Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2107k
Dinsdag 8 juli 2008 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 4. Gevolgen voor het milieu van de geplande gasleiding in de Oostzee (debat)
 5. Stabilisering in Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap (debat)
 6. Wijziging Richtlijn 2003/87/EG ter opneming van de luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (debat)
 7. : Tijdschema voor de begroting: zie notulen
 8. Stemmingen
  8.1. Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument: algemene bepalingen (A6-0271/2008, Jacek Saryusz-Wolski) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.2. Rechtstreekse steunverlening in het kader van het GLB (A6-0270/2008, Neil Parish) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.3. Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (gecodificeerde versie) (A6-0290/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.4. Behoud van de vogelstand (aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing) (A6-0259/2008, Miroslav Ouzký) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.5. Gemeenschappelijk stelsel voor de belasting over de toegevoegde waarde (A6-0232/2008, Dariusz Rosati) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.6. Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 (A6-0221/2008, Bogusław Sonik) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.7. Toetreding van Liechtenstein tot de overeenkomst EU/EG/Zwitserland inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengen-acquis (A6-0246/2008, Ewa Klamt) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.8. Toetreding van Liechtenstein tot de overeenkomst EG/Zwitserland ter vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (A6-0247/2008, Ewa Klamt) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.9. Protocol tussen de EG, Zwitserland en Liechtenstein bij de overeenkomst EG/Zwitserland over de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, Zwitserland of Liechtenstein wordt ingediend (A6-0261/2008, Ewa Klamt) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.10. Invoering van een uniform visummodel, wat de nummering van visa betreft (A6-0268/2008, Gérard Deprez) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.11. Wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek India (A6-0254/2008, Christian Ehler) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.12. Verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak (A6-0277/2008, Diana Wallis) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.13. Verdediging van prerogatieven van het Europees Parlement voor nationale rechtbanken (A6-0222/2008, Giuseppe Gargani) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.14. Wijziging van het Reglement ter zake van de goedkeuring van de Commissie (A6-0198/2008, Andrew Duff) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  8.15. Uniforme toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (A6-0179/2008, Åsa Westlund) (stemming)
  8.16. Levensmiddelenadditieven (A6-0180/2008, Åsa Westlund) (stemming)
  8.17. Aroma’s en voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen (A6-0177/2008, Mojca Drčar Murko) (stemming)
  8.18. Voedingsenzymen (A6-0176/2008, Avril Doyle) (stemming)
  8.19. Wijziging Richtlijn 2003/87/EG ter opneming van de luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (A6-0220/2008, Peter Liese) (stemming)
  8.20. Wijziging van het Reglement in verband met de voorstellen van de Werkgroep parlementaire hervorming inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen (A6-0197/2008, Richard Corbett) (stemming)
  8.21. Begroting 2009: Eerste beschouwingen over het mandaat voor het overleg over het voorontwerp van begroting 2009 (A6-0262/2008, Jutta Haug) (stemming)
  8.22. Gevolgen voor het milieu van de geplande gasleiding in de Oostzee (A6-0225/2008, Marcin Libicki) (stemming)
  8.23. Stabilisering in Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap (A6-0269/2008, André Brie) (stemming)
 9. Stemverklaringen
 10. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 11. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 12. Voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten – Interne markt voor aardgas – Een Europees strategisch plan voor energietechnologie (debat)
 13. Het antwoord van de EU op staatsinvesteringsfondsen (debat)
 14. Vragenuur (vragen aan de Raad)
 15. Verzoek om urgentverklaring: zie notulen
 16. Wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen – Wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (debat)
 17. Regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (debat)
 18. Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur (debat)
 19. Technische voorschriften en administratieve procedures voor het commercieel vervoer per vliegtuig (EU-OPS) / Gebruik van veiligheidssystemen voor kinderen (OPS 1.730) (debat)
 20. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 21. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend)

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, als je gisteren door de gangen van het Parlement liep, kon je een grote hoeveelheid stickers zien van de lobbyistenorganisatie van de Europese chemische industrie op de verdieping, en sommige hangen er nu nog. Ik vraag me af of de quaestoren, toen zij toestemming gaven voor de tentoonstelling, de organisatie hebben gemachtigd om overal stickers te verspreiden op onze verdiepingen. Als dat het geval is, denk ik dat het een onjuiste beslissing is geweest. Als de quaestoren een dergelijke toestemming niet hebben gegeven, denk ik dat de CEFIC (European Chemical Industry Council) duidelijk zijn belofte als lobbyist heeft gebroken, en dat daarom de toegangspas moet worden ingetrokken of op zijn minst een strenge berisping moet worden uitgedeeld. Ik hoop dat u kunt uitzoeken wat er werkelijk is gebeurd en zorgen dat al deze stickers onmiddellijk worden verwijderd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Prima, wij zullen de zaak uitzoeken, mijnheer Schlyter.

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

4. Gevolgen voor het milieu van de geplande gasleiding in de Oostzee (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het volgende onderwerp is het verslag (A6-0225/2008) van de heer Libicki, namens de Commissie verzoekschriften, betreffende de gevolgen voor het milieu van de geplande gasleiding in de Oostzee om Rusland en Duitsland te verbinden (Verzoekschrift 0614/2007 en 0952/2007) [2007/2118(INI)].

 
  
MPphoto
 
 

  Marcin Libicki, rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag is heel bijzonder, omdat het is gebaseerd op een verzoek van gewone burgers van de Europese Unie. Ik wil graag de mensen op de tribune, de auteurs van het verzoekschrift dat de basis heeft gevormd voor het debat van vandaag, verwelkomen. De heer Krzysztof Mączkowski is aanwezig, die veel ecologische organisaties vertegenwoordigt en, naar ik meen, mevrouw Morkunaite uit Litouwen. Het verzoekschrift is door bijna 30 000 mensen ondertekend. Er blijven handtekeningen binnenkomen bij de Commissie verzoekschriften. Dit debat wordt, zonder enige twijfel, nauwlettend gevolgd door vele miljoenen en door de publieke opinie in alle landen rond de Oostzee.

De geschiedenis van dit verzoekschrift in het Europees Parlement hield in dat we, in de eerste plaats, een aantal discussies hadden over dit onderwerp binnen de Commissie verzoekschriften. Deze discussies waren gebaseerd op uiterst sterke presentaties van de auteurs van het verzoekschrift. In totaal hebben we vijf debatten over dit onderwerp gehad. We hebben ook een openbare hoorzitting georganiseerd. Tijdens de openbare hoorzitting debatteerden wereldberoemde specialisten en zij bevestigden wat de indieners van het verzoekschrift hadden gezegd: dat de bedreiging van de natuurlijke omgeving van de Oostzee enorm is en of het eigenlijk wel de moeite waard is om een dergelijke gok te nemen voor zo’n enorme investering. Terwijl deze discussies gaande waren in de Commissie verzoekschriften en toen het Europees Parlement instemde om over de kwestie een openbaar debat te houden, hetgeen vandaag gebeurt, vonden er aanvullende debatten plaats in de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie buitenlandse zaken. De teksten die werden voorgedragen ter goedkeuring verkregen negentig procent steun in de Commissie verzoekschriften en in beide andere commissies.

Pas toen ontstond er plotseling een significante activiteit onder de tegenstanders en critici van dit verslag en de argumenten die erin vervat zijn. Plotseling werden 180 amendementen ingediend bij de Commissie verzoekschriften. Bijna allemaal werden ze verworpen. De adviserende commissies werden geconfronteerd met een soortgelijke ervaring. Men kon dit immense offensief – er is geen andere manier om het te omschrijven – zien van Nord Stream. Wij hebben steminstructies ontvangen die waren voorbereid door Nord Stream; dat was in de Commissie verzoekschriften. Ik zit al vier jaar in het Europees Parlement en dit is de eerste keer in mijn ervaring dat mensen die betrokken zijn bij het lobbyen zowaar de parlementsleden vertelden hoe ze moesten stemmen en het ene na het andere amendement presenteerden: onthoudt u hierop van stemming, stem hierop “ja”, stem hierop “nee”.

Het debat van vandaag is gebaseerd op veertig verschillende meningen en deskundigenrapporten. Dames en heren, er zijn drie partijen bij deze overweging: de gewone burgers van de Unie, een enorm politiek en economisch kapitaal, en het Europees Parlement. Het Europees Parlement dient te spreken voor de gewone burgers van de Europese Unie. Laten we leren van de les over wat gebeurd is bij de referenda in Frankrijk, Nederland en Ierland. Wij willen het vertrouwen winnen van de gewone burgers in de Europese Unie en ik hoop dat dit de houding zal zijn van alle leden in dit Parlement.

Ik wil graag alle mensen bedanken die hebben geholpen om tot het punt te komen dat we werkelijk vandaag dit debat kunnen voeren. Ik wil graag mevrouw Foltyn-Kubicka bedanken, die een prachtige tentoonstelling hier in het Europees Parlement heeft voorbereid over de Oostzee, de heer Cashman, die eerste vicevoorzitter van de Commissie verzoekschriften is, en de heer Beazley, die voorzitter is van de Baltische interfractiewerkgroep in het Europees Parlement. Ik wil ook het secretariaat van de Commissie verzoekschriften bedanken, onder wie David Lowe, Karen Chioti en Silvia Cannalire, evenals alle mensen die mij advies en hulp hebben geboden en met wie ik heb samengewerkt: Szymon Szynkowski, Norbert Napierajów, Wojciech Danecki, Witold Ziobrze en Michał Krupiński. Deze mensen hebben de grootste inbreng gehad in dit werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de voorzitter van de Commissie verzoekschriften, de heer Libicki, bedanken voor zijn verslag, dat ons mogelijk maakt om te discussiëren over de gevolgen voor het milieu van dit grote project, een aardgasleiding van 1 200 km lengte, die een ondiepe zee, zoals de Oostzee, zal doorkruisen. Het gaat hier niet alleen om het feit dat dit een belangrijk project is, dat veel vragen opwekt over de bescherming van het milieu in het Oostzeegebied, maar ook om het feit dat dit het eerste lijkt te zijn van veel soortgelijke projecten die zijn gepland voor de toekomst.

Het project heeft de afgelopen maanden al sterk de aandacht getrokken van de media en van politici in het gehele Oostzeegebied. Het is besproken bij veel forums en in veel van de betrokken landen.

Zoals de heer Libicki al zei, is het ook besproken in het Europees Parlement bij een openbare hoorzitting in januari, georganiseerd door de Commissie verzoekschriften, waarin ik zitting heb, samen met mijn collega-commissielid de heer Piebalgs, die verantwoordelijk is voor energiekwesties. Commissaris Piebalgs heeft een overzicht gegeven van de vooruitzichten van de Europese Unie met betrekking tot aardgas en benadrukte dat de behoeften van de Europese Unie aan gas snel toenemen, terwijl de productie van gas in de Europese Unie dramatisch afneemt en de voorraden worden opgebruikt.

Ons energiebeleid voor Europa benadrukt de urgente noodzaak tot een verbetering in efficiënt energiegebruik en zonne- en windenergiebronnen, en we werken naar dat doel toe.

Significante toenames van aardgasimport zullen echter nog steeds nodig zijn om de energiebehoeften van Europa in de komende decennia te dekken. Extra infrastructuur, zoals aardgaspijpleidingen en terminals voor vloeibaar aardgas, zullen een belangrijke rol spelen bij het voldoen aan de behoeften van de Europese consumenten, en bij het zorgen voor een constante toevoer. De Nord Stream pijpleiding zal het mogelijk maken om de toevoer van aardgas uit Rusland te verhogen.

Zoals u weet, is de noodzaak om nieuwe infrastructuur op te bouwen voor het transport van Russisch gas naar de Europese Unie erkend door het Europees Parlement en door de Raad door de richtsnoeren voor de trans-Europese netwerken in de energiesector, aangenomen in september 2006. Ik verwijs hier specifiek naar Beschikking nr. 1364/2006 van het Europees Parlement en van de Raad. In de richtsnoeren zijn bepaalde prioriteitsprojecten gespecificeerd en dit project is aangemerkt als een project van Europees belang en daarom als een topprioriteit. Mits het onderzoek naar de gevolgen voor het milieu tot positieve conclusies komt, zal de Nord Stream pijpleiding een project van Europees belang worden.

Mijn belangrijkste punt tijdens de hoorzitting van het Europees Parlement in januari was dat het project, net als alle andere projecten, alle relevante milieuregels van de internationale en Gemeenschapswetgeving moet volgen tijdens de bouw-, operatie- en de bewakingsfasen. Dit is ook het punt dat ik vandaag wil maken.

Volgens internationale en Gemeenschapswetgeving moet de projecteigenaar, namelijk Nord Stream AG, dan een uitvoeringsvergunning aanvragen, of een bouwvergunning, bij de landen die jurisdictie hebben over het werk dat uitgevoerd moet worden. Deze landen zijn Duitsland, Denemarken, Finland en Zweden. De toekenning van een uitvoeringsvergunning voor dergelijke projecten is echter onderworpen aan de beoordelingsprocedure van de gevolgen voor het milieu. Dit is ook vastgelegd in de richtsnoeren voor de trans-Europese energienetwerken die ik al eerder noemde. De beoordelingsprocedures van de gevolgen voor het milieu zijn vastgelegd in zowel Gemeenschapswetgeving als in internationale wetgeving. Er is een relevante EU-richtlijn, evenals het Verdrag van Espoo op grensoverschrijdend niveau.

Het Verdrag van Espoo is onderdeel van het acquis van de Gemeenschap, aangezien zowel de Gemeenschap als de lidstaten participeren in het Verdrag. In dit geval zijn de procedures van zowel de Gemeenschap als van de nationale wetgeving van toepassing. De grensoverschrijdende aard van het project betekent dat men zich moet houden aan het Verdrag van Espoo, terwijl de betreffende lidstaten op gepaste wijze de hand moeten houden aan de bepalingen van de richtlijn betreffende milieueffectrapportage voordat ze een uitvoeringsvergunning verlenen.

De milieueffectprocedure gebaseerd op het Verdrag van Espoo is eind 2006 begonnen met de onthulling van het project. Volgens de informatie die de Commissie heeft, zijn talrijke onderzoeken, verslagen en kwesties in verschillende lidstaten besproken bij verschillende forums en bijeenkomsten, zowel met het publiek als met de bevoegde autoriteiten.

Zoals is vastgelegd in het Verdrag van Espoo, moet de aannemer of eigenaar van het project de juiste documentatie verschaffen met betrekking tot de gevolgen voor het milieu. Tegelijkertijd heeft het land met de bevoegdheid om de uitvoeringsvergunning te verlenen, het land van oorsprong, de partij van oorsprong, zoals ernaar wordt verwezen in het Verdrag van Espoo, de volgende twee plichten.

Ten eerste moet het land gesprekken voeren met de milieuautoriteiten en met de mensen op wie het invloed heeft, en ten tweede moet het land besprekingen starten met de partij of partijen die worden beïnvloed, dat wil zeggen de buurlanden, die blootgesteld kunnen worden aan de grensoverschrijdende impact. In dit geval zijn de partijen voor wie het gevolgen heeft de drie Baltische staten en Polen.

Daarom betekent gepaste naleving van de milieueffectprocedure dat alle bezorgdheid, vragen en belangrijke kwesties, zoals die zijn vermeld in het verslag dat we vandaag bespreken, moeten worden geëvalueerd en besproken door zowel de bevoegde autoriteiten als door het publiek.

In het huidige stadium is elke nadruk die wordt gelegd op een potentieel negatief milieueffect dat niet kan worden afgezwakt of vermeden, zoals is vastgelegd in de milieueffectwetgeving, prematuur. In feite is de laatste milieueffectrapportage nog niet opgesteld. Daarom hebben de milieuautoriteiten nog niet de kans gehad om alle technische gegevens die noodzakelijk zijn voor het verschaffen van antwoorden op alle gegronde vragen te analyseren en te evalueren.

De landen van oorsprong hebben een wettelijk recht om alle extra informatie op te eisen die zij noodzakelijk achten om, als zij daartoe besluiten, een uitvoeringsvergunning te kunnen verlenen; Zweden heeft dat bijvoorbeeld al gedaan toen de projecteigenaar een formeel verzoek heeft ingediend, teneinde te voldoen aan de nationale wettelijke verplichtingen.

Aan de andere kant hebben de belanghebbende partijen ook een wettelijk recht om te zorgen dat zij alle informatie hebben die noodzakelijk is om aan hun behoeften te voldoen. Ik ben ingelicht dat alle betrokken partijen, dat wil zeggen zowel de partijen van oorsprong als de betrokken partijen, regelmatig vergaderingen en discussies houden over de ontwikkelingen in de milieueffectprocedure gebaseerd op het Verdrag van Espoo.

De laatste milieueffectrapportage wordt tegen het eind van het jaar verwacht. Nadat deze is ingediend, zullen de formele besprekingen plaatsvinden, en deze zullen de uiteindelijke beslissing bepalen of een uitvoeringsvergunning wordt verleend of niet.

Ik verwacht dat de bevoegde autoriteiten in alle lidstaten, die deelnemen aan het Verdrag van Espoo, hun plichten zullen nakomen en hun verantwoordelijkheid zullen nemen zoals zij horen te doen.

Rusland dat het Verdrag van Espoo heeft ondertekend, maar er niet aan deelneemt, heeft niettemin toegestemd om zich aan de regels te houden.

Tot slot wil ik benadrukken dat wij de ontwikkelingen nauwkeurig in de gaten houden en dat we in contact zijn met de verantwoordelijke partijen van het Verdrag van Espoo, met de betrokken partijen en met de aannemer. Wat betreft de aannemer hebben de autoriteiten van de Commissie duidelijk gemaakt dat alle verplichtingen betrekking hebbend op de noodzakelijke informatie en op de vereiste transparantie moeten worden nagekomen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley, rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Libicki, dames en heren, u zult begrijpen dat dit verslag niet alleen zeer belangrijk is voor dit Huis maar ook voor het gros van de mensen, zoals de heer Libicki al heeft gezegd.

(EN) 30 000 handtekeningen tonen de bezorgdheid die er is rond de kust van de Oostzee, die is beschreven als een zee die sterft door vervuiling. De zee is zeer ondiep. Op de bodem liggen nog militaire vaartuigen uit de Tweede Wereldoorlog. De vraag is: Is het werkelijk verstandig om een energiepijpleiding langs de bodem van dit speciale deel van de Europese Unie te voeren?

Ik heb de eer om de mening op te schrijven van de Commissie buitenlandse zaken en evenals de milieukwesties waar de Commissie verzoekschriften naar heeft gekeken, waren ook wij bezorgd over de aard van het milieubeoordelingsonderzoek waar de Commissie zojuist naar heeft verwezen.

Commissaris, kunt u in uw antwoord bevestigen dat u paragraaf 20 van het Parlement van het Libicki-verslag, dat op u en de Commissie een beroep doet om een onafhankelijke milieubeoordeling uit te voeren, zal accepteren? Er bestaat enige bezorgdheid dat als de voorstellers opdracht geven voor een milieubeoordeling deze niet echt objectief zal zijn.

Wij doen ook een beroep op alle kuststaten rond de Oostzee – alle negen, met inbegrip van Rusland – om zich volledig te laten inlichten en ook om volledig betrokken te zijn bij het onderhoud en de veiligheid van een dergelijke pijpleiding, mocht deze aangelegd worden. De Commissie heeft het belang van de erkenning van internationale en Europese wetgeving benadrukt en daar willen we aan toevoegen dat aansprakelijkheid van het bedrijf ook noodzakelijk is. De juiste verzekering moet worden afgesloten om ieder potentieel risico of schade, veroorzaakt door het project, door de bouw ervan of daarna, te dekken.

Ten slotte dringen wij aan op het principe van wederkerigheid. De mislukte poging gisteren van de Russische partners om de algemeen directeur van BP-TNK te ontslaan, voorspelt niet veel goeds voor het wederzijds begrip tussen EU-bedrijven en Russische bedrijven. Wij zoeken harmonie in deze taak, maar wij verwachten ook dat de Commissie dit project zeer nauwlettend volgt, en zoals de rapporteur en twee commissarissen bij de hoorzitting hebben uitgelegd, is het huidige voorstel, zoals dat is ingediend door Nord Stream, onbevredigend.

Ik wil graag eindigen met te zeggen dat mijn fractie voor het Libicki-verslag zal stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andres Tarand, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. (ET) Het enige argument van belang over de aanleg van de Oostzeegasleiding dat onopgelost blijft, is het argument dat betrekking heeft op de bescherming van het milieu. Het Zwitserse bedrijf Nord Stream heeft geen milieueffectrapportage ingediend voor de toegestane deadline, waardoor het Europees Parlement blind moet stemmen.

Ook is duidelijk geworden dat in de milieueffectrapportage waartoe opdracht is gegeven door Nord Stream alleen de nieuwe onderzoeksproblemen zijn opgenomen nadat het Parlement had gewezen op belangrijke tekortkomingen in de onderzoeksplannen. Het belangrijkste probleem met de milieueffectrapportage zijn de wrakstukken van tien oorlogsschepen die in augustus 1941 in de strijd met hun munitie tot zinken zijn gebracht in de Golf van Finland; dit is iets dat slechts tien dagen geleden is toegegeven door Doema-lid Andrei Klimov.

Vorig jaar werd echter gezegd dat de route volledig vrij was. Er moet speciale aandacht worden besteed aan fosfor dat vrijkomt als het bodemsediment in beroering wordt gebracht: hoewel in de milieueffectrapportage wordt beweerd dat het geen verband houdt met eutrofiëring, verschillen andere stromingen daar van mening over. We moeten ook voorkomen dat dioxines en zware metalen vrij zullen komen. Die laatste zijn relevant in verband met voedselbereiding met vis die giftige stoffen voor de mens bevat. We weten al dat het niveau van deze stoffen en de radioactiviteit op dit moment het hoogst zijn in de Oostzee.

 
  
MPphoto
 
 

  Rihards Pīks, namens de PPE-DE-Fractie. – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Wat betreft dit project en het verslag van de heer Libicki, wil ik graag zeggen dat er hier over het algemeen drie aspecten in overweging moeten worden genomen. Het eerste is het economische aspect. Het is duidelijk dat energiebronnen noodzakelijk zijn voor zowel Duitsland als voor Europa, en vanuit dit oogpunt is de gaspijpleiding uit Rusland noodzakelijk, aangezien Rusland eigenaar is van de gasbronnen. Het tweede is het politieke aspect. Dat wil zeggen de manier waarop dit project is voorbereid, en wij weten allemaal dat dit is gedaan met veel politiek touwtrekken, vóór de verkiezingen, zonder overleg met de staten die getroffen kunnen worden uit economisch of milieuoogpunt.

Ten tweede zijn er, zoals we weten, volgens de EU-strategie voorzieningen getroffen in de energiesfeer voor de compatibiliteit van energiekanalen. Hier is allemaal niet in voorzien, en daarom voldoet het niet aan de EU-strategie voor energiesolidariteit en energieveiligheid die we nu hebben aanvaard.

Ten derde is er het milieuaspect, waar het in het Libicki-verslag specifiek om gaat. Zoals we weten, bevinden zich, volgens het Global Environment Facility’s verslag, zeven van de tien meest vervuilde locaties in de zeeën van de wereld in de Oostzee. Vanuit dit oogpunt lijkt het mij dat er zeer weinig discussie is geweest – ik geef natuurlijk toe dat de bedrijven die het project ten uitvoer brengen berekeningen hebben gemaakt en debatten hebben gehouden – maar publiekelijk is er niet gediscussieerd over een ander alternatief, en dat is om de gaspijpleiding aan te leggen op een landroute. Dit zou het veel gemakkelijker maken om compatibiliteit te bereiken en zou in feite twee aspecten oplossen – het milieuaspect en het strategische en politieke aspect. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Lasse Lehtinen, namens de PSE-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verzoekschrift waar het verslag op ingaat, heeft betrekking op het milieu, maar we hebben opgemerkt in de discussies die hebben plaatsgevonden, dat het gaspijpleidingproject dimensies heeft die geen verband houden met het milieu.

Door ons te houden aan het gezag van het Parlement zitten we vast aan de feiten in de resoluties. Een feit is dat de EU behoefte heeft aan Russisch gas en dat Rusland nog meer behoefte heeft aan Europese klanten.

Het tweede feit is dat het project waar nu over wordt onderhandeld, is goedgekeurd door de EU als onderdeel van het TEN programma. Dit is een groot bouwproject, waarvan de uitvoering een schadelijk effect kan hebben op het ecosysteem van de Oostzee.

Daarom is het belangrijk om onpartijdige milieurapporten te laten maken, zodat de risico’s kunnen worden vastgesteld en afgewogen tegen de voordelen. Projecten zonder risico’s bestaan niet.

De amendementen op het verslag die zijn voorgesteld door onze fractie zijn gebaseerd op het principe dat er geen concessies worden gedaan wat betreft het milieu, maar dat er ook geen kunstmatige barrières worden opgeworpen.

Het is ook een feit dat het grootste milieuprobleem, waarmee de Oostzee op het moment wordt geconfronteerd, landbouw is in de omringende landen, en dat het transport van olie per schip, iets wat steeds algemener wordt, een werkelijk risico is. Deze problemen worden echter niet besproken in dit verslag.

Het is ook een feit dat de onderhandelingen over de pijpleiding tot een dergelijke mate zijn gepolitiseerd dat het gevaar bestaat dat de kwestie zelf een bijzaak blijft. De opmerking van de voormalige president Poetin dat de Russische vloot ook de financiële belangen moet beschermen, helpt niet om een klimaat van vertrouwen te scheppen. Het gebruik van energie voor politieke druk is geen beschaafde manier om een internationale dialoog te houden.

Finland heeft de druk van Rusland ervaren in de vorm van belastingen op hout, maar de Finse regering heeft tenminste vooralsnog deze kwestie niet verbonden met het gaspijpleidingproject.

Rusland heeft het Verdrag van Espoo betreffende de Oostzee niet geratificeerd. Rusland zou verplicht moeten worden dit te doen voordat de aanleg van de pijpleiding kan beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een ongelooflijk belangrijk veelzijdig verslag, en het dekt een zeer moeilijk pakket Europese kwesties, niet alleen het milieu. Het is opmerkelijk dat het tot ons komt via de weg van de Commissie verzoekschriften, en het is de verdienste van die commissie dat het haar gelukt is de meningen van het hele spectrum van dit Huis samen te brengen door hoorzittingen en dit verslag, in een poging een samengesteld beeld te krijgen.

Het leidende principe van mijn fractie bij het behandelen van dit verslag is vooral geweest om te trachten een Europese reeks antwoorden aan te nemen op de Europese problemen. Eigenlijk onderstreept de pijpleiding de behoefte, als we dat ooit hoeven te onderstrepen, aan een Europese aanpak van de energietoevoer.

Het is niet gepast dat verschillende landen verschillende dingen doen met verschillende partners. Wij hebben een reactie van de Gemeenschap nodig die het solidariteitsbeginsel benadrukt.

Er is veel gezegd over het milieu, en de commissaris heeft een aantal goede antwoorden gegeven die te maken hebben met de Europese milieuwetgeving, internationale wettelijke verplichtingen, maar we moeten hier vertrouwen opbouwen; we moeten waarborgen, zover dat mogelijk is, dat men zich houdt aan de Europese normen en dat er een gecoördineerde, coherente Europese aanpak is voor de milieukwesties.

Dan komen we natuurlijk op het uiterst moeilijke onderwerp van de betrekkingen van de EU met Rusland. We hebben hier een gouden kans: in het Oostzeegebied, in het hoge Noorden, hebben we het NDEP milieupartnerschap voor de noordelijke dimensie. Laten wij dat middel gebruiken, dat een van de succesverhalen is geweest van de betrekkingen tussen de EU en Rusland, om ons hier te helpen.

Als laatste laat ik u achter met deze positieve gedachte. In mijn eigen kiesdistrict Yorkshire is een klein dorp dat nu is verbonden met een klein dorp in Noorwegen door de grootste onderzeese gaspijpleiding over en door de Noordzee. Dat heeft intermenselijke relaties opgebouwd die een zeer lange tijd zullen duren. Dat is positief.

 
  
MPphoto
 
 

  David Hammerstein, namens de Verts/ALE-Fractie.(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Libicki, voorzitter van de Commissie verzoekschriften bedanken. Hier hebben we zeker te maken met een verzoekschrift van Europese burgers, dat duizenden mensen vertegenwoordigt die bezorgd zijn over de aanleg van een gaspijpleiding om Rusland met Duitsland te verbinden.

In het bijzonder moet er een zekere mate van twijfel zijn ten aanzien van de bilaterale aard van de overeenkomst tussen Rusland en Duitsland, betreffende firma’s als Gazprom en E.ON, om een van de langste pijpleidingen ter wereld aan te leggen. Het plan is om de pijpleiding in het midden van de Oostzee aan te leggen, zodat deze niet door Polen en de Oostzeestaten hoeft te gaan.

Ja, dit project is een politieke omleiding, en ja het is een omleiding die niet alleen om een van de potentiële politieke problemen met betrekking tot de aanleg over land heen gaat, maar het toont buitengewone minachting voor het gemeenschappelijke energiebeleid van de EU en het verzwakt haar positie wat betreft de betrekkingen met Rusland. De bilaterale energieovereenkomsten met Rusland met nauwelijks enige EU-coördinatie zijn ook slecht nieuws voor een solide unaniem buitenlands beleid voor de EU.

De bedoeling van het project is om een kwetsbare zee te doorkruisen die al is vervuild door giftige producten, met een uiterst gelimiteerde natuurlijke wateromloopsnelheid. De gevolgen van ongelukken zullen rampzalig zijn voor alle grensstaten. Boven alles, moeten we aandringen op een vastberaden toepassing van het voorzorgsbeginsel, samen met een uitputtende milieurapportage om alle alternatieven te onderzoeken en strikte naleving van alle internationale bepalingen.

De beste manier om onze energieveiligheid te garanderen, is het hebben van een gecoördineerd Europees beleid met de strengste milieueisen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. (SV) Mijnheer de Voorzitter, een gaspijpleiding op de bodem van de Oostzee betekent verhoogde klimaatveranderingsuitstoot en ernstige milieurisico’s voor het gevoelige ecosysteem van de Oostzee. Er bestaat een risico van verstoring van het biologische evenwicht. Wat zou er kunnen gebeuren met alle mijnen die op de zeebodem zijn gedumpt? De geplande pijpleiding – als deze wordt voltooid volgens plan – betekent een belangrijke afwijking van de verplichting waaraan zo vaak lippendienst wordt bewezen in klimaatdebatten. Maar al die besprekingen over de klimaatkwestie moeten serieus worden genomen en worden omgezet in concrete acties en maatregelen.

Elke onderneming die miljarden in aardgasinvestering belegt, vertraagt de zo noodzakelijke investering in alternatieve zonne- en windenergie en druist in tegen alle verklaarde intenties om het milieubeleid te heroverwegen en om klimaatverandering te stoppen. De Oostzee en de klimaatkwestie moeten onder de aandacht worden gebracht, daarom eisen we dat Nord Stream een alternatieve route over land onderzoekt, voordat een besluit wordt genomen over een mogelijke toekomstige gaspijpleiding – dit is geheel in overeenstemming met het besluit van de Zweedse regering in februari van dit jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wat de Russen doen is totaal geen verrassing, aangezien zij niet behoren tot de Europese Unie en ze een gevestigd economisch belang hebben in de aanleg van de pijpleiding op de bodem van de Oostzee, en deze onafhankelijk maken van tussenpersonen. Maar wat de Duitse regering in Berlijn doet, is schandalig en druist in tegen de Europese solidariteit. De Duitsers, die voor het project van de Europese Unie zijn, en recentelijk voor de Europese grondwet, blijken het woord “Unie” zeer selectief te gebruiken. Wij kunnen dit niet goedkeuren. Ook u, Voorzitter Pöttering, als de belangrijkste Duitser in de Europese Unie, u hebt hier niets aan gedaan. Kunt u misschien, in plaats van naar vergaderingen van landgenoten te reizen, nadenken over activiteiten die de naties van Europa niet tegen elkaar in het harnas jagen?

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter, dat u mij het woord geeft. Dames en heren, de kwestie van de gaspijpleiding in de Oostzee is een van de meest omstreden kwesties voor het gezamenlijk energiebeleid dat wordt ontwikkeld. Veel mensen zijn bezorgd over het feit dat de aanleg van de pijpleiding niet de veiligheid van toevoer naar het continent zal verbeteren, maar onze machteloosheid ten aanzien van Rusland zal verhogen.

We kunnen niet weten of de prijzen betaalbaarder zullen worden voor de consument, of dat ze omhoog zullen schieten als gevolg van de enorme investeringen. En ten slotte is er geen duidelijk antwoord op de vragen over de huidige agenda: wat zullen de gevolgen van het Nord Stream project zijn voor het milieu?

Naar mijn mening is het van cruciaal belang dat een gepaste effectrapportage voorafgaat aan het laten zinken van de geplande pijpleiding die de toevoer van energie voor Europa gedurende decennia zal bepalen, met inbegrip van Nord Stream. Natuurlijk moet alles worden gecontroleerd door de milieueffectrapportage. In ons geval is er helaas geen grondige, onpartijdige beoordeling die rekening houdt met de milieuvooruitzichten.

Maar het verslag voor ons werpt veel licht op de bezorgdheid over het milieu die is ontstaan in verband met de pijpleiding in de Oostzee. Ik denk dat het verkeerd is dat er geen gedetailleerde analyse is gemaakt van wat de exacte gevolgen kunnen zijn van het opbaggeren van 1 200 km van de zeebodem. De gevaren die verborgen worden door de onontplofte munitie van de Tweede Wereldoorlog, die kan worden gevonden in het gebied, zijn ook nog niet opgehelderd. Het feit dat gevaarlijke chemische stoffen in de zee komen tijdens het leggen van de pijpleiding draagt ook bij aan de bezorgdheid.

Dit zijn zulke belangrijke kwesties dat ik het onvoorstelbaar vind het project op verantwoorde wijze te realiseren zonder er duidelijk en geruststellend op te reageren. Ik vind dat de bescherming van het milieu en de veiligheid van de energievoorraden elkaar niet uitsluiten. Als het Europees Parlement werkelijk een instelling wil worden die dicht bij de burgers staat, moet het rekening houden met de 30 000 handtekeningen op verschillende verzoekschriften die de aandacht vestigen op de milieurisico’s van de gaspijpleiding in de Oostzee, en moet er een echt antwoord worden gegeven op de vragen die zijn gerezen. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag is voortgekomen uit een verzoekschrift van 30 000 Europese burgers. De Commissie verzoekschriften heeft al een onschatbare rol gespeeld door de kwestie op de Europese agenda te zetten. Het is van essentieel belang voor het vertrouwen van burgers dat Europa zich in feite namens hen daarmee kan bezighouden. Daarom is het van het grootste belang dat Europa blijft inzien dat het bezig is met de gevolgen voor het milieu van dit voorstel, en daarom rust er een zware last op de schouders van commissaris Dimas.

Wij moeten aantonen dat we in staat zijn om de gezondheid van de burgers en de duurzaamheid van ons milieu te waarborgen. De absolute noodzaak om energiebronnen te ontwikkelen, en het inkopen van energiebronnen, moet zijn gebaseerd op de beginselen van duurzaamheid. De amendementen van mijn fractie op dit verslag zijn bedoeld om het verslag te richten, of liever opnieuw te richten op deze beginselen. Ik doe een beroep op het Parlement om deze te steunen.

Een milieueffectrapportage is noodzakelijk en verplicht, zoals commissaris Dimas heeft uitgelegd, indien vergunningen op wettelijke wijze worden verleend. Hoe we deze kwestie zullen behandelen, zal de toon zetten voor de toekomst, en we moeten zorgen dat het evenwicht goed is.

 
  
MPphoto
 
 

  Henrik Lax (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, er zijn ten minste twee goede dingen voortgekomen uit het feit dat het Europees Parlement deze Nord Stream zaak heeft opgepakt voor een debat. Dankzij de openbare raadpleging in januari in de Commissie verzoekschriften, kunnen we verwachten dat Nord Stream zich zal verplichten tot een onpartijdige en uitgebreide milieueffectrapportage.

De tweede goede zaak is dat het debat aan de eigenaren van Nord Stream en de Russische staat ook duidelijk maakt dat een vergunning voor de aanleg van de gaspijpleiding alleen kan worden verkregen als Rusland ook het Verdrag van Espoo ratificeert. Het is een eerste vereiste dat wettelijke aansprakelijkheid in geval van schade geregeld moet zijn. Zoals we echter hebben gehoord, zullen er ook andere maatregelen nodig zijn die het vertrouwen opbouwen, wil dit project de sterke verenigende band tussen de EU en Rusland worden waar we op hopen. Gazprom moet onder andere ook in staat zijn om een publieke demonstratie te geven van het vermogen om in de praktijk zijn verplichtingen na te komen wat betreft aflevering in de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Helmuth Markov (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk heeft de bouw van pijleidingen – of het nu olie- of gaspijpleidingen zijn – een effect op het milieu, en het maakt niet uit of deze pijp door de Noordzee loopt van Ekofisk naar Emden, zoals deze momenteel bestaat, of dat deze van Rusland naar Duitsland loopt via Polen, die ook al bestaat.

Er moeten milieueffectonderzoeken worden uitgevoerd; goedkeuringsbeoordelingen van plannen moeten ter hand worden genomen. Dit alles is op internationaal niveau geregeld. Wij hebben het Verdrag van Espoo, en dat betekent dat de landen waarvan het grondgebied door de pijpleiding wordt doorkruist de verantwoordelijkheid hebben om te controleren of het constructiewerk daar uitgevoerd kan worden of niet. Ik heb vertrouwen in deze landen en ik ben ervan overtuigd dat dit Verdrag in acht genomen zal worden, en pas daarna kan men debatten voeren of er een alternatieve versie is die deze of die kant op zal gaan.

Wat we nu doen, lijkt me soms heel erg een geval van politieke vooringenomenheid. Omdat we politieke invloed hebben, moeten we absoluut de pijpleiding daar leggen. Dit betekent het omzeilen van de milieueffectrapportage. Laten we de landen en hun autoriteiten alstublieft laten besluiten of er op gepaste wijze aan de milieuverplichtingen wordt voldaan of niet. Het is onze taak als Europeanen om te zeggen dat we vertrouwen hebben in de betreffende lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE). (NL) Voorzitter, wij houden dit debat vandaag omdat burgers en overheden ongerust zijn over de aanleg van deze pijplijn. Zij zijn ongerust, omdat het milieu in het gevoelige gebied van de Oostzee gevaar loopt.

Hier is echter sprake van een enorme politisering van het debat. Iedereen vindt dat alle internationale en milieuverdragen gerespecteerd moeten worden, zeker wanneer het gaat om het gevoelige gebied van de Oostzee. Voorzitter, de politisering die hier echter plaatsvindt, heeft daarmee niets te maken. Wij moeten erkennen dat wij de energie nodig hebben, dat de binnenlandse productie bijvoorbeeld, ook in Nederland, steeds meer daalt en dat wij dus het gas van anderen nodig hebben. Dat gas komt uit Rusland. Het zou veel beter geweest zijn dat gas over land te transporteren. Dat is echter onmogelijk gemaakt. Nu moeten wij door dat gevoelige gebied. Mijn eerste punt betreft dus het respect voor alle internationale en milieuverdragen.

Een tweede punt is – en ik hoop dat niet iedereen doof is geweest – dat bij een toereikende milieueffectrapportage vervolgens vergunningen moet worden afgegeven. Dergelijke vergunningen moeten worden afgegeven door Duitsland, door Denemarken, door Zweden en ook door Finland. Hierover moeten wij later, aan het einde van het jaar, nog eens een oordeel vellen.

Een ander punt. Wij hebben ook een zekere wederkerigheid nodig. Wij zijn afhankelijk van het Russische gas en de Russen zijn afhankelijk van onze afnamebereidheid. Ik hoop dat die wederkerigheid straks, zonder alle politieke emoties naar aanleiding van dit project, goed geregeld wordt in de partnerschapsovereenkomst. Op die manier zullen wij dan veel problemen uit de wereld helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Victor Boştinaru (PSE). - (RO) Dit verslag verwijst naar de milieukwesties, maar het kan niet en zou niet alleen kunnen verwijzen naar milieukwesties.

Ten eerste wil ik graag benadrukken dat we dit project, dat de energietoevoer van Europa zou kunnen verbeteren, moeten steunen. Daarom vind ik het betreurenswaardig dat de Europese Unie nog geen gezamenlijk energiebeleid heeft ontwikkeld.

De Europese Unie heeft gezamenlijk milieunormen nodig en niet alleen wanneer het gaat over projecten van de omvang als dat van Nord Stream. Er zijn soortgelijke projecten gepland in andere delen van Europa en deze normen waarover men het eens moet worden, moeten overal worden toegepast.

Nord Stream zal een belangrijk precedent zijn en we moeten zeker stellen dat we in de goede richting gaan. Dit verslag is het antwoord van het Europees Parlement op een verzoekschrift met meer dan dertigduizend handtekeningen en we hebben niet het recht de mening van Europese burgers te negeren.

De geschiedenis van de menselijke ontwikkeling, met name in de industriële sector, heeft een nasleep van ware milieurampen. Wij, het Europees Parlement, in het Europa van 2008, mogen deze geschiedenis zich niet laten herhalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Lebech (ALDE). (DA) Mijnheer de Voorzitter, de Oostzee is een zeer kwetsbare zee, en Nord Stream zal invloed hebben op de zeebodem en de biodiversiteit in het gebied. Daarom geloof ik dat alle kuststaten gezamenlijk de milieuveiligheid nauwkeurig in de gaten moeten houden, en dat Nord Stream compensatie moet betalen voor alle schade die kan optreden in verband met de aanleg van de pijpleiding. Het milieuprobleem is echter niet de enige kwestie met Nord Stream. Er bestaat ook gebrek aan vertrouwen tussen Rusland en de landen van het Oostzeegebied. Het is bekend dat Rusland het energiebeleid meer dan eens heeft gebruikt als politiek middel. Bovendien zien veel van de landen van het Oostzeegebied Nord Stream als een duidelijke poging van Rusland om aan hen voorbij te gaan en direct de West-Europese markt binnen te komen. Bovendien kan Nord Stream worden gezien als voorbeeld van een bilaterale overeenkomst tussen Rusland en een EU-lidstaat. Daarom heeft Europa een speciaal en fundamenteel belang in Nord Stream aangezien het, wanneer het gaat om energietoevoer, belangrijk is dat de EU verenigd is in een gezamenlijk energiebeleid en dat afzonderlijke lidstaten geen bilaterale overeenkomsten sluiten. Als dat het geval is, is het belangrijk dat Rusland goede wil toont en deelneemt aan alle internationale overeenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Gacek (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de pijpleiding van Nord Stream in de Oostzee is al een controversieel project sinds de dag dat de voormalige Duitse kanselier een hoge leidinggevende positie aannam bij het bedrijf dat de onderneming leidde. Het heeft gerechtvaardigde ongerustheid gewekt over energieveiligheidskwesties in verschillende landen rond de Oostzee. Het is een klassiek voorbeeld geworden van het beginsel van Europese solidariteit die misliep. Er kan bepaald geen twijfel bestaan betreffende het geopolitieke belang van het Nord Stream project voor Rusland.

We debatteren vandaag echter niet over deze kwesties. Vandaag gaat het over een ander zeer belangrijk aspect van de Nord Stream pijpleiding: de gevolgen ervan voor het milieu. Ik was daarom uiterst verbaasd dat commissaris Dimas eerst het belang van de energietoevoer en de zakelijke aspecten van het project benadrukte, en pas later refereerde aan de gevolgen voor het milieu. Ik had een ander stel prioriteiten verwacht van de commissaris van milieuzaken.

Wij zijn het er allemaal over eens dat de Oostzee een unieke en milieutechnisch kwetsbare omgeving is. Talrijke deskundigen delen de bezorgdheid van de ondertekenaars van het verzoekschrift en zijn terecht achterdochtig over een milieueffectrapportage die op papier is gezet door deskundigen van Nord Stream. Denkt u er alstublieft aan dat juist de landen rond de Oostzee die de niet-milieudreigingen van de pijpleiding het sterkst voelen, ook directe milieuschade zullen lijden. Het aannemen van amendementen die de milieudreigingen afzwakken zullen, eerlijk gezegd, de zaak nog erger maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vural Öger (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk is het in het belang van alle mensen van de EU, en vooral van de landen die grenzen aan de Oostzee, dat de omgeving niet wordt blootgesteld aan gevaar. Maar als alle milieubezwaren zijn afgewend, staat niets anders de Oostzeepijpleiding in de weg, want de EU vertrouwt zowel op de diversificatie van energiebronnen als ook op de diversificatie van energietransportroutes.

De EU zal vanaf 2012 elk jaar een extra 200 miljard kubieke meter gas moeten importeren. Als we onze toekomstige energievoorraden veilig willen stellen, dan is iedere pijpleiding belangrijk voor de EU: de Oostzee pijpleiding is een aanvullende energieroute en moet daarom niet beschouwd worden als concurrentie voor andere projecten. Op politiek gebaseerde argumenten moeten de economische belangen van de EU niet in de weg staan.

Verschillen tussen de oostelijke en westelijke Europese lidstaten hadden van tevoren bijgelegd moeten worden. In de toekomst zou deze taak aan een “Mister EU-Energie” overgelaten kunnen worden. Misverstanden en onenigheden zouden van tevoren voorkomen kunnen worden door middel van coördinatie, transparantie en de uitwisseling van informatie. Deze discussie benadrukt weer eens de behoefte aan een gezamenlijk en gecoördineerd buitenlandbeleid van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Grażyna Staniszewska (ALDE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, voor mij zijn de noordelijke gaspijpleiding en de benadering van het Europees Parlement van de noordelijke gaspijpleiding een test van de werkelijke waarde van de Europese Unie, een test of de EU werkelijk handelt op basis van solidariteit. Het is ook een test van onze toegewijdheid aan milieubescherming. Indien bij veel kleinere projecten die aanzienlijk minder risico’s met zich meebrengen voor zowel de mensen als de omgeving, het een vereiste is om verschillende alternatieve voorstellen naar voren te brengen, zodat het beste kan worden gekozen, zou men bij dit enorme project, dat in potentie een serieuze bedreiging kan vormen niet alleen voor het milieu maar ook voor de mensen, moeten eisen dat de voorstanders verschillende alternatieve voorstellen indienen. Pas dan moet het meest gunstige voorstel, dat het minst schadelijk is voor de mensen en voor het milieu, worden gekozen. Het is uitermate vreemd dat deze aanpak in het geval van deze enorme onderneming, is genegeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat niemand in het EU-leiderschap gelukkig was in Khanty-Mansiysk toen de nieuwe Russische president spotte met de Europese solidariteit.

Nu staan we voor de huidige uitdaging: worden de legitieme bestaande zorgen van kleinere aan de kust gelegen staten gerespecteerd of wordt er geen acht op geslagen? Als die “aangrenzende” volkeren niet worden gerespecteerd en hun lot blijft marginaal, dan worden wij allemaal in een moeras van neokolonialisme getrokken binnen het nieuwe Europa. Als het Parlement tegen een werkelijk onafhankelijke milieueffectrapportage stemt en een afkeer heeft van het voorkomen van werkelijke gevaren omdat het grote geld botweg zegt “er bestaat geen risico voor een ramp”, nadat dergelijke standpunten zijn voorgesteld als een urgente zaak door één nationaal team, riskeert de EU zelf als een Europees idee te worden gedumpt in een giftige bodem.

Collega’s die luisteren, gaan naar de grafmonumenten van Adenauer, Schuman en De Gasperi en vragen hoe ze moeten stemmen, met name over de eerste vijf Gazprom-amendementen. Wat mij betreft zal ik elke gerespecteerde Duitse parlementariër in dit Huis die tegen deze amendementen van 41 leden stemt, de hand schudden.

Degenen die op een dwaalspoor gebracht waren, kunnen de vergissing goedmaken door zich te onthouden. Laat Europa onze prioriteit blijven.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de geplande noordelijke gaspijpleiding die Rusland en Duitsland verbindt, gaat de langste onderzeese gaspijpleiding met dubbele pijp ter wereld worden, en ook de meest ondiepe, hetgeen deze leiding bijzonder gevoelig maakt voor mogelijke schade. Het lijdt geen twijfel dat de omvang van het enorme werk op het uitgestrekte gebied van de Oostzee een ernstig gevaar vormt voor de natuurlijke omgeving, voor biodiversiteit en habitats, voor de veiligheid en beweging van de scheepvaart, en, als er een ecologische ramp gebeurt, ook de gezondheid van de bevolking van de landen die aan de Oostzee liggen.

Krachtens het Verdrag van Espoo moet, door het ernstige risico voor de natuurlijke omgeving, de eerste stap zijn het overwegen van alternatieve routes voor de installatie van de gaspijpleiding, zonder verstoring van het mariene milieu. In dit geval zou dit landroutes voor de pijpleiding betekenen. Aanleg op de zeebodem van de Oostzee is geen bilaterale kwestie tussen Duitsland en Rusland aangezien, indien er een ecologische ramp plaatsvindt, alle landen aan de Oostzee schade zouden lijden. Een dergelijk belangrijk project moet alleen worden gerealiseerd in de geest van Europese solidariteit en met de instemming van alle staten die aan de Oostzee liggen, nadat een grondige en onafhankelijke milieueffectrapportage is uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met een woord van dank gericht aan de auteur van dit verslag, voorzitter Marcin Libicki. Hij heeft dit verslag voorbereid onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden, aangezien hij geconfronteerd werd met ongebruikelijk sterk lobbyen door vertegenwoordigers van het consortium dat verantwoordelijk is voor de bouw van dit controversiële project. Ik hoop dat de uiteindelijke versie van dit verslag zal tonen dat de tijden dat lobbyende groepen een significante invloed hadden op de wetten die werden aangenomen door de Europese Unie tot het verleden behoren.

Vervolgens wil ik, gezien de verdiensten van de zaak, graag de nadruk leggen op het feit dat bij het onderzoeken van projecten die directe invloed hebben op de leden, de Europese Unie objectieve milieubeschermingsnormen moet hanteren. Het verslag van vandaag is een test van die objectiviteit. Het project Nord Stream zal, zoals wij allemaal weten, een desastreus effect hebben op de natuurlijke omgeving van de Oostzee. We kunnen niet toestaan dat een dergelijke gevaarlijke investering plaatsvindt binnen de Europese Unie zonder de toestemming van een kwart van haar inwoners. Ons doel moet zijn om een consensus te bereiken, niet om een milieutechnisch gevaarlijk en economisch twijfelachtig project doorgedrukt te krijgen door een gigantisch machtig bedrijf.

De noordelijke gaspijpleiding is oneconomisch: deze is meer dan 30 keer duurder dan de aanleg over land. Volgens de laatste schattingen zal het project tussen de 10 miljard euro en 20 miljard euro kosten. Een alternatieve pijpleiding over land zou ongeveer 3 miljard euro kosten. Dit betekent dat het verzonden gas veel meer zal kosten, hetgeen een onmiddellijke stijging zal veroorzaken in de kosten van gasimporten voor de gehele Europese Unie.

Een tweede punt voor dit ongebruikelijk controversiële project is de energieveiligheid van de Europese Unie. Het bouwproject van Nord Stream zal een drastisch effect hebben op deze veiligheid. In reactie op de acties van Rusland moet de Europese Unie de toegang van de lidstaten tot gas en oliebronnen in Centraal Azië uitbreiden in plaats van ons nog afhankelijker te maken van gasvoorraden van Gazprom, zoals nu gebeurt. De activiteiten van het Kremlin zijn gericht op het voorkomen van diversificatie van gasvoorraden in Europa en Nord Stream levert de perfecte manier om dit doel te verwezenlijken. Zoals ik zojuist al zei, dit project heeft absoluut geen economische rechtvaardiging.

Het project Nord Stream toont het vermogen van het Kremlin om de markt voor gas in Europa te monopoliseren. Tegelijkertijd leveren de problemen met het Europese Nabucco-project een voorbeeld van het falen van de Unie om haar eigen energieveiligheid te garanderen. Op dit punt rijst de vraag: hoe komt het dat Duitsland, een land dat nog niet zo lang geleden een fervent voorstander was van vrijheid en veiligheid in de voormalige Oostbloklanden, nu deze landen het risico laat lopen om opnieuw soevereiniteit te verliezen? Door de plannen van het Kremlin te steunen, die gericht zijn op totale energiedominantie in West-Europa, laat Duitsland deze landen het risico lopen op politieke chantage van Rusland.

Ik doe een beroep op alle parlementaire fracties om het verslag van vandaag te steunen, teneinde zo een enorme ecologische ramp af te wenden, en het recht van alle landen die aan de Oostzee liggen te respecteren om hun toestemming te geven of in te trekken voor dit soort investering. Wat de Europese Unie op dit moment nodig heeft is solidariteit in alle aspecten, zowel wat betreft de energieveiligheid als wat betreft de milieubescherming.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat dit verslag een testcase wordt of het Europees Parlement in de eerste plaats de belangen van de burgers moet dienen – en de burgers zijn echt ongerust – of zal buigen voor de druk van grote bedrijven, een druk die werkelijk gênant is geworden.

Het spijt me dat deze kwestie zo zeer is gepolitiseerd. Maar dit is een gevolg van het feit dat deze zaak is begonnen door bilaterale overeenkomsten, waarbij alle andere belanghebbende partijen werden genegeerd.

Wat we nu nodig hebben – en ik ben het volledig eens met mevrouw Wallis – is een gecoördineerde, coherente EU-benadering en strenge naleving van de EU-wetgeving. De allereerste voorwaarde voor het aanleggen van de pijpleiding moet een oprecht onafhankelijk onderzoek zijn naar de gevolgen voor het milieu onder supervisie van de Commissie, waarin de aansprakelijkheid voor mogelijke schade wordt vastgelegd, en Rusland het Verdrag van Espoo ratificeert.

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) EU-landen blijven projecten uitvoeren met potentieel rampzalige gevolgen, terwijl ze tegelijkertijd discussiëren over de effecten van menselijke activiteiten op het milieu.

Gisteren was de Nord Stream pijpleiding een zakenproject tussen twee landen – Duitsland en Rusland; vandaag is het een EU-prioriteit geworden.

De Nord Stream pijpleiding zal aangelegd worden in een ondiepe zee die toevallig de meest vervuilde zee ter wereld is, waarvan de bodem is bezaaid met chemische wapens uit de Tweede Wereldoorlog samen met verontreinigende stoffen van Russische militaire bases. Het is de bedoeling om gebieden van het Natura 2000-programma te doorkruisen. Het is noodzakelijk dat we een onafhankelijk onderzoek krijgen naar de potentiële gevolgen voor het milieu.

In het geval van een ramp, zullen de mensen die rond de zee wonen direct schade lijden en er zullen ook gevolgen zijn voor de economie van de landen en het milieu in het algemeen. Wie zal er verantwoordelijk gehouden worden?

Er zijn 10 landen waarvan de burgers rond de Oostzee wonen; het zijn niet alleen Duitsland en Rusland, landen die een geschiedenis hebben in het bepalen van het lot van andere naties.

Ik doe een beroep op Europa om eensgezind te zijn bij de zoektocht naar alternatieven, zoals pijpleidingen over land en het overwegen van kernenergie, geen gas, als een milieuvriendelijk alternatief met de mogelijkheid om de EU veilige energie te verschaffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen maanden heb ik een aantal vragen ingediend bij de Commissie over dit onderwerp, en ik heb steeds antwoorden ontvangen die onduidelijk waren en van een algemene aard. Ik wil graag uw aandacht vestigen op drie kwesties in dit debat. In de praktijk hebben alle landen die aan de Oostzee grenzen ernstige bedenkingen over dit project en geloven dat er een negatief effect zal zijn op het milieu van de van de Oostzee. De tweede kwestie betreft de kosten van dit project die, ook volgens de investeerder, dramatisch stijgen: aanvankelijk waren ze beraamd op 4,5 miljard euro, nu bedragen ze rond de 8-12 miljard euro. Je kunt zeggen dat dit alleen invloed heeft op de opdrachtgever, maar het punt is dat de kosten uiteindelijk worden doorberekend naar de consumenten. Dit is des te verwonderlijker aangezien er alternatieve routes over land zijn voor de gaspijpleiding die twee of drie keer goedkoper zijn. Ten derde en laatste, is dit een project dat de kern aantast van het ideaal van een gezamenlijk energiebeleid voor de Europese Unie. Het is moeilijk voor te stellen dat dit ideaal in de toekomst wordt verwezenlijkt, wanneer het gaspijpleidingproject (...)

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het gaspijpleidingproject is gebaseerd op drie fundamentele vergissingen. Het is verkeerd voor het milieu: er worden miljarden geïnvesteerd in fossiele brandstof in plaats van in zonne- en windenergie, en het zal verwoestend zijn voor het milieu en enorme hoeveelheden slib veroorzaken. Toen de 10 km lange Öresund Brug werd gebouwd, werd er veel meer giftig slib afgevoerd dan werd verwacht. Deze pijpleiding is meer dan 1 000 km lang. Het zal een milieuramp worden, met PCBs, DDT en chemische pesticiden op de zeebodem.

Het project is gebaseerd op egoïsme in plaats van op solidariteit. Duitsland en Rusland handelen over de hoofden heen van andere landen, waaraan geen gas zal worden aangeboden, en ook dat is vreselijk. Nog erger: het is ondemocratisch. De pijpleiding wordt in zee gelegd teneinde te voorkomen dat landeigenaren deze blokkeren. De leiding wordt in de zee aangelegd omdat misschien slechts een paar regeringen “nee” kunnen zeggen waar deze door hun territoriale wateren loopt. U, commissaris, hebt volgens het Verdrag van Espoo het recht om het niet-territoriale deel van de Oostzee te verdedigen. U, alleen u, kunt opkomen voor de rechten van de landeigenaren krachtens het Verdrag van Espoo en alternatieve routes eisen.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PDE-PE).(LT) Vandaag hebben we het Verdrag van Espoo bij verschillende gelegenheden horen noemen, voornamelijk met betrekking tot de noodzaak voor alle belanghebbende landen om de internationale milieubeschermingsnormen na te leven. Dames en heren, het feit is dat het Verdrag van Espoo niet is geratificeerd door Rusland. Beloftes om zich te houden aan de normen die zijn omschreven in dat document zonder het Verdrag te ratificeren, kunnen niet als geloofwaardig worden beschouwd, aangezien we enige ervaring hebben wat dit betreft met het Energiehandvest.

Een groep medeleden heeft amendementen voorgesteld op het document van vandaag. In de vier jaar dat ik in dit Parlement werkzaam ben, heb ik nooit op een dergelijke schaal het lobbyen van een bedrijf meegemaakt. Wij zijn ons volkomen bewust van de behoefte aan een onafhankelijke beoordeling van de gevolgen voor het milieu, en het standpunt dat deze beoordeling moet worden uitgevoerd door één bedrijf, dat sommigen hebben genoemd, alsof het uitgevoerd zou kunnen worden door alleen dat bedrijf, is volmaakt onacceptabel.

Ik sta achter het Libicki-verslag en doe een beroep op mijn collegaleden om zich bij mij aan te sluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we praten over dit project alsof het de eerste keer is dat er in de wereld een pijpleiding onder water wordt aangelegd. Er zijn tientallen pijpleidingen die onze zeeën doorkruisen, zonder enig probleem. We hebben tegenwoordig de technologie om gas, om energie, naar gebieden te brengen die dat nodig hebben en miljoenen Duitse burgers hebben dit gas nodig en wel zeer urgent.

We moeten eerlijk genoeg zijn om te beseffen dat het doel van dit verslag niet is om tegen te houden dat er gas in Duitsland komt of in de EU, maar om te voorkomen dat dit de Oostzee doorkruist en te zorgen dat het via land gaat. Er staat duidelijk in paragraaf 25 dat het mogelijk is het gas via het land te transporteren, dus kan het louter om politieke en economische redenen Polen passeren. We moeten eerlijk genoeg zijn om dit toe te geven. Het is niet ethisch om milieubelangen te gebruiken teneinde politieke doelstellingen te bereiken, en om die reden zal ik er tegen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een antwoord geven aan commissaris Dimas, die zijn aandacht richtte op politieke en economische kwesties, waarbij hij de vraag van het milieu enigszins vermeed. Wij weten allemaal dat Rusland niet van plan is het wederkerigheidsbeginsel na te leven wat betreft investering in de energiemarkt. In het beste geval zal het de toegang tot zijn markt reguleren, waarbij te allen tijden Europese investeerders worden uitgesloten. Daarom versterkt het Nord Stream project de economische positie van Rusland en is het schadelijk voor Europa. We weten allemaal dat Rusland niet van plan is om te stoppen met het gebruiken van energie als middel voor het uitoefenen van politieke druk. Op het moment treft dit voornamelijk de Oekraïne. Verwezenlijking van het Nord Stream project zal betekenen dat elk land in de Europese Unie op dezelfde wijze zal worden blootgesteld aan dit soort druk en dus kan worden gechanteerd. We zullen wachten tot de negatieve beoordelingen van de Oostzeelanden in overweging worden genomen in deze kwestie. Commissaris Dimas kan deze standpunten negeren. We kunnen dit project zelfs financieren uit Europese fondsen. Wees in dat geval alstublieft niet verbaasd als meer groepen van Europese burgers zich afkeren van het integratieproces. Sommigen zullen zeggen dat dit project niet van belang voor hen is, anderen dat het schadelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). - (HU) Dank u, Mijnheer de Voorzitter. Het project Nord Stream is een van de plannen die erop gericht zijn om te voldoen aan de vraag van de EU naar energie. Er bestaan echter veel onzekerheden. De risico’s voor het milieu die bestaan, vereisen professionele effectstudies die uitgevoerd moeten worden met de deelneming van de acht betrokken landen, zonder welke er geen planning kan beginnen.

Het plan dat tot nu toe bilateraal is geweest, heeft ook een bredere projectie die invloed heeft op de veiligheid van Europese energie, en die de Unie niet kan negeren. Als men zich houdt aan het gezamenlijke standpunt van 2006 over het gezamenlijke energiebeleid, is de deelname van de Commissie aan het project van cruciaal belang om maatstaven te bewerkstelligen voor de energiesolidariteit binnen de Unie.

Het is niet goed dat het project is voorbereid zonder de goedkeuring vooraf van de kustlanden. Dit is een plan dat milieurisico’s met zich meebrengt die een derde van de lidstaten van de Unie treft, en er is ook een verstandigere versie over land...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, tegen mijn collega, de heer Matsakis, wil ik zeggen dat ik dicht bij de Oostzee woon; hij niet. In naam van de milieusolidariteit zou hij ook enige ongerustheid moeten tonen voor de Oostzeelanden.

(SV) Mijnheer de Voorzitter, soms horen wij in dit Huis bijdragen waarnaar we met speciale aandacht luisteren, en dat is het geval als het bijdragen betreft van Vytautas Landsbergis. Met de ervaring die de heer Landsbergis heeft met de politieke voorwaarden die voor een gebied moeten worden gecreëerd en gevormd in een klimaat van veiligheid, denk ik, dat wij allemaal reden hebben om te luisteren wanneer hij spreekt.

Ik wil graag tegen commissaris Dimas en de hele Commissie zeggen dat ik het onbegrijpelijk vindt dat de EU noch uzelf, commissaris, of de rest van de Commissie, hebben gereageerd op dit enorme project – in termen van veiligheidsbeleid, energiebeleid of milieubeleid. Ik heb de vraag verschillende keren gesteld en uiterst ontwijkende antwoorden gekregen. Ik begrijp niet waarom het zo lang heeft geduurd voordat u betrokken raakte in deze zaak, die betrekking heeft op heel Europa, niet alleen op Rusland en Duitsland.

 
  
MPphoto
 
 

  Ville Itälä (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Oostzee is een milieusmet op de Europese Unie. De zee verkeert werkelijk in een slechte toestand. Wij vragen en hebben behoefte aan talrijke middelen om de toestand van de Oostzee te verbeteren, maar dit is niet mogelijk zonder dat Rusland zich inzet voor de zaak in kwestie.

Aangezien we weten hoe belangrijk de aanleg van deze pijpleiding voor Rusland is, hebben we nu de kans om, voordat we een vergunning verlenen voor de aanleg, te eisen dat Rusland zich inzet voor bepaalde andere milieuprojecten, om de uitstoot in de Oostzee te verminderen. Als er een vergunning wordt verleend, moeten we zeker weten dat Rusland werkelijk begaan is met de zaak in kwestie en de noodzakelijke maatregelen initieert.

Dit is zowel een kans als, tegelijkertijd, een kwestie van geloofwaardigheid voor de hele Europese Unie. We moeten als één handelen en eenstemmig zijn in onze betrekkingen met Rusland, teneinde de Oostzee te redden. Nu hebben we de kans om dat te doen, en die moeten we aangrijpen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dames en heren, we hebben 10 sprekers het woord gegeven. Dit zijn uitzonderlijke omstandigheden, aangezien we normaal een maximum van vijf hebben. Er zijn nog een paar leden die ook wilden spreken. Ik wil ze eraan herinneren dat zij ook schriftelijk hun bijdragen kunnen leveren, en die zullen natuurlijk worden toegevoegd aan de notulen van de vergadering.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eerst de sprekers in het debat van vandaag bedanken voor hun interessante standpunten. Het is waar dat ik heb verwezen naar de openbare hoorzitting die in januari is gevraagd door de Commissie verzoekschriften, waarin zowel ik als mijn collega, de heer Piebalgs, de commissaris die verantwoordelijk is voor energiezaken, hebben gesproken, en ik heb herhaald wat er gezegd is betreffende de behoefte aan aardgasimport, zoals mijn collega de heer Piebalgs heeft gezegd. Ik heb ook verwezen naar Beschikking nr. 1364/2006 van het Europees Parlement en van de Raad, overeenkomstig welke de richtsnoeren bepaalde prioritaire projecten hebben gespecificeerd als projecten van Europees belang met inbegrip van dit project. Dat was uw beschikking, niet de mijne! Daarom moet u geen kritiek op mij hebben dat ik te veel nadruk leg op economische kwesties! Ik heb exact naar zaken verwezen die door u beslist zijn. Afgezien daarvan lag de nadruk in mijn toespraak op milieuzaken. Dat zijn de zaken waar ik me mee bezig houd. Daarom vraag ik u vriendelijk om een beetje aandachtiger te zijn, niet alleen tijdens een zesde deel van mijn toespraak maar ook gedurende het andere vijfzesde deel.

De zorgen betreffende de milieueffecten van projecten van dergelijke grote omvang, van groot belang en met ingewikkelde technische aspecten, zijn natuurlijk volkomen gerechtvaardigd. Ze brengen met zich mee dat het grote publiek steeds meer betrokken raakt bij debatten over duurzame ontwikkeling en over milieubescherming met betrekking tot grote infrastructuurprojecten.

Zowel de gevolgen voor het milieu als de standpunten van het publiek en van de autoriteiten met verantwoordelijkheid voor milieuzaken, zijn echter opgenomen in de milieueffectrapportage, die is verschaft in de relevante wetgeving inzake milieueffectrapportage, in de EU richtlijnen en in het Verdrag van Espoo, dat Rusland, zoals ik al eerder heb gezegd, heeft ondertekend maar niet geratificeerd, hoewel het verklaard heeft dat het dit zal implementeren. Ik hoop dat Rusland het Verdrag zal ratificeren. We oefenen altijd druk uit op derde landen om overeenkomsten van milieubelang te ratificeren.

De uitkomsten van de milieueffectprocedures moeten zorgvuldig worden geëvalueerd door de autoriteiten met de macht om een uitvoeringsvergunning of bouwvergunningen te verlenen voor elk soort infrastructuurproject. Alleen dan kunnen deze autoriteiten een duidelijk begrip krijgen van de milieukwesties die zijn opgenomen in het verslag dat zo uiterst nauwkeurig is opgesteld door de heer Libicki.

Het verslag noemt bijvoorbeeld de dreiging van vervuiling op grote schaal door de uitstorting van duizenden tonnen chemicaliën in de Oostzee die nodig zijn om de pijpleiding schoon te maken voordat deze in werking wordt gesteld; “specifieke chemicaliën”, zoals het verslag stelt.

De aannemer blijkt echter in februari 2008 te hebben bevestigd dat hij niet van plan is deze chemicaliën te gebruiken bij druktesten van de pijpleiding voordat deze in werking treedt. Dit betekent niet dat het probleem er niet zal zijn. Hoogstwaarschijnlijk zullen er andere chemicaliën worden gebruikt. Niettemin betekent het dat we moeten wachten totdat de milieueffectprocedure is afgerond, zoals vereist is door de wet, om te kunnen discussiëren over de naleving van de EU-wetgeving en het beleid, de gevolgen, de risico’s, de maatregelen en ook om te beslissen over de voorwaarden die moeten worden gesteld aan de projecteigenaar.

De transparantievoorwaarden die zijn gesteld voor de milieueffectrapportageprocedure waarborgen dat alle betrokken partijen, met inbegrip van het Europees Parlement, toegang zullen hebben tot alle relevante informatie.

Het is interessant dat vandaag van verschillende kanten het standpunt is verwoord dat de Commissie een grote bevoegdheid moet hebben, ofwel om milieueffectonderzoeken uit te voeren, ofwel om verschillend beleid op te leggen. De rechtsbevoegdheid van de Commissie is specifiek; ten aanzien van onderzoeken en milieurapportageonderzoeken heeft zij de middelen noch de bevoegdheid, welke laatste ligt bij de lidstaten. De rol van de Commissie is, zoals is vastgesteld in het Verdrag, te zorgen dat de lidstaten zich naar behoren houden aan alle regels van de Gemeenschapswetgeving en die uitvoeren, met inbegrip van de internationale overeenkomsten die zijn geratificeerd door de Gemeenschap.

De Commissie kan zich er alleen in mengen als er ernstige redenen zijn aan te nemen dat er verzuimd wordt de relevante wettelijke verplichtingen uit te voeren die zijn gebaseerd op de Gemeenschapswetgeving, met inbegrip van de milieuwetten van de Europese Unie.

Tot nu toe zijn daartoe geen aanwijzingen geweest, aangezien de milieueffectonderzoeksprocedure nog gaande is. Ik verzeker u dat de Commissie niet zal aarzelen om in te grijpen als en wanneer dat nodig is.

Ten slotte kan ik op dit punt eenvoudig herhalen dat de Commissie verwacht dat de lidstaten hun verplichtingen van de Gemeenschapswetgeving volledig zullen nakomen. Dit is een fundamentele voorwaarde voor elk uiteindelijk besluit tot toestemming.

Ik wil u nogmaals bedanken en ik wil de heer Libicki bedanken voor zijn verslag en voor de gelegenheid die hij ons heeft gegeven om te debatteren over dit cruciale onderwerp van de pijpleiding en de potentiële gevolgen ervan voor het milieu.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Marcin Libicki, rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag iedereen bedanken die heeft gesproken in dit debat. Ik moet zeggen dat ik er trots op ben dat ik lid van dit Huis ben. Vandaag heeft dit Huis gesproken met de stem van het volk, hetgeen niet altijd het geval is in het Parlement: de stem van het volk, zoals in de beste Europese tradities van de Europese Parlementen, die werden ingesteld zodat de standpunten van het volk aan de invloedrijke mensen konden worden voorgelegd.

Commissaris Dimas, vandaag bent u een van de invloedrijke mensen van deze wereld. Luistert u alstublieft naar de stem van de mensen, die vandaag door deze parlementariërs hebben gesproken. Bijna iedereen is het erover eens dat deze pijpleiding niet alleen een bedreiging is voor het milieu, maar dat deze schadelijk zal zijn voor de omgeving, ten eerste door het bouwproces en vervolgens, God verhoede het, als er een ramp gebeurt.

Er zijn veel meningen naar voren gebracht over dit onderwerp, maar de heer Dimas heeft ze niet besproken. Waarom leggen we de gaspijpleiding niet over het land aan wanneer dat drie keer goedkoper zal zijn en ook veiliger? De Europese Commissie heeft niets te zeggen toch is dit een kwestie die besproken werd. Er kwam nog een punt aan de orde: het feit dat Nord Stream een staatsbedrijf is, dat het allemaal deel van een politiek plan is. Er waren opmerkingen die erop neerkwamen dat dit allemaal politiek is. Ja, het is allemaal politiek: de politiek van Nord Stream en zijn eigenaar, het Kremlin.

Er werd ook gesproken in het Huis over het feit dat er Europese solidariteit nodig is. Ik begrijp niet waarom het amendement werd ingediend om de zin die de solidariteit bespreekt, te schrappen. Het is exact deze kwestie die een test is voor de Europese solidariteit, zoals zojuist is genoemd. Waarom hebt u niet gesproken over de kosten die zullen worden doorberekend aan de consumenten? Dit werd hier naar voren gebracht. Nu worden we geconfronteerd met deze test: zullen de invloedrijke mensen van deze wereld, de invloedrijke mensen van deze Unie, waartoe u behoort, commissaris, luisteren naar de stem van het volk, zoals de invloedrijke mensen eeuwen geleden naar de stem van het parlement luisterden? Toen ze niet luisterden, liep het slecht af. We hebben de uitkomsten gezien van de Franse, Nederlandse en Ierse referenda. Zie dit alstublieft als een waarschuwing. De invloedrijke mensen in de Europese Unie moeten niet vergeten wie zij dienen, zodat de uitkomst een positieve zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. (EN) De impuls die is gegeven door het Nord Stream debat vertegenwoordigt een begin voor Europa om eindelijk eensgezind te spreken over energieveiligheidskwesties en om zich te richten op een effectief gezamenlijk energiebeleid.

Energieveiligheid is een essentieel element in de context van de gehele EU-veiligheid en moet daarom met de uiterste zorg worden behandeld, in het bijzonder wanneer we worden geconfronteerd met een groeiende afhankelijkheid van energie-importen, die naar men verwacht tegen 2030 65 procent zal bereiken. Afhankelijkheid van gas alleen zal, naar men verwacht, tegen 2030 stijgen tot 84 procent van de voorraad. Er moet aandacht worden besteed aan de kenmerkende relatie van de EU met Rusland: de nadruk moet worden gelegd op de schepping en naleving van gelijke toegangsvoorwaarden en eerlijke behandeling van zowel Russische investeerders in de EU als van EU-investeerders in Rusland. Helaas is dat laatste geval nog niet in orde en moet er daarom naar worden gestreefd.

Bovendien wil ik het belang erkennen van de mogelijke ratificatie van Rusland van het Energiehandvest en het Transit Protocol bij het vermijden van mogelijke met het Nord Stream project gerelateerde onenigheden.

Ik wil graag nogmaals de potentieel rampzalige gevolgen voor het milieu ter discussie brengen waar het Nord Stream project ons voor stelt, gezien de schaal en de voorgestelde route ervan, en ik wil mijn steun aanbieden voor een alternatieve route over het land.

 
  
MPphoto
 
 

  Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. (RO) Ik ben blij met het standpunt dat het Europees Parlement heeft aangenomen betreffende de aanleg van een gaspijpleiding om Rusland met Duitsland te verbinden.

De Europese Unie heeft behoefte aan een geïntegreerd, gezamenlijk en coherent energiebeleid, evenals aan een strategie voor de lange termijn om de onafhankelijkheid van energie van de lidstaten te waarborgen.

De Europese Unie moet de milieu- en geopolitieke kwesties betreffende energieveiligheid aanpakken door middel van een eensgezinde inspanning van alle lidstaten, en niet door bilaterale verdragen die worden gesloten door een of andere lidstaat met Rusland. Dat is de enige manier waarop de Europese Unie een sterke positie kan bereiken in de onderhandelingen met Rusland, waarbij wordt verhinderd dat de energiebronnen worden gebruikt als middel tot politieke pressie, en waarbij de EU een gelijke partner van Rusland kan worden.

Op deze manier kunnen we ook antwoorden verschaffen op de gerechtvaardigde frustraties van Roemeense burgers betreffende de constante prijsstijgingen van gas en elektriciteit, met belangrijke negatieve sociaal-economische gevolgen voor de Roemenen en hun levensstandaard.

Tegelijkertijd kan de oplossing van een gezamenlijk Europees energiebeleid een aanvulling zijn op het onvermogen van de rechtse bestuurders in Boekarest om de Roemeense energiebelangen met betrekking tot Rusland te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. (PL) Ik wil graag Marcin Libicki, voorzitter van de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement, bedanken voor zijn werk rondom een onderwerp dat veel ongerustheid teweeg heeft gebracht. Meer dan 30.000 bezorgde EU-burgers hebben om hulp gevraagd met betrekking tot het voorstel voor een pijpleiding op de bodem van de Oostzee. Het is echt een schande dat degenen die van plan zijn in deze onderneming te investeren, nog steeds geen milieueffectbeoordeling hebben laten plaatsvinden. Dit zal toch met 1200 kilometer het langste onderzeese bouwproject ter wereld zijn. De kwestie waarover we vandaag debatteren, heeft zowel een ecologische als een economische dimensie. We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat de hele zaak een politieke achtergrond heeft. De pijpleiding zal door Natura 2000-gebieden lopen, en ook door gebieden waar ammunitie is gedumpt en gifgas uit de Tweede Wereldoorlog in zee ligt. Er moet daarom betrouwbaar onderzoek worden verricht, waarbij wordt gekeken naar de risico’s die zich in de volgende vier situaties voordoen: tijdens de constructie van de pijpleiding, bij normaal gebruik, in gevaarlijke situaties (een ramp) en als de pijpleiding na gebruik of na beëindiging van het leveringscontract wordt ontmanteld. We beschikken niet over betrouwbaar onderzoek met betrekking tot dit project, terwijl nu voor vrijwel elk bouwproject een milieueffectbeoordeling wettelijk verplicht is. Deze kwestie raakt niet slechts twee landen: Duitsland en Rusland. Deze kwestie demonstreert ook het gebrek aan Europese solidariteit op energiegebied. Laten we daarom naar onze bezorgde burgers luisteren. Zij weten dat hier iets niet in orde is.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. (FI) De beslissing over de aanleg van de gaspijpleiding in de Oostzee is een transactie tussen twee spelers: Rusland en Duitsland. Het hoort een zaak te zijn voor alle staten rond de Oostzee. Duitsland en Rusland zijn niet de enige staten aan de Oostzee. Een gezamenlijke beslissing over deze zaak is terecht aangezien de gaspijpleiding van de Oostzee nadelige gevolgen voor het milieu van de Oostzeestaten zal hebben.

De gevolgen voor het milieu van de gaspijpleiding van de Oostzee moeten worden onderzocht en de noodzakelijke maatregelen moeten worden getroffen. Een verplichting van Rusland om het Verdrag van Espoo na te leven, moet als voorwaarde worden gesteld voor een bouwvergunning.

De toestand van het milieu van de Oostzeelanden kan alleen worden verbeterd als Rusland er in geïnteresseerd is en zich ervoor inzet. We hebben nu de kans om Rusland te verplichten.

De economische welvaart van Rusland hangt af van energie-exporten. Aan de andere kant is de EU afhankelijk van de energie van Rusland. Eerlijke strategische samenwerking die het milieu respecteert, is noodzakelijk tussen de EU en Rusland.

Er is veel kritiek geweest op het Kremlin in dit Huis. Er zijn echter altijd twee partijen nodig voor een overeenkomst.

Het is nu tijd dat de EU naar zichzelf kijkt. Er zijn goede redenen om de EU-samenwerking en de ongerustheid over de toestand van de Oostzee om te zetten in daden!

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. (ET) Artikel 194 van het toekomstige Verdrag betreffende het functioneren van de Europese Unie (het Verdrag van Lissabon) geeft duidelijk aan dat het EU-beleid betreffende energie, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, aandacht moet hebben voor de noodzaak om het milieu te beschermen en te verbeteren. Ik kan op geen enkele manier goedkeuren dat het milieu in Europa ondergeschikt kan worden gemaakt aan het externe energiebeleid van de EU, wanneer Europa zich nog de afgelopen jaren krachtig heeft uitgesproken voor milieubescherming. Gezien het feit dat de Oostzee nu al een van de meest vervuilde maritieme gebieden is, is het onacceptabel dat deze wordt blootgesteld aan nog meer risicofactoren, die het gebied in de toekomst op de rand van natuurlijke en economische rampen kunnen brengen. Ik dring er bij het Europees Parlement op aan om de ideeën te ondersteunen die naar voren zijn gebracht door de Oostzeelanden, de rapporteur en de milieuorganisaties om de Oostzeepijpleiding op het land aan te leggen en daarom dring ik er bij de Europese Commissie en de Raad op aan om alle beschikbare wettige middelen te gebruiken die zij tot hun beschikking hebben om de plannen van de aannemer om de the pijpleiding door de Oostzee aan te leggen, te veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sirpa Pietikäinen (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, rapporteur, dames en heren, ik wil graag de rapporteur feliciteren met zijn zeer succesvolle werk. Het verslag richt zich op geloofwaardig wijze op de ongerustheid van de burgers van de Unie – in het bijzonder op de burgers uit de landen rond de Oostzee – over de gevolgen voor het milieu van de geplande gaspijpleiding. De aanleg van de gaspijpleiding in de Oostzee is hoofdzakelijk een milieukwestie, en het hele project en de haalbaarheid ervan moet in dit licht nauwkeurig worden bekeken.

De Oostzee is een van de meest vervuilde zeeën van de wereld. Het speciale karakter ervan maakt het een bijzonder kwetsbare zee: het is een van de meest ondiepe zeeën in de wereld en de wateromloopsnelheid ervan is laag. De Oostzee is een unieke massa van brak water, en om die reden zijn sommige planten en dieren in de zee nergens anders te vinden. Omvangrijke milieuschade zou rampzalig zijn voor de zee.

Ik ben een sterk voorstander van het verzoek in het verslag om een onafhankelijke derde partij die een milieueffectanalyse uitvoert. Deze analyse moet gebaseerd zijn op uitgebreide wetenschappelijke en milieufactoren.

Het is ook mogelijk te zorgen dat zelfs Rusland zich houdt aan de aanvaarding van de tenuitvoerlegging van negatieve beslissingen van de milieurapportages door middel van internationaal overeengekomen verdragen. Alle verdragen die zijn genoemd in het verslag zijn relevant. Het is opmerkelijk dat dit de eerste keer zou zijn dat het verdrag van Helsinki van 1974 in praktijk gebracht zou worden.

De bouwwerkzaamheden moeten niet beginnen voordat alle mogelijke milieueffecten die verbonden zijn met de levenscyclus van de pijpleiding zijn beoordeeld. Het aanleggen van de pijpleiding over land moet ook nauwkeurig worden overwogen. De energiebehoeften van de Unie zijn onbestreden. Er zijn echter vele manieren om aan de energiebehoeften te voldoen, en de zeeën binnen de Unie moeten niet onmiskenbaar in gevaar worden gebracht alleen omdat andere opties duurder zouden lijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. (PL) De gaspijpleiding van de Oostzee heeft veel aspecten, waaronder economische, ecologische, energie en politieke aspecten. Afgezien van het energieaspect blijft geen van de andere overeind.

Vanuit een economisch oogpunt is het veel beter en drie keer zo goedkoop om een gasleiding over land aan te leggen, in plaats van een op de zeebodem. Vanuit een ecologisch oogpunt bestaat de dreiging van een ramp door de aanleg van een gaspijpleiding op de zeebodem voor het hele Oostzeewaterbekken, en niet alleen het waterbekken. Niemand heeft de omvang van het risico volledig geanalyseerd en niemand kan de gevolgen overzien. Vanuit politiek oogpunt is het voordelig voor Rusland, brengt het onenigheid in de Europese Unie en heeft het tot gevolg dat Duitsland de EU-grondbeginselen van partnerschap en solidariteit schendt.

In deze omstandigheden moet het verslag van de heer Libicki, dat overtuigende en specifieke informatie bevat, worden aangenomen en moet er rekening mee worden gehouden wanneer een beslissing wordt genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. (CS) Ook ik ben verontrust door de zorgen van tienduizenden burgers die in hun verzoekschrift de risico’s benadrukken die gepaard gaan met de aanleg van de grootste gaspijpleiding op de bodem van de ondiepe Oostzee.

Hun verzoekschrift heeft geresulteerd in een openbare hoorzitting en in een verslag van het Europees Parlement, die de noodzaak hebben benadrukt om andere landen, en in het bijzonder de EU te betrekken bij het besluitvormingsproces. De problemen zijn toe te schrijven aan de ecologische risico’s die bestaan als gevolg van uitgebreide kerkhoven van oorlogsschepen en munitie op de bodem van de zee, en een gevaarlijke chemische methode die nodig is om de pijpleiding schoon te maken voordat deze in werking treedt.

Ik zal geen mening geven over de alternatieve route over land maar ik ben er vast van overtuigd dat de Europese Commissie en de Raad hun taak moeten oppakken als verantwoordelijke coördinatoren en – in het belang van de Oostzeelanden en andere landen – consequent eisen dat de investeerders volledige verantwoordelijkheid op zich nemen voor mogelijke ecologische schade. De Commissie en de Raad moeten ook verzoeken om een onafhankelijke milieueffectrapportage en een rapportage over de alternatieve route over land.

De noordelijke route van gasvoorziening uit Rusland is belangrijk. Daarom is het noodzakelijk dat de EU een overeenkomst met Rusland ondertekent betreffende de voorwaarden voor het bewaken van de bouw van de gaspijpleiding en voor de veilige werking ervan. Tenslotte heeft Rusland, tegen alle verwachtingen in, het Verdrag van Espoo nog niet geratificeerd. Helaas hebben we nog geen gezamenlijk EU-energiebeleid of normen. We kunnen duidelijk zien dat de Europeanen in plaats van een bilaterale overeenkomst tussen Duitsland en Rusland, een EU-overeenkomst en de toestemming van de Oostzeelanden nodig hebben voor de aanleg. Het Parlement geeft wat dat betreft nu een duidelijk politiek signaal af.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Roszkowski (UEN), schriftelijk. (PL) Het debat over het verslag van de heer Libicki toont bijna volledige unanimiteit bij de beoordeling van het Nord Stream project. Het is economisch ongezond, dreigt afgrijselijke extra kosten mee te brengen wat betreft de toekomstige gasprijs, vormt een ecologische bedreiging voor de Oostzeelanden en verhoogt ook de afhankelijkheid van sommige lidstaten van de voorraden van Rusland. De vraag dient zich aan – wie heeft er voordeel van?

De stem van de heer Matsakis, die in deze context sprak over het tegenwerken van dit verslag en opriep tot “eerlijkheid”, kan nauwelijks serieus worden genomen. Het is moeilijk te begrijpen wat de heer Matsakis verstaat onder het concept eerlijkheid.

Het stemmen over dit verslag zal een test zijn van de mate waarin het Europees Parlement werkelijk geleid wordt door de standpunten van economen, ecologen en gewone EU-burger, en hoezeer door de druk van de Russisch-Duitse lobby, die van plan is om de energieveiligheid en de ecologische veiligheid voor sommige lidstaten te verminderen en de EU-solidariteit kapot te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, de aanleg van de gaspijpleiding als een project begraven in de grond zal een goedkopere en veiligere optie zijn dan deze in de zee te laten zinken. De geplande Oostzeepijpleiding zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor het milieu, en deze moeten derhalve worden onderzocht. Dat moet worden gedaan teneinde de risico’s tot een minimum te beperken.

Nord Stream valt echter niet binnen het machtsbereik van de EU, en ook het Parlement debatteert alleen maar over de kwestie op basis van een verslag van de Commissie verzoekschriften. Het is de Poolse binnenlandse politiek, die als een milieukwestie op deze omslachtige manier voor een Gemeenschapsinstelling wordt gebracht, zonder enige verwijzing naar de politieke motieven van Polen en de Oostzeelanden.

Als ik een Russische gasverkoper en een Duitse koper zou zijn, zou ik niet kunnen vertrouwen op de veiligheid van toevoer, in het bijzonder in het geval waarin de gaspijpleiding door Pools grondgebied loopt. In Europa hebben wij slechte ervaringen met bemiddeling van de Oekraïne, toen het gasvoorraden opsloeg of verzaakte ervoor te betalen, en daarna, toen het in de knel kwam, gas voor eigen gebruik hield dat van Rusland naar Centraal-Europa was gezonden. Het zelfde soort gevaar is niet uitgesloten in het geval van Polen. Dus logischerwijze werkt het de ontwikkeling van de handel en economische betrekkingen tussen Rusland en de EU tegen. En de landen om de Oostzee ondersteunen het.

Helaas is er geen alternatief over land voor het laten zinken van de pijpleiding in de zee, maar het is een vereiste dat de mariene omgeving wordt beschermd.

 

5. Stabilisering in Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het debat (A6-0269/2008) over het verslag van André Brie, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de stabilisatie van Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap [2007/2208(INI)].

 
  
MPphoto
 
 

  André Brie, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer Jouyet, dames en heren, gisteren vond in Kabul de bloedigste aanval sinds 2001 plaats, waarbij meer dan 40 Afghanen en Indiërs werden gedood en 140 gewond. Wij willen ons diepste medeleven betuigen aan de slachtoffers en onze ontsteltenis uiten over de moordenaars die verantwoordelijk waren.

Degenen die de Europese media volgen en degenen die, bijvoorbeeld, de editie van vandaag van de Daily Outlook Afghanistan hebben gelezen, zullen weten dat geweld in Afghanistan nu veel wijdverspreider en algemener is geworden. Leraren worden bijna dagelijks neergeschoten, hetgeen een van de meest cynische aspecten is van de strategie van de Taliban. Scholen en in het bijzonder meisjesscholen, worden in brand gestoken of tot sluiting gedwongen, bruggen en wegen worden opgeblazen. Waarover geen verslag is gedaan in Europa was de aanval van de door de VS geleide coalitietroepen op een bruiloftsfeest in de provincie Nangarhar op zondag waarbij 23 doden vielen, onder wie de bruid. Een zelfde soort incident vond ook plaats in de naburige provincie Uruzgan. President Karsai heeft nu een onderzoek gelast.

Het is duidelijk dat de veiligheidssituatie in Afghanistan de laatst drie jaar is verslechterd. Er zijn echter veel duidelijk positieve ontwikkelingen die ook in overweging moeten worden genomen: vooruitgang in het onderwijs en gezondheidszorgbeleid, regionaal succes bij het wederopbouwprogramma en bij de uitroeiing van drugs, het creëren van kritische en onafhankelijke media dankzij een aantal ongelooflijk moedige journalisten, en de oprichting op veel gebieden van een actief maatschappelijk middenkader samen met geanimeerde vrouwenorganisaties.

Er zijn echter ook negatieve aspecten waarover bericht moet worden, zoals het feit dat het verbouwen van opiumpapavers nu landelijk recordniveaus heeft bereikt, en dat dit gewas in toenemende mate verbonden is geraakt met de algemene economie, evenals met de escalerende niveaus van misdaad en corruptie en met de activiteiten van de opstandige groepen.

De internationale voedselcrisis heeft dramatische gevolgen gehad voor miljoenen Afghanen. Corruptie is wijdverspreid in regeringskringen en ontstaat in feite uit deze bron. De rechtsstaat is niet op de juiste wijze ingesteld en kan worden vergeleken met Guantanamo of de gevangenis in Bagram, en wordt ook door internationale regeringen fundamenteel in twijfel getrokken.

Fundamentalistische ideologieën hebben de afgelopen jaren duidelijk terrein gewonnen, ook in belangrijke kringen van regering en parlement, en dit vormt een bedreiging voor de pers- en mediavrijheid en, meer in het bijzonder, voor de hoop van Afghaanse vrouwen en meisjes op een gelijke rol in de maatschappij.

Het verschrikkelijke geweld dat iedere dag wordt bedreven tegen vrouwen en meisjes op een huiselijk, familie en plaatselijk niveau is voor mij nog steeds het meest ernstige en schandelijke probleem, en een probleem dat het meest wordt genegeerd door de media. Het doet me pijn dat ik door tijdgebrek hierop niet meer gedetailleerd kan ingaan. Afghanistan en de mensen verdienen onze volledige betrokkenheid. Na dertig jaar oorlog, met meer dan anderhalf miljoen doden, is de internationale gemeenschap verplicht om haar volledige solidariteit met Afghanistan te tonen.

Het land en zijn maatschappij zijn verwoest door het beleid en een bezettingsoorlog die is gevoerd door de Sovjet Unie, door de binnenlandse oorlog van de Mujahedeen groepen die bewapend werden door de VS, Pakistan, Iran en andere landen en door het kwaadaardige regime van de Taliban.

Ons verslag geeft een kenmerkend en realistisch beeld. Het erkent de significante successen van het Afghaanse volk en stelt de politieke tekortkomingen vast van de Afghaanse en andere internationale regeringen. Het drukt onze volledige steun uit en maakt duidelijk dat we absoluut toegewijd zijn aan het instellen van democratie en mensenrechten, met name de rechten voor Afghaanse vrouwen en kinderen. Dit is niet alleen een kwestie van een algemeen principe maar ook een specifieke eis wat betreft Malalai Dschoja, Pervez Kambasch en Latif Petram.

Met dit verslag verzoekt het Europees Parlement om een nieuwe strategie voor de internationale gemeenschap en voor de Afghaanse regering die als centraal aandachtspunt de wederopbouw van de burgermaatschappij heeft. Dit is het beleid dat wordt bevorderd door de speciale vertegenwoordiger van de VN voor Afghanistan, Kai Eide. Dit is een uiterst belangrijke stap en ik ben verheugd dat wij in dit Huis een dergelijk signaal hebben afgegeven.

Ik wil graag mijn dank uitspreken aan mijn collega’s uit de andere politieke fracties, aan de Commissie – en commissaris, u hebt fantastische teams in Kabul en in Brussel, die zich bezighouden met het Afghaanse probleem – en aan de speciale vertegenwoordiger van de Raad, evenals aan de vele Afghaanse en internationale NGO’s die hierbij betrokken zijn geweest.

Ik moet daarom zeggen dat dit het des te moeilijker maakt voor mij om mijn naam van het verslag terug te moeten trekken. Ik ben niet in staat geweest om een meerderheid ervan te overtuigen dat de problemen van Afghanistan niet kunnen worden opgelost door militaire middelen. Als een meerderheid in dit Huis nu verzoekt om de aantallen manschappen te versterken en daarmee de nationale bedenkingen van de lidstaten negeert, dan doet dit de werkelijke kwesties die zijn opgeworpen in het verslag teniet en druist in tegen mijn eigen persoonlijke ongerustheid. Het feit dat geen acht wordt geslagen op de meerderheid van de wensen van alle mensen in Europa is onaanvaardbaar voor Afghanistan – de gebeurtenissen van de laatste dagen bevestigen dit – en het is absoluut het verkeerde beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is een eer en een voorrecht voor mij om hier voor de eerste keer te spreken voor het Europees Parlement. Voor ik begin, wil ik net zoals de heer Brie, ook graag namens het voorzitterschap met klem de aanslag van gisteren op de Indiase ambassade in Kabul veroordelen, waarbij meer dan 40 burgers omkwamen, onder wie een aantal werknemers van de ambassade, en waarbij honderden gewonden vielen. Deze aanval was bedoeld om het consolidatie- en wederopbouwproces dat gaande is in Afghanistan te destabiliseren. De Europese Unie is vastbesloten om de Afghaanse regering en het Afghaanse volk te steunen in hun inspanningen om een stabiele en democratische staat op te bouwen, en deze tragische gebeurtenissen benadrukken het belang en de urgentie van onze debatten deze morgen.

Net als het Parlement, is de Raad overtuigd van de noodzaak van een verbintenis op lange termijn in Afghanistan. Ons doel moet zijn de regering te helpen om de structuren te ontwikkelen die nodig zijn voor een moderne en democratische staat die op de juiste wijze kan functioneren, de veiligheid van zijn burgers kan waarborgen, de rechtsstaat respecteert, en economische en sociale ontwikkeling bevordert.

Ik moet erop wijzen dat de gecombineerde inspanning van de Afghaanse autoriteiten en de internationale gemeenschap een aantal indrukwekkende resultaten heeft opgeleverd die moeten worden benadrukt: 25 procent daling van de kindersterfte en 6 miljoen kinderen die naar school gaan, van wie een derde bestaat uit meisjes. Wat dit betreft moet ik respect betonen voor het werk dat op dit gebied is uitgevoerd door commissaris Ferrero-Waldner en door de Commissie in het algemeen, en voor alle aspecten met betrekking tot het herstel van de rechtsstaat.

Wij moeten voortbouwen op deze successen, maar wij moeten ons ook bewust zijn van de omvang van de uitdagingen die voor ons liggen, met name die naar voren zijn gebracht door de heer Brie: bestuur, onveiligheid, corruptie en drugs, die hand in hand gaan en die een negatieve invloed hebben op het normaal functioneren van de instellingen en de duurzame ontwikkeling van het land.

Daarom moeten we met onze partners werken op het gebied van narcotica, teneinde de toepassing van Resolutie 1817 van de Veiligheidsraad zeker te stellen, die is aangenomen op 11 juni, en die de internationale gemeenschap in staat moet stellen om de strijd op te voeren tegen de handel in de benodigde chemicaliën om heroïne te produceren.

Net als het Parlement hecht de Raad het uiterste belang aan het democratische proces in Afghanistan. Tijdens de verkiezingen van 2004 en 2005 heeft het Afghaanse volk heel duidelijk en vastbesloten voor democratie en stabiliteit gekozen, en we moeten hen helpen om de best mogelijke voorwaarden te scheppen voor de voorbereidingen voor de komende presidentsverkiezing in 2009 en de algemene verkiezingen in 2010.

De Raad was uitermate geïnteresseerd in het verslag over Afghanistan dat is gepresenteerd door het Parlement en is samengevat door de heer Brie, en wil drie specifieke aspecten naar voren halen. Het eerste is dat de Raad hoopt dat de Afghaanse regering een groter aandeel van de verantwoordelijkheid op zich zal nemen voor het wederopbouw- en ontwikkelingsproces van Afghanistan. Bovendien moet op alle gebieden de nadruk liggen op het feit dat het Afghaanse volk zijn verantwoordelijkheid neemt en op de noodzaak tot garanties op het gebied van goed bestuur, vandaar de verplichting van de Afghaanse autoriteiten om hun beloftes in dit opzicht na te komen.

Ten tweede onderstreept de Raad het belang van voortgang in de nauwe samenwerking met de Afghaanse regering naar een enkele visie binnen de internationale gemeenschap over hoe de gezamenlijke doelen moeten worden bereikt, waarbij in het bijzonder wordt verzekerd dat de acties die worden uitgevoerd coherent zijn wat betreft hun militaire en burgerlijke dimensies. Dat is het mandaat dat is gegeven aan de nieuwe speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties, de heer Kai Eide, en de Raad wil zijn volledige steun aan hem uitspreken in zijn missie. In dezelfde context vindt de Raad het noodzakelijk om de bevoegdheden van de UNAMA (United Nations Assistance Mission in Afghanistan) te versterken, teneinde haar aanwezigheid uit te breiden in het gehele grondgebied, met name in het zuiden en westen van het land.

Onze derde en laatste opmerking ten aanzien van het verslag van de heer Brie, is dat het van essentieel belang is om de samenwerking en de betrekkingen tussen Afghanistan en zijn buurlanden te verbeteren, teneinde te zorgen voor permanente stabiliteit in het land, vooral gezien de gecompliceerde aard van een aantal van de problemen die duidelijk zijn benadrukt door de heer Brie, met name de drugsproductie en -handel.

In elk geval moeten deze korte opmerkingen over het verslag dat is gepresenteerd door het Parlement geen afbreuk doen aan het feit dat de Raad en het Parlement over het algemeen gelijke standpunten hebben over het beleid dat moet worden uitgevoerd in Afghanistan. Ik wil graag deze gelegenheid aangrijpen om het initiatief dat is gegeven door het verslag van de heer Brie, dat is gericht op het versterken van de samenwerking tussen het Europees Parlement en het Afghaanse Parlement, te verwelkomen en aan te moedigen.

Om al deze redenen zal de Unie doorgaan om op te treden en een belangrijke rol te spelen in het mobiliseren van de internationale gemeenschap om Afghanistan te helpen. Dat doel heeft de basis gevormd van de conclusies van de Raad van 26 mei, die in hoge mate waren geïnspireerd door het werk dat is uitgevoerd op de Internationale Conferentie ter ondersteuning van Afghanistan, die op 12 juni in Parijs is gehouden. Deze Conferentie was een groot succes voor Afghanistan, evenals voor de Europese Unie, die erin slaagde haar standpunten op hoofdaspecten van de ontwikkeling van het land volledig over te brengen.

Ik moet erop wijzen dat een paar maanden eerder, bij de NAVO-top in Boekarest van 2 tot 4 april, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, samen met president Karzai en de secretaris-generaal van de VN de vergadering van staats- en regeringsleiders over Afghanistan hebben bijgewoond. De landen die een bijdrage leveren aan de IFAS, waarvoor de EU-lidstaten bijna de helft van het personeel verschaffen, hebben in Boekarest een nieuwe strategie aangenomen voor hun gezamenlijke verplichting, geleid door vier principes, die ik hier zal noemen: een vastberaden en gezamenlijke langetermijnverplichting; steun voor een versterkt Afghaans leiderschap en verantwoordelijkheid in veiligheidszaken; een veelomvattende aanpak van de wederopbouw door de internationale gemeenschap; en een gezamenlijke politieke strategie met betrekking tot de buren van Afghanistan, met name Pakistan.

Ter afronding wil ik graag bepaalde gebieden naar voren halen waar de Europese Unie een significante bijdrage levert en waar haar actie essentieel is voor de versterking van de bevoegdheden van de staat en het consolideren van de rechtsstaat in Afghanistan. Ten eerste heeft de Unie, zoals u weet, sinds 2002 een speciale vertegenwoordiger en die post wordt momenteel bezet door de heer Francesc Vendrell. De moeilijkheden waarop men aanvankelijk stuitte toen de EUPOL-missie werd opgezet, die logistiek van aard waren, zijn nu opgelost. EUPOL is in het bijzonder betrokken bij de hervorming van het ministerie van binnenlandse zaken en bij de ontwikkeling van een strategie voor de Afghaanse politie.

Ten slotte wil ik erop wijzen dat de Europese Unie door, bij de laatste Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van 26 mei, te besluiten dat haar doel was het aantal personeelsleden dat betrokken is bij de Afghaanse politiemissie te verdubbelen, een duidelijke boodschap heeft afgegeven aan zowel haar Afghaanse partners als aan de internationale gemeenschap wat betreft haar versterkte verplichting ten opzichte van Afghanistan. Deze toename in de omvang van de EUPOL-missie moet de zichtbaarheid en de effectiviteit van onze actie in de belangrijke sectoren met betrekking tot politiehervorming verbeteren, ondanks de gewelddadige gebeurtenissen die recentelijk hebben plaatsgevonden.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, geachte leden van dit Parlement, mijnheer Brie, ik wil misschien eerst graag een paar woorden in het Duits zeggen en u danken voor dit zeer belangrijke en uitmuntende verslag, en voor de uitstekende wijze waarop u met mijn staf zowel in Kabul als hier in Brussel heeft samengewerkt. Ik wil ook de woorden onderschrijven die zowel door u als door de fungerend voorzitter van de Raad zijn gesproken. Het is werkelijk tragisch dat we gisteren weer getuige waren van zo’n calamiteit als deze terroristische aanval. Aan de ene kant moeten we natuurlijk onze duidelijkste afkeuring uiten, maar aan de andere kant moeten we ook rekening houden met de slachtoffers. Dit is exact de achtergrond waartegen dit debat helaas moet plaatsvinden.

(EN) Ik mag wel zeggen dat ik denk dat dit zeer uitgebreide verslag zeer belangrijk is in deze moeilijke en precaire veiligheidssituatie en we kunnen, en zullen, niet toestaan dat degenen die Afghanistan willen laten terugvallen, zegevieren.

Gedurende de afgelopen maanden en vooral tijdens de voorbereiding van dit verslag, hebben we zeer nauw samengewerkt met de rapporteur. Ik wil u bedanken voor uw belangstelling ten eerste getuige de twee bezoeken die het Europees Parlement daar heeft afgelegd en, ten tweede dat u in november 2007 weer parlementariërs heeft ontvangen van het Afghaanse Parlement (Wolesi Jirga) in Brussel, hetgeen een belangrijk signaal voor hen was. We hebben gewerkt met een toegewijde Delegatie voor de betrekkingen met Afghanistan; u volgt de ontwikkelingen ter plaatse van zeer nabij, en wij proberen te helpen waar we kunnen.

Ten slotte richt uw verslag zich op de centrale kwestie: hoe kunnen we Afghanistan stabiliseren, wat zijn de uitdagingen waarvoor de internationale gemeenschap staat, en hoe kunnen we daarmee omgaan? In dezelfde geest hebben we op de belangrijke Conferentie in Parijs duidelijk gezegd dat we de dreiging van het terrorisme willen overwinnen; maar tegelijkertijd staan we ook voor een uitdaging wat betreft onze publieke opinie overal, omdat men niet altijd de uitdagingen op prijs stelt, en niet altijd alle inspanning die nodig is om deze bedreiging te bestrijden, omarmt.

Ik denk dat de Conferentie van Parijs ook een zeer belangrijke en goede gelegenheid is geweest om onze strategie te herzien, en deze nog duidelijker in te stellen. De Commissie heeft 1,2 miljard euro toegewezen van 2002-2007. We hebben vooral gewerkt aan het volgende: ten eerste het verschaffen van betere veiligheid in Afghanistan door de politiesalarissen te financieren, waarbij dit nauw verbonden werd met het steunen van de politie van Afghanistan en de hervormingen ervan; ten tweede het verschaffen van alternatieve middelen van bestaan voor de opiumpapaver en derhalve bij te dragen aan de uitroeiing van drugs; ten derde het verbeteren van het leven van de Afghanen – we hebben ons hier met name gericht op de gezondheidszorg, waar we al deel zijn geweest van het onmiskenbare succes van recente jaren, en ik wil ook zeggen dat we hebben gewerkt aan de infrastructuur en de regionale integratie met doorvoerverbindingen, zoals de belangrijke weg van Jalalabad naar Kabul.

De Conferentie van Parijs heeft echter ook een duidelijke politieke boodschap overgebracht over achterstallige veranderingen. Deze veranderingen zijn onontbeerlijk als we wederzijdse verplichtingen willen realiseren krachtens het Afghaanse Compact en de internationale inspanningen – al onze inspanningen – omzetten in succes ter plaatse. Daarom weten we allemaal dat meer en betere coördinatie onder alle betrokken actoren nodig is. Ik kan ook de heer Kai Eide complimenteren, die ik al jaren ken, en die een uitnemend mens is. Hij zal een centrale rol spelen en ik kan u verzekeren dat we allemaal zeer nauw met hem zullen samenwerken.

Maar natuurlijk zien we ook de noodzaak van een oprechte toewijding van onze Afghaanse partners. Zij moeten zich werkelijk inzetten voor meer eigendom in hun proces van de opbouw van de staat, en dit gaat natuurlijk samen met de eigen verantwoordelijkheid en met een visie voor een stabiel land voor de toekomst. We zijn op weg naar de verkiezingen van 2009 en 2010; het zal ongetwijfeld van cruciaal belang zijn dat de regering, die een deuk heeft gekregen door corruptie en zwak bestuur, met name in de provincies, legitimiteit herwint en daarom zoeken we manieren waarop we het best het verkiezingsproces kunnen steunen.

Afghanistan bevindt zich op een keerpunt. Veel van de vroege successen van opbouw van een democratische staat – met name mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en de media – staan enigszins onder druk. Het ontstaan van een burgermaatschappij zal moeilijk zijn onder dergelijke omstandigheden. In deze context, is uw betrokkenheid hier in het Parlement – en ik dank de rapporteur nogmaals – en uw samenwerking met het Afghaanse Parlement, het Wolesi Jirga, van onschatbare waarde. Ik denk dat u kunt bijdragen aan dit aanmoedigen van een democratisch proces.

Als EU – en daarmee sluit ik af – hebben wij de verantwoordelijkheid om Afghanistan te ondersteunen, niet alleen in het belang van het volk van dat land en van de stabiliteit van het hele gebied, maar ook van Europa. Dit is wat we ook onze belastingbetalers duidelijk moeten vertellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fatuzzo, namens de PPE-DE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wist dat ik twee minuten had, maar zal daar niet over uitweiden. Ik wil de heer Brie bedanken voor de toewijding en het enthousiasme die hij in dit verslag heeft gestoken, en ik zou hem willen verzoeken om zijn naam niet terug te trekken van dit verslag, omdat hij zeer goed werk heeft geleverd samen met de andere schaduwrapporteurs en mij. Wat is er te zeggen? Wat moet er gedaan worden, op zo’n cruciaal moment voor Afghanistan? Wat er gisteren is gebeurd, toont aan dat de verplichting van Europa en anderen aan Afghanistan van het grootste belang is.

Wat wij vragen in dit verslag is ten eerste een sterkere verplichting wat betreft militaire aanwezigheid, omdat we zonder die aanwezigheid nergens komen; ten tweede een opvoering van de verplichting om democratische structuren in de nieuwe Republiek Afghanistan te verbeteren, die in een situatie terecht gekomen is van totale wetteloosheid gedurende de afgelopen 30 of meer jaar en, het ergste van allemaal, in het hart van het internationale terrorisme ligt.

Toen we onze aandacht begonnen te richten op het verschijnsel terrorisme na 11 september, gingen we naar Afghanistan en later Irak en ontdekten we dat we een slangenkuil waren binnengegaan. De laatste buitenpost – zoals Hitler in zijn bunker in Berlijn, als het ware – van terroristen in de wereld op het moment is Afghanistan. Zij proberen zich te hergroeperen, waarbij ze zich revancheren in Afghanistan voor de nederlaag die ze hebben geleden en nog lijden in Irak.

Wij kunnen in het Europees Parlement een boodschap doen uitgaan langs deze lijnen als zo veel mogelijk van ons ten gunste van dit verslag stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ana Maria Gomes, namens de PSE-Fractie. – (PT) Ik feliciteer de rapporteur, André Brie, met zijn nauwkeurige analyse van de ernstige problemen waarmee we worden geconfronteerd in Afghanistan en, in het bijzonder, met zijn pogingen om een formulering te vinden die het mogelijk maakt dat alle politieke fracties vóór de compromisamendementen stemmen.

Helaas werden tijdens de stemming in de Commissie, twee belangrijke ideeën die zijn opgenomen binnen de compromisamendementen het slachtoffer van politieke vooroordelen van collega’s die er de voorkeur aan geven de problemen waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd in Afghanistan te negeren, problemen die op afgrijselijke wijze worden geïllustreerd door de zelfmoordaanslag van gisteren op de Indiase ambassade in Kabul. Als gevolg daarvan viel de verwijzing naar de noodzaak voor de internationale gemeenschap om haar burgerlijke en militaire strategie te herwaarderen af, evenals de passage die de groeiende ontevredenheid van de bevolking door de zich verspreidende corruptie in regeringsinstellingen, onderstreept.

In dit opzicht doe ik een beroep op mijn medeleden om de amendementen te steunen die opnieuw zijn ingediend door de PSE-Fractie, teneinde het verslag opnieuw in evenwicht te brengen. Hoe kan een verslag van dit Huis over Afghanistan ervan afzien om de rol van Pakistan en zijn militaire regime dat zoveel jaren dat land slecht heeft bestuurd, te noemen? Hoe kunnen wij, als leden van het Europees Parlement, de geheime gevangenissen in Kabul van onze bondgenoten uit de VS negeren en niet alleen dat? Waarom verwerpen sommige leden gegronde kritiek op het Afghaanse justitiële apparaat? Het standpunt van de PSE-Fractie is duidelijk: het is mogelijk om de toegenomen aanwezigheid van internationale troepen in Afghanistan te steunen en tegelijkertijd, de noodzaak te verdedigen om de militaire strategie van de ISAF (International Security Assistance Force) te heroverwegen. Het is mogelijk om voor nauwe samenwerking tussen Europa en de Verenigde Staten in Afghanistan te zijn, zonder de ogen te sluiten voor de misdaden die worden gepleegd door de regering Bush in naam van de strijd tegen het terrorisme.

Ten slotte is het mogelijk om de Afghaanse instellingen te steunen en, tegelijkertijd, de aandacht te vestigen op hun ernstige beperkingen. Europa zal alleen een strategische rol op zich kunnen nemen in Afghanistan wanneer het niet meer bang is om zijn eigen visie voor de toekomst van het land te presenteren. Waarom beginnen we niet hier en nu met dit verslag?

 
  
MPphoto
 
 

  Samuli Pohjamo, namens de ALDE-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil ook de heer Brie feliciteren met een goed verslag. Hij heeft dit moeilijke onderwerp grondig en vanuit verschillende invalshoeken behandeld.

De voornaamste uitdagingen voor Afghanistan zijn het herstellen van de veiligheid en het instellen van een functionerende staat. Het is een moeilijke taak, omdat de veiligheidssituatie in Afghanistan achteruit is gegaan in plaats van vooruit. Het verbeteren van de veiligheidssituatie is een essentiële voorwaarde voor alle ontwikkeling, maar een militaire oplossing alleen zal de complexe problemen van het land niet wegnemen, zoals de rapporteur stelde.

Reorganisatie van de gehele maatschappij, het implementeren van de rechtsstaat, verbetering van de democratie en de mensenrechten, het bevorderen van gelijkheid en het opbouwen van een functionerende regering, onderwijsinstellingen en gezondheidszorg voor het gehele land zijn enorme taken. Afghanistan heeft ook een programma nodig voor de uitgebreide ontwikkeling van landelijke gebieden en het scheppen van alternatieven voor opiumboeren.

Dit alles vereist grotere bijdragen van de Europese Unie bij de ondersteuning en wederopbouw van Afghanistan. De EU moet er ook naar streven om de activiteiten van de internationale gemeenschap effectiever te maken door deze te coördineren.

Ik wil nog graag de nadruk leggen op het belang van het maatschappelijk middenveld dat zich in Afghanistan ontwikkelt voor het versterken van de rechtsstaat en de democratie en voor het bestrijden van de geweldscultuur. De ontwikkeling en vrijheid van handelen van onafhankelijke, pluralistische communicatiemiddelen zijn uitermate belangrijk in dit werk. Er is nog veel werk te doen op dit gebied in Afghanistan.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, de laatste 30 jaar van de geschiedenis van Afghanistan hebben de Sovjetbezetting, burgeroorlog en daarna de Taliban aan de macht gezien. Daarom moet “Operation Enduring Freedom”, die begonnen is door de VS, het Verenigd Koninkrijk, Polen, Tsjechië, Frankrijk en Roemenië samen met de huidige ISAF-missie waarin een militaire coalitie is samengebracht van bijna alle lidstaten in de Europese Unie, worden behandeld als een succes. Het onderwijssysteem werkt beter, het gezondheidsstelsel werkt beter en de regering van de heer Hamid Karzai heeft controle over een significant deel van het land onder zeer moeilijke omstandigheden. De opleving van het terrorisme in 2007 kan maar één ding voor ons betekenen: wat Afghanistan nodig heeft van de Europese Unie en de NAVO is verhoogde financiële, politieke en militaire steun. Een andere aanpak, die kan worden gezien in de amendementen die naar voren zijn gebracht door links, zouden een demonstratie zijn van zelfzuchtigheid, hypocrisie en kortzichtigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij bevinden ons in een paradoxale situatie. Mijn fractie zal de aanbeveling geven dat iedereen het originele verslag dat is gemaakt door de heer Brie leest, zodat zij de aard van de uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd in Afghanistan zullen begrijpen. Wat toen gebeurde was dat een meerderheid in de Commissie buitenlandse zaken eenvoudigweg de maatregelen die zo urgent nodig waren, amendeerde en schrapte. We kunnen niet eenvoudigweg zeggen: meer troepen, alles moet zo doorgaan als ervoor, alles gaat goed. Niets gaat goed! De aanval van gisteren heeft dat aangetoond. Wij moeten de militaire strategie herzien; we moeten alle verschillende initiatieven samenbrengen. Dat was in feite wat we samen wilden bereiken.

Mijn fractie heeft de amendementen in samenwerking met de socialistische fractie ingediend, teneinde nu te strijden om dit belangrijke doel te bereiken, mijnheer Brie. Ik zeg dit met alle respect dat ik heb gehad voor het werk dat u hebt gedaan in recente jaren: wij hebben het hier over wat het juiste standpunt is dat we moeten innemen en het is laf van u – dat alleen omdat uw fractie u in de rug heeft aangevallen, en dat allemaal om een subtiel verschil in standpunt dat ook stelt dat we troepen nodig hebben, maar dat we het op de juiste wijze moeten aanpakken – om eenvoudigweg het hoofd te buigen en te zeggen dat u uw naam terugtrekt. Dit helpt het Afghaanse volk niet, en het helpt het Parlement ook niet om een coherente strategie voor Afghanistan te ontwikkelen.

Ik roep iedereen op om vóór deze amendementen te stemmen, dan zullen we onze verantwoordelijkheden waarmaken: onze verantwoordelijkheden ten aanzien van degenen die we daarheen sturen, de politiemensen en de soldaten, en ten aanzien van degenen die we willen helpen, namelijk de mensen van Afghanistan.

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben André Brie uitermate dankbaar voor het werk dat hij heeft gedaan en ik ondersteun zijn beslissing om zijn handtekening terug te trekken. De resolutie is veranderd en beschrijft nu een land waar, naar men zegt, een massale opkomst was bij de verkiezingen, waarbij men vergeet dat de bevolking stemde onder voortdurende dreiging van gewapende troepen.

Er wordt geen melding gemaakt van de aanwezigheid van krijgsheren in de regering van Karzai; er is geen volledige veroordeling van Operation Enduring Freedom, die burgerslachtoffers in het gehele land eist. De NAVO-actie wordt ondersteund, waarbij het feit wordt genegeerd dat de aanwezigheid ervan in Afghanistan een belangrijke oorzaak is van het totale gebrek aan veiligheid in dat land op het moment. Bovendien wordt er, nu we worden geconfronteerd met de voortgaande stijging van opiumproductie, niet gerefereerd aan de mogelijkheid om proefprojecten te lanceren waar met gebruik van opium morfine kan worden geproduceerd, niettegenstaande dat een specifieke resolutie met die strekking is aangenomen door het Europees Parlement.

Eén positief aspect is ongetwijfeld de bezorgdheid die wordt geuit over het lot van Malalai Joya en andere activisten, maar dat alleen is niet voldoende om te verhinderen dat mijn delegatie tegen het verslag stemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voor de pacificatie en wederopbouw van Afghanistan staan burgers uit lidstaten van de Europese Unie en ver daarbuiten met hun leven in. Zij allen verdienen het grootste respect en de volle ondersteuning van het Europees Parlement, en niet te vergeten ons gebed voor goddelijke bescherming, want hun missie blijft zeer gevaarlijk. De moorddadige aanslag van gisterenmorgen in Kaboel vormt daarvan een nieuw bewijs.

Voor twee specifieke problemen van de complexe Afghaanse situatie vraag ik de aandacht van Raad en Commissie. Zonder een effectieve strategie tegen de talibanisering van Noord-Pakistan blijft de stabilisering van Afghanistan vooral een westerse wens. Daardoor opereren de NAVO-strijdkrachten in feite met gebonden handen.

Het tweede Afghaanse probleem is de urgente modernisering van de landbouw. Haar grootste handicap is de aanhoudende onveiligheid in grote delen van het land. VN-statistieken geven klip en klaar aan: hoe onveiliger de regio, des te uitbundiger de papavervelden jaarlijks in bloei staan. Raad en Commissie, ik wens u alle wijsheid en volharding toe bij de daadwerkelijke stabilisering van Afghanistan.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI). – (NL) Wij zijn het er allemaal over eens dat de situatie in het vierde minst ontwikkelde land ter wereld dramatisch blijft, ondanks een aantal bemoedigende signalen die zich voordoen sinds de wederopbouw van het land begonnen is. Natuurlijk zijn de problemen niet alleen van militair-strategische aard, maar een totale overwinning op de taliban blijft natuurlijk de conditio sine qua non voor de constructie van een levensvatbare staat met een onafhankelijke rechterlijke macht en kritische media. Wat dat laatste betreft, juich ik dan ook toe dat in dit verslag erop wordt gewezen dat de Afghaanse grondwet de vrijheid van godsdienst nog steeds niet waarborgt, omdat ontrouw aan de islam een strafbaar feit blijft. Ook het regime dat gesteund wordt door het westen, moet dus nog inspanningen leveren.

Wat ik wel mis in dit verslag is dat een overwinning op de taliban een strategie vergt ten opzichte van Pakistan, waarvan het grondgebied voor terroristen een veilige thuishaven blijft en waarvan iedereen weet dat het logistieke steun biedt aan die terroristen, zoals gisteren nog maar eens bleek uit de aanslag op de Indiase ambassade in Kaboel. Een beleid inzake Afghanistan moet dus een geïntegreerd beleid zijn voor heel de regio. Zo niet, dan is het gedoemd te mislukken.

 
  
MPphoto
 
 

  Nickolay Mladenov (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat me beginnen met mijn stem te voegen bij de afkeuring van de aanval op de Indiase ambassade en onze deelneming aan te bieden, met name aan brigadegeneraal Mehta en de heer Rao van de Indiase ambassade en hun familie. Ik hoop dat deze aanslag India, een belangrijke bondgenoot in de wederopbouw van Afghanistan, er niet van zal afbrengen om door te gaan met de hulp.

Er is een grotere tragedie in Afghanistan dan de verwoesting van de gebouwen, en dat is de verwoesting van menselijk leven en individuen gedurende de afgelopen 35 jaar. Het zal meer inspanning vergen en een langere tijd dan we ons kunnen voorstellen om het land weer op te bouwen en te helpen die levens weer op te bouwen in zo’n ontredderd land.

Maar het eerste dat Afghanistan nodig heeft is meer veiligheid, niet minder veiligheid. Ik verwelkom het feit dat het verslag een consensus overweegt, die ook ter plaatse bestaat, dat een politieke oplossing alleen mogelijk is als we de militaire druk op de Taliban en het oproer volhouden. We moeten die druk volhouden als we een politieke oplossing voor de situatie zeker willen stellen. We moeten het beleid steunen van de Afghaanse regering dat gesprekken met talibanelementen alleen mogelijk zijn met diegenen die de grondwet accepteren en hun wapens neerleggen. Zij kunnen terugkeren naar het politieke proces.

Wij moeten de heer Karzai en de Afghaanse regering steunen bij het hernemen van de leiding van hun land en bij het hernemen van de leiding over de beleidsinitiatieven in hun eigen land. Daarom ben ik zeer verheugd over wat commissaris Ferrero-Waldner heeft gezegd over het zich concentreren op de verkiezingen van volgend jaar. Afghanistan heeft een sterke regering nodig, een toegewijde regering die vooruit kijkt en niet achterom naar het verleden.

Laat ik ten slotte nogmaals zeggen dat ik geloof dat de Commissie een uitstekende poging heeft gedaan wat betreft het organiseren van onze hulpprogramma’s in Afghanistan. In het bijzonder de ambassadeur, de heer Kretschmer, en natuurlijk de speciale vertegenwoordiger, de heer Vendrell, doen uitstekend werk bij de vertegenwoordiging van de Europese Unie. We moeten vandaag een sterk signaal van steun afgeven aan onze mensen in Afghanistan, aan onze diensten en aan de Raad om door te gaan met hun werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, om op succesvolle wijze de veiligheids-, politieke, economische en sociale problemen waaronder Afghanistan gebukt gaat, te overwinnen, is meer nodig dan alleen een militaire oplossing. De militaire druk op de opstandelingen moet in overeenstemming worden gebracht door een intensief politiek proces, en door een dialoog met alle segmenten van de bevolking die de grondwet erkennen en bereid zijn hun wapens neer te leggen. Ik ben van mening dat de Europese Unie een steeds sterkere rol moet spelen om Afghanistan te steunen bij de opbouw van zijn eigen staat, met sterkere democratische instellingen, die in staat is territoriale integriteit, staatseenheid, en economische en sociale ontwikkeling te garanderen. Op het moment is steun dringend nodig in het bijzonder voor het zuiden van het land. Het versterken van de bestuursinstellingen en een geleidelijke overname van de verantwoordelijkheden voor het besturen van het land door Afghaanse autoriteiten moet echter gepaard gaan met effectieve mensenrechtenbescherming voor iedereen onder de rechtsstaat. Permanent en duurzaam succes kan niet worden verzekerd zonder een dergelijke bescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we herinneren ons allemaal nog waarom in de eerste plaats een inval werd gedaan in Afghanistan: deze volgde op de terroristische aanvallen van 11 september op de VS, uitgedacht door Al Qaida vanaf bases in Afghanistan onder de bescherming van de Taliban. De VS lanceerden, samen met hun bondgenoten, vooral het Verenigd Koninkrijk, een succesvolle aanval om Al Qaida uit zijn bolwerk te zetten. De gemotiveerde militaire strijdkrachten uit het Westen deden wat nodig was om het hoofd te bieden aan het terrorisme.

Dit verslag geeft aan dat de aanwezigheid van de NAVO van essentieel belang is om de toekomst van het land zeker te stellen. Het is waar dat alleen de gecombineerde militaire strijdkrachten van de vrije en democratische wereld verenigd in de NAVO onze democratische vrijheden kunnen verdedigen tegen aanvallen, maar ik heb mijn twijfels over de mogelijkheid om democratie op een land te enten dat daar geen geschiedenis in heeft, in het bijzonder wanneer de religieuze ideologie met alleenrecht er een is die antipathiek staat tegenover het Westerse beeld van liberale democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI). - (BG) Collega’s, Afghanistan is nu al bijna zeven jaar het toneel van militaire actie. In juni 2008 ondersteunt de Europese Unie een militaire staf van meer dan 23.000 mensen. De internationale gemeenschap verschaft aanzienlijke economische hulp aan Afghanistan, er worden constant pogingen gedaan om de infrastructuur in dat land te herstellen. Als gevolg van al deze inspanningen heeft de regering de leiding over nog maar een derde van het grondgebied van Afghanistan.

Gezien deze resultaten, kan ik de wens om de financiële hulp van de Europese Unie voor Afghanistan te verhogen, niet begrijpen. Waarom moet het geld van de Europese belastingbetalers worden uitgegeven aan initiatieven waarvan is bewezen dat ze weinig effect hebben? De wens is om oppergezag van de wet te verschaffen en het gerechtelijk apparaat te verbeteren, maar zal de huidige regering in staat zijn dat te handhaven, gezien het feit dat zij niet het oppergezag van haar eigen macht in het land kan zeker stellen? We helpen om de politiemacht in Afghanistan te herstellen, maar waarom zijn ambtenaren die de mensenrechten niet respecteren en hun officiële positie misbruiken, het resultaat?

Het is duidelijk dat als wij willen dat Afghanistan op een dag geen spanningshaard meer is en zijn plaats van verdienste zal innemen in de internationale gemeenschap, wij in de Europese instellingen ernstig ons huidige beleid en de strategieën die worden gebruikt, moeten heroverwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Evans (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwijs terug naar punt 16 in de resolutie waar we zeggen dat “de veiligheidsproblemen van Afghanistan ingewikkelder zijn dan alleen een strijd tegen het terrorisme en dat ze daarom meer dan een militaire oplossing vereisen”. Dit is het punt dat volgens mij mijn collega’s de heer Rouček en de heer Pohjamo eerder al hebben gemaakt. We kennen veel voorbeelden in de geschiedenis die aantonen dat militaire macht in veel omstandigheden door dwang een eind kan maken aan een conflict en een quasi-vreedzame oplossing kan creëren, maar we weten ook uit deze historische lessen dat alleen democratische instellingen, met de steun van de mensen uit die landen, kunnen zorgen voor een blijvende oplossing.

We maakten vorderingen op dit gebied in Afghanistan, en commissaris Ferrero-Waldner heeft gelijk als zij zegt dat de Afghaanse regering nu een duidelijk respect moet tonen voor mensenrechten en vrijheid van meningsuiting als dit moet worden hersteld. Bij de laatste verkiezingen heb ik vrouwen zien stemmen in Afghanistan, hetgeen een belangrijke stap voorwaarts is. Dit is het soort zaken waar we op moeten voortbouwen, en we moeten met Pakistan samenwerken, zodat we de vrede kunnen herstellen in dat gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Emilio Menéndez del Valle (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, er zijn in juni meer internationale militairen gestorven in Afghanistan dan in Irak. Ook was in juni de zichtbaarheid en de macht van de Taliban in toenemende mate duidelijk in Peshawar, een belangrijke Pakistaanse stad in het conflict.

Er is beweerd in Pakistan dat de gewapende troepen geheime vredesakkoorden hebben geregeld met de Afghaanse en Pakistaanse talibanleiders, en dat het Pakistaanse leger meer geïnteresseerd is in de Indiase grens dan de Afghaanse grens. Bovendien zijn er, zoals een aantal sprekers al heeft gezegd, gisteren veertig mensen gedood bij de poorten van de Indiase ambassade in Kabul.

Mijn vraag is: is de tijd niet gekomen om een ander soort strategie te overwegen?

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Vural Öger (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de maand juni was de bloedigste voor buitenlandse soldaten sinds het einde van het Taliban regime in 2001. Meer dan 48 coalitiemanschappen werden gedood, meer dan er in dezelfde periode het leven verloren in Irak. Sinds het begin van het jaar heeft geweld in Afghanistan het leven van meer dan 2 200 mensen gekost. Wat we in Afghanistan hebben, is niet een op zich zelf staand conflict maar een regionale oorlog die zich verder kan ontwikkelen. De situatie is nu ernstiger dan die in 2001 was.

Met het oog op deze alarmerende stand van zaken, moet Afghanistan een absolute prioriteit voor Europa blijven. De aanwezigheid van Europese troepen en de burgeroperaties van de EU in het land spelen een sleutelrol. Na langdurige onderhandelingen in kleine kring, ondersteun ik de uiteindelijke versie van onze ontwerpresolutie, die veel belangrijke elementen bevat, waaronder de systematische training van Afghaanse veiligheidsmachten, grotere gerichtheid op de wederopbouw van de burgermaatschappij en versterkte coördinatie tussen de internationale organisaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Ibrisagic (PPE-DE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, nu ik vandaag naar het debat heb geluisterd en alle amendementen heb gelezen, krijg ik het gevoel dat bepaalde mensen denken dat alleen dialoog goed en nuttig is en dat militaire aanwezigheid slecht en contraproductief is. Ik weet niet hoeveel leden van dit Parlement oorlogsvluchtelingen zijn, maar ik ben er een. Ik weet dat zowel burgerlijke samenwerking als een militaire aanwezigheid nodig zijn. Mijn oorlogservaring is dat degenen die het best zijn voorbereid voor dialoog geen macht hebben en dat mannen van geweld, handelaren en krijgsheren die macht hebben zelden bereid zijn om een dialoog te voeren. Wat daarom nodig is, is een combinatie van het inzetten van militairen en burgers als we serieus de vicieuze cirkel van geweld en armoede willen doorbreken in Afghanistan.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) We zijn getuige van een sterke stijging van terroristische acties en gewelddadig oproer in Afghanistan. De internationale gemeenschap moet terroristische organisaties, die worden gefinancierd door de drugshandel, niet tolereren of eraan toegeven.

Het belangrijkste doel van deze terroristische organisaties is het zaaien van onenigheid onder de NAVO-bondgenoten, waarbij de indruk wordt gewekt dat het onmogelijk is om vrede te brengen in Afghanistan. Door dat te doen, bedreigen zij niet alleen de veiligheid van het gebied maar van de hele wereld. Het veiligheidsbeleid van de EU ten opzichte van Afghanistan moet daarom dynamischer en flexibeler zijn, en concrete kortetermijn- en langetermijnmaatregelen omvatten die gericht zijn op het herstellen van de Afghaanse maatschappij, instellingen en de rechtsstaat, en het steunen van president Karzai. De Europese Gemeenschap moet doorgaan met het steunen van de maatregelen die al hebben bijgedragen aan de vooruitgang in het land, in het bijzonder met die maatregelen die bijdragen aan het voorzien in de basisbehoeften van de bevolking en gezondheidszorg beschikbaar maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Dragoş Florin David (PPE-DE). - (RO) Afghanistan blijft de grootste uitdaging voor de internationale gemeenschap door zijn terroristische activiteit, de toename van drugsproductie en het aantal gewelddaden.

In deze context verzoek ik de Commissie en de Raad, evenals de internationale organisaties om drie belangrijke acties in overweging te nemen als prioriteit voor het kortetermijnactieplan: het vaststellen en isoleren van de drugsverspreidingskanalen in Afghanistan, grotere betrokkenheid van de landen bij het ten uitvoer brengen van internationale strategieën in de regio’s, rekening houden met de culturele en religieuze geslotenheid, grotere financiële toewijzing en betrokkenheid met de wederopbouw en menselijke en bestuurlijke voedselhulp.

Ik denk ook dat de intensivering van de politieke, culturele en religieuze dialoog met Afghanistan een levensvatbare oplossing is voor het bereiken van de stabiliteitsdoelen in de regio.

Ik complimenteer de heer André Brie met het verslag dat hij heeft opgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben net teruggekeerd uit Helmand en Kandahar. Ik ben het ermee eens dat er geen vooruitgang zal zijn zonder stabiliteit; stabiliteit betekent goed bestuur en betekent troepenmachten en betekent politie.

Ik denk dat een aantal van onze Europese bondgenoten slechts lippendienst bewijst in termen van wat zij doen in Afghanistan. We hebben meer strijdkrachten nodig daar; we hebben grotere flexibiliteit nodig; we hebben meer steun nodig voor de ISAF-missie in Afghanistan. Wat betreft de politiemissie, doet de EU daar goed werk, maar dat is niets vergeleken met de omvang van de Amerikaanse inspanningen. Er moet juiste samenwerking zijn tussen wat de Europeanen doen en wat de Amerikanen doen wat betreft politietraining.

Ten slotte wil ik graag de opmerkingen die zijn gemaakt door de heer Brie afkeuren toen hij in één adem sprak over de Taliban en de Amerikanen: ik denk dat dit schandelijk was. De Taliban vermoorden hun eigen volk, de geallieerden steunen de plaatselijke bevolking.

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (EN) Voorzitter, paragraaf 11 van de ontwerpresolutie stelt dat het Europees Parlement “de inspanningen van de NAVO-troepen om de veiligheid in het land te verbeteren en het plaatselijk en internationaal terrorisme aan te pakken, steunt en is van mening dat de aanwezigheid van deze troepen essentieel is om de toekomst van het land veilig te stellen”.

Amendement 9, dat door de rapporteur is ingediend, is tegen dit standpunt en stelt voor dat de paragraaf wordt geschrapt. Het zou veel beter zijn als de rapporteur in plaats daarvan duidelijk verklaart dat het Parlement plaatselijk en internationaal terrorisme steunt en de aanwezigheid van de NAVO-troepen als een obstakel ziet om de toekomst van de Taliban van het land veilig te stellen. Een dergelijk Amendement 9 zou een eerlijk anti-Afghaans en anti-NAVO spel zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, vandaag is een van de belangrijkste uitdagingen waarvoor de Unie staat: de creatie van een effectief mechanisme voor projectcoördinatie en informatie-uitwisseling onder de deelnemers in Afghanistan. Een dergelijk mechanisme is van levensbelang om de projecten die worden uitgevoerd door eenheden die in Afghanistan werken wederzijds aanvullend te laten zijn. Internationaal en plaatselijk terrorisme moet worden tegengegaan om de veiligheid binnen het land te verbeteren en, daarbij, de ontwikkeling van het land te bevorderen. Daarom moeten we samen optreden om de Afghaanse maatschappij en verzoeningsprojecten te steunen. Bovendien moeten we toewerken naar het stabiliseren van de situatie in Afghanistan door plaatselijke instellingen te versterken en te voldoen aan de basislevensbehoeften van de bevolking. Een belangrijke stap op de weg naar de democratische wederopbouw van het land is het bereiken van onafhankelijkheid en vrijheid van de media. Dit moet worden gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Brie, commissaris, mijn vriendin Benita, dames en heren, ik wil nogmaals mijn steun uiten voor het verslag van de heer Brie en mijn tevredenheid dat er zo’n brede consensus is over het feit dat Afghanistan meer veiligheid nodig heeft in algemene zin en meer bestuur in wat een bijzonder moeilijke tijd is, zoals u allen naar voren hebt gebracht.

Ons debat heeft de nadruk gelegd op het feit dat we te maken hebben met een zeer complexe situatie, die meer dan alleen een militaire oplossing behoeft; dat we worden geconfronteerd met een buitengewoon moeilijke situatie; dat de internationale gemeenschap een langetermijnverplichting moet aangaan, die noodzakelijk is en een kritiek element voor de Europese Unie, zoals u zei; dat het veel tijd zal kosten om de hoop van de mensen te wekken; en dat we ons, wanneer het aankomt op bestuur in het bijzonder, zoals de Commissie naar voren heeft gebracht, moeten concentreren op de voorbereidingen op de komende verkiezingen. Wat de Raad betreft, die zal natuurlijk doorgaan met het zeer nauwkeurig in de gaten houden van de voorbereidingen van de verkiezingen.

Wat betreft de bestuurgerelateerde aspecten, is respect voor de rechtsstaat en voor alles wat verband houdt met onze tradities geen verdelend element; wij moeten dit ook zeggen tegen de Afghaanse autoriteiten.

Wat betreft de veiligheidsregels en aanwezigheid ter plaatse, moet ik erop wijzen dat het EU-personeel meer dan 50 procent van de IFAS uitmaakt en dat de Raad zich de komende maanden zal concentreren op vier prioriteitsgebieden. De eerste prioriteit zal zijn het implementeren van de substantiële toename in EUPOL-personeel waarover is besloten in de Raad van 26 mei. Het is duidelijk dat alle aspecten die verband houden met de effectiviteit van de politie belangrijk zijn en het Parlement is hierover terecht ongerust.

Ten tweede zal de Raad trachten om de implementering van de conclusies van de Internationale Conferentie ter ondersteuning van Afghanistan nauwkeurig in het oog te houden: de Europese Unie moet in dit opzicht een sleutelrol spelen, gezien haar financiële bijdrage.

Ten derde moet de Europese Unie de noodzaak benadrukken om de betrekkingen tussen Afghanistan en Pakistan te verbeteren – zoals een aantal van u opmerkte – en beide landen aanmoedigen om actief te blijven werken aan het versterken van hun samenwerking, in het bijzonder in de strijd tegen de gezamenlijke uitdaging gesteld door het terrorisme en in alle zaken die betrekking hebben op drugshandel.

Ten slotte is het belangrijk dat de Raad en de Commissie de volledige steun van het Europees Parlement hebben in deze kwestie, die essentieel is voor de internationale gemeenschap en – zoals verschillenden van u ook benadrukten – voor de toekomst van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal proberen kort te zijn. Ik wil alleen drie opmerkingen maken. De eerste gaat over Pakistan. Het is absoluut duidelijk dat het zeer belangrijk is om ook aan het grensgebied te werken, en ik denk ook dat het belangrijk is om de kans uit te buiten die er is na de nieuwe formatie van de regering in Pakistan.

Maar tegelijkertijd zien we daar al spanningen ontstaan, en hopelijk zullen deze natuurlijk niet de enigszins verbeterde bilaterale uitwisselingen op fundamenteel niveau in gevaar brengen.

We werken daarom ook in de grensgebieden en we zien dat regionale samenwerking, met inbegrip van grensbeheer en regionale handelsfaciliteiten, belangrijk is, en we steunen ook het initiatief van de G8 om te komen tot een dialoog die is begonnen met Duitsland over Afghanistan en Pakistan. Dit is mijn eerste opmerking.

Mijn tweede opmerking betreft justitie. We denken inderdaad dat goed bestuur natuurlijk belangrijk is en dit gaat hand in hand met politie en justitie. Als er straffeloosheid is, kan de politie doen wat zij wil. Er moet een goed justitieel systeem zijn. Daarom hebben wij, de Commissie, samen met de Raad, die bezig is met de politie, heel hard gewerkt aan justitie en we hebben daarom substantieel bijgedragen aan het vormen van de nationale justitiestrategie en het -programma van Afghanistan, en nogmaals dat moet een duurzaam programma zijn, hetgeen betekent voor de lange termijn.

Er bestaat een toegewijd loket, dit is het ARTF (Afghanistan Reconstruction Trust Fund) voor de justitiesector waaraan wij van plan zijn ook bij te dragen vanuit het bilaterale programma van Afghanistan en we hebben al resultaten bereikt wat betreft het proces en de belofte in de Conferentie van Rome, maar er zijn natuurlijk veel hervormingen noodzakelijk.

Mijn derde en laatste opmerking gaat over de ontwikkeling op het platteland. De Conferentie van Parijs heeft duidelijk getoond dat wij sterk gericht moeten zijn op de ontwikkeling van het platteland. Ik moet zeggen dat we dit van het begin af aan ook als een van de belangrijke sectoren hebben gezien en we daaraan hebben gewerkt. We zijn nog steeds druk bezig met het verschaffen van economische alternatieven voor de opiumpapaverproductie.

We verbeteren ook – en dit is zogezegd nieuws – plattelandsinfrastructuren door rivierbassinbeheersing en irrigatie en we verbeteren plaatselijke zaden en het fokken van dieren. En persoonlijk denk ik dat het hoogst interessant is om een regionale aanpak te onderzoeken, bijvoorbeeld in het noorden, in samenwerking met Tadzjikistan in waterkracht voor elektriciteit en voor het winnen van water voor irrigatie van de velden, waardoor natuurlijk een veel betere voedselproductie wordt bereikt voor de Afghaanse bevolking, waardoor ze kunnen afstappen van de drugs.

Derhalve kijken we inderdaad uit naar een voortgezette nauwe en vruchtbare samenwerking met het Parlement omdat we daar voor de lange termijn zijn, en ik hoop echt dat we uw steun krijgen voor het beleid als zodanig – voor de strategie, maar ook voor de uitvoering. We weten dat het geld is van de belastingbetalers maar ik denk dat we daar moeten zijn, en samen met u moeten werken aan de stabiliteit van Afghanistan.

 
  
MPphoto
 
 

  André Brie, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou nog graag drie opmerkingen maken. Allereerst wil ik tegen mevrouw Beer zeggen dat ik niet bang voor mijn eigen fractie ben en dat ik dit debat graag voer. Een van de ergste amendementen op mijn verslag kwam uit mijn eigen fractie, en had de strekking dat er in Afghanistan geen positieve veranderingen hebben plaatsgevonden. Dit soort arrogantie maakt me werkelijk woedend. Ik vind dat we bij Afghanistan allemaal een nuchtere en genuanceerde houding moeten aannemen. Het gaat hier om een rijke, veelkleurige maatschappij vol tegenstrijdigheden, met alle daarbij behorende problemen.

Ten tweede: enkele collega’s hebben gezegd dat we Afghanistan vanuit de gezichthoek van het terrorisme, de opiumteelt, de corruptie enzovoorts moeten beschouwen. Veel van mijn linkse collega’s zouden misschien naar voren willen brengen vanuit de gezichthoek van de bezetting. Mijn eigen persoonlijke gezichtshoek, wat ik getracht heb om duidelijk te maken, is die van de belangen van een volk dat dertig jaren oorlog achter de rug heeft. Ik geloof dat hierover veel in het verslag terug te vinden is, waarvoor ik mij nog eens bij alle deelnemers en alle fracties wil bedanken.

Ten derde: ook wanneer ik het met belangrijke delen van het verslag niet eens ben, zal ik bij mijn verdere engagement voor Afghanistan toch graag met dit verslag werken. Dat staat buiten kijf!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag plaats.

Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. (PL) Afghanistan is een land dat met veel problemen te kampen heeft. Het is een land dat veel terroristische aanvallen beleeft, waar de binnenlandse veiligheid afneemt en de mensenrechten niet worden gerespecteerd.

Het land produceert enorme hoeveelheden opium, wat ook negatieve gevolgen voor de veiligheid en de politiek heeft, omdat een economie op de grondslag van de opiumproductie tot corruptie en zwakker wordende openbare instellingen leidt, vooral bij het rechtsstelsel.

Meer dan de helft van de Afghaanse bevolking leeft onder de armoedegrens, de werkloosheid ligt tegen de veertig procent, en het afzweren van de islam is nog steeds een strafbaar feit. Alhoewel dit land van wal is gestoken met een ingewikkeld en moeilijk wederopbouwproces, moet het op gebieden als onderwijs, gezondheid, huisvesting, voeding en openbare veiligheid nog veel meer op de behoeften van zijn inwoners ingaan.

Bij de aan Afghanistan gegeven hulp moet het om kortetermijn- en langetermijnmaatregelen gaan die door verreikende verbeteringen van het regeringsstelsel mogelijk moeten worden gemaakt. De ondersteuning van de Europese Unie moet op de ervaringen en de kennis van de op het grondgebied van Afghanistan aanwezige missies van de lidstaten worden gebaseerd, waarbij civiele en militaire krachten als tussenpersonen kunnen dienen. De aanwezigheid van de strijdkrachten van de NAVO is ook voor de terrorismebestrijding van wezenlijk belang. De hoge verkiezingsdeelname van de bevolking moet positieve gevolgen voor de toekomst van het land hebben, omdat dit erop duidt dat er een verlangen bestaat om een democratische staat te scheppen. Het is ook uiterst belangrijk om met de corruptiebestrijding verder te gaan en de oprichting van nieuwe structuren in de Afghaanse instellingen te bevorderen. De herstructurering en de gezamenlijke internationale inspanningen kunnen een enorme invloed hebben om Afghanistan uit de moeilijke situatie te halen waarin het zich op het moment op grond van het langdurige internationale conflict bevindt.

 

6. Wijziging Richtlijn 2003/87/EG ter opneming van de luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0220/2008), namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (05058/3/2008 - C6-0177/2008 - 2006/0304) (Rapporteur: Peter Liese).

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Kosciusko-Morizet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou mij allereerst bij het Sloveense voorzitterschap, de rapporteur van het Parlement en de Commissie willen bedanken die met vereende krachten een overeenkomst ter opneming van de luchtvaart in de Europese regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten hebben bereikt, waarvan ik weet dat dit moeilijk was.

Deze overeenkomst is een zeer belangrijk politiek signaal en een instrument om de ambitieuze doelstellingen te bereiken die we hebben aangenomen om de klimaatverandering te bestrijden. Het is ook een ambitieuze onderneming die deel uitmaakt van een breder politiek kader, namelijk de lopende onderhandelingen inzake het energie/klimaatpakket in Europa en de lopende onderhandelingen die rondom de wereld betreffende de bestrijding van de klimaatverandering plaatsvinden.

De internationale en politieke context is moeilijk en heeft de onderhandelingen van deze tekst nogal lastig gemaakt. Er moest met verscheidene factoren rekening worden gehouden: allereerst de stijgende olieprijs, eveneens de noodzaak om het mondiale mededingingsvermogen van de Europese luchtvaartmaatschappijen te bewaren, de wens en het engagement van de Unie om de klimaatverandering te bestrijden, en het in 2009 afsluiten van een internationaal verdrag in Kopenhagen. Het is van wezenlijk belang geweest om met de belangen van iedere partij rekening te houden, waaronder de belangen van de regio’s die op grond van hun geografische ligging voor hun ontwikkeling of voor hun verbindingen met het vasteland afhankelijk zijn van de luchtvaart.

We hebben ook met de luchtvaartmaatschappijen in de nieuwe lidstaten rekening gehouden, waar de mate aan mobiliteit op het ogenblik laag is, maar een snelle groei doormaakt. Tot slot, is er ook met de specifieke situatie van de kleine en middelgrote ondernemingen rekening gehouden, wat tot gevolg heeft dat het compromis dat heden voor ons ligt een evenwichtig maar ambitieus maatregelenpakket is. Dit compromis erkent dat de luchtvaartindustrie aan de inspanningen tot vermindering van de CO2-uitstoot moet bijdragen, en zorgt er eveneens voor dat de deze duidelijk zeer belangrijke sector, in staat is om zich aan de nieuwe milieueisen aan te passen en zich erop voor te bereiden.

De omvang van de handel in emissierechten is gematigd, zeer gematigd, en de norm die voor de berekening van de toewijzing van de emissierechten aan de afzonderlijke exploitanten wordt gebruikt, is zeer realistisch. Deze overeenkomst heeft een mondiale omvang: zij gaat om Europese bedrijven, maar ook om bedrijven uit derde landen. Aan de ene kant moet ze rekening houden met soortgelijke maatregelen die deze derde landen ten uitvoer zouden kunnen leggen, en aan de andere kant zal ze en moet ze vooral als een voorloper van een toekomstige mondiale overeenkomst over de deelname van internationale luchtvaartactiviteiten aan de koolstofmarkt worden gezien. Dat is waarnaar we streven.

De lidstaten en de Commissie willen dus het overleg in de internationale organen voortzetten om de voorwaarden voor zo’n mondiale overeenkomst, of bilaterale overeenkomsten op te zetten, met de bedoeling dat er verbindingen tussen het Europese stelsel en toekomstige andere nationale of regionale stelsels worden gelegd.

Ten einde hebben we ervoor gezorgd om een specifieke boodschap in richting van de ontwikkelingslanden te sturen, waarvan vele luchtvaartmaatschappijen op grond van de in de tekst van de overeenkomst opgenomen de minimis-clausule van het stelsel kunnen worden vrijgesteld.

Ten slotte, geeft de tekst in dezelfde geest aan dat de inkomsten uit de veilingen moeten worden gebruikt om de uitwerkingen van de klimaatverandering binnen Europa en buiten Europa door een hele reeks maatregelen aan te pakken die in de tekst zijn vastgelegd. Bijzondere nadruk werd gelegd op maatregelen die de aanpassing aan de klimaatverandering in de ontwikkelingslanden vergemakkelijken, op luchtvaartkundig onderzoek en vervoersmiddelen met lage uitstoot.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, dr. Liese, mijn dank en felicitaties uitspreken voor zijn uitstekende werk inzake de opname van de luchtvaart in de Europese regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, evenals aan het Europees Parlement voor zijn positieve en constructieve bijdrage.

Ik ben tevreden dat het mogelijk was om in tweede lezing een overeenkomst te bereiken. De leden van het Europees Parlement hebben een rol van doorslaggevende betekenis gespeeld bij het waarborgen van de integriteit van het voorstel van de Commissie en bij het opstellen van hogere milieudoelstellingen voor bepaalde belangrijke punten.

Door het bereiken van een overeenkomst over de richtlijn hebben de instellingen van de Gemeenschap aangetoond dat de Europese Unie in staat is om specifieke maatregelen aan te nemen om haar ambitieuze doelstellingen inzake klimaatverandering te vervullen.

Deze doelstelling is de eerste van een reeks van maatregelen die erop gericht zijn om de EU-streefdoelen voor 2020 inzake broeikasgassen te bereiken. De aanneming ervan is een positief signaal voor de aanstaande onderhandelingen over het klimaatpakket en de energiemaatregelen.

Alle sectoren van de economie zijn verplicht om hun bijdrage aan het bereiken van de streefdoelen van de EU inzake de klimaatverandering te leveren. De opname van de luchtvervoerssector in de regeling voor de handel in emissierechten is een onontbeerlijk bestanddeel van de algemene aanpak van de Europese Unie in de omgang met de uitwerkingen van het luchtvervoer op de klimaatverandering.

De emissies door het luchtvervoer nemen snel toe; sinds 1990 zijn ze bijna verdubbeld en de verwachtingen zijn dat ze tot 2020 nog eens verdubbelen. Het is daarom noodzakelijk om vastberaden te handelen, wat alleen op het niveau van de Europese Unie, en niet op het niveau van de lidstaten mogelijk is.

Het bereiken van een overeenkomst in tweede lezing bevestigt ook de kracht van de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, die de grootste ter wereld is. Door de internationale onderhandelingen die op het bereiken van een internationaal verdrag inzake het klimaat na 2012 gericht zijn, kan de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten de grondslag zijn waarop de mondiale koolstofmarkt zal worden opgebouwd.

Door de deelname aan de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten hebben de luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om ervaringen op te doen die zullen worden benodigd voor de toekomstige beperkingen inzake koolstofuitstoot op mondiaal niveau.

Naast de aanneming en de tenuitvoerlegging van de richtlijn, zal de Commissie, volgens het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en samen met de internationale Burgerluchtvaartorganisatie, zijn inspanningen voortzetten die op de aanpak van de emissies van het luchtvervoer zijn gericht.

We zullen doorgaan met druk uitoefenen zodat het luchtvervoer in een internationale beheersregeling inzake klimaatverandering wordt opgenomen, wanneer de streefdoelen van Kyoto uitlopen.

Er kan echter geen mondiale overeenkomst worden bereikt, wanneer bij dit wereldwijd streven niemand het voortouw wil nemen. Door de opname van het luchtvervoer in de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten nemen we dit voortouw, maar we benadrukken tegelijkertijd dat we open staan voor overleg met onze partners, waarvan we hopen dat het tot een wereldwijde regeling zal leiden.

Het Europees Parlement is op bepaalde wezenlijke punten succesvol geweest en daarom gaat het definitieve wetgevingsbesluit verder dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, vooral met betrekking tot de bovengrens en de hoeveelheid van geveilde emissierechten.

Ik ben er vooral over verheugd dat het Europees Parlement gedurende het gehele onderhandelingsproces heeft aangedrongen op de noodzaak om voor een ambitieuze richtlijn te zorgen om de effecten van het luchtvervoer op het klimaat aan te pakken. De overeenkomst over deze richtlijn betekent voor de bestrijding van de klimaatverandering een belangrijke stap voorwaarts. De Europese Commissie is daarom in staat de compromisvoorstellen te aanvaarden zodat in tweede lezing een overeenkomst kon worden bereikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Liese, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, broeikasgasemissies zijn sinds 1990 verdubbeld, en misschien meer dan verdubbeld, omdat de meest actuele cijfers op het moment nog niet beschikbaar zijn. Dit past in het geheel niet bij het doel van de Europese Unie tot een vermindering van 20 procent aan broeikasgassen tegen 2020, wat zelfs nog tot 30 procent zal worden verhoogd wanneer anderen eraan deelnemen. Het besluit om de luchtvaart in de handel in broeikasgasemissierechten op te nemen was zo gezien al over tijd, en het doet goed dat we nu in tweede lezing een compromis hebben bereikt.

Deze overeenkomst is een belangrijk signaal voor het algemene klimaat- en energiepakket dat we, zo mogelijk, dit jaar ook nog willen afsluiten. Ik zou al degenen die een bijdrage aan dit succesvolle resultaat hebben geleverd willen bedanken, met name de schaduwrapporteurs, de afgevaardigden van andere commissies, zoals de heer Jarzembowski van de Commissie vervoer en toerisme, de verschillende personeelsleden, de afgevaardigden van de Commissie en de Raad, en vooral het Sloveense voorzitterschap, dat naar mijn mening een meesterzet heeft afgeleverd, wanneer men naar de moeilijke debatten kijkt die op Raadsniveau hebben plaatsgevonden.

We hebben ons met veel belangrijke vraagstukken beziggehouden en erover in tweestrijd gestaan, maar aan het eind hebben we een solide compromis bereikt. Het compromis bevat zeer veel onderdelen die algemeen als positief kunnen worden aangezien. De handel in emissierechten van het luchtverkeer zal van begin af aan beter functioneren dan bij de stroomproducenten en bij de energie-intensieve ondernemingen. Er zullen ook geen nationale toewijzingsplannen komen en zodoende ook niet de hiermee verbonden problemen als te grote toewijzing, mededingingsvervalsing en dergelijke. Na het benchmarken en de handel zullen we in Europa een homogene verdeling krijgen, wat ook betekent dat ondernemingen die vandaag al in schone techniek hebben geïnvesteerd, hiervoor worden beloond, en niet zoals tot op heden gedeeltelijk worden bestraft.

Het is belangrijk dat we de Raad van ministers ertoe hebben kunnen overhalen dat zij voor een formulering over de oormerking van de middelen hebben gestemd, die verder gaat dan alles wat de Raad tot nu toe op andere gebieden bereid was te accepteren. Het gaat om klimaatbescherming: we willen hier geen nieuwe belasting invoeren, maar de middelen voor bepaalde doeleinden vastleggen. Persoonlijk ben ik er zeer mee begaan dat wij de mensen die milieuvriendelijke vervoersmiddelen als bus en trein gebruiken vooral ondersteunen, omdat die ook onder de hoge prijzen voor aardolie te lijden hebben, en in tegenstelling tot de vliegtuigmaatschappijen, gedeeltelijk met zeer veel belastingen te kampen hebben, zoals bijvoorbeeld in mijn land de ecobelasting. Hier moet men nog eens over veranderingen nadenken, en hiervoor bestaat nu de mogelijkheid.

Het is revolutionair dat de vluchten en luchtvaartmaatschappijen uit derde landen hierbij betrokken worden. Dit is noodzakelijk op grond van de milieubescherming, omdat twee derde van de emissies die door onze regeling worden gedekt niet worden veroorzaakt door vluchten binnen Europa, maar door intercontinentale vluchten. En we willen de derde landen ook op grond van de mededinging erbij betrekken. We zijn ervan overtuigd dat onze regeling met internationaal recht, bijvoorbeeld de Conventie van Chicago verenigbaar is, en er is voldoende juridisch advies om dit te boekstaven.

We zullen ermee moeten leven dat de huidige regering van de Verenigde Staten het anders ziet. Ik ben geen mens die bij elk punt kritiek levert op president Bush – ik zie dat genuanceerd - , maar op dit punt vind ik het echt niet te harden, wanneer de regering van de Verenigde Staten nu zegt dat we toch op internationaal niveau, op het niveau van de ICAO, dienen te onderhandelen. De ICAO heeft sinds 1997, sinds Kyoto, de opdracht om de emissies in het luchtverkeer te verminderen, en ze hebben in het geheel niet, maar ook werkelijk niets tot stand gebracht, en een belangrijke reden was het verzet van de huidige Amerikaanse regering.

Daarom wil ik het nog eens zeer duidelijk zeggen: we willen een internationale overeenkomst, maar wanneer we realistisch zijn, weten we dat we die eerst zullen krijgen wanneer met John McCain of Barack Obama iemand in het Witte Huis komt die de klimaatbescherming werkelijk serieus neemt. Dan zullen we hier ook een stap verder komen. Alles bij elkaar genomen geloof ik dat iedereen concessies moest doen, maar dat het een goed compromis is, en het zou mij zeer verheugen, wanneer dit Huis er straks met grote meerderheid voor zal stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten zou ik de rapporteur, de heer Liese, hartelijk willen danken voor dit resultaat. En wel heeft dit twee aspecten: Het is aan de ene kant een evenwichtig onderhandelingsresultaat tussen het Parlement en de Raad, maar het is ook een evenwichtig resultaat wat zowel de milieubelangen alsook de economische en vervoersbelangen aangaat, en we moeten begrijpen dat het hier om een zeer complexe reeks van zaken gaat.

Ik ben er vooral over verheugd dat men het eens is geworden over 2012 als jaar van tenuitvoerlegging. Hierdoor hebben wij de mogelijkheid om vooruitgang te boeken bij de onderhandelingen met derde landen. Mijnheer de commissaris, ik richt volgend appel aan u: We mogen niet alleen het standpunt innemen dat wij gelijk hebben, dat de anderen ons moeten volgen, omdat ons dan tegenmaatregelen van andere landen tegen onze luchtvaartmaatschappijen te wachten zullen staan. Dat mag niet gebeuren! We mogen niet de luchtvaartmaatschappijen en vanwege translocatie- effecten de Europese luchthavens tot slachtoffers van een eenzijdig milieubeleid maken.

Ik doe een beroep op u dat u de opdracht aan de Raad en het Parlement zeer serieus neemt om in de komende jaren snel te onderhandelen. Ik geef toe dat u zich met Amerika tijd kunt laten tot 2010, maar met de andere staten – Rusland, China – moet worden gepraat, om te vermijden dat onze alleenstaande oplossing onze luchtvaartmaatschappijen, onze luchthavens met hun vele duizenden en miljoenen van werknemers in de problemen brengt.

Ik ben ook verheugd dat het ook inhoudelijk evenwichtig is, omdat we weliswaar de jaren 2004 tot 2006 als basisjaren nemen voor het toewijzen van de certificaten, we echter bij de plafonnering met 97 procent respectievelijk 95 procent zeer redelijk zijn, en door het feit dat we aanvankelijk 85 procent van de certificaten gratis verdelen en slecht 15 procent in de veiling geven, bereiken we verminderingen van de uitwerkingen op het milieu door het luchtvervoer. Tegelijkertijd houden we de kosten voor de luchtvaartmaatschappijen en de kosten voor de passagiers op een redelijk niveau.

Gelet op de gewoonweg dramatisch stijgende prijzen voor kerosine moeten we oppassen dat we de belangen van de burgers met betrekking tot het milieu en vervoer en de mobiliteit met elkaar in overeenstemming houden. Daarom nog eens mijn hartelijke felicitaties aan de rapporteur!

 
  
MPphoto
 
 

  Matthias Groote, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren. Allereerst wil ik Peter Liese, de verantwoordelijke rapporteur, voor de erg collegiale en goede samenwerking danken. Dat geeft voor het aanstaande klimaatpakket de hoop dat we hier in het Parlement, maar ook met de Raad tot een goed resultaat zullen komen en dat nog tijdens deze zittingstermijn.

Het huidige compromis toont aan dat het Europa ernst is met de strijd tegen de klimaatverandering. Dit compromis is ook buiten onze grenzen, internationaal gezien, een goed teken dat we bij de kwestie klimaatbescherming, maar ook bij het vraagstuk energie-efficiëntie vooruitgang boeken. Ik ben er vooral over verheugd dat alle vliegtuigen met een startgewicht vanaf 5,7 ton hierin worden opgenomen, en dat er geen uitzonderingen worden gemaakt voor bepaalde vliegtuigen, zoals bijvoorbeeld zakenvliegtuigen. Dit zou tot onbegrip bij de bevolking hebben geleid, wanneer we voor geprivilegieerde groepen uitzonderingen zouden hebben gepland.

In de afgelopen weken en maanden zijn er in dit Huis veel hoorzittingen over het thema klimaatverandering geweest. Iedere expert op zich heeft verteld: we moeten de trend bij de emissies een halt toeroepen, en dit binnen het komende decennium. Bij dit compromis is het ons gelukt om deze trend in de luchtvaartsector te stoppen. In 2012 zullen we bij de toewijzing van de certificaten een bovengrens van 97 procent invoeren, en vanaf 2013 95 procent. Dit zal de trend stoppen, juist in deze sector die zo snel gegroeid is – van 1990 tot 2003 een groei van 73 procent. Dit zal de kentering in de trend teweegbrengen.

Een paar van de collega’s hebben het net al aangestipt: 85 procent van de certificaten worden gratis verdeeld, 15 procent komen in de handel. Hier zou ik me een ambitieuzere aanpak hebben gewenst. Maar dit is een compromis waarmee we allemaal kunnen leven, en een compromis is beter dan in de derde lezing te gaan.

De inkomsten zullen voor de bestrijding van de klimaatverandering, evenals voor de aanpassingsmaatregelen worden gebruikt. Dat staat ook uitdrukkelijk in deze richtlijn vermeld. Ik richt nog een appel aan de lidstaten dit geld ook werkelijk hiervoor te gebruiken en hiermee niet het een of andere gat in de begroting te stoppen! Deze middelen moeten hiervoor worden gebruikt, omdat het anders als een aanvullende belasting zou worden gezien.

Ik juich het uitdrukkelijk toe dat in 2014 een herziening van deze richtlijn zal plaatsvinden, wanneer we kunnen kijken of we haar nog ergens beter moeten afstellen of dat we ambitieuzer te werk moeten gaan.

Ik ben tijdens de gehele wetgevingsprocedure over de NOx –uitstoot een voorstander van de invoering van een vermenigvuldigingsfactor geweest. Mijn vraag aan de commissaris luidt daarom: wanneer zal de Commissie hierover een wetsontwerp presenteren?

 
  
MPphoto
 
 

  Holger Krahmer, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben tegelijkertijd verrast, verheugd en bezorgd. Ik ben verrast over de snelheid waarmee de rapporteur van het Parlement in een achterkameroverleg met het voorzitterschap van de Raad bijna alles van tafel heeft geveegd wat voor het Parlement bij deze zaak in de laatste twee jaar belangrijk is geweest. Dit mag niet de maatstaf zijn voor ons debat over het voor ons liggende klimaatpakket zijn, omdat het hier om politiek uit het achterkamertje gaat en niet om transparante democratie.

Ik ben er echter over verheugd dat we realistisch zijn gebleven. Het is bij de opname van de luchtvaartmaatschappijen zeer belangrijk om bij de kosten van de regeling realistisch te blijven, omdat iedere luchtvaartmaatschappij die op het moment geen efficiënt brandstofmanagement voert dit bij straffe van haar ondergang doet.

Ik ben bezorgd over het wensdenken dat sommigen van ons hebben met betrekking tot de internationale situatie. Mijnheer Liese, in de Verenigde Staten is de emissiehandel niet vanwege de president mislukt, maar in de senaat, waar de partij die waarschijnlijk de volgende keer de president levert de meerderheid heeft. Het gaat hier om het probleem van een realistische schatting; want zelfs wanneer het ons lukt om de Amerikanen ervan te overtuigen ook aan de emissiehandel deel te nemen, dan hebben we nog met een hele reeks van andere staten op deze wereld te maken, waarvan ik in het geheel niet weet, hoe we met hen willen praten. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de Emir van Dubai.

Deze regio is voor ons, economisch gezien, de veel sterkere uitdaging. De concurrentie met haar is veel belangrijker dan met een paar – excusez le mot – failliete luchtvaartmaatschappijen van de VS. Dit hebben we hier volledig buiten beschouwing gelaten. Het is echter zeer belangrijk om een gevoel voor proportie te behouden, een gevoel voor proportie dat we in deze kwestie met zekerheid voorwaarts moeten gaan, maar niet zover voorwaarts dat de anderen niet meer achter ons aanlopen. We provoceren hier een handelsoorlog. Ook u hebt dat, mijnheer Liese, bij de hoorzittingen in het congres van de Verenigde Staten te horen gekregen – vreemd dat u dit hier nooit openlijk zult zeggen.

Daarom hebben we nu een compromis dat tamelijk dicht bij de realiteit ligt, maar die hopelijk uit het zicht van de procedure niet...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Roberts Zīle, namens de UEN-Fractie. – (LV) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, ik zou aan het begin de heer Liese, de rapporteur, willen danken voor zijn goede samenwerking met de Raad om dit goede compromis te bereiken. Ik wil slechts twee opmerkingen maken. Het is ten eerste natuurlijk een resultaat – het feit dat vanaf 2012 de handel in quota in de gehele sector zal beginnen, en ook bij de drie staatsbedrijven die vluchten binnen de Europese Unie uitvoeren. Ik zou echter ten tweede de speciale drie procent quota willen benadrukken die aan de jonge en zeer snel groeiende bedrijven van de EU, met een gemiddelde groei van meer dan 18 procent in vier jaren, extra mogelijkheden zullen geven. Ik denk dat dit hun de mogelijkheid geeft om op deze markten te concurreren en tegelijkertijd zal het een bovengrens voor de quota van één miljoen voor dit soort bedrijven vastleggen. Daarom is dit een uitstekend resultaat, en een uitstekend compromis. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, aan het begin zou ik graag de heer Liese voor zijn uitstekende werk aan dit dossier willen danken. Ik vind het alleen jammer dat de overeenkomst die we vandaag voor ons hebben liggen ondanks zijn beste inspanningen door mijn fractie slechts zeer terughoudend kan worden ondersteund. Dit is een direct uitvloeisel van het grote gebrek aan ambitie van de kant van de Raad.

De regeringen hebben nu al sinds jaren met veel enthousiasme over de ETS gesproken als dé oplossing om ervoor te zorgen dat de luchtvaart een werkelijke bijdrage aan de vermindering van de uitstoot levert. De handel heeft inderdaad het vermogen om een nuttige rol te spelen, maar alles hangt af van het ontwerp van de regeling. Vanwege de onverzettelijkheid van de Raad is de overeenkomst die we op het moment hebben volkomen verschillend van hetgeen er werkelijk nodig is en dit is een goed voorbeeld van de enorme kloof tussen de frasen van de regeringen over de klimaatverandering en de mate aan politieke wil om er werkelijk wat aan te doen.

In deze overeenkomst ontbreekt het aan wezenlijke zaken, zoals bijvoorbeeld een bepaling om paal en perk te zetten aan de mate waarin de luchtvaart door de aankoop van emissierechten uit andere sectoren met haar gewone gang van zaken door kan gaan. De volledige veiling van de emissierechten ontbreekt, hoewel dit aan het criterium van de Commissie zou voldoen en de kosten volledig zouden kunnen worden doorberekend; en het ontbreekt aan een plafonnering die in de buurt komt van de vele eisen die aan andere sectoren worden gesteld.

Het Parlement heeft nu zijn best gedaan, en de voor ons liggende overeenkomst vertegenwoordigt in ieder geval een paar verbeteringen ten opzichte van het gemeenschappelijk standpunt. Het is een kleine stap in de juiste richting, maar het is ook een echt gemiste kans van hetgeen men had kunnen bereiken. Om ervoor te zorgen dat het zinvol is en dat de luchtvaartemissies werkelijk worden aangepakt, moeten we nu veilig stellen dat de inspanningen snel opgevoerd worden en de ecologische integriteit krijgen die ze dringend nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. (SV) Mevrouw de Voorzitter, dit zou de eerste zomer zonder ijs in het noordpoolgebied kunnen zijn. Een paar van de grootste gletsjers van de wereld glijden nu van de ijskap van Groenland in de Noord Atlantische Oceaan. Nooit tevoren is er zoveel ijs en sneeuw gesmolten als in de laatste paar jaren. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien toen ik verleden jaar Groenland bezocht. Iedereen, waaronder de deskundigen van de intergouvernementele Werkgroep van de Verenigde Naties inzake de klimaatverandering, is verbaasd over de smelting die plaatsvindt.

Deze angstaanjagende ontwikkeling staat natuurlijk in direct verband met onze emissies en het wereldwijde opwarmingsproces. Wij in de rijke wereld zijn het – de VS, Australië, Japan en natuurlijk de EU – die hiervoor verantwoordelijk zijn. Daarom moeten we alle sectoren die aan de uitstoot van koolstofdioxide en broeikasgassen bijdragen aan een kritisch onderzoek onderwerpen.

De luchtvervoersindustrie heeft sinds 1990 haar emissies om rond 100 procent verhoogd. De luchtvervoersindustrie is er tot nu toe gemakkelijk van afgekomen. De kerosine is vrijgesteld van belastingen, en locale en regionale overheden subsidiëren vaak luchthavens in Europa. We vliegen hier in Europa als nooit tevoren.

Het compromis waarover we nu moeten besluiten blijft ver achter bij de noodzakelijke handelingen die wij van de GUE/NGL-Fractie hadden willen zien. De streefdoelen voor vermindering door de luchtvaart hadden hoger moeten liggen; de emissies naast de CO2 hadden ook moeten worden opgenomen; de emissierechten hadden niet gratis mogen worden verdeeld. Dit is op de keeper beschouwd een overeenkomst die een kleine stap in de juiste richting is. De luchtvaart zal worden gedwongen om zijn emissies te verminderen, en een klein aandeel van de emissierechten moet in de veiling worden gegooid. Het handelsproces zal inkomsten opleveren die zullen worden gebruikt voor klimaatmaatregelen in Europa en de ontwikkelingslanden.

Ten slotte zou ik graag nog een vraag aan de Commissie willen stellen: kunt u plechtig beloven dat landen die parallelle maatregelen om de uitstoot door de luchtvaart te verminderen willen aannemen, zoals de luchtpassagierdienst van het Verenigd Koninkrijk, hiermee verder kunnen gaan?

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie.(NL) Voor ons ligt het akkoord in tweede lezing over de opneming van de luchtvaartsector in de emissiehandelsregeling. Ik wil rapporteur Peter Liese van harte bedanken voor de wijze waarop hij de onderhandelingen met de Raad heeft gevoerd en voor de inspanningen die hij heeft verricht om tot dit resultaat te komen.

Wat nu voor ons ligt is weliswaar niet zo ambitieus als het Parlement heeft voorgesteld. Het emissieplafond is bijvoorbeeld hoger dan het Parlement voorstelde, terwijl de veilingpercentages juist minder groot zijn. Toch getuigt dit akkoord van meer ambitie dan het oorspronkelijke Commissievoorstel en dat is volgens mij een goede zaak.

Ook de luchtvaartsector moet een schonere sector worden en zijn uitstoot van broeikasgassen verminderen. In onze strijd tegen milieuvervuiling en klimaatverandering is dit akkoord een belangrijke stap in de goede richting, zeker in het licht van de voortgang binnen het klimaatpakket waar wij ons als Parlement nu actief in verdiepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren, vandaag hebben we het over het onderhandelde compromis dat ervoor zorgt dat de luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten worden opgenomen. Dit is een positieve zet, omdat we allen het Europees engagement tegen de klimaatverandering ondersteunen en we het allemaal erover eens zijn dat we de CO2–emissies moeten verminderen, echter niet tegen elke prijs. Daarom is er een internationale overeenkomst nodig en zonder twijfel moet het ICAO hierin zijn rol vervullen. De Europese Unie moet bij de debatten binnen het kader van de ICAO een beslissende rol spelen om voor een realistische aanpak te zorgen.

We willen nog steeds een sterker concurrerend Europa zien; we moeten ons zeker niet in de knie schieten en daarom dus voet bij stuk houden om de luchtvaartmaatschappijen uit derde landen op te nemen. We moeten oppassen om niet aan onze goedkope maatschappijen of zelfs onze grote luchtvaartmaatschappijen schade te berokkenen, die ertoe zouden kunnen overgaan om bepaalde markten die te duur zijn niet meer te bedienen. Per slot van rekening is het de klant, de zwakste schakel van de keten, die eronder te lijden heeft en die misschien zou kunnen beginnen het luchtvervoer als luxe op te vatten. We hebben daarom een compromis dat wezenlijk is voor de gesprekken eind 2009 in Poznań, en natuurlijk voor ons engagement in 2009 in Kopenhagen.

Er is echter één zeer belangrijk thema: de inkomsten die de veilingen opleveren. Het Europees Parlement zal zeer strijdlustig tonen over het gebruik van deze inkomsten, die voor schoon vervoer moeten worden gebruikt, die voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartsector moeten worden gebruikt, maar die bovenal niet voor andere doeleinden moeten worden gebruikt; anders zullen de uitwerkingen bijzonder verschrikkelijk zijn en het afsluiten van een internationale overeenkomst belemmeren. Het is daarom belangrijk om de strijd tegen de CO2 –uitstoot op te voeren door gelijktijdig voor de tenuitvoerlegging van de andere onderdelen van het beleid te zorgen: het technologisch onderdeel en het “single sky” onderdeel.

 
  
MPphoto
 
 

  Linda McAvan (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank aan jullie, Peter Liese, Matthias Groote en de andere schaduwrapporteurs, dat jullie voor ons een overeenkomst, die ik als goed beschouw, in de wacht hebben gesleept. Zij had beter kunnen zijn, maar zij legt een aantal belangrijke beginselen vast over de handel en over het gebruik van de middelen. Het toont ook aan dat Europa het serieus meent met de klimaatverandering. Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat we de wereld willen aantonen dat we de klimaatverandering kunnen aanpakken, dat we niet slechts mooie woorden op Europese toppen van ons geven, maar dat we hierop in de wetgeving van de Europese Unie ook daden laten volgen. Ik geloof dat de vandaag voor ons liggende overeenkomst een goed teken is dat we tot het eind van het jaar een pakket over de klimaatverandering kunnen krijgen, wanneer we dit willen.

Maar u zult hebben gehoord, net zoals de commissaris, dat de mensen in dit Huis van mening zijn dat ze niet zo gelukkig zijn met de door de heer Liese in elkaar gezette overeenkomst. Ik vraag ze wat het alternatief is. Wat stellen ze in plaats hiervan voor, wanneer ze van mening zijn dat Europa het voortouw bij de luchtvaart zou moeten nemen? Waarbij nemen wij het voortouw? Wat zullen we met de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten doen? Gaan we zitten wachten totdat er iets in het Witte Huis verandert? Minister en commissaris, ik hoop dat u allebei voet bij stuk zult houden en met mevrouw Doyle zult samenwerken over de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten. Dit is een overeenkomst over de luchtvaart. We willen eveneens aan de scheepvaart werken. Wanneer we de burgers vragen om hun deel aan de bestrijding van de klimaatverandering bij te dragen, dan moeten we hier in de Europese Unie ons deel inzake de wetgeving doen. Dus vraag ik degenen aan de andere kant van het Huis, die nu niet hier zijn, maar die twijfel naar voren hebben gebracht, om met alternatieven te komen, wanneer ze betere hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Krupa (IND/DEM). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de vliegtuigen van vandaag weinig gevolgen voor het klimaat hebben, vanwege de lage mate aan door de mens veroorzaakte uitstoot van koolstofoxide en stikstofoxide in hun emissies, met een effect van slechts 0,1 procent op de wolkenvorming door condensatiestrepen, of cirruswolken. De stijgende olieprijzen hebben de mate waarin de vliegtuigmaatschappijen hun prijzen voor vervoersdiensten zouden kunnen verhogen aanzienlijk verminderd, wat, samen met de extra voorwaarde om de kosten voor de aankopen volgens de emissiehandelsregeling te dekken, voor een sterke domper op de groei in deze sector zal zorgen. Het zal ook de invoering van ecologische oplossingen vertragen of zelfs onmogelijk maken. Daarom zou het verstandig zijn om plotselinge en riskante maatregelen in de luchtvervoerssector te vermijden, vooral in de nieuwe lidstaten, die nu net met een inhaalrace zijn begonnen. Er bestaat in het geheel geen reden om het luchtvervoer te beperken wanneer er geen praktisch alternatief of de noodzakelijke tijd voor systematische aanpassing wordt aangeboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldis Kušķis (PPE-DE).(LV) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. De opname van de luchtvaartactiviteiten in de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten is een logische stap. 85 procent van de rechten zullen gratis worden verdeeld, maar aan het eind van de rekening betaalt de vervuiler. Dit geeft ons de mogelijkheid om de klimaatverandering een halt toe te roepen. We zullen betere mogelijkheden hebben om onze levenskwaliteit in Europa overeind te houden. Ik ben de heer Liese, de rapporteur, zeer dankbaar; door met hem samen te werken, hebben we een uitstekende oplossing gevonden voor de bijzondere reserve, die wordt aangeboden voor snel groeiende luchtvaartmaatschappijen. De toetreding van Litouwen tot de Europese Unie heeft van dit land een van de snelst groeiende staten gemaakt, en ik ben ook trots op onze nationale luchtvaartmaatschappij, die in de afgelopen jaren een groei van tegen de 50 procent heeft doorgemaakt. Het Europees Parlement ontwikkelt een milieubeleid van hoge kwaliteit, in verbinding met een verantwoordelijk vervoersbeleid. Natuurlijk zal dit uitwerkingen op de Europese toerisme-industrie hebben. Ik ben ervan overtuigd dat verantwoordelijk toerisme tot een veel betere levenskwaliteit kan leiden. Verantwoordelijk toerisme van hoge kwaliteit is de grondslag van het Europese toerismebeleid en een drijfveer voor de economie, en het veroorzaakt veel minder schade aan het milieu, de infrastructuur en de cultuur. De aanneming van de Richtlijn ter opneming van de luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten ondergraaft met zekerheid de status van de luchtvaartindustrie, en vooral de “heilige koe”-status van de nationale luchtvaartmaatschappijen. Misschien dat het hiervoor echter de hoogste tijd was. Ik wil nog eens de heer Liese bedanken en roep u op om dit verslag te ondersteunen, de eerste reeks van compromisamendementen en de bijzondere reserve van 3 procent voor de nieuw op de markt gekomen en snel groeiende bedrijven. Namens de snel groeiende bedrijven, hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Casaca (PSE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, we praten over een zaak van buitengewoon belang voor de ultraperifere regio’s. In deze regio’s, op deze verre eilanden, is de prijs van een luchtvaartticket de prijs voor de afstand tot vrijheid en dat is iets wat we dienen te begrijpen.

Ik wil onze rapporteur, Peter Liese, danken voor zijn ogenschijnlijk groot begrip voor de standpunten van de ultraperifere regio’s. Ik betreur echter de ongevoeligheid van de Commissie ten opzichte van de toestand van onze regio’s en ik moet zeggen dat we ondanks dat we een compromis hebben bereikt dat positief is en een paar stappen in de juiste richting heeft gezet, het gevoel hebben dat deze kwestie nog in het geheel niet is geregeld. Ik wil daarom een oproep doen, vooral aan Avril Doyle die verantwoordelijk is voor het verslag dat we binnenkort in overweging zullen nemen, dat we rekening houden met de ultraperifere regio’s en dat we voor ogen houden dat het bestaan in een regio die volledig van de continenten is afgesneden iets geheel anders is dan hier te zijn, in het midden van Europa. Wanneer we niet in staat zijn om dit te begrijpen, dan geloof ik dat we niet in staat zullen zijn om een goede wetgeving te bereiken, dus roep ik mevrouw Doyle op om zich door de geest van het verslag van Peter Liese te laten inspireren, zodat we een positieve boodschap aan deze regio’s kunnen sturen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, het is behoort bijna tot de gedragsregels om de rapporteur voor zijn werk te danken. Ik dank hem dus, niet alleen omdat de etiquette het verlangt, maar vanwege de eigen verdiensten van de rapporteur. De heer Liese is een collega die de plicht van een rapporteur heeft begrepen. Het is niet het de fractie dwingen om naar zijn eigen ideeën te luisteren, maar om ervoor te zorgen dat de mensen naar de ideeën van de fractie willen luisteren en willen weten waarom het gaat en hun recht te laten wedervaren. De heer Liese heeft dit zeer goed gedaan, daarvoor mijn dank.

We hebben sinds een aantal jaren inzake luchtvervoer samengewerkt. We kunnen relatief ingenomen zijn met het eindresultaat, wanneer men bedenkt dat de emissiehandel als unilaterale activiteit nooit een wenselijke manier van werken kan zijn. Een unilateraal besluit kan handelstwisten veroorzaken, en ook in het ergste geval geschillen over het luchtruim. Koolstoflekken zijn een gevaar, aangezien ze een directe invloed op het milieu hebben, maar vooral op de Europese economie en werkgelegenheid.

Hierbij gaat het om een werkelijk gevaar, omdat de luchtvaartmaatschappijen op het ogenblik al door hogere olieprijzen worden gestraft. Er zijn veel faillissementen geweest en het verkeer werd opgeheven. We willen dat dit besluit snel wordt genomen en in deze zaak niet wachten op de resultaten die hierover in Kopenhagen worden genomen, en we willen een internationale sectorovereenkomst bereiken. In plaats daarvan wacht het verenigde Europese luchtruim, dat onmiddellijk besparingen van koolstofdioxide zou opleveren – 12 procent per jaar – al meer dan tien jaar op ratificatie. Dit toont aan dat het bij de emissiehandel niet altijd om de bescherming van het milieu gaat, maar meer om de politiek.

Ik hoop dat onze zienswijze zal worden geaccepteerd zodat de wereldwijde emissiehandel voor het luchtvervoer zo snel als mogelijk plaatsvindt, en dat het geen koolstoflekken zal veroorzaken, maar met het milieu in het achterhoofd werkelijk een vermindering aan uitstoot en de rationalisering van alle soorten werkzaamheden zal opleveren. Nu bestraft de emissiehandel vooral de Europese bedrijven, die over het algemeen gezien met zeer nieuwe vloten vliegen. Op grond hiervan was het verstandig om in deze fase afstand te doen van het gebruik van de vermenigvuldigingsfactor, omdat het tot bedrog zou hebben geleid en de voordelen voor het milieu zeer gering zouden zijn geweest.

Ik ben met name verheugd dat mijn advies om de winsten uit de emissiehandel vooral in het onderzoek naar de vermindering van de uitstoot van het luchtverkeer te pompen in het slotcompromis is aangenomen. Het zou een ernstige fout zijn geweest om het luchtverkeer hier niet aan deel te laten nemen en de middelen in concurrerende vervoersmiddelen te investeren, zoals aan het begin werd voorgesteld. Wanneer we werkelijk...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega Peter Liese bedanken voor al het geweldige werk dat hij voor dit dossier heeft verricht. Hij is erin geslaagd om een compromis met de lidstaten bij de Raad te bereiken, en ook wanneer het niet zo ambitieus is als sommigen dit zouden hebben gehoopt (misschien dat dit het kenmerk van een goed compromis is), zo levert het toch het kader om de snelstgroeiende vervoerssector vanaf 2012 in het emissiehandelssysteem op te nemen. Als rapporteur voor herziening van het voorstel over de ETS-regeling van de EU begrijp ik de achterliggende ingewikkeldheden van dit vraagstuk en de moeilijkheden een goed en evenwichtig compromis te onderhandelen. Peter heeft aangetoond dat het doenbaar is en het is een uitdaging voor mij om zijn succes in mijn verslag te herhalen.

Sinds de door de EU bevorderde deregulering van de sector hebben de burgers van de EU rond 80 miljard euro per jaar aan tickets uitgegeven, en in deze getallen zijn de goedkope maatschappijen nog niet eens opgenomen. Er kan geen twijfel over bestaan dat de toegang tot lagere prijzen, in de laatste tijd zelfs gratis prijzen, het reizen toegankelijker heeft gemaakt.

Echter gezien de problemen waarmee we in het licht van de mondiale klimaatverandering te maken hebben, en het doel van 2°C, lijkt het me onverantwoordelijk om een uitzondering voor de luchtvaartsector te maken, en inderdaad voor de maritieme sector, dat ze geen bijdrage leveren aan de dringende oplossing van het snelst groeiende mondiale probleem.

We moeten voorwaarts gaan naar een bloeiende koolstofarme economie, en de emissiehandel is de manier die het meeste rendement oplevert om deze doelen te bereiken.

Aangezien de luchtvaartsector in staat is om de kosten aan de consument door te berekenen, is het zinvol dat de rechten door veiling worden toegewezen, zelfs in het huidige klimaat van brandstofprijzen, wat het bijzonder gevoelig maakt om het over het doorberekenen van kosten te hebben.

De nieuwe regeling zal zowel op vluchten binnen de EU alsook op internationale vluchten van toepassing zijn, waaronder ook die van luchtvaartmaatschappijen uit derde landen, wat ervoor zorgt dat het mededingingsvermogen van de luchtvaartmaatschappijen van de EU is gewaarborgd. Het beheer van de luchthavens, de luchtverkeerscontrole en een verenigd Europees luchtruim moeten allen een enorme bijdrage leveren aan de daling van het brandstofgebruik, waardoor de brandstofkosten en de behoefte aan koolstofcertificaten voor de luchtvaartmaatschappijen worden verminderd.

 
  
MPphoto
 
 

  John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de ETS met plafonnering en veiling moet alle luchtvaartbelastingen, vliegtuigpassagierbelastingen en iedere mogelijk dreigende belasting op kerosine vervangen. De emissiehandelsregeling is veel effectiever dan belastingen, wanneer we daadwerkelijk onze streefdoelen voor uitstoot willen bereiken. De kosten voor de passagiers, vrachtexpediteurs en luchtvaartmaatschappijen worden in een direct verband gebracht met de door hun veroorzaakte emissie en de regeringen kunnen het niet langer rechtvaardigen om hun gaten in de schatkist te dichten met pseudogroene belastingen op de luchtvaart en voor het reizend publiek.

Het emissiehandelssysteem is de eerlijkste manier om onze streefdoelen voor uitstoot te bereiken, en de luchtvaart ETS is voor de luchtvaart en zijn klanten de eerlijkste manier om hun deel eraan bij te dragen, en niet meer dan hun deel, aan dit belangrijke doel.

 
  
MPphoto
 
 

  Saïd El Khadraoui (PSE).(NL) Is dit een perfect akkoord? Neen. Is dit een stap in de goede richting? Absoluut wel. En dank aan de onderhandelaars daarvoor. Wij willen namelijk dat de luchtvaartindustrie bijdraagt tot het behalen van onze ambitieuze klimaatdoelstellingen. De emissiehandelsregeling zal de luchtvaartmaatschappijen ertoe aanzetten om zich beter te organiseren en om meer zuinigere en meer nieuwe vliegtuigen in te schakelen om extra kosten te vermijden.

Het project staat natuurlijk niet op zichzelf. Wij moeten dit zien in combinatie met een aantal andere maatregelen, zoals de vorige maand gelanceerde voorstellen om het Europese luchtruim efficiënter te organiseren en vele andere.

Tenslotte zou ik nog willen zeggen dat het voor zichzelf spreekt dat wij vanaf nu ook inspanningen moeten doen om derde landen hierbij te betrekken en een soortgelijke regeling in te voeren, zodat wij over een wereldwijde emissiehandelsregeling voor de luchtvaart zullen beschikken. Pas in dat geval zullen wij echt resultaten behalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, dank u voor dit verslag en voor de gevoerde onderhandelingen, alhoewel ik moet zeggen dat ik een beetje ontevreden ben. De genomen maatregelen moeten zorgvuldig worden overwogen en moeten rekening houden met zowel de milieubescherming en de kosten van het luchtvervoer. Het zou niet juist zijn wanneer dit enkel discriminerend voor de Europese luchtvaartmaatschappijen en Europese passagiers zou zijn, vooral in de nieuwe lidstaten. We moeten ons eraan herinneren dat het luchtruim de gehele aarde omspant, dus moeten onze handelingen met de handelingen van andere landen worden gecoördineerd. Anders krijgen we met verliezen te maken en de andere luchtvaartmaatschappijen zullen ons uitlachen. Laat ons hopen dat dit ook handelingen zal bevorderen die tot de bouw van nieuwe vliegtuigmotoren, een nieuwe generatie van motoren zullen leiden, evenals tot onderzoek naar andere aandrijvingsbronnen voor vliegtuigen. Bij dit soort zaken moeten we voorzichtig te werk gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, het moet in het achterhoofd worden gehouden dat de opneming van de luchtvaartactiviteiten in de Europese regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten problemen oplevert voor de landen die in economische moeilijkheden verkeren, vooral wanneer het over ultraperifere gebieden beschikt, zoals bij Portugal het geval is, dat de Azoren en Madeira heeft. We mogen niet vergeten dat het luchtvervoer belangrijk is om een verbinding tussen het continent en deze eilanden aan te bieden zodat de eilandbewoners zich niet zo gevangen voelen. Het is daarom van wezenlijk belang dat er op zijn minst een waarborg is voor een uitzonderingsregeling voor de ultraperifere regio’s. We dringen er daarom op aan dat de luchtvaartverbindingen van de ultraperifere gebieden, niet alleen onderling, maar ook met het continent, van de toepassing van deze regeling worden vrijgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) De door Peter Liese opgestelde compromistekst is een stap in de goede richting voor het bereiken van het klimaatveranderingsprogramma van de Europese Unie.

Allereerst wil ik de overeenkomst benadrukken dat er een bijzondere reserve van gratis emissierechten is ingericht voor de snelgroeiende luchtvaartmaatschappijen. Deze maatregel is ertoe bedoeld om deze sector in de nieuwe lidstaten te consolideren, waar namelijk juist uitbreiding en ontwikkeling het meest nodig zijn.

Ik wil ook het vooruitzicht benadrukken dat een deel van de inkomsten uit veilingen voor de ontwikkeling van de luchtvervoerssector wordt gebruikt. We moeten voor een verenigd, schoon en veilig luchtruim samenwerken door technische en operationele maatregelen te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen die voor een beter rendement zouden zorgen.

De snelle hereniging van het Europese luchtruim zal uitlopen op een verkorting van de routes, impliciet op een daling van het brandstofverbruik, de vermindering van emissies, daardoor lagere kosten in de emissiehandelsregeling, en uiteindelijk tot lagere prijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Kosciusko-Morizet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, waarop al een aantal van u heeft gewezen, er bestaat geen perfect compromis. Dit compromis is echter een evenwicht tussen de milieuvereisten en de economische verplichtingen die met de kwaliteit van doen hebben. Wanneer u dit compromis aanneemt, dan neemt u een belangrijke stap voor de Europese Unie. U zult bewijzen dat Europa in staat is om zijn eigen wetgeving voor de bestrijding van de klimaatverandering te ontwikkelen en het is een goed voorteken voor de discussies over het klimaat/energiepakket.

U zult de leidende rol van Europa in het mondiale beleid tegen de door de mens veroorzaakte koolstofuitstoot versterken, wat ook een goed voorteken voor de internationale onderhandelingen in december 2008 in Poznań en in december 2009 in Kopenhagen zou zijn. Ten slotte zult u hiermee de persoonlijkheden en politieke krachten onder onze internationale partners aanmoedigen die frisse impulsen aan de inspanningen ter vermindering van de broeikasgasemissies willen geven. Hierbij denk ik natuurlijk aan het bilateraal overleg dat we met landen zouden kunnen voeren die een zelfde soort regeling ten uitvoer willen leggen, maar ook aan de multilaterale besprekingen binnen het kader van het ICAO. Om al deze redenen verzoek ik u om deze overeenkomst te ondersteunen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag alle woordvoerders voor hun zeer welwillende standpunten willen danken. Met het bereiken van een overeenkomst over deze richtlijn tonen de instellingen van de Gemeenschap hun vastberadenheid aan om concrete maatregelen aan te nemen die noodzakelijk zijn om de ambitieuze klimaatveranderingsdoelen van de Europese Unie ten uitvoer te leggen.

Deze richtlijn is de eerste in een reeks van maatregelen die erop gericht zijn om de doelstellingen van de Europese Unie inzake de broeikasgassen in 2020 te halen. De aanneming van de richtlijn is een positief signaal naar de komende onderhandelingen over het klimaat en energiepakket en de internationale onderhandelingen in Poznań en Kopenhagen. Ik kreeg net de informatie dat de G8 een akkoord hebben bereikt over een streefdoel op lange termijn van 50 procent in 2050. Alhoewel we hiermee zeer ingenomen zijn, is het slechts een gedeeltelijke stap voorwaarts, omdat ze het niet eens konden worden over een streefdoel op de middellange termijn, ondanks dat zowel de lidstaten van de Europese Unie en de Commissie op de noodzaak van een streefdoel op middellange termijn hebben aangedrongen.

Vandaag zullen op de grondslag van de overeengekomen tekst vanaf 2012 alle vluchten naar en van de luchthavens van de Europese Unie volledig in de Gemeenschapsregeling voor de handel in emissierechten worden opgenomen. Dit betekent dat de vliegtuigexploitanten vanaf 2012 emissierechten nodig zullen hebben om hun vluchten naar en vanuit de Europese Unie af te dekken. In 2012 zal het aantal aan de luchtvaartsector toegewezen emissierechten 3 procent onder de gemiddelde jaarlijkse uitstoot van de sector in de jaren 2004 tot 2006 liggen. Vanaf 2013 zal het aantal emissierechten 5 procent lager liggen. Net zoals de andere industrieën in de regeling zullen ze in staat zijn om door hen niet benodigde emissierechten op de markt te verkopen, maar wanneer hun emissies hoger liggen, dan zullen ze meer emissierechten moeten kopen of overnemen uit schone energieprojecten in derde landen.

Dit is de wijze waarop de emissiehandelsregeling de deelnemers stimuleert om hun uitstoot te minimaliseren. De meerderheid van de emissierechten zal voor de luchtvaartmaatschappijen gratis zijn, maar 15 procent van de rechten zal worden geveild. De inkomsten uit deze veiling moeten worden gebruikt om de klimaatverandering in de Europese Unie en derde landen aan te pakken, vooral in de ontwikkelingslanden. Dit niveau kan vanaf 2013 in het kader van de lopende debatten over de herziening van de emissiehandelsrichtlijn worden verhoogd.

In januari van dit jaar heeft de Commissie voorgesteld dat in 2013 twintig procent van de emissierechten voor de luchtvaart moeten worden gehandeld, oplopend tot honderd procent in 2020. Terwijl zij deze overeenkomst ondersteunt, blijft het standpunt van de Commissie in de context van de herziene emissiehandelsrichtlijn dat het veilingsniveau van de luchtvaartsector in 2013 twintig procent moet zijn, en dat het overeenkomstig alle andere sectoren; uitgezonderd de stroomsector; moet worden verhoogd. Voor deze sectoren is voorgesteld om twintig procent van de emissierechten tot 2013 te veilen, oplopend tot honderd procent in 2020.

Ten aanzien van de uitstoot van stikstofoxide heeft de Commissie in zijn oorspronkelijke voorstel duidelijk te kennen gegeven dat er een afzonderlijke maatregel zou worden voorgesteld om de uitstoot van stikstofoxide aan te pakken en kan de volgende verklaring afleggen:

De Commissie herinnert eraan dat het in december 2008 van plan is om een wetsvoorstel uit te vaardigen ter invoering van maatregelen ter beperking van de uitstoot van stikstofoxide door de luchtvaart, met name voor een doeltreffende aanpak van de uitwerkingen op de klimaatverandering en ter vermijding van negatieve prikkels om de koolstofdioxide-uitstoot te verminderen ten koste van de stikstofoxiden.

Tot slot deel ik mee dat de Commissie zeer verheugd is. Ik zou vooral Dr. Liese voor zijn uitstekende werk en resultaten willen danken. We zijn zeer tevreden met de uitkomst van de onderhandelingen. De Commissie kan de voorgestelde compromisamendementen volledig aanvaarden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Liese, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, ik wil u graag voor uw complimenten danken en ze op mijn beurt verder willen geven aan allen die bij dit project hebben geholpen. Ik zou u ook hartelijk willen danken voor de op sommige plaatsen geopperde kritiek.

Ik kan hier nog een paar zaken rechtzetten: één spreker heeft gezegd dat het hier om politiek uit het achterkamertje gaat. Ik geloof dat dit niet waar is. Het procedé was zeer open en de spreker was zelf bij iedere afzonderlijke stap aanwezig, de schaduwrapporteurs werden over alle details op de hoogte gehouden, en in mijn fractie hebben we dit ook met elkaar besproken. Ik weet niet of dat in de fractie van de spreker het geval was, maar bij ons was het in ieder geval – ook intern – zeer open.

We hebben bij de Raad van de ministers zeer veel kunnen doorzetten. De commissaris heeft gezegd dat het ambitieuzer dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie is, en alleen al het aantal amendementen dat we hebben kunnen doorzetten – dertig – toont aan dat we het communautair standpunt hebben veranderd, op sommige punten zelfs zeer wezenlijk.

Mevrouw Lucas en de heer Holm en anderen hebben gezegd dat het niet aan de verwachtingen van de milieuverenigingen beantwoordt. Dat is juist, maar het zou ook geen goed compromis zijn geweest, wanneer we alles zouden hebben opgenomen wat de milieuverenigingen en de Groenen op dit vlak hebben geëist.

Op twee gebieden – waarop ook door de commissaris werd gewezen – kunnen we nog eens fijn afstellen. Bij het verslag van Avril Doyle hebben we de mogelijkheid de plafonnering en het veilingsniveau nog eens aan te passen, zodat het eerlijk is ten opzichte van de andere deelnemers aan de emissiehandelsregeling. Hierop zullen we in de tweede helft van het jaar bijzonder goed moeten letten.

Tot slot wil ik nog eens benadrukken: we willen concurrentiegelijkheid. We willen een mondiale overeenkomst, en we willen hier ook de vluchten uit derde landen bij betrekken. Het wordt nu langzaam tijd dat de luchtvaartmaatschappijen ons hierbij helpen. Ik kreeg een brief van de AEA onder ogen – de vereniging van Europese luchtvaartmaatschappijen – waarin na het afsluiten van het compromis nog werd gezegd dat andere regeringen dit begrijpelijkerwijs van de hand zouden wijzen. Men moet erover nadenken of men deze mensen nog verder in dienst neemt, omdat dit zeer slechte lobbyisten zijn.

We zullen het resultaat nu met zeer grote meerderheid aannemen, en daarna zullen we het gezamenlijk tegenover de derde landen verdedigen, waarna we zullen samenwerken. Maar wanneer een democratisch besluit van het Parlement niet wordt geaccepteerd, dan moeten we tegen de luchtvaartmaatschappijen zeggen dat ze zichzelf schade berokkenen. Ik verzoek om goedkeuring en dank voor de sterke ondersteuning.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún (GUE/NGL) , schriftelijk. (GA) Sinds 1990 is de uitstoot van broeikasgassen door de internationale luchtvaart van de EU meer dan verdubbeld en neemt nu 5 tot 12 procent van de totale CO2–uitstoot van de EU voor zijn rekening. Alhoewel de compromismaatregel verre van perfect is, stelt hij ons in staat om vanaf 2012 grenzen vast te leggen voor de uitstoot van de luchtvaartindustrie.

Door de opneming van de luchtvaart in de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (ETS) geven we een signaal dat we het ernstig menen met de oorzaken van de klimaatverandering. De volgende tien jaren zullen wezenlijk zijn bij de bestrijding van de klimaatverandering en het vermijden van onomkeerbare schade. Het is belangrijk dat in de algemene herziening met betrekking tot de luchtvaartsector een striktere eis wordt opgenomen samen met strengere reductiedoelstellingen in en vanaf 2013.

Volgens de nieuwe verordeningen, mogen de lidstaten de inkomsten uit de veiling van emissierechten gebruiken voor de vermindering van en aanpassing aan de klimaatverandering binnen de EU en de ontwikkelingslanden en ter bevordering van klimaatvriendelijk onderzoek en ontwikkeling inzake het vervoer. Deze investering is noodzakelijk wanneer we de voordelen van de opneming van de luchtvaart in de ETS volledig willen benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Gurmai (PSE) , schriftelijk. (HU) De aanpak van de grote uitdagingen van de klimaatverandering, ervoor te zorgen dat de op dit gebied in werking gezette maatregelen strenger worden en het versnellen van hun ontwikkeling zijn wezenlijke taken. Het verminderen van de broeikasgasuitstoot door het luchtverkeer en het opstellen van precieze bovengrenzen voor de uitstoot na 2012 zijn van wezenlijk belang. Er kan alleen een toonbaar resultaat bij de vermindering van de broeikasgassen worden bereikt wanneer het ook om de bindendheid van de regeling voor de handel in emissierechten gaat.

De inkomsten uit de veilingen moeten pragmatisch worden gebruikt (bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en het gebruik van milieuvriendelijke technologie), vooral in sectoren die door de Europese Unie worden gefinancierd, en in verband hiermee zou het de moeite waard zijn om de schepping van een afzonderlijk monetair fonds te onderzoeken. Wanneer de Galileo-, SES- en ETS-programma’s zo snel mogelijk gezamenlijk ten uitvoer zouden worden gelegd, dan zou dit ook het efficiënte gebruik van brandstoffen bevorderen.

De klimaatverandering is een mondiaal fenomeen. Alle mogelijke politieke instrumenten en onderhandelingsmethodes moeten worden gebruikt om alle grote uitstoters van broeikasgassen op de wereld bij het wereldwijd verminderen van de vervuilingsniveaus te betrekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) Deze richtlijn staat voor een ambitieus initiatief, waardoor de luchtvaartsector een belangrijke rol bij de bestrijding van de klimaatverandering zou kunnen spelen.

De onderhandelingen voor dit compromis zijn moeilijk geweest, omdat ze rekening moesten houden met de olieprijs, het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartmaatschappijen en milieubescherming, bij een poging om wereldwijd gezien als eerste een modelsysteem op te zetten ter opneming van de luchtvaart in de ETS. Toch mag de regeling niet juist de Europese luchtvaartmaatschappijen in gevaar brengen, die hun concurrentievermogen ten opzichte van de concurrerende luchtvaartsector in de VS of Dubai zouden kunnen verliezen. Door de bestraffing van de binnenlandse luchtvaartindustrie zou het fenomeen van “koolstoflekken” kunnen optreden, namelijk de oriëntering in richting van markten met minder strenge regels dan de in de EU vastgelegde, waardoor een handelsoorlog zou beginnen. Wanneer we willen dat het Europees luchtruim efficiënter wordt, moeten we een evenwicht tussen milieubescherming, consumentenbescherming en de luchtvaartsector vinden.

Ook dienen de inkomsten uit de veilingen van emissierechten te worden gebruikt voor de vermindering van broeikasgasemissies en de aanpassing aan de klimaatverandering, zonder dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om dit geld voor andere doeleinden te gebruiken.

Wanneer we het redden om de inkomsten uit veilingen correct te gebruiken en enkel als ecologisch instrument, zullen we boetes op grond van een internationale overeenkomst kunnen vermijden.

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 

7. : Tijdschema voor de begroting: zie notulen

8. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de stemmingen.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

8.1. Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument: algemene bepalingen (A6-0271/2008, Jacek Saryusz-Wolski) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.2. Rechtstreekse steunverlening in het kader van het GLB (A6-0270/2008, Neil Parish) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.3. Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (gecodificeerde versie) (A6-0290/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.4. Behoud van de vogelstand (aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing) (A6-0259/2008, Miroslav Ouzký) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.5. Gemeenschappelijk stelsel voor de belasting over de toegevoegde waarde (A6-0232/2008, Dariusz Rosati) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.6. Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 (A6-0221/2008, Bogusław Sonik) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.7. Toetreding van Liechtenstein tot de overeenkomst EU/EG/Zwitserland inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengen-acquis (A6-0246/2008, Ewa Klamt) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.8. Toetreding van Liechtenstein tot de overeenkomst EG/Zwitserland ter vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (A6-0247/2008, Ewa Klamt) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.9. Protocol tussen de EG, Zwitserland en Liechtenstein bij de overeenkomst EG/Zwitserland over de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, Zwitserland of Liechtenstein wordt ingediend (A6-0261/2008, Ewa Klamt) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.10. Invoering van een uniform visummodel, wat de nummering van visa betreft (A6-0268/2008, Gérard Deprez) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.11. Wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek India (A6-0254/2008, Christian Ehler) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.12. Verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak (A6-0277/2008, Diana Wallis) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.13. Verdediging van prerogatieven van het Europees Parlement voor nationale rechtbanken (A6-0222/2008, Giuseppe Gargani) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

8.14. Wijziging van het Reglement ter zake van de goedkeuring van de Commissie (A6-0198/2008, Andrew Duff) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
  

- Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie dankt de heer Duff voor zijn verslag.

We ondersteunen het besluit van het Parlement om de hoorzittingsprocedure op een manier te hervormen die de transparantie en democratische legitimiteit van de benoemingsprocedure verder zal versterken door het vastleggen van duidelijke, transparante en uniforme procedures en evaluatiecriteria.

De Commissie is echter van mening dat de in de verschillende in het verslag behandelde gevallen toe te passen procedures zich volledig aan de relevante bepalingen van de Verdragen - met name artikel 215 - en van het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie moeten houden om zo de onderlinge rechtelijke en institutionele verschillen te weerspiegelen.

Vooral de toegepaste procedures voor de herschikking van de portefeuilles moeten minder omvangrijk zijn dan de procedures die van toepassing zijn voor de goedkeuring van de gehele Commissie, en moeten de voorrechten van de voorzitter van de Europese Commissie met betrekking tot de toewijzing van portefeuilles respecteren.

We geloven dat dit in het belang van beide instellingen is. Verder is de Commissie rechtelijk gebonden aan de Verdragen en het Kaderakkoord en behoudt daarom haar recht om in elk van de verschillende scenario’s over de toe te passen procedures van geval tot geval en in een constructieve geest van samenwerking toe te stemmen, zoals tot nu toe het geval is geweest. Deze aanpak is voor beide instellingen succesvol geweest.

 

8.15. Uniforme toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (A6-0179/2008, Åsa Westlund) (stemming)

8.16. Levensmiddelenadditieven (A6-0180/2008, Åsa Westlund) (stemming)

8.17. Aroma’s en voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen (A6-0177/2008, Mojca Drčar Murko) (stemming)

8.18. Voedingsenzymen (A6-0176/2008, Avril Doyle) (stemming)
  

- Vóór de stemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, vanwege moeilijkheden om Straatsburg te bereiken, was ik gisteren niet in de gelegenheid om mijn collega’s te danken, vooral mijn mederapporteurs Åsa Westlund en Mojca Drčar Murko, en zeker ook mijn collega Pilar Ayuso, die mij bij het debat heeft vervangen, en tevens al onze afzonderlijke assistenten en het personeel voor hun samenwerking gedurende de laatste 12 maanden, om een zeer tevredenstellende overeenkomst in tweede lezing te bereiken over dit belangrijke pakket inzake voedselmaatregelen. Hierbij dank ik hen allen.

 

8.19. Wijziging Richtlijn 2003/87/EG ter opneming van de luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (A6-0220/2008, Peter Liese) (stemming)

8.20. Wijziging van het Reglement in verband met de voorstellen van de Werkgroep parlementaire hervorming inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen (A6-0197/2008, Richard Corbett) (stemming)

8.21. Begroting 2009: Eerste beschouwingen over het mandaat voor het overleg over het voorontwerp van begroting 2009 (A6-0262/2008, Jutta Haug) (stemming)

8.22. Gevolgen voor het milieu van de geplande gasleiding in de Oostzee (A6-0225/2008, Marcin Libicki) (stemming)
  

- Vóór de stemming over amendement 23:

 
  
MPphoto
 
 

  Dirk Sterckx (ALDE). – (NL) Voorzitter, er is een probleem met uw aankondigingsbord. Wij krijgen bij het resultaat van de stemming alleen een nul. Wij kunnen dus niet zien hoeveel mensen vóór of tegen gestemd hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Oké, hartelijk dank, mijnheer Sterckx. Zoals u begrijpt, kan ik het niet zien, omdat ik er met mijn rug naar toe zit.

De diensten van het Huis hebben mij verteld dat we werkelijk een probleem met de procedure voor het elektronisch tellen van stemmen hebben, en dus vraag ik om een paar ogenblikken geduld totdat het probleem is opgelost.

- Voor de stemming over amendement 50:

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben volledig vertrouwen in u, maar ik zou u zeer dankbaar zijn wanneer u de precieze getallen, over wie ervoor en ertegen heeft gestemd en wie zich van stem onthouden heeft, bekend zou kunnen maken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Nu dan, aangezien het grote scherm niet werkt, zal ik de aantallen voorlezen, wanneer dit akkoord is. Dit zal voor u een betere oplossing zijn.

(De stemming wordt voor een paar minuten onderbroken om de schermen te repareren die de uitkomst laten zien)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Booth (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik probeerde zojuist uw aandacht te krijgen, maar u hebt mij over het hoofd gezien. Toen we de stemming over amendement 49 controleerden waren er 474 voor, 181 tegen, en u zei “aangenomen, zoals gezegd”. U had echter niet “aangenomen” gezegd: u hebt het “verworpen” genoemd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik kan het mij niet herinneren. Wanneer u dit zo zegt, dan oké.

 
  
  

- Na de stemming over amendement 51:

 
  
MPphoto
 
 

  Marcin Libicki, rapporteur. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we het erover eens zijn, alhoewel schoorvoetend, dat de beeldschermen niet werken. Het is schandalig dat we niet in staat zijn om in het Europees Parlement de uitkomsten te zien Onder deze omstandigheden zou ik willen vragen dat wanneer u de uitkomsten controleert, dat u ons de precieze uitkomsten mededeelt, hoeveel er voor waren, hoeveel ertegen en hoeveel zich van stem hebben onthouden. De beeldschermen laten het niet zien, ik vraag daarom dat u de resultaten voorleest en dat uw personeel het opschrijft.

 
  
MPphoto
 
 

  Werner Langen (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u erop wijzen dat het stemindicatorstelsel bij iedere afzonderlijke zetel van de leden naar behoren functioneert, dat we deze mysterieuze schermen pas een jaar geleden hebben ingevoerd en dat het voordien goed heeft gefunctioneerd en dat ons vertrouwen in de Voorzitter in ieder geval een eerste vereiste is voor een ordentelijke gang van zaken.

(Applaus)

 
  
  

- Vóór de stemming over amendement 30:

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is heel eenvoudig. We vragen u slechts om een stemming in onderdelen vanaf de puntkomma, met andere woorden na de woorden “het is van groot belang dat Rusland zijn goede wil toont met betrekking tot de samenwerking in het Europese energiebeleid;” Hier zouden we een stemming in onderdelen willen hebben. Wij, aan deze kant van het Huis, zijn van mening dat het onnodig is en dat het eerste deel van het amendement verkeerd zou kunnen worden geïnterpreteerd, maar we zouden graag het tweede deel ondersteunen dat onderstreept hoe belangrijk het is dat Rusland het Energiehandvest ratificeert.

 
  
  

(Het Parlement neemt het voorstel aan)

- Vóór de stemming over amendement 37:

 
  
MPphoto
 
 

  Andres Tarand (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, overweging Q gaat over het aantal algen, waarvan een plotselinge stijging bijzondere risico’s voor Finland, Zweden en Duitsland met zich meebrengt. Ik ga er maar van uit dat de algen geen onderscheid maken tussen Zweden, Litouwen of andere naties, aangezien ze door de wind worden gedreven.

Dus is de tekst van het mondelinge amendement als volgt: “overwegende dat het uitvoeren van werkzaamheden in de bijzondere omstandigheden van de Oostzee zouden kunnen leiden tot een plotselinge stijging van het aantal algen, wat met name risico’s met zich mee zou kunnen brengen voor Finland, Zweden en Duitsland, en de Baltische Staten,”. Hier houdt het op. Ik betreur het dat Polen niet werd opgenomen, maar dit was vanwege technische redenen.

 
  
  

(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking)

- Na de eindstemming:

 
  
MPphoto
 
 

  Marcin Libicki, rapporteur. (PL) Ik zou graag allen die het verslag ondersteund hebben hartelijk willen danken. Ik hoop dat commissaris Dimas, de Commissie, de Raad en alle kopstukken van de Europese Unie deze mening van het Europees Parlement in overweging zullen nemen. Het werd hier op een duidelijke en transparante manier naar voren gebracht. De kwestie van energiesolidariteit, een solidariteit in een grotere politieke context, is evenals de milieubescherming uiterst belangrijk voor het Europees Parlement. Dit verslag en deze stemming, waarin 90 procent van de stemmers ervoor waren, moeten een duidelijk signaal naar de overheden in de Europese Unie zijn om de zienswijzen van het Europees Parlement niet te negeren en dat deze resolutie, alhoewel formeel niet bindend, als bindend zou moeten worden behandeld.

 

8.23. Stabilisering in Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap (A6-0269/2008, André Brie) (stemming)
  

- Na de stemming over amendement 11:

 
  
MPphoto
 
 

  André Brie, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, bij de aanblik van de verschrikkelijke terroristische aanslag van gisteren in Kabul en op basis van het debat van vandaag zou ik het volgende mondelinge amendement willen voorstellen, in te voegen als paragraaf 3 lid a: “veroordeelt ten sterkste de terreuraanslag op de ambassade van India in Kabul op 7 juli 2008 waarbij meer dan 40 doden vielen, waaronder 4 medewerkers van de ambassade en betuigt de familieleden, de gewonden en de Afghaanse en Indiase regering zijn innige medeleven;”.

(Applaus)

 
  
  

(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking)

De Voorzitter. − De stemming is gesloten.

 

9. Stemverklaringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Aanbevelingen voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0179/2008), (A6-0180/2008), Mojca Drčar Murko (A6-0177/2008), Avril Doyle (A6-0176/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer teleurgesteld dat het in de aanbeveling voor tweede lezing van mevrouw Westlund niet mogelijk was om een verbod op azokleurstoffen door te zetten. Dit is inderdaad zeer teleurstellend omdat het etiketteren de veiligheid niet waarborgt. Het Parlement heeft nu op dit gebied de controle uit de hand gegeven en is eenvoudigweg gezwicht, en heeft betreurenswaardig geen gebruik gemaakt van het voorzorgsbeginsel.

We vinden het net zo teleurstellend dat het niet gelukt is om met behulp van gentechniek gemodificeerde hulpstoffen op te nemen en te regelen, om zo een werkelijk teken te zetten hoe ernstig we het met de consumentenbescherming menen. Maar het meest betreurenswaardig is het dat het niet gelukt is om de kinderen tegen azokleurstoffen te beschermen. Het alarmerende onderzoek in Southampton toont duidelijk aan dat we een verbod moeten eisen, dat een verbod nodig is.

Wat zegt het voorzorgsbeginsel eigenlijk anders dan dat we de consequenties moeten trekken wanneer er aanwijzingen voor een risico zijn? De consequenties zouden zeer duidelijk een verbod zijn geweest. En wanneer al geen algemeen verbod mogelijk was, dan vind ik het zeer jammer dat het nog niet eens gelukt is om een verbod voor producten te bereiken die bedoeld zijn voor kinderen.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0180/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik voor de daarin genomen aanpak ben.

Ik ben ingenomen met de harmonisering van het gebruik van levensmiddelenadditieven in aroma’s in de gehele EU. Een enkele verordening inzake levensmiddelenadditieven zal erbij helpen om de bestaande wetgeving op dit gebied te monitoren, te vernieuwen en te wijzigen en een bijdrage leveren aan een betere voedselveiligheid.

Ik maak mijn zeer grote zorgen over het gevaar van zulke additieven en aroma’s op de gezondheid en ook over de uitwerkingen op de kinderen, omdat sommige E-nummers hun intelligentie aantasten, terwijl ze ook allergieën en andere ziektes kunnen veroorzaken.

Terwijl er echter een betere transparantie en etikettering nodig is, moeten we denken aan de verschillende bevolkingen die in Europa leven en die het gewend zijn om ingrediënten uit de gehele wereld te gebruiken, zoals kruiden en specerijen, waarvan de gehele inhoudsopgaaf niet beschikbaar is. Dus moeten we ervoor zorgen dat we de keus van de consument niet beperken en het de mensen veroorloven dat ze verder de kruiden en specerijen kunnen gebruiken die al sinds eeuwen in gebruik zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag is enorm belangrijk voor ons alledaagse leven. De mensen willen levensmiddelen hebben die gezond en veilig zijn. Daarom is het belangrijk dat de toelatingsprocedures voor het gebruik van levensmiddelenadditieven, enzymen en aroma’s transparant moeten zijn. Om de consumentenbescherming te versterken, vooral voor die mensen die levensmiddelenintoleranties tegen bepaalde stoffen hebben, moeten de consumenten volledig worden ingelicht over de stoffen die in levensmiddelen worden gebruikt. Daarom is het belangrijk dat de informatie op het etiket voor de gemiddelde consument gemakkelijk te begrijpen is, eveneens voor consumenten met een allergie. Bevoegde en bekwame overheden moeten erover beslissen of het gebruik van stoffen die de smaak, het uiterlijk of de voedingseigenschappen van de producten verbeteren wel of niet wordt toegelaten, op de grondslag van wetenschappelijke kennis en een risicobeoordeling. De naleving van deze richtsnoeren en vereisten moet worden gecontroleerd en moet in het belang van de consument in onze interne gemeenschappelijke markt aan lopende controles worden onderworpen.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Mojca Drčar Murko (A6-0177/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Ik ondersteun het hier ter discussie staande voorstel dat erop gericht is om voor een correcte en duidelijke etikettering van levensmiddelen te zorgen, waaronder ook van aroma’s.

Ik ondersteun ook volledig de doelstelling, waarbij het om de bescherming van de gezondheid van de consumenten gaat. Om dit doel te halen is het duidelijk noodzakelijk om te verhinderen dat producten op de markt komen die gevaarlijke toxicologische gevolgen hebben. Het is evenzeer belangrijk om het publiek te beschermen, vooral kwetsbare groepen, tegen de negatieve gevolgen van het buitensporig gebruik van sommige aromatische bestanddelen, zoals bijvoorbeeld zwaarlijvigheid of de vervorming van de smaakvoorkeur bij kinderen.

Ik geloof dat deze voorstellen de kwaliteit van de verordening verbeteren, haar interne logica en de toepasbaarheid van de oplossing versterken. Dit is vooral van toepassing voor het standpunt van de commissie dat de maximumgrenzen van bepaalde bestanddelen niet van toepassing zijn, wanneer een samengesteld levensmiddel alleen kruiden en specerijen bevat waarin deze bestanddelen van nature voorkomen, zonder toegevoegde aroma’s.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Avril Doyle (A6-0176/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) De harmonisering van de wetgeving die het gebruik van enzymen in de levensmiddelenproductie regelt is in het belang van de gehele Europese Gemeenschap.

Het is onze belangrijkste doelstelling dat een hoog niveau van voedselveiligheid wordt gewaarborgd om de gezondheid van de mens te beschermen. Tezelfdertijd is het noodzakelijk om voor gelijke voorwaarden voor alle producenten te zorgen en zo op het gebied van de levensmiddelenadditieven eerlijk handelen te ondersteunen.

Ik ben een sterk voorstander van de bepalingen inzake consumentenbescherming. Het gebruik van levensmiddelenenzymen mag de gebruiker niet over de kwaliteit, de aard, de versheid of de voedingskwaliteit van producten misleiden. De consumenten moeten worden ingelicht over de fysieke toestand van de levensmiddelen of over de speciale behandeling die het heeft genoten. De informatie betreffende levensmiddelenenzymen en additieven moet een duidelijke beschrijving bevatten en moet duidelijk leesbaar en voor de consument gemakkelijk te begrijpen zijn.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Peter Liese (A6-0220/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. De Europese Raad en het Europees Parlement hebben gezamenlijk besloten om de uitstoot van koolstofdioxide in 2020 om 20 procent te verlagen, en feitelijk schrijven de internationale verdragen een vermindering van 30 procent voor, daarna 60 procent of 80 procent in 2050.

Om deze doeleinden te bereiken moeten alle uitstoters, alle industrieën en zelfs wij mensen, namens onze gezinnen, grote inspanningen doen. Wanneer we in een perfecte wereld zouden leven waarin de voor ons beschikbare brandstoffen oneindig en goedkoop zouden zijn, en waar we niet met steeds erger wordende milieuproblemen te maken zouden hebben, dan zou ik niet voor deze huidige wetgeving hebben gestemd.

Ik zou er niet voor hebben gestemd, omdat zij duidelijke beperkingen inhoudt en zeer nadelig is voor de nieuwe lidstaten en voor de Hongaarse luchtvaartmaatschappij. We leven echter niet in een perfecte wereld, de hoeveelheid brandstof slinkt en de brandstofprijs stijgt, maar we moeten heden iets doen om de klimaatverandering te stoppen.

En dus, ofschoon ik weet dat deze wetgeving de luchtvaartmaatschappijen van de nieuwe lidstaten in moeilijk vaarwater zal brengen, heb ik voor deze wetgeving gestemd, omdat ik vind dat we in het belang van de toekomst de gezamenlijk aangenomen doeleinden moeten halen. We moeten een halt toeroepen aan de klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik loof het werk van de rapporteur, de heer Peter Liese, die het bij de onderhandelingen met de Raad klaar heeft gespeeld om het meeste van hetgeen het Parlement al in november verleden jaar in eerste lezing had voorgesteld er door te drukken. Het resultaat is een geïntegreerde ontwerptekst die volledig steekhoudend is voor de opneming van de luchtvaart in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, waardoor tegen het eind van 2012 het huidige stelsel wordt afgeschaft dat ten opzichte van het verkeer aan de grond verhoudingsgewijs voordelig voor het luchtverkeer was. Daarnaast is de ontwerpresolutie dankzij de 15 procent emissierechten vriendelijk ten opzichte van nieuwe ondernemingen en breidt zij de regeling met betrekking tot de vluchten van en naar Europa uit. Wanneer ik mijn gedachtegang van verleden november ten einde voer, zou ik willen benadrukken dat we voor een lagere uitstoot in de atmosfeer de rest van de wereld moeten overtuigen van de noodzaak tot regulering. Ik geloof dat we binnenkort in staat zullen zijn om een overeenkomst met de VS en andere landen te ondertekenen. Ik juich de begrenzing van de vrijstellingen toe. Persoonlijk kan ik niet begrijpen waarom de vluchten van staatshoofden of monarchen ( in tegenstelling tot reddingsvluchten) niet aan de zelfde milieubeschermingsregels moeten worden onderworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christoph Konrad (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben om verschillende redenen tegen het gemeenschappelijk standpunt ter opneming van de luchtvaartwerkzaamheden in de emissiehandelsregeling.

De luchtvaart is verantwoordelijk voor minder dan 5 procent van de totale uitstoot van de vervoerssector en in dit opzicht zijn we hier in zekere mate bezig met politiek voor de schone schijn. Daarnaast waren we als Europeanen niet in staat om een mondiale aanpak voor deze kwestie tot stand te brengen, wat betekent dat onze maatregelen de Europese luchtvaartmaatschappijen en ook de luchthavens onredelijk zullen benadelen. En we hebben het in principe niet voor nodig bevonden – waardoor dit duidelijk zou zijn geworden – om een kosten-batenanalyse door te voeren.

Wat betekent dat de maatregelen die hier vandaag werden besloten noch zinvol noch noodzakelijk zijn, en we hebben hier een situatie tot stand gebracht, die niet comfortabel is en in principe tegen de Strategie van Lissabon indruist. We hebben namelijk de vestigingsplaats Europa niet verbeterd, maar benadeeld, en dit eenzijdig, en daarom ben ik hiertegen. We zouden er beter aan hebben gedaan om de infrastructuur te verbeteren en een verenigd Europees luchtruim te scheppen. Hier hadden we besparingen kunnen bewerkstelligen die veel beter zouden zijn geweest dan hetgeen we vandaag op het spoor hebben gezet.

 
  
  

- Verslag: Richard Corbett (A6-0197/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben samen met de meeste conservatieven van mening dat er een dringende behoefte aan de hervorming van dit Parlement bestaat.

Ik heb tijdens mijn leven het grote privilege genoten om niet alleen lid van dit Huis te zijn, maar ook van het House of Commons en van locale overheden in het Verenigd Koninkrijk. Ik moet zeggen dat er bij deze andere organen – de locale overheden en het nationale parlement – meer democratie en medezeggenschap bestond dan hier in dit Parlement.

Wat we nodig hebben, is engagement van de kant van de leden van dit Parlement bij de procedures in de debatten. Hier vinden geen debatten plaats, er zijn geen woordenwisselingen, er wordt niet vurig het woord gevoerd, er is geen enthousiasme, en het probleem met dit verslag van de heer Corbett – zonder twijfel goed bedoeld – is dat het de Voorzitter van dit Parlement nog grotere bevoegdheden zal verlenen. Dat is verkeerd! Wat we moeten nastreven, wanneer we in de jaren die voor ons liggen verstandig willen zijn, is dat de leden grotere bevoegdheden krijgen en de Voorzitter minder bevoegdheden. Dat is de reden voor mijn stemgedrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de meerderheid van de leden van dit Huis struikelt als lemmingen van één Corbett-hervorming naar de volgende en ieder van deze Corbett-hervormingen betekent minder democratie en minder rechten voor de leden van dit Parlement. Er wordt echter het tegendeel beweerd. Er wordt verkondigd dat de mensen meer debatten willen zien, terwijl tezelfdertijd de debatten over de initiatiefverslagen worden afgeschaft en vervangen door geschreven verklaringen. Het woord Parlement komt echter van parlare en niet van “notuleren”. Dat is iets voor bureaucraten. De mensen hebben het over meer tijd voor het wetgevend werk. We zouden deze tijd op donderdag en vrijdag hebben. Maar we gebruiken deze dagen niet. Dat is de reden waarom we niet voldoende tijd voor het wetgevend werk hebben.

Een echte hervorming van het Parlement – en hier heeft mijn collega Sumberg volkomen gelijk – zou iets volledig anders zijn. We nemen ons onze rechten weg, we verminderen de spreektijd, we kunnen geen amendementen meer indienen, dat wil zeggen we beroven ons zelf van onze mogelijkheid tot compromis. Hier gaat het dan slechts nog om ideologische disputen over vaststaande teksten.

Ik beschouw dit als een werkelijk zwarte dag in de geschiedenis van dit Parlement, waar ik sinds ongeveer 29 jaren heb gewerkt, 15 jaren als personeelslid en journalist en 14 als lid van het Huis. Ik denk dat dit parlementair zelfcastratieproces nu ver genoeg is gegaan. Zelfs de Commissie buitenlandse zaken heeft nu veel van zijn bevoegdheden en mogelijkheden verloren. Ik betreur dit ten zeerste.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). – (NL) Onder het mom van hervormingen om het Parlement efficiënter te laten werken worden met het verslag-Corbett een aantal maatregelen ingevoerd die daar niets mee te maken hebben. Integendeel, het gaat om Reglementswijzigingen die de normale parlementaire werkzaamheden alleen maar aan banden leggen. Het meest treffende voorbeeld is de wijziging van artikel 110, lid 4, waardoor het aantal gewone schriftelijke vragen beperkt wordt tot drie per maand. In zijn toelichting beweert de rapporteur dat die beperking er komt om zogezegd misbruik te voorkomen van het recht om parlementaire vragen te stellen.

Het stellen van schriftelijke vragen is één van de belangrijkste middelen om onze controlerende taak als parlementslid waar te nemen. Suggereren dat dit tot misbruik kan leiden is in feite een belediging voor elk parlementslid dat zijn taak ernstig neemt. Dit typische voorbeeld van socialistische betutteling is in elk geval dit Parlement en elk parlement onwaardig!

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). – (NL) Dit Parlement doet er werkelijk alles aan om het beeld van de Eurocratie te versterken, als een soort totalitaire leer die geen tegenstand meer duldt. Deze keer gaat het over het drastisch inperken van het recht van parlementsleden om vragen te stellen aan de Europese Commissie.

Want naar het schijnt zou de Commissie, die mastodont met tienduizenden ambtenaren die zich met van alles en nog wat, en vooral met veel te veel bemoeien, luidkeels klagen over de werklast die parlementaire vragen met zich mee brengen. In godsnaam, wat een arrogantie van de zijde van een instelling als de Commissie die haar duidelijke misprijzen voor elke vorm van democratische controle laat blijken door nauwelijks, meestal volkomen ontoereikend en altijd naast de kwestie op parlementaire vragen te antwoorden. Dat het Parlement plat op de buik gaat voor de potentaten van de Eurocratie is gewoon beschamend!

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u zou zich kunnen afvragen waarom ik naar voren treed om over de meeste kwesties in dit Huis stemverklaringen af te geven: dat komt door zaken als de Corbett-hervormingen. Als persoon met enigszins afwijkende meningen van die van de grote fractie waarvan ik deel uitmaak, wordt ik vrij vaak uitgesloten van het houden van redevoeringen tijdens het hoofddebat, en dat is met zekerheid één reden waarom we hier meer democratie, meer kleinere fracties en bevoegdheden voor individuele leden moeten aanmoedigen.

Iedere keer wanneer ik een verslag van Corbett zie denk ik bij mijzelf dat Richard Corbett in werkelijkheid voor het Europees Parlement is wat slangtong voor Koning Théoden in “In de Ban van de Ring”. Iedere keer wanneer hij zegt dat we meer democratie krijgen, gaan we een stap achteruit. Er loopt op het moment iets faliekant mis in dit Parlement. Het is onheilspellend, het is antidemocratisch en het is zwaar mis. Dat is de reden waarom ik tegen dit verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een paar maanden geleden dacht een aantal parlementariërs, waaronder ikzelf, de bestaande parlementaire procedure te gebruiken om de stemming over de Grondwet, verkleed als het Verdrag van Lissabon, te vertragen. Toentertijd heeft de Voorzitter geen gebruik van het Reglement gemaakt om de stemverklaringen te beknotten. Later heeft hij zichzelf via de Commissie constitutionele zaken arbitraire bevoegdheden gegeven.

Nu probeert het verslag van Corbett de democratische rechten van de leden om vragen aan de Commissie en de Raad te stellen nog verder te beperken. Hoe kan dit Huis voor zichzelf opeisen het zogenaamde democratische tekort te vullen wanneer de rechten van de leden door antidemocratische krachten worden beknot? Is toch de test voor iedere democratie dat zij afwijkende meningen of minderheidsmeningen tolereert. Welke stappen, moeten we vragen, zullen er nog worden genomen? Wie zal er ons aan hinderen om deze gevaarlijke koers te nemen in naam van de zogenaamde doeltreffendheid? Misschien dat men liever een verklede dictatuur heeft dan democratie. Wordt alsjeblieft wakker: laat ons vechten voor de democratie.

 
  
  

- Verslag: Jutta Haug (A6-0262/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is misschien verrassend dat de Conservatieven en ikzelf hierover verschillend van mening zijn en aan het eind de mening hebben aangenomen dat ook wanneer we allemaal voorstanders van een strenge begrotingscontrole van de Europese Unie zijn, – we in feite al veel te lang hebben geleden onder de weigering van revisoren om de begrotingslijnen van de Europese Unie af te tekenen – we er desalniettemin inzake dit verslag een andere mening op nahouden. Waarom? Omdat het herhaaldelijk naar het Verdrag van Lissabon verwijst.

De boodschap moet aan degenen worden gezonden die in deze zaken invloedrijk zijn: het Verdrag van Lissabon is dood. De Ierse bevolking heeft in haar grote wijsheid het Verdrag in een democratische stemming verworpen, en alhoewel de mensen in Brussel en de mensen hier in Straatsburg middels werken en ompraten en omkopen en intrigeren zullen proberen om de Ieren ervan te overtuigen zich te bedenken, moet het besluit van de bevolking de overhand hebben, en in dit geval stond Ierland voor de bevolking van Europa: laat hun stemming tellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals uw collega’s naast u kunnen vertellen, neem ik altijd het woord bij begrotingszaken.

Ik heb er erg van genoten om dit jaar met Jutta Haug, de begrotingsrapporteur, samen te werken. Toen ze de laatste keer de begroting had, heb ik het gered om bijna 500 amendementen op haar begroting in de commissie ter discussie te stellen, en een aantal van hen heeft de plenaire vergadering gehaald. Ze is een prima mens om mee samen te werken en ze heeft veel begrip voor de problemen die ik met de onderdelen van het Verdrag van Lissabon heb, die al een eigen begroting krijgen, zogenaamd op de wettelijke grondslag van de bij de Raad overeengekomen financiële vooruitzichten – alhoewel ik me er vrij zeker van ben dat dit niet juist is. Ze begrijpt dat ik er een probleem mee heb dat een hoop NGO’s door de Commissie worden gefinancierd zodat ze bij de Commissie kunnen lobbyen om in hun bizarre symbiotische verhouding nog meer projecten te kunnen uitvoeren.

Bij al deze zaken heb ik groot respect voor de rapporteur, maar ik vraag mij af of iemand anders in dit Huis aandacht aan de begroting besteedt, behalve het kleine aantal begrotingsfreaks dat in een paar commissies van dit Parlement zit.

 
  
  

- Verslag: Marcin Libicki (A6-0225/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE).(LT) Zoals u weet hebben meer dan een half jaar geleden verscheidene honderdduizend burgers van de EU een petitie bij ons Parlement ingediend betreffende de uitwerkingen op het milieu van de Nord Stream gasleiding en vandaag, meer dan een half jaar later hebben ze het antwoord van het Europees Parlement ontvangen, en zijn standpunt in deze belangrijke kwestie te horen gekregen.

Hartelijk dank aan iedereen die voor dit document heeft gestemd, hartelijk dank aan de heren Libicki en Beazley, en ook aan mijn andere collega’s voor hun bijdragen aan de voorbereiding van dit document. Werkelijk dankbaar ben ik de leden die met hun stem duidelijk ten eerste duidelijk hebben gemaakt dat de Europese Unie gas nodig heeft, en ten tweede dat de burgers die in de buurt van de Oostzee wonen de verantwoordelijkheid hebben om de zee voor de toekomstige generaties te bewaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Victor Boştinaru (PSE). - (RO) Allereerst zou ik alle collega’s willen danken die vandaag voor het verslag van Libicki hebben gestemd. Dit verslag heeft het niet over Russenfobie of gasfobie, het verwijst erop dat het Europees Parlement niet met de rug naar de klachten van de rekestranten betreffende een gevoelige politieke kwestie mag staan, om deze te negeren.

De kwestie van het gemeenschappelijk energiebeleid moet worden opgelost doordat het op het niveau van de Europese Gemeenschap wordt gebracht. Desalniettemin moeten tot die tijd bilaterale overeenkomsten in een authentiek binnenlands beleid op energiegebied worden geïntegreerd, om ervoor te zorgen dat twee wezenlijke doelstellingen worden bereikt:

1. het resultaat van alle onderhandelingen moet voor iedere lidstaat winstgevend zijn.

2. op deze manier zou de kwetsbaarheid van de lidstaten kunnen worden vermeden die bij bilaterale overeenkomsten met derde landen betrokken zijn.

Naar mijn mening zijn dit de vereisten waaraan iedere energiestrategie van de Europese Unie moet voldoen, en dit is de grote uitdaging waarmee het Europees Parlement in de komende tijd aan de slag moet gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. (CS) Ik ben ook verontrust over de zorgen van de tienduizenden burgers die in hun petitie de risico’s naar voren hebben gebracht die samenhangen met de bouw van de grootste gaspijpleiding op de bodem van de ondiepe Oostzee.

Hun petitie voerde tot een publieke hoorzitting en een verslag van het Europees Parlement dat benadrukte dat ook andere landen en vooral de EU bij het besluitvormingsproces moeten worden betroken. De problemen ontstaan vanwege de ecologische risico’s die voorkomen als gevolg van de uitgestrekte kerkhoven van oorlogsschepen en munitie op de zeebodem, en een gevaarlijke chemische methode die nodig is om de pijpleiding te reinigen voordat zij in werking treedt.

Ik zal geen mening uiten over de alternatieve route over land, maar ik ben er sterk van overtuigd dat de Europese Commissie en de Raad hun rol als coördinator moeten opnemen en consequent eisen – in het belang van de Baltische en andere landen – dat de investeerders volledige verantwoordelijkheid voor mogelijke ecologische schade overnemen. De Commissie en de Raad moeten ook een onafhankelijke milieueffectbeoordeling verlangen en een beoordeling van de alternatieve route over land.

De bevoorradingsroute voor het noordelijke gas uit Rusland is belangrijk. Daarom is het gebiedend dat de EU een overeenkomst met Rusland over de voorwaarden voor het bouwtoezicht van de gaspijpleiding en voor haar veilige exploitatie ondertekend. Per slot van rekening heeft Rusland het Verdrag van Espoo nog niet geratificeerd. Jammer genoeg heeft de EU op het moment nog geen communautair energiebeleid of normen. Het is duidelijk te zien dat de Europeanen in plaats van een bilaterale overeenkomst tussen Duitsland en Rusland een overeenkomst van de EU en de toestemming van de Baltische landen voor de bouw nodig hebben. Het Parlement geeft in dit opzicht nu een duidelijk politiek signaal.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Libicki geniet mijn volledige ondersteuning. Uit de amendementen is geen voordeel te halen, ze verzwakken alleen de conclusies. De gasleiding is gevaarlijk voor het milieu, voor de zee en voor de landen aan de Oostzee. Een verdere kwestie zijn de bouwkosten, die meerdere keren zo hoog zijn dan wanneer Nord Stream de pijpleiding aan land zou bouwen. Het zou de bevolking van Duitsland en Europa zijn die voor deze extra kosten zou moeten opdraaien, aangezien de bouwkosten zullen worden opgeteld bij de prijs voor iedere verkochte kubieke meter gas. Wie verdient hieraan? De lobbyisten, het bouwbedrijf en de Russische politici. Met dit geld zou men meerdere kerncentrales kunnen bouwen die het gebruik van gas en CO2–uitstoot zouden verminderen.

We hebben een verantwoordelijkheid om voor de veiligheid en de financiën van de mensen in de Europese Unie te zorgen. Dit is onze morele verantwoordelijkheid, en ik zeg tegen de heer Matsakis dat ik tegen de bouw van een pijpleiding door de Oostzee ben.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Rogalski (UEN).(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn grote tevredenheid tot uitdrukking willen brengen over de bijna unanieme goedkeuring van dit Huis voor het verslag over de gevolgen voor het milieu van de geplande bouw van de zogenaamde Oostzeepijpleiding tussen Rusland en Duitsland door het natuurlijke milieu van de Oostzee verbindt.

De Oostzee is een typische binnenzee, met een ondiep bekken en een beperkte wateruitwisseling met de wereldoceanen. Bovendien is er een grote hoeveelheid aan chemische wapens naar de Oostzeebodem gezonken en dit zou tijdens de bouw in dit bekken tot een ecologische ramp kunnen voeren, een bekken dat vanuit Europees gezichtpunt zeer belangrijk is.

Er wordt echter een ander, belangrijker vraagstuk in dit verslag aangekaart. De investeringen in energie die van betrekking op lidstaten van de EU zijn, moeten onder de gezamenlijke aandacht en zorg van Europa en de gehele EU en zijn burgers vallen, en niet slechts van één land, in dit geval Duitsland. We moeten in de eerste plaats aan de Europese solidariteit en de zorg voor de energiebevoorradingsveiligheid van geheel Europa denken. Dit is niet wat er op het ogenblik plaatsvindt.

Ik hoop dat dit verslag een duidelijk signaal van het Europees Parlement naar de Raad en de Commissie zal sturen, vooral naar de regering van Duitsland, dat twee landen niet met zijn tweeën beslissingen over de pijpleiding in de Oostzee kunnen nemen, maar dat dit na overeenkomst met en goedkeuring door dit Huis en alle lidstaten moet worden gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit belangrijke verslag van de heer Libicki gestemd, aangezien de Noord Europese pijpleiding een project is dat gevolgen voor ongeveer acht lidstaten van de Europese Unie kan hebben. Ik geloof daarom dat de Unie zijn eigen standpunt over het onderwerp moet voorbereiden. Wat hiervoor wezenlijk is, is onafhankelijk onderzoek en analyses die de ecologische risico’s vaststellen en geschikte controlemechanismes in het leven roepen voor de werkzaamheden in dit gebied. Wat we op het ogenblik nodig hebben is een gezamenlijk en verenigd energiebeleid, zonder dat we elkaar de schuld geven om ten koste van de gehele Gemeenschap alleen voor onze eigen nationale belangen te zorgen. We moeten een gezamenlijk standpunt over deze kwestie voorbereiden, die zowel rekening houdt met de energie- en milieuvraagstukken, alsook met kwesties die verband houden met de veiligheid van de onderlinge lidstaten. Vooral bij dit onderwerp moet Europa schouder aan schouder staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de voormalige Duitse kanselier Gerhard Schröder, die op het moment als president-commissaris van het project Oostzeepijpleiding zijn geld verdient, heeft dit project al als regeringschef bevorderd. Hij heeft brutaal, zonder zich om de buren te bekommeren, dit project met Moskou besloten en hiermee niet alleen historische angsten gewekt, maar ook gerechtvaardigde ecologische en economische vragen opgeroepen, waarop geen bevredigend antwoord bestaat.

Ik zeg daarom heel duidelijk: dit project kan alleen worden verwezenlijkt, wanneer de angsten en de zorgen van de Europese buurlanden, van de EU-partners serieus worden genomen en wanneer deze hun toestemming verlenen. Een politiek over de hoofden van de buren weg is on-Europees en daarom in mijn ogen niet aanvaardbaar. Dit geldt echter ook – dat kan ik mijn Poolse en Tsjechische collega’s rustig zeggen – voor kwesties als de stationering van raketten en het visumvraagstuk.

Alle kanten moeten eens in de spiegel kijken en zien dat er in Europa bij alle belangrijke kwesties solidariteit op buitenlands beleid nodig is, omdat we alleen zo door onze partners in de wereld voor vol zullen worden aangezien. Daarom heb ik als Duits volksvertegenwoordiger voor het verslag van Libicki gestemd en tegen de kritiekloze bouw van de pijpleiding door de Oostzee.

 
  
MPphoto
 
 

  Rainer Wieland (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat we nu eindelijk een tekst hebben gevonden die we enigszins kunnen aanvaarden. Ik betreur het echter dat er ondanks dit alles coherentieproblemen bestaan. Ik betreur vooral de procedure – vooral van diegenen die vandaag hebben geklaagd dat het beeldscherm voor de stemresultaten niet heeft gefunctioneerd.

Vier weken geleden hebben we mee moeten maken, hoe in de commissie over het ontbreken van 22 talen brutaalweg werd weggestemd. Daarom ben ik vooral tegen de procedure die we overeen zijn gekomen. Het gaat om economische vraagstukken, het gaat om historische kwesties, het gaat zeker ook om energie, en het gaat misschien ook om het milieu. Maar het Milieu wordt hier als een monstrans voorop gedragen, en het is op zich opvallend dat de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement, die hier natuurlijk voorop had moeten lopen weigerde om in het geheel een advies te geven.

De procedure waarvoor we hier hebben gekozen is niet in orde. We zouden een betere tekst hebben moeten voorbereiden. Uiteindelijk heb ik daarom – vooral om procedurele redenen en vanwege de omgang met elkaar in de Commissie verzoekschriften – tegen het verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag: André Brie (A6-0269/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een stemverklaring over deze kwestie afgeven om slechts een onderwerp aan te snijden. Op het moment houden in Afghanistan de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en één of twee andere landen de stelling. Ze houden de stelling tegen de naar mijn geloof grootste bedreiging voor Europa sinds de Tweede Wereldoorlog, en hierbij gaat het om de bedreiging door het internationale terrorisme.

Het probleem is dat er een aantal Europese landen zijn die deze stelling niet houden. Ja, ze zijn in Afghanistan. Ja, een paar van hun troepen zijn er, maar eerlijk gezegd krijgen het de Britse en Amerikaanse troepen bij de aanval het zwaarst te verduren, en ik heb eerbied voor de moed van vooral de Britse troepen en voor de jonge mannen en vrouwen die hun leven voor deze zaak hebben opgeofferd.

We zouden in Europa ons lesje geleerd moeten hebben dat je geen vreedzame omgang kunt hebben met degenen die van plan zijn om je te vernietigen. Deze les zouden we uit de jaren dertig hebben moeten trekken; we zouden het uit de betrekkingen met het Sovjet-communisme hebben kunnen trekken – maar ik ben bang dat we het nog niet hebben geleerd, en het is belangrijk dat dit gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat velen van ons op de hoogte zijn van de problemen die heroïne voor de enkeling, hun families en hun gemeenschappen oplevert, zowel wereldwijd, maar ook in Europa. Europa heeft op gemeenschapsniveau veel verstandig beleid om het heroïnemisbruik aan te pakken, en op velerlei wijze laat het de wereld zien hoe de problemen door therapie en andere soortgelijke programma’s kunnen worden aangepakt.

Op het moment komt echter 90 procent van de heroïne op de Europese straten uit Afghanistan. Ik geloof dat het beleid dat we daar op het moment voeren niet echt werkt. De open economie van Afghanistan en de opstandigheid versterken zich onderling. De drugs financieren de Taliban, terwijl de hieruit voortvloeiende wetteloosheid en het geweld de papaverteelt vergemakkelijken. Er zijn veel pogingen ondernomen om de boeren ertoe over te halen om van papaver naar andere gewassen over te stappen, maar deze zijn jammer genoeg mislukt.

Het is niet verbazingwekkend dat er nog steeds papavervelden in Afghanistan zijn, vooral in Helmand en Kandahar, omdat de lucratieve handel voor de opiumboeren rond 500 miljoen dollar per jaar waard is en ongeveer 3,5 miljard dollar voor de smokkelaars en raffinadeurs. Omdat we het probleem niet aan de wortel aanpakken en omdat we geen duurzaamheid en alternatieven aan de opiumboeren aanbieden, doen we niet alleen de burgers van Afghanistan tekort, maar ook de burgers van Europa. Wat er op het moment gebeurt is dat Afghanistan zich, jammer genoeg, tot een verdere drugsstaat ontwikkelt, en kijk naar alle problemen waarmee we te maken kregen door Colombia toen dit zich tot drugsstaat ontwikkelde.

Ik erken dat het niet eenvoudig is. Ik erken dat de pogingen om dit in Afghanistan aan te pakken uiterst moeilijk zijn voor alle mensen die dit proberen aan te pakken, maar ik geloof dat het beleid dat we op het moment voeren niet echt werkt. Ik weet niet wat de oplossing is. Ik heb er veel over gelezen en ik begrijp dat er daar mensen zijn die hun leven op het spel zetten bij de poging om dit probleem aan te pakken.

Ik geloof dat het heroïneprobleem in Europa begint toe te nemen. In Ierland hebben de overheden dit jaar een recordhoeveelheid aan heroïne in beslag genomen en recente berichten hebben aangetoond dat jonge vrouwen in deze staat een groot probleem met heroïnemisbruik hebben. Als voormalig verantwoordelijk minister voor drugs, geloof ik dat voor de doeltreffende bestrijding van de illegale drugshandel een betere samenwerking tussen alle lidstaten van de EU en ook met de omliggende staten van Afghanistan nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, omdat men blind zou moeten zijn om niet te zien dat er in Afghanistan een addergebroed van tegenstand tegen de democratische wereld bestaat. De democratische wereld probeert zichzelf tegen terroristische aanvallen te verdedigen, die in verschillende grote staten rond de wereld plaatsvonden, en heeft verscheidene overwinningen tegen de terroristen behaald. Nu staat het tegenover de giftige staart van een organisatie die van de aardbodem weggevaagd moet worden en die zich nu in Afghanistan probeert te hergroeperen, na de beslissende nederlaag die het op het moment in Irak beleeft. Daarom moet Europa bij deze onderneming schouder aan schouder met de Verenigde Staten staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de briljante strateeg op buitenlands gebied Franz Josef Strauss, wiens 20-jarige sterfdag we op 3 oktober van dit jaar zullen herdenken, heeft altijd gezegd dat wanneer je een jasje verkeerd hebt dichtgeknoopt dat je het weer moet losknopen om het daarna juist dicht te knopen. Dat is precies de situatie die we nu in Afghanistan hebben, omdat we de verkeerde politieke strategie hebben gevoerd. We hebben onze inspanningen rond de minderheidsgroeperingen van de Noordelijke Alliantie geknoopt en de representatieve krachten van de meerderheid van de bevolking, namelijk de Pathanen, genegeerd. Dat is de reden waarom de politiek en de democratie daar in het geheel niet functioneren.

Wanneer we er niet in slagen om de meerderheid van de representatieve Pathaanse gemeenschap naar de kant van het Westen over te halen, naar de democratie en naar engagement voor onze zaak, dan zal het in Afghanistan op zeer dramatische wijze gaan mislukken, wat zich nu al aftekent. Ik zou daarom alle erbij betrokkenen willen oproepen om een nieuwe politieke aanpak in Afghanistan aan te nemen, en de Pathanen niet in de armen van de overblijfselen van de Taliban te drijven door de Pathanen en de Taliban op een hoop te smijten. Dat zou een grote fout zijn. We hebben een nieuwe politieke strategie nodig, een strategie die meer onderscheid maakt.

Als Europeanen weten we alles af van de nationaliteitsproblemen, mogelijk zelfs beter dan anderen. We moeten in Afghanistan verstandig en competent gebruik maken van deze ervaring.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het personeel van de tolkafdeling nog eens willen danken dat ze zo lang zijn gebleven, waardoor een deel van hun lunchpauze verloren gaat, terwijl ze naar onze stemverklaringen luisteren. Wanneer we niet met het verslag van Corbett te maken hadden en alle andere dingen die ons op het moment tot stemverklaringen nopen, dan hadden we allen veel eerder kunnen middageten.

Allereerst zou ik mij willen aansluiten bij de woorden van de heer Eoin Ryon. Ik ben van mening dat hij een van de grootste problemen die we met Afghanistan hebben goed onder woorden heeft gebracht. Ik zou ook nog dezelfde onderwerpen als mijn verstandige collega, de heer David Sumberg hebben geopperd. Ik kan niet geloven dat dit Huis het lef heeft om over dit onderwerp te spreken, wanneer men bedenkt hoeveel van onze lidstaten troepen hebben die in Afghanistan frontwerk verrichten. Ik heb veel kiezers, twee van hen kwamen pas geleden in lijkenzakken terug uit Afghanistan, en ik beloof u, niemand wil de troepen in gevaar brengen, maar dit is voor ons werkelijk een zaak van wezenlijk belang.

Ik verafschuw het algemene antiamerikanisme hier. Ik kan echt het antimilitaire gevoel hier niet begrijpen en er zijn hier een paar mensen die weinig lef hebben, maar vanuit de veiligheid van dit Huis met stenen smijten, terwijl anderen om de situatie voor ons allen te verbeteren werkelijk hun leven op het spel zetten.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag: Jacek Saryusz-Wolski (A6-0271/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag van mijn geachte Poolse collega Jacek Saryusz-Wolski gestemd die heeft voorgesteld om het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordening van 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument in eerste lezing van de medebeslissingsprocedure aan te nemen. Gezien de financieringsbehoeften was het belangrijk om de bestaande bepalingen inzake de door financiële bemiddelaars beheerde Gemeenschapsfondsen te verhelderen, omdat de huidige tekst dubbelzinnig is over de mogelijkheid om deze middelen opnieuw te investeren. Daarenboven lijkt het me logisch om de Europese Investeringsbank de bevoegdheid te geven om de terugvloeiende middelen van verleden verrichtingen opnieuw in de Euro-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) te investeren. Aangezien de vroegere verordeningen geen mogelijkheid hebben geboden voor het opnieuw investeren van de middelen, zijn de terugvloeiende middelen op de Gemeenschapsbegroting teruggestort. Met de voorgestelde wijziging kan het de EIB worden toegestaan om deze middelen in het kader van de FEMIP opnieuw te investeren totdat de Commissie besluit om deze operatie af te sluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb de aanneming van de algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument ondersteund.

Ik ben van mening dat dit instrument zich moet ontwikkelen en de financiële en begrotingsprioriteiten van de Europese Unie zich naar de Oostelijke dimensie van het nabuurschapsbeleid dienen te bewegen, waartoe Moldavië en de Oekraïne eveneens behoren.

Ik heb de aanneming van het verslag ondersteund om meer over een oplossing ten aanzien van de Europese roeping en de EU-integratie van Moldavië te spreken, natuurlijk samengaand met democratische vooruitgang op het gebied van de vrijheid van massamedia, hervormingen van het rechtsstelsel, de waarborging van de grondrechten van de burgers en het veiligstellen van de rechten van de oppositiepartijen in de verkiezingswedloop van 2009.

 
  
  

- Verslag: Neil Parish (A6-0270/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. (EN) Ik verwijs op mijn standpunt ten aanzien van de invoering van communautaire criteria die duidelijk zijn ten aanzien van de rechtstreekse steunverlening onder het GLB. Ik zou ook graag willen verwijzen op de invoering van hulp voor en de rechten en plichten van de boeren en de veehouders.

Het voorstel wordt gedaan om vaste vorm te geven aan de criteria, zodat de lidstaten de bevoegdheid krijgen om de hulp aan de veehouders door te geven die rundvlees en kalfsvlees produceren.

Dit stelsel word technisch als gekoppeld beschreven en omdat Malta voor de tenuitvoerlegging van volledig ontkoppelde betalingen heeft gekozen, heb ik hiervoor gestemd om de reden dat dit een zaak van nationaal belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De bevolking is met betrekking tot levensmiddelen dankzij BSE, vleesschandalen en dergelijke, waarbij de EU niet echt roemrijk was, onzeker geworden. Wanneer de Beierse overheden werkelijk jarenlang niet over de ontdekte activiteiten van Italiaanse criminelen met bedorven bewerkte kaas werden geïnformeerd en de samenwerking in het nieuwste wijnschandaal niet heeft gefunctioneerd, dan duidt dit op ernstige zwakheden van het Europese rapportagesysteem die onmiddellijk uit de weg moeten worden geruimd.

De actuele levensmiddelencrisis maakt ook duidelijk hoe belangrijk de zelfverzorging op landbouwgebied voor een land is. Daarom moeten we onze eigen kleine boeren en vooral ook de bioboeren sterker ondersteunen. De noodzakelijke verhoging van de landbouwproductie mag niet als smoesje worden gebruikt om door de achterdeur de EU-brede weg voor de gentechnologie te effenen. Wanneer de bevolking door de gentechnologie gemodificeerde levensmiddelen verwerpt, dan dient de EU deze opvatting te ondersteunen en niet in het belang van een paar grote concerns te handelen.

 
  
  

- Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0290/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. (EN) De scheepsreparatie is de historisch gegroeide industrie van Malta. Het werk op de werven is gevaarlijk. Ze vormen samen met de bouwindustrie de twee hoofdzakelijke gebieden die tot ongevallen neigen. Terwijl de bouwindustrie zeer laat aan de slag is gegaan met het gebruik van veiligheidsuitrustingen op het werk, hebben de werven grote aandacht aan de veiligheid en zekerheid op het werk besteed.

Vandaag krijgen de werven van Malta met hun grootste beproeving te maken. De nationalistische regering wil ze koste wat het kost privatiseren. Het schijnt zo alsof er geen andere alternatieven worden overwogen. Diversificatie, niche-industrieën of specialisaties als het opknappen van cruiseschepen schijnen op de agenda niet ter discussie te staan.

In weerwil van dit al hebben de Labour-partij van Malta en de Algemene Arbeidersvakbond de regering verteld dat zij bereid zijn om hun aandeel te leveren voor de redding van de werven. Deze werven hebben voortdurend hoog opgeleide vakmensen geleverd, niet alleen voor henzelf, maar ook voor de Maltese industrie. Hun vakbekwaamheid doet voor niemand onder.

Ik heb mij een persoonlijk oordeel kunnen vormen over hun vakbekwaamheid toen de premier van de laatste Labourregering mij aan het eind van de rit de verantwoordelijkheid voor de werven gaf. Ik wil ook toevoegen dat ik een persoonlijk zwak heb voor de werven, omdat mijn vader in de jaren vijftig in dienst van de werven was.

 
  
  

- Verslag: Dariusz Rosati (A6-0232/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Op de grondslag van het verslag van mijn Poolse collega Dariusz Rosati, heb ik voor de wetsresolutie gestemd die overeenkomstig de raadplegingsprocedure het voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde amendeert. Krachtens artikel 171 van het EG-Verdrag mag de Gemeenschap gemeenschappelijke ondernemingen en andere structuren die noodzakelijk zijn voor de efficiënte uitvoering van het onderzoek, de technologische ontwikkeling en demonstratieprogramma’s oprichten en zal dit waarschijnlijk in de toekomst in toenemende mate doen. Het was daarom logisch om een passend belastingkader voor dit soort ondernemingen vast te leggen door ze als internationale organen te behandelen. Bovendien zijn Bulgarije en Roemenië in het kader van hun toetreding, evenals de andere nieuwe lidstaten, bevoegd om afwijkingen toe te passen van de vrijstellingen voor kleine en middelgrote ondernemingen en het BTW-stelsel dat van toepassing is op het internationaal passagiervervoer. Om redenen van transparantie en consistentie moeten deze vrijstellingen in de BTW-richtlijn worden opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Als schaduwrapporteur van mijn fractie heb ik voor het verslag van Rosati tot wijziging van enkele bepalingen betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde gestemd. De wijzigingen van de BTW-richtlijn die de Commissie voorstelt zijn naar mijn mening belangrijke vereenvoudigingen en verbeteringen.

De verduidelijking van het toepassingsgebied van de bijzondere BTW-regeling voor de levering van aardgas, warmte en koude zal de lidstaten in staat stellen om de lagere BTW-tarieven voor de levering van deze goederen toe te passen, zoals in de Richtlijn voorzien. Ik geloof dat het in het huidige klimaat van exploderende prijzen voor energie van wezenlijk belang is om de lidstaten toe te staan om iets tegen de buitensporige verhogingen van de energieprijzen te doen door de indirecte belastingen te verlagen. Deze maatregel helpt om de inflatiedruk te verlichten die een negatief effect voor de economische situatie en de koopkracht van de consument heeft.

Ik moet er ook op wijzen dat de lidstaten die hun BTW-tarieven op energieleveringen willen verlagen dit volgens de bestaande richtlijnen kunnen doen, vooral met betrekking tot de minimumtarieven. Er is geen nieuwe Europese wetgeving op dit gebied nodig; de Europese regeringen die snel willen handelen hebben alle noodzakelijke middelen tot hun beschikking.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ondersteun die aanbevelingen die het verslag van Rosati bevat. Van een verdere verduidelijking van de onderdelen van de BTW-richtlijn, zoals het recht op aftrek, zouden de KMO’s kunnen profiteren die onder de oude bepalingen met onnodige bureaucratie te maken hadden kunnen krijgen. Daarom heb ik voor de in het verslag voorgestelde wijzigingen gestemd.

 
  
  

- Verslag: Bogusław Sonik (A6-0221/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het verslag is erop gericht om het Protocol van 2003 betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 (SMER-Protocol) uit te breiden. De Commissie heeft het SMER-Protocol op 21 mei 2003 bij de in mei 2003 in Kiev gehouden vijfde ministersconferentie “milieu voor Europa” namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

De doelstellingen van het SMER-Protocol zijn: zorgen voor een hoog niveau van bescherming van het milieu, inclusief gezondheid, en erop toezien dat deze doelstellingen worden opgenomen in maatregelen en instrumenten die erop gericht zijn duurzame ontwikkeling te garanderen.

In dit verband is de Europese Commissie voornemens artikel 13 van het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo uit te voeren via de effectbeoordelingsprocedures die zijn beschreven in de mededelingen over effectbeoordeling, die op evenwichtige wijze de economische, sociale en milieucomponenten van duurzame ontwikkeling benaderen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag van Boguslaw Sonik “Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991” moet worden ondersteund. Bij de bevordering van duurzame ontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieu- en gezondheidsvraagstukken. Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag: Ewa Klamt (A6-0246/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Toen de overeenkomst over de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het Schengenacquis in oktober 2004 werd ondertekend, was het niet mogelijk dat Liechtenstein hier ook aan kon deelnemen vanwege het ontbreken van een overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden ( deze overeenkomst werd pas een jaar later bereikt).

Wanneer we ons voor ogen houden dat reeds sinds decennia een beleid van vrij verkeer van personen tussen Zwitserland en Liechtenstein bestaat, was het wezenlijk om Liechtenstein in deze overeenkomst op te nemen.

Ik ondersteun daarom dit initiatief dat dit land door middel van een aan deze overeenkomst aangehecht protocol deel laat nemen aan Schengen. Liechtenstein zal het gehele acquis moeten aanvaarden en toepassen, behalve bepalingen of nieuwe wetten die betrekking hebben op verzoeken om opsporing en beslaglegging of bevelen ten behoeve van het onderzoek naar of de vervolging van misdrijven op het gebied van de directe belastingen die, wanneer zij in Liechtenstein worden gepleegd, op grond van de wetgeving van Liechtenstein niet strafbaar zouden zijn.

Ik ondersteun het standpunt van de rapporteur, Ewa Klamt, dat het Europees Parlement zijn instemming moet geven, zoals dit in verband met de overeenkomst gebeurde waaraan dit Protocol is gehecht. Het Europees Parlement moet echter meer informatie krijgen over alle lopende internationale onderhandelingen zodat het in staat is om zijn bevoegdheden uniform en naar behoren uit te oefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd om een teken van protest te zetten dat het de Commissie en de Raad niet gelukt is om handelingen te ondernemen die de problemen van de belastingparadijzen in Europa afdoende aanpakken. Natuurlijk is Liechtenstein niet het enige belastingparadijs in Europa, maar de enige manier om deze dwergstaten tot handelen te dwingen is het uitoefenen van politieke druk. We pakken deze landen en hun burgers verder in de watten, ofschoon hun bankregels en -geheimen de lidstaten ieder jaar weer van miljarden euro’s berooft.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Tot nu toe hebben Zwitserland en Liechtenstein door een aantal bilaterale overeenkomsten een geprivilegieerd partnerschap met de EU onderhouden, wat met zekerheid tot aanbeveling zou kunnen dienen voor iedere staat die zijn soevereiniteit en identiteit wil bewaren. Het is niet echt roemrijk dat de deelname van Liechtenstein aan het Schengenprogramma van de belasting op inkomsten uit spaartegoeden afhankelijk werd gemaakt. Het doet aan het dreigement van Schengen-Dublin denken, waarmee men het Zwitserse volk in het gareel wilde brengen.

Het kan niet in orde zijn dat miljoenen aan steun en verschillende misleidende beloftes worden gebruikt om nieuwe leden te lokken of de landen dichter bij de EU te betrekken om deze zo van de mogelijkheid te beroven om buiten de Gemeenschap hun eigen weg te gaan.

 
  
  

- Verslag: Gérard Deprez (A6-0268/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De huidige verordening schrijft een uniform visummodel voor, maar heeft in de lidstaten niet tot een unieke nummering van visa geleid.

Het nummer wordt gegeven om het afzonderlijke visum vast te stellen dat door een van de lidstaten aan een staatsonderdaan van een derde land werd uitgegeven. Ondanks dat er bepaalde verschillen tussen de lidstaten bestaan, zijn deze tot nu toe niet zo belangrijk geweest, omdat de visa alleen visueel aan de grens worden onderzocht of gecontroleerd worden door het lezen van de machineleesbare zone.

Wanneer echter het Visuminformatiesysteem (VIS) operationeel wordt, moet de verificatie aan de grenzen worden doorgevoerd door middel van het nummer van de visumsticker in verbinding met de vingerafdrukken van de houder.

De nummering van visa moet daarom worden veranderd om een uniek visumstickernummer te hebben, wat tijdens het verificatieproces waarborgt dat alleen het relevante aanvraagformulier zal worden gezocht, aan hand waarvan de vingerafdrukken van de persoon die het visum aan de grens voorlegt zullen worden geverifieerd.

Ik ondersteun daarom dit voorstel om voor een coherente en unieke nummering van de in het VIS gebruikte visumzelfklevers, waardoor gegarandeerd wordt dat dit uitwisselingssysteem van visagegevens wanneer het in werking treedt zo correct mogelijk kan functioneren, waardoor het risico van ongepaste toegang tot persoonsgegevens wordt verminderd.

 
  
  

- Verslag: Christian Ehler (A6-0254/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), schriftelijk. (EN) Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd en ik hoop dat de hernieuwing van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek India van meer betekenis zal zijn, omdat de wetenschappelijke samenwerking tot op heden haar potentieel nog niet volledig heeft waargemaakt. Tot op heden is dit een papieren overeenkomst geweest en ik hoop dat de nieuwe overeenkomst dit in daadwerkelijke handelingen van beide kanten zal omzetten.

.

De wetenschap en de technologie zijn een hoofdbestanddeel van de strategische partnerschap EU-India en een van de meest veelbelovende gebieden voor samenwerking, waar beide partijen van de samenwerking kunnen profiteren.

Het versterken van de bestaande overeenkomst is een positieve zaak, echter moet deze nieuwe overeenkomst zich op de belangrijkste uitdagingen richten waarmee we te maken hebben, vooral de klimaatverandering, de energiebevoorradingsveiligheid en besmettelijke ziektes. Er bestaat een echte mogelijkheid dat we onze middelen in onderzoek en ontwikkeling verenigen om gezamenlijke oplossingen te bereiken.

Ten slotte zou ik ook op de voorgrond willen halen dat deze overeenkomst niet alleen een mogelijkheid voor samenwerking aan grote mondiale vraagstukken biedt, maar ook een wezenlijk verschil voor het leven van de mensen in India kan betekenen die nog steeds geen toegang tot basistechnologie hebben. Europa kan door overdracht van een deel van zijn bestaande technologie de economische en sociale ontwikkeling van India ondersteunen.

 
  
  

- Verslag: Diana Wallis (A6-0277/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. (PL) In het licht van de verwarring tijdens de stemming, wil ik duidelijk stellen dat ik voornemens was om het behoud van de immuniteit van de heer Witold Tomczak te ondersteunen en dat mijn stem op deze manier moet worden geteld, dat wil zeggen tegen en niet voor het verslag.

 
  
  

- Verslag: Giuseppe Gargani (A6-0222/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel is tegenstrijdig, waarom we ons van stem hebben onthouden. Toegegeven, sommige aspecten zijn positief, vooral de mogelijke wijziging van het statuut van het Hof van Justitie om het Parlement het recht te waarborgen om, in alle gevallen waarin zijn prerogatieven direct of indirect in het gedrang zijn, zijn opmerkingen bij het Hof in te dienen zodat het besluit om het Parlement in een zaak te betrekken, wanneer het niet formeel partij in het proces is, niet wordt overgelaten aan de discretie van het Hof van Justitie. Het is echter een feit dat andere aspecten eenvoudigweg het federalisme versterken, waarom we het met dit voorstel niet eens zijn.

Verder beschouwen we het als wezenlijk aan dat het Europees Parlement zich aan het beginsel van eerbiediging van de soevereiniteit van de lidstaten en daarom ook van de nationale gerechtshoven houdt. Terwijl we wel aanvaarden dat een samenwerkingsbeleid tussen het Europees Parlement en de nationale gerechtshoven van belang kan zijn, moeten we erop aandringen dat deze samenwerking niet mag worden gebruikt om nationale rechten te wraken, waaronder de soevereiniteit van de nationale gerechtshoven en het subsidiariteitsbeginsel.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag van de heer Gargani onderzoekt de mogelijkheden van het Europees Parlement om zijn prerogatieven voor nationale gerechtshoven te verdedigen. Op het ogenblik is het Parlement niet in staat om zijn besluiten voor een nationaal Hof van Justitie te verdedigen om zijn besluiten te verdedigen. Ik ben ingenomen met dit initiatiefverslag dat naar wegen probeert te zoeken om de coherentie tussen de lidstaten te verbeteren bij de tenuitvoerlegging van beleid.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0179/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN), schriftelijk. (EN) Het Parlement heeft vandaag voor de gezondheid en de bescherming van de consumenten van de EU gestemd. Consumentenbescherming en de gezondheid van onze burgers staan in het midden van dit levensmiddelenpakket inzake een verordening voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s dat met een grote meerderheid door het Parlement kwam.

De levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s zullen van tevoren worden toegelaten voordat ze aan de levensmiddelen worden toegevoegd. Dit is ook goed voor de industrie, omdat er zo sprake is van meer consequentie en duidelijkheid bij de harmonisering in de lidstaten van de EU. De voedselkleurstoffen in producten zullen duidelijk geëtiketteerd zijn. Twee belangrijke onderwerpen hebben te maken met de intolerantie tegen bepaalde stoffen (bijvoorbeeld azokleurstoffen) en misleidende etiketten betreffende de aard van het product, de versheid, de kwaliteit van zijn ingrediënten, de natuurlijkheid en de voedingswaarde. Ten aanzien van levensmiddelenaroma’s is de wens dat het levensmiddel zo natuurlijk mogelijk moet zijn. Het Parlement heeft tegen iedere beperking van kruiden en specerijen gestemd. Deze werden sinds eeuwen zonder nadelige effecten gebruikt.

Met het oog op de nieuwe wetenschappelijke informatie uit Southampton die de schadelijkheid van sommige levensmiddelenadditieven voor kinderen bevestigt, neem ik dit onderzoek en zijn gevolgtrekkingen zeer serieus en verwacht dat de Commissie het ondersteunt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben zeer ingenomen met het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een communautaire toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s van Åsa Westlund. Een verbeterde transparantie bij de toelatingsprocedure voor zulke ingrediënten zou de consumentenbescherming in heel Europa versterken. De consument moet met alle instrumenten worden uitgerust die nodig zijn om een welingelichte keus tussen de op de schappen staande levensmiddelen te maken. Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0180/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) We hebben ervoor gekozen om tegen de amendementen 14 tot 19 te stemmen. Dit is een besluit in tweede lezing. De lidstaten in de Raad van ministers waren zowel tegen de etikettering als ook tegen een verbod van azokleuren, maar werden uiteindelijk gedwongen om een compromis over de etikettering te aanvaarden. Dit is een grote overwinning die we niet in gevaar willen brengen indien we voor populistische amendementen stemmen die geen uitzicht op werkelijke verbeteringen bieden.

Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben aangedrongen op een verbod van azokleuren en zullen dit ook verder doen, maar zijn niet voornemens om met populistische initiatieven of een populistische stemming mee te gaan waarmee we uiteindelijk de gezondheid van kinderen onnodig in gevaar kunnen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag van mevrouw Westlund ondersteund, omdat ik het met de rapporteur eens ben dat de wetten inzake kunstmatige levensmiddelenadditieven moeten worden versterkt. Ik geloof dat we er sterker de nadruk op moeten leggen dat de consumenten duidelijke informatie krijgen over de conserveringsmiddelen die het gekochte levensmiddel bevat.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We moeten ernaar streven dat het toelatingsproces voor levensmiddelenadditieven transparanter wordt en tevens de consumentenbescherming verbeteren, en hier vooral de bescherming van de consumenten die een intolerantie tegen bepaalde stoffen hebben. Evenzeer moet de milieubescherming een van de vele factoren zijn die we in onze overwegingen moeten opnemen, wanneer we het gebruik van een additief toelaten.

Zoals in eerste lezing overeengekomen, is het wezenlijk dat we duidelijk maken wat voor gevolgen de misleiding van de consument kan hebben, en dat de milieubescherming als factor in onze overwegingen wordt opgenomen bij de toelating van het gebruik van een additief.

De nu in tweede lezing aangenomen amendementen zijn er hoofdzakelijk op gericht om deze aspecten in de definitieve tekst te versterken, om de consumenten- en milieubescherming te verbeteren en de voorwaarden voor de toelating van additieven te verduidelijken.

Na inwerkingtreding van deze verordening zullen de levensmiddelenadditieven aan deze vereisten moeten voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van mevrouw Westlund over levensmiddelenadditieven gestemd. Een recent onderzoek van de universiteit van Southampton heeft deze Kamer op de mogelijke gevaren van azokleuren attent gemaakt die gebruikt worden om bepaald snoepgoed en drankjes te kleuren. Het opnemen van deze gevaren in de etikettering is een belangrijke stap om de consument te beschermen tegen de nadelige gevolgen die deze additieven kunnen veroorzaken, zoals hyperactiviteit bij kinderen. Een EU-brede verordening inzake zulke additieven is wezenlijk en ik prijs de rapporteur voor haar verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) Azokleuren worden aan levensmiddelen en drankjes toegevoegd om ze voor het oog te veranderen. Ze betekenen echter een onnodig risico voor de gezondheid van de burger. Een onderzoek van de universiteit van Southampton heeft aangetoond dat azokleuren gevaarlijk zijn voor de gezondheid van kinderen, omdat ze hyperactiviteit kunnen veroorzaken en het risico verhogen van leermoeilijkheden. Ik ondersteun het initiatief van de Europese producenten in Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk om het gebruik van azokleuren in levensmiddelen geleidelijk aan en vrijwillig af te schaffen.

De consumentenbescherming, met name de bescherming van kinderen, die de meest kwetsbare groep vormen, is een prioriteit voor het Europees Parlement. Daarom ben ik ingenomen met het verslag van de rapporteur, mevrouw Asa Westlund, dat een nieuwe aanpak van het Europees beleid ter bescherming van de menselijke gezondheid en de ziektepreventie biedt, vooral voor kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ondersteun van ganser harte de pogingen in dit verslag die ertoe dienen om de producten te etiketteren die additieven gebruiken die azokleuren bevatten. Ik geloof dat wanneer de consumenten hierdoor de keuze krijgen om het gebruik en de consumptie van zulke additieven in hun eigen gezinnen een halt toe te roepen, dat het etiketteringsproces een redelijk compromis is.

Dat de askleuren bijdragen aan een slechtere gezondheid en mogelijke gedragsstoornissen is duidelijk geworden. Het is juist om nu te handelen om de best mogelijke normen te bevorderen.

 
  
  

- Aanbevelingen voor tweede lezing: Åsa Westlund (A6-0179/2008 en A6-0180/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) De noodzaak van ordentelijke etikettering van levensmiddelenadditieven en het geleidelijk elimineren van sommige additieven is wezenlijk om met name de gezondheid van de kinderen te beschermen. Ik juich de verslagen van Asa Westlund toe en kan ze het Huis aanbevelen.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Mojca Drčar Murko (A6-0177/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag hecht bijzonder belang aan de aspecten die gericht zijn op de zorg voor de voedselveiligheid, met de belangen van de consument voor ogen, waarbij de wens wordt benadrukt dat het voedsel zo natuurlijk mogelijk is.

Het is bekend dat niet alle aroma’s die vanuit toxicologisch gezichtspunt veilig zijn ook daadwerkelijk heilzaam voor de consument zijn, vandaar de behoefte om het recht van de consument op keus te waarborgen.

Bij het toelatingsproces van aroma’s wordt een “aanvaardbare technische behoefte” gecombineerd met andere strategieën van de EU, zoals de bestrijding van de zwaarlijvigheid, aangezien de toevoeging van uiterst sterke aroma’s de slechte kwaliteit van kant-en-klaar voedsel kan verhullen.

De Raad en het Parlement houden er een verschillend standpunt op na over het vraagstuk van levensmiddeleningrediënten met aromatiserende eigenschappen die in levensmiddelen kunnen worden gebruikt, en over de maximumgrenzen voor deze ingrediënten zoals vastgelegd in Bijlage III.

We weten dat het principe dat producenten van kruiden en specerijen het wettelijke vermoeden van schadelijkheid voor ieder afzonderlijk product moeten weerleggen controversieel is. Het zou logisch zijn geweest om de procedures om te keren. Deze kwestie zal daardoor verder een twistpunt blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met het verslag van Mojca Drčar Murko’s inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen. Ik ben van mening dat het verslag de concepten van voedselveiligheid en consumentenbescherming waarborgt. Het is belangrijk dat de consumenten in geheel Europa niet worden misleid over de aard van de aroma’s die in hun levensmiddelen aanwezig zijn. “Natuurlijk aroma” moet precies dit betekenen en ik ondersteun hiermee de aanbevelingen van het verslag om ervoor te zorgen dat dit het geval is. Ik heb voor het verslag gestemd.

 
  
  

- Aanbeveling voor tweede lezing: Avril Doyle (A6-0176/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over een verordening die erop gericht is om de regels en procedures voor de toelating van voedingsenzymen vast te leggen, uitgezonderd de enzymen die als levensmiddelenadditieven worden beschouwd. De Europese Commissie heeft gezegd dat de industrie op een geharmoniseerde wetgeving met een communautaire toelatingsprocedure voor voedselenzymen heeft aangedrongen, omdat het ontbreken van EU-wetgeving op dit gebied tot oneerlijke handelspraktijken heeft geleid.

Het Parlement dringt erop aan dat een aantal belangrijke amendementen worden opgenomen die het in eerste lezing heeft ingediend op de door de Commissie voorgestelde ontwerpverordening. Daarom bekrachtigt het zijn standpunt dat het voorzorgsbeginsel bij iedere risicobeoordeling centraal moet staan en daarom in dit voorstel moet worden benadrukt. Het heeft in het verleden ook de bepalingen voor de consumentenbescherming versterkt om ervoor te zorgen dat het gebruik van voedingsenzymen de consument niet misleid over de aard, de kwaliteit en de inhoud van een product, de reden waarom dit concept opnieuw werd ingevoerd.

Verder zijn en kunnen voedingsenzymen geen genetisch gemodificeerde micro-organismen zijn. We moeten ook de enzymen vermijden die afkomstig zijn van genetisch gemodificeerde micro-organismen. Wanneer deze echter worden gebruikt, moet dit om de consumenten niet te misleiden duidelijk worden benoemd. Het is wezenlijk om een hoog niveau van voedselveiligheid te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag van mevrouw Doyle probeert de toelating van de voedingsenzymen te harmoniseren. Het verplicht stellen voor de industrie en de lidstaten om de Commissie over iedere mogelijke veiligheidskwestie met betrekking tot enzymen op de hoogte te stellen is een positieve stap om binnen de gehele Unie voor de hoogst mogelijke normen aan voedselveiligheid te zorgen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag: Peter Liese (A6-0220/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb mij van stem onthouden om de aandacht erop te vestigen dat dit verslag geen rekening houdt met het verschil tussen eilandstaten en het vaste land.

Malta is niet per spoor met het continent verbonden en de enige verbinding is of per zee of lucht. Bovendien is de economie van Malta voor een sterk deel afhankelijk van het toerisme, dat meer dan één miljoen mensen per jaar per vliegtuig aantrekt en bijna een half miljoen per schip. De geschatte gevolgen voor gezinnen, bijvoorbeeld uit het Verenigd Koninkrijk, leiden wanneer de wetgeving in werking treedt tot een verhoging van 160 Britse pond.

Het is belangrijk om de uitstoot in de greep te krijgen, maar het is ook belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillenden verlangens en werkelijkheden van de landen die deel uitmaken van de EU. Het beginsel om alles over één kam te scheren is discriminerend wanneer men met speciale omstandigheden van doen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb het verslag van Peter Liese betreffende de opname van de luchtvaart in de ETS regeling ondersteund, omdat ik het gevoel heb dat het tussen het Parlement en de Raad bereikte compromis evenwichtig en realistisch is.

Dat we snel en doeltreffend moeten handelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en met name de invloed van het vervoer op de wereldwijde opwarming, wordt door niemand meer in twijfel getrokken.

Om er echter voor te zorgen dat deze wetgeving succesvol wordt, was het wezenlijk om de ecologische vereisten met de mobiliteit van de burgers in overeenstemming te brengen.

De benodigde inspanningen van de luchtvaartsector moeten groot genoeg zijn om niet de verminderingen uit de andere sectoren te compromitteren, maar evenwichtig genoeg om niet de groei van de industrie te belemmeren.

Ik juich de door ons aangenomen wetgeving toe, omdat het zich aan deze voorschriften houdt.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van Peter Liese over de aanbeveling voor tweede lezing van het voorstel om de luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten gestemd, omdat ik vind dat het wezenlijk en dringend is om de mondiale temperatuurverhoging op +2°C te begrenzen.

De luchtvaartsector is aan het groeien. Sinds 1990 is de uitstoot van koolstofdioxide door vliegtuigen om 87 procent gestegen en de schattingen zijn dat hij zich tot 2020 verdubbelt. Er moeten daarom maatregelen worden getroffen om op internationaal niveau een duidelijk signaal te geven dat de EU geëngageerd bezig is met de bestrijding van de klimaatverandering, waarbij we het afsluiten van een internationale overeenkomst voor de Conferentie van Kopenhagen van 2009 in gedachten moeten houden.

Het bereikte compromis bevat veel positieve aspecten, zoals: de vrijstellingsregeling voor de ultraperifere regio’s; het gebruik van de uit de handel met emissierechten afkomstige inkomsten voor de bestrijding van de klimaatverandering, en maatregelen om de ontbossing tegen te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het voorstel waarover het Parlement heeft gestemd is al een compromis, ofschoon niet tevredenstellend, ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en houdt geen rekening met de problemen van landen die in economische moeilijkheden verkeren, vooral de ultraperifere regio’s. We weten dat de vervuiling moet worden verminderd, maar we moeten ook rekening houden met de moeilijkheden waarmee de landen met zwakkere economieën te maken hebben.

Het compromis waarover we vandaag hebben afgestemd verhindert niet alle negatieve gevolgen van deze emissiehandelsregeling, maar het minimaliseert een aantal van deze uitwerkingen, indien het ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het Parlement de datum van inwerkingtreding uitstelt en de reikwijdte van de handel en de druk op de zwakkere bedrijven vermindert.

De door onderhandeling bereikte vrijstelling voor de ultraperifere gebieden is een zeer belangrijke kwestie in dit Huis geworden, omdat het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, zoals u allen weet, geen voorzieningen voor vrijstellingen voor deze regio’s had getroffen. Dit zou hebben betekend dat alle vluchten van en naar deze regio’s onder de algemene regeling zouden zijn gevallen.

In de uiteindelijk aangenomen tekst is de mogelijkheid tot vrijstelling gehandhaafd, maar de reikwijdte is niet zo groot als ze had moeten zijn. We dringen er daarom op aan dat niet alleen de vluchten tussen de eilanden, maar ook de vluchten tussen de eilanden en het continent van deze emissiehandelsregeling worden uitgezonderd.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Het is duidelijk dat het voor elke verbintenisperiode van de Gemeenschapsregeling waarin de luchtvaart moet worden opgenomen nodig is dat de aan deze sector toegewezen doelstellingen worden vastgelegd in convergentie en samenhang met de inspanningen die gemiddeld van alle andere, stationaire bronnen in alle lidstaten worden gevergd. De niet-deelname van de luchtvaartsector aan deze regeling kan op lange termijn aanzienlijke herstelkosten veroorzaken.

Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat in de Gemeenschap een geïntegreerde aanpak van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten vereist is. Aangezien de luchtvaart bijdraagt aan de mondiale uitwerkingen van de menselijke activiteiten op de klimaatverandering, is het normaal dat deze sector een gelijke behandeling verdient en dat de regels en bepalingen op Gemeenschapsniveau worden geharmoniseerd.

Het is duidelijk dat het voor elke verbintenisperiode van de Gemeenschapsregeling waarin de luchtvaart moet worden opgenomen nodig is dat de aan deze sector toegewezen doelstellingen worden vastgelegd in convergentie en samenhang met de inspanningen die gemiddeld van alle andere, stationaire bronnen in alle lidstaten worden gevergd. De niet-deelname van de luchtvaartsector aan deze regeling kan op lange termijn aanzienlijke herstelkosten veroorzaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb mij van stem onthouden tijdens de eindstemming over het verslag van Liese. Ik geloof dat de Unie een unilaterale stap neemt buiten het Protocol van Kyoto om, dat de luchtvaart- en de maritieme sector uitsluit. Zelfs wanneer er een aantal redenen zijn om de klimaatgevolgen van de twee voor de internationale handel belangrijkste sectoren te overdenken, kan de Europese Unie niet unilateraal een multilateraal verdrag veranderen, terwijl het tegelijkertijd verlangt dat de Verenigde staten het Protocol van Kyoto ratificeren. De voorstellen van de EU betreffende de luchtvaart zouden zich het best op de periode na Kyoto kunnen richten, dat wil zeggen vanaf 2013, en dan alleen na een internationale overeenkomst in Kopenhagen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik juich het verslag van de heer Liese over de opneming van de luchtvaart in de Europese emissiehandelsregeling toe. Het Parlement moet zijn betrokkenheid bij de bestrijding van de klimaatverandering duidelijk maken en een ambitieuze ecologische wetgeving invoeren. Het ziet ernaar uit dat de in de discussies met de Raad bereikte besluiten in de juiste richting gaan. 15 procent veiling voor de luchtvaartuitstoot met de mogelijkheid om dit in 2013 te verhogen schijnt een tevredenstellend compromis.

Terwijl ik de aanbevelingen van het verslag ondersteun, moet het Parlement verder ambitieus blijven bij het vastleggen van streefdoelen voor de luchtvaartuitstoot in de ETS van de EU en in de toekomst bij de algemene herziening van de ETS op de voorstellen van de heer Liese voortborduren. Ik heb voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) De gasemissies door vliegtuigen zijn sinds 1990 verdubbeld en nemen verder toe. Wanneer het de EU ernst is met de aanpak van de klimaatverandering moet zij op dit gebied mondiaal het voortouw nemen. We mogen hier niet alleen over praten, we moeten ook wetsmaatregelen nemen. Ik zie de richtlijn die erop gericht is om de luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten op te nemen als een positieve stap.

Het verslag van de rapporteur, de heer Peter Liese, is een evenwichtige en realistische oplossing, een compromis tussen de bescherming van het milieu aan de ene kant en het mededingingsvermogen van de Europese luchtvaartindustrie veilig te stellen aan de andere kant. We mogen niet discriminerend te werk gaan tegenover de Europese luchtvaartmaatschappijen, met name niet die uit de nieuwe lidstaten die proberen om de achterstand op de algemene trend weg te werken. Dienovereenkomstig moeten de regels voor gezonde economische mededinging in gelijke mate van toepassing zijn op de luchtvaartmaatschappijen uit derde landen. Het is noodzakelijk om een internationale overeenkomst af te sluiten, en daarom moet de EU onderhandelingen voeren met de VS, Rusland en China.

We moeten er ook aan denken dat de luchtvaart soms het enig mogelijke verkeersmiddel is dat de EU met perifere regio’s verbindt. De luchtvaart levert een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van het toerisme en mag daarom niet als een luxe worden beschouwd.

Ik geloof dat het gemeenschappelijk standpunt van het Europees Parlement en de Raad zijn bijdrage zal leveren aan een schone luchtvaart en de invoering van nieuwe technologieën in de luchtvaartindustrie, en daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk.(FR) Door de aanneming van de richtlijn die tot doel heeft het luchtverkeer in de Europese emissiehandelsregeling op te nemen, gaat de Europese Unie door met het scoren van punten in de strijd tegen de klimaatverandering.

Het zou onmogelijk zijn om niet ingenomen te zijn met deze overeenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad, die vanaf 2012 tot een geleidelijke en werkelijke vermindering van de broeikasgassen zal leiden bij alle vluchten die vanaf Europese bodem starten of erop landen.

Ik ben vooral ingenomen dat twee bepaalde maatregelen werden aangenomen die gelukkigerwijs aantonen dat Europa nog steeds vaak zeer evenwichtige wetgeving aanneemt die rekening houdt met de kleinere partijen die erbij zijn betrokken: chartervluchten, onderzoeksvliegtuigen en kleine luchtvaartmaatschappijen zullen verder kunnen vliegen zonder zich zorgen te moeten maken over de bindende bepalingen in de Richtlijn; de uit de handel van 15 procent van de emissierechten voor CO2 behaalde inkomsten zullen voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartsector worden gebruikt.

Dit is des te belangrijker, omdat wanneer de EU schijnbaar zijn hoop in de innovatie heeft gesteld, de ingenieurs veel vernuft moeten tonen om de door de vliegtuigen veroorzaakte vervuiling te verminderen, en dat in een tijd waarin het luchtverkeer een groei van 5 procent per jaar beleeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. (EN) Ik zal vandaag het verslag van Liese ondersteunen, omdat het verslag evenwichtig en praktisch is, ofschoon een tikkeltje ingewikkeld.

De burgerluchtvaart moet erkennen dat het betrokken moet worden bij de emissiehandelsregeling, en de milieuactivisten moeten erkennen dat mensen willen vliegen en de luchtvaartindustrie een grote bijdrage levert aan de welvaart van veel van onze regio’s evenals aan die van nationale economieën.

Ik ben nog steeds van mening dat deze overeenkomst problemen bevat. Ik ben nog steeds van mening dat de bepaling van 100 procent handel in 2020 ernstige problemen voor kleine en regionale luchtvaartmaatschappijen zou kunnen veroorzaken.

Waarmee we hier echter van doen hebben is een compromisoplossing. Ik geloof nog steeds dat deze verordening nog met uitdagingen te maken krijgt, juridische en anders wel door landen buiten de EU, vooral de VS en Rusland, wat het moeilijk zal maken om een wereldwijde overeenkomst te bereiken. Maar dit is een begin en daarvoor moeten we de Commissie feliciteren met haar moed en vooruitziendheid.

De luchtvaartindustrie is op het moment hoofdzakelijk vanwege de hoge brandstofprijzen aan het worstelen, waarom een compromis over de ETS van wezenlijk belang was. Ik weet dat de luchtvaartmaatschappijen hiermee niet gelukkig zijn; ik weet dat de milieuactivisten hiermee niet gelukkig zijn. Misschien dat onze rapporteurs het ongeveer bij het juiste eind hadden!

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – (NL) Als de EU haar klimaatdoelstellingen wil halen om tegen 2020 20 procent minder CO² uit te stoten, dan moet ook de luchtvaartsector in een emissiehandelssysteem inzake uitstoot van broeikasgassen betrokken worden. De luchtvaartemissies zijn de voorbije jaar met bijna 90 procent toegenomen.

Tegelijk ontsnapt de luchtvaart aan de betaling van accijns op kerosine en BTW op de vliegtuigtickets. Wetgevende maatregelen zijn dus noodzakelijk. Het verslag wil het handelssysteem laten ingaan vanaf 2011 voor alle vluchten die het Europese luchtruim aandoen. Vanaf 2012 zou de sector dan 1,5 procent per jaar minder broeikasgassen mogen uitstoten. Het voorgestelde niveau van gratis veilingrechten ligt veel te hoog. Ik vind dat de luchtvaartsector minstens zou moeten starten met het veilen van 25 procent. Uiteindelijk is niet de handel op zich het doel maar wel het verlagen van de uitstoot.

Het Parlement spreekt zich ook uit over de bestemming van de opbrengsten van het veilen: ze wil met dat geld de belasting op milieuvriendelijke vervoerswijzen verlagen en investeren in onderzoek naar technologie voor minder vervuilende vliegtuigen. Het voorliggende compromis is verre van ideaal maar wel een stap vooruit zodat wij als groenen het bereikte akkoord dan ook kunnen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) De opneming van de luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden toegejuicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik betreur het dat aan de ultraperifere regio’s (UR’s) geen volledig vrijstelling is verleend van de opneming van de burgerluchtvaart in de ETS-regeling, ofschoon hun afgelegenheid van het Europese continent dit voor een groot deel zou hebben gerechtvaardigd.

Ik ben echter blij dat er dankzij vastberaden inspanningen enige vooruitgang is geboekt.

Als gevolg hiervan besteedt de onderhandelde overeenkomst bijzondere aandacht aan de middelen tot reductie of zelfs afschaffing van de toegangsproblemen en de concurrentie waarmee ultraperifere regio’s te maken hebben. Bovendien zullen na vurige debatten de vluchten tussen de ultraperifere regio’s onder een afwijking vallen en hier niet door betroffen zijn. Ik ben verheugd dat de UR’s in de revisieclausule zijn opgenomen betreffende de effectbeoordeling van de ETS-regeling op het luchtvervoer.

Ik zou vooral het Europees Parlement willen danken, dat van begin af aan naar mijn verzoek om speciale behandeling voor de UR’s heeft geluisterd, een standpunt dat uiteindelijk ook door de lidstaten is overgenomen. Ik zou voor zijn niet nalatende ondersteuning ook mijn respect willen betonen aan Jacques Barrot, de Europese commissaris die vroeger voor vervoer verantwoordelijk was.

Tot slot betreur ik het dat de slotovereenkomst geen voorstellen ten voordele van de UR’s bevat, die er vooral voor zouden hebben kunnen zorgen dat de inkomsten uit de handel in emissierechten zouden worden gebruikt om de karakteristieke moeilijkheden van de ultraperifere gebieden uit de weg te ruimen.

 
  
  

- Verslag: Richard Corbett (A6-0197/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag van mijn Britse collega Richard Corbett tot wijziging van het Reglement van het Europees Parlement inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen. Ik deel de in dit verslag uitgedrukte zorg dat het werk van het Parlement eenvoudiger, gestroomlijnder en sneller moet gaan. Desalniettemin moeten de leden de vrijheid hebben om schriftelijke vragen aan de Commissie en de Raad te stellen, alhoewel ik het ermee eens ben dat het belangrijk is om misbruik van deze regeling te verhinderen. Ik juich het toe dat leden die een vergadering bijwonen een grotere mogelijkheid tot spreken zullen krijgen. Het idee dat 40 leden een alternatieve resolutie kunnen voorstellen evenals dit politieke fracties kunnen, is naar mijn mening ook een stap voorwaarts voor de democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld (PPE-DE), schriftelijk. (SV) We hebben vandaag tegen het verslag inzake de wijzigingen van het Reglement van het Europees Parlement gestemd.

We hebben hiervoor gekozen, omdat initiatiefverslagen die van invloed op de wetgevingsactiviteit zijn merkbare gevolgen voor het lopende werk kunnen hebben. De leden van het Europees Parlement moeten daarom de mogelijkheid krijgen om in de plenaire vergadering invloed uit te oefenen op dit soort verslagen, overeenkomstig de toepasbare procedure bij wetgevingsverslagen.

Alhoewel een herziening van de procedures voor schriftelijke vragen nodig is, beschouwen we het als uiterst belangrijk dat de onafhankelijkheid van de Parlementsleden en hun recht om aan andere instellingen vragen te stellen betreffende hun besluiten en verantwoordelijkheid wordt gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben tegen dit verslag gestemd omdat de hoofddoelstelling ervan de verzwakking van het democratisch en pluralistisch functioneren van het Europees Parlement is. Uitgaand van een beginsel dat nog niet eens klopt – het bestaan van het Hervormingsverdrag – wil een meerderheid van dit Huis werkelijk de rechten van de leden beperken en hen eraan hinderen om op eigen initiatief te handelen, de macht van de Voorzitter van het Europees Parlement vergroten, met als resultaat: de beperking van het pluralisme van het parlementaire debat.

Deze wens om de democratie en het handelingsvermogen van de leden te verzwakken wordt ook duidelijk in de vaststelling van de richtsnoeren inzake de procedure voor het stellen van schriftelijke vragen aan de Raad en de Commissie.

Dit besluit is echter slechts één bestanddeel in de algemenere antidemocratische lijn die door de meerderheid van dit Huis wordt genomen, vooral door de grotere politieke fracties (PPE en PSE). Een ander wezenlijk bestanddeel is de eis tot nieuwe en restrictievere criteria betreffende de fractievorming, wat ook onze afkeuring en sterk protest verdient.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) De voorstellen van de heer Corbett tot wijziging van het Reglement van het Parlement inzake de werkzaamheden van de plenaire vergadering en initiatiefverslagen zorgen ervoor dat het Parlement effectiever en efficiënter kan werken. Ik heb ervoor gestemd de aanbevelingen van de heer Corbett te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Als democraat struikel ik bij het verslag van Corbett vooral over twee amendementen die zo niet bedoeld kunnen zijn.

Omdat het in bijna alle landen met een democratisch karakter in het algemeen tot de democratische rechten van een afgevaardigde behoort om vragen aan de gekozen regeerders te stellen over kwesties die tot hun portefeuille behoren.

Een beperking van het aantal en van de inhoud van de vragen komt eerder overeen met de denktrant van de procesorde van een rechtszitting dan met een Reglement van een democratisch gelegitimeerde instelling en moet daarom absoluut worden verworpen. Daarom kan ik alleen maar tegen dit verslag stemmen.

 
  
  

- Verslag: Jutta Haug (A6-0262/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag van mijn Duitse collega Jutta Haug gestemd over de eerste beschouwingen over het voorontwerp van begroting (VOB) 2009 en het mandaat voor het overleg, dat een reflectiekader biedt voor de structuur van de toekomstige begroting van de EU. Het VOB beloopt op 134,395 miljard euro aan vastleggingskredieten, wat overeenkomt met 1,04 procent van het BNI, een stijging van 3,1 procent in vergelijking met de begroting van 2008, en 116,7 miljard euro in betalingskredieten, waardoor er een speelruimte blijft van 2,6 miljard euro aan vastleggingskredieten en 7,4 miljard euro aan betalingskredieten. Gezien de behoefte aan een Europa dat resultaten levert, kan ik het lage niveau van betalingskredieten niet begrijpen. Naast de prioriteiten is het ook belangrijk om ervoor te zorgen dat voldoende middelen aan het cohesiebeleid, de financiering van het Europese beleid voor de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) en externe actie worden toegewezen. Tot slot zal het wezenlijk zijn om niet de grote Europese infrastructuren te vergeten (de vervoersnetwerken, energie, ruimte, water, nieuwe technologieën, gezondheid, enzovoorts) die regelmatig ondergefinancierd zijn, ondanks dat ze in het kader van de wereldwijde economische en sociale concurrentie de ruggengraat voor de mededinging van Europa vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), schriftelijk. (PL) Overeenkomstig het geplande tijdschema voor de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, zouden het Parlement en de Raad in 2009 gelijke rechten hebben ten aanzien van de schepping van wetten alsook in begrotingszaken, om de Europese Unie op deze manier nieuwe bevoegdheden te geven en wezenlijke veranderingen in de tot nu toe gebruikte begrotingsprocedure aan te brengen.

Daarom is het zelfs nog belangrijker voor de Europese Unie om over de financiële middelen te beschikken die nodig zijn om het huidige beleid en de activiteiten op verschillende gebieden ten uitvoer te leggen, terwijl men tegelijkertijd voldoende flexibiliteit heeft om nieuwe politieke uitdagingen aan te pakken. Daarom is het ongebruikelijk lage niveau aan voorgestelde betalingskredieten in het voorontwerp van begroting (116,736 miljard), 0,9 procent van het BNP, of een afname van 3,3 procent in vergelijking met 2008, erg verbazingwekkend. Ook reden tot zorg zijn de door de Europese Commissie voorgestelde dalingen van de begrotingen voor informatiecampagnes die lang voor 2009 gepland waren, voor de verkiezingen van het Europees Parlement of voor een mogelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Het moet de prioriteit van het overleg over de begroting in juli zijn om voor een gepast financieringsniveau voor betalingen en voor het informatiebeleid van de Unie te zorgen. Het is ook wezenlijk om financieringsvoorstellen aan de Commissie voor te leggen voor pilootprojecten en voorbereidende werkzaamheden om te voorkomen dat ze uit het surplus van het financieel meerjarenkader moeten worden gefinancierd. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat er voldoende financiële middelen voor de Europese Unie zijn zodat ze in staat is om op nieuwe uitdagingen op het gebied van “de concurrentiekracht voor groei en werkgelegenheid” te reageren zonder de bestaande financiering voor belangrijke programma’s te reduceren die op het moment ten uitvoer worden gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman (NI), schriftelijk. (EN) Ik ben van mening dat geen enkel begrotingsprogramma van de EU door mijn land gefinancierd moet worden, onder welke feitelijke of mogelijke omstandigheden dan ook. De Europese dienst voor extern optreden (EEAS) en alle andere aspecten van het Verdrag van Lissabon zijn volledig anathema voor mij. Daarom, ofschoon iedere vertraging bij de financiering van zulke programma’s toe te juichen is, kan ik geen amendement ondersteunen dat in principe het EEAS aanvaardt, samen met de andere nieuwe begrotingsprogramma’s die het Verdrag bevat, moeten ze daadwerkelijk pas worden gefinancierd “wanneer het Verdrag door alle 27 lidstaten is geratificeerd”. Of de ratificatie door alle staten nu waarschijnlijk is of niet, het blijft mogelijk, ik kan geen amendement door de vingers zien dat bepaalde omstandigheden opvoert waaronder de indieners het in principe als gelegitimeerd achten om het EEAS en andere begrotingsprogramma’s in het Verdrag van Lissabon te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van Haug over de VOB 2009 en het mandaat voor het overleg gestemd. Dit verslag legt de prioriteit van het Parlement voor het komende jaar vast. Ik ben vooral ingenomen met de oproep tot een adequate reactie op de vereisten voor voedselhulp en voedselveiligheid, gezien de sterke verhoging van de voedselprijzen en de productiekosten aan de kant van de boerderijen.

Ik hoop dat deze reactie adequaat in overweging wordt genomen, en behoorlijke investeringsprogramma’s in de landbouwsector in de ontwikkelingslanden en binnen de EU zal inhouden.

Ik heb ook voor amendement 15 gestemd, dat de marge onder hoofdstuk twee vastlegt.

De pogingen om mechanismen op te nemen om niet uitgegeven middelen van het GLB naar andere begrotingshoofdstukken over te hevelen kunnen niet worden goedgekeurd.

In 2007 werd het niet gebruikte geld van het GLB omgeleid naar de financiering van het Galileo-project. Dit kan niet de norm zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Wise (NI), schriftelijk. (EN) Ik kan dit amendement niet ondersteunen, omdat ik volledig tegen de oprichting en financiering van het EEAS en andere soortgelijke programma’s ben die van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon afhangen. Het is inderdaad een belangrijk punt om naar voren te brengen dat de programma’s die door het zogenaamde Verdrag van Lissabon worden opgezet geen wettelijke grondslag hebben totdat het verdrag door alle 27 lidstaten is geratificeerd: ik verwerp echter al dit soort programma’s in zijn geheel en ik geloof in het geheel niet dat er een reden is om ze in het leven te roepen of te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Het verslag van mevrouw Haug verzoekt om een uitgebreid mandaat voor de begrotingsonderhandelingen met de Raad. Als reden wordt opgegeven dat er een behoefte bestaat om voldoende middelen voor de voorgestelde uitgavenposten van de Commissie te waarborgen. Er schijnt geen grens te bestaan voor de hoeveelheden die het Parlement bereid is uit te geven. Naar mijn mening is dit de verkeerde aanpak. Het uitgangspunt moet het algemeen besloten kader zijn; de noodzakelijke prioriteiten moeten dan tussen de verschillende uitgavenposten worden vastgelegd.

Er bestaat een behoefte aan grotere flexibiliteit binnen het bestaande financiële meerjarenkader. Ik ondersteun daarom het idee dat de marges die bij de landbouw zijn ontstaan voor andere doeleinden moeten worden gebruikt.

 
  
  

- Verslag: Marcin Libicki (A6-0225/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Als rapporteur inzake Synergie voor het Zwarte Zeegebied, wil ik mijn ondersteuning voor het verslag van Libicki tot uitdrukking brengen, eenvoudigweg omdat het thema dat het behandelt van strategische aard is, en boven het Oostzeegebied en de milieubescherming uitgaat. We hebben in feite over een kwestie gedebatteerd die het Oostzeegebied en het Zwart Zeegebied gemeenschappelijk hebben en die geheel Europa betreft: de kwestie van energiebevoorradingsveiligheid en het Europees beleid in dit opzicht.

Wanneer we de afhankelijkheid van de EU van een beperkt aantal bronnen, leveranciers en transportwegen in overweging nemen, is het wezenlijk dat hun spreiding het grondbeginsel van het Europese concept van energiebevoorradingsveiligheid vormt. Het is niet minder belangrijk om een coherent Europees beleid op het gebied van de energie te ontwikkelen, dat op solidariteit en samenwerking moet zijn gebaseerd om het afsluiten van een bilaterale overeenkomst te vermijden die de belangen van andere lidstaten zou kunnen betreffen, en vooral grote projecten als het op Europees niveau erkende Nabucco-project zou kunnen ondermijnen.

Derhalve wil ik er bij de Commissie en de Raad nog eens op aandringen om de inspanningen voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het Nabucco-project te verdubbelen, en tevens op een duidelijke verwoording van een gemeenschappelijk energiebeleid. Zowel de situatie in de Oostzeeregio alsook de situatie in de regio van de Zwarte Zee duiden erop dat het dringend is om met concrete en resolute stappen te beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) Wij van de Zweedse sociaaldemocraten hebben ervoor gekozen om voor het verslag van Marcin Libicki over de geplande gasleiding in de Oostzee te stemmen, alhoewel we ons een duidelijkere oproep tot een onderzoek van een alternatieve route over land hadden gewenst. We zijn echter van mening dat het Parlement een duidelijk standpunt heeft ingenomen ten opzichte van een milieueffectbeoordeling, die we ondersteunen en toejuichen. We verwachten dat verdere besluiten alleen op de voorwaarde van een uitputtend en onafhankelijk onderzoek plaatsvinden. De Oostzee is gevoelig en staat ecologisch gezien al zeer onder druk. Het daarom uiterst belangrijk dat de uitwerkingen op het milieu tot een minimum kunnen worden beperkt, wanneer een bouwvergunning aan de pijpleiding wordt gegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. — (PL) Mijnheer de Voorzitter, de bouw van de Nord Stream pijpleiding zou in aanraking kunnen komen met wapenafval uit de laatste oorlog. Daar in de zee liggen ongeveer 40 000 tot 60 000 megatonnen aan chemische wapens en de exacte ligging van deze wapens is niet bekend. Wanneer men op deze wapens zou stoten zou dit tot een enorme milieuramp kunnen leiden.

Ik heb dit verslag ondersteund, omdat ik het met de rapporteur eens ben dat het schandalig is dat een grensoverschrijdend project van zo verstrekkende aard als een bilaterale kwestie tussen Rusland en Duitsland wordt behandeld. De bescherming van de Oostzee en de bevolkingen van de Baltische landen moet een van de hoofdprioriteiten van de EU zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Titus Corlăţean (PSE), schriftelijk. (RO) Ik ben zeer ingenomen met het standpunt dat het Europees Parlement inneemt ten opzichte van de bouw van een gasleiding tussen Rusland en Duitsland.

De Europese Unie heeft een geïntegreerd, gemeenschappelijk en coherent energiebeleid evenals een langetermijnstrategie nodig om voor de energieonafhankelijkheid van de lidstaten te zorgen.

De Europese Unie moet de ecologische en geopolitieke kwesties betreffende de energiebevoorradingsveiligheid door middel van gezamenlijke inspanningen van alle lidstaten aanpakken, en niet door bilaterale verdragen die sommige lidstaten met Rusland afsluiten. Dit is de enige manier waarop de Europese Unie in de onderhandelingen met Rusland een sterk standpunt kan innemen, waardoor vermeden wordt dat de energiebronnen tot een politiek drukmiddel worden omgevormd en de EU tot een gelijke partner van Rusland zou kunnen worden.

Op deze manier kunnen we ook antwoorden leveren op de gerechtvaardigde frustraties van de Roemeense burgers over de voortdurende prijsverhogingen voor gas en elektriciteit, die belangrijke nadelige sociaaleconomische gevolgen voor de Roemenen en hun levensstandaard hebben.

Tezelfdertijd zou de oplossing van een Europees communautair energiebeleid ertoe kunnen bijdragen om het onvermogen van de rechtsgerichte regeringsmensen in Boekarest aan te tonen die de energiebelangen van Roemenië willen bevorderen in de betrekkingen met Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Ik heb voor het verslag van de heer Marcin Libicki gestemd. Dit is een belangrijk verslag. Ik wil u er echter aan herinneren dat het onjuist is dat deze kwestie door het Europees Parlement werd behandeld op grond van verzoekschriften van burgers. Mijn collega de heer Boguslaw Sonik heeft al vele maanden voordat de verzoekschriften werden ontvangen voorgesteld om een debat over de Noord-Europese gasleiding te voeren.

Ik verbaas me over het verzet tegenover dit verslag. We praten vaak over ecologische kwesties en dan is er in het geheel geen verzet te bespeuren. Bij dit bijzondere onderwerp willen echter sommige leden niet dat er onderzoek naar de gevolgen van het project voor het natuurlijk milieu plaatsvindt. Waarom? Het antwoord is eenvoudig: voor sommige landen en politici is dit bijzondere project belangrijker dan het milieu. Misschien dat we vanwege deze speciale reden eens over de politieke en economische context van de geplande investering moeten nadenken. Ik ben mij bewust dat het hier om een particulier project gaat. We mogen echter niet vergeten dat voormalige politici in de raad van commissarissen zitten van het bedrijf dat deze pijpleiding moet bouwen. Voor Rusland is het gebruik maken van particuliere projecten om politieke doelstellingen te behartigen in het geheel geen probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen dit amendement gestemd dat het wezen van de oorspronkelijke tekst fundamenteel zou hebben veranderd. De oorspronkelijke versie roept ertoe op om over alternatieven voor het bestaande gasleidingproject na te denken – alternatieven zouden ten minste drie keer minder kosten en zouden niet zo grote ecologische risico’s met zich meebrengen. Ik kan het niet eens zijn met het amendement dat de prioriteit geeft aan de behoefte aan gas en daarbij de milieuwetgeving van de EU en de zorgen van de burgers verwaarloost. Ik zou er ook op willen wijzen dat de desbetreffende gasleiding oorspronkelijk de zeven andere landen rond de Oostzee zou moeten omgaan, waardoor slechts één of twee lidstaten van de EU zouden worden bevoorraad, waarom het argument om aan de toegenomen vraag naar gas te voldoen niet als relevant kan worden beschouwd.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Ik ben een sterk voorstander van de in het verslag van de Commissie voorgestelde milieueffectbeoordeling voor de Nord Stream gasleiding. Dit is echter niet het enige waarom het gaat: de aspecten die verband houden met het energiebeleid mogen ook niet worden vergeten. We kunnen geen energiebeleid nastreven dat afgekoppeld is van het klimaatbeleid. Deze horen wezenlijk bij elkaar, zoals belasting en de begroting of wetgeving en justitie.

Er kan geen energiebeleid meer bestaan zonder financiële of andere dergelijke instrumenten die zijn bestanddelen mogelijk maken. De Witboeken die over de energieonderwerpen van de Unie en haar lidstaten gaan hebben herhaaldelijk schone, onafhankelijke en concurrentiële energievormen geëist – maar er bestaat echter maar één functionerend marktmechanisme voor het laatste criterium, mededingingsvermogen.

Ik zie nog steeds geen marktmechanismes die onze afhankelijkheid van energie zouden verminderen – en vooral niet van het gas uit Rusland. Deze week zal het Europees forum voor energie een vervoer overleg voeren met de OPEC. Het gaat hier niet om een voorliefde voor de OPEC, maar eerder om een onontbeerlijk kartel dat een te grote invloed op onze economie uitoefent.

De afhankelijkheid van energie komt voort uit de fouten van de vorige generaties, die een groei en bloei op onze kosten hebben doorgemaakt. Daaraan moeten we denken wanneer we de besluiten over toekomstige oplossingen nemen, zelfs bij gasleidingen en ander economische afhankelijkheden. Is het een duurzame ontwikkeling, en is het de juiste richting, wanneer we een koolstofarme economie nastreven?

De klimaatverandering is een realiteit, en de energiekosten zijn ook aan het stijgen. De afhankelijkheid van gas neemt toe en geeft het buurland van de EU de macht die het twintig jaar geleden heeft verloren.

We willen zeker niet de fouten van onze politieke voorgangers herhalen. Er staat ons in korte tijd veel te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Ik ben het volledig eens met de zienswijze van de rapporteur, de heer Marcin Libicki, dat de verwerkelijking van het project dat onder de naam “Oostzeepijpleiding” bekend staat een ecologisch gevaar voor acht landen van de Europese Unie zou kunnen opleveren: Duitsland, Zweden, Finland, Letland, Litouwen, Estland, Denemarken en Polen. Het zou ook nadelige gevolgen voor de consumenten kunnen hebben door de hogere prijzen om de bouw van de pijpleiding te dekken.

Het is een belangrijk punt dat de Noord-Europese pijpleiding alternatief over land door de landen van de Europese Unie zou kunnen worden gebouwd. Dit zou alle strategische en economische vereisten van Besluit 1364/2006/EG vervullen. Het alternatieve voorstel is veiliger uit het oogpunt van het milieu en het is ook goedkoper.

Ik ben vooral voor het uitvoeren van onafhankelijke rapporten en onderzoeken naar de gevolgen van de pijpleidingsbouw voor het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Een project van de omvang van de Nordstream gasleiding vereist een grondig onderzoek van de ecologische uitwerkingen die het zou kunnen veroorzaken. Voordat het project kan beginnen, moet we veilig stellen dat het project aan strenge ecologische criteria voldoet. Deze meningen vinden hun weerspiegeling in mijn stem voor het verslag van Marcin Libicki over de ecologische gevolgen van de geplande gasleiding door de Oostzee tussen Rusland en Duitsland.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Vandaag zullen we over een zeer belangrijk verslag over de gevolgen van de geplande bouw van de zogeheten Oostzeepijpleiding tussen Rusland en Duitsland voor het natuurlijke milieu van de Oostzee. Het voorgenomen project is een van de vele projecten voor gasinfrastructuur die nodig zijn om de groeiende behoefte aan gas in de EU te bevredigen. We moeten echter bijzondere aandacht geven aan een aantal factoren die met de bouw van doen hebben.

Deze langste en ondiepst gelegen hoofdgasleiding ter wereld vormt een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit en de natuurlijke habitats, evenals voor de veiligheid en het verkeer van schepen in deze regio, om nog niet te spreken over de naar schatting 80 000 megatonnen aan munitie die hier tijdens de Tweede Wereldoorlog gezonken zijn. Als lid van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, en ook als rapporteur over de Conventie van Espoo, zou ik willen benadrukken dat iedere investering van dit kaliber, die een internationale dimensie heeft, het resultaat dient te zijn van voorafgaande en grondige raadpleging van alle belanghebbende partijen. We moeten aandacht besteden aan onderzoek naar alternatieve oplossingen, zoals routes over land, dat zowel rekening houdt met de bouwkosten alsook met de ecologische veiligheid.

Door de groeiende afhankelijkheid van de EU van een klein aantal energiebronnen en hun leveranciers, is het belangrijk om de initiatieven te ondersteunen die op spreiding gericht zijn; we moeten even stilstaan bij de vraag of het Russische bedrijf Gazprom dat 51 procent van de aandelen van het Nord Stream consortium houdt, in dit verband de beste oplossing is?

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Ik juich het toe dat de Commissie verzoekschriften dit initiatief heeft genomen om dit verslag over de ecologische uitwerkingen van de geplande gasleiding in de Oostzee ter stemming te brengen. De leden van het Europees Parlement moeten zichzelf een beeld kunnen vormen over de gevolgen van dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. (PL) Ik ondersteun het verslag van de heer Marcin Libicki vanwege de ernstige ecologische bedreiging die de Oostzeepijpleiding vormt, vanwege de poging om de verplichting te omzeilen om de goedkeuring van alle kuststaten te verkrijgen, vanwege het ontbreken van een onafhankelijke en positieve beoordeling van de uitwerkingen van de pijpleiding op het milieu. Hier is het vooral belangrijk om bij het energiebeleid van de Europese Unie aan het solidariteitsbeginsel vast te houden.

De pijpleiding is op een manier gepland die de landen van de EU politiek afhankelijk van Rusland maakt, dat zijn natuurlijke rijkdommen zal gebruiken om druk op de kopers uit te oefenen. Ik richt daarom uw aandacht op het feit dat de keuze van de zeeroute voor de pijpleiding een prijsverhoging voor het gas betekent, omdat deze route een veelvoud kost van de bouw over land.

 
  
  

- Verslag: André Brie (A6-0269/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE), schriftelijk. (EN) De Sociaaldemocratische Fractie in het Europees Parlement verwelkomt dit verslag van het Parlement. Toen de Taliban in 2001 werd verslagen, waren er slechts 900 000 schoolgaande kinderen. Dat zijn er nu zes miljoen en het aantal is stijgende. Vijf miljoen vluchtelingen zijn naar huis teruggekeerd en 82 procent van de bevolking heeft toegang tot de gezondheidszorg, negen keer zoveel als in 2002. We delen echter de zeer grote bezorgdheid van het Parlement over de aanhoudende veiligheidsproblemen en dat zonder veiligheid geen terugkeer naar een normaal leven mogelijk is.

We hebben ons echter bij stemming over het verslag onthouden aangezien een aantal punten de werkelijkheid van de situatie in Afghanistan niet weergeeft. Overweging D is feitelijk onjuist omdat de inzet van nieuwe NAVO-troepen in Afghanistan doorgaat en zowel het Verenigd Koninkrijk als Duitsland recentelijk troepenvermeerdering heeft aangekondigd. Ook zijn wij het niet eens met de situatie met betrekking tot de niveaus van opiumproductie zoals beschreven in paragraaf 32. Het verslag lijkt het harde werk te negeren dat gedaan wordt door de Afghaanse regering via de nationale lange termijn drugsbestrijdingsstrategie en die geleid heeft tot vooruitgang in het verminderen van het aantal provincies dat opiumpapavers oogst.

Ten slotte willen wij verdere samenwerking met de Afghaanse wetshandhavingsinstanties steunen als onderdeel van de blijvende steun van de Europese Unie voor overgangshervormingen op het gebied van rechtspraak en veiligheid in het land.

 
  
MPphoto
 
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk.(RO) Voor de internationale gemeenschap en de strijd tegen terrorisme is stabilisering van Afghanistan een belangrijke uitdaging voor het veiligheidsbeleid. Ingeval van mislukking zouden de westerse landen wellicht niet bereid zijn om mee te doen aan toekomstige interventies met betrekking tot geschillenvoorkoming en –oplossing en aan vredesmissies. Van de andere kant zouden de Afghanen, die op het ogenblik een derde decennium van conflict meemaken en wier land altijd een instrument geweest is dat externe actoren gebruikt hebben voor hun eigen behoeften, wellicht ook baat hebben bij duurzame vrede.

Militaire operaties zijn noodzakelijk maar ze zijn geen toereikende voorwaarde voor de stabilisering van Afghanistan. Een belangrijke oplossing in dit proces moet ook gezocht worden op diplomatiek niveau en samenwerking met Iran, India en Pakistan is van wezenlijk belang, vooral in grensgebieden waar opstandige groeperingen actief zijn. Hiertoe is het versterken van democratische structuren uiterst belangrijk en de internationale gemeenschap moet vechten tegen de marginalisering van de Afghaanse regering door het belang van het politieke systeem en de democratische actoren op lokaal en regionaal niveau te vergroten.

In Afghanistan heeft de Europese Unie het image van een humanitaire organisatie, maar, om een meer belangrijke rol te spelen, moeten de Europeanen het feit in aanmerking nemen dat de oplossing van armoede en instabiliteit niet is gelegen in wapens en geweld, maar eerder in acties die de Afghaanse bevolking welzijn zouden brengen. Met deze hoop heb ik gestemd vóór het verslag van de heer Brie.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb me hierbij van stemming onthouden. Het verslag van de heer Brie over de stabilisering van Afghanistan stelt wat ter plaatse een zeer complexe situatie is wel al te eenvoudig voor. Terwijl het Europees Parlement de ontwikkeling in Afghanistan goed moet onderzoeken, geloof ik dat zijn bijdragen constructief moeten zijn en gericht moeten zijn op het tot stand brengen van een stabiele Afghaanse staat. Ik ben er niet van overtuigd dat het verslag werkbare oplossingen kan voorstellen voor wat een gecompliceerd conflict is waarin onze troepen gestaag en echt vooruitgang boeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk.(FR) De positieve resultaten van de recente donorconferentie in Parijs bewijzen dat de EU en de internationale gemeenschap hun ogen gericht hebben op Afghanistan.

Dit verslag, dat komt op een cruciaal moment voor de toekomst van het land, vestigt de aandacht op de uitdagingen waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd in termen van het maken van een doelmatige bijdrage aan de stabilisering van het land. Het wijst op de wederopbouwinspanningen die al gedaan zijn om de instellingen te versterken en de levensomstandigheden te verbeteren. In dit opzicht zijn de belangrijke daling van de zuigelingensterfte en de stijging van het aantal kinderen dat naar school gaat, bemoedigende tekenen.

Succes in Afghanistan vraagt om betere coördinatie tussen donoren van de verschillende strategieën. Veiligheid moet natuurlijk een prioriteit blijven, maar het is ook cruciaal dat het Afghaanse volk ziet hoe de hulp hun specifiek ten goede komt. Het is van essentieel belang om extra basisinfrastructuren te bouwen, of het nu wegen, scholen, ziekenhuizen, enzovoort zijn.

Het succes van het proces zal ook “Afghanisering” van het stabiliseringsproces vragen: het Afghaanse volk moet de instrumenten krijgen om het in staat te stellen zijn toekomst in eigen hand te nemen. In dit opzicht zijn talrijke verwachtingen gevestigd op de Afghaanse nationale ontwikkelingsstrategie (ANDS), die gesteund moet worden door de internationale gemeenschap en door de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Strož (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Naar mijn mening is het verslag over de situatie in Afghanistan en over de voorstellen betreffende stabilisering van de situatie in dat land inconsistent en legt het teveel nadruk op het belang van militaire acties en op het belang van de rol van de NAVO in de regio. Aan de ene kant zegt het verslag dat de militaire activiteiten van de Taliban geen directe bedreiging vormen voor de soevereiniteit van Afghanistan en aan de andere kant is er de waarschuwing dat Afghanistan zich nu op een kritieke tweesprong bevindt.

Ik zou het anders zien. President Karzai zelf zegt duidelijk dat de coalitiemacht niet aan de winnende hand is in de strijd tegen de Taliban en voegt eraan toe – heel toepasselijk zou ik zeggen – dat het winnen van de oorlog tegen terrorisme alleen mogelijk zal zijn als enkele van de partners van de Afghaanse regering zouden ophouden met het nastreven van hun eigen (andere) belangen. De oorlog die in het verleden in Afghanistan gevoerd is door de vroegere Sovjet-Unie toonde aan dat dit land niet met militaire middelen kan worden gestabiliseerd, laat staan geregeerd. Politieke, economische en sociale maatregelen, die betrekking hebben niet alleen op Afghanistan maar ook op de buurlanden, zijn de enige effectieve manier om stabilisering tot stand te brengen. Ik wil er nog aan toevoegen dat de machtsbelangen van de VS in de regio waarschijnlijk een sleutelrol spelen bij dit ernstige probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag is een botte imperialistische provocatie. Zoals het zegt, het “steunt de inspanningen van de NAVO-strijdkrachten om […] lokaal en internationaal terrorisme aan te pakken en acht de aanwezigheid van deze troepen van wezenlijk belang om de toekomst van het land veilig te stellen.” Het vraagt om een versterking van de VS-EU-NAVO-bezettingsmacht met “extra gevechtstroepen” en eist cynisch dat die moeten zijn “zonder nationale voorbehouden”, wat betekent dat ze openlijk en zonder enig voorwendsel moeten optreden als bezettingsmacht. Het benadrukt dat de EU “de ervaring en expertise van haar missies en die van lidstaten die al een militaire of civiele aanwezigheid op Afghaans grondgebied hebben, moet gebruiken”. Met andere woorden, zij moet de moorddadige activiteiten van haar militaire strijdkrachten in het land ook gebruiken als een gelegenheid om operationele ervaring op te doen voor haar imperialistische interventies elders. De enige zorg van de politieke vertegenwoordigers van het EU-kapitaal is een groter aandeel veilig te stellen in de verdeling van de imperialistische buit van de regio; daarom leggen zij er de nadruk op dat “de EU Europese investeerders moet aanmoedigen en helpen om mee te doen aan de wederopbouw van Afghanistan”.

The cynische bekentenissen van het verslag onthullen de rol en de imperialistische bedoelingen van de EU en bevestigen nog maar eens dat “de EU en de NAVO beide onderdeel zijn van hetzelfde moorddadige syndicaat”. De strijd van het volk moet zich aaneensluiten tegen het imperialistisch systeem als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag over Afghanistan gestemd, zoals de hele linkse fractie, omdat het verslag vasthoudt aan de militaire invasie en aanwezigheid in dat land, dat zucht onder de last van de oorlog, met meer dan anderhalf miljoen slachtoffers in de laatste dertig jaar. De kwesties in Afghanistan kunnen niet worden opgelost via militaire middelen. Het volk van het land heeft de solidariteit van Europa nodig. Het continueren en versterken van de Europese militaire aanwezigheid is een van de belangrijkste redenen van de instabiliteit en onveiligheid in de regio.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Afghanistan is nu het strijdtoneel voor veiligheid, stabiliteit, vrede en democratie en, tegelijkertijd, tegen het internationale islamitische jihadisme dat een overwinning nastreeft zodat het, in zijn propaganda, de stelling kan herhalen dat het rijk in elkaar begint te storten. Daarom is de internationale inspanning, in het bijzonder de Europese inspanning, zo belangrijk. De uitdaging waarvoor de bondgenoten staan, vooral al degenen die geloven in de noodzaak om de NAVO nieuw leven in te blazen, is het hoofd te bieden aan de zeer grote problemen en ter plaatse te helpen met actieve troepen – wat een noodzakelijke vermindering van voorbehouden inhoudt – omdat de overwinning van essentieel belang is.

De toekomst van onze bondgenootschappen wordt in grote mate in Afghanistan uitgespeeld, en dat geldt ook voor de toekomst van onze vrede en veiligheid. Hoezeer ook de aanhangers van compromis en concessie deze route voorstellen, we kunnen niet een dreiging negeren die op ons gericht is, simpelweg door te doen alsof het iets anders is. We moeten dringend de effectieve militaire capaciteit in Afghanistan en alle andere maatregelen versterken, in het bijzonder hulp voor de ontwikkeling en bevordering van een democratische rechtsstaat. Als ons dat niet lukt in Afghanistan, zullen we waarschijnlijk weer moeten vechten, later, maar wel dichter bij huis.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Het verslag merkt op dat er ondanks een zekere vooruitgang nog een lange weg te gaan is voordat veiligheid en stabiliteit tot stand gebracht worden in Afghanistan. Om de situatie te verbeteren, stelt het Europees Parlement een aantal positieve maatregelen voor. Helaas heeft het Parlement ook besloten een voorstel te steunen op grond waarvan het besproeien van opiumvelden, die in grote delen van het land te vinden zijn, zou ophouden. Natuurlijk moet de landbouwbevolking gesteund worden, maar de opiumteelt kan geen lange termijn alternatief zijn voor de groei, democratie en politieke stabiliteit van Afghanistan. Het schaadt zowel de kansen van Afghanistan als de gezondheid van anderen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − De stemverklaringen zijn hierbij afgesloten.

 

10. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 13.55 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 

11. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

12. Voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten – Interne markt voor aardgas – Een Europees strategisch plan voor energietechnologie (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het gecombineerd debat over

– het verslag van Atanas Paparizov, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot de aardgastransmissienetten (COM(2007)0532 – C6-0319/2007 – 2007/0199(COD)) (A6-0253/2008),

– het verslag van Romano Maria La Russa, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (COM(2007)0529 – C6-0317/2007 – 2007/0196(COD)) (A6-0257/2008), en

– het verslag van Jerzy Buzek, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het Europees strategisch plan voor energietechnologie (2008/2005(INI)) (A6-0255/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Kosciusko-Morizet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, rapporteurs, dames en heren, de toekomst van Europa op energiegebied moet het hoofd bieden aan twee uitdagingen. De eerste is te zorgen voor een veilige, duurzame, concurrerende voorziening via een effectief, operationeel en onderling verbonden netwerk. De tweede is een verandering die nodig is om broeikasgasemissies en klimaatverandering te bestrijden.

Met betrekking tot het eerste punt, in het bijzonder, en in dit gebied als geheel, zou ik de aandacht willen vestigen op de vooruitgang die geboekt is door het Sloveens voorzitterschap, die in de Raad van juni geleid heeft tot het aannemen als geheel van een algemeen kader voor het pakket “interne energiemarkt”. Het belangrijkste element van het compromis dat bereikt werd, heeft te maken met de effectieve scheiding – en ik benadruk het woord “effectieve” – van productie- en leveringsactiviteiten, aan de ene kant, en netwerkbeheer aan de andere kant. Ik vermeld hier de oplossingsvorm die de Raad mutatis mutandis heeft aangenomen voor de gas- en elektriciteitssectoren.

Ofschoon verschillende lidstaten en de Commissie de voorkeur geven aan volledige loskoppeling van de eigendomsverhoudingen, wilden de lidstaten enige flexibiliteit bewaren en de Raad was het eens met een optie die voorzag in een onafhankelijke transmissiebeheerder. Deze optie zou beschikbaar zijn voor de lidstaten wier transmissiesysteem toebehoort aan verticaal geïntegreerde bedrijven op de datum waarop de richtlijn van kracht wordt. Deze optie houdt belangrijke aanpassingen in om de onafhankelijkheid van de transmissiebeheerders te garanderen in termen van besluitvorming, natuurlijk, maar ook van financiering.

Het lijkt erop dat het goedgekeurde mechanisme het mogelijk maakt belangenconflicten tussen de verschillende organen van een geïntegreerd bedrijf te vermijden en te zorgen voor evenwicht tussen de onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder, zijn ontwikkelingsplan en zijn investeringsbehoeften, aan de ene kant, en de financiële belangen van het moederbedrijf, aan de andere kant.

In dit opzicht werd speciaal aandacht besteed aan systeemontwikkeling en de garantie van een compromis dat geen onderscheid maakt tussen systeembeheerders. De activiteiten van deze beheerders zullen worden gecontroleerd door de regelgevende instanties. De rol en de activiteiten van de regelgevende instanties zullen worden versterkt door de oprichting van het Agentschap voor de samenwerking van energieregulators, waarop we lang hebben moeten wachten en waarvan de oprichting vorige maand door het Europees Parlement is goedgekeurd.

Ik wil de aandacht vestigen op enkele andere belangrijke elementen van dit pakket “liberalisering van de interne mark”: ten eerste, de cruciale kwestie van infrastructuren en de nadruk op het Europabrede tienjarig investeringsplan. Dit is een essentieel nieuw element dat integratie en modernisering moet bevorderen.

Een ander belangrijk aspect is echter de investering van derde landen in de transmissiesystemen, die nauw verbonden is met energiezekerheidskwesties. Wij moeten een pragmatische oplossing zoeken die voor elk geval wordt aangepast. De discussies in de Raad zijn net op dit ogenblik bezig en ik ben er zeker van dat zij zullen leiden tot een compromis dat aanvaardbaar is voor alle lidstaten.

De volgende fase, dames en heren, zal zijn de bevestiging van deze algemene elementen door middel van het aannemen van een politieke overeenkomst op 10 oktober in de Energieraad, gevolgd door het overbrengen van de communautaire positie in november of december. Daardoor zullen dan discussies tussen onze instellingen in de context van een tweede lezing kunnen beginnen.

Ik wil nu overgaan tot het tweede punt. Ik geloof dat het van wezenlijk belang is een koolstofarme economie te stichten, waarin elke lidstaat natuurlijk vrij is om de energiebronnen te kiezen die hij wenst te gebruiken. De doelstellingen van, en investeringen in, deze mondiale transformatie van de economie moeten zich richten op de lange termijn en zij zullen ons de komende 10 jaar voor talrijke technologische uitdagingen stellen.

Ik wil een aantal ervan noemen: het commercieel gebruik van CO2-opvang en opslag, de verdubbeling van de productiecapaciteit van de grootste windmolenparken, de commerciële volwassenheid van fotovoltaïsche of thermodynamische zonne-energie, duurzaam geproduceerde biobrandstoffen van de tweede generatie, de introductie op de publieke markt van mechanismen die een efficiënter eindgebruik van energie mogelijk maken op het gebied van de bouw, het vervoer en de industrie, de cruciale vooruitgang op het gebied van de energie-efficiëntie van materialen, biowetenschappen en informatietechnologieën.

In februari heeft de Raad, op basis van richtsnoeren van de Commissie, commissaris, conclusies aangenomen die een aantal operationele elementen bevatten die ik hier zal vermelden. De eerste is de introductie en lancering van de zes industriële initiatieven die door de Commissie zijn voorgesteld: wind, zonne-energie, bio-energie, CO2-opvang, -vervoer en -opslag, hoogspanningsnetten en, ten slotte, duurzame kernsplijting. De maatregelen beogen ook onderzoek te steunen en te stimuleren, met name op het gebied van energie-efficiëntie, en het tot stand brengen van overeenkomsten tussen publieke overheden, de industrie en onderzoekers met het oog op het steunen van de doelstellingen die zijn neergelegd in het strategisch plan.

Tot slot wil ik de Commissie en de rapporteur danken voor het werk dat ze tot nu toe gedaan hebben en ik hoop dat onze posities met betrekking tot de interne energiemarkt bij de tweede lezing bij elkaar zullen uitkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer blij vandaag weer hier te zijn voor de bespreking van het tweede deel van het pakket interne energiemarkt, namelijk gas.

Vorige maand heeft dit Huis gesproken over elektriciteit en het Agentschap. Veel amendementen zijn zeer vergelijkbaar voor gas en ik zal dan ook niet ingaan op alle punten die ter tafel zijn gebracht tijdens de discussie over elektriciteit.

Ik wil allereerst de rapporteurs, de heren La Russa en Paparizov, feliciteren met hun voortreffelijke verslagen, alsook de schaduwrapporteurs en alle leden van de betrokken commissies. U bent erin geslaagd een hoogwaardig debat gaande te houden, waarbij u rekening moest houden met zeer korte deadlines voor nogal gecompliceerde wetgeving.

Ik wil uitleggen waarom liberalisering van de gasmarkt even essentieel is als liberalisering van de elektriciteitsmarkt voor een concurrerende, duurzame en veilige energievoorziening in de Europese Unie. Ik zal ook benadrukken dat ze om dezelfde wetgevende maatregelen vragen.

Gas is een van de belangrijkste energiebronnen in de EU voor zowel de industrie als voor de huishoudens. Energieprijzen vertonen een sterke stijging: meer dan ooit hebben EU-consumenten nu behoefte aan een concurrerende gasmarkt zodat ze alleen de kosten betalen voor een efficiënte voorziening.

Bovendien zal de elektriciteitsmarkt niet goed functioneren als de gasmarkt niet goed functioneert. Ik wil het Internationaal Energie Agentschap citeren: “In veel regio’s bepaalt de gascentrale verhoudingsgewijs dikwijls de prijs van de elektriciteit. Duur gas betekent dus dure elektriciteit. ... Beleidsmakers moeten zich bewust zijn van de groeiende verstrengeling van gas- en elektriciteitsindustrieën en het ontwerpen van markten en regelgevingsstelsels daarop afstemmen.”

Dit is nog meer het geval in een tijd waarin we meer duurzame energie nodig hebben. Omdat de wind en de zon niet altijd functioneren zoals wij dat zouden willen, is elektriciteitsproductie moeilijk te voorspellen. Zij heeft de ondersteuning nodig van een bron voor de productie van elektriciteit die voorspelbaar en zeer flexibel en dit is gas.

Gas is ook de schoonste fossiele brandstof. Als we koolstofemissies willen verminderen en klimaatverandering bestrijden, is het een van de zeer efficiënte manieren, maar we moeten ervoor zorgen dat onze gasvoorziening concurrerend is.

Voorzieningszekerheid is ook belangrijk. De beste manier om de continuïteit van de gasvoorziening aan de EU te garanderen is te zorgen voor één interne markt voor vijfhonderd miljoen consumenten. De EU is heel duidelijk als zij spreekt met één stem. Zij is zeer onbegrijpelijk als 27 stemmen tegelijkertijd spreken. In een gemeenschappelijke markt moeten we samenwerken omdat we één gemeenschappelijk belang hebben.

Al deze argumenten onderstrepen het belang van maatregelen waarover we vandaag een positie zullen innemen. Ik ben blij dat zij de meeste van uw amendementen steunen.

We hebben daadwerkelijke onafhankelijkheid van netbeheerders nodig om te zorgen voor investeringen en optimaal gebruik van het netwerk.

Voor de Commissie is loskoppeling van de eigendomsverhoudingen de meest efficiënte manier om deze onafhankelijkheid te bereiken. Maar niet iedereen is het daarmee eens en, zoals u weet, is de Raad het eens geworden over de optie van onafhankelijke transmissiebeheerders. Ik geloof dat een alternatief voor alleen maar loskoppeling van de eigendomsverhoudingen een kans moet krijgen, net zoals Europa gebouwd is met een stap voor stap aanpak.

U hebt gevraagd om een sterker Agentschap. Ik ben het met u eens wat betreft het principe, maar we moeten blijven binnen de grenzen van het Verdrag. We zijn gebonden door het Verdrag en de zogenaamde Meroni-jurisprudentie van het Hof van Justitie. In het bijzonder hebben we comitologie nodig om codes bindend te maken. Het Agentschap kan dan de procedure en de tenuitvoerlegging controleren. Een sterk Agentschap is niet in strijd met comitologie. Integendeel, het Agentschap heeft richtsnoeren nodig om zijn bevoegdheden te formuleren zodat het individuele bindende besluiten kan nemen met betrekking tot de spelers in de markt.

Toegang tot opslag en LNG is even belangrijk als toegang tot de netten. We verwelkomen uw inspanningen om toegang tot opslag in de richtlijn te verbeteren. Om ervoor te zorgen dat deze regels inzake netwerktoegang echt werken, hebben we juridische loskoppeling van de eigendomsverhoudingen van de opslagbeheerders nodig.

Transparantie is ook het belangrijkste element van onze voorstellen dat u bij de vorige stemmingen hebt onderstreept. Transparantie moet de regel zijn en vertrouwelijkheid de uitzondering, niet alleen voor het gebruik van het netwerk maar ook voor balancering, opslag en LNG.

Ik ben blij te zien dat veel van de bezorgdheid over horizontale effecten, met betrekking tot de bescherming van kwetsbare burgers en de strijd tegen energiearmoede, ook is opgenomen in het gasverslag. Deze elementen zijn van essentieel belang bij de tenuitvoerlegging van de openstelling van de markt en moeten worden versterkt. De Commissie zal zorgvuldig kijken naar de formulering om het subsidiariteitsbeginsel in acht te nemen. Het is belangrijk om opnieuw te bevestigen dat ons beleid goede investeringssignalen en markttoegang niet in de weg moet staan.

Ik denk dat de Raad duidelijk zijn wens te kennen heeft gegeven om te proberen in tweede lezing een oplossing te vinden. Ik kan u verzekeren dat de Commissie een zeer constructieve rol zal spelen bij het zoeken naar de oplossing die alle EU-burgers tot voordeel strekt en bij het ontwikkelen van ons sterke punt, wat de interne energiemarkt is.

Met betrekking tot het tweede verslag wil ik de heer Buzek feliciteren met zijn uitstekende verslag en mijn waardering uitdrukken voor de steun van de Commissie industrie, onderzoek en energie voor het initiatief voor het strategisch plan voor energietechnologie (SET).

Het lijkt erop dat ik mijn tijdslimiet al overschreden heb. Wij hebben zeer nauw samengewerkt met mijn collega Janez Potočnik en dus zal ik met hem meegaan in zijn opvattingen over dit zeer belangrijke voorstel, niet alleen omdat ik zeer waardeer wat de heer Buzek gedaan heeft maar omdat we in de Commissie echt samengewerkt hebben om met dit dossier vooruitgang te boeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een paar woorden zeggen over onze gezamenlijke onderneming – het SET-plan.

We weten allemaal dat we met betrekking tot energie en klimaatverandering voor een enorme uitdaging staan. Het is misschien wel de allesbepalende uitdaging van de 21e eeuw. We moeten ons geen illusies maken dat het gemakkelijk zal zijn. De doelen die we gesteld hebben voor Europa voor 2020 zijn een belangrijke mijlpaal, maar niet meer dan dat. Op de langere termijn is een veel dieper ingrijpende verandering nodig: een complete revisie van de energiesystemen die onze huidige welvaart en rijkdom gebracht hebben.

Om onze beloften te vervullen zullen we nieuwe kennis en nieuwe instrumenten nodig hebben. Die zullen worden geleverd door onderzoek en innovatie in energietechnologieën. Daarom is het SET-plan zo belangrijk voor Europa. We moeten een eind maken aan de lethargie die in de afgelopen decennia kenmerkend is geweest voor energie-innovatie. We moeten meer en beter investeren. We moeten anders gaan denken over de manier waarop we in Europa samenwerken om zulke technologieën te ontwikkelen en te gebruiken.

Ik verwelkom het verslag van het Parlement over het SET-plan zeer. Het laat zien dat er op EU-niveau een stevige consensus is voor doeltreffend beleid op dit gebied. Natuurlijk zijn we het niet allemaal eens over welke technologieën we nodig hebben maar het is, zoals we weten, aan iedere lidstaat om te beslissen over zijn eigen voorkeuren op basis van zijn favoriete energiemix, inheemse middelen en exploitatiepotentieel.

Maar belangrijker dan waarover we het oneens zijn, is voor mij, waarover we het allemaal wel eens zijn. We zijn het eens over het cruciaal belang van energiebesparingen en energie-efficiëntie

We zijn het erover eens dat de capaciteit van de Europese onderzoeksbasis moet worden uitgebreid, versterkt en vrij gemaakt zodat zij veel dynamischer en transnationaler kan werken. We zijn het eens over de noodzaak van meer overheids- en particuliere middelen. En we zijn het eens over de noodzaak van betere internationale samenwerking zodat we een mondiale uitdaging het hoofd kunnen bieden.

U kent mijn ambities voor het EU-onderzoeksbeleid en de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA).

Het SET-plan en de ontwikkeling van ons onderzoeksbeleid gaan hand in hand. Ik beschouw het in vele opzichten als wegbereider, waaronder ERA-initiatieven zoals gezamenlijke programmering. Ik geloof dat het SET-plan een proces zal starten dat als model zal dienen voor de organisatie van onderzoeks- en innovatieactiviteiten binnen Europa, een proces dat de manier waarop wij in Europa onderzoek doen zal veranderen en dat uiteindelijk Europa zal veranderen.

Vorige week was ik aanwezig op de jaarvergadering van de DFG – de Duitse Onderzoeksraad. Hun voorzitter, Matthias Kleiner, zei iets gedenkwaardigs: Een visie zonder actie is een dagdroom; actie zonder visie is een nachtmerrie. Er is waarschijnlijk geen beter voorbeeld van hoe waar die verklaring is dan het SET-plan dat wij hier vandaag bespreken. We hebben een duidelijke visie nodig en we moeten dringend handelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Atanas Paparizov, rapporteur. (BG) Mijnheer de Voorzitter, de discussie over het derde energiepakket zal worden afgerond met de discussie en stemming over de verordening betreffende toegang tot transmissienetten tijdens de plenaire zitting van juli, samen met het verslag van de heer La Russa.

Ik denk dat ik op deze basis boven alles mijn dankbaarheid kan uitspreken aan alle schaduwrapporteurs met wie ik gewerkt heb tijdens het proces van het opstellen van het verslag, en ook aan de rapporteurs over de andere twee verordeningen, met wie wij een gemeenschappelijke aanpak tot stand hebben gebracht van de oplossing van de problemen van het derde energiepakket. Ik wil nog speciaal het feit vermelden dat wij in het kader van onze activiteiten de voorstellen van de Commissie hebben bevestigd die te maken hebben met de oprichting van een netwerk van transmissiesysteembeheerders, maar hun functies hebben beperkt tot precies hun verplichtingen om hun technische taken uit te voeren en het netwerk te ontwikkelen, niet om handelsregels vast te stellen.

In onze voorstellen hebben we een zeer grote rol gereserveerd voor het toekomstige Agentschap voor samenwerking tussen nationale regulators. Het is precies dit agentschap dat wij zien als de belangrijke instantie die, aan de hand van de Commissie, de belangrijkste trends en richtsnoeren moet bepalen voor de ontwikkeling van de energiemarkt, inclusief de gasmarkt. In deze zin zal het agentschap niet alleen functies uitvoeren met betrekking tot de goedkeuring van de codes, die in deze fase vrijwillig zijn, maar volgens de laatste voorstellen die we gemaakt hebben, zal het via de Commissie mogelijk zijn door middel van comitologie voor te stellen dat sommige van de codes verplicht worden.

Ik vind dat de teksten met betrekking tot regionale initiatieven van enorm belang zijn voor de ontwikkeling van de markt. Dit regionale investeringsplan, dat ontwikkeld moet worden op basis van het tienjarig investeringsplan, zal lidstaten echt helpen om samen te werken op regionaal niveau als podium voor een toekomstige communautaire energiemarkt. Vele andere belangrijke zaken die te maken hebben met transparantie en met het stimuleren van de interactie tussen de deelnemers op de markt, zijn in dit verslag opgelost.

(EN) Ik voel me zeer bemoedigd door wat commissaris Piebalgs heeft gezegd over zijn houding ten opzichte van onze voorstellen betreffende het Agentschap en ik geloof dat wij, binnen de grondslagen van het Meroni-arrest en binnen de voorstellen van het Parlement, een Agentschap kunnen oprichten dat levensvatbaar zal zijn – een Agentschap dat parallel zal lopen met de inspanningen van de Commissie in de ontwikkeling van de markt.

Tegelijkertijd voel ik me zeer bemoedigd door wat er op 6 juni in de Raad is gebeurd en ik geloof dat er een goede basis is gevonden voor een compromis. Ik ben blij dat commissaris Piebalgs vandaag dit mogelijk compromis heeft genoemd in tegenstelling tot de vorige vergadering toen we een discussie hadden over elektriciteit. Ik geloof dat het, met de steun van de Commissie en natuurlijk in de trialoog die zich zal ontwikkelen, mogelijk zal zijn wellicht tegen het einde van het jaar een oplossing te vinden.

Ik voel me enigszins ontmoedigd door de vertragingen die door het Franse voorzitterschap zijn veroorzaakt. Ik geloof dat we vlotter zouden kunnen werken om ons te houden aan de wens van de vorige Europese Raad dat we het werk tegen het einde van dit jaar zouden afhebben, en niet tegen het einde van deze zittingsperiode, wat zou betekenen midden volgend jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Romano Maria La Russa, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hier zijn we dan uiteindelijk op het laatste rechte stuk naar de finish na veel lange maanden werken. Het is zeker niet gemakkelijk geweest. Ik geloof, zij het met enige twijfel, dat de voorstellen van de commissie de zware taak aankunnen om de gevestigde monopolies te ontmantelen. Deze monopolies hebben lange tijd investeringen en de capaciteit voor netwerkverbindingen beperkt en ook verhinderd dat nieuwe concurrenten toegang kregen tot de markt.

Iedereen die mijn toespraken in de commissie heeft gehoord, weet dat ik de loskoppeling van de eigendomsverhoudingen vanaf het begin het beschouwd als een prioritair recht om ervoor te zorgen dat bedrijven die gas transporteren volledig onafhankelijk zijn van bedrijven die het produceren, ook al is het loskoppelen van eigendomsverhoudingen natuurlijk geen wondermiddel voor alle kwalen. Het spreekt vanzelf dat, wanneer eenmaal een verticaal geïntegreerd bedrijf toestemming krijgt – zelfs als het slechts tijdelijk is – de eigendom van de transportsystemen te behouden, het nodig is regelgevings- en toezichtsmechanismen vast te stellen die noch te lastig noch te indringerig zijn.

Natuurlijk zullen, zoals wij allemaal weten, de tenuitvoerleggingsmaatregelen voor de gasrichtlijn onvermijdelijk een ander tijdschema volgen dan die voor elektriciteit. Dit verschil kwam duidelijk naar voren in de Commissie industrie, die koos voor de ITO – de Onafhankelijke Transmissiebeheerder – als alternatief voor het loskoppelen van de eigendomsverhoudingen. Het is een compromisvoorstel, zeker niet mijn eigen voorkeursoptie, maar een die gaat in de richting van grotere liberalisering. In feite zal de ITO, in tegenstelling tot de ISO, verantwoording verschuldigd zijn aan een apart orgaan met echte toezichtbevoegdheden. Ik hoop dat de Raad het ITO-voorstel zal oppikken zoals goedgekeurd door de Commissie industrie. De fundamentele rol die aan het Agentschap wordt gegeven door het aanstaande wetgevend kader moet worden benadrukt: het moet geen zuiver adviserende rol zijn – zoals naar ik vrees de bedoeling van de Raad zou kunnen zijn – maar een die een bredere opdracht voor het Agentschap voorziet in de toekomst.

Als wij het doel van de vermindering van onze energieafhankelijkheid willen bereiken, hebben wij een gemeenschappelijke energiemarkt en een gemeenschappelijk geïntegreerd netwerk nodig. Ik doe daarom een beroep op de collega’s om de amendementen te steunen die door mij en door andere collega’s van diverse fracties ter tafel zijn gebracht, betreffende de mogelijkheid om de verschillende transportbeheerders te combineren tot één gemeenschappelijk Europees netwerk, om ervoor te zorgen dat er een gemeenschappelijk wetgevend kader is en markttoegang te garanderen voor alle beheerders, zodat we op deze wijze het obstakel van “loskoppeling van de eigendomsverhoudingen ja; loskoppeling van de eigendomsverhoudingen nee” kunnen overwinnen.

Een ander heel belangrijk aspect van mijn verslag is de centrale rol van de consumenten. Ik zal het kort houden. Er moet een transparant, begrijpelijk middel zijn om de tarieven te bepalen, waarbij consumenten op ieder willekeurig moment toegang hebben tot verbruiksgegevens en de vrijheid krijgen van leverancier te veranderen als zij dat wensen. Wat betreft de comitologieprocedure ben ik blij dat de Commissie mijn standpunt heeft geaccepteerd: ik geloof dat het aan de lidstaten is de richtlijnen vast te stellen, in plaats van een commissie die alleen namens de Commissie spreekt.

Ten slotte wil ik nog de overeenstemming vermelden die bereikt is tussen de fracties, en uiteengezet in mijn verslag, met betrekking tot de bevoegdheden en de rol van nationale regulators: ik vind dit een belangrijke overeenstemming, vooral met betrekking tot de mogelijkheid om sancties op te leggen. Het is aan ons, dames en heren, om te beslissen of wij willen dat morgen de herinnering in zal gaan als een sleutelmoment in het tot stand brengen van een gemeenschappelijke geïntegreerde energiemarkt, die Europa nodig heeft om de uitdagingen van het volgende millennium het hoofd te bieden, of, aan de andere kant, dat het de zoveelste stap terug zal markeren, het resultaat van een bange, laffe hervormingsinspanning die in feite zal worden uitgesteld tot de volgende wetgevende zittingsperiode. Ik hoop bovendien dat de Raad gepaste aandacht zal schenken aan de beslissingen van het Parlement. Dat is niet altijd het geval

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was nogal verbaasd toen ik las dat zowel het SET-plan en ons energiepakket als blok in hetzelfde programma zouden komen. Dat zou hetzelfde zijn als in een blok spreken over mensenrechten en menselijke ziektes omdat ze allebei “menselijk” zijn, wat geen erg goed idee is. Op dezelfde manier is het feit dat ze allebei gaan over “energie” niet genoeg om energietechnologie en het energiepakket met elkaar te verbinden omdat het zeer verschillende onderwerpen zijn.

Maar omdat ik beide commissarissen hier zie, ben ik blij over dit besluit, omdat het SET-plan heel belangrijk is voor de Europese Unie en krachtige steun behoeft van enkele commissarissen en van de hele Commissie. Zoals u aan de stemming in de Commissie industrie, onderzoek en energie kunt zien, hebt u steun van het Europees Parlement.

Ik zal nu de inhoud van het SET-plan bespreken. Het zou waarschijnlijker gemakkelijker zijn als ik overschakel op mijn moedertaal, wat ik nu ga doen.

(PL) De Europese Unie heeft besloten om een vergoeding te vragen voor kooldioxide-emissies. Dit is een cruciale beslissing. We laten zien dat we klimaatverandering zullen bestrijden. We laten zien dat we een leidende rol spelen in deze strijd. Aan de andere kant moeten we niet vergeten dat heffingen op kooldioxide-emissies moeilijkheden veroorzaken voor de economie en leiden tot hogere productiekosten in vrijwel elke sector. Ik zou willen benadrukken dat de energiesector zelf het hardst getroffen zal worden, met name in landen waar elektriciteit of warmte wordt opgewekt met kolen.

Het voorstel dat door de Europese Commissie ter tafel wordt gebracht betreffende een strategisch programma voor energietechnologie is naar mijn mening een uitstekend antwoord op de bedreigingen voor de Europese economie. Het gaat allemaal over vermindering van de energiekosten. De Europese Commissie heeft steun geïntroduceerd voor nul- en lage emissietechnologieën op het gebied van “energie, productie en energieverwerking”. Voor het eerst hebben we alle methoden voor de bestrijding van klimaatverandering en voor energiezekerheid gepresenteerd in één document. Dit betekent dat kernenergie er ook bij zit. In feite wordt de aanhoudende bezorgdheid van onze collega’s, in de eerste plaats onze collega’s van de Groene Partij, alle risico’s die worden geassocieerd met de opwekking van kernenergie, hier gepresenteerd. Vandaag de dag echter is de derde generatie kerncentrales totaal anders dan wat er in Tsjernobyl is gebouwd.

Het lijkt erop dat er volledige overeenstemming is met betrekking tot een andere grote uitdaging en kwestie, namelijk de opvang en opslag van kooldioxide. Dit is een nieuwe technologie, dus stimuleringsmaatregelen zijn van essentieel belang, zoals voor elke nieuwe en veelbelovende technologie. Wat betreft steun voor duurzame technologieën in the sector van de elektriciteitsproductie, daar bestond in het Parlement nooit twijfel over. Het Parlement behandelt energie-efficiëntie en energiebesparing als de belangrijkste kwestie. Misschien zal hierdoor het bouwen van een of twee kerncentrales vermeden kunnen worden, omdat wij efficiëntie en energiebesparing zullen verbeteren.

Ik wil eindigen met het noemen van twee punten. De organisatie van het onderzoek op Europees niveau is een voortreffelijk idee en wij zijn ervóór. Dit zou de eerste sector kunnen zijn waarin de Europese Unie dit doet. Het is het begin van een gemeenschappelijke energiemarkt, ook op dit gebied, en ook van het vrije verkeer van kennis. In dit verslag heb ik specifieke financiële middelen voorgesteld om nieuwe technologieën te steunen. Dit is van wezenlijk belang als we onze industrie, de energiesector, willen helpen en als we de Lissabonstrategie tot een succes willen maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Christian Ehler, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, het debat over de gasmarkt en de gasvoorzieningsnetten, dat gehouden is in de Commissie economische en monetaire zaken, werd niet in die mate geïdeologiseerd. Wij in de ECON-commissie zijn heel duidelijk en met grote meerderheid tot ons besluit gekomen. Het compromis met betrekking tot de loskoppeling van de eigendomsverhoudingen dat tevoorschijn komt, kan duidelijk niet in zulke ideologische termen gezien worden.

Ons verslag legt veel grotere nadruk op de vraag van hoe geschikt de nationale goedkeuringsprocedures echt zijn, realistisch gezien, wanneer het aankomt op het veiligstellen van toekomstige vooruitgang op het gebied van grensoverschrijdende netwerken, ontwikkeling van netwerken en investering in netwerken. Wij geloven dat er in dit opzicht nog heel wat achterstand weg te werken is en betreuren het bijvoorbeeld dat in het standpunt dat werd ingenomen tijdens de plenaire zitting heel weinig nadruk is gelegd op de noodzaak het goedkeuringsproces op nationaal niveau te versnellen.

Een tweede aspect dat ons belangrijk voorkomt is de kwestie van de regulator. Staten zouden veel meer bereid zijn een regulator te accepteren als die een grote mate van onafhankelijk zou krijgen. Bezorgdheid met betrekking tot contracten zijn in dit opzicht geuit. Als men echter alles bekijkt qua regelgeving, is het alleen mogelijk te argumenteren vóór een regulator als zo’n instantie ook gepaste interventiebevoegdheden zou hebben.

Nog steeds over dit specifieke onderwerp, ik wil graag nogmaals mijn oprechte dank uitspreken aan mijn collega de heer Buzek. We hebben een geïntegreerde discussie gehad over het onderwerp energiebeleid en de heer Buzek heeft een aantal zeer constructieve voorstellen ter tafel gebracht als onderdeel van het SET-plan. Als rapporteur voor CCS-demonstratie zal ik die ook ondersteunen met degelijke financieringsvoorstellen.

Na zo’n verhit en ideologisch debat denk ik dat we nu voorrang moeten geven aan de vraag wat deze concrete stappen nu precies moeten zijn. Dit betekent dat we nu een overgangsperiode hebben waarin we ook moeten onderzoeken of de voorgestelde maatregelen eigenlijk werken. Dit lijkt mij veel belangrijker dan elke ideologisch beladen discussie over loskoppeling van eigendomsverhoudingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mevrouw de fungerend Raadsvoorzitter, in principe verwelkomt de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid het Europees strategisch plan voor energietechnologie omdat helpt vorm te geven aan een gemeenschappelijke energiemarkt en aan steun voor het Verdrag van Lissabon en speciaal hulp biedt bij de strijd tegen klimaatverandering.

We vinden ook dat het consultatieproces dat is uitgevoerd, uiterst positief was en naar onze mening moet dit hierna doorgaan.

We betreuren echter dat het SET-plan zich voornamelijk bezig houdt met op maatregelen met betrekking tot de voorziening in plaats van met maatregelen ter vermindering van de energievraag, vooral energiebesparingen en energie-efficiëntie en wij vragen om meer aandacht voor deze twee aspecten. Hiertoe willen wij dat een hiërarchie wordt gecreëerd tussen de EII’s (Europese industriële initiatieven), waarbij inspanningen worden geconcentreerd op die met groter potentieel om op korte termijn emissies te verminderen, een vermindering van twintig procent in 2020, natuurlijk zonder maatregelen op langere termijn te verwaarlozen met het oog op het bereiken van de doelen die voor 2050 zijn gesteld.

Met betrekking tot deze prioriteiten, vinden wij dat ook gekeken moet worden naar de levenscyclus van elke technologie en naar de invloed op het milieu tijdens het productieproces en dat de overdracht van deze technologieën naar ontwikkelingslanden in overweging moet worden genomen om de technologiekloof met deze landen te verkleinen. We vinden het ook nodig om de EII’s uit te breiden naar andere sectoren met belangrijk potentieel voor emissievermindering zoals warmtekrachtkoppeling, waterstof, bouw- en huisvestingsector, verwarmings- en koelsystemen, en betere energieopslag- en distributie-infrastructuren.

Ten slotte willen wij zeggen dat wij vinden dat financiële middelen voor deze technologieën onderdeel zouden moeten zijn van het debat over de toekomstige financiering van EU-beleid en dat daarom van de lidstaten gevraagd moet worden dat ze een grotere inspanning leveren, ten minste van dezelfde orde van grootte als die ze leverden als antwoord op de energiecrisis tijdens de jaren tachtig.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernhard Rapkay, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zal over een ogenblik de besluiten presenteren van de Commissie economische en monetaire zaken, een enigszins onzinnige onderneming en even onzinnig als de manier waarop enkele van onze debatten zijn georganiseerd, met zulke resultaten. Hierom wil slechts één opmerking maken, want er is niet genoeg tijd voor meer.

De commissaris heeft er zojuist wederom op gewezen dat naar de mening van de Commissie loskoppeling van de eigendomsverhoudingen op een of andere manier – om zijn woorden te gebruiken – de meest efficiënte oplossing is. Dat betwijfelen wij, omdat het niet hetzij empirisch hetzij theoretisch geverifieerd kan worden; zeker niet empirisch, want er zijn heel wat voorbeelden om aan te tonen dat zelfs na loskoppeling van de eigendomsverhoudingen ondernemingen niet zo soepel functioneren. Noch kan het theoretisch geverifieerd worden. Het is en blijft een monopolie, een natuurlijk monopolie, en monopolies hebben niet veel te maken met vrije concurrentie.

Wat daarom van belang is, is niet zozeer de kwestie van eigendom maar eerder van regulering. De sector moet strikt gereguleerd worden en dit moet gelden voor volledig onafhankelijke netwerkbeheerders (met loskoppeling van eigendomsverhoudingen) evenzeer als voor niet-onafhankelijke netwerkbeheerders. We hebben speciaal daarvoor in de ECON-Commissie een aantal voorstellen gemaakt en wij hopen dat deze voorstellen ook meegenomen zouden kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Emmanouil Angelakas, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming wil ik ook wat opmerkingen maken over deze zaak, met betrekking tot de voorwaarden voor toegang tot de aardgastransportnetten en de heer Paparizov feliciteren met zijn voortreffelijk werk bij het bestuderen van het pakket voorstellen dat binnen onze commissie besproken is.

Ons criterium is geweest bescherming van de consumenten en goedkeuring van sociaal gepaste en transparante maatregelen om hen te beschermen.

Ik wil er nog aan toevoegen dat dit een verslag is dat niet werd beïnvloed door onenigheid of negatieve reacties en dat werd aangenomen door de parlementaire commissies waarin het werd bestudeerd, in tegenstelling tot de rest van het energiepakket waar de kwestie van loskoppeling van eigendomsverhoudingen op de voorgrond kwam.

Onze commissie richtte zich meer specifiek op de consumenten en concentreerde zich op zaken die betrekking hadden op consumentenbescherming en op voorstellen die een ware Europese interne aardgasmarkt bevorderen en veiligstellen.

Ons standpunt met betrekking tot de bevordering van doeltreffende regionale samenwerking onder de lidstaten is een hoogst belangrijk aspect van het veilig stellen van een ware interne grensoverschrijdende markt. Het is daarom noodzakelijk een Europees netwerk te creëren van transportsysteembeheerders, waarbij samenwerking gebaseerd is op het veiligstellen van een efficiënte, representatieve en transparante Europese aardgasmarkt.

Hierbij wil ik de aandacht vestigen op het feit dat samenwerking bij transportsystemen geen scheiding vereist van de activiteiten van het netwerk van productie en voorziening. Het transportnetwerk kan gemakkelijk effectief worden zonder enige loskoppeling van eigendomsverhoudingen in alle deelnemende lidstaten.

We hebben betoogd dat het belangrijk is dat het Europees netwerk van transportsysteembeheerders overleg pleegt met de betreffende organen en vooral met consumenten en consumentenverenigingen, omdat dit belangrijke betrokken organen zijn voor zover zij ook de huishoudelijke eindgebruikers zijn.

We hebben de transparantie van informatie en van de aardgasopslagcapaciteit gesteund, zodat billijke prijzen en een waarachtige open markt tot hun voordeel zullen worden aangehouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (NL) Ook ik vind één minuut wel erg kort, maar ik dank de commissaris, mevrouw de minister, de collega’s en ook collega La Russa voor de voorbereiding.

Ik zal het kort houden. De markt voor energie moet op Europees niveau kunnen werken om de eindgebruikers vooral te verzekeren van de levering van energie tegen marktconforme prijzen. Dat is ons doel. De ontkoppeling is geen doel op zich maar wij denken dat deze misschien wel de weg kan zijn naar een functionerende markt. Als de zogenaamde derde of vierde weg, zoals de Raad heeft voorgesteld, voor een werkende markt kan zorgen, is dat natuurlijk ook prima.

Echter, om klaar te zijn voor een mogelijke andere oplossing als die derde of vierde weg niet functioneert, hebben wij al een voorstel gedaan, waarvan ik hoop dat het dat morgen toch gaat halen, voor een zogenaamde Europese netwerkbeheerder die wordt aangestuurd en gecontroleerd door de Europese Unie. Ik hoop dat dit door zowel de Commissie als de Raad kan worden gesteund opdat wij over een aantal jaren in ieder geval een alternatief hebben klaarliggen. In oktober, voorzitter, willen wij een rondetafel organiseren waarbij alle belanghebbenden aanwezig zijn en wij hopen dat dit een breed gedragen idee wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Reul, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit debat over het energiepakket zal in mijn herinnering voortleven als een debat dat niet in alle onderdelen op de juiste wijze is gevoerd, want we zijn er doorheen gejaagd. We hebben niet altijd de tijd genomen die ervoor nodig was. Ik zeg dat nu hier in dit debat en op dit specifieke moment. Ik hoop niet dat er we ooit in de toekomst last mee krijgen.

Ik heb nu weer gezien dat er in de politiek een echt gevaar bestaat om alles in te zetten op een wondermiddel en het dan met alle kracht erdoor te jagen waarbij de mensen wordt beloofd dat dit al hun problemen zal oplossen. Ik hoop dat we uiteindelijk echt een oplossing zullen vinden voor de problemen waarvoor we staan, namelijk hoe we meer investeringen kunnen verwerven en meer redelijke prijzen kunnen krijgen en hoe we kunnen zorgen voor voorzieningszekerheid in de Europese energiesector. Van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat lezen we in de kranten en horen we op de televisie over de zorgen en ellende die dit alles in de hele wereld teweeg brengt. Is dat de oplossing waar we al deze tijd in deze debatten naartoe gewerkt hebben? Ik betwijfel het.

Ik ben daarom blij dat we wat opgeschoten zijn met betrekking tot de gasrichtlijn, dat we wat dichterbij een compromis gekomen zijn, dat we beter naar de verschillen gekeken hebben en gezien hebben dat elektriciteit en gas anders zijn, dat er niet langer een wondermiddel is. Het is goed dat we nu mikken op de derde weg en loskoppeling niet langer louter zien als de eerste optie en dat we erin geslaagd zijn een aantal amendementen te maken met betrekking tot veel van wat de Commissie had voorgesteld. Of dit genoeg is, zal de tijd slechts leren.

Ik ben blij dat de Raad in juni heeft laten zien, door middel van zijn nieuwe voorstel, dat wij zelfs in zulke moeilijke situaties in staat zijn boven nationale grenzen en meningsverschillen uit te stijgen om met oplossingen voor de dag te komen. Ik hoop dat wat we nu afgesproken hebben over gas morgen enigszins zal worden herzien en wat dichter bij het compromis zal komen dat in de Raad al gevonden is. Als we een snelle afwikkeling willen bereiken, dan moeten we uiteindelijk een compromis tot stand brengen tussen de Commissie, de Raad en het Parlement. Ik geloof dat wat ons door de Raad is gepresenteerd heel dicht ligt bij wat wij nu hebben gevonden voor gas. Misschien moeten we dit ook nemen als maatstaf voor de elektriciteitsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de drie rapporteurs hartelijk danken voor hun voortreffelijke werk. U moet mij vergeven dat ik mij voornamelijk richt op het verslag van mijn collega, de heer La Russa over de gasrichtlijn. Er is heel goed samengewerkt tussen de rapporteur, de heer La Russa, en de diverse schaduwrapporteurs.

We hebben het punt van de loskoppeling, netwerkscheiding en gasvoorziening al besproken. Dat is niet een van de meest belangrijke of centrale kwesties. Ik ben tevreden met het compromis dat we gevonden hebben, ook al is het zeer strikt, omdat het aan de ene kant nog steeds de optie geeft om niet echt te gaan voor volledige scheiding, hoewel dit gebonden is aan zeer strenge voorwaarden, terwijl aan de andere kant de Commissie in elk geval een herzieningsclausule kan gebruiken om heel wat druk uit te oefenen om ervoor te zorgen dat er concurrentie bestaat en dat concurrentievoorwaarden ook echt worden gehandhaafd.

Natuurlijk moeten we de zaak ook op wat langere termijn bekijken. In dit opzicht zijn wij het geheel eens met de basisopvattingen die zijn uitgesproken door onze collega de heer Manders in die zin dat wij moeten onderzoeken of misschien naar tevredenheid een gemeenschappelijke Europese infrastructuur kan worden gevonden. Dat is echter een mogelijk alternatief voor de toekomst en een waarbij we nog niet in details kunnen treden.

Het is belangrijk dat we ook afwijkingen hebben, zoals die gelden voor alle belangrijke investeringen waarbij veel kapitaal betrokken is en waarbij we nog niet in staat zijn te zeggen of dit echt tot een oplossing zal leiden, zoals in het geval van het Nabucco-project. Hier moeten we ook voldoende flexibel zijn. Investeringen van dit soort zijn op lange termijn basis en wij weten niet precies wanneer we de contracten kunnen sluiten. Dat is vooral belangrijk.

Ik hoop dat een meerderheid in dit Huis onze amendementen morgen zal steunen. Anders zullen wij het verslag aannemen zoals erover gestemd is met betrekking tot transparantie, consumentenbescherming, energie en armoede. Wanneer ik kijk naar wat de Commissie en de voorzitter van de Commissie het laatst gezegd hebben over dit onderwerp, zou het belangrijk zijn als wij een duidelijke verklaring op dit gebied zouden krijgen, op de eerste plaats, met betrekking tot het krijgen van transparante informatie voor consumenten, wat niet altijd het geval is, op de tweede plaats, met betrekking tot het opzetten van een hulplijn voor netwerkgebruikers, zodat ook zij informatie kunnen vragen, op de derde plaats, met betrekking tot een onafhankelijk meldpunt voor klachten, want er zijn altijd klachten – en elk van ons weet van zulke gevallen, ook al treft het ons niet persoonlijk, wat ook heel belangrijk is – en op de vierde plaats met betrekking tot de bescherming van kwetsbare klanten, vooral gepensioneerden, gehandicapten en anderen.

Dit zijn allemaal echte zorgen, met name met het oog op de stijgende energieprijzen. Ik begrijp niet dat aan de ene kant de commissie dit helaas niet heeft meegenomen, vooral in de gassector, en dat aan de andere kant de conservatieven en uiteindelijk voorzitter Barroso zelf bij herhaling hebben gezegd dat wij ernaar moeten streven de consumenten te helpen en, meer in het bijzonder, de meer kwetsbare klanten. Ik wil er niet over speculeren of dit betekent gesubsidieerde tarieven of een andere optie. Dit zou ook overgelaten worden aan individuele landen. De lidstaten moeten niet altijd de verantwoordelijkheid afschuiven op de Commissie maar moeten ook bereid zijn hun eigen beslissingen te nemen. De Europese Commissie en het Parlement moeten echter de leiding nemen door te laten zien dat zo’n optie mogelijk is en waarschijnlijk ook heilzaam als we ook de sociale belangen van consumenten willen beschermen ten tijde van zulke hoge energieprijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) De EU heeft geen gemeenschappelijke gasmarkt; het is een zeer gefragmenteerde en voornamelijk regionale markt. Sommige gebieden in de EU hebben echter zelfs geen regionale gasmarkt. Dit zijn de Baltische staten – Estland, Letland, Litouwen en Finland – die niet algemeen geïntegreerd zijn en geen verbindingen hebben met het gasnetwerk van de EU.

Afhankelijkheid van een enkele leverancier met een neiging tot het gebruiken van energievoorziening voor politieke doeleinden is heel gevaarlijk voor zowel energiezekerheid als voor de algemene zekerheid van de EU.

Energie-eilanden elimineren en schakels scheppen tussen staten en regio’s moet de belangrijkste prioriteit van het energiebeleid van de EU zijn, met steun van de financiën en politieke wil van de Unie.

Het derde energiepakket voor de gasmarkt zou alleen ten uitvoer kunnen worden gelegd met hulp van de EU en vormt het instrument dat de Europese Unie zekerder zou maken.

De derde weg – dit is de periode van vijf jaar tijdens welke de lidstaten van de EU de politieke wilskracht en de financiën moeten vinden om energie-eilanden in de gasmarkt te elimineren.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberts Zīle, namens de UEN-Fractie. – (LV) Dank u mijnheer de Voorzitter. Op de eerste plaats wil ik zowel commissaris Piebalgs en de heer La Russa, de rapporteur, feliciteren met het nemen van een belangrijke stap in de liberalisering van de gasmarkt, ofschoon het zeker niet perfect is. Voor mij is het probleem hetzelfde als waar de vorige spreker naar heeft verwezen met betrekking tot de “eilanden” in de Europese gasmarkt – de Baltische staten en Finland. Ik ben niet echt overtuigd door de overeenkomst die 6 juli in de Raad is bereikt, voor zover bestaande eigenaars, hoofdzakelijk Gazprom en de bedrijven die ermee verbonden zijn, hun eigendomsrechten pas hoeven af te scheiden wanneer andere verbindingen in deze staten verschijnen. Deze situatie heeft iets van de kip-of-eikwestie, aangezien nieuwe verbindingen zeer waarschijnlijk niet zullen verschijnen als het niet mogelijk is vooraf tot overeenstemming te komen en volledige duidelijkheid te krijgen over toegang tot bestaande netwerken. Het is daarom mogelijk dat we hier gebruik moeten maken van een specifieke deadline, met de introductie van een onafhankelijke transmissiebeheerder in zulke situaties waar een monopolie bestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is de gasmarkt die hier vandaag op het spel staat. Met betrekking tot gas moeten we onderscheid maken tussen twee markten. Op de eerste plaats hebben we het feit dat we gas naar Europa moeten brengen. Daar hebben we een stabiel investeringsbeleid voor nodig dat ook rekening houdt met de gasleverende landen. Hiervoor hebben we lange termijn contracten nodig en moeten we Europese bedrijven de kans geven te investeren in pijpleidingen om dit gas naar Europa te transporteren. Wat we nodig hebben – en met een beetje meer inspanning van iedereen en in het bijzonder van de nationale regeringen – is een eensgezind Europees beleid met betrekking tot gas waardoor de 27 stemmen van de EU op internationaal niveau dezelfde lijn kunnen volgen. Dat is waarschijnlijk een betere definitie van wat we nodig hebben.

Als Nord Stream wordt gebouwd, zullen we gas hebben bij de grensovergang in Greifswald en in feite overal elders in Europa. Dan hebben we de LNG-markt, dat wil zeggen de Europese gasmarkt. De vraag die zich dan voordoet is of we beleid moeten opstellen voor de consument of voor de bedrijven die bij de Europese gasmarkt betrokken zijn.

Wat heeft een bedrijf nodig om een kartel te vormen? Het eerste is controle over de pijpleidingen zodat concurrenten geen toegang kunnen krijgen tot hun binnenlandse markt. Het tweede is controle over de gasopslagfaciliteiten, zodat een bedrijf dan geen moeilijkheden heeft om te leveren terwijl het vlot in staat is een buffervoorraad aan te leggen. Op de derde plaats is er marktdominantie: op het ogenblik controleert E.ON zestig tot zeventig procent van de Duitse markt terwijl Gaz de France een aandeel van zeventig tot tachtig procent van de Franse markt heeft en er zijn geen mechanismen voorhanden om hier iets aan te doen. Op de vierde plaats hebben we een zwak Europees regelgevingssysteem wat betekent multinationals en nationale regelgevende instanties die altijd op de tweede plaats eindigen. Dan, op de vijfde plaats, is er gebrek aan transparantie.

Wat stellen de heer Reul en anderen nu voor? Precies deze dingen! Met andere woorden, we zijn bezig beleid te ontwerpen voor de bedrijven in plaats van voor de consumenten. Daarom zijn wij van de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie voor twee basisbenaderingen. We moeten gas naar Europa brengen, maar wanneer het gas eenmaal binnen de Europese gemeenschappelijke markt is, moet er concurrentie zijn: scheiding van de netwerken, betere toegang tot opslagfaciliteiten en een programma voor het vrijgeven van het gas.

Mijn beste conservatieven en liberalen, u kunt niet langer een situatie laten voortduren waarin we zeventig, tachtig of negentig procent dominantie op de nationale markten hebben en het enige wapen hiertegen is het vrijgeven van gas. Wij hebben een amendement voorgesteld om het programma voor het vrijgeven van gas opnieuw in te voeren en dat hebben we nodig. Wat betreft punt vier, natuurlijk hebben we een Europese regelgevende instantie nodig. Dit betekent dat voor de leden van de FDP en de CDU/CSU, alsook voor de liberalen en conservatieven, morgen de dag des oordeels is: of we maken beleid voor de consumenten of we maken beleid voor de bedrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, het doel van het verslag dat ter discussie voor ons ligt, is de liberalisering van de energiemarkten, dit keer voor gas.

De meerderheid van het Parlement vraagt om scheiding of “loskoppeling” van de eigendomsverhoudingen van productie en netwerken in verband met de liberalisering van de elektriciteitsmarkten. De Raad heeft zich echter helemaal niets aangetrokken van het Parlement en dat is prima zo.

Loskoppeling van eigendomsverhoudingen garandeert helemaal geen verlaging van de consumentenprijzen. Wat er ook met het gas gebeurt, de lidstaten zullen nog steeds de optie hebben om eigendomsverhoudingen te ontkoppelen of op min of meer dezelfde wijze als nu door te gaan.

De bouw en het onderhoud van netwerken zijn geen winstgevende bedrijfsactiviteiten en dit moet men begrijpen als de huidige eigenaren bereid zijn daarmee te stoppen. Bedrijfswinsten groeien via de prijsstelling van elektriciteit en gas en het voorstel van de Commissie biedt hiertegen geen bescherming noch beschermt het consumenten tegen energiearmoede.

Bij het liberaliseren van de markten wil ik u nogmaals herinneren aan de situatie in de Verenigde Staten. Volgens de berekeningen van de NGO Public Citizen, is de prijs van elektriciteit in de veertien staten waar hij niet gereguleerd is, 52 procent hoger dan in de 36 staten waar hij wel gereguleerd is. Liberalisering, concurrentie en loskoppeling van eigendomsverhoudingen zullen niet automatisch leiden tot prijsverlaging.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat gaat ervan uit dat de EU voor energie heel erg afhankelijk is van aardgas. Ik bestrijd dat, niet in het minst omdat vrijwel al het aardgas moet worden ingevoerd. Het plaatst ons in de handen van anderen van wie niet allen nu wel zo vriendelijk zijn. Moet ik er u aan herinneren hoe Rusland twee jaar geleden met kerstmis de gaskraan voor Oekraïne dichtdraaide?

Hoe zit het met alternatieve inheemse bronnen? West-Europa is rijk aan steenkool, die slechts over korte afstand naar een krachtcentrale hoeft te worden vervoerd. Steenkool heeft een slechte naam, deels vanwege de vervuiling en deels vanwege het extra kooldioxide die zij vergeleken met gas per kilowatt produceert.

Maar u loopt achter. Steenkool kan tegenwoordig veel efficiënter verbrand worden, waarbij veel minder CO2 vrijkomt dan bij vroegere methodes. Persoonlijk heb ik liever dat zij niet verbrand wordt, maar tot cokes verwerkt. Steenkool omzetten in cokes levert twee rookvrije bronnen op: gas en cokes, die wanneer ze op de juiste wijze samen verbrand worden, meer energie produceren dan de steenkool waar ze vanaf komen, in de verhouding 5:4. Bovendien worden door grondige zuivering van het gas stoffen verwijderd die anders mileuverontreinigend zouden zijn. Het zijn in feite precies dezelfde bijproducten die we van olie krijgen. En dat alles bevindt zich onder onze voeten.

Dan is er verder kernenergie voor elektriciteit. Die heeft ook een slechte naam vanwege één weliswaar ernstig incident in Tsjernobyl, maar dat was een oude slecht ontworpen Sovjetinstallatie in de handen van exploitanten die probeerden de centrale zonder toezicht te sluiten en dat ging fout.

Waarom bestaan er twijfels over kernenergie, vooral hier in Frankrijk, waar kerncentrales zeventig procent van onze elektriciteit produceren? Neem er nota van dat Finland, zeer milieubewust, zojuist goedkeuring heeft gegeven voor de derde kerncentrale.

Meer recentelijk hadden we het schouwspel van de EU-promotie van biobrandstoffen die nu zwaar in twijfel worden getrokken. Biobrandstoffen worden of geproduceerd op nieuw land dat het resultaat is van de vernietiging van de regenwouden of op geconverteerde bestaande landbouwgrond. De eerste produceert meer CO2 dan de biobrandstoffen sparen, terwijl de tweede voedseltekorten veroorzaakt, vooral in de minder ontwikkelde landen.

Natuurlijk hebben we aardgas nodig, niet in het minst voor huishoudelijk gebruik, maar de strekking van deze verslagen is dat de gaslevering aan de EU via regulering moet worden gecontroleerd door de EU zelf. Welnu, als het ook maar een beetje lijkt op het GVB (het gemeenschappelijk visserijbeleid), waar de maatregelen die bedoeld waren om de visserij in stand te houden, hebben bijna geleid tot de vernietiging ervan, de hemel sta ons bij. Ongetwijfeld zullen de gasvoorzieningsregels een bureaucratische nachtmerrie worden, net wanneer de Commissie heeft gezegd dat zij dat allemaal wil verminderen. Hoe zul je anders een situatie creëren waar de gasvoorziening in tweeën wordt gesplitst: transport en opslag? Het meest efficiënte systeem is toch zeker dat degene die opslaat vervolgens levert – maar nee, je wilt het opsplitsen en de bureaucratie vergroten.

Het verslag stelt vergunningen voor de pijpleidingbeheerders voor terwijl aan de andere kant slimme meters worden geïnstalleerd zodat de consument nauw gevolgd kan worden. Door wie precies? Zo wordt het staatstoezicht opgeschroefd, terwijl energiestoring een punt van openbare orde wordt, waarbij de politie bevoegdheden krijgt om in te grijpen.

Afgezien van het feit dat deze verslagen de consument in de onzekere handen plaatsen van onbetrouwbare regimes, breiden zij de macht van de staat over het individu uit. Om kort te gaan, het gaat allemaal over controle.

Intussen moet worden opgemerkt dat eerder vandaag nog het Parlement heeft gestemd om onderzoek goed te keuren naar de milieueffecten van de voorgestelde gaspijpleiding onder de Baltische Zee. Dit is vergelijkbaar met het goedkeuren van een project om Russisch aardgas rechtstreeks naar Duitsland te brengen, waarbij Polen wordt overgeslagen, en zo hun voorraad te bewaren en wij geheel worden genegeerd. Noemen ze dat solidariteit?

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik steun de methode en de inhoud van het voorstel van de heer La Russ volledig. Uiteindelijk besluiten we dan de eigendomsverhoudingen met betrekking tot de activiteit van het produceren van aardgas te scheiden van die van het transport, of wij vertrouwen op zijn minst de herdistributie toe aan een aparte beheerder. Dit is geheel terecht de strekking van het parlementaire amendement dat het concept van onafhankelijk transmissiebeheerder introduceert.

Dit is een welkome poging om gevaarlijke monopolies te ontmantelen – zoals de heer Zīle zojuist heeft gezegd – en derhalve belangenconflicten op de meest doelmatige manier te regelen: het is van vitaal belang om dat te doen om voorzieningszekerheid te garanderen. Verder wordt een prijzenswaardige poging gedaan om een einde te maken aan geo-economische en geopolitieke inmenging door beheerders van derde landen te verbieden – zij het met verklaringen van afstand die naar ik hoop van korte duur zullen zijn – het netwerk van gaspijpleidingen te controleren die van strategisch belang zijn voor de Unie.

Eén verdienste van het La Russa-verslag is dit: als het waar is, en het is waar, dat het doel van de Gemeenschapsbrede interne gasmarkt is alle EU-consumenten vrijheid te bieden hun eigen leverancier te kiezen en tegelijkertijd nieuwe commerciële kansen te scheppen, moeten we verwachten dat een meer doelmatige dienst wordt verschaft en dat die vervolgens terug te zien is in een concurrerende prijsstelling. De bijdrage aan voorzieningszekerheid lijkt ook duidelijk. Ten slotte, nog een aspect dat waard is opgemerkt te worden met het oog op het enorme sociale belang ervan is de versterking van de bescherming van gebruikers op nationaal niveau: meer kwetsbare gebruikers en zij die wonen in benadeelde of afgelegen gebieden en regio’s. Zulke bescherming moet geboden worden dankzij preferentiële leveringstarieven.

Ik feliciteer mijn collega en ik hoop dat zijn verslag de brede steun zal krijgen die het verdient.

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, morgen stemmen we over het tweede en laatste deel van het derde wetgevingspakket voor de liberalisering van de energiemarkt, met andere woorden, het gedeelte betreffende de gassector.

Dit Huis heeft altijd beweerd dat de werkelijkheid van de gasmarkt verschilt van de elektriciteitsmarkt, aangezien een sector die al zijn gebieden van activiteit van productie tot einddistributie controleert, niet hetzelfde is als een sector die, onderhevig aan intense geopolitieke druk tijdens de winnings- en productiefase, alleen transport en eindverkoop controleert.

Daarom vond, en vindt nog steeds, een grote meerderheid van het EP dat we naar een ander alternatief voor loskoppeling van de eigendomsverhoudingen voor gas moeten kijken. Hiertoe nam de Commissie industrie, onderzoek en energie een compromisamendement van het La Russa-verslag aan en zorgde zo voor een positie die aanvaardbaar was voor de grote meerderheid van de leden die dit zien als een geloofwaardig alternatief voor de loskoppeling van de eigendomsverhoudingen; een alternatief dat effectieve onafhankelijkheid garandeert van de systeembeheerder, aangezien alleen dit ervoor kan zorgen dat meer investeringen ter beschikking zullen komen om de capaciteit te vergroten en dit verwijdert op zijn beurt de grootste barrière voor nieuwkomers en zorgt voor betere en grotere concurrentie.

Degenen van ons die loskoppeling van de eigendomsverhoudingen steunen, hebben altijd gezegd dat wij een geloofwaardig alternatief zouden kunnen accepteren dat dezelfde resultaten zou garanderen. Ik denk dat we erin geslaagd zijn een geschikt plan op te stellen met dit gascompromis.

We zijn ons er echter van bewust dat bepaalde personen de voorkeur geven aan het alternatieve plan dat is voorgesteld door de Raad, die het beheerderconcept niet steunt en van plan is een aparte stemming voor te stellen. Ik wil de Raad laten weten dat zonder dit concept zijn alternatief geen echt alternatief vormt voor loskoppeling van de eigendomsverhoudingen, maar eerder een juridische formule die bepaalde lidstaten zal toestaan meer gelijk te zijn dan andere in termen van het openen van hun markten. Natuurlijk lijkt deze mogelijkheid niet zo samenhangend.

Ten slotte wil ik mijn onverdeelde steun geven aan het gasverordeningsverslag van Paparizov en mijn dankbaarheid uitspreken aan de heer Paparizov voor zijn uitstekende hulp aan ons tijdens de eerste lezing.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, mevrouw de fungerend Raadsvoorzitter, ik wil beginnen met het Europees strategisch plan voor energietechnologie en de heer Buzek feliciteren en hem danken voor het opnemen van amendementen die naar de mening van mijn fractie van wezenlijk belang zijn. We zijn tevreden over de manier waarop we samen de financiën hebben aangepakt, een gemeenschappelijke zorg binnen zo’n belangrijk plan. We moeten ook nog melding maken van personeel, niet alleen omdat dat moet worden uitgebreid, maar omdat het Plan ook andere aspecten betreft zoals opleiding, mobiliteit en coördinatie.

Eén uiterst belangrijke doelstelling is bereikt in die zin dat een belangrijkere rol is toegewezen aan technologieën die energie-efficiëntie verhogen en aan onderzoek in het algemeen, waarbij het volledig potentieel van het Europees onderzoeksveld wordt ingezet. Het verslag versterkt onderzoek en basiswetenschappen die onmisbaar zijn voor het maken van vorderingen in de energietechnologie en vraagt de particuliere sector meer te investeren in onderzoek en grotere risico’s te nemen zodat de EU in deze sector voorop loopt.

Er moeten ook verbeteringen tot stand gebracht worden met betrekking tot technologieoverdracht, een taak die ter hand moet worden genomen door het nieuwe Europese instituut voor innovatie en technologie en er moet meer samenwerking komen met de lidstaten en andere Gemeenschapsinstrumenten om onderzoek, ontwikkeling en innovatiecapaciteiten op die terreinen te ondersteunen. Coördinatie moet zich uitstrekken tot alle terreinen die, vanwege de multidisciplinaire aard ervan, een rol spelen in energietechnologieonderzoek en -ontwikkeling, vooral informatie- en communicatietechnologieën.

Met betrekking tot gas moet eenvoudigweg worden gezegd dat LNG-installaties en de opslaginfrastructuren ervan, mits die onderling verbonden zijn met transportnetwerken, opereren als complementaire faciliteiten die een essentiële rol spelen doordat ze nieuwe beheerders toegang garanderen en het creëren van een echte interne Europese markt bespoedigen. Het lijkt daarom logisch op dit terrein dezelfde behandeling toe te passen.

Binnen deze context komt opereren op basis van het “alles-onder-één-dak” principe dat door het Huis wordt gehuldigd, een gecombineerde beheerder van onafhankelijke infrastructuren, als de meest effectieve optie naar voren. Het gebruik van een gemeenschappelijke beheerder geeft gebruikers toegang tot gasinfrastructuren, aangezien zij gelijksoortige contracten en codes zullen tegenkomen, hetzelfde niveau van transparantie en de kans diensten in groepen te rangschikken.

Dit is de redenering achter de drie amendementen die wij in de plenaire vergadering voorstellen en ik vraag mijn collega’s ervóór te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adina-Ioana Vălean (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als schaduwrapporteur voor het SET-plan verwelkom ik dit initiatief van harte. We stellen een nieuwe energieonderzoeksagenda vast voor Europa, die heel erg nodig is met het oog op de uitdagingen waarvoor wij in het volgende decennium gesteld worden.

De Commissie gelooft dat Europa de kosten van schone energie moet verlagen en de industrie moet plaatsen in het voorste gelid van de koolstofarme technologiesector. Terwijl ik het eens ben met deze doelstellingen, zeg ik ook dat de beste bedoelingen nooit werkelijkheid worden zonder de juiste financiering. Daarom betreur ik het dat de Commissie niet de mededeling over de financiering voor nieuwe koolstofarme technologieën heeft gepubliceerd. Hoe is de Commissie van plan deze maatregelen te financieren? Ik kan u in elk geval vast verzekeren dat het Parlement niet zal accepteren dat middelen uit het Zevende Kaderprogramma of het GLB worden hertoegewezen.

Deze vraag met betrekking tot financiering wordt ook opgeworpen in verband met de twaalf CCS-projecten. Terwijl ik geloof dat deze technologie de industrie zou kunnen helpen CO2-emissies te verminderen, kan ik niet accepteren dat het geld van de Europese belastingbetalers gebruikt wordt om de ontwikkeling van een CCS-infrastructuur te financieren die uiteindelijk iemands bedrijf zal worden. Als liberaal geloof ik dat we de markt moeten laten functioneren en dat we, indien nodig, een billijk partnerschap met de industrie moeten ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dariusz Maciej Grabowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de benadering van de Europese Unie van energiekwesties zit vol inconsistenties. We horen een steeds sterkere vraag naar vriendschappelijke, gezamenlijke samenwerking en strategie voor de lange termijn, terwijl we tegelijkertijd te maken krijgen met voorbeelden van ongecoördineerde maatregelen, eenzijdige voorstellen en investeringen die de belangen dienen van de ene partij ten koste van andere.

De verslagen die op tafel zijn gelegd zijn een poging dit probleem aan te pakken of anders de aandacht te vestigen op kwesties en dilemma’s die nog niet voldoende zijn bekeken. De rapporteur verdient hiervoor onze lof. In de geschiedenis van de wereld hebben wij nooit een voorbeeld gezien van een ander artikel waarvan de prijs in zulke korte tijd zo gestegen is als de prijs van olie en gas. Om deze reden kunnen we duidelijk zeggen dat er fouten zijn gemaakt met betrekking tot toekomstverwachtingen.

Er bestaat geen twijfel over dat dit economisch dilemma moet worden opgelost door twee kanten op te gaan: allereerst door het aanbod te vergroten van energiebronnen, waaronder nieuwere en meer efficiënte, en, op de tweede plaats, door de groeiende vraag af te remmen door middel van nieuwe, meer economische technologieën. De Europese Unie moet zich in dit opzicht effectiever betonen en mag niet toelaten dat het privilege van toegangsmonopolie op grondstoffen of een meerderheid van aandelen over de situatie in de markt beslist. Om deze reden zijn toegang tot gasdistributienetwerken, onderzoek naar nieuwe technologieën en nieuwe agentschappen nuttige suggesties.

Het is op dit moment dat wij dringend maatregelen en tenuitvoerlegging nodig hebben. Daarom moet de bedreiging van de stabiliteit van het klimaat, die wordt gevormd door CO2-emissies, opnieuw door wetenschappers geanalyseerd worden om te verifiëren of die juist is, zodat wij in de toekomst niet tot de ontdekking komen dat verminderingen van emissies slechts voordelen opleveren voor een paar uitverkorenen, dat wil zeggen, hoofdzakelijk grote bedrijven en niet consumenten, terwijl we tegelijkertijd de steenkolensector te gronde richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Rebecca Harms (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we hebben onlangs nieuws gehad uit Japan dat zeker de rapporteur, de heer Buzek, in verrukking zal hebben gebracht. Dat nieuws hield in dat mijn land, Duitsland, geheel geïsoleerd stond met betrekking tot het gebruik van kernenergie. Ik vraag mij soms af hoe zulke berichtgeving mogelijk kan zijn en of mensen niet weten hoe weinig landen in de wereld eigenlijk kernenergie gebruiken.

Als je het goed bekijkt, zie je dat drie kwart van alle kernenergie in de wereld wordt geproduceerd in slechts zes landen, terwijl er één of twee andere zijn die een marginaal aandeel van de kernenergiemarkt hebben. Dit betekent dat op mondiaal niveau kernenergie tot nu toe weinig of geen bijdrage heeft geleverd. Zij speelt slechts een rol in een deel van Europa en Noord-Amerika, waar zij een belangrijke rol speelt.

Er zijn veel factoren die bepalen of deze stand van zaken zal veranderen of niet en één hiervan is hoeveel overheidsgeld opnieuw in deze stervende industrie gepompt moet worden. De VS, die zo opvallend aanwezig was in Hokkaido, heeft nu – dankzij de vertrekkende president Bush – achttien miljoen dollar toegezegd om twee of drie reactorprojecten te promoten. Er is daar twintig jaar lang niets van dien aard gebouwd en de nucleaire industrie heeft heel wat overheidsgeld nodig om kunstmatig een markt te creëren.

Zo’n zes miljard euro is aangekondigd voor het Verenigd Koninkrijk. Dit is naar men zegt wat een reactor daar kost, als de Duitse firma E.ON die bouwt. Als we elders rondkijken, zien we dat de kerncentrale van Belene voor minder gebouwd wordt, hoewel Bulgarije zeshonderd miljoen euro van Brussel wil om het plan in praktijk te brengen.

We moeten echt beslissen of we in de komende jaren overheidsgeld in toekomstige technologieën en nieuwe markten moeten steken of dat we ons houden bij de technologie van de vorige eeuw die ons voor enorme risico’s stelt. Ik pleit vóór de toekomst en tegen kernenergie omdat ik ervan overtuigd ben dat de risico’s die deze technologie oplevert, niet overwonnen kunnen worden. Het bericht vandaag van weer een ongeluk in de kerncentrale van Paks in Hongarije bevestigt simpel mijn mening opnieuw. Dank u allen voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). - (CS) Dames en heren, commissarissen, vertegenwoordigers van de Raad, ik wil vandaag zeggen dat we ons in dezelfde situatie bevinden als de mensen in het boek The Pilgrim’s Progress van John Bunyan, dat de vraagt stelt: “Waren jullie Doeners of alleen maar Praters?” Ik denk dat het nu tijd is voor actie en dat de Europese kiezers willen dat wij maatregelen nemen die leiden tot billijke prijzen in de energiemarkten. Het aandeel van speculatie tegenwoordig maakt dertig tot veertig procent van de uiteindelijke prijs uit en het zou goed zijn een moratorium op de energieprijs in te voeren wanneer de jaarlijkse stijging boven de dertig procent is, zoals nu het geval is. Ik denk dat de mensen van ons verwachten dat wij dit doen. Het is duidelijk dat redding niet alleen in de markten te vinden is en het oude gezegde dat “financiers de staat steunen zoals een touw een gehangene steunt” wordt bevestigd. Naar mijn mening zal liberalisering ons in de huidige situatie niet helpen. Wat ons zal helpen is het bouwen van nieuwe capaciteit (inclusief de veel veroordeelde kernenergie) en investeringen, zeer grote investeringen in nieuwe technologieën. Hier in kunnen we wellicht een echte uitdaging zien: de basis creëren voor een nieuw, technologisch tijdperk voor de lange termijn in de energiesector. Crises, waaronder energiecrises, worden overwonnen door middel van innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI). - (CS) Dames en heren, ik vrees dat wij vandaag opnieuw bezig zijn met het oplossen van deelproblemen van de energiemarkten in plaats dat wij de tijd nemen om, op complexe wijze, na te denken over de strategische problemen. Weten wij echt wat realistisch gezien de energiebehoeften van de landen van de Europese Unie in de komende decennia zullen zijn en wordt deze kennis weerspiegeld in onze verordeningen en richtlijnen? Weten wij echt hoe een stabiele Europese energiesituatie er als geheel moet uitzien? Kunnen wij duidelijk die landen herkennen die actief op zoek zijn naar de oplossingen van hun energiebehoeften en tegelijkertijd de vinger leggen op de herrieschoppers die alleen maar energie-importeur zijn maar tegelijkertijd schaamteloos energieproducenten en –exporteurs bekritiseren. Zijn wij op zijn minst wat realistischer geworden in het licht van de laatste studie van de Wereldbank, over de onzinnige doelstellingen van de Unie op het gebied van biobrandstoffen?

Dames en heren, geen markt functioneert als de vraag het aanbod overtreft. Dat kan de Unie tamelijk snel op het gebied van energie overkomen. Daarom moeten we beginnen met het steunen van onderzoek en ontwikkeling en, allerbelangrijkst, alle schakels in de energieketen oplossen, zoals productie, transmissie, distributie en verbruik. Wat de bronnen betreft, of we het nu leuk vinden of niet, het is nodig dat we beginnen met de bouw van nieuwe centrales om de bestaande te vervangen die het eind van hun levensduur naderen om aan de groeiende energievraag tegemoet te komen. Ik geloof dat we moeten beginnen te praten over een energiemix die geen enkele energiebron, inclusief kernenergie, discrimineert, die de geografische en politieke kaarten van de eigenaren van grondstoffen respecteert en die gebaseerd is op moderne wetenschappelijke kennis die in de praktijk gebruikt kan worden in plaats van op groene dromen.

Dames en heren, natuurlijk steun ik de zogenaamde derde weg, volgens welke lidstaten hun recht behouden om vrijelijk de eigendomsbetrekkingen tussen energieproducenten en transmissienetten te definiëren. Ik verwelkom ook de stimulans die gegeven wordt aan de onafhankelijkheid van competenties en plichten van de potentiële beheerders van de transmissienetten. Ik geloof dat we op deze manier erin zullen slagen groeiende eenzijdige afhankelijkheid van gasleveringen uit Rusland te voorkomen en tegelijkertijd te investeren in de distributie en zekerheid van de aardgasvoorziening.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, energie is de bron van de toekomst en het is daarom van belang dat we de zaak op lange termijn bekijken wanneer we debatteren over het onderwerp energievoorziening van Europa. Het is ook bijzonder belangrijk lange termijn contracten niet uit te sluiten maar eerder ervoor te zorgen dat deze in overweging worden genomen bij het plannen van stabiele energievoorziening aan Europa.

We moeten ook nadenken over de productie- en leveringsvoorwaarden voor de trans-Europese netwerken. Door het verschaffen van steun en stimuleringsmaatregelen aan de ene kant, zouden we, aan de andere kant, kunnen eisen dat loskoppeling, zelfs loskoppeling van eigendomsverhoudingen, als basis dient voor het stellen van de productie- en leveringsvoorwaarden. Er zijn talloze modellen die hierbij gebruikt zouden kunnen worden om de toekomstige markten veilig te stellen.

Een zeer belangrijke kwestie – en een die vandaag al besproken is – betreft de exploitatie van kerncentrales. Het is hoog tijd dat de Europese Commissie op dit gebied een actieve rol speelt door een agentschap of regulator op te zetten die verantwoordelijk zou zijn voor de veiligheid en beveiliging van kerncentrales. Deze regulator zou ook de bevoegdheid moeten hebben onveilige kerncentrales uit het netwerk te verwijderen.

Het Franse agentschap zou in dit opzicht als model kunnen dienen. Frankrijk heeft ons een uitstekend voorbeeld gegeven van hoe men een onafhankelijke regulator kan opzetten. Het zou nuttig zijn als deze Franse regulator een stem zou krijgen in de werkzaamheden van de regulators in de andere 26 landen. Dit zou de nationale regulators versterken en de gezondheids- en veiligheidskwesties in Europa aanpakken. Hiervoor delen we met zijn allen de verantwoordelijkheid. We moeten nadenken over een strategie voor de lange termijn over hoe we de mensen van Europa in de komende jaren kunnen beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, rapporteurs en schaduwrapporteurs, het compromis dat bereikt is in de gasrichtlijn is goed en wij kunnen het steunen.

Er is echter niet voldoende aandacht besteed aan klanten en consumenten, die zich in een zwakke positie bevinden; dit geldt voor de armen en voor degenen die in afgelegen gebieden wonen. Ik vraag u daarom de door ons voorgestelde amendementen te steunen. Op de tweede plaats is het goed dat er een compromis bereikt is met de Raad, waardoor de landen van waaruit geen pijpleiding naar de andere EU-lidstaten loopt, uiteindelijk niet alle regelgeving inzake de interne markt ten uitvoer leggen omdat zij niet deel nemen aan de interne markten.

Een strategisch programma voor energietechnologie is echt nodig en ik feliciteer de rapporteur met het feit dat energie-efficiëntie erin opgenomen is. Er is onvoldoende financiering voor energietechnologie geweest. Dit heeft ertoe geleid dat vraag en aanbod niet goed met elkaar in overeenstemming zijn. De crisis die heeft plaats gevonden in alle sectoren van de energie-industrie heeft ertoe geleid dat de industrie, die zich bewust is geworden van klimaatverandering, niet de technologie heeft verkregen die zij vlug genoeg nodig heeft. Er zijn heel eenvoudig niet voldoende leveranciers van onderdelen.

Het feit dat we ons bewust geworden zijn van de realiteit van klimaatverandering heeft getoond hoe slecht we erop voorbereid zijn. De verandering in de houding van de burgers is echter duidelijk en nu is op hetzelfde moment samenwerking nodig van de kant van de Gemeenschap, de Unie, haar lidstaten en industrie omdat we moeten voorkomen dat zich ontwikkelende economieën onze levensomstandigheden bederven door ze te vervuilen.

We moeten samenwerking met de Verenigde Staten verbeteren op het gebied van het milieu en tegelijkertijd moeten we een energiesamenwerkingsovereenkomst sluiten met Rusland. Het is daarom belangrijk om rekening te houden met consumenten, industriële ontwikkeling en samenwerking met de Verenigde Staten en Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot de gasmarkt wil ik de aandacht vestigen op twee elementen. Het eerste betreft langlopende contracten. Dit type contract is een belangrijk instrument voor zowel huishoudelijke als industriële consumenten. Hierdoor kunnen we de markt over langere termijn bekijken en dat zorgt er zo voor dat die op meer stabiele en efficiënte wijze functioneert.

Het tweede betreft de zekerheid van de systemen en bovenal de zekerheid van de gasvoorziening. Gastransmissienetten zijn van nog groter strategisch belang dan elektriciteitsnetwerken. Het vraagstuk van het eigendom is zeer belangrijk in verband met de samenstelling van het Europese model, dat gekenmerkt wordt door grote afhankelijkheid van producerende landen, die buiten de Europese Unie liggen.

Om deze redenen steun ik het amendement voor de derde optie, die niet-discriminerende netwerktoegang garandeert. Daarnaast stelde mijn fractie voor, net zoals in het geval van elektriciteit, een gemeenschappelijke Europese transmissiesysteembeheerder te creëren die onze strategische belangen zou beschermen. In dit opzicht wil ik mijn collega Claude Turmes geruststellen. Deze richtlijn met betrekking tot de gasmarkt beoogt niet nationale historische beheerders te beschermen maar hun de gelegenheid te geven de grote energiekampioenen van Europa te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN).(GA) Mijnheer de Voorzitter, investeren in nieuwe en schonere technologieën moet een centraal element in de strategieën van de EU zijn om ervoor te zorgen dat wij de EU-doelstelling kunnen halen dat 25 procent van de energievoorziening afkomstig is uit de duurzame energiesector. Het is even belangrijk dat andere handelsblokken in de hele wereld in de nabije toekomst gelijksoortige toezeggingen ondertekenen. De brandstofprijzen zijn nu echter een punt van ernstigere zorg voor de burgers van Europese landen. De Europese Unie moet zorgen voor innovatief beleid om te helpen de stijging van de olieprijzen te stuiten. De olieproductie verhogen is een zeer belangrijk element van dit proces.

(EN) Mijnheer de Voorzitter, er is op het ogenblik duidelijk onzekerheid in de internationale financiële markten. Veel speculanten hebben hun investeringsstrategieën naar de goederenmarkten verplaatst en deze speculatie heeft bijgedragen aan de verhoging van druk op de olieprijzen in een opwaartse spiraal. Stijgende olieprijzen zijn het laatste wat het Europese bedrijfsleven en consumenten kunnen gebruiken in een tijd van groeiende economische moeilijkheden. De Europese Unie moet zorgen voor een progressief nabuurschapsbeleid dat ervoor zorgt dat we onze energiebehoeften naar de toekomst toe kunnen beschermen en veiligstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacky Hénin (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wanneer het gaat over gas en energie in het algemeen, hebben we te maken met twee lijnrecht tegenover elkaar staande benaderingen. De liberale benadering bestaat eruit gas en de voorziening ervan te behandelen als een goed en een dienst zoals alle andere, die leidt tot ongeremde concurrentie en geheel buitensporige ontmanteling van geïntegreerde openbare nutsdiensten.

Onvermijdelijk stijgen dan de prijzen, de verleende diensten gaan achteruit, en commerciële investeringen schieten omhoog ten nadele van onderzoek en ontwikkeling en ten nadele van zekerheid. Erger nog, het produceert schadelijke concurrentie tussen de diverse vormen van energie en stimuleert zo korte termijn keuzes op basis van het enige criterium van zo groot mogelijke winst in zo kort mogelijke tijd.

Die benadering vormt de basis voor de verslagen die ons zijn voorgelegd. Er is echter een andere benadering die eruit bestaat energie, gas en de levering ervan te behandelen als een openbare dienst die aan allen moet worden verleend op basis van gelijkheid en aanpassingen van territoriale aard. Dat zou leiden tot een echt Europa van energie gebaseerd op samenwerking en het algemeen belang. Het zou gebouwd worden rond een Europees energieagentschap dat alle onderzoeksinspanningen van de lidstaten zou coördineren en bundelen en gelijke toegang tot energie voor alle burgers zou garanderen. Het zou gebaseerd zijn op een economisch samenwerkingsverband dat Europese energiebedrijven, zowel openbare als particuliere, integreert. Dit EESV zou binnen een kader van samenwerking grote industriële projecten op EU-niveau uitvoeren en het mogelijk maken dat onze bronnen zouden worden gebundeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). - (SL) Op het gebied van energie worden we geconfronteerd met minstens drie uitdagingen: de milieu-uitdaging, de uitdaging ervoor te zorgen dat de Europese economie concurrerend is en de uitdaging een regelmatige energievoorziening veilig te stellen.

De wezenlijke voorwaarde en een noodzakelijke eis voor het beantwoorden van deze uitdagingen is dat de spelers opereren in een transparante interne markt en op basis van uniforme regels.

Er is natuurlijk een verschil tussen de elektrische energiesector en de gassector. In de gassector is onze afhankelijkheid van invoer wel zestig procent en, volgens sommige schattingen, zal deze afhankelijkheid in 2030 tachtig procent zijn. Alleen al uit Rusland importeren wij veertig procent van de totale gasinvoer en sommige lidstaten importeren al hun gas, wat betekent dat hun afhankelijkheid van import honderd procent is. Om deze reden is het uiterst belangrijk dat wij ervoor zorgen dat een geïntegreerd Europa een competente en gelijkwaardige partner voor Rusland is.

Met liberalisering in de energiesector introduceren wij verschillende onafhankelijke hoofdrolspelers. Gegeven het feit dat het in Europa nu al een aanzienlijke uitdaging is om te zorgen voor een kritische massa goed opgeleide arbeidskrachten, zal het door verdere liberalisering nog moeilijker worden in de toekomst deskundigen te krijgen. Dit geldt in het bijzonder voor kleinere lidstaten met betrekkelijk kleine stroomproducerende ondernemingen. Een extra uitdaging in dit opzicht is de politieke verantwoordelijkheid voor het welzijn binnen een land te bewaren ondanks de veranderingen op de Europese energiemarkten.

Een goed opgeleide beroepsbevolking is ook vereist om de mogelijkheden te benutten die beschikbaar zijn binnen het SET-programma. Alleen al tijdens de afgelopen vier jaar hebben we een aantal mechanismen voor de bevordering van onderzoek en ontwikkeling in de energiesector uitgewerkt. Ik verwacht daarom dat de Commissie speciale aandacht zal wijden aan de harmonisering van diverse contracten.

Dames en heren, het Sloveens voorzitterschap heeft aanzienlijke pogingen in het werk gesteld om het derde pakket voor marktliberalisering te bevorderen. Ik hoop dat het Franse voorzitterschap het werk met dezelfde overtuiging zal voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE).(LT) De enige manier om een soepel functionerende, zekere gasmarkt tot stand te brengen is te kiezen voor de verticale loskoppeling van monopolies. Er is ongetwijfeld een heel verschil tussen de elektriciteits- en de gasmarkt en we moeten er in onze documenten onderscheid tussen maken, zoals terecht gedaan is door de Commissie industrie, onderzoek en energie. Helaas hebben we maar een paar gasleveranciers en als we niet iets doen om afhankelijkheid zoveel mogelijk te verminderen, zullen we in belangrijke mate afhankelijk zijn van hen, zowel nu als, hoogst waarschijnlijk, in de toekomst. Onze afhankelijkheid verminderen is van het uiterste belang en de documenten die voor ons liggen, zullen een zeer grote rol spelen in het proces.

Laten we de zaak realistisch bekijken en de derde weg kiezen. Het is noodzakelijk de realiteit van de positie van de gasmarkten van de lidstaten in overweging te nemen. Litouwen, bijvoorbeeld, is, samen met de rest van de Baltische staten, afhankelijk van één enkele leverancier voor zijn gasvoorziening, Gazprom. Zonder twijfel is het Kremlin klaar staat om zijn autoriteit in de gasvoorzieningssector van de EU te handhaven en te vergroten. Er worden geen financiële middelen gespaard. Iedereen is getuige geweest van het niveau van lobbyen met betrekking tot het Nord Stream- en andere projecten. Dit is geen economie, het is politiek, en nog behoorlijk agressief ook.

De enige manier waarop we deze dictatuur kunnen weerstaan, is door middel van solidariteit in onze daden en het creëren van een gemeenschappelijk EU-energiesysteem en eveneens door het steunen en ten uitvoer leggen van de alternatieve en, natuurlijk, kernenergieprojecten. Hiervoor zullen we politieke wilskracht en communautaire gelden nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Guntars Krasts (UEN).(LV) Dank u, Mijnheer de Voorzitter. Dit is een tijd waarin de Europese Unie moet reageren op de stijging van gasprijzen door middel van liberalisering van de markt, wat het enige instrument is dat precies de verhouding tussen vraag en aanbod weerspiegelt. Helaas kunnen we nog steeds zien dat de energiesector zich in de greep bevindt van Europese energiebedrijven die verticaal en op het niveau van staatsbeleid geïntegreerd. Ik wil daarom de dankbaarheid van het Parlement uitspreken aan de betreffende commissie voor haar inspanningen om hervormingen in de richting van marktliberalisering te sturen. De heer Piebalgs heeft echter gelijk wanneer hij zegt dat we de verdeling van eigendomsrechten een kans moeten geven. Een extra argument is het feit dat zeven EU-lidstaten deze stap in feite gemaakt hebben. De Raad heeft ontheffingen van de richtlijn vastgelegd voor kleine, geïsoleerde gasmarkten. In elk geval kan Letland, de staat die ik vertegenwoordig in het Europees Parlement, niet spreken van volledige isolatie, aangezien het een gemeenschappelijke gasmarkt heeft dat het deelt met twee andere EU-lidstaten en een gasopslagplaats die aan de regio levert. Dit zijn voldoende eerste vereisten om de elementen van een markt in de regio te creëren. Ik doe daarom een beroep op u niet de voorstellen van de Raad in die richting te steunen, tenminste niet voor de drie Baltische staten, maar een ontheffing te verlenen van de richtlijn. Zij moeten zich voorbereiden op de integratie van de EU-gasmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, het fundamentele punt waarover wij hier discussiëren, is de liberalisering van de aardgasmarkt door druk uit te oefenen op de lidstaten om het proces van privatisering van wat nog steeds openbaar is te versnellen. Om dit sneller te bereiken, dringen de voorstanders van het voorstel aan op loskoppeling van de eigendomsverhoudingen van de netwerken, zonder enige bezorgdheid omtrent energiezekerheid.

Het feit is dat de erkende resultaten van de tot stand gebrachte liberalisering van de elektriciteitsmarkt laten zien dat noch werknemers noch consumenten profiteren van liberalisering. Integendeel, zij heeft werkgelegenheid met rechten verminderd en de prijzen betaald door de consumenten verhoogd. Het is duidelijk dat de winsten van economische groepen in de elektriciteitssector zijn toegenomen, maar dat brandstofarmoede ook is toegenomen, met andere woorden, meer mensen en gezinnen hebben moeite toegang te krijgen tot energie. Wij betreuren het daarom dat dezelfde route nu wordt genomen met aardgas. Hoewel dit verschillende sectoren zijn, zullen de economische en sociale gevolgen identiek zijn, vandaar dat wij tegen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, waar we ook over praten, of het nu milieu- of veiligheidskwesties zijn, klimaatverandering of Europees concurrentievermogen, de energiemarkten en hoe die functioneren in de toekomst, zijn van levensbelang. Dit geldt ook voor de discussie over de volgende fase van onze wetgeving met betrekking tot kooldioxide-emissies: hoe moeten we de lasten verdelen en hoe moeten we een plan ontwikkelen van de Europese handel in emissierechten.

Daarom wil ik mij wenden tot het voorzitterschap en benadrukken dat, wanneer we hier vandaag gedebatteerd hebben en morgen gestemd hebben over het tweede deel van het energiepakket, het van het grootste belang is dat het voorzitterschap de discussies start tussen het Parlement en de Raad. Er mag geen vertraging zijn, omdat het nodig is dat deze markten functioneren voorzien van nieuwe wetgeving. We kunnen ons afvragen of de Europese energiemarkten zo goed functioneren als ze eigenlijk moeten. Het antwoord is heel gemakkelijk: nee.

Er is verschil tussen de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt. Elektriciteit is afhankelijk van een aantal verschillende energiebronnen en verschillende producenten, terwijl gas eerder afhankelijk zal zijn van distributeurs. Daarom is het verschil in wetgeving waarover wij nu spreken – namelijk dat we volledige loskoppeling van de eigendomsverhoudingen hebben met betrekking tot elektriciteit en dit plan waartoe de Commissie industrie, onderzoek en energie in het Parlement besloten heeft – aanvaardbaar. Maar wat belangrijk is, is ervoor te zorgen dat hierover zo spoedig mogelijk wordt gesproken en onderhandeld. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de wetgeving met betrekking tot gas een scheiding mogelijk maakt tussen productie en distributie die ook de derde landen clausule van het energiepakket echt sterk maakt.

Ik wil nogmaals met nadruk tot het voorzitterschap zeggen dat onderhandelingen zo snel mogelijk moeten beginnen. Niet uitstellen tot oktober. We moeten nu beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Trautmann (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ofschoon ik spreek na mijn collega de heer Hökmark, deel ik niet het standpunt dat hij zojuist heeft uiteengezet. Ik geloof dat nu wij net op het punt staan dit energiepakket aan te nemen, wij drie uitdagingen in gedachten moeten houden.

De eerste is de energie-uitdaging of de klimaatuitdaging, die de aandacht vestigt op de mate waarin wij moeten denken aan de aard van gas als bron en er op zeer specifieke wijze mee moeten omgaan. De tweede uitdaging is die onze medeburgers onder onze aandacht brengen: de prijs. Hun koopkracht wordt op het ogenblik aangetast door de prijs van de olie; zij willen toegang tot een hoogwaardige, betrouwbare, constante bron en zij willen dat hun belangen in het bijzonder worden beschermd. Dan hebben we natuurlijk de uitdaging van bedrijven en de uitdaging van werknemers. Er bestaan op het ogenblik veel gevoelens van vrees: zowel bij consumenten wat betreft hun toegang tot energie en bij werknemers die geconfronteerd worden met het vooruitzicht dat gasbedrijven ontmanteld worden. Daarom, Mijnheer de Voorzitter, geloof ik dat wij zeer grote aandacht moeten besteden aan alle oplossingen die worden voorgesteld.

Aangezien het belangrijk is erover te spreken, noem ik de kwestie van de derde optie. Ik wil allereerst mijn collega’s in de ITRE-Commissie bedanken, die vorige maand in hun wijsheid het Vidal-Quadras/Laperrouze compromis hebben aangenomen. Ik geloof vast dat deze eensgezinde aanpak die het elk van de lidstaten mogelijk maakt de noodzakelijke verbeteringen in hun gasmarkt aan te brengen, in overeenstemming met hun tradities, een nuttige basis voor discussie met de Raad zal zijn en ik wil een beroep doen op mijn collega’s die basis te bevestigen.

Wanneer de prijzen hoger zijn, wordt natuurlijk het bewustzijn van het netelige karakter van klimaatverandering groter. We moeten echter reageren op deze drie uitdagingen, de ecologische dimensie en de dimensie van voorzieningszekerheid en we moeten daarom de beste optie kiezen en dat betekent de derde.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladko Todorov Panayotov (ALDE). - (BG) Ik doe een beroep op de Commissie om bij de ontwikkeling en toepassing van nieuwe energietechnologieën rekening te houden met het potentieel van de nieuwe lidstaten, zoals Bulgarije. De Commissie moet mechanismen introduceren ter ondersteuning van onderzoek zodat de doelstellingen voor 2020 kunnen worden bereikt en broeikasgassen tegen 2050 kunnen worden verminderd met zestig tot tachtig procent. Koolstofarme en ontkolingstechnologieën voor de productie van elektriciteit en warmte moeten op de markt komen.

Deze doelstellingen zowel als de duurzame energiebronnen zijn slechts te bereiken door middel van het gecoördineerd gebruik van het gehele potentieel voor innovaties van de Europese Unie. Ik vraag om betere interactie tussen lidstaten bij de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën. De verscheidenheid van nationale regelgeving en technische specificaties verdelen de markt en bemoeilijken industriële investeringen in risicotechnologieën. Daarom doe ik nogmaals een beroep op de Commissie om rekening te houden met het potentieel van de nieuwe lidstaten, zoals Bulgarije, bij de ontwikkeling en toepassing van de nieuwe energietechnologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Kosciusko-Morizet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u dat u mij het woord geeft omdat ik een heel druk programma heb dat mij dwingt u te verlaten omdat ik een trein moet halen en ik bied hiervoor het Huis mijn verontschuldigingen aan.

Ik wil allereerst de Europese Commissie en de leden danken voor dit interessante debat en voor al het werk dat gedaan is met betrekking tot dit “interne energiemarkt” pakket.

Zoals meerdere sprekers vóór mij al hebben aangegeven, zal het aannemen van dit pakket directe gevolgen hebben voor het leven van onze medeburgers. We zijn bezig met een onderwerp dat de verwachtingen van de mensen van Europa weergeeft. Naar mijn mening kunnen de verbeteringen die onze burgers verwachten uit twee hoeken komen. De eerste is de noodzaak voor consistente regels en mechanismen in heel de Europese Unie, waaraan dit pakket zal bijdragen.

De tweede is de noodzaak voor duidelijkheid en zichtbaarheid van de actoren in de markt en consumenten. Wat betreft de consumenten moeten in het bijzonder bijlagen A bij de richtlijnen door de lidstaten worden omgezet; zij geven betere informatie, houden meer rekening met de zorgen van de burgers en, natuurlijk, meer rekening met de situatie van de kwetsbare consumenten.

Het werk is echter nog niet af. Er moet nog overeenstemming worden bereikt over een aantal punten, met name de toepassing van een effectieve scheiding niet alleen met betrekking tot gas, aangezien onze standpunten daar al heel dicht bij elkaar liggen, maar ook met betrekking tot elektriciteit. Het Franse voorzitterschap zal het algemene kader dat op 6 juni in de Energieraad is aangenomen op 10 oktober uitwerken. Pas op die datum zullen wij in de Raad een verenigd standpunt hebben. We moeten in het bijzonder werken aan de derde landen clausule om rekening te houden met de zorgen van de lidstaten.

Het voorzitterschap zal vervolgens zijn gemeenschappelijk standpunt doorsturen naar het Europees Parlement zodat het “interne markt” pakket kan worden afgesloten voor het eind van de parlementaire zittingsperiode; dat is in elk geval onze bedoeling. Ik hoop dat onze gezamenlijke inspanningen beloond zullen worden met een constructieve geest en een verlangen naar compromis tussen al onze instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, ik wil allereerst alle bij ons debat betrokken rapporteurs bedanken voor hun inspanningen. Twee verslagen die gaan over de aardgasmarkt zijn vóór liberalisering van deze markt in Europa. De wetgeving biedt een alternatief voor volledige loskoppeling van de eigendomsverhoudingen, door middel van het ISO-model. De positieve kenmerken zijn onder andere, in het bijzonder, de plichten van de nationale overheden om duurzame energiebronnen op te nemen in transmissienetten, richtsnoeren voor toegang van derden, vaststellen van tarieven voor toegang tot netten en het opleggen van sancties voor discriminerend gedrag. De schepping van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, dat wil zeggen de instantie die actief is op het gebied van samenwerking, en het Agentschap voor samenwerking tussen energieregelgevers is ook waardevol. Deze instellingen zijn een eerste vereiste voor het creëren van een geïntegreerde aardgasmarkt.

We moeten er echter aan toe voegen dat de voordelen van marktliberalisering alleen vrucht kunnen dragen waar nu al een gediversifieerde leveranciersmarkt bestaat en dat betekent de meeste landen van West-Europa. Daarentegen hebben de aardgasleveranciers van de meeste nieuwe lidstaten bijna een monopolie. Paradoxaal genoeg kunnen deze landen uiteindelijk te lijden krijgen als gevolg van het liberaliseringspakket omdat de voorgestelde wetgeving de positie van de transmissiebeheerders die contracten hebben met producenten met monopolies zal verzwakken. De zogenaamde derde weg is beter geschikt voor dit model van economische verhoudingen. Ik steun marktliberalisering, maar wanneer het gaat over aardgas, moeten we in de meeste nieuwe lidstaten eerst de marktmonopolies opruimen en meer leveranciers binnenhalen; pas dan kunnen we zonder risico verder (bijvoorbeeld) met de loskoppeling van de eigendomsverhoudingen.

Ten slotte wil ik nog een paar woorden zeggen over het Europees strategisch plan voor energietechnologie. Het is nauw verbonden met het energieverbruik in de Unie, met de vermindering van CO2-emissies, met Europa’s energieafhankelijkheid. Echter, zoals de rapporteur heeft betoogd, wordt weinig aandacht gegeven aan economische productie, warmtekrachtkoppeling of polygeneratie, besparingen van eindgebruikers en industriële energie-efficiëntie en het budget voor de vastgestelde doelstellingen is zeer klein. Er zijn ook geen middelen voor technologiedemonstraties, bijvoorbeeld van de opvang en opslag van koolstof. Het zou mooi zijn als de geweldige Europese gebaren en verklaringen over energieonderzoek gepaard zouden gaan met de overeenkomstige financiële middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, elk plan moet besluiten bevatten omtrent zijn plaats zowel in de tijd als in de ruimte, maar de huidige besluiten van de Commissie remmen de tenuitvoerlegging van eerdere plannen af, bijvoorbeeld, plannen voor investeringen in warmtekrachtkoppeling worden door de markt tegengehouden, omdat het niet loont stoomcentrales om te bouwen tot efficiënte stoom- en elektriciteitscentrales die gebukt gaan onder emissieheffingen en netwerkproblemen. Verder heeft de Commissie EU-landen verdeeld in betere landen, die hun emissies kunnen vergroten, en slechtere, die ze moeten verminderen. Deze laatste zijn natuurlijke in hoofdzaak de landen van Midden- en Oost-Europa. Volgens het protocol van Kyoto moet het referentiejaar voor het berekenen van de emissies op grond van het ETS (emissiehandelssysteem) 1990 zijn, niet 2005, zoals door de Commissie is opgelegd. Dit zou eerlijker zijn en getuigen van meer solidariteit. Leider zijn op het gebied van de twijfelachtige invloed van emissies op klimaatverandering moet niet gebeuren ten koste van de armere bevolkingen. Efficiëntie en energievermindering moeten echter prioriteiten zijn, terwijl duurzame energie een aanvulling zou moeten zijn in plaats van een alternatief. Op middellange termijn behoort de toekomst toe aan schone steenkoolenergie en, op langere termijn, zoals al duidelijk is, aan kernenergie.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, de Europese energiemarkt heeft enorme problemen. We hebben een importbehoefte die zal stijgen tot 65 procent in 2030. We hebben consumenten die niet kunnen kiezen wat voor soort energie ze gaan krijgen en die getroffen worden door stijgende energieprijzen en de gevolgen van broeikasgassen en klimaatverandering.

Het Paparizov-verslag waarover we vandaag spreken, concludeert dat er een noodzaak is voor grotere samenwerking tussen systeembeheerders en voor grotere investeringen in de gasmarkt. Dat is allemaal prima, maar niet genoeg. Het Buzek-verslag dat gaat over onderzoek en innovatie concludeert dat we veel te weinig investeren. Ik herinner u eraan dat het Parlement ook de investeringen in onderzoek wilde verhogen en dat wij spoedig zullen beginnen aan nieuwe begrotingsonderhandelingen. Het La Russa-verslag gaat ook over de loskoppeling van de eigendomsverhoudingen en de verbetering van het functioneren van de gasmarkt. Degenen die hier tegen zijn, denken dat energieprijzen zouden stijgen als eigendom- en distributiemonopolies zouden worden doorbroken. Dus moet ik de volgende vraag stellen: wanneer we de energieprijzen hebben verhoogd en het gevolg van klimaatverandering vergroot, gaan we dan het probleem oplossen met meer monopolies? Absoluut niet! De uitkomst van de stemmingen in de commissie heeft iets opgeleverd van wat we nodig hebben, maar we hebben nog heel wat stappen te nemen voordat we een functioneel efficiënte en milieuvriendelijke energiemarkt in Europa krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase (PPE-DE). - (RO) Ik wil de rapporteurs bedanken voor de strategische lange termijn aanpak van de aardgaskwestie in de Europese Unie en voor het onderzoek op het gebied van energie.

In 2006 bedroeg de hoeveelheid importgas van de Europese Unie 62 procent en haar vraag en afhankelijkheid van de gasimport zal stijgen tot tachtig procent in 2030. Daarom is het belangrijk concrete antwoorden te vinden op vragen met betrekking tot het veiligstellen van de energieveiligheid van de Europese Unie en de efficiënte exploitatie van de energiemarkt.

Ik geloof dat drie elementen in de voorstellen van de rapporteurs van wezenlijk belang zijn. Allereerst wil ik, als rapporteur over de Zwarte Zeesynergie, het belang benadrukken van de succesvolle ontwikkeling van regionale samenwerking en grensoverschrijdende interconnectie. De regionale dimensie is het geschikte kader om gemeenschappelijke regels en principes vast te stellen en ook om te zorgen voor de coördinatie en transparantie van de gassector.

Op de tweede plaats is het van wezenlijk belang de tenuitvoerlegging van zulke normen uit te breiden naar bedrijven van derde landen die opereren op het gebied van energie in de Europese Unie.

En ten slotte steun ik volledig het idee om de sector van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van energie te versterken als essentieel onderdeel van het gegeven beleid voor de lange termijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanna Corda (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, onze doelstelling moet zijn om niet-discriminerende regels vast te stellen voor het bepalen van de voorwaarden voor de toegang tot gastransmissiesystemen, vloeibaarmakingsfaciliteiten en opslagfaciliteiten.

Het doel van de regels moet daarom zijn de verhouding tussen bedrijven transparanter te maken door het harmoniseren van tarieven, de methodes voor het berekenen van deze tarieven en het beheer van de gastransmissiesystemen. Bovendien moeten alle systeembeheerders samenkomen in een Europees netwerk dat investeringen kan garanderen om optimale gastransmissie in heel Europa te behouden.

De elementen van deze nieuwe Europese wetgeving zijn van fundamenteel belang voor de burger op een moment dat we te maken hebben met een explosie van de energieprijzen. Als schaduwrapporteur leg ik de meeste nadruk op consumentenrechten. De concurrentie moet eigenlijk in het voordeel van de consumenten werken; we hebben maatregelen nodig om de markt te reguleren en prijzen te beheersen, vooral voor de meest kwetsbare mensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anni Podimata (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ook al concentreert de discussie zich vandaag natuurlijk op de interne energiemarkt, wil ik, omwille van het evenwicht, wijzen op het grote belang van het Europees strategisch plan voor energietechnologie met betrekking tot het vermogen van Europa om het hoofd te bieden aan de enorme uitdagingen waarmee zij op het ogenblik geconfronteerd wordt op het gebied van energie en milieu.

We moeten onze prioriteiten herzien, maar we moeten ook ons huidige ontwikkelingsmodel opnieuw definiëren, een koers volgen met lage of nulemissies van koolstof, terwijl we tegelijkertijd ontwikkelingskansen creëren voor de Europese industrie, die de capaciteit heeft de zich snel ontwikkelende sector van lage en nulemissiestechnologie te leiden.

Verhoging van het EU-budget voor onderzoek in de energiesector en bevordering van innovatie in sectoren zoals duurzame energiebronnen en intelligente netwerken zijn absoluut noodzakelijk om de uitdagingen van vandaag het hoofd te bieden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil beginnen met al mijn collega’s te bedanken, in het bijzonder Jerzy Buzek voor zijn verslag.

Zoals Aristoteles heeft gezegd, “een goed begin is het halve werk”. Werkelijk beginnen in plaats van het stimuleren van een stel heilzame doelstellingen zal zodoende een fundamentele stap zijn bij het leggen van de fundamenten van de levensbelangrijke verbintenis om klimaatverandering te bestrijden.

Deze dringende taak vereist een nieuwe definitie van het Europees strategisch plan voor energietechnologie, gebaseerd op twee opnieuw gedefinieerde pijlers: zorgen voor betere, schonere productie met betrekking tot CO2-emissies door middel van innovatieve technologieën; en minder gebruiken door het energiegebruik in al zijn vormen te verminderen en door alle oplossingen te bevorderen. Dit primaire gezond verstand wordt helaas niet voldoende onderkend in ons belangrijk beleid en maatregelen om het energieverbruik te verminderen krijgen niet voldoende steun in het SET-plan of in het belangrijke structurele beleid van de EU.

Nog een cruciaal element is de dringende noodzaak om zowel de personele als de financiële middelen te vergroten die nodig zijn om werkelijk onze Europese doelstellingen te bereiken. Wanneer zullen wij eindelijk een concreet antwoord geven op de cruciale vraag, de enorme uitdaging die gevormd wordt door klimaatverandering? We liggen achter wanneer het gaat over het financieren van onderzoek met betrekking tot koolstofarme technologieën. Om de woorden van Aristoteles nogmaals te gebruiken, Mijnheer de Voorzitter, als we beginnen op grote schaal gelden beschikbaar te stellen voor onderzoek naar deze technologieën, hebben we al de halve slag in deze nieuwe wereld gewonnen. We zullen volledige energie-efficiëntie hebben en, in minder dan geen tijd, buitengewone energie-efficiëntie.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) De Unie heeft een gemeenschappelijk energiebeleid nodig.

Prioritaire projecten, zoals Nabucco, dat ook door de Europese Raad erkend wordt, zullen de voorzieningsbronnen van het aardgas van de Europese Unie diversifiëren en die moeten gerealiseerd worden.

Regionale samenwerking is essentieel om de energievoorziening van de Unie veilig te stellen. Daarom vind ik en heb ik erom verzocht door middel van een amendement dat het geografisch gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken, door de Commissie alleen wordt gedefinieerd na overleg met de lidstaten in het gegeven geografisch gebied.

Om deze reden heb door middel van een amendement verzocht dat, voor elk project van aardgaspijpleidingen die door de zeeën gaan die grenzen aan de Unie, de Commissie en de betrokken lidstaten een onderzoek naar de gevolgen voor het milieu uitvoeren.

Ik acht het van wezenlijk belang dat de openbaredienstverplichtingen en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, worden versterkt om te kunnen garanderen dat de gasdiensten toegankelijk zijn voor de bevolking en voor kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dragoş Florin David (PPE-DE). - (RO) Vandaag debatteren we over drie belangrijke verslagen voor het energiebeleid van de Europese Unie, verslagen die verwijzingen bevatten naar energietechnologie, energieveiligheid en bestrijding van energiearmoede als belangrijke factoren voor het halen van de doelstellingen met betrekking tot energie en klimaatverandering.

Het verslag van onze collega Paparizov definieert een nieuw concept van toegang tot de aardgastransportnetten; het verslag van collega La Russa levert een belangrijke bijdrage aan het definiëren van de middellange en lange termijn strategie van de interne aardgasmarkt en het verslag van collega Buzek benadrukt de noodzaak om strategische energietechnologieën te ontwikkelen.

De snelle tenuitvoerlegging van deze verslagen zal een meer efficiënte en transparante interne markt ontwikkelen met direct gevolgen omdat hierdoor concurrentievermogen, transparantie van de prijzen bij de eindgebruiker en bescherming van de rechten van de consumenten zullen toenemen.

Het is nu tijd dat de Commissie en de Raad expliciet en concreet de diversificatie van voorzieningsbronnen en de ontwikkeling van nieuwe gasopslagplaatsen stimuleren om de energieafhankelijkheid en veiligheid van de Unie veilig te stellen.

Ten slotte wil onze drie collega’s feliciteren voor de manier waarop zij erin geslaagd zijn de verslagen op te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het doel van de verordeningen die we vandaag bespreken is om het gemakkelijker te maken de gasmarkten van individuele markten te integreren en controle van de uitvoering op Europees niveau te verhogen. De gasmarkt moet apart worden bekeken van de elektriciteitsmarkt vanwege de aanzienlijke afhankelijkheid van de Europese Unie van import. Loskoppeling van de eigendomsverhoudingen zou een uitermate nuttig instrument kunnen zijn voor het creëren van een verenigde gasmarkt in de Europese Unie en voor het scheppen van echte concurrentie in de energiemarkt van de EU en zou, in de praktijk, kunnen leiden tot vermindering, of ten minste tot een stabilisering, van de energieprijzen.

We moeten echter ook voorzichtig zijn. Het liberaliseringsproces vereist concrete structurele veranderingen, waar niet alle landen van de Europese Unie klaar voor zijn. Marktliberalisering en loskoppeling van eigendomsverhoudingen alleen in Polen, zonder dat dit gebeurt bij alle belangrijke energieproducenten in de EU, zou West-Europese bedrijven een voordeel in vergelijking met Polen kunnen geven. Europa heeft een energiemodel nodig dat niet alleen ervoor zorgt dat er concurrentie is in regionale markten en in de communautaire Europese markt, maar dat ook bescherming garandeert voor de eindgebruiker en dat, bovenal, energiezekerheid garandeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Mircea Paşcu (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de zaak in kwestie in een groter politiek perspectief plaatsen. Vandaag is energie bijna synoniem aan buitenlands beleid en neigt er zelfs naar klimaatverandering naar de tweede plaats te verdringen. Het is duidelijk dat de huidige situatie Europa heeft verrast. Onze nationale energiesystemen zijn provinciaal, monopolistisch, ingewikkeld en ondoorzichtig. De neiging dus om individueel te proberen de huidige uitdagingen te beheersen is onweerstaanbaar. Zo worden inspanningen om een gemeenschappelijke, geïntegreerde energiemarkt te creëren steeds meer belemmerd en wordt Europa’s doelstelling om haar afhankelijkheid van buitenlandse voorzieningsbronnen te verminderen bijna onhaalbaar. Proberen nieuwe oplossingen te integreren in oude kaders zou evenzeer onze taak alleen nog maar moeilijker maken. Daarom moet Europa dringend de huidige regelingen grondig onder handen nemen, vastberaden streven naar een gemeenschappelijke energiemarkt en beginnen met op grote schaal te investeren in onderzoek met betrekking tot alternatieve energiebronnen. Voor Europa is dit eenvoudig een kwestie van overleving.

 
  
MPphoto
 
 

  Theodor Dumitru Stolojan (PPE-DE). - (RO) Ik wil de drie rapporteurs feliciteren en, tegelijkertijd, zeggen dat Roemenië geheel overeenkomstig de eisen van de gemeenschappelijke aardgasmarkt heeft gehandeld door volledig scheiding, ook vanuit het oogpunt van de eigendomsverhoudingen, van de transportactiviteit van de aardgasproductieactiviteit.

Helaas hebben we in de Europese Unie nog geen concurrerende gemeenschappelijke aardgasmarkt en sommige lidstaten willen de productieactiviteit helemaal niet scheiden van de distributieactiviteit.

De afwezigheid van een gemeenschappelijke aardgasmarkt maakt het belangrijke aardgasleveranciers mogelijk de onderhandeling van het leveringscontract met iedere lidstaat anders te behandelen, waarbij ze soms politieke besluiten opleggen of die proberen te beïnvloeden.

Daarom vind ik dat deze richtlijnen zo snel mogelijk moeten worden aangenomen en dat op volledige naleving ervan moeten worden toegezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een van de fundamentele kwesties die bekeken moet worden is de garantie van voorzieningszekerheid. Energiebeleid moet rekening houden met het feit dat er belangrijke verschillen zijn in het potentieel van verschillende landen om bronnen van importgas te diversifiëren. Er zijn verschillende mogelijkheden deze grondstof te verkrijgen en te kopen. Ik heb er vaak op gewezen dat het van levensbelang is een verenigd energiebeleid op te zetten dat individuele lidstaten energiezekerheid garandeert. Maatregelen die gericht zijn op loskoppeling van de eigendomsverhoudingen in de aardgasmarkt zullen zeker concurrentie en de kwaliteit van de geleverde diensten verbeteren. Vanwege de aanzienlijke verschillen in de gas- en energiemarkten zou ik echter vóór het voorstel van de rapporteur zijn dat deze sectoren apart gereguleerd worden. De gasmarkt zal slechts echt concurrerend zijn wanneer klanten volledig toegang tot informatie hebben over de hoeveelheid aardgas die zij gebruiken en de mogelijkheid van leverancier te veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. (ES) Mijnheer de Voorzitter, door gebrek aan tijd ben ik niet in staat geweest de rapporteur, de heer Buzek, te bedanken voor zijn grootmoedigheid omdat hij ermee instemde voorstellen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid mee te nemen, vooral kwesties met betrekking tot energie-efficiëntie, de levenscyclus van de verschillende vormen van energie en meest in het bijzonder aspecten van personeel, opleiding en samenwerking met ontwikkelingslanden.

Ik wil daarom de heer Buzek mijn hartelijke dank uitspreken, aangezien de tijdsfactor mij heeft verhinderd dat eerder te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is uitermate belangrijk er wat betreft de gasvoorziening voor te zorgen dat deze activiteiten worden ingebed in een juiste, concurrerende omgeving. Aan de ene kant moet duurzame energie hier een belangrijke rol spelen, terwijl aan de andere kant aardgas zorgt voor concurrentie voor duurzame energiebronnen. Ik geloof dat juist deze concurrentie ons een mogelijkheid geeft de prijzen in de juiste richting te duwen en door dit met efficiëntiemaatregelen te steunen kunnen we ook een overeenkomstige prijsvermindering bewerkstelligen.

Voor goede energiedistributie in Europa is in de komende jaren een steeds grotere rol weggelegd en onze kleine en middelgrote ondernemingen in het bijzonder zullen een groeiende bijdrage moeten leveren aan energie-efficiëntie, omdat het renoveren van gebouwen en het opknappen van oudere eigendommen in dit alles natuurlijk een belangrijke rol speelt en er zal ook een aanzienlijk niveau van concurrentie zijn voor de levering van gas aan de huishoudelijke markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. Mijnheer de Voorzitter, het is heel duidelijk dat de meningen over de drie verslagen in grote mate samenvallen. Ik wil de rapporteurs, de heren Buzek, La Russa en Paparizov, nogmaals danken voor het ontwikkelen van zo’n soort eensgezindheid. We weten dat we zoeken naar een zekere, duurzame en betaalbare energievoorziening en tegelijkertijd beseffen we nu ook dat de verandering in de energiesector iets eerder kwam dan iedereen had voorzien. Dat vraagt van ons dat we veel sneller handelen en dat we meer vastberadenheid tonen.

Ik wil een bepaalde synergie vermelden die ik heb gezien en die heel relevant is. Gisteren heb ik, niet ver van Straatsburg, in Stuttgart, het instituut voor technische thermodynamica bezocht. Ze hebben een onderzoeksproject over hoe we de efficiëntie van de energievoorziening kunnen verhogen, waarbij de cyclus van gasturbines en brandstofcellen wordt gecombineerd, dus in zekere zin proberen ze te vertrouwen op bestaande energiebronnen en verhogen ze de efficiëntie ervan met nieuwe technologie. Ze maken redelijke vorderingen maar er zijn een heleboel technische uitdagingen. Om echt vooruit te komen moeten we meer steun hebben voor zo’n soort project. Maar tegelijkertijd begrijpen we ook dat, als er geen concurrentie in de markt is, deze projecten altijd in de laboratoria zullen blijven. Dus we moeten op beide manier handelen om door te gaan.

Voor het interne marktpakket geloof ik dat nu, na de stemming, het zeer noodzakelijk is dat alle drie de instellingen snel vaart maken en deze zaak afwikkelen en overgaan tot de fase van tenuitvoerlegging.

De Commissie heeft toegezegd alles te doen om bij tweede lezing een snel compromis te vinden en overeenstemming over het pakket te krijgen.

Wat betreft de strategische evaluatie van de energiesituatie: die ligt bij het begin van het proces. Het technologieplan is slechts het startpunt. We zullen nog heel wat maatregelen nodig hebben om echt vooruit te komen. Een van de maatregelen die ik mijn collega’s en ook hier in het Parlement beloofd heb, is een mededeling over de financiering van koolstofarme energiebronnen, maar dit is niet de enige. Wij geloven dat er nog veel andere maatregelen nodig zijn willen we echt vooruitkomen. Tijdens de eerste oliecrisis zijn hele wijze woorden gesproken. We hebben niet te veel olie maar we hebben ideeën.

Ik geloof – althans dit is mijn mening en het werd ook tijdens het debat gezegd – dat we echt de ideeën moeten gebruiken die we hebben. We hebben niet te veel olie over in de bodem in de Europese Unie.

Paparizov-verslag (A6-0253/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden: 2, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 17, 25, 31, 39, 41, 43, 44.

De Commissie kan de volgende amendementen gedeeltelijk aanvaarden: 1, 11, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 26, 27, 29, 30, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 46, 47, 49, 50, 51, 53.

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden: 4, 7, 13, 15, 23, 28, 40, 42, 45, 48, 52, 54.

La Russa-verslag (A6-0257/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden: 2, 3, 7, 16, 20, 24, 27, 31, 32, 33, 34, 36, 40, 44, 50, 56, 60, 64, 73, 74, 87, 92, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 112, 120, 122, 124, 136, 140, 142.

De Commissie kan de volgende amendementen gedeeltelijk aanvaarden: 5, 6, 8, 9, 11, 12, 13, 17, 21, 23, 25, 26, 28, 29, 35, 45, 46, 48, 49, 51, 52, 53, 55, 61, 63, 64, 68, 69, 75, 76, 77, 78, 80, 81, 84, 85, 86, 88, 91, 93, 94, 95, 96, 104, 107, 111, 115, 117, 118, 119, 125, 127, 132, 135, 138, 139, 141, 143.

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden: 1, 4, 10, 14, 15, 18, 19, 22, 30, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 47, 54, 57, 58, 59, 62, 65, 66, 67, 70, 71, 72, 79, 82, 83, 89, 90, 97, 105, 106, 108, 109, 110, 113, 114, 116, 121, 123, 126, 128, 129, 130, 131, 133, 134, 137, 144, 145.

 
  
  

VOORZITTER: MECHTILD ROTHE
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Atanas Paparizov, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben zeer gerustgesteld door het debat en door wat mijn collega’s hebben gezegd vóór regels, vóór sterke eisen die verplicht gesteld kunnen worden, vóór een sterk agentschap. Het is duidelijk dat gas geen markt is waarin vrije concurrentie bestaat; negentig procent van de contracten is voor de lange termijn, dus het is heel belangrijk sterke regels te hebben en niet de problemen op te lossen door middel van een gemeenschappelijk model van loskoppeling van de eigendomsverhoudingen. Dat is in deze Kamer gezegd en ik denk dat dit een goede boodschap was voor de volgende fase van de onderhandelingen.

Wat erg belangrijk was, was de steun voor mijn voorstellen met betrekking tot het tienjarenplan, met betrekking tot de ontwikkeling van regionale initiatieven die de basis zullen worden voor een gemeenschappelijke markt: we moeten niet ideologisch zijn; zoals veel van onze collega’s hebben gezegd, we moeten pragmatisch zijn en een transparante markt ontwikkelen met een duidelijk pakket regels.

Wat in het debat gezegd is over de rol van de verschillende deelnemers in de markten was ook erg belangrijk. Het is waar dat ENTSOG, de nieuwe instantie, een heleboel technische codes kan ontwikkelen, maar het is ook waar dat het Agentschap, op basis van initiatieven van de nationale regulators en hun ervaring, heel belangrijke principes zou kunnen ontwikkelen voor de ontwikkeling van deze codes en samen met de Commissie ervoor zorgen dat deze markt gereguleerd wordt door regels die door allen zullen worden toegepast.

Ik zou niet zo graag de controlemechanismen binnen de verschillende bedrijven te sterk ontwikkelen, dus ik geloof dat het compromis dat ontwikkeld is in de Raad een basis zou zijn die toepasbaar zou kunnen zijn zowel voor gas als elektriciteit en de weg zou kunnen openen naar een snellere afwikkeling over het derde energiepakket, omdat het een groot aantal nieuwe verbeteringen bevat zowel voor consumenten als wat betreft transparantie. Het zou jammer zijn om zuiver ideologische redenen dit pakket uit te stellen, dat zeer belangrijk is en hard nodig voor de ontwikkeling van onze energieonafhankelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Romano Maria La Russa, rapporteur. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb vanaf het eerste begin geweten dat dit geen gemakkelijke of ongecompliceerde discussie zou worden. Deze richtlijn kan zonder twijfel gerealiseerd worden, maar na het debat van vandaag – dat zeker zeer intensief en van een hoog gehalte was – geloof ik dat ik, en wij allen, er nu wat meer vertrouwen in kunnen hebben dat er een positieve oplossing gevonden kan worden.

Een groot aantal collega’s heeft gesproken en het zou minimaal nog een werkdag in beslag nemen ieder van antwoord te dienen. Ons programma laat dat niet toe. Er is bovendien heel wat – te veel – lof en vleierij in mijn richting uitgesproken: ik vertrouw erop dat het me niet te zeer naar het hoofd zal stijgen. Ik denk dat de complimenten die mij gemaakt zijn eigenlijk eerder gericht moeten worden tot de hele Commissie industrie, die al deze vele lange maanden zeer gewetensvol gewerkt heeft.

Ik wil daarom mijn bijzondere dankbaarheid uitspreken aan mijn collega’s, de heren Manders, Swoboda en Reul, commissaris Piebalgs natuurlijk en ook de heer Vidal-Quadras. Allen bedankt. Ik vind dat ons werk tijdens deze periode absoluut transparant en in goede samenwerking is geweest, waarbij we geprobeerd hebben iedereen te raadplegen en iedereen bij de richtlijn te betrekken. Ik geloof inderdaad dat we duidelijkheid en transparantie hebben bewerkstelligd. Bij een paar gelegenheden heb ik wellicht enkele collega’s wel gevraagd de mantel van nationaal parlementslid af te leggen, met andere woorden, om hun partijloyaliteit af te werpen, om een beetje meer te functioneren als leden van dit Huis ten dienste van alle EU-burgers.

Ik wil nog slechts afsluiten met het wegnemen van de vrees van de heer Zīle, die het probleem van Gazprom en Rusland ter tafel heeft gebracht. Wij zijn ons er natuurlijk heel goed van bewust dat dit een uiterst ernstige kwestie is die zeer zorgvuldig en bovenal zeer grondig moet worden aangepakt, onderzocht en opgelost.

Wat betreft de consumenten geloof ik dat ik in elke toespraak die ik in de loop van de maanden gehouden heb, en ook in mijn verslag, heb gepleit voor transparantie en hulp voor de consumenten, zonder natuurlijk de exploitanten te vergeten, die ook hun verdiensten hebben. Daarom moeten wij niet toegeven aan grote mogendheden of Europese monopolies, en niet alleen Europese.

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek, rapporteur. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank al mijn collega’s voor de discussie – het was een zeer goede, zeer diepgaande discussie – vooral de schaduwrapporteurs en alle collega’s die adviezen voorbereid hebben in andere commissies. Ik feliciteer de beide rapporteurs, de heren Paparizov en La Russa. Ik steun uw verslagen volledig – en natuurlijk steun ik mijn verslag ook, maar daar ben ik waarschijnlijk niet objectief over.

Zoals u uit de discussie kunt opmaken, is er niet veel onenigheid over het SET-plan, maar er is één ding waarop ik wil reageren. Adina-Ioana Vălean is niet vóór de CCS-installaties – de commerciële CCS-demonstratie-installaties – omdat de bedrijven die wij zouden willen helpen, zakelijk bezig zijn.

Ik wil een voorbeeld geven. Dezelfde bedrijven krijgen enorme premies voor duurzame energiebronnen uit de belastinggelden van de burgers. Er zijn ook commerciële installaties voor duurzame energie en bedrijven doen zaken – niets anders – en ik steun deze stimuleringsmaatregelen voor duurzame energiebronnen zeer. Als je echt het klimaatveranderingsprobleem op onze planeet wilt oplossen, moeten we de CCS-kwestie oplossen omdat we daar het echte antwoord niet voor weten. Vanuit dat oogpunt moeten we dus, net zoals in het geval van duurzame energiebronnen, stimuleringsmaatregelen hebben voor degenen die het eerst met CCS beginnen.

Ik dank en feliciteer beide commissarissen. U doet fantastisch werk met betrekking tot het energievraagstuk en ook met betrekking tot O & O en innovatie

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt op woensdag 9 juli 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. — (PL) Mijnheer de Voorzitter, de fundamentele zwakte van Europa in haar betrekkingen met Rusland komt voort uit de afwezigheid van een vrije en verenigde energiemarkt. Op het ogenblik zijn er een aantal energiecentra in Europa, die allemaal beheerd worden door nationale regulators. Het is normaal dat nationale regeringen voor zichzelf voor een goedkope energievoorziening willen zorgen en ook voor banen in een sector die zij als prioriteit behandelen. Op deze manier echter lijden wij, verdeeld door nationaal egoïsme, verlies in het Europese energieoffensief van Gazprom. Een geïntegreerde Europese markt en een verenigd front tegenover leveranciers van buiten de EU zouden ervoor zorgen dat wij energiezekerheid zouden hebben nog voordat wij de energievoorziening gediversifieerd hadden.

Tot nu toe wordt het onvermogen van de EU om een vrije en concurrerende energiemarkt te scheppen ongetwijfeld door Rusland uitgebuit. Openstelling van de Europese interne gasmarkt voor concurrentie zal leiden tot grotere efficiëntie en versterking van consumentenrechten alsook van nationale regulators. Het creëren van een soort systeem van verbonden tanks zal het gemakkelijker maken om te reageren als er zich voor individuele lidstaten een crisis in de energievoorziening voordoet en dit zal het gevaar voor energiechantage minder waarschijnlijk maken.

We moeten de expansie van Russische bedrijven in Europa een halt toe roepen en Rusland dwingen mutualiteit te respecteren bij de behandeling van investeringen in de energiesector.

Ik ben het volledig eens met de rapporteur dat lidstaten integratie moeten steunen in nationale markten en samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op zowel Europees als regionaal niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. (HU) De plotseling stijging van de energieprijzen vestigt onze aandacht scherper dan ooit tevoren op het gebrek aan effectieve regelgeving in de energie markt. Dit is niet anders in de gassector. Juist hierom kan het als een belangrijke stap voorwaarts beschouwd worden dat het Europees Parlement spoedig het verslag over de gasmarkt zal aannemen. We zijn van mening dat het document opgesteld door de Europese Commissie een goede stap voorwaarts is in de richting van meer effectieve regelgeving.

Het nieuwe wetgevingspakket kan helpen echte concurrentie in de Europese markt tot stand te brengen. Hiervoor bestaat slechts een grote noodzaak omdat de lidstaten grotendeels overgeleverd zijn aan de genade van externe leveranciers. Met betrekking tot aardgasimport heeft Europa al vijftig procent afhankelijkheid en dit kan nog verder groeien in de komende decennia. Ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat de weerloosheid van sommige lidstaten zelfs dit ernstige niveau overschrijdt. Hongarije, bijvoorbeeld, is voor tachtig procent afhankelijk van één enkele leverancier, Rusland. De nieuwe verordening zal deze afhankelijkheid niet in één klap wegnemen, maar niettemin zal zij meer transparante betrekkingen scheppen. Zij zal sterkere concurrentie bevorderen en de lasten van de consumenten verminderen.

We zijn van mening dat het een belangrijke stap voorwaarts is dat de voorgestelde wetgeving de cosumentenbeschermingsmaatregelen die al van kracht zijn zullen versterken. Dit is bijzonder belangrijk als we weten dat stijgende energieprijzen een van de belangrijkste oorzaken van armoede zijn geworden. Wij hopen dat de nieuwe verordening het mogelijk zal maken dat consumenten in de toekomst niet geconfronteerd hoeven te worden met ondraaglijke prijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Bij de pogingen om een gemeenschappelijke interne energiemarkt te creëren, is liberalisering van de aardgasmarkt bijzonder belangrijk. Momenteel wordt de aardgasmarkt gedomineerd door grote ondernemingen, die vaak zowel de productie als de distributie van het gas controleren.

Een efficiënte interne energiemarkt is van belang voor verwezenlijking van de doelen van de strategie van Lissabon en om verzekerd te zijn van redelijke prijzen voor energieconsumenten. We moeten in dit debat echter ook oog hebben voor de energiezekerheid, die moet worden gegarandeerd door diversificatie in de voorraad van geïmporteerde energiegrondstoffen.

Dit wil niet zeggen dat de energiemarkt in iedere sector gelijk is. Er is een belangrijk verschil tussen de aardgasmarkt en de elektriciteitsmarkt en daarom kunnen de bepalingen die voortkomen uit het werken aan de bepalingen voor de elektriciteitssector niet worden omgezet in de aardgassector.

Een werkelijke liberalisering van de aardgassector moet zijn gebaseerd op eigendomsontvlechting van transmissiesysteembeheerders. Alleen dan kan onnodige belangenverstrengeling worden vermeden en is er sprake van een rechtvaardige toegang tot het netwerk, zonder discriminatie. In het belang van eerlijke concurrentie op de gemeenschappelijke energiemarkt moet vooral worden benadrukt dat investeerders uit derde landen, op het gebied van eigendomsontvlechting en onafhankelijkheid, aan dezelfde criteria moeten voldoen als bedrijven in lidstaten.

Ik hoop dat de Europese markt spoedig een open markt zal zijn, met een effectieve scheiding van activiteiten die verband houden met energieproductie en voorraad aan de ene kant en exploitatie van het netwerk aan de andere kant, waardoor ook meer transparantie ontstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. (FR) De gasmarkt bezit bepaalde kenmerken waarmee rekening moet worden gehouden. Deze hebben betrekking op de zeer grote beperkingen in het aanbod, waardoor het noodzakelijk is langetermijncontracten met de producerende landen veilig te stellen, maar ook op de bijzonder hoge investeringskosten in transmissie- en distributienetwerken, die consumenten de grootst mogelijke zekerheid moeten verschaffen. Op dit punt staat de politiek daarom voor de uitdaging om investeringen en innovatie te stimuleren, onze vaardigheden en kennis te bevorderen en ervoor te zorgen dat we verzekerd zijn van levering.

Door – geheel in overeenstemming met haar obsessie voor concurrentie – haar voorstel te richten op eigendomsontvlechting, heeft de Europese Commissie op geen enkele manier een antwoord op deze uitdagingen geformuleerd. Haar tekst heeft een specifieke strategische markt instabiel gemaakt: we zijn in hoge mate afhankelijk van buitenlandse import en bedrijven waarmee we vanuit een sterke positie zouden moeten kunnen onderhandelen, en niet vanuit een positie die door het vooruitzicht op industriële ontmanteling is verzwakt.

Door het amendement voor een effectieve en efficiënte scheiding van activiteiten aan te nemen, als mogelijk alternatief voor een volledige eigendomsontvlechting, zouden we een evenwichtiger tekst krijgen en vooral een die meer in verhouding is. We moeten daarom absoluut steun verlenen aan dit standpunt, dat het uitstekende werk dat ook op het gebied van investeringen, toegang tot het systeem en exploitatie van het systeem is verricht, zal versterken. Op die manier kunnen zekerheid en concurrentie hand in hand gaan.

 

13. Het antwoord van de EU op staatsinvesteringsfondsen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende mondelinge vragen:

– mondelinge vraag voor de Raad van Pervenche Berès, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het antwoord van de EU op staatsinvesteringsfondsen (O-0067/2008 – B6-0164/2008) en

– mondelinge vraag voor de Commissie van Pervenche Berès, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het antwoord van de EU op staatsinvesteringsfondsen (O-0068/2008 – B6-0165/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès, auteur. (FR) Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, vicevoorzitter, dank u dat u ons de gelegenheid biedt voor dit debat met de twee betrokken instellingen. Ik hoop, mijnheer Verheugen, dat u commissaris Charlie McCreevy verslag zult kunnen doen van de aard van ons debat.

We hebben reeds lang actieve staatsinvesteringsfondsen in Europa, vooral het Noorse fonds, en tot nu toe hebben de activiteiten van dit fonds ons niet voor problemen gesteld. Twee nieuwe gebeurtenissen hebben echter tumult veroorzaakt. Ten eerste de vorming van aanzienlijke voorraden door oliestaten en landen die grote handelsoverschotten hebben gekregen, die deze staatsinvesteringsfondsen van middelen voorzien. Ten tweede is er natuurlijk de subprimecrisis, waardoor duidelijker is geworden welke strategische rol deze staatsinvesteringsfondsen zouden kunnen spelen.

Voorheen, toen deze fondsen hier en daar voor investeringen werden gebruikt, vooral in de Verenigde Staten, werden er vraagtekens gezet bij hun strategisch karakter. Als we nu kijken naar de rol die staatsinvesteringsfondsen van investeringsbanken hebben overgenomen op het punt van het injecteren van liquiditeit, ook in eigen fondsen van de investeringsbanken, realiseren we ons dat zij de investeerders voor noodsituaties zijn geworden.

Onder deze omstandigheden gaan emoties meespelen, en daarom wilden wij deze vraag stellen. Ongetwijfeld is dit ook de reden waarom de voorzitter van de Commissie zelf, in tegenstelling tot de commissaris die verantwoordelijk is voor de interne markt, het nuttig en nodig heeft geacht om op 27 februari een stuk te publiceren dat de basis vormt voor onze discussie vandaag.

We lopen het risico dat hier in elk van de lidstaten een strategie wordt uitgevoerd die, uiteindelijk, niet zou zijn opgewassen tegen de realiteit, die is dat staatsinvesteringsfondsen nu verantwoordelijkheid hebben gekregen en een actieve rol in de kapitaalmarkt spelen. Deze nieuwe situatie leidt er tot op zekere hoogte toe dat zij en wij verplichtingen hebben in de dialoog die we met de managers van deze fondsen willen voeren.

Daarom wil ik, namens de Commissie economische en monetaire zaken, vandaag vijf vragen stellen.

Ten eerste hebben we de indruk dat het antwoord van de Commissie tot nu toe was: “Laat elke lidstaat, op het punt van transparantie- en bestuurseisen ten aanzien van deze fondsen, zijn eigen strategie uitvoeren, dan zullen wij als Gemeenschap eenvoudigweg controleren of de eisen in iedere lidstaat niet in strijd zijn met de regels van het Verdrag of de regels van het functioneren van de interne markt.”

Dat lijkt ons geen juiste strategie. Volgens ons zouden we in een geval als dit juist een proactieve benadering moeten nastreven en op communautair niveau samenwerking tot stand moeten brengen: aan de ene kant om oneerlijke concurrentie tussen lidstaten te voorkomen – want het is duidelijk dat er in zekere zin een race plaatsvindt tussen de lidstaten om te zien wie het meest van de zekere investeringsmogelijkheden voor de lange termijn van deze staatsinvesteringsfondsen kan profiteren – en aan de andere kant om te bepalen welke strategische of gevoelige sectoren beschermd moeten worden, en hier gezamenlijk aan te werken.

De tweede vraag heeft betrekking op het probleem van de registratie van deze fondsen. Zou in overweging kunnen worden genomen om deze fondsen op communautair niveau te registreren, zoals nu ook wordt overwogen voor de ratingbureaus?

De derde vraag betreft de interpretatie van artikel 58, over beperking van het vrije verkeer van kapitaal op grond van de openbare orde. Is er nu volgens de Raad en de Commissie een interpretatie die de voorkeur geniet? We zouden graag meer bijzonderheden over deze zaak horen.

De vierde vraag is de volgende: is dit niet een debat met een internationale dimensie? De Europese Unie zou naar onze mening veel beter uitgerust en voorbereid zijn om de internationale dimensie van dit debat aan te pakken, als we tot op zekere hoogte het standpunt van ons basiskamp, de Europese Unie, hadden bepaald, in plaats van het standpunt van een of andere lidstaat die zich misschien, aangetrokken door de financiële mogelijkheden, in de race heeft gestort.

De laatste vraag heeft betrekking op de wisselkoers. Hoe denkt u over de situatie dat oliestaten momenteel met fondsen van in dollars verkochte olie investeren in in euro luidende activa, waardoor de gespannen situatie rond de wisselkoers nog meer verslechtert, met alle gevolgen van dien voor onze handelsbalansen.

Voorzitter, vicevoorzitter, dit zijn de vragen van de Commissie economische en monetaire zaken, en we zien de antwoorden van de Raad en de Commissie met belangstelling tegemoet.

 
  
MPphoto
 
 

  anetaire Ida, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Voorzitter, vicevoorzitter, de vragen rond staatsinvesteringsfondsen zijn door Pervenche Berès uitstekend samengevat. Ik wil graag nog een paar redenen noemen waarom hierover gediscussieerd wordt. Natuurlijk zijn ze de laatste jaren snel gegroeid: volgens het IMF genereren ze momenteel 2 200 tot 300 000 miljard euro. We moeten echter ook kijken naar hun investeringsstrategieën, hun transparantie, de duidelijkheid van deze strategieën en eventueel het ontstaan van nieuwe fondsen.

In oktober 2007 hebben de ministers van Financiën van de G8-landen de IMF en de OESO verzocht deze kwesties te onderzoeken. Hierop zijn beide instellingen aan de slag gegaan: het IMF heeft zijn aandacht gericht op de landen die verantwoordelijk zijn voor de staatsinvesteringsfondsen, terwijl de OESO zich op de ontvangende landen heeft geconcentreerd. Het IMF heeft de huidige praktijken van de fondsen onderzocht, een rondetafelbijeenkomst georganiseerd, waar deze thema’s centraal stonden, en een internationale werkgroep opgezet, samengesteld uit 25 landen die dergelijke fondsen bezitten, met het doel een verslag op te stellen, dat eind oktober van dit jaar moet worden gepubliceerd. Het gaat erom beste praktijken te beschrijven die staatsinvesteringsfondsen naar eigen inzicht zouden kunnen toepassen, vooral op het gebied van transparantie, investeringsstrategieën en bestuur. In dit verband moet worden opgemerkt dat velen het Noorse Staatspensioenfonds als het goede voorbeeld op dit gebied zien.

De OESO heeft vooral bekeken wat de beste praktijken voor de ontvangende landen zijn, en enkele weken geleden hebben de OESO-ministers een verklaring aangenomen. Het werk zal nu worden voortgezet in het Investeringscomité, dat zich vooral zal richten op het onderling toezicht op beleidsontwikkeling en dat een brede discussie zal voeren over de door buitenlandse regeringen gecontroleerde investeringen.

Ik spreek nu verder over het communautair niveau. Zoals u weet, heeft de Commissie in februari 2008 een mededeling gepresenteerd getiteld “Een gemeenschappelijke Europese aanpak van staatsinvesteringsfondsen”. In deze mededeling laat de Commissie weten dat er op communautair niveau geen nieuwe wettelijke maatregelen nodig zijn, maar zij pleit voor een gemeenschappelijke Europese aanpak op grond van samenwerking tussen de ontvangende landen, de fondsen zelf en de landen die hiervoor verantwoordelijk zijn, met als doel, ik citeer: “samen bepaalde beginselen [vast te leggen] om de transparantie, de voorspelbaarheid en de verantwoordingsplicht bij staatsfondsinvesteringen te waarborgen”.

De door de Commissie aanbevolen gemeenschappelijke aanpak moet zijn gebaseerd op de volgende vijf principes: een open investeringsklimaat, steun voor multilateraal werk, het gebruik van bestaande instrumenten, het respecteren van de verplichtingen uit EG-Verdragen en van internationale afspraken, en ten slotte, evenredigheid en transparantie. Hierbij moet worden opgemerkt dat in de mededeling van de Commissie de gemeenschappelijke Europese aanpak wordt aanbevolen als aanvulling op de privileges die lidstaten hebben wat betreft de toepassing van hun nationale wetgeving.

Op 4 maart heeft de Raad deze mededeling bestudeerd en een verslag gestuurd naar de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad. Deze heeft de ideeën van de Commissie overgenomen, met een nuancering van met name twee principes. Aan de ene kant wilde de Raad, liever dan steun te verlenen aan de multilaterale aanpak in het algemeen, in het bijzonder zijn mening geven over het werk dat momenteel in het IMF en de OESO wordt verricht, en dat ik zojuist heb genoemd. Aan de andere kant meende de Raad dat het meer gepast zou zijn in het algemeen als basisprincipe het gebruik van nationale instrumenten en EU-instrumenten, indien nodig, aan te nemen, dan te verwijzen naar het gebruik van bestaande instrumenten.

Om volledig te zijn moet ook nog worden opgemerkt dat de kwestie van de staatsinvesteringsfondsen is besproken op de bijeenkomst van de Trans-Atlantische Economische Raad – zeer bekend bij commissaris Verheugen – op 9 november 2007 in Washington.

Het is waar dat bepaalde lidstaten al op nationaal niveau initiatieven hebben genomen of dat hiervoor plannen bestaan. Dit geldt ook voor andere landen die belangrijke ontvangers van de staatsinvesteringsfondsen buiten Europa zijn. Natuurlijk mogen dergelijke nationale maatregelen niet in strijd zijn met de algemene Europese aanpak die de Commissie voorstaat, op basis van de principes die ik zojuist heb genoemd en die worden gesteund door de Europese Raad. De nationale maatregelen moeten worden tegemoet gezien in de context van een algemene Europese aanpak, waarop ze een aanvulling zouden moeten vormen. Ik denk dat dit aansluit op de zorgen die Pervenche Berès heeft geuit.

Coördinatie van de nationale maatregelen is een van de hoekstenen van de gemeenschappelijke Europese aanpak die door de Commissie is voorgesteld. Zoals u ook voorstelt, is er zeer waarschijnlijk een analyse nodig van de in de lidstaten bestaande initiatieven om een dergelijke coördinatie op een effectieve manier tot stand te brengen en ervoor te zorgen dat deze de nationale privileges en bevoegdheden op het gebied van bescherming niet aantast. Deze analyse van Europese praktijken zou zich heel goed kunnen laten leiden door de resultaten van het onderling toezicht dat door het Investeringscomité van de OESO zal worden uitgevoerd, zoals ik zojuist heb gezegd.

Volgens artikel 58, waarover u sprak, mevrouw Berès, hebben lidstaten het recht beperkingen in te voeren op grond van de openbare orde of de openbare veiligheid. Voor zover de Raad weet, is echter in verband met staatsinvesteringsfondsen nooit een beroep gedaan op dit artikel. Ten aanzien van de noodzaak om deze bepaling te verduidelijken, kan ik er slechts op wijzen dat deze in het Verdrag van Lissabon niet is gewijzigd.

Concluderend kan ik zeggen dat de Raad de rol van de Europese Unie in de internationale organen wil onderzoeken. De mededeling van de Commissie laat duidelijk zien dat we actief participeren en zullen blijven participeren in het werk van het IMF, de OESO en andere organen. Aangezien staatsinvesteringsfondsen internationaal opereren, is het duidelijk belangrijk voor Europa om samen te werken met andere ontvangende landen aan de ene kant, en met de staatsinvesteringsfondsen en de landen die hiervoor verantwoordelijk zijn, aan de andere kant. De Unie zou er op die manier actief aan moeten bijdragen dat het werk van de genoemde multilaterale organen vordert, en niet slechts als een zwijgend waarnemer de discussies moeten volgen. Daarom steunde de voorjaarsbijeenkomst van de Raad de ideeën die door de Commissie naar voren zijn gebracht. In het bijzonder heeft de Raad zijn steun verleend aan de huidige inspanningen om een gedragscode overeen te komen, die de staatsinvesteringsfondsen naar eigen inzicht zouden kunnen aannemen en waarmee de principes zouden worden vastgesteld die op internationaal niveau op de ontvangende landen van toepassing zijn. De Europese Raad voegde hier nog aan toe dat de Unie zich zou moeten inspannen om op een gecoördineerde manier een bijdrage te leveren aan het huidige debat en hij verzocht de Commissie en de Raad om in die richting met het werk door te gaan. De Raad is absoluut van plan om op deze weg verder te gaan.

In antwoord op uw laatste vraag over de link met financiële kwesties in verband met olie, kan ik zeggen, zoals vandaag ook in de G8 is verklaard, dat we ons allemaal bewust zijn van het belang van zaken die betrekking hebben op het terugdringen van de onevenwichtigheid in de wereld. Sommige landen in opkomst, met name olie-exporterende landen, bezitten grote overschotten. Het is van essentieel belang dat er aanpassingen worden gemaakt, vooral door middel van een adequate valuta-appreciatie. In de G7-G8 worden dit soort kwesties natuurlijk zeer nauwlettend gevolgd, maar dit gebeurt ook in het IMF uiteraard in samenwerking met de EU-lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. – (DE) Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, staatsinvesteringsfondsen zijn belangrijke spelers geworden in het mondiale financiële systeem en terecht trekken ze de laatste tijd steeds meer publieke aandacht. In de bovengenoemde mededeling van februari heeft de Europese Commissie daarom uiteengezet hoe Europa naar onze mening op deze kwesties moet reageren.

Tijdens de voorjaarsbijeenkomst heeft de Europese Raad onvoorwaardelijke steun verleend aan de aanpak zoals die door de Commissie is voorgesteld. De huidige stand van zaken is simpel: de Europese Unie exporteert de meeste directe investeringen ter wereld, en trekt tegelijkertijd ook veel investeringskapitaal naar zich toe. Dit is ook wat we willen. Investeringen en openheid zijn twee van de belangrijkste stuwende krachten achter groei en werkgelegenheid in Europa. We kunnen niet afstappen van ons geloof in een open investeringsklimaat.

Staatsinvesteringsfondsen zijn niet van de ene dag op de andere dag ontstaan. In feite investeren deze al ongeveer 50 jaar in Europa. Deze verantwoordelijke en betrouwbare investeerders hebben een stabiel langetermijnbeleid gevolgd dat bovendien zeker recentelijk, tijdens de beroering op de financiële markten, de toets heeft doorstaan. Deze fondsen hebben kapitaal verstrekt op een moment dat dit dringend nodig was.

We hebben op dit moment ook geen redenen om aan te nemen dat staatsinvesteringsfondsen een negatieve invloed op wisselkoersen hebben. Er bestaan geen echte aanwijzingen dat deze fondsen van Amerikaanse dollars op euro’s overstappen en bovendien zijn ze nog niet van een dergelijke omvang dat ze een belangrijke invloed op ontwikkelingen in de internationale geldmarkten zouden kunnen hebben.

Deze fondsen nemen momenteel wel snel in aantal en omvang toe. Investeringspatronen zijn aan het veranderen. Zelfs de geopolitieke kaart van de landen die deze fondsen opzetten, verandert. Er bestaan enorme verschillen tussen de fondsen als het gaat om de omvang en de kwaliteit van de informatie die ze aan de markt ter beschikking stellen. Hierdoor ontstaat de vrees dat de desbetreffende buitenlandse regeringen door de investeringen van deze fondsen buitengewoon veel politieke macht zouden kunnen krijgen, en dat is een zorg die serieus genomen moet worden.

Indien de fondsen transparant zijn en op het gebied van aansprakelijkheid aan duidelijke regels voldoen, zou het feit dat ze investeringsvehikels in staatseigendom zijn, ons niet ongerust moeten maken. We moeten vertrouwen hebben in de zuiver commerciële aard van hun doelen, wat betekent dat transparantie en “corporate governance” de essentiële factoren zijn.

In de mededeling van de Commissie zijn enkele opties beschreven. Regulering is zeker niet de beste reactie. Alle investeerders in de interne markt moeten dezelfde regels op het gebied van concurrentie, de interne markt en arbeidsrecht in acht nemen. De verschillende instrumenten inzake buitenlandse investeringen die lidstaten aannemen ter bescherming van de openbare veiligheid en orde moeten in overeenstemming zijn met communautaire richtsnoeren.

Toch wil ik erop wijzen, mevrouw Berès, dat lidstaten er recht op hebben dergelijke maatregelen te nemen en dat de meeste dat ook al enige tijd daadwerkelijk doen. De Commissie zal dit nauwlettend in de gaten houden, hoewel er tot op heden geen plannen bestaan voor een uitgebreid onderzoek. Bij een beoordeling van investeringen in gevoelige sectoren op EU-niveau moeten alle investeringsbronnen worden onderzocht, en niet alleen maar de staatsinvesteringsfondsen. We zijn het er zeker over eens dat er andere soorten fondsen bestaan die meer reden tot zorg geven dan de staatsinvesteringsfondsen en daarbij kan niet zo gemakkelijk worden gesproken over transparantie en “corporate governance”.

Het is absoluut waar dat we een mondiale kwestie niet met een beperkte Europese benadering kunnen aanpakken, maar dat we een internationale en mondiale oplossing moeten vinden. De Commissie meent dat een gedragscode, die op mondiaal niveau gezamenlijk door de ontvangende landen en de fondsen zelf is ontwikkeld, het beste antwoord zou vormen. Een vrijwillige gedragscode met basisnormen voor “governance” en transparantie zou meer duidelijkheid verschaffen op het punt van het functioneren van de fondsen.

Sinds de vergadering in maart van de Europese Raad haar steun heeft verleend aan deze benadering, is de Europese Commissie actief betrokken geweest bij de activiteiten van het IMF en de OESO voor het vaststellen van beste praktijken. In beide organisaties worden vorderingen gemaakt. Ik kan u verzekeren dat de oplossing vorm begint te krijgen en we streven nu een goed gedefinieerde en geïntegreerde Europese aanpak na.

We moeten niet vergeten dat dit een bilateraal proces is. Duidelijkheid is in ieders belang. Voor de fondsen zelf betekent het stabiliteit en een vermindering van het risico van tegenslagen. Voor de nationale economieën waarin de fondsen investeren, zal een stabiel, voorspelbaar en niet-discriminerend kader het risico wegnemen dat deze belangrijke investeerders “met hun voeten stemmen”, dat wil zeggen dat ze Europa verlaten en elders gaan investeren.

We willen verdergaan met het werk van het IMF en de OESO. Binnen de Unie bestaat grote consensus en dit betekent dat we een gemeenschappelijke aanpak hebben. Lidstaten hebben niet voor een eigen aanpak gekozen. Er is werkelijk niet één lidstaat die zijn eigen gang wil gaan. Hierdoor staan we sterker en het is van groot belang dat we deze situatie hoe dan ook handhaven. Zo’n brede steun verleent ons beleid meer zeggenschap en de Commissie rekent erop dat we het Parlement tegen het eind van dit jaar concrete positieve resultaten kunnen melden.

 
  
MPphoto
 
 

  Piia-Noora Kauppi, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Voorzitter, ik ben het volledig eens met het onderzoek van de Commissie en de Raad naar de staatinvesteringsfondsen. Deze vormen een trend in de 21ste eeuw en dit debat komt op het juiste moment.

Deze fondsen worden weer zichtbaarder nu ze, in deze tijd van financiële crisis waarbij veel banken en investeringsbedrijven zijn betrokken, enkele van deze bedrijven de zeer noodzakelijke kapitaalinjecties geven.

Volgens de voorspellingen zullen staatsinvesteringsfondsen in de nabije toekomst nog sneller groeien, maar wij hoeven hier niet bang voor te zijn. Dit is een natuurlijk onderdeel van de marktontwikkeling. Het kapitaal dat staatsinvesteringsfondsen op de mondiale markt brengen is nodig om de investeringstroom op gang te houden. Zij kunnen de financiële markt en bedrijven liquiditeit verschaffen en dit is soms van essentieel belang voor hun overleving.

Dankzij hun omvang en middelen zijn staatsinvesteringsfondsen in staat te investeren in situaties waarin financiële middelen ontzettend hard nodig zijn, maar waarin anderen niet kunnen of willen investeren.

In theorie verlangen staatsinvesteringsfondsen, net als alle andere investeringsfondsen, een goed rendement van gezonde investeringen, meestal voor de lange termijn. Ze vormen niet direct een bedreiging voor mondiale financiële markten of de Europese economie; ze zijn eerder zeer heilzaam.

Hoewel er momenteel enige bezorgdheid bestaat over de toenemende economische macht van sommige olielanden en landen zoals China, en over de gevolgen hiervan, zou het antwoord op deze ongerustheid niet moeten zijn dat deze landen van mondiale financiële en investeringsmarkten worden uitgesloten. In tegendeel, Europa zou juist blij moeten zijn met de instroom van geld uit deze staten en hun investeringsfondsen.

Uiteraard is er enige reden tot zorg vanwege het feit dat deze landen op politiek gebied niet dezelfde basisprincipes hanteren als wij. Zelfs als hun investeringsstrategieën zouden worden bepaald door politieke doeleinden – dit is echter niet het geval geweest – bestaan er geen aanwijzingen dat staatsinvesteringsfondsen een grote crisis hebben veroorzaakt. Ze zijn op een gezonde manier te werk gegaan, zonder zich in de politiek te mengen. Het is contraproductief en druist ook in tegen principes van goede regelgeving om alle staatsinvesteringsfondsen op basis van hun oorsprong te discrimineren.

Het basisprincipe van regelgeving voor financiële markten en “corporate governance” zou de gelijke behandeling moeten zijn van alle actoren die bij dezelfde activiteiten zijn betrokken. Natuurlijk zou een gedragscode welkom zijn, maar de basis hiervoor zou moeten zijn dat geen onderscheid wordt gemaakt naar inkomstenbron.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisa Ferreira, namens de PSE-Fractie. – (PT) Het openstaan voor handel en investeringen is kenmerkend voor de Europese integratie. Staatsinvesteringsfondsen zijn er al een hele tijd. In de huidige situatie van serieuze economische problemen – waarop al is gewezen – zijn hun kapitalisatiemogelijkheden en de belangstelling voor die mogelijkheden gegroeid. Het openstellen van strategische sectoren en de overdracht van belangrijke publieke diensten naar particulier initiatief zijn ook kenmerkend voor de Europese Unie. Het is echter belangrijk te garanderen dat alle spelers, en in het bijzonder de staatsinvesteringsfondsen, zich door duidelijke en transparante regels laten leiden en dat hun doelen niet in strijd zijn met het goed functioneren van de markt, met eerlijke concurrentie tussen de spelers en met bescherming van de rechten van de Europese burgers, zowel voor de korte als voor de lange termijn.

We zijn verheugd over de belofte van de Commissie met betrekking tot een multilaterale gedragscode, onder bescherming van het Internationaal Monetair Fonds. Net als het geval is bij hedgefondsen en private equity firma’s, is een gedragscode echter niet voldoende. We verzoeken de Commissie een onafhankelijke en veel sterkere garantie te geven, dat in de interne markt transparantie- en governanceprincipes door alle financiële partijen, met inbegrip van deze fondsen, op basis van Europese en niet louter nationale of internationale criteria, worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolf Klinz, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Voorzitter, dames en heren, staatsinvesteringsfondsen zijn de afgelopen maanden steeds vaker onderwerp van gesprek vanwege hun betrokkenheid bij de Europese en Amerikaanse banksector. Velen menen dat deze betrokkenheid nog maar de eerste stap is en dat staatsinvesteringsfondsen nu in de rij gaan staan voor een massale aanval van koopwoede, met als resultaat dat zij invloed gaan krijgen in veel bedrijven in Europa en mogelijk ook elders, of zelfs controle over deze bedrijven krijgen. De angst voor politieke invloed gaat hier gepaard met de zorg dat ten minste een poging zou kunnen worden ondernomen om toegang te krijgen tot technologieën die anders niet toegankelijk zouden zijn, vooral omdat het hier gaat om partners en marktpartijen die voorheen niet actief waren op het internationale toneel, met name staatsinvesteringsfondsen uit Rusland en China.

Het geld is er zeker. Met meer dan drie miljard Amerikaanse dollars hebben ze meer dan twee keer zo veel te besteden als de internationale hedgefondsen. Op basis van het verleden is deze angst echter niet gerechtvaardigd. De fondsen – zoals reeds is vermeld – zijn tot nu toe altijd goede aandeelhouders gebleken. Ze zijn geïnteresseerd in een positieve ontwikkeling van hun onderneming voor de lange termijn en daarom in goed langetermijnrendement van hun investeringen.

Toch moeten we niet alleen maar naïef naar deze ontwikkelingen staan te kijken. We hebben regels nodig, maar we willen geen isolationisme of protectionisme, want staatsinvesteringsfondsen zijn per slot van rekening een voorbeeld van de werking van de vrije kapitaalmarkt en het is in ons belang dat dit zo blijft.

Wij liberalen steunen daarom de aanpak van de Commissie en de oproep voor een gedragscode en we hopen dat een dergelijke code echt voor transparantie zorgt, dat de basisredenen voor de investeringen van deze staatsinvesteringsfondsen helder worden en dat de fondsen zelf een goede corporate governance toepassen en zich daaraan houden.

We hebben echter een oplossing voor de gehele EU nodig – niet 27 verschillende EU-oplossingen – en we hebben ook nog een internationale oplossing nodig. Ik ben daarom verheugd over wat de commissaris heeft gezegd, namelijk dat er nu intensief met de OESO en het IMF wordt gesproken.

Het vrije verkeer van kapitaal heeft in de loop der jaren een bijdrage geleverd aan de groei in Europa en in de hele wereld. We moeten deze groei niet in gevaar brengen met overregulering en protectionisme, maar we moeten vasthouden aan het vrijemarktprincipe.

 
  
MPphoto
 
 

  Cornelis Visser (PPE-DE). – (NL) Al meer dan vijftig jaar zijn de staatsinvesteringsfondsen actief op de financiële markt. De laatste jaren zijn de middelen van staatsinvesteringsfondsen enorm toegenomen in bijvoorbeeld China, Rusland en de Arabische landen.

De staatsinvesteringsfondsen hebben als doel overtollige reserves van de staat op een rendabele manier te beleggen. Deze landen hebben naar mijn mening misschien wel het recht om hun reserves aan buitenlandse valuta optimaal te besteden. Ik sta dan ook positief tegenover de bijdragen van deze fondsen. De middelen verbeteren de liquiditeit van de financiële markten en scheppen groei en werkgelegenheid. Zij leveren ook een bijdrage aan de investeringen voor de langere termijn. Zij leveren stabiliteit voor de bedrijven waarin zij investeren. Wij moeten ze dan ook de ruimte blijven geven om te investeren. Deze fondsen kunnen echter ook bedreigingen met zich meebrengen. Wij zullen moeten kijken naar de soort investering die zij doen en of zij wel voldoen aan de eisen van transparantie.

Er bestaat nog geen volledige duidelijkheid over de politieke betrokkenheid in deze staatsinvesteringsfondsen. Het nadeel is ook dat de transparantie ontbreekt en dat er bij ons een groeiende ongerustheid over deze staatsinvesteringsfondsen kan ontstaan. De Europese Commissie moet daarom actie ondernemen en dat is ook goed. Anders worden deze staatsinvesteringsfondsen nationaal aangepakt. Ik ben ertegen dat wij te veel nationaal beleid gaan hebben. Wij moeten in Europa juist gezamenlijk hierop reageren.

Het is van belang om op Europees niveau over een gecoördineerde positie te beschikken. Ik ben dan ook blij met de reactie van de Raad en van de Commissie om nauw samen te werken op het niveau van het IMF en de OESO. Ik kijk uit naar de richtlijnen die het IMF, de Wereldbank en de OESO ontwikkelen en ik hoop dat transparantie, goed bestuur en wederkerigheid daarin meegenomen worden.

Als het gaat om wederkerigheid ben ik van mening dat wij ons moeten beperken tot de staatsinvesteringsfondsen. Wij willen wel altijd particuliere investeringen, maar van staatsinvesteringsfondsen kunnen wij wederkerigheid eisen.

 
  
MPphoto
 
 

  Antolín Sánchez Presedo (PSE). - (ES) Voorzitter, in de laatste 50 jaar hebben meer dan 30 landen staatsinvesteringsfondsen ingesteld. Deze zijn de laatste jaren gegroeid dankzij vreemde valuta’s uit olie en handelsoverschotten en in bepaalde landen wordt zelfs bekeken hoe deze fondsen gebruikt kunnen worden om publieke pensioensystemen overeind te houden.

Staatsinvesteringsfondsen kunnen, zoals we hebben gezien, mondiaal bijdragen aan financiële stabiliteit en economische groei, die zorgt voor solidariteit tussen de generaties.

Ze kunnen ook problemen veroorzaken en een verstorende invloed hebben. Daarom hebben we een gemeenschappelijke Europese aanpak nodig en moeten we ervoor zorgen dat ze transparant en voorspelbaar zijn en goed bestuurd worden. We moeten belangenconflicten voorkomen en ook zorgen dat we niet de paradox krijgen dat Europese sectoren waarin de efficiency was overgelaten aan de logica van de markt weer onderwerp van overheidsbeleid worden; deze keer gaat het dan echter om het beleid van derde landen. We moeten niet alleen zorgen voor coherentie en reciprociteit; we moeten over deze kwesties ook nadenken en verdergaan met het opstellen van internationale regels.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Voorzitter, commissaris, ik ben een groot voorstander van vrije handel en ik ben allergisch voor protectionisme, maar dat wil niet zeggen dat ik naïef ben. Een van de problemen van fondsen in staatseigendom is hun enorme groei. Alleen al vanaf februari van dit jaar zijn hun activa met 600 miljard dollar toegenomen tot ongeveer 4 biljoen dollar, dat is 4000 miljard dollar. Wat een macht! Dit geeft volgens mij aan, in combinatie met het feit dat veel van de investeringen van deze fondsen – zoals reeds gezegd – niet voldoende transparant zijn en dat sommige van deze fondsen uit niet-democratische landen komen, dat we geïnteresseerd zouden moeten zijn.

De fondsen zijn nodig, de investeringen zijn nodig, maar we hebben spelregels en regelgevingsystemen nodig die overal toepasbaar zijn, waarbij transparantie van groot belang is. Het Noorse Oliefonds is een voorbeeld dat in het debat, geloof ik, al is genoemd. Het zou ook als voorbeeld moeten dienen als de gedragscode wordt opgesteld. Voorzitter, als de zon schijnt, hebben we geen paraplu nodig, maar als het regent wel.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE-DE). - (ES) Voorzitter, ik zal mijn best doen om niet te herhalen wat al gezegd is. Ik moet er echter op wijzen dat ik voor het eerst over staatsinvesteringsfondsen hoorde naar aanleiding van de KIO-affaire in 1993 in Spanje, die volgens de toenmalige autoriteiten van Koeweit meer economische schade heeft veroorzaakt dan de inval van Saddam Hussein in 1991.

Sindsdien zijn er meer namen opgedoken. We hebben het al gehad over Gazprom, de Chinese activiteiten in Afrika en het gebruik van de fondsen door Venezuela voor het exporteren van de Bolivariaanse revolutie, en vandaag zullen we, ten gevolge van de financiële crisis, hierover verder praten. Veel bedrijven worden opgekocht of ontvangen financiële steun via deze fondsen.

Zoals Piia-Noora Kauppi namens mijn fractie heeft gezegd, is het waar dat de fondsen enkele onaanvechtbare voordelen met zich meebrengen: ze dragen bij aan de verbetering van de toewijzing van middelen, ze injecteren liquiditeit en reduceren volatiliteit, en dit is allemaal zeer nuttig onder de huidige omstandigheden.

Enkele van de zorgen die de fondsen oproepen zijn ook al genoemd: een uitgebreidere bemoeienis van de regering met de economie, die nu en dan meer door politieke dan door economische doelen kan zijn ingegeven – die weer kunnen leiden tot marktverstoringen en de nationale veiligheid in gevaar kunnen brengen – en de nationale reactie van elke regering, die zou kunnen leiden tot een verdere versplintering van de interne markt.

Om Lenin te parafraseren, wat te doen? Natuurlijk moeten we blijven onderzoeken hoe deze fondsen te werk gaan en een nauwkeurige diagnose stellen ten aanzien van hun functioneren, en het communautair kader moet worden herzien. Er zijn weliswaar regels voor concurrentie en investeerdersbescherming van toepassing, maar is dit voldoende? We moeten ook een vrijwillige gedragscode invoeren als waarborg voor transparantie, voorspelbaarheid en verantwoordingsplicht. Ten slotte zou de gedragscode ook internationaal moeten worden gehanteerd.

Ik juich dus transatlantische samenwerking en samenwerking met organen als de OESO en het Internationaal Monetair Fonds van harte toe. Er moet actie worden ondernomen, en snel.

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE). - (EN) Voorzitter, ik ben net als veel sprekers hier, bezorgd over staatsfondsen, maar ik wil er ook met klem op wijzen dat particuliere commerciële fondsen, zoals hedgefondsen en private equity-fondsen, nog meer reden tot zorg geven. Dit is omdat ze zich vaak niet op de lange termijn richten, terwijl staatsinvesteringsfondsen, samen met pensioenfondsen, vaak wel naar de lange termijn kijken en de rol van minderheidsaandeelhouders kunnen versterken en bovendien een positieve rol spelen door liquiditeit in de markt te brengen.

Het probleem is dat ze in hun investeringsstrategie en bedoelingen vaak niet transparant genoeg zijn, en ik hoop dat de Commissie hieraan aandacht zal besteden. De Commissie juridische zaken heeft onlangs in dit Parlement een verslag goedgekeurd over de transparantie van institutionele beleggers en toen hebben we de Commissie gevraagd een richtlijn op te stellen om gemeenschappelijke transparantienormen te waarborgen. Ik hoop dat de Commissie op dit verzoek kan reageren.

Mijn laatste punt betreft de gedragscode en de “pas toe of leg uit” (“comply-or-explain”) –procedure. Heeft de Commissie misschien ook aan dit element gedacht?

 
  
MPphoto
 
 

  Harald Ettl (PSE). (DE) Voorzitter, staatsinvesteringsfondsen staan nu in de belangstelling, vooral sinds vorig jaar, toen China verklaarde dat het van plan was drie miljard Amerikaanse dollar, slechts drie miljard Amerikaanse dollar, van zijn fondsgelden in particuliere holdings te investeren. Het kapitaal van de staatsinvesteringsfondsen bedraagt nu ruim meer dan drie triljoen Amerikaanse dollar, wat twee keer zo veel is als dat van de hedgefondsen: voor ons nu reden genoeg om deze hele zaak te onderzoeken. Tot nu toe kennen we alleen een transparant Noors systeem met good governance. Net als particuliere risicokapitaalondernemingen, kunnen staatsinvesteringsfondsen verborgen houden wie de ondernemer precies is.

Staatsinvesteringsfondsen kunnen strategisch investeren en snel groeien. Transparantie is daarom dringend vereist. Ten gevolge van overgang van ondernemingen onder invloed van staatsinvesteringsfondsen, kunnen werknemersrechten worden beperkt en arbeidsvoorwaarden worden veranderd. Op dit gebied is daarom transparantie en tijdige bekendmaking nodig. Een ander punt dat het vermelden waard is, is dat het IMF, het Amerikaanse ministerie van Financiën en de Duitse bondskanselier een oproep doen voor meer controle en regulering. Het lijkt er echt op dat we iets moeten doen.

 
  
MPphoto
 
 

  John Purvis (PPE-DE). - (EN) Voorzitter, ik wil mijn collega’s tot voorzichtigheid manen wat betreft het demoniseren van staatsinvesteringsfondsen, om maar niet te spreken van, mevrouw Van den Burg, de private equity-beleggers. Het is zeer wenselijk overschotten opnieuw te gebruiken, voor uitgaven of investeringen. De depressie van 1930 was het gevolg van het oppotten van middelen door landen die overschotten hadden. Deze overschotten kunnen veel beter worden gebruikt voor investeringen waar deze nodig zijn – in onze banken met hun kapitaaltekorten, in onze infrastructuur die gemoderniseerd moet worden, ons onroerend goed met de huidige problemen en in onze bedrijven en industrie in het algemeen om banen te creëren en te behouden.

Ja, we hebben reciprociteit nodig, maar de EU is hoe dan ook de grootste internationale investeerder. Dit mag geen excuus zijn voor protectionisme, om andere investeerders uit te sluiten. We hebben natuurlijk ons concurrentiebeleid om kartels en monopolies aan te pakken. We hebben onze arbeids-, gezondheids- en veiligheidsregels om onze werknemers te beschermen, en als laatste toevlucht, hebben we ons soevereine recht om wetten uit te vaardigen tegen onaanvaardbare politieke bemoeienis. Men moet een gegeven paard niet in de bek zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE). - (HU) Ten eerste, enkele zaken. Wij zijn een heterogene groep. Ik, bijvoorbeeld, ben afkomstig uit één van de nieuwe lidstaten. Vandaag ben ik de eerste persoon van daar die hier spreekt. Wij hebben weinig kapitaal, een zwakke publieke sector en een zeer ongelukkig verleden. De terugkeer ervan bedreigt ons op imperialistische wijze. En iedereen moet dit serieus nemen.

Ten tweede en dit hebben wij hier al besproken is dat deze soevereine staatsfondsen vaak voor imperialistische doeleinden worden gebruikt, niet enkel in investeringen op middellange termijn maar ook in de globale energiebronnen. Kijk maar naar wat China in Afrika doet. Het is daarom niet zeker of deze internationale overeenkomst of gedragscode op zich voldoende zal zijn.

Na relevante analyse moeten wij eens goed nagaan of sommige lidstaten uniforme nationale veiligheidsmaatregelen treffen om buitenlandse vijandige investeringen in strategische sectoren te voorkomen. Deze maatregelen mogen niet indruisen tegen het vrije kapitaalverkeer, maar zouden wel een vorm van zekerheid bieden. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE).(LT) Ik wil mijn collega’s erop wijzen dat wij misschien niet zo veel tijd aan buitenlandse fondsen moeten spenderen, maar ons op onze eigen fondsen moeten concentreren. Zoals de heer Purvis zei, investeren wij te veel in derde landen en verliezen wij geld. Er moet dus worden geïnvesteerd in “wealth funds”. Misschien moeten wij ons economisch beleid op zo een manier organiseren dat het spaargeld van onze burgers op een veilige manier in Europa kan worden geïnvesteerd. Op die manier moeten wij ons geen zorgen maken over de “wealth funds” van derde landen.

Ten slotte wil ik het Frans voorzitterschap bedanken dat zij eindelijk naar onze debatten komt luisteren. Slovenië is een veel kleiner land, maar het valt mij op dat zijn vertegenwoordigers steeds aan de parlementaire debatten hebben deelgenomen. Hoewel Frankrijk een grote staat is, zijn de vertegenwoordigers nog niet heel actief geweest. Ik hoop dat deze debatten hen zullen aanmoedigen actiever deel te nemen aan onze zittingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, bedankt dat u mij opnieuw het woord hebt gegeven. De heer Purvis zegt dat wij soevereine investeringsfondsen, privébeleggingsfondsen en hedgefondsen misschien demoniseren. Volgens mij is dat niet het geval.

Bij de indiening van de mondelinge vraag en in de resolutie hebben wij tevens geopteerd voor een uiterst gebalanceerde benadering. Ik denk dat wij als Parlement niet uit het oog mogen verliezen of negeren wat er op dit vlak gebeurt. Volgens mij is het onze taak en ons recht dit te doen. Ik wil dit niet opzij zetten als louter demoniseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne-Marie Idrac, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, ik ben geraakt door de consensus die uit jullie toespraken blijkt. Ik zou die als volgt kunnen samenvatten: demonisering, noch naïviteit.

Wij hebben allemaal de commentaar van Parlementsleden gehoord dat wij het goede gebruik van soevereine investeringsfondsen natuurlijk niet mogen ontmoedigen. Er werden verschillende manieren om ze te gebruiken voor de Europese welvaart beschreven. Toch bestaat er eensgezindheid over een aantal politieke principes waardoor wij niet naïef mogen zijn.

Het zijn de beginselen transparantie, billijkheid, voorspelbaarheid en wederkerigheid. Deze bijdragen van de Parlementsleden zullen ons uiteraard helpen om in de Raad en de Commissie verder te werken om een gedragscode op te stellen. Het is bemoedigend en belangrijk dat de Parlementsleden hebben benadrukt dat er behoefte is aan samenwerking tussen de lidstaten. Daarom ben ik uiterst tevreden dat de landen uit de eurozone gelijkgestemd zijn omdat zij tegen de stroom in kunnen samenwerken en binnen de ECB kunnen samenwerken.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil jullie nogmaals bedanken voor de ruime steun die jullie de aanpak van de Commissie in dit debat hebben gegeven. Ik heb gemerkt dat er op het vlak van prioriteiten wat verschillen bestaan, maar niet op het vlak van het politieke standpunt. Daar ben ik zeer dankbaar voor.

Iemand vroeg me hoe dit werk op international niveau vordert. Hoewel de activiteiten van het IMF en de OESO parallel verlopen, behandelen zij niet helemaal dezelfde thema’s. Zij kunnen eerder gezien worden als complementair. Enerzijds tracht de werkgroep in het Internationaal Monetair Fonds, die maandelijks vergadert, na te gaan hoe het gedrag van de soevereine investeringsfondsen kunnen worden beïnvloed op de manieren, die wij hier besproken hebben. Anderzijds probeert de werkgroep van de OESO te bepalen hoe wij zouden moeten reageren op de invloed die soevereine investeringsfondsen uitoefenen.

Dit onderwerp wordt langs twee kanten aangepakt. Opnieuw kan ik zeggen dat de geboekte vooruitgang zeer bevredigend is. Wij zijn ervan overtuigd dat wij echt iets zullen bereiken en, om maar verder te borduren op wat de heer Schmidt zei, dat wij inderdaad ergens op terug kunnen vallen, zou dit nodig blijken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Ik heb een ontwerpresolutie overeenkomstig artikel 108(5) van het Reglement ontvangen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 9 juli 2008 plaats.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 

14. Vragenuur (vragen aan de Raad)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de vragen aan de Raad (B6-0168/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 1 van Claude Moraes (H-0426/08)

Betreft: Horizontale antidiscriminatierichtlijn

Kan de Raad meedelen welke maatregelen hij denkt te nemen in zijn streven naar een grotere gelijkheid van kansen in de EU?

Waaruit bestaat het programma voor gelijke kansen van het voorzitterschap en hoe denkt de Raad ervoor te zorgen dat antidiscriminatiewetgeving doeltreffend door de lidstaten wordt uitgevoerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Raad is zich zeer bewust van het belang van horizontale maatregelen om discriminatie te bestrijden. Op dit vlak heeft hij reeds wetgevingsbesluiten vastgesteld.

Zo zijn er, bijvoorbeeld, Richtlijn 2000/43/EC die discriminatie op grond van ras of etnische afkomst in verschillende contexten verbiedt en Richtlijn 2000/78/EC die discriminatie op grond van religie of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid op het gebied van werkgelegenheid en beroep verbiedt.

De Commissie is verantwoordelijk voor controle op de omzetting van de wetgevingsbesluiten die door de Europese Unie worden aangenomen en is gemachtigd om niet-nakomingsprocedures in te leiden. Tevens ziet de Commissie toe op de effectieve uitvoering van de bestaande richtlijnen. Op 2 juli nam ze een voorstel voor een richtlijn aan om te zorgen voor bescherming tegen discriminatie op grond van leeftijd, handicap, seksuele geaardheid en godsdienst of geloofsovertuiging buiten de arbeidsmarkt.

Deze nieuwe richtlijn wil gelijke behandeling op de volgende vlakken waarborgen: sociale bescherming, onderwijs, en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die ter beschikking staan van het publiek, waaronder uiteraard huisvesting.

Daarom zal de Raad dit initiatief gedurende de komende maanden grondig onderzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE). - (EN) Ik zou de fungerend voorzitter graag willen bedanken. Ik ben blij dat de Raad een positief standpunt tegenover de antidiscriminatiewetgeving zal innemen. Hij is er zich echter ongetwijfeld van bewust – en als dat niet het geval is, zal dat snel zo zijn – dat hij een erfenis met zich meezeult: vele antidiscriminatierichtlijnen worden immers niet geïmplementeerd, zowel op het niveau van de richtlijn rassengelijkheid als op het niveau van de werkgelegenheidsrichtlijn.

Wij beschikken nu over een zeer welgekomen nieuw pakket, een nieuwe horizontale richtlijn inzake goederen en diensten.

Eerst en vooral zou ik de Raad willen vragen om ervoor te zorgen dat de erfenis met betrekking tot antidiscriminatierichtlijnen niet verder wordt meegezeuld. Er is bijvoorbeeld een erfenis met betrekking tot de niet-implementatie van het kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van racisme. De Raad moet zich achter dit nieuwe pakket scharen omdat het voor de Europese burgers belangrijk is. Wij willen dat er een positief standpunt wordt ingenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij weten dat het niet gemakkelijk zal zijn, maar ik kan de heer Moraes verzekeren dat wij vanuit juridisch perspectief hard werken om ervoor te zorgen dat de richtlijn wordt geïmplementeerd en dat het voorzitterschap op haar beurt erop zal toezien dat dit pakket van de Commissie wordt toegepast.

Gezien de tradities van de betrokkenen en het bereik van de voorstellen van de Commissie, weten wij dit geen sinecure zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Ik ben zeer blij dat een horizontale richtlijn op de verschillende vlakken, die u hebt vermeld, is ingediend.

Kunt u mij zeggen hoeveel steun van andere raadsleden u voor deze richtlijn verwacht te krijgen? Gaat het Frans voorzitterschap zich werkelijk engageren om echt te lobbyen zodat dit realiteit wordt?

Om het artikel 13-pakket te vervolledigen is het uiterst belangrijk dat deze antidiscriminatiewetgeving wordt aangenomen. Bovendien is, zoals Claude Moraes zegt, implementatie achteraf van cruciaal belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Ik zou deze vraag graag wat verder uitdiepen. Momenteel bestaat er binnen de Europese Unie een klassieke vorm van etnische discriminatie. Dit is het geval in Italië waar mensen op grond van hun etnische achtergrond worden vervolgd. Wat is het standpunt van de Raad tegenover deze praktijk? Vindt hij dat er tegen de Italiaanse regering maatregelen moeten worden genomen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, volgens mij geven deze twee vragen de tegenstellingen, die tussen EU-lidstaten kunnen bestaan, goed weer. Aangezien er in de Raad nog geen gesprekken hebben plaatsgevonden, kan ik niet namens de Europese Unie antwoorden.

Wat ik echter zou zeggen is dat, voor wat het voorzitterschap betreft, deze richtlijnen belangrijk zijn. Dit probleem valt binnen het kader voor de versterking van de sociale dimensie van de Europese Unie. Dit is dus een van de taken waaraan ze met veel toewijding werkt. Wij zullen de nodige inspanningen leveren om tot een consensus te komen. Tevens zullen wij pragmatisch zijn en de resultaten, die wij kunnen bereiken, zo snel mogelijk nemen.

Ik heb aandachtig geluisterd naar wat er over etnische discriminatie gezegd is. Dit is duidelijk een belangrijk thema voor het voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 2 van Marian Harkin (H-0428/08)

Betreft: Frans voorzitterschap - Prioriteiten

Is de Raad het er, gezien de prioriteiten die het Franse voorzitterschap stelt in verband met mobiliteit op het gebied van onderwijs en levenslang leren, mee eens dat het uitroepen van 2011 tot het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk voor de Raad een ideale methode zou zijn om mobiliteit via vrijwilligersactiviteiten voor alle generaties in de hele EU te bevorderen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de Raad geen officieel standpunt kan innemen met betrekking tot de verschillende voorgestelde thema’s voor toekomstige Europese Jaren, is de Raad, zoals u weet, zeer geïnteresseerd in het voorstel van mevrouw Harkin.

Thema’s voor Europese Jaren kunnen door individuen, groepen of instellingen naar voor worden geschoven. De Europese Commissie moet deze echter eerst aanvaarden en selecteren. Vervolgens maakt ze een wetgevingsvoorstel op dat het Europees Parlement en de Raad conform de medebeslissingsprocedure onderzoeken. De Raad stelt daarom voor dat het geachte Parlementslid haar voorstel bij de Europese Commissie indient. Dit is immers de enige instelling die voor dergelijke voorstellen het initiatiefrecht heeft.

Het Europees Jaar is in 2008, zoals u weet, gewijd aan interculturele dialoog. Wij willen dit onderwerp tijdens het Frans voorzitterschap op de voorgrond houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat ik voor 2011 als Europees Jaar van de vrijwilliger heb gekozen omdat wij − ik en vier andere Parlementsleden − een schriftelijke verklaring hierover hebben. Volgens mij hebben wij hiervoor het vereiste aantal vandaag bereikt. Dat zal dus zeker het standpunt van het Parlement zijn. Als het Frans voorzitterschap hierop enige invloed heeft, wil ik jullie vragen ons hierin ook te steunen.

Zoals reeds gezegd, hebben wij het vereiste aantal vandaag bereikt. Hierdoor kunnen wij plannen en beleid uitstippelen die meegenomen worden naar 2011 als de Commissie dit beslist.

Intussen wil ik het Frans voorzitterschap vragen of ze ervoor kan zorgen dat vrijwilligersactiviteiten voor jongeren worden ontwikkeld om de mobiliteit en inzetbaarheid van jongeren te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik deel zeker de bezorgdheid van mevrouw Harkin. Ik wil benadrukken dat het voorzitterschap in het algemeen, en vooral het Frans voorzitterschap, zich zeer bewust is van de onderwerpen die zij heeft aangesneden, vooral van de aspecten die betrekking hebben op de mobiliteit en inzetbaarheid van jongeren. Het voorzitterschap wil ervoor zorgen dat aan dit probleem extra aandacht wordt besteed.

Tevens zullen wij ervoor zorgen dat de Commissie rekening houdt met deze bekommernissen. Zij is immers verantwoordelijk voor het indienen van dergelijke voorstellen. Wij, van onze kant, zullen tijdens ons voorzitterschap vooruitgang trachten te boeken op het vlak van de bezorgdheden die door mevrouw Harkin werden geopperd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vragen 3 en 4 zijn ingetrokken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 5 van Brian Crowley (H-0432/08)

Betreft: Afzien van EU-streefcijfer van tien procent biobrandstof

In een verslag dat momenteel in het Parlement in behandeling is (PE 405.949), wordt erop aangedrongen dat het EU-streefcijfer van 10 procent biobrandstof wordt afgezwakt of helemaal wordt opgegeven vanwege de gevolgen voor de in het wild levende dieren, de mensen en de mondiale voedselvoorraad. Kan de Raad ingaan op de vraag of het in maart 2007 overeengekomen streefcijfer van 10 procent onder druk staat en of dit verband tussen stijgende voedselprijzen en een grotere productie van biobrandstoffen kunstmatig is?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, het klopt dat de Europese Raad in maart 2007 goedkeurde dat biobrandstoffen tegen 2020 voor minstens 10 procent van het totaalgebruik van transportbrandstof en diesel goed moeten zijn.

De Raad koppelde hieraan enkele voorwaarden: het doel moet op kosteneffectieve wijze worden bereikt; de biobrandstoffen moeten duurzaam worden geproduceerd; de biobrandstoffen van de tweede generatie moeten in de handel verkrijgbaar zijn en de richtlijn over de brandstofkwaliteit moet in die zin worden aangepast dat adequate mengelingniveaus mogelijk zijn.

Om de heer Crowley van antwoord te dienen: de Raad vroeg de Commissie de nodige voorstellen zo snel mogelijk in te dienen. In januari 2008 aanvaardde de Commissie een voorstel voor een richtlijn ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen. Zoals u weet, zou hierdoor in elke lidstaat tegen 2010 minstens 10 procent van alle transportbrandstof uit hernieuwbare bronnen afkomstig moeten zijn. Deze verplichting zou niet enkel van toepassing zijn op biobrandstoffen.

In de voorbereidende instanties van de Raad en de bevoegde comités van het Parlement zijn de gesprekken over het voorstel van de Commissie nog steeds aan de gang. De tien procent-doelstelling vormt natuurlijk een belangrijk element in deze gesprekken. Wij kunnen, echter, nog geen conclusies trekken, behalve dat het moeilijk lijkt om de doelstelling te verwezenlijken.

Met betrekking tot de stijgende voedselprijzen, is dit een complex fenomeen dat vele diepgewortelde oorzaken en vele gevolgen heeft. De Europese Raad van 19 en 20 juni hebben het belang van de duurzaamheid van het biobrandstoffenbeleid beklemtoond. Dit kan bijvoorbeeld door de productie van biobrandstoffen van de eerste generatie te verbeteren en door de ontwikkeling van biobrandstoffen van de tweede generatie, gemaakt van bijproducten, te stimuleren.

Tevens werd onderstreept dat het nodig is om de mogelijke impact op landbouwproducten voor voeding snel te onderzoeken en om, indien nodig, acties te ondernemen om tekortkomingen aan te pakken. Bovendien was de Raad het erover eens dat de ecologische en sociale gevolgen van de productie en het gebruik van biobrandstoffen, zowel binnen de Unie als buiten de Unie in de contacten met onze internationale partners, verder onderzocht moeten worden. Daarom willen wij de voorstellen van de Commissie zeer grondig bestuderen, dit zowel op het vlak van duurzaamheid als op het vlak van controle- en evaluatiemaatregelen. Wij weten dat het Parlement van deze zaken goed op de hoogte is. Volgens ons kunnen wij tot een akkoord komen over de regels waardoor wij van de voordelen van biobrandstoffen kunnen genieten en terzelfder tijd mogelijke nefaste neveneffecten kunnen minimaliseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley (UEN). - (EN) Ik wil de fungerend voorzitter bedanken voor zijn antwoord en hem de volgende zes maanden het beste toewensen. Ik weet dat het zeer moeilijk zal zijn; op onze steun kan hij rekenen.

Op het vlak van biobrandstoffen – en de fungerend voorzitter sprak over de eerste en tweede generatie – klopt het dat de problemen, waar wij nu voor staan met betrekking tot de verbinding tussen de productie van biobrandstoffen en voedselproductie, het resultaat zijn van enkel gebruik te maken van brandstoffen van de eerste generatie. Wij zouden naar de derde generatie moeten kijken, verder kijken dan biobrandstoffen, naar biomassa, bio-energie en bijproducten uit heel de energiesector. Dit zou onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kunnen terugschroeven en wij zouden het milieu helpen. Hiervoor zijn echter twee zaken vereist. Ten eerste, coördinatie van onderzoek en technologieontwikkeling en ten tweede, een zekere flexibiliteit binnen de richtsnoeren die door de Raad in januari 2008 werden vastgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Voorzitter dos Santos, de methode, die wordt gebruikt om de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te meten, en vooral de keuzes achter deze methode, zullen rekening houden met brandstofverbruik. Maar de heer Crowley heeft natuurlijk gelijk. Wij moeten eens goed nadenken over biomassa en andere elementen met betrekking tot bio-energie. Tevens moeten wij proberen de schadelijkste gevolgen voor voedselproductie te vermijden.

Daarom moeten wij verder inspanningen leveren om onderzoek en ontwikkeling te coördineren. Bovendien zouden wij de doelstellingen aan de coördinatie van onderzoek kunnen aanpassen. In de Raad is het werk van start gegaan. Over dit thema hebben daar reeds gesprekken plaatsgevonden en wij hebben opnieuw gemerkt dat wij rekening zullen moeten houden met de verschillende elementen die de heer Crowley in zijn rede vermeldde.

 
  
MPphoto
 
 

  Josu Ortuondo Larrea (ALDE). - (ES) Mijnheer fungerend voorzitter van de Raad, ik weet dat u vertrouwd bent met wat in financiële markten en de beurswereld “futures” worden genoemd. Er is ook veel gesproken over het effect van de omschakeling van landbouwproducten naar brandstofproducten als een van de voornaamste redenen voor de stijgende voedselprijzen.

Ik zou graag weten of er door het voorzitterschap en de Raad onderzoek is verricht naar het volume “futures” met betrekking tot voedsel- en koolwaterstofmarkten, en de mate waarin dit tot stijgende voedselprijzen zou kunnen leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Ook ik wens het Frans voorzitterschap alle succes toe.

Is het probleem momenteel niet dat biobrandstoffen een slechte naam hebben, niet omwille van wat Europa heeft gedaan, maar omwille van het feit dat de VS grote hoeveelheden maïs gebruiken voor auto’s in plaats van voor koeien?

En is de belangrijkste kwestie voor Europa en de wereld niet de ontwikkeling van een beleid inzake duurzame bodembestemming dat zal zorgen voor voedsel, diervoeder, energie en ecologische goederen? Laten wij geen van deze demoniseren en van voedselproductie de steunpilaar maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, geacht Parlementslid, ik ben niet op de hoogte van dergelijk onderzoek. Ik ging “jammer genoeg” zeggen, omdat het volgens mij nuttig zou zijn de rol van de markten en de rol, die toekomstige producten op dit vlak kunnen vervullen, grondig te onderzoeken. Tevens denk ik dat het verstandig is hiernaar een diepgravend onderzoek te laten uitvoeren. Zoals op andere markten, kunnen er immers verwachtingen en speculaties bestaan, afhankelijk van de connotaties die deze woorden hebben.

Wat de opmerkingen van mevrouw McGuinness betreft, hebt u volgens mij gelijk. Het is ook de bedoeling van het voorzitterschap om tot duurzame landbouwproductie te komen zodat overschotten, zoals wij die in bepaalde segmenten hebben gezien, worden vermeden. U vermeldde hier de VS en dat is inderdaad een goed voorbeeld.

Wij hopen tijdens ons voorzitterschap de initiatieven te ontwikkelen die een meer duurzame manier van landbouwproductie zullen faciliteren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 6 van Liam Aylward (H-0434/08)

Betreft: Tweede millenniumdoelstelling voor ontwikkeling en IAO-conventies over kinderarbeid

De conclusies van de Raad van mei van dit jaar over zowel de rechten van het kind als de bespoediging van de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling zijn bijzonder welkom. Maar is de Raad erop bedacht, aangezien hij erkent dat kinderen uiterst kwetsbaar zijn voor uitbuiting door arbeid, om de kloof tussen de tweede millenniumdoelstelling voor de ontwikkeling en de IAO-conventies over kinderarbeid te dichten? De tweede millenniumdoelstelling voor de ontwikkeling vraagt van de staten enkel dat ze voor lager onderwijs voor iedereen zorgen, terwijl de conventies van de Internationale arbeidsorganisatie 15 jaar - of 14 in sommige ontwikkelingslanden - als drempelleeftijd voor de arbeid van kinderen vastleggen. Kinderen in de leeftijd van 11 en 12 tot 14 en 15 jaar zijn daarmee niet beschermd en vallen onder geen enkele regel, vooral in een groot aantal ontwikkelingslanden, die niet de mogelijkheden hebben, en misschien ook niet bereid zijn om verder te gaan als de tweede voor ontwikkeling en waar kinderen het grootste gevaar voor uitbuiting door arbeid lopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Aylward, met betrekking tot de bescherming tegen kinderarbeid is er in de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie, de IAO, inderdaad een andere leeftijd opgenomen dan in de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De internationale conventies en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zijn twee zeer verschillende, maar ook complementaire, benaderingen.

Ik wil u eraan herinneren dat het de bedoeling van de in 2000 aangenomen millenniumdoelstellingen is de levensomstandigheden door exacte en concrete doelstellingen tegen 2015 te verbeteren. Zoals u weet is universele toegang tot lager onderwijs de tweede van deze doelstellingen.

Met deze millenniumdoelstellingen erkent de internationale gemeenschap dat onderwijs een grondrecht en een belangrijke factor voor economische ontwikkeling is. Het recht op onderwijs erkennen is uiteraard één manier om kinderarbeid te bestrijden, maar het is niet de enige. Er is ook de eerste millenniumdoelstelling, namelijk de uitroeiing van armoede in het algemeen. Dit is een beslissende factor in de bestrijding van kinderarbeid en de verhoging van het aantal schoolgaande jongeren. De conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie hebben een juridisch raamwerk vastgelegd voor de bestrijding van kinderarbeid. Zowel uit de millenniumdoelstellingen als uit de IAO-conventies voor bescherming blijkt dat ze elkaar aanvullen, net zoals wetgeving en uitvoering of het algemeen raamwerk en de juridische toepassing elkaar aanvullen.

Bovendien verschilt de leeftijd in de bepalingen van de millenniumdoelstellingen van deze in de bindende wettelijke bepalingen van de IAO. Zoals mijnheer Aylward opmerkte, staat het feit dat dit leeftijdsverschil bestaat de vastberadenheid van de Raad niet in de weg om de strijd tegen eender welke vorm van kinderarbeid en om de toepassing van de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie te steunen.

De conclusies, die de Raad in mei aannam, tonen aan dat de Europese Unie alle beschikbare middelen zal proberen in te zetten om te reageren. De Europese Unie zal tevens trachten tussen de Europese Unie, de lidstaten en derde landen politieke dialoog te gebruiken. Dit kan gebeuren door middel van handelsorganisaties, ontwikkelingssamenwerking of acties in internationale instellingen, dit alles om ervoor te zorgen dat deze conventies overal worden toegepast.

In zijn conclusies benadrukte de Raad het belang van de onderhandelingen van de Europese Gemeenschap en van de overeenkomsten van de Europese Unie met derde landen, enerzijds om de bekrachtiging en naleving van de IAO-conventies betreffende kinderarbeid te stimuleren en anderzijds om bij te dragen tot de uitroeiing van eender welke vorm van kinderarbeid.

De Unie zal door middel van ontwikkelingsinspanningen trachten bij te dragen tot de versterking van de systemen en mogelijkheden van derde landen om basisdiensten zonder discriminatie te leveren. De conclusies van de Raad verwijzen ook expliciet naar de bescherming tegen geweld en uitbuiting. Tevens vermelden ze vakopleidingen, regelingen voor de ontwikkeling van vaardigheden, mogelijkheden voor productieve werkgelegenheid en volwaardig werk na het bereiken van de minimale arbeidsleeftijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN). - (EN) Kan de fungerend voorzitter een politiek engagement geven dat de globale kinderarbeid voor de Raad gedurende de volgende zes maanden een prioriteit zal zijn? Kunnen wij op het vlak van ontwikkelingshulp en buitenlandse zaken op een betere internationale samenwerking rekenen?

Ten slotte, zou de fungerend voorzitter commentaar willen leveren op een recente Panorama-uitzending van de BBC over kinderarbeid in de toeleveringsketen van een bekend en succesvol Europees kledingmerk? Overweegt de Raad de introductie van een systeem waardoor Europese landen verantwoordelijk zouden zijn voor rapportage over alle niveaus in de toeleveringsketen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ga deze vragen in omgekeerde volgorde beantwoorden. Ik ben niet op de hoogte van het verslag dat het geachte Parlementslid vermeldde, maar als die informatie klopt, is verder onderzoek ongetwijfeld geoorloofd. Wij moeten de feiten op het importniveau in de toeleveringsketen onderzoeken. Wees maar gerust dat het voorzitterschap van dit aspect op de hoogte is en vastbesloten is dit te bestrijden, in het bijzonder door het reciprociteitsbeginsel op dit vlak toe te passen en ervoor te zorgen dat internationale sociale richtlijnen worden nageleefd.

Ten tweede, hebt u wat ontwikkeling betreft volledig gelijk. Dit is een onderneming waarvoor aanhoudende inspanningen vereist zijn. Wij willen ervoor blijven zorgen dat er op het vlak van ontwikkeling betere coördinatie is. Ten slotte, zoals alle aspecten om de sociale dimensie van Europa te versterken, zijn de strijd tegen kinderarbeid en het pad, dat de Europese Unie op dit vlak moet volgen, voor het voorzitterschap zeer belangrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 7 van Seán Ó Neachtain (H-0436/08)

Betreft: Oprichting van bureaus belast met inbeslagname van activa

Kan de Raad een verklaring afleggen over de vooruitgang die is geboekt met de oprichting van bureaus in alle lidstaten die belast zijn met inbeslagname in alle lidstaten van activa die door middel van strafbare feiten zijn verkregen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Ó Neachtain, de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken nam op 6 december 2007 Besluit 2007/845 aan. Dit besluit heeft betrekking op de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven.

Artikel 8 van dit besluit bepaalt dat elke lidstaat tegen 18 december 2008 elke bepaling in de nationale wetgeving, waardoor zij de verplichtingen van dit besluit naleeft, aan het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie moeten doorgeven. Spijtig genoeg heeft het secretariaat-generaal van de Raad nog geen enkele communicatie hierover ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN).(GA) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de fungerend voorzitter willen vragen of het voorzitterschap het voorstel steunt dat deze bureaus, eenmaal zij zijn opgericht, criminele vermogensbestanddelen in beslag mogen nemen. Hierdoor zou deze trans-Europese samenwerking op efficiënte wijze misdaad bestrijden en activa in beslag nemen. In andere landen gebeurt dit al, maar op Europees niveau is deze vorm van misdaadpreventie nog niet mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ga akkoord met het geachte Parlementslid omdat ik, aangezien ik deze zaken op verschillende momenten in mijn carrière heb opgevolgd, ervan overtuigd ben dat er op dit vlak op Europees niveau meer samengewerkt moet worden. Zowel persoonlijk als namens het voorzitterschap hoop ik dat wij ervoor zullen zorgen dat de verplichtingen van de lidstaten op dit vlak, met betrekking tot het besluit van de Raad, volledig worden nagekomen en dat wij, samen met het secretariaat-generaal van de Raad, ervoor zullen zorgen dat deze verplichtingen tegen de deadline, of het einde van dit jaar, worden nageleefd. Dat zal tevens het einde zijn van ons voorzitterschap. Ten slotte wil ik zeggen dat de bekommernissen van het geachte Parlementslid meer dan gegrond zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer Jouyet, reeds geruime tijd hebben wij in de Europese Unie een richtlijn tegen het witwassen van geld. Dit is een doelbewuste poging om de opbrengsten van illegale activiteiten, vooral drugshandel en gelijkaardige criminele zaken, over te hevelen. Kan de beslissing, die u vermeldt, op een of andere manier gezien worden als in strijd met deze richtlijn? Zou de richtlijn en de ervaring, die deze ons heeft gegeven, geen betere oplossing zijn dan deze die u nu voorstelt? Kunnen wij geen strengere aanpak overwegen die maatregelen omvat die juridisch meer bindend zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heet de nieuwe fungerend voorzitter welkom en wens hem voor de volgende zes maanden het allerbeste toe.

Ik vraag me af of de fungerend voorzitter vertrouwd is met de werking van het Ierse Criminal Assets Bureau en of dit bureau niet als voorbeeld kan dienen. Op zeer efficiënte wijze heeft dit bureau witwaspraktijken, opbrengsten van drugshandel en criminele activiteiten in het algemeen onderzocht. Ik zou graag weten wat hij hierover denkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, om op de vragen van de heer Rack en mevrouw Doyle te antwoorden zou ik graag meer willen weten over de efficiëntie van het Ierse bureau. Als dit efficiënt is, zie ik niet in waarom wij op Europees niveau de gebruikte methodologie zouden wijzigen.

De vraag van mijnheer Rack is evenzeer belangrijk. Aangezien ik in het verleden zaken met betrekking tot witwaspraktijken heb opgevolgd, kan volgens mij een onderscheid worden gemaakt tussen criminele vermogensbestanddelen op zich en activa die gegenereerd worden door het witwassen van geld, dit door wat er op Europees vlak, vooral sinds elf september 2001, is gebeurd. Toch denk ik dat het belangrijk is om voor dezelfde restrictie te zorgen. Tijdens het presidentschap zal ik persoonlijk nagaan wat er kan worden gedaan om een raamwerk op te stellen dat misschien wat meer coherent, maar nog steeds restrictief is. Wat witwassen betreft, hebt u, mijnheer Rack, overschot van gelijk: er zijn op Europees niveau reeds enkele behoorlijk bevredigende resultaten geboekt. Uit ervaring weet ik dat het nuttig zou zijn om hierop verder te bouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 8 van Eoin Ryan (H-0438/08)

Betreft: Waarschuwingssysteem voor de ontvoering van kinderen in de hele EU

Welke initiatieven nemen het voorzitterschap en de Raad om in de hele EU een systeem voor snelle waarschuwingen voor de ontvoering van kinderen in te voeren?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Ryan, dit is een uiterst belangrijke vraag. Bepaalde lidstaten hebben reeds een waarschuwingsmechanisme waardoor alle overheden en burgers zeer snel gemobiliseerd kunnen worden om het slachtoffer op te sporen. Dit soort van bescherming, dat op nationaal niveau efficiënt is, kan echter inefficiënt zijn als de grens slechts overgestoken moet worden om van de waarschuwing weg te geraken of als er genoeg tijd is vooraleer deze in werking treedt.

In 2007 begonnen in de Europese Commissie gesprekken om bestaande bepalingen te identificeren en na te gaan wat op EU-niveau de haalbaarheid en toegevoegde waarde zou betekenen. Hiervoor werd een werkgroep in het leven geroepen.

Terzelfder tijd organiseerden bepaalde lidstaten, namelijk Frankrijk, samen met enkele andere landen – Nederland, België en Luxemburg – op 12 juni 2008 een oefening om een grensoverschrijdende ontvoeringswaarschuwing te genereren. Andere lidstaten, zoals Duitsland, Spanje, Portugal, de Tsjechische Republiek en Zweden, samen met de Commissie, namen aan deze oefening deel als waarnemers.

Voor het Frans voorzitterschap is de bezorgdheid van de heer Ryan een prioriteit. Het voorzitterschap zal hierover op pragmatische wijze blijven nadenken om de strijd tegen de ontvoering van kinderen op te voeren en om te tonen dat de Unie bij deze situaties nauw betrokken is.

De resultaten van deze oefening, die in samenwerking met verschillende lidstaten werd gedaan, werden op de vergadering van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, die vandaag in Cannes afloopt, voorgesteld. Mevrouw Dati stond op het punt dit uiterst belangrijke onderwerp met haar collega’s te bespreken. Volgens mij zou het interessant zijn om stil te staan bij de goede praktijken op dit vlak. Hierdoor kunnen bestaande mechanismes tot een netwerk worden gebundeld. Dit zal tot het meest efficiënte waarschuwingssysteem leiden. Natuurlijk zal de Raad het Parlement op de hoogte houden van alle initiatieven die de volgende zes maanden op dit gevoelige en belangrijke vlak zullen worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan (UEN). - (EN) Ook ik wil de fungerend voorzitter welkom heten en Frankrijk veel succes wensen met het voorzitterschap.

Ik heb twee vragen. Ten eerste: heeft de fungerend voorzitter gekeken naar het idee voor een noodnummer? Dat zou al een goed begin zijn. Momenteel bestaat er in een aantal landen reeds een noodnummer. Kan dit naar andere landen worden uitgebreid?

Ten tweede: kan hij zeggen tegen wanneer dit volgens hem kan gebeuren? Dit is een van die zaken waarover iedereen het eens is en die iedereen graag wil geïmplementeerd zien. Toch lijkt dit in bureaucratische rompslomp vast te lopen. Als er iets gebeurt, zal iedereen vragen waarom het nog niet gebeurd is.

Ik vraag me af of hij ons hiervoor een tijdsraming kan bezorgen en ons kan vertellen of dit idee voor een noodnummer onderzocht is.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, een alarmnummer lijkt mij een uitstekend idee, omdat een dergelijk systeem al in enkele lidstaten bestaat. U hebt zeker gelijk, mijnheer Ryan, en het is een idee dat algemeen kan worden toegepast binnen het raamwerk van de voorstellen van het voorzitterschap.

Ons tijdschema is bij uitstek een van de gevoelige aspecten als het er om gaat aan te tonen dat Europa concrete actie onderneemt om de coördinatie te verbeteren tijdens dramatische gebeurtenissen zoals ontvoeringen van kinderen, en dit dankzij vooral de media en een aantal nieuwe methodes. Ons doel is een harmonisatie van werkwijzen en een politiek akkoord te bereiken, zo mogelijk voor het einde van het Franse voorzitterschap. Dat is althans het doel dat we onszelf hebben gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer Jouyet, de ouders van het ontvoerde kind Madeleine McCann waren hier tijdens de laatste vergaderperiode in Straatsburg om de steun te winnen van het Parlement voor het opzetten van maatregelen door heel Europa die ervoor moeten zorgen dat er in EU-verband voortaan grotere aandacht is voor de preventie van de ontvoering van kinderen en voor de bescherming van ontvoerde kinderen. Kan de Raad in overweging nemen dat hij in samenwerking met het Parlement en de Commissie, passende maatregelen op dit gebied ondersteunt?

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Ik vertegenwoordig de familie McCann en het gebied waar zij vandaan komt, en heb dit daarom van zeer nabij gevolgd. Om op het punt van de heer Ryan terug te komen, ik geloof dat er een nummer is dat al in de meeste Europese landen is gereserveerd – 116 000. Het is, om precies te zijn, gisteravond opgenomen in het telecommunicatiepakket, in een amendement door de voorzitter van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, dus misschien dat u kennis wilt nemen van de ontwikkeling van deze wettekst. Mijn vraag is echter: is hier nieuwe wetgeving nodig? Kan er niet worden volstaan met pure samenwerking?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, de ontvoering van Madeleine McCann is een bijzonder gevoelige zaak, en om geheel open kaart met u te spelen: wij, het voorzitterschap, de Raad willen samenwerken met het Europees Parlement, opdat er gezamenlijke actie komt. De heer Rack heeft daarin volstrekt gelijk. Ik zeg niet dat wetgeving absoluut nodig is. Wat wij hier naar mijn mening nodig hebben is convergentie, goede samenwerking en goede praktijken, en we moeten proberen te kijken wat elke lidstaat het beste kan doen.

Daarom was het interessant deze proefprojecten tussen diverse lidstaten uit te voeren, met als doel conclusies te trokken en deze voor te leggen aan onze partners, in samenspraak met dit Huis, zoals de heer Rack onder de aandacht heeft gebracht, uiterlijk tegen het einde van het Franse voorzitterschap. Ik meen dat we heel effectief te werk moeten gaan en dat houdt eerder betere samenwerking in, zoals u hebt gezegd, dan wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 9 van Manuel Medina Ortega (H-0440/08)

Betreft: Projecten in het kader van de “grotere nabuurschap”

Denkt de Raad dat het haalbaar is, nu er van diverse kanten – ook van de Commissie – voorstellen zijn gekomen voor de ontwikkeling van een beleid voor een ‘grotere nabuurschap’ dat gebruik zal maken van de uitzonderlijke geografische ligging van onze ultraperifere regio's om bij te dragen aan de ontwikkeling van hun buren in West- en Centraal Afrika en het Caribisch gebied, om deze voorstellen concreet vorm te geven en in dit verband op de een of andere manier plannen op te stellen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, de heer Ortega weet heel goed dat de Commissie, op initiatief van de Europese Raad van Sevilla, een verslag heeft ingediend, gebaseerd op een algehele benadering van de speciale kenmerken van situatie in de ultraperifere regio´s, dat erop gericht is vast te stellen welke maatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd om hun ontwikkeling te bevorderen, rekening houdend met hun specifieke noden.

Korter geleden, in september 2007, heeft de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement de resultaten van deze strategie en toekomstperspectieven ingediend. Daarnaast is, zoals het geachte lid weet, zojuist het Groenboek over “Toekomstige betrekkingen tussen de EU en de landen en gebieden overzee” verschenen. Aldus heeft de Commissie een brede openbare raadpleging uitgevaardigd, die een nieuw partnerschapsbeleid met de overzeese landen en gebieden mogelijk zal maken.

Deze gebieden hebben, dat weet u heel goed, veel gemeen met de ultraperifere regio`s: ze zijn afgelegen, afgezonderd van EU-gebieden, kwetsbaar, ook op het gebied van klimaatverandering, en dan zijn er natuurlijk ook alle zaken die verband houden met vervoer, zowel over zee als over land, het beheer van migratiestromen, landbouw- en maritiem beleid. Al deze zaken hebben de gebieden overzee en de ultraperifere regio´s gemeen.

Wij constateerden dat om te slagen in de wereld van vandaag de dag, het nodig was om een samenhangend ontwikkelingsbeleid deel te laten uitmaken van een ruimer regionaal raamwerk; vandaar het actieplan voor het grote nabuurschap dat gelanceerd werd door de strategie van 2004 in Sevilla en dat tot doel heeft de regionale integratie van de ultraperifere regio´s te versterken in hun geografische positie, met andere woorden: met sommige Afrikaanse en Caribische ACS-landen.

Met dit perspectief, deze regionale dimensie, wordt ook rekening gehouden in de economische partnerschapsakkoorden die zijn gesloten tussen de Europese Unie en de ACS-landen die tot doel hebben te zorgen voor een grotere regionale integratie van deze landen.

Daarvoor hebben wij een aantal verschillende instrumenten tot onze beschikking, die u goed kent. In de eerste plaats moeten de financiële instrumenten beter worden afgestemd, of het nu gaat om het tiende EOF, het EFRO, of om fondsen die medefinanciering betreffen. Wij moeten de huidige maritieme verbindingen tussen de ultraperifere regio´s en de derde landen die hun buren zijn versterken. Het is ook belangrijk deel te nemen aan communautaire onderzoeksnetwerken tussen deze ultraperifere regio´s, de landen overzee en de gebieden en hun buren, zodat zij kunnen deelnemen aan de communautaire programma´s. Tot slot moeten wij nieuwe richtsnoeren aannemen op het gebied van migratiebeleid, in het bijzonder in het kader van de samenwerking tussen de ACS-landen en de Europese Unie.

Zoals het geachte lid de heer Ortega ter kennis is gekomen, maakt de uitvoering van de strategie van de ultraperifere regio's deel uit van het werkprogramma van de Raad voor de Franse, Tsjechische en Zweedse voorzitterschappen. De doelstellingen van deze strategie zullen ook in overwegingen worden genomen bij de herziening van de Verordening over het programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen.

Zoals u weet hecht het Franse voorzitterschap groot belang aan deze thema´s. Ten bewijze: de belangrijke bijeenkomst op het eiland Réunion, die gisteren begon en op 11 juli wordt afgesloten, over de strategieën die moeten worden ontwikkeld om klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit in deze ultraperifere regio´s en landen en gebieden overzee te bestrijden. Wij hopen ook dat deze bijeenkomst een nieuwe impuls zal geven aan dit beleid, waaraan wij het allergrootste belang hechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de fungerend voorzitter van de Raad bedanken voor zijn antwoord. Zoals de fungerend voorzitter van de Raad weet, was het een voorstel van een voortreffelijke commissaris, de heer Barnier, waarin melding werd gemaakt van het concept van het grote nabuurschap, en de fungerend voorzitter heeft daarbij op een aantal instrumenten gewezen.

Ik ga ervan uit dat tijdens het Franse voorzitterschap, voor het einde van dit jaar specifieke maatregelen zullen worden genomen. Er is uiteraard een groot aantal documenten geweest waarmee ik, zoals hij weet, vertrouwd ben en waarmee wij allen vertrouwd zijn. Het belangrijkste is echter dat we vooruitgang boeken, want de tijd schrijdt voort en de ultraperifere regio´s hebben op dit moment niet deze externe toekomstverwachting.

De ultraperifere regio´s maken deel uit van de EU, een continentaal grondgebied, en ze bieden ons een fraaie mogelijkheid. Ik hoop van harte dat het Franse voorzitterschap voor het einde van dit jaar met maatregelen kan komen om deze algemene theorieën over het grote nabuurschap van de ultraperifere regio´s uit te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Ortega, er zijn op basis hiervan sinds 2004 talrijke specifieke maatregelen genomen en de heer Ortega had gelijk om in dat verband melding te maken van de bijdrage van Michel Barnier, die heeft geleid tot diverse belangrijke hervormingen op verschillende terreinen van Gemeenschapsbeleid: cohesiebeleid en Structuurfondsen, het Europese Landbouwfonds, het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Visserijfonds en regionale hulp, POSEI-programma´s en onderzoeksprogramma´s.

Wat ik de heer Ortega in het algemeen wil zeggen is dat, niettegenstaande de problemen die verband houden met het uitstel van de uitvoering van het Verdrag van Lissabon onder het Franse voorzitterschap, wij werkelijk zullen proberen een nieuwe dimensie toe te voegen aan dit beleid en ervoor te zorgen dat hun horizontale dimensies zich waar mogelijk in concrete maatregelen zullen vertalen. Wij zullen dat in het bijzonder doen op maritiem gebied, wij zullen op dit punt zeer nauw samenwerken met de Commissie en, in het kader van de programmering van regionaal beleid, met mevrouw Hübner. Weest u ervan verzekerd dat wij speciale aandacht hebben voor deze zaak.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 10 van Robert Evans (H-0442/08)

Betreft: Sri Lanka

De Raad is ongetwijfeld op de hoogte van de geweldsspiraal in Sri Lanka en de gestaag toenemende kans op een totale burgeroorlog. Zeer recent zijn elf mensen omgekomen en meer dan zeventig gewond geraakt bij een bomexplosie in een volle forensentrein. Nog eens twee mensen werden gedood bij een explosie in de hoofdstad Colombo, en er werd een dodelijke aanslag gepleegd op televisieverslaggever Paranirupasingam Devakumar, Tamil van origine, toen hij van zijn werk op weg was naar huis. Hij was de negende journalist die de afgelopen twee jaar werden gedood in Sri Lanka.

Ook zal de Raad bekend zijn met het mislukte herverkiezingsvoorstel van Sri Lanka aan de VN-Raad voor de Mensenrechten, een duidelijke afwijzing door de VN-lidstaten van een land dat volgens velen misbruik zou hebben gemaakt van zijn positie in de Raad door niet de mensenrechten te bevorderen maar in plaats daarvan zichzelf te beschermen tegen internationale kritiek die wordt gevoed door wijdverbreid en gedocumenteerd bewijs dat mensenrechten worden geschonden door niet alleen de LTTE maar, naar wordt beweerd, ook door de eigen veiligheidstroepen van de regering.

Is de Raad het er niet mee eens dat, in dit licht gezien, de EU het voortouw zou moeten nemen bij de inspanningen om te komen tot een vreedzame en duurzame oplossing van het conflict? Voor welke aanpak denkt de Raad in dit verband te kiezen, en welke gevolgen heeft dit voor de onderhandelingen met Sri Lanka over de verkrijging van de SAP-plusstatus (stelsel van algemene preferenties)?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Evans, de Raad deelt uw zorgen over de toestand in Sri Lanka. Sinds begin 2008 heeft de Europese Unie haar dialoog met de Sri Lankaanse regering actief opgevoerd. Van 16 tot 18 maart heeft een trojka van hooggeplaatste functionarissen Colombo bezocht en andere hooggeplaatste politici ontmoet. Op 10 juni nam een hoge delegatie van de Europese Commissie deel aan de zeventiende bijeenkomst van de paritaire commissie van de EU en Sri Lanka in Colombo. Beide bezoeken verschaften de gelegenheid om de zorgen van de Europese Unie over de huidige toestand in Sri Lanka aan de orde te stellen.

Tijdens het bezoek van de EU aan Sri Lanka bevestigde de Unie haar groot belang te hechten aan haar rol van medevoorzitter van het Tokio-proces en aan het verschaffen van humanitaire hulp. Zoals u weet, is de Europese Unie de grootste hulpdonor van Sri Lanka. Zij benadrukte echter de noodzaak een gunstiger klimaat te scheppen, opdat NGO´s, de Verenigde Naties en het internationale Comité van het Rode Kruis doeltreffender kunnen opereren.

Sri Lanka geniet op dit moment aanzienlijke voordelen van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, dat deel uitmaakt van het stelsel van algemene preferenties plus van de Europese Unie. Deze regeling bepaalt dat alle landen die van SAP-plus profijt willen blijven trekken hiervoor uiterlijk in oktober 2008 een nieuwe aanvraag moeten indienen. De toelatingsvoorwaarden zijn gebaseerd op criteria van economische kwetsbaarheid en op de ratificering en uitvoering van 27 internationale verdragen inzake mensenrechten, arbeidsrechten, het milieu en de beginselen van goed bestuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Evans (PSE). - (EN) Ik wil de fungerend voorzitter bedanken voor die reactie, maar ik heb twee zaken die ik kort onder de aandacht wil brengen.

Om een leidende rol in het vredesproces te spelen, moet de EU zijn beleid ten aanzien van het reisverbod veranderen, omdat er veranderingen hebben plaatsgevonden in Genève, dat niet in de EU ligt en omdat de Noren, die evenmin lid zijn van de EU, ook een prominente rol hebben gespeeld in het vredesproces. Is de fungerend voorzitter daar gelukkig mee?

De fungerend voorzitter gaf een uitvoerig standpunt weer over de SAP-onderhandelingen, maar in het licht van zijn bedenkingen of van bedenkingen die op dit moment ten aanzien van Sri Lanka heersen - hoeveel vertrouwen heeft hij er op dit moment in dat Sri Lanka zal voldoen aan die 27 voorwaarden waarnaar hij verwees en waaraan tegemoet moet worden gekomen voordat dit preferentiële handelssysteem hun daadwerkelijk ten deel kan vallen?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, Mijnheer Evans, ik heb goed nota genomen van uw opmerkingen over het proces van Genève. Het is waar dat de Noren een bijzondere rol spelen. Maar ik geloof dat het gewicht van de Unie, die, zo herinner ik eraan, de grootste donor is, bijzonder belangrijk is. Wij moeten daarom al dat gewicht aanwenden om invloed uit te oefenen op het proces van Genève en de stabilisatieoperaties in dat land.

De voorwaarden om Sri Lanka een SAP-plus toe te kennen zijn gebaseerd op economische kwetsbaarheid en op het feit dat de internationale overeenkomsten die ik genoemd heb betreffende fundamentele rechten moeten worden toegepast. Zeker, Sri Lanka moet ook een aanvraag indienen.

Voor zover ik weet, hoewel ik hiervan niet zeker ben, moeten wij een volledig dossier van de Sri Lankaanse autoriteiten ontvangen voordat wij kunnen beslissen of wij hun wel of niet een SAP-plus kunnen toekennen. Op dit moment is mij niets bekend van enige terughoudendheid bij de Raad om dit toe te kennen. Wij moeten kijken naar de precieze aard van het verzoek van de Sri Lankaanse autoriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Ik wil de minister vragen of hij erkent dat er mensenrechtenschendingen zijn geweest, zowel door de eigen strijdkrachten van de regering als door de Tamil Tijgers. Zou hij zo goed willen zijn daar iets over op te merken?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mevrouw Doyle, wat ik weet is dat de trojka die deze missie heeft uitgevoerd onder het Sloveense voorzitterschap, aan de Raad verslag heeft gedaan. Deze trojka stond onder leiding van de Aziatische directeur van het departement van Buitenlandse Zaken van Slovenië, van mevrouw Campbell en van de heer Nicolaj, die leiding geeft aan het Sri Lankaanse bureau. De enige schendingen waarvan ik op de hoogte ben, zijn de schendingen waarvan zij melding hebben gemaakt. Ik zal u echter later van meer informatie voorzien, als u dat niet erg vindt, mevrouw Doyle, en ik verontschuldig mij voor het feit dat ik u niet een preciezer antwoord heb kunnen geven.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 11 van Avril Doyle (H-0445/08)

Betreft: Prioriteiten van de Raad met betrekking tot het klimaatpakket

Wat zijn de ambities van het Franse voorzitterschap met betrekking tot het klimaat- en energiepakket? Heeft de Raad reeds vooruitgang geboekt in deze? Welk tijdsschema stelt het voorzitterschap in het vooruitzicht?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, uiteraard is het Franse voorzitterschap ingenomen met de indiening door de Commissie, begin dit jaar, met een pakket “energievoorziening en klimaatverandering”, dat op correcte wijze de doelstellingen weergeeft die zijn vastgesteld door de staatshoofden en regeringsleiders op hun top in maart 2007: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen met twintig procent tegen 2020, wat er ook gebeurt, en zelfs tot dertig procent in het geval van succesvolle onderhandelingen over een algehele regeling voor de periode na 2012; het voorstellen van een regelgevend raamwerk voor de afvang en geologische opslag van kooldioxide en, beste mevrouw Doyle, het in het leven roepen van demonstratieprojecten op dit gebied; en het tegen 2020 bereiken van een aandeel van twintig procent voor duurzame energie van de totale energieconsumptie van de Europese Unie. Dit alles weet u even goed als ik, beste mevrouw.

Het Franse voorzitterschap is eveneens ingenomen met de vooruitgang die is geboekt onder het Sloveense voorzitterschap. In dat verband hebt u, precis zoals ik, kennis kunnen nemen de voortgangsrapportage die door het vorige voorzitterschap is ingediend bij de Raad in juni. Het debat over het verslag dat ik zojuist heb genoemd, toonde aan dat de Raad de algemene architectuur van het pakket ondersteunde. Gebleken is dat sommige van de voorgestelde bepalingen betreffende de herziening van de regeling van de handel in broeikasgasemissierechten en de verdeling van de inspanningen in de sectoren die niet door deze regeling worden gedekt, op meer gedetailleerde wijze dienen te worden onderzocht.

In het bijzonder geldt dat voor de bepalingen betreffende de strijd tegen het weglekken van koolstof, het gebruik van veilingopbrengsten, de flexibiliteit die nodig is om nationale doelstellingen en de toename van twintig tot dertig procent te verwezenlijken, alsmede voor de specifieke situatie in bepaalde lidstaten.

We weten dat het moeilijk zal worden al deze doelen te bereiken. We weten ook dat het Franse voorzitterschap over al deze punten duidelijkheid moet verschaffen, dat er zeer strijdige belangen in het spel zijn en dat er nog steeds diepgaander onderzoek nodig is naar alle aspecten die ik zojuist heb genoemd, met name wat betreft de mechanismen voor het verdelen van veilingen, de maatregelen ter preventie van het weglekken van koolstof en de verschillende flexibiliteitsmechanismen die nodig zijn.

Maar wat wij ook weten, mevrouw Doyle, dat is dat het natuurlijk absoluut noodzakelijk is dat wij politieke overeenstemming bereiken vóór de Conferentie van Poznań, eind dit jaar, maar vooral vóór de Conferentie van Kopenhagen. Wat betreft de activiteiten van ons voorzitterschap, binnen het raamwerk van de instellingen, die u even goed kent als ik, en van de termijnen voor de vaststelling van wetgeving, moeten wij samen met uw Huis een overeenkomst bereiken die verstrekkend genoeg is om de Unie in een gunstige positie te plaatsen in het kader van haar internationale onderhandelingen in Kopenhagen in december 2009, en de tijd om hiervoor wetgeving te maken begint te dringen. Dat is ongetwijfeld de moeilijkste uitdaging die wij het hoofd moeten bieden, beste mevrouw.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Verwijst een politieke overeenkomst naar een overeenkomst in eerste lezing of naar voorbereidingen voor een vroege overeenkomst in tweede lezing onder het Franse voorzitterschap? En welke prioriteit geeft de fungerend voorzitter aan maatregelen voor grenscorrecties of verboden? Is het voorzitterschap het met mij eens dat deze moeten worden bewaard voor Plan B in het geval wij ons doel van een internationale overeenkomst niet bereiken, maar niet mogen worden gebruikt als drukmiddel om een internationale overeenkomst te bereiken ?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Doyle, om antwoord te geven op uw eerste vraag: wij zullen zo ver proberen te gaan als mogelijk is. Wij zullen proberen een overeenkomst in eerste lezing proberen te verkrijgen. Wij zullen alles wat in ons vermogen ligt doen om dat te bereiken; als wij een vroege overeenkomst in tweede lezing kunnen bemachtigen, zullen wij dat doen. Ik denk dat in het belang is van alle Europese instellingen en van de Unie als geheel. Ter verduidelijking: dat is mijn persoonlijke mening, al weet ik dat het heel moeilijk gaat worden.

Wat betreft de mechanismen om het weglekken van koolstof tegen te gaan, denk ik dat het belangrijk is – en nu spreek ik namens het voorzitterschap, niet namens de Raad – dat wij enerzijds in staat zijn vanuit een technisch oogpunt samen te werken ten behoeve van deze maatregelen, wat allesbehalve eenvoudig is, en dat we aan de andere kant een drukmiddel hebben dat we kunnen gebruiken in de aanstaande internationale onderhandelingen. Als er ten aanzien van dit aspect geen overeenkomst kan worden bereikt op wereldwijd niveau, welaan, dan moeten wij, zoals u terecht hebt opgemerkt, door naar Plan B. Wij zullen echter in een gunstigere positie verkeren om met Plan B te komen als wij voorstellen op tafel kunnen leggen tijdens de internationale onderhandelingen en dat op tijd doen. Dat is mijn overtuiging.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Evans (PSE). - (EN) Kan de minister, aangezien hij een thuiswedstrijd speelt en het de taak van het voorzitterschap is om leiding te geven aan de 27 landen gedurende deze periode van zes maanden, gebieden aangeven waarop Frankrijk volgens hem een bijzonder goed voorbeeld geeft en de weg wijst voor de Europese Unie op dit vlak ?

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Jouyet. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dank voor deze zeer subtiele vraag. Ik meen dat het Franse voorzitterschap op dit vlak de problemen waarop wij kunnen stuiten in om het even welk aspect van de voorstellen van het pakket moet vergeten. Laat niet gezegd zijn dat al die voorstellen gemakkelijk zijn te verwezenlijken. Wij weten dat niet alles gemakkelijk is. Ik denk aan duurzame energie, ik denk aan andere zaken, maar het oogmerk van het voorzitterschap en onze verantwoordelijkheid, mijnheer Evans, is om eind dit jaar daadwerkelijk een overeenkomst te bereiken, koste wat het kost, en in de monetaire betekenis van het woord zullen er kosten zijn, waar het sommige aspecten van dit pakket betreft.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Vraag nr. 37 zal niet aan de orde komen aangezien het onderwerp al door een ander agendapunt van deze vergaderperiode wordt gedekt.

 
  
  

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.00 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 

15. Verzoek om urgentverklaring: zie notulen

16. Wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen – Wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het volgende agendapunt is het gezamenlijke debat over

- de aanbeveling voor tweede lezing (A6-0223/2008) van Paolo Costa, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (16133/3/2007 – C6-0129/2008 – 2006/0272(COD));

- de aanbeveling voor tweede lezing (A6-0210/2008) van Paolo Costa, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (16138/3/2007 – C6-0131/2008 – 2006/0274(COD))

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa, rapporteur. (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het doet me groot genoegen vanavond het debat in te leiden. We zijn immers aan het einde gekomen van een onderneming die aanvankelijk erg moeilijk was maar waarvan de uitkomst, zo lijkt mij, van grote betekenis is. Wij bespreken vanavond enkele zeer technische kwesties, maar naar mijn mening zullen deze een veel betekenisvollere bijdrage leveren aan de Europese constructie dan veel van de toespraken die we bij zo veel andere gelegenheden tegen elkaar afsteken.

We hebben het misschien niet opgemerkt, maar er zijn tegenwoordig bijna 700 000 wagons in Europa die van het ene naar het land kunnen gaan en beter door de ene dan door de andere onderneming kunnen worden gebruikt; tot nu toe werd hun echter betrekkelijk gemakkelijk belet grenzen te overschrijden omdat we geen gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften aan beide kanten hebben.

Vanavond zullen wij andere barrières slechten, op een wijze die een geharmoniseerd systeem zal waarborgen, niet in de laatste plaats vanuit een oogpunt van veiligheid, door twee kwesties aan te snijden die een aanvulling zijn van de regels aangaande interoperabiliteit en de wederzijdse erkenning van rollend materieel, die al in januari zijn overgedragen. Met de verordening die vanavond zal worden besproken, zetten we een tweede stap in de goede richting: we breiden niet alleen de bevoegdheden van het Europees Bureau uit, we geven het een cruciale rol in het opzetten van een enkel seinstelsel voor de spoorwegen, dat niet minder dan 23 stelsels die nu in Europa bestaan moet vervangen. Ten langen leste hebben we uitzicht op een enkele spoorwegmarkt, zoals voorzien door het eerste Verdrag, dat al in 1957 werd gesloten, maar nog steeds niet tot uitvoering is gebracht.

Wat betreft het voorstel tot een richtlijn inzake veiligheid, is onze voornaamste zorg om een onderhoudscertificaat voor wagons te ontwerpen, dat niet alleen ten dienste moet staan van spoorwegondernemingen en ondernemingen die de infrastructuur beheren, maar misschien ook van een derde partij die wil investeren in een vloot wagons. Niets hiervan doet af aan de wettelijke aansprakelijkheid van spoorwegmaatschappijen voor het gebruik van dit rollend materieel wanneer het in beweging is.

Wij hebben langdurig besproken of een certificering vrijwillig dan wel verplicht moet zijn en of we ons moeten beperken tot wagons en al het andere rollend materieel buiten beschouwing moeten laten. Ik meen dat we met een goede oplossing zijn gekomen: het stelsel zal verplicht zijn voor de komende twee jaar; het zal binnen een jaar of tien ook andere voertuigen – passagiersvoertuigen – dekken. Dit stelsel is afgebakend, deze weg is gevolgd en binnenkort zullen we op onze bestemming aankomen. Ik wil er de nadruk op leggen dat de spoorwegbureauverordening het gehele Europese seinsysteem dekt, waardoor het mogelijk is een technologische stap voorwaarts te maken en te overwegen uiteindelijk andere maatregelen af te schaffen.

Wij hadden twee problemen: hoe ervoor te zorgen dat technologische vernieuwing – die moet worden gekoesterd en uitgebreid – het tijdschema voor investeringen in de overgang naar het nieuwe seinstelsel niet in gevaar brengt. Het lijkt mij dat ook in dit geval er een oplossing is gevonden: namelijk door een versie 2.3.0 van het huidige stelsel aan te nemen en daarmee verder te gaan, in het achterhoofd houdend dat we tegen 2012 het meer geavanceerde, definitieve systeem zullen hebben ingevoerd. Om deze redenen, omdat we – zo komt het mij voor – beide problemen vernuftig hebben opgelost, meen ik dat wij dit Parlement kunnen aanbevelen een stem uit te brengen ten gunste van de overeenkomst in tweede lezing, waarmee wij de doeltreffendheid van ons werk en van onze betrekkingen met de Raad kunnen aantonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, na de aanneming van de eerste twee spoorwegpakketten, in 2001 en 2004, en net voor de aanneming van het derde spoorwegpakket in 2007, heeft de Commissie op 13 december 2006 een reeks wetgevingsmaatregelen voorgesteld inzake de wederzijdse aanvaarding van bestaand rollend materieel.

Deze maatregelen hebben tot doel de revitalisering van de spoorwegsector te ondersteunen door de belemmeringen van het treinverkeer op Europese spoorwegnetwerken weg te nemen. Beide teksten die het onderwerp zijn van dit debat, de wijziging van de Richtlijn over spoorwegveiligheid en de wijziging van de Verordening tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau, maken deel uit van deze maatregelen.

De wijziging van de Verordening tot oprichting van de een Europees Spoorwegbureau had twee hoofddoelstellingen.

De eerste was om de bevoegdheden van het Bureau uit te breiden zodat het zijn aandeel kan leveren in de uitvoering van de nieuwe interoperabiliteitsrichtlijn. Het zal immers de diverse nationale procedures en technische voorschriften moeten inventariseren die thans van kracht zijn voor de goedkeuring van locomotieven. Het zal, alvorens deze uit te breiden, een lijst moeten aanleggen van gelijkwaardige regels en daaruit voortvloeiende eisen die, wanneer deze eenmaal is gecontroleerd door een nationale veiligheidsautoriteit, niet langer hoeft te worden geverifieerd door de autoriteiten van de andere lidstaten waar een locomotief zal binnenkomen. Dit werk zal samen met de nationale veiligheidsautoriteiten worden uitgevoerd, waarbij het Bureau voor de coördinatie zal moeten zorgen. Het Bureau zal ook verantwoordelijk zijn voor het opstellen van technische adviezen op verzoek van nationale veiligheidsautoriteiten of de Commissie.

Daarnaast moesten sommige taken van het Bureau worden gepreciseerd, in het bijzonder in verband met de invoering van het ERTMS-systeem, de Richtlijn inzake de certificering van machinisten en de registers en gegevensbestanden die het Bureau zal moeten aanleggen. Het Bureau zal daadwerkelijk een cruciale rol moeten spelen bij de invoering van het ERTMS-systeem, niet alleen door de specificaties vast te stellen van dit geharmoniseerde seinstelsel, maar ook de technische compatibiliteit van vaste outillage die met verschillende versies is uitgerust.

Sta mij toe de rapporteur, de voorzitter van de Commissie, de heer Costa, lof toe te zwaaien voor het werk dat in tweede lezing wordt verricht om overeenstemming te bereiken met de Raad. Het resultaat werd bereikt na langdurige bijeenkomsten en geweldige inspanningen door alle betrokkenen. De resultaten van de onderhandelingen zijn nog voorzichtig: de amendementen bij de twee gemeenschappelijke standpunten die de Raad op 3 maart 2008 heeft aangenomen en die de Commissie volledig kan steunen.

Daarom dank ik u voor uw werk, mijnheer Costa. Ik ga nu met veel belangstelling naar het debat luisteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris – en voormalige collega van mij – dames en heren, eigenlijk hadden wij elkaar bijna in de kamer van de commissie kunnen ontmoeten, maar het is zo aangenaam om met u allen hier te zijn.

Laat me beginnen de rapporteur zeer hartelijk te bedanken namens mijn Fractie. Hij heeft de afgelopen weken constant strijd geleverd over technische details en naar verbeteringen gestreefd. Met de twee gewijzigde richtlijnen waarover nu overeenkomst is bereikt tussen de Raad en het Parlement, verbeteren we de spoorwegveiligheid en hebben we ook de kans de interoperabiliteit te verbeteren en dichterbij ons doel te komen om meer goederen over te hevelen van de weg naar de spoorweg.

Het komt er volgens mij erg op aan dat de nieuwe certificeringsprocedure, de wederzijdse erkenning van certificeringsvoorschriften, de kosten van certificering heel duidelijk terugdringt en dat als gevolg daarvan het gebruik van rollend materieel door heel Europa wordt gestimuleerd. Maar tegelijkertijd – en dat was voor ons een van de netelige kwesties en ik dank de rapporteur dat hij zo vasthoudend is geweest – moeten we ervoor zorgen dat de kwestie van de verantwoordelijkheid voor het onderhoud aan wagons duidelijk en ondubbelzinnig wordt opgelost. Alleen zo kunnen we verwachten dat onze burgers ermee instemmen dat wagons grenzen overschrijden zonder extra controles en dat de interoperabiliteit wordt gestimuleerd.

Ik ben er ook voorstander van dat het Bureau zich inspant om vooruitgang te boeken met het ERTMS-systeem en ik ben het met de rapporteur eens dat het beste het goede in de weg kan staan. Als we te snel van versie veranderen, zal waarschijnlijk niemand instappen. Daarom moeten we voorzichtig en omzichtig te werk gaan in het stimuleren van de ERTMS-versie.

We houden allemaal van treinen en dan vooral van historische treinen. Het verheugt me daarom dat we duidelijk hebben gemaakt dat historische- en museumspoorwegen vrijgesteld zijn van alle technisch moeilijke maar over het algemeen noodzakelijke veiligheidsbepalingen. Ik hoop dat onze vrienden ons horen en zien. Wij erkennen het belang van museumspoorwegen volledig.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson, namens de PSE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens de Socialistische Fractie wil ik de heer Costa bedanken voor zijn beide verslagen, al zal ik vanavond alleen spreken over het verslag dat de veiligheid van de spoorwegen betreft.

Veiligheid moet altijd onze hoogste prioriteit zijn. Degenen die de verantwoordelijkheid hebben gekregen voor de infrastructuur van onze spoorwegen en hun rollend materieel moeten goed zijn opgeleid en hun kwalificaties moeten erkend zijn, als we zowel de efficiëntie als de veiligheid van onze spoorwegen willen verbeteren. Het klopt dat de veiligheidscertificering van goederenwagons met de invoering van een nieuw systeem in 2010 een nieuwe fase dient in te gaan. Het klopt ook dat passagiersvoertuigen gedekt dienen te zijn en al moet dit binnen tien jaar gebeuren, degenen die het hiermee niet eens zijn zullen de noodzaak van een dergelijk systeem beslist erkennen.

Ik steun ook de stelling van de rapporteur dat niets van dit alles de uitbreiding van de spoorwegen mag belemmeren. De hele Europese industrie wordt, met name op het gebied van goederenvervoer, gekweld door een gebrek aan visie die onze verschaffers van infrastructuur soms aan de dag leggen. Zij grijpen elk excuus aan om niets te doen.

Wij moeten onze spoorwegen uitbreiden, zowel wat infrastructuur als rollend materieel betreft, zodat we een efficiënt, effectief en duurzaam, van obstakels gevrijwaard spoorwegnetwerk kunnen afleveren.

Tot slot dien ik de rapporteur en alle leden te bedanken voor hun steun aan mijn amendementen betreffende de vrijstelling van historische en toeristische spoorwegen van deze richtlijn. Als ze eraan hadden moeten voldoen, zou de kostenlast een verlammend effect hebben gehad en zou het behoud van het rijke industriële erfgoed dat deze spoorwegen zonder meer vertegenwoordigen in gevaar zijn gebracht.

Wij in Europa zijn vooraanstaand op het gebied van het erfgoed en het behoud van spoorwegen. Dat is iets dat door de Commissie vaak over het hoofd is gezien – maar, in alle eerlijkheid, nooit door dit Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. (NL) Voorzitter, al lang voordat de Europese Unie ontstond, hadden wij in het grootste deel van Europa een overzichtelijk spoorwegsysteem. Sinds het eind van de 19de eeuw was dat samen met de posterijen een van de kerntaken van de staat. Elke staat was verantwoordelijk voor zijn eigen spoorwegen.

In de meeste gevallen was de staat eigenaar geworden van de voornaamste of de enige binnenlandse spoorwegmaatschappij. De noodzaak daartoe ontstond doordat de oorspronkelijke particuliere ondernemingen vooral gericht waren op het maken van snelle winsten. Zij waren er niet in geslaagd om de kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening duurzaam te waarborgen. Nadat zij door de staat waren overgenomen verbeterde de infrastructuur en de frequenties. De infrastructuur behoorde toe aan de nationale spoorwegmaatschappij en daarmee aan de staat.

De uitvoering van het personenvervoer en het vrachtvervoer waren in dezelfde handen. Zo vond een goede afstelling plaats tussen enerzijds personenvervoer en vrachtvervoer en anderzijds het onderhoud, de uitbreiding en de beste benutting van de infrastructuur. Daar hoefden geen afzonderlijke bureaucratische staatsorganen aan te pas te komen. Vrijwel alles, behalve de slaapwagens en de restauratiewagens in internationale treinen over de lange afstanden, was nationaal geregeld. Daarnaast bestond er wel een goede internationale samenwerking. Door internationale treinreizigers werden de spoorwegen gezien als één grote overkoepelende Europese instelling. Aan stationsloketten kon iedereen worden voorzien van handgeschreven kaartjes naar alle mogelijke bestemmingen in Europa en een goede informatie over het buitenlandse aanbod.

Regionale grensoverschrijdende verbindingen en verbindingen over de zeer lange afstand tussen staten die niet aan elkaar grenzen, waren in veel ruimere mate beschikbaar dan tegenwoordig. In dat systeem waarop wij tegenwoordig jaloers kunnen zijn, zaten vier zwakke punten, vooral na de elektrificatie. Er werd gekozen voor verschillende nationale netspanningen en voor verschillende vormen van elektronische beveiliging. Het vrachtvervoer ondervond hinder van controles, afkoppeling en overslag bij grensstations. Toen het openbaar vervoer als gevolg van de opkomst van de auto steeds meer verliesgevend werd, werden grensbaanvakken uitgedund en moesten de passagiers een extra heffing gaan betalen voor grensoverschrijding. Na de opkomst van het vliegtuig werden de informatie en de kaartverkoop voor de lange internationale afstanden steeds meer verwaarloosd.

Uitsluitend op zulke punten zou het optreden van de Europese Unie als aanvulling een verbetering kunnen opleveren. Voor mijn fractie is het al jarenlang een grote ergernis dat ingrepen door de Europese Unie niet in de eerste plaats zijn gericht op deze grensoverschrijdende verbeteringen, maar vooral op meer liberalisering. Om de schade van die veranderingen te beperken is dan weer meer begeleidende bureaucratie nodig.

In een reeks voorafgaande besluiten over de spoorwegen sinds 2001 zijn voldongen feiten geschapen. Op grond van die nieuwe realiteit zoekt mijn fractie naar een zo goed mogelijk resultaat voor de toekomst. De in tweede lezing voorgelegde resultaten zien er naar verhouding goed uit. Een aantal overwegingen van subsidiariteit, veiligheid en de wens om niet alles over te laten aan overeenkomsten tussen de inmiddels verzelfstandigde spoorwegmaatschappijen leidt ertoe dat wij morgen, ondanks onze kritiek op het voorafgaande, zullen instemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het overhevelen van transport naar milieuvriendelijker vormen van verkeer is een vrome wens van ons allen. Eerst moeten wij echter de vele noodzakelijke voorwaarden daarvoor scheppen. Hetzelfde geldt in het bijzonder voor de spoorwegen, die een buitengewoon milieuvriendelijke vorm van vervoer zijn. Wij moeten een forse technologische inhaalslag maken als we een interoperabiliteit van systemen willen en we moeten een reeks maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat we daadwerkelijk een interne vervoersmarkt tot stand brengen.

Na langdurige en gedetailleerde onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad, hebben we een goed resultaat bereikt. We moeten het daarom niet in een ongunstig daglicht plaatsen, en het morgen met een ruime meerderheid steunen.

Niettemin meen ik dat enige bedenkingen op hun plaats zijn, vooral wat de kwestie van bureaus betreft. Onze ervaringen in Europa daarmee zijn tot dusver, om het voorzichtig te stellen, allesbehalve optimaal. We begonnen er vaak mee te weinig of helemaal geen begrotingsmiddelen beschikbaar te stellen bij het opstarten van de bureaus. Daarop deden zich problemen voor en liepen we achter de feiten aan. En we worstelden en worstelen nog steeds met het probleem dat we geen of te weinig politieke controle hebben ingebouwd en dat de bureaus een eigen leven gingen leiden, vrij van enige politieke controle of verantwoordelijkheid. Wij kunnen slechts hopen - en u, commissaris, moet hiervoor zorgen - dat het nu allemaal anders zal zijn. Niettemin moeten we nog steeds op onze hoede zijn, zeker waar het bureaus betreft.

 
  
MPphoto
 
 

  Gilles Savary (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil in de eerste plaats Paolo Costa huldigen voor zijn uitstekende werk. Wij bevinden ons op zeer technisch en weinig populair terrein. Maar de kwestie van vervoer en andere vormen van vervoer dan over de weg duikt op als we het hebben over het klimaatplan en het terugdringen van broeikasgassen.

Wat dat betreft hebben we gedurende de twee voorgaande zittingsperioden van het Parlement veel arbeid verricht om de netwerken te ontsluiten. Maar blijft over een obstakel naar de ontsluiting van netwerken dat we absoluut moeten wegnemen: de afwezigheid van technische interoperabiliteit, die talrijke oorzaken kent, of het nu de vele verschillende soorten besturingssystemen, de erkenning van materieel – die wij hier bespreken – of, in het bijzonder, de spoorwijdte betreft. Ik kom uit een streek die Aquitaine heet. We moeten daar de assen van de treinen die uit Spanje komen, vervangen om een soepel verkeer te waarborgen.

Deze kwesties die buitengewoon technisch van aard lijken, zijn in werkelijkheid dus buitengewoon politiek van aard: omdat ze ons vervoersbeleid en de politieke prioriteit van de strijd tegen broeikasgassen en klimaatverandering bepalen.

Beide teksten zijn van zeer groot belang. Ik wil Paolo Costa bedanken voor de nieuwe voorstellen die hij heeft ingediend, met name wat betreft de plicht tot wederzijdse erkenning. Er zijn verschillende manieren om de ontsluiting van Europese netwerken te dwarsbomen. Europese spoorwegnetwerken zijn aangelegd op zeer nationale of nationalistische grondslag. Een manier van tegenwerking is door weinig of geen bereidheid aan de dag te leggen voor de totstandbrenging van wederzijdse erkenning van materieel. Vanaf nu hoop ik dat we dankzij de tekst die we gaan goedkeuren, Europese wetgeving zullen hebben die ons in staat zal stellen dit obstakel weg te nemen, dat vooral tussen Frankrijk en Duitsland een vernietigende werking heeft gehad.

Ik wil ook graag bevestigen wat mijn collega de heer Rack heeft gezegd over het Bureau: ik meen dat het van het grootste belang is het Bureau de middelen te geven die het nodig heeft voor zijn ontwikkeling en, wellicht, zijn democratisering, zodat het Parlement er meer bij betrokken is.

 
  
MPphoto
 
 

  Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). - (CS) Het verplichte certificeringstelsel voor instanties die belast zijn met het onderhoud en in dienst nemen van spoorwegvoertuigen is de enige verbetering van het spoorwegsysteem. Het zou eenvoudigweg niet mogelijk zijn om grotere operationele veiligheid te waarborgen zonder duidelijke regels. In beide gevallen, of het nu het ERTMS is in een ander verslag of dit geval, speelt het Europees Spoorwegbureau een belangrijke rol. Het wil het vrije verkeer van wagons en locomotieven bewerkstelligen en daarmee de concurrentiekracht van het spoorwegsysteem ten opzichte van andere vervoersvormen verbeteren. Dit kan mede het milieu verbeteren, dat lijdt onder de ondraaglijke last van het verkeer die het moet dragen; de amendementen moeten derhalve steun krijgen.

Staat u mij toe enige afsluitende woorden te zeggen. De kwestie van het onderhoud aan rangeersporen en wagons die worden gebruikt door spoorwegen die niet direct zijn aangesloten op het netwerk moeten in nationale voorschriften worden vastgelegd, niet op het niveau van de Europese Unie (inclusief de nodige autorisaties). Ik denk aan bedrijfssporen en dergelijke.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Een oplossing voor efficiënter en minder vervuilend energievervoer van de Gemeenschap is de ontwikkeling van modern spoorwegvervoer, zowel voor passagiers als voor handelswaar.

Wat betreft de Spoorwegveiligheidsrichtlijn, acht ik het noodzakelijk om historische-, museum- en toeristische spoorwegen vrij te stellen van de richtlijn. Het is ook essentieel dat alle instanties die belast zijn met onderhoud gecertificeerd zijn en het onderhoud zelf uitvoeren of daarvoor andere onderhoudswerkplaatsen in dienst kunnen nemen.

Voor de basiscomponenten of constructiedelen die voor spoorwegsystemen zijn ontworpen, is de instantie die belast is met het onderhoud tevens verantwoordelijk voor de vaststelling van de basisvoorwaarden en technische kenmerken betreffende onderhoud en logistiek waarmee aan de eisen van deze richtlijn tegemoet wordt gekomen.

Het Europees Spoorwegbureau speelt een vitale rol in de invoering van het ERTMS-systeem tegen 2020. Teneinde de vereiste investeringen voor de interoperabiliteit van de spoorwegvervoerssystemen in de Unie aan te moedigen, is het essentieel om de uiteindelijke versie van het ERTMS voor een bepaalde periode vast te leggen.

Ik wil de aandacht vestigen op de noodzaak de veiligheid van het spoorwegvervoer voor de Europese burgers te waarborgen. Ik meen dat zowel de lidstaten als de Commissie de ontwikkeling van de infrastructuur van de spoorwegen en de modernisering van het rollend materieel meer moeten financieren. Ik verzoek de Commissie meer steun te verschaffen aan de nieuwe lidstaten, waarvan de spoorwegsystemen aanzienlijke investeringen vergen.

De Commissie vervoer en toerisme heeft de eis voorgesteld om het ERTMS geleidelijk in het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) in te voeren en Europese gelden beschikbaar te stellen bij verplicht gebruik van het ERTMS.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, wij zijn bezig obstakels weg te nemen voor het verkeer van rijtuigen en locomotieven in het Europese spoorwegnetwerk. Wij proberen uit te maken of er spoorwegen in de Gemeenschap of dat er Gemeenschapsspoorwegen moeten zijn. Aldus naderen we met deze wettekst het concept van Gemeenschapsspoorwegen, ofwel gemeenschappelijke, technische, operationele en wettelijke normen, ofwel interoperabiliteit, die vanuit elk oogpunt nodig is. Het luchtvervoer, wegvervoer en scheepsvervoer zijn veel verder in het scheppen van Gemeenschapssystemen. Dat was een van de factoren die hebben bijgedragen aan hun succes op de markt. De spoorwegen hebben nog geen zichtbaar succes op de markt geboekt; integendeel, ze hebben marktaandeel verloren.

Het voorstel dat wordt besproken is goed en noodzakelijk. De heer Paolo Costa heeft uitstekend werk geleverd en een goed verslag gepresenteerd. Ik meen dat u, commissaris, in staat zult zijn controle uit te oefenen op het agentschap, met als uitkomst grote winst voor de spoorwegen in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, in de landen van de “oude” EU, is spoorwegvervoer terrein aan het verliezen op autowegvervoer. Dat is al tientallen jaren aan de gang. In 1970 werd bijna 20 procent van alle goederen over spoorwegen vervoerd, in 2003 was dit cijfer gedaald tot 7.5 procent. Wij zouden gebruik moeten maken van de positieve kenmerken van spoorwegvervoer, die een ecologisch heel vriendelijke vorm van transport is. Een groei in het gebruik van de spoorwegen kan helpen de congestie van wegen op te lossen, vooral tijdens de zomermaanden. Het zal de barrières wegnemen naar de vestiging van nieuwe ondernemingen voor goederenvervoer. Daarnaast zal het de eis wegnemen om locomotieven in elke lidstaat te laten certificeren en procedures ten aanzien van rollend materieel vereenvoudigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil in dit debat graag aandacht vragen voor twee zaken. In de allereerste plaats is het een belangrijke ondersteuning van amendementen van het Europees Parlement met betrekking tot de invoering van een verplicht certificeringsysteem voor alle ondernemingen, dat wil zeggen spoorwegondernemingen, beheerders van infrastructuur, eigenaren of enige andere instantie aan wie een certificaat kan worden afgegeven als een instantie die overeenkomstig de in deze tekst opgenomen criteria en eisen belast is met onderhoud.

In de tweede plaats zouden de amendementen van het Europees Parlement die erop zijn gericht de bevoegdheden van het Europees Spoorwegbureau uit te breiden, moeten worden gesteund, in het bijzonder de bevoegdheden met betrekking tot de verlening van vergunningen voor het gebruik van rollend materieel dat voldoet aan de technische specificatie voor interoperabiliteit (TSI), de bevoegdheden die het bureau tot de centrale instantie maken voor de invoering van het Europese beheerssysteem voor het spoorwegverkeer, en in de derde plaats, de bevoegdheden die het bureau de taak geven om het verplichte systeem, voor de certificering van het onderhoud van wagons en ander rollend materieel uit te voeren.

Tot slot wil ik de rapporteur, de heer Paolo Costa, ermee feliciteren dat hij de Raad ervan heeft overtuigd om de meeste amendementen van het Europees Parlement over te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in tijden als deze, waarin wij het kunnen hebben over het verschuiven van verkeer van de weg naar het spoor, maar een richtlijn over kosten voorgelegd hebben gekregen die dat waarschijnlijk niet geheel zal bewerkstelligen, is het goed dat er een verslag ligt dat er daadwerkelijk op is gericht om een vervoerswijze te versterken die wij even belangrijk achten, de trein, om te verzekeren dat deze in veel opzichten voortaan de zelfde rechten en kansen zal hebben als de vrachtwagen.

Interoperabiliteit werkt, de systemen worden geharmoniseerd en de veiligheid verbeterd. Het zijn daarom allebei zeer goede verslagen. Ik feliciteer de heer Costa met nog een stap in de versterking van het spoor op Europees niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb met belangstelling naar uw toespraken geluisterd en ik ben het eens met de beslissing het erfgoed van ons spoor, zoals benadrukt door de heren Simpson en Jarzembowski, te beschermen. Daarnaast hebben de heren Rack en Savary het belang van het beschermen van het bureau naar voren gebracht, en dat steunen wij ook. Ik heb in dat opzicht een goede indruk.

Ik juich de algemene overeenstemming over het tussen het Parlement en de Raad bereikte compromis toe. Het proces om de Europese spoorsector nieuwe leven in te blazen, dat de Gemeenschap een aantal jaren geleden is gestart, begint nu vruchten af te werpen. Het marktaandeel van het spoor, dat na 1970 in de meeste lidstaten is gedaald, is nu gestabiliseerd en vertoont duidelijke tekenen van groei, wat uitstekend nieuws is.

Met de ophanden zijnde afronding van het wetgevende werk op dit wetgevingspakket, dat technisch van aard is maar zeer belangrijk vanuit economisch perspectief, zullen spoorwegondernemingen in staat zijn hun rol te vervullen in het bieden van duurzaam vervoer in een markt die open staat voor concurrentie, zowel internationaal gezien als met andere vervoerwijzen. Ik verwelkom de bereikte overeenstemming op deze drie aspecten – interoperabiliteit, veiligheid en het bureau – dan ook, en ik wil het Parlement nogmaals bedanken, niet alleen als commissaris, maar ook als voormalig lid, voor zijn snelle en voortreffelijke werk aan deze tekst.

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa, rapporteur. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben iedereen die heeft gesproken dankbaar, want het komt mij voor dat wij met vertrouwen kunnen uitkijken naar de stemming van morgen en naar de overeenkomst die wij waarschijnlijk zullen bereiken, wat een wezenlijke stap vooruit betekent.

De spoorwegen hebben een toekomst in Europa, maar kunnen alleen marktaandeel terugwinnen als zij concurrerend zijn. De belangrijkste voorwaarde is dat het mogelijk is afstanden van 300-400 kilometer, de afstand waarop zij andere vervoerwijzen kunnen verslaan, te overbruggen. Echter, 400 kilometer betekent in Europa grenzen passeren. Dat is de essentie: ofwel wij slagen erin onze treinen efficiënt en snel grenzen te laten passeren, ofwel wij zullen hebben gefaald.

Wij hebben enkele jaren geleden regels opgesteld die machinisten in staat stellen precies dit te doen; vandaag doen wij hetzelfde voor wagons. Zeer binnenkort zullen passagierslocomotieven en rollend materieel ook in staat zijn grenzen te passeren. Zij zullen dit lukraak doen, zonder bezorgd te hoeven zijn dat interoperabiliteit de veiligheid in gevaar brengt. Dit is het uiteindelijke doel dat wij onszelf hebben gesteld, en ik geloof dat wij er dichtbij zijn het te bereiken. Wij stellen Europese termijnen en schema’s vast – twee jaar voor wagons; tien jaar voor andere voertuigen – maar het gaat gebeuren. Rollend materieel zal eindelijk rondrijden, gebruikmakend van een enkel signaleringssysteem. Het idee dat wij tot een paar jaar geleden nastreefden, om treinen te leren meer dan een signaleringssysteem te herkennen, was een andere optie, maar die optie werd duidelijk belemmerd door het bestaan van meer dan 20 verschillende systemen in Europa.

Als deze twee zaken voldoende snel vooruitgang boeken, hebben wij een echte, substantiële bijdrage geleverd aan de uiteindelijke vorming van de gezamenlijke spoorwegmarkt. Die markt, waarvan onze grondleggers hadden gedacht dat die als eerste zou worden gevormd, zal in feite de laatste zijn. Waar het echter om gaat, is dat hij tot stand komt, en op tijd om de spoorwegen in staat te stellen bij te dragen aan de strijd tegen de klimaatverandering en om de beperkingen die ons worden opgelegd door stijgende prijzen van energie te overwinnen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Zlotea (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, in de eerste plaats wil ik de rapporteur feliciteren met zijn werk. Rekening houdend met de recente spoorwegongevallen zou ik ook graag het belang van de veiligheid van de spoorwegen van de Gemeenschap willen benadrukken. Ik hoop dat de nieuwe verordeningen voor de exploitatie van het Europees Spoorwegbureau de consument meer voordelen zullen brengen en de procedures met betrekking tot de vergunningen voor voertuigen zullen vereenvoudigen. Ik zou graag willen dat wij ervoor zorgen dat er een duidelijke instantie komt die verantwoordelijk is voor de veiligheid en het onderhoud van ieder voertuig en dat wij te allen tijde weten wie deze instantie is.

Deze instantie zou ervoor moeten zorgen dat de rechten van de consumenten in iedere lidstaat worden gewaarborgd en dat overeenkomstig de Europese wet- en regelgeving passagiers schadevergoedingen worden toegekend.

Tegelijkertijd zou het bureau reisomstandigheden, comfort en veiligheid in ogenschouw moeten nemen, en tarieven op hetzelfde peil moeten houden. Het zou ook moeten letten op kansen en prijsverlagingen voor jonge mensen en studenten, en voor benadeelde categorieën.

In de hoop dat de wensen van de Europese consumenten door het werk van het Europees Spoorwegbureau worden vervuld, zullen wij het alle steun geven die het nodig heeft om te functioneren.

 

17. Regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het gezamenlijk debat (A6-0264/2008) over de aanbeveling voor de tweede lezing door Arūnas Degutis, namens de Commissie vervoer en toerisme, inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvervoersdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (16160/4/2007 – C6-0176/2008 – 2006/0130(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Arūnas Degutis, rapporteur. – (LT) Het doel van deze verordening is de doelmatige implementatie van EU-regelgeving inzake de interne luchtvaartmarkt. Dit is essentieel voor het doelmatig en economisch functioneren van de markt in luchtvaartdiensten in het kader van de geharmoniseerde en gecoördineerde regels.

Deze verordening vervangt drie bestaande verordeningen en voegt deze samen: de Verordening inzake de vergunningsverlening van luchtvaartmaatschappijen en het leasen van vliegtuigen, de Verordening betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes en de Verordening betreffende de liberalisering van luchtvaarttarieven.

De verordening die vandaag voor ons ligt, is voor het grootste deel gebaseerd op ervaringen die zijn opgedaan tijdens de implementatie van relevante bestaande verordeningen.

Het Parlement heeft zijn eerste lezing van deze verordening in juli 2007 afgerond. De Raad heeft zijn gemeenschappelijk standpunt op 18 april 2008 aangenomen.

Als rapporteur heb ik samen met mijn plaatsvervangers diepgaande gesprekken met belanghebbende partijen en instellingen georganiseerd. Bovendien hebben wij na de eerste lezing verscheidene ontmoetingen gehad met vertegenwoordigers van het land dat voorzitter van de Raad is om te verzekeren dat de zaken waar wij aan werkten, terug zouden komen in het gemeenschappelijk standpunt.

Na zorgvuldige analyse van het gemeenschappelijk standpunt kan ik bevestigen dat het overeenkomt met de politieke overeenstemming die de Raad afgelopen december heeft aangenomen, die de aangelegenheden die ons zorgen baren tamelijk goed weerspiegelt.

Teneinde een gepaste implementatie van sociale rechten te bereiken, wordt er in de bijlage bij het document, dat is gebaseerd op het standpunt van zowel de Commissie als de Raad, op gewezen dat de lidstaten behoorlijke toepassing van de regels en voorwaarden inzake werkgelegenheid, met inbegrip van de maximale arbeidstijd en minimale rusttijden, dienen te verzekeren.

Zoals het Parlement heeft gesteld, zou vanaf nu de transparantie van luchtvaarttarieven, inclusief hun vermelding op het internet, verzekerd zijn.

De door het Parlement aangenomen voorstellen over leaseovereenkomsten aangaande vliegtuigen met en zonder bemanning, alsmede het standpunt over beperkingen in het leasen van vliegtuigen met bemanning, zijn ook aangenomen.

Het Parlement is er ook in geslaagd het standpunt te realiseren dat de verdeling tussen luchtverkeersroutes moet geschieden in directe communicatie tussen de betreffende luchthavens.

De Raad heeft 29 van de amendementen van het Parlement onvoorwaardelijk geaccepteerd en er 8 verworpen, hoofdzakelijk op technische gronden.

Daarom, dames en heren, geloof ik dat wij het gemeenschappelijk standpunt van de Raad kunnen accepteren. Ik denk niet dat nadere amendementen of een derde lezing significante resultaten zouden opleveren. Wij hebben bereikt wat wij wilden bereiken. Daarom zou ik willen adviseren dat wij het gemeenschappelijk standpunt van de Raad accepteren, aangezien het aanzienlijk is beïnvloed door de eerste lezing van het Parlement.

Dit standpunt is door de meerderheid van de Commissie vervoer en toerisme geaccepteerd.

Als deze verordening snel wordt aangenomen, zou dit de luchtvaartsector in staat stellen zich aan te passen aan de verbeterde wetgeving omdat er nog maar één verordening is in plaats van drie.

Ik geloof dat deze fundamentele resultaten leden in staat zouden stellen het gemeenschappelijk standpunt zonder amendementen te steunen en voor de resolutie te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het voorstel dat u vanavond bespreekt is zeer belangrijk omdat het ons in staat zal stellen de verordening van 1992 die de gemeenschappelijke luchtvaartmarkt heeft gecreëerd te moderniseren en aan te vullen.

Haar hoofddoel is de bestaande wetgeving te vereenvoudigen en te verstevigen. Ik geloof dat het voorstel dat, na de eerste lezing door het Parlement in juli 2007 en het aannemen van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in november, ter tafel ligt ons in staat stelt de hoofddoelen te bereiken.

Ten eerste schoont het de tekst op door de verouderde artikelen over de overgang naar de geliberaliseerde markten te schrappen. De tekst is verhelderd en drie verordeningen zijn in een enkele tekst samengevoegd.

Ten tweede verzekert het effectieve en eenvormige toepassing van de communautaire bepalingen door nauwkeurigere en striktere criteria te stellen, bijvoorbeeld met betrekking tot de verlening van en het toezicht op exploitatievergunningen. Het scherpt tevens het toezicht op de financiële levensvatbaarheid van luchtvaartmaatschappijen aan.

Ten derde vergroot het de coördinatie tussen lidstaten met betrekking tot intracommunautaire diensten.

Ten vierde verbetert het de rechten van passagiers, wat zeer belangrijk is: het recht op volledige informatie over de werkelijke prijs van een kaartje, inclusief belastingen, andere kosten en vergoedingen, en het recht niet te worden gediscrimineerd wegens nationaliteit of verblijfplaats bij de koop van een kaartje.

Ik moet de rechten van passagiers in het bijzonder benadrukken omdat wij, als wij de Europese discussies willen verdedigen, altijd moeten onthouden dat de burgers van Europa de doelgroep van ons werk zijn. Ik ben daarom zeer verheugd te zien hoe snel deze zaak voortgaat en ik wil nogmaals het werk accentueren dat de rapporteur, de heer Degutis en de Commissie vervoer aan deze tekst, die aanzienlijk is verbeterd, hebben verricht.

Aangezien er weinig meningsverschillen tussen de twee instellingen zijn, hoop ik dat wij in staat zullen zijn deze nieuwe tekst zeer spoedig aan te nemen en dat deze op korte termijn in werking zal treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Jeggle, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil eerst de heer Degutis hartelijk danken voor de goede samenwerking aangaande dit liberaliseringpakket. Wij hebben goede compromissen bereikt en zullen zijn verslag morgen steunen. Er werd snel consensus bereikt over de grote lijnen van de luchtvaartverordening waarover wij morgen zullen stemmen. Zoals hij heeft gezegd, brengt die verordening ons een grote stap vooruit in het terugdringen van bureaucratie.

Drie bestaande verordeningen zijn samengevoegd in een gemakkelijk te begrijpen wettekst. Dankzij dit gemeenschappelijk standpunt is bestaande communautaire wetgeving over luchtvaartdiensten in lijn gebracht met de huidige praktijk. Naast de vergunningsverlening van luchtvaartmaatschappijen omvat de verordening technische kwesties en prijstransparantie, het onderwerp dat ik namens mijn fractie in het bijzonder wil bespreken.

Wij hebben vanaf het begin benadrukt dat er eindelijk een eind moest komen aan misleidende advertenties die absurd lage luchtvaarttarieven aanbieden. Wij willen aanzienlijke vereenvoudigingen voor de consument invoeren, en het is hoog tijd. Deze EU-verordening zal een eind maken aan de advertentietrucs en –prikkels die de consument vaak in verwarring brengen. Luchtvaartmaatschappijen mogen consumenten niet langer lokken door – voornamelijk op het internet – voor vluchten te adverteren voor belachelijk lage prijzen van bijvoorbeeld 9,99 euro, en hen dan confronteren met grote toeslagen in de vorm van belastingen en kosten.

Luchtvaarttarieven moeten voortaan op een begrijpelijke en transparante wijze worden vermeld. De consument moet kunnen zien welk deel van de prijs naar de staat gaat en hoeveel in de zak van de luchtvaartmaatschappij en de luchthaven terechtkomt. Dit geldt bovenal voor internetaanbiedingen. Daarom hebben wij ook om prijstransparantie gevraagd. Wij zullen morgen graag voor het verslag stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ulrich Stockmann, namens de PSE-fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil eerst de heer Degutis graag danken voor zijn goede werk en uiteraard voor de goede samenwerking. Wij nemen eindelijk de noodzakelijke verbetering van het derde liberaliseringspakket aan. Deze herschikte tekst brengt nieuwe helderheid en efficiëntie, met name met betrekking tot toestemming voor indienststelling, vliegtuigleasing, verkeersdistributie en veiligheid van luchtdiensten. Hij maakt ook duidelijk dat sociale wetgeving van de EU en de lidstaten correct moet worden toegepast, ongeacht de lidstaat waar de luchtvaartmaatschappij haar hoofdkantoor heeft. Niettemin blijven de sociale en arbeidsomstandigheden in de Europese luchtvaart een probleem en zij moeten weer op de agenda worden gezet. De tekst heeft, door zijn complexiteit, de kwestie van het verzekeringsmodel in geval van het faillissement van een luchtvaartmaatschappij ook niet kunnen oplossen Dat is een andere opdracht voor de Commissie.

Het aannemen van regels over prijstransparantie is een groot succes. Het zal voortaan niet meer mogelijk zijn om Europese burgers te verlokken met verleidelijke aanbiedingen. Alle klanten zullen nu niet alleen de uiteindelijke prijs kunnen zien, maar ook welk deel van de kosten naar de luchtvaartmaatschappij, de luchthaven en de staat gaat. Dat is een belangrijke bijdrage aan consumentenbescherming.

Ik dank de rapporteur nogmaals voor de goede samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik beveel dit verslag aan. Het laat zien hoe de instellingen kunnen samenwerken in het implementeren van amendementen die de passagiers, en de consumenten en de zakenwereld beschermen.

Het luchtverkeer is in zeer korte tijd ingrijpend veranderd, ten gunste van passagiers in een steeds mondialer wordende wereld. De verscheidenheid in vluchten die vandaag beschikbaar zijn laat zien hoezeer de samenleving is veranderd met betrekking tot ondernemerspraktijken en ontspanning. De toegenomen concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen heeft geresulteerd in meer vluchten en goedkopere vluchten voor gewone passagiers.

Wij hebben in mijn eigen land – Ierland – gezien hoe dit van de ene dag op de andere gebeurde met de invoering van deregulering in de luchtvaartbranche en de geboorte van Ryanair. Aanhoudende concurrentie in de branche heeft geleid tot meer keuze en goedkopere vluchten. Dit heeft uiteraard werkgelegenheid geschapen en, in sommige gevallen, de regionale economie bevorderd.

Wij zouden echter nalatig zijn als wij de negatieve kanten van deze grote ontwikkeling in de Europese luchtvaartbranche, die tot zekere sociale en veiligheidsproblemen heeft geleid, zouden negeren.

Winsten van luchtvaartmaatschappijen zouden de veiligheid van passagiers en werknemers en andere sociale aspecten niet mogen ondermijnen. Ik prijs de aanbevelingen van zowel het Parlement als de Raad op deze aspecten. Als de markt voor luchtverkeer zich op een duurzame wijze moet ontwikkelen, moet er meer samenwerking en begrip en een effectievere markt komen tussen de lidstaten. Wij hebben al gezien hoe prijstransparantie de passagiers ten goede is gekomen.

Het luchtvervoer zal blijven veranderen naarmate het leven en de samenleving verandert. Wij moeten echter een eenvormige benadering kiezen om ervoor te zorgen dat al deze ontwikkelingen duurzaam zijn en iedereen die van de branche afhankelijk is ten goede komen. Ik complimenteer de rapporteur, de heer Degutis, met zijn werk en ik verwelkom de samenwerking van Parlement en Raad hartelijk. Wij zullen hier morgen voor het verslag stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. (CS) Deze verordening regelt de vergunningverlening van luchtvaartmaatschappijen om vliegtuigen te leasen (zowel met als zonder bemanning) en vrije toegang tot intracommunautaire luchtroutes inclusief sommige uitzonderingen, voornamelijk voor openbaredienstverplichtingen. Naast financiële bekwaamheidseisen legt de verordening ook meer nadruk op het belang van het voldoen aan veiligheidsstandaarden, ook met betrekking tot leasing. Beperkingen in de verordening zijn in het bijzonder gericht op het verminderen van de kans op sociale dumping en het verzekeren dat luchtvaartmaatschappijen in het kader van de Europese Economische Ruimte transparanter opereren. Ik ben het niet geheel met de vorige spreker eens dat Ryanair het ideale voorbeeld is van hoe met omstandigheden in het luchtverkeer moet worden omgegaan. Ik feliciteer de rapporteur met het bereiken van een overeenkomst met zowel de Commissie als de Raad en ik verwelkom het resultaat, ondanks het feit dat er nog geen algemene consensus is bereikt over sommige sociale voorwaarden (werktijd en maximale arbeidstijden) De GUE/NGL-fractie verwelkomt en steunt de verordening

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de heer Degutis willen danken voor zijn voortreffelijke verslag en het werk dat hij de laatste weken heeft verricht.

Afgezien van vertragingen gaan de meeste klachten tegen luchtvaartmaatschappijen die ik ontvang over de manier waarop zij mensen lokken met wat lage prijzen lijken en handig pas aan het eind van het proces de werkelijke kosten meedelen. Goedkope luchtvaartmaatschappijen hebben deze kunst de laatste jaren geperfectioneerd.

Nu zien klanten niet alleen de ware prijs, maar de door de nationale overheden geheven de sociale lasten moeten ook apart worden aangegeven. Deze transparantie moet wel een goede zaak zijn, en ik hoop dat zij een eind maakt aan de misleiding van de laatste jaren door sommige luchtvaartmaatschappijen die proberen het reizend publiek te verlokken om te geloven dat zij een zeer goedkoop ticket kopen terwijl het tegendeel waar is.

Ik moet ook melding maken van de aanscherping in het verslag van de regels over leasing van vliegtuigen met bemanning buiten de EU en zijn verbintenis te verzekeren dat sociale dumping als luchtvaartmaatschappijen vliegtuigen leasen onacceptabel is – nogmaals, iets dat in het verleden is gebeurd.

Er zijn zorgen dat het aantal met bemanning geleaste vliegtuigen van buiten de EU zich op een onaanvaardbaar niveau bevindt, wat niet alleen onze sociale wetgeving schendt, maar ook onze veiligheidswetten en onze eigen burgerluchtvaartbranche in de EU ondermijnt en onze rapporteur heeft daarover gesproken.

Dit is een voortreffelijk verslag voor consumenten, luchtvaartpersoneel en de Europese luchtvaart. Het is zelfs zo goed dat ik er vrij zeker van ben dat luchtvaartmaatschappijen al op zoek zijn gegaan naar mazen – wederom iets dat in het verleden is gebeurd en nog een kunst die onze luchtvaartmaatschappijen hebben geperfectioneerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, in een tijd waarin de luchtverkeerssector een van zijn ernstigste crises doormaakt door de ongeëvenaarde toename in brandstofprijzen, is het essentieel dat wij onze aandacht en onze wetgevende inspanningen richten op maatregelen die helpen de kracht en dynamiek van deze sector te handhaven.

In dit verband moet de verbintenis tot verbetering van de gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvaartdiensten in de Gemeenschap enkele fundamentele punten omvatten: ten eerste, versterking van de financiële eisen aan luchtvaartmaatschappijen, gegeven het mogelijke verband tussen de financiële gezondheid van luchtvaartmaatschappijen en veiligheid; ten tweede, transparantie in de vaststelling van ticketprijzen met een duidelijke indicatie, naast de basisprijs, van de belastingen, accijnzen en andere lasten, en, tot slot, de ondubbelzinnige formulering van openbaredienstverplichtingen, inclusief voorwaarden die voortvloeien uit specifieke beperkingen in de ultraperifere gebieden en de noodzaak om concurrentie te garanderen.

De rapporteur stelt voor dat wij het gemeenschappelijk standpunt van de Raad accepteren. Dit betekent dat, naast de reeds genoemde punten, de hoofddoelen die het Parlement bij de eerste lezing heeft vastgesteld, zijn bereikt. In feite formuleert en definieert deze tekst goede regels over de onderwerpen: regels over exploitatievergunningen, leasing van vliegtuigen, openbaredienstverplichtingen en verkeersverdeling, en versterkt deze tegelijk de interne markt en de rechten voor passagiers. Hij geeft de Commissie derhalve het recht met derde landen te onderhandelen over intracommunautaire verkeersrechten en versterkt de arbeidsrechten van degenen die in de sector werkzaam zijn.

Ik moet de heer Degutis dan ook feliciteren met zijn werk in dit verband en steun het zonder nader amendement accepteren van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Beide takken van het wetgevend gezag hebben eraan gewerkt om een belangrijke overeenkomst te bereiken. Zal het resultaat helpen om de crisis te overwinnen? Ik was blij met het antwoord van de commissaris. Zal dit helpen om een betere en efficiëntere luchtvaartmarkt te garanderen die een voordeel is voor de economie en de mensen? Wij hopen het.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, laat mij eerst de heer Arūnas Degutis hartelijk feliciteren met dit evenwichtige verslag. Het is vandaag, in het tijdperk van het internet, van bijzonder belang betere prijstransparantie over luchtvaarttarieven te bieden en aldus misleidende aanbiedingen te voorkomen, en tevens gelijke concurrentievoorwaarden te garanderen. Dat is de enige manier om een minimale kwaliteit te bereiken en, uit naam van consumentenbescherming, mensen die weinig of geen ervaring hebben in het boeken van reizen te beschermen tegen misleidende aanbiedingen. In zekere zin is dit het creëren van interoperabiliteit.

De noodzaak om aan sociale wetgeving te voldoen, is het tweede hoofdpunt van het verslag en het lijdt geen twijfel dat de lidstaten moeten verzekeren dat sociale bepalingen, zowel op communautair als op nationaal niveau, van toepassing zijn op werknemers van luchtvaartmaatschappijen wanneer vliegtuigen en hun bemanningen worden verhuurd om pieken in het seizoensverkeer op te vangen, of om de tekorten van in andere landen gevestigde luchtvaartexploitanten te compenseren. Dat beantwoordt aan de behoeften van de luchtvaartexploitanten, de behoeften van werknemers en in het bijzonder, de behoeften van de consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE).(LT) Ik wil graag enkele punten met betrekking tot de verordening die wij bespreken, benadrukken die naar mijn mening van zeer groot belang zijn voor onze burgers. Allereerst, het betreft zowel passagiers als luchtvaartmaatschappijen, hun eigenaren en vliegtuigbemanning.

De voorgenomen maatregelen zouden in de eerste plaats niet alleen een toename van de transparantie in luchtvaarttarieven mogelijk maken, maar ook helpen om misleidende informatie te bestrijden, zoals eerder is genoemd, alsmede oneerlijke concurrentie. In de tweede plaats bevat de verordening maatregelen voor een betere vluchtveiligheid, wat zeer belangrijk is. In de derde plaats verschaft de verordening informatie over de sociale rechten van vluchtbemanningen en manieren om die te waarborgen. Daarom zou ook ik de heer Degutis willen feliciteren en hem danken voor zijn werk. Ik verheug mij op de stemming van morgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Saïd El Khadraoui (PSE). (NL) Mijnheer de commissaris, collega’s, ik zou op mijn beurt uiteraard om te beginnen de rapporteur willen danken voor het geleverde werk en feliciteren met het bereikte akkoord met de Commissie en de Raad. Het gaat om een vereenvoudiging van de wetgeving op heel veel terreinen.

Maar het is veel meer dan dat. Ik wil mij aansluiten bij de collega’s die het hebben gehad over het belang van transparantie inzake de prijzen van vliegtickets. Dat is een grote stap voorwaarts. Het is ook steeds een belangrijke eis geweest van de zijde van het Parlement. Wij hebben - voor alle duidelijkheid - niets tegen lage prijzen, maar de consument moet in alle transparantie bij voorbaat een duidelijk idee hebben van de kostprijs van een vliegticket, met alle daarin begrepen kosten. Hetzelfde geldt overigens voor alle soorten bijkomende diensten of verzekeringen die expliciet door de klant moeten worden aangevraagd. Bijgevolg, collega Degutis, ga ik ervan uit dat uw verslag morgen op zeer veel steun van dit Parlement zal kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ingaan op een onderwerp waar bijna alle sprekers over hebben gesproken, namelijk grotere transparantie in prijzen, en benadrukken wat de heer Simpson terecht heeft opgemerkt.

Iedereen die ooit via het internet vluchten heeft geboekt – en velen onder ons doen dit – weet dat er niet alleen problemen kunnen ontstaan met betrekking tot prijstransparantie, maar ook wanneer je een of ander klein detail van de boeking niet juist invult. In dat geval komt het allemaal terug en blijk je meer verzekeringen te hebben dan je wilde en geen goedkoop ticket maar een met een overmatig hoge prijs als gevolg van extra kosten en verzekering. De luchtvaartmaatschappijen zelf zouden deze praktijk niet mogen bevorderen en de Commissie in het bijzonder en wij in het Parlement zouden toezicht moeten houden op dergelijk gedrag. Dat is de enige manier om een redelijk, klantvriendelijk systeem voor onze burgers te organiseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur graag feliciteren met een werkelijk voortreffelijk verslag.

Wij hebben deze vergaderperiode vaak over de luchtvaart gesproken. Vandaag willen wij een werkelijkheid maken van de verordeningen van ongeveer 16 jaar geleden inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. Deze amendementen moeten helpen om de veiligheid en – ik zou dit benadrukken – de kwaliteit van luchtvaartdiensten en passagierbescherming te verbeteren Duidelijke informatie over ticketprijzen is een bijzonder belangrijke zaak. Het is goed dat wij ook spreken over vergunningverlening om te verzekeren dat exploitanten betrouwbaar zijn.

Het is ook goed dat de rechten van boordpersoneel hier vandaag zijn besproken. Op dit moment, met zijn enorme groei in de luchtvaart, is regulering essentieel. Het zou nieuwe initiatieven echter niet mogen belemmeren en het zou in het belang van de passagiers moeten zijn. Wij moeten ook onthouden dat vluchten op luchthavens beginnen en eindigen, dus een goede cultuur van dienstverlening op vliegvelden is ook essentieel.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) De nieuwe vorm van de verordening versterkt en verbetert de bestaande wettelijke bepalingen met betrekking tot het toezicht op exploitatievergunningen en huur van vliegtuigen, verkeersverdeling en prijstransparantie.

Ik denk dat op deze manier een betere handhaving van de sociale wetgeving inzake rustperioden en arbeidstijd is verzekerd en het beginsel van non-discriminatie tussen luchtvaartexploitanten en het beginsel van het raadplegen van luchthavens over de verdeling van het luchtverkeer zijn ingevoerd.

De voorgestelde amendementen op de nieuwe verordening omvatten ook het agglomeratiebeginsel, wat betekent dat een groep plaatsen door hetzelfde vliegveld wordt bediend. Dit begrip zou misschien ook kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling van andere soorten infrastructuur.

Ik vind dat er geen discriminatie tussen passagiers op grond van hun woonplaats of die van de toeristenbureaus mag zijn. Als de mensen vertrouwen moeten hebben in luchtvaartdiensten, zouden alle luchtvaartexploitanten aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden moeten voldoen en zou in het bijzonder het ticket alle toepasselijke kosten en tarieven uitdrukkelijk moeten vermelden.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani, , vicevoorzitter van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil u graag oprecht danken voor dit debat en de verbintenis van het Parlement om deze tekst, die essentieel is voor het functioneren van de gezamenlijke luchtvaartmarkt, tot een goede afronding te laten komen. Ik geloof dat wij nu een evenwichtige tekst hebben die de belangrijkste veranderingen en de belangrijkste amendementen van het Europees Parlement van de eerste lezing omvat.

Ik ben in het bijzonder verheugd over de voorgestelde verbeteringen met betrekking tot de vestigingsplaats en de veranderingen aan de tekst over de voorwaarden voor toekenning en intrekking van vergunningen, openbaredienstverplichtingen en de verdeling van verkeer tussen luchthavens.

Ik steun echter bovenal het door de meerderheid van de leden die vanavond hebben gesproken verwoorde standpunt met betrekking tot prijstransparantie en de rechten van passagiers. Ik zou hier in dit debat herhalen dat het zeer belangrijk is dat wij de rechten van passagiers beschermen, rechten van de burgers beschermen. Aldus zetten wij ons allemaal in voor transparantie. Ik hoop dat als zij wordt toegepast, de verordening door alle luchtvaartmaatschappijen en door iedereen die tickets verkoopt, wordt gerespecteerd. De Commissie zal ervoor zorgen dat de rechten van passagiers altijd worden gerespecteerd.

Ik ben dan ook opgetogen met de kwaliteit van het werk dat is verricht en ik denk dat de rapporteur voortreffelijk werk heeft gedaan, met de hulp van de Commissie en al diegenen die aan dit debat hebben deelgenomen, om bovenal de rechten van passagiers te verdedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Arūnas Degutis, rapporteur. – (LT) Zelfs zonder de resultaten van morgen te kennen, zou ik mijn medeleden en de vertegenwoordigers van de Commissie willen bedanken. Ik vond dit werk interessant, nuttig en vol uitdagingen en prettige momenten. Ik wil de Commissie ook graag succes wensen in de invoering van en het toezicht op deze verordening. Zoals wij goed weten, zouden hoge prijzen leiden tot moeilijke tijden voor de meeste luchtvaartmaatschappijen en onze prioriteit zou dan zijn om de rechten van passagiers, die in het bijzonder onaangenaam zouden kunnen worden getroffen in geval van faillissement, te beschermen. Nogmaals, dank u allen voor uw medewerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik had ook gehoopt onder de “blikvangersprocedure” over dit verslag te spreken, maar ik begrijp dat er nu waarschijnlijk onvoldoende tijd zal zijn. Dan zou ik graag ten minste in de notulen opgenomen zien dat ik ook over dit verslag over luchtvervoer wilde spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mevrouw Roithová, wij moeten ons aan de orde houden. Er hebben al vijf leden gevraagd om te spreken en u had over het vorige verslag gesproken. Wij proberen een evenwicht te handhaven zodat niet steeds dezelfde leden spreken over alle verslagen, want de klok tikt.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

 

18. Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0252/2008) van Reinhard Rack, namens de Commissie vervoer en toerisme, over “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” (2008/2041(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack, rapporteur. (DE) Mevrouw de Voorzitter, vorige herfst presenteerde de Commissie een groenboek, getiteld “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” en zij is voornemens over enkele maanden een actieplan in te dienen dat specifieke maatregelen bevat.

Het Europees Parlement voelde dat het als medewetgever voor toekomstige maatregelen en als een van de houders van begrotingsbevoegdheid een plicht en verantwoordelijkheid had om zijn standpunt over dit groenboek ruim op tijd bekend te maken. Wij hebben het onderwerp zelfverzekerd en zorgvuldig benaderd: zelfverzekerd in de zin dat wij willen zeggen waar het Europees Parlement vindt dat deze weg naartoe moet leiden, en zorgvuldig omdat wij het recht van initiatief van de Commissie niet willen betwisten, maar wij haar gedetailleerde voorstellen zullen afwachten.

Tijdens de gesprekken in de Commissie vervoer was er brede consensus over dit onderwerp. Ik wil kort op enkele belangrijke kwesties ingaan.

Een belangrijk thema dat veel collega’s terecht zorgen baart, was subsidiariteit. Zij vroegen wie in dit opzicht een speler zou moeten zijn en of het wel een taak van Europa was, en zij voelden dat wij misschien niet te zeer betrokken zouden moeten zijn om beslissingen te nemen, enzovoorts.

Ons antwoord zou dit zijn: wij nemen aan dat de presentatie van dit groenboek, gevolgd door het actieplan de bestaande afbakening van bevoegdheden in Europa niet zal beïnvloeden, maar dat alle bevoegde spelers, de Europese Unie, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten, gebruik zullen maken van hun bevoegdheden en, zeer belangrijk, deze verstandig onderling coördineren. In dat opzicht zouden wij graag een alomvattend geïntegreerd concept zien en stedelijke besluiten over wat daadwerkelijk juist en belangrijk is voor de individuele gemeenten.

Een andere aangelegenheid is te garanderen dat vervoer overeenkomt met de behoeften van mensen. Wij moeten Europese burgers niet misleiden in de Europese interne vervoersmarkt. Als er een groene zone in een stad is en een andere groene zone in een volgende stad, dan moet dat niet betekenen dat zij met een nieuwe wereld worden geconfronteerd omdat zij eenvoudigweg een gemeentegrens passeren. Wij verwachten hier Europese harmonisatie en wij verwachten dat Europa optimale werkwijzen uiteenzet.

Een derde aangelegenheid is begeleidende maatregelen. Wij hebben een hoorzitting gehouden waar burgemeesters klaagden dat zij vaak instructies uit Europa ontvangen en dan, als het erop aankomt deze uit te voeren, ontdekken dat de lidstaten hen in de kou hebben laten staan of, om nauwkeuriger te zijn, hun geen middelen hebben gegeven om die Europese maatregelen uit te voeren.

Wij willen in het bijzonder aandacht schenken aan passagiers met een functiebeperking. Naar mijn mening, en zoals ik blijf herhalen, geldt dit ook voor mannen en vrouwen met kleine kinderen. Zij hebben het niet erg gemakkelijk in het openbaar vervoer of het vervoer in het algemeen.

Wij willen in en naar de branche op tijd signalen afgeven en oproepen om betere logistiek en nieuwe technologieën te ontwikkelen. Wij willen de mensen vooral bewust maken van het probleem. Zij zelf moeten helpen om ervoor te zorgen dat wij via het vervoerssysteem werkelijk een gezonde omgeving kunnen bereiken.

De heer Cramer zal fietsen, de heer Marinescu zal naar huis gaan met een nieuwe hogesnelheidstrein, de heer Costa zal gebruik maken van de vaporetto, vicevoorzitter Tajani zal in Rome met de scooter reizen en ik ga in mijn woonplaats graag te voet. Als wij dat allemaal doen, zullen wij zeker een kleine maar niet onbelangrijke verbetering teweegbrengen.

Ik zal afsluiten met het bedanken van de twee commissarissen die diepgaand over deze zaak hebben nagedacht, vicevoorzitter Jacques Barrot en vicevoorzitter Antonio Tajani, die nu de verantwoordelijk commissaris is. Ik dank de plaatsvervangend rapporteurs die ook aan dit verslag hebben gewerkt en de collega’s die hebben geholpen in de commissie een goed resultaat te bewerkstelligen. Laat mij ook mijn collega’s in de commissie, in mijn fractie en op mijn eigen kantoor bedanken voor hun werk. Ik hoop dat het verder tot een goed resultaat zal leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag beginnen met de heer Rack te bedanken voor de tekst die hij met assistentie van het Parlement heeft opgesteld. Ik ben hem ook dankbaar voor zijn levendige toespraak. Ik zal hem bezoeken zodat wij de volgende keer, zoals hij suggereert, een intermodale manier kunnen vinden om ons in onze steden voort te bewegen.

Het werk van het Parlement, een initiatief van de Commissie oppikken, is zonder twijfel positief geweest, net zoals het debat, dat was geconcentreerd op drie fundamentele punten: hoe kan de stedelijke mobiliteit in Europa het best worden verbeterd, de toegevoegde waarde van ingrijpen op communautair niveau en de herverdeling van taken tussen de verscheidene overheidsniveaus, . Het groenboek van de Commissie heeft het proces van activiteiten op Europees niveau op het gebied van stedelijke mobiliteit en vervoer opgestart. Het stelt stedelijke mobiliteit in het centrum van het Europese debat over de beste manier om mobiliteit te garanderen op een basis die duurzaam is voor de samenleving van vandaag en voor toekomstige generaties.

De belangrijkste redenen achter ons debat zijn zorgen over klimaatverandering, verkeersopstoppingen, de gezondheidseffecten van met name luchtvervuiling, zekerheid van de energievoorziening en verkeersveiligheid. De vele tijdens de bespreking van het ontwerpverslag door leden van de Commissie vervoer ingediende amendementen, en de behulpzame bijdragen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling, laten zien hoe veel het Europees Parlement voelt over stedelijke mobiliteit, een onderwerp dat de overgrote meerderheid van de burgers van de EU treft.

Zoals u weet, is de consultatie over het groenboek op 15 maart beëindigd, en wij hebben meer dan 400 bijdragen ontvangen. De opvattingen van alle betrokkenen, en natuurlijk de voorstellen van de Europese instellingen, zullen waardevolle inbreng opleveren voor het aanstaande actieplan over stedelijke mobiliteit, dat ik de komende herfst wil presenteren.

Laten we nu naar het verslag gaan. Ik was gesteld op de in de tekst opgenomen uitnodiging om een Europese strategie voor stedelijke mobiliteit met een brede basis te ontwikkelen en op de erkenning dat actie op communautair niveau op sommige terreinen een duidelijke toegevoegde waarde biedt Het verslag duidt op gestructureerde, gerichte en ook zeer duidelijke wijze de belangrijkste actiegebieden aan, dus ik wil professor Rack nogmaals complimenteren. Het analyseert de rol van de EU in verscheidene gebieden: wetgeving, standaardisatie en harmonisatie, de uitwisseling van beste praktijken en onderzoek. Bovendien vermeldt het de noodzaak van coördinatie tussen overheden en een geïntegreerde benadering alsmede de verantwoordelijkheid van individuen en de kwestie van financiering.

Ik verwelkom de meeste ideeën die in de tekst zijn uiteengezet, maar ik wil graag in het bijzonder stilstaan bij enkele van de vele behandelde specifieke punten. Ik merk bijvoorbeeld op dat het verslag de noodzaak van vergelijkbare gegevens bevestigt en de noodzaak om in andere actieterreinen waar de Europese Unie wetgevende bevoegdheid heeft, rekening te houden met stedelijke mobiliteit. In dit verband verdient het voorgestelde Europees platform, dat op een manier die bureaucratie voorkomt, gegevens, beste praktijken en beleidsinformatie verzamelt, zonder twijfel nadere aandacht.

Ik ben het geheel eens met het belang van begeleiding door de EU in de standaardisering en harmonisatie van vervoerssystemen, in het bijzonder voor groene zones en rekeningrijden, als wij individuele, in verscheidene steden ontwikkelde oplossingen willen voorkomen. Mijn steun strekt zich ook uit naar de voor specifieke groepen voorziene voorstellen over de sociale dimensie, en tot de voorstellen over de verbetering van onderwijs, opleiding en bewustwordingscampagnes die zouden kunnen bijdragen aan het veranderen van het gedrag van de burgers. Wat financiering betreft, ben ik het met het verslag eens dat, naast het zo goed mogelijk gebruik maken van communautaire fondsen, ook nieuwe financiële instrumenten moeten worden bedacht.

Samenvattend, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik steun de opmerkingen in het verslag volledig: er is dringend behoefte aan nieuw denken en innovatieve concepten over mobiliteit in onze steden. Met alle respect voor EU-beginselen en -wetgeving, wij moeten creativiteit en flexibiliteit op lokaal, regionaal en nationaal niveau bevorderen en niet belemmeren. Daar gaat subsidiariteit om. Uw waardevolle verslag levert een belangrijke bijdrage aan Europese beleidsvorming op dit terrein: een terrein dat burgers, bedrijven en politici in heel Europa, het meest in het bijzonder lokale functionarissen, na aan het hart ligt.

Dank u nogmaals voor uw aandacht en felicitaties aan de rapporteur voor zijn voortreffelijke werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (LT) Ik wil de rapporteur, de heer Rack, feliciteren met dit verslag. Het leven zou voor iedereen veel beter en gezonder worden als de stadsbewoners – tachtig procent van alle mensen – de aanbevolen maatregelen voor de stedelijke mobiliteitscultuur zouden opvolgen. Dit is een goed voorbeeld van hoe de EU voor haar burgers zorgt.

We moeten het openbaarvervoernetwerk en het fietsroutenetwerk uitbreiden en het gebruik van meer milieuvriendelijke vervoersmiddelen stimuleren. De belangrijkste en tevens moeilijkste taak is echter de gewoonten van de mensen te veranderen. In Litouwen bijvoorbeeld wordt met ongeveer de helft van alle autoritten een afstand van minder dan een kilometer afgelegd. Zelfs jonge, gezonde mensen vergeten dat ze benen hebben en dat de fiets al is uitgevonden. Met steun van de Commissie zou het mogelijk moeten zijn verschillende financiële instrumenten te vinden om de verkeersopstoppingen, die een verlammend effect hebben op het leven van steden en hun inwoners, op te heffen of te verminderen. We hebben twee opties: beweging en mobiliteit of verstikking te midden van ijzeren monsters terwijl we verontreinigende stoffen uitspugen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Olbrycht, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. (PL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Rack feliciteren met zijn verslag. Als vertegenwoordiger van de Commissie regionale ontwikkeling wil ik tevens opmerken dat de samenwerking tussen de betrokken Commissies, die van vervoer en toerisme en die van regionale ontwikkeling, zeer goed is verlopen. Ik hoop dat deze bij toekomstige projecten als voorbeeld zal dienen.

Het verslag van de heer Rack overweegt belangrijke concepten op een groot aantal verschillende gebieden. Deze hebben enerzijds betrekking op technische en organisatorische problemen ten aanzien van het milieu en anderzijds op kwesties die verband houden met sociale zaken en met ruimtelijke ordening en stadsplanning. In het verslag wordt ook uitgebreid ingegaan op het praktische functioneren van het subsidiariteitsbeginsel, waar de heer Rack het zojuist over had. Het verslag behandelt een onderwerp dat zonder twijfel tot de bevoegdheden van de lokale autoriteiten behoort, maar dat verder strekt dan hun werkterrein. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zouden instanties op een ander niveau de steden hierbij moeten helpen – dat is wat het beginsel van behulpzaamheid inhoudt. Instanties op een ander niveau dienen de steden bijstand te verlenen en ze dienen bovenal ook de lidstaten en de Europese Unie te helpen door organisatorische en financiële mogelijkheden te scheppen en proefprojecten en experimenteel onderzoek te financieren.

Dit verslag stipt iets aan wat we in theorie wel kennen, maar waarvan nu de betekenis in de praktijk zichtbaar wordt: een geïntegreerde aanpak. Voor een dergelijke aanpak is het noodzakelijk dat veel verschillende factoren samenwerken. We zien verdere actie van de kant van de Europese Commissie op dit gebied graag tegemoet en we kijken tevens uit naar het actieplan.

 
  
MPphoto
 
 

  Markus Ferber, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als Europa ergens rijk aan is, dan is het aan verscheidenheid. Dat moeten we steeds in gedachten houden als we het over stedelijk vervoer hebben, zodat we die rijkdom kunnen beschermen en ook op de lange termijn kunnen behouden.

Vandaar dat ik, na het horen van de bijdragen van de eerste sprekers, ietwat ongerust ben dat we het door de rapporteur in zijn verslag geschetste evenwicht tussen wat op lokaal niveau in het kader van subsidiariteit kan worden besloten, en het weinige dat wij als Europese Unie daaraan kunnen bijdragen, zullen kwijtraken. Als dat zou gebeuren, zouden alle Europese steden hetzelfde worden en zouden we de rijkdom van Europa verliezen.

Laat ik het heel helder formuleren: lokale en regionale overheden die de problemen met het organiseren van het vervoer al hebben aangepakt, hebben het groenboek niet nodig, terwijl lokale en regionale overheden die tot op heden hebben geweigerd aandacht te besteden aan deze kwestie, vermoedelijk niet méér geneigd zullen zijn dit alsnog te doen naar aanleiding van het groenboek of onze resolutie.

Hoe graag we ook op de details willen ingaan, we moeten ons wel realiseren dat Europa alleen zal slagen als de burgers het op lokaal niveau accepteren. Ze zullen Europa niet accepteren op lokaal niveau als ze het gevoel hebben dat het zich daar op elk gebied van hun leven inmengt. Om die reden heb ik ook in de commmissie sterke kritiek geuit. Ik betreur het ten zeerste dat mijn amendementen niet zijn aangenomen in de Commissie vervoer en toerisme, omdat ik vrees dat we – te beginnen met goede praktijken, met stimulansen in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds – ons uiteindelijk ergens in mengen waar we ons eigenlijk buiten zouden moeten houden.

Mijn verzoek is dan ook het in de commissie bereikte compromis als uiterste grens te stellen. Laten we die grens niet overschrijden met de vele amendementen die zijn ingediend. Europa zal niet slagen als het zich in alle gebieden van het leven van zijn burgers inmengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Saïd El Khadraoui, namens de PSE-Fractie.(NL) Ik zou om te beginnen rapporteur Rack willen danken voor de goede samenwerking. Wij hebben samen heel wat bereikt, denk ik. Hij weet dat wij hier en daar ambitieuzer en ook concreter wilden zijn bij de opsomming van wat de inbreng van de Europese Unie zou moeten zijn. Ik begrijp dat een aantal collega’s van zijn eigen fractie het daar niet mee eens zijn.

Dit gezegd zijnde, dit verslag bevat heel wat goede elementen en krijgt dan ook de volledige steun van onze fractie. Om te beginnen wordt erkend dat steden in heel Europa geconfronteerd worden met dezelfde uitdagingen. Overal is er congestie, overal is dat een probleem dat leidt tot veel stress en dat tijdsverlies veroorzaakt. Er zijn her en der ongevallen. Ik denk dat de helft van de ongelukken in de Europese Unie in steden gebeurt.

Wij willen ook allemaal de ambitieuze klimaatdoelstellingen halen die wij onszelf hebben opgelegd. De meeste steden kampen tevens met moeilijkheden om hun infrastructuur te financieren en in al deze zaken kan de Europese Unie een positieve ondersteunende rol spelen, hoewel – en dat erken ik graag – de situatie verschilt van stad tot stad. Maar wij kunnen dus van elkaar leren en daarom denk ik dat het idee van een soort observatorium of platform voor stedelijke mobiliteit ontwikkeld zou moeten worden, waarbinnen de uitwisseling van goede ideeën tot stand kan komen.

Steden moeten ook aangemoedigd of zelfs verplicht worden om mobiliteitsplannen op papier te zetten, om alle soorten betrokkenen bij elkaar te brengen en tot een gemeenschappelijke visie en goede afspraken te komen. Wij geloven dat op het vlak van harmonisering, standaardisering, interoperabiliteit en onderzoek en ontwikkeling de Europese Unie de rol van regisseur op zich zou moeten nemen om nieuwe projecten, onder meer op het vlak van openbaar vervoer, meer kans van slagen te geven en de verspreiding van duurzame oplossingen in heel Europa te vergemakkelijken.

Mijnheer de commissaris, ter afsluiting: wij rekenen op u om snel met een zo concreet mogelijk actieplan te komen met een duidelijke taakverdeling tussen de verschillende beleidsniveaus, maar zeer zeker ook een grote rol voor de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil graag eerst Reinhard Rack bedanken voor zijn uitstekende verslag en ik wil de Commissie bedanken voor het opstellen van het groenboek, waarover zij in brede kring overleg heeft gevoerd en naar aanleiding waarvan zij eind 2008 een actieplan zal presenteren.

Samen met mijn collega’s van de URBAN-interfractiewerkgroep voor huisvesting, en in het bijzonder Jan Olbrycht, die al eerder heeft gesproken, hebben we commissaris Barrot vorig jaar uitgenodigd om met ons in debat te gaan over dit onderwerp. Dat was een bijzonder levendig debat, met name ten aanzien van de geïntegreerde aanpak. Commissaris, de korte tijd die mij ter beschikking staat wil ik graag benutten om te benadrukken dat het van belang is nog gedetailleerder in te gaan op dat specifieke aspect. Er bestaat een fundamenteel verband tussen concepten voor stedelijke planning en stedelijke mobiliteit. Als ik zeg “concepten voor stedelijke planning”, bedoel ik eigenlijk het ontbreken ervan. Om dit te verduidelijken, zal ik vier elementen noemen.

Ten eerste is het duidelijk dat onze stedelijke gebieden – ongeacht of ze klein, groot of middelgroot zijn – momenteel groeien door de komst van gebieden en zones met een commerciële, industriële, woon- of recreatiebestemming. Met het ontstaan van nieuwe zones ontwikkelt de mobiliteit zich mee. Mag ik u eraan herinneren dat onze steden in omvang 11 procent zijn toegenomen, maar dat de stedelijke bevolking slechts met 2,5 procent is gegroeid? Dat de stedelijke expansie in tien jaar tijd, tussen 1990 en 2000, drie keer de omvang van Luxemburg bedroeg? Deze cijfers tonen aan dat onze reizen langer worden bij elke uitbreiding van een stedelijk gebied, ongeacht waar die reizen heen gaan. Tot slot is het aantal dagelijkse ritten in particuliere auto’s in dezelfde periode met zeventig procent toegenomen, en is elke afzonderlijke rit twintig procent langer geworden in de stedelijke gebieden.

Deze cijfers, deze voorbeelden laten duidelijk zien dat zelfs met efficiëntere, veiligere, intelligentere voertuigen en sneller en comfortabeler openbaar vervoer, we zonder succesvolle geïntegreerde aanpak die rekening houdt met de verschillende stedelijke parameters, het probleem van de stedelijke mobiliteit niet volledig zullen oplossen en evenmin het probleem van onze medeburgers zullen oplossen, die steeds meer lange, dure en onprettige ritten zullen moeten maken.

Commissaris, dames en heren, deze concepten voor stedelijke planning dienen het stedelijk vervoer niet alleen te betrekken op de steden en het stedelijk grondgebied, maar ook, zoals collega Rack heeft gezegd, op de voorsteden. Voor alle burgers die in deze stedelijke en voorstedelijke zone werken, recreëren, studeren enzovoort, moet er een bepaalde mate van consistentie zijn. Zoals net al is opgemerkt, is het probleem nu juist hoe we ervoor kunnen zorgen dat de verschillende administratieve structuren, de verschillende gemeenten en de overige gebieden naast elkaar kunnen functioneren. Daarom verzoeken we u, commissaris, om in uw toekomstige actieplannen in het bijzonder aandacht te besteden aan de geïntegreerde aanpak.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cramer, namens de Verts/ALE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil ook mijn hartelijke dank uitspreken aan het adres van de rapporteur. Ik vind echter dat er weinig positiefs valt te zeggen over het eindresultaat van dit verslag. De Europese steden staan er nog steeds alleen voor, ze krijgen nog steeds geen hulp. Er is geen concreet en behulpzaam kader geschapen voor de stedelijke gebieden in de 27 lidstaten. In plaats daarvan is de meerderheid van de commissieleden akkoord gegaan met een oppervlakkige tekst: steden moeten groener worden, er moet minder lawaai komen en de kwaliteit van leven moet beter worden! Het verslag is al even vaag over hoe dit moet worden bereikt als de Europese Commissie in haar groenboek over stedelijke mobiliteit.

De heer Rack heeft ons een sushibarmenu aan mogelijkheden voor het oplossen van de vervoersproblemen voorgeschoteld. Het verslag biedt ons echter hooguit een lijst van ingrediënten en geen daadwerkelijk recept. Het is echter dringend noodzakelijk dat er op EU-niveau actie wordt ondernomen. Acht van de tien EU-burgers leven in steden en ze hebben bijna allemaal te kampen met dezelfde problemen: verkeersopstoppingen, ongevallen, lawaai en vervuiling. Daarnaast spelen onze steden een cruciale rol bij de klimaatverandering. Het stedelijk verkeer is verantwoordelijk voor ongeveer veertig procent van alle CO2-uitstoot en voor zeventig procent van alle broeikasgassen. Als er niet minder verkeer komt en mensen niet overstappen van de auto op de trein, de bus, de fiets of gaan lopen, zal de EU haar eigen doelstellingen voor klimaatbescherming niet halen.

De uitstoot in het verkeer is sinds 1999 namelijk met dertig procent toegenomen, terwijl de uitstoot door andere oorzaken met tien procent is afgenomen. Dat houdt in dat de resultaten in andere sectoren bijna volledig teniet zijn gedaan door de uitstoot in het verkeer. Desondanks is de meerderheid van de Parlementsleden van mening dat het een stap te ver zou gaan om deze cijfers in het verslag op te nemen, ter indicatie van het verband tussen het stedelijk verkeer en de klimaatverandering.

De fractie van de Groenen zal morgen bij de stemming amendementen indienen om te proberen het verslag over stedelijke mobiliteit de substantie te verlenen die het zo hard nodig heeft. In de eerste plaats willen we de EU-cofinanciering milieuvriendelijker maken. Concreet stellen we in ons amendement voor dat er veertig procent wordt bestemd voor de spoorwegen en tien procent voor uitbreiding van het fietsverkeer. Tot nu toe is zestig procent van de EU-vervoersgelden in wegenprojecten geïnvesteerd en slechts twintig procent in lokaal openbaar vervoer en vervoer per spoor. Het is dan ook niet zo vreemd dat we het tegenoverstelde bereiken van datgene wat we zeggen te willen bereiken.

In de tweede plaats willen we dat er alleen EU-gelden worden toegekend aan steden die een plan voor duurzame mobiliteit kunnen voorleggen. Op die manier zou een flink aantal zinloze wegenprojecten kunnen worden voorkomen. In de derde plaats willen we de verkeersveiligheid verbeteren door een algemene snelheidslimiet van dertig kilometer per uur in te stellen en daarnaast de steden de mogelijkheid te bieden zelf te bepalen of ze op bepaalde wegen een hogere snelheid willen toestaan.

Als we meer willen doen om het milieu en het klimaat te beschermen en het verkeer veiliger te maken, hebben de Europese steden aanzienlijke steun van de EU nodig. Die steun zullen ze alleen krijgen als onze amendementen worden aangenomen. Als ze worden verworpen en er een ander verslag wordt aangenomen, dat geen enkel probleem oplost, zullen de Groenen het niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Allereerst wil ik beginnen met collega Rack te danken voor de door hem geleverde inspanningen. Stedelijke mobiliteit is een ingewikkeld onderwerp om op Europees niveau beleid voor te maken. Een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden is niet eenvoudig te realiseren en dat is terug te zien in het verslag waarover wij hier debatteren.

Enerzijds komt in het verslag op verscheidene plekken naar voren dat de Europese Unie een taak heeft bij de totstandkoming van stedelijke mobiliteitsplannen en op andere plekken staat dat stedelijke mobiliteit een verantwoordelijkheid is van de Europese steden en gemeenten, en dat op grond van het subsidiariteitsbeginsel de Europese Unie slechts in beperkte mate regelgevend moet optreden. Kortom, het afwegen van verantwoordelijkheid in deze kwestie is lastig. Ik vind echter dat de rapporteur Rack, goed met deze materie is omgegaan en een goede formulering ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel heeft gevonden.

Ik heb nog wel een paar kritische opmerkingen. Ten eerste ben ik van mening dat het verslag te gedetailleerd is geworden. Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat het mogelijk is een Europees kader te ontwerpen waarmee alle problemen in alle Europese steden kunnen worden opgelost. De gedetailleerde lijst met onderwerpen die voor harmonisering in aanmerking komen en een lijst van actiegebieden zijn sympathiek te noemen en goed bedoeld, maar ik vraag mij af of wij hier veel verder mee komen. Naar mijn idee was een algemene aanpak praktischer geweest. Hierin had de nadruk meer kunnen liggen op de uitwisseling van beste praktijken en op technologische ontwikkelingen op het gebied van stedelijke mobiliteit. Ik besef dat deze aanpak minder ambitieus is, maar volgens mij moet voorop blijven staan dat stedelijke mobiliteit een zaak is van de Europese steden en gemeenten.

Verder kent de lijst met onderwerpen die voor harmonisering in aanmerking komen, ook enkele sociale normen. Dit lijkt mij geen goed idee. Sociale normen, zoals de mobiliteit van zwakkere verkeersdeelnemers, zijn uitermate lidstaatgebonden en kunnen dus beter niet geharmoniseerd of gestandaardiseerd worden.

Ondanks deze kritiekpunten zal ik vóór het verslag stemmen. Collega Rack is er namelijk in geslaagd duidelijk in het verslag naar voren te laten komen dat een veilige, duurzame en goed werkende stedelijke mobiliteitsstructuur een zaak is van de Europese steden en gemeenten en ik denk dat dit de grote verdienste van het verslag is. De Europese Unie kan een helpende hand toesteken door middel van sturende financiering en het uitwisselen van relevante informatie, maar een regelgevende Europese Unie is in dit kader niet nodig en evenmin gewenst.

Ik wil echter afsluiten met de opmerking dat bij dit alles niet uit oog mag worden verloren dat de verantwoordelijkheid voor het opstellen van stedelijke vervoerssystemen blijft liggen bij de Europese steden. Zíj zullen systemen moeten ontwikkelen en goed moeten samenwerken met alle betrokken overheden. En ten slotte merk ik op dat het succes van deze vervoerssystemen staat of valt met de deelname van de burgers. Ook zij hebben de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het doel van de stedelijke mobiliteitsplannen: een duurzaam, veilig en goed functionerend vervoer in de steden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) Het stedelijk beleid behoort niet tot de bevoegdheden van de Europese Unie, maar tot die van de lokale en regionale overheden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel. Toch is de urbanisatiegraad in de EU voortdurend toegenomen. Er wonen meer dan driehonderd miljoen burgers in de steden en in 2020 zal meer dan tachtig procent van de mensen tot de stedelijke bevolking behoren.

Urbanisatie en agglomeratie zijn een Europees probleem geworden omdat ze het welzijn van alle Europese burgers beïnvloeden. We hebben momenteel te maken met een toegenomen vraag naar nieuwe en gevarieerde vervoersmiddelen, en dat zorgt voor een stijging van het energieverbruik en van de mate van grondgebruik, en voor een progressieve verslechtering van de lucht- en bodemkwaliteit.

Hoewel er in de nationale wetgevingen grote onderlinge verschillen bestaan op het gebied van stedelijk vervoer en ruimtelijke ordening, zouden de instellingen van de Europese Gemeenschap een actieve rol op zich kunnen nemen bij het coördineren van duurzame stedelijke ontwikkeling en in de eerste plaats bij het ontwikkelen van stedelijke vervoersdiensten, en zouden ze inspanningen kunnen verrichten om de efficiënte verspreiding van goede praktijken te bewerkstelligen.

Onze collega de heer Rack biedt ons sprekende voorbeelden van oplossingen die kunnen worden gerealiseerd met behulp van moderne technologieën, zoals virtuele mobiliteit, en door consequent gebruik te maken van multimodaliteit, door het gebruik van infrastructuren te optimaliseren en door alternatieve vervoersmiddelen te gebruiken.

Onderwijs en particuliere initiatieven zijn van essentieel belang voor een Europa van groene steden en het gehele communautaire beleid zou rekening moeten houden met alle langetermijnkosten en zou met gepaste voorstellen, doeltreffende interregionale en grensoverschrijdende samenwerkingsmechanismen, en de benodigde informatiebronnen moeten komen.

Als de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, die de voornaamste oorzaken zijn van de urbanisatie, op gepaste wijze worden ingezet op lokaal en regionaal niveau, kunnen zij de meest doeltreffende en meest beschikbare middelen worden om deze uitdaging voor het Europa van de 21e eeuw mee aan te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de Commissie bedanken dat zij onze burgers oplossingen biedt voor de mobiliteitsproblemen, zoals die van verkeersveiligheid, verkeersopstoppingen en milieueffecten, waar het overgrote deel van onze burgers in hun stad mee te maken heeft en last van heeft.

Ik ben van mening dat zulke voorstellen, gezien de terughoudendheid en de geuite bedenkingen ten aanzien van de noodzaak dergelijke activiteiten door het subsidiariteitsbeginsel te laten beheersen, niet alleen aanleiding geven tot belangrijke en noodzakelijke debatten, maar ook een antwoord vormen op ernstige en dringende kwesties van nationale, regionale en vooral ook lokale overheden.

We debatteren vandaag over dit onderwerp in het kader van het belangrijke debat over maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering, in de aanloop naar het grote debat over de globalisering van de kosten van verschillende vervoersmiddelen. Hoewel deze debatten van groot belang zijn, moeten ze in de praktijk zijn terug te zien in het dagelijks leven van de mensen, in hun omgeving, en dus ook in de steden.

Daarom verwelkomen we de voortreffelijke prestatie die onze instelling heeft verricht met het verslag van de heer Rack. Ik wil de rapporteur feliciteren met zijn nauwkeurige opmerkingen en hem bedanken voor zijn bereidheid mijn amendementen in het verslag op te nemen. Daarmee is een aantal essentiële onderwerpen aangenomen, aangemoedigd en versterkt, waaronder alternatieve, gezondere vormen van stedelijke mobiliteit – lopen, fietsen of openbaar vervoer – en stimulansen voor de verkeersveiligheid, want met name in stedelijke omgevingen is het verkeer het schadelijkst en agressiefst, zoals hier al is opgemerkt. Er moet niet alleen rekening worden gehouden met mensen met een verminderde mobiliteit, maar ook met mensen met kinderwagens. Zij worden vaak vergeten, getuige de obstakels die zich overal op de trottoirs in steden bevinden.

Het verslag verzoekt ook om efficiënt goederenverkeer, met inbegrip van betrouwbare laad- en lossystemen voor vervoer naar de eindbestemming, en het erkent daarmee de noodzaak om de mobiliteit van mensen en goederen naast elkaar te laten functioneren.

Verder verzoekt het verslag naast toegankelijkheid en interoperabiliteit ook om flexibele instrumenten, en het steunt daarmee een beter gebruik van intelligente vervoerssystemen. Tot slot moedigt het actieve deelname in plaatselijke forums voor stedelijke mobiliteit aan.

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wat doen we hier eigenlijk? We houden ons bezig met een onderwerp waarvoor we geen bevoegdheid hebben. Dit Groenboek over stedelijke mobiliteit is gebaseerd op een geconstrueerde bevoegdheid, zoals de Commissie onder vier ogen heeft toegegeven. Mij is verteld dat de Commissie zichzelf bevoegd heeft verklaard op dit gebied vanwege het klimaatdebat en omdat tachtig procent van alle Europeanen in steden wonen.

Mijn hemel, dan zou ik net zo goed kunnen zeggen dat tachtig procent van de Europeanen in een gezin woont of ooit in een gezin heeft gewoond. Laten we ons daarom eens bezighouden met het gezinsbeleid. Die bevoegdheid zou net zo geconstrueerd zijn en net zomin te verantwoorden. Het enige wat we op Europees niveau kunnen bevorderen ten aanzien van stedelijke mobiliteit, is de uitwisseling van goede praktijken, verder niets. Wetgevende maatregelen aannemen op dit gebied zou gelijkstaan aan schending van het subsidiariteitsbeginsel.

We mogen aannemen dat de lokale overheden graag zelf hun vervoersproblemen willen oplossen, omdat die problemen in verband staan met het functioneren van de economie en de interne stedelijke handel. Het draait natuurlijk ook om de kwaliteit van leven van de stedelingen, die er anders wellicht voor zullen kiezen de stad te verlaten. Onze steden hebben misschien wel soortgelijke, maar zeker geen identieke problemen. Daarom is het nodig dat de lokale spelers met oplossingen komen die op hun stad zijn toegespitst. Het stedelijk vervoersbeleid moet lokaal worden bepaald en vormgegeven, en de lokale overheden dienen zeggenschap te hebben over de planning.

Daarom waarschuw ik de leden dat ze geen legislatieve maatregelen moeten verlangen in dit verslag, en de Commissie dat ze dergelijke maatregelen er ook niet naderhand in moet interpreteren in voorkomende gevallen. Ook wil ik waarschuwen voor nog meer gegevensbergen en misschien ook nog wel meer bureaucratie. En dat zal zeker gebeuren als er een Europees platform voor stedelijke mobiliteit in het leven wordt geroepen. Dat zal ongetwijfeld leiden tot nog een Europees agentschap, dat nog meer papier zal produceren en dat uiteraard ook een heleboel geld zal gaan kosten.

Op die manier jagen we de burgers tegen het Europese harnas in. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Ik verzoek u het niet zo ver te laten komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Als architect en stedenbouwkundige met vele jaren politieke ervaring in lokale en regionale overheden, kan ik bevestigen dat het probleem van de stedelijke mobiliteit uiterst actueel en complex is, en ik wil de rapporteur bedanken voor zijn benadering.

Veel steden zijn zich er vaak niet van bewust dat ze problemen met de organisatie van het vervoer kunnen voorkómen door de plaatselijke wegeninfrastructuur uitvoerig te plannen. Als toeristen een Europese stad willen bezoeken, houden ze ook rekening met de toegankelijkheid van die stad en hoe het vervoer ter plaatse is georganiseerd. Verkeersopstoppingen maken steden en stadscentra op geen enkele manier aantrekkelijk.

Zonder innovatieve oplossingen, zoals het verlichten van de verkeerslast en de toepassing van alternatieve vervoersmiddelen (fietsen, carpoolen), zal er geen succes worden geboekt. Ik ben van mening dat onderzoek en ontwikkeling aanzienlijke, tot nu toe onbenutte mogelijkheden op het gebied van nieuwe, veiligere en milieuvriendelijkere vervoersmiddelen en duurzame vervoerssystemen bieden.

Iedereen moet helpen onze vervoersproblemen op te lossen: de EU, de steden en hun inwoners, en ook de toeristen. Verder denk ik dat het belangrijk is de verantwoordelijkheid te verdelen tussen de EU en de steden. De EU dient een duidelijk omlijnde rol te krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik het verslag van mijn collega Reinhard Rack verwelkomen. Deze nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur is een ware revolutie in de manieren waarop we denken en reizen.

Om de beroemde woorden van Sieyès over de “derde stand” te parafraseren: “Wat is stedelijke mobiliteit in een stad? Alles. Wat is ze tot nu toe geweest? Niets. Wat wil ze? Iets zijn.” Met deze woorden wil ik aangeven dat ik volledig achter deze revolutie in ons gedrag sta en achter het feit dat de nieuwe stedelijke mobiliteit dringend behoefte heeft aan een geïntegreerde en algemene Europese aanpak, waarbij de nadruk ligt op de consistentie van de hoofdbeginselen van succesvolle stadsplanning. Ook wil ik mijn steun uitspreken voor het op termijn beschikbaar komen van een standaard database met oplossingen die het mogelijk maken een verzameling op maat gemaakte maatregelen op te stellen voor elk territoriaal niveau.

Dat houdt in, commissaris, dat de Commissie haar financiële verantwoordelijkheden dient te aanvaarden en haar aanpak concreet dient te maken. Tijdens één van de interventies vergeleek een collega deze methode al met een “sushibar”, waarbij Europa diverse gerechten aanbiedt en de steden daaruit kunnen kiezen. Bij deze flexibele aanpak dienen we één belangrijke gang niet over te slaan: onze steden. We hebben alle ingrediënten nodig om een revolutie teweeg te kunnen brengen in de stedelijke mobiliteit en zo deze nieuwe cultuur ingang te laten vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, excuseert u mij alstublieft dat ik te vroeg het woord nam. Nu zou ik graag deelnemen aan het debat over het verslag van de heer Rack inzake een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur. Zoals ik al eerder heb gezegd, fiets ik graag in Brussel en Straatsburg. Ik vind het prettig dat de fietspaden er veilig zijn en ben blij verrast dat automobilisten rekening houden met zowel voetgangers als fietsers, alsof beiden overal voorrang hebben. Thuis in Praag ben ik veel banger, daar fiets ik liever niet meer, als ik zie hoe toeristen met moeite de auto's kunnen ontwijken. Verschillende culturen houden ook verschillende tradities in verkeersregels op de weg in, waar de sterkste partij vanouds de winnaar was. In mijn ogen dient de toenemende Europese mobiliteit enerzijds gepaard te gaan met harmonisering van de verkeersregels in de lidstaten en anderzijds met een geleidelijke samenvoeging van straffen voor verkeersovertredingen. Andere regels zullen een andere cultuur in stand houden. Voor de verwende buitenlandse fietsers en voetgangers (en daar reken ik mezelf ook toe) vormen de wegen in de nieuwe lidstaten dus een enorm risico.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Ik wil de heer Rack feliciteren met zijn verslag.

De Unie heeft een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur nodig, waarin een grotere rol moet zijn weggelegd voor het openbaar vervoer en de fiets.

Om het openbaar vervoer te kunnen ontwikkelen, is beleid op lokaal, regionaal of nationaal niveau nodig om openbaarvervoersdiensten deels of geheel te subsidiëren voor bepaalde groepen, zoals scholieren, studenten, gepensioneerden en gehandicapten.

Stedelijke ontwikkeling en planning dienen naar mijn mening op geïntegreerde wijze te worden uitgevoerd en daarbij moet zowel rekening worden gehouden met de huidige als de toekomstige behoeften op het gebied van stedelijk vervoer. De invoering van snelle treinen die stadscentra verbinden met havens, spoorwegstations, luchthavens en met name ook met randstedelijke gebieden, dient een prioriteit te zijn bij het ontwikkelen en moderniseren van grote steden.

De steden die toegang hebben tot een binnenwater zouden een intermodaal vervoerssysteem kunnen ontwikkelen om de vervuiling in grote steden als gevolg van het verkeer op de weg te verminderen.

Het nieuwe stedelijke mobiliteitsbeleid zou ook intelligente vervoerssystemen en de ontwikkeling van groene zones moeten omvatten.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Ik wil u hartelijk bedanken voor uw generositeit, mevrouw de Voorzitter. Dit is niet de eerste keer dat ik nogmaals mag spreken als gevolg van tijdbeperkingen. Met betrekking tot het verslag van de heer Rack wilde ik enkel nog iets opmerken over twee andere kwesties, waar de commissaris naar mijn mening ook gevoelig voor is.

De eerste kwestie die ik wil noemen is het gebrek aan stimulansen voor nieuwe beroepsprofielen gekoppeld aan de stedelijke mobiliteit. Ik vind dat er in dit opzicht maatregelen moeten worden genomen en dat er rekening mee moet worden gehouden omdat ze van belang zijn voor de vooruitgang. De tweede kwestie gaat over wat oorspronkelijk was bedoeld als brede participatieve raadpleging om een idee te krijgen van de sociale impact van maatregelen zoals tolheffing in de steden, wat een belangrijke overweging is.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de ware betekenis van het Latijnse woord subsidium nog eens uitleggen, zoals het in de taal van mijn voorouders is bedoeld. Subsidium betekent hulp, dus subsidiariteit betekent hulp bieden, helpen. Om de angsten van de heer Ferber, de heer Marinescu en mevrouw Sommer te sussen, verklaar ik dat de Commissie niet de intentie heeft op de stoel van de lokale, provinciale of regionale overheden te gaan zitten. Het is niet de taak van Europa om lokaal overheidsbeleid te maken, net zomin als het de taak van Europa is te beslissen wat er in afzonderlijke steden moet gebeuren.

Subsidium betekent helpen: zo kunnen Europa, de Europese Commissie, de Europese instellingen bijdragen aan mogelijke oplossingen, kunnen ze bijdragen aan het op gang brengen van een debat, aan de uitwisseling van informatie tussen steden, met het oog op het vinden van oplossingen – gezamenlijke indien mogelijk – waar de burgers baat bij hebben, die hun leven en hun reizen vergemakkelijken en hun veiligheid bevorderen, zowel op de weg als bij het beschermen van hun gezondheid tegen vervuiling.

Financiële bijdragen behoren uiteraard ook tot de mogelijkheden. Ik wil CIVITAS graag noemen als voorbeeld van een programma waarbij goede resultaten zijn behaald en dat navolging verdient. In het actieplan dat ik ga opstellen en dat is bedoeld om te coördineren en om ideeën voor actie voor te stellen, zal ik putten uit alle suggesties die vandaag tijdens het debat zijn geopperd, om zo te proberen ideeën en suggesties voor te leggen – uiteraard rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel – omdat ik heel goed weet welke bevoegdheden de Unie heeft. Ik ben echter wel van mening dat de Europese Unie verplicht is te helpen, omdat het merendeel van de EU-burgers in grote steden woont.

Hulp bieden – ik zeg het nogmaals – betekent niet de plaats innemen: ook ik ben ervan overtuigd dat het de taak is van de lokale overheden, die door de mensen zelf zijn verkozen, de problemen van de mensen op te lossen. Er is echter wel een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Unie, ook al bestaat die slechts uit hulp bieden, een aantal initiatieven coördineren en gelden beschikbaar stellen om ervoor te zorgen dat onze burgers beter kunnen worden bestuurd door de lokale overheden en diens ambtenaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack, rapporteur. (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank al mijn collega’s die vanavond een bijdrage hebben geleverd aan dit zeer levendige debat, dat ook zijn scherpe kantjes had.

In dat opzicht zijn de afgelopen veertig à vijftig minuten een afspiegeling geweest van wat er de afgelopen maanden is gebeurd in de Commissie vervoer en toerisme. Ook daar liepen de meningen tamelijk ver uiteen. We moesten over meer dan 350 ontwerpamendementen stemmen. Die 350 ontwerpamendementen hebben we tot een relatief consistente tekst weten terug te brengen, die vervolgens door een grote meerderheid in de commissie werd aangenomen, namelijk met 27 stemmen vóór en 2 tegen. Als we morgen bij de stemming een vergelijkbaar resultaat bereiken, zou ik daar bijzonder blij mee zijn, en ik zal mijn best doen dit te bewerkstelligen.

Eén fractie was ontevreden met de uitkomst van de besprekingen in de Commissie vervoer en toerisme, en dat heeft ze vandaag nog eens heel duidelijk laten merken. We hebben ook de oproep aan collega’s gehoord om morgen van mening te veranderen. Ik zou mijn collega’s bijzonder dankbaar zijn als zij de samenwerking van de Commissie vervoer zouden voortzetten en zich tijdens de plenaire vergadering van morgen zouden concentreren op het laten goedkeuren van de in comité ontworpen tekst. In dat verband zou ik hen willen vragen eens een aantal van de aanbevelingen te bekijken die de rapporteur in de stemlijst van morgen heeft opgenomen.

Verder zie ik uit naar de vervolgwerkzaamheden over dit onderwerp en wens ik de Commissie en de vicevoorzitter veel succes met het actieplan en hun overige activiteiten op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (PSE), schriftelijk. (RO) Ik vind dat voor moderne steden een nieuwe aanpak van de stedelijke mobiliteit onmisbaar is. De economische groei van de jaren vijftig en zestig in Europa was verantwoordelijk voor de expansie van de horizontale stad, waar de bevolking het stadscentrum verruilde voor de voorsteden. Dit model, dat werd bevorderd door de snelle groei van het autogebruik, is vandaag de dag niet meer houdbaar gezien de ongekende prijsstijging van brandstoffen en de zorgen om de wereldwijde klimaatverandering, die overigens voornamelijk haar oorzaak vindt in de vervuiling door verbrandingsmotoren.

Initiatieven die de Europese steden in staat stellen doeltreffende openbaarvervoerssystemen te plannen die voldoen aan de vereisten inzake milieubescherming en die voor iedereen toegankelijk zijn, dienen te worden verwelkomd, evenals de opname in de stadsplanning van alternatieve vervoersmiddelen speciaal voor korte afstanden of voor wisselende tijdstippen op een dag. Ook het stedelijke goederenvervoer, dat van essentieel belang is voor de gunstige economische ontwikkeling van een stad, vormt een uitdaging. Daarom acht ik het van belang dat er bijvoorbeeld ervaringen worden uitgewisseld tussen de besturen van de Europese steden, dat er op Europees niveau databases voor stadsverbetering komen, en dat de burgers worden aangemoedigd hun houding ten aanzien van vervoer voor privédoeleinden in het stedelijk milieu te veranderen.

 

19. Technische voorschriften en administratieve procedures voor het commercieel vervoer per vliegtuig (EU-OPS) / Gebruik van veiligheidssystemen voor kinderen (OPS 1.730) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0075/2008 – B6-0169/2008) van Eva Lichtenberger, namens de Commissie vervoer en toerisme, aan de Commissie, over technische voorschriften en administratieve procedures voor het commercieel vervoer per vliegtuig (EU-OPS)/gebruik van veiligheidssystemen voor kinderen (OPS 1.730).

 
  
MPphoto
 
 

  Eva Lichtenberger, rapporteur. (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het debat van vandaag vindt zijn oorsprong in een televisieprogramma van de Duitse zender WDR, waarin te zien was dat de veiligheidsgordels in vliegtuigen voor baby’s en kleine kinderen niet altijd veilig zijn. Uit crashtests is gebleken dat deze gordels, die door de meeste Europese luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt, kinderen juist in gevaar kunnen brengen en ernstige verwondingen kunnen veroorzaken.

Ik vond het belangrijk ervoor te zorgen dat dit veiligheidsprobleem zou worden opgelost, zeker nu we ons over de EU-OPS buigen, de technische veiligheidsvoorschriften die op korte termijn van kracht zullen worden. Daarom heb ik mijn collega’s van de Commissie vervoer en toerisme het desbetreffende programma op video laten zien. Ik persoonlijk vind het van cruciaal belang dat er serieus wordt gekeken naar de uitgevoerde crashtests, die hebben aangetoond dat deze gordels een kind niet beschermen bij een afgebroken start of bij een snelle landing, en dat er onmiddellijk een oplossing voor wordt gezocht. Dat lijkt me zeer dringend nodig.

In hun huidige vorm staan de voorgestelde regels deze gordels nog steeds toe en wordt er geen rekening gehouden met het feit dat er voor kinderen in auto’s veel strengere veiligheidsvoorschriften gelden, in de meeste Europese landen tenminste. Hoewel noodlandingen en afgebroken starts gelukkig maar zeer zelden voorkomen (waar we bijzonder dankbaar voor zijn en wat ook te danken is aan technische voorschriften), kunnen we niet toestaan dat baby’s en kleine kinderen aan een dergelijk risico worden blootgesteld. Na het zien van deze crashtest zal iedereen ervan overtuigd zijn dat we dat niet kunnen toestaan.

Mijn collega’s van de Vervoerscommissie hebben de kwestie samen met mij bestudeerd en ik ben ze uiterst dankbaar dat zij er ook serieus mee om zijn gegaan. We willen een goede oplossing vinden voor dit probleem. Een aantal veiligheidsdeskundigen heeft aangevoerd dat er geen enkel geval bekend is waarin dit soort gordels gevaarlijk zou zijn gebleken. Helaas is daar een macabere reden voor aan te wijzen.

Als baby’s of kinderen geen eigen stoel hebben, worden ze niet meegenomen in de statistieken. De werkelijke feiten zijn al jaren bekend. Het Duitse ministerie van Verkeer heeft hier de aandacht op gevestigd en aangegeven dat ze het veiligheidsniveau niet wilde terugschroeven. De bond van Duitse luchtvaartmaatschappijen heeft de genoemde risico’s echter afgedaan als populisme. Ik moet eerlijk zeggen dat dit een ronduit cynisch standpunt is.

Deze kwestie roept een aantal vragen op. Welke autoriteit heeft goedkeuring verleend aan deze lusgordel, deze extra gordel voor kleine kinderen? Op grond waarvan en volgens welke technische normen is dat gebeurd? Ik weet dat er goedkeuring is gehecht aan uitbreidingsgordels voor zwaarlijvige mensen, maar bij mijn weten is er geen goedkeuring verleend aan de extra gordel voor kinderen. “Lap holding” wordt door sommige luchtvaartmaatschappijen als alternatief aangeboden, maar dat is een zeer oude methode. Die werd al toegepast in de jaren twintig, toen vliegtuigen nog met een snelheid van rond de 65 km/uur opstegen. Zo lang kunnen en mogen we niet wachten.

Ik denk niet dat we deze beslissing aan de lidstaten kunnen overlaten, omdat de concurrentie in de luchtvaartsector keihard is en de druk van die concurrentie ertoe zou kunnen leiden dat we uiteindelijk niet het beste veiligheidssysteem krijgen. We hebben een Europese oplossing nodig. Mijn vraag aan u: wanneer zal die oplossing er zijn? Is er een kans dat het dit jaar nog lukt? En is er een kans dat we een bevredigende oplossing vinden voor de overgangsperiode?

Afsluitend wil ik nog zeggen dat er miljoenen zijn gestoken in “liquid on planes”, zonder dat daar enig serieus debat over heeft plaatsgevonden. In dit geval moeten we in de veiligheid van kinderen investeren. Dat is noodzakelijk.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Lichtenberger, ik geef u antwoord in het Italiaans, omdat ik weet dat u mijn moedertaal beheerst. Ik doe het met plezier.

Dank u dat u deze zeer actuele kwestie, die betrekking heeft op de veiligheid van onze burgers, onder de aandacht heeft gebracht. In de vergadering met de Vervoerscommissie heb ik gezegd dat de bescherming van de gezondheid van onze burgers een prioriteit is, net als de rechten van onze burgers, en in het bijzonder die van burgers die niet in staat zijn hun eigen belangen te behartigen en dus van ons afhankelijk zijn voor de bescherming van hun veiligheid, een taak die we zo goed mogelijk proberen uit te voeren.

De door u aangekaarte kwestie is een wezenlijk probleem. Er zijn twijfels in overvloed en het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart is zelf ook op de hoogte van een aantal geruchtmakende onderzoeken waaruit blijkt dat er problemen bestaan met veiligheidssystemen voor kinderen. Aangezien het Agentschap over tegenstrijdige en onvolledige informatie beschikte, heeft het in 2007 een onderzoek ingesteld om een betrouwbaarder wetenschappelijk antwoord te krijgen.

De huidige bepalingen – Verordening (EEG) Nr. 3922/1991, die het gebruik van veiligheidssystemen voor kinderen vereist – laten de lidstaten vrij in hun keuze. Door deze kwestie ter sprake te brengen, vraagt u de Europese Unie de lidstaten een ondubbelzinnig antwoord te geven, namelijk: “Pas op, het systeem dat jullie gebruiken werkt niet en garandeert de veiligheid van kinderen niet”.

De wetenschappelijke beoordeling zal over een paar maanden, in oktober 2008, zijn afgerond. Zodra we een duidelijk antwoord hebben ontvangen op de veiligheidsvraag – met andere woorden, wat het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart wetenschappelijk gezien als de veiligste methode beschouwt om te garanderen dat kinderen veilig kunnen reizen in het vliegtuig met zo min mogelijk risico – zal het mijn taak zijn onmiddellijk maatregelen voor te stellen die nodig zijn om de veiligheidssystemen voor kinderen te verbeteren. Ik weet wel dat de voorgestelde oplossing om veiligheidsstoelen te gebruiken, vergelijkbaar met die in auto’s, één van de opties is die het Agentschap momenteel bestudeert.

Voordat ik echter een antwoord geef en voordat ik actie onderneem – wat ik zeker zal doen, omdat het terecht is dat we ons zorgen maken over de veiligheid van onze jongste burgers – wacht ik op het wetenschappelijk onderbouwde antwoord van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart, dat tot nu toe altijd heeft aangetoond goed werk te verrichten en zich strikt te houden aan wetenschappelijke criteria. Wat de planning betreft – u vroeg me immers om precieze data – herhaal ik daarom dat het onderzoek van het Agentschap in oktober van dit jaar zal worden afgerond. Zodra ik een respons heb ontvangen van de EASA, zal ik de parlementaire commissie inlichten en zal ik rechtstreeks de lidstaten benaderen om hen aanwijzingen te geven over de beste methode om kinderen te beschermen en hun veiligheid te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, we zijn het er allemaal over eens dat kinderen tijdens vluchten beter beschermd moeten worden. De commissie was het er zeker mee eens, anders was de vraag ook niet in de commissie behandeld. Ik ben de Commissie dankbaar dat zij al enige tijd geleden begonnen was met de voorbereidende werkzaamheden. Daarom kunnen we vandaag aansluiten bij een debat dat al was voorbereid door de Commissie.

Er zijn drie vragen waar de commissaris wellicht straks antwoord op kan geven. Hij zei dat de technische gegevens in oktober beschikbaar zullen zijn. Mijn vraag is wanneer de Commissie conclusies zal trekken uit die gegevens, tijdens deze periode of daarna?

Er zijn drie eenvoudige vragen. De eerste vraag is wat het beste technische systeem is om kinderen te beschermen. De tweede vraag, die komt nadat de eerste is beantwoord, is of de Europese Unie zou moeten werken aan een wettelijke grondslag, of zou moeten beginnen met het uitvaardigen van aanbevelingen. De vraag is dus eigenlijk of er bindende Europese wetgeving moet komen. De vraag is vervolgens of dat haalbaar is binnen deze zittingsperiode, of dat we moeten beginnen met aanbevelingen en daarna doorgaan met wetgeving. De derde, netelige vraag, die in de mondelinge vraag niet wordt gesteld, maar die wij en u wel moeten beantwoorden, is: wie gaat dit betalen? Over die vraag moet uitsluitsel komen.

Laten we eens aannemen, zoals mevrouw Lichtenberger voorstelde, dat de regels ieder klein kind verplichten in een kinderzitje te zitten. Als dat het geval zou zijn, zou het kind een stoel van een volwassene in beslag nemen, en dat roept de vraag op of we de ouders moeten verplichten de extra stoel voor hun kleine kinderen te betalen, of dat we de veiligheidskosten moeten neerleggen bij de gemeenschap, zodat alle andere passagiers, die geen kinderen bij zich hebben, moeten bijdragen aan de kosten van de kinderstoel? Daarom moeten we ook antwoord geven op de vraag wie de kosten van de veiligheidsbescherming op zich gaat nemen – er vanuit gaand dat we vliegtuigen van de uitrusting willen voorzien om kinderen te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ulrich Stockmann, namens de PSE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, als het risico bestaat dat er mensenlevens in gevaar zijn, moet de politiek snel en preventief ingrijpen. Dat is de enige mogelijkheid. Uiteraard geldt dat ook voor kinderen onder de twee jaar in vliegtuigen.

In de eerste plaats wil ik mevrouw Lichtenberger hartelijk bedanken dat zij ons de videobeelden heeft getoond van de crashtests met lusgordels. Ook wil ik de commissaris bedanken voor zijn standpunt, dat grotendeels overeenkomt met de richting van onze vraag, hoewel er nog een paar punten opgehelderd moeten worden.

De nieuwe voorschriften voor het vervoer per vliegtuig van kleine kinderen worden eind volgende week van kracht. De lidstaten zullen dan de keuze hebben tussen kinderzitjes en lusgordels. Zoals we echter hebben gezien, kunnen lusgordels levensgevaarlijk zijn. Mijn eerste vraag is: wanneer zal de Commissie uiterlijk een voorstel presenteren dat het verplicht stelt in vliegtuigen uitsluitend gebruik te maken van kinderzitjes? Die vraag gaat in dezelfde richting als die van de heer Jarzembowski. Mijn volgende vraag is: wat is momenteel de implementatiestrategie van de Commissie? Gaat ze een verordening voorleggen of is ze van plan op een andere manier de uitkomsten van het onderzoek te implementeren? De derde vraag: als we delen van de benodigde EU-OPS-verordening blijven aannemen volgens de nieuwe comitologieprocedure, hoe kunnen we er dan zeker van zijn dat we nog in deze zittingsperiode een verordening over veilige kinderzitjes krijgen en kunnen bewerken?

 
  
MPphoto
 
 

  Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie.(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb de mogelijkheid benut om op het antwoord van de commissaris te reageren en nog een aantal vragen te stellen.

Het is van cruciaal belang de strategie tijdig tenuitvoer te leggen en ik zou ook heel graag zien dat er een tijdelijke oplossing komt. De reden daarvoor is dat de huidige EU-OPS-vereisten worden geïnterpreteerd als zouden alle luchtvaartmaatschappijen die al kinderzitjes aanbieden weer moeten overschakelen op het gebruik van lusgordels. Daar moet duidelijkheid over komen. Zo worden de vereisten nu geïnterpreteerd. Dat weet ik omdat ik navraag heb gedaan en mensen heb gevraagd luchtvaartmaatschappijen op te bellen om informatie te vragen over hun veiligheidssystemen voor kinderen. Dat is de informatie die ik heb gekregen. Dat is belangrijk. Er moet duidelijkheid over komen, dat lijkt me heel belangrijk.

Mijn tweede punt is dat er kinderzitjes op de markt zijn die in traditionele vliegtuigstoelen passen en dat er ook redelijk betaalbare airbags voor bijrijders verkrijgbaar zijn, die overal in passen en die mogelijk ook ingezet kunnen worden. Het is een feit dat een kind in zo’n geval een volledige stoel in beslag neemt. Maar ik kan u vertellen dat moeders óók moeten betalen als ze hun kind op schoot houden – en ik kan u de facturen laten zien: er wordt zestig procent of meer van de prijs van een volwassene gerekend, afhankelijk van de maatschappij.

Ik wil dat de maatschappijen die al een beter systeem gebruiken, daarmee door kunnen gaan. Ik wil graag van de commissaris weten of dat het geval is of niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik vraag het woord niet opnieuw omdat ik vandaag nog niet genoeg gesproken heb, maar omdat ik vind dat we met een belangrijk onderwerp te maken hebben, waarover de Parlementsleden relevante vragen hebben gesteld. Wij verwachten van de Commissie dat zij ons zo snel mogelijk een antwoord geeft en vervolgens passende actie onderneemt.

Ik wil het over de kosten hebben. Ik ga er in principe vanuit, hoewel ik niet weet of mijn fractie mij daarin helemaal steunt, dat veiligheid een staatsaangelegenheid is en derhalve moet worden bepaald en gefinancierd op staatsniveau. We hebben momenteel een groot aantal veiligheidsgordels voor vliegtuigen die niet worden gebruikt en die ook niet voor iemand in het bijzonder zijn bestemd. In het belang van de veiligheid van onze jongste burgers – de commissaris noemde dit ook al met name – dienen we dan ook absoluut te besluiten om snel actie te ondernemen en de financiering daarbij geen obstakel te laten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cramer (Verts/ALE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, u hebt geen antwoord gegeven op de doorslaggevende vraag. Wat doet u in de tussentijd? Er is een positieve oplossing voorhanden. Wat doet u als een kind in de tussentijd dodelijk wordt verwond en u mede verantwoordelijk bent omdat u nog geen actie heeft genomen? Hoe gaat u daar mee om? U dient zichzelf deze vragen te stellen, net als wij dat doen.

Wat de kosten aangaat is er een soortgelijke parallel te trekken. Als het gaat om de rechten van mensen met een handicap in het vliegverkeer, worden de kosten verdeeld over iedereen, wat ook heel normaal is. Kinderen krijgen, kinderen op de wereld zetten en kinderen opvoeden is niet alleen een privé-aangelegenheid, maar een publieke taak, een taak van de staat. Iedereen moet die taak op zich nemen en ook financieren. Voor mij is dat in ieder geval vanzelfsprekend. Als kinderen onder de veertien jaar gratis met de trein mogen reizen, betalen de andere passagiers ook mee aan die kosten.

Zeker in de branche van het vliegverkeer, waar nu geen brandstofbelasting meer wordt geheven – en dat scheelt veertien miljard euro per jaar – moet het toch mogelijk zijn een paar euro bij elkaar te leggen om kinderen de beste bescherming te geven die ze voor de toekomst nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Tajani vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik zou heel graag willen antwoorden dat ik een toverstaf bezit en al onze problemen vanavond nog kan oplossen. Helaas kan ik niet met mijn toverstaf zwaaien, omdat ik er geen bezit. In plaats daarvan denk ik dat we deze zaken op zeer verantwoorde wijze moeten aanpakken, zonder te zeggen dat ze morgen opgelost zullen zijn omdat we onmiddellijk een oplossing hebben gevonden.

Als er geen wetenschappelijke zekerheid bestaat over wat de beste systemen zijn om de veiligheid van kinderen te waarborgen, kunnen we hier vanavond niets doen, niet in de laatste plaats omdat in de geldende verordening is vastgelegd dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen. Degene die al gebruikmaken van kinderzitjes kunnen dat uiteraard blijven doen als zij dat als het beste systeem beschouwen. Zoals gezegd zal ik actie ondernemen zodra ik over duidelijkere feiten beschik – over een met bewijzen gestaafd wetenschappelijk antwoord dat mij in staat stelt actie te ondernemen. Het zou oppervlakkig zijn als ik zou zeggen: “Goed, ik heb besloten dat kinderzitjes beter zijn dan veiligheidsgordels”. Geen enkel persoon is in de positie om zoiets te zeggen, tenzij hij wetenschappelijke tests heeft uitgevoerd die fysiek bewijs hebben opgeleverd dat aantoont dat het ene systeem beter is dan het andere.

Dat lijkt me geen goede gang van zaken. Ik denk juist dat we antwoorden moeten geven zodra de oplossing is gevonden. Naar mijn mening zal er geen wetgevende oplossing worden bereikt voor het einde van de huidige zittingsperiode. Ik geloof echter wel dat de Commissie het aanpassen van de bestaande verordening prioriteit kan geven en kan proberen maatregelen in te voeren om de amendementen in overeenstemming te brengen met de verordening en ze in alle lidstaten verplicht te maken. Let wel: dat zal tijd kosten, en we zullen er mogelijk niet in slagen ze te aanvaarden voor het einde van de zittingsperiode. Laat ik nogmaals zeggen dat ik bepaalde beloftes heb gedaan tijdens mijn hoorzitting. Het lijkt me echter geen haalbaar en eerlijk antwoord als ik zou beloven dat er tientallen wetgevende maatregelen tot wet zullen worden verheven. Beloftes moeten uitsluitend worden gedaan, aangekondigd en nagekomen als ze haalbaar zijn.

Wat mijn belofte inzake de veiligheid van kinderen aangaat: geloof het of niet, ik ben zelf ook vader en, geloof het of niet, het probleem van de jongsten behoort tot mijn grootste punten van zorg. Het spreekt voor zich dat ik niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor alles wat er in de wereld gebeurt. Integendeel, ik denk dat er in korte tijd een zorgvuldig onderzoek moet worden uitgevoerd – de conclusies zullen in oktober bekend worden en dan zal ik een antwoord krijgen – en zodra ik het antwoord heb ontvangen, zal ik al het nodige doen om de veiligheid van kindpassagiers zo goed mogelijk te beschermen.

In de huidige situatie, zoals overeengekomen door de lidstaten, maken de luchtvaartmaatschappijen gebruik van alle noodzakelijke systemen, of dat nu kinderzitjes of veiligheidsgordels zijn. Als we eenmaal over onwrikbaar, aantoonbaar wetenschappelijk bewijs beschikken, kunnen we met antwoorden komen. Anders zijn die antwoorden niet meer dan meningen en in dit Parlement heeft iedereen – ook al zijn er maar een paar leden aanwezig – een andere mening over de wetenschap. Aangezien voor zover mij bekend niemand van ons deskundig is op dit gebied en wetenschappelijk onderbouwde antwoorden kan geven, denk ik dat we de resultaten moeten afwachten. Die zullen over twee maanden beschikbaar zijn, dankzij het werk van het Luchtvaartagentschap, en dan kunnen we actie ondernemen om de veiligheid van kinderen te beschermen – en dat is voor mij een prioriteit. Ik zeg het nogmaals: de veiligheid van alle burgers is voor mij een prioriteit, en zeker die van onze zwakste burgers. Daarom zal ik trachten ervoor te zorgen dat de specifieke maatregelen ter bescherming van de veiligheid zo spoedig mogelijk worden aangenomen in overeenstemming met het tijdschema voor wetgevingsmaatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk.(DE) Ik ben bijzonder verheugd dat de richtlijn inzake strategische milieueffectrapportage is aangenomen. Als al in de beginfase van een project, bij de ontwikkeling ervan, wordt onderzocht wat de milieueffecten zijn, kunnen ongewenste effecten direct worden voorkomen en hoeven ze niet in een later stadium te worden beperkt of bestreden.

In de toekomst zal dankzij de SMER-procedure bij projectbeslissingen nog meer rekening gehouden kunnen worden houden met milieubescherming en gezondheid. Bij duurzame ontwikkeling dienen van het begin tot het einde niet alleen economische en sociale aspecten, maar ook milieueffecten te worden meegenomen in de planning.

 

20. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

21. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 23.20 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid