De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0304/2008) van Maria Badia i Cutchet, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding [2008/2068(INI)].
Maria Badia i Cutchet, rapporteur. − (ES) Mijnheer de commissaris, ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat de aanneming van een verslag over een zo actueel en essentieel onderwerp als de kwaliteit van de lerarenopleidingen goed nieuws is, omdat die in feite geen ander doel heeft dan het verbeteren van de opleiding van de leerlingen. Zo kunnen we ze de kennis meegeven waarmee ze intellectueel kunnen rijpen en kritisch leren denken, en tegelijk de vaardigheden die nodig zijn om deel te nemen aan een samenleving waarin steeds meer concurrentie bestaat en die steeds veeleisender wordt.
Het gaat om een zorg die door veel actoren wordt gedeeld, van de leerlingen zelf tot de ouders, het docentenkorps en het bedrijfsleven, onder meer. Europa telt op dit moment meer dan zes miljoen leraren en leraressen die deze voor de ontwikkeling van de kennis en capaciteiten van de jongeren in de samenleving cruciale functie vervullen en die een doorslaggevende bijdrage leveren aan de verbetering van de mogelijkheden voor economische groei en de versterking van het concurrentievermogen.
De arbeidsvoorwaarden die op dit moment in deze sector van kracht zijn, zijn zeer complex en kennen een groot aantal uitdagingen: de klassen zijn heterogener vanuit sociaal en cultureel oogpunt, het lesgeven is meer gericht op individueel leren, waarbij de leerkrachten niet meer alleen frontaal lesgeven, maar ook managers van de klas zijn geworden, en leerkrachten moeten buitenlandse talen beheersen en met informatie- en communicatietechnologieën kunnen werken – de zogeheten ICT –, niet alleen als middel om kennis over te dragen, maar ook als nieuwe instrumenten bij het lesgeven zelf.
Uit de gegevens waarover we beschikken, blijkt dat de kwaliteit van de leerkrachten in een aantal opzichten tekort schiet, een verschijnsel dat het gevolg is van de grotere complexiteit van het vak, zoals ik al heb gezegd, en dat grotere investeringen in de lerarenopleidingen noodzakelijk maakt, zowel in de eerste fase als in latere fasen, evenals meer steun tijdens de eerste jaren dat iemand voor de klas staat.
Ook bestaat er een heel scala aan hiermee verband houdende vraagstukken die in aanmerking moeten worden genomen: aanzienlijke salarisverschillen tussen landen, maar ook grote verschillen in vergelijking met het gemiddelde salaris in hetzelfde land, een relatief hoog aantal oudere werknemers, in sommige gevallen weinig motiverende arbeidsomstandigheden, een gebrek aan belangstelling voor het vak, enzovoort.
Dat is de context van dit verslag, waarin verschillende aanbevelingen worden gedaan, die ik hier kort zal samenvatten.
In de eerste plaats moeten de beste kandidaten voor het vak van leerkracht worden aangetrokken, wat weer gekoppeld is aan een grotere maatschappelijke erkenning van het beroep leerkracht en aan een betere beloning. Om dit te kunnen bereiken moeten de arbeidsomstandigheden van leerkrachten worden verbeterd, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor de ondersteuning van leerkrachten tijdens de eerste jaren dat ze hun beroep uitoefenen. Op hun beurt kunnen jongere leerkrachten profiteren van de kennis van oudere collega’s. Deze zouden dan het aantal contacturen dat ze zelf hebben kunnen verminderen en meer tijd besteden aan toegepast onderzoek en de overdracht van kennis.
Ook moet er worden geïnvesteerd in de initiële en permanente opleiding van leerkrachten, moeten universitaire opleidingen meer aandacht besteden aan de opleiding van docenten en moeten docenten die al lesgeven gemakkelijker hun kwalificaties en vaardigheden kunnen verbeteren.
In de derde plaats moet de uitwisseling van beste praktijken worden bevorderd door een versterking van de mobiliteitsprogramma’s, met name in het kader van het programma Comenius. Dit is ook nuttig voor het bijspijkeren van taalvaardigheden.
En in de vierde plaats moet de besluitvorming op schoolniveau worden bevorderd; dat wil zeggen dat er meer autonomie moet komen, rekening houdend met de verschillende omstandigheden van scholen en met de verschillende actoren die een rol spelen in deze schoolgemeenschappen: ouders, culturele voorzieningen in de wijk, enzovoort.
Commissaris, dit verslag zal in overeenstemming met de bepalingen van artikel 149 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat betrekking heeft op onderwijs en beroepsopleiding, niet bindend zijn voor de regeringen van de lidstaten. Het zou echter een zeer goede zaak zijn als de resolutie in aanmerking zou worden genomen.
Fundamentele kwesties als die met betrekking tot onderwijs houden ook nauw verband met de waarden van het Europa van de toekomst en het Europees burgerschap. En daarom vraag ik de Commissie om dit verslag van de Commissie cultuur en onderwijs te steunen en de voorstellen die in het verslag worden gedaan met volle kracht in de Raad te verdedigen.
Dames en heren, we hebben het er vaak over hoe belangrijk het is om goed na te denken wat voor land we onze kinderen willen nalaten. We zouden ook moeten denken aan de burgers die we aan onze landen willen nalaten, en daar speelt onderwijs een fundamentele rol bij.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden van dit Parlement, ik verwelkom dit verslag van harte, vooral omdat ik de commissaris ben die verantwoordelijk is voor onderwijs. Ik wil mevrouw Badia i Cutchet en de Commissie cultuur en onderwijs bedanken voor hun werk.
Net als u denkt de Commissie dat alle lidstaten zich voor aanzienlijke uitdagingen gesteld zien wanneer ze de kwaliteit van hun onderwijs- en opleidingssystemen proberen te verbeteren. Ik herinner u er nogmaals aan dat we meerdere keren hebben gesproken over het belang van sleutelcompetenties, rechtvaardigheid en doelmatigheid in onze systemen. Zonder hoge kwaliteit in het lerarenvak, die voor dit alles essentieel is, kan deze uitdagingen niet het hoofd worden geboden en kunnen ze niet in hun volle omvang worden overdacht. De kwaliteit van leraren is de kritische factor voor de modernisering van ons onderwijssysteem en het bereiken van rechtvaardigheid en doelmatigheid. Zonder zulke leraren is het moeilijk welke verbetering dan ook te bereiken.
De specifieke uitdagingen waarvoor leraren zich gesteld zien, nemen toe naarmate de economische en sociale en onderwijscontext complexer worden en scholen en klassen meer heterogeen en divers worden. In het debat over het eerste verslag van vanavond hebben we gesproken over creativiteit en innovatie. We kunnen bij leerlingen alleen meer creativiteit en innovatie bereiken als we creatieve en innovatieve leraren aan onze scholen hebben.
We moeten de allerbeste kandidaten aantrekken voor het lerarenvak. We moeten ze de best mogelijke voorbereiding op hun carrière bieden en, wat heel belangrijk is, we moeten al onze leraren gedurende hun hele carrière blijven opleiden en ontwikkelen. Het gaat hier, zoals u hebt gezegd, mevrouw Badia i Cutchet, om de werving en beloning van leraren.
Elke leraar moet ook een zelfstandige leerling zijn, iemand die voortdurend nadenkt over de manier waarop hij of zij lesgeeft, die leert van zijn of haar collega's en die nieuwe manieren zoekt om kennis en vaardigheden te ontwikkelen en te voorzien in de individuele behoeften van leerlingen. Elke leraar moet ook een levenslange leerling zijn. Hij of zij kan een ander niet leren hoe je levenslang leert, als hij of zij zelf geen levenslange leerling is. Een beginopleiding van drie of vier jaar kan een leraar nooit voldoende uitrusten om een leven lang les te geven. Alleen als leraren blijven leren, kunnen ze bijblijven en lesgeven op een manier die echt betekenisvol is voor hun leerlingen.
Ik heb met groot genoegen gemerkt dat er brede consensus is over deze kwesties, zoals die er afgelopen november ook onder de ministers in de Raad was.
We moeten er nu aan werken om deze goede bedoelingen en consensus om te zetten in daden en echte verbeteringen door te voeren in de lerarenopleiding. We moeten de lidstaten aanmoedigen meer te investeren in de ontwikkeling van hun lerarenbestand. Drie of vier bijscholingsdagen per jaar is gewoon niet genoeg. De ondersteunende introductie van nieuwe leraren moet ook worden verbeterd en uitgebreid. We moeten de lidstaten aanmoedigen om de kwaliteit van de bijscholing te verbeteren en ervoor te zorgen dat de bijscholing het soort praktische onderwijsvaardigheden biedt die leraren vandaag en morgen echt nodig hebben.
We moeten de schoolleiding meer verantwoordelijkheid geven. Scholen zijn tegenwoordig grote organisaties die van invloed zijn op het leven van honderdduizenden mensen. Ze moeten goed worden bestuurd en goed worden beheerd, maar ze moeten vooral ook goed worden geleid door een team van leidinggevenden met een duidelijke visie op kwalitatief hoogwaardig onderwijs voor al hun leerlingen.
Nogmaals: dank u wel voor uw verslag en uw inzet. Ik kijk uit naar de voortzetting van niet alleen onze discussies, maar vooral ook naar uw medewerking op dit belangrijke gebied.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het verslag is gebaseerd op de mededeling van de Europese Commissie getiteld ‘De kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren’ (SEC(2007)0931) en benadrukt de noodzaak dat de lidstaten de nationale onderwijssystemen hervormen om de lerarenopleiding te verbeteren.
De rapporteur heeft gewezen op enkele zeer belangrijke feiten, zoals het probleem om de beste kandidaten voor het lerarenvak te behouden, de slechte beloning van leraren in veel landen, de lage sociale status van leraren, hun geringe beheersing van vreemde talen en nog veel meer.
Om deze problemen op te lossen hebben we in de hele EU een samenhangende, complexe en volledige strategie nodig. We hebben meer opleidingsprogramma's voor leraren nodig, en deze programma's moeten zo gestructureerd zijn, dat de diploma's die aan het eind worden verkregen, in alle lidstaten worden erkend. Om dit te bereiken moeten we de verantwoordelijkheid delen met de nationale regeringen, want wij kunnen het onderwijssysteem wel willen hervormen, maar zij zijn het die daartoe de bevoegdheid hebben.
Ik hoop dat dit verslag de eerste stap zal zijn in een lang proces dat zal eindigen met de daadwerkelijke verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding in de hele Europese Unie.
Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Europese Roma krijgen onderwijs van slechte kwaliteit in de vorm van gescheiden onderwijs en klassen die uitsluitend bestaan uit zigeuners, niet alleen in de post-communistische landen, maar in Europa als geheel. Roma-kinderen lopen in nieuwe en in oude lidstaten tegen problemen aan wanneer ze onderwijs van goede kwaliteit willen ontvangen. De geografische afgezonderdheid van de Roma is een grote belemmering voor gelijkheid in het onderwijs. De levensomstandigheden van de Roma maken het moeilijk om de noodzakelijke stappen te zetten in de lange strijd om een einde te maken aan klassen van uitsluitend zigeuners. Om vooruitgang te boeken in deze strijd zijn hoogopgeleide leraren met een Roma- en met een niet-Roma-achtergrond nodig, die de noodzakelijke ontwikkeling van Roma-kinderen waarborgen en de status-quo doorbreken. Het leveren van hoogopgeleide leraren om Roma-kinderen de uitdagingen te bieden die ook in gewone scholen worden geboden, is van zeer groot belang voor het onderwijs dat toekomstige leraren op lerarenopleidingen ontvangen. Als we resultaten van onze kinderen willen kunnen verwachten, moeten we onze leraren een voorbeeldige opleiding geven. Kennis over progressief onderwijs in multiculturele klassen moet een van de voornaamste aandachtspunten zijn in de toekomstige lerarenopleiding. Het doel de kwaliteit van het onderwijs tussen scholen gelijk te trekken, een einde te maken aan vroegtijdig schoolverlaten, en ervoor te zorgen dat Roma-kinderen naar de universiteit gaan en dat ze goed voorbereid zijn om de uitdagingen van het leven het hoofd te bieden, is geen doel dat licht mag worden opgevat, maar een doel waarvoor we moeten proberen te vechten.