Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1953k
Woensdag 3 september 2008 - Brussel Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Situatie in Georgië (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 3. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels - Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Richtlijnen 76/768/EEG, 88/378/EEG, 1999/13/EG, 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2004/42/EG) - Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Verordening (EG) nr. 648/2004) (debat)
 4. Typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof (debat)
 5. Verklaring van de Voorzitter
 6. Zelfverwezenlijking van de jeugd in het beleid van de Europese Unie – Noodprocedures voor samenwerking bij het terugvinden van vermiste kinderen (schriftelijke verklaringen): zie notulen
 7. Stemmingen
  7.1. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (A6-0140/2008, Amalia Sartori) (stemming)
  7.2. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Richtlijnen 76/768/EEG, 88/378/EEG, 1999/13/EG, 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2004/42/EG) (A6-0142/2008, Amalia Sartori) (stemming)
  7.3. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Verordening (EG) nr. 648/2004) (A6-0141/2008, Amalia Sartori) (stemming)
  7.4. Typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof (A6-0201/2008, Anja Weisgerber) (stemming)
  7.5. Situatie in Georgië (stemming)
  7.6. Gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht (stemming)
  7.7. Speciaal verslag van de Europese Ombudsman naar aanleiding van de ontwerpaanbeveling aan de Commissie (klacht 3453/2005/GG) (A6-0289/2008, Proinsias De Rossa) (stemming)
  7.8. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen - 2008 (A6-0325/2008, Iratxe García Pérez) (stemming)
  7.9. Klonen van dieren voor de voedselproductie (stemming)
 8. Plechtige vergadering - Costa Rica
 9. Stemmingen (voortzetting)
  9.1. Effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen (A6-0199/2008, Eva-Britt Svensson) (stemming)
 10. Stemverklaringen
 11. Samenstelling Parlement: zie notulen
 12. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 13. De evaluatie van sancties van de EU als deel van optreden en beleid van de EU op het gebied van de mensenrechten (debat)
 14. Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling - Doelstelling 5: verbetering van de gezondheid van moeders (debat)
 15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
 16. Handel in diensten (debat)
 17. Gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen (debat)
 18. Europees havenbeleid (debat)
 19. Goederenvervoer in Europa (debat)
 20. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 21. Verdediging van de parlementaire immuniteit: zie notulen
 22. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 23. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 09.00 uur geopend)

 

2. Situatie in Georgië (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

3. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels - Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Richtlijnen 76/768/EEG, 88/378/EEG, 1999/13/EG, 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2004/42/EG) - Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Verordening (EG) nr. 648/2004) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het gecombineerd debat over

– het verslag van Amalia Sartori, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad en Verordening (EG) nr. 1907/2006 [COM(2007)0355 - C6-0197/2007 - 2007/0121(COD)] (A6-0140/2008),

– het verslag van Amalia Sartori, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 76/768/EEG, 88/378/EEG en 1999/13/EG van de Raad en de Richtlijnen 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2004/42/EG teneinde ze aan te passen aan Verordening (EG) … betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, en tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG en Verordening (EG) nr. 1907/2006 [COM(2007)0611 - C6-0347/2007 - 2007/0212(COD)] (A6-0142/2008), en

– het verslag van Amalia Sartori, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 648/2004 teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. … betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad en Verordening (EG) nr. 1907/2006 [COM(2007)0613 - C6-0349/2007 - 2007/0213(COD)] (A6-0141/2008).

 
  
MPphoto
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst zou ik de rapporteur, mevrouw Sartori, ook namens mijn collega, commissaris Dimas, voor haar grondige werk aan dit moeilijke voorstel willen danken. Haar grondige werk heeft een overeenkomst met de Raad in eerste lezing mogelijk gemaakt, waarover de Commissie verheugd is. Het gaat weer eens om chemicaliën en de bescherming van de mensen en het milieu tegen hun mogelijk gevaarlijke gevolgen.

Chemicaliën zijn niet slechts een Europees probleem of een Europees monopolie. Ze worden overal ter wereld geproduceerd, gehandeld en gebruikt, en onafhankelijk van de plaats zijn de met het gebruik van de chemicaliën verbonden gevaren overal dezelfde. Daarom is het voor de hand liggend dat we ons best hebben gedaan om een wereldwijd systeem voor de beschrijving en etikettering van de gevaren te bereiken. De wetgeving die we vandaag zullen aannemen schept de basis voor wereldwijd uniforme milieu-, gezondheids- en veiligheidsinformatie over mogelijk gevaarlijke chemicaliën.

De bescherming van de gezondheid en het milieu zullen alleen transparant en wereldwijd vergelijkbaar worden, wanneer geharmoniseerde maatstaven worden gebruikt om de van chemicaliën uitgaande gevaren in te delen en te etiketteren. We mogen ook de economische voordelen hiervan niet onderschatten. Europese bedrijven zullen geld besparen omdat ze de in alle landen voorgeschreven etikettering inzake gevaren niet meer met behulp van verschillende criteria en in verschillende systemen moeten beoordelen. Tevens zullen ook de professionele gebruikers van chemicaliën en de consumenten op de gehele wereld voordeel hebben van zo’n harmonisering. Men moet als gebruiker van chemicaliën geen verschillende systemen meer kennen om aan de weet te komen welk mogelijk gevaar van een chemische stof uitgaat.

Het door de rapporteur gepresenteerde compromis is evenwichtig en houdt vooral rekening met de het belang van de uitvoerbaarheid en duidelijkheid van de bepalingen. De door de medewetgevers ingediende amendementen zijn weliswaar talrijk, ze veranderen echter niets wezenlijks aan de hoofdgedachte en de structuur van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. De Commissie is daarom graag bereid om aan deze voorstellen gevolg te geven. De Commissie heeft er al bij het opstellen van het voorstel op gelet dat het op het moment bestaande hoge beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu niet wordt veranderd. Ik ben zeer tevreden over het feit dat het Parlement en de Raad het bij deze wezenlijke overtuiging met ons eens zijn. De nauwe en constructieve samenwerking tussen het Parlement, de Raad en de Commissie was van voordeel voor het onderhandelingsproces, en dienovereenkomstig kunnen we het allen eens zijn met de voorstellen die door de rapporteur, mevrouw Sartori, zijn ingebracht.

 
  
MPphoto
 

  Amalia Sartori, rapporteur. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, waaraan ik de commissaris al heb herinnerd, hebben we in de afgelopen maanden herhaaldelijk de kwestie van de indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen aan de orde gesteld, een systeem dat beter bekend staat onder zijn afkorting “GHS”, waarvoor ik de rapporteur ben.

Daarom zou ik, in plaats van nog eens over de technische details van het dossier te debatteren, aan het begin mijn collega’s en schaduwrapporteurs willen danken met wie ik eraan heb gewerkt om een uiterst constructief en zeer tevredenstellend overleg tot stand te brengen dat op diepgaande samenwerking en transparantie was gebaseerd. Ik zou vooral iedereen willen danken voor de ondersteuning en het vertrouwen die ze mij hebben getoond. Dit heeft voor voldoende ruggensteun gezorgd om de onderhandelingen met de Raad en de Commissie succesvol ten einde te brengen.

Ik zou ook graag de rapporteurs voor advies van de desbetreffende commissies willen bedanken – mevrouw Laperrouze voor de Commissie industrie, onderzoek en energie, en de heer Schwab voor de Commissie interne markt en consumentenbescherming – die hier op grond van een versterkte samenwerkingsprocedure bij betrokken waren. De door deze twee commissies afgegeven adviezen waren in feite aanvullingen op en uitbreidingen van het voorstel, die het voor de eindgebruikers efficiënter en eenvoudiger hebben gemaakt: hier bedoel ik de consumenten, de bedrijven, de handelsverenigingen, de toezichtsautoriteiten en de lidstaten. Ik zou ook graag het uitstekende werk willen aanspreken dat is verricht door de parlementsfunctionarissen en de leden van de fracties die ons hebben ondersteund, evenals door afgevaardigden van de Commissie en de Raad.

Tijdens de laatste paar maanden hebben we er allemaal voor gewerkt om het aantal amendementen te minimaliseren en om over bepaalde compromissen een consensus te bereiken. Na twee maanden trilaterale technische debatten met de andere instellingen hebben we met de Raad een tevredenstellend compromispakket bereikt, dat op 27 juni door COREPER werd goedgekeurd, en dat wanneer de stemming van vandaag succesvol is, ons in staat stelt om het in eerste lezing af te sluiten.

Met deze nieuwe wetgeving moeten we ons aan de ene kant aan onze op internationaal niveau gegeven beloftes houden – en zo ervoor zorgen dat het GHS van de Verenigde naties inhoudelijk overeenkomt met onze wetgeving – en aan de andere kant moeten we ons aan de bestaande deadlines houden die door onze eigen wetgeving in Reach zijn voorgeschreven.

Met deze nieuwe verordening zullen we het zowel klaarspelen om zowel een betere bescherming aan de gebruikers aan te bieden als ook onze bedrijven concurrentiëler en doeltreffender te maken. Volgens deze regels die overal ter wereld identiek zullen zijn, is het de landen niet toegestaan om hetzelfde product als schadelijker of minder schadelijk te beschouwen dan andere landen. Tot dus toe is dit niet het geval geweest. Dit is niet alleen onlogisch, omdat van dezelfde stof waar dan ook dezelfde risico’s uitgaan, maar het is ook uiterst gevaarlijk wanneer deze producten van één land naar het andere worden uitgevoerd en aan het eind door mensen worden gebruikt die geen kennis van de gevaren van het door hun gebruikte product hebben.

Ik geloof daarom dat ons voorstel voor de gebruiker en de arbeiders in deze sector, vooral in het uiterst hoge aantal kleine en middelgrote bedrijven, een doeltreffend antwoord kan zijn, niet alleen voor al onze burgers en alle Europeanen, maar voor de mensen overal ter wereld.

 
  
MPphoto
 

  Anne Laperrouze, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst zou ik mevrouw Sartori, onze rapporteur, en de schaduwrapporteurs van de andere fracties willen feliciteren. Ik ben van mening dat het werk dat we hebben volbracht, alhoewel niet gemakkelijk met een tekst van 2000 bladzijden, werkelijke vooruitgang heeft gebracht.

Ik zal eerst namens de Commissie industrie, onderzoek en energie spreken waarvan ik de rapporteur voor advies was en daarna zal ik namens mijn fractie spreken.

De commissie industrie heeft verschillende amendementen aangenomen, en ik zal kort de belangrijkste noemen.

Er moest rekening worden gehouden met de toestand van de KMO’s: tijdens de voorbereidende raadpleging door de Commissie hebben de KMO’s hun belangstelling voor deze kwestie geuit. Van 360 bedrijven, die minder dan 250 werknemers in dienst hebben, hebben 45 procent deelgenomen aan de onlineraadpleging die tussen 21 augustus en 21 oktober 2006 door de Commissie werd gehouden.

Onze commissie wilde graag het feit benadrukken dat naast het leveren van de noodzakelijke informatie, het GHS ook de bescherming van de consumenten en het milieu ten doel heeft. Onze Commissie heeft de lidstaten verzocht om een procedure in te voeren die alle leveranciers helpt, vooral de KMO’s in bepaalde productiesectoren, om de correcte indeling, etikettering en verpakking van deze stoffen en mengsels te bepalen.

Onze commissie was ook op overeenstemming met REACH gebrand en heeft daarom de amendementen inzake de tonnage ingediend.

Ten slotte, meer vanuit een wens om een verdubbeling van wetgeving over de verpakking te vermijden, wilde onze commissie mogelijke strijdpunten over de interpretatie van de eisen van de verordening voorkomen, in dit geval tussen de leverancier en een lidstaat en de behoefte aan een procedure die ervoor zorgt dat de indeling geharmoniseerd is.

Nu kom ik tot mijn rol als schaduwrapporteur voor het ALDE, en ik wil kort een paar van de leidende beginselen van onze benadering schetsen.

Natuurlijk begroeten we dit initiatief. Een wereldwijde aanpak strookt volledig met de doelstelling om de gezondheid en het milieu doeltreffender te beschermen, zonder de handel in producten te belemmeren.

Aangezien het een mondiaal stelstel is, is het belangrijk dat de toekomstige verordening geen beperkingen aan Europese bedrijven oplegt die niet van toepassing zijn op hun internationale concurrenten. Het zou wenselijk zijn dat het voorstel in overeenstemming is met REACH, zowel ten aanzien van het tijdsbestek alsook van de op tonnage gebaseerde aanpak, en wat de bijlagen betreft, vooral bijlage VI.

Ten aanzien van de aan de eindproducten aangehechte informatie, aangezien de Europese Commissie ervoor gekozen heeft om het proces na de productie erbij te betrekken, moet het leidende beginsel de kwaliteit en de relevantie van de informatie zijn, en niet de kwantiteit. Onze fractie vindt het belangrijk om het bestaan en de waarde van andere informatiebronnen te erkennen, vooral van NGO’s en de industrie, maar ook het belang van communicatiemiddelen als het internet. De vertrouwelijkheid van bepaalde informatie dient ook te worden beschermd. Tot slot: deze wetgeving mag geen toename van dierproeven teweeg brengen.

Ik herinner eraan dat de leden van het Europees Parlement, vanwege het overladen programma, maar ook vanwege de ingewikkeldheid van de bijlagen, besloten hebben om deze niet te amenderen. Dit had ook ten doel om de onderhandelingen eenvoudiger te maken. Dit was een belangrijke concessie van het Parlement. Het is ons echter opgevallen dat één van de bijlagen hier voor de betroffen industrieën met betrekking tot de onmiddellijke naleving en tenuitvoerlegging een ernstig probleem veroorzaakt.

Bijlage VI is een lijst van stoffen met geharmoniseerde indelingen op Europees niveau. Er bestaat echter al een vergelijkbare lijst, en de industrie gebruikt deze bestaande lijst voor de indeling en etikettering van mengsels. Maar toen de overgang plaatsvond, werden er wijzigingen aangebracht in deze lijst, die vanaf de inwerkingtreding van het GHS zal moeten worden toegepast, ofschoon in het geval van technische aanpassingen de tijd hiervoor ten minste 18 maanden bedraagt.

Vele KMO’s maken zich zorgen over deze verandering. Het is wezenlijk dat we in eerste lezing een overeenkomst met de Raad bereiken, en zo snel mogelijk ophouden met het aankondigen van bepalingen, zodat de industrie en de gebruikers de tijd krijgen om zich aan het nieuwe stelsel aan te passen. En dat we ervoor zorgen dat het tot eind 2008 gebruiksklaar is.

Derhalve vraag ik de Commissie om met een oplossing op tafel te komen die de industrie voldoende tijd geeft om zichzelf in overeenstemming met de vereisten van de verordening te brengen, zonder dat dit onevenredige gevolgen heeft.

Afgezien van het probleem met de bijlage, schijnt mij de na de trialoog ter stemming gebrachte tekst goed te zijn. Ik zou slechts nog een paar saillante onderwerpen willen aanspreken. We hebben het lang en breed over de PBT’s gehad. Ze worden niet door het GHS van de Verenigde Naties behandeld. Het Parlement heeft de toezegging van de Europese Commissie gekregen dat zij op de indeling van PBT’s op het niveau van de Verenigde Naties zal aandringen. Het Parlement heeft ook veiliggesteld dat de indeling in ondercategorieën van de “oog-irritatie” categorie werd verwijderd, wat ongetwijfeld tot een toename van het aantal dierproeven zou hebben geleid, zonder werkelijk toegevoegde waarde. We kunnen ook berichten dat de proeven met mensen puur vanwege deze verordening verboden zijn, en dat het GHS van de VN een dynamisch proces is; er is een mechanisme gevonden dat ons in staat stelt om in het Europese GHS rekening te houden met veranderingen van het GHS van de VN. De vertrouwelijkheid wordt op een evenwichtige wijze beschermd.

De samenhang met REACH is gewaarborgd en het Parlement heeft een nuldrempel aanvaard voor de inventaris en de inkennisstelling, alhoewel we oorspronkelijk een drempel van 1 ton voor bepaalde productcategorieën hadden gewenst. Deze nuldrempel werd aanvaard, omdat uitsluitend voor O&O doeleinden bestemde stoffen en mengsels buiten de werkingssfeer blijven.

Ik geloof dat we goed werk hebben afgeleverd en ik hoop op een positieve stemming en dat het GHS ordentelijk zal worden toegepast.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Schwab, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik zeggen dat de adviescommissie interne markt en consumentenbescherming met voldoening nota heeft genomen van het door mevrouw Sartori namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid ingediende compromisvoorstel. We geloven dat we met deze oplossing een zeer goed compromis en een zeer goede oplossing voor zowel de chemiebedrijven op de Europese interne markt – die normaal gezien wereldwijd bezig zijn – alsook voor de consument hebben gevonden, en op dit gebied juist ook voor de gevoelige consument een zeer goede schikking hebben bewerkstelligt.

Dit was alleen mogelijk, vanwege de zeer vriendschappelijke en standvastige samenwerking tussen de rapporteurs. Hier wil ik vooral mevrouw Sartori heel hartelijk voor haar stijl van onderhandelen danken – ook in de trialoog – die op de keeper beschouwd zeker beslissend voor een oplossing was, die aan de verwachtingen van iedereen heeft voldaan.

Ik ben tevreden met het resultaat, omdat ik geloof, dat uit het oogpunt van de interne markt en van de bedrijven – en hier vooral de chemiebedrijven, die in verband met REACH op Europees niveau niet altijd positieve ervaringen hebben opgedaan – het wereldwijde systeem voor indeling en etikettering van chemicaliën (GHS) als een door de VN opgezette mondiale richtlijn zeer onbureaucratisch en praktijkgericht op de Europese interne Markt kan worden omgezet. Dit zal voor de ondernemingen die op de Europese interne markt bezig zijn aanvankelijk eerst eens voor directe concurrentievoordelen op deze markt zorgen, omdat de uniforme etikettering een aanzienlijke vooruitgang ten opzichte van de bestaande regeling is, die in sommige perifere gebieden nog altijd verschillend is.

Commissaris, bij de onderhandelingen in de trialoog hebben we ook kort erover gesproken dat het vervoersrecht voor deze verbruiksgoederen nog altijd niet uniform geregeld is, en dat we er absoluut over na zouden kunnen denken, of we in de komende maanden het vervoersrecht voor het vervoer van chemische goederen in het vizier nemen.

Ten tweede was het juist – en hier wil ik graag aanknopen aan de woorden van mevrouw Laperrouze van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, met wie we eveneens een zeer goede samenwerking hadden – om de bijlagen niet te openen, omdat we met deze zet een discussie zoals bij REACH hebben kunnen vermijden. Hieronder had natuurlijk het één of andere punt te lijden dat we graag zouden hebben verbeterd, maar achteraf bekeken geloof ik dat het de juiste weg was.

Toch wil ik mij bij de wens van mevrouw Laperrouze aansluiten, dat voor de in bijlage VI gewijzigde stoffen, wat voor ons aan het begin van de onderhandelingen, toen wij met moeite tot deze oplossing zijn gekomen, nog niet af te zien was, een overgangsperiode wordt gecreëerd. Commissaris, ik zou het buitengewoon goed vinden, wanneer u hierover in uw antwoord nog kort iets kunt zeggen.

De gebruikers van chemische consumptiegoederen zijn doorgaans niet vertrouwd met de samenstelling van deze goederen. Daarom hebben we er bij de gesprekken over het GHS bijzonder de nadruk op gelegd dat we het redden om een ook op de praktijk van de gebruikers gerichte omzetting tot stand te brengen. Hier hebben we – ook wanneer niet alle afzonderlijke gevallen werkelijk gedetailleerd konden worden bekeken – ten minste bij de gebruikelijke consumptiegoederen zoals wasmiddelen en afwasmiddelen – een oplossing gevonden, die in de eerste plaats het doel bereikt om de consument over de hierin aanwezige hoeveelheden aan chemicaliën in te lichten, maar tegelijkertijd ook de normale omgang met deze producten op dezelfde manier mogelijk maakt als dit in het verleden het geval was.

Misschien dat ik u een voorbeeld hiervan kan geven: het gebruik van afwasmiddelen was vroeger alleen mogelijk, wanneer men flessen met een grootte van meerdere liters gebruikte. Door de steeds milieuvriendelijkere techniek bij de productie en ook bij het gebruik van deze producten konden de hoeveelheden van deze afwasmiddelen steeds sterker worden ingeperkt, en de verpakkingen die we op het moment in de keuken hebben zijn slechts 0,5 tot 0,3 liter groot.

Ongetwijfeld is de concentratie van de in deze middelen aanwezige chemicaliën natuurlijk groter geworden. Maar dit is met de voor ons liggende oplossing van het GHS voor de consument absoluut verenigbaar, omdat we weten dat deze consumenten dagelijks met deze producten omgang hebben, en dat daarom hier een te sterke indeling kon worden vermeden.

Hiermee heb ik het over alle voor de interne markt relevante onderwerpen gehad. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Guido Sacconi, namens de PSE-Fractie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in een situatie als hier, waarin we het allen met elkaar eens zijn, loopt het debat het gevaar dat het zich telkens herhaalt. Persoonlijk zou ik graag drie zeer korte politieke onderwerpen willen aankaarten, aangezien ik het volledig eens ben met hetgeen mijn collega’s hebben gezegd.

Bij het eerste punt gaat het natuurlijk om de erkenning voor het doorzettingsvermogen dat onze rapporteur van begin af aan heeft getoond. Vanaf de allereerste vergaderingen heeft zij de politieke vastberadenheid aan de dag gelegd om het dossier in eerste lezing te besluiten, en in feite heeft ze ons bijna ertoe gedwongen, indien ze ons het mes op de keel heeft gezet. We waren er echter allen van overtuigd dat het nodig was, wanneer we snel wetgeving zouden willen invoeren om een onmiddellijke indeling van alle stoffen te krijgen en een werkelijke stap in richting van striktere normen ter bescherming van de gezondheid van de consument te doen en – hierover ben ik het eens –in richting van de gezondheid van de werknemers die deze stoffen in vele verschillende sectoren gebruiken, vooral in de moeilijkere context van een klein bedrijf.

Ten tweede zijn we het risico uit de weg gegaan om oude discussies weer op te rakelen, die met de aanneming van REACH in de ijskast waren gezet – waarover ik vooral zeer verheugd ben. Op internationaal niveau, geloof ik dat alleen al het feit dat REACH op internationaal niveau steeds vaker als standaard wordt gebruikt door andere landen, die het als een model gebruiken om hun eigen wetgeving aan te passen, uiterst tevredenstellend is.

In ieder geval moeten de bepalingen die verband houden met de indeling van stoffen, waarover we binnenkort stemmen, worden aangepast en geïntegreerd, zodat ze overeenkomen aan de hoofdverordening inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, zonder dat we er nieuwe elementen aan toevoegen.

Uiteindelijk betekent dit, zoals al mijn collega’s zullen weten, dat het GHS niet het laatste woord over het thema indeling en etikettering van stoffen is. Er is veel en lang over PDT gedelibereerd. We mogen niet vergeten dat dit een lopend proces is. Omdat we op het moment datgene ten uitvoer leggen wat we al hebben besloten, en stoffen indelen waarover de VN al een risicobeoordeling heeft uitgevoerd. Zo gauw we nieuwe risicocategorieën hebben en de uitkomsten van nieuwe onderzoeken, zal het GHS dienovereenkomstig worden aangepast, waardoor dit een doorgaand proces is.

 
  
MPphoto
 

  Liam Aylward , namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, het milieu en de volksgezondheid gaat iedere burger aan en deze wetgeving staat in direct verband met beide zaken. Het Parlement heeft voor het REACH systeem gestemd dat nu in werking is en dat de gezondheid van mens en milieu in bescherming neemt tegen de gevaren die van chemicaliën uitgaan. Het doel van REACH is om ervoor te zorgen dat producenten en importeurs chemicaliën registreren, indelen en autoriseren. Een wezenlijk onderdeel van het systeem is de informatieverstrekking aan het publiek door middel van etikettering van deze chemicaliën.

Ik kan deze wetgeving en de commissaris slechts loven dat zij het systeem van de EU gelijkwaardig stelt met het UNGHS (het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van de VN). Het publiek zal over de gevaren van chemicaliën op de hoogte worden gesteld door middel van pictogrammen die de gevaren aangeven met betrekking tot ontploffingen, vuur, kanker en gif. Dit zal voordelen voor de industrie opleveren, aangezien landen overal ter wereld het GHS systeem aanvaarden. En het publiek zal meer vertrouwen in chemicaliën hebben die over symbolen en duidelijke en ondubbelzinnige etiketten beschikken.

 
  
MPphoto
 

  Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. (SV) We hebben lang en breed over het initiatief inzake de klimaatverandering gesproken, maar wanneer we werkelijk een holistische aanpak voor het milieu wilden hebben, dan zouden we het direct uit de wetgeving van de VN op dit gebied hebben gekopieerd. Nu verwijderen we de acute-toxiciteitscategorie 5. Waarom doen wij dit? Nou, vanwege de bizarre reden dat er anders een toename van het aantal stoffen zou zijn geweest, die ingedeeld en geëtiketteerd hadden moeten worden. Bijgevolg heeft dit niets van doen met welke gezondheidsredenen of milieuredenen dan ook. Nee, we willen categorie 5 niet kopiëren, omdat dit de toename van het aantal stoffen zou betekenen, ondanks het feit dat de crux van het geheel is om een gemeenschappelijke wereldwijde norm te hebben die de zaken voor de handel eenvoudiger zouden maken, en in dit geval ook voor het milieu en de consumenteninformatie. Ik heb voor de herinvoering van de acute-toxiciteitscategorie 5 gestreden, maar was jammer genoeg niet succesvol.

Een andere zaak waar we achteraan hebben gezeten en waar we het werkelijk gered hebben om dit samen met de Raad erdoor te krijgen, was de verhindering van het voorstel tot een beperkte classificatiedrempel van 10 kilogram. Ik zou de Raad ervoor willen danken dat hij voet bij stuk heeft gehouden. De Commissie heeft ook een positieve inbreng gehad. Wanneer het voorstel doorgang had gevonden, dan zou dit REACH hebben ondergraven. REACH ging over de beoordeling van chemicaliën, het onderzoek naar hun gevaarlijkheid en hun registratie. REACH beoordeelt en registreert echter slechts de 30 000 chemicaliën die gewoonlijk het meest gebruikt worden, die met de grootste omvang. De andere 70 000 door ons gebruikte chemicaliën zouden door deze wetgeving worden behandeld. Daarom is het zeer goed dat we het gehandhaafd hebben en dat er geen lagere grenswaarde werd vastgelegd voor de indeling van chemicaliën. Wanneer het voorstel doorgang had gevonden, zou REACH in het GHS geen aanvulling hebben gevonden. Ik ben zeer verheugd dat dit niet het geval was en daarom kan ik dit ondersteunen.

Ik ben ook verheugd dat we het gered hebben om een onnodige indeling van categorieën voor dierproeven te verhinderen, dat wil zeggen proeven voor oogirritaties.

Met deze twee te boek staande zeges, kan ik voor dit verslag stemmen. Ik zou echter werkelijk willen benadrukken dat, ook wanneer we er niet in zijn geslaagd om de zeer gevaarlijke PBT-chemicaliën op te nemen of een prioriteitenlijst voor de ad-hocbeoordeling, dat we ten minste een tekst hebben behaald waarin staat dat we dit op het niveau van de VN zullen bevorderen en dat het in het stelsel van de VN zal worden opgenomen. Nu zou ik werkelijk graag willen zien dat de Commissie zijn best doet om dit doel te bereiken, omdat dit zeer belangrijk is. Anders zou ons chemicaliënbeleid volledig zijn mislukt. Het is zeer belangrijk dat deze stoffen nu snel in het stelsel van de VN worden opgenomen, omdat we het hier niet gered hebben om de eerste stap te ondernemen.

Dus waar krijgen de consumenten mee van doen? Ze zullen niet zo goed over de gevaren van chemicaliën geïnformeerd zijn als ze hadden kunnen zijn, wat teleurstellend is. Maar ze zullen ten minste een behoorlijke norm en een standaardbescherming krijgen om zichzelf tegen gevaarlijke chemicaliën te beschermen. Dus was het per slot van rekening een compromis waarmee niemand tevreden is, en misschien is dit gewoonlijk het geval.

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, chemicaliën zijn een natuurlijk en belangrijk deel van onze omgeving. Zelfs wanneer we er niet vaak over nadenken, gebruiken we iedere dag chemicaliën. De moderne wereld zou zonder hen niet kunnen functioneren. Ze houden ons voedsel vers, onze lichamen schoon, ze helpen erbij dat onze planten groeien, ze leveren de brandstoffen van onze auto’s. Juist gebruikt en juist ingezet maken chemicaliën het voor ons mogelijk om een langer en gezonder leven te voeren.

Deze voorgestelde verordening die een aanvulling op REACH is en het EU-systeem ter indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels in overeenstemming met het globale geharmoniseerde stelsel van de VN brengt, is een verstandig en evenwichtig voorstel.

Wanneer we tegen een redelijke prijs gebruik willen maken van de voordelen van de chemicaliën, dan moeten we aanvaarden dat er risico’s mee verbonden zijn. We moeten daarom een evenwicht vinden tussen de risico’s en voordelen en de beheersing van de risico’s van chemicaliën door een zorgvuldige etikettering, op wetenschap gebaseerde verordeningen en innovatieve technologieën. We moeten ook een evenwicht vinden tussen een behoorlijke tenuitvoerlegging van de internationale verplichtingen die de Europese Unie bij de in September 2002 in Johannisburg gehouden Economische en Sociale Raad op de Wereldtop inzake Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties is aangegaan, en tegelijkertijd onnodige lasten in verband met onpraktische en te veeleisende etikettering voor de bedrijven te vermijden.

Om dit te bereiken, heb ik een aantal amendementen op het voorstel ingediend. Ik heb het gevoel dat het vooral van belang is om ervoor te zorgen dat de indeling van producten niet tot verwarring onder de consumenten en de aanbieders van gezondheidszorg leidt. Teveel informatie staat gelijk aan in het geheel geen informatie. Daarom heb ik een amendement ingediend betreffende de verpakking van producten, bijvoorbeeld met ongunstige vormen of verpakkingen die zo klein zijn dat het technisch niet uitvoerbaar is om er een etiket op aan te brengen. In deze gevallen moet de etiketinformatie met betrekking tot gevaren op een andere geschikte manier worden aangeboden, zoals bijvoorbeeld op aan de verpakking bevestigde kaartjes.

Ik zou graag vooral de rapporteur, mevrouw Sartori, voor de ondersteuning van mijn amendementen willen danken en voor het uitstekende werk dat zij voor dit verslag heeft verricht.

Terwijl de bestaande verordeningen betreffende de beoordeling en kennisgeving van gevaarlijke eigenschappen van chemicaliën in velerlei opzichten vergelijkbaar zijn, zijn sommige verschillen belangrijk genoeg om tot een verschillende indeling, verschillende etikettering en veiligheidsinformatiebladen te leiden. Het wereldwijd geharmoniseerde systeem (GHS) zal hopelijk deze verschillende indelingen op zeer doeltreffende wijze in elkaar laten opgaan. De voordelen van het gebruik van chemie gaan ver boven de risico’s uit en dit is vooral zo sinds de invoering van de wetgeving inzake de registratie, beoordeling en autorisatie die onder de naam REACH bekend staat.

We moeten er ons allemaal van bewust zijn dat chemicaliën, gedurende de verschillende processen van hun productie tot hun opslag, vervoer en gebruik mogelijke risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu met zich meebrengen. In dit kader wordt er van de GHS overeenkomst tussen de VN en de EU verwacht dat zij voor een verbetering van de menselijke gezondheid en de milieubescherming zorgt en dat zij ook meer duidelijkheid voor ondernemingen oplevert, vooral voor de ondernemingen die bij de internationale handel betrokken zijn.

De mogelijke maar beheersbare risico’s die met chemicaliën samenhangen onderstrepen de noodzaak van onze wetgeving inzake een wereldwijde geharmoniseerde aanpak van de verpakking en etikettering van chemicaliën, en in dit opzicht ben ik zeer verheugd dat de Raad en het Parlement het op 27 juni eens zijn geworden over een tekst, en ik wil nog eens de rapporteur voor het door haar verrichte werk aan dit ingewikkelde maar zeer belangrijke dossier danken.

 
  
MPphoto
 

  Jens Holm, namens de GUE/NGL Fractie. (SV) Degenen die in de chemische productie werken zullen vooral sterk betroffen zijn. Volgens een Finse studie, zijn rond 32 miljoen burgers van de EU iedere dag op hun werk blootgesteld aan kankerverwekkende chemicaliën.

Het is onze plicht om de meest gevaarlijke chemicaliën te verbieden en in het algemeen controle uit te oefenen op alle chemicaliën. Dit was hét doel van de wetgeving REACH inzake chemicaliën, die we verleden jaar hebben besloten. Het resultaat van REACH is aanvechtbaar. Ik zelf vond dat het eindresultaat verwaterd en door de industrie kapotgelobbyd was, maar in ieder geval is zij aanwezig, de meest verstrekkende wetgeving inzake chemicaliën ter wereld.

Het GHS, het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals) is een voortzetting van en aanvulling op REACH. Het GHS heeft ten doel om informatie over chemicaliën aan de werknemers en consumenten te verstrekken. Het doel is de indeling en etikettering van de duizenden stoffen en mengsels die ons omgeven. Het GHS is in feite een Conventie van de VN die we nu op het niveau van de EU ten uitvoer moeten leggen. Wanneer het GHS erdoor komt – jammer genoeg voor stoffen niet voor 2010 en pas in 2015 voor mengsels – dan zullen alle chemicaliën gemakkelijk kunnen worden thuisgebracht. Het gaat om betere informatie voor de miljoenen werknemers die iedere dag met chemicaliën in contact komen, voor consumenten die in staat moeten zijn om te weten wat ze kopen. De etikettering zal ook een bijdrage leveren aan de verbetering van de algemene volksgezondheid en het milieu.

De industrie zal te maken krijgen met een consistentere wetgeving die de internationale handel zal vereenvoudigen. Dit is een belangrijke stap voorwaarts en dat is de reden waarom wij van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links dit compromis ondersteunen.

Het is echter spijtig dat we niet zo ver zijn gegaan als mogelijk was geweest. De chemicaliën die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn, de PBT’s, zullen niet worden geëtiketteerd. In plaats daarvan betekent dit compromis dat het vraagstuk van de PBT’s op het niveau van de VN zal worden afgehandeld. Dit is een ernstig gebrek van de overeenkomst. Waarom niet besluiten dat de PBT-chemicaliën dezelfde status moeten krijgen als alle andere en ook zo worden geëtiketteerd. Nu moeten we hopen dat andere landen druk uitoefenen inzake het vraagstuk van de PBT’s. Ik geloof ook dat dit op lange termijn het geval zal zijn.

Hiervan afgezien, is dit een aanvaardbaar compromis dat ertoe zal leiden dat miljoenen van Europeanen meer informatie krijgen over de tienduizenden chemicaliën om ons heen. Dit is een ingrijpend en belangrijk besluit voor iedereen die als gevolg van chemicaliën aan kanker, allergieën en huidziektes leidt.

 
  
MPphoto
 

  Graham Booth, namens de IND/DEM Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, terwijl de REACH-verordening nu zijn vreselijke tol van de producerende industrie begint te eisen, vooral van de kleine bedrijven, en het aantal dierproeven sterk toeneemt, komen hier in vorm van A6-0140/2008 nog een paar meer instructies van de wereldregeringshuichelaars van de Unesco over hoe we de uitkomsten van zijn vorige idee moeten indelen, etiketteren en verpakken.

In hun dorst naar antidemocratische wereldheerschappij, haast de commerciële en politieke elite die de Europese Unie uitmaakt zich om deze instructies ten uitvoer te leggen, net zoals bij de tenuitvoerlegging van REACH. Ze hielden niet op met het trommelvuur aan verzekeringen over hun goede bedoelingen, dat op het moment nog hun zogenaamde belanghebbenden beschermt of misleidt, maar die niet het grote aantal van werklozen tevreden zal stellen die deze maatregelen al beginnen te veroorzaken.

In de vorm van de amendementen 10, 12, 39 en 42 valt nog een kluifje erkenning voor de publieke opinie van de tafel van het baasje af, om onder bepaalde omstandigheden de vermindering van dierproeven boven de letterlijke naleving van de wet te stellen. Ik begrijp dat dit gebeurt onder de druk van invloedrijke milieugroepen, omdat de EU sterk van hun ondersteuning afhankelijk is; en het welzijn van niet-menselijke primaten boven dat van mensen te stellen, zoals in amendement 40 tot uitdrukking komt, gaat echt een beetje te ver om hen gunstig te stemmen, maar wanneer men in het onderdrukkende en bezeten wetgevingsproces van de EU al iets vindt dat het verdient om ervoor te stemmen, dan gebeurt dit zo zelden dat het moet worden opgemerkt.

Verder is er geen reden waarom verstandige veiligheidsnormen niet vrijwillig kunnen worden aangenomen door democratische staten met onafhankelijke rechtswezens en vrije toegang tot de rechtsstelsels. Supranationale verordeningen kunnen schijnbaar een gemakkelijke keuze zijn, maar de gecentraliseerde onberekenbare macht die ze bijdragen, richtinggevend door een richtlijn waarvoor geen mandaat bestaat, is niet alleen het venijn in de staart, maar hun verschrikkelijke hoofdwerking.

De in overweging 7 naar voren gebrachte bewering met de strekking dat deze wetgeving aan de industrie een concurrentieel voordeel zal geven, en zoals amendement 1 aanvult, vooral voor de kleine en middelgrote bedrijven, is gewoon belachelijk. Zoals altijd zullen de bonzen van de grote concerns in de EU profiteren van het faillissement van hun kleinere concurrenten. Ze zullen nog grotere vissen in een kleiner meertje worden of naar het buitenland vluchten, en eerder dan een knieval te maken voor de EU en zijn belachelijke beperkingen, zullen de overzeese handelaars met meer winst onderling handelen dan met ons. De tijd van hoge welvaart is voorbij. De recessie is begonnen en onder de last van EU-verordeningen als A6-0140/2008 zullen onze economieën naar onderen kelderen.

Iedereen die gemakkelijk zijn zakken vult, kan zijn kiesvolk in zijn eigen taal vertellen wat hij wil, zonder angst te hebben dat het te horen krijgt wat zijn collega’s in andere staten hun kiezers vertellen. Er bestaat geen algemeen electoraat van de EU en dit kan er niet zijn totdat misschien in een eeuw of twee iedereen met één taal spreekt, en zolang zal de democratie van de EU een grap zijn, en bovendien nog een lugubere en gevaarlijke grap. Maar jullie privileges zijn enorm. Waarom zouden jullie je zorgen moeten maken over die malle contraproductieve wetten die jullie voortdurend afstempelen. En waarom zou ik me zorgen maken, omdat ik aan het eind van de maand met pensioen ga? Toen ik amendement 28 las, werd mij duidelijk waarom ik genoeg heb van al deze ongein. Het gaat als volgt: “"preparaat": een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen; mengsel en preparaat zijn synoniemen”. Hoe zouden we zonder deze betuttelingsstaat die ons deze dingen uitlegt kunnen overleven? En hoe kon ik overleven om 68 jaar oud en wijs te worden, terwijl ik in mijn peutertijd de loodhoudende verf van het houten geraamte van mijn ledikantje kauwde? Ik vermoed dat hierdoor mijn antilichamen iets te doen kregen, in de tijd toen we nog antilichamen hadden.

Iedere loodzware verordening brengt de ondergang van de EU naderbij. Ik verheug mij hierover, maar ik betreur de schade die u jaar voor rampzalig jaar aan 27 voormalige democratieën toebrengt.

 
  
MPphoto
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, aangezien chemicaliën wereldwijd geproduceerd en gehandeld worden, vind ik het zinnig dat de beschrijving van de gevaren op hun verpakking niet van land tot land verschillend is, omdat dit zowel schadelijk is voor de consument alsook nadelig voor degenen die het gevaar nauwkeurig beschrijven.

Mij valt echter op dat het “wereldwijd geharmoniseerde” systeem op het moment nog niet zeer wereldwijd is. Het wordt eerder sporadisch dan wereldwijd ingezet. Ik vraag mij af of andere landen het voorbeeld van de EU bij de overname van de VN-systeem zullen volgen, en wat de gevolgen voor de bedrijven in Europa zouden kunnen zijn wanneer ze dit niet doen.

We moeten een evenwichtige omgang voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen vinden. Allereerst is het wezenlijk dat er geen te sterke indeling van producten komt, wat de consumenten en de aanbieders van gezondheidszorg in verwarring zou brengen.

Ten tweede moeten we deze internationale verplichtingen ten uitvoer leggen zonder aan onze bedrijven onnodige lasten op te leggen. Een aantal bedrijven heeft zorgen over de kosten van de tenuitvoerlegging geuit. Dit zal hoge IT- en opleidingsuitgaven en herverpakkingskosten met zich mee brengen, die we vooral in het geval van kleine bedrijven niet mogen onderschatten. Ik zou willen terugkomen op de zorg dat de KMO’s hiervan het slachtoffer zouden kunnen worden, vooral wanneer zij handel met overzee drijven, in welk geval deze kosten hoger kunnen uitvallen dan ze kunnen opbrengen.

 
  
MPphoto
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, aan het debat van onlangs over de Europese verordening voor chemicaliën, REACH, kunnen we ons nog goed herinneren. Het was een van de moeilijkste wetgevingspakketten van deze zittingsperiode. De verordening over indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels waar we ons nu mee bezig houden is gedeeltelijk gebaseerd op en vult gedeeltelijk de REACH verordening aan, die net in werking is getreden. Dat is de reden waarom er al van tevoren een groot aantal vragen ontstonden.

De wens van de Commissie tot een overeenkomst in eerste lezing scheen oorspronkelijk een beetje te ambitieus, aangezien het Parlement al blijk had gegeven van zijn belang in de wetgeving inzake chemicaliën. Ik kan daarom alleen bewondering hebben voor het verdienstelijke werk en het leiderschap van mijn collega, mevrouw Sartori, ten aanzien van dit technische verslag, en hoe ze het gered heeft om de verleiding uit de weg te gaan om de verordening te sterk te herzien, door bijvoorbeeld nieuwe paragrafen en indelingen van stoffen in de bijlagen op te nemen, die de inwerkingtreding van de verordening zouden hebben vertraagd en misschien zelfs verhinderd.

Het verslag waaraan we in de commissies hebben gewerkt zal waarschijnlijk de vastgelegde doelstellingen voor de verordening bereiken, met name ten aanzien van de harmonisering en vereenvoudiging van de wetgeving. GHS en REACH vullen elkaar aan en vergemakkelijken niet alleen het werk van de producenten en groothandelaren van chemicaliën. In plaats daarvan zal een duidelijke en veilige etikettering hen het vertrouwen van de consument teruggeven.

Toen het werk in de commissie begon, maakten de mensen zich bijvoorbeeld zorgen dat de GHS-verordening zou betekenen dat een groot aantal reinigingsmiddelen op dezelfde wijze als corrosief zouden worden ingedeeld. Op deze wijze zouden bijvoorbeeld middelen om afvoerpijpen te ontstoppen en vaatwasmiddelen dezelfde indeling en hetzelfde verpakkingsetiket krijgen, wat tot gevolg zou hebben dat de consumenten niet meer in staat zouden zijn om een onderscheid tussen gevaarlijke producten en zachtere schoonmaakmiddelen te maken. Nu weerspiegelen de indelingen van de stoffen zo goed mogelijk het feitelijk gevaar dat van hun uitgaat.

Het doel van dit systeem, gebaseerd op een overeenkomst van de VN, is dat overal ter wereld dezelfde criteria ten aanzien van de indeling en etikettering van chemicaliën en de verordeningen betreffende het vervoer, de verkoop en het gebruik van chemicaliën van toepassing zijn. Volgens de overeenkomst zou het in 2008 volledig in werking zijn. Er resten ons nog een paar maanden om dit te bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Gyula Hegyi (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, we moeten de wereldwijde harmonisering van de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels toejuichen, en de Europese Unie dient een leidende rol te spelen bij de bescherming van onze burgers tegen gevaarlijke chemicaliën. Het gehele initiatief komt van de Verenigde Naties, en daarom gaat het hier om een wereldwijd project. Het wereldwijd geharmoniseerd systeem is een veelbelovend teken van mondiale samenwerking bij milieuvraagstukken. Daarom ondersteun ik de aanneming van het compromis inzake het verslag van Sartori.

Ik heb meer dan 20 amendementen ingediend om voor een adequate etikettering en veilig gebruik van chemicaliën te zorgen. Zeventien van deze amendementen werden door de ENVI commissie aangenomen. Dezelfde milieucommissie heeft echter ook verscheidene amendementen van de rapporteur aangenomen die de consumentenrechten met betrekking tot de informatie over de gevaren van chemicaliën in producten zouden verzwakken.

De socialistische fractie en ik hebben tegen deze voorstellen gestemd, omdat voor ons de belangen van de consumenten wezenlijk zijn. Ik ben tevreden dat het nieuwe compromis deze tegen de consument gerichte amendementen niet meer bevat, en daarom stel ik voor om het te aanvaarden. Ik ben niet totaal tevreden met het compromis, maar we mogen de opname van het GHS in onze wetgeving niet vertragen.

Laat ons als grondbeginsel aanvaarden dat bedrijven zich niet op het fabrieksgeheim mogen beroepen wanneer ze gevaarlijke chemicaliën op de markt brengen. Wat gevaren aangaat moeten de consumenten het recht hebben om over alle noodzakelijke informatie te beschikken.

Natuurlijk moeten we wachten tot alle details beschikbaar zijn, om te zien hoe het GHS in de praktijk zal werken, hoe gevarensymbolen door de industrie op de producten zullen zijn aangegeven, en of de consumenten deze symbolen en waarschuwingen begrijpen. De informatie moet duidelijk en gemakkelijk begrijpbaar zijn. Al met al hoop ik dat het GHS een goed instrument zal zijn om de resultaten van REACH aan het publiek te laten zien, zodat er bij het publiek veel meer vertrouwen in chemicaliën is, wat eveneens onze industrie zal helpen.

Mijn assistent Gergely Simon, die veel werk aan dit en andere dossiers heeft verricht, zal het Parlement in de nabije toekomst verlaten. Ik zou hem voor zijn bijdrage aan ons gemeenschappelijk doel willen danken, waarbij het om een chemisch veiliger Europa gaat.

 
  
MPphoto
 

  Hiltrud Breyer (Verts/ALE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, we weten allemaal: chemicaliën worden wereldwijd geproduceerd en gehandeld, maar ook de gevaren, de risico’s zijn mondiaal. Daarom hebben we vangrails nodig in de vorm van duidelijke indelingen en etiketteringen, die wereldwijd geldig zijn. Ik zou me hebben gewenst dat de Europese Unie als locomotief voor een zeer duidelijke etikettering en een sterke consumentenbescherming functioneert. Maar ik heb hier veel redevoeringen gehoord, volgens welke de EU niet de locomotief moet zijn, maar eerder in het remhuisje moet zitten.

Ik kan met dit politiek compromis leven, maar heel gelukkig ben ik er niet mee. We hebben weliswaar bereikt dat er een belangrijke stap naar meer veiligheid voor mens en milieu is genomen. Ik ben ook blij dat het ondanks het al te industrievriendelijke verslag van de ENVI commissie in verband met de drempels voor de etikettering – de hoeveelheidsaangaven moesten bij de indeling worden aangegeven – bij de onderhandelingen met de Raad en de Commissie gelukt is om de schade te beperken. Ik ben erover verheugd dat er geen kwantitatieve drempels voor de etiketteringsplicht en ook geen ontduikingsmogelijkheden voor de industrie meer zijn, en dat het voorziene indelingssysteem de wissels omgooit in richting van alternatieven voor dierproeven.

Maar het zou ook mijn wens zijn geweest dat de etikettering van persistente, bioaccumulatieve en toxische stoffen verbeterd zou worden, dat we een nieuwe categorie voor acute toxiciteit zouden hebben ingevoerd, omdat dit iets is dat werkelijk actueel is, waar we moeten laten zien dat we tot handelen in staat zijn. Daarom denk ik dat we heden een belangrijke stap in richting van meer veiligheid voor mens en milieu hebben gezet. Maar dat zijn geen lauweren waarop we kunnen rusten. Daarom geloof ik dat we ons ook in de toekomst nog met dit thema zullen bezighouden, waarbij het erop aankomt om veel te verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Claude Martinez (NI). (FR) Mevrouw de Voorzitter, er bestaan al wereldwijde regels voor de boekhouding, wereldwijde normen voor levensmiddelen in de Codex Alimentarius, wereldwijde belastingnormen en modelverdragen van de VN inzake dubbele belastingheffing. Nu krijgen we ook nog wereldwijde normen voor de etikettering, indeling, verpakking en tonnage van chemische stoffen.

De wereldwijde wetgeving van de Sociale en Economische Raad van de VN van 2002, het wereldwijd geharmoniseerd systeem, wordt in gemeenschapswetgeving omgezet.

Zeker is deze wereldwijde harmonisering nuttig voor de consumenten, de gebruikers, de KMO’s – maar boven deze 2000 bladzijden en procedures, bijlagen en lijsten uit toont deze verordening aan dat een Europese standaardisering niet voldoende is om geglobaliseerde problemen aan te pakken. Mondiale problemen vragen om mondiale oplossingen. Zo gezien heeft de Britse premier Gordon Brown gelijk: naast het niveau van de VN en het mondiaal niveau is het Europees niveau steeds verouderder, overbodiger en uiteindelijk onbruikbaar.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE).(CS) Dames en heren, het is niet meer te verdragen dat op de interne markt van Europa nog verschillende nationale wetgevingen inzake handel in werking zijn, met name op het gebied van gevaarlijke stoffen. De unificatie van de indeling en etikettering van gevaarlijke chemicaliën en mengsels betekent goed nieuws voor de consumenten, aangezien de voorgestelde harmonisering de bescherming van hun gezondheid en het milieu verbetert. Het betekent ook goed nieuws voor het concurrentievermogen van de Europese industrie dat deze complexe verordening die verband houdt met het vervoer, de levering en het gebruik van gevaarlijke stoffen niet alleen in de Europese Unie van toepassing is, maar dankzij de aanbevelingen van de VN ook in andere landen rondom de wereld.

De verordening sluit aan op REACH, maar voert ook gevarenklassen en –categorieën in. Op etiketten zullen voorschriften voor de omgang en verplichte grafische symbolen en pictogrammen te zien zijn, die overal ter wereld voor de mensen begrijpelijk zullen zijn. Nieuwe verpakkings- en sluitingsvoorschriften bieden bescherming dat de verpakkingen niet door kinderen worden geopend en zorgen ook voor markeringen voor blinden. Critici waarschuwen voor de hoge kosten van de heretikettering, van het ontwerp van veiligheidsinformatiebladen en de invoering van nieuwe verpakkingstechnologieën. Ik ben er echter van overtuigd dat deze kortetermijnuitgaven lager zullen zijn dan de langetermijnbesparingen in verband met de afschaffing van de tegenwoordige verschillende etikettering van producten overeenkomstig de plaats van bestemming. De periode van tenuitvoerlegging, die glijdend verloopt van 2010 tot 2015, houdt ook voldoende rekening met de industrie.

Ik stel het zeer op prijs dat Amalia Sartori het gered heeft om een uitstekend compromis binnen het Parlement te bereiken en ook met de Raad. Na vele maanden van debatten over de bepalingen van het voorstel van de Commissie, heeft zij het gered om een aanzienlijke verbetering en evenwicht te bereiken en daarom dring ik erop aan dat we het voorstel morgen in eerste lezing aannemen. Het is een voorbeeld van het voortreffelijke werk dat door de parlementaire rapporteurs samen met de teams van de Raad en de Commissie wordt verricht.

 
  
MPphoto
 

  Genowefa Grabowska (PSE).(PL) Mevrouw de Voorzitter, vandaag debatteren we over een zeer belangrijke verordening die het gevolg is van een debat en een hierop volgend besluit van de VN. Bij dit debat, dat werd bekroond door de aanneming van een wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en de etikettering van chemicaliën door de Economische en Sociale Raad, hebben alle lidstaten en niet alleen de VN een zeer actieve en belangrijke rol gespeeld, vooral de Europese Unie en eveneens de Commissie. Dit betekent dat het daar in elkaar getimmerde systeem ook ons systeem is. Het is daarom goed dat we vandaag onze verordeningen inzake het gebruik van chemicaliën aan dit systeem aanpassen, terwijl we er tegelijkertijd voor zorgen en ervoor wensen te zorgen dat onze burgers – de burgers van de EU – beschermd zijn, en dat ook ons milieu tegen de gevolgen van het gebruik van gevaarlijke stoffen beschermd is, omdat deze verordening inzake de harmonisering, indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen ten doel heeft om het niveau van de bescherming van de gezondheid te verbeteren, en ook de toestand van het milieu.

De chemie betreft de mensen over de gehele wereld op dezelfde wijze. Wanneer je een product koopt, moet je niet weten wat erin zit. Je moet echter weten dat je een veilig product koopt. Je moet in staat zijn om de fabrikant en het gekochte product te vertrouwen. Hierin ligt onze rol in de etikettering, die nog steeds zeer uiteenlopend is. Het product dat in het ene land gevaarlijk wordt genoemd, heet in het andere land giftig, en schadelijk in een derde land. Het is onaanvaardbaar dat de economie en de handel in chemicaliën op deze wijze moeten functioneren. Daarom ben ik zeer verheugd over en zeer ingenomen met ons verslag en debat van vandaag. Ik geloof dat we ons met iets heel belangrijks bezighouden.

Ik zou nog de aandacht op een laatste zaak willen vestigen, namelijk de gevolgen die verbonden zijn met het moeten leveren van informatie op de etiketten. Ik praat hier over de informatie die al degenen moeten weten die te maken hebben met afvalverwerking. Chemisch productafval, wat een zaak van enorm belang voor ons milieu is en zal blijven, moet ook in deze sectie worden opgenomen zodat de hele beheerscyclus van chemische producten en stoffen en uiteindelijk ook de afvalverwerking van gevaarlijke producten wordt gesloten. Laat ons de Europese burgers een goed product en het vertrouwen geven dat de chemische veiligheid gewaarborgd is.

 
  
MPphoto
 

  Luca Romagnoli (NI).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het uitstekende werk van mevrouw Sartori schijnt het beste wetgevingsresultaat te zijn om voor een herziening en betere regelgeving van bepaalde aspecten van de chemische bewerking te zorgen. Het verslag is niet alleen lovenswaardig omdat het aan het harmoniseringsprogramma van de VN voldoet; het schijnt coherent te zijn, het gaat in op de behoeften van de producenten en consumenten, en natuurlijk eveneens op het milieu, voor zover dit feitelijk mogelijk is.

Zoals gewoonlijk zijn sommige van mijn medeleden niet geheel tevreden. Ik krijg de indruk dat dit samenhangt met een ideologische radicalisering die door een technologische en wetenschappelijke vooruitgang wordt veroorzaakt en onder het mom van milieubescherming ons tot iets probeert te dwingen. Gelijktijdig, om geheel andere dan de genoemde redenen, zetten landen buiten de Europese Unie, waarbij China niet achteraan staat, de economie voorop, en staan toe dat chemicaliën onder omstandigheden worden geproduceerd, vervoerd en opgeslagen die een ernstige schending van alles vormen dat we hier terecht willen beschermen.

Het verslag van Sartori is een wezenlijke stap voorwaarts, de harmonisering van de indeling van stoffen en de etiketterings- en verpakkingsnormen van gevaarlijke stoffen en mengsels. Ongetwijfeld zal dit erbij helpen om de veiligheid te verbeteren en risico’s voor de gezondheid en veiligheid van consumenten en werknemers en het milieu te verhinderen.

Op het moment is het mogelijk dat landen dezelfde stof zeer verschillend indelen, volgens de verschillende in werking zijnde indelingssystemen, en deze verschillen kunnen zo groot zijn dat ze een risico kunnen zijn. De stoffen die in Europa als gevaarlijk kunnen worden ingedeeld, kunnen bijvoorbeeld in landen als China in het geheel geen waarschuwingen op hun etiketten hebben.

Niet alleen levert deze situatie een oneerlijk mededingingsvoordeel op, maar het is ook een ernstig gevaar voor de consumenten waar dan ook en dit, dames en heren, ook wanneer u hierop vaak kritiek levert is met name het geval in een mondiale markt.

 
  
MPphoto
 

  Åsa Westlund (PSE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik moet toegeven dat mijn kennis van chemicaliën vrij beperkt was voordat ik met het werk aan milieuvraagstukken begon. Echter hoe meer ik te weten ben gekomen, des te sceptischer ben ik geworden over ons gebruik van grote hoeveelheden chemicaliën in de hedendaagse maatschappij. Niet zeer lang geleden las ik bijvoorbeeld dat het gebruik van voor de schoonmaak van gewone huishoudens gebruikte chemicaliën in mijn land, in Zweden, dramatisch is toegenomen. Niemand weet welke werkelijke gevolgen dit op onze gezondheid heeft. Wat we al wel weten is dat vele kinderen, niet alleen in Zweden, ieder jaar naar de eerste hulp worden gebracht, omdat ze huishoudelijke chemicaliën hebben geslikt die acuut toxisch waren, ondanks dat de chemicaliën tegenwoordig een waarschuwingsetiket dragen dat hiervan gewag maakt.

Dankzij ons besluit dat we later vandaag nemen zal deze waarschuwing jammer genoeg van vele producten verdwijnen. Samen met een aantal collega’s heb ik getracht om dit te veranderen, om er zo voor te zorgen dat deze etikettering van gewone huishoudelijke producten zou blijven bestaan. Dit zal nu niet het geval zijn. Ik betreur dit ten zeerste, omdat dit betekent dat belangrijke consumenteninformatie verloren gaat.

Desalniettemin, ben ik er zeer mee ingenomen dat de EU nu een geharmoniseerde indelings-, etiketterings- en verpakkingswetgeving krijgt in aanvulling van REACH, en dat het is opgezet op de grondslag van het al bestaande vrijwillige internationale systeem. Dit maakt het zowel voor de consumenten alsook voor de bedrijven eenvoudiger. Wanneer we dit besluit vandaag nemen, dan zal het uiterst belangrijk zijn voor alle nationaal verantwoordelijke autoriteiten dat ze de verantwoordelijkheid op zich nemen om de informatie over het nieuwe etiketteringssysteem niet alleen op weg naar de bedrijven te brengen, maar ook verder naar de verschillende groepen van consumenten.

Ik zou daarom van de gelegenheid gebruik willen maken om er bij de Commissie en commissaris Verheugen op aan te dringen om na te gaan hoe en hoe succesvol dit wordt uitgevoerd zodat we weten of de consumenten van Europa begrijpen wat de etikettering van nu af aan betekent.

 
  
MPphoto
 

  Rovana Plumb (PSE).(RO) Mevrouw de Voorzitter, dit voorstel voor een verordening, vormt samen met de andere twee, de regeling over de reinigingsmiddelen en het besluit om de latere wetgeving te wijzigen, de harmonisering van de Europese en wereldwijde wetgeving betreffende indeling, etikettering en verpakking van chemicaliën. Hun uitvoering zal heilzame uitwerkingen op de volksgezondheid, de milieubescherming en de chemische industrie en de ontwikkeling van de handel volgens veilige voorwaarden hebben, en de inlichting van de consumenten is zeer belangrijk.

De tenuitvoerlegging van het GHS moet samengaan met de inwerkingtreding van de REACH-Richtlijn voor producenten, waarvan er naar schatting 27 000 in de Europese Unie zijn, waarvan 95 procent KMO’s, en met de ontwikkeling van de handel met landen buiten de EU, waarbij het namelijk om 25 procent van het handelsvolume van de Europese Unie gaat. Ik verzoek de Commissie het voorstel inzake de naleving van de nieuwe verordening tijdens de gehele productlevenscyclus niet op te geven, ook wanneer het product afval wordt.

Ik feliciteer de rapporteur met haar werk.

 
  
MPphoto
 

  Edit Herczog (PSE). - (HU) Hartelijk dank, mevrouw de Voorzitter. Allereerst zou ik de Commissie en de rapporteurs willen feliciteren, omdat ze erin geslaagd zijn om een constructief debat over het voorstel van de VN en het al eerder door ons aangenomen REACH plan op gang te brengen, en dit heeft tot vooruitgang geleid. Vanuit het oogpunt van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de consumenten en de bedrijven is de gestandaardiseerde etikettering het grootste voordeel. We mogen niet vergeten dat chemische stoffen door etikettering niet veiliger worden. Een beter gebruik en betere keuzes door de consumenten scheppen grotere veiligheid, dus moeten we ervoor zorgen dat dit wetsontwerp in dit opzicht een stap voorwaarts is en dient te worden toegejuicht. Tot slot zou ik willen zeggen en uw aandacht op het onderwerp willen richten dat wij als Europese Unie verenigd schouder aan schouder met de VN staan, en we moeten in samenwerking met de VN nu alles doen om ervoor te zorgen dat de rest van de wereld het ook zal overnemen. Ik stel dit voor zodat we in de rest van de wereld, in de trans-Atlantische Economische Raad en in andere internationale fora navolgers voor onze wetgeving inzake de chemische industrie kunnen vinden. Hartelijk dank voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Alessandro Foglietta (UEN).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag de rapporteur, mevrouw Sartori, samen met haar schaduwrapporteurs en de Raad en de Commissie ermee willen feliciteren dat ze in eerste lezing een overeenkomst over het GHS-pakket hebben bereikt.

We zijn erin geslaagd om het ons gestelde doel te bereiken, waarbij het erom ging het nieuwe systeem in overeenstemming met de REACH verordening zo snel mogelijk aan de gang te krijgen, terwijl tegelijkertijd voor een hoge mate aan bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu wordt gezorgd, evenals voor de commerciële behoeften van de bedrijven, die nu gemakkelijker vreemde markten in het oog kunnen vatten.

Wanneer het GHS in werking is zullen de bedrijven in staat zijn om op de grondslag van één enkel op internationaal niveau geharmoniseerd indelingssysteem voor stoffen te handelen, dat via het Europees Agentschap voor chemische stoffen onder andere de toegankelijkheid van de wetgeving inzake substanties gemakkelijker zal maken. Met deze verordening die de internationale criteria voor de indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen en mengsels in de Europese Unie toepast, zorgen we ervoor dat onze bedrijven er klaar voor zijn om zich op de globale markt te ontplooien. Er zullen ongetwijfeld voordelen voor de consument zijn, die in staat zal zijn om gevaarlijke stoffen, zoals toxische en corrosieve stoffen en irriterende middelen, eenvoudiger te herkennen.

Het etiketteringssysteem van het GHS zal met zijn gemakkelijk te begrijpen uniforme pictogrammen erbij helpen om de van stoffen uitgaande risico’s die zich in alledaagse producten als reinigingsmiddelen of wasmiddelen bevinden vast te stellen. Bovendien zal het GHS dat voor vele stoffen speciale veiligheidsdoppen ter afsluiting van verpakkingen vereist, erbij helpen om onze kinderen voor gevaarlijke ongevallen in het huis door de ongelukkige opname van toxische of corrosieve stoffen.

Natuurlijk zal het GHS behoorlijke inspanningen van de bedrijven vergen, met name van de kleine en middelgrote ondernemingen, die vertrouwen in het nieuwe systeem moeten hebben. Het systeem zal in feite zeven nieuwe risicocategorieën invoeren en een nieuwe indeling voor het vervoerssysteem. Daarom zijn we vooral verheugd over de met de Raad behaalde overeenkomst die ook rekening heeft gehouden met de ondersteunings-, inlichtings- en aanloopbehoeften, met name van de KMO’s.

De overeenkomst heeft ook rekening gehouden met de consensus van alle parlementaire fracties over de behoefte om de dierproeven en iedere verdubbeling van deze proeven zoveel mogelijk te minimaliseren. Op grond van al deze redenen zal mijn fractie voor het ingediende pakket stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE). - (SV) Ik zou hier slechts willen antwoorden op hetgeen mijn collega de heer Booth hier over de milieubeweging heeft gezegd dat ze de mensen wil beschermen, maar niet de dieren. Hij schijnt dit verkeerd begrepen te hebben. Het gaat hier om de indeling. De teksten waarop de heer Booth verwijst verklaren dat men geen chemisch mengsel alleen vanwege indelingsdoeleinden mag manipuleren, zodat ze onder een bepaalde drempel blijven, dat het niet toegestaan is om enorme hoeveelheden van dierproeven uit te voeren om de etikettering te vermijden. Dat zou er toe leiden dat we met chemische mengsels te maken krijgen die gevaarlijke stoffen bevatten, maar van verschillende soorten, en die daarom niet de drempel voor etikettering bereiken. In deze gevallen zou dus het doel zijn om dierproeven alleen uit te voeren om onder de etikettering uit te komen. Om deze redenen zijn dit soort teksten nodig.

Hier gaan de dierlijke gezondheid en de menselijke gezondheid hand in hand. De dierproeven worden vermeden, maar de mensen krijgen fatsoenlijke informatie over de chemicaliën zodat ze juist kunnen handelen om zich tegen hen te beschermen. De heer Booth heeft dit echt verkeerd begrepen!

 
  
  

VOORZITTER: MARTINE ROURE
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, Dit zeer diepgaande en ook zeer levendige debat heeft aangetoond dat we het hier met een belangrijk en verstrekkend thema van doen hebben. Ik denk wel dat we vandaag al kunnen zeggen dat met deze stap het wetgevend werk met betrekking tot de chemische industrie en de productie en het gebruik van chemicaliën in Europa, dat zich over vele jaren heeft uitgestrekt, tot een eind is gekomen.

Met het oog op het mooie beeld dat mevrouw Breyer heeft gebruikt wil ik ook duidelijk zeggen: wie zit er in de locomotief, en wie zit er in het remhuisje? Een ding valt niet te betwijfelen: wat de wetgeving inzake chemicaliën aangaat, is de Europese Unie die locomotief van de wereld. Nergens anders bestaan er voorschriften zoals wij die hebben ingevoerd, en nergens anders worden er aan de chemische industrie zulke eisen gesteld, zoals wij dat doen. De Commissie is daarom zeer duidelijk van mening dat we in verband met de horizontale wetgeving voor deze sector nu een paar jaar tijd nodig hebben om alles wat we al besloten hebben ook te verwerkelijken, en dat we nu niet al meteen weer grote plannen moeten hebben. Bij de REACH wetgeving zijn om die reden beoordelingsperiodes vastgelegd, en we moeten ons ook aan deze door de wetgever besloten beoordelingsperiodes houden. Dit betekent, dat de Commissie de verslagen en voorstellen altijd op tijd zal indienen. Maar wat de grote horizontale initiatieven aangaat, wil ik nog eens zeggen dat de Commissie niet van plan is om binnen afzienbare tijd nog met verdere voorstellen te komen.

Ik kan u ook geruststellen over de wereldwijde doeltreffendheid van dit systeem. Alle informatie die mij ter beschikking staat, duidt erop dat overal ter wereld degenen die hierbij betrokken zijn er werkelijk hard aan werken om het door de Verenigde Naties besloten systeem ten uitvoer te leggen. We staan met zekerheid in de voorste gelederen wanneer het om de feitelijke tenuitvoerlegging gaat. Ik denk dat vele grote landen juist hebben gewacht op wat hier vandaag gebeurt, omdat ze hun eigen wetgeving en hun eigen tenuitvoerlegging willen baseren op hetgeen we hier in de Europese Unie doen. Ik verwacht dat we nu zullen meemaken dat deze procedures in vele andere landen zullen worden voltooid.

De heer Schwab heeft een zeer interessante vraag gesteld, namelijk de vraag of er bij de grenswaarden voor de conservering overgangsperiodes moeten komen, die in de loop van het compromis tussen de wetgevers zijn geschrapt. Ik kan slechts zeggen: de Commissie heeft geen probleem met de overgangsperiodes. Ik vind ze persoonlijk zelfs noodzakelijk en gepast. Dat het hier niet in de wet staat is echter geen toeval, dit is deel van het gehele compromis, en bij het overwegen van alle omstandigheden geloof ik niet dat het voor de Commissie juist zou zijn geweest om het compromis op grond van het thema overgangsperiodes voor een paar producten te laten mislukken. We zullen er echter op letten dat de wil van de wetgever op gepaste manier wordt verwerkelijkt.

Ik deel de bedenkingen van degenen die hun zorgen over dierproeven hebben geuit. Ik hoop zeer dat deze wetgeving niet tot een toename van dierproeven zal leiden. Het is belangrijk dat in ieder geval dierproeven met primaten in verband met deze wetgeving verboden zijn. Ik zal het u nog eens heel duidelijk zeggen dat het beleid van deze Commissie er met alle energie voor zal zorgen dat dierproeven zo ver mogelijk worden teruggevoerd. Dat betekent voor mij in de eerste plaats, dat we onze inspanningen steeds verder moeten versterken om erkende alternatieve methodes te vinden waardoor de dierproeven kunnen worden vervangen. Ieder van u die zich hierover zorgen maakt, kan ervan uitgaan dat ik aan zijn of haar kant sta.

Laat mij tot slot nog zeggen dat ik geloof dat we hier een stuk wetgeving voor ons hebben liggen dat voor alle betrokkenen een win-winsituatie betekent. Ik ben iedereen die eraan bijgedragen heeft erg dankbaar.

 
  
MPphoto
 

  Amalia Sartori, rapporteur. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben uiterst tevreden met het door ons gevoerde debat. Ik zou al mijn collega’s willen bedanken die hieraan vandaag een bijdrage hebben geleverd en ik zou ze ook graag willen danken voor hun woorden van steun voor het door mij verrichte werk, dat alleen door hun hulp werd mogelijk gemaakt, en met de hulp van de schaduwrapporteurs en de rapporteurs voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming. Het ziet ernaar uit dat de grote meerderheid van de leden die hebben gesproken tevreden was met de door ons bereikte resultaten.

Ik ben ingenomen met de zienswijze van de persoon die opperde dat zelfs het GHS een lopend proces is, en daarenboven is het een door ons ontwikkelde werkwijze. In deze situaties gaat het precies hierom en we zijn er ons van bewust dat de wereld zich zal blijven veranderen en ontwikkelen, wat de reden was waarom we in deze verordening, net zo als bij REACH en andere verordeningen, er zeer veel zorg aan hebben besteed om een zeer specifiek en precies regelgevend kader vast te stellen en ruimte over te laten voor toekomstige wijzigingen op de grondslag van deze criteria, ofschoon de criteria zelf van tevoren zijn vastgelegd. Dat is wat ik heb opgemaakt uit de woorden van de commissaris die net voor mij heeft gesproken over de mogelijkheid om een deel van het debat dat heeft plaatsgevonden te ondersteunen.

We zijn ervan op de hoogte dat we heden een verordening ratificeren die brede ondersteuning geniet, die voordelen voor de consumenten en de werknemers van deze sector op weg zal brengen, waarbij het om een grote meerderheid van de bevolking gaat. We weten dat deze regels als een kader zullen worden gebruikt en als een onaanvechtbaar en onbetwistbaar referentiekader. Nogmaals, dit is een wereld die voortdurend verandert, op basis van de door de Commissie gehanteerde regels.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het gecombineerde debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE) , schriftelijk.(RO) Het voorstel voor een besluit over het ten uitvoer brengen van het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (GHS) is een belangrijke stap voor de bescherming van het milieu, voor de consumenten, die meer keuzevrijheid hebben, evenals voor de bedrijven die op de internationale markt handel willen drijven.

Het geharmoniseerde gebruik van etiketten en de uniforme beschrijving van de van chemicaliën uitgaande gevaren zorgen bij de consument voor een groter vertrouwen in zulke producten, vereenvoudigen ook de internationale handel, aangezien de industrie hierdoor in staat zal zijn om voor alle regio’s waarnaar ze exporteren dezelfde etiketten in te zetten. Bovendien is het geharmoniseerde systeem voor de indeling van stoffen een wezenlijke factor om voor het vrije verkeer van goederen op de interne markt te zorgen.

Toch moeten we veilig stellen dat deze verordening niet om overeenstemming met de indelingscriteria te bereiken het aantal proeven met gewervelde dieren laat toenemen, maar dat deze alleen zullen worden uitgevoerd wanneer er geen alternatieve oplossingen zijn die dezelfde kwaliteit waarborgen.

Het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling moet het gebruik van methoden mogelijk maken, waarvoor geen dierproeven nodig zijn, zelfs wanneer hun validatie een langdurig en geldverslindend bureaucratisch proces inhoudt. Aangezien de dierproeven nooit officieel zijn gevalideerd, schijnt de geldigverklaring van de alternatieve proeven een last, maar het onderzoek op dit gebied dient te worden aangemoedigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) De consumenten komen in de moderne wereld in toenemende mate in contact met verschillende stoffen, en soms ook met gevaarlijke stoffen.

Bij het gebruik van bepaalde stoffen, waaronder zulke die dagelijks door velen worden gebruikt, is de informatie over de stoffen die ze bevatten van wezenlijk belang, wanneer ze veilig en op een voor de gezondheid ongevaarlijke manier dienen te worden gebruikt. Het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen, in 2002 op het niveau van de VN ontwikkeld met actieve ondersteuning door de EU, dient dit jaar door alle lidstaten ten uitvoer te worden gelegd. Een van de hoofdvoordelen van dit systeem is het gebruik van universele gevarenpictogrammen. De consumenten en handelaren kunnen op deze manier in één oogwenk zien of een product bepaalde stoffen bevat die gevaarlijk zouden kunnen zijn. Bovendien voert het GHS gestandaardiseerde definities in, zoals bijvoorbeeld LD50 (letale dosis 50), die duidelijk het gevaar aangeven die met deze stoffen verbonden zijn. De Gemeenschap, en wij in het Europees Parlement, hebben het ons ten doel gesteld om dierproeven ter beoordeling van stoffen zoveel mogelijk te beperken.

Verder zijn de definities preciezer geformuleerd en de richtlijnen voor de overheden in de lidstaten duidelijker uitgewerkt. De succesvolle tenuitvoerlegging van het GHS betekent een belangrijke mijlpaal om de Europese interne markt te verwerkelijken, en het zal ook voor de internationale handel van voordeel zijn.

 

4. Typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0201/2008) van Anja Weisgerber, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG [COM(2007)0593 - C6-0342/2007 - 2007/0214(COD)].

 
  
MPphoto
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het gaat weer eens om de auto van de toekomst – een thema waar het Europees Parlement zich deze week al in ander verband zeer sterk mee heeft bezig gehouden.

We spreken vandaag over een technische mogelijkheid die ons erbij zou kunnen helpen om de door de motorvoertuigen veroorzaakte milieuproblemen op te lossen. Ik herhaal: een mogelijkheid, die ons zou kunnen helpen. We weten niet of deze mogelijkheid grootschalig verwerkelijkt kan worden, maar we moeten onze kans ertoe benutten. Daarom gaat het.

We zijn het er toch allemaal over eens dat duurzame mobiliteit in de komende jaren een van de centrale uitdagingen is die we moeten oplossen. We willen het recht van de burgers van Europa op individuele mobiliteit niet beperken. Aan de andere kant mag er geen twijfel over bestaan dat dit recht op persoonlijke mobiliteit – duidelijker gezegd het recht om auto te rijden, een auto te bezitten en te gebruiken – op een manier moet worden gebruikt die ons milieu niet ruïneert, wat betekent dat we auto’s nodig hebben die niet belastend voor het milieu zijn.

Tussen twee haakjes: dit is niet alleen dringend geboden met het oog op het milieu, het wordt ook economisch gezien steeds belangrijker. De gewone verbrandingsmotor is niet meer modern, omdat het brandstofverbruik zo hoog is en we er alles voor moeten doen om het verbruik van fossiele brandstoffen waar het maar kan te verminderen.

Daarom in dit verband de vraag: kunnen we de ontwikkeling van motorvoertuigen op waterstof bevorderen? Dat is het idee dat tot het voorstel van de Commissie heeft geleid, namelijk de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof.

Allereerst zou ik de rapporteur, mevrouw Weisgerber, willen danken voor haar constructieve, succesvolle werk aan dit voorstel. Ik ben er zeer mee ingenomen dat dankzij haar werk een overeenkomst in eerste lezing mogelijk was.

Op dit moment weten we niet wat de beste technologie voor duurzame mobiliteit is. Wanneer men de kranten leest en televisie kijkt, wordt men elke dag met andere inzichten geconfronteerd. Omdat sommigen over brandstofcellen praten, anderen geestdriftig over de elektrische auto zijn, en weer anderen over innovatieve accu’s met lange looptijden spreken. Er zijn vele mogelijkheden die met waterstof concurreren, in ieder geval de elektromotoren en brandstofcellen.

Het is onze taak om de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften voor veelbelovende technologieën vast te leggen, terwijl we strikte technologische neutraliteit bewaren. Natuurlijk is waterstof ook een van deze technologieën. Waterstof kan conventionele brandstof vervangen en een aanzienlijke vermindering van de schadelijke gevolgen van het wegverkeer op het milieu teweegbrengen. Ik zou echter tussen haakjes nog willen toevoegen dat deze overwegingen alleen zinvol zijn wanneer we waterstof op milieuvriendelijke wijze kunnen produceren. Wanneer waterstof wordt geproduceerd door smerige energie te gebruiken, dan zijn we alleen met een verschuiving van het probleem bezig.

De voorgestelde verordening zal de motorvoertuigen op waterstof in het Europese systeem voor typegoedkeuringen opnemen. Op deze manier zullen motorvoertuigen op waterstof net zoals gewone motorvoertuigen worden behandeld, zodat één enkele vergunning voor de gehele Europese Unie voldoende zal zijn. Dit vergunningsproces is minder omslachtig en economisch meer verantwoord. De fabrikanten kunnen alle formaliteiten aan één centraal contactpunt afhandelen, waardoor aanzienlijke besparingen plaatsvinden. Dit zal de Europese industrie concurrentiëler maken en betekent minder administratieve rompslomp.

Waterstof heeft andere eigenschappen dan benzine of diesel, zodat de prioriteit voor dit voorstel bij het vastleggen van de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften ligt. We moeten er met name voor zorgen dat de opslag van waterstof in het voertuig absoluut veilig is. Deze verordening zal ervoor zorgen dat alle op de weg gebrachte motorvoertuigen op waterstof in de EU net zo veilig zijn als voertuigen met gebruikelijke brandstoffen. Hopelijk zal dit ook het vertrouwen van het publiek in deze onbekende nieuwe technologieën verhogen. Het voorstel voert ook een identificatiesysteem voor de voertuigen in, zodat deze door de reddingsdiensten gemakkelijk kunnen worden herkend.

De nauwe samenwerking tussen het Parlement, de Raad en de Commissie heeft een positieve uitwerking gehad op het resultaat van de onderhandelingen, zodat ik alleen maar kan instemmen met de door uw rapporteur, mevrouw Weisgerber, ingebrachte amendementen.

 
  
MPphoto
 

  Anja Weisgerber, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de fossiele brandstoffen zijn begrensd. De vraag neemt toe, wat de prijzen laat stijgen – we zien dit iedere dag weer aan het tankstation. De verwachting dat olie, aardgas en kolen in de toekomst zullen opraken is één reden voor de stijgende prijzen. Daarom moeten we onmiddellijk beginnen met het verrichten van onderzoek naar technologieën die de fossiele brandstoffen in de toekomst zouden kunnen vervangen.

Een van deze alternatieven – en de commissaris heeft er terecht op gewezen dat het er slechts één is, maar het is een alternatief – is de waterstoftechnologie. Natuurlijk zijn voertuigen op waterstof nog niet marktrijp, maar er is een grote hoeveelheid van projecten aan de gang om hierin verandering aan te brengen. Het “highways” project van de EU is net voltooid, met een bemoedigend verslag.

De ministers voor onderzoek van de EU hebben in februari een publiek-private-partnerschap opgericht die ten doel heeft de waterstof en brandstofceltechnologie tussen 2015 en 2025 marktrijp te krijgen. We zijn van plan om in de komende jaren in totaal ongeveer 940 miljoen euro in dit onderzoeksprogramma te investeren, waaraan de overheden en de particuliere investeerders ieder de helft bijdragen.

We zien dat alles klaar is om ervoor te zorgen dat de waterstofvoertuigen marktrijp worden. De op het moment nog hoge prijzen voor brandstofcellen kunnen niet als argument tegen de waterstoftechnologie worden gebruikt, zoals dit met alle toekomsttechnologieën gebeurt. De eerste digitale camera met 0,5 megapixel werd vele jaren geleden voor de ruimtevaart ontwikkeld en heeft ongeveer 10 miljoen euro gekost, maar in de huidige tijd heeft bijna iedereen een digitale camera.

Door de huidige verordening zullen er in de toekomst in geheel Europa geharmoniseerde technische regelingen voor de goedkeuring van motorvoertuigen op waterstof zijn. Wanneer we deze technologie willen bevorderen en voor een hoge mate aan veiligheid en milieubescherming behouden dient te worden gezorgd, dan zijn gelijkvormige criteria van wezenlijk belang.

Op het moment zijn motorvoertuigen op waterstof nog niet in het typegoedkeuringssysteem van de EG opgenomen, zodat de lidstaten afzonderlijke goedkeuringen voor dit soort voertuigen kunnen afgeven. Dit wordt in sommige lidstaten gedaan, maar in andere lidstaten is het volledig onbekend. Met op deze manier afgegeven vergunningen is er het gevaar dat iedere lidstaat zijn eigen goedkeuringsvoorwaarden zal vastleggen en dat de interne markt hierdoor ontregeld zal worden. Dit zou zowel tot hoge kosten voor de fabrikanten leiden alsook tot veiligheidsrisico’s.

Waterstof is een van de energiedragers van de toekomst. Daarom is het onze plicht, die we met de aanneming van deze verordening doen, om randvoorwaarden voor het beleid inzake het gebruik van deze technologie vast te leggen door de schepping van gelijkvormige goedkeuringscriteria. Ik ben verheugd dat het ons gelukt is om een kamerbrede overeenkomst in eerste lezing te bereiken en dat de samenwerking tussen de Raad en de Commissie zo goed was. Mijn hartelijke dank voor de uitstekende samenwerking gaat daarom aan de schaduwrapporteurs. Ik zou graag de heren Bulfon en Manders bij naam noemen. Daarom was het mogelijk om een overeenkomst in eerste lezing te behalen. We hebben ons op de kwestie van het kenmerken van motorvoertuigen op waterstof geconcentreerd.

Motorvoertuigen op waterstof zijn net zo veilig als personenauto’s die op diesel of benzine lopen. Volgens de verordening zullen ze aan veiligheidstests moeten voldoen die net zo streng zijn dan die voor andere voertuigen. Het is echter zinvol dat reddingsdiensten wanneer ze op de plaats van een ongeval aankomen weten of ze het met een motorvoertuig op waterstof van doen hebben, zodat ze met bepaalde bijzonderheden rekening kunnen houden. De motorvoertuigen op waterstof mogen hierdoor echter niet ongerechtvaardigd worden gestigmatiseerd, omdat ze – zoals gezegd – net zo veilig zijn als voertuigen die op andere brandstoffen lopen. Dat is een erg belangrijk punt dat ik hier vandaag graag wil laten doordringen.

We doen daarom ook het voorstel dat voertuigen op waterstof op de onderdelen die waterstof bevatten decente etiketten moeten krijgen. Bij de samenwerking met de Commissie en de Raad hebben we verdere verbeteringen van de tekst van de Commissie bereikt en het woord “etiketteringsvoorschriften” door “voorschriften voor duidelijke en snelle identificatie” vervangen, omdat dit etiket op de lange termijn moet worden vervangen door een elektronische identificatie, waarbij het om een intelligent systeem gaat waarbij het voertuig een automatisch signaal afgeeft bij ongevallen, genaamd “eCall”.

Er werden nog verdere vragen opgeworpen. Ik zal aan het eind misschien nog eens kort op de kwestie van de infrastructuur voor tankstations met waterstof ingaan. Ik kijk nu uit naar het levendige debat en ben benieuwd naar uw redevoeringen.

 
  
MPphoto
 

  Alojz Peterle, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. (SL) Ik zou mijn collega, dr. Weisgerber, voor haar uitstekende verslag willen danken en mijn tevredenheid erover willen uitdrukken dat we zo snel een zo hoge mate aan overeenstemming met de Raad hebben bereikt. Met deze verordening stellen we ons overtuigend op ten opzichte van het nieuwe beleid inzake de energie en het milieu, wat met zekerheid ook een positief effect op de volksgezondheid zal hebben. Ik ben het met de commissaris eens dat we deze gelegenheid met beide handen moeten aangrijpen. Deze verordening is een van de openingszetten; het is een onderdeel van het antwoord op de hedendaagse uitdagingen betreffende de energie- en het milieu, waar waterstof een van de sleutelrollen speelt. Dit betekent niet dat we van waterstof alleen uitgaan, maar ook van waterstof, en niet alleen in afzonderlijke lidstaten, maar in de gehele Europese Unie.

Het is zeer belangrijk om de juiste koers te houden bij het vastleggen van het gehele tenuitvoerleggingskader. Hierbij moeten we ook rekening houden met al hetgeen waarover onze burgers nadenken, te beginnen met de infrastructuur. De vaart van de ontwikkeling en vooral het probleem van de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën, is erg belangrijk in deze energiesituatie die veel van ons vergt. Ik neem zeer belangrijke mogelijkheden van de nieuwe technologieën waar, zoals bijvoorbeeld dat ze een gedecentraliseerde productie van waterstof voor ons mogelijk maken; wanneer ook de zonne-technologie erbij betrokken wordt, zou het in feite mogelijk zijn om de productie te verschuiven van en tevens de afhankelijkheid te verminderen van de op het moment bekende energiebronnen. Naar mijn mening zou de Commissie de ontwikkeling in deze richting succesvol kunnen bevorderen en versnellen.

 
  
MPphoto
 

  Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou Anja Weisgerber als rapporteur namens de commissie hartelijk willen danken, en natuurlijk als lid van mijn eigen fractie, waarbij ze weer eens haar meesterschap in complexe, technische dossiers onder bewijs heeft gesteld, nadat ze ook zeer doeltreffend als rapporteur voor advies aan een aantal uitstootdossiers heeft gewerkt. Ik ben er nu verheugd over dat ze haar eigen verslag heeft, en ik feliciteer haar met de zeer grondige wijze waarop ze deze belangrijke taak heeft aangepakt. Ik weet hoeveel werk hiermee verbonden is, omdat ik zelf de rapporteur voor de algemene typegoedkeuringsrichtlijn ben geweest.

Ik wil ook Günter Verheugen en zijn team in de Commissie voor hun snelle werk danken zodat dit belangrijke voorstel ons tijdig voorligt, zodat de speciale vereisten aan waterstofvoertuigen effectief in de hoofdrichtlijn betreffende typegoedkeuring kunnen worden opgenomen. Ik ben overigens van mening dat dit aantoont hoe belangrijk het is dat we uiteindelijk dit normale goedkeuringskader voor voertuigen hebben bereikt: dat we nu in staat zijn om te reageren en deze nieuwe ontwikkelingen er in op te nemen.

In dit verband wil ik benadrukken wat een aantal collega’s al heeft gezegd, maar nog eens vanuit mijn gezichtshoek, omdat ik als lid van dit Parlement met de Commissie in de Cars 21 groep heb gewerkt, die werd opgericht om een concurrentiële regelgevende strategie voor auto’s in de 21e eeuw op poten te zetten – dat is waar het bij Cars 21 om ging – en dit is duidelijk een voorstel voor de 21e eeuw. Maar wat belangrijk is, is dat het de producerende industrie – maar niet alleen de grote fabrikanten, de vele bedrijven die betrokken zijn bij de ontwikkeling van systemen en componenten die de motorvoertuigen op waterstof voorwaarts zullen brengen – een duidelijk wetgevend kader zal geven waarmee ze vanaf nu kunnen werken. Ze moeten er niet op wachten. Dit is het grote voordeel, en het betekent dat we één kader voor Europa zullen hebben – één kader – wat betekent dat wanneer men aan deze voorwaarden voldoet, dat men zijn voertuig overal elders kan verkopen.

Maar eigenlijk is dit niet genoeg, en ik ben er zeer mee ingenomen dat Anja in haar verslag een speciaal verzoek aan de Commissie heeft opgenomen met de strekking dat we ervoor willen zorgen dat de veiligheidsvoorwaarden voor voertuigen op waterstof wereldwijd worden overgenomen. Wereldwijd werken mensen aan normen voor voertuigen op waterstof. Het is exact de juiste tijd om dit aan de globale werkgroep voor motorvoertuigen voor te leggen, zodat we van begin af aan de middelen hebben om door te gaan; deze reeks van wereldwijde normen voor voertuigen op waterstof. Tezelfdertijd willen we dat Europa een leidende rol bij deze technologieën speelt, en op de grondslag van dit voorstel kunnen we zowel het één als het ander bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Wolfgang Bulfon, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, een EU-wijde uniforme toelatingsprocedure van motorvoertuigen die op waterstof rijden zou ten minste een obstakel bij de ontwikkeling van milieuvriendelijke vormen van mobiliteit uit de weg ruimen. Juist op het gebied van het openbaar streekvervoer zijn er al een paar zeer veelbelovende projecten die het standaardgebruik van personenvoertuigen op waterstof binnen handbereik brengen. Hierbij moet men echter ook de vraag stellen hoe de waterstof wordt geproduceerd. Of de CO2-balans positief is hangt er toch sterk van af hoe waterstof in de toekomst zal worden geproduceerd. Het heeft geen zin, wanneer door de productie meer CO2 wordt veroorzaakt als door de waterstofmotor word bespaard. Tegelijkertijd moeten we er echter voor zorgen dat de adequate infrastructuur voor tankstations wordt opgezet en gebouwd, omdat ook een auto die op waterstof rijdt bijgetankt moet worden. Hier komt het vooral op de lidstaten aan.

De duidelijke richtsnoeren van dit verslag scheppen een wetgevend kader dat de verdere ontwikkeling van deze veelbelovende technologie en vele andere vernieuwingen mogelijk maakt. De Voorzitter van dit Huis, de heer Pöttering, heeft zelf ervaringen opgedaan met voertuigen die op waterstof rijden. Het zou het toch waard zijn om erover na te denken om zijn ervaringen ervoor te gebruiken om de vloot van dit Huis desbetreffend te aan te passen. Deze suggestie zou het ten minste waard zijn om erover na te denken.

Tot slot zou ik mevrouw Weisgerber zeer hartelijk willen danken voor de vriendelijke samenwerking bij de samenstelling en opstelling van dit verslag.

 
  
MPphoto
 

  Vladko Todorov Panayotov, namens de ALDE-Fractie. (BG) De opname van motorvoertuigen op waterstof in het algemene regelgevend kader van de Europese Gemeenschap is uiterst belangrijk, omdat de op het moment bestaande wettelijke procedures inzake typegoedkeuring niet waarborgen dat voertuigen van gelijke kwaliteit op de gehele markt van de Europese Unie kunnen worden toegelaten.

De aanneming van een verordening van de Europese Unie zou waarborgen dat alle op de markt toegelaten motorvoertuigen op waterstof overeenkomstig de algemene norm worden geproduceerd, getest en gedetermineerd, en dat hun veiligheidsniveau ten minste gelijk is aan dat van conventionele motorvoertuigen. De communautaire verordening zou het ook waarborgen dat de inspanningen om waterstof als brandstof van duurzame aard in te voeren op één lijn worden gebracht, zodat de communautaire milieubalans na de invoering van waterstof als brandstof voor motorvoertuigen positief zou uitvallen. Deze verordening voor geheel Europa zou voorzieningen moeten treffen voor gemeenschappelijke voorwaarden met betrekking tot de controle van deze motorvoertuigen en voor de noodzakelijk infrastructuur – de tankstations.

De aanneming van een verordening van de Europese Unie zou ook de toepassing van gemeenschappelijke normen bij de productie en het gebruik van in derde landen geproduceerde motorvoertuigen op waterstof waarborgen – de Verenigde Staten, de Aziatische Economische Gemeenschap – en zou erbij helpen om de belangen van Europa te verdedigen.

Ik wil erop wijzen dat wanneer de Europese Unie hier niets onderneemt de lidstaten waarschijnlijk verschillende normen ten aanzien van motorvoertuigen op waterstof zullen aannemen, wat tot nadelige gevolgen voor de gemeenschappelijke markt en voor de kostenbesparingen als gevolg van de grootschalige productie zal leiden en tot vertragingen bij de ontwikkeling van voertuigen.

Op het moment zou slechts één goedkeuring voldoende zijn voor ieder voertuigtype, zodat het op de markt van de Europese Unie zou kunnen worden toegelaten, die de lidstaten van de EU voor de motorvoertuigen op waterstof dienen te openen. De goedkeuring zal de invoering van deze milieuvriendelijke technologie voor de aandrijving van voertuigen versnellen, wat er op zijn beurt voor zal zorgen dat de voordelen voor het milieu van het gebruik van motorvoertuigen op waterstof sneller bespeurbaar zullen zijn.

Last but not least zou de investering in de productie van motorvoertuigen op waterstof, in de materialen voor hun productie en in de middelen voor hun controle voor verdere impulsen zorgen die zouden kunnen bijdragen tot de snellere invoering van de waterstoftechnologie in de landen van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie.(PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de introductie van de motorvoertuigen op waterstof zal een uitwerking op de bescherming van het milieu en de gezondheid hebben en op het broeikaseffect, en is gezien het gebrek aan traditionele koolwaterstofbrandstoffen van politiek en economisch belang. De belangrijkste stap die we moeten nemen zodat ze kunnen worden ingevoerd is het opzetten van een richtlijn inzake de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof. Ik wil twee opmerkingen kwijt betreffende de ontwerprichtlijn en de amendementen.

Ten eerste houdt het ontwerp zich niet bezig met de behoefte om de richtlijnen voor de onderhoudsbeurten en de slijtage te controleren, wanneer de typegoedkeuring wordt doorgevoerd. Waterstofbrandstof is met zijn zeer hoge energiewaarde een bijzonder gevaarlijk product, en de gebruikers van motorvoertuigen zullen voor het eerst hiermee worden geconfronteerd.

Ten tweede het aangeven in het ontwerpverslag van een herzieningsdatum, één jaar na zijn oprichting, om conclusies te overwegen die naar boven zijn gekomen door zijn functioneren en de vastgelegde internationale normen op dit gebied.

De Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten ondersteunt die invoering van de richtlijn. Ik dank mevrouw Weisgerber voor een zakelijk verslag.

 
  
MPphoto
 

  Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, bij het doorlezen van de toelichting van de ter debat staande verordening werd ik onaangenaam verrast. Aan de ene kant maakt waterstof de opslag van energie mogelijk, en aan de andere kant schakelt het een aanzienlijk aandeel van de uitstoot uit. De richtlijn treft echter voorziening voor een categorisering volgens de traditionele systemen. Eenvoudiger gezegd, het gaat hier om het gebruik van waterstof door verbranding.

Behalve het probleem van de verbranding van een methaan-waterstofmengsel, iets dat ik sinds mijn dissertatie over de verbranding weet, zou het voor normale motoren ook noodzakelijk zijn om ureum te gebruiken om schone verbrandingsproducten in overeenstemming met de EURO 5 tot 6 normen inzake de eliminatie van stikstofoxiden te bereiken.

Een van de doelstellingen van de Europese Unie is om in de nabije toekomst het gebruik van waterstof bij het vervoer uit te breiden en dat er tot 2020 een dramatische groei moet plaatsvinden. Het is juist dat de met de opslag en omgang van waterstof verbonden problemen duidelijke, uniforme regels vereisen, met inbegrip van de etikettering van systemen die met waterstof werken. Hierover ben ik het volledig met de rapporteur eens. Ik zou er ook op willen wijzen dat veel landen het verbieden om auto’s met drukhoudende tanks in gesloten ruimtes te parkeren, vooral in ondergrondse parkeergarages. Ook hiervoor is de eenvoudige etikettering van wezenlijk belang.

Waterstof in verbinding met brandstofcellen is één van de meest veelbelovende experimentele aandrijvingsmechanismen voor motorvoertuigen. Vele steden in de Europese Unie hebben sinds lang bussen in dienst die gebruik maken van deze energiebron. Ik geloof dat de ter discussie staande verordening de unificatie van de grondvoorwaarden zal opleveren voor de uitrusting van motorvoertuigen die op waterstof rijden. Ik hoop dat het een beter kader voor de verdere snelle ontwikkeling en operationele verificatie van de verschillende onderdelen van waterstofsystemen voor voertuigen oplevert. Het zou vooral het praktische gebruik van de waterstofcellen aanzienlijk kunnen versnellen, maar er mag bij “traditionele systemen”, dat wil zeggen verbrandingsmotoren, geen breed gebruik worden gemaakt van waterstof, omdat dit naar mijn mening niet zinvol is. Onder deze voorwaarde kan ik namens de GUE/NGL-Fractie de aanneming van het document ten zeerste aanbevelen.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Schwab (PPE-DE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag van mevrouw Weisgerber is een perfect voorbeeld voor de wijze waarop de Europese politiek zich snel aan de veranderende markten aanpast en proactief voorzieningen voor normen en rechtsgrondslagen treft. De Raad wil zich in een paar maanden met de standaardisering bezighouden en hierover besluiten vellen. Bij dit debat zal ook de vraag een rol spelen hoe snel normen op de technologische vooruitgang reageren, hoe snel de wetgever op de technologische vooruitgang reageert en hoe snel de normen zich aan de economische werkelijkheid aanpassen. Ik geloof dat Europa met het voor ons liggende verslag over de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof met een uniform regelgevend platform het voortouw bij de ontwikkeling van waterstofvoertuigen kan nemen.

Er werd terecht op gewezen dat tot op heden niet duidelijk is of het gebruik van waterstof als brandstof voor motorvoertuigen, wanneer puntje bij paaltje komt, in overeenstemming is met het duurzaamheidsbeginsel en ecologisch duurzaam zal zijn. Dat kan echter op het moment ook nog niet worden uitgesloten. Daarom geloof ik dat we met dit bericht voor de leidende onderzoeksinstituten op de Europese interne markt en vooral voor de leidende ondernemingen een goede basis scheppen voor verder onderzoek. Dit is bijzonder belangrijk, ook gezien de discussie over het CO2-beleid bij motorvoertuigen en de wens om hier een sterkere verdeling van de verschillende technologieën te bewerkstelligen, om ten slotte werkelijk aan de weet te komen welk motorvoertuig, welke motortechnologie voor het milieu en de mens het meest geschikt is.

Vanuit het oogpunt van de interne markt geloof ik dat we dit bericht vooral moeten toejuichen, omdat er pas door de harmonisering van de goedkeuring van de motorvoertuigen op waterstof in de verschillende lidstaten van de Europese Unie een werkelijk geïntegreerde interne markt kan ontstaan en daardoor ook de synergie-effecten van deze markt kunnen worden benut. Er werd voorheen op gewezen dat aan het eind natuurlijk ook elke wereldwijde typegoedkeuring op deze grondslag moet plaatsvinden. We hopen dat we dit zullen bereiken. Ik wens u veel succes!

 
  
MPphoto
 

  Arlene McCarthy (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag onze rapporteur, mevrouw Weisgerber, en de schaduwrapporteurs voor het opstellen van dit verslag en de onderhandeling van een zeer goede overeenkomst met de Raad en de Commissie, waarbij de prioriteiten van het Parlement bewaard bleven, willen danken. In een tijd waar de benzineprijzen in Europa zijn verdubbeld en de burgers van Europa en de mensen rondom de wereld steeds bezorgder zijn over de uitwerkingen van de klimaatverandering, is het duidelijk dat er nieuwe hoop inzake toekomstige brandstoffen nodig is.

Deze Europawijde wet inzake auto’s die op waterstof rijden kan de weg effenen voor de grootschalige productie van deze auto’s en in de niet al te verre toekomst echte alternatieven voor de Europese bestuurders opleveren. De verkoop van voertuigen die op alternatieve brandstoffen rijden is bijvoorbeeld alleen al in het Verenigd Koninkrijk van een paar honderd in het jaar 2000 tot meer dan 16 000 in het verleden jaar gestegen. De verkoop van elektro-auto’s en andere alternatieven is omhoog gevlogen, maar de waterstofauto’s staan pas aan het beginpunt van een grootschalige productie. Ik geloof dat deze nieuwe wet de ontwikkeling van deze voertuigen zal bevorderen, en er tevens voor zal zorgen dat ze betrouwbaar en veilig zijn. Met behulp van de wet, valt te verwachten dat in 2015 de massaproductie in Europa van start kan gaan, waardoor in 2025 rond vijf procent van het totale wegvervoer door waterstof zal worden aangedreven.

De voordelen van waterstofauto’s voor het milieu zullen van de energiebron afhangen waarmee het waterstof wordt geproduceerd. Ze kunnen meteen de door benzine veroorzaakte luchtvervuiling aanpakken en zullen onze afhankelijkheid van olie doen afnemen, maar ze zullen alleen helpen om het wereldwijde opwarmingsproces aan te pakken wanneer het waterstof op duurzame wijze wordt geproduceerd. Daarom ben ik een sterk voorstander van de door mevrouw Weisgerber onderhandelde amendementen om ervoor te zorgen dat de waterstofbrandstof duurzaam wordt geproduceerd, zoveel mogelijk uit hernieuwbare energie.

Het is belangrijk om te benadrukken dat voertuigen op waterstof net zo veilig kunnen zijn dan de auto’s die op benzine lopen, en wanneer er een ongeval gebeurt moeten de reddingsdiensten weten waarmee ze te maken hebben. Daarom heeft mevrouw Weisgerber ervoor gezorgd dat de voertuigen gemakkelijk te herkennen zijn voor reddingsdiensten. Deze wetgeving maakt mogelijk wat alleen de Europese Unie in een sterke interne markt mogelijk kan maken. Het zorgt voor een markt van Europese omvang voor goederen met gemeenschappelijke regels en hoge veiligheidsvoorwaarden. Het is deze markt die in staat is om de waterstofauto’s van de toekomst te produceren, en ik geloof dat wanneer we ervoor stemmen, dat deze wet van vandaag wezenlijk is om dit doel te bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Het voorstel van de Commissie betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof is zeer belangrijk om de problemen op te lossen die verbonden zijn met de zoektocht naar alternatieve brandstoffen voor voertuigen, de milieubescherming, de klimaatverandering en de gezondheid van de mensen. Ik zou uw aandacht willen vestigen op een paar onderwerpen die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van motorvoertuigen op waterstof.

Ten eerste ligt het hoofdprobleem van motorvoertuigen op waterstof niet in het productieproces van de voertuigen zelf, maar in het bijtanken. Tot dusver zijn er in geheel Europa slechts 40 tankstations voor waterstof. Er zijn bijvoorbeeld twee van deze tankstations in Frankrijk, en één in Spanje, terwijl in de nieuwe lidstaten die in 2004 en 2007 lid werden van de Europese Unie er in het geheel geen zijn. In de Verenigde Staten heeft alleen Californië een aanzienlijk aantal. Daarom ben ik het met de spreker eens dat het noodzakelijk is om zo snel mogelijk in geheel Europa een gestandaardiseerd netwerk van tankstations voor waterstof op te zetten. Zonder de adequate infrastructuur zullen motorvoertuigen op waterstof de uitzondering blijven.

Ten tweede is waterstof slechts een energiedrager, niet een energiebron, en daarom is het belangrijk dat de waterstof op een duurzame en milieuvriendelijke manier wordt geproduceerd. We moeten actiever worden bij het doorvoeren van wetenschappelijk onderzoek dat tot minder gebruik van fossiele brandstoffen zal leiden en alternatieve methodes voorstellen om water in waterstof en zuurstof op te delen. Een van deze methodes zou de fotolyse kunnen zijn, alhoewel hiernaar nog steeds diepgaand wetenschappelijk onderzoek moet worden uitgevoerd. Bovendien zou de productie van waterstof zonder vervuiling het toelaten dat het ook op gebieden buiten het vervoer zou kunnen worden gebruikt.

Ten derde ben ik het met het voorstel van de Commissie eens om mengsels van aardgas en waterstof te gebruiken, maar alleen als overgangsbrandstof en alleen in landen die over een goed ontwikkelde aardgasinfrastructuur beschikken. Ik zou willen benadrukken dat de Verenigde Staten en Canada op het gebied van ontwikkeling en productie van motorvoertuigen op waterstof vooroplopen, terwijl Japan aan het inhalen is, en wijzelf niet verder terug dienen te vallen.

 
  
MPphoto
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE).(PL) Mevrouw de Voorzitter, een toekomst met auto’s op waterstof is een opwindend vooruitzicht. Alhoewel er nog veel tijd door het land zal gaan voordat deze technologie brede toepassing zal vinden, is het toch van buitengewoon belang dat de regels inzake hun typegoedkeuring nu worden geharmoniseerd.

De hoofddoelstelling van de verordening waarover we het vandaag hebben is het invoeren van EU-criteria voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof om ervoor te zorgen dat de markt naar behoren functioneert. De verschillende criteria voor typegoedkeuring in de onderlinge lidstaten belemmeren op het moment het functioneren van deze markt, veroorzaken een onnodige stijging van de productiekosten, vormen een bedreiging voor de veiligheid en – iets dat we niet mogen vergeten – vormen een aanzienlijk hindernis voor de ontwikkeling van de waterstoftechnologie in de EU. Met name mogen we deze kans niet voorbij laten gaan, omdat de hoop van de vervoerssector voor de vervanging van olie vooral op de waterstof is gericht, naast de biobrandstoffen en de elektriciteit. Maar misschien het meest belangrijk is dat het verbrandingsproces van waterstof geen koolstofdioxide veroorzaakt, een stof die nog steeds schadelijk voor het milieu is, maar water, met als duidelijk gevolg een afname van de luchtvervuiling en een vermindering van de CO2-uitstoot. Waarbij we aan de laatste kwestie behoorlijk veel inspanning besteden, niet in de laatste plaats binnen het forum van het Europees Parlement.

Natuurlijk zal het bereiken van al deze doeleinden afhangen van de verbreiding van deze technologieën, die – waarop de rapporteur, die ik met een zeer goed verslag wil feliciteren, terecht heeft gewezen – er onder andere weer van afhankelijk zijn dat er een netwerk van tankstations voor waterstof is. Dit soort stations moet tegelijkertijd in alle lidstaten worden opgezet, zodat iedere Europese consument er toegang tot heeft. Ik hoop ook dat de autofabrikanten zullen reageren op de stijgende vraag van de consument naar motorvoertuigen op waterstof, zodat een gemeenschappelijke markt op dit gebied naar behoren kan functioneren.

 
  
MPphoto
 

  Matthias Groote (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, rapporteur, dames en heren, ik geloof dat dit een goed voorbeeld is dat politiek tot handelen in staat is, omdat in de toekomst vergunningen voor typegoedkeuringen beschikbaar zullen zijn, ofschoon deze technologie zelf nog niet beschikbaar is.

We praten veel over de vermindering van CO2 die door voertuigen wordt veroorzaakt, vooral door vrachtwagens. Dit zou één manier zijn om de CO2-uitstoot te verminderen, maar het is belangrijk – en ik spreek hier als lid van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, waarvan ik de schaduwrapporteur was – dat we het waterstof met hernieuwbare energieën opwekken. Dit biedt ook de mogelijkheid om energie uit nieuwe bronnen op te slaan, die we dan voor motorvoertuigen zouden kunnen gebruiken, en dat zou een goede richting om te nemen kunnen zijn. We moeten ons in de toekomst hier verder op concentreren.

Het is echter ook belangrijk om een infrastructuur voor tankstations te scheppen. We zien bijvoorbeeld dat de infrastructuur voor CNG-voertuigen nog steeds vele gaten vertoond. De voertuigen zijn beschikbaar voor de consument, maar de bestuurders aarzelen nog om ze te kopen, omdat de beschikbaarheid van de brandstof nog niet is gewaarborgd. Dit moeten we bij toekomstige debatten in de gaten blijven houden.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Liberadzki (PSE).(PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de rapporteur en ook de Commissie te feliciteren met een initiatief dat ten doel heeft om nieuwe aandrijvingsbronnen voor motorvoertuigen te onderzoeken, en de bronnen waaruit we deze energie verkrijgen.

Er zijn drie belangrijke doelstellingen: ten eerste dat we een verdere afhankelijkheid van olie vermijden. De tweede doelstelling houdt verband met de CO2 –uitstoot. Ten slotte is de derde doelstelling – en hierbij gaat het om een belangrijke – de stabilisering en vermindering van de kosten van het voertuiggebruik voor de gebruiker.

Naar mijn mening behandelt het ter debat staande document drie gebieden, en deze zijn: één – de etikettering van motorvoertuigen op waterstof; twee – de voorwaarden voor tankstations (hun ligging en invoering). Ten slotte, het derde door mij als belangrijk beschouwde gebied is de veilige werking van motorvoertuigen op waterstof. Deze verordening richt ten eerste een wettelijk kader op dat vastlegt hoe we deze energie zouden moeten gebruiken en ten tweede biedt het de voorwaarden voor de infrastructuur, en zorgt er zo voor dat aan de wezenlijke ex ante voorwaarden voor de ontwikkeling van deze nieuwe technologie wordt voldaan.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE).(RO) In de vervoerssector dienen voortdurende inspanningen te worden ondernomen voor de marktinvoering van voertuigen die op alternatieve brandstoffen rijden en zo een bijdrage leveren aan een aanzienlijke verbetering van de luchtkwaliteit in de stedelijke gebieden.

De communautaire normen voor de goedkeuring van motoren op waterstof zijn nodig om het veilig gebruik van waterstof voor de aandrijving van motorvoertuigen te waarborgen. Het gebruik van waterstof als brandstof, of nu als brandstofcellen of als interne verbrandingsmotoren, veroorzaakt geen koolstofemissies of broeikasgassen. De typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof is gebaseerd op de specificatie en dat de op waterstof gebaseerde onderdelen aan de technische voorschriften voldoen.

Wanneer we over de eigenschappen van waterstof nadenken, is het aangewezen dat de reddingsdiensten de voertuigen op een specifieke manier behandelen. Ik benadruk dat de lidstaten in de infrastructuur voor de opslag en distributie van alternatieve brandstoffen moeten investeren. Zonder deze infrastructuur zou er geen aanzienlijke toename van het aantal minder vervuilende voertuigen kunnen plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Liberadzki (PSE).(PL) Mevrouw de Voorzitter, omdat ik mij aan de spreektijd wilde houden, namelijk één minuut, heb ik het verzuimd om een belangrijk punt over te brengen, dat ik als een voordeel van de oplossing zou willen benadrukken. Hierbij gaat het erom dat we ruimschoots op tijd met een voorgestelde oplossing op de proppen komen, waarmee we de voorwaarden voor moderniteit scheppen. Dit kan ook een prikkel zijn om nog meer technologieën onder de loep te nemen, waarvoor ik commissaris Verheugen en de Commissie mijn erkentelijkheid zou willen mededelen.

 
  
MPphoto
 

  Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben er zeer over verheugd dat dit debat in vele opzichten een brede consensus heeft laten zien: ten eerste een brede consensus dat de waterstoftechnologie een interessante mogelijke manier is die ons erbij kan helpen om onze energieproblemen op te lossen; ten tweede de consensus dat de waterstoftechnologie een mogelijk interessante keuze voor het wegverkeer is; en ten derde een zeer brede consensus dat de waterstoftechnologie natuurlijk over het algemeen alleen zinvol is wanneer de totale ecologische uitwerkingen positief zijn – dat wil zeggen wanneer waterstof met schone energiebronnen wordt geproduceerd. Dat is een zeer belangrijke uitkomst.

Ik zou u er ook nog ervan op de hoogte willen stellen dat de Commissie in het zevende kaderprogramma voor onderzoek speciaal de nadruk op de ontwikkeling van de waterstoftechnologie heeft gelegd. In een gezamenlijk technologisch initiatief zijn 800 miljoen euro voor het onderzoek naar de waterstoftechnologie beschikbaar – en volstrekt niet alleen voor voertuigen. Ik wil de indruk vermijden dat we 800 miljoen uitgeven om de waterstof als brandstoftechnologie te laten onderzoeken. Dit is slechts een deel van het project. In zijn geheel gaat het er bij het project om duidelijke grondslagen te scheppen in hoeverre waterstof er inderdaad toe kan bijdragen om de CO2-uitstoot in onze maatschappij drastisch te verminderen.

Samen met de Voorzitter van dit Parlement, de heer Pöttering, had ik het voordeel om een tijd lang een voertuig op waterstof te rijden. Mijn persoonlijke indruk was dat de met het gebruik van waterstof in voertuigen verbonden technische problemen in principe zijn opgelost. We hebben de technologie. Het is mogelijk. Waaraan het volledig ontbreekt – en dit is al vele malen benoemd – is de infrastructuur.

Ik kan me voorstellen dat we ons na aanneming van dit voorstel en de aanmoediging die hiervan voor de Industrie uitgaat, ook in de toekomst met het vraagstuk moeten bezighouden – dat in dit debat door de heer Bulfon ter sprake gebracht werd – of niet bijvoorbeeld degenen die grotere wagenparken onderhouden – zoals parlementen, dit Parlement, de nationale parlementen, regeringen, ook de Europese Commissie – die voornamelijk voor het plaatselijk vervoer worden gebruikt, niet zo gauw de mogelijkheden het toestaan, een goed voorbeeld zouden moeten geven en de marktinvoering van dit soort voertuigen door een navenant aankoopbeleid zouden vereenvoudigen. Dit is op het moment nog toekomstmuziek, maar het is iets waaraan we op het passende tijdstip moeten denken.

Ik wil de rapporteur nog eens voor haar echt uitstekende werk danken, evenals alle redenaars van de fracties en commissies die hebben aangetoond dat we een gemeenschappelijke visie hebben over hoe de toekomst voor voertuigen in Europa er uit zou kunnen zien.

 
  
MPphoto
 

  Anja Weisgerber, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dank u wel voor uw zeer interessante redevoeringen. Ik zou ook graag de schaduwrapporteurs, de Commissie, de afgevaardigden van de Raad en het personeel voor hun geweldige samenwerking willen danken, die de sleutel was voor het bereiken van deze politieke overeenkomst in eerste lezing.

Zoals we hebben gezien is waterstof een technologie van de toekomst. Waterstof kan gedeeltelijk een antwoord leveren op de uitdagingen waarvoor we ons door de klimaatverandering en de behoefte om de uitstoot te verminderen zien gesteld. Het is een schoon alternatief voor fossiele brandstoffen en het gebruik van waterstof als energiedrager – zoals werd gezegd, gaat het hier inderdaad om een energiedrager – is volkomen duurzaam wanneer het door hernieuwbare energieën of kernenergie wordt geproduceerd. Dit is de richting die we de komende jaren moeten nemen.

Ik ben gefascineerd door het idee over een totaal gevaarloze waterstofcyclus te beschikken waarin de waterstof uiteindelijk wordt geproduceerd uit hernieuwbare energieën en daarna tot water verdampt. Het is werkelijk fascinerend. Ik heb deze technologie ook al voor ik naar het Europees Parlement kwam ondersteund, en ik heb er ook lang als vrijwilliger aan gewerkt.

We hebben vandaag de wettelijke koers vastgelegd. We hebben de noodzakelijke premissen gezet zodat we uiteindelijk een uniforme goedkeuringsverordening zullen krijgen. We hebben hiermee ook de weg voor een internationale goedkeuringsverordening laten zien en de toekomstige koers voor het gebied onderzoek en ontwikkeling vastgelegd.

De technologie is beschikbaar – zoals commissaris Verheugen terecht heeft gezegd. Nu moeten we de andere vraagstukken met betrekking tot de infrastructuur oplossen. Het vraagstuk betreffende de infrastructuur van tankstations wordt middels een publiek-private-partnerschap aangepakt. We redden het dan misschien dat het niet al te lang zal duren totdat waterstofvoertuigen op de straat komen, en niet alleen als prototype.

Nogmaals hartelijk dank voor de goede samenwerking.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De reserves aan grondstoffen voor de productie van traditionele brandstoffen op de basis van koolwaterstoffen nemen voortdurend af en daarom gaat het bij het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe alternatieve aandrijvingssystemen om een uiterst dringend onderwerp.

Het zevende kaderprogramma van de EU heeft 800 miljoen euro vastgelegd voor het onderzoek inzake de waterstoftechnologie. Wanneer we van de onderzoeken uitgaan, schijnt waterstof het ideale alternatief voor de traditionele fossiele brandstoffen te zijn. Het gebruik van waterstof als brandstof van de toekomst voor het wegverkeer is een uiterst veelbelovende oplossing voor het milieu. Het veroorzaakt in het geheel geen uitstoot van koolstofverbindingen en broeikasgassen. De eerste voertuigprototypes zijn in de Europese economische ruimte al succesvol getest.

Om voor een functionerende interne markt en ook voor een hoge mate aan veiligheid voor de bevolking en de bescherming van het milieu te zorgen, bestaat er een behoefte om Europawijde regels voor de bouw van motorvoertuigen op waterstof vast te leggen. Gelijkvormige goedkeuringsregels in de gehele EU zijn een noodzakelijke voorwaarde voor het op de markt brengen van voertuigen op waterstof. De succesvolle invoering van nieuwe technologieën is ook afhankelijk van het tijdige opzetten van een adequaat netwerk van tankstations voor waterstof.

Ik geloof dat door het debat van vandaag het vertrouwen van de Europese consumenten in het gebruik van nieuwe technologieën in de motorvoertuigenindustrie zal toenemen en het aandeel van dit soort voertuigen op de Europese markt groter zal worden.

Ik ben ervan overtuigd dat alleen een technisch goed voorbereide EU in staat zal zijn om succesvol de concurrentie met de VS, Japan en Korea aan te gaan die op dit gebied al langer behoorlijk aan weg timmeren. Met het oog hierop, vat ik dit initiatief zeer positief op.

 
  
  

(De vergadering wordt om 11.00 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 

5. Verklaring van de Voorzitter
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Namens het Europees Parlement zou ik de slachtoffers van orkaan Gustav in het Caraïbisch gebied onze solidariteit willen betuigen.

Bijna 100 mensen hebben hun leven verloren in de Dominicaanse Republiek, Haïti, de Kaaimaneilanden en Cuba, en duizenden anderen zijn op het moment dakloos. Wederom hebben de burgers van deze ontwikkelingslanden waarmee we op grond van het Verdrag van Cotonou nauwe contacten onderhouden – de groep van ACS landen – onder de verwoestingen van een nieuwe natuurramp in deze regio te lijden.

De Europese Unie houdt de situatie in de betroffen landen goed in het oog en stuurt humanitaire hulp. Het Europees Parlement zal natuurlijk de humanitaire hulpverlening aan de landen in deze regio goed in het oog houden, met name door het werk van zijn Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

 

6. Zelfverwezenlijking van de jeugd in het beleid van de Europese Unie – Noodprocedures voor samenwerking bij het terugvinden van vermiste kinderen (schriftelijke verklaringen): zie notulen
Video van de redevoeringen

7. Stemmingen
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de stemmingen.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming/stemmingen: zie notulen)

 

7.1. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (A6-0140/2008, Amalia Sartori) (stemming)

7.2. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Richtlijnen 76/768/EEG, 88/378/EEG, 1999/13/EG, 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2004/42/EG) (A6-0142/2008, Amalia Sartori) (stemming)

7.3. Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (aanpassing van Verordening (EG) nr. 648/2004) (A6-0141/2008, Amalia Sartori) (stemming)

7.4. Typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof (A6-0201/2008, Anja Weisgerber) (stemming)

7.5. Situatie in Georgië (stemming)
  

- Vóór de stemming over paragraaf 19:

 
  
MPphoto
 

  Elmar Brok, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Meneer de Voorzitter, bij het opstellen van de resolutie hebben we een oude tekst genomen die bij de formulering geen rekening ermee heeft gehouden dat de Europese Raad ondertussen heeft vergaderd. Daarom zou ik willen voorstellen dat het nu in het tweede deel van de tekst moet luiden: “en verwelkomt daarom het besluit van de Europese Raad tot uitzending”. Tot nu toe staat in onze tekst dat we de Raad verzoeken om dit te doen. Hij heeft het ondertussen al gedaan. Daarom dienen we de formulering dienovereenkomstig aan te passen.

 
  
  

(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking)

- Vóór de stemming over de resolutie:

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie heeft gisteren een zeer intensief debat over deze compromisresolutie gevoerd. Zij wijkt in wezenlijke punten af van de tekst die wij als sociaaldemocratische fractie hier oorspronkelijk hebben ingediend. Hiermee wil ik in geen geval de onderhandelingen in twijfel trekken en afbreuk doen aan het onderhandelingssucces van onze onderhandelaars bij de compromisresolutie met de andere fracties, maar er is een onderdeel dat we hier niet hebben kunnen doorzetten, dat echter in onze resolutie een bijzondere rol speelt.

Ook wanneer dit onderdeel, dat ik zo meteen zal noemen, niet meer in de tekst aanwezig is, heeft onze fractie besloten om voor de compromisresolutie te stemmen, omdat we geloven dat het belangrijk is dat het Europees Parlement een eendrachtig signaal zendt. Ik wil hier echter duidelijk stellen dat we het zeer graag zouden hebben gezien dat de agressieve houding van president Saakaschwili zou zijn geregistreerd, en dat ook zou zijn geregistreerd, dat aan het begin van het conflict een volledig ongepaste …

(Protesten van rechts en applaus van links)

We zouden graag hebben gezien dat hetgeen er in het begin is gebeurt in deze resolutie zou zijn opgenomen, alleen al om het duidelijk te maken dat degenen die hier nu zo hard protesteren de mensen zijn die de conflicten eerder willen vergroten dan ze te verminderen.

(Applaus van links en protesten van rechts)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – U begrijpt zeker dat ik op dit punt van de stemming niet van plan ben om een debat te heropenen. De socialistische fractie in het Europees Parlement vond het de moeite waard om met deze opmerking zijn uiteindelijk stemgedrag te verklaren, en ik geloof dat iedereen heeft begrepen waar het om ging. Er bestaat geen behoefte om een debat te heropenen. We zullen daarom verder gaan met de stemming over de gezamenlijke ontwerpresolutie.

 

7.6. Gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht (stemming)

7.7. Speciaal verslag van de Europese Ombudsman naar aanleiding van de ontwerpaanbeveling aan de Commissie (klacht 3453/2005/GG) (A6-0289/2008, Proinsias De Rossa) (stemming)

7.8. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen - 2008 (A6-0325/2008, Iratxe García Pérez) (stemming)
  

- Vóór de stemming over amendement 5:

 
  
MPphoto
 

  Iratxe García Pérez, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, op de stemlijst van mijn fractie, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, hebben we voorgesteld om voor amendement 5 te stemmen wanneer de auteurs van het amendement aanvaardden dat het om een toevoeging gaat. In de gesprekken die we met hen hebben gevoerd zijn ze niet op dit voorstel ingegaan: we wilden daarom dat de paragraaf blijft zoals hij oorspronkelijk in het verslag is verschenen en zullen tegen amendement 5 stemmen, wanneer we het niet eens worden dat het hier om een toevoeging gaat.

 
  
  

(De GUE/NGL-Fractie, auteur van het amendement, gaat ermee akkoord)

 

7.9. Klonen van dieren voor de voedselproductie (stemming)
  

(De vergadering wordt om 11.55 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 

8. Plechtige vergadering - Costa Rica
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Bienvenido al Parlamento Europeo, Presidente Arias! President van de Republiek Costa Rica, dames en heren, namens het Europees Parlement zou ik een zeer hartelijk welkom aan u willen overbrengen, President Arias.

Uw bezoek is een mijlpaal in de betrekkingen tussen het Europees Parlement, de Europese Unie, Costa Rica en Latijns-Amerika.

Dr Óscar Arias, u bent al van 1986 tot 1990 president van Costa Rica geweest, en in 2006 werd u voor een vierjarige ambtsperiode herkozen. U bent ons vooral bekend als drager van de in 1987 aan u verleende Nobelprijs voor de vrede. Dit was een waardering voor uw enorme inspanningen bij het zoeken naar mogelijkheden voor vrede in Midden-Amerika.

De inspanningen van president Arias bij zijn rol als internationaal bemiddelaar hebben tot de Vredesovereenkomsten van Esquipulas geleid, die op 7 augustus 1987 door de presidenten van alle Midden-Amerikaanse landen werden ondertekend. De Europese Unie heeft deze inspanningen ten volle ondersteund.

Op grond hiervan is de president van Costa Rica overal ter wereld een voorbeeld voor de mensen. Hij vertelde ooit dat het noodzakelijk is om waarden, principes en idealen te hebben en ervoor te strijden. Dit heeft u in de loop der jaren met veel toewijding gedaan, president Arias. Door uw herkiezing van twee jaar geleden hebben de burgers van Costa Rica ook hun waardering voor dit werk tot uitdrukking gebracht.

Bij de vijfde Top EU-Latijns-Amerika en Caraïbisch gebied die in mei van dit jaar plaatsvond, heb ik in mijn toespraak het fundamenteel belang van de regionale integratie voor de 21e eeuw benadrukt. Zoals Jean Monnet, een van de oprichters van de Europese Unie, het zo pregnant uitdrukte, gaat het er niet om dat staten met elkaar een verbond aangaan, maar om de mensen te verenigen. Mijnheer de president, ook u hebt dit ideaal op uw vaandel geschreven en er zich actief voor ingespannen.

Vanuit het perspectief van het Europees Parlement zou een spoedige afsluiting van de associatieovereenkomst – ik heb dit zo ook in Lima gezegd – tussen Midden-Amerika en de Europese Unie wenselijk zijn, en ik wil er nog aan toevoegen, aangezien we er zo-even in ons gesprek nog verder op zijn ingegaan: wanneer ergens op de wereld een oorlog uitbreekt, dan zijn er altijd meteen miljardenbedragen in dollars of euro’s of welke valuta dan ook beschikbaar. Maar wanneer het erom gaat om de vrede te stabiliseren, dan kibbelen we om een paar miljoenen. We moeten de vrede een kans geven!

(Applaus)

Dat is vandaag onze boodschap aan de andere Europese instellingen.

President Arias, laat u mij tot slot nog zeggen: we geloven dat Costa Rica en u ook verder een doorslaggevende rol zullen spelen om deze onderhandeling tot een goed eind te brengen.

Namens alle leden van het Europees Parlement wil ik u nog eens welkom heten. Ik hoop dat uw bezoek ons de mogelijkheid biedt om de vriendschappelijke banden tussen Europa, Costa Rica en Latijns-Amerika te consolideren.

Dames en heren, staat u mij toe nog iets buiten de notulen toe te voegen: het is prettig dat de president van Costa Rica hier is en het is een prettige bijkomstigheid – bij uitzondering mogen we nu de leeftijd noemen – dat het lid van de Europese Commissie dat voor het buitenlands beleid verantwoordelijk is, commissaris Benita Ferrero-Waldner, vandaag zestig jaar wordt. Ook dit biedt een reden tot vreugde evenals een reden om haar hartelijk te feliciteren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Óscar Rafael Arias Sánchez, president van de Republiek Costa Rica. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik groet u namens een kleine Amerikaanse republiek, waar iets meer dan 4,5 miljoen mensen iedere dag weer durven te leven en te dromen; waar het ideaal van een maatschappij zonder leger werkelijkheid is geworden en waar we binnenkort 110 jaar democratie zullen vieren. Ik groet u namens een kleine Amerikaanse republiek die gedurende de tweede helft van de 20e eeuw omgeven was door de meest verschrikkelijke dictaturen, terwijl het zelf nooit onderdrukking heeft meegemaakt; die zich in de Koude Oorlog niet tot pion heeft laten maken, en heeft afgezien van wapengebruik om vrede te bereiken. Ik begroet u namens de Republiek Costa Rica.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren:

Vandaag zijn mij twee gebeurtenissen voorafgegaan, er liggen eeuwen en decennia tussen, maar ze zijn met deze dag verbonden als de dageraad van vanmorgen. Op precies deze datum, kwam 225 jaren geleden de Onafhankelijkheidsoorlog van de VS tot een einde met de ondertekening van het Verdrag van Parijs, de eerste golf van de onafhankelijkheidsbeweging over bijna het gehele Amerikaanse continent. Ook begon 69 jaar geleden de Tweede Wereldoorlog, met de oorlogsverklaring van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan Duitsland, en de totstandkoming van de geallieerden, waartoe ook een groot deel van Amerika behoorde. Ik noem deze gebeurtenissen, omdat ik hier op het spreekgestoelte sta als symbool voor de gemeenzaamheid tussen verschillende bevolkingen, en dit in het bewustzijn van de historische last doe, die ik op mijn schouders draag en die u eveneens draagt op grond van de geschiedenis van de door u vertegenwoordigde landen. We zijn hier niet naar toe gekomen om betrekkingen tussen onze beide continenten aan te knopen, maar om in te zien dat deze betrekkingen al sinds lange tijd aanwezig zijn, en dat iedere poging tot verbetering van deze betrekkingen moet beginnen met een poging om ze in hun totaliteit te begrijpen.

Met de openheid die onder vrienden moet heersen, moeten we erkennen dat onze gemeenschappelijke geschiedenis zijn oorsprong vond in de overheersing van één beschaving door een andere. Amerika leerde Europa in het begin eerder door zijn macht kennen dan door zijn ideeën. Angst kenmerkte de verovering, en verontwaardiging kenmerkte de kolonisatie. Toch ontbreekt het niet aan bewondering voor deze eeuwenoude cultuur. Ondanks de veldslagen die we hebben gestreden, staat het buiten kijf dat Europa de verlichting naar ons land heeft gebracht, en dat het ons een toewijding aan de beste zaken van de menselijkheid heeft ingedruppeld, zaken waarvan we geen afstand hebben gedaan toen we de onafhankelijkheid verkregen.

Dit waren de zaken die me 21 jaar geleden naar Europa voerden, tijdens mijn eerste ambtsperiode als president van Costa Rica. Toentertijd kwam ik om dit sterke continent te vragen om bij de zoektocht naar vrede in Centraal-Amerika te helpen, waar vijf naties middenin een burgeroorlog om hun leven vochten. Het bloedvergieten verdeelde onze bevolkingen en zette broers tegen elkaar op. In een wreed experiment gebruikten de toen heersende machten ons als proefgebied om hun macht te demonstreren: Zij leverden de wapens en wij stierven. Het aantal slachtoffers liep volgens sommige schattingen op tot 350 000 mensen. Proportioneel gezien komt dit overeen met bijna 4 miljoen om het leven gekomen burgers van de VS in de Irakoorlog. Alleen door het bereiken van vrede konden we een toekomst voor onze regio waarborgen.

Toentertijd was Europa het antwoord op onze smeekbeden. De morele ondersteuning van dit continent legitimeerde onze inspanningen om een diplomatieke oplossing voor de conflicten te vinden, een Centraal-Amerikaanse oplossing voor Centraal-Amerikaanse problemen. De internationale hulp die u ons toentertijd deed toekomen was uitgebreid en genereus, en het was een symbool dat Europa echt bij de ontwikkeling van de Centraal-Amerikaanse naties wilde helpen.

Nu, 21 jaar later, kom ik naar Europa terug, en net zoals Fray Luis de León toen hij na vier jaar uit de gevangenis kwam, voel ik mij genoopt om te beginnen met “zoals we gisteren hebben gezegd...”, omdat we in vele opzichten moeten aanknopen bij waar we toen zijn opgehouden. De betrekkingen tussen Centraal-Amerika en Europa, zo nauw ze in tijd van oorlog waren, zijn in de vredestijd zeer afstandelijk geworden. De hulp van Europa aan Centraal-Amerika, die in de tijd van onderdrukking zo groot was, is in de tijd van vrijheid bescheidener geworden. Toen we over de drempel van de vrede stapten, hadden we niet gedacht dat we in het koninkrijk van de vergetelheid zouden aankomen. Ik zou graag willen geloven dat nu de tijd gekomen is om te laten zien dat de vrienden die ons in onze donkerste dagen ondersteunden ook in staat zullen zijn dit in onze betere dagen te doen, juist omdat we nu betere dagen beleven.

Vandaag zou ik drie wegen willen voorstellen waardoor we onze banden zouden kunnen verstevigen en schouder aan schouder zouden kunnen strijden om de Utopia’s te bouwen die Europa ons na te streven heeft geleerd: de ondertekening van de associatieovereenkomst EU-Centraal-Amerika, de Consensus van Costa Rica en “Peace with Nature”.

Ik ben me er terdege van bewust dat er in dit Huis veelsoortige meningen ten aanzien van de vrije handel heersen. Ik weet echter ook dat deze meningen worden geuit vanuit het hooggelegen standpunt van degenen die altijd het grote geluk hebben gehad om in een ontwikkelde natie te leven. Vandaag zou ik u het laag-bij-de-grondse standpunt nader willen brengen. Voor een land als het mijne, een van de kleinste ter wereld, is het niet mogelijk om alles wat we consumeren te produceren. We zijn ertoe verdoemd om de hedendaagse Feniciërs te zijn. In een tijdperk van globalisering is het dilemma waarmee ontwikkelingslanden te maken hebben net zo wreed als simpel: wanneer we niet meer en meer goederen en diensten exporteren, dan zullen we ten langen leste meer en meer mensen exporteren.

Het is duidelijk dat Europa voor de belangen van de Europese bevolking moet zorgen. Het is ook duidelijk echter dat de interesses van de Europese bevolking, en van ieder ras op de wereld, alsmaar sterker worden bepaald door het gemeenschappelijk lot van de mensheid. Geen natie kan met de gewone gang van zaken doorgaan, terwijl aan de andere kant van zijn grenzen honger, ongewisheid, geweld en ziekte wijdverbreid zijn. Omdat de verschillen tussen onze naties zo groot blijven, zullen in een wereldwijde diaspora duizenden van mensen doorgaan met het overwinnen van oceanen, rivieren en stadsmuren om de mogelijkheden te krijgen die ze in hun eigen land niet konden vinden.

De associatieovereenkomst tussen Centraal-Amerika en de Europese Unie, waarbij het misschien om de eerste overeenkomst gaat die de Europese Unie tussen regio’s besluit, is voor Europa de meest nabije, duidelijkste en onmiddellijkste mogelijkheid om zijn aanwezigheid in Latijns-Amerika weer op te laten leven. Sinds de schepping van de Centraal-Amerikaanse gemeenschappelijke markt, hadden weinig initiatieven meer potentieel om de economische groei op de Centraal-Amerikaanse landengte te bespoedigen, onze instellingen te moderniseren en nieuwe mogelijkheden aan die Centraal-Amerikanen aan te bieden die nog steeds in armoede leven. Voor Europa zou deze overeenkomst betekenen dat het zijn teloorgegane leidende positie weer opneemt, en de vacante positie inneemt aan het front van de strijd voor de ontwikkeling van ons Latijns Amerika. Gisteren waren we bondgenoten voor de vrede, vandaag kunnen we partners bij de ontwikkeling zijn.

We moeten echter bedenken dat er nog steeds kolossale verschillen tussen Centraal-Amerika en Europa bestaan. Het eerste is het verschil tussen onze twee integratiemodellen. Europa moet accepteren dat de Centraal-Amerikaanse integratie op een manier is gebeurd die met onze institutionele ontwikkeling samenhangt. We zijn nu de meest geïntegreerde regio van de ontwikkelingswereld, en ik denk dat het daarom niet eerlijk is dat men voor de voortgang van de onderhandelingen voorwaarden inzake onze integratie aan ons oplegt; voorwaarden waaraan Centraal-Amerika moeilijk kan voldoen, en die bovendien ook niet van andere regio’s op de wereld worden verlangd.

Het tweede verschil tussen onze regio’s, en misschien het belangrijkste, is het verschil in onze ontwikkelingsniveaus: het is wezenlijk dat het handelsonderdeel van de overeenkomst een asymmetrische behandeling ten voordele van Centraal-Amerika inhoudt, en bovenal dat het de verschrikkelijke praktijk vermijdt om de handelsbeperkingen op gebieden te behouden waar juist Centraal-Amerika vergelijkbare voordelen heeft. Wanneer we een overeenkomst op de grondslag van deze aannames bereiken, dan zou Europa een reuzenstap voor het welzijn van de mensen van Centraal-Amerika maken, maar ook voor Europa, omdat Europa in tijden van internationale crises sterk van een economie zou kunnen profiteren die in de afgelopen vijf jaren ongeveer twee keer zo snel is gegroeid als de Europese economie.

Europa zou kunnen beginnen een nieuwe leidende rol in de ontwikkelingswereld te spelen, maar het moet er eerst voor zorgen dat de ontwikkeling van deze leidende rol zal profiteren. Goethe zei al “niets is gevaarlijker voor een nieuwe waarheid dan een oude fout”. We kunnen niet in een nieuwe fase van internationale samenwerking intreden wanneer we nog de lasten van het verleden dragen, vooral de last van militaire uitgaven, die op zich al een werkelijk affront zijn voor de bijna 200 miljoen Latijns-Amerikaanse mensen die in armoede wegkwijnen. De tijd is rijp dat de internationale financiële gemeenschap leert om het kaf van het koren te scheiden, en met het bewijs voor haar op tafel herkent welke uitgaven zich in een betere levensstandaard voor de mensen laten omzetten en welke niet.

Het is geen geweldige verdienste dat de militaire uitgaven van Latijns-Amerika zich in 2007 op 36 miljard dollar beliepen, in een regio, die met uitzondering van Colombia, op het moment geen militaire conflicten kent. Met het geld dat voor één enkele Sukhoi Su-30k vliegtuig wordt uitgegeven zou men ongeveer 200 000 MIT Media Lab XO laptops voor onze scholieren kunnen kopen. Met het geld dat aan één enkele Black Hawk wordt uitgegeven zou je aan 5000 Latijns-Amerikaanse jongeren een studiebeurs van 100 dollar per maand kunnen betalen. De ontwikkelde landen van de wereld moeten de beslissing van degenen die liever hun soldaten uitrusten dan hun kinderen onderwijs te laten genieten niet met hulp en middelen ondersteunen. Daarom, dames en heren, heeft mijn regering de Consensus van Costa Rica aangekondigd, een initiatief om met financiële middelen mechanismen voor ondersteuning en kwijtschelding van schulden te scheppen, voor ontwikkelingslanden die meer in milieubescherming, onderwijs, gezondheid en huisvesting investeren en minder aan wapens en soldaten. Ik hoop nog steeds dat de Consensus van Costa Rica ooit met uw ondersteuning werkelijkheid zal worden.

Ik hoop ook dat we in staat zullen zijn om een plan aan te nemen dat in nauw verband met de Consensus staat: Het Verdrag inzake de overdracht van wapens dat Costa Rica bij de Verenigde Naties heeft voorgesteld, dat het landen verbiedt om wapens aan staten, groepen of personen te overdragen, wanneer het vermoeden bestaat dat deze wapens voor schendingen van de mensenrechten of het internationaal recht zullen worden gebruikt. Ik weet niet hoelang we nog in staat zullen zijn om te overleven zonder dat het ons bewust wordt dat het stukje bij beetje vermoorden van veel mensen net zo verwerpelijk is als het vermoorden van veel mensen op één dag. De verwoestende werking van de 640 miljoen kleine en lichte wapens die er op de wereld zijn, waarvan 74 procent zich in civiele handen bevindt, is aantoonbaar dodelijker dan die van atoombommen, en vormt een van de belangrijkste drijfkrachten achter het publieke gevoel van onveiligheid, zowel nationaal als internationaal. De toekomst van onze bevolking mag niet door de angst om te sterven worden gedicteerd. We kunnen er vandaag iets tegen doen dat dit niet gebeurt.

Er is nog een andere zaak die ik zou willen aanspreken, en dit is iets dat ook met geweld en verwoesting te maken heeft, maar niet alleen tegen mensen, maar tegen alle levensvormen. Ieder bos dat wij kappen, iedere ton koolstofdioxide die wij in de lucht uitstoten, iedere rivier die wij vervuilen, brengt ons een stap in de richting van de poort naar de uitroeiing van onze soort, op de drempel waarvan we, zoals bij de poorten van Dantes inferno, alle hoop moeten laten varen. Ik wil het niet meemaken dat de mensheid door deze poort gaat.

Zestig jaar geleden had de voormalige president van Costa Rica, José Figueres, het idee om het nationale leger af te schaffen en zo de wereld de vrede te verklaren. We hebben nu het besluit genomen om “Peace with Nature” te verklaren. We zijn op weg om tegen 2021, wanneer we 200 jaar onafhankelijkheid zullen vieren, een koolstofneutraal land te worden. Verleden jaar werden we het land met de meeste bomen per hoofd van de bevolking en per vierkante meter ter wereld, doordat we 5 miljoen bomen hebben geplant. In 2008 zullen we nog 7 miljoen bomen meer planten. We staan aan het hoofd van de internationale kruistocht tegen de wereldwijde opwarming, en ik stel u de bescheiden vraag hieraan deel te nemen.

De wereldwijde opwarming heeft het mogelijk gemaakt dat olijfbomen aan de kusten van Engeland groeien, wat een werkelijk alarmsignaal voor de wetenschappelijke gemeenschap is. Anders dan in het Bijbelverhaal, zal dit keer de duif geen olijftak als vredessignaal brengen, maar als gevarensignaal. Vandaag roep ik ons op om die duif naar de verste hoek van de wereld te sturen, zodat hij terug kan komen met de wil tot verandering van alle naties ter wereld. We zullen alleen samen in staat zijn om een nieuwe alliantie te smeden, dit keer niet tussen God en mens, maar tussen mens en Gods schepping.

Mijnheer de Voorzitter:

De grote Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges zei altijd dat hij een Europeaan in ballingschap was, waarmee hij naar de Europese afkomst van een groot deel van de bevolking van ons Amerikaanse continent verwees. Na eeuwen van vermenging en uitwisseling van rassen zijn er hier waarschijnlijk ook een paar Amerikanen in ballingschap. We werden ballingen door het geografische geluk van een oceaan, en het historische geluk van een slinger die ons overeenkomstig de omstandigheden bijeenbrengt of van elkaar verwijdert. Ik geloof dat het tijd is om de slinger op vereniging te laten staan, om weer eens het pad te bewandelen die de winden 180 miljoen jaar geleden namen, voordat de eerste scheur in de aarde ontstond, toen Europa nog aan Amerika vastzat, en het mogelijk was om van Parijs naar New York te wandelen.

We zijn allemaal leden van dezelfde speciës, die nog steeds in staat is om de beste bloemen uit de tuin van het leven te plukken. Onze dromen zijn ons gemeenschappelijk erfdeel en onze besluiten hebben een uitwerking op het leven van anderen, of we dit nu goed vinden of niet. Ik vind dit in het geheel geen gevaar, maar ongetwijfeld eerder een geweldige mogelijkheid. Ik denk dat, zoals de grootste dichter van Costa Rica, Jorge Debravo, het heeft gezegd, “het bovenal geweldig is dat we weten dat de macht hebben om de meest verre dingen die we aanraken tot leven te brengen, om onze horizonnen uit te breiden en niet de grenzen te zien, omdat alle dingen die we zien met ons samen oneindig worden”. Ik heb er geen twijfel over dat we in staat zullen zijn om deze oneindige macht ten bate van ons allen te gebruiken, van zowel Europeanen als ook Amerikanen, en dat we hand in hand de ster van een toekomst met grotere gerechtigheid en vrijheid zullen volgen.

(Staand applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − President Arias, namens het Europees Parlement zou ik u zeer hartelijk voor deze geweldige en belangrijke toespraak willen bedanken. Uit uw woorden kwam naar voren: U en uw land staan voor de democratie en de vrijheid, u strijdt tegen geweld, tegen terreur, tegen dictatuur. Wanneer u zegt dat Costa Rica een klein land is, dan kan ik enkel zeggen: het komt er niet op aan hoeveel inwoners een land heeft of hoe groot de geografische oppervlakte van een land is. Het komt erop aan welke geest in een land of bij de president van een land heerst. Wanneer men naar uw toespraak luistert, dan zegt men: president Arias en Costa Rica staan voor de vrijheid, staan voor de democratie. Daarom is Costa Rica op deze aarde een groot land.

(Applaus)

U bent een man van de vrede, waarom u in 1987 de Nobelprijs voor de vrede hebt gekregen. U bent echter nadien niet met pensioen gegaan; 21 jaar zijn voorbij en vandaag komt u op voor de vrede tussen de mensen en voor de vrede met de natuur. En bij deze beide beginselen staat het Europees Parlement aan uw kant.

Ik zou ook de ministers van uw regering die u begeleiden hartelijk willen begroeten: de minister van buitenlandse zaken Stagno Ugarte en de minister voor economische zaken Ruiz Gutiérrez, die ook in de zaal aanwezig zijn, evenals de vele burgers uit Costa Rica die hier in Brussel en in België leven. U kunt trots op uw land zijn! Niet in nationalistische zin, omdat dan ook landen trots op zich zouden kunnen zijn die een dictatuur en dwingelandij zijn. Nee, u kunt trots op uw land, op Costa Rica zijn, omdat u voor de juiste waarden staat: democratie, vrijheid en vrede!

Nog eens een hartelijk dank aan u. Muchas gracias, president Arias!

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 

9. Stemmingen (voortzetting)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – We zullen doorgaan met de stemmingen.

 

9.1. Effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen (A6-0199/2008, Eva-Britt Svensson) (stemming)

10. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Situatie in Georgië (B6-0402/2008)

 
  
MPphoto
 

  Michl Ebner (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd en dank vooral ook collega Elmar Brok voor zijn inspanningen om hier een brede consensus te bereiken.

Ook wanneer het noodzakelijk is een dialoog met Rusland te voeren, geloof ik dat we toch moeten oppassen dat we ten aanzien van ons energiebeleid niet volledig van Rusland afhankelijk worden, respectievelijk grotendeels afhankelijk blijven, omdat dit onze discussiemogelijkheden behoorlijk beperkt. Men mag ook niet vergeten dat het militaire antwoord van Georgië zijn oorsprong heeft in een lange geschiedenis van provocatie door de separatistische krachten, en dat Rusland deze zelfverdedigingsactie als aanleiding voor de invasie heeft gebruikt. Evenwel zouden we een vreedzame oplossing van het conflict als opperste prioriteit moeten beschouwen, en ik wens al degenen die hiermee van doen hebben een spoedig succes, zodat op Zuid-Ossetië niet ook nog De Krim, Letland, Litouwen en Kazachstan zullen volgen.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) De Europese politici doorbreken nu hun lang stilzwijgen en karakteriseren de handelingen van Rusland in Georgië als niet evenredig. Nee, dit is een geval van Russen in andere landen die door middel van militaire aanvallen worden beschermd. Sommige landen van de EU, degene die de kansen van Georgië en de Oekraïne om tot de NAVO toe te treden hebben geblokkeerd, hebben ervoor gezorgd dat Rusland zijn agressieve annexeringsbeleid ten opzichte van deze gebieden kan voortzetten. De meeste landen van de EU zijn afhankelijk van de energie-importen uit Rusland; ze zijn bang dat de gaskraan wordt dichtgedraaid. Dit stelt Rusland in staat om op een werkelijke onevenredige wijze zijn voorwaarden aan de gehele EU te dicteren. Ik heb voor de resolutie gestemd, ofschoon ik het gevoel heb dat het standpunt van zowel de Commissie alsook van het Parlement ten opzichte van de toekomstige betrekkingen met Rusland niet duidelijk genoeg zijn vastgelegd.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE).(SK) Ik geloof dat we de overeenkomst over de versoepeling van het visabeleid moeten opzeggen, we moeten ervoor zorgen dat de Russische vredestroepen zich terugtrekken en ze vervangen door internationale troepen en ten derde moeten we het overleg over de partnerschap en samenwerking met Rusland afbreken. Ik geloof ook dat Europa een vereend en duidelijk standpunt inzake de situatie in Georgië moet aannemen en geen oogje mag dichtknijpen bij de grove inmenging van Rusland in de soevereiniteit en integriteit van een buurland.

Moskou heeft internationale verdragen gebroken toen begin augustus zijn troepen de grens met Georgië overstaken, een grens die het zelf in het verleden had erkend. De Russische troepen drongen niet alleen op het grondgebied van Zuid-Ossetië binnen, maar gingen door naar het hart van Georgië.

Ik veroordeel de erkenning van de onafhankelijkheidsverklaring van Abchazië en Zuid-Ossetië door Rusland ten zeerste. Terwijl sommigen de onafhankelijkheid vieren, mogen we niet vergeten dat Georgië om de onschuldige mensen treurt die hun leven en huizen tijdens de invasie van de Russische troepen hebben verloren. Ik ben ervan overtuigd dat Europa druk moet uitoefenen en als deel van de internationale gemeenschap op de territoriale integriteit van Georgië moet aandringen.

De Slowaakse Republiek houdt in het geval van Kosovo vast aan het beginsel van territoriale integriteit en erkent nog steeds niet zijn afscheiding van Servië. In dezelfde geest, erken ik ook de onafhankelijkheid van de Georgische regio’s en Zuid-Ossetië niet aan.

 
  
MPphoto
 

  Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als een van de auteurs van de ontwerpresolutie inzake de situatie in Georgië, heb ik voor amendement 1 gestemd, dat het Internationale Olympische Comité ertoe oproept om ernstig in overweging te nemen of zijn besluit om de Olympische Winterspelen van 2014 aan Sochi te verlenen nog steeds geldig is in het licht van de recente gebeurtenissen in de nabije omgeving van de toekomstige Olympische plaatsen van handeling. Het zou zeer onverantwoordelijk zijn wanneer het IOC het leven van de Olympische atleten in gevaar zou brengen door de spelen in zo’n onvoorspelbare regio te houden.

Ik moet u er niet aan herinneren dat op 5 september 1972 in München 11 Olympische atleten wreed werden vermoord. Ik was er als dokter voor het Olympische team van Sovjet-Rusland, en ik kan mij aan de uitwerking van deze tragische gebeurtenissen op de Olympische geest herinneren. Zulke gebeurtenissen mogen nooit meer plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb grote waardering voor collega Schulz, maar zijn verklaring van vandaag was onaanvaardbaar. President Medwedew heeft vanmorgen de democratisch gekozen president van Georgië een politiek lijk genoemd. Dat is al vanuit democratisch perspectief afschuwelijk. Maar wanneer men overweegt dat de heer Medwedew voor een regime staat dat de voorganger van zijn voorganger heeft laten vermoorden, dat de Tsjetsjeense president heeft laten vermoorden en dat nu een ingoesjetische strijder voor de burgerrechten heeft laten vermoorden, dan is dit als het ware een fysieke dreiging.

Het gaat er hier niet om of we de heer Saakaschwili nu goed vinden of niet, we moeten in deze situatie de gekozen vertegenwoordiger van het Georgische volk ondersteunen, een land dat het slachtoffer van een imperialistische handeling werd, en dat men op het moment in een wurggreep houdt. Daarom geloof ik dat het dringend nodig is dat we na onze resolutie, die ik toejuich, een stap verder gaan en Europese vredestroepen in Georgië stationeren. Hiervoor hebben we noch een mandaat van de VN noch van OESO nodig, omdat Georgië een soeverein land is en ons om Europese presentie heeft verzocht. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat dit land in vrijheid kan overleven, omdat Russische troepen als vredestroepen, zoals de VN en de OESO dit hebben gedaan, gelijk staat aan een pyromaan als brandweerman.

 
  
MPphoto
 

  Bogdan Pęk (UEN).(PL) Mijnheer de Voorzitter, deze resolutie over Georgië is belangrijk, en ik heb ervoor gestemd ofschoon ik het gevoel heb dat de Europese Unie, die als gevolg van de gebeurtenissen in Georgië enorm op de proef werd gesteld, hierin is mislukt. De hoofdreden waarom naar mijn mening deze proef mislukt is, komt omdat hier zeer aanzienlijke Duitse belangen betroffen zijn, vooral de belangen van de Duitse linkervleugel en kanselier Schröder. De heer Schulz heeft ze hier in ondubbelzinnige woorden tot uitdrukking gebracht.

De Europese Unie moet begrijpen dat de Oostzeepijpleiding de oorzaak zou kunnen zijn voor wat uiteindelijk uitloopt op de chantage van Litouwen, Letland, Estland, Polen en ook Wit-Rusland. Deze pijpleiding moet uit de weg geruimd worden, en de Europese Unie, moet ondanks zijn verklaringen eindelijk een standpunt inzake een verenigd energiebeleid innemen, waarin in geen geval plaats is voor de Oostzeepijpleiding, ook wanneer dit tegen bepaalde Duitse belangen indruist. De Duitsers moeten het erover eens worden of ze nu een verenigde Europese Unie willen scheppen en hun verklaringen oprecht zijn, of dat ze huichelachtig handelen en hun eigen belangen voor die van de EU stellen.

 
  
MPphoto
 

  Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd, maar het bereidt me wel zorgen. De oorlog tussen Rusland en Georgië heeft de verschillen in de omgang met crises duidelijk gemaakt. Georgië heeft verscheidene onopgeloste problemen, maar Rusland gedraagt zich op de ingesleten manier van semi-Aziatische dictaturen met arglist, provocatie en oorlogsachtige gewelddadigheid.

Ons vermogen ligt in de mensenrechten, de democratie, de rechtsstaat en de vrijheid waarvoor we allen hard hebben gestreden om die te bereiken – het vrij zijn van afhankelijkheid en dwang. Deze waarden verdienen het dringend dat we ze middels een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid verdedigen.

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de afvaardiging van de Britse Conservatieven heeft voor de ontwerpresolutie over Georgië gestemd, die over het algemeen gezien evenwichtig was. We hebben echter bezwaren tegen paragraaf 19 waarin tot een militaire EVDB-missie in Georgië wordt opgeroepen – alhoewel we niets tegen een aanwezigheid van civiele waarnemers van de EU hebben.

Evenzo is paragraaf 30, waarin wordt verkondigd dat het Verdrag van Lissabon bij de rol van de EU in de omgang met de huidige crisis helpt, naar onze mening ongegrond. We zijn voor een sterker gemeenschappelijke extern energieveiligheidsbeleid volgens het GBVB ten aanzien van de Russische olie- en gasimporten, maar we zien niet in wat voor een verschil het Verdrag van Lissabon bij de oplossing van deze crisis zou hebben opgeleverd. Het gaat hier niet om de algemene zwakte van de EU in Buitenlandse zaken, maar om Russische dwingelandij en revanchisme op de Zuidelijke Kaukasus.

 
  
MPphoto
 

  Richard Falbr (PSE).(CS) Ik heb mij van stem onthouden omdat het antwoord op de vraag “of het waar is dat de Georgiërs een slapende stad met raketwerpers hebben aangevallen?” “ja” luidt.

 
  
  

- Gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht (B6-0374/2008)

 
  
MPphoto
 

  Bruno Gollnisch (NI).(FR) Mijnheer de Voorzitter, we zijn het eens met de vraag die de heer Lehne aan de Commissie zou willen stellen. In feite geloven we dat de problemen van het Europees verbintenissenrecht kunnen worden opgelost door aan twee hoofdbehoeften te voldoen, die met elkaar in verband staan. De eerste is de behoefte aan duidelijkheid en eenvoud, de tweede aan veiligheid. We zijn erover verheugd dat de rapporteur rekening heeft gehouden met het opmerkelijke door de “Société de législation comparée” verrichte werk, en we hopen dat dit werk onder verwijzing naar ons gemeenschappelijk erfenis, het Romeins Recht, zal worden uitgevoerd. De regels inzake verbintelijke autonomie, de regels inzake de rechtsgeldigheid, het gebrek aan toestemming of openbaarheid zijn in onze beschaving als sinds de oudheid geregeld. Hiernaar moeten we verwijzen; naar deze gemeenschappelijke erfenis van onze beschaving.

Voor de veiligheid van de transacties vinden we ook dat de unificatie van de regels over wetsconflicten vooraf moet gaan aan de unificatie van wezenlijke regels. De verbintenissen die mensen op verschillende plaatsen tussen elkaar aangaan, en vooral de moeilijke kwestie van het verleidelijke aanbod, of onofficiële toezegging, en aanvaarding, de procedures, de tijdstippen en het bewijs kunnen allen gelijk worden gemaakt, zonder dat we noodzakelijkerwijs de wezenlijke regels van onze verschillende wetgevingen gelijk moeten maken.

 
  
  

- Verslag: Proinsias De Rossa (A6-0289/2008)

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio (UEN).(IT) Mijnheer de Voorzitter dames en heren, een paar dagen geleden hebben Sardijnse separatisten op een klein eiland in de buurt van Sardinië, zonder geweld en in het belang van het milieubehoud, een nieuwe republiek met de poëtisch, Polynesisch klinkende naam “Republiek Maluventu” uitgeroepen. Ik zou erop willen wijzen dat de Voorzitter al het handvest heeft ontvangen dat zich door het handvest van de VN heeft laten inspireren en het onschendbare beginsel van de zelfbeschikking der volkeren. Europa heeft altijd aan de kant van allen gestaan die met vreedzame en democratische middelen voor de vrijheid strijden. Lang leve de strijd van de Sardijnse bevolking voor de zelfbeschikking!

 
  
  

- Verslag: Iratxe García Pérez (A6-0325/2008)

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). (NL) Voorzitter, ik heb tegen het verslag-García Pérez gestemd hoewel ik ervan overtuigd ben dat mannen en vrouwen vanzelfsprekend gelijkwaardig zijn en vanzelfsprekend gelijk loon voor gelijk werk moeten krijgen. We vergeten nog veel te vaak dat de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen één van de vaste verworvenheden is van het huidige Europa, van de Europese wereld, en van de westerse wereld en dat die helemaal niet wordt gedeeld in een aantal andere streken van de wereld. We mogen dat nooit vergeten.

Maar dat is maar één aspect van dit verslag. Het verslag staat verder bol van een heleboel andere zaken waarmee ik het fundamenteel oneens ben, zoals de steun voor de eeuwige electorale quota voor vrouwen. Alsof vrouwen een onmondige soort zouden zijn die niet op eigen krachten en met eigen capaciteiten posities kunnen verwerven. Ook de eeuwige steun voor abortus: ik vraag mij af wat dit in dit verslag komt doen.

Om al die redenen en vele andere heb ik dus toch tegen het verslag-García Pérez gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter om de één of andere bizarre reden heb ik in dit Parlement een levenslange trend doorbroken door niet tégen een verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid te stemmen – ik heb mij van stem onthouden.

In het verleden heb ik voortdurend tegen deze verslagen gestemd, omdat ze normalerwijs vol met volledige nonsens staan. Maar als getrouwde vader met twee dochters, probeer ik het om elk woord van dit verslag te lezen om erachter te komen wat ze eigenlijk betekenen.

Ik heb problemen met de Commissie die dit spul produceert – Ik geloof werkelijk niet dat we hier een vrouwencommissie nodig hebben, wanneer er al een Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken is.

Er staan sommige zinnen in dit verslag – de “vervrouwelijking van de armoede” bijvoorbeeld – die in het geheel niets betekenen, maar geweldig klinken in de oren van het hier vertoevende politiek correcte regiment.

Ik vraag me af wat deze commissie over degenen denkt die het glazen plafond hebben doorbroken: bijvoorbeeld een moeder van vijf kinderen, wier jongste kind aan mongolisme lijdt, wier oudste dochter vijf maanden zwanger zou kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld de mogelijke vice-president van de Verenigde Staten, Sarah Palin? Ik denk dat de Commissie het niet goed zou vinden dat zij het glazen plafond heeft doorbroken. Maar ik heb mij bij dit verslag van stem onthouden.

 
  
MPphoto
 

  Ewa Tomaszewska (UEN).(PL) Mijnheer de Voorzitter, ook wanneer ik een voorstander van gelijke rechten ben, heb ik tegen de resolutie over gelijkheid tussen mannen en vrouwen gestemd. Deze resolutie bevat sommige verhulde pro abortus standpunten en schendt daarmee het subsidiariteitsbeginsel op dit terrein. Het feit dat amendement 2 – een amendement dat deze standpunten zou verwijderen – bij de stemming werd verworpen maakte het noodzakelijk om de gehele resolutie te verwerpen. Het is een schande dat het Europees Parlement zo luchthartig de grondbeginselen volgens welke de Europese Unie functioneert kan schenden.

 
  
  

- Klonen van dieren voor de voedselproductie (B6-0373/2008)

 
  
MPphoto
 

  Hynek Fajmon (PPE-DE).(CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verbod op klonen gestemd. Een verbod op klonen is een aanval op de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek en op de ondernemingsvrijheid. Het beperken van deze vrijheden zal niet positief voor de Europese Unie zijn, maar tot een verdere afvloeiing van wetenschappers naar de Verenigde Staten van Amerika en andere landen rondom de wereld leiden, die dit soort verboden niet hebben. Een handelsverbod op dit soort producten zal tot verdere handelstwisten in de Wereldhandelsorganisatie leiden. Dit soort ontwikkelingen willen wij niet.

De gezondheids- en andere gevaren moeten overeenkomstig de toe te passen processen en procedures behoorlijk worden onderzocht, en de resultaten moeten aan het publiek worden meegedeeld. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft in de eerste helft van dit jaar een wetenschappelijke raadpleging over dit onderwerp gehouden, en de uitkomsten van de raadpleging leveren geen redenen voor een verbod op klonen.

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de resolutie over het verbieden van het klonen van dieren voor de voedselproductie gestemd, wegens het gebrek aan wetenschappelijk accuratesse dat onze aanpak in het parlement dient te onderbouwen. Of het nu om een wetgevende stemming, een resolutie over een parlementaire vraag, of een initiatiefverslag gaat, de door het Europees Parlement genomen besluiten en de plenaire stemmingen verliezen behoorlijk aan waarde wanneer ze niet in het licht van getoetst wetenschappelijk onderzoek overeind blijven. De geloofwaardigheid en integriteit van ons werk wordt hier daarom terecht in twijfel getrokken.

 
  
  

- Verslag: Eva-Britt Svensson (A6-0199/2008)

 
  
MPphoto
 

  Ivo Strejček (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag van Svensson gestemd, en ik ben dankbaar dat ik de gelegenheid heb om te zeggen waarom.

En weliswaar om volgende redenen. Ten eerste weet geen consument alles, zoals dit ook niet iedere wetgever weet. Daarom is reclame een wezenlijk bestanddeel van de commercie en de handel. Ten tweede moet iedere reclame (jammer genoeg of ook niet) opvallend, aantrekkelijk, treffend en in het oog vallend zijn. Dit komt vanwege het feit dat er altijd ten minste een paar producenten zijn die hetzelfde product verkopen, en ieder van hen wil alleen zijn eigen product verkopen. Ten derde is de poging van mevrouw Svensson gevoelig voor deze beginselen en probeert de krachten van de markt te verbeteren door middel van kunstmatige wetgrepen die de natuurlijke krachten van de markt, die voortkomen uit de verhouding tussen vraag en aanbod, uit balans zullen brengen en kwaad zullen doen. Dat zijn de redenen waarom ik tegen het verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). (NL) Voorzitter, als ik zou moeten samenvatten waarom ik tegen het verslag-Svensson gestemd heb, dan zou ik heel eenvoudig kunnen zeggen dat het verslag in mijn ogen complete nonsens, volkomen onzin is. Het is het zoveelste verslag waarin dit Parlement, dat toch officieel geacht wordt de vrijheid van de Europese burgers te verdedigen, oproept tot beknotting van de vrijheid en tot censuur. Verschillende bepalingen uit het verslag-Svensson, zoals de censuurparagraaf 14, lijken wel rechtstreeks afkomstig uit “Fahrenheit 451”, dat boek waarin een wereld wordt geschetst waarin boeken verbannen zijn en kritische gedachten worden onderdrukt.

Ik ben sowieso zeer kritisch tegenover dit Europees Parlement. Maar het moet toch ook een beetje oppassen dat het zichzelf niet hopeloos belachelijk maakt en een soort kloon van de Opperste Sovjet wordt.

 
  
MPphoto
 

  Philip Claeys (NI).(NL) Voorzitter, ik zou mevrouw Svensson willen feliciteren. Haar verslag is een van de meest betuttelende, interventionistische en politiek correcte teksten van de hele legislatuur. Het lijkt wel alsof ze overtuigd is dat reclame en marketing één groot complot zijn om vanaf de eerste jaren van de socialisatie van het kind aanleiding te geven tot discriminatie op grond van geslacht, hetgeen de instandhouding van de levenslange ongelijkheid tussen mannen en vrouwen versterkt. Ik verzin dit niet: het grootste deel van deze zin komt letterlijk uit overweging N van de tekst.

Uiteraard pleit het verslag voor meer regelgeving en voor de oprichting van instanties die zich specifiek moeten bezighouden met het monitoren van de naleving van al die nieuwe regels. Ik zou bijna willen zeggen jobs for the boys als die uitdrukking niet zo gruwelijk gender insensitive zou zijn. Het toppunt is punt 14 van de tekst die ervoor pleit om zogenaamde boodschappen die genderstereotiepen overdragen, te verwijderen uit tekstboeken, speelgoed, videospelletjes, het internet en reclame. Censuur dus. Ik weet niet of de term tekstboeken ook slaat op literatuur, maar als dat zo is, dan kunnen we al direct beginnen met de boeken van Shakespeare te verbranden op straat.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben teruggekeerd om dit verslag te karakteriseren, en heb ertegen gestemd. Ik zou graag een paar van mijn redenen hiervoor nauwkeurig willen beschrijven.

Ik heb een enorm respect voor de rapporteur, mevrouw Svensson, die op dit gebied veel werk heeft verricht en een van de sterkste vrouwelijke rolmodellen is die dit Parlement naar voren kan schuiven. Desondanks waren bepaalde onderwerpen in dit verslag – waarvan enkele verworpen werden – bijna niet te geloven. Er was de oproep tot een gendergedachtenpolitie in paragraaf 9. Er was het in twijfel trekken van de traditionele genderrollen in paragraaf 13, en in paragraaf 14 iets dat in de buurt van haat tegen nieuwe beelden op het internet kwam.

In de reclame werd er altijd gebruik gemaakt van mannelijke en vrouwelijke vormen. De mannelijke vormen zien er beter uit dan die van mij en de vrouwelijke vormen hebben ook de neiging er beter uit te zien dan sommige leden van dit Huis. Daar gaat het om bij de reclame. Zelfs de Europese Commissie – wanneer u naar haar website kijkt of naar de reclame die zij over haar gebouwen heeft hangen – gebruikt foto’s van mannen en vrouwen die er enigszins beter dan gemiddeld uitzien.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag: Amalia Sartori (A6-0140/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) We hebben ervoor gekozen om voor het verslag te stemmen, omdat het de wereldwijde harmonisering van de indeling, etikettering en verpakking van chemicaliën ten doel heeft. Dit kan tot een veiligere omgang met chemicaliën leiden, wat beter is voor het milieu en de gezondheid.

We zouden echter graag de etikettering van de chemicaliën van categorie V hebben gezien.

Deze chemicaliën zijn vaak in het huis te vinden en zijn een van de hoofdoorzaken voor de vergiftiging van kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het begin van het debat betreffende de chemische stoffen en de rol die deze in ons leven spelen vond in 1980 plaats, eerst in de Internationale Arbeidsorganisatie en daarna binnen de Verenigde Naties, die in december 2002 het GHS (het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen) aannamen, met een herziening in 2005.

Deze besluiten vonden hun weerspiegeling op het niveau van de Gemeenschap door de aanneming van verschillende documenten.

Op dit moment behandelen we slechts het voorstel voor een verordening betreffende de indeling, etikettering van stoffen en mengsels waarmee de Europese Unie de door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties overeengekomen internationale criteria betreffende de indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen en mengsels ten uitvoer wil leggen, die ook onder de naam Wereldwijd geharmoniseerd systeem (GHS) bekend staan.

Het gebruik van dit systeem is erop gericht de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen zonder het vrije verkeer van de stoffen en mengsels te belemmeren, door het opzetten van indelings- en inlichtingscriteria, met inbegrip van voorwaarden voor de etikettering en de veiligheidsinformatiebladen. Dit staat in verband met het handhaven van de veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke goederen en de gezondheids- en veiligheidsvoorzorg voor consumenten, werknemers en het milieu. Daarom hebben we voor deze verslagen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Zlotea (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Chemicaliën worden wereldwijd geproduceerd en in de handel gebracht en hun risico is overal ter wereld hetzelfde. Stoffen die in één land als gevaarlijk worden beschouwd, kunnen in een ander land onder een andere regeling vallen. Er mag geen verschillende indeling van hetzelfde product in verschillende landen zijn.

Naast de behoefte aan informatie is het hoofddoel van het GHS (het wereldwijd geharmoniseerde systeem) de consumentenbescherming. De nieuwe wetgeving op het gebied van indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels zal een betere bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu opleveren. Ik geloof dat er goede compromissen zijn bereikt die goede oplossingen voor de gezondheid van de consument bevatten. De professionele gebruikers van chemicaliën en de wereldwijde consumenten kunnen van de wereldwijde harmonisering profiteren.

Nadat dit verslag in werking is getreden zal de bescherming van de mensen toenemen die deze gevaarlijke stoffen gebruiken en zullen de ondernemingen doeltreffender zijn, het aantal ongevallen zal afnemen. Het gebruik van deze gevaarlijke stoffen zal veiliger zijn en de gebruiker zal over correcte, volledige en accurate informatie beschikken, waardoor een betere bescherming van de consument is gewaarborgd.

 
  
  

- Verslagen: Amalia Sartori (A6-0140/2008) (A6-0141/2008) (A6-0142/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De verslagen van Sartori behandelen belangrijke zaken die voor al onze burgers relevant zijn. Chemicaliën worden op de gehele wereld geproduceerd en verhandeld, en hun gevaren blijven waar ze ook worden gebruikt dezelfde; dus is het adequaat dat de indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen dienovereenkomstig wordt geharmoniseerd. Het vandaag overeengekomen pakket staat voor een verstandig compromis dat tussen de politieke fracties en de instellingen is bereikt en daarom was ik in staat om het te ondersteunen.

 
  
  

- Verslag: Anja Weisgerber (A6-0201/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. (PL) Het verslag sanctioneert de productie van motorvoertuigen op waterstof. Dit is een van de weinige documenten die het probleem van alternatieve brandstoffen voor voertuigen doelbewust aanpakken. Het is vooral lovenswaardig omdat het hier om een totaal innovatieve technologie gaat die volledig onschadelijk voor het milieu is, omdat het bij de verbrandingsgassen om water gaat. Voor mij bestaat er geen twijfel over dat het document is ingegeven door de fabrikant van het door Hans-Gert Pöttering gebruikte voertuig, maar ik heb er welbewust voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanne Dahl (IND/DEM), schriftelijk. (DA) De Junibeweging beschouwt brandstofcellen voor het vervoerssysteem die van waterstof als energiedrager gebruik maken met behulp van hernieuwbare energieën als zonne-,wind- en getijdenkracht als schone brandstof, dat wil zeggen dat er geen deeltjesvervuiling plaatsvindt en de brandstof kan worden geproduceerd met behulp van hernieuwbare energie. Desondanks hebben voertuigen op waterstof over het algemeen gezien een zeer lage energie-efficiëntie van 20 procent tussen bron en wiel. Dit wordt sterk overtroffen door elektrische voertuigen die met computergestuurde lithium-accu’s rijden die een niveau aan energie-efficiëntie van 80 tot 90 procent hebben. Tegelijkertijd zouden miljoenen van accu’s het opslagprobleem van de hernieuwbare energie kunnen oplossen. Daarom zouden we ons ervoor willen inzetten dat de Commissie stappen onderneemt om dit alternatief te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. (EN) Dit verslag stelt ons in staat om de internationale kloof in de markt voor waterstofvoertuigen te overbruggen, waarbij we rekening moeten houden met de geboden van de consumentenbescherming.

De waterstofvoertuigen moeten dringend in het typegoedkeuringskader van de EU worden opgenomen, om zo in de gehele interne markt het onderzoek en de ontwikkeling naar deze milieuvriendelijke technologie aan te moedigen.

Bovendien zijn er technische specificaties vastgelegd om voor de betrouwbaarheid en veiligheid van de waterstof bevattende onderdelen en systemen te zorgen, evenals voor het duidelijke kenmerken van voertuigen op waterstof door etikettering, wat in het geval van optredende noodsituaties belangrijk zou kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van Weisgerber gestemd. Het vermogen van waterstof als schone brandstofvorm is al lang herkend, en de technologieën op dit gebied worden voortdurend verbeterd. Toch kan de waterstofenergie alleen werkelijk doeltreffend een schone en groene energie zijn wanneer de waterstof uit duurzame en idealiter uit hernieuwbare bronnen afkomstig is, een feit waarop in het definitieve verslag werd gewezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem voor het verslag van mevrouw Weisgerber betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof.

Het aanmoedigen van milieuvriendelijke alternatieve brandstoffen in de EU is een belangrijke stap die in deze tijden absoluut dient te worden ondersteund. Voertuigen op waterstof zijn geschikt voor dit doeleinde maar ze moeten een hoge mate aan veiligheid en milieubescherming waarborgen. Om dit te garanderen zijn er in de Europese Unie uniforme voorwaarden voor de typegoedkeuring nodig. Zonder een EU-wijde geregelde indeling in typen van motorvoertuigen op waterstof bestaat het gevaar dat afzonderlijke goedkeuringen van de lidstaten de concurrentie vervalsen en een investering van de ondernemingen in waterstofvoertuigen niet meer lucratief is.

Een uniform typegoedkeuringssysteem biedt de burgers de bescherming door een EU-wijde Richtlijn en bevordert de – zeer belangrijke - toename van het aantal voor het milieu niet schadelijke motorvoertuigen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik juich het verslag van Anja Weisgerber betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof toe. Het verslag is een positieve stap die erbij zal helpen om de industrie te stimuleren om de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen te versterken. Het aanmoedigen van de invoering van voertuigen op waterstof op de interne markt zal een aanzienlijke bijdrage leveren aan het bereiken van de klimaatveranderingsdoeleinden van Europa. Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Waterstofaandrijving is met zekerheid een technologie met veel potentieel voor de toekomst, die echter in het geheel nog niet volledig ontwikkeld is. Naast de nog niet financierbare aanschaffingskosten zijn er nog de hoge kosten voor de opwekking en opslag van waterstof. En ook wanneer de auto’s zelf geen schadelijke uitlaatgassen produceren, is het nog onduidelijk hoe de waterstof zo energie- en CO2-loos als mogelijk kan worden geproduceerd.

Uiteindelijk weten we ook nog niet of de accu-auto’s of auto’s met aandrijving door brandstofcellen succes zullen hebben. Het is in ieder geval belangrijk dat we alternatieve technologieën ondersteunen om onze afhankelijkheid van fossiele energieën te laten afnemen. Om die reden heb ik voor het verslag van Weisgerber gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien deze wetgeving de weg voor een grootschalige productie van deze auto’s zal effenen en in de nabije toekomst echte alternatieven voor de Europese autobestuurders zal opleveren. Deze wetgeving zal de ontwikkeling van deze voertuigen stimuleren en tevens ervoor zorgen dat ze betrouwbaar en veilig zijn. De in dit verslag opgenomen maatregelen zullen ervoor zorgen dat de hoogst mogelijke ecologische voordelen uit de voertuigen op waterstof zullen worden gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) Het bouwen van automotoren op waterstofbasis waarborgt de toekomstige ontwikkeling van een ecologisch vervoersmiddel en de bescherming van de volksgezondheid. Om de ecologische voordelen in verband met het gebruik van voertuigen op waterstof te behalen, moet de waterstof duurzaam worden geproduceerd om van begin af aan de geluids- en luchtkwaliteit te verbeteren.

Deze verordening zal veilig stellen dat systemen op waterstofbasis net zo veilig zijn als conventionele aandrijvingstechnologieën en een bijdrage leveren om de industrie te stimuleren dit soort voertuigen te bouwen. Het is noodzakelijk om een adequaat kader te scheppen om het op de markt brengen van voertuigen met innovatieve aandrijvingstechnologieën te bespoedigen, zodat de vervoersmiddelenindustrie een sterkere bijdrage levert aan een schonere en veiligere toekomst.

Wanneer we de wereldwijde problemen in aanmerking nemen die veroorzaakt worden door de klimaatverandering en het gebrek aan energiebronnen, dan moeten de waterstofvoertuigen op internationaal niveau worden bevorderd, vooral in de ontwikkelingslanden, evenals in de VS, om een betere bescherming van het milieu tegen de wereldwijde opwarming te waarborgen.

Daarom heb ik voor dit voorstel voor een verordening gestemd, die een eerste stap in richting van een schoner Europa is.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) Gezien de huidige en toekomstige problemen waaronder de op benzine lopende voertuigmotoren te lijden hebben, is het duidelijk dat ontwikkelingen van alternatieven van wezenlijk belang zijn. De goedkeuring van specificaties die hiermee verband houden zijn een forse stap in de juiste richting. De verhouding tussen het totale verbruik aan olie door het gebruik van motorvoertuigen en de toename aan ademhalingsziekten betekent, evenals de bijkomende toename aan vervuiling, dat het voertuig van de “volgende generatie” hierop moet ingaan.

Natuurlijk roept het aspect van de waterstofopwekking door middel van elektriciteit verdere vragen op, met inbegrip van de vraag hoe we aan de energie voor de opwekking van de originele elektriciteit moeten komen. Desondanks helpt dit verslag erbij om het debat en de industrie op het juiste spoor te zetten en in beweging te brengen voor de auto van de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. (PL) Waterstof wordt algemeen erkend als de ecologisch “schoonste” en meest aanvaarde brandstof, aangezien de verbranding ervan in lucht of zuurstof alleen water veroorzaakt.

Ondanks de aanzienlijke problemen die met de opslag en het in een tank stoppen van waterstof verbonden zijn, duidt het onophoudelijke werk dat in onderzoekscentra over de gehele wereld wordt verricht erop dat dit de brandstof van de toekomst is. Als brandstof zal waterstof ons met een hernieuwbare energiebron verzorgen die onschadelijk voor het milieu is.

De invoering van EU-criteria voor typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof is wezenlijk voor het fatsoenlijk functioneren van een interne markt en om voor een hoge mate aan veiligheid en de bescherming van het natuurlijk milieu te zorgen.

 
  
  

- Situatie in Georgië (B6-0402/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, in de hoop dat zij deze tragische crisis snel en vreedzaam zal beëindigen. Ik geloof dat twee aspecten moeten worden bekrachtigd: aan de ene kant dat het beginsel van de onschendbaarheid van de territoriale integriteit van de verscheidene staten onbetwistbaar is, en aan de andere kant dient de noodzaak van absolute achting van de rechten van de betroffen minderheden te worden onderstreept.

Het is duidelijk dat de stem van de internationale gemeenschap na de gebeurtenissen in Kosovo twijfelloos zwakker en veel minder geloofwaardig klinkt, maar om een overtuigende en werkelijke oplossing tot stand te brengen moeten de diplomatieke inspanningen worden opgevoerd. Terwijl de regeringen van de wereld echter druk bezig zijn, moeten we dringend handelen om de groeiende humanitaire crisis in verband met de aanwezigheid van een groeiend aantal vluchtelingen aan te pakken. De Europese Unie moet een werkgroep opstellen om het lijden van de honderdduizenden in nood verkerende mensen te verlichten.

Ik sta in contact met de internationale verbindingsman bij UNICEF, die de ernst van de situatie heeft bevestigd. Ik hoop dat de Europese Commissie haar deel zal doen, zoals ze dit ook in andere situaties heeft gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE), schriftelijk.(EL) De leden van het Europees Parlement van de partij Nieuwe Democratie (ND) hebben besloten om zich bij de eindstemming over de situatie in Georgië van stem te onthouden. Dit besluit werd genomen omdat de definitieve ontwerpresolutie die ter stemming werd gebracht op een manier was geformuleerd die ervoor heeft gezorgd dat de evenwichtige denktrant die in de vorige ontwerpresoluties aanwezig was, niet meer te bespeuren was.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik zal voor deze gezamenlijke resolutie stemmen omdat het belangrijk is dat de Unie een sterk signaal aan het Russische leiderschap stuurt. Toch slaagt het er niet in de rol die het Georgische leiderschap in de aanzet tot deze crisis heeft gespeeld adequaat te kritiseren en haar schuld toe te bedelen. Wat mij betreft is Georgië onder zijn huidige leiderschap met zekerheid niet op weg om in de nabije toekomst lid van de NAVO te worden.

Mijn tweede onderwerp gaat erover dat deze crisis de behoefte aan een Europees gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft bekrachtigd en versterkt. Des te gauwer dit onderdeel van het Verdrag van Lissabon ten uitvoer wordt gelegd, des te beter.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De situatie in Georgië en de houding die hier ten aanzien van wordt ingenomen zijn kwesties van het buitenlands beleid. Het standpunt van Junilistan is dat noch het Europees Parlement noch enig andere instelling van de EU een verklaring over dit soort zaken moet afgeven, omdat het buitenlands beleid op nationaal niveau dient te worden uitgeoefend en niet door de Europese Unie.

Het is nauwelijks verbazend dat het Europees Parlement bij deze gelegenheid het onderste uit de kan probeert te halen voor een sterker gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en wat nog erger is: voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon. Vandaag kunnen we hier al meemaken dat verschillende lidstaten er verschillende meningen over het vraagstuk Georgië op nahouden. Dus is het niet wenselijk dat de EU met één stem spreekt, omdat die stem tegen de meningen van veel lidstaten zal moeten spreken. De talrijke verwijzingen naar de NAVO zijn ook zeer problematisch, omdat er landen zijn die wel lid van de EU zijn, maar niet van de NAVO.

De situatie in Georgië is zeer ernstig, vooral met het oog op alle civiele slachtoffers van het conflict. De EU dient echter geen buitenlands beleid na te streven en daarom hebben we tegen deze resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De resolutie die door de meerderheid in het Parlement werd goedgekeurd, en waar wij tegen hebben gestemd, is een essentieel onderdeel van de anti-Russische campagne van degenen die deze koers varen in een poging om hun eigen zware verantwoordelijkheid voor de slechter wordende internationale situatie weg te moffelen, en zo een voorwendsel voor nieuwe gevaarlijke stappen in de escalerende confrontatie hebben.

Onder andere verbergt de resolutie het feit dat aan het begin van de huidige internationale situatie en de situatie op de Kaukasus de door de VS en NAVO bepleite nieuwe wapenwedloop en de militarisering van de internationale betrekkingen (met zijn offensieve strategische concept en zijn uitbreiding naar de grenzen van Rusland) staat, de stationering van nieuwe bases en raketten in Europa en de groeiende militarisering van dit continent, de agressie tegen en het uiteenrijten van Joegoslavië en de erkenning van de onafhankelijkheid van de Servische provincie Kosovo buiten het internationaal recht om, de aanvallen op en de bezetting van Afghanistan en Irak, hierbij gaat het om imperialisme (en inter-kapitalistische tegenstrijdigheden).

Sommigen van hen die het nu over internationaal recht, territoriale integriteit, soevereiniteit en de te respecteren onafhankelijkheid van de staten hebben; zijn dezelfde mensen die de aanvallen tegen Joegoslavië en Irak hebben verdedigd en ondersteund. Huichelaars!

De weg naar de vrede en het veiligstellen van de toekomst van de mensheid ligt in het respecteren van de beginselen die in artikel 7 lid 1, lid 2 en lid 3 van de Portugese grondwet zijn vastgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik ben zeer tevreden dat het amendement van mijn eigen fractie succesvol is geweest. We hebben verzocht dat de Russische en Georgische autoriteiten informatie leveren over de ligging van de clusterbommen die ze tijdens de vijandigheden hebben afgeworpen, om de ontmijningswerkzaamheden te bespoedigen.

Het Parlement heeft het gebruik van geweld veroordeeld en is van mening dat conflicten op de Kaukasus niet door geweld kunnen worden opgelost; de snelle opruiming van de mijnen zal toekomstige slachtoffers onder de burgerbevolking vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk.(LT) Ik heb voor de amendementen 2 en 5 gestemd, omdat naar mijn mening Rusland bezig is de territoriale grenzen van de voormalige Sovjet-Unie met inzet van verschillende middelen weer in te voeren. Door zijn handelingen in Georgië heeft Rusland weer eens zijn bereidheid tot invasie en bezetting van een soevereine staat kond gedaan onder het voorwendsel van de bescherming van de rechten van zijn burgers. Naar mijn mening moet de EU in haar resolutie duidelijk aangeven dat er geen reden voor de uitbreidingsplannen van Rusland is, vooral ten aanzien van de Baltische landen.

Met mijn stem tegen clausule 2 van paragraaf 27 wil ik aangeven dat de EU niet mag en niet het recht heeft om te beslissen of Georgië zich nog in het proces bevindt om lid te worden van de NAVO. We zijn alleen in staat om vast te stellen dat de NAVO op 3 maart 2008 heeft bevestigd dat Georgië mogelijk lid van deze organisatie kan worden; het is echter aan de soevereine staat Georgië om dit besluit te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Dames en heren, ik heb voor de resolutie over de situatie in Georgië gestemd. Ik heb dit niet gedaan omdat dit een ideale resolutie is; onze resolutie had ongetwijfeld beter kunnen zijn. Ik heb aarzelingen gehad of ik de ontwerpresolutie moet ondersteunen.

Mijn twijfels werden net voor de stemming weer door de heer Schulz opgerakeld. Hij bracht zijn spijt onder worden dat de resolutie er niet in geslaagd was om de Georgische president te kritiseren. Deze opmerkelijke verklaring heeft mij ervan overtuigd dat de resolutie nog veel slechter had kunnen zijn en door de pro-Russische lobby in het Europees Parlement geruïneerd had kunnen worden. Met hetgeen hij heeft gezegd, heeft de heer Schulz de eenheid van het Parlement over de crisis in de Kaukasus onderschat. Het is nu duidelijk dat het beter zou zijn geweest, wanneer het Europees Parlement op een eerder tijdstip een buitengewone vergadering over het thema Georgië zou hebben gehouden. Het is een schande dat we ons standpunt niet tijdens een vergadering van de raad hebben kunnen voorstellen. Het is een schande dat we niet voordat de leiders van de lidstaten bijeen kwamen onze voorschriften en onze meningen naar voren konden brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, door het innemen van een onevenwichtig standpunt tegenover Rusland en de inmenging van Europa in de oplossing van het conflict, starten de Europese Raad en een meerderheid in het Parlement een proces dat net zo gevaarlijk is als het proces dat het continent in de Eerste Wereldoorlog heeft gestort.

Dit proces is het resultaat van de slecht voorbereide uitbreidingen naar het Oosten, die ons dichter bij de conflictgebieden van de Balkan en de Kaukasus brengen. Wat zullen dan eerst de gevolgen van het lidmaatschap van Turkije zijn, dat aan Irak en Iran grenst? Verder hebben onze regeringen door de erkenning van de onafhankelijkheid van de Servische provincie Kosovo een doos van Pandora geopend, die niet alleen de territoriale integriteit van Georgië bedreigt, maar die van de meeste Europese landen, zowel in Oost als in West.

Wanneer, zoals de socialisten, de liberalen, de PPE en de Groenen dit graag zouden willen, Georgië lid van de NAVO zou worden en tot een Europese Unie onder het Verdrag van Lissabon zou toetreden, dan zouden onze naties in conflict met Rusland treden.

Het Europa van Brussel betekent oorlog. Meer dan ooit, uitgedaagd door een machtiger wordend China en de islamistische bedreiging, is het tijd om een ander Europa te bouwen, het Europa van soevereine staten, verenigd met Rusland door de banden van een beschaving die op onze Griekse en Christelijke erfenis opbouwt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik juich het snelle handelen van het Franse voorzitterschap toe om voor een oplossing van het conflict tussen Georgië en Rusland te zorgen. Ofschoon kritiek op de militaire schermutselingen in Zuid-Ossetië zou kunnen worden geleverd, zijn de door Moskou genomen vergeldingshandelingen zowel onevenredig alsook een duidelijke overtreding van de territoriale integriteit van Georgië. Ik zou het Europees Parlement willen oproepen om een duidelijk signaal aan de Russische leiding te sturen dat zijn handelingen onaanvaardbaar zijn. Daarom heb ik voor de resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. (NL) Er is alle reden voor humanitaire steun aan de bevolking van Georgië en een veroordeling van militaire interventies in het niet-omstreden gebied en het gebruik van clusterbommen door Rusland. Wat ik in deze resolutie afwijs is het partij kiezen voor Georgië en de poging om Rusland te straffen, te isoleren en te omsingelen door de NATO vanwege de erkenning van de onafhankelijkheid van Abchazië en Zuid-Ossetië.

Een zeer groot deel van de huidige staten in Europa is ontstaan door feitelijke afscheuring van een andere staat, een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring en de uiteindelijke erkenning door andere staten. De meeste Europese staten zijn ontstaan na 1830, in het bijzonder in golven na 1918 en 1991. Kosovo was daarvan het meest recente voorbeeld. Er is geen enkele reden om de ontstaansgeschiedenis van Kosovo tot uitzondering te verklaren, of te doen alsof dit de laatste keer was dat er een nieuwe staat bij komt.

Het is nooit de laatste keer. Zolang de inwoners van een gebied in meerderheid de regerende staat nutteloos of zelfs bedreigend vinden omdat ze die ervaren als een buitenlandse overheersing zullen er nieuwe staten blijven ontstaan. Laten we erkennen dat de inwoners van Abchazië en Zuid-Ossetië niet ondergeschikt willen zijn aan Georgië.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Rusland is niet alleen als energieleverancier belangrijk voor de EU, maar ook als tegenwicht tegen het Amerikaanse streven naar de wereldheerschappij. Om deze redenen, maar ook om haar geloofwaardigheid niet op het spel te zetten, is het voor de EU belangrijk om een neutrale rol als bemiddelaar tussen Georgië en Rusland te spelen.

Er zijn zeer grote Russische bevolkingen in vele staten van de voormalige Sovjet-Unie, zoals bijvoorbeeld in de Oekraïne. Daarom is het meer dan begrijpelijk dat het Kremlin een bijzondere verantwoordelijkheid ten opzichte van deze Russische bevolkingsgroepen voelt. De EU zou erbij kunnen helpen om een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te onderhandelen en zich bijvoorbeeld voor ruime rechten voor etnische minderheden voor de Russen in het na-sovjet-tijdperk kunnen inzetten, wat zou passen bij de veel in de mond genomen doeleinden voor de mensenrechten. Met dit in het achterhoofd ben ik voor het tijdens de speciale top gevonden standpunt en tegen de vazallenhouding ten opzichte van de Verenigde Staten in dit verslag. De reden waarom ik gestemd heb.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) De gezamenlijke resolutie handhaaft het EU-beleid dat gebruik maakt van de crisis in de Kaukasus. Dit is een poging om de inmenging en aanwezigheid van de EU in deze belangrijke regio op te voeren. Verkleed al vredestichter stelt zij een aantal maatregelen voor om haar consolidering en inmenging in de Kaukasus te vergemakkelijken. De resolutie is provocerend, omdat het niet de genadeloze aanval van de Euro-NAVO gezinde regering van Georgië veroordeelt en het ombrengen van duizenden burgers. Integendeel geeft het iedere mogelijke steun aan het beleid van Georgië en zijn toetreding tot de NAVO. De veroordeling van de afscheidingsstappen van Zuid-Ossetië en Abchazië is op zijn minst gezegd belachelijk schijnheilig in het licht van de versnippering van Joegoslavië en het recente besluit van de EU inzake Kosovo.

In het midden van het net uit conflicten en rivaliteiten tussen de EU, de Verenigde Staten en Rusland komt de resolutie van het Europees Parlement bijna overeen met het beleid van de VS, omdat zij een eenzijdig standpunt ten opzichte van Rusland inneemt om een betere onderhandelingspositie bij de verdeling van Euraziatische markten en de rijkdommen opleverende grondstoffen te hebben.

Het heftiger worden van het conflict en de rivaliteiten van de imperialisten en de poging van Rusland om zijn positie in de imperialistische piramide te verbeteren leveren nieuwe gevaren voor de mensen van de Kaukasus en het erom liggende gebied op. Het antwoord van het volk kan en moet de deelname aan de anti-imperialistische strijd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb net zoals iedereen van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links het heeft gedaan tegen de resolutie over de situatie op de Kaukasus gestemd, omdat zij de crisis door de vertekende lens van het pro-Bush beleid en het eigenbelang bekijkt. Het ergste en meest provocerende element van de resolutie is dat het de geringste vorm van kritiek op de opportunistische koers van de Georgische minister-president Saakashvili, die de crisis heeft doen ontbranden, vermijdt, om zijn Amerikaanse beschermers niet te ergeren. Het standpunt dat door de meerderheid van het Europees Parlement wordt ingenomen, staat in directe tegenstelling tot het standpunt dat dezelfde politieke krachten er een half jaar geleden inzake het vraagstuk Kosovo op nahielden.

Er kan geen stabiliteit in de regio van de Kaukasus worden bereikt door bij het beleid de tweede viool te spelen naast de Verenigde Staten, die een oogje dichtknijpen ten aanzien van de werkelijke gang van zaken en zelf een beleid nastreven dat met twee maten meet.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Mircea Paşcu (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor amendement 2 gestemd, omdat ik van mening ben dat het niet toelaatbaar is dat grenzen kunnen worden veranderd onder het mom van de “zorg” voor de minderheden in de buurlanden. Ik heb er ook voor gestemd dat benoemd werd dat op de top van Boekarest aan Georgië een lidmaatschap van de NAVO werd beloofd en dat het land nu om de volgende reden op het juiste spoor is:

a. het is waar: Georgië kreeg de verzekering dat het een NAVO-lid zou worden en dit is officieel in het slotcommuniqué van de NAVO-top in Boekarest opgenomen,

b. Ten minste één belangrijke Europese leider heeft gezegd – in de context van de recente oorlog met Rusland – dat aan de roeping van Georgië voor de NAVO moet worden voldaan.

c. De EU is op grond van de tussen de EU en Georgië in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid afgesloten partnerschapsovereenkomst verplicht om de veiligheid, de onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Georgië te waarborgen, en aangezien het hiertoe niet in staat is – omdat het hiervoor niet de structuren heeft – betekent dit dat de enige institutie die hiertoe in staat is de NAVO is, waarvan de meerderheid van de landen van de EU ook lid zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Béatrice Patrie (PSE), schriftelijk. – (FR) Ook wanneer ze niet perfect is, verdient het de door het Europees Parlement aangenomen resolutie te worden ondersteund, omdat ze een bekrachtiging van de eendracht is die Europa bij de oplossing van de situatie in Georgië heeft laten zien.

Deze complexe crisis bewijst hoe dringend het voor de EU is om een fatsoenlijke regionale strategie ten opzichte van de Kaukasus en Rusland te ontwikkelen. Derhalve zou de EU er goed aan doen om met het idee voor een internationale conferentie naar voren te komen, vergelijkbaar met de conferentie van Helsinki die in 1975 aan de wieg van de OVSE stond.

Ondertussen is het noodzakelijk dat er een eind aan wordt gemaakt dat in het volkomen terechte verslag betreffende de onderhandelingen over de versterking van de partnerschap tussen de EU en Rusland niet de noodzaak wordt benoemd om een evenwichtige dialoog met het land te voeren,waarin alle kwesties van algemeen belang, met inbegrip van de democratische waarden en de energiedimensie worden aangesproken.

In dit opzicht is het jammer dat het Europees Parlement niet duidelijker oproept tot een herziening van onze energiestrategie, die naast de aangekondigde diversificatie van onze bevoorradingsbronnen, ook voor de ontwikkeling van hernieuwbare energieën en voor energiebesparing dient te zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gilles Savary (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb mij van stem onthouden bij de resolutie van het Europees Parlement over de gebeurtenissen in Zuid-Ossetië en Abchazië, aangezien het Parlement een eenzijdig, onevenwichtig standpunt heeft ingenomen ten opzichte van de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo van een genormaliseerd, gedemocratiseerd Servië.

Het Parlement heeft het niet voor passend bevonden om een soortgelijke resolutie over Kosovo in naam van dezelfde beginselen als achting voor het internationaal recht en de integriteit van nationale grenzen aan te nemen, zoals ze vandaag doet om de erkenning van de onafhankelijkheid van Ossetië en Abchazië door Moskou af te keuren. We weten allemaal waarom: we wilden geen kritiek op de landen van het Westen leveren – die zeer snel met hun erkenning voor de illegale onafhankelijkheidsverklaring door Kosovo waren – wegens redenen waarvoor we vandaag terecht kritiek leveren op Rusland.

Alhoewel de militaire interventies van de Georgische regering net zo stevig moeten worden veroordeeld als die van Rusland, dit zou de weg vrij maken voor een diplomatieke regeling en internationale bemiddeling, kan de Europese Unie zich niet veroorloven om dubbele maatstaven toe te passen op de vele “bevroren conflicten” uit de nasleep van de Koude Oorlog.

Niets zou slechter voor de veiligheid van ons continent kunnen zijn dan wanneer de Europese Unie ook in dit deel van de wereld bondgenootschappen en trouw aan de “misdaadoproepende” politiek van de Regering Bush net zo door elkaar zou halen als ze dit in andere delen heeft gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ofschoon de resolutie veel opvattingen bevat waarin ik mij kan vinden – met name de aanpak ten opzicht van de definitieve status van Zuid-Ossetië en Abchazië, en de oproep dat de Russische troepen zich uit het echte Georgië moeten terugtrekken – bevat het ook vele onnodige elementen.

De EU zou een nuttige rol kunnen spelen door het beschikbaar stellen van civiele waarnemers en controleurs en door humanitaire hulp. Zij moet echter niet proberen om de crisis in Georgië voor zijn eigen doeleinden uit te buiten door tot een versterking van het verdedigings- en veiligheidsbeleid van de EU op te roepen, door de controleurs onder de auspiciën van Het EVDB te stellen of door de bevestiging van het verworpen Verdrag van Lissabon. Verder was het teleurstellend dat de zin “Georgië bevindt zich nog altijd op het spoor om lid te worden van het bondgenootschap (NAVO)” tijdens de stemming werd verwijderd. Daarom heb ik mij bij deze resolutie van stem onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. (EN) De Labour Partij van het Europees Parlement is zeer ingenomen met deze resolutie die bij deze kwestie van wezenlijk belang een sterke en duidelijke eensgezindheid tussen de lidstaten van de EU in de Raad en het Europees Parlement laat zien. We betreuren de tragische dood van allen die bij dit conflict om het leven zijn gekomen en veroordelen de gewelddadige acties van beide kanten. We ondersteunen stappen in richting van een blijvende vrede, het beschikbaar stellen van humanitaire hulp aan de slachtoffers en de inspanningen voor wederopbouw.

We hebben ervoor gekozen om ons bij het tweede deel van paragraaf 27 van stem te onthouden, omdat het voor ons hier duidelijk om een resolutie gaat die erop gericht is om de situatie in Georgië op te lossen. Om over het toekomstig lidmaatschap van een externe organisatie als de NAVO te discussiëren zou alleen maar afleiden van dit belangrijke centrale punt.

We ondersteunen van ganser harte de oproep van de resolutie om voor een blijvende oplossing van het conflict op de grondslag van de door de EU bemiddelde zes-punten overeenkomst te zorgen, en we roepen Rusland op om doortastend te handelen om aan de overeengekomen voorwaarden van de wapenstilstandsovereenkomst te voldoen, waardoor de hervatting van de onderhandelingen inzake de partnerschapsovereenkomst niets meer in de weg staat.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Železný (IND/DEM), schriftelijk. − (CS) Ik heb mij bij de stemming over de resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Georgië van stem onthouden, niet omdat ik twijfels over de legitimiteit van het Georgische standpunt heb, maar omdat ik in tegendeel de door Rusland genomen misplaatste en agressieve stappen zou hebben goedgekeurd. Zoals in de laatste tijd al zo vaak is gebeurd, hebben sommige Eurofederalistische leden het conflict in Georgië en de ermee verbonden resolutie er weer eens voor misbruikt om een oproep tot een snelle ratificatie van het Verdrag van Lissabon te doen. Dit onfatsoenlijke gedrag was de reden dat ik mij van stem heb onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Zlotea (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De buitengewone Europese Raad van 1 september heeft de eenheid van de EU aangetoond en bevestigd, wat in vergelijking met 2003 een vooruitgang betekent, toen de situatie in Irak vragen over de eenheid van de EU opwierp.

Europa moet doorgaan met het betuigen van zijn solidariteit en het onder woorden brengen van zijn vastberadenheid inzake de Russische naleving van internationale wetten en normen. De resolutie waar we vandaag voor hebben gestemd, benadrukt dat de partnerschap tussen Europa en Rusland op wederzijdse achting van de grondregels voor de Europese samenwerking moet zijn gebaseerd.

Rusland gaat door met schendingen van bepaalde voorwaarden van de wapenstilstandsovereenkomsten, een gedrag dat met verenigde politieke en economische druk moet worden tegengegaan om Rusland aan te moedigen dat het al zijn troepen volledig van het Georgisch grondgebied terugtrekt en zijn militaire aanwezigheid in Zuid-Ossetië en Abchazië vermindert.

Het is cruciaal dat onmiddellijke stappen worden ondernomen om permanente hulpleveringen aan de gevluchte slachtoffers van dit conflict te garanderen. We kunnen deze door Rusland gepleegde zorgwekkende gebeurtenissen alleen door een verenigd Europees besluit tegengaan. Om tegen dit soort toekomstige uitdagingen beschermd te zijn, moet Europa alternatieve energiebronnen vinden en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid versterken, zoals in het Verdrag van Lissabon vastgelegd.

 
  
  

- Europees verbintenissenrecht (B6-0374/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor de resolutie van de Commissie juridische zaken gestemd. Het Gemeenschappelijk Referentiekader zal een belangrijke juridische ontwikkeling zijn, en op het moment weten we nog niet welke vorm het zal aannemen. Het is van wezenlijk belang dat dit Parlement en de belanghebbenden in alle landen en rechtstelsels volledig over alle toekomstige ontwikkelingen op de hoogte worden gesteld.

 
  
  

- Verslag: Proinsias De Rossa (A6-0289/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. (EN) Ondanks de ingewikkelde titel gaat het bij dit verslag om een klacht van 2001 over wanbeheer door de Commissie in verband met het thema dat de Duitse regering het verzuimd heeft om de arbeidstijdenrichtlijn naar behoren om te zetten. De zaak werd op grond van een speciaal verslag van de Europese Ombudsman naar het Europees Parlement verwezen.

Het verwijzen van een speciaal verslag naar het Europees Parlement is de laatste wezenlijke stap die de Ombudsman kan nemen om een tevredenstellend antwoord voor een burger te vinden. Mijn verslag, namens de Commissie verzoekschriften, ondersteunt de conclusie van de Ombudsman dat het bij het verzuim van de Commissie om sinds bijna acht jaar de klacht van de rekwestrant af te handelen om een geval van wanbeheer gaat.

Bij het verslag gaat het niet om de inhoud van de arbeidstijdenrichtlijn zelf, en om die reden werd een amendement dat probeerde de inhoud van de Richtlijn aan te spreken als niet relevant voor het verslag verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Het verslag over de weigering van de Commissie om de klacht te beoordelen van een Duitse arts over de inbreuk op de arbeidswetgeving inzake werktijden door de Duitse staat, benadrukt de door klassen beheerste aard van de EU. De Commissie reageert bliksemsnel wanneer de belangen van het kapitaal op het spel staan; het dwingt lidstaten tot naleving van de wetgeving van de Gemeenschap, maar wanneer werknemers over de schending van hun rechten klagen, dan negeert de Commissie hun klachten.

De provocerende houding van de Commissie is een natuurlijk gevolg van het tegen de bevolking gerichte beleid van de EU dat een terugkeer tot middeleeuwse arbeidsomstandigheden voor de werkende klasse nastreeft om de winstgevendheid van de Europese monopolies te waarborgen. In dit verband heeft de Raad van de Ministers van werkgelegenheid verleden juli een amendement op de arbeidstijdenrichtlijn aangenomen. Deze tegen de arbeider gerichte travestie verdeelt het werktijdenconcept in actieve en inactieve tijd – waarbij laatstgenoemde niet als betaalde werktijd wordt beschouwd – en geeft de werkgevers het recht om hun werknemers tot 13 uur per dag, 65 uur per week, tewerk te stellen, terwijl ze aan hen in het geheel geen overuren moeten betalen.

De rechten van de werkende klasse en de werknemers worden niet door klachten aan de Commissie veilig gesteld, maar door demonstreren en het versterken van de klassenstrijd tegen het kapitaal en de EU om dit beleid omver te werpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Junilistan is van mening dat arbeidstijden op nationaal niveau moeten worden geregeld. Dit verslag moet daarom niet in het Europees Parlement worden behandeld, ook wanneer het formeel gezien de behandeling van een inbreukprocedure door de Commissie aanspreekt.

Het gaat hier in wezen om het subsidiariteitsbeginsel dat bij elke denkbare plechtige gelegenheid wordt geprezen. Wanneer de meerderheid van het Europees Parlement zich met de details bezighoudt, gebeurt er precies het tegenovergestelde, in feite kan dan niets aan de lidstaten worden overgelaten. De Arbeidstijdenrichtlijn is op zich een duidelijke overtreding van het subsidiariteitsbeginsel. De landen hebben verschillende ondernemingsstructuren. Sommige hebben zware verwerkende industrieën, andere hebben lichte industrie, weer anderen hebben een grote mate aan toerisme en seizoensindustrieën, en de openbare sector is op verschillende manieren gestructureerd. Het is daarom volledig ongepast om te proberen de werktijden voor de gehele EU te regelen, noch bestaat hier reden toe. Degenen die hiervoor pleiten zeggen dat we anders met sociale dumpingsproblemen binnen de EU te maken krijgen. Dit is een ernstige beschuldiging tegen de landen die we als leden van de EU hebben aangenomen, die allemaal aan de criteria van Kopenhagen voldoen en die allen rechtstaten zijn met het recht om lid te worden van vrije vakbonden.

Dit verslag is weer eens een poging van de EU om zich in het vraagstuk van de arbeidstijden te mengen dat in de verantwoordelijkheid van de lidstaten ligt. Onder verwijzing op het subsidiariteitsbeginsel hebben we nee gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik kon het verslag van De Rossa ondersteunen en ik hoop dat de Commissie de aanbevelingen van de Ombudsman in verband met de rechtsorde en het beginsel van goed administratief gedrag volledig accepteert.

 
  
  

- Verslag: Iratxe García Pérez (A6-0325/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard James Ashworth (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse Conservatieven zijn volledig voor het beginsel van gelijke mogelijkheden voor vrouwen en mannen. Wij zijn het met sommige aspecten van dit verslag eens, zoals: dat we meer vooruitgang moeten boeken bij de loonkloof tussen mannen en vrouwen; de stimulering van het ondernemerschap bij vrouwen; het belang van beleidsvormen op nationaal niveau die het evenwicht tussen het werk en het gezinsleven proberen te bevorderen. Zoals onze schaduwminister voor vrouwen heeft gezegd: “Een Conservatieve aanpak van gendergelijkheid zal gebaseerd zijn op het geloof in gelijke mogelijkheden en gelijkwaardige juridische, economische, sociale en politieke behandeling”.

We maken ons echter zorgen over bepaalde aspecten van het verslag, zoals: de oproep tot nieuwe juridische grondslagen in de wetgeving van de EU en het verzoek tot een besluit elk beleid “volledig communautair te maken”. We kunnen bovendien ook de in het verslag voorgestelde oprichting van een duur “Europees Instituut voor Gendergelijkheid” niet ondersteunen; dit soort zaken moeten door de onderlinge lidstaten worden nagestreefd.

Om deze redenen hebben we besloten om ons bij dit verslag van stem te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement gestemd die op het verslag van mijn Spaanse collega mevrouw García Pérez over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen is gebaseerd. Meer dan ooit moeten we op de dubbele dimensie van het onderwerp letten: aan de ene kant voor gelijkheid op alle beleidsgebieden zorgen (gender mainstreaming) en aan de andere kant de invoering van gerichte maatregelen om de discriminatie tegen vrouwen in bedwang te houden, met inbegrip van bewustmakingscampagnes, de uitwisseling van beste praktijken, de dialoog met de burgers en publiek-private-partnerschapsinitiatieven. Alle onderwerpen zijn van belang: ongelijke betaling, deelname aan de besluitvorming, vooral bij openbare besluiten, het combineren van het privé- en het beroepsleven, en geweld tegen vrouwen. Gendergelijkheid is een belangrijke zaak, waarvoor al veel is gedaan, maar om vooruitgang te boeken moet het de volle aandacht van de humanistische politieke krachten krijgen en moet er overal over worden gesproken, ook bij de interculturele dialoog.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen, Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk.(FR) Soms zijn er gelukkige, misschien zelfs amusante samenlopen van omstandigheden. We maken inderdaad van de gelegenheid gebruik die dit jaarlijkse verslag over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen ons geeft, dat tegelijkertijd met het Franse voorzitterschap van de Europese Unie komt, om de schijnwerper te zetten op een terloops maar vermakelijk punt dat op zijn minst een gebrek aan tact is en op zijn best een perfecte toepassing van het beginsel van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, wat betekent dat men geen onderscheid tussen hen maakt.

Een paar dagen geleden, ter gelegenheid van het begin van het voorzitterschap van de heer Sarkozy, wat zoveel mediale aandacht met zich meebracht, kregen de leden van het Europees Parlement cadeautjes. In de gratis aktetas bevond zich nota bene een stropdas.

Van de 785 leden van het Europees Parlement zijn bijna één derde vrouwen. Hadden ze niet ook het recht op een klein persoonlijk cadeautje of dienen we hieruit op te maken dat vrouwen ook stropdassen moeten dragen?

Het schijnt nog steeds het geval te zijn dat wanneer grote debatten over de rol en de positie van vrouwen in het politieke leven plaatsvinden, dat lomp gedrag vaak de bovenhand krijgt boven hoffelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Wij kunnen niet voor het verslag over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen – 2008 stemmen, omdat het de vrouwen ervan probeert te overtuigen dat het een noodzakelijk euvel is om zich te schikken in flexibele arbeidsverhoudingen en de reductie en commercialisering van de sociale voordelen die voor de gezinnen van de arbeidersklasse nog overgebleven zijn, zodat de vrouwen zich aan het EU-beleid van het combineren van familiare verplichtingen en werk zullen aanpassen.

De terechte waarneming van de loonkloof tussen mannen en vrouwen wordt niet aan de orde gesteld, laat staan uit de weg geruimd; in plaats daarvan zijn er slechts vermaningen of de oprichting van een Internationale Dag voor Gelijke Beloning. De voorgestelde maatregelen om de genderstereotypen te bestrijden en voor een gelijke vertegenwoordiging bij de besluitvorming, de uitroeiing van ieder soort gendergerelateerd geweld, enzovoorts zijn een stap in de juiste richting, maar zullen een vrome wens blijven zolang de hoofdoorzaak die voor deze omstandigheden verantwoordelijk is en ze handhaaft overeind blijft, namelijk het kapitalistische systeem dat de discriminatie en ongelijkheid opwekt en verergert.

Voor een werkelijke gelijkheid is een strijd voor de verandering van de machtsverhoudigen nodig. Zo’n beleid is voor de arbeiders en de afschaffing van de strategie van de EU. Er moet ook een strijd tegen de woekerwinsten van het kapitaal en de onverantwoordelijkheid van de werkgevers komen. Geen enkele maatregel zal doeltreffend zijn, tenzij de volksbeweging in alle landen versterkt wordt en het doel een wezenlijke verandering is, tot aan het niveau waar de macht wordt uitgeoefend.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw García Pérez over “Gelijkheid tussen mannen en vrouwen – 2008” gestemd, omdat ik geloof dat het verminderen van de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen van wezenlijk belang voor het oprichten van een eerlijkere maatschappij is en eveneens dat het een beslissende factor voor de economische groei, de welvaart en het mededingingsvermogen van de Europese Unie is.

Ik zou graag het voorstel van de rapporteur nog eens willen aanhalen dat probeert om de Europese wetgeving inzake gendergelijkheid te versterken. Ondanks de handelingen die op dit gebied zijn ondernomen, is er op Europees niveau geen behoorlijke vooruitgang geweest, vooral niet ten aanzien van de loonkloof tussen vrouwen en mannen, de deelname van vrouwen in de besluitvorming, de bestrijding van het geweld tegen vrouwen, toegang tot onderwijs en levenslang leren of zelf het combineren van het beroeps- , het gezins- en het privéleven.

Ik betreur het echter dat amendement 1 is aangenomen, waardoor de belangrijke verwijzing is verdwenen dat de Commissie en de Raad een duidelijke wettelijke basis dienen te schepen ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag onderstreept belangrijke aspecten van de voortdurende soorten van discriminatie in de maatschappij, waarbij het zich vooral op het gebied van het werk, de armoede, pensioenen en hervormingen richt. Het brengt ook de kwesties van geweld tegen en handel in vrouwen ter sprake, de kwesties van onderwijs en opleiding, het gebrek aan sociale faciliteiten en de toegang tot diensten voor de verzorging van kinderen en afhankelijke personen en de bevordering van de seksuele en reproductieve gezondheid.

Er zijn echter nog steeds tegenstrijdigheden, zoals in het geval van de voorgestelde handelingen op het gebied van de werkgelegenheid, waar een voorstel dat door ons naar voren werd gebracht werd verworpen, ondanks dat een ander is aangenomen dat belangrijke aspecten voor vrouwen waarborgt. Ik verwijs op het volgende voorstel dat nu deel van de definitieve resolutie van het Europees Parlement is: “...dringt derhalve bij de lidstaten aan op doeltreffende maatregelen die zorgen voor inachtneming van de sociale normen en voor de werknemersrechten respecterende jobs in verschillende sectoren van activiteit, en derhalve zo een waardige bezoldiging aan de werknemers en in het bijzonder aan vrouwen verzekeren, alsmede recht op veiligheid en gezondheid op het werk, sociale bescherming en vrijheid van vakbond, en bijdragen aan de uitbanning van discriminatie tussen mannen en vrouwen op het gebied van werk”.

Vandaar onze stem voor het verslag, ook wanneer we het betreuren dat andere positieve voorstellen verworpen werden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Junilistan distantieert zich sterk van iedere vorm van discriminatie. De EU is een unie van waarden en de lidstaten moeten alle groepen in de maatschappij op een eerlijke en gelijke manier behandelen.

Het verslag bevat echter een voorstel waarvan we ons sterk distantiëren, namelijk dat het Europees Parlement de Commissie en de Raad ertoe moet oproepen om een beslissing te nemen over het volledig communautair maken van het beleid op het gebied van immigratie en asiel. Deze zaken moet de desbetreffende lidstaat voor zijn rekening nemen.

In het algemeen bevat het verslag veel inzichten over hoe gelijkheid kan worden bereikt. De voorgestelde maatregelen omvatten beleidsmaatregelen voor de arbeidsmarkt, inlichtingscampagnes, de dialoog met de burgers, quota, het sluiten van de loonkloof, maatregelen om de genderongelijkheid bij het werk in de onderwijssector te bestrijden, en verbeteringen van de moederschapsfaciliteiten voor zelfstandig werkende vrouwen. Het verslag juicht ook de oprichting van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid toe en roept de instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten op om een Internationale Dag voor gelijke beloning in te voeren.

De gelijkheid tussen mannen en vrouwen moet voor alle lidstaten een doel zijn. De politieke maatregelen om deze doelen te bereiken moeten echter op nationaal niveau worden vastgelegd. De wenselijke internationale samenwerking moet op mondiaal niveau plaatsvinden, bij voorkeur binnen de VN. We hebben er daarom voor gekozen om tegen dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. (EN) Over het algemeen vindt het meeste in dit verslag mijn sterke ondersteuning. Ik heb echter een probleem met paragraaf 9. Ik geloof dat de tekst van paragraaf 9 moet worden verduidelijkt door te zeggen dat de nationale wetgevingsprocessen moeten worden gerespecteerd wanneer men de kwestie abortus in overweging neemt.

Ierland heeft een protocol bij het Verdrag van Maastricht inzake dit vraagstuk en verder valt de abortus niet binnen de bevoegdheid van de EU. Het is aan elke lidstaat om zijn eigen wetgeving op dit gebied te maken en het Parlement moet daarom het subsidiariteitsbeginsel respecteren. Jammer genoeg is de tekst in deze kwestie niet duidelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het verslag van García Perez behandelt veel belangrijke zaken in verband met de gendergelijkheid, de sociale gerechtigheid en grondrechten. Een zaak die in geheel Europa steeds zorgbarender wordt is het thema mensenhandel, waarbij we zowel met slachtoffers van binnen als buiten de EU te maken hebben. De bestrijding van ernstige georganiseerde misdaad van dit soort vereist een grensoverschrijdende aanpak van meerdere agentschappen, en het is duidelijk dat de EU op dit gebied een belangrijke rol moet spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Terwijl er in Europa vooruitgang bij de kwestie van gendergelijkheid is geboekt, zijn we nog steeds ver verwijderd van volledige gelijkheid. Het verslag benadrukt de verschillende gebieden die de aandacht van de Commissie nodig hebben, zoals de kwaliteit van de banen en de behoefte aan betere instrumenten om het geweld tegen vrouwen aan te pakken. Ik zou ook de oproep aan de lidstaten willen ondersteunen om het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel met spoed te ratificeren. Ik heb voor het verslag van Iratxe García Pérez’s “Gelijkheid tussen mannen en vrouwen – 2008” gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met het verslag over Gelijkheid tussen mannen en vrouwen – 2008 en kan veel van de inhoud ondersteunen.

Ik heb me bij de eindstemming echter van stem onthouden, omdat amendement 2 werd verwerpen. Naar mijn mening was de formulering van dat amendement beter dan de oorspronkelijke paragraaf.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd dat de genderongelijkheid probeert aan te pakken. Zonder sterkere ouderschapsrechten voor zowel mannen en vrouwen zullen werkende moeders nooit in staat zijn om het gezin en het beroepsleven met elkaar te combineren.

Daarom kan ik de oproepen tot het verhogen van de duur van het ouderschapsverlof volledig ondersteunen, en met name het geven van sterkere prikkels aan vaders om ouderschapsverlof te nemen, en flexibele arbeidsomstandigheden. Alleen door dit soort rechten zullen we in staat zijn om de genderongelijkheid aan te pakken. De vrouwen zullen nooit werkelijke gelijkheid krijgen totdat de mannen hun deel in de verantwoordelijkheid voor de zorg van de kinderen en voor het huishouden op zich nemen, zoals mijn geweldige man dit doet. Hij kookt, hij doet boodschappen, maar het bed opmaken kan hij niet zo goed!

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. (RO) Als schaduwrapporteur van de PSE-Fractie in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, heb ik voor dit verslag gestemd, omdat ik het als zeer belangrijk beschouw vanwege de voorstellen om op de arbeidsmarkt voor een gelijke behandeling van vrouwen en mannen te zorgen. In dit verband zou ik het belang willen benadrukken van paragraaf 42 van het verslag dat de Commissie en de lidstaten verzoekt om een aantal kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren te ontwikkelen alsmede naar geslacht uitgesplitste statistieken die betrouwbaar, vergelijkbaar en tijdig beschikbaar zijn, met het oog op gebruik ervan bij de follow-up van de uitvoering van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid.

Wanneer we weten dat het combineren van werk en het gezinsleven een van de beslissende factoren voor meer werkgelegenheid is, zou ik ook paragraaf 34 willen noemen, waarin de Commissie wordt verzocht om beste praktijken te verzamelen en te verspreiden met betrekking tot een effectief evenwicht tussen werk en privéleven.

 
  
MPphoto
 
 

  Lydia Schenardi (NI), schriftelijk.(FR) Het Europees Parlement is schijnbaar van mening dat zijn leden aan Alzheimer leiden! Ieder jaar verschijnen tegen dezelfde tijd twee verschillende verslagen: één over de mensenrechten in de EU en het andere over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

Alhoewel de inhoud van het eerste van jaar tot jaar een beetje kan veranderen, is dit zeer duidelijk bij het tweede niet het geval.

Om dit te geloven, moet u slechts de vorige verslagen lezen: het Kauppi verslag van 2007 of het Estrela verslag van 2006 over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Ze sommen dezelfde uitdagingen op die we moeten aanpakken, maken gewag van het bestaan van dezelfde ongelijkheden en doen dezelfde aanbevelingen. Moeten we hieruit afleiden dat er geen verandering is geweest? Nee, omdat er vooruitgang bij de werkgelegenheid en bij de deelname van vrouwen in de besluitvorming op locaal, nationaal en Europees niveau is geboekt.

Het gaat er slechts om dat wij Eurocraten, aangespoord door de vrouwenlobby’s – en ik denk hier vooral aan de machtige Lobby van de Europese Vrouwen – niet tevreden zijn met de vooruitgang; ze willen meer en propageren meer gelijkheid, zelfs meer overeenkomsten tussen vrouwen en mannen, tot aan het punt waar het absurd wordt.

Moeten we meegaan met deze gedwongen gelijkheid die door verplichte, discriminerende en op minderheden gerichte quota is verkregen?

Ik denk het niet. De strijd tussen de geslachten hoeft niet plaats te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Het verslag van mevrouw García Pérez over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen – 2008 was in wezen goed. Het bevat een heleboel belangrijks, niet in het minst de mogelijkheid voor vrouwen (en mannen!) om het werk met het gezinsleven te combineren en het belang van royale ouderschapsuitkeringen.

Ik zou hebben kunnen leven met een bepaalde hoeveelheid hete lucht en herhaling. Moeilijker te verteren was paragraaf 4 die tracht om op het niveau van de EU een ondubbelzinnige rechtsgrond te scheppen voor de bestrijding van “iedere vorm van geweld tegen vrouwen”. Met deze ambitie is in het geheel niets mis, en wanneer het om grensoverschrijdende mensenhandel zou gaan, dan zou er in het geheel geen probleem zijn. Hier is echter het doel elk beleid “volledig communautair te maken” op een gebied dat voornamelijk een nationale aangelegenheid is, en dat is hetgeen mij zorgen baart.

De reden waarom ik mij echter uiteindelijk van stem heb onthouden, was de tweede zin van paragraaf 6 die het gebruik van quota aanmoedigt. Dit is iets dat ik niet graag op nationaal niveau zou zien, en in het geheel niet als een dictaat uit Brussel ingevoerd.

 
  
  

- Verslag: Eva-Britt Svensson (A6-0199/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard James Ashworth (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse Conservatieven zijn volledig voor het beginsel van gelijke mogelijkheden voor vrouwen en mannen. We ondersteunen het grondbeginsel zoals in paragraaf 1 vastgelegd: “benadrukt dat het belangrijk is vrouwen en mannen dezelfde kansen te geven om zich, los van het geslacht, als individu te ontwikkelen”.

We geloven echter dat dit verslag in zijn aanpak en conclusies te voorschrijvend en tactloos is. We zijn niet van mening dat de EU grotere bevoegdheden op dit gebied moet hebben. Over dit soort zaken moeten de lidstaten beslissen.

We verwerpen de aanpak zoals in overweging I vastgelegd, waarin staat: “overwegende dat genderstereotypen in reclame de ongelijke machtsverdeling tussen mannen en vrouwen op deze manier versterken”. Dit soort beweringen draagt niet bij tot een gezond debat over gelijkheid. Evenzeer kunnen we niet de denktrant ondersteunen die onder andere achter de overwegingen F en G steekt. De in het verslag genoemde oproepen tot “nultolerantie” zijn te vaag en zouden tot slechte wetgeving kunnen leiden, wanneer ze navolging zouden vinden.

Om deze redenen hebben we besloten tegen dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Svensson over het effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen gestemd, omdat ik het ermee eens ben dat we een “gedragscode” voor de reclame moeten ontwikkelen die in alle lidstaten kan worden toegepast en die het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen eerbiedigt en het gebruik van genderstereotypen bestrijdt.

Ik ben van mening dat reclame- en marketingboodschappen gevaarlijke middelen voor de overdracht van genderstereotypen zijn en zowel voor vrouwen als voor mannen tijdens hun hele leven beperkingen van de vrijheid van hun verschillende hoedanigheden en rollen teweeg brengen, wat nadelige gevolgen voor hun rol in de maatschappij heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag van het Zweedse lid van het Europees Parlement, mevrouw Svensson, van onze Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, heeft ons in staat gesteld om een breed opgezette positieve houding over het effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in te nemen.

Zoals de rapporteur aanvoert is reclame bedoeld om ons, zowel mannen als vrouwen, te beïnvloeden. Inderdaad, de keuzen die we over ons gehele leven maken worden door een hele reeks van factoren beïnvloedt, met inbegrip van de sociale klasse waartoe wij behoren, ons geslacht, de beelden en opvattingen over gender en genderrollen die alomtegenwoordig zijn door onderwijs, de media en de reclame.

Daarom is het belangrijk om verder te gaan met de bestrijding van genderstereotypen die in onze maatschappijen voortduren, ondanks de verscheidene Gemeenschapsprogramma’s ter bevordering van gendergelijkheid.

Zoals het verslag wordt gezegd, moet het schoolsysteem een wezenlijke rol spelen bij het ontwikkelen van kritiekvermogen ten aanzien van de beelden en de media in het algemeen, om de verschrikkelijke effecten van de terugkerende genderstereotypen in marketing en reclame te voorkomen.

Uiteindelijk moeten er ook positieve handelingen worden ondernomen om beste praktijken in de reclame te bevorderen, waarvan voorbeelden in de nu aangenomen resolutie van het Europees Parlement naar voren zijn gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb besloten dat stemonthouding als standpunt de beste manier is om de heterogene inhoud van het verslag uit te drukken. Duidelijker gezegd, gaat het hier om een echt probleem dat naar mijn mening met ongeschikte begrippen wordt beantwoord. Het is niet voldoende om te zeggen dat “er een eind gemaakt moet worden aan genderstereotypen”.

Ik geloof niet dat het om de vraag gaat om massamedia en publiciteitsexperts te belonen voor de naleving van gendergelijkheid, zoals in bepaalde artikelen van het verslag wordt aangeraden (artikel 9 en 27), maar we moeten eerder nauwkeurige verordeningen en programma’s van de gemeenschap opzetten die dit soort beloningen zinloos zouden maken. Aangezien de verschillende publiciteitsvormen die aan het dagelijks leven aandacht schenken realiteiten met een diepe en onmiddellijke sociaal-culturele werking zijn, hebben deze werkzaamheden een verenigd en coherent wetgevend kader nodig.

Om deze reden is deze beschrijvende reeks van verwijzingen op zo’n actuele en belangrijke zaak (als het verslag van Britt-Svensson) er niet in geslaagd om mij met overtuigende argumenten voor zich te winnen en tot een positieve stem te laten besluiten, en heeft niet op een overtuigende en adequate manier op de overwogen oplossingen geantwoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. (EN) Ik geloof dat reclame een machtig instrument is dat identiteiten, waarden, overtuigingen en houdingen vormt en een ontegenstrijdig effect op de vorming van de publieke opinie heeft. Aan de andere kant kan ongecontroleerde reclame negatieve uitwerkingen op de zelfachting van vrouwen hebben – in het geval van advertenties voor seksuele diensten in de kranten – en vooral voor tieners en degenen die ontvankelijk zijn voor eetstoornissen.

We moeten ook voor de bescherming van onze kinderen tegen schadelijke invloeden zorgen, en in dit opzicht mag de rol van de scholen en het onderwijs niet worden onderschat. Ik ondersteun ook het voorstel dat de Commissie en de lidstaten een “gedragscode” voor reclame moeten ontwikkelen op de grondslag van het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Overeenkomstig de opvatting van onze fractie heb ik tegen het verslag van mevrouw Svensson gestemd.

Ik heb dit gedaan, ofschoon het verslag over het effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen een heleboel goede ideeën bevat die ik van ganser harte ondersteun, waaronder dat de kinderen leren hun kritische zin ten opzichte van de media te gebruiken en dat mensen leren om genderstereotypen te achtervragen, omdat ik denk dat het in het algemeen te ver gaat. De voorstellen om een gedragscode op EU-niveau op te zetten en een controleorgaan waaraan de mensen hun klachten over genderstereotypen in de reclame en marketing kunnen sturen, staan voor precies het soort paternalistisch beleid dat vijandigheid tegenover de EU voortbrengt.

Marketing en reclame maken een belangrijk deel van de communicatie uit, en wanneer de producten van de fabrikanten op de markt willen concurreren, dan moet de reclame vanzelfsprekend gebruik maken van middelen die de aandacht van de mensen op zich trekken. Ik ben van mening dat het vastleggen van regels voor marketing en reclame echter iets is dat op nationaal niveau moet worden gedaan, en dat de kritiek op de media en een gezond achtervragen van genderstereotypen met het onderwijs en de opvoeding begint.

 
  
MPphoto
 
 

  Roselyne Lefrançois (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanneming van dit verslag, dat de rol naar voren haalt die marketing en reclame bij het opwekken en de handhaving van genderstereotypen spelen, en dat een aantal wegen laat zien hoe deze kunnen worden bestreden.

De ontwikkeling van bewustmakingsacties schijnt me een waardevolle maatregel te zijn, vooral met het oog op de kinderen, die een bijzonder kwetsbare groep vormen. De blootstelling vanaf de vroegste jeugd aan genderstereotypen in de media levert een belangrijke bijdrage aan het voortduren van levenslange ongelijkheden tussen vrouwen en mannen, vandaar het belang van het ontwikkelen van het kritisch vermogen van de kinderen ten opzichte van beelden en de media in het algemeen.

Ik ben het ook eens met de opvatting dat marketing en reclame voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de toename van het aantal mensen dat aan eetstoornissen lijdt en daarom in het vervolg zorgvuldiger moeten zijn bij de keuze van vrouwelijke rolmodellen.

Het is echter jammer dat het voorstel dat erop gericht was om de bestrijding van genderstereotypen uitdrukkelijk in bestaande of toekomstige wetspraktijken te integreren, waardoor de degenen die in de desbetreffende sector werken de verantwoordelijkheid zouden krijgen om voor de naleving van de verplichtingen te zorgen, geen meerderheid heeft gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik stem voor het verslag van mevrouw Svensson over de nog altijd discriminerende reclame.

Ondanks de genomen maatregelen zijn genderstereotypen tegenwoordig in de maatschappij nog steeds een belangrijk thema. Vooral reclame heeft de neiging om ingesleten stereotypen van mannen en vrouwen te reproduceren. Vooral kinderen en tieners identificeren zich met de personen uit de reclame en nemen zo op hun beurt weer de afgebeelde clichés over. Dit dient in ieder geval te worden vermeden, zodat de volgende generaties minder moeilijkheden met het thema gendergelijkheid hebben. Ik ben van mening dat speciale onderwijsprogramma’s voor gendergelijkheid hiervoor een goede oplossing zouden kunnen zijn. Bovenal moeten de alomtegenwoordige stereotypen ook uit de schoolboeken worden verwijderd.

Om het samen te vatten kan worden gezegd dat de reclame alle burgers in hun dagelijks leven confronteert en het daarom goede rolmodellen dient te presenteren. Het verslag effent de weg naar het vastgelegde doel.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) We hebben in het Parlement de slechte gewoonte om initiatiefverslagen over triviale zaken te produceren, en over zaken die werkelijk middels subsidiariteit dienen te worden behandeld. Met andere woorden, de EU moet zich niet met zaken bezighouden die onder de soevereiniteit van de lidstaten vallen en daarom beter op nationaal niveau kunnen worden behandeld.

In de vorm die bij de stemming van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid een meerderheid heeft gekregen is het verslag onaanvaardbaar.

Ik zou er op willen wijzen dat we ons natuurlijk zorgen maken over de genderstereotypen die door sommige reclame worden getransporteerd.

Natuurlijk zijn we tegen de reclame voor seksuele diensten, die de stereotypen van de vrouw als object bevestigen.

Natuurlijk willen we de kinderen tegen advertenties in bescherming nemen die onder andere aansporen tot geweld en seksisme.

Natuurlijk zijn we ons bewust van het belang van ethische codes en gedragscodes, maar het is niet aan de Commissie om deze aan de lidstaten op te leggen.

De reclame moet de ons dierbare waarden respecteren, maar moet in staat zijn om te bestaan en zijn rol in de markteconomie te kunnen spelen, zonder voor alles de schuld te krijgen, wat de teneur van dit verslag is.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De ontwerpresolutie bevat vele verschillende ideeën en wensen. We zouden echter willen benadrukken dat het Europees Parlement geen enkel probleem op dit gebied kan oplossen, en met wetgeving op EU-niveau niet de juiste weg wordt ingeslagen.

Ten slotte geloven we dat we door meningsvorming en debat in de lidstaten erin kunnen slagen om de advertenties voor seksuele diensten uit de dagbladen halen. Boycotdreigingen door consumenten kunnen de kranten ertoe dwingen om zulke advertenties te weigeren en hotels ertoe dwingen om pornovrij te worden. Hiervoor is echter nodig dat de mening van onderen naar boven wordt opgebouwd. Niet door maatregelen op EU-niveau.

Na een zekere hoeveelheid gewetensonderzoek, hebben we voor het verslag in zijn geheel gestemd. We zouden echter willen benadrukken dat we dit hebben gedaan, omdat we van mening zijn dat veel van de waarden en eisen die het bevat wezenlijk zijn, maar over de middelen om ze te bereiken verschillen we van mening.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben zeer ingenomen met het verslag van Eva-Britt Svensson over het effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Het mondiale karakter van de moderne reclame vereist een gezamenlijke Europese inspanning om adverteerders van genderstereotypen af te laten zien. De zelfregulerende praktijken in het Verenigd Koninkrijk zijn al behoorlijk keihard, en ik hoop dat andere lidstaten er open voor zijn om soortgelijke maatregelen aan te nemen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het zeer goed weergeeft op welk tijdstip interventies nodig zijn om de negatieve invloed van marketing en reclame op de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te reduceren, namelijk in de eerste jaren van de socialisatie van het kind.

De vorming van stereotypen en vooroordelen op vroege leeftijd levert een beslissende bijdrage aan genderdiscriminatie, wat gedurende hun gehele leven voor een duidelijke versterking van de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen zorgt.

De explosie aan informatie tussen kinderen kan bijna niet verhinderd worden. Een onlangs, aan het begin van dit jaar in Roemenië gehouden onderzoek toont aan dat de grootste consumenten van reclame de zesjarige kinderen zijn.

Ik juich het idee toe om een speciale afdeling voor zaken die met gendergelijkheid te maken hebben op te richten binnen de nationale organen in de lidstaten die de massamedia controleren, maar het is uiterst noodzakelijk dat ze een dubbele rol vervullen: de regelmatige en systematische controle van genderbeelden in de massamedia, en eveneens de verplichte controle van hun informatiemedia. Wanneer de verplichting ontbreekt zullen onze initiatieven nutteloos blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE), schriftelijk. (ES) Ik heb voor een goed verslag over een wezenlijk onderwerp gestemd: reclame en marketing, die over behoorlijk veel macht beschikken wanneer we het over de beslissende invloed op genderstereotypen hebben.

Alle Europese instellingen moeten mechanismen ontwikkelen om ervoor te zorgen dat deze instrumenten op een positieve manier worden gebruikt om de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te bevorderen en een beeld van de vrouw te transporteren dat met de werkelijkheid overeenkomt.

Het is het waard dat nog eens speciaal het engagement van alle publieke overheden voor het uitroeien van geweld tegen vrouwen wordt genoemd en de rol die reclame en marketing bij dit proces dienen te spelen.

Het dient te worden erkend dat vele deskundigen hieraan werken, maar het verslag legt er nog eens de nadruk op dat er nog veel staat te doen; we moeten daarom mechanismen ontwikkelen die ervoor zorgen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en dat de middelen beschikbaar zijn om effectief op de klachten te reageren.

Het nieuwe Europese Instituut voor Gendergelijkheid moet de middelen hebben om beelden en taal nauwgezet te kunnen controleren en om gewelddadige beelden uit te roeien en eveneens zulke die vrouwen subtiel tot een object maken dat men kan beheersen en bezitten, waardoor ze ontvankelijk voor aanvallen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Het verslag van mevrouw Svensson zorgde voor de stemming voor veel kopzeer. In zijn oorspronkelijke formulering stond het verslag vol met radicale veralgemeniseringen en – naar mijn mening – overdrijvingen. Het ging van hot naar her tussen media en reclame, gedragscodes en voorgestelde wetgeving en nieuwe agentschappen.

Het verslag dat na de stemmingen overbleef, was echter geheel anders. De ergste overdrijvingen waren verdwenen, waardoor een behoorlijk tot uitdrukking gebracht probleem overbleef: dat het bij reclame soms, maar niet altijd, om karikaturen en genderstereotypen gaat. Ik vind het in het geheel niet problematisch om de zorg te uiten over de indruk die kinderen en jonge meisjes krijgen, vooral door beelden van uiterst dunne vrouwen. Het verslag was een zweempje socialistisch, maar het probleem bestaat werkelijk, en is niet ideologisch. Daarom heb ik er ten einde voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik stem tegen dit initiatiefverslag, omdat het een te sterke inbreuk op de vrijheid van meningsuiting is en naar dictatoriale censuur riekt. Alle vragen met betrekking tot de geoorloofdheid en ethica van reclame zijn op nationaal niveau al voldoende geregeld. De EU is geen oord om de verscheidenheid van de vrijheid van meningsuiting en de reclamevrijheid te beperken. Gelukkig gaat het hierbij slechts om een initiatiefverslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) Ik heb voor de aanneming van deze resolutie gestemd.

Het is het resultaat van de samenwerking binnen de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en ook het resultaat van compromissen om het verslag een bredere ondersteuning te geven. De doelstelling van dit verslag was om de wet te gebruiken om alle aspecten van het leven te regeren, ook wanneer dit bepaalde centralistische trekken heeft. Aan de andere kant weet ik echter zeker dat wanneer de leden van het Europees Parlement in staat zijn om te handelen ter bevordering en ondersteuning van het nut van het algemeen, dat zij dan de morele plicht hebben om dit te doen. We zijn verplicht om een verbod op seksistische beelden te eisen die de waardigheid van de vrouwen aantasten. Erom verzoeken dat de jongeren met betrekking tot de media worden begeleid en geleid is ook een deel van deze strategie.

In dit verslag gaat het ook over de bescherming van de kinderen, bij wie reclame met gewelddadige en seksuele ondertonen ernstige uitwerkingen heeft en onrealistische denkbeelden oproept. In ieder geval moeten we waakzaam zijn. Geen Europese richtlijn kan de aard van de mannen en vrouwen veranderen. Voordat we de uitroeiing van genderstereotypen kunnen verlangen, moeten sociologen en psychologen een grondige analyse doorvoeren over de effecten die dit op toekomstige generaties zal hebben.

De analyses van onafhankelijke deskundigen blijven vaak ongepubliceerd, aangezien ze in tegenspraak met politieke opvattingen zijn. De natuurwetten kunnen niet door een parlementaire resolutie worden veranderd. In tegendeel, wanneer het Parlement meer achting wil krijgen, dan moet het meer rekening houden met de natuurwetten.

Het verslag over het effect van marketing en reclame op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen is verre van goed, maar brengt verscheidene problemen ter sprake die het Parlement het liefst zou vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Železný (IND/DEM), schriftelijk. (CS) Ik heb tegen het verslag en tegen de meeste van de ingediende amendementen gestemd, waarmee wordt beoogd om – op systematische en uniforme wijze, rekening houdend met zes prioritaire actieterreinen – in de reclame voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen te zorgen en de mechanismen aan te pakken via welke reclame bepaalde discriminatoire stereotypen bevordert en versterkt die van negatieve invloed zijn op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen.

Ik heb tegen gestemd omdat dit verslag een bedreiging vormt voor en, erger nog, een gevaarlijke inmenging betekent in een sector waarin zich in de lidstaten zeer eigen en verschillende culturen hebben ontwikkeld. Wat in de ene lidstaat als aanstootgevend of onaanvaardbaar wordt beschouwd, wordt wellicht in een andere als grappig ervaren. De poging om een Europabrede regeling in te voeren voor de presentatie van de seksen in de reclame zou een gehomogeniseerd steriel stereotype tot gevolg hebben. Dit verslag bevat omvattende voorstellen voor acties die de bevoegdheden van de EU ver te buiten gaan. De lidstaten beschikken over zelfreguleringsorganen zoals reclameraden, met behulp waarvan de nationale reclamesectoren geleidelijk aan acceptabele modellen voor reclameactiviteiten ontwikkelen en aanpassen.

Reclame is, met het oog op de specifieke nationale kenmerken, een geschikt terrein voor zelfregulering, die veel gevoeliger is voor de nationale en culturele tradities, gebruiken en modellen. Deze mogen niet worden vervangen door een eengemaakte en gehomogeniseerde regeling die fundamentele schade zou kunnen berokkenen aan deze legitieme en essentiële sector van de economie.

 
  
  

- Klonen van dieren (B6-0373/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Deze resolutie vloeit voort uit een belangrijk debat over het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening en de mogelijke gevolgen daarvan voor de genetische diversiteit van de veestapel, de voedselveiligheid, de gezondheid en het welzijn van dieren en het milieu. Het is duidelijk dat er op dit moment nog veel twijfels zijn en een gebrek aan studies met duidelijke en precieze conclusies over de gevolgen van klonen, zodat klonen een ernstige bedreiging vormt voor het imago van de landbouwproductie in de landen van de Europese Gemeenschap.

Daarom heeft het Europees Parlement op voorstel van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling besloten om de Europese Commissie te verzoeken voorstellen in te dienen voor een verbod op het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening, het fokken met gekloonde dieren of hun nakomelingen, het op de markt brengen van vlees of zuivelproducten van gekloonde dieren of hun nakomelingen en het invoeren van gekloonde dieren of hun nakomelingen en van vlees of zuivelproducten van gekloonde dieren of hun nakomelingen

In dit stadium lijkt ons dit een verstandig voorstel, dat rekening houdt met het voorzorgsbeginsel. Daarom hebben wij voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Mijn stem voor dit verslag is gebaseerd op de volgende theoretische en praktische overwegingen. Ten eerste is elke vorm van klonen, zowel van mensen als van dieren, in strijd met de christelijke beginselen waarop het beleid van de Europese Volkspartij berust.

Vanuit ethisch oogpunt is er nog een groot aantal controversiële vraagstukken die nog moeten worden bediscussieerd en volledig moeten worden opgehelderd. In praktisch opzicht zijn we nog niet in staat de gevolgen van klonen exact te kwantificeren.

Bovendien is het niet mogelijk de toegang tot deze producten van dierlijke oorsprong te controleren en ze te monitoren zodra ze op de markt zijn gebracht. Daarom ben ik van mening dat het op dit moment het beste is om het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening te verbieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Gezien de wetenschappelijke onduidelijkheid en de onbeantwoorde ethische vragen geef ik mijn volledige steun aan het verzoek aan de Commissie om voorstellen in te dienen voor een verbod op het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening gaat volgens mij gepaard met verschillende risico’s voor de menselijke gezondheid en het dierenwelzijn. Ik ben er niet van overtuigd dat de invoering van deze technologie voor consumptiedoeleinden voordelen zal opleveren voor de Europese burgers. Daarom heb ik mijn stem uitgebracht voor het verzoek om een verbod in te stellen op het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom het debat over het klonen van dieren. Ik heb mij bij de eindstemming over de resolutie over het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening onthouden, aangezien ik moeite heb met een algeheel verbod zoals dat in de resolutie wordt voorgesteld.

Tot dusver zijn met betrekking tot de gevolgen van klonen voor het dierenwelzijn bedenkingen geuit, en daaraan moet aandacht worden besteed. De voedselveiligheid lijkt niet in het geding te zijn.

Wel hebben we preciezere wetenschappelijke informatie en adviezen nodig voordat we een besluit nemen over een verbod. Daarom zie ik uit naar de voorstellen van de Commissie op dit gebied die rekening dienen te houden met de aanbevelingen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE).

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Slechts 12 jaar geleden werd met het klonen van het schaap Dolly een blijkbaar met een hoog sterftecijfer en groot leed gepaard gaande techniek geïntroduceerd die in de wereld opzien baarde. De industrie wrijft zich reeds in de handen en droomt van “gezond” vlees van gekloonde varkens dat is verrijkt met omega-3-vetzuren. En zogenaamd is deze dierenmishandeling ook nog goed voor de varkens omdat deze er ook gezonder van zouden worden. En natuurlijk zouden ook de fokkers ervan profiteren omdat ze minder financiële verliezen zouden lijden.

Dat alles doet denken aan vroegere verleidingen van de gentechnologie waarbij tal van boeren de mist in zijn gegaan omdat het zaaigoed slechts een keer kon worden gebruik en zij zich geen nieuw zaaigoed konden permitteren. En het doet denken aan de plotselinge, onnatuurlijke sterfte van hele kuddes na het eten van genetisch gemanipuleerde voedermiddelen.

Momenteel is nog te weinig bekend over de langetermijngevolgen van radioactieve bestraling, laat staan van de gentechnologie, en over de uitwerkingen van het klonen valt al helemaal niets te zeggen. Nog maar afgezien van kruisreacties: wat zou er gebeuren wanneer een gekloond dier met genetisch gemanipuleerd voer wordt gevoerd, en welke effecten heeft dit voor de mens? Frankenstein is dan niet meer ver weg! Daarom stem ik dit keer tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Het klonen van dieren is een actueel vraagstuk. Algemeen gesproken ben ik niet tegen klonen in het kader van wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van de fokkerij. Als het echter om dierenwelzijn en voedselveiligheid gaat, ben ik er absoluut op tegen dat gekloonde dieren in de voedselketen worden opgenomen.

Onderzoek en ervaringen in het verleden hebben uitgewezen dat gekloonde dieren gevoeliger zijn voor ziekten en een kortere levensverwachting hebben. Ik wil de wetenschap niet in de weg staan, maar het is duidelijk dat we nog niet alle gevolgen en implicaties van het klonen kennen, zowel wat betreft het dierenwelzijn als de consumptie door de mens.

Daarom moeten duidelijke criteria en controles worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat gekloonde dieren niet in de voedselketen terechtkomen. Ik besef weliswaar dat dit een gevoelige kwestie is, maar ik vind dat we het zekere voor het onzekere moeten nemen. Als het om de voedselproductie gaat moeten we prioriteit blijven geven aan de productkwaliteit, het dierenwelzijn en milieuvraagstukken.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI) , schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik stem voor de door mijnheer Parish ingediende resolutie over het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening. Ik ben het eens met de argumenten van dit voorstel en de bedenkingen die erin worden geuit.

“Revolutionaire” innovaties werden in het verleden altijd met argwaan bekeken en hebben pas op middellange en lange termijn vruchten afgeworpen; het onderwerp van deze resolutie zou inderdaad ook onder deze categorie kunnen vallen. Toch moeten we ernstig rekening houden met de gevaren die aan het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening verbonden zijn voor de voedselveiligheid, het welzijn van gekloonde dieren en de zoötechnische diversiteit van de betreffende soorten. Deze aspecten houden duidelijk verband met elkaar. Daarom juich ik dit initiatief toe en heb ik er vertrouwen in dat maatregelen zullen worden getroffen om de menselijke gezondheid te beschermen, door zowel de hoge kwaliteit van ons voedsel als het dierenwelzijn te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Ik heb voor deze resolutie gestemd. De consumenten in de EU-lidstaten moeten worden beschermd tegen de negatieve gevolgen die de productie van gekloonde dieren voor voedseldoeleinden mogelijk voor de menselijke gezondheid kan hebben. Het voorzorgsbeginsel moet in dit verband naar behoren worden toegepast. Het Parlement benadrukt de vele voordelen van landbouw van hoge kwaliteit, en ik ben daar ook voor.

Desondanks ben ik teleurgesteld over het feit dat het Parlement tegen het klonen van dieren heeft gestemd, maar zich heeft uitgesproken voor het produceren van menselijke klonen voor onderzoeksdoeleinden in experimenten met menselijke embryonale stamcellen. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek financiert reeds zulke projecten die het klonen van mensen beogen. Wij vernietigen menselijk leven eenvoudigweg voor onderzoeksdoeleinden.

Deze experimenten worden ook met geld van de belastingbetalers gefinancierd, zelfs in lidstaten waar het klonen van mensen als misdrijf geldt. Het lijkt erop dat de Europese wetgevers zich meer zorgen maken over het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening dan over de bescherming van de mens tegen wetenschappelijk onderzoek.

 
  
  

(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat.)

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 

11. Samenstelling Parlement: zie notulen
Video van de redevoeringen

12. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

13. De evaluatie van sancties van de EU als deel van optreden en beleid van de EU op het gebied van de mensenrechten (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het door Hélène Flautre namens de Commissie buitenlandse zaken opgestelde verslag over de evaluatie van sancties van de EU als deel van optreden en beleid van de EU op het gebied van mensenrechten (2008/2031(INI)) (A6-0309/2008).

 
  
MPphoto
 

  Hélène Flautre, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov heeft de heer Kouchner beschuldigd van een “zieke geest” toen deze over sancties tegen Rusland sprak. Men heeft mij gevraagd om mij in dit verslag met deze “geest” bezig te houden. Ik wil mijn dank uitspreken aan de Commissie en de Raad, die mijn ten dienst hebben gestaan en zich zeer behulpzaam hebben getoond.

Waar gaat het eigenlijk om in dit debat van vandaag over sancties? Hoofdzakelijk om twee dingen: in de eerste plaats om kritiek op het gebruik van sancties als middel ter bestraffing van allerlei gemene schurken op het wereldtoneel, dat wil zeggen van iedereen die tegen mijn eigen strategische belangen indruist: politieke sancties met een dubbele moraal. Het tweede punt van kritiek betreft het feit dat sancties niet doeltreffend zijn, vooral omdat zij averechtse effecten hebben, omdat er altijd mogelijkheden zijn om ze te omzeilen, zodat er maar beter van kan worden afgezien. Dit verslag heeft niet ten doel om tot meer sancties op te roepen of strengere sancties in te voeren of sancties af te schaffen. Het is van essentieel belang dat we achterhalen onder welke omstandigheden sancties doeltreffend zijn, en het doel van dit verslag is dan ook om ze vanuit allerlei gezichtspunten onder de loep te nemen.

Doeltreffend met het oog waarop? Met het oog op datgene wat we willen bereiken. Als het om schendingen van de mensenrechten of van het internationaal of humanitair recht gaat, moeten we ernaar streven het gedrag van diegenen op wie de sancties zijn gericht, te wijzigen. Dat is het belangrijkste doel. Sancties zijn noch een straf noch de toepassing van een soort Europees wetboek van strafrecht voor internationaal gebruik. Sancties zijn een instrument dat, politiek gezien, moeilijk te hanteren is en waarvan de tenuitvoerlegging heel wat voeten in aarde heeft, en dat erop is gericht een verandering van praktijken en gedrag te bereiken.

De EU is tot dusver afkerig geweest van omvattende sancties. Tot dusver heeft zij 31 sanctieregelingen tegen derde landen of entiteiten ingesteld, hoofdzakelijk wapenembargo’s en gerichte sancties waarmee wordt beoogd een maximaal effect te sorteren op de entiteiten die zij tot een ander gedrag wil bewegen, waarbij de nadelige humanitaire effecten zoveel mogelijk worden beperkt. Op het eerste gezicht lijkt dit positief, maar ik kan er op het moment niet veel meer over zeggen. De EU gaat hier nog steeds te werk zonder ooit een omvattende effectbeoordeling te hebben uitgevoerd. Daarom zijn we nauwelijks in staat om te evalueren in hoeverre onze sancties ertoe bijdragen crises op te lossen en de mensenrechten te bevorderen.

Dit verslag heeft derhalve ten doel om voor een transparanter, consistenter en daarom ook geloofwaardiger sanctiebeleid van de EU te pleiten.

De eerste belangrijke taak die ons wacht, is een evaluatie. De tweede bestaat erin een striktere methode te ontwikkelen door eerst studies uit te voeren over specifieke situaties waarin sancties vereist zijn, teneinde te kunnen bepalen welke reacties het meest geschikt zijn om de gewenste veranderingen teweeg te brengen.

In de afgelopen dagen heeft u bijvoorbeeld de mogelijke maatregelen doorgenomen waarmee de EU invloed zouden kunnen uitoefenen op de Russische autoriteiten. Het positieve aan de conclusies is dat de doelstelling duidelijk is en in de praktijk kan worden geëvalueerd. Namelijk: naleving van de zes punten van de overeenkomst. Dit moet onder alle omstandigheden worden gewaarborgd. Het is van essentieel belang om duidelijke criteria vast te stellen die tot het einde toe – en dat kan soms een hele tijd zijn – de noodzakelijke en toereikende voorwaarden moeten blijven om de sancties te kunnen opheffen. Deze criteria moeten daarom realistisch en objectief meetbaar zijn.

Hoewel het na de gebeurtenissen op het Tiananmenplein tegen China afgekondigde embargo volledig legitiem is, mag het ons niet verbazen als het geen enkel positief effect sorteert, aangezien de Europese Unie de opheffing van het wapenembargo niet afhankelijk heeft gemaakt van concrete eisen.

Maar al te vaak is het sanctiebeleid vaag en rekbaar, beheerst door de politieke grillen van de meest invloedrijke lidstaten of door het commerciële of geopolitieke belang van de entiteit in kwestie. Ten behoeve van een geloofwaardig EU-beleid stel ik daarom voor om een netwerk van onafhankelijke deskundigen op te richten dat ertoe dient de Commissie te ondersteunen bij haar moeilijke taak, die zij onder ongelofelijke omstandigheden verricht, aangezien zij hiertoe nauwelijks de middelen heeft.

Let wel, het is niet de bedoeling om de Commissie het recht te ontnemen politieke initiatieven te nemen of voorstellen in te dienen. Het gaat er alleen om te waarborgen dat geïnformeerd besluiten worden genomen.

Dit is echter nog niet alles. Sancties zijn een instrument. Zij zijn één instrument onder vele andere. – ik verwijs naar de eerste beide verslagen van de Subcommissie mensenrechten. Er moet een omvattend en geïntegreerd beleid worden ontwikkeld. Doeltreffende sancties zijn niet mogelijk zonder een mensenrechtenstrategie voor het land in kwestie. Sancties moeten op alle niveaus worden besproken, en er moet volledig gebruik worden gemaakt van de controlemechanismen, zoals de mensenrechtenclausule.

Alle sancties die aan een land worden opgelegd, moeten vergezeld gaan van zichtbare, dus politieke, maar ook concrete steun voor de mensenrechtenverdedigers in dat land. Dat is ook een van de centrale punten van het verslag.

Tot slot wordt in dit verslag ook benadrukt dat elke moedwillige en onomkeerbare aantasting van het milieu mensenrechtenschendingen tot gevolg heeft, en daarom wordt de Raad en de Commissie verzocht dergelijke acties op te nemen op te nemen in de motieven die aanleiding kunnen vormen voor het opleggen van sancties. Het verslag herinnert eraan dat sancties van de EU ook kunnen zijn gericht tegen entiteiten of rechtspersonen zoals huurlingen of multinationals die het internationaal recht vrijwel straffeloos met voeten treden. Kortom, dit verslag beoogt te beantwoorden aan het huidige karakter van wereldcrises.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mevrouw Flautre, dames en heren, in de eerste plaats wil ik onze dank uitspreken voor het werk dat de parlementaire commissies en in het bijzonder mevrouw Flautre als voorzitster van de Subcommissie mensenrechten hebben verricht.

Het is belangrijk werk, vooral omdat de verhouding tussen de toepassing van restrictieve maatregelen en mensenrechten een zeer gewichtig vraagstuk is dat onlangs – zoals u ook heeft gezegd, mevrouw Flautre – weer de aandacht heeft getrokken van de verschillende spelers op het wereldtoneel. Mijns inziens dient te worden vermeld dat restrictieve maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid onder meer ten doel hebben het fundament van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te waarborgen. Toch is het legitiem om – zoals wij dit nu doen en zoals u dat in uw verslag heeft gedaan – vraagtekens te plaatsen bij het mogelijke effect van dergelijke maatregelen op de grondrechten van diegenen die erdoor worden getroffen. Om die reden, dames en heren, heeft de Raad een ontwerpnota over restrictieve maatregelen opgesteld, getiteld “Fundamentele beginselen voor het gebruik van restrictieve maatregelen”, waarin erop wordt gewezen dat wij erop zullen letten dat wij, ik citeer, “de mensenrechten en de rechtsstaat volledig eerbiedigen [...] in volledige overeenstemming met onze verplichtingen krachtens het internationaal recht”. Vanzelfsprekend blijft deze verplichting een van onze centrale prioriteiten.

We mogen niet vergeten dat de toepassing van restrictieve maatregelen niet beperkt is tot het mensenrechtenbeleid. Zij behoren tot het brede instrumentarium van het buitenlands en veiligheidsbeleid, en naast defensie en mensenrechten zijn er nog andere doelstellingen met betrekking tot vredeshandhaving, de verhoging van de internationale veiligheid, de bescherming van fundamentele belangen en de versterking van de veiligheid van de EU, of ook eenvoudigweg de bevordering van internationale samenwerking.

Sancties zijn daarom – zoals u reeds heeft benadrukt – onderdeel van een geïntegreerde, breed opgezette aanpak met betrekking tot een bepaald land, die daarnaast politieke dialoog, prikkels, conditionaliteit en andere instrumenten van het buitenlands beleid moet omvatten. Uit dit oogpunt ben ik blij dat het verslag zich aansluit bij de opvatting van de Raad dat al deze instrumenten, met inbegrip van restrictieve maatregelen, flexibel moeten worden ingezet.

U zult beseffen dat het voor een vergelijkende analyse niet volstaat om eenvoudig naar de verschillende sanctieregelingen te kijken en de mensenrechtensituatie in elk land als enige maatstaf te hanteren. Het is belangrijk om een stelsel van restrictieve maatregelen niet uit zijn verband te rukken en om niet geloven dat alles zomaar in orde komt wanneer dergelijke maatregelen ten uitvoer worden gelegd.

Wanneer restrictieve maatregelen worden toegepast in het kader van de strijd tegen het terrorisme, zijn zij er in de eerste plaats op gericht terroristische aanslagen te voorkomen, met name alles wat tot de financiering van deze misdaden kan bijdragen. De desbetreffende lijsten zijn bekend; zij worden gepubliceerd, evenals de maatregelen die daaruit voortvloeien.

Eén van de voorwaarden voor de voortzetting van dit systeem berust op twee pijlers: de eerste is dat deze maatregelen geloofwaardig moeten zijn, wat betekent dat deze lijsten zorgvuldig moeten worden bijgehouden, zodat zij de reële situatie weerspiegelen. De tweede is eerbiediging van de rechtsstaat, dus ook van een aantal fundamentele beginselen: transparantie van procedures, de mogelijkheid om naar de rechter te stappen en het recht op verdediging.

In dit debat – mijn excuses dat ik maar doorga, maar dit is een bijzonder actueel onderwerp – moeten we natuurlijk kennis nemen van het arrest van het Hof van Justitie van vanmorgen, dat met ingang van 3 december de krachtens een communautaire verordening genomen maatregelen tot bevriezing van tegoeden van de eisers, waartoe in toepassing van een resolutie van de Veiligheidsraad was besloten, opheft aangezien niet duidelijk is geworden waarom de eisers op de terroristenlijst stonden. Wij zijn van mening dat het Hof de Raad niet verbiedt om nieuwe maatregelen voor de bevriezing van tegoeden te nemen, vooropgesteld dat de betrokkenen inzage krijgen in informatie omtrent de vraag waarom dergelijke maatregelen tegen hen worden genomen, ofwel op het tijdstip waarop het besluit daartoe wordt genomen, of zo spoedig mogelijk daarna.

Wij nemen tevens nota van het feit dat het arrest van het Hof van Justitie specificeert dat de voorrang van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad niet wordt betwist, en op deze basis worden daarom de voorschriften vóór 3 december aangepast, nadat het Parlement daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Het verslag van mevrouw Flautre gaat nader in op het mechanisme voor de evaluatie van sancties, en de Raad wordt verzocht een evaluatie of effectbeoordeling uit te voeren van het sanctiebeleid van de EU. Ik wil u zeggen dat de Raad bereid is om dit te doen, en met name om te waarborgen dat ervaringen worden uitgewisseld en nationale beste praktijken voor de toepassing van restrictieve maatregelen worden ontwikkeld. De ervaring die is opgedaan met het uitwerken en uitvoeren van maatregelen in verschillende wordt in elk politiek debat dat wij in de Raad voeren in aanmerking genomen, en de Raad voert ook diepgaande discussies over de zin, de aard en de verwachte effecten van sancties, waarbij gebruikt wordt gemaakt van de verslagen van de hoofden van de EU-missies en berichten van de lidstaten.

Wat betreft de aard van de sancties zijn wij derhalve blij dat onze opvattingen overeenkomen met die van het verslag en met name dat de voorkeur wordt gegeven aan gerichte sancties boven algemene sancties. Wij hebben kennis genomen van het feit dat de Raad en de Commissie in het verslag worden opgeroepen een geschakeerde benadering te volgen – die samenvattend kan worden gekenschetst als benadering van “wortel en stok” – die volgens ons inderdaad de juiste benadering is.

Wij stemmen tevens in met de inschatting van het verslag met betrekking tot het belang van internationale samenwerking, die het fundament is van de geloofwaardigheid. Wij geven hoge prioriteit aan acties die in het kader van de Verenigde Naties worden ondernomen. In de Raad zorgen we, op basis van de in de Veiligheidsraad goedgekeurde resoluties en maatregelen, voor coördinatie met de landen waarmee de Europese Unie de nauwste banden onderhoudt. Wij zorgen er tevens voor dat de kwestie van mogelijke sancties wordt aangekaart tijdens bijeenkomsten in het kader van een politieke dialoog en in het mensenrechtenoverleg dat we met een reeks doellanden voeren.

Ten slotte spreekt het Europees Parlement in dit verslag de wens uit te worden betrokken bij alle stadia van het proces dat tot de opstelling, uitvoering en monitoring van restrictieve maatregelen leidt. De Raad is zich hiervan volledig bewust en is zeer verheugd over de grote belangstelling van het Europees Parlement voor het sanctiebeleid van de EU. Daarom zal de Raad er bijzonder op toezien dat het Parlement regelmatig op de hoogte wordt gebracht van de ontwikkelingen op dit gebied.

Tot slot wil ik wil ik mijn waardering uitspreken voor de inzet van het Europees Parlement op dit gebied en zou ik het willen aanmoedigen om de parlementaire contacten met derde landen optimaal te benutten teneinde het sanctiebeleid van de Europese Unie inzichtelijker te maken en de mogelijkheden te verkennen van gecoördineerde acties ter bevordering van de mensenrechten. Om deze redenen ben ik zo ingenomen met het verslag dat mevrouw Flautre ons zojuist heeft voorgesteld.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte mevrouw Flautre, dames en heren, de Commissie heeft het verslag over de toepassing van sancties en over de evaluatie van sancties op mensenrechtengebied met belangstelling gelezen. Sancties behoren tot de meest doeltreffende instrumenten die de Europese Unie voor de bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten in derde landen ter beschikking staan, en zijn met dit doel met name toegepast in Wit-Rusland, China, Myanmar, Oezbekistan, het voormalige Joegoslavië en Zimbabwe, om slechts enkele belangrijke voorbeelden te noemen.

De Commissie is verheugd dat dit debat over de tenuitvoerlegging en evaluatie van dit belangrijke instrument van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt gevoerd. Zoals de voorzitter heeft gezegd – indachtig het feit dat het beleid meerdere doelstellingen heeft – moet elk besluit om in het kader van het GBVB sancties toe te passen, worden genomen nadat verschillende objectieve belangen zijn geëvalueerd en tegen elkaar zijn afgewogen. Daarom moet een evaluatie van de samenhang van het sanctiebeleid worden uitgevoerd, waarbij niet alleen moet worden gekeken naar de staat van dienst die derde landen op mensenrechtengebied hebben, maar ook rekening moet worden gehouden met de andere doelstellingen en criteria van het GBVB.

De systematische, unilaterale, en je zou kunnen zeggen: automatische toepassing van sancties tegen landen wier politici de mensenrechten niet volledig respecteren, lijkt niet wenselijk. De Europese Unie moet rekening houden met de gevolgen voor betrekkingen met de landen waarop de sancties zijn gericht, aangezien sancties evenzeer een economische als een politiek karakter hebben. We moeten echter niet alleen rekening houden met de gevolgen voor de diplomatieke betrekkingen, maar ook het effect voor de internationale activiteiten van onze economische actoren evalueren. Algemeen gesproken moeten sancties gericht zijn en alleen de leiders van de betrokken landen treffen, terwijl de bevolking, die toch al lijdt onder schendingen van de mensenrechten, moet worden ontzien. Wanneer tot de toepassing van sancties wordt besloten, moeten we bovendien de criteria vastleggen voor de mogelijke opheffing van de sancties – de exitstrategie – waarbij een zekere flexibiliteit moeten worden betracht voor gevallen waarin de betrokken derde landen aan de meeste, maar niet aan alle criteria voldoen.

Ik wil graag benadrukken dat sancties niet ter vervanging dienen van gerechtelijke procedures tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen. Deze misdaden vallen onder de bevoegdheid van de rechtbanken, met inbegrip van het Internationaal Strafhof. Sancties hebben echter wel ten doel politieke veranderingen in een derde land te bereiken, zoals de bevordering van respect voor de mensenrechten in het rechtsstelsel van het betrokken land. Ze zijn daarom op verandering gericht en kunnen worden opgeheven wanneer het beleid van het land is kwestie is gewijzigd. Zo heeft de Europese Unie bijvoorbeeld sancties aan het vroegere Joegoslavië opgelegd ter ondersteuning van het Internationaal Strafhof.

Wij vinden het belangrijk om de eerbiediging van de mensenrechten in derde landen te bevorderen, en we houden de toepassing in derde landen constant in de gaten. In ieder geval is het noodzakelijk om onder alle beschikbare instrumenten natuurlijk diegene aan te wijzen die het meest doeltreffend zijn. Een diepgaande analyse van de toepassing van sancties ter bevordering van een beleid dat de mensenrechten in acht neemt, lijkt ons bijgevolg een zinvolle strategie, en ik wil u daarom danken, mevrouw Flautre, voor dit initiatief.

 
  
MPphoto
 

  Renate Weber, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. (EN) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking wil ik benadrukken dat de Europese Unie dit bijzondere instrument van het extern beleid met overleg en omzichtigheid dient te hanteren. Ongeacht de omstandigheden of het type sanctie dat wordt toegepast, bestaat er altijd het gevaar van negatieve neveneffecten die tot betreurenswaardige situaties kunnen leiden.

Ik ben er sterk van overtuigd dat sancties alleen behoren te worden toegepast wanneer diplomatieke inspanningen niet tot het gewenste resultaat leiden en dat de EU, opdat sancties effect sorteren, altijd een omvattende beoordeling van de situatie moet maken, over een coherente strategie moet beschikken en een nauwkeurige evaluatie van de resultaten moet uitvoeren. Om haar geloofwaardigheid te behouden en om niet van dubbele moraal te worden beschuldigd, moet de EU de toepassing of niet-toepassing van sancties rechtvaardigen, in de eerste plaats op basis van mensenrechten- en effectiviteitsoverwegingen.

 
  
MPphoto
 

  Jas Gawronski, namens de PPE-DE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens mijn fractie wil ik bevestigen wat reeds in de commissie over het verslag Flautre is gezegd: over het geheel gezien verwelkomen wij deze tekst, met name na een paar wijzigingen en, als ik dat mag zeggen, verbeteringen die uit onze amendementen resulteren en die door mevrouw Flautre zijn aanvaard. Wij willen haar danken voor haar open opstelling.

Dit verslag komt met nieuwe elementen en ontwikkelt een nieuwe aanpak ten aanzien van dit onderwerp (bijvoorbeeld het milieu als toereikende grond voor de toepassing van restrictieve maatregelen). Mijn fractie wilde onderstrepen dat het belangrijk is om duidelijke voorwaarden, haalbare doelstellingen en de juiste referentiecriteria vast te stellen wanneer sancties worden ingesteld. Om deze effectiever te maken heb ik ook willen benadrukken dat zij zo gericht mogelijk moeten zijn – commissaris Ferrero-Waldner heeft dit zojuist eveneens gezegd. Dergelijke sancties laten de burgerbevolking bijvoorbeeld ongemoeid en houden geen onselectieve maatregelen in die de bevolking in een isolement zouden doen geraken. In een van de paragrafen van het verslag staat dat VN-sancties de voorkeur verdienen boven EU-sancties.

Op dit punt is waarschijnlijk meer duidelijkheid nodig om te laten zien dat deze prioriteit de Europese Unie er niet van weerhoudt om in bepaalde situaties eigen sancties op te leggen indien dergelijke maatregelen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, directer en gemakkelijker kunnen worden toegepast in termen van tijd, specificiteit en geografische nabijheid.

Met het partijoverschrijdende compromisamendement hebben we nu bepaald dat de geheime diensten, die de beruchte zwarte lijsten beheren waarover we hier in het Parlement kort geleden hebben gediscussieerd, in de strijd tegen het terrorisme met de nodige armslag moeten kunnen optreden opdat het systeem naar behoren kan functioneren. Bovendien heten die diensten “geheime diensten”, juist omdat ze in het geheim moeten kunnen opereren – wat natuurlijk niet op straffeloosheid en de schending van het internationaal recht mag uitdraaien.

Natuurlijk moet de Europese Unie een politieke evaluatie van de sancties uitvoeren. De maatregelen die wij treffen, moeten een significante impact hebben; indien dit niet het geval is, moeten de procedures voor de sancties worden herzien. Zoals mevrouw Flautre in haar toespraak heeft vermeld, wordt echter in het verslag voorgesteld om netwerken van onafhankelijke deskundigen op te zetten teneinde de sancties te kunnen evalueren.

Onze fractie zou liever zien dat de Raad zelf de nodige beslissingen neemt, aangezien hij meer bevoegdheden en meer autoriteit heeft dan externe deskundigen die deel uitmaken van een systeem dat niet door de regeringen wordt gecontroleerd. In deze zin stellen wij voor om tegen het nieuwe amendement te stemmen dat morgen in dit Huis zal worden ingediend door de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, de Sociaaldemocratische Fractie en de Fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa. Over het geheel gezien verwelkomen wij de resultaten, mijnheer de Voorzitter, zodat onze fractie voor het verslag van mevrouw Flautre zal stemmen. Wij feliciteren de rapporteur.

 
  
MPphoto
 

  Maria-Eleni Koppa, namens de PSE-Fractie.(EL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik mevrouw Flautre willen danken en haar feliciteren met haar uitstekende werk. Tegelijkertijd moet ik echter zeggen dat ik en mijn fractie teleurgesteld zijn dat het verslag tijdens de stemming over de amendementen in de bevoegde commissie sterk is gewijzigd.

Sancties behoren tot de middelen die ons ter beschikking staan m de mensenrechten in de hele wereld te verdedigen. Evenwel is het van cruciaal belang dat dergelijke sancties niet zelf een schending van de mensenrechten vormen: in onze poging om ongerechtigheden uit de wereld te helpen mogen we niet met nog grotere ongerechtigheden reageren.

We moeten ook aandacht besteden aan meer doelgerichtere economische maatregelen die het internationaal humanitair recht respecteren. Daarom hecht ik groot belang aan het in dit verslag voorgestelde mechanisme dat in gerechtelijke controle tijdens de tenuitvoerlegging van sancties voorziet, en aan de suggestie van de rapporteur om een netwerk van deskundigen op te zetten die voorstellen doen aan de Raad met betrekking tot de meest geschikte restrictieve maatregelen.

Vroegere sanctiemethoden, zoals embargo’s op medicijnen of andere essentiële goederen, treffen de hele bevolking, met name kinderen en moeten daarom als onacceptabel van de hand worden gewezen.

Bovendien moeten de besluiten van de bevoegde justitiële instanties worden gehandhaafd. De Raad en de Commissie moeten eindelijk de procedure voor de registratie op de zwarte lijst van terroristische organisaties en personen, zodat de grondrechten van de betrokken personen of organisaties worden gerespecteerd en de geloofwaardigheid van de EU als voorvechtster van de mensenrechten in de wereld behouden blijft.

Het is van bijzonder groot belang dat we garanderen dat sancties doeltreffend zijn en dat we hierover binnen de Unie tot een gezamenlijk standpunt komen, en dat we voor samenwerking zorgen met andere internationale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie en de ASEAN, die vaak dichter bij de probleemgebieden staan.

Naast de instelling en tenuitvoerlegging van sancties moeten er echter specifieke bepalingen zijn met betrekking tot de opheffing van de sancties. Er zijn permanente controles en vaste criteria nodig, zodat het doel van de sancties inzichtelijker wordt en deze kunnen worden beëindigd wanneer het doel bereikt is. Door een dergelijke benadering wordt de effectiviteit van de sancties vergroot en wordt ons beleid geloofwaardiger.

Tot slot wil ik erop wijzen dat ik oorspronkelijk van mening was dat er niet naar specifieke landen diende te worden verwezen. Aangezien er echter voor werd gekozen om sommige landen in de tekst te noemen, acht ik het van essentieel belang om Palestina niet te vergeten. Hier is het beleid van de EU duidelijk tegenstrijdig. De EU steunt de verspreiding van de democratie in de wereld, maar heeft besloten om sancties op te leggen aan de Palestijnse regering, die aantoonbaar door vrije en democratische verkiezingen is gevormd.

Sancties zijn geen middel om de wereld te veranderen, maar kunnen een belangrijk instrument zijn om landen die het internationaal recht en de mensenrechten schenden te dwingen hun beleid te wijzigen. Sancties moeten in de eerste plaats doelgericht, gerechtvaardigd en aan permanente controle en evaluatie onderworpen zijn.

 
  
MPphoto
 

  Marco Cappato, namens de ALDE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de rapporteur danken voor het werk dat zij heeft verricht. Ik ben van mening dat het voorstel om samenhangender criteria voor het sanctiebeleid te formuleren precies op tijd komt. Ik wil vooral de nadruk leggen op het specifieke punt in paragraaf 6 van het verslag met betrekking tot milieumisdrijven, waarin wordt voorgesteld om sancties op te leggen in het geval van opzettelijke de aantasting van het milieu. Ik ben van mening dat dit voorstel serieus in overweging moet worden genomen.

Voor het overige zijn de beperkingen van het sanctiebeleid vaak te wijten aan zijn inconsistentie, maar zij hebben ook te maken met de beperkingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU: hoe sterker en samenhangender dit beleid is en hoe meer dit beleid in de praktijk gestalte krijgt, des te coherenter zijn de sancties. Ons probleem in de Europese Unie is dat we vaak te angstig zijn. Het is soms moeilijk om tussen alle lidstaten een consensus te vinden om sancties op te heffen die we niet in staat zijn te handhaven. Ik zou deze gelegenheid, vóór het Franse voorzitterschap, willen benutten om allen te herinneren aan het feit dat sancties, bijvoorbeeld ten aanzien van Myanmar, veel minder effectief zijn wanneer zij zich niet tot energie uitstrekken.

Daarnaast moeten de mensenrechten en de democratie prioriteiten zijn van het extern beleid en dus ook van het sanctiebeleid. Tot dusver zijn zij dat niet, getuige de punten die in paragraaf 18 en 19 van het verslag Flautre aan de orde worden gesteld, namelijk de samenwerkingsovereenkomsten die clausules en regels bevatten die tot de eerbiediging van de mensenrechten verplichten. Deze clausules zijn voor de EU bindend, en toch worden ze systematisch veronachtzaamd.

Voordat we het over sancties hebben, moeten we daarom eerst mechanismen vaststellen om deze clausules te handhaven. We voeren weer gesprekken met Vietnam en andere Aziatische landen. We moeten mechanismen vaststellen, ook geleidelijke mechanismen, om sancties te voorkomen – ik ben zo klaar, mijnheer de Voorzitter – maar dit is alleen mogelijk wanneer we de legaliteit van de clausules en de door de EU ondertekende schriftelijke verklaringen respecteren.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie.(PL) Mijnheer de Voorzitter, het is geen toeval dat de term “sancties” in het internationaal recht niet gedefinieerd is. Het gaat om een drukmiddel dat moeilijk te vatten is. De ambitieuze voorstellen van de rapporteur om de beginselen voor de toepassing van sancties te harmoniseren, zijn daarom nog moeilijker te verwezenlijken. Bovendien zouden ze wel eens contraproductief kunnen zijn.

Sancties vormen een onmisbaar instrument van het extern beleid van de EU. Gezien de brede bevoegdheden van de EU op het gebied van handel en grensbewaking zijn zij van groot belang voor de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied van veiligheid en mensenrechten. Daarom zijn sancties onderdeel van het instrumentarium van het extern beleid, en daarom mogen we er niet voor terugdeinzen sancties op een nogal flexibele en soms ongepaste wijze toe te passen. In plaats van sancties aan een rigide stelsel van regels te onderwerpen, moeten we, omwille van de effectiviteit van ons internationaal beleid, de toepassing van sancties afhankelijk maken van een strategische politieke evaluatie. Onder dit algemene voorbehoud steunt onze fractie dit verslag.

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie.(ES) Mijnheer de Voorzitter, de dubbele moraal en het gebrek aan specifieke evaluatie- en monitoringinstrumenten die kenmerkend zijn voor het buitenlands beleid van de Europese Unie ten aanzien van sancties, vormen inmiddels een ernstige bedreiging voor de geloofwaardigheid van Europa.

In vele gevallen zijn deze sancties of restrictieve maatregelen, zoals ze ook worden genoemd, meer gebaseerd op bepaalde sympathieën en antipathieën dan op een duidelijke, coherente en overtuigende strategie, die er niet alleen op zou moeten zijn gericht om, overeenkomstig de doelstellingen van het GBVB, de veiligheid van de Europese Unie te waarborgen, maar ook om de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat en goed bestuur in de wereld te bevorderen, zoals bepaald in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Daarom moeten onverwijld evaluaties en studies worden uitgevoerd over het effect van sanctieregelingen, teneinde een sanctiebeleid te ontwikkelen dat zowel legitiem als doeltreffend is.

Dit is, kort gezegd, de doelstelling van het verslag Flautre. De basis van dit verslag dat het resultaat is van de werkzaamheden van de Subcommissie mensenrechten, is redelijk goed, en het bevat een aantal elementen dat mijns inziens van essentieel belang is. Zo benadrukt het bijvoorbeeld het feit dat de Raad zich er door de goedkeuring van de voornoemde fundamentele beginselen voor het gebruik van restrictieve maatregelen toe heeft verplicht deze maatregelen toe te passen als onderdeel van een omvattende aanpak, waarvan ook instrumenten als mensenrechten- en democratieclausules, het stelsel van algemene preferenties en ontwikkelingshulp deel dienen uit te maken.

Het verslag herhaalt ook het verzoek aan de Raad van de Europese Unie om onverwijld een gemeenschappelijk standpunt inzake wapenuitvoer aan te nemen dat de huidige gedragscode betreffende wapenuitvoer juridisch bindend maakt, zoals wij in dit Huis in het verleden regelmatig hebben geëist.

Sommige aspecten die ik van centraal belang acht, zijn echter weggelaten in dit verslag, en ik hoop dat zij in het debat en morgen in de stemming tijdens de plenaire vergadering aan bod zullen komen.

Ten eerste moeten de zwarte lijsten in de context van de terrorismebestrijding worden herzien, zodat de mensenrechten en de fundamentele procedureregels voor de betrokkenen worden gerespecteerd.

Ten tweede ben ik er, zoals reeds is gezegd, voor dat de Commissie een netwerk van deskundigen opricht dat voor concrete situaties voorstellen doet aan de Raad met betrekking tot de meest geschikte restrictieve maatregelen, regelmatig verslag doet van de ontwikkeling van de situatie op basis van de vastgestelde criteria en doelstellingen en zo nodig voorstellen doet voor verbeteringen bij de toepassing van sancties.

 
  
MPphoto
 

  Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mevrouw Flautre danken voor haar uitstekende werk, hoewel dit, althans gedeeltelijk, in een verkeerd daglicht is gesteld door de stemming in de Commissie buitenlandse zaken, waardoor de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zich van stemming hebben onthouden, terwijl alleen de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten en de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa de sterk gewijzigde tekst hebben goedgekeurd, juist omdat de goedkeuring van een serie amendementen de politieke balans van het voorstel had veranderd. Ik weet ook nog dat mijn fractie, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, hiertegen heeft gestemd in de commissie.

Als fractie beseffen wij dat de 13 ingediende amendementen, ook al zouden deze worden aangenomen, de politieke richting van het voorstel niet kan wijzigen. Hoewel wij voor het merendeel van de amendementen zullen stemmen, blijft onzeker hoe we uiteindelijk zullen stemmen.

Volgens ons is het probleem dat internationale betrekkingen op dialoog en wederzijds respect moeten zijn gebaseerd, ook al is er sprake van meningsverschillen. Sancties zoals deze moeten een laatste redmiddel zijn waarover de lidstaten en de internationale organisaties kunnen beschikken, maar in het verslag worden ze aangeprezen als het voornaamste middel van het extern beleid van de EU.

Wij zijn tevens van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan zogenaamde positieve prikkels. Een land moet worden beloond als het zich er door de ondertekening van specifieke economische, commerciële en financiële overeenkomsten toe verbindt de mensenrechten te bevorderen en te eerbiedigen. In plaats daarvan legt het verslag echter de nadruk op negatieve maatregelen, die vreemd genoeg altijd op dezelfde verdachten, zoals Cuba, zijn gericht. Deze voorbeelden laten zien dat het sanctiebeleid in grote mate tekortschiet.

Kortom, we hebben meer samenwerking en minder unilaterale straffen nodig. Zelfs de Europese Unie heeft de rechtvaardigheid niet in pacht, zoals blijkt uit de ondraaglijke manier waarop we met migranten en Roma omgaan. Misschien moesten we sancties instellen tegen onszelf!

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie.(NL) Voorzitter, de rapporteur acht het van belang dat het Europees sanctiebeleid in de eerste plaats wordt geëvalueerd en in de tweede plaats wordt geherwaardeerd (zie par. 11). Europees optreden door middel van het opleggen van sancties kán constructieve waarde hebben als de mensenrechtensituatie in het desbetreffende partnerland daadwerkelijk verbetert. Grondige evaluatie is dan zeker belangrijk om de effectiviteit van het sanctiebeleid te onderzoeken.

Raad en Commissie moeten echter een stevig debat aangaan over de inzet van het sanctiebeleid. Immers, als een helder kader ontbreekt, wat door collega Flautre al terecht is opgemerkt, is het moeilijk effectief sancties op te leggen. Ik vraag me af of eensgezinde sancties überhaupt mogelijk zijn gezien de diverse lidstaten binnen de Unie en hierbij denk ik aan het geval van Cuba, maar ook aan Zimbabwe. In het licht van de mogelijkheid tot herwaardering van het sanctiebeleid waarvoor collega Flautre tevens pleit, valt te betwijfelen of het sanctiebeleid wel zo’n passend middel is.

Kortom, om de situatie in partnerlanden van de Unie te verbeteren op het gebied van veiligheid en mensenrechten, is het van belang na te denken over het juiste instrument. Kunnen bijvoorbeeld ernstige schendingen van godsdienstvrijheid in China en India aanleiding geven tot werkelijk formeel optreden door de Europese Unie? Herbezinning over het Europese optreden in dit soort gevallen is op het moment meer aan de orde dan voorbarige herwaardering van het sanctiebeleid.

Overigens hoop ik het verslag-Flautre te steunen als een aantal amendementen niet wordt aangenomen.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). (NL) Voorzitter, sta mij toch toe met een kritische noot te beginnen. Ik denk dat het nogal cynisch is om in een verslag over de mensenrechten herhaaldelijk te verwijzen naar de noodzakelijke toepassing van een aantal bepalingen van het Verdrag van Lissabon. Dat verdrag is, zoals we toch allen weten, in een democratische volksraadpleging verworpen in Ierland en het is alleen in Ierland verworpen omdat in geen enkel ander land burgers het mensenrecht krijgen zich democratisch over dit verdrag uit te spreken. Lissabon was trouwens maar een doorslag van een Europese grondwet die reeds eerder in volksraadplegingen in Frankrijk en in Nederland verpulverd werd. Laten we dus maar beginnen door de mensenrechten van onze eigen kiezers te respecteren en niet meer systematisch te verwijzen naar een verdrag dat werd weggestemd en juridisch dood is.

Een tweede kritische noot. Dit verslag staat bol van goede voornemens, maar de realiteit is toch wat anders. We hebben net de Olympische Spelen in China achter de rug, waar al onze Europese democraten zich uitgebreid aan de zijde van een communistisch regime manifesteerden, net zoals men dat in 1936 in nationaalsocialistisch Duitsland ook al deed. We zouden in die omstandigheden misschien beter een paar maanden beschaamde stilte in acht nemen, ook al erken ik dat het verslag zoals het nu voorligt naar de normen van dit Parlement merkwaardig evenwichtig genoemd mag worden en terecht een flink aantal zaken aanklaagt, zoals de toestanden in Cuba en in Zimbabwe. Er ontbreekt wel een ernstige waarschuwing aan het adres van de islamisering in de hele wereld, die een gevaar vormt voor alle vrijheden die de basis zelf van onze maatschappij vormen.

Ten slotte, nog één andere bedenking die me nauw aan het hart ligt. In onze eigen Europese landen, en zeker in mijn land België, worden hoe langer hoe meer muilkorfwetten geïnstalleerd die de vrije meningsuiting aan banden leggen en zelfs gevangenisstraffen opleggen omwille van opiniedelicten, in het bijzonder over kwesties die met immigratie en islamisering te maken hebben. Ik beschouw dit als een bijzonder zorgwekkende evolutie en vind dat wij wat dat betreft ook in dit Parlement, wanneer het over mensenrechten gaat, de vrije meningsuiting ook in onze eigen Europese lidstaten met hand en tand moeten verdedigen.

Drie kritische kanttekeningen dus bij een verslag dat anders zeker niet het slechtste is dat hier ooit werd voorgelegd en dat wij zullen steunen indien er morgen geen onaanvaardbare amendementen worden goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE).(LT) Het is duidelijk dat de meningen over het effect van sancties sterk uiteenlopen. Er zijn gevallen waarin sancties tegen een regime tot gevolg hebben dat onschuldige mensen moeten lijden en indirect een schaduweconomie en een zwarte markt in de hand werken. In sommige gevallen bestaat het gevaar dat mensenrechten worden geschonden doordat namen van personen op zwarte lijsten komen te staan. De geloofwaardigheid van sancties wordt verder verminderd doordat bij de toepassing ervan dubbele maatstaven worden gehanteerd, al naargelang het strategisch belang van de partner van de EU. Het meest recente voorbeeld is dat de EU geen sancties tegen Rusland heeft ingesteld hoewel Rusland inbreuk heeft gemaakt op het internationaal recht door het grondgebied van een soevereine staat – Georgië – binnen te vallen, onder het voorwendsel zijn burgers te willen verdedigen. Toch maken sancties nog steeds deel uit van het EU-arsenaal. Mijns inziens is het zo dat sancties een integraal deel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn en moeten zijn of, beter gezegd, een middel om de mensenrechten en de democratie te bevorderen.

Het is begrijpelijk dat de EU een “wortel en stok”-aanpak gebruikt en probeert de toepassing van sancties te vermijden. Toch moeten sancties worden opgelegd indien dit noodzakelijk is, en het is van groot belang dat zij een brede, consequentere rol spelen in de strategie tot bescherming van de mensenrechten.

De rapporteur, mevrouw Flautre, heeft het embargo tegen China genoemd, dat na het bloedbad op het Tiananmenplein is ingesteld. Er is voorgesteld om dit embargo op te heffen. Maar, dames en heren, tot nu toe hebben we geen uitleg gekregen over het bloedbad op het Tiananmenplein dat de wereld heeft geschokt, noch hebben we verontschuldigingen ontvangen. Waarom zouden we deze sanctie dan opheffen? Ik wil erop wijzen dat de Europese Unie, met betrekking tot de instelling van sancties, nauwer dient samen te werken met andere landen en internationale organisaties en haar beleid en maatregelen met hen dient te coördineren, opdat de sancties effectiever worden.

 
  
MPphoto
 

  Libor Rouček (PSE).(CS) Dames en heren, sancties vormen een integraal onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie als het erom gaat de naleving van de mensenrechten te handhaven en de democratie en de soevereiniteit te beschermen. Hoewel de Europese Unie sinds bijna 20 jaar vele uiteenlopende sancties heeft toegepast is nooit een evaluatie van of studie over het effect van EU-sancties uitgevoerd. Daarom verwelkom ik het verslag van mevrouw Flautre als bijdrage op dit gebied. Ook verwelkom ik een groot aantal conclusies van dit verslag.

ook ik ben van mening dat het van essentieel belang is om de kennis en de analytische capaciteiten van de EU met betrekking tot de evaluatie van sancties te versterken. De ratificatie van het Verdrag van Lissabon en de oprichting van een Europese buitenlandse dienst zou een goede gelegenheid zijn om dit te doen. Als sancties worden toegepast, moeten zij deel uitmaken van een globaal concept voor het buitenlands beleid. Met andere woorden: ze mogen niet op zichzelf staan, los van andere instrumenten van buitenlands beleid en zonder coördinatie met andere spelers op het wereldtoneel. Sancties dienen bovendien vergezeld te gaan van positieve maatregelen en prikkels ter bevordering van de mensenrechten en van het maatschappelijk middenveld en de democratie. Ten slotte dienen sancties niet gekoppeld te zijn aan humanitaire hulp. Sancties dienen tegen concrete personen te zijn gericht, bijvoorbeeld met het doel om hun bewegingsvrijheid in te perken of beslag te leggen op hun vermogen, en niet tegen de slachtoffers van hun misdaden.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Onyszkiewicz (ALDE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, sancties zijn een belangrijk instrument van het extern beleid. Zij hebben ontegenzeggelijk bijgedragen tot de val van de apartheid in de Republiek Zuid-Afrika. Eigenlijk heb ik zelf ooit van sancties geprofiteerd, toen ik in 1983 in het kader van een door sancties afgedwongen amnestie uit de gevangenis werd vrijgelaten, hoewel dit helaas niet van lange duur was.

Toch blijft het effect van sancties vaak uit, zoals we in het geval van Zimbabwe en Cuba kunnen zien. Economische sancties worden vaak gebruikt om moeilijkheden te rechtvaardigen die in de eerste plaats het gevolg zijn van een incompetent dictatoriaal bewind.

Er bestaan echter sancties die zich niet voor dergelijke propagandamogelijkheden lenen, namelijk een inreisverbod voor de Europese Unie. Dit dient echter niet beperkt te blijven tot vertegenwoordigers van de hoogste autoriteiten, zoals in het geval van Wit-Rusland, maar moet ook van toepassing zijn op personen uit de middelste geledingen van het apparaat dat verantwoordelijk is voor onderdrukking en mensenrechtenschendingen. Dan zullen de gewone mensen zien dat de maatregelen niet tegen hen zijn gericht, maar tegen het dictatoriale apparaat.

 
  
MPphoto
 

  Ģirts Valdis Kristovskis (UEN).(LV) Ik wil mijn lof uitspreken voor de pogingen van mevrouw Flautre om de mogelijkheden van de Europese Unie te versterken en haar autoriteit te verhogen. Ik twijfel er niet aan dat sancties op een flexibele manier moeten worden toegepast, maar tegelijkertijd wijst de rapporteur erop dat we geen dubbele maatstaven mogen hanteren. De geloofwaardigheid van Europese sancties wordt ondermijnd door een gebrek aan coherentie. De Europese Unie blameert zich als zij sancties afkondigt en zich er vervolgens niet aan houdt, zoals in het geval van Robert Mugabe. De Europese Unie behandelt landen buiten de EU niet zelden verschillend. Dat heeft consequenties. De berustende houding met betrekking tot de kwestie Georgië was in Rusland aanleiding tot zeer enthousiaste reacties. Volgens de Russen is militaire agressie de beste manier om de mensenrechten te beschermen. Zeker, de opvattingen lopen in de hele wereld uiteen. Het slappe optreden van het GBVB is een bewijs voor het feit dat in de EU zakelijke belangen voorop staan. In de praktijk draait het daarop uit. Helaas versterkt dit bij bepaalde grote machten het gevoel straffeloos te kunnen optreden en het internationaal recht met voeten te kunnen treden. De dubbele maatstaven die we vandaag toepassen zullen morgen voor nog meer problemen zorgen.

 
  
MPphoto
 

  Erik Meijer (GUE/NGL). (NL) Voorzitter, sancties waren een geschikt middel om geleidelijk aan een eind te maken aan de meest erge vormen van koloniale overheersing en aan de apartheidsregimes in Zuid-Afrika en Zuid-Rhodesië. Het waren in het verleden altijd de tegenstanders van verandering die sancties afwezen en vooral de aandacht vroegen voor de negatieve neveneffecten. Daarentegen wezen de vertegenwoordigers van de armen en de onderdrukten in die landen erop dat ze de nadelen van de boycot accepteerden als de prijs die moest worden betaald voor hun bevrijding.

Sinds de langdurige economische boycot tegen het afschuwelijke regime van Sadam Hoessein in Irak weten we dat zo’n boycot er soms ook toe kan leiden dat de inwoners van zo’n land geïsoleerd raken, bang worden voor de buitenwereld en hun regering gaan steunen. Een boycot helpt zeker niet om wensen van de buitenwereld door te zetten tegen de wensen van de binnenlandse publieke opinie in. Het is en blijft wel een geschikt middel om in een land de onderdrukte publieke opinie en de strijd voor verbetering te ondersteunen. Als we scherp dat onderscheid maken, blijven sancties een nuttig instrument voor het bewerkstelligen van meer gelijkheid en democratie.

 
  
MPphoto
 

  Kinga Gál (PPE-DE). - (HU) Hartelijk dank voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter. Ik ben van mening dat de evaluatie van communautaire maatregelen en sancties die deel uitmaken van het beleid van de Unie, extreem belangrijk is op het gebied van de mensenrechten, met name in een tijd van spanningen, zoals nu in het geval van de crisis in Georgië en daarvoor in het geval van Tibet of ook Zimbabwe. Daarom wil ik mevrouw Flautre feliciteren met haar verslag. Dit sanctiebeleid is gebaseerd op eng omschreven beginselen van mensenrechten en internationaal recht, die zijn bekrachtigd door tal van documenten van VN en de EU.

De problemen doen zich niet zozeer voor op het niveau van de beginselen, maar meer bij de toepassing ervan in de praktijk, waarin we te maken hebben met een gebrek aan samenhang, effectiviteit en evenwicht. Een systematische toepassing van mensenrechtencriteria is van essentieel belang om de geloofwaardigheid van de Unie te handhaven. Mijns inziens is er sprake van een gebrek aan samenhang omdat deze vaak wordt opgeofferd aan dagelijkse politieke belangen. Gezamenlijke actie is eveneens van cruciaal belang. Het heeft geen zin om gezamenlijke normen op te stellen als er in de praktijk sprake is van grote verschillen in de toepassing door de lidstaten. Zo heeft zich de EU weliswaar uitgesproken voor de bescherming van de mensenrechten in Tibet, maar er is een lidstaat van de Unie die Tibetaanse vluchtelingen het land uitzet. In het belang van een doeltreffende politiek moeten we een sanctiebeleid ontwikkelen dat transparant en uniform is en op duidelijk gedefinieerde doelstellingen is gericht. Naast eendrachtig optreden is ook een snelle of zelfs onmiddellijke reactie van belang. Het diplomatieke getouwtrek maakt niet alleen ons sanctiebeleid maar ook de hele Unie belachelijk. Het sanctiebeleid zal zijn doelstelling bovendien alleen bereiken indien het vergezeld gaat van positieve maatregelen ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in de betreffende samenleving. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Corina Creţu (PSE).(RO) Ik hoop dat dit verslag een belangrijke rol gaat spelen voor de versterking van het Europees beleid ten aanzien van de toepassing van communautaire sancties.

Ik acht het van essentieel belang dat de lidstaten coherenter optreden, zowel tijdens het besluitvormingsproces inzake sancties als met betrekking tot de toepassing ervan. Indien wij willen dat de Unie een sterke en gerespecteerde rol speelt op het wereldtoneel en dat haar maatregelen, met inbegrip van sancties, een zo groot mogelijk effect sorteren, is het van essentieel belang om grote solidariteit te betonen en de toepassing van verschillende maatstaven te vermijden.

Het is van vitaal belang dat sancties zo min mogelijk ten laste komen van de bevolking van de landen wier regimes aan sancties zijn onderworpen. De bevolking mag niet dubbel worden gestraft, aangezien zij reeds de dupe is van tirannieke of corrupte regimes. Ik ben blij dat mevrouw Flautre ook dit aspect heeft benadrukt.

Last but not least wil ik het over de opportuniteit van sancties hebben. Begin deze week hadden we met een specifieke geval te maken: de crisis in Georgië en het standpunt van de 27 lidstaten ten aanzien van Rusland. De resultaten van de top van maandag zijn onderwerp van heftige debatten, juist vanwege de discrepantie tussen de duidelijke en bijna felle bewoordingen van het standpunt en de terughoudendheid als het om de afkondiging van sancties gaat.

Ik ben van mening dat, zolang de problemen nog kunnen worden opgelost en de verslechtering van de situatie met behulp van dialoog kan worden voorkomen, sancties het laatste redmiddel moeten zijn.

 
  
MPphoto
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verheugd over de in dit verslag naar voren gebrachte ideeën met betrekking tot sancties. Het is duidelijk dat ernstig over deze kwestie moet worden nagedacht: maar al te vaak blijken sancties geheel nutteloos te zijn en in vele gevallen absoluut onrechtvaardig; maar al te vaak schaden zij de zwaksten in de samenleving.

Waarom moeten de vissers in Mauritanië ervoor opdraaien dat er in hun land plotseling een staatsgreep is gepleegd? Wat heeft dat voor zin? De sancties moeten daarom aan een herziening en een analyse te worden onderworpen: zowel wat betreft de conceptuele kant als de toepassing ervan.

Als sancties te vaak en op te onsamenhangende wijze worden ingesteld, zoals de Europese Unie dat doet, verliezen zij – en dus ook de Europese Unie – bovendien hun geloofwaardigheid. Het is één ding om rekening te houden met onze eigen belangen, maar het is iets heel anders om deze als maatstaf te hanteren bij de vraag of er al dan geen sancties moeten worden opgelegd.

Het is van essentieel belang om een specifieke monitoring uit te voeren met betrekking tot de effectiviteit van deze maatregelen; het is van essentieel belang dat we intelligentere sanctiestrategieën toepassen, zodat diegenen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen er direct en persoonlijk door worden getroffen. We kunnen lering trekken uit de sancties die de Verenigde Staten aan Noord-Korea hebben opgelegd, en uit de bevriezing van bankrekeningen in Macao. Wij bestuderen dit voorbeeld, waar weinig publieke aandacht aan werd besteed, dat echter veel effectiever was dan reeksen persconferenties tegen een bepaalde regering.

Daarom steun ik dit verslag, maar de Commissie en de Raad hebben nog werk maken van de evaluatie van de genomen maatregelen, het waarom van die maatregelen en de manier waarop ze ten uitvoer worden gelegd.

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Eoin Ryan (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur danken en haar verzekeren dat wij haar verslag zullen steunen.

De Europese Unie doet er goed aan een reeks harde politieke en economische instrumenten te hanteren die kunnen worden ingezet tegen regimes overal ter wereld die de mensenrechten van hun bevolking schenden. Maar de Europese Unie moet voorzichtig zijn als het om de toepassing van politieke en economische sancties gaat.

De EU is de grootste donor op het gebied van ontwikkelingshulp, maar zij moet in het geval van sancties met overleg en beleid te werk gaan. Het effect van sancties in Zimbabwe, Sudan en Birma, om slechts drie voorbeelden te noemen, is zeer nadelig gebleken voor de bevolking van die landen. We moeten er dus voor zorgen dat niet de armsten en de onderdrukten in die landen worden getroffen, maar de mensen die deze landen regeren.

Sommigen hebben Cuba genoemd. Ik begrijp niet waarom we sancties tegen Cuba hebben ingesteld. Er dienen weer normale handelsbetrekkingen met Cuba te worden opgebouwd: over tien jaar zou het dan een heel ander land zijn dan wanneer we vasthouden aan deze belachelijke sancties.

We moeten, zoals gezegd, voorzichtig zijn bij de toepassing van sancties, en als we al economische en politieke sancties instellen, moeten deze gericht zijn op diegenen die aan de macht zijn. Laten we hun financiële transacties in het buitenland aanpakken en hun reisbewegingen. Sancties kunnen zinvol zijn, maar zij zijn ook beperkt, met name wanneer zij alleen door de landen van de Europese Unie worden toegepast. VN-sancties zijn een veel sterker instrument dat veel effectiever kan zijn.

Ik steun dit verslag, maar ik ben van mening dat het nut van sancties beperkt is. Ze kunnen weliswaar effectief zijn, maar we moeten bij de tenuitvoerlegging ook met overleg en beleid te werk gaan.

 
  
MPphoto
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL).(EL) Mijnheer de Voorzitter, onder het voorwendsel van de bescherming van de mensenrechten stelt het onderhavige verslag een zo effectief mogelijk gebruik voor van het onaanvaardbare en onmenselijke wapen van sancties en embargo’s om het EU beleid door dwang en druk door te zetten tegen ander landen, volkeren en regeringen die zich tegen de kapitalistische barbarij verzetten.

De ingenieus geconstrueerde sancties die worden voorgesteld, vormen in combinatie met de financiering van non-gouvernementele organisaties zoals huurlingenlegers uit de EU de meest schaamteloze manier van ingrijpen in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen. Dit druist in tegen de grondbeginselen van wat er nog over is van het internationaal recht.

Dit verslag neemt in de praktijk het embargobeleid over dat door de VS krachtens de Helms-Burton Act tegen Cuba is ingesteld; door deze wet worden zelfs ondernemingen uit derde landen die handel drijven met de VS er onder meer toe verplicht zich aan de door dit land afgekondigde sancties te houden.

Deze wet, met het bijbehorende embargo, is tijdens Algemene Vergaderingen regelmatig door een overweldigende meerderheid van de VN-leden veroordeeld. De wet betekent in feite dat nationaal recht wordt geëxporteerd, wat een inbreuk op en negatie van de internationale beginselen en het Handvest van de Verenigde Naties vormt.

Het beroep op de VN en de verwijzing naar de mensenrechten is een vijgenblad waarmee het agressieve beleid van de EU wordt toegedekt. Het is ongelooflijk hypocriet. Wij vragen u: waarom neemt u geen maatregelen tegen Rusland? Natuurlijk mogen we zulke maatregelen niet goedkeuren. Waarom treft u geen maatregelen tegen China? Natuurlijk zouden wij dergelijke maatregelen ook niet goedkeuren. De verklaring daarvoor is dat u daar economische belangen heeft. Diegenen die de mensenrechtenclausule in het verslag Agnoletto hebben geïntroduceerd, hebben het een en ander op hun geweten, aangezien zij de EU een alibi en een voorwendsel aan de hand hebben gedaan voor haar criminele beleid tegen het volk.

Diegenen onder ons die competent en verantwoordelijk genoeg zijn om hun eigen problemen op te lossen, zijn volgens ons de mensen zelf. Zij hebben absoluut geen behoefte aan zogenaamde beschermers, en al helemaal niet aan de EU.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het gebruik van sancties dient een reëel en effectief onderdeel te worden van het extern beleid van de EU op het gebied van de mensenrechten. De conclusies van het verslag van mevrouw Flautre zijn goed bedoeld. Het beleid van dubbele maatstaven dat tot dusver wordt gehanteerd, moet worden gewijzigd. Het is zinvol om de clausule met betrekking tot mensenrechten en democratie uit te breiden tot alle handelsovereenkomsten die door de EU met derde landen worden gesloten. Het is van belang om tegelijkertijd politieke én economische sancties toe te passen, waarbij de eerstgenoemde erop moeten doelen vooral sectoren te treffen die een strategische bron van inkomsten vormen voor de regeringen. Wanneer we sancties toepassen, moeten we ook het maatschappelijk middenveld en non-gouvernementele organisaties in het betreffende land ondersteunen.

Ik krijg echter de indruk dat de goedkeuring van resoluties nog geen oplossingen oplevert. Gevallen waarin individuele lidstaten zich door hun eigen belangen laten leiden en inbreuk maken op de EU-solidariteit, zijn hiervoor het beste bewijs. Zonder een echte politieke wil aan de kant van de EU-lidstaten blijven resoluties papieren tijgers. Aan het standpunt van de autoriteiten van de EU ten aanzien van de Russische acties in Georgië zullen we kunnen aflezen of het extern beleid van de Unie de toets doorstaat. Het volstaat niet meer om zomaar bepaalde beginselen en eisen te verkondigen: het wordt hoog tijd om deze ook toe te passen. Dit is precies waar het verslag over gaat, en ik wil hiervoor mijn oprechte dank uitspreken aan mevrouw Flautre.

 
  
MPphoto
 

  Katrin Saks (PSE). - (ET) Een van de belangrijkste onderwerpen in dit verslag is volgens mij de kwestie van criteria.

Wanneer we sancties instellen moeten we ook criteria vastleggen met betrekking tot de vraag hoe, wanneer en onder welke voorwaarden die sancties dienen te worden opgeheven. Zonder dergelijke criteria zijn de sancties zelfs compleet zinloos.

Andizjan is hiervoor een voorbeeld. Voor het eerst omvatte een sanctieregeling een beleidsmechanisme van positieve maatregelen, wat betekent dat er een periode van zes maanden werd afgekondigd alvorens de sancties ten uitvoer zouden worden gelegd, zodat Oezbekistan de keuze had om binnen de gestelde tijd aan onze criteria te voldoen.

Het is goed dat er een positief mechanisme werd toegepast, maar ook hiervoor moeten criteria worden opgesteld: de sancties zullen pas worden opgeheven wanneer er sprake is van zeer positieve ontwikkelingen met betrekking tot het bloedbad van Andizjan.

Hiermee kom ik op het volgende belangrijke punt dat in het verslag wordt aangesneden, namelijk de oprichting van een onafhankelijke groep deskundigen op het gebied van sancties, die evalueren welke soort sancties en dienen te worden toegepast en wanneer dit dient te gebeuren.

Ook moet aandacht worden besteed aan de symbolische betekenis van sancties, een effect dat ik in Oezbekistan heb kunnen constateren. Dit effect valt moeilijk te kwantificeren. Weliswaar was het in de praktijk niet groot – het ging bijvoorbeeld om de visumregeling (de functionarissen, vooral diegenen waarop de sancties waren gericht, waren vertrokken) en het wapenembargo (er werden geen wapens naar Oezbekistan geleverd), maar de sancties hadden wel een grote symbolische waarde. Dit zag iedereen zo, van de taxichauffeur tot en met de minister.

 
  
MPphoto
 

  Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het extern beleid van de Europese Unie is baanbrekend door de toepassing van een positief conditionaliteitsmodel – de “wortelmethode” – dat succesvol wordt aangewend in de betrekkingen met de kandidaat-lidstaten.

Helaas zijn substantiële vorderingen op mensenrechtengebied in de ontwikkelingslanden niet altijd de meest effectieve maatstaf gebleken om hen ertoe aan te sporen vooruitgang te boeken, aangezien nieuwe spelers in de internationale arena zijn verschenen die aan politieke dumping doen. Het beleid van China in Afrika heeft bijvoorbeeld niets te maken met mensenrechten of democratie. Maar in plaats van de fundamentele waarden van de EU over boord te zetten mogen we niet bang zijn om zo nodig de “methode van de stok” te gebruiken teneinde te laten zien dat de niet-naleving van bepaalde fundamentele vereisten gevoelige consequenties heeft die derde partijen maar beter kunnen vermijden.

 
  
MPphoto
 

  Ryszard Czarnecki (UEN).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het gebruik van dubbele maatstaven in het geval van schendingen van de mensenrechten is een ramp voor de EU. In de context van de Russische agressie tegen Georgië, maar ook een tijd daarvoor hebben we een situatie waarin bepaalde landen met een dictatoriaal of semi-dictatoriaal regime zachtzinnig worden aangepakt, omdat ze groot en rijk zijn, terwijl landen die de mensenrechten schenden, maar die vanuit Europees oogpunt of voor het Amerikaanse bedrijfsleven minder belangrijk zijn, veel strenger worden behandeld.

We mogen niet afzien van het gebruik van het instrument van sancties tegen landen die inbreuk maken op de mensenrechten en de burgerrechten en de Europese normen op dat gebied met voeten treden. Dit instrument mag echter niet worden gedevalueerd – we moeten het flexibel toepassen. In deze context mag de dreiging met mogelijke sancties tegen Rusland vanwege de oorlog in de Kaukasus niet worden ingetrokken.

To slot ben ik blij dat we de opzettelijke aantasting van het milieu erkennen als schending van de mensenrechten. Collega’s uit Finland, Zweden en de Baltische staten spreken in dit verband over de potentiële dramatische gevolgen van de investeringen in de Nord Stream gaspijpleiding die op de bodem van de Oostzee wordt aangelegd.

 
  
MPphoto
 

  Maria da Assunção Esteves (PPE-DE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, het beleid van Europa moet sterk worden gewijzigd om de mensenrechten serieus te nemen. Er moeten slimme en effectieve sancties komen die zijn gekoppeld aan een structurele en systematische respons. Europa heeft meer eendracht nodig. De fictieve grenzen doen zich nog steeds gevoelen wanneer we rond de tafel zitten en besluiten moeten nemen. Ook postkoloniale nostalgie en hedendaagse belangen spelen hierbij een rol. Toch is Europese autoriteit belangrijk voor de mensenrechten, evenals een intensievere en bredere integratie van de mensenrechten in het beleid. Een nieuw Europa is niet een Europa waar iedereen zelf beslist wat er moet gebeuren en hoe dit moet gebeuren. Een nieuw Europa is één orgaan waarvoor de mensenrechten niet alleen een doel op zichzelf zijn, maar een instrument vormen voor zijn geopolitieke strategie.

De koers is duidelijk: een sterk Europees politiek centrum, een Europees Parlement met besluitvormingsbevoegdheden, gezamenlijke verantwoordelijkheid in de diplomatieke aanpak van de lidstaten inzake de bescherming van de mensenrechten, met een sturende rol voor de Commissie, meer politieke en minder bureaucratische delegaties van de Europese Commissie in derde landen, het uitoefenen van druk op de Wereldhandelsorganisatie om naar de democratische staat van dienst van haar leden te kijken, de bevordering van organisatorische structuren naar het voorbeeld van die van de Unie, intensieve dialoog met de Afrikaanse Unie en de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties en andere regionale organisaties, het uitoefenen van druk ten behoeve van een reorganisatie van de Verenigde Naties, waarbij de Europese Unie een leidende rol dient te spelen, de uitwerking van een interne strategie ter vermindering van afhankelijkheden die gericht is op een gemeenschappelijk energiebeleid en een consequent defensiebeleid.

Dames en heren, het beleid op het gebied van de mensenrechten moet worden gerevolutioneerd.

 
  
MPphoto
 

  Vural Öger (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, het huidige debat over mogelijke sancties tegen Rusland in reactie op het conflict in de Kaukasus toont eens te meer aan hoe onverantwoordelijk er soms met sancties wordt omgesprongen. Het is de vraag of zij op legitieme wijze kunnen worden toegepast als universeel, ongedifferentieerd middel en het is onduidelijk wanneer en hoe de effectiviteit van sancties is gewaarborgd.

Het is bijzonder belangrijk om de effectiviteit van EU-sancties correct te evalueren. Ze mogen niet de verkeerde groepen treffen, maar moeten doelgericht zijn. Vaak zijn alleen repressieve regimes voor misstanden verantwoordelijk. Welke evaluatiecriteria er moeten worden gehanteerd, is een centrale vraag die ondanks alle inspanningen nog steeds onbeantwoord is. Wanneer leiden sancties eigenlijk tot ander gedrag? In plaats van ad-hocsancties in te stellen zou ik de voorkeur geven aan een EU-strategie die in een coherent en duurzaam sanctiebeleid uitmondt. Daarvoor moeten we hier echter eerst een consensus bereiken over de optimale randvoorwaarden voor de toepassing van sancties. Tot dusver ontbreekt er nog steeds een doeltreffende sanctiestrategie.

Dit verslag is echter een stap in de goede richting. Het Europees Parlement is momenteel de belangrijkste bevorderaar van de mensenrechten. EU-sancties mogen geen agressief politiek instrument zijn, maar moeten in het belang zijn van de bevolking. Sancties die de burgerbevolking straffen zijn contraproductief en niet doeltreffend.

 
  
MPphoto
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE).(RO) Sancties behoren tot het instrumentarium dat de Unie ter beschikking staat om haar mensenrechtenbeleid ten uitvoer te leggen.

Vanwege het gebrek aan studies over het effect van het sanctiebeleid van de Europese Unie is het echter, zoals de rapporteur reeds heeft gezegd, moeilijk om de gevolgen en de doeltreffendheid van dit beleid in het veld te evalueren en is er sprake van een gebrek aan transparantie, samenhang en ook legitimiteit van communautaire sancties.

Zolang de Europese Unie in haar gemeenschappelijk veiligheidsbeleid niet met één stem spreekt kunnen we moeilijk doeltreffende en systematische communautaire sancties instellen. Het is betreurenswaardig dat de Unie en de lidstaten niet op een systematische manier gebruik maken van sancties. Daarom ben ik van mening, mijnheer de Voorzitter, dat er, ten behoeve van het respect voor de mensenrechten, een coherente strategie voor het sanctiebeleid moet worden ontwikkeld, een strategie die rekening houdt met reeds ondertekende overeenkomsten en clausules, die dubbele maatstaven vermijdt en op die manier bijdraagt aan een grotere geloofwaardigheid van de Unie.

Ik feliciteer mevrouw Flautre met dit verslag.

 
  
MPphoto
 

  Genowefa Grabowska (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het internationaal recht kent een Latijns beginsel dat als volgt luidt: par in parem non habet imperium. Dit betekent dat geen enkele staat over een andere mag oordelen of aan een andere staat sancties mag opleggen, maar dat behoort tot het verleden. De internationale gemeenschap is, geleid door gezond verstand en rationalisme, een heel andere koers ingeslagen. De primitieve sancties die staten vroeger in de vorm van represailles tegen elkaar gebruikten volgens het Bijbelse principe “oog om oog, tand om tand” uit het Oude Testament, heeft plaats gemaakt voor een gestroomlijnd mechanisme van collectieve, georganiseerde sancties, waarbij aan de hand van procedures wordt bepaald wie dit mechanisme wanneer en op welke wijze mag toepassen. Ik ben blij dat de Europese Unie een steeds verfijnder mechanisme voor de toepassing van sancties uitwerkt dat gedifferentieerd genoeg is om rekening te kunnen houden met de situatie en de mate van schuld.

Ik wil graag twee punten benadrukken. Ik ben voor verstandige en intelligente sancties die op zinvolle wijze worden toegepast, maar ik ben tegen zogenoemde preventieve sancties. Mijns inziens zijn preventieve sancties niet te rechtvaardigen. Ten tweede wil ik dit Huis oproepen meer aandacht te besteden aan de samenleving, aan onze burgers, door hen te informeren over het feit dat sancties geen primitieve straf betekenen maar een natuurlijke, gezonde reactie op ernstige schendingen van het recht en dat zij ertoe dienen de democratie te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik wil een onderwerp oppikken dat al door enkele leden aan de orde is gesteld. Sancties mogen niet op de verkeerde groepen zijn gericht. Met name mogen de allerarmsten er niet door worden getroffen. Hier valt sinds geruime tijd een ontwikkeling te constateren, maar we moeten op deze weg verder gaan. In het verleden hebben we keer op keer meegemaakt dat in corrupte regimes die de mensenrechten met voeten treden, ook grote bedragen aan overheidsmiddelen worden in particuliere zakken verdwijnen en dan ergens op mooie bankrekeningen worden geparkeerd totdat het desbetreffende lid van het regime zijn geld wil afhalen en het wil gebruiken.

Dit betekent dat wij naar wereldwijde samenwerking moeten streven, zoals we dat ook bij de oprichting van het Internationaal Strafhof hebben gedaan. De Europese Unie kan hier een belangrijke rol spelen door erop toe te zien dat de verantwoordelijken niet de vruchten van een dergelijk beleid kunnen plukken.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer mevrouw Flautre met haar uitstekende, evenwichtige verslag. Ik zie drie gevallen waarin de Europese Unie dubbele maatstaven hanteert. Aan de ene kant is er sprake van dubbele maatstaven wanneer we twee kleine landen met elkaar vergelijken, waarvan het ene tegen ons is en een vijandig standpunt inneemt, en het andere beweert pro-westers en pro-Europa te zijn. Er is sprake van dubbele maatstaven tussen kleinere landen en de grote mogendheden, Rusland en China, omdat hier economische belangen een rol spelen. En er is sprake van dubbele maatstaven die onze geloofwaardigheid ondermijnen en de vraag doen rijzen of de Europese Unie het recht heeft derde landen met betrekking tot de mensenrechten en minderhedenrechten te kritiseren wanneer er sommige landen in de Unie zijn waar honderdduizenden ingezetenen de nationaliteit van die landen wordt onthouden, zoals in twee van de Baltische staten, of wanneer er een vooraanstaand land in de Europese Unie is dat op grond van zijn constitutie weigert regionale talen te erkennen. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, Ik wil mij aansluiten bij diegenen die op dubbele maatstaven en inconsequenties hebben gewezen en zou de aandacht van mevrouw Flautre willen vestigen op paragraaf 22 van het verslag met betrekking tot het substantiëren van de landenstrategiedocumenten en de legaliteit van sancties of van een sanctiebeleid. In september 2004 heeft dit Huis besloten een onderzoeksmissie naar de Vojvodina, het noordelijke deel van Servië, te sturen, waarbij het niet alleen om een mensenrechtenkwestie gaat, maar ook om een kwestie van solidariteit omdat er vele Hongaren en ook Roemenen en Duitsers leven die daar door historische omstandigheden zijn beland. We hebben de ernstige mensenrechtensituatie in dat gebied onderzocht. Er werd besloten dat de Subcommissie mensenrechten een onderzoek zou instellen. Dit is na drieënhalf jaar nog steeds niet gebeurd. Daarom wil ik de Subcommissie mensenrechten verzoeken deze ernstige situatie in overeenstemming met die beslissing te onderzoeken, omdat het Parlement alleen in dat geval de aandacht van de Raad en de Commissie op de actuele situatie kan vestigen en een rol in het sanctiebeleid kan spelen.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen zou ik willen antwoorden op mevrouw Flautre, en ook op mijnheer Romeva I Rueda en alle anderen die hebben gezegd dat we het sanctiebeleid moeten ijken, dat we een evaluatie en effectbeoordelingen nodig hebben. Dit lijkt me inderdaad een zeer belangrijk punt, en de Raad stelt er evenals het Parlement belang in om over sancties te kunnen beslissen en deze op basis van de best beschikbare informatie bij te kunnen stellen. De bestaande maatregelen worden regelmatig geherevalueerd op basis van effectbeoordelingen, en de Raad baseert zijn besluiten zo vaak mogelijk op verslagen van de missiehoofden in de betreffende landen, die in de beste positie te verkeren om de effectiviteit van de genomen maatregelen te beoordelen.

De Raad heeft zijn overleg met lokale en internationale non-gouvernementele organisaties in grote mate verder ontwikkeld en vandaag hebben we gezien dat het Parlement een zeer belangrijke rol toekomt bij deze evaluatie.

Sancties zijn echter ook een instrument dat een politiek karakter dient te behouden. We moeten uit methodisch oogpunt over een strategie beschikken, maar we mogen ons beleid niet al strikt vastleggen, noch mag het proces een automatisch karakter krijgen – ik wil dat hier zo duidelijk en verantwoord mogelijk zeggen – en daarom zullen er altijd verschillen zijn in onze beoordelingen. Ook in antwoord op mevrouw Koppa, die hier een zeer subtiele toespraak heeft gehouden, wil ik zeggen dat sancties een politiek instrument blijven. Zij vormen niet het enige instrument ter bevordering van de mensenrechten. Er zijn twee andere instrumenten, die de landen waarop zij zijn gericht in mindere mate stigmatiseren, maar ook tot de bevordering van de mensenrechten dienen, namelijk de conditionaliteiten waarin het uitbreidingsbeleid van het stabilisatie- en associatieproces voor de Balkan en het nabuurschapsbeleid voorzien, en de verplichte mensenrechtenclausules in alle overeenkomsten die de Europese Unie met derde landen of landengroepen sluit, waarbij de schending van die clausules tot de opschorting van de overeenkomsten kan leiden.

Ik wil mevrouw Koppa verzekeren dat er geen sprake is van een embargo op farmaceutische producten, maar slechts van een controlesysteem voor dergelijke producten voor zover het om producten voor tweeërlei gebruik gaat, die onder de non-proliferatieregeling vallen.

Mijnheer Cappato en mijnheer Gawronski hebben ook een interessant onderwerp aangekaart, en enkele sprekers zijn op de kwestie van de aantasting van het milieu teruggekomen. Thans maakt de aantasting van het milieu geen deel uit van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dus het klopt dat dit punt vanuit dit perspectief niet in aanmerking wordt genomen, en we moeten erover nadenken de aantasting van het milieu daarin op te nemen wanneer deze een gevaar vormt voor de internationale veiligheid of voor de rechten van de bevolking, voor de mensenrechten. Dit is een discussie die we op gang moeten brengen. Ik wil mijnheer Cappato ook zeggen dat de Europese Unie in de genoemde gevallen reeds gebruik heeft gemaakt van energiesancties, die onder verschillende omstandigheden zijn toegepast.

Ik wil een paar gevallen doornemen die u hebt genoemd: de recente ontwikkelingen natuurlijk. Wat betreft de oorlog tussen Rusland en Georgië zou ik duidelijk willen zeggen dat sancties hun doel missen als de consequentie daarvan is dat alle contacten met het betreffende land, in dit geval Rusland, worden verbroken. Ten slotte moeten we er ook over nadenken of het opleggen van sancties in dit geval in het belang van Georgië zou zijn. Ik zou allen willen verzoeken dit te overwegen.

Ik wil ook terugkomen op hetgeen hier is gezegd over het opstellen van criteria. Mevrouw Saks heeft dit punt genoemd. Dit is inderdaad een zeer belangrijke kwestie, vooral wat betreft Oezbekistan, dat kan ik u zeggen omdat ik daar heb deelgenomen aan een conferentie over Centraal-Azië en de aanwezigheid van de Europese Unie in die regio. Tijdens mijn bezoek had ik ook een ontmoeting met mevrouw Tadjibaeva, een politieke gevangene, die inmiddels is vrijgelaten. We hopen dat haar gezondheid er weer op vooruit gaat en dat zij de nodige zorg kan krijgen, maar ik kon ook constateren dat een beleid waarin de juiste criteria werden gehanteerd ervoor heeft gezorgd dat vooruitgang kon worden geboekt en dat de autoriteiten zich ervoor hebben ingezet om in ruimere mate te voldoen aan de door de Europese Unie gestelde eisen. Overigens zullen we in oktober opnieuw een bezoek aan het land brengen.

Met betrekking tot Cuba zou ik degenen die dit onderwerp hebben aangekaart, eraan willen herinneren dat de sancties tegen Cuba in juni 2008 zijn opgeheven, wat ons er niet van weerhoudt de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten in dat land nauwlettend te volgen.

Dit waren de opmerkingen die ik wilde maken aan het eind van dit uiterst uitvoerige en waardevolle debat dat aantoont dat de inbreng van het Parlement noodzakelijk is.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat dit een zeer nuttige discussie was waarin een aantal zeer belangrijke kwesties aan bod is gekomen waar we over na zullen moeten denken wanneer we ervoor kiezen sancties in te stellen, aangezien sancties niet het enige instrument van ons extern beleid zijn. We moeten sancties, na zorgvuldige overweging, altijd in combinatie met alle andere instrumenten toepassen, met inbegrip van ontwikkelingswerk of politieke en economische hervormingen in derde landen. Al deze instrumenten zijn op een doel gericht: de handhaving en bevordering van de mensenrechten.

Het verslag van mevrouw Flautre toont duidelijk aan dat we dit instrument verder moeten verfijnen en ervoor moeten zorgen dat ons stelsel van sancties zelf volledig in overeenstemming is met het internationaal recht en niet indruist tegen fundamentele mensenrechten die wij allen onderschrijven. Ik ben van mening dat onze rechtbanken – zoals het Europees Hof van Justitie in zijn arrest van vandaag – in grote mate bijdragen tot de ontwikkeling van ons sanctiestelsel en tegelijkertijd fundamentele beginselen waarborgen zoals de rechtsstaat en het recht op een behoorlijk proces. Nogmaals, we dienen de mensenrechten te bevorderen en de brede bevolking te ontzien en niet te bestraffen, noch economisch noch op andere wijze.

Dit is zeer belangrijk. Ik herhaal daarom dat onze sancties moeten zijn gericht op diegenen die voor mensenrechtenschendingen verantwoordelijk zijn en dat we – zoals mijnheer Rack heeft gezegd – bijvoorbeeld bankrekeningen moeten laten bevriezen en een visumverbod moeten uitvaardigen om de leiders of die verantwoordelijken allerlei mogelijkheden te ontnemen.

Een aantal sprekers, en ook mevrouw Flautre zelf, heeft om een behoorlijke evaluatie van EU-sancties verzocht en hebben voorgesteld een bepaalde methodologie te ontwikkelen. Volgens mij is Jean-Pierre Jouyet al kort ingegaan op het werk dat in dit verband wordt verricht in de Raad, waar ik geheel achter sta, en met name ben ik van mening dat we de ex ante-evaluatie een stuk moeten verbeteren voordat we sancties opleggen. Hier kan ik ook nog eens de diensten van onze delegaties aanbieden, aangezien zij ter plekke zijn en goed weten wat er aan de hand is; bijdragen van maatschappelijke en van mensenrechtenorganisaties kunnen hier ongetwijfeld van groot nut zijn.

Met betrekking tot de coherentie van het beleid zou ik willen zeggen dat sancties weliswaar een belangrijk instrument zijn, maar dat zij moeten worden aangevuld door een proactieve aanpak van ons ontwikkelingswerk: steun voor mensenrechteninstellingen, politieke hervormingen, de bevordering van het maatschappelijk middenveld. Birma/Myanmar is hiervoor een goed voorbeeld. Er zijn sancties, maar tegelijkertijd houden we mogelijkheid open om met NGO’s en mensenrechtenorganisaties samen te werken. Ik geloof dat dit een belangrijke stap voorwaarts is.

 
  
MPphoto
 

  Hélène Flautre, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat we deze discussie hebben gevoerd en over de bijdragen die u allemaal en die de fungerend voorzitter van de Raad en de Commissie hebben geleverd.

Ik geloof dat uit deze discussie zoiets als een gemeenschappelijke filosofie naar voren komt. Ik heb vele oproepen tot een consequenter beleid gehoord, tot een geloofwaardiger beleid dat dubbele maatstaven vermijdt, en ik heb de indruk dat dit de vraagstukken zijn waar we aan moeten blijven werken. Ik heb bij de opstelling van dit verslag veel geleerd uit discussies met verschillende mensen. Ik ben ervan overtuigd dat we nog veel werk voor de boeg hebben en dat de basis voor dit toekomstige werk moet worden gevormd door een omvattende en uitputtende evaluatie van het huidige sanctiebeleid, want als de vraag “Sancties of niet?” aan de orde is raken – zoals we nu met Rusland zien – de gemoederen al snel verhit, terwijl de media meteen op de loer liggen. Daarom hebben we een gedegen filosofie nodig en moeten we van gedachten wisselen en het eens zijn over onze procedures en ons beleid.

Om terug te komen op het netwerk van deskundigen: het ligt niet in de bedoeling om technische expertise te gebruiken om gevoelige politieke besluiten te vervangen, maar het gaat erom te waarborgen dat de gevoelige politieke besluiten zoveel mogelijk zijn gebaseerd op objectieve informatie. Wie een sanctiebeleid voert, moet het ten uitvoer leggen en zich houden aan wat sommigen van u “geheel objectieve criteria” hebben genoemd, aan de hand waarvan de daadwerkelijke effectiviteit van de sancties kan worden gemeten.

Ik ben ervan overtuigd dat we echte vooruitgang boeken. Er moet nog steeds een aantal punten worden verduidelijkt – dit hebt u zeker begrepen uit sommige toespraken – en dit was de reden waarom ik mij van stemming heb onthouden in de Commissie buitenlandse zaken. Dames en heren, ik ben van mening dat we niet kunnen beknibbelen op de volledige eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal recht bij de opstelling van zwarte lijsten, of bij het opnemen van personen in dan wel het schrappen van personen uit deze lijsten. Het arrest van het Hof van Justitie waar u het zojuist over had, mijnheer Jouyet, maakt duidelijk wat onze taak op dit gebied is.

Dames en heren, ik verzoek u dit verslag aan te nemen, dat weliswaar niet perfect is, maar toch een respectabel verslag waar we trots op kunnen zijn en dat een goed instrument voor verdere werkzaamheden zal zijn.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 4 september 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Desislav Chukolov (NI), schriftelijk. (BG) Mijnheer Pöttering, mevrouw Flautre de meesten van u zijn hebben in de loop van uw politieke carrière wel eens in de oppositie gezeten. U kent die ervaring – de regeringspartijen doen alsof u niet bestaat, terwijl u hen van diefstal en twijfelachtige deals beschuldigt. In Bulgarije zijn momenteel echter de opvolgers van terroristen en absolute fascisten aan de macht.

Dit zijn de partijen die de driepartijencoalitie in Bulgarije uitmaken: goddeloze individuen die kerken de lucht in hebben gejaagd om indruk te maken op de Comintern, zoals de Bulgaarse socialistische partij; een partij rond de erfgenaam van Boris III die Bulgarije de Tweede Wereldoorlog insleepte en goede maatjes met Hitler was – dit zijn de dieven van de Nationale Beweging van Simeon II – en ten slotte de anticonstitutionele moslimpartij Beweging voor Rechten en Vrijheden, die uit terroristen bestaat die twintig jaar geleden treinstellen voor moeders met kinderen hebben opgeblazen.

Op 30 juli 2008 hebben de machthebbers mijn collega Dimitar Stoyanov in elkaar geslagen. Bij medisch onderzoek werd vastgesteld dat de boeven in politie-uniform hem 34 verwondingen hadden toegebracht.

Voor de achtergrond van een effectief EU-beleid voor de toepassing van sanctieregelingen in gevallen van grove schendingen van de mensenrechten, waarover u in uw verslag spreekt, dring ik erop aan dat dit Parlement en alle leden een standpunt innemen ten aanzien van dit voor ons allen beschamende incident en de regerende maffia in mijn land scherp veroordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het strafrechtelijk systeem dient ter bestraffing, afschrikking en de reclassering van de dader. Sancties hebben min of meer hetzelfde doel. Onze strafrechtelijke systemen straffen weliswaar, maar hoe succesvol ze zijn als het om afschrikking gaat, is een onbeantwoorde vraag. Sancties dragen eveneens weinig bij tot afschrikking en tot de herintegratie van landen die zich schuldig maken aan inbreuken op het internationaal recht en mensenrechtenschendingen.

Onderzoek naar de effectiviteit van meer dan 100 gevallen van economische sancties van na de Tweede Wereldoorlog heeft uitgewezen dat sancties het effectiefst zijn indien: de geëiste wijzigingen bescheiden zijn; machtige staten of landengroepen tegen een zwakker land optreden; het doelland afhankelijk is van de handel met landen die de sancties instellen; de sancties snel worden opgelegd en de schade die de oplegger van de sancties hierdoor loopt, beperkt blijft.

Wanneer de EU sancties instelt, dienen zij eng omschreven en doelgericht te zijn. Maatregelen die in overweging kunnen worden genomen, zijn onder meer: de bevriezing van financiële tegoeden, een verbod op financiële transacties, investeringsbeperkingen; handelsbeperkingen op bepaalde goederen; reisbeperkingen; beperkingen van de diplomatieke betrekkingen en restricties op het gebied van cultuur en sport.

Het is van vitaal belang dat de EU haar sanctiebeleid herziet, niet alleen om de gewenste wijzigingen teweeg te brengen in de landen die zich schuldig hebben gemaakt aan inbreuken, maar ook om haar eigen geloofwaardigheid te handhaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement, dat doet alsof het de VN is, zegt de heerschappij van de mensenrechten in de hele wereld te willen waarborgen. Het zou er echter beter aan doen om in eigen huis orde op zaken te stellen.

In Frankrijk, België, Duitsland, Oostenrijk worden duizenden burgers, waaronder academici, advocaten en door de burgers gekozen vertegenwoordigers berecht, veroordeeld, geruïneerd, ontslagen, gevangen genomen en van racisme beschuldigd omdat ze de immigratie kritiseren, worden beschuldigde van vreemdelingenhaat omdat zij legitieme nationale preferenties verdedigen, worden van revisionisme beschuldigd omdat zij vraagtekens plaatsen bij de “officiële” maar wisselende versies van de jongste geschiedenis, worden van homofobie beschuldigd omdat zij uiting geven aan een voorkeur voor natuurlijke gezinnen, die als enige in staat zijn het leven door te geven.

Deze politieke en justitiële vervolging strekt zich zelfs uit tot advocaten. In Duitsland werd Sylvia Stolz gearresteerd omdat zij de standpunten van haar cliënt voor de rechtbank verdedigde. In Frankrijk heeft de Orde van Advocaten van Parijs het erelidmaatschap van de gepensioneerde advocaat Eric Delcroix geweigerd en daarmee schande over zichzelf afgeroepen.

Rechters als Estoup in Versailles, Schir in Lyon en Cotte in Parijs zijn erop gebrand deze willekeurige wetten op brede schaal toe te passen, uit verachting voor de beginselen die de vrijheid verdedigen. Maar vooral zitten sommigen van de verantwoordelijken voor deze vrijheidsdodende wetgeving in dit Parlement. Onze verontwaardiging moet in de eerste plaats naar hen uitgaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Europese Unie is gebaseerd op waarden, zoals democratie en eerbiediging van de mensenrechten. De bescherming en verdediging van deze waarden staat centraal in elk beleid van de Europese Unie.

De mensenrechten zijn geïntegreerd in het extern beleid van de EU. Toch spreekt de EU al te vaak niet met één stem en ontbreekt het haar aan de mogelijkheid om snel en efficiënt op massale schendingen van de mensenrechten te reageren.

Sancties vormen een onderdeel van het mensenrechtenbeleid, en toch worden ze niet altijd op dezelfde wijze toegepast. De EU mag niet wegkijken en uitzonderingen maken voor grote landen, zoals Rusland en China, dat in feite een koehandel drijft met mensenrechten en economische voordelen.

De economische betrekkingen met derde landen moeten zorgvuldig worden heroverwogen in het geval van voortdurende mensenrechtenschendingen, waarop moet worden gereageerd met sancties en het afbreken van verdere onderhandelingen.

Daarom verzoek ik de Commissie en de Raad met klem om vastberaden, eendrachtig en krachtdadig op te treden. Bovendien roep ik de EU op om het mensenrechtenbeleid voor alle landen op dezelfde wijze toe te passen en sancties op te leggen aan alle landen waar aantoonbaar mensenrechtenschendingen plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, mevrouw Flautre, danken voor een evenwichtig en waardevol verslag, dat terecht aandringt op een herevaluatie van EU-sancties en op onderzoek als onderdeel van het bredere mensenrechtenbeleid van de EU. Zolang we niet over informatie beschikken die is gebaseerd op een diepgaand onderzoek, is het debat over de effectiviteit of ineffectiviteit van sancties zinloos.

Sancties kunnen in het kader van het mensenrechtenbeleid belangrijk zijn op twee complementaire manieren. Aan de ene kant zijn ze een morele boodschap van de Europese gemeenschap van waarden en als zodanig een waardevol signaal. Aan de andere kant kunnen zij een concreet effect hebben op de ontwikkeling in de doelstaat. Beide aspecten zijn ontegenzeggelijk van belang gebleken in gevallen waarin een blijvend resultaat is bereikt, bijvoorbeeld bij de beëindiging van de apartheid in Zuid-Afrika.

Het zal evenwel duidelijk zijn dat dergelijke resultaten niet alleen met sancties kunnen worden bereikt. Om blijvend verandering te kunnen brengen in de mensenrechtensituatie en de politieke situatie in een land is coördinatie en een omvattend gebruik van de instrumenten van het mensenrechtenbeleid vereist. Het Parlement heeft eerder benadrukt dat het belangrijk is om het mensenrechtenbeleid over het geheel gezien effectiever te maken.

Teneinde humanitaire rampen te voorkomen moeten we de mogelijkheid onderzoeken om doelgerichtere sancties in te stellen waardoor met name de leiders van een land en groeperingen die voor mensenrechtenschendingen verantwoordelijk zijn, worden getroffen. We moeten ons hoeden voor verlammende maatregelen die de groeimogelijkheden van kleine en middelgrote ondernemingen tenietdoen.

Mijn vraag in dit verband luidt welke criteria moeten worden gehanteerd bij de toepassing van sancties. Het valt te betreuren dat in de evaluatie van sancties al te vaak zorgen meespelen over de uitwerkingen daarvan voor de economische belangen van de Unie.

 

14. Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling - Doelstelling 5: verbetering van de gezondheid van moeders (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over millenniumdoelstelling 5: verbetering van de gezondheid van moeders.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, evenals het Europees Parlement hecht de Raad er groot belang aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen in de hele wereld tegen 2015 te verwezenlijken, met de doelstelling om de moedersterfte tussen 1990 en 2015 met driekwart te verminderen.

In dit verband herinnert de Europese Unie eraan dat voor blijvende vorderingen op dit gebied de eerbiediging en bevordering van de rechten van vrouwen en meisjes vereist is, door te waarborgen dat zij toegang hebben tot gezondheidsdiensten, met name met betrekking tot seksuele gezondheid, en door hen te beschermen tegen het aidsvirus. De drie EU-instellingen hebben hun collectieve wens geuit om de gezondheidssituatie van moeders in de ontwikkelingslanden te verbeteren, met name door de ondertekening op 20 december 2005 van de Europese consensus over ontwikkeling, waarin de gezondheid van moeders tot een van de prioriteiten van het ontwikkelingsbeleid van de EU wordt uitgeroepen. Inmiddels beschikken we over de financiële instrumenten om deze doelstelling te realiseren, met name in het kader van het partnerschap tussen de Europese Unie en Afrika inzake de millenniumdoelstellingen. Zoals u weet hebben we op het gebied van gezondheid nog steeds te maken met grote uitdagingen, die in het jaarverslag van de Verenigde Naties zijn genoemd. Elk jaar sterven nog steeds 500 000 vrouwen vanwege onbehandelbare complicaties tijdens de zwangerschap of bij de bevalling. Deze sterfgevallen kunnen in dit stadium niet worden voorkomen indien we geen vooruitgang boeken. De kans dat een vrouw door dergelijke oorzaken sterft, is 1 op 16 in de Afrikaanse landen bezuiden de Sahara, in vergelijking tot 1 op 3 800 in ontwikkelde landen. Gezien de dimensie van deze uitdagingen, gezien deze absoluut onaanvaardbare situatie heeft de Raad besloten om haar maatregelen te bespoedigen en te versterken. In juni heeft hij een “Agenda voor actie” aangenomen. In de agenda staat dat de EU onverwijld steun zal verlenen voor het halen van het in 2005 vastgestelde streven inzake universele toegang tot reproductieve gezondheid alsook van de voor 2010 vastgestelde mijlpalen die inhouden dat jaarlijks 4 miljoen extra kinderlevens worden gered, waarvan 2 miljoen in Afrika; en dat geschoolde gezondheidswerkers jaarlijks in 35 miljoen bijkomende gevallen assisteren bij bevallingen, waarvan 13 miljoen in Afrika. Indien wij de moedersterfte tegen 2015 met driekwart willen verminderen, betekent dit dat tegen 2010 geschoolde gezondheidswerkers jaarlijks bij 21 miljoen extra geboorten zullen moeten assisteren.

Voorts zal de EU steun verlenen voor het halen van het streefcijfer dat tegen 2010 50 miljoen meer vrouwen in Afrika over moderne contraceptiva beschikken, en meer in het algemeen dat zij toegang hebben tot gezinsplanning. In deze agenda, die door de Raad ten uitvoer wordt gelegd, staat ook dat de EU ertoe zal bijdragen de nog ontbrekende financiële middelen die nodig zijn om deze doelstellingen tegen 2010 te bereiken, ter beschikking te stellen. Ik kan u mededelen dat het betreffende financieringstekort door de Wereldgezondheidsorganisatie thans op meer dan 13 miljard euro wordt geraamd.

Indien de Commissie van mening is – en de commissaris zal ons vertellen of dit het geval is – dat we, om het financieringsgat te kunnen dichten, de communautaire steun vóór 2010 met 8 miljoen moeten verhogen, waarvan 6 miljard bestemd zouden zijn voor Afrika, dan is het van essentieel belang dat zowel de partnerlanden als de donoren betrokken zijn bij het aanpakken van de uitdagingen.

In dit verband is het voorzitterschap er daarom van overtuigd dat de versterking van de gezondheidsstelsels in de ontwikkelingslanden een centrale prioriteit van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen blijft. Er is een aantal concrete acties gepland, die ik u zal noemen: het voorzitterschap en de Commissie bereiden een gezamenlijk document voor over gezondheidsrisico’s; de ministers van Ontwikkelingssamenwerking vergaderen tijdens een informele bijeenkomst, die op 29 en 30 september zal plaatsvinden, over de conclusies van de Raad van november en de volgende voorzitterschappen met betrekking tot een universele toegang tot gezondheidszorg; en ten slotte zal de Raad het verslag van de Commissie over het Europees actieprogramma om het nijpende tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden aan te pakken – en ik heb reeds gezegd hoe cruciaal deze taak is.

Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, u kunt er zeker van zijn dat de Raad actie zal blijven ondernemen en er alles aan zal doen dat de Europese Unie zich zal blijven inspannen voor verbeteringen op het gebied van gezondheid van moeders in ontwikkelingslanden, met name in Afrika.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot het fundamentele het recht op gezondheid bestaan vandaag de dag waarschijnlijk wereldwijd de meeste ongelijkheden. Zij die de grootste behoefte aan hulp hebben en het grootste risico op gezondheidsproblemen en voortijdige sterfte lopen, hebben de slechtste toegang tot gezondheidszorg. Dit betekent een enorme uitdaging voor de Europese Unie en de wereldgemeenschap als geheel.

De Europese Unie zet zich in sterke mate in voor de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD’s) , met inbegrip van MOD 5 inzake de gezondheid van moeders, die vandaag het onderwerp van debat is.

Wij beseffen dat de verhoging van de financiële middelen voor seksuele en reproductieve gezondheidszorg en voor gezondheidszorg in het algemeen een coherentere en multisectorale aanpak vergt, waarbij ook andere MOD’s een rol spelen. Resultaten op het gebied van gezondheid kunnen alleen worden bereikt, wanneer naar behoren in de gezondheidsstelsels wordt geïnvesteerd. Het gezondheidsbeleid moet worden geïntegreerd in een bredere sociaal-economische ontwikkelingsplanning. De betrokken landen zijn aangewezen op voorspelbare langetermijnhulp van externe donoren. Donoren moeten een duidelijk verband zien tussen de financiering en resultaten, en er zijn dringend mechanismen nodig om alle partners verantwoording te laten afleggen voor hun prestaties met betrekking tot internationale afspraken.

Armen – vrouwen, mannen en kinderen – die in ontwikkelingslanden leven worden met een breed scala aan onderling samenhangende problemen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid. Daartoe behoren onder meer hiv/aids, seksueel overdraagbare aandoeningen, ongeplande en ongewilde zwangerschappen, complicaties tijdens de zwangerschap of bij de bevalling, genitale verminking, onvruchtbaarheid, seksueel misbruik, onveilige abortuspraktijken en baarmoederhalskanker. Samen genomen zijn deze factoren verantwoordelijk voor veel leed en vele voortijdige sterfgevallen. Deze toestand, die nog wordt verergerd door armoede en de ondergeschikte positie van de vrouw in de samenleving, is voornamelijk te wijten aan een gebrek aan toegang tot adequate gezondheidsdiensten, een gebrek aan voorlichting en een tekort aan goed opgeleide gezondheidswerkers en voorbehoedsmiddelen.

Het verbeteren van de gezondheid van vrouwen en het terugdringen van de moedersterfte zijn daarom centrale aandachtsgebieden van de Europese Commissie bij haar inspanningen op het gebied van gezondheid en ontwikkeling. Toch is MOD 5 ondanks onze inspanningen mogelijk de doelstelling die mondiaal gezien het meest achterop is geraakt – met name, zoals eerder gezegd, in Afrika. Dit is een zeer ernstige kwestie, te meer omdat de meeste gevallen van moedersterfte thuis gebeuren, ver weg van de gezondheidsdiensten, en daarom vaak niet worden geregistreerd. De feitelijke moedersterfte zou nog veel hoger kunnen liggen dan de half miljoen gevallen die in de ons bekende statistieken zijn opgenomen.

Vanuit politiek oogpunt is er nog een andere kwestie die ons zorgen baart, namelijk de toenemende tendens om in gezondheidsprogramma’s geen prioriteit te geven aan seksuele en reproductieve gezondheid en vrouwenrechten vanwege een kritische houding ten opzichte van abortus. Daardoor wordt voorbijgegaan aan het feit dat vrouwen in vele van onze partnerlanden niet gelijkgesteld zijn aan mannen en geen zeggenschap hebben over het aantal kinderen dat zij willen krijgen en vaak tot seksuele contacten worden gedwongen, soms zelfs met een partner die waarschijnlijk met hiv is besmet. Laten we ook niet de vele slachtoffers van verkrachtingen vergeten, de jonge meisjes en vrouwen die niet alleen verwondingen en trauma’s oplopen, maar daarnaast ook vaak verstoten worden door hun familie en hun gemeenschap.

In het kader van het 10e Europese Ontwikkelingsfonds en de Commissiebegroting zijn we daarom bezig met de programmering van rechtstreekse gezondheidssteun in 31 ontwikkelingslanden. Vele van deze landen kampen met een hoge moedersterfte en zeer zwakke gezondheidsstelsels.

In dit verband wordt aan gezondheidsprestaties gekoppelde begrotingssteun een ander belangrijk instrument ter bestrijding van moedersterfte. Om deze hulp beter voorspelbaar te maken, introduceert de Commissie in een aantal partnerlanden in het kader van zogenaamde MOD-contracten een nieuwe financieringsmodaliteit, die in begrotingssteun over een langere periode voorzien, gekoppeld aan overeengekomen resultaten die bijdragen tot de verwezenlijking van de MOD’s. Hierdoor kunnen de regeringen vaste kosten van hun gezondheidsstelsels financieren, zoals de salarissen van gezondheidswerkers. Dit is van cruciaal belang om de toegang tot basisgezondheidszorg uit te breiden, met inbegrip van veilige bevallingen en vooruitgang met betrekking tot MOD 5.

We weten echter dat er momenteel nog niet genoeg wordt gedaan voor de gezondheid van moeders en dat grotere inspanningen nodig zijn om de huidige situatie te kunnen veranderen. Daarom heeft de Raad van de Europese Unie op 24 juni 2008 de Agenda van de EU voor actie inzake de MOD’s aangenomen, waarin de Commissie en de lidstaten zich ertoe verplichten hun gezondheidssteun vóór 2010 met het genoemde bedrag van 8 miljard euro te verhogen, waarvan 6 miljard voor Afrika.

Met betrekking tot MOD 5 noemt de Agenda van de EU voor actie inzake de MOD’s twee belangrijke streefdoelen voor 2010: ten eerste assistentie door geschoolde gezondheidswerkers bij 21 miljoen extra geboorten en ten tweede toegang tot moderne contraceptiva voor nog eens 50 miljoen vrouwen.

Wij in de Commissie – maar ook de lidstaten – moeten dit alles nu realiseren. We hebben ons ertoe verbonden en we zijn vastberaden om de situatie van vrouwen die kinderen krijgen in arme landen te verbeteren, wat volgens mij het natuurlijkste van de wereld is. Ik ben blij dat ik dit hier vandaag als commissaris voor buitenlandse betrekkingen, als plaatsvervangster voor Louis Michel, kan zeggen, aangezien ik als vrouw grote solidariteit voel.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Filip Kaczmarek, namens de PPE-DE-Fractie.(PL) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, millenniumontwikkelingsdoelstelling 5 is een zeer belangrijke doelstelling die niet alleen de levenskwaliteit betreft, maar het leven zelf, het begin en de voortzetting ervan. Het belang van millenniumontwikkelingsdoelstelling 5 is des te groter daar de verwezenlijking ervan in financiële termen niet al te veel kost. In worden in de hele wereld reeds programma’s en projecten uitgevoerd die het perinataal sterftecijfer significant hebben doen dalen, zonder dat dit met bijzonder hoge kosten gepaard gaat. Desondanks zijn de prestaties met betrekking tot doelstelling 5 in sommige regio’s slecht tot zeer slecht. In sommige regio’s, met name in Afrika bezuiden de Sahara, is sinds 2000 helemaal geen vooruitgang geboekt. Dit is een zeer zorgwekkend fenomeen, aangezien de verwezenlijking van millenniumontwikkelingsdoelstelling 5 op mondiale schaal ernstig gevaar loopt te mislukken.

Helaas bestaat in sommige ontwikkelingslanden nog steeds de neiging om het probleem te ideologiseren en zich op één zeer omstreden aspect te concentreren, namelijk dat van reproductieve rechten. Dit is eerder vandaag reeds genoemd. Eén van de belangrijkste doodsoorzaken onder moeders wordt echter gevormd door onveilige abortussen. Hoe men het ook bekijkt, het is logisch dat de beperking van het aantal abortussen een daling van de moedersterfte tot gevolg zou hebben. Het zou toch zeker ook makkelijker zijn om het aantal abortussen te beperken dan om het aantal zogenaamde “veilige abortussen” te verhogen.

Daarom kan ik het moeilijk eens zijn met de bewering dat reproductieve gezondheid een prioriteit van het ontwikkelingsbeleid moet vormen. Het is ongetwijfeld een belangrijk aspect, maar de prioriteit moet bij de armoedebestrijding liggen (hier ben ik het eens met de commissaris), bij de verbetering van de positie van de vrouw en de nakoming van de beloften van de ontwikkelde landen. Deze prioriteitenkeuze is zeer belangrijk omdat een keuze voor de verkeerde prioriteiten tot ongunstige maatregelen zou kunnen leiden. Zo wordt bijvoorbeeld de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken als standaardelement in elke resolutie opgenomen, maar als de doelstelling verkeerd is, kan de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken ineffectief of absoluut ongewenst zijn.

Er zij ook aan herinnerd dat het opleggen van onze normen en maatstaven aan andere landen en samenlevingen een moreel gezien ambivalente aangelegenheid is. Op het gebied van de ethiek dienen landen die van onze hulp profiteren, hun eigen beslissingen te nemen over de vraag wat goed en aanvaardbaar is. We mogen hun bijvoorbeeld niet voorschrijven dat, laten we zeggen, abortus een goede zaak is. Dat zou inconsequent zijn en een ongerechtvaardigde inmenging betekenen: inconsequent, omdat we in Europa de geboortecijfers juist willen verhogen, terwijl we in andere landen voor geboortebeperking pleiten; een ongerechtvaardigde inmenging omdat niemand ons ertoe heeft geautoriseerd om beslissingen over ethische vraagstukken in andere landen te beïnvloeden.

Naar mijn mening moeten we ons daarom concentreren op de aspecten die niet omstreden zijn, vooral omdat er veel dingen zijn die niet omstreden zijn en weer we het allemaal over eens zijn: onderwijs, versterking van de positie van de vrouw, bescherming van het moederschap, goede voeding, toegang tot medische zorg van goede kwaliteit en verloskundige hulp. Dit zijn de gebieden waarop we ons gezamenlijk kunnen concentreren om zo de verwezenlijking van millenniumontwikkelingsdoelstelling 5 te bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Alain Hutchinson, namens de PSE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte commissaris – die ik vandaag van harte wil feliciteren met haar verjaardag – ik houd me hier niet aan de tekst die ik van plan was namens mijn fractie voor te lezen, omdat ik van mening ben dat we hier midden in een zeer belangrijke discussie zitten.

Nu we zien dat deze vijfde millenniumdoelstelling, die erg belangrijk is omdat zij vrouwen en hun lijden tijdens de zwangerschap betreft, niet zal worden gehaald, moeten onze uiterst hypocriete houding en analyse hier in Europa terzijde schuiven als we weten, zien en kunnen bevestigen hoe de situatie in Afrika is, in het veld, in de dorpen, op het platteland en in de wildernis. Ik heb me tamelijk geërgerd aan de opmerkingen van onze collega Kaczmarek en daarom heb ik besloten mijn tekst niet voor te lezen. We kunnen niet beweren dat abortus een wondermiddel is om alle problemen op te lossen van vrouwen die een kind krijgen. Absoluut niet. We moeten de nodige middelen ter beschikking stellen om te waarborgen dat in de behoeften van deze vrouwen wordt voorzien: onderwijs, een behoorlijke gezinsplanning, contraceptie en, zo nodig, een vrijwillige zwangerschapsonderbreking onder behoorlijke omstandigheden – maar dat is niet het eigenlijke doel dat we per se willen bereiken. Het is enorm moeilijk om in het Parlement te zeggen waar het op staat, omdat er personen zijn die ons er, in naam van de moraal en soms in naam van het conservatisme, van weerhouden de nodige maatregelen, effectieve maatregelen, te treffen ten behoeve van de vrouwen in de betrokken landen.

 
  
MPphoto
 

  Beniamino Donnici, namens de ALDE-Fractie.(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben een gezamenlijke ontwerpresolutie over moedersterfte uitgewerkt vanwege het feit dat doelstelling 5, die beoogt “de moedersterfte tussen 1990 en 2015 met driekwart te verminderen”, nog lang niet is bereikt en een sterk initiatief vergt, een sterk en concreet initiatief van de internationale gemeenschap, dat door het Europa van rechten en waarden moet worden onderschreven en gewaarborgd.

Wij zijn dankbaar voor de verzekeringen van mijnheer Jouyet en mevrouw Ferrero, maar we moeten snel van woorden tot daden overgaan. Tenslotte is moedersterfte, naast kindersterfte, de belangrijkste indicator voor het niveau van de menselijke ontwikkeling, en het is zoals gezegd onaanvaardbaar dat vandaag de dag meer dan een half miljoen vrouwen bij de bevalling overlijdt.

We weten dat de meerderheid van deze vrouwen in Afrika bezuiden de Sahara leeft, waar elke minuut een sterfgeval te betreuren valt. Zoals gezegd is het overlijdensrisico voor vrouwen in de ontwikkelde landen 1 op 3 700. Deze cijfers zijn nog dramatischer als we naar de bemoedigende vooruitgang kijken die tijdens dezelfde periode door sommige middeninkomenslanden in Oost-Azië, Zuidoost-Azië, Noord-Amerika, Latijns-Amerika en Noord-Afrika is geboekt en die aantoont dat deze afschuwelijke situatie kan worden verholpen.

Volgens ons is deze resolutie actueel, duidelijk en omvattend en definieert zij strategieën waarmee deze ernstige mondiale noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid kan worden aangepakt, rekening houdend met het feit dat de toegang tot een adequaat niveau van gezondheidszorg een fundamenteel mensenrecht is.

Tot slot hoop ik dat het waardevolle compromis dat de partijen ten aanzien van dit kwellende probleem hebben bereikt, een zo breed mogelijke steun in het Parlement krijgt en dat de goedkeuring van de gezamenlijke resolutie tot concrete maatregelen van al onze instellingen en lidstaten zal leiden, evenals tot de nodige investeringen in infrastructuur en vervoer, medische apparatuur, opleidingen voor technisch personeel, onderwijs, veiligheid en emancipatieprogramma’s, zodat deze voor de ontwikkeling zo cruciale doelstellingen tegen 2015 kan worden bereikt.

 
  
MPphoto
 

  Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie.(PL) Mijnheer de Voorzitter, de perinatale sterfte blijft een verontrustend fenomeen dat gezien de huidige stand van de medische wetenschap uitgesloten zou moeten zijn. De verbetering van de gezondheidstoestand van zwangere vrouwen is een nog ernstiger probleem in tijden van bevolkingskrimp.

Ik wil u eraan herinneren dat abortus voor elke vrouw een ernstige verminking betekent. We mogen niet accepteren dat zij zich voor het dilemma geplaatst zien: als ik mijn kind laat doden, heb ik een kans te overleven. Een vermindering van de perinatale sterfte met 75 procent tegen 2015, vergeleken met de stand van 1990, vergt een algemene verbetering van de gezondheidstoestand van vrouwen en een verhoging van de middelen die aan gezondheidszorg en preventieve voorlichting worden besteed.

In de landen bezuiden de Sahara en in Zuidelijk Afrika, en ook in Azië, is de situatie het ergst. Elk jaar bekoopt een half miljoen vrouwen hun kinderwens met de dood. In het geval van vrouwen die met hiv zijn besmet of aan malaria lijden, bestaat er naast het gevaar voor de gezondheid van de moeder ook het risico dat het kind besmet raakt. Er moet worden benadrukt dat armoede hier een belangrijke negatieve factor is, zodat financiële middelen moeten worden gebruikt om dit probleem op te lossen. Deze situatie toont heel concreet het belang aan van solidariteit tussen de volkeren. De erkenning van het feit dat de gezondheid van vrouwen – de gezondheid van aanstaande moeders – een prioriteit moet vormen en de mobilisatie van internationale krachten ter verbetering van de gezondheidszorg voor zwangere vrouwen is een belangrijke uitdaging.

 
  
MPphoto
 

  Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie.(NL) Voorzitter, ik ben nu negen jaar parlementariër en in die tussentijd heb ik twee kinderen gekregen. Twee en bijna acht zijn ze nu. Natuurlijk zijn zwangerschappen altijd spannend, je vraagt je altijd af of het kindje wel helemaal gezond ter wereld komt, maar eerlijk gezegd heb ik me bij allebei die zwangerschappen nooit afgevraagd of ìk het wel zou overleven. Wat een enorme luxe is dat!

De cijfers zijn al genoemd: in Europa sterven minder dan 1 op de 3800 vrouwen aan de gevolgen van een zwangerschap. In andere landen in Afrika heel veel meer: 1 op de 16. In Niger is een cijfer genoemd van 1 op de 7. Dat komt door onveilige abortussen. Ja, ik zou ook willen dat ze er niet waren, maar dan moet er wel iets anders zijn, zoals anticonceptie of de mannen moeten zich inhouden. Het komt door geen of late medische hulp, het komt door te veel zwangerschappen achter elkaar en ook op een te jonge leeftijd.

De heel grote verschillen tussen de situatie in Europa en in heel veel van die andere landen, laten zien dat investeringen lonen. Het is duidelijk, investeringen in gezondheidszorg dringen de moedersterfte terug. Toch gebeurt er op dit gebied heel weinig. In 1987 stierven ook al zo’n half miljoen vrouwen per jaar aan de zwangerschappen en in 2008 is dat aantal hetzelfde en dat is toch heel erg teleurstellend. Ik zal mijn cynisme niet verhullen. Ik denk dat er veel meer aandacht is voor het bestrijden van aids omdat aan aids ook mannen doodgaan, dat is hoe ik erover denk. Ik ben wel gesterkt door de verhalen van commissaris Ferrero-Waldner, die ik echt hartelijk wil danken voor haar bijdrage, en ook van voorzitter Jouyet.

Er is een duidelijke link tussen moedersterfte en zelfbeschikking. Volgens recent onderzoek willen zo’n 200 miljoen vrouwen in ontwikkelingslanden heel graag minder kinderen baren, maar heeft de helft geen toegang tot voorbehoedsmiddelen en seksuele voorlichting. Dat leidt tot 52 miljoen ongewenste zwangerschappen per jaar en dat moeten wij ons aantrekken. Volgens Kofi Annan is de strijd tegen honger en armoede bij voorbaat kansloos als het de internationale gemeenschap niet lukt om de rechten van vrouwen te versterken. Wij, de Europese Unie, verkeren in de unieke positie om de roep om gelijke rechten voor vrouwen wereldwijd kracht bij te zetten. Wij willen het wel, maar we ontlopen eigenlijk ook onze echte verantwoordelijkheid.

Daarom wil ik pleiten voor een Europese gezant voor vrouwenrechten. Een meerderheid van dit Parlement heeft dat al eens omarmd en ook van de commissaris vraag ik steun. Dit zal een topdiplomaat zijn die namens de EU haar stem kan verheffen of kan bemiddelen wanneer vrouwen geweld wordt aangedaan, die voorstellen zal indienen bij de Raad van Ministers en de Europese Commissie en die verantwoording zal afleggen aan het Europees Parlement. Het is een motor die we nodig hebben, een dynamiek, iemand die ervoor zorgt dat we bij al onze voorstellen rekening houden met deze vrouwenrechten omdat het zo cruciaal is.

Voorzitter, ik heb dit voorstel al eens een keer voorgelegd aan iemand van het Frans voorzitterschap. Die heeft gezegd dat hij het interessant vond. Ik zou u graag willen vragen wat u er verder mee gaat doen. Ik heb het voorstel hier bij me, ook in het Frans en het Duits. Ik zal het aan u overhandigen en ik hoop echt dat deze vrouwengezant er komt, want die motor hebben we echt nodig om echte verandering te bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 

  Feleknas Uca, namens de GUE/NGL-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, uit de nieuwste statistieken blijkt dat MOD 5 op geen enkel punt op schema ligt en dat de moedersterfte in Afrika en Zuid-Azië zelfs toeneemt.

Ieder jaar sterven 536 000 vrouwen als gevolg van de zwangerschap of de bevalling. Van deze sterfgevallen vindt 99 procent in de ontwikkelingslanden plaats. In Afrika sterft 1 op de 16 vrouwen tijdens de zwangerschap of bij de bevalling. In de geïndustrialiseerde landen is de kans daarop veel geringer. De meest voorkomende doodsoorzaken zijn bloedingen, infecties en illegale abortussen. Elk jaar overlijden bijna 68 000 vrouwen als gevolg van een onveilige abortus, en miljoenen vrouwen lopen hierdoor blijvend letsel of andere gezondheidsschade op. 97 procent van alle onveilige abortussen wordt in de ontwikkelingslanden uitgevoerd.

Elke minuut sterft ergens ter wereld een vrouw als gevolg van de zwangerschap of de bevalling. We hebben de morele plicht en de mogelijkheid om hier iets aan te doen. In de ontwikkelingslanden, met name op het platteland, moeten alle vrouwen dringend toegang krijgen tot algemene gezondheidszorg, medische hulp en adviezen over de zwangerschap en de bevalling.

Ik pleit tevens voor gezinsplanning, met inbegrip van toegang tot doeltreffende contraceptiva en veilige abortussen. Verbeteringen op het gebied van reproductieve gezondheid en de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen zijn centrale en extreem belangrijke voorwaarden voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen tegen 2015.

 
  
MPphoto
 

  Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. (SV) Mijnheer de Voorzitter, de verklaring van de VN over de millenniumontwikkelingsdoelstellingen verdient alle steun van ons rijke Europeanen. Het is zowel een tragedie als een schandaal dat zoveel mensen in deze wereld in extreme armoede leven, dat zoveel vrouwen tijdens de zwangerschap of bij de bevalling overlijden, dat zoveel pasgeboren baby’s sterven, dat zoveel mensen geen toegang tot veilige contraceptie hebben en dat zoveel mensen besmet zijn met hiv/aids en geen toegang hebben tot antiretrovirale geneesmiddelen.

De oorzaak voor deze afschuwwekkende situatie is niet een tekort aan middelen, technologie of medische kennis. We weten hoe deze problemen kunnen worden opgelost. Dit blijkt maar al te duidelijk uit het feit dat vele landen deze problemen lang geleden al hebben opgelost. Het gaat erom de arme landen ertoe te bewegen hun sociale instellingen te veranderen om ontwikkeling in deze regio’s werkelijk mogelijk te maken. Ook in arme landen heeft men vooruitgang weten te boeken, bijvoorbeeld in Egypte en Bangladesh.

De lidstaten van de Verenigde Naties hebben zich er na een zorgvuldige analyse en uitvoerige politieke debatten toe verplicht aan deze doelstellingen te werken. Maar het gaat om mondiale kwesties, die op VN-niveau moeten worden behandeld.

Waarom duiken ze dan hier in de EU op? Mondiale kwesties moeten op mondiaal niveau worden aangepakt, in de VN, waarvan alle landen van de EU lid zijn. De EU moet zich bezighouden met vraagstukken waarmee alle lidstaten te maken hebben, zoals grensoverschrijdende vraagstukken in Europa. Wat de EU wel kan en moet doen om de armoede en daarmee ook de moedersterfte te bestrijden is haar landbouwbeleid zo spoedig mogelijk afschaffen.

 
  
MPphoto
 

  Irena Belohorská (NI).(SK) Ik heb drie jaar als verloskundige in Afrika gewerkt, dus is dit een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. In mijn tijd bij de Raad van Europa was ik bovendien rapporteur voor een verslag over moederschap waarin werd geconstateerd dat vrouwen, zowel in de ontwikkelingslanden als in Europa, vaak niet de benodigde basisbescherming genieten tijdens de zwangerschap.

Er zijn vele verdragen en verklaringen zijn, zij het van de VN of de IAO, die betrekking hebben op de rechtsbescherming van vrouwen en hun gezondheid die niet worden nageleefd en vaak zijn worden geratificeerd. Wat betreft de basiszorg in de ontwikkelingslanden moet worden gezegd dat het gehele gezondheidsstelsel erg zwak is. Slechts 10 procent van de Afrikaanse bevolking heeft toegang tot gezondheidsdiensten. De moedersterfte ligt daarom zeer hoog. In Afrika bestaat een tekort aan gekwalificeerde gezondheidswerkers en artsen, en aids is nog steeds een belangrijke oorzaak voor moedersterfte. Ondanks de protesten in de hele wereld komt de besnijdenis van vrouwen nog steeds veelvuldig voor.

In Azië houden problemen van moeders vaak verband met belemmeringen van religieuze aard of van kastenstelsels. Hier is omvangrijke investeringssteun nodig om de gezondheidszorg, met name voor moeder en kind, te bevorderen, maar we weten dat de kindersterfte eveneens zeer hoog is. In plaats van ons op grootse doelstellingen te richten moeten we behoedzaam te werk gaan en toezicht houden op het gebruik van de middelen die we ter beschikking stellen.

Europese steun is alleen zinvol wanneer we een klein aantal duidelijke en inzichtelijke doelstellingen formuleren, maar zij kunnen alleen worden bereikt als de voortgang wordt gecontroleerd.

 
  
MPphoto
 

  Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er worden, met name in Afrika bezuiden de Sahara en Zuid-Azië, sinds 2000 geen vorderingen gemaakt met betrekking tot millenniumontwikkelingsdoelstelling (MOD) 5 inzake de verbetering van de gezondheidssituatie van moeders, en ook vóór 2000 was er praktisch geen sprake van enige vooruitgang.

In september 2000 hebben de wereldleiders de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties onderschreven en zich ertoe verplicht de extreme armoede tegen 2015 te verminderen door de verwezenlijking van de MOD’s. De cijfers inzake de gezondheidssituatie van moeders – één van de acht MOD’s – zijn nog dezelfde als 20 jaar geleden. Jaarlijks overlijdt meer dan een half miljoen vrouwen tijdens de zwangerschap of bij de bevalling, wat neerkomt op één sterfgeval per minuut. 99 procent van deze sterfgevallen vindt in de ontwikkelingslanden plaats. In sommige delen van Afrika ligt het desbetreffende sterftecijfer zelfs bij 1 op 16. In de minst ontwikkelde landen worden slechts 28 op de 100 vrouwen bij de bevalling door geschoold personeel begeleid. MOD 5 is erop gericht het aantal vrouwen dat tijdens de zwangerschap of bij de bevalling sterft tussen 1990 en 2015 met driekwart te reduceren.

Ik verzoek de Raad en de Commissie aan de vooravond van de in september in New York plaatsvindende bijeenkomst op hoog niveau van de VN over de MOD’s om prioriteit te geven aan maatregelen ter verwezenlijking van de MOD’s en van MOD 5 in het bijzonder. Ik reis aan het eind van deze maand als lid van de delegatie van de Commissie buitenlandse zaken naar New York, waar ik zal onderstrepen dat het van groot belang is dat de lidstaten van de EU hun toezeggingen om de MOD’s tegen 2015 te verwezenlijken, vernieuwen.

Nu we met de MOD’s halverwege de rit zijn, is het van doorslaggevend belang dat de lidstaten van de EU hun steunverlening blijven verhogen tot 0,7 procent van het BNP in 2015. Gezien het feit dat de steuncijfers van de EU een daling vertonen van 0,41 procent van het BNP in 2006 naar 0,38 procent van het BNP in 2007 – een afname van 1,5 miljard euro – dring ik er bij de EU-lidstaten op aan hun toezeggingen na te komen. De lidstaten die wat dit betreft achterliggen, moeten hun inspanningen intensiveren. Ik verzoek het voorzitterschap van de Raad om het initiatief te nemen en het goede voorbeeld te geven door ervoor te zorgen dat voldoende voorspelbare middelen ter beschikking staan en zijn inspanningen op te voeren, opdat er levens kunnen worden gered.

 
  
MPphoto
 

  Glenys Kinnock (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de commissaris hartelijk willen danken voor haar sterke en moedige verklaring, die zeer op prijs werd gesteld.

Aan het adres van de heer Kaczmarek zou ik willen zeggen dat hij zich ervan bewust moet zijn dat 19 procent van de moedersterfte wordt veroorzaakt door onveilige abortussen. Hier moet zeker iets aan worden gedaan, en we moeten niet zo doen alsof het probleem op een andere manier kan worden aangepakt.

Als we het specifiek over seksuele en reproductieve gezondheidsrechten hebben, horen we van de andere kant dat zij daar problemen hebben met de bewoordingen van deze resolutie. Blijkbaar houden ze er zelfs niet van als het woord “rechten” wordt gebruikt; en ze houden er niet van als het woord “diensten” wordt gebezigd. Ik vrees echter dat hun semantiek niet echt past bij de duizenden rouwende, moederloze kinderen in de ontwikkelingslanden, of bij de kinderen van moeders die een vreselijke dood zijn gestorven omdat er geen narcotica waren, of van een moeder die is doodgebloed omdat er geen hechtdraad is, of van een moeder die is gestorven omdat er geen magnesiumsulfaat ter waarde van 3 cent was om te voorkomen dat zij doodbloedde. Legt u hun maar eens uit dat de bewoordingen in deze resolutie ter zake doen. Legt u hun maar eens uit dat dit allemaal teveel kost. Deze levens zijn kostbaar, en enkele vrouw mag sterven omdat zij een kind krijgt.

We moeten er ook rekening mee houden dat mensen zeggen dat het nu eenmaal zo is dat vrouwen een lage status hebben en als minderwaardig worden beschouwd, en dat we daar geen verandering in kunnen brengen. Dat is absolute flauwekul. We moeten daar verandering in brengen. We moeten dergelijke vormen van misogynie die tot dit leed en verdriet leiden, aanpakken.

Ook het voorzitterschap moet voor verandering zorgen. Het voorzitterschap moet maatregelen treffen in overeenstemming met de toezeggingen die met betrekking tot de MOD’s zijn gedaan. We konden ons vinden in de mooie woorden van het voorzitterschap, maar nu willen we meer actie zien.

De verwezenlijking van MOD 5 betekent dat er gezondheidsstelsels moeten worden opgebouwd en dat we moeten waarborgen dat we in financieel opzicht iets doen aan het feit dat 40 procent van alle vrouwen ter wereld zonder deskundige hulp bevallen. Wij verwachten dat het voorzitterschap het voortouw neemt. Bijvoorbeeld is in Frankrijk de steun aan Afrika in 2007 afgenomen ten opzichte van 2006. Frankrijk ligt achter op schema, en we moeten er zeker van kunnen zijn dat het voorzitterschap nadenkt over de oproep tot actie en vóór 2010de nodige toezeggingen doet.

Kan het voorzitterschap zeggen of deze budgettaire toezeggingen zullen worden gedaan? Zal het deze belofte nakomen? We weten dat het nodig is om de moedersterfte te bestrijden. We weten hoeveel het kost. We weten helaas ook wat het kost als we dit niet doen.

 
  
MPphoto
 

  Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de veroordeling van het gebruik van contraceptiva en de verhindering van legale abortus is een van de meest gemene misdaden tegen de menselijkheid, aangezien sommige contraceptiva ook bescherming bieden tegen seksueel overdraagbare aandoeningen zoals hiv. Bovendien zijn zij bevorderlijk voor de gezondheid van moeders indien zij vergezeld gaan van de nodige seksuele voorlichting. Legale abortus voorkomt dat ongewenste kinderen worden veroordeeld tot armoede, honger en ziekten. Door vrouwen de vrije keuzevrijheid te ontnemen wordt de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen onwaarschijnlijker. Om de gezondheidssituatie van moeders in de ontwikkelingslanden te verbeteren moet de Europese Unie de Global Gag Rule van de VS veroordelen, evenals het verbod op het gebruik van contraceptiva dat door sommige kerken wordt gepropageerd.

 
  
MPphoto
 

  Carlo Casini (PPE-DE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, we zijn absoluut verplicht om te waarborgen dat vrouwen hun moederrol onder optimale gezondheidsomstandigheden kunnen vervullen. Dat staat vast. Daarom verdient de hoop die in die zin wordt uitgesproken in de onderhavige resolutie onze steun.

Toch kan ik niet verzwijgen dat mij een gevoel van onbehagen bekruipt wanneer in internationale kringen de term “reproductieve gezondheidsdiensten” op ongepaste manier wordt gebezigd: wij zijn voor reproductieve gezondheidsdiensten, maar hieronder mogen geen vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen worden verstaan, dat zou immers betekenen dat de tragische onderdrukking van menselijke wezens aan het begin van hun leven tot een sociale dienst wordt verheven.

Wat men ook van de legalisering van abortus moge denken, ik vind dat we in een document over de gezondheid van moeders niet mogen vergeten dat het moederschap twee mensen betreft, en niet slechts één. Daarom verwelkom ik het feit dat de compromisresolutie een verwijzing bevat naar zowel de VN-verklaring als het Verdrag inzake de rechten van het kind, die de term “kind” ook voor het ongeboren kind gebruiken en speciale diensten voor zowel de moeder als het kind eisen.

Ik ben van mening dat het volledig terecht is dat in documenten die erop zijn gericht het moederschap te beschermen, niet alleen verwijzingen naar deze beide instrumenten, maar ook naar andere levensbeschermende instrumenten worden opgenomen. Zij dienen over welzijn te gaan, over economische, maatschappelijke en psychologische ondersteuning en voorlichting over het respect voor het leven. Wanneer deze aspecten echter beperkt blijven en de nadruk uitsluitend op contraceptie, met inbegrip van abortus, wordt gelegd, zullen we de gewenste resultaten niet bereiken.

Er zijn landen in Europa, zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, waar anticonceptie ongetwijfeld op grotere schaal wordt toegepast dan in andere landen en waar desondanks het aantal zwangerschapsonderbrekingen volgens officiële rapporten constant stijgt. Ik wil mijn collega’s alleen vragen eens over deze punten na te denken.

 
  
MPphoto
 

  Anne Van Lancker (PSE). (NL) Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de minister, dank u zeer hartelijk, mevrouw de commissaris, voor uw zeer sterk statement. Het is inderdaad zo dat moedersterfte de meest schrijnende ongelijkheid illustreert van vrouwen in het noorden en in het zuiden. Het is duidelijk dat een aantal collega’s in dit halfrond er nog altijd niets van begrepen hebben. Mijnheer Casini, jaarlijks worden 50 miljoen vrouwen ongewild zwanger omdat ze geen toegang hebben tot contraceptiva. 42 miljoen van die vrouwen ondergaan een onveilige abortus en 80 000 ervan sterven. Dat zijn de harde feiten. De overgrote meerderheid van die vrouwen leven in Sub-Sahara Afrika, het westen heeft dus absoluut geen reden om die vrouwen de les te spellen.

Dat is een schande, want moedersterfte is perfect vermijdbaar, als vrouwen maar toegang hebben tot gezondheidszorg en tot seksuele en reproductieve gezondheid. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is 34 euro per persoon per jaar nodig om in basisgezondheidszorg te voorzien. Dat is haalbaar. Als de Europese Unie bovenop het engagement van de ontwikkelingslanden zelf, ook 15 procent van de ontwikkelingshulp zou spenderen aan gezondheidszorg, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid. Maar daar knelt nu net het schoentje. De investeringen van de lidstaten in de gezondheidszorg zijn de laatste jaren in blijvende mate blijven dalen. De budgetten voor familieplanning zijn quasi gehalveerd sinds 1994. Ook in het Europees Ontwikkelingsfonds wordt amper 4 procent aan gezondheidszorg gespendeerd tegenover 30 procent aan infrastructuur en budgetsteun. Het is dus duidelijk tijd dat we niet alleen woorden krijgen van de Raad en niet alleen beloftes krijgen van de Commissie, maar ook duidelijke projecten om bijvoorbeeld budgetsteun te koppelen aan duidelijke resultaten op het vlak van de millenniumdoelstelling nr. 5 en het redden van vrouwenlevens in Afrika.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). (NL) Voorzitter, ik zal niet verbloemen dat ik het eigenlijk moeilijk vind om hier een samenhangende toespraak te houden nu ik heb gehoord wat er van die kant van het Huis door de heren is gezegd. Dat is iets wat me buitengewoon aangrijpt, ook als vrouw, want dat gaat ook over mij en over de andere vrouwen in deze zaal. Want waar we het over hebben, is geen medisch probleem, het is ook geen financieel probleem (ik ben weliswaar dankbaar voor toezeggingen inzake meer geld), maar het is een maatschappelijk probleem. Het is een probleem van de houding van de maatschappij tegenover vrouwen. Een maatschappij die vrouwen over de hele wereld nog steeds als tweederangsburgers beschouwt.

Ik vind het eerlijk gezegd onbegrijpelijk als ik hoor wat deze twee heren te berde hebben gebracht wetende dat dit jaarlijks aan een half miljoen vrouwen het leven kost. Ik vind dat ongelooflijk. Geen enkele vrouw wil een abortus, geen enkele! Maar als er geen andere keuze is, dan moet het in ieder geval veilig kunnen en legaal. Dat is een recht van vrouwen. Overigens ben ik heel blij dat de Raad van Europa zich daar achter heeft gesteld. Als we dat niet erkennen, dan huilen we hier met zijn allen krokodillentranen. Ik roep dus iedereen in dit Huis op om te stemmen voor de amendementen die de zogeheten gag rule van de Verenigde Staten veroordelen en ook het verbod op condooms van het Vaticaan, laat ik het maar gewoon hardop zeggen, want die zijn rechtstreeks verantwoordelijk voor miljoenen doden en ik vind dat het Parlement dat moet veroordelen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ons beleid inzake de gezondheid van moeders in de ontwikkelingslanden schiet tekort. Dit blijkt uit het debat van vandaag, want er is geen vooruitgang geboekt bij de bestrijding van de afschuwelijke sterfte van vrouwen tijdens de zwangerschap of bij de geboorte. Als er in Ierland een vrouw bij de geboorte overlijdt, heeft dit luide protesten en een grondig medisch onderzoek tot gevolg, omdat dergelijke gevallen zelden voorkomen. Ik ben dankbaar dat dit zo is, maar het is nog steeds schokkend. Dat 1 op de 16 vrouwen in de ontwikkelingslanden tijdens de zwangerschap of bij de bevalling sterft, is een angstaanjagend cijfer, en terwijl wij hier in onze comfortzones debatteren zijn er in dorpen in Afrika zwangere vrouwen die weten dat hun leven in gevaar is en dat zij de geboorte van hun kind wellicht niet meer zullen meemaken of niet meer voor hun andere kinderen zullen kunnen zorgen.

De gezondheid van moeders is een onderdeel van de algemene gezondheid, waartoe onder meer de toegang tot voedsel behoort, en de voedselzekerheid is eveneens een belangrijke kwestie. Maar mag ik misschien een onderwerp aansnijden dat hier nog niet aan bod is gekomen? Ik dank de commissaris voor haar opmerkingen over de noodzaak om gezondheidswerkers op te leiden. Er moet een groot aantal van hen worden opgeleid, maar laten we eerlijk zijn: de ontwikkelde landen steelt geschoolde krachten uit Afrika die ons hier verzorgen, zowel in de VS als in de EU, daar mogen we geen doekjes om winden. We kunnen het ons permitteren om hen te betalen en zij willen hier naar toe komen om te werken, maar wij beroven die landen van hun eigen geschoolde mensen. Ik zou u willen verzoeken hier iets over te zeggen in uw slotopmerkingen.

In het debat over deze kwestie hebben we het over verdriet, lijden en dood. Ik heb de kinderen genoemd die achterblijven. In India hebben we, als leden van de delegatie naar India, net voor kerstmis, een bezoek gebracht aan een zeer zinvol, door de EU gefinancierd project waarin vrouwen uit de dorpen – die geen opleiding hebben als arts of verpleegkundige – worden opgeleid om te helpen de kindersterfte tegen te gaan. Dit zeer kleinschalige programma is heel succesvol omdat het van onderop werkt. Misschien moeten we dit programma kopiëren voor het aanpakken van de moedersterfte, nu we weten dat we al deze goed opgeleide en geschoolde krachten nodig hebben.

 
  
MPphoto
 

  Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd dat dit Parlement een debat voert over MOD 5 omdat, terwijl ik hier spreek, op dit moment ergens in deze wereld een vrouw het leven laat om een nieuw leven te schenken. Het is schokkend, maar ten aanzien van deze MOD is er, zoals we hebben gehoord, nauwelijks vooruitgang geboekt. Het is de enige MOD waarbij geen vorderingen worden gemaakt – in sommige regio’s is de situatie zelfs verslechterd.

Sommigen zouden misschien betogen dat aan deze kwestie zo weinig aandacht is besteed omdat het om vrouwen gaat, en omdat zich 99 procent van de sterfgevallen in de ontwikkelingslanden voordoet. Dit is een van de grootste gevallen van sociale ongelijkheid ter wereld, en ik ben van mening dat de EU – hoewel ik waardering heb voor de persoonlijke inzet van de commissaris – erg traag is met het aanpakken van deze kwestie.

Ik zou de Commissie en de Raad dus willen vragen wat zij gaan doen om ervoor te zorgen dat er meer middelen beschikbaar komen om te waarborgen dat deze begrotingslijn niet wordt verlaagd. Wanneer u naar rubriek 4 kijkt, waar kortstondige crises en natuurrampen een steeds grotere plaats innemen, moeten we ervoor zorgen dat deze kwestie niet alleen intern, binnen de Unie, maar ook op internationaal niveau prioriteit krijgt. Ik wil de Commissie en de lidstaten verzoeken nauwlettender op de prestaties van deze programma’s toe te zien om te waarborgen dat de acht programma’s niet door diensten van slechte kwaliteit, corruptie en een gebrek aan verantwoording worden aangetast, want dat is de reden waarom het programma in sommige landen geen vooruitgang heeft geboekt. We hebben behoefte aan weldoordachte programma’s.

Zoals mevrouw McGuinness heeft gezegd hebben we in India een project met een heel bescheiden budget bezichtigd waar mobiele telefoons worden verstrekt en mensen binnen twee dagen worden opgeleid om als verbindingspersoon eventuele tekenen van gevaar tijdens of na de zwangerschap te detecteren. Dit, in combinatie met voorlichting, een zeer basale persoonlijke hygiëne en de simpele wetenschap dat water aan de kook moet worden gebracht, maken het verschil uit tussen leven en dood. In dit jaar, dat door de VN is uitgeroepen tot het jaar van actie voor de MOD’s kunnen we dus niet langer afwachten, en we moeten ervoor zorgen dat de tragische kloof tussen de arme en de rijke wereld verdwijnt.

 
  
MPphoto
 

  Edite Estrela (PSE).(PT) Mijnheer de Voorzitter! Geachte commissaris, ik heb met genoegen naar u geluisterd. Uw diagnose was correct en u hebt concrete maatregelen voorgesteld. We hebben actieplannen, financiële hulp en een evaluatie van de resultaten nodig. Dus meer actie en minder woorden! We moeten ook verloren tijd inhalen, aangezien ieder jaar weer duizenden vrouwen in de ontwikkelingslanden overlijden door een gebrek aan voorlichting en aan toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg. Achter de cijfers van de statistieken gaan gezinsdrama’s schuil, kinderen die als wezen achterblijven, mensen die sterven hoewel ze gered hadden kunnen worden. Liggen we er niet wakker van als we hieraan denken, als we weten dat dit zich in de wereld afspeelt?

Seksuele en reproductieve gezondheid moet een prioriteit worden. Het valt te betreuren dat sommigen seksuele en reproductieve gezondheid tot abortus willen reduceren. Evenwel is het belangrijk dat zwangerschapsonderbrekingen legaal en veilig kunnen plaatsvinden, aangezien dit de enige manier is om illegale abortussen tegen te gaan. Alle vrouwen op alle continenten hebben het recht op toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg. Zonder het recht op seksuele en reproductieve gezondheidszorg is er geen sprake van gendergelijkheid. De Commissie en de Raad moeten de nodige maatregelen treffen.

 
  
MPphoto
 

  Françoise Castex (PSE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, het fiasco van MOD 5 betreft ons allen omdat het een toonbeeld is van ons onvermogen om vooruitgang te boeken bij de emancipatie van vrouwen overal ter wereld. We vinden ook dat deze kwestie een belangrijke beleidsdoelstelling moet zijn, omdat zij ons geweten zwaar belast. We moeten echter ook de moed opbrengen om te zeggen dat duizenden vrouwen ook het slachtoffer zijn van onwetendheid, nalatigheid en obscurantisme. Van nalatigheid, omdat de meeste van de 500 000 gevallen van moedersterfte zouden kunnen worden verhinderd door preventie en basisgezondheidszorg. Door de verspreiding van met insecticide behandelde klamboes zouden bijvoorbeeld duizenden dodelijke gevallen van malaria kunnen worden voorkomen. Van onwetendheid omdat meisjes en vrouwen maar al te vaak worden uitgesloten van basisonderwijs dat hen tenminste in staat zou stellen eenvoudige gezondheids- en hygiënevoorschriften te lezen. En ten slotte van obscurantisme: bepaalde conservatieve voorstellingen van religie en traditie waardoor vrouwen nog steeds in een ondraaglijke afhankelijke positie verkeren, zeer vroeg trouwen en snel op elkaar volgende zwangerschappen hebben, terwijl er een taboe rust op anticonceptie bij de vrouw. Daarom komen wij in actie: netwerken van parlementaire vertegenwoordigers van de bevolking in ontwikkeling, uit de Europa en Afrika, werken samen in het kader van de UNFPA. Wij pleiten voor de gezondheid, de reproductie en de controle van vrouwen over hun eigen vruchtbaarheid, en naast de nodige financiële steun voor dit alles, moeten wij de instellingen en de positie van vrouwen veranderen. Dit is een centrale politieke doelstelling voor de ontwikkeling van al deze landen.

 
  
MPphoto
 

  Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). - (BG) Ik wil u met uw standpunt feliciteren, mevrouw de commissaris. Er zijn vele problemen die met het probleem van de gezondheid van moeders te maken hebben. Aan de ene kant is dit het gezondheidsstelsel, aan de andere kant zijn er sociale stelsels die verband houden met de zorg voor moeders in het algemeen. De gezondheid, de mentale en fysieke gesteldheid niet alleen van de moeders maar ook van de kinderen hangt af van de wijze waarop deze twee stelsels op elkaar aansluiten. Ten derde is het moederschap onlosmakelijk verbonden met de demografische situatie van elk land, die, naar algemeen bekend is, een ernstig probleem vormt.

Een deel van de problemen van moeders heeft te maken met financiële vraagstukken. De landen moeten worden opgeroepen voldoende middelen opzij te zetten, opdat het sterftecijfer onder jonge moeders en kinderen kan worden gereduceerd en de nodige preventieve maatregelen kunnen worden getroffen, want elk leven is een geschenk. Voorts moet worden gezorgd voor zoveel mogelijk gezondheidsdiensten en sociale diensten voor vrouwen.

De bescherming van het moederschap is ook afhankelijk van de lonen van het medisch personeel in de kraamafdelingen. Dit is een probleem dat in vele landen bestaat, ook in lidstaten van de Europese Unie, en dat moet worden opgelost.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Het Europees Parlement is begonnen met discussies over de zogenaamde “blue card” die de Commissie heeft ingesteld als stimulans om hooggekwalificeerd personeel voor de arbeidsmarkt van de EU aan te trekken uit derde landen. De lidstaten is verzocht geen geschoolde werknemers uit gevoelige sectoren van de ontwikkelingslanden – onderwijs en gezondheidszorg – weg te halen, hoewel sommige lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk, op dit punt geen toezeggingen willen doen. Een mooi voorbeeld voor geven met de ene hand en nemen met de andere! Als we specialisten onttrekken aan de toch al onder personeelstekort lijdende gezondheidssector is de gezondheid van vrouwen en die van alle leden van de maatschappij er nog slechter aan toe en uiteindelijk in gevaar. Ik zou willen voorstellen dat we ervoor zorgen dat de wetgeving die wij aannemen niet tegenstrijdig is en dat ons beleid in overeenstemming is met onze beginselen.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het woord in dit debat om in de eerste plaats de Raad te danken voor zijn actieplan van juni, maar vooral om mijn lof uit te spreken voor de zeer rechtlijnige verklaring van commissaris Ferrero-Waldner.

Het is schokkend en schandalig dat deze millenniumontwikkelingsdoelstelling een mislukking is en dat we sinds 2000 geen vorderingen hebben gemaakt en in de afgelopen 20 jaar geen vorderingen hebben gemaakt. Miljoenen vrouwen zijn gestorven, en tientallen miljoenen kinderen zijn wezen geworden, terwijl dit had kunnen worden voorkomen.

We kennen de oorzaken voor de sterfte en we weten hoe we deze kunnen verhinderen. We hebben de middelen en ook de kennis om die sterfte te voorkomen, en toch gebeurt er niets. Waarom? Waarom schieten we tekort? Volgens mij ligt het eraan dat we toelaten dat de gewetensbezwaarden de vooruitgang op dit gebied tegenhouden. We moeten de gewetensbezwaarden – degenen die dit vraagstuk constant tot een kwestie van abortus en condooms reduceren – links laten liggen. Waarom iemand een condoom als een soort instrument van het kwaad kan beschouwen is op geen enkele manier te bevatten!

Ik dring er bij diegenen die beslissingen kunnen nemen en kunnen doorzetten, op aan om de gewetensbezwaarden te negeren en de koe bij de horens te vatten.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, slechts een korte overweging over deze kwestie, die politieke, psychologische, medische en morele aspecten heeft en daarom zeer ingewikkeld is. Ik moet mevrouw Kinnock tegenspreken, die heeft gezegd dat deze kant niet eens van de term “dienst” houdt. Er zijn talloze diensten, maar één daarvan is zeer omstreden: abortus. Ik heb het gevoel dat men aan mijn rechterzijde dit met mooie woorden als “reproductieve gezondheid” wil verhullen. Ik denk dat u het standpunt van het grootste deel van die kant van het Huis wel zult kennen, maar er zijn zoveel andere “diensten” die u wilt goedkeuren en toepassen en die u zoveel mogelijk financieel wilt steunen, en hierdoor zal naar ik hoop het aantal sterfgevallen in de situaties waarover we vandaag hebben gediscussieerd, worden teruggedrongen. Die beschuldiging was niet helemaal juist, hoewel we weten dat er één dienst is die wel met problemen is verbonden.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Stihler (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het schokkend en schandalig dat elke minuut een vrouw sterft omdat zij een kind krijgt – een van de meest natuurlijke dingen van de wereld, zoals ook de commissaris heeft gezegd. Ook het feit dat we met betrekking tot deze millenniumontwikkelingsdoelstelling tekortschieten en de meest kwetsbare vrouwen en kinderen in onze wereld in de steek laten, is beschamend.

Ik wil het Franse voorzitterschap en de Commissie vragen verslag te doen van de besluiten die eind deze maand in New York worden genomen, en er in de komende weken een persoonlijke prioriteit van te maken om er niet alleen op het niveau van de lidstaten maar ook op internationaal niveau voor te zorgen dat deze kwestie hoger op de politieke agenda wordt geplaatst.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil hier niet alles nog eens dunnetjes overdoen wat de commissaris hier met zoveel emotionele betrokkenheid heeft verklaard, hoewel ik haar standpunt met betrekking tot dit schandaal volledig onderschrijf. Om deze reden heeft de Raad een actieprogramma ontwikkeld. De Raad komt misschien wat laat in actie, maar het is een ambitieus programma. Ik zal het hier niet nog eens uit de doeken doen.

Als het aan het voorzitterschap zou liggen zouden we prioriteit geven aan de bevordering en verdediging van vrouwenrechten – hierover dient geen misverstand te bestaan. Tot ons programma behoort met name de formulering van richtsnoeren voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen, die zullen worden gebruikt bij acties van de Europese Unie in een internationale context en, eind deze maand, tijdens de vergaderingen op hoog niveau bij de Verenigde Naties over de ontwikkelingsbehoeften van Afrika in het kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Daarnaast hebben we het initiatief inzake vrouwen en gewapende conflicten, dat erop is gericht sterker rekening te houden met de specifieke situatie van vrouwen in gebieden waar de Europese Unie maatregelen in het kader van het buitenlands veiligheids- en defensiebeleid ten uitvoer legt, waarbij wij, als voorzitterschap samen met Nederland het initiatief nemen tot een nieuwe resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake geweld tegen vrouwen. Nu ik ons nationale standpunt heb genoemd, hoewel ik hier ben om de Raad te vertegenwoordigen, moet ik zeggen dat alle lidstaten uitgenodigd zijn om zich in het kader van de Verenigde Naties bij deze resolutie aan te sluiten. Ten slotte wordt in december 2008 een forum voor non-gouvernementele organisaties georganiseerd dat zich bezighoudt met de situatie van vrouwen.

Wat betreft de gezondheid van moeders en alles wat u daarover heeft gezegd, kan ik alleen de inzet en de verontwaardiging van de sprekers delen, vooral waar het gaat om het verband met hiv en kan ik alleen maar zeggen dat de EU het Mondiaal Fonds ter bestrijding van aids in 2007, het jaar waarin de EU de hoofddonor is, gaat financieren met een bedrag van 91 miljoen euro.

Wat betreft de opmerkingen van mevrouw Kinnock die, als overtuigde voorstandster van Europa, het voorzitterschap van de Raad toch zeker niet kan verwarren met een nationale staat – anders is het niet de mevrouw Kinnock die ik ken –, zou ik willen zeggen dat, met het oog op de budgettaire toezeggingen van de Commissie, de door Frankrijk gedoneerde bedragen in 2008 omhoog zullen gaan.

Nog een persoonlijke opmerking: na uw debat te hebben gehoord, moet ik zeggen het voorzitterschap zeer zorgvuldig zal kijken naar het voorstel dat mevrouw Buitenweg mij heeft voorgelegd. Tevens moet ik, namens het voorzitterschap, zeggen dat ik graag zou zien dat de armoedebestrijding hand in hand gaat met de verbetering van de situatie van vrouwen en de eerbiediging van vrouwenrechten overal ter wereld. Ik zou graag zien dat er wordt ingegrepen wanneer de gezondheid van vrouwen systematisch wordt bedreigd, en ik zou graag zien dat we over de nodige middelen beschikken, over alle nodige middelen, onder legale en veilige omstandigheden, om een eind te maken aan dit schandaal. Bijgevolg kunnen we niet weigeren deze middelen allemaal ter beschikking te stellen, ongeacht onze overtuigingen.

We moeten vooruitgang boeken indien we een eind willen maken aan deze schandalige situatie waarin vrouwen verkeren, met name in de armste landen. Daarom moeten we, ik herhaal het nog eens, ongeacht onze overtuigingen overeenstemming bereiken. Het voorzitterschap is in ieder geval vastbesloten om actie te ondernemen, met name in Afrika, onder gebruikmaking van alle beschikbare middelen.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben een aantal zeer belangrijke verklaringen gehoord. Dit is een emotioneel thema, dat op verschillende manieren wordt gezien. Ik ben van mening dat we ons op het Actieprogramma van de in Cairo gehouden Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling dienen te beroepen waarin duidelijk respect wordt betoond voor de nationale wetgevingskaders. In ieder geval zijn wij gekant tegen gedwongen abortus, gedwongen sterilisatie, kindermoord en andere mensenrechtenschendingen, die in geen geval in overeenstemming zijn met dat beleidsdocument.

Tegelijkertijd moet men beseffen dat het kinderen krijgen met complicaties gepaard kan gaan. Zoals mevrouw Buitenweg heeft gezegd is het in onze landen een luxe, maar van deze luxe is er in andere landen geen sprake. Het beginsel van keuzevrijheid moet daarom het leidende beginsel zijn van dit actieprogramma, dat erop is gericht te voorzien in universele toegang tot een hele reeks veilige en betrouwbare gezinsplanningsmethoden – die natuurlijk prioriteit krijgen – en reproductieve gezondheidszorg die niet in strijd is met de wet.

Het doel moet zijn om alleenstaanden en paren te helpen hun eigen keuzes te maken en hun eigen reproductieve voornemens te verwezenlijken en hun de kans te geven om het recht op het krijgen van kinderen volledig uit te oefenen volgens hun eigen keuzes. Dit is wat wij moeten bereiken.

In geen geval wordt abortus gepropageerd als methode voor de gezinsplanning. De regeringen hebben de plicht om de gezondheidseffecten van onveilige abortussen als een probleem van de volksgezondheid aan te pakken – omdat deze onveilige abortussen worden uitgevoerd en omdat we weten hoeveel vrouwen eraan sterven – en om er door verbeterde gezinsplanningsdiensten voor te zorgen dat er minder gebruik wordt gemaakt van abortus. Als zwangerschapsonderbrekingen niet in strijd zijn met de wet, moeten zij veilig zijn en deel uitmaken van een omvattende reproductieve gezondheidszorg. Dat is van het allergrootste belang.

Aan de andere kant moeten de gezondheidsstelsels inderdaad worden verbeterd, omdat ze te zwak zijn. We overwegen momenteel of deze stelsels kunnen worden versterkt door meer gezondheidspersoneel op te leiden, of via een ziektekostenverzekeringsstelsel, wat een initiatief is van het Franse voorzitterschap.

Inderdaad is het zo dat er in de afgelopen jaren weliswaar veel geld is besteed aan bijvoorbeeld de bestrijding van aids/hiv, maar dat helaas steeds meer vrouwen in Afrika met hiv/aids besmet raken. Eén op de vier meisjes tussen de 16 en 24 jaar is inmiddels hiv-positief. Dat is verschrikkelijk. De Commissie is zich hiervan bewust, en zij pleit ervoor dat de initiatieven in het kader van het Mondiaal Fonds meer op vrouwen worden gericht en een meer genderbewuste benadering volgen.

Tot slot zou het kunnen zijn dat het migratiebeleid de verkeerde kant opgaat. De zogenaamde braindrain is een van de punten die moeten worden aangepakt als we het over migratie hebben. Er kleven positieve en negatieve kanten aan, en we moeten het juiste evenwicht zien te vinden.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Ik heb zes ontwerpresoluties(1) ontvangen die zijn ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk.(RO) De EU heeft zich ertoe verbonden de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te realiseren, zoals het verminderen van de moedersterfte met 75 procent tegen 2015.

Hoewel de EU-landen over het geheel gezien op de goede weg zijn, valt op het gebied van de gezondheid van moeders slechts trage vooruitgang te constateren. De initiatieven van de Europese Commissie om middelen toe te wijzen voor een hervorming van de gezondheidsstelsels, teneinde de kwaliteit van de pre- en postnatale gezondheidszorg evenals de toegang tot de zorgverlening te verbeteren, alsmede voor de ondersteuning van onderzoek op het gebied van reproductieve geneeskunde en de opleiding van medisch personeel, zijn bevorderlijk voor de verwezenlijking van doel 5.

Het Handvest inzake de verbetering van gezondheidsstelsels dat in juni in Tallinn is aangenomen, betekent ook een belangrijke stap voorwaarts. Toch zijn er ontwikkelde landen, zoals Frankrijk, Groot-Brittannië of Nederland, waar de sterftecijfers zo laag zijn dat zij de vermindering met 75 procent tegen 2015 als moeilijk haalbaar beschouwen, omdat de vooruitgang daar trager is dan in landen met een hoog sterftepercentage. Bovendien zijn er nog steeds verschillen met betrekking tot de vorderingen die in de diverse landen van de EU worden gemaakt, of zelfs verschillen tussen de regio’s van bepaalde landen.

Om de doelstelling voor 2015 te kunnen halen is een snelle modernisering van de Europese gezondheidsstelsels nodig, met bijzondere nadruk op onderzoek ter verbetering van de pre- en postnatale gezondheidszorg alsmede een effectievere voorlichting en gezinsplanning.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk.(RO) De Europese Unie staat geheel achter de millenniumontwikkelingsdoelstellingen van de VN, waarin de doelen zijn geformuleerd die in 2015 moeten zijn gerealiseerd op het gebied van vrede, veiligheid, ontwikkeling, bestuur en mensenrechten.

Onder deze 8 doelstellingen moet bijzondere aandacht worden besteed aan de verbetering van de gezondheidssituatie van moeders, aangezien miljoenen vrouwen, vooral in Afrika en Azië, tijdens de zwangerschap of bij de bevalling overlijden.

De belangrijkste oorzaak voor de wereldwijde toename van het sterftecijfer is het tekort aan gekwalificeerd personeel dat moeders tijdens de zwangerschap en bij de bevalling ondersteuning kan bieden. Deze situatie moet worden verholpen door in de ontwikkelingslanden significante bedragen te investeren in de opleiding van specialistisch personeel en in medische apparatuur.

Met betrekking tot de verbetering van de gezondheid van moeders streeft Roemenië ernaar het sterftecijfer tegen 2015 tot 10 sterfgevallen per 100 000 geboorten te reduceren en een universele toegang tot gezondheidszorg te waarborgen.

Thans is er in Roemenië sprake van een negatieve bevolkingsgroei, met een sterftecijfer van 12 procent. Door maatschappelijke ondersteuning en voorlichtingsprogramma’s, moeder-kind-zorg alsmede aanvullende financiële ondersteuning door de EU dient het geboortecijfer weer een stijgende ontwikkeling te vertonen, opdat Roemenië aan de demografische strategie van de Europese Unie kan voldoen.

 
  

(1) Zie notulen.


15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B6-0457/2008).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

 
  
  

Eerste deel

 
  
  

Vraag nr. 35 van Stavros Arnaoutakis (H-0546/08)

Betreft: Voedselcrisis in de EU en bescherming van de Europese consument

Denkt de Commissie naar aanleiding van de aanhoudende voedselcrisis in de Unie na over concrete maatregelen voor de effectieve bescherming van de consument?

 
  
MPphoto
 

  Androula Vasiliou, lid van de Commissie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik mijnheer Arnaoutakis willen danken voor zijn vraag over het altijd actuele onderwerp van de voedselveiligheid.

De Commissie heeft vele mogelijkheden om ervoor te zorgen dat de burgers van de Unie beschermd zijn tegen een mogelijke voedselcrisis. Ten eerste waarborgt de Commissie dat de 27 lidstaten via het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF) snel en gelijktijdig worden gewaarschuwd.

Ten tweede worden door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) systematische inspecties uitgevoerd in de lidstaten en in derde landen.

Ten derde wordt alle informatie die de Commissie van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), de internationale media of uit andere bronnen ontvangt, door haar zorgvuldig onderzocht.

Zo nodig, en vooral wanneer levensmiddelen of diervoeders een ernstige bedreiging voor de gezondheid zouden kunnen vormen en dit risico niet doeltreffend op het niveau van de lidstaten kan worden aangepakt, neemt de Commissie de nodige maatregelen op EU-niveau.

In het geval van zonnebloemolie uit Oekraïne dat was verontreinigd met minerale olie heeft bijvoorbeeld het RASFF op 23 april 2008 een kennisgeving van de bevoegde Franse autoriteiten ontvangen, die werd doorgestuurd naar alle lidstaten. De Commissie heeft de andere lidstaten via het RASFF over dit incident geïnformeerd, en op 10 juni 2008 heeft zij Beschikking 2008/433/EG uitgevaardigd tot vaststelling van bijzondere eisen voor de invoer van zonnebloemolie van oorsprong of verzonden uit Oekraïne wegens de risico’s van verontreiniging met minerale olie. Tevens werd een onderzoek ingesteld naar de verontreinigingsbron.

Daarnaast maakt het traceerbaarheidssysteem van Verordening (EG) nr. 178/2002, beter bekend als “algemene levensmiddelenverordening”, het mogelijk om producten gericht en zorgvuldig uit de handel te nemen of terug te roepen, om de consumenten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven van adequate informatie te voorzien en om de risico’s te evalueren en onnodige verstoringen van de handel te voorkomen.

De Commissie controleert ook systematisch het vermogen van de bevoegde inspectieorganen van de lidstaten om voor de naleving van de voedselwetgeving, zowel binnen als buiten de EU, te zorgen.

In Maleisië heeft het Voedsel- en Veterinair Bureau bijvoorbeeld aanzienlijke problemen vastgesteld met de naleving van de voorschriften inzake de export van visproducten. In de EU heeft de Commissie onmiddellijk gereageerd door de invoer van vis uit Maleisië te verbieden. Dit is slechts één van vele voorbeelden voor de manier waarop de Commissie erin slaagt de consument doeltreffend te beschermen en een voedselcrisis te voorkomen.

De Commissie is derhalve van mening dat de bestaande wetgeving in de nodige instrumenten voorziet voor een effectief beheer van voedselcrises en een effectieve consumentenbescherming.

Tegelijkertijd doen wij echter ons best om de communicatiekanalen en de samenwerking met de lidstaten op dit gebied voortdurend te verbeteren. Zo werken we bijvoorbeeld aan nieuwe richtsnoeren voor de toepassing van het RASFF, die de Commissie binnenkort zal goedkeuren.

 
  
MPphoto
 

  Stavros Arnaoutakis, auteur. (EL) Dank u, mevrouw de commissaris, voor uw bericht. Ik wil u zeggen dat de Europese consumenten inmiddels het vertrouwen verliezen. Hun vertrouwen is ondermijnd.

Daarom moeten we bekijken welke maatregelen van de kant van de Commissie nodig zijn om de consumenten voor te lichten. Misschien is het zo dat u echt alles doet wat u zojuist heeft gezegd, en misschien moeten we u daarmee feliciteren. Maar in Griekenland was er zonnebloemolie uit Oekraïne in de handel, waarvan een deel door de helft van de Griekse bevolking is geconsumeerd. Hoe kan de consument worden beschermd en welke maatregelen bent u voornemens te treffen?

 
  
MPphoto
 

  Androula Vasiliou, lid van de Commissie. (EL) Ik wil u erop wijzen dat de grote beroering die door deze kwestie is ontstaan en de waarschuwingen van het RASFF bewijzen dat het systeem echt functioneert.

In het geval van Griekenland werd met betrekking tot de zonnebloemolie uit Oekraïne op 23 april 2008 inderdaad een algemene waarschuwing uitgesproken. Toen de Zwitserse autoriteiten ons centrum op 5 mei 2008 een waarschuwing stuurden dat deze zonnebloemolie op weg was naar onder meer Griekenland, Italië en Turkije, hebben de Griekse autoriteiten een onderzoek ingesteld en zijn zij begonnen ons informatie te verstrekken en de producten van de markt te halen.

Ik wil echter benadrukken dat we de maatregelen waartoe de Europese Commissie bevoegd is en die zij neemt, niet mogen verwarren met de plichten van de lidstaten, aangezien het om binnenlandse aangelegenheden gaat.

Natuurlijk zult u mij vragen of er controles zijn uitgevoerd. Dat kan ik beamen. Het VVB, dat regelmatig een bezoek brengt aan de lidstaten, ziet erop toe dat de betrokken diensten functioneren, wijst eventuele tekortkomingen aan en geeft dit door aan de lidstaten. Natuurlijk gebeurt dit zowel in Griekenland als in de andere landen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Geachte commissaris, de EU heeft uitstekend werk verricht met haar “van mond tot grond”-aanpak, en de burgers kunnen hier vertrouwen in stellen, maar hoe zit het, om een aanvullend punt te noemen, met de bescherming van de producenten? Ik geloof niet dat we geïmporteerde goederen even streng behandelen als goederen op de interne markt. Zo laten we bijvoorbeeld toe dat in derde landen stoffen worden gebruikt die we in de Europese Unie hebben verboden, en met de nieuwe wetgeving inzake gewasbeschermingsmiddelen zullen we dat in toenemende mate doen op het gebied van de graanproductie. Mag ik u vragen, mevrouw de commissaris, om aandacht te besteden aan dit punt van zorg, omdat we in Europa misschien wel voedsel consumeren dat we in de Europese Unie helemaal niet zouden mogen produceren?

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Ik zou willen vragen wat een voedselcrisis eigenlijk is. Kan het opduiken van een onveilig voedingsproduct op de Europese markt als voedselcrisis worden beschouwd? In dat geval zouden we van een speelgoedcrisis kunnen spreken, aangezien speelgoed dat niet aan onze veiligheidsvoorschriften voldoet, is verkocht, evenals een hele reeks andere onveilige producten. Hoe valt een voedselcrisis te definiëren? Zou een dergelijke crisis niet ook kunnen worden gedefinieerd als aanhoudende verhoging van de levensmiddelenprijzen, waarvan alle consumenten de dupe worden?

 
  
MPphoto
 

  Androula Vassiliou, lid van de Commissie. (EN) Ik zou met de tweede vraag willen beginnen. Hierop kan ik zeggen dat we niet van een voedselcrisis kunnen spreken wanneer we op de markt een ondeugdelijk product ontdekken. Het kan wel een voedselcrisis worden als we toelaten dat zo’n product vrij in het verkeer wordt gebracht. Dan zou er sprake kunnen zijn van een crisis, omdat we de gezondheid van onze burgers in gevaar zouden kunnen brengen.

Maar met behulp van het systeem dat we hebben ingevoerd en dat wij zeer omzichtig en zorgvuldig toepassen, trachten wij dergelijke crises te voorkomen.

Wat betreft de controles op producten en voedingsmiddelen die buiten de Europese Unie zijn geproduceerd, moet ik zeggen dat wij van onze handelspartners eisen dat zij exact dezelfde controles uitvoeren die wij ook op onze op de interne markt geproduceerde voedingsmiddelen toepassen.

Daarom heb ik bijvoorbeeld Maleisië genoemd, waar we het VVB heen hebben gestuurd, dat vervolgens vaststelde dat het systeem niet echt naar behoren functioneerde, zodat we de invoer van vis uit Maleisië hebben verboden. Hetzelfde is gebeurd met rundvlees uit Brazilië en, bij tal van andere gelegenheden, uit Bangladesh.

Wij eisen dus van onze partners dat zij, als zij goederen naar de Europese Unie willen exporteren, zich aan de hygiënevoorschriften moeten houden die in de Unie gelden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 36 van Bilyana Ilieva Raeva (H-0548/08)

Betreft: Veiligheid op de weg

Het aantal doden en gewonden bij ongelukken op de weg is in humanitair, gezondheidstechnisch, ecologisch, financieel, sociaal en demografisch opzicht een probleem van betekenis. Bovendien hebben de kosten in verband met deze tragedie tal van ongunstige gevolgen voor welzijn, duurzame ontwikkeling en opwarming van de aarde.

In dit verband moet er beleid worden ontwikkeld waardoor lidstaten worden aangemoedigd het aantal slachtoffers van verkeersongevallen op een niveau te houden dat niet uitstijgt boven het EU-gemiddelde.

Welke initiatieven zou de Commissie kunnen nemen om maatregelen van meer doorslaggevende aard op gang te brengen, zoals Gemeenschapswetgeving om de huidige gemeenschappelijke normen te verruimen - met name door een gezamenlijke EU-indicatie in te voeren voor een verkeersongevallendrempel die door lidstaten strikt moet worden nageleefd?

Welke kans bestaat er dat de Commissie beziet of er een uniforme aanpak kan worden ontwikkeld voor toezicht, controle en strafmaatregelen op het grondgebied van de EU? Kunnen wij ervan uitgaan dat een toekomstig beleid van de Europese Unie voor de veiligheid op de weg eveneens resulteert in een gemeenschappelijk beleid inzake verkeerspolitie, waardoor de kwaliteit van controle van en toezicht op de verkeersveiligheid toeneemt?

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, omdat de heer Tajani is opgehouden door een bijeenkomst van de Raad van Ministers zou ik mevrouw Raeva graag willen antwoorden, vooral omdat het onderwerp van haar vraag een onderwerp is waarmee ik persoonlijk veel te maken heb gehad en dat mij na aan het hart gaat.

In 2001 heeft de Europese Unie zich ten doel gesteld het aantal slachtoffers van verkeersongelukken tegen 2013 met de helft te verminderen. Deze doelstelling werd door het Europees Parlement en de Raad onderschreven. In 2003 werd hiervoor een Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid ingesteld, dat 60 maatregelen omvat die erop zijn gericht weggebruikers tot verstandiger gedrag aan te sporen, nieuwe technische ontwikkelingen te gebruiken om voertuigen veiliger te maken, de wegeninfrastructuur te verbeteren, het commercieel vervoer veiliger te maken, de behandeling van slachtoffers te verbeteren en de analyse van ongevallengegevens verder te ontwikkelen. Om wijzigingen van de situatie op het gebied van verkeersveiligheid te kunnen monitoren, heeft de Commissie een reeks prestatie-indicatoren opgesteld: het aantal slachtoffers per miljoen inwoners; de mate waarin veiligheidsgordels en helmen worden gebruikt; het aantal en het percentage weggebruikers dat onder invloed van alcohol betrokken raakt bij verkeersongelukken; aantal en percentage weggebruikers dat de maximumsnelheid overschrijdt.

Wat de Gemeenschapswetgeving betreft moet ik de nieuwe richtlijn betreffende het rijbewijs noemen, die op 20 december door het Europees Parlement en de Raad is aangenomen. Deze richtlijn heeft ten doel de verkeersveiligheid onder jonge weggebruikers te verhogen en het vrij verkeer van burgers binnen de Unie te vergemakkelijken. Daarnaast hebben we een richtlijn inzake het veiligheidsbeheer van wegeninfrastructuur, die in juni 2008 na een akkoord in eerste lezing werd aangenomen. Vervolgens hebben we het voorstel voor een richtlijn inzake de handhaving van de verkeersveiligheid, dat door de Commissie in 2008 is ingediend en momenteel in behandeling is bij het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie tracht ook de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van verkeersveiligheid tussen de lidstaten zoveel mogelijk te bevorderen. Als onderdeel van de oproep tot het indienen van voorstellen draagt zij bij tot de financiering van verkeersveiligheidscampagnes en innovatieve projecten op dit gebied, die gericht zijn op verschillende lidstaten.

Tevens verleent de Commissie financiële steun aan het onderzoeksprojecten die erop zijn gericht onze kennis op specifieke gebieden te verdiepen en een betrouwbare wetenschappelijke basis te leveren voor toekomstige wetgevingsvoorstellen. Het project DRUID (Driving under the influence of drugs) is hiervan een voorbeeld, terwijl de bestrijding van het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen een prioriteit gaat worden in de nieuwe lidstaten. Ten slotte, mevrouw Raeva, wordt er momenteel een nieuw Europees actieprogramma voorbereid voor de periode 2010-2020. Dit actieprogramma zal begin 2009 het onderwerp zijn van een openbaar raadplegingsproces, waarna daarover een besluitvormingsproces in de Commissie zal plaatsvinden.

Dit was de informatie die mijnheer Tajani u wilde meedelen in antwoord op uw vraag.

 
  
MPphoto
 

  Bilyana Ilieva Raeva, auteur. (BG) Geachte commissaris, ik ben heel blij u te kunnen feliciteren met de inspanningen die u in de afgelopen jaren in uw nieuwe functie van commissaris voor vervoer heeft geleverd. Ook wil ik u hartelijk danken voor de presentatie van de samenvatting met betrekking tot het gemeenschappelijk Europees beleid inzake verkeersveiligheid.

In dit verband wil ik u vragen: hoe zullen, gezien de bestaande streefdoelen en gezien het bestaan van een zeer serieus initiatief van de Europese Commissie inzake verkeersveiligheid, deze streefdoelen worden verwezenlijkt en op welke wijze zal in de praktijk worden gegarandeerd dat in Europa het aantal dodelijke ongevallen met minstens 50 procent wordt verminderd? Voor een land als Bulgarije is dit streefdoel veel te hoog. We hebben in Europa absoluut sancties nodig voor het geval niet aan deze vereisten wordt voldaan.

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden, het toezicht, de controles en de sancties voor overtredingen vallen natuurlijk binnen de bevoegdheid van de lidstaten.

Ik wil u er echter aan herinneren dat de Commissie op 21 oktober 2003 een aanbeveling over de handhaving van de verkeersveiligheid heeft goedgekeurd waarin beste praktijken worden gedefinieerd voor de controle op verkeersovertredingen, en ik wil er in het bijzonder op wijzen dat we, met de Europese dag van de verkeersveiligheid, een mogelijkheid hebben om alle lidstaten te beoordelen. In deze beoordeling zullen de sterke kanten van bepaalde lidstaten en de zwakke van andere naar voren komen. Ik ben van mening dat de Europese dag van de verkeersveiligheid een uitstekende manier is om meer duidelijkheid te krijgen omtrent de prestaties van de verschillende lidstaten.

U hebt er terecht op gewezen dat wij inderdaad niet de prestaties hebben bereikt die wij beoogd hadden. We hebben sterke twijfels over de doelstelling, namelijk de halvering van het aantal slachtoffers tegen 2010. Misschien zullen we in het volgende meerjarenprogramma, dat zich zal uitstrekken over een periode van 10 jaar, nog hogere eisen aan de lidstaten kunnen stellen.

Ik wil deze gelegenheid ook benutten, mijnheer de Voorzitter, om u eraan te herinneren hoeveel waarde wij hechten aan de stemming over de richtlijn, die het mogelijk zal maken om overtredingen die door automobilisten in een andere lidstaat dan hun lidstaat van herkomst worden begaan, te vervolgen. Momenteel is de mate van straffeloosheid voor bestuurders die zich in een andere dan hun eigen lidstaat niet aan de regels houden, te groot, en volgens mij is dit een goede manier om ervoor te zorgen dat Europese burgers zich beter gedragen op de weg.

Dank u voor deze vraag. Ik weet dat mijn opvolger, mijnheer Tajani, eveneens zeer betrokken is het vraagstuk van de verkeersveiligheid, en ik kan u zeggen dat al uw suggesties en al uw inspanningen ons zullen helpen een eind te maken aan deze verschrikkelijke gesel.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Bij ontstentenis van de indiener komt vraag nr. 37 te vervallen.

 
  
  

Tweede deel

 
  
  

Vraag nr. 38 van Emmanouil Angelakas (H-0525/08)

Betreft: Voorlichting aan/educatie van jonge consumenten

Een aanzienlijk deel van de aankopen van goederen en diensten komt voor rekening van jongeren en jonge volwassenen. Deze groepen worden gebombardeerd met op hen gerichte, soms misleidende, reclames voor onder andere schoolartikelen, spelletjes, kleding, levensmiddelen, dranken en audiovisueel materiaal.

Acht de Commissie het zinvol om naast het reeds bestaande Europa Diary een pan-Europese strategie te ontwikkelen voor voorlichting aan/educatie van jonge consumenten over onderwerpen die hen interesseren, en hoe zou zo’n strategie er in de optiek van de Commissie uit kunnen zien? Wat meer in het bijzonder het consumentenscorebord betreft, hoe denkt de Commissie de gegevens daarvan betreffende jonge consumenten te gebruiken en hoe gaat voor feedback aan die groep worden gezorgd?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie neemt met belangstelling kennis van de bezorgdheid die het geachte lid heeft geuit en zou zijn aandacht willen vestigen op het feit dat de bestaande Gemeenschapswetgeving inzake consumentenrechten reeds in een verregaande bescherming van jongeren voorzien. Zo is bijvoorbeeld de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken erop gericht de consumenten, met inbegrip van jongeren, te beschermen tegen praktijken die afbreuk doen aan hun economische belangen, zoals misleidende reclame of agressieve verkooppraktijken. Bij de beoordeling van oneerlijke handelspraktijken wordt specifiek rekening gehouden met kwetsbare consumenten, waaronder jongere burgers. De richtlijn bevat ook een zwarte lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden in de hele EU zijn verboden. Bijvoorbeeld is het overal in de Europese Unie verboden om kinderen in reclameboodschappen direct aan te sporen tot het kopen van een product.

De Commissie zal in september op internet een voorlichtingscampagne starten. Dit is een heel nieuwe richtlijn, die ook gericht is op jongeren. De campagne zal gebruik maken van een speciale website met animatiefilms, illustraties en quizzen, om de regels van de richtlijn op een interessante en interactieve manier uit te leggen. Om de aandacht van consumenten te trekken zullen banners en nepadvertenties worden verspreid op een aantal belangrijke consumentenwebsites. Er zullen webportalen komen voor specifieke doelgroepen, zoals jongeren, virtuele gemeenschappen, muziekwebsites en blogs. DE informatie zal op internet worden verspreid gedurende één maand, en hoewel moeilijk te voorspellen is hoelang deze informatie door de partnerwebsites zal worden aangeboden, verwachten dat die minstens enkele maanden beschikbaar zal zijn op internet.

De speciale website over de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken, die momenteel wordt gecreëerd, zal voor onbepaalde tijd toegankelijk zijn voor de consumenten. Voorlopig is de Commissie niet van plan een speciale pan-Europese campagne te lanceren om jonge consumenten voor te lichten. Naast de agenda Aan jou de keus ontwikkelt zij een internetgebaseerd voorlichtingsinstrument voor consumenten, getiteld “Dolcetta”, dat een lesmodule bevat voor leraren in het basis- en middelbaar onderwijs.

Wat betreft het consumentenscorebord: momenteel zijn onze gegevens niet uitgesplitst naar verschillende consumentengroepen. Het scorebord kan niet gedetailleerd op alle markten of alle categorieën consumenten ingaan. Indien wij echter over specifieke gegevens over jongere consumenten, bijvoorbeeld studenten, beschikken, zoals de Eurobaromter-enquêtes, dan publiceren wij deze gegevens voor deze groep wel.

 
  
MPphoto
 

  Emmanouil Angelakas, auteur. (EL) Mijnheer de Voorzitter! Geachte commissaris, dank u voor uw volledige en uitvoerige antwoord. Het is zeer geruststellend en bevredigend dat deze campagne deze maand online wordt gelanceerd.

Ik zou u nog een aanvullende vraag willen stellen: overweegt de Commissie tv-reclame te verbieden die op kinderen is gericht, zoals dit in sommige lidstaten reeds is gebeurd, waar sommige kinderreclame pas na een bepaald tijdstip op de televisie mogen worden uitgezonden, ik geloof 10 of 11 uur ’s avonds, als kinderen niet meer kijken?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. (EN) Deze informatie is ook in mijn directoraat-generaal bekend, maar dit valt eerder binnen de bevoegdheid van mijn collega, commissaris Viviane Reding, aangezien deze kwestie verband houdt met de vrijheid van informatie die globaal gezien tot het werkterrein van haar directoraat-generaal behoort.

Ik kan u wel zeggen dat we een richtlijn “Televisie zonder grenzen” hebben, die betrekking heeft op dergelijke aangelegenheden, en dat we een zwarte lijst hebben die deel uitmaakt van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken. De reden dat we zo’n zwarte lijst opstellen is dat we, als dit nodig is en als er genoeg bewijzen zijn, een praktijk op de lijst kunnen zetten indien wij vinden dat we die moeten aanpakken en in heel Europa moeten verbieden. Natuurlijk moet een dergelijke maatregel onderbouwd zijn door bewijzen. We zijn ons dus volledig bewust van het probleem.

Dit probleem valt weliswaar niet onder de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken, maar we zijn bereid om te onderzoeken of het om een praktijk gaat die in een zwarte of grijze lijst behoort te worden opgenomen, en commissaris Reding doet haar best om ervoor te zorgen dat de richtlijn “Televisie zonder grenzen” dergelijke kwesties aanpakt.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) 55 procent van de reclame voor levensmiddelen op televisie brengt ongezonde voedingsproducten aan de man. 80 procent van de kinderen willen dat hun ouders voor het ontbijt exact dezelfde levensmiddelenmerken kopen die zij in de tv-reclame hebben gezien. Mijn vraag luidt: zou het niet verstandig zijn de aandacht van de Europese Unie op andere terreinen te richten dan op reclamespots van fabrikanten? Zouden we niet een manier kunnen vinden om de fabrikanten aan te sporen gezondere voedingsproducten te produceren en vervolgens hiervoor reclame te maken?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Ik geloof dat de producenten er met behulp van marktinstrumenten toe kunnen worden bewogen gezonde voedingsmiddelen te vervaardigen. Als er vraag is vanuit de markt, zullen zij hierop reageren. We zouden de producenten kunnen zeggen wat ze moeten produceren, maar dat is niet echt de manier waarop de Commissie dit probleem behoort aan te pakken. Wel kunnen we de informatie voor iedereen op een begrijpelijke manier beschikbaar maken. De Commissie werkt er zeer hard aan de nodige informatie te verkrijgen over voedselgerelateerde producten.

U zegt dat sommige reclamespots misleidend zijn of kinderen aan gevaren blootstellen. Indien bijvoorbeeld over een product wordt beweerd dat het u kan genezen of plotseling tien jaar jonger kan maken (wat natuurlijk niet mogelijk is), dan valt het binnen mijn werkterrein en kan ik het aanpakken via de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken. In andere gevallen, als het om de gezondheidsaspecten van levensmiddelen gaat, moet ik u er nogmaals op wijzen dat dit tot het takenpakket van commissaris Vassiliou behoort. Zij verricht uitstekend werk op het gebied van de etikettering van voedingsproducten, die de consumenten in staat stelt een bewuste keuze te maken. Dat is ons doel: goed geïnformeerde burgers, en door de voorlichtingscampagne waar mijn directoraat-generaal bij betrokken is, kunnen we het bewustzijn van de consumenten te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 39 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0530/08)

Betreft: Consumentenvoorlichting en onderwijs

Zoals bekend valt het onderwijsbeleid onder de bevoegdheden van de lidstaten. Feit is echter ook dat producten voor scholing, onderwijs en levenslang leren het onderwerp van handel - en zelfs grensoverschrijdende - handel vormen, en er dus consumenten van deze producten zijn. Wat de vraag doet rijzen hoe het Europees beleid voor de bescherming van deze consumenten ten aanzien van de kwaliteit en de prijzen van die producten tot stand komt?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie heeft niet de bevoegdheid om prijzen te bepalen of de kwaliteit van onderwijsproducten te beoordelen. Voor het overige vind ik de vraag werkelijk zeer relevant. Wanneer zij onderwijsproducten aanschaffen, worden consumenten evenwel door de EU-wetgeving beschermd tegen misleidende of agressieve verkooppraktijken.

Krachtens de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken mogen handelaren de consumenten niet misleiden met onjuiste of bedrieglijke informatie over bijvoorbeeld de voordelen van een product, de resultaten die van het gebruik kunnen worden verwacht of de resultaten van uitgevoerde tests of controles.

De richtlijn omvat tevens een zwarte lijst van praktijken die onder alle omstandigheden zijn verboden: de bewering dat het product gekeurd of goedgekeurd is door een openbaar of particulier orgaan (bijvoorbeeld de bewering dat een educatief boek is goedgekeurd door het ministerie van Onderwijs wanneer dit niet het geval is) is in de hele Unie ronduit verboden.

Bovendien moeten handelaren de consumenten van alle informatie voorzien die zij nodig hebben om een geïnformeerde keuze te kunnen maken. De Commissie heeft bijvoorbeeld klachten ontvangen over cursussen die op een Engelstalige website werden gekocht en die vervolgens in een andere taal werden geleverd. Het weglaten van deze informatie over de in de cursussen gebruikte taal kan worden beschouwd als een misleidende praktijk. Het is echter aan de nationale autoriteiten en rechtbanken, die voor de handhaving van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken verantwoordelijk zijn, om op basis van de in het EU-Verdrag verankerde beginselen inzake vrij verkeer van geval tot geval te bepalen welke informatie essentieel is in overeenstemming met de Europese wetgeving.

 
  
MPphoto
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, auteur. (EL) Ik dank de commissaris voor haar antwoord. Prijsdistorsies in verhouding tot de productkwaliteit zijn een belangrijke kwestie vanuit het oogpunt van consumentenbescherming. Ik heb het niet over de prijsbepaling, maar over het definiëren van de verhouding tussen prijs en product op basis van mededinging, en ook het vervoer van onderwijsproducten van de ene naar de andere lidstaat en grensoverschrijdende consumentenbescherming.

Beschikt u over informatie over grensoverschrijdende bescherming in het geval van de overdracht van onderwijsproducten van de ene lidstaat naar de andere?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Voor grensoverschrijdende problemen met onderwijsmateriaal kan men terecht bij Europese Consumentencentra, die hun werk verrichten op basis van de wetgeving inzake de vertegenwoordiging van de consumentenbelangen en die overal in Europa opkomen voor de consumentenrechten.

In het geval van een grensoverschrijdend geschil tussen een consument en de aanbieder van een educatieve dienst, een lesboek of ander onderwijsmateriaal, kan de consumenten bij een Consumentencentrum aankloppen. Indien de consument het geschil niet direct kan oplossen, kan het Consumentencentrum in zijn land hem helpen een bevredigende oplossing te vinden in het oorsprongsland van de onderwijsdienst of het onderwijsmateriaal.

Ik heb geen gegevens bij me over alle verschillende ervaringen en gevallen in de verschillende lidstaten, maar ik kan u zeggen dat deze Europese Consumentencentra enkele malen per jaar bijeenkomen. Het is inmiddels een zeer sterk en goed netwerk, en de meeste centra zijn zeer actief en in staat om de problemen van de consumenten op te lossen.

Aangezien de vraag over de onderwijssector ging, zou aan de centra kunnen worden gevraagd informatie te verstrekken over de manier waarop zij dergelijke geschillen oplossen. Het basisbeginsel is echter hetzelfde, en deze regeling functioneert echt goed.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE).(DE) Ik zou graag willen weten hoe de stand van zaken is met betrekking tot online-onderwijs. Zou de Commissie, met het oog op klachten, een website kunnen opzetten waarop wordt vermeld bij welke instellingen die onderwijs op afstand aanbieden er sprake is van problemen, zodat hier voor meer transparantie wordt gezorgd?

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Telkens weer hebben we het probleem dat heel veel mensen in Europa de vraag stellen: waar blijft de Europese toegevoegde waarde? Nu, de Europese Unie is weliswaar niet verantwoordelijk voor onderwijskwesties, maar we zijn wel verantwoordelijk voor vraagstukken op het gebied van kwaliteitswaarborging en consumentenbescherming. Op dit terrein doen we ook veel. Zou het niet mogelijk zijn om ons tot de scholen, wellicht ook het lager onderwijs, te wenden in het kader van de algemene voorlichtingsactiviteiten van de Commissie? Met projecten en wedstrijden kunnen we laten zien hoe Europa op dit terrein voor toegevoegde waarde zorgt. Misschien is het mogelijk om dit onderwerp zo – ook in verband met de vorige vraag – onder de aandacht van de heel jonge mensen te brengen.

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben blij met uw suggesties en input en stel deze zeer op prijs. Om u een uitvoeriger antwoord te geven zou ik willen zeggen dat we op het punt staan de interne markt te voltooien, die werkelijk een fundament van de Unie is. Tot nu toe was de markt nochtans zeer gericht op het bedrijfsleven en op de totstandbrenging van het juiste klimaat voor het bedrijfsleven, en dit was ook terecht. Nu moet de interne markt echter worden voltooid in de vorm van een tweede stadium, waarin de consumenten zich overal even welkom en even goed beschermd voelen. Dat is het consumentenbeleid voor de 21e eeuw.

Ik ben verheugd dat ik u kan berichten dat onderwijs dat erop is gericht de consument mondig te maken de eerste, zeer fundamentele pijler vormt van de consumentenstrategie 2007-2015. Ik kan u daarover nu niet meer vertellen, behalve dat we over instrumenten beschikken zoals de op agenda Aan jou de keus voor de doelgroep van tieners, en zoals Dolcetta, een aanvulling op de opleiding van leraren, maar we bouwen zeer op de inspanningen van de lidstaten.

We moeten dit beleid onder het gezichtspunt van subsidiariteit zien. Er zijn landen die bereid zijn in de consumenteneducatie te investeren en de algemene inspanningen van de Commissie te steunen. Ik heb alle bevoegde ministers een brief geschreven en hen om hun steun verzocht, omdat we ons in een zeer cruciaal stadium bevinden als het erom gaat ook een goed functionerende consumentenmarkt in heel Europa op te bouwen.

In de toekomst zullen we het vaker hebben over de vraag hoe de consumenten zich op deze interne markt voelen. Dit is een punt van fundamenteel belang. Een ander punt is dat we meer en bredere aandacht aan consumentenklachten moeten besteden. We hebben in de Europese Commissie geen gemeenschappelijk platform voor consumentenklachten. Net als u ontvangen wij talrijke klachten uit uw kieskringen – soms zijn ze door het Parlement doorgestuurd aan de Commissie – maar we moeten meer doen op het gebied van de behandeling van die klachten. De Commissie kan de werkzaamheden van de Ombudsman of van de lidstaten niet verdubbelen, maar als er een hardnekkig probleem bestaat op het een of andere gebied van het consumentenbeleid, moeten we dat aanpakken, ook door middel van wetgeving.

Er zijn goede voorbeelden die aantonen dat consumentenklachten de hoofdmoot van het consumentenbeleid in een andere richting zou kunnen sturen. Op het moment zijn we bezig relevante gegevens te verzamelen met behulp van het scorebord voor de consumentenmarkt. De eerste editie van het scorebord voor de consumentenmarkt werd begin dit jaar gelanceerd. We hebben een speciale indicator: consumentenklachten. Wij vergelijken de verschillende lidstaten en bekijken hoeveel klachten zij behandelen en op welke terreinen. Ik zie met spanning uit naar de gegevens van de lidstaten voor de volgende editie van de scoreborden voor de consumentenmarkt begin volgend jaar. Stap voor stap zijn we dus op weg naar een interne markt voor de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 40 van Giovanna Corda (H-0545/08)

Betreft: Klachten van verbruikers over elektronische internethandel

De resultaten van een recent onderzoek van de Europese consumentencentra brengen een zeer groot aantal geschillen aan het licht waar verbruikers die aankopen via het internet doen, als slachtoffer bij betrokken zijn (2583 geschillen en 8834 klachten in 2007).

Denkt de Commissie niet dat ze bij de exponentiële toename van de elektronische handel informatiecampagnes moet opzetten om de verbruikers voor de risico’s van de nieuwe vorm van handel te waarschuwen - en dat ze snelle en doeltreffende procedures voor grensoverschrijdende geschillen moet invoeren, vooral in de meest voorkomende gevallen van leveringen die uitblijven of niet aan de aankoop beantwoorden?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Deze vraag gaat over het internet, een zeer belangrijke kwestie. Het internet biedt de consumenten enorme mogelijkheden. Het verleent hun toegang tot betere informatie en vergroot de markt waarop zij aankopen kunnen doen, en verleent hun toegang tot meer aanbieders en meer keuze.

Inmiddels winkelt reeds 150 miljoen EU-burgers – een derde van de bevolking –op het internet. De snelle groei van het aantal burgers dat online inkopen doet wordt evenwel niet geëvenaard door de groei van het aantal burgers dat dit grensoverschrijdend doet.

Dit toont aan dat de Commissie er goed aan doet deze kwestie, die te maken heeft met het consumentenvertrouwen, aan te pakken met behulp van een aantal voorlichtingsmaatregelen. De online handleiding voor de digitale consument, die door de Commissie wordt ontwikkeld, moet hier worden genoemd. Deze handleiding zal eind 2008 online worden gepubliceerd. Als follow-up bij de handleiding zou men in overweging kunnen nemen om richtsnoeren op te stellen over de vraag hoe de wetgeving inzake oneerlijke handelspraktijken kan worden toegepast met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken in het internet.

Een ander instrument waar we het al over hebben gehad, is Dolcetta, dat ten doel heeft consumenten voor te lichten over onder meer verkoop op afstand en verhaalmogelijkheden van de consument. Voorlichting voor jonge consumenten die bijzonder actief zijn in het internet, is van cruciaal belang. De agenda Aan jou de keus, met een recordoplage van 2,8 miljoen stuks, die (en dat is misschien interessant voor mijnheer Angelakas) dit jaar in meer dan 18 000 scholen wordt verspreid, bevat informatie over internetgebruik en grensoverschrijdende verhaalmogelijkheden.

De strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 voorziet, als een van haar prioriteiten, in maatregelen op het gebied van consumenteneducatie – beter geïnformeerde en voorgelichte consumenten. De belangrijkste instrumenten die de Commissie gebruikt om de burgers en belanghebbende organisaties over het consumentenbeleid te informeren, zijn een website, de nieuwsbrief Consumer Voice en voorlichtingscampagnes. Elektronische handel is een belangrijk onderwerp in de nieuwsbrief in sommige van de nieuwere lidstaten.

Met betrekking tot de tweede vraag, over handhaving en verhaalmogelijkheden, is de Commissie ervan overtuigd dat de Europese consumenten erop moeten kunnen vertrouwen dat zij in de hele Europese Unie hun rechten kunnen handhaven en verhaal kunnen halen, omdat de interne markt anders niet kan functioneren. Klachten over elektronische handel, met inbegrip van klachten over uitblijvende leveringen of leveringen die niet aan de aankoop beantwoorden, kunnen worden behandeld via het EU-kader voor schadeloosstelling dat we reeds voor de Europese consumenten hebben opgezet. Dit kader omvat onder meer het ECC-netwerk, de beide aanbevelingen van de Commissie inzake alternatieve geschillenbeslechting, de onlangs goedgekeurde bemiddelingsrichtlijn en de verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen.

De Commissie overweegt momenteel ook of een EU-initiatief inzake collectieve verhaalprocedures voor consumenten nodig is en, zo ja, welke vorm dit initiatief dient te krijgen. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het beeldscherm een nieuwe markt is.

 
  
MPphoto
 

  Giovanna Corda, auteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, u hebt de vraag over problemen bij aankopen die ik van plan was te stellen reeds gedeeltelijk beantwoord.

De procedures duren lang en zijn ingewikkeld en duur. De geleden schade is vaak bijzonder groot, omdat vaak de meest benadeelden onder ons worden getroffen.

Bent u, gezien het feit dat er sprake is van een rechtsvacuüm, van mening dat de Europese Consumentencentra over de nodige middelen beschikken om dergelijke – eventueel collectieve, maar ook individuele – procedures te voeren in naam van de benadeelde consumenten?

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE).(DE) Het gaat er simpelweg om dat we erover moeten nadenken over welke mogelijkheden we in de toekomst beschikken om klachten op transparante wijze in de publiciteit te brengen. Wanneer zich grensoverschrijdende overtredingen herhalen, moeten ook de rechtbanken en de openbaar ministeries toegang tot dergelijke gegevens krijgen. Gelooft u dat het mogelijk is om een desbetreffende databank op te zetten?

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE).(LT) Geachte commissaris, in uw toespraak heeft u zeer overtuigend gesproken over de uitbreiding van de elektronische handel, en ik ben er vrijwel zeker van dat deze uitbreiding veel eerder zal plaatsvinden in de oude lidstaten. Ik zou u willen vragen wat er wordt gedaan om de elektronische handel te stimuleren in de lidstaten die in de 21e eeuw tot de Europese Unie zijn toegetreden, hoe de consumentenrechten worden beschermd en welke maatregelen worden ontwikkeld om dat aandeel te verminderen? Nog één punt met betrekking tot misbruik. Komt misbruik vaker voor in de oude lidstaten of in de nieuwe?

 
  
MPphoto
 

  Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) De suggestie dat Europese Consumentencentra in naam van de consumenten naar de rechter kunnen stappen is een idee dat we voor het eind van dit jaar in onze mededeling over collectieve verhaalprocedures zullen bespreken. Tot dusver ging het mij erom open te staan voor nieuwe ideeën en een verscheidenheid aan standpunten te verzamelen alvorens een definitief voorstel in te dienen.

We moeten het hele plaatje bekijken en alle instrumenten gebruiken die ons ter beschikking staan, met inbegrip van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, die een van de instrumenten vormt die we in Europa grensoverschrijdend kunnen toepassen.

Ik ben het helemaal eens met het idee van de databank, die ik krachtig steun. We hebben zo’n databank nodig om tot een beter beleid en een betere wetgeving te komen.

Ik ben er vast van overtuigd dat we een op feiten gebaseerde aanpak nodig hebben wanneer we wetgeving voorstellen of tot gemeenschappelijke handhavingsacties overgaan.

Ik zal doorgaan met handhavingsacties die tegelijkertijd in alle 27 lidstaten plaatsvinden – de zogenaamde sweeps op gebieden als vliegtickets of beltonen. Websites zijn gewoonlijk goede kandidaten voor dergelijke grensoverschrijdende handhavingsacties.

Elk land is verschillend. Er moet een universele toegang tot breedband komen en de instrumenten die worden gebruikt om van de elektronische handel te profiteren – normaal gesproken is dat het internet – mogen niet zijn voorbehouden aan een bepaald percentage van de bevolking. Ik ben ook van mening dat we de breedbandpenetratie kunnen verhogen door middel van het cohesiebeleid, het regionaal beleid en het Cohesiefonds. De nieuwe lidstaten zouden de unieke mogelijkheid hebben om de oude in te halen en sommige fouten die wij vroeger hebben gemaakt, te vermijden. Zij moeten grote sprongen voorwaarts maken.

Wanneer we een goede, doelgerichte wetgeving hebben die in alle lidstaten volledig is geharmoniseerd, zal dit er enorm toe bijdragen het vertrouwen van de consument en het niveau van de consumentenuitgaven in alle lidstaten te verhogen. Elektronische handel is een van de instrumenten die ervoor zorgen dat de consument meer waar voor zijn geld en meer keuze wordt geboden. Het is niet slechts een marktinstrument, maar ook een zeer belangrijk democratisch instrument.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 42 van Colm Burke (H-0537/08)

Betreft: Scorebord van de interne markt

De volledige tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt komt de consumenten en het bedrijfsleven in de gehele EU ten goede. Het scorebord van de interne markt is een doeltreffende manier om een overzicht te geven van de afzonderlijke resultaten van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van deze wetgeving. Hoe denkt de Commissie aan de consumenten en het bedrijfsleven volledige inzage te geven in de resultaten van dit scorebord?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank het geachte lid voor zijn positieve opmerkingen over het scorebord van de interne markt. Ik ben eveneens van mening dat de resultaten van het scorebord op brede schaal moeten worden gepubliceerd. Alle edities van het scorebord zijn beschikbaar op de Europa-website. Gedrukte versies zijn verstuurd aan de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten en aan de bureaus van de Commissie in de hoofdsteden van de 27 lidstaten. Daarnaast werden exemplaren verstuurd aan andere EU-instellingen en de nationale overheden. Na de publicatie van elk scorebord wordt een persmededeling verspreid in 21 talen, en de resultaten worden tijdens een persconferentie bekendgemaakt, om ervoor te zorgen dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor de nationale media.

 
  
MPphoto
 

  Colm Burke, auteur. − (EN) Dank u commissaris, voor de behandeling van deze vraag. Ik ben verheugd over de op dit gebied verrichte werkzaamheden, die veel te maken hebben met de manier waarop de Europese Unie in de lidstaten wordt waargenomen.

In Ierland hadden we een bijzonder probleem tijdens het debat over het Verdrag van Lissabon. Zodra er iets negatiefs gebeurt, maken we de Europese Unie daar vaak voor verantwoordelijk. Ik zou één typisch voorbeeld willen noemen van gevallen waarin er geen schadeloosstelling te verwachten valt: niet-naleving van een richtlijn van de Europese Unie door een lidstaat. In Wicklow, in mijn eigen gebied Cromane, was er rond acht jaar geleden een geval waarin uit hoofde van een bepaalde richtlijn door de Europese Unie middelen ter beschikking werden gesteld aan de Ierse regering, maar er werd niets gedaan, en het gevolg is dat 50 families hun traditionele beroep, namelijk het oogsten van mosselen, niet meer kunnen uitoefenen. De lokale kranten gaven de Europese Unie de schuld. We hebben geen schadeloosstelling...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) We beschikken over een hele reeks instrumenten voor de late omzetting van richtlijnen, waar het voornamelijk om gaat bij het scorebord. Indien de lidstaten de omzetting verder vertragen, hebben we natuurlijk de ultieme sanctiemogelijkheid om de zaak aan de rechter voor te leggen. We proberen dit echter als volgt te vermijden: indien een lidstaat problemen ondervindt bij de omzetting van een richtlijn, organiseren we bijeenkomsten met deze lidstaat, houden we seminars en trachten we specifieke vraagstukken en problemen die zij eventueel hebben, op te lossen. We doen dus ons best opdat de omzetting zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.

Ik ben het eens met de heer Burke als hij zegt dat dit niet alleen in Ierland, maar ook in andere EU-landen geldt. Alle regeringen hebben duidelijk de neiging om zichzelf op de borst te slaan voor alle goede ontwikkelingen, ook al gaan deze misschien terug op de Unie of op een oorspronkelijk Europees idee. Ik ben er daarom zeker van dat diegenen van ons die ooit deel hebben uitgemaakt van het Iers parlement of een Ierse regering, zich daaraan eveneens vaak hebben bezondigd. Maar als zich iets negatiefs voordoet, dat op de een of andere manier een Europese strekking heeft, geven we natuurlijk Europa de schuld. Ik ben het dus met mijnheer Burke eens dat men positiever moet zijn over de goede dingen die we hier in Europa doen.

Wanneer een lidstaat op een bepaald gebied nalatig is, nemen wij de nodige maatregelen, maar wij proberen dergelijke dingen zo mogelijk te voorkomen door de lidstaten aan te sporen om orde op zaken te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 43 van Jim Higgins (H-0539/08)

Betreft: Banksector in grensgebieden

Kan de Commissie mededelen of zij een onderzoek zal instellen naar extra kosten die in rekening worden gebracht voor het grensoverschrijdend gebruik van geldautomaten, debet- en creditkaarten, met name gezien het feit dat tal van banken actief zijn aan beide zijden van de grens tussen Noord-Ierland en de Republiek Ierland?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Gebruikers van krediet- of debetkaarten in grensregio’s kunnen te maken krijgen met drie categorieën kosten die aan kaartbetalingen verbonden zijn. Dit zijn: gebruikelijk kosten in verband met het gebruik van kaarten, ongeacht de geografische locatie of lidstaat; kosten in verband met valutaomwisseling indien de betaling tussen lidstaten met verschillende valuta, bijvoorbeeld euro en pond sterling, plaatsvindt; en ten derde transactiekosten op het verkooppunt of voor het opnemen van geld uit een pinautomaat.

Wat de eerste categorie betreft, d.w.z. de normale kosten voor kaartgebruikers, die op Europees niveau zijn geregeld voor zover het om betalingen in euro gaat: volgens Verordening (EG) nr. 2560/2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro moeten de kosten van deze betalingen dezelfde zijn als die van betalingen in euro binnen de lidstaat waar de kaart werd afgegeven. Betalingen met kaarten van niet-euro-rekeningen, bijvoorbeeld een pond-sterling-rekening, vallen niet onder deze verordening.

In het geval van betalingen in euro tussen een lidstaat van de eurozone, zoals Ierland, en een lidstaat die niet tot de eurozone behoort, zoals het Verenigd Koninkrijk, kunnen aanvullende kosten worden berekend voor de valutaomwisseling voor kaartbetalingen. De richtlijn betreffende betalingsdiensten regelt de voorwaarden waaronder de valutaomwisseling wordt uitgevoerd. Deze richtlijn moet echter nog door de lidstaten ten uitvoer worden gelegd.

Ten slotte kan op kaartbetalingen een toeslag worden geheven op het verkooppunt of kunnen daarover aanvullende kosten worden berekend bij het opnemen van geld uit pinautomaten in particulier bezit. De heffing van een toeslag of het aanbieden van een korting op een bepaald betalingsinstrument is volgens de Europese wetgeving overgelaten aan de handelaar. Niets weerhoudt de lidstaten er echter van om dergelijke toeslagen te verbieden of te beperken. Dit wordt uitdrukkelijk bevestigd in de reeds genoemde richtlijn betreffende betalingsdiensten in de interne markt.

De Commissie heeft daarom geen juridische grondslag voor een ingrijpen met betrekking tot aanvullende kosten van grensoverschrijdende betalingsdiensten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Evenwel is de Commissie van mening dat mededinging aan beide kanten van de grens de kosten op een redelijk niveau zal houden. Indien de marktdeelnemers de mededinging zouden verminderen of beperken, zouden de bevoegde nationale autoriteiten ingrijpen in het belang van de burgers.

 
  
MPphoto
 

  Jim Higgins, auteur. (EN) Net als ik is de commissaris volledig op de hoogte van de Ierse situatie, waar 18 000 werknemers dagelijks de grens oversteken van het ene rechtsgebied naar het andere en waar 5 200 studenten en 1,7 miljoen inwoners ofwel aan de andere kant gaan winkelen of daar vakantie houden.

Ik weet dat de commissaris heeft gezegd dat het aan de nationale overheden is en dat de banken niet onder Verordening (EG) nr. 2560/01 vallen, maar het moet toch mogelijk zijn om voorschriften in te voeren waarbij dergelijke toeslagen worden verboden. We hebben een goed voorbeeld gezien toen uw collega Viviane Reding, de commissaris voor Informatiemaatschappij en media een hard standpunt heeft ingenomen ten opzichte van de telefoonmaatschappijen – en we zien dat consumenten profiteren van de resultaten. Aan deze praktijken moet een eind worden gemaakt, met name wanneer er zusterbanken aan beide kanten van de grens zijn.

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Deze kwestie van de aanvullende kosten voor grensoverschrijdende betalingen heeft, daar heeft mijnheer Higgins gelijk in, in bepaalde kringen tot boze reacties geleid.

Het is echter aan de lidstaten om deze kwestie aan te pakken omdat – en dat staat uitdrukkelijk in de onlangs goedgekeurde richtlijn betreffende betalingsdiensten – de nationale autoriteiten, in het compromis dat we hebben bereikt, deze kwestie zelf wilden beslissen. De nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen deze kwestie dus aanpakken als zij dat willen, maar destijds was er geen meerderheid van lidstaten voor maatregelen op EU-niveau. Dat was de stand van zaken op dat tijdstip. Net als alle andere dingen in het politieke en economische leven zal misschien ook dit in de toekomst veranderen.

Weliswaar was er kort geleden in het debat over de richtlijn betreffende betalingsdiensten geen meerderheid van de lidstaten voor het nemen van maatregelen, maar wie weet welke voorstellen in de toekomst zullen worden ingediend – misschien tekent zich op een gegeven moment een meerderheid af.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 44 van Dimitrios Papadimoulis (H-0553/08)

Betreft: Verkoop Griekse telecommaatschappij en weigering openbare inschrijving

Het Griekse parlement heeft een wet aangenomen houdende goedkeuring van het akkoord tussen de Griekse telecommaatschappij en DT dat voorbijgaat aan het bepaalde in richtlijn 2004/25/EG(1) betreffende de bescherming van minderheidsaandeelhouders. Als argument wordt verwezen naar artikel 8, punt 7, van wet 3461/2006, waarin wordt bepaald dat de verplichte openbare overname-inschrijving niet geldt in het geval van een privatisering.

Vóór de verkoop bezat de Griekse staat slechts 28 procent van de aandelen van de Griekse telecommaatschappij. Is de Commissie tegen deze achtergrond van mening dat de telecommaatschappij een staatsbedrijf was? Vanaf welk eigendomspercentage geldt een bedrijf als staatsbedrijf? Worden met deze in de wet opgenomen uitzondering de belangen van de minderheidsaandeelhouders voldoende beschermd? Zijn de op communautair niveau geldende beginselen van helderheid en transparantie in het geval van openbare overname-inschrijving in acht genomen? Is het zo dat in de lidstaten de aandeelhouders van bedrijven waarin ook de staat een aandeel heeft minder rechten genieten dan aandeelhouders van bedrijven waarvoor dit niet geldt?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Allereerst zou ik willen onderstrepen dat de bescherming van de belangen van minderheidsaandeelhouders in beursgenoteerde ondernemingen een van de centrale doelstellingen is van de Gemeenschapsregels inzake overnames. In het geval van een wijziging in de zeggenschap in een beursgenoteerde onderneming moeten alle aandeelhouders op gelijke voet worden behandeld en moeten minderheidsaandeelhouders worden beschermd.

Minderheidsaandeelhouders in beursgenoteerde staatsbedrijven hebben precies dezelfde rechten als minderheidsaandeelhouders in particuliere ondernemingen. Dit beginsel impliceert normaal gesproken dat personen die zeggenschap verwerven over een beursgenoteerde onderneming een verplicht bod moeten uitbrengen op het kapitaal dat in het bezit is van de minderheidsaandeelhouders. De communautaire voorschriften staan echter toe dat de lidstaten van de regel inzake het verplichte bod afwijken om rekening te houden met bepaalde omstandigheden die op nationaal niveau worden gedefinieerd.

Griekenland heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De Griekse wetgeving bepaalt dat de regel inzake het verplichte bod in sommige situaties niet hoeft te worden toegepast. Daartoe behoren ook gevallen waarin het privatiseringsproces van een onderneming nog aan de gang is. Dit is een algemene uitzondering, maar zoals altijd zitten er addertjes onder het gras.

De Commissie betwist niet dat de Griekse nationale telecommunicatiemaatschappij OTE, waarover het geachte lid zijn vraag stelt, een staatsbedrijf was. Hoewel de staat slechts rond 28 procent van de aandelen van de ondernemingen in handen had, lag de zeggenschap over het bedrijf uitsluitend bij de staat. De eigenlijke vraag waar het hier om gaat, luidt: hoe lang mag een privatiseringsproces duren? In het geval van OTE lijkt het privatiseringsproces lang te zijn, of zelfs heel lang. Het proces, dat blijkbaar nog altijd voortduurt, begon 12 jaar geleden. Hoe lang kan een onderneming worden vrijgesteld van de toepassing van de regel inzake het verplichte bod van de richtlijn betreffende het overnamebod? De Griekse toezichthouder, de Hellenic Capital Market Commission, heeft vastgesteld dat OTE nog steeds een privatiseringsproces ondergaat en dat bijgevolg geen verplicht bod vereist was.

Ter afsluiting kan ik zeggen dat de lidstaten, als zij afwijken van de regel inzake het verplichte bod, toch het algemene beginsel van de bescherming van de minderheidsaandeelhouders dienen te respecteren en ervoor moeten zorgen dat deze in het genot komen van een behandeling op gelijke voet met de meerderheidsaandeelhouders. Ik moet nog zien hoe de Griekse autoriteiten een dergelijke bescherming denken te kunnen bieden in het onderhavige geval. Daarom heb ik mijn diensten verzocht te achterhalen of een dergelijke bescherming is geboden en te onderzoeken over de regels van de richtlijn betreffende het overnamebod door de Griekse autoriteiten in dit geval zijn nageleefd.

 
  
MPphoto
 

  Dimitrios Papadimoulis, auteur. (EL) Commissaris, dit is nou precies het probleem. Ik begrijp niet waar u in al deze maanden naar op zoek was. De Griekse autoriteiten maken inbreuk op de artikelen 3 en 5 van Richtlijn 25/2004/EG; zij weigeren een gelijke behandeling en een openbare inschrijving met het belachelijke argument dat een bedrijf, OTE (de “Griekse Telecommunicatiemaatschappij”) waarin de staat een belang heeft van 28 procent, een staatsbedrijf is.

Laat de Commissie toe dat de wet verder wordt geschonden, dat inbreuk wordt gemaakt op de richtlijn betreffende gelijke behandeling en de bescherming van minderheidsaandeelhouders? Misschien hebt u Richtlijn 25/2004/EG niet gelezen, commissaris McCreevy, net zoals u het Verdrag van Lissabon niet heeft gelezen.

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Zoals ik reeds heb aangeduid, zijn wij bezig met een onderzoek naar de Griekse wetgeving en haar verenigbaarheid met de regels van de interne markt, met name met betrekking tot het vrij verkeer van kapitaal en vestiging, en zo nodig zal in deze zaak een verdere procedure worden ingesteld.

Bij dit onderzoek worden de werkzaamheden van de verschillende Commissiediensten zorgvuldig gecoördineerd om voor een omvattende analyse van de situatie te zorgen. Ik kan het geachte lid verzekeren dat wij, nadat wij het onderzoek hebben afgerond, vervolgens de nodige maatregelen zullen treffen, indien uit ons onderzoek zou blijken dat er gegronde zijn om de Griekse autoriteiten ter verantwoording te roepen. Dat is de juiste en legale aanpak die wij ten aanzien van elke lidstaat volgen, en dat is ook nu niet anders nu we het met de Griekse autoriteiten van doen hebben.

Zodra het onderzoek is afgerond zullen we de nodige conclusies trekken en de zaak voortzetten indien dit in dat stadium noodzakelijk zou worden geacht.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 48 van Georgios Papastamkos (H-0526/08)

Betreft: Zwarte-Zeesamenwerking

Een jaar is verstreken sinds de Zwarte-Zeesamenwerking van start is gegaan. Meent de Commissie dat er een brede, samenhangende en strategische benadering voor de regio is samengesteld? Vormen de ontwikkeling van zeeverbindingen en wegtransportroutes alsmede de samenwerking op energiegebied, met daarnaast de bevordering van een duurzame ontwikkeling, de hoofdlijnen van de EU-initiatieven? Hoe denkt zij de aanwezigheid van lidstaten in de omgeving (Griekenland, Bulgarije, Roemenië) te kunnen benutten?

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie heeft op 19 juni 2008 een verslag goedgekeurd over het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van de Zwarte-Zeesynergie. Daarin worden de resultaten in tal van sectoren beschreven en voorstellen geformuleerd voor de ontwikkeling van de synergie tot een regionaal samenwerkingsproces. Hiertoe behoren de vaststelling van meetbare langetermijndoelstellingen en het aanwijzen van leidinggevende landen of organisaties die de maatregelen ter verwezenlijking van die doelstellingen coördineren, en het opzetten van sectorale partnerschappen voor de cofinanciering van de noodzakelijke projecten.

Zoals de Commissie eerder heeft verklaard vormt het bilaterale beleid in de regio – met name het Europees nabuurschapsbeleid – het strategisch kader, dat door de Zwarte-Zeesynergie op regionaal niveau wordt aangevuld. Het nabuurschapsbeleid is het bilaterale niveau, en dit is de eerste regionale aanvulling daarop.

De in uw vraag genoemde beleidsgebieden staan hoog op de agenda van de Commissie. Dit zijn voorstellen om Zwarte-Zeepartnerschappen op te zetten op verschillende terreinen, met inbegrip van vervoer en het milieu, en de lidstaten die in deze regio zijn gelegen zijn bijzonder actief als het om de bevordering van die initiatieven gaat.

De coördinatie tussen de Commissie en de drie lidstaten is zowel door de ontwikkeling van de synergie als door het werk met de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied (BSEC) versterkt

Voor een verdere ontwikkeling van de Zwarte-Zeesynergie is de actieve inzet van een toenemend aantal lidstaten en partners uit het Zwarte-Zeegebied nodig, en de lidstaten van de BSEC kunnen hierbij een cruciale rol spelen en doen dit ook.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papastamkos, auteur. (EL) Dank u voor uw antwoord, mevrouw de commissaris. U hebt uw persoonlijke stempel op de Zwarte-Zeesynergie gedrukt, maar u beseft ook dat de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied (BSEC) inmiddels een volgroeide institutionele structuur voor regionale organisatie vormt; de samenwerking in dit kader wint inderdaad aan intensiteit en reikwijdte. Dit is met name te danken aan het feit dat Europa en Azië elkaar hier ontmoeten, en wel op vele niveaus.

Ik zou een ding graag willen weten: plant de Commissie in aansluiting op dit initiatief van de Zwarte-Zeesynergie de ontwikkeling van een stelsel van interregionale betrekkingen tussen de EU en de landen aan de Zwarte Zee in een vaster institutioneel kader, zodat een institutioneel verankerde vorm van interregionale samenwerking ontstaat?

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Het was de bedoeling om de oostelijke partners – al onze oostelijke partners – plus Turkije en Rusland bij de Zwarte-Zeestrategie te betrekken, en aangezien zij reeds deel uitmaakten van deze Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied, meenden wij dat dit de juiste weg is .

Maar u weet ook dat de Europese Raad ons heeft gevraagd ook een specifiek oostelijk partnerschap in het leven te roepen, en daar werken we ook aan – mijn diensten en ik zullen, in de late herfst, iets specifiekers voorstellen, alleen met de oostelijke partners, zonder Turkije en Rusland. Ik wilde echter zeggen dat ik op 13 en 14 februari in Kiev, waar de eerste ministeriële bijeenkomst plaatsvond. Dit was echter pas het begin van de conferentie. Natuurlijk duurt het altijd zijn tijd voordat projecten kunnen worden gerealiseerd en echte vooruitgang opleveren.

U zult zich eraan herinneren hoe lang wij aan het proces van Barcelona hebben gewerkt, en u weet hoe traag het een en ander zich ontwikkelt, zodat ik van mening ben dat er aan de ene kant nog ruimte is voor de Zwarte-Zeesamenwerking, maar dat er daarnaast ook nog plaats is voor het nauwer gedefinieerde oostelijk partnerschap.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 49 van Robert Evans (H-0533/08)

Betreft: EU-verkiezingswaarnemingsmissies

De Commissie besteedt aanzienlijke bedragen aan verkiezingswaarnemingsmissies in de hele wereld, die in een aantal probleemlanden een uiterst belangrijke rol spelen.

Hoe beoordeelt de Commissie deze waarnemingsmissies op lange termijn? En op welke manier kunnen landen waar bij een verkiezing tekortkomingen zijn vastgesteld, door de EU worden geholpen om die tekortkomingen te analyseren en er oplossingen voor te zoeken met het oog op de voorbereidingen voor de volgende verkiezing?

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben eveneens van mening dat het geld dat wij voor de verkiezingswaarnemingsmissies uittrekken die de EU overal ter wereld uitvoert, goed is besteed. In de afgelopen acht jaar hebben waarnemers van de EU verslag gedaan van cruciale verkiezingen, en zo bijgedragen tot het beperken van ruzies over de verkiezingsuitslag, of gebieden aangewezen waar dringend hervormingen van het kiesstelsel en het politiek beleid nodig zijn. Daarom zijn dit inspanningen die een langetermijneffect hebben.

De Europese Unie wordt thans veelal gezien als een van de meest geloofwaardige internationale verkiezingswaarnemers. Ik weet dat mijnheer Evans zelf kort geleden van een verkiezingsmissie in Sri Lanka is teruggekeerd. Ik neem aan dat hij zijn eigen opvattingen zal hebben over wat er goed heeft gefunctioneerd en wat er in de toekomst moet worden ondernomen. De Commissie zal derhalve prioriteit blijven geven aan de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU, en zolang ik er ben zal ik dat proberen.

Verkiezingswaarnemingen zijn echter geen op zichzelf staande acties en mogen dit ook niet zijn. Het waarnemen van verkiezingen is geen doel op zichzelf, maar dient er tevens toe bij te dragen tekortkomingen in het kiesstelsel aan te pakken en op den duur ook de aanzet te geven tot institutionele en democratisch hervormingen.

De missieverslagen zijn een centraal uitgangspunt voor de bespreking van tekortkomingen in het verkiezingsstelsel. Zij zijn per definitie opgesteld vanuit een langetermijnperspectief. De aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissies wijzen gewoonlijk op mogelijkheden voor een wijziging van het verkiezingssysteem, bijvoorbeeld in het wetgevingskader of in de organisatie van de verkiezingen. Zij zijn in toenemende mate geïntegreerd in een bredere strategie voor verkiezingssteun, waardoor het langetermijneffect wordt versterkt.

Met betrekking tot andere verkiezingswaarnemingsmissies kan ik bevestigen dat wij, bijvoorbeeld in Rwanda, in Cambodja of in Jemen, steun hebben verleend aan de kiescommissies. Deze projecten zijn direct voortgekomen uit eerdere verkiezingswaarnemingsmissies die een aantal tekortkomingen in het kiesstelsel hadden vastgesteld. Maar de Commissie heeft in de afgelopen jaren ook de financiële bijdragen voor verkiezingssteun sterk verhoogd en heeft daarmee gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU. Sinds 2000 waren hier 400 miljoen euro mee gemoeid, dat is een heel bedrag.

Ook door de delegaties van de Europese Commissie wordt veel waardevol werk gedaan ter voorbereiding van hervormingen van het kiesstelsel langs de door de verkiezingswaarnemingsmissies uitgestippelde lijnen. Dit geldt natuurlijk ook voor de missiehoofden, wanneer zij naar het land terugkeren om hun eindverslag te presenteren.

Tot slot zij erop gewezen dat een hervorming van het kiesstelsel uit de aard der zaak een zeer politieke aangelegenheid en daarom niet altijd makkelijk uit te voeren is en de permanente betrokkenheid van verschillende actoren vereist. Ik ben van mening dat het Parlement, naast de missiehoofden, een belangrijke rol kan spelen en vaak ook speelt bij de uitvoering van de hervormingen van het kiesstelsel langs de door de verkiezingswaarnemingsmissies uitgestippelde lijnen.

Derhalve zou ik de reguliere EP-delegaties naar de verschillende landen willen aansporen zich ook meer met deze materie bezig te houden, door tekortkomingen in het kiesstelsel aan te pakken in de context van een bredere institutionele en democratische verandering. Dit was het thema van een eerste gezamenlijk seminar van de Commissie en het Parlement, en tweede zal later dit jaar worden gehouden.

 
  
MPphoto
 

  Robert Evans, auteur. − (EN) Ik dank de commissaris en ben het met haar eens dat verkiezingswaarnemingen tot de meest zinvolle activiteiten van de Europese Unie behoren. Deze activiteiten hebben in die landen een grote zichtbaarheid, en ze zijn vrijwel zonder uitzondering het geld waard. Ik ben trots in de loop der jaren deel te hebben uitgemaakt van een reeks verkiezingswaarnemingsmissies, het meest recentelijk in Pakistan. En Sri Lanka heb ik inderdaad bezocht als lid van een delegatie.

Ik vraag me echter af of ik de commissaris op een bepaald punt nog wat meer kan uitvragen. Tussen de ene verkiezingswaarnemingsmissie en de volgende verstrijken soms vier of vijf jaar. Biedt de EU eigenlijk specifieke bijstand en suggesties voor het aanpakken van eventuele tekortkomingen of van gebieden die ons inziens zouden moeten worden verbeterd en waarvoor wij ideeën, hulp en wellicht financiële steun kunnen bieden om te waarborgen dat een land bij nieuwe verkiezingen niet de bij vroegere gelegenheden gemaakte fouten herhaalt?

 
  
MPphoto
 

  Martin Callanan (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met mijnheer Evans eens over de waarde van verkiezingswaarnemingsmissies. Ook ik had de eer om door de commissaris te worden benoemd tot missiehoofd bij de recente verkiezingen in Cambodja. Ik meen dat deze missie – net alle verkiezingswaarnemingsmissies – een zeer zinvolle ondersteuning van de Cambodjaanse autoriteiten zijn gebleken bij het uitvoeren van hun verkiezingsmissies.

Ik zou de commissaris willen verzoeken naar de middelen te kijken die haar ter beschikking staan om in de toekomst mogelijk zelfs meer van deze missies te kunnen uitvoeren, want ik ben het er ook mee eens dat het om uiterst waardevolle maatregelen gaat die extra aandacht trekken. Zij worden zeer gewaardeerd door de landen waar zij plaatsvinden, evenals door de staatshoofden die aan de verschillende missies deelnemen.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Ten eerste zou ik u willen zeggen dat de aanbevelingen voor de lange termijn en voor de volgende verkiezingen juist de gebieden zijn waar we met zijn allen meer moeten samenwerken.

Dit vanwege het feit dat sommige landen die aanbevelingen hebben overgenomen, maar andere niet, en de aanbevelingen moeten een grotere rol spelen in onze landenverslagen en onze evaluatie door de delegaties en door de delegaties van het Europees Parlement.

Mijn antwoord op de tweede vraag luidt dat we meer landen zouden bezoeken als we een veel ruimere begroting hadden, maar ik moet een selectie maken. Ik probeer deze selectie te maken aan de hand van de begroting, die voor Afrika, Azië, Latijns-Amerika en, zolang we uitgenodigd worden, voor de Maghreb en de Arabische landen bestemd is, waar we volgens mij vaker heen zouden moeten gaan, omdat we daar dankzij ons – principiële – objectiviteit een zeer goede naam hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 50 van David Martin (H-0543/08)

Betreft: Achterhouden van Palestijnse belastinggelden door Israël

Welke stappen heeft de Commissie ondernomen om Israël ertoe te brengen niet langer Palestijnse belastinggelden achter te houden?

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Ik meen dat het geachte lid verwijst naar de vertraging bij de maandelijkse overmaking van douane-inkomsten die Israël voor de Palestijnse Autoriteit int. De laatste vertraging was in juni, en daarna volgde er vrijwel onmiddellijk een brief van de Palestijnse premier Fayyad waarin hij bezwaar maakte tegen de voortdurende discussies over de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Israël.

Destijds werd de vertraging bij de overmaking van belasting- en douane-inkomsten op de hoogste niveaus aangekaart, en ik heb dit punt ook zelf bij de minister van Buitenlandse Zaken aan de orde gesteld.

Ik heb Israël verzocht de betaling aan de Palestijnen uit te voeren, en de gelden werden – zoals ik moet en kan zeggen – eindelijk een week later dan normaal overgemaakt.

Sindsdien heeft de Commissie geen melding gekregen van verdere gevallen van vertragingen bij het overmaken van belastinggelden.

 
  
MPphoto
 

  David Martin, auteur. (EN) Ik dank de commissaris voor haar antwoord en voor het feit dat zij in actie is gekomen, en deze actie kwam nadat ik deze vraag had ingediend. Zij zal er begrip voor hebben dat er veel tijd verstrijkt tussen het indienen van vragen en de ontvangst van een antwoord.

Maar ik wil er nog eens op hameren dat dit Palestijnse gelden zijn. In geen geval zijn het Israëlische gelden die zij kunnen achterhouden. Het achterhouden komt neer op diefstal; zo niet van het geld, dan van de rente. Dit middel wordt regelmatig gebruikt om de Palestijnen te chanteren, en ik hoop dat de Commissie druk zal blijven uitoefenen op de Israëliërs opdat zij geld dat de Palestijnen toekomt zo snel mogelijk overmaken, in plaats van ook dit als politiek middel te gebruiken.

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Het is een goede zaak dat dit probleem blijkbaar snel kon worden opgelost. Nog één vraag: in die tijd hadden we regelmatig het probleem dat geld dat door de Palestijnse Autoriteit werd gebruikt, mogelijk niet op een manier is besteed die de donoren zich hadden voorgesteld. Zijn ook deze problemen inmiddels opgelost?

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Op uw eerste opmerking kan ik antwoorden dat er in de afgelopen jaren inderdaad sprake was van grote vertragingen met betrekking tot Palestijnse gelden – en ik ben het met u eens dat het Palestijnse gelden zijn –, maar ik heb altijd geprobeerd, wanneer dat nodig was – en vaak hebben de Palestijnen mij daarom verzocht – persoonlijk te interveniëren om ervoor te zorgen dat het geld werd vrijgegeven. Dit duurde soms lang, en er was een tijd dat dit heel moeilijk was, maar ik heb het altijd geprobeerd. Ik ben het met u eens dat dit ook in de toekomst dient te gebeuren.

(DE) Mijnheer Rack, ik kan u absoluut verzekeren dat de methode waarmee wij geld naar Palestina overmaken – vroeger via het zogenaamde Tijdelijke Internationale Mechanisme (TIM), en thans via het financiële mechanisme PEGASE – erop gericht is dat wij hierover de volledige controle hebben. Ik geloof dat dat ook het wezenlijke punt was.

Overigens hebben ook de Israëliërs nu gebruik gemaakt van deze Single Treasury Account om geld uit Israël over te maken. Met Salam Fayyad als premier en minister van Financiën staat er iemand aan het roer die het vertrouwen geniet van de internationale gemeenschap. Maar we hebben toch vooral eigen controles uitgevoerd, en daar zie ik, voor zover ik daartoe persoonlijk in staat ben, ook nauwlettend op toe. Mijn delegatie heeft hier haar eigen systeem en team opgezet, zodat er geen onregelmatigheden voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

 
  
  

(De vergadering wordt om 19.10 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 

16. Handel in diensten (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het door Syed Kamall namens de Commissie internationale handel opgestelde verslag (A6-0283/2008) over handel in diensten (2008/2004(INI)).

 
  
MPphoto
 

  Syed Kamall, rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mijn dank betuigen aan de schaduwrapporteurs en hun fractieadviseurs voor hun nuttige bijdragen aan dit verslag. Ik vind dat we een aantal zeer interessante debatten hebben gevoerd, waarin we het niet altijd eens waren. Maar ten minste zijn we erin geslaagd deze discussies zeer beleefd te houden.

Ik wil ook mijn dank uitspreken aan het secretariaat van de Commissie internationale handel voor zijn input, en als ik toch al bij de dankzeggingen ben, wil ik alle ambtenaren van DG Handel bedanken voor hun nuttige adviezen en suggesties.

Natuurlijk heeft de Europese Unie, als grootste exporteur van diensten, groot belang bij de openstelling van nieuwe markten voor diensten. Persoonlijk was ik er echter meer in geïnteresseerd hoe diensten kunnen worden gebruikt als instrument om de armsten van de samenleving uit armoede te bevrijden.

Laten we echter eerst nog eens bekijken waarom diensten zo belangrijk zijn. Diensten maken rond 75 procent (er is sprake van enkele debatten/geschillen over de exacte cijfers) uit van het BBP van de EU, vergeleken met 2 procent voor de landbouw. In Afrika maken diensten 52 procent van het BBP uit, tegen 16 procent voor de landbouw. Gezien deze cijfers is het dus jammer dat in de Doha-ontwikkelingsronde zoveel nadruk werd gelegd op de landbouw, want van de openstelling van de handel en de dienstensector valt veel eerder te verwachten dat zij vele mensen uit armoede kan bevrijden. Daarom was ik bereid om amendementen te aanvaarden waarin wordt benadrukt dat onderhandelingen over handel en diensten niet alleen in het belang van de EU zouden zijn, maar ook de economische groei in de armste landen ten goede zou komen.

We mogen niet vergeten wat ontwikkeling eigenlijk betekent: mensen uit armoede bevrijden, en we kunnen dit bereiken door ondernemers te stimuleren om rijkdom en banen te creëren.

In vele van de armste landen krijg ik van ondernemers te horen dat ze het liefst de armoede zouden bestrijden. Maar wat zij eigenlijk nodig hebben, zijn bankdiensten, zodat ze die goedkopere lening kunnen krijgen om hun bedrijf uit te breiden, meer mensen in dienst te nemen en ter plekke meer rijkdom te creëren; verzekeringsdiensten, zodat zij, als hun leven geruïneerd is en hun bedrijf failliet, toch iets achter de hand hebben; juridische diensten, teneinde de met partners gesloten overeenkomsten te kunnen afdwingen; en communicatiediensten, zodat ze geïnformeerd zijn over de scherpste prijzen op de lokale markten, zodat ze kunnen beslissen wanneer ze naar de markt moeten gaan en wanneer ze echt de markt op moeten.

Wij moeten echter erkennen dat in gevallen waarin regeringen zonder eigen toedoen niet in staat zijn om voor basisdiensten als gezondheidszorg, onderwijs en watervoorziening voor de armste burgers te zorgen, ondernemers de lacunes in de dienstverlening zouden kunnen opvullen.

Helaas zijn diensten slechts goed voor ongeveer 25 procent van de wereldhandel, maar zij hebben het potentieel om nog veel meer rijkdom en banen te scheppen. Maar laten we nu eens naar een paar van de meer omstreden punten van het verslag kijken.

Eén van de punten van discussie betreft de zogenaamde “diensten van algemeen economisch belang”, maar we mogen niet vergeten dat andere landen deze op een andere manier definiëren. Sommige landen zijn van mening dat de gezondheidszorg, het onderwijs en de watervoorziening alleen door de staat dienen te worden verzorgd. Andere hebben niet-overheidsactoren in de arm genomen. In Ethiopië, Nigeria, Kenia en Uganda ontvangt meer dan 40 procent van de mensen in het onderste economische kwintiel hun gezondheidszorg van particuliere dienstverleners met winstoogmerk. Dan moeten we toch ook meer investeringen in deze sectoren bevorderen.

Op het gebied van onderwijs dring ik er bij mijn collega’s op aan het werk van professor James Tooley van de Newcastle University te bestuderen. Hij begon in zijn onderzoekscarrière aan het Institute of Education in Londen, in de overtuiging dat particulier onderwijs iets verschrikkelijks was. Hij ontdekte echter al snel dat, anders dan men zou verwachten, particuliere scholen de armen beter onderwijs konden bieden. Toen in India openbare scholen werden gecontroleerd werd er een aantal maar compleet gesloten. In sommige scholen kwamen de leraren niet opdagen, en in één geval liet een leraar zijn leerlingen de hele dag thee zetten. Dus namen de werkende armen de benen. Zij spaarden voor privéonderwijs, niet in een gebouw van glas en staal, maar meestal in een eenvoudig vertrek boven een winkel. Deze scholen subsidieerden vervolgens gratis onderwijs voor de niet-werkende armen.

Wat is er verkeerd aan, vraag ik u, om de handel in dergelijke diensten te bevorderen wanneer de armsten hierbij zijn gebaat? Nu hoor ik al een aantal leden van dit Huis die geloven dat alleen de staat deze diensten in de vorm van een monopolie kan verzorgen. En ook als de staat tekortschiet of als de staat onvoldoende inkomsten heeft om in deze diensten te kunnen voorzien, zijn zij nog steeds niet van mening dat niet-overheidsactoren moet worden toegestaan deze lacunes op te vullen. Hebben zij liever dat de armsten van de samenleving geen toegang tot water hebben? Hebben zij liever dat de armsten geen toegang tot onderwijs hebben? Hebben zij liever dat de armsten geen toegang tot gezondheidszorg hebben, dan dat zij een particuliere dienstverlener in de arm nemen?

Het volgende controversiële punt betreft de soevereiniteit. Ik ben het eens met diegenen die zeggen dat we onze onderhandelingspartners de openstelling van de handel en de dienstensector niet door hun strot mogen duwen. Maar als een land besluit zogenaamde diensten van algemeen belang te liberaliseren, hebben we toch zeker niet het recht dit land voor te schrijven dat het zijn markten niet mag liberaliseren?

Ik moet echter zeggen dat ik teleurgesteld ben in sommige van mijn collega’s; sommige leden van dit Huis vinden dat we de ontwikkelingslanden moeten vertellen dat ze hun markten dicht moeten houden. Maar het gaat hier niet om particulier tegen openbaar. Het gaat hier niet om lokale tegen buitenlandse producenten. Het gaat erom wat functioneert. Ik vind daarom dat we allemaal samen moeten werken om de handelsbarrières uit de weg te ruimen die de armen aan hun lot overlaten.

We moeten samenwerken om een eind te maken aan alle staatsmonopolies die de armsten van de samenleving niet van essentiële diensten voorzien, en we moeten ons vriendelijk opstellen tegenover de ondernemers die de wereldwijde armoede willen bestrijden door rijkdom en banen te scheppen, geholpen door grotere investeringen in diensten.

 
  
MPphoto
 

  Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het Europees Parlement dankbaar voor dit verslag. Zoals hierin wordt vermeld zijn diensten goed voor het grootste deel van het BBP in de ontwikkelde landen. De liberalisering van de handel in diensten is daarom van centraal belang voor onze economische groei, evenals voor de ontwikkelingslanden, waar de dienstensector niet voldoende is ontwikkeld.

Over het algemeen deel ik de in dit verslag naar voren gebrachte opvattingen. Zij stemmen overeen met onze strategie om Europa als wereldspeler op de kaart te zetten. Deze is opgebouwd uit een ambitieuze multilaterale agenda en op een zorgvuldig ontwikkelde reeks bilaterale overeenkomst. Wij zetten ons volledig in voor de ontwikkelingsdimensie van de multilaterale handelsronde en wij zien, zoals dit verslag bevestigt, een multilaterale overeenkomst over diensten als positieve stap, zowel met het oog op de belangen van de EU als die van armere landen.

Ik ben verheugd dat het verslag aanspoort tot een ambitieus niveau van verplichtingen in de lopende en komende onderhandelingen over bilaterale en regionale overeenkomsten. Wij nemen met aandacht kennis van de aanbevelingen in het verslag voor de verschillende lopende onderhandelingen, die over het algemeen sectoren betreffen die onze dienstenindustrie van belang acht.

Staat u mijn een algemene overweging toe inzake de onderhandelingen over dienstenovereenkomsten, een overweging die zowel voor bilaterale als voor multilaterale akkoorden geldt. Er is geen snelle oplossing voor onderhandelingen over diensten, geen simpele formule die van toepassing is op alle sectoren en alle landen. Bij deze onderhandelingen moet worden ingegaan op de complexe en vaak uitvoerige regelgevingskaders van landen op zo uiteenlopende gebieden als die in het laatste deel van uw verslag – van financiële diensten tot en met gezondheidszorg of onderwijs. Dit moeten we op een onopdringerige manier doen zodat het recht van derde landen wordt gerespecteerd om de diverse dienstensectoren op nationaal niveau zo te reguleren als zij zelf willen en deze voor externe leveringen open te stellen indien zij de voorkeur geven aan mededinging. Hierbij dient niemand te worden gediscrimineerd.

Wij erkennen dat sommige dienstensectoren een groter aandeel in het BBP hebben dan andere en dat de liberalisering van de handel in die sectoren in dit opzicht een grotere impact op onze algemene welvaart heeft. Wanneer we prioriteit geven aan bepaalde sectoren, moeten we echter naast andere factoren ook rekening houden met het feit dat onze EU-landen en -regio’s min of meer op verschillende sectoren zijn gespecialiseerd.

Tot slot zou ik een gedachte naar voren willen brengen over het multilaterale proces. Uw verslag verwelkomt de aankondiging van een signaalconferentie over diensten als onderdeel van de ministeriële onderhandelingen in het kader van de DDA. Wij hebben zeer veel moeite gedaan voor dit evenement, dat in juli in Genève heeft plaatsgevonden. Het was een relatief succes. We hebben niet alle signalen vernomen die we graag hadden gehoord, maar we hebben genoeg gehoord om te kunnen zeggen dat de WTO-leden en sommige van onze doellanden hebben begrepen waarom we zoveel belang hechten aan bevredigende resultaten inzake markttoegang in de dienstensector.

Ik heb geen glazen bol waarin ik kan zien welke kant de multilaterale onderhandelingen in het kader van de DDA na de op zullen gaan als de gesprekken van juli worden voortgezet. We bevinden ons in een situatie waarin één enkele kwestie – het speciale beschermingsmechanisme met betrekking tot de landbouw voor de ontwikkelingslanden – ons op het randje van een mislukking brengt, al zijn er ook nog andere kwesties die moeten worden opgelost. Zo is de steun voor het randvoorwaardenakkoord zeer fragiel en niet alleen afhankelijk van de vraag of de VS en India hun meningsverschillen op landbouwgebied kunnen bijleggen. Ik heb het gevoel dat we een enorm kostbare, flinterdunne en met groot vakmanschap vervaardigde vaas in handen hebben, waarmee we nu echter een stuk over een zeer gladde vloer moeten balanceren. Eén foute beweging, en het ding spat in duizenden stukken uiteen. We moeten dus voorzichtig zijn met elke stap die we doen. We kunnen niet stil blijven slaan, maar het is ook moeilijk om vooruit te komen.

We staan klaar om weer in de onderhandelingen te stappen, om het even op welk niveau, als dit maar waarborgt dat we niet weer verliezen wat we tot nu toe hebben bereikt en wat op tafel blijft liggen. Maar anderen moeten een echte politiek inzet tonen om deel te nemen aan een onderhandelingsproces. In dit verband gaat de tijdens de signaalconferentie geboekte vooruitgang niet weer verloren. De uitgezonden signalen hebben enig licht geworpen op de flexibiliteiten van onze belangrijkste handelspartners op het gebied van diensten, en dat is waardevolle informatie.

De beste bijdrage die wij onder de huidige omstandigheden na de mislukking van de onderhandelingen in Genève kunnen leveren is een realistische maar positieve houding aan te nemen en uit te leggen welke enorme kans we zouden missen indien we helemaal niet slagen. Uw verslag komt daarom precies op tijd, want het geeft een duidelijk en evenwichtig signaal over het belang dat de liberalisering van de handel op een van de centrale punten van een DDA-akkoord – namelijk diensten – zowel voor ons als onze partners zou hebben.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, de handel in diensten is vandaag de dag een noodzaak voor elke economie. Een land kan onmogelijk economische successen behalen als het over een dure en ondoeltreffende infrastructuur voor diensten beschikt. Daarom wil ik mijn hartelijke dank uitspreken aan mijnheer Kamall voor zijn uitstekende en belangrijke verslag.

Producenten en exporteurs van textiel, tomaten en andere goederen zullen niet concurrerend zijn indien zij geen toegang tot een efficiënt banksysteem, efficiënte verzekeringsmaatschappijen, accountantsbedrijven, telecommunicatie- en vervoerssystemen hebben.

Het advies van de Commissie economische en monetaire zaken benadrukt dat de toegang tot financiële diensten zoals microkredieten, essentiële bankdiensten en internationale overboekingen noodzakelijk is opdat personen in ontwikkelingslanden economische activiteiten kunnen ontplooien en bedrijven kunnen opstarten.

De commissie stelt ook dat het bijzondere karakter van de financiële sector weldoordachte oplossingen in een geglobaliseerde wereld vereist. Dit is een punt waar commissaris Mandelson het zelf ook heeft gehad. Indien onze partners in de onderhandelingen, met name de ontwikkelingslanden, “nee” zeggen tegen de mogelijkheid om de dienstenmarkten open te stellen, zal dit afbreuk doen aan hun ontwikkelingskansen.

Aan het adres van diegenen in deze vergadering die nog twijfelen, zeg ik: kijk toch hoe uw eigen landen zich hebben ontwikkeld! De ontwikkeling van de handel in goederen gaat hand in hand met de ontwikkeling van de handel in diensten. En dit, mijnheer de Voorzitter, ten bate van alle burgers!

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Zaleski, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Voorzitter, achter de socialistische benadering van de niet-liberalisering van deze markt gaat de angst schuil dat de staat de macht daarover kwijtraakt en er iets misgaat wanneer diensten in particuliere handen overgaan. Vijftig jaar communisme heeft aangetoond dat dit niet het geval is. Concurrerende diensten in het toerisme, de financiële sector en het transport – om dingen beschikbaar te stellen – en in het onderwijs en de educatie vormen een grote uitdaging en leveren hopelijk een bijdrage aan de ontwikkeling van arme landen.

Hoe stel ik mij die bijdrage aan de ontwikkeling voor als we de goederenmarkt – tastbare zaken – en de dienstenmarkt met elkaar vergelijken? Diensten zijn mensen die activiteiten uitvoeren. Ze bieden de gelegenheid tot kennisoverdracht. Zij geven geen vis maar een hengel, zoals we in dit Huis plachten te zeggen. Bovendien biedt dat de kans op het ontketenen van persoonlijke initiatieven, innovatie en een grotere betrokkenheid bij de verschillende activiteiten. Daarnaast kan de dienstenmarkt zich beter aan culturele eisen aanpassen en is deze flexibeler en beter aanpasbaar aan de strenge eisen van lokale wetgeving, die in elk land moet worden nageleefd. Daardoor kan de werkloosheid afnemen. Op maatschappelijk niveau kan de betrokkenheid van mensen met verschillende achtergronden en uit uiteenlopende sociale klassen toenemen.

We hebben het over water, onderwijs en zorg, en waarom niet? 50 jaar communisme en de recente veranderingen in mijn land bewijzen dat liberalisering eerder positief dan negatief uitpakt, en daarom ben ik daar sterk voor.

 
  
MPphoto
 

  Françoise Castex, namens de PSE-Fractie. – (FR) Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil ten eerste de rapporteur bedanken voor de kwaliteit van zijn verslag. Dat stelt ons in staat tot een nieuw diepgaand debat over de handel in diensten. We hebben convergentiepunten en discussiepunten kunnen vaststellen. We zullen aan het eind van het debat en de stemming weten hoe ernstig de divergentiepunten zijn.

Of we nu praten over de interne markt of de externe handel, we zijn het erover eens dat de dienstenmarkt verantwoordelijk is voor het grootste aandeel in de vermogensvorming en een kwart van de wereldhandel. Deze economische sector zou inderdaad nog groei voor de Europese Unie kunnen opleveren. Het is daarom gerechtvaardigd om de dienstenmarkt in de bilaterale en multilaterale handelsbesprekingen op te nemen. Maar dan moeten we wel de grondbeginselen en voorwaarden van de markt voor de handel in diensten definiëren.

Het eerste punt dat mijn fractie wil onderstrepen, is dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de diensten- en goederenmarkt. Diensten verschillen om een aantal redenen van goederen. Ten eerste verschillen ze van aard; bepaalde diensten houden verband met fundamentele behoeften en rechten. Wij achten het noodzakelijk om onderscheid te maken tussen commerciële en niet-commerciële diensten, in de zorg en het onderwijs. Essentiële diensten zoals water en energie moeten ook een speciale status hebben.

Diensten zijn anders dan goederen, omdat de handel daarin vaak rechtstreeks gekoppeld is aan menselijk streven en niet slechts bestaat uit de virtuele verkoop van een technologie. Hoewel diensten banen kunnen scheppen, vormen ze ook de sector met de meeste informele arbeid en de grootste onzekerheid. Ik ben daarom zeer verheugd dat het verslag aangeeft dat de handelsregelingen moeten voldoen aan de arbeidsnormen van de IAO. Ook in onze ontwikkelingsdoelen moeten we strijden tegen onzekerheid en armoede.

Tot slot hebben we de Doha-doelstellingen en de internationale handel als ontwikkelingsvector niet uit het oog verloren. We moeten op grond daarvan bij de onderhandelingen over de geplande afspraken en economische partnerschapsovereenkomsten rekening houden met de uiteenlopende belangen van de lidstaten en de ontwikkelingslanden. De Europese Unie moet zich bij het openbreken van dienstenmarkten en met name in het geval van liberalisering van bepaalde diensten, rekenschap geven van het stadium en het tempo van de ontwikkeling alsmede van de wensen van andere landen. Ik doel daarbij vooral op financiële diensten. In geen geval mag er druk op derde landen worden uitgeoefend aangaande de manier waarop zij hun diensten opzetten en reguleren. De soevereiniteit van die landen moet worden geëerbiedigd als het gaat om gevoelige onderwerpen zoals openbare en financiële diensten.

Ik denk niet dat we op dit punt volledige overeenstemming zullen bereiken. In dit Parlement kunnen rechts en links daar anders over denken.

 
  
MPphoto
 

  Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie.(ES) Voorzitter, dit verslag onderstreept duidelijk het belang van diensten in onze economieën, en het belang van een geleidelijke liberalisering daarvan.

Deze schaduwrapporteur vindt het interessant om dit debat te volgen, dat bevestigt waarom sommigen van ons in het midden van dit Huis zitten en niet aan een van beide zijden; waarom sommigen van ons hier, in het midden, zitten.

Wat onderscheidt ons, zacht uitgedrukt, nu werkelijk van de mensen die blijven vasthouden aan een star idee van wat diensten zijn en wat al dan niet mag worden geprivatiseerd, van de mensen die nog altijd allergisch zijn voor het idee dat bepaalde diensten zeer doeltreffend door de particuliere sector kunnen worden geleverd, vaak doeltreffender dan door de publieke sector en vaak zelfs ongeacht de mate van ontwikkeling van een land, van de mensen die de staat in de minder ontwikkelde landen nog steeds willen dwingen een groot deel van de last te dragen, alsof al hun problemen zijn opgelost wanneer de staat daar de baas is, zonder rekening te houden met het feit dat de staat die die grote last draagt in die landen vaak de oorzaak is van de enorme corruptie?

Enkele opmerkingen, enkele sporen van wantrouwen tegen de vrije mededinging, het vrije ondernemerschap en de mogelijkheid voor burgers om via de maatschappij zelf, via een vrije economie, diensten te ontvangen.

Dat is wat we in dit debat horen. Ik wil echter tevens duidelijk maken, en dat is de reden waarom wij in het midden zitten, dat ook wij het niet helemaal eens zijn met het gevoel dat de rapporteur af en toe bij ons opwekt — hoewel hij vervolgens gul de amendementen van andere fracties aanvaardde — dat hij niet helemaal begrijpt of af en toe niet helemaal heeft begrepen wat het algemeen belang inhoudt, niet snapt dat niet alles onderhevig is aan marktvoorschriften, en niet door heeft dat de lidstaten vanzelfsprekend de vrijheid moeten hebben en houden om bepaalde diensten buiten de zuivere markt om te beschermen door middel van regulering of door ze uitsluitend via de publieke sector aan te bieden.

Om welke diensten gaat het? Dat kunnen we niet zeggen. Zelfs binnen Europa heeft elk land een andere kijk op het algemeen belang: er bestaan zelfs binnen Europa uiteenlopende oplossingen voor de weging van de publieke en particuliere sector in de afvalinzameling, het onderwijs, water, begrafenisdiensten, begraafplaatsen, het openbaar vervoer en de postbezorging. Opgemerkt dient echter te worden dat onderwijs, gezondheidszorg enzovoort een dimensie bezitten die niet zuiver en alleen aan particuliere ondernemingen kan worden overgelaten.

Laten we de liberalisering van diensten dus bevorderen; laten we beseffen dat we daarmee de dienstverlening aan de burger verbeteren. Het is belangrijk dat de Europese Unie daartoe het initiatief neemt bij al haar handelsakkoorden, zeker nu we geconfronteerd worden met het instorten van de Doha-ronde – en onduidelijk is of dat van tijdelijke of permanente aard is – en van het multilaterale kader als geheel op dit vlak.

De Europese Unie draagt derhalve een grote verantwoordelijkheid om deze toename te eisen en de liberalisering van diensten min of meer af te dwingen, zelfs in de minder ontwikkelde landen, maar uiteraard met eerbied voor hun vrijheid en met het begrip dat die gepaard moet gaan – en hiermee sluit ik af, mijnheer de Voorzitter – met strenge wetgeving. In veel gevallen moet de liberalisering vergezeld gaan van wetgeving en duidelijke regels die de vrijheid en autonomie van elke lidstaat eerbiedigen om zelf te besluiten wat daar, op grond van traditie, de realiteit van de bevolking of de realiteit van de omstandigheden, deel moet blijven uitmaken van de publieke sector.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie.(IT) Voorzitter, dames en heren, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten wil ik de heer Kamall feliciteren met zijn uitmuntende werk. De dienstensector is – zoals hij zelf erkent – bijna overal ter wereld de belangrijkste sector. Zelfs in Afrika en Azië levert hij het voornaamste aandeel in het BBP. Deze strategische sector moet nu echter de stuwende kracht worden achter de economische groei, vooral in minder ontwikkelde landen.

Het verslag omschrijft de aanzienlijke groei in de handel in diensten uitstekend als een middel tot meer welvaart en stabiliteit, met name voor landen die nog in ontwikkeling zijn. De handel in diensten houdt tevens kennisoverdracht in tussen landen en burgers. De vrijheid om die handel te drijven is daarom van fundamenteel belang voor elke groeistrategie, op voorwaarde dat deze ligt vervat in een pakket regels dat gedeeld en eerbiedigd wordt. Maar niemand mag proberen modellen voor anderen te ex- of importeren: elk ontwikkelingsland moet zijn tijdschema’s aanpassen aan het eigen groeivermogen.

Dat betekent dat de nieuwe weg naar liberalisering rekening moet houden met het feit dat regeringen de behoeften van hun burgers moeten vervullen en niet – zoals helaas wel eens in Afrika is gebeurd – de mogelijkheid tot levering van diensten mogen verkopen aan overheidsbedrijven die banden hebben met de regeringen van andere landen, wanneer zij zelf niet in staat zijn hun volk van basisdiensten zoals water of energie te voorzien. Want dan ontstaat het gevaar van veiligheids-, economische en politieke problemen, zelfs op internationaal niveau.

Het mislukken van de Doha-ronde is helaas een straf voor iedereen: de Europese Unie, de geïndustrialiseerde landen, maar vooral – volgens ons – de armste landen. Daarom hopen we dat we met dit verslag opnieuw het sterke signaal kunnen uitzenden dat we nogmaals gaan werken aan een harmonieuze ontwikkeling van de hele samenleving.

 
  
MPphoto
 

  Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. (EN) Voorzitter, ik wil beginnen met een bedankje aan de rapporteur voor zijn openheid en medewerking. Dat betekent echter niet dat onze fractie dit verslag bij de stemming van morgen kan steunen, mede vanwege de aanname dat de handel in diensten feitelijk exact hetzelfde is als de handel in goederen. Zoals mevrouw Castex reeds heeft gezegd, is dat gewoon niet zo. We kunnen daar niet mee instemmen, niet in de laatste plaats omdat de handel in diensten vrijwel altijd wijzigingen in de nationale wetgeving of de invoering van regelgeving vereist, die het sociale netwerk van een maatschappij vaak in de kern raken, zeker als het basisdiensten betreft waarvan mensen afhankelijk zijn.

Die aanname is ook in strijd met het bewijs dat de WTO-leden zelf steeds vaker onderscheid maken tussen de handel in goederen en diensten. Tijdens de meest recente ministeriële WTO-bijeenkomst van slechts een paar maanden geleden, in juli in Genève, heeft een groep Latijns-Amerikaanse landen zelfs een voorstel laten rondgaan om de gezondheidszorg, het onderwijs, water, telecommunicatie en energie volledig uit de WTO te schrappen, en wel precies op grond van het feit dat deze zaken voornamelijk openbare diensten en mensenrechten zijn die niet als verhandelbare grondstoffen mogen worden behandeld. Tot slot somt het verslag vrij selectief enkele positieve landelijke voorbeelden op van liberalisering van basisdiensten, maar verwijst het totaal niet naar de vele rampzalige voorbeelden die ook hadden kunnen worden genoemd en die we eveneens in ons achterhoofd moeten houden.

Ik wil het vooral hebben over het probleem van de liberalisering van de financiële diensten. Niets heeft het nieuws dit jaar zo vaak gedomineerd als de wereldwijde financiële crisis. Vrijwel iedereen is het erover eens dat deze in de hand is gewerkt door een gebrek aan adequate regelgeving voor de financiële markten. Toch streven de rijkere landen bij de WTO-onderhandelingen over diensten naar nog minder regelgeving en meer liberalisering van de financiële markten, en dit verslag steunt dat voorstel nota bene. Ik vind het nogal ironisch dat WTO-directeur Pascal Lamy heeft opgeroepen tot afronding van de WTO-agenda als oplossing voor de mondiale financiële crisis, terwijl het feitelijke WTO-beleid, objectief bekeken, de financiële instabiliteit hoogstwaarschijnlijk juist vergroot.

Ik ben teleurgesteld over de afwijzing van al onze amendementen, die de verdere liberalisering van de financiële diensten op zijn minst zouden hebben tegengehouden totdat het Forum voor financiële stabiliteit aanbevelingen heeft gedaan over enkele fundamentele nieuwe regels zoals kapitaalvereisten en grensoverschrijdende liquiditeit – en het was toch best een redelijk verzoek om daarop te wachten. Daarom hebben we die amendementen opnieuw ingediend en verzoeken we u dringend om uw steun.

 
  
MPphoto
 

  Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie.(DE) Voorzitter, commissaris, dames en heren, de consensus van het verslag is de algemene overtuiging dat een multilateraal systeem van normen en regelgeving belangrijk en noodzakelijk is, dat de handel en de ontwikkeling niet met elkaar mogen botsen en dat de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt, gezien haar economische invloed op de vormgeving van de internationale economische betrekkingen.

Er is echter sprake van fundamentele verschillen in de benadering. Ik geef toe dat het in de grond belangrijk is de wereldwijde toegang tot, de kwaliteit van en de keuze in diensten te verbeteren, met name in ontwikkelingslanden. Dat bereik je echter niet met een algemeen concept van mededinging, liberalisering en privatisering, zeker niet in de publieke sectoren (water, gezondheidszorg, onderwijs, energie en personenvervoer).

De dereguleringsstrategie die de Commissie in de multilaterale en ook steeds meer in de bilaterale onderhandelingen nastreeft is al helemaal niet de juiste manier om de mondiale duurzame ontwikkeling een duwtje in de rug te geven, aangezien die uitsluitend een wereldwijde toegang voorstaat voor Europese ondernemingen die transnationaal actief zijn en veel te weinig oog heeft voor kleine en middelgrote bedrijven.

Nog één ander punt: de Europese Unie wil graag vrije handelsakkoorden afsluiten, ook voor buitenlandse investeringen, met landen zoals China, Korea, India en de ASEAN- en ACS-landen. Duitsland, daarentegen, voert momenteel een wet in waardoor het percentage buitenlandse stemgerechtigde aandelen in Duitse ondernemingen kan worden beperkt tot een maximum van 25 procent. Toen Bolivia het nodig vond het veel hogere percentage buitenlands kapitaal in zijn aardgasproductie te beperken, schreeuwde Europa moord en brand.

Mijn fractie vindt dat elk land zelf mag uitmaken wanneer, volgens welke regels en in welke mate het zich voor mondiale concurrentie wil openstellen. President Arias heeft vandaag gezegd dat er een asymmetrische aanpak nodig is. Daar komt het op neer.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Voorzitter, zoals de rapporteur en commissaris Mandelson hebben gezegd, behoren de diensten tot de meest dynamische sectoren van zowel de Europese als de mondiale economie. We moeten echter erkennen dat er nog behoorlijk wat ruimte bestaat voor versterking van de internationale handel in diensten en de voordelen die dat meebrengt voor ondernemingen en in nog hogere mate voor de consument.

Wat betreft de uitvoerhandel, is de dienstensector ook uitermate belangrijk voor de ontwikkelingslanden. Een voortschrijdende ontsluiting van hun markten, op grond van het beginsel van gedifferentieerde behandeling, kan bijdragen aan de overdracht van technologie en kennis en de verbetering van hun infrastructuur.

De hoofddoelen van de EU zijn de bindende consolidatie van ten minste de status quo inzake de toegang tot de markten, en hun verdere liberalisering. Volgens mij is er behoefte aan terugdringing van de belemmeringen die Europese ondernemingen ondervinden, en aan een grotere transparantie en voorspelbaarheid van buitenlandse markten.

Het niveau van de aanbiedingen en het algemene verloop van de WTO-onderhandelingen binnen de dienstensector zijn tot dusver teleurstellend. De bilaterale of interregionale onderhandelingen over ambitieuze vrijhandelsakkoorden ontpoppen zich tot een noodzakelijke aanvulling op het multilaterale kader, met name door het mislukken van de onderhandelingen in juli.

Bij de onderhandelingen over verdere ontsluiting van de markten zal het nodig zijn het recht op regelgeving van de EU zelf en van haar handelspartners veilig te stellen, met name op het gebied van de openbare diensten en de diensten van algemeen belang.

 
  
MPphoto
 

  Carlos Carnero González (PSE).(ES) Voorzitter, ik wil tegen de heren Zaleski en Guardans zeggen dat er, zoals ze weten, een beroemd schilderij van Goya bestaat getiteld “De droom van de rede brengt monsters voort”, en soms kan de droom van de liberalisering, vanwege de strenge regels van de markt, leiden tot ondoelmatigheid en ongelijkheid. Dat moeten we goed in gedachten houden als we het over diensten hebben.

Neem bijvoorbeeld een arm land met een slecht functionerend onderwijssysteem, dat besluit externe bedrijven binnen te halen om de kinderen zogenaamd kwaliteitsonderwijs te bieden. Hoe weten we dan of die particuliere ondernemingen dat niet doen met het doel een monopolie of oligopolie op te bouwen dan wel prijzen vast te stellen die niet toegankelijk zijn voor de consument, in dit geval de leerlingen, en daar bovenop ook nog eens onderwijs van slechte kwaliteit leveren? Wie kan ons die verzekering geven? Want dat zou kunnen gebeuren. In dat geval zou er geen sprake zijn van vrije mededinging, maar van een volledig gereguleerde mededinging in particuliere handen.

Daarom moeten we volmondig “ja” zeggen tegen de privatisering van de handel in diensten, maar tegelijkertijd onderscheid maken tussen openbare diensten en diensten van algemeen economisch belang, en we moeten zorgen dat de criteria en regels voor de toegankelijkheid en kwaliteit worden nageleefd, en natuurlijk dat er duidelijke maatschappelijke criteria bestaan.

Een versterking van de economie betekent een versterking van de lidstaten – te weten die lidstaten die openstaan voor de regels van de markt zonder hun burgers uitsluitend over te leveren aan de diensten van bedrijven die de regels het beste weten toe te passen.

 
  
MPphoto
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN).(PL) Voorzitter, commissaris, ik ben de heer Kamall erkentelijk voor zijn uitstekende verslag. Proficiat!

Benadrukt dient te worden dat de toegang tot de markt en vrije handel in diensten van fundamenteel belang zijn voor economische groei en het terugdringen van de werkloosheid. Onze landen en regio’s profiteren van deze oplossing. En dat geldt ook voor onze partners buiten de EU, met name de arme landen. De onderhandelingen in het kader van de Doha-agenda moeten leiden tot het ontstaan van een geharmoniseerd dienstenpakket, met inbegrip van de financiële diensten, waarover de EU zeer open en transparant is.

Deze openheid moet echter hand in hand gaan met wederkerigheid en respect. In dit verband moeten we ook kijken naar de zogenaamde “belastingparadijzen”. Regelgeving die wordt aangenomen moet concurrentie aanmoedigen, waardoor de prijzen dalen en de kwaliteit van de diensten stijgt, en tegelijkertijd corruptie en monopolievorming op de markt tegengaan.

Ik wil wijzen op het feit dat de handel in diensten steeds vaker hightech, IT, cultuurgoederen enzovoort omvat. Diensten die via het internet worden geleverd, verdienen een speciale behandeling. De bescherming van intellectuele eigendomsrechten en persoonsgegevens moet zijn gewaarborgd en er moet bescherming worden geboden tegen fraude, de handel in porno en andere criminele activiteiten. Een vergrijzende samenleving en gehandicapten vereisen steeds meer diensten op het gebied van de gezondheidszorg en zorgverlening. Daarom moeten we rekening houden met een toenemend aantal op dat terrein werkzame immigranten. De huidige politiek moet onze aandacht ook vestigen op energie- en communicatiediensten.

We hebben te horen gekregen dat de dienstensector overal ter wereld een belangrijk aandeel in het BBP vertegenwoordigt. De wereldhandel in diensten groeit en maakt reeds een kwart van de diensten uit. Laten we daarom maar hopen dat we een systeem van duidelijke, eerlijke regels kunnen opzetten met gelijke behandeling van alle partijen. Dat zal niet eenvoudig zijn, maar wie zegt dat ons werk altijd eenvoudig moet zijn?

 
  
MPphoto
 

  Jens Holm (GUE/NGL). - (SV) De heer Kamall roept op tot een vergaande ontsluiting van de dienstenmarkten in ontwikkelingslanden. Helaas sluit dat volledig aan op het huidige handelsbeleid van de EU. Zo wil de heer Kamall dat lokale ondernemingen of de publieke sector in de ontwikkelingslanden concurrentie krijgen van Europese multinationals.

Dat beleid is in Europa reeds uitgetest. Mijn land, Zweden, was een van de eerste landen die hun energie-, elektriciteits-, spoorweg- en postbezorgingsmarkt openstelden. En nu zien we de gevolgen: hogere prijzen, minder onderhoud en vaak ook een slechtere service. Een paar monopolies kunnen nu ongekende winsten behalen uit diensten die vroeger gezamenlijk bezit waren.

Moeten we dat ontwikkelingsmodel nu echt aan de ontwikkelingslanden verkopen? Nee! Gelukkig zijn er ook landen die het anders doen! Noorwegen is onafhankelijk van de EU en heeft alle eisen uit de GATS ingetrokken om de dienstensectoren van arme landen te liberaliseren. Noorwegen heeft in het algemeen geprotesteerd tegen het “laissez faire”-beleid dat de EU binnen de WTO nastreeft. Dat biedt hoop. De EU moet de behoeften van de arme landen vooropstellen en niet oproepen tot deregulering en privatisering.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE).(ES) Voorzitter, ik wil mijn collega de heer Kamall feliciteren met zijn verslag, waarin hij de noodzaak onderstreept van de ontwikkeling van een internationale dienstenmarkt die rekening houdt met de verschillende omstandigheden van de ontwikkelingslanden, zonder daarbij te vergeten dat de voorwaarden voor alle partijen eerlijk moeten zijn.

Aan de ene kant zijn daar de vele mogelijkheden voor de Europese Unie om haar dienstensector open te stellen voor nieuwe markten, met een belangrijk comparatief en competitief voordeel op mondiaal niveau: de ontwikkeling van nieuwe kanalen voor de sector, een van de voornaamste instrumenten waarmee Europa de globalisering het hoofd kan bieden.

Aan de andere kant zijn er de vele voordelen voor de ontwikkelingslanden.

Ten eerste profiteren ze van de kennis en vaardigheden binnen de Europese Unie op dit terrein, die ze nodig hebben om hun eigen economie te ontwikkelen, met name in fundamentele en multidisciplinaire sectoren zoals de financiële diensten. De technologieoverdracht door Europese instellingen en bedrijven zou eenvoudiger verlopen. Het bestaan van een gunstiger economisch kader zou investeringen uit andere delen van de wereld “aanzuigen”; de voordelen voor hun economie zouden daardoor verveelvoudigen.

Ten tweede zou de voortgang van de onderhandelingen de voorwaarden verbeteren voor zowel degenen die diensten willen leveren als bedrijven die zich in Europa willen vestigen.

Ik wil de in het verslag genoemde noodzaak benadrukken tot naleving van de fundamentele regels van de IAO, vooral met betrekking tot kinder- en dwangarbeid, omdat er openheid met asymmetrie moet zijn, ja, maar wel in combinatie met eerbied voor de regels van eerlijke concurrentie en fair play; waarbij we de belangen van onze eigen ondernemingen niet uit het oog mogen verliezen.

We moeten vragen om meer toezeggingen, met name van de grote opkomende economieën China, India en Brazilië, maar altijd binnen het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Het verslag noemt specifieke situaties met uiteenlopende handelsblokkades in bijvoorbeeld de ASEAN, de Golfstaten, India en Korea. In het verslag ontbreekt één gebied, waar het niveau van de ontwikkeling en de economische situatie ideaal zijn voor de uitbreiding van onze dienstensector. Ik doel op de Mercosur en daarbinnen met name op Brazilië. Ik was de rapporteur in Parlement van een verslag over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen met dat land. Daarom wilde ik het noemen, ook al gebeurt dat niet in de hoofdpunten van het verslag, zodat het wordt meegenomen.

 
  
MPphoto
 

  Glyn Ford (PSE). - (EN) Voorzitter, ik ben mijn collega Syed Kamall erkentelijk voor de enorme hoeveelheid werk die hij heeft verzet voor dit verslag over de handel in diensten, maar ik ben bang dat ik hem niet onvoorwaardelijk met dat werk kan feliciteren, aangezien ik fundamentele bezwaren heb tegen bepaalde elementen in zijn benadering.

Het kernpunt omvat diensten van algemeen economisch belang. Hier in het Europees Parlement sluiten de Socialisten en Christendemocraten gewoonlijk een compromis dat het politieke evenwicht tussen de krachten in deze instelling weerspiegelt. Maar ik ben bang dat we nu niet tot een compromis zijn gekomen: we hebben zelfs opmerkingen van zijn collega’s gehoord, die erop duiden dat bepaalde leden van zijn eigen fractie, degenen met een hoger ontwikkeld sociaal geweten, in verlegenheid zijn gebracht en nogal ongelukkig zijn met de benadering van de rapporteur.

Dit is wel het meest liberale verslag – en om verwarring te voorkomen: dat bedoel ik in de ongunstige zin van het woord – dat de Commissie internationale handel de vergadering ooit heeft doen toekomen. Het maakt geen doeltreffend onderscheid tussen commerciële en niet-commerciële diensten. Ik en een grote meerderheid van mijn fractie kunnen alleen vóór het verslag van de heer Kamall stemmen wanneer amendement 2, amendement 11 en vooral amendement 5 worden aangepast ter bescherming van universele, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige diensten voor iedereen.

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Voorzitter, diensten zijn essentieel voor onze economische toekomst. Dat geldt niet alleen voor de hoog ontwikkelde economieën hier in Europa, maar ook en vooral voor de zo