Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2066(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0327/2008

Debatten :

PV 22/09/2008 - 28
CRE 22/09/2008 - 28

Stemmingen :

PV 23/09/2008 - 5.25
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0438

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 23 september 2008 - Brussel Uitgave PB

6. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

– Verslag-Batzeli (A6-0319/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een verslag dat me de gelegenheid biedt om de stad Liverpool, die in mijn kiesdistrict ligt, ter sprake te brengen. Ze heeft als culturele hoofdstad de voordelen genoten die hiermee samenhingen en heeft in haar rol uiterst goed gepresteerd, en de bewoners van Liverpool hebben hier geweldig op gereageerd. Hoewel veel van de doelen van het Europese Jaar in dit verslag loffelijk zijn, moeten we de budgettaire implicaties die hiermee samenhangen in overweging nemen.

Overmatige bureaucratie en de focus op door de staat geleide pogingen om wat heet “creativiteit en innovatie” aan te moedigen zijn niet erg welkom. Het geld van belastingbetalers zou een veel betere bestemming hebben als we dit soort reclameoefeningen zouden afschaffen en mensen simpelweg een stem zouden geven in de besluitvorming.

 
  
  

– Verslag-Berman (A6-0310/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI). - Voorzitter, is het te verwonderen dat sommige lidstaten steunverlening meer dan moe zijn, zoals dit verslag letterlijk opmerkt? Ik denk het niet. Meer en meer lidstaten en andere donoren zijn het beu geld te blijven pompen in allerhande corrupte regimes die werkelijk geen zier geven om behoorlijk bestuur of de welvaart van hun eigen onderdanen.

Ongeveer een jaar geleden kregen wij van een onverdachte bron, de hulporganisatie Oxfam, te horen dat de oorlogen in Afrika al ongeveer evenveel hebben gekost als de honderden miljarden aan ontwikkelingshulp die het continent de voorbije jaren heeft ontvangen. Het wordt tijd dat Afrika eerst eens wezenlijke stappen onderneemt inzake democratie, behoorlijk bestuur en de strijd tegen corruptie. Pas dan kan gepraat worden over zeer gerichte ontwikkelingshulp. Zomaar ongenuanceerd pleiten voor een verhoging van ontwikkelingsfondsen en allerhande percentages als dogma's vooropstellen, is totaal onverantwoord en ik heb dan ook tegen dit verslag gestemd.

 
  
  

– Verslag-Badia i Cutchet (A6-0304/2008)

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, het is een cliché, de jeugd is onze toekomst. En ik zal dan ook de eerste zijn om toe te geven dat de kwaliteit van onze lesgevers en van de lerarenopleiding buitengewoon belangrijk is. De vraag is natuurlijk: is het de taak van het Europees Parlement om hierover lessen te geven aan de lidstaten? Is het de taak van het Parlement om zich uit te spreken over de samenstelling van onderwijspersoneel op alle onderwijsniveaus in de lidstaten? Moet het onderwijs van de lidstaten zich mordicus aanpassen aan de zogenaamde multiculturele samenleving - wij weten wat daarmee wordt bedoeld - en moet het onderwijs van de lidstaten zich aanpassen aan het zogenaamde genderaspect, wat dat ook moge zijn?

Moet dat allemaal verplicht worden gesteld in de lerarenopleiding, omdat Europa zoiets eist? Het Parlement mag voor mijn part vinden wat het wil, maar het heeft hierover geen enkele bevoegdheid. Onderwijs behoort tot de bevoegdheid van de lidstaten en dat moet in mijn ogen ook zo blijven. Zoiets heet subsidiariteit en zoiets moet worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil iets zeggen over het verslag van mevrouw Badia i Cutchet over de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding, dat naar mijn mening uitstekend is.

Het is waar dat de lerarenopleiding in grote mate onder de bevoegdheid van de nationale overheden valt, en dat moet ook. Aangezien wij echter het gemeenschappelijke doel hebben knowhow en innovatie in de hele Europese Unie te bevorderen en de Europese Economische Ruimte te ontwikkelen, hebben wij bepaalde gemeenschappelijke regels nodig.

Daarom hebben wij ook op het gebied van de lerarenopleiding meer samenwerking nodig bij de uitwisseling van de beste praktijken, want zoals wij allemaal weten zijn er nu volgens bijvoorbeeld het PISA-onderzoek van de OESO veel te grote verschillen tussen de leerprestaties van leerlingen in de lidstaten. Deze kloof moet worden verkleind en wij hebben een mechanisme nodig, een open coördinatiesysteem op communautair niveau, waardoor alle kinderen en jongeren basisonderwijs kunnen volgen dat toereikend is.

Wat dit betreft is het verslag uitstekend. Ik wil u allen aansporen, voor zover u dat nog niet heeft gedaan, het uitstekende verslag van mevrouw Badia i Cutchet te lezen. Dank u wel.

 
  
  

– Verslag-Pack (A6-0302/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE).(SK) Ik wil allereerst de rapporteur bedanken voor het verslag over het Bologna-proces en het effect daarvan op de studentenmobiliteit. Harmonisatie brengen in het driefasensysteem in het hoger onderwijs in de landen van de Europese Unie, kwaliteitsborging en, vóór alles, de erkenning van kwalificaties vormen samen een fundamentele doelstelling van dit intergouvernementele initiatief.

Bij de stemming van vandaag heb ik mijn ondubbelzinnige steun uitgesproken voor het verslag van Doris Pack, waarin de rapporteur het accent legt op de partnerschapsaanpak en samenwerking op het gebied van beleid en uitvoering van het Bologna-proces. Dit initiatief is een voorbeeld van dynamische samenwerking, niet alleen tussen de EU-landen, maar ook in breder verband. Ik ben het ermee eens dat de wederzijdse erkenning van kwalificaties nog eenvoudiger moet worden en dat het Bologna-proces eenvormiger moet worden op lidstaatniveau. Ondersteuning van studentenmobiliteit is een absolute vereiste voor de totstandkoming van een Europese ruimte voor hoger onderwijs.

 
  
  

– Verslag-Rasmussen (A6-0338/2008)

 
  
MPphoto
 

  Kurt Joachim Lauk (PPE-DE). - Mevrouw de Voorzitter! Het verslag-Rasmussen is weliswaar getiteld “hedgefondsen en private equity”. Als u de inhoud echter nauwkeuriger bekijkt blijkt het vrijwel niets meer met hedgefondsen en private equity te maken te hebben, maar heeft het terecht betrekking op alle financiële instellingen en financiële actoren. Das is van groot belang. We hebben een puntenlijst over regulering en over de afschaffing van de chaotische toestanden op de financiële markten voorgesteld. Ik ben blij dat collega Rasmussen in de onderhandelingen met ons au fond ons standpunt heeft overgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie is een oplossing op zoek naar een probleem. Wat de vraag ook is, het antwoord is altijd meer regelgeving, en dus zijn deze recente gebeurtenissen op de financiële markten naar verwachting aangegrepen om nog meer regels uit Brussel te rechtvaardigen.

Het doet me denken aan de situatie die na de aanslagen van 11 september 2001 van toepassing was, toen een aantal voorstellen voor de harmonisatie van justitie en binnenlandse zaken, die al jaren ergens rondzwierven, opnieuw gelabeld werden als antiterrorismemaatregelen en, in de koortsige atmosfeer die volgde op die verschrikkelijke aanslagen, niemand als tegenstemmer gezien wilde worden.

Op dezelfde wijze wordt een bosje wetgeving waarvoor echt geen evenredige noodzaak bestaat om het probleem te verhelpen, nu opnieuw gelabeld als een maatregel voor financiële stabiliteit, en alleen een moedige afgevaardigde zal het risico willen lopen om als vriendje van een speculant te worden gezien, zoals we aan het resultaat van de stemming van vandaag hebben gezien.

Gezien de onderliggende oorzaken van de recente financiële problemen, moet ik zeggen dat ik denk dat “te veel regering” nu juist het probleem was en niet de oplossing. De rentetarieven werden te lang te laag gehouden, en dat was een probleem in Europa, in de Verenigde Staten en in Japan. Als te veel regering het probleem was, is het moeilijk om te begrijpen hoe we dat probleem zouden kunnen oplossen door extra regelgeving vanuit Brussel.

 
  
  

– Verslag-Lehne (A6-0296/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, op veel vlakken zou ik de opmerkingen van mijn goede vriend en collega, de heer Hannan, met betrekking tot het verslag-Lehne willen herhalen, omdat het verslag-Lehne in veel opzichten weer de zoveelste poging is om wet- en regelgeving op te leggen aan de markten. We zouden hierover niet te snel moeten oordelen.

Ook zouden we niet overhaast moeten besluiten wet- en regelgeving op te leggen aan markten in Europa als geheel. Markten zijn per definitie verschillend. Markten in Europa, in de verschillende landen, zijn verschillend en daarom zouden we niet moeten proberen om algemeen geldende regelgeving op te leggen die op al deze markten van toepassing is.

Het is belangrijk dat Europa en de Europese Unie één ding goed onthouden met betrekking tot deze kwesties en dat is dat we ons in een mondiale omgeving bevinden. Europa en de afzonderlijke landen van Europa concurreren met de wereld, en als we barrières gaan opleggen aan onszelf, dan zullen we onze eigen belangen schaden en die van de mensen die we vertegenwoordigen.

 
  
  

– Verslag-Lefrançois (A6-0323/2008)

 
  
MPphoto
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik spreek hier ook namens de delegatie van de Oostenrijkse Volkspartij. We hebben voor dit verslag gestemd, om de eenvoudige reden dat er alles aan moet worden gedaan om het terrorisme bijtijds te bestrijden.

Ik wil echter op een punt wijzen waar wij sterk tegen gekant zijn, en ik ben van mening dat het Parlement hier een fout heeft gemaakt. We moeten het delict “publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven” niet door het delict “aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven” vervangen, om de eenvoudige reden dat het aanzetten tot een misdrijf pas achteraf kan worden bewezen, als het misdrijf reeds gepleegd is, dat wil zeggen als er mogelijk doden zijn gevallen. We zijn ervoor dat op tijd kan worden ingegrepen, voordat een terroristisch misdrijf wordt gepleegd, opdat mensenlevens kunnen worden gered.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik ben uiteraard voor een efficiënte terrorismebestrijding en ik acht juist dit domein van terrorismebestrijding één van de terreinen waarop in Europa inderdaad grensoverschrijdend zeer intensief moet worden samengewerkt.

Voor één keer ben ik het dus minder eens, of niet eens met de meest eurokritische stemmen die op dit domein in mijn ogen te strikt de kaart van de nationale soevereiniteit trekken.

Dit gezegd zijnde, zouden wij de moed moeten hebben, ook in dit verslag bijvoorbeeld, om een beetje duidelijker taal te spreken. Terrorisme in Europa is extreem-links en/of islamitisch. Het aanzetten tot terrorisme is dat ook en dat gebeurt niet in het minst in een aantal van die door niets of niemand gecontroleerde moskeeën die tegenwoordig in Europa als paddenstoelen uit de grond schieten. Daar zit de kern in Europa van het probleem van de 21e eeuw. De islam is onverenigbaar met onze westerse waarden en vrijheden en ik vrees dat onze opendeuren- en opengrenzenpolitiek ons in de toekomst nog bijzonder zuur zal opbreken.

 
  
MPphoto
 

  David Sumberg (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, het gaat hier om een belangrijke kwestie. Het is waarschijnlijk een van de belangrijkste kwesties waarmee we tegenwoordig in het Westen te maken hebben, namelijk de dreiging van internationaal terrorisme. Waarschijnlijk wijkt mijn standpunt iets af van dat van mijn partij; ik denk namelijk dat als we de burgerlijke vrijheid deels moeten inperken om de echte vrijheid van onze burgers te beschermen, dat wil zeggen hun gezondheid, veiligheid en welzijn, dan moeten we dat voor lief nemen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in mijn land maatregelen getroffen die in strijd waren met burgerlijke vrijheden om de bevolking te beschermen tegen de dreiging van buitenaf. De mensen accepteerden dat. Nu hebben we in Europa en in de beschaafde wereld te maken met een dreiging die afkomstig is van mensen die niet beschaafd zijn en het menselijke leven niet beschouwen als een heilig goed en als iets dat moet worden geëerbiedigd. Als we wetten nodig hebben om hen ervan te weerhouden hun kwaadaardige plannen uit te voeren, dan moeten we ervoor zorgen dat die wetten er komen, en wel zo snel mogelijk.

 
  
MPphoto
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) De aanslagen op het World Trade Center in 2001 hebben de hele wereld bewust gemaakt van de enorme bedreiging die georganiseerde terroristische organisaties voor onze samenleving vormen. Dankzij de toegang tot moderne technologieën hebben deze groeperingen communicatiemiddelen in handen gekregen die voordien onbereikbaar waren. Samen met de illegale wapenhandel maken deze hulpmiddelen hen vandaag tot vijand nummer één van de democratische wereld. Hoewel ze vastberaden actie heeft ondernomen, is de Europese Unie er niet in geslaagd zich tegen soortgelijke gebeurtenissen te beschermen. Ik erken dat het onontbeerlijk is om maatregelen te nemen om de veiligheid van de EU-burgers te garanderen. In deze context zou ik erop willen wijzen dat supranationale samenwerking tussen de instellingen die met veiligheid zijn belast de beste manier is om georganiseerde terroristische groeperingen te bestrijden. De verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dat hiervoor een goed uitgangspunt vormt, is daarom in ons aller belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb vóór het verslag-Lefrançois gestemd hoewel het natuurlijk geen perfect verslag is. Maar er wordt tenminste aandacht geschonken aan het probleem van islamisten die oproepen tot geweld en de jihad. Wij weten allemaal dat ettelijke moskeeën broeihaarden zijn van fundamentalisme, waar jongeren gerekruteerd worden voor terroristische organisaties en waar dagelijks opgeroepen wordt tot de heilige oorlog tegen onze Europese waarden.

Het is hoog tijd dat het einde van de speeltijd wordt geluid en dat de medeplichtigen van terreurdaden óók hard worden aangepakt.

 
  
  

– Verslag-Roure (A6-0322/2008)

 
  
MPphoto
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, om de eenvoudige reden dat we alle maatregelen moeten treffen om de grensoverschrijdende politiële en justitiële samenwerking doeltreffender te organiseren. Daarvoor is de uitwisseling van gegevens nodig, maar we moeten erop letten dat hier uniforme Europese normen worden gehanteerd.

Ik was het echter niet eens met amendement 10 en had daar graag tegen gestemd, maar er heeft geen aparte stemming plaatsgevonden. Mevrouw Roure wilde op dit punt niet dat essentiële en heel specifieke nationale veiligheidsbelangen onverlet zouden blijven. Daarentegen ben ik van mening dat het in een kaderbesluit vanzelfsprekend ook mogelijk moet zijn dat zeer specifieke nationale veiligheidsbelangen die de binnenlandse veiligheid van een land betreffen, onverlet blijven en individueel kunnen worden geregeld. Ik acht dat absoluut noodzakelijk in het belang van individuele lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, dit Parlement heeft daarstraks, nadat dat in de commissie ook al was gebeurd, met grote meerderheid beslist dat bij de verwerking van persoonsgegevens in geen enkel geval de raciale of etnische afkomst en nog een aantal andere parameters in aanmerking mogen worden genomen.

Het oorspronkelijke artikel 7 van het Raadsvoorstel was in mijn ogen nochtans voorzichtig en evenwichtig, maar de politieke correctheid van dit Parlement is natuurlijk legendarisch en het heeft dit artikel dus gewijzigd. Wij zitten daarmee als Parlement op het verkeerde pad. Niet enkel criminaliteitbestrijding, maar zelfs elke vorm van goed openbaar bestuur heeft behoefte aan correcte basisinformatie. En de etnische of nationale afkomst van mensen kan daarin bijzonder betekenisvol zijn en dat heeft niets met racisme of discriminatie te maken.

Het verbaast mij eigenlijk telkens opnieuw hoe dezelfde parlementsleden die op stalinistische wijze oproepen tot spreekverbod of zelfs tot gevangenisstraffen of tot verlies van parlementaire onschendbaarheid voor rechtse andersdenkenden, zo'n koudwatervrees vertonen wanneer het gaat om doodgewone dataverwerking nota bene in het kader van terrorismebestrijding.

 
  
  

– Verslag-Hammerstein (A6-0336/2008)

 
  
MPphoto
 

  Victor Boştinaru (PSE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, de stemming van vandaag was een belangrijk moment voor burgers die opkomen voor hun rechten, hun Europese rechten. Soms laten nationale regeringen hun burgers in de steek en worden hun gerechtvaardigde klachten afgewezen. Burgers kunnen voor zichzelf opkomen door verzoekschriften in te dienen en ze kunnen hun regering ter verantwoording roepen. Uiteindelijk kunnen ze de gerechtigheid krijgen die ze verdienen. Maar dit is niet alleen voor de Europese burgers een belangrijk moment, ook voor het Europees Parlement is dit een cruciale periode.

Door te stemmen voor het verslag-Hammerstein laat het Europees Parlement vandaag zien dat het veel belang hecht aan de bescherming van de Europese burgers. Vandaag heeft het Europees Parlement de kans het vertrouwen dat sommigen in Europa hebben verloren, weer terug te winnen. Velen van onze medeburgers hebben hard gewerkt om in de EU te komen, maar EU-lid zijn brengt niet alleen plichten met zich mee, maar ook rechten. We zijn hier vandaag bijeen om onze verbondenheid te tonen met het Europa dat onze burgers van ons verwachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, de groene fractie heeft alvast van de stemmingen over het verslag-Hammerstein gebruik maakt om bij wijze van spreken “stoemelings”, een beetje in het geniep, te laten stemmen over de vergaderplaats van het Europees Parlement, hoewel dat eigenlijk niets met het verslag als dusdanig te maken had.

Ik wil verduidelijken dat ik vóór dat groene amendement gestemd heb, omdat ik ook vind dat het reizend volkstheater “Europees Parlement” al genoeg belastinggeld opsoupeert, zonder dat daar nog eens die maandelijkse volksverhuizing van Brussel naar Straatsburg bij moet komen. Ik pleit dus óók - en ik heb ook zo gestemd - voor één zetel en één werkplek in Europa. Ik voeg daar voor alle duidelijkheid alleen aan toe dat voor mij dan het debat open moet zijn en dat voor mij die ene zetel niet per se Brussel moet zijn. Want de aanwezigheid van de Europese instellingen in deze stad en deze streek brengt ook sociale, politieke en menselijke kosten mee waarover eens moet worden gesproken en die in geen enkel geval mogen worden onderschat.

 
  
  

– Verslag-Ebner (A6-0327/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Bergen zijn gebieden met een enorme biodiversiteit waar talrijke dieren zich thuis voelen en waar een brede waaier van unieke plantensoorten kan gedijen. Aangezien veel rivieren in bergachtige gebieden ontspringen, worden bergen vaak ook watertorens genoemd. Berglandschappen en hun milieuvoordelen worden overal ter wereld op prijs gesteld door toeristen. De levensomstandigheden van bergbewoners en de landbouwactiviteiten in deze gebieden zijn echter allesbehalve eenvoudig.

De meeste berggebieden in de Europese Unie hebben niet alleen met ontvolking te kampen, maar ook met een terugval van de activiteiten van de achterblijvende bevolking en met de beëindiging van landbouwactiviteiten. Dit is voornamelijk het geval voor plattelandsgebieden die minder aantrekkelijk zijn voor toeristen en bijgevolg over het hoofd gezien worden. De belangrijkste problemen van deze gebieden zijn de grote afstand tot de steden, de barre weersomstandigheden, vervoersproblemen, hoge productiekosten en onvoldoende toegang tot allerlei diensten, zelfs tot onderwijs en gezondheidszorg. De regionale ongelijkheden tussen de berggebieden en het laagland zijn duidelijk zichtbaar.

Er dient bijgevolg dringend speciale steun te worden verleend aan berglandbouwers, die niet alleen producten telen die traditioneel milieuvriendelijk en gezond zijn, maar ook zorgdragen voor het milieu en diverse teeltmethoden en tradities in stand houden. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou meer steun moeten verlenen aan deze regio's en hun inwoners, zodat ze in staat zijn om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarvoor ze staan.

 
  
  

– Verslag-Rasmussen (A6-0338/2008), verslag-Lehne (A6-0296/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, niemand is zo blind als zij die niet kunnen zien. Ik zie dat de heer Hannan en de heer Sumberg de zaal helaas zojuist hebben verlaten, maar iedereen die denkt dat er geen sprake is van financiële onrust, hoeft slechts een willekeurige krant open te slaan of de televisie aan te zetten. Wie niet gelooft dat het verslag-Rasmussen en het verslag-Lehne bedoeld waren om aan te tonen dat wij handelingsbevoegdheid nodig hebben en dat we op een gemeenschappelijk wetgevend niveau moeten handelen, ontkent de waarheid en ontkent ook de realiteit van de wereldwijde economie. Als we in deze waan blijven, kunnen sommige mensen misschien hun geweten schonen, maar het zal er niet voor zorgen dat mensen hun hypotheek kunnen aflossen, hun woningen kunnen behouden, of dat we voorkomen dat mensen worden ontslagen. Alleen via de Europese Unie en alleen door regelingen te treffen, waar we uitermate sterk in zijn, kunnen we daar iets tegen doen.

De markt verwacht inderdaad van ons dat we voorzichtig te werk gaan, maar er wordt ook weer geen standaardreactie van ons verwacht. Hoe dan ook, als we niets doen en onze mond houden, zullen we worden beschuldigd van lafheid tegenover de sterke crisis en onrust.

 
  
  

– Verslag-Lefrançois (A6-0323/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik sta volledig achter het doel van het verslag-Lefrançois. Ik heb al wel mijn steun betuigd, maar ik heb nog niet de kans gehad mij erover uit te spreken. Ik wil daarom mijn spreektijd benutten om commissaris Tajani te vragen de lopende besprekingen over de bilaterale akkoorden te bespoedigen, te weten de bilaterale akkoorden met andere luchthavenautoriteiten in derde landen op het gebied van luchthavenbeveiliging – die door de terreuraanslagen in het geding is – en met name bilaterale akkoorden over alles wat samenhangt met de verkoop van belastingvrije vloeistoffen. Dit mag weliswaar een klein probleem zijn ten opzichte van de grotere uitdagingen waar we momenteel wereldwijd mee te maken hebben, maar we moeten in de EU met ons werk wel de mensen voor ons zien te winnen. Deze zomer is het opnieuw voorgekomen dat bij mensen die een overstap maakten op een van de belangrijkste transitluchthavens van Europa toen ze naar het buitenland reisden of vanuit Australië, de VS of andere landen naar Ierland, Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk reisden voor een familiebezoek, beslag is gelegd op belastingvrije vloeistoffen waarvan ze dachten deze rechtmatig te hebben gekocht. Dit is slechts een klein probleem. Mensen die dagelijks reizen zullen uiteindelijk wennen aan het belachelijke idee dat hun lippenstift wordt afgenomen. En ik ben ervan overtuigd dat het enorm zal helpen in de strijd tegen terrorisme. Ik wil niet ontkennen dat we met een zeer ernstig probleem te maken hebben, ik wil alleen dat we op dit gebied wat meer op een nuttige en rationele manier met elkaar gaan samenwerken, zodat onze burgers – onze kiezers – begrijpen wat wij doen en waarom we het doen.

 
  
  

– Verslag-Hammerstein (A6-0336/2008)

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ten aanzien van het verslag-Hammerstein heb ik de lijn van de PPE-DE gevolgd en tegen het amendement van De Groenen over de twee vestigingen van het Parlement gestemd. Ik wil graag uitleggen waarom. Het is niet omdat ik de maandelijkse en soms tweemaandelijkse verhuizing naar Straatsburg goedkeur. Ik begrijp vanuit historisch oogpunt hoe de huidige situatie is ontstaan. Ik begrijp dat de jaarlijkse twaalf verplaatsingen naar Straatsburg onderdeel zijn van het Verdrag, dat is nou eenmaal zo, dus kunnen we er maar beter op een rationele en beraden manier mee omgaan. Degenen onder ons die zich ernstig zorgen maken over de moeilijke toegankelijkheid, de lastige werkomstandigheden en de noodzaak om al onze dossiers, staf, commissiestaf, parlementsstaf en fractiestaf twaalf keer per jaar voor vier dagen mee te nemen naar Straatsburg, denken dat deze situatie niet langer rechtvaardig is met het oog op de enorme kosten.

Het is een prachtig gebouw en als de problemen eenmaal zijn opgelost, vinden we vast en zeker een andere zeer geschikte bestemming voor dat gebouw. Straatsburg en Frankrijk verdienen dat ook – er moet een belangrijke instelling in dat gebouw worden gehuisvest. Maar er kan niet langer worden verwacht dat wij op deze manier efficiënt kunnen omgaan met personeel en kosten en het kan niet meer worden gerechtvaardigd dat wij nog langer doorgaan met deze volksverhuizing naar Straatsburg. Dus met mijn stem steun ik degenen die pleiten voor één vestiging voor plenaire vergaderingen, maar alstublieft, laten we een rationeel debat houden en geen gepolariseerd politiek debat.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

− Verslag-Markov (A6-0267/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn Duitse collega de heer Markov, namens de Commissie internationale handel, tot wijziging van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad.

Ik verwelkom het besluit van de Commissie om de wetgeving duidelijker, eenvoudiger en transparanter te maken; het systeem van de statistiek van de handel met derde landen aan te passen aan de veranderingen die in de procedure inzake douaneaangifte zullen worden aangebracht; de relevantie, nauwkeurigheid, tijdigheid en vergelijkbaarheid van de statistiek van de buitenlandse handel te verbeteren en een systeem voor kwaliteitsbeoordeling in te voeren; de koppeling van handelsstatistieken met bedrijfsstatistieken mogelijk te maken; te reageren op de behoeften van de gebruikers door met behulp van in de douaneaangiften beschikbare informatie aanvullende handelsstatistieken op te stellen en tot slot om overeenkomstig de Praktijkcode Europese Statistieken toezicht uit te oefenen op de geprivilegieerde toegang tot gevoelige gegevens over de buitenlandse handel. Ik steun de amendementen die gericht zijn op meer gebruik van comitologie met toetsing.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien de ontwerpverordening het wettelijke kader vormt dat noodzakelijk is voor de verbetering van de kwaliteit en de transparantie van EXTRASTAT (de statistieken van de internationale handel van de lidstaten met derde landen) door invoering van één enkele douaneaangifte bij de douaneprocedures om zo de rapporteringsprocedures van gegevens te vereenvoudigen. De correcte handhaving van deze verordening zal ertoe bijdragen dat de internationale handelsstatistieken beter kunnen worden vergeleken en de controle op geprivilegieerde toegang tot gevoelige gegevens over de buitenlandse handel kan worden versterkt.

 
  
  

− Verslag-Batzeli (A6-0319/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) We hebben ons vaak afgevraagd of het wel zinvol is een jaar aan één bepaald onderwerp te wijden. Het idee is de zichtbaarheid van het onderwerp te vergroten. Het is een manier om aandacht voor een bepaald onderwerp te vragen en ons er extra op te richten. Dat kan nooit kwaad.

Het idee is zo aangeslagen dat we oordeelkundig te werk moeten gaan bij de keuze van het onderwerp. Het is vaak een kwestie van prioriteiten.

Creativiteit en innovatie vormen een ideaal onderwerp omdat ze raken aan de kern van datgene waar Europa voor staat en de richting die Europa moet volgen.

Creativiteit en innovatie kunnen niet in een vacuüm worden beoordeeld. Er moet worden gekeken naar de bijdrage die ze kunnen leveren. Het belang van creativiteit en innovatie geldt op de eerste plaats op het vlak van de fabricage, maar het belang ervan moet ook worden bezien in het kader van de dienstensector.

Europa kan alleen door middel van creatieve en innovatieve ideeën concurrerend blijven. Alleen door net één stap verder te zijn kunnen bepaalde sectoren overleven. Europa erkent tot op zekere hoogte dat er meer in onderzoek en ontwikkeling moet worden geïnvesteerd en het huidige onderwerp, creatieve en innovatieve ideeën, staat daar synoniem voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn Griekse collega mevrouw Batzeli, waarin goedkeuring wordt gegeven aan het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009).

Ik steun de reeks amendementen die er in de eerste plaats op gericht is de doelstellingen van het voorstel te verduidelijken en bondiger te maken. Wat de financiering betreft, ben ik het ook eens met het schrappen van alle verwijzingen naar het programma Levenslang leren in het voorstel zodat, in voorkomende gevallen, programma’s en beleid op andere terreinen, zoals cultuur, communicatie, ondernemingen, cohesie, plattelandsontwikkeling, onderzoek en de informatiemaatschappij, ook kunnen worden ingezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Batzeli gestemd over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009), omdat ik van mening ben dat creativiteit en innovatie essentieel zijn om Europa concurrerend te maken in een gemondialiseerde wereld.

Zowel om economische als sociale redenen is creativiteit een essentiële motor voor innovatie. Het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie kan het politieke debat stimuleren, het publiek attent maken op het belang van innovatie en creativiteit en informatie verspreiden over goede praktijken in de Unie. Ik acht het voorts belangrijk dat het Parlement hier heeft gekozen voor de medebeslissingsprocedure, waardoor het bij dit belangrijke dossier zijn invloed kan doen gelden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij hebben al eerder kritiek geuit op de verschillende campagnes met “Europese jaren” voor uiteenlopende zaken zoals de interculturele dialoog en creativiteit en innovatie. Deze “Europese jaren” belasten de begroting van de EU en daarmee de belastingbetalers, terwijl ze weinig invloed hebben op de werkelijkheid.

Als er behoefte is aan “Europese jaren”, moeten die worden gefinancierd met particuliere sponsoring en niet door de belastingbetalers. We hebben daarom besloten om tegen het voorliggende verslag te stemmen, ook al ging dat slechts over detailwijzigingen in het voorstel van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE), schriftelijk. (ES) Ik heb vóór gestemd op voorwaarde dat de Commissie zou streven naar innovatie op alle terreinen. Tijdens het Jaar van de creativiteit en innovatie moet innovatie doordringen tot alle organisaties en instellingen, openbaar of particulier, met of zonder winstoogmerk, en tot alle aspecten van het leven; twee terreinen waarop innovatie bovenal nodig is, zijn de samenleving en milieuduurzaamheid. Verder dient rekening te worden gehouden met niet-overheidsinstanties, want voor hen is op dit gebied een sleutelrol weggelegd. Daarnaast doen we er goed aan een concept van open innovatie te bevorderen. Een soort innovatie die niet alleen op interne mogelijkheden stoelt maar gebruik maakt van alle mogelijke bronnen – gebruikers, leveranciers, netwerken, enzovoorts – en die naast producten en technologie ook immateriële en in het algemeen al die aspecten benut die leiden tot het scheppen van waarde. Ten slotte dienen we de cultuur van samenwerken en netwerken uit te breiden en de hulpmiddelen en methoden in te zetten die nodig zijn om adequate, dynamische aanpassingen aan externe ontwikkelingen mogelijk te maken, speerpuntonderzoek te verrichten en zichtbare resultaten te verkrijgen wat betreft concurrentievermogen en waardecreatie voor de samenleving.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem voor het verslag van mevrouw Batzeli betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009).

Informatie- en promotiecampagnes op Europees, nationaal en lokaal niveau ter bevordering van creativiteit en het nemen van initiatieven zijn mijns inziens van het grootste belang. Creativiteit is ook een belangrijke factor voor de ontwikkeling van persoonlijke en sociale vaardigheden. Door dit promotiejaar dienen de creativiteit en het innovatievermogen van Europa te worden verbeterd opdat op bepaalde uitdagingen van de globalisering kan worden gereageerd.

Dit verslag onderstreept het belang van creativiteit en innovatie. Ik beschouw dit promotiejaar als een goede mogelijkheid om de kennis over creatieve processen en verschillende praktijken te verruimen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun het verslag van Katerina Batzeli waarin wordt voorgesteld 2009 uit te roepen tot het Europees jaar van de creativiteit en innovatie. In het verslag wordt het initiatief niet alleen uitvoerig beschreven, maar wordt ook op adequate wijze stilgestaan bij het gevaar dat dergelijke Europese jaren ontaarden in PR-oefeningen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk (DE) In gebieden waar de mensen zich met moeilijke randvoorwaarden geconfronteerd zien moeten deze creatief en innovatief handelen om te overleven. Zo kunnen de Europese volkeren inmiddels op een geschiedenis van baanbrekende verworvenheden terugblikken en gespecialiseerde Europese bedrijven zijn vanwege hun inventiviteit wereldwijd in trek.

Europa is echter ook een centrum van cultuur – en vooral hierop dient in het kader van het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie bijzonder de aandacht te worden gevestigd. Momenteel bereidt zich naast het Litouwse Vilnius ook de stad Linz voor op de rol van “Culturele Hoofdstad 2009”. Creatieve en innovatieve projecten zullen met participatie van de omliggende regio’s voor een heel bijzondere culturele belevenis zorgen.

Het is goed als in het kader van deze prestigieuze titel hele wijken nieuwe glans wordt gegeven, nieuwe bouwwerken en projecten op stapel worden gezet, voor zover hierbij aan duurzaamheid wordt gedacht. In de EU moet het accent worden gelegd op projecten waarbij financiële middelen niet aan eenmalige evenementen worden verspild, zodat de opgezette structuren niet na afloop weer verdwijnen. Een culturele-hoofdstadproject is alleen dan succesvol en innovatief als de cultuur in de betrokken steden een duurzame plaats krijgt. Juist deze overweging had in het verslag meer op de voorgrond moeten staan, en daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
  

− Verslag-Díaz de Mera García Consuegra (A6-0339/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE) , schriftelijk.(EN) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn Spaanse collega de heer Díaz de Mera García Consuegra, waarin, zoals het er nu ligt, goedkeuring wordt gegeven aan het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14, van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn. Het besluit van de Raad tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol), dat voorziet in de financiering van Europol uit de begroting van de Gemeenschap, zal van kracht zijn vanaf 1 januari 2010 of, indien dat later is, vanaf de indieningsdatum van het voorstel tot wijziging van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad.

Om ervoor te zorgen dat het Europol-besluit vanaf 1 januari 2010 van kracht is, was het nodig Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad tijdig zodanig te wijzigen dat de vrijstelling van rechtsvervolging niet van toepassing is op Europol-personeel dat deelneemt aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam dat is opgezet op initiatief van ten minste twee lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM), schriftelijk. (EN) Dit amendement lijkt de immuniteit voor vervolging van ambtenaren van Europol te beperken maar dat geldt alleen maar voor deelnemers aan gemeenschappelijke onderzoeksteams. Het is een rookgordijn dat moet verhullen dat de immuniteit van de ambtenaren van Europol niet beperkt wordt maar dat de bevoegdheden van Europol na 2010 juist worden uitgebreid en dat de immuniteit van zijn ambtenaren dan zelfs nog verder gaat. Ik vind dat ambtenaren van Europol helemaal geen immuniteit voor vervolging behoren te genieten en daarom heb ik tegen dit amendement gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van Augustín Díaz de Mera García Consuegra over de status van personeel betreffende voorrechten en immuniteiten is een poging bestaande richtsnoeren over de kwestie te verhelderen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
  

− Verslag-Virrankoski (A6-0353/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn Finse collega de heer Virrankoski, waarin wordt voorgesteld het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2008 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 goed te keuren. Het verslag bevat de volgende punten: versterking van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie – Ondernemerschap en innovatie door de vastleggingskredieten met 3,9 miljoen euro te verhogen; een verhoging van 2,24 miljoen euro aan vastleggingskredieten om, onder andere, een deel van de huur en aanverwante kosten voor een nieuw “Arc”-gebouw voor Eurojust te dekken; aanpassing van het aantal posten voor drie uitvoerende agentschappen; instelling van de noodzakelijke begrotingsstructuur voor de opname van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (Gemeenschappelijke Onderneming FCH), de vijfde gemeenschappelijke onderneming die wordt opgezet onder het Zevende kaderprogramma, en toewijzing van dertig miljoen euro aan vastleggingskredieten en 1,9 miljoen euro aan betalingskredieten. Ik deel het standpunt van de rapporteur dat het Europees Parlement, als onderdeel van de begrotingsautoriteit, overeenkomstig artikel 179, lid 3, van het Financieel Reglement ingelicht had moeten worden over het bouwproject voor Eurojust, omdat dit aanzienlijke financiële gevolgen heeft voor de begroting.

 
  
  

− Verslag-Berman (A6-310/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor het initiatiefverslag van mijn Nederlandse collega, de heer Berman, gestemd over het vervolg op de Internationale Conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering, gehouden in Monterrey in 2002. We moeten de verplichting van het Parlement tot het uitbannen van de armoede, tot duurzame ontwikkeling en het bereiken van de millenniumdoelstellingen voortdurend opnieuw bevestigen als de enige manier om sociale rechtvaardigheid teweeg te brengen, evenals een betere kwaliteit van leven voor de één miljard mensen in de wereld die in extreme armoede leven. De Europese Unie is de grootste internationale donor voor ontwikkeling, en levert wereldwijd bijna 60 procent van de officiële ontwikkelingshulp (ODA). Ik steun het voorstel om de toegang voor kleine ondernemers, met name boeren, te openen naar microkredieten, als middel om de voedselproductie te verhogen en een duurzame oplossing van de voedselcrisis te bewerkstelligen. Ik ben ook verheugd over het voorstel om de Europese Investeringsbank te vragen om een garantiefonds op te richten ter ondersteuning van de regelingen voor microkredieten en risk hedging dat nauw aansluit bij de behoeften van de lokale voedselproducenten in de armere ontwikkelingslanden, maar dit voorstel is slechts zinvol onder mandaat van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk. – (FR) In 2001 heeft de EU een enorme toezegging gedaan, namelijk om in 2015 0,7 procent van haar vermogen aan ontwikkelingshulp te besteden.

In 2007 heeft Europa deze toezegging de rug toegekeerd, met een abrupte daling van zijn collectieve inspanning.

Concreet betekent dit dat 1,7 miljard euro niet bij de armste mensen van de wereld terecht is gekomen.

1,7 miljard euro, waarmee duizenden kinderen behandeld hadden kunnen worden, terwijl er ieder jaar 11 miljoen mensen overlijden omdat zij geen toegang tot gezondheidszorg hebben.

1,7 miljard euro, waarmee een aantal van de 114 miljoen kinderen die geen toegang hebben tot basisonderwijs, naar school had kunnen gaan.

Als het om internationale solidariteit gaat, is het de belangrijkste verantwoordelijkheid van de EU dat zij zich aan haar woord houdt.

De EU dient echter ook te waarborgen dat haar steun doeltreffend is, om daadwerkelijk verbetering te brengen in de situatie van de minstbedeelden.

De Conferentie van Monterrey heeft de aanzet gegeven tot het opstellen van een "routekaart", met name met betrekking tot het einde van "gebonden hulp", bespoediging van initiatieven op het gebied van schuldkwijtschelding en het instellen van innovatieve financieringsmechanismen zoals de "Tobintaks".

Zes jaar later heeft de EU nog steeds een lange weg te gaan. De Conferentie in Doha, die over enkele weken wordt gehouden, zou de Europese Unie in staat moeten stellen om de weg voorwaarts te hervinden. De helft van de mensheid rekent daar op...

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) In het evaluatierapport 2008 van de Verenigde Naties over de millenniumdoelen wordt geconstateerd dat de internationale gemeenschap ook in de toekomst bereid moet zijn om een aanzienlijke verantwoordelijkheid op zich te nemen ten opzichte van de uitdagingen waarvoor de mensheid staat. Extreme armoede en honger, kindersterfte, gebrekkige kraamzorg, hiv/aids, malaria en andere ziekten en het ontbreken van universeel basisonderwijs voor allen zijn slechts enkele van de uitdagingen die aandacht en erkenning van alle landen ter wereld verdienen.

Overeenkomstig het standpunt van de Zweedse partij Junilistan wordt in het verslag geconstateerd dat deze uitdagingen in veel gevallen internationale coördinatie vereisen. Junilistan is echter van mening dat dat soort samenwerking dient te gebeuren via organisaties met een brede internationale legitimiteit en een lange ervaring, zoals de Verenigde Naties, en niet via de Europese Unie. Junilistan is bovendien tegen de passages in het verslag waarin onverbloemd wordt gepleit voor directe sturing van de bilaterale hulpprogramma’s van de afzonderlijke EU-landen. Hulp is een nationale aangelegenheid en dat moet zo blijven. Daarom heeft Junilistan tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Naast de talloze vragen en commentaren die we hebben bij de inhoud (en omissies) van dit verslag dienen we de veroordeling te onderstrepen die het verslag uitspreekt over de omvang van de officiële ontwikkelingshulp (ODA):

“... neemt nota van de alarmerende daling van de ontwikkelingshulp van 47,7 miljard EUR in 2006 (...) naar EUR 46,1 miljard in 2007...”;

“... wijst erop dat, indien de huidige trend zich doorzet, de EU 75 miljard minder zal hebben gegeven dan was beloofd voor de periode 2005-2010”;

“spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het feit dat een meerderheid van de lidstaten (18 van de 27, met name Letland, Italië, Portugal, Griekenland en de Tsjechische Republiek) er niet in slaagde om hun ODA-niveau tussen 2006 en 2007 op te trekken en dat in een aantal landen, zoals België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, zelfs een spectaculaire daling van meer dan 10 procent werd genoteerd; ...”;

“merkt op dat de verlaging van de gerapporteerde hulpniveaus in 2007 in sommige gevallen het gevolg is van de kunstmatige opdrijving van de cijfers in 2006 door schuldenverlichting; ...”;

“beschouwt de discrepantie tussen de regelmatige toezeggingen van hogere financiële steun en de aanzienlijk lagere sommen die feitelijk worden uitgekeerd als volslagen onaanvaardbaar ...”;

Deze woorden spreken voor zich ...

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Ik heb voor het verslag gestemd. Het financieren van ontwikkelingshulp is geen eenvoudige taak. Het is niet makkelijk om aan de Europese belastingbetalers uit te leggen waarom hun geld zover van het land van “herkomst” wordt besteed. Aan de andere kant is de vraag naar steunfondsen, voortkomend uit zowel de wens om de millenniumdoelstellingen te realiseren, als uit eerder gemaakte beloften, enorm.

Op EU-niveau wordt de houding van bepaalde lidstaten een apart probleem. Sommige lidstaten, zoals Frankrijk en Groot-Brittannië, hebben hun officiële ontwikkelingshulp (ODA) verlaagd. Het is niet zo moeilijk om je voor te stellen wat voor zeer ontmoedigend effect dit heeft op landen die minder rijk zijn, waarin ontwikkelingshulp nog in de kinderschoenen staat.

We moeten ook goed kijken naar de manier waarop statistische gegevens over ontwikkelingshulp tot stand komen. Elk land wil een zo groot mogelijk bedrag uitgeven aan de categorie ontwikkelingshulp. Dit leidt in de praktijk tot nogal belachelijke situaties. In mijn land, Polen, is afgelopen week een verslag gepresenteerd over ontwikkelingshulp in 2007. Het bleek dat de grootste begunstigde van Poolse ontwikkelingshulp niemand minder dan China was. En dat is niet omdat China het armste land ter wereld is, noch omdat China een prioriteitsland voor Poolse ontwikkelingshulp is geworden. China is alleen maar de grootste begunstigde van Poolse ontwikkelingshulp geworden, omdat er een uitvoerhandelsovereenkomst met dat land is opgenomen in de categorie ontwikkelingshulp.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Er is een gemeenschappelijk Europees standpunt nodig over de effectiviteit, transparantie en flexibiliteit van de manier waarop ontwikkelingshulp wordt gefinancierd vóór de Doha-conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering van eind november. Het verslag van Thijs Berman gaat enigszins in de richting om dit doel te bereiken. Ik vind ook dat er hervorming nodig is om een grotere vertegenwoordiging van ontwikkelingslanden bij het IMF en de Wereldbank te verzekeren. Ik ben het verder ook met de rapporteur eens dat de lidstaten moeten worden opgeroepen om een tijdschema vast te stellen om het doel te bereiken dat in 2015 0,7 procent van Europa's bbp naar openbare ontwikkelingshulp gaat. Ik heb dan ook voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Mulder (ALDE), schriftelijk. − De VVD-leden in het Europees Parlement hebben voor het verslag-Berman gestemd onder andere omdat het waardevolle opmerkingen bevat over de mogelijke rol van de Europese Investeringsbank in ontwikkelingslanden. De VVD-leden distantiëren zich echter van de 0,7 procent doelstelling voor ontwikkelingssamenwerking zoals vastgesteld in dit verslag. Niet de kwantiteit telt, maar de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. (EN) De turbulente mondiale financiële situatie heeft de regeringen van de lidstaten onder grote druk gezet. De regering van Estland worstelt bijvoorbeeld al maanden om een evenwichtige begroting voor 2009 te maken.

Hoewel ik het verslag van Thijs Berman heb gesteund, heb ik ernstige twijfels over het bereiken van het niveau voor officiële ontwikkelingshulp in de komende paar jaren. De EU kan niet beschikken over dwingende maatregelen met betrekking tot ontwikkelingshulp en het zou dan ook naïef zijn om te verwachten dat lidstaten hun bijdragen aanzienlijk zouden verhogen terwijl ze in financiële onzekerheid verkeren.

 
  
  

− Verslag-Cederschiöld (A6-0272/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) De Europese interne markt is een van de belangrijkste prestaties van het proces van Europese integratie. Alleen een goed functionerende interne markt kan concurrerende voorwaarden voor bedrijfsactiviteiten garanderen en de ontwikkeling van de Europese economie ondersteunen. Het scorebord voor de interne markt is een instrument waarmee voortgang kan worden gemeten bij het invoeren, het juist omzetten en het correct toepassen van richtlijnen met betrekking tot de interne markt.

De analyse van de gegevens uit het scorebord van de interne markt biedt uitzonderlijk interessante informatie over het werk van de lidstaten bij het invoeren van EU-wetgeving. Het is een typisch politiek instrument waarover echter niet lichtzinnig moet worden geoordeeld, maar dat moet dienen als instrument dat de verantwoordelijken moet stimuleren om de omzetting sneller en beter uit te voeren. Dit betreft met name de nieuwe lidstaten, waar het tekort bij de omzetting van wetgeving vaak groter is dan het doel dat wordt verkondigd door het regerings- of staatshoofd. Het scorebord voor de interne markt moet ook vaker worden gebruikt in discussies over de staat van de interne markt. Het is dan ook van essentieel belang om een meer toegankelijke vorm voor een scorebord te bedenken, die ook kan worden gebruikt door burgers die geïnteresseerd zijn in zaken betreffende de interne markt.

De rapporteur heeft de aandacht gevestigd op het feit dat bepaalde richtlijnen, zoals de dienstenrichtlijn, belangrijker zijn voor de effectieve werking van de interne markt dan andere richtlijnen. Ik deel het standpunt van de rapporteur hierover en dientengevolge vind ik dat de Europese Commissie notitie moet nemen van indicatoren die het onmiddellijke belang van richtlijnen voor bedrijven en burgers beter weerspiegelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Zlotea (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Met mijn positieve stem van vandaag voor het verslag inzake het scorebord interne markt steun ik de tijdige handhaving en de juiste omzetting van de richtlijnen inzake de interne markt in het nationale recht. Ze vormen immers de basisvoorwaarden voor een efficiënt functioneren van de interne markt en het bevorderen van zowel het concurrentievermogen als het maatschappelijk en economisch evenwicht binnen de Europese Unie. De twee scoreborden, van de interne markt en de consumptiemarkt, dragen beide bij aan een verbeterde interne markt die de consument ten goede komt.

Het scorebord moet de juiste en tijdige omzetting aanmoedigen, maar zou tegelijkertijd ook een instrument moeten worden dat beleidsmakers moet helpen bij het identificeren van obstakels en gebieden waarop er behoefte is aan nieuwe initiatieven. Ik hoop dat het resultaat van de stemming vandaag zal leiden tot de versterking van het SOLVIT-netwerk en dat de lidstaten de dienstverlening van dit netwerk aan de consument zullen bevorderen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de SOLVIT-centra over voldoende personeel beschikken zodat de onderzoeksduur ingekort kan worden met een snellere afhandeling van klachten tot gevolg.

 
  
  

− Verslag-Badia i Cutchet (A6-0304/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Het moet voor alle onderwijsministeries een prioriteit zijn om de beste kandidaten te werven voor het beroep van leraar. Het beroep moet voldoende aantrekkelijk zijn. Leraren moeten een beloning ontvangen die hun belang voor de maatschappij weerspiegelt.

Investeren in onderwijs is nooit verspild. Er moeten meer middelen worden toegekend aan de lerarenopleidingen. Het beroep moet voldoening geven. Het moet worden gezien als een goede loopbaan.

Het ondersteunen van lerarenopleidingen via het programma Een leven lang leren is essentieel. Lerarenuitwisselingsprogramma's tussen scholen in verschillende landen werken verfrissend.

De plaats van de leraar is in het klaslokaal. Bureaucratie in de vorm van toenemende administratieve rompslomp leidt ertoe dat leraren minder tijd doorbrengen met hun leerlingen.

Het geweld op scholen vormt een extra zorg. Agressie op scholen, door leerlingen of door ouders, neemt toe. We moeten al het mogelijke doen om geweld en agressie op scholen te beteugelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor het initiatiefverslag van mijn Spaanse collega mevrouw Badia i Cutchet gestemd, over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding, en ik ondersteun ten volle de analyse dat “verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding leidt tot aanzienlijke verbetering van de prestaties van leerlingen”. Ik ben het er volledig mee eens dat het bieden van meer en kwalitatief betere lerarenopleidingen en het aannemen van de beste kandidaten voor het beroep van leraar een belangrijke prioriteit moeten zijn voor alle onderwijsministeries. Er is dringend behoefte aan het stimuleren van mobiliteit en aan het leren van vreemde talen. We moeten echter ook het excelleren in de eigen taal stimuleren, omdat leerlingen hierdoor makkelijker andere kennis kunnen vergaren. Al deze samenwerking zal zeer nuttig zijn wanneer de schooluitwisselingen (leerlingen en leerkrachten) worden georganiseerd, op basis van het model dat al wordt gebruikt voor het Erasmus-programma voor studenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Als voormalig leraar aan een zogenaamde multiculturele probleemschool in Antwerpen, kan ik alleen maar toejuichen dat de rapporteur zich bezorgd toont over de kwaliteit van het onderwijs binnen de EU.

Het is evenwel aan de lidstaten afzonderlijk en niet aan de EU om na te gaan wat er kan worden gedaan aan de onderwijskwaliteit. Als er één domein is waar het subsidiariteitsprincipe en respect voor de diversiteit van de verschillende culturen moet gelden, dan is dat zeker het onderwijs. Onderwijs moet niet multicultureel zijn zoals dit verslag stelt. Onderwijs moet gewoon goed zijn en kwaliteit hebben. In Vlaanderen maak ik bijvoorbeeld maar al te vaak mee dat het de multiculturele concentratiescholen zijn die de kwaliteit naar omlaag halen. Ideologische oogkleppen zullen dat niet kunnen verhelpen.

Ik heb dan ook volmondig tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Badia i Cutchet gestemd over de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding, omdat volgens mij beter onderricht in de Europese Unie een doorslaggevende factor is bij het realiseren van onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit. Kwaliteitsonderwijs levert op zijn beurt een bijdrage aan het scheppen van banen en zorgt voor meer concurrentiekracht en groei in Europa in overeenstemming met de doelstellingen van de strategie van Lissabon.

Wat betreft het geweld op de scholen herhaal ik de aanbeveling van de rapporteur betreffende de noodzaak instrumenten en procedures te ontwikkelen teneinde dit verschijnsel uit te roeien. Met het oog daarop dient de samenwerking tussen leraren en ouders gestimuleerd te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Wij hebben besloten om bij de eindstemming tegen dit verslag te stemmen. Het gaat hier om een uiterst belangrijke kwestie – zo belangrijk dat ze moet worden gehandhaafd als een politieke verantwoordelijkheid van de lidstaten en de daaraan ondergeschikte autoriteiten.

De verantwoordelijkheid voor de organisatie van het onderwijs en voor de inhoud van het onderwijsstelsels dient exclusief bij de lidstaten te liggen. Dit is het zoveelste voorbeeld van de manier waarop de Commissie cultuur en onderwijs een terrein probeert te betreden dat op dit moment niet onder de verantwoordelijkheid van de Unie valt, maar waarvan sommigen wensen dat de Unie zich ermee bemoeit, voor ons aller bestwil.

Dit initiatiefverslag is niets dan verspilling van het geld van de belastingbetalers, waar het Europees Parlement van af moet blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het verslag-Badia bevat veel lovenswaardige elementen. De kwaliteit van de lerarenopleiding heeft een directe en belangrijke invloed op het onderwijs van onze kinderen en daarom moeten we Europese samenwerking stimuleren om een hoge kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Ik ben echter van mening dat beslissingen over de inhoud van de leerprogramma's en het bestuur van scholen moeten worden genomen in het culturele en politieke kader van de afzonderlijke onderwijsstelsels in de verschillende landen. Op sommige plaatsen lijkt het erop dat het verslag-Badia erop gericht is problemen op EU-niveau aan te pakken. Daarom heb ik me bij de eindstemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag van Maria Badia i Cutchet heeft mijn steun. Teneinde de hoge kwaliteit van onze respectieve onderwijsstelsels te behouden, hebben we goed opgeleide leerkrachten nodig. De ontwikkeling van lerarenopleidingen moet gelijke tred houden met de eisen van een modern klaslokaal en ik ben van mening dat dit feit in dit verslag wordt erkend.

 
  
MPphoto
 
 

  Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Het verslag van mevrouw Badia i Cutchet over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding staat in nauwe samenhang met een aantal actuele problemen.

Geheel terecht wordt gewezen op de noodzaak van goede salariëring voor leraren en toereikende faciliteiten voor opleiding en onderwijs.

Het beheer van het onderwijs voor onze kinderen is uiteindelijk echter de taak van de nationale regeringen. In Ierland krijgen kinderen nog steeds les in barakken in plaats van in degelijke, veilige gebouwen. Het gemiddelde aantal leerlingen per leraar is te groot om te kunnen zorgen voor een optimale kwaliteit van het onderwijs. We moeten in Ierland eerst deze problemen aanpakken door hierin zowel op korte als op lange termijn op de juiste manier te investeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) De ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën stelt tegenwoordig hogere eisen aan het beroep van leraar, aangezien de onderwijsomgeving steeds complexer en gevarieerder wordt.

Ik heb voor het verslag van mevrouw Badia i Cutchet gestemd, dat gaat over de mededeling van de Commissie met de titel “De kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren”. De mededeling brengt de huidige situatie in de EU op het gebied van de opleiding en training van leraren in kaart. In het verslag wordt ingegaan op de verschillende opties in de EU-lidstaten.

Hoewel er binnen de Unie meer dan 27 verschillende systemen van lerarenopleiding bestaan, staan de leraren in alle lidstaten voor ongeveer dezelfde uitdagingen.

Hun opleiding moet van een zodanige kwaliteit zijn dat die niet alleen rechtstreeks van invloed is op het kennisniveau van leerlingen, maar ook op hun persoonlijke vorming, met name in de eerste jaren van hun schoolloopbaan. Zij staan bloot aan enorm veel stress, waardoor ze weinig energie overhouden om aan zelfstudie te doen.

Vroeger stond het beroep van leraar in hoog aanzien, maar tegenwoordig is het niet meer zo aantrekkelijk. Leraren, voor het merendeel vrouwen, genieten te weinig maatschappelijke erkenning en status en worden vóór alles onderbetaald. In mijn land, Slowakije, bijvoorbeeld ligt het lerarensalaris ver onder het nationale gemiddelde.

Ik denk dat het verslag de aandacht van de lidstaten zal trekken en ervoor zal zorgen dat het beroep van leraar op de juiste waarde wordt geschat.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. − (PL) Het Europees Parlement stemt vandaag over twee verslagen die elkaar wederzijds lijken aan te vullen: het verslag van mevrouw Pack over het Bologna-proces en dat van mevrouw Badia i Cutchet over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding.

Beide initiatieven hebben tot doel het concurrentievermogen van het Europese onderwijs te bevorderen en bijgevolg het potentieel en de concurrentiepositie van de Europese Unie als geheel te versterken.

Het lijkt me een uitstekende beslissing om de nadruk te leggen op onderwijs, maar we moeten opletten dat we geen halfslachtig werk leveren. In een groot aantal landen worden we met alle fundamentele gebreken van de lerarenopleiding geconfronteerd. Het ontbreekt de beste gediplomeerden aan stimulansen en motivatie om voor het onderwijsvak te kiezen. De status van leerkrachten (voornamelijk in het basis- en het middelbaar onderwijs) is bijzonder laag, leerkrachten verdienen weinig en er wordt nauwelijks in hun verdere ontwikkeling geïnvesteerd. Het verband tussen de kwaliteit van de lerarenopleidingen en de kwaliteit van het onderwijs – en bijgevolg het kennisniveau van de leerlingen – ligt voor de hand. Verwaarlozing op dit gebied kan bijgevolg rampzalige consequenties hebben, niet alleen op cultureel, maar ook op economisch vlak.

De in het verslag genoemde aanbevelingen voor de lidstaten lijken juist te zijn: aanwerving van de beste kandidaten, verbetering van de status, de erkenning en beloning in het onderwijs, investeringen in opleiding gedurende de volledige loopbaan van leerkrachten, uitwisseling van beste praktijken tussen de 27 verschillende onderwijssystemen in de Europese Unie en bevordering van de verantwoordelijkheid van scholen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. (PL) Een hoog niveau van lesgeven is een essentieel element van kwalitatief hoogstaand onderwijs, hetgeen een cruciale factor zou moeten zijn voor het Europees concurrentievermogen op de lange termijn en voor de capaciteit om nieuwe banen te scheppen.

Uit de analyse van de Commissie blijkt dat:

• een werkstage slechts in elf lidstaten verplicht is (Oostenrijk, België, Duitsland, Estland, Finland, Hongarije, Litouwen, Letland, Roemenië, Malta en het Verenigd Koninkrijk),

• wanneer er een werkstage is, deze gewoonlijk minder dan twintig uur per jaar duurt, en nooit langer is dan vijf dagen per jaar,

• slechts de helft van de lidstaten van Europa nieuwe leerkrachten een vorm van systematische bijstand biedt tijdens de eerste paar jaar in hun nieuwe baan (bijvoorbeeld kennismaking met het vak, opleiding, pedagogische zorg).

Als leerlingen goed moeten zijn voorbereid op een leven in de EU, dan moeten leerkrachten worden verplicht om de meest recente onderwijsmethoden toe te passen. Een verbetering van de kwaliteit van lerarenopleidingen kan garanderen dat de EU kan beschikken over de goed opgeleide werknemers die zij nodig heeft om de uitdagingen van de 21° eeuw aan te gaan.

 
  
  

− Verslag-Pack (A6-0302/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor het initiatiefverslag gestemd van mijn uitstekende Duitse collega, mevrouw Pack, over het Bologna-proces en studentenmobiliteit. Ik deel het standpunt van mijn collega dat het verhogen van de studentenmobiliteit en de kwaliteit van de verschillende onderwijsstelsels een prioriteit zou moeten zijn van het Bologna-proces na 2010, dat beoogt een Europese ruimte voor het hoger onderwijs op te zetten. Teneinde studentenmobiliteit te stimuleren is een hele reeks maatregelen nodig omdat het probleem van de mobiliteit verder gaat dan alleen het hoger onderwijs en ook betrekking heeft op sociale zaken, financiën, immigratie en visumbeleid. Er moet speciale bijstand worden verleend aan studenten uit achterstandsgroeperingen, door bijvoorbeeld goedkope en fatsoenlijke huisvesting voor te stellen. Ik ondersteun het invoeren van een enkele Europese studentidentificatiekaart teneinde de mobiliteit te vergemakkelijken en zodat studenten korting kunnen krijgen op huisvesting en levensonderhoud, cultuur en vervoer.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De doelstelling van het Bologna-proces, dat in juni 1999 van start is gegaan, is de vorming van een Europese ruimte voor hoger onderwijs vóór 2010. Het proces is hoofdzakelijk gericht op hervormingen van het hoger onderwijs en eliminatie van de resterende hindernissen die de mobiliteit van studenten en docenten in de weg staan.

Ik heb voor het verslag gestemd, omdat ik de mening deel dat onze universiteiten toe zijn aan een vernieuwende en methodische hervorming van het leerprogramma, waardoor studentenmobiliteit en de overdracht van kwalificaties beter worden ondersteund. Ik steun de rapporteur ook in haar advies om te zorgen voor betrouwbare statistieken over studentenmobiliteit en het sociaaleconomische profiel van studenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De tiende verjaardag van de ondertekening van de Verklaring van Bologna in 2009 markeert de noodzaak de doelstellingen van dit proces te herdefiniëren.

Voor een serieuze herdefiniëring van deze doelstellingen dienen we na te gaan hoe het Bologna-proces in de lidstaten is uitgevoerd. We moeten controleren of het uit naam van Bologna gevoerde beleid inderdaad tot het beoogde doel, de consolidatie van een Europese ruimte voor hoger onderwijs, heeft geleid die een antwoord kan geven op de uitdagingen die het concurrentievermogen op internationale schaal stelt.

Ik steun dit initiatief, dat concreet bijdraagt aan het in kaart brengen van aan de ene kant de problemen en uitdagingen van de afgelopen tien jaar bij de uitvoering en aan de andere kant de kwesties die prioriteit moeten blijven behouden. Dat is het geval met de studentenmobiliteit, die een hoeksteen vormt van rijker en competitiever onderwijs en een essentiële bijdrage levert aan de ontwikkeling van het concept van Europees burgerschap.

Het is cruciaal dat de lidstaten aangespoord worden te analyseren wat het effect van dit proces is voor de adequate kwalificatie en voorbereiding van jongeren. Zoals onze rapporteur onderstreept, dienen we de doelstellingen van het proces niet uit oog te verliezen, evenmin als de idee dat de studenten centraal staan bij alle zaken die hun onderwijs betreffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Pack gestemd over het Bologna-proces en de studentenmobiliteit, daar hoogwaardig, efficiënt en vernieuwend Europees hoger onderwijs dat toegankelijk is voor alle Europese burgers, essentieel is om ervoor te zorgen dat Europa concurrerend en succesvol blijft in het licht van de eisen die de mondialisering stelt.

In dit verband meen ik dat maatregelen als het stimuleren van de wederkerigheid van studentenstromen, bijscholing van docenten in de verschillende disciplines en het ontwikkelen van financieringsmechanismen voor de studentenmobiliteit van wezenlijk belang zijn voor het garanderen van de realisering van de doelstellingen van het Bologna-proces.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De rapporteur zegt in het bijzonder bezorgd te zijn over de studentenmobiliteit binnen de Europese Unie. Daarom moeten de lidstaten steun ontvangen bij hun inspanningen om op innovatieve wijze hun stelsels van hoger onderwijs te moderniseren en te hervormen. De realiteit is echter dat voor dit vraagstuk in dit hele verslag het zogenaamde Bologna-proces en hetgeen hoognodig gedaan moet worden om de uitdagingen van de zogenaamde mondialisering het hoofd te bieden, het uitgangspunt vormen. Met het oog daarop dringt de rapporteur aan op de verdieping van het Bologna-proces. Wij zijn het niet eens met haar analyse en daarom hebben we tegengestemd.

Maar we zijn het ermee eens dat het hoog tijd is voor bezinning op en een debat over het Bologna-proces, met name om te proberen vast te stellen in hoeverre de onderwijsstelsels veranderd zijn en in welke mate die ontwikkelingen en veranderingen de kwaliteit van het hoger onderwijs in de lidstaten hebben geschaad.

Alle burgers moeten toegang kunnen hebben tot onderwijs van hoge kwaliteit, los van hun nationaliteit en geboorteland of -plaats. Mobiliteit kan grote positieve effecten hebben zowel voor de uitgezonden studenten als voor de instellingen van hoger onderwijs en de maatschappij in haar geheel. Bovendien moet in tegenstelling tot wat gebeurd is, de sociale dimensie van de mobiliteit niet vergeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Met dit initiatiefverslag gaat de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement zoals gebruikelijk buiten haar boekje en komt ze met nieuwe ideeën over de manier waarop de EU zich meer moet engageren op onderwijsgebied. Dat is een terrein dat op dit moment onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, en wij vinden dat dat zo moet blijven.

In het verslag wordt onder andere de introductie van een gemeenschappelijke identiteitskaart voor studenten in de EU voorgesteld. Wij kunnen ons niet goed voorstellen dat deze voorstellen op zich het vrije verkeer van studenten vergroten; eerder vergroten ze de bureaucratie rond de activiteiten van de studenten. De rapporteur schrijft in haar toelichting ook over de behoefte aan een juridisch kader op EU-niveau voor de studenten.

Met deze voorstellen omzeilt men in de EU gemaakte afspraken over de niveaus van politieke verantwoordelijkheid op verschillende gebieden. Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasco Graça Moura (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De tiende verjaardag, volgend jaar, van de ondertekening van de Verklaring van Bologna markeert de noodzaak om de doelen van het proces opnieuw te definiëren.

Als we deze doelen echt opnieuw willen definiëren, moeten we nadenken over de manier waarop het Bologna-proces in de lidstaten is uitgevoerd. We moeten onderzoeken of het beleid dat in de naam van Bologna werd uitgevoerd, daadwerkelijk heeft geleid tot de gewenste consolidatie van een Europese ruimte voor hoger onderwijs die de uitdagingen van internationaal concurrentievermogen kan aangaan.

Ik ondersteun dit initiatief. Het is een concrete bijdrage aan het identificeren enerzijds van problemen en uitdagingen die in de tien jaar van uitvoering naar voren zijn gekomen, en anderzijds van kwesties die tot de prioriteiten moeten blijven horen. Dit is het geval met studentenmobiliteit, de hoeksteen van rijker en concurrerender onderwijs, en een wezenlijke bijdrage aan het ontwikkelen van het concept van Europees burgerschap.

Het is van essentieel belang de lidstaten op te roepen om de invloed van dit proces te beoordelen, met betrekking tot het waarborgen dat jongeren passende kwalificaties krijgen en goed voorbereid zijn. Zoals onze rapporteur al aangaf, moeten we de doelen van het proces niet uit het oog verliezen, evenmin als de idee dat de studenten centraal staan bij alle kwesties die hun onderwijs betreffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Het doel van het Bologna-proces is het vaststellen van een Europese ruimte voor hoger onderwijs tegen het eind van 2010. Het is onder andere de bedoeling om studenten te helpen kiezen uit het aangeboden rijke onderwijsassortiment. Het invoeren van het driefasensysteem, de kwaliteitsgarantie voor het onderwijs en de erkenning van kwalificaties en studieperioden zijn van essentieel belang voor het functioneren van de ruimte.

De aantrekkingskracht van de Europese ruimte voor hoger onderwijs zal duidelijk groter zijn naarmate de kwaliteit van het onderwijs beter en gelijkmatiger is verdeeld over de verschillende lidstaten. Het is dan ook van wezenlijk belang om de lidstaten te steunen bij hun inspanningen om hun stelsels voor hoger onderwijs te moderniseren en te hervormen. Alle Europese burgers moeten toegang tot hoger onderwijs kunnen krijgen, ongeacht hun staatsburgerschap, land of geboorteplaats.

Het vergroten van de studentenmobiliteit is een van de verwachte voordelen van het Bologna-proces. Mobiliteit heeft niet alleen een positieve invloed op de individuele personen die verhuizen, maar ook op de instellingen voor hoger onderwijs. Uitwisseling van ideeën, heterogeniteit, het leren van de ervaring van anderen, dit zijn tenslotte onderdelen van de academische belevenis. We mogen ook niet vergeten dat hier een sociale dimensie bij hoort: mobiliteit draagt bij tot onschatbare en rijke ervaringen op wetenschappelijk, cultureel en sociaal gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar wil twee aspecten onderstrepen die door de Europese Commissie nauwkeurig moeten worden onderzocht en gereglementeerd.

In de eerste plaats moeten we de geografische verdeling van de studiebeurzen van het programma “Een Leven Lang Leren” analyseren. De universiteiten die profiteren van studentenuitwisselingen, zijn voor het grootste deel geconcentreerd in de oude lidstaten. Tegelijkertijd is het aantal studenten in de nieuwe lidstaten proportioneel veel kleiner. De Commissie dient dringend maatregelen te nemen, zoals de accreditering van een zo groot mogelijk aantal universiteiten die deel moeten kunnen nemen aan universitaire uitwisselingsprogramma’s en zodoende de aantrekkelijkheid van de nieuwe lidstaten als bestemming van studenten uit heel Europa moeten doen groeien. Op soortgelijke wijze dient de Commissie ervoor te zorgen dat een evenredig aantal studenten uit iedere lidstaat kans heeft op een Europese studiebeurs.

In de tweede plaats ben ik van mening dat artikel 11 uit het verslag zou moeten worden toegepast in alle lidstaten, hoewel het hier slechts een aanbeveling betreft. Deze periode van mobiliteit van studenten, of we het nu hebben over een trimester of een academisch jaar, kan aanzienlijk bijdragen tot de kennis en de persoonlijke ontwikkeling van Europese jongeren. Ik wil hier echter aan toevoegen dat de invoering van zo’n bepaling gepaard moet gaan met de overeenkomstige financiële steun voor de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE), schriftelijk. (ES) Diverse sectoren die kritisch staan tegenover het Bologna-proces menen dat het universitair onderwijs door de verandering elitair zal worden. Dit verslag wil speciale ondersteuning bieden aan studenten uit minder bevoorrechte groepen uit de samenleving door, bijvoorbeeld, goedkope en goede accommodatie aan te bieden, en om er rekening mee te houden dat na aankomst vaak extra ondersteuning nodig is. Hoewel ik een amendement heb ingediend om dit punt aan te passen en uit te breiden naar de totale uitgaven, dat wil zeggen, om te voorkomen dat de ondersteuning beperkt blijft tot accommodatie, ben ik van oordeel dat het verslag uitgaat van het beginsel van universeel onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Bij de stemming heb ik mijn steun verleend aan mevrouw Pack en aan haar verslag over het Bologna-proces en studentenmobiliteit. Het is een goed en zakelijk document. Er worden in de Europese Unie van vandaag nog steeds onvoldoende middelen vrijgemaakt voor wetenschappelijk onderzoek en academisch onderwijs. Het idee achter het Bologna-initiatief, dat ondertussen al negen jaar oud is en momenteel 46 landen verenigt, zou tegen 2010 tot de creatie van een Europese ruimte voor hoger onderwijs moeten leiden.

Het Bologna-proces kan in drie prioritaire actiegebieden worden samengevat: de invoering van een driefasensysteem (bachelor/master/doctoraal), kwaliteitsborging en de erkenning van verworven kwalificaties en studieperioden in het hoger onderwijs. Om deze doelstellingen te bereiken, hebben we behoefte aan een uitgebreid geheel van samenhangende maatregelen in alle lidstaten, die ook betrekking hebben op onze universiteiten.

De evaluatiesystemen op basis van de zogenaamde ECTS-punten zouden duidelijk, begrijpelijk en uniform moeten zijn. Op die manier kunnen we het potentieel in stand houden dat vereist is voor een flexibele en mobiele opleiding van jonge mensen in verschillende academische centra, alsook de onontbeerlijke uitwisseling van professoren. Ondanks het feit dat hoger onderwijs niet tot de bevoegdheden van de Europese Unie behoort, moeten we blijven streven naar nauwere samenwerking en coördinatie, zonder de onafhankelijkheid van de lidstaten op dit gebied uit het oog te verliezen. We moeten er eveneens voor zorgen dat iedere burger van de Unie gelijke kansen heeft wat betreft de toegang tot onderwijs op een zo hoog mogelijk niveau. Hiervoor zijn zowel organisatorische veranderingen in het onderwijssysteem als passende financiële steun noodzakelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag van Doris Pack “Het Bologna-proces en studentenmobiliteit” is een constructieve bijdrage aan het debat over studentenmobiliteit. De mogelijkheid dat studenten uit de hele EU zich vrij kunnen bewegen binnen de grenzen van Europa moet een kernelement van het Bologna-proces blijven. Studenten met allerlei achtergronden moeten kunnen profiteren van de rijkdom van de culturele en intellectuele mogelijkheden die de EU biedt. Ik heb daarom voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Natuurlijk is het toe te juichen dat het voor studenten in het kader van het Bologna-proces gemakkelijker wordt gemaakt te kiezen uit een breed scala aan hoogwaardige opleidingen. Daarnaast besteedt de EU bijzondere aandacht aan de mobiliteit van de studenten en wil zij de wederzijdse erkenning van opleidingen verbeteren.

Dat op dit terrein nog niet alles even goed functioneert, staat buiten kijf. Niet alleen zijn er nog enorme problemen met de erkenning, naar verluidt zijn sommige studierichtingen die op het bachelor/master-systeem zijn omgeschakeld, zo sterk gespecialiseerd dat het niet meer mogelijk is om van onderwijsinstelling te wisselen, noch in het binnenland noch in het buitenland, wat indruist tegen de doelstellingen van een Europese ruimte voor hoger onderwijs en verhoging van de mobiliteit. Bovendien zijn critici van mening dat het ECTS-systeem voor het overdragen van studiepunten van land tot land zo verschillend wordt toegepast dat de studieprestaties nauwelijks vergelijkbaar zijn. In dit opzicht is het voorstel om een tussenbalans op te maken zinvol, zodat ik voor het verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Dumitru Oprea (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het verslag over het “Bologna-proces en studentenmobiliteit” gestemd, om meerdere redenen: het Bologna-proces was een van de meest revolutionaire elementen van de wereldmarkt van onderwijs en opleiding. De arbeidsmarkt zelf was niet klaar voor een dergelijke verandering en is nog steeds niet volledig ontvankelijk voor het driefasensysteem (bachelor, master, doctoraat) in de 3-2-3-structuur. Aan de andere kant, voordat het nieuwe systeem werd toegepast, werden er vaak niet-afgestudeerden door bedrijven aangenomen.

Een ander element van vooruitgang was de studentenmobiliteit op Europese scholen en het gemeenschappelijke diplomastelsel, vergemakkelijkt door het ECTS. Dat deze mechanismen succesvol zijn, blijkt wel uit de neiging van grote universiteiten in de hele wereld om studenten te verplaatsen naar bepaalde geografische locaties, met name waar de oudere vestigingen zijn.

Een ander revolutionair voorstel is dat van het ECVET (Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding), bedoeld voor het overdragen, erkennen en verzamelen van de onderwijsresultaten die door een individu zijn vergaard, in formele, niet-formele en informele context, met als doel het verkrijgen van kwalificaties, ongeacht de tijd die is besteed aan het leren of verwerven van deze vaardigheden. Dit is een mondiale trend.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. − (PL) Mevrouw Pack verdient een pluim voor haar bijdrage aan de ontwikkeling van en de creatieve reflectie over het Bologna-proces, een initiatief dat studenten in Europa de mogelijkheid biedt om hun eigen onderwijstraject en carrière te kiezen, zonder daarbij rekening te moeten houden met landsgrenzen. Dit initiatief, dat tot doel heeft het concurrentievermogen van het Europese onderwijssysteem te versterken, verrijkt ook de naties zelf dankzij de onderlinge culturele en wetenschappelijke beïnvloeding.

We weten allemaal dat kwesties in verband met de inhoud van de studies en het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs op elk niveau momenteel onder de bevoegdheid van de EU-lidstaten vallen. Op dit gebied moet er nog veel werk worden verricht. Het bevorderen van de mobiliteit op Europees niveau – het centrale thema in het verslag van mevrouw Pack – komt in het geval van Polen bijvoorbeeld vaak neer op het vertrek van een waardevolle arbeidskracht die vaak voorgoed verloren is. Ik ga akkoord met de in het verslag vervatte stelling dat studentenmobiliteit het allerbelangrijkste aspect van het Bologna-proces is. Met het oog hierop moet een stimulerend en soepel systeem in het leven worden geroepen, zodat jongeren waar ze maar willen kunnen studeren.

Het lijkt me echter bijzonder belangrijk dat deze hoogopgeleide en ontwikkelde personen terugkeren naar hun land van herkomst en hun potentieel daar benutten. Dit is zonder enige twijfel een grote uitdaging voor de nieuwe lidstaten. Ik ben van mening dat een doordachte voortzetting van het Bologna-proces een stap in de goede richting is.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Een verenigd Europa is niet alleen maar een zaak van één munteenheid, vrij verkeer van personen en een gemeenschappelijk markt voor goederen en diensten, maar eveneens, of zelfs primair, van de Europese intellectuele, culturele en sociale dimensie.

Het intergouvernementele initiatief dat bekend staat als het Bologna-proces en bijna tien jaar geleden begon, is hoofdzakelijk bedoeld om het voor studenten eenvoudiger te maken om cursussen te kiezen van de hoogst mogelijke kwaliteit. Een van de belangrijkste elementen van het idee om een Europese ruimte voor hoger onderwijs vast te stellen, is het vergroten van de studentenmobiliteit en van de onderwijskwaliteit, omdat deze elementen specifiek de mogelijkheid creëren voor persoonlijke, sociale en wetenschappelijke ontwikkeling.

Ik denk dat het bij het streven naar het verbeteren van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het onderwijs belangrijk is dat er acties worden ondernomen op zowel Europees niveau (het Europees Parlement benadert mobiliteit als een prioriteitskwestie) als op nationaal niveau.

We moeten in gedachten houden dat hoger onderwijs in de Europese Unie niet tot de plichten van de Europese Commissie behoort. De inhoud en de organisatie van studies blijven de taak van de individuele lidstaten en daarom hebben zij evenals de universiteiten zo’n grote rol. Zij zouden de nadruk moeten leggen op de noodzaak om een Europees curriculum voor doctoraalstudies te maken en zij zouden zich moeten inspannen om speciale bijstand te verlenen aan studenten uit minder bevoorrechte sociale groepen.

Een ander belangrijk aspect is de dialoog en wederzijdse uitwisseling van ervaringen tussen bedrijven en universiteiten; instellingen voor hoger onderwijs zouden dus de samenwerking met de particuliere sector moeten vergroten teneinde nieuwe en effectieve mechanismen te vinden voor het medefinancieren van studentenmobiliteit.

 
  
  

− Verslag-Szájer (A6-0345/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor het initiatiefverslag van mijn Hongaarse collega, de heer Szájer, gestemd met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de aanpassing van rechtshandelingen aan het nieuwe comitologiebesluit. Voor kwalitatief hoogstaande wetgeving wordt het steeds noodzakelijker om de ontwikkeling van niet-essentiële en meer technische aspecten van de wetgeving te delegeren aan de Commissie, evenals de directe aanpassing ervan om rekening te houden met technologische voortgang en economische veranderingen. Echter het delegeren van bevoegdheden moet worden vergemakkelijkt door de wetgever de institutionele middelen te verstrekken om toezicht te houden op het uitoefenen van die bevoegdheden. Er moet worden aangetekend dat de huidige aanpassing van het acquis aan het comitologiebesluit nog steeds niet volledig is omdat er nog steeds wettelijke instrumenten zijn die voorzien in het uitvoeren van maatregelen waarop de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing moet worden toegepast. Ik steun, en naar mijn mening is dit essentieel voor een goed werkende Europese democratie, het toekennen van extra middelen in het Europees Parlement voor alle comitologieprocedures ter voorbereiding van de eventualiteit dat het Verdrag van Lissabon in werking treedt, maar ook gedurende de huidige overgangsperiode, teneinde te waarborgen dat elke comitologieprocedure tussen de drie instellingen naar tevredenheid functioneert.

 
  
MPphoto
 
 

  Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE), schriftelijk. (ES) Ik ben het eens met het verslag wanneer het onderstreept dat het met het oog op de kwaliteit van de wetgeving steeds noodzakelijker wordt om de ontwikkeling van niet-essentiële en meer technische aspecten van de wetgeving en de snelle aanpassing daarvan aan de technologische vooruitgang en de economische veranderingen over te laten aan de Commissie. Deze delegatie van bevoegdheden moet evenwel worden vergemakkelijkt door de wetgever de institutionele middelen te geven om het gebruik van deze bevoegdheden te toetsen. Het Parlement moet toezien op die toetsing, iets wat ondanks al deze jaren van debat over dit onderwerp nog altijd niet helemaal is opgelost. Er zijn nog steeds parlementaire commissies die voor in het kader van de comitologieprocedure te nemen besluiten over te weinig informatie beschikten. Het Parlement moet dus zeer waakzaam blijven.

 
  
  

− Verslag-Rasmussen (A6-0338/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland (IND/DEM), schriftelijk. − Het is van groot belang om verder te onderzoeken hoe de toezichtstructuren in de Europese Unie kunnen worden verbeterd. Het rapport van collega Rasmussen gaat echter over de aanbevelingen van de Europese Commissie inzake de hedgefunds.

De amendementen van de Groene fractie op de overwegingen steun ik om procedurele redenen niet. De overwegingen zijn geen plek voor het formuleren van waardeoordelen over de actuele situatie op de financiële markten.

Ik heb vanmorgen tegen de amendementen 6 tot en met 10 gestemd, niet omdat ik tegen Europees toezicht voor de financiële markten ben maar omdat dit verslag niet de juiste plek is om dit initiatief te lanceren.

Ik pleit ervoor dat de Commissie economische en monetaire zaken zich beraadt over het toezicht op de financiële markten en de wenselijkheid om dat in Europees verband te versterken. Als daar een goed verslag over komt is het zeer waarschijnlijk dat ik dit initiatief van de Groene fractie alsnog kan steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Szabolcs Fazakas (PSE), schriftelijk. (HU) De financiële crisis die vorig jaar in Amerika is uitgebroken vanwege onrechtmatige, speculatieve financiële processen, is in tegenstelling tot de verwachtingen niet geluwd maar heeft inmiddels de hele wereld en daarbinnen ook Europa in haar greep gekregen.

De huidige crisis vereist van de Europese besluitvormers op twee gebieden een paradigmaverandering voor de lange termijn om ervoor te zorgen dat in de toekomst niet alleen het gevaar van een financiële crisis wordt beperkt maar dat ook de stabiele groei van de economie wordt gestimuleerd.

De ontwikkelingen in Amerika hebben aangetoond dat de markt zelf niet in staat is om te gaan met deze en soortgelijke crisissituaties. Daarom is het nodig dat we zo snel mogelijk het centrale Europese toezicht op de financiële markten in het leven roepen, wat vorig jaar al door de Hongaren was voorgesteld en sindsdien door het Franse voorzitterschap is omarmd. Deze toezichtinstantie zou er onder andere voor moeten zorgen dat dergelijke risicovolle, speculatieve transacties in het bank- en financiële systeem aan voorwaarden worden gebonden die kunnen worden gecontroleerd en berekend. Dit is de conditio sine qua non waarmee Europa gaandeweg de rol van het tot wankelen gebrachte Amerika kan overnemen in de financiële wereld.

Om ervoor te zorgen dat de Europese economie, die ook gebukt gaat onder de huidige crisis, zich zo snel mogelijk op kan maken voor de gewenste groei, is het nodig dat het bank- en financiële wezen de financiering van reële economieën in plaats van risicovolle, speculatieve transacties op de voorgrond plaatst. Een van de voorwaarden daarvoor is dat de Europese Centrale Bank zich niet alleen concentreert op de terugdringing van de inflatie, maar met gunstigere rentes het herstel van de reële economie bevordert.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben tegen dit verslag gestemd, omdat in weerwil van een aantal voorgestelde lapmiddelen en enige kritiek op de financiële crisis er geen concrete maatregelen zijn genomen ter bestrijding van de steeds grotere rol van financiële activiteiten in de economie, de ongebreidelde speculatie en de groei van financiële instrumenten en producten in de zucht naar steeds grotere speculatieve winsten. Het verslag bevat nog niet eens voorstellen om een eind te maken aan de belastingparadijzen en het bankgeheim.

Zoals we al tijdens het debat in de plenaire vergadering hebben gezegd, zijn het altijd dezelfden die het gelag betalen. Dat zijn de werknemers die werkloos raken, de burgers die meer rente moeten betalen, ook hier in de Europese Unie en met name in zwakkere economieën zoals Portugal. Daar beloopt de schuld bijna 120 procent van het bbp en de schulden van gezinnen bedragen zo’n 130 procent van het besteedbaar inkomen.

Daarom dringen wij erop aan dat er prioriteit gegeven wordt aan het geven van steun voor het scheppen van banen met rechten, voor de productie en de armoedebestrijding terwijl tegelijkertijd de koopkracht van werknemers en gepensioneerden wordt verbeterd, overheidsdiensten van kwaliteit worden bevorderd en meer leningen met rentesubsidie worden verstrekt aan micro-, kleine en middelgrote ondernemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Hedgefondsen en private equity zijn voorbeelden van investeringsinstrumenten die gepaard gaan met een hoog risico. Om het vertrouwen van investeerders, het grote publiek en vooral de toezichthouders te herwinnen moeten de werkzaamheden zich dan ook kenmerken door transparantie en bevredigende wetgeving.

De Zweedse partij Junilistan verwelkomt diverse passages en voorstellen tot maatregelen, zoals deze in het verslag worden gepresenteerd.

Desondanks hebben wij besloten tegen het verslag in zijn geheel te stemmen. Dat hebben we gedaan omdat het verslag voornamelijk pleit voor maatregelen op EU-niveau, hoewel het in deze situatie voor iedereen duidelijk zou moeten zijn dat de oplossingen voor de potentiële risico’s die verbonden zijn met onder andere hedgefondsen en private equity, in de eerste plaats op wereldwijd niveau moeten worden gezocht.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Het is spijtig dat het verslag-Rasmussen over hedgefondsen en private equity is afgezwakt als gevolg van de compromissen die zijn gesloten tussen de drie grootste fracties binnen het Parlement. Het is ook spijtig dat de amendementen die zijn ingediend door De Groenen en de GUE/NGL-Fractie, die direct uit het ontwerpverslag-Rasmussen zijn overgenomen, bij de plenaire stemming niet zijn aangenomen. Eén van de paragrafen die ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp zijn afgezwakt, onderstreepte bijvoorbeeld de noodzaak van een gepaste versterking van de transparantie in de richting van het publiek, de beleggers en toezichtsinstanties, met inbegrip van elk toekomstig nieuw toezichtsorgaan op EU-niveau. Desondanks hebben wij besloten het verslag bij de eindstemming te steunen, omdat het dringend noodzakelijk is schadelijke financiële speculaties en instabiliteit binnen de markten tegen te gaan. In dit opzicht kan het verslag worden beschouwd als een stap in de goede richting.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het verslag-Rasmussen komt op een passend moment in de week, direct na de financiële onrust die volgde nadat de oudste bank van Schotland het slachtoffer werd van, in de woorden van de Schotse premier, “speculanten en oplichters”. De financiële sector in Schotland is ernstig in de steek gelaten door de Britse toezichthouders en ik ben voorstander van een strengere marktregulering. Ik heb voor het verslag gestemd. Het verslag bevat een aantal aanbevelingen die het waard zijn om te worden overwogen en ik kijk uit naar de dag dat onafhankelijke Schotse toezichthouders op dit gebied zullen samenwerken met EU-partners.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. (EN) Zowel in wereldwijde als lokale financiële markten worden complexe financiële instrumenten ontwikkeld, waardoor het voor financiële instellingen zeer moeilijk wordt adequate regulerings- en toezichtssystemen te ontwikkelen. Hierdoor kunnen spelers op de financiële markten ondoorzichtige activiteiten ontplooien en speculatiepraktijken hanteren die voor die markten funest zijn. In dit opzicht ondersteun ik amendement 2, ingediend door de Fractie De Groenen, dat pleit voor aanzienlijke versterking van de Europese regulerings- en toezichtstructuur voor de handhaving van financiële stabiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard en Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Het is spijtig dat het verslag-Rasmussen over hedgefondsen en private equity is afgezwakt als gevolg van de compromissen die zijn gesloten tussen de drie grootste fracties binnen het Parlement. Het is ook spijtig dat de amendementen die zijn ingediend door De Groenen en de GUE/NGL-Fractie, die direct uit het ontwerpverslag-Rasmussen zijn overgenomen, bij de plenaire stemming niet zijn aangenomen. Desondanks hebben wij besloten het verslag bij de eindstemming te steunen, omdat het dringend noodzakelijk is schadelijke financiële speculaties en instabiliteit in de markten tegen te gaan. In dit opzicht kan het verslag worden beschouwd als een stap in de goede richting.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit zwaar bevochten compromis gestemd, waarover de drie grote fracties in dit Parlement hebben onderhandeld, en ik ben tevreden over de veelomvattende en evenwichtige inhoud van het verslag. De rapporteur had geprobeerd de last van de financiële crisis op de hedgefondsen en private equity af te wentelen. Deze producten zijn echter niet de oorzaak van de huidige crisis en werken evenmin als katalysator, en ik wil de rapporteur gelukwensen met het feit dat hij dit heeft erkend en rechtgezet.

Het is de bedoeling dat de aanbevelingen die wij aan de Commissie doen, alle relevante actoren en deelnemers op de financiële markten beslaan en de leemten in de bestaande regelgeving aanvullen, zodat de praktijken die eraan hebben bijgedragen dat de instorting van de huizenmarkt in de Verenigde Staten tot een wereldwijde financiële crisis leidde, worden aangepakt en bestreden.

Wij richten ons aldus op praktijken van slecht risicobeheer, gebrek aan transparantie van bepaalde investeringsproducten en belangenverstrengelingen van kredietbeoordelingskantoren, die de belangrijkste oorzaken zijn van de financiële crisis die wij momenteel doormaken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Beste collega’s, de recente financiële crisis heeft veel slachtoffers gemaakt, waaronder HBOS, dat vorige week werd overgenomen door Lloyds TSB. De ondergang van bedrijven van een dergelijke omvang is niet alleen destabiliserend voor de wereldeconomie, maar ook voor degenen die hun geld en hun toekomst aan deze bedrijven toevertrouwen. De les die de wereld in de afgelopen weken heeft geleerd, is dat onze benadering van marktregulering verouderd is. We hebben wereldwijde maatregelen nodig om het geglobaliseerde financiële systeem te reguleren.

De EU en het Europees Parlement moeten daarom een belangrijke rol spelen in het bieden van een oplossing die gericht is op de dieper liggende oorzaken van de crisis. We moeten daarom verantwoordelijkheid nemen door voor het verslag van de heer Rasmussen te stemmen. Door hedgefondsen en private equity-bedrijven aan te moedigen voorzichtiger en transparanter te werk te gaan bij het sluiten van transacties, zal de EU ertoe bijdragen een solide structuur te bouwen om de dringend noodzakelijke stabiliteit in de financiële sector te herstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Het is spijtig dat het verslag-Rasmussen over hedgefondsen en private equity is afgezwakt als gevolg van de compromissen die zijn gesloten tussen de drie grootste fracties binnen het Parlement. Het is ook spijtig dat de amendementen die zijn ingediend door De Groenen en de GUE/NGL-Fractie, die direct uit het ontwerpverslag-Rasmussen zijn overgenomen, bij de plenaire stemming niet zijn aangenomen. Desondanks hebben wij besloten het verslag bij de eindstemming te steunen, omdat het dringend noodzakelijk is schadelijke financiële speculaties en instabiliteit in de markten tegen te gaan. In dit opzicht kan het verslag worden beschouwd als een stap in de goede richting.

Krachtigere maatregelen zijn echter vereist bij de toepassing van deze ideeën. De schimmige aard van veel hedgefondsen en de ondoorgrondelijkheid van het huidige systeem voor het publiek zijn onaanvaardbaar. Het is immers moeilijk om duidelijk zicht te krijgen op de aard van hedgefondsen en hun vermogen om bij te dragen aan duurzame sociale samenhang en economische stabiliteit kan door de burgers niet worden vastgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De in dit verslag geuite bezorgdheid en daarnaast de terechte erkenning van het belang van de financiële producten die hier in het geding zijn, hebben wat de essentie betreft mijn instemming. Daar we onmiskenbaar woelige tijden beleven op de financiële markten, is het belangrijk te reageren met evenveel vastberadenheid als kalmte en kennis van zaken. Een groot deel van het economisch succes van de afgelopen decennia in Europa, de Verenigde Staten en de snelgroeiende economieën is immers te danken aan de soepelheid van de financiële markten. De nodige correcties op het huidige stelsel dienen de oorzaken van de crisis aan te pakken en niet de heilzame aspecten van het systeem te slopen. Zo moet de Europese Commissie deze oproep van het Europees Parlement om actie te ondernemen, opvatten.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. – (SV) De rol van het Europees Parlement in de EU is om de stem van de burgers te zijn. Deze stem wordt met name versterkt door het werk dat in de Commissie verzoekschriften wordt uitgevoerd, waarin vragen worden behandeld die voortkomen uit burgerinitiatieven. Een goed voorbeeld is de campagne One Seat, om de vestigingsplaats van het Europees Parlement van Straatsburg naar Brussel te verplaatsen, die dankzij de inspanningen van de commissie formeel in behandeling werd genomen.

Zeker, sommige aanbevelingen aan lidstaten zijn nogal extreem en sommige voorstellen zijn niet goed overwogen. Niettemin is het werk van de Commissie verzoekschriften een essentieel onderdeel van het werk van de EU namens de burgers, wat voor mij een doorslaggevende factor was om dit verslag te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − De financiële wereld davert op zijn grondvesten. Terwijl gewone Amerikaanse belastingbetalers de prijs van een reddingsplan (700 miljard dollar) betalen, gaan de veroorzakers vrijuit. Het Europees Parlement had met het verslag Rasmussen een instrument in handen om iets te doen aan een betere controle op bepaalde onderdelen van de financiële sector: hedge funds en private equity. Nu de crisis zo urgent is, hadden we een mogelijkheid om de Europese Commissie op te roepen tot strikte regelgeving. De Groenen dienden om die reden verschillende amendementen in op het verslag. Omdat onze amendementen niet aanvaard werden door het Parlement, stemden we tegen. Er komt geen Europese Autoriteit die over de financiële sector waakt, er komt geen Europese regelgeving voor registratie en bewaking van hedge funds, er komt geen limiet op excessieve inbedding van private investeringsondernemingen. Juist in een week dat het kapitalistische systeem op imploderen staat, heeft het Europees Parlement zijn kans gemist. Als Groenen geven we het signaal dat wij zullen blijven ijveren voor een drastische inperking van een vrije markt die met het speculeren als enig doel lijkt te hebben om zo snel mogelijk winst te maken voor een kleine groep mensen. Dit is sociaaleconomisch onverantwoord.

 
  
  

− Verslag-Lehne (A6-0296/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk.(LT) Ik ben altijd voor marktliberalisering geweest, aangezien die naar mijn mening de belangrijkste voorwaarde vormt voor concurrentie tussen marktdeelnemers, die altijd goed uitpakt voor de consument omdat die zo immers tegen de laagst mogelijke prijs aan zijn producten kan komen.

Met mijn stem voor de transparantie van institutionele beleggers steun ik echter de rapporteur, de heer Lehne, die de Commissie verzoekt bepaalde normen voor te stellen om beleggers ervan te weerhouden bedrijven “leeg te roven” (bij de gedeeltelijke verkoop van bedrijven) en misbruik te maken van hun financiële macht, waardoor bedrijven in de toekomst in de problemen komen en er geen voordeel meer is voor het bedrijf zelf, noch voor zijn werknemers, crediteuren en zakenpartners.

Naar mijn mening moet de Europese Commissie zich buigen over de maatregelen van de lidstaten om de gedeeltelijke verkoop van bedrijven te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik sta achter de algemene benadering van dit verslag van Klaus-Heiner Lehne over transparantie bij institutionele beleggers. De recente ontwikkelingen op de financiële markten hebben duidelijk gemaakt dat we op wereldschaal actie moeten ondernemen om de markten beter te reguleren. Markten kunnen pas goed functioneren als ze in alle opzichten transparant zijn. Dit verslag is een stap in de goede richting. Ik steun daarom de erin opgenomen aanbevelingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De acute en niet-aflatende crisis van het casinokapitalisme, die ontstond door de mislukte speculatieve spelletjes van de ondernemingen en waarvoor de Amerikaanse belastingbetalers en heel de wereldeconomie het gelag moeten betalen, vereist radicale veranderingen in het rechtskader voor controle en toezicht op transparantie. De Commissie moet onmiddellijk optreden en een voorstel doen voor een geïntegreerd kader met gemeenschappelijke transparantienormen. Het beleid van “minder wetgeving” is faliekant mislukt.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Transparantie moet een leidend principe zijn voor het functioneren van de markten, met name de financiële markten. Het mag echter niet de enige afweging zijn, want in dat geval wordt het principe tot norm verheven en het gewenste resultaat (gezonde en efficiënte financiële markten) verward met het voorgestelde middel om het doel te bereiken (markten die voldoende gereguleerd en gecontroleerd worden). In het kader van het huidige politieke en economische debat over de financiële markten is het belangrijk dat de Commissie deze aanbeveling in die zin interpreteert door zich in te zetten voor de verdediging van de kwaliteit van de Europese financiële markten met in gedachte het feit dat het goed en in wezen vrij functioneren van die markten de meeste economische voordelen oplevert voor de maatschappij.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk(SV) Transparantie is essentieel als we het vertrouwen in de financiële markten willen herstellen. De afgelopen maanden is duidelijk geworden welke problemen er kunnen ontstaan in een complexe en snel veranderende markt als het niet mogelijk is geavanceerde producten te begrijpen en te volgen. Er zijn zeker problemen op de over-the-counter-markten, maar ook andere segmenten van de financiële markt moeten transparant zijn. Gelet op de omvang van de problemen heb ik me van stemming onthouden: de amendementen die dit verslag de nodige reikwijdte hadden gegeven, zijn namelijk niet goedgekeurd.

 
  
  

− Verslag-Hegyi (A6-0279/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk(FR) Ik heb vóór het verslag van de heer Hegyi, onze Hongaarse collega, gestemd. Het behelst een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Verordening (EG) nr. 999/2001 legt de voorschriften vast inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s). Ik steun de ingediende amendementen. Gesuggereerd wordt om de regelgevingsprocedure met toetsing te volgen en zo maatregelen te nemen ten aanzien van producten van dierlijke oorsprong die zijn afgeleid van bestanddelen van herkauwers dan wel zulke bestanddelen bevatten. Dezelfde procedure zou gevolgd moeten worden om te controleren of lidstaten een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden, in afwijking van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 999/2001, indien er maatregelen worden genomen nadat er overdraagbare spongiforme encefalopathieën geconstateerd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben voor dit verslag gestemd daar boviene spongiforme encefalopathie, in het gewone spraakgebruik gekkekoeienziekte geheten, een ernstige bedreiging vormt voor onze gezondheid.

Zoals bekend ontwikkelt deze dodelijke infectieziekte zich via een eiwit dat kan worden aangetroffen in besmet vlees en tast de ziekte de hersenen van de mens aan. Strikte Europese regelgeving heeft het mogelijk gemaakt deze epidemie onder controle te krijgen.

In dit verslag completeert de rapporteur het werk van zijn voorganger door er nieuwe elementen aan toe te voegen, waarop de regelgevingsprocedure met toetsing van toepassing zal zijn.

Daarom zijn we het ermee eens het Commissievoorstel te wijzigen, zodat er een garantie is dat het aantal controles niet vermindert. We dienen uiterst zorgvuldig te zijn teneinde te verzekeren dat de regelgevingsprocedure met toetsing de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze ziekte niet afzwakt. Tevens dienen we het ontstaan van lacunes in de wetgeving te voorkomen bij het verlenen van uitzonderingen aan de lidstaten. Daarom is dit verslag belangrijk en ik hoop nu dat de Europese Commissie er rekening mee houdt. Na de bekende schandalen rond deze ziekte eist het publiek in de lidstaten transparantie, waar het volledig recht op heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Het verslag van Gyula Hegyi over de wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft, is erop gericht de regelgeving met betrekking tot overdraagbare spongiforme encefalopathie – een dodelijke ziekte die via besmet vlees wordt verspreid – te herzien. Het aanpassen van de regelgevingsprocedure in dezen met de bedoeling om zo ook het Europees Parlement over dit onderwerp te raadplegen, is een stap in de goede richting. Dit verslag kan daarom op mijn steun rekenen.

 
  
  

− Verslag-Blokland (A6-0282/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Ieder jaar kampt de EU met een hoeveelheid afval van 2 miljard ton, waaronder 40 miljoen ton gevaarlijk afval. Deze afvalberg zal wel voor het grootste deel uit huishoudelijk en industrieel afval bestaan, hoewel natuurlijk van dat laatste potentieel een veel groter gevaar uitgaat. Dit alles ontlenen we aan de statistieken, zodat de EU dan ook het verheven doel heeft geformuleerd de jaarlijks te verwerken hoeveelheid afval tegen 2010 met 20 procent te verminderen.

Het valt in ieder geval te hopen dat bijvoorbeeld op het gebied van landbouwafval de noodzaak tot het verzamelen van statistische gegevens er niet toe leidt dat onze boeren met een hoop administratieve rompslomp worden opgescheept. Omdat ik hiervoor in het verslag geen aanwijzingen heb kunnen vinden, heb ik ervoor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat middels dit nieuwe wetgevingsvoorstel de verordening inzake afvalstatistieken wordt aangepast aan de comitologieprocedures, dat wil zeggen de regelgevende procedure met toetsing.

Bovendien wordt de Commissie via de resolutie van het Europees Parlement verzocht de evaluatierapporten over de pilotstudies die ten doel hebben doublures in de rapportage over de afvalstatistieken te voorkomen, tijdig te presenteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) Het gebrek aan statistische gegevens omtrent het produceren en verwerken van afval verhindert de Europese Unie om een geharmoniseerd afvalbeleid door te voeren. Statistische instrumenten zijn noodzakelijk om te evalueren of het principe van voorkoming van milieuschade als gevolg van afvalgebruik nageleefd wordt en om het afval te monitoren op het moment dat het geproduceerd, opgehaald en verwijderd wordt. De lidstaten hebben het feit erkend dat er niet voldoende statistische gegevens bestaan en dat de definities die zijn vervat in de voorliggende verordening onvoldoende zijn om resultaten te krijgen, die vergelijkbaar zijn tussen de staten. Vandaar dat het verzamelen van gegevens beter op communautair niveau kan gebeuren, zij het in overeenstemming met het principe van subsidiariteit.

Voor wat betreft de statistieken voor landbouw, visserij en bosbouw, dient te worden bezien in welke mate de verwerking van agrarisch en biologisch afval door deze verordening wordt gedekt. Derhalve zijn er een aantal essentiële punten die meer aandacht behoeven om te zorgen voor een grotere nauwkeurigheid van de gegevens en bijgevolg voor een harmonisering van de statistische gegevens op communautair niveau.

 
  
  

− Verslag-Szájer (A6-0298/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Het spectrum is net als andere natuurlijke hulpbronnen (zon, water, lucht) een publiek goed. Hoewel zij een doeltreffend middel zijn om optimale economische waarde te genereren (zowel privaat als publiek), kunnen marktmechanismen op zich niet het algemeen belang dienen en publieke middelen genereren, die essentieel zijn voor de totstandbrenging van een informatiemaatschappij. Daarom is de afstemming van politieke en marktmaatregelen een must.

Betere afstemming en een grotere mate van flexibiliteit zijn nodig om deze schaarse hulpbron optimaal te benutten. Daarnaast moet echter ook het juiste evenwicht worden bewaard tussen flexibiliteit en harmonisatie om de meerwaarde van het spectrum voor de interne markt te realiseren.

Het spectrum kent geen nationale grenzen. Willen de lidstaten het effectief kunnen gebruiken, dan moet er binnen de EU beter worden samengewerkt, met name op het gebied van de uitbreiding van de Europese dienst en onderhandelingen over internationale overeenkomsten.

Hoewel het spectrumbeheer een bevoegdheid van de lidstaten blijft, zijn het enkel en alleen EU-beginselen die ervoor kunnen zorgen dat de belangen van de EU wereldwijd worden behartigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Ik ben voorstander van een betere bescherming van de economische belangen van plaatsen waar mineraalwater wordt gewonnen. Dat is bedoeling van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater.

De inkomsten die in zulke regio's door de betrokken ondernemingen worden gegenereerd leveren – zeker in de provincie Małopolska – een doorslaggevende bijdrage tot de ontwikkeling van deze regio’s en zorgen er zo voor dat ze aantrekkelijker worden als kuuroorden en toeristische bestemming.

Het kan geen kwaad erop te wijzen dat deze regio's vaak voornamelijk van de landbouw leven en over weinig mogelijkheden beschikken om inkomsten te genereren, omdat het heuvel- of bergachtige gebieden zijn. Onder de grond bevindt zich echter waardevol bron- en mineraalwater met therapeutische eigenschappen.

 
  
  

− Verslag-Szájer (A6-0280/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk.(LT) In de EU-tekst over mineraalwater wordt een voor heel Europa geldende norm voor natuurlijk mineraalwater gespecificeerd.

Deze richtlijn bepaalt de voorwaarden voor de erkenning van natuurlijk mineraalwater en stelt richtsnoeren vast voor het gebruik van mineraalwaterbronnen. De richtsnoeren geven ook specifieke regels voor de bevoorrading van de markt met mineraalwater. De discrepanties in deze voorschriften staan op gespannen voet met het vrije verkeer van natuurlijk mineraalwater doordat ze ongelijke concurrentievoorwaarden scheppen, die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt voor dit product.

In dit specifieke geval worden de bestaande belemmeringen weggenomen als elke lidstaat mineraalwater dat door andere lidstaten is erkend, toelaat op zijn grondgebied, in combinatie met de invoering van algemene richtsnoeren om te voldoen aan de microbiologische eisen voor het product, waar de naam van het merk mineraalwater van zal worden afgeleid.

Het hoofddoel van welke regeling voor mineraalwater dan ook is de bescherming van de gezondheid van de consument, en te voorkomen dat de consument slachtoffer wordt van misleidende informatie over het product, waarmee tevens eerlijke handel wordt gewaarborgd.

 
  
  

− Verslag-Szájer (A6-0299/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk.(EN) Technische controles van motorvoertuigen zijn van groot belang voor de veiligheid van bestuurders, passagiers en voetgangers. Ze spelen verder een belangrijke rol bij het verminderen van de CO2-uitstoot en het tegengaan van klimaatverandering.

Het is intussen wel zo dat de regering van een land verplicht is een kader te scheppen voor de veiligheid en de gezondheid van bestuurders, passagiers en voetgangers.

Het aantal auto's per hoofd van de bevolking is op Malta en Gozo zeer hoog. Auto's zijn in Malta overigens enorm duur, vanwege de zeer zware registratiebelasting. Burgers zijn daarom niet snel geneigd over te stappen op efficiëntere auto's. De regering zou er daarom goed aan doen de registratiebelasting zo snel mogelijk ter discussie te stellen, en wel binnen de volgende begrotingsperiode.

Mensen kiezen voor privévervoer omdat het openbaar vervoer zo slecht is. Het is tijd dat het openbaar vervoer helemaal wordt hervormd.

Daar komt bij dat onze wegen zich in een zeer slechte staat bevinden. De EU-toewijzingen uit de structuurfondsen voor 2007-2013 komen uit op 53 procent. Alle belangrijke wegen zullen dus naar behoren moeten worden hersteld.

 
  
  

− Verslag-Lefrançois (A6-0323/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Booth, Nigel Farage en Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk.(EN) De UK Independence Party vindt terrorisme een belangrijk probleem. Wij menen echter dat het niet aan de EU is om te besluiten welke actie er tegen het terrorisme moet worden ondernomen. Wij geloven dat de landen via intergouvernementele samenwerking moeten besluiten welke veiligheidsmaatregelen er moeten worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Britse Conservatieven steunen het verslag, maar twijfelen over de noodzaak van inmenging van de EU op dit gebied, aangezien er ook al een Verdrag van de Raad van Europa bestaat dat op deze onderwerpen betrekking heeft. Wij zijn voorstander van nauwe samenwerking tussen lidstaten, maar vinden dat die ook plaats moet vinden binnen het kader van de wereldwijde benadering van de oorlog tegen terrorisme. We zijn er hoe dan ook niet van overtuigd dat de standaardaanpak op Europees niveau doeltreffend zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Cappato (ALDE), schriftelijk. (IT) Ik heb tegen het voorstel gestemd om een nieuw strafbaar feit als “uitlokking” of “publiekelijke uitlokking van het plegen van terroristische misdrijven” in de Europese wetgeving op te nemen in navolging van het Verdrag van de Raad van Europa, omdat ik vind dat de definitie die de Commissie heeft aangedragen, te vaag is en enkel gebaseerd is op subjectieve elementen, waardoor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting in Europa, in het geding komen.

In feite zal iedere publieke verklaring, of iedere verklaring die door de media naar buiten wordt gebracht, of ieder bericht dat op internet wordt geplaatst en op een of andere manier – direct of indirect, op basis van “opzet” en met “het gevaar dat dergelijke misdrijven gepleegd kunnen worden” – als aansporing tot het begaan van een terroristische daad kan worden beschouwd, op Europees niveau als misdrijf worden bestempeld. Het beoogde doel is om de “terroristische propaganda” op internet aan te pakken. De rapporteur heeft getracht de tekst van de Europese Commissie te verduidelijken zodat de mensenrechten beter gerespecteerd worden, in een poging meer juridische zekerheid te bewerkstelligen. Desondanks ben ik van mening dat we dit voorstel moeten afwijzen, ook om een duidelijk signaal af te geven aan de Commissie en de Raad, welke reeds hebben aangekondigd niet akkoord te willen gaan met de voorstellen van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) De Zweedse wet op de persvrijheid vertegenwoordigt fundamentele waarden van de Zweedse samenleving. Wij kunnen niet aanvaarden dat wetten voor de bestrijding van terrorisme strijdig zijn met de Zweedse grondwet. Er zijn vele andere wegen en mogelijkheden om dezelfde doelen te bereiken.

In de voorstellen waarover we vandaag hebben gestemd, ontbreekt het aan duidelijke mogelijkheden voor een opt-out om onze Zweedse wetgeving te kunnen behouden.

Wij steunen de verbeteringen die het Europees Parlement heeft voorgesteld, maar wij kunnen het voorstel in zijn geheel niet steunen. Aangezien echter in de Raad een overeenkomst conform de Zweedse grondwet is bereikt, hebben we besloten om ons van stemming te onthouden in plaats van tegen het verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Het verslag-Lefrançois stelt een aantal goede maatregelen voor om de strijd tegen het terrorisme binnen de EU efficiënter en op een meer gecoördineerde wijze te doen verlopen. Ik heb er dan ook voor gestemd. De aanslagen van de ETA enkele dagen geleden en de moordende aanslag in Islamabad bewijzen dat we nooit waakzaam en efficiënt genoeg kunnen zijn in die strijd. Grensoverschrijdende samenwerking in de strijd tegen terreur - en dat is vandaag in hoofdzaak islamitische terreur - is absoluut noodzakelijk als we resultaten willen boeken.

We mogen echter ook niet de ogen sluiten voor de fouten uit het verleden. De zogenaamde Schengen-ruimte biedt potentiële terroristen en criminelen immers al jaren een ideaal kader om vaak straffeloos hun misdadige plannen uit te voeren. Europa moet zich dringend bezinnen over zijn opengrenzenpolitiek met haar nefaste gevolgen op het vlak van immigratie, criminaliteit en islamitisch extremisme. Zoniet zal ook het hier voorgestelde kader nutteloos blijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Lefrançois gestemd over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding, omdat ik het noodzakelijk acht de instrumenten voor terrorismebestrijding aan te passen aan de nieuwe informatie- en communicatiemiddelen waarover terroristen beschikken.

De herziening van het kaderbesluit van de EU maakt het mogelijk onder het begrip terrorisme ook specifieke voorbereidende handelingen te laten vallen, zoals werving en training voor terrorisme en het publiekelijk uitlokken van terrorisme. Alle lidstaten zullen deze handelingen als misdrijven beschouwen. We dienen ook te wijzen op de belangrijke amendementen van de PSE-Fractie die tot doel hebben de fundamentele vrijheden van meningsuiting en vereniging te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het huidige internationale en communautaire rechtskader omvat een pakket hoogst noodzakelijke instrumenten voor de bestrijding van het reële terrorisme en de georganiseerde, gewelddadige en grensoverschrijdende misdaad die ermee verbonden is.

Dit voorstel beoogt een reeks veiligheidsmaatregelen te versterken die onder het voorwendsel van 11 september 2001 rechten, vrijheden en garanties van de burgers hebben aangetast.

Dit voorstel bevat definities die door hun dubbelzinnigheid geen enkele garantie vormen voor de eerbiediging van de fundamentele vrijheden. De rapporteur waarschuwt daar overigens zelf voor.

Evenals in het “Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding” – met zijn definitie van “terrorisme” – opent ook dit voorstel weer de mogelijkheid veiligheidsmaatregelen te treffen en individueel of collectief mensen te criminaliseren die daadwerkelijk in woord of geschrift strijden tegen het staatsterrorisme.

Dit voorstel biedt geen enkele meerwaarde in de strijd tegen het reële terrorisme en de internationale misdaad die ermee verbonden is. Het houdt juist reële gevaren voor de veiligheid en de fundamentele vrijheden van de burgers van de lidstaten in.

We hebben er al op gewezen dat in plaats van het nemen van veiligheidsmaatregelen er een antwoord moet komen op de reële oorzaken die het terrorisme voeden.

Zoals we hebben verklaard “ruilen we vrijheid niet voor veiligheid, want dan raken we beide kwijt”. Daarom hebben we tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Op zaterdag 20 september bracht een zelfmoordenaar midden in de Pakistaanse hoofdstad, vlak voor het Marriot-hotel, een grote vrachtwagen tot ontploffing. Van de vrachtwagen bleef alleen een uitgebrand wrak over en er vielen ten minste zestig doden.

Deze aanslag werd toegeschreven aan de met Al-Qaida verbonden Pakistaanse Taliban.

Op zondag 20 en maandag 21 september was het de beurt aan de Baskische afscheidingsbeweging ETA, die bij drie aanslagen bloed deed vloeien. De voorbereidingen van deze aanslagen zouden in Frankrijk hebben plaatsgevonden.

Terrorisme kent geen grenzen, en de Schengenruimte biedt terroristen een ideale basis voor het rekruteren en indoctrineren van mensen en voor de logistieke voorbereiding van aanslagen.

In Frankrijk zei de minister van Binnenlandse Zaken, Michèle Alliot-Marie, hierover dat Franse gevangenissen de plek bij uitstek waren om radicale moslims te rekruteren. Een eerlijke bekentenis! Het is een feit dat er veel oorzaken zijn voor het terrorisme, maar vandaag de dag liggen deze oorzaken voornamelijk in de gewapende strijd van de radicale islam. Vreemd genoeg zijn er geen wetsteksten die tot doel hebben rekrutering in gevangenissen of in bepaalde, zogenaamde “gevoelige” wijken op te sporen en te voorkomen.

De Europese Unie is van plan zich uit te rusten met een juridisch corpus om het terrorisme te bestrijden.

(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem voor het verslag van Roselyne Lefrançois, aangezien de preventie van terroristische misdrijven in de strijd tegen het terrorisme een centrale plaats moet innemen.

Het uitlokken van een terroristisch misdrijf, de werving van terroristische activisten en het trainen van personen voor terrorisme zijn drie voorbereidende handelingen die ook als strafbare feiten moeten worden beschouwd. De grondrechten moeten echter te allen tijde gewaarborgd zijn. Daarom stem ik voor het gebruik van de term “aanzetten tot” in plaats van “uitlokken van”, aangezien hij duidelijker is en minder speelruimte biedt. Er moet worden voorkomen dat het internet als virtueel trainingskamp fungeert, want het wordt voor terroristen op grond van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën steeds gemakkelijker om hun propaganda te verspreiden.

De EU moet het terrorisme duidelijk en vastberaden aanpakken en de invoering van de drie nieuwe delicten is hierbij een belangrijke stap. De persvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van het briefgeheim, waaronder ook e-mails en andere elektronische correspondentie vallen, mogen echter niet worden gekortwiekt, zodat ik voor de wijzigingen van mevrouw Lefrançois ben.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) In de EU vertoeven ongetwijfeld zogenaamde slapers die op een gegeven moment actief kunnen worden. In dit verband mogen we niet vergeten dat terroristen niet uit het niets komen, maar het land binnenkomen en in een tegen dat land gerichte omgeving opgroeien. Indien de EU een doeltreffende terrorismebestrijding voorstaat, moet zij zich bezighouden met maatregelen tegen het ontstaan en de verspreiding van parallelle samenlevingen en dergelijke, in plaats van diegenen die problemen met migranten aan de orde stellen steevast voor racisten uit te maken. Ook mag de bestrijding van het terrorisme niet stilaan tot een uitholling van de burgerrechten leiden – waartegen onlangs zelfs het Europees Hof van Justitie is opgetreden –, noch mag de criminaliteitsbestrijding door de concentratie op het terrorisme naar de achtergrond worden gedrongen.

Indien men bedenkt dat islamitische fanatici de grootste terroristische bedreiging vormen, wordt het de hoogste tijd om islamitische haatpredikers aan te pakken en training in een terreurkamp in heel Europa strafbaar te stellen. In dit licht heb ik voor het verslag-Lefrançois gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. (RO) De recente aanslagen in Baskenland onderstrepen eens te meer dat het terrorisme een dagelijkse realiteit is en dat wij efficiënte instrumenten nodig hebben om het te bestrijden. Het nieuwe kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van terrorisme is duidelijk een stap voorwaarts en ik begroet de goedkeuring ervan.

Het verbaast mij dat het verstrijken van zeven jaar sinds de aanslagen in New York op 11 september 2001 onopgemerkt aan het Europees Parlement voorbij is gegaan. Wij moeten proberen om de slachtoffers van deze aanslagen niet te vergeten en hadden moeten onderstrepen dat de trans-Atlantische verhoudingen een prioriteit vormen onder de dagelijkse taken van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Juridische duidelijkheid over het rechtskader van de strijd tegen het terrorisme is even noodzakelijk als duidelijkheid en vastberadenheid bij dat doel. In die zin is het begrijpelijk dat de Commissie zich zorgen maakt over mechanismen, middelen en methoden in verband met het werven van terroristen, met name van degenen die in Europese landen worden aangeworven en vaak ook hier geboren zijn. In dit verband moet worden gegarandeerd dat de politie en de staat over de nodige middelen beschikken om bij voorkeur preventief te kunnen optreden. Ook ander dan politieel of justitieel optreden dat eveneens gericht is op de strijd tegen dit verschijnsel, is belangrijk. We moeten ervoor zorgen dat naast een reactie van de rechterlijke macht het politieke systeem waakzaam en attent is en kan ingrijpen om de integratie te versterken, de stem van de gematigde meerderheid te bevorderen en de marginaliteit te bestrijden die verbonden is met illegale immigratie. Om al die redenen moet de politieke macht attent en actief zijn. Het is natuurlijk onmogelijk alle acties te beletten, maar het is wel mogelijk de ontwikkeling van het milieu tegen te gaan dat terrorisme bevordert, uitlokt en voedt.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Binnen het kader van een beleid voor een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is waarborging van de veiligheid voor haar vijfhonderd miljoen burgers een van de belangrijkste doelen van de Europese Unie. Om dit te bereiken moeten de Europese Unie en haar lidstaten het moderne terrorisme onder ogen zien.

De meest controversiële kwestie in het voorstel tot herziening van het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding van de Raad is het verzoek tot invoering van het begrip “publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven”.

Er bestaat een zeer dunne scheidslijn tussen vrijheid van meningsuiting en het overtreden van de wet. We kunnen niet toestaan dat de situatie ontstaat dat de rechten en vrijheden van burgers worden beperkt om meer veiligheid te creëren.

Daarom ben ik van mening dat het desbetreffende kaderbesluit absoluut van het hoogst mogelijke juridisch niveau moet zijn. Dit zou vooral moeten gebeuren door middel van een preciezere definitie van het begrip “publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven”. Het nieuwe document moet duidelijk en in juridisch opzicht harmonieus zijn om een effectief instrument voor terrorismebestrijding te kunnen zijn, terwijl het tegelijkertijd op het gebied van mensenrechten en fundamentele vrijheden van hoog niveau moet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. − (PL) De aanslagen in Madrid en Londen hebben duidelijk gemaakt hoe groot het probleem van het terrorisme voor de Europese Unie is.

Het jaar 2008 heeft een bijzonder hoge tol geëist, te beginnen op 1 februari met de aanslag tijdens een begrafenisplechtigheid in Bagdad waarbij dertig mensen om het leven kwamen en eindigend op 20 september met de aanval op het Marriott-hotel in Islamabad waarbij meer dan zestig burgers het leven lieten en meer dan 250 gewonden vielen. In totaal zijn er in 2008 maar liefst 49 terroristische aanslagen gepleegd. Ik zou hier ter vergelijking aan toe willen voegen dat dit evenveel aanslagen zijn als in de volledige periode van 2002 tot en met 2007.

Een van de meest doeltreffende manieren om het terrorisme te bestrijden, is het wegnemen van de oorzaken ervan.

Ik ben bijgevolg van mening dat de Europese Unie tot het uiterste moet gaan om het terrorisme op mondiaal niveau te bestrijden, zonder daarbij de eerbiediging van de mensenrechten over het hoofd te zien. De Europese Unie zou Europa veiliger moeten maken door haar burgers vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te bieden. Of dit mogelijk is, zal echter in hoge mate van de bereidwilligheid van de lidstaten afhangen.

 
  
  

− Verslag-Roure (A6-0322/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Ik heb uit volle overtuiging tegen dit rapport gestemd. In het verslag-Roure merken we voor de zoveelste keer hoe Europa uit politieke correctheid de ogen sluit. Het is evident dat bij criminaliteitbestrijding en de strijd tegen terreur de overheid het recht heeft zoveel mogelijk gegevens van potentiële verdachten te verzamelen, ook als het om zogenaamde etnische gegevens gaat. Dat geeft zelfs de rapporteur toe.

Maar waarom zouden burgerlijke overheden bij het verwerken van gegevens - en met respect voor de privacy van de mensen - dit ook niet in andere domeinen mogen doen als hierdoor goed bestuur wordt gewaarborgd? Waarom zou bijvoorbeeld de Italiaanse regering geen vingerafdrukken van illegale immigranten mogen nemen als dat de enige methode is om ze te identificeren?

Het oorspronkelijke voorstel van de Raad ter zake was evenwichtig genoeg. Net als de linkerzijde die overal in Europa tegen andersdenkenden optreedt als een regelrechte denkpolitie - als Vlaming kan ik ervan meespreken - wil in deze optreden als waakhond van de burgerlijke vrijheden. Het is te gek om los te lopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het zij opgemerkt dat het hier om een “raadpleging” door de Raad van het Europees Parlement gaat. Wij menen evenwel dat dit voorstel niet beantwoordt aan hetgeen nodig is op het vlak van “de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken”. Wij hebben dan ook amendementen ingediend, hoewel zij een stap achteruit betekenen in vergelijking met standpunten die we eerder hebben ingenomen.

Naast andere belangrijke overwegingen voor het afwijzen van dit voorstel merken we op dat het “de verwerking van persoonsgegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, alsook de verwerking van gegevens die de gezondheid of het seksleven betreffen” niet heeft uitgesloten. Die mogelijkheid wordt dan wel onder (pseudo)voorwaarden geformuleerd, maar wij achten het onaanvaardbaar.

Zoals we hebben onderstreept tijdens het debat, gaat het om een voorstel met als basis de kleinste gemeenschappelijke deler, terwijl het zaken van zo’n fundamenteel belang als het garanderen van rechten, vrijheden en waarborgen voor de burgers van de lidstaten betreft. De regeling blijft achter bij wat andere rechtsinstrumenten, met name van de Raad van Europa, op dit vlak voorzien.

Het garanderen van de bescherming van persoonsgegevens is urgent en hoognodig. Dat kunnen we niet overlaten aan een rechtsinstrument met te wijde of ondeugdelijke mazen, waardoor de mogelijkheid ontstaat dat het instrument niet wordt nageleefd of geen bescherming biedt.

Daarom hebben wij tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem voor het verslag van mevrouw Roure, dat een hoog gegevensbeschermingsniveau bij de verwerking van persoonsgegevens garandeert.

De strijd tegen het terrorisme mag niet ten koste van de grondrechten van de burgers gaan, zodat de bescherming van persoonsgegevens absoluut moet worden gewaarborgd. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad bevat enkele tekortkomingen en biedt derhalve niet de nodige garanties. Het verslag verhelpt een aantal tekortkomingen en wijzigt het standpunt van de Raad doordat het in een striktere regulering van het gebruik en de uitwisseling van persoonsgegevens voorziet. De evenredigheid en het doel van de gegevensverwerking worden exacter geformuleerd, het doorgeven van gegevens aan derde landen wordt aan strengere controles onderworpen en er wordt verlangd dat er een deskundigengroep wordt opgezet die als toezicht- en uitvoerend orgaan dient te fungeren.

De lange discussies bij de Europese instellingen tonen aan hoe omstreden en gevoelig dit thema is. In dit geval is het moeilijk om tot een akkoord te komen, maar dat mag niet tot gevolg hebben dat het resultaat oppervlakkig wordt en de gegevensbescherming in de EU wordt afgezwakt. Persoonsgegevens moeten steeds met de grootste zorgvuldigheid en onder toepassing van alle mogelijke beschermingsmaatregelen worden behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Hoewel de maatregelen die de Commissie in dit kaderbesluit voorstelt minder ingrijpend zijn dan ik graag had gewild, steun ik het algemene principe van een minimumniveau van gegevensbescherming.

De Commissie burgerlijke vrijheden van het Parlement heeft goed werk geleverd door het voorstel te verbeteren. Ik hoop dat mensen dit beseffen.

Sinn Féin pleit voor het hoogst mogelijke niveau van gegevensbescherming voor burgers en zal zijn steun verlenen aan alle maatregelen die privacy en burgerrechten op dit gebied beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het voorstel van de Raad kan in zijn huidige vorm onmogelijk worden aangenomen. Daarmee wordt de bescherming van persoonsgegevens op onaanvaardbare wijze gekortwiekt. Het is noodzakelijk een geïntegreerd rechtskader voor persoonsgegevens uit te vaardigen, opdat deze gegevens daadwerkelijk worden beschermd en niet worden bewerkt door de lidstaten of door particulieren, zowel op internationaal als op nationaal vlak. De kritiek en de amendementen van het Europees Parlement op het voorstel van de Raad gaan weliswaar, algemeen gesproken, de goede kant uit, maar volstaan niet.

 
  
  

− Verslag-Hammerstein (A6-0336/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben besloten te stemmen voor amendement 1 in het verslag over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 2007 (A6-0336/2008). De reden hiervoor is dat wij vinden dat het Europees Parlement zelf moet kunnen beslissen over zijn eigen zetel. Verder vinden wij om klimatologische, ecologische en economische redenen dat het Europees Parlement slechts één zetel moet hebben en wel in Brussel.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. (EN) De Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement verleent een dienst die voor de burgers van de Europese Unie van onschatbare waarde is, doordat zij hun zorgen aan de Commissie overbrengt, aan nationale, regionale en lokale autoriteiten vragen stelt over onregelmatigheden bij de toepassing van het EU-recht en gevallen van burgerrechtenschendingen aanpakt.

De sterke toename, vorig jaar, van het aantal door het Europees Parlement ontvangen verzoekschriften, is een teken dat de burgers zich bewuster worden van de diensten die het Parlement hun kan bieden maar dit betekent ook dat de commissie over voldoende financiële middelen en personeel moet kunnen beschikken.

In 2007 hadden niet minder dan 65 verzoekschriften betrekking op Ierland en dit land heeft bezoek gekregen van een onderzoeksmissie van de commissie vanwege schending van EU-richtlijnen met betrekking tot water en het milieu.

Ik ben ervan overtuigd dat de Commissie verzoekschriften een cruciale rol vervult als toevlucht voor burgers die met niet-naleving van regels worden geconfronteerd, en als een brug tussen hen en alle bestuurs- en regeringsniveaus binnen de EU via hun gekozen Parlementsleden.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Dit verslag verdiende een onthouding. Het is uiteraard goed dat de Europese burgers verzoekschriften tot de overheden - ook hun "Europese overheden" - kunnen richten, maar ik betreur de federalistische ondertoon die in dit verslag doorklinkt. Een voorbeeld daarvan is de totaal irrelevante wijze waarop het in het Verdrag van Lissabon vastgebeitelde Handvest voor de grondrechten wordt opgehemeld. Een ander voorbeeld is de oproep tot nog meer efficiëntie - lees bemoeizucht - van de Commissie jegens de lidstaten.

De wijze waarop dit verslag misbruikt werd om te pleiten voor één Europese zetel die in Brussel moet gevestigd zijn, stoort mij ook. Natuurlijk zijn we allemaal de geldverspilling beu die voortvloeit uit de “versnippering” van het Europees Parlement. Maar die ene zetel van het Europees Parlement kan natuurlijk net zo goed in Straatsburg komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Eigenlijk is dit verslag een activiteitenverslag van de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement. Maar omdat dit verslag op diverse plaatsen in lovende bewoordingen verwijst naar het Verdrag van Lissabon en de hoop uitspreekt dat dit weldra zal zijn geratificeerd, hebben wij besloten om tegen het verslag in zijn geheel te stemmen.

Wij zijn principieel van mening dat het Verdrag van Lissabon verworpen is, omdat de burgers van een lidstaat bij een referendum tegen het Verdrag hebben gestemd. Bovendien zijn er nog meer lidstaten waar een meerderheid van de stemmers zeker tegen het Verdrag van Lissabon zou hebben gestemd als ze de kans hadden gekregen.

De onkunde waarvan de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement in bepaalde passages in dit verslag blijk geeft, kunnen wij niet goedkeuren.

Wat de kwestie van één zetel voor het Europees Parlement betreft, vinden wij principieel dat het aan de lidstaten is om samen een besluit te nemen over de zetel van het Europees Parlement, maar wij vinden het ook redelijk dat het Europees Parlement zich over deze kwestie uitspreekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor amendement 1 van de heer Hammerstein op diens eigen verslag gestemd. Vandaag is ons bekend geworden dat het Europees Parlement volgende maand opnieuw zijn koffers zal pakken voor zijn maandelijkse trektocht naar Straatsburg, ten koste van miljarden euro’s voor de belastingbetaler. We moeten stoppen met dit reizende circus en wat dat betreft moet het Parlement zelf midden in het debat gaan staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Hammerstein over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 2007, aangezien ik van mening ben dat dit document een duidelijk beeld geeft van de positieve effecten van de werkzaamheden van deze commissie.

Uit het werk van de Commissie verzoekschriften, die door de heer Libicki wordt voorgezeten, is duidelijk gebleken dat het bestaan van deze commissie absoluut noodzakelijk is. Ze biedt de burgers van de Europese Unie de mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen wanneer zij van mening zijn dat hun burgerrechten door de overheden van de lidstaten met voeten worden getreden. Artikel 191 van het Reglement van het Europees Parlement luidt als volgt: "Iedere burger van de Europese Unie … of … persoon … in een lidstaat heeft het recht om individueel of tezamen met andere burgers of personen een verzoekschrift tot het Parlement te richten betreffende een onderwerp dat tot de werkterreinen van de Europese Unie behoort en dat hem of haar rechtstreeks aangaat."

Ik beschouw de ingebruikneming van de ePetition-databank als een belangrijk wapenfeit in de werkzaamheden van de commissie. Dit instrument biedt voortaan online toegang tot alle documenten die bij elk ontvangen verzoekschrift horen. Vermeldenswaard is ook dat het aantal elektronisch ingediende verzoekschriften vorig jaar aanzienlijk is gestegen, tot 42 procent. De Commissie verzoekschriften werkt nauw samen met de relevante diensten van de Europese Commissie en met de Europese Ombudsman, alsook met de bevoegde vertegenwoordigers van de lidstaten en van de regionale en lokale overheden, om correcte verklaringen te verschaffen. De studiereizen van vertegenwoordigers van de commissie zijn bijzonder nuttig voor haar werkzaamheden. Het goed functionerende secretariaat levert grote inspanningen om de doeltreffendheid van het werk van de Commissie verzoekschriften te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. – (LT) Er zijn ruim 1 miljoen handtekeningen van EU-burgers verzameld ter ondersteuning van het EU-brede burgerinitiatief waarin wordt opgeroepen tot één permanente zetel voor het Europees Parlement. Dit gaf de betrokkenen het recht om bij de Commissie verzoekschriften een verzoekschrift in te dienen voor het aanwijzen van een permanente zetel voor het Parlement. Naar mijn mening is de manier waarop de werkzaamheden van het Europees Parlement op dit moment zijn geregeld, inefficiënt en brengt die uitgaven met zich mee die niet uit te leggen zijn. In plaats van een zinnige besteding van het geld van de belastingbetaler die meerwaarde oplevert voor de burgers, wordt het nu over de balk gegooid. Al in 2005, bij de voorbereiding van het verslag over de begroting van het Europees Parlement, stelde ik voor om het Europees Parlement vanuit één vestigingsplaats te laten werken, om zo op de reiskosten van leden en personeel te besparen. Bij de stemming van vandaag steun ik echter niet het amendement dat door de Fractie De Groenen/Europese Vrije Alliantie is ingediend over een permanente zetel voor het Europees Parlement in Brussel. Het is mijns inziens niet juist om al op voorhand aan te nemen dat alleen Brussel hiervoor in aanmerking komt. Dit is overigens een zaak van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben verheugd dat het verslag erkent dat de Commissie verzoekschriften steeds belangrijker wordt. Dit jaar is het aantal ontvangen verzoekschriften ten opzichte van 2006 met 50 procent toegenomen. Ik herken mezelf ook in de zorgen van de rapporteur over de hoeveelheid tijd die de Commissie en het Hof van Justitie nodig hebben om aan de commissie voorgelegde zaken op te lossen. Ik heb met het verslag ingestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb met voldoening kennis genomen van het verslag-Hammerstein over de Commissie verzoekschriften.

Ik ben vooral ingenomen met het verslag omdat op veel fronten de Ierse regering flink wordt aangepakt. Het besluit van de Ierse regering om door te gaan met de aanleg van de autosnelweg M3 door het hart van een van onze historisch meest belangwekkende gebieden is ongerechtvaardigd. Het project moet worden gestaakt of herzien om onze nationale monumenten te beschermen.

Om hiervoor te zorgen moet de campagne in Ierland en Europa worden voortgezet, voordat het te laat is, want dat is waar de regering op speculeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Ik heb voor het verslag-Hammerstein over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften gestemd, omdat daarmee steun wordt gegeven aan de activiteiten van deze commissie, die een van de belangrijkste communicatiekanalen van de burger met de Europese instellingen is. Het is noodzakelijk de efficiëntie van de Commissie verzoekschriften bij de behandeling en ondersteuning van de aangelegenheden van de burgers te verbeteren. Haar institutionele rol moet worden versterkt en ook de samenwerking met de Commissie, de Europese Ombudsman en de autoriteiten van de lidstaten moet verder worden verbeterd.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Het is teleurstellend dat het Parlement niet in staat is geweest om amendement 1 over de permanente vestiging aan te nemen. Dit is de tweede Straatsburg-vergadering die in Brussel is gehouden en we hebben laten zien dat we succesvol in Brussel kunnen vergaderen en stemmen. Het is niet meer nodig zittingen in Straatsburg te houden. Ik roep iedereen op de schriftelijke verklaring 75 te ondertekenen die ervoor pleit dat het Parlement in Brussel bijeenkomt en dat de zittingen in Straatsburg worden beëindigd.

 
  
  

− Verslag-Ebner (A6-0327/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben besloten tegen het verslag te stemmen, omdat wij tegenstander zijn van de invoering van aparte steun voor berggebieden in de vorm van een melkkoepremie. Hoewel wij een overkoepelende strategie voor berggebieden toejuichen, is meer steun voor de zuivelsector niet de weg die we moeten inslaan. Als het de bedoeling is om het aandeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de totale begroting van de EU te verminderen, zijn verplaatsingen van de eerste naar de tweede pijler evenmin geschikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL). In het verslag over de situatie en de vooruitzichten van de landbouw in de berggebieden worden, zij het dan op versplinterde wijze, de problemen uit de doeken gedaan waar de landbouw en de veeteelt in deze gebieden mee te kampen hebben, zoals moeilijke toegankelijkheid, extra hoge vervoerskosten, moeilijk productieomstandigheden wegens de bodemgesteldheid, enzovoort. In het verslag wordt echter met geen woord gerept over de verantwoordelijkheid die de lidstaten van de Europese Unie hebben wegens het gebrek aan infrastructuur en de bijna totale afwezigheid van concrete maatregelen, waarmee de natuurlijke handicaps van deze gebieden op het gebied van de landbouwproductie en de handel in landbouwproducten zoveel mogelijk zouden kunnen worden beperkt en hun relatieve voordelen zouden kunnen worden benut

De EU gebruikt vage uitdrukkingen en niets zeggende vrome wensen. De maatregelen die genomen worden, blijken geen zoden aan de dijk te zetten en kunnen het vertrek van de bevolking uit deze gebieden geen halt toeroepen. Het verslag staat in het teken van dezelfde nutteloze houding en probeert het communautair beleid goed te praten. Nergens wordt gesproken over de gestage vermindering van de landbouwkredieten van de EU, over de zuinige begrotingen en negatieve gevolgen van het GLB.

In het verslag worden voor de zoveelste keer dezelfde maatregelen genoemd en pogingen gedaan om deze aan te passen aan de voorwaarden van de op til zijnde “gezondheidstest van het GLB”.

Een absolute voorwaarde voor de verbetering van de levensomstandigheden en de verhoging van het landbouwinkomen in de berggebieden is dat de landbouwers zelf strijd gaan voeren tegen het GLB en voor de berggebieden speciale kredieten eisen, waarmee de infrastructuur kan worden verbeterd en het landbouwproductieproces kan worden ondersteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement wil alle bijzondere belangen behartigen die zij in deze sector tegenkomt. Als er nu speciale inspanningen nodig zijn voor landbouwers in berggebieden, is het de vraag of er geen inspanningen en overeenkomsten nodig zijn ter bescherming van de landbouw in Noord-Zweden.

Wij zijn om principiële redenen sterk tegen dit verslag. De Zweedse partij Junilistan constateert voor de zoveelste keer dat het een geluk is dat het Europees Parlement niet meebeslist over het landbouwbeleid van de EU, want dan zou de Unie in de val trappen van protectionisme en kostbare subsidies voor alle uiteenlopende groepen in de landbouwsector.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Mulder (ALDE), schriftelijk. − De VVD-leden in het Europees Parlement hebben voor het verslag-Ebner gestemd, onder andere omdat het een goede impressie geeft van de specifieke problemen van de landbouw in berggebieden. De VVD-leden zijn het echter niet eens met de bepalingen in het verslag die vooruitlopen op de besluitvormingsprocedure rond de "gezondheidscontrole" van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met name het pleidooi voor een 20 procent nationale reserve.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. (EN) In dit verslag komt uitdrukkelijk naar voren dat berggebieden een sleutelrol spelen op het gebied van milieubeheer, landbouw en zelfs cultuur en toerisme. Bovenal is bekend dat deze gebieden essentieel zijn voor de handhaving van zones met biodiversiteit en voor de tenuitvoerlegging van een bosbouwstrategie.

Mensen die in deze unieke gebieden wonen en werken worden echter ook voor aanzienlijke uitdagingen gesteld, met name wat betreft infrastructuur, communicatie en hoge productiekosten. Om die reden verdienen deze gebieden een gecoördineerde en territoriale aanpak, geheel in de geest van de EU-benadering van de kustgebieden.

Schapenhouderij is uiteraard sterk verbonden met landbouw in deze gebieden en er moet worden ingezien dat schapenbegrazing van buitengewoon belang is voor de stabiliteit van het milieu in deze gebieden. Terwijl deze sector momenteel met veel problemen te maken heeft, heeft de Commissie met haar recente voorstel over elektronische identificatie de situatie echter verslechterd. Bovendien blijft de speciale steun aan schapenhouders, die dringend noodzakelijk is, helaas uit.

 
  
MPphoto
 
 

  Neil Parish (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse Conservatieven zijn zeer blij te zien dat in dit verslag de landbouw in berggebieden uitgebreid ter sprake wordt gebracht. Er zijn specifieke maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat de landbouw in deze gebieden ook in de toekomst het milieu ten goede komt.

Helaas pleit het verslag-Ebner voor een serie maatregelen die hoofdzakelijk via de eerste pijler zullen worden uitgevoerd, zoals de invoering van een melkkoepremie voor berggebieden, en voor de verhoging van het maximum voor middelen overeenkomstig artikel 69 tot 20 procent.

Wij zijn niet voor de invoering van nieuwe gekoppelde subsidies binnen de eerste pijler. Deze zouden niet in lijn zijn met de huidige hervormingen van het landbouwbeleid en bieden de Europese belastingbetaler weinig waar voor zijn geld. De problemen waar deze gebieden mee te maken hebben, kunnen het beste worden aangepakt door in de tweede pijler van het landbouwbeleid plattelandsontwikkeling te financieren.

Om deze reden zullen wij dit verslag niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Ik heb voor het verslag van de heer Ebner gestemd omdat er een belangrijk signaal van het Europees Parlement van uitgaat voor de berggebieden in Europa. Ik baseer dit op mijn eigen ervaring omdat ik in een berggebied in Noordoost-Slowakije woon, aan de voet van de Hoge Tatra. Ik heb enkele studies verricht naar de aantrekkingskracht van het leven in berggebieden. Ik bedank de rapporteur ervoor dat hij de door mij voorgestelde amendementen in het verslag heeft opgenomen. Deze kregen de steun van de Commissie regionale ontwikkeling bij de stemming in die commissie.

Berggebieden kunnen hoogwaardige landbouwproducten voortbrengen en zorgen voor een grotere verscheidenheid van die producten op de Europese markt. Daarom is er behoefte aan een betere coördinatie van plattelandsontwikkeling en structurele steun voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke programma’s en de instandhouding van andere activiteiten, zoals de exploitatie van biomassa en het toerisme op boerderijen, waarmee het inkomen van de mensen ter plaatse wordt opgevoerd.

Berggebieden hebben voortdurend behoefte aan duurzame, moderne en multifunctionele landbouw. Door duurzame bosbouwexploitatie wordt het mogelijk om met houtafval energie op te wekken. Het behoud van bepaalde dier- en plantensoorten en de instandhouding van tradities, ecologische activiteiten en toerisme zullen een aandeel leveren in de strijd tegen klimaatverandering door de bescherming van de biodiversiteit en het afvangen van CO2 door blijvend grasland en bossen.

Ik ben ervan overtuigd dat berggebieden nieuwe middelen nodig hebben om hun grondgebied tegen overstromingen te beschermen, met de nadruk op overstromingspreventie, terwijl land- en bosbouwers de maatregelen ter voorkoming van overstromingen kunnen steunen met de directe gebiedsgebonden betalingen die zij krachtens het gemeenschappelijk landbouwbeleid ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag over de bevordering van duurzame ontwikkeling in berggebieden.

De ontwikkeling naar een meer marktgericht GLB betekent dat berggebieden, waar de landbouwproductie minder concurrerend is, niet alleen met nieuwe uitdagingen te maken krijgen, maar naar mijn mening ook met nieuwe kansen.

De aanpassing aan concurrerende marktomstandigheden is voor berggebieden weliswaar minder gemakkelijk en ook kostbaarder, waardoor ze moeilijk in staat zijn concurrerende producten te vervaardigen tegen lage prijzen, maar we moeten ons met name richten op het benutten van de beschikbare bronnen, zoals het fraaie landschap om toeristen aan te trekken, en op het benutten van het potentiële concurrentievoordeel van deze gebieden, dat bijvoorbeeld voortkomt uit het scala aan regionale en traditionele producten en de rijkdom aan traditionele kennis en aan productiemethodes.

Ik ben een andere mening toegedaan dan sommige anderen hier in het Europees Parlement. Ik denk namelijk dat de problemen van de berggebieden kunnen worden opgelost door meer geld van het GLB naar deze regio’s te laten stromen. Als er duidelijk sprake is van openbare belangen om landbouw in berggebieden te ondersteunen, zoals milieubelangen, is in mijn optiek publieke financiering onder de pijler van plattelandsontwikkeling de betere keuze.

Duurzame ontwikkeling in berggebieden kan het beste worden gerealiseerd door hun potentieel te benutten, niet door er gewoon meer overheidsgeld in te steken.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid