De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0252/2008) van Reinhard Rack, namens de Commissie vervoer en toerisme, over “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” (2008/2041(INI)).
Reinhard Rack, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, vorige herfst presenteerde de Commissie een groenboek, getiteld “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” en zij is voornemens over enkele maanden een actieplan in te dienen dat specifieke maatregelen bevat.
Het Europees Parlement voelde dat het als medewetgever voor toekomstige maatregelen en als een van de houders van begrotingsbevoegdheid een plicht en verantwoordelijkheid had om zijn standpunt over dit groenboek ruim op tijd bekend te maken. Wij hebben het onderwerp zelfverzekerd en zorgvuldig benaderd: zelfverzekerd in de zin dat wij willen zeggen waar het Europees Parlement vindt dat deze weg naartoe moet leiden, en zorgvuldig omdat wij het recht van initiatief van de Commissie niet willen betwisten, maar wij haar gedetailleerde voorstellen zullen afwachten.
Tijdens de gesprekken in de Commissie vervoer was er brede consensus over dit onderwerp. Ik wil kort op enkele belangrijke kwesties ingaan.
Een belangrijk thema dat veel collega’s terecht zorgen baart, was subsidiariteit. Zij vroegen wie in dit opzicht een speler zou moeten zijn en of het wel een taak van Europa was, en zij voelden dat wij misschien niet te zeer betrokken zouden moeten zijn om beslissingen te nemen, enzovoorts.
Ons antwoord zou dit zijn: wij nemen aan dat de presentatie van dit groenboek, gevolgd door het actieplan de bestaande afbakening van bevoegdheden in Europa niet zal beïnvloeden, maar dat alle bevoegde spelers, de Europese Unie, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten, gebruik zullen maken van hun bevoegdheden en, zeer belangrijk, deze verstandig onderling coördineren. In dat opzicht zouden wij graag een alomvattend geïntegreerd concept zien en stedelijke besluiten over wat daadwerkelijk juist en belangrijk is voor de individuele gemeenten.
Een andere aangelegenheid is te garanderen dat vervoer overeenkomt met de behoeften van mensen. Wij moeten Europese burgers niet misleiden in de Europese interne vervoersmarkt. Als er een groene zone in een stad is en een andere groene zone in een volgende stad, dan moet dat niet betekenen dat zij met een nieuwe wereld worden geconfronteerd omdat zij eenvoudigweg een gemeentegrens passeren. Wij verwachten hier Europese harmonisatie en wij verwachten dat Europa optimale werkwijzen uiteenzet.
Een derde aangelegenheid is begeleidende maatregelen. Wij hebben een hoorzitting gehouden waar burgemeesters klaagden dat zij vaak instructies uit Europa ontvangen en dan, als het erop aankomt deze uit te voeren, ontdekken dat de lidstaten hen in de kou hebben laten staan of, om nauwkeuriger te zijn, hun geen middelen hebben gegeven om die Europese maatregelen uit te voeren.
Wij willen in het bijzonder aandacht schenken aan passagiers met een functiebeperking. Naar mijn mening, en zoals ik blijf herhalen, geldt dit ook voor mannen en vrouwen met kleine kinderen. Zij hebben het niet erg gemakkelijk in het openbaar vervoer of het vervoer in het algemeen.
Wij willen in en naar de branche op tijd signalen afgeven en oproepen om betere logistiek en nieuwe technologieën te ontwikkelen. Wij willen de mensen vooral bewust maken van het probleem. Zij zelf moeten helpen om ervoor te zorgen dat wij via het vervoerssysteem werkelijk een gezonde omgeving kunnen bereiken.
De heer Cramer zal fietsen, de heer Marinescu zal naar huis gaan met een nieuwe hogesnelheidstrein, de heer Costa zal gebruik maken van de vaporetto, vicevoorzitter Tajani zal in Rome met de scooter reizen en ik ga in mijn woonplaats graag te voet. Als wij dat allemaal doen, zullen wij zeker een kleine maar niet onbelangrijke verbetering teweegbrengen.
Ik zal afsluiten met het bedanken van de twee commissarissen die diepgaand over deze zaak hebben nagedacht, vicevoorzitter Jacques Barrot en vicevoorzitter Antonio Tajani, die nu de verantwoordelijk commissaris is. Ik dank de plaatsvervangend rapporteurs die ook aan dit verslag hebben gewerkt en de collega’s die hebben geholpen in de commissie een goed resultaat te bewerkstelligen. Laat mij ook mijn collega’s in de commissie, in mijn fractie en op mijn eigen kantoor bedanken voor hun werk. Ik hoop dat het verder tot een goed resultaat zal leiden.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag beginnen met de heer Rack te bedanken voor de tekst die hij met assistentie van het Parlement heeft opgesteld. Ik ben hem ook dankbaar voor zijn levendige toespraak. Ik zal hem bezoeken zodat wij de volgende keer, zoals hij suggereert, een intermodale manier kunnen vinden om ons in onze steden voort te bewegen.
Het werk van het Parlement, een initiatief van de Commissie oppikken, is zonder twijfel positief geweest, net zoals het debat, dat was geconcentreerd op drie fundamentele punten: hoe kan de stedelijke mobiliteit in Europa het best worden verbeterd, de toegevoegde waarde van ingrijpen op communautair niveau en de herverdeling van taken tussen de verscheidene overheidsniveaus, . Het groenboek van de Commissie heeft het proces van activiteiten op Europees niveau op het gebied van stedelijke mobiliteit en vervoer opgestart. Het stelt stedelijke mobiliteit in het centrum van het Europese debat over de beste manier om mobiliteit te garanderen op een basis die duurzaam is voor de samenleving van vandaag en voor toekomstige generaties.
De belangrijkste redenen achter ons debat zijn zorgen over klimaatverandering, verkeersopstoppingen, de gezondheidseffecten van met name luchtvervuiling, zekerheid van de energievoorziening en verkeersveiligheid. De vele tijdens de bespreking van het ontwerpverslag door leden van de Commissie vervoer ingediende amendementen, en de behulpzame bijdragen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling, laten zien hoe veel het Europees Parlement voelt over stedelijke mobiliteit, een onderwerp dat de overgrote meerderheid van de burgers van de EU treft.
Zoals u weet, is de consultatie over het groenboek op 15 maart beëindigd, en wij hebben meer dan 400 bijdragen ontvangen. De opvattingen van alle betrokkenen, en natuurlijk de voorstellen van de Europese instellingen, zullen waardevolle inbreng opleveren voor het aanstaande actieplan over stedelijke mobiliteit, dat ik de komende herfst wil presenteren.
Laten we nu naar het verslag gaan. Ik was gesteld op de in de tekst opgenomen uitnodiging om een Europese strategie voor stedelijke mobiliteit met een brede basis te ontwikkelen en op de erkenning dat actie op communautair niveau op sommige terreinen een duidelijke toegevoegde waarde biedt Het verslag duidt op gestructureerde, gerichte en ook zeer duidelijke wijze de belangrijkste actiegebieden aan, dus ik wil professor Rack nogmaals complimenteren. Het analyseert de rol van de EU in verscheidene gebieden: wetgeving, standaardisatie en harmonisatie, de uitwisseling van beste praktijken en onderzoek. Bovendien vermeldt het de noodzaak van coördinatie tussen overheden en een geïntegreerde benadering alsmede de verantwoordelijkheid van individuen en de kwestie van financiering.
Ik verwelkom de meeste ideeën die in de tekst zijn uiteengezet, maar ik wil graag in het bijzonder stilstaan bij enkele van de vele behandelde specifieke punten. Ik merk bijvoorbeeld op dat het verslag de noodzaak van vergelijkbare gegevens bevestigt en de noodzaak om in andere actieterreinen waar de Europese Unie wetgevende bevoegdheid heeft, rekening te houden met stedelijke mobiliteit. In dit verband verdient het voorgestelde Europees platform, dat op een manier die bureaucratie voorkomt, gegevens, beste praktijken en beleidsinformatie verzamelt, zonder twijfel nadere aandacht.
Ik ben het geheel eens met het belang van begeleiding door de EU in de standaardisering en harmonisatie van vervoerssystemen, in het bijzonder voor groene zones en rekeningrijden, als wij individuele, in verscheidene steden ontwikkelde oplossingen willen voorkomen. Mijn steun strekt zich ook uit naar de voor specifieke groepen voorziene voorstellen over de sociale dimensie, en tot de voorstellen over de verbetering van onderwijs, opleiding en bewustwordingscampagnes die zouden kunnen bijdragen aan het veranderen van het gedrag van de burgers. Wat financiering betreft, ben ik het met het verslag eens dat, naast het zo goed mogelijk gebruik maken van communautaire fondsen, ook nieuwe financiële instrumenten moeten worden bedacht.
Samenvattend, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik steun de opmerkingen in het verslag volledig: er is dringend behoefte aan nieuw denken en innovatieve concepten over mobiliteit in onze steden. Met alle respect voor EU-beginselen en -wetgeving, wij moeten creativiteit en flexibiliteit op lokaal, regionaal en nationaal niveau bevorderen en niet belemmeren. Daar gaat subsidiariteit om. Uw waardevolle verslag levert een belangrijke bijdrage aan Europese beleidsvorming op dit terrein: een terrein dat burgers, bedrijven en politici in heel Europa, het meest in het bijzonder lokale functionarissen, na aan het hart ligt.
Dank u nogmaals voor uw aandacht en felicitaties aan de rapporteur voor zijn voortreffelijke werk.
Justas Vincas Paleckis, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (LT) Ik wil de rapporteur, de heer Rack, feliciteren met dit verslag. Het leven zou voor iedereen veel beter en gezonder worden als de stadsbewoners – tachtig procent van alle mensen – de aanbevolen maatregelen voor de stedelijke mobiliteitscultuur zouden opvolgen. Dit is een goed voorbeeld van hoe de EU voor haar burgers zorgt.
We moeten het openbaarvervoernetwerk en het fietsroutenetwerk uitbreiden en het gebruik van meer milieuvriendelijke vervoersmiddelen stimuleren. De belangrijkste en tevens moeilijkste taak is echter de gewoonten van de mensen te veranderen. In Litouwen bijvoorbeeld wordt met ongeveer de helft van alle autoritten een afstand van minder dan een kilometer afgelegd. Zelfs jonge, gezonde mensen vergeten dat ze benen hebben en dat de fiets al is uitgevonden. Met steun van de Commissie zou het mogelijk moeten zijn verschillende financiële instrumenten te vinden om de verkeersopstoppingen, die een verlammend effect hebben op het leven van steden en hun inwoners, op te heffen of te verminderen. We hebben twee opties: beweging en mobiliteit of verstikking te midden van ijzeren monsters terwijl we verontreinigende stoffen uitspugen.
Jan Olbrycht, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Rack feliciteren met zijn verslag. Als vertegenwoordiger van de Commissie regionale ontwikkeling wil ik tevens opmerken dat de samenwerking tussen de betrokken Commissies, die van vervoer en toerisme en die van regionale ontwikkeling, zeer goed is verlopen. Ik hoop dat deze bij toekomstige projecten als voorbeeld zal dienen.
Het verslag van de heer Rack overweegt belangrijke concepten op een groot aantal verschillende gebieden. Deze hebben enerzijds betrekking op technische en organisatorische problemen ten aanzien van het milieu en anderzijds op kwesties die verband houden met sociale zaken en met ruimtelijke ordening en stadsplanning. In het verslag wordt ook uitgebreid ingegaan op het praktische functioneren van het subsidiariteitsbeginsel, waar de heer Rack het zojuist over had. Het verslag behandelt een onderwerp dat zonder twijfel tot de bevoegdheden van de lokale autoriteiten behoort, maar dat verder strekt dan hun werkterrein. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zouden instanties op een ander niveau de steden hierbij moeten helpen – dat is wat het beginsel van behulpzaamheid inhoudt. Instanties op een ander niveau dienen de steden bijstand te verlenen en ze dienen bovenal ook de lidstaten en de Europese Unie te helpen door organisatorische en financiële mogelijkheden te scheppen en proefprojecten en experimenteel onderzoek te financieren.
Dit verslag stipt iets aan wat we in theorie wel kennen, maar waarvan nu de betekenis in de praktijk zichtbaar wordt: een geïntegreerde aanpak. Voor een dergelijke aanpak is het noodzakelijk dat veel verschillende factoren samenwerken. We zien verdere actie van de kant van de Europese Commissie op dit gebied graag tegemoet en we kijken tevens uit naar het actieplan.
Markus Ferber, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als Europa ergens rijk aan is, dan is het aan verscheidenheid. Dat moeten we steeds in gedachten houden als we het over stedelijk vervoer hebben, zodat we die rijkdom kunnen beschermen en ook op de lange termijn kunnen behouden.
Vandaar dat ik, na het horen van de bijdragen van de eerste sprekers, ietwat ongerust ben dat we het door de rapporteur in zijn verslag geschetste evenwicht tussen wat op lokaal niveau in het kader van subsidiariteit kan worden besloten, en het weinige dat wij als Europese Unie daaraan kunnen bijdragen, zullen kwijtraken. Als dat zou gebeuren, zouden alle Europese steden hetzelfde worden en zouden we de rijkdom van Europa verliezen.
Laat ik het heel helder formuleren: lokale en regionale overheden die de problemen met het organiseren van het vervoer al hebben aangepakt, hebben het groenboek niet nodig, terwijl lokale en regionale overheden die tot op heden hebben geweigerd aandacht te besteden aan deze kwestie, vermoedelijk niet méér geneigd zullen zijn dit alsnog te doen naar aanleiding van het groenboek of onze resolutie.
Hoe graag we ook op de details willen ingaan, we moeten ons wel realiseren dat Europa alleen zal slagen als de burgers het op lokaal niveau accepteren. Ze zullen Europa niet accepteren op lokaal niveau als ze het gevoel hebben dat het zich daar op elk gebied van hun leven inmengt. Om die reden heb ik ook in de commmissie sterke kritiek geuit. Ik betreur het ten zeerste dat mijn amendementen niet zijn aangenomen in de Commissie vervoer en toerisme, omdat ik vrees dat we – te beginnen met goede praktijken, met stimulansen in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds – ons uiteindelijk ergens in mengen waar we ons eigenlijk buiten zouden moeten houden.
Mijn verzoek is dan ook het in de commissie bereikte compromis als uiterste grens te stellen. Laten we die grens niet overschrijden met de vele amendementen die zijn ingediend. Europa zal niet slagen als het zich in alle gebieden van het leven van zijn burgers inmengt.
Saïd El Khadraoui, namens de PSE-Fractie. – (NL) Ik zou om te beginnen rapporteur Rack willen danken voor de goede samenwerking. Wij hebben samen heel wat bereikt, denk ik. Hij weet dat wij hier en daar ambitieuzer en ook concreter wilden zijn bij de opsomming van wat de inbreng van de Europese Unie zou moeten zijn. Ik begrijp dat een aantal collega’s van zijn eigen fractie het daar niet mee eens zijn.
Dit gezegd zijnde, dit verslag bevat heel wat goede elementen en krijgt dan ook de volledige steun van onze fractie. Om te beginnen wordt erkend dat steden in heel Europa geconfronteerd worden met dezelfde uitdagingen. Overal is er congestie, overal is dat een probleem dat leidt tot veel stress en dat tijdsverlies veroorzaakt. Er zijn her en der ongevallen. Ik denk dat de helft van de ongelukken in de Europese Unie in steden gebeurt.
Wij willen ook allemaal de ambitieuze klimaatdoelstellingen halen die wij onszelf hebben opgelegd. De meeste steden kampen tevens met moeilijkheden om hun infrastructuur te financieren en in al deze zaken kan de Europese Unie een positieve ondersteunende rol spelen, hoewel – en dat erken ik graag – de situatie verschilt van stad tot stad. Maar wij kunnen dus van elkaar leren en daarom denk ik dat het idee van een soort observatorium of platform voor stedelijke mobiliteit ontwikkeld zou moeten worden, waarbinnen de uitwisseling van goede ideeën tot stand kan komen.
Steden moeten ook aangemoedigd of zelfs verplicht worden om mobiliteitsplannen op papier te zetten, om alle soorten betrokkenen bij elkaar te brengen en tot een gemeenschappelijke visie en goede afspraken te komen. Wij geloven dat op het vlak van harmonisering, standaardisering, interoperabiliteit en onderzoek en ontwikkeling de Europese Unie de rol van regisseur op zich zou moeten nemen om nieuwe projecten, onder meer op het vlak van openbaar vervoer, meer kans van slagen te geven en de verspreiding van duurzame oplossingen in heel Europa te vergemakkelijken.
Mijnheer de commissaris, ter afsluiting: wij rekenen op u om snel met een zo concreet mogelijk actieplan te komen met een duidelijke taakverdeling tussen de verschillende beleidsniveaus, maar zeer zeker ook een grote rol voor de Europese Unie.
Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil graag eerst Reinhard Rack bedanken voor zijn uitstekende verslag en ik wil de Commissie bedanken voor het opstellen van het groenboek, waarover zij in brede kring overleg heeft gevoerd en naar aanleiding waarvan zij eind 2008 een actieplan zal presenteren.
Samen met mijn collega’s van de URBAN-interfractiewerkgroep voor huisvesting, en in het bijzonder Jan Olbrycht, die al eerder heeft gesproken, hebben we commissaris Barrot vorig jaar uitgenodigd om met ons in debat te gaan over dit onderwerp. Dat was een bijzonder levendig debat, met name ten aanzien van de geïntegreerde aanpak. Commissaris, de korte tijd die mij ter beschikking staat wil ik graag benutten om te benadrukken dat het van belang is nog gedetailleerder in te gaan op dat specifieke aspect. Er bestaat een fundamenteel verband tussen concepten voor stedelijke planning en stedelijke mobiliteit. Als ik zeg “concepten voor stedelijke planning”, bedoel ik eigenlijk het ontbreken ervan. Om dit te verduidelijken, zal ik vier elementen noemen.
Ten eerste is het duidelijk dat onze stedelijke gebieden – ongeacht of ze klein, groot of middelgroot zijn – momenteel groeien door de komst van gebieden en zones met een commerciële, industriële, woon- of recreatiebestemming. Met het ontstaan van nieuwe zones ontwikkelt de mobiliteit zich mee. Mag ik u eraan herinneren dat onze steden in omvang 11 procent zijn toegenomen, maar dat de stedelijke bevolking slechts met 2,5 procent is gegroeid? Dat de stedelijke expansie in tien jaar tijd, tussen 1990 en 2000, drie keer de omvang van Luxemburg bedroeg? Deze cijfers tonen aan dat onze reizen langer worden bij elke uitbreiding van een stedelijk gebied, ongeacht waar die reizen heen gaan. Tot slot is het aantal dagelijkse ritten in particuliere auto’s in dezelfde periode met zeventig procent toegenomen, en is elke afzonderlijke rit twintig procent langer geworden in de stedelijke gebieden.
Deze cijfers, deze voorbeelden laten duidelijk zien dat zelfs met efficiëntere, veiligere, intelligentere voertuigen en sneller en comfortabeler openbaar vervoer, we zonder succesvolle geïntegreerde aanpak die rekening houdt met de verschillende stedelijke parameters, het probleem van de stedelijke mobiliteit niet volledig zullen oplossen en evenmin het probleem van onze medeburgers zullen oplossen, die steeds meer lange, dure en onprettige ritten zullen moeten maken.
Commissaris, dames en heren, deze concepten voor stedelijke planning dienen het stedelijk vervoer niet alleen te betrekken op de steden en het stedelijk grondgebied, maar ook, zoals collega Rack heeft gezegd, op de voorsteden. Voor alle burgers die in deze stedelijke en voorstedelijke zone werken, recreëren, studeren enzovoort, moet er een bepaalde mate van consistentie zijn. Zoals net al is opgemerkt, is het probleem nu juist hoe we ervoor kunnen zorgen dat de verschillende administratieve structuren, de verschillende gemeenten en de overige gebieden naast elkaar kunnen functioneren. Daarom verzoeken we u, commissaris, om in uw toekomstige actieplannen in het bijzonder aandacht te besteden aan de geïntegreerde aanpak.
Michael Cramer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil ook mijn hartelijke dank uitspreken aan het adres van de rapporteur. Ik vind echter dat er weinig positiefs valt te zeggen over het eindresultaat van dit verslag. De Europese steden staan er nog steeds alleen voor, ze krijgen nog steeds geen hulp. Er is geen concreet en behulpzaam kader geschapen voor de stedelijke gebieden in de 27 lidstaten. In plaats daarvan is de meerderheid van de commissieleden akkoord gegaan met een oppervlakkige tekst: steden moeten groener worden, er moet minder lawaai komen en de kwaliteit van leven moet beter worden! Het verslag is al even vaag over hoe dit moet worden bereikt als de Europese Commissie in haar groenboek over stedelijke mobiliteit.
De heer Rack heeft ons een sushibarmenu aan mogelijkheden voor het oplossen van de vervoersproblemen voorgeschoteld. Het verslag biedt ons echter hooguit een lijst van ingrediënten en geen daadwerkelijk recept. Het is echter dringend noodzakelijk dat er op EU-niveau actie wordt ondernomen. Acht van de tien EU-burgers leven in steden en ze hebben bijna allemaal te kampen met dezelfde problemen: verkeersopstoppingen, ongevallen, lawaai en vervuiling. Daarnaast spelen onze steden een cruciale rol bij de klimaatverandering. Het stedelijk verkeer is verantwoordelijk voor ongeveer veertig procent van alle CO2-uitstoot en voor zeventig procent van alle broeikasgassen. Als er niet minder verkeer komt en mensen niet overstappen van de auto op de trein, de bus, de fiets of gaan lopen, zal de EU haar eigen doelstellingen voor klimaatbescherming niet halen.
De uitstoot in het verkeer is sinds 1999 namelijk met dertig procent toegenomen, terwijl de uitstoot door andere oorzaken met tien procent is afgenomen. Dat houdt in dat de resultaten in andere sectoren bijna volledig teniet zijn gedaan door de uitstoot in het verkeer. Desondanks is de meerderheid van de Parlementsleden van mening dat het een stap te ver zou gaan om deze cijfers in het verslag op te nemen, ter indicatie van het verband tussen het stedelijk verkeer en de klimaatverandering.
De fractie van de Groenen zal morgen bij de stemming amendementen indienen om te proberen het verslag over stedelijke mobiliteit de substantie te verlenen die het zo hard nodig heeft. In de eerste plaats willen we de EU-cofinanciering milieuvriendelijker maken. Concreet stellen we in ons amendement voor dat er veertig procent wordt bestemd voor de spoorwegen en tien procent voor uitbreiding van het fietsverkeer. Tot nu toe is zestig procent van de EU-vervoersgelden in wegenprojecten geïnvesteerd en slechts twintig procent in lokaal openbaar vervoer en vervoer per spoor. Het is dan ook niet zo vreemd dat we het tegenoverstelde bereiken van datgene wat we zeggen te willen bereiken.
In de tweede plaats willen we dat er alleen EU-gelden worden toegekend aan steden die een plan voor duurzame mobiliteit kunnen voorleggen. Op die manier zou een flink aantal zinloze wegenprojecten kunnen worden voorkomen. In de derde plaats willen we de verkeersveiligheid verbeteren door een algemene snelheidslimiet van dertig kilometer per uur in te stellen en daarnaast de steden de mogelijkheid te bieden zelf te bepalen of ze op bepaalde wegen een hogere snelheid willen toestaan.
Als we meer willen doen om het milieu en het klimaat te beschermen en het verkeer veiliger te maken, hebben de Europese steden aanzienlijke steun van de EU nodig. Die steun zullen ze alleen krijgen als onze amendementen worden aangenomen. Als ze worden verworpen en er een ander verslag wordt aangenomen, dat geen enkel probleem oplost, zullen de Groenen het niet steunen.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Allereerst wil ik beginnen met collega Rack te danken voor de door hem geleverde inspanningen. Stedelijke mobiliteit is een ingewikkeld onderwerp om op Europees niveau beleid voor te maken. Een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden is niet eenvoudig te realiseren en dat is terug te zien in het verslag waarover wij hier debatteren.
Enerzijds komt in het verslag op verscheidene plekken naar voren dat de Europese Unie een taak heeft bij de totstandkoming van stedelijke mobiliteitsplannen en op andere plekken staat dat stedelijke mobiliteit een verantwoordelijkheid is van de Europese steden en gemeenten, en dat op grond van het subsidiariteitsbeginsel de Europese Unie slechts in beperkte mate regelgevend moet optreden. Kortom, het afwegen van verantwoordelijkheid in deze kwestie is lastig. Ik vind echter dat de rapporteur Rack, goed met deze materie is omgegaan en een goede formulering ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel heeft gevonden.
Ik heb nog wel een paar kritische opmerkingen. Ten eerste ben ik van mening dat het verslag te gedetailleerd is geworden. Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat het mogelijk is een Europees kader te ontwerpen waarmee alle problemen in alle Europese steden kunnen worden opgelost. De gedetailleerde lijst met onderwerpen die voor harmonisering in aanmerking komen en een lijst van actiegebieden zijn sympathiek te noemen en goed bedoeld, maar ik vraag mij af of wij hier veel verder mee komen. Naar mijn idee was een algemene aanpak praktischer geweest. Hierin had de nadruk meer kunnen liggen op de uitwisseling van beste praktijken en op technologische ontwikkelingen op het gebied van stedelijke mobiliteit. Ik besef dat deze aanpak minder ambitieus is, maar volgens mij moet voorop blijven staan dat stedelijke mobiliteit een zaak is van de Europese steden en gemeenten.
Verder kent de lijst met onderwerpen die voor harmonisering in aanmerking komen, ook enkele sociale normen. Dit lijkt mij geen goed idee. Sociale normen, zoals de mobiliteit van zwakkere verkeersdeelnemers, zijn uitermate lidstaatgebonden en kunnen dus beter niet geharmoniseerd of gestandaardiseerd worden.
Ondanks deze kritiekpunten zal ik vóór het verslag stemmen. Collega Rack is er namelijk in geslaagd duidelijk in het verslag naar voren te laten komen dat een veilige, duurzame en goed werkende stedelijke mobiliteitsstructuur een zaak is van de Europese steden en gemeenten en ik denk dat dit de grote verdienste van het verslag is. De Europese Unie kan een helpende hand toesteken door middel van sturende financiering en het uitwisselen van relevante informatie, maar een regelgevende Europese Unie is in dit kader niet nodig en evenmin gewenst.
Ik wil echter afsluiten met de opmerking dat bij dit alles niet uit oog mag worden verloren dat de verantwoordelijkheid voor het opstellen van stedelijke vervoerssystemen blijft liggen bij de Europese steden. Zíj zullen systemen moeten ontwikkelen en goed moeten samenwerken met alle betrokken overheden. En ten slotte merk ik op dat het succes van deze vervoerssystemen staat of valt met de deelname van de burgers. Ook zij hebben de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het doel van de stedelijke mobiliteitsplannen: een duurzaam, veilig en goed functionerend vervoer in de steden.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) Het stedelijk beleid behoort niet tot de bevoegdheden van de Europese Unie, maar tot die van de lokale en regionale overheden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel. Toch is de urbanisatiegraad in de EU voortdurend toegenomen. Er wonen meer dan driehonderd miljoen burgers in de steden en in 2020 zal meer dan tachtig procent van de mensen tot de stedelijke bevolking behoren.
Urbanisatie en agglomeratie zijn een Europees probleem geworden omdat ze het welzijn van alle Europese burgers beïnvloeden. We hebben momenteel te maken met een toegenomen vraag naar nieuwe en gevarieerde vervoersmiddelen, en dat zorgt voor een stijging van het energieverbruik en van de mate van grondgebruik, en voor een progressieve verslechtering van de lucht- en bodemkwaliteit.
Hoewel er in de nationale wetgevingen grote onderlinge verschillen bestaan op het gebied van stedelijk vervoer en ruimtelijke ordening, zouden de instellingen van de Europese Gemeenschap een actieve rol op zich kunnen nemen bij het coördineren van duurzame stedelijke ontwikkeling en in de eerste plaats bij het ontwikkelen van stedelijke vervoersdiensten, en zouden ze inspanningen kunnen verrichten om de efficiënte verspreiding van goede praktijken te bewerkstelligen.
Onze collega de heer Rack biedt ons sprekende voorbeelden van oplossingen die kunnen worden gerealiseerd met behulp van moderne technologieën, zoals virtuele mobiliteit, en door consequent gebruik te maken van multimodaliteit, door het gebruik van infrastructuren te optimaliseren en door alternatieve vervoersmiddelen te gebruiken.
Onderwijs en particuliere initiatieven zijn van essentieel belang voor een Europa van groene steden en het gehele communautaire beleid zou rekening moeten houden met alle langetermijnkosten en zou met gepaste voorstellen, doeltreffende interregionale en grensoverschrijdende samenwerkingsmechanismen, en de benodigde informatiebronnen moeten komen.
Als de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, die de voornaamste oorzaken zijn van de urbanisatie, op gepaste wijze worden ingezet op lokaal en regionaal niveau, kunnen zij de meest doeltreffende en meest beschikbare middelen worden om deze uitdaging voor het Europa van de 21e eeuw mee aan te gaan.
Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de Commissie bedanken dat zij onze burgers oplossingen biedt voor de mobiliteitsproblemen, zoals die van verkeersveiligheid, verkeersopstoppingen en milieueffecten, waar het overgrote deel van onze burgers in hun stad mee te maken heeft en last van heeft.
Ik ben van mening dat zulke voorstellen, gezien de terughoudendheid en de geuite bedenkingen ten aanzien van de noodzaak dergelijke activiteiten door het subsidiariteitsbeginsel te laten beheersen, niet alleen aanleiding geven tot belangrijke en noodzakelijke debatten, maar ook een antwoord vormen op ernstige en dringende kwesties van nationale, regionale en vooral ook lokale overheden.
We debatteren vandaag over dit onderwerp in het kader van het belangrijke debat over maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering, in de aanloop naar het grote debat over de globalisering van de kosten van verschillende vervoersmiddelen. Hoewel deze debatten van groot belang zijn, moeten ze in de praktijk zijn terug te zien in het dagelijks leven van de mensen, in hun omgeving, en dus ook in de steden.
Daarom verwelkomen we de voortreffelijke prestatie die onze instelling heeft verricht met het verslag van de heer Rack. Ik wil de rapporteur feliciteren met zijn nauwkeurige opmerkingen en hem bedanken voor zijn bereidheid mijn amendementen in het verslag op te nemen. Daarmee is een aantal essentiële onderwerpen aangenomen, aangemoedigd en versterkt, waaronder alternatieve, gezondere vormen van stedelijke mobiliteit – lopen, fietsen of openbaar vervoer – en stimulansen voor de verkeersveiligheid, want met name in stedelijke omgevingen is het verkeer het schadelijkst en agressiefst, zoals hier al is opgemerkt. Er moet niet alleen rekening worden gehouden met mensen met een verminderde mobiliteit, maar ook met mensen met kinderwagens. Zij worden vaak vergeten, getuige de obstakels die zich overal op de trottoirs in steden bevinden.
Het verslag verzoekt ook om efficiënt goederenverkeer, met inbegrip van betrouwbare laad- en lossystemen voor vervoer naar de eindbestemming, en het erkent daarmee de noodzaak om de mobiliteit van mensen en goederen naast elkaar te laten functioneren.
Verder verzoekt het verslag naast toegankelijkheid en interoperabiliteit ook om flexibele instrumenten, en het steunt daarmee een beter gebruik van intelligente vervoerssystemen. Tot slot moedigt het actieve deelname in plaatselijke forums voor stedelijke mobiliteit aan.
Renate Sommer (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wat doen we hier eigenlijk? We houden ons bezig met een onderwerp waarvoor we geen bevoegdheid hebben. Dit Groenboek over stedelijke mobiliteit is gebaseerd op een geconstrueerde bevoegdheid, zoals de Commissie onder vier ogen heeft toegegeven. Mij is verteld dat de Commissie zichzelf bevoegd heeft verklaard op dit gebied vanwege het klimaatdebat en omdat tachtig procent van alle Europeanen in steden wonen.
Mijn hemel, dan zou ik net zo goed kunnen zeggen dat tachtig procent van de Europeanen in een gezin woont of ooit in een gezin heeft gewoond. Laten we ons daarom eens bezighouden met het gezinsbeleid. Die bevoegdheid zou net zo geconstrueerd zijn en net zomin te verantwoorden. Het enige wat we op Europees niveau kunnen bevorderen ten aanzien van stedelijke mobiliteit, is de uitwisseling van goede praktijken, verder niets. Wetgevende maatregelen aannemen op dit gebied zou gelijkstaan aan schending van het subsidiariteitsbeginsel.
We mogen aannemen dat de lokale overheden graag zelf hun vervoersproblemen willen oplossen, omdat die problemen in verband staan met het functioneren van de economie en de interne stedelijke handel. Het draait natuurlijk ook om de kwaliteit van leven van de stedelingen, die er anders wellicht voor zullen kiezen de stad te verlaten. Onze steden hebben misschien wel soortgelijke, maar zeker geen identieke problemen. Daarom is het nodig dat de lokale spelers met oplossingen komen die op hun stad zijn toegespitst. Het stedelijk vervoersbeleid moet lokaal worden bepaald en vormgegeven, en de lokale overheden dienen zeggenschap te hebben over de planning.
Daarom waarschuw ik de leden dat ze geen legislatieve maatregelen moeten verlangen in dit verslag, en de Commissie dat ze dergelijke maatregelen er ook niet naderhand in moet interpreteren in voorkomende gevallen. Ook wil ik waarschuwen voor nog meer gegevensbergen en misschien ook nog wel meer bureaucratie. En dat zal zeker gebeuren als er een Europees platform voor stedelijke mobiliteit in het leven wordt geroepen. Dat zal ongetwijfeld leiden tot nog een Europees agentschap, dat nog meer papier zal produceren en dat uiteraard ook een heleboel geld zal gaan kosten.
Op die manier jagen we de burgers tegen het Europese harnas in. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Ik verzoek u het niet zo ver te laten komen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Als architect en stedenbouwkundige met vele jaren politieke ervaring in lokale en regionale overheden, kan ik bevestigen dat het probleem van de stedelijke mobiliteit uiterst actueel en complex is, en ik wil de rapporteur bedanken voor zijn benadering.
Veel steden zijn zich er vaak niet van bewust dat ze problemen met de organisatie van het vervoer kunnen voorkómen door de plaatselijke wegeninfrastructuur uitvoerig te plannen. Als toeristen een Europese stad willen bezoeken, houden ze ook rekening met de toegankelijkheid van die stad en hoe het vervoer ter plaatse is georganiseerd. Verkeersopstoppingen maken steden en stadscentra op geen enkele manier aantrekkelijk.
Zonder innovatieve oplossingen, zoals het verlichten van de verkeerslast en de toepassing van alternatieve vervoersmiddelen (fietsen, carpoolen), zal er geen succes worden geboekt. Ik ben van mening dat onderzoek en ontwikkeling aanzienlijke, tot nu toe onbenutte mogelijkheden op het gebied van nieuwe, veiligere en milieuvriendelijkere vervoersmiddelen en duurzame vervoerssystemen bieden.
Iedereen moet helpen onze vervoersproblemen op te lossen: de EU, de steden en hun inwoners, en ook de toeristen. Verder denk ik dat het belangrijk is de verantwoordelijkheid te verdelen tussen de EU en de steden. De EU dient een duidelijk omlijnde rol te krijgen.
Pierre Pribetich (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik het verslag van mijn collega Reinhard Rack verwelkomen. Deze nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur is een ware revolutie in de manieren waarop we denken en reizen.
Om de beroemde woorden van Sieyès over de “derde stand” te parafraseren: “Wat is stedelijke mobiliteit in een stad? Alles. Wat is ze tot nu toe geweest? Niets. Wat wil ze? Iets zijn.” Met deze woorden wil ik aangeven dat ik volledig achter deze revolutie in ons gedrag sta en achter het feit dat de nieuwe stedelijke mobiliteit dringend behoefte heeft aan een geïntegreerde en algemene Europese aanpak, waarbij de nadruk ligt op de consistentie van de hoofdbeginselen van succesvolle stadsplanning. Ook wil ik mijn steun uitspreken voor het op termijn beschikbaar komen van een standaard database met oplossingen die het mogelijk maken een verzameling op maat gemaakte maatregelen op te stellen voor elk territoriaal niveau.
Dat houdt in, commissaris, dat de Commissie haar financiële verantwoordelijkheden dient te aanvaarden en haar aanpak concreet dient te maken. Tijdens één van de interventies vergeleek een collega deze methode al met een “sushibar”, waarbij Europa diverse gerechten aanbiedt en de steden daaruit kunnen kiezen. Bij deze flexibele aanpak dienen we één belangrijke gang niet over te slaan: onze steden. We hebben alle ingrediënten nodig om een revolutie teweeg te kunnen brengen in de stedelijke mobiliteit en zo deze nieuwe cultuur ingang te laten vinden.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, excuseert u mij alstublieft dat ik te vroeg het woord nam. Nu zou ik graag deelnemen aan het debat over het verslag van de heer Rack inzake een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur. Zoals ik al eerder heb gezegd, fiets ik graag in Brussel en Straatsburg. Ik vind het prettig dat de fietspaden er veilig zijn en ben blij verrast dat automobilisten rekening houden met zowel voetgangers als fietsers, alsof beiden overal voorrang hebben. Thuis in Praag ben ik veel banger, daar fiets ik liever niet meer, als ik zie hoe toeristen met moeite de auto's kunnen ontwijken. Verschillende culturen houden ook verschillende tradities in verkeersregels op de weg in, waar de sterkste partij vanouds de winnaar was. In mijn ogen dient de toenemende Europese mobiliteit enerzijds gepaard te gaan met harmonisering van de verkeersregels in de lidstaten en anderzijds met een geleidelijke samenvoeging van straffen voor verkeersovertredingen. Andere regels zullen een andere cultuur in stand houden. Voor de verwende buitenlandse fietsers en voetgangers (en daar reken ik mezelf ook toe) vormen de wegen in de nieuwe lidstaten dus een enorm risico.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Ik wil de heer Rack feliciteren met zijn verslag.
De Unie heeft een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur nodig, waarin een grotere rol moet zijn weggelegd voor het openbaar vervoer en de fiets.
Om het openbaar vervoer te kunnen ontwikkelen, is beleid op lokaal, regionaal of nationaal niveau nodig om openbaarvervoersdiensten deels of geheel te subsidiëren voor bepaalde groepen, zoals scholieren, studenten, gepensioneerden en gehandicapten.
Stedelijke ontwikkeling en planning dienen naar mijn mening op geïntegreerde wijze te worden uitgevoerd en daarbij moet zowel rekening worden gehouden met de huidige als de toekomstige behoeften op het gebied van stedelijk vervoer. De invoering van snelle treinen die stadscentra verbinden met havens, spoorwegstations, luchthavens en met name ook met randstedelijke gebieden, dient een prioriteit te zijn bij het ontwikkelen en moderniseren van grote steden.
De steden die toegang hebben tot een binnenwater zouden een intermodaal vervoerssysteem kunnen ontwikkelen om de vervuiling in grote steden als gevolg van het verkeer op de weg te verminderen.
Het nieuwe stedelijke mobiliteitsbeleid zou ook intelligente vervoerssystemen en de ontwikkeling van groene zones moeten omvatten.
Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Ik wil u hartelijk bedanken voor uw generositeit, mevrouw de Voorzitter. Dit is niet de eerste keer dat ik nogmaals mag spreken als gevolg van tijdbeperkingen. Met betrekking tot het verslag van de heer Rack wilde ik enkel nog iets opmerken over twee andere kwesties, waar de commissaris naar mijn mening ook gevoelig voor is.
De eerste kwestie die ik wil noemen is het gebrek aan stimulansen voor nieuwe beroepsprofielen gekoppeld aan de stedelijke mobiliteit. Ik vind dat er in dit opzicht maatregelen moeten worden genomen en dat er rekening mee moet worden gehouden omdat ze van belang zijn voor de vooruitgang. De tweede kwestie gaat over wat oorspronkelijk was bedoeld als brede participatieve raadpleging om een idee te krijgen van de sociale impact van maatregelen zoals tolheffing in de steden, wat een belangrijke overweging is.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de ware betekenis van het Latijnse woord subsidium nog eens uitleggen, zoals het in de taal van mijn voorouders is bedoeld. Subsidium betekent hulp, dus subsidiariteit betekent hulp bieden, helpen. Om de angsten van de heer Ferber, de heer Marinescu en mevrouw Sommer te sussen, verklaar ik dat de Commissie niet de intentie heeft op de stoel van de lokale, provinciale of regionale overheden te gaan zitten. Het is niet de taak van Europa om lokaal overheidsbeleid te maken, net zomin als het de taak van Europa is te beslissen wat er in afzonderlijke steden moet gebeuren.
Subsidium betekent helpen: zo kunnen Europa, de Europese Commissie, de Europese instellingen bijdragen aan mogelijke oplossingen, kunnen ze bijdragen aan het op gang brengen van een debat, aan de uitwisseling van informatie tussen steden, met het oog op het vinden van oplossingen – gezamenlijke indien mogelijk – waar de burgers baat bij hebben, die hun leven en hun reizen vergemakkelijken en hun veiligheid bevorderen, zowel op de weg als bij het beschermen van hun gezondheid tegen vervuiling.
Financiële bijdragen behoren uiteraard ook tot de mogelijkheden. Ik wil CIVITAS graag noemen als voorbeeld van een programma waarbij goede resultaten zijn behaald en dat navolging verdient. In het actieplan dat ik ga opstellen en dat is bedoeld om te coördineren en om ideeën voor actie voor te stellen, zal ik putten uit alle suggesties die vandaag tijdens het debat zijn geopperd, om zo te proberen ideeën en suggesties voor te leggen – uiteraard rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel – omdat ik heel goed weet welke bevoegdheden de Unie heeft. Ik ben echter wel van mening dat de Europese Unie verplicht is te helpen, omdat het merendeel van de EU-burgers in grote steden woont.
Hulp bieden – ik zeg het nogmaals – betekent niet de plaats innemen: ook ik ben ervan overtuigd dat het de taak is van de lokale overheden, die door de mensen zelf zijn verkozen, de problemen van de mensen op te lossen. Er is echter wel een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Unie, ook al bestaat die slechts uit hulp bieden, een aantal initiatieven coördineren en gelden beschikbaar stellen om ervoor te zorgen dat onze burgers beter kunnen worden bestuurd door de lokale overheden en diens ambtenaren.
Reinhard Rack, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank al mijn collega’s die vanavond een bijdrage hebben geleverd aan dit zeer levendige debat, dat ook zijn scherpe kantjes had.
In dat opzicht zijn de afgelopen veertig à vijftig minuten een afspiegeling geweest van wat er de afgelopen maanden is gebeurd in de Commissie vervoer en toerisme. Ook daar liepen de meningen tamelijk ver uiteen. We moesten over meer dan 350 ontwerpamendementen stemmen. Die 350 ontwerpamendementen hebben we tot een relatief consistente tekst weten terug te brengen, die vervolgens door een grote meerderheid in de commissie werd aangenomen, namelijk met 27 stemmen vóór en 2 tegen. Als we morgen bij de stemming een vergelijkbaar resultaat bereiken, zou ik daar bijzonder blij mee zijn, en ik zal mijn best doen dit te bewerkstelligen.
Eén fractie was ontevreden met de uitkomst van de besprekingen in de Commissie vervoer en toerisme, en dat heeft ze vandaag nog eens heel duidelijk laten merken. We hebben ook de oproep aan collega’s gehoord om morgen van mening te veranderen. Ik zou mijn collega’s bijzonder dankbaar zijn als zij de samenwerking van de Commissie vervoer zouden voortzetten en zich tijdens de plenaire vergadering van morgen zouden concentreren op het laten goedkeuren van de in comité ontworpen tekst. In dat verband zou ik hen willen vragen eens een aantal van de aanbevelingen te bekijken die de rapporteur in de stemlijst van morgen heeft opgenomen.
Verder zie ik uit naar de vervolgwerkzaamheden over dit onderwerp en wens ik de Commissie en de vicevoorzitter veel succes met het actieplan en hun overige activiteiten op dit gebied.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Corina Creţu (PSE), schriftelijk. – (RO) Ik vind dat voor moderne steden een nieuwe aanpak van de stedelijke mobiliteit onmisbaar is. De economische groei van de jaren vijftig en zestig in Europa was verantwoordelijk voor de expansie van de horizontale stad, waar de bevolking het stadscentrum verruilde voor de voorsteden. Dit model, dat werd bevorderd door de snelle groei van het autogebruik, is vandaag de dag niet meer houdbaar gezien de ongekende prijsstijging van brandstoffen en de zorgen om de wereldwijde klimaatverandering, die overigens voornamelijk haar oorzaak vindt in de vervuiling door verbrandingsmotoren.
Initiatieven die de Europese steden in staat stellen doeltreffende openbaarvervoerssystemen te plannen die voldoen aan de vereisten inzake milieubescherming en die voor iedereen toegankelijk zijn, dienen te worden verwelkomd, evenals de opname in de stadsplanning van alternatieve vervoersmiddelen speciaal voor korte afstanden of voor wisselende tijdstippen op een dag. Ook het stedelijke goederenvervoer, dat van essentieel belang is voor de gunstige economische ontwikkeling van een stad, vormt een uitdaging. Daarom acht ik het van belang dat er bijvoorbeeld ervaringen worden uitgewisseld tussen de besturen van de Europese steden, dat er op Europees niveau databases voor stadsverbetering komen, en dat de burgers worden aangemoedigd hun houding ten aanzien van vervoer voor privédoeleinden in het stedelijk milieu te veranderen.