De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op dinsdag 24 juni 2008 werd onderbroken, te zijn hervat.
2. Verklaring van de Voorzitter
De Voorzitter. − Dames en heren, op veler verzoek wil ik graag een korte verklaring afgeven over de bevrijding van Ingrid Betancourt en andere gijzelaars.
Ingrid Betancourt, Keith Stansell, Thomas Howes, Marc Gonsalves, Juan Carlos Bermeo, Raimundo Malagón, José Ricardo Marulanda, William Pérez, Erasmo Romero, José Miguel Arteaga, Armando Florez, Julio Buitrago, Armando Castellanos, Vianey Rodríguez en John Jairo Duran werden door de Colombiaanse terroristische organisatie FARC ontvoerd en jarenlang gegijzeld. Uiteindelijk werden ze op woensdag 2 juli 2008 door het Colombiaanse leger bevrijd.
Het Europees Parlement is blij voor mevrouw Betancourt en alle anderen die werden bevrijd, alsook voor hun families. De bevrijding is voor hen het einde van een verschrikkelijke tijd en laat zien dat je nooit de hoop moeten opgeven.
Ik heb afgelopen donderdag met president Uribe gesproken en het Colombiaanse volk en zijn regering en leger met deze succesvolle operatie gefeliciteerd. Ik wil nogmaals benadrukken dat de democratie nooit mag wijken voor terrorisme en het handhaven van het recht een politieke en morele plicht is.
We moeten al het mogelijke blijven doen om ook de resterende gijzelaars vrij te krijgen. De ontvoering van mevrouw Betancourt vond plaats op 23 februari 2002. Het Europees Parlement heeft sindsdien herhaaldelijk aan initiatieven voor haar vrijlating deelgenomen. In 2006 was ze samen met de stichting “País Libre” een van de drie finalisten voor de Sakharovprijs voor de vrijheid van gedachte.
Dames en heren, het Europees Parlement was en blijft van mening dat het engagement van Ingrid Betancourt de basis vormt voor duurzame vrede in Colombia. Het is nu onverminderd onze plicht om het publiek niet te laten vergeten dat in Colombia nog steeds mensen onder dramatische omstandigheden worden gegijzeld en toe te werken naar hun vrijlating.
Vorige week heb ik mevrouw Betancourt uitgenodigd voor een bezoek aan het Europees Parlement – op een tijdstip dat haar uitkomt en nadat ze hersteld is. Ik doe op deze plaats een oproep aan de FARC en alle andere terroristische organisaties om hun wapens neer te leggen en een einde te maken aan irrationeel en zinloos geweld. We zullen ons nooit aan terrorisme onderwerpen! Ik verzoek om de vrijlating van alle gijzelaars en doe een oproep aan de betrokkenen om het aanbod van de Colombiaanse regering om samen te zoeken naar een vreedzame oplossing, te aanvaarden.
(Applaus)
Dames en heren, het doet me genoegen om de Franse minister voor Europese aangelegenheden en vertegenwoordiger van het nieuwe voorzitterschap, Jean-Pierre Jouyet, in dit Huis te mogen verwelkomen. Dit is de eerste keer dat een vertegenwoordiger van een regering vanaf het begin van onze werkzaamheden aanwezig is. Hartelijk welkom! Ik hoop dat we onze werkzaamheden, die uitstekend zijn begonnen, net zo goed kunnen voortzetten.
(Applaus)
3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
4. Samenstelling Parlement: zie notulen
5. Samenstelling fracties: zie notulen
6. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
7. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
8. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
9. Ingekomen stukken: zie notulen
10. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
11. Verzoekschriften: zie notulen
12. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
De Voorzitter. − De definitieve ontwerpagenda voor deze vergaderperiode, zoals die donderdag 3 juni 2008 door de Conferentie van voorzitters is opgesteld overeenkomstig artikel 130 en 131 van het Reglement, is rondgedeeld. Er is verzocht om de volgende wijzigingen.
Maandag/Dinsdag/Woensdag: Geen wijziging.
Donderdag: De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement verzoekt het eerste punt van het mensenrechtendebat dat voor vanmiddag staat gepland – “Beschuldigingen van massagraven in het door India bestuurde deel van Kashmir” – uit de agenda te schrappen.
De voorzitter van de PSE-Fractie, de heer Schulz, heeft het woord om zijn verzoek uit te leggen.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, al tijdens de Conferentie van voorzitters heb ik de fractievoorzitters ervan proberen te overtuigen dat dit agendapunt op dit moment totaal ongepast is. Het is gebaseerd op niet meer dan een vermoeden van Amnesty International. Volgens Amnesty International zelf, bestaat wel het vermoeden dat deze massagraven bestaan, maar is er vooralsnog geen concreet bewijs.
De voorzitter van de Subcommissie mensenrechten, mevrouw Flautre, reageerde hier zeer intelligent op. Ze nodigde Amnesty International uit om haar beschuldigingen op 16 juli voor de commissie te onderbouwen en nader te omschrijven. Het is volgens ons verstandig om pas na deze hoorzitting te besluiten wat we met dit agendapunt doen.
Verder wil ik erop wijzen dat dit niet zomaar een regio is, maar een deel van de wereld ten aanzien waarvan ook het Europees Parlement, als internationale politieke entiteit, met grote zorgvuldigheid moet optreden, en dus geen besluiten op basis van vermoedens moet nemen, die misschien wel het tegenovergestelde effect sorteren van wat we willen, namelijk meer stabiliteit in de regio.
Vandaar ons verzoek om dit punt van de agenda te halen.
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het debat dat we – hopelijk – zullen voeren, zullen we vragen om een onafhankelijk onderzoek naar de massagraven, om bescherming van de locaties in kwestie en om het beëindigen van de pesterijen jegens de mensen die dit onderzoek uitvoeren. Ik denk dat er absoluut geen tegenstelling is tussen dit verzoek om een urgent debat over deze kwestie en de hoorzitting die mevrouw Flautre voor 16 juli organiseert.
Martin Schulz (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, hoe kan om hoofdelijke stemming worden verzocht over een motie die ik nog maar net heb ingediend?
De Voorzitter. − Mijnheer Schulz, wanneer u iets dergelijks van plan bent, doet dat natuurlijk snel de ronde. Dus neem ik aan dat iedereen er snel van wist. Hoe dan ook, de motie ligt hier voor me en dan dunkt me dat ik ze ook in stemming moet brengen.
Martin Schulz (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit is volgens mij in strijd met het Reglement. Mijn fractie heeft nog maar 25 minuten geleden besloten mij deze motie te laten indienen. Het lijkt me absoluut onmogelijk dat nog voordat ik de motie feitelijk heb ingediend, al een verzoek om hoofdelijke stemming is gedaan. Als een dergelijk verzoek al is ingediend, dan is dat niet binnen de voorgeschreven termijn gebeurd en staat het u vrij het verzoek af te wijzen.
De Voorzitter. − Mijnheer Schulz, mij is medegedeeld dat het verzoek om hoofdelijke stemming al een uur vóór uw motie is ingediend, waaruit ik opmaak dat dat is gebeurd als preventieve maatregel. Maar dat is niet meer dan een vermoeden, mijnheer Schulz. Ik zie eigenlijk het probleem niet. U hebt uw mening, anderen hebben een andere. Volgens mijn informatie is een uur geleden – dus op tijd – een correct verzoek om hoofdelijke stemming ingediend voor het geval dat hierover een besluit zou moeten worden genomen.
(Interrupties)
U kunt uw documenten wel of niet meebrengen. Dat moet iedereen zelf bepalen.
Martin Schulz (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek de vergadering twee minuten te schorsen, totdat alle leden een stemkaart hebben.
De Voorzitter. − We onderbreken kort om iedereen in de gelegenheid te stellen een kaart te halen.
(De vergadering wordt een paar minuten onderbroken)
(Het Parlement verwerpt de motie bij hoofdelijke stemming)
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, u zei aan het begin verheugd te zijn met de aanwezigheid van minister Jean-Pierre Jouyet. Ik deel uw vreugde. Gaat u toekomstige voorzitterschappen vragen om het voorbeeld van de heer Jouyet te volgen en de vergaderingen van het Parlement vanaf maandag bij te wonen?
Stavros Lambrinidis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, een heel korte opmerking over de agenda voor donderdag: de Franse president, de heer Sarkozy, zal die dag komen praten over de toekomst van Europa, met het oog op de zeer ernstige crisis die Europa doormaakt.
De Sociaal-democratische Fractie heeft voor zover ik weet maar achttien minuten spreektijd. Ik neem aan dat de Franse president ook maar een paar minuten spreektijd heeft en de andere sprekers zelfs nog minder.
Het Europees Parlement is de plaats bij uitstek waar de leden van het Parlement spreken en de nationale leiders naar hen luisteren. Met de spreektijden zoals die nu zijn toegewezen, missen we een heel belangrijke kans om in deze discussie onze stem te laten horen.
De Voorzitter. − Mijnheer Lambrinidis, er bestaat een correcte procedure voor het verdelen van de minuten. Die is voor donderdagen niet anders dan voor andere dagen. Het is de taak van uw fractie om de totale aan de fractie toegewezen spreektijd aan haar leden toe te wijzen zoals het haar goeddunkt. Voor de rest gebeurt alles volgens het systeem-d’Hondt en staat voor donderdag niets gepland dat afwijkt van de gewone regels.
15. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de spreektijden van één minuut voor kwesties van politiek belang.
Margaritis Schinas (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het mededingingsbeleid is de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie. Maar waarom oefent de Commissie die exclusieve bevoegdheid dan niet uit wanneer de prijs van olie sinds het begin van het jaar met vijftig procent is gestegen.
Er is des te meer reden tot bezorgdheid wanneer de Commissie op twee fronten verzuimt om gebruik te maken van deze bevoegdheid: extern, in de gevallen waarin het duidelijk is dat een oliekartel de hand heeft in het bepalen van de hoge prijzen, die zo’n zware last zijn voor de meer kwetsbare bevolkingsgroepen in Europa, en intern, in de gevallen waarin een ander oliekartel eveneens buitensporig hoge prijzen handhaaft, omdat de winsten van de oliemaatschappijen nog steeds abnormaal hoog zijn.
Ik doe daarom een oproep aan de commissaris om gebruik te maken van haar bevoegdheden op die terreinen waar burgers dat van haar verwachten, namelijk bij kwesties die van invloed zijn op hun dagelijks leven.
(Applaus)
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Allergieën zijn de epidemieën van deze tijd. De meeste allergieën hebben zich vanaf de Tweede Wereldoorlog over heel Europa verspreid. Tegenwoordig heeft een op de drie kinderen een allergie en als we geen maatregelen nemen, zal na verloop van tijd de helft van de Europese bevolking aan deze ziekte lijden. Schuld hieraan zijn de verontreiniging van het milieu en chemische stoffen in voedingsmiddelen. Maar behalve als reactie op kunstmatige additieven kunnen allergiesymptomen zich ook manifesteren als reactie op natuurlijke additieven en specerijen, pollen en andere natuurlijke stoffen.
In Hongarije is het grootste probleem het jacobskruiskruid. Helaas heeft de Europese Unie momenteel geen allergiestrategie, zoals de Commissie op mijn navraag heeft bevestigd. Allergieverenigingen en vele miljoenen Europeanen met een allergie, verwachten dat we ook op Europees niveau maatregelen tegen allergieën nemen en iets doen in de richting van preventie, door de stoffen die de allergische reactie oproepen weg te nemen, en ervoor zorgen dat de symptomen van deze ziekten worden bestreden. Door maatregelen tegen allergieën te nemen, zou de Europese Unie ook laten zien dat ze geeft om de gezondheid van haar burgers en betrokken is bij hun dagelijkse beslommeringen. Hartelijk dank.
Toomas Savi (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen week werd in Khanty-Mansiysk de Europees-Russische top gehouden, die een impuls gaf voor de start van besprekingen over een nieuw partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst.
Naast deze belangrijke top was er ook de ontmoeting van de Estse president Toomas Hendrik Ilves en de Russische president Dmitri Medvedev: de eerste officiële ontmoeting van de staatshoofden van Estland en Rusland in meer dan veertien jaar.
Het grensverdrag tussen beide landen was een van de gespreksonderwerpen. President Ilves verklaarde dat de preambule die het Estse parlement aan het verdrag had toegevoegd, waardoor dat verdrag niet door de Doema werd geratificeerd, onnodig was.
Commissaris Siim Kallas herinnerde ons eraan dat de aanvullende preambule, waarin wordt verwezen naar het vredesverdrag van Tartu, niet meer was dan een binnenlandse politieke provocatie.
Ik zie niet in waarom deze preambule niet uit het grensverdrag kan worden verwijderd. Het vredesverdrag van Tartu is immers nog steeds van kracht en het nieuwe grensverdrag bevestigt slechts de grenslijn tussen Estland en Rusland, en dus ook dat deel van de buitengrens van de Europese Unie.
Bogusław Rogalski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, collega Koch-Mehrin, die lid is van de Duitse Freie Demokratische Partei, zei dat wanneer Polen zou besluiten het Verdrag van Lissabon niet te ratificeren, het van de Unie zou worden uitgesloten.
Deze schandelijke opmerking werd gedaan naar aanleiding van de verklaring van de Poolse president dat hij het Verdrag na het fiasco van het Ierse referendum niet zou ondertekenen omdat dat zinloos zou zijn. Volgens het EU-recht is voor aanneming immers eenstemmigheid vereist.
De belachelijke opmerking van de medeafgevaardigde komt voort uit de schandelijke traditie van dit Huis om de wensen van de Europese volken naast zich neer te leggen, wat een grote bedreiging vormt voor de grondslagen van de democratie. Gebrek aan respect voor het resultaat van het Ierse referendum en de oproep om Polen uit te sluiten van de EU, zijn daar het bewijs van. Landen die zich op de communautaire wetgeving baseren, moeten worden gestraft om de simpele reden dat ze zich aan die wetgeving houden. Dat is het ware gezicht van de EU van vandaag. Het is maar één stap verwijderd van totalitarisme.
Ik vraag de medeafgevaardigden om meer respect voor de mensen die ons hebben gekozen. Wij zijn het die hun wensen in daden moeten omzetten, niet omgekeerd. Dat moeten we niet vergeten!
De Voorzitter. − Mijnheer Rogalski, het deed ons genoegen om te horen dat uw president heeft verklaard dat Polen het Verdrag van Lissabon zal ratificeren. Dat is immers ook zo door de parlementen besloten.
László Tőkés (Verts/ALE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, in mei van dit jaar stuurden de leiders van de Roemeense gemeenschap in Oekraïne de president van Roemenië een open brief waarin ze protesteerden tegen het Oekraïense onderwijsbeleid, dat discriminerend is en gericht op volledige afschaffing van het Roemeens als onderwijstaal en gedwongen assimilatie van de Roemeense gemeenschap.
De Hongaren die in Karpato-Oekraïne wonen, hebben te kampen met hetzelfde antiminderhedenbeleid. Decreet nr. 461/2008 van het ministerie van Onderwijs bepaalt dat het schoolonderwijs van nationale minderheden moet worden gegeven in de officiële taal van Oekraïne en dat het onderwijs volledig “geoekraïniseerd” moet worden. Het Europees Parlement en de EU-lidstaten, waaronder Roemenië en Hongarije, veroordelen de systematische pogingen van Oekraïne tot het assimileren van nationale minderheden, en roepen het land op tot volledige naleving van de internationale verplichtingen die het op het terrein van mensen- en minderhedenrechten is aangegaan, alsook van de bepalingen van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, dat ook Oekraïne heeft ondertekend. Dank u.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om mij en mijn fractie solidair te verklaren met de arbeiders van het bedrijf Fapobol, waartegen een disciplinaire procedure is ingeleid met als uiteindelijke doel hun ontslag, omdat ze betaling van uitstaand loon hebben geëist.
Na disciplinaire procedures heeft de directie van Fapobol de betreffende arbeiders, waarvan er sommige al meer dan 35 jaar voor het bedrijf werken, een ontslagbrief gestuurd. Werknemers in alle lagen van het bedrijf dreigen het slachtoffer te worden, waaronder ook leidinggevend personeel en vakbondsvertegenwoordigers die aan een demonstratie voor het betalen van uitstaand loon hadden deelgenomen. We verklaren ons solidair met alle arbeiders en vakbondsmensen die worden getroffen door deze repressieve maatregel, alsook met de vakbonden voor arbeiders in de chemische, farmaceutische, benzine- en gasindustrie in Noord-Portugal, en zijn van mening dat het optreden van dit bedrijf in zo krachtig mogelijke bewoordingen moet worden veroordeeld, omdat het probeert arbeiders en vakbondsmensen te intimideren door een vorm van heksenjacht op hen te openen, een optreden dat indruist tegen democratie en vrijheid.
Slavi Binev (NI). – (BG) Geachte collega’s, ik wil u graag op de hoogte stellen van een geval van mensenrechtenschending in Nederland waarbij twee Bulgaarse kinderen en hun ouders zijn betrokken. In juni 2006 nam de sociale dienst de kinderen af van Roumyana Ivanova, een Bulgaarse burger die woonachtig is in Nederland. De kinderen waren toen respectievelijk vier en veertien jaar oud. De enige keer dat de moeder haar kinderen mocht zien, werd de ontmoeting beëindigd omdat de moeder Bulgaars praatte. De ouders hebben hun kinderen daarna een jaar lang niet gezien, ondanks talloze bezwaarschriften. De kinderen zijn van elkaar gescheiden, wat in strijd is met de wet. Het meisje bevindt zich in een detentiecentrum voor probleemkinderen. Over de verblijfplaats van de jongen wordt geen informatie verstrekt, zelfs niet aan de ambassadeur, die verder ook geen toestemming heeft gekregen om de kinderen te zien.
De Bulgaarse dienst voor kinderbescherming en andere organisaties sturen aanhoudend verzoeken aan de Nederlandse autoriteiten om ermee akkoord te gaan dat de kinderen in Bulgarije worden grootgebracht, overeenkomstig artikel 5, 9 en 20 van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin het contact met de ouders, hun opvoeding en de zorg voor hen in het eigen land is geregeld. De Nederlandse autoriteiten hebben zich vooralsnog niet over deze kwestie uitgesproken. Het Bulgaarse publiek, het Europese publiek, mag een dergelijke schending van internationale verdragen niet negeren en niet nog een keer een zaak zoals in Libië laten gebeuren, want dit is een vergelijkbaar geval, maar nu in het hart van Europa.
Geachte collega’s, ik verzoek u om bij de Nederlandse autoriteiten uw mening over deze zaak kenbaar te maken.
Nickolay Mladenov (PPE-DE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, op elk eurobiljet van vijf tot vijftig euro staat een brug afgebeeld. Het is een symbool van eenwording. Toch is er in Europa een brug die weliswaar “Brug van de Vriendschap” heet, maar die de mensen niet verbindt, maar verdeelt. Deze brug over de Donau is de enige brug over de 350 km lange riviergrens tussen Bulgarije en Roemenië. Het oversteken ervan kost heen en terug bijna zeventien euro. Dit tarief is onrechtmatig en belemmert zowel het bedrijfsleven als het vrije verkeer van personen. Zeventien euro is geen reële afspiegeling van de onderhoudskosten van de brug. In 2007 werd aan de Bulgaarse zijde in totaal twaalf miljoen euro geheven, waarvan slechts zeventienduizend euro aan het onderhoud van de brug werd besteed. Ik ben ervan overtuigd dat het Europese Hof dit tarief onrechtmatig zou verklaren wanneer deze zaak aan haar werd voorgelegd. Maar waarom zouden de burgers van Rousse en Giurgiu hierop moeten wachten?
Ik doe een oproep aan de Bulgaarse en Roemeense autoriteiten om tegemoet te komen aan de wensen van de burgers en niet langer tol te heffen op de brug tussen Rousse en Giurgiu. Ik richt me in deze ook tot de Commissie en verzoek haar de partijen aan te sporen om een oplossing te vinden voor dit dringende probleem.
Katrin Saks (PSE). – (ET) Medeafgevaardigde Toomas Savi heeft al Khanty-Mansiysk ter sprake gebracht, een kleine stad in Siberië waar eind vorige maand de Europees-Russische top werd gehouden. Het was ook de locatie van een ander belangrijk evenement, namelijk het vijfde congres van Fins-Oegrische volkeren, waaraan de presidenten van Rusland, Hongarije, Finland en Estland deelnamen. Het congres werd ook bijgewoond door een delegatie van vijf leden van het Europees Parlement, die als hoofddoel had om de aandacht te vestigen op de kleine Fins-Oegrische volkeren, waarvan er negentien in de Russische Federatie leven, en met name op het feit dat hun taal en cultuur verloren dreigen te gaan.
Hopelijk zal in de overeenkomst waarvoor tijdens de Europees-Russische top in Khanty-Mansiysk de basis werd gelegd, ook de mensenrechtensituatie van deze volkeren aan de orde komen, die werkelijk betreurenswaardig is.
Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Ik ben blij dat de vergadering van de Raad Volksgezondheid van juni in het teken stond van een initiatief getiteld “Europese antibioticadag”.
Doel van dit initiatief is burgers ervan bewust te maken dat antibiotica op verantwoorde wijze en slechts in specifieke gevallen moeten worden gebruikt. Onjuist gebruik van antibiotica dreigt een ernstig gevaar voor de volksgezondheid te worden. Bacteriën worden steeds resistenter, waardoor antibiotica in de toekomst nog maar van beperkte waarde zullen zijn. De campagne is een gezamenlijk initiatief van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), de EU- instellingen en de Wereldgezondheidsorganisatie. Het zou goed zijn als ze werd aangevuld met nationale strategieën. In Parijs zal een workshop worden gehouden over antimicrobiële resistentie en het Tsjechische voorzitterschap bereidt een conferentie over dit onderwerp voor. Ook is al een logo voor de campagne ontwikkeld.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, ik verwelkom het voorstel voor een richtlijn over grensoverschrijdende gezondheidszorg dat vorige week door de Commissie is aangenomen.
Dit voorstel heeft als voordeel dat daarmee een helder wetgevingskader voor grensoverschrijdende gezondheidszorg wordt gecreëerd. Het stelt de regels waaronder Europese burgers gebruik kunnen maken van de diensten voor gezondheidszorg die op het grondgebied van de Europese Unie beschikbaar zijn – dus ook in andere lidstaten dan die waar ze aan de financiering van de gezondheidszorg bijdragen – en bepaalt hoe patiënten hun onkosten vergoed krijgen.
Het voorstel, dat het Europees Parlement en de Raad al lang geleden ter goedkeuring had moeten worden voorgelegd, is een langverwacht en opportuun voorstel, vooral omdat diensten voor gezondheidszorg uit de richtlijn inzake de liberalisering van commerciële dienstverlening werden gehouden.
Europese burgers hebben tot dusver altijd moeten verwijzen naar de uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat burgers steeds recht hebben op medische behandeling en dat de lidstaten verplicht zijn om de onkosten daarvan te vergoeden.
Ik geloof stellig dat dit voorstel zal bijdragen aan het verbeteren van de gezondheid van Europese burgers die in het eigen land om wat voor reden dan ook geen beroep kunnen doen op bedoelde diensten, alsook aan het vergroten van de kwaliteit van de medische handelingen op het grondgebied van de EU.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Poolse afgevaardigden zijn erg verontrust over de situatie in Belarus, een land dat grenst aan de Europese Unie. Het parlement van Belarus heeft onlangs een zeer restrictieve wet inzake de vrijheid van meningsuiting aangenomen, die mogelijk leidt tot een verdere beperking van de toch al beperkte vrijheid van meningsuiting in dat land. Voor de inwerkingtreding van deze wet is alleen nog de handtekening van de dictator Lukashenko nodig, en dat is slechts een formaliteit. Het zeer repressieve karakter van deze wet zal vooral gevolgen hebben voor onafhankelijke journalisten en uitgevers. De wet is duidelijk bedoeld voor het muilkorven van de vrije pers en een ontluikend maatschappelijk middenveld en gericht tegen een onafhankelijke publieke opinie.
Gezien deze situatie moet het Europees Parlement Belarus herinneren aan de basisnormen die op het Europese continent gelden, waarvan ook Belarus deel uitmaakt. De toekenning drie jaar geleden van de Sakharovprijs aan de Wit-Russische vereniging voor journalisten, is een reden te meer om dit te doen.
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de locatie van de Europees-Russische top was niet bij toeval Khanty-Mansiysk: dit is het centrum van de Russische oliewinning.
Rusland wil in de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst het zwaartepunt leggen op de economie. Uit het oogpunt van de EU moeten de mensenrechten meer nadruk krijgen. Ook onder het presidentschap van Dmitri Medvedev zitten Alexander Lebedev en Mikhail Khodorkovsky nog steeds in de gevangenis. Beiden hangen sinds een week nieuwe aanklachten boven het hoofd, voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van maximaal twintig jaar staat. De Russische autoriteiten proberen tijd te rekken totdat president Medvedev een duidelijk standpunt heeft ingenomen. Van de kant van Moskou zijn dringend vooruitgang en verbindende toezeggingen nodig, onder andere wat betreft het oplossen van politieke moorden en het opheffen van beperkingen op de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting.
In de toekomst moet de EU jegens Moskou als een eenheid optreden en met één stem spreken, om zo de politieke druk op te voeren. Wat hier op het spel staat, is niets meer of minder dan de geloofwaardigheid van de EU.
Kristian Vigenin (PSE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Commissie wordt de laatste weken in de pers beschuldigd van het hanteren van een dubbele standaard jegens de lidstaten. Het is duidelijk dat de toelatingscriteria bij elke verdere uitbreiding strenger zullen worden toegepast. Bulgarije en Roemenië, bijvoorbeeld, zijn op het terrein van justitie en binnenlandse zaken onderworpen aan een ongekend streng samenwerkings- en controlemechanisme. Er zijn ongetwijfeld ernstige problemen en de twee landen moeten de vereiste hervormingen in een hoog tempo blijven voortzetten, maar volgt de Commissie deze aanpak ook ten aanzien van de andere lidstaten?
Er zijn lidstaten waar de georganiseerde misdaad in alle lagen van de maatschappij is vertegenwoordigd, met zichtbare gevolgen: misbruik van Europese middelen, onderontwikkeling, een hoge straatcriminaliteit en xenofobie. Toch heb ik hierover van de kant van de Commissie nog geen officieel commentaar gezien of een voorstel voor maatregelen. Wanneer we praten over corruptie bij machthebbers, weet ik al hoe de Commissie zou reageren wanneer een Bulgaarse premier een wet zou invoeren die hem vrijstelt van vervolging. Maar wanneer dat gebeurt in het land van de voormalige commissaris van Justitie en Binnenlandse zaken, dan wordt er stilzwijgend aan voorbijgegaan. Ik zou nog andere voorbeelden kunnen noemen. Laat ik duidelijk zijn, ik vraag niet om een voorkeursbehandeling voor Bulgarije en Roemenië, maar om een eerlijke en gelijke behandeling van alle lidstaten.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Toen het regime van Castro in maart 2003 75 Cubaanse dissidenten onterecht veroordeelde en gevangen zette, legde de Europese Unie sancties op aan Cuba. Meer dan vijftig politieke gevangenen wier gezinnen we al lange tijd via een vorm van “adoptie” ondersteunen, zitten eveneens onder inhumane omstandigheden in Cubaanse gevangenissen. We zijn bezorgd over hun slechte gezondheidstoestand.
Is de winnaar van de Sakharovprijs 2005 – de “Dames in het Wit”– gevraagd of de situatie op het terrein van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden in Cuba is verbeterd sinds Raúl Castro president is geworden, alvorens werd besloten de sancties tegen het regime op te heffen?
Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor uw persoonlijke betrokkenheid bij de kwestie van de vrijlating van politieke gevangenen in Cuba en verzoek u eens te meer om namens het Europees Parlement bij de Cubaanse president aan te dringen op de onmiddellijke vrijlating van alle dissidenten.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). – (CS) Dames en heren, een van de kernwaarden van de Europese Unie is linguïstische en culturele diversiteit. Tal van staten hebben als aanvulling op de eigen wetgeving ter ondersteuning van deze diversiteit, het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden aangenomen. Een van die staten is de Bondsrepubliek Duitsland. De verplichtingen die uit de aanneming van het Handvest voortvloeien, brengen met zich mee dat instellingen van culturele minderheden worden gesubsidieerd. In het geval van Załožby za serbski lud (Stichting voor het Servische Volk), zijn de overheidssubsidies in de loop van de jaren echter geleidelijk verminderd. Dit is geen goed voorbeeld van het naleven van de verplichtingen van het Handvest. We verzoeken de Duitse regering zich aan haar beloftes te houden. Laten we voorkomen dat weer een natie van de kaart van Europa verdwijnt.
Chris Davies (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen maand slaagde een jonge Palestijnse journalist uit Gaza, Mohammed Omer – een man die voorstander is van verzoening en vrede met de Israëli’s – er met de hulp van de Nederlandse regering in om naar de Europese Unie te reizen om daar een prijs voor zijn journalistieke werk in ontvangst te nemen. Bij zijn terugkeer werd hij door de Israëlische geheime dienst gevangengezet, vernederd, geslagen en gefolterd. Mij is verteld dat de Nederlandse regering haar ontzetting hierover tot uitdrukking heeft gebracht, maar dit gedrag van Israël is natuurlijk niet nieuw en onderdeel van een vast patroon.
Waarom overwegen we nauwere banden met Israël wanneer functionarissen van de Israëlische regering zulke gewelddadigheden plegen tegen mensen die in hun pleidooi voor vrede en verzoening de steun van een grote meerderheid van dit Huis genieten? Waarom ondersteunen we zulke stappen als we weten dat die regering dergelijke gewelddadigheden op geen enkele wijze bekritiseert of veroordeelt?
Jaroslav Zvěřina (PPE-DE). – (CS) Dames en heren, het vrije verkeer van personen in het Schengengebied is ongetwijfeld een positieve Europese waarde. Het betekent echter ook dat veel en uiteenlopende vijanden van de maatschappij zich vrij binnen het Schengengebied kunnen bewegen. Dankzij informatiesystemen en de inspanningen van Europol en Interpol functioneert de jacht op misdadigers en ontsnapte gevangenen redelijk goed. We stuiten echter herhaaldelijk op problemen bij het uitvoeren van corrigerende maatregelen die door de gerechten als straf zijn opgelegd. Ik denk dan aan maatregelen zoals een beroepsverbod, verplichte psychiatrische behandeling bij onder meer seksdelicten en ondertoezichtstelling van voorwaardelijk vrijgelaten personen. Het is ongetwijfeld nodig om de werkzaamheden voor een Europees informatiesysteem te versnellen, en bovenal om nationale instellingen niet alleen te verplichten om aan een dergelijk systeem bij te dragen, maar ook dat ze er de juiste gegevens uithalen.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). – (RO) Voorafgaande aan de Roemeense toetreding tot de Europese Unie riepen velen in dit Huis dat de Roma in Roemenië worden gediscrimineerd. Dit was voor verscheidene NGO’s aanleiding om hierover studies te publiceren.
Roemenië heeft steeds verklaard dat de Roma-bevolking een belangrijk aandachtspunt voor de autoriteiten is, maar je kunt absoluut niet zeggen dat deze groep wordt gediscrimineerd. Integendeel. Roemenië beschikt over programma’s voor de maatschappelijke integratie van de Roma. In het kader daarvan worden onder meer onderwijsmaatregelen en zelfs maatregelen voor positieve discriminatie uitgevoerd.
Na 2007 hebben de Roma zich vanuit Roemenië en andere Oost-Europese landen over Europa verspreid. Dat gebeurde deels om economische redenen maar toch vooral omdat deze mensen traditioneel een nomadisch volk zijn. Degenen die een adviserende taak hebben binnen de Roma-gemeenschap, zagen dit als een kans om het traditionele nomadenbestaan weer in praktijk te brengen.
Helaas kan wat er in Italië is gebeurd, niet als voorbeeld van “good practice” dienen. Het is onaanvaardbaar dat Europese burgers – en zelfs kinderen! – de vingerafdrukken worden afgenomen; het is niet normaal dat met stilzwijgende toestemming van de autoriteiten kampen in brand worden gestoken.
De Roma zijn onderdanen van de Europese Unie. Ik vraag alle verantwoordelijken – Europese instellingen, regeringen, NGO’s – om mee te werken aan het opstellen van een gemeenschappelijk, samenhangend beleid voor de integratie van deze mensen, dat volledig op Europese beginselen moet zijn gebaseerd.
Neena Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij willen ons solidair verklaren met de werknemers van Fujitsu in Birmingham, die gedwongen ontslag boven het hoofd hangt. Er zijn plannen om een deel van de activiteiten van Fujitsu naar de VS te verplaatsen, wat zou betekenen dat mogelijk honderdveertig mensen hun baan kwijtraken. De betrokken vakbond in deze zaak is de vakbond voor communicatiepersoneel, die zich in de onderhandelingen met de directie van Fujitsu bewonderenswaardig flexibel heeft opgesteld. Een arbeidssysteem op basis van een enkele ploeg, wat de vakbond de directie voorstelt, zou zestig banen hebben gered. In het definitieve besluit dat de raad van bestuur volkomen onverwachts al op 30 juni heeft aangenomen, worden alternatieve voorstellen echter botweg van de hand gewezen. Ik zou Fujitsu willen vragen de verplaatsing te heroverwegen, of er op zijn minst voor te zorgen dat geen gedwongen ontslagen plaatsvinden.
De EU-wetgeving stelt duidelijk dat bedrijven hun werknemers in gevallen als dit moeten raadplegen. Het gebeurt echter steeds weer dat werkgevers te weinig te laat doen en deze wetgeving niet naleven.
Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een administratieve vraag betreffende het Parlement. Er is al meer dan twee jaar een vacature voor de functie van hoofd Bureau Europees Parlement in Luxemburg. Het bestaan van deze vacature is één keer – zes maanden geleden – bekendgemaakt. Nadat ik hierover vragen had gesteld, zijn wel kandidaten geselecteerd maar is er geen besluit genomen. Uw bureau, mijnheer de Voorzitter, heeft me evenmin een antwoord kunnen geven. Ik wil graag weten of er specifieke redenen zijn waarom deze vacature nog niet is vervuld, en waarom geen van de geselecteerde kandidaten is aangesteld.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Het Werkprogramma voor 2008 van de Commissie bevat naast strategische initiatieven ook een pakket maatregelen voor de ontwikkeling van ecotransport.
Dit najaar zal de Commissie een voorstel indienen tot herziening van de Eurovignet-richtlijn (2006/38). Doel van deze herziening is een efficiënter gebruik van de transportinfrastructuur en vermindering van de negatieve effecten van transport op het milieu door toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt.
Het belang van deze richtlijn neemt in de context van de almaar stijgende brandstofprijzen alleen maar toe. De duurzame economische ontwikkeling van de Unie is ook afhankelijk van de ontwikkeling van een milieuvriendelijker en meer energie-efficiënt transportsysteem.
Ik verzoek de Commissie om bij het internaliseren van de externe kosten van transport ook te kijken naar de lage BTW-tarieven in de Unie en in dit verband ook een herziening te overwegen van Richtlijn 2001/14 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur en Richtlijn 2003/96 inzake energiebelasting.
Jules Maaten (ALDE). – (NL) Voorzitter, tien dagen geleden hebben wij onze campagne tegen kindersekstoerisme op www.sayno.eu gestart. Jaarlijks reizen duizenden mannen uit Europa, de Verenigde Staten, Australië en Korea naar arme landen in Zuidoost-Azië, Afrika en Latijns-Amerika om daar aan deze misselijk makende vorm van toerisme te doen en dat blijft bijna altijd ongestraft. Met dit burgerinitiatief willen wij zeggen: dit gaat zo niet langer. Ook de Europese Unie kan dit niet meer door de vingers zien en wij moeten bij voorbeeld de rol van Europol versterken.
Ik ben heel verheugd dat ik u kan mededelen dat wij in deze hele korte tijd al veertienduizend ondertekenaars bij elkaar hebben gekregen. De campagne gaat natuurlijk verder. Ik wil tevens mijn dank uitspreken voor de brede steun, ook van mensen uit dit Parlement. Niet alleen de leden van mijn eigen fractie, de Liberale Fractie, hebben getekend, maar ik heb ook collega’s de EVP-Fractie, de Socialistische Fractie, de GUE/NGL-Fractie en anderen op de lijst zien staan, en dat is natuurlijk zeer welkom.
Ik wil graag van de aanwezigheid van het Franse voorzitterschap hier gebruik maken om de Franse regering te danken voor initiatieven die zij in het verleden op dit punt heeft genomen, vaak met tegenwind van andere lidstaten. Ik hoop echter dat u zich daardoor niet laat ontmoedigen en ook in dit halfjaar weer initiatieven zult ontplooien.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, verscheidene maanden geleden hebben we in dit Huis gedebatteerd over de situatie op de werf van Gdansk. Vertegenwoordigers van alle fracties wezen op de noodzaak van krachtige concurrentie tussen Europese scheepswerven en scheepswerven in de rest van de wereld, vooral Korea. Ze benadrukten dat de werf in Gdansk de concurrentieslag niet zou overleven wanneer twee van de drie dokken zouden worden gesloten.
We komen bijeen in Straatsburg, een stad die als zetel van het Europees Parlement symbool staat voor de Europese integratie. Handhaving van dit symbool kost elk jaar honderden miljoenen euro’s, maar we respecteren dit symbool. De werf van Gdansk is ook een symbool, voor de val van het communisme en de integratie van West-Europa en Midden- en Oost-Europa. Het zou de moeite waard zijn om toe te staan dat dit symbool een levende economische entiteit blijft, een werkplek voor duizenden mensen. Dit was de oproep die demonstrerende werfarbeiders onlangs in Brussel aan de Europese Commissie deden.
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u graag wijzen op de gebeurtenissen die momenteel plaatsvinden in een mijngebied in de Tunesische provincie Gafsa.
Er worden al verschillende weken protestbijeenkomsten georganiseerd tegen de armoede in dit gebied. Het gebied is weliswaar rijk aan fosfaten, maar de winsten die met de fosfaatwinning worden gemaakt, komen niet ten goede aan de lokale bevolking. Er is sprake van excessieve repressie door politie en militairen. Mensen worden geïntimideerd, gearresteerd en gevangengezet, en steden worden hermetisch afgesloten, met name Redeyef.
Ik vraag het hoofd van de EU-missie – via u, want ik denk dat het Europees Parlement in deze moet optreden – deze kwestie ter sprake te brengen bij de Tunesische autoriteiten, ervoor te zorgen dat de EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers worden gevolgd – omdat vakbondsleden gevangen worden gezet en berichten binnenkomen over foltering – en processen bij te wonen, met familieleden te praten, en de autoriteiten om uitleg te vragen over de repressie die plaatsvindt.
Mihaela Popa (PPE-DE). – (RO) De vrijheid van meningsuiting is een basisbeginsel in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Elk land moet garant staan voor die vrijheid, onder andere door de noodzakelijke voorwaarden te creëren voor het bestaan van onafhankelijke media.
Helaas klaagt de journalistenvakbond van Moldavië dat de regering-Chisinau zich in de periode 2001-2008 schuldig heeft gemaakt aan acties tegen de media. De acties die volgens de vakbond worden gebruikt om de publieke media te controleren, zijn censuur, strafrechtelijke vervolging wegens het verspreiden van opvattingen die strijdig zijn met de opvattingen van de staat, het in diskrediet brengen van journalisten, het bevorderen van oneerlijke concurrentie in de media, en het stellen van beperkingen aan de hoeveelheid tijd die in de publieke audiovisuele media aan politiek debat mag worden gewijd, acties die uiteindelijk het politiek pluralisme verminderen en impliciet de democratie ondergraven.
De Europese Unie moet zorgvuldiger controleren of in dit land de vrijheid van meningsuiting in acht wordt genomen.
Viktória Mohácsi (ALDE). – (HU) Ik zou graag willen spreken namens András Léderer, voorzitter van de Hongaarse liberale partij “Nieuwe generatie”. Zaterdag werd in Boedapest de “Mars voor Waardigheid” gelopen. Net als in voorgaande jaren was het thema ook dit jaar het verminderen van vooroordelen tegen homoseksuelen, al was het maar voor deze ene dag. De aanvallen met molotovcocktails die de laatste weken waren gepleegd, waren voor honderden burgers aanleiding om door deelname aan deze mars hun sympathie jegens homoseksuelen kenbaar te maken.
De mars ging vergezeld van een ongekend geweld. Tal van burgers, politiemensen en demonstranten raakten gewond. Ook de administratief directeur van de Hongaarse liberale partij, Gábor Horn, en een lid van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, Katalin Lévai, behoorden tot de slachtoffers. Sinds de vorming van de “Hongaarse Garde” hebben verschillende extreemrechtse, neonazigroepen voortdurend georganiseerde aanvallen gepleegd, hetzij tegen een joods loket of tegen Roma-kampen, en nu dus tegen homoseksuelen. De regering en de autoriteiten die met het strafrechtelijk onderzoek zijn belast, zijn zichtbaar onmachtig. Dank u.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag bij u en bij het Franse voorzitterschap de kwestie van de Europese Scholen onder de aandacht brengen. De Europese Scholen fungeren als maatstaf en model voor het Europese onderwijs, maar houden geen enkele rekening met de leerproblemen die kinderen kunnen hebben, zoals dyslexie en stamelen, waardoor veel kinderen op school achterop raken, wat ook gevolgen heeft voor de latere carrière.
Dus zien we dat leerlingen zakken of de school niet afmaken, wat hun ouders – die onze collega’s of EU-functionarissen zijn – voor aanzienlijke problemen stelt. Ze zijn gedwongen om te verhuizen, zodat hun kinderen naar een school kunnen gaan die wel tegemoet komt aan de speciale behoeften van kinderen met leerproblemen, wat niet alleen de wet vereist, vooral uit de noodzaak om kinderen te beschermen, maar ook het respect voor de menselijke waardigheid.
Het Parlement krijgt nog meer gelegenheden om na te denken over de problemen waarvoor deze kinderen zich gesteld zien.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat in Zimbabwe gebeurt, is zowel bedroevend als hemelschreiend. Mugabe, een voormalige strijder tegen koloniale onderdrukking, is verworden tot een meedogenloze dictator en een barbaarse onderdrukker van gerechtigheid en van de mensenrechten van miljoenen landgenoten.
De internationale gemeenschap – de EU incluis – heeft zichzelf in haar veroordeling van Mugabe uitgeput in bombastische verklaringen en grotendeels ineffectieve sancties.
Het is tijd voor nieuwe verkiezingen. Daarvoor moet Mugabe eerst wegens misdrijven tegen de menselijkheid voor het Internationaal Strafhof worden gebracht. Ik ben er sterk van overtuigd dat een dergelijke maatregel volledig gerechtvaardigd en uitvoerbaar is en het gewenste en dringend noodzakelijke effect zal hebben, namelijk de Zimbabwanen helpen om af te komen van een totalitair regime dat hun land in snel tempo naar de afgrond brengt. Ik denk dat de EU het voortouw moet nemen in het streven om Mugabe voor de rechter te brengen.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in dit Huis eens te meer een kwestie aan de orde stellen die niet alleen raakt aan de vissers van mijn eigen land maar aan alle vissers in het Middellandse-Zeegebied, en die iedereen die geeft om het milieu zorgen moet baren.
De Europese vissers in het algemeen, en de Grieken in het bijzonder, zijn onderworpen – en terecht – aan strenge beperkingen ten aanzien van vismethoden en -gereedschap, de tijd dat gevist kan worden, enz.
Vissers van derde landen, echter, en Turkse vissers zijn daarvan een typisch voorbeeld, vissen zoals en waneer ze dat willen, met het gereedschap dat ze het beste uitkomt, met als gevolg dat de visbestanden afnemen en de zeeën en het milieu achteruitgaan.
Ik vind dat we ten aanzien van Turkije stappen moeten nemen, zodat dat land juiste visserijpraktijken gaat invoeren. Het milieu komt op de eerste plaats. En als ik Turkije zeg, bedoel ik natuurlijke alle derde landen die volgens niet-standaardmethoden vissen.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik ben blij het Franse voorzitterschap, in de persoon van de Franse minister Jouyet, hier te kunnen verwelkomen. Het is waar dat het ongebruikelijk is dat het voorzitterschap hier al op maandag is, zelfs niet wanneer deze vragen worden gesteld.
Ik zal inderdaad spreken over de oproerpolitie die vandaag voor het gebouw van het Parlement werd ingezet. Toen ik eerder vandaag arriveerde, moest ik door twee kordons van oproeragenten lopen. Ik vroeg me af aan wat voor dreiging het Parlement was blootgesteld dat men het nodig had gevonden een dergelijke armada van leden van de oproerpolitie te laten oprukken. In de buurt van het Parlement moest ik me twee keer legitimeren. Ik was werkelijk zeer verbaasd, mijnheer Jouyet, omdat ik me hier niet bedreigd voel. Integendeel, ik voel me juist benauwd door al die barrières. Het Huis van het Europese volk omringen door oproerpolitie is een vreemde manier om het Franse voorzitterschap te beginnen. Dit Huis moet een huis van het volk blijven, dat openstaat voor de burger!
Anna Záborská (PPE-DE). – (SK) De volgende vergadering staat gepland voor na 21 augustus. Ik wil die dag niet onopgemerkt voorbij laten gaan, want dan is het precies veertig jaar geleden dat Tsjecho-Slowakije door de troepen van het Warschaupact werd bezet. Ik voel het als mijn plicht om de dramatische gebeurtenissen van die dag onder uw aandacht te brengen.
Toen bleek duidelijk dat het communistische regime zich net als ieder ander totalitair regime schuldig maakte aan misdrijven tegen de menselijkheid. Na augustus 1968 volgden in mijn thuisland nog eens twintig jaar van uiteenlopende vormen van geweld en terreur door de geoliede machine van het kwaad dat het communistische regime was. Ons respect moet uitgaan naar degenen die niet zwichtten voor de communistische terreur en eervol weerstand boden. Staat u mij toe om in eigen woorden te vertellen wat de Slowaakse priester Anton Srholec, voorzitter van de “Confederatie van Slowaakse Politieke Gevangenen” hierover zei: We mogen nooit ophouden getuigenis af te leggen voor de honderdduizenden eerbare Slowaken die zich hebben ingezet voor het behoud van de vrijheid en mensenrechten. Dankzij hen zijn we eens te meer een land van democratie, vrijheid en rechten.
VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter
Csaba Sógor (PPE-DE). – (HU) Dank u. De stad Khanty-Mansiysk, in de Siberische provincie Yugra, is de locatie van de Europees-Russische top en over twee dagen zal er het vijfde wereldcongres van Fins-Oegrische volkeren worden gehouden. De EU verstrekt deze volkeren financiële steun voor de strijd voor het behoud van hun identiteit. De aanwezige EU-delegatie en de vier staatshoofden, vooral het Hongaarse staatshoofd, benadrukten in hun toespraken dat het belangrijk is dat volkeren die in hun voortbestaan worden bedreigd, niet alleen over eigen dansgroepen en zangkoren beschikken, maar ook onderwijs in de moedertaal krijgen en zelfbeschikking hebben.
Dit congres heeft twee boodschappen voor de EU. De eerste is, dat het Europees Jaar van de interculturele dialoog niet alleen moet gaan over het bevorderen van de dialoog tussen de grote volkeren. De tweede is, dat het volstrekt onbegrijpelijk is dat het parlement van een Europees land wil stemmen over een voorstel voor eentaligheid wanneer dat land 75 regionale talen kent. Als de EU en Rusland het belangrijk vinden dat de verschillende culturen en moedertalen van de mensen die op hun grondgebied wonen, worden behouden, dan dienen de EU-lidstaten dit voorbeeld te volgen. Dank u.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, een paar weken voor de start van de Olympische Spelen in Beijing is het opeens niet meer mogelijk om in China de uitzendingen te ontvangen van het televisiestation New Tang Dynasty Television, de enige onafhankelijke Chineestalige informatiebron daar.
Hoewel deze situatie nu al verscheidene weken duurt, weten we nog steeds niet wat het “technisch defect” is dat het verantwoordelijke satellietbedrijf, Eutel Communications, als oorzaak voor het wegvallen van de verbinding noemt, noch weten we wanneer dat “defect” zal zijn verholpen. Wat we wel weten, is wie wel en wie niet baat hebben van dit “defect”. Miljoenen kijkers naar onafhankelijke, non-profit-televisieuitzendingen in de Chinese en Engelse taal worden door de Chinese autoriteiten gedwongen om genoegen te nemen met gecensureerde informatie, die ze bijvoorbeeld leert dat de Chinese troepen kordaat optreden tegen Tibetaanse “terroristen”. Ze zullen niets horen over de stakingen, verstoringen en andere problemen die tijdens de organisatie van de Spelen gebeuren.
Wij burgers en vertegenwoordigers van de Europese Unie behandelen China met het respect dat het zonder twijfel verdient als grote natie die een enorme bijdrage aan het menselijk erfgoed heeft geleverd. Het is jammer dat de autoriteiten in Beijing ons in ruil voor dit respect met buitengewone onverschilligheid bejegenen. Het nakomen van overeenkomsten en het volgen van gemeenschappelijke beginselen is iets dat we zowel van onszelf als van onze Chinese partners moeten verlangen.
Emmanouil Angelakas (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, volgens een artikel dat een paar dagen geleden in The New York Times verscheen, staan de Amerikaanse regering en de Europese Commissie op het punt om ten behoeve van terrorismebestrijding een overeenkomst te sluiten die Europese regeringen en in de EU gevestigde banken en bedrijven in staat stelt om Amerikaanse overheidsinstellingen informatie over Europese burgers te sturen, zoals informatie over creditcardtransacties, reisgegevens, e-mails en bezoeken aan websites.
Er zijn onderhandelingen gaande over de mogelijkheid om Europese burgers in staat te stellen de Amerikaanse regering voor de rechter te dagen wanneer ze denken dat door het gebruik van persoonlijke gegevens hun rechten worden geschonden.
Ik doe een oproep aan de Voorzitter en de leden van het Parlement om onderzoek te doen naar deze kwestie en vraag de Europese Commissie om opheldering over de inhoud en aard van deze besprekingen. Het Europees Parlement heeft de plicht om de rechten en privacy van de Europese burger te beschermen.
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de kwestie van de stijgende olieprijzen en met name de prijsstijgingen op de olietermijnmarkt aan de orde stellen. Voor die stijging worden tal van oorzaken genoemd. Eén daarvan is de grote vraag, de andere het betrekkelijk lage aanbod en het feit dat al vele jaren onvoldoende wordt geïnvesteerd in de olie-infrastructuur. Mensen die actief zijn in de olie-industrie en op de oliemarkt wijzen steeds vaker op de absurd lage marge die voor futures in ruwe olie wordt geëist. Die ligt tussen vijf en zeven procent. Met andere woorden: wanneer je voor tien miljoen euro aan oliefutures wilt kopen, hoef je maar een half miljoen als investering te betalen.
TrimTabs Investment Research, een toonaangevend, onafhankelijk Amerikaans onderzoeksbureau, zegt dat wanneer de marge-eis met 25 tot 50 procent zou worden verhoogd – wat evenveel is als wat meestal op de aandelenmarkt wordt gevraagd – de olieprijzen significant zouden dalen. De lage marge-eis op de olietermijnmarkt maakt deze markt vatbaar voor manipulatie. Daar is absoluut geen twijfel over. Ik heb geen moeite met mensen die in futures en grondstoffen investeren, maar dit is een absurd lage marge.
We moeten hier werk van maken. De marge moet worden verhoogd, omdat de mondiale economische effecten enorm zijn en we al het mogelijke moeten doen om de olieprijs wereldwijd te verlagen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Poolse president heeft besloten het besluit tot ratificatie van het Verdrag van Lissabon niet te ondertekenen omdat hij tot de erkentenis is gekomen dat het Verdrag na het Ierse “nee” passé is. De Poolse president herinnert in dit verband aan een fundamenteel operationeel beginsel van de Europese Unie, namelijk dat verdragen pas in werking treden nadat ze door alle lidstaten zijn geratificeerd. Over de toepassing van dit beginsel bestonden tot dusver geen twijfels. Het werd ook toegepast nadat de Fransen en Nederlanders het Constitutioneel Verdrag hadden verworpen. Toen dat gebeurde ging het ratificatieproces in veel landen weliswaar door, maar er werd erkend dat het Verdrag feitelijk ter ziele was. Helaas gingen er zowel na het bekend worden van de uitslag van het Ierse referendum als na het besluit van de Poolse president stemmen in de Europese Unie op – onder andere van enkele prominente politici – die eisten dat het document zou worden geratificeerd. Dit gaat in tegen de essentie van de Europese democratie. Ik protesteer krachtig tegen zulke geluiden en de pressie en chantage die daarmee wordt uitgeoefend.
De Voorzitter. − Hiermee eindigen de spreektijden van één minuut voor kwesties van politiek belang.
16. Begroting 2009: Eerste beschouwingen over het mandaat voor het overleg over het voorontwerp van begroting 2009 (debat)
De Voorzitter. − Het volgende punt is het verslag (A6-0262/2008) van Jutta Haug, namens de Begrotingscommissie, over de Begroting 2009: Eerste beschouwing over het voorontwerp van begroting 2009 en het mandaat voor het overleg – Afdeling III – Commissie (2008/2025).
Jutta Haug, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, hoe zou de EU-begroting voor 2009 eruit moeten zien, en wat is mogelijk? Daar praten we sinds het begin van het jaar over. Het Europees Parlement staat nu aan het begin van de twee fase van de begrotingsprocedure van dit jaar, die enigszins verschilt van die van voorgaande jaren. Dat komt omdat we ons al enigszins willen voorbereiden op de gewijzigde procedure die na de ratificatie van het Hervormingsverdrag wordt ingevoerd.
Nadat in april de resolutie over het begrotingskader en de prioriteiten voor 2009 werd aangenomen, volgt nu de resolutie over de “Begroting 2009: Eerste beschouwingen over het voorontwerp van begroting 2009 en het mandaat voor het overleg”. Deze resolutie is door de Begrotingscommissie unaniem aangenomen en ik hoop zeer dat de plenaire vergadering hetzelfde zal doen, te meer omdat de opmerkingen en suggesties van de vakcommissies erin zijn opgenomen.
Waar gaat het hier over? De titel zegt het allemaal: we geven een beoordeling van het voorontwerp van begroting dat de Commissie ons heeft voorgelegd, en volgens ons schort daar wel het een en ander aan. Het voorontwerp lijkt niet te voldoen aan de begrotingsbeginselen waarachtigheid en duidelijkheid, de begroting lijkt onvoldoende transparant. We weten wel dat ook de Commissie de tering naar de nering moet zetten en gebonden is aan de beperkte mogelijkheden van het financieel kader voor de middellange termijn. Maar dat geeft haar nog niet het recht om de beschikbare marges via creatief begroten te creëren.
Toch is dat gebeurd – bijvoorbeeld door het “backloaden” van meerjarenprogramma’s; het niet meenemen van bekende en gemakkelijk te onderscheiden financieringsbehoeften; en het niet in de begroting opnemen van het Garantiefonds, dat wordt geraamd op tweehonderd miljoen euro per jaar. In de cijfers komen ook niet de politieke prioriteiten tot uitdrukking die de Commissie zelf in de jaarlijkse beleidsstrategie heeft verwoord. Dit zijn prioriteiten die het Parlement nog wel krachtig heeft ondersteund: tegengaan van klimaatverandering en bevorderen van concurrentiekracht voor groei en werkgelegenheid, in nauwe samenhang met het bevorderen van een duurzaam Europa en natuurlijk het realiseren van een gemeenschappelijk immigratiebeleid.
Wat we nog het meeste missen, is een groter engagement in de strijd tegen klimaatverandering. De Commissie beweert in de begroting bijna veertien miljard euro voor het milieu te hebben gereserveerd. Maar als je goed kijkt zie je dat daarvan al dertien miljard naar het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling gaat. Dit bedrag moet dus worden aangevuld.
Er moet ook meer gebeuren op het terrein van concurrentievermogen, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen, maar toch in het bijzonder voor de kleine. De eerste stap was de “Small Business Act”. De begroting voor 2009 zou moeten voorzien in een specifieke MKB-faciliteit voor KMO’s, die eerst hun uitstaande schulden in rechte moeten vorderen. Het is allemaal goed en wel om wetten te hebben die bepalen dat de termijn van dertig dagen niet mag worden overschreden, maar wat doe je daar als KMO mee? Overbruggingsleningen uit hoofde van deze faciliteit kunnen faillissementen en banenverlies voorkomen, en dat is ook in ons belang.
Ik wil nu niet ingaan op het feit dat veel te weinig is begroot om tegemoet te komen aan de behoeften met betrekking tot voedselhulp, voedselzekerheid, Kosovo, Palestina, Afghanistan, en ga zo maar door, de hele rubriek 4. Dat zullen mijn collega’s zo meteen doen.
Ik wil alleen nog de Raad vertellen, wiens vertegenwoordiger helaas niet meer aanwezig is – ik begrijp overigens niet waarom hij wel aanwezig is bij de spreektijden van één minuut, maar niet wanneer we over de begroting praten – dat het Parlement vastbesloten is tot een echte politieke dialoog. We willen de Europese prioriteiten uitvoeren, en daarvoor is een correcte begroting nodig. De Europese begroting is per slot van rekening niet anders dan politiek in cijfers.
(Applaus)
Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. – (LT) De Commissie heeft vandaag een unieke gelegenheid om zich al in dit vroege stadium vertrouwd te maken met de hoofdprioriteiten van het Europees Parlement voor het komende jaar en kennis te nemen van de zorgen van zijn leden ten aanzien van het voorstel dat de Commissie heeft ingediend. Ik wil de rapporteur, mevrouw Haug, danken dat zij heeft aangezet tot deze vroege behandeling.
Ik kan u verzekeren dat de Europese Commissie, mij inbegrepen, veel aandacht besteedt aan effectief financieel beheer en een sterkere financiële discipline. Wij waarderen uw voordurende aandacht en belangstelling hiervoor.
Terwijl we uw zorgen begrijpen, wil ik erop wijzen dat het voorontwerp van begroting 2009 door de Commissie is opgesteld binnen de grenzen die voor de financiële programmeringsperiode 2007-2013 zijn vastgesteld en na een grondige beoordeling van de voorspellingen voor de economische en sociale ontwikkeling, en dat een goed gefundeerde, adequate marge is gecreëerd voor onvoorziene uitdagingen.
Tijdens het opstellen van de begroting voor volgend jaar probeerden we ervoor te zorgen dat de politieke prioriteiten in de cijfers tot uitdrukking komen en de doelstellingen een solide basis in de begroting hebben. Vandaar dat de grootste financiële groei kan worden verwacht van de programma’s die economische ontwikkeling en concurrentiekracht bevorderen en van programma’s voor het bevorderen van vrijheid, veiligheid en justitie, die worden gefinancierd uit de dienovereenkomstige begrotingscategorieën.
Teneinde voor 2009 een begroting te hebben waarin de doelstellingen van het buitenlands beleid van de Europese Unie tot uitdrukking komen alsook de wens van de Unie om volledig te participeren in internationale activiteiten, zal de Commissie in de zeer nabije toekomst een amendement op de ontwerpbegroting indienen waarin nauwkeurige berekeningen worden gegeven voor de financiering van activiteiten in Palestina en Kosovo. Ook zal de Commissie nog voordat de voorbereidende besprekingen over de ontwerpbegroting 2009 in het Parlement van start gaan, voorstellen doen voor de aanvullende financiering van kortetermijnmaatregelen in ontwikkelingslanden die met de gevolgen van hoge voedselprijzen kampen. We zijn bereid om voor die landen een “voedselfonds” op te richten.
Het is me opgevallen dat u zich zorgen maakt over de financiële uitgaven, vooral de uitgaven die niet onder rubriek 5 zijn opgenomen. Ik kan u verzekeren dat het voorontwerp van begroting 2009 daarover voldoende gedetailleerde informatie bevat. En we zijn natuurlijk bereid u alle informatie te geven die u voor uw resolutie nodig heeft.
Concluderend: Ik wil de rapporteur, mevrouw Haug, graag danken voor haar inspanningen, waardoor we voor het eerst al in dit vroege stadium van de begrotingsprocedure een lijst van nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties hebben. Dit is bevorderlijk voor een tijdige beoordeling van de financieringsmogelijkheden en faciliteert de efficiënte uitvoering van projecten die door het Parlement zijn goedgekeurd.
Volgende week al – beter gezegd, nog deze week – hebben we een tripartiete vergadering, en volgende week hebben we de eerste overlegvergadering ter voorbereiding van de eerste lezing in de Raad.
Ik ben er zeker van dat we dit jaar net zo constructief zullen samenwerken als voorgaande jaren en dat we aan het einde van dit jaar een akkoord hebben.
Véronique De Keyser, rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben in het algemeen verre van tevreden met rubriek 4 van de ontwerpbegroting.
Ten eerste constateer ik eens te meer dat aan deze rubriek te weinig middelen worden toegewezen. Dat staat volstrekt in tegenspraak met de publiekelijk verwoorde ambitie om van de Europese Unie een mondiale speler te maken. Niet alleen zijn de middelen voor rubriek 4 ten opzichte van de begroting 2008 slechts met 1,8 procent gestegen, maar deze stijging is ook nog eens lager dan de gemiddelde stijging van de begroting, die 3,1 procent bedraagt. Het percentage van de begroting dat wordt gereserveerd voor “externe betrekkingen” en “ontwikkeling” is in het voorontwerp dus verlaagd.
Ten tweede verwerp ik de aanpak waarvoor de Commissie heeft gekozen, die voorstelt om voor uitgaven die feitelijk al zijn gepland dan wel volstrekt voorspelbaar zijn, het flexibiliteitsinstrument en noodhulp te gebruiken. De benodigde middelen voor het Midden-Oosten, Kosovo, voedselhulp en macrofinanciële bijstand worden bijgevolg duidelijk te laag geraamd.
Neem het voorbeeld van Palestina. In het voorontwerp van begroting worden dit jaar 171 miljoen euro aan vastleggingskredieten en 100 miljoen euro aan betalingskredieten voorgesteld. En dat terwijl we in 2007 een half miljard aan de bezette gebieden besteedden. In juli 2008 hebben we al 365 miljoen euro besteed. Wat gaan we dan volgend jaar doen? Het flexibiliteitsinstrument aanspreken? Een toch al kleine marge nog kleiner maken?
Ten derde ben ik bezorgd over de voedselcrisis die zich op dit moment in volle omvang manifesteert en over de gevolgen van klimaatverandering. Als er iets is dat prioriteit moet hebben, dan is dit het wel! In het voorontwerp van begroting 2009 zijn de kredieten voor voedselhulp maar met 6,8 miljoen euro gestegen – de fameuze 3 procent – ofschoon de Commissie eind april 2008 vroeg om 60 miljoen extra beschikbaar te stellen en ons zojuist nog eens 40 miljoen euro heeft gevraagd. Het is te gek voor woorden. Ik verwelkom de lancering van een mondiaal verbond tegen klimaatverandering en een fonds voor hernieuwbare energie, maar we moeten de middelen die daarvoor in de begroting 2009 zijn voorzien, verhogen bovenop de betalingsverplichtingen die in de rubriek “ontwikkeling” zijn voorzien.
Tot slot ben ik me ervan bewust dat de Raad groot belang hecht aan het Europees nabuurschapsbeleid en onze samenwerking met de Middellandse-Zeelanden, maar bij de huidige stand van zaken met betrekking tot de financiering van rubriek 4, weiger ik extra kosten voor het Middellandse-Zeegebied te ondersteunen. Het zijn deze langetermijnverbintenissen, op terreinen waar de behoeften zich het meeste doen voelen, waaraan het buitenlands en ontwikkelingsbeleid van de EU wordt beoordeeld. Zonder voldoende middelen zal dat beleid door de “doe-het-zelfmethode” die voor rubriek 4 als begrotingsstrategie is gekozen, niet al te best naar voren komen.
Maria Martens, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. − (NL) Dit is natuurlijk allemaal buitengewoon belangrijk en het is goed te weten dat een en ander bij collega Haug in goede handen is. Ik kan zeggen dat de samenwerking buitengewoon plezierig is verlopen. Ik spreek als rapporteur voor de begroting voor ontwikkelingssamenwerking en ben het eens met degenen die zeggen dat in rubriek 4 een verhoging van de begroting dringend noodzakelijk is.
Hier wil ik echter op twee thema’s wijzen die van belang zijn vanuit het perspectief van de ontwikkelingssamenwerking. Dat is allereerst de voedselcrisis en ten tweede een resultaatgerichte evaluatie.
De voedselcrisis, het is al gezegd, vormt een groot probleem. Wij moeten dus ook oplossingen zoeken via de begroting, zowel voor de korte, de middellange, alsook de lange termijn. Voor de korte termijn is er de voedselhulp. Ik ben blij met de initiatieven die de Europese Commissie op dit punt heeft ontplooid. Voor de lange termijn hebben we in principe het speciale programma voor voedselzekerheid binnen het IOS, maar dat komt helaas pas net van de grond en werkt nog niet helemaal. Dus het probleem is het grootst bij de middellange termijn.
De aandacht voor de voedselzekerheid, voor de voedselproductie in ontwikkelingslanden is té gering, zowel in de landen zelf als in de EU. Wij kennen wel de plattelandsontwikkeling, maar die komt vaak helemaal niet ten goede aan zaken zoals de voedselproductie, maar meer aan aanleg van wegen en dat soort dingen.
Ik heb begrip voor het voorstel van de Europese Commissie om onderbestede bedragen van de landbouw voor dit doel in te zetten. Niet alleen begrotingstechnisch is dat heel erg lastig, maar ook anderszins. Landen die hun beloften nakomen om 0,7 procent van het bruto nationaal product te reserveren voor ontwikkelingshulp zullen zeggen: laat andere landen dit ook doen, laat hen ook hun beloften nakomen, dan kunnen wij misschien nog veel meer doen. Zij hebben een goed argument waarmee terdege rekening moet worden gehouden. In ieder geval zal duidelijk moeten zijn dat het geld echt ten goede moet komen aan de voedselzekerheid, aan productieverhoging, aan de arme boeren in de arme landen.
Het tweede punt betreft de resultaatgerichte evaluatie. In Europa klinkt steeds meer kritiek als het gaat om ontwikkelingssamenwerking, zelfs in landen die altijd ontwikkelingsgezind en gul waren. Voorzitter, wij moeten niet alleen bij goede bedoelingen en intenties blijven, maar resultaatgericht evalueren. Betere effecten, meer resultaat. Dan kunnen wij mensen overtuigen.
Göran Färm, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. − (SV) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn dank uitspreken aan Jutta Haug voor het feit dat ze in haar verslag bepaalde opvattingen van de Commissie industrie, onderzoek en energie heeft opgenomen en bepaalde punten heeft onderstreept die volgens ons de aandacht verdienen. Daartoe behoort bijvoorbeeld het feit dat er een verschil is tussen wat de Europese Commissie in haar jaarlijkse beleidsstrategie zegt en wat ze feitelijk in de ontwerpbegroting voorstelt, bijvoorbeeld met betrekking tot energie- en klimaatbeleid.
Per slot van rekening ging het vorig jaar in de vergaderingen van de Commissie industrie, onderzoek en energie over de begroting hoofdzakelijk over twee hoofdterreinen: Galileo en het Europees Instituut voor innovatie en technologie. We constateren nu dat de uitvoering op deze terreinen goed van start is gegaan – hoewel we de voortgang natuurlijk goed in de gaten blijven houden – zodat we ons dit jaar op het energie- en klimaatbeleid kunnen concentreren.
In onze commissie bestaan hierover tal van meningen. We zijn met name bezorgd over de ontoereikende marge in rubriek 1A. Een marge van 82 miljoen is veel te weinig voor deze belangrijke prioriteiten. We begrijpen dat de Raad, die nu voorloopt op de begroting 2009, de marge probeert te verhogen, onder andere door op het administratieve vlak te besnoeien. Dat is prima – als het tenminste niet tot problemen leidt in de uitvoering van het zevende kaderprogramma – maar het is twijfelachtig of dat voldoende zal zijn.
Om een beeld te geven van de orde van grootte waar we hier over praten: de heer Buzek spreekt in zijn verslag over het Europees strategisch plan voor energietechnologie, over twee miljard euro per jaar (!) vanaf en met inbegrip van 2009, en dat is dus alleen voor dit plan. Ik weet niet in hoeverre dat een realistische schatting is, maar het maakt hoe dan ook duidelijk dat het energie- en klimaatbeleid een aanzienlijke hoeveelheid extra middelen vergt.
Binnen het zevende kaderprogramma en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie is een behoorlijke som geld voor het energie- en klimaatbeleid gereserveerd, maar vergeet niet dat die bedragen al in 2005 zijn vastgesteld, dus lang voordat we enig idee hadden over hoe het energie- en klimaatbeleid 2008 eruit zou zien.
We zijn ook bezig met de oprichting van verscheidene gemeenschappelijke ondernemingen, onder andere voor het ontwikkelen van brandstofcellen en waterstoftechnologie. De Commissie stelt nu voor om hiervoor een eerste tranche van dertig miljoen vast te leggen en dit te financieren uit het samenwerkingsprogramma van het zevende kaderprogramma en de energiecomponent daarvan. Dus geen extra geld, maar gewoon een herallocatie.
We willen ons een compleet beeld vormen van alle middelen die voor het energie- en klimaatbeleid beschikbaar zijn. Dat is op dit moment nagenoeg onmogelijk. Al in 2009 moet een begin worden gemaakt met het beschikbaar stellen van een beduidende hoeveelheid extra middelen hiervoor. Voor het overige zijn we ervan overtuigd dat de ontwikkelingen op het terrein van energie en klimaat het krachtigste argument vormen om vanaf volgend jaar met een behoorlijke tussentijdse herziening van de langetermijnbegroting te beginnen.
Eva Lichtenberger, rapporteur voor advies van de Commissie vervoer en toerisme. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik kan in wezen alleen maar instemmen met wat de rapporteur, mevrouw Haug, heeft gezegd. Hetzelfde geldt naar mijn mening ook voor de beschikbare begrotingsmiddelen voor het vervoer. Het deel van de begroting dat naar vervoer gaat, is ongetwijfeld gegroeid. Maar dat komt natuurlijk op de eerste plaats door stijgingen bij Galileo. Het waarom van die stijgingen is een eindeloos verhaal en heeft te maken met het industriebeleid in de lidstaten.
Mijn kritiek op het voorliggende voorontwerp van begroting is echter dat te weinig geld beschikbaar is voor “passagiersrechten”. Daarvoor is meer geld nodig, omdat het gaat om de rechten van Europese burgers. We hebben echter vooral meer geld nodig voor onderzoek en nieuwe vervoerstrategieën, om eindelijk te komen tot mobiliteit die niet bijdraagt aan klimaatverandering. En de trans-Europese netwerken moeten aan een zeer strenge monitoring worden onderworpen, omdat op dit terrein grote sommen geld moeten worden besteed.
Kyösti Virrankoski, rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen mevrouw Haug bedanken voor dit goede verslag.
Rechtstreekse steun en marktmaatregelen vormen de kern van de landbouwbegroting en hebben een eigen plafond in het financieringskader. De uitgaven liggen 2,27 miljard euro onder het plafond van 42,8 miljard. Dit is een stijging van vijf procent.
De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling meent dat een deel van deze marge kan worden gebruikt voor het programma voor de distributie van fruit onder scholieren, waarmee gezonde eetgewoonten worden bevorderd. Corpulentie is een almaar toenemend probleem onder jongeren.
De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verwacht ook dat maatregelen worden genomen voor de instelling van een fonds voor de herstructurering van de melksector. De commissie is verontrust over plannen om genoemde marge te gebruiken voor landbouwmodernisering in ontwikkelingslanden. Daarvoor zouden geen middelen uit rubriek 2 maar uit rubriek 4 (externe maatregelen) moeten worden aangesproken.
De commissie is ook bezorgd over maatregelen voor plattelandsontwikkeling. Vorig jaar bleef 2,8 miljard euro onbesteed. Het Parlement zal de tenuitvoerlegging van de programma’s voor plattelandsontwikkeling daarom nauwgezet volgen.
László Surján, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Ik dank u dat u mij het woord geeft. Mevrouw Haug geeft in haar verslag – waarvoor ik graag mijn dank en waardering uitdruk – een juiste samenvatting van hoe het Parlement over de voorontwerp van begroting denkt. Luisterend naar de commissaris zou je kunnen denken dat zij het volledig met de rapporteur eens is. Dat zou ons met enthousiasme kunnen vervullen. Er is echter een klein probleempje: er zat een kritische toon in de rede van mevrouw Haug. De commissaris verwoordt weliswaar intenties die ons gerust moeten stellen – en ik ben blij met die intenties – maar ik zou toch ook graag zien dat de cijfers met die intenties in overeenstemming worden gebracht.
Ik wil nu graag twee punten uit dit complexe materiaal onder de aandacht brengen. Het Franse voorzitterschap wil net als wij een sterk Europa. (Helaas moest het juist nu op pad om dat sterke Europa te bouwen.) Daarvoor is een geschikte begroting nodig. Frankrijk begrijpt “Europa” en heeft er veel voor gedaan. We hopen dat er eindelijk een einde komt aan het met de botte bijl kappen in de uitgaven. Het voorzitterschap moet beseffen dat elke cent in een programma dat onvoldoende wordt gefinancierd, een verspilling van geld is.
De Volkspartij wil dat begrotingsuitgaven waarde toevoegen en zet zich daarom in voor meer efficiency, met andere woorden: geen slecht presterende programma’s, bestrijding van corruptie en geen uitgaven die zijn ingegeven door binnenlandspolitieke belangen.
Het overschot op de landbouwbegroting verandert onder invloed van de mondiale markten. Er zijn tal van ideeën geopperd over de besteding van die middelen. Ik ben tegen alle plotselinge, ongerechtvaardigde besluiten, of die nu op de begroting 2008 of de begroting 2009 betrekking hebben. Bovendien kampt de Unie op dit terrein met hoge schulden. De twaalf nieuwe lidstaten moeten daarom tien jaar wachten voordat ze dezelfde steun als de oude lidstaten krijgen. Door geldtekort zal dus tien jaar lang sprake zijn van oneerlijke concurrentie op de interne markt. Als nu blijkt dat er nog geld in de landbouwbegroting zit, is het een morele plicht om dit concurrentienadeel op te heffen.
Landbouwgelden elders besteden, is een idee dat ook door sommige leiders van de nieuwe lidstaten wordt gesteund. Maar niemand moet zich voor de gek laten houden door de ziekelijke gehoorzaamheidsdwang die voormalige communistische leiders hebben. Kregen ze vroeger hun schouderklopjes van Moskou, nu willen ze die van Brussel.
We staan nu ook voor Afrikaanse problemen die om een oplossing vragen, omdat hulpverlening uit de landbouwbegroting, in de vorm van zaaigoed en kunstmest, beantwoordt aan een ernstige realiteit. Financiële hulp kan eigenlijk geen tekort aan producten oplossen.
Mijn fractie ondersteunt het tripartiete amendement inzake klimaatverandering en ziet met belangstelling uit naar de verklaring voor de verrassende daling in de feitelijke bestedingen. Dank u.
Catherine Guy-Quint, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, deze week beslist het Parlement over de politieke prioriteiten voor de begroting. Dat gebeurt onder moeilijke omstandigheden, zowel intern als extern. We staan voor tal van uitdagingen, terwijl het financieel kader zeer beperkt is. Ik ben daarom blij met het moedige politieke werk dat onze rapporteur, mevrouw Haug, heeft verricht. Ze is erin geslaagd de verschillende stadia van de begrotingsprocedure te vervroegen, zodat we de koers van onze instelling kunnen bepalen. Deze nieuwe procedure verschaft grotere duidelijkheid en daardoor meer democratie voor de burger. Zo is het mogelijk geweest inzicht te krijgen in en in discussie te gaan over de prioriteiten van de parlementaire commissies en de fracties.
Helaas moet ik eens te meer mijn teleurstelling uitspreken over het gebrek aan ambitie van de Raad en zijn stelselmatige besnoeiingen in het voorontwerp van begroting van de Commissie. We constateren dat de Raad op de administratieve uitgaven wil besparen. Dat is geen kwestie van het stellen van een politieke prioriteit, maar van het maken van technische besparingen, die de marge in sommige rubrieken vaak verdubbelen, zoals de heer Färm met betrekking tot subrubriek 1a opmerkte. Evenmin kan ik de lineaire verlaging van de feitelijke bestedingen verklaren: één miljard euro minder dan in het voorontwerp van begroting.
Wat rubriek 2 betreft, spreken de feiten voor zich. In 2008 bleef een marge van meer dan drie miljard euro onbesteed. Voor de begroting 2009 stelt de Commissie nu een marge van meer dan twee miljard voor, en de Raad wil zelfs een marge van 2,4 miljard. Er bestaan echter talloze behoeften op het terrein van plattelandsontwikkeling, net als op het terrein van energie, immigratie, klimaatverandering en internationale solidariteit.
In een tijd waarin het probleem van voedselonzekerheid met de dag urgenter wordt en voedsel in Europa een luxeartikel dreigt te worden, lijkt het alsof wij met de handen in de zakken zitten en besluit de Raad de landbouwuitgaven te verlagen. De Raad is weliswaar afgebleven van de begrotingslijnen waaraan het Parlement van oudsher prioriteit geeft, maar hij heeft verzuimd om voor al die begrotingslijnen waarvoor hij toezeggingen doet, verhogingen door te voeren. En na het recente echec van het Ierse referendum en het Franse en Nederlandse “nee” twee jaar geleden, zou je toch denken dat behoorlijk moet worden geïnvesteerd in communicatie met en voorlichting aan de burger. Zolang we ontkennen dat het absoluut noodzakelijk is om de burger te informeren, met hem te communiceren en naar hem te luisteren, zullen we bij elke raadpleging en opiniepeiling met de gevolgen van deze autistische houding worden geconfronteerd.
Tot slot ben ik steeds weer perplex als ik zie hoe de Raad zich ten aanzien van rubriek 4 gedraagt. De constatering is duidelijk en altijd dezelfde: deze rubriek wordt dramatisch ondergefinancierd. We moeten dus niet toestaan dat toezeggingen worden gedaan waarvan we uit ervaring weten dat ze toch niet worden nagekomen. Hoe kan de Raad de hoop uitspreken problemen in verband met de ontwikkeling van multilaterale betrekkingen, de honger in de wereld of de bestendiging van democratieën op te lossen zonder een stijging van de middelen voor te stellen? Zelfs voor beleid dat werkt, wordt besnoeiingen voorgesteld.
Er is maar één ding dat we de komende paar weken kunnen doen: elke begrotingslijn monitoren en herschrijven, maar ook alle mogelijkheden verkennen voor het creëren van een begrotingskader dat de Europese Unie voor het jaar 2009 een realistische en solidaire begroting geeft.
Anne E. Jensen, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil om te beginnen mevrouw Haug danken voor de samenwerking bij het opstellen van dit verslag, dat de steun heeft van mijn fractie. We zijn ook bereid enkele amendementen te ondersteunen van de PPE-DE-Fractie en de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie. De EU-begroting is natuurlijk een belangrijk politiek instrument, ook al is het in verhouding tot de totale economie een bescheiden begroting. In een EU-begroting moeten natuurlijk de politieke prioriteiten tot uitdrukking komen. Is dat bij deze begroting het geval? De staatshoofden en regeringsleiders van de EU hebben overeenstemming bereikt over een ambitieuze energieagenda. Deze ambities zijn echter niet terug te vinden in de begroting. Ze bevat geen duidelijke nieuwe prioriteiten op dit terrein. De staatshoofden en regeringsleiders hebben bijvoorbeeld besloten dat er twaalf proefprojecten moeten komen voor steenkoolcentrales die CO2 afvangen en opslaan, maar niemand weet hoe dat gefinancierd moet worden. Moeten deze proefprojecten niet in de EU-begroting tot uitdrukking komen? Ik vraag het maar.
De staatshoofden en regeringsleiders willen ook een ambitieus gemeenschappelijk vluchtelingenbeleid, samen met een immigratiepact dat dit najaar zou moeten worden aangenomen. En hoe zit het met de ambities voor het agentschap voor de buitengrenzen, Frontex, dat tot taak heeft om bijzonder kwetsbare landen te helpen de instroom van armoedevluchtelingen te beheersen? Van wat we hebben gehoord, is er voor die ambities onvoldoende geld.
Het buitenlands beleid lijdt aan chronische onderfinanciering. Dat zie je ook dit jaar weer. Opnieuw is er geen realistische begroting voor steun aan Palestina en Kosovo. De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement heeft voorgesteld de niet bestede gelden van de landbouwbegroting over te dragen aan terreinen met een te krappe begroting. Zo is ook het probleem met de financiering van het satellietnavigatiesysteem Galileo opgelost. De Commissie heeft echter voorgesteld om ontwikkelingshulp uit de landbouwbegroting te financieren. Dat lijkt me absoluut geen goed idee. Het is werkelijk een zootje.
Mijn fractie kan er niet a priori mee akkoord gaan dat we nu al over een herziening van de financiële vooruitzichten gaan praten. In eerste instantie zijn het de lidstaten die moeten laten zien hoe ze de politieke ambities van de staatshoofden en regeringsleiders denken te verzoenen met de uitgavenplafonds die in het begrotingskader zijn vastgelegd.
Gérard Onesta, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Haug wijst de Commissie terecht op mogelijke verbeteringen in haar ontwerpbegroting wanneer ze praat over meer transparantie van administratieve uitgaven – in het bijzonder voor de agentschappen – betere financiële programmering en een betere evaluatie van de personele middelen.
In mijn bijdrage wil ik me voornamelijk concentreren op een paragraaf in het verslag-Haug waarin wordt gewezen op het gebrek aan samenhang tussen de vereisten met betrekking tot klimaatverandering en de EU-begroting. Onze begroting bedraagt ongeveer 1 procent van het totale BBP van alle lidstaten, wat bespottelijk is als je het vergelijkt met de 20 procent BBP die de Verenigde Staten op federaal niveau besteedt.
De Commissie zegt dat ze één tiende van dit procentje, dus 0,1 procent van het BBP, voor klimaatverandering wil uittrekken, ofschoon het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, het rapport-Stern en de Wereldbank ons vertellen dat voor een effectieve bestrijding van de effecten van klimaatverandering tussen 0,6 en 1,6 procent van het BBP moet worden gemobiliseerd. Het rapport-Stern spreekt zelfs over 2 procent van het BBP. De Commissie ligt dus tussen de 500 en 2 000 procent onder het cijfer dat deze internationale bronnen noodzakelijk achten.
Ik heb nog een interessant cijfer: volgens het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering is voor de financiering van alle ontwikkelingsprojecten voor derdewereldlanden jaarlijks een bedrag van 100 miljard dollar nodig. De Commissie vertelt ons dat dit een interessante ambitie is en dat ze een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering gaat oprichten waarvoor drie jaar lang 20 miljoen euro per jaar wordt uitgetrokken. Er is dus een enorme kloof tussen de behoeften die bestaan en de middelen die worden verstrekt om daaraan te beantwoorden. Als ik “kloof” zeg, dan bedoel ik een gapend ravijn dat zo diep is dat alle koolstof in de atmosfeer er in kan worden opgeslagen.
Ik weet dat de Commissie weinig speelruimte heeft: de uitgaven staan vast, de portefeuilles voor de afzonderlijke programma’s staan vast, de maatregelen die uit hoofde van die programma’s worden gefinancierd, staan vast, en ook de voorwaarden staan vast. Daar komt nog bij dat de Raad van geen wijken wil weten en, wat nog erger is, op de uitgaven besnoeit. Gelukkig heeft de Commissie het recht van initiatief. Gebruikte ze het maar! Mevrouw Guy-Quint heeft al gezegd dat we onder de uitgavenplafonds van de financiële vooruitzichten zitten. Er is een marge van ten minste twee miljard euro. Wanneer we die marge niet gebruiken, is dat niet alleen een onschuldige fout in de toepassing van begrotingstechnieken, maar verzuimen we een Europees project te steunen dat op de klippen dreigt te lopen, verzuimen we een planeet te redden.
(Applaus)
Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, aan het begin van onze ambtstermijn streefden we allemaal naar een verhoging van de middelen voor de uitvoering van EU-taken. Helaas zag de Raad bij de goedkeuring van het begrotingskader voor 2007-2013 geen noodzaak tot verhoging van de EU-begroting. We zien nu de fatale gevolgen van dat besluit.
Naast de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Lissabonstrategie, hebben we de laatste tijd een stijging gezien van het aantal gezamenlijke EU-acties. Ik noem er een paar: trans-Europese vervoernetwerken, het Europees Instituut voor innovatie en technologie, en de strijd tegen klimaatverandering. Nadat we eerst al problemen hadden met de financiering van Galileo, doemt nu de volgende reeks financieringsproblemen op, maar op veel grotere schaal. Waarom hooggestemde doelstellingen naar voren brengen als we toch weten dat die niet worden gefinancierd? Het verlagen van de middelen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het overboeken van die middelen om ze voor andere taken te gebruiken, brengt ons niet ver. En wat gebeurt er met de programma’s waarvan de uitvoering al is gestart?
Gezien onze hooggespannen verwachtingen stond collega Haug voor een buitengewoon moeilijke opdracht. Ik spreek mijn oprechte felicitaties uit voor de wijze waarop ze dit lastige karwei heeft uitgevoerd en hoop dat er niet te veel amendementen zullen zijn.
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, de begroting van de Commissie is bijzonder krap.
Mevrouw Haug wijst in haar verslag terecht op de geringe marge in veel rubrieken. De minste speelruimte is er in rubriek 4. Het is duidelijk dat er voor de bedragen die in 2009 naar Palestina en Kosovo moeten gaan, geen ruimte is in de begroting. Het is in beginsel twijfelachtig of het flexibiliteitsinstrument kan worden gebruikt voor deze bekende behoeften, die de vastgestelde maximumbedragen in die rubriek overschrijden.
Onze fractie steunt maatregelen voor het tegengaan van klimaatverandering. We hadden graag gezien dat deze doelstelling duidelijker in de begroting tot uitdrukking was gekomen. Daarentegen horen de bedragen voor veiligheids- en defensiebeleid die de militarisering van de EU bevorderen, niet thuis in de gemeenschappelijke begroting, hoewel de Raad daar anders over denkt en dit juist nu, tijdens het Franse voorzitterschap, voorstelt.
Met de democratische verwerping door Ierland van de ontwerpgrondwet voor de EU, is een nieuwe situatie ontstaan, die een onverwacht effect op de ontwerpbegroting voor 2009 heeft.
(Applaus)
Sergej Kozlík (NI). – (SK) Het derde jaar op een rij ontstaat geleidelijk een kloof tussen de budgettaire langetermijnplanning en de budgettaire werkelijkheid.
De regeringen van de lidstaten gebruiken de begrotingsmiddelen niet dynamisch genoeg, met als gevolg dat ze in snel tempo als bevroren middelen worden weggehaald. De hoeveelheden nemen elk jaar toe.
Aan de andere kant neemt de tendens om halverwege het jaar de betalingen te verhogen, niet alleen relatief af – in verhouding tot het BNP – maar ook absoluut. Door akkoord te gaan met deze aanpak creëert het Parlement een minder streng en veeleisend klimaat voor de nationale regeringen. Dit zal in de toekomst leiden tot een minder strikte uitvoering van essentieel EU-beleid. Deze situatie is zorgelijk en rapporteur Jutta Haug brengt dat terecht in verschillende opzichten onder de aandacht.
Ik wil met name wijzen op de aanhoudende relatieve en absolute uitgavendaling voor het mededingings- en cohesiebeleid, dat economische groei en werkgelegenheid moet bevorderen. Een dergelijke ontwikkeling maakt het vertrouwen van de burger in het EU-beleid er niet groter op. Zo kort voor het verkiezingsjaar is dat geen goed nieuws.
Reimer Böge (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, met het verslag-Haug geven we al in een zeer vroeg stadium onze eerste beschouwingen over het voorontwerp van begroting, en we combineren die met een mandaat van de plenaire vergadering voor het overleg dat op 17 juli zal plaatsvinden.
Natuurlijk ontbreken zonder het Hervormingsverdrag nog belangrijke kernpunten van een toekomstgericht gemeenschappelijk beleid. Maar zelfs zonder dat Verdrag is er nog veel dat een herziening van het voorontwerp van begroting noodzakelijk maakt. Zo zijn er evidente tekorten, vooral met betrekking tot het buitenlands en veiligheidsbeleid en de “EU als mondiale partner” (rubriek 4), en moet rekening worden gehouden met de verwachte resultaten van de G8-top en de conclusies van de Europese Raad van 19-20 juni.
De Europese Raad heeft namelijk in minstens dertien paragrafen eigenlijk een intensief programma voor herziening van de financiële meerjarenprogrammering voorgelegd: de verdere ontwikkeling van Frontex; Europol; versterking van Eurojust; maatregelen voor de beheersing van natuurrampen; proefprojecten voor biobrandstoffen van de tweede generatie en voor schonekolentechnologie; middelen voor landbouw in ontwikkelingslanden, voedselzekerheidshulp en stabilisering; stijging van publieke ontwikkelingshulp tot 0,7 procent van het BNP vóór 2015; handelsgerelateerde bijstand voor ontwikkelingslanden; immigratiebeleid; en extra financiële middelen voor het bestrijden van de effecten van klimaatverandering.
Ik ben zeer benieuwd hoe de ministers van Financiën, met wie we nu moeten onderhandelen, dit innovatieprogramma van de staatshoofden en regeringsleiders zullen aanpakken en met welke cijfers en voorstellen ze de politieke conclusies van de staatshoofden en regeringsleiders zullen onderbouwen.
Ik wil mijn inbreng nu toespitsen op twee aanvullende elementen. Ik sta uitdrukkelijk achter de grote lijnen van het verslag dat de rapporteur dankzij intensieve samenwerking met onder meer de vakcommissies heeft opgesteld. Als de Commissie nu overweegt om besparingen op de landbouwbegroting te gebruiken voor een nieuw programma ten behoeve van landbouwers in ontwikkelingslanden, dan zijn we graag bereid om te discussiëren over de vraag waar die besparingen vandaan moeten komen. Maar het gaat niet aan om een dergelijk programma rubriek 2 binnen te smokkelen door een nieuwe rechtsgrond te creëren! Als het de bedoeling is het programma zo te financieren, met inachtneming van aangegane verplichtingen, dan is dit een herziening van de financiële vooruitzichten en hoort het in rubriek 4.
Ten tweede, of we deze middelen gewoon aan de Verenigde Naties of de Wereldbank geven, zonder dat we de interne audits kunnen inzien en zonder dat bepaalde garanties worden gegeven met betrekking tot politieke prioriteiten, behoeft nog veel discussie. Gezien de ervaringen die we hebben gehad is dat niet zo eenvoudig!
We weten natuurlijk dat we bijvoorbeeld voor Palestina in 2008 al drie keer zoveel hebben uitgegeven als in het voorontwerp van begroting 2009 is voorzien. Gezien de nieuwe uitdagingen en de politieke besluiten, is de oude truc om het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en nieuwe prioriteiten ten laste van de ontwikkelingslanden (rubriek 4) te brengen, niet langer aanvaardbaar. We zullen dat dus niet accepteren.
Costas Botopoulos (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de begroting is geen administratief maar een politiek instrument. Dit verslag heeft denk ik als grote voordeel dat het verder gaat dan technische details en ook politieke punten aan de orde stelt.
De twee belangrijkste zijn, ten eerste, dat de EU-begroting in zijn huidige vorm geen afspiegeling vormt van de behoeften en ambities van de Unie en, ten tweede, dat ze geen uitdrukking vormt van de politieke prioriteiten van de EU zoals die door de andere instellingen gedetailleerd in kaart zijn gebracht.
Wat kunnen we ten aanzien van het eerste punt doen? Wat staat in het verslag? We vragen om een stijging van het zeer lage niveau van de betalingskredieten. Verder – en dit is zeer belangrijk; het is al gezegd, maar ik wil het toch herhalen – verder vragen we om de marges zo goed mogelijk te gebruiken. Met andere woorden: steeds wanneer geld voor een bepaald beleid wordt verkwist, moeten we proberen dat geld voor ander beleid te gebruiken. Het is erg belangrijk dat we dat doen.
Wat het tweede punt betreft, zien we dat de begroting, zoals gezegd, geen afspiegeling van de politieke prioriteiten vormt. Laat ik twee voorbeelden geven. Die zijn ook al door andere leden genoemd, maar ik wil ze hier toch herhalen:
Wat bleken het afgelopen parlementair jaar de meest urgente problemen voor de EU te zijn? Energiebeleid, klimaatverandering, voedselzekerheid. Hieraan worden in de begroting zeer lage bedragen toegewezen.
Het tweede voorbeeld, dat zoals gezegd al door velen van u is genoemd, betreft het externe beleid: terwijl Europa zich openstelt voor de rest van de wereld en zijn vleugels uitslaat, verlagen we eens te meer de uitgaven daarvoor.
Laat ik een derde voorbeeld geven: het communicatiebeleid. Je ziet wat er gebeurt, de problemen waar de EU mee te maken krijgt in verband met de institutionele crisis. Er zijn politieke initiatieven nodig en het geld en de communicatieve inspanningen om die initiatieven uit te voeren.
Jan Mulder (ALDE). – (NL) Om te beginnen ook mijn dank aan mevrouw Haug en aan de commissaris. Ik had ook het Franse voorzitterschap nog op mijn papier staan, maar dat heeft helaas reeds het hazenpad gekozen.
Een van de aantrekkelijke dingen van deze begroting voor de lidstaten is het lage percentage van betalingskredieten. 0,9 procent is, denk ik, één van de laagste percentages die wij in de laatste jaren hebben gehad. Het is aan ons om te bezien of dat realistisch is of niet. Er is niets op tegen om het laag te houden, maar het moet realistisch zijn en wij hebben al gehoord dat misschien een heleboel nieuwe prioriteiten op ons afkomen.
Een van de dingen waarover wij ons zullen moeten buigen - en velen hebben dat al gezegd - is rubriek 4. Als wij kijken naar rubriek 4, dan is een van de belangrijkste instellingen waar het geld naartoe gaat de Verenigde Naties. Nu kom ik net terug van een reis van de Commissie begrotingscontrole naar Kosovo. Wat wij daar over de Verenigde Naties hebben gehoord, stemt niet erg optimistisch. Ik denk dat de Commissie het beleid ten opzichte van deze instelling nog eens goed moet bekijken.
Een ander punt is rubriek 5 van de begroting. De marge bedraagt, geloof ik, op dit moment 121 of 123 miljoen. Hoe is die marge in het licht van de rap voortschrijdende inflatie? 4 procent à 5 procent per jaar. Wat heeft dat voor consequenties voor de uitgaven van de Commissie op personeelsgebied, op gebouwengebied, enzovoort en wat voor consequenties moeten wij daaruit trekken?
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, van de punten die in dit debat worden behandeld, zijn er vier die ik speciaal onder de aandacht wil brengen. Ten eerste, in de begroting 2009 wordt 1,4 procent van het BBP voor betalingsverplichtingen gereserveerd en amper 0,9 procent voor betalingen, wat 3,3 procent minder is dan de betalingen die in 2008 zijn gedaan. Ten tweede, met zo’n kleine begroting zal het moeilijk zijn de door de Europese Commissie en het Parlement aangegeven prioriteiten om te zetten in concrete actie, te meer omdat deze prioriteiten elk jaar sterk in aantal toenemen. Ten derde, de middelen onder rubriek 4, met de karakteristieke titel “De EU als mondiale partner”, verdienen eveneens onze bijzondere aandacht, omdat die nauwelijks 1,8 procent hoger zijn dan in 2008, terwijl het toch al jaren duidelijk is dat dit terrein permanent is ondergefinancierd. En ten vierde, zo’n bescheiden stijging van middelen in rubriek 4 wekt des te meer verbazing omdat daar toch zeker de middelen voor voedselhulp aan ontwikkelingslanden vandaan moeten komen en de prijzen van agrarische grondstoffen de laatste tien tot vijftien maanden met tientallen procenten zijn gestegen.
Tot besluit wil ik de rapporteur, mevrouw Haug, feliciteren met een zeer gedegen verslag, dat eens te meer laat zien dat zowel de Commissie als de Raad het opstellen van een begroting primair vanuit de invalshoek van een boekhouder benaderen.
Margaritis Schinas (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, we zijn hier om een helder onderhandelingsmandaat vast te stellen voor het overleg met de Raad volgende week.
Ik begrijp waarom veel medeafgevaardigden zich hier hebben uitgesproken voor speciale aanvullende inspanningen op terreinen die binnen hun bevoegdheden liggen (externe betrekkingen, enz.), maar ik denk dat we met name zo kort voor het verkiezingsjaar bij het vaststellen van dit mandaat vooral moeten kijken naar wat burgers van de begroting verwachten, en niet zozeer naar wat velen van ons op grond van speciale belangen of andere overwegingen zouden willen zien.
We moeten ons concentreren op de vier kwesties die naar mijn mening voor de Europese burger van vandaag het meest urgent zijn: hoge prijzen, klimaatverandering, concurrentievermogen en milieu.
Dit zouden de hoekstenen van het mandaat moeten zijn. Ik denk dat we op het goede pad zitten, maar we moeten dit uitgangspunt niet uit het oog verliezen.
Ik wil graag een paar woorden wijden aan het voorstel inzake voedselzekerheid waar president Barroso gisteren mee kwam aanzetten en dat hij vandaag of morgen, als ik me niet vergis, aan de G8-top zal voorleggen. Het is een voorstel dat we moeten bestuderen, maar wel volgens de standaardaanpak die we bij het opstellen van de EU-begroting hanteren. Met andere woorden: we moeten het met de Raad bespreken en beslissen of het als EU-voorstel in internationale fora moet worden ingediend.
Tot besluit wil ik ook een paar woorden zeggen over immigratie. Ik kom uit een lidstaat die aan zijn buitengrenzen – wat tegelijk de buitengrenzen van de EU zijn – en met name de zeegrenzen, door de toestroom van migranten onder enorme druk staat. Ik ben van mening dat we ons dit jaar met betrekking tot Frontex, en dan vooral de maritieme tak daarvan, extra moeten inspannen voor operaties zoals “Operation Poseidon”, in de Egeïsche Zee, waarbij alleen al vorig jaar, in de zomermaanden, actie werd ondernomen tegen gemiddeld zeven- à achthonderd gevallen van illegale immigratie.
Deze inspanning is nodig, net zoals het nodig is dat we eindelijk een stempel drukken op de begroting – en ik sta in contact met andere leden die hetzelfde willen – om ervoor te zorgen dat er voor het eerst een solidariteitsmechanisme komt, zodat de administratieve kosten en lasten in verband met de opvang van immigranten tussen de lidstaten worden verdeeld.
Dit is iets dat we nog niet hebben, maar dat wel nodig is. De toestroom van migranten zet sommige lidstaten onder grote druk. Ik denk dat we een speciale verantwoordelijkheid hebben om dit te laten werken.
Ik eindig zoals ik ben begonnen. Een begroting die niet aan de verwachtingen van burgers beantwoordt maar aan de wensen van speciale belangengroepen en lobbyisten, is tot falen gedoemd.
Vladimír Maňka (PSE). – (SK) Ik dank mevrouw Haug voor dit uitstekende verslag.
De ontwerpbegroting voor 2009 maakt het aan de ene kant mogelijk om programma’s te continueren die voor de financiële periode 2007-2013 zijn goedgekeurd, en plaatst aan de andere kant hernieuwde nadruk op de noodzaak van het aanpakken van urgente problemen en uitdagingen. Wat betreft regionaal beleid, is het in ons belang om de sociale en economische situatie van de bewoners van onderontwikkelde gebieden in Europa te verbeteren. Onze doelstelling is het verminderen van de ongelijkheid tussen regio’s. Vergeleken met 2008 zijn de betalingen uit hoofde van subrubriek 1b met bijna veertien procent gedaald. We willen natuurlijk het hoofd kunnen bieden aan bestaande en toekomstige uitdagingen. Tegelijkertijd moet voor de hele Gemeenschap het solidariteitsbeginsel in acht worden genomen. Vandaar dat moet worden gegarandeerd dat de noodzakelijke middelen voor het cohesiebeleid ook in de toekomst beschikbaar zullen zijn.
Om onze burgers ervan te kunnen overtuigen dat hun belastinggeld op verantwoorde wijze wordt besteed, moeten we ervoor zorgen dat operationele programma’s en grote projecten effectief worden uitgevoerd. De analyses en daaropvolgende maatregelen die door de lidstaten worden voorgesteld, spelen daarbij een cruciale rol. Het zal belangrijk zijn om te beoordelen welke resultaten over de periode 2000-2006 met het cohesiebeleid zijn bereikt.
Nathalie Griesbeck (ALDE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen zeggen dat ik een enorm respect heb voor mevrouw Haug, die een hartstochtelijke presentatie heeft gegeven van een veelomvattend, veeleisend en tegelijkertijd zeer moedig begrotingsverslag, dat door de Begrotingscommissie unaniem is goedgekeurd en dat bedoeld is om duidelijkheid te verschaffen over de behoefte van het Parlement aan transparantie en duidelijkheid bij het opstellen van de begroting 2009.
Natuurlijk wordt in het verslag precies aangegeven wat de eisen van het Parlement zijn op de terreinen waaraan het de hoogste prioriteit geeft, namelijk concurrentiebeleid, regionaal beleid, O&O, ontwikkeling, landbouw en voedselzekerheid, en in geringere mate ook buitenlands beleid en het Europees nabuurschapsbeleid, welke eisen al eerder zijn onderstreept.
In de korte tijd die ik tot mijn beschikking heb, wil ik echter benadrukken hoe belangrijk het is, belangrijker dan ooit tevoren, om te voorkomen dat de kredieten in subrubriek 3b worden opgeofferd. In het huidige klimaat van wantrouwen van de burger jegens de EU, waarin Europa moeite heeft om zijn burgers te motiveren, lijkt het essentieel dat we via cultureel, jeugd- en gezondheidsbeleid een echt Europees burgerschap creëren. Net als mevrouw Haug betreur ik dan ook dat juist voor die activiteiten die de burger concreet laten zien wat Europa voor hem doet, de middelen het minst zijn gestegen.
Tot besluit wil ik de Raad en het voorzitterschap vragen – ook ik betreur overigens dat de vertegenwoordiger van de Raad op dit cruciale punt van het debat afwezig is – om in de eerste lezing van het voorontwerp van begroting geen besnoeiingen door te voeren, zoals in voorgaande jaren steeds is gebeurd. Om dat te voorkomen is het belangrijk dat onze instellingen nauw samenwerken en het Europees Parlement volledig wordt geraadpleegd in zijn rol van, jazeker, medewetgever voor Europa, maar vooral als vertegenwoordiger van de burger bij zo’n belangrijk politiek besluit als de goedkeuring van de begroting.
Valdis Dombrovskis (PPE-DE). – (LV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wanneer we spreken over de ontwerpbegroting voor 2009 die door de Europese Commissie is opgesteld, moeten we allereerst constateren dat het totale bedrag aan vastleggingskredieten is verhoogd tot 134,4 miljard euro. Dat is een stijging van 3,1 procent. Tegelijkertijd zijn de betalingskredieten met gemiddeld 3,3 procent verlaagd, en die voor het cohesiebeleid zelfs met 14 procent. Laatstgenoemde vermindering houdt natuurlijk verband met aanhoudende programmeringsproblemen die het voor de lidstaten moeilijk maken een begin te maken met het volledig besteden van EU-kredieten. De Europese Commissie had er beter aan gedaan zich daarop te richten en de administratieve lasten te verminderen dan om zonder nadenken de betalingskredieten te verlagen. Ik denk dat we tijdens de overlegvergadering nog eens ernstig van gedachten moeten wisselen over deze kwestie. Wat rubriek 4 betreft – “De EU als mondiale partner” – is het duidelijk dat de middelen die de Commissie voorstelt onvoldoende zijn. Het ontwerp van rubriek 4 moet opnieuw worden bekeken, waarbij rekening moet worden gehouden met onze verplichtingen in Kosovo, Palestina en elders, teneinde te komen tot realistische cijfers. Ook voor de nieuwe prioriteiten van de EU – gemeenschappelijk energiebeleid en bestrijden van de effecten van klimaatverandering – zijn in de begroting duidelijk te weinig middelen gereserveerd. Natuurlijk kunnen significante veranderingen aan de structuur van de begroting alleen in combinatie met de tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten worden gemaakt, maar specifieke veranderingen zijn eerder mogelijk. Een voorbeeld van zo’n verandering is de nieuwe lidstaten in staat stellen om een groter deel van de EU-middelen in programma’s voor energie-efficiëntie en woningverwarming te steken. Tot slot nog een opmerking over een institutionele kwestie. Bij de start van de begrotingsprocedure 2009 gingen de instellingen ervan uit dat het Verdrag van Lissabon volgend jaar in werking zou treden. De huidige situatie met betrekking tot het Verdrag is niet erg duidelijk. Het is belangrijk dat we het eens worden over de precieze procedurele gevolgen van het Verdrag voor het begrotingswerk van de instellingen. Dank u.
Gabriela Creţu (PSE). – (RO) Het ondersteunen van de interne markt is volstrekt gerechtvaardigd als we daarmee een hoge mate van consumententevredenheid bereiken doordat goederen en diensten veiliger worden en het oplossen van eventuele problemen efficiënter kan gebeuren, mits een eerlijke mededinging is gewaarborgd.
De voorstellen die door de IMCO voor de begroting 2009 zijn ingediend, volgen deze lijn. We vragen om extra middelen voor het SOLVIT-netwerk, dat ondanks de gerechtvaardigde verwachtingen de juridische problemen waar burgers op de interne markt mee te maken krijgen, onvoldoende efficiënt oplost.
We ondersteunen ook de verdere financiering van de projecten betreffende consumenten, marktonderzoek, onder andere naar de prijzen, en markttoezicht.
De verzamelde gegevens bieden mogelijk ook een verklaring voor de verstoringen die kunnen optreden en helpen met het vinden van adequate maatregelen voor het corrigeren van negatieve situaties. We constateren dat de financiering voor de meeste hoofdstukken die voorwerp van debat zijn, toereikend is. Wel maken we ons grote zorgen over het feit dat de huidige structuur van de begrotingsuitgaven allesbehalve transparant is.
De democratische controle op de bestemming van overheidsgeld wordt op die manier ondergraven, wat voor het Parlement volstrekt onacceptabel is.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – (RO) In het eerste verslag van het Europees Parlement over het voorontwerp van begroting 2009 moet heel duidelijk worden aangegeven wat op dit moment de politieke prioriteiten van de Europese Unie zijn.
Ik denk dat in het verslag te veel nadruk wordt gelegd op de budgettaire tekortkomingen met betrekking tot de strijd tegen de opwarming van de aarde en te weinig op het probleem van de voedselcrisis waar EU-burgers mee te maken hebben. De prijzencrisis en de voedselonzekerheid waar we op dit moment voor het eerst in meer dan dertig jaar mee worden geconfronteerd, horen thuis in het lijstje van begrotingsprioriteiten.
Ik denk dat het enige instrument waarmee we op efficiënte wijze op deze situatie kunnen reageren, het gemeenschappelijk landbouwbeleid is. Alleen daarmee kan worden gegarandeerd dat in Europa voldoende voedsel wordt geproduceerd.
Ik ben het dan ook oneens met het voornemen om de in titel 2 van de begroting beschikbare marges, voor iets anders dan voor landbouw te gebruiken. Ten tweede, al jaren worden middelen die voor rechtstreekse inkomenssteun aan landbouwers zijn bestemd (eerste pijler), via verschillende methodes naar projecten voor plattelandsontwikkeling (tweede pijler) overgeheveld.
Ik herinner u eraan dat projecten voor plattelandsontwikkeling niet leiden tot een productiestijging in Europa en dus ook niet tot het oplossen van de huidige voedselcrisis.
Zelfs wanneer deze overboekingen via het instrument modulatie nu al jaren plaatsvinden, hebben we voor het aanpakken van de huidige problemen de beste maatregelen nodig, en die zitten bij de traditionele instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Szabolcs Fazakas (PSE). – (HU) Dank u dat u mij het woord geeft, mevrouw de Voorzitter. Commissaris, dames en heren, ik wil om te beginnen de rapporteur, mevrouw Haug, feliciteren met het uitstekende werk dat ze tot nog toe heeft verricht, en met het uitgebreide standpunt dat nu voor ons ligt, op basis waarvan de rapporteur binnen het door de Commissie aangegeven kader een begroting probeert te maken waarin onze prioriteiten beter tot uitdrukking komen en die ons tegelijkertijd in staat stelt om op de mondiale uitdagingen te reageren.
Gezien de dreigende stagflatie is het een belangrijke en positieve stap dat van “groei, werkgelegenheid, innovatie en cohesie” de grootste rubriek in de begroting is gemaakt. Tussen de regels door zijn ook de financieringsbronnen voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering en een veilige en competitieve energievoorziening te vinden. Het zou nog beter zijn geweest als deze uitdagingen – vermindering van CO2-emissies, energiebesparing en bevorderen van hernieuwbare energie – een aparte rubriek hadden gekregen, teneinde de ontwikkeling van een duurzaam Europees energiebeleid te bevorderen. Dank u.
Brigitte Douay (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, na het Ierse referendum is het voor de EU zelfs nog belangrijker geworden om meer naar haar burgers te luisteren en ze beter te informeren over de zaken die ze elke dag bezighouden. Dat geldt zeker nu, minder dan een jaar voor de Europese verkiezingen, wanneer we de belangstelling van kiezers voor Europese vraagstukken willen wekken en ervoor willen zorgen dat op zijn minst het begin van een consensus bestaat over doelstellingen en beleid.
Dit is een moeilijke tijd voor de begroting 2009, waarover mevrouw Haug een uitstekend verslag heeft opgesteld, dat zich onderscheidt door een nieuwe aanpak van de belangrijkste vraagstukken en waarvoor breed overleg is gevoerd. Wat ik me met name van haar verslag herinner, zijn de punten die betrekking hebben op burgerschap en voorlichting, ten aanzien waarvan we in 2009 voor grote uitdagingen zullen staan en waarvoor bijgevolg aanzienlijke middelen nodig zijn. Maar helaas is de marge in de desbetreffende rubriek klein.
Voorlichting is een essentieel democratisch instrument. Of ze nu in een oude of nieuwe lidstaat wonen, burgers moeten beter worden geïnformeerd over wat de EU werkelijk inhoudt en doet en moeten met name worden geïnformeerd over haar begroting. Daarover moeten ze van de belangrijkste instellingen duidelijke, relevante en samenhangende informatie krijgen. In dit verband lijkt het verzoek om voor de Europese Unie een soort logo in te voeren dat de Unie in heel Europa herkenbaar maakt en iedereen aanspreekt, een belangrijk element om burgers beter bij het project “Europa” te betrekken.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, jaarbegrotingen zijn een soort compromis tussen, enerzijds, de strategische doelen die in de meerjarige financiële kaders zijn vastgelegd en, anderzijds, de politieke en economische situatie, en dan met name de noodzaak om bij onvoorziene situaties op de markt op te treden.
Het laatste is waar we op dit moment mee te maken hebben: de energie- en brandstofprijzen schieten omhoog en er zijn duidelijke symptomen van een mondiale voedselcrisis, terwijl de prijzen van voedselgrondstoffen stijgen. Wat is de Commissie voornemens te doen en welk bedrag kan op de begroting worden toegewezen aan maatregelen om te voorkomen dat deze moeilijke situatie verder verslechtert, dat de crisis escaleert?
We hebben jarenlang aan een zeer belangrijk energie- en klimaatpakket gewerkt. Maar ik vraag me toch sterk af of de doelstellingen daarvan wel in de financiële prioriteiten van de begroting 2009 tot uitdrukking komen. In 2009 worden de verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden. We zullen aan de burger verantwoording moeten afleggen voor de wijze waarop we zijn belastinggeld hebben besteed en of de bestedingen in overeenstemming waren met de doelstellingen van Europa en haar burgers.
Jutta Haug, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, hartelijk dank voor de vele lovende woorden, voor uw waardering van mijn werk en natuurlijk ook voor uw steun. Maar u weet natuurlijk net zo goed als ik dat dit werk alleen kan worden gedaan als alle leden van dit Huis samenwerken. Alleen dan staan we sterk genoeg tegenover de Raad om de zaken die volgens ons van essentieel belang zijn, door te drukken.
Ik was met name erg gecharmeerd van het beeld dat de heer Surján van mij en de commissaris schetste, als twee in elkaar grijpende raderen. Het beviel me daarom zo goed, omdat wanneer twee raderen in elkaar grijpen, ze iets in beweging zetten, en dat is precies wat we willen. We willen iets in beweging brengen, we willen geen statistische begroting, en we willen vooral ook de Raad in beweging brengen. Zoals de Voorzitter zei, kunnen de staatshoofden en regeringsleiders na afloop van hun topconferenties via een communiqué wel allerlei fantastische dingen roepen, maar uiteindelijk moeten de Commissie en het Parlement de zaken aan het rollen brengen. Natuurlijk speelt de Raad als tweede tak van de begrotingsautoriteit ook een rol in het gebeuren, maar meestal heb ik toch de indruk dat wij de Raad moeten meetrekken en er van hem maar weinig elan uitgaat.
Op een vroeg tijdstip – nog voor het zomerreces – hebben we het voorontwerp van begroting nu opnieuw geanalyseerd, hebben we meningen uitgewisseld en hebben we duidelijk uitgewerkt hoe de begroting van de Europese Unie voor 2009 er volgens ons uit moet zien. Daarmee hebben we een goede basis gelegd voor de voorbereiding op de eerste lezing na het zomerreces.
Ik hoop dat alle leden het verslag dan net zo krachtig zullen ondersteunen als ze dat vandaag hebben gedaan.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt dinsdag 8 juli 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Cătălin-Ioan Nechifor (PSE), schriftelijk. – (RO) De Begrotingscommissie vraagt om werkelijke steun voor de arme regio’s en verzoekt om een grotere begroting voor deze regio’s als uitdrukking van het solidariteitsbeginsel. Het verslag-Haug handelt over de begroting 2009, waarin uitvoerig wordt aangegeven wat de huidige prioriteiten van de Europese Unie zijn. Dat zijn onder meer de bestrijding van klimaatverandering en solidariteit jegens de armere regio’s.
Als onderdeel van de nieuwe aanpak moet de Unie haar inzicht vergroten in de moeilijkheden en behoeften van de armere regio’s en zorgen voor meer financiële steun, wat volgens de relevante Europese instellingen die de voortgang van ontwikkelingsprocessen monitoren, zal leiden tot minder ongelijkheid en meer economische en sociale samenhang.
Voor Roemenië zou de budgetwijziging goed nieuws kunnen zijn als het gaat om de financiering van ontwikkelingsregio’s, omdat zes van de acht ontwikkelingsregio’s in dat land behoren tot de vijftien armste regio’s van de Europese Unie en de ontwikkelingsregio in het noordoosten van Roemenië ook dit jaar weer de laagste plaats inneemt op de lijst van armste regio’s. We hebben nu dus een goede kans tot het verminderen van de aanzienlijke economische, sociale en culturele achterstand alsook de achterstand in civilisatie die we hebben ten aanzien van de regio’s in West-Europa. Daar moeten we voor vechten en dat moet onze voortdurende aandacht hebben.
17. WTO-geschil Airbus/Boeing (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Markov, namens de Commissie internationale handel, aan de Commissie, over het WTO-geschil Airbus/Boeing (O-0033/2008 – B6-0155/2008).
Helmuth Markov, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het handelsgeschil tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over megavliegtuigen is geen geschil zoals alle andere die voor beslechting aan de WTO worden voorgelegd. Het betreft verreweg de grootste en meest gecompliceerde procedure die ooit is ingesteld. Er zijn enorme belangentegenstellingen mee gemoeid.
De Verenigde Staten heeft kritiek geuit op de wijze waarop de EU en de in het consortium met EADS participerende lidstaten de laatste twintig jaar de introductie van nieuwe megavliegtuigen hebben gesubsidieerd. De EU, van zijn kant, heeft de Verenigde Staten beschuldigd van verborgen subsidies voor Boeing, die zouden zijn verstrekt in het kader van defensie- en ruimtevaartprojecten. We weten nog niet hoe het arbitragepanel van de WTO zal besluiten. Ik neem aan dat men tot het oordeel zal komen dat beide partijen toepasselijke WTO-regels hebben overtreden. Maar daarop vooruitlopend kunnen toch al enkele aanbevelingen worden gedaan die in beginsel los staan van de uitkomst van de procedure.
Ten eerste, misschien is het tijd dat zowel Boeing als Airbus financieel meer op eigen benen gaan staan en bij tegenslag niet meer op uitgebreide overheidssubsidies kunnen terugvallen, dat ze niet langer overheidssteun en winsten opstrijken terwijl ze eventuele risico’s door vennootschapsvorming ontlopen. Een betere werking en grotere transparantie van de luchtvaartsector zou alle onderdelen van de industrie, en ook de afnemers, zeker ten goede komen.
Dit betekent niet dat de grote vliegtuigfabrikanten helemaal geen financiële steun meer zouden moeten krijgen. Ik wil alleen benadrukken dat een evenwichtig en geschikt systeem nodig is waarbij niet alleen wordt gekeken naar de belangen van grote ondernemingen maar ook rekening wordt gehouden met belangrijke vraagstukken zoals werkgelegenheid, milieubescherming en passagiersveiligheid.
Ten tweede, in dit opzicht is het veelbetekenend dat in 2007, als gevolg van een herstructurering die volgens mij onnodig was, duizenden werknemers van Airbus hun baan verloren, terwijl dit Europese consortium in de jaren daarvoor enorme winsten had gemaakt. Dit is niet de manier waarop je als management een crisis oplost, zeker niet wanneer niet je personeel de schuld draagt maar je zelf enorm hebt gefaald.
Ten derde, het bestaan van het arbitragepanel van de WTO is een belangrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van de internationale handelsregeling, omdat dit orgaan bij meningsverschillen over de interpretatie van de overeenkomsten van de Uruguayronde, betrouwbare aanwijzingen geeft. Ook wij zullen een uitspraak over ons meningsverschil krijgen. Maar is dat voldoende voor een oplossing?
Ten vierde, het is betreurenswaardig dat de overeenkomst tussen de EU en de VS inzake de handel in grote burgerluchtvaartuigen, van 1992, niet voldoende was om via onderhandelingen tot een oplossing te komen en dat een gerechtelijke uitspraak nodig is.
Ten vijfde, de luchtvaartindustrie staat op dit moment voor nieuwe uitdagingen. De economische crisis en de stijging van de olieprijs hebben ongekende effecten op het luchtvervoersysteem. Er moet snel een oplossing worden gevonden. Misschien is het wel tijd om over samenwerking in plaats van confrontatie na te denken.
Ten zesde, wat overheidsopdrachten betreft, ben ik persoonlijk van mening dat het beter zou zijn deze belangrijke sector van de economie niet volledig in het WTO-systeem op te nemen. In bijna alle nationale economieën zijn overheidsopdrachten een belangrijke katalysator voor economische ontwikkeling. Op bepaalde terreinen die belangrijk zijn voor de manier waarop de maatschappij zich ontwikkelt moet de politiek een zekere invloed kunnen uitoefenen.
Ten zevende, het is tijd dat de Verenigde Staten en de EU afspreken dat een zekere politieke sturing van economische ontwikkeling mogelijk moet blijven, onder andere door het gunnen van overheidsopdrachten en financiële ondersteuning. Maar daarnaast zijn ook transparantiemechanismen en democratische controle nodig om ervoor te zorgen dat iedereen zich aan de regels houdt.
Ten achtste, de zaak-Boeing laat zien dat een regering zich niet moet verschansen achter vermeende nationale defensiebelangen wanneer ze gewoon de eigen nationale industrie wil ondersteunen of, beter gezegd, een klein aantal invloedrijke lobbygroepen tevreden wil stellen.
Ten negende, bij deze controverse gaat het om meer dan een geschil tussen de EU en de Verenigde Staten. Dit is opnieuw een geval waarbij degenen die zeggen op te komen voor vrijhandel, overgaan tot protectionisme wanneer de eigen belangen in het geding zijn. We moeten ons zowel van het een als van het ander distantiëren, omdat ze allebei niet tot betere omstandigheden voor onze burgers leiden, maar alleen tot discriminatie en oneerlijke concurrentie door toepassing van dumping.
Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal namens commissaris Mandelson de mondelinge vraag beantwoorden. De commissaris kon vandaag niet aanwezig zijn, omdat hij betrokken is bij bilaterale besprekingen in het kader van de Doharonde, die zich in een vergevorderd stadium bevinden.
De Amerikaanse klacht tegen Europese steunverlening aan Airbus en de Europese klacht tegen Amerikaanse subsidies voor Boeing liggen momenteel voor het arbitragepanel van de WTO. De EU heeft haar juridisch standpunt inmiddels verdedigd. We verwachten dat de interimverslagen over deze klachten in het najaar of de winter zullen worden gepubliceerd. De volgende stappen zijn afhankelijk van de uitkomst van het geschil en van de belangen die eraan ten grondslag liggen.
Wat betreft de vraag naar de gevolgen voor het concurrentievermogen van de industrie, zie ik geen reden waarom het aanhangige WTO-geschil tussen de EU en de VS over steunverlening aan Airbus en Boeing gevolgen zou moeten hebben voor het vermogen van de Europese industrie om met Amerikaanse ondernemingen op een eerlijke wijze te dingen naar overheidsopdrachten
Doel van het plaatsen van een overheidsopdracht voor een tankvliegtuig is om voor zo weinig mogelijk belastinggeld het beste tankvliegtuig te krijgen. De Amerikaanse luchtmacht meent dat het toestel van Northrop Grumman en EADS superieur is aan het toestel van Boeing en het beste aan haar behoeften voldoet. De kwestie van de steunverlening aan Airbus is hierbij irrelevant. Het WTO-geschil en de aanbesteding staan dus volkomen los van elkaar.
Wat betreft de reacties van de Amerikaanse rekenkamer (Government Accountability Office), blijft de keuze van de Amerikaanse luchtmacht voor de Northrop Grumman KC-45 onverlet. Het is een misvatting dat Northrop Grumman en EADS North America verloren zouden hebben of dat de gunning aan Boeing ongedaan zou zijn gemaakt. Northrop Grumman en EADS North America staan nog steeds onder contract, ofschoon het consortium bevel heeft gekregen de contractuele werkzaamheden voorlopig te staken.
De Amerikaanse rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop de luchtmacht de inschrijvingen heeft beoordeeld, niet naar de capaciteiten van het toestel. Ze heeft niet gezegd dat de gunning ongedaan moet worden gemaakt en dat opnieuw moet worden ingeschreven. De luchtmacht en het ministerie van Defensie hebben aangegeven dat de KC-45 het beste aan de gestelde eisen voldoet. De rekenkamer heeft de luchtmacht verzocht om binnen zestig dagen na de bekendmaking van 18 juni aan te geven welke stappen zullen worden genomen.
De overheidssteun voor de lucht- en ruimtevaartsector vloeit over het algemeen voort uit het inzicht dat bepaalde ontwikkelingen in de bouw van grote burgervliegtuigen vragen om zeer hoge investeringen. Volgens de Commissie moet het geven van overheidssteun aan de lucht- en ruimtevaartsector aan weerszijden van de Atlantische Oceaan echter op evenwichtige wijze gebeuren, zodat het niet leidt tot marktverstoring. Dan kan overheidssteun bijdragen aan innovatie, meer veiligheid, betere milieuprestaties en een hogere efficiency in het luchtvervoer. Zowel luchtvaartmaatschappijen, consumenten als overheden zijn gebaat bij een gezonde concurrentie in de sector.
Wat betreft de vooruitzichten voor de bilaterale overeenkomst van 1992 is het zo dat ondanks verschillende goedwillende pogingen die de laatste jaren zijn ondernomen om tot een minnelijk oplossing van het geschil te komen, de verschillen tussen de twee partijen– de VS en de EU – te groot zijn gebleken. De VS ontkent dat ze Boeing subsidieert en eist tegelijkertijd van de EU dat alle Europese steun aan Airbus wordt stopgezet. Deze houding van de Amerikanen heeft het vooralsnog onmogelijk gemaakt om een eerlijke en evenwichtige basis voor een minnelijke schikking te creëren.
Op 18 oktober 2007 heeft Boeing het aanbod van Airbus om te praten over een minnelijke schikking openlijk van de hand gewezen. We moeten ook beseffen dat de stemming in de VS aan de vooravond van de verkiezingen een evenwichtige oplossing op dit moment niet in de hand werkt. We verwachten daarom geen spoedige oplossing van dit geschil, althans niet voordat de WTO zich zowel over de zaak-Airbus als de zaak-Boeing heeft uitgesproken.
Ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om de geachte afgevaardigde te danken voor zijn belangstelling en steun voor deze kwestie, zoals die uit de mondelinge vraag en de resolutie die we hebben ontvangen, naar voren komen.
Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, goede Euro-Atlantische economische betrekkingen zijn zowel voor Europa als de Verenigde Staten van uitermate groot belang. Voor eventuele handelsgeschillen moet een transparante en evenwichtige oplossing worden gezocht.
In het onderhavige geval is het wenselijk dat beide partijen een eerlijke behandeling van hun zaak krijgen en dat ten aanzien van overheidssteun voor de luchtvaartindustrie een evenwichtige benadering wordt gevolgd. Deze financiële steun is met name belangrijk voor het bevorderen van onderzoek, innovatie en milieubeheer, alsook voor het verhogen van de veiligheid en het verbeteren van de efficiency in het luchtvervoer.
De eenzijdige opzegging door de Verenigde Staten van de bilaterale overeenkomst van 1992 is reden tot bezorgdheid, aangezien Europese overheidssteun volledig conform de letter en geest van die overeenkomst is.
De EU is terecht van mening dat de investeringen in Airbus maar beperkt zijn geweest, en dat de geïnvesteerde gelden bovendien terug moeten worden gegeven en geen concurrentieverstorend effect hebben, in tegenstelling tot de Amerikaanse subsidies, die verboden en à fonds perdu zijn.
Zoals u weet heeft de Unie zich uitermate ingespannen om via onderhandelingen te komen tot een bonafide schikking van deze zaak. Vooralsnog is daar van Amerikaanse zijde echter niet op gereageerd. De Europese Commissie dient zich daarom in de onderhandelingen krachtig op te stellen voor een langetermijnschikking die bepalingen bevat over rechtmatige en evenwichtige concurrentie.
De Amerikaanse eis om de subsidieverlening aan Airbus te stoppen – als voorwaarde voor onderhandelingen – is onaanvaardbaar.
Erika Mann, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de enige reden waarom we vanavond dit debat willen, is dat de aanvallen van Amerikaanse zijde, door zowel Boeing als veel Congresleden, over de gunning van het contract aan Northrop Grumman/EADS, zeer hard zijn en zelfs tegen individuele lidstaten zijn gericht. Dat is de reden voor dit debat en dat is ook de reden waarom er een resolutie zal worden ingediend, waar ik erg dankbaar voor ben, omdat we van de zijde van commissie al lang aan deze resolutie werken.
De frustratie richt zich tegen het feit dat Northrop Grumman/EADS bij een openbare aanbesteding een aanbod heeft gedaan dat van de Amerikaanse luchtmacht de voorkeur heeft gekregen boven een aanbod van Boeing. Dat is de normaalste zaak van de wereld. Het gaat hier immers om NAVO-partners en niet om landen die niet regelmatig samenwerken. We zijn verbonden in het Trans-Atlantisch Partnerschap, wat bij elke top steeds weer wordt benadrukt. Op de drie genoemde terreinen koopt Europa vier keer zoveel van de Amerikanen als andersom. Er is dus al sprake van en zeer intensief “partnerschap”.
Er is absoluut geen reden voor de Amerikanen om gefrustreerd te zijn. Dat is wat we hier duidelijk willen maken. Het is niet nodig om opnieuw in details te treden. Dat hebben de commissaris en de heer Papastamkos al gedaan, en ik dank ze daarvoor. Wat we hier vandaag in wezen willen doen, is uiting geven aan een politiek protest – wat overigens ook de Amerikanen niet vreemd is, die met hun protesten en voortdurende opmerkingen steeds weer de WTO-discussie beïnvloeden. Het kan toch niet zo zijn dat de Amerikaanse luchtmacht een opdracht gunt aan, onder andere, een Europees consortium, terwijl tegelijkertijd over een WTO-zaak wordt beslist. Dat maakt duidelijk dat de twee kwesties op het politieke vlak met elkaar zijn verweven. Maar de commissaris heeft natuurlijk volstrekt gelijk wanneer ze zegt dat de WTO-zaak en de gunning feitelijk los van elkaar staan.
De Commissie en de lidstaten vonden het steeds weer belangrijk om de feiten op een rijtje te zetten. Daar wil ik ze graag persoonlijk voor danken. Ook wil ik mijn collega’s in dit Huis danken voor het feit dat we eindelijk dit debat heb kunnen voeren en de resolutie kunnen indienen. Ik hoop dat we daarmee ook bij de Amerikanen een gunstig gehoor zullen vinden.
Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de markt voor de bouw van megavliegtuigen wordt nu al enkele jaren bijna volledig beheerst door Airbus en Boeing. De afgelopen twee jaar heeft de WTO echter onderzoek gedaan naar een geschil tussen de EU en de VS over subsidies aan deze zwaargewichten. Behalve dat er veel geld op het spel staat, gaat het ook om het leiderschap in state-of-the-art-technologie, en dat laatste is misschien nog wel het belangrijkste.
De Verenigde Staten beschuldigen Airbus ervan te profiteren van uitgebreide subsidies en gunstige overheidskredieten van EU-lidstaten. Ondertussen horen we van Europese zijde ernstige bedenkingen over de enorme steun die Boeing in de vorm van belastingvrijstellingen van de staten Illinois, Kansas en Washington krijgt, alsook over de hulp die de vliegtuigbouwer van het leger en NASA in het kader van overheidsopdrachten ontvangt.
We vrezen voor een Pyrrusoverwinning in dit geschil. Beide ondernemingen profiteren van overheidssteun waarvan de rechtmatigheid twijfelachtig is. Maar laten we niet vergeten dat dit de enige bouwers van grote passagiersvliegtuigen zijn. Ze concurreren met elkaar, maar als we willen dat ze gebruik maken van de beste oplossingen op het gebied van design en technologie, zullen ze ook met elkaar moeten samenwerken. Dat kan niet anders dan in het voordeel van de passagiers zijn.
Wat volgens mij nodig is, is meer partnerschap en vriendschappelijke onderhandelingen, omdat er op de wereldmarkt voldoende plaats is voor zowel Airbus als Boeing. Volgens mijn berekeningen zal de wereld over vijftien jaar zo’n 36 000 moderne, veilige burgervliegtuigen nodig hebben. Daarvan zullen er misschien 1 500 megavliegtuigen zijn. Het is moeilijk met zekerheid te zeggen wie de marktleider zal worden – Boeing of Airbus – maar laten we niet vergeten dat ook Rusland op deze markt actief begint te worden, en Rusland doet ook aan overheidssubsidiëring.
Jacky Hénin, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het WTO-geschil tussen Airbus en Boeing is een grap. De Amerikanen verzetten zich met alle middelen tegen de superioriteit van Airbus en zijn zelfs bereid om daarvoor naar de rechter te stappen. Maar terwijl Airbus terugbetaalbare gelden heeft ontvangen, bezwijkt Boeing onder het gewicht van financiering uit verschillende landen, en met name onder het enorme gewicht van gelden voor militair onderzoek. Dat is de reden waarom de “Dreamliner” het meest gesubsidieerde vliegtuig ter wereld is.
De werkelijke oorzaak van de oneerlijke concurrentie is in dit geval de zwakke dollar. Helaas zijn de VS en de Europese Centrale Bank daar beide medeplichtig aan. Vandaar dat de werkelijke vraag is of Airbus zijn toestel ook in de toekomst in het eurogebied zal ontwerpen en bouwen. Een bevestigend antwoord zou betekenen dat de Europese Centrale Bank gaat bijdragen aan het bevorderen van de werkgelegenheid in de industrie, in plaats van zonder enigerlei garantie op terugbetaling investeringsbanken te herfinancieren. Het zou betekenen dat een Europees staatsfonds wordt gecreëerd, dat in de plaats zou komen van de particuliere aandeelhouders van EADS, die niet in staat zijn gebleken een relevante industriële strategie te ontwikkelen en liever hun dividenden beschermen.
Vervanging van de A320 door een toestel met twintig procent minder brandstofverbruik is alleen mogelijk met het soort investeringen dat de aandeelhouders afwijzen. Wanneer Europa met succes een industriebeleid wil voeren dat beantwoordt aan de behoefte aan energiezuinig luchtvervoer, dan is een sterke EADS-groep nodig, die voor honderd procent in handen van de staat is.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ieder weldenkend mens die de twee WTO-zaken heeft gevolgd, zal tot de conclusie komen dat het lood om oud ijzer is. Terwijl Boeing van de federale en deelstaatregeringen meer steun ontvangt dan volgens de Europees-Amerikaanse overeenkomst van 1992 is toegestaan, van NASA en in het kader van Defensieprogramma’s subsidies ontvangt, profiteert van onderhands gegunde militaire contracten tegen geïnflateerde prijzen, en belastingvrijstellingen geniet krachtens de Amerikaanse wetgeving inzake “foreign sales corporation”, die in strijd zijn met de WTO-regels, beklagen de Verenigde Staten zich er op hun beurt over dat Airbus startsteun voor O&O ontvangt, subsidies voor ontwikkelings- en productiefaciliteiten, leningen op preferentiële voorwaarden, kwijtschelding van schulden die zijn aangegaan voor de ontwikkeling en productie van grote burgervliegtuigen, subsidies voor O&O en illegale exportsubsidies.
Positief is dat veel Europese luchtvaartmaatschappijen nog steeds Boeingvliegtuigen bestellen en het Amerikaanse ministerie van Defensie het contract voor het tankvliegtuig eerst aan EADS/Northrop Grumman gunde. Dat zijn positieve tekenen. Hoewel beide partijen reden tot klagen hebben, ben ik bang dat we hier toch vooral te maken hebben met regelrecht antiamerikanisme en een kleingeestige Europese mentaliteit.
Airbus wordt voorgesteld als de hemelse verlosser die afdaalt uit het Europese luchtruim, terwijl Boeing de kwaadaardige Amerikaanse onderneming is die op oneerlijke wijze de mondiale luchtvaart wil overheersen. Ik hoop oprecht dat mijn fractie, de EPP, deze resolutie niet zal steunen, omdat de fractie zich dan werkelijk van haar slechtste zijde zou laten zien: anti-Amerikaans, protectionistisch en bang voor concurrentie. Misschien laten we ons te veel beïnvloeden door het Franse voorzitterschap. Laten we alstublieft voorkomen dat de initialen “EPP” gaan staan voor “Europese Partij voor Protectionisme”.
Kader Arif (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in de resolutie waar we over gaan stemmen worden de Commissie een aantal aanbevelingen gedaan en wordt ze eraan herinnerd dat ze, namens de EU, zowel de belangen van de lidstaten als de belangen van de Europese industrie voor grote burgervliegtuigen moet verdedigen.
Aangezien het Amerikaanse congres Boeing al bij talloze gelegenheden heeft gesteund, en gelet op het feit dat de schending van het contract voor de tankvliegtuigen de positie van de Europese vliegtuigbouwer ondermijnt, is de onvermoeibare steun van de hele Europese Unie – de lidstaten, de Commissie en het Parlement – belangrijker dan ooit. Dat is bekend. EADS is breed bekritiseerd en er is twijfel gerezen over zowel de serieusheid als betrouwbaarheid van de groep.
De Commissie moet vandaag over twee dingen zekerheid verschaffen. Ten eerste, het beroep van Boeing betreffende de aanbestedingsprocedure voor de tankvliegtuigen mag geen enkele discussie doen ontstaan over de kwaliteit van het voorstel van het consortium van EADS en Northrop Grumman, omdat de klacht van Boeing alleen de selectieprocedure betreft. Een vernietiging van het besluit van de Amerikaanse luchtmacht zou onaanvaardbaar zijn. De Commissie moet dit punt duidelijk naar voren brengen.
De Commissie moet ook laten weten dat de Amerikaanse aanvallen op Airbus binnen de WTO niet gerechtvaardigd zijn. Niet alleen is er niets mis met het systeem van terugbetaalbare financiering – omdat het, zoals de naam al zegt, terugbetaald moet worden – maar het Amerikaanse standpunt is des te verrassender omdat de Amerikaanse steunverlening aan Boeing zowel strijdig is met de WTO-regels als met de bindende overeenkomsten tussen Europa en de Verenigde Staten.
Ter voorkoming van een onvruchtbare confrontatie die alleen maar de industriële belangen van de betrokken partijen aantast en de Europees-Amerikaanse betrekkingen ondergraaft – die overigens toch al toe zijn aan verbetering – moet via onderhandelingen naar een oplossing worden gezocht. Alleen via onderhandelingen kan een duurzame oplossing worden bereikt. Dit moet worden voorafgegaan door een periode waarin beide partijen laten zien te goeder trouw te zijn.
Nog een laatste vraag: kan de nieuwe situatie de uitkomst van het geschil beïnvloeden?
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst namens collega Sturding mijn verontschuldigingen uitspreken voor het feit dat hij de plenaire vergadering niet kan bijwonen. Hij werd opgehouden.
Laat ik vooropstellen dat de Verenigde Staten en Europa, althans de meeste lidstaten, NAVO-partners zijn. Dit is dus een geschil tussen bevriende partijen. Ik wil ook vooropstellen dat de Verenigde Staten en de EU in 1992 een overeenkomst inzake grote burgervliegtuigen hebben ondertekend. Die overeenkomst heeft eigenlijk vrij goed gewerkt, totdat de Verenigde Staten in 2004 een beroep deden op het arbitragepanel van de WTO en daarmee afweken van de bepalingen van de overeenkomst.
We weten dat overheidssteun in zekere zin normaal is, zeker op de markt voor grote militaire en burgervliegtuigen. Toch is het belangrijk dat die steun streng wordt gecontroleerd en er strikte voorwaarden voor gelden. De Europese Unie houdt daar vooralsnog streng de hand aan. EADS heeft de subsidies voor de Airbus dan ook al grotendeels terugbetaald en soms zelfs meer terugbetaald dan feitelijk aan overheidsgeld was ontvangen. Dit is uitgebreid gedocumenteerd. De Verenigde Staten, daarentegen, hebben zulke bewijsstukken nog steeds niet overgelegd, en het is niet precies duidelijk in hoeverre Boeing deze verplichtingen is nagekomen.
In zijn algemeenheid zou ik willen zeggen dat de Europese Unie natuurlijk voorstander is van vrijhandel, maar deze resolutie zou niet moeten uitmonden in retoriek tegen Amerika. Het is belangrijk dat partners elkaar fair bejegenen. Ik ga ervan uit dat het arbitragepanel van de WTO zich in deze geest zal uitspreken.
Een simpel antiamerikanisme zou in dit geval wat kort door de bocht zijn, maar we zullen de Verenigde Staten toch moeten oproepen zich aan de regels te houden die we samen hebben afgesproken.
Glyn Ford (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik steun deze resolutie en de meeste amendementen erop, waaronder die welke namens mijn collega Erika Mann zijn ingediend.
In mijn kiesdistrict, en dan met name in de Bristolse wijk Filton, zijn duizenden mensen voor hun baan rechtstreeks afhankelijk van Airbus. En voor het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie als geheel loopt dat cijfer natuurlijk in de tienduizenden.
Ik zou de heer Kamall rechtstreeks op zijn buitengewoon Eurosceptische en anti-Europese houding hebben aangesproken, maar omdat hij nog geen twee minuten na beëindiging van zijn bijdrage opdonderde, heb ik daar niet de gelegenheid toe. Ik hoop dat een van zijn fractiegenoten hem zal uitleggen dat we normaalgesproken proberen om de debatten tot het einde te volgen, in plaats van de presentielijst in te vullen, te spreken en er weer snel vandoor te gaan voor een mededeling aan de pers.
In 1992 is een overeenkomst gesloten tussen Boeing en Airbus – of liever, tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten – om wederzijds af te zien van het indienen van klachten, hoewel dat in het voordeel is van Boeing, dat via NASA en het ministerie van Defensie rechtstreeks door de Amerikaanse regering wordt gesubsidieerd, terwijl Airbus uitsluitend startleningen krijgt, die met rente terug moeten worden betaald. Zo is al zeven miljard euro terugbetaald.
In 2004 heeft de Verenigde Staten deze overeenkomst geschonden door de hele kwestie aan de WTO voor te leggen. De vakbond “Unite” en de directie in het Verenigd Koninkrijk dringen er eensgezind op aan dat wij de Verenigde Staten ten aanzien van deze kwestie zoveel mogelijk onder druk zetten.
De kritiek van de kant van Boeing en het Congres moet krachtig worden bestreden. Als Airbus zijn concurrentiepositie ten opzichte van Boeing verliest, en Boeing als enige in de wereld overblijft, met een monopoliepositie, dan zal de EU opdrachten mislopen en banen verliezen. Een minnelijke schikking is duidelijk de beste oplossing en de beste weg vooruit – misschien “1992 plus”. Maar bij ontstentenis daarvan kunnen we niets anders doen dan krachtig ons standpunt verdedigen en de economische belangen, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in Europa.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
De Voorzitter. − Ik heb één ontwerpresolutie(1)overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op woensdag 9 juli 2008.
Schriftelijke verklaringen (art. 142)
Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat we na het debat over de klacht die Boeing bij de WTO tegen Airbus heeft ingediend en als reactie op de resolutie van de Amerikaanse senaat over hetzelfde onderwerp, nu vandaag een resolutie verdedigen waarmee het Parlement zijn steun uitspreekt voor Airbus.
De klacht van Boeing tegen Airbus lijkt meer te maken te hebben met commerciële belangen dan met vermeende overtredingen van mededingingsregels.
De klacht werd immers pas ingediend nadat Airbus een reeks vliegtuigorders in de wacht had gesleept. De Amerikaanse vliegtuigbouwer heeft overigens zelf de bilaterale overeenkomst van 1992 geschonden, omdat hij subsidies heeft ontvangen die volgens deze overeenkomst verboden zijn.
Jazeker, Airbus heeft ook subsidies ontvangen, maar daarbij gaat het om terugbetaalbare gelden die volgens de regels zijn toegestaan. Niet alleen zijn die gelden volledig terugbetaald, maar Airbus heeft ook nog eens veertig procent meer terugbetaald dan wat de EU-regeringen feitelijk hebben geleend.
Ik steun de resolutie die morgen in stemming wordt gebracht. Het Parlement moet oproepen tot een rechtvaardige en snelle oplossing van dit geschil en van de gelegenheid gebruik maken om openlijk zijn steun te betuigen aan Airbus.
18. Aanleggen van databank met vingerafdrukken van Roma in Italië (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over:
– de mondelinge vraag van de heer Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie, aan de Commissie, over het aanleggen van een databank met vingerafdrukken van Roma in Italië (O-0076/2008 – B6-0170/2008);
– de mondelinge vraag van de heer Catania, namens de GUE/NGL-Fractie, aan de Commissie, over het aanleggen van een databank met vingerafdrukken van Roma in Italië (O-0077/2008 – B6-0451/2008);
– de mondelinge vraag van Jan Marinus Wiersma, Claudio Fava, Kristian Vigenin, Gianni Pittella, Adrian Severin en Katalin Lévai, namens de PSE-Fractie, aan de Commissie, over het aanleggen van een databank met vingerafdrukken van Roma in Italië (O-0078/2008 – B6-0452/2008);
– de mondelinge vraag van Viktória Mohácsi, Marco Cappato, Alexander Alvaro, Sophie in 't Veld, Sarah Ludford, Jeanine Hennis-Plasschaert, Ignasi Guardans Cambó, Adina-Ioana Vălean, Renate Weber en Gérard Deprez, namens de ALDE-Fractie, aan de Commissie, over het aanleggen van een databank met vingerafdrukken van Roma in Italië (O-0080/2008 – B6-0453/2008).
Monica Frassoni, auteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, minister Maroni heeft gezegd dit debat “grotesk” te vinden. De werkelijkheid is echter dat hij vandaag is opgehouden om als een cowboy rond te paraderen en hij zijn Europese collega’s ervan probeert te overtuigen dat het allemaal de schuld is van de pers en “links” en hij echt alleen maar het beste voor heeft met die arme zigeuners die in vreselijke kampen zitten opgesloten, en dat dankzij etnische profilering alle Roma-kinderen een school zullen bezoeken, en dat het niet nodig is, en natuurlijk ook niet zijn bedoeling, om alle zigeuners te criminaliseren. Kortom, dit debat is grotesk…
U begrijpt natuurlijk dat ik het met de minister oneens ben. Dit debat en de aandacht die we op deze kwestie hebben weten te vestigen met de hulp van talloze NGO’s en veel medeafgevaardigden van verschillende nationaliteiten – want deze kwestie raakt niet alleen Italië – en ook van tal van mensen die gewoon bezorgd zijn over de stand van zaken ten aanzien van de rechten van mensen, is belangrijk, juist omdat we het debat hier, in Europa, houden, en omdat het gaat om de rechten van mensen en om EU-burgers. Het debat van vandaag is daarom mede bedoeld om te proberen een bijdrage te leveren aan het formuleren van een antwoord op de dringende vraag naar de betekenis van “Europa”.
Europa heeft een doel: het heeft tot doel om paal en perk te stellen aan cowboygedrag en onbesuisd en gewetenloos beleid dat behalve wreed ook ineffectief is; het heeft tot doel om racisme en discriminatie te bestrijden, via wetgeving en bestaande overeenkomsten die zijn voortgekomen uit een bloedige geschiedenis. Dit debat moet nog eens duidelijk maken dat er in Europa geen plaats is voor etnische profilering – te oordelen naar de totale ommezwaai die de Italiaanse regering met betrekking tot dit vraagstuk maakt, lijkt dat te lukken, en als dat inderdaad het geval is, verwelkomen we dat. Het debat is ook bedoeld om openlijk de noodzaak in twijfel te trekken – en het lijkt alleszins gerechtvaardigd dat te doen – om in een modern land met 58 miljoen inwoners, waar de maffia hele gebiedsdelen in eigendom heeft, 120 miljard euro beheert en een enorme omzet maakt, een land waar een van de rijkste provincies in de geschiedenis van Europa in afval dreigt te verstikken, om in zo’n land een noodtoestand van een jaar af te kondigen, niet omdat het getroffen is door een tsunami of aardbeving, maar wegens de aanwezigheid van honderdzestigduizend zigeuners, waarvan overigens de helft het Italiaanse staatsburgerschap heeft.
We denken dat dit een belangrijk debat is, omdat we met de dreiging van etnische profilering en de voortdurende criminalisering van Roma en Sinti, niet meer veilig zullen zijn. Degenen die zich ervoor inspannen om de Roma- en Sintigemeenschappen uit de marge van de samenleving te halen, waar ze in omstandigheden leven die worden gekenmerkt door armoede en geweld tegen vrouwen en kinderen – omstandigheden die objectief zijn vastgesteld, die werkelijkheid zijn, waarvan niemand van ons het bestaan ontkent – bevinden zich met hun werk in een impasse: als de situatie blijft zoals ze is, is er voor deze gemeenschappen gewoon geen uitweg.
Mijnheer de Voorzitter, we debatteren vandaag voor de derde keer in een paar maanden over deze kwestie. Ik hoop dat positieve, amicale en constructieve druk – waar in dit debat eveneens voorstanders voor zijn – landgenoten van mij en andere Europese burgers die denken dat alle “vreemdelingen” eruit moeten worden gegooid en die een gewelddadige, simplistische en racistische aanpak aanhangen voor wat feitelijk een probleem van uitsluiting en economische achterstand is, alsook een probleem dat raakt aan de cultuur van ons land en ons continent, dat zij ervan worden overtuigd dat dat de verkeerde weg is.
Ik nodig de commissaris daarom uit om het werk van de Commissie en het Parlement op dit terrein goed onder de aandacht te brengen, evenals de bestedingen aan positieve beleidsmaatregelen, die nog weinig bekend zijn, omdat ze naar de achtergrond worden gedrukt door de vooroordelen die niet alleen in Italië maar ook in de rest van Europa zijn ingeworteld.
Jan Marinus Wiersma, auteur. – (NL) Ook wij zijn verbijsterd over de meest recente maatregelen die de Italiaanse regering heeft aangekondigd om het zogenaamde Roma-probleem in Italië op te lossen. Ik vind het zeer jammer dat wij hier vandaag een dergelijk debat moeten voeren. Ik ben zelf jarenlang rapporteur geweest voor de toetreding van Slowakije en heb veel te maken gehad met de Roma-problematiek. Ik zei altijd: discrimineren mag niet, het is gewoon verboden, dat zijn de regels en de afspraken van de Europese Unie. Het registreren van Roma, dat lijkt heel erg op discrimineren en dat gebeurde in Slowakije niet. Het is jammer dat ik nu het debat moet voeren naar aanleiding van het optreden van de regering van een bestaande lidstaat.
Het meest recente pakket dat minister van Binnenlandse Zaken Maroni heeft uitgevaardigd om, zoals de regering het inmiddels noemt, de noodtoestand met de Roma aan te pakken, heeft een nare bijsmaak. Het aanleggen van een databank met vingerafdrukken van Roma-kinderen druist in tegen de grondbeginselen van de Europese Unie: non-discriminatie, gelijkheid voor de wet, bescherming van minderheden.
De aankondiging van deze maatregel komt op een moment dat de Europese Commissie haar beoordeling van een eerder pakket Italiaanse maatregelen nog niet heeft afgerond. In mei van dit jaar kregen de prefecten van grote steden buitengewone bevoegdheden om op te treden tegen illegalen en Roma, bevoegdheden die ook toen onze wenkbrauwen deden fronsen. Ik zou de Italiaanse regering dan ook tot grote terughoudendheid willen oproepen om de grens van het toelaatbare in Europa niet te overschrijden. Schrap die maatregel! Deze hoort niet thuis in de Europese Unie.
De Europese Commissie bevindt zich hier in een situatie die bij mijn weten niet eerder is voorgekomen. Wij vragen haar dan ook de maatregel nauwkeurig onder de loep te nemen. De Commissie moet een objectieve positie innemen, kijken naar de letter van het Verdrag en zich niet laten leiden door politieke overwegingen. Deze benadering en de benadering van Italië scheren langs het randje van het EU-Verdrag en de Commissie moet glashelder maken waar de grens ligt.
Het gaat echter niet alleen over Italië, laat dat duidelijk zijn. Wat met deze jongste episode nog maar eens duidelijk is geworden, is dat een veel actiever beleid nodig is om het sociale en economische isolement van de Roma te doorbreken en discriminatie tegen hen te bestrijden.
Vorige week woensdag presenteerde de Commissie een overzicht van hetgeen nu al mogelijk is met Europese instrumenten. Ik dank de Commissie daarvoor. Zoals de Commissie zegt, kunnen lidstaten meer en beter gebruikmaken van de bestaande instrumenten om de integratie van de Roma te bevorderen. Maar ik verwacht van de Commissie nu ook concrete plannen die vorige week nog ontbraken. Verschillende resoluties van dit Parlement, de laatste van januari van dit jaar, vragen daar ook om.
Als één ding duidelijk is geworden, is dat wij niet langer moeten wachten om de Roma en de positie van de Roma in Europa echt serieus te nemen. Het gaat om een zeer bijzondere minderheid die niet tot de traditionele minderheden gerekend kan worden. Het is een probleem dat heel Europa aangaat, zeker sinds de laatste uitbreidingen waardoor heel veel Roma EU-burgers zijn geworden. Een beleid van repressie zal uiteindelijk de problemen van de Roma niet oplossen en ook niet de problemen en spanningen die zij soms in onze maatschappij veroorzaken. Het gaat om een integrale aanpak, en de manier waarop de Italiaanse regering probeert het probleem aan te pakken is naar mijn mening onacceptabel.
Viktória Mohácsi, auteur. − (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Špidla, dames en heren, eind juni deed ik samen met de Voorzitter, Graham Watson, een schriftelijke oproep aan de Commissie om onderzoek te doen naar de ernstige situatie in Italië en ingeval van schending van EU-beginselen en het niet nakomen van gemaakte toezeggingen, passende maatregelen te nemen en haar veroordeling uit te spreken.
Naar aanleiding van de gewelddadige gebeurtenissen in Italië zullen verscheidene collega’s ons herinneren aan de onrechtvaardigheden die daar recentelijk hebben plaatsgevonden, zoals het verzamelen van vingerafdrukken. Ik zou net als collega Wiersma veel liever op werkelijke oplossingen willen aandringen.
Ik ben erg blij met de mededeling die de Commissie onlangs heeft uitgevaardigd, en nog blijer dat de Commissie het probleem van de Roma en de integratie van deze minderheidsgroep serieus neemt en urgent acht.
Ik kan u niet zeggen hoe verheugd ik ben over de nieuwe horizontale richtlijn die in voorbereiding is. Naar mijn mening moeten daarin de elementen bij elkaar worden gebracht die de vigerende wetgeving corrigeren.
Ik kan in mijn bijdrage niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om te verklaren dat segregatie op scholen onder het discriminatieverbod valt van Richtlijn 2000/43/EG inzake de gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming. Niettemin zegt deze richtlijn alleen dat het verboden is om groepen leerlingen die behoren tot een ander ras of die een andere etnische afstamming hebben, te discrimineren.
De richtlijn zegt niet dat segregatie, en in het bijzonder segregatie in het onderwijs, discriminatie is. Toch bevestigen veel bronnen dat dit weldegelijk neerkomt op discriminatie. Niet alleen organisaties in het maatschappelijk middenveld, de Europese Commissie en het Parlement zelf – in verscheidene adviezen – doen dat, ook de Hongaarse legislatuur heeft zich in zulke bewoordingen uitgelaten. Het is erg belangrijk om met dit belangrijke aspect en met de aanbevelingen die voortkomen uit het initiatief “Decennium van de Roma” – waaraan vijf lidstaten deelnemen – rekening te houden bij het opstellen van de nieuwe horizontale richtlijn, als uitwerking van een Europese strategie inzake de Roma. Het zou de integratie van de Europese Roma ten goede komen. Dank u.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank mevrouw Mohácsi en mevrouw Frassoni, de heer Wiersma, de heer Catania alsook alle andere leden voor hun vragen. We zijn hier vandaag voor de vierde keer bijeen om over de situatie van de Roma in Italië te praten. Ik denk dat iedereen in dit Huis, van links naar rechts, het met me eens is dat de situatie van de Roma onmiddellijk en op gepaste wijze moet worden opgelost om een einde te maken aan een sociale, economische en humanitaire crisis. De Commissie nam met verontrusting kennis van berichten in de pers dat de Italiaanse autoriteiten bezig waren met het aanleggen van een databank van vingerafdrukken van mensen die in zigeunerkampen leven.
Ondertussen hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie geïnformeerd over de algemene wettelijke context van deze maatregel. Naar het schijnt is de burgemeesters van Rome, Napels en Milaan bij een besluit van 30 mei, dat is uitgevaardigd overeenkomstig de bepalingen van de noodtoestand die op 23 mei is afgekondigd, de bevoegdheid gegeven tot het uitvoeren van bepaalde maatregelen. Tot die maatregelen behoort onder meer “het identificeren en tellen van de mensen, waaronder begrepen minderjarigen, die zich in de zigeunerkampen bevinden”. Verder staat in het besluit dat de maatregelen die door de burgemeesters worden uitgevoerd, “conform de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht moeten zijn”. De Italiaanse autoriteiten zeggen dat deze maatregelen in het belang van de kampbewoners zijn en er met name op zijn gericht menswaardige woonomstandigheden te creëren.
De Commissie waardeert de bereidheid tot samenwerking van de Italiaanse autoriteiten. Deze informatie is nuttig, maar het is nog steeds niet helemaal duidelijk wat de aard en het werkelijke effect is van de maatregelen die door de burgemeesters worden uitgevoerd. Het afnemen van vingerafdrukken om die vervolgens in een databank op te slaan, kan alleen wanneer dat gebeurt in een wettelijk kader dat volledig in overeenstemming is met communautaire regelgeving en fundamentele rechten. Met het oog hierop heeft de Commissie de autoriteiten om opheldering gevraagd over het doel van de maatregelen en erop gewezen dat de uitvoering ervan aan het rechtmatigheids- en proportionaliteitsbeginsel moet beantwoorden. Om te kunnen bepalen of aan deze voorwaarde is voldaan, is het onder meer belangrijk om te weten hoe de maatregelen feitelijk ten uitvoer worden gelegd.
Om een nauwkeuriger beeld te krijgen van het wettelijk kader van deze maatregelen heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten schriftelijk om aanvullende informatie gevraagd. Die informatie is op 7 juli ontvangen en zal uitgebreid worden geanalyseerd.
De Commissie is zich bewust van het bestaan van sociale spanningen in Italië. In mei discussieerden we in dit Huis over de situatie van de Roma in Italië en andere landen. De Commissie benadrukte toen dat de armoede en sociale uitsluiting waar de Roma in Italië en andere landen mee worden geconfronteerd, evident zijn en niet kunnen worden genegeerd. Ook onderstreepte ze dat deze situatie tot menselijk leed en sociale spanningen leidt.
Ons antwoord hierop moet bestaan uit het bestrijden van criminaliteit en het zoeken naar werkelijke oplossingen voor de problemen van de Roma, en dan vooral de problemen van hun kinderen, want die ondervinden als eersten de gevolgen van armoede en sociale uitsluiting. De Roma moeten worden geholpen, niet gestigmatiseerd. Vandaar dat de Commissie in het verslag dat vorige week is goedgekeurd, benadrukt dat de Europese Unie, de lidstaten en het maatschappelijk middenveld hun krachten moeten bundelen, zodat hun inspanningen doeltreffend worden gecoördineerd.
Tot besluit, de Commissie, en in het bijzonder vicevoorzitter Jacques Barrot, blijft contact houden met de Italiaanse autoriteiten, die hebben toegezegd om eind juli een volledig verslag over dit onderwerp te overleggen. De Commissie zal ook doorgaan met het beoordelen van de wijze waarop de lidstaten Richtlijn 2004/38/EG van 29 april 2004 in nationaal recht hebben omgezet en hoe ze de richtlijn in de praktijk toepassen.
Ik ben vast overtuigd van de bereidheid van de Italiaanse regering om een beleid uit te voeren dat is gericht op sociale integratie en waarbij fundamentele rechten en het Gemeenschapsrecht strikt in acht worden genomen.
Edit Bauer, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Commissaris, dames en heren, namens de Fractie van de Europese Volkspartij en collega Járóka, die helaas verhinderd is, wil ik graag het volgende zeggen. Organisaties uit het maatschappelijk middenveld en sociologen wijzen al decennialang op de extreem moeilijke leefomstandigheden van de Roma in de Europese Unie, waarvan de aantallen en het aandeel in de totale bevolking sinds de uitbreiding van 2007 is toegenomen.
Voor de oplossing van deze situatie is geen immigratiebeleid nodig, maar programma’s die maatschappelijke integratie bevorderen. De discriminatie en sociale uitsluiting waarvan de Roma het slachtoffer zijn, moet op de agenda worden geplaatst. En het is uiteraard onaanvaardbaar dat de verdrukking van de Roma als gevolg van eeuwenlange uitsluiting, marginalisatie en verstoting door de politieke elite, opnieuw het instrument wordt van een partijpolitieke strijd.
Noch de Roma, noch de niet-Roma, noch Europa hebben hier belang bij, en het ondergraaft in sterke mate het gezag van het Europees Parlement wanneer het adviezen aanneemt op basis van niet geverifieerde geruchten en veronderstellingen.
De situatie in Italië is nu al vele maanden slecht. In plaats van werkelijke maatregelen aan te moedigen, creëren de partijen hysterie en misbruiken ze de kwestie van de Roma voor hun eigen, kortetermijnbelangen. Ze komen daar gemakkelijk mee weg, omdat de belangenorganisaties van de Roma te zwak zijn om zich daartegen te verzetten. Toen de minister van Binnenlandse zaken van de regering-Prodi, Giuliano Amato, sprak over de “Roma-noodtoestand”, vonden mijn geachte socialistische collega’s en de liberalen het helaas niet nodig om te protesteren.
Wat momenteel in Italië gebeurt, heeft niets te maken met de etnische afstamming van mensen. We moeten optreden tegen onrecht, ongeacht wie dat onrecht begaat. Dank u.
De Voorzitter. − Alvorens het woord te geven aan de heer Pittella verzoek ik de leden die een T-shirt voor zich houden – dus niet dragen, maar voor zich houden alsof het een vlag of spandoek is – om dat T-shirt te verwijderen. Het Reglement is hierover duidelijk. In bijlage 16 bij artikel 146 staat expliciet dat zulke uitingsvormen niet kunnen worden getolereerd. Ik verzoek de leden de T-shirts te verwijderen, anders ben ik genoodzaakt dat door de bodes te laten doen of zelfs de zitting te schorsen. Nogmaals, ik verzoek de leden – dus ook de heer Ferrari – om de T-shirts die ze als een poster voor zich houden, onmiddellijk te verwijderen.
Gianni Pittella, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de minister van Binnenlandse zaken van een Europees land heeft niet het recht om een debat in het Europees Parlement “grotesk” te noemen. Dat ondergraaft de waardigheid van het Parlement. We zijn niet blij als dit Huis meent een oordeel te moeten vellen over een maatregel van de Italiaanse regering. Voor ons is Europa niet de zondebok voor alle nationale problemen, maar het is evenmin de politieagent die de premier van Italië in de gaten moet houden.
Ook al zitten de socialisten in Italië in de oppositie, dan denken we toch dat het niet meer dan fatsoenlijk is dat we in internationale kringen de goede keuzes van de regering van ons land verdedigen. Dat neemt niet weg dat de Italiaanse regering, en in het bijzonder de minister van Binnenlandse zaken, naar middelen had moeten zoeken die volledig in overeenstemming zijn met de Europese normen en de Europese Commissie van tevoren had moeten verwittigen, en niet pas laat op de dag.
We spannen ons al jaren in voor het oplossen van de problemen rond de Roma: uitbuiting van minderjarigen, bedelen, gangsterpraktijken, roof en andere pathologische verschijnselen. Maar de oplossing is niet etnische profilering, maar het voeren van een specifiek beleid dat op burgerschap, fatsoen en veiligheid is gebaseerd. Het identificeren van Roma-kinderen, maar niet van hen alleen, biedt de betrokkenen een vorm van zekerheid en is onmisbaar voor het bestrijden van gangsterpraktijken en de handel in minderjarigen. Het mag echter niet gebeuren op etnische basis en met gebruikmaking van invasieve methoden zoals het nemen van vingerafdrukken.
We zijn commissaris Špidla dankbaar voor zijn toezegging om op een belangrijk Europees probleem een Europees antwoord te formuleren en vragen hem om zich in duidelijke bewoordingen over de maatregelen van de Italiaanse regering uit te spreken en het Europees Parlement verslag te doen. Het wekt verbazing dat het derde millennium, dat toch het begin van een nieuw tijdperk voor de burgerrechten had moeten zijn, in werkelijkheid een ongehoorde culturele terugval laat zien. Laat de Europese Unie zelf opstaan tegen snel om zich heen grijpend conformisme en de fatsoensnormen verdedigen waar Europa in de wereld voor staat.
Marco Cappato, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, zoals u hebt gezegd zal de Italiaanse regering ons tegen het einde van de maand alle bijzonderheden over de maatregel in kwestie doen toekomen. Voordat die maatregel wordt beschouwd, moet echter eerst nog een ander punt aan de orde komen, namelijk de noodtoestand die is afgekondigd. De Europese instellingen moeten daarnaar kijken. Ten eerste, voordat in gevallen zoals dit een noodtoestand wordt afgekondigd, moet eerst de Raad van Europa worden geïnformeerd. Dat lijkt niet te zijn gebeurd. Klopt dat? En is de Commissie wel geïnformeerd?
Een noodtoestand is gerechtvaardigd bij een natuurramp of soortgelijke catastrofes of gebeurtenissen. Maar het is mogelijk om een definitie te geven… Mevrouw Bauer sprak eerder over “maatregelen die eerder zijn voorgesteld door minister Amato”, en dat is zeker waar. Laat ik duidelijk zijn: het wanbeheer van het Roma-vraagstuk is niet begonnen met de regering-Berlusconi. Het gaat om een erfenis van jaren terug, om decennia van wanbeheer. Juist om die reden is het ondenkbaar, onverdraaglijk om vandaag een noodtoestand uit te roepen wanneer daar helemaal geen aanleiding toe is. De “noodtoestand” waar we vandaag mee te maken hebben, is eerder het ontbreken van recht en democratie in Italië, het land dat het vaakst door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is veroordeeld. Dát is de echte “noodtoestand”. Je kunt geen “Roma-noodtoestand” afkondigen wanneer zo’n noodtoestand helemaal niet bestaat.
Het probleem moet onder controle worden gebracht. Dat moet gebeuren door acceptatie, door integratie, door Europese middelen te investeren en die middelen niet, zoals nu gebeurt, ongebruikt te laten en zich liever te verlaten op de illusie van biometrische technologie om te verhullen dat de regering niet in staat is om een dergelijk probleem aan te pakken.
Elly de Groen-Kouwenhoven, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het aanleggen van een databank van digitale vingerafdrukken van zigeuners is een moderne variant van nazimethoden om deze groep van andere burgers te onderscheiden. Dit getuigt van de meest brute heropleving van racisme sinds 1940-1945, want daarmee zet de staat de eerste stap naar de massale uitzetting van een etnische groep. De meeste Roma die op legale wijze de grenzen van een in toenemende mate grenzeloos Europa oversteken, zijn arm en slecht opgeleid. Wat ze in essentie nodig hebben, is een verblijfplaats. Armoede moet worden uitgebannen door de armen te helpen, niet door ze het land uit te zetten. En laten we niet vergeten dat de Roma de grootste minderheidsgroep in Europa zijn: niet minder dan negentien lidstaten hebben een populatie die kleiner is dan de Roma-populatie in Europa.
Tijdens het communisme hadden Roma een baan en gratis toegang tot gezondheidszorg en onderwijs; ná het communisme daalde hun levensstandaard dramatisch. Maar de armoede van de Roma was goed voor fondsenwerving. Zo ontstond de hulpverleningsindustrie rond deze groep: NGO’s zoals Oxfam en CARE verdienden grof geld als projectuitvoerders. De Roma zelf profiteerden hier echter nauwelijks van en verhuisden naar het Westen toen ze daar de kans toe kregen. Nadat de Commissie op aandrang van de Raad van Ministers onderzoek had gedaan naar beleid voor de integratie van de Roma, erkende ze in een document van 2 juli de urgentie hiervan. In dit document verwijst de Commissie naar een resolutie van het Europees Parlement voor een Europese kaderstrategie en erkent ze eindelijk haar rol als coördinator. Onder het kopje “Lessons learned” noemt ze verder als voorwaarde voor een succesvolle integratie van de Roma, de volledige participatie van het maatschappelijk middenveld en vooral van NGO’s die de belangen van de Roma behartigen. De Roma zijn onze partners geworden! Ik hoop dat we spoedig zullen zien hoe de Commissie dit partnerschap in een eigen structuur vorm zal geven.
Ondertussen raad ik de Commissie ten zeerste aan om het actieplan van de OVSE te bestuderen. Waarom het wiel opnieuw uitvinden? Tot slot doe ik een oproep aan de Commissie om de Italiaanse regering duidelijk te verstaan te geven dat fascisme en EU-recht onverenigbaar zijn en dat Roma die eigendom hebben verloren, een vergoeding moeten krijgen. Ooit exporteerde Italië mode, nu exporteert het racisme.
Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit debat stelt me in de gelegenheid links enkele vragen te stellen, dat het slimme idee had om het Europees Parlement voor de zoveelste keer te gebruiken om op een volstrekt ongepaste en huichelachtige manier en bovendien prematuur een oordeel te vellen over een Italiaans overheidsbesluit dat zich nog in een voorbereidende fase bevindt.
Eerste vraag: Waar waren jullie toen deze illegale kampen her en der werden opgezet en nog niet eens aan de meest elementaire gezondheids- en veiligheidsnormen voldeden? Links heeft Italië toch tientallen jaren geregeerd? Me dunkt dat jullie geen recht van spreken meer hebben na al die jaren van stilzwijgen, van onverschilligheid en hypocrisie, van naar de andere kant kijken omdat het misschien politiek niet uitkwam om er iets over te zeggen, of waarin jullie gewoon te blind waren om te zien dat elk jaar tientallen kinderen door kou of verbranding om het leven kwamen door de onveilige omstandigheden in deze krottenkampen.
Misschien zijn jullie er zelfs niet in geïnteresseerd om te weten dat in Rome, waar bijna zevenduizend minderjarige Roma leven, miljoenen euro voor scholing aan deze kinderen is gereserveerd, maar dat men dat net zo goed niet had kunnen doen omdat slechts 25 procent van de Roma-kinderen regelmatig naar school gaat. Ik vraag me af of jullie weten dat deze scholing bijna volledig werd toevertrouwd aan een klein aantal verenigingen die niet zozeer de belangen van de minderjarigen ter harte ging maar de beschikbare overheidssubsidies. Of beweren jullie ook hiervan niets te weten.
Ik verdedig het recht van de Roma-bevolking op een volkstelling – waar alle Italiaanse burgers regelmatig aan worden onderworpen – omdat een volkstelling een voorwaarde is om het recht op gezondheidszorg en onderwijs in praktijk te kunnen brengen en maatschappelijke integratie faciliteert. Ik verdedig ook het recht van de Roma-gemeenschap op identiteitscontroles. Vanzelfsprekend bestaan er geen plannen voor grootscheepse controles: iedereen wiens papieren in orde zijn, wordt niet verder gecontroleerd. Maar een kind dat bij de geboorte niet officieel is ingeschreven of waarvan de identiteit niet kan worden vastgesteld, is een onzichtbaar kind en valt gemakkelijk ten prooi aan uitbuiting in de vorm van orgaanhandel, illegale adoptie, seksuele uitbuiting en kinderarbeid. Dat geldt voor alle minderjarigen die in Italië wonen, ongeacht of ze wel of niet het Italiaanse staatsburgerschap hebben, wel of niet EU-burger zijn.
Tot slot nog enkele woorden over de titel van uw mondelinge vragen. Niet alleen worden in het besluit geen etnische groepen genoemd, er zijn ook geen plannen voor een specifieke databank, zeker geen databank van vingerafdrukken van Roma. Betere voorstellen zijn natuurlijk altijd welkom. We staan open voor constructieve voorstellen. Maar we laten ons niet door iemand de les lezen die jaar in jaar uit geen vinger heeft uitgestoken om een ernstige maatschappelijke noodsituatie op te lossen.
Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, precies zeventig jaar geleden, op 14 juli 1938, vaardigde het fascistische bewind in Italië, in lijn met de Duitse rassenwetten, het zogenoemde rassenbesluit uit. We kennen onze geschiedenis: meer dan vijfhonderdduizend Roma werden in de concentratiekampen vermoord. Ook toen begon het allemaal met een volkstelling.
In Italië zijn we getuige van een uitgebreide operatie waarbij van alle Roma een profiel wordt gemaakt, ook van kinderen, waarvan de vingerafdrukken worden afgenomen, en ook van EU-burgers, en zelfs van Roma met het Italiaanse staatsburgerschap, hoewel hun persoonsgegevens al staan geregistreerd. De in Napels gebruikte vragenlijst, mijnheer Angelilli, bevat vragen over godsdienst en etnische afstamming en vertoont veel gelijkenis met de vragenlijst die tijdens de nazibezetting van Frankrijk in de Republiek-Vichy werd gebruikt. In Milaan is een dossier samengesteld van een overlevende van een naziconcentratiekamp, een bejaarde Roma met nota bene het Italiaanse staatsburgerschap. Wat gebeurt er met zijn gegevens?
Vandaag wordt de commissie voor kinderaangelegenheden van het Italiaanse parlement met totale onverschilligheid en in doodse stilte voorgezeten door Alessandra Mussolini, de kleindochter van de duce. Toeval wellicht, maar het versterkt de symbolische band met een periode in de geschiedenis waarin een ideologie heerste waarvan we hadden gehoopt dat die in Italië en de rest van Europa definitief dood en begraven was, maar die nu helaas weer zijn smerige kop opsteekt.
Hoewel de geschiedenis zich niet herhaalt, laat het geen twijfel dat de Italiaanse regering racistische procedures heeft ingeleid die duidelijk in strijd zijn met de richtlijnen 2000/43/EG en 2004/38/EG. Ik doe een oproep aan het Europees Parlement om deze resolutie, waarin de Italiaanse regering wordt veroordeeld, aan te nemen, en aan de Commissie om tegen Italië met spoed een inbreukprocedure in te stellen.
Stefano Zappalà (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is volstrekt duidelijk dat Italiaans extreem links in dit Huis de touwtjes in handen heeft. Het is inmiddels gevestigde praktijk geworden voor de afgevaardigden van extreem links en de Groenen om de vergaderzaal in Straatsburg als platform voor hun aanvallen op de Italiaanse regering te misbruiken.
Nadat ze tijdens de verkiezingen van april van het nationale politieke toneel zijn weggeveegd, hebben de socialistische en liberale partijen hier een platform gevonden van waaruit ze hun leugens over de Italiaanse regering de wereld in kunnen schreeuwen. Samen vallen ze de rechtmatige regering van een grote en sterk pro-Europese lidstaat aan, die is gekozen en wordt ondersteund door zestig procent van de Italianen. En dan vinden we het vreemd dat de Ieren “nee” zeggen!
Deze hele kwestie, mijnheer de Voorzitter, commissaris Špidla, betreft zaken die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, niet de bevoegdheid van de EU. Toch heeft de Italiaanse regering de Commissie steeds opheldering van zaken gegeven. Ik verzoek de commissaris met klem om iets minder in de kranten te kijken en iets meer in de officiële documenten die door de Italiaanse regering worden verstrekt.
De besluiten zijn noch gericht op de Roma, noch hebben ze betrekking op het afnemen van vingerafdrukken. Ze zijn gericht op niet-EU-burgers en zigeuners, waarvan sommige al enige tijd in de Italiaanse misdaadstatistieken voorkomen. Om mensen toegang te kunnen geven tot onderwijs, sociale bijstand, gezondheidszorg en huisvesting, moeten we eerst duidelijkheid hebben over hun identiteit. Het woord “etnische afstamming” komt in de besluiten niet voor, ze zijn ook niet van onbeperkte duur, en ze gelden niet voor het hele grondgebied maar hebben slechts betrekking op drie specifieke gevallen.
Het ernstige probleem van het niet hebben van identiteitspapieren is zelfs door de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens aan de orde gesteld, namelijk tijdens de bijeenkomst van de Raad van Europa van 19 en 20 juni. Doel van de maatregel is de identiteit van personen vast te stellen. Dat wordt gedaan op een manier die in veel staten en in heel Europa is toegestaan en in bepaalde omstandigheden zelfs is voorgeschreven, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van reisdocumenten of een verblijfsgunning. Er worden onder meer systemen op basis van persoonsbeschrijvingen, foto’s, vingerafdrukken en antropometrie gebruikt. De maatregel heeft de steun van de Italiaanse rechterlijke macht, vooral wat de identificatie van minderjarigen betreft, en wordt uitgevoerd in samenwerking met onder meer het Italiaanse Rode Kruis.
Ik zou nog verder kunnen gaan. De geachte afgevaardigde zou ik in ieder geval willen zeggen dat ik het van mijn kant niet in mijn hoofd zou halen om haar land van racisme te beschuldigen. Ik herinner u eraan dat Italië nu al drieduizend jaar cultuur exporteert, en dat op het moment dat in Italië een hoogontwikkelde beschaving bestond, mensen in veel andere landen nog in primitieve omstandigheden leefden.
Adrian Severin (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is de vierde keer in de laatste paar maanden dat we over dezelfde kwestie praten. De resultaten zijn bescheiden, net zo bescheiden als het aantal leden dat hier vanavond aanwezig is. Dat is op zich al schokkend en reden tot bezorgdheid.
De Roma zijn een pan-Europese etnoculturele gemeenschap zonder eigen staat. Toen de natiestaten werden gevormd, leefden er al Roma in Europa. De natiestaten zorgden ervoor dat de Roma in armoede bleven leven, als er al geen sprake was van slavernij, of stuurden ze naar concentratiekampen.
De uitbreiding van de Europese Unie was de laatste stap in de bevrijding van de Roma. De Roma zijn tegenwoordig Europese burgers. Misschien zijn het wel de meest echte Europese burgers, omdat ze uitsluitend Europeaan zijn. Hun culturele, maatschappelijke en economische integratie moet worden gezien als een Europese uitdaging.
Daarom moet het Roma-beleid worden gecommunautariseerd. Alleen aanbevelingen aan de lidstaten doen, waarbij iedere lidstaat uiteindelijk zelf beslist wat hij gaat doen en dus uiteindelijk ook zelf verantwoordelijk is, werkt niet.
Dat zien we in Italië. Het gevaarlijke verschijnsel van de renationalisatie van Europa laat daar zijn lelijkste gezicht zien. We zien er de nationaal-populistische uitdrukking van dit verschijnsel. De Italianen hebben inderdaad het recht om niet bang te zijn. Maar waar ze werkelijk bang voor zijn, is voor het racistische beleid dat hun regering tegenwoordig voert.
Vandaag vingerafdrukken, morgen dwangarbeid en de dag erna concentratiekampen, en dan niet alleen voor de Roma, maar voor iedere ongewenste groep.
We hebben de Commissie gevraagd om te onderzoeken of de Italiaanse wetgeving in kwestie in overeenstemming is met EU-normen. Er is niets gebeurd. Het onderzoek is uitgesteld totdat de wetgeving is aangenomen. De situatie is nu verder verslechterd. We moeten actie ondernemen en de Verdragsinstrumenten gebruiken om de gevaarlijke ontwikkelingen in Italië een halt toe te roepen en op die manier een benadering zoals die door de Italiaanse regering wordt gevolgd, elders te ontmoedigen.
We mogen niet wachten op de volgende holocaust voordat we nieuwe referenda ter ondersteuning van Europese integratie organiseren.
Adina-Ioana Vălean (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag gaan we hier voor de zoveelste keer in debat over de manier waarop in Italië wordt omgegaan met de Roma-bevolking. Dit keer stelt de Italiaanse regering als toetje van de maand voor om een noodtoestand af te kondigen en vervolgens een volkstelling onder de Roma te houden en hun vingerafdrukken af te nemen alvorens ze uit het land te zetten.
En opnieuw doe ik een oproep aan de Commissie en de Raad om actie te ondernemen. Er zijn al genoeg beloftes gedaan. Het is hoog tijd dat de Raad en de Commissie concrete maatregelen nemen om Italië te dwingen zich aan het recht en de waarden van de EU te houden. Net zoals momenteel met betrekking tot de richtlijn inzake vrijheid van verkeer gebeurt, moet ook voor de antidiscriminatierichtlijn worden beoordeeld of de tenuitvoerlegging correct gebeurt. Er moet werk worden gemaakt van een geïntegreerde aanpak en de EU-strategie inzake de Roma moet versneld worden uitgevoerd.
We hebben de instrumenten voor het verdedigen van burgerlijke vrijheden, maar als veiligheidsaspecten in het geding zijn, zijn we wat schuchter om die instrumenten ook daadwerkelijk te gebruiken.
Het is nu een jaar geleden dat Italië voor het eerst voor de dag kwam met disproportionele en schokkende veiligheidsmaatregelen met bruin-populistische trekjes. Bruin lijkt nu zwart te worden.
Zijn ze werkelijk van plan om in de Italiaanse straten een klopjacht op Roma te beginnen? Hoe lang zal Europa nog stilletjes blijven toekijken?
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is een ernstige zaak dat we om redenen die puur samenhangen met de Italiaanse politiek, niet in kalmte de vereiste maatregelen kunnen bespreken. Er is gezegd dat helemaal geen noodtoestand is afgekondigd. Volgens mij is het feitelijk zo dat de regering-Prodi in het kader van maatregelen van de hand van minister Amato een noodtoestand had afgekondigd en had gewezen op de noodzaak van maatregelen richting de Roma. Maar de huidige Italiaanse regering heeft besloten deze maatregelen niet door te voeren en zich te beperken tot het houden van een volkstelling. Dat is wat er in de brieven staat die de Europese Commissie ter hand zijn gesteld. Na onderzoek van deze brieven kon de Commissie niet anders dan de inhoud ervan bevestigen. Want het is één ding om politieke speculaties te doen, een ander ding is om de waarheid te spreken.
De maatregelen richten zich tot iedereen. Misschien zijn er hier mensen die met droge ogen durven beweren niet te weten dat zich in de zigeunerkampen minderjarigen bevinden die voor de rest van de samenleving een fantoom zijn: ze hebben geen identiteit. En is het hebben van een identiteit niet een mensenrecht? Ze krijgen geen vaccinaties en hen wordt belet om naar school te gaan. In plaats daarvan worden ze verhandeld, zoals we maar al te goed weten.
Er is géén databank aangelegd. Er zijn heel duidelijke en specifieke regels die het aanleggen van een databank verbieden, tenzij de privacyregels in acht worden genomen. Dit is geen bestand waar iedereen toegang tot heeft en de gegevens worden alleen verzameld als daarvoor een noodzaak bestaat. Voor kinderrechters is het gebruik van deze gegevens een normale zaak.
De regering heeft uiteindelijk wijselijk besloten om het besluit door het Italiaanse Rode Kruis te laten uitvoeren. Niet de SS gaat de kampen binnen, maar het Rode Kruis, dat over de hele wereld bekend staat voor de deskundige en gevoelige wijze waarop het mensen in een achterstandspositie en vervolgden de helpende hand biedt.
Umberto Guidoni (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, etnische profilering van een bevolkingsgroep, dat is in essentie waar het bij dit voorstel voor het afnemen van de vingerafdrukken van Roma, waaronder minderjarigen, om gaat.
Dit initiatief van de Italiaanse regering herinnert aan een donkere periode in de geschiedenis van Europa, toen een beleid werd gevoerd dat tragische gevolgen heeft had en waarover we liever alleen nog maar in de geschiedenisboeken zouden lezen. Het gaat om een verfoeilijk besluit dat in strijd is met de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die in het Europees Verdrag voor de Rechten van Mens zijn verankerd. De minister van Binnenlandse zaken geeft er blijk van niet op de hoogte te zijn van de Europese richtlijnen wanneer hij zegt dat de verplichting voor alle niet-EU-burgers om hun vingerafdrukken te laten afnemen, in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 380/2008. Nog afgezien van de onrechtmatigheid van het besluit, zijn de in Italië woonachtige Roma allemaal EU-burger, en hebben ze bijna allemaal, en zeker de minderjarigen, het Italiaanse staatsburgerschap.
Dus als het probleem dat we willen oplossen de inhumane omstandigheden in de kampen is, waardoor kinderen als ratten moeten leven, zoals de minister zegt, dan zou hij toch eens moeten uitleggen hoe het afnemen van vingerafdrukken dat probleem oplost. Zelfs het hoofd van politie van Rome ziet er het nut niet van in. Als de Italiaanse regering werkelijk bezorgd was over de leefomstandigheden van minderjarige Roma, zou ze maatregelen nemen gericht op gezonde leefomstandigheden in de kampen, en zou ze scholing en maatschappelijke integratie bevorderen en Roma helpen met het vinden van een baan. Raciale profilering van een etnische minderheid, daarentegen, brengt de toekomst van minderjarigen uit die groep in gevaar, verslechtert hun kansen op integratie en criminaliseert ze.
Extreemlinks zegt niet wat ik zeg. Ik sluit af met een citaat uit Famiglia Cristiana: “Het besluit inzake digitale vingerafdrukken laat de Roma-kinderen de politiestaat van zijn meest hardvochtige kant zien. Laten we niet vergeten dat deze kinderen Italiaanse burgers zijn.” “Waarom”, zo vraagt de krant zich af, “is er niet dezelfde vastberadenheid in de strijd tegen de werkelijke misdaad, die in grote delen van het land tiert? Wellicht omdat er minder politiek gewin mee valt te behalen.”
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). – (RO) De situatie van de minderheidsgroepen in Roemenië was één van de onderwerpen waarover tijdens de toetredingsonderhandelingen intensief van gedachten werd gewisseld.
De Roemeense autoriteiten hebben een strategie opgesteld voor de integratie van de Roma, die door de Europese Commissie is goedgekeurd en waarvan de uitvoering door diezelfde Commissie wordt gemonitord. Deze strategie omvat een reeks van acties, hoofdzakelijk op het terrein van onderwijs en arbeidsmarktparticipatie, en beantwoordt volledig aan de Europese normen.
Vanaf 2004 is een deel van de Roma naar andere EU-landen gereisd, gebruikmakend van de vrijheid van verkeer die op het grondgebied van de EU geldt. Onder hen zullen er best zijn die in de landen waar ze naar toe zijn gereisd de wet overtreden. Die zullen zich dan voor de rechter moeten verantwoorden.
Wat van Roemenië is gevraagd, moet vanaf nu ook van andere landen worden gevraagd: samenhangende integratieprogramma’s die zijn gebaseerd op Europese beginselen. Deze programma’s moeten volstrekt vrij zijn van acties die bepaalde bevolkingsgroepen discrimineren – zoals het recente besluit inzake vingerafdrukken dat door de Italiaanse regering is aangenomen – of die eerlijke burgers raken.
Dergelijke acties kunnen leiden tot een negatieve beeldvorming over andere EU-burgers die in Italië leven en werken en die een goede reputatie genieten in de gemeenschap waar ze leven. Ik ben bang dat dat feitelijk al gebeurt.
Ik verzoek het Franse voorzitterschap al deze aspecten in beschouwing te nemen en op haar agenda voor het komende half jaar ruimte te maken voor een echt Europees beleid voor de integratie van de Roma. De Commissie verzoek ik om ons systematisch te informeren over de situatie van de Roma, meer in het bijzonder over de concrete stappen die worden gezet voor het bevorderen van maatschappelijke integratie, de wijze van besteding van Europese middelen en de bereikte resultaten.
Bij deze gelegenheid richt ik me ook tot de NGO’s die de Roma vertegenwoordigen en verzoek hen om de burgers wier belangen ze verdedigen, te informeren over de instrumenten waarin de Europese Unie en de lidstaten voorzien en ze aan te moedigen die instrumenten zo doeltreffend mogelijk te gebruiken.
Kristian Vigenin (PSE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de gezamenlijke actie van verschillende fracties voor het verdedigen van mensenrechten en menselijke waardigheid geeft blijk van de volwassenheid van het Europees Parlement. Ik betreur het dat de PPE-DE-Fractie zich niet kon vinden in de ontwerpresolutie, maar wanneer we de resolutie in stemming brengen heeft de PPE-DE-Fractie opnieuw een kans deze te steunen. We kunnen niet zomaar toekijken hoe de ethische grenzen die na de Tweede Wereldoorlog werden getrokken, nu worden overschreden.
Het plan van de Italiaanse regering voor het aanleggen van een databank met biometrische gegevens over de Roma-bevolking, is de zoveelste provocatie van deze regering sinds Berlusconi opnieuw aan de macht is. Ik hoef alleen maar te herinneren aan zijn opmerking dat de immigranten “het leger van het kwaad” zijn en aan het besluit om illegale immigratie strafbaar te stellen. Daaruit blijkt een totaal gebrek aan inzicht in het probleem en het richt de inspanningen in de volstrekt verkeerde richting. In plaats van de integratie van de Roma te bevorderen, wordt in dit plan een aanpak gehanteerd die juist tot gevolg heeft dat de kansen op integratie feitelijk worden vernietigd. De in het plan gepresenteerde “oplossing” bestaat in de praktijk uit isolatie en segregatie en leidt tot anti-Roma-gevoelens en meer angst bij het publiek. We hebben allemaal gezien waar dat toe leidt. Denkt u maar aan de recente gebeurtenissen in Rome en Napels. Als je bij brand naar een jerrycan grijpt, dan betekent dat ofwel dat je de brand verder wilt opstoken of dat je niet weet waar je mee bezig bent.
De Roma zijn de grootste minderheidsgroep in Europa en waarschijnlijk ook de meest gediscrimineerde. In de meeste gevallen hebben Roma geen toegang tot goede gezondheidszorg, openbare diensten, onderwijs en werk. Het aanpakken van dit probleem is een uitdaging die de Europese landen samen moeten aangaan. Tot dusver heeft geen land dat alleen kunnen doen. Italië zal dat ook niet kunnen. Vandaar dat de oplossing moet worden gezocht in samenwerking tussen lokale en nationale overheden, met coördinatie en ondersteuning op Europees niveau. Het is dus nodig dat de Europese Commissie een duidelijker beleid inzake de Roma ontwikkelt en de EU de nationale en lokale uitvoering daarvan financieel ondersteund. Het plan van de regering-Berlusconi is in strijd met fundamentele beginselen van de Europese Unie en verdraagt zich niet met de artikelen 12 en 13 van het EG-Verdrag. Als hoedster van dat verdrag dient de Commissie kordaat op te treden wanneer een van de lidstaten zich schuldig maakt aan schending ervan.
Tot besluit wil ik eraan herinneren dat een van de hoofdcriteria in de beoordeling van de geschiktheid van mijn land voor toetreding tot de EU, de stand van zaken ten aanzien van het beleid inzake Roma-integratie was. Ik vraag me af hoe de commissaris toen had gereageerd als Bulgarije met betrekking tot “haar” Roma het Italiaanse plan had voorgesteld. En als de commissaris vandaag verklaart het Italiaanse immigratiebeleid aanvaardbaar te vinden, hoe denkt hij dan dat ze daar in Bulgarije op zullen reageren?
Gianluca Susta (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het was me een lief ding waard geweest als ik dit debat vanmiddag niet had hoeven aanschouwen. Dat minister Maroni – die de racistische gevoelens in zijn eigen land aanwakkert, terwijl hij die in de rest van Europa probeert weg te nemen – te elfder ure omzwaait voor de ogen van een geïrriteerde commissaris Barrot, is wat werkelijk grotesk is in het Europa van dit moment.
De Roma-noodtoestand in Italië is primair gericht tegen de Roma in Rome, Napels en Milaan, mevrouw Angelilli. Natuurlijk is er een wijdverspreide vraag naar meer veiligheid, omdat de regering zich gesteld ziet voor alomtegenwoordige delinquentie, net als de regeringen van andere landen, en noch met voldoende geld en mankracht over de brug komt noch een adequaat beleid voert voor het bestrijden en voorkomen van de sociale kwalen waaruit zo veel maffialeden en kruimeldieven hun levensvocht halen.
We kunnen niet dulden dat de postelectorale behoefte om de misnoegde extremisten binnen de regeringsmeerderheid gerust te stellen, zestig jaar constitutionele vrijheid in gevaar brengt. Europa kan en mag dat niet tolereren.
(Protest)
De Voorzitter. − Het spijt me, mijnheer Susa. Wat is er aan de hand? In dit Huis dulden we geen enkele vorm van intimidatie van de leden. Verlaat u alstublieft de zaal.
Gianluca Susta (ALDE). – (IT) Europa kan en mag niet tolereren dat mensen op grond van hun etnische afstamming worden gediscrimineerd. Dat is de reden waarom we in Europa, waarom we in dit Huis, dat als “grotesk” is gekwalificeerd, waakzaam moeten zijn en ervoor moeten zorgen dat de gelijkheid van burgers wordt gegarandeerd, misschien zelfs door in de volkstelling die al voor komend jaar staat gepland, voor iedereen dezelfde middelen te gebruiken, en met name minderjarigen en armen moeten garanderen dat ze ongeacht hun etnische afstamming recht hebben op onderwijs, gezondheidszorg en een waardige behandeling. Daar hebben ze als burger recht op, maar vooral ook als mens.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mensenrechten zijn ondeelbaar. Toebehoren aan een etnische groep kan net zo min grond voor discriminatie zijn als huidskleur, geslacht, godsdienst, seksuele geaardheid of iets anders. Dat is een fundamentele verworvenheid die in het gemeenschappelijke Europese rechtsstelsel is verankerd. Onze voorstelling van dit gemeenschappelijke rechtsstelsel betekent echter ook dat we het beginsel van gelijkheid voor de wet buitengewoon ernst nemen. Dat betekent dat op terreinen als sociale bijstand, onderwijs, arbeidsmarkt en misdaadbestrijding algemene wetten gelden en dat die wetten op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Het vaststellen van de identiteit van mensen is in veel gevallen een eerste voorwaarde voor het kunnen uitvoeren van beleid op deze terreinen. Commissaris Špidla wees terecht op dit juridische aspect van wat soms het “Roma-probleem” wordt genoemd. Hij zei ook dat hij niet naar de pijpen van de media wil dansen en van de Italiaanse regering opheldering van zaken zal verlangen. Dat is de juiste handelwijze.
Naast de juridische kant is er het menselijk leed. Veel Roma – en dus veel kinderen – leven in bittere armoede, zijn niet geïntegreerd en hebben weinig of geen kans om vooruit te komen in onze maatschappij. Hier is hulp op zijn plaats. In de stad waar ik woon, Graz, is al jaren een hevige discussie gaande over de bedelarij onder Roma. Maar er wordt ook met de Roma zelf gepraat over manieren om uit deze moeilijke situatie te geraken, of er op zijn minst het beste van te maken. Als een van de oplossingen financieren de burgers van Graz arbeidsplaatsen in Slowakije en andere landen waar de Roma vandaan komen. Op die manier slagen we er ten minste in om kinderen uit de bedelarij en van de straat te halen. We moeten meer doen, we zúllen meer doen!
Er is nog een laatste probleem wat de Roma betreft, en dat heeft betrekking op ons, de politici. Dit onderwerp, deze mensen en hun leed, lenen zich bijzonder goed voor politiek drama, voor populisme op lokaal en nationaal niveau en – zoals dit debat ook laat zien – helaas ook voor populisme op Europees niveau.
Ignasi Guardans Cambó (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de zigeuners, een van de oudste bevolkingsgroepen in Europa, verdienen de aandacht van de Europese Unie en hebben die tot nog toe niet gekregen. Wat er op dit moment gebeurt in Italië, is natuurlijk onduldbaar en we keuren het sterk af aangezien het gaat om wetgeving op basis van ras die een specifieke etnische groep criminaliseert.
We moeten echter duidelijk maken dat het niet volstaat te stoppen met deze praktijk, alsof stoppen met wat we nu bekritiseren, het probleem zou oplossen. Dat is niet het geval! Het feit is, en dit is iets dat we moeten veroordelen, dat daarachter ernstige sociale problemen schuilgaan, die te lang genegeerd zijn door sommige regeringen en ook genegeerd door de Europese Commissie zelf, die de macht had om erop te reageren.
We hebben een Europees beleid nodig, met verplichtingen, middelen, initiatieven en maatregelen die opgewassen zijn tegen hetgeen we bestrijden. De Commissie moet proactief zijn wat betreft de sociale integratie van de Roma, van de zigeuners. Er zijn positieve voorbeelden in heel Europa (in Spanje bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs). Ze bestaan, maar er zijn nog altijd problemen die moeten worden opgelost.
We hebben allen al vele uren gepraat over Europees burgerschap. Het is tijd dat we beseffen dat dat burgerschap voor iedereen geldt, ongeacht die persoon zijn ras.
Vito Bonsignore (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement wordt gebruikt als derde kamer van het Italiaanse nationale parlement, voor een discussie die gebaseerd is op onnauwkeurige krantenberichten. De Commissie onderzoekt de zaak nog altijd en zal een verslag over de maatregel van de regering indienen tegen het einde van de maand.
Ondertussen heeft de Italiaanse regering niemands rechten geschonden, zeker niet deze van minderheden of kinderen en minister Maroni heeft al verscheidene keren verklaard en gegarandeerd dat er geen databank wordt aangelegd, maar dat alle gegevens zullen worden verwerkt in volledige overeenstemming met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens. Bovendien gaat het om een tijdelijke maatregel die slechts gedurende een zeer beperkte periode zal worden gebruikt. Minister Maroni heeft ook bevestigd dat de volkstelling van reizigers en minderjarigen die wonen in de woonwagenkampen plaatsvindt in volledige overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van het kind en gericht is op programma’s voor opleiding en integratie van kinderen en adolescenten, die reeds opgenomen zijn in de wetten inzake civiele bescherming.
Ik betreur ten zeerste dat de verschillende linkse krachten weer maar eens een controverse voorleggen aan het Europees Parlement die zich volledig afspeelt binnen de Italiaanse sfeer. Ik ben ervan overtuigd dat vele dingen al vroeger hadden moeten gebeuren. De uitdaging loopt. De noodsituatie is reëel en wordt erkend door vele leden die zich uitgesproken hebben, maar ze werd niet erkend door de regeringen die de regering-Berlusconi voorafgingen noch door vele grote gemeenten. We zullen dus aan het eind van de maand zien wat er in het verslag van de Commissie staat en dan zullen we zien hoe opportunistisch het standpunt van links is. Vrienden van links, jullie zijn te vroeg begonnen en hebben geen al te best werk geleverd met de weinige informatie waarover jullie beschikten.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet Italiaans en ik ben ook niet links gezind, dus als de heer Zappalà en mevrouw Angelilli mij vragen te geloven dat het Italiaanse nooddecreet goede bedoelingen heeft, dat het alleen maar bedoeld is om ervoor te zorgen dat de Roma-gemeenschap gepaste openbare diensten geniet, denk ik dat ik het recht heb om daaraan te twijfelen gezien de populistische en hatelijke politieke retoriek rond deze kwestie in de laatste weken. Het afnemen van vingerafdrukken van alleen Roma is discriminerend en zeker onwettig - zijn we de geschiedenis van de nazistische en fascistische rassenvervolging vergeten?
Ik ben van mening dat commissaris Špidla een redelijk engagement getoond heeft om discriminerende behandeling te vervolgen en ik hoop dat hij daarmee doorzet: hij zou de reputatie van de Commissie redden van het voorbeeld van Franco Frattini, die ons slechts weken geleden opriep om gerechtigheid en gelijkheid in acht te nemen en nu excuses zoekt voor vooroordelen. We hebben nood aan een Europese Roma-strategie met financiële middelen om de status, de opleiding en de integratie van Roma te verbeteren, in plaats van de Roma te marginaliseren en te stigmatiseren. Als we een gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen hebben, kunnen we toch zeker ook een gemeenschappelijk beleid voor de Roma hebben.
Carlo Casini (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de moderne mensenrechtencultuur legt meer nadruk op het mens zijn dan op het burger zijn. Het is een beginsel dat vereist dat buitenlanders, staatlozen en reizigers worden behandeld als mensen die gelijkwaardig zijn aan burgers wat betreft hun fundamentele menselijke waardigheid, wat een bijzondere solidariteit vooropstelt voor de zwaksten, in het bijzonder kinderen.
Deze gevoeligheid is echter geen geldig excuus om in het Europees Parlement de meest absurde beschuldigingen, met name racisme, te uiten tegen een nationale regering die verklaart - althans in de context van de documenten die hier worden besproken - niet alleen te zorgen voor openbare orde, maar ook voor de verdediging van kinderen, met verwijzing naar bepaalde nomadische gemeenschappen in situaties van bijzondere nood.
Om te antwoorden op de ingediende vragen volstaat het gewoon de door de Italiaanse regering aangenomen wetten te lezen, die, zoals reeds gezegd, beperkt zijn tot drie van de twintig regio’s. Het zal u misschien verrassen dat de woorden “Roma” en “vingerafdrukken” niet voorkomen in deze documenten. Het is dan ook niet waar dat er uitdrukkelijk bepaald is dat iedereen van een specifiek ras moet worden geregistreerd; het is evenmin waar dat er een militaire volkstelling zal worden ingevoerd. De discretionaire bevoegdheden die worden toegekend aan de politiecommissarissen moeten rekening houden met de humanitaire en welvaartsprofielen en gericht zijn op – althans dat is de verklaarde intentie – menselijke promotie, integratie, in het bijzonder van minderjarigen, met bijzondere aandacht voor scholing.
Natuurlijk zou er ook een reden kunnen zijn om te vrezen dat de maatregelen in kwestie worden geïmplementeerd met militaire of repressieve middelen. Het is daarom juist te hopen, maar in een geest van nauwe samenwerking, dat prioriteit zal worden gegeven aan positieve actie en actie voor steun, opvang, integratie, in het bijzonder met betrekking tot minderjarigen, niettegenstaande de plicht van iedere openbare instelling om in te staan voor de naleving van de wet. Het is onredelijk om meer te verwachten.
Fabio Ciani (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb spijt van wat er voordien gebeurd is, maar het was zeker niet mijn bedoeling mijn medelid te intimideren en ik bied haar mijn verontschuldigingen aan. Omdat zij beweerde dat wij niet weten waarover wij het hebben, wil ik echter een voorbeeld geven van een registratiekaart. Ik zal het hier voorlezen.
Het gaat hier om een registratiekaart, niet om een gerucht: “Politiecommissaris voor de noodsituaties en vestigingen van reizigersgemeenschappen in de regio Campanië: volkstelling, centraal bureau voor melk, familie, familienaam, voornaam, geboortedatum, religie, etnische afstamming”. “Religie en etnische afstamming”, dat betekent racisme. Dit is in strijd met alles in Verordening (EG) nr. 2043. Indien de identificatie door middel van vingerafdrukken wordt gerechtvaardigd door te verwijzen naar Verordening (EG) nr. 380/2008, wil ik erop wijzen dat deze verordening alleen betrekking heeft op onderdanen van derde landen. De Italiaanse Roma-kampen worden echter voor drie vierde bewoond door Roemeense Roma en voor de rest door Italiaanse Roma of Sinti.
We moeten de levens en de toekomst van de Roma en hun minderjarigen beschermen, vooral van degenen die blootgesteld zijn aan gevaar van afwijkend gedrag en verlating, maar we mogen niet een hele gemeenschap in diskrediet brengen of verdacht maken en we moeten ervoor zorgen dat er geen antizigeunergevoel ontstaat. Het risico dat dat gebeurt in Italië, is zeer groot.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Ik zou graag een korte verklaring afleggen over de situatie van de Roma die hier wordt besproken.
Ik kom uit een land, Slowakije, waar de taal van de Roma onlangs in de wet is opgenomen als normale minderheidstaal en waar de gezondheidszorg en het onderwijs volledig toegankelijk zijn voor Roma. Of de Roma-kinderen naar school gaan en alle mogelijkheden ten volle benutten, is een andere zaak.
Dankzij de voordelen op het gebied van sociale zekerheid, ontwikkelt deze minderheid zich dynamisch. Wat betreft aantal is het in Slowakije een van de minderheden die zich het meest dynamisch ontwikkelen. Er zijn miljoenenprogramma’s voor integratie en de oplossing van huisvestingsproblemen. Ik denk dat de Italiaanse regering zich in een soortgelijke situatie bevindt en streeft naar solidariteit voor de armen, kinderen en adolescenten en natuurlijk ook wenst de openbare orde te handhaven die nodig is om kinderen en adolescenten te beschermen. De kwestie van de vingerafdrukken is natuurlijk iets dat over de schreef gaat.
Martin Schulz (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, naar mijn mening is veel van wat hier gezegd is, waar, maar veel ook niet waar. Er zijn drie zaken waarvan we niet mogen afwijken. Ten eerste, de willekeurige selectie van een groep mensen om persoonsgegevens over hen te verzamelen, is onwettig, ook volgens de Italiaanse grondwet. Ten tweede, en dit is een gevolg van het eerste punt, maatregelen om kinderen, bijvoorbeeld Roma-kinderen, te beschermen moet worden genomen in het kader van de wetgeving die van kracht is in de Europese Unie en in Italië. Ten derde, de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, Franco Frattini heeft me een uur geleden opgebeld om te zeggen dat hij – althans aan mijn fractie – wil laten weten dat de minister van Binnenlandse Zaken, Roberto Maroni, commissaris Barrot ontmoet heeft in Cannes. Ik weet dat hij ook de heer Deprez, de voorzitter van de bevoegde commissie, ontmoet heeft.
De Italiaanse regering heeft door het telefoontje van de heer Frattini en de verklaringen van de heer Maroni te kennen willen geven dat ze geen wetgevende maatregelen wil nemen die op een of andere manier in strijd zijn met de Europese rechtsnormen. Commissaris Špidla, ik ga er daarom van uit dat u contact zult opnemen met commissaris Barrot wanneer hij terug is van Cannes en ik verzoek u onmiddellijk daarna verslag uit te brengen bij het Parlement, want de Italiaanse regering heeft blijkbaar begrepen dat de maatregelen die ze tot nog toe heeft genomen, niet verenigbaar zijn met de Europese wetgeving. Als ze daaruit nu de juiste conclusies trekt, vind ik dat zeer verheugend.
(Applaus)
Gérard Deprez (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, was ik deze morgen in Cannes, waar een informele bijeenkomst van de raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) werd gehouden. Ik heb daar de gelegenheid gehad te spreken met de heer Maroni. Het was duidelijk dat wij het niet eens waren, maar dat is niet de reden waarom ik hier het woord heb gevraagd. Ik heb het woord gevraagd om te reageren op de uitspraken van sommige Italiaanse leden, die beweren dat deze zaak alleen Italië aangaat en niemand anders en dat we ongegronde beschuldigingen maken tegen de Italiaanse regering. Dat is niet waar.
Uit mijn gesprek met de heer Maroni kwam heel duidelijk naar voren dat het nieuwe instrument ook gericht is op onderdanen van de Gemeenschap, die vrij verkeer van personen zouden moeten genieten. Dat is mijn eerste punt.
Het tweede punt is dat het nieuwe instrument dan wel de macht mag hebben om de toepassing van bepaalde Italiaanse wetten op te schorten, maar dat het niet mag afwijken van het Europese recht en de Europese richtlijnen. Het is uitdrukkelijk bepaald in de Italiaanse wet en daarom heb ik de heer Maroni gevraagd: “Minister, zou u aanvaarden dat een delegatie van het Europees Parlement naar Italië kwam om de situatie in alle kalmte te beoordelen, alle partijen te ontmoeten en verslag uit te brengen aan het Europees Parlement?” Hij had daar geen bezwaar tegen en heeft ermee ingestemd.
Daarmee wil ik zeggen, ons proberen te doen geloven dat dit een louter Italiaanse aangelegenheid is, het spijt me, maar dat is een beetje vergezocht. Als alles gaat zoals het moet, waar bent u dan bang voor?
(Applaus)
Monica Frassoni (Verts/ALE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb niet veel tijd nodig, ik wil het enkel hebben over het antwoord van commissaris Špidla op onze vraag. Ik zou graag, indien mogelijk, want ik vond zijn antwoord vandaag wat algemeen, ontwijkend en in zeker mate misschien enigszins contradictoir – ik veronderstel dat hij nieuws gekregen heeft dat gedeeltelijk bevestigd is door de leden die voor mij gesproken hebben – ik zou u, commissaris, daarom willen vragen om, indien dat het geval is, het bewuste nieuws met ons allen te delen.
Roberto Fiore (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou u eraan willen herinneren dat de openbare opinie in Italië perfect op de hoogte is van wat er gebeurt in de Roma-kampen. De Roma-kampen en de Roma-gemeenschappen zijn illegaal en immoreel. Terwijl bij beschaafde christelijke Europese volkeren, vrouwen en kinderen worden beschouwd als personen die moeten worden beschermd en verdedigd, worden ze in de Roma-gemeenschappen vaak vrijwillig onderworpen aan uitbuiting en aangezet tot criminaliteit en prostitutie.
De Italiaanse regering heeft daarom de plicht, zelfs in afwachting van de uitwijzing van deze mensen, maatregelen te nemen om gerechtigheid en bescherming te garanderen voor de vrouwen en kinderen en, door middel van de volkstelling, te voorkomen dat criminaliteit zich uitbreidt tot de hele gemeenschap, en vooral dat kinderen worden lastig gevallen of het slachtoffer worden van pedofilie of in de criminaliteit worden geleid.
Renate Weber (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat nazistische toespraken in dit Huis absoluut niet mogen worden getolereerd!
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Dames en heren, wat betreft het afnemen van vingerafdrukken is het duidelijk onaanvaardbaar in de ogen van de Europese wetgeving zich direct of indirect te concentreren op één enkele etnische groep. De Gegevensbeschermingsrichtlijn legt enkele zeer strikte regels vast en ik denk dat uit het debat, dat zeer wijdlopend en zeer ingewikkeld is geweest, naar voren is gekomen dat de situatie zich zeer snel ontwikkelt. Ik aanvaard daarom natuurlijk de uitnodiging van sommige parlementsleden en zal, na bespreking met mijn collega Jacques Barrot, aanbevelen dat hij het Parlement direct op de hoogte houdt van de nieuwste ontwikkelingen in de situatie.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt op donderdag 10 juli 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Wanneer we spreken over de controle over een etnische minderheid die deel uitmaakt van het EU-gebied, dragen wij een grote maar noodzakelijke verantwoordelijkheid op EU-niveau.
Het probleem van het afnemen van vingerafdrukken van een etnische groep valt onder de bevoegdheid van het Europees Parlement en we moeten krachtig beslissen dat de EU-landen zich in deze materie moeten houden aan de Europese wetgeving.
Waarom zou het afnemen van vingerafdrukken van de etnische groep van de Roma niet leiden tot een beslissing tot het afnemen van vingerafdrukken van alle Europese burgers? Bijgevolg komen we ertoe de noodzaak te zien van de technische en praktische ontwikkeling van een Europees burgerschap, gematerialiseerd door één unieke elektronische Europese identiteit.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. - (RO) De maatregel van het afnemen van vingerafdrukken van burgers van Roma-oorsprong is niet in overeenstemming met de Europese wetgeving noch met enige andere wet die de eerbiediging van de mensenrechten garandeert in Europa.
Ter ondersteuning van deze maatregel is verwezen naar Richtlijn 380 van 28 april 2008, die voorziet in de mogelijkheid vingerafdrukken af te nemen van onderdanen van derde landen. Ik wens echter te benadrukken dat deze richtlijn alleen verwijst naar landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie. De maatregel kan dus niet op deze manier worden gerechtvaardigd.
In wezen garandeert Richtlijn 2004/38 het vrij verkeer van alle burgers van EU-lidstaten, ongeacht hun etnische afstamming. Dienovereenkomstig kan een inbreukprocedure worden ingeleid tegen Italië en de Europese Commissie zou moeten informeren over het onwettig karakter van de maatregel krachtens het Italiaanse decreet voor civiele bescherming.
Sommige internationale instellingen hebben reeds een standpunt ingenomen tegen deze maatregel. De Raad van Europa heeft de maatregel van het afnemen van vingerafdrukken sterk veroordeeld. Ik ben van mening dat het tijd is dat het Europees Parlement een standpunt inneemt en krachtig reageert op deze situatie.
Mihaela Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) In de context van een ander debat in de plenaire vergadering van het Europees Parlement over de situatie van de Roma in Italië wil ik de aandacht vestigen op een aspect dat volgens mij van essentieel belang is voor de integratie van Roma-gemeenschappen.
Ik heb het over onderwijs, een domein dat grenzen overschrijdt, een essentieel aspect, gelet op het nomadisme van de Roma.
De ervaring op educatief gebied heeft mij geleerd dat voorlichting op jonge leeftijd de mentaliteit, het gedrag en de houding van mensen kan veranderen.
In Italië, alsmede in andere Europese landen waar Roma, moeten er programma’s voor levenslang leren worden ontwikkeld die de specifieke gewoonten, tradities en ambachten van deze etnische groep bevorderen op een manier die hen trots zou maken tot deze groep te behoren.
Ik ben van mening dat de vorming van Roma prioriteit moet krijgen in de Europese Unie, als de democratische manier om deze etnische groep en hoofdzakelijk de jongeren te integreren.
Theodor Dumitru Stolojan (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De mensen van Roma-afstamming, ongeacht waar ze zich bevinden in de EU-lidstaten, moeten worden behandeld met het respect dat alle Europese burgers verdienen.
De kostprijs van het ontbreken van maatregelen op Europees en nationaal niveau voor de economische, sociale en culturele integratie van de Roma-bevolking wordt steeds duidelijker. Het is tijd dat de lidstaten, de Europese Commissie en de Raad concrete integratieprogramma’s aannemen en invoeren.
Ik keur de maatregel van de Italiaanse regering om vingerafdrukken af te nemen van mensen van Roma-origine sterk af. Ik verzoek het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie om duidelijke stappen te nemen om deze maatregel van racistische inslag te verwerpen en verzoek de Italiaanse regering deze maatregel te annuleren.
19. Uniforme toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s – Levensmiddelenadditieven – Aroma’s en voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen - Voedingsenzymen (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende aanbevelingen voor de tweede lezing namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid:
– (A6-0179/2008) inzake de uniforme toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (16673/2/2007 - C6-0138/2008 - 2006/0143(COD)) (Rapporteur: mevrouw Westlund);
– (A6-0177/2008) inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad, Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96 en Richtlijn 2000/13/EG (16677/3/2007 - C6-0139/2008 - 2006/0147(COD)) – (Rapporteur: mevrouw Drčar Murko);
– (A6-0176/2008) inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG en Richtlijn 2001/112/EG van de Raad (16676/1/2007 - C6-0140/2008 - 2006/0144(COD)) (Rapporteur: mevrouw Doyle).
Åsa Westlund, rapporteur. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de Commissie, commissaris Vassiliou en haar altijd behulpzaam personeel, het Sloveens voorzitterschap, de ministerraad, mijn corapporteurs, Avril Doyle en Mojca Drčar Murko, en natuurlijk de schaduwrapporteurs van alle partijen te bedanken voor de uitstekende samenwerking gedurende de jaren dat wij aan deze materie hebben gewerkt.
Het verheugt mij dat we het nu eens geworden zijn over een compromis dat de zaken vereenvoudigt voor de sector en tegelijkertijd de consumentenbescherming versterkt op een aantal gebieden. Vroeger werden bijvoorbeeld allergielijders niet eens vermeld in de wetgeving. Dat zal veranderen als we het compromis morgen aannemen. Het zal dan in de toekomst gemakkelijker zijn om rekening te houden met de effecten die additieven hebben op allergielijders.
Ik ben er ook trots op dat we van het Parlement drie cruciale veranderingen van de nieuwe regels hebben gedaan gekregen. De eerste houdt verband met de zogenaamde azokleurstoffen. Deze worden aangetroffen in bijvoorbeeld frisdranken en snoep, ondanks het feit dat wetenschappelijk is aangetoond dat bepaalde azokleurstoffen hyperactiviteit kunnen uitlokken bij kinderen. Het was daarom belangrijk voor mij en voor de parlementaire Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid om een verbod op deze stoffen te verkrijgen. We zijn daar niet in geslaagd omdat de lidstaten sterk gekant zijn tegen zowel een verbod als speciale etikettering. Ondanks dit verzet hebben we tenminste gedaan gekregen dat levensmiddelen die azokleurstoffen bevatten, moeten worden vergezeld van een duidelijke waarschuwingstekst.
De tweede wijziging houdt verband met de milieugevolgen van additieven. Een voorbeeld van een additief dat het milieu kan aantasten, is de zoetstof sucralose. Er is vastgesteld dat sucralose direct door ons lichaam gaat en niet behandeld wordt in onze afvalwaterverwerkingssystemen. Als het compromis wordt aangenomen, zal duidelijk zijn dat we rekening moeten houden met het milieu wanneer we beslissingen nemen over additieven.
De derde wijziging houdt verband met nanotechnologie. Het compromis houdt in dat, indien een additief dat reeds is goedgekeurd, wordt gewijzigd door nanotechnologie, het moet worden beschouwd als een nieuw additief en moet worden onderworpen aan een nieuwe goedkeuringsprocedure.
Wat betreft de Verordening tot vaststelling van een uniforme toelatingsprocedure ben ik ten eerste verheugd over het feit dat we nu zo’n uniforme procedure zullen krijgen. Ten tweede was het belangrijk om ervoor te zorgen dat de EFSA voldoende tijd krijgt voor de beoordeling van verschillende stoffen.
De groenen hebben een amendement ingediend om azokleurstoffen te verbieden, wat indruist tegen het compromis met de Raad over de additieven. Daardoor brengen ze alle genoemde verbeteringen in gevaar, met inbegrip van de speciale waarschuwingstekst voor azokleurstoffen. Ik had graag een verbod gehad, maar het is niet mogelijk dat door de ministerraad aanvaard te krijgen. Ik ben daarom van zins tegen een verbod te stemmen, aangezien anders het risico bestaat dat er noch een verbod noch een waarschuwingstekst komt, wat werkelijk niet in het belang van kinderen zou zijn.
Ten slotte dring ik er bij alle leden hier in de Kamer op aan om het compromis morgen te steunen en te stemmen tegen alle andere amendementen.
Mojca Drčar Murko, rapporteur. − Mijnheer de Voorzitter, aroma’s worden gedefinieerd als aan maaltijden toegevoegde geur of smaak en zijn meestal mengsels van een groot aantal aromatische bereidingen.
Het Europees Parlement heeft aangedrongen op amendementen die volgens het Parlement de grondslag zouden leggen voor een evenwichtige en afdwingbare verordening die rekening houdt met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Het is bekend dat de Raad en het Parlement een ander standpunt innamen in de kwestie van de kruiden en specerijen. Het Parlement was de mening toegedaan dat het niet bewezen is zonder enige redelijke twijfel dat bereid voedsel dat van nature bepaalde ongewenste stoffen bevat, hetzelfde toxicologische potentieel heeft als bepaalde natuurlijke ingrediënten die geïsoleerd worden getest. Kruiden en specerijen worden al sinds mensenheugenis gebruikt zonder bekende nadelige gevolgen.
Als rapporteur streefde ik niet naar een volledige vrijstelling voor kruiden en specerijen van de maximumgehalten die zijn vastgelegd in bijlage III. Er is verzocht om gepaste vrijstellingen die alleen moesten worden toegekend indien het wetenschappelijke bewijs niet volledig is en de situatie bijgevolg mogelijk nog niet rijp genoeg is voor harmonisering op Europees niveau.
Het compromis in tweede lezing bestond derhalve uit gepaste garanties voor sommige kruiden en specerijen waardoor deze vrijgesteld waren van de maximumgehalten die zijn vastgelegd in bijlage III. Dit helpt om de door de Raad voorgestelde maximumgehalten te handhaven: 4 van de 11 zuivere actieve bestanddelen en met betrekking tot zo’n 30 van de 40 levensmiddelencategorieën. Dit is het maximum dat we konden bereiken en ik verzoek het Europees Parlement daarom om er voor te stemmen.
Als individueel lid van het Europees Parlement heb ik echter nog enkele bedenkingen waarvan ik hoop dat de Commissie deze zal oplossen tijdens de implementatiefase. Het compromis in de voetnoot is niet van toepassing wanneer kruiden en specerijen samen met aroma’s voorkomen in samengestelde levensmiddelen. Het onbedoelde gevolg daarvan zou kunnen zijn dat de levensmiddelensector minder kruiden en specerijen gaat gebruiken, omdat extracten en aroma’s veel gemakkelijker te standaardiseren zijn. Door de wisselende niveaus van actieve bestanddelen in kruiden en specerijen zouden levensmiddelenfabrikanten hun recepten per lading moeten veranderen en dat zou hoge kosten met zich brengen. De sector van de kruiden en specerijen zou zelfs van de Europese markt kunnen worden gevaagd.
Dit mag niet gebeuren, want Europese consumenten willen een dergelijke beperking van hun keuzerecht niet en het zou niet goed zijn voor de volksgezondheid. Dit zou het paradoxale gevolg hebben dat de consument meer aroma’s zou consumeren, die volgens de zogenaamde zuiveringshiërarchie dichter bij de ongewenste actieve bestanddelen liggen dan kruiden en specerijen. Ik zou het waarderen als de commissaris mij zou kunnen geruststellen dat er behoorlijk zal worden toegezien op mogelijke negatieve ontwikkelingen en dat deze zo nodig een halt zullen worden toegeroepen.
Pilar Ayuso, ter vervanging van de rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal spreken namens de rapporteur, mevrouw Doyle. Zij verontschuldigt zich dat ze hier niet aanwezig kan zijn, omdat ze op dit moment onderweg is naar Straatsburg. Mevrouw Doyle is verheugd over het compromis met de Raad over dit pakket met voorstellen over voedselverbeteraars, dat van essentieel belang is.
Enzymen worden toegevoegd aan levensmiddelen om een uitgebreide reeks technologische functies te vervullen bij de vervaardiging, de verwerking, de bereiding, de behandeling, de verpakking, het vervoer of de opslag van deze levensmiddelen. Ze worden veelal gebruikt bij het maken van bakkerijproducten, bier, kaas en bij de productie van alcohol en andere dranken. Ze spelen een steeds belangrijker rol in de levensmiddelenindustrie en kunnen worden gebruikt als alternatief voor chemicaliën om de textuur, het uitzicht, de voedingswaarde en de smaak van levensmiddelen te verbeteren. Ze helpen ook bij bepaalde productieprocessen.
Dit voorstel is in feite de eerste specifieke wetgeving van de Europese Unie die gericht is op voedingsenzymen. Er zijn op dit moment geen geharmoniseerde regels op Gemeenschapsniveau die het gebruik van enzymen regelen, wat niet alleen handelsbelemmeringen en een gebrek aan rechtszekerheid, maar ook verschillende normen inzake consumentenbescherming in de 27 lidstaten tot gevolg heeft. Slechts drie lidstaten beschikken over eigen risicobeoordelingsprocedures: het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken.
Op grond van de nieuwe wetgeving, waarover we morgen zullen stemmen, zullen er geharmoniseerde regels worden opgesteld in de Europese Unie voor de beoordeling, goedkeuring en controle van de enzymen die worden gebruikt in levensmiddelen.
De rapporteur acht dit alles zeer belangrijk, aangezien de voedselveiligheid zal worden verbeterd en de keuze voor de consument zal toenemen, en consumenten meer informatie krijgen over de bestanddelen van de levensmiddelen die ze nuttigen.
Ze is in het bijzonder verheugd over het feit dat de Raad ermee heeft ingestemd dat de twee toelatingsprocedures voor stoffen die zijn geproduceerd van genetisch gemodificeerde organismen tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd, zodat een dubbele toelatingsprocedure voor deze producten wordt voorkomen.
Ze is ook heel bij dat de Raad heeft ingestemd met de wens van het Parlement om één enkele rechtsgrondslag te hebben, zijnde artikel 95 van het EG-Verdrag, betreffende de interne markt, overeenkomstig het amendement dat zij heeft ingediend bij eerste lezing. Het is ook inzonderheid behulpzaam voor de sector dat de Raad heeft voorzien in een overgangsperiode van één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de voorgestelde verordening, waarbij de levensmiddelen die gedurende dat jaar conform de wet worden op de markt gebracht of geëtiketteerd, mogen worden verkocht tot een minimale houdbaarheid of tot de vervaldatum.
Tot slot wenst de rapporteur haar collega’s te bedanken voor hun steun en medewerking, inzonderheid mevrouw Westlund en mevrouw Drčar Murko en alle schaduwrapporteurs, alsmede het Sloveens voorzitterschap, voor het harde werk. We hebben vier wetgevingsvoorstellen succesvol gecoördineerd en we zullen bijgevolg de interne markt op dit gebied verbeteren, wat bevorderlijk is voor de Europese innovatie- en concurrentiekracht en tegelijkertijd zorgt voor een hoog niveau van voedselveiligheid en milieubescherming.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik het Parlement, en vooral de drie rapporteurs - mevrouw Drčar Murko, mevrouw Doyle en mevrouw Westlund - bedanken voor de aanzienlijke inspanningen die ze zich hebben getroost en de tijd die ze hebben gewijd aan dit belangrijke pakket wetgevingsmaatregelen. Ik heb inzonderheid waardering voor de inspanningen om de voorstellen samen te houden als pakket, waardoor er een samenhangende benadering voor deze soortgelijke gevallen is bereikt.
Dit pakket wetgevingsmaatregelen levert een belangrijke bijdrage aan het vereenvoudigingsprogramma van de Commissie. Het zorgt voor harmonisering van de desbetreffende gebieden en bevordert ook de samenhang tussen de drie gebieden. De uniforme toelatingsprocedure zal een systeem voor de consistente beoordeling en toelating van additieven, enzymen en aroma’s instellen.
Dit is van groot belang voor de veiligheid van de consument en de concurrentiekracht van de levensmiddelensector. Met name de exploitanten zouden ten volle voordeel trekken uit een gecentraliseerde, transparante procedure van beperkte duur.
Nu over het voorstel inzake levensmiddelenadditieven. De regulering van deze stoffen is belangrijk om de voedselveiligheid te garanderen en ervoor te zorgen dat de consument niet wordt misleid. Deze criteria zijn samen met het bewijs van de technologische noodzaak om levensmiddelenadditieven te gebruiken, belangrijke voorafgaande voorwaarden voor het gebruik van levensmiddelenadditieven. Hoewel deze beginselen reeds zijn vastgelegd in de huidige wetgeving, ben ik verheugd over de veranderingen en aanvullende verduidelijkingen die zijn ingevoerd om deze belangrijke aspecten te versterken. Het is ook een vereiste dat de wetgeving geregeld wordt geactualiseerd om rekening te houden met de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.
In dit verband kan ik inzonderheid de amendementen steunen die zijn ingediend na de beoordeling door de EFSA van de resultaten van de studie van Southampton. Deze stellen de etikettering verplicht van bepaalde levensmiddelenkleurstoffen die in verband gebracht zijn met een mogelijk nadelige uitwerking op het gedrag van kinderen. Deze etikettering zal ervoor zorgen dat gepaste informatie wordt verstrekt aan consumenten die deze kleurstoffen willen vermijden.
Tijdens de bespreking van dit voorstel is er ook uiting gegeven aan bezorgdheid over de mogelijk allergene effecten van bepaalde levensmiddelenkleurstoffen, die doorgaans “azokleurstoffen” worden genoemd. Voor mogelijk allergene voedingsmiddelen gelden specifieke procedures en wetgeving en ik kan derhalve zeer duidelijk verklaren dat de Commissie de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) zal verzoeken de mogelijke allergene effecten van azokleurstoffen uitdrukkelijk te behandelen wanneer deze levensmiddelenadditieven opnieuw worden beoordeeld. De Commissie zal indien nodig na deze herevaluatie gepaste stappen overwegen om bijlage III, deel A, bij Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad te amenderen om gepaste informatie te verstrekken aan consumenten met een levensmiddelenallergie.
Nu over enzymen. Enzymen worden traditioneel gebruikt bij de productie van levensmiddelen als brood, kaas, bier en wijn. Enzymen kunnen de textuur, het uitzicht en de voedingswaarde van levensmiddelen verbeteren en kunnen worden gebruikt als alternatieven voor technologie op basis van chemische stoffen. Tot nog toe is de wetgeving inzake voedingsenzymen nog niet volledig geharmoniseerd in de EU en dit gebrek aan harmonisering heeft handelsbelemmeringen gecreëerd en de groei op dit gebied gehinderd.
De succesvolle afronding van de voorgestelde verordening zal de huidige regelgevingskloof overbruggen door geharmoniseerde regels te creëren voor de wetenschappelijke beoordeling, de toelating en het gebruik van voedingsenzymen in de Gemeenschap.
Ik ben verheugd over de wijzigingen die het aan de voorgestelde verordening ten grondslag liggende voorzorgsbeginsel en het criterium dat de consument niet mag worden misleid, versterken. Ik ben tevens verheugd over de wijziging die de wisselwerking tussen de verordening inzake voedingsenzymen en de wetgeving inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders verder verduidelijkt.
Met betrekking tot aroma’s biedt het voorstel veel bescherming voor de consument, terwijl de sector de toelating heeft om verder nieuwe aroma’s en nieuwe toepassingen te ontwikkelen teneinde te voorzien in de toenemende vraag van de consument naar gemakkelijkere levensmiddelen. Het kader zal de Europese sector in staat stellen om zijn leidende positie op de mondiale markt te handhaven en te consolideren.
Aroma’s worden gebruikt om levensmiddelen geur en/of smaak te geven of de geur en/of smaak ervan te wijzigen in het voordeel van de consument. Het gebruik van aroma’s mag de consument niet misleiden omtrent de aard of kwaliteit van de levensmiddelen. De nieuwe regels inzake etikettering van aroma’s zullen de consument inderdaad beter informeren en helpen om misleiding van de consument te voorkomen.
Tijdens de bespreking werden er verschillende standpunten naar voren gebracht betreffende de noodzaak om specerijen en kruiden op te nemen in het toepassingsgebied van de verordening. De Commissie is verheugd over het getroffen akkoord dat de consumentenbescherming zal verbeteren en tegelijkertijd rekening houdt met de mogelijke gevolgen voor het traditionele gebruik.
Ik heb aandachtig geluisterd naar mevrouw Drčar Murko en ik wil haar geruststellen en ook bevestigen dat de Commissie vanaf de inwerkingtreding van de verordening, op basis van informatie die wordt verstrekt door de lidstaten, zorgvuldig zal toezien op de ontwikkelingen in het gebruik van specerijen en kruiden en natuurlijke aroma-extracten. Met deze informatie en rekening houdend met de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen wat betreft toxicologie en blootstelling van de consument zal de Commissie indien gepast amendementen op bijlage III, deel B voorstellen.
Pilar Ayuso, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik spreek nu namens mezelf, en ik wil beginnen met de rapporteur, mevrouw Drčar Murko, te feliciteren met haar harde werk, en de andere schaduwrapporteurs alsmede het Sloveens voorzitterschap en de Commissie, met hun bereidheid te onderhandelen om in tweede lezing overeenstemming te bereiken over dit verslag. Ik wil de rapporteurs ook bedanken voor de andere verslagen in het pakket, mevrouw Westlund en mevrouw Doyle, alsmede de schaduwrapporteurs, voor hun hulp en medewerking bij het zoeken naar oplossingen voor de horizontale problemen die gepaard gaan met deze voorstellen.
Het meest controversiële thema dat aan bod is gekomen in dit voorstel inzake aroma’s waren vanaf het begin van het debat de biologisch actieve bestanddelen die van nature aanwezig zijn in kruiden en specerijen. Deze vormden een groot probleem voor producenten van kruiden en specerijen, die van mening waren dat ze, gezien de speciale aard van hun producten, niet konden voldoen aan de vereisten van het voorstel: verschillende oogstlocaties, oogstperiodes, eetgewoonten in de verschillende landen enz.
Met betrekking tot dit aspect wil ik graag zeggen dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten vanaf het begin heeft gestreefd naar consumentenbescherming. Ik ben daarom van mening dat het positief is dat er een overeenkomst bereikt is met de Raad en de Commissie dat de maximumgehalten niet gelden voor bepaalde stoffen indien een samengesteld levensmiddel geen toegevoegde aroma’s bevat en de enige toegevoegde ingrediënten met aromatiserende eigenschappen verse, gedroogde of diepgevroren kruiden en specerijen zijn.
Tot slot ben ik verheugd over het feit dat er morgen gestemd zal worden over het pakket met voorstellen over voedselverbeteraars, niet alleen omdat de voorstellen de wetgeving actualiseren, maar ook omdat het mogelijk zal worden om de risico’s van het op de markt brengen van aroma’s te beoordelen, wat veel bescherming zal bieden voor Europese consumenten.
Edite Estrela, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ten eerste en namens de socialistische fractie in het Europees Parlement, wil ik de rapporteur feliciteren met haar werk, omdat ze geprobeerd heeft tot een consensus te komen met de schaduwrapporteurs en zich heeft ingespannen om de gewenste overeenstemming tussen de partijen te bereiken.
Het voorstel voor een verordening inzake aroma’s heeft tot doel de regels inzake het gebruik van aroma’s en voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen te verduidelijken en te actualiseren rekening houdend met de technologische en wetenschappelijke vooruitgang op het gebied van aroma’s, de ontwikkelingen van de levensmiddelenwetgeving in de Europese Unie en, tegelijkertijd, de vereisten inzake de bescherming van de menselijke gezondheid.
De verordening bepaalt de algemene voorwaarden voor het gebruik van aroma’s of voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen; ze bevat een duidelijke definitie van aroma’s, algemene regels voor hun gebruik, regels betreffende de etikettering en de maximumgehalten van stoffen die een risico vormen voor de menselijke gezondheid. Het compromis dat bereikt is bij de tweede lezing, is het resultaat van samenwerking tussen de Commissie, de Raad en het Parlement. Er hebben verscheidene bijeenkomsten plaatsgevonden, er is onderhandeld over de meer controversiële punten en er zijn toegevingen gedaan door alle partijen. De overeenkomst reflecteert niettemin de beginselen van verscheidene amendementen die zijn ingediend door het Parlement, die rekening houden met twee hoofddoelstellingen: consumenten informeren en hun belangen beschermen, alsmede de menselijke gezondheid beschermen.
Aroma’s en aromatiserende stoffen moeten veilig zijn en hun gebruik mag consumenten niet misleiden. In dit verband legt de nieuwe wetgeving maximumgehalten vast voor bepaalde stoffen in aroma’s en voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen die mogelijk toxisch en een risico voor de menselijke gezondheid zijn, gelet op de wetenschappelijke adviezen van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid. Deze maximumgehalten gelden niet voor drie stoffen: estragol, safrol en methyleugenol, indien aanwezig in samengestelde levensmiddelen waaraan geen aroma’s en alleen voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen in de vorm van kruiden en/of specerijen zijn toegevoegd. Deze uitzondering zal echter worden herzien indien er wetenschappelijk bewijs opduikt dat de consumptie ervan gezondheidsrisico’s inhoudt.
Het begrip “natuurlijk” is nog altijd verwarrend voor de consument, maar het nieuwe voorstel voor de etikettering van natuurlijke aroma’s stemt beter overeen met de verwachting van de consument, aangezien het begrip “natuurlijk” alleen mag worden gebruikt voor aroma’s die zijn verkregen van natuurlijke aromatiserende stoffen indien minstens 95 procent van de aromatiserende component is verkregen uit de natuurlijke bron waarnaar wordt verwezen.
Mojca Drčar Murko, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot de verordening inzake additieven was mijn fractie verheugd over het voorstel om de Europese wetgeving te moderniseren en te harmoniseren en wij hebben de rapporteur, mevrouw Westlund, gesteund bij haar inspanningen om duurzame bescherming van de consumenten en hun gezondheid, inzonderheid de kwetsbare bevolkingsgroepen, te verkrijgen.
Het is nu eenmaal een feit dat levensmiddelenfabrikanten reageren op de toenemende vraag door continu nieuwe producten te ontwikkelen en hun diversificatie wordt grotendeels verwezenlijkt door additieven toe te voegen. De wetgeving inzake levensmiddelen moet evenredig en evenwichtig zijn, de volksgezondheid dienen en de levensmiddelenfabrikanten op gelijke voet behandelen.
Het beginsel is simpel, maar het kan duidelijk op vele manieren worden geïnterpreteerd. Hoe kunnen we aanzienlijke vooruitgang boeken op het gebied van volksgezondheid en tegelijkertijd de technologische ontwikkeling van Europese levensmiddelenindustrie niet belemmeren?
We zijn naar mijn mening verstandige amendementen overeengekomen – gericht op het veilig stellen van de belangen van de consument, met name door correcte etikettering – maar we wilden ook bijdragen aan de verhoging van het bewustzijn van de consument. Ik ben ervan overtuigd dat geïnformeerde, aandachtige consumenten de productie van bereid voedsel in de Europese Unie heel sterk kunnen beïnvloeden. Wij steunden de amendementen die gericht zijn op een versterking van voorstel van de Commissie, inzonderheid op drie punten: betrokkenheid bij de toelatingsprocedure van additieven, transparantie van de toelatingsprocedure en specifieke voorwaarden voor toelating.
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, onze kiezers willen goede, veilige levensmiddelen die ze kunnen vertrouwen. Zullen ze dat krijgen met deze voorschriften? Het Parlement is erin geslaagd bepaalde verbeteringen te doen aanvaarden. Ik persoonlijk ben er zeer verheugd over dat met name nanotechnologie eindelijk zal worden gereguleerd en niet meer in alle stilte op de markt kan worden gebracht zonder behoorlijk onderzoek. De opname van het milieu als een van de criteria voor de goedkeuring van additieven is een verbetering. Het feit dat de aanwezigheid van azokleurstoffen moet worden vermeld op etiketten is een verbetering. Er zijn dus zaken om zich over te verheugen. Bovendien, wat betreft aroma’s, is het Parlement erin geslaagd ervoor te zorgen dat producten die natuurlijk gearomatiseerd zijn niet volledig benadeeld worden ten voordele van de producten van de sector van de kunstmatige aroma’s.
Desondanks verrast het mij dat de Raad ingaat tegen de wensen van zijn kiezers. Hoe kunnen onze regeringen zich actief verzetten tegen een tekst die stelt dat additieven bij consumenten niet de indruk mogen wekken dat het levensmiddel andere ingrediënten bevat dan in werkelijkheid het geval is? Hoe kunnen ze zich daar actief tegen verzetten? De ministers verzetten zich actief tegen de notie dat er een speciale reden moet zijn om kleurstoffen te gebruiken in anderszins kleurloze stoffen. De ministerraad heeft zich actief verzet tegen een verbod op azokleurstoffen. Hij heeft zich actief verzet tegen de eis dat productetiketten moeten vermelden dat het product pesticiden bevat die als conserveringsmiddelen zijn gebruikt, zodat consumenten zich daarvan bewust zijn.
Ik ben van mening dat, als we het voorstel van de groenen tot een verbod op azokleurstoffen in producten voor kinderen aannemen, we de Raad dwingen zijn standpunt openlijk te verdedigen in een openbaar debat. Immers, het is gemakkelijk voor de Raad om bij zijn standpunt te blijven wanneer er met ons onderhandeld wordt achter gesloten deuren, maar welke regering zal opstaan en additieven goedkeuren waarvan geweten is dat ze leiden tot hyperactiviteit bij kinderen en waarvoor er ernstige aanwijzingen zijn dat ze allergieën veroorzaken bij kinderen? Ik vraag me af of de Commissie niet direct voor een verbod kan gaan. Kleurstoffen zijn tenslotte nauwelijks essentiële en onvervangbare additieven. Bovendien zijn er ook andere kleurstoffen dan azokleurstoffen. Als we vasthouden aan de toepassing van het voorzorgsbeginsel, is het enige wat we moeten doen, azokleurstoffen verbieden zodra de EFSA heeft aangetoond dat er allergierisico’s en een verhoogd risico van allergie zijn. Daarna moeten we niet meer debatteren over azokleurstoffen.
Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. – (NL) In de eerste plaats zou ik de rapporteurs en de schaduwrapporteurs van harte willen bedanken voor de samenwerking in dit helse karwei dat wij achter de rug hebben. Hoewel het eindresultaat niet helemaal is wat ik zou willen, denk ik dat wij hiermee het maximale hebben behaald dat in deze politieke verhoudingen te bereiken valt.
Bij al deze dossiers staan volgens mij twee zaken bovenaan: maximale consumentenbescherming en volledige transparantie. De economische belangen zijn, wat mij betreft, volledig ondergeschikt aan deze twee kernbegrippen. Maximale consumentenbescherming betekent stelselmatige toepassing van het voorzorgsbeginsel. Als je niet 100 procent weet dat iets veilig is, laat het dan niet toe op de markt. Ook moet absoluut worden voorkomen dat de consument bij aankoop misleid wordt. Maximale transparantie betekent dat wij niet zwichten voor de druk van voedselmultinationals om hun formules en productiemethoden geheim te houden. Consumenten hebben het recht om precies te weten wat er in hun voedsel zit en onder welke omstandigheden het is geproduceerd.
Wanneer ik de vier verslagen beoordeel aan de hand van deze twee beginselen, moet ik vaststellen dat er, hoewel zij niet altijd ideaal zijn, sprake is van een duidelijke verbetering ten opzichte van de oorspronkelijke voorstellen. Zij komen de consumentenbescherming en de transparantie ten goede en daarom zal ik de compromissen steunen. Jammer dat wij niet direct ook de etikettering van GGO’s hebben kunnen regelen.
Tenslotte zou ik toch nog één ding willen toevoegen. Ik vind het zeer opmerkelijk dat de Commissie in nieuwe voorstellen, zoals bijvoorbeeld de nieuwe voedingsmiddelen, reeds de uniforme procedure lanceert nog voordat het Parlement deze heeft goedgekeurd. Wat mij betreft getuigt dat, op zijn zachtst gezegd, niet van groot respect voor de Europese democratie.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Ik wil in de eerste plaats het werk vermelden van mevrouw Doyle en haar bedanken voor haar poging om een evenwichtig document te produceren dat vooral bedoeld is om de gezondheid van de burgers te beschermen.
Veel producten die iedere dag worden genuttigd op ieder niveau van maatschappij, zoals broodjes en brood, bevatten voedingsenzymen. Het is daarom zeer belangrijk om toe te zien op de productie daarvan. Het is ook zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat ze onschadelijk zijn voor de gezondheid en de controle te harmoniseren in heel de Europese Unie.
Het is zeer belangrijk het vertrouwen te winnen van de burgers van de Europese Unie bij de voorbereiding van Europese richtlijnen, vooral nu Europa geschokt is door het schandaal van het weer in omloop brengen van bedorven kaas. Om te voorkomen dat zo’n situatie zich opnieuw voordoet, moeten we ons niet alleen concentreren op de voorbereiding van een richtlijn, maar vooral op het toezicht op de implementatie ervan in de verschillende lidstaten. Aangezien we weten dat tot 80 procent van de voedingsenzymen wordt geproduceerd door vier ondernemingen, denk ik dat kwaliteitscontrole van de productie geen probleem mag vormen. Productiemethodes kunnen echter wel een probleem vormen en ik denk daarom dat het verslag van mevrouw Doyle terecht de aandacht vestigt op dit belangrijke probleem.
Françoise Grossetête (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, op het moment dat een zoveelste levensmiddelschandaal uitbreekt in sommige EU-lidstaten, ook al is het ongetwijfeld te wijten aan grootschalige fraude, is het geen wonder dat de consument zich vragen stelt en twijfels heeft bij alles wat “kunstmatig” kan lijken. Het Europa dat bescherming biedt, garandeert ook de veiligheid van de consumenten en de volksgezondheid.
Levensmiddelenadditieven, aroma’s en enzymen spelen een belangrijke rol in de productie van onze levensmiddelen. Daarom hebben we nood aan duidelijke, geharmoniseerde regels met betrekking tot de veiligheid, de toelating en de verkoop ervan om consumenten te beschermen en bovenal het vertrouwen van het publiek in levensmiddelen die worden geproduceerd met deze stoffen, te versterken. Het is derhalve belangrijk dat de regels gebaseerd zijn op betrouwbare wetenschappelijke adviezen.
We moeten ook het rechtsvacuüm opvullen dat altijd al heeft bestaan op Europees niveau wanneer het gaat om enzymen, die worden gebruikt bij bijvoorbeeld de productie van brood of zuivelproducten. Het doet me groot genoegen dat er aanvullende garanties zijn geïntroduceerd om te zorgen voor transparantie door duidelijke en meer begrijpelijke etikettering. Dat is des te belangrijker als het gaat om producten die worden beschouwd als “natuurlijk”.
Een belangrijk aspect van de ontwerpwetgeving is de invoering van een uniforme toelatingsprocedure met een veiligheidsbeoordeling die wordt uitgevoerd door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid, voor levensmiddelenadditieven, aroma’s en enzymen, die met zekerheid meer en meer worden gebruikt in de levensmiddelensector.
Natuurlijk zal het Parlement erop toezien dat deze stoffen worden gemonitord. In geen geval mogen deze levensmiddelenadditieven de gezondheid van consumenten in gevaar brengen of consumenten misleiden, want het is absoluut van essentieel belang dat we de veiligheid van de consument en de voedselveiligheid garanderen en tegelijkertijd de innovatie- en concurrentiekracht van de levensmiddelensector handhaven.
Linda McAvan (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag het woord richten tot de commissaris over een van de verslagen over levensmiddelenadditieven, inzonderheid over de levensmiddelenkleurstoffen die bekend zijn als “azokleurstoffen”. Ik ben bijzonder blij dat we zeer goed nieuws hebben: vanaf nu moeten ze worden vermeld op de etiketten van alle levensmiddelen. Ik wil Åsa Westlund feliciteren, die heel hard gewerkt heeft om dit gedaan te krijgen. Toen ze aan dit werk begon, heeft niemand geopperd dat er zo’n vooruitgang kon worden geboekt, en toch hebben we vooruitgang geboekt. Het is een echte verbetering ten opzichte van de status-quo. Maar ik vind niet dat het ver genoeg gaat.
Zoals u weet, ben ik zeker van het onderzoek dat vorige herfst is verricht aan de universiteit Southampton, dat een verband aantoont tussen het gedrag van kinderen die een cocktail van verschillende zoetigheden en frisdranken nuttigden, en azokleurstoffen. Het gaat hier om een zeer ernstig onderzoek dat is gepubliceerd in The Lancet. Het is collegiaal getoetst en het is zo ernstig dat het Verenigd Koninkrijk, via het Food Standards Agency, heeft opgeroepen tot een verbod op het gebruik van deze kleurstoffen in levensmiddelen. Veel ondernemingen in Europa wijken uit en nemen deze vrijwillig geleidelijk uit de productie.
De interne markt faalt nu al op dit gebied. Het is alom geweten dat deze producten geen voedingswaarde hebben en er zijn natuurlijke aroma’s beschikbaar. In een van onze kranten werd de vraag gesteld: “Moet het gedaan zijn met Smarties?” (dit zijn felgekleurde snoepjes). Er zijn echter uitstekende natuurlijke alternatieven voor deze kleurstoffen beschikbaar. We hebben deze kleurstoffen niet nodig.
We zijn verheugd over de gebeurtenissen van vandaag, maar hopen dat u met de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid zult blijven samenwerken om de beoordeling van deze stoffen te bespoedigen. Ik denk niet dat de mensen in Europa deze kunstmatige kleurstoffen willen en ik denk dat we meer moeten kijken naar wat mensen nodig hebben in hun levensmiddelen in plaats van naar wat ondernemingen willen toevoegen. Ik hoop dat u de EFSA ertoe zult aanzetten om sneller te werken en een oplossing voor dit probleem te vinden.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens te spreken over het voorstel inzake voedingsenzymen, waarvoor ik schaduwrapporteur was. Wat dat betreft wil ik mevrouw Doyle - ik hoop dat ze vanavond veilig hier geraakt vanuit Ierland - feliciteren met een uitstekend verslag.
Ik wil ook mijn dank betuigen voor de zeer goede samenwerking met de schaduwrapporteurs, een samenwerking die altijd verliep in een geest van begrip, een doeltreffende uitwisseling van zowel politieke als adequate wetenschappelijke wijsheid.
Deze samenwerking was goed genoeg om een zeer gewild compromis op te leveren, dat brede steun geniet bij de fracties van dit Huis en dat naar mijn mening vele zeer verstandige parameters bevat die het behandelde wetgevingsdocument zullen versterken en het veel doeltreffender en gemakkelijker toepasbaar zullen maken.
Met dit compromispakket is het doel van de voorgestelde verordening - dat, zoals alom bekend, is om de wetgeving voor de controle van het gebruik van enzymen bij voedselverwerking in de EU te harmoniseren, om ten eerste de menselijke gezondheid te beschermen en ten tweede eerlijke handel en mededinging te bevorderen - naar mijn mening in zeer hoge mate bereikt.
We zijn bijzonder verheugd dat het voorzorgsbeginsel, dat niet alleen door mijn fractie maar door het grote merendeel van alle parlementsleden als heilig wordt beschouwd, prominent aanwezig is in dit verslag en dit zou Europese consumenten moeten doen inzien dat er veel gedaan wordt om hun gezondheid te beschermen wat betreft enzymen in levensmiddelen.
Bovendien wordt speciale nadruk gelegd op het garanderen dat de informatie die wordt verstrekt aan de consument, nauwgezet en nuttig is.
Zoals verwacht heeft de betrokkenheid van GGO’s voor enige controverse gezorgd. Er is echter een toereikend compromis bereikt.
Tot slot wens ik nog te zeggen dat dit een goed verslag is en dat mijn fractie er sterk achter staat.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben het hier vaak over de bescherming van kinderen. Er is bewijs in overvloed dat kunstmatige aroma’s en supplementen schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen op vele manieren. Ten eerste kunnen we denken aan de stijging met 435 procent van het aantal kinderen met autisme in de laatste 15 jaar en het aantal kinderen met ADHD, op dit moment zo’n drie tot vijf procent. Vervolgens kunnen we de symptomen die worden toegewezen aan aroma’s in beschouwing nemen. Er zijn heel veel aroma’s, maar laat ons het voorbeeld nemen van natriumglutamaat, dat wordt aangetroffen in snoepgoed, dranken, tussendoortjes en maaltijden voor kinderen. Er zijn 92 symptomen, waaronder hyperactiviteit en stemmingsschommelingen.
Aangezien ik zelf moeder ben, is mijn belangrijkste bekommernis inzake levensmiddelen veiligheid en transparantie. Ik ben van mening dat we kinderen en hun leervermogen ernstig in gevaar brengen als we toelaten dat cocktails van kleurstoffen, conserveringsmiddelen en additieven worden toegevoegd aan hun levensmiddelen. Kinderen hebben goede verse levensmiddelen nodig die zo plaatselijk en zo natuurlijk geteeld zijn. Laat ons daarom echt beginnen kinderen te beschermen.
Anja Weisgerber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank alle rapporteurs, vooral mevrouw Drčar Murko en mevrouw Ayuso, voor hun constructieve samenwerking en vertrouwen. Het pakket met voorstellen over voedselverbeteraars zal leiden tot uniforme, geharmoniseerde regels betreffende het gebruik van additieven die van toepassing zullen zijn in heel Europa. Ook in de toekomst geldt voor het gebruik van additieven, enzymen en aroma’s in levensmiddelen een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consument - en dat moet zo zijn.
Het pakket past de huidige wetgeving aan aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van levensmiddelenadditieven. Als er wetenschappelijk onderbouwde aanwijzingen zijn voor gezondheidsrisico’s, moeten er grenswaarden worden vastgesteld om elk risico uit te sluiten.
We mogen er niet hysterisch worden of onnodige paniek veroorzaken. Sommige levensmiddelenadditieven, zoals konjac, een bevochtigingsmiddel en bijenwas, een antiklontermiddel, worden al eeuwenlang gebruikt bij de bereiding van levensmiddelen en dranken. Ook sommige steenvruchten, zoals kersen, perziken en abrikozen, bevatten van nature kleine hoeveelheden blauwzuur. Toch eten we deze vruchten al duizenden jaren zonder problemen. Evenzo bevatten sommige kruiden en specerijen van nature stoffen die in hoge concentraties gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken. Toch gebruiken we van oudsher zonder problemen kruiden en specerijen als basilicum, dragon en nootmuskaat bij onze voedselbereiding, maar natuurlijk alleen in kleine, veilige dosissen.
Daarom ben ik verheugd over het compromis in de nieuwe verordening inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen. Als er geen reden tot bezorgdheid is, worden uitzonderingen gemaakt op de grenswaarden, maar alleen wanneer er uitsluitend verse of gedroogde kruiden worden gebruikt bij de levensmiddelenbereiding. Op deze manier bevorderen we het gebruik van natuurlijke producten en natuurlijke ingrediënten, zodat recepten die duizenden jaren teruggaan, bijvoorbeeld voor Italiaanse pesto, nog een toekomst hebben.
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Het verheugt mij dat we ons nu, na de REACH-verordening en de verordening inzake pesticiden, wijden aan de regulering van het gebruik van vaak veroordeelde chemische stoffen en levensmiddelenadditieven.
Het gevolg van het toenemende aantal schandalen is dat de Europese openbare opinie steeds meer bezorgdheid toont met betrekking tot deze stoffen, die verdacht zijn voor de consument. Een gemiddelde persoon nuttigt per jaar zo’n 3 kg van de ongeveer 2 600 verschillende additieven met E-nummers, zonder dat hun schadelijke gevolgen hem duidelijk zijn.
Er zijn al goed gefundeerde beschuldigingen met betrekking tot een aanzienlijk deel van de additieven geweest. Additieven wekken een valse indruk bij consumenten en geven levensmiddelen levendige, heldere kleuren die ze van nature niet hebben. Naast dit gezondheidsrisico brengen ze ook psychologische schade toe aan kinderen, door hen onnatuurlijke levensmiddelen gewoon te maken, terwijl het net natuurlijke levensmiddelen zijn die we weer meer populair moeten maken bij jongeren en volwassenen.
Ik wens mevrouw Westlund te feliciteren met haar verslag; ze is erin geslaagd te bereiken dat additieven die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu, krachtens de nieuwe wetgeving in de toekomst niet meer mogen worden gebruikt. Het is belangrijk dat gevaarlijke stoffen zoals de azokleurstoffen, die hyperactiviteit veroorzaken bij kinderen, ten minste worden aangegeven op levensmiddelen, hoewel ik het ook eens ben met mijn medeleden dat er een verbod had moeten komen.
Ik betreur echter het feit dat, ondanks de aanbeveling van het Parlement, additieven die GGO’s bevatten, niet strikt moeten worden vermeld. Een groot deel van de Europese bevolking wil geen levensmiddelen nuttigen die GGO’s bevatten, en volgens de opiniepeilingen verwacht 90 procent van de bevolking te weten of een levensmiddel al dan niet GGO’s bevat. We kunnen de gezonde bezorgdheid van onze burgers en hun recht op informatie niet zodanig negeren.
Enkele van mijn collega’s en ikzelf protesteren in een verklaring tegen het feit dat de Commissie tersluiks nieuwe GGO’s in Europa wil introduceren. We moeten ieders recht op natuurlijke, gezonde levensmiddelen beschermen.
Horst Schnellhardt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wij zijn dank verschuldigd aan de rapporteur, mevrouw Westlund. Ze heeft met veel toewijding gewerkt en veel zin voor samenwerking getoond. Ik ben daar verheugd over en het betekent ook dat we blij kunnen zijn met het resultaat. Ik ben van mening dat de nieuwe verordening inzake levensmiddelenadditieven een bevredigend resultaat is voor zowel fabrikanten als consumenten.
De huidige wetgeving inzake levensmiddelenadditieven dateert van nagenoeg 20 jaar geleden. Met de omzetting van nieuwe richtlijnen en twee beslissingen in twee verordeningen is de tekst vereenvoudigd en geactualiseerd rekening houdend met nieuwe technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Het is een zeer goed resultaat dat er een positieve lijst is die duidelijk vermeldt welke stoffen kunnen worden gebruikt. Ik vind dat een goede zaak en ik ben het er ook mee eens dat de comitologieprocedure wordt gestart, wanneer er nieuwe stoffen moeten worden toegevoegd. We moeten hier snel handelen.
Ik ben tevreden met de regels inzake genetisch gemodificeerde producten. We hebben beide toelatingsprocedures nodig – er zullen beoordelingen plaatsvinden – en ik zie dan ook niet in waarom er hier niet dienovereenkomstig te werk gegaan zou worden, zoals sommige leden hebben gezegd. Toegegeven, met betrekking tot azokleurstoffen beschikken we inderdaad over de resultaten van de studie van Southampton, maar het is ook een feit dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een studie heeft ontwikkeld en eerste inzichten heeft gepubliceerd waarin duidelijk wordt gezegd dat de studie van de universiteit van Southampton niet onfeilbaar is. De studie is nu eenmaal niet 100 procent betrouwbaar. We moeten niet hysterisch reageren en drastische maatregelen nemen omdat er nu een proces op gang is gebracht.
De toelatingsprocedure via de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid is uitstekend, maar wat mij stoort – en ik wil de Commissie verzoeken hier nogmaals over na te denken – is dat we de autoriteit negen maanden de tijd geven voor de toelating of risicobeoordeling. De Commissie heeft ook negen maanden nodig om een risicobeheerbeslissing te nemen. Dat betekent dat een ondernemer anderhalf jaar moet wachten op de toelating om een product op de markt te brengen. De vermindering van de bureaucratie is hier ver te zoeken. We moeten er dus echt nog eens over nadenken of dat niet sneller kan.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de inwerkingtreding van de nieuwe verordeningen inzake het gebruik van kunstmatige additieven (enzymen, aroma’s) in levensmiddelen uniformeert niet alleen de wetgeving op dit gebied, maar versterkt ook de bescherming van de gezondheid van de consument en vergemakkelijkt de verkoop van levensmiddelen binnen de Europese Unie. De harmonisering van het gebruik van enzymen in de EU geniet de steun van de Europese levensmiddelensector, die niet alleen bekommerd is om de uniformisering van beginselen, maar bovenal niet wil dat consumenten het vertrouwen in hun producten verliezen.
Ik ben zelf een van deze consumenten en ik heb graag de zekerheid dat de levensmiddelen die ik koop, veilig zijn. De honderden kunstmatige additieven, de duizenden aroma’s die worden toegevoegd aan levensmiddelen, mogen onze gezondheid niet schaden. Kwaliteitseisen moeten ervoor zorgen dat de veiligheid volledig gevrijwaard is. Het is belangrijk dat levensmiddelen zoveel mogelijk hun natuurlijke karakter behouden.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zijn in dit debat drie problemen waarop ik de aandacht zou willen vestigen.
Ten eerste moet de Europese Commissie gesteund worden in haar inspanningen om de procedures voor het toekennen van toelatingen voor het gebruik van levensmiddelenadditieven – enzymen en aroma’s – in de Europese Unie te uniformeren en inzonderheid om de transparantie van deze procedures te vergroten.
Ten tweede moeten de procedures voor het toekennen van toelatingen gericht zijn op een zo groot mogelijke bescherming van de gezondheid van de consument. De consument moet ervan overtuigd zijn dat zowel Europese als nationale instellingen alert zijn om zijn gezondheid maximaal te beschermen en dat hij dankzij hun werking beschikt over gezonde levensmiddelen die zo natuurlijk en veilig mogelijk zijn.
Ten derde en ten slotte moet het beginsel dat de consument volledig moet worden geïnformeerd over de additieven in levensmiddelen, worden nageleefd. Informatie hierover moet duidelijk vermeld zijn op de verpakking en moet ook opgesteld zijn in duidelijke en voor de consument begrijpelijke taal.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen dat u de voorstellen die zijn ingediend door de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie, steunt, want wij willen een verbod op azokleurstoffen. Het Europese consumentenbeleid wordt gekenmerkt door veiligheid, en ook door de toepassing van het voorzorgsbeginsel. Zonder een verbod zou het voorzorgsbeginsel met voeten getreden worden. Bovendien is het gebruik van azokleurstoffen geen technische noodzaak, want er zijn alternatieven. Bovendien misleiden ze de consument. Ze doen mensen geloven dat er iets is, wat er in werkelijkheid niet is.
Ik dring er nogmaals met nadruk op aan dat u deze alarmerende studie ernstig opvat en het voorzorgsbeginsel, dat tenslotte verankerd is in de Europese wetgeving, hier echt toepast. Ik wil er ook nogmaals op aandringen dat u het etiketteringshiaat voor additieven die geproduceerd zijn met gentechnologie opvult - we spannen ons op dit moment in om het etiketteringshiaat voor genetisch gemodificeerde producten van dierlijke oorsprong op te vullen, en het zou welhaast dwaas zijn als we deze gelegenheid niet zouden benutten.
Wat we nodig hebben, is een goed uitgewerkte toelatingsprocedure die rekening houdt met het voorzorgsbeginsel, geen hiaten in de etikettering laat en waarbij de consumenten het recht hebben vrij te kiezen wat ze eten.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Ik waardeer de inspanningen van de rapporteur om grotere transparantie te bereiken in het proces van de goedkeuring van levensmiddelenadditieven, aroma’s en enzymen en om de bescherming van de consument te versterken, vooral voor consumenten die allergisch zijn voor bepaalde stoffen.
Levensmiddelenadditieven zouden constant moeten worden gemonitord en herbeoordeeld op basis van veranderende gebruiksomstandigheden en nieuwe wetenschappelijke informatie. Vele van deze additieven worden geproduceerd van chemische stoffen en kunnen bij langdurig gebruik de gezondheid schaden. Het is daarom zeer belangrijk de producten te markeren op een manier die goed zichtbaar en duidelijk is voor de consument. Het gaat om consumentenartikelen en er kunnen gevolgen verbonden zijn aan een gebrekkige of ontbrekende productmarkering.
Ik wil ook benadrukken dat ik de mening toegedaan ben dat bijvoorbeeld genetisch gemodificeerde levensmiddelen duidelijk en leesbaar gemarkeerd moeten zijn, zoals bijvoorbeeld in Canada, waar canola- of koolzaadolie genuttigd wordt.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over de succesvolle voltooiing van dit pakket voorstellen en hoop dat het Parlement morgen het compromisvoorstel zal aannemen. Belangrijker is dat dit pakket de bescherming van de consument en de voedselveiligheid zal versterken. Ik denk in het bijzonder aan enkele moeilijke problemen die werden behandeld en waardeer het verlangen om een compromis te vinden. In dit verband wens ik nogmaals de drie rapporteurs te bedanken voor hun harde werk en voor de zeer goede samenwerking met de Commissie om tot dit compromisvoorstel te komen.
Ik wil in het bijzonder mevrouw Westlund bedanken voor haar inspanningen met betrekking tot de kleurstoffen. Ze weet heel goed dat de Commissie haar voorstellen steunde. We hebben een compromisvoorstel bereikt, maar ik verzeker u ervan dat we niet zelfingenomen zullen blijven. We hebben de EFSA al gevraagd om alle toegelaten additieven opnieuw te beoordelen en we zullen niet aarzelen om nieuwe regels op te leggen met betrekking tot additieven als het advies van de EFSA die richting aangeeft.
Ik wil dit ook in het algemeen zeggen omdat, zoals ik reeds heb gezegd, de EFSA alle stoffen opnieuw beoordeelt. Als de EFSA op welk moment ook aangeeft dat een bepaalde stof een risico voor de menselijke gezondheid inhoudt, zullen we niet aarzelen om gebruik te maken van ons voorrecht en aan te dringen op een amendement.
Er is een vraag gesteld met betrekking tot enzymen en de verordening inzake gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Indien een enzym is geëxtraheerd van een genetisch gemodificeerd organisme dat valt onder Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, moet de genetisch gemodificeerde oorsprong op het etiket worden vermeld. Levensmiddelen, met inbegrip van enzymen die zijn verkregen door gisting met behulp van een genetisch gemodificeerd micro-organisme, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003. Het doel van dit voorstel is deze enzymen te onderwerpen aan de veiligheidsbeoordeling en toelating, maar niet aan specifieke etikettering als genetisch gemodificeerd.
Er is iets gezegd over het feit dat de Commissie negen maanden tijd heeft om de risicobeoordeling uit te voeren. Het voorstel voorziet in een termijn van negen maanden voor de Commissie om een advies uit te brengen aan het permanent comité. Het betreft hier de maximale termijn. Natuurlijk zullen de voorstellen om de lijst te actualiseren, in vele gevallen al binnen een korter tijdsbestek worden bekendgemaakt. Er zijn echter gevallen, met name voor levensmiddelenadditieven, waarin de Commissie negen maanden nodig heeft om de lidstaten en alle betrokken partijen te consulteren over allerlei zaken. Dit is alleen mogelijk als de betrokken partijen genoeg tijd krijgen om te reageren. Derhalve is een maximumtermijn van negen maanden volgens mij niet overdreven.
Ik zou willen eindigen met u nogmaals te bedanken voor uw samenwerking en ik verheug mij op de aanneming van het voorstel op de vergadering van morgen.
Åsa Westlund, rapporteur. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Vassiliou nogmaals bedanken voor haar steun inzake azokleurstoffen. We beseffen terdege dat dit een van de eerste zaken was die u moest regelen toen u uw ambt aanvaardde. Daaruit bleek dat u klaar bent om uw verantwoordelijkheid op te nemen in de Commissie, om niet alleen de aanbevelingen van de EFSA te volgen, maar ook zelf een onafhankelijke beoordeling te maken van alle aspecten die bij de wetgeving komen kijken. U hebt echt laten zien dat u klaar bent om deze verantwoordelijkheid te dragen.
Ik denk dat het debat hier vanavond ook duidelijk gemaakt heeft dat het Europees Parlement natuurlijk ook de beoordeling van de EFSA van de allergene effecten van azokleurstoffen van dichtbij zal volgen evenals het standpunt dat de Commissie inneemt met betrekking tot deze beoordeling. Het spreekt voor zich dat we ook andere studies over bijvoorbeeld de effecten van azokleurstoffen op het gedrag van kinderen zullen onderzoeken, om eventueel later terug te komen op deze materie.
Tot slot wil ik nog zeggen dat het opstellen van wetgeving één zaak is, maar dat het een andere zaak is deze wetgeving ook toe te passen. Ik denk dat veel consumenten het met mij eens zijn dat we tegenwoordig vaak bedrogen worden in winkels. Ik zou willen dat de lidstaten – en ik denk dit een gerechtvaardigd verzoek is – hun inspectiesystemen verstrengen en samen met de Commissie ervoor zorgen dat de wetgeving waarover we morgen stemmen, werkelijk wordt nageleefd, zodat consumenten niet thuiskomen met bijvoorbeeld een pot fruityoghurt waarvan ze denken dat deze veel fruit of bessen bevat, en dan, als ze de verpakking aandachtig lezen, ontdekken dat er alleen maar kleurstoffen in zitten.
Jean-Claude Martinez (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de levensmiddelensector gebruikt 300 levensmiddelenadditieven, 2 600 natuurlijke of kunstmatige aroma’s, plus traditionele diastasen of enzymen en ook azokleurstoffen. Daarom moet onze wetgeving worden geharmoniseerd. Aangezien het gaat over ganzen- en eendenlever, geconserveerde truffels of slakken, kunnen we goed begrijpen dat er tientallen wetten zijn, plus de vier verordeningen die worden voorgesteld voor een uniforme toelatingsprocedure met productlijsten.
Het is zeker zo dat deze additieven het risico van soms ernstige allergieën vergroten, maar misschien wordt het voorzorgsbeginsel hier te ver doorgedreven. In 2008, het jaar waarin de mondiale voedselcrisis snel om zich heen grijpt, waarin, mijnheer de Voorzitter, Italië ons met dioxine vervuilde mozzarella verkoopt, een affaire waar 10 miljoen euro mee gemoeid is, kan ik moeilijk geloven dat de 15 miljoen werklozen in Europa zich veel zorgen maken over enzymen en aroma’s. Het is echter wel typerend voor de Europese Unie om zich bezig te houden met uiterst kleine zaken in een uiterst grote wereld.
Mojca Drčar Murko (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als aanvulling op al hetgeen reeds gezegd is vandaag, wens ik te herhalen dat aroma’s een aanzienlijke marktwaarde hebben. Bij de harmonisering van de nationale voorschriften ten behoeve van de microbiologische veiligheid van bereide levensmiddelen moeten de Europese wetgevers zich bewust zijn van de gevoeligheid van de materie en proberen een verstoring van de markt te voorkomen. Ik hoop dat dit het geval zal zijn en ik dank commissaris Vassiliou voor de verklaring die ze vandaag heeft afgelegd.
We hebben een lange weg afgelegd met de Raad en de Commissie. We hebben controversiële kwesties opgelost, zoveel mogelijk ambiguïteiten weggewerkt en een akkoord in tweede lezing bereikt.
Naast voedselveiligheid en versterking van de interne markt moest er ook rekening gehouden worden met andere consumentenbelangen. Een belangrijk punt daarbij was het verlangen dat levensmiddelen zo natuurlijk mogelijk zijn. Het is niet noodzakelijk zo dat alle aroma’s toxicologisch veilig en tegelijkertijd goed zijn voor de consument. Het Parlement wenste vooral de nadruk te leggen op het recht van de consument om te kiezen.
In de goedkeuringsprocedure voor aroma’s hangt “om technologische redenen noodzakelijk” samen met andere EU-strategieën, zoals de bestrijding van zwaarlijvigheid, aangezien de toevoeging van overmatig sterke aroma’s de slechte kwaliteit van bereid voedsel kan maskeren. Ik denk dat dat duidelijk genoeg naar voren komt uit de overwegingen.
Tot slot wens ik iedereen te bedanken die betrokken was bij het werk aan het pakket met voorstellen over voedselverbeteraars en die ons geholpen heeft uitvoerbare en afdwingbare verordeningen op te stellen.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik wens eerst en vooral de rapporteurs te feliciteren met deze verslagen inzake levensmiddelenadditieven, enzymen en aroma’s. Het is van essentieel belang dat het Parlement de grootste aandacht besteedt aan deze verordeningen, aangezien ze een grote invloed hebben op de volksgezondheid en we er daarom moeten voor zorgen dat de amendementen die we gesteund hebben in de eerste lezing, worden opgenomen in de definitieve tekst.
Bescherming van de consumentenbelangen en voedselzekerheid moeten hier onze grootste prioriteiten blijven. In overeenstemming met het voorzorgsbeginsel zouden we het gebruik moeten voorkomen van bepaalde stoffen waarvoor we niet beschikken over betrouwbare gegevens en onafhankelijke wetenschappelijke beoordelingen van hun gevolgen voor de gezondheid van de consument. We moeten instaan voor de kwaliteit en de veiligheid van de levensmiddelen voor onze burgers en daarom moeten we efficiënte methodes ontwikkelen om de gevolgen voor de gezondheid van de consument van mogelijk gevaarlijke stoffen op te sommen en te volgen.
Bovendien moeten we de transparantie van de productie, de etikettering en de toelatingsprocedures vergroten en de voorschriften inzake additieven, enzymen en aroma’s harmoniseren om een consistent regelgevingspakket op te stellen dat de consumentenbescherming en volksgezondheid veilig stelt. Terwijl we instaan voor de consumentenbescherming is de echte uitdaging het vertrouwen van de consument ook echt terug te winnen en ervoor te zorgen dat de consument beschikt over levensmiddelen van hoge kwaliteit.
20. Rectificatie (artikel 204 bis van het Reglement): zie notulen
21. Wijziging van artikel 29 van het Reglement: Oprichting van fracties (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0206/2008) van de heer Corbett, namens de Commissie constitutionele zaken, over de wijziging van artikel 29 van het Reglement van het Europees Parlement - oprichting van fracties [2006/2201(REG)].
Richard Corbett, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta op om aan u een verslag voor te stellen van de Commissie constitutionele zaken betreffende ons Reglement, waarin we de kwestie van de drempel, het vereiste minimumaantal leden om een fractie te vormen in ons Parlement, hebben onderzocht.
Alle parlementen die werken met een stelsel van fracties hebben natuurlijk een drempel. Normaliter wordt niet toegestaan dat één of twee leden een fractie oprichten. Deze drempel moet altijd vastgelegd zijn. Aangezien ons Parlement blijft groeien, is het logisch dat we stoppen om stil te staan bij en na te denken over wat in het volgende Parlement de drempel moet zijn voor de oprichting van een fractie.
We hebben dit gedetailleerd onderzocht in de Commissie constitutionele zaken en de meningen binnen de Commissie waren ongeveer gelijk verdeeld. In de commissie was er een meerderheid van één stem tegen een verhoging van de drempel, maar nu ligt de kwestie natuurlijk opnieuw voor in het Huis.
We hebben ook besproken of het correct is dat fracties die al bestaan, maar net onder de drempel vallen wanneer één of twee leden de fractie verlaten, automatisch en onmiddellijk ophouden te bestaan dan wel of we in sommige omstandigheden moeten toestaan dat de fractie blijft bestaan. Wat dit betreft heeft de commissie mijn voorstel goedgekeurd, die was gebaseerd op een suggestie van de heer Bonde, de vroegere covoorzitter van de IND/DEM-Fractie, die de aandacht vestigde op de moeilijkheden waarmee hij als fractievoorzitter van een fractie met net genoeg leden om de minimumdrempel te halen, kon worden geconfronteerd wanneer één, twee of drie leden dreigen de fractie te verlaten indien ze hun zin niet krijgen in een bepaalde kwestie, en daardoor de fractie in feite chanteren.
De commissie heeft wijselijk mijn op zijn suggestie gebaseerde voorstel goedgekeurd dat we kleinere fracties moeten helpen door een fractie die reeds een bepaalde tijd bestaat, in dit geval de mogelijkheid - we zullen de voorzitter van het Parlement enige discretionaire bevoegdheid ter zake geven - te bieden om ook als de fractie de drempel niet meer haalt, nog een zekere tijd, tot de volgende constituerende vergadering van het Parlement, te blijven voortbestaan, dit natuurlijk op voorwaarde dat de fractie nog altijd een redelijk minimumaantal leden telt. We kunnen immers niet toestaan dat er een fractie blijft voortbestaan met twee of drie leden.
Op deze manier kunnen we een redelijke drempel invoeren en toch vrijwaren dat kleinere fracties niet blootgesteld zijn aan het risico van chantage door een minderheid van hun leden, die op elk moment de stekker eruit kunnen trekken.
Zoals ik reeds zei, heeft de commissie een verhoging van de drempel verworpen – met een meerderheid van één stem. Maar de kwestie ligt nu opnieuw voor. In vergelijking met parlementen over heel de wereld hebben wij een van de laagste drempels voor de oprichting van een fractie. 2,5 procent van onze leden volstaat om een fractie op te richten. Als men weet dat leden die een fractie oprichten, meer middelen ter beschikking krijgen dan gewone leden als lid - extra middelen als fractie wat betreft financiering van belastingbetalers, personeel en procedurele voorrechten - is dat een reden tot nadenken.
Willen we wel zoveel middelen geven aan wat eerlijk gezegd een zeer klein en niet-representatief aantal leden zou kunnen zijn – 2,55 procent? Persoonlijk vond ik de drempel erg laag: het gevaar bestaat dat we deze middelen geven aan zeer kleine, mogelijk niet-representatieve en zelfs extremistische fracties. Sommige mensen hebben erop gewezen dat, wanneer de drempel zo laag is, extreem rechts mogelijk ooit een fractie zou kunnen vormen, als het ooit genoeg zetels zou halen.
Dat is een legitieme vraag. Wat is de minimumdrempel? Mijn voorstel was de drempel te verhogen tot 4 procent, wat nog altijd eerder laag is in vergelijking met de nationale parlementen in de Europese Unie, nog altijd lager dan de norm in vele nationale parlementen, maar misschien een redelijk evenwicht. Ik heb nu begrepen dat bepaalde kleinere fracties die aanvankelijk tegen dit idee waren, nu akkoord kunnen gaan met een compromis tussen de door mij voorgestelde drempel van 30 leden en de huidige drempel van 20 leden; ze willen graag instemmen met een compromis van 25.
Het volgende zeg ik in een andere hoedanigheid, als coördinator van mijn groep in plaats van als rapporteur. Ik kan mijn collega’s meedelen dat mijn fractie bereid is in te stemmen met een dergelijk compromis - als het inderdaad een compromis is - en we kunnen daar allemaal achter staan. Als het geen compromis is – als het niet aanvaardbaar is – zal mijn fractie het voorstel van 30 leden in plaats van 25 leden blijven steunen.
József Szájer, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, mijn partij en ik waren onder degenen die de schepping van een Parlement met een grotere cohesie hebben gesteund voor het geval dat we de drempel voor de oprichting van een fractie verhogen.
Ik zeg dat dat zal leiden tot een sterker Parlement, omdat het naar mijn mening in het belang van het Europees Parlement is dat er meer cohesie is tussen de politieke partijen en de fracties en binnen de fracties in het Parlement, en dat de politieke partijen zelfs sterker zullen worden op Europees niveau.
Zoals de heer Corbett zopas heeft gezegd, zijn we geconfronteerd met het feit dat deze maatstaf op dit moment zeer laag is, en ook laag is in vergelijking met andere parlementen. Het is precies om deze reden dat wij, namens de Europese Volkspartij, deze aanbeveling hebben gesteund en de visie hebben gesteund dat deze grens flexibel moet zijn, hoewel ik, met betrekking tot deze flexibiliteit, eraan zou willen toevoegen dat ik de vorming van dergelijke fracties voor een kortere periode zou hebben toegestaan.
Maar uiteraard is niet iedereen deze mening toegedaan en ik ben ervan overtuigd dat er in een Europees Parlement waar er heel veel verschillende kleuren, heel veel soorten politieke partijen en heel veel soorten politieke overtuigingen aanwezig zijn, altijd inspanningen moeten worden gedaan om een soort van consensus in deze materie te bereiken. Ik was daarom verheugd dat er een mogelijkheid was om een compromis te sluiten waarbij we de drempel voor de oprichting van fracties hoger kunnen leggen dan op dit moment het geval is, maar lager dan gepland.
Nog één laatste opmerking: ik ben ervan overtuigd dat, gelet op zowel het aantal landen als het minimumaantal fracties, het beter zou zijn niet een specifiek aantal, maar een percentage vast te leggen. In dat geval zouden de ratio’s niet constant moeten worden gewijzigd, zeker gelet op het feit dat, nu het Verdrag van Lissabon onzeker is geworden, we niet zeker weten wat de aantallen zullen zijn voor het volgende Parlement in 2009, en of we deze regel opnieuw zullen moeten veranderen. Ik dank u voor uw aandacht. De Volkspartij steunt de aanbeveling.
Jo Leinen, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil vooral de heer Corbett bedanken voor het opstellen van deze verslagen. Het was van het begin duidelijk dat er niet alleen overeenstemming zou worden bereikt over dit thema, maar er ook hevig over zou worden gediscussieerd. We moeten er echter nota van nemen dat dit Parlement is gegroeid van 626 naar 785 leden en, als het nieuwe verdrag van kracht wordt, zeer waarschijnlijk 751 leden zal tellen. Het ligt dan ook voor de hand dat we onze werkingsregels daaraan moeten aanpassen.
We hebben een Werkgroep parlementaire hervorming, die zich bezighoudt met vele gebieden waarop het Parlement een stap vooruit moet zetten en niet kan blijven stilstaan, zoals jaren geleden het geval was. De status-quo is altijd de gemakkelijkste oplossing. Als men het acquis communautaire verdedigt, hoeft men niet te moderniseren of te veranderen, maar het is zonneklaar dat de kwestie van de grootte van de fracties in het Parlement nu moet worden geregeld.
De heer Corbett heeft al gezegd dat we in vergelijking met alle nationale parlementen een van de laagste drempels hebben. Dat zou een doelstelling kunnen zijn – waarom niet? Maar men zou ook kunnen zeggen, zoals de heer Szájer heeft gedaan, dat er nood is aan meer coherentie in het Parlement. We zijn niet langer een raadgevende vergadering, maar een wetgevend orgaan. We maken wetgeving voor 500 miljoen mensen en om dat te doen is een zekere graad van coherentie noodzakelijk.
Daarom zou ik in dit Parlement echte politieke fracties willen zien en niet alleen technische groepen, die slechts een groep vormen voor het geld en niet echt politiek iets gemeenschappelijk hebben. Het voorstel dat op tafel lag om van 20 leden naar 30 leden te gaan, was nog altijd gematigd en helemaal niet overdreven. Oké, dit voorstel is niet goedgekeurd door de commissie en men moet bereid zijn compromissen te sluiten. Het nieuwe voorstel is nu 25 leden. Dat is nog altijd een stap vooruit en wel het minste wat men als volgende stap kan aanvaarden.
Er zijn bij ons 10 politieke families geregistreerd – van uiterst rechts tot uiterst links. Bij de volgende Europese verkiezingen kunnen de burgers kiezen uit een ruim aanbod politieke families om aan te geven wat voor Europa ze willen. Daarom heb ik geen twijfels bij deze hervorming. De diversiteit in dit Parlement zal blijven, maar misschien dragen we toch een beetje bij aan een verbetering van de coherentie, en dat is waar het hier om gaat. En daarvoor wil ik de heer Corbett bedanken.
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we weten probeert de commissie tot een consensus te komen, maar vanavond is de consensus uit elkaar gevallen en ik ben sterk gekant tegen het voorstel van de heer Corbett op grond van zowel het beginsel als de praktijk.
Ik kan gewoonweg niet aanvaarden dat het bestaan van zeven fracties in het Parlement zorgt voor een specifiek probleem op het gebied van efficiëntie. De lering die wordt getrokken van nationale parlementen mag niet te ver gaan. We moeten hier rekening houden met de complexere en bredere reikwijdte van de openbare opinie van 27 landen. In deze gevoelige integratiefase is het in feite van kritiek belang dat alle mogelijke minderheidsmeningen zich professioneel kunnen organiseren, zodat de meningen duidelijk kunnen worden naar voren gebracht. Fracties bevorderen, niet belemmeren, het werk van de vergadering.
Het voorstel van de heer Corbett en ook het compromis zouden tot gevolg hebben dat de UEN-Fractie en de IND/DEM-Fractie moeten worden opgedoekt. Nu, ik ben het vaak, misschien wel altijd, oneens met de meningen van deze fracties, maar ze hebben het perfecte recht om hun mening kenbaar te maken en ze vertegenwoordigen zeker een specifiek deel van de openbare opinie.
Als we deze fracties sluiten, zijn hun leden gedwongen zich te voegen bij een grotere fractie, wat de zaken zou bemoeilijken en de incoherentie van deze fracties zou vergroten. Of anders zal het aantal niet-ingeschrevenen toenemen.
Tot slot, verzoek ik u om in het belang van efficiëntie, pluralisme, coherentie, billijkheid en liberalisme, het standpunt van de commissie te steunen en de amendementen te verwerpen.
Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gebeurt soms – niet vaak – dat de grote fracties in dit Huis iets op hun geweten hebben. Soms kan men dat weten doordat een kwestie laat op een maandagavond in Straatsburg wordt behandeld.
Dat is vandaag het geval. Anders kon het publiek wel eens willen weten waarom een verslag dat werd verworpen door de commissie, nu in de plenaire vergadering wordt behandeld. En het zou ook publiek kunnen willen weten waarom een rapporteur, namens de commissie, een verslag presenteert waarvan de inhoud niet overeenstemt met hetgeen hij voorstelt en dat bovendien werd verworpen, niet door één stem – zoals de heer Corbett beweert – maar door de meerderheid van de commissie, en dat om goede redenen.
Het publiek zal misschien willen weten dat u dit ontwerp indient in de plenaire vergadering onder schending van het Reglement – dat wil zeggen, niet om te stemmen over het ontwerp, maar om iets helemaal anders te doen.
Ik ben parlementslid sinds 1990. Gedurende deze tijd heb ik geleerd dat er een consensus bestaat betreffende de parlementaire cultuur en dat is dat de meerderheid in het Parlement zijn stem, zijn gewicht niet gebruikt om voorrechten en sterke posities te creëren voor zichzelf in het Reglement ten koste van andere fracties. Toch is dat wat er hier gebeurd is. Dit taboe is hier geschonden. Er wordt hier onoprechte taal gesproken.
De grote fracties willen gewoon verhinderen dat er kleinere fracties worden gevormd en willen druk uitoefenen op leden van alle EU-landen om toe te treden tot hun fractie, om te voorkomen dat andersdenkende delen van hun fractie zich afsplitsen. Ze willen het Reglement aanpassen aan hun eigen smaak en hun eigen fracties zelf vormgeven. Daardoor schenden ze een ander taboe, namelijk dat men geen bestaande fracties, zoals de Fractie Onafhankelijkheid en Democratie, uit de wereld helpt door officiële trucs te gebruiken. Dat is ongehoord in een politieke democratie.
Dit wordt hier een traditie, mijnheer Corbett. Ik heb gekeken naar de laatste twee jaar - en we moeten dit bespreken voor de verkiezingen: al twee jaar dienen de grote fracties van dit Huis amendementen op het Reglement in die allemaal hetzelfde resultaat zouden opleveren: een versterking van de macht van de grote fracties, een beknotting van de diversiteit, een beknotting van de rechten van de individuele leden en een beknotting van de rechten van de kleinere fracties.
Als dat de manier is om het Parlement populair te maken, om te reageren op de vertrouwenscrisis onder de burgers en om zich te wapenen voor de verkiezingen van volgend jaar, zult u te maken krijgen met ons als felle tegenstanders en als voorstanders van een democratisch Parlement.
Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, pluralisme en eerbiediging van verschillen zijn een belangrijke waarde voor het Europees Parlement. Dit omdat de Europese Unie als dusdanig eenheid in verscheidenheid moet uitstralen. Ook om deze reden moet het Europees Parlement de verscheidenheid van kleuren op de politieke kaart, de veelheid van zijn strekkingen, niet alleen eerbiedigen maar ook ondersteunen.
Terwijl we de rechten van etnische, religieuze en seksuele minderheden verdedigen, zoals het moet, mogen we ook politieke minderheden niet vergeten. Iedere manipulatie of politieke gemotiveerde verandering van het Reglement van het Europees Parlement zal openlijk de rol beperken van het Parlement als het orgaan dat volkeren en gemeenschappen uit de hele Europese Unie vertegenwoordigt. We zien geen reden om iets te veranderen aan de punten in het Reglement die betrekking hebben op het aantal landen waarvan de vertegenwoordigers een fractie vormen. De huidige stand van zaken is goed. Het Europees Parlement zoals het vandaag is, functioneert efficiënt en, zoals de Chinese spreuk zegt, “het betere is de vijand van het goede”. Zes staten is goed in deze context en moet niet worden vervangen door zeven. Dat zal alleen maar leiden tot een toename van het aantal niet-ingeschreven leden, die vaak volledig verschillende standpunten innemen, tot het extreme toe. Een wijziging als een verhoging van de drempel voor de oprichting van een fractie tot 30 leden, zou een invloed kunnen hebben op het pluralisme, de vrijheid van meningsuiting, de representativiteit van de Europese instellingen en onze geloofwaardigheid als vertegenwoordigers in het Europees Parlement.
Dergelijke veranderingen zullen het Europees Parlement geen aanzien geven in een verkiezingsjaar, wat naar mijn mening bijzonder belangrijk is met het oog op de opkomst voor deze verkiezingen. Deze veranderingen mogen evenmin van kracht worden in 2009 of wanneer dan ook, en ik zeg dit als vertegenwoordiger van een fractie die het ook perfect zou redden als deze veranderingen wel werden ingevoerd.
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, laat ons de feiten onder ogen zien. De geschiedenis van de Europese integratie, de overheersende ideologische stromingen, de gebruiken die zijn overgeërfd van een halve eeuw nauwe samenwerking binnen de Commissie, de Raad en het Parlement – dit alles heeft geresulteerd in een soort van christendemocratisch-sociaaldemocratisch condominium binnen de Europese instellingen. Ik spreek hier geen oordeel over uit, ik stel gewoon een feit vast.
Door de gekwalificeerde meerderheid die nodig is om in dit Parlement een wetgevende tekst te doen aannemen bij medebeslissingsprocedure, moet er steeds worden gezocht naar een consensus tussen de twee grootste fracties, wat de uitdrukking van verschillen en divergenties verder marginaliseert. De vraag is daarom eenvoudig: willen we op de vooravond van verkiezingen waarna het aantal parlementsleden per land zal dalen, deze neiging om conflicten te voorkomen, nog versterken door de voorwaarden voor de oprichting van fracties te verstrengen, en zo de minderheidsfracties, zeker in de minst bevolkte landen, nogmaals benadelen? Hoe geloofwaardig zijn onze belijdenissen van geloof in het pluralisme dan nog? De kwaliteit van het democratische debat zal niet worden verbeterd door het aantal niet-ingeschreven leden te verhogen.
Daarom is mijn groep unaniem voor de handhaving van de huidige regels inzake de oprichting van fracties, ook al hebben we uiteenlopende meningen over de weigering van de twee grote fracties om ons verzoek betreffende de te volgen procedures in te willigen: de onenigheid erkennen of een compromis aanvaarden. Een meerderheid van mijn groep - waartoe ook ik behoor- heeft uiteindelijk gekozen voor het compromis, met als enige doel te helpen een blijvend karakter te geven aan de pluralistische uitdrukking binnen dit Parlement, maar met de grootste eerbied voor het standpunt van mijn collega’s die een andere mening toegedaan zijn, want ten slotte delen we dezelfde beginselen. Deze beginselen hebben een naam en die naam is democratie.
Hanne Dahl, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, het debat dat wij nu voeren, is surrealistisch. Voorwaar, het is even absurd als een kafkaiaans proces. Ik zal de gebeurtenissen op een rijtje zetten, om uit te leggen waarom ik deze vergelijking durf te maken, want ik besef dat ze eerder grof is.
Op 27 mei behandelde een vergadering van de Commissie constitutionele zaken een ontwerpverslag dat tot doel had de oprichting van fracties te bemoeilijken. De heer Corbett, de rapporteur van het verslag, wilde het vereiste aantal leden verhogen van 20 tot 30, en tegelijkertijd de eis invoeren dat de leden een vierde in plaats van een vijfde van de lidstaten vertegenwoordigen. Dit ontwerpverslag werd verworpen, wat in iedere andere situatie zou betekenen dat het verslag van de agenda geschrapt wordt. In plaats daarvan liet de heer Leinen, de voorzitter van de commissie, toe dat de commissie verder stemde over amendementen op de oorspronkelijke tekst van het verslag – en dit terwijl er geen verslag was om te amenderen! Dit manoeuvre heeft het mogelijk gemaakt een verslag in leven te houden dat in feite al dood was. Alle regels en gebruikelijke procedures zijn geschonden, maar dat lijkt de heer Corbett, die de steun geniet van de voorzitter van de commissie, niet te verontrusten. We moeten ons afvragen waarom. Immers, in 2004 werd de drempel verhoogd omdat er 25 in plaats van 15 landen vertegenwoordigd waren in het Europees Parlement. Er zijn nog twee landen bijgekomen sinds toen, maar dat is geen reden om de regels zo drastisch te veranderen. Ze zeggen dat de drempel in vele gevallen hoger is in nationale parlementen, maar wat ze vergeten te zeggen is dat het Europees Parlement een aanvullende beperking heeft: een geografische beperking. Voor zover ik weet, bestaat een dergelijke beperking in geen enkel nationaal parlement. Waarom is deze drastische verandering van de regels inzake de oprichting van fracties dan nodig? Het heeft het meest weg van een schandelijke alliantie tussen de twee grootste fracties in het Parlement om een tweepartijenstelsel in te voeren. Jawel, als ik paranoïde was, zou ik zeggen dat het de schijn heeft van een schandelijke alliantie met een snood heimelijk motief, zijnde het zeer moeilijk te maken fracties op te richten die behoren tot de oppositie; fracties zoals degene waartoe ik behoor. Het Parlement heeft niet het recht om een oordeel te vellen over politieke meningen. Alleen de kiezers hebben dat recht. Leden die verkozen zijn in wettelijke democratische verkiezingen zijn rechtmatige deelnemers aan het politieke proces. Ze hebben alle recht om mee te spelen op dit veld en het is niet aan de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement of de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten om het moeilijk te maken voor hen om hun mandaat uit te oefenen.
Ik beveel aan dat alle leden stemmen tegen amendementen op niet-bestaande verslagen. Dat is mijn aanbeveling voor nu en voor de toekomst. Dit is gaat gewoon te ver als we ooit serieus genomen willen worden als wetgevende vergadering.
Frank Vanhecke (NI). − (NL) De rapporteur heeft eigenlijk zelf al gezegd waar het in dit verslag om gaat: het Europees Parlement moet nog meer dan vandaag reeds het geval is een soort vertegenwoordiger van het eurocratische eenheidsdenken worden. Weg dus met dat kleine beetje vrijheid van de kleinere fracties. Het Parlement dient om de Europese mandarijnen te dienen en niet meer om de politieke diversiteit bij onze volkeren te vertegenwoordigen. Wat een ondemocratische farce is dat Europa van jullie toch aan het worden!
Ook het fameuze amendement 6 over de parlementaire vragen is een zoveelste beknotting van onze rechten. Wij lezen bovendien dat dit Reglement wordt ingevoerd omdat de Europese Commissie – ik citeer – “luidkeels [heeft] geklaagd over het aantal van deze vragen en de administratieve werklast die de beantwoording ervan voor haar diensten veroorzaakt”. Ik denk nochtans dat het eerder de Parlementsleden zijn die luid moeten klagen over de schabouwelijke wijze waarop door heel wat Europese commissarissen nauwelijks wordt geantwoord op onze schriftelijke vragen, te weten naast de kwestie, onvolledig en soms met nauw verholen weigering om ons correcte informatie te verschaffen.
Wij zouden beter eens een procedure inbouwen om de commissarissen te sanctioneren in plaats van het de parlementsleden andermaal moeilijk te maken om het werk te doen waarvoor zij worden betaald.
Timothy Kirkhope (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat gaat over de motor van het Parlement en het is onze plicht om te vragen of de voorstellen inzake fracties praktisch zijn. Ik had voorzeker praktische zaken in het hoofd, gelet op de basisvereiste van 30 leden, toen ik mijn amendement heb ingediend – ik denk dat het mijn amendement was, mijnheer Corbett – dat de voorzitter van het Parlement, met de goedkeuring van de conferentie van voorzitters, in staat gesteld heeft toe te laten dat een fractie haar werk voortzet voor een zekere tijd indien het aantal leden van die fractie daalt onder de drempel.
In de commissie was men het er algemeen over eens dat het een goed idee was om te voorkomen dat een fractie gegijzeld wordt door een lid dat dreigt uit de fractie te stappen, waardoor de fractie dan meteen zou moeten worden ontbonden. Daarom voel ik wel wat voor het nieuwe compromis dat nu is voorgesteld voor een drempel van 25 leden. Het lijkt me een verstandig idee dat verlichting zou brengen voor een van de moeilijkheden waarover ik het had bij de voorbereiding van mijn amendement.
We moeten echter altijd onthouden dat we worden verkozen om de zienswijzen en belangen van ons electoraat als geheel te vertegenwoordigen. Het is een feit dat ons Europees kiezersspectrum steeds meer uiteenlopende meningen omvat, wat ten goede komt aan de democratie. Het is niet alleen het aantal leden dat toeneemt in dit Parlement, maar ook de verscheidenheid van meningen die ze meebrengen. Als we ons parlementair mandaat succesvol willen volbrengen, moeten we de mogelijkheid hebben om de zienswijzen van onze nationale electoraten volledig te weerspiegelen. Een kleine fractie in het Europees Parlement kan heel goed een grote opiniebasis in de lidstaten vertegenwoordigen. We moeten constructief kunnen werken als Parlement en ook, en dat is het belangrijkst, overeenkomstig de wensen van de mensen die we vertegenwoordigen, hoe dat ook tot uiting komt in de ordening en samenstelling van onze fracties.
Dus, hoewel ik verheugd ben over dit mogelijke compromis, ben ik ook voor een verstandige en pragmatische benadering van deze kwestie. Ik hoop dat we niet in de val trappen te geloven dat minder fracties automatisch betekent meer democratie.
Kristian Vigenin (PSE). − (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik ben van mening dat het voorstel in het verslag van de heer Corbett de aandacht verdient en net op het juiste moment komt, aangezien de aanneming ervan geen bedreiging vormt voor een van de fracties die op dit moment bestaan in het Europees Parlement. Ik ben voorstander van een meer doeltreffende werking van het Parlement in de volgende zittingsperiode van 2009 tot 2014. We hebben het belang van deze veranderingen meermaals besproken en een beperking van de mogelijkheden van verkozen leden van het Europees Parlement om hun mening kenbaar te maken, is nooit ter sprake gekomen. Maar aangezien ons Parlement een groot parlement is, misschien wel, zoals we zeggen het grootste democratisch verkozen parlement ter wereld, ligt de kern van het Europees Parlement precies in de parlementaire fracties, de fracties die niet de landen vertegenwoordigen van de verkozen leden die er deel van uitmaken, maar de politieke strekkingen die die leden met elkaar verbinden. Dit is ook het nut van de grote macht, de mogelijkheden die zowel de fracties als hun leiders hebben bij de werkzaamheden van ons Parlement.
Daarom denk ik dat we nu ook geen gelijk hebben als we de socialistische of christendemocratische fracties zouden verwijten ondemocratisch te zijn. Integendeel, ik denk dat we op deze manier de fracties die toch worden opgericht en functioneren in de volgende zittingsperiode van het Europees Parlement de mogelijkheid bieden een veel duidelijker profiel te hebben. Natuurlijk ben ik ook van mening dat het gemakkelijker is te spreken namens een fractie die niet de dreiging boven het hoofd hangt, niet voldoende leden te halen in het volgende parlement. Volgens mij zullen de fracties die vandaag bestaan, zich ook in de volgende zittingsperiode weten te handhaven. Bovendien is onze aanwezigheid hier, in dit Parlement, grotendeels te danken aan de sterkte van de politieke partijen die we vertegenwoordigen. We mogen het een niet los zien van het ander. Daarom mogen we ook niet denken dat het politieke leven van Europa helemaal draait rond dit Parlement en afhangt van de twee grote fracties. We mogen ook de partijen die we vertegenwoordigen, niet vergeten. In dit opzicht stel ik voor dat we ons bewegen in de richting van het voorgestelde compromis en het voorstel van de heer Corbett steunen.
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement praat vaak over openheid, transparantie en democratie, maar brengt dat niet altijd in de praktijk.
In dit geval echter is de rapporteur, de heer Corbett, heel open en transparant over wat hij wil bereiken: hij wil de oprichting en werking van kleine fracties moeilijker maken; hij wil hen de middelen en voorrechten ontzeggen waarop ze op dit moment recht hebben en die hen in staat stellen om de wil te vertegenwoordigen van degenen die hen verkozen hebben. De heer Corbett wil, als hij kan, korte metten maken met fracties die hij afkeurt. Dit is totaal ondemocratisch. Waarom zou de wil van de Europese kiezers niet tot uitdrukking mogen komen in fracties, hoe klein ook, die worden gevormd door de personen die zij verkiezen. Waarom niet? Omdat de heer Corbett vindt dat dat zou mogen!
Deze regels zouden, als ze worden aangenomen, bijvoorbeeld het einde betekenen van mijn eigen fractie, de Fractie Onafhankelijkheid en Democratie. De IND/DEM-Fractie is opgericht om zich te verzetten tegen de Europese Grondwet en we hebben veel succes gehad, we hebben financiële middelen geïnvesteerd in de “stem nee”-campagnes voor het Franse, het Nederlandse en recentelijk het Ierse referendum. Dat is waarom de heer Corbett en andere eurofielen willen proberen ons, en iedere fractie zoals ons die verkozen wordt na 2009, buiten werking te stellen als ze kunnen. Zijn totaal ondemocratische geloofsbrieven zijn voor iedereen transparant.
Maria da Assunção Esteves (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement moet het begrip “democratie” interpreteren op een democratische manier. Dit wil zeggen dat het Reglement niet afzonderlijk mag worden beschouwd, maar wel moet worden geïnterpreteerd in het licht van de morele basis van het kiesrecht en het beginsel van vertegenwoordiging als zelfwetgeving en autonomie van de burgers. Uitgaande van dit beginsel wil ik het volgende zeggen. Vanuit mijn perspectief is het amendement dat de heer Corbett heeft voorgesteld correct in beginsel, maar de reden waarom een fractie die in de loop van een parlementaire zittingsperiode valt onder de minimumdrempel, moet blijven bestaan, is vooral dat de kiezers bij hun democratische keuzes ook nagenoeg altijd rekening houden met de EP-fractie waartoe de kandidaat behoort.
Het maakt voor kiezers wel uit of een kandidaat wordt verkozen om te zetelen op de banken van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement of de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten. Daarom ben ik van mening dat dit amendement in plaats van een discretionaire bevoegdheid van de voorzitter van het Parlement een bindende bevoegdheid moet bevatten, een plicht in plaats van een toestemming, en dat de periode waarin de fractie blijft bestaan vanuit democratisch oogpunt alleen exact gelijk kan zijn aan de verdere duur van de parlementaire zittingsperiode. Anders zouden we de beginselen van vrijheid die van ons maken wat we zijn, volledig onderuithalen.
Mijn tweede opmerking betreft de aanlokkelijkheid om te kopiëren wat de nationale parlementen doen. Nationale parlementen staan voor ons echt model, maar in dit geval moeten we ze kopiëren cum grano salis, met een korreltje zout, aangezien de proliferatie van fracties in de Europese democratie het gebrek aan representativiteit, dat Europa van de ene crisis in de andere doet belanden, kan goedmaken.
Proliferatie hier kan de hardnekkige scheiding tussen Europese burgers en degenen die hen vertegenwoordigen goedmaken. Bovendien, hoe meer pluraliteit er is, hoe duidelijker de strijd en de intense politieke spelletjes die normaal gezien leiden tot onze consensussen zullen worden, aangezien systematische consensussen hier ook niet vrij van controverse zijn.
De aanwezigheid van vele fracties kan het Parlement helpen bureaucratisch Europa te politiseren. Immers, een democratie is een democratie en geen orde.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we mogen geen aanvullende financiële steun geven aan leden en vertegenwoordigers die opkomen tegen democratie op Europees niveau.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is zeer eenvoudig om de bedoelingen te doorgronden van degenen die aandringen op een verhoging van de drempel voor fracties in dit Huis. Het is overduidelijk een schaamteloze poging om de kleinere fracties, die vaker wel dan niet minder enthousiast zijn over het kostbare Europese project en geneigd zijn dit in vraag te stellen, eruit te persen. De heer Corbett wil echt met de stoomwals door de politiek gaan. Daarom voert hij vandaag het hoge woord, ondanks de democratische beslissing van de commissie.
Het is een treffende spreuk dat men een parlement, zijn waarden en zijn integriteit kan beoordelen aan de manier waarop het minderheden behandelt. Te oordelen naar dit verslag wil de heer Corbett dit Parlement verder laten achteruitgaan in een ondemocratische coterie van grote fracties, waar beslissingen niet worden genomen in dit Huis, maar worden afgesproken tussen de twee grootste partijen.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou een zeer fundamentele premisse willen aanvechten, zijnde de premisse dat ons opsplitsen in minder fracties zou leiden tot meer politieke coherentie. Ik zou mij bij de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement kunnen voegen, maar dat zou de politieke coherentie van die fractie niet vergroten. Ik zou mij evenzeer bij de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten kunnen voegen, maar ik kan u verzekeren dat dit de politieke coherentie van deze fractie niet zou vergroten – geenszins. Derhalve gaat het in dit voorstel niet om politieke coherentie. Het gaat erom te zorgen voor een groot aantal onafhankelijke leden, die niet willen behoren tot een van de fracties die voldoende leden hebben om zich te vestigen. Dit zal dan weer betekenen dat miljoenen Europeanen niet vertegenwoordigd zijn door een fractie in het Europees Parlement. Ik beschouw dit niet als een goede ontwikkeling. Bovenal beschouw ik dit niet als een democratische ontwikkeling. Tot slot wil ik de heer Corbett nog vragen – nu we het toch over politieke coherentie hebben – of zijn voorstel de unanieme steun geniet van de PSE-Fractie, dan wel of er binnen de fractie in feite grote onenigheid heerst over dit voorstel.
Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik vond het debat hier vanavond interessant. Eerst hoorde ik de rapporteur zeggen dat zijn verslag was geïnspireerd op de heer Bonde, die, zoals Rodrigo Díaz de Vivar, El Cid Campeador, overwinningen behaalde na zijn dood. Toen was het de beurt aan mevrouw Dahl, die de heer Bonde verving, en de rapporteur vergeleek met Kafka, wat zeker een gunstige vergelijking is. Daarmee wil ik zeggen dat mevrouw Dahl het niet zo eens zou mogen zijn met de heer Bonde. Vervolgens bekende de heer Batten dat het geld van de parlementaire fracties is gebruikt om nationale referendums te beïnvloeden. Ik kan mij voorstellen dat de quaestoren de heer Batten daarover zullen aanspreken, want het is verboden om dat geld voor zulke zaken te gebruiken.
En hoe zit het met de heer Voggenhuber? Wat kan ik zeggen over de heer Voggenhuber, die afkomstig is van het land dat Euro 2008 zo prachtig georganiseerd heeft, waar wij Spanjaarden zo blij mee zijn? De heer Voggenhuber beschuldigde ons van manipulatie en bekritiseerde het compromisamendement, en dan blijkt dat hij het ondertekend heeft.
Om kort te gaan, mijnheer de Voorzitter, in het belang van de consistentie en om akkoord te gaan met wat de heer Szájer, de heer Kirkhope, mevrouw Esteves en de heer Rübig hebben gezegd, zal de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten voor het voorstel stemmen.
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, “Lasst uns eine kühne Demokratie wagen” (Laat ons een moedige democratie wagen) was de titel van een lang artikel dat twee weken geleden van mij verschenen is in de Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung. Mensen uit sociaaldemocratische kringen zijn daarop naar mij toegekomen en zeiden “Zo is het!” - en niet alleen omdat de titel teruggrijpt naar een beroemde uitspraak van de grootse Willy Brandt. Wat doen jullie nu hier, mijnheer Corbett en mijnheer Leinen? Jullie draaien dat helemaal om en jullie weten wat jullie doen!
Ik herinner me nog goed wat jullie zeiden toen de laatste verhoging van de drempel voor fracties werd besproken. Ik herinner me de heer Leinen uit de tijd toen hij nog een oprecht democraat was. Hij zou zich in zichzelf moeten keren en goed nadenken over welke zaak hij hier dient. Jullie vernietigen toch de democratie met wat jullie hier doen. Jullie dienen de zaak van de Haiders, de Straches, de links-extremisten, mensen van een slag waartegen zelfs de heer Lafontaine een gematigd politicus lijkt. Jullie zouden beschaamd moeten zijn! Kom tot bezinning en trek dit amendement in, voor Europa! Jullie mogen toch niet de “anti-Europeanen” zijn!
Jean-Claude Martinez (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, we hebben één interne markt, we hebben één munt, dus het zou niet meer dan normaal zijn dat we ook één fractie zouden hebben. Dat zou overigens veel efficiënter zijn. Er zou maar één woordvoerder zijn en de zaken zouden gemakkelijker gedeeld kunnen worden. De heer Corbett stelt voor om de drempel te verhogen tot 30 leden. Dit lijkt zeer gevaarlijk, omdat de Ieren, de Fransen en de Nederlanders 31 leden kunnen sturen en dat zou ons voor ernstige problemen kunnen plaatsen. Persoonlijk vind ik dat we een zwevende drempel moeten invoeren. We houden de drempel op 30, maar de voorzitter zou zijn discretionaire bevoegdheid kunnen gebruiken om de drempel te verhogen tot 35 of 40, indien de parlementsleden die een fractie willen vormen, niet helemaal in het kader passen.
In de Vierde Republiek werd gebruik gemaakt van een procedure genaamd “ontzetting”. Dit wil zeggen dat aan het begin van de legislatuur door de meerderheid werd beslist of het mandaat van een specifiek parlementslid al of niet werd verlengd. Dat is de perfecte aanpak. De heer Corbett zou dan bijvoorbeeld kunnen worden belast met het ontzetten van iedereen die een andere mening toegedaan is dan hem. We zouden het ook kunnen aanpassen: iedereen die het niet eens is met de heer Corbett, zou zijn salaris om aan hem of zijn fractie moeten overmaken. Het is hoe dan ook allemaal niet van belang. De Ieren hebben al bewezen dat men de regels kan aannemen die men wil. Zo werkt het hier niet meer, mijnheer Corbett.
Richard Corbett, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb genoten van dit debat. Ik heb genoten van de wilde beschuldigingen die geuit zijn naar aanleiding van dit amendement, dat een verhoging van de drempel voor de oprichting van een fractie in dit Parlement van 20 naar 25 of misschien 30 leden op een of andere manier het einde van de democratie en het einde van het pluralisme in het Parlement zou betekenen. Wat een onzin! Dit is een gematigd voorstel. Zelfs 30 leden zou nog veel lager zijn dan de drempel die wordt gehanteerd in de meeste nationale parlementen, die we wel allemaal perfect democratisch vinden. Waarom kan dat dan niet hier?
De idee dat dit een aanval is op de bestaande fracties, is onzin. Het verheugde mij dat de woordvoerder van de UEN-Fractie toegaf dat dit geen invloed zou hebben op zijn fractie. Het verbaasde mij dat de heer Batten dacht dat zijn fractie erdoor zou worden getroffen. Ik dacht dat hij verwachtte zetels te winnen bij de volgende Europese verkiezingen. Ik denk eerder dat ze zetels zullen verliezen en vernietigd zullen worden, zodat ze zelfs de huidige drempels niet zouden halen. Hoe het ook zij, de verandering zal hen dus in ieder geval niet treffen.
Ook de idee dat dit gericht is tegen aanhangers van een specifiek standpunt, bijvoorbeeld eurosceptici, zoals hier is geopperd, is pure onzin! Eurosceptici zijn in dit Parlement altijd vertegenwoordigd, goed vertegenwoordigd, geweest, hebben nagenoeg altijd een fractie gehad en ik ben er zeker van dat zo zal blijven. Ze vertegenwoordigen een klein maar belangrijk deel van de openbare opinie en ze moeten natuurlijk deelnemen aan onze debatten. Daar zal geen verandering in komen door dit voorstel.
Dit is geen radicaal voorstel. Het is een bezonnen, praktisch voorstel dat getuigt van gezond verstand, om na te gaan welke drempel voor de oprichting van een fractie geschikt is voor het uitgebreid Parlement.
Dit voorstel is niet radicaal. Het viseert niemand. Het verheugt mij dat vele fracties inzien dat het verstandig is in deze kwestie een compromis te vinden tussen de twee zienswijzen en dit compromis zien in het gematigd voorstel van 25 leden.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 9 juli 2008 plaats.
22. Wijziging van het Reglement in verband met de voorstellen van de Werkgroep parlementaire hervorming inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0197/2008) van de heer Corbett, namens de Commissie constitutionele zaken, over de wijziging van het Reglement in verband met de voorstellen van de Werkgroep parlementaire hervorming inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen (2007/2272(REG)).
Richard Corbett, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat de collega’s mij nogmaals willen toehoren over veranderingen van het Reglement, kwesties die steevast aan bod lijken te komen op een maandagavond.
Zoals mijn collega’s weten, heeft het Parlement een werkgroep onder de zeer bekwame leiding van onze collega Dagmar Roth-Behrendt, die de verbetering van de werkzaamheden van ons Parlement onderzoekt.
We zijn niet langer een debatorgaan, maar een co-wetgever. Wat er ook gebeurt met het Verdrag van Lissabon, die wijziging heeft grotendeels al plaatsgevonden. Het is dan ook rationeel en logisch dat we de organisatie van onze werkzaamheden onderzoeken.
Een belangrijk gevolg daarvan is onvermijdelijk en terecht dat de nadruk verschuift van initiatiefverslagen van commissies, zonder invloed op de wetgeving, naar wetgeving.
Dat is het eerste en misschien het belangrijkste deel van het pakket van voorstellen dat ik vandaag aan u voorleg. De voorstellen van de werkgroep waren uiteraard veelomvattend: slechts enkele daarvan vereisen een aanpassing van ons Reglement, maar dit is daar één van.
De idee is hier dat we een onderscheid moeten maken tussen de verschillende types initiatiefverslagen en hun betekenis. Sommige zullen uiteraard volledige bespreking en stemming in de plenaire vergadering blijven verdienen, andere misschien niet.
We mogen van deze Kamer geen ontwerpcommissie maken die een gedetailleerd initiatiefverslag van een gespecialiseerde commissie over een gespecialiseerd onderwerp paragraaf per paragraaf herschrijft.
Ik was graag nog een stap verder gegaan en stel daarom de vraag: waarom staan zulke verslagen, dat type initiatiefverslagen, niet op zich als verslag van de commissie?
Verslagen van het Parlement, die we allemaal bespreken, zijn verslagen van de parlementaire commissies. Er wordt niet over gestemd in het Parlement en ze worden niet herschreven door het Parlement, ze hebben hun intrinsieke waarde. Het zijn vaak zeer goede, diepgaande, analytische verslagen. De commissies gebruiken het Parlement niet om hun verslagen paragraaf per paragraaf te laten reviseren door het Parlement. Voor dit type initiatiefverslag moeten we dat ook niet doen.
Met deze Reglementswijziging zal dat mogelijk zijn. We zullen natuurlijk – dat is het compromis – het verslag nog altijd voorleggen aan het Parlement voor aanneming of verwerping. We zullen ook toestaan dat fracties die er niet mee akkoord gaan, een alternatieve ontwerpresolutie indienen, maar we zullen er niet uren aan een stuk, paragraaf per paragraaf, over stemmen, om een verslag van dat type te herzien. Dat is volgens mij een eerste, zeer belangrijke wijziging.
Een andere wijziging, maar van een heel andere soort, is onze debatten en de manier waarop we onze spreektijd gebruiken, meer leven in te blazen. De rol van de rapporteur zal worden verbeterd: de rapporteur presenteert het verslag van de commissie, dat een antwoord is op het wetgevingsvoorstel van de Commissie, en zegt onmiddellijk wat het Parlement vindt van het Commissievoorstel, en hij rondt het debat af op het einde, waarbij hij misschien antwoordt op de punten die verschillende leden hebben aangevoerd, zoals ik daarnet heb trachten te doen bij ons vorige debat. Dat is iets wat onze debatten nieuw leven kan inblazen en zeker de moeite waard is.
Er is echter één detail dat blijkbaar veel opmerkingen heeft uitgelokt: dat is de suggestie dat we richtsnoeren voor schriftelijke parlementaire vragen zouden moeten hebben, zoals we ook al richtsnoeren hebben voor vragen die worden gesteld tijdens het vragenuur bij de andere instellingen.
Ik begrijp niet waarom daar zo’n drama wordt van gemaakt. Het is geen poging om een censuurbevoegdheid met betrekking tot de vragen in te voeren. Er wordt alleen gezegd in de richtsnoeren dat schriftelijke parlementaire vragen, net zoals vragen van het vragenuur, binnen de opdracht van de instelling die om antwoord wordt verzocht, moeten vallen. Dat lijkt logisch en rationeel, maar ontbreekt op dit moment.
Het feit dat dit ontbreekt, heeft het mogelijk gemaakt dat één lid van dit Huis meer dan duizend schriftelijke parlementaire vragen heeft ingediend over onderwerpen die helemaal niets te maken hebben met de Europese Unie. Daardoor is het systeem vast komen te zitten, zodat alle andere leden langer moesten wachten op hun antwoorden. Het heeft een fortuin gekost, omdat al deze vragen in alle talen moeten worden vertaald, onder de commissarissen moeten worden verspreid voor een collectief antwoord en collegiaal antwoord. Dat is een verspilling van onze tijd en middelen. Gewoon richtsnoeren vastleggen die bepalen dat de vragen binnen de opdracht van de Europese Unie en de instellingen moeten vallen, lijkt verstandig.
En wie moet daarover oordelen? Op grond van mijn voorstel zal onze voorzitter, de voorzitter van het Parlement, hierover oordelen. Als we richtsnoeren vastleggen, zullen we het niet overlaten aan de Commissie om daarover te oordelen en te zeggen: “Nee, op die of die vraag antwoorden we niet”. Nee, wij zullen beslissen - en dat is zo om de leden te beschermen en moet een garantie zijn voor de leden. Het verbaast mij dat sommige leden die vanavond niet hier aanwezig zijn, het nodig vonden dat aan de kaak te stellen in een e-mail aan alle parlementsleden.
Deze zijn gematigde, verstandige voorstellen die afkomstig zijn van de werkgroep van vicevoorzitters en Dagmar Roth-Behrendt, en ik beveel ze aan aan het Huis.
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, een hervormd Parlement dat aanzet tot een levendiger politiek debat over de EU is in het belang van al onze burgers en ook al de instellingen. We hebben een dynamischer bespreking van Europese zaken nodig en ik behoor tot degenen die er diep van overtuigd zijn dat debatteren het levenssap is van iedere goed werkende democratie.
Namens de Commissie wil ik de heer Corbett feliciteren met zijn verslag over de werkzaamheden van de plenaire vergadering en de presentatie van schriftelijke vragen. Het aantal parlementaire vragen is met de jaren steeds toegenomen. In 2007 heeft de Commissie meer dan 6 700 vragen beantwoord. Dat is een stijging van 12 procent in vergelijking met 2006 en nagenoeg 35 procent in vergelijking met 2005 en de tendens dit jaar wijst in de richting van een verdere stijging.
De toename van het aantal vragen vormde ook een echte uitdaging: nagenoeg 25 procent van alle schriftelijke vragen is ingediend door niet meer dan acht parlementsleden. Bovendien heeft een groot aantal vragen betrekking op kwesties die niet onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Ik kan u enkele voorbeelden geven als u wil.
De Commissie is absoluut toegewijd om haar verantwoordelijkheid op te nemen en hoogwaardige antwoorden te geven op de parlementaire vragen. Dat is een plicht die voortvloeit uit de verdragen; het is ook een centraal onderdeel van onze verantwoordingsplicht ten aanzien van het Parlement. De Commissie is verheugd over de introductie van sommige richtsnoeren en ontvankelijkheidscriteria voor schriftelijke parlementaire vragen als voorgesteld in het verslag. Er gelden nu richtsnoeren voor mondelinge vragen aan de Commissie of de Raad en het verslag-Corbett stelt een methode voor die reeds geïmplementeerd is in het Parlement en bekend is bij de Raad en de Commissie. De effectieve implementatie van deze richtsnoeren zal de mogelijkheid voor individuele leden om vragen te stellen aan de Commissie en tijdig antwoorden te ontvangen, versterken, zoals reeds is uitgelegd door de rapporteur. We zullen ons kunnen concentreren op vragen over kwesties die echt betrekking hebben op de Commissie of die van algemeen belang zijn.
Ik wil nog iets zeggen over een andere kwestie die aan bod komt in het verslag, zijnde de volgorde van de toespraken tijdens debatten in de plenaire vergadering. De Commissie erkent dat het logisch en wenselijk is debatten over wetgevingsteksten te beginnen met een inleiding door de rapporteurs. Met betrekking tot de volgorde van de toespraken en de spreektijd wil ik echter benadrukken dat er moet worden vastgehouden aan het beginsel van gelijkwaardige behandeling van de Commissie en de Raad.
Om af te sluiten wil ik eraan herinneren dat wij onlangs ons standpunt hebben kenbaar gemaakt met betrekking tot het tweede tussentijdse verslag dat is goedgekeurd door de Werkgroep parlementaire hervorming en dat we uitkijken naar de kans om deze kwesties met het Parlement te bespreken alvorens uw instelling het definitieve standpunt inzake het hervormingspakket inneemt. Ik heb er vertrouwen in dat de geest van goede interinstitutionele samenwerking die beide instellingen tot nog toe hebben laten zien, zal standhouden gedurende het hele hervormingsproces.
József Szájer, namens de PPE-DE-Fractie. − (HU) Mijnheer de Voorzitter, opnieuw gaan er stemmen op die zeggen dat deze aanbeveling is ingegeven door ons verlangen om de activiteiten van bepaalde parlementsleden te beperken. Ik wil de eurosceptische parlementsleden erop wijzen dat ze de aanbeveling moeten lezen, alvorens zoiets te zeggen.
Dit verslag, en deze wijziging van het Reglement, had al heel lang geleden moeten gebeuren, aangezien het Europees Parlement al een hele tijd een aanzienlijke wetgevingsbevoegdheid heeft. Ondertussen gaat in totaal 17,4 procent van onze tijd, de tijd die we besteden aan debatten in plenaire vergadering, naar wetgeving, en de rest naar andere activiteiten.
Dit verslag maakt het in feite mogelijk dat het Parlement zich bezighoudt met de zaken waartoe de verdragen het machtigt. Met andere woorden, we zullen ons werkelijk op wetgeving kunnen concentreren, en dat wil niet zeggen dat de initiatiefverslagen in waarde dalen, aangezien deze ook zeer belangrijke punten bevatten, maar we moeten voor onszelf beseffen dat hun invloed veel kleiner is dan wat we kunnen bereiken met wetgeving.
Wanneer we wetgeving uitvaardigen, creëren we veranderingen die de levens van 500 miljoen mensen direct beïnvloeden in de komende jaren, terwijl het effect van initiatiefverslagen veel langer op zich laat wachten en veel kleiner is. Dientengevolge moet dit Parlement zich veel meer bezighouden met wetgeving, en dat is wat dit verslag mogelijk maakt.
We zijn er ook in geslaagd overeenstemming te bereiken over de vragen, aangezien het belangrijk is dat er ook een echt antwoord komt op de vragen. Parlementsleden krijgen heel vaak geen echte antwoorden van de Commissie, hoewel, zoals de commissaris heeft gezegd, ieder individueel lid van het Europees Parlement het recht heeft om antwoorden te krijgen op zijn vragen, maar het moet gaan om vragen die binnen de bevoegdheid van de Europese Unie en de Commissie vallen.
Het verheugt mij ook dat de Commissie de beperking tot twee vragen per maand uiteindelijk heeft verworpen. Dit was een wijze beslissing. In ieder geval kunnen we een beter resultaat bereiken en deze nieuwe regel zal helpen de vragen meer doeltreffend te maken. Derhalve feliciteer ik de rapporteur, de heer Corbett. Dank u.
Jo Leinen, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, initiatiefverslagen hebben zeker een bestaansrecht in dit Parlement. We zijn een parlement van 27 landen en volkeren en er zijn veel vragen die op de lippen branden, zowel binnen de EU als in onze betrekkingen met andere delen van de wereld.
Ik ben het echter eens met degenen die hebben gezegd dat het Parlement steeds meer geëvolueerd is van een raadgevend orgaan naar een wetgevend orgaan. Het Verdrag van Lissabon zal nog een grote stap verder in die richting betekenen. Daarom moeten we prioriteiten stellen. Ik hoor dat we slechts 17,4 procent van onze tijd besteden aan wetgevend werk. Dat is werkelijk niet genoeg. We staan onder stress, onder tijdsdruk. We willen een betere wetgeving en daarvoor hebben we meer tijd en prioriteiten nodig.
Het is ook een goede zaak dat we nu zeggen dat niet ieder verslag opnieuw moet worden besproken in de plenaire vergadering. Er kan ook gestemd worden zonder eerst te debatteren en de leden kunnen hun opmerkingen met betrekking tot het verslag schriftelijk kenbaar maken als ze dat wensen. Dat moet niet mondeling in de plenaire vergadering gebeuren.
Mevrouw de vicevoorzitter, ik vind het correct dat de rapporteur het eerste en het laatste woord heeft hier in het Parlement, omdat wij hier quasi als “kamer van burgers” aan het begin en het einde van een debat onze mening moeten zeggen. Dat is een goede vernieuwing.
Last but not least wil ik het hebben over de kwestie van de vragen. Alles gaat goed, tot er misbruik in het spel komt. We hebben de cijfers gehoord: acht leden stellen 25 procent van alle vragen. Dat wil zeggen dat er nagenoeg 1 700 vragen gesteld zijn door acht leden. Men zou kunnen zeggen dat ze heel vlijtig zijn, maar het wekt toch sterk de indruk dat het EU-systeem hier, zoals in vele andere gevallen, op onverantwoorde wijze misbruikt wordt door tegenstanders van de EU. We moeten daarom een regel invoeren en de richtsnoeren zijn een maatstaf, een kader waarbinnen we kunnen werken.
Proficiat mijnheer Corbett dat u zich steeds weer inspant om het Parlement verder te ontwikkelen. Hartelijk dank.
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij dat ik in deze toespraak een consensus meer toegedaan kan zijn dan in mijn vorige. De liberale fractie staat sterk achter de richting van de hervormingen in dit pakket voorstellen, inzonderheid met betrekking tot de parlementaire vragen.
Ik ben van mening dat het goed is dat we het eerste voorstel van de rapporteur om het aantal parlementaire vragen dat mag worden gesteld, te beperken of een bovengrens vast te leggen, hebben laten vallen.
Eigenlijk zou ik nog twee kleine verbeteringen willen voorstellen. Het eerste is de procedure uit te breiden, om te voorkomen dat verslagen van de commissie die van slechte kwaliteit zijn – zo zijn er helaas soms – nog zonder verbetering door de plenaire vergadering gaan en het zou gepast zijn om de commissie zelf, en niet alleen de rapporteur of twee fracties of 10 procent van de leden van het Parlement, toe te staan amendementen in te dienen.
Mijn tweede voorstel is om een “catch the eye”-procedure toe te voegen aan de nieuwe soort korte inleiding die wordt voorgesteld door de rapporteur. Ik ben van mening dat deze twee veranderingen de kans op parlementair debat en uitwisseling lichtjes zouden vergroten en toch het doel van de werkgroep, zijnde natuurlijk de werkzaamheden van het Parlement te stroomlijnen en te bezielen, niet zouden tenietdoen.
Sylvia-Yvonne Kaufmann, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het grotendeels eens met de heer Duff. Anders dan bij het vorige verslag, kunnen wij als fractie het verslag in het geheel steunen, aangezien het de voorstellen van de Werkgroep parlementaire hervorming weerspiegelt en omzet in amendementen op het Reglement.
Waar wij echter niet achter kunnen staan, dat wil ik hier kort vermelden, is het voorstel om geen amendementen op initiatiefverslagen meer toe te staan. Mijn fractie is van mening dat amendementen ontegenzeggelijk deel uitmaken van de politieke cultuur en het politieke debat en vooral van de rechten van de individuele fracties en dat men dit recht van de fracties niet mag beknotten.
Tot slot wil ik nog zeggen dat ik van mening ben dat amendementen 13 en 15 van de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa onze steun verdienen. Ook al hoeven we hier in plenaire vergadering geen lange, gedetailleerde debatten te houden over individuele verslagen, er moet wel een bespreking plaatsvinden en deze moet kort zijn - ofwel één woordvoerder per fractie, zoals de Verts/ALE-Fractie voorstelt, ofwel door middel van de “catch the eye”-procedure. Als we helemaal afzien van een debat, zouden we onszelf geen goede dienst bewijzen. Als we geen debat toestaan, nemen we onszelf niet serieus en dat vind ik ook niet goed.
Hanne Dahl, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, alle wetgevende organen moeten te allen tijde aan controle worden onderworpen en moeten, evenals wij, bereid zijn om zelfcontrole uit te oefenen. Ik vrees echter dat de zelfcontrole in het huidige verslag te ver gaat. Ik zou zelfs zo ver willen gaan om het zelfcensuur te noemen. Als dit verslag wordt aangenomen in zijn oorspronkelijke vorm, betekent dit dat het Parlement zelf voorstelt om beperkingen op te leggen aan het recht van zijn leden om relevante vragen te stellen aan de Raad en de Commissie. Dit is op zich zinnig, maar het verslag stelt ook dat het de taak van de Voorzitter is om te beslissen of de betreffende vraag mag worden gesteld. Dus moet de Voorzitter van het Parlement beslissen welke vragen geschikt zijn om aan de andere EU-instellingen te stellen. We voeren dus een extra zelfcensuur in en staan bovendien de Voorzitter van het Parlement toe om censuur uit te oefenen.
Ik wil het Huis eraan herinneren dat we het enige rechtstreeks gekozen orgaan zijn en dus een bepaalde verplichting hebben. Het is onze taak om parlementaire controle uit te oefenen, en daarom kunnen we ons onder geen beding zelfcensuur opleggen, die vatbaar is voor misbruik. Natuurlijk hebben we allen de morele plicht om de tijd van instellingen niet te verspillen met irrelevante vragen, maar we kunnen de vaststelling van “objectieve criteria” voor relevantie niet accepteren. In de politiek bestaan er geen objectieve criteria en als we ze vaststellen, lopen we de kans dat ze worden misbruikt.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in zijn oorspronkelijke vorm was dit verslag veel draconischer en antidemocratischer dan in zijn uiteindelijke versie. Onze eurofanatieke rapporteur toonde veel van zijn ware aard toen hij voorstelde om de rechten in te perken van gekozen leden in dit Huis die het wagen vragen te stellen aan de niet-gekozen Commissie en de Raad. Vandaar zijn monsterlijke voorstel om leden te beperken tot drie vragen per maand.
Gelukkig moest hij snel de aftocht blazen, maar zijn verslag ademt nog steeds iets van het onderliggende repressieve karakter van dat voorstel. Met name het veto dat hij de Voorzitter wenst te geven over wat de inhoud van een vraag mag zijn, is onaanvaardbaar; niet in de laatste plaats omdat deze huidige Voorzitter niet het vertrouwen geniet van iedereen in dit Huis gezien zijn onvermogen om een verschil van mening te dulden. Dit bleek uit zijn strafmaatregel tegen diegenen in dit Huis die het waagden om het recht van hun electoraat op te eisen om nationale referenda te houden over het Verdrag van Lissabon.
De Voorzitter toonde zijn onverdraagzaamheid, en een Voorzitter aan wie censuurrechten worden gegeven die hem in staat stellen om de Europese elite te beschermen tegen indringende vragen van leden – een dergelijke Voorzitter zal met graagte die censuur uitoefenen. Daarom is het dwaas, is het verkeerd en is het ondemocratisch om leden in dit Huis zo te boeien en te knevelen als onze rapporteur, wat niet verrassend is, dat tracht te doen.
Costas Botopoulos (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Reglement van het Parlement is niet slechts een formaliteit in ons werk, maar vormt de ware essentie van het werk van elk parlement, zelfs van een parlement als het onze, dat 780 leden telt uit zoveel verschillende landen, dat zover verwijderd is van het oog van de publieke opinie en als gevolg daarvan vaak ver afstaat van zaken die van belang zijn voor het publiek, een parlement met bekende procedures als het om debat gaat – en het debat hier in de plenaire vergadering is simpelweg een formele procedure in verhouding tot het echte werk dat plaatsvindt in de commissies.
Een poging dus om het werk van de plenaire vergaderingen van dit Parlement op basis van bepaalde principes te verbeteren, is altijd welkom: ten eerste het principe van efficiëntie, zodat we discussies voeren om te komen tot opties en ten slotte tot besluiten, ten tweede het principe van democratie, gelijke kansen voor iedereen ongeacht de macht die men bezit, zodat iedereen gehoor vindt, en ten derde het principe van “levendigheid”, zoals ik het zou noemen, zodat de dingen die wij zeggen van belang zijn voor het publiek.
Hoe goed voldoet het voorstel in dit specifieke verslag aan deze principes? Naar tevredenheid, denk ik, hoewel er ruimte is voor enkele kleine verbeteringen, die ik zal voorstellen.
Wat het punt van de “korte presentatie” betreft: daar ben ik het mee eens. Er is één reden waarom het een zeer goed idee is om een korte presentatie te hebben: het betekent dat er nooit een verslag zal zijn waarover in het geheel niet wordt gesproken. Ik zal u een voorbeeld geven: het zeer interessante verslag van de heer Duff, waarover we morgen zullen stemmen, over de wijze waarop enige vorm van controle kan worden uitgeoefend op de Commissie. Dit zal in het geheel niet worden besproken, hoewel het een zeer goede gelegenheid zou zijn om gebruik te maken van deze verkorte procedure.
Daarom zeg ik hier “ja” tegen, maar bovendien zou ik erop willen wijzen – we zien dat vandaag en we zien dat elke keer – hoe interessant de “catch the eye”-procedure is, en hoe oninteressant een discussie is als alleen de rapporteur en de Commissie daaraan deelnemen terwijl het interessant zou zijn als ook anderen konden spreken.
Eén laatste opmerking: wat vragen betreft, denk ik dat de koers die wij volgen, heel juist is. Ten slotte wil ik over de initiatiefverslagen opmerken dat ik vind dat over amendementen op deze verslagen moet worden gedebatteerd.
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ik deze korte betogen schrijf, valt het me soms op dat er echt behoefte zou zijn aan het talent van een George Orwell om recht te doen aan deze verslagen.
Dit verslag van de heer Corbett, die zonder het te weten een satiricus en humorist is, is hier een goed voorbeeld van. Het getuigt van een enorme ondemocratische arrogantie om voor te stellen dat leden van dit Parlement hun vragen aan de Raad en de Commissie zouden moeten laten censureren! Ons wordt verteld dat dit is om misbruik van dit recht te voorkomen of het gebruik van beledigende taal een halt toe te roepen.
Misschien is de heer Corbett bang dat we vragen zouden kunnen stellen over het strafblad van sommige commissarissen of hun vroegere carrière als apparatsjik van Oost-Europese communistische regimes of misschien over de vermeende carrière van voormalige EU-voorzitters als KGB-agent?
Onlangs heeft de Voorzitter van het Parlement zich willekeurige bevoegdheden aangematigd om controle te hebben op het recht van Parlementsleden om in deze Kamer te spreken. Nu wil de heer Corbett censuur uitoefenen over wat Parlementsleden namens hun kiezers willen zeggen tegen de Raad en de Commissie.
Ik wil graag reageren op het commentaar van de heer Corbett op mijn betoog in het laatste debat. Wat de door hem voorgestelde regels voor de vorming van fracties betreft, doelde ik natuurlijk op de Fractie Onafhankelijkheid en Democratie zoals die momenteel is samengesteld. Het is de Labour Party die in Groot-Brittannië van de kaart dreigt te worden geveegd. Eén reden daarvoor is haar eurofiele fanatisme, en ik kan hem verzekeren dat de Britse Fractie Onafhankelijkheid in 2009 hier in nog grotere getale zal terugkeren.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de vragen vertegenwoordigen precies het spectrum aan informatie dat burgers van de EU verwachten. Aangezien commissaris Wallström hier vandaag aanwezig is, roep ik haar op om deze vragen door te laten nemen en wellicht een brochure te laten maken waarin de resultaten van de vragen en antwoorden ook aan de Europese burgers ter beschikking worden gesteld, zodat ze, ook op het internet, kunnen nalezen wat het antwoord is op de vragen die door hun Parlementsleden aan de Commissie en de Raad worden gesteld. Het zou fantastisch zijn voor journalisten en Europese burgers als dat nog voor de verkiezingen zou gebeuren.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik heb het woord gevraagd, omdat ik graag wil reageren op het betoog van de heer Leinen. Mijnheer Leinen, als ik even uw aandacht mag? Ik wil het graag hebben over uw opmerkingen over initiatiefverslagen. Er valt te twisten over de kwaliteit van de initiatiefverslagen die hier worden ingediend en vervolgens aangenomen, maar als u amendementen niet langer toelaat, hoe kunnen initiatiefverslagen dan worden verbeterd? Ik wil u eraan herinneren dat het Parlement geen initiatiefrecht heeft op het gebied van wetgeving. We zijn daarbij aangewezen op de Commissie. Hoe kunnen we de Commissie laten weten welke initiatieven we graag zouden willen als we de initiatiefverslagen beknotten of verslagen niet in een richting kunnen sturen waardoor dingen worden verbeterd? Als ik het goed begrijp, hebben we volgens het Verdrag, of wat ooit Grondwet heette, zelf geen initiatiefrecht op wetgevingsgebied. We hebben uitsluitend de mogelijkheid om met initiatiefverslagen te laten weten wat we willen. Ik vind het jammer als u dat bagatelliseert, omdat u ons dan van een mogelijkheid berooft. Ik denk dat u daar nog eens over na zou moeten denken – zowel u, mijnheer Leinen, als de rapporteur.
Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur heeft niemand nodig om hem te verdedigen. Ik twijfel er niet aan dat hij zichzelf kan verdedigen, maar ik moet zeggen dat ik het woord heb gevraagd, omdat ik vind dat sommige van de toespraken te ver gingen.
Ik denk dat we in dit Huis debatten moeten voeren en argumenten naar voren moeten brengen. Ik heb zojuist geluisterd naar de toespraak van de heer Graefe zu Baringdorf, en we zijn het hierover nooit met elkaar eens, maar ik denk dat sommige van de beschrijvingen, beledigingen en karikaturen deze instelling uiteindelijk schaden, en met name diegenen die daarvoor verantwoordelijk zijn, mijnheer de Voorzitter. We zijn hier in Frankrijk en ik geloof dat het een Franse schrijver was die zei dat alles wat overmatig is geen waarde heeft. Vandaag hebben we hier enkele toespraken gehoord die geen waarde hebben.
We hebben waardering voor wat de heer Corbett heeft gedaan, namelijk simpelweg weergeven wat er wordt gedaan door een groep Ondervoorzitters van dit Huis, waarin alle fracties in het Parlement zijn vertegenwoordigd. Dit vindt zijn neerslag in het Reglement, waarover we vandaag met hem hebben gedebatteerd, en we hebben grote waardering voor het werk dat hij verzet.
Richard Corbett, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, na ons vorige debat ben ik blij om te constateren dat we nog steeds vrienden zijn en dat we een bredere consensus over deze kwesties kunnen bereiken.
Ik wil graag een aantal punten verduidelijken die aanleiding hebben gegeven tot onenigheid. Wat parlementaire vragen betreft: er wordt door ons geen enkele limiet aan parlementaire vragen voorgesteld. We zeggen eenvoudigweg dat dezelfde richtsnoeren die we als Parlement hebben aangenomen voor vragen binnen het vragenuur, ook zouden moeten gelden voor schriftelijke vragen, namelijk dat ze binnen de opdracht van de Europese Unie vallen en binnen die van de instelling die wordt verzocht ze te beantwoorden.
Vragen over ziekenhuizen in het Verenigd Koninkrijk onder de National Health Service en de verplaatsing van medewerkers van het ene ziekenhuis naar het andere, die niets te maken hebben met de Europese Unie, zouden geen parlementaire vragen moeten zijn die veel geld kosten op Europees niveau. Dit lijkt me een kwestie van gezond verstand: alleen de UKIP en hun vrienden kunnen dit omschrijven als een soort samenzwering of censuur. Censuur? Op criteria waartoe we zelf besluiten, waarover onze Voorzitter moet beslissen, niet de Commissie of de Raad? Als dat censuur is, lieve hemel…
De tweede kwestie die aanleiding gaf tot enige onenigheid, was de spreektijd. Misschien heb ik dit nog niet volledig toegelicht. We handhaven de twee opties die we nu hebben voor de organisatie van debatten en zullen daar een derde aan toevoegen. Op dit moment kunnen we een volledig debat voeren, wat al een kort debat kan zijn met één spreker per fractie. We hebben nu ook de optie van de vereenvoudigde procedure, waarbij de rapporteur eenvoudigweg een verklaring van twee minuten aflegt ten tijde van de stemming: dat zullen we zo houden.
Wat we voorstellen, is om daar een derde optie aan toe te voegen: de korte presentatie, namelijk wanneer er consensus bestaat over een verslag en het om een initiatiefverslag gaat enzovoort en het verslag geen volledig debat verdient, hoewel dat laatste altijd een optie blijft. Binnen de procedure van de korte presentatie presenteert de rapporteur de conclusies van de commissie. De Commissie reageert hierop en alle anderen die dat wensen kunnen schriftelijk een extra bijdrage leveren. Dit vergroot het aantal opties dat het Parlement ter beschikking staat; het beperkt de rechten van leden niet. Het vergroot de flexibiliteit waarmee we deze kwesties kunnen behandelen, en ik beveel dit opnieuw aan bij het Huis.
Tot slot een aantal korte vragen. In antwoord op de vraag van de heer Rübig: de vragen en antwoorden zijn al te raadplegen via het internet. Ze zijn zichtbaar voor alle leden. Misschien moeten we er meer gebruik van maken, maar ze zijn er en ze zijn een instrument dat ter beschikking staat. Tegen de heer Baringdorf wil ik zeggen: ja, het verslag maakt inderdaad onderscheid tussen verschillende soorten initiatiefverslagen. Het soort wetgevingsinitiatief waar hij op doelde, zou niet komen te vallen onder de vereenvoudigde procedure die wij voorstellen. Dat zou de normale procedures volgen, zoals dit specifieke type wetgevingsinitiatief ook verdient. Daar hebben we dus al rekening mee gehouden.
Wat de zeer vreemde opmerkingen van de heer Batten van de UKIP betreft en zijn verwijzing naar de volgende Europese verkiezingen: we zullen zien. Ja, zijn partij heeft evenveel zetels gewonnen als de Liberal Democrats tijdens de vorige Europese verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk. Ze hebben echter, denk ik, tienmaal meer uitgegeven – de heer Duff knikt, dus ik denk dat dat klopt. We zullen zien hoeveel miljonairs hij dit keer kan overhalen om bij te dragen aan zijn campagne. Ik hoop echter dat de kiezer, na het zien van hun optreden in het Europees Parlement in de afgelopen vijf jaar, zal beseffen wat het eigenlijk betekent als je iemand van de UKIP kiest voor deze instelling. En als het electoraat zich daarvan bewust is, weet ik zeker dat zij het niet zo goed zullen doen in de volgende Europese verkiezingen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
23. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen