nemen voor het aanpakken van deze crisis, die zich inmiddels ook in de nationale economieën doet voelen en het inkomen van de huishoudens onder druk zet, waardoor het grote publiek ook vraagtekens plaatst bij de rol van de euro ten opzichte van de prijs van olie?

Welke maatregelen gaat de EU nemen om de mondiale speculatie in de handel aan te pakken? Wordt er gedacht aan communautaire en/of nationale crisibeheersingsmechanismen? Hoe zullen de nationale instanties geholpen worden om de speculatie, met name door bedrijven met een machtspositie, te bestrijden?

Behoort de vaststelling van maximumverkoopprijzen voor bepaalde basislevensmiddelen tot de prioriteiten van de Commissie?

Is het aanvaardbaar dat sommige regeringen de indirecte belastingen op dit moment verhogen om hun inkomsten te vergroten? Is het niet nuttig na te denken over een verlaging van de BTW en de indirecte belastingen op bepaalde eerste levensbehoeften en producten op Europees niveau?

Vraag nr. 27 van Leopold Józef Rutowicz (H-0399/08)

Betreft: Stijging van de voedselprijzen binnen de EU

De behoefte aan biobrandstoffen en de gestegen vraag naar voedsel zijn ondermeer de oorzaak van een aanzienlijke stijging van de voedselprijzen, waardoor vooral de EU-burgers met een laag inkomen worden getroffen. Tegelijkertijd vermindert het systeem ter beperking van de productie van bepaalde artikelen de concurrentie, welke de prijsstijging zou kunnen beperken. Welke stappen zijn er genomen ter beperking van de voedselprijzen op de markten van de EU?

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Omdat de twee vragen, zoals de Voorzitter terecht opmerkte, min of meer samen vallen, wil ik de mogelijkheid gebruiken om een gezamenlijk antwoord op beide vragen te geven.

Als we kijken naar het eurogebied is de inflatie gedaald van acht tot tien procent in de jaren zeventig en tachtig naar drie procent in de jaren negentig en is het nu een gemiddelde van iets meer dan twee procent in de eerste tien jaar van de Europese Monetaire Unie.

Sinds het derde kwartaal van 2007 hebben echter wereldwijde schokken in de energie- en voedselprijzen de druk op de inflatie opgevoerd, niet slechts in de Europese Unie maar overal ter wereld.

De sterke euro verzwakte in enige mate het effect van de stijging of toename van prijzen voor brandstof en olie. Maar we moeten onder ogen zien dat de inflatiecijfers van 1,9 procent in augustus vorig jaar zijn gestegen naar 3,6 procent in april 2008.

De Commissie heeft haar standpunten betreffende de recente stijging van voedselprijzen genoemd in de mededeling “Het probleem van de stijging van de voedselprijzen aanpakken – richtsnoeren voor maatregelen van de EU”. Naast enkele andere factoren hebben de hogere olieprijzen geleid tot hogere prijzen op de landbouwmarkt binnen de Europese Unie, zowel door hogere landbouwinvoer als ook logistieke kosten.

Hoewel de vraag naar landbouwproducten wordt beïnvloed door de markt voor biobrandstoffen, hebben alle analyses van de Commissie aangetoond dat er verschillende oorzaken zijn voor de wereldwijde stijging van voedselprijzen. Ze komen zowel uit structurele als tijdelijke factoren voort. Daarbij heeft de huidige EU-productie van biobrandstof zeer weinig invloed op de huidige wereldwijde voedselprijzen. De laatste schattingen wijzen erop dat ongeveer één procent van het land binnen de Europese Unie voor biobrandstoffen wordt gebruikt.

Maar het is duidelijk dat de recente toename van landbouwprijzen slechts gedeeltelijk de stijging van voedselprijzen in de winkel kan verklaren, er is dus soms een discrepantie tussen de prijs bij de boer en de prijs in de supermarkt of de winkel.

Omdat de huidige crisis vele verschillende kanten kent, is het antwoord dat de Commissie heeft voorgesteld net zo veelomvattend en gericht op de aanpak van zowel de gevolgen op korte termijn als de krachten die op lange termijn de stijgende voedselprijzen aansturen. Om de prijsdruk in de landbouwsector te verlichten, hebben we binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) reeds verdere stimulansen gegeven om de marktgerichtheid te vergroten en te proberen de productie te verhogen. Door de verplichte braaklegging voor dit productiejaar op nul te zetten en door een verhoging van melkquota die gold vanaf 1 april 2008 hebben we zeer snel gereageerd. De Europese Unie heeft bovendien besloten om de importheffingen op granen voor het huidige marketingjaar voor de meeste granen in te trekken.

Natuurlijk zullen we verder ingaan op deze vragen bij de komende discussies over de gezondheidscontrole van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Om het mogelijk te maken om vooral iets te doen voor de behoeften van de allerarmste mensen in de EU, staan modernisering en verbetering van de regeling op stapel en doen we later dit jaar een voorstel.

Ik denk dat het ook belangrijk is dat we investeringen in landbouwonderzoek blijven aanmoedigen en bevorderen zodat niet alleen in Europa maar wereldwijd de groei in duurzame productiviteit vergroot.

Inzake de prijsvorming op de landbouwmarkt wil de Commissie de speculatieve activiteiten van beleggers in met goederen verbonden financiële markten en het effect ervan op de prijsontwikkeling in het oog houden.

Wat betreft de vraag over de machtspositie: alle misbruik van dominante posities is onderhevig aan artikel 82 van het Verdrag, of het equivalent daarvan in de nationale wetgeving. De Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten zijn alert op alle eventuele schendingen van het communautaire mededingingsrecht.

De Commissie ziet er in het bijzonder op toe dat de concentratie van een communautaire dimensie geen significante belemmering vormt voor effectieve concurrentie en schadelijk is voor consumenten of voor bepaalde bedrijven. In dit verband zal de Commissie ook het functioneren van de levensmiddelenketen onderzoeken in combinatie met het toezicht op de detailhandel, waartoe besloten is in verband met de evaluatie van de interne markt.

De maatregelen die door de lidstaten en de gemeenschap worden genomen, worden, zoals bepaald in het Verdrag, uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van de interne markt en grensoverschrijdende concurrentie. Op dit moment verwachten we geen vaststelling van maximumverkoopprijzen voor bepaalde basisvoedselproducten.

De Commissie is zich ervan bewust dat overheden momenteel indirecte belastingen verhogen om openbare financiering te stimuleren. De Commissie deelt bovendien het standpunt van de ministers van Financiën dat vertekende fiscale en andere beleidsmaatregelen die de noodzakelijke aanpassingen in de weg staan, vermeden moeten worden.

De Commissie overweegt ten slotte dat gerichte maatregelen op korte termijn, om de impact van hogere energieprijzen op armere delen van de bevolking te verlichten, wellicht gerechtvaardigd zijn. Ze moeten echter natuurlijk geen vervormend effect hebben of de noodzakelijke structurele aanpassingen vertragen. Een algemene verlaging, daar zijn we het denk ik allemaal over eens, of het nu van belasting of BTW is, is per definitie niet gericht op de armere delen van de samenleving.

De acties van de Commissie betreffen niet alleen de binnenlandse effecten (ik denk dat we allemaal toegewijd zijn aan het zorgen voor gelijke kansen, ook voor ontwikkelingslanden) en tot nu toe heeft de Commissie meer dan 300 miljoen euro aan noodvoedselhulp uitgetrokken. We bevorderen bovendien actief een gezamenlijk antwoord op internationaal niveau in overeenstemming met de conclusies van de FAO-top die twee weken geleden plaatsvond.

Ik denk dus dat we hebben gereageerd op de uitdagingen waar de nieuwe situatie ons allen voor plaatst.

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de commissaris bedanken voor het uitgebreide antwoord dat zij op mijn vraag heeft gegeven. Ik wil echter twee kwesties benadrukken die de Commissie moet aanpakken, en wel direct en niet op middellange termijn.

Het eerste is de prijsbeheersing, vooral voor voedselproducten, zoals u terecht noemde. Dit is niet zo zeer een zaak van het instellen van een maximumverkoopprijs, maar van het vaststellen van de productiekosten en het winstpercentage dat bedrijven mogen ontvangen, gesteld dat deze grens geen belemmering vormt voor de interne markt of de importen.

Het tweede punt dat ik naar voren wil brengen is dat de verhoging van de quota voor braaklegging en melk welkome maatregelen zijn, maar ik denk dat het verhogen van de productiekosten van pesticiden, gezien de stijgende olieprijzen, zonder resultaat zal blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz (UEN).(PL) Allereerst mijn dank aan de commissaris voor een zeer uitgebreid antwoord over dit onderwerp.

Er zijn meerdere problemen die ik interessant vind. Het eerste is de handel in productiebeperkingen voor suiker. We weten dat de handel in suikerproductie het vermogen om bepaalde productiecapaciteiten te gebruiken in verschillende landen beperkt. Op dit gebied dringen concerns een bepaald beleid op. Als de productie van suiker wordt beperkt, verdwijnt de concurrentie vanzelf.

De tweede kwestie is dat bepaalde belastingen worden opgelegd voor een aantal basisproducten zoals bananen. De allerarmsten hebben deze producten juist nodig. Deze belastingen dienen onderzocht te worden. Bananen worden ten slotte door kinderen gegeten. Ze worden door de kinderen van arme gezinnen gegeten. Het opleggen van belasting op dergelijke levensbehoeften, met uitzondering van alcohol, moet ook worden bekeken. Ik ben het ermee eens dat toezicht op en controle van de markt nodig zijn, net zoals toezicht op marktprijzen. Profiteert de Commissie echter van bepaalde importen om de prijzen van bepaalde goederen te verlagen van de import van goedkopere goederen op de nationale markt die zijn (...).

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw Batzeli, ik denk dat het belangrijk is dat we een controlesysteem hebben om te zorgen dat prijzen niet omhoogschieten. Het is precies de plicht van de nationale mededingingsautoriteiten om hier een oog op te houden. Ik kan u zeggen dat we binnen de Commissie ook een discussie hebben gevoerd met de commissaris die verantwoordelijk is voor mededinging en dat we ons zeer bewust zijn van deze problemen.

Aan de heer Rutowicz: Ik weet niet of u verwijst naar de suikerhervorming. Daarbij besloten we om de productie van suiker binnen de Europese Unie met zes miljoen ton te verlagen en zochten we een mogelijkheid om de boeren die uit de suikerproductie stapten een zeer redelijk pakket te bieden. Dit besluit is echter een aantal jaren geleden genomen.

Wat betreft de prijs van geïmporteerde producten: ja, het klopt dat dit afhankelijk is van invoerrechten. Dat is precies de reden waarom we momenteel in het kader van de WTO-ontwikkelingsagenda van Doha bespreken of we een overeenkomst kunnen bereiken over een algemene verlaging van deze rechten in het algemeen.

Ten slotte, wat betreft de voordelen van fruitconsumptie: ik ben het niet met u oneens. Daarom presenteren we (bij de volgende vergadering die hier in Straatsburg plaatsvindt) een regeling voor groente en fruit voor schoolkinderen. Ik ben er vrij zeker van dat dat zeer waardevol zal zijn en schoolkinderen goede gewoontes zal aanleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Mijn vraag gaat over accijnzen. Tijdens de debatten over accijnzen op alcohol waren er voorstellen voor het toepassen van een nultarief voor accijnzen. Wat is uw standpunt betreffende accijnzen op brandstof? De huidige situatie geeft immers geen aanleiding voor tijdelijke oplossingen zoals deze. Zou het mogelijk zijn om de accijns op brandstof, al is het tijdelijk, te verlagen om prijsstijgingen in de levensmiddelenbranche en andere sectoren te voorkomen?

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Commissaris, de stijgende voedselprijzen zijn een communautair probleem en in het bijzonder een probleem voor gezinnen met lage inkomens. Zij staan hierdoor bijna aan de rand van de financiële afgrond. In hoeverre zal het geplande Europees voedselhulpprogramma voor behoeftige sociale groepen worden doorgezet om snelle hulp te bieden aan diegenen die door deze stijgingen van voedselprijzen in nood dreigen te raken en zelfs met honger worden bedreigd?

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Ik zie allereerst een verlaging van de BTW niet als een mogelijke oplossing. De olieprijzen zijn op dit moment ongeveer 136 - 137 dollar per vat. Wat zou de volgende vraag zijn als we nu de BTW verlagen en vervolgens een olieprijs krijgen van 160 dollar per vat, gaan we het dan nog verder verlagen?

We moeten veel verder vooruit zien bij het zoeken naar oplossingen. Daarom hebben we hier dus investeringen aangemoedigd om de afhankelijkheid van olie te verminderen. Dat is mogelijk binnen de landbouwsector en we bespreken het nu ook voor de visserijsector omdat de visserijsector zelfs nog afhankelijker is van de olieprijzen. Daarom zijn investeringen in nieuwe technologieën veel meer toekomstgericht dan slechts een vermindering van de BTW.

In antwoord op de andere gestelde vraag: we zullen dit jaar een voorstel doen voor de allerarmste mensen binnen de Europese Unie. Er bestaat al een regeling, maar de voortzetting daarvan is gebaseerd op overschotten – interventievoorraden van landbouwproducten – en die hebben we niet meer. We hebben dus een rechtsgrond voor een nieuwe regeling nodig. Ik hoop dat de geachte leden tevreden zullen zijn wanneer ze zien wat wij overwegen als manier om de economische basis voor een dergelijke regeling voort te zetten of zelfs te vergroten. Ik ben het er volledig mee eens dat we fatsoenlijke oplossingen moeten zoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Commissaris, in antwoord op vraag 27 vertelde u dat slechts één procent van het land in de EU voor productie van biobrandstof wordt gebruikt. Wellicht is het percentagecijfer in Noord-Amerika een relevanter percentage, aangezien we de granen daarvandaan importeren. Dat percentage is voor velen van ons een reden om te geloven dat biobrandstoffen wel degelijk de prijzen van diervoeder doen toenemen. Kunt u ons dus daarover op de hoogte brengen?

Ten tweede, iets anders dat de prijzen doet toenemen is de voortdurende trage en onwillige houding van de Commissie om genetisch gemanipuleerde rassen, die veel goedkoper zouden zijn, toe te staan. Kunt u ons inlichten over de vorderingen op dit gebied? Zijn we al iets dichterbij gesynchroniseerde goedkeuringen voor belangrijke gebieden die tevens leveren?

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN).(PL) Mevrouw de commissaris, ik wil de Commissie vragen of zij een verlaging van BTW op kinderkleding wil overwegen. Dat zou de belastingdruk voor grote gezinnen verlagen, maar niet die van welvarende gezinnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Ik denk allereerst dat het belangrijk is bij een gesprek binnen de Europese Unie over biobrandstoffen dat we niet met de vinger wijzen naar de Europese manier om deze kwestie op te lossen. De reden hiervoor is dat, wanneer als gevolg hiervan bio-ethanol/biodiesel de zondebok wordt, een situatie ontstaat waarin niemand wil investeren. Dan blijven we volledig achter, en afhankelijk van import van ethanol en biodiesel. Als we deze niet hebben, zullen we niet in staat zijn voor 2020 het doel van 20 procent broeikasgasemissie te halen. We moeten dus een oplossing vinden en op dit moment is de eerste generatie biobrandstoffen de enige oplossing.

Maar, ik denk dat we het er over eens zijn dat we zoveel mogelijk het onderzoek en de ontwikkeling moeten ondersteunen van de tweede en zelfs derde generatie biobrandstoffen uit afval, drijfmest, stro en andere producten - zoals houtsnippers - uit de landbouwsector die op dit moment niet worden gebruikt. Dat is de toekomst, maar we moeten wel bij deze ontwikkeling betrokken zijn. Daarom hebben we de eerste generatie als opstap nodig.

Ik weet dat er in dit huis verschillende meningen zijn over genetisch gemanipuleerde gewassen, maar het is duidelijk dat er een situatie moet ontstaan waar we voeder voor onze dieren, voor onze vleesproductie, tegen redelijke prijzen kunnen importeren. Als we geen oplossing vinden, zal de productie van vlees in Europa dalen. Dit gaat trouwens ook over genetisch gemanipuleerde granen, vooral maïs. Vervolgens moeten we vlees uit Brazilië importeren – vlees of dieren die met genetisch gemanipuleerde gewassen zijn gevoerd, waar wij of de consumenten niet van houden – en krijgen we het via een omweg. Ik denk dat we dan echt de consumenten voor de gek houden.

We hebben dus ons eigen goedkeuringssyteem nodig. Ik denk dat er vooruitgang wordt geboekt om de aanvragen die nog niet zijn goedgekeurd terug te krijgen, waardoor de procedure in EFSA wordt versneld zonder de kwaliteit te verliezen.

Ten slotte, mevrouw de Voorzitter, zeg ik heel direct dat ik geen specialist ben op het gebied van BTW op kinderkleding dus in plaats van een verkeerd antwoord te geven lijkt het mij beter dat de vraag schriftelijk wordt gesteld.

 
  
  

Deel twee

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 28 van Ioannis Gklavakis (H-0381/08)

Betreft: Strategie ten behoeve van de viscultuur

De VN-organisatie voor voedsel en landbouw voorspelt dat de consumptie van visserijproducten in de periode tot 2030 met vijftig procent zal toenemen en dat de viscultuur in het grootste deel van de vraag zal moeten voorzien. In cijfers betekent dat een productietoename van veertig miljoen ton. Gezien de voortdurende teruggang van de voorraden en de steeds grotere vraag in de hele wereld naar vis en schaaldieren krijgt de aquacultuur steeds grotere betekenis.

Gelet op bovenstaande luidt mijn vraag aan de Commissie, of zij bij de herziening van de strategie voor de viscultuur in de EU enige richtsnoeren zal verstrekken aangaande de ruimtelijke ordening op zee voor de viscultuur? Welke maatregelen denkt zij te nemen om te zorgen dat de communautaire producten kunnen concurreren met producten uit derde landen, die onder soepeler regelgeving worden geproduceerd? Denkt zij aan andere innoverende maatregelen voor de ontwikkeling van deze bedrijfstak?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Ik wil allereerst het geachte lid, de heer Gklavakis, bedanken dat hij met zijn vraag het belang van de aquacultuur naar voren heeft gebracht en ik geef graag het standpunt van de Commissie in deze kwestie weer.

Zoals u terecht noemde, en zoals werd aangegeven door de Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, wint de wereldwijde aquacultuurindustrie aan belang en speelt deze een essentiële rol voor de overbrugging van de kloof tussen een groeiende vraag naar eetbare zeevis en schaal- en schelpdieren en het aanbod van visproducten, vooral tegen de achtergrond van afnemende populaties wilde vis.

De Commissie is op dit moment bezig met de opstelling van een mededeling voor een strategie voor duurzame ontwikkeling van communautaire aquacultuur, die eind 2008 afgerond moet zijn. De bedoeling van de strategie is om de beste omgeving te ontwikkelen voor de duurzame groei van de aquacultuur, zodat zowel voor een adequaat aanbod van eetbare zeevis en schaal- en schelpdieren voor de burgers van de Europese Unie zorgt als naleving van de strenge normen voor milieu en volksgezondheid.

De toegang tot ruimte voor aquacultuur blijkt inderdaad een belangrijk obstakel te zijn bij de ontwikkeling van aquacultuur. Maritieme ruimtelijke planning kan een rol spelen bij de oplossing van deze kwestie. In de aanstaande aquacultuurstrategie zal deze kwestie zijn opgenomen.

De kwestie van concurrentie van derde landen met lagere productienormen kan worden opgelost met regelingen voor marktdifferentiatie zoals certificering. Bij het opstellen van de strategie zal aandacht aan deze kwestie worden besteed.

Daarnaast zijn de concurrentiepositie en innovatie centrale kwesties die in deze strategie worden behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Gklavakis (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, mijn dank aan de commissaris voor zijn antwoord.

Ik wil graag nog het volgende toevoegen. U hebt er zelf al op gewezen, commissaris, dat consumenten steeds meer zeevruchten willen eten – vis, schaaldieren en dergelijke. De afgelopen jaren zijn ook organische producten enorm in populariteit gestegen bij de consument. Veel mensen die in deze sector actief zijn, gaan over op organische viscultuur, enerzijds omdat het gezondere voedingsmiddelen oplevert, anderzijds – en dat is een heel belangrijk aspect – omdat het milieuvriendelijker is.

Overweegt de Europese Commissie maatregelen te nemen om de organische viscultuur te stimuleren, te versterken en te ondersteunen? Zo ja, kunt u ons dan vertellen wat die maatregelen inhouden en hoe deze zeer belangrijke kwestie, die we willen stimuleren, kan worden ondersteund?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Wat uw vraag met betrekking tot de gestegen vraag betreft: de consumptie van aquacultuurproducten, zeevruchten en gekweekte vis is onmiskenbaar gestegen, exponentieel gegroeid zelfs, en dat is een goede zaak, want zoals bekend zijn de visbestanden in diverse wateren van de Gemeenschap en elders in de wereld overbevist. We hebben een toestand bereikt waarin het op korte tot middellange termijn onmogelijk voor te stellen is dat de vangsten zullen toenemen en om die reden moet aan de gestegen vraag worden voldaan door de productie van gekweekte vis te verhogen.

Dit op zichzelf kan echter op twee punten problemen veroorzaken: ten aanzien van speciale overwegingen, zoals ik in mijn antwoord heb aangegeven, en ten aanzien van het aanbod van vismeel, omdat vismeel zelf voor een groot deel afhangt van de vangst van kwalitatief inferieure industriële vis, en de bestanden van die vis worden ook bijzonder intensief geëxploiteerd.

We zijn momenteel zelf bezig de ontwikkeling van organische aquacultuur te stimuleren. Uit het openbare raadplegingsproces is naar voren gekomen dat organische productiemiddelen verder ontwikkeld moeten worden en we zijn aan het onderzoeken welke manieren en middelen er voor kunnen zorgen dat er in de mededeling, in het pakket dat later nog behandeld zal worden, specifiek zal worden gesproken over de organische aquacultuur: over hoe we haar verder kunnen stimuleren en over welke maatregelen genomen kunnen worden, bijvoorbeeld milieukeurprogramma’s, om de consumenten er bewuster van te maken dat het zinnig is organische producten te eten. Op die manier hopen we de ontwikkeling van deze belangrijke industrie verder te kunnen bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, aan het einde van uw toespraak noemde u indirect de milieukeuren. Ik wilde ook, indirect, de vraag stellen of er garanties zijn dat niet alleen de herkomst van de vis, maar ook de productie en de productieomschrijving transparant zullen zijn voor de consumenten, opdat zij weten waar de vis vandaan komt en waar deze gekweekt is. Het gaat dus niet zozeer over de biologische waarde van dit proces, maar meer ook over de herkomst op zich. Bestaan er op dit gebied consequente regelingen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE).(DE) Commissaris, aan deze vraag zou ik graag direct het volgende willen toevoegen: recentelijk ben ik door diverse Oostenrijkse consumentenbeschermingsorganisaties benaderd over het feit dat schaaldieren, in het bijzonder schaaldieren die worden geïmporteerd in de Europese Unie en die dus ook naar Oostenrijk komen, uit economische overwegingen – wellicht omdat ze daardoor makkelijker te kweken zijn – in toenemende mate worden behandeld met antibiotica en andere ongewenste geneesmiddelen. Deze stoffen worden vervolgens via de voedselketen doorgegeven aan de mens. Neemt de Commissie maatregelen om dit in de toekomst te kunnen beperken of voorkomen?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Met betrekking tot de vraag over de herkomst van vis wil ik twee punten onder de aandacht brengen. Het eerste punt gaat over in het wild gevangen vis, die vaak in de verwerkingsketen belandt – vis die met name door derde landen in het wild wordt gevangen, maar ook door onze eigen vissers. In dit verband wordt momenteel een verordening aangenomen die illegale visserijactiviteiten moet inperken. Dat zal onze regeling al aanzienlijk versterken, zodat illegaal gevangen vis niet zal worden toegelaten op de gemeenschappelijke markt, noch in oorspronkelijke staat, noch na verwerking. Dat was het eerste punt.

Het tweede punt betreft aquacultuur. Op dit gebied onderzoeken we manieren en middelen om te garanderen dat gekweekte vis die wordt geïmporteerd in de Gemeenschap voldoet aan de vereiste gezondheidsnormen en -voorschriften. Zo kunnen onze consumenten er zeker van zijn dat het product dat ze eten hetzelfde niveau van gezondheidsbescherming heeft als onze eigen producten. Het DG SANCO houdt zich daar momenteel mee bezig. Er is tevens een certificeringsregeling om te bevestigen dat producten die op de gemeenschappelijke markt komen conform de vereiste gezondheidsnormen zijn.

Ten aanzien van een vraag die hier ook verband mee houdt, is het belangrijk te benadrukken dat we de mogelijkheid onderzoeken, zoals ik eerder al zei, milieukeuren toe te kennen aan aquacultuurproducten. In eerste instantie ging de discussie uitsluitend over milieukeurmerken voor in het wild gevangen vis, omdat de parameters verschillen. Bij die categorie is de voornaamste taak van de milieukeur te garanderen dat de vis op duurzame wijze gevangen is. Als er dus vis wordt verkocht die overbevist wordt, dient deze geen milieukeur te krijgen.

Bij het toekennen van milieukeuren aan aquacultuurvis zijn de parameters anders, dus dient de toekenning op andere redenen gebaseerd te zijn, zoals het feit dat de vis is gekweekt onder omstandigheden die voldoen aan bepaalde milieu-, gezondheids- en sanitaire normen. We bestuderen momenteel de parameters en we zullen uiteraard op een later tijdstip terugkomen bij het Parlement met voorstellen die gericht zijn op het invoeren van, het bevorderen van de invoering van, of het opstellen van minimale criteria voor de toepassing van vrijwillige milieukeuren op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 29 van Brian Crowley (H-0416/08):

Betreft: Aanvragen veiligheidstonnage

Op 13 juni 2006 heeft het Gerecht van eerste aanleg positief geoordeeld ten aanzien van 20 Ierse aanvragen voor een veiligheidstonnage, en daarmee een streep getrokken door Beschikking 2003/245/EG(1) van de Commissie van 4 april 2003 inzake 20 aanvragen voor een veiligheidstonnage. Het gerecht was van oordeel dat de Commissie gebruik had gemaakt van criteria die niet in de regelgeving voorkomen (d.w.z. vaartuigen moeten ten minste vijf jaar oud zijn om aanvragen voor een veiligheidstonnage te kunnen indienen) en dat ze haar bevoegdheden had overschreden.

Alle aanvragen voor een veiligheidstonnage waren vóór 31 december 2001 bij de Commissie ingediend, zoals vereist krachtens Beschikking 97/413/EG(2)van de Raad (zie artikel 4, lid 2).

Het Gerecht vond dat de Commissie dit artikel niet correct had toegepast door de aanvragen voor een veiligheidstonnage voor deze individuen af te wijzen. Kan de Commissie aangeven waarom tegen dit besluit geen bezwaar is aangetekend en waarom de succesvolle aanvragers bijna twee jaar later nog altijd wachten op een antwoord van de Commissie over hoe zij zich aan de uitspraak van het Gerecht gaat houden?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Ik wil de heer Crowley allereerst bedanken voor zijn vraag, die mij in de gelegenheid stelt in te gaan op het vervolg op de uitspraak die het Gerecht van eerste aanleg op 13 juni 2006 heeft gedaan inzake de Ierse aanvraag om capaciteitsverhoging voor vissersvaartuigen op grond van verbeterde veiligheid.

De Commissie heeft destijds besloten niet in beroep te gaan tegen de uitspraak van het Gerecht van eerste aanleg van 13 juni 2006. Het Gerecht stelde destijds dat de beschikking van de Commissie van 4 april 2003 alle relevante zaken onvoldoende geanalyseerd had. Na deze uitspraak heeft de Commissie ervoor gekozen nieuwe beschikkingen te geven, die zijn gebaseerd op een volledigere analyse en die duidelijkere bevindingen bevatten voor elk van de betrokken gevallen.

Het klopt dat de aanvragers nog altijd wachten op de nieuwe beschikkingen van de Commissie. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat de diensten van de Commissie Ierland hebben verzocht specifieke aanvullende technische informatie te verstrekken voor alle aanvragen om capaciteitsvergroting. Ondanks herhaalde verzoeken heeft Ierland de gewenste informatie slechts voor een paar van de aanvragen aangeleverd.

De nieuwe beoordeling heeft vertraging opgelopen doordat Ierland onvolledige antwoorden heeft verstrekt. De Commissie legt momenteel de laatste hand aan de nieuwe, grondige beoordeling van elk van deze aanvragen. Naar verwachting zal ze Ierland in juli van dit jaar kunnen informeren over de uitkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley (UEN). - (EN) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord. Uit uw antwoord blijkt echter enige onduidelijkheid omtrent de vraag of de beschikking over een veiligheidstonnage zal worden gebaseerd op automatische toekenning van een veiligheidstonnage vanwege de oorspronkelijke onjuiste beschikking van de Commissie, of dat er opnieuw een aanvraag moet worden ingediend. Daarom bestaat er wat onenigheid over de vraag of de informatie al dan niet wordt verstrekt.

Wellicht kan de Commissie aangeven hoe waarschijnlijk het is dat de nieuwe aanvragen van de bestaande aanvragers, die in het gelijk werden gesteld door het Gerecht, positief beoordeeld worden?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) De uitspraak van het Gerecht van eerste aanleg heeft niet als zodanig vastgesteld dat de aanvragers in wezen gelijk hadden, maar dat de Commissie een beschikking had gegeven die op een niet-toereikende analyse van alle relevante zaken was gebaseerd. Als gevolg van het feit dat onze beschikking op onvoldoende solide gronden was gestoeld, hebben wij Ierland verzocht ons aanvullende informatie te verstrekken, om onze beschikking op een solider basis te stoelen.

Omdat bij de eerste beschikking alle exploitanten tezamen zijn beoordeeld, hebben we nu om individuele informatie over de afzonderlijke exploitanten verzocht. Onze aanstaande beschikking zal op elke exploitant afzonderlijk betrekking hebben.

Indien er over bepaalde exploitanten geen aanvullende informatie is verstrekt, verwacht ik niet dat de Commissie haar standpunt zal wijzigen. Waar wel aanvullende informatie beschikbaar is, beoordelen we deze, en als uit de beoordeling blijkt dat deze goedkeuring verdient, dan keuren we de aanvraag goed. Als blijkt dat, ondanks de aanvullende informatie, deze geen goedkeuring verdient, dan blijft onze beschikking ongewijzigd negatief.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 30 van Seán Ó Neachtain (H-0420/08):

Betreft: Invloed van Noord-Amerikaanse import op Ierse schelpdiervisserij

De goedkope invoer van schelpdieren uit de Verenigde Staten en Canada vanwege de zwakke dollar heeft negatieve gevolgen voor de Ierse schelpdiervissers. Deze vissers, die bijzonder belangrijk zijn voor de plaatselijke kusteconomie in Ierland, zien de prijs van hun handelswaar immers almaar dalen. Wat is de Commissie van plan te doen om hen te helpen?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Ik ben me ervan bewust dat de markt voor bepaalde vis- en schelpdierproducten in Ierland en elders in de Gemeenschap recentelijk is ingezakt. Ik heb vernomen dat dit voornamelijk verband houdt met de prijs van kreeft, die normaliter meer dan vijftien euro per kilo opbrengt bij de eerste verkoop in Ierland, maar die nu nog slechts tien euro per kilo opbrengt.

De handelscijfers laten, in het specifieke geval van kreeft, in 2006 en 2007 een stijgende lijn in de import zien vergeleken met de voorgaande zes jaren. In 2006 nam de totale import uit Canada in de EU met 12 procent toe ten opzichte van de referentieperiode 2000-2005 en met 7 procent in 2007. Uit de Verenigde Staten importeerden we in 2006 27 procent meer en in 2007 26 procent meer ten opzichte van dezelfde referentieperiode.

Toch wordt er maar weinig kreeft rechtstreeks in Ierland geïmporteerd uit de Verenigde Staten of Canada; in 2006 bedroeg de totale import respectievelijk 2,5 en 118 ton. Dat betekent echter niet dat er geen Noord-Amerikaanse kreeft via andere lidstaten in Ierland terechtgekomen is.

De afgelopen drie jaar is de prijs in euro niet gedaald. In de periode 2005-2007 bedroeg de gemiddelde importprijs uit de VS 12,45 euro per kilo. In het eerste kwartaal van 2008 is de prijs zelfs licht gestegen, naar 13,6 euro per kilo.

De prijs van de Canadese kreeftimporten in de EU is de voorbije drie jaar licht gestegen; in de periode 2005-2007 bedroeg deze gemiddeld 12,12 euro per kilo. In het eerste kwartaal van 2008 zijn de prijzen als gevolg van de sterke Canadese dollar gestegen tot 12,48 euro.

Gezien deze cijfers lijkt er geen al te groot verband te bestaan tussen de huidige daling van de prijs van kreeft en de import uit Noord-Amerika. De daling zou wel eens het gevolg kunnen zijn van onzekerheid op de markt vanwege de protesten die de afgelopen weken in sommige lidstaten hebben plaatsgevonden.

Omdat de waarde van het Britse pond is gedaald ten opzicht van de euro, is het ook mogelijk dat de Ierse vissers op de traditionele continentale markten concurrentie ondervinden van kreeft uit het Verenigd Koninkrijk.

De gemeenschappelijke ordening van de markt voorziet niet in een vergoeding voor producenten vanwege een daling van de prijs van kreeft. Producenten van kreeft zouden echter wel producentenorganisaties in het leven kunnen roepen om hun marktpositie te versterken. Het Europees Visserijfonds verleent financiële steun voor de oprichting van dergelijke organisaties, evenals voor de tenuitvoerlegging van plannen om de kwaliteit van producten te verbeteren. Via het Europees Visserijfonds is hulp te verkrijgen voor actie op de middellange tot lange termijn, namelijk voor collectieve acties om visserijproducten zoals kreeft te stimuleren en op die manier een grotere vraag en betere prijzen te bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN).(GA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor zijn antwoord en ik wil nog een aanvullende vraag stellen.

Zoals u weet, commissaris, is de visserijsector ingrijpend veranderd als gevolg van de enorme stijging die de olieprijs recentelijk heeft doorgemaakt. Mijn vraag: is de Commissie van plan voorstellen te doen om steun te verlenen aan de vissers in kustgebieden, zoals kreeftvissers en de eerder genoemde vissers die worden getroffen door de daling van de prijs van schelpdieren?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) De enorme stijging van de olieprijs en de invloed die dat heeft op de vissers is een heel specifiek en heel bijzonder – bijna uniek – probleem voor de visserijsector. Dat komt omdat een combinatie van factoren de vissers op negatieve wijze beïnvloedt.

Allereerst zijn daar de brandstofkosten, die procentueel gezien tot wel vijftig à zestig procent van de totale inkomsten van een visser kunnen oplopen. Dit is met name het geval voor exploitanten op afstand, omdat zij enorme afstanden moeten afleggen, maar ook voor specifieke visserijactiviteiten, zoals boomkorkotters, die veel brandstof verbruiken.

Daarnaast speelt ook mee dat de vissers vanwege bepaalde marktbeperkingen de gestegen kosten niet kunnen doorberekenen aan spelers die zich verderop in de keten van verkoop van visproducten bevinden. Dit houdt feitelijk in dat de stijging van de kosten door de vissser zelf wordt gedragen.

Bovendien hebben we diverse maatregelen ingevoerd om de duurzame visserij te herstellen en dat houdt in dat de visser niet kan proberen zijn prestaties te verbeteren door meer vis te vangen, want als hij meer vangt, zorgt hij daarmee voor nog grotere druk op de visbestanden en dat zou op de lange termijn contraproductief werken. De vissers hebben dus te maken met een heel groot probleem.

Ik heb vandaag een informatieve nota voorgelegd aan het college over hoe wij denken nu vooruit te kunnen komen om op zeer korte termijn iets kunnen doen voor de vissers, in de vorm van hulp die is gericht op het herstructureren van de gehele sector en op het aanpakken van de specifieke aandachtspunten van verschillende vissers. Deze informatieve nota bevat voorstellen voor een aantal specifieke maatregelen. Hierin wordt voorgesteld de lidstaten zelf te laten beslissen, in samenspraak met hun vissers, welke van deze maatregelen het best zouden passen bij de werkelijkheid van de afzonderlijke vissers. Er zou moeten worden onderzocht of, en zo ja in welke mate, deze maatregelen ook voor kreeftvissers beschikbaar zijn.

Het college heeft mij toestemming gegeven hier verder mee te gaan. De details – de basis van wat we op zeer korte termijn zullen voorstellen – zal ik volgende week dinsdag in Luxemburg presenteren aan de Raad. Daarna zal ik het college informeren over de details van de wijzigingen die moeten worden doorgevoerd in de verordening inzake het Europees Visserijfonds en over de andere maatregelen die we onderzoeken, bijvoorbeeld of het mogelijk is om de-minimissteun te verlenen. Vervolgens zal ik, hopelijk begin juli al, teruggaan naar de Raad met de voorstellen zoals die zijn goedgekeurd door de Commissie. Zo kunnen, afhankelijk van de snelheid waarmee zowel de Raad als het Parlement ze zullen behandelen, de benodigde maatregelen hopelijk binnen een paar maanden van kracht zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de landbouw heeft een relatief belangrijke rol gespeeld in de Ierse nee-campagne. Hebben de problemen met betrekking tot de visserij die we hier vandaag bespreken ook een rol gespeeld in die nee-campagne? En als dat het geval was, heeft de Commissie dan geprobeerd door middel van informatiecampagnes tegengas te geven?

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Naar ik heb begrepen heeft de visserij inderdaad een aandeel gehad in het Ierse “nee”, zeker gezien het feit dat de resultaten van de verschillende Ierse graafschappen laten zien dat met name in de westelijke kustgebieden, waar het grootste deel van de Ierse vissers is gevestigd, de resultaten zeer negatief waren.

We zijn ons ervan bewust dat de vissers en hun bestaansmiddelen worden getroffen door de communautaire maatregelen gericht op het herstellen van duurzame visserij. De brandstofprijzen hebben die situatie zeker niet verbeterd.

We hebben op diverse manieren geprobeerd hier iets aan te doen, onder meer door de mogelijkheden van het Europees Visserijfonds onder de aandacht te brengen en zo meer bekendheid te geven aan de huidige situatie. Zelf ben ik een aantal keer naar Ierland gegaan om rechtstreeks met de vissers te praten. We hebben regionale adviesraden in het leven geroepen. In de Ierse regio zijn dat in het bijzonder de regionale adviesraad voor de noordwestelijke wateren (NWWRAC) en de regionale adviesraad voor de Noordzee (NSRAC), waarin de vissers zelf deelnemen aan discussies, die de opmaat zijn voor de beslissingen die we in december moeten nemen.

Ondanks dit alles, ondanks alle verrichte inspanningen, vermoed ik dat de stem van de Ierse vissers bij het referendum in wezen basaal negatief was.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 31 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0347/08):

Betreft: Bevordering van milieubescherming via het bedrijfsleven

Hoe bevordert de Commissie de integratie van de milieudimensie in de beleidsmaatregelen voor het midden- en kleinbedrijf (het MKB) en de aanpassing van deze maatregelen aan de vereisten van de nieuwe Europese milieuwetgeving?

Welke mogelijkheden zullen het MKB geboden worden om de kansen van het nieuwe milieubeleid te gebruiken voor het uitbreiden van hun activiteiten?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, het MKB omvat 99 procent van de Europese bedrijven. Het is dan ook vanzelfsprekend dat geen enkel milieubeleid doeltreffend kan zijn zonder hun medewerking.

Het is voor het MKB moeilijker om te voldoen aan de milieuwetgeving en te profiteren van de voordelen die betere milieuprestaties met zich meebrengen. Veelal beschikken deze ondernemingen niet over de informatie, de specialisatie, de mankracht of de financiële middelen die nodig zijn om milieuproblemen, -risico’s en -effecten aan te pakken. Dat is precies waarom de Commissie het programma heeft opgesteld om het MKB te helpen aan de milieuwetgeving te voldoen. Vanwege de ingewikkelde problemen waar het MKB mee kampt, beschikt het Environmental Compliance Assistance Programme, het ondersteuningsprogramma voor naleving van de milieuwetgeving, over een meervoudig actieplan.

In de eerste plaats wil het de wetgeving en de handhaving daarvan verbeteren en vereenvoudigen. Het doel is de administratieve last te verlichten en fondsen vrij te maken opdat kleine en middelgrote ondernemingen zich beter kunnen richten op het naleven van de milieuwetgeving.

In de tweede plaats wil het milieubeheersystemen instellen die betaalbaarder zijn en beter aansluiten bij de behoeften van het MKB, zodat milieugerelateerde zaken op voordelige wijze kunnen worden geïntegreerd in de centrale bedrijfsactiviteiten.

In de derde plaats wil het gerichte financiële steun verlenen ter stimulering van initiatieven door overheidsinstanties of zakelijke ondersteuningsnetwerken die gericht zijn op duurzame productie.

Het actieplan bevat ook nog andere maatregelen. De Commissie streeft ernaar ze niet alleen in te zetten om ervoor te zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen de productiewetgeving naleven, maar ook om hen te helpen profiteren van de financiële voordelen die betere milieuprestaties, zoals energiebesparing en efficiënter gebruik van hulpbronnen, met zich meebrengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, mijn dank aan de commissaris voor zijn antwoord. Het aangekondigde programma is een goed voorteken voor het actieplan en we hopen dan ook dat het concrete resultaten zal opleveren. We hebben echter nog één vraag: welke verantwoordelijkheid krijgen de overheidsinstellingen om het MKB van milieuvriendelijke infrastructuren te voorzien en in welke mate maakt dit deel uit van uw plan?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, er zijn talloze opties mogelijk en het is aan de lidstaten om ze ten uitvoer te leggen. Eén voorbeeld is het oprichten van een lokaal comité van milieudeskundigen voor het MKB om in te spelen op het gebrek aan deskundigheid bij de ondernemingen. De lidstaten kunnen een dergelijke maatregel stimuleren. Een andere maatregel is het verbeteren van de communicatie en het doeltreffender verstrekken van informatie om specifieke lacunes in informatie op te vullen. De verschillende soorten wetgeving die we voorstellen, bevatten ook speciale bepalingen voor kleine en middelgrote ondernemingen. Een voorbeeld van een dergelijk voorstel is de nieuwe wetgeving inzake een hervorming van het emissiehandelssysteem. In die wet worden speciale bepalingen voor het MKB gedefinieerd, die bedoeld zijn om te voorkomen dat deze ondernemingen door opname in het handelssysteem worden belast, voor zover een lidstaat over een dergelijke optie beschikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, u merkte terecht op dat het MKB de ruggengraat van de Europese economie vormt. Zoals we echter weten ondervindt het Europese MKB concurrentie van over de hele wereld. Het MKB is gevoelig voor concurrentie van andere kleine en middelgrote ondernemingen uit verschillende delen van de wereld die aan milieudumping doen. Kunt u zich vinden in het opleggen van een groene belasting aan importen uit landen die proberen te profiteren van de internationale overeenkomst inzake milieubescherming?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, dit is in wezen een kwestie die niet alleen het MKB betreft, maar alle ondernemingen die met dit soort concurrentie te maken hebben. Het draait hier niet uitsluitend om milieugerelateerde zaken, maar ook, en daar is de laatste tijd vaak over gediscussieerd, om de opgelegde beperkingen in het kader van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de daaruit voortvloeiende belasting voor de Europese industrieën. Hier is recentelijk veel over gediscussieerd; er zijn verschillende meningen geuit en mijn collega-commissaris de heer Mandelson heeft het Commissiestandpunt over dit onderwerp heel duidelijk verwoord.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 32 van Georgios Papastamkos (H-0349/08):

Betreft: Internationaal milieuoverleg

Kan de Commissie mededelen om welke redenen er geen wereldwijd overleg over klimaatverandering voor de periode na Kyoto plaatsvindt en waarom de mondiale governance op milieugebied slechts ten dele effect sorteert?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, deze vraag geeft mij de gelegenheid u op de hoogte te brengen van de exacte stand van zaken bij de onderhandelingen.

Het werk van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (IPCC) en diens verslag van november 2007 hebben, samen met de erkenning door de wereldleiders van het feit dat collectief handelen noodzakelijk is om de klimaatverandering te kunnen bestrijden, geleid tot de overeenkomst die in december vorig jaar in Bali is gesloten. De EU heeft een vooraanstaande rol gespeeld bij het akkoord over de start van de onderhandelingen inzake de strijd tegen klimaatverandering in de periode na 2012.

De partijen bij het Raamverdrag van de VN inzake Klimaatverandering hebben ingestemd met de routekaart van Bali. De routekaart zet de inhoud uiteen van de onderhandelingen, waarin vier punten centraal zullen staan: het beperken van klimaatverandering; aanpassing, aangezien er in meer of mindere mate sprake zal zijn van klimaatverandering en deze tegen het jaar 2050 onvermijdelijk zal zijn; technologie; en de benodigde financiële middelen, zowel ten behoeve van de aanpassing als van het terugdringen van de CO2-uitstoot.

Tevens kwamen de partijen overeen dat de onderhandelingen eind 2009 moeten zijn afgerond, met het oog op de geplande Conferentie van de Partijen in Kopenhagen. Dat biedt voldoende tijd om het goedkeuringsproces van de toekomstige klimaatovereenkomst tegen het einde van 2012, als de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto afloopt, af te ronden.

De conclusies van het IPCC-rapport zijn volledig meegenomen in de overeenkomst die op Bali is gesloten. Daarin wordt tevens erkend dat de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd drastisch verlaagd moet worden om te voorkomen dat de temperatuur op aarde gevaarlijk zal stijgen. Volgens het rapport mag de stijging van de temperatuur in 2050 niet meer dan 2°C bedragen.

We zijn er al hard mee bezig; dit jaar zijn vier onderhandelingsronden gepland en twee daarvan zijn al achter de rug, ter voorbereiding op de Conferentie van de Partijen in Poznan. De Conferentie van de Partijen van dit jaar is van bijzonder groot belang omdat de actuele situatie zal worden beoordeeld. Op basis van die beoordeling kunnen de eigenlijke onderhandelingen volgend jaar beginnen.

Omdat de te bespreken onderwerpen complex zijn en de beschikbare tijd vanwege het dringende karakter van het probleem nogal beperkt is, zal het onderhandelingsproces ongetwijfeld moeizaam verlopen. Tot afgelopen vrijdag werd in Bonn door deskundigen van alle partijen over alle onderwerpen op de agenda gediscussieerd. Hoewel de geboekte vooruitgang beperkt is, zal deze toch bijdragen aan het welslagen van de Conferentie van de Partijen in Kopenhagen.

Het is u ook bekend dat er besprekingen worden gevoerd in het kader van de G8 en het door de Verenigde Staten geïnitieerde Major Economies initiative (Major Economies Process). De EU neemt op actieve wijze deel, om zo positieve invloed te kunnen uitoefenen op de onderhandelingen over het Raamverdrag van de VN inzake Klimaatverandering. Tegelijkertijd draagt de Unie een duidelijke boodschap uit, namelijk dat de ontwikkelde landen het voorbeeld zullen blijven geven. Zij zetten zich in voor een verdere beperking van de uitstoot, overeenkomstig hun historische verantwoordelijkheden, en voor het beginsel van gemeenschappelijke maar onderscheiden verantwoordelijkheden en respectieve mogelijkheden.

Het bereiken van een allesomvattende en ambitieuze overeenkomst inzake klimaatverandering voor de periode na 2012 is zonder twijfel één van de grootste uitdagingen voor de mondiale governance op milieugebied. We beginnen echter niet helemaal met lege handen. Vermeldenswaardig is de uitspraak die de Franse minister voor ecologie en duurzame ontwikkeling een paar dagen geleden deed, toen hij de klimaatconferentie van Kopenhagen de grootste kans noemde om tot overeenstemming te komen over de toekomst van onze planeet.

We moeten gebruikmaken van de reeds bestaande mechanismen, te weten het Raamverdrag van de VN inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto. In het kader van laatstgenoemde zijn actuele handhavingsmethodieken ontwikkeld, zoals het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM), dat uit twee flexibele mechanismen bestaat, en is ook de wetenschappelijke deskundigheid van de IPCC ontwikkeld.

Ik zeg het nogmaals: de onderhandelingen zullen moeizaam verlopen, maar met de nodige politieke wil en een gezamenlijk besef van urgentie zullen we in Kopenhagen een akkoord kunnen bereiken. Het gezonde verstand verlangt een akkoord in Kopenhagen. Het werk dat de EU verricht, de steun die we daarbij krijgen van de publieke opinie in Europa, de toenemende bewustwording overal ter wereld, de steun van het Europees Parlement en het vooruitzicht dat er eind dit jaar een akkoord zal liggen over het pakket maatregelen dat we hebben voorgesteld ter versterking van de onderhandelingspositie van de EU – al deze zaken zullen ertoe bijdragen dat er in Kopenhagen een akkoord zal worden bereikt, zodat de klimaatverandering doeltreffend kan worden bestreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, mijn dank aan commissaris Dimas voor zijn volledige en gedetailleerde antwoord.

Zullen de Verenigde Staten en China ook meewerken? Klimaatverandering is de weerspiegeling van een situatie waarbij de onderliggende oorzaken zich op één plaats bevinden en de effecten zich op een andere plaats manifesteren. De volgende vraag vloeit daaruit voort, namelijk welk standpunt de EU zal innemen als zich onverhoopt de situatie voordoet dat landen die volgens de internationale regelgevende overeenkomst voor de periode na Kyoto een grote ecologische schuld hebben, weigeren mee te werken. Welke directe schade dit zal veroorzaken, is wel duidelijk. De indirecte schade – en daarmee verwijs ik naar inschattingen van de heer Verheugen – zou eruit kunnen bestaan dat Europese ondernemingen steeds vaker zullen verhuizen naar landen waar laks wordt omgegaan met de regels voor milieubescherming. Bent u het eens met deze inschatting?

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, laat ik allereerst opmerken dat zowel de heer Verheugen als ikzelf ten zeerste willen voorkomen dat er een koolstoflek ontstaat. De reden daarvoor is heel eenvoudig: als ondernemingen namelijk vanuit de EU verhuizen naar landen waar geen beperkingen inzake CO2-uitstoot gelden, dan wordt het milieuresultaat dat ik probeer te behalen, niet bereikt.

Energie-intensieve ondernemingen kampen voornamelijk met milieugerelateerde problemen, en we moeten dus geen concurrentieprobleem creëren waardoor zij gedwongen zijn zich elders te vestigen. Daarom dienen we al onze inspanningen te richten op het bereiken van een internationale overeenkomst – daar ligt immers de oplossing. Wat er met energie-intensieve ondernemingen gebeurt, zal een belangrijk onderdeel zijn van een internationale overeenkomst.

Als een dergelijke overeenkomst niet wordt bereikt – hoewel ik me niet kan voorstellen dat de internationale gemeenschap een dergelijke irrationele beslissing zou kunnen nemen – beschikken we in de voorgestelde wetgeving over alle benodigde bepalingen om het CO2-emissiehandelssysteem op dusdanige wijze te hervormen dat de sectoren die internationale concurrentie ondervinden hun concurrentievermogen terugkrijgen. Op die manier zullen we in staat zijn te garanderen dat er geen koolstoflek optreedt en dat ondernemingen niet om die reden verhuizen, zonder dat we daarbij maatregelen treffen die in strijd zijn met de WTO-beginselen of het VN-beginsel inzake klimaatverandering van gemeenschappelijke maar onderscheiden inspanningen.

Ons actieplan moet echter, ik zeg het nogmaals, gericht zijn op het toewerken naar een overeenkomst. Ik geloof dat we kunnen gaan samenwerken met de Verenigde Staten, zeker als de nieuwe regering volgend jaar geïnstalleerd is, omdat beide kandidaten hebben toegezegd zich volledig te zullen inzetten voor het invoeren van een emissiehandelssysteem, de uitstoot vóór 2050 met 80 procent te zullen verminderen, en samen met de EU krachtdadig op te zullen treden ter bestrijding van het broeikaseffect. Samen kunnen we naar mijn mening, ook met medewerking van landen als China, de landen overtuigen die een andere visie hebben op dit probleem. Zoals u opmerkte, doorziet China de problemen die het broeikaseffect op zijn eigen bevolking heeft volledig en het heeft toegezegd zelf de nodige inspanningen te zullen verrichten. Deze zullen niet gelijk zijn aan die van de ontwikkelde landen, maar zullen wel een matiging inhouden van de snelheid waarmee de uitstoot van broeikasgassen toeneemt. Als we onze krachten bundelen, kunnen we eind 2009 in Kopenhagen een overeenkomst sluiten.

Ik geloof in een dergelijke overeenkomst en ik geloof dat we met zijn allen, met iedereen die hier aanwezig is (en het Europees Parlement heeft hier een groot aandeel in gehad), en met uw aanhoudende steun, tot een dergelijke overeenkomst kunnen komen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 34 is ingetrokken en vragen nrs. 33 en 35 t/m 44 zullen schriftelijk worden beantwoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL).(EL) Mevrouw de Voorzitter, bij mijn weten krijgt elke commissaris twintig minuten de tijd. Ik heb de tijdsduur van hun bijdragen bijgehouden en de heer Dimas heeft, evenals zijn collega’s, nog niet eens de helft van zijn tijd gebruikt. Daarom verzoek ik u vraag nr. 33 te laten beantwoorden volgens de overeengekomen procedure. Ik ga er vanuit dat de commissaris daar zelf geen bezwaar tegen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − We houden de tijd hierboven bij en zijn bijdrage begon om 18.32 uur. Tot mijn spijt zijn de beschikbare twintig minuten dus verstreken en het is wel zo eerlijk ten opzichte van de collega’s die vragen hebben gesteld aan commissaris Barrot. Het spijt me, maar zo is de situatie nu eenmaal. We moeten altijd proberen een evenwicht te vinden, zo ook vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 45 van Armando França (H-0344/08):

Betreft: Frontex

Het beheer van de buitengrenzen van de Unie en de operationele samenwerking tussen de lidstaten door het agentschap Frontex zijn van essentieel belang voor de veiligheid van de Europese Unie ter voorkoming van bepaalde situaties.

Het agentschap moet doelmatig functioneren en concrete resultaten boeken.

Welke proefprojecten en opleidingsactiviteiten staan er gepland voor 2008?

RABIT: heeft een lidstaat al een verzoek ingediend tot interventie van het snellegrensinterventieteam RABIT? En zijn de RABIT-teams adequaat uitgerust voor de controle en bewaking van de grenzen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de vraag van de heer França graag beantwoorden. In 2008 heeft het agentschap Frontex diverse proefprojecten en opleidingsactiviteiten op het gebied van operationele samenwerking en onderzoek op de planning staan. Aangezien deze vraag over de controle van de buitengrenzen de bevoegdheden van Frontex betreft, heeft de Commissie het agentschap om een gedetailleerd antwoord verzocht, dat is bijgevoegd.

Op het gebied van opleiding heeft Frontex in 2008 drie doelstellingen. De eerste is het implementeren van de gemeenschappelijke inhoud in de gehele Europese Unie; de tweede is het aanbieden van gerichte opleidingsactiviteiten conform de operationele vereisten; en de derde is het oprichten van een Europees netwerk voor de opleiding van grenswachten.

Frontex is van plan in 2008 ongeveer 13 proefprojecten aan de buitengrenzen uit te voeren: vier proefprojecten voor landgrenzen, drie voor zeegrenzen, drie voor luchtgrenzen en drie in het kader van terugkeeroperaties. Deze projecten zullen ons in staat stellen de werkmethoden te testen die worden gebruikt tijdens gezamenlijke operaties en de betrekkingen met derde landen te testen ten behoeve van terugkeeroperaties en het verkrijgen van reisdocumenten.

Wat de RABIT-snellegrensinterventieteams betreft: tot nu toe heeft geen enkele lidstaat nog om de inzet van een snellegrensinterventieteam gevraagd, mijnheer França.

In haar mededeling van 13 februari heeft de Commissie benadrukt dat de inzet van een snellegrensinterventieteam gecombineerd kan worden met technische bijstand overeenkomstig artikel 8 van de Frontex-verordening. De Commissie heeft dan ook aanbevolen dat het agentschap deze bepaling werkzamer moet maken door zelf uitrusting aan te schaffen of te huren en dat het de uitrusting kan gebruiken die staat vermeld in het centraal register van beschikbare technische uitrusting.

Afsluitend zou ik willen zeggen dat we met Frontex beschikken over een instrument dat lijkt te functioneren. We zullen, naargelang de behoefte, onderzoeken welke verbeteringen kunnen worden aangebracht in de organisatie en de operaties van Frontex.

 
  
MPphoto
 
 

  Armando França (PSE).(PT) Ik bedank commissaris Barrot hartelijk voor zijn antwoord en voor de gedetailleerde informatie.

Er zijn nog twee onderwerpen waar ik graag wat meer duidelijkheid over zou krijgen van de commissaris. Het spreekt voor zich dat samenwerking met derde landen erg belangrijk is, en ook voor ons is dat van het grootste belang. Ik weet dat de Commissie het opzetten van proefprojecten met derde landen op de agenda heeft staan. We zouden graag willen weten of er landen in Noord-Afrika gepland zijn voor het soort proefprojecten waar de commissaris het over had. Daarnaast zou ik het op prijs stellen als de commissaris ons kon bijpraten over de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van het Europees grensbewakingssysteem Eurosur, dat een belangrijke en noodzakelijke aanvulling vormt op Frontex.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer França, de Frontex-verordening zou moeten worden aangepast om het mogelijk maken dat technische bijstand wordt verleend in een derde land. Momenteel is daar geen wettelijke grondslag voor. Ik geloof echter wel dat het zeer wenselijk zou zijn, omdat we verzoeken zullen ontvangen van de derde landen waar we mee samenwerken. U noemde bepaalde landen rond de Middellandse Zee; ik denk dat Frontex zal worden gevraagd alle mogelijke technische bijstand te verlenen, maar zover is het nu nog niet.

Verder beschikken we, zoals u weet, op het gebied van grensbewaking over het Schengeninformatiesysteem SIS, dat al in ontwikkeling is. We hopen dat het in het najaar van 2009 gebruiksklaar zal zijn. Uiteraard zullen we alle andere mogelijkheden blijven onderzoeken om de grensbewaking te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Wiesław Stefan Kuc (UEN).(PL) Mijn houding ten opzicht van Frontex is nogal persoonlijk, gezien het feit dat Frontex in Polen is gevestigd en ik een Pool ben. Op dit moment doen talloze onbetrouwbare verhalen over Frontex de ronde, als zou het soms wel functioneren en soms niet. Daarbij moet gezegd worden dat dit het agentschap is met de ruimste begroting. Kunt u alstublieft in het kort aangeven of Frontex functioneert en aan de verwachtingen voldoet, of dat er nog een heleboel moet worden verbeterd aan de manier waarop het functioneert?

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Ik denk dat ik de eerste activiteiten van Frontex bevredigend kan noemen, hoewel het agentschap inderdaad van de lidstaten afhankelijk is voor de benodigde technische uitrusting voor de operaties die het coördineert.

Het is waar dat het hierbij vaak om zeer kostbare uitrusting gaat, die het agentschap zelf niet kan aanschaffen vanwege zijn beperkte middelen. Voor de aanschaf van een helikopter zou het volledige operationele jaarbudget van Frontex nodig zijn, namelijk veertig à vijftig miljoen euro. Daarom heeft Frontex met het merendeel van de lidstaten technische overeenkomsten gesloten over het gebruik van de ter beschikking gestelde uitrusting.

De Commissie heeft in haar evaluatieverslag aanbevolen dat Frontex bepaalde kleine onderdelen van de uitrusting zelf zou moeten kunnen kopen of huren.

Dat is hoe de zaken er nu voor staan. Dank u dat u ons eraan hebt herinnerd dat Frontex in Warschau is gevestigd en dat daar bijzonder gemotiveerde mensen werkzaam zijn. Ook wil ik u bedanken dat u contact hebt gelegd met Frontex. Ik geloof dat we op basis van de huidige activiteiten van Frontex en aan de hand van de uit te voeren evaluaties zullen kunnen vaststellen welke functionele verbeteringen nodig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 46 te vervallen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 47 van Gay Mitchell (H-0369/08):

Betreft: Terrorismebestrijding en het grondrecht privacy

Sommige vormen van EU-beleid ter bestrijding van het terrorisme, met name in verband met de opslag van gegevens, geven aanleiding tot verontrusting omdat zij niet in evenwicht zijn met het grondrecht op privacy. Kan de Commissie mededelen op welke wijze zij streeft naar een behoorlijk evenwicht tussen grondrechten en maatregelen ter bestrijding van het terrorisme?

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, het spreekt voor zich dat alle maatregelen ter bestrijding van terrorisme, zowel van de Europese Unie als van haar lidstaten, de grondrechten in acht dienen te nemen. Instrumenten of beleidsmaatregelen voor terrorismebestrijding die de grondrechten niet respecteren, spelen de terroristen zelf juist vaak in de kaart.

De richtlijn gegevensbewaring eist van de lidstaten dat zij aanbieders van elektronische communicatiediensten of openbare communicatienetwerken verplichten om gegevens over de uitwisseling van communicatie gedurende minimaal zes maanden en maximaal twee jaar te bewaren. Deze richtlijn biedt belangrijke waarborgen tegen het misbruik van gegevens. Het bewaren van de inhoud van de gecommuniceerde informatie valt niet binnen het toepassingsgebied van de richtlijn. Daarnaast is in de richtlijn bepaald dat de toegang tot bewaarde gegevens door elke lidstaat in de nationale wetgeving moet worden vastgelegd en dat deze bepalingen moeten voldoen aan het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en uiteraard ook de beginselen van proportionaliteit en noodzakelijkheid dienen te respecteren.

Dit houdt in dat gegevens die in het kader van de richtlijn worden bewaard niet door de autoriteiten van een lidstaat mogen worden gebruikt om zich in iemands privéleven in te mengen, behalve wanneer dit gerechtvaardigd is ten behoeve van het opsporen en vervolgen van ernstige strafbare feiten. De richtlijn bepaalt verder dat alleen bevoegde nationale autoriteiten toegang mogen krijgen tot bewaarde gegevens. Dat betekent uiteraard dat bedrijven of particulieren geen gebruik mogen maken van de bewaarde gegevens. Doordat de toegang tot de bewaarde gegevens beperkt is, kunnen ze dus niet ten behoeve van openbaar toezicht worden gebruikt.

Daarnaast zijn ook Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, van toepassing op gegevens die worden bewaard in het kader van deze richtlijn.

Concluderend is de richtlijn gegevensbewaring van essentieel belang om het werk van de politie doeltreffender te maken en om terroristen te kunnen volgen, opsporen en onderzoeken. De Commissie zal zorgen dat de lidstaten de richtlijn in overeenstemming met de grondrechten uitvoeren en toepassen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord. De commissaris weet ongetwijfeld dat de Britse schaduwminister voor binnenlandse zaken en voormalig minister van Europese zaken, David Davis, zijn functie in het Parlement vorige week heeft neergelegd vanwege een principekwestie in verband met inbreuk van de staat op de persoonlijke levenssfeer van personen. Zonder in te gaan op de verdienste van zijn aftreding, deel ik de bezorgdheid die hij uitspreekt. Als een staat of de Europese Unie bepaalde drastische dingen zou willen doorvoeren, zouden ze die nooit in één enkele maatregel gevat voorleggen aan een parlement of het Europees Parlement, maar zou dat stapsgewijs gebeuren. Ik wil dat alle terroristen hun gerechte straf ondergaan.

Ik ben opgegroeid in een land waar terroristen dertig jaar lang hebben huisgehouden, maar waar tevens bij wet de persoonlijke levenssfeer van burgers werd beschermd. Ik wil graag van u weten, commissaris, welke proactieve maatregelen u neemt om ervoor te zorgen dat het recht van personen om hun gebruikelijke bezigheden te verrichten wordt beschermd, evenals hun persoonlijke levenssfeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, vijftien lidstaten hebben de Commissie inmiddels al hebben geïnformeerd over de instrumenten waarmee ze de richtlijn gegevensbewaring omzetten, en de Commissie heeft inbreukprocedures ingeleid tegen alle lidstaten die ons niet voor eind november 2007 hadden ingelicht over de geplande maatregelen.

Om antwoord te geven op uw vraag: de Commissie heeft een deskundigengroep in het leven geroepen om de Commissie bij te staan bij de doeltreffendheidsanalyse van de richtlijn en bij het bereiken van het evenwicht waar u om vraagt. In september 2010 zal de Commissie met een verslag komen waarin de bijdrage van de richtlijn aan het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige strafbare feiten zal worden geëvalueerd. Daartoe zal de Commissie uiteraard ook opmerkingen in beraad nemen die aan haar worden gericht door de lidstaten of door de in de richtlijn ingestelde groep.

We moeten er echt voor zorgen dat dit in overeenstemming is met de richtlijnen inzake gegevensbewaring en met de richtlijn gegevensbescherming. Ik denk dat we, als er incidenteel inbreuk gepleegd wordt op de gegevensbescherming, daar onmiddellijk conclusies uit kunnen trekken.

Ik ben van mening dat we werkelijk ons best hebben gedaan om enerzijds te voldoen aan de behoeften van de strijd tegen het terrorisme en anderzijds dit in overeenstemming te brengen met het beschermen van de grondrechten. Dat is in ieder geval waar ik me nu aan ga wijden en dat zal ik zeer nauwkeurig doen, mijnheer Mitchell.

 
  
MPphoto
 
 

  Armando França (PSE).(PT) Zoals bekend zijn de betrokken belangen, te weten de grondrechten, het respecteren van de grondrechten, en de veiligheid, mogelijk tegenstrijdig. Toch lijkt samenwerking op deze gebieden me ook zeer noodzakelijk.

Daarom wil ik de commissaris vragen in welke mate er bij het implementeren van de richtlijn wordt samengewerkt tussen de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming op het gebied van gegevensbewaring. Elke lidstaat heeft daar gespecialiseerde landelijke autoriteiten voor en in mijn ogen is het de taak van de Commissie om de samenwerking tussen de afzonderlijke instellingen op gang te brengen en te stimuleren.

Wat kunt u daarover zeggen, commissaris?

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, de heer França heeft gelijk: we moeten zorgen dat de gegevensbescherming wordt gerespecteerd. Behalve wijzelf houdt ook de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming toezicht op dit alles. U hebt gelijk als u zegt dat samenwerking nodig is: daartoe beschikken we over de artikel-29-groep, waarin de autoriteiten van de diverse lidstaten zijn vertegenwoordigd, die specifiek tot taak heeft het respecteren van de gegevensbescherming, waar de heer Mitchell mijn aandacht voor vroeg, verder te verbeteren.

We boeken vooruitgang bij deze samenwerking. We noemen deze groep de “artikel-29-groep” omdat artikel 29 van de richtlijn stelt dat de onafhankelijke autoriteiten voor gegevensbescherming van de lidstaten bijeen moeten komen. In mijn ogen is dit een geschikt instrument waar we zeker gebruik van moeten maken. Tot zover mijn antwoord.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 48 van Claude Moraes (H-0380/08):

Betreft: Europees arrestatiebevel

Het Europees arrestatiebevel (EAB) wordt inmiddels overal gebruikt om de aanhouding en uitlevering van verdachten her en der in de Europese Unie te bewerkstelligen. Het EAB vervult een essentiële rol bij de bestrijding van het terrorisme en bij de vervolging van verdachten van ernstige misdrijven. Dit instrument schijnt soms echter niet vrij te zijn van een zekere mate van rechtsonzekerheid, althans in zijn beginfase. Een rapport van het Britse House of Lords waarschuwde enige tijd geleden dat het EAB geen volledige rechtskracht tussen de lidstaten zou kunnen krijgen als deze onzekerheid niet wordt weggenomen.

Kan de Commissie aangeven in hoeverre de aanvankelijke problemen zijn overwonnen, en hoe doeltreffend het EAB nu werkt? Zijn er knelpunten, en welke, die de Commissie nog als problematisch ervaart, en hoe denkt zij deze aan te pakken?

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Ik bedank de heer Moraes dat hij dit belangrijke onderwerp te berde brengt. Het Europees arrestatiebevel heeft echt al aanzienlijke resultaten opgeleverd. De onderlinge erkenning van gerechtelijke uitspraken is de voornaamste verandering, naast het feit dat voor 32 ernstige misdrijven geen dubbele strafbaarheid meer vereist is. Procedures nemen derhalve veel minder tijd in beslag.

In vergelijking tot de langdurige uitleveringsprocedure, die doorgaans meer dan een jaar in beslag neemt, is voor een procedure van overlevering in het kader van het Europees arrestatiebevel gemiddeld slechts 43 dagen nodig. Dit wordt tussen de rechtbanken onderling afgehandeld.

De lidstaten maken op grote schaal gebruik van de nieuwe procedure. In 2006 werden 6 752 Europese arrestatiebevelen uitgevaardigd. In totaal werden 2 042 mensen gearresteerd met behulp van het EAB en 1 892 mensen werden daadwerkelijk overgeleverd. In meer dan twintig procent van de gevallen waren de conform het EAB overgeleverde personen onderdanen van de uitvaardigende lidstaat.

Als u bedenkt dat er in 2006 bijna evenveel arrestatiebevelen zijn uitgevaardigd als er procedures zijn geweest in de afgelopen tien jaar, dan is het wel duidelijk dat het Europees arrestatiebevel een succes is. De aanvankelijke grondwettelijke problemen waar sommige lidstaten mee kampten, zijn opgelost.

Desondanks, mijnheer Moraes, moeten we erkennen dat er heel af en toe nog gebruik wordt gemaakt van oude uitleveringsprocedures als het gaat om de overlevering van onderdanen. Dat is een teken van een aanhoudend gebrek aan vertrouwen in bepaalde lidstaten en bepaalde strafrechtsystemen. We denken echter dat dit zal verdwijnen en dat het systeem vervolgens optimaal zal kunnen functioneren.

Een analyse van de omzetting van het kaderbesluit in het nationale recht van de lidstaten vormde de basis voor de Commissieverslagen van 2005 en 2007 over het functioneren van het Europees arrestatiebevel. Hieruit kwam naar voren dat de lidstaten bepaalde aanpassingen hadden gedaan.

Momenteel wordt een aantal wederzijdse beoordelingen uitgevoerd, waar de Commissie als waarnemer bij betrokken is. Deze beoordelingen zullen begin 2009 zijn afgerond. Dan zal de Commissie, op basis van de uitkomst van die beoordelingen, een nieuw verslag presenteren dat de verschillende praktijken, tekortkomingen en problemen op EU-niveau benoemt, om zo de werking van het Europees arrestatiebevel nog verder te verbeteren. Ik moet er wel bij zeggen dat het in mijn ogen al één van de grootste successen is voor wat betreft het beginsel van wederzijdse erkenning.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE). - (EN) De commissaris zegt terecht dat het EAB het soort maatregel is dat de burgers van de Europese Unie verwachten van de portefeuille justitie en binnenlandse zaken. Het is logisch dat we de langgerekte uitleveringsprocedure achter ons willen laten.

Mag ik de commissaris echter verzoeken persoonlijke interesse in en persoonlijke betrokkenheid te tonen bij dit probleem, bij de manier waarop sommige lidstaten het kaderbesluit hebben omgezet in hun nationaal recht? (De Commissie heeft daar kritiek over geuit). Mag ik hem verzoeken persoonlijke betrokkenheid te tonen bij het feit dat sommige lidstaten oude procedures blijven hanteren en dat het EAB als gevolg daarvan niet zo doelmatig is als het zou kunnen zijn?

Er zijn weliswaar zeer belangrijke successen geboekt, maar die zijn helaas afgezwakt doordat deze richtlijn, die van bijzonder groot belang kan zijn voor de toekomst op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, niet goed wordt omgezet en niet goed wordt uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie.(FR) Mijnheer Moraes, allereerst wil ik u er graag aan herinneren dat de Commissie op basis van de huidige verdragen niet gemachtigd is inbreukprocedures in te leiden tegen een lidstaat indien tijdens de toezicht- en evaluatieprocedures zou worden ontdekt dat het kaderbesluit op onjuiste wijze is uitgevoerd. Desondanks kan ik u zeggen dat ik de tenuitvoerlegging van het Europees arrestatiebevel nauwlettend in de gaten zal blijven houden. We kunnen het Forum Justitie, dat een permanent mechanisme zal worden, aangrijpen om de samenwerking tussen rechters uit alle lidstaten te bevorderen. Ook zullen we die gelegenheid benutten om het correcte gebruik van het Europees arrestatiebevel onder de aandacht te brengen. Ik wil u bedanken voor uw vraag en ik kan u zeggen dat we alles zullen doen wat in ons vermogen ligt. Tot slot wil ik nog toevoegen dat de versterking van Eurojust ook zal bijdragen aan het verbeterde gebruik van het Europees arrestatiebevel.

 
  
MPphoto
 
 

  Armando França (PSE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik ben zeventien jaar werkzaam geweest als advocaat bij de rechtbank en daarom ben ik goed op de hoogte van de situatie van de rechtspraak in Europa, die over het algemeen wordt gekenmerkt door traagheid, door intense traagheid. Daar moeten we allemaal hard aan werken.

Het Europees arrestatiebevel is heel belangrijk – van het allergrootste belang zelfs. Bovendien is het van cruciaal belang dat de lidstaten begrijpen waarom dat zo is en daar vervolgens naar gaan handelen.

We weten dat de Commissie niet gemachtigd is sancties op te leggen, maar ze kan de zaken wel prikkelen en stimuleren. Ik ben het helemaal eens met de woorden van mijn collega, ik wil er alleen nog een ander belangrijk aspect aan toevoegen, commissaris, waar u waarschijnlijk iets aan kunt doen, namelijk het aanmoedigen van de samenwerking tussen instellingen van politie en justitie. Het is van wezenlijk belang dat de Commissie en de Europese instellingen de samenwerking tussen politie en justitie in de lidstaten stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot vicevoorzitter van de Commissie.(FR) U hebt helemaal gelijk – het Europees arrestatiebevel moet succesvol zijn, want dat betekent dat we werkelijk een systeem van wederzijdse erkenning hebben aanvaard. Op dit moment beginnen de diverse gerechtelijke instanties echt met elkaar samen te werken in een sfeer van vertrouwen. Daarom dient het correcte gebruik van het Europees arrestatiebevel, dat de procedures aanzienlijk heeft versneld en vereenvoudigd, als voorbeeld te dienen voor deze nieuwe justitie, die u graag veel sneller en eenvoudiger ziet functioneren.

Tot zover mijn bijdrage. We zullen de toepassing van het Europees arrestatiebevel nauwlettend blijven volgen. In mijn ogen is het één van de beste instrumenten voor strafrechtelijke samenwerking waar we momenteel over beschikken, maar het kan desondanks nog wel verder worden verbeterd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.20 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 
  

(1)PB L 90 van 8.4.2003, blz. 48.
(2)PB L 175 van 3.7.1997, blz. 27.


13. Samenstelling Parlement: zie notulen

14. Import van karkassen van gevogelte (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie inzake de import van pluimveekarkassen.

 
  
MPphoto
 
 

  Androula Vassiliou, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de vergadering van het college van 28 mei heb ik uitvoerig met mijn collega’s over dit onderwerp gediscussieerd, over de toestemming voor het gebruik van stoffen voor antibacteriële behandeling ter ontsmetting van het oppervlak van pluimveekarkassen. Zoals u weet hebben de Raad en het Parlement in 2004 in de hygiënevoorschriften toestemming gegeven voor het verwijderen van oppervlaktebesmetting met andere stoffen dan drinkwater.

Voor de goedkeuring van stoffen voor gebruik bij ontsmetting van wat voor vlees dan ook, vereist de toepasselijke wet dat er via de comitologieprocedure een positieve en op bewijzen gebaseerde conclusie wordt bereikt die aangeeft dat het gebruik van de stoffen geen risico’s oplevert voor de gezondheid of het milieu.

Ik zou u eraan willen herinneren dat de VS al enige tijd geleden een verzoek hebben ingediend voor goedkeuring van vier antibacteriële stoffen voor gebruik bij ontsmetting van pluimveekarkassen. Tegen deze achtergrond hebben we verschillende wetenschappelijke adviezen ingewonnen, die het risico evalueren van het gebruik van de vier stoffen voor antibacteriële behandeling vanuit het oogpunt van gezondheid, milieu en bacteriële resistentie.

De uitkomsten van de verschillende wetenschappelijke adviezen hebben ons doen besluiten met een voorstel te komen. De wetenschappelijke adviezen stellen ons in staat verder te gaan met een voorstel voor goedkeuring, maar niet tegen elke prijs. Er moest een aantal voorwaarden voor risicobeheersing worden geformuleerd, conform de wetenschappelijke adviezen. De boodschap die ik bij de voorgestelde tekst wil meegeven is zeer helder: geen enkele internationale verplichting mag de beginselen van voedselveiligheid en de gezondheid van de EU-consumenten ondermijnen, ongeacht de betrokken handelspartner.

Vandaar dat het noodzakelijk is te garanderen dat het gebruik van dergelijke stoffen niet de verplichting vervangt om in de gehele voedselketen aan de wettelijke communautaire hygiënevoorschriften te voldoen, en dat de toepassing van die stoffen slechte hygiënische omstandigheden uit een eerder stadium niet kan compenseren. De EFSA heeft in haar advies zelfs aangegeven dat antibacteriële behandelingen een nuttig instrument zouden kunnen zijn als aanvulling op de hygiënepraktijken die in de Europese Unie worden toegepast.

Om die reden heb ik strikte, doch evenredige voorwaarden opgelegd. Deze voorwaarden stellen ons in staat een voorstel te waarborgen dat zowel uit het oogpunt van volksgezondheid als van veiligheid verdedigbaar is. We stellen de volgende voorwaarden voor. Er mag slechts één stof worden toegepast. De toegestane blootstellingsduur en de concentratie van de stoffen worden vastgelegd. De pluimveekarkassen worden met drinkwater afgespoeld. Na gebruik van de stof mogen er geen residuen overblijven op het eindproduct. De doeltreffendheid van het afspoelen wordt gecontroleerd om er zeker van te zijn dat er geen residuen zijn achtergebleven. Door deze voorwaarden te stellen zorgen we dat het gebruik van antibacteriële stoffen niet eventuele slechte hygiënische omstandigheden compenseert en zorgen we dat er geen residuen achterblijven in het eindproduct.

Tevens wil ik benadrukken dat de toepassing van een antibacteriële behandeling enkel het aantal bacteriën vermindert en niet in de plaats komt van goede hygiënepraktijken, een basisvereiste dat net zo goed geldt in derde landen als in Europa en dat toepasbaar is op de hele keten, van de koppels tot de verwerking van de pluimveekarkassen. We zullen een holistische benadering aanhouden ten aanzien van het verminderen van salmonella in alle stadia van de productieketen: voeder, bedrijven en slachthuizen.

Bovendien bevat het voorstel maatregelen voor behoorlijke etikettering. De consument heeft recht op informatie, net als het geval is met andere toegestane stoffen, zoals additieven. Daarom stellen we twee verschillende omschrijvingen voor. Geschikte milieumaatregelen ten behoeve van de kwaliteitsnormen voor afvoer van afvalwater, zoals voorgesteld door het DG Milieu. Deze maatregelen bestaan uit voorwaarden voor het verzamelen en verwerken van afvalwater in slachthuizen.

Als laatste, maar niet minder belangrijk, voorziet het voorstel in een evaluatie binnen twee jaar na de datum van aanvraag van de goedkeuring. Doel is meer gegevens te verzamelen van bedrijven in de levensmiddelensector over het gebruik van de stoffen, om wetenschappelijk vragen over bacteriële resistentie te kunnen beantwoorden. Bij deze evaluatie komt de bewijslast te liggen bij de exploitanten in de voedselbranche in plaats van bij de wetenschappelijk instellingen van de Commissie.

Toen het voorstel echter op 2 juni werd voorgelegd aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, spraken 26 lidstaten zich uit tegen het voorstel en één onthield zich van stemming. De Commissie zal het voorstel nu doorsturen naar de Raad, zodat die een besluit kan nemen.

U vraagt zich wellicht af waarom de Commissie ondanks de interne weerstand binnen de EU toch verder is gegaan met dit voorstel. Dat is in de eerste plaats omdat het wetgevingskader voorziet in de mogelijkheid dergelijke stoffen goed te keuren. In de tweede plaats doen we dat omdat er een verzoek om goedkeuring is ingediend dat we gezien onze internationale verplichtingen niet onbeantwoord konden laten. De derde en laatste reden is dat uit wetenschappelijke adviezen is gebleken dat we met de goedkeuring konden doorgaan, mits deze vergezeld zou gaan van een aantal strikte voorwaarden – en dat is ook gebeurd. Om die redenen is de Commissie haar verantwoordelijkheden als instelling nagekomen en heeft ze dit voorstel gedaan.

Wat er hierna gebeurt, maakt deel uit van het besluitvormingsproces. In dat opzicht heb ik kennisgenomen van uw uitgesproken standpunt. De Raad zal nu verzocht worden zich uit te spreken over de tekst. Zoals u weet zal het voorstel niet worden aangenomen als een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten tegen stemt. Het uiteindelijke resultaat zal tijdens het Franse voorzitterschap duidelijk worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Sturdy, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris heeft gezegd dat de chemische stof chloor niet gevaarlijk is. Als dat het geval is, waarom is het dan niet toegestaan voor gebruik bij kippen in de Europese Unie?

Verder hebt u ook gezegd, commissaris, dat we verplichtingen hebben tegenover de Verenigde Staten. Wij nemen deel aan de WTO-onderhandelingen en we maken deel uit van de WTO, maar als ik me niet vergis is er geen verbod op import van kippenvlees uit de Verenigde Staten, zolang het aan de EU-normen voldoet. Waarom zijn we dan in hemelsnaam wetgeving aan het voorbereiden in de Europese Unie, terwijl dat feitelijk tijdverspilling is?

We hebben net een verslag aangenomen over een richtlijn inzake veilig water. We hebben een aantal chemische stoffen uit de tekst geschrapt, en nu wordt chloor er hier weer aan toegevoegd. U merkte geheel terecht op dat er op 2 juni met 26 stemmen tegen 1 werd tegengestemd. Het Verenigd Koninkrijk was degene die zich onthield van stemming. Het is belangrijk te onthouden dat het Verenigd Koninkrijk wordt beheerst door de hebzucht van de supermarkten en ik mijn visie op waarom het Verenigd Koninkrijk zich van stemming heeft onthouden, is dat het door de supermarkten onder druk is gezet voor goedkoop voedsel. Ik geloof dat dit daadwerkelijk een schadelijk effect heeft.

U zegt ook dat er geen residuen zullen achterblijven op de producten. Commissaris, kunt u oprecht en met de hand op het hart zeggen dat u in staat zult zijn dit te controleren? In het verleden zijn er namelijk problemen geweest met producten die in de EU werden ingevoerd. Ik was verantwoordelijk voor het verslag over chemische stoffen in voedingsmiddelen die worden geïmporteerd in de Europese Unie en die worden geproduceerd in de Europese Unie, en we ondervinden behoorlijke problemen bij de controle hiervan.

Ik ben van mening dat u zich blootstelt aan een wezenlijk risico – en niet alleen voor de volksgezondheid. Het is niet alleen een handelskwestie – het gaat ook om de volksgezondheid en om het publieke vertrouwen in het product. Want wat we absoluut niet willen is dat het publiek het vertrouwen verliest in de Europese Unie en in het voedsel dat we produceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Ferreira, namens de PSE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, eerst wil ik alle leden bedanken die hebben bijgedragen aan het opstellen van deze resolutie. Ik wil graag benadrukken dat alle politieke fracties de resolutie steunen. Vanwaar deze unanimiteit? Ongetwijfeld omdat de resolutie ons ongenoegen weerspiegelt ten aanzien van de houding en de benadering van de Commissie, die voortkomt uit de verloochening van de democratie waar het Europees Parlement in dit dossier al een aantal weken mee wordt geconfronteerd.

De vastberadenheid waarmee de Commissie de mening van Parlementsleden en deskundigen met betrekking tot de invoer van met chloor behandelde kip negeert, is ronduit stuitend. Zeker, de heer Verheugen is verantwoordelijk voor de onderhandelingen met zijn Amerikaanse tegenhanger om de handel tussen onze beide regio’s te bevorderen, maar kan hij dat doen door de Europese gezondheidsnormen op te offeren? Hoe is het mogelijk dat het college van commissarissen toestemming heeft gegeven voor een dergelijk project en niet meer voorstelt dan verplichte etikettering, herziening van de bepalingen over twee jaar, enzovoort? Kan de Commissie ons uitleggen waarom ze het voorzorgsbeginsel niet heeft toegepast nadat ze had geconstateerd dat ze onvoldoende informatie had over deze stoffen? Het is ook bijzonder vreemd dat er helemaal niet wordt verwezen naar de conclusies van het Amerikaanse Center for Disease Control and Prevention (CDC), dat een paar weken geleden een stijging in het aantal besmettingen en infecties door salmonella, listeria en andere bacteriën bekendmaakte. Waarom zouden we een methode invoeren die zich nog niet bewezen heeft?

Het is ook belangrijk dat we niet vergeten dat de implementatie van de Europese wetgeving inzake voedselveiligheid jaren werk en samenwerking met vakmensen uit de sector heeft gevergd, en dat die vakmensen bereid zijn geweest te investeren om aan de verwachtingen van de Europese burgers te voldoen. Deze benadering, waarbij de hele voedselketen betrokken wordt, is de duurzaamste manier om de hoeveelheid ziekteverwekkers te verminderen. Dat is de keuze die we hebben gemaakt. Denkt u overigens echt dat er een vertrouwensband en een sterk en betrouwbaar partnerschap kan ontstaan als we onze beginselen en waarden niet opnieuw bevestigen aan onze Amerikaanse partners? Ik zou overigens graag willen weten of de te importeren producten aan dezelfde regels zullen worden onderworpen als het Europese pluimvee.

Afsluitend wil ik er nog op wijzen dat dit besluit des te onbegrijpelijker is, daar de Europese Commissie heeft besloten een tegenaanval uit te voeren op de WTO vanwege het besluit van diens Orgaan voor Geschillenbeslechting in de kwestie van met hormonen behandeld vlees. Ik denk dat deze lijnrecht tegenovergestelde standpunten leiden tot grote verwarring en onbegrip bij de consumenten. Het roept absoluut vragen op over de politieke lijn van de Europese Commissie op het gebied van de gezondheid en veiligheid van voedsel.

De Raad van de Europese Unie zal zich op korte termijn uitspreken over het voorstel van de Commissie. We verzoeken de Raad rekening te houden met het standpunt van het Parlement en het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid: gezondheid moet voorrang krijgen op handel.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie.(NL) Voorzitter, collega’s, mevrouw de commissaris, ik kan de woorden van collega Sturdy en mevrouw Ferreira alleen maar onderschrijven. Ik begrijp eigenlijk de hardnekkigheid niet waarmee de Commissie deze voorstellen op 28 mei op tafel heeft gelegd. Het is duidelijk dat de druk van de Verenigde Staten enorm moet zijn geweest. Dat is een economische druk. De Verenigde Staten verliezen markten hier in de Europese Unie en wellicht ook in de nieuwe landen die er sinds 2004 zijn bijgekomen.

Wat stel ik vast bij alle studies? Dat de aanpak van de Verenigde Staten bij het gebruik van antimicrobiële middelen niet echt efficiënt is. Daar daalt het aantal besmettingen met salmonella, met campylobacter niet. Onze aanpak is wél zeer doeltreffend. Wij hebben een riek tot vorkaanpak, een aanpak van boerderij tot op het bord van de consument. We hebben sinds het Witboek van de Commissie in 2000 een sterke voedselveiligheidswetgeving tot stand gebracht. Ik wil niet dat die nu wordt uitgehold.

Dat willen de boeren en de boerinnen niet, want ze hebben geïnvesteerd in die aanpak. Ze willen niet oneerlijk beconcurreerd worden door hun concurrenten uit andere delen van de wereld. Bovendien staan ze niet alleen, ze worden gesteund door de consumentenbeweging, ze worden gesteund door de milieubeweging. Ik zou u dus willen vragen, mevrouw de commissaris, denk er nog eventjes over na. Trek dit voorstel terug, u hebt geen steun bij de Raad, u hebt geen steun in dit Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten geef ik mijn volledige steun aan de ingediende ontwerpresolutie. Ik kan me in de volledige inhoud van de voorstellen in de ontwerpresolutie vinden. In dit document is een zeer belangrijk onderwerp ter sprake gebracht. Talloze malen hebben we tijdens onze debatten over de toestand in de landbouwsector en in de internationale handel opgeroepen tot naleving van het principe dat de vereisten voor producenten in de Europese Unie en voor exporteurs van producten naar de Europese markt identiek moeten zijn. Dit principe wordt niet consequent in acht genomen, en met name op het gebied van de landbouwproductie wordt het vaak niet nageleefd. We moeten keihard eisen dat dit principe wordt nageleefd. We kunnen onmogelijk doorgaan met een procedure die bepaalde normen oplegt aan producenten in de Europese Unie en weer andere normen aan producenten die hun producten exporteren naar de Europese markt.

In een aantal Europese landen is de situatie in de pluimvee-industrie bijzonder moeilijk. Mijn land, Polen, behoort tot die landen. Ik heb zelf aan een groot aantal discussies over dit onderwerp kunnen deelnemen. Pluimvee-organisaties hebben aangegeven dat de omstandigheden voor concurrentie ongelijk zijn en dat de Europese markt ongelijke concurrentie ondervindt ten opzichte van andere landen in de wereld. Ik ben blij dat dit initiatief is genomen, want dit is precies de kant die we op moeten om tot gelijke concurrentie-omstandigheden te komen – en dat is een kwestie van elementaire rechtvaardigheid. Daarom steun ik deze ontwerpresolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Commissie toont met het opheffen van het verbod op import van kippen uit de Verenigde Staten maar weer eens aan dat het de belangen van multinationale voedselondernemingen boven de gezondheid van de mensen en de arbeiders plaatst.

Decennialang hebben de Verenigde Staten aangedrongen op de import van met hormonen behandeld vlees. Nu doen ze hetzelfde voor hun kippen. In voorgaande jaren berustte het verbod op het gevaar van de chloorbaden waar de kip in werd gedompeld. Volgens wetenschappers levert met chloor behandelde kip een gezondheidsrisico op voor de consument en voor medewerkers van slachthuizen, en levert het bovendien gevaarlijk afvalmateriaal op met carcinogene residuen.

Het moge duidelijk zijn dat de stoffen die in de Verenigde Staten worden gebruikt nog altijd carcinogeen zijn en dat wetenschappers niet van standpunt zijn veranderd. De vraag is dan ook waarom de Commissie is gezwicht voor de druk van de Verenigde Staten en de multinationale ondernemingen, en wat ze terugkrijgt voor haar verandering van standpunt?

De voedselproductieketen belandt meer en meer in de verstikkende greep van de multinationale voedselondernemingen. Slechts een paar dagen na het schandaal van de met minerale oliën vervuilde zonnebloemolie en na de ontdekking dat de wet het mogelijk maakt dat olie in dezelfde tankers wordt vervoerd als voor de gezondheid schadelijke vloeistoffen, heeft de Europese Commissie zonder blikken of blozen aangekondigd het verbod op met chloor behandelde kip op te zullen heffen.

En zo volgen de voedselschandalen elkaar op. De EU schuift de verantwoordelijkheid voor de inspectie af op degenen die geïnspecteerd zouden moeten worden; ze stoot haar eigen verantwoordelijkheden af, net als de regeringen van de lidstaten; ze draagt haar verantwoordelijkheid over aan de consumenten, met als argument dat zij het recht hebben om te kiezen, als de producten ten minste voorzien zijn van etiketten.

De arbeiders verlangen fatsoenlijk geïnspecteerd voedsel dat gezond en betaalbaar is. Het verzet van de arbeiders, hun organisaties en de wetenschap tegen het opheffen van het verbod zou de Commissie moeten dwingen haar besluit te herzien. Het verbod op met chloor behandelde kip voor consumptie moet gehandhaafd blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de trans-Atlantische handel is momenteel goed voor ongeveer zeshonderd miljard euro per jaar. Nu stelt de Commissie voor de markt open te stellen voor kippen die in een chlooroplossing zijn gedesinfecteerd. Mijn mening is heel duidelijk: ik betreur het ten zeerste dat de Commissie er nog altijd niet in is geslaagd voor onze chloorvrije kippen toegang te eisen én te krijgen op de Amerikaanse markt. Ik wil daar echter wel aan toevoegen dat ik de voorstellen van de Commissie in beginsel wel steun, omdat de wetenschappelijke rapporten van de deskundigen eenduidig zijn. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft een zeer eenduidig rapport gepresenteerd – we hebben dus geen andere deskundigenrapporten meer nodig.

Hier, noch aan de andere kant van de Atlantische oceaan wil men dat voedsel gezondheidsrisico’s oplevert, maar als er werkelijk bezwaren kleven aan de stoffen die in de Verenigde Staten worden gebruikt, dan vraag ik me af waarom diezelfde stoffen in de Europese Unie wel zijn toegestaan als additieven in diervoeders, drinkwater en andere voedingsmiddelen.

Ik weet hoeveel belang er in veel EU-lidstaten wordt gehecht aan voedselkwaliteit en voedselveiligheid – en terecht. Wat zou Frankrijk bijvoorbeeld zijn zonder zijn coq au vin? Frankrijk exporteert dit wereldberoemde product onder meer naar de Verenigde Staten. Het wordt dan eerst volgens de Amerikaanse methode aan een chloorbehandeling onderworpen. Blijkbaar is deze methode zo goed dat ze geschikt wordt geacht voor de export van Europese kwaliteitsproducten.

Vandaar dat deze discussie wat mij betreft nogal oneerlijk is. De Commissie heeft heldere voorstellen gedaan om de veiligheid van de Europese consumenten te waarborgen. Naar mijn mening moet vooral de etikettering eenduidig en zichtbaar zijn, zodat consumenten echt weten wat ze kopen. En dan weet ik zeker dat de consumenten in ieder geval voor de Europese kip zullen kiezen.

Ik roep iedereen echter op zich niet te verschuilen achter vermeende milieu- of gezondheidsargumenten, maar gewoon te zeggen waar het op staat. Het is een kwestie van eerlijkheid, en eerlijkheid is van cruciaal belang in de politiek, zeker als we serieus over een onderwerp willen praten met vrienden als de Verenigde Staten.

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco Assis (PSE).(PT) Ik begrijp dat het nodig is de handelsbetrekkingen met de Verenigde Staten te verbeteren en wat dat betreft wil ik de Commissie feliciteren met haar verrichte inspanningen. Er zijn echter grenzen, en het waarborgen van de rechtmatige belangen van Europese producenten en consumenten is zo’n grens. Ik denk dat die grens in dit specifieke geval duidelijk wordt overschreden.

We hebben hier te maken met twee verschillende denkbeelden, wellicht zelfs twee tegenstrijdige denkbeelden, die betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid en van het milieu. Vanuit Europees oogpunt is het belangrijkste punt van zorg dat in de hele voedselketen de veiligheid wordt gewaarborgd. Vanuit Amerikaans oogpunt is dat pas een punt van aandacht helemaal aan het einde van het proces.

We kunnen onze overtuigingen, gebruiken of normen op dit gebied niet overboord zetten en we moeten zelfs proberen er internationaal respect voor te krijgen, niet alleen in Europa. Als de Europese Unie haar normen binnen Europa al niet langer beschermt, dan zal ze zeker niet sterk staan als ze die normen internationaal wil overbrengen.

En daarom vind ik het belangrijk te benadrukken dat er duidelijk verzet moet worden aangetekend tegen het voorstel van de Commissie.

Het draait hier om cruciale belangen op het gebied van milieubescherming, volksgezondheid en de grondrechten van de Europese consumenten. Deze belangen raken echter ook de Europese producenten, aangezien zij gedwongen zijn deze normen te respecteren en zij de afgelopen jaren aanzienlijke investeringen hebben moeten doen om ervoor te zorgen dat ze aan de vereisten konden voldoen. Nu zouden ze ineens niet meer tegen een dergelijke concurrentie op kunnen boksen.

Wij vinden dan ook dat de Europese Unie in naam van gezonde en eerlijke concurrentie prioriteit moet geven aan de bescherming van de Europese producenten. Met dit in gedachten en zonder de inspanningen ter verbetering van de handelsbetrekkingen met de VS, die immers van wezenlijk belang zijn voor de Europese Unie, in twijfel te trekken, ben ik van mening dat dit een slecht voorstel is en daarom steun ik uiteraard de ontwerpresolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het besluit om, bijna tegen alles en iedereen in, het verbod op de import in de Europese Unie van met chloor behandelde kip op te heffen, is een schoolvoorbeeld van wat de Commissie niet langer kan en mag doen, aangezien zij vóór alles geacht wordt de publieke belangen van de Europese burgers te beschermen.

Pluimveehouders, en in het bijzonder kippenhouders, hebben de afgelopen decennia enorme inspanningen verricht, zoals ook in andere voedselsectoren het geval was. Ze hebben fikse investeringen gedaan om aan de normen te kunnen voldoen en er zijn maar liefst zeventig verordeningen, richtlijnen en andere Europese besluiten op hen van toepassing.

Daarnaast heeft de sector, zoals bekend, zware concurrentie te verduren binnen Europa, maar ook vanuit Brazilië en de VS. Aangezien het vandaag nog niet eerder is genoemd, zal ik u er aan herinneren dat het nog maar drie jaar geleden is dat in Europa de vogelgriep uitbrak en dat de consumptie van vlees van pluimvee toen met meer dan twintig procent daalde. Waarom zouden we deze sector nu dan onderwerpen aan een dergelijke concurrentievervalsing ten opzichte van Amerikaanse pluimveehouders, die in geen enkel opzicht aan dezelfde verplichtingen inzake gezondheid en veiligheid moeten voldoen?

Dit korte overzicht is bedoeld om de kern van deze kwestie te benadrukken. Wellicht draait het in deze kwestie niet om milieu en gezondheid, zoals we hier vandaag gehoord hebben. Ik zou echter eerst meer opheldering over en onderzoek naar dit onderwerp willen zien.

Onze afwijzing is hoofdzakelijk een industriële en culturele keuze, pas in de laatste plaats een politieke keuze.

Het is een culturele beslissing omdat de Europeanen het recht hebben hun eigen voedselmodel te kiezen. Zoals we weten zijn ze erg gehecht aan hun tradities en aan verscheidenheid, zoals de Franse minister van landbouw, Michel Barnier, kort geleden zei.

Het is ook een industriële beslissing. Ik heb het al gehad over de productiemethoden, de wetten en de hoge normen die in Europa worden gehanteerd. Een goede handelsovereenkomst hoort tevens eerlijk te zijn. De Commissie maakt geen enkele kans als ze ons wil overtuigen van het feit dat de import van 300 000 ton met chloor behandelde kip, waar niets tegenover staat, goed nieuws is voor de Europese pluimveesector.

Tot slot is het ook een politieke beslissing. En nu kom ik bij de kern van de zaak, want het is natuurlijk vooral een kwestie van vertrouwen – vertrouwen van de producenten en vertrouwen van de consumenten. Kan de Commissie het zich in de huidige situatie werkelijk veroorloven – en daarmee wil ik afsluiten, mijnheer de Voorzitter – de mening van de Raad, het Parlement, de spelers in het veld en een groot deel van haar eigen leden aan haar laars te lappen? De vraag stellen is hem beantwoorden lijkt mij.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE). - (SV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Het is de taak van de EFSA te bepalen of iets gevaarlijk is. Het is de taak van de Commissie en het Parlement te bepalen of iets in overeenstemming is met beginselen van openbare orde, zoals goede veehouderij, het niet misleiden van consumenten, en het handhaven van een hoogstaande milieukwaliteit conform het voorzorgsbeginsel. Vandaar dat dit voorstel onethisch en ongeschikt is en dat deze methode om kip te behandelen onwenselijk is. Bovendien heeft het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zich bijna unaniem tegen deze methode uitgesproken. Daar zal ik nog een aspect aan toevoegen: fraudeurs hebben namelijk lange tijd gebruikgemaakt van chloor om de kip er verser en meer roze uit te laten zien. Gaan we nu de fraudeurs bevoorrechten boven de boeren die miljoenen hebben geïnvesteerd, niet in de laatste plaats in mijn eigen land, om de situatie te verbeteren?

Het instellen van enkele regels voor etikettering zal niet werken, zeker niet bij restaurants en dergelijke.

U kunt er nu nog een overwinning van maken, als u het voorstel intrekt en verdergaat op basis van unanimiteit in het Parlement en unanimiteit in de Raad, en tegen de Verenigde Staten zegt: nee, we accepteren jullie methoden niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN).(PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, met mijn bijdrage aan het debat over de import van pluimvee op de Europese markt wil ik drie zaken onder de aandacht brengen.

In de eerste plaats moeten landbouwproducten die binnen de EU worden geproduceerd aan zeer strenge milieu-, sanitaire en gezondheidseisen voldoen, en daardoor stijgen de productiekosten aanzienlijk. Daarom zijn de Europese landbouwproducten op de wereldmarkt niet erg concurrend qua prijs. In de tweede plaats dient, met het oog op deze situatie, het voorstel van de Commissie voor een wijziging van de verordeningen met als doel de invoer toe te staan van met chloor behandeld vlees van pluimvee uit de Verenigde Staten, als volstrekt onacceptabel te worden beschouwd, zeker voor de Europese consument. In de derde en laatste plaats dient te worden opgemerkt dat het voorstel van de Europese Commissie over dit onderwerp een speciaal gebaar van de Unie schijnt te zijn, om een goede sfeer te kweken voor de besprekingen en om de contacten tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten vóór de top in juni vriendschappelijker te maken.

Ik ben wel voorstander van nauwere betrekkingen, maar dan op een manier die niet ten koste gaat van de gezondheid van vele EU-burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, deskundigen uit de EU-lidstaten hebben zich bijna unaniem uitgesproken tegen het Commissievoorstel om het verbod op de import van met chloor behandelde kip op te heffen.

Deze importen gaan, zelfs onder de voorwaarden zoals voorgesteld door de Commissie, in tegen de constante vraag van de Europese burgers naar veilige producten van hoge kwaliteit en met een hoge voedingswaarde.

De Europese pluimveehouderijsector heeft flink geïnvesteerd om te kunnen voldoen aan het strenge EU-wetgevingskader dat op de hele voedselketen van toepassing is, van de productie tot aan de distributie. Los van dit alles wordt de concurrentiepositie van de Europese pluimveehouderij nauwkeurig onderzocht en weten we dat het voorstel van de Commissie een steunbetuiging is aan de belangen van de VS in de Trans-Atlantische Economische Raad.

Als lid van de Commissie internationale handel ben ik er in principe voorstander van dat we meningsverschillen met onze handelspartners gladstrijken. Onder geen enkele voorwaarde zal ik echter oplossingen accepteren die de gezondheid van burgers in gevaar brengen en die het Europese voedselmodel negatief beïnvloeden. Dat geldt zowel voor de kwestie die we vandaag bespreken als voor het Euro-Atlantische geschil inzake de invoer van genetisch gemodificeerde organismen dat in behandeling is bij de WTO.

De EU moet zich houden aan de strenge regels voor de kwaliteit, hygiëne en veiligheid van voedsel. Wij zijn tegen elke versoepeling van deze regels. We hebben juist behoefte aan versterking van de internationale normen en productiemethoden.

Daarom roepen wij de Raad op het verbod op de import van met chloor behandelde kop te handhaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Rosa Miguélez Ramos (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Europese pluimveehouderij maakt momenteel, net als andere dierproductiesectoren, een moeilijke periode door. Gezien dit feit is het des te verbazingwekkender dat de Commissie zo snel met haar verzoek kwam om vlees van met chloorproducten behandeld pluimvee binnen te laten op het EU-grondgebied, een verzoek dat er bovendien uitsluitend op gericht lijkt te zijn de commerciële behoeften en ambities van de Verenigde Staten van Amerika te vervullen.

Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de pluimveesector in Europa geen directe steun krijgt vanuit het GLB, ondanks het feit dat het onze eigen producenten sinds 1997 verboden is dezelfde stoffen te gebruiken die de Commissie nu wil toestaan. Daarnaast worden bij onze producenten gedurende het hele productieproces grondige controles uitgevoerd om bacteriegroei te voorkomen en aan de hoge communautaire hygiënenormen te voldoen.

Waar het producenten uit derde landen betreft, vindt de Commissie echter dat alleen een chloorbehandeling ruimschoots volstaat, en dat betekent voor mij dat de inspanningen die onze producenten hebben verricht, compleet zinloos zijn en ook altijd zijn geweest.

Excuseert u mij de uitdrukking, maar het is niet mogelijk dat wij zo dom zijn en zij zo slim. Ik vind dan ook dat we ons tegen dit verzoek van de Commissie moeten uitspreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Esther de Lange (PPE-DE). (NL) Voorzitter, we hebben al heel veel gehoord in dit debat en ik wil zeker niet alles herhalen, maar ik denk dat hier twee fundamentele zaken op het spel staan.

Allereerst de eerlijke concurrentie of het level playing field tussen Europese producenten en producenten uit derde landen. De Europese pluimveesector heeft op basis van onze Europese regels miljoenen geïnvesteerd in een geavanceerde bestrijding van salmonella en andere contaminanten in de hele productieketen. Het toelaten van producten die niet aan deze eisen voldoen, bedreigt deze eerlijke concurrentie die juist een hoeksteen zou moeten zijn van ons handelsbeleid. Gelijke monniken, gelijke kappen, zeggen we dan in Nederland. Dat hebben we onlangs geëist voor vlees uit Brazilië, hetzelfde moet gelden voor kippenvlees uit de Verenigde Staten.

Ten tweede, het voorzorgsbeginsel. De rapporten over de gevolgen voor gezondheid én milieu van deze techniek bevatten immers nog de nodige vraagtekens. Het voorstel van de Commissie om mogelijk te besluiten tot een toelating voor twee jaar, gevolgd door een analyse op basis van nieuwe gegevens, druist natuurlijk volledig in tegen dit voorzorgsbeginsel. Eerst hebben we duidelijkheid nodig over de veiligheid en dan pas een debat en niet andersom. Ook het idee om Amerikaanse chloorkippen dan maar te etiketteren, is niet acceptabel, want de ongelijkheid tussen boeren hier en daar blijft en bovendien ontsnappen verwerkte producten waarschijnlijk aan deze etikettering. En als ik het heb over verwerkte producten, dan bedoel ik bijvoorbeeld de aanzienlijke hoeveelheden kipnuggets en drumsticks die vanavond door Nederlandse, Roemeense, Franse en Italiaanse voetbalfans voor de tv genuttigd zullen worden.

Ik wil dus afsluiten met de oproep aan de Commissie om vast te houden aan deze twee Europese basisprincipes, het level playing field en het voorzorgsbeginsel, om de wens van een grote meerderheid in het beheerscomité en in dit Huis te respecteren en om dit ongelukkige voorstel dus te laten varen.

 
  
MPphoto
 
 

  Esther Herranz García (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Europese Commissie wil met bleekmiddel behandelde kip uit de VS toestaan en ze wil bovendien dat wij dat zonder klagen accepteren, allemaal om de handelsbetrekkingen met de Verenigde Staten te verbeteren.

De lichtzinnigheid waarmee de Europese Commissie in deze kwestie te werk gaat, strookt op geen enkele manier met de ernst waarmee ze nieuwe teksten over voedselveiligheid produceert, teksten die soms dusdanig veel beperkingen opleggen aan EU-producenten dat het voor hen soms niet langer rendabel is hun bedrijf voort te zetten.

Door een dergelijk voorstel te doen boet de Commissie aan geloofwaardigheid in bij de consumenten en de publieke opinie, en ik vind niet dat de lidstaten moeten zwichten voor druk, voor handelsdruk van de Verenigde Staten, zelfs niet als de Europese Commissie ons dat vraagt.

In januari 2008 kwam uit een onderzoek dat was gepubliceerd in het Amerikaanse tijdschrift Consumer Report naar voren dat de incidentie van zoönose bij met antibacteriële middelen behandelde kippen in de Verenigde Staten met zeventig procent was toegenomen ten opzichte van 2003. Tevens is de antibioticaresistentie van geïnfecteerde personen toegenomen.

In dezelfde periode nam in de Europese Unie de incidentie van zoönose bij kippen af, zonder dat gebruik werd gemaakt van de Amerikaanse methode.

De Europese Unie vervult haar plicht, want ze controleert meteen vanaf het begin van de productieketen op zoönose en bovendien past ze het principe toe van “voorkomen is beter dan genezen”. Ze houdt zich heel strikt aan dit principe en dat gaat gepaard met hoge kosten voor de producenten en de industrie in de Europese Unie.

In het specifieke geval van de bestrijding van zoönose werd in 2003 een zeer strenge verordening van kracht, die lang nodig had om op gang te komen, waarmee de controle op op de mens overdraagbare ziekten werd geïntensiveerd.

De invoering van deze verordening heeft geleid tot een afname van de incidentie van dit soort ziekten. Europese producenten en de Europese industrie in het algemeen moeten zich aan deze regels houden, want anders kunnen ze bestraft worden.

Waarom gaan we niet gewoon door met het streng controleren van de Amerikaanse producenten?

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, deze kwestie van de met chloor behandelde kip laat duidelijk de kloof zien die bestaat tussen de Europese Commissie en de burgers die verwachten dat ze op Europa kunnen vertrouwen. Dit voorval is een grote klap voor ons voedselbeleid met zijn hoge niveau van consumentenbescherming. Er is sprake van compleet onbegrip.

Dit voorstel betekent oneerlijke concurrentie voor onze pluimveehouders, die aanzienlijke inspanningen hebben verricht om hun productie te verbeteren, en voor onze slachthuizen, die aan strenge regels zijn gebonden. Dat kost allemaal geld – en daarom is deze concurrentie oneerlijk. Zo zal er goedkope kip op de markt van de Europese Unie komen, die helaas de minst bevoorrechte burgers zal treffen die in discountsupermarkten hun boodschappen doen. Ook zal deze met chloor behandelde kip terechtkomen in verwerkte producten, kant-en-klaar gerechten en in schoolkantines. Dat is allemaal onacceptabel. Het is ondenkbaar dat we dit toestaan. Vertel ons alstublieft niet dat etikettering het probleem zal oplossen, want helaas bevatten de etiketten op verwerkte producten geen enkele informatie.

Gezien de recente voedselcrises is het dan ook belangrijk dat de burgers vertrouwen kunnen hebben in de voedselketen. Daarom moeten we onvoorwaardelijk “nee” zeggen tegen de import van met chloor behandelde kip.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb in april een schriftelijke vraag gesteld aan de commissaris, waarin ik resoluut bezwaar heb gemaakt tegen de plannen voor toelating van chemische gedesinfecteerde kip uit de Verenigde Staten op de interne markt van de EU. Gelukkig hebben de lidstaten zich ook verzet tegen dit voorstel.

Commissaris, onze pluimveehouders en -verwerkers voldoen aan normen die tot de strengste ter wereld behoren. Deze normen beschermen het milieu, het welzijn van de dieren en zorgen voor het behoud van biodiversiteit. De aanpassing aan deze normen heeft de kosten van de bedrijfsvoering doen stijgen en de concurrentiepositie verslechterd. Daarom ben ik zo verbaasd over het voorstel van de Commissie. De Amerikaanse productiemethoden voor kip voldoen niet aan deze normen. De Europese consument wil dergelijk voedsel helemaal niet op zijn bord hebben. Als we de veiligheid van onze EU-consumenten willen beschermen, kunnen we de import van kwalitatief ondermaatse producten niet toestaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als we nu toestaan dat Amerikaanse kip met chloor wordt behandeld, hoe kunnen we dan in de toekomst voorkomen dat er verzoeken tot chloorbehandeling van andere producten worden ingediend – rundvlees of varkensvlees – die ofwel worden geïmporteerd, ofwel worden geproduceerd in de EU? En hoe moet het dan met eieren, kaas, groenten of fruit? De commissaris heeft ons gezegd dat alle vermelde voorwaarden op exact dezelfde wijze zouden worden toegepast op alle producten die ik net heb genoemd.

En hoe gaan we om met het gebruik van andere antibacteriële middelen? Wellicht zullen we in de toekomst verzoeken ontvangen van de Amerikanen om penicilline of andere antibacteriële middelen te mogen gebruiken in onze geïmporteerde kip.

Zelfs als tests aan de buitenkant aantonen dat het oppervlak van de kip bacterievrij is, wil dat nog niet zeggen dat de binnenkant van de kip ook bacterievrij is. Die bacteriën kunnen we echter onmogelijk aan het licht brengen omdat het oppervlak onterecht zou aantonen dat de kip geen salmonella of andere bacteriën bevat.

 
  
MPphoto
 
 

  Androula Vassiliou lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik allereerst opmerken dat ik de meningen van de geachte Parlementsleden respecteer. Ook wil ik herhalen dat dit besluit niet lichtvaardig is genomen. Er is zeer uitgebreid over gediscussieerd in het college.

Verder wil ik nogmaals duidelijk maken dat onze hygiënevoorschriften niet terzijde worden geschoven. Ik meen reeds te hebben opgemerkt dat de EFSA heeft gesteld dat de ontsmetting met behulp van antimicrobiële middelen alleen mag worden toegestaan als de hygiënevoorschriften in acht worden genomen – en dat geldt zonder onderscheid voor alle producenten. Deze voorschriften zullen dus worden toegepast, evenals preventieve maatregelen bij de pluimveehouders, de verplichting dieren schoon naar de slacht te sturen, hygiënemaatregelen en controleprocedures bij de slachthuizen conform de HACCP-richtlijnen.

Ik moet u zeggen dat de Amerikanen bepaald niet te spreken waren over al deze voorwaarden, maar we hebben hen duidelijk gemaakt dat we deze voorwaarden absoluut niet laten vallen.

Wat ik ook nog wil ophelderen is dat de voorgestelde maatregelen niet alleen zullen worden toegepast op de Amerikaanse kip, maar dat ook onze eigen producenten volgens deze regels zullen kunnen werken. We maken dus geen onderscheid tussen buitenlandse en onze eigen producenten.

Zoals gezegd ligt het voorstel nu bij de Raad en gezien mijn ervaringen bij de vergadering van de Raad Landbouw, waarbij ik aanwezig was, is de kans vrij klein dat er een positieve reactie zal volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik heb één ontwerpresolutie(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag 19 juni 2008 plaats.

 
  

(1)Zie notulen.


15. Bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0081/2008) van Francesco Ferrari, namens de Commissie vervoer en toerisme, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers (COM(2007)0560 – C6-0331/2007 – 2007/0201(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, volgens de cijfers waar de Commissie over beschikt komen er in de Europese Unie jaarlijks meer dan 8 000 mensen om het leven op de weg en raken er zo’n 300 000 gewond. Deze situatie is onacceptabel en daarom hebben we de afgelopen jaren zeer hard gewerkt aan het verbeteren van de veiligheid op de wegen.

Een aantal jaar geleden heeft het Europees Parlement een voorstel aangenomen voor een richtlijn betreffende de bescherming van voetgangers, die in 2003 van kracht werd. Dit was één van de eerste wetgevende maatregelen ter wereld die specifiek gericht was op de bescherming van voetgangers. Door deze wetgeving werden fabrikanten verplicht ervoor te zorgen dat nieuwe voertuigen minder gevaarlijk waren voor voetgangers en moesten ze dat ook aantonen in adequate tests. Sindsdien is nog meer wetgeving uitgevaardigd, en niet in de laatste plaats dankzij druk van het Europees Parlement, om het gevaar voor kwetsbare weggebruikers te beperken door toepassing van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen. In de bestaande wettelijke bepalingen inzake bescherming van voetgangers wordt toegegeven dat het in sommige gevallen lastig kan zijn te voldoen aan de daarin vastgelegde vereisten.

De Commissie heeft de taak op zich genomen om na te gaan in hoeverre het mogelijk is aan deze vereisten te voldoen en te onderzoeken of het mogelijk is nieuwe, actieve veiligheidssystemen in te zetten. U kent de resultaten van het onderzoek dat de Commissie heeft laten uitvoeren. Dit onderzoek heeft enerzijds bevestigd dat het inderdaad niet mogelijk is aan alle vereisten te voldoen, en anderzijds dat actieve veiligheidssystemen geschikt zijn om voetgangers beter te kunnen beschermen. Op basis van die informatie is de Commissie met het voorstel gekomen waar u vandaag over debatteert – een combinatie van passieve veiligheidssystemen en van een remhulpsysteem, dat verplicht zal moeten worden geïnstalleerd. Op die manier zal een nog hoger veiligheidsniveau worden bereikt.

De Commissie verwacht dat de invoering van dit voorstel ertoe zal leiden dat er jaarlijks ongeveer 1 100 minder doden te betreuren zullen zijn op onze wegen. Uiteraard zal de Commissie zich, nadat het voorstel is aangenomen, blijven inzetten om soortgelijke verordeningen te kunnen invoeren op internationaal niveau. Het voorstel behelst onder meer de volgende belangrijke elementen: de door de Commissie voorgestelde verordening stelt voorschriften voor passieve veiligheid vast die zeker haalbaar zijn, en stelt dat alle voertuigen verplicht voorzien moeten zijn van een actief veiligheidssysteem, ook wel bekend als het remhulpsysteem. Daarnaast zullen de bepalingen inzake bescherming van voetgangers nu ook gelden voor terreinvoertuigen, de zogenaamde SUV’s. De combinatie van deze factoren zal de veiligheid van kwetsbare weggebruikers aanzienlijk verbeteren.

In deze verordening worden de vereiste tests voor voertuigen en frontbeschermingsinrichtingen om aan te tonen dat ze voetgangers adequaat beschermen, gecombineerd. De vereisten waaraan in deze tests moet worden voldaan, worden in de verordening vastgelegd als uitvoeringsmaatregelen. Twee wezenlijke aspecten van het voorstel zijn de toepassing van actieve systemen, die volgens de Commissie zowel nu als in de toekomst aanzienlijke veiligheidsvoordelen zullen opleveren, en de afschaffing van de gewichtsbeperking voor personenvoertuigen en lichte bedrijfswagens, die ook onder de verordening zullen vallen.

Ook wil ik de rapporteur, de heer Ferrari, heel hartelijk bedanken voor zijn inspanningen om in goed overleg tot overeenstemming te komen over de herziening en de aanvaarding van het voorstel. Dankzij zijn inspanningen hebben we consensus kunnen bereiken over dit voorstel. Het verslag van de heer Ferrari steunt het Commissievoorstel en daarvoor ben ik bijzonder dankbaar. De amendementen die hij heeft voorgesteld zullen bepaalde punten inderdaad duidelijker maken. Mijnheer Ferrari, u stelt voor de toepassing en de verbetering van passieve veiligheidssystemen en de mogelijke toepassing van nieuwe, actieve veiligheidssystemen te blijven observeren en controleren, en indien nodig amendementen in te dienen op de bestaande wetgeving. De Commissie is zeker bereid dit te doen en zal dit ook doen. Andere amendementen zijn bedoeld om er enerzijds voor te zorgen dat de vereisten in de verordening zo snel mogelijk kunnen worden toegepast op de betreffende voertuigen, en anderzijds dat fabrikanten voldoende tijd krijgen om de benodigde wijzigingen door te voeren in hun constructiemethodes. De nieuwe bepalingen zullen voor een groot aantal Europese autofabrikanten tot gevolg hebben dat ze aanzienlijke wijzingen moeten doorvoeren in het ontwerp van hun voertuigen en dus ook grote wijzigingen in het constructieproces.

Ik ben verheugd u te kunnen meedelen dat de Commissie alle amendementen in het verslag van de heer Ferrari aanvaardbaar vindt. De Commissie is optimistisch dat het voorstel, gezien het belang van de verordening voor het verbeteren van de veiligheid op de weg en het belang van de invoering van de tests die in de verordening worden gespecificeerd, nu in eerste lezing kan worden aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Ferrari, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, we hebben het eindstadium bereikt van deze verordening betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers. De verordening beoogt de veiligheidsvereisten te veranderen ten behoeve van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers die ten gevolge van een botsing met een motorvoertuig verwondingen oplopen.

Het toepassingsgebied van de verordening is aanzienlijk, omdat het twee eerdere richtlijnen in zich verenigt, namelijk die van 2003 en die van 2005. In de eerstgenoemde richtlijn zijn de veiligheidsvereisten voor auto’s opgenomen, die in twee fasen geïmplementeerd zouden worden. De eerste fase ging in 2005 van start, terwijl de vereisten van de tweede fase vanuit technisch oogpunt niet volledig haalbaar bleken voor alle voertuigen. De tweede richtlijn heeft betrekking op de toepassing van frontbeschermingsinrichtingen op voertuigen en geeft verschillende beschermingsniveaus aan voor kwetsbare weggebruikers in geval van een botsing met voertuigen die van dergelijke inrichtingen zijn voorzien. Het remhulpsysteem BAS is één van de belangrijkste inrichtingen, aangezien hiermee het aantal doden op de weg met 35 procent kan worden verminderd.

De grootste overwinning is waarschijnlijk toch dat we hebben bereikt dat de bepalingen binnen 24 maanden na de inwerkingtreding van de verordening kunnen worden toegepast op alle categorieën auto’s, van kleine auto’s tot SUV’s en grotere voertuigen, want juist die laatste veroorzaken vanwege hun grote gewicht vaak het meeste lichamelijk letsel bij slachtoffers. Het was in het begin zeker niet eenvoudig, deels omdat de auto-industrie tijd nodig heeft om zowel op industrieel als op fysiologisch vlak bepaalde maatregelen door te voeren. Ik ben echter blij dat alle partijen het gevoelige karakter van dit onderwerp hebben ingezien en ik waardeer de inspanningen die zijn verricht om dit systeem in praktijk te brengen.

De verordening gaat tevens in op frontbeschermingsinrichtingen. Feitelijk wordt de richtlijn uit 2005 in deze verordening geïntegreerd en bijgevolg zullen auto’s die zogenaamde koeienvangers laten installeren niet worden goedgekeurd als de veiligheidsvereisten voor frontbeschermingsinrichtingen niet hetzelfde veiligheidsniveau bieden als het geval is voor voertuigen zonder frontbeschermingsinrichtingen.

Ondanks het feit dat we al een heleboel hebben bereikt, ben ik me ervan bewust dat er nog veel meer kan worden gedaan. Uiteraard zal er steeds verder onderzoek worden gedaan naar mogelijkheden om de veiligheid van voetgangers en kwetsbare weggebruikers te vergroten. Ik vond het ook nodig de mogelijkheid open te laten voor verbeteringen van deze tekst. En dan doel ik met name op systemen om botsingen te vermijden. Er zijn momenteel geen doeltreffende structurele systemen voor voetgangerveiligheid op de markt, maar die kunnen er over een aantal jaar wel komen. Vandaar dat in de tekst is vastgelegd dat, als de industrie vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening – zoals de commissaris heeft gezegd – in staat is passieve veiligheidssystemen te produceren waarmee de veiligheid van voetgangers kan worden gegarandeerd, de Commissie een nieuwe tekst zal moeten voorleggen aan het Parlement en de Raad waarin rekening wordt gehouden met de technische ontwikkelingen.

Veiligheid is een heel belangrijk onderwerp voor de Europese burgers en ik zet me persoonlijk in om een krachtige boodschap te sturen naar alle burgers van de Europese Unie. Vanwege het gevoelige karakter van dit onderwerp heb ik ervoor gezorgd dat de verordening bij de eerste lezing zal worden aangenomen. Zo wordt een tweede lezing in de Raad voorkomen, want dat zou enkel de inwerkingtreding van de verordening onnodig hebben vertraagd. Mijn collega’s van de Commissie vervoer en toerisme deelden mijn standpunt. Alle ingediende amendementen beogen bovenal voetgangers en kwetsbare weggebruikers te beschermen. Ik hoop dan ook dat het Europees Parlement met deze verordening een eerste krachtig signaal zal afgeven dat de veiligheidsvoorschriften op de Europese wegen steeds strenger worden benaderd en op die manier zal aantonen dat Europa verenigd is, ontvankelijk voor wat er speelt en op één lijn met de belangen van zijn burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Petr Duchoň, namens de PPE-DE-Fractie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van voetgangers beoogt de gevolgen van botsingen tussen voetgangers en motorvoertuigen zoveel mogelijk te beperken. Ik ben van mening dat de verordening te ver gaat. Het stelt eisen aan de constructie en de werking van motorvoertuigen, met inbegrip van frontbeschermingsinrichtingen. De eisen die aan fabrikanten worden gesteld naderen de grenzen die worden gesteld door de natuurwetten, de bouw van het menselijk lichaam, een verstandig compromis tussen de bescherming van inzittenden van voertuigen en van voetgangers, en door andere parameters bij de bouw van motorvoertuigen. Hierdoor komen fabrikanten van motorvoertuigen onder enorme druk te staan. Laten we niet vergeten dat de fabrikanten grote kosten zullen moeten maken om aan de in de verordening bepaalde voorschriften te voldoen en dat deze kosten logischerwijze zullen worden doorberekend in de autoprijzen. Dit zal de voertuigmassa en de aerodynamische eigenschappen van voertuigen negatief beïnvloeden, en als gevolg daarvan ook de brandstofconsumptie en feitelijk ook het milieu. Daar staat tegenover dat de gevolgen van botsingen tussen voetgangers en motorvoertuigen minder ernstig zullen zijn.

De veiligheid van voetgangers kan het best worden verbeterd door de invoering van intelligente systemen om botsingen te vermijden en de gevolgen van ongevallen tot een minimum te beperken. Er zijn echter nog andere doeltreffende oplossingen beschikbaar, zoals het verbeteren van de wegeninfrastructuur en, waar mogelijk, voetgangers fysiek afscheiden van het verkeer. We kunnen met zekerheid aannemen dat het doeltreffender is daar geld in te steken dan nog strengere voorschriften op te leggen aan auto’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Saïd El Khadraoui, namens de PSE-Fractie.(NL) Voorzitter, commissaris, collega’s, ik zou om te beginnen namens mijn fractie de rapporteur mijnheer Ferrari willen danken voor de uitstekende en doeltreffende samenwerking, onder meer met mijn collega Ayala Sender die hier vanavond niet bij kon zijn. Ik wil u vooral danken voor het feit dat u erin geslaagd bent de Commissie en de Raad samen te brengen en ervoor te zorgen dat we in eerste lezing ook een hele reeks amendementen van het Parlement kunnen overnemen die de tekst nog verbeteren. Het is een belangrijk dossier dat misschien niet de voorpagina’s van de kranten zal halen, het is namelijk heel technisch, maar het zal wel bijdragen tot het vermijden van het verlies van heel wat mensenlevens, met evenzoveel familiedrama’s tot gevolg. Vorig jaar stierven maar liefst 43.000 mensen op de Europese wegen en, de commissaris heeft het al gezegd, 8.000 daarvan zijn voetgangers, zwakke weggebruikers.

We weten allemaal dat, om dit te vermijden, er een combinatie nodig is van heel wat maatregelen. Er is ook gedragswijziging nodig bij chauffeurs, dat spreekt voor zich, maar het is ook bewezen dat ook technische innovaties en allerlei voorschriften belangrijk zijn voor het voorkomen van zware ongelukken. Bij ongelukken kan de wijze waarop de voertuigen gebouwd zijn, een groot verschil maken. Het gaat om de bumpers, om de hele constructie van de voorkant van de wagens, de motorkap, enz. Met deze verordening zullen de constructeurs aan strengere normen moeten voldoen en dit ook bewijzen via verschillende crash tests.

De grootste nieuwigheid van het voorstel is dat er naast de materiaalkeuze en de voorschriften ter zake ook aan actieve veiligheid wordt gewerkt, namelijk via het verplicht stellen van de Brake Assist vanaf ongeveer volgend jaar. Ook een belangrijke nieuwigheid.

Wat voor onze fractie van essentieel belang is, is dat dit ook geldt voor bestelwagens, dat dit gefaseerd zal worden ingevoerd. We denken dan ook dat dit een goede deal is. Het is nog niet het einde, we verwachten de komende jaren nog meer voorschriften die de veiligheid van de mensen ten goede zullen komen en ook daarvoor zult u op onze steun kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn felicitaties aan de rapporteur voor zijn uitstekende werk. Zoals al eerder is gezegd worden er ieder jaar vele duizenden voetgangers en fietsers gedood of gewond op de wegen in de EU. Wij als Parlementsleden hebben tot doel deze aantallen zover mogelijk omlaag te brengen.

Dat kan onder meer door de technische specificaties van motorvoertuigen aan te passen. In dit verslag is een aantal van deze specificaties aan bod gekomen, zoals frontbeschermingsinrichtingen en remhulpsystemen, maar één van de allerbelangrijkste levensreddende voertuigspecificaties wordt helemaal niet genoemd: de snelheidsbegrenzer. Met een dergelijk systeem kan de maximumsnelheid van een auto worden beperkt tot de maximaal toegestane snelheid in een willekeurig land. In de meeste EU-lidstaten is de maximumsnelheid honderd kilometer per uur op de snelweg en vijftig kilometer per uur binnen de bebouwde kom.

Met behulp van relatief eenvoudige en goedkope elektronische apparatuur zouden voertuigen gemakkelijk kunnen worden voorzien van een instrument dat ervoor zorgt dat de snelheidslimieten op de snelweg of in de stad niet worden overschreden. Met behulp van snelheidsbegrenzing kan waarschijnlijk het aantal doden onder voetgangers en fietser met een derde worden teruggebracht. De snelheidsbegrenzer zou ook kunnen worden ingesteld om de acceleratie van voertuigen te beheersen, en daar zouden nog meer levens mee gered worden.

We moeten onszelf afvragen hoe noodzakelijk en verstandig het is dat onze voertuigen in vijf of zes seconden kunnen optrekken van nul tot honderd kilometer per uur, en hoe belangrijk en wettig het is dat onze voertuigen harder kunnen rijden dan tweehonderd kilometer per uur, als de toegestane snelheid slechts honderd kilometer per uur bedraagt?

Ik begrijp dat een rapporteur met de naam “Ferrari” het maar moeilijk met mij eens kan worden over snelheidsbeperkingen, maar de waarheid is dat snelheid verantwoordelijk is voor enorme aantallen verkeersslachtoffers en we zullen als wetgevers op een bepaald moment toch moeten beslissen wat we belangrijker vinden: elegante, snelle auto’s en van snelheid bezeten bestuurders, of het redden van duizenden mensenlevens?

 
  
MPphoto
 
 

  Margrete Auken, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof niet dat het gedrag van de heer Ferrari in dit verband zo erg is geweest. In tegendeel zelfs, de samenwerking met hem is bijzonder constructief geweest en de rapporteur wekte zeker niet de indruk van iemand die onder de plak zit bij de auto-industrie. Uiteraard hadden we graag gezien dat het verslag nog verdergaande inspanningen had bevat om voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers te beschermen tegen auto’s, waarbij het ideale scenario zou zijn geweest dat veel meer bestuurders gebruik zouden maken van het openbaar vervoer of de fiets. Aangezien die doelstelling nog ver weg is, zijn we toch blij dat we nu iets hebben kunnen doen aan de uitrusting van voertuigen. Het is al meerdere keren gezegd vandaag, maar we verwelkomen het feit dat de wetgeving nu ook gaat gelden voor zwaardere voertuigen, zodat de strengere voorschriften voor de uitrusting van auto’s een halt kunnen toeroepen aan de huidige tendens naar steeds grotere auto’s.

Ook wil ik de rapporteur prijzen omdat hij heeft aangedrongen op het onverwijld verplicht stellen van remhulpsystemen (Break Assist systems) in voertuigen, die bestuurders helpen tijdig stil te staan. We verwelkomen ook de vastgestelde eisen voor de voorkant van auto’s, die beogen bij een botsing met een kwetsbaar levend wezen zo weinig mogelijk schade te berokkenen aan het onfortuinlijke slachtoffer. Dat zal echter pas effect hebben als de snelheid omlaag gaat naar veertig kilometer per uur. De voorschriften hadden wat dit betreft nog strenger moeten zijn, evenals de tijdslimiet. Tenslotte zijn er al producten op de markt die voetgangers aanzienlijk betere bescherming bieden, zonder daarbij de veiligheid van bestuurders of passagiers in gevaar te brengen.

Het ligt niet aan de rapporteur dat er op dit gebied zo langzaam vooruitgang wordt geboekt. Er zijn sterke aanwijzingen dat er weer sprake is van lobby van met name de Duitse automobielindustrie, die zich in vergelijking met de rest van de Europese industrie vandaag de dag aan het behoudende uiteinde van de meetlat bevindt. Het zou deprimerend zijn als dit de reden is dat we weer zijn uitgekomen bij een voorstel dat niet aan onze wensen voldoet – en daarmee bedoel ik onze wensen van minder doden en gewonden op de weg. Waarom geloven we de automobielindustrie eigenlijk gewoon op haar woord – en we hebben het net weer kunnen horen – als ze zegt dat de technologie nog niet ver genoeg is gevorderd? Dat is ze namelijk wel! Ik hoop van harte dat mijn collega’s nu in ieder geval amendement 25 zullen steunen bij de stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie.(GA) Mijnheer de Voorzitter, in de media wordt dagelijks bericht over verkeersdoden. Auto-ongelukken, voetgangers die zijn aangereden door auto’s – elk dodelijk ongeval is een tragedie op zich. En aan het eind van het jaar worden deze doden tot statistieken. Het is de verantwoordelijkheid van zowel de lidstaten als de Unie om te proberen die statistieken omlaag te brengen en onze burgers te beschermen tegen dergelijke tragedies.

Verkeersdoden kunnen worden voorkomen en ik wil de heer Ferrari dan ook gelukwensen met zijn uitstekende verslag, en de samenwerking tussen de Raad, het Parlement en de Commissie over dit onderwerp prijzen.

De titel van het verslag verwijst naar kwetsbare weggebruikers en naar degenen die het zwaarst worden getroffen. Voetgangers zijn vaak de onschuldige partij bij ongevallen waar auto’s bij betrokken zijn, en toch worden zij uiteindelijk vaak het zwaarst getroffen. In mijn eigen land, Ierland, is recentelijk gebleken dat de kans dat een bejaarde omkomt bij een verkeersongeval groter is dan dat het iemand onder de 65 jaar overkomt. Uiteraard is Ierland geen uitzondering. Elk jaar komen er op de Europese wegen meer dan 8 000 mensen om bij verkeersongevallen.

De afgelopen jaren zijn er voorstellen gedaan om kwetsbare weggebruikers te beschermen. Hoewel de situatie is verbeterd, dient toch te worden opgemerkt dat het tragische gevolgen zal hebben als beleidsmakers hun verantwoordelijkheden uit de weg gaan.

Ik noemde net al de zeer waardevolle samenwerking tussen de Europese instellingen bij het opstellen van dit verslag. Om te zorgen dat deze samenwerking tot bloei kan komen, dienen de lidstaten nauw samen te werken en moeten de nationale overheden zich bezighouden met de weggebruikers. Wij als wetgevers dragen de verantwoordelijkheid en we moeten gezamenlijk optreden als we ons doel willen bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (NL) Voorzitter, lange tijd is het vanzelfsprekend geweest dat de auto steeds meer ruimte kreeg. In de steden zijn gebieden die vroeger beschikbaar waren voor de voetgangers, voor spelende kinderen, voor bomen, voor parken en plantsoenen of voor vrije trambanen in de jaren tussen 1950 en 1980 omgezet in ruimte voor de auto. Ook buitenwegen werden verbreed of aangevuld met brede doorgaande snelwegen. Het openbaar vervoer werd daarentegen duurder, terwijl het lijnennet en de frequenties werden uitgedund. Zelfs de aanleg van metronetten was lang niet altijd gericht op sneller openbaar vervoer, met meer ruimte voor grote aantallen passagiers, maar meer op het vrijmaken van meer ruimte voor de auto op de boven de metrotunnels gelegen wegen.

Veel mensen zijn nu, vanwege de vestigingsplaats van hun werk en het ontbreken van andere vervoersmogelijkheden, veroordeeld tot het gebruik van de auto. Dat kost veel ruimte, veel energie, doet een aanslag op de luchtkwaliteit en veroorzaakt onnodig veel lawaai. Maar het is vooral onveilig voor voetgangers en fietsers, die een schaarse openbare ruimte met de auto moeten delen.

Als we in dit Parlement spreken over maatregelen ter bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, gaat het helaas meestal niet om alternatieven voor de auto, maar om hoe we de auto zodanig vorm kunnen geven dat de schade bij aanrijding wordt beperkt. Al jaren praten we hier vooral over autoverlichting, over remsystemen en over de voorkanten van auto’s die voetgangers kunnen verwonden. De Europese Commissie stelt nu voor om de richtlijnen uit 2003 en 2005 die de lidstaten opdroegen om in de nationale wetgeving betere beveiligingsmaatregelen op te nemen, te vervangen door een verordening waarmee de Europese Unie rechtstreeks eigen wetgeving oplegt. Die keuze voor een verordening biedt snel de meeste zekerheid en uniformiteit voor bedrijven die zich met autotechniek bezighouden, maar heeft ook nadelen. Zo dringen we democratische afwegingen binnen de lidstaten verder naar de achtergrond. Bovendien zou die verordening pas in 2014 ingaan en voor fase 2 gematigder zijn dan waarin de richtlijn nu al voorziet.

Ik steun rapporteur Ferrari als hij veiligheidsmaatregelen zo snel mogelijk wil invoeren. Mijn fractie kan instemmen met deze bescheiden verbetering, omdat alle beetjes helpen, maar voor echte veiligheid is meer nodig. Het tegengaan van een verdere groei van het aantal auto’s en zo mogelijk vermindering van het aantal, is de beste bijdrage aan de veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie.(NL) Voorzitter, het verslag van de heer Ferrari handelt over de bescherming van voetgangers en andere zwakkere weggebruikers in het verkeer. Tot mijn genoegen is de collega Ferrari erin geslaagd met de Raad tot een akkoord in eerste lezing te komen. Ik wil hem danken voor de geleverde arbeid en hem complimenteren met zijn deugdelijk verslag.

Graag toch nog een paar opmerkingen. Laat ik beginnen te zeggen dat de bescherming van voetgangers en andere zwakke weggebruikers mij nauw aan het hart gaat. U weet dat in mijn land, Nederland, de zwakkere weggebruikers een groot deel van het totaal aantal weggebruikers vormen; vooral in het woon-werkverkeer en van en naar school is hun aandeel relatief groot. Ook het recreatief wandelen en fietsen wordt steeds belangrijker. Deze wandelaars en fietsers zijn van grote waarde in onze maatschappij. Wandelen en fietsen zijn namelijk uitermate milieuvriendelijke vormen van vervoer en daarnaast is fietsen en wandelen erg gezond voor de burgers, mits de luchtkwaliteit goed is.

Een groot gedeelte van de autoritten in Europese steden betreft ritjes van korter dan 5 kilometer. Het is daarom van belang burgers te stimuleren om te kiezen voor schone en gezonde vormen van vervoer, waarbij zij dan als zwakkere verkeersdeelnemers voldoende worden beschermd. Want ondanks dat ik zojuist Nederland prees, omdat daar zoveel burgers fietsen en wandelen, zijn ook daar steeds meer burgers die hun kinderen niet meer een klein stukje naar school durven te laten fietsen of lopen, uit angst voor ongelukken.

De maatregelen die zijn opgenomen in het compromis, dragen er echter toe bij dat ongelukken minder vaak plaatsvinden en indien deze plaatsvinden, dat ze minder schadelijke gevolgen hebben. Om die reden ben ik tevreden met het bereikte compromis. Ik hoop dat burgers in ieder geval in hun eigen stedelijke agglomeratie steeds meer gaan fietsen en wandelen in plaats van autorijden.

Aan de andere kant moeten we er wel voor waken dat we niet doorschieten in een situatie waarin we alle risico’s op de weg op het nulpunt trachten te brengen, omdat het nu eenmaal niet mogelijk is alle risico’s uit te bannen. Evenzeer van groot belang is dat bestuurders ook op hun eigen verantwoordelijkheid worden gewezen. Bij alle maatregelen die in dit beleidsveld worden genomen, dient te worden benadrukt dat weggebruikers zelf ten principale verantwoordelijk blijven voor hun eigen veiligheid en voor de veiligheid van hun medeweggebruikers.

Tenslotte wil ik nog kort ingaan op de feitelijk voorgestelde wetgeving. De keuze voor een verordening in plaats van een richtlijn juich ik toe. Hierdoor wordt de toepassing van deze belangrijke wetgeving eenduidig en dit voorkomt dat er toch weer verschillen tussen de lidstaten ontstaan met betrekking tot bescherming van voetgangers en andere zwakkere weggebruikers. Verder ben ik ook tevreden met het feit dat in dit nieuwe voorstel meer aandacht is voor actieve veiligheidssystemen dan in de richtlijnen uit 2003 en 2005. Actieve oplossingen, zoals de remhulp, hebben boven passieve veiligheidssystemen als voordeel dat ze ook een heleboel negatieve bijverschijnselen van ongevallen voorkomen, zoals oponthoud, filevorming en immateriële schade die niet worden beperkt door de toepassing van passieve veiligheidssystemen.

Als laatste punt wil ik nog opmerken dat ik eveneens tevreden ben met twee procedurele aspecten van deze verordening. Het naar voren halen van de termijnen waarop de vereisten voor een typegoedkeuring worden verhoogd, heeft mijn steun. Veiligheid van voetgangers en andere zwakke weggebruikers is geen onderwerp waarop getreuzeld moet worden. Daarnaast ben ik te spreken over het feit dat wijzigingen van artikel 11 via de medebeslissingsprocedure tot stand moeten komen. Het is niet wenselijk dat essentiële wijzigingen plaatsvinden via de comitologieprocedure.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de mens beschikt niet over kreukelzones. Ernstige verwondingen kunnen heel snel ontstaan. Dat hebben we pas nog gezien in de voetbalwedstrijd Frankrijk-Italië, waarbij het direct duidelijk was dat Frank Ribéry een beenbreuk had opgelopen.

Omdat mensen geen kreukelzones hebben, moeten we de weggebruikers die minder metaal om zich heen hebben beschermen tegen degenen die daar meer van hebben. Voertuigen moeten technisch zodanig worden uitgerust dat voetgangers een kans hebben. De onderhavige tekst stelt een pakket passieve en actieve veiligheidssystemen voor. Geheel terecht stellen we daarin ook voor de inhoud periodiek te actualiseren. Eigenlijk willen we ook dat er passende tijdslimieten worden vastgesteld voor de fabrikanten, zodat alles binnen redelijke tijd kan worden verwezenlijkt.

Eén ding moeten we echter niet vergeten – hoewel het verband houdt met deze verordening, hoort het er niet noodzakelijkerwijs in thuis – en dat is psychologie. We moeten bestuurders en voetgangers niet voorspiegelen dat ze veiliger zijn dan werkelijk het geval is. Vanuit dat oogpunt pleit ik er dan ook voor dat ook op andere gebieden begeleidende maatregelen worden ingesteld. Er is een allesomvattend totaalpakket nodig en ik adviseer de verschillende wetgevers, zowel op Europees als op nationaal niveau, ervoor te zorgen dat dit gevoel van veiligheid uiteindelijk niet meer veiligheid kost dan het oplevert.

Nog een laatste punt: net als anderen voor mij wil ik de rapporteur, de heer Ferrari, bedanken voor zijn uitstekende werk. We hebben in de Commissie vervoer en toerisme na een goede discussie overeenstemming bereikt over zijn voorstellen – en ook de Raad is akkoord gegaan. Op dit punt heeft de heer Ferrari zijn naam in ieder geval eer aan gedaan. Er is consensus bereikt in de eerste lezing en dat is een goed teken. Hartelijk dank daarvoor!

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) In 2007 zijn in de Europese Unie ongeveer 43 000 mensen om het leven gekomen en ongeveer 1,7 miljoen mensen gewond geraakt bij verkeersongevallen. Met zulke cijfers raakt Europa elk jaar het equivalent van de bevolking van een kleine Europese stad kwijt en de economische schade als gevolg van deze ongevallen bedraagt tweehonderd miljard euro, wat neerkomt op twee procent van het communautaire BBP. Jaarlijks komen er in het verkeer 8 000 mensen om die als voetgangers of fietsers aan het verkeer deelnemen. Daarnaast raken nog eens 300 000 voetgangers of fietsers ieder jaar gewond in het verkeer. Daarom verzoek ik u actie te ondernemen om deze groepen verkeersdeelnemers te beschermen.

Europa moet investeren in onderzoek in de automobielindustrie, in nieuwe materialen en in het ontwerp van veiligere voertuigen, die zijn uitgerust met frontbeschermingsinrichtingen en systemen om botsingen te vermijden. De invoering van remhulpsystemen en andere actieve veiligheidstechnologieën zal een verbeterde bescherming van kwetsbare weggebruikers opleveren. Desondanks moet Europa ook zijn wegeninfrastructuur verbeteren.

Deze verordening heeft vergaande gevolgen, want zes jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn zal de registratie, verkoop of ingebruikname van voertuigen van categorie N1 die niet voldoen aan de technische vereisten inzake de bescherming van voetgangers, worden verboden. Ik ben van mening dat deze verordening afhankelijk is van de specifieke goedkeuringssystemen die worden gebruikt in de lidstaten. Daarnaast is het van belang dat voetgangers en fietsers worden opgevoed. Zij moeten de verkeersregels kennen en naleven, de markeringen op de weg respecteren, en fietsers moeten een beschermende uitrusting dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paweł Bartłomiej Piskorski (ALDE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil allereerst de heer Ferrari bedanken en hem feliciteren met dit verslag. Het Europees Parlement kan trots zijn op dit verslag, dat over de hele breedte doortrokken is van compromissen.

We bespreken hier zaken die de mensen concreet kunnen helpen. We hebben het over statistieken. Statistieken zijn bijzonder onbetrouwbaar. Het gaat er niet alleen om dat er ieder jaar duizenden mensen wegvallen, mensen die bij verschillende soorten ongevallen om het leven komen. Het gaat er ook om dat er tienduizenden mensen gewond raken bij dergelijke ongevallen, met name voetgangers en fietsers.

Het is duidelijk dat we met onze verordeningen maar met kleine stapjes vooruitkomen en daarbij moeten we constant in gedachten houden dat dit verslag het probleem in zijn algemeenheid niet oplost en ook niet goedmaakt. Het is zonneklaar dat we op moeten zoeken naar verschillende instrumenten – op het gebied van verkeersreglementen, rijsnelheden en rijbanen, om ze allemaal zo veilig mogelijk te maken. Ik wil wel heel duidelijk stellen dat het verslag van de heer Ferrari niet alleen de juiste kant opgaat, maar ook een aanzienlijke prestatie is, waar we mee aan kunnen komen in onze lidstaten; we kunnen het aan onze burgers voorleggen als een concreet voorbeeld van waar het Europees Parlement aandacht aan besteedt en op welke manier het de bestaande situatie ten gunste van diezelfde burgers verbetert.

Uiteraard begrijp ik de discussie over de industrie en over de druk die dit oplegt, en ik ben in de positie om eraan deel te nemen, maar laten we niet vergeten dat de Europese Unie zo’n omvangrijke instelling is, dat we een bepaalde norm moeten vaststellen. Die norm zetten we vanuit economisch oogpunt af tegen de omvang van de markt, tegen het feit dat die markt zo groot en zo open is.

Tot slot wil ik nog duidelijk maken dat het beschermen van voetgangers en fietsers niet alleen belangrijk is in stedelijke gebieden. In heel veel landen, waaronder Polen, is dit ook in plattelandsgebieden van groot belang, omdat daar dagelijks zeer veel mensen op weg zijn in gebieden vlak langs de snelwegen. Het verslag van de heer Ferrari is ook op dit punt zeer goed, en het geeft aan dat er zicht is op verdere vooruitgang in de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Dieter-Lebrecht Koch (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, mobiliteit is een grondrecht voor ieder mens. Zij vormt tevens de basis van de economische, culturele, sociale en ecologische dynamiek binnen een samenleving. Pas als ze het gevaar voor het leven en de gezondheid van alle weggebruikers tot een minimum beperkt, wordt ze een zege. Betere bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers is nog even actueel als tien jaar geleden. De verkeersintensiteit is aanzienlijk toegenomen, maar het aantal ongevallen en de ernst van de door voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers opgelopen verwondingen bij botsingen met de voorkant van voertuigen met en zonder frontbeschermingsinrichting, is afgenomen in dezelfde periode, hoewel die afname nog niet het gewenste niveau heeft bereikt.

Ik verwelkom deze verordening ten zeerste, daar ze een aanvulling vormt op de inspanningen van voertuigfabrikanten om de passieve maatregelen voor voetgangersbescherming te verbeteren – waar ik bijzonder dankbaar voor ben – door een actieve voertuiguitrusting toe te passen. Remhulpsystemen zijn geschikt om verschillen van mening op te lossen die verband houden met doelstellingen op het gebied van energie, milieu en veiligheid. De momenteel beschikbare remhulpsystemen zullen de ongevallenpreventie een belangrijke impuls geven. Door deze systemen verder technisch te ontwikkelen en ze te combineren met informatie- en communicatietechnologieën, ontstaan er nog meer nieuwe mogelijkheden. De “intelligente auto” lijkt niet meer ver weg te zijn.

Een waarschuwing is hier echter wel op zijn plaats: we kunnen nog zoveel goede veiligheidsmaatregelen voor voertuigen invoeren, maar als onze burgers zich geen nieuwe, veilige auto kunnen veroorloven, dan hebben we helemaal niets bereikt! De gemiddelde leeftijd van onze voertuigen ligt nu al boven de tien jaar. Vooral jonge mensen zijn steeds minder in staat nieuwe, veilige voertuigen aan te schaffen. Maar wij willen juist dat ze dat wel kunnen, toch?

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Gurmai (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als verantwoordelijke besluitvormers moeten we ons er bewust van zijn dat elke maatregel gevolgen heeft die verder strekken dan het beoogde gebied en die zelfs strijdig kunnen zijn met het oorspronkelijke doel. Om het milieu te beschermen hebben we hebben fietsen en gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd, maar hebben we ook nagedacht over onszelf, over de mensen? Voetgangers en fietsers zijn weerloos en voertuigen vormen vaak een gevaar voor hen. Elk jaar komen in Europa ongeveer 8 000 kwetsbare weggebruikers om het leven en raken er 300 000 gewond. Ik wil mijn collega de heer Ferrari dan ook bedanken voor zijn werk. Zijn verslag is er duidelijk op gericht het Commissievoorstel resoluut te versterken. Ik ben ervan overtuigd dat de inspanningen om het aantal verkeersongevallen terug te dringen verder versterkt zouden worden door de tijd te verkorten die in de voorgestelde verordening is uitgetrokken om de invoering van het pakket maatregelen ter versterking van actieve veiligheidssystemen voor te bereiden. Ook kan de ontwikkeling van effectieve systemen om botsingen te vermijden bijdragen aan het verder verbeteren van de bescherming van voetgangers. Ik ben het met de heer Koch eens dat zulke systemen uiteraard ook betaalbaar moeten zijn. Fabrikanten moeten de technologie op het gebied van actieve veiligheid continu verbeteren, maar ze moeten ook constant aandacht blijven besteden aan passieve veiligheidsmaatregelen, aangezien beide nodig zijn om de gestelde doelen te behalen. Ik denk dat het belangrijk is te waarborgen dat we veranderingen in de technologische opties die we toepassen constant kunnen afwegen tegen veranderingen in de technologie. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Bilyana Ilieva Raeva (ALDE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega’s, ik verwelkom de door de Europese instellingen verrichte inspanningen om het aantal verkeersongevallen en verkeersslachtoffers te verminderen.

Het aantal mensen dat omkomt of gewond raakt is een ernstig humanitair, financieel, sociaal, demografisch en gezondheidsprobleem, en de schade die deze tragedie oplevert heeft diverse negatieve gevolgen voor de kwaliteit van leven, voor duurzame ontwikkeling, en, minstens zo belangrijk, voor de opwarming van de aarde. Daarom ben ik zo vrij u aan te moedigen met nog strengere maatregelen en wetgeving te komen, om het toepassingsgebied van de bestaande normen uit te breiden, en optimale Europese werkwijzen te implementeren zodat ze voor alle lidstaten bindend worden. Ik stel een standaardaanpak voor toezicht, controle en sancties in de hele Europese Unie voor, maar ook vooral een gericht beleid om de lidstaten aan te moedigen het aantal verkeersslachtoffers op een niveau te krijgen dat het EU-gemiddelde niet aanmerkelijk overschrijdt. Ik vertrouw erop dat het gemeenschappelijk wegenbeleid in de Europese Unie in de toekomst de kwaliteit van toezicht en controle op de wegen zal verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Uit de statistieken blijkt dat er jaarlijks maar liefst 8 000 voetgangers en fietsers omkomen en dat er 300 000 gewond raken op onze wegen. Deze alarmerende cijfers laten zien dat het heel belangrijk is om een doeltreffendere en strengere verordening in te voeren, zodat het aantal doden en gewonden onder de voetgangers en andere weggebruikers omlaag kan worden gebracht.

Ik onderschrijf het verzoek van de rapporteur om het tijdschema voor de invoering van de nieuwe verordening korter te maken dan de Commissie had voorgesteld. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de geschatte 33 maanden die nodig zouden zijn voor de invoering van het remhulpsysteem BAS op auto’s, hoewel het implementatieproces feitelijk vrij eenvoudig is.

Ook deel ik het standpunt dat de technische mogelijkheden op veiligheidsgebied continu moeten worden gevolgd, omdat zodoende de veiligheid van voetgangers en in het bijzonder fietsers verder kan worden vergroot. Tot slot, maar zeker niet minder belangrijk, ben ik ervan overtuigd dat wij allemaal op belangrijke, zij het indirecte, manieren kunnen bijdragen aan de veiligheid van de voetgangers op onze wegen, door het autoverkeer in stadscentra te beperken en gebruik te maken van het openbaar vervoer en de fiets.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE). (NL) Voorzitter, collega’s, mijnheer de commissaris, dit is misschien wel een heel technische bedoening, maar het is een heel belangrijke bedoening. Het zet de Unie echt op de kaart. Het maakt duidelijk dat de Unie echt belangrijk is. Ik vind het een heel goede zaak dat de richtlijn van 2005 over frontbescherming en de richtlijn van 2003 over de bescherming van de zwakke weggebruiker samengevoegd worden tot één verordening. In die zin begrijp ik de opmerking van de heer Erik Meijer van Europees Unitair Links niet.

Ik moet zeggen dat ik hier in dit debat het woord voer, omdat ik mij nauw betrokken voel bij dit onderwerp, omdat ik in 2003 rapporteur voor advies van de Commissie milieu was voor de richtlijn van 2003; de heer Vermeer was toen rapporteur. Ik ben heel blij met het verslag en met de voorstellen van de heer Ferrari. Ik ben ook bijzonder blij dat er gekozen wordt voor actieve systemen, dat er gekozen wordt voor ABS. Ik ondersteun de opmerking van de heer El Khadraoui dat dat ook moet gelden voor bestelwagens. Laat ons wel wezen, door deze wetgeving zullen we er straks voor zorgen dat er heel wat minder tragedies zijn in heel veel Europese gezinnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst moet ik helaas nog verduidelijken dat er ieder jaar meer dan 8 000 mensen omkomen op onze wegen. Het cijfer 8 000 heeft enkel betrekking op de doden die zijn te betreuren in de kwetsbaarste groep, die van de voetgangers en de fietsers. Daarnaast heeft het betrekking op het jaar 2004 en op de 25 landen waar de EU toen uit bestond. Het werkelijke aantal ligt dus nog hoger.

In de tweede plaats ben ik het eens met degenen die zeggen dat er veel meer gedaan kan worden om deze kwetsbaarste groep te beschermen, onder andere door maatregelen in te stellen op het gebied van verkeersbeheer, verkeersveiligheid, wegeninfrastructuur en verkeersregels. De Commissie is het hier volkomen mee eens en steunt deze oproepen ook. Op dit moment hebben we het echter nog over de technische mogelijkheden die de voertuigen zelf bieden.

In de derde plaats bestond er binnen de groep op hoog niveau “CARS 21” (Competitive Automotive Regulatory System for the 21st century, concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw), die de toekomst van de Europese automobielindustrie heeft besproken en aanbevelingen heeft gedaan, volledige duidelijkheid over het feit dat de Europese automobielindustrie op de lange termijn alleen succesvol kan zijn als ze technisch gezien niet alleen de beste en schoonste auto’s ter wereld produceert, maar ook de veiligste. Vandaar dat de maatregelen waar we vandaag over debatteren worden gesteund door de Europese autofabrikanten.

Tot slot ben ik het met de sprekers eens die opmerken dat het laatste woord nog niet gezegd is over dit onderwerp. We moeten de technische mogelijkheden op de voet blijven volgen. Ik persoonlijk heb de technologie van de toekomst al in ontwikkeling mogen zien en heb ze ook al mogen testen in bepaalde voertuigen. Deze nieuwe technische mogelijkheden, waaronder automatische afstandscontrole en automatische obstakelherkenning zijn inmiddels al beschikbaar op een aantal voertuigen uit het hogere prijssegment. Het merendeel van de auto’s beschikt hier echter nog niet over.

Desondanks kunnen we vandaag al zien dat we op de goede weg zijn en dat we over een aantal jaar kunnen gaan praten over de volgende stappen. Ik dank u hartelijk voor de brede steun die het Commissievoorstel in het Parlement heeft gekregen. Ik ben van mening dat we hiermee echt een zeer nuttige en belangrijke bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid in Europa.

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Ferrari, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, laat ik allereerst de sprekers bedanken. Ik ben namelijk van mening dat we dit resultaat gezamenlijk hebben bereikt en ik denk dat de geldigheid ervan wel blijkt uit het feit dat het Parlement en ook in het bijzonder de Commissie er samen in zijn geslaagd in te stemmen met een voorstel dat in mijn ogen van aanzienlijk belang is in deze huidige tijd.

Het voornaamste probleem – en daarmee wil ik op de eerste spreker reageren – is namelijk niet dat het gewicht van auto’s toeneemt naarmate er verbeteringen op worden aangebracht. Het is zelfs zo dat het gewicht van auto’s al jaren aan het afnemen is, en dat komt deels doordat technologie, wetenschap en onderzoek ons dit systeem hebben gebracht.

Een ander punt dat ik van groot belang acht is dat tachtig procent van de dodelijke ongevallen plaatsvindt in steden, en dus bij snelheden van 35, 40 of 50 kilometer per uur. Dat houdt in dat het probleem niet alleen te maken heeft met de hoge snelheid van voertuigen op de snelwegen. Het probleem is dat er juist zoveel kwetsbare mensen omkomen in de steden, bij snelheden van veertig kilometer per uur. Om die reden moeten we dan ook op zoek gaan naar technische systemen die zo min mogelijk schade zullen aanrichten bij een ongeval. Daarom vind ik het tweede aspect ook zo belangrijk en dus bedank ik de commissaris en de Commissie voor de politieke wil die zij aan de dag hebben gelegd bij het tot stand brengen van zo’n systeem in het kader van deze verordening.

Wat het andere uitgangsgegeven betreft, vraag ik me af wat 300 000 ongevallen de verzekeringsmaatschappijen, de ziekenhuizen, en de gezondheidszorg in de afzonderlijke lidstaten kosten? Wat voor kosten zijn daarmee gemoeid? Daarom geldt ook in dit geval dat minder ongevallen leidt tot minder systemen met betalingsachterstanden, in het bijzonder voor ziekenhuizen en hulpverlening.

Bovendien moet er een uitkering worden betaald als iemand verwondingen oploopt aan zeventig tot tachtig procent van zijn lichaam. Ik denk dan ook dat het Europees Parlement en de Commissie het met name om die reden noodzakelijk hebben geacht deze verordening tot stand te brengen. Deze zal namelijk in alle landen van kracht zijn en ze besteedt speciaal aandacht aan de zoektocht naar geschikte technologieën door een periode van vijf jaar af te spreken, waarna de Raad zal beoordelen of er verdere vooruitgang is geboekt op technologisch vlak en of het systeem ook kan worden aangepast.

Ik wil daarom alle sprekers en ook de Voorzitter bedanken, en ik geloof dat de goedkeuring die morgen zal volgen een hele prestatie is voor het Europees Parlement en in het bijzonder voor degenen die er aan hebben meegewerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt op woensdag 18 juni 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. (EN) Voetgangers moeten zo goed mogelijk worden beschermd. Het aantal ongevallen waarbij voetgangers betrokken is, neemt nog altijd toe. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen. Roekeloos rijgedrag of dronken achter het stuur zitten behoren tot de ergste.

Bestuurders die dodelijke ongelukken veroorzaken moeten de verantwoordelijkheid voor hun daden dragen. In mijn land zijn er helaas hoofdzakelijk drie redenen voor verkeersongevallen waar voetgangers bij betrokken zijn.

De eerste is dat een groot aantal bestuurders hun rijbewijs op illegale wijze heeft verkregen. De regering heeft niet adequaat ingegrepen toen dit aan het licht kwam.

De tweede is dat de bestrating in Malta en Gozo veelal in belabberde staat verkeert. Zelfs in de beide hoofdsteden Valletta en Victoria is de regering er niet in geslaagd degelijke bestrating te verzorgen. Dat is een schande.

De derde reden is dat de rechtbanken in Malta te milde vonnissen uitspreken tegen bestuurders die dodelijke ongevallen hebben veroorzaakt. Het wordt tijd dat rechters gevangenisstraffen opleggen aan bestuurders die de dood van derden hebben veroorzaakt door roekeloos te rijden of dronken achter het stuur te zitten, in plaats van voorwaardelijke straffen, wat in veel Europese landen niet voorkomt.

 

16. Aanpassing van een aantal besluiten aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG – Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing (Deel 1) – Aanpassing van een aantal besluiten aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG – Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing (Deel drie) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- het verslag (A6-0088/2008) van de heer Szájer, namens de Commissie juridische zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG, van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft – Deel 1 (COM(2007)0741 – C6-0432/2007 – 2007/0262(COD)); en

- het verslag (A6-0086/2008) van de heer Szájer, namens de Commissie juridische zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG, van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft – Deel 3 (COM(2007)0822 – C6-0474/2007 – 2007/0282(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het “comitologiedossier” wordt hoofdzakelijk door twee aspecten gekenmerkt. Enerzijds is het uitermate technisch en zou de gemiddelde burger waarschijnlijk zeer veel moeite hebben het te begrijpen. Anderzijds is het uitermate belangrijk, aangezien het gaat over de manier waarop het Parlement controle uitoefent op de uitvoering van wetten. Met de herziening van het comitologiebesluit in 2006 werd de zogenaamde “regelgevingsprocedure met toetsing” ingevoerd, die het Parlement een vetorecht heeft verschaft voor maatregelen van algemene strekking die ten doel hebben een met medebeslissing aangenomen wetgevingsbesluit te wijzigen.

Eind 2006 waren al 26 bijzonder urgente wetten in overeenstemming gebracht met de nieuwe procedure, die de rol van het Parlement vergroot, en ik ben verheugd dat we hier vandaag bijeen zijn om verdere vooruitgang te verwelkomen.

Tussen november 2007 en februari 2008 heeft de Commissie voorgesteld meer dan 220 wetten aan te passen aan de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing. Om de beoordeling van deze documenten te vergemakkelijken voor het Parlement en de Raad, hebben we ervoor gekozen de voorstellen te groeperen in zogenaamde pakketten. Er zijn vier pakketten aangenomen.

De Commissie is bijzonder verheugd te constateren dat overeenstemming in eerste lezing mogelijk is voor het eerste en het derde pakketvoorstel en dat de drie instellingen goede en eerlijke compromisoplossingen hebben bereikt. Ik wil in het bijzonder de rapporteur en de parlementaire commissies bedanken die zeer hard en snel hebben gewerkt.

Daarnaast wil de Commissie de volgende verklaring afgeven. In het kader van de herziening van Richtlijn 2005/36/EG zal de Commissie, zoals bepaald in artikel 60 van deze richtlijn, met name de uitvoering beoordelen van de gedelegeerde bevoegdheden die haar conform de afwijkingsclausule in artikel 61 van de richtlijn toevallen.

De Commissie verleent nadrukkelijk steun aan de politieke wil om verder te komen op dit gebied en steunt ook de wil van het Parlement om zo snel mogelijk vooruitgang te boeken. We hopen dat ook de Raad zich in positieve zin zal uitspreken. Ik zal dit onderwerp ook met het Franse voorzitterschap opnemen en ik vertrouw erop dat het zich actief zal inzetten voor dit dossier. We zullen nauw blijven samenwerken met de twee instellingen om tot een akkoord te komen over de resterende twee pakketvoorstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  József Szájer, rapporteur. (HU) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vicevoorzitter, om te beginnen wil ik herhalen wat de vicevoorzitter van de Commissie heeft gezegd, namelijk dat dit onderwerp echt twee kanten heeft. Aan de ene kant is het inderdaad een buitengewoon technische aangelegenheid – hoewel ik daarbij wil opmerken dat het onze taak is technische problemen op te lossen en alles te doen wat daar zijdelings mee te maken heeft, dus wij moeten dit soort zaken wel begrijpen. Aan de andere kant is het een nieuwe kans voor de burgers, omdat de nieuwe procedure met toetsing de burgers voor het eerst echt de kans biedt om door middel van hun vrij en rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers de uitvoeringsmaatregelen en de normatieve maatregelen van de Europese Commissie te toetsen.

U hebt ongetwijfeld al vele verhalen gehoord, voornamelijk afkomstig uit kringen van eurosceptici, over hoe de Europese Commissie en de Europese bureaucratie massa’s kleinigheden bij wet willen vastleggen. Een aantal van deze verhalen – en die zijn er in overvloed – kennen we allemaal wel, van de grootte van eieren tot de kleur van paprika’s. We weten uiteraard niet of die verhalen waar zijn of niet, maar de fabeltjes omtrent de Brusselse bureaucratie zijn wel hardnekkig gebleken. Eén van de redenen dat die fabeltjes zijn blijven bestaan is dat het Europees Parlement tot nu toe niet beschikte over echt doeltreffende toetsingsbevoegdheden ten aanzien van de aan de Commissie gedelegeerde normatieve maatregelen.

Het huidige proces, dat morgen zal worden afgerond met de twee stemmingen, zal het Parlement in ieder geval deels in staat stellen een dergelijke toetsing uit te oefenen. Van nu af aan zullen normatieve maatregelen aan politieke toetsing worden onderworpen. Ik moet zeggen dat dit een zeer belangrijke ontwikkeling is als het gaat om het zogenoemde democratische tekort. Het is ook een belangrijke ontwikkeling omdat het democratisch tekort wordt weggewerkt zonder dat er wijzigingen nodig zijn in het Verdrag. Ik heb me, net als het Parlement, altijd ingezet om dit te bereiken. Het akkoord dat in 2006 werd bereikt tussen de Europese Commissie en het Parlement heeft de basis gelegd voor de veranderingen waarover we vandaag debatteren. Ik ben ook altijd voorstander van geweest van het idee om het Parlement deze bevoegdheden niet pas te geven na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Er is geen enkele reden om daarop te wachten, aangezien deze problemen grotendeels worden opgelost door het akkoord tussen de twee instellingen en door de voorstellen die we nu bespreken. Bovendien betwijfel ik of we met zekerheid kunnen zeggen wanneer het Verdrag van Lissabon daadwerkelijk in werking zal treden.

Het Parlement heeft deze bevoegdheden nodig. Maar ik wil er wel voor waarschuwen dat dit een omvangrijke taak is, die de Raad jarenlang heeft uitgevoerd via de comitologiecomités. Voor het Parlement is deze functie helemaal nieuw en het zal heel wat inspanning vergen om te zorgen dat we echt in staat zijn onze nieuwe bevoegdheden uit te oefenen. Bovendien is het niet alleen een kwestie van in staat zijn deze bevoegdheden uit te oefenen – van nu af aan is het voor het Europees Parlement een verplichting, want de Europese burgers kunnen ons, hun verkozen vertegenwoordigers, vragen rekenschap te geven van de manier waarop we met deze zaken omgaan. Ik wil de Commissie oprecht bedanken voor het indienen van deze voorstellen en ik wil tevens de aandacht vestigen op het feit dat er tot nu toe nog maar twaalf van de dertig, of eigenlijk zesenveertig, wetten die op “Lijst 3” staan, zijn voorgelegd en we willen u verzoeken de resterende vierendertig wetten zo spoedig mogelijk voor te leggen, zodat we daarmee aan de slag kunnen. De onderhandelingen met de Raad over het eerste en het derde pakketvoorstel zijn succesvol afgerond.

Ik heb er alle vertrouwen in dat de Raad dit proces zal voortzetten – dat heeft de Raad overigens ook toegezegd – en indien mogelijk deze zaken zal afhandelen en tegen het einde van dit jaar het proces zal afronden. Uiteraard moeten alle instellingen met elkaar blijven samenwerken om dit voor elkaar te krijgen. Dat is des te belangrijker omdat zowel de Commissie als de Raad in dit geval belangrijke grondwettelijke bevoegdheden afstaan aan het Parlement. Ik waardeer dit dan ook bijzonder en het Parlement is uiterst dankbaar dat het deze bevoegdheden heeft gekregen. Ik geloof echter ook oprecht dat ze deze stap hebben gezet in het belang van de democratie in de Europese Unie, om overmatig bureaucratische procedures af te schaffen en om te zorgen dat de Europese Unie efficiënter, transparanter en democratischer wordt. Ik dank de instellingen voor hun medewerking en ik bedank alle commissies voor hun snelle actie, die het Parlement in staat heeft gesteld deze zaak snel af te handelen, in ieder geval wat betreft het eerste en derde pakketvoorstel. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Oldřich Vlasák, namens de PPE-DE-Fractie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Wallström, dames en heren, de Europese Commissie speelt een onvervangbare rol in de tenuitvoerlegging van Europese wetgeving. Het is haar taak om Europese wetgeving op communautair niveau ten uitvoer te leggen en te waarborgen dat de wetgeving in afzonderlijke lidstaten wordt nageleefd. Comitologie is een van de belangrijkste instrumenten voor het beheer van dit proces. Comitologie is gerechtvaardigd en speelt een onvervangbare rol binnen het proces van beleidsvorming en wetgeving. Dit instrument werd gecreëerd als antwoord op de praktische noodzaak tot aanpassing en wijziging van communautaire regelgeving, vaak tamelijke technische, zodat deze in overeenstemming is met de werkelijkheid en de praktijk. Dit betekent echter niet dat het bestaande systeem ideaal is. Binnen het kader van de comitologie moeten we allereerst streven naar een evenwicht tussen de Commissie, de Raad en/of lidstaten en het Europees Parlement.

De betekenis van het Europees Parlement en zijn rol in de aanneming van Europese wetgeving is onvervangbaar. Desalniettemin moeten we bedenken dat de mogelijkheid om de tenuitvoerlegging van wetgevingsinstrumenten te bewaken, wordt beperkt door tijd, technische aspecten en kennis. Naar mijn mening is het Parlement te nauw betrokken bij het proces, waardoor de bureaucratie toeneemt en het hele proces in gevaar wordt gebracht. Ons doel moet precies het tegenovergestelde zijn: het terugdringen van bureaucratie. Honderden comitologiecomités, duizenden vergaderingen en uitvoeringsbesluiten dragen nauwelijks bij tot de transparantie van comitologie. Naar mijn mening moet het comitologiesysteem meer geformaliseerd worden. Er bestaat geen twijfel dat het hele proces moet worden gestroomlijnd en vereenvoudigd. Dames en heren, evenals het Verdrag van Lissabon is comitologie iets wat de burgers niet begrijpen. Voor ons debat over comitologie moeten we het Ierse “nee” daarom als een waarschuwing beschouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, vanavond doet het Parlement iets nieuws. Ik denk dat alle sprekers, te beginnen met de commissaris, hebben gewezen op het enigszins cryptische karakter van comitologie. Dat dit zo is, blijkt wel uit het feit dat er vanavond niemand van het publiek dit debat volgt, en als ik mijn electoraat moest uitleggen wat ik hier vanavond om elf uur doe, zou ik daar veel moeite mee hebben.

Ik denk dat de verschillende sprekers dit probleem hebben genoemd, en ik denk dat we een manier moeten vinden om burgers uit te leggen waarover we eigenlijk praten als we de EU-instellingen een beetje aantrekkelijker willen maken.

Natuurlijk is het pakket van maatregelen dat we behandelen, nogal breed. Zoals de commissaris al zei, zijn er vier pakketten. We kijken alleen naar het eerste en derde, en artikel na artikel zien we de problemen die zich voordoen uit het oogpunt van de tenuitvoerlegging. Zoals de rapporteur en de overige sprekers zeiden, is dit een noodzakelijke exercitie, maar het is duidelijk dat we moeten proberen dit te verduidelijken.

Misschien is het de moeite waard om enkele van de onderwerpen te noemen. Bijvoorbeeld Richtlijn 76/160/EEG van de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater of Richtlijn 91/271/EG van de Raad inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. De aangenomen procedure zal voor burgers praktische gevolgen hebben, maar de vraag is hoe wij hen hiervan bewust kunnen maken.

Ik denk dat de heer Szájer goed werk heeft verricht, dat we in het Parlement hebben geprobeerd te handelen met een gevoel van verantwoordelijkheid, dat we dit zullen blijven doen en dat dit gedeelte het enige is wat ons resteert, namelijk dat we aan burgers overbrengen wat we hier daadwerkelijk aan het doen zijn en dat is heel moeilijk. Ik denk dat dit de uitdaging is waarvoor we worden gesteld en ik denk dat wij, terwijl we voortgaan met wat we hebben bereikt en wat we vanavond aan het doen zijn, dat tweede deel in de toekomst moeten verwezenlijken, zodat het parlementaire debat dan niet meer zo kleurloos zal zijn als ons debat van vanavond.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, de betrokkenheid van het Europees Parlement bij comitologieprocedures is noodzakelijk met het oog op de ontwikkeling van zijn wetgevende bevoegdheden en in het bijzonder als onderdeel van de medebeslissingsprocedure als bedoeld in artikel 251 van het Verdrag. Dit is de lijn die wordt gevolgd door het besluit van de Raad van 17 juli 2006 en van artikel 5 bis, waarmee de nieuwe procedure wordt ingevoerd op grond waarvan het Parlement samen met de Raad zal beslissen over de redenen waarom bepaalde uitvoeringsbevoegdheden worden voorgesteld. De nieuwe “regelgevingsprocedure met toetsing” zal betrekking hebben op maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een met medebeslissing aangenomen basisbesluit.

Het besluit van de Raad is van revolutionaire betekenis voor het verloop van het wetgevingsproces, omdat het Parlement hierdoor in staat wordt gesteld om een veto uit te spreken over een voorstel van de Commissie met betrekking tot uitvoeringsbevoegdheden. Daardoor zal het mogelijk worden om een voorstel te wijzigen of om terug te keren naar het wetgevingspad. Het is zeer belangrijk dat het aanpassingspakket zo spoedig mogelijk wordt goedgekeurd, zodat de nieuwe procedure direct kan worden toegepast op het bestaande acquis. Ik roep het Parlement daarom op om in de komende stemming zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel van de Commissie over een lijst van wetgevingsinstrumenten die aan de nieuwe procedure moeten worden aangepast en de door de bevoegde parlementaire commissies voorgestelde amendementen.

Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat de manier waarop het Parlement gebruikmaakt van de mogelijkheden die het wordt geboden, van cruciaal belang zal zijn voor het welslagen van de huidige comitologiehervorming. Wanneer er een absolute meerderheid van stemmen wordt geëist om het voorstel van de Commissie over uitvoeringsbevoegdheden te verwerpen of wanneer de procedure wordt verlengd als gevolg van bijvoorbeeld de noodzaak om documenten in de 23 EU-talen te vertalen, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de voortgang van de procedure. We moeten ook bedenken dat het Parlement het doelwit kan worden van verhoogde druk vanuit verschillende kringen die er belang bij hebben om de uiteindelijke vorm van uitvoeringsbevoegdheden te beïnvloeden. Het zal voorts een extra uitdaging zijn, zowel in het algemeen als om organisatorische redenen, om rekening te houden met het enorme aantal uitvoeringsinstrumenten dat in de toekomst aan het Parlement zal worden voorgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  József Szájer, rapporteur. (HU) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vicevoorzitter, dames en heren, er rest mij niet veel meer dan mijn collega’s in de Commissie juridische zaken en de andere commissies te bedanken voor hun nauwe samenwerking. Ook dank ik iedereen die de commissie terzijde heeft gestaan en mij hebben ondersteund in deze uiterst gecompliceerde en moeilijke aangelegenheid. Ik ben zeer verheugd dat we over deze kwestie overeenstemming hebben bereikt met de Raad en ik hoop dat we dit proces in eerste lezing kunnen afronden. Ook wil ik graag de hoop uitspreken dat dit proces in hetzelfde ritme en tempo zal voortgaan wat het tweede en vierde pakket voorstellen betreft – het vierde is mogelijk iets lastiger en neteliger. De onderhandelingen hierover zijn al gestart en ik heb er alle vertrouwen in dat er een goede kans bestaat dat we dit proces voor het einde van het jaar of zelfs eerder kunnen afronden en dat het officiële proces kan beginnen.

Het Verdrag van Lissabon zal dit systeem invoeren in het kader van afgeleide wetgeving, maar het zou niet juist zijn geweest om twee jaar te verspillen zonder de comitologieprocedure. Ik ben ervan overtuigd dat het Parlement dit leerproces nodig heeft. Het moet leren hoe het met deze zaken om moet gaan. Eén spreker zei dat het cruciaal is dat wij zelf in staat zijn om een onderscheid te maken tussen belangrijke en onbelangrijke zaken. Het is echt de rol van de wetgever om zich te concentreren op wezenlijke zaken en daarom moet hij bepaalde bevoegdheden delegeren aan de uitvoerende macht, anders gezegd aan de Commissie, maar we moeten de mogelijkheid en het recht behouden om door haar opgestelde uitvoeringsmaatregelen te toetsen. Het geleverde commentaar is verwerkt in de voorstellen. Dank u zeer voor uw aandacht, en ik wens het Parlement, de Commissie en de Raad alle succes toe bij de uitvoering van de taken die nog moeten worden verricht, aangezien dit stuk wetgeving nummer zestig nog wat is en het leeuwendeel van de wetgevingsbesluiten nog moet worden behandeld. Ik hoop dat deze kwestie kan worden afgedaan in de tweede helft van het jaar. Dank u zeer voor uw aandacht. Dank u dat u naar mij hebt willen luisteren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 18 juni 2008 plaats.

 

17. Autonome communautaire tariefcontingenten bij invoer van bepaalde visserijproducten op de Canarische Eilanden (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0213/2008) van de heer Galeote, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende de opening en het beheer van de autonome communautaire tariefquota op de invoer van bepaalde visserijproducten in de Canarische eilanden, (COM(2008)0129 – C6-0153/2008 – 2008/0054(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, de heer Gerardo Galeote, danken voor dit verslag, dat ik volledig kan steunen, en voor de inspanningen waarmee hij dit dossier op uiterst ijverige wijze heeft behandeld. Ook ben ik verheugd over de grote steun van de Commissie regionale ontwikkeling voor dit voorstel.

De Canarische Eilanden zijn een van de ultraperifere regio’s van de Europese Unie en worden gekenmerkt door hun geografische en economische isolatie. De Europese Unie erkent reeds lang dat het noodzakelijk is om invoerrechten te verlagen, af te schaffen of tijdelijk op te schorten om de productie in dergelijke regio’s te stimuleren door de aanvoer van grondstoffen te vereenvoudigen. Sinds 1991 heeft de Europese Unie de invoerrechten van het gemeenschappelijke douanetarief voor invoer van bepaalde visserijproducten in de Canarische eilanden geheel of gedeeltelijk opgeschort. In het geval van visserijproducten golden dergelijke maatregelen slechts voor grondstoffen die worden gebruikt in producten die uitsluitend bestemd zijn voor consumptie op de lokale markt.

De invoerquota tegen verlaagd tarief die nu zijn voorgesteld door de Commissie, volgen op soortgelijke maatregelen die zijn beschreven in Verordening (EG) nr. 704/2002 van de Raad van 25 maart 2002 voor de periode van 1 januari 2002 tot 31 december 2006. De tariefquota moeten in het kader van de steunverlening aan de visserijsector van de Canarische Eilanden worden beschouwd als een aanvulling op andere op grond van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag genomen maatregelen, met name de regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden – ten uitvoer gelegd door middel van Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad van 21 mei 2007. Om de voorgestelde maatregelen af te stemmen op de laatstgenoemde regeling, stelt de Commissie voor om de tariefquota voor zeven jaar vast te stellen, namelijk voor de periode 2007-2013. Dit is twee jaar langer dan de periode waarin de vorige verordening voorzag en dient met terugwerkende kracht op 1 januari 2007 in werking te treden om de continuïteit te waarborgen.

Wat het verslag betreft, wil ik graag ingaan op de voorgestelde amendementen. De Commissie neemt er nota van dat drie amendementen betrekking hebben op de strijd tegen illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij. In dit verband wil ik benadrukken dat de Commissie onlangs een omvattend systeem heeft voorgesteld om te voorkomen dat uit IOO-visserijactiviteiten voortvloeiende producten op de communautaire markt komen, een voorstel waarvoor het Parlement zijn brede steun heeft uitgesproken.

De Commissie is van mening dat maatregelen ter bestrijding van IOO-visserij niet moeten worden opgenomen in de voorgestelde verordening betreffende tariefquota. Daarom kunnen de amendementen niet worden aanvaard. De Commissie is van mening dat de kwestie van illegaal gevangen producten niet per geval moet worden aangepakt, maar door middel van horizontale instrumenten, die gelden voor alle producten die worden ingevoerd in de communautaire markt, met inbegrip van de Canarische Eilanden.

Ik wil de heer Galeote nogmaals danken voor het verslag en de Commissie regionale ontwikkeling voor haar aandacht voor dit zeer belangrijke vraagstuk.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerardo Galeote, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, de uitzonderlijke geografische ligging van de Canarische Eilanden ten opzichte van de bevoorradingsbronnen voor bepaalde visserijproducten die van essentieel belang zijn voor de binnenlandse consumptie, jaagt de visserijsector in deze regio op extra kosten. Zoals de commissaris zojuist heeft gezegd, heeft de Europese Unie sinds 1991 getracht dit natuurlijke nadeel te compenseren door onder meer de douanerechten op de invoer van de betrokken producten uit derde landen tijdelijk op te schorten.

Dit voorstel voor een verordening moet ervoor zorgen dat de maatregelen die worden beschreven in de huidige verordening uit 2002, worden voortgezet in de periode 2007-2013. Die verordening voorzag in een reeks autonome tariefquota op de invoer van bepaalde visserijproducten in de Canarische Eilanden voor de periode 2002-2006.

Ik wil er graag op wijzen dat de opschorting van invoerrechten uitsluitend wordt verleend voor producten die zijn bedoeld voor de binnenlandse markt en voorts dat dit voorstel vrijwel unaniem is goedgekeurd door de Raad en door een zeer grote meerderheid van de Commissie regionale ontwikkeling.

De Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft vier amendementen ingediend, die wij, mijnheer de Voorzitter, niet kunnen ondersteunen, omdat zij het concept van illegale visserij vermengen met de inhoud van deze verordening, waarvan bij tenuitvoerlegging in de praktijk is gebleken dat de controlefilters van de douane in Las Palmas goed hebben gefunctioneerd.

Dit wordt bevestigd in het verslag dat de Spaanse regering aan de Europese Commissie heeft gezonden, een verslag van een andere politieke groepering dan degene die ik vertegenwoordig. De Europese Commissie heeft dit verslag geaccepteerd, goedgekeurd en grotendeels verwerkt in haar voorstel.

Het huidige voorstel van de Europese Commissie vormt een uitdrukkelijke bekrachtiging van de bestaande beschermings- en beheersmaatregelen om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen. Om kort te gaan, de geëigende fraudebestrijdingsmaatregelen worden ten uitvoer gelegd en tezamen met de eerder genoemde douanefilters vormen zij een adequaat geheel van instrumenten onder de controle van de communautaire instellingen voor het correct functioneren en bewaken van de communautaire quota, die, zoals is gebleken, niets te maken hebben met illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij.

Afrondend, mijnheer de Voorzitter, wil ik vaststellen dat de invoer van visserijproducten die vallen onder de quota voor de Canarische Eilanden, legaal, aangegeven en adequaat gereglementeerd is en daarom verzoek ik u het voorstel van de Europese Commissie te ondersteunen en de ingediende amendementen te verwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernando Fernández Martín, namens de PPE-DE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten zal vóór de aanneming van het verslag van de heer Galeote over de invoer van bepaalde visserijproducten in de Canarische eilanden stemmen. Zoals de commissaris al zei, gaat het hierbij om de voortzetting van een instrument dat al vele jaren – sinds 1991 – van kracht is en dat in 2006 afliep, waardoor dus een tot op heden bestaande lacune in de regelgeving kan worden gevuld.

Vanuit juridisch en begrotingstechnisch standpunt is deze verordening gerechtvaardigd. Ook vanuit politiek en economisch standpunt is deze verordening gerechtvaardigd om een voor de Canarische Eilanden essentiële activiteit te handhaven.

Sinds het verlies van onze visgronden in wat vroeger bekend stond als de “visgronden van de Canarische Eilanden en de Westelijke Sahara” zijn we gedwongen om producten voor binnenlandse consumptie in te voeren, zoals ook in dit geval.

De activiteiten van een aanzienlijke visverwerkende industrie op de Canarische Eilanden zijn sindsdien verloren gegaan. Op enkele eilanden was deze activiteit van essentieel belang om te voorkomen dat zij uitsluitend afhankelijk waren van het toerisme.

Met demagogische argumenten en valse beschuldigingen dient de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie nu amendementen in tegen deze verordening.

Het regionale parlement van de Canarische Eilanden heeft geen Groene leden. In de 88 gemeenteraden op de Canarische Eilanden zijn er geen Groene gemeenteraadsleden. Van de 29 leden van de gemeenteraad van Las Palmas is er niemand lid van de Groenen. De Groenen zijn slechts sporadisch aanwezig in enkele gemeenteraden op de Canarische Eilanden, waar ze zonder meer een coalitie vormen met de Volkspartij.

Ik denk dat een grotere politieke aanwezigheid van de Groenen in de instellingen van de Canarische Eilanden goed zou zijn, maar met initiatieven als deze, vol demagogie en valse beschuldigingen, geloof me, zou ik de collega die de amendementen heeft ingediend, willen zeggen: u gaat de verkeerde kant op en zult op de Canarische Eilanden steeds minder politieke en maatschappelijke steun krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, namens de socialistische fractie in het Europees Parlement steun ik het verslag van de heer Galeote, de opmerkingen van commissaris Borg en de informatie van de heer Fernández Martín.

Ik denk dat de verordening absoluut noodzakelijk is, omdat de Canarische Eilanden een regio is met twee miljoen inwoners, die vele miljoenen toeristen trekt, en, zoals de heer Fernández Martín al zei, zijn de Canarische Eilanden na het verlies van de visgronden in de Westelijke Sahara afhankelijk van de visinvoer om te overleven en de toeristenindustrie te bevoorraden.

De veronderstelling dat op dit moment bij de douane van de Canarische Eilanden, die is onderworpen aan strenge controles door de Spaanse staat en de Europese Unie, onder een speciaal tariefstelsel ingevoerde producten worden verlegd is een ernstige beschuldiging over het functioneren van de instellingen van de Spaanse staat, en toont ook aan dat de indieners van de amendementen zeer weinig weten van de werkelijke situatie op de Canarische Eilanden. Ze zouden eens een bezoek moeten brengen aan de Canarische Eilanden om te zien hoe het er in de havens aan toe gaat voordat ze onbezonnen amendementen indienen.

Ik geloof dat de heer Borg zei dat de procedure of het toezicht op de in- en uitvoerprocedures voor visserijproducten zou worden uitgevoerd door de Commissie, en dat gebeurt op dit moment. Wanneer er anomalieën aan het licht komen, moet daarop actie worden ondernomen. Dit soort amendementen moeten we echter niet aanvaarden. Dat zou leiden tot de afschaffing van de concessies die de Europese Unie doet, zodat we in onze regio, deze kleine en bescheiden regio met een oppervlakte van slechts 7 500 km2 en twee miljoen inwoners, kunnen blijven overleven.

Wanneer de amendementen worden aangenomen, zullen de indieners erin geslaagd zijn om de prijzen voor de burgers van de Canarische Eilanden te verhogen en de handhaving van de toeristenindustrie nog moeilijker te maken.

Ik hoop daarom dat de plenaire vergadering van het Europees Parlement, net als Commissie regionale ontwikkeling al heeft gedaan, haar overweldigende steun zal uitspreken voor het voorstel dat de heer Galeote ons heeft voorgelegd.

Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat de problemen waarmee de ultraperifere regio’s worden geconfronteerd, niet door iedereen binnen de Europese Unie worden begrepen. We praten momenteel ook over het thema emissiehandel.

De maatregelen die algemeen kunnen worden aanvaard door een centrale regio in de Europese Unie, kunnen verschrikkelijke gevolgen hebben voor de ultraperifere regio’s van de Unie. We praten hier over kleine gebieden met een bevolking van in totaal vier miljoen inwoners, verspreid over eilanden in de Stille Oceaan, de Atlantische Oceaan en het Caribisch gebied, die in de problemen komen als er voor heen geen speciale maatregelen gelden.

Daarom verzoek ik mijn collega’s die deze amendementen hebben ingediend om voordat zij zo te werk gaan, uit te zoeken wat de werkelijke situatie is en begrip te hebben voor de problemen waarmee de ultraperifere regio’s worden geconfronteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie.(NL) Voorzitter, collega’s, ik neem nota van de verklaring van commissaris Borg dat de maatregelen met betrekking tot de fraudebestrijding van illegaal gevangen vis zal gebeuren via een horizontale aanpak. Tot mijn Spaanse collega’s, die hier op een bijzonder vigilante en bij wijle zelfs agressieve wijze beweren dat ik onwaarheden vertel, moet ik zeggen dat zij echt aan struisvogelpolitiek doen. Ik haal mijn informatie niet zomaar ergens vandaan. Ik haal mijn informatie uit antwoorden op parlementaire vragen, op een vraag van een collega die de Commissie heeft beantwoord.

Aan die Spaanse collega’s wil ik zeggen dat de Commissie een reasoned opinion naar Spanje heeft gestuurd, omdat er iets aan de hand is in alle havens in Spanje met betrekking tot fraude. Ook in Las Palmas. De Commissie heeft mij zelf gezegd dat er een verhoging van inspecteurs van 2 naar 7 is geweest, wat zij op dit ogenblik nog altijd onvoldoende vindt. Er zijn bronnen die mij vertellen dat de inspecties alleen op werkdagen gebeuren tussen 8 en 15 uur. Ik wens dit verder te onderzoeken en ik zal verdere parlementaire initiatieven ondernemen om te weten hoe het gaat met de bestrijding van fraude overal in Europa en heel zeker ook in Spanje.

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit het debat blijkt duidelijk dat we dezelfde doelstelling hebben, zowel als het gaat om onze steun in de vorm van de voorgestelde maatregel voor de ultraperifere regio de Canarische Eilanden als om onze inzet voor de bestrijding van de IOO.

Ik herhaal wat ik zojuist heb gezegd, namelijk dat we ons inzetten voor de bestrijding van de IOO en dat we een omvattende verordening hebben voorgesteld die naar we hopen over twee weken zal worden vastgesteld in de vergadering van de Raad van 24 juni. Daarom zijn we van mening dat de aanpak van de IOO horizontaal moet blijven en dat het daarom niet de juiste weg voorwaarts is om amendementen op deze verordening voor te stellen.

Wat het commentaar van de heer Staes betreft, wil ik zeggen dat de inbreukprocedure, namelijk inbreukprocedure 2002/2184, nog steeds loopt. De informatie die is verkregen uit de verschillende inspecties die zijn uitgevoerd, wijst erop dat er verbeteringen zijn, hoewel de Commissie de situatie zal blijven beoordelen en, meer in het bijzonder, zal beslissen of een eindinspectie noodzakelijk is om deze procedure te beëindigen. Hiermee bedoel ik dat we ofwel deze procedure zullen beëindigen als blijkt dat Spanje de regels naleeft ofwel deze zaak zullen voorleggen aan het Hof van Justitie om een beslissing te verkrijgen over deze hele kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerardo Galeote, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden, omdat het al laat is, maar in het bijzonder omdat ten eerste de Europese Commissie, die naar ik mag aannemen niet verdacht is, resoluut heeft besloten om de door de regionale en nationale overheidsinstanties ingestelde controles te bekrachtigen en in feite bespreken we hier haar voorstel, ten tweede omdat 27 van de 27 lidstaten hun steun hebben uitgesproken en ten derde omdat de Commissie regionale ontwikkeling het voorstel vrijwel unaniem heeft goedgekeurd.

De houding van de heer Staes doet me denken aan de moeder die naar haar zoon ging kijken bij de parade ter afsluiting van zijn militaire dienst en toen tegen de persoon naast haar zei: “Kijk eens hoe goed mijn zoon is, want hij is enige die goed marcheert, de rest van zijn compagnie loopt uit de pas.”

Ik zou de indieners van de amendementen willen verzoeken om hier nog een goed over na te denken. Zou het kunnen dat zij het in dit geval bij het verkeerde eind hebben en niet de rest van de mensheid?

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 18 juni 2008 plaats.

 

18. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

19. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 23.15 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid