De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0250/2008) van Karl von Wogau, namens de Commissie buitenlandse zaken over ruimte en veiligheid (INI/2008/2030).
Karl von Wogau, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Europese Commissie, dames en heren, operaties onder het veiligheids- en defensiebeleid worden gevaarlijker. Dat is duidelijk getoond nu voor het eerst een soldaat is vermoord tijdens een operatie onder Europees bevel. Gilles Polin werd op de grens tussen Tsjaad en Darfur vermoord.
We moeten daarom overwegen of enkele van de risico’s te vermijden zijn. Ze ontstaat als gevolg van verkeerde leidinggevende structuren, maar ook als voor specifieke operaties niet het benodigde materieel beschikbaar is.
Bij het nadenken over deze kwestie beginnen we met de brede aanpak voor beveiligingsstrategie van Javier Solana, daarin worden de strijdmachten en ook de essentiële Europese infrastructuur, de externe grenzen en humanitaire operaties behandeld. We blijven daarbij zwakke punten vinden op het gebied van ruimte, satellietgebaseerde verkenning, satellietgebaseerde telecommunicatie en satellietgebaseerde navigatie. Als we nauwer samenwerken op dit gebied, besteden we ons geld nuttiger en zijn we efficiënter.
Ik begin met verkenning. We hebben de Helios-verkenningssatellieten, de Duitse SAR Lupe en de Italiaanse Cosmo-Skymed. Het is essentieel dat we ervoor zorgen dat de beelden die deze verkenningssatellieten verkrijgen daadwerkelijk beschikbaar zijn voor ons satellietcentrum in Torrejón.
Dan is er het MUSIS-project dat voor de toekomst gepland staat. In het verslag dring ik erop aan dat dit project uiteindelijk binnen een geschikt Europees kader wordt gebracht. Dan is er satellietnavigatie: het Galileo-project. Het verslag meldt zeer duidelijk dat het Galileo-project in de toekomst ook beschikbaar moet zijn voor militaire operaties omdat onze strijdmachten die dergelijke operaties plannen en uitvoeren aanwijzingen van Galileo nodig hebben.
Dat brengt me bij telecommunicatie. Dit moet ook satellietgebaseerd zijn. Hierbij kan nauwere samenwerking veel voordeel opleveren. Ik zie softwareradio (software defined radio) als een gezamenlijk project met veel perspectief. Het geeft een algemene standaard voor beschermde telecommunicatie die kan leiden tot interoperabiliteit tussen strijdkrachten enerzijds en politie anderzijds, en ook met de strijdkrachten die gereed staan voor hulp bij rampen.
We hebben ook ruimtecontrole nodig voor toezicht op onze ruimte-infrastructuur en bescherming van onze satellieten. We moeten daarbij een algemeen Europees systeem ontwikkelen. We hebben een systeem nodig voor vroegtijdige waarschuwing tegen ballistische raketten, en voor communicatie en elektronische inlichtingendiensten.
Ik wil ook iets zeggen over de financiering. We hebben opgemerkt dat we al een fors deel van het Europese budget voor beveiliging uitgeven, allereerst aan beveiligingsonderzoek, ten tweede aan GMES (het systeem voor satellietobservatie, dat ook met beveiliging te maken heeft) en nu aan Galileo. We besteden in feite 750 miljoen euro van het budget aan beveiligingsaspecten. Misschien kunnen we overwegen of de Europese budgetfondsen niet ook beschikbaar gemaakt kunnen worden voor de andere geplande projecten die ik noemde.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ruimtebeleid zal in de komende zes maanden een heel belangrijke rol spelen omdat het een van de prioriteiten van het Franse voorzitterschap is. De Commissie is daar heel tevreden over. We weten allemaal natuurlijk dat ruimte een fascinerend onderwerp is. We zien dat vandaag nu we de wetenschappelijke avonturen van de marssonde Phoenix volgen en ook een paar maand geleden bij de succesvolle installatie van de Europese laboratoriummodule Columbus in het internationale ruimtestation.
Ik moet echter ook zeggen dat ruimtetechniek naast de zeer grote zaken een groeiend aantal instrumenten biedt die we nodig hebben om onze beleidsdoelen te bereiken. Dat geldt voor het milieubeleid, transportbeleid, landbouwbeleid, maar ook voor belangrijke externe beleidsgebieden zoals het ontwikkelingsbeleid, de humanitaire hulp en de internationale hulp bij rampen. Maar natuurlijk ook, en daarmee komen we op het onderwerp dat de heer von Wogau met succes jaren op de agenda heeft gehouden en waarvoor de Commissie hem zeer dankbaar is, ruimtebeleid en de Europese veiligheid.
De Commissie heeft vorig jaar in haar mededeling over ruimtebeleid het belang van ruimtetoepassingen voor het Europese veiligheids- en defensiebeleid beschreven. Ik ben het met de rapporteur eens dat die twee nauw verbonden zijn. De Commissie verwelkomt daarom dit verslag over ruimte en veiligheid met de voorstellen en informatie daarin over specifieke initiatieven en maatregelen.
Ik wil enkele punten uitgebreider bespreken. Het verslag benadrukt dat de Europese Unie meer dan 5 miljard euro toewijst aan het financieren van ruimteprojecten bij de huidige financiële vooruitzichten. Het leeuwendeel daarvan gaat naar toepassingen van het GMES-systeem (Global Monitoring for Environment and Security) dat binnenkort net als Galileo haar eigen en in mijn ogen zeer aantrekkelijke merknaam krijgt. Dat gebeurt in september.
De potentiële toepassingen van GMES zijn ook van het grootste belang van het Europese veiligheids- en defensiebeleid. Ik wil daarbij geen ruimte voor twijfel laten zodat we niet de fouten uit het verleden herhalen: GMES is potentieel geschikt voor meerdere doelen, dat ontkennen we niet, en dit potentieel voor meerdere doelen moet verstandig worden gebruikt zodat niets dubbel gebeurt en er geen onnodige kosten zijn. Dat is de enige manier waarop we kunnen zorgen dat onze ruimte-industrie concurrerend is en dat we de technologie daarvoor ontwikkelen.
Mijn volgende punt is van groot belang voor de Commissie, mede in verband met onze ervaringen met Galileo. Als we willen dat de GMES-diensten langdurig beschikbaar zijn, hebben we een permanente operationele financiële basis nodig. Die is er nu niet. We zijn nog in de ontwikkelingsfase en GMES wordt betaald uit middelen voor onderzoek en ontwikkeling. Het duurt niet lang meer voordat de operationele fase begint. Dan moeten we gereed zijn om de nodige conclusies te trekken uit wat we tot nu toe gezamenlijk hebben besloten, niet specifiek met betrekking tot ruimtebeleid, maar ook op basis van het Europese budget. Het is onzinnig om miljarden uit te geven aan de ontwikkeling van een technologie die we vervolgens niet financieren als we deze kunnen toepassen.
Als we een operationele financiële basis voor de lange termijn willen, ik benoem het maar heel direct, dan moeten we ruimteprojecten die relevant zijn voor veiligheid en defensie samenbrengen.
Dat brengt me bij een tweede punt. We zijn het er over eens dat ruimte en veiligheids- en defensiebeleid nauw samen hangen. We moeten daarom de synergie tussen ruimte en burger- en militaire veiligheid zowel op technologie- als op operationeel gebied optimaal gebruiken. Ik ben daarom heel blij dat het verslag oproept om de samenwerking tussen de pijlers, en dus tussen de Commissie, de Raad, het Europees Defensieagentschap en het Satellietcentrum van de Europese Unie te verbeteren.
Ik wil ten slotte benadrukken dat we het volledige spectrum van het thema ruimte, en hoe dat is verbonden met het Europese veiligheids- en defensiebeleid, voor ogen moeten houden zonder daarbij de bepalingen van de verdragen aan te tasten, dat zou de Commissie nooit doen. Ze heeft duidelijk gesteld dat we uit het budget van de EU geen Europese defensiemaatregelen of maatregelen van militaire aard kunnen financieren. De Commissie verwelkomt van harte dat het verslag ook aspecten van buitenlands- en veiligheidsbeleid in de striktste zin van het begrip behandelt. Het gaat bijvoorbeeld over de ontwikkeling van een gedragscode voor ruimteactiviteiten of de mogelijkheid van satellieten die toezien op internationale wapenbeheersingsregelingen.
Het gebruik van ruimte voor vreedzame doeleinden is een kernpunt van ons beleid. De Europese Unie ondersteunt elk initiatief om de bewapening van de ruimte te voorkomen. Ik kan daarvoor verwijzen naar verschillende besluiten van het Europees Parlement. Dit is tevens de reden waarom de Commissie de intentie van het Europese Ruimteagentschap ondersteunt om daarvoor een instrument, met de naam Space Situational Awareness, te ontwikkelen. Het instrument kan niet alleen controleren of de relevante verdragen worden nageleefd, maar ook toezien op de veiligheid van onze satellieten.
Hoe we dat kunnen coördineren met de activiteiten van de Gemeenschap, bespreken we over enkele dagen bij een vergadering, tussen de verantwoordelijke ministers voor ruimtezaken, het Franse voorzitterschap en de Commissie. Deze vindt plaats in Kourou, onze ruimtehaven in Frans Guyana.
Het verslag over ruimte en veiligheid verduidelijkt de veiligheidsuitdagingen voor Europa voor de komende jaren. We moeten dit zien als een kans om Europa handelingsbekwamer en concurrerender te maken. Een innovatief Europees ruimtebeleid en een gezamenlijk Europees veiligheids- en defensiebeleid kan ons een heel eind op weg helpen.
Romana Jordan Cizelj, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. − (SL) Er zijn twee redenen waarom het Europese ruimtebeleid ontzettend belangrijk is. Allereerst omdat het bijdraagt aan grotere veiligheid. Ten tweede omdat het bijdraagt aan de verwezenlijking van de ontwikkelingsdoelen uit de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. We hebben ons in de Commissie voor de Industrie primair op dit aspect gericht.
We zijn blij dat het Verdrag van Lissabon in het hoofdstuk over onderzoek en technologische ontwikkeling een rechtsgrondslag biedt voor het Europese ruimtebeleid. We zullen de voorstellen die de Commissie opstelt voor een Europees ruimteprogramma zorgvuldig bestuderen en er dan een standpunt over innemen. We moeten ook de relaties met het Europese Ruimteagentschap in overeenstemming daarmee bepalen.
Ik ben ook heel blij dat precies op deze dag de relevante verordeningen zijn ondertekend die een praktische opstart van de EGNOS en Galileo programma’s garanderen. Door onze ervaring met deze twee programma’s zullen we in staat zijn overeen te komen hoe we de andere programma’s gaan beheren. We moeten nu een omgeving voorbereiden en in de praktijk brengen waarin het gemakkelijker is voor ons om effectief gebruik te maken van nieuwe systemen en een zo breed mogelijke reeks toepassingen, zonder ons bij voorbaat te zeer te beperken.
Dames en heren, ruimte is een natuurlijk, gedeeld goed dat niet het eigendom van één land of gemeenschap is. Daarom moeten we bij de ontwikkeling van toekomstige Europese wetten ook rekening houden met het internationale kader. Ik bedoel daarbij de bestaande verdragen van de Verenigde Naties en de grondbeginselen van ruimtewetgeving.
Ik wil ten slotte ook de rapporteur bedanken voor zijn samenwerking en dat rekening is gehouden met de mening van de Commissie industrie. Ik ben ervan overtuigd dat we door op deze manier te werken nog veel meer kunnen bereiken.
Anna Ibrisagic, namens de PPE-DE-fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, bedankt heer von Wogau voor een goed, helder verslag. Laat ik beginnen met iets dat op het eerste gezicht weinig met ruimte te maken lijkt te hebben: de Balkanoorlog. We zijn tot de conclusie gekomen dat Europa behoorlijk veel fouten heeft gemaakt bij de verschillende conflicten in de Balkan in de jaren negentig. Europa heeft die fouten niet gemaakt omdat er een slecht gezamenlijk buitenlands- en veiligheidsbeleid was, maar omdat er totaal geen gezamenlijk buitenlands- en veiligheidsbeleid was. Er zijn nog steeds mensen die zowel tegen een gezamenlijk buitenlands- en veiligheidsbeleid als de zaken waar het verslag over gaat zijn.
Ik deel de mening van de heer von Wogau dat satelliettoezichtsystemen gefinancierd moeten worden uit het Europees budget. Niet alleen omdat dergelijke systemen voor veiligheidsdoelen gebruikt kunnen worden, maar ook omdat we ze voor andere doelen met een algemeen belang kunnen gebruiken, bijvoorbeeld het milieu.
Ik wil ook benadrukken dat bij deze belangrijke, maar ook gevoelige kwesties waarop het ruimteaspect van de Europese beveiliging reageert, het goed is om een systeem te hebben dat niet van de VS afhankelijk is, maar bouwt op extra samenwerking tussen de lidstaten en beter van de middelen gebruikmaakt. Een systeem zoals dat in dit verslag is beschreven, is ook een garantie dat we in de toekomst eventuele conflicten beter kunnen beheren. We willen geen conflicten in Europa, maar het is heel goed mogelijk dat we er toch mee te maken krijgen.
Ana Maria Gomes, namens de PSE-fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer ons medelid Karl von Wogau met dit verslag en hoe hij onophoudelijk de uitbreiding van het Europese project door middel van het opstellen van een Europees defensiebeleid heeft ondersteund. Het verslag weet een goed evenwicht te bereiken tussen de belangrijkste doelen van een Europees beleid op het gebied van ruimte en veiligheid. Allereerst gaat het om het essentiële belang dat alle diplomatieke en politieke kanalen worden gebruikt om de bewapening van de ruimte te voorkomen, zoals commissaris Verheugen benadrukte, zodat ruimte een openbaar goed voor de hele mensheid blijft. Ten tweede, om Europa te voorzien van het beleid, de financiële middelen en het benodigde materieel om de strategische autonomie op het internationale podium te verzekeren.
Het is belangrijk om met betrekking tot het eerste doel te benadrukken dat we het niet hebben over het gebruik van ruimte voor militaire doelen. We weten dat satellieten al vanaf het begin van de ruimteverkenning zijn gebruikt om de legers van verschillende landen op communicatiegebied te ondersteunen. Enkele van onze medeleden volharden erin om dit soort handelingen, die overeenstemmen met internationale wetten, te verwarren met recente pogingen van enkelen, in het bijzonder de Verenigde Staten, om wapens in de ruimte te plaatsen en de ruimte te veranderen in een vierde strijddimensie na land, zee en lucht. We moeten dit soort oorlogzuchtige strategieën en onacceptabele initiatieven zoals de anti-satelliettest van China in januari 2007 bestrijden.
Het verslag beantwoordt deze bedreigingen door een proactieve diplomatieke rol voor de Europese Unie te zoeken. Het is de taak van Europa om een wereldwijde strategie te leiden die de internationale gemeenschap van een effectieve juridische architectuur voorziet die de totale uitsluiting van wapens uit de ruimte garandeert door de herziening en versterking van het Ruimteverdrag.
Het verslag waarschuwt met betrekking tot het tweede doel tegen het verwaarlozen van het essentieel belang van de ruimte voor de strategische autonomie van Europa. Het Galileo-project heeft aangetoond dat een overweldigende meerderheid van de parlementsleden gelooft dat delen van financiële en technologische middelen en materieel in Europa de enige manier is waarop Europa voor essentiële strategische activiteiten zoals navigatie niet afhankelijk wordt van de Verenigde Naties, Rusland en China.
Het verslag onderstreept ook het vaak geneerde en gevreesde belang van Galileo en andere nationale Europese programma’s voor een serieus buitenlands- en veiligheidsbeleid. Zonder vredig en effectief gebruik van de ruimte zouden onze economieën, transportsystemen, meteorologie en onze hele levenswijze onmogelijk zijn. Europa moet strategisch denken over dit belangrijke gebied op dezelfde manier als Washington, Peking en Moskou. Nadenken en handelen. Met dat in gedachten vind ik het heel jammer dat het voorzitterschap van de Raad niet bij dit debat aanwezig is.
Tobias Pflüger , namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, paragraaf 41 van het verslag luidt: “dringt erop aan dat Europees ruimtebeleid in geen geval bij dient te dragen aan de militarisatie en bewapening van de ruimte”. Tot zover prima. Toch is het hele verslag met die bewering in tegenspraak. Er worden zelfs militaire maatregelen genoemd. Zo staat er bijvoorbeeld in paragraaf 5 dat er behoefte is aan telecommunicatie, informatiemanagement, aan observatie en navigatie op militair terrein. Het verslag benadrukt nog eens de noodzaak van het Galileo-satellietproject, een duidelijk civiel project, voor autonome EROP-operaties.
Ik ben de heer Verheugen dankbaar voor het feit dat hij wederom de budgettaire aspecten heeft toegelicht. Het huidige verdrag van de Europese Unie bepaalt heel duidelijk dat het Europees budget niet voor militaire doeleinden kan worden aangewend. Daarom heeft de GUE/NGL-Fractie amendementen ingediend om de wettelijke situatie te verbeteren, die erop neerkomen dat de ruimte alleen mag worden gebruikt voor expliciet civiele doeleinden en dat Galileo een expliciet civiel project is.
Als we kijken naar de andere amendementen die zijn ingediend, is het interessant om te zien hoe tegenstrijdig sommige zijn. Mijn favoriete amendement was het amendement van de Groenen, dat begint met te benadrukken dat Galileo een project voor civiele doeleinden moet blijven en desalniettemin vervolgt met de erkenning van het belang daarvan voor autonome EROP-operaties. Dat is duidelijk een contradictio in terminis. We zouden heel duidelijk moeten maken dat het hier gaat om de militarisatie van de ruimte door de Europese Unie.
Het is makkelijk om met de vinger naar anderen te wijzen die (ook) de militarisatie van de ruimte nastreven. Zo’n militair gebruik is nou net wat we niet willen zien! Daarom is de inhoud van dit rapport, zoals het is verwoord, in zijn geheel verkeerd, omdat het nu juist wel oproept tot een dergelijke militarisatie. Wij wijzen dat af. Wij willen dat de ruimte wordt gebruikt voor civiele doeleinden en wij willen dat Galileo een puur civiel project blijft. Door onlangs om een aanbesteding te vragen, hebben we nu de last, 3,4 miljard euro, op de schouders van de belastingbetaler gelegd. We blijven maar zeggen dat we een systeem willen dat niet afhankelijk is van de VS, maar nu is Boeing duidelijk geïnteresseerd in deze aanbesteding, dus dat lijkt ook niet meer helemaal waar te zijn.
We willen een zuiver civiel gebruik van de ruimte, geen militarisatie!
Gerard Batten , namens de IND/DEM-Fractie.– (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag opent met de woorden “de verschillende uitdagingen op het terrein van de politiek en de veiligheid, waarmee de Europese Unie steeds vaker wordt geconfronteerd, maken een autonoom Europees ruimtebeleid tot een strategische noodzaak”.
Als u deze prepositie in het begin voor zoete koek aanneemt, dan zijn de aanbevelingen in het verslag een logisch gevolg: een gemeenschappelijk Europees ruimtebeleid, de implementatie van het Europees veiligheids- en defensiebeleid, het gebruik van het Galileo-satellietsysteem voor militaire doeleinden, en natuurlijk een budget om dat allemaal te betalen.
Maar als we de prepositie niet accepteren, valt de logica weg. Er zijn inderdaad uitdagingen op het terrein van de politiek en de veiligheid, waarmee het Europees continent zich ziet geconfronteerd, maar waarom moet de Europese Unie een autonoom ruimte-, veiligheids- en defensiebeleid hebben?
Voor zover het de overweldigende meerderheid van haar burgers betreft, is de Europese Unie geen politieke staat, en dient dat ook niet te zijn. En alleen staten hebben het recht op een veiligheidsbeleid en op militaire potenties. Zoals het verslag zegt, bevat het Lissabon-verdrag een wettelijke basis voor het Europees ruimtebeleid en de mogelijkheid tot permanente gestructureerde samenwerking qua veiligheid en defensie.
Maar wettelijk gezien is het Lissabon-verdrag natuurlijk dood. Het werd om zeep geholpen door de nee-stem van de Ieren in het onlangs gehouden referendum, dus de implementatie van een ruimte-, veiligheids- en defensiebeleid zou ook dood moeten zijn.
Een ruimte-, veiligheids- en defensiebeleid zou natuurlijk een gemeenschappelijk communicatiesysteem vereisen en het verslag benadrukt de noodzaak Galileo te gebruiken voor een autonoom Europees veiligheids- en defensiebeleid. Maar tot voor kort werd ons verteld dat Galileo alleen voor civiele doeleinden was. Uiteindelijk moeten we dan nu toegeven dat Galileo eigenlijk voor militaire EU-doeleinden wordt ingezet.
Ook het verslag wil twee kanten op. Het wil een Europees ruimteprogramma dat is gekoppeld aan het veiligheids- en defensiebeleid, maar zegt tegelijkertijd dat het ruimtebeleid niet dient bij te dragen aan de militarisatie en bewapening van de ruimte. Natuurlijk zal de ruimte worden gemilitariseerd en bewapend. Dat is onvermijdelijk. Daar zullen de VS, waarschijnlijk Rusland en binnen afzienbare tijd natuurlijk ook China wel voor zorgen.
De veiligheidsbelangen van het Westen dienen in de ruimte niet alleen door een onwettige Europese Unie te worden behartigd, maar samen met onze bondgenoot, de VS, in partnerschap met de enige wettelijke veiligheidsorganisatie die de democratische steun van Europa geniet, de NAVO.
Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) Mijn gelukwensen aan de rapporteur, de heer von Wogau, die een zeer belangrijk en actueel verslag heeft opgesteld. Naar mijn mening kan het verslag als volgt worden samengevat: meer vrede in de ruimte, betere samenwerking tussen de EU-lidstaten en andere landen, en meer fondsen voor gemeenschappelijke ruimteprojecten.
Ik steun de voorgestelde amendementen, die eens te meer het belang van Galileo als puur civiel project benadrukken en elke mogelijkheid om de ruimte voor militaire doeleinden te gebruiken afwijzen.
Steeds meer landen raken betrokken bij ruimteprojecten, nu de ruimte een steeds grotere rol in ons leven gaat spelen. Militaire en civiele satellietsystemen, bedoeld voor observatie van de aarde, alsmede voor telecommunicatie, navigatie, positiebepaling en tijdsbepaling zijn onze ogen en oren geworden. In geopolitieke klassiekers heette het lang geleden dat “degene die de ruimte domineert, de wereld zal domineren”. De Europese Unie streeft niet naar superioriteit.
De multipolaire wereld waarin de rechten van alle staten zijn gewaarborgd, is veel aantrekkelijker. Nu ze hun macht in de ruimte hebben gebundeld, zouden de 27 EU-lidstaten hun vermogen om succesvolle, onafhankelijke civiele en preventieve acties voor een gemeenschappelijk buitenlands beleid en veiligheidsbeleid te ondernemen, moeten versterken Het zou de EU een belangrijke voordeel geven bij het observeren van wapenuitbreiding en het toezien op de implementatie van internationale overeenkomsten.
De EU-landen hebben verscheidene ruimteprojecten in het leven geroepen voor versterking van hun veiligheid. Om verspilling door duplicatie te vermijden, zou het beter zijn ten volle gebruik te maken van het potentieel dat door deze systemen wordt aangeboden en de kosten van aardobservatie terug te dringen. De sector telecommunicatiesatellieten moet effectiever worden gestandaardiseerd. We hebben intensievere interactie nodig tussen de verschillende ruimteprojecten die de EU heeft ontwikkeld. De EU moet aanzienlijk meer fondsen toewijzen en over een gemeenschappelijk budget beschikken om te voorkomen dat afzonderlijke landen hun inspanningen en bronnen verspillen.
Ondertussen bieden de komende onderhandelingen over het partnerschap tussen de EU en Rusland ons een goede gelegenheid tot een nog productievere samenwerking in de ruimte, terwijl er ongetwijfeld naar gestreefd wordt de strategische samenwerking in gemeenschappelijke programma’s met de Verenigde Staten en de NATO op alle mogelijke manieren uit te breiden.
Philippe Morillon (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik vroeg het woord, toen ik mevrouw Ibrisagic de crisis in de Balkan hoorde beschrijven, waarbij ik betrokken was, zoals u zich waarschijnlijk wel herinnert.
Indertijd zei onze vroegere collega, Jean-François Deniau, dat “Europa in Sarajevo stierf”, en ik antwoordde dat “Europa niet in Sarajevo stierf, omdat Europa niet bestaat”.
Europa bestaat nog steeds niet, en ik feliciteer onze collega, de heer von Wogau, met de strijd die hij voert, al vanaf het moment dat hij voorzitter van de Subcommissie veiligheid en defensie werd, om ervoor te zorgen dat Europa aan de verwachtingen voldoet die niet alleen buiten Europa, in elke uithoek van de wereld, zijn uitgesproken, maar ook in Europa, waar zoals u weet, 70 procent van onze medeburgers een beroep doet op Europa om haar plaats in te nemen op het internationaal toneel en zich haar erfenis waardig te tonen.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, aangezien we maar met weinigen zijn, wil ook ik van de gelegenheid gebruik maken om hieraan toe te voegen, in dezelfde geest als de heer Morillon, dat mensen in feite een hoop verwachten van Europa en zelfs vandaag staat, zoals de heer von Wogau weet, Georgië, een land dat valt onder ons buurlandenbeleid, bijna aan het begin van een oorlog. Elke dag zijn er schermutselingen tussen Georgië en de afgescheiden regio Abchazië. Ik zou zeggen dat de situatie erger wordt met elk uur dat verstrijkt.
Bovendien hebben de Georgische autoriteiten vanmiddag een dringend beroep op ons gedaan, waarbij ze erop aandrongen dat de Europese Unie zich zou bemoeien met het zoeken naar een oplossing in dit conflict, en dat alleen laat al zien hoe hard we Europa nodig hebben. Als we een buurlandenbeleid introduceren, dan is het ook aan ons om het in praktijk te brengen.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals te verwachten viel, is dit debat duidelijk gericht geweest op de echt belangrijke kwesties. We zouden er openlijk over moeten praten, omdat we hier met de werkelijkheid te maken hebben en niet met wishful thinking.
De werkelijkheid is heel eenvoudig. De traditionele conflictpatronen zijn niet langer wat ze eens waren. Het traditionele onderscheid tussen interne en externe veiligheid vervaagt meer en meer. Zo zal bijvoorbeeld niet iedereen in deze Kamer het eens zijn met het Amerikaanse standpunt dat het gevecht tegen terrorisme een oorlog is. Toch delen de meeste Amerikanen dat standpunt.
De technologie die wordt gebruikt om de binnenlandse veiligheid te handhaven, vooral om internationale misdaad en internationaal terrorisme te bestrijden, komt allengs meer en meer van dezelfde researchcentra en dezelfde ondernemingen en wordt ook steeds meer voor dezelfde doeleinden gebruikt, zij het op verschillende toepassingsterreinen.
We moeten goed beseffen dat we elders de grenzen moeten trekken, namelijk op de plek waar de politieke beslissingen over het gebruik van dit instrument worden genomen. Laat ik er op dit punt heel duidelijk over zijn: Het Verdrag is hier van toepassing.
Generaal Morillon – als ik de titel van de heer Morillon hier mag gebruiken, gezien het feit dat hij verwees naar zijn belangrijke rol in de Balkan-landen – heeft ons daar weer eens op gewezen. Europa is lange tijd bezig geweest conflicten te voorkomen, conflicten op te lossen en conflicten te vermijden. Ik hoef geen hoger geplaatste officieren als getuige op te roepen, omdat iedereen hier weet dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de Europese soldaten die op deze missies zijn gestuurd, zeer afhankelijk zijn van het hebben van een nauwkeurig en juist beeld van de situatie. Onder de huidige omstandigheden is het niet langer mogelijk zo’n beeld te krijgen zonder gebruik te maken van ruimtetechnologie, omdat anders de andere kant erover zou beschikken. We zouden onze strijdkrachten in ernstig gevaar brengen en hen minder doeltreffend maken als we zeiden dat wij Europeanen uit principiële overwegingen zoiets niet kunnen toestaan.
Ik wil weer de aandacht vestigen op deze problemen, ook om te laten zien dat ik me er zeer goed van bewust ben. Het zijn problemen die zowel gelden voor onze ruimtetechnologie als voor het terrein van de veiligheidsresearch.
Ik kan het Parlement allen maar oproepen het ook tot haar taak te beschouwen erop toe te zien dat we ons in de moeilijke situatie, waarin wij verkeren en waarin zwart en wit niet langer de enige kleuren zijn, maar er ook een groot grijs gebied is, toch zo gedragen dat we onze normen en waarden geen geweld aandoen.
Karl von Wogau, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag terugkomen op wat de heer Verheugen zei en tevens de heren Pflüger en Batten antwoord geven op de vraag wat de burgers van de Europese Unie willen.
Eurobarometer-onderzoeken laten zien dat 70 tot 80 procent van de EU-burgers vindt dat we een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid dienen te hebben. Dat werd vooral duidelijk door de verschrikkelijke gebeurtenissen in de Balkan. De 27 Europese landen gaven 170 miljard per jaar uit aan defensie, toch waren deze landen niet in staat een eind te maken aan het bloedvergieten in de Balkan-landen, omdat we gewoon nog geen gemeenschappelijke Europese organisatie voor zulke operaties hebben. Er waren Duitse, Franse, Britse, Italiaanse, Luxemburgse en andere strijdkrachten, maar indertijd waren het alleen de Amerikanen, niet de Europeanen, die in staat waren een eind aan het bloedvergieten te maken. De heer Morillon zag dat met zijn eigen ogen en ervoer het in hoogsteigen persoon.
Ook is het tamelijk onjuist hier te verwijzen naar wapens in de ruimte. Welke dreiging is er? Als we bijvoorbeeld Galileo of ruimtesatellieten in de ruimte stationeren om uit te zoeken wat er gebeurt, dan gebeurt dat voor de veiligheid van onze burgers. Het werkelijke gevaar is dat wapens in de ruimte worden gestationeerd en gebruikt om onze communicatiesatellieten te vernietigen, omdat dan ons hele sociale systeem zou worden vernietigd door relatief geringe middelen. Stel je alleen maar eens voor wat er zou gebeuren als de telecommunicatiesatellieten voor tv, voor radio, voor alles dat vandaag de dag onze maatschappij bepaalt, zouden worden vernietigd.
Daarom vind ik dat we op het juiste spoor zijn, ook wat Galileo betreft. Morgen bij de stemming zullen we er waarschijnlijk achter komen dat het Europees Parlement van gedachten is veranderd. De eerste stap was dat we erin slaagden Galileo uit het Europese budget gefinancierd te krijgen. Het Begrotingscomité en de Commissie buitenlandse zaken drong hier sterk op aan en slaagde erin dat voor elkaar te krijgen. De tweede stap is dat Galileo natuurlijk een civiel project is, dat qua type wat verschilt van het Amerikaanse systeem, maar dat eveneens noodzakelijk is en dat het beschikbaar is voor operaties door EU-strijdkrachten in, bijvoorbeeld, Congo, Bosnië en Herzegovina of Tsjaad.
Ik denk daarom dat we morgen een verandering zullen zien in het standpunt dat de meerderheid in het Europees Parlement inneemt.