De Voorzitter. – Ik ben verheugd dat de voorzitter van de Commissie constitutionele zaken aanwezig is, want we zitten met een delicaat probleem dat moet worden opgelost. Mijn beste Jo, als je nog even plaats wilt nemen? Ik zal uitleggen waar het om gaat, dames en heren.
In artikel 149 staat dat we kunnen vaststellen of het quorum aanwezig is. Zoals u weet is er altijd een groot aantal Parlementsleden aanwezig om te beraadslagen over de agenda en om de notulen goed te keuren, dus in dat geval is er geen quorum vereist. In artikel 149, lid 3 staat echter dat we kunnen vaststellen of het quorum al dan niet aanwezig is indien door ten minste veertig leden daartoe vooraf een verzoek is ingediend.
Ik heb een schriftelijk verzoek ontvangen van veertig leden die ons verzoeken om na te gaan of het quorum al dan niet aanwezig is. Dus is het duidelijk … Mijnheer Posselt, sta mij toe om de feiten toe te lichten. Het moge duidelijk zijn dat ik van oordeel ben dat er inderdaad duidelijk vooraf een verzoek is ingediend.
Het probleem is als volgt: daarna is het reglement een heel stuk vager. Er staat nergens dat de veertig leden in de vergaderzaal aanwezig moeten zijn om dit verzoek tot vaststelling van het quorum in te dienen, maar dit wordt ook niet uitgesloten. Ik heb daarom de ruimte daar zelf over te beslissen. Bij voorgaande gelegenheden, hetgeen we hebben nagegaan, is de Voorzitter van de vergadering steeds van mening geweest dat de veertig leden in de vergaderzaal moesten zijn om enige inhoud te geven aan artikel 149, lid 4, waarin staat dat wanneer het quorum wordt vastgesteld, deze veertig leden dienen te worden meegerekend. En dat houdt in dat deze veertig leden dus aanwezig moeten zijn.
Echter, ik heb de vrijheid om zelf te beslissen, en dan is er ook nog de wijze waarop het verzoek is geformuleerd: het betreft de stemming over dringende kwesties, en dat zijn dus alle dringende kwesties; niet één bepaalde, maar alle. Indien we van mening zijn dat het verzoek om vaststelling van het quorum aanvaardbaar is en het quorum is niet aanwezig, dan komen de dringende kwesties geen van alle aan de orde, en zoals u weet, kunnen deze niet worden uitgesteld. Dit betekent dat we niet zullen stemmen over Kasjmir, de doodstraf of Bangladesh. Als we daar niet over stemmen, dan worden deze kwesties niet uitgesteld naar de volgende vergadering. Het Parlement zal dan dus niet over deze kwesties die als dringend worden beschouwd, beslissen.
Voordat ik daar mijn mening over geef, wil ik daarom in het bijzonder de mening van de voorzitter van de Commissie constitutionele zaken horen. Mijnheer Leinen, vindt u dat ik van oordeel zou moeten zijn dat de veertig indieners in de vergaderzaal aanwezig dienen te zijn, zoals artikel 149, lid 4 impliceert, of kan een vooraf ingediend verzoek volstaan, zoals artikel 149, lid 3 impliceert? Ik zal goed naar uw antwoord luisteren.
Jo Leinen, voorzitter van de Commissie constitutionele zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het net opgezocht, en in artikel 149, lid 3 staat inderdaad dat leden om vaststelling van het quorum mogen verzoeken, mits dit door veertig leden gezamenlijk wordt gedaan. Het quorum is bereikt indien een derde van de leden van het Parlement in de vergaderzaal aanwezig is. De Voorzitter stelt daarop vast of het quorum al dan niet is bereikt.
Dan komt lid 4, dat u al noemde, waar staat dat “De leden die hebben verzocht om vaststelling van het quorum […] bij het tellen van de aanwezigen [worden] meegerekend […] ook als zij niet meer in de vergaderzaal aanwezig zijn.” We zitten momenteel in een vergadering die is hervat en, mijns inziens, dienen de leden die aanwezig waren en hebben gezegd dat zij wilden dat het quorum zou worden vastgesteld, tot de aanwezigen te worden gerekend, ook als zij hier niet bij de plenaire vergadering van vanmiddag aanwezig zijn. Dat is hoe ik lid 4 interpreteer.
Ik heb gehoord dat u een verzoek heeft ontvangen van veertig leden van dit Huis om vanmiddag vast te stellen of het quorum al dan niet aanwezig is. U kunt om u heen kijken – een derde van 785 is iets meer dan 200, en we zijn op dit moment ongeveer met zijn dertigen. We kunnen proberen wat we willen, maar het is onwaarschijnlijk dat we vanmiddag de 200 zullen halen, tenzij iedereen nog komt opdagen.
Mijnheer de Voorzitter, we kunnen de zaak bespreken, maar als u bepaalt dat het aantal leden dat aanwezig is minder is dan een derde van het totale aantal leden, dan kunnen we niet stemmen. Dat is wat er in het Reglement staat.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Leinen, ik ben veteraan op het gebied van deze spoeddebatten. Vroeger werden ze op vrijdag gehouden, daarna werden ze verschoven naar de donderdagmiddag. Alle fracties hebben regelmatig geprobeerd om deze truc van een dergelijk verzoek uit te halen als er een of andere dringende kwestie was die hen niet goed uitkwam, zoals in dit geval het onderwerp Kasjmir.
Dat is dan ook de reden waarom het Reglement werd gewijzigd en de voorwaarde werd ingevoerd dat veertig leden – het mag dan wel niet zo duidelijk geformuleerd zijn, maar dat was de bedoeling van de aanpassing – in de vergaderzaal aanwezig moeten zijn om de kwestie van de aanwezigheid van het quorum aan de orde te stellen. Deze voorwaarde werd ingevoerd omdat we ons van het probleem bewust waren en sinds dat moment is nooit meer het vereiste aantal leden in de vergaderzaal aanwezig geweest om vaststelling van het quorum te verzoeken, dus werd het quorum altijd geacht aanwezig te zijn.
Ik denk dat het juridisch gezien van belang is om de bedoeling van dit artikel in beschouwing te nemen. Ik weet zeker dat het in de notulen van de commissie en de plenaire vergadering kan worden nagezocht. De bedoeling van de aanpassing was de kwestie van het quorum te koppelen aan een dusdanig hoog aantal aanwezige leden dat het geen regelmatig terugkerend gezelschapsspel zou worden, want dat zou nagenoeg het einde van deze debatten hebben betekend. Het was juist met het doel om deze debatten veilig te stellen dat we toentertijd dit quorum van veertig hebben ingevoerd.
Echter, als we daar nu veertig handtekeningen van maken, dan heeft deze aanpassing geen zin meer.
Pierre Pribetich (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, u vroeg eerst om de mening van onze college Leinen om te weten te komen wat onze gedachten hierover waren. Zoals mijn collega al heeft gezegd, is het waar dat deze manoeuvre enigszins vertragend lijkt te werken; met andere woorden: veertig van onze collega’s die om hun eigen redenen niet in staat zijn geweest om deze vergadering bij te wonen, proberen van maatregelen en procedures gebruik te maken om een spoeddebat dat hier vanmiddag plaats zal vinden, te voorkomen. Ik denk echt dat we misschien, in plaats van angstvallig de regels toe te passen, naar de geest van het Reglement moeten kijken.
De eigenlijke bedoeling van het Reglement is om ervoor te zorgen dat de mensen die dit verzoek om vaststelling van het quorum indienen, op zijn minst aanwezig zijn opdat ze zelf kunnen vaststellen dat er geen quorum is. Anders is het verzoek mijns inziens óf een politieke manoeuvre óf het is tactiek, maar in ieder geval werkt het vertraging in de hand. Ik zou het niet wenselijk vinden als wij door strikte toepassing van de wet in een situatie terecht kwamen waarin de spoeddebatten die regelmatig op donderdagmiddag worden georganiseerd, die toch echt belangrijk zijn, uiteindelijk zouden worden “voorkomen”, hetgeen niet bevorderlijk zou zijn voor het de werkzaamheden van het Parlement.
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de voorgaande sprekers een aantal steekhoudende opmerkingen hebben gemaakt. Ik dacht te hebben begrepen dat de heer Leinen, toen hij voorlas uit het Reglement – en hij moet het maar zeggen als ik het mis heb – suggereerde dat de leden ten minste aan het begin van de vergadering aanwezig moesten zijn, ook al vertrekken ze daarna. Iedere andere interpretatie zou volledig ingegeven zijn door eigenbelang, omdat mensen die niet aanwezig zijn een verzoek kunnen indienen om vast te stellen dat er geen quorum is, terwijl ze er zelf aan hebben bijgedragen dat er geen quorum is! Ik begrijp niet hoe het dan juist zou kunnen zijn om te concluderen dat zij geheel afwezig kunnen zijn en dan te zeggen dat met de rest van de aanwezigen geen quorum wordt bereikt.
Het andere feit betreft, eerlijk gezegd, hetgeen hier op donderdagmiddag gebruikelijk is. We weten dat bij de spoeddebatten het quorum nooit wordt bereikt, en als daar nu opeens wel een beroep op wordt gedaan, dan kan dit tot een probleem leiden met betrekking tot het Reglement, waarvoor we een oplossing moeten zien te vinden. Als u van plan bent de spoeddebatten van vanmiddag te torpederen, dan zou u de spoeddebatten op elke donderdagmiddag wel kunnen torpederen.
Waar het mij fundamenteel om gaat is: hoe zou het mogelijk kunnen zijn om het Reglement zodanig te interpreteren dat veertig mensen die niet aanwezig zijn tegen de rest van ons kunnen zeggen dat we met elkaar het quorum niet bereiken en er ook voor kunnen zorgen dat dit niet gebeurt?
José Ribeiro e Castro (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het is niet de eerste keer dat we een dergelijke tactiek hebben meegemaakt en ik wil de aandacht van mijn collega’s en het Bureau vestigen op het volgende: alle parlementen in de wereld hebben twee dingen gemeen, regels en reguleringen maar ook parlementaire conventies, de gevestigde praktijk. Dit zien we bij alle parlementen in de wereld, en dit is voor ons de gebruikelijke praktijk op de donderdag, zoals dat vroeger het geval was op de vrijdagochtend. Daar zijn we ons allemaal wel van bewust.
De tactiek waar we nu mee te maken hebben is duidelijk onbillijk en ik ben van mening dat een verzoek van leden die niet in de vergaderzaal aanwezig zijn niet in overweging genomen kan worden. Voorts zou ik een beroep willen doen op die leden die meer deskundigheid hebben op het gebied van het voorbereiden van amendementen op het Reglement, dat wil zeggen de heer Leinen, en ook de heer Corbett, om een amendement op dit artikel voor te bereiden, waarin het volgende wordt vastgelegd: indien er een verzoek is om het quorum vast te stellen en als de personen die het verzoek hebben ingediend niet in de vergaderzaal aanwezig zijn op het moment dat de telling plaatsvindt, dan raken deze hun dagvergoeding voor die dag kwijt, en al degenen die niet in de vergaderzaal aanwezig zijn wanneer er bij de telling wordt vastgesteld dat er geen quorum wordt bereikt, raken de helft van hun dagvergoeding kwijt voor die dag, zodat we eens en voor altijd korte metten kunnen maken met dit soort tactieken. Het is een onbillijke aanval op de manier waarop het Parlement functioneert, en vooral op de manier waarop de werkzaamheden in Straatsburg plaatsvinden.
Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben geen jurist, maar het lijkt mij dat de fatsoensregels een ander soort gedrag voorschrijven dan hetgeen de indieners laten zien. Dat is één punt. Nu een tweede: als iemand afwezig is, zijn er geen redenen om eraan te twijfelen of er al dan niet een quorum is. In de derde plaats acht ik deze benadering van mensenrechtenkwesties, die voor ons van bijzonder belang zijn, in combinatie met afwezigheid en pogingen om de beraadslagingen af te breken, uitgesproken laakbaar. Me dunkt dat de geest van de wet belangrijker is dan de letter.
Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het vraagstuk in kwestie dient te worden behandeld in overeenstemming met het Reglement van het Parlement en mijns inziens heeft de heer Leinen niet de bevoegdheid om het Reglement te interpreteren omdat hij dit niet helemaal alleen mag doen.
Volgens mij, mijnheer de Voorzitter, is het aan u om de verantwoordelijkheid te nemen voor hoe we wat betreft deze kwestie te werk moeten gaan en na afloop dient de door u gekozen weg te worden bekeken door de Juridische Dienst en de voorzitters, anders komt er nog geen duidelijkheid over deze kwestie.
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een motie van orde. Ik geloof dat de heer Leinen heeft gezegd dat u er zeker van diende te zijn dat de veertig leden aan het begin van de vergadering waren geteld – dat wil dus zeggen: eerder vandaag. Dat is niet gebeurd. Heeft de Voorzitter de veertig leden die dit hebben ingediend eerder vandaag geteld? Kennelijk heeft hij dat niet gedaan. Dus het punt van de heer Leinen dat dit voldoet aan lid 4 is in dit geval niet van toepassing.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit is ongetwijfeld een procedure die eigenlijk niet zou hoeven plaatsvinden, maar ook wij zijn rationele mensen. We kunnen het allemaal zien, we hebben ogen in ons hoofd, en ik wil in alle eerlijkheid zeggen dat er geen quorum is. Dat kunnen we allemaal zien. We moeten onszelf niet voor de gek houden. We kunnen niet met interpretaties komen die in strijd zijn met het Reglement en met de wet. Anderzijds is dit zo’n belangrijke kwestie dat we er niet aan voorbij kunnen gaan. Daarom verzoek ik u hierbij specifiek om dit debat toch doorgang te laten vinden; niet om met interpretaties te komen die niet in overeenstemming zijn met de geest van het Reglement maar om amendementen op het Reglement in te dienen. Als we het Reglement en de Grondwet schenden, betekent dit dat we zelf met iets bezig zijn dat niet goed is voor de democratie en dat we zelf daarmee in strijd handelen.
Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in feite heeft het quorumvraagstuk niets met dit debat te maken. Het debat kan gewoon plaatsvinden. De kwestie van het quorum heeft betrekking op het stemmen. Het verbaast me dat we deze kwestie überhaupt op dit moment bespreken omdat het quorum alleen vereist is voor de stemming.
Ik ben het met al mijn collega’s eens dat deze dringende kwesties zeer belangrijke zaken betreffen. Echter, er zijn hier nauwelijks mensen aanwezig. De laatste keer hebben 58 van de 785 leden in dit Huis hun stem uitgebracht. Ik denk echt niet dat het bevorderlijk is voor de geloofwaardigheid van dit Huis als er zo weinig mensen aan de stemmingen en aan de debatten over belangrijke vraagstukken deelnemen. Daarom verzoek ik u pas een beslissing te nemen op het moment dat er gestemd moet worden, omdat het er hierom gaat dat het niet aanvaardbaar is dat er nooit een quorum is.
Wij vinden de debatten over dringende kwesties belangrijk. We dienen ervoor te zorgen dat de leden aanwezig zijn. We proberen ervoor te zorgen dat de mensen komen opdagen om over deze kwesties te stemmen. Het is gewoon niet goed als we doorgaan met het stemmen over dringende kwesties wanneer we daar niet het volledige aantal mensen voor hebben.
Jo Leinen (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de heer Onesta vroeg me hoe ik artikel 149, lid 4 lees. Ik begrijp wel dat de heer Posselt en anderen zeggen dat we sowieso tot actie moeten overgaan, ook al houden we ons daarmee niet aan het Reglement. Ik ben erg blij met het argument van de collega die gezegd heeft: of we hebben een Reglement en we houden ons eraan, of we houden ons er niet aan en hebben het daarom ook niet nodig.
Ik mag dan wel de voorzitter zijn van de Commissie constitutionele zaken, maar het waren de leden vóór mij die dit artikel hebben opgesteld en in de plenaire vergadering met een absolute meerderheid hebben aangenomen. Lid 4 is heel duidelijk. Er staat: “De leden die hebben verzocht om vaststelling van het quorum worden bij het tellen van de aanwezigen […] meegerekend, ook als zij niet meer in de vergaderzaal aanwezig zijn.” Dat is duidelijk. Als veertig leden, die bij de vergadering in Straatsburg aanwezig waren, verzoeken om de stemming of het quorum te controleren, dan worden ze opgeteld bij het aantal aanwezigen. Dat is hoe ik het lees.
Als u het anders wilt hebben, dan moet u lid 4 wijzigen maar op dit moment is dit het wat er staat. Mijnheer Posselt, iedereen die dit leest moet dat op deze manier opvatten; het kan niet op een andere manier worden uitgelegd.
Daarom, mijnheer de Voorzitter, is het nu aan u om hierover een beslissing te nemen.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Leinen heeft me ervan beschuldigd dat ik zou hebben voorgesteld het Reglement te negeren. Ik was erbij toen het werd aangenomen, en u niet. De achtergrond was dat vroeger veertig leden de vergaderzaal in plachten te komen, vervolgens om vaststelling van het quorum verzochten en dan weer vertrokken. Daar gaat deze regel over.
De Voorzitter. – Dit is mijn interpretatie na – en dat kunt u van mij aannemen – zorgvuldig naar u te hebben geluisterd. In de formulering van het verzoek van de veertig indieners wordt niet de kwestie Kasjmir genoemd, maar alle dringende kwesties, alle dringende kwesties van deze middag, met inbegrip van de doodstraf. Dat is belangrijk. We kunnen zonder enig probleem de debatten voeren, daar heeft mevrouw Gill gelijk in. Het probleem zit hem alleen in de stemming, maar ik wilde dit debat al aan het begin van de vergadering voeren zodat er daar de gehele middag geen misverstand over zou bestaan.
Volgens mij heeft het Parlement de moeite genomen om artikel 149, lid 4 op te stellen, waarin staat dat de leden die hebben verzocht om vaststelling van het quorum bij het tellen van de aanwezigen als bedoeld in lid 2 worden meegerekend, ook als zij niet in de vergaderzaal aanwezig zijn, zoals de heer Posselt zei, volgens mij werd dit artikel alleen opgesteld om te voorkomen dat de leden op het moment van de telling de vergaderzaal zouden verlaten, hetgeen betekent dat zij aan het begin van de telling wel aanwezig waren.
Aangezien ik niet kan zien of de veertig indieners aan het begin van de telling aanwezig zijn – tenzij zij, zoals mevrouw Gill zei, later ten tijde van de stemming wel allemaal aanwezig zijn, hetgeen we zullen controleren, in welk geval er om vaststelling van het quorum zal worden verzocht – zeg ik op basis van hoe andere voorzitters van de vergaderingen hebben gehandeld die, net als ik met dit probleem werden geconfronteerd, dat het verzoek om vaststelling van het quorum niet kan worden gehonoreerd omdat de veertig indieners niet aanwezig zijn.
Dit gezegd hebbende, wil ik erop wijzen dat de heer Leinen terecht onze aandacht op het feit heeft gevestigd dat de manier waarop lid 4 is geformuleerd tot verwarring zou kunnen leiden. Daarom denk ik dat dit een heel goed moment is – en het is niet aan mij om daarover een besluit te nemen, maar aan de daartoe bevoegde instellingen – voor de commissie waar jij de voorzitter van bent, Jo, om heel snel duidelijk te maken of er in lid 3 nu wel of niet staat dat de leden aanwezig moeten zijn wanneer zij hun verzoek tot vaststelling van het quorum indienen, en of de leden nu wel of niet bij het begin van de telling aanwezig moeten zijn wanneer deze wordt gehouden. Ik denk dat de interpretatie van de Commissie constitutionele zaken ons uit een lastige situatie zal helpen.
Echter, voor wat vandaag betreft, gezien het belang van de debatten, en gezien de meningen die ik heb gehoord, die duidelijk in grote lijnen ondersteunen wat ik net heb gezegd, en op basis van eerdere beslissingen, gaan we de debatten toch voeren. Als de veertig indieners niet aanwezig zijn wanneer er moet worden gestemd, zal ik niet om vaststelling van het quorum vragen. De debatten zullen daarom nu beginnen.