16. Wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen – Wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (debat)
De Voorzitter. – Het volgende agendapunt is het gezamenlijke debat over
- de aanbeveling voor tweede lezing (A6-0223/2008) van Paolo Costa, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (16133/3/2007 – C6-0129/2008 – 2006/0272(COD));
- de aanbeveling voor tweede lezing (A6-0210/2008) van Paolo Costa, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (16138/3/2007 – C6-0131/2008 – 2006/0274(COD))
Paolo Costa, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het doet me groot genoegen vanavond het debat in te leiden. We zijn immers aan het einde gekomen van een onderneming die aanvankelijk erg moeilijk was maar waarvan de uitkomst, zo lijkt mij, van grote betekenis is. Wij bespreken vanavond enkele zeer technische kwesties, maar naar mijn mening zullen deze een veel betekenisvollere bijdrage leveren aan de Europese constructie dan veel van de toespraken die we bij zo veel andere gelegenheden tegen elkaar afsteken.
We hebben het misschien niet opgemerkt, maar er zijn tegenwoordig bijna 700 000 wagons in Europa die van het ene naar het land kunnen gaan en beter door de ene dan door de andere onderneming kunnen worden gebruikt; tot nu toe werd hun echter betrekkelijk gemakkelijk belet grenzen te overschrijden omdat we geen gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften aan beide kanten hebben.
Vanavond zullen wij andere barrières slechten, op een wijze die een geharmoniseerd systeem zal waarborgen, niet in de laatste plaats vanuit een oogpunt van veiligheid, door twee kwesties aan te snijden die een aanvulling zijn van de regels aangaande interoperabiliteit en de wederzijdse erkenning van rollend materieel, die al in januari zijn overgedragen. Met de verordening die vanavond zal worden besproken, zetten we een tweede stap in de goede richting: we breiden niet alleen de bevoegdheden van het Europees Bureau uit, we geven het een cruciale rol in het opzetten van een enkel seinstelsel voor de spoorwegen, dat niet minder dan 23 stelsels die nu in Europa bestaan moet vervangen. Ten langen leste hebben we uitzicht op een enkele spoorwegmarkt, zoals voorzien door het eerste Verdrag, dat al in 1957 werd gesloten, maar nog steeds niet tot uitvoering is gebracht.
Wat betreft het voorstel tot een richtlijn inzake veiligheid, is onze voornaamste zorg om een onderhoudscertificaat voor wagons te ontwerpen, dat niet alleen ten dienste moet staan van spoorwegondernemingen en ondernemingen die de infrastructuur beheren, maar misschien ook van een derde partij die wil investeren in een vloot wagons. Niets hiervan doet af aan de wettelijke aansprakelijkheid van spoorwegmaatschappijen voor het gebruik van dit rollend materieel wanneer het in beweging is.
Wij hebben langdurig besproken of een certificering vrijwillig dan wel verplicht moet zijn en of we ons moeten beperken tot wagons en al het andere rollend materieel buiten beschouwing moeten laten. Ik meen dat we met een goede oplossing zijn gekomen: het stelsel zal verplicht zijn voor de komende twee jaar; het zal binnen een jaar of tien ook andere voertuigen – passagiersvoertuigen – dekken. Dit stelsel is afgebakend, deze weg is gevolgd en binnenkort zullen we op onze bestemming aankomen. Ik wil er de nadruk op leggen dat de spoorwegbureauverordening het gehele Europese seinsysteem dekt, waardoor het mogelijk is een technologische stap voorwaarts te maken en te overwegen uiteindelijk andere maatregelen af te schaffen.
Wij hadden twee problemen: hoe ervoor te zorgen dat technologische vernieuwing – die moet worden gekoesterd en uitgebreid – het tijdschema voor investeringen in de overgang naar het nieuwe seinstelsel niet in gevaar brengt. Het lijkt mij dat ook in dit geval er een oplossing is gevonden: namelijk door een versie 2.3.0 van het huidige stelsel aan te nemen en daarmee verder te gaan, in het achterhoofd houdend dat we tegen 2012 het meer geavanceerde, definitieve systeem zullen hebben ingevoerd. Om deze redenen, omdat we – zo komt het mij voor – beide problemen vernuftig hebben opgelost, meen ik dat wij dit Parlement kunnen aanbevelen een stem uit te brengen ten gunste van de overeenkomst in tweede lezing, waarmee wij de doeltreffendheid van ons werk en van onze betrekkingen met de Raad kunnen aantonen.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, na de aanneming van de eerste twee spoorwegpakketten, in 2001 en 2004, en net voor de aanneming van het derde spoorwegpakket in 2007, heeft de Commissie op 13 december 2006 een reeks wetgevingsmaatregelen voorgesteld inzake de wederzijdse aanvaarding van bestaand rollend materieel.
Deze maatregelen hebben tot doel de revitalisering van de spoorwegsector te ondersteunen door de belemmeringen van het treinverkeer op Europese spoorwegnetwerken weg te nemen. Beide teksten die het onderwerp zijn van dit debat, de wijziging van de Richtlijn over spoorwegveiligheid en de wijziging van de Verordening tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau, maken deel uit van deze maatregelen.
De wijziging van de Verordening tot oprichting van de een Europees Spoorwegbureau had twee hoofddoelstellingen.
De eerste was om de bevoegdheden van het Bureau uit te breiden zodat het zijn aandeel kan leveren in de uitvoering van de nieuwe interoperabiliteitsrichtlijn. Het zal immers de diverse nationale procedures en technische voorschriften moeten inventariseren die thans van kracht zijn voor de goedkeuring van locomotieven. Het zal, alvorens deze uit te breiden, een lijst moeten aanleggen van gelijkwaardige regels en daaruit voortvloeiende eisen die, wanneer deze eenmaal is gecontroleerd door een nationale veiligheidsautoriteit, niet langer hoeft te worden geverifieerd door de autoriteiten van de andere lidstaten waar een locomotief zal binnenkomen. Dit werk zal samen met de nationale veiligheidsautoriteiten worden uitgevoerd, waarbij het Bureau voor de coördinatie zal moeten zorgen. Het Bureau zal ook verantwoordelijk zijn voor het opstellen van technische adviezen op verzoek van nationale veiligheidsautoriteiten of de Commissie.
Daarnaast moesten sommige taken van het Bureau worden gepreciseerd, in het bijzonder in verband met de invoering van het ERTMS-systeem, de Richtlijn inzake de certificering van machinisten en de registers en gegevensbestanden die het Bureau zal moeten aanleggen. Het Bureau zal daadwerkelijk een cruciale rol moeten spelen bij de invoering van het ERTMS-systeem, niet alleen door de specificaties vast te stellen van dit geharmoniseerde seinstelsel, maar ook de technische compatibiliteit van vaste outillage die met verschillende versies is uitgerust.
Sta mij toe de rapporteur, de voorzitter van de Commissie, de heer Costa, lof toe te zwaaien voor het werk dat in tweede lezing wordt verricht om overeenstemming te bereiken met de Raad. Het resultaat werd bereikt na langdurige bijeenkomsten en geweldige inspanningen door alle betrokkenen. De resultaten van de onderhandelingen zijn nog voorzichtig: de amendementen bij de twee gemeenschappelijke standpunten die de Raad op 3 maart 2008 heeft aangenomen en die de Commissie volledig kan steunen.
Daarom dank ik u voor uw werk, mijnheer Costa. Ik ga nu met veel belangstelling naar het debat luisteren.
Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris – en voormalige collega van mij – dames en heren, eigenlijk hadden wij elkaar bijna in de kamer van de commissie kunnen ontmoeten, maar het is zo aangenaam om met u allen hier te zijn.
Laat me beginnen de rapporteur zeer hartelijk te bedanken namens mijn Fractie. Hij heeft de afgelopen weken constant strijd geleverd over technische details en naar verbeteringen gestreefd. Met de twee gewijzigde richtlijnen waarover nu overeenkomst is bereikt tussen de Raad en het Parlement, verbeteren we de spoorwegveiligheid en hebben we ook de kans de interoperabiliteit te verbeteren en dichterbij ons doel te komen om meer goederen over te hevelen van de weg naar de spoorweg.
Het komt er volgens mij erg op aan dat de nieuwe certificeringsprocedure, de wederzijdse erkenning van certificeringsvoorschriften, de kosten van certificering heel duidelijk terugdringt en dat als gevolg daarvan het gebruik van rollend materieel door heel Europa wordt gestimuleerd. Maar tegelijkertijd – en dat was voor ons een van de netelige kwesties en ik dank de rapporteur dat hij zo vasthoudend is geweest – moeten we ervoor zorgen dat de kwestie van de verantwoordelijkheid voor het onderhoud aan wagons duidelijk en ondubbelzinnig wordt opgelost. Alleen zo kunnen we verwachten dat onze burgers ermee instemmen dat wagons grenzen overschrijden zonder extra controles en dat de interoperabiliteit wordt gestimuleerd.
Ik ben er ook voorstander van dat het Bureau zich inspant om vooruitgang te boeken met het ERTMS-systeem en ik ben het met de rapporteur eens dat het beste het goede in de weg kan staan. Als we te snel van versie veranderen, zal waarschijnlijk niemand instappen. Daarom moeten we voorzichtig en omzichtig te werk gaan in het stimuleren van de ERTMS-versie.
We houden allemaal van treinen en dan vooral van historische treinen. Het verheugt me daarom dat we duidelijk hebben gemaakt dat historische- en museumspoorwegen vrijgesteld zijn van alle technisch moeilijke maar over het algemeen noodzakelijke veiligheidsbepalingen. Ik hoop dat onze vrienden ons horen en zien. Wij erkennen het belang van museumspoorwegen volledig.
Brian Simpson, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens de Socialistische Fractie wil ik de heer Costa bedanken voor zijn beide verslagen, al zal ik vanavond alleen spreken over het verslag dat de veiligheid van de spoorwegen betreft.
Veiligheid moet altijd onze hoogste prioriteit zijn. Degenen die de verantwoordelijkheid hebben gekregen voor de infrastructuur van onze spoorwegen en hun rollend materieel moeten goed zijn opgeleid en hun kwalificaties moeten erkend zijn, als we zowel de efficiëntie als de veiligheid van onze spoorwegen willen verbeteren. Het klopt dat de veiligheidscertificering van goederenwagons met de invoering van een nieuw systeem in 2010 een nieuwe fase dient in te gaan. Het klopt ook dat passagiersvoertuigen gedekt dienen te zijn en al moet dit binnen tien jaar gebeuren, degenen die het hiermee niet eens zijn zullen de noodzaak van een dergelijk systeem beslist erkennen.
Ik steun ook de stelling van de rapporteur dat niets van dit alles de uitbreiding van de spoorwegen mag belemmeren. De hele Europese industrie wordt, met name op het gebied van goederenvervoer, gekweld door een gebrek aan visie die onze verschaffers van infrastructuur soms aan de dag leggen. Zij grijpen elk excuus aan om niets te doen.
Wij moeten onze spoorwegen uitbreiden, zowel wat infrastructuur als rollend materieel betreft, zodat we een efficiënt, effectief en duurzaam, van obstakels gevrijwaard spoorwegnetwerk kunnen afleveren.
Tot slot dien ik de rapporteur en alle leden te bedanken voor hun steun aan mijn amendementen betreffende de vrijstelling van historische en toeristische spoorwegen van deze richtlijn. Als ze eraan hadden moeten voldoen, zou de kostenlast een verlammend effect hebben gehad en zou het behoud van het rijke industriële erfgoed dat deze spoorwegen zonder meer vertegenwoordigen in gevaar zijn gebracht.
Wij in Europa zijn vooraanstaand op het gebied van het erfgoed en het behoud van spoorwegen. Dat is iets dat door de Commissie vaak over het hoofd is gezien – maar, in alle eerlijkheid, nooit door dit Parlement.
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (NL) Voorzitter, al lang voordat de Europese Unie ontstond, hadden wij in het grootste deel van Europa een overzichtelijk spoorwegsysteem. Sinds het eind van de 19de eeuw was dat samen met de posterijen een van de kerntaken van de staat. Elke staat was verantwoordelijk voor zijn eigen spoorwegen.
In de meeste gevallen was de staat eigenaar geworden van de voornaamste of de enige binnenlandse spoorwegmaatschappij. De noodzaak daartoe ontstond doordat de oorspronkelijke particuliere ondernemingen vooral gericht waren op het maken van snelle winsten. Zij waren er niet in geslaagd om de kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening duurzaam te waarborgen. Nadat zij door de staat waren overgenomen verbeterde de infrastructuur en de frequenties. De infrastructuur behoorde toe aan de nationale spoorwegmaatschappij en daarmee aan de staat.
De uitvoering van het personenvervoer en het vrachtvervoer waren in dezelfde handen. Zo vond een goede afstelling plaats tussen enerzijds personenvervoer en vrachtvervoer en anderzijds het onderhoud, de uitbreiding en de beste benutting van de infrastructuur. Daar hoefden geen afzonderlijke bureaucratische staatsorganen aan te pas te komen. Vrijwel alles, behalve de slaapwagens en de restauratiewagens in internationale treinen over de lange afstanden, was nationaal geregeld. Daarnaast bestond er wel een goede internationale samenwerking. Door internationale treinreizigers werden de spoorwegen gezien als één grote overkoepelende Europese instelling. Aan stationsloketten kon iedereen worden voorzien van handgeschreven kaartjes naar alle mogelijke bestemmingen in Europa en een goede informatie over het buitenlandse aanbod.
Regionale grensoverschrijdende verbindingen en verbindingen over de zeer lange afstand tussen staten die niet aan elkaar grenzen, waren in veel ruimere mate beschikbaar dan tegenwoordig. In dat systeem waarop wij tegenwoordig jaloers kunnen zijn, zaten vier zwakke punten, vooral na de elektrificatie. Er werd gekozen voor verschillende nationale netspanningen en voor verschillende vormen van elektronische beveiliging. Het vrachtvervoer ondervond hinder van controles, afkoppeling en overslag bij grensstations. Toen het openbaar vervoer als gevolg van de opkomst van de auto steeds meer verliesgevend werd, werden grensbaanvakken uitgedund en moesten de passagiers een extra heffing gaan betalen voor grensoverschrijding. Na de opkomst van het vliegtuig werden de informatie en de kaartverkoop voor de lange internationale afstanden steeds meer verwaarloosd.
Uitsluitend op zulke punten zou het optreden van de Europese Unie als aanvulling een verbetering kunnen opleveren. Voor mijn fractie is het al jarenlang een grote ergernis dat ingrepen door de Europese Unie niet in de eerste plaats zijn gericht op deze grensoverschrijdende verbeteringen, maar vooral op meer liberalisering. Om de schade van die veranderingen te beperken is dan weer meer begeleidende bureaucratie nodig.
In een reeks voorafgaande besluiten over de spoorwegen sinds 2001 zijn voldongen feiten geschapen. Op grond van die nieuwe realiteit zoekt mijn fractie naar een zo goed mogelijk resultaat voor de toekomst. De in tweede lezing voorgelegde resultaten zien er naar verhouding goed uit. Een aantal overwegingen van subsidiariteit, veiligheid en de wens om niet alles over te laten aan overeenkomsten tussen de inmiddels verzelfstandigde spoorwegmaatschappijen leidt ertoe dat wij morgen, ondanks onze kritiek op het voorafgaande, zullen instemmen.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het overhevelen van transport naar milieuvriendelijker vormen van verkeer is een vrome wens van ons allen. Eerst moeten wij echter de vele noodzakelijke voorwaarden daarvoor scheppen. Hetzelfde geldt in het bijzonder voor de spoorwegen, die een buitengewoon milieuvriendelijke vorm van vervoer zijn. Wij moeten een forse technologische inhaalslag maken als we een interoperabiliteit van systemen willen en we moeten een reeks maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat we daadwerkelijk een interne vervoersmarkt tot stand brengen.
Na langdurige en gedetailleerde onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad, hebben we een goed resultaat bereikt. We moeten het daarom niet in een ongunstig daglicht plaatsen, en het morgen met een ruime meerderheid steunen.
Niettemin meen ik dat enige bedenkingen op hun plaats zijn, vooral wat de kwestie van bureaus betreft. Onze ervaringen in Europa daarmee zijn tot dusver, om het voorzichtig te stellen, allesbehalve optimaal. We begonnen er vaak mee te weinig of helemaal geen begrotingsmiddelen beschikbaar te stellen bij het opstarten van de bureaus. Daarop deden zich problemen voor en liepen we achter de feiten aan. En we worstelden en worstelen nog steeds met het probleem dat we geen of te weinig politieke controle hebben ingebouwd en dat de bureaus een eigen leven gingen leiden, vrij van enige politieke controle of verantwoordelijkheid. Wij kunnen slechts hopen - en u, commissaris, moet hiervoor zorgen - dat het nu allemaal anders zal zijn. Niettemin moeten we nog steeds op onze hoede zijn, zeker waar het bureaus betreft.
Gilles Savary (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil in de eerste plaats Paolo Costa huldigen voor zijn uitstekende werk. Wij bevinden ons op zeer technisch en weinig populair terrein. Maar de kwestie van vervoer en andere vormen van vervoer dan over de weg duikt op als we het hebben over het klimaatplan en het terugdringen van broeikasgassen.
Wat dat betreft hebben we gedurende de twee voorgaande zittingsperioden van het Parlement veel arbeid verricht om de netwerken te ontsluiten. Maar blijft over een obstakel naar de ontsluiting van netwerken dat we absoluut moeten wegnemen: de afwezigheid van technische interoperabiliteit, die talrijke oorzaken kent, of het nu de vele verschillende soorten besturingssystemen, de erkenning van materieel – die wij hier bespreken – of, in het bijzonder, de spoorwijdte betreft. Ik kom uit een streek die Aquitaine heet. We moeten daar de assen van de treinen die uit Spanje komen, vervangen om een soepel verkeer te waarborgen.
Deze kwesties die buitengewoon technisch van aard lijken, zijn in werkelijkheid dus buitengewoon politiek van aard: omdat ze ons vervoersbeleid en de politieke prioriteit van de strijd tegen broeikasgassen en klimaatverandering bepalen.
Beide teksten zijn van zeer groot belang. Ik wil Paolo Costa bedanken voor de nieuwe voorstellen die hij heeft ingediend, met name wat betreft de plicht tot wederzijdse erkenning. Er zijn verschillende manieren om de ontsluiting van Europese netwerken te dwarsbomen. Europese spoorwegnetwerken zijn aangelegd op zeer nationale of nationalistische grondslag. Een manier van tegenwerking is door weinig of geen bereidheid aan de dag te leggen voor de totstandbrenging van wederzijdse erkenning van materieel. Vanaf nu hoop ik dat we dankzij de tekst die we gaan goedkeuren, Europese wetgeving zullen hebben die ons in staat zal stellen dit obstakel weg te nemen, dat vooral tussen Frankrijk en Duitsland een vernietigende werking heeft gehad.
Ik wil ook graag bevestigen wat mijn collega de heer Rack heeft gezegd over het Bureau: ik meen dat het van het grootste belang is het Bureau de middelen te geven die het nodig heeft voor zijn ontwikkeling en, wellicht, zijn democratisering, zodat het Parlement er meer bij betrokken is.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). - (CS) Het verplichte certificeringstelsel voor instanties die belast zijn met het onderhoud en in dienst nemen van spoorwegvoertuigen is de enige verbetering van het spoorwegsysteem. Het zou eenvoudigweg niet mogelijk zijn om grotere operationele veiligheid te waarborgen zonder duidelijke regels. In beide gevallen, of het nu het ERTMS is in een ander verslag of dit geval, speelt het Europees Spoorwegbureau een belangrijke rol. Het wil het vrije verkeer van wagons en locomotieven bewerkstelligen en daarmee de concurrentiekracht van het spoorwegsysteem ten opzichte van andere vervoersvormen verbeteren. Dit kan mede het milieu verbeteren, dat lijdt onder de ondraaglijke last van het verkeer die het moet dragen; de amendementen moeten derhalve steun krijgen.
Staat u mij toe enige afsluitende woorden te zeggen. De kwestie van het onderhoud aan rangeersporen en wagons die worden gebruikt door spoorwegen die niet direct zijn aangesloten op het netwerk moeten in nationale voorschriften worden vastgelegd, niet op het niveau van de Europese Unie (inclusief de nodige autorisaties). Ik denk aan bedrijfssporen en dergelijke.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Een oplossing voor efficiënter en minder vervuilend energievervoer van de Gemeenschap is de ontwikkeling van modern spoorwegvervoer, zowel voor passagiers als voor handelswaar.
Wat betreft de Spoorwegveiligheidsrichtlijn, acht ik het noodzakelijk om historische-, museum- en toeristische spoorwegen vrij te stellen van de richtlijn. Het is ook essentieel dat alle instanties die belast zijn met onderhoud gecertificeerd zijn en het onderhoud zelf uitvoeren of daarvoor andere onderhoudswerkplaatsen in dienst kunnen nemen.
Voor de basiscomponenten of constructiedelen die voor spoorwegsystemen zijn ontworpen, is de instantie die belast is met het onderhoud tevens verantwoordelijk voor de vaststelling van de basisvoorwaarden en technische kenmerken betreffende onderhoud en logistiek waarmee aan de eisen van deze richtlijn tegemoet wordt gekomen.
Het Europees Spoorwegbureau speelt een vitale rol in de invoering van het ERTMS-systeem tegen 2020. Teneinde de vereiste investeringen voor de interoperabiliteit van de spoorwegvervoerssystemen in de Unie aan te moedigen, is het essentieel om de uiteindelijke versie van het ERTMS voor een bepaalde periode vast te leggen.
Ik wil de aandacht vestigen op de noodzaak de veiligheid van het spoorwegvervoer voor de Europese burgers te waarborgen. Ik meen dat zowel de lidstaten als de Commissie de ontwikkeling van de infrastructuur van de spoorwegen en de modernisering van het rollend materieel meer moeten financieren. Ik verzoek de Commissie meer steun te verschaffen aan de nieuwe lidstaten, waarvan de spoorwegsystemen aanzienlijke investeringen vergen.
De Commissie vervoer en toerisme heeft de eis voorgesteld om het ERTMS geleidelijk in het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) in te voeren en Europese gelden beschikbaar te stellen bij verplicht gebruik van het ERTMS.
Bogusław Liberadzki (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, wij zijn bezig obstakels weg te nemen voor het verkeer van rijtuigen en locomotieven in het Europese spoorwegnetwerk. Wij proberen uit te maken of er spoorwegen in de Gemeenschap of dat er Gemeenschapsspoorwegen moeten zijn. Aldus naderen we met deze wettekst het concept van Gemeenschapsspoorwegen, ofwel gemeenschappelijke, technische, operationele en wettelijke normen, ofwel interoperabiliteit, die vanuit elk oogpunt nodig is. Het luchtvervoer, wegvervoer en scheepsvervoer zijn veel verder in het scheppen van Gemeenschapssystemen. Dat was een van de factoren die hebben bijgedragen aan hun succes op de markt. De spoorwegen hebben nog geen zichtbaar succes op de markt geboekt; integendeel, ze hebben marktaandeel verloren.
Het voorstel dat wordt besproken is goed en noodzakelijk. De heer Paolo Costa heeft uitstekend werk geleverd en een goed verslag gepresenteerd. Ik meen dat u, commissaris, in staat zult zijn controle uit te oefenen op het agentschap, met als uitkomst grote winst voor de spoorwegen in Europa.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, in de landen van de “oude” EU, is spoorwegvervoer terrein aan het verliezen op autowegvervoer. Dat is al tientallen jaren aan de gang. In 1970 werd bijna 20 procent van alle goederen over spoorwegen vervoerd, in 2003 was dit cijfer gedaald tot 7.5 procent. Wij zouden gebruik moeten maken van de positieve kenmerken van spoorwegvervoer, die een ecologisch heel vriendelijke vorm van transport is. Een groei in het gebruik van de spoorwegen kan helpen de congestie van wegen op te lossen, vooral tijdens de zomermaanden. Het zal de barrières wegnemen naar de vestiging van nieuwe ondernemingen voor goederenvervoer. Daarnaast zal het de eis wegnemen om locomotieven in elke lidstaat te laten certificeren en procedures ten aanzien van rollend materieel vereenvoudigen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil in dit debat graag aandacht vragen voor twee zaken. In de allereerste plaats is het een belangrijke ondersteuning van amendementen van het Europees Parlement met betrekking tot de invoering van een verplicht certificeringsysteem voor alle ondernemingen, dat wil zeggen spoorwegondernemingen, beheerders van infrastructuur, eigenaren of enige andere instantie aan wie een certificaat kan worden afgegeven als een instantie die overeenkomstig de in deze tekst opgenomen criteria en eisen belast is met onderhoud.
In de tweede plaats zouden de amendementen van het Europees Parlement die erop zijn gericht de bevoegdheden van het Europees Spoorwegbureau uit te breiden, moeten worden gesteund, in het bijzonder de bevoegdheden met betrekking tot de verlening van vergunningen voor het gebruik van rollend materieel dat voldoet aan de technische specificatie voor interoperabiliteit (TSI), de bevoegdheden die het bureau tot de centrale instantie maken voor de invoering van het Europese beheerssysteem voor het spoorwegverkeer, en in de derde plaats, de bevoegdheden die het bureau de taak geven om het verplichte systeem, voor de certificering van het onderhoud van wagons en ander rollend materieel uit te voeren.
Tot slot wil ik de rapporteur, de heer Paolo Costa, ermee feliciteren dat hij de Raad ervan heeft overtuigd om de meeste amendementen van het Europees Parlement over te nemen.
Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in tijden als deze, waarin wij het kunnen hebben over het verschuiven van verkeer van de weg naar het spoor, maar een richtlijn over kosten voorgelegd hebben gekregen die dat waarschijnlijk niet geheel zal bewerkstelligen, is het goed dat er een verslag ligt dat er daadwerkelijk op is gericht om een vervoerswijze te versterken die wij even belangrijk achten, de trein, om te verzekeren dat deze in veel opzichten voortaan de zelfde rechten en kansen zal hebben als de vrachtwagen.
Interoperabiliteit werkt, de systemen worden geharmoniseerd en de veiligheid verbeterd. Het zijn daarom allebei zeer goede verslagen. Ik feliciteer de heer Costa met nog een stap in de versterking van het spoor op Europees niveau.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb met belangstelling naar uw toespraken geluisterd en ik ben het eens met de beslissing het erfgoed van ons spoor, zoals benadrukt door de heren Simpson en Jarzembowski, te beschermen. Daarnaast hebben de heren Rack en Savary het belang van het beschermen van het bureau naar voren gebracht, en dat steunen wij ook. Ik heb in dat opzicht een goede indruk.
Ik juich de algemene overeenstemming over het tussen het Parlement en de Raad bereikte compromis toe. Het proces om de Europese spoorsector nieuwe leven in te blazen, dat de Gemeenschap een aantal jaren geleden is gestart, begint nu vruchten af te werpen. Het marktaandeel van het spoor, dat na 1970 in de meeste lidstaten is gedaald, is nu gestabiliseerd en vertoont duidelijke tekenen van groei, wat uitstekend nieuws is.
Met de ophanden zijnde afronding van het wetgevende werk op dit wetgevingspakket, dat technisch van aard is maar zeer belangrijk vanuit economisch perspectief, zullen spoorwegondernemingen in staat zijn hun rol te vervullen in het bieden van duurzaam vervoer in een markt die open staat voor concurrentie, zowel internationaal gezien als met andere vervoerwijzen. Ik verwelkom de bereikte overeenstemming op deze drie aspecten – interoperabiliteit, veiligheid en het bureau – dan ook, en ik wil het Parlement nogmaals bedanken, niet alleen als commissaris, maar ook als voormalig lid, voor zijn snelle en voortreffelijke werk aan deze tekst.
Paolo Costa, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben iedereen die heeft gesproken dankbaar, want het komt mij voor dat wij met vertrouwen kunnen uitkijken naar de stemming van morgen en naar de overeenkomst die wij waarschijnlijk zullen bereiken, wat een wezenlijke stap vooruit betekent.
De spoorwegen hebben een toekomst in Europa, maar kunnen alleen marktaandeel terugwinnen als zij concurrerend zijn. De belangrijkste voorwaarde is dat het mogelijk is afstanden van 300-400 kilometer, de afstand waarop zij andere vervoerwijzen kunnen verslaan, te overbruggen. Echter, 400 kilometer betekent in Europa grenzen passeren. Dat is de essentie: ofwel wij slagen erin onze treinen efficiënt en snel grenzen te laten passeren, ofwel wij zullen hebben gefaald.
Wij hebben enkele jaren geleden regels opgesteld die machinisten in staat stellen precies dit te doen; vandaag doen wij hetzelfde voor wagons. Zeer binnenkort zullen passagierslocomotieven en rollend materieel ook in staat zijn grenzen te passeren. Zij zullen dit lukraak doen, zonder bezorgd te hoeven zijn dat interoperabiliteit de veiligheid in gevaar brengt. Dit is het uiteindelijke doel dat wij onszelf hebben gesteld, en ik geloof dat wij er dichtbij zijn het te bereiken. Wij stellen Europese termijnen en schema’s vast – twee jaar voor wagons; tien jaar voor andere voertuigen – maar het gaat gebeuren. Rollend materieel zal eindelijk rondrijden, gebruikmakend van een enkel signaleringssysteem. Het idee dat wij tot een paar jaar geleden nastreefden, om treinen te leren meer dan een signaleringssysteem te herkennen, was een andere optie, maar die optie werd duidelijk belemmerd door het bestaan van meer dan 20 verschillende systemen in Europa.
Als deze twee zaken voldoende snel vooruitgang boeken, hebben wij een echte, substantiële bijdrage geleverd aan de uiteindelijke vorming van de gezamenlijke spoorwegmarkt. Die markt, waarvan onze grondleggers hadden gedacht dat die als eerste zou worden gevormd, zal in feite de laatste zijn. Waar het echter om gaat, is dat hij tot stand komt, en op tijd om de spoorwegen in staat te stellen bij te dragen aan de strijd tegen de klimaatverandering en om de beperkingen die ons worden opgelegd door stijgende prijzen van energie te overwinnen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Marian Zlotea (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, in de eerste plaats wil ik de rapporteur feliciteren met zijn werk. Rekening houdend met de recente spoorwegongevallen zou ik ook graag het belang van de veiligheid van de spoorwegen van de Gemeenschap willen benadrukken. Ik hoop dat de nieuwe verordeningen voor de exploitatie van het Europees Spoorwegbureau de consument meer voordelen zullen brengen en de procedures met betrekking tot de vergunningen voor voertuigen zullen vereenvoudigen. Ik zou graag willen dat wij ervoor zorgen dat er een duidelijke instantie komt die verantwoordelijk is voor de veiligheid en het onderhoud van ieder voertuig en dat wij te allen tijde weten wie deze instantie is.
Deze instantie zou ervoor moeten zorgen dat de rechten van de consumenten in iedere lidstaat worden gewaarborgd en dat overeenkomstig de Europese wet- en regelgeving passagiers schadevergoedingen worden toegekend.
Tegelijkertijd zou het bureau reisomstandigheden, comfort en veiligheid in ogenschouw moeten nemen, en tarieven op hetzelfde peil moeten houden. Het zou ook moeten letten op kansen en prijsverlagingen voor jonge mensen en studenten, en voor benadeelde categorieën.
In de hoop dat de wensen van de Europese consumenten door het werk van het Europees Spoorwegbureau worden vervuld, zullen wij het alle steun geven die het nodig heeft om te functioneren.