Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer teleurgesteld dat het in de aanbeveling voor tweede lezing van mevrouw Westlund niet mogelijk was om een verbod op azokleurstoffen door te zetten. Dit is inderdaad zeer teleurstellend omdat het etiketteren de veiligheid niet waarborgt. Het Parlement heeft nu op dit gebied de controle uit de hand gegeven en is eenvoudigweg gezwicht, en heeft betreurenswaardig geen gebruik gemaakt van het voorzorgsbeginsel.
We vinden het net zo teleurstellend dat het niet gelukt is om met behulp van gentechniek gemodificeerde hulpstoffen op te nemen en te regelen, om zo een werkelijk teken te zetten hoe ernstig we het met de consumentenbescherming menen. Maar het meest betreurenswaardig is het dat het niet gelukt is om de kinderen tegen azokleurstoffen te beschermen. Het alarmerende onderzoek in Southampton toont duidelijk aan dat we een verbod moeten eisen, dat een verbod nodig is.
Wat zegt het voorzorgsbeginsel eigenlijk anders dan dat we de consequenties moeten trekken wanneer er aanwijzingen voor een risico zijn? De consequenties zouden zeer duidelijk een verbod zijn geweest. En wanneer al geen algemeen verbod mogelijk was, dan vind ik het zeer jammer dat het nog niet eens gelukt is om een verbod voor producten te bereiken die bedoeld zijn voor kinderen.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0180/2008)
Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik voor de daarin genomen aanpak ben.
Ik ben ingenomen met de harmonisering van het gebruik van levensmiddelenadditieven in aroma’s in de gehele EU. Een enkele verordening inzake levensmiddelenadditieven zal erbij helpen om de bestaande wetgeving op dit gebied te monitoren, te vernieuwen en te wijzigen en een bijdrage leveren aan een betere voedselveiligheid.
Ik maak mijn zeer grote zorgen over het gevaar van zulke additieven en aroma’s op de gezondheid en ook over de uitwerkingen op de kinderen, omdat sommige E-nummers hun intelligentie aantasten, terwijl ze ook allergieën en andere ziektes kunnen veroorzaken.
Terwijl er echter een betere transparantie en etikettering nodig is, moeten we denken aan de verschillende bevolkingen die in Europa leven en die het gewend zijn om ingrediënten uit de gehele wereld te gebruiken, zoals kruiden en specerijen, waarvan de gehele inhoudsopgaaf niet beschikbaar is. Dus moeten we ervoor zorgen dat we de keus van de consument niet beperken en het de mensen veroorloven dat ze verder de kruiden en specerijen kunnen gebruiken die al sinds eeuwen in gebruik zijn.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag is enorm belangrijk voor ons alledaagse leven. De mensen willen levensmiddelen hebben die gezond en veilig zijn. Daarom is het belangrijk dat de toelatingsprocedures voor het gebruik van levensmiddelenadditieven, enzymen en aroma’s transparant moeten zijn. Om de consumentenbescherming te versterken, vooral voor die mensen die levensmiddelenintoleranties tegen bepaalde stoffen hebben, moeten de consumenten volledig worden ingelicht over de stoffen die in levensmiddelen worden gebruikt. Daarom is het belangrijk dat de informatie op het etiket voor de gemiddelde consument gemakkelijk te begrijpen is, eveneens voor consumenten met een allergie. Bevoegde en bekwame overheden moeten erover beslissen of het gebruik van stoffen die de smaak, het uiterlijk of de voedingseigenschappen van de producten verbeteren wel of niet wordt toegelaten, op de grondslag van wetenschappelijke kennis en een risicobeoordeling. De naleving van deze richtsnoeren en vereisten moet worden gecontroleerd en moet in het belang van de consument in onze interne gemeenschappelijke markt aan lopende controles worden onderworpen.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Mojca Drčar Murko (A6-0177/2008)
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Ik ondersteun het hier ter discussie staande voorstel dat erop gericht is om voor een correcte en duidelijke etikettering van levensmiddelen te zorgen, waaronder ook van aroma’s.
Ik ondersteun ook volledig de doelstelling, waarbij het om de bescherming van de gezondheid van de consumenten gaat. Om dit doel te halen is het duidelijk noodzakelijk om te verhinderen dat producten op de markt komen die gevaarlijke toxicologische gevolgen hebben. Het is evenzeer belangrijk om het publiek te beschermen, vooral kwetsbare groepen, tegen de negatieve gevolgen van het buitensporig gebruik van sommige aromatische bestanddelen, zoals bijvoorbeeld zwaarlijvigheid of de vervorming van de smaakvoorkeur bij kinderen.
Ik geloof dat deze voorstellen de kwaliteit van de verordening verbeteren, haar interne logica en de toepasbaarheid van de oplossing versterken. Dit is vooral van toepassing voor het standpunt van de commissie dat de maximumgrenzen van bepaalde bestanddelen niet van toepassing zijn, wanneer een samengesteld levensmiddel alleen kruiden en specerijen bevat waarin deze bestanddelen van nature voorkomen, zonder toegevoegde aroma’s.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Avril Doyle (A6-0176/2008)
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) De harmonisering van de wetgeving die het gebruik van enzymen in de levensmiddelenproductie regelt is in het belang van de gehele Europese Gemeenschap.
Het is onze belangrijkste doelstelling dat een hoog niveau van voedselveiligheid wordt gewaarborgd om de gezondheid van de mens te beschermen. Tezelfdertijd is het noodzakelijk om voor gelijke voorwaarden voor alle producenten te zorgen en zo op het gebied van de levensmiddelenadditieven eerlijk handelen te ondersteunen.
Ik ben een sterk voorstander van de bepalingen inzake consumentenbescherming. Het gebruik van levensmiddelenenzymen mag de gebruiker niet over de kwaliteit, de aard, de versheid of de voedingskwaliteit van producten misleiden. De consumenten moeten worden ingelicht over de fysieke toestand van de levensmiddelen of over de speciale behandeling die het heeft genoten. De informatie betreffende levensmiddelenenzymen en additieven moet een duidelijke beschrijving bevatten en moet duidelijk leesbaar en voor de consument gemakkelijk te begrijpen zijn.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Peter Liese (A6-0220/2008)
Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. De Europese Raad en het Europees Parlement hebben gezamenlijk besloten om de uitstoot van koolstofdioxide in 2020 om 20 procent te verlagen, en feitelijk schrijven de internationale verdragen een vermindering van 30 procent voor, daarna 60 procent of 80 procent in 2050.
Om deze doeleinden te bereiken moeten alle uitstoters, alle industrieën en zelfs wij mensen, namens onze gezinnen, grote inspanningen doen. Wanneer we in een perfecte wereld zouden leven waarin de voor ons beschikbare brandstoffen oneindig en goedkoop zouden zijn, en waar we niet met steeds erger wordende milieuproblemen te maken zouden hebben, dan zou ik niet voor deze huidige wetgeving hebben gestemd.
Ik zou er niet voor hebben gestemd, omdat zij duidelijke beperkingen inhoudt en zeer nadelig is voor de nieuwe lidstaten en voor de Hongaarse luchtvaartmaatschappij. We leven echter niet in een perfecte wereld, de hoeveelheid brandstof slinkt en de brandstofprijs stijgt, maar we moeten heden iets doen om de klimaatverandering te stoppen.
En dus, ofschoon ik weet dat deze wetgeving de luchtvaartmaatschappijen van de nieuwe lidstaten in moeilijk vaarwater zal brengen, heb ik voor deze wetgeving gestemd, omdat ik vind dat we in het belang van de toekomst de gezamenlijk aangenomen doeleinden moeten halen. We moeten een halt toeroepen aan de klimaatverandering.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik loof het werk van de rapporteur, de heer Peter Liese, die het bij de onderhandelingen met de Raad klaar heeft gespeeld om het meeste van hetgeen het Parlement al in november verleden jaar in eerste lezing had voorgesteld er door te drukken. Het resultaat is een geïntegreerde ontwerptekst die volledig steekhoudend is voor de opneming van de luchtvaart in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, waardoor tegen het eind van 2012 het huidige stelsel wordt afgeschaft dat ten opzichte van het verkeer aan de grond verhoudingsgewijs voordelig voor het luchtverkeer was. Daarnaast is de ontwerpresolutie dankzij de 15 procent emissierechten vriendelijk ten opzichte van nieuwe ondernemingen en breidt zij de regeling met betrekking tot de vluchten van en naar Europa uit. Wanneer ik mijn gedachtegang van verleden november ten einde voer, zou ik willen benadrukken dat we voor een lagere uitstoot in de atmosfeer de rest van de wereld moeten overtuigen van de noodzaak tot regulering. Ik geloof dat we binnenkort in staat zullen zijn om een overeenkomst met de VS en andere landen te ondertekenen. Ik juich de begrenzing van de vrijstellingen toe. Persoonlijk kan ik niet begrijpen waarom de vluchten van staatshoofden of monarchen ( in tegenstelling tot reddingsvluchten) niet aan de zelfde milieubeschermingsregels moeten worden onderworpen.
Christoph Konrad (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben om verschillende redenen tegen het gemeenschappelijk standpunt ter opneming van de luchtvaartwerkzaamheden in de emissiehandelsregeling.
De luchtvaart is verantwoordelijk voor minder dan 5 procent van de totale uitstoot van de vervoerssector en in dit opzicht zijn we hier in zekere mate bezig met politiek voor de schone schijn. Daarnaast waren we als Europeanen niet in staat om een mondiale aanpak voor deze kwestie tot stand te brengen, wat betekent dat onze maatregelen de Europese luchtvaartmaatschappijen en ook de luchthavens onredelijk zullen benadelen. En we hebben het in principe niet voor nodig bevonden – waardoor dit duidelijk zou zijn geworden – om een kosten-batenanalyse door te voeren.
Wat betekent dat de maatregelen die hier vandaag werden besloten noch zinvol noch noodzakelijk zijn, en we hebben hier een situatie tot stand gebracht, die niet comfortabel is en in principe tegen de Strategie van Lissabon indruist. We hebben namelijk de vestigingsplaats Europa niet verbeterd, maar benadeeld, en dit eenzijdig, en daarom ben ik hiertegen. We zouden er beter aan hebben gedaan om de infrastructuur te verbeteren en een verenigd Europees luchtruim te scheppen. Hier hadden we besparingen kunnen bewerkstelligen die veel beter zouden zijn geweest dan hetgeen we vandaag op het spoor hebben gezet.
David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben samen met de meeste conservatieven van mening dat er een dringende behoefte aan de hervorming van dit Parlement bestaat.
Ik heb tijdens mijn leven het grote privilege genoten om niet alleen lid van dit Huis te zijn, maar ook van het House of Commons en van locale overheden in het Verenigd Koninkrijk. Ik moet zeggen dat er bij deze andere organen – de locale overheden en het nationale parlement – meer democratie en medezeggenschap bestond dan hier in dit Parlement.
Wat we nodig hebben, is engagement van de kant van de leden van dit Parlement bij de procedures in de debatten. Hier vinden geen debatten plaats, er zijn geen woordenwisselingen, er wordt niet vurig het woord gevoerd, er is geen enthousiasme, en het probleem met dit verslag van de heer Corbett – zonder twijfel goed bedoeld – is dat het de Voorzitter van dit Parlement nog grotere bevoegdheden zal verlenen. Dat is verkeerd! Wat we moeten nastreven, wanneer we in de jaren die voor ons liggen verstandig willen zijn, is dat de leden grotere bevoegdheden krijgen en de Voorzitter minder bevoegdheden. Dat is de reden voor mijn stemgedrag.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de meerderheid van de leden van dit Huis struikelt als lemmingen van één Corbett-hervorming naar de volgende en ieder van deze Corbett-hervormingen betekent minder democratie en minder rechten voor de leden van dit Parlement. Er wordt echter het tegendeel beweerd. Er wordt verkondigd dat de mensen meer debatten willen zien, terwijl tezelfdertijd de debatten over de initiatiefverslagen worden afgeschaft en vervangen door geschreven verklaringen. Het woord Parlement komt echter van parlare en niet van “notuleren”. Dat is iets voor bureaucraten. De mensen hebben het over meer tijd voor het wetgevend werk. We zouden deze tijd op donderdag en vrijdag hebben. Maar we gebruiken deze dagen niet. Dat is de reden waarom we niet voldoende tijd voor het wetgevend werk hebben.
Een echte hervorming van het Parlement – en hier heeft mijn collega Sumberg volkomen gelijk – zou iets volledig anders zijn. We nemen ons onze rechten weg, we verminderen de spreektijd, we kunnen geen amendementen meer indienen, dat wil zeggen we beroven ons zelf van onze mogelijkheid tot compromis. Hier gaat het dan slechts nog om ideologische disputen over vaststaande teksten.
Ik beschouw dit als een werkelijk zwarte dag in de geschiedenis van dit Parlement, waar ik sinds ongeveer 29 jaren heb gewerkt, 15 jaren als personeelslid en journalist en 14 als lid van het Huis. Ik denk dat dit parlementair zelfcastratieproces nu ver genoeg is gegaan. Zelfs de Commissie buitenlandse zaken heeft nu veel van zijn bevoegdheden en mogelijkheden verloren. Ik betreur dit ten zeerste.
Philip Claeys (NI). – (NL) Onder het mom van hervormingen om het Parlement efficiënter te laten werken worden met het verslag-Corbett een aantal maatregelen ingevoerd die daar niets mee te maken hebben. Integendeel, het gaat om Reglementswijzigingen die de normale parlementaire werkzaamheden alleen maar aan banden leggen. Het meest treffende voorbeeld is de wijziging van artikel 110, lid 4, waardoor het aantal gewone schriftelijke vragen beperkt wordt tot drie per maand. In zijn toelichting beweert de rapporteur dat die beperking er komt om zogezegd misbruik te voorkomen van het recht om parlementaire vragen te stellen.
Het stellen van schriftelijke vragen is één van de belangrijkste middelen om onze controlerende taak als parlementslid waar te nemen. Suggereren dat dit tot misbruik kan leiden is in feite een belediging voor elk parlementslid dat zijn taak ernstig neemt. Dit typische voorbeeld van socialistische betutteling is in elk geval dit Parlement en elk parlement onwaardig!
Frank Vanhecke (NI). – (NL) Dit Parlement doet er werkelijk alles aan om het beeld van de Eurocratie te versterken, als een soort totalitaire leer die geen tegenstand meer duldt. Deze keer gaat het over het drastisch inperken van het recht van parlementsleden om vragen te stellen aan de Europese Commissie.
Want naar het schijnt zou de Commissie, die mastodont met tienduizenden ambtenaren die zich met van alles en nog wat, en vooral met veel te veel bemoeien, luidkeels klagen over de werklast die parlementaire vragen met zich mee brengen. In godsnaam, wat een arrogantie van de zijde van een instelling als de Commissie die haar duidelijke misprijzen voor elke vorm van democratische controle laat blijken door nauwelijks, meestal volkomen ontoereikend en altijd naast de kwestie op parlementaire vragen te antwoorden. Dat het Parlement plat op de buik gaat voor de potentaten van de Eurocratie is gewoon beschamend!
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u zou zich kunnen afvragen waarom ik naar voren treed om over de meeste kwesties in dit Huis stemverklaringen af te geven: dat komt door zaken als de Corbett-hervormingen. Als persoon met enigszins afwijkende meningen van die van de grote fractie waarvan ik deel uitmaak, wordt ik vrij vaak uitgesloten van het houden van redevoeringen tijdens het hoofddebat, en dat is met zekerheid één reden waarom we hier meer democratie, meer kleinere fracties en bevoegdheden voor individuele leden moeten aanmoedigen.
Iedere keer wanneer ik een verslag van Corbett zie denk ik bij mijzelf dat Richard Corbett in werkelijkheid voor het Europees Parlement is wat slangtong voor Koning Théoden in “In de Ban van de Ring”. Iedere keer wanneer hij zegt dat we meer democratie krijgen, gaan we een stap achteruit. Er loopt op het moment iets faliekant mis in dit Parlement. Het is onheilspellend, het is antidemocratisch en het is zwaar mis. Dat is de reden waarom ik tegen dit verslag heb gestemd.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een paar maanden geleden dacht een aantal parlementariërs, waaronder ikzelf, de bestaande parlementaire procedure te gebruiken om de stemming over de Grondwet, verkleed als het Verdrag van Lissabon, te vertragen. Toentertijd heeft de Voorzitter geen gebruik van het Reglement gemaakt om de stemverklaringen te beknotten. Later heeft hij zichzelf via de Commissie constitutionele zaken arbitraire bevoegdheden gegeven.
Nu probeert het verslag van Corbett de democratische rechten van de leden om vragen aan de Commissie en de Raad te stellen nog verder te beperken. Hoe kan dit Huis voor zichzelf opeisen het zogenaamde democratische tekort te vullen wanneer de rechten van de leden door antidemocratische krachten worden beknot? Is toch de test voor iedere democratie dat zij afwijkende meningen of minderheidsmeningen tolereert. Welke stappen, moeten we vragen, zullen er nog worden genomen? Wie zal er ons aan hinderen om deze gevaarlijke koers te nemen in naam van de zogenaamde doeltreffendheid? Misschien dat men liever een verklede dictatuur heeft dan democratie. Wordt alsjeblieft wakker: laat ons vechten voor de democratie.
David Sumberg (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is misschien verrassend dat de Conservatieven en ikzelf hierover verschillend van mening zijn en aan het eind de mening hebben aangenomen dat ook wanneer we allemaal voorstanders van een strenge begrotingscontrole van de Europese Unie zijn, – we in feite al veel te lang hebben geleden onder de weigering van revisoren om de begrotingslijnen van de Europese Unie af te tekenen – we er desalniettemin inzake dit verslag een andere mening op nahouden. Waarom? Omdat het herhaaldelijk naar het Verdrag van Lissabon verwijst.
De boodschap moet aan degenen worden gezonden die in deze zaken invloedrijk zijn: het Verdrag van Lissabon is dood. De Ierse bevolking heeft in haar grote wijsheid het Verdrag in een democratische stemming verworpen, en alhoewel de mensen in Brussel en de mensen hier in Straatsburg middels werken en ompraten en omkopen en intrigeren zullen proberen om de Ieren ervan te overtuigen zich te bedenken, moet het besluit van de bevolking de overhand hebben, en in dit geval stond Ierland voor de bevolking van Europa: laat hun stemming tellen.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals uw collega’s naast u kunnen vertellen, neem ik altijd het woord bij begrotingszaken.
Ik heb er erg van genoten om dit jaar met Jutta Haug, de begrotingsrapporteur, samen te werken. Toen ze de laatste keer de begroting had, heb ik het gered om bijna 500 amendementen op haar begroting in de commissie ter discussie te stellen, en een aantal van hen heeft de plenaire vergadering gehaald. Ze is een prima mens om mee samen te werken en ze heeft veel begrip voor de problemen die ik met de onderdelen van het Verdrag van Lissabon heb, die al een eigen begroting krijgen, zogenaamd op de wettelijke grondslag van de bij de Raad overeengekomen financiële vooruitzichten – alhoewel ik me er vrij zeker van ben dat dit niet juist is. Ze begrijpt dat ik er een probleem mee heb dat een hoop NGO’s door de Commissie worden gefinancierd zodat ze bij de Commissie kunnen lobbyen om in hun bizarre symbiotische verhouding nog meer projecten te kunnen uitvoeren.
Bij al deze zaken heb ik groot respect voor de rapporteur, maar ik vraag mij af of iemand anders in dit Huis aandacht aan de begroting besteedt, behalve het kleine aantal begrotingsfreaks dat in een paar commissies van dit Parlement zit.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Zoals u weet hebben meer dan een half jaar geleden verscheidene honderdduizend burgers van de EU een petitie bij ons Parlement ingediend betreffende de uitwerkingen op het milieu van de Nord Stream gasleiding en vandaag, meer dan een half jaar later hebben ze het antwoord van het Europees Parlement ontvangen, en zijn standpunt in deze belangrijke kwestie te horen gekregen.
Hartelijk dank aan iedereen die voor dit document heeft gestemd, hartelijk dank aan de heren Libicki en Beazley, en ook aan mijn andere collega’s voor hun bijdragen aan de voorbereiding van dit document. Werkelijk dankbaar ben ik de leden die met hun stem duidelijk ten eerste duidelijk hebben gemaakt dat de Europese Unie gas nodig heeft, en ten tweede dat de burgers die in de buurt van de Oostzee wonen de verantwoordelijkheid hebben om de zee voor de toekomstige generaties te bewaren.
Victor Boştinaru (PSE). - (RO) Allereerst zou ik alle collega’s willen danken die vandaag voor het verslag van Libicki hebben gestemd. Dit verslag heeft het niet over Russenfobie of gasfobie, het verwijst erop dat het Europees Parlement niet met de rug naar de klachten van de rekestranten betreffende een gevoelige politieke kwestie mag staan, om deze te negeren.
De kwestie van het gemeenschappelijk energiebeleid moet worden opgelost doordat het op het niveau van de Europese Gemeenschap wordt gebracht. Desalniettemin moeten tot die tijd bilaterale overeenkomsten in een authentiek binnenlands beleid op energiegebied worden geïntegreerd, om ervoor te zorgen dat twee wezenlijke doelstellingen worden bereikt:
1. het resultaat van alle onderhandelingen moet voor iedere lidstaat winstgevend zijn.
2. op deze manier zou de kwetsbaarheid van de lidstaten kunnen worden vermeden die bij bilaterale overeenkomsten met derde landen betrokken zijn.
Naar mijn mening zijn dit de vereisten waaraan iedere energiestrategie van de Europese Unie moet voldoen, en dit is de grote uitdaging waarmee het Europees Parlement in de komende tijd aan de slag moet gaan.
Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. – (CS) Ik ben ook verontrust over de zorgen van de tienduizenden burgers die in hun petitie de risico’s naar voren hebben gebracht die samenhangen met de bouw van de grootste gaspijpleiding op de bodem van de ondiepe Oostzee.
Hun petitie voerde tot een publieke hoorzitting en een verslag van het Europees Parlement dat benadrukte dat ook andere landen en vooral de EU bij het besluitvormingsproces moeten worden betroken. De problemen ontstaan vanwege de ecologische risico’s die voorkomen als gevolg van de uitgestrekte kerkhoven van oorlogsschepen en munitie op de zeebodem, en een gevaarlijke chemische methode die nodig is om de pijpleiding te reinigen voordat zij in werking treedt.
Ik zal geen mening uiten over de alternatieve route over land, maar ik ben er sterk van overtuigd dat de Europese Commissie en de Raad hun rol als coördinator moeten opnemen en consequent eisen – in het belang van de Baltische en andere landen – dat de investeerders volledige verantwoordelijkheid voor mogelijke ecologische schade overnemen. De Commissie en de Raad moeten ook een onafhankelijke milieueffectbeoordeling verlangen en een beoordeling van de alternatieve route over land.
De bevoorradingsroute voor het noordelijke gas uit Rusland is belangrijk. Daarom is het gebiedend dat de EU een overeenkomst met Rusland over de voorwaarden voor het bouwtoezicht van de gaspijpleiding en voor haar veilige exploitatie ondertekend. Per slot van rekening heeft Rusland het Verdrag van Espoo nog niet geratificeerd. Jammer genoeg heeft de EU op het moment nog geen communautair energiebeleid of normen. Het is duidelijk te zien dat de Europeanen in plaats van een bilaterale overeenkomst tussen Duitsland en Rusland een overeenkomst van de EU en de toestemming van de Baltische landen voor de bouw nodig hebben. Het Parlement geeft in dit opzicht nu een duidelijk politiek signaal.
Leopold Józef Rutowicz (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Libicki geniet mijn volledige ondersteuning. Uit de amendementen is geen voordeel te halen, ze verzwakken alleen de conclusies. De gasleiding is gevaarlijk voor het milieu, voor de zee en voor de landen aan de Oostzee. Een verdere kwestie zijn de bouwkosten, die meerdere keren zo hoog zijn dan wanneer Nord Stream de pijpleiding aan land zou bouwen. Het zou de bevolking van Duitsland en Europa zijn die voor deze extra kosten zou moeten opdraaien, aangezien de bouwkosten zullen worden opgeteld bij de prijs voor iedere verkochte kubieke meter gas. Wie verdient hieraan? De lobbyisten, het bouwbedrijf en de Russische politici. Met dit geld zou men meerdere kerncentrales kunnen bouwen die het gebruik van gas en CO2–uitstoot zouden verminderen.
We hebben een verantwoordelijkheid om voor de veiligheid en de financiën van de mensen in de Europese Unie te zorgen. Dit is onze morele verantwoordelijkheid, en ik zeg tegen de heer Matsakis dat ik tegen de bouw van een pijpleiding door de Oostzee ben.
Bogusław Rogalski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn grote tevredenheid tot uitdrukking willen brengen over de bijna unanieme goedkeuring van dit Huis voor het verslag over de gevolgen voor het milieu van de geplande bouw van de zogenaamde Oostzeepijpleiding tussen Rusland en Duitsland door het natuurlijke milieu van de Oostzee verbindt.
De Oostzee is een typische binnenzee, met een ondiep bekken en een beperkte wateruitwisseling met de wereldoceanen. Bovendien is er een grote hoeveelheid aan chemische wapens naar de Oostzeebodem gezonken en dit zou tijdens de bouw in dit bekken tot een ecologische ramp kunnen voeren, een bekken dat vanuit Europees gezichtpunt zeer belangrijk is.
Er wordt echter een ander, belangrijker vraagstuk in dit verslag aangekaart. De investeringen in energie die van betrekking op lidstaten van de EU zijn, moeten onder de gezamenlijke aandacht en zorg van Europa en de gehele EU en zijn burgers vallen, en niet slechts van één land, in dit geval Duitsland. We moeten in de eerste plaats aan de Europese solidariteit en de zorg voor de energiebevoorradingsveiligheid van geheel Europa denken. Dit is niet wat er op het ogenblik plaatsvindt.
Ik hoop dat dit verslag een duidelijk signaal van het Europees Parlement naar de Raad en de Commissie zal sturen, vooral naar de regering van Duitsland, dat twee landen niet met zijn tweeën beslissingen over de pijpleiding in de Oostzee kunnen nemen, maar dat dit na overeenkomst met en goedkeuring door dit Huis en alle lidstaten moet worden gedaan.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit belangrijke verslag van de heer Libicki gestemd, aangezien de Noord Europese pijpleiding een project is dat gevolgen voor ongeveer acht lidstaten van de Europese Unie kan hebben. Ik geloof daarom dat de Unie zijn eigen standpunt over het onderwerp moet voorbereiden. Wat hiervoor wezenlijk is, is onafhankelijk onderzoek en analyses die de ecologische risico’s vaststellen en geschikte controlemechanismes in het leven roepen voor de werkzaamheden in dit gebied. Wat we op het ogenblik nodig hebben is een gezamenlijk en verenigd energiebeleid, zonder dat we elkaar de schuld geven om ten koste van de gehele Gemeenschap alleen voor onze eigen nationale belangen te zorgen. We moeten een gezamenlijk standpunt over deze kwestie voorbereiden, die zowel rekening houdt met de energie- en milieuvraagstukken, alsook met kwesties die verband houden met de veiligheid van de onderlinge lidstaten. Vooral bij dit onderwerp moet Europa schouder aan schouder staan.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de voormalige Duitse kanselier Gerhard Schröder, die op het moment als president-commissaris van het project Oostzeepijpleiding zijn geld verdient, heeft dit project al als regeringschef bevorderd. Hij heeft brutaal, zonder zich om de buren te bekommeren, dit project met Moskou besloten en hiermee niet alleen historische angsten gewekt, maar ook gerechtvaardigde ecologische en economische vragen opgeroepen, waarop geen bevredigend antwoord bestaat.
Ik zeg daarom heel duidelijk: dit project kan alleen worden verwezenlijkt, wanneer de angsten en de zorgen van de Europese buurlanden, van de EU-partners serieus worden genomen en wanneer deze hun toestemming verlenen. Een politiek over de hoofden van de buren weg is on-Europees en daarom in mijn ogen niet aanvaardbaar. Dit geldt echter ook – dat kan ik mijn Poolse en Tsjechische collega’s rustig zeggen – voor kwesties als de stationering van raketten en het visumvraagstuk.
Alle kanten moeten eens in de spiegel kijken en zien dat er in Europa bij alle belangrijke kwesties solidariteit op buitenlands beleid nodig is, omdat we alleen zo door onze partners in de wereld voor vol zullen worden aangezien. Daarom heb ik als Duits volksvertegenwoordiger voor het verslag van Libicki gestemd en tegen de kritiekloze bouw van de pijpleiding door de Oostzee.
Rainer Wieland (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat we nu eindelijk een tekst hebben gevonden die we enigszins kunnen aanvaarden. Ik betreur het echter dat er ondanks dit alles coherentieproblemen bestaan. Ik betreur vooral de procedure – vooral van diegenen die vandaag hebben geklaagd dat het beeldscherm voor de stemresultaten niet heeft gefunctioneerd.
Vier weken geleden hebben we mee moeten maken, hoe in de commissie over het ontbreken van 22 talen brutaalweg werd weggestemd. Daarom ben ik vooral tegen de procedure die we overeen zijn gekomen. Het gaat om economische vraagstukken, het gaat om historische kwesties, het gaat zeker ook om energie, en het gaat misschien ook om het milieu. Maar het Milieu wordt hier als een monstrans voorop gedragen, en het is op zich opvallend dat de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement, die hier natuurlijk voorop had moeten lopen weigerde om in het geheel een advies te geven.
De procedure waarvoor we hier hebben gekozen is niet in orde. We zouden een betere tekst hebben moeten voorbereiden. Uiteindelijk heb ik daarom – vooral om procedurele redenen en vanwege de omgang met elkaar in de Commissie verzoekschriften – tegen het verslag gestemd.
David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een stemverklaring over deze kwestie afgeven om slechts een onderwerp aan te snijden. Op het moment houden in Afghanistan de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en één of twee andere landen de stelling. Ze houden de stelling tegen de naar mijn geloof grootste bedreiging voor Europa sinds de Tweede Wereldoorlog, en hierbij gaat het om de bedreiging door het internationale terrorisme.
Het probleem is dat er een aantal Europese landen zijn die deze stelling niet houden. Ja, ze zijn in Afghanistan. Ja, een paar van hun troepen zijn er, maar eerlijk gezegd krijgen het de Britse en Amerikaanse troepen bij de aanval het zwaarst te verduren, en ik heb eerbied voor de moed van vooral de Britse troepen en voor de jonge mannen en vrouwen die hun leven voor deze zaak hebben opgeofferd.
We zouden in Europa ons lesje geleerd moeten hebben dat je geen vreedzame omgang kunt hebben met degenen die van plan zijn om je te vernietigen. Deze les zouden we uit de jaren dertig hebben moeten trekken; we zouden het uit de betrekkingen met het Sovjet-communisme hebben kunnen trekken – maar ik ben bang dat we het nog niet hebben geleerd, en het is belangrijk dat dit gebeurt.
Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat velen van ons op de hoogte zijn van de problemen die heroïne voor de enkeling, hun families en hun gemeenschappen oplevert, zowel wereldwijd, maar ook in Europa. Europa heeft op gemeenschapsniveau veel verstandig beleid om het heroïnemisbruik aan te pakken, en op velerlei wijze laat het de wereld zien hoe de problemen door therapie en andere soortgelijke programma’s kunnen worden aangepakt.
Op het moment komt echter 90 procent van de heroïne op de Europese straten uit Afghanistan. Ik geloof dat het beleid dat we daar op het moment voeren niet echt werkt. De open economie van Afghanistan en de opstandigheid versterken zich onderling. De drugs financieren de Taliban, terwijl de hieruit voortvloeiende wetteloosheid en het geweld de papaverteelt vergemakkelijken. Er zijn veel pogingen ondernomen om de boeren ertoe over te halen om van papaver naar andere gewassen over te stappen, maar deze zijn jammer genoeg mislukt.
Het is niet verbazingwekkend dat er nog steeds papavervelden in Afghanistan zijn, vooral in Helmand en Kandahar, omdat de lucratieve handel voor de opiumboeren rond 500 miljoen dollar per jaar waard is en ongeveer 3,5 miljard dollar voor de smokkelaars en raffinadeurs. Omdat we het probleem niet aan de wortel aanpakken en omdat we geen duurzaamheid en alternatieven aan de opiumboeren aanbieden, doen we niet alleen de burgers van Afghanistan tekort, maar ook de burgers van Europa. Wat er op het moment gebeurt is dat Afghanistan zich, jammer genoeg, tot een verdere drugsstaat ontwikkelt, en kijk naar alle problemen waarmee we te maken kregen door Colombia toen dit zich tot drugsstaat ontwikkelde.
Ik erken dat het niet eenvoudig is. Ik erken dat de pogingen om dit in Afghanistan aan te pakken uiterst moeilijk zijn voor alle mensen die dit proberen aan te pakken, maar ik geloof dat het beleid dat we op het moment voeren niet echt werkt. Ik weet niet wat de oplossing is. Ik heb er veel over gelezen en ik begrijp dat er daar mensen zijn die hun leven op het spel zetten bij de poging om dit probleem aan te pakken.
Ik geloof dat het heroïneprobleem in Europa begint toe te nemen. In Ierland hebben de overheden dit jaar een recordhoeveelheid aan heroïne in beslag genomen en recente berichten hebben aangetoond dat jonge vrouwen in deze staat een groot probleem met heroïnemisbruik hebben. Als voormalig verantwoordelijk minister voor drugs, geloof ik dat voor de doeltreffende bestrijding van de illegale drugshandel een betere samenwerking tussen alle lidstaten van de EU en ook met de omliggende staten van Afghanistan nodig is.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, omdat men blind zou moeten zijn om niet te zien dat er in Afghanistan een addergebroed van tegenstand tegen de democratische wereld bestaat. De democratische wereld probeert zichzelf tegen terroristische aanvallen te verdedigen, die in verschillende grote staten rond de wereld plaatsvonden, en heeft verscheidene overwinningen tegen de terroristen behaald. Nu staat het tegenover de giftige staart van een organisatie die van de aardbodem weggevaagd moet worden en die zich nu in Afghanistan probeert te hergroeperen, na de beslissende nederlaag die het op het moment in Irak beleeft. Daarom moet Europa bij deze onderneming schouder aan schouder met de Verenigde Staten staan.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de briljante strateeg op buitenlands gebied Franz Josef Strauss, wiens 20-jarige sterfdag we op 3 oktober van dit jaar zullen herdenken, heeft altijd gezegd dat wanneer je een jasje verkeerd hebt dichtgeknoopt dat je het weer moet losknopen om het daarna juist dicht te knopen. Dat is precies de situatie die we nu in Afghanistan hebben, omdat we de verkeerde politieke strategie hebben gevoerd. We hebben onze inspanningen rond de minderheidsgroeperingen van de Noordelijke Alliantie geknoopt en de representatieve krachten van de meerderheid van de bevolking, namelijk de Pathanen, genegeerd. Dat is de reden waarom de politiek en de democratie daar in het geheel niet functioneren.
Wanneer we er niet in slagen om de meerderheid van de representatieve Pathaanse gemeenschap naar de kant van het Westen over te halen, naar de democratie en naar engagement voor onze zaak, dan zal het in Afghanistan op zeer dramatische wijze gaan mislukken, wat zich nu al aftekent. Ik zou daarom alle erbij betrokkenen willen oproepen om een nieuwe politieke aanpak in Afghanistan aan te nemen, en de Pathanen niet in de armen van de overblijfselen van de Taliban te drijven door de Pathanen en de Taliban op een hoop te smijten. Dat zou een grote fout zijn. We hebben een nieuwe politieke strategie nodig, een strategie die meer onderscheid maakt.
Als Europeanen weten we alles af van de nationaliteitsproblemen, mogelijk zelfs beter dan anderen. We moeten in Afghanistan verstandig en competent gebruik maken van deze ervaring.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het personeel van de tolkafdeling nog eens willen danken dat ze zo lang zijn gebleven, waardoor een deel van hun lunchpauze verloren gaat, terwijl ze naar onze stemverklaringen luisteren. Wanneer we niet met het verslag van Corbett te maken hadden en alle andere dingen die ons op het moment tot stemverklaringen nopen, dan hadden we allen veel eerder kunnen middageten.
Allereerst zou ik mij willen aansluiten bij de woorden van de heer Eoin Ryon. Ik ben van mening dat hij een van de grootste problemen die we met Afghanistan hebben goed onder woorden heeft gebracht. Ik zou ook nog dezelfde onderwerpen als mijn verstandige collega, de heer David Sumberg hebben geopperd. Ik kan niet geloven dat dit Huis het lef heeft om over dit onderwerp te spreken, wanneer men bedenkt hoeveel van onze lidstaten troepen hebben die in Afghanistan frontwerk verrichten. Ik heb veel kiezers, twee van hen kwamen pas geleden in lijkenzakken terug uit Afghanistan, en ik beloof u, niemand wil de troepen in gevaar brengen, maar dit is voor ons werkelijk een zaak van wezenlijk belang.
Ik verafschuw het algemene antiamerikanisme hier. Ik kan echt het antimilitaire gevoel hier niet begrijpen en er zijn hier een paar mensen die weinig lef hebben, maar vanuit de veiligheid van dit Huis met stenen smijten, terwijl anderen om de situatie voor ons allen te verbeteren werkelijk hun leven op het spel zetten.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn geachte Poolse collega Jacek Saryusz-Wolski gestemd die heeft voorgesteld om het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordening van 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument in eerste lezing van de medebeslissingsprocedure aan te nemen. Gezien de financieringsbehoeften was het belangrijk om de bestaande bepalingen inzake de door financiële bemiddelaars beheerde Gemeenschapsfondsen te verhelderen, omdat de huidige tekst dubbelzinnig is over de mogelijkheid om deze middelen opnieuw te investeren. Daarenboven lijkt het me logisch om de Europese Investeringsbank de bevoegdheid te geven om de terugvloeiende middelen van verleden verrichtingen opnieuw in de Euro-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) te investeren. Aangezien de vroegere verordeningen geen mogelijkheid hebben geboden voor het opnieuw investeren van de middelen, zijn de terugvloeiende middelen op de Gemeenschapsbegroting teruggestort. Met de voorgestelde wijziging kan het de EIB worden toegestaan om deze middelen in het kader van de FEMIP opnieuw te investeren totdat de Commissie besluit om deze operatie af te sluiten.
Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb de aanneming van de algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument ondersteund.
Ik ben van mening dat dit instrument zich moet ontwikkelen en de financiële en begrotingsprioriteiten van de Europese Unie zich naar de Oostelijke dimensie van het nabuurschapsbeleid dienen te bewegen, waartoe Moldavië en de Oekraïne eveneens behoren.
Ik heb de aanneming van het verslag ondersteund om meer over een oplossing ten aanzien van de Europese roeping en de EU-integratie van Moldavië te spreken, natuurlijk samengaand met democratische vooruitgang op het gebied van de vrijheid van massamedia, hervormingen van het rechtsstelsel, de waarborging van de grondrechten van de burgers en het veiligstellen van de rechten van de oppositiepartijen in de verkiezingswedloop van 2009.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwijs op mijn standpunt ten aanzien van de invoering van communautaire criteria die duidelijk zijn ten aanzien van de rechtstreekse steunverlening onder het GLB. Ik zou ook graag willen verwijzen op de invoering van hulp voor en de rechten en plichten van de boeren en de veehouders.
Het voorstel wordt gedaan om vaste vorm te geven aan de criteria, zodat de lidstaten de bevoegdheid krijgen om de hulp aan de veehouders door te geven die rundvlees en kalfsvlees produceren.
Dit stelsel word technisch als gekoppeld beschreven en omdat Malta voor de tenuitvoerlegging van volledig ontkoppelde betalingen heeft gekozen, heb ik hiervoor gestemd om de reden dat dit een zaak van nationaal belang is.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De bevolking is met betrekking tot levensmiddelen dankzij BSE, vleesschandalen en dergelijke, waarbij de EU niet echt roemrijk was, onzeker geworden. Wanneer de Beierse overheden werkelijk jarenlang niet over de ontdekte activiteiten van Italiaanse criminelen met bedorven bewerkte kaas werden geïnformeerd en de samenwerking in het nieuwste wijnschandaal niet heeft gefunctioneerd, dan duidt dit op ernstige zwakheden van het Europese rapportagesysteem die onmiddellijk uit de weg moeten worden geruimd.
De actuele levensmiddelencrisis maakt ook duidelijk hoe belangrijk de zelfverzorging op landbouwgebied voor een land is. Daarom moeten we onze eigen kleine boeren en vooral ook de bioboeren sterker ondersteunen. De noodzakelijke verhoging van de landbouwproductie mag niet als smoesje worden gebruikt om door de achterdeur de EU-brede weg voor de gentechnologie te effenen. Wanneer de bevolking door de gentechnologie gemodificeerde levensmiddelen verwerpt, dan dient de EU deze opvatting te ondersteunen en niet in het belang van een paar grote concerns te handelen.
- Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0290/2008)
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) De scheepsreparatie is de historisch gegroeide industrie van Malta. Het werk op de werven is gevaarlijk. Ze vormen samen met de bouwindustrie de twee hoofdzakelijke gebieden die tot ongevallen neigen. Terwijl de bouwindustrie zeer laat aan de slag is gegaan met het gebruik van veiligheidsuitrustingen op het werk, hebben de werven grote aandacht aan de veiligheid en zekerheid op het werk besteed.
Vandaag krijgen de werven van Malta met hun grootste beproeving te maken. De nationalistische regering wil ze koste wat het kost privatiseren. Het schijnt zo alsof er geen andere alternatieven worden overwogen. Diversificatie, niche-industrieën of specialisaties als het opknappen van cruiseschepen schijnen op de agenda niet ter discussie te staan.
In weerwil van dit al hebben de Labour-partij van Malta en de Algemene Arbeidersvakbond de regering verteld dat zij bereid zijn om hun aandeel te leveren voor de redding van de werven. Deze werven hebben voortdurend hoog opgeleide vakmensen geleverd, niet alleen voor henzelf, maar ook voor de Maltese industrie. Hun vakbekwaamheid doet voor niemand onder.
Ik heb mij een persoonlijk oordeel kunnen vormen over hun vakbekwaamheid toen de premier van de laatste Labourregering mij aan het eind van de rit de verantwoordelijkheid voor de werven gaf. Ik wil ook toevoegen dat ik een persoonlijk zwak heb voor de werven, omdat mijn vader in de jaren vijftig in dienst van de werven was.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Op de grondslag van het verslag van mijn Poolse collega Dariusz Rosati, heb ik voor de wetsresolutie gestemd die overeenkomstig de raadplegingsprocedure het voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde amendeert. Krachtens artikel 171 van het EG-Verdrag mag de Gemeenschap gemeenschappelijke ondernemingen en andere structuren die noodzakelijk zijn voor de efficiënte uitvoering van het onderzoek, de technologische ontwikkeling en demonstratieprogramma’s oprichten en zal dit waarschijnlijk in de toekomst in toenemende mate doen. Het was daarom logisch om een passend belastingkader voor dit soort ondernemingen vast te leggen door ze als internationale organen te behandelen. Bovendien zijn Bulgarije en Roemenië in het kader van hun toetreding, evenals de andere nieuwe lidstaten, bevoegd om afwijkingen toe te passen van de vrijstellingen voor kleine en middelgrote ondernemingen en het BTW-stelsel dat van toepassing is op het internationaal passagiervervoer. Om redenen van transparantie en consistentie moeten deze vrijstellingen in de BTW-richtlijn worden opgenomen.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Als schaduwrapporteur van mijn fractie heb ik voor het verslag van Rosati tot wijziging van enkele bepalingen betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde gestemd. De wijzigingen van de BTW-richtlijn die de Commissie voorstelt zijn naar mijn mening belangrijke vereenvoudigingen en verbeteringen.
De verduidelijking van het toepassingsgebied van de bijzondere BTW-regeling voor de levering van aardgas, warmte en koude zal de lidstaten in staat stellen om de lagere BTW-tarieven voor de levering van deze goederen toe te passen, zoals in de Richtlijn voorzien. Ik geloof dat het in het huidige klimaat van exploderende prijzen voor energie van wezenlijk belang is om de lidstaten toe te staan om iets tegen de buitensporige verhogingen van de energieprijzen te doen door de indirecte belastingen te verlagen. Deze maatregel helpt om de inflatiedruk te verlichten die een negatief effect voor de economische situatie en de koopkracht van de consument heeft.
Ik moet er ook op wijzen dat de lidstaten die hun BTW-tarieven op energieleveringen willen verlagen dit volgens de bestaande richtlijnen kunnen doen, vooral met betrekking tot de minimumtarieven. Er is geen nieuwe Europese wetgeving op dit gebied nodig; de Europese regeringen die snel willen handelen hebben alle noodzakelijke middelen tot hun beschikking.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun die aanbevelingen die het verslag van Rosati bevat. Van een verdere verduidelijking van de onderdelen van de BTW-richtlijn, zoals het recht op aftrek, zouden de KMO’s kunnen profiteren die onder de oude bepalingen met onnodige bureaucratie te maken hadden kunnen krijgen. Daarom heb ik voor de in het verslag voorgestelde wijzigingen gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het verslag is erop gericht om het Protocol van 2003 betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 (SMER-Protocol) uit te breiden. De Commissie heeft het SMER-Protocol op 21 mei 2003 bij de in mei 2003 in Kiev gehouden vijfde ministersconferentie “milieu voor Europa” namens de Europese Gemeenschap ondertekend.
De doelstellingen van het SMER-Protocol zijn: zorgen voor een hoog niveau van bescherming van het milieu, inclusief gezondheid, en erop toezien dat deze doelstellingen worden opgenomen in maatregelen en instrumenten die erop gericht zijn duurzame ontwikkeling te garanderen.
In dit verband is de Europese Commissie voornemens artikel 13 van het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo uit te voeren via de effectbeoordelingsprocedures die zijn beschreven in de mededelingen over effectbeoordeling, die op evenwichtige wijze de economische, sociale en milieucomponenten van duurzame ontwikkeling benaderen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van Boguslaw Sonik “Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991” moet worden ondersteund. Bij de bevordering van duurzame ontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieu- en gezondheidsvraagstukken. Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Toen de overeenkomst over de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het Schengenacquis in oktober 2004 werd ondertekend, was het niet mogelijk dat Liechtenstein hier ook aan kon deelnemen vanwege het ontbreken van een overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden ( deze overeenkomst werd pas een jaar later bereikt).
Wanneer we ons voor ogen houden dat reeds sinds decennia een beleid van vrij verkeer van personen tussen Zwitserland en Liechtenstein bestaat, was het wezenlijk om Liechtenstein in deze overeenkomst op te nemen.
Ik ondersteun daarom dit initiatief dat dit land door middel van een aan deze overeenkomst aangehecht protocol deel laat nemen aan Schengen. Liechtenstein zal het gehele acquis moeten aanvaarden en toepassen, behalve bepalingen of nieuwe wetten die betrekking hebben op verzoeken om opsporing en beslaglegging of bevelen ten behoeve van het onderzoek naar of de vervolging van misdrijven op het gebied van de directe belastingen die, wanneer zij in Liechtenstein worden gepleegd, op grond van de wetgeving van Liechtenstein niet strafbaar zouden zijn.
Ik ondersteun het standpunt van de rapporteur, Ewa Klamt, dat het Europees Parlement zijn instemming moet geven, zoals dit in verband met de overeenkomst gebeurde waaraan dit Protocol is gehecht. Het Europees Parlement moet echter meer informatie krijgen over alle lopende internationale onderhandelingen zodat het in staat is om zijn bevoegdheden uniform en naar behoren uit te oefenen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd om een teken van protest te zetten dat het de Commissie en de Raad niet gelukt is om handelingen te ondernemen die de problemen van de belastingparadijzen in Europa afdoende aanpakken. Natuurlijk is Liechtenstein niet het enige belastingparadijs in Europa, maar de enige manier om deze dwergstaten tot handelen te dwingen is het uitoefenen van politieke druk. We pakken deze landen en hun burgers verder in de watten, ofschoon hun bankregels en -geheimen de lidstaten ieder jaar weer van miljarden euro’s berooft.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Tot nu toe hebben Zwitserland en Liechtenstein door een aantal bilaterale overeenkomsten een geprivilegieerd partnerschap met de EU onderhouden, wat met zekerheid tot aanbeveling zou kunnen dienen voor iedere staat die zijn soevereiniteit en identiteit wil bewaren. Het is niet echt roemrijk dat de deelname van Liechtenstein aan het Schengenprogramma van de belasting op inkomsten uit spaartegoeden afhankelijk werd gemaakt. Het doet aan het dreigement van Schengen-Dublin denken, waarmee men het Zwitserse volk in het gareel wilde brengen.
Het kan niet in orde zijn dat miljoenen aan steun en verschillende misleidende beloftes worden gebruikt om nieuwe leden te lokken of de landen dichter bij de EU te betrekken om deze zo van de mogelijkheid te beroven om buiten de Gemeenschap hun eigen weg te gaan.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De huidige verordening schrijft een uniform visummodel voor, maar heeft in de lidstaten niet tot een unieke nummering van visa geleid.
Het nummer wordt gegeven om het afzonderlijke visum vast te stellen dat door een van de lidstaten aan een staatsonderdaan van een derde land werd uitgegeven. Ondanks dat er bepaalde verschillen tussen de lidstaten bestaan, zijn deze tot nu toe niet zo belangrijk geweest, omdat de visa alleen visueel aan de grens worden onderzocht of gecontroleerd worden door het lezen van de machineleesbare zone.
Wanneer echter het Visuminformatiesysteem (VIS) operationeel wordt, moet de verificatie aan de grenzen worden doorgevoerd door middel van het nummer van de visumsticker in verbinding met de vingerafdrukken van de houder.
De nummering van visa moet daarom worden veranderd om een uniek visumstickernummer te hebben, wat tijdens het verificatieproces waarborgt dat alleen het relevante aanvraagformulier zal worden gezocht, aan hand waarvan de vingerafdrukken van de persoon die het visum aan de grens voorlegt zullen worden geverifieerd.
Ik ondersteun daarom dit voorstel om voor een coherente en unieke nummering van de in het VIS gebruikte visumzelfklevers, waardoor gegarandeerd wordt dat dit uitwisselingssysteem van visagegevens wanneer het in werking treedt zo correct mogelijk kan functioneren, waardoor het risico van ongepaste toegang tot persoonsgegevens wordt verminderd.
Neena Gill (PSE), schriftelijk. − (EN) Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd en ik hoop dat de hernieuwing van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek India van meer betekenis zal zijn, omdat de wetenschappelijke samenwerking tot op heden haar potentieel nog niet volledig heeft waargemaakt. Tot op heden is dit een papieren overeenkomst geweest en ik hoop dat de nieuwe overeenkomst dit in daadwerkelijke handelingen van beide kanten zal omzetten.
.
De wetenschap en de technologie zijn een hoofdbestanddeel van de strategische partnerschap EU-India en een van de meest veelbelovende gebieden voor samenwerking, waar beide partijen van de samenwerking kunnen profiteren.
Het versterken van de bestaande overeenkomst is een positieve zaak, echter moet deze nieuwe overeenkomst zich op de belangrijkste uitdagingen richten waarmee we te maken hebben, vooral de klimaatverandering, de energiebevoorradingsveiligheid en besmettelijke ziektes. Er bestaat een echte mogelijkheid dat we onze middelen in onderzoek en ontwikkeling verenigen om gezamenlijke oplossingen te bereiken.
Ten slotte zou ik ook op de voorgrond willen halen dat deze overeenkomst niet alleen een mogelijkheid voor samenwerking aan grote mondiale vraagstukken biedt, maar ook een wezenlijk verschil voor het leven van de mensen in India kan betekenen die nog steeds geen toegang tot basistechnologie hebben. Europa kan door overdracht van een deel van zijn bestaande technologie de economische en sociale ontwikkeling van India ondersteunen.
Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. − (PL) In het licht van de verwarring tijdens de stemming, wil ik duidelijk stellen dat ik voornemens was om het behoud van de immuniteit van de heer Witold Tomczak te ondersteunen en dat mijn stem op deze manier moet worden geteld, dat wil zeggen tegen en niet voor het verslag.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel is tegenstrijdig, waarom we ons van stem hebben onthouden. Toegegeven, sommige aspecten zijn positief, vooral de mogelijke wijziging van het statuut van het Hof van Justitie om het Parlement het recht te waarborgen om, in alle gevallen waarin zijn prerogatieven direct of indirect in het gedrang zijn, zijn opmerkingen bij het Hof in te dienen zodat het besluit om het Parlement in een zaak te betrekken, wanneer het niet formeel partij in het proces is, niet wordt overgelaten aan de discretie van het Hof van Justitie. Het is echter een feit dat andere aspecten eenvoudigweg het federalisme versterken, waarom we het met dit voorstel niet eens zijn.
Verder beschouwen we het als wezenlijk aan dat het Europees Parlement zich aan het beginsel van eerbiediging van de soevereiniteit van de lidstaten en daarom ook van de nationale gerechtshoven houdt. Terwijl we wel aanvaarden dat een samenwerkingsbeleid tussen het Europees Parlement en de nationale gerechtshoven van belang kan zijn, moeten we erop aandringen dat deze samenwerking niet mag worden gebruikt om nationale rechten te wraken, waaronder de soevereiniteit van de nationale gerechtshoven en het subsidiariteitsbeginsel.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Gargani onderzoekt de mogelijkheden van het Europees Parlement om zijn prerogatieven voor nationale gerechtshoven te verdedigen. Op het ogenblik is het Parlement niet in staat om zijn besluiten voor een nationaal Hof van Justitie te verdedigen om zijn besluiten te verdedigen. Ik ben ingenomen met dit initiatiefverslag dat naar wegen probeert te zoeken om de coherentie tussen de lidstaten te verbeteren bij de tenuitvoerlegging van beleid.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0179/2008)
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. − (EN) Het Parlement heeft vandaag voor de gezondheid en de bescherming van de consumenten van de EU gestemd. Consumentenbescherming en de gezondheid van onze burgers staan in het midden van dit levensmiddelenpakket inzake een verordening voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s dat met een grote meerderheid door het Parlement kwam.
De levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s zullen van tevoren worden toegelaten voordat ze aan de levensmiddelen worden toegevoegd. Dit is ook goed voor de industrie, omdat er zo sprake is van meer consequentie en duidelijkheid bij de harmonisering in de lidstaten van de EU. De voedselkleurstoffen in producten zullen duidelijk geëtiketteerd zijn. Twee belangrijke onderwerpen hebben te maken met de intolerantie tegen bepaalde stoffen (bijvoorbeeld azokleurstoffen) en misleidende etiketten betreffende de aard van het product, de versheid, de kwaliteit van zijn ingrediënten, de natuurlijkheid en de voedingswaarde. Ten aanzien van levensmiddelenaroma’s is de wens dat het levensmiddel zo natuurlijk mogelijk moet zijn. Het Parlement heeft tegen iedere beperking van kruiden en specerijen gestemd. Deze werden sinds eeuwen zonder nadelige effecten gebruikt.
Met het oog op de nieuwe wetenschappelijke informatie uit Southampton die de schadelijkheid van sommige levensmiddelenadditieven voor kinderen bevestigt, neem ik dit onderzoek en zijn gevolgtrekkingen zeer serieus en verwacht dat de Commissie het ondersteunt.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer ingenomen met het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een communautaire toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s van Åsa Westlund. Een verbeterde transparantie bij de toelatingsprocedure voor zulke ingrediënten zou de consumentenbescherming in heel Europa versterken. De consument moet met alle instrumenten worden uitgerust die nodig zijn om een welingelichte keus tussen de op de schappen staande levensmiddelen te maken. Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0180/2008)
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben ervoor gekozen om tegen de amendementen 14 tot 19 te stemmen. Dit is een besluit in tweede lezing. De lidstaten in de Raad van ministers waren zowel tegen de etikettering als ook tegen een verbod van azokleuren, maar werden uiteindelijk gedwongen om een compromis over de etikettering te aanvaarden. Dit is een grote overwinning die we niet in gevaar willen brengen indien we voor populistische amendementen stemmen die geen uitzicht op werkelijke verbeteringen bieden.
Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben aangedrongen op een verbod van azokleuren en zullen dit ook verder doen, maar zijn niet voornemens om met populistische initiatieven of een populistische stemming mee te gaan waarmee we uiteindelijk de gezondheid van kinderen onnodig in gevaar kunnen brengen.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag van mevrouw Westlund ondersteund, omdat ik het met de rapporteur eens ben dat de wetten inzake kunstmatige levensmiddelenadditieven moeten worden versterkt. Ik geloof dat we er sterker de nadruk op moeten leggen dat de consumenten duidelijke informatie krijgen over de conserveringsmiddelen die het gekochte levensmiddel bevat.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We moeten ernaar streven dat het toelatingsproces voor levensmiddelenadditieven transparanter wordt en tevens de consumentenbescherming verbeteren, en hier vooral de bescherming van de consumenten die een intolerantie tegen bepaalde stoffen hebben. Evenzeer moet de milieubescherming een van de vele factoren zijn die we in onze overwegingen moeten opnemen, wanneer we het gebruik van een additief toelaten.
Zoals in eerste lezing overeengekomen, is het wezenlijk dat we duidelijk maken wat voor gevolgen de misleiding van de consument kan hebben, en dat de milieubescherming als factor in onze overwegingen wordt opgenomen bij de toelating van het gebruik van een additief.
De nu in tweede lezing aangenomen amendementen zijn er hoofdzakelijk op gericht om deze aspecten in de definitieve tekst te versterken, om de consumenten- en milieubescherming te verbeteren en de voorwaarden voor de toelating van additieven te verduidelijken.
Na inwerkingtreding van deze verordening zullen de levensmiddelenadditieven aan deze vereisten moeten voldoen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van mevrouw Westlund over levensmiddelenadditieven gestemd. Een recent onderzoek van de universiteit van Southampton heeft deze Kamer op de mogelijke gevaren van azokleuren attent gemaakt die gebruikt worden om bepaald snoepgoed en drankjes te kleuren. Het opnemen van deze gevaren in de etikettering is een belangrijke stap om de consument te beschermen tegen de nadelige gevolgen die deze additieven kunnen veroorzaken, zoals hyperactiviteit bij kinderen. Een EU-brede verordening inzake zulke additieven is wezenlijk en ik prijs de rapporteur voor haar verslag.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Azokleuren worden aan levensmiddelen en drankjes toegevoegd om ze voor het oog te veranderen. Ze betekenen echter een onnodig risico voor de gezondheid van de burger. Een onderzoek van de universiteit van Southampton heeft aangetoond dat azokleuren gevaarlijk zijn voor de gezondheid van kinderen, omdat ze hyperactiviteit kunnen veroorzaken en het risico verhogen van leermoeilijkheden. Ik ondersteun het initiatief van de Europese producenten in Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk om het gebruik van azokleuren in levensmiddelen geleidelijk aan en vrijwillig af te schaffen.
De consumentenbescherming, met name de bescherming van kinderen, die de meest kwetsbare groep vormen, is een prioriteit voor het Europees Parlement. Daarom ben ik ingenomen met het verslag van de rapporteur, mevrouw Asa Westlund, dat een nieuwe aanpak van het Europees beleid ter bescherming van de menselijke gezondheid en de ziektepreventie biedt, vooral voor kinderen.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun van ganser harte de pogingen in dit verslag die ertoe dienen om de producten te etiketteren die additieven gebruiken die azokleuren bevatten. Ik geloof dat wanneer de consumenten hierdoor de keuze krijgen om het gebruik en de consumptie van zulke additieven in hun eigen gezinnen een halt toe te roepen, dat het etiketteringsproces een redelijk compromis is.
Dat de askleuren bijdragen aan een slechtere gezondheid en mogelijke gedragsstoornissen is duidelijk geworden. Het is juist om nu te handelen om de best mogelijke normen te bevorderen.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) De noodzaak van ordentelijke etikettering van levensmiddelenadditieven en het geleidelijk elimineren van sommige additieven is wezenlijk om met name de gezondheid van de kinderen te beschermen. Ik juich de verslagen van Asa Westlund toe en kan ze het Huis aanbevelen.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Mojca Drčar Murko (A6-0177/2008)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag hecht bijzonder belang aan de aspecten die gericht zijn op de zorg voor de voedselveiligheid, met de belangen van de consument voor ogen, waarbij de wens wordt benadrukt dat het voedsel zo natuurlijk mogelijk is.
Het is bekend dat niet alle aroma’s die vanuit toxicologisch gezichtspunt veilig zijn ook daadwerkelijk heilzaam voor de consument zijn, vandaar de behoefte om het recht van de consument op keus te waarborgen.
Bij het toelatingsproces van aroma’s wordt een “aanvaardbare technische behoefte” gecombineerd met andere strategieën van de EU, zoals de bestrijding van de zwaarlijvigheid, aangezien de toevoeging van uiterst sterke aroma’s de slechte kwaliteit van kant-en-klaar voedsel kan verhullen.
De Raad en het Parlement houden er een verschillend standpunt op na over het vraagstuk van levensmiddeleningrediënten met aromatiserende eigenschappen die in levensmiddelen kunnen worden gebruikt, en over de maximumgrenzen voor deze ingrediënten zoals vastgelegd in Bijlage III.
We weten dat het principe dat producenten van kruiden en specerijen het wettelijke vermoeden van schadelijkheid voor ieder afzonderlijk product moeten weerleggen controversieel is. Het zou logisch zijn geweest om de procedures om te keren. Deze kwestie zal daardoor verder een twistpunt blijven.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben ingenomen met het verslag van Mojca Drčar Murko’s inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen. Ik ben van mening dat het verslag de concepten van voedselveiligheid en consumentenbescherming waarborgt. Het is belangrijk dat de consumenten in geheel Europa niet worden misleid over de aard van de aroma’s die in hun levensmiddelen aanwezig zijn. “Natuurlijk aroma” moet precies dit betekenen en ik ondersteun hiermee de aanbevelingen van het verslag om ervoor te zorgen dat dit het geval is. Ik heb voor het verslag gestemd.
- Aanbeveling voor tweede lezing: Avril Doyle (A6-0176/2008)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over een verordening die erop gericht is om de regels en procedures voor de toelating van voedingsenzymen vast te leggen, uitgezonderd de enzymen die als levensmiddelenadditieven worden beschouwd. De Europese Commissie heeft gezegd dat de industrie op een geharmoniseerde wetgeving met een communautaire toelatingsprocedure voor voedselenzymen heeft aangedrongen, omdat het ontbreken van EU-wetgeving op dit gebied tot oneerlijke handelspraktijken heeft geleid.
Het Parlement dringt erop aan dat een aantal belangrijke amendementen worden opgenomen die het in eerste lezing heeft ingediend op de door de Commissie voorgestelde ontwerpverordening. Daarom bekrachtigt het zijn standpunt dat het voorzorgsbeginsel bij iedere risicobeoordeling centraal moet staan en daarom in dit voorstel moet worden benadrukt. Het heeft in het verleden ook de bepalingen voor de consumentenbescherming versterkt om ervoor te zorgen dat het gebruik van voedingsenzymen de consument niet misleid over de aard, de kwaliteit en de inhoud van een product, de reden waarom dit concept opnieuw werd ingevoerd.
Verder zijn en kunnen voedingsenzymen geen genetisch gemodificeerde micro-organismen zijn. We moeten ook de enzymen vermijden die afkomstig zijn van genetisch gemodificeerde micro-organismen. Wanneer deze echter worden gebruikt, moet dit om de consumenten niet te misleiden duidelijk worden benoemd. Het is wezenlijk om een hoog niveau van voedselveiligheid te waarborgen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van mevrouw Doyle probeert de toelating van de voedingsenzymen te harmoniseren. Het verplicht stellen voor de industrie en de lidstaten om de Commissie over iedere mogelijke veiligheidskwestie met betrekking tot enzymen op de hoogte te stellen is een positieve stap om binnen de gehele Unie voor de hoogst mogelijke normen aan voedselveiligheid te zorgen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij van stem onthouden om de aandacht erop te vestigen dat dit verslag geen rekening houdt met het verschil tussen eilandstaten en het vaste land.
Malta is niet per spoor met het continent verbonden en de enige verbinding is of per zee of lucht. Bovendien is de economie van Malta voor een sterk deel afhankelijk van het toerisme, dat meer dan één miljoen mensen per jaar per vliegtuig aantrekt en bijna een half miljoen per schip. De geschatte gevolgen voor gezinnen, bijvoorbeeld uit het Verenigd Koninkrijk, leiden wanneer de wetgeving in werking treedt tot een verhoging van 160 Britse pond.
Het is belangrijk om de uitstoot in de greep te krijgen, maar het is ook belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillenden verlangens en werkelijkheden van de landen die deel uitmaken van de EU. Het beginsel om alles over één kam te scheren is discriminerend wanneer men met speciale omstandigheden van doen heeft.
Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb het verslag van Peter Liese betreffende de opname van de luchtvaart in de ETS regeling ondersteund, omdat ik het gevoel heb dat het tussen het Parlement en de Raad bereikte compromis evenwichtig en realistisch is.
Dat we snel en doeltreffend moeten handelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en met name de invloed van het vervoer op de wereldwijde opwarming, wordt door niemand meer in twijfel getrokken.
Om er echter voor te zorgen dat deze wetgeving succesvol wordt, was het wezenlijk om de ecologische vereisten met de mobiliteit van de burgers in overeenstemming te brengen.
De benodigde inspanningen van de luchtvaartsector moeten groot genoeg zijn om niet de verminderingen uit de andere sectoren te compromitteren, maar evenwichtig genoeg om niet de groei van de industrie te belemmeren.
Ik juich de door ons aangenomen wetgeving toe, omdat het zich aan deze voorschriften houdt.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van Peter Liese over de aanbeveling voor tweede lezing van het voorstel om de luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten gestemd, omdat ik vind dat het wezenlijk en dringend is om de mondiale temperatuurverhoging op +2°C te begrenzen.
De luchtvaartsector is aan het groeien. Sinds 1990 is de uitstoot van koolstofdioxide door vliegtuigen om 87 procent gestegen en de schattingen zijn dat hij zich tot 2020 verdubbelt. Er moeten daarom maatregelen worden getroffen om op internationaal niveau een duidelijk signaal te geven dat de EU geëngageerd bezig is met de bestrijding van de klimaatverandering, waarbij we het afsluiten van een internationale overeenkomst voor de Conferentie van Kopenhagen van 2009 in gedachten moeten houden.
Het bereikte compromis bevat veel positieve aspecten, zoals: de vrijstellingsregeling voor de ultraperifere regio’s; het gebruik van de uit de handel met emissierechten afkomstige inkomsten voor de bestrijding van de klimaatverandering, en maatregelen om de ontbossing tegen te gaan.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het voorstel waarover het Parlement heeft gestemd is al een compromis, ofschoon niet tevredenstellend, ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en houdt geen rekening met de problemen van landen die in economische moeilijkheden verkeren, vooral de ultraperifere regio’s. We weten dat de vervuiling moet worden verminderd, maar we moeten ook rekening houden met de moeilijkheden waarmee de landen met zwakkere economieën te maken hebben.
Het compromis waarover we vandaag hebben afgestemd verhindert niet alle negatieve gevolgen van deze emissiehandelsregeling, maar het minimaliseert een aantal van deze uitwerkingen, indien het ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het Parlement de datum van inwerkingtreding uitstelt en de reikwijdte van de handel en de druk op de zwakkere bedrijven vermindert.
De door onderhandeling bereikte vrijstelling voor de ultraperifere gebieden is een zeer belangrijke kwestie in dit Huis geworden, omdat het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, zoals u allen weet, geen voorzieningen voor vrijstellingen voor deze regio’s had getroffen. Dit zou hebben betekend dat alle vluchten van en naar deze regio’s onder de algemene regeling zouden zijn gevallen.
In de uiteindelijk aangenomen tekst is de mogelijkheid tot vrijstelling gehandhaafd, maar de reikwijdte is niet zo groot als ze had moeten zijn. We dringen er daarom op aan dat niet alleen de vluchten tussen de eilanden, maar ook de vluchten tussen de eilanden en het continent van deze emissiehandelsregeling worden uitgezonderd.
Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Het is duidelijk dat het voor elke verbintenisperiode van de Gemeenschapsregeling waarin de luchtvaart moet worden opgenomen nodig is dat de aan deze sector toegewezen doelstellingen worden vastgelegd in convergentie en samenhang met de inspanningen die gemiddeld van alle andere, stationaire bronnen in alle lidstaten worden gevergd. De niet-deelname van de luchtvaartsector aan deze regeling kan op lange termijn aanzienlijke herstelkosten veroorzaken.
Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat in de Gemeenschap een geïntegreerde aanpak van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten vereist is. Aangezien de luchtvaart bijdraagt aan de mondiale uitwerkingen van de menselijke activiteiten op de klimaatverandering, is het normaal dat deze sector een gelijke behandeling verdient en dat de regels en bepalingen op Gemeenschapsniveau worden geharmoniseerd.
Het is duidelijk dat het voor elke verbintenisperiode van de Gemeenschapsregeling waarin de luchtvaart moet worden opgenomen nodig is dat de aan deze sector toegewezen doelstellingen worden vastgelegd in convergentie en samenhang met de inspanningen die gemiddeld van alle andere, stationaire bronnen in alle lidstaten worden gevergd. De niet-deelname van de luchtvaartsector aan deze regeling kan op lange termijn aanzienlijke herstelkosten veroorzaken.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mij van stem onthouden tijdens de eindstemming over het verslag van Liese. Ik geloof dat de Unie een unilaterale stap neemt buiten het Protocol van Kyoto om, dat de luchtvaart- en de maritieme sector uitsluit. Zelfs wanneer er een aantal redenen zijn om de klimaatgevolgen van de twee voor de internationale handel belangrijkste sectoren te overdenken, kan de Europese Unie niet unilateraal een multilateraal verdrag veranderen, terwijl het tegelijkertijd verlangt dat de Verenigde staten het Protocol van Kyoto ratificeren. De voorstellen van de EU betreffende de luchtvaart zouden zich het best op de periode na Kyoto kunnen richten, dat wil zeggen vanaf 2013, en dan alleen na een internationale overeenkomst in Kopenhagen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik juich het verslag van de heer Liese over de opneming van de luchtvaart in de Europese emissiehandelsregeling toe. Het Parlement moet zijn betrokkenheid bij de bestrijding van de klimaatverandering duidelijk maken en een ambitieuze ecologische wetgeving invoeren. Het ziet ernaar uit dat de in de discussies met de Raad bereikte besluiten in de juiste richting gaan. 15 procent veiling voor de luchtvaartuitstoot met de mogelijkheid om dit in 2013 te verhogen schijnt een tevredenstellend compromis.
Terwijl ik de aanbevelingen van het verslag ondersteun, moet het Parlement verder ambitieus blijven bij het vastleggen van streefdoelen voor de luchtvaartuitstoot in de ETS van de EU en in de toekomst bij de algemene herziening van de ETS op de voorstellen van de heer Liese voortborduren. Ik heb voor het verslag gestemd.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) De gasemissies door vliegtuigen zijn sinds 1990 verdubbeld en nemen verder toe. Wanneer het de EU ernst is met de aanpak van de klimaatverandering moet zij op dit gebied mondiaal het voortouw nemen. We mogen hier niet alleen over praten, we moeten ook wetsmaatregelen nemen. Ik zie de richtlijn die erop gericht is om de luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten op te nemen als een positieve stap.
Het verslag van de rapporteur, de heer Peter Liese, is een evenwichtige en realistische oplossing, een compromis tussen de bescherming van het milieu aan de ene kant en het mededingingsvermogen van de Europese luchtvaartindustrie veilig te stellen aan de andere kant. We mogen niet discriminerend te werk gaan tegenover de Europese luchtvaartmaatschappijen, met name niet die uit de nieuwe lidstaten die proberen om de achterstand op de algemene trend weg te werken. Dienovereenkomstig moeten de regels voor gezonde economische mededinging in gelijke mate van toepassing zijn op de luchtvaartmaatschappijen uit derde landen. Het is noodzakelijk om een internationale overeenkomst af te sluiten, en daarom moet de EU onderhandelingen voeren met de VS, Rusland en China.
We moeten er ook aan denken dat de luchtvaart soms het enig mogelijke verkeersmiddel is dat de EU met perifere regio’s verbindt. De luchtvaart levert een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van het toerisme en mag daarom niet als een luxe worden beschouwd.
Ik geloof dat het gemeenschappelijk standpunt van het Europees Parlement en de Raad zijn bijdrage zal leveren aan een schone luchtvaart en de invoering van nieuwe technologieën in de luchtvaartindustrie, en daarom heb ik voor het verslag gestemd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door de aanneming van de richtlijn die tot doel heeft het luchtverkeer in de Europese emissiehandelsregeling op te nemen, gaat de Europese Unie door met het scoren van punten in de strijd tegen de klimaatverandering.
Het zou onmogelijk zijn om niet ingenomen te zijn met deze overeenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad, die vanaf 2012 tot een geleidelijke en werkelijke vermindering van de broeikasgassen zal leiden bij alle vluchten die vanaf Europese bodem starten of erop landen.
Ik ben vooral ingenomen dat twee bepaalde maatregelen werden aangenomen die gelukkigerwijs aantonen dat Europa nog steeds vaak zeer evenwichtige wetgeving aanneemt die rekening houdt met de kleinere partijen die erbij zijn betrokken: chartervluchten, onderzoeksvliegtuigen en kleine luchtvaartmaatschappijen zullen verder kunnen vliegen zonder zich zorgen te moeten maken over de bindende bepalingen in de Richtlijn; de uit de handel van 15 procent van de emissierechten voor CO2 behaalde inkomsten zullen voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartsector worden gebruikt.
Dit is des te belangrijker, omdat wanneer de EU schijnbaar zijn hoop in de innovatie heeft gesteld, de ingenieurs veel vernuft moeten tonen om de door de vliegtuigen veroorzaakte vervuiling te verminderen, en dat in een tijd waarin het luchtverkeer een groei van 5 procent per jaar beleeft.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik zal vandaag het verslag van Liese ondersteunen, omdat het verslag evenwichtig en praktisch is, ofschoon een tikkeltje ingewikkeld.
De burgerluchtvaart moet erkennen dat het betrokken moet worden bij de emissiehandelsregeling, en de milieuactivisten moeten erkennen dat mensen willen vliegen en de luchtvaartindustrie een grote bijdrage levert aan de welvaart van veel van onze regio’s evenals aan die van nationale economieën.
Ik ben nog steeds van mening dat deze overeenkomst problemen bevat. Ik ben nog steeds van mening dat de bepaling van 100 procent handel in 2020 ernstige problemen voor kleine en regionale luchtvaartmaatschappijen zou kunnen veroorzaken.
Waarmee we hier echter van doen hebben is een compromisoplossing. Ik geloof nog steeds dat deze verordening nog met uitdagingen te maken krijgt, juridische en anders wel door landen buiten de EU, vooral de VS en Rusland, wat het moeilijk zal maken om een wereldwijde overeenkomst te bereiken. Maar dit is een begin en daarvoor moeten we de Commissie feliciteren met haar moed en vooruitziendheid.
De luchtvaartindustrie is op het moment hoofdzakelijk vanwege de hoge brandstofprijzen aan het worstelen, waarom een compromis over de ETS van wezenlijk belang was. Ik weet dat de luchtvaartmaatschappijen hiermee niet gelukkig zijn; ik weet dat de milieuactivisten hiermee niet gelukkig zijn. Misschien dat onze rapporteurs het ongeveer bij het juiste eind hadden!
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – (NL) Als de EU haar klimaatdoelstellingen wil halen om tegen 2020 20 procent minder CO² uit te stoten, dan moet ook de luchtvaartsector in een emissiehandelssysteem inzake uitstoot van broeikasgassen betrokken worden. De luchtvaartemissies zijn de voorbije jaar met bijna 90 procent toegenomen.
Tegelijk ontsnapt de luchtvaart aan de betaling van accijns op kerosine en BTW op de vliegtuigtickets. Wetgevende maatregelen zijn dus noodzakelijk. Het verslag wil het handelssysteem laten ingaan vanaf 2011 voor alle vluchten die het Europese luchtruim aandoen. Vanaf 2012 zou de sector dan 1,5 procent per jaar minder broeikasgassen mogen uitstoten. Het voorgestelde niveau van gratis veilingrechten ligt veel te hoog. Ik vind dat de luchtvaartsector minstens zou moeten starten met het veilen van 25 procent. Uiteindelijk is niet de handel op zich het doel maar wel het verlagen van de uitstoot.
Het Parlement spreekt zich ook uit over de bestemming van de opbrengsten van het veilen: ze wil met dat geld de belasting op milieuvriendelijke vervoerswijzen verlagen en investeren in onderzoek naar technologie voor minder vervuilende vliegtuigen. Het voorliggende compromis is verre van ideaal maar wel een stap vooruit zodat wij als groenen het bereikte akkoord dan ook kunnen steunen.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) De opneming van de luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden toegejuicht.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik betreur het dat aan de ultraperifere regio’s (UR’s) geen volledig vrijstelling is verleend van de opneming van de burgerluchtvaart in de ETS-regeling, ofschoon hun afgelegenheid van het Europese continent dit voor een groot deel zou hebben gerechtvaardigd.
Ik ben echter blij dat er dankzij vastberaden inspanningen enige vooruitgang is geboekt.
Als gevolg hiervan besteedt de onderhandelde overeenkomst bijzondere aandacht aan de middelen tot reductie of zelfs afschaffing van de toegangsproblemen en de concurrentie waarmee ultraperifere regio’s te maken hebben. Bovendien zullen na vurige debatten de vluchten tussen de ultraperifere regio’s onder een afwijking vallen en hier niet door betroffen zijn. Ik ben verheugd dat de UR’s in de revisieclausule zijn opgenomen betreffende de effectbeoordeling van de ETS-regeling op het luchtvervoer.
Ik zou vooral het Europees Parlement willen danken, dat van begin af aan naar mijn verzoek om speciale behandeling voor de UR’s heeft geluisterd, een standpunt dat uiteindelijk ook door de lidstaten is overgenomen. Ik zou voor zijn niet nalatende ondersteuning ook mijn respect willen betonen aan Jacques Barrot, de Europese commissaris die vroeger voor vervoer verantwoordelijk was.
Tot slot betreur ik het dat de slotovereenkomst geen voorstellen ten voordele van de UR’s bevat, die er vooral voor zouden hebben kunnen zorgen dat de inkomsten uit de handel in emissierechten zouden worden gebruikt om de karakteristieke moeilijkheden van de ultraperifere gebieden uit de weg te ruimen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Britse collega Richard Corbett tot wijziging van het Reglement van het Europees Parlement inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen. Ik deel de in dit verslag uitgedrukte zorg dat het werk van het Parlement eenvoudiger, gestroomlijnder en sneller moet gaan. Desalniettemin moeten de leden de vrijheid hebben om schriftelijke vragen aan de Commissie en de Raad te stellen, alhoewel ik het ermee eens ben dat het belangrijk is om misbruik van deze regeling te verhinderen. Ik juich het toe dat leden die een vergadering bijwonen een grotere mogelijkheid tot spreken zullen krijgen. Het idee dat 40 leden een alternatieve resolutie kunnen voorstellen evenals dit politieke fracties kunnen, is naar mijn mening ook een stap voorwaarts voor de democratie.
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) We hebben vandaag tegen het verslag inzake de wijzigingen van het Reglement van het Europees Parlement gestemd.
We hebben hiervoor gekozen, omdat initiatiefverslagen die van invloed op de wetgevingsactiviteit zijn merkbare gevolgen voor het lopende werk kunnen hebben. De leden van het Europees Parlement moeten daarom de mogelijkheid krijgen om in de plenaire vergadering invloed uit te oefenen op dit soort verslagen, overeenkomstig de toepasbare procedure bij wetgevingsverslagen.
Alhoewel een herziening van de procedures voor schriftelijke vragen nodig is, beschouwen we het als uiterst belangrijk dat de onafhankelijkheid van de Parlementsleden en hun recht om aan andere instellingen vragen te stellen betreffende hun besluiten en verantwoordelijkheid wordt gewaarborgd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben tegen dit verslag gestemd omdat de hoofddoelstelling ervan de verzwakking van het democratisch en pluralistisch functioneren van het Europees Parlement is. Uitgaand van een beginsel dat nog niet eens klopt – het bestaan van het Hervormingsverdrag – wil een meerderheid van dit Huis werkelijk de rechten van de leden beperken en hen eraan hinderen om op eigen initiatief te handelen, de macht van de Voorzitter van het Europees Parlement vergroten, met als resultaat: de beperking van het pluralisme van het parlementaire debat.
Deze wens om de democratie en het handelingsvermogen van de leden te verzwakken wordt ook duidelijk in de vaststelling van de richtsnoeren inzake de procedure voor het stellen van schriftelijke vragen aan de Raad en de Commissie.
Dit besluit is echter slechts één bestanddeel in de algemenere antidemocratische lijn die door de meerderheid van dit Huis wordt genomen, vooral door de grotere politieke fracties (PPE en PSE). Een ander wezenlijk bestanddeel is de eis tot nieuwe en restrictievere criteria betreffende de fractievorming, wat ook onze afkeuring en sterk protest verdient.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De voorstellen van de heer Corbett tot wijziging van het Reglement van het Parlement inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen zorgen ervoor dat het Parlement effectiever en efficiënter kan werken. Ik heb ervoor gestemd de aanbevelingen van de heer Corbett te ondersteunen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Als democraat struikel ik bij het verslag van Corbett vooral over twee amendementen die zo niet bedoeld kunnen zijn.
Omdat het in bijna alle landen met een democratisch karakter in het algemeen tot de democratische rechten van een afgevaardigde behoort om vragen aan de gekozen regeerders te stellen over kwesties die tot hun portefeuille behoren.
Een beperking van het aantal en van de inhoud van de vragen komt eerder overeen met de denktrant van de procesorde van een rechtszitting dan met een Reglement van een democratisch gelegitimeerde instelling en moet daarom absoluut worden verworpen. Daarom kan ik alleen maar tegen dit verslag stemmen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Duitse collega Jutta Haug gestemd over de eerste beschouwingen over het voorontwerp van begroting (VOB) 2009 en het mandaat voor het overleg, dat een reflectiekader biedt voor de structuur van de toekomstige begroting van de EU. Het VOB beloopt op 134,395 miljard euro aan vastleggingskredieten, wat overeenkomt met 1,04 procent van het BNI, een stijging van 3,1 procent in vergelijking met de begroting van 2008, en 116,7 miljard euro in betalingskredieten, waardoor er een speelruimte blijft van 2,6 miljard euro aan vastleggingskredieten en 7,4 miljard euro aan betalingskredieten. Gezien de behoefte aan een Europa dat resultaten levert, kan ik het lage niveau van betalingskredieten niet begrijpen. Naast de prioriteiten is het ook belangrijk om ervoor te zorgen dat voldoende middelen aan het cohesiebeleid, de financiering van het Europese beleid voor de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) en externe actie worden toegewezen. Tot slot zal het wezenlijk zijn om niet de grote Europese infrastructuren te vergeten (de vervoersnetwerken, energie, ruimte, water, nieuwe technologieën, gezondheid, enzovoorts) die regelmatig ondergefinancierd zijn, ondanks dat ze in het kader van de wereldwijde economische en sociale concurrentie de ruggengraat voor de mededinging van Europa vormen.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), schriftelijk. − (PL) Overeenkomstig het geplande tijdschema voor de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, zouden het Parlement en de Raad in 2009 gelijke rechten hebben ten aanzien van de schepping van wetten alsook in begrotingszaken, om de Europese Unie op deze manier nieuwe bevoegdheden te geven en wezenlijke veranderingen in de tot nu toe gebruikte begrotingsprocedure aan te brengen.
Daarom is het zelfs nog belangrijker voor de Europese Unie om over de financiële middelen te beschikken die nodig zijn om het huidige beleid en de activiteiten op verschillende gebieden ten uitvoer te leggen, terwijl men tegelijkertijd voldoende flexibiliteit heeft om nieuwe politieke uitdagingen aan te pakken. Daarom is het ongebruikelijk lage niveau aan voorgestelde betalingskredieten in het voorontwerp van begroting (116,736 miljard), 0,9 procent van het BNP, of een afname van 3,3 procent in vergelijking met 2008, erg verbazingwekkend. Ook reden tot zorg zijn de door de Europese Commissie voorgestelde dalingen van de begrotingen voor informatiecampagnes die lang voor 2009 gepland waren, voor de verkiezingen van het Europees Parlement of voor een mogelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Het moet de prioriteit van het overleg over de begroting in juli zijn om voor een gepast financieringsniveau voor betalingen en voor het informatiebeleid van de Unie te zorgen. Het is ook wezenlijk om financieringsvoorstellen aan de Commissie voor te leggen voor pilootprojecten en voorbereidende werkzaamheden om te voorkomen dat ze uit het surplus van het financieel meerjarenkader moeten worden gefinancierd. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat er voldoende financiële middelen voor de Europese Unie zijn zodat ze in staat is om op nieuwe uitdagingen op het gebied van “de concurrentiekracht voor groei en werkgelegenheid” te reageren zonder de bestaande financiering voor belangrijke programma’s te reduceren die op het moment ten uitvoer worden gelegd.
Roger Knapman (NI), schriftelijk. − (EN) Ik ben van mening dat geen enkel begrotingsprogramma van de EU door mijn land gefinancierd moet worden, onder welke feitelijke of mogelijke omstandigheden dan ook. De Europese dienst voor extern optreden (EEAS) en alle andere aspecten van het Verdrag van Lissabon zijn volledig anathema voor mij. Daarom, ofschoon iedere vertraging bij de financiering van zulke programma’s toe te juichen is, kan ik geen amendement ondersteunen dat in principe het EEAS aanvaardt, samen met de andere nieuwe begrotingsprogramma’s die het Verdrag bevat, moeten ze daadwerkelijk pas worden gefinancierd “wanneer het Verdrag door alle 27 lidstaten is geratificeerd”. Of de ratificatie door alle staten nu waarschijnlijk is of niet, het blijft mogelijk, ik kan geen amendement door de vingers zien dat bepaalde omstandigheden opvoert waaronder de indieners het in principe als gelegitimeerd achten om het EEAS en andere begrotingsprogramma’s in het Verdrag van Lissabon te financieren.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van Haug over de VOB 2009 en het mandaat voor het overleg gestemd. Dit verslag legt de prioriteit van het Parlement voor het komende jaar vast. Ik ben vooral ingenomen met de oproep tot een adequate reactie op de vereisten voor voedselhulp en voedselveiligheid, gezien de sterke verhoging van de voedselprijzen en de productiekosten aan de kant van de boerderijen.
Ik hoop dat deze reactie adequaat in overweging wordt genomen, en behoorlijke investeringsprogramma’s in de landbouwsector in de ontwikkelingslanden en binnen de EU zal inhouden.
Ik heb ook voor amendement 15 gestemd, dat de marge onder hoofdstuk twee vastlegt.
De pogingen om mechanismen op te nemen om niet uitgegeven middelen van het GLB naar andere begrotingshoofdstukken over te hevelen kunnen niet worden goedgekeurd.
In 2007 werd het niet gebruikte geld van het GLB omgeleid naar de financiering van het Galileo-project. Dit kan niet de norm zijn.
Thomas Wise (NI), schriftelijk. − (EN) Ik kan dit amendement niet ondersteunen, omdat ik volledig tegen de oprichting en financiering van het EEAS en andere soortgelijke programma’s ben die van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon afhangen. Het is inderdaad een belangrijk punt om naar voren te brengen dat de programma’s die door het zogenaamde Verdrag van Lissabon worden opgezet geen wettelijke grondslag hebben totdat het verdrag door alle 27 lidstaten is geratificeerd: ik verwerp echter al dit soort programma’s in zijn geheel en ik geloof in het geheel niet dat er een reden is om ze in het leven te roepen of te financieren.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Het verslag van mevrouw Haug verzoekt om een uitgebreid mandaat voor de begrotingsonderhandelingen met de Raad. Als reden wordt opgegeven dat er een behoefte bestaat om voldoende middelen voor de voorgestelde uitgavenposten van de Commissie te waarborgen. Er schijnt geen grens te bestaan voor de hoeveelheden die het Parlement bereid is uit te geven. Naar mijn mening is dit de verkeerde aanpak. Het uitgangspunt moet het algemeen besloten kader zijn; de noodzakelijke prioriteiten moeten dan tussen de verschillende uitgavenposten worden vastgelegd.
Er bestaat een behoefte aan grotere flexibiliteit binnen het bestaande financiële meerjarenkader. Ik ondersteun daarom het idee dat de marges die bij de landbouw zijn ontstaan voor andere doeleinden moeten worden gebruikt.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Als rapporteur inzake Synergie voor het Zwarte Zeegebied, wil ik mijn ondersteuning voor het verslag van Libicki tot uitdrukking brengen, eenvoudigweg omdat het thema dat het behandelt van strategische aard is, en boven het Oostzeegebied en de milieubescherming uitgaat. We hebben in feite over een kwestie gedebatteerd die het Oostzeegebied en het Zwart Zeegebied gemeenschappelijk hebben en die geheel Europa betreft: de kwestie van energiebevoorradingsveiligheid en het Europees beleid in dit opzicht.
Wanneer we de afhankelijkheid van de EU van een beperkt aantal bronnen, leveranciers en transportwegen in overweging nemen, is het wezenlijk dat hun spreiding het grondbeginsel van het Europese concept van energiebevoorradingsveiligheid vormt. Het is niet minder belangrijk om een coherent Europees beleid op het gebied van de energie te ontwikkelen, dat op solidariteit en samenwerking moet zijn gebaseerd om het afsluiten van een bilaterale overeenkomst te vermijden die de belangen van andere lidstaten zou kunnen betreffen, en vooral grote projecten als het op Europees niveau erkende Nabucco-project zou kunnen ondermijnen.
Derhalve wil ik er bij de Commissie en de Raad nog eens op aandringen om de inspanningen voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het Nabucco-project te verdubbelen, en tevens op een duidelijke verwoording van een gemeenschappelijk energiebeleid. Zowel de situatie in de Oostzeeregio alsook de situatie in de regio van de Zwarte Zee duiden erop dat het dringend is om met concrete en resolute stappen te beginnen.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij van de Zweedse sociaaldemocraten hebben ervoor gekozen om voor het verslag van Marcin Libicki over de geplande gasleiding in de Oostzee te stemmen, alhoewel we ons een duidelijkere oproep tot een onderzoek van een alternatieve route over land hadden gewenst. We zijn echter van mening dat het Parlement een duidelijk standpunt heeft ingenomen ten opzichte van een milieueffectbeoordeling, die we ondersteunen en toejuichen. We verwachten dat verdere besluiten alleen op de voorwaarde van een uitputtend en onafhankelijk onderzoek plaatsvinden. De Oostzee is gevoelig en staat ecologisch gezien al zeer onder druk. Het daarom uiterst belangrijk dat de uitwerkingen op het milieu tot een minimum kunnen worden beperkt, wanneer een bouwvergunning aan de pijpleiding wordt gegeven.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. — (PL) Mijnheer de Voorzitter, de bouw van de Nord Stream pijpleiding zou in aanraking kunnen komen met wapenafval uit de laatste oorlog. Daar in de zee liggen ongeveer 40 000 tot 60 000 megatonnen aan chemische wapens en de exacte ligging van deze wapens is niet bekend. Wanneer men op deze wapens zou stoten zou dit tot een enorme milieuramp kunnen leiden.
Ik heb dit verslag ondersteund, omdat ik het met de rapporteur eens ben dat het schandalig is dat een grensoverschrijdend project van zo verstrekkende aard als een bilaterale kwestie tussen Rusland en Duitsland wordt behandeld. De bescherming van de Oostzee en de bevolkingen van de Baltische landen moet een van de hoofdprioriteiten van de EU zijn.
Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik ben zeer ingenomen met het standpunt dat het Europees Parlement inneemt ten opzichte van de bouw van een gasleiding tussen Rusland en Duitsland.
De Europese Unie heeft een geïntegreerd, gemeenschappelijk en coherent energiebeleid evenals een langetermijnstrategie nodig om voor de energieonafhankelijkheid van de lidstaten te zorgen.
De Europese Unie moet de ecologische en geopolitieke kwesties betreffende de energiebevoorradingsveiligheid door middel van gezamenlijke inspanningen van alle lidstaten aanpakken, en niet door bilaterale verdragen die sommige lidstaten met Rusland afsluiten. Dit is de enige manier waarop de Europese Unie in de onderhandelingen met Rusland een sterk standpunt kan innemen, waardoor vermeden wordt dat de energiebronnen tot een politiek drukmiddel worden omgevormd en de EU tot een gelijke partner van Rusland zou kunnen worden.
Op deze manier kunnen we ook antwoorden leveren op de gerechtvaardigde frustraties van de Roemeense burgers over de voortdurende prijsverhogingen voor gas en elektriciteit, die belangrijke nadelige sociaaleconomische gevolgen voor de Roemenen en hun levensstandaard hebben.
Tezelfdertijd zou de oplossing van een Europees communautair energiebeleid ertoe kunnen bijdragen om het onvermogen van de rechtsgerichte regeringsmensen in Boekarest aan te tonen die de energiebelangen van Roemenië willen bevorderen in de betrekkingen met Rusland.
Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor het verslag van de heer Marcin Libicki gestemd. Dit is een belangrijk verslag. Ik wil u er echter aan herinneren dat het onjuist is dat deze kwestie door het Europees Parlement werd behandeld op grond van verzoekschriften van burgers. Mijn collega de heer Boguslaw Sonik heeft al vele maanden voordat de verzoekschriften werden ontvangen voorgesteld om een debat over de Noord-Europese gasleiding te voeren.
Ik verbaas me over het verzet tegenover dit verslag. We praten vaak over ecologische kwesties en dan is er in het geheel geen verzet te bespeuren. Bij dit bijzondere onderwerp willen echter sommige leden niet dat er onderzoek naar de gevolgen van het project voor het natuurlijk milieu plaatsvindt. Waarom? Het antwoord is eenvoudig: voor sommige landen en politici is dit bijzondere project belangrijker dan het milieu. Misschien dat we vanwege deze speciale reden eens over de politieke en economische context van de geplande investering moeten nadenken. Ik ben mij bewust dat het hier om een particulier project gaat. We mogen echter niet vergeten dat voormalige politici in de raad van commissarissen zitten van het bedrijf dat deze pijpleiding moet bouwen. Voor Rusland is het gebruik maken van particuliere projecten om politieke doelstellingen te behartigen in het geheel geen probleem.
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit amendement gestemd dat het wezen van de oorspronkelijke tekst fundamenteel zou hebben veranderd. De oorspronkelijke versie roept ertoe op om over alternatieven voor het bestaande gasleidingproject na te denken – alternatieven zouden ten minste drie keer minder kosten en zouden niet zo grote ecologische risico’s met zich meebrengen. Ik kan het niet eens zijn met het amendement dat de prioriteit geeft aan de behoefte aan gas en daarbij de milieuwetgeving van de EU en de zorgen van de burgers verwaarloost. Ik zou er ook op willen wijzen dat de desbetreffende gasleiding oorspronkelijk de zeven andere landen rond de Oostzee zou moeten omgaan, waardoor slechts één of twee lidstaten van de EU zouden worden bevoorraad, waarom het argument om aan de toegenomen vraag naar gas te voldoen niet als relevant kan worden beschouwd.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Ik ben een sterk voorstander van de in het verslag van de Commissie voorgestelde milieueffectbeoordeling voor de Nord Stream gasleiding. Dit is echter niet het enige waarom het gaat: de aspecten die verband houden met het energiebeleid mogen ook niet worden vergeten. We kunnen geen energiebeleid nastreven dat afgekoppeld is van het klimaatbeleid. Deze horen wezenlijk bij elkaar, zoals belasting en de begroting of wetgeving en justitie.
Er kan geen energiebeleid meer bestaan zonder financiële of andere dergelijke instrumenten die zijn bestanddelen mogelijk maken. De Witboeken die over de energieonderwerpen van de Unie en haar lidstaten gaan hebben herhaaldelijk schone, onafhankelijke en concurrentiële energievormen geëist – maar er bestaat echter maar één functionerend marktmechanisme voor het laatste criterium, mededingingsvermogen.
Ik zie nog steeds geen marktmechanismes die onze afhankelijkheid van energie zouden verminderen – en vooral niet van het gas uit Rusland. Deze week zal het Europees forum voor energie een vervoer overleg voeren met de OPEC. Het gaat hier niet om een voorliefde voor de OPEC, maar eerder om een onontbeerlijk kartel dat een te grote invloed op onze economie uitoefent.
De afhankelijkheid van energie komt voort uit de fouten van de vorige generaties, die een groei en bloei op onze kosten hebben doorgemaakt. Daaraan moeten we denken wanneer we de besluiten over toekomstige oplossingen nemen, zelfs bij gasleidingen en ander economische afhankelijkheden. Is het een duurzame ontwikkeling, en is het de juiste richting, wanneer we een koolstofarme economie nastreven?
De klimaatverandering is een realiteit, en de energiekosten zijn ook aan het stijgen. De afhankelijkheid van gas neemt toe en geeft het buurland van de EU de macht die het twintig jaar geleden heeft verloren.
We willen zeker niet de fouten van onze politieke voorgangers herhalen. Er staat ons in korte tijd veel te doen.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik ben het volledig eens met de zienswijze van de rapporteur, de heer Marcin Libicki, dat de verwerkelijking van het project dat onder de naam “Oostzeepijpleiding” bekend staat een ecologisch gevaar voor acht landen van de Europese Unie zou kunnen opleveren: Duitsland, Zweden, Finland, Letland, Litouwen, Estland, Denemarken en Polen. Het zou ook nadelige gevolgen voor de consumenten kunnen hebben door de hogere prijzen om de bouw van de pijpleiding te dekken.
Het is een belangrijk punt dat de Noord-Europese pijpleiding alternatief over land door de landen van de Europese Unie zou kunnen worden gebouwd. Dit zou alle strategische en economische vereisten van Besluit 1364/2006/EG vervullen. Het alternatieve voorstel is veiliger uit het oogpunt van het milieu en het is ook goedkoper.
Ik ben vooral voor het uitvoeren van onafhankelijke rapporten en onderzoeken naar de gevolgen van de pijpleidingsbouw voor het milieu.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Een project van de omvang van de Nordstream gasleiding vereist een grondig onderzoek van de ecologische uitwerkingen die het zou kunnen veroorzaken. Voordat het project kan beginnen, moet we veilig stellen dat het project aan strenge ecologische criteria voldoet. Deze meningen vinden hun weerspiegeling in mijn stem voor het verslag van Marcin Libicki over de ecologische gevolgen van de geplande gasleiding door de Oostzee tussen Rusland en Duitsland.
Bogusław Sonik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Vandaag zullen we over een zeer belangrijk verslag over de gevolgen van de geplande bouw van de zogeheten Oostzeepijpleiding tussen Rusland en Duitsland voor het natuurlijke milieu van de Oostzee. Het voorgenomen project is een van de vele projecten voor gasinfrastructuur die nodig zijn om de groeiende behoefte aan gas in de EU te bevredigen. We moeten echter bijzondere aandacht geven aan een aantal factoren die met de bouw van doen hebben.
Deze langste en ondiepst gelegen hoofdgasleiding ter wereld vormt een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit en de natuurlijke habitats, evenals voor de veiligheid en het verkeer van schepen in deze regio, om nog niet te spreken over de naar schatting 80 000 megatonnen aan munitie die hier tijdens de Tweede Wereldoorlog gezonken zijn. Als lid van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, en ook als rapporteur over de Conventie van Espoo, zou ik willen benadrukken dat iedere investering van dit kaliber, die een internationale dimensie heeft, het resultaat dient te zijn van voorafgaande en grondige raadpleging van alle belanghebbende partijen. We moeten aandacht besteden aan onderzoek naar alternatieve oplossingen, zoals routes over land, dat zowel rekening houdt met de bouwkosten alsook met de ecologische veiligheid.
Door de groeiende afhankelijkheid van de EU van een klein aantal energiebronnen en hun leveranciers, is het belangrijk om de initiatieven te ondersteunen die op spreiding gericht zijn; we moeten even stilstaan bij de vraag of het Russische bedrijf Gazprom dat 51 procent van de aandelen van het Nord Stream consortium houdt, in dit verband de beste oplossing is?
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik juich het toe dat de Commissie verzoekschriften dit initiatief heeft genomen om dit verslag over de ecologische uitwerkingen van de geplande gasleiding in de Oostzee ter stemming te brengen. De leden van het Europees Parlement moeten zichzelf een beeld kunnen vormen over de gevolgen van dit voorstel.
Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik ondersteun het verslag van de heer Marcin Libicki vanwege de ernstige ecologische bedreiging die de Oostzeepijpleiding vormt, vanwege de poging om de verplichting te omzeilen om de goedkeuring van alle kuststaten te verkrijgen, vanwege het ontbreken van een onafhankelijke en positieve beoordeling van de uitwerkingen van de pijpleiding op het milieu. Hier is het vooral belangrijk om bij het energiebeleid van de Europese Unie aan het solidariteitsbeginsel vast te houden.
De pijpleiding is op een manier gepland die de landen van de EU politiek afhankelijk van Rusland maakt, dat zijn natuurlijke rijkdommen zal gebruiken om druk op de kopers uit te oefenen. Ik richt daarom uw aandacht op het feit dat de keuze van de zeeroute voor de pijpleiding een prijsverhoging voor het gas betekent, omdat deze route een veelvoud kost van de bouw over land.
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. − (EN) De Sociaaldemocratische Fractie in het Europees Parlement verwelkomt dit verslag van het Parlement. Toen de Taliban in 2001 werd verslagen, waren er slechts 900 000 schoolgaande kinderen. Dat zijn er nu zes miljoen en het aantal is stijgende. Vijf miljoen vluchtelingen zijn naar huis teruggekeerd en 82 procent van de bevolking heeft toegang tot de gezondheidszorg, negen keer zoveel als in 2002. We delen echter de zeer grote bezorgdheid van het Parlement over de aanhoudende veiligheidsproblemen en dat zonder veiligheid geen terugkeer naar een normaal leven mogelijk is.
We hebben ons echter bij stemming over het verslag onthouden aangezien een aantal punten de werkelijkheid van de situatie in Afghanistan niet weergeeft. Overweging D is feitelijk onjuist omdat de inzet van nieuwe NAVO-troepen in Afghanistan doorgaat en zowel het Verenigd Koninkrijk als Duitsland recentelijk troepenvermeerdering heeft aangekondigd. Ook zijn wij het niet eens met de situatie met betrekking tot de niveaus van opiumproductie zoals beschreven in paragraaf 32. Het verslag lijkt het harde werk te negeren dat gedaan wordt door de Afghaanse regering via de nationale lange termijn drugsbestrijdingsstrategie en die geleid heeft tot vooruitgang in het verminderen van het aantal provincies dat opiumpapavers oogst.
Ten slotte willen wij verdere samenwerking met de Afghaanse wetshandhavingsinstanties steunen als onderdeel van de blijvende steun van de Europese Unie voor overgangshervormingen op het gebied van rechtspraak en veiligheid in het land.
Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk. – (RO) Voor de internationale gemeenschap en de strijd tegen terrorisme is stabilisering van Afghanistan een belangrijke uitdaging voor het veiligheidsbeleid. Ingeval van mislukking zouden de westerse landen wellicht niet bereid zijn om mee te doen aan toekomstige interventies met betrekking tot geschillenvoorkoming en –oplossing en aan vredesmissies. Van de andere kant zouden de Afghanen, die op het ogenblik een derde decennium van conflict meemaken en wier land altijd een instrument geweest is dat externe actoren gebruikt hebben voor hun eigen behoeften, wellicht ook baat hebben bij duurzame vrede.
Militaire operaties zijn noodzakelijk maar ze zijn geen toereikende voorwaarde voor de stabilisering van Afghanistan. Een belangrijke oplossing in dit proces moet ook gezocht worden op diplomatiek niveau en samenwerking met Iran, India en Pakistan is van wezenlijk belang, vooral in grensgebieden waar opstandige groeperingen actief zijn. Hiertoe is het versterken van democratische structuren uiterst belangrijk en de internationale gemeenschap moet vechten tegen de marginalisering van de Afghaanse regering door het belang van het politieke systeem en de democratische actoren op lokaal en regionaal niveau te vergroten.
In Afghanistan heeft de Europese Unie het image van een humanitaire organisatie, maar, om een meer belangrijke rol te spelen, moeten de Europeanen het feit in aanmerking nemen dat de oplossing van armoede en instabiliteit niet is gelegen in wapens en geweld, maar eerder in acties die de Afghaanse bevolking welzijn zouden brengen. Met deze hoop heb ik gestemd vóór het verslag van de heer Brie.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb me hierbij van stemming onthouden. Het verslag van de heer Brie over de stabilisering van Afghanistan stelt wat ter plaatse een zeer complexe situatie is wel al te eenvoudig voor. Terwijl het Europees Parlement de ontwikkeling in Afghanistan goed moet onderzoeken, geloof ik dat zijn bijdragen constructief moeten zijn en gericht moeten zijn op het tot stand brengen van een stabiele Afghaanse staat. Ik ben er niet van overtuigd dat het verslag werkbare oplossingen kan voorstellen voor wat een gecompliceerd conflict is waarin onze troepen gestaag en echt vooruitgang boeken.
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De positieve resultaten van de recente donorconferentie in Parijs bewijzen dat de EU en de internationale gemeenschap hun ogen gericht hebben op Afghanistan.
Dit verslag, dat komt op een cruciaal moment voor de toekomst van het land, vestigt de aandacht op de uitdagingen waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd in termen van het maken van een doelmatige bijdrage aan de stabilisering van het land. Het wijst op de wederopbouwinspanningen die al gedaan zijn om de instellingen te versterken en de levensomstandigheden te verbeteren. In dit opzicht zijn de belangrijke daling van de zuigelingensterfte en de stijging van het aantal kinderen dat naar school gaat, bemoedigende tekenen.
Succes in Afghanistan vraagt om betere coördinatie tussen donoren van de verschillende strategieën. Veiligheid moet natuurlijk een prioriteit blijven, maar het is ook cruciaal dat het Afghaanse volk ziet hoe de hulp hun specifiek ten goede komt. Het is van essentieel belang om extra basisinfrastructuren te bouwen, of het nu wegen, scholen, ziekenhuizen, enzovoort zijn.
Het succes van het proces zal ook “Afghanisering” van het stabiliseringsproces vragen: het Afghaanse volk moet de instrumenten krijgen om het in staat te stellen zijn toekomst in eigen hand te nemen. In dit opzicht zijn talrijke verwachtingen gevestigd op de Afghaanse nationale ontwikkelingsstrategie (ANDS), die gesteund moet worden door de internationale gemeenschap en door de Europese Unie.
Daniel Strož (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Naar mijn mening is het verslag over de situatie in Afghanistan en over de voorstellen betreffende stabilisering van de situatie in dat land inconsistent en legt het teveel nadruk op het belang van militaire acties en op het belang van de rol van de NAVO in de regio. Aan de ene kant zegt het verslag dat de militaire activiteiten van de Taliban geen directe bedreiging vormen voor de soevereiniteit van Afghanistan en aan de andere kant is er de waarschuwing dat Afghanistan zich nu op een kritieke tweesprong bevindt.
Ik zou het anders zien. President Karzai zelf zegt duidelijk dat de coalitiemacht niet aan de winnende hand is in de strijd tegen de Taliban en voegt eraan toe – heel toepasselijk zou ik zeggen – dat het winnen van de oorlog tegen terrorisme alleen mogelijk zal zijn als enkele van de partners van de Afghaanse regering zouden ophouden met het nastreven van hun eigen (andere) belangen. De oorlog die in het verleden in Afghanistan gevoerd is door de vroegere Sovjet-Unie toonde aan dat dit land niet met militaire middelen kan worden gestabiliseerd, laat staan geregeerd. Politieke, economische en sociale maatregelen, die betrekking hebben niet alleen op Afghanistan maar ook op de buurlanden, zijn de enige effectieve manier om stabilisering tot stand te brengen. Ik wil er nog aan toevoegen dat de machtsbelangen van de VS in de regio waarschijnlijk een sleutelrol spelen bij dit ernstige probleem.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag is een botte imperialistische provocatie. Zoals het zegt, het “steunt de inspanningen van de NAVO-strijdkrachten om […] lokaal en internationaal terrorisme aan te pakken en acht de aanwezigheid van deze troepen van wezenlijk belang om de toekomst van het land veilig te stellen.” Het vraagt om een versterking van de VS-EU-NAVO-bezettingsmacht met “extra gevechtstroepen” en eist cynisch dat die moeten zijn “zonder nationale voorbehouden”, wat betekent dat ze openlijk en zonder enig voorwendsel moeten optreden als bezettingsmacht. Het benadrukt dat de EU “de ervaring en expertise van haar missies en die van lidstaten die al een militaire of civiele aanwezigheid op Afghaans grondgebied hebben, moet gebruiken”. Met andere woorden, zij moet de moorddadige activiteiten van haar militaire strijdkrachten in het land ook gebruiken als een gelegenheid om operationele ervaring op te doen voor haar imperialistische interventies elders. De enige zorg van de politieke vertegenwoordigers van het EU-kapitaal is een groter aandeel veilig te stellen in de verdeling van de imperialistische buit van de regio; daarom leggen zij er de nadruk op dat “de EU Europese investeerders moet aanmoedigen en helpen om mee te doen aan de wederopbouw van Afghanistan”.
The cynische bekentenissen van het verslag onthullen de rol en de imperialistische bedoelingen van de EU en bevestigen nog maar eens dat “de EU en de NAVO beide onderdeel zijn van hetzelfde moorddadige syndicaat”. De strijd van het volk moet zich aaneensluiten tegen het imperialistisch systeem als geheel.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag over Afghanistan gestemd, zoals de hele linkse fractie, omdat het verslag vasthoudt aan de militaire invasie en aanwezigheid in dat land, dat zucht onder de last van de oorlog, met meer dan anderhalf miljoen slachtoffers in de laatste dertig jaar. De kwesties in Afghanistan kunnen niet worden opgelost via militaire middelen. Het volk van het land heeft de solidariteit van Europa nodig. Het continueren en versterken van de Europese militaire aanwezigheid is een van de belangrijkste redenen van de instabiliteit en onveiligheid in de regio.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Afghanistan is nu het strijdtoneel voor veiligheid, stabiliteit, vrede en democratie en, tegelijkertijd, tegen het internationale islamitische jihadisme dat een overwinning nastreeft zodat het, in zijn propaganda, de stelling kan herhalen dat het rijk in elkaar begint te storten. Daarom is de internationale inspanning, in het bijzonder de Europese inspanning, zo belangrijk. De uitdaging waarvoor de bondgenoten staan, vooral al degenen die geloven in de noodzaak om de NAVO nieuw leven in te blazen, is het hoofd te bieden aan de zeer grote problemen en ter plaatse te helpen met actieve troepen – wat een noodzakelijke vermindering van voorbehouden inhoudt – omdat de overwinning van essentieel belang is.
De toekomst van onze bondgenootschappen wordt in grote mate in Afghanistan uitgespeeld, en dat geldt ook voor de toekomst van onze vrede en veiligheid. Hoezeer ook de aanhangers van compromis en concessie deze route voorstellen, we kunnen niet een dreiging negeren die op ons gericht is, simpelweg door te doen alsof het iets anders is. We moeten dringend de effectieve militaire capaciteit in Afghanistan en alle andere maatregelen versterken, in het bijzonder hulp voor de ontwikkeling en bevordering van een democratische rechtsstaat. Als ons dat niet lukt in Afghanistan, zullen we waarschijnlijk weer moeten vechten, later, maar wel dichter bij huis.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het verslag merkt op dat er ondanks een zekere vooruitgang nog een lange weg te gaan is voordat veiligheid en stabiliteit tot stand gebracht worden in Afghanistan. Om de situatie te verbeteren, stelt het Europees Parlement een aantal positieve maatregelen voor. Helaas heeft het Parlement ook besloten een voorstel te steunen op grond waarvan het besproeien van opiumvelden, die in grote delen van het land te vinden zijn, zou ophouden. Natuurlijk moet de landbouwbevolking gesteund worden, maar de opiumteelt kan geen lange termijn alternatief zijn voor de groei, democratie en politieke stabiliteit van Afghanistan. Het schaadt zowel de kansen van Afghanistan als de gezondheid van anderen.
De Voorzitter. − De stemverklaringen zijn hierbij afgesloten.