6. Proclamatie van 23 augustus als Europese herdenkingsdag voor slachtoffers van stalinisme en nazisme – Bestrijding van kinderhandel (schriftelijke verklaringen): zie notulen
De Voorzitter. − Gisteren heeft de terreurorganisatie ETA opnieuw een moord gepleegd. Een 46-jarige brigadecommandant van het leger, Luis Conde de la Cruz, werd gedood door een autobom in Noord-Spanje. Het was de derde van drie autobommen die binnen 24 uur tot ontploffing kwamen in Spanje. Er vielen bij de explosies verschillende gewonden, van wie er een ernstig letsel opliep. Het Europees Parlement spreekt zijn scherpe veroordeling uit over deze terreurdaad en brengt zijn diepe bezorgdheid tot uitdrukking.
Ik betuig het medeleven van het Parlement aan de familie van brigadecommandant Conde alsook de solidariteit van het Parlement ten aanzien van Spanje, de Spaanse autoriteiten en met name de veiligheidsdiensten. Ook betuig ik onze steun aan en ons diepe medeleven met de personen – en hun familie – die bij de drie laatste aanslagen gewond zijn geraakt.
We moeten er onverminderd en in niet mis te verstane bewoordingen op blijven hameren dat terrorisme een rechtstreekse aanval is op onze vrijheid, mensenrechten en democratie. We kunnen niet vaak genoeg herhalen dat terrorisme door niets kan worden gerechtvaardigd. Daarom moeten we samen optrekken in de strijd tegen het terrorisme, altijd met eerbiediging van de rechtsstaat en met inzet van alle middelen die het recht ons biedt. De Europese Unie is een gemeenschap die gegrondvest is op solidariteit. Een terroristische aanslag in een lidstaat van de Europese Unie is een aanslag op de gehele Europese Unie, gericht tegen ieder van ons.
Daarom verzoek ik u om staande een minuut stilte in acht te nemen.
(Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)
De Voorzitter. - De definitieve ontwerpagenda voor de lopende plenaire vergadering, die door de Conferentie van voorzitters is opgesteld overeenkomstig artikel 130 en 131 van het Reglement tijdens haar vergadering van donderdag 18 september 2008, is rondgedeeld.
maandag, dinsdag en donderdag
- geen wijzigingen
woensdag
Verzoek van de ALDE-Fractie om de termijn voor de indiening van de gezamenlijke ontwerpresoluties en de amendementen op de prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2009, te verlengen tot morgen, dinsdag 23 september 2008, 10.00 uur.
De stemming vindt plaats op woensdag 24 september 2008.
Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen weekend onthulde de Ierse pers dat er mogelijk een relatie bestaat tussen de financiers van de nee-campagne in Ierland en het Pentagon in Washington en de CIA. Het was een erg interessant verhaal, gebaseerd op de gedachte dat Europa niet te sterk moet worden. Ik wil de Voorzitter vragen deze zaak te onderzoeken. We zouden ook de Raad – de Raad en de Commissie – moeten vragen ons bij de eerstvolgende gelegenheid over deze kwestie te informeren. Het zou immers interessant zijn om te weten te komen wat de ware achtergrond is van deze dubieuze nee-campagne in Ierland, die met 1,2 miljoen euro is gefinancierd. Ik verzoek de Voorzitter dus om dit uit te zoeken zodat we beschikken over de informatie en zodat de achtergrond van dit verhaal wordt opgehelderd.
De Voorzitter. − Mijnheer Cohn-Bendit, dank u wel. Ik kan u zeggen dat ik deze ontwikkeling al sinds enige tijd van zeer nabij volg. We moeten zorgen voor volledige transparantie, want zoals u weet eisen onze grote criticasters van ons dat we transparant optreden – en dan moeten ze zich natuurlijk zelf ook aan die eis houden. Er moet volledige openheid van zaken worden gegeven inzake de financieringsbronnen van de Ierse beweging Libertas, en hoeveel geld deze beweging gekregen heeft.
Uit de Ierse media hebben we vernomen – en ik herhaal hier wat vorige week in Ierland werd bericht – dat de heer Ganley in het verleden heeft beweerd dat de donaties van heel gewone mensen afkomstig waren en dat het om heel kleine bedragen ging. Inmiddels heeft hij toegegeven dat hij zelf 200 000 euro van zijn eigen geld aan de organisatie beschikbaar heeft gesteld, en is ook bevestigd dat de heer Ganley met het Pentagon contracten heeft gesloten voor de afwikkeling van legerorders ter waarde van zo'n 200 miljoen dollar, geloof ik. Sommige berichten spreken over een veelvoud van dat bedrag.
We moeten deze zaak op de voet blijven volgen en de feiten moeten boven tafel komen. We kunnen niet toelaten dat Europa wordt beschadigd door mensen die helderheid van zaken eisen, maar zich zelf niet aan de transparantieregels houden.
(Applaus)
Ik wil er met de grootste nadruk op wijzen dat ik grote bewondering heb voor Dick Roche, de Ierse minister van Europese Zaken, die het onderzoek naar deze zaken tot zijn persoonlijke verantwoordelijkheid heeft gemaakt, en ik spoor hem van harte aan zijn systematische speurtocht naar de waarheid voort te zetten.
Dames en heren, uit het applaus dat mij zojuist ten deel viel, maak ik op dat wij aan de kant staan van hen die op alle punten volledige transparantie willen om te voorkomen dat Europa een deuk oploopt.
(Applaus)
⁂
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een punt van orde. Het betreft de agenda voor donderdag, waarvoor we op het laatste moment een verzoek hebben ingediend, waarvoor mijn excuses. Het was een voorstel om een kleine wijziging aan te brengen in de agenda voor donderdag waarin thans een stemming wordt voorgesteld over de resolutie over het sociale pakket.
Momenteel hebben individuele fracties hun eigen afzonderlijke resoluties ingediend. Met de beste wil van de wereld en met het volste vertrouwen in alle onderdelen hebben we gezamenlijk geprobeerd tot een compromisresolutie te komen. Daar zijn we niet in geslaagd, dus wat we nu waarschijnlijk gaan krijgen is dat we over individuele resoluties gaan stemmen en dat alle resoluties worden verworpen, en daar gaat geen goede boodschap vanuit. Daarom was de meerderheid van de fracties collectief van mening dat het misschien tactischer was als ik zou voorstellen helemaal niet over de resolutie te stemmen.
Dat is niet omdat de resolutie niet belangrijk is, maar juist omdat deze wél belangrijk is. We wilden geen verkeerde boodschap afgeven, en na het vorige debat hierover, waarin de diverse punten zeer uitvoerig aan de orde zijn gekomen, was het beter helemaal geen boodschap af te geven. Het voorstel, dat door een meerderheid van de fracties wordt gesteund, is dus dat we donderdag hierover geen stemming houden.
De Voorzitter. − We zullen onze gedachten hierover nog wat nader laten gaan. Ik verzoek de fracties rond de tafel te gaan zitten om te zien of er een oplossing kan worden gevonden. Voorshands neem ik kennis van het verzoek van de heer Philip Bushill-Matthews.
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE). - (RO) Vorige week vond precies hier, in Brussel, de eerste Europese top plaats over de integratie van de Roma. Het idee om het complexe probleem van de Roma op de agenda van de Europese Unie te plaatsen is een idee dat Roemenië voortdurend gesteund heeft, en dat dit nu is gebeurd, moet volgens mij worden verwelkomd. Zoals ook de Raad van Europa, die zich al sinds het begin van de jaren negentig met dit probleem heeft beziggehouden, heeft begrepen, vormen de Roma een echte Europese minderheid. Het probleem van de Roma is dan ook een Europees en geen nationaal probleem, en de Europese Commissie moet, denk ik, de volledige steun van dit Parlement genieten voor haar initiatief.
Ik ben van mening dat het Europees Parlement zich ervoor moet uitspreken om onderwijs in het centrum van het Europese Roma-beleid te plaatsen, omdat de ervaring van de laatste jaren heeft aangetoond dat onderwijs voor de Roma en hun medeburgers de meest zekere weg is om te integreren en om de huidige obstakels uit de weg te ruimen. .
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, we zijn dezer dagen getuige van een ernstige schending van het verbod op marktdiscriminatie door Duitse en Oostenrijkse supermarktketens, die een boycot zijn begonnen tegen de Hongaarse pluimveeproducerende en -verwerkende industrie.
Het gaat hier om de supermarkten REWE, SPAR, METRO en Kaufland, die in navolging van de boycot van een Oostenrijkse dierenrechtenorganisatie geen Hongaarse producten afnemen. Als gevolg daarvan hebben ze de Hongaarse pluimveesector een schade toegebracht van ongeveer 2 miljard Hongaarse forint. Ze maken zich schuldig aan nationale discriminatie tegen Hongaarse producten en schenden daarmee het Europese mededingingsrecht.
De gedupeerden zullen zich tot het Europees Hof van Justitie wenden, want er worden hier twee basisprincipes van de Europese Unie geschonden: het verbod op discriminatie op nationale gronden, en de gelijkheid en vrijheid van mededinging. Bedankt voor uw aandacht.
Filiz Hakaeva Hyusmenova (ALDE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, op 30 september van dit jaar wordt in Bulgarije een nationaal 112-systeem voor noodoproepen in gebruik genomen ter uitvoering van Richtlijn 2002/22/ЕО van het Europees Parlement en de Raad. Dit systeem zal vanuit het hele land bereikbaar zijn en garant staan voor een snelle en kosteloze toegang tot deze dienst. De technische oplossing van het Bulgaarse 112-systeem maakt gebruik van de nieuwste technologieën en maakt het mogelijk de beller te traceren. Gedetailleerde informatie over het opzetten en functioneren van het systeem is door het Bulgaarse ministerie van Noodsituaties verstrekt aan alle leden van het Europees parlement.
Ik wil mijn dank betuigen voor het uitstellen van de inbreukprocedure en de beoordeling die de Europese Commissie de Bulgaarse regering heeft gegeven voor het opzetten van het systeem voor noodoproepen. Ik vat deze beoordeling op als blijk van de zorg van de Gemeenschap voor de veiligheid en gezondheid van de Europese burgers.
Monica Frassoni (Verts/ALE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, voor degenen die vrijheid en racisme belangrijke onderwerpen vinden, is het een buitengewoon trieste en zware week geweest. In Italië zijn vorige week donderdag zes migranten vermoord die uit verschillende Afrikaanse landen afkomstig waren. Postuum werden zij er meteen van beschuldigd pushers, dus criminelen, te zijn, terwijl later ontdekt werd dat zij dat in het geheel niet waren. Voorts is een zwarte jongen in Milaan met stokslagen om het leven gebracht.
Tegelijkertijd heeft men in de stad Keulen op een ongelooflijk positieve manier gereageerd op diezelfde thema’s racisme en discriminatie.
Ik geloof dat Europa op dit moment twee heel verschillende gezichten laat zien. Ik vind dan ook dat dit Parlement zich veel actiever dan de laatste tijd zal moeten bezighouden met het thema racisme, omdat in veel landen – waaronder het mijne – dit vraagstuk op zeer tragische wijze aan actualiteit wint!
De Voorzitter. − Dank u. Alle mensen zijn gelijkwaardig.
Eoin Ryan (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de kwestie van de 4,6 miljoen mensen in Ethiopië die ten gevolge van ernstige voedseltekorten met de hongerdood worden bedreigd, aan de orde stellen. De oorzaak is droogte. De Ethiopische regering zegt dat er geen sprake is van hongersnood, maar UNICEF zegt dat dat in bepaalde delen van het land wel het geval is en dat mensen met ernstige hongersnood worden bedreigd. Dit speelt zich in een beperkt aantal gebieden af, en ik ben van mening dat de internationale gemeenschap en de EU snel moeten handelen en moeten proberen ongeveer een half miljoen ton voedsel beschikbaar te stellen om een volledige hongersnood te voorkomen. Ik denk dat dit prioriteit moet krijgen, en aangezien de Europese Unie een van de grootste verleners van overzeese ontwikkelingshulp is, denk ik dat het van het grootste belang is dat we dit onmiddellijk doen.
Mijnheer de Voorzitter, als Iers Parlementslid ben ik het eens met uw opmerkingen over Libertas en het Iers referendum. We hebben gevochten voor een “ja”-campagne; we zijn open en transparant geweest over onze financiering. Libertas heeft ons haar versie verteld, maar nu hebben we ontdekt dat het heel anders in elkaar zit. Ik wil u en iedereen aanmoedigen ervoor te zorgen dat Libertas veel opener en transparanter wordt als het gaat om de vraag waar het geld precies vandaan komt, , want dat willen de mensen weten.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de president van de Europese Centrale Bank, Jean Claude Trichet, heeft meermalen zijn zorg uitgedrukt over de inflatie-indexatie van de lonen, maar hij heeft daarbij geen rekening gehouden met de benarde positie van de werknemers, met name de laagstbetaalden, die worstelen met de stijgende kosten van het levensonderhoud. We moeten ervoor zorgen dat het inflatoire effect van interventies zo veel mogelijk wordt beperkt, maar loonsverhogingen voor de laagstbetaalde werknemers, die nu sterk onder druk staan, zijn nodig. Het beteugelen van de inflatie in heel Europa mag niet worden teruggebracht tot het beteugelen van gerechtvaardigde looneisen. Personen met hogere lonen kunnen zich natuurlijk wel loonmatiging veroorloven, maar voor de laagstbetaalden geldt dat niet. De nationale regeringen en nationale centrale banken zijn de aangewezen instanties om in te spelen op de veranderende economische omstandigheden, en daarom heb ik me altijd verzet tegen maatregelen die de economische soevereiniteit ondermijnen. Ierland is zich er als klein land terdege van bewust dat zijn economische situatie in het beleid van de ECB een marginale rol speelt en dat de standpunten die de ECB inneemt dus niet altijd het belang van de Ierse economie dienen.
Ook ik ben voorstander van transparantie van de financiering. Ik ben er ook vóór dat we de democratische uitkomst respecteren, en dit Parlement dient er nota van te nemen dat over alle campagnes gericht op een “‘nee”-stem, volledige en eerlijke verslagen zijn gepubliceerd – op één uitzondering na – en dat er geen onduidelijkheid is over de uitgavemechanismen of de fondsen die deze fracties, waaronder mijn eigen partij, hebben ontvangen.
Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we stemmen morgen over een verslag dat de immuniteit van de functionarissen van Europol lijkt te beperken, maar dat een rookgordijn vormt voor toekomstige wetgeving, waardoor deze tot na 2010 wordt uitgesteld. Er vindt geen debat plaats. De stemming is slechts een raadplegingsoefening. Het besluit wordt genomen door de Europese Raad.
Europol-functionarissen kunnen voortaan in allerlei hoedanigheden opereren in de lidstaten, waarbij ze onschendbaar zijn voor alle handelingen en uitspraken in de uitoefening van hun ambt. Onder de “Grote Terreur” van Stalin genoot zelfs de NKVD niet zo’n voorrecht.
Voor Engeland, waar geen enkele ambtenaar onschendbaar voor vervolging is, is dit nieuw. Op grond van het Verdrag van Lissabon zullen de parlementen van de lidstaten de verdere uitbreiding van de bevoegdheden van Europol, zoals gewijzigd bij besluiten van de Raad, niet kunnen blokkeren. Dit zijn de eerste stappen op weg naar de vorming van een Europese politiestaat.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik zou willen vragen dat u formeel protest aantekent bij de burgemeester van Keulen omwille van het feit dat hij vorig weekeinde Europese parlementsleden en andere verkozenen het recht heeft ontnomen om zich vreedzaam te uiten en een congres bij te wonen over een belangrijk maatschappelijk en politiek probleem, de islamisering van Europa.
Linkse extremisten hebben mensen fysiek aangevallen, stadsmeubilair in brand gestoken en de hele binnenstad lamgelegd om mensen te beletten een vreedzaam congres bij te wonen. De burgemeester, de heer Schramme, heeft niet alleen geweigerd dit geweld en deze intimidatie te veroordelen, hij heeft het goedgepraat en het zelfs zo voorgesteld alsof het de Keulenaars waren die spontaan in verzet waren gekomen tegen de organisatie van een congres.
Verschillende mensen zijn daarbij gewond en het is een schande dat zulke toestanden in een land dat zich democratisch noemt vandaag de dag nog kunnen plaatsvinden, dat mensen op een gewelddadige manier het spreken wordt ontzegd.
Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het reisverbod van Wit-Rusland aan de orde stellen. Door dit reisverbod kunnen kinderen die het slachtoffer zijn van de kernramp in Tsjernobyl, niet naar het buitenland reizen.
Meer dan duizend Ierse gezinnen bieden elke zomer en met kerst onderdak aan deze kinderen uit Wit-Rusland zodat ze kunnen uitrusten en herstellen. Vaak worden deze kinderen medisch onderzocht en, in sommige gevallen, behandeld. Er bestaat een bilaterale overeenkomst tussen Italië en Wit-Rusland, waardoor Italië geen last heeft van het reisverbod. Ik weet dat de Ierse minister van Buitenlandse Zaken ernaar streeft een overeenkomst met Wit-Rusland te sluiten en ik verwelkom de discussies die gaande zijn.
Ik onderstreep ook de noodzaak van een overeenkomst tussen de EU en Wit-Rusland. In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid zal de EU Wit-Rusland een bedrag van twintig miljoen euro aan financiële hulp bieden voor de periode 2007-2010. De EU moet het ongedaan maken van het reisverbod als voorwaarde stellen voor het ontvangen van deze financiering.
Er moet ook een overeenkomst tussen de EU enWit-Rusland tot stand worden gebracht om Witt-Russische kinderen in staat te blijven stellen naar EU-landen te reizen om uit te rusten en te herstellen. Zo’n overeenkomst kan het recht van kinderen om te reizen op de lange termijn veiligstellen.
Maria Badia i Cutchet (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, volgens de Verenigde Naties is mensenhandel onverenigbaar met de waardigheid en de waarde van mensen; toch wordt elk jaar meer dan een half miljoen mensen slachtoffer van mensenhandel, en 80 procent van deze slachtoffers bestaat uit vrouwen en meisjes; de helft is minderjarig en de meerderheid valt ten prooi aan seksueel misbruik.
Bovendien komen volgens de Internationale Organisatie voor migratie jaarlijks grote aantallen vrouwen de Europese Unie binnen als slachtoffers van mensenhandel.
Morgen, 23 september, is de Internationale Dag tegen seksuele uitbuiting en vrouwenhandel. Ik vind deze dag een goede gelegenheid om ons in dit Huis in te zetten voor het versterken van alle instrumenten ter bestrijding van deze misstand , waardoor de rechten van zo veel personen worden geschonden, en met name ter bestrijding van de handelaren en de armoede, door de kansen op onderwijs en werk te vergroten en door in de landen van bestemming bewustmakingsstrategieën te ontwikkelen om een maatschappelijke discussie over dit probleem aan te zwengelen.
Harald Ettl (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, als vakbondsman wil ik vandaag de aandacht vestigen op de tragische gebeurtenissen op de scheepswerven in het district Tuzla van Istanbul. Alleen al in de afgelopen drie jaar zijn in Tuzla meer dan negentig werknemers omgekomen als gevolg van de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden. Het laatste ongeluk, dat op 11 augustus plaatsvond, zou ik als misdrijf willen bestempelen. Drie uitzendkrachten kwamen om bij het testen van een reddingsboot; zestien arbeiders raakten daarbij gewond. Toen de sloep te water werd gelaten, braken de touwen en vielen de arbeiders in het water.
Het meest tragische aan dit ongeval is dat voor dit soort tests normaal gesproken zandzakken worden gebruikt. De arbeiders moesten zogezegd als levende zandzakken fungeren. Werknemers die uit protest tegen de rampzalige veiligheidsvoorschriften wilden staken, zouden door de onderaannemers op staande voet worden ontslagen.
Al in 2006 heeft de Commissie er in haar voortgangsverslag op gewezen dat de rechten van werknemers en vakbondsrechten in Turkije onvoldoende zijn gewaarborgd. Ik verzoek u de Turkse autoriteiten op te roepen om vakbonden als gelijkwaardige sociale partners te behandelen en eindelijk eens te zorgen voor humane arbeidsomstandigheden en strengere veiligheidsvoorschriften in Tuzla, zodat er aan deze afschuwelijke misstanden een einde komt.
Magor Imre Csibi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, De EU is gebaseerd op het beginsel van de representatieve democratie. Als leden van het Europees Parlement hebben wij de plicht ervoor te zorgen dat de wil van de burgers in het beleid van Europa tot uiting komt. Naar aanleiding van het steeds maar groeiend aantal GGO-vergunningen roep ik daarom op tot behoedzaamheid, en als ik dat doe spreek ik namens de meerderheid van de burgers van de Europese Unie. Een in maart van dit jaar gepubliceerde Eurobarometer geeft aan dat 58 procent van de Europeanen tegen GGO’s is. Ruim een derde van hen is van mening dat hij of zij niet behoorlijk wordt geïnformeerd over de voordelen en gevaren van het gebruik van GGO’s in de landbouw.
We moeten ons zorgen maken over deze cijfers. In plaats daarvan laat de Commissie steeds meer GGO’s toe op de landbouwmarkt van de EU. De vergunning van 8 september voor de zoveelste genetisch gemodificeerde sojaboon is daar slechts het meest recente voorbeeld van.
Geachte collega’s, gezien deze feiten stel ik voor dat we de Commissie vragen een EU-brede informatiecampagne op te zetten over de risico’s en voordelen die GGO’s voor de burgers en het milieu met zich meebrengen. Er moet een nieuwe beoordeling volgen. Zolang de burgers van Europa niet behoorlijk worden geïnformeerd en hun standpunt over dit zeer gevoelige onderwerp niet naar voren kunnen brengen, vraag ik de Commissie geen vergunning voor nieuwe GGO’s meer te verlenen.
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe partnerschapsovereenkomst met Rusland moet gebaseerd zijn op de belangrijkste pijlers van de EU – democratie, mensenrechten, vrijheid en de rechtsstaat. Het optreden van Rusland in Georgië toont eens te meer aan dat het land ook onder president Medvedjev niet bereid is het beginsel van de rechtsstaat en internationale verdragen te respecteren. Het zespuntenplan voor Georgië verlangt het herstel van de situatie van 7 augustus. Dat betekent dat de Russische troepen zich moeten terugtrekken naar de posities die zij voor het begin van de vijandelijkheden in Zuid-Ossetië innamen, en niet dat er een extra contingent van 3 800 soldaten wordt gestuurd.
Daarbij komt dat de mensenrechten systematisch met voeten worden getreden. De situatie van politieke gevangenen is onverdraaglijk, zoals de zaak van Michail Chodorkovski illustreert. Hetzelfde geldt voor de niet-naleving van het Energiehandvest, dat ook door Rusland is ondertekend en derhalve voor Rusland bindend zou moeten zijn.
Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de pogroms tegen christenen in India, die op initiatief van hindoefundamentalisten worden georganiseerd, houden verband met de moord op een hindoeleider waarvan de politie de maoïsten beschuldigt. Huizen en scholen van christenen zijn in brand gestoken. De fundamentalistische hindoes beschuldigen de christenen er ten onrechte van hun leider te hebben vermoord. In Orissa houden meer dan veertigduizend christenen zich in het nabijgelegen oerwoud schuil. Ongeveer vijftienduizend gelovigen zitten vast in vluchtelingenkampen die onder politietoezicht staan. Er zijn meer dan twintig mensen vermoord. In de dorpen Tangia en Rupagaon zijn christenen levend verbrand in hun huizen. In de regio van Kandhamal zijn ten minste acht mensen gedood. Minstens tien kerken zijn in de as gelegd. Volgens aartsbisschop Vincent Concessao van het bisdom Delhi is het noodzakelijk dat er doeltreffendere maatregelen worden genomen om het geweld de kop in te drukken. De plaatselijke autoriteiten ondernemen niet de vereiste stappen. Dit soort vijandelijkheden tegen christenen zou op dezelfde manier moeten worden aangepakt als alle andere vormen van extreme onverdraagzaamheid.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, sinds 12 september 1998, dus al meer dan tien jaar, zitten António Guerreiro, Fernando González, Gerardo Hernández, Ramón Labañino en René González ten onrechte vast in Amerikaanse gevangenissen. Deze vijf Cubaanse staatsburgers hebben echter slechts hun vaderland en volk verdedigd en proberen te voorkomen dat hun volk nog langer het slachtoffer zou zijn van terroristische daden die in Miami gevestigde organisaties bevorderen en organiseren. Tijdens de afgelopen tien jaar zijn deze vijf Cubanen het slachtoffer geworden van talloze onrechtmatigheden, onoorbare en onmenselijke straffen, pressie, chantage en gebrek aan respect voor de meest elementaire mensenrechten, zoals de door de Amerikaanse regering opgelegde wrede belemmeringen en beperkingen voor het familiebezoek aan de gevangenen. Elizabeth Palmeiros, echtgenote van Ramón Labañino, wacht al meer dan twee jaar op een visum. António Guerreiro heeft al meer dan anderhalf jaar geen familiebezoek meer gehad en Fernando González meer dan een jaar. De Amerikaanse autoriteiten maken het Adriana Perez al sinds 12 september 1998 onmogelijk haar echtgenoot Gerardo Hernández te bezoeken, terwijl Olga Salanueva haar echtgenoot René González sinds augustus 2000 niet heeft kunnen bezoeken. Wij eisen gerechtigheid en de vrijlating van deze vijf Cubaanse patriotten.
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ondanks ons vochtige Ierse klimaat, kwamen grote overstromingen in het verleden betrekkelijk weinig voor. De laatste tijd zijn verwoestende overstromingen een jaarlijks terugkerend seizoensverschijnsel geworden.
Hierbij speelt een aantal factoren een rol: de bebouwing in overstromingsgebieden, slecht onderhoud van het afwateringssysteem, enzovoorts. Maar één belangrijke factor – ontoereikend bosbouwbeleid – werd in de hand gewerkt door de EU-financiering van de laatste tientallen jaren en daar moet dan ook goed naar worden gekeken.
Het afwateringspatroon van de Ierse rivierenstelsels is door de aanplant van sparrenbossen, met name in hoger gelegen gebieden, ingrijpend veranderd. Tegelijkertijd is de aanplant van inheemse Ierse bomen en bossen als gevolg van de financieringswijze in het verleden enorm verwaarloosd.
Het is jammer dat Ierland ervoor gekozen heeft bosbouw niet in het nieuwe programma voor plattelandsontwikkeling op te nemen. Als we de inheemse Ierse bosbouw verstoken houden van financiering in plaats van deze op dit kritische moment te herstellen, is dat een recept voor rampen, in de hand gewerkt door een toename van het aantal overstromingen, waterverontreiniging, ophoping van CO2 en een voortdurend verlies van bodemvruchtbaarheid.
Er zijn symbolische projecten met inheemse boomsoorten in het programma opgenomen. Maar het valt niet te ontkennen dat we de kans hebben verspeeld om de fondsen te gebruiken voor de aanplant van inheemse bomen om het gevaar van overstroming in de toekomst te verkleinen
Kinga Gál (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we moeten de interculturele dialoog niet alleen verkondigen, maar ook verdedigen als hij wordt aangevallen. Met name als de etnische samenleving in ons buurland, een lidstaat van de Europese Unie, elke dag opnieuw wordt aangetast.
Er zijn al treurige gevolgen geweest – gevolgen die zich in de toekomst helaas opnieuw kunnen voordoen – van de opruiende en grove uitlatingen van de voorzitter van een van de Slowaakse regeringspartijen, Ján Slota, de spelletjes op de videosite You Tube waarin mensen worden opgeroepen om politici van de Hongaarse minderheidspartij in Slowakije te vermoorden, alsmede de recente verklaring van de Slowaakse minister van Onderwijs dat hij het gebruik van de Hongaarse taal in het Slowaakse openbare leven wil verbieden, en zijn aanval op de vertegenwoordigers van de Hongaarse minderheid omdat ze in Boedapest een forum voor Hongaarse volksvertegenwoordigers hadden bijgewoond.
De gevolgen van het tolereren van de extremistische uitlatingen en ophitsingen zijn al goed merkbaar. Volgens de laatste opiniepeilingen haat meer dan 60 procent van de vijftienjarigen de Hongaren het meest van iedereen en zijn zij het eens met de afschuwelijke, ophitsende beschuldigingen die in de loop der jaren uit de monden van vooraanstaande Slowaakse politici te horen waren. De Hongaren zijn inmiddels bang geworden. Dit alles vindt op dit moment plaats, en terwijl wij onze armen uitstrekken, blijven de gevolgen uit, want het Parlement, de Commissie en de Raad hebben het druk, en ondertussen vieren we het Jaar van de interculturele dialoog. Bedankt voor uw aandacht.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Ongeveer zestig miljoen Europese burgers, wat neerkomt op 15 procent van de bevolking van de Unie, worden met armoede bedreigd. Voor het uitbannen van armoede zijn de volgende prioriteiten vastgesteld: groei van de werkgelegenheid, het voorkomen van voortijdige schoolverlating, het uitbannen van kinderarmoede, het moderniseren van de sociale zekerheid, en het uitbannen van discriminatie. Investeringen in het onderwijs dienen prioriteit te krijgen. Het zorgen voor een moderne infrastructuur voor het onderwijs, en het verbeteren van de beroepsopleiding, van de salariëring en van de status van het onderwijskader zijn onontbeerlijk voor hoogwaardig onderwijs.
Momenteel is het gemiddelde percentage van voortijdige schoolverlating binnen de Unie hoger dan 16 procent. Veel van de jongeren die hun school voortijdig verlaten komen van het platteland en zijn gedwongen te stoppen vanwege hun precaire financiële situatie. Ik verzoek de lidstaten voorrang te geven aan het ontwikkelen van de onderwijsinfrastructuur en aan het creëren van arbeidsplaatsen, in het bijzonder op het platteland. Een gedegen opleiding garandeert de jonge generatie een fatsoenlijk bestaan, wat de economische en sociale cohesie van de Unie verbetert. De toekomst van de Unie hangt af van de kracht, de waarde en de kwaliteit van de huidige en toekomstige generaties.
Pál Schmitt (PPE-DE). – (HU) Bedankt, mijnheer de Voorzitter. Op 15 september heeft het Europese Instituut voor Innovatie en Technologie in Boedapest zijn oprichtingsvergadering gehouden. Hongarije en Boedapest, de stad die als zetel voor dit instituut is gekozen, beschikken over een geweldige traditie op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Denk alleen maar aan het feit dat twaalf Nobelprijswinnaars Hongaarse wetenschappers waren die een actieve rol hebben gespeeld bij cruciale uitvindingen van de twintigste eeuw.
De belangrijkste doelstellingen van het nieuwe instituut zijn de bevordering en de coördinatie van de samenwerking tussen Europese wetenschappelijke centra, de oprichting van een netwerk van universiteiten, onderzoeksinstituten en vertegenwoordigers van innovatie in de particuliere sector. Dit doel komt overeen met het basisprincipe van de strategie van Lissabon, de gedachte dat de maatschappij gebaseerd moet zijn op kennis, waarbij de verbetering van het concurrentievermogen, de economische groei en het creëren van arbeidsplaatsen centraal staan.
Sta mij toe, mijnheer de Voorzitter, om de besluitvoerders te bedanken dat zij Boedapest in Hongarije als locatie voor dit belangrijke instituut hebben gekozen. Ik ben ervan overtuigd dat we goede gastheren zullen zijn voor dit instituut. Graag vestig ik uw aandacht op de ongekende politieke consensus die in Hongarije is bereikt in deze kwestie. Ik hoop van ganser harte dat dit instituut zal bijdragen aan het succes van het komende jaar dat de Europese Unie tot het jaar van creativiteit en innovatie heeft uitgeroepen. Bedankt dat ik mijn zegje heb mogen doen.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nog geen twee weken geleden oordeelde het Europees Hof van Justitie dat Ierland met betrekking tot een aantal afvalwaterzuiveringssystemen in strijd met de kaderrichtlijn water handelde. Ik moet zeggen dat ik persoonlijk heel blij ben dat de Commissie zich actief inzet voor schoon drinkwater in Ierland. De Commissie heeft nu de kans een vervolg te geven aan dit zinvolle werk. Dat kan ze doen door het beheersplan voor landbouwafval uit te breiden. De einddatum voor de voltooiing van de werken is december 2008, maar vanwege uitzonderlijke omstandigheden zal het werk niet worden voltooid. Als de einddatum niet wordt doorgeschoven, zal het werk, zoals ik al zei, onvoltooid blijven en dan heeft niemand er voordeel van.
Uitbreiding van het programma zou een win-winsituatie opleveren voor de waterkwaliteit in Ierland, voor het milieu, voor de boeren en voor het beleid van de Commissie. Het zou een redelijk en verstandig besluit van de Commissie zijn de einddatum op te schuiven om ervoor te zorgen dat de nitratenrichtlijn wordt nageleefd, en het zou een blijk van eensgezindheid zijn ten aanzien van de tenuitvoerlegging van het EU-beleid.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). – (SK) Als EU-lidstaat heeft Slowakije het waardenstelsel van de Europese Unie overgenomen, hetgeen betekent dat het geacht wordt de beginselen van de culturele en taalkundige verscheidenheid van de Gemeenschap te eerbiedigen.
Een recente enquête van het Open Society Fund heeft echter uitgewezen dat onder Slowaakse scholieren de haat tegen de Hongaarse minderheid gevaarlijk toeneemt. Meer dan 63 procent vindt dat Hongaren in het openbaar alleen Slowaaks mogen spreken en dat het gebruik van de Hongaarse taal tot binnenshuis beperkt moet blijven. Het ergste is dat uitgerekend de minister van Onderwijs zich in het parlement volledig achter dit standpunt schaarde.
Dit is ronduit schokkend. Het standpunt van de minister is ongrondwettelijk en in strijd met de Slowaakse wetgeving en de beginselen waarop het democratische Europa is gegrondvest. Sinds het aantreden van de coalitieregering van de heer Róbert Fico is er iets grondig mis in Slowakije. Anti-Hongaarse, racistische en xenofobe geluiden nemen hand over hand toe, wat vooral te wijten is aan de heer Ján Slota, de voorzitter van de regerende partij. Het verbijsterende is dat noch de minister-president, noch de afgevaardigden van de coalitiepartijen tegengas geven of deze schadelijke en gevaarlijke tendens veroordelen.
Slavi Binev (NI). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, ik wil uw aandacht vestigen op het zoveelste schandaal dat in Bulgarije is losgebarsten in verband met de uitgave door het ministerie van Binnenlandse Zaken van 49 miljoen EUR voor het gebruik van speciale opsporingsmiddelen. Die uitgave zou gerechtvaardigd zijn als er ook maar één crimineel zou zijn opgepakt en veroordeeld dankzij het gebruik van afluister- en observatie-apparatuur. Tegelijkertijd hebben vertegenwoordigers van het ministerie altijd beweerd dat ze zelfs niet beschikken over de elementaire benodigdheden om de criminelen in Bulgarije met succes te vervolgen.
Wat blijkt? Nadat genoeg geld is uitgegeven voor vijftien militaire verkenningsvliegtuigen, kan de Bulgaarse politie alleen melden dat zij niet heeft kunnen zien wie de bom in een illegaal bordeel in het centrum van de hoofdstad heeft geplaatst. Uit de feiten kan maar één ding worden geconcludeerd: het ministerie van Binnenlandse Zaken besteelt samen met bepaalde particuliere bedrijven systematisch en op grote schaal de Bulgaarse belastingbetalers. De diensten waarmee de misdaad zou moeten worden bestreden, worden alleen gebruikt voor politiek en economisch gekonkel en om af te rekenen met de oppositie.
Iuliu Winkler (PPE-DE). – (HU) Hartelijk bedankt, mijnheer de Voorzitter. De duurzame ontwikkeling van de economieën van de Europese Unie kan de komende jaren alleen worden gerealiseerd als we de 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie sterker maken, aangezien deze ongeveer 80 procent van de nieuw gecreëerde banen in de Unie leveren.
Het pakket maatregelen voor kleine ondernemingen in Europa, de “Small Business Act”, dat in juni door de Commissie is gepubliceerd, erkent de centrale rol die kleine ondernemingen in de Europese economieën spelen en schept een algemeen kader voor het beleid van de Unie en de lidstaten. In dit document wordt voorgesteld om nieuwe wetgeving aan te nemen op wezenlijke gebieden, zoals de vereenvoudigde wetgeving voor staatssubsidies en een toename van de financiële discipline.
De kleine Europese ondernemingen hebben echter meer nodig dan alleen de politieke wil van de Commissie, het Parlement of zelfs de lidstaten. De kleine ondernemingen hebben behoefte aan de snelle totstandkoming van de nieuwe wetgeving en de effectieve toepassing daarvan. Het Europese Parlement moet een sleutelrol spelen bij de versnelling van dit proces. Dank u wel.
Katalin Lévai (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, we ervaren dat extremistische denkbeelden en agressieve uitingen tussen mensen, maatschappelijke groeperingen, etnische groepen en niet zelden volken en naties zich verspreiden. Er zijn politieke middelen om dit een halt toe te roepen en er kunnen zowel bestuurlijke als politiële middelen worden ingezet.
Politici die op de lange termijn plannen, zoeken hun toevlucht echter liever tot de dialoog: niet alleen de politieke dialoog die vaak tot conflicten leidt, maar ook de culturele dialoog. Om met iemand een dialoog te kunnen aangaan over cultuur, moeten we echter eerst onze eigen cultuur kennen.
De essentie van het Jaar van de culturele dialoog is dat we de verschillende lagen van onze maatschappij en de op het eerste gezicht misschien vreemde levens van minderheden, etnische groepen en nationaliteiten leren kennen, niet alleen in het heden maar ook in het verleden, , en niet alleen op internationaal niveau, maar ook binnen de landsgrenzen. Dergelijke kennis bevordert de eenheid van een natie en goede betrekkingen tussen volkeren, etnische groeperingen en naties, terwijl het gebrek eraan dit juist in de weg staat.
Speciaal in het Jaar van de culturele dialoog vind ik het belangrijk dat er in elke Europese lidstaat een inhoudelijk wezenlijke dialoog wordt gevoerd tussen de meerderheid en de minderheid, want alleen zo kan er een echte band ontstaan tussen de culturen van de Europese landen. Het is een Europees fenomeen, dat we op Europees niveau moeten aanpakken. Hartelijk bedankt.
Dragoş Florin David (PPE-DE). - (RO) Gezamenlijk hebben wij besloten dat het Europese energiebeleid erop gericht moet zijn de Unie minder energieafhankelijk te maken, de levering zeker te stellen en de prijzen transparant te maken. . Vandaag de dag zien wij dat de Europese gasmarkt gekenmerkt wordt door een grote dynamiek op alle terreinen: het energiebeleid, de technische uitrusting, de gashandel op zich en de transparantie van de prijzen, waarbij de totstandkoming van de prijzen een essentiële component voor de bescherming van de Europese consument is.
In deze context maken de metingen van het gasverbruik en de facturering daarvan aan de eindverbruikers het nodig om met passende standaarden te komen, teneinde een uniforme rekenmethode in te kunnen voeren die in de hele Europese Unie wordt erkend, zodat de meting transparant wordt, dat wil zeggen correct, onpartijdig en precies.
Ik roep het Europees Parlement vandaag op om alle noodzakelijke stappen te zetten voor het verifiëren van de manier waarop het gasverbruik wordt gemeten en gefactureerd. We hebben namelijk vastgesteld dat de transporteurs en distributeurs van gas in Roemenië niet aan dergelijke eisen voldoen: aardgas wordt er gemeten in kubieke meters en gefactureerd in kwh, wat het de burger dus onmogelijk maakt om zijn feitelijk verbruik na te gaan, als gevolg van een wiskundige formule, die is gebaseerd op discutabele parameters.
Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er heerst onder de burgers een wijdverbreide woede en angst over de wereldwijde ineenstorting van de financiële instellingen en het mogelijke effect hiervan op de pensioenen, het spaargeld en de werkgelegenheid.
Ik ben blij dat commissaris McCreevy aanwezig zal zijn bij het debat dat hier dadelijk gaat plaatsvinden. Maar ik ben van mening dat hij snel moet reageren op de voorstellen van dit Parlement – het beteugelen van het “casinokapitalisme”, dat ons naar de rand van de economische afgrond heeft gedreven.
Commissaris, als uw gehechtheid aan de neoliberale ideologie u ervan weerhoudt dit te doen, moet u aftreden zodat iemand anders kan worden benoemd die bereid is de marktpiraten een halt toe te roepen. Er moet dringend nieuwe regulering komen voor de financiële sector en de banksector en er moet snel een einde komen aan uw steun voor de zogenaamde “lichte regelgeving”, die in sommige gevallen neerkomt op geen regulering.
Vóór ik ga zitten, wil ik graag terugkomen op de opmerkingen van mevrouw McDonald van Sinn Féin. Ze probeerde haar campagne tegen Lissabon te rechtvaardigen en verkondigt nu midden in een wereldwijde financiële crisis dat ze economische soevereiniteit wil voor Ierland. Hieruit blijkt mijns inziens de lichtzinnige houding van de “nee”-campagnevoerders.
Marek Aleksander Czarnecki (ALDE). – (PL) In het licht van de wereldwijde financiële crisis zou de transparantie van fondsen die gebruik maken van alternatieve beleggingsmethoden ook voor het Europees Parlement een onderwerp van betekenis moeten zijn. Het vergroten van de transparantie van vennootschappen door middel van rechtsinstrumenten, met name in de verhouding van hedgefondsen en private equity tot de ondernemingen waarvan zij aandelen bezitten, is een prioriteit geworden.
De zogenaamde gedragscodes kunnen eventueel als model worden gebruikt, maar kunnen niet de plaats innemen van wetgevende maatregelen in situaties waar uitwassen van slecht gedrag bestaan. Het is van cruciaal belang om een gedragscode op te stellen die tot doel heeft de huidige structuur van corporate governance opnieuw in evenwicht te brengen.
Hedgefondsen en private equity zouden krachtens de nieuwe wetgeving ook moeten worden verplicht om hun beleggingsbeleid en de daaraan verbonden risico's openbaar te maken en uit te leggen, zowel aan kleine en institutionele beleggers als aan prime brokers en toezichthouders.
Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Ik zou graag enkele woorden van rouw willen uitspreken ter herinnering aan het tragische ongeval met een Slowaakse bus dat onlangs plaatsvond vlakbij de Kroatische stad Gospič.
Op weg naar hun vakantiebestemming verloren veertien mensen het leven en raakten anderen gewond. Ik wil graag mijn medeleven betuigen met de nabestaanden. Daarnaast wil ik de Kroaten bedanken voor hun voorbeeldige optreden, waarmee zij de schok van het ongeval hebben verzacht, en voor de uitstekende wijze waarop zij onze burgers hebben opgevangen. Keer op keer bewijst Kroatië, door de manier waarop het op problemen reageert en deze oplost, dat zijn toekomst in de Europese Unie ligt.
Emmanouil Angelakas (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen weken hebben wij met grote aandacht en ongerustheid de ontwikkelingen gevolgd in de financiële sector in de Verenigde Staten.
Door het besluit van de Amerikaanse regering om de grootste verzekeringsmaatschappij te ondersteunen met een lening van 85 miljard dollar, door de nationalisering van twee van de grootste hypotheekbanken en het faillissement van de op drie na grootste investeringsbank is paniek veroorzaakt in de Verenigde Staten en grote ongerustheid ontstaan onder de Europese burgers.
Het is immers zeer waarschijnlijk dat, in een gemondialiseerde economische omgeving, de crisis overslaat naar Europa en de bankensector, en de inkomens van de Europese burgers treft.
Het debat dat woensdag aanstaande in het Europees Parlement, in aanwezigheid van de Raad en de Commissie, gevoerd zal worden, zal concrete antwoorden moeten geven op de volgende vragen:
- Hoe goed is de Europese economie voorbereid om de mogelijke schokken van de crisis op te vangen?
- Met welk operationeel plan en met welke concrete maatregelen zal de financiële situatie van de Europese burgers worden beschermd?
- En tot slot met welk beleid zal de Europese Centrale Bank steun de Europese kredietinstellingen ondersteunen?
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, op 26 september viert de Europese Unie de taaldiversiteit. De evenementen zijn toegespitst op het idee dat talen bruggen zijn tussen culturen en dat het leren van vreemde talen en het verwerven van communicatievaardigheden in verschillende talen moeten worden aangemoedigd.
In deze evenementen en in de mededelingen van de Commissie wordt echter één ding uit het oog verloren, namelijk de noodzaak om in heel Europa het onderwijs van het Oudgrieks en het Latijn te behouden. Zoveel woorden en uitdrukkingen van Europese en niet-Europese talen komen immers voort uit de klassieke talen.
In deze tijd vindt eveneens raadpleging plaats over het Groenboek “Migratie en mobiliteit: uitdagingen en kansen voor Europese onderwijssystemen”. Daarin wordt gesproken over de rol van Richtlijn 77/486 inzake het onderwijs aan de kinderen van migrerende werknemers en wordt met een kritisch oog gekeken naar de onsamenhangende maatregelen die in de afgelopen dertig jaar op grond van deze richtlijn zijn getroffen.
Dit is een gelegenheid om het taalonderwijs aan Europese migrerende werknemers te verbeteren.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Het was waarschijnlijk aan de derde achtereenvolgende politieke crisis in Oekraïne te wijten dat de historische tweede Top EU-Oekraïne begin september in Parijs geen ambitieuzere conclusies over het conflict tussen Rusland en Georgië heeft opgeleverd.
Ik waardeer het dat de Europese Unie opnieuw haar steun heeft toegezegd voor de opbouw van het maatschappelijk middenveld en voor prodemocratische veranderingen in Oekraïne. Ook sta ik positief tegenover de afspraak om een "visumdialoog" te starten, die uiteindelijk moet leiden tot een visumvrij grensbeleid tussen de EU en Oekraïne, evenals tegenover het feit dat ondanks de nieuwe politieke crisis, de weg naar het EU-lidmaatschap voor Oekraïne open blijft.
Niemand twijfelt er vandaag de dag meer aan dat de Oranjerevolutie de geschiedenis van Oekraïne een nieuwe wending heeft gegeven. Nu moet Oekraïne laten zien dat het stabiel en één is. Alleen dan maakt het kans op een Europees toekomstperspectief.
Ik ben ervan overtuigd dat we de vrijheid in eigen huis alleen kunnen versterken als we ook opkomen voor de vrijheid buiten de grenzen van de EU. Daarom zal ik als lid van de delegatie van het Europees Parlement deelnemen aan de elfde bijeenkomst van de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne op 2 en 3 oktober 2008 in Kiev en Jalta.
Ik denk dat de aanwezigheid van afgevaardigden uit het Europees Parlement in Oekraïne de gemoederen tot bedaren zal helpen brengen en zal bijdragen tot politieke stabiliteit in Oekraïne.
Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me slechts aansluiten bij de veroordeling van de terroristische aanslag of aanslagen, met inbegrip van een moord, in mijn land. Het Baskische volk heeft de pech dat het in het enige land van de Europese Unie leeft waar nog steeds terrorisme bestaat, en dat al tientallen jaren lang. Ikzelf kom uit een familie die veertig jaar in ballingschap heeft geleefd – even lang als het franquisme heeft geduurd – en als we iets hebben geleerd, is het dat geen enkel politiek doel het leven van ook maar één mens waard is. Tot slot wil ik u zeggen dat wij allen die in het zelfbeschikkingsrecht van de het Baskische volk geloven, zonder meer vinden dat het recht op leven het belangrijkste recht van allemaal is.
James Nicholson (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we zijn ons er allemaal van bewust dat de stijgende olie- en gasprijzen een gigantisch negatief effect hebben op diverse sectoren van onze economie en op consumenten.
Ik wijs op de gevolgen die deze crisis heeft voor de landbouwsector, de visserijsector en kleine ondernemingen. Hoge brandstofkosten worden momenteel afgewenteld op de boeren: de kosten rijzen de pan uit maar de boeren ontvangen geen compensatie voor de hoge energie- en gasprijzen.
De brandstofcrisis ondermijnt de groei van het concurrentievermogen in onze kleine en middelgrote ondernemingen; de dalende koopkracht van de consument verergert de situatie en, mijnheer de Voorzitter, ik moet er niet aan denken wat er de komende winter gaat gebeuren – vele miljoenen mensen zullen het zich niet kunnen permitteren zichzelf warm te houden.
We hebben allemaal gezien wat er aan de benzinepomp gebeurde toen de olieprijs omhoog ging; elke dag als je langs een benzinestation kwam, was de prijs weer verder gestegen. De prijs is nu gedaald, maar lang niet tot het punt waar hij vandaan kwam. Ik denk dat ze daarop moeten reageren: ze hebben allemaal winst gemaakt en nu wordt het tijd om de consument fatsoenlijke prijzen in rekening te brengen.
Csaba Sógor (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, Hongarije heeft na de Eerste Wereldoorlog tweederde van zijn grondgebied verloren en in deze inmiddels aangrenzende gebieden van zeven staten heeft de politieke belangenvertegenwoordiging van meer dan drie miljoen Hongaren de afgelopen eeuw alleen met vredige middelen gestreden voor haar rechten.
Bijna twintig politieke organisaties debatteren binnen het kader van een forum voor volksvertegenwoordigers in het Karpatenbekken nu al voor het zesde jaar over de mogelijkheden om hun belangen op vredige wijze te verwezenlijken: via identiteit, moedertaal, economische betrekkingen en autonomie. Ikzelf ben ook lid van dit forum. Dit jaar hebben we besloten een gezamenlijk lobbybureau te openen in Brussel om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die door de EU worden geboden.
Het is onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat de vreedzame inspanningen van de Hongaarse gemeenschappen door politici uit bepaalde EU-lidstaten als extremistisch worden bestempeld, terwijl ze de Hongaarse minderheid in eigen land beschuldigen van collectieve misdaden en hen in het gebruik van hun moedertaal willen beperken.
Hierbij wil ik de aandacht van het Europees Parlement vestigen op deze beschuldigingen en opnieuw in herinnering brengen dat men gemeenschapsrechten aan nationale minderheden moet garanderen in plaats van ze te beschuldigen van collectieve misdaden. De EU moet hierin een proactieve en preventieve rol spelen. Dank u wel.
Ιoannis Gklavakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie wil helpen de stijgende levensmiddelenprijzen in de ontwikkelingslanden het hoofd te bieden en is daarom van plan 1 miljard euro beschikbaar te stellen.
Het is de bedoeling met dit geld de zaaigoedmarkt en andere middelen voor de verhoging van de landbouwproductie te financieren, de bevolking te voeden, de inflatie te beteugelen en de levensmiddelenprijzen te doen dalen.
Het is in politiek en moreel opzicht juist om de ontwikkelingslanden te helpen, maar het is eveneens wenselijk een soortgelijk initiatief te ontplooien ten behoeve van de Europese boeren, die eveneens sterk getroffen zijn door de gestegen prijzen van levensmiddelen – en niet alleen levensmiddelen. Wij mogen namelijk niet verzwijgen dat dit geld bespaard kon worden dankzij de vermindering van de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Daarom stel ik voor om een groot deel van die 1 miljard euro te gebruiken voor hulpverlening aan de Europese landbouwers, die heel wat problemen hebben.
Tot slot wil ik nog zeggen dat ik uitermate ongerust ben over de vraag hoe dit geld voor de ontwikkelingslanden gebruikt zal worden. De ACS-landen hebben namelijk helemaal geen landbouwontwikkelingsmodel, noch een controlesysteem, en ik vrees dan ook dat dit geld zal verdwijnen in de bureaucratie van de internationale organisaties en uiteindelijk geen effect zal sorteren.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
De Voorzitter. − Hiermee is het onderdeel beëindigd.
19. Hedgefondsen en private equity - Transparantie van institutionele investeerders (debat)
De Voorzitter. − Nu gaan we over op een debat dat vorige maand met een zeer vooruitziende blik door het Europees Parlement is belegd, waarbij we de gebeurtenissen van afgelopen week – in tegenstelling tot anderen – misschien wel hadden voorzien.
Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
– het verslag (A6-0338/2008) van Poul Nyrup Rasmussen, namens de Commissie economische en monetaire zaken, met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity [2007/2238(INI)], en
– het verslag (A6-0296/2008) van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie juridische zaken, met aanbevelingen aan de Commissie over transparantie van institutionele beleggers [2007/2239(INI)].
Poul Nyrup Rasmussen, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, reeds lang vóór deze crisis hebben de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Europese Sociaal-democratische Partij hun zorg uitgesproken over de ontwikkelingen op de financiële markten die neigen naar overmatige schulden, gebrek aan transparantie, het nemen van hoge risico’s, het betalen van te lage prijzen en het samenstellen van pakketten op basis van de hefboomwerking waar niemand nog enig inzicht in had of op kon inspelen. Over deze nieuwe financiële luchtbel spraken we onze bezorgdheid uit. Niemand wist wanneer het zou gebeuren, maar we zitten nu in het oog van de storm – de “volmaakte storm”, zoals iemand het noemde.
Ik heb sterk het gevoel dat het debat van vanavond en morgen het meest relevante debat over financiële markten wordt in welk parlement waar ook in Europa of in de Verenigde Staten – in die zin dat we vooruitkijken, proberen betere regelgeving tot stand te brengen dan we nu hebben, en een brede verantwoordelijkheid op ons nemen om de klus zo goed mogelijk te klaren.
We moeten nu handelen. We hebben gezien wat er in de VS is gebeurd en dan kan iemand wel zeggen dat de situatie in Europa minder ernstig is dan in de VS, maar ik kan alleen maar zeggen dat HBOS, Northern Rock en diverse andere gevallen genoeg zijn om mij ervan te overtuigen dat we moeten handelen. We hebben de nieuwe prognoses voor onze economieën, voor onze banen, voor onze concurrentie en voor ons investeringsvermogen gezien: voor mij is dat aanleiding genoeg om tot actie over te gaan.
Daarom ben ik trots dat ik het Parlement vandaag en morgen kan vertellen dat de PSE-Fractie, na stevig onderhandelen – en zo hoort het ook bij zo’n belangrijke aangelegenheid – een compromis heeft gesloten met de ALDE- en de PPE-DE-Fractie. Er ligt nu een evenwichtig verslag voor ons, waarin van de Commissie wordt geëist dat zij met voorstellen komt voor wetgeving en regelgeving voor alle financiële spelers, waaronder hedgefondsen en private equity. Het wordt hoog tijd dat we dat doen en ik herinner het Parlement eraan dat we nu vragen om bindende kapitaalvereisten voor alle financiële instellingen. Beloningenpakketten moeten worden gekoppeld aan langetermijnresultaten, zodat niet alleen de winsten maar ook de verliezen in overweging worden genomen. We vragen om volledige transparantie voor de beloningsstelsels voor het hogere en het hoogste management. We vragen om openbaarmaking van het hefboomeffect/schulden, de bron en hoogte van de verzamelde fondsen en de identificatie van aandeelhouders voor alle investeringsprojecten. We vragen om een uitbreiding van de richtlijn die voorziet in de informatie en raadpleging van werknemers tijdens overnames, zodat met schulden gefinancierde overnames (“leveraged buy-outs”) door private equity er ook onder vallen, en we vragen om maatregelen om “een onredelijke verkoop van activa in overgenomen ondernemingen te vermijden”. We vragen om maatregelen ter voorkoming van overmatige schulden ten gevolge van “leveraged buy-outs”, zodat het niveau van “leverage” zowel voor het private equity-fonds als voor de overgenomen onderneming te dragen is.
Ik zou de heer McCreevy, de verantwoordelijke commissaris op dit gebied, willen vragen heel concreet op deze voorstellen te reageren. Ik weet dat deze voorstellen nieuw voor hem zijn, maar ik dring aan op een tijdschema. We hebben gevraagd om een reactie vóór het eind van het jaar en dat is over drie maanden. Misschien moet over details worden gesproken, maar, commissaris, u bent dit Parlement een reactie verschuldigd, omdat het hier niet gaat om een kleine minderheid maar een zeer ruime meerderheid binnen dit Parlement.
Ik zal afronden met u mede te delen dat de afgelopen vier, vijf dagen bijna 90 000 mensen een petitie hebben ondertekend die is gericht aan het Europees Parlement, de Verenigde Staten en de wereldleiders, en die is georganiseerd door de wereldwijd opererende internetbeweging Avaaz. Ik overhandig deze petitie namens Avaaz aan de geadresseerden. De petitie luid als volgt: “Wij dringen er bij u op aan om het voortouw te nemen in het verbeteren van de fundamentele fouten en de mazen in de wet die de wereldwijde financiële crisis mogelijk hebben gemaakt, met inbegrip van de basisproblemen rond schulden en risico’s, prikkels en transparantie. Het is noodzakelijk dat u samenwerkt om het openbare welzijn te beschermen, door een stelsel van strengere regels voor alle delen van het wereldwijde financiële systeem te creëren. Wees daadkrachtig, en wij zullen u steunen.”
Commissaris, wilt u, samen met ons, daadkrachtig zijn, ons steunen en vóór het eind van het jaar met tussentijdse antwoorden komen? Ik moet, namens ons allen, aandringen op een positieve reactie.
Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit debat wordt inderdaad, zij het bij toeval, precies op het goede moment gehouden. Mijn verslag gaat eigenlijk over de andere kant van de medaille.
De heer Rasmussen moest zich met name bezighouden met de gevolgen voor de financiële markten, terwijl de Commissie juridische zaken zich gezien haar bevoegdheid uiteraard vooral moest richten op de vennootschapsrechtelijke kant en moest nagaan of er aanleiding is om het Europees vennootschapsrecht te wijzigen.
Wij zijn allemaal zeer geschokt door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Dat geldt voor het publiek, voor de politiek en – dat wil ik benadrukken – ook voor de eerlijke bedrijven. Het probleem dat zich op dit moment in de praktijk voordoet is dat winsten worden geprivatiseerd, maar verliezen worden genationaliseerd. Het mag als ironie van de geschiedenis gelden dat de heer Paulson, de Amerikaanse minister van Financiën, die vroeger zelf de baas was van Goldman Sachs, nu in een situatie verkeert waarin hij 700 miljard dollar aan belastinggeld moet aanspreken om op te ruimen en te repareren wat zijn eigen branche heeft aangericht. Het is werkelijk treurig.
Er dienen zich steeds meer voorbeelden aan waardoor bij het publiek de indruk ontstaat dat het klassieke familiebedrijf, dat zorgt voor zijn werknemers en zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is, op zijn retour is. In plaats daarvan lijkt het alsof we in ieder geval op het terrein van de economie gedeeltelijk worden geregeerd door incapabele topmanagers, door functionarissen met een hoog salaris, die echter geen verantwoordelijkheid meer dragen.
Ik denk dat de indruk die van ons markteconomisch stelsel ontstaat, rampzalig is en dat het voor ons een politieke noodzaak is om maatregelen te nemen teneinde de orde te herstellen en zo deze catastrofale indruk weg te nemen.
Daarbij komt dat dit niet alleen de grote beleggers, maar intussen ook de kleine beleggers raakt. Het raakt iedereen die belasting betaalt, het raakt iedereen die financieel afhankelijk is van de overheid, aangezien er miljarden aan overheidsgelden worden uitgegeven om de schade te repareren.
Ik geef toe, zoals uit het debat duidelijk en ontegenzeggelijk is gebleken, dat een aspect waarmee we ons oorspronkelijk in het bijzonder moesten bezighouden, namelijk de hedgefondsen en private equity, niet de oorzaak is van de problemen waarmee we op dit ogenblik hebben te maken. Zoals het plenaire debat en de hoorzittingen in de beide commissies hebben aangetoond, is er echter ook hier sprake van duidelijke tekortkomingen op het gebied van harmonisatie en regulering.
Terecht is opgemerkt dat deze sectoren ook door nationale voorschriften worden gereguleerd, waarbij in het ene land strengere bepalingen gelden dan in het andere, afhankelijk van de traditie van de verschillende landen en de daar geldende regels voor de financiële markten. Tegelijkertijd is ook duidelijk geworden dat er op Europees niveau behoefte is aan verdere harmonisatie en regulering om ervoor te zorgen dat deze sectoren, die inmiddels wel degelijk een kritische omvang hebben bereikt, geen risico kunnen vormen voor de financiële markten.
Ik wil een paar trefwoorden noemen die ook al werden genoemd in het ontwerpverslag, dat overigens al in juni door de Commissie juridische zaken is vastgesteld, toen nog niemand sprak over de crisis waarin we ons momenteel bevinden. Ik denk aan begrippen als stock lending en short selling. We horen nu dat diverse belangrijke toezichthouders voor de financiële markten dit hebben verboden, en terecht! We vonden destijds en we vinden nog steeds dat dit op zijn minst moet worden onderzocht. Er moeten consequenties uit worden getrokken en er moeten desnoods ook voorstellen voor wetgeving worden gedaan. Het gaat om zaken als een betere identificatie van aandeelhouders, en transparantie. De regels op het gebied van transparantie moeten worden aangescherpt, in die zin dat ondernemingen en ook de managers van deze ondernemingen behoren te weten van wie ze eigenlijk zijn, zodat ze ook ten opzichte van hun eigenaren verantwoordelijk kunnen handelen.
Het gaat erom dat op het gebied van kredietverstrekking bepaalde risico’s aan een behoorlijke controle worden onderworpen en dat daaruit ook verstandige en noodzakelijke consequenties worden getrokken. Zo wordt voorkomen dat met relatief weinig middelen enorme hefbomen in werking worden gesteld die uiteindelijk krachten losmaken waarover geen controle meer mogelijk is en die naderhand de gemeenschap en anderen schade berokkenen.
Ik heb overigens nog een suggestie: in de sector worden intussen diverse voorstellen voor concrete gedragscodes uitgewerkt, vrijwillige regelingen waarin staat hoe men zich moet gedragen. Alleen al het feit dat dergelijke regels worden opgesteld, ook al worden die momenteel nog vrijwillig aangegaan, bewijst dat de sector zelf kennelijk de noodzaak van een zekere regulering inziet. Het lijkt mij daarom beslist zinvol om hier eens naar te kijken en na te denken over de vraag of wij ook op dit gebied actie kunnen ondernemen.
Ook asset flipping is een kwestie waarover we ons zorgen moeten maken. Het vennootschapsrecht moet zich hierover buigen, omdat ik vind dat we niet mogen toestaan dat bedrijven worden leeggeplunderd. We verwachten van de Commissie een concreet voorstel. Dit is een verslag uit hoofde van artikel 192. Daarop moet de Commissie reageren. We hopen dat zij dat snel zal doen.
Charlie McCreevy, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie juridische zaken en met name hun rapporteurs, de heer Rasmussen en de heer Lehne, voor het werk inzake deze twee verslagen.
Een jaar geleden zouden weinig mensen hebben voorspeld dat de situatie op de financiële markten zo ernstig zou worden als nu het geval is. En de gevolgen van de crisis zullen nog wel enige tijd voelbaar blijven. Het begon met de roekeloze verkoop van hypotheken in de Verenigde Staten, die werd bevorderd door banken en anderen die zich niet bekommerden over de richtlijnen voor leningen, omdat ze de leningen via effectisering bij anderen konden dumpen.
Kredietbeoordelingsbureaus gaven vervolgens aanzien aan deze producten met een verhoogd risico, door er een laag insolventierisico aan te verbinden. Financiële instellingen in de hele wereld kochten deze producten op, naar het schijnt zonder zelf enige grondige risicobeoordeling uit te voeren.
Het is in het licht van de gebeurtenissen van het afgelopen jaar ongelooflijk om te zien hoe weinig inzicht het hoogste management van financiële instellingen had in het risico dat het nam. De hoogte van de winst die binnenstroomde, stond ongetwijfeld een serieuze risicoanalyse in de weg. Toezichthouders leken evenmin enige notie te hebben van het risico dat deze enorm complexe producten met zich mee brachten. Alles werd zodanig in plakken en stukken gesneden en opnieuw verpakt dat niemand nog wist wat het echte risico was. Een waarnemer vergeleek deze zich ontvouwende crisis een paar maanden geleden met het kijken naar een trein die in slow motion ergens bovenop gaat botsen. Sinds vorige week dendert de crisis op topsnelheid door.
De eensgezinde pogingen van de belangrijkste centrale banken van de wereld en de aankondiging van de steunmaatregelen door de Amerikaanse overheid hebben enige rust op de markten gebracht. Dat moeten we toejuichen, gezien de uitzonderlijke situatie waar regelgevers voor gesteld staan. Ik verwelkom ook dat de Verenigde Staten inzien dat ze hun voorstellen ook moeten richten op vergelijkbare producten die een aantal niet-Amerikaanse financiële instellingen in portefeuille hebben.
We mogen in Europa voor één ding dankbaar zijn en dat is dat we niet met diezelfde schaal van verwoesting zijn geconfronteerd als de Verenigde Staten. Banken in de EU hebben weliswaar ook te lijden onder een gebrek aan vertrouwen om geld aan elkaar te lenen, maar er hebben zich geen dingen voltrokken van dezelfde schaal als in de Verenigde Staten. Maar we zijn nog niet uit de gevarenzone. We hebben moeilijke handelsomstandigheden voor de boeg. De economische malaise zal niet zonder gevolgen blijven. Waakzaamheid en transparantie zijn van cruciaal belang als we het vertrouwen in de markten willen herstellen. Op EU-niveau moeten we onze toezichtpraktijken voor grensoverschrijdende toezichthoudende financiële instellingen blijven verbeteren. Dit is een gouden kans die we niet mogen missen.
Op grond van dit alles denk ik dat we een heel andere financiële dienstensector zullen hebben als dit allemaal achter de rug is, en ook een heel ander regelgevingskader. Als moral hazard geen effect heeft, kan van de belastingbetaler niet worden verwacht dat hij opdraait voor de gevolgen van de buitensporige en onverantwoorde risico’s die private instellingen nemen.
De komende tijd, zal een nieuwe regelgevingsbenadering gestalte krijgen, naarmate duidelijk wordt wat deze crisis ons heeft geleerd en hoe we er op passende wijze op kunnen reageren,. We moeten nauw blijven samenwerken met andere regelgevingsinstanties en onze reacties zoveel mogelijk op elkaar afstemmen.
Zoals velen van u weten, hebben we reeds actie ondernomen. De Commissie werkt al een jaar aan een uitgebreide routekaart, die is goedgekeurd door de Raad van ministers van Financiën en die wordt gesteund door de Europese Raad. Terwijl de onrust om zich heen grijpt, werken wij onze reactie verder uit.
We hebben al maatregelen genomen om de convergentie en de samenwerking tussen de toezichthouders te verbeteren. De toezichthoudende autoriteiten, de ministers van Financiën en de centrale banken van de EU hebben een nieuw memorandum van overeenstemming gesloten waarin gemeenschappelijke beginselen zijn vervat, waaronder de oprichting van grensoverschrijdende stabiliteitsgroepen. Dit wordt momenteel ten uitvoering gelegd. We hebben gekeken naar verbeteringen van de depositogarantiestelsels. Er is een speciale groep opgezet die zich zal buigen over het procyclische karakter dat het gevolg is van de huidige instrumenten, waaronder Basel 2 en IFRS. Deze groep zal aan het eind van dit jaar verslag uitbrengen. In nauwe samenwerking met het financieel stabiliteitsforum heeft de IASB een adviespanel voor een eerlijke beoordeling opgezet. De IASB buigt zich momenteel ook over posten buiten de balansstelling. Doordat de sector waardevolle gegevens heeft aangereikt, kan de transparantie voor regelgevers van de effectiseringsmarkt worden vergroot. De Commissie dringt er bij de sector op aan deze informatie verder uit te werken zodat de transparantie voor regelgevers verder wordt vergroot.
In het licht van deze activiteiten en andere waar ik naar zal verwijzen, zou het voor de Parlementsleden niet als een verrassing moeten komen als ik zeg dat ik veel van de punten in het verslag van de heer Rasmussen toejuich. Het is belangrijk dat we vaststellen wat de belangrijkste maatregelen zijn die we nu moeten nemen en dat we die vervolgens ten uitvoer leggen.
Zoals ik al eerder zei, heeft de onrust op de markt de tekortkomingen van het risicobeheer van grote financiële instellingen blootgelegd. Ook zijn er een aantal zwakke punten in de regelgeving aan het licht gekomen. Op deze regelgevingsaspecten moeten we ons nu richten. De heer Rasmussen heeft de meest dringende gebieden in zijn verslag naar voren gebracht: belangenverstrengelingen bij kredietbeoordelingsbureaus, de noodzaak om de beoordeling van niet-liquide activa te verbeteren en de slechte afstemming van stimulansen in het “originate-and-distribute”-model .
Het afgelopen jaar heb ik de Parlementsleden in de plenaire vergadering en met name ook in de Commissie economische en monetaire zaken op de hoogte gehouden van het werk dat we hebben verricht gericht op het verbeteren van de kapitaalvereisten voor banken alsook van mijn ideeën voor het reguleren van kredietbeoordelingsbureaus. We zijn het er, volgens mij, allemaal over eens dat de kapitaalvereisten moeten worden aangescherpt en dat er meer transparantie en due diligence moet komen ten aanzien van gestructureerde producten. We hebben gewerkt aan wijzigingen van de kapitaalvereistenrichtlijn, wat zal leiden tot een verbetering van het beheer van grote blootstellingen en door middel van de harmonisering van hybride kapitaal tot een betere kwaliteit van het kapitaal. We hebben ons ook gebogen over een verbetering van het toezicht op bankoverschrijdende groepen.
De komende weken zal ik de Commissie twee afzonderlijke regelgevingsmaatregelen voorstellen om deze en andere kwesties het hoofd te kunnen bieden: ten eerste een amendement op de kapitaalvereistenrichtlijn en ten tweede een verordening inzake kredietbeoordelingsbureaus. Ik reken op de steun van het Europees Parlement voor deze voorstellen, die sterk op één lijn zitten met wat u in dit verslag voorstelt.
Beide verslagen handelen over hedgefondsen en private equity. We hebben door de jaren heen enkele interessante gedachtewisselingen gehad over de rollen van hedgefondsen en private equity. Over één ding kunnen we het volgens mij eens zijn en dat is dat zij de onrust van dit moment niet hebben veroorzaakt. Het bleek de gereguleerde sector te zijn die in staat was gesteld uit de bocht te vliegen met effectiseringsinstrumenten waar niemand echt inzicht in had.
Ik denk niet dat het in dit stadium nodig is de hedgefondsen en private equity over één kam te scheren met de gereguleerde sector. Aan de onrust van dit moment liggen andere oorzaken ten grondslag. Laten we niet vergeten dat deze fondsen in de lidstaten worden gereguleerd. In heel Europa zijn beheerders van hedgefondsen en private equity onderhevig aan goedkeuring en toezicht. Ze vallen onder dezelfde regels inzake marktmisbruik als andere deelnemers op financiële markten. Ze zijn gebonden aan dezelfde transparantie- en raadplegingsverplichtingen wanneer ze in publieke ondernemingen investeren. De blootstelling van de banksector aan hedgefondsen en private equity valt onder de kapitaalvereistenrichtlijn.
Maar dit betekent niet dat we hedgefondsen en private equity niet in de gaten moeten houden. Aangezien deze ondernemingsmodellen zich verder ontwikkelen en hun rol op de financiële markten verandert, moeten regelgevers in de hele wereld waakzaam blijven. De sectoren zelf moeten de volledige verantwoordelijkheid aanvaarden die hoort bij een prominente rol op de Europese en mondiale financiële markten. Uit verschillende recente marktinitiatieven blijkt dat deze boodschap duidelijk is. Het is onze taak om deze en andere ontwikkelingen op de markt te volgen en te reageren wanneer dit nodig is.
Ik verwelkom de opbouwende suggesties bedoeld ter ondersteuning van het functioneren van de interne markt. Ik kan u in dit stadium zeggen dat de Commissie zich uitgebreid gaat buigen over de kwesties particuliere beleggingen en durfkapitaal.
Ik ben het eens met de heer Lehne dat voldoende transparantie een belangrijke voorwaarde is voor het vertrouwen van investeerders en derhalve van levensbelang is als we willen dat financiële markten effectief functioneren.
Het verslag bevat een lijst met transparantieregels die momenteel gelden voor de verschillende spelers op de financiële markten in de EU. Wat mijns inziens erg belangrijk is, is dat de markt beschikt over voldoende duidelijke en nuttige informatie. We moeten een evenwicht zien te vinden tussen de behoefte aan geheimhouding van informatie inzake investeringsinstrumenten en de gerechtvaardigde behoeften van investeerders, tegenpartijen, regelgevers en investeringsmaatschappijen.
Ik ben dus blij dat in het verslag de nadruk wordt gelegd op de noodzaak om het effect van de bestaande EU-bepalingen en van aanvullende regels van de lidstaten op dit gebied te analyseren voordat we ons wagen aan de invoering van nieuwe wetgeving.
De Commissie is reeds zeer actief op dit gebied geweest. We hebben uitvoerig overleg gevoerd in het kader van ons initiatief inzake aandeelhoudersrechten, waarbij we hebben gekeken naar een aantal zaken die in het verslag aan de orde komen – bijvoorbeeld effectenleningen en de identificatie van aandeelhouders.
Verder hebben we onlangs een aanbesteding gepubliceerd voor een externe studie waarin gekeken wordt naar de tenuitvoerlegging van de transparantierichtlijn in de lidstaten. Het is de bedoeling dat de resultaten van deze studie volgend jaar beschikbaar zijn en dat deze de basis vormen voor een algemene evaluatie van de richtlijn, waaronder de meldingsdrempels.
Zoals de Parlementsleden zich zullen herinneren heeft de Commissie in het voorjaar van dit jaar een mededeling aangenomen waarin zij haar beleidsbenadering inzake staatsinvesteringsfondsen uiteenzet. We kwamen tot de conclusie dat deze maatregelen gepast waren en tevens toereikend voor de aanpak van de kwesties waarover momenteel wordt gesproken. Deze benadering werd door de Europese Raad gesteund, maar ik zie dat de Commissie juridische zaken deze opvatting niet volledig deelt.
Ik heb enkele korte opmerkingen ten aanzien van deze kwestie. Ten eerste moeten we erkennen dat hedgefondsen en private equity in velerlei opzicht niet uniek zijn – andere institutionele beleggers hebben vergelijkbare doelstellingen en hanteren tegenwoordig dezelfde technieken. Als we in dat geval hedgefondsen en private equity speciale verplichtingen opleggen, leidt dat tot discriminatie van deze soorten beleggers.
Ten tweede, moeten we niet de fout maken dat we alle activiteiten van hedgefondsen als een bedreiging van de markt zien maar moeten we ook oog hebben voor de positieve effecten ervan. Ik zal helder zijn: de economie van de EU kan de komende tijd niet zonder grootschalige investeringen: zonder staatsinvesteringsfondsen, private equity en dergelijke zal het herstel van Europa na de onrust van dit moment alleen maar langer duren.
Ten derde ben ik het er mee eens dat bepaalde technieken, zoals effectenleningen en het gebruik van derivaten, een uitdaging vormen voor gevestigde governancemodellen. De komende tijd zullen we, in samenwerking met nationale toezichthouders, hieraan veel aandacht besteden.
Ter afsluiting: deze twee verslagen leveren een belangrijke bijdrage aan de lopende beschouwingen. Ik prijs de leden voor deze verslagen. De Commissie zal uw aanbevelingen bestuderen en verslag aan u uitbrengen zoals voorzien in de kaderovereenkomst. We blijven ernaar streven op deze crisis te reageren met de maatregelen die nodig zijn om het vertrouwen en de stabiliteit te herstellen.
Sharon Bowles, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou tegen de commissaris willen zeggen dat, in de onrust van dit moment, de onderlinge verbindingen tussen alle instellingen duidelijk zichtbaar zijn. Ook is het duidelijk en logisch dat de regelgeving gericht moet zijn op het functioneren van de markt en niet op instellingen. Het zou niet goed zijn als een bepaalde private onderneming aan andere regels moet voldoen als andere ondernemingen simpelweg omdat deze eigendom is van private equity.
Er zitten twee kanten aan alles. Laten we door alle kritiek op blanco verkoop die deze week weerklinkt, de verstrekkers van effectenleningen niet vergeten. Aandacht van beleggers – zelfs toezichthouders – voor het leenbeleid van pensioenfondsen en andere instellingen is van groot belang en het gaat hierbij niet alleen om de activiteiten van effectenleners. We hebben deze zaak eerder onderzocht in het kader van het stemmen met geleende aandelen. “Twee kanten” wil ook zeggen dat transparantiemaatregelen alleen effectief zijn als deze gepaard gaan met due diligence en niet worden ondermijnd door al te ruime exoneratieclausules. Tot slot is er voor vrijwillige gedragscodes ook een rol weggelegd. Hiermee bereiken we plaatsen waar onze regelgeving niet reikt. Deze gedragscodes zijn evenwel niet slechts een particuliere aangelegenheid voor de betreffende sectoren. Ze moeten onder de aandacht worden gebracht en moeten eenvoudig toegankelijk zijn en actief worden beoordeeld en gecontroleerd.
Harald Ettl, rapporteur van advies voor de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in 2007 werd de mogelijkheid dat de hypotheekcrisis zou aanhouden nog weggewuifd. Men sprak geruststellende woorden. In juni 2007 hadden we nog meer alarmbellen moeten horen rinkelen, zeker toen twee hedgefondsen van de New Yorkse investeringsbank Bear Stearns ten onder gingen omdat zij op grote schaal betrokken waren bij door vastgoed gedekte effecten. En dat was nog maar het begin! Langzamerhand werd steeds duidelijker hoe ondoorzichtig dit soort transacties op het gebied van financiële dienstverlening verliepen. Enerzijds werden door slechts enkelen grote winsten behaald, uiteraard in sectoren met een hoog risico, anderzijds hebben we op dit moment te maken met een klassieke nationalisatie van verliezen. Dit is niet alleen de analyse van Amerikaanse financieel-economisch journalisten en economen. Ook wij in de EU en in het Europees Parlement komen nolens volens, weliswaar laat, maar toch, tot andere inzichten. Ook de Commissie zou dat moeten doen. De eerste tekenen daarvan zijn zichtbaar.
Beide verslagen – het verslag-Rasmussen en het verslag-Lehne – laten zien dat actie dringend geboden is. Nu moet voor alle politieke actoren toch wel duidelijk zijn dat de markt zichzelf niet volledig kan reguleren. Ook de Commissie moet dat nu beseffen. De hedgefondsen en private equity-fondsen worden nu al tot de grootste werkgevers gerekend, maar in veel rechtsstelsels worden ze niet meer als zodanig gezien, waardoor ze uiteraard van hun verplichtingen als werkgever zijn ontheven. Dat is onaanvaardbaar, het gebrek aan transparantie is te groot! Intussen staan door de financiële crisis ook duizenden banen op de tocht.
Regulering, controle, transparantie, medezeggenschap en informatie in de sector van de pensioenfondsen, die grote belangen hebben in hedgefondsen en private equity, zijn een absolute vereiste.
Voor de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken is het belangrijk dat werknemers niet twee keer de rekening moeten betalen, mijnheer de commissaris: ten eerste door de financiële crisis op zich en ten tweede door risicobeleggingen van pensioenfondsen. Om dat te voorkomen moet op zijn minst in Richtlijn 2003/41 worden gewaarborgd dat werknemers direct of indirect door trustees worden geïnformeerd over vorm en risico van hun pensioenbeleggingen en daar ook inspraak in hebben. Dit is slechts een van de vele facetten waarop wij in onze verslagen en adviezen hebben gewezen.
Mijnheer de commissaris, de situatie verlangt dat u iets doet! We kunnen hier lang en breed over praten, maar u bent verplicht om met voorstellen te komen. Ik wil u er graag op wijzen dat de zittingsperiode nog niet is afgelopen.
Kurt Joachim Lauk, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag zou oorspronkelijk gaan over hedgefondsen en private equity, maar houdt zich nu bezig met het hele financiële systeem, dat volledig is ingestort.
De huidige crisis is het akelige gevolg van een kredietmanie, namelijk van de excessieve toename van schulden. De Federal Reserve heeft de rente veel te lang te laag gehouden en daarmee in feite een subsidie voor leningen verstrekt.
We hebben het verslag opgesteld op basis van de huidige situatie. We hebben er samen met collega’s van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie voor gezorgd dat we met de heer Rasmussen tot overeenstemming konden komen over een verslag dat het hele financiële stelsel omvat. We zijn blij dat het vrijwel unaniem door de Commissie economische en monetaire zaken is goedgekeurd.
We kunnen niet langer vertrouwen op de Amerikaanse standaards en standaardisatie met betrekking tot het internationale financiële stelsel. We moeten nieuwe, eigen Europese opties creëren. We hebben voorgesteld om daarbij een groot aantal kwesties te betrekken en ter bespreking voor te leggen.
In de eerste plaats moeten we bij iedere risicobeoordeling alle financiële instellingen betrekken die met een hefboomeffect werken. Wij zeggen dan dat voor alle actoren in het mondiale financiële stelsel kapitaalvereisten moeten gelden die zijn afgestemd op de risico’s. We moeten ook vereisten vastleggen voor de initiatiefnemers van pakketten en syndicerende pakketten, waardoor ze een stuk buiten deze pakketten behouden. De ratingbureaus – de heer Rasmussen en de heer Lehne wezen daar al op – moeten lacunes in de informatie opvullen en belangenconflicten blootleggen.
We moeten ons afvragen of we ratingbureaus niet aansprakelijk moeten stellen voor hun ratings, zoals we dat ook bij accountants doen. Ook moeten we ons afvragen of we niet verplicht moeten stellen dat derivaten alleen op de beurs worden verhandeld – wellicht met uitzondering van renteswaps. Verder willen we dat de raden van commissarissen van de banken ervoor zorgen dat het bonussysteem voor bankiers niet alleen geldt bij goede resultaten, maar ook bij verliezen die uiteindelijk kunnen ontstaan. Dat betekent dus dat de prikkels voor bankiers voor goede en voor slechte tijden gelden, niet alleen voor goede tijden.
Hebzucht was en is een slechte raadgever voor financiële strategieën. De ECB is de afgelopen jaren een betrouwbare partner voor ons geweest, die over de hele linie iets verstandiger en evenwichtiger heeft gereageerd dan de Federal Reserve. Dat kunnen we achteraf vaststellen. Ook is er dringend behoefte aan een Europees toezicht op de banken in het eurogebied, omdat we dat niet alleen meer kunnen overlaten aan nationale toezichtorganen. Dat betekent dat we er al bij al van uitgaan dat er in Europa instellingen of zelfs vrijwillige organisaties worden opgericht waardoor we meer grip krijgen op de kwesties die we nu bespreken en een volgende crisis van deze omvang kunnen voorkomen.
Ieke van den Burg, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou tegen de heer Lauk willen zeggen dat zijn steun voor het verslag over het Europees toezicht dat de heer Dăianu en ik hebben opgesteld, welkom is, maar dat er onvoldoende steun voor was van de kant van de PPE.
Staat u mij toe te reageren op de commissaris. Ik vind het ongelooflijk dat hij niet is ingegaan op de kern van het verslag. Hij heeft ons alleen maar verteld dat de Commissie de ontwikkelingen nauwlettend volgt en vervolgens dat hedgefondsen en private equity ook een duidelijk positief effect hebben en dat we daar bij stil moesten staan.
Het is alsof er een orkaan of een tsunami onderweg is en dat ons wordt verteld dat we moeten stilstaan bij de positieve aspecten van water en wind! Het is belachelijk.
(NL) Ik zal in het Nederlands verdergaan want ik wil me op twee punten concentreren, die met name met het verslag van de heer Lehne te maken hebben. Een van die punten is het stock lending en short selling - hij heeft het zelf ook al aangesneden. Dit is natuurlijk typisch een voorbeeld van de afgelopen tijd waarin je ziet dat de Commissie achter de feiten aanloopt. Wij hadden veel eerder al aan de orde gesteld dat er op het punt van stock lending, het lenen en uitlenen van aandelen, iets zou moeten gebeuren omdat dat misbruikt werd in campagnes van hedgefondsen tegen bedrijven. Nu eindelijk hebben de financiële markttoezichthouders, een aantal afzonderlijke toezichthouders in de afzonderlijke landen, dat gedaan. Het gaat hier niet om een gecoördineerde Europese actie. Dergelijke initiatieven moeten dan gewoon weer uit de nationale kanalen komen. Wij hadden dit kunnen vóór zijn en hadden wellicht ook een aantal defaults, een aantal banken of verzekeringsmaatschappijen die omgevallen zijn, kunnen voorkomen als wij hiervoor adequate maatregelen gehad hadden.
Het illustreert ook nog eens dat dit soort zaken over de sectoren heen gaan en dat sectortoezicht alleen voor de banken, alleen voor de verzekeringsmaatschappen, alleen voor de effectenhandel, niet volstaat. Dergelijk toezicht moet je echt bundelen en ervoor zorgen dat op die effecten over en weer geanticipeerd wordt en dat voorkomen wordt dat dit soort zaken plaatsvinden.
Het andere punt zijn de beloningssystemen. In het verslag hebben wij aangegeven dat het van groot belang is dat die aan banden gelegd worden en dat in de aandeelhoudersvergaderingen moeten kunnen gestemd worden over het beloningsbeleid. Ik heb met vreugde gezien dat mijn democratische collega's in het Congres bij de discussie deze week over het noodfonds dat er in VS komt, willen dat een van de voorwaarden voor het lenen uit dat fonds is dat de exorbitante salarissen en bonussen van managers aan banden gelegd moeten worden.
Het zou toch te gek zijn dat Goldman Sachs en Morgan Stanley, die zich nu onder dat toezicht stellen en ook gebruik willen maken van die publieke middelen, doorgaan met die miljoenenbonussen. Het is gepast is dat wij in Europa ook verder gaan dan de aanbeveling van een paar jaar geleden. Ik wil de commissaris vragen wat hij op dit punt gaat ondernemen, want het is echt tijd voor actie.
Sharon Bowles, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, excuses, dit is deel twee. Zoals de heer Rasmussen zei, zijn dit evenwichtige verslagen, hoewel het ene verslag wat meer geneigd is de pers aan de ene kant van de schaal aan te halen dan het andere. We hebben jarenlang moeten luisteren naar het geklaag over hedgefondsen en private equity maar, midden in de financiële onrust van dit moment, is het niet langer bijzonder om je zorgen te maken over schulden en het hefboomeffect. Dit biedt ons echter wel de kans om schoon schip te maken en een grondige herziening door te voeren om zo de onthulde kwesties die aan de huidige onrust ten grondslag liggen en andere kwesties op het gebied van risico’s en schulden aan te pakken, onder andere binnen hedgefondsen en private equity.
In de verslagen wordt onderkend dat dit op niet-discriminatoire en principiële wijze moet gebeuren en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de proportionaliteit. Er moet ook in de context van de internationale ontwikkelingen en vooral op doordachte wijze worden gehandeld. De kwestie van de schulden en het behoorlijke beheer ervan duikt momenteel overal op en dat geldt ook voor compensatiepakketten en belangenverstrengelingen. Om tot marktstabiliteit te komen moeten stappen worden ondernomen die ervoor zorgen dat beloningen worden afgestemd op langeretermijnhorizons. Ik ben het ermee eens dat dit beginsel op alle terreinen moet worden gehanteerd. Dat wil niet zeggen dat ik de veronderstelling deel dat alle private equity en durfkapitaal gericht zijn op de verkoop van waardevolle activa: dat is zeker niet de beste manier om van een falende onderneming een winstgevende onderneming te maken. Er bestaan zelfs al nationale wetten om de verkoop van waardevolle activa te voorkomen, maar die worden zelden toegepast. Ik ben er dus niet van overtuigd dat een Europese maatregel tot enige verbetering zou leiden.
Terugkomend op de kwestie regelgeving tegenover vrijwillige gedragscodes, wijs ik erop dat veel van de vrijwillige codes nog maar net zijn ingevoerd en dat het merendeel eerst de tijd moet krijgen om te functioneren. Ze zijn ook eenvoudiger te herzien, maar zoals ik al eerder zei: dit is geen particuliere aangelegenheid en het publieke vertrouwen speelt ook een rol. Ik ben dus blij dat collega’s mijn voorstel voor één website met een register van vrijwillige gedragscodes met relevante koppelingen naar meldingen over wie de codes wel en niet naleven als een mogelijk nuttig instrument zien, en ik hoop dat de commissaris zich daarbij aansluit.
Wat transparantie betreft, is het ook belangrijk te erkennen dat de publieke beleggers en toezichthouders behoefte hebben aan verschillende informatieniveaus en dat de informatie op het juiste doeleinde moet worden afgestemd. Zelfs binnen de context van professionele beleggers is het bedelven van informatie onder wat ik “juridische spam” noem, onaanvaardbaar. Toezichthouders moeten kunnen beschikken over alle informatie die ze nodig hebben, maar in gevallen waarbij de informatie niet in het publieke domein terecht mag komen, moet zorgvuldig worden gehandeld.
Tot slot zijn we ingegaan op het gevoelige terrein van effectisering en kredietbeoordelingsbureaus. Wat effectisering betreft: ik weet dat de commissaris achter het idee van de bewaring van gegevens staat, maar dat is natuurlijk slechts een van de beschikbare instrumenten en ik dring er bij hem op aan dat hij ook andere instrumenten toepast en de instrumentenkoffer niet te snel dichtdoet. Wat kredietbeoordelingsbureaus betreft: er zijn veel zaken waar we meer greep op moeten krijgen, maar ik waarschuw tegen de versnippering van een internationaal geaccepteerd beoordelingssysteem. Nogmaals, dit zijn twee gevallen waarbij we, zoals ik al eerder zei, op doordachte wijze te werk moeten gaan: we moeten doordacht te werk gaan en niet rancuneus zijn.
Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag komt beslist op een interessant moment, nu we een periode van ongekende economische opschudding doormaken, en de recente gebeurtenissen hebben ons op pijnlijke wijze op een aantal tekortkomingen, zwakke punten en misstanden in diverse sectoren van de financiële markt gewezen.
Geen enkele sector of groepering is hier onbeschadigd of smetteloos doorheen gekomen. Het kan niet zo zijn dat we aan dezelfde regels blijven vasthouden. We zien nu dat in de Verenigde Staten ingrijpende veranderingen plaatsvinden in het landschap van de hogere financiële wereld. Hier in Europa en mondiaal zullen ook veranderingen moeten plaatsvinden.
In een dergelijk gespannen financieel klimaat is het verleidelijk om bepaalde financiële spelers of instellingen tot zondebok te maken. Het onbegrip rond hedgefondsen en de werking ervan maakt ze vaak tot een eenvoudige zondebok.
Maar we moeten niet vergeten dat noch de hedgefondsen noch private equity de huidige financiële crisis hebben veroorzaakt en dat ze meermalen hebben gezorgd voor zeer noodzakelijke liquiditeitsinjecties in de markt.
We moeten ook niet vergeten dat de crisis die in Amerika begon, het gevolg was van kwalijke bankpraktijken en dat de Europese banksector, hoewel deze zwaar aangeslagen is, beter in staat lijkt te zijn om dit probleem het hoofd te bieden dan de banken in de Verenigde Staten.
Toch mogen we niet ontkennen dat er sprake is van problemen en fouten in de structuur en de werking van vele beleggingsinstrumenten, waaronder alternatieve beleggingen. We redden het niet door hier en daar een regeltje aan te passen. We hebben echte hervorming nodig en wel op mondiaal niveau.
Ik ben van mening dat deze bezorgdheid duidelijk naar voren komt uit het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken, dat onder leiding van de heer Rasmussen tot stand is gekomen. Omwille van de financiële gezondheid en het concurrentievermogen op de langere termijn moeten en kunnen we constructieve risico’s niet wegreguleren. Ondanks de titel is de tekst er niet op gericht hedgefondsen en private equity aan de schandpaal te nagelen maar wordt gewezen op de noodzaak van een algehele hervorming van de markt, grotere transparantie en op beginselen stoelende regelgeving.
Ik verwelkom de opmerkingen van de commissaris hier vanavond en ik twijfel er niet aan dat hij zal reageren op de situatie waarin wij ons nu bevinden.
Het financiële systeem is internationaal van aard en er moet in een mondiaal verband internationaal toezicht op deze markten komen. Om de mondiale economische stabiliteit te kunnen garanderen moeten we samen op zoek naar de juiste benadering, om zo voor burgers wereldwijd de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in de financiële instellingen en de markt te herstellen. Dit geldt ook voor de burgers van Europa, met het oog op hun pensioenfondsen en hun spaargeld.
Pierre Jonckheer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte rapporteurs, ik denk dat dit verslag, zoals het in de Commissie economische en monetaire zaken is goedgekeurd, een goed verslag is, en wij mogen de heer Rasmussen dankbaar zijn, met name omdat hij maandenlang heeft aangedrongen op de noodzaak van een bredere EU-bemoeienis met de gebieden waarover wij vanavond debatteren.
Desalniettemin heeft mijn fractie een aantal amendementen opnieuw ingediend die – hoe vreemd dit ook mag lijken – niet door ons zijn opgesteld, maar door de heer Rasmussen zelf. Met andere woorden: dit zijn belangrijke voorstellen – met name over het instellen van een toezichtautoriteit op EU-niveau en een Europees kader voor de registrering en toelating van beheermaatschappijen en fondsenbestuurders – amendementen 6 en 7 –, en over het instellen van beperkingen van het hefboomeffect voor private equity – amendement 9 –, die de heer Rasmussen naar voren had gebracht. Helaas voelde hij zich echter gedwongen deze voorstellen in te trekken – hetgeen in sommige opzichten begrijpelijk is – teneinde een meerderheid binnen dit Parlement veilig te stellen, dat wil zeggen een meerderheid met de PPE-Fractie en de liberalen.
Deze amendementen hebben betrekking op punten die in de werkdocumenten aan de orde waren gesteld en die wij beschouwen als constructief en de moeite waard om te verdedigen. De reden om ze in te trekken, ligt volgens mij in het feit dat er binnen dit Parlement, net als binnen de Raad en zeker binnen de Commissie, twee stromingen bestaan: de eerste vindt dat we al genoeg regels hebben, zowel op nationaal niveau als op Europees niveau, en dat eventuele afwijkende problemen door zelfregulering van de financiële sector kunnen worden aangepakt; de tweede stroming, waartoe de heer Rasmussen behoort (en hij is beslist niet de enige), roept al jaren dat het huidige toezichtsysteem voor de financiële markten over het geheel genomen inadequaat is.
De reden waarom er geen actie is ondernomen, mijnheer McCreevy, was volgens mij niet omdat wij deze ontwikkelingen niet konden voorspellen of ons er niet van bewust waren. Ik denk dat er door de jaren heen heel wat gezaghebbende stemmen zijn opgegaan, met name binnen het Forum voor financiële stabiliteit, om de overheden te waarschuwen voor de aard van de risico’s waarmee wij te maken hadden.
U en de Commissie-Barroso stonden over het geheel genomen meer een beleid van laisser faire voor, ervan uitgaande dat de huidige regelingen volstonden. Wat het Parlement nu van u vraagt, is niets minder dan een ommezwaai. Ik weet niet of u daartoe in staat zult zijn, maar ik denk dat het noodzakelijk is.
Persoonlijk zou ik de aandacht willen vestigen op drie punten, die weliswaar al door andere sprekers zijn aangeroerd, maar die met name milieudeskundigen zorgen baren. Wij weten dat het klimaat- en energiepakket dat moet worden aangenomen, afhankelijk is van een investeringsniveau op de lange termijn – tegen een relatief matig rendement met een relatief matige kapitaalopbrengst – om de benodigde financiering te verschaffen.
Financiële instrumenten als private-equityfondsen of hedgefondsen zijn niet geschikt, en wij verwachten van de Europese bankautoriteiten en monetaire autoriteiten dat zij met ideeën komen om een aantal oude voorstellen nieuw leven in te blazen: ik denk daarbij aan de voorstellen van Jacques Delors aan het begin van de jaren negentig en aan een vernieuwde rol voor de Europese Investeringsbank, zodat wij langetermijninvesteringen tegen een matig rendement kunnen waarborgen.
Het zal moeilijk zijn het financiële systeem te stabiliseren – en in het verslag-Rasmussen wordt hiernaar verwezen – als offshore centra en belastingparadijzen niet op doortastende wijze worden aangepakt, en ook op dit gebied laat de Commissie-Barroso na de teugels in handen te nemen. Op het gebied van corporate governance tot slot – ook andere collega’s hebben dit ter sprake gebracht – zouden wij eens beter moeten kijken naar het beleid van investeringsfondsen inzake de salarissen en beloningen van hun managers. Dit beleid is niet aanvaardbaar en vormt een bedreiging voor de algehele economie.
Konstantinos Droutsas, namens de GUE/NGL-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, volgens ons is de vraag of de kredietcrisis moet worden aangepakt met een strikte naleving van de huidige communautaire wetgeving of met andere, strengere regelingen, een schijndilemma. Geen van beide keuzes kan het cyclische proces van de kapitalistische economie tegenhouden en een stokje steken voor de crisis die is ontstaan door de enorme hoeveelheid kapitaal die zich heeft opgehoopt in de productie.
De kredietcrisis is een weerspiegeling van deze cyclische beweging. De burgerklasse heeft geprobeerd het probleem van de kapitaalophoping te beheren en aan te pakken door buitensporig lenen aan te moedigen en het volk ertoe aan te zetten geld te investeren in hedgefondsen en private equity om op die manier de ondernemingen te kunnen financieren. De gekozen beheersmethoden waren echter niet bij machte de koers naar economische vertraging en recessie te stuiten. Integendeel, deze methoden waren zelf een kant en klare bom en die bom ontplofte, met alle onvoorstelbare gevolgen van dien voor het inkomen van de volksklasse.
Tegelijkertijd heeft het beleid van de Europese Unie gezorgd voor een volledige liberalisering van het kapitaal in het kredietstelsel, aan de hand van de beginselen van de kapitalistische markt. Hedgefondsen en private equity zijn de kinderen van dit liberaliseringsproces.
Geen enkele poging om meer transparantie te bewerkstelligen en strengere wetgeving uit te vaardigen voor kapitaalbewegingen in de kredietsector, dat wil zeggen in het kredietverkeer, zal ertoe leiden dat alle door de kapitalistische productieverhoudingen voortgebrachte tegenstellingen en tegenstrijdigheden het hoofd wordt geboden.
Strengere leningsvoorwaarden zullen er trouwens toe leiden dat de volksklasse minder verbruikt en de crisis sneller tot uitbarsting komt. Niemand kan een duidelijke definitie geven of gemeenschappelijke kenmerken noemen van deze schema’s, die geheel zijn afgestemd op snelle winst en de wereldeconomie steeds meer in hun greep krijgen. Zij veroorzaken plutocratie en mogen uitsluitend geëxploiteerd worden door de plutocratie, die daarin wordt bijgestaan door in aankoop gespecialiseerde instellingen.
De slachtoffers van dit beleid zijn de werknemers, die zien hoe de door hun geproduceerde rijkdom zich ophoopt in de handen van een handjevol plutocraten, hoe hun spaarcenten als sneeuw voor de zon wegsmelten en hun pensioenen op de helling komen te staan.
Tekenend is het feit dat hedgefondsen en private equity zijn vrijgesteld van alle verplichtingen die werkgevers normaliter jegens hun werknemers hebben. Hetzelfde gebeurt ook met de - openbare en particuliere – pensioenstelsels die de pensioenrechten van de werknemers voor de leeuwen van het kapitaal gooien door steeds meer te participeren in deze zogenaamde beleggingsschema’s, steeds meer risico te nemen en de rechten van de werknemers te verbrijzelen.
Er zijn talloze, recente voorbeelden in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, waar rotsvaste kredietinstellingen in één dag als kaartenhuizen ineenstortten en honderdduizenden werknemers hun spaarcenten en hun pensioenen in rook zagen opgaan.
De economische crisis die momenteel de markten teistert, kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Velen zagen zowel het tijdstip als de omvang ervan aankomen. Misschien waren de nu genomen maatregelen zelfs al voorgeprogrammeerd. De werknemers die in het kapitalistische uitbuitingssysteem met hun werk en hun spaarcenten de superwinsten van de plutocratie financieren, moeten nu - als belastingbetalers - opdraaien voor de door de plutocratie geleden schade, in naam van de stabiliteit.
De werknemers en de volksklasse zijn allesbehalve overtuigd van de aangekondigde transparantiemaatregelen, die trouwens misschien niet eens toegepast kunnen worden en misschien totaal inefficiënt zullen zijn. Zij zijn niet overtuigd van de maatregelen waarmee zij voor de zoveelste keer gedwongen worden te betalen voor de redding van het kapitaal en het behoud van het uitbuitingssysteem. Zij weigeren echter te gehoorzamen en zich te conformeren aan dit systeem en aan de centrumrechtse en centrumlinkse coalities die dit systeem steunen en in stand houden. Zij strijden tegen onrecht, ongelijkheid en uitbuiting van de volkeren. Zij strijden voor radicale veranderingen en willen een systeem dat het volk de macht geeft en de belangen van de werknemers dient.
John Whittaker, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, blijkt uit dit alles niet dat we met deze grootschalige oefening op het gebied van de financiële regelgeving van de EU de plank volledig hebben misgeslagen? In haar obsessie voor witwaspraktijken en het najagen van de ongrijpbare interne markt voor financiële diensten streeft de EU de verkeerde doelstellingen na. Laten we accepteren dat er, ondanks eerdere garanties van de heer Trichet en de heer Almunia en anderen, op financieel gebied in de Europese Unie nog meer mis zal gaan en dat echte economieën in de EU door de kredietcrisis zullen worden getroffen.
Het heeft nu dus weinig zin te praten over kapitaalvereisten en wat we zullen gaan doen om dit soort dingen in de toekomst te voorkomen. We zitten met een probleem en dat probleem bestaat nu. We kunnen de Amerikanen de schuld geven, we kunnen het op de hedgefondsen steken, op de beleggingsbankier of wie dan ook, maar wat de Commissie van de heer McCreevy nu beter kan doen, is met de ministers van Financiën overleggen hoe de last het beste door alle landen kan worden gedeeld wanneer we erachter komen dat we honderden miljoenen euro’s in onze financiële instellingen moeten pompen, zoals dat nu in de VS gebeurt.
Hoe kunnen we Italië, Spanje, Griekenland en Ierland – het land van de heer McCreevy – te hulp schieten wanneer de slechte situatie daar door de crisis wordt verergerd en die landen zelf niets kunnen ondernemen doordat ze vast zitten aan de euro?
Jean-Paul Gauzès (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, dat Europese banken redelijk bestand zijn tegen de huidige crisis, komt omdat het banktoezicht in Europa – hoewel het bij lange na niet perfect is – in ieder geval serieus is. De lopende werkzaamheden aan de richtlijn kapitaalvereisten en Solvabiliteit II bieden de gelegenheid om nuttige maatregelen te nemen ter verbetering van de financiële zekerheid. Het spreekt voor zich dat het beroep van bankier risico’s met zich meebrengt, maar deze risico’s moeten in toom worden gehouden. Het belangrijkste voor bankiers is dat zij te allen tijde moeten weten welke zekerheid tegenover een bepaald risico staat. Sommige financiële actoren die niet aan de regelgeving zijn onderworpen, hebben dit simpele principe uit het oog verloren, en in hun geval volstaat zelfregulering niet meer. Derivatenmarkten zijn steeds ondoorzichtiger geworden, en handelaren hebben bij hun aan- en verkopen dusdanige risico’s gelopen, dat deze niet meer onder controle konden worden gehouden door het bestuur van de instellingen die momenteel het meeste gevaar lopen.
Om uit deze crisis te komen moet er een toezichtsysteem worden ingesteld dat vertrouwen inboezemt en het vertrouwen weer herstelt. Complete segmenten van de financiële sector vallen momenteel buiten het bereik van de toezichthoudende autoriteiten. Wie controleerde de hypotheekmakelaars die onbekommerd leningen verstrekten aan huishoudens die nooit in staat zouden zijn om deze af te lossen? Wie controleerde de investeringsbanken die de crisis nog een graadje erger maakten door slechte kredieten om te zetten in financiële producten om ze overal ter wereld te verkopen? Onder deze leemte in de regelgeving vallen ook kredietverhogers, rating-kantoren en hedgefondsen. Het is niet aanvaardbaar dat Europa op gezette tijden de gevolgen van het gebrekkige Amerikaanse financiële systeem moet ondergaan.
Wat de hedgefondsen betreft heeft de financiële ‘politie’ in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten onlangs een tijdelijk verbod uitgevaardigd op het speculeren op dalende financials, en dat is terecht! Het fiasco van sommige van deze duistere actoren zou de crisis in de gedereguleerde sector nog verder versnellen. Niet alle fondsen zijn schadelijk en sommige zijn daadwerkelijk nodig, maar wij kunnen niet toestaan dat er financiële zwarte gaten blijven bestaan. Het is nuttig en beslist noodzakelijk om deze zaken te evalueren, maar wat wij nu nodig hebben is actie! Dat is de strekking van de twee verslagen waarover wij debatteren.
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, hoewel de voorgaande spreker lid is van een andere fractie dan ik, ben ik het volkomen met hem eens: we kunnen het beheer van de financiële markten niet overlaten aan de financiële managers. Dat is alsof je de kaas laat beheren door de muizen. Zelfregulering en vrijwillige gedragscodes hebben geen enkele zin. Wat op dit moment de Europese financiële markten redt, zoals commissaris McCreevy ook al heeft gezegd, is het bestaan van regelgeving; van nationale regelgeving die werkt en die ervoor zorgt dat de financiële catastrofe in de Amerikaanse markt niet overslaat naar Europa.
Welke les kunnen we hieruit trekken? Dat Europa de Verenigde Staten niet achterna moet gaan op het gebied van financiële deregulering. Als we onze economie en ons economische en sociale stelsel willen verdedigen, moeten we regelgeving op Europees niveau ontwikkelen, maar niet de nationale regelgeving vervangen door supranationale deregulering zoals die in de Verenigde Staten heeft plaatsgevonden, en die de bestuurders van bedrijven de kans heeft gegeven zich te verrijken ten koste van arme beleggers, pensioengerechtigden en personen die van dat kapitaal afhankelijk zijn.
Daarom denk ik dat de les die we moeten leren niet is dat we moeten dereguleren, maar dat we juist het tegenovergestelde moeten doen: we moeten Europese regelgeving aannemen, over alle aspecten. Dat is de conclusie, in mijn optiek, van zowel het verslag-Rasmussen als het verslag-Lehne: de noodzaak om financiële regelgeving op Europees niveau aan te nemen.
Er wordt veel gesproken over het Europees paspoort, over het idee om bedrijven een paspoort te geven waarmee ze zich in volledige vrijheid door Europa kunnen bewegen. Maar hoe kunnen we paspoorten afgeven als we niet zeker weten dat die bedrijven in hun land van herkomst aan gedetailleerde regelgeving moeten voldoen? Dat zou gelijk staan aan smeken om een nieuwe financiële crisis op supranationaal niveau.
Het verslag-Lehne bevat enkele opmerkingen of aanbevelingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het optreden van fondsbeheerders. We moeten weten hoe deze de fondsen beheren, en vooral hoeveel winsten ze behalen met bijvoorbeeld de aan- en verkoop van aandelen. Dat is naar mijn mening van essentieel belang. Transparantie moet worden gecombineerd met een zeer strikte regelgeving, waarbij op tijd kan worden ingegrepen, zonder dat we hoeven te wachten tot de markt instort, zoals nu in de Verenigde Staten het geval is, waarna met belastinggeld alle problemen moeten worden opgelost die zijn veroorzaakt door mensen die misbruik hebben gemaakt van hun positie.
Daarom, mijnheer de commissaris, dring ik er bij u op aan om vanuit uw positie te proberen een echt communautair stelsel voor de regulering van deze sectoren op te zetten, om niet langer de weg van de zelfregulering of deregulering te volgen.
Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil de heren Nyrup Rasmussen en Lehne hartelijk bedanken voor hun belangrijke verslagen. Veel sprekers hebben er al op gewezen dat die niet op een passender moment hadden kunnen worden gepresenteerd.
De ontwikkelingen op de Amerikaanse hypotheekmarkt hebben het afgelopen jaar grote gevolgen gehad voor de gehele wereldmarkt. Slechte leningen zijn keer op keer gebundeld en doorgegeven. Kortzichtigheid en de moeilijkheid en complexiteit van veel van de nieuwe marktinstrumenten hebben geleid tot een markt die onoverzichtelijker was en die snel veranderde. Daarnaast hebben absurde beloningen voor directeuren van bedrijven het vertrouwen ernstig aangetast – ik geloof dat we het daar wel over eens zijn. Ook de wereldwijde financiële toezichthouders hebben hun samenwerking en competentie niet in voldoende mate kunnen versterken. Er zijn nieuwe instrumenten bij gekomen en het heeft ontbroken aan openheid en transparantie. Het uitgangspunt zou nu moeten zijn dat alle partijen op de financiële markt op gelijke wijze moeten worden behandeld, dat wil zeggen dat er strengere kapitaaleisen en regels moeten worden ingevoerd, ook voor hedgefondsen en private equity.
Wat het toezicht betreft, is in de discussie de behoefte aan nieuwe autoriteiten naar voren gekomen, waarbij velen – vandaag heb ik het Gordon Brown nog zien doen – hebben aangedrongen op een gemeenschappelijk Europees of zelfs wereldwijd financieel toezicht. Volgens mij geven de nog steeds bestaande grote verschillen tussen de markten reden tot nadenken, zoals wel blijkt uit de ontwikkeling in Amerika. Anderzijds hangen de markten wereldwijd met elkaar samen. Onze parlementaire commissie heeft ook gezegd dat de bestaande comités in Europa voor samenwerking inzake financiële, bank- en verzekeringsvraagstukken wezenlijk moeten worden versterkt. Hier is veel mogelijk – ook wereldwijd. Transparantie en een duidelijker toezicht zijn nodig om het vertrouwen in de financiële markt te herstellen. Ik geloof dat we het ook in dit opzicht volledig eens zijn.
De markteconomie heeft duidelijke regelgeving en spelregels nodig. Als liberaal kost het mij geen enkele moeite om voor duidelijker regels en doelmatiger wetgeving te pleiten. Daarentegen moeten we ervoor waken om wetten en regels in te voeren die de huidige problemen niet oplossen en waarin geen rekening wordt gehouden met het belang van een wereldwijde financiële markt. Wereldwijde toegang tot kapitaal leidt tot meer groeipotentieel en schept nieuwe werkgelegenheid, laten we dat niet vergeten. Europa heeft een open en doelmatige financiële markt nodig, die ook de mogelijkheid tot zelfregulering en zelfreiniging biedt.
De uitdaging is er dus in gelegen om onze systemen niet op slot te doen door overregulering zodat we noch de groei noch nieuwe crises kunnen aanpakken. Van de week raakte de financiële wereld in paniek. Laat deze paniek de wetgeving niet dicteren, in elk geval niet in dit Parlement.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, mijnheer de commissaris, dit debat vindt plaats op een moment dat de financiële markten een algemene crisis doormaken. Die crisis is het gevolg van de steeds grotere rol van financiële activiteiten in de economie, ongebreidelde speculatie en groei van financiële instrumenten en producten in de zucht naar steeds grotere speculatieve winsten. Het is weer een kenmerk van de crisis van het kapitalisme. Het was al lang duidelijk dat we opnieuw een financiële zeepbel hadden die op een dag zou barsten, niet alleen in de Verenigde Staten maar ook in de Europese Unie. De crisis is ook het gevolg van de neoliberale maatregelen die de wens van de beleggers om steeds grotere winsten te behalen hebben gesteund, het gebrek aan transparantie gestimuleerd, belastingparadijzen gecreëerd en de continuering daarvan toegelaten. In die belastingparadijzen vindt het kapitaal van de zwarte economie, oorlogswinsten en mensen- en drugshandel zijn toevlucht en wordt het witgewassen.
Het overheidsgeld dat er niet was voor het sociale beleid, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en het vermijden van de dood van miljoenen mensen, met inbegrip van kinderen die sterven door honger en gebrek aan medische basiszorg, wordt nu gebruikt om faillissementen en grotere verliezen van de financiële groepen te voorkomen. Winsten en baten waren privé en kwamen ten goede aan slechts een kleine groep beleggers en dikbetaalde managers, terwijl degenen die het gelag betalen altijd dezelfden zijn. Dat zijn de werknemers die werkloos raken en de burgers die hogere rente moeten betalen, ook hier in de Europese Unie en met name in de landen met een zwakkere economie. Kijk naar Portugal, waar lage lonen en schamele ouderdoms- en aanvullende pensioenen de regel zijn, terwijl de armoede en de werkloosheid er tot de grootste in de Europese Unie behoren. Hetzelfde geldt voor de schuldenlast van gezinnen, die ongeveer 120 procent van het bruto binnenlands product beloopt. De micro-, kleine en middelgrote bedrijven zijn in sterke mate afhankelijk van krediet, waaraan bij de stijgende rente ten gevolge van de crisis steeds moeilijker te komen valt. Daardoor neemt de crisis in Portugal, evenals in andere landen met een zwakkere economie, buitengewoon ernstige vormen aan.
Daarom zijn er direct een aantal maatregelen nodig, om te beginnen het afschaffen van de belastingparadijzen en de vertrouwelijkheid. Zonder die maatregelen is transparantie onmogelijk, maar uit de woorden van met name commissaris McCreevy valt niet op te maken dat die weg wordt ingeslagen. Wij achten dat onaanvaardbaar. In deze kritieke situatie dient eveneens een einde gemaakt te worden aan de onterechte onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank,teneinde wijziging van de doeleinden van het monetaire en financiële beleid en het nemen van grondige maatregelen ter bestrijding van de speculatie op de beurzen te verzekeren. Het is essentieel dat de prioriteit van het overheidsbeleid komt te liggen bij het geven van steun voor het scheppen van banen met rechten, de productie en armoedebestrijding, terwijl tegelijkertijd de koopkracht van werknemers en gepensioneerden wordt verbeterd en overheidsdiensten van kwaliteit bevorderd.
Nils Lundgren (IND/DEM). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, de financiële crisis werpt op dit moment een angstaanjagend licht op hedgefondsen en private equity en op andere financiële innovaties zoals structure investment vehicles, conduit en money market funds. Die zijn allemaal uitgevonden om te ontkomen aan eisen op het gebied van kapitaaltoereikendheid en transparantie, zoals wij die aan banken stellen. Er kan veel winst worden gemaakt met het kort inlenen van liquide middelen, het lang beleggen in illiquide middelen, met de inzet van een minimum aan eigen geld, maar dat is een gevaarlijke activiteit. Zoals we zien, kunnen zowel liquiditeit als solventie snel verdwijnen. Vandaar die strenge internationale regels voor banken. Nu stort het internationale systeem buiten de banken ineen. Nu zijn de hedgefondsen en private equity aan de beurt. Die hebben weinig eigen kapitaal, ze zijn highly leveraged. Private equity bevat enorme hoeveelheden leveraged buyouts, LBO’s, die bijna zonder eigen kapitaal zijn gerealiseerd. Moeten wij in deze historische situatie dan echt met deze zwakke hervormingsvoorstellen op dit gebied komen? Ik vind van niet.
Karsten Friedrich Hoppenstedt (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, we hebben van de deskundigen die het verslag hebben opgesteld alles al gehoord – mijnheer Rasmussen, mijnheer Lehne en mijnheer Lauk, hartelijk dank! U hebt voortreffelijk werk verricht dat ook in de Commissie economische en monetaire zaken op grote steun kon rekenen.
Mijnheer de commissaris, in de afgelopen drie jaar hebben we voortdurend gezegd dat we regels moeten opstellen, dat we vragen moeten stellen zoals: hoe kunnen we voor meer transparantie zorgen bij de hedgefondsen, wie adviseert de ratingbureaus, enzovoort. U komt uit Ierland en weet daarom alles van paardenraces. Als de hindernissen hoog zijn, kan het gebeuren dat de paarden terugschrikken. Met het terugschrikken voor hindernissen is het nu echter afgelopen! We moeten nu – dat hebt u immers beloofd – regels opstellen en voorstellen doen. We moeten laten zien dat we lering hebben getrokken uit al deze crises en nieuwe wegen inslaan. Dat hebt u voorgesteld. Ik hoop dat we in oktober de voorstellen daartoe van u zullen ontvangen.
Een paar dagen geleden was ik op een groot congres in de buurt van Rome. De banken waren daar natuurlijk het gesprek van de dag. Donderdag stond er in de krant: Morgan Stanley biedt hoop. Op vrijdag meldden de kranten echter: Morgan Stanley zoekt dekking. Hoe kan dat, binnen een dag? Hier ontbreekt het aan transparantie en is sprake van andere tekortkomingen. Als na Bear Stearns, Lehman Brothers en Merril Lynch nu ook deze investeringsbank in de chaos van de financiële markten ten onder gaat, moet er hoognodig worden ingegrepen om uitkomst te bieden.
Kort geleden was ik in China. De Chinezen zeiden: ons grote voorbeeld Amerika heeft gefaald. Daarom moeten wij gezamenlijk – Europa, China en andere – nieuwe wegen inslaan. Ik hoop dat we samen de kracht hebben om die nieuwe wegen te bewandelen en dat niet alleen de winnaars, maar ook de verliezers weer aan boord worden genomen.
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik weet dat de commissaris graag op paarden wedt, dus zou ik een sportieve metafoor willen gebruiken door te zeggen dat hij vandaag niet bepaald de favoriet is. Het lijkt me daarentegen een uitstekende zaak om op Poul Nyrup Rasmussen te wedden, en ik nodig u dan ook uit om van paard te ruilen, mijnheer de commissaris. Wat de heer Rasmussen zojuist heeft ontvouwd en ons heeft voorgesteld, is precies wat de Europese Unie nodig heeft. Het is niet alleen goed voor de Europese Unie, maar ook voor de rest van de wereld – en de trans-Atlantische betrekkingen die u zo na aan het hart liggen, zouden versterkt worden door een Europees initiatief op basis van de voorstellen van de heer Rasmussen.
Mijnheer de commissaris, het lijkt erop dat u naar het verkeerde debat bent gekomen. U hebt ons een overzicht gegeven van hoe de crisis vorig jaar begon, maar de kwesties waarover wij hier debatteren, zijn kwesties die onze aandacht al hadden getrokken lang voordat de crisis afgelopen augustus aan de oppervlakte kwam, want toen had de rotting al duidelijk ingezet en was de financiële wereld rijp om in te storten. Wij zijn geen ouderwetse zeurpieten die erop uit zijn om hedgefondsen of beleggingsfondsen te veroordelen of te verbieden. Wij zien alleen in dat wanneer bepaalde financiële vehikels of instrumenten zulke strategische functies vervullen op de internationale financiële markten en zo’n sleutelpositie hebben verworven, zij onderworpen moeten worden aan het algemene principe van regulering. En trouwens, de actoren in kwestie zeggen het ons zelf. Ze zeggen: “Oké, wij kunnen instemmen met regulering; we willen alleen niet gestigmatiseerd worden en we willen geen speciaal reguleringssysteem.”
Wel, dat is niet onredelijk! Wij willen dat ze geregistreerd worden, wij willen dat er toezicht op ze wordt uitgeoefend, wij willen dat ze volgens de gangbare principes worden betaald, en wij willen dat ze onderworpen worden aan de transparantieregels en de regels inzake kapitaaltoereikendheid. Dat is de realiteit. Deze structuren nemen tegenwoordig zo’n belangrijke plaats in op de financiële markten, dat ze zich niet langer aan de algemene regels mogen onttrekken. En toch is dit het punt waarop u, mijnheer de commissaris – voormalig minister van Financiën van Ierland – weigert toe te geven. Dat is de realiteit! U zegt tegen ons dat hedgefondsen en private equity niet de oorzaak van de huidige beroering zijn, maar dat de schuld bij de gereguleerde sector ligt. Ik voel mij niet geroepen om hier een lesje economie te geven, maar wij weten heel goed dat de banken vonden dat ze dergelijke risico’s konden nemen, juist omdat ze de hedgefondsen en private equity aan hun zijde wisten, die financiële producten bewerkten waardoor de neergang in de bankensector in een versnelling raakte.
Wat het verslag van de heer Rasmussen betreft, zou ik u willen verzoeken hier punt voor punt concreet op te reageren, want het bevat een aantal wetgevingsvoorstellen die ervoor kunnen zorgen dat de balans aan het eind van deze zittingsperiode gunstiger uitpakt voor deze Commissie. Ik heb geluisterd naar uw betoog, en u zei dat er grote kansen lagen om de transparantie te verbeteren. Op dit punt zijn wij het met u eens en wij verwachten dat de Commissie deze kansen benut. De sleutel om het vertrouwen onder de gewone mensen en onder de actoren op de financiële markten te herstellen, is transparantie. Het is duidelijk dat er momenteel op het gebied van hedgefondsen en beleggingsfondsen geen sprake is van transparantie. En dat is nu juist wat wij nodig hebben.
Het spreekt voor zich dat ik veel van de voorstellen uit het verslag van Poul Nyrup Rasmussen steun, maar ik zou nog een stapje verder willen gaan. Als wij het probleem werkelijk in de kern willen aanpakken, zullen wij het concept dat u de “democratie van de aandeelhouders” noemde, nader moeten onderzoeken. Wat houdt democratie van de aandeelhouders in, als het – binnen een bestek van een paar minuten of een paar dagen – mogelijk is om de banen van zo veel mensen in gevaar te brengen? Dit is echt een probleem waarmee u zich bezig dient te houden en waarover wij effectieve voorstellen verwachten. Effectenlening en -uitlening is gevaarlijk voor de werkgelegenheid in Europa, en druist in tegen de strategie van Lissabon.
Mijn laatste punt, ten slotte, is een punt dat ook door voorgaande sprekers aan de orde is gesteld, namelijk het probleem dat gevormd wordt door de offshore centra. Mijnheer de commissaris, u bent een groot voorstander van de trans-Atlantische alliantie. Laat mij u dan zeggen dat er aan de andere kant van de Atlantische Oceaan eveneens democraten zijn die zich, net als wij, sterk willen maken om de belastingparadijzen daadwerkelijk te bestrijden. Wat heeft het voor zin om heroïsche gevechten te leveren in Afghanistan of in Irak, als het kwaad op de financiële markten niet wordt aangepakt? En offshore centra zijn inderdaad een bron van het kwaad voor de financiële sector. Ook op dit punt zien wij uit naar uw voorstellen, mijnheer de commissaris.
Andrzej Wielowieyski (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, met een dergelijk falen van de financiële markten hebben we nooit eerder te maken gehad. De voornaamste oorzaak was de enorme toename van de omzet en de ontwikkeling van een nieuw systeem van winstbejag buiten het bestaande banksysteem om, zonder transparantie, doeltreffende evaluatie of toezicht. Nieuwe beleggingen en instrumenten leverden hoge winsten op maar leidden ook tot een toenemend gevaar, zelfs voor het IMF.
Het voorstel inzake transparantie en toezicht – met name van overmatige schulden – van de heer Rasmussen en zijn commissie is goed en onmisbaar, maar we moeten ook erkennen dat het advies van de Commissie juridische zaken om de marktdeelnemers volledig zelf te laten bepalen welke risico’s ze bereid zijn te lopen, zeer gevaarlijk is. De commissie heeft over het hoofd gezien dat de gemiddelde effectenbank vorig jaar een hefboomverhouding van 27 op 1 had, zonder enige regelgeving of toezicht. Bovendien hielden ze de regelgeving met betrekking tot henzelf geheel in eigen hand, en zelfs de grote geldverstrekkers hadden geen oog voor het risico dat ze namen.
Deze nalatigheid zal uitzonderlijk hoge kosten met zich meebrengen. De kosten voor Amerikanen zijn bijvoorbeeld verschrikkelijk hoog; ze bedragen ongeveer duizend miljard dollar. Er zal nog een bijkomend effect optreden: de spelers op financiële markten leren wellicht niet voorzichtiger te zijn, omdat ze ervan uitgaan dat ze op de hulp van de belastingbetaler kunnen rekenen. We hebben dus de keuze tussen het beschermen van de zo goed als volledige keuzevrijheid voor financiële spelers bij het nemen van risico’s, en het opleggen van duidelijke verplichtingen en beperkingen die ons op doeltreffende wijze beschermen tegen buitensporige schokken en die een stabiliserend effect op de financiële markten hebben.
Het standpunt van de commissaris biedt enige hoop voor de toekomst, maar ik vrees dat de Commissie voor bijzonder zware taken gesteld staat die veel meer moed vergen bij het zoeken naar nieuwe methoden en nieuwe maatregelen.
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, evenals het sociaal pakket met de negentien initiatieven waarover we de vorige keer hebben gedebatteerd, of de besluiten over Georgië in de Raad en het Parlement, bewijzen ook de twee verslagen – het verslag-Rasmussen en het verslag-Lehne – waartoe we in staat zijn wanneer we ondanks verschillen in opvatting één lijn trekken.
Ik zeg dat omdat ik blij ben dat de socialistische verkiezingsmachine, het oppervlakkige populisme en de wederzijdse beschuldigingen morgen hopelijk plaats zullen maken voor de zaak zelf, voor democratisch parlementarisme, verantwoordelijkheid voor het nemen van noodzakelijke beslissingen en een open en eerlijke confrontatie met de realiteit. Ik zeg het ook omdat de voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, de heer Schulz, in de plenaire debatten herhaaldelijk heeft geprobeerd om juist bij deze kwesties een wig te drijven tussen de fracties. Het denken in termen van goed of slecht, links of rechts en overheid of markt beantwoordt niet aan de realiteit waarin mensen leven, maar komt voort uit de ouderwetse verkiezingsretoriek van de klassenstrijd, waarvan ik hoopte dat we die in de EU achter ons hadden. Het debat van vandaag heeft dat gelukkig ook bewezen.
Het verstand heeft gezegevierd, waardoor we een realistische stap voorwaarts kunnen zetten en kunnen reageren op de financiële turbulenties en de vragen van mensen kunnen beantwoorden. We hebben te maken met een aanhoudende financiële crisis. Daarom is actie geboden. We mogen niet overgaan tot de orde van de dag. We hebben een sterkere Europese Unie nodig, meer transparantie, meer controle, meer reglementering op Europees en mondiaal niveau. We hebben op risico gebaseerd eigen vermogen nodig. We moeten ervoor zorgen dat we doen waarvoor we ons in deze verslagen uitspreken. We moeten ervoor zorgen dat alle betrokkenen meewerken aan wat we in beide verslagen vragen.
Udo Bullmann (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Karas, als ik Morgan Stanley de afgelopen dagen goed begrepen heb, zijn ze minder bang voor de wurggreep van de heer Schulz dan voor de hedgefondsen.
Mijnheer de commissaris, als één ding mij uit de discussie van de afgelopen dagen duidelijk is geworden, dan is het wel dat de Amerikanen, die veel fouten hebben gemaakt bij de aanpak van de hypotheekcrisis en de financiële crisis, het erover eens zijn dat we niet meer mogen toestaan dat een paar gokkers het hele financiële systeem uitschakelen door misbruik te maken van de lacunes in het systeem en het gebrek aan regulering. Hoelang moeten we eigenlijk nog wachten voordat niet alleen noodlijdende instellingen, maar ook gezonde instellingen aan de beurt zijn, terwijl hedgefondsen en andere fondsen op hun ondergang wedden om ze vervolgens tegen spotprijzen te kunnen opkopen.
Die speelruimte moet worden opgeheven en daarom vraag ik me af of wat u hier uiteengezet hebt, wel voldoende is. Het is niet het moment om alleen maar weer nieuwe studies te laten uitvoeren, het is niet het moment voor nog meer participerende observaties. Dit is het moment om actie te ondernemen!
Ik heb de afgelopen week een bezoek gebracht aan een bedrijf in mijn kiesdistrict, een gezond bedrijf, een bedrijf dat nieuwe materialen maakt die we nodig hebben: de vacuümsmeltoven in Hanau, in de buurt van Frankfurt. Het was lange tijd een gezond bedrijf totdat het werd overgenomen door een Amerikaanse investeerder. De schulden van de overname drukken op het personeel en op het bedrijf. Intussen probeerde het bedrijf de cao op te zeggen, maar het werd door een harde staking gedwongen om de cao te handhaven. Willen we dat dit overal in Europa gebeurt? Vinden we dat de kracht van de Europese economie gebaseerd moet zijn op dit soort conflicten of worden we weer verstandig en vullen we de lacunes in de regelgeving op met Europese wetgeving?
Dat is wat er op de agenda staat. Mijnheer de commissaris, ik heb in de afgelopen negen jaar in het Parlement nog geen debat over economisch beleid meegemaakt waarin zo eensgezind wordt aangedrongen op maatregelen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Dames en heren, zes jaar geleden zijn we begonnen met de algemene harmonisering van de boekhoudkundige regels en de mededinging in de Europese banksector. Nergens ter wereld is de grensoverschrijdende financiële integratie zo verstrekkend als hier. Financiële waarnemers wijzen er echter al langere tijd op dat de Europese Unie absoluut ontoereikend toegerust is om doeltreffend op te treden ingeval van grensoverschrijdende crises die samenhangen met de almaar toenemende wederzijdse afhankelijkheid van de Europese banken en hun verbondenheid met de wereldwijde financiële markten. De Europese Centrale Bank is er tot nog toe in geslaagd om te zorgen voor financiële stabiliteit in de eurozone, maar doordat het nationale toezicht zo enorm versplinterd is, kan de aanstaande grensoverschrijdende bankcrisis niet doeltreffend worden aangepakt. Er is dus centraal toezicht nodig. Echter, in plaats van met een almachtige financiële toezichthouder op de proppen te komen, kunnen we beter zorgvuldig afbakenen aan welke specifieke voorwaarden ingrepen van een pan-Europese toezichthouder voldoen moeten. Het huidige staatsingrijpen bij investeringsbanken, zoals bij AIG, doet vrezen dat er een precedent ontstaat die banken in de toekomst zal aanzetten tot onverantwoord gedrag.
Daarom ben ik de stellige mening toegedaan dat de toezichthoudende mechanismen die we tot stand brengen de managers van investerings- en hedgefondsen ervoor moeten behoeden dat ze de operationele risico’s en systeemrisico's verkeerd inschatten. Zo dienen hedgefondsen en private-equityfondsen langlopende investeringen niet langer meer te mogen financieren met kortlopende leningen en dienen ze niet langer meer zonder een op het risicoprofiel van hun activiteiten gebaseerd minimaal basiskapitaal te mogen opereren. De manier waarop in de VS, maar ook in Groot-Brittannië en Spanje, hypotheken gefinancierd werden, wijst erop dat de Europese financiële markten fundamenteel bij zichzelf te rade zullen moeten gaan, iets waarvoor het naar ik vrees echter al een minuut over twaalf is. Zelfs wanneer de Europese Commissie morgen met concrete bindende wetgeving komt, zal de uitvoering ervan al niet meer rustig en weloverwogen plaats kunnen vinden, maar zal dat gebeuren in een turbulente en misschien zelfs wel hysterische sfeer. En dan is het nog maar de vraag of de Raad er überhaupt wel aan zou willen.
Kristian Vigenin (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, laat me eerst zeggen dat het heel uitzonderlijk is dat een Europese instelling handelt voordat een probleem zich voordoet in plaats van erna. En we hebben het over een enorm probleem waarvan de werkelijke gevolgen de komende maanden pas duidelijk zullen worden.
Dankzij de inspanningen van de rapporteur, Paul Rasmussen, is de regelgeving inzake hedgefondsen en private equity vanuit de marge verschoven naar het middelpunt van de aandacht van de financiële deskundigen en beleidsmakers. Het was de Europese Sociaal-democratische Partij die de noodzaak van betere regelgeving inzake de activiteiten van hedgefondsen en private equity aan de orde stelde. We deden dat omdat al het Europese beleid afhankelijk is van langetermijninvesteringen, wat vraagt om langetermijnfinanciering. We deden het omdat het ons voornaamste doel moet zijn duurzame groei en werkgelegenheid te garanderen, voorspelbaarheid en langetermijnplanning mogelijk te maken voor gezinnen en bedrijven.
Ik dring er bij alle Parlementsleden op aan het verslag, dat is goedgekeurd door een grote meerderheid van de Commissie economische en monetaire zaken, te steunen. Dit is een grote stap voor het Parlement, aangezien we de Commissie gaan vragen om een aantal wetgevingsmaatregelen, gericht op het vergroten van de transparantie en de financiële stabiliteit.
Dit is geen eenvoudig debat. Het is waar dat dit verslag een veel kleinere draagwijdte heeft dan we aanvankelijk beoogden. Tegelijkertijd staan we op het punt meer te bereiken dan een paar maanden geleden mogelijk leek. De recente ontwikkelingen op de financiële markten bewijzen ons gelijk.
Commissaris, we zullen het u niet verwijten als u besluit preventief te handelen en in uw wetgevingvoorstellen verder gaat dan het Europees Parlement van u verwacht. Het is nu niet het juiste moment voor wedijver op het gebied van regelgeving – aangezien overdadige regelgeving niet beter is dan gebrek aan regelgeving – maar het wordt hoog tijd om te handelen en dat weet u.
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, niet alleen de gebeurtenissen van de afgelopen maanden en zelfs weken, maar ook de inspanningen die door een aantal landen en regio's zijn geleverd, bevestigen het toenemende belang van transparantie, zowel voor afzonderlijke bedrijven als voor de ontwikkeling van de economieën van bepaalde landen.
Het globale karakter van deze sector staat de rechtstreekse regulering van de activiteiten van hedgefondsen in de weg. Een andere belemmering betreft de mogelijkheid voor fondsen om hun zetel naar een ander land te verplaatsen en zo de geldende nationale regelgeving te omzeilen. Dit is de voornaamste reden waarom alle internationale instellingen die met hedgefondsen te maken hebben, proberen de activiteiten van de fondsen te beïnvloeden via hun relaties met entiteiten die wel aan regelgeving onderworpen zijn, vooral banken.
De problemen van transparantie in de Europese Unie houden in de eerste plaats verband met de convergentie en harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten. De probleemgebieden met betrekking tot transparantieaspecten kunnen als volgt worden samengevat: het vaststellen van uniforme normen voor de informatie die wordt verstrekt door ondernemingen die hun aandelen op de beurs verhandelen; het vennootschapsrecht en corporate governance aangaande de kwestie van de collectieve verantwoordelijkheid van instellingen voor de informatie die in de financiële verslagen van ondernemingen wordt opgenomen; het versterken van de rol van de onafhankelijke leden in raden, het invoeren van normen voor de oprichting van commissies binnen raden; het bekendmaken van informatie over de vergoeding van leden van raden en van raden van bestuur; en het garanderen van een betere bescherming voor investeerders.
De invoering van uniforme regelingen en het scheppen van betere voorwaarden voor de activiteiten en de verspreiding van hedgefondsen in de Europese Unie zouden een positieve impact kunnen hebben op hun ontwikkeling in Europa. De invoering door afzonderlijke landen van eigen, op zich staande regelingen in verband met deze fondsen is daarentegen niet bevorderlijk voor de totstandbrenging van een eengemaakte interne Europese markt. De vaststelling van gemeenschappelijke en transparante beginselen zou de verspreiding van deze fondsen aanzienlijk vergemakkelijken.
Volgens de Europese Commissie, die het verzoek heeft ontvangen om de kaderbeginselen in verband met niet-geharmoniseerde producten als hedgefondsen te herzien met het oog op de vorming van een pan-Europese markt, zijn er geen duidelijke argumenten die voor het opstellen van een EU-regeling inzake hedgefondsen pleiten. De Commissie heeft het volkomen bij het verkeerde eind! Ik sluit me aan bij de rapporteur, die de Commissie oproept om met een wetgevingsvoorstel te komen aangaande de transparantie van hedgefondsen en private equity.
Andrzej Jan Szejna (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen feliciteer ik Poul Nyrup Rasmussen met zijn verslag op basis van een zeer grondige analyse en zijn gedegen kennis van de financiële markten.
Beide soorten alternatieve financiële instrumenten die ter tafel liggen, hebben in een groeiend aandeel in de activa op de wereldmarkt en dragen bij aan het scheppen van werkgelegenheid.
In het licht van de financiële crisis die we de laatste tijd met grote bezorgdheid gadeslaan en zonder succes proberen te bestrijden, is het belangrijkste wat we kunnen doen de financiële stabiliteit garanderen.
Volgens mij kunnen we de financiële stabiliteit en ook de eerlijke concurrentie tussen de marktdeelnemers op de meest doeltreffende manier vergroten door het toezicht op de juiste niveaus te verbeteren en de transparantie te vergroten zonder het model op basis van innovatieve marktstrategieën te schaden.
Sommige normen op het gebied van de financiële markten die direct en indirect op hedgefondsen en private equity van toepassing zijn, overstijgen het nationale en Europese niveau. Toch moeten we streven naar een samenhangende, niet-discriminatoire en consistente tenuitvoerlegging en toepassing van die juridische regelingen. Om deze reden ben ik het volledig eens met de aanbevelingen van het Europees Parlement, bedoeld voor de Commissie, gericht op meer actie en passende wetgevingsvoorstellen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Ik wil rapporteur Rasmussen gelukwensen en ik ben van mening dat de aanbevelingen in de bijlage van zijn verslag bijzonder belangrijk zijn. De hedgefondsen en private-equityfondsen zorgen voor het kapitaal dat nodig is om te voldoen aan de vraag naar financiering van langetermijninvesteringen en van innovatieve, vaak zeer riskante projecten. Hun werkwijze is echter minder gereglementeerd dan het bancaire systeem. Voor de stabiliteit van de financiële markten is passende transparantie nodig, en er dienen speciale maatregelen te worden genomen om een buitensporige schuldenlast te voorkomen.
In de laatste tien jaar hebben de pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen een derde deel van de door private-equityfondsen verzamelde bedragen geleverd. Ik ben van mening dat met name ten aanzien van de pensioenfondsen meer transparantie nodig is, zodat deze de risicograad van de verschillende investeringen met nauwkeurigheid kunnen beoordelen. Ik attendeer op het feit dat hedgefondsen en private-equityfondsen gebaseerd zijn op een strategie van groei op een kortere termijn dan de duur van de investeringen waar Europa behoefte aan heeft.
Antolín Sánchez Presedo (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, de financiële crisis heeft aangetoond dat de verschillende financiële actoren onderling met elkaar verbonden zijn. Hun gedrag heeft de financiële markten aangetast, maar ook de reële economie: de groei en de werkgelegenheid.
Open, concurrerende en betrouwbare markten ontstaan niet vanzelf: dat laat het Europese voorbeeld zien. De kwetsbaarheid van de financiële markten vereist bovendien dat er politieke actie op Europees en internationaal niveau wordt ondernomen.
Het moet duidelijk zijn dat innovatie niet betekent dat de oude praktijk van het privatiseren van de winsten en het socialiseren van de verliezen kan worden geïmiteerd en dat diversificatie niet betekent dat de kosten van de besluiten die door maar weinigen worden genomen op de hele samenleving worden afgeschoven.
De Europese Unie mag niet met de armen over elkaar blijven toekijken hoe deze crisis zich ontwikkelt. De rapporteur, de heer Rasmussen, heeft het initiatief genomen en de visie gehad om voor te stellen dat hedgefondsen en private equity, waarvan de activa 4,5 procent van het mondiale bruto product vertegenwoordigen, zich niet aan hun verantwoordelijkheid tegenover de samenleving mogen onttrekken en moeten worden onderworpen aan regelgeving en intelligent toezicht. Ik feliciteer hem daarmee en ik steun hem, en datzelfde geldt voor rapporteur Lehne en zijn verslag over transparantie.
Costas Botopoulos (PSE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, bij dit grote, en helaas actuele vraagstuk wil ik slechts één vraag behandelen: is er een rechts en een links antwoord op dit vraagstuk? Is er een rechtse en een linkse uitweg uit deze crisis? Velen zouden zeggen – en sommigen hebben dat vandaag ook gezegd – dat het antwoord ‘nee’ is, dat wij het over dergelijke technische en financiële vraagstukken allemaal met elkaar eens moeten zijn.
Meestal zitten degenen die dit zeggen rechts, maar afgezien daarvan wil ik zeggen dat de scheidslijnen hier glashelder zijn, zoals ook heel duidelijk blijkt uit de verslagen. Wat is de linkse invalshoek? De linkse invalshoek is dat de markt niet alles op eigen houtje kan regelen en behoefte heeft aan overheidsregulering. Regulering betekent eventueel ook dat er verboden moeten komen. Waarom denken wij niet terug aan hetgeen enige tijd geleden in het verslag-Katiforis stond, namelijk dat de agentschappen voor de beoordeling van de kredietwaardigheid zich alleen mogen bezighouden met beoordelingen, en dat zij alle andere activiteiten die zij verrichten, moeten staken, dat transparantie belangrijk is niet voor de markten maar voor de burgers. Hierbij mogen wij ook niet uit het oog verliezen dat op de pensioenfondsen speciaal toezicht moet worden verricht.
Dan tot slot nog dit: het is van cruciaal belang dat de overheid niet optreedt als het kalf al verdronken is, zoals nu in Amerika gebeurt en waarvoor het Amerikaanse volk betaalt, maar op het juiste tijdstip, om de crisis te voorkomen.
Manuel António dos Santos (PSE). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het volledig eens met hetgeen hier is gezegd over het juiste moment waarop dit uitstekende verslag van Poul Rasmussen is gepresenteerd. Het verslag zou nog opportuner geweest zijn, als het politiek gezien mogelijk was geweest het zes jaar geleden te presenteren en ik denk dat Poul deze zienswijze deelt. Zes jaar gelden heeft een aantal van ons geprobeerd regelgeving voor hedgefondsen in het Europees Parlement aan de orde te stellen. De meerderheid, bestaande uit de Liberalen en de Europese Volkspartij, heeft toen systematisch belet dat de Sociaal-democratische Fractie de kwestie inbracht bij de verschillende debatten.
Vandaag beleven we een crisis die, zoals commissaris Almunia zei, structureel is. We weten niet waar deze crisis zal eindigen en we mogen onze ogen er niet voor sluiten. Het standpunt dat commissaris McCreevy hier heeft ingenomen, kunnen we niet aanvaarden. Wij moeten een proactieve houding aannemen en breken met het systeem van financieel bestuur dat de Europese en wereldeconomie de afgelopen tijd heeft geregeerd. Ik meen dat de Commissie bereid is die houding aan te nemen, gezien de woorden die commissaris Almunia hier heeft gesproken. Dat stelt Poul in zijn verslag voor en de Commissie heeft de plicht – ik herhaal: heeft de plicht – deze voorstellen aandachtig te bestuderen en op de voet te volgen.
Mia De Vits (PSE). - Voorzitter, mijnheer de commissaris, de mensen zijn ongerust over wat er met hun spaargeld gebeurt, maar het lijkt u weinig te deren. Werknemers werden aangespoord om buitenwettelijke pensioenen te nemen, het was zogezegd veiliger en efficiënter dan de overheidspensioenen. Wel, hun geld steekt vandaag in de pensioenfondsen, maar zij zijn vandaag van niets meer zeker.
Wat er nu gebeurt is een streep door de rekening van diegenen die geloven in het ongebreidelde vrije marktmechanisme. En u bent zo een vrije markt-believer. Waar de zaken kunnen worden voorzien, moeten wij niet te veel regelen, zei u vorig jaar in dit parlement, en vandaag zegt u nog altijd hetzelfde. Wel, het is nooit te laat om van idee te veranderen. Want wat moet er volgens u nog meer gebeuren om preventief op te treden? Jarenlang zullen de gevolgen zichtbaar zijn van het niet tijdig optreden. Voorkomen is beter dan genezen.
John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat de commissaris het ermee eens is dat blanco verkoop het nieuwe spook is. Ik zou de commissaris willen vragen een onderzoek in te stellen waarin het vóórkomen van blanco verkoop in het geval van HBOS wordt afgezet tegen de verkoop door long-only-beleggers – pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, particuliere beleggers en hun fondsbeheerders – en het klakkeloos opnemen van tegoeden door bange bankcliënten en andere banken. Ik stel voor dat we eerst de feiten op een rij zetten voordat we een overhaaste en mogelijk opnieuw onjuiste conclusie trekken.
Aan het verslag van de heer Rasmussen heeft onze Fractie toevallig een grote bijdrage geleverd. In zijn toespraak voerde de heer Rasmussen HBOS en Northern Rock aan als redenen waarom meer regulering noodzakelijk is, maar HBOS en Northern Rock waren banken, geen hedgefondsen of private equity, en vielen volledig onder het strenge bestaande regelgevingssysteem voor banken, waaronder wettelijke kapitaalvereisten. Is het niet ironisch dat de crisis is ontstaan en zich kon verspreiden in wat naar verluidt het sterkst gereguleerde deel van de financiële sector is? Wacht u voor Sarbanes-Oxley!
Victor Boştinaru (PSE). - (RO) Soms zijn wij, vooral politici, verstrikt in dogmatisme, met catastrofale gevolgen. Een paart jaar geleden zouden de aanhangers van het liberalisme, met name van het neoliberalisme, de recente gebeurtenissen in Washington voor onmogelijk hebben gehouden, en ook totaal afkeurenswaardig vanuit het oogpunt van hun doctrine, en toch is het gebeurd. In de huidige context van globalisering zijn de gevolgen snel merkbaar, en ze treffen ieder land en iedere economie. Het verslag-Rasmussen stelt dat wij, de Europese Unie, in actie moeten komen, en ik ben ervan overtuigd dat het Europees Parlement door middel van zijn stemming de Europese Commissie zal oproepen om het hoofd te bieden aan deze uitdaging, die niet het leven van slechts enkelen beïnvloedt, maar dat van de bevolking van de hele Europese Unie – en ik ben er ook van overtuigd dat de Commissie dat zal doen.
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, enige tijd geleden hebben we een verhit debat gevoerd over investeringsbanken. De investeringsbanken zijn nu van het toneel verdwenen en we hebben een goed gevoel over de huidige regels voor de banksector. Hetzelfde geldt voor de hedgefondsen. Hedgefondsen zijn in het huidige klimaat niet houdbaar meer en ik denk dat we voor alle beleggingsfondsen gewoon dezelfde regels moeten toepassen in plaats van specifieke regels voor hedgefondsen. Met deze regels, mijnheer Rasmussen, hinderen we de herstructurering van de financiële sector en zullen de verliezen zich opstapelen. Dat betekent dat u uiteindelijk niet in staat zult zijn bescherming te bieden aan de gewone mensen die u wilt beschermen.
Charlie McCreevy, Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een van de laatste sprekers heeft ter ondersteuning van zijn betoog aangevoerd – al ben ik er zeker van dat het niet zijn bedoeling is geweest dat ik zijn argument tegen hem gebruik – dat mensen zich niet moeten laten verblinden door hun eigen dogmatisme.
De moeilijkheid in dit debat is het vinden van een evenwichtige oplossing voor de problemen die we nu hebben. Over het algemeen wordt in het verslag, dat in belangrijke mate is gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke ideeën van de heer Rasmussen, naar mijn mening een echte poging gedaan om een evenwichtige oplossing voor dit hele gebied te vinden. Maar veel deelnemers aan het debat hier in dit Huis willen een onevenwichtige oplossing, en dat weerspiegelt niet wat er in het verslag stond.
Enkele sprekers – met name sprekers met één bepaalde visie – zien de huidige financiële beroering en de problemen die er zonder twijfel zijn, als de grote kans om alles kapot te reguleren, en het grote gevaar, zowel op nationaal niveau als – en vooral – op Europees niveau, is dat deze kwestie op zeer onevenwichtige wijze zal worden aangepakt. Ik denk dat de heer Purvis het bij het rechte eind had toen hij zei dat de opperste ironie van deze financiële crisis is dat het juist de meest gereguleerde sector is, namelijk het bankwezen, die zichzelf en ons in grote problemen heeft gebracht, en dat het absoluut niet de activiteiten van private-equityfondsen of hedgefondsen zijn die geweest die deze problemen hebben veroorzaakt. Veel van deze fondsen hebben zelfs aanzienlijke verliezen geleden als gevolg van de ontwikkelingen die op andere gebieden hebben plaatsgevonden.
De opmerking van de heer Purvis dat we moeten kijken in hoeverre het “short” gaan heeft bijgedragen aan het ter ziele gaan van enkele van deze instellingen, tegenover wat het van de hand doen van langetermijnbeleggingen door langetermijnbeleggers hieraan heeft bijgedragen, zal ik zeker ter harte nemen. Ik vermoed dat de heer Purvis het antwoord bijna even goed weet als ik, en dat is dat het van de twee door hem genoemde categorieën niet de “short sellers” zijn die het probleem op dit gebied vormen, maar de langetermijnbeleggers, die terecht langetermijnposities hebben afgebouwd omdat ze vonden dat bepaalde instellingen geen gezonde fundamenten meer hadden.
Dat moge zo zijn, maar ik denk dat de verslagen-Rasmussen en -Lehne, zoals ze voor ons liggen, de neerslag zijn van serieuze pogingen om op een evenwichtige manier naar al deze punten te kijken. En daartoe ben ik bereid. Nu al een aantal maanden – bijna een jaar inmiddels – heb ik te kennen gegeven dat ik iets ga doen op het gebied van de kredietbeoordelingsbureaus. Al in november/december vorig jaar ben ik daarmee begonnen door het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) schriftelijk een aantal vragen te stellen, waarna ik uiteindelijk dit jaar verslagen van hen heb ontvangen. Datzelfde geldt voor de Europese deskundigengroep voor effectenmarkten (EDEM) en andere organen. En nu ik dat allemaal heb ontvangen, zal ik het Parlement en de Raad binnen enkele maanden een voorstel doen toekomen. De kredietbeoordelingsbureaus worden in deze zin ook genoemd in het verslag-Rasmussen.
Ik ben ook al meer dan een jaar bezig om te proberen iets van orde te scheppen in het idee van colleges van toezichthouders of betere regelgeving voor grensoverschrijdende financiële instellingen.
Iedereen die dit debat heeft gevolgd is zich er zeer van bewust dat er geen universele overeenstemming tussen de lidstaten bestaat, of iets dat daar zelfs maar bij in de buurt komt. Het voorstel dat op dit moment in behandeling is bij de Commissie economische en monetaire zaken, onder het rapporteurschap van Peter Skinner, namelijk de Solvency II-richtlijn, en de ideeën die ik daarin naar voren heb gebracht over grensoverschrijdend toezicht op verzekeringsmaatschappijen, en ook de grote vooruitgang op het gebied van toezicht die dat met zich meebrengt, zijn op verzet van een groot aantal lidstaten gestuit, evenals op verzet van een groot aantal leden van dit Parlement die de opvattingen van de toezichthouders in hun eigen lidstaat vertolken. En hoewel er in dit Huis over het algemeen wordt gevraagd om beter grensoverschrijdend toezicht, krabbelen veel afgevaardigden terug als puntje bij paaltje komt en de vraag aan de orde is wat ik moet doen om een meer samenhangend grensoverschrijdend toezicht te krijgen: dan vertegenwoordigen ze vaak ineens weer hun nationale standpunten.
Dus laten we in dit debat en in al deze debatten eerlijk zijn.
Op het gebied van de Richtlijn Kapitaalvereisten, zoals iedereen zal weten die dit volgt in de Commissie economische en monetaire zaken, hebben we bij het tot stand brengen van de richtlijn gezegd dat we enkele punten die in deze richtlijn niet geregeld waren in het najaar van 2008 zouden opnemen in een gewijzigde Richtlijn Kapitaalvereisten. Dat is ruim een jaar geleden, achttien maanden zelfs.
Vervolgens hebben we daar andere gebieden bijgevoegd, zoals het grensoverschrijdend toezicht op financiële groepen, waarover we enkele maanden geleden eindelijk iets van conclusies hebben ontvangen van de Raad Ecofin, en heb ik aangegeven wat ik van plan was te doen met betrekking tot het verstrekken-verpakken-verkopen-(“originate-to-distribute”)-model. Dat komt sterk in de buurt bij wat ik een paar maanden geleden heb gezegd over wat ik wil doen, en ik heb daarvoor enkele voorstellen gedaan; ook in het verslag van de heer Rasmussen worden hierover enkele opmerkingen gemaakt die min of meer overeenkomen met de ideeën die ikzelf op dit gebied heb. Maar ik kan u dit vertellen voordat dit voor behandeling aan de betrokken commissie wordt gezonden: veel leden van het Parlement – als we kunnen afgaan op het verleden – zullen het strandpunt van hun eigen lidstaat verwoorden, en dat sluit bepaald niet aan op wat ik daar naar voren heb gebracht.
Dus de praktijk zal het moeten uitwijzen. Het heeft geen zin om het verslag van de heer Rasmussen op dit punt te steunen als de leden van het Parlement vervolgens, wanneer het Parlement specifieke vragen krijgt voorgelegd in de vorm van een voorstel – dat ik in de komende maanden ook zal indienen, zoals ik een aantal maanden geleden al heb aangekondigd – de eigen nationale standpunten uit gaan dragen, die weer de opvattingen van hun eigen banken en hun eigen regeringen weerspiegelen. Dan is dat niet noodzakelijkerwijs een heel goed idee.
Ik pleit opnieuw voor een rationele aanpak, en op zijn minst voor enige samenhang. Ik heb groot respect voor de opvattingen van de mensen die hier consistent in zijn en zeggen: “Ik denk niet dat dit een heel goed idee is”, en die consequent zijn en dat ook in het Parlement zeggen en ook aan dat standpunt vasthouden in de commissie.
Maar waar ik problemen mee heb, zijn mensen die in grote lijnen voorstander zijn van enige vooruitgang op enkele van de genoemde gebieden en dan, wanneer er een specifiek voorstel op tafel komt, terugkrabbelen en zich min of meer tot vertolker van de opvattingen van hun eigen lidstaat of van instellingen van hun eigen lidstaat maken.
Maar dit is waarschijnlijk de mondiale hoofdstad van de lobbyindustrie. Ik heb in de loop der jaren verschillende cijfers gehoord over het aantal lobbyisten dat hier rondloopt en het aantal lobbyisten op Capitol Hill in Washington, maar het staat wel vast dat het verschil tussen die twee cijfers niet groot is.
Dus ik ben benieuwd, wanneer enkele van de ideeën die ik naar voren breng, die ik al enige tijd geleden heb aangekondigd en die nu in het publieke domein terecht zijn gekomen (er hebben raadplegingen over plaatsgevonden, de kranten hebben er over geschreven en iedereen kent wel enkele van de voorstellen die ik op de genoemde terreinen heb gedaan), op de zeer korte termijn aan de leden van het Parlement zullen worden voorgelegd, of alle afgevaardigden die zich zo nadrukkelijk hebben uitgesproken voor veranderingen in brede zin, consequent zullen zijn als het op specifieke voorstellen aankomt en de voorstellen zullen steunen.
We hebben nadrukkelijk kennis genomen van de punten die in het verslag-Rasmussen en het verslag-Lehne naar voren zijn gebracht. Zoals ik heb beloofd in mijn eerdere opmerkingen, zullen we hier in de context van de kaderovereenkomst in detail op reageren. De heer Rasmussen heeft me gevraagd of dat voor het eind van dit jaar zal zijn – ik geloof dat hij enkele maanden geleden zei dat we hopelijk voor het eind van het jaar zouden kunnen reageren – en ik heb hem beloofd dat we dat zullen doen.
Maar in reactie op de geachte afgevaardigde die zei dat we ons niet moesten laten verblinden door ons eigen dogmatisme, zeg ik dat hij misschien verwijst naar die andere visie op het probleem. Ik vraag de afgevaardigden in dat gedeelte van dit Huis om zichzelf ook niet te laten verblinden door hun eigen dogmatisme.
Poul Nyrup Rasmussen, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega’s en ook de commissaris bedanken voor dit debat.
Voordat ik wat mij betreft dit debat over het verslag afrond, wil ik tegen mijn collega de heer Purvis zeggen dat het klopt dat we regelgeving voor de banken hebben, maar dat we geen regelgeving hebben voor de producten die al deze problemen hebben veroorzaakt, en dat we geen regelgeving hadden om te voorkomen dat er zo veel activa buiten de balans konden worden plaatsen als is gebeurd. Dus, mijnheer Purvis, het antwoord is dat we betere regelgeving nodig hebben en dat we ook voor de producten regelgeving nodig hebben.
Ik wil tegen mevrouw Starkevičiūtė zeggen, om misverstanden te voorkomen, dat ik het niet heb over het reguleren van de entiteit, maar over het reguleren van het gedrag. We weten dat in het echte leven hedgefondsen en private-equityfondsen vaak hun juridische structuur veranderen, daar zijn veel voorbeelden van – investeringsbanken hebben zelf private-equityactiviteiten verricht. Dus het is gedrag dat we moeten veranderen, en dat is de kern van dit verslag.
Ik wil tegen commissaris McCreevy zeggen dat er één fundamenteel punt is – dat niets te maken heeft met dogmatisme of iets dergelijks – dat ik tegenover u wil benadrukken, en dat is dat in de eerste paragraaf van het verslag wordt onderstreept dat de regelgeving alle financiële actoren moet omvatten. Het fundamentele doel van dit verslag, en dat is voor het eerst in de geschiedenis van de wetgeving van de Europese Unie, is dat er een gemeenschappelijke, alomvattende regeling komt op basis van de filosofie van een gelijk speelveld, waar niemand van wordt uitgesloten, maar dat een regelgeving kent die alle financiële actoren omvat. In het verslag wordt daar expliciet aan toegevoegd: “waaronder hedgefondsen en private equity”. Laat ik u vertellen, commissaris McCreevy en de rest van het Europees Parlement: ja, ik ben het met u eens, maar niet als het over hedgefondsen en private equity gaat. Waar hebben we het hier over? We discussiëren nu al drie jaar met u over de vraag of private equity en hedgefondsen onder de regeling moeten vallen of niet. Vóór de financiële crisis zei u dat dit niet nodig was: ze reguleren beter dan enige overheid, dus laat ze hun werk doen. Nu zegt u dat ze geen aandeel hebben gehad in het ontstaan van de financiële crisis, dus dat we hedgefondsen en private equity niet hoeven te reguleren.
Mijnheer de commissaris, u hebt een opmerking gemaakt over lobbyisten hier in het Europees Parlement. Ik kan u bevestigen dat veel hedgefondsen, lobbyorganisaties en private-equityfondsen hier elke dag zijn, elke avond, elke keer. Maar ik denk dat dit Huis er nu op moet aandringen dat de Commissie – u dus – voor het eind van het jaar moet komen met een alomvattende regeling; dat is de eerste paragraaf, die alle financiële actoren omvat.
(Applaus)
Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de transparantie is zo groot dat de goed betaalde ratingbureaus, de nog beter betaalde bankdirecties en de minder goed betaalde toezichthouders niet meer wisten wat er aan de hand was. Zo groot is de transparantie! Dat we moeten ingrijpen is evident en behoeft geen verdere toelichting.
Mijnheer de commissaris, u ging ook even in op de rol van de short sellers. Het gaat er niet om of de short sellers er zelf uiteindelijk bij inschieten. Het gaat erom wat zij ontketenen en welke schade daardoor kan ontstaan. Het gaat dus eigenlijk om de gevolgen voor anderen! Dat is ook precies de reden waarom de toezichthoudende autoriteiten van een hele reeks landen intussen hebben gereageerd.
Zoals door verschillende sprekers is gezegd gaat het inderdaad ook om de gewone man, om de pensioentrekker en de belastingbetaler. Ik wijs er nogmaals op dat we bezig zijn met het nationaliseren van verliezen, en dat kan niet de bedoeling zijn.
Mijn verslag bevat evenals het verslag van de heer Rasmussen een groot aantal zeer concrete voorstellen. In mijn geval gaat het met name om kwesties op het gebied van het vennootschapsrecht. Die punten kunnen op relatief eenvoudige wijze in voorstellen worden vervat en worden uitgevoerd. In feite hoeft men slechts de bestaande regels aan te vullen. Het is ook helemaal niet de bedoeling welk hedgefonds dan ook te discrimineren.
We hebben op het ogenblik in Europa te maken met een situatie – dat staat buiten kijf – waarin deze alternatieve financiële instrumenten weliswaar voor een deel door nationale voorschriften zijn gereguleerd, maar vaak wel op heel verschillende wijze. Het is zeker zinvol om alles onder te brengen in één Europese financiële markt en uniform te regelen. Het is volgens mij zinloos en zonde van de tijd om nu weer adviezen in te winnen. Zoals de heer Rasmussen zei, praten we hier nu al drie jaar over; het Parlement beschikt over deskundigenverslagen, de Commissie heeft zich ermee beziggehouden en we hebben er hoorzittingen aan gewijd. Het is nu tijd voor concrete maatregelen. De situatie vraagt daar ook om.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de staatsinvesteringsfondsen. Ik ben het volledig met u eens. We hebben staatsinvesteringsfondsen nodig en op termijn ook investeringen van staatsfondsen uit andere landen, uit landen buiten de EU, omdat het anders op den duur waarschijnlijk onmogelijk wordt om de infrastructurele uitgaven in Europa te financieren. Op dit punt kunt u rekenen op de steun van de Commissie juridische zaken. Het houdt echter niet direct verband met het onderwerp dat we vandaag bespreken. Initiatieven van de Commissie op dit terrein hebben wij altijd gesteund en dat zullen we blijven doen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Corina Creţu (PSE), schriftelijk. – (RO) Het is onmiskenbaar dat het gebrek aan transparantie van hedgefondsen en private-equityfondsen de huidige economische crisis enorm hebben versterkt. Het is een van de elementen die hebben geleid tot onder andere de huidige onmogelijkheid om de balans van tegoeden en schulden van vele financiële instellingen correct te bepalen. Jarenlang hebben deze financiële instellingen economieën kapotgemaakt, agressieve overnamecampagnes gevoerd, met veronachtzaming van niet alleen de economische gevolgen op de lange en middellange termijn, maar ook van de maatschappelijke gevolgen van hun activiteiten. Slechts geboeid door het vooruitzicht van winsten op korte termijn, hebben zij hele bedrijven uiteengetrokken en in losse delen verkocht, hebben zij nationale economieën verstoord en met geldmarkten gespeeld, dit alles met een totaal gebrek aan transparantie en regels. Het is duidelijk dat deze fondsen gereglementeerd moeten worden en dat een adequaat transparantieniveau moet worden verzekerd. Dit is niet alleen noodzakelijk voor de stabiliteit, de gezondheid en het goed functioneren van de financiële markten, maar ook voor het reduceren van de risico’s voor financiële markten in een aanvangsfase, in ontwikkelingslanden, die nog van stabiliteit verstoken zijn. . Deze crisis heeft bewezen hoe gevaarlijk de gevolgen van een laissez-faire-beleid zijn en hoe belangrijk het is dat wij in de toekomst de transparantie van financiële activiteiten garanderen.
Daniel Dăianu (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik prijs de rapporteur voor de volhardende manier waarop hij zich met dit onderwerp heeft beziggehouden, ondanks hevige tegenstand vanuit diverse gevestigde belangengroepen. De dieper wordende financiële crisis heeft structurele oorzaken, die verband houden met een exorbitante uitbreiding van financiële transacties gedurende het laatste decennium, die gebaseerd waren op een gebrekkig waarborgingssysteem, op het roekeloos aangaan van risico’s, op het instorten van normen en waarden, en op gebrek aan begrip van systeemrisico’s. Het probleem van met name hedgefondsen is dat zij bijdragen aan toenemende systeemrisico’s. De bewering dat het geld van investeerders op het spel staat, is slechts een zeer klein deel van het hele verhaal. Zeer hoge kredietspeculatie en een focus op kortetermijnopbrengsten zorgen voor steeds meer excessen. Maar wat nog erger is, is dat de speculatieve aard van dergelijke operaties tot onstabiliteit leidt en de financiële stabiliteit schade kan toebrengen, zoals door de huidige crisis duidelijk is aangetoond. Het is zinnig om de activiteit van hedgefondsen (en private equity-fondsen) binnen het gebied van gereguleerde financiële instellingen te brengen. Kredietspeculatie zou niet ongereglementeerd moeten zijn. Ook zouden hedgefondsen de regelgevings- en toezichtautoriteiten volledige informatie over hun transacties moeten verschaffen.
20. Beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften (2007) (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0336/2008) van David Hammerstein, namens de Commissie verzoekschriften, over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in 2007 [2008/2028(INI)].
David Hammerstein, rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle leden van de Commissie verzoekschriften bedanken, vooral de schaduwrapporteurs en onze voorzitter, de heer Libicki, voor hun medewerking en dagelijkse arbeid ten behoeve van de verzoekschriften.
Meer dan ooit hebben we de verzoekschriften van burgers nodig om Europa dichter bij de straat en dichter bij de dagelijkse problemen van de burgers te brengen. Meer dan ooit hebben we de verzoekschriften van burgers nodig om de naleving en toepassing van het communautaire recht te waarborgen.
De verzoekschriften van burgers zijn nodig om het nut van Europa tastbaar te maken, om te bewijzen dat Europa geen ondoorzichtige instelling is, maar dat Europa invloed heeft op het dagelijkse leven van iedereen, en dat we in dialoog kunnen gaan met duizenden burgers.
We hebben succes. De Commissie verzoekschriften heeft in het jaar 2007 50 procent meer gevallen behandeld dan in 2006. Dit succes is een afspiegeling van ons werk, het is een succes dat de weg wijst aan de Europese instellingen in het algemeen.
Mijn land, Spanje, is land waar de meeste verzoekschriften vandaan komen die de Commissie verzoekschriften heeft bestudeerd. Een derde van de verzoekschriften die betrekking hebben op het milieu in de Europese Unie is afkomstig uit Spanje. Dat is een teken van het vertrouwen in de Europese instellingen dat in Spanje bestaat, en ook van het werk dat we in Spanje hebben verricht. Maar we ontvangen steeds meer verzoekschriften uit nieuwe lidstaten van de Europese Unie, zoals Roemenië of Polen.
Het succes van de Commissie verzoekschriften, het succes van het grote aantal verzoekschriften, veroorzaakt echter ook enige administratieve en politieke problemen. De Commissie verzoekschrift heeft een gebrek aan middelen. We krijgen steeds meer gevallen op ons bureau, maar het secretariaat telt nog steeds hetzelfde aantal mensen, en ook in de Europese Commissie werkt nog steeds hetzelfde aantal mensen aan de beantwoording van de verzoekschriften.
De instellingen moeten zich ontvankelijk tonen voor de zorgen van de burgers; er moeten voldoende middelen beschikbaar worden gesteld om deze verzoekschriften op een waardige en snelle manier te behandelen. En soms duurt de behandeling van verzoekschriften jaren en jaren; als ze niet in behandeling worden genomen, verliezen ze hun geldigheid en gaat het vermogen van de Europese instellingen om op te treden geheel verloren.
Soms is er ook een tekort aan kwalitatief hoogwaardige juridische en administratieve capaciteit bij de Europese Commissie. Ja, er zijn verzoekschriften die lastig zijn voor de machthebbers. Ja, er zijn verzoekschriften die lastig zijn voor de autoriteiten. Ja, er zijn verzoekschriften die ongemakkelijk zijn omdat ze honderden, duizenden mensen naar het Europees Parlement trekken. Toch is dit de manier waarop Europa zal worden versterkt.
Vorig jaar hebben we zes onderzoeksmissies georganiseerd, naar Duitsland, Spanje, Ierland, Polen, Frankrijk en Cyprus, met als resultaat de bijbehorende verslagen. We hebben de meeste nadruk gelegd op verzoekschriften waarin burgers hun zorgen over het milieu en de bescherming daarvan uiten, en op verzoekschriften die betrekking hebben op de Waterrichtlijn, eigendomsrechten en de rechten van minderheden.
We hebben de samenwerking met de Commissie, de Ombudsman en instellingen als SOLVIT sterk verbeterd om sneller oplossingen te vinden voor de problemen waarop in de verzoekschriften worden gewezen.
Hiervoor is vaak buitengerechtelijke bemiddeling nodig, en niet een oplossing waarbij het verzoekschrift gewoonweg naar de Europese gerechtelijke instanties wordt doorverwezen.
Een van de belangrijkste zaken van de afgelopen jaren, van 2007 maar ook van de afgelopen jaren, is het verzoekschrift over de Via Baltica, een weg die door een door het communautaire recht beschermd gebied loopt; de Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie hebben op exemplarische wijze gehandeld om onherstelbare schade aan het milieu te voorkomen.
Andere zeer belangrijke zaken (en daarvoor wil ik de heer McCreevy, die hier aanwezig is, bedanken) waren de Wet stedelijke ontwikkeling van de autonome gemeenschap Valencia, waarbij de heer McCreevy en zijn team effectief zijn opgetreden om de richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten te verdedigen; de zaak-Equitable Life; de zaak-Loiret, in Frankrijk; de strijd voor de kwaliteit van het water in Frankrijk; en de delicate kwestie van de voogdij over kinderen in Duitsland.
Op dit moment hebben we bijvoorbeeld een verzoekschrift waarin door anderhalf miljoen burgers wordt verzocht om het aantal zetels van het Europees Parlement te beperken tot één: we eisen het recht om dit verzoek in behandeling te nemen, dat door het Bureau van het Parlement niet is gehonoreerd.
Tot slot doen we enkele voorstellen, waaronder het voorstel om de naam van de Commissie verzoekschriften te veranderen in Commissie voor burgerverzoekschriften, teneinde de functie van de Commissie verzoekschriften en de vooraanstaande rol van de Europese burgers bij het vervullen van die functie beter tot uitdrukking te brengen. Ook vragen we het Parlement om zich op alle mogelijke manieren open te stellen voor internet, en om interoperabiliteit van de websystemen van het Parlement, dat op dit moment zijn deuren heeft gesloten voor duizenden of miljoenen Europeanen die niet over de juiste software beschikken om toegang te krijgen tot de website die op ditzelfde moment mijn toespraak hier in het Parlement uitzendt.
VOORZITTER: MAREK SIWIEC Ondervoorzitter
Charlie McCreevy, Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik neem deel aan dit debat namens mijn collega Margot Wallström.
Het werk van de Commissie verzoekschriften geeft een fascinerend inkijkje in de zorgen en grieven van burgers met betrekking tot Europese aangelegenheden. Deze betreffen een breed scala aan beleidsterreinen, hoewel het heel vaak over ruimtelijke ordening en milieu gaat; ze hebben betrekking op bijna alle lidstaten en ze worden ingediend door een brede dwarsdoorsnede van het maatschappelijk middenveld, van individuele burgers tot multinationale niet-gouvernementele organisaties. Uw rapporteur heeft gelijk, denk ik, om het belang van al het werk dat de duizend of meer verzoekschriften die u elk jaar ontvangt met zich meebrengt te onderstrepen.
Ik wil ingaan op twee aspecten van het verslag en de resolutie. Het eerste is de recente ontwikkeling dat de commissie missies stuurt naar de plaatsen waar de klachten betrekking op hebben. Deze missies kunnen aanzienlijke media-aandacht genereren en zullen ongetwijfeld de zichtbaarheid van uw werk vergroten. Behalve tot aandacht van de pers en de media leiden deze missies ook tot zeer informatieve verslagen, die voor zover ik kan zien van zeer hoge kwaliteit zijn. Ik denk dat deze verslagen belangrijke getuigenissen van uw werkzaamheden zijn en dat ze brede publiciteit verdienen. Het is een grote investering, die veel tijd en middelen vergt, maar ik ben er zeker van dat deze investering de moeite zal lonen.
Het tweede aspect heeft meer betrekking op de toekomst. Ik wil u opnieuw verzekeren dat wij streven naar een zo goed mogelijke samenwerking tussen de Commissie en het Parlement. Deze samenwerking werkt wederzijds versterkend; en als samenwerking een gewoonte is, leidt dat tot een betere uitwisseling van informatie en als resultaat daarvan een in alle opzichten betere dienstverlening aan onze burgers. De recente toename van de werklast van de Commissie verzoekschriften, zoals beschreven in het verslag, maakt een efficiënte en doelmatige interinstitutionele samenwerking alleen maar belangrijker. Ik wil u laten weten dat we ons best zullen doen om onze samenwerking te laten werken.
Simon Busuttil, namens de PPE-DE-fractie. – (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Om te beginnen zou ik graag de rapporteur, de heer Hammerstein, willen bedanken voor het verslag dat hij heeft opgesteld en het werk dat hij erin heeft gestoken. Volgens de laatste Eurobarometerpeiling op EU-niveau is het Europees Parlement de instelling die het meeste vertrouwen geniet onder de Europese burgers: 52 procent van de Europeanen heeft vertrouwen in het Europees Parlement en dat is meer dan het percentage dat vertrouwen heeft in de Europese Commissie (47 procent), meer dan het percentage dat vertrouwen heeft in het eigen nationale parlement (dat slechts door 34 procent wordt vertrouwd), en meer dan het percentage dat vertrouwen heeft in de eigen nationale regering (waar niet meer dan 32 procent van de EU-burgers vertrouwen in heeft). Ik ben van mening dat wij dit vertrouwen dat aan het Europees Parlement wordt geschonken, verder moeten vergroten. Dat het Europees Parlement de instelling is waar de EU-burgers het meeste vertrouwen in hebben, komt denk ik doordat de leden van dit Parlement rechtstreeks door de burger worden gekozen en ook doordat het Verdrag de burger het recht toekent om een klacht, een verzoekschrift in te dienen bij dit Parlement, zodat het zich daarover kan buigen. Dit werk wordt gedaan door de Commissie Verzoekschriften, die daarom een zeer belangrijke commissie is, omdat zij de burger een stem geeft. Het is daarom van de 20 commissies van dit Parlement de commissie die het dichtst bij de burger staat. Wat kunnen wij hieraan nog verbeteren? Ik denk dat we de bekendheid met deze commissie en met de mogelijkheid voor burgers om een verzoekschrift in te dienen moeten vergroten. Wat dat betreft ben ik het oneens met de rapporteur dat de bekendheid voldoende is; ik vind 1 500 verzoekschriften te weinig, als je bedenkt dat we een continent met een half miljard inwoners vertegenwoordigen. En behalve de bekendheid vergroten moeten we ook de drempel voor de burger om klachten en verzoekschriften in te dienen verlagen. We moeten de procedure vereenvoudigen, zodat de burger gemakkelijker een klacht kan indienen. Daarom verzoeken wij de secretaris-generaal van het Europees Parlement in dit verslag om met de Europese Commissie te onderhandelen over vereenvoudiging van de verzoekschriftenprocedure. Ook willen we meer efficiëntie, want we vinden dat er te veel tijd overheen gaat voordat klachten behandeld worden. Het kost alleen al drie maanden om de verzoekschriften of klachten van burgers te registreren, en dat vinden wij onaanvaardbaar lang. Tot slot willen we een doeltreffender afhandeling. We willen dat er meer wordt samengewerkt voordat de gerechtelijke procedures beginnen en we willen dat er meer nationale vertegenwoordigers bij de behandeling van de klachten van onze burgers aanwezig zijn. Dank u voor uw aandacht.
Victor Boştinaru, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met zijn uitstekende werk en zijn concrete voorstellen. De tekst die we vandaag voor ons hebben liggen, laat zien dat er meer nodig was dan een simpele opsomming van de belangrijkste activiteiten die de Commissie verzoekschriften in 2007 heeft verricht.
Het doet me genoegen dat de punten waarop wij hebben aangedrongen, in het verslag terecht zijn gekomen. Verzoekschriften zijn bedoeld om gevallen aan het licht te brengen waarin de Gemeenschapswetgeving niet goed of helemaal niet is toegepast. Verzoekschriften zijn bedoeld om de rechten die de Europese Unie aan haar burgers verleent te waarborgen. Ik moet echter mijn gevoel met u delen dat dit unieke institutionele instrument niet altijd effectief is, of althans niet zo effectief als het zou kunnen of moeten zijn. Als rapporteur heeft de heer Hammerstein terecht gewezen op enkele tekortkomingen en gebreken, en daar moeten we iets aan doen.
In de eerste plaats valt moeilijk te betwisten dat het aantal verzoekschriften dat de commissie bereikt voortdurend toeneemt. De indieners van verzoekschriften moeten vaak heel lang wachten voordat ze antwoord krijgen of de effecten van hun actie zien. De instrumenten waarmee druk op de lidstaten kan worden uitgeoefend zijn niet altijd bevredigend. Ik vraag me af wat we kunnen doen om doelmatiger te werk te gaan. Hoe kunnen we zowel effectief zijn als met een snel antwoord komen? We hebben betere regels en strakkere tijdschema’s nodig. We moeten de commissie meer mogelijkheden geven om zelf onafhankelijk onderzoek te verrichten, en daarvoor moet het secretariaat over meer middelen en meer juridische deskundigheid kunnen beschikken Het aantal indieners van verzoekschriften neemt gestaag toe. Dat is de stem van de Europese bevolking en we kunnen het ons niet permitteren om die te negeren.
In de tweede plaats zijn de geïnstitutionaliseerde kanalen voor de communicatie met de nationale autoriteiten ontoereikend. Het aantal niet-ontvankelijke verzoekschriften is aanzienlijk. We moeten aanvullende structuren ontwerpen voor de coördinatie met de betrokken autoriteiten op het niveau van de nationale parlementen en regeringen.
Ik wil de rapporteur nogmaals feliciteren met zijn werk en hem en zijn collega’s uit de andere fracties bedanken voor hun waardevolle samenwerking. Verzoekschriften gaan over burgers die voor hun rechten strijden, hun Europese rechten. En wij moeten voor die rechten opkomen. Dat is de institutionele rol en plicht van de commissie. Dat zijn we verplicht tegenover onze Europese medeburgers, en ik ben er zeker van dat u het met me eens zult zijn dat er geen betere tijd is om te laten zien dat we er alles aan doen om te voldoen aan hun verwachtingen.
Commissaris, het is deze commissie er niet alleen om te doen om zichtbaar te zijn en om in Europese media het beeld neer te zetten dat we steeds effectiever worden. Ik wil hier wijzen – al gaat dit niet over het verslag over 2007 – op de uiterst succesvolle manier waarop de Commissie verzoekschriften en de Europese Commissie, in de persoon van László Kovács, hebben samengewerkt bij de verdediging van de rechten van de Europese burgers in mijn land van herkomst, Roemenië, waarvoor ik hem wil bedanken.
De Voorzitter. − Hartelijk dank. Het spijt me, maar de tijd is om.
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik tegen de rapporteur, de heer Hammerstein, zeggen dat hij goed werk heeft verricht met dit veelomvattende en breed opgezette verslag.
Ik vond het erg interessant om in het verslag te lezen dat waar de andere commissies een grote verantwoordelijkheid hebben op wetgevend gebied, de rol en de functie van de Commissie verzoekschriften ook van essentieel belang zijn. Ik deel dat gevoel volledig en met elke commissievergadering die ik bijwoon, raak ik daar steeds meer van overtuigd.
Onze belangrijkste rol in dit Parlement is die van wetgever, maar om goede wetgevers te zijn moeten we ons bewust zijn van de effecten van onze wetgeving, zodat we ons werk in het Parlement kunnen verbeteren.
In mijn opvatting moet elke wetgeving die uit dit Huis voortkomt de kwaliteit van het leven van burgers op een of andere manier verbeteren, en in de Commissie verzoekschriften zien we dat dit niet altijd het geval is. En de reden hiervan is vaak dat wetgeving niet wordt geïmplementeerd, of niet adequaat wordt geïmplementeerd, of dat de wetgeving niet aansluit op de specifieke omstandigheden of de specifieke situatie. Ik denk dat dit een les is die we allemaal moeten horen, en een les waarop we moeten reageren.
Voor mij is de kern van dit verslag echter de vraag wat de commissie met de verzoeken van burgers doet, en ik heb al eerder gezegd dat om effectief op de burgers te kunnen reageren, we onszelf in de situatie van de indieners van de verzoekschriften moeten verplaatsen. Ze benaderen een grote instelling; vaak hebben ze geen juridische of politieke achtergrond; ze worden afgeschrikt door de bureaucratie en zijn waarschijnlijk zeer gefrustreerd door de situatie waarin ze zich bevinden. Voor veel indieners van verzoekschriften zijn wij hun laatste toevluchtsoord, en het is van cruciaal belang dat we effectief en efficiënt op hun verzoekschriften reageren.
Dat begint naar mijn mening met duidelijke, begrijpelijke informatie voor burgers. En wij afgevaardigden zijn niet altijd de meest geschikte personen om dat te beoordelen. Naar mijn mening zouden panels van burgers alle informatie die we verstrekken, alle websites die we ontwerpen en alle boekjes die we drukken moeten uittesten.
We moeten er goed op letten dat we niet meer beloven dan we kunnen waarmaken, want anders zullen de burgers volkomen gefrustreerd raken en uiteindelijk de Brusselse democratie de schuld geven.
Wanneer ik het woord “beloven” gebruik, bedoel ik het volgende: we moeten begrijpen dat burgers niet weten in welke mate nationale autoriteiten niet meewerken, dat ze niet weten hoe het systeem werkt en dat we de plicht hebben om ze dat uit te leggen. Zeker, we kunnen en moeten proberen om veranderingen tot stand te brengen, en dit verslag doet dit zonder meer, maar we mogen burgers niet tussen wal en schip terecht laten komen.
Wanneer burgers eenmaal goede, accurate informatie hebben en zich bewust zijn van hun mogelijkheden om actie te ondernemen, kunnen we de diensten leveren die ze nodig hebben. In dit verslag wordt gedetailleerd beschreven wat er nodig is: voldoende middelen, zodat het secretariaat tijdig kan reageren; een grotere betrokkenheid van de Raad en de lidstaten en maximale coördinatie met de Ombudsman en SOLVIT.
Maar op de allereerste plaats laat dit verslag zien dat de systematische zwakheden verder moeten worden onderzocht. Dit is het geval wanneer indieners van verzoekschriften geen rechtmatige compensatie kunnen krijgen en wanneer lidstaten de naleving van de communautaire wetgeving traineren totdat er met boetes wordt gedreigd en dan nog steeds hun verantwoordelijkheid voor schendingen in het verleden uit de weg gaan.
Wij als wetgevers hebben, samen met de Commissie, zeker de verantwoordelijkheid om in dergelijke situaties in actie te komen.
Marcin Libicki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik de rapporteur, de heer Hammerstein, van harte willen bedanken. Ik ben zeer blij dat hij dit verslag heeft opgesteld, aangezien hij een van de meest toegewijde en vooraanstaande leden van de Commissie verzoekschriften is. Hij is iemand met wie ik de afgelopen vier jaar met veel plezier heb samengewerkt. Ik zou ook alle andere leden van de Commissie verzoekschriften willen danken, alsook alle Parlementsleden die in dit debat het woord hebben genomen of dat nog zullen doen. Mijn dank gaat ook uit naar het secretariaat van de Commissie verzoekschriften voor het uitstekende werk dat het levert. Zoals blijkt uit het verslag dat de heer Hammerstein vandaag heeft voorgesteld, is het aantal verzoekschriften fors gestegen. Dat werk kwam in grote mate op de schouders van ons secretariaat terecht.
De Commissie verzoekschriften is een zeer bijzondere commissie, aangezien ze zich – zoals daarnet al is gezegd – niet op dezelfde manier met wetgeving bezighoudt als voor de andere parlementaire commissies het geval is. De Commissie verzoekschriften concentreert zich voornamelijk op het tot stand brengen van communicatie tussen de Europese instellingen, in de eerste plaats het Europees Parlement, en de Europese burgers. Zoals de heer Busuttil reeds aanhaalde, is het Europees Parlement de instelling die het meeste vertrouwen geniet en dit vertrouwen hebben we onder meer aan de werkzaamheden van onze commissie te danken. De 1 500 verzoekschriften die onze commissie heeft ontvangen, vertegenwoordigen veel meer dan 1 500 mensen. Vaak wordt een verzoekschrift door honderden, zelfs duizenden burgers gesteund. Ik zou u erop willen wijzen dat meer dan een miljoen inwoners van de Unie zich achter het verzoekschrift over één zetel voor het Parlement heeft geschaard. Er zijn meer dan een miljoen handtekeningen verzameld aangaande de kwestie van de verwijzingen naar God en het christendom in de Europese grondwet. Zevenhonderdduizend burgers verleenden hun steun aan het verzoekschrift in verband met Radio COPE in Barcelona. Er waren tienduizenden handtekeningen voor de verzoekschriften inzake de plannen voor ruimtelijke ordening in Spanje, Equitable Life en Lloyds. Miljoenen burgers van de Europese Unie weten dat de Commissie verzoekschriften een onderdeel is van het Europees Parlement en ze zijn zich ervan bewust dat deze commissie vaak hun laatste redmiddel is. Helaas heb ik onvoldoende tijd om dieper op dit onderwerp in te gaan. Ik zou nogmaals iedereen willen bedanken die aan de efficiënte werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften heeft bijdragen.
Ik zou hier nog aan toe willen voegen dat de Conferentie van fractievoorzitters het verslag van de Europese Ombudsman over wanbeheer bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding heeft verworpen. Dat is een regelrechte schande!
De Conferentie van voorzitters heeft ook een verslag afgewezen in verband met de discriminatie van kinderen van gescheiden ouders in Europa. Dit zogenaamde Jugendamt-verslag handelde over de discriminatie van kinderen uit gebroken gezinnen waarvan een van beide ouders Duits is en de andere partner een andere nationaliteit heeft. Ik betreur ten zeerste dat de Conferentie van voorzitters de burgers van de Europese Unie geen handje heeft geholpen om in deze zaak hulp te krijgen van het Europees Parlement.
De Voorzitter. − Mijnheer de voorzitter, beschouw het maar als een klein gebaar van waardering voor uw uitmuntende werk. We gaan verder met het debat.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik voer hier het woord hoewel ik geen lid ben van de commissie. Verzoekschriften geven de burgers van Europa een directe stem. In een tijd waarin in veel lidstaten de euroscepsis toeneemt, vind ik dat erg essentieel en erg belangrijk.
De verzoekschriften zelf worden serieus genomen en er wordt gebruik van gemaakt. Dat blijkt uit de toename van het aantal verzoekschriften. Voor ons is het daarom cruciaal dat de zaken die in de verzoekschriften aan de orde worden gesteld een adequate follow-up krijgen, zodat de burgers vertrouwen blijven houden in het Europees Parlement. Dat moeten we goed in het oog houden.
Ik noem drie voorbeelden: het verzoekschrift waarin werd gepleit voor één vestigingsplaats van het Europees Parlement werd door grote aantallen mensen ondertekend. Naar het schijnt bestaan er echter weerstanden tegen het voeren van een echt debat en het geven van een helder antwoord, hoewel de burgers dat antwoord verdienen. Wij moeten dat antwoord geven.
Het tweede voorbeeld is de Via Baltica met alle milieuproblemen die daarmee samenhangen. Hierop werd adequaat gereageerd, wat door de indieners ook wordt erkend.
Ten derde vragen verzoekschriften soms om zaken die de Europese Unie zich ten doel heeft gesteld, maar niet uitvoert. Een voorbeeld daarvan is de Open Parliament-petitie. Bij dit verzoekschrift gaat het erom dat mensen niet gedwongen worden één specifiek computerprogramma te kopen om de uitzendingen vanuit het Europees Parlement te kunnen volgen, waarop slechts in één bepaald format kan worden gereageerd. Open Parliament betekent open standards. We zijn op dit punt een verplichting aangegaan en daarnaar moeten we ook handelen.
Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik beschouw de Commissie verzoekschriften als de belangrijkste commissie van dit Huis. Het is een forum waar burgers ons vertellen hoe de vele wetgeving die we in andere commissies behandelen hun leven al dan niet beïnvloedt. Zonder deze feedback zijn we gedoemd om in een vacuüm te werken. Maar als het gaat om het opkomen voor de rechten van de Europese burgers ontbreekt er iets in de procedure, en dat is de aanwezigheid van de Raad en de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten. Hoe kunnen we bemiddelen voor burgers die een geschil met hun land hebben zonder dat dat land de vergaderingen van de Commissie verzoekschriften bijwoont?
De bevolking van Ierland heeft zich tot de Commissie verzoekschriften gewend met drie verzoekschriften die betrekking hebben op onze meest gewaardeerde en gevoelige archeologische vindplaats: Tara, de woonplaats van de Hoge Koningen en van Saint Patrick. De Commissie verzoekschriften reageerde enthousiast en riep op om de vernietiging van Tara stop te zetten. De Europese Commissie werd verzocht haar zaak tegen de Ierse autoriteiten door te zetten, maar tot nu toe is er niets veranderd. Waar ooit de zetel van de Hoge Koningen heeft gestaan, zal binnenkort een tolpoort staan. Het Ierse volk zal begrijpelijkerwijs niet over zijn ontgoocheling heenkomen.
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik heb het verslag 2007 van de Commissie verzoekschriften met gemengde gevoelens doorgenomen. Positieve gevoelens in de eerste plaats want het spreekt vanzelf dat onze burgers recht hebben op een correcte toepassing van alle wetten. Ik heb er uiteraard niets op tegen dat de burgers zich tot om het even welke instantie en zeker ook tot het Europees Parlement wenden om de correcte toepassing van die wetten af te dwingen wanneer dit door de nationale of lokale overheid geweigerd wordt. In het verslag 2007 worden zeer talrijke voorbeelden opgesomd van dossiers waarin zeer terecht stappen werden ondernomen door de verzoekschriftencommissie.
Maar gemengde gevoelens toch, omdat ik anderzijds bijzonder huiverachtig en angstig sta tegenover een steeds verder ingrijpen van de Europese regelgeving, tegenover steeds meer Europese bemoei- en bedilzucht in zaken die naar mijn oordeel absoluut onder de toepassing van de subsidiariteit vallen en eigenlijk beter binnen de bevoegdheid van de lidstaten zouden blijven. In mijn eigen land, Vlaanderen, ondervinden wij bijvoorbeeld de voorbije jaren steeds meer Europese inmenging in zaken die voor ons van essentieel belang zijn. Ik denk dan in het bijzonder als voorbeeld aan de verdediging van onze Nederlandse taal, van onze cultuur en onze identiteit in onze hoofdstad Brussel en in de Vlaamse Rand rond Brussel. Daar stellen wij vast dat in dergelijke dossiers Eurocraten met nauwelijks dossierkennis en zwaaiend met zeer algemene principes ons de les komen spellen. Dat ligt voor ons bijzonder gevoelig en dat is voor ons onaanvaardbaar.
Ik stel ook vast dat er in dit verslag herhaaldelijk verwezen wordt naar de procedures vervat in het Verdrag van Lissabon. En ik moet er toch opnieuw op wijzen dat dit Verdrag van Lissabon politiek én juridisch dood is na de stemming in Ierland. Wij moeten als Commissie verzoekschriften wellicht nog meer dan alle andere collega's respect opbrengen voor de juridische realiteit en voor de democratische uitspraak van onze burgers, in dit geval het Ierse volk, dat het Verdrag van Lissabon naar de vergeetput heeft verwezen.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, onze collega de heer David Hammerstein is altijd heel gevoelig voor vraagstukken die de burgers aangaan, en ik heb dat ook persoonlijk kunnen vaststellen tijdens de reizen die wij samen hebben gemaakt als delegatieleden van de Commissie verzoekschriften. Hij heeft het werk van de Commissie verzoekschriften met grote gevoeligheid willen weergeven in een mijns inziens origineel verslag, dat afwijkt van de gebruikelijke verslagen die wij elk jaar weer indienen. Hij heeft geprobeerd een aantal in onze commissie behandelde gevallen bijzonder uit de verf te doen komen. Belangrijk zijn natuurlijk ook de pogingen van de Commissie verzoekschriften om haar efficiëntie te verbeteren, aan de verwachtingen van de Europese burgers te voldoen en hun vertrouwen te winnen via de behandeling van hun problemen, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen het recht om een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement en het indienen van een klacht bij de Commissie en bij andere instellingen.
Het is zeer belangrijk dat de burgers de verschillen tussen de procedures begrijpen. Wij zijn niet uit op meer verzoekschriften; wij zijn uit op verzoekschriften met concrete inhoud en niet op verzoekschriften van politieke aard. Daarom willen wij een geheel integer secretariaat, dat zich niet mengt in de politieke geschillen en dat de verzoekschriftenprocedure niet afstemt op de politieke ontwikkelingen in een land.
Daarom willen wij ook niet dat de Commissie verzoekschriften zich mengt in gerechtelijke beslissingen. Wij willen dat zij de arresten van het Europees Hof van Justitie eerbiedigt. De verhoging van het aantal leden van de commissie van 25 tot 40 heeft, zoals wij hebben kunnen zien, geen resultaten opgeleverd. Kijkt u maar eens naar de uitslagen van de stemmingen. Hoeveel collega’s nemen deel aan de stemmingen? Dat zijn er nooit 25, het aantal waaruit de Commissie verzoekschriften aanvankelijk bestond.
Buitengerechtelijke procedures zijn een belangrijke uitweg voor de burgers, en gelukkig hebben wij het SOLVIT-systeem voor gevallen met betrekking tot de interne markt. Dit is een kans die de burgers moeten aangrijpen. Vooral moet echter alles op transparante en onafhankelijke wijze gebeuren, opdat wij ons naar behoren van onze taak kunnen kwijten.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement heeft in 2007 meer dan 1 500 verzoekschriften ontvangen – dit is een toename met 50 procent in vergelijking met het jaar voordien. Dit laat er geen twijfel over bestaan dat de inwoners van de Europese Unie zich in toenemende mate bewust zijn van het feit dat ze hun rechten op Europees niveau kunnen laten gelden.
Tijdens de vergaderingen van de Commissie verzoekschriften zijn er meer dan vijfhonderd verzoekschriften behandeld, waarvan 159 in aanwezigheid van de indieners van de verzoekschriften. Daarenboven zijn er in 2007 maar liefst zes studiereizen georganiseerd naar Duitsland, Spanje, Ierland, Polen, Frankrijk en Cyprus. Naar aanleiding daarvan zijn voor alle belanghebbenden aanbevelingen opgesteld.
De zorgen van EU-burgers die in de verzoekschriften aan bod komen, hebben voornamelijk betrekking op kwesties als milieu en milieubescherming, eigendomsrechten, het recht op vrij verkeer en de rechten van werknemers, erkenning van beroepskwalificaties en discriminatie. De verzoekschriftenprocedure kan een positieve bijdrage leveren aan de totstandkoming van betere wetgeving, met name door de vinger te leggen op de door de indieners aangehaalde zwakke plekken bij de toepassing van de bestaande Europese wetgeving. Met het oog hierop zouden de bevoegde wetgevende comités bij het voorbereiden en bespreken van nieuwe of herziene wetgevingsbesluiten specifieke aandacht moeten besteden aan de problemen die in de verzoekschriften naar voren komen.
Gelet op het feit dat het bij de lidstaten soms aan politieke bereidheid ontbreekt om praktische oplossingen te vinden voor de problemen die in de verzoekschriften aan de orde worden gesteld, moet de Commissie verzoekschriften alles in het werk blijven stellen om de doeltreffendheid van haar werkzaamheden te vergroten, teneinde de burgers beter van dienst te zijn en aan hun verwachtingen te beantwoorden. Een betere interinstitutionele coördinatie moet de klachtenprocedure versnellen en het doorsturen van niet-ontvankelijke verzoekschriften naar de bevoegde nationale autoriteiten efficiënter maken. De doeltreffende werkwijze van de Commissie verzoekschriften geeft de inwoners van de Unie een duidelijk signaal dat hun gerechtvaardigde zorgen correct worden behandeld, waardoor er tussen de burgers en de Europese Unie een hechte band wordt gesmeed.
Inés Ayala Sender (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, voor ons ligt een nieuw verslag over de functie en het functioneren van de Commissie verzoekschriften, en gezegd moet worden dat deze Commissie verzoekschriften, verslag na verslag, en samen met de Europese Ombudsman, een uitstekend instrument blijft waarover de burgers kunnen beschikken om oplossingen aan te geven en te vragen voor gevallen waarbij de Europese wetgeving slecht wordt toegepast. Vandaar dat het van essentieel belang blijkt dat de Europese burgers in onze voorstellen centraal staan en ook blijven staan, hoewel de zaken soms, in een enkel geval, niet zo heel soepel zijn verlopen.
Soms, en de laatste tijd steeds vaker – en ik moet bekennen dat ik me hier even schuldig aan maak als anderen – is de leidende rol van parlementsleden en hun politieke debatten, zelfs op nationaal of lokaal niveau, te groot in procedures waarin de nationale rechtsmiddelen nog niet zijn uitgeput, wat ertoe kan leiden dat bij de burgers de onterechte verwachting wordt gewekt dat de Europese Unie overal een oplossing voor heeft; we moeten het goede voorbeeld geven en laten zien dat het subsidiariteitsbeginsel van cruciaal belang is als we ervoor willen zorgen dat instanties op alle niveaus, zowel op nationaal, regionaal en lokaal niveau als op Europees niveau, hun verantwoordelijkheid nemen.
Ik zou daarom graag zien dat de burgers die centrale rol weer terugkrijgen, bijvoorbeeld door ze meer en uitgebreidere informatie te verstrekken over alle manieren waarop ze hun recht om verzoeken in te dienen kunnen uitoefenen – want die zijn er, en zelfs meer dan ooit – en ook over andere rechtsmiddelen, op lokaal, regionaal en nationaal niveau, zodat het indienen van een verzoekschrift bij het Europees Parlement echt nuttig en doelmatig is en niet uitmondt in frustraties.
Ik denk ook dat de voorstellen van de rapporteur enkele tegenstrijdigheden bevatten: we hebben niet genoeg middelen, wordt er gezegd – vandaar de vertragingen, de vage antwoorden, het dubbel behandelen van gevallen – maar tegelijk wordt voorgesteld om de registratie van verzoekschriften over te brengen naar het secretariaat. Ik denk dat daarmee de status van de verzoekschriften wordt verlaagd, evenals…
De Voorzitter. − Er staat op het moment niemand op de "catch the eye"-lijst. Regels zijn regels, u mag uw toespraak dus afmaken!
Inés Ayala Sender (PSE). – (ES) Dank u, mijnheer de Voorzitter, als dit een vorm van flexibiliteit is, dan ben ik u daar dankbaar voor.
Ik vind dus dat de registratie van de verzoekschriften bij het voorzitterschap moet blijven, omdat ik denk dat we de status van de verzoekschriften niet moeten verlagen, en het bij het voorzitterschap laten van de registratie waarborgt en handhaaft de zichtbaarheid van de verzoekschriften in dit Huis, omdat hun behandeling niet beperkt blijft tot de Commissie verzoekschriften.
Ook maak ik me zorgen – en ik zou hierover graag de opvatting van de Commissie horen, van de heer McCreevy, die hier aanwezig is – over de voorstellen van de rapporteur voor een herziening van de inbreukprocedure. Ik zou daarover graag enige opheldering krijgen.
En tot slot maak ik me zorgen over de rol van onderzoek en overtuigende bewijzen waarover wordt gesproken. Ik ben van mening dat het de rol en de taak van onze Commissie verzoekschriften moet zijn om, ten behoeve van politici en burgers, van de andere machten, de andere instellingen te eisen dat deze naar behoren functioneren.
Charlie McCreevy, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de heer Hammerstein voor zijn verslag en bedank ook de voorzitter van de commissie, de heer Libicki, en de vice-voorzitters voor al het werk dat ze samen met ons in de loop der jaren hebben verricht. Ik vertrouw erop dat de geest van samenwerking zal blijven bestaan tot het einde van deze zittingsperiode.
David Hammerstein, rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor alle bijdragen, die ik in het verslag heb proberen te integreren.
Wat betreft de traagheid van de procedure, dat is een terechte opmerking. En een van de oorzaken daarvan is de registratie van het verzoekschrift: er is geen reden waarom een indiener van een verzoekschrift drie of vier maanden zou moeten wachten, alleen omdat zijn of haar verzoekschrift een nummer moet krijgen. Dat is de reden om ze naar Brussel te verplaatsen, onder het voorzitterschap, en ze met de hulp van het secretariaat van de Commissie verzoekschriften hier te registreren; er is geen enkele sprake van het verlagen van de status.
Er zijn vooral opmerkingen gemaakt over het feit dat de communautaire wetgeving in een zeer groot aantal gevallen niet goed of helemaal niet wordt toegepast. Wij van de Commissie verzoekschriften houden deze gebrekkige toepassing van de communautaire wetgeving in de gaten. We zien ons werk absoluut niet als bemoeizucht. Dat de voorzitter van de commissie, die Pool is, naar Spanje gaat, is geen kwestie van bemoeizucht, maar een kwestie van communautair recht.
De Commissie verzoekschriften biedt burgers een rechtsmiddel, het communautaire recht, wanneer alle rechtsmiddelen in hun eigen land zijn uitgeput. Ik geloof absoluut niet dat er bij sommige zaken sprake van politieke beïnvloeding is geweest. De belangrijkste kwesties die aan de Commissie verzoekschriften zijn voorgelegd zijn gevallen waarin er een voortdurende schending van het communautaire recht heeft plaatsgevonden, gedurende vele jaren, en daarom zijn de indieners naar de juiste instantie gestapt, de Commissie verzoekschriften.
En wat betreft de middelen waarover het secretariaat van de Commissie verzoekschriften beschikt, die zijn belangrijk om onze autonomie en onafhankelijkheid te bewaren. Ik geef een voorbeeld: als wij vinden dat de aanbesteding van een ICT-dienst waarmee het Parlement en de Commissie niet kunnen werken niet correct is, hoe kunnen we de Europese Commissie dan om haar mening over deze aanbestedingsprocedure vragen als we geen autonoom, onafhankelijk onderzoek kunnen doen? Heel eenvoudig, dat kunnen we dan niet.
Daarom is er meer capaciteit nodig, en het is voor alle leden van de Commissie verzoekschriften volkomen duidelijk dat het secretariaat overbelast is en meer middelen nodig heeft.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt op dinsdag 23 september 2008 plaats.
21. Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0319/2008) van Katerina Batzeli, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009) [COM(2008)0159 - C6-0151/2008 - 2008/0064(COD)]
Κaterina Batzeli, rapporteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het komend jaar is uitgeroepen tot het jaar van de creativiteit en innovatie en sluit volledig aan bij de doelstellingen en prioriteiten van de Europese Unie voor de ontwikkeling van de Europese kennismaatschappij, die het fundamentele antwoord van het Europa van de Zevenentwintig is op de door de globalisering veroorzaakte economische en sociale uitdagingen. Met de globalisering wordt op provocerende wijze geprobeerd enkel en alleen de economie en enkel en alleen de winstverdeling in het middelpunt van de ontwikkelingen te plaatsen, soms zelfs op illegale wijze.
Als wij willen dat de globalisering zich ontwikkelt tot een billijk groeibeleid, tot een beleid waarmee de economische en sociale baten worden verdeeld over alle regio’s, moeten wij de mens in het middelpunt ervan plaatsen en alle burgers, waar dan ook ter wereld, dezelfde toegangskansen geven.
Terecht hebben wij ervoor gekozen om innovatie en creativiteit met elkaar te combineren en uit te roepen tot de belangrijkste dimensie van het Europees jaar 2009. Aldus wordt, door middel van de zogenaamde “kennisdriehoek”: onderwijs, onderzoek en innovatie en creativiteit, de burger de hoofdpijler van het ontwikkelingsmodel van de Europese Unie.
Het besluit om 2009 uit te roepen tot het Europees jaar van de creativiteit en innovatie is in politiek opzicht zeer zeker ook het verlengstuk van het Europees jaar van de interculturele dialoog, dat wij, mijnheer Figel’, ook met uw deelneming nu op zeer succesvolle wijze ten uitvoering brengen.
Mobiliteit van kennis en creativiteit zijn namelijk een vast onderdeel van een open, interculturele dialoog, een dialoog die zich niet mag beperken tot culturele veelvoud maar zich ook moet uitstrekken tot partnerschappen tussen ondernemingen, tot beroepssamenwerking, sociale convergentie en toenadering tussen de burgers van de Europese Unie op onderwijsgebied.
Daarom is het onontbeerlijk dat allen – sociale partners, kleine en middelgrote bedrijven, onderwijs- en beroepsinstanties en communautaire, nationale en regionale autoriteiten – duidelijke verbintenissen aangaan en in het geweer komen.
De belangrijkste motor achter alle activiteiten in 2009 zal worden gevormd door de onderwijsprogramma’s op nationaal en Europees niveau, de communautaire programma’s voor levenslang leren, de onderwijs- en opleidingsmaatregelen van zowel het Sociaal Fonds als de andere structuurfondsen en de nationale onderwijsprogramma’s die deel gaan uitmaken van de activiteiten van dit jaar.
Hieronder vallen de volgende sectoren: cultuur, communicatie, arbeidsmarkt, jeugd, vrouwen, migranten, lokale en regionale instanties, toeristische industrie, midden- en kleinbedrijf.
Besloten is dat deze samenwerking moet berusten op jaar- en meerjarenprogramma’s met financieringsplannen voor de projecten. Het Parlement had echter liever gezien dat dit jaar een eigen begroting had gekregen, zoals ook het geval was met het jaar van de interculturele dialoog, en heeft daarom amendementen ingediend om tenminste de financiering voor dit jaar te verzekeren, niet met het communautaire programma voor levenslang leren, maar met alle programma’s en alle sectorale acties. Dankzij dit voorstel zullen innovatie en creativiteit niet ten koste gaan van de onderwijsprogramma’s maar worden geïntegreerd in alle communautaire programma’s.
Tot slot wil ik de commissaris, de diensten van de Commissie, het Sloveense en Franse voorzitterschap bedanken voor de open dialoog en samenwerking.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank uitspreken aan mevrouw Batzeli, de Commissie cultuur en onderwijs en alle leden voor hun steun en hun amendementen op en verbeteringen in de oorspronkelijke tekst, die tot doel hadden de tekst te versterken en diverse aspecten van een mogelijk Europees Jaar van de creativiteit en innovatie te beklemtonen.
De Commissie kan de tekst zoals hij nu is, van ganser harte steunen. Dit initiatief is een antwoord op de verzoeken van dit Parlement en de lidstaten om de banden tussen onderwijs en cultuur te versterken. Door ons te richten op creativiteit en menselijke talenten wil de Commissie benadrukken dat we weliswaar inspiratie kunnen putten uit het verleden door te leren van ons rijke Europese en werelderfgoed, maar dat bezig zijn met cultuur in de eerste plaats een ervaring moet zijn die het natuurlijke potentieel van mensen helpt te ontplooien en helpt hun actieve participatie te bewerkstelligen. Creativiteit en het vermogen tot innovatie zijn competenties die met elkaar samenhangen en zo breed mogelijk moeten worden bevorderd door levenslang leren.
We hebben allemaal creativiteit en het vermogen tot innovatie in ons. Eenieder heeft weer andere talenten, of we nu professionele artiesten zijn of amateurs, leraren of ondernemers, van welgestelde of van arme komaf.
Stimulering van dit potentieel kan sociale uitdagingen helpen oplossen en kan ook de toekomst van Europa in de geglobaliseerde wereld helpen vormgeven, zoals mevrouw Batzeli zojuist heeft gezegd. Dit Europees Jaar zal gelegenheid bieden om het feit naar voren te halen dat het Parlement, samen met de Raad en de lidstaten, al een handvest heeft opgesteld voor een evenwichtige aanpak van het onderwijs, in de vorm van de aanbeveling met betrekking tot de sleutelcompetenties voor levenslang leren. We hebben dit handvest in december 2006 aangenomen en het zal ons richtsnoer zijn gedurende dit jaar. Een van de opvallende elementen van dit handvest is de definitie van competenties als een combinatie van ‘kennis, vaardigheden en attitudes’, en we zijn van plan het Jaar te gebruiken om in het bijzonder de kwestie van de attitudes naar voren te halen, waar Europa duidelijk het hardst aan moet werken.
Toen het voorgestelde Europees Jaar aanvankelijk zeer informeel met de Commissie cultuur werd besproken, heeft mevrouw Pack benadrukt dat dit een Europees succesverhaal was en een goed verhaal om in een verkiezingsjaar (2009) aan de kiezers voor te leggen. Met dit in gedachten wil ik het Parlement en ons allemaal aansporen om echte ambassadeurs voor creativiteit en innovatie te worden, niet alleen in 2009, maar ook daarna.
Mihaela Popa, namens de PPE-DE-Fractie. – (RO) Zoals u weet komt het voorstel van de Europese Commissie om het jaar 2009 uit te roepen tot het Europees Jaar van creativiteit en innovatie in de context van het toekennen van een thema aan elk jaar, om zo de nadruk op het belang hiervan te leggen. Europa moet het accent leggen op haar creatieve en innovatieve vermogen om een mobiel Europa het hoofd te kunnen bieden, en het bestempelen van het Europees jaar met dit thema is een goede gelegenheid om het publiek te informeren over de goede praktijken op dit gebied en om het politiek debat te stimuleren.
Het algemene doel van het Europees jaar 2009 is om de creativiteit te bevorderen als motor voor innovatie en als sleutelfactor in de ontwikkeling van persoonlijke, beroepsmatige, zakelijke en sociale competenties middels het blijven leren gedurende de gehele levensloop. Creativiteit en het vermogen tot innovatie zijn waarden die naarmate wij deze gebruiken steeds waardevoller worden. Hoe meer wij deze gebruiken, hoe efficiënter zij zullen worden. Om echter tot een succes te komen is speciale aandacht vereist, en gunstige omstandigheden.
In 2009 zal het heel belangrijk zijn dat iedere lidstaat, met inachtneming van het principe van subsidiariteit en evenredigheid, activiteiten bevordert die meer participatie van jongeren met zich meebrengen, en van mannen en vrouwen in gelijke mate, aangezien het bekend is dat vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in activiteiten van wetenschap en onderzoek. Eveneens is het nodig dat bij deze activiteiten personen met een handicap, die een groot creatief potentieel hebben, worden betrokken.
De Europese Volkspartij steunt de innovatie op Europees niveau en maakt dit een prioriteit middels de oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie. Wij menen echter dat het niet voldoende is ons alleen te baseren op het creatieve en innovatieve vermogen dat mensen is aangeboren, maar dat wij activiteiten moeten organiseren en evenementen moeten creëren. In deze context steunen wij de aanneming van het ontwerpverslag betreffende het Europees Jaar van Creativiteit en Innovatie 2009, waarover met de Europese Commissie en de Raad is onderhandeld. Bovendien is het essentieel om een set maatregelen te lanceren die deze inspanningen moeten voortzetten, ook na afsluiting van het Europees Jaar van creativiteit en innovatie en, zoals mijnheer de commissaris al zei, om als leden van het Europees Parlement daadwerkelijk ambassadeurs van creativiteit te zijn.
Christa Prets, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, terwijl het Europees Jaar van de interculturele dialoog nog loopt, denken we al na over het Jaar van de creativiteit en innovatie. Dat is ook goed, want beide onderwerpen vullen elkaar aan. Het is heel belangrijk omdat er veel creativiteit en innovatievermogen voor nodig is om een interculturele dialoog tot stand te brengen, in praktijk te brengen en in ons leven te integreren. We moeten er nu mee beginnen, zodat we naadloos kunnen overgaan naar het volgende jaar en aan de nieuwe eisen kunnen voldoen. Creativiteit moet immers worden gezien als een motor voor innovatie en als een sleutel voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, zakelijke en sociale competenties.
Een bijzondere betekenis moet daarbij worden toegekend aan levenslang leren. Europa moet zijn creativiteit en innovatievermogen vergroten, zodat het zich kan instellen op de uitdagingen van de internationale concurrentie en de snelle technologische veranderingen en ontwikkelingen en daarop kan reageren. Hier is nog het nodige te doen. Als ik aan het programma voor onderzoek en ontwikkeling denk en aan het budget dat elk land daarvoor beschikbaar zou moeten stellen – namelijk 3 procent van het BBP – zijn we er nog lang niet. Kijken we naar andere landen, zoals de Verenigde Staten en China, die aanmerkelijk meer investeren in onderzoek en ontwikkeling, dan weten we ook welke hiaten in Europa nog moeten worden opgevuld.
Er is ook erg veel creativiteit en innovatievermogen nodig om de financiën hiervoor te vinden. Die zouden bij dit programma wel van pas zijn gekomen. Helaas moet dit programma het zonder financiële middelen stellen. De lidstaten – en ook de organisaties en instellingen – moeten nu zelf maar zien hoe ze prioriteiten stellen en hoe ze die financieren. Uiteraard moeten ze daarbij gebruik maken van de daartoe bestemde subsidieprogramma’s van de EU. Voor extra innovaties en extra activiteiten waren echter extra financiële middelen nodig geweest. Dat had beslist gemoeten.
Ook is het erg belangrijk om een nauwe relatie tot stand te brengen tussen artistieke activiteiten, scholen en universiteiten. Ook kunst en cultuur hebben steun en aanmoediging nodig om aan creativiteit gestalte te geven. De ideeën zijn er meestal wel, maar het ontbreekt aan middelen om ze in praktijk te brengen. Heel belangrijk is ook dat we de evaluatie niet vergeten – dat geldt voor het Jaar van de interculturele dialoog, voor het Jaar van de mobiliteit, voor alle activiteiten die in elkaar grijpen – zodat we na afloop weten wat het voor de mensen heeft opgeleverd en hoe we voor de burgers duidelijk en inzichtelijk kunnen maken dat al deze prioriteiten uiteindelijk een positief effect hebben, zowel voor henzelf als voor de ontwikkeling van de Europese Unie.
Hannu Takkula, namens de ALDE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een waar genoegen vandaag te spreken, omdat de beste ondervoorzitter van het Parlement, Marek Siwiec, de vergadering leidt en de uitstekende commissaris Ján Figel’ hier aanwezig is, en omdat het onderwerp – creativiteit en innovatie – zeer interessant is, ook al kan men zich altijd, wanneer hierover wordt gesproken, afvragen wat creativiteit en innovatie eigenlijk betekenen.
Het lijkt er vaak op dat het slechts woorden zijn waar weinig inhoud aan gegeven kan worden. Als ik antwoord zou moeten geven op de vraag wat creativiteit is, dan weet ik in ieder geval één antwoord, waarvan wordt beweerd dat de Finse componist Sibelius het heeft gegeven: creativiteit is pijn.
In Europa zijn wij natuurlijk niet bang voor pijn als die zorgt voor meerwaarde, iets wat ons als naties en als Europa verder brengt. Dat is volgens mij het hoofddoel van dit Europese themajaar: het bieden van enige meerwaarde aan de Europese werkelijkheid.
Hoe bevorderen wij creativiteit en innovatie? Zoals de Voorzitter weet, krijgt uw land, Polen, het Europees Instituut voor innovatie en technologie. Dat is zeker een factor op dit gebied die de lidstaten van de Europese Unie zal aanmoedigen om door middel van verscheidene prikkels nieuwe meerwaarde en innovaties te creëren.
Wij weten echter dat bestuurlijke besluiten niet voor innovatie of creativiteit zorgen. Wat wij hier ook besluiten, er zullen niet direct innovatie of creativiteit uit die besluiten voortvloeien. In plaats daarvan hebben we middelen en de juiste voorwaarden nodig op universiteiten, scholen en in verschillende sectoren van onze samenleving, zodat mensen zich kunnen concentreren op het creëren van iets nieuws, de beste praktijken kunnen uitwisselen en zich kunnen losmaken van stereotypen die hen ervan weerhouden dingen op een nieuwe manier te benaderen.
Dit is voor ons een grote uitdaging, omdat wij allemaal weten dat de onderwijsinstellingen in onze eigen landen in veel gevallen uit oude tradities voortkomen. Er zijn bepaalde tradities onderwezen, een bepaalde waarheid, maar het is in zekere zin nodig zaken in twijfel te trekken en vanuit pluralistisch oogpunt te bekijken. Wij moeten beseffen dat wij door kritisch te zijn en van mening te verschillen, door de paradigma’s en bepaalde waarheden uit te dagen, erin kunnen slagen nieuwe meerwaarde te creëren.
Ik weet dat de commissaris alle lidstaten zeker zal aansporen nationale innovatiestrategieën te presenteren voor de wijze waarop zij van de lagere school tot en met de universiteit studenten gaan helpen nieuwe ideeën te ontwikkelen of ruimte gaan scheppen voor nieuwe manieren van denken, gebaseerd op een programma van levenslang leren.
Dit is een belangrijke zaak en ik denk dat de belangrijkste bijdrage van dit Europese themajaar zal zijn dat creativiteit, innovatie en nieuwe manieren van denken de kern van het debat worden. Misschien leidt dat tot innovatie en nieuwe meerwaarde en misschien wel tot productisering, want de economie is van groot belang in de Europese Unie. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.
Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, Paul Gauguin deed ooit de volgende uitspraak: "Ik sluit mijn ogen om te kunnen zien". We willen beter zien, beter begrijpen en beter optreden. Daartoe moeten alle vaardigheden en talenten worden gestimuleerd die diep in ieder van ons verborgen zitten. Het is van vitaal belang dat we alle creativiteit in de Europese samenleving benutten om een antwoord te kunnen bieden op de mondiale uitdagingen waarvoor we staan. De Europese bevolking vertegenwoordigt minder dan 8 procent van de wereldbevolking. De inwoners van andere landen en regio's zitten niet stil en hebben niet minder talent dan wij. Om die reden zou ik namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten het initiatief willen steunen om het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie uit te roepen.
Ik zou het echter bijzonder jammer vinden als dit jaar zomaar een activiteit op zich zou zijn. We moeten alles in het werk stellen om te verhinderen dat de kansen en talenten verloren gaan die nodig zijn om nieuwe en positieve waarden te creëren op tal van domeinen, zoals technologie, ondernemerschap, financiën, maar ook sociale en andere aangelegenheden. We kunnen het ons niet veroorloven om de vaardigheden, de talenten en het harde werk van duizenden getalenteerde Europeanen te verspillen. Dit geldt zowel voor jongeren en ouderen als voor burgers met een handicap. We moeten al het mogelijke doen om de procedures voor de tenuitvoerlegging van innovatieve oplossingen te vereenvoudigen. Ik doe een oproep aan het Parlement om het zevende kaderprogramma hiervoor te gebruiken.
Mikel Irujo Amezaga, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Om te beginnen wil ik de Commissie bedanken voor haar voorstel, en de rapporteur, mevrouw Batzeli, voor een verslag dat vrijwel unanieme steun heeft gekregen van onze commissie, steeds met uitzondering van één lid, dat permanent heeft tegengestemd. .
Enerzijds moet ik zeggen dat mijn land, Baskenland, dit jaar het Jaar van de innovatie viert, op basis van concepten die al in 2007 zijn goedgekeurd, en ik denk dat zeker een aantal daarvan kunnen worden geëxtrapoleerd.
Een van die concepten zou het bevorderen van kritische en vrije gedachtevorming in de samenleving kunnen zijn. Het Jaar moet aandacht vragen voor dit aspect. Een gedachtevorming die het wetenschappelijk denken en de ontwikkeling van de rede in het publieke debat moet stimuleren om veranderingen in de organisaties en instellingen op ons grondgebied te vergemakkelijken en hun bijdrage aan de opbouw van een modern, solidair, open en innovatief continent mogelijk te maken.
Anderzijds zou het Jaar van de creativiteit en innovatie een concept van open innovatie moeten bevorderen: innovatie die niet alleen is gebaseerd op interne capaciteiten, maar gebruik maakt van alle mogelijke bronnen – gebruikers, aanbieders, netwerken – en die, het product en de technologie overstijgend, ook rekening houdt met de ontastbare en in het algemeen talrijke dimensies die tot creatie van waarde leiden.
Evenzo zou dit jaar innovatie naar alle niveaus moeten brengen: een innovatie die alle regeringen bereikt, en dan bedoel ik niet alleen de regeringen van de lidstaten en regio’s en bestuursorganen die niet tot de staat behoren, die gedurende het jaar al veel te zeggen hebben. En ik wil de Commissie dringend vragen om daar ook rekening mee te houden.
Innovatie moet zich ook uitstrekken tot alle organisaties en instellingen, zoals ik al heb gezegd, zowel publieke als private organisaties en instellingen, met of zonder winstoogmerk, en tot alle aspecten van het leven, en met name moeten sociale innovatie en innovatie in dienst van een duurzaam milieu worden bevorderd.
Vladimír Železný, namens de IND/DEM-Fractie. - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik ben lid van het Europees Parlement namens een voormalig communistisch land. Tot onze grote verbazing krijgen we hier in de EU datgene dat we allang achter ons gelaten dachten te hebben, opnieuw voor de kiezen. Een naar déjà-vu-gevoel geeft dat. Ik heb de volledige communistische tijd in mijn land aan eigen lijve meegemaakt en ons leven toentertijd was zorgvuldig opgedeeld in jaren, maanden, weken en dagen die aan iets of iemand gewijd waren. We hadden het jaar van de volkscultuur, de maand van het boek, de maand van de vriendschap tussen Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie, de week van de kosmos, de dag van de mijnarbeider, kortom, elke morgen als we wakker werden behoorde onze dag, week of maand toe aan iemand anders dan onszelf. Ons leven was één grote campagne. De bedoeling was om met die campagnes het tekort aan vrijheid, sinaasappels en vlees te verdoezelen. In de Europese Unie hebben we genoeg sinaasappels en vlees, maar desondanks begaat de Europese Unie dezelfde fout. Ze probeert de benodigde resultaten niet met behulp van geduldige en gedegen arbeid te boeken, maar met behulp van campagnes.
Hoe denkt de Europese Unie hiermee meer creativiteit op te wekken? Creativiteit is een product van vindingrijkheid, talent en een geniaal of op z'n minst goed idee. Met dit initiatief krijgen we er alleen maar een paar honderd tevreden NGO's bij. Laten we wel zijn, NGO's zijn een uitwas van onze democratie: mensen die door niemand zijn verkozen en die door niemand geautoriseerd ons geld opsouperen. Ze doen per slot van rekening toch zo‘n goed werk? Het zal hen absoluut niet moeilijk vallen om de begroting van deze eenjarige campagne op te maken. Met gemak jagen ze het geld van de belastingbetaler erdoorheen aan duizenden folders, bergen posters, evenementen en workshops. Maar met de creativiteit zijn we na dat ene jaar geen enkele stap verder. Mijnheer de Voorzitter, ik heb een voorstel. In plaats van een Jaar van innovatie en creativiteit zou ik graag een jaar willen uitroepen van gewone, niet door enige campagne gestoorde arbeid. Een jaar zonder campagne, wat een opluchting zou dat zijn. Dank u wel.
Thomas Wise (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de algemene doelstelling van het Europees Jaar 2009 is “het bevorderen van creativiteit voor eenieder als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, ondernemers- en sociale vaardigheden middels levenslang leren”. We hebben het echter altijd over nieuwe wetgeving. Een tegenwerkende staat die verzandt in wetgeving en bureaucratie, verstikt de creativiteit en het ondernemerschap onder zijn burgers. België bijvoorbeeld zal waarschijnlijk nooit een Joe Meek of een Richard Branson voortbrengen. En laten we eerlijk zijn, Sœur Sourire heeft nooit echt op gelijke hoogte gestaan met de The Beatles of the Rolling Stones.
Terwijl de Commissie in haar nadagen is en straks tot het verleden behoort, blijven de grote werken van de Europese cultuur bestaan als onderling nauw verbonden inspiratiebronnen. Laten we onze artiesten niet smoren met nog meer wetgeving. Zoals de grote Ral Donner ooit treurde: ‘You don’t know what you’ve got until you lose it, uh-huh, oh yeah!’ Je beseft pas wat je hebt, wanneer je het verliest!
Pál Schmitt (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het Europees Jaar van creativiteit en innovatie is een uitstekende gelegenheid om de aandacht van de burgers te vestigen op de activiteiten van de Unie op het gebied van onderwijs en onderzoek, in het bijzonder met betrekking tot het programma voor levenslang leren.
Het programma voor levenslang leren sluit naadloos aan bij de strategie van Lissabon en de belangrijkste doelstellingen daarvan zijn de totstandbrenging van een op kennis gebaseerde maatschappij, de toename van het concurrentievermogen, de stimulering van de economie en het creëren van nieuwe banen.
Als we het over creativiteit hebben, hebben we de neiging om alleen maar aan wetenschappers, ingenieurs, ontwerpers of vakmannen te denken. Het begrip creativiteit heeft echter naast economische en technologische innovaties nog een andere, gemakkelijkere betekenis die misschien ook wel dichter bij ons staat, namelijk creativiteit in artistieke zin.
In grote mate zijn het de kunstenaars die bijdragen aan een compleet leven door ons steeds opnieuw in vervoering brengen, of het nou gaat om de schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur, zang, theater, grafische vormgeving, fotografie, design of zelfs de filmkunst die grote massa’s bereikt. Kunstenaars en hun creaties zijn bepalend voor de kwaliteit van ons leven.
Het Jaar van creativiteit is een goede gelegenheid om erkenning en respect te uiten jegens de personen die onze directe leefomgeving zichtbaar maken en de smaak, het waardeoordeel en de eisen van de Europese jeugd in positieve zin beïnvloeden.
Ik geef toe dat er een grote behoefte bestaat aan innovatieve en creatieve technieken die revolutionaire veranderingen teweegbrengen. We zijn verrukt door prachtige auto’s, wonderbaarlijke communicatiemiddelen en de resultaten van wetenschappelijk en innovatief onderzoek, maar wat zou het leven waard zijn zonder de mooie kunstwerken, beeldhouwwerken, grafische kunst, textiel, creatieve muziekstukken en literaire werken die ons omringen?
Ik hoop van ganser harte dat ook de morele en financiële waardering van de cultuur zal worden opgenomen in de programma's van de Europese Unie, met name de kunstwerken die bijdragen aan het gevoel van trots dat is verbonden met de Europese identiteit, waardoor we het allemaal net iets fijner vinden om Europeaan te zijn.
Staat u mij ten slotte toe, hoewel ik tot nu toe over kunst heb gesproken, mijn hoop uit te spreken dat het onlangs in Boedapest geopende Europese Instituut voor Innovatie en Technologie ook een effectieve bijdrage zal leveren aan het succes van dit jaar. Bedankt voor uw aandacht.
Leopold Józef Rutowicz (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de toenemende consumptie en de stijgende behoefte aan middelen voor economische ontwikkeling, gezondheidszorg en cultuur in het licht van de voortschrijdende mondialisering is in toenemende mate afhankelijk van de doeltreffendheid van het onderwijs, van de organisatie van activiteiten om in het dagelijks leven creativiteit en innovatie aan te moedigen, van de ontwikkeling van betere organisatiemodellen en financiële modellen voor de tenuitvoerlegging van innovatieve oplossingen, alsook van ideeën om de productiviteit te verhogen, de kwaliteit te verbeteren, meer werkgelegenheid te creëren, de kosten te verminderen en het concurrentievermogen te bevorderen.
Een belangrijk aspect in dit verband is de ontwikkeling van onderwijs dat bijdraagt tot creatief denken. Hieronder valt ook levenslang leren. Dit innovatief denken zou ook door de media moeten worden ondersteund, bijvoorbeeld door opmerkelijke prestaties in beeld te brengen en respect te tonen voor diegenen die iets moois hebben bereikt. Innovatie in de economie, op alle niveaus van lokaal bestuur, kan tot veel inzet en betrokkenheid leiden, op voorwaarde dat de bestaande administratieve hindernissen uit de weg worden geruimd en dat alle burgers volledig in de maatschappij kunnen integreren. Dit laatste is evenwel in belangrijke mate afhankelijk van de politici.
Het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie in 2009 mag niet alleen een jaar van denken zijn, maar moet ook concrete en creatieve acties opleveren. De ontwerpverordening is een noodzakelijk document en de voorgestelde wijzigingen hebben weinig invloed op de essentie van de tekst. Ten slotte zou ik mevrouw Batzeli nog van harte willen bedanken voor haar verslag.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, creativiteit en innovatie zijn van vitaal belang voor kenniseconomieën als de Europese economie. Om de uitdagingen van de mondialisering te kunnen aangaan en de kansen te benutten die deze evolutie met zich meebrengt, moeten we resoluut voor een innovatieve en creatieve benadering kiezen.
Economische activiteit is slechts een van de domeinen waar creativiteit en innovatie aan de basis liggen van succes en in veel gevallen een beslissend concurrentievoordeel opleveren. Zonder deze factoren kan er nauwelijks sprake zijn van producten of diensten die tegemoet komen aan de toenemende verwachtingen van de consumenten. Ik ben bijgevolg van mening dat in de plannen van de Europese Commissie meer nadruk moet worden gelegd op de grotere betrokkenheid van bedrijven, in het bijzonder door rekening te houden met de ervaring die zij hebben opgedaan door hun voordeel te doen met het potentieel dat door menselijke innovatie en creativiteit wordt geboden.
Creativiteit en innovatie zijn niet zo eenvoudig aan te leren, maar kunnen wel worden aangemoedigd. Onderwijs is bijzonder belangrijk om de ontwikkeling van deze vaardigheden te stimuleren. Het gaat in deze context echter niet alleen om onderwijs in scholen en aan universiteiten. Het is van belang dat creativiteit en innovatie op elk onderwijsniveau worden bevorderd, via verschillende vormen van onderwijs en gedurende het hele beroepsleven tot aan de pensionering. Bij het aanmoedigen van innovatie en creativiteit moeten we eveneens ons voordeel doen met de ervaring die in het kader van bestaande onderwijsprogramma's en andere initiatieven is opgedaan. Dat geldt met name voor projecten met een grensoverschrijdend karakter.
Ik ben ervan overtuigd dat het initiatief om 2009 tot Europees Jaar van de creativiteit en innovatie uit te roepen ons niet alleen zal helpen om het bewustzijn van de burgers te versterken, om informatie over goede praktijken te verspreiden en onderzoek en creativiteit aan te moedigen, maar ook en vooral om een discussie op gang te brengen over passende beleidsmaatregelen en over de veranderingen die er moeten komen opdat creativiteit en innovatie op meer steun kunnen rekenen van het bedrijfsleven, de Europese instellingen en de lidstaten.
Jerzy Buzek (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het valt niet vaak voor dat ik in dit Parlement kan meedelen dat ik het volkomen eens ben met alle vorige sprekers. Elk van hen heeft duidelijk en overtuigend uiteengezet waarom dit jaar belangrijk is. Vooral de heer Janowski heeft zijn standpunt enkele minuten geleden erg helder verwoord. Ik ga echter ook akkoord met de Parlementsleden die vrezen dat dit mogelijk het zoveelste jaar is dat geen tastbare resultaten zal opleveren. Als we dergelijke waarschuwingen niet elk jaar willen herhalen, komt het erop aan om een aantal concrete stappen te nemen.
Een voorbeeld van zo'n concrete stap is duidelijk aangeven dat we op deze manier onze hoofdprioriteit, de Lissabon-strategie, verwezenlijken. Daar heeft nog niemand met een woord over gerept. Nochtans is dit een uiterst belangrijke aangelegenheid. In de Lissabon-strategie wordt voor het eerst een verband gelegd tussen technologische en economische kwesties enerzijds en artistieke aspecten anderzijds. Als we concrete stappen willen nemen, moet dat volgens mij op twee niveaus gebeuren.
Het eerste niveau (ik maak gebruik van het feit dat de heer Figel’ hier vandaag aanwezig is en dat hij bevoegd is voor onderwijs en opleiding) is onderwijs. We zouden de situatie in de Europese Unie aan een grondige analyse moeten onderwerpen. Vormt het examen aan het einde van het secundair onderwijs echt een stevige basis voor creatief denken bij jongeren die de middelbare school verlaten? Er moet een echt overzicht worden opgesteld van de huidige toestand in Europa. Het ontbreekt ons enerzijds aan esthetische gevoeligheid en anderzijds aan wiskundige en wetenschappelijke capaciteiten. Daarvoor is binnen de traditionele humane wetenschappen geen ruimte. Dit is een probleem dat ook door de Europese Vereniging van Universiteiten geregeld aan de orde wordt gesteld.
Ik zou nog een laatste belangrijke kwestie willen aanstippen. Wat de middelen betreft, is er al vaak sprake geweest van de toekenning van middelen op Europees niveau. We moeten er absoluut voor zorgen dat we aan het einde van dit jaar een verslag hebben met concrete gegevens, niet alleen over de stand van zaken in de afzonderlijke lidstaten, maar ook over de aspecten die nog ontbreken en over de beste manieren om te vergelijken. Dit is van groot belang, aangezien er tot dusver op Europees niveau nog nooit een dergelijke vergelijking is gemaakt. Deze benadering zal ons eveneens helpen om de Lissabon-strategie efficiënt ten uitvoer te leggen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Mijnheer Figeľ, ik ben blij dat u vandaag bij dit debat aanwezig bent, aangezien uw levenservaring in veel opzichten op die van mij lijkt.
Op grond van mijn eigen ervaring als kunstenaar kan ik stellen dat het wijden van Europese Jaren aan bepaalde thema's zeker bijdraagt tot de bewustwording en de betrokkenheid van het publiek.
Aangezien het Europa van vandaag moet inspelen op de uitdagingen en de kansen van de mondialisering door haar creatieve en innovatieve vermogens te versterken, verwelkom ik het besluit van de Commissie om 2009 uit te roepen tot het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie.
De drijvende krachten achter innovatie zijn mensen en hun professionele vaardigheden, ondernemersvaardigheden en sociale vaardigheden. Levenslang leren verdient dan ook bijzondere aandacht. Ik verwelkom de voorgestelde maatregelen ter bevordering van creativiteit en innovatievermogen in alle stadia van het levenslang leren, van de periode van het beroepsleven tot na de pensionering.
Ik ben ervan overtuigd dat om de doelen voor 2009, die bedoeld zijn om Europa de vruchten te laten plukken van innovatie, te halen, het pakket maatregelen één geheel moet vormen met ander beleid, dat ook na afloop van het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie wordt voortgezet.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Met het uitroepen van 2009 tot het Europees Jaar van creativiteit en innovatie hebben wij een stellige verplichting op ons genomen. In de Unie heeft 42 procent van de ondernemingen die actief zijn in industrie en diensten innovatieve activiteiten gerapporteerd. In 2003 heeft in Duitsland 65 procent van de bedrijven geïnnoveerd en zijn er 312 octrooien per miljoen inwoners geregistreerd, ten opzichte van 128 gemiddeld in Europa. In Roemenië ontplooit een vijfde deel van de bedrijven innovatieve activiteiten. Daarnaast vormden in 2006, op het niveau van de Unie, de investeringen in onderzoek en innovatie slechts 1,84 procent van het BBP, ten opzichte van de 3 procent die zijn vastgesteld in de Lissabon-strategie.
Investeringen in onderzoek en innovatie zijn niet gegroeid in hetzelfde tempo als het Europees BBP. Ik ben van oordeel dat inspecties, enquêtes, conferenties en informatiecampagnes niet voldoende zijn. Het Europees Jaar van creativiteit en innovatie dient het jaar te worden van de ingeloste beloftes. Voor het bevorderen van creativiteit is adequate financiële steun in het communautaire begroting en in de nationale begrotingen vereist. Mijnheer de commissaris, tezamen met ons, het Europees Parlement de lidstaten, verplicht u zich ertoe dat in 2009 creativiteit en innovatie in Europa daadwerkelijk zullen toenemen.
Dumitru Oprea (PPE-DE). - (RO) Wij danken allen die ervoor hebben gezorgd dat een van de landen in Centraal- en Oost-Europa het Jaar van creativiteit een jaar eerder kan vieren, daar Boedapest in feite de hoofdstad is van deze nieuwe Europese golf van creativiteit en innovatie. Wij stellen voor, in dezelfde lijn, dat de topuniversiteiten echt de kans krijgen om het Europese beleid te bevorderen door in ten minste één universiteit in ieder land van de laatste twee uitbreidingsgolven, speciale acties te organiseren, waarin deskundigen en specialisten hun zegje kunnen doen. Eveneens stellen wij voor dat de twee of drie toponderzoekers van ieder land van de laatste twee uitbreidingsgolven een rondreis zullen maken langs de vijf topuniversiteiten en -onderzoekscentra in Europa.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het uitroepen van het jaar 2009 tot Europees Jaar van creativiteit en innovatie biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van de culturele, wetenschappelijke en economische samenwerking, van de perspectieven die elk land heeft wat betreft de uitwerking van een eigen nationaal programma om het creatieve potentieel van de mensen te stimuleren.
Net zoals levenslange educatie belangrijk is, zo is creativiteit, die de basis vormt van elk innovatief beleid, bepalend voor het genereren van een nieuwe, toegevoegde sociale waarde. Dit beleid toont aan dat wij bouwen op menselijk potentieel en dat wij dit potentieel ook ontwikkelen, en dat het een centrale plaats inneemt. Het is van belang dat er een direct verband wordt gelegd tussen onderwijs, cultuur en wetenschap. Het is van belang dat instellingen samenwerken om hun bereik te vergroten. Creativiteit en innovatie gelden voor alle leeftijden. Het is eveneens van belang dat we de middelen en het maatschappelijke draagvlak bieden om talent te stimuleren. Talent ontwikkelt zich, maar moet wel ondersteund worden, want juist begaafde en getalenteerde creatieve persoonlijkheden vormen de drijvende krachten in de maatschappij.
Ján Figeľ, Commissie. − (SK) Ik wil u graag hartelijke bedanken voor dit interessante debat, waaruit belangstelling blijkt voor innovatie en creativiteit, evenals de steun van het Parlement voor deze agenda. Het viel me op dat het debat werd gedomineerd door leden uit de nieuwe lidstaten, wat op zichzelf al een pluspunt is en waar wellicht het positieve signaal vanuit gaat dat de uitbreiding van de Unie betekent dat nieuwe thema's en feiten zowel vanuit wereldomspannend als vanuit lokaal perspectief worden beschouwd.
Volgens de Amerikaanse socioloog Richard Florida is de sleutel tot een innovatieve samenleving gelegen in de combinatie van de "drie T's": talent, technologie en tolerantie. Iedereen heeft wel tot op zekere hoogte een bepaald talent, en dat is bij iedereen verschillend. De technologie wordt vertegenwoordigd door een computer of een muziekinstrument, of misschien zelfs een rolstoel, als middel om een vaardigheid te ontwikkelen. De derde T, tolerantie, geeft iedereen, ook de zwakkeren en mensen aan de rand van de samenleving, de mogelijkheid om mee te doen in het proces dat leidt tot verbetering, sociale insluiting en nieuwe kennis.
Ik ben blij te horen dat de lijn van 2008 wordt voortgezet, aangezien het ons streven is om op basis van culturele verscheidenheid en interculturele dialoog, een andere dimensie van de culturele agenda te ontwikkelen, te weten de creatieve industrie. Dit helpt ons cultuur te zien als een creatief onderdeel van de samenleving, niet als consument, niet als "iets voor soms", maar als permanent onderdeel van het proces waar de economie op draait. Cultuur levert een bijdrage. Cultuur is niet alleen consumptie. Als we cultuur zo opvatten, zullen onze creatieve industrieën bloeien en voor goede werkgelegenheid en aanzienlijke economische groei zorgen, en dat is precies waar het ook in de Lissabon-strategie om gaat. Bedrijvigheid en cultuur hoeven elkaar niet uit te sluiten maar kunnen elkaar juist op een evenwichtige en verstandige manier aanvullen.
Verder is de overdracht van kennis naar de praktijk van groot belang voor het leerproces. Ons leren is dikwijls op zichzelf staand en versnipperd, waardoor het slecht aansluit op de praktijk. Ik wil niet te lang aan het woord blijven, maar ik wil er wel op wijzen dat we hier een flinke aanmoediging hebben gekregen voor het bedrijfsleven, voor bedrijfsopleidingen en voor de verantwoordelijkheid – die niet alleen bij de Europese Unie ligt maar ook bij de lidstaten – om talent en innovatie te bevorderen en te ondersteunen. Dit alles hangt nauw samen met modernisering van het onderwijsstelsel en levenslang leren.
Tot besluit wil ik graag zeggen dat innovatie niet alleen terugkomt in eindproducten en nieuwe diensten. Innovatie komt ook naar voren in nieuwe manieren van aanpak, nieuwe methoden en nieuwe mentaliteiten. Het belangrijkste voor 2009 is dat we onze kijk op het belang van innovatie en op de waarde van talent en creativiteit veranderen. Ik wil u hartelijk bedanken. Ik verheug me op verdere samenwerking.
Κaterina Batzeli, rapporteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat iedereen in deze zaal van harte steun geeft aan het jaar 2009 als het jaar van de creativiteit en innovatie, en dat er politieke overeenstemming over is. Wij hebben geprobeerd om ons geloof in het succes van dit jaar en in het desbetreffend programma te versterken met behulp van de medebeslissingsprocedure. Het Europees Parlement heeft aangedrongen op medebeslissing omdat het wil dat dit beleid steunt op een interinstitutioneel akkoord met betrekking tot niet alleen de besluitvorming, maar ook de uitvoering en de efficiëntie.
Wat dat laatste betreft, wil ik erop wijzen dat de collega’s heel wat twijfels hadden over de uitvoering en het welslagen van het programma, en daar moet de Commissie rekening mee houden bij het toezicht en bij het onderzoek van de door de nationale autoriteiten en de belanghebbende instanties ingediende voorstellen. Wij moeten er namelijk voor zorgen dat creativiteit en innovatie niet alleen worden gemainstreamd in alle andere beleidsvormen, maar tevens dat de mobiliteit van kunstenaars, de culturele sector, onderwijskundigen en docenten vergemakkelijkt.
Er is veel meer en betere controle nodig dan het geval was bij het Europees Jaar van de interculturele dialoog, waarvoor een duidelijke, in de jaarlijkse begroting van de Europese Gemeenschappen verankerde begroting bestond. Ik heb ook geluisterd naar de boodschap van commissaris Figel’ en de collega’s, die zeiden dat wij dit vraagstuk aandachtig moeten volgen, en ik wil in deze zaal erop wijzen dat de interculturele dialoog en het jaar van de creativiteit en innovatie de speerpunt moeten zijn van het communicatiebeleid met het oog op de Europese verkiezingen. Ook wij moeten een steentje bijdragen aan de pogingen om de burgers te mobiliseren ten behoeve van ondernemerschap, creativiteit en cultuur.
(Applaus)
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Bogdan Golik (PSE), schriftelijk. – (PL) Voordat ik lid werd van het Europees Parlement, heb ik de gelegenheid gehad om een beter inzicht te verwerven in de beginselen die aan het onderwijssysteem en aan private ondernemingen ten grondslag liggen. Uit de ervaring die ik daarbij heb opgedaan, heb ik geleerd dat het van het grootste belang is dat Europa zijn creatieve en innovatieve vaardigheden ontwikkelt, zowel om sociale als om economische redenen.
Het aanstaande Jaar van de creativiteit en innovatie lijkt me een uitstekende gelegenheid om het concurrentievermogen van de Europese Unie in de geglobaliseerde wereld te verbeteren. De projecten aangaande de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van onderwijs, de uitwisseling van goede praktijken en de totstandbrenging van een Europa van kennis en innovatie worden zowel door de Poolse regering als door de overheden van de Europese Unie gesteund. Ik was zeer verheugd over het besluit van juni 2008 om het idee van het EIT te bekrachtigen door zijn hoofdkantoor in Boedapest te vestigen.
Om de capaciteiten van individuen ten volle te benutten en maximaal voordeel te halen uit ideeën als het EIT, hebben we niet alleen behoefte aan een goed ontwikkelde infrastructuur om de creativiteit van mensen te stimuleren, maar ook aan een ondersteuningssysteem dat garant staat voor passende arbeidsomstandigheden die verdere persoonlijke ontwikkeling mogelijk maken. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om de aandacht van de Parlementsleden op een Pools initiatief te vestigen, en wel van de stad Łódź, die deel uitmaakt van het EIT-netwerk. Łódź blinkt in Europa uit door zijn innovatieve en uitzonderlijke aanpak, zowel op het gebied van modern onderwijs als van nieuwe zakelijke concepten. Op een intelligente manier gebruik maken van gunstige omstandigheden, zoals het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie, evenals van de onderschatte mogelijkheden van steden als Łódź, zou voor ons allen van voordeel kunnen zijn.
Zita Gurmai (PSE), schriftelijk. – (HU) Creativiteit en innovatie spelen een uitermate belangrijke rol in het vermogen van Europa om adequaat te reageren op de uitdagingen en mogelijkheden van de globalisering. Een effectiever gebruik van kennis en de ontwikkeling van innovaties zijn cruciale elementen van de Europese economie en daarom is het nodig hier bijzondere nadruk op te leggen. Het Europees Jaar van creativiteit en innovatie wil hier de aandacht op vestigen.
De dynamiek van de Europese economie hangt in grote mate af van haar innovatieve capaciteit. Europa moet zowel om maatschappelijke als economische redenen zijn creatieve en innovatieve vermogen vergroten. Daarom acht ik het van belang dat het Europese jaar ook in het teken staat van praktische maatregelen en de bevordering van innovatieve ontwikkeling.
De resultaten van creativiteit en innovatie moeten in wijdere kring bekend worden. Daarom bestaat er een bijzonder grote behoefte aan de lancering van informatieve en promotionele campagnes, de organisatie van evenementen op pan-Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, de formulering van essentiële boodschappen alsmede het verstrekken van informatie over goede praktijken.
Daarom moeten de clusternetwerken die bekendstaan als de drijfveer van innovatie worden gestimuleerd, evenals de totstandkoming van kennisdriehoeken en de doorbraak van verschillende onderwijsvormen. Met het oog op de bevordering van innovatie moeten de lidstaten zich concentreren op de ontwikkelingen die op het gebied van innovatie-ondersteunende diensten plaatsvinden, voornamelijk met technologieoverdracht als doel, en verder op de totstandbrenging van innovatiepolen en -netwerken via de koppeling van universiteiten aan ondernemingen, kennisoverdracht en betere toegang tot financiering.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Diversiteit is een van de bronnen van innovatie, en het beleid van uitbreiding van de Europese Unie heeft Europa nieuwe bronnen van diversiteit gebracht, en, dus, nieuwe bronnen van innovatie. Helaas vormen voor studenten uit de nieuw toegetreden landen, zoals Roemenië of Bulgarije, de kosten voor deelname aan een Erasmus-programma echter een te grote moeilijkheid, iets wat hun mate van betrokkenheid bij het programma vermindert.
In 1987 zag het Erasmus-programma het levenslicht, dat ernaar streefde studenten mobiliteit te bieden op Europees niveau en de mogelijkheid een betere carrière op te bouwen. Na 21 jaar is het programma er niet alleen in geslaagd om twee miljoen studenten en 3100 instituten voor hoger onderwijs aan te trekken, maar het heeft ook actief bijgedragen aan de verbetering van het academisch leven van studenten, aan het verwerven van interculturele vaardigheden en van vertrouwen in eigen kunnen.
Zonder zich dit direct ten doel te stellen, is het Erasmus-programma erin geslaagd de studenten bekend te maken met de essentie van de Europese Unie: vrijheid van beweging binnen deze grote, diverse, maar verenigde familie.
Vanuit het perspectief van het Jaar van innovatie en creativiteit ben ik dan ook van mening dat een uitbreiding van het budget voor studenten uit de nieuw tot de Unie toegetreden landen een grotere deelname van hun kant aan dit programma zou betekenen en dus een stimulans voor diversiteit als bron van innovatie en creativiteit.
22. Aanpassing van een aantal besluiten aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG - Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing (Deel twee) - Aanpassing van rechtshandelingen aan het nieuwe comitologiebesluit (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
– A6-0100/2008 van József Szájer, namens de Commissie juridische zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG, van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft – Deel twee (COM(2007)0824 – C6-0476/2007 – 2007/0293(COD)), en
– A6-0345/2008 van József Szájer, namens de Commissie juridische zaken, met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de aanpassing van rechtshandelingen aan het nieuwe comitologiebesluit (2008/2096(INI)).
József Szájer, rapporteur. – (HU) Het is de aloude ervaring van de mensheid dat de besluitvormende macht, en vooral de uitvoerende instanties, niet zonder parlementaire controle mag blijven. Vandaag de dag, vooral in verband met de voorbereiding van het Verdrag van Lissabon, hebben we maar al te vaak gehoord over het zogenaamde democratische tekort van de Europese Unie, en ook over de Brusselse bureaucratie hebben we veel kunnen horen.
Interessant genoeg steunen juist die personen het Verdrag van Lissabon niet, wier belangen het meest gebaat zouden zijn bij deze verandering, degenen die zich ervan zouden kunnen vergewissen dat het Verdrag van Lissabon juist een effectievere controle wil uitoefenen op de uitvoerende macht, de Europese Commissie en de zogenaamde Europese bureaucratie. Dit geef ik in overweging aan de mensen die van mening zijn dat er geen behoefte is aan het Verdrag van Lissabon.
Ik ben ervan overtuigd dat we door een grotere controlebevoegdheid te geven aan het rechtstreeks door de burgers gekozen Europees Parlement over de Europese Commissie, juist dit doel dienen. Dit is met name het geval als in Europa het Parlement en de Raad, dat wil zeggen de wetgevende macht, steeds meer bevoegdheden uitbesteden aan de uitvoerende macht en er in steeds meer opzichten op vertrouwen dat de Europese Commissie de gedetailleerde regelgeving zal vastleggen.
In veel gevallen is er immers een directe reactie vereist, als het complexe Europese wetgevingsmechanisme niet werkt omdat de Raad en het Parlement geen gelegenheid hebben om bijeen te komen; in dat geval is er geen andere optie dan de Commissie in het belang van snelle en effectieve actie een volmacht te geven in zulke zaken.
Dit is nu ook het geval. Deze twee verslagen gaan erover dat in het kader van de overeenkomst die in 2006 is gesloten tussen het Europees Parlement en de Commissie de bevoegdheden en de macht van het Europees Parlement zich ook uitstrekken tot de controle over de handelingen van de Commissie in haar uitvoerende en wetgevende bevoegdheid. Hiertoe had tot nu toe slechts een van de twee wetgevende instellingen, de Raad, de mogelijkheid.
De Europese Commissie heeft vier pakketten ingediend waarvan we er twee al tijdens onze zomersessie hebben aangenomen. Nu is het derde pakket aan de beurt, en het verslag dat ik op eigen initiatief heb opgesteld, gaat over de principes op grond waarvan we dit proces moeten implementeren en de wijze waarop we deze controlebevoegdheid moeten vastleggen.
Tevens kan ik vaststellen dat de onderhandelingen hebben geresulteerd in een goed compromis, maar ik wil namens het Parlement geheel en al duidelijk maken dat we dit niet als precedent zien, noch bij de comitologieprocedures die op dit moment lopen, noch met het oog op de toekomst.
Deze controlerende bevoegdheid zal het Parlement hoe dan ook toekomen, onafhankelijk van het Verdrag van Lissabon; met andere woorden: het Verdrag van Lissabon, dat vergelijkbare bevoegdheden garandeert, is iets verder opgeschoten en in het kader daarvan kunnen we deze zaken nu al verwezenlijken.
Voor het Parlement betekent dit een enorme hoeveelheid werk en daarvoor moet het Parlement de benodigde instrumenten aangereikt krijgen. Juist om die reden heb ik ook actie ondernomen met betrekking tot de begroting: door deze weg te halen bij de bureaucratische instanties moeten we het Parlement de mogelijkheden bieden die nodig zijn voor de optimale uitvoering van deze nieuwe taak. Ook het Parlement moet zich voorbereiden op de optimale uitvoering van deze taak en ik ben van mening dat door deze verandering de Europese Unie democratischer en transparanter zal worden. Hiermee zetten we dus een belangrijke stap binnen de Europese instellingen waarmee de controle over de uitvoerende macht bij de wetgevende macht en zodoende bij het electoraat komt te liggen. Bedankt voor uw aandacht.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de Commissie verwelkom ik de twee verslagen van de heer Szájer en bedank ik de rapporteur voor zijn werk. Köszönöm szépen Jóska.
Nu in eerste lezing een akkoord is bereikt over het zogenoemde “tweede pakket”, zal een aanvullende set wetgevingsinstrumenten in overeenstemming worden gebracht met het gewijzigde comitologiebesluit. Dit betekent een grotere rol voor het Parlement, voor u, en nauwer democratisch toezicht. De Commissie is echt blij dat het werk in een goed tempo vordert en dat de drie instellingen, dat wil zeggen, de Raad, het Parlement en de Commissie, eerlijke oplossingen hebben gevonden.
In het tweede verslag heeft het Parlement de Commissie in feite uitgenodigd om met nieuwe voorstellen te komen om nog eens een beperkt aantal wetten aan te passen. Ik kan u verzekeren dat de Commissie van plan is de aanbevelingen in uw verslag grondig te bestuderen. Zodra deze beoordeling is afgerond, kunnen we beslissen hoe we het beste kunnen reageren op de aanbevelingen van het Parlement.
Tot slot spreek ik ook de hoop uit dat het onderzoek van het volgende pakket door de Raad en het Parlement eveneens snel en soepel zal verlopen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
23. Concentratie en pluralisme van de media in de Europese Unie (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0303/2008) van Marianne Mikko, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over concentratie en pluralisme van de media in de Europese Unie [2007/2253(INI)].
Marianne Mikko, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het aantal leden van de EU is sinds begin 2004 bijna verdubbeld. Een van de grootste uitdagingen van na de uitbreiding is ervoor te zorgen dat de normen voor de bescherming van de democratie en de basisvrijheden zo goed mogelijk op één lijn worden gebracht. Binnen deze context verwelkomt het verslag elk initiatief dat gericht is op de bescherming van de democratie en wil het duidelijk maken dat de media een invloedrijk politiek middel blijven, dat niet enkel in economische zin mag worden beschouwd.
Het verslag erkent het besluit van de Europese Commissie om het aan een consortium van drie Europese universiteiten over te laten om betrouwbare en onpartijdige indicatoren van mediapluriformiteit vast te stellen.
Dit verslag benadrukt bovendien het belang de toezicht- en uitvoeringssystemen in te stellen op basis van de aldus vastgestelde indicatoren. Het verslag erkent ook de voortdurende inspanningen van vertegenwoordigers van uitgevers en journalisten om een handvest voor mediavrijheid op te stellen. Tevens benadrukt het verslag de noodzaak van maatschappelijke en wettelijke garanties voor journalisten en redacteurs.
In het verslag wordt bepleit dat multinationale ondernemingen zich in elk land waar ze actief zijn, houden aan de goede praktijken voor redactionele en journalistieke vrijheid. Daarbij wordt met enige zorg aangetekend dat in de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de EU zijn toegetreden, lagere normen worden gehanteerd.
De ontwikkeling en acceptatie van nieuwe technologieën heeft geleid tot de opkomst van nieuwe mediakanalen en nieuwe vormen van inhoud. De opkomst van nieuwe media heeft gezorgd voor meer dynamiek en diversiteit in het medialandschap. Het verslag bepleit echter wel een verantwoord gebruik van deze nieuwe kanalen.
Weblogs: ik begrijp de zorgen van webloggers, maar ik begrijp ze ook weer niet. Mijn komst in cyberspace heeft geleid tot een snelle reactie van een groot aantal weblogauteurs. Ik wil hier duidelijk stellen dat niemand erin geïnteresseerd is om het internet te reguleren. Daarom steun ik als rapporteur het compromis waarover in de PSE-, ALDE- en Verts/ALE-Fracties algemene overeenstemming is bereikt en dat het volgende onderstreept: ‘moedigt een open gedachtewisseling aan over alle onderwerpen met betrekking tot de status van weblogs’. Punt. Wij verblijven.
In het verslag worden de problemen van de drukkersbranche erkend, die de reclameopbrengsten ten dele ziet verschuiven naar het internet, maar er wordt tevens op gewezen dat het nieuwe commerciële medialandschap wordt gedomineerd door gevestigde publieke en private aanbieders van media-inhoud. Ook wordt het standpunt ingenomen dat de concentratie van media-eigendom een zodanig niveau begint te bereiken dat de pluriformiteit van de media niet langer gegarandeerd wordt door de krachten van de vrije markt. Dit is met name het geval in de nieuwe lidstaten.
Het verslag erkent dat de publiekrechtelijke media een fors en stabiel marktaandeel nodig hebben om aan hun opdracht te voldoen. Ook wordt erop gewezen dat in bepaalde markten de publiekrechtelijke media weliswaar een leidende deelnemer op de markt zijn, maar dat deze veelal lijden onder ontoereikende financiering en politieke druk.
Het verslag erkent de noodzaak om de mediageletterdheid in de EU te vergroten, beveelt aan mediageletterdheid op te nemen in de negen basisvaardigheden en steunt de ontwikkeling van een Europees kerncurriculum voor mediageletterdheid.
Nogmaals, het verslag verwelkomt elk initiatief dat gericht is op de bescherming van de democratie en wil duidelijk maken dat de media een invloedrijk politiek middel blijven, dat niet enkel in economische zin mag worden beschouwd. De vrijheid van meningsuiting is het sleutelbegrip van mijn verslag, en daar sta ik pal voor.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mevrouw Mikko feliciteren met haar uitstekende verslag. De Commissie deelt veel van de standpunten die in dit verslag zijn verwoord. We zijn ervan overtuigd dat deze resolutie een heel positief signaal voor mediapluriformiteit afgeeft aan alle betrokken partijen, met inbegrip van de lidstaten en de Europese instellingen, inclusief de Commissie.
Bescherming van de democratie en van de pluriformiteit van uitingen is essentieel, zoals u hebt gezegd. We moeten een goed evenwicht bewaren tussen de doelstellingen van de diversiteit van uitingen in de media en het concurrentievermogen van de media. Eerdere intensieve raadplegingen hebben echter duidelijk gemaakt dat het politiek misplaatst zou zijn wanneer de Commissie en de Europese Unie de regels voor media-eigendom of de mediapluriformiteit zouden harmoniseren. Er valt hier eigenlijk veel te zeggen voor subsidiariteit. Een “one-size-fits-all”-maatregel of -model zou niet geschikt zijn voor de verscheidenheid aan situaties.
Dit is dan ook de reden waarom ik denk dat het een vergissing zou zijn de zeer levendige blogwereld te zeer te reguleren. Ik ben het desalniettemin met u eens dat websites in elk geval bepaalde wettelijke verplichtingen moeten respecteren die ook gelden voor de pers, zoals auteursrechten of het recht op weerwoord. Het lijkt ons een wenselijk doel sites met door gebruikers gegenereerde inhoud op gelijke voet te stellen met andere vormen van publieke meningsuiting. Omgekeerd lijkt het invoeren van een starre en speciale status voor weblogs contraproductief en in strijd met de ware geest van het internet.
De Commissie is het met het Parlement eens dat de mededingingsregels van de Europese Gemeenschap zelf slechts gedeeltelijk de pluriformiteit van de media kunnen waarborgen. Dit is precies de reden waarom artikel 21 van de EG-concentratieverordening de pluraliteit van de media als een gewettigd openbaar belang beschouwt. De lidstaten kunnen derhalve passende maatregelen nemen ter bescherming van de mediapluriformiteit door niet alleen de concentratieverordening, maar ook aanvullende regels ten uitvoer te leggen. Ze moeten echter wel het nationale en communautaire recht toepassen.
Met betrekking tot de mededingingsregels wil ik uw verklaring over het schadelijke karakter van de eigendomsconcentratie op de mediapluriformiteit echter enigszins nuanceren. De mediaondernemingen van Europa, met inbegrip van de geschreven pers, moeten sterk genoeg zijn om opgewassen te zijn tegen de concurrentie op mondiaal, internationaal niveau. We zijn tegen al te restrictieve regels inzake media-eigendom, die het concurrentievermogen van Europese ondernemingen zouden kunnen schaden. De situaties in de verschillende lidstaten zijn echter niet te vergelijken. Er is sprake van sterk uiteenlopende situaties.
Ik ben natuurlijk voor meer transparantie met betrekking tot de eigendom en ik ben ervoor dat het publiek beschikt over volledige informatie over de doelstellingen en de achtergrond van omroepen en uitgevers. Dit is een voorwaarde sine qua non om gezaghebbender en betrouwbaarder media te krijgen.
Zoals u in uw resolutie stelt, zijn publieke omroepen onontbeerlijk voor pluralisme in de media. De Commissie is daarom van mening dat hun publieke opdracht duidelijk moeten worden gespecificeerd en hun financiering moet worden gewaarborgd; anders is grote onzekerheid het gevolg.
Dames en heren, in dit opzicht zijn we het er allemaal over eens dat de vaststelling van de opdracht van publieke omroepen in principe een zaak is waar de lidstaten over beslissen, en niet de Commissie. De lidstaten beslissen ook over de wijze van financiering van de publieke omroepen, zoals is aangegeven in het Protocol van Amsterdam. In dit verband is de rol van de Commissie de verstoring van de mededinging tussen alle typen media te minimaliseren. De Commissie waardeert ook uw standpunt inzake gedragscodes en zelfregulering als instrumenten om mediapluriformiteit te steunen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 25 september plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Κaterina Batzeli (PSE), schriftelijk. - (EL) Concentratie en pluralisme zullen in het middelpunt van de discussies op nationaal en communautair niveau blijven staan, daar de burger in de hedendaagse samenleving geïnformeerd wordt door de media en daar de beelden en woorden van ontvangen. In een dergelijke omgeving is de regeling en afbakening van de operationele grenzen en het optreden van de openbare en particuliere media het fundamentele doel Hoe dan ook moet ervoor worden gezorgd dat informatie niet wordt gemanipuleerd en niet wordt verbonden met de politieke macht, dat de media financieel onafhankelijk blijven, de financiering ervan transparant is en wordt gekeken naar de arbeidsomstandigheden van journalisten, evenals naar de kwaliteit en diversiteit van informatie.
Met deze “openstelling” van de democratische dialoog in de media kan zich een nieuw medium ontwikkelen: de blogs, waarmee de meningsuitwisseling een individueel karakter krijgt. Vaak mondt deze uitingsvorm uit in “collectief protest” als cruciale vraagstukken, zoals het milieu en de samenleving, in het geding zijn.
De zelfreguleringscodes kunnen in deze fase een toereikende grondslag zijn voor wederzijds respect van gebruikers en lezers, zonder dat paal en perk wordt gesteld aan eenieders recht van vrije meningsuiting en respons. De media en de internetfora voor informatie-uitwisseling breiden zich uit, worden geëvalueerd en geregeld, zonder dat daarbij echter het beginsel van democratische meningsuiting en deelneming en van de eerbiediging van de mensenrechten uit het oog wordt verloren.
Ivo Belet (PPE-DE), schriftelijk. – Mediapluralisme ligt ons na aan het hart en we staan dan ook achter de grote principes van het verslag. Het is jammer dat we niet over alle punten overeenstemming hebben kunnen vinden.
We onderschrijven volop dat de openbare omroep de ruimte moet krijgen om haar rol te vervullen in een digitale, interactieve mediaomgeving, uiteraard in balans met de commerciële zenders.
Een open discussie over weblogs moet aangemoedigd worden. Weblogs en andere zogenaamde “user-generated content” dragen op een frisse manier bij tot een veelzijdig medialandschap en spelen een steeds grotere rol in nieuwsduiding.
De kwaliteit van een blog staat of valt echter met de auteur ervan en niet alle bloggers hebben even eerbare bedoelingen.
Opdat weblogs niet zouden verworden tot anonieme bronnen van laster, moeten we nadenken over hoe we omgaan met bijvoorbeeld privacy inbreuken of recht van weerwoord. Maar we mogen als Parlement absoluut niet te betuttelend optreden.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik zou willen benadrukken dat het de taak is van de Europese Unie om te garanderen dat er in Europa een juist evenwicht bestaat tussen publieke en commerciële media. De inmenging in de inhoud van nieuwsberichten door de eigenaars van radio- en televisiezenders vormt een inbreuk op de democratische normen. Ik ben afkomstig uit een land waar de huidige regering de onafhankelijkheid van de media probeert te beknotten. Ik stel vast dat er een hele reeks maatregelen wordt getroffen om de publieke media ondergeschikt te maken aan de heersende elite.
Ik zou mijn steun willen uitspreken voor ieder initiatief dat erop gericht is de publieke massamedia te beschermen, aangezien zij een invloedrijk politiek instrument vormen. Publieke omroepen hebben extra bescherming nodig omdat ze vaak te kampen hebben met ontoereikende financiering en onder grote politieke druk staan, voornamelijk in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement lijkt om werk verlegen te zitten; in haar ijver om vraagstukken te vinden waar ze zich mee kan bezighouden, schrijft ze verslagen waar de wereld heel goed zonder had gekund
Het verslag over concentratie en pluralisme in de media in de Europese Unie is daar een voorbeeld van. Dat is een eigen initiatief van de commissie, en de rapporteur heeft in haar oorspronkelijke verslag een vrijwilllige classificatie van blogs voorgesteld op basis van de professionele en financiële verantwoordelijkheid en belangen van de auteur en de uitgever. Er zijn vele bezwaren tegen een dergelijk idee, niet alleen wat betreft de uitvoerbaarheid, maar ook, wat nog belangrijker is, wat betreft de eventuele implicaties ervan voor de vrijheid van meningsuiting.
Hoewel het ontwerpverslag tijdens de behandeling in de commissie is geamendeerd, bevat het nog steeds veel onnodige en schadelijke elementen.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) Ik wil mevrouw Mikko bedanken voor haar verslag over pluralisme in de media. Een brandende vraag in de Europese samenleving is wat de rol en de invloed van de media is. De geschiedenis heeft ons geleerd dat concentratie van macht nooit goed is. De mens heeft altijd de ziekelijke neiging macht, in welke vorm dan ook, uit te oefenen en geconcentreerde macht maakt de hele samenleving ziek. Dit geldt ook voor de vierde macht: de media.
Een van de hoofdtaken van de Europese Unie is het waarborgen van mededinging op de interne markt. Waarom zou dat ook niet voor de media hoeven gelden? Het in het verslag gepresenteerde idee om mededingingswetgeving en mediawetgeving aan elkaar te koppelen om belangenconflicten te voorkomen tussen de concentratie van media-eigendom en andere vormen van macht in de samenleving, is gerechtvaardigd.
Desondanks ben ik meer bezorgd over de geschiktheid van de media als waakhond van wat goed is in de samenleving, omdat de belangstelling van de media steeds meer alleen naar winst uitgaat.
De kerk heeft het volk al lang niet meer met moraal gevoed. Dit wordt nu gedaan door een bepaald soort pers die leeft van zonde, schaamte en veroordeling. Op een slimme manier weet dit type journalistiek de bewondering voor immoraliteit met buitengewone bekrompenheid te combineren tot een winstgevende handel: provoceer, veroordeel en maak winst.
“Want uit uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en uit uw woorden zult gij veroordeeld worden.” Deze woorden toonden een goede kennis van de menselijke geest aan. Wanneer stellen de media zichzelf de vraag of zij met hun activiteiten uiteindelijk meer slechts dan goeds in de maatschappij bereiken?
Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk. – (RO) Pluralisme dient, daar zijn we het allemaal over eens, een vitaal element te zijn voor wat betreft de massamedia. Als vitaal element dient het te worden ondersteund en, middels goedkeuring van het Mikko-rapport, is een belangrijke stap gezet in die richting.
De noodzaak van een evenwichtige massamedia-markt dient te worden erkend en ondersteund op het niveau van de lidstaten, en deze moeten zich ervoor inspannen, zowel apart als samen, om de Europese burgers de mogelijkheid van een juiste en gevarieerde informatie te bieden.
Culturele diversiteit alsmede de voortdurend toenemende noodzaak van integratie van de migrantenpopulatie en van minderheden, toegevoegd aan het belang van een goede informatievoorziening van de actieve bevolking, zijn terug te vinden als prioriteitsredenen voor het maken van een boek voor de vrijheid van de media. Derhalve steun ik vol overtuiging de EP-aanbeveling om de openbare mediadiensten te steunen in de richting van een alternatieve informatievoorziening ten opzichte van die welke uitsluitend op commerciële criteria is gebaseerd.
De noodzaak dat de Europese burgers hun rechten en plichten actief zullen invullen, om geïnformeerd te zijn en in staat om de wijze waarop zij geïnformeerd worden te begrijpen en te bekritiseren, moet de leidraad zijn voor iedere in de toekomst aan te nemen maatregel, zowel door de Europese instellingen als die van iedere lidstaat afzonderlijk.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. – (EN) Het verslag van Marianne Mikko weerspiegelt heel goed de algemene tendensen in de media in de Europese Unie en noemt in punt 35 een uiterst belangrijk aspect met betrekking tot de dienstverlening van de publieke omroepen.
Om voldoende mediapluriformiteit en -diversiteit te behouden moeten publieke omroeporganisaties ook programma's aanbieden die misschien niet de hoogste kijkcijfers of reclame-inkomsten opleveren. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat als een publieke omroep extreem populair wordt bij het volk en winstgevend wordt voor de staat, hij helemaal geen publieke omroep hoeft te zijn.
Het doel van de publieke omroep is ook te voorzien in de uiteenlopende behoeften en interessen van de mensen, die niet altijd behoren tot het weinig veeleisende publiek van commerciële omroepen die geneigd zijn met de grote stroom mee te gaan. De publieke omroepen in de Europese Unie mogen nicheprogramma's van hoge kwaliteit niet verwaarlozen om te concurreren met commerciële omroepen.
Een van de beginselen van het bieden van openbare goederen is solidariteit. Publieke omroepen moeten ook solidair zijn met kijkers met een meer veeleisende of kritischere smaak.
Inger Segelström (PSE), schriftelijk. – (EN) Het verslag gaat over een belangrijk onderwerp, mediadiversiteit, dat een belangrijk element is in de bescherming van de democratie en het recht van burgers op toegang tot betrouwbare en onafhankelijke media. Landen waar economische, religieuze of politieke belangen de media beheersen, hebben moeite hun burgers een verscheidenheid aan manieren te bieden om informatie te vergaren. Dit leidt tot grote beperkingen van hun vermogen om informatie op te nemen en vrije en onafhankelijke verkiezingen te waarborgen.
In het Europees Parlement stemmen we nu over een verslag over deze belangrijke kwesties. Wij Zweedse sociaal-democraten hadden echt gehoopt dat we voor dit verslag zouden kunnen stemmen. Zoals het er vandaag voor staat, doen we dat niet. Het bereikte compromisvoorstel bevat veel nuttige elementen, maar er blijven een aantal ambiguïteiten, vooral rond kwesties die de status van weblogauteurs betreffen. We willen er niet toe bijdragen dat het Europees Parlement het schrijven van een weblog vergelijkt met de traditionele media door vragen op te werpen over de status van weblogs en discussies erover voor te stellen, zoals wordt voorgesteld. Dit is voor andere groepen niet nodig, dus waarom wel voor weblogauteurs? We delen, met veel weblogauteurs, echter de mening dat schendingen en smaad op weblogs evenzeer strafbaar zijn als in andere media. We stemmen daarom tegen dit verslag.
Daniel Strož (GUE/NGL), schriftelijk. - (CS) Het initiatiefverslag over de concentratie en het pluralisme van de media in de Europese Unie is uiterst belangrijk en ook hard nodig. Het geeft een vlijmscherp beeld van hoe het er al vele jaren in de Tsjechische Republiek aan toe gaat. Ik wil u hier met name wijzen op twee aspecten waarover het verslag terecht kritisch is en die rechtgezet dienen te worden. Allereerst is er de bijna volledige concentratie van de dagbladen in handen van buitenlandse en om precies te zijn, Duitse, ondernemingen waarvan de economische en politieke belangen onweerlegbaar indruisen tegen die van de Tsjechische republiek. Vooral het pluralisme en de onafhankelijkheid van de media zijn het slachtoffer. In de Tsjechische Republiek zijn die een wassen neus, want in de praktijk van alledag zijn de media vooral een spreekbuis van sterk rechts georiënteerde opinies en zijn ze het slachtoffer van ongebreidelde manipulatie. En dan is er nog de publieke omroep. Die dient uitsluitend de belangen van de huidige rechtse regering. Het nieuws dat deze uitzendt en haar journalistieke werkwijze in het algemeen zijn dusdanig tendentieus dat de term “publiek” niet langer gerechtvaardigd is. Ik zou dan ook de organen en instellingen die zich bezighouden met de concentratie en het pluralisme van de media in de Europese Unie willen vragen om wat dit betreft extra aandacht te besteden aan de Tsjechische Republiek.
24. Vervolg op de conferentie van Monterrey van 2002 over ontwikkelingsfinanciering (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0310/2008) van Thijs Berman, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over het vervolg op de Internationale Conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering, gehouden in Monterrey in 2002 [2008/2050(INI)].
Thijs Berman, Rapporteur. − Voorzitter, op dit moment wordt in New York door de VN vergaderd over de millenniumdoelstellingen. Als er niets verandert, halen wij die niet in 2015. Dan is de armoede niet met de helft teruggebracht, dan is de moedersterfte niet ingrijpend gedaald, dan gaan niet alle kinderen naar de lagere school. Hier en daar klinkt zelfs de roep om de millenniumdoelen maar opzij te schuiven. Het lukt tóch niet. Aid fatigue heet dat. Het is een ander woord voor cynisme en kortzichtig eigenbelang. Te weinig hulp kán geen resultaat leveren. En ja, hulpprojecten mislukken vaak. En dat is het probleem. Te weinig hulp lukt niet. Het is alsof een voetbaltrainer aan zijn ploeg alleen rechterschoenen geeft. Na tientallen wedstrijden zegt hij: jullie verliezen van iedereen, dit wordt nooit wat. Ik houd ermee op, de schoenen mag je houden en zoek het zelf verder maar uit.
Er zijn genoeg landen waar hulp wél succes heeft. De omvang van de hulp is belangrijk. In Rwanda is veel hulp gegeven na de genocide. Het land is zelf op bewonderenswaardige wijze opgestaan. Er is veel kritiek mogelijk - en die heb ik ook op Kagame - maar toch, Rwanda geeft na de verschrikking van 1994 een levensles aan de hele wereld. Zonder de hulp zou deze economische groei echter minder groot zijn geweest. Ook in Mozambique heeft de hulp succes en er zijn vele andere voorbeelden. Sinds de millenniumdoelen zijn vastgelegd hebben 29 miljoen kinderen de weg naar de lagere school gevonden. Als de wereld zijn eigen afspraken nu eens nakwam zou er nu geen voedselcrisis zijn. Als elk welvarend land 0,7 % van zijn bruto nationaal product zou besteden aan ontwikkelingshulp, zou het aantal ondervoede kinderen nu niet opnieuw stijgen na jaren van daling.
Het Europees Parlement zal daarom met dit verslag een scherpe oproep doen aan de lidstaten om hun eigen beloften na te komen, vooral de lidstaten die achterblijven, zoals Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië, om alleen die grote lidstaten te noemen. De hulp moet omhoog tot 2015, in een helder tijdschema, in gelijke stappen. Geen backloading, want een late inhaalslag na een serie kleine stapjes omhoog, ontneemt de arme landen 17 miljard euro hulp tot 2015.
Eén ding moet duidelijk zijn: met publieke middelen alléén komt de ontwikkeling er niet en komt er niet genoeg op gang. Daar is meer voor nodig. De Europese Unie moet blijven investeren in vrede en veiligheid, in goed bestuur en in respect voor mensenrechten. In Kenia is dat gelukt dankzij Europese druk, Raila Odinga is nu premier. In Oost-Tsjaad is het veel moeilijker voor EUFOR. Maar het is nu essentieel om privé-geldstromen te gaan binden aan publieke doelen. Toegang tot leningen is het sleutelwoord. Leningen zijn zelden voor de armsten weggelegd en dat moet veranderen. Met ontwikkeling als doel, gelijke toegang voor vrouwen en mannen, geen woekerrentes, investeren in kansen voor kleine ondernemers die sterke netwerkers zijn, verbonden met lokale organisaties. Privébanken denken uit zichzelf niet aan deze voorwaarden en geven vrouwen minder snel een lening dan mannen. De Europese Unie kan hier een enorme invloed hebben met kredietgaranties. De Europese Investeringsbank zal ook veel meer dan nu steun moeten verlenen aan microkredietinstellingen. Daarmee krijgen mensen pas echt de kans om hun capaciteiten te tonen en hun eigen bestaan op te bouwen als autonome zelfstandige burgers. In het IMF moeten de arme landen ook meer invloed krijgen.
Daarnaast moet er meer geld komen voor de gevolgen van klimaatverandering met een deel van de veilingen van CO2-rechten. De vervuiler betaalt, de arme landen zijn niet verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde. De hulp zal zich daarnaast moeten richten op duurzame energie.
Ontwikkelingsbeleid hoort in het hart van de Europese Unie thuis. De Europese Unie moet een solidaire speler zijn op het wereldtoneel, elke lidstaat op eigen wijze, maar in samenhang en met 0,7% van het bruto nationaal product. Dát is millenniumdoel 8 en het nakomen van die achtste belofte brengt die andere doelen een stuk dichterbij.
Tot slot, tijdens het uitspreken van deze tekst zijn er tachtig mensen van honger omgekomen en stierven vijftig kinderen onder de vijf aan eenvoudig te genezen ziektes.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil met name de heer Thijs Berman bedanken voor zijn verslag. Het is een heel gedegen en toekomstgericht verslag.
Ik denk dat dit verslag precies op tijd komt en vooral op twee gebieden invloed kan hebben. Het eerste gebied is dat van de onderhandelingen van de VN in New York over het resultatendocument van de beoordelingsconferentie inzake ontwikkelingsfinanciering, die eind november in Doha moet beginnen. Het tweede is het standpunt van de EU voor de onderhandelingen in de Verenigde Naties en de eigen bijdrage van Europa aan een geslaagde uitkomst van de Doha-Conferentie. Dit standpunt wordt momenteel ontwikkeld.
Zoals u hebt gezegd, was Monterrey in 2002 een succes; de ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden hebben hun krachten gebundeld en zich vastgelegd op een stel concrete acties, de zogenoemde “Consensus van Monterrey”. De Europese Unie was sterk en besluitvaardig, teneinde dit geslaagde resultaat tot stand te helpen brengen. Ik denk dat Europa serieus gevolg heeft gegeven aan de toezeggingen die het in Doha heeft gedaan, en de Commissie heeft de voortgang in onze lidstaten jaarlijks beoordeeld. In 2005 heeft de EU onze toezeggingen geëvalueerd en aangescherpt.
De meest in het oog springende toezeggingen van de EU zijn de tijdgebonden doelstellingen om de omvang van de officiële ontwikkelingssteun zo te verhogen, dat in 2015 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen van de EU aan ontwikkeling wordt besteed. U weet vermoedelijk allemaal dat we hebben besloten deze verhoging stap voor stap door te voeren. De eerste doelstelling in 2006 is gezamenlijk gehaald door de EU. De volgende deadline is 2010, wanneer onze gezamenlijke hulp de 0,56 procent van het BBP moet bereiken.
In juni van dit jaar (2008) heeft de Europese Raad deze toezeggingen nogmaals krachtig bevestigd. Dit was een welkome en noodzakelijke stap, want de hoogte van de EU-steun is afgelopen jaar voor het eerst sinds Monterrey gedaald. Dat was een tamelijk negatief signaal. Ondanks deze achtergrond, blijft de Commissie erop vertrouwen dat de hoogte van de steun van de Europese Unie vanaf 2008, dit jaar, weer zal stijgen. Meerjarige opeenvolgende tijdschema's die laten zien hoe elke lidstaat van de EU de afgesproken doelstellingen wil halen, zijn in dit verband een belangrijk hulpmiddel. We moeten het totaalplaatje kunnen zien, maar ook het mozaïek per land.
Sinds Monterrey heeft de Europese Unie ook vooruitgang geboekt met haar andere toezeggingen. Het doel van de Doha-Conferentie is de geboekte vooruitgang te beoordelen, de afspraken opnieuw te bevestigen, belemmeringen te identificeren, maar ook wegen te vinden om deze belemmeringen uit de weg te ruimen. De conferentie zou ook moeten gaan over nieuwe problemen, bijvoorbeeld de klimaatverandering en de hoge, sterk fluctuerende prijzen voor voedsel, brandstof en goederen in het licht van de wereldwijde economische neergang en zelfs de financiële crisis.
De Commissie hoopt dat de internationale gemeenschap in Doha het mondiale partnerschap inzake ontwikkelingsfinanciering op basis van gedeelde verantwoordelijkheden tussen de ontwikkelde en ontwikkelingslanden opnieuw zal bevestigen. Het proces is dus geen eenrichtingsverkeer, maar tweerichtingsverkeer.
Doha moet leiden tot een actiegericht en toekomstgericht resultaat dat de effectieve tenuitvoerlegging van de Consensus van Monterrey in al zijn dimensies vergemakkelijkt, met inbegrip van de mobilisering van nationale middelen, buitenlandse directe investeringen in ontwikkeling, de internationale handel, de buitenlandse schulden van ontwikkelingslanden, financiële en technische samenwerking en mondiaal bestuur.
Het verslag waarover u gaat stemmen, pakt een aantal van de kwesties aan waar het om gaat, en is een welkome bijdrage aan het internationale debat. Dank u voor uw verslag en voor uw aandacht.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Sirpa Pietikäinen (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de heer Berman bedanken voor zijn uitstekende verslag, waarin de richting van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie goed wordt samengevat: er is ontwikkeling, maar er moet nog veel worden gedaan.
De Europese Unie heeft zeer recentelijk het onderzoeksverslag Millennium Development Goals at Midpoint gepubliceerd, waarin de tenuitvoerlegging van de millenniumdoelen en de rol van de Europese Unie in het bereiken van deze doelen wordt bekeken. Uit dat verslag komt naar voren dat er een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden, maar dat er ook zaken zijn die verbeterd moeten worden.
De Europese Unie is de grootste donor van ontwikkelingshulp ter wereld, met een aandeel van 60 procent in de totale ontwikkelingshulp. In 2006 bereikte de Europese Unie haar officiële doel om 0,31 procent van haar gecombineerde bbp aan ontwikkelingshulp te besteden.
Ondanks het feit dat dit doel in 2006 is bereikt, is de hoeveelheid hulp ontoereikend en volgens de voorspellingen voor 2007 neemt de omvang ervan op zorgwekkende wijze af. De meeste EU-landen hebben vorig jaar de omvang van hun ontwikkelingshulp niet vergroot en in sommige landen is de omvang zelfs meer dan 100 procent afgenomen. De EU-landen die zich aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling hebben verbonden, moeten dus nog veel verbeteren.
Volgens de door de Europese Unie gestelde doelen moet het percentage ontwikkelingshulp in 2015 zijn gestegen tot 0,7 procent van het bbp. Ontwikkelings- en armoedeproblemen zullen met die 0,7 procent niet automatisch worden opgelost: planning, structuur en monitoring zullen ook hard nodig zijn. Zonder geld zal er echter niets gebeuren en het is van cruciaal belang dat wij ons in ieder geval aan dit doel en onze belofte houden.
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0272/2008) van Charlotte Cederschiöld, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over het scorebord van de interne markt [2008/2056(INI)].
Charlotte Cederschiöld, rapporteur. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ontzettend blij te kunnen vaststellen dat er grote vorderingen zijn gemaakt sinds we ons verslag over de interne markt hebben aangenomen in de parlementaire commissie. Het nieuwe scoreboard voor de interne markt, dat in juli is gepresenteerd, liet zien dat de lidstaten hun tot nu toe beste resultaat hebben bereikt qua omzetting van internemarktregels in nationale wetgeving. Het doel dat de staatshoofden en regeringsleiders zich hadden gesteld, namelijk een omzettingsdeficit van 1 procent, is bereikt, en we hebben een winnaar met 0 procent omzettingsvertraging: Bulgarije. Mijn complimenten! Laten we hopen dat deze positieve trend zich voortzet en dat onze burgers voortaan volledig profijt zullen trekken van onze interne markt.
We moeten meer nadruk leggen op een correcte implementatie. In ons verslag roepen we de leden van het Europees Parlement en de Commissie op tot het opnemen van nieuwe en verfijndere instrumenten en indicatoren, die meer en grondiger informatie verschaffen, om de burgers in staat te stellen tot het meten en verhelpen van de verliezen die zij en het bedrijfsleven lijden doordat de regeringen van de lidstaten hun verplichtingen niet altijd op tijd of op de juiste wijze nakomen.
In het bijzonder moeten we de controle en de beoordeling van de implementatie uitbreiden, en wel in directe aansluiting op de nationale implementatie. Iedereen wint er namelijk bij dat op die manier gerechtelijke procedures kunnen worden vermeden. We moeten manieren vinden om inbreukprocedures überhaupt te voorkomen, en als ze er toch van komen, ze te versnellen. Door implementatiewerkgroepen en netwerken kunnen verschillen in implementatie en onnodige gold plating worden voorkomen. Door een goed functionerend SOLVIT en door sectorspecifiek onderzoek door de Commissie kunnen overblijvende problemen in een vroege fase worden ontdekt. SOLVIT moet een steeds sterker instrument worden en zal dat ook worden.
Een van de grote vraagstukken tijdens de discussie hier in het Parlement was de relatie tot het scoreboard voor de consumentenmarkten. Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om hier en nu te benadrukken dat we geen overhaast besluit moeten nemen. Zoals we hebben gemerkt, vervult het scorebord van de interne markt zijn functie van drukmiddel, en er is nog een groot ontwikkelingspotentieel. Voorlopig is het op zijn plaats om de twee scorebords apart te laten groeien, zodat ze elk voor zich hun kwaliteiten ontwikkelen. Daarna moeten we onderzoeken of het waardevol is – en dat is waarschijnlijk zo – om ze eventueel te combineren. Het scorebord voor de consumentenmarkten is zoals bekend nog steeds een zeer onrijp product, terwijl zijn tegenhanger voor de interne markt reeds fungeert als een sterke drijfveer voor een geharmoniseerde EG-wetgeving. Ondanks de pressie die het in dat opzicht uitoefent, staan de lidstaten er zeer positief tegenover. Het is met andere woorden een geweldig effectief instrument, dat we moeten behouden maar misschien ook nog verder moeten uitbreiden naar andere terreinen.
Ik moet ook de terreinen noemen waar de situatie het ernstigst is. Dat zijn milieu, belastingen, douane, energie en vervoer. Op deze terreinen moet men volgens mij nieuwe modellen uitproberen en moet men misschien het model van de dienstenrichtlijn ter hand nemen, dat wil zeggen dat de implementatie in zeer nauwe samenwerking met de Commissie plaatsvindt. Dat is aan te bevelen. Ik hoop dat er meer gelegenheden komen om dit uiterst belangrijke onderwerp in de toekomst te bediscussiëren, op jaarlijkse internetfora en door versterkte netwerken, administratieve samenwerkingsverbanden en misschien een nieuwe Raad Interne Markt binnen de Raad van Ministers. Dat zou ik waarderen. Een regelmatige actualisering is zoals bekend een methode die bijdraagt tot de ontwikkeling op dit gebied. Ik wil graag iedereen bedanken die bij het werk op dit gebied betrokken is geweest, want ik ben ervan overtuigd dat onze inspanningen de grondslag hebben gelegd voor toekomstige samenwerking in de EU.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben een hele reeks verslagen onder dit nieuwe systeem. Het doet me genoegen mevrouw Cederschiöld te kunnen feliciteren met haar verslag, want dit is een gebied dat niet zo gemakkelijk te evalueren is. Het verslag is heel belangrijk door zijn gedetailleerdheid en ook door de verdere stappen die het voor de toekomst voorstelt. Het is een verslag over het scorebord van de interne markt, ook al heeft mevrouw Cederschiöld net over andere gebieden gesproken, en het bevat veel zeer interessante en bruikbare ideeën over de inhoud en het aandachtsgebied van het scorebord in de komende jaren.
Een late of onjuiste omzetting van EU-wetgeving door de lidstaten ontneemt burgers en bedrijven hun rechten uit hoofde van het communautair recht. Zij ondermijnt ook het vertrouwen in en de geloofwaardigheid van de EU als een Gemeenschap die is gebaseerd op de rechtsstaat. Een tijdige en juiste omzetting en toepassing van het EU-recht in onze lidstaten is dan ook van groot belang. Dit verslag bevestigt en bekrachtigt opnieuw het belang dat hieraan wordt gehecht. De Commissie verwelkomt dit zeer.
De resultatenlijst van de lidstaten op het gebied van de tijdige en juiste omzetting van EU-wetgeving is de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Dat is goed nieuws. Vandaag hebben al achttien lidstaten het streefpercentage voor 2009 van 1 procent of minder omzettingsdeficit gehaald, zoals dat in maart 2007 is overeengekomen door onze staatshoofden en regeringsleiders. Andere lidstaten zijn erg dicht bij dit streefpercentage van maximaal 1 procent. Dit betekent dat het gemiddelde omzettingsdeficit nu al op 1 procent ligt, ruim voor de deadline van 2009. Dit zijn heel positieve ontwikkelingen en de Commissie hoopt dat de trend in 2009 zal worden voortgezet.
Het scorebord van de interne markt heeft al een heel belangrijke rol gespeeld in de ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten. Het zal die ook in de toekomst blijven spelen. Er zit nu vaart in en dit scorebord zorgt ervoor dat de lidstaten onderling druk op elkaar uitoefenen om de prestaties te verbeteren.
Zoals de rapporteur echter heeft gezegd, houdt een goede tenuitvoerlegging van het EU-recht niet op bij een tijdige en juiste omzetting van de richtlijnen. De autoriteiten moeten die richtlijnen in de praktijk ook doeltreffend toepassen. De nationale autoriteiten moeten er bovendien voor zorgen dat burgers en bedrijven hun rechten uit hoofde van het Verdrag zelf efficiënt en doeltreffend kunnen uitoefenen.
Ik ben het met mevrouw Cederschiöld eens dat de tijd is gekomen om te onderzoeken of de reikwijdte van het scorebord kan worden vergroot, en om te kijken naar andere aspecten van de toepassing van het EU-recht, voorbij de omzetting alleen.
Met zijn grotere gerichtheid op schendingen van het communautair recht anders dan een late omzetting, met inbegrip van meer informatie over afzonderlijke sectoren, is het laatste scorebord van juli 2008 een eerste stap in deze richting, en we beginnen een breder beeld te krijgen. De Commissie verkent momenteel of meer kwalitatieve gegevens over de toepassing van het EU-recht kunnen worden gepresenteerd, mogelijk met speciale aandacht voor sectoren waar de problemen met de correcte toepassing van het EU-recht het meest acuut lijken te zijn, waaronder, zoals gezegd, de energie- en transportsector.
Het streven is om in het eerste kwartaal van 2009 een uitgebreider scorebord te publiceren. Ik denk dat dit helemaal in overeenstemming is met de voorstellen die mevrouw Cederschiöld in haar verslag heeft gedaan.
Ik neem ook nota van het standpunt dat in het verslag wordt ingenomen en gepresenteerd over de relatie tussen het scorebord van de interne markt en het scorebord van de consumentenmarkten, en dat de scoreborden gescheiden moeten worden gehouden.
Dank u nogmaals voor het verslag en uw aandacht.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Een goed functionerende interne markt staat of valt bij de kwaliteit van de Gemeenschapswetgeving en een tijdige tenuitvoerlegging daarvan. Een correcte omzetting en toepassing van internemarktrichtlijnen is van invloed op het concurrentievermogen en het economische en sociale evenwicht binnen de EU.
Zo is de richtlijn inzake voor de bouw bestemde producten, die vervangen moet worden door een verordening waaraan ik op dit moment als schaduwrapporteur meewerk, zo omgezet dat CE-markering in vier lidstaten vrijwillig is en in de andere lidstaten verplicht. Deze situatie stelt de productiesector voor enorme problemen.
Geschillen over onduidelijke bepalingen en een onjuiste tenuitvoerlegging van afgeleid recht eindigen dikwijls bij het Europees Hof van Justitie.
Het is in mijn ogen een enorme stap vooruit als we "one-stop-shops" inrichten waar mensen die zich binnen de interne markt verplaatsen, terecht kunnen voor hulp bij alle relevante juridische en praktische kwesties.
Een open en competitieve markt vraagt om beter gerichte en striktere instrumenten voor een betere bestrijding van namaak en piraterij. Ik wil erop wijzen dat mijn collega's en ik Schriftelijke Verklaring 67/2008 hebben opgesteld om aandacht te vragen voor namaak en piraterij, praktijken die een toenemende bedreiging vormen voor de Europese economie, werkgelegenheid en creativiteit.
Wij moeten prioriteit geven aan de bescherming van consumenten die dikwijls zonder het te weten een namaakproduct kopen, in de veronderstelling dat het het echte artikel is, en die daarmee hun eigen gezondheid en veiligheid in gevaar kunnen brengen.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Het tijdig invoeren, het juist omzetten en het correct toepassen van de richtlijnen inzake de interne markt vormen fundamentele voorwaarden voor het efficiënt functioneren van de interne markt en van de bescherming van de consument, daar zij consequenties hebben voor het concurrentievermogen en het economisch en sociaal evenwicht binnen de EU.
Het scorebord is een belangrijk instrument voor de uitwerking van beleid; daarom wordt de Commissie verzocht wordt het hierin opgenomen scala van informatie en indicatoren uit te diepen, onder andere de kwaliteit, de kwaliteit en sociale omstandigheden van arbeiders, alsmede de impact op het milieu en klimaatveranderingen.
Roemenië bezet de zevende plaats binnen de EU voor wat betreft het omzetten van de internemarktrichtlijnen , met een gemiddeld omzettingstekort van 0,8 procent in december 2007, ten opzichte van het door staatshoofden en regeringsleiders vastgestelde doel van 1 procent voor 2009. In het verslag wordt ook benadrukt dat vertraging of onjuiste toepassing van de Europese normen ten koste gaat van consumenten en ondernemingen en verzoekt de lidstaten opnieuw inspanningen te leveren voor het bevorderen van de diensten van SOLVIT ( een netwerk voor het oplossen van problemen, waarbinnen lidstaten van de EU buiten rechte samenwerken om problemen op te lossen die zijn voortgekomen uit het onjuist toepassen door publieke overheden van de wetgeving aangaande de interne markt. .
Ik feliciteer de rapporteur met haar arbeid.
26. Verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0304/2008) van Maria Badia i Cutchet, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding [2008/2068(INI)].
Maria Badia i Cutchet, rapporteur. − (ES) Mijnheer de commissaris, ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat de aanneming van een verslag over een zo actueel en essentieel onderwerp als de kwaliteit van de lerarenopleidingen goed nieuws is, omdat die in feite geen ander doel heeft dan het verbeteren van de opleiding van de leerlingen. Zo kunnen we ze de kennis meegeven waarmee ze intellectueel kunnen rijpen en kritisch leren denken, en tegelijk de vaardigheden die nodig zijn om deel te nemen aan een samenleving waarin steeds meer concurrentie bestaat en die steeds veeleisender wordt.
Het gaat om een zorg die door veel actoren wordt gedeeld, van de leerlingen zelf tot de ouders, het docentenkorps en het bedrijfsleven, onder meer. Europa telt op dit moment meer dan zes miljoen leraren en leraressen die deze voor de ontwikkeling van de kennis en capaciteiten van de jongeren in de samenleving cruciale functie vervullen en die een doorslaggevende bijdrage leveren aan de verbetering van de mogelijkheden voor economische groei en de versterking van het concurrentievermogen.
De arbeidsvoorwaarden die op dit moment in deze sector van kracht zijn, zijn zeer complex en kennen een groot aantal uitdagingen: de klassen zijn heterogener vanuit sociaal en cultureel oogpunt, het lesgeven is meer gericht op individueel leren, waarbij de leerkrachten niet meer alleen frontaal lesgeven, maar ook managers van de klas zijn geworden, en leerkrachten moeten buitenlandse talen beheersen en met informatie- en communicatietechnologieën kunnen werken – de zogeheten ICT –, niet alleen als middel om kennis over te dragen, maar ook als nieuwe instrumenten bij het lesgeven zelf.
Uit de gegevens waarover we beschikken, blijkt dat de kwaliteit van de leerkrachten in een aantal opzichten tekort schiet, een verschijnsel dat het gevolg is van de grotere complexiteit van het vak, zoals ik al heb gezegd, en dat grotere investeringen in de lerarenopleidingen noodzakelijk maakt, zowel in de eerste fase als in latere fasen, evenals meer steun tijdens de eerste jaren dat iemand voor de klas staat.
Ook bestaat er een heel scala aan hiermee verband houdende vraagstukken die in aanmerking moeten worden genomen: aanzienlijke salarisverschillen tussen landen, maar ook grote verschillen in vergelijking met het gemiddelde salaris in hetzelfde land, een relatief hoog aantal oudere werknemers, in sommige gevallen weinig motiverende arbeidsomstandigheden, een gebrek aan belangstelling voor het vak, enzovoort.
Dat is de context van dit verslag, waarin verschillende aanbevelingen worden gedaan, die ik hier kort zal samenvatten.
In de eerste plaats moeten de beste kandidaten voor het vak van leerkracht worden aangetrokken, wat weer gekoppeld is aan een grotere maatschappelijke erkenning van het beroep leerkracht en aan een betere beloning. Om dit te kunnen bereiken moeten de arbeidsomstandigheden van leerkrachten worden verbeterd, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor de ondersteuning van leerkrachten tijdens de eerste jaren dat ze hun beroep uitoefenen. Op hun beurt kunnen jongere leerkrachten profiteren van de kennis van oudere collega’s. Deze zouden dan het aantal contacturen dat ze zelf hebben kunnen verminderen en meer tijd besteden aan toegepast onderzoek en de overdracht van kennis.
Ook moet er worden geïnvesteerd in de initiële en permanente opleiding van leerkrachten, moeten universitaire opleidingen meer aandacht besteden aan de opleiding van docenten en moeten docenten die al lesgeven gemakkelijker hun kwalificaties en vaardigheden kunnen verbeteren.
In de derde plaats moet de uitwisseling van beste praktijken worden bevorderd door een versterking van de mobiliteitsprogramma’s, met name in het kader van het programma Comenius. Dit is ook nuttig voor het bijspijkeren van taalvaardigheden.
En in de vierde plaats moet de besluitvorming op schoolniveau worden bevorderd; dat wil zeggen dat er meer autonomie moet komen, rekening houdend met de verschillende omstandigheden van scholen en met de verschillende actoren die een rol spelen in deze schoolgemeenschappen: ouders, culturele voorzieningen in de wijk, enzovoort.
Commissaris, dit verslag zal in overeenstemming met de bepalingen van artikel 149 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat betrekking heeft op onderwijs en beroepsopleiding, niet bindend zijn voor de regeringen van de lidstaten. Het zou echter een zeer goede zaak zijn als de resolutie in aanmerking zou worden genomen.
Fundamentele kwesties als die met betrekking tot onderwijs houden ook nauw verband met de waarden van het Europa van de toekomst en het Europees burgerschap. En daarom vraag ik de Commissie om dit verslag van de Commissie cultuur en onderwijs te steunen en de voorstellen die in het verslag worden gedaan met volle kracht in de Raad te verdedigen.
Dames en heren, we hebben het er vaak over hoe belangrijk het is om goed na te denken wat voor land we onze kinderen willen nalaten. We zouden ook moeten denken aan de burgers die we aan onze landen willen nalaten, en daar speelt onderwijs een fundamentele rol bij.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden van dit Parlement, ik verwelkom dit verslag van harte, vooral omdat ik de commissaris ben die verantwoordelijk is voor onderwijs. Ik wil mevrouw Badia i Cutchet en de Commissie cultuur en onderwijs bedanken voor hun werk.
Net als u denkt de Commissie dat alle lidstaten zich voor aanzienlijke uitdagingen gesteld zien wanneer ze de kwaliteit van hun onderwijs- en opleidingssystemen proberen te verbeteren. Ik herinner u er nogmaals aan dat we meerdere keren hebben gesproken over het belang van sleutelcompetenties, rechtvaardigheid en doelmatigheid in onze systemen. Zonder hoge kwaliteit in het lerarenvak, die voor dit alles essentieel is, kan deze uitdagingen niet het hoofd worden geboden en kunnen ze niet in hun volle omvang worden overdacht. De kwaliteit van leraren is de kritische factor voor de modernisering van ons onderwijssysteem en het bereiken van rechtvaardigheid en doelmatigheid. Zonder zulke leraren is het moeilijk welke verbetering dan ook te bereiken.
De specifieke uitdagingen waarvoor leraren zich gesteld zien, nemen toe naarmate de economische en sociale en onderwijscontext complexer worden en scholen en klassen meer heterogeen en divers worden. In het debat over het eerste verslag van vanavond hebben we gesproken over creativiteit en innovatie. We kunnen bij leerlingen alleen meer creativiteit en innovatie bereiken als we creatieve en innovatieve leraren aan onze scholen hebben.
We moeten de allerbeste kandidaten aantrekken voor het lerarenvak. We moeten ze de best mogelijke voorbereiding op hun carrière bieden en, wat heel belangrijk is, we moeten al onze leraren gedurende hun hele carrière blijven opleiden en ontwikkelen. Het gaat hier, zoals u hebt gezegd, mevrouw Badia i Cutchet, om de werving en beloning van leraren.
Elke leraar moet ook een zelfstandige leerling zijn, iemand die voortdurend nadenkt over de manier waarop hij of zij lesgeeft, die leert van zijn of haar collega's en die nieuwe manieren zoekt om kennis en vaardigheden te ontwikkelen en te voorzien in de individuele behoeften van leerlingen. Elke leraar moet ook een levenslange leerling zijn. Hij of zij kan een ander niet leren hoe je levenslang leert, als hij of zij zelf geen levenslange leerling is. Een beginopleiding van drie of vier jaar kan een leraar nooit voldoende uitrusten om een leven lang les te geven. Alleen als leraren blijven leren, kunnen ze bijblijven en lesgeven op een manier die echt betekenisvol is voor hun leerlingen.
Ik heb met groot genoegen gemerkt dat er brede consensus is over deze kwesties, zoals die er afgelopen november ook onder de ministers in de Raad was.
We moeten er nu aan werken om deze goede bedoelingen en consensus om te zetten in daden en echte verbeteringen door te voeren in de lerarenopleiding. We moeten de lidstaten aanmoedigen meer te investeren in de ontwikkeling van hun lerarenbestand. Drie of vier bijscholingsdagen per jaar is gewoon niet genoeg. De ondersteunende introductie van nieuwe leraren moet ook worden verbeterd en uitgebreid. We moeten de lidstaten aanmoedigen om de kwaliteit van de bijscholing te verbeteren en ervoor te zorgen dat de bijscholing het soort praktische onderwijsvaardigheden biedt die leraren vandaag en morgen echt nodig hebben.
We moeten de schoolleiding meer verantwoordelijkheid geven. Scholen zijn tegenwoordig grote organisaties die van invloed zijn op het leven van honderdduizenden mensen. Ze moeten goed worden bestuurd en goed worden beheerd, maar ze moeten vooral ook goed worden geleid door een team van leidinggevenden met een duidelijke visie op kwalitatief hoogwaardig onderwijs voor al hun leerlingen.
Nogmaals: dank u wel voor uw verslag en uw inzet. Ik kijk uit naar de voortzetting van niet alleen onze discussies, maar vooral ook naar uw medewerking op dit belangrijke gebied.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het verslag is gebaseerd op de mededeling van de Europese Commissie getiteld ‘De kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren’ (SEC(2007)0931) en benadrukt de noodzaak dat de lidstaten de nationale onderwijssystemen hervormen om de lerarenopleiding te verbeteren.
De rapporteur heeft gewezen op enkele zeer belangrijke feiten, zoals het probleem om de beste kandidaten voor het lerarenvak te behouden, de slechte beloning van leraren in veel landen, de lage sociale status van leraren, hun geringe beheersing van vreemde talen en nog veel meer.
Om deze problemen op te lossen hebben we in de hele EU een samenhangende, complexe en volledige strategie nodig. We hebben meer opleidingsprogramma's voor leraren nodig, en deze programma's moeten zo gestructureerd zijn, dat de diploma's die aan het eind worden verkregen, in alle lidstaten worden erkend. Om dit te bereiken moeten we de verantwoordelijkheid delen met de nationale regeringen, want wij kunnen het onderwijssysteem wel willen hervormen, maar zij zijn het die daartoe de bevoegdheid hebben.
Ik hoop dat dit verslag de eerste stap zal zijn in een lang proces dat zal eindigen met de daadwerkelijke verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding in de hele Europese Unie.
Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Europese Roma krijgen onderwijs van slechte kwaliteit in de vorm van gescheiden onderwijs en klassen die uitsluitend bestaan uit zigeuners, niet alleen in de post-communistische landen, maar in Europa als geheel. Roma-kinderen lopen in nieuwe en in oude lidstaten tegen problemen aan wanneer ze onderwijs van goede kwaliteit willen ontvangen. De geografische afgezonderdheid van de Roma is een grote belemmering voor gelijkheid in het onderwijs. De levensomstandigheden van de Roma maken het moeilijk om de noodzakelijke stappen te zetten in de lange strijd om een einde te maken aan klassen van uitsluitend zigeuners. Om vooruitgang te boeken in deze strijd zijn hoogopgeleide leraren met een Roma- en met een niet-Roma-achtergrond nodig, die de noodzakelijke ontwikkeling van Roma-kinderen waarborgen en de status-quo doorbreken. Het leveren van hoogopgeleide leraren om Roma-kinderen de uitdagingen te bieden die ook in gewone scholen worden geboden, is van zeer groot belang voor het onderwijs dat toekomstige leraren op lerarenopleidingen ontvangen. Als we resultaten van onze kinderen willen kunnen verwachten, moeten we onze leraren een voorbeeldige opleiding geven. Kennis over progressief onderwijs in multiculturele klassen moet een van de voornaamste aandachtspunten zijn in de toekomstige lerarenopleiding. Het doel de kwaliteit van het onderwijs tussen scholen gelijk te trekken, een einde te maken aan vroegtijdig schoolverlaten, en ervoor te zorgen dat Roma-kinderen naar de universiteit gaan en dat ze goed voorbereid zijn om de uitdagingen van het leven het hoofd te bieden, is geen doel dat licht mag worden opgevat, maar een doel waarvoor we moeten proberen te vechten.
27. Het Bologna-proces en studentenmobiliteit (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0302/2008) van Doris Pack, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over het Bologna-proces en studentenmobiliteit [2008/2070(INI)].
Doris Pack, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik mag hopen dat het feit dat we vanavond weer in camera vergaderen niets zegt over onze opvattingen over onderwijs.
Het Bologna-proces is waarschijnlijk de meest ingrijpende hervorming van het hoger onderwijs die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. In deze tijd mag kennis niet meer gehinderd worden door nationale grenzen. Daarom moet het in principe ook worden toegejuicht dat de lidstaten en universiteiten bereid zijn om samen te werken in dit proces, zonder daarbij te letten op het subsidiariteitsbeginsel dat ze anders altijd zo hooghouden. Dat juich ik toe. Ik constateer echter ook dat alle parlementen zijn gepasseerd. Het Europees Parlement noch de 46 nationale parlementen zijn hierover geraadpleegd.
Het vervelende is dat we als volksvertegenwoordigers buiten deze vergaderzaal doorlopend op het Bologna-proces worden aangesproken. Zodra er iets verkeerd gaat, wijst men met de vinger in onze richting. Alleen hebben wij er niets mee te maken; zelfs de Commissie heeft er tot nu toe helemaal niets mee te maken gehad. Godzijdank is de Commissie nu van de partij en helpt ze in het kader van de Europese onderwijsprogramma’s mee om het Bologna-proces van de grond te krijgen. Kortom, het was een zware bevalling en het leed is nog niet geleden. Men had er goed aan gedaan de parlementen erbij te betrekken.
Wij willen uiterlijk in 2010 een Europese ruimte voor hoger onderwijs creëren. Dat is helder. Studenten moeten kunnen kiezen uit een breed scala aan hoogwaardige opleidingen. Het Bologna-proces voorziet daartoe in drie actiegebieden die prioriteit hebben: invoering van een driefasensysteem – de bachelor-, master- en promotiefase – kwaliteitsborging en de erkenning van kwalificaties en studieperioden.
Daarbij moet een grote prioriteit worden toegekend aan de studentenmobiliteit en de kwaliteit van het onderwijs. Uit de door ons gehouden hoorzittingen is gebleken dat juist het Bologna-proces en de overhaaste invoering van de bachelorfase ertoe hebben geleid dat minder studenten het aandurven om tijdens de bachelorfase een deel van hun studie in het buitenland te volgen, omdat de bacheloropleidingen veel te veel leerstof bevatten. Je kunt niet opeens vijf jaar universitaire studie in een driejarige bachelor proppen. Dat is in een aantal gevallen gebeurd. Dan blijkt dat studenten helemaal niet weg kunnen en dus ook niet in het buitenland kunnen gaan studeren. Dat is jammer. Het Erasmusprogramma is een fantastisch programma. De mogelijkheden van dit programma zouden, evenals alle andere mogelijkheden om naar het buitenland te gaan, moeten worden aangegrepen. Eigenlijk zou men een mobiliteitsstudieperiode verplicht moeten stellen.
Het Europees puntenoverdrachtsysteem werkt naar mijn mening niet. Het is niet goed dat een student in het ene land drie punten krijgt voor een bepaalde module en in het andere land slechts één punt. Er moet een Europees raamwerk zijn waarin iedereen gelijk wordt behandeld. Op dit terrein moet nog het nodige werk worden verzet. Het idee vind ik goed, maar de uitwerking kan veel beter.
We moeten er ook voor zorgen dat de universiteiten de financiële mogelijkheden ten volle benutten om de mobiliteit te vergemakkelijken voor alle studenten die er gebruik van willen maken. Voor veel universiteiten betekent dit dat ze uit hun ivoren toren moeten komen en contacten moeten leggen met het bedrijfsleven. Hoeveel grote bedrijven zouden het niet als een eer beschouwen om een promotie of masteropleiding te steunen? Als dat betekent dat een masteropleiding in zo’n geval de naam draagt van Mercedes, Sony of een ander merk, dan moet dat maar. Met het geld dat binnenkomt, zijn de studenten geholpen. Dit betekent niet dat anderen daarmee het recht wordt verschaft om de inhoud van het curriculum te bepalen, maar wel dat financiële bronnen worden aangeboord waardoor het voor alle gegadigden mogelijk wordt om een studie in het buitenland te volgen. Als de hulp van de Commissie ons dichter bij dat doel brengt, kunnen we allemaal tevreden zijn.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nogmaals mijn speciale dank betuigen aan Doris Pack. Zij is een van de grondlegsters van de programma's voor levenslang leren. Dit zijn zeer populaire programma's voor studentenmobiliteit. Dit verslag over het Bologna-proces en studentenmobiliteit is een heel concrete bijdrage tot nog betere en zelfs meer mobiliteit.
Zoals we allemaal weten, is het Bologna-proces goed gevorderd. Binnenkort zal het tien jaar bestaan en bestrijkt het het hele continent. Het is begonnen omdat we al sinds 1987 het mobiliteitsprogramma Erasmus hadden. De meeste instrumenten daarvan zijn deel gaan uitmaken van het Bologna-proces. De twee ondersteunen elkaar en leveren een zeer belangrijke beleidsbijdrage. Het draait niet om mobiliteit-omwille-van-de-mobiliteit, maar om modernisering en openheid en de internationalisering van onze universiteiten. Het verslag biedt een zeer uitgebreid overzicht van de verdere acties die op dit gebied nodig zijn.
Uw conclusies zijn in overeenstemming met de bevindingen en aanbevelingen van de speciale groep die ik heb uitgenodigd om met de Commissie samen te werken. Dit was het forum van deskundigen op hoog niveau onder leiding van de voormalige minister Maria João Rodrigues, die mij in juni van dit jaar verslag heeft uitgebracht. Beide verslagen geven aan dat we een forse, gezamenlijke inspanning moeten leveren om de studentenmobiliteit te vergroten, en als ik zo vrij mag zijn daaraan toe te voegen, om de mobiliteit van jonge mensen in het algemeen te vergroten: leerlingen, jongeren in opleiding, jonge artiesten en jonge ondernemers. Ik zou graag zien dat in alle programma's die opleiden tot een graad, een mobiliteitsperiode wordt ingevoerd om studenten aan te moedigen naar het buitenland te gaan, en dat mobiliteit wordt gezien als de norm in plaats van als de uitzondering.
Ik ben het met u eens dat de hervormingen van Bologna moeten worden gebruikt om onze hoger onderwijssystemen open te stellen en geen nieuwe belemmeringen voor mobiliteit mogen worden. Uw ideeën over flexibele indelingen van de cursussen op sommige vakgebieden is verenigbaar met de regels van Bologna en verdienen het om te worden verkend. Ik ben het er ook mee eens dat we beter en meer, dat wil zeggen doeltreffender, moeten investeren in de mobiliteit van onze burgers. We moeten publieke, private, nationale en Europese middelen combineren.
Ik verwelkom de gedachte dat ”versterking van de financiële middelen voor de programma's op het gebied van onderwijs en met name voor Erasmus-beurzen in overweging zou kunnen worden genomen.” Dat zou niet alleen heel gunstig zijn voor het onderwijs, maar ook voor bijvoorbeeld het burgerschap; mensen zouden zich gaan voelen als Europeanen in Europa, en ze zouden toegang hebben, kansen krijgen en Europa echt ervaren.
Ik weet zeker dat het Parlement zijn verantwoordelijk in dit opzicht volledig zal nemen. Ik feliciteer u en bedank u nogmaals en ik beveel dit Huis aan om dit verslag aan te nemen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik verwelkom dit verslag, met zijn krachtige aanbevelingen voor een efficiënte implementatie van de doelstellingen van het Bologna-proces en het creëren van een Europese ruimte voor het hoger onderwijs tot 2010. Dit jaar is het belangrijk om de hindernissen die in deze richting bestaan te onderzoeken, maar ook de mogelijkheden van voortgaande consolidatie van het proces na 2010.
Ik wil graag twee van de vele voorstellen in het verslag benadrukken, vanwege hun grote belang. In de eerste plaats moeten er meer inspanningen worden geleverd om de nationale onderwijssystemen te harmoniseren en om de wederzijdse erkenning van kwalificaties en behaalde graden te voltooien. Ik ben van oordeel dat de nog immer bestaande verschillen op dit gebied het voornaamste obstakel vormen voor een gelijke behandeling van studenten.
In de tweede plaats wil ik de aandacht van alle Europese instellingen erop vestigen dat mobiliteit voor veel studenten, onderzoekers en docenten – vooral die uit de nieuwe lidstaten – nog steeds onbereikbaar is vanwege onvoldoende subsidie. Daarom moet een passende financiering van projecten in de nieuwe lidstaten prioriteit krijgen. Alleen op deze wijze kan het doel van Europese mobiliteit op een coherente en evenwichtige wijze worden bereikt.
Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk. – (RO) Jongeren, en met name studenten, staan boven aan mijn politieke agenda, dus ik kan de aanneming van het verslag van mevrouw Pack over het Bologna-proces en studentenmobiliteit alleen maar toejuichen.
Ik ben van oordeel dat het beginsel van wederkerigheid voor de uitwisseling van studenten en bursalen alsmede de invoering van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging en erkenning van graden twee prioriteitsaspecten binnen dit beleid moeten blijven, te meer daar er een verminderde mobiliteit van studenten in de richting van de nieuwe lidstaten is waargenomen.
De uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten vormt een zeer efficiënte manier om het Europese kader van mobiliteit van jongeren te verbeteren, en dient daarom voortdurend te worden gesteund en uitgebreid. Het feit dat dit verslag ook een maatschappelijke dimensie heeft, door uitdrukking te geven aan de aandacht voor jongeren uit achterstandmilieus, is prijzenswaardig.
Afgezien van alle overige overwegingen dienen kwaliteit en excellentie zowel onder studenten als onder docenten bevorderd te worden, en dit kan alleen worden bereikt door een constante steun, zowel op het vlak van de politiek als dat van de investeringen, voor de mobiliteit binnen het onderwijs. Deze steun dient zowel op Europees als op nationaal niveau te worden gerealiseerd.
Mihaela Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik wil graag wijzen op de maatschappelijke dimensie van mobiliteit, die uitermate belangrijk is. Mobiliteit biedt jongeren een rijke ervaring in termen van academische, culturele en sociale diversiteit, en daarom feliciteer ik mevrouw Pack met dit verslag.
Als Roemeens lid van het Europees Parlement heb ik een amendement op dit verslag voorgesteld, inhoudende dat alle studenten van de lidstaten één Europese studentenidentiteitskaart krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat deze ene pas de mobiliteit van jongeren in heel Europa zal aanmoedigen, wat zal leiden tot een uitwisseling van ideeën tussen studenten en, impliciet, tot een verandering van mentaliteit, tot een open opstelling ten opzichte van andere culturen, wat de creativiteit en het innovatievermogen stimuleert.
Vanuit mijn oogpunt valt deze maatregel perfect binnen de doelstellingen van zowel het Europees Jaar van de interculturele dialoog 2008” als die van het Jaar van creativiteit en innovatie 2009.
28. De toestand en de vooruitzichten van de landbouw in berggebieden (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0327/2008) van Michl Ebner, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over de toestand en de vooruitzichten van de landbouw in berggebieden [2008/2066(INI)].
Michl Ebner, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het doet mij genoegen dat de commissaris zich ook over dit onderwerp wil ontfermen. Ik hoop dat dit niet alleen tot uitdrukking zal komen in zijn korte toespraak, maar ook in het werk van de Commissie. We moeten er immers voor zorgen dat de Commissie onze wensen en ideeën ook realiseert.
Mijn verslag, of liever gezegd het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, die het verslag unaniem heeft goedgekeurd, heeft als titel: “De toestand en de vooruitzichten van de landbouw in berggebieden”. Deze titel weerspiegelt echter slechts een deel van de eigenlijke inhoud van het verslag.
In het verslag staat dat we een beleid moeten ontwikkelen voor gebieden die in sommige lidstaten wel de helft van de totale oppervlakte beslaan, zoals in Oostenrijk, Italië en Spanje, en in andere lidstaten meer dan een derde. In al die gebieden bij elkaar woont 19 procent van de bevolking van de Europese Unie. Het zijn gebieden die men kan karakteriseren als multifunctioneel, uniek, benadeeld en uiterst kwetsbaar, gebieden die – zoals de Alpen – veel meer last hebben van de opwarming van de aarde dan de laaggelegen gebieden.
Berggebieden zijn in veel opzichten benadeeld: factoren als steile hellingen, weersomstandigheden, erosie, hoogteverschillen, grote hoogten en een rotsachtige bodem spelen daarbij een rol. Om die reden is er voor de berggebieden een geïntegreerde strategie nodig die meer omvat dan een landbouwbeleid. Dat beleid heeft weliswaar het nodige opgeleverd dat ook verder moet worden ontwikkeld, maar een landbouwbeleid alleen is voor de berggebieden niet toereikend.
Vanouds beproefde recepten moeten dus worden behouden. Die moeten echter worden gecombineerd met nieuwe recepten indien men wil dat de landbouw blijft fungeren als levensader voor de berggebieden. Ook andere elementen moeten in de strategie worden opgenomen: duurzaam natuurgebruik in de meest uiteenlopende vormen, aanleg en verbetering van transportnetwerken, waarbij het niet alleen om het fysieke transport gaat, maar ook om toegang tot het internet en communicatienetwerken, verbetering en uitbreiding van gemeentelijke en lokale diensten, wat in deze gebieden door de verspreide bewoning des te moeilijker is, en versterking van het sociaal bestel.
Nieuwe elementen moeten worden geïntegreerd, zoals meer nadruk op opleiding en vorming, aandacht voor de biodiversiteit in de natuur en de al genoemde aanpassing aan de klimaatverandering. Het verslag, dat door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling unaniem is goedgekeurd, behandelt al deze aspecten in 13 overwegingen en 72 paragrafen. Op basis van de sectoriële inspanningen die tot nu toe zijn geleverd, moet een kaderstrategie worden ontwikkeld. Om die reden roept het verslag de Europese Commissie op om binnen zes maanden een geïntegreerde strategie met een breed scala aan instrumenten uit te werken, waarbij rekening wordt gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en afstemming plaatsvindt met de nationale actieplannen van de lidstaten.
Ik hoop dat de plenaire vergadering zich op dezelfde wijze als de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling achter het verslag zal scharen. Ik wil de commissaris vragen om de kwestie binnen de Commissie aan de orde te stellen en erop te wijzen dat de bijdrage van de bewoners van de berggebieden een bijdrage is waarvan de hele bevolking de vruchten plukt en die dan ook dienovereenkomstig moet worden gehonoreerd. Ze moet worden gezien als een bijdrage aan het milieu en aan het toerisme, omdat ze een waarborg vormt tegen de ontvolking van berggebieden, zoals die bijvoorbeeld in Piemonte, Lombardije en in delen van Spanje en Frankrijk plaatsvindt.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is het laatste, maar zeker niet het minste van de verslagen. Ik kan de heer Ebner, de rapporteur, verzekeren van het belang van de aanbevelingen in het verslag. Ik wil hem en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling bedanken voor dit verslag, dat echt het belang van de landbouw in berggebieden voor de Europese Unie naar voren haalt – hij heeft een percentage gebieden genoemd – maar ook het belang van een landbouw die bijdraagt tot de bescherming van het milieu, die kwaliteitsproducten levert en culturele landschappen behoudt als deel van ons Europees erfgoed.
Dit is dan ook de reden waarom berggebieden speciale steun ontvangen uit hoofde van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Deze steun wordt geboden om boeren te compenseren voor de handicaps die samenhangen met de natuurlijke omstandigheden. Deze regio's profiteren voorts van meerdere andere maatregelen voor plattelandsontwikkeling, zoals betalingen in verband met milieubescherming in de landbouw, voor de instandhouding van de verweiding en de weideveeteeltpraktijk, steun voor kwalitatief hoogwaardige landbouwproducten en de bevordering van diversificatie op het landbouwbedrijf, zoals boerderijtoerisme.
De recente voorstellen van de Commissie, vooral de gezondheidscheck, doen ook iets voor probleemgebieden zoals berggebieden. In het kader van de geleidelijke afschaffing van het melkquotasysteem, kan speciale steun in economisch of ecologisch kwetsbare gebieden worden gehandhaafd in de zuivel-, rundvlees-, schapen- en geitensector.
Het verslag verzoekt de Commissie een mondiale strategie voor berggebieden en voor landbouw in berggebieden te formuleren.
We weten allemaal dat er een grote verscheidenheid aan berggebieden is met verschillende economische en sociale situaties. Het zou dus heel lastig zijn om een veelomvattende communautaire strategie en een gedetailleerd actieplan vast te stellen die ingaan op al deze verschillende situaties.
De steunprogramma's voor plattelandsontwikkeling en het cohesiebeleid van de EU bieden echter een passend en samenhangend kader waarbinnen de lidstaten zowel hun eigen territoriale prioriteiten vaststellen als de programma's die het geschiktst zijn voor de sterke en zwakke punten van hun regio's. Deze gedecentraliseerde aanpak van de Europese Unie stelt lidstaten in de gelegenheid om voor berggebieden programma's op maat te maken en tegelijkertijd de algemene strategische samenhang te waarborgen.
Geachte leden, ik kan nu niet alle voorstellen in het verslag bespreken, maar ik kan u wel verzekeren dat de Commissie de conclusies van het verslag nader zal bestuderen.
Ik bedank nogmaals Michl Ebner, de commissie en u allemaal.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Landbouw in berggebieden is een cruciale factor voor zowel de lokale economische ontwikkeling, als de bescherming van het milieu (o.a. de strijd tegen klimaatverandering, biodiversiteit en het verschaffen van open en veilige gebieden voor recreatie en toerisme).
Berglandbouwers zien zich gesteld voor specifieke nadelen in verband met de hoogte, de topografie en het klimaat. Deze nadelen rechtvaardigen compensatiebetalingen wegens natuurlijke handicaps, evenals rechtstreekse inkomenssteun om hen schadeloos te stellen voor de extra productiekosten die zij hebben en voor hun steeds groter wordende rol in het beheer van het lokale gebied.
De belangrijkste kwesties zijn volgens mij de volgende: volledige ontkoppeling van landbouwsteun in met name de veeteeltsector voorkomen, omdat dit tot verlies van banen kan leiden; de zuivelindustrie steunen, omdat deze een centrale rol vervult in probleemgebieden; meer steun uittrekken voor de vestiging van jonge landbouwers; en bij het beheer van de watervoorraad aanzetten tot solidariteit tussen de stroomopwaarts en de stroomafwaarts gelegen gebieden.
Ik ben tevens voorstander van de ontwikkeling van een echte geïntegreerde Europese strategie ten behoeve van de berggebieden, opdat de specifieke kenmerken van berggebieden in aanmerking worden genomen bij het opstellen van de diverse Europese beleidsvormen.
Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het verslag van het Europees Parlement over de toestand en de vooruitzichten van de landbouw in berggebieden verplicht de Europese Commissie er terecht toe om binnen de zes maanden een strategie voor de berggebieden te presenteren.
Bij het uitwerken van deze strategie zal rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden waarin 19 procent van de EU-burgers woont en werkt.
Het voorstel van het Europees Parlement aangaande de problemen waarmee de inwoners van de Poolse regio Podhale dagelijks te maken hebben, verdient onze volmondige steun.
Tot dusver waren de richtsnoeren voor berggebieden bijna uitsluitend op het landbouwbeleid gebaseerd. In het verslag wordt eveneens benadrukt dat het absoluut noodzakelijk is om de landbouw aan de hand van compensatiebetalingen en de bevordering van kwaliteitsproducten verder te ondersteunen.
Berggebieden kampen echter nog met tal van andere moeilijkheden waarvoor de Europese Unie zich zou moeten inzetten, aangezien deze problemen betrekking hebben op een brede waaier van economische en sociale kwesties, evenals op vraagstukken op het gebied van de levenskwaliteit. Het is daarom een goede zaak dat in het verslag nader wordt ingegaan op de problemen aangaande de toegang tot transportnetwerken en het internet. Daarenboven moet de gemeenten niet alleen financiële hulp worden geboden, maar moeten we hen ook oplossingen op regionaal niveau aanreiken, zodat ze de gemeentelijke dienstverlening kunnen verbeteren.
Tegelijkertijd mogen we niet uit het oog verliezen dat “bergbewoners” een cruciale rol spelen voor het behoud van nationale tradities en traditionele kennis over het milieu. Er moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan het belang van solide sociale structuren en de noodzaak van een duurzaam milieugebruik.
De regio Podhale is in dit verband ongetwijfeld het beste voorbeeld van goede praktijken.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE), schriftelijk. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil de heer Ebner van harte gelukwensen met zijn verslag. De berggebieden komt een bijzondere betekenis toe in de EU. In bepaalde lidstaten bestaat het grondgebied immers voor meer dan 50 procent uit berggebieden en is de landbouwbevolking daar nog steeds een belangrijke factor.
Door hun bijzondere natuurlijke kenmerken (steile hellingen, hoogteverschillen) zijn deze gebieden benadeeld ten opzichte van andere gebieden van de Europese Unie. De moeilijke productieomstandigheden in de landbouw, de hogere vervoerskosten, het gebrekkige vervoers- en communicatienetwerk maar ook de hogere kosten voor personen- en dienstenvervoer hebben een weerslag op niet alleen de economie maar ook het dagelijkse leven van de inwoners van deze gebieden.
Anderzijds onderscheiden de landbouwers in deze gebieden zich door hun kwaliteitsproductie en hun ervaring met duurzame exploitatie van bossen en weiden. Daarom moeten deze kenmerken worden gesteund en worden gebruikt om het concurrentievermogen en de culturele identiteit te versterken.
Er is bijgevolg behoefte aan een strategie die rekening houdt met de bijzonderheden van deze gebieden en de klemtoon legt op de aanpak van de nieuwe uitdagingen, op de ontwikkeling van alternatieve vormen van werkgelegenheid en de instandhouding van de bevolking. Tevens moet daarmee worden voorzien in bijzondere maatregelen voor geteisterde gebieden, zoals de door bosbranden getroffen berggebieden.
Rumiana Jeleva (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Mensen in kleine en geïsoleerde plattelandsgemeenschappen, en vooral in berggebieden, zijn naar mijn mening in het nadeel en worden in het dagelijks leven geconfronteerd met beperkingen en moeilijkheden. Hun behoeften zouden hoog op onze prioriteitenlijst moeten staan, want vaak ontbreken basisbehoeften, zoals toegang tot diensten. Ze ervaren voortdurend de druk van dagelijkse financiële en praktische problemen, die stress opleveren. Wanneer ik kijk naar de situatie in mijn land, Bulgarije, zie ik dat wat de meerderheid van de plattelandsbewoners bezighoudt, de menselijke basisbehoeften zijn. Ontwikkelingsstrategieën voor de lange termijn ontbreken daardoor vaak.
Het wordt voorts duidelijk dat plattelandsbeleid nog steeds achterblijft en niet aansluit op de werkelijkheid in de plattelandsgebieden. Beleid en maatregelen voor de ontwikkeling van regio's en het platteland zouden moeten worden gedecentraliseerd, zodat ze kunnen worden aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. Er moeten dus concrete, flexibele regionale en lokale programma's op maat worden opgesteld voor de werkgelegenheid en sociale uitkeringen. We moeten ons dus richten op de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen en capaciteitsopbouw, met speciale aandacht voor jonge mensen, vrouwen en minderheden, alsook op de ontwikkeling van verstandiger beleid in kleine en afgelegen dorpen, waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande lokale natuurlijke en menselijke hulpbronnen en met de behoeften van de mensen.
Sepp Kusstatscher (Verts/ALE), schriftelijk. – (DE) Het verslag bevat werkelijk alles wat men maar kan bedenken, het is rijp en groen door elkaar. Het lijkt het resultaat van een haastige brainstorm over landbouw en berggebieden. Het is een opsomming van wensen en aanbevelingen met holle frasen en gemeenplaatsen, met herhalingen en tegenstrijdigheden. Met een dergelijk verslag kan men niet instemmen, ook al kan iedereen er wel iets van zijn gading in vinden.
De grootste tegenstrijdigheid is dat het ecologische en sociale sausje waarmee de tekst is overgoten, in schril contrast staat met het keiharde beleid dat de heer Ebner en zijn partij in de praktijk voorstaan.
In een Europees landbouwbeleid dat levensvatbaar wil zijn moeten een werkelijk duurzame agrarische bedrijfsvoering en voedselproductie centraal staan. Wie water, bodem en biodiversiteit vernietigt, moet overeenkomstig het beginsel “de vervuiler betaalt” de rekening betalen. We moeten een vorm van landbouw bevorderen die daadwerkelijk het klimaat beschermt en een grote diversiteit aan gezonde levensmiddelen op de markt brengt. De biologische landbouw moet uit zijn isolement worden gehaald. Wij Groenen geven onze steun niet aan een beleid dat de grote actoren op de wereldmarkt subsidieert. Wij willen lokale en regionale voedselmarkten versterken, de boeren een behoorlijk inkomen garanderen en de consumenten vers en gezond voedsel. Deze vorm van beheer is ook de beste manier om het cultuurlandschap en het milieu te beschermen.
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Het verslag-Ebner over de toestand en de vooruitzichten van de landbouw in berggebieden vestigt de aandacht op de kenmerken en behoeften van deze gebieden, die 40% van het Europese grondgebied vormen.
Deze gebieden hebben met natuurlijke problemen te kampen, hetgeen de productie bemoeilijkt en de toegang beperkt. Zij verdienen dus bijzondere aandacht.
Daarom verzoek ik de Commissie een totaalplan op te stellen, waarbij wordt uitgegaan van continuïteit van de tot op heden genomen maatregelen, terwijl de maatregelen tevens onderling worden geïntegreerd om ze doeltreffender te maken. Dat zou betekenen dat compensatiebetalingen, gericht op het compenseren van natuurlijke handicaps, moeten worden voortgezet, dat jonge landbouwers financiële steun moeten krijgen en dat er een bijzonder belang aan de zuivelindustrie moet worden toegekend. Menselijke activiteiten in Natura 2000-berggebieden moeten in stand worden gehouden. Tot slot moet de rol die de jacht en de visserij in het onderhoud van de gebieden vervullen, worden onderstreept.
Dankzij een dergelijke strategie zullen deze gebieden de uitdagingen met betrekking tot concurrentievermogen en duurzame ontwikkeling het hoofd kunnen bieden, want zij zijn niet alleen potentiële bronnen van economische groei, maar ook de hoeders van tradities die kwaliteit voortbrengen en een bijdrage leveren aan het behoud van onze landschappen.
Cătălin-Ioan Nechifor (PSE), schriftelijk. – (RO) De berggebieden vormen een belangrijk deel van de Europese Unie; ; en wat belangrijker is: de tradities, cultuur en taal in worden hier veel beter bewaard dan in andere streken op het grondgebied van de 27 lidstaten. Helaas hebben de nationale regeringen momenteel geen geïntegreerde regionale ontwikkelingsstrategieën, en er zijn grote manco’s die langzaam maar zeker leiden tot de ontvolking van deze regio’s. Uitgaand van de slogan van de Unie, "Eenheid in verscheidenheid", verwelkom ik de beslissing van het Parlement om de Europese Commissie te verzoeken een geïntegreerde strategie uit te werken voor de duurzame ontwikkeling en het gebruik van de hulpbronnen die de berggebieden vormen. . Op die manier biedt de Commissie gelijke kansen voor Europese burgers die ervoor hebben gekozen om onder de zwaardere levensomstandigheden in de berggebieden te leven. Gelet op de actuele discussie over het afschaffen van compensatiebetalingen, ook in de berggebieden, ben ik van oordeel dat het onze plicht als leden van het Europees Parlement is om ervoor te ijveren dat de bestaande financiële steun in de berggebieden gehandhaafd blijft. Berggebieden zullen op deze wijze beschermde gebieden kunnen worden, die in staat zijn om voor hun eigen duurzame ontwikkeling te zorgen en om een oase voor Europese en internationale toeristen te vormen.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De staat die ik vertegenwoordig – Roemenië is voor een derde deel bedekt met bergen, en de inwoners van de berggebieden zijn achtergesteld ten opzichte van andere categorieën inwoners in landelijke gebieden.
De in het verslag-Ebner opgenomen voorstellen zijn welkom, en ik ben ervan overtuigd dat een coherente strategie van de Europese Unie voor berggebieden – die essentieel en dringend noodzakelijk is – in hoge mate zou bijdragen tot een toename van de levensstandaard in deze gebieden.
Tegelijkertijd onderstreep ik het feit dat er, net zo urgent, betere reglementeringen worden opgelegd voor wat betreft de communautaire fondsen voor rurale ontwikkeling
Bijvoorbeeld: de Roemeense autoriteiten hebben een programma gelanceerd voor de ondersteuning van kleine ondernemingen en van toerisme, gefinancierd door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Kleine bedrijven en pensions zijn buitengewoon belangrijk voor het weer vitaal maken van berggebieden.
De documenten voor het aanvragen van deze maatregelen, die ingewikkeld papierwerk met zich meebrengen, werden pas één dag voor aanvang van de aanvraagperiode publiek gemaakt, hoewel ze reeds in augustus opgesteld waren.
Dit feit vormt een duidelijke inbreuk op het principe van correcte en transparante informatieverschaffing aan potentiële begunstigden.
Ik vind dat de communautaire wetgeving ervoor moet zorgen dat deze situaties worden voorkomen, omdat die de financiële inspanningen van de Unie nutteloos maken.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Berggebieden kunnen zorgen voor kwalitatief hoogwaardige landbouwproductie en meer diversificatie van landbouwproducten op de Europese markt. Betere coördinatie van plattelandsontwikkeling en structurele steun zijn dan ook geboden.
In berggebieden is duurzame, gemoderniseerde en multifunctionele landbouw nodig. Door de exploitatie van biomassa en het toerisme op boerderijen kunnen de mensen ter plaatse hun inkomen opvoeren. Het behoud van bepaalde dieren- en plantensoorten, het in stand houden van tradities en met name het bevorderen van toeristische activiteiten kan bijdragen tot de bestrijding van de klimaatverandering door bescherming van de biodiversiteit en de opvang van CO2 door blijvend grasland en bossen. Door duurzame bosbouwexploitatie wordt het mogelijk om met houtafval energie op te wekken
Dames en heren, ik wil graag het belang benadrukken van waterbeheer in berggebieden. Het is belangrijk dat de Commissie lokale en regionale autoriteiten stimuleert om solidariteit tussen de hoger en lager gevestigde gebruikers tot stand te brengen en dat ze voldoende financiële middelen toewijst ten behoeve van het duurzame gebruik van waterbronnen in deze gebieden.
Deze gebieden zijn bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering. Het is dan ook van belang om de onmiddellijke invoering van maatregelen ter bescherming van deze gebieden tegen natuurrampen, met name bosbranden, te bevorderen.
Ik ben ervan overtuigd dat berggebieden nieuwe middelen nodig hebben om hun grondgebied tegen overstromingen te beschermen (met de nadruk op overstromingspreventie) en dat land- en bosbouwers de maatregelen ter voorkoming van overstromingen kunnen steunen met de directe gebiedsgebonden vergoedingen die zij krachtens het gemeenschappelijk landbouwbeleid ontvangen.
Theodor Dumitru Stolojan (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Wij begroeten het verslag van de heer Ebner. Het berggebied van Roemenië beslaat 33 procent van de oppervlakte van het land. Evenals in andere Europese landen dreigt het berggebied te worden ontvolkten dreigen de voor deze gebieden specifieke economische activiteiten te verdwijnen.
Wij hebben een geïntegreerde Europese strategie nodig voor de duurzame ontwikkeling van het berggebied. Wij verzoeken om buitengewone nadruk te leggen op de ondersteuning van landbouw, van ecologische producten, van agrotoerisme en van toegangswegen en communicatiemiddelen in het berggebied. Tegelijkertijd moedigen wij jonge gezinnen nadrukkelijk aan om agrotoeristische familieboerderijen te starten, zodat het berggebied opnieuw een gebied van economisch belang wordt.
Dushana Zdravkova (PPE-DE), schriftelijk. –Als vertegenwoordiger van een land met duidelijke problemen op het gebied van landbouw, en dan met name in de berggebieden, wil ik mijn steun betuigen voor het verslag van de heer Ebner over de toestand en de vooruitzichten van de landbouw in deze gebieden, die voor ons van bijzonder belang is.
Zoals in het verslag wordt onderstreept, dreigt in Bulgarije ontvolking, plus achteruitgang van het sociale leven van de plaatselijke gemeenschappen, waar men zelfs het gevaar loopt de landbouwactiviteiten te moeten beëindigen. . Het algemene beleid voor ondersteuning van de landbouw kan nauwelijks op deze gebieden worden toegepast (bijvoorbeeld vanwege de vereiste van een minimumaantal dieren). Daarom is speciale financiële hulp voor de melkproducenten noodzakelijk, evenals concrete aanvullende financiële maatregelen, die zouden moeten worden opgenomen in de uitvoering van de voorstellen in het verslag. Alleen op die manier kunnen de dierlijke genenpool, het menselijk potentieel en, als geheel, het unieke karakter van deze gebieden worden behouden, gezien hun buitengewone belang, niet alleen voor de afzonderlijke lidstaten, maar ook voor de EU. Op deze wijze wordt ook ander sectoraal beleid gestimuleerd: ecologie, toerisme, midden- en kleinbedrijf en onderwijs. Daarom pleit ik ervoor algemene regels op te stellen voor programma's voor directe steun in het kader van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en voor het opstellen van speciale hulpprogramma's voor steun aan deze gebieden.
29. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen