Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2091k
Woensdag 24 september 2008 - Brussel Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Verklaring van de Voorzitter
 3. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 4. Prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009 (debat)
 5. Voorbereiding van de TOP EU-India (Marseille, 29 september 2008) (debat)
 6. Stemmingen
  6.1. Procedures voor het Hof van Justitie (Wijziging van artikel 121 van het Reglement) (A6-0324/2008, Costas Botopoulos) (stemming)
  6.2. Migratie naar de tweede generatie van het Schengeninformatiesysteem (SIS II) (besluit) (A6-0351/2008, Carlos Coelho) (stemming)
  6.3. Migratie naar de tweede generatie van het Schengeninformatiesysteem (SIS II) (verordening) (A6-0352/2008, Carlos Coelho) (stemming)
  6.4. Communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (A6-0334/2008, Dirk Sterckx) (stemming)
  6.5. Onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector (A6-0332/2008, Jaromír Kohlíček) (stemming)
  6.6. Aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen (A6-0333/2008, Paolo Costa) (stemming)
  6.7. Havenstaatcontrole (herschikking) (A6-0335/2008, Dominique Vlasto) (stemming)
  6.8. Gemeenschappelijke voorschriften voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) (A6-0331/2008, Luis de Grandes Pascual) (stemming)
  6.9. Gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (herschikking) (A6-0330/2008, Luis de Grandes Pascual) (stemming)
  6.10. Elektronische-communicatienetwerken en -diensten (A6-0321/2008, Catherine Trautmann) (stemming)
 7. Welkomstwoord
 8. Stemmingen (voortzetting)
  8.1. Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt (A6-0316/2008, Pilar del Castillo Vera) (stemming)
  8.2. Gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling (A6-0305/2008, Patrizia Toia) (stemming)
 9. Plechtige vergadering - Oecumenisch Patriarch Bartholomeos I
 10. Stemmingen (voortzetting)
  10.1. Elektronische-communicatienetwerken en -diensten, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en consumentenbescherming (A6-0318/2008, Malcolm Harbour) (stemming)
  10.2. Internationale overeenkomst van 2006 inzake tropische houtsoorten (A6-0313/2008, Caroline Lucas)
  10.3. Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout (ITTA) 2006
  10.4. Prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009
  10.5. Voorbereiding van de Top EU-India (Marseille , 29 september 2008)
 11. Stemverklaringen
 12. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 13. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 14. Situatie van het globaal financieel systeem en zijn effecten op de Europese economie (debat)
 15. Beheersing van de energieprijzen (debat)
 16. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
 17. Voeding, overgewicht en obesitas (Witboek) (debat)
 18. Belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten (debat)
 19. Collectief beheer van on-line auteursrechten (debat)
 20. "IASCF": herziening van de statuten - openbare verantwoording en samenstelling van de IASB-wijzigingsvoorstellen" (debat)
 21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 22. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend)

 

2. Verklaring van de Voorzitter
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Met grote verslagenheid hebben wij kennisgenomen van de dramatische gebeurtenissen in Kauhajoki, in het westen van Finland, waar elf mensen om het leven zijn gekomen bij een uiterst tragisch incident op een school. Een aantal mensen is zwaar gewond door de dader, die zichzelf vervolgens van het leven beroofd heeft.

Namens het Europees Parlement betuig ik mijn diepste medeleven en solidariteit met de nabestaanden en alle familieleden van de slachtoffers. Alle slachtoffers waren onschuldige jongeren, leerlingen aan een school voor beroepsonderwijs, waar ze zich voorbereidden op een loopbaan in de dienstensector.

Deze tragedie vond plaats nog geen jaar na een vergelijkbare vreselijke moordpartij op de middelbare school van Jokela. Zoals wij allen weten wordt Finland beschouwd als een van de vredigste en veiligste landen van Europa. We kunnen dus begrijpen dat de inwoners van Finland sprakeloos zijn van ontzetting, en wij delen hun ontsteltenis.

Dit soort bloedbaden verloopt helaas vaak volgens vergelijkbare patronen, maar ook in dit geval was het niet mogelijk de tragedie te voorkomen, hoewel de dader vóór het bloedbad dreigende video’s op internet had gezet. Als verantwoordelijke politici in Europa en alle lidstaten moeten we alles doen wat in ons vermogen ligt om ervoor te zorgen dat dergelijke gewelddaden tijdig worden opgespoord en verhinderd.

Namens het Europees Parlement betuig ik nogmaals mijn diepste medeleven en solidariteit met de slachtoffers en hun families.

 

3. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

4. Prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009 (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over Prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009.

 
  
MPphoto
 

  Hartmut Nassauer, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben het vanmorgen over het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor het komende jaar, voor 2009, dat een verkiezingsjaar is. Volgend jaar zal er een nieuw Parlement worden gekozen en komt er een nieuwe Commissie. De positie van niemand is zeker: noch die van de commissarissen noch die van de Commissievoorzitter zelf, die hier vanochtend helaas niet aanwezig kan zijn om zijn programma persoonlijk te presenteren.

In een verkiezingsjaar komen we altijd in de verleiding om het alle kiezers naar de zin te maken, vooropgesteld dat we weten wat de kiezers willen, of op zijn minst weten wat ze zouden moeten willen. De vraag is dus: op welke manier moet de Europese Unie zichzelf het komende jaar aan de Europese burgers presenteren? Net als alle politici is het onze taak om antwoorden te vinden op de zorgen van de mensen. De Europese Unie verkeert ook in een uitstekende positie om dit te doen. Wij kunnen op veel manieren reageren op de noden en behoeften van de mensen.

Vrede is een fundamentele zorg geweest in de hele geschiedenis van de mensheid. De Europese Unie heeft decennialang de vrede in Europa gewaarborgd. We zijn in staat te reageren op bedreigingen van buitenaf, zoals het internationale terrorisme of het gedrag van grote buurlanden die de regels van het internationale recht soms met voeten treden. We kunnen bijdragen aan een zekere en duurzame energievoorziening voor Europa, en we doen alles wat in ons vermogen ligt om het klimaat te beschermen. We kunnen zorgen voor sociale zekerheid en rechtvaardigheid in Europa door de groeikrachten in onze succesvolle economie vrij te maken. We kunnen zorgen voor innovatie, het concurrentievermogen van de Europese economie waarborgen en aldus bestaande banen veilig stellen en nieuwe banen creëren. Europa kan een haven worden van veiligheid in een veranderende wereld. Mijn collega’s zullen dadelijk dieper ingaan op de vele details.

Wat zijn de voorwaarden voor succesvol optreden in de Europese Unie? Ik wil er twee uitlichten. Ten eerste hebben we geschikte institutionele grondslagen nodig, en daartoe behoort in ieder geval het Verdrag van Lissabon. Dit Verdrag zorgt voor meer transparantie en democratie, vergroot de slagvaardigheid van de EU en stelt haar aldus in staat om haar taken doeltreffender uit te voeren. We kunnen de burgers van Ierland alleen maar verzoeken om hun standpunt over dit Verdrag nog eens goed te overdenken. Ik deel veel van de kritiek aan het adres van de Europese Unie, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat dit Verdrag goede oplossingen biedt voor veel van deze kritiekpunten. Daarom is het Verdrag van Lissabon onmisbaar.

Ten tweede hebben we de instemming van de Europese burgers nodig die alarmerend is afgenomen. Dat is duidelijk geworden met de referenda in Frankrijk, Nederland en niet in de laatste plaats Ierland. De vraag is niet of we meer of minder Europa nodig hebben - zoals ik onlangs tegen de voorzitter van de Commissie heb kunnen zeggen - maar waar we Europa wel en waar wij Europa niet nodig hebben. Daarover moeten we een besluit nemen. Ik zal een voorbeeld noemen, en ik geef toe dat dit mijn stokpaardje is: bodembescherming is niet iets waar we ons op Europees niveau mee moeten bezighouden. Bodembescherming betekent werk maar geen werkgelegenheid. Daarom zal Europa succesvol zijn en op instemming kunnen rekenen als het optreedt op terreinen waar Europees optreden dwingend noodzakelijk is en waar op Europees niveau meer bereikt kan worden dan op nationaal niveau.

De Commissie zou er in mijn ogen dan ook goed aan doen om haar activiteiten het komende jaar meer af te stemmen op subsidiariteit. Dat zal het draagvlak voor Europa versterken en dan zullen wij waarschijnlijk allemaal tijdens deze verkiezingen door meer burgers worden herkozen dan de vorige keer het geval was.

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, de Europese Commissie heeft de afgelopen jaren op veel gebieden uitstekend werk verricht, met name op dat van het milieu- en klimaatbeleid. In dit Parlement zijn we nu bezig dat in wetgeving om te zetten. Bij de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt zien we echter grote tekortkomingen, vooral als het gaat om de sociale dimensie ervan.

De huidige financiële crisis is reden genoeg om hierover te discussiëren, en dat hebben we ook gedaan aan de hand van het verslag-Rasmussen. Niet alleen mijn fractie maar ook ikzelf en vele anderen zijn zeer teleurgesteld over de woorden van commissaris McCreevy, of juist over wat hij niet heeft gezegd; dat is het grote probleem.

Als we vandaag de hoofdartikelen van de conservatieve kranten lezen, of dat nu de Financial Times is of de Frankfurter Allgemeine, zouden de koppen geschreven kunnen zijn door sociaaldemocratische fracties in dit Parlement, maar niet door de voorzitter van de Commissie en zeker niet door de heer McCreevy.

De Financial Times heeft bijvoorbeeld de volgende koppen:

(EN) “Grootste nalatigheid op regelgevingsgebied in de moderne geschiedenis” en “Na de krach: waarom het wereldkapitalisme mondiale regels nodig heeft”.

(DE) Terwijl Het gouden kalf van Damien Hirst veilingrecords heeft gebroken, hebben de financiële instellingen recordverliezen geleden, wat tot het volgende commentaar in de Financial Times leidde:

(EN) “Hoe we allemaal verblind waren door het gouden kalf.”

(DE) Helaas geldt dit ook voor de Commissie, of op zijn minst voor de leden van de Commissie die voor deze kwesties verantwoordelijk zouden moeten zijn. Frank Schirrmacher, de hoofdredacteur van de Frankfurter Allgemeine Zeitung en niet echt links te noemen, schrijft: “De neoliberale ideologie heeft tussen individu en globalisering een band van verstand en geluk gecreëerd met uitsluitend economische wortels”, en hij klaagt over “de zelfvernietiging van het sociale welvaartsdiscours”.

Het zou fijn zijn geweest als we ook maar een spoor hiervan hadden kunnen terugvinden in de woorden van de voorzitter van de Commissie of van commissaris McCreevy. Ik vraag immers niet om een berg kritiek of zelfkritiek van links; wat wij steeds weer opnieuw vragen - en wat Martin Schulz onlangs ook heel duidelijk heeft gemaakt - is een versterking van de sociale dimensie en een zorgvuldige sociale impactbeoordeling van alle projecten van de Commissie. Helaas gebeurt dat nog steeds niet. De Commissie reageert hier niet op.

Wij eisen ook een sterker gemeenschappelijk economisch beleid in Europa, een beleid dat zou kunnen helpen om crises, zoals die nu vanuit de VS naar ons is overgeslagen, op te vangen of te voorkomen. Ook hier laat de Commissie het afweten. Een ander terrein waarop de Commissie heeft gefaald – en het spijt me dat ik dit tegen u moet zeggen, want ik weet dat u er niet veel aan kunt doen – is dat van de groeiende ongelijkheid in Europa. Daartegen doet u niets, en u zet evenmin de nationale regeringen aan tot handelen. We zullen deze kwestie vanmiddag bespreken als we het hebben over energiearmoede - nog een onderwerp dat wij herhaaldelijk hebben aangekaart en waarop we geen antwoord van de Commissie hebben gekregen, waarvoor de Commissie nog steeds met echte initiatieven moet komen.

Het is onacceptabel dat de Commissie – die principieel verantwoordelijk is voor inclusie en sociale gerechtigheid – langs de zijlijn toekijkt, terwijl de sociale ongelijkheid in Europa blijft toenemen in deze uitzonderlijke fase van het economische en sociale leven. Dat is onaanvaardbaar en we zouden het niet mogen pikken.

De Europese burgers verwachten van de Commissie dat zij hun noden en behoeften serieus neemt, passende voorstellen doet en als een morele autoriteit optreedt, vooral in de huidige financiële crisis. Men mag het niet aan de Franse president, de heer Sarkozy, overlaten om in zijn hoedanigheid van fungerend voorzitter van de Raad een duidelijk standpunt in te nemen; dit duidelijke standpunt moet ook komen van de Commissie, van de voorzitter van de Commissie en de verantwoordelijke commissaris.

Mevrouw de vice-voorzitter, u doet heel wat moeite om de burgers te informeren over het werk van de Commissie, en wij waarderen en ondersteunen uw inspanningen volledig. Het gaat echter niet alleen om de vorm; het is ook een kwestie van inhoud. De commissarissen moeten u voorzien van de juiste inhoud. Wat betreft de financiële crisis, de regulering en de sociale dimensie krijgt u van de sociale markteconomie te weinig inhoud. Daarom zal het u vaak moeilijk vallen om de burgers een geloofwaardige zaak voor te leggen.

We zeggen ‘ja’ tegen het vergroenen van onze economie en maatschappij. Wij zijn het hierin volledig met u eens en zullen dat in daden omzetten. Mijn dringende boodschap aan u is evenwel: laten we een stap terugzetten – of een stap vooruit, zo u wilt – in de richting van beleidsmaatregelen die zijn gebaseerd op sociale verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor de Commissie, want wat we nu zien is te weinig en komt te laat. Ik zou u willen vragen erop toe te zien dat deze situatie de komende maanden wordt gecorrigeerd.

 
  
MPphoto
 

  Silvana Koch-Mehrin, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, volgend jaar – 2009 – is inderdaad een heel belangrijk jaar voor de Europese Unie, want in dat jaar vinden de verkiezingen voor het Europees Parlement plaats. Dan zal ook meer algemeen de grote vraag over de toekomstige koers van de Europese Unie moeten worden beantwoord.

De verkiezingen vinden plaats: dat weten we, maar wat we nog niet precies weten is op welke basis wij daarna zullen samenwerken. Op deze vraag verwachten de burgers terecht een antwoord. Hoe stellen wij ons de toekomst van Europa voor vanuit het perspectief van de Europese instellingen?

Het wetgevend en werkprogramma van de Commissie biedt natuurlijk de mogelijkheid om een uitgebreid antwoord op deze vraag te geven. Daarom hebben wij als Parlement besloten om onze eisen betreffende het werkprogramma van de Commissie al te formuleren voordat de Commissie ons dit programma presenteert en we er dan op reageren.

De Europese Unie staat voor deze grote uitdagingen, uitdagingen die een rechtstreekse weerslag hebben op haar toekomst. Wat zal de toekomst brengen? Tegelijkertijd gebeurt er ontzettend veel in de wereld dat het dagelijkse leven van de burgers rechtstreeks beïnvloedt, zoals stijgende energieprijzen en de financiële crisis. Europa moet nu duidelijke taal spreken en uitleggen op welke manier de Europese Unie hierop gaat reageren. Daarvoor hebben we overtuigingskracht en leiderschap nodig.

Daarom is het belangrijk dat de Europese Commissie heel duidelijk uiteenzet hoe zij wil reageren op deze crises, en dat zij in haar werkprogramma exact definieert waar de politieke prioriteiten liggen.

Daarbij vinden wij het belangrijk dat de Commissie vooral let op het concurrentievermogen van de Europese Unie. In een door toenemende globalisering gekenmerkte markt is het voor ons belangrijk dat dit als een van onze blijvende politieke prioriteiten wordt geformuleerd.

Andere, even belangrijke aspecten zijn: versterking en bescherming van de burgerrechten, meer onderzoek en een oplossing voor de klimaatveranderingen. Deze kwesties vindt het Parlement al jarenlang heel belangrijk. De Commissie moet deze terreinen definiëren en er vooral op letten dat Europa eventuele successen dan ook op haar conto kan schrijven. Nu is het vaak zo dat de lidstaten het succes aan zichzelf toeschrijven als er iets geschiedt in het belang en voor het welzijn van de burgers. Ik wil graag dat de Commissie hier in de toekomst meer aandacht aan besteedt.

Daarom ben ik blij u, mevrouw de vice-voorzitter, hier vandaag te mogen zien. Dat de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso – net als misschien deze of gene collega in de Parlement – iets anders gepland had voor vandaag, zullen wij moeten accepteren. Ik ben blij dat u er bent, mevrouw de vice-voorzitter, omdat u verantwoordelijk bent voor de communicatie in de Europese Unie. Misschien zou ook moeten worden nagedacht over de mogelijkheid om het onderhavige onderwerp – namelijk het werkprogramma van de Commissie – in de nationale parlementen volledig te bespreken, zodat er van meet af aan een soort samenspel is. In de Duitse Bondsdag gebeurt dit al in de meeste commissies, maar het is ook zeker iets dat thuishoort op de agenda van de voltallige vergaderingen van de nationale parlementen in heel Europa.

Het uur van Europa is aangebroken; dat spreekt eigenlijk vanzelf. Wij worden geconfronteerd met mondiale uitdagingen en Europa heeft geen andere optie dan gezamenlijk een antwoord te formuleren.

 
  
MPphoto
 

  Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, dames en heren, leden van de Commissie, het debat over het werkprogramma is zoals gewoonlijk het uur van de waarheid. Nu zien we wat de verklaringen waard zijn die in het openbaar bij zoveel verschillende gelegenheden zijn afgegeven. Als we het programma nauwkeuriger bekijken, zien we dat deze verklaringen helaas alweer vergeten zijn, bijvoorbeeld bij de financiële vooruitzichten of de planning van de Commissie.

Ons is een programma voor klimaatbescherming gepresenteerd dat eruit ziet alsof de Conferentie van Bali nooit heeft plaatsgevonden, alsof Europa zichzelf nooit een voortrekkersrol heeft gegeven bij het afwenden van de gevaren van klimaatverandering op mondiaal niveau. De auto-industrie trapt vol op de rem, en de Commissie zit achterovergeleund toe te kijken. De lidstaten krijgen de vrije teugels en mogen elkaar overtroeven met steeds lagere milieunormen voor hun eigen industrieën en met steeds meer concessies aan de eigen auto-industrie.

Helaas zien we in de industriële sector over de hele linie hetzelfde gebeuren. Zoals altijd ligt de focus op kernenergie: een capaciteit, geld en energie vretende industrietak. Europa heeft innovatieve bedrijven op het gebied van hernieuwbare energie, maar heeft als het erop aan komt, niettegenstaande de aangegane verbintenissen, slechts kruimels over voor deze sector en besloten de financiële middelen en plannen voor iets anders te bestemmen. Dat is echt onacceptabel. Als we op dit gebied een voortrekkersrol willen blijven vervullen, zullen we een duidelijke en ondubbelzinnige boodschap moeten uitzenden, en dat betekent dat we de prioriteit moeten leggen waar deze nodig is.

We hebben helaas hetzelfde probleem bij de arbeidsverhoudingen. Ik wil hier graag één vraagstuk heel duidelijk naar voren brengen: de richtlijn betreffende de arbeidstijd, zoals deze er nu uit ziet en waarvoor heel duidelijk aanzienlijke concessies zijn gedaan, is een klap in het gezicht van alle jonge mensen die een toekomst willen opbouwen. Op deze manier mogen we niet met onze werknemers omgaan.

Tot slot het debat over de financiële markten. Ik kan alleen maar bevestigen wat de vorige spreker, de heer Swoboda, heeft gezegd. De laatste aanhangers van zelfregulering van financiële markten zitten hier in dit Parlement. Zelfs in de VS wordt over reguleringen nagedacht, maar aan deze kant van de oceaan doen we net alsof regulering er vanzelf komt. We zouden het signaal moeten afgeven dat we bereid zijn om een gezond raamwerk te creëren, zodat de financiële markten zich niet langer in dezelfde richting kunnen blijven ontwikkelen als tot nu toe en onzinnige financiële producten de voorrang kunnen geven boven een gezond economisch beleid. Ik ben diep teleurgesteld over dit programma.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie.(PT) Mijnheer de Voorzitter, in deze uitermate zorgwekkende omstandigheden, waarin de bevolking van de landen van de Europese Unie en de rest van de wereld voor fundamentele uitdagingen zijn komen te staan, is het onaanvaardbaar dat de Europese Commissie heeft nagelaten voorstellen te presenteren waarmee wordt gebroken met de beleidsmaatregelen die hebben geleid tot verslechtering van de sociale situatie, stijging van de werkloosheid en van het aantal precaire en slecht betaalde banen, crises op financieel, voedsel- en energiegebied - waarvan vooral de landen met de zwakste economieën en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen het slachtoffer zijn - en een toenemende militarisering van de internationale betrekkingen, met alle gevaren van dien voor de wereldvrede.

Ofschoon de Europese Commissie zich ervan bewust is dat de werknemers, de consumenten en de gebruikers van openbare diensten onmiskenbaar protesteren en zich verzetten tegen de privatisering en liberalisering van deze diensten, tegen de onrechtvaardige hervormingen van de gezondheidszorg en het socialezekerheidsstelsel en tegen de voortdurend groeiende inkomsten van de economische en financiële groepen, waardoor de sociale ongelijkheden nog toenemen, staat zij erop om de aan de huidige situatie ten grondslag liggende instrumenten en beleidsmaatregelen te handhaven en te blijven toepassen. Ik denk dan vooral aan het Stabiliteitspact en zijn irrationele criteria, de liberale strategie van Lissabon en de vermeende onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank, om nog maar te zwijgen van de voorstellen voor onaanvaardbare richtlijnen zoals de arbeidstijdrichtlijn.

In een situatie als deze moet het onze eerste prioriteit zijn het ratificatieproces van het ontwerpverdrag van Lissabon een halt toe te roepen, de democratie te eerbiedigen en de uitkomst van het Ierse referendum - net als de eerder behaalde, identieke resultaten in Frankrijk en Nederland - te respecteren als een soevereine beslissing van de Ierse bevolking. Het is tijd dat de leiders van de Europese Unie lering trekken uit deze stemresultaten en uit het protest en het verzet van de werknemers en de burgers in het algemeen tegen neoliberale, militaristische en antidemocratische beleidsmaatregelen.

Op dit ogenblik zijn er in de eerste plaats concrete voorstellen nodig, zoals de voorstellen die wij in de ontwerpresolutie van onze fractie formuleren: intrekking van het Stabiliteitspact, stopzetting van privatiseringen en liberaliseringen en een monetair beleid en heroriëntatie van de Europese Centrale Bank waarin bij voorbaat aandacht wordt besteed aan werkgelegenheid met rechten, aan uitbanning van de armoede en aan sociale rechtvaardigheid, onder andere door middel van een pact voor vooruitgang en sociale ontwikkeling. Wij moeten onze minder welgestelde burgers hoop geven, banen met rechten scheppen voor onze jongeren en de gelijkheid van vrouwen en het recht op gelijke kansen voor vrouwen eerbiedigen.

 
  
MPphoto
 

  Graham Booth, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het hele programma inzake klimaatverandering heeft de EU het zoveelste excuus gegeven om haar spieren te laten rollen en de wereld te laten zien hoe belangrijk ze wel niet is, omdat het zogezegd om een probleem zou gaan dat afzonderlijke staten niet alleen aankunnen. De “20-20-20”-kreet is een typisch voorbeeld van een verlokkelijke spreuk waarmee het gemakkelijk werken is: 20 procent van het energieverbruik in de EU uit hernieuwbare bronnen, 20 procent minder koolstofemissies – en dat allemaal vóór het jaar 2020. Maar men gaat voorbij aan de belangrijkste vraag: is dit allemaal werkelijk nodig?

Ons is recentelijk door de IPCC verteld dat 2 500 wetenschappers het met elkaar eens zijn dat CO2 verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde en dat de mens de grote boosdoener is. Al Gore sluit zich daarbij aan in zijn verfoeilijke film. Sindsdien hebben echter meer dan 30 500 wetenschappers en klimatologen de Petitie van Oregon en de Verklaring van Manhattan ondertekend, waarin de conclusies van de IPCC rechtstreeks worden aangevochten met zeer overtuigend bewijs. Het komt er dus op neer dat we met klem worden verzocht de 2 500 wetenschappers van de IPCC te geloven en de 30 500 wetenschappers die een ander beeld schetsen te negeren.

Juist op het moment dat de wereld voor immense financiële problemen staat, probeert de EU landen over de hele wereld ervan te overtuigen miljarden aan belastinggeld uit te geven aan iets dat niet alleen volstrekt onnodig maar zelfs contraproductief zou kunnen zijn, als de laatste aanwijzingen voor mondiale afkoeling juist blijken. We moeten een volledig en open debat voeren over de vraag wie het bij het rechte eind heeft. Waar zijn de aanhangers van het standpunt van de IPPC bang voor?

Het zal u ongetwijfeld deugd doen te horen dat dit mijn allerlaatste toespraak in dit Parlement was, omdat ik na deze vergaderperiode met pensioen ga.

 
  
MPphoto
 

  Sergej Kozlík (NI). - (SK) Ik kan het in principe eens zijn met de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over het werkprogramma van de Commissie voor 2009, evenals met het document over het programma.

Ikzelf wil wijzen op de complexiteit van de voorstellen van het Parlement voor het stabiliseren van de financiële markten en het geruststellen van de consumenten in de huidige financiële crisis. Het lijdt geen twijfel dat er regulerende maatregelen nodig zijn om de transparantie voor de belegger te vergroten en de normen voor waardering, het toezicht op bedrijven en het werk van ratingbureaus te verbeteren. De Commissie moet een gedetailleerd plan ontwikkelen voor de verbetering van de wettelijke regels inzake financiële diensten en moet de richtlijnen betreffende de activiteiten van kredietinstellingen en kapitaaltoereikendheid herzien. Daarmee wordt het mogelijk om het regelgevend kader voor de financiële sector te verbeteren en het vertrouwen van de marktdeelnemers te vergroten.

In paragraaf 27 van de resolutie wordt de Commissie terecht verzocht om na te denken over de overgangsregelingen die nodig zijn op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in afwachting van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Als echter de situatie ontstaat dat het Verdrag van Lissabon niet in werking treedt voor de verkiezingen van 2009, zal dit verzoek aan de Commissie een veel bredere reikwijdte hebben. Anders zal onze dierbare Europese Commissie voor gek staan.

 
  
MPphoto
 

  Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe een vraag te stellen aan de leden van dit Parlement. Waar gaan de wetgevingswerkzaamheden van het Parlement en de voorstellen van de Commissie eigenlijk om? Het antwoord luidt als volgt: deze moeten ervoor zorgen dat de Europese Unie gezag verwerft bij de Europeanen, bij de burgers van de lidstaten van de Europese Unie. Ik ben er stellig van overtuigd dat het Parlement en de Europese Commissie zich zouden moeten toeleggen op wetgevingswerkzaamheden met betrekking tot het scheppen van banen en het bevorderen van de economische groei. Enkel door aan te tonen dat de Europese Unie en haar structuren dicht bij de mensen staan, kunnen we het gezag van de Europese instellingen versterken. Dat is ook nodig, aangezien dit gezag de afgelopen jaren ietwat aan belang heeft ingeboet.

Naar mijn mening is de ratificatie van het Verdrag van Lissabon momenteel niet onze hoofdprioriteit. Veeleer moeten wij alles in het werk stellen om de burgers van de Unie duidelijk te maken dat we meer werkgelegenheid willen creëren en dat we ons zorgen maken over het behoud van de bestaande arbeidsplaatsen. Daarnaast is er het volledig nieuwe probleem van de cybercriminaliteit waarmee veel mensen in aanraking komen. Er moet dringend werk worden gemaakt van een passende hiërarchie voor onze prioriteiten, want die is wat mij betreft op dit ogenblik volkomen zoek.

 
  
MPphoto
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen het Parlement bedanken voor het feit dat het mijn suggestie heeft overgenomen om de interinstitutionele dialoog over het werkprogramma van de Commissie een meer politiek karakter te geven door er de fracties, de voltallige vergadering en de commissies bij te betrekken. Ik denk dat u met uw toespraken tot dusver een goede start hiermee heeft gemaakt.

Het werkprogramma van dit jaar zal het laatste zijn van deze Commissie. Het is opgesteld onder zeer bijzondere en specifieke omstandigheden: de follow-up van de oorlog in Georgië, de situatie in onze buurlanden, de onzekerheden rond het Verdrag van Lissabon na het Ierse “nee”, het omhoog schieten van de brandstof- en grondstofprijzen, de stijging van de voedselprijzen, de inflatie – waardoor de koopkracht wordt bedreigd – en, last but not least – u heeft het allemaal al ter sprake gebracht – de financiële crisis waardoor banken en andere kredietinstellingen worden getroffen.

Ik hoef u er niet aan te herinneren dat wat we in de eerste helft van volgend jaar gaan doen ook de context van de Europese verkiezingen zal bepalen. Vandaar dat we vorig jaar bij de presentatie van de jaarlijkse beleidsstrategie benadrukten dat we zouden vasthouden aan ons voornemen van een “Europa van resultaten” en van het realiseren van concrete voordelen voor de burger.

De hoofdbeleidsprioriteiten die de Commissie-Barroso voor volgend jaar voor ogen staan, zijn nog steeds opgebouwd rond vijf pijlers, maar de omstandigheden zijn veranderd en we staan voor nieuwe en dringende uitdagingen.

De eerste pijler is het bevorderen van duurzame groei en werkgelegenheid. Meer dan ooit moeten we ons richten op de vraagstukken van vandaag. Wat kunnen we doen voor het stimuleren van de economische groei, de werkgelegenheid en de sociale stabiliteit in een periode van stijgende inflatie? Hoe kunnen we door het uitbreiden en versterken van de instrumenten waarover de Unie – en ook de Commissie – beschikt, de financiële stabiliteit vergroten, wat een belangrijk onderwerp van discussie is? Zoals u weet staat de financiële crisis ook bij ons elke week bovenaan de agenda. We hebben een soort stappenplan vastgesteld, maar we hebben ook gesproken over het opstellen van een voorstel inzake kapitaalvereisten voor banken, om de bestaande regels te verscherpen. Ook zijn we bezig met een voorstel voor het reguleren van ratingbureaus, die zoals u weet een zeer belangrijke rol op de financiële markten hebben gespeeld, ook in deze crisis. Natuurlijk geloven we dat goed doordachte voorstellen ook erg belangrijk zijn voor het bestrijden van de gevolgen van de financiële crisis. We zijn dus actief, en dat zal zo blijven. Een ander punt van zorg is de vraag hoe we op de stijgende olie-, voedsel- en grondstoffenprijzen moeten reageren. Het is niet onze taak om de markt elke dag tot op microniveau te beheren, maar bij een gemeenschappelijke markt moet wel zorgvuldig worden gekeken naar de manier waarop kan worden gezorgd voor langetermijnstabiliteit in het financiële systeem. Dat is de eerste pijler.

Onze tweede grote inspanning betreft het bevorderen van de overgang naar een emissiearme en hulpbronnenefficiënte economie. De bijeenkomst van Kopenhagen wordt een groot mondiaal rendez-vous waarop een post-Kyoto/post-2012-overeenkomst inzake klimaatverandering moet worden gesloten. Europa moet zich goed voorbereiden en zijn rol als voorloper in de strijd tegen klimaatverandering handhaven. We moeten ook het nodige werk verrichten om bijstand te verlenen bij de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, zodat we een leidinggevende rol kunnen vervullen in de ontwikkeling van verstandige groei.

De derde pijler heeft te maken met een gemeenschappelijk immigratiebeleid. We willen dat beleid werkelijkheid laten worden, overeenkomstig onze mededeling van juni, en ook werken aan een immigratieverdrag. Vervolgens zullen we zo’n verdrag in praktijk moeten brengen om werkelijk te kunnen spreken van een gemeenschappelijk beleid op dit terrein.

De vierde pijler heeft betrekking op de vraag hoe we onze intenties kunnen omzetten in beleid waarin onze burgers centraal staan. De herziene sociale agenda en de gezondheidsstrategie van de EU zullen, evenals de vraag hoe we de rechten van consumenten verder kunnen versterken, als leidraad fungeren voor ook onze activiteiten op dit terrein.

Tot slot zullen we blijven streven naar ons doel van consolidatie van de rol van Europa als mondiale partner. Wat het extern beleid betreft, zijn de uitdagingen voor 2009 u goed bekend: het uitbreidingsproces, de nabuurschapsbetrekkingen, de goede afloop van de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde, het verbeteren van onze staat van dienst met betrekking tot ontwikkelingsbijstand en volledige samenwerking met de nieuwe Amerikaanse regering.

Uit het feit dat we dit debat nu voeren, blijkt dat het Parlement al vroeg bij het programma wordt betrokken. Feitelijk bestaat het programma immers nog niet eens. We zullen uw inbreng en suggesties in onze discussie meenemen. Om geloofwaardig en daadwerkelijk effectief te zijn, moeten de verzoeken van het Parlement aan de Commissie echter wel duidelijk zijn. Dat geldt met name voor 2009. In het Parlement zijn er namelijk uiteenlopende meningen over de prioriteiten die voor volgend jaar moeten worden vastgesteld.

Ik hoop dat de meesten hier het met me eens zijn dat we gezamenlijk een positieve agenda voor 2009 moeten opstellen en ons moeten concentreren op de hoofdpunten. Ik geloof dat we alleen initiatieven moeten behandelen die werkelijk verschil kunnen maken. Wij moeten niet alleen onze voorstellen zorgvuldig kiezen, maar ook zorgen voor een goede communicatie erover, zodat de Europese burgers zich een goed oordeel kunnen vormen over wat de EU voor hen doet en kan doen.

Ik ben dus dankbaar dat we dit debat precies op het moment houden waarop we het programma opstellen. We zijn voornemens het programma volgende maand aan te nemen en het vervolgens op 19 november met heel het college aan de voltallige vergadering van het Parlement voor te leggen. Ik heb goed nota genomen van uw opvattingen en kan u verzekeren dat deze ons zullen helpen met het opstellen van een werkprogramma met concrete initiatieven die de Europese burger tastbare, concrete veranderingen zullen brengen.

 
  
MPphoto
 

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals de heer Nassauer al heeft gezegd, is de PPE-DE-Fractie erg blij met de inhoud van het jaarlijks wetgevend programma. Dankzij het verbeterde proces is het Parlement nu al betrokken bij het programma, waardoor het voor ons gemakkelijker is om verbeteringen aan te brengen.

Als lid van de Commissie economische en monetaire zaken zou ik me willen concentreren op de eerste pijler: groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen. Ik denk dat de wijze waarop we op de financiële crisis reageren, voor deze pijler een cruciale factor is. In de PPE-DE-Fractie zijn we van mening dat we in Europa al beschikken over vrij goede wetgeving. Alles wat we nu doen, zou gebaseerd moeten zijn op de bestaande wetgeving en de verbetering daarvan. We zien geen noodzaak voor radicale hervormingen in Europa. We geloven dat eerst zachte wetgeving overwogen moet worden. Dat is ook de meest effectieve manier voor het aanpakken van mondiale vraagstukken. De financiële markten strekken zich uit over de hele wereld. We kunnen in Europa niet doen alsof we op een eiland zitten. Ook zijn we van mening dat het huidige regelgevings- en toezichtkader, het zogenoemde “Lamfalussy-kader”, al veel verbeteringen bevat. We staan volledig achter het werk van de Commissie op dit terrein.

Het tweede vraagstuk is klimaatverandering. De klimaatverandering zal de economische groei en werkgelegenheid in Europa beïnvloeden. We moeten niet de fundamentalistische opvatting over de aanpak van klimaatverandering volgen, volgens welke Europa onmiddellijk moet handelen en alles tegelijk moet doen, desnoods zonder de steun van de rest van de wereld. Zelfs als we tot een emissiereductie van dertig procent zouden besluiten, zou dat niet voldoende zijn om de klimaatverandering te stoppen. Wat we nodig hebben, is een wereldwijde, effectieve aanpak, en die komt waarschijnlijk uit Kopenhagen. Tot dan mogen we onszelf niet straffen. Wij mogen vooral het Europees concurrentievermogen niet te zeer straffen. Veeleer hebben wij behoefte aan een realistische benadering inzake klimaatverandering in Europa.

Mijn derde opmerking betreft, tot slot, het MKB. Het MKB is essentieel voor economische groei in Europa. Bij het samenstellen van het sociaal pakket, bijvoorbeeld, zouden we steeds de mening van deze bedrijven in aanmerking moeten nemen, in het bijzonder als het gaat om het sociale kader in Europa. Het sociaal pakket zou geen last voor het MKB mogen zijn.

 
  
MPphoto
 

  Jan Andersson (PSE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zal mij concentreren op de sociale EU. Toen de sociale agenda er kwam, zeiden wij dat die te beperkt en te laat was. Als we nu kijken naar het werkprogramma van de Commissie en ook naar de gezamenlijke resolutie, dan zien we dat werkgelegenheidskwesties en sociale vraagstukken geen speciale prioriteit krijgen. Ze hebben prioriteit voor de mensen, maar niet voor de Commissie. Dat komt niet overeen met de eisen van de mensen.

In de resolutie die wij, sociaaldemocraten, hebben opgesteld, brengen wij een aantal punten naar voren. Een van die punten betreft mensen met atypisch werk, een groep die steeds groter wordt. Mensen met atypische banen moeten op fatsoenlijke wijze worden beschermd. Zij zijn degenen die worden blootgesteld aan en getroffen door ongemotiveerd ontslag. Hiervoor moeten minimumnormen op de gemeenschappelijke arbeidsmarkt komen. Ook moeten we het Fonds voor de aanpassing aan de Globalisering opnieuw bekijken en zien of we nog betere voorwaarden kunnen scheppen voor degenen die worden getroffen door werkloosheid ten gevolge van herstructurering, zodat ze een opleiding kunnen volgen en nieuw werk kunnen vinden. We hebben een aantal voorstellen op het gebied van het arbeidsmilieu.

Tot slot zou ik willen wijzen op het vraagstuk dat maandag in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken aan de orde is gekomen. Door de arresten van het Hof van Justitie zijn de mensen ontzettend bang geworden dat er sociale dumping in de EU komt, dat het beleid daarop wordt afgestemd. Wij zijn erin geslaagd de richtlijn over terbeschikkingstelling van werknemers open te breken, om gelijke behandeling te garanderen en om in het primaire recht duidelijk te maken dat grondrechten zoals het recht van staking niet ondergeschikt zijn aan vrij verkeer. Ik hoop dat de Commissie dit nu opneemt. Het is goed dat u een forum organiseert, maar u moet ook concrete voorstellen indienen die sociale dumping tegengaan en die de werknemers een redelijk loon en redelijke arbeidsomstandigheden bieden.

 
  
MPphoto
 

  Diana Wallis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen we de vorige keer met commissaris Barroso over het werkprogramma spraken, zei ik dat de Commissie terecht probeerde om niet te vervallen in wat ik “end of term-itis” (einde-mandaat-ontsteking) noemde. Zo vlak voor de Europese verkiezingen bevindt het Parlement zich echter in een zeer moeilijke situatie. Elke fractie wil een eigen stempel op het programma drukken; dat is niet meer dan normaal. Maar we moeten als Parlement ook proberen om in deze dialoog met de Commissie met één stem te spreken, zodat enige duidelijkheid ontstaat. U zult zien dat de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie zich bij de gezamenlijke resolutie heeft aangesloten, maar wij nemen ook dingen van andere fracties over om te proberen een evenwicht te bewerkstelligen in het Parlement, wat vaak onze rol is.

Dit zijn werkelijk zenuwslopende tijden voor de Europese burgers. Iedereen is onzeker over de toekomst. De financiële opschudding in de wereld wekt ongerustheid over schulden, werkgelegenheid, gezondheidskosten en pensioenen en creëert een klimaat waarin eerlijkheid en gelijkheid gemakkelijk over boord worden gegooid, omdat iedereen voor zijn eigen hachje vecht.

De klimaatverandering brengt haar eigen problemen met zich mee. Wij zullen onze leefstijl moeten aanpassen en geconfronteerd zijn met brandstofkosten in een heel andere wereld.

In deze tijd van mondiale problemen zou de EU natuurlijk de erkenning moeten krijgen die haar toekomt, omdat ze een multinationaal bereik heeft. Maar als liberalen en democraten zouden we willen zeggen: o.k., laten we gebruik maken van dat bereik, maar laten we niet te ver reiken. De EU zou als paraplu moeten fungeren; zij moet controle uitoefenen, maar ze moet haar burgers ook keuzevrijheid laten, zodat de individuele burger in deze onzekere tijden weer het gevoel krijgt dat hij de situatie onder controle heeft.

We zijn dus voor meer toezicht op de financiële markten en spelers, maar ook voor meer keuze en meer redresmogelijkheden voor de consument. We willen in Europa niet nog een crisis meemaken zoals dat van Equitable Life. We zijn vóór meer arbeidsmobiliteit, vóór meer samenwerking bij sociale voorzieningen, maar ook vóór rechtvaardigheid en non-discriminatie, en vóór meer keuze in de gezondheidszorg en meer patiëntenmobiliteit. Laten we onze burgers dus geen levenswijze opdringen maar een keuze laten.

Dé manier om mensen die bezorgd zijn over de toekomst weer een gevoel van zekerheid te geven, is ze het gevoel geven dat ze zelf iets aan die toekomst kunnen doen, dat ze hun toekomst in eigen handen hebben. Dat thema zal als leidraad fungeren bij de keuzes die de liberalen en democraten met betrekking tot deze resolutie zullen maken. Vóór Europa, maar ook vóór keuzevrijheid en ‘empowerment’.

 
  
MPphoto
 

  Seán Ó Neachtain (UEN) - (GA) Mijnheer de Voorzitter, het grootste probleem van de Commissie, de Raad en natuurlijk het Europees Parlement is dat de economie op zeer korte termijn weer vlot moet worden getrokken. Europa zal geen sociaal fonds krijgen om mensen in een achterstandsituatie te helpen als de economie niet beter wordt. We moeten deze uitdaging onmiddellijk het hoofd bieden.

Gelet op wat er in de financiële markten is gebeurd, denk ik niet dat we op dezelfde voet kunnen doorgaan als dit jaar. Het huidige gedoe met de regels voor de financiële markten moet stoppen. Het publiek maakt zich hier grote zorgen over en we moeten de burgers geruststellen. We moeten snel handelen.

In de Europese Unie moeten wij allemaal meer investeren in onderzoek en ontwikkeling. Ik ben ingenomen met het feit dat hier in de periode 2007-2013 55 miljard aan zal worden besteed. We moeten op dit gebied bij blijven en concurrerend zijn, om werkgelegenheid te creëren en de wereld waarin we nu leven een sterk economisch fundament te garanderen.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, we worden momenteel geconfronteerd met een explosief mengsel van sociaal verval, culturele conflicten, steeds grotere democratische tekorten, dreigende knelpunten in de bevoorrading, inflatie, geïmporteerde veiligheidsrisico’s en een speculatiebel die elk moment uiteen kan spatten. Al veel te lang zijn de zorgwekkende ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de zorgen van de burgers genegeerd.

Het is de hoogste tijd om juiste prioriteiten te stellen. Wat betreft de voedselcrisis geloof ik dat een renationalisering van het landbouwbeleid onvermijdelijk is, als wij zelfvoorzienend willen blijven. De problemen met de illegale massa-immigratie moeten eindelijk worden opgelost, en er moet een zinvol gezins- en geboortebeleid voor de autochtone bevolking worden ingevoerd. De burgers moeten worden beschermd tegen met EU-geld gesubsidieerde bedrijfsverplaatsing en er moet een halt worden toegeroepen aan belastingfraude en de verspilling van belastinggeld. We moeten ophouden het familiezilver van de EU tegen spotprijsjes te verkopen en het te offeren op het altaar van de privatiseringseuforie, en we moeten eindelijk accepteren dat het Verdrag van Lissabon schipbreuk heeft geleden.

Als de EU verstandig is, kunnen we de huidige crisis overleven. Zo niet, worden we waarschijnlijk geconfronteerd met een gestage ondergang van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Salvador Garriga Polledo (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie wil alleen maar benadrukken dat het met het huidige financieel begrotingskader 2007-2013 zeer moeilijk is om doeltreffend op de nieuwe politieke prioriteiten te reageren. Zowel dit Parlement als mijn fractie heeft gezegd dat het onmogelijk is nieuwe politieke prioriteiten vast te stellen als er niet voldoende geld voor beschikbaar is.

Nu zien we dat er binnen het financieel kader geen ruimte is voor de nieuwe politieke initiatieven die de Raad en de Commissie hebben genomen voor bijvoorbeeld de voedselhulp en de hulpverlening aan Georgië, en daarvoor moeten oplossingen worden gevonden. We moeten er echter voor waken dat de aangedragen oplossingen de bestaande plannen en de beschikbare middelen binnen het Interinstitutioneel Akkoord schade berokkenen. We denken dat we in dat opzicht buitengewoon strikt moeten zijn.

We moeten ervoor zorgen dat de benodigde middelen volledig beschikbaar zijn. In de resterende jaren moeten we alle aspecten van het Interinstitutioneel Akkoord aangrijpen om adequate financiering van onze prioriteiten te verzekeren en we moeten gebruik maken van de huidige begrotingsherziening - die een beetje in vergetelheid is geraakt - om een adequate oplossing te vinden voor de tekorten die zullen ontstaan als de realiteit ons nieuwe politieke noodmaatregelen voorschrijft.

Daarom vragen wij de Commissie zich extra in te spannen en zo spoedig mogelijk met haar voorstel tot herziening van de begroting over de brug te komen.

 
  
MPphoto
 

  Evelyne Gebhardt (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, de scepsis van de burgers over de Europese Unie is tegenwoordig goed te merken, en daar is een reden voor. Zij is te wijten aan de beleidsmaatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen en de manier waarop deze bij de burgers zijn overgekomen.

Daarom is het heel belangrijk dat de Europese Commissie en de andere instellingen van de Europese Unie hun beleid sterker richten op het leven van de burgers en hun de indruk geven en laten zien dat de Europese Unie echt iets voor haar burgers doet.

Hiervoor is het ook belangrijk dat we sterker focussen op wat we zouden moeten doen, bijvoorbeeld als wij onderzoeken wat nodig is. Het consumentenscorebord is bijvoorbeeld een heel belangrijk instrument en moet verder worden uitgebouwd, zodat we beter rekening kunnen houden met de zorgen en belangen van de burgers op dit gebied.

Het tweede belangrijke punt in dit verband is een betere impactanalyse van de EU-wetgeving. Het is niet genoeg alleen de economische effecten te beoordelen. We hebben ook duidelijke effectbeoordelingen in de sociale sfeer nodig, zodat we weten welke gevolgen de door ons aangenomen wetgeving heeft voor de burgers en we de burgers kunnen laten zien dat we weten wat we willen en wat we doen, en dat wat we doen positieve gevolgen kan hebben voor hun levens.

Het is ook belangrijk om de burgers in de hele Europese Unie dezelfde rechten te geven. Ik verzoek u dan ook om te blijven werken aan de verdere ontwikkeling van collectief beroep en gezamenlijke rechten. Dat zou een heel belangrijk signaal zijn voor de burgers.

 
  
MPphoto
 

  Bernard Lehideux (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, de Commissie lijkt zich te gedragen als een niet goed oplettende leerling die zich enorm moet haasten om zijn huiswerk op tijd af te krijgen. Jazeker, het sociaal pakket bestaat, maar het is niet compleet en kan enkel en alleen worden gezien als een stap in de richting van een werkelijk engagement van de Commissie voor sociale kwesties.

De voorzitter van de Commissie heeft de ernst van de waarschuwing die de burgers van Frankrijk, Nederland en Ierland hebben gegeven, niet begrepen. Diezelfde waarschuwing zou elders helaas ook zijn gegeven als er meer referenda waren gehouden. De resultaten van de genoemde referenda zijn een uitnodiging om zich te beraden en opnieuw te beginnen. Als mensen meer Europa willen, dan is dat omdat ze een betere maatschappij willen creëren, en niet om nog meer obscure richtlijnen aan te nemen.

Wetgeving voor de interne markt is beslist noodzakelijk, maar het is zeker niet onze eerste zorg. Het programma voor 2009 slaat trouwens – net als de voorgaande programma’s – de plank mis. De burgers verwachten van de Commissie niet dat ze zich beperkt tot het uitvaardigen of vereenvoudigen van wetgeving. Ze verwachten van de Commissie dat ze zich naar behoren van de haar met de Verdragen toevertrouwde taak kwijt. De Commissie moet de motor, de ideeënbus van de Unie zijn.

Het volstaat dus niet dat de voorzitter van de Commissie zich braaf gedraagt en zich achter de voorzitter van de Raad verschuilt. We willen dat de Commissie zich opstelt als één van de belangrijkste organen voor de vormgeving van de maatschappij die we moeten opbouwen. Wat voor soort maatschappijbeeld komt uit dit programma nu eigenlijk naar voren? Het programma voor 2009 heeft geen ernstige gebreken, maar het is niet het soort programma dat onze burgers nu nodig hebben.

Mijnheer de voorzitter, we moeten het aan de volgende Commissie overlaten om de verantwoordelijkheid te nemen. Ik hoop nu maar dat dát team beter zal luisteren naar de stem van de Europese burgers dan de huidige Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Schwab (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, dames en heren, we kunnen niet ontkennen dat de boodschappen die de plenaire vergadering de Commissie vandaag geeft, zo uiteenlopend zijn dat ze nauwelijks meer te overzien zijn. Ik zal me daarom in de mate van het mogelijke op een paar punten concentreren, in de hoop dat mijn collega’s ermee kunnen instemmen.

Ik geloof dat we het met elkaar eens kunnen zijn – en u hebt het, mevrouw de vice-voorzitter, zelf eerder al gezegd – over het feit dat de Europese Unie zich moet houden aan het basisprincipe van de sociale markteconomie en de belangen van bedrijven en consumenten even goed moet behartigen. In individuele gevallen is dat natuurlijk een moeilijke afweging waarvan de uitkomst varieert naar gelang van het politieke standpunt. Ik geloof evenwel – en hier wil ik me graag aansluiten bij hetgeen de heer Nassauer zei – dat de Commissie de komende maanden een beter gevoel voor subsidiariteit moet ontwikkelen.

Als we kijken naar het soort voorstellen dat u hebt gedaan voor de aanschaf van milieuvriendelijke voertuigen of naar de voorstellen voor milieuvriendelijk kopen die u van plan bent op te nemen in het werkprogramma, dan zien wij dat volgens u onze burgemeesters, als gewone stervelingen, niet in staat zijn om zelf milieuvriendelijke maatregelen te treffen, en u daarom, vanuit uw stoel in het centrum van Europa, hun wilt voorschrijven wat ze moeten doen. We denken dat dit de verkeerde aanpak is. Wij willen dat de mensen zelf begrijpen dat milieuvriendelijk kopen in hun eigen belang is. Daarom hebben we meer subsidiariteit nodig in deze sectoren, meer best practices en minder dirigisme.

Mevrouw de vice-voorzitter, mag ik de Commissie ook vragen in de toekomst meer moed te tonen bij de onderhandelingen met lidstaten, bijvoorbeeld als het gaat om de vraag hoe we de consumentenbescherming in de Europese Unie moeten harmoniseren in het belang van zowel ondernemingen als consumenten? Harmonisering heeft alleen zin als we echt de hele wetgeving inzake consumentenbescherming aanpakken en de lidstaten geen kans meer geven om her en der nog te sleutelen aan het geharmoniseerde acquis. Anders heeft het geen enkele zin.

 
  
MPphoto
 

  Claudio Fava (PSE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, mevrouw de commissaris, 2009 is een jaar waarin we niet alleen mogen stemmen, maar waarin wij ook antwoorden moeten geven op specifieke vragen van onze kiezers. Eén vraag betreft de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Waarom willen we die tot stand brengen? Hoe willen we dat doen en wanneer? We moeten daarop antwoorden met een ambitieus beleids- en wetgevingsprogramma, en daarmee is de Commissie tot nu toe nog niet op de proppen gekomen, mevrouw de commissaris.

We verwachten overtuigende wetgevingsvoorstellen op het terrein van het immigratiebeleid, vooral voor inreis- en asielbeleid. Daarmee kunnen wij dit grondrecht in de gehele Europese Unie zekerstellen en voorkomen dat er een tegenstelling ontstaat tussen beleid voor legale en illegale immigratie, wat ons absoluut ongepast lijkt. Wij geloven dat er een politieke context nodig is, een gemeenschappelijk regelgevingskader. Naast beleid om de immigratie in te perken is er ook behoefte aan integratiebeleid en legale immigratiekanalen.

We verwachten overtuigende voorstellen op het terrein van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, voorstellen die berusten op wederzijdse erkenning van procedurele waarborgen. Die wederzijdse erkenning ontbreekt nog, en zonder dergelijke voorstellen riskeert de bestrijding van de georganiseerde misdaad en terrorisme louter retoriek te blijven.

Tot slot verwachten we meer moed bij de bescherming van de grondrechten, die de kern van het justitiebeleid blijven vormen. Het nieuwe Bureau voor de grondrechten moet, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, het voornaamste werktuig hiervoor worden.

Mevrouw de commissaris, we verwachten dat het programma dat de Commissie een dezer dagen zal indienen, laat zien dat u zich hiervan bewust bent.

 
  
MPphoto
 

  Jean Marie Beaupuy (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de commissaris heeft zelf gezegd dat ze een duidelijker zichtbaar Europa wil, een Europa dat voor de burgers iets betekent.

Welnu, de belangrijkste post op de begroting is het cohesiebeleid, dat 36 procent van de begroting van de Unie opslokt. Als er één sgebied is waar de burgers praktische en tastbare resultaten van Europa’s inspanningen en doorzettingsvermogen kunnen zien, dan is het wel het Cohesiefond.

Zoals reeds aangegeven zal 2009 een belangrijk jaar worden. Er zal een nieuw Europees Parlement worden gekozen en er zal een nieuwe Commissie worden samengesteld. Dat betekent dat het voor bepaalde beleidsgebieden een leeg jaar wordt, een pauze. Als het echter om het cohesiebeleid gaat, kunnen we onszelf geen pauze gunnen. We kunnen de programma’s die nu worden geïmplementeerd niet stopzetten, en – belangrijker nog – we kunnen niet verhinderen dat deze programma’s vruchten afwerpen. Iedereen hier weet in welke mate ons cohesiebeleid het dagelijks leven van de mensen in Portugal, Spanje, Ierland en de overige landen van Europa heeft verbeterd.

De Commissie zal ons daarom een gedetailleerd werkprogramma voor de cohesie in het jaar 2009 moeten voorleggen. Ik herhaal: cohesie is en blijft de belangrijkste post op de begroting en voor de burgers de meest tastbare uitdrukking van al hetgeen we hebben bereikt. 2009 mag dus geen “leeg” jaar zijn; het moet een jaar van vooruitgang zijn binnen het kader van de programmeringsperiode 2007-2013.

Ik dank de commissaris en haar collega’s bij voorbaat voor hun voorstellen op dit gebied.

 
  
MPphoto
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter van de Commissie, 2008-2009 vormt een overgangsperiode, aangezien we nu een weergaloze economische crisis doormaken. Het is ook een Europees verkiezingsjaar, wat helaas betekent dat het een verloren jaar kan worden.

We moeten al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat onze ondernemingen concurrerend blijven. Verder moeten we onze medeburgers ervan overtuigen dat Europa het antwoord is. Helaas is dit programma erg vol – te vol. En het komt te laat, terwijl daar de afgelopen jaren vaak genoeg tegen gewaarschuwd is.

Wat klimaatverandering betreft, heeft mevrouw Wallström gezegd dat we pioniers moeten zijn op het gebied van ‘slimme’ groei. Daar zijn we het allemaal mee eens, maar we moeten ofwel allemaal samen een inspanning leveren, of niets doen. Europa kan dit alles namelijk niet alleen aan. Als we dat probeerden, zouden we onszelf de das omdoen. Het heeft geen zin om over een mondiale overeenkomst inzake klimaatverandering te praten, als China, de Verenigde Staten, Brazilië en India niet meedoen. Een overeenkomst zonder de handtekening van China is geen overeenkomst.

Met betrekking tot gezondheidszorg is ons verteld dat er een geneesmiddelenpakket komt. Eindelijk! We hebben al jaren aangedrongen op zo’n pakket. En nu komt het net op het moment waarop we een begin maken met de voorbereidingen op de verkiezingen. Het is echter nog steeds een bron van frustratie. Hoe kunnen we ons dralen bij het bestrijden van namaakmedicijnen goedpraten, als zulke medicijnen een reële bedreiging voor de gezondheid vormen en het namaken van geneesmiddelen een ernstige misdaad is? We hadden veel eerder kunnen beginnen met het werk aan de traceerbaarheid van medicijnen en de invoering van een verbod op herverpakking.

Tot slot is het van fundamenteel belang dat we ons beleid voor consumentenbescherming versterken, zeker in het licht van al de voedselcrises en –schandalen die de wereld doormaakt.

Daarom vraag ik u, mevrouw Wallström, dringend ervoor te zorgen dat 2009 geen verspild jaar wordt.

 
  
  

VOORZITTER: ADAM BIELAN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, Europa is de afgelopen tijd gewend geraakt aan een relatief sterke economische groei en economische welvaart. Ik ben bang dat aan deze periode nu, in elk geval tijdelijk, een einde komt. De belangrijkste prioriteiten van de Commissie, het Parlement en de Raad zouden in het komende jaar dan ook juist gericht moeten zijn op herstel van de economische groei en versterking van de sociale cohesie. Het systeem voor toezicht op de financiële markten in de Unie moet worden verbeterd, er moet worden gewerkt aan een effectievere economische en fiscale coördinatie, inclusief de coördinatie van het systeem van directe belastingen, en duidelijke maatregelen tegen belastingfraude. Er moet zo snel mogelijk een allesomvattend voorstel worden voorgelegd voor een extern beleid op het gebied van energie, inclusief actieve steun voor het opzetten van energie-infrastructuur. In een tijd van economische onzekerheid is het eveneens noodzakelijk dat de Commissie veel uitdrukkelijker dan voorheen bevestigt dat zij vastbesloten is de sociale rechten te ondersteunen, en ik hoef u er niet aan te herinneren dat de belangrijkste prioriteit in het komende jaar ook de afronding van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en uiteraard de implementatie ervan zou moeten zijn.

 
  
MPphoto
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). - Voorzitter, commissaris Wallström sprak zojuist over het bereiken van de burger. Welnu, het cohesiebeleid met duizenden kleinschalige programma's in regio's en steden vormt het meest zichtbare actieonderdeel van de Europese Gemeenschap. Wij gaan daarmee de komende tijd ook actief naar de burger, ik denk onder andere aan de open dagen van regio's en steden in de komende weken hier in Brussel, maar ook velerlei activiteiten in de lidstaten. So far so good.

Er zijn echter ook aanpassingen nodig en ik noem er twee. Allereerst is er de vurige wens van het Parlement om het Europees solidariteitsfonds te flexibiliseren. Burgers verwachten bij natuurrampen, bij overstromingen, snelle actie. Wij hebben daar een kijk op en de Europese Raad blokkeert al een paar jaar dat debat. Laten wij in ieder geval zorgen dat dat losgetrokken wordt.

Ten tweede moet het groenboek over de territoriale cohesie, dat in oktober wordt verwacht, de basis leggen voor het cohesiebeleid na 2013: geen renationalisatie, maar wel een blijvende Europese inzet, één integraal beleid op Europees niveau. Wij zien een concentratie in een aantal regio's in Europa, dat is een gevolg van de globalisering en dat moet ook. Tegelijkertijd moeten wij echter een visie hebben over de manier waarop een evenwichtige ontwikkeling in Europa mogelijk kan worden gemaakt in alle gebieden, met hun eigen kwaliteiten in het brede scala van landbouwontwikkeling, van R&D, van ecologie, enzovoort.

De interne markt heeft veel goeds gebracht en die is bijna voltooid. Toch komt het cohesiebeleid nu in een nieuwe fase. Het groenboek zal daarvoor de basis leggen, legislatieve stappen volgen daarna in de nieuwe periode.

 
  
MPphoto
 

  Κaterina Batzeli (PSE). (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst commissaris Wallström van harte bedanken. Dankzij haar medewerking zijn wij erin geslaagd een gemeenschappelijke lijn vast te stellen voor het communicatiebeleid en het prioriteitenprogramma van niet alleen de Europese Commissie maar ook het Europees Parlement. Dit alles valt onder het Interinstitutioneel Akkoord dat wij hebben verankerd en dat wij zullen presenteren.

Mevrouw Wallström, wij weten allen - en u zei het zelf ook volkomen terecht - dat het vraagstuk van de eerste pijler, dat wil zeggen het sociaal beleid, een prioriteit moet zijn van het Europees communicatiebeleid, maar ook van het kernbeleid van de Europese Unie, van een beleid dat niet alleen de burgers respecteert maar ook bakens uitzet, structuren ontwikkelt en een eigen gedaante verwerft in het internationale kader van de globaliseringscrisis.

Daar is niemand het mee oneens. Staat u mij echter toe te zeggen dat in uw programma specifieke voorstellen ontbreken, voorstellen voor bepaalde markten maar ook voor het beheer van enkele belangrijke vraagstukken zoals de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, waar de Commissie op vastberaden wijze een oplossing voor moet vinden. In haar recente mededeling heeft zij immers vermeden een concreet voorstel te formuleren en zich enkel beperkt tot technocratische vraagstukken, zonder te kijken naar de inhoudelijke vraagstukken.

Wat onderwijs en immigratiebeleid betreft ben ik van mening dat u deze vraagstukken in uw document op de voorgrond moet plaatsen.

 
  
MPphoto
 

  Georg Jarzembowski (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, ik wil de lof van dit Parlement aan uw adres wat afzwakken, al is het maar een beetje, namelijk daar waar het om de passagiersrechten gaat.

Wij vragen de Commissie dringend een voorstel te doen voor een uitgebreid pakket maatregelen inzake passagiersrechten in de hele vervoerssector. Gelukkig hebben we al passagiersrechten in de luchtvaart, hoewel deze nodig moeten worden herzien, omdat een aantal luchtvaartmaatschappijen de verordening niet toepast zoals wij het willen. Dit jaar hebben we ook de passagiersrechten voor treinreizigers geregeld, en die moeten volgend jaar worden geïmplementeerd.

Maar, mevrouw de commissaris, er waren passagiersrechten aangekondigd voor mensen die verre busreizen maken, en er is een debat geweest over passagiersrechten voor veerdiensten. We zien deze twee voorstellen niet terug in het werkprogramma. We hebben deze voorstellen nodig, als we passagiersrechten voor de hele vervoerssector willen, want wij zijn het eens met de Commissie: een van de beste manieren om de burger op de eerste plaats te zetten is het introduceren van passagiersrechten in de hele vervoerssector.

Dan wil ik nog kort een tweede punt noemen. Wij hopen dat de Commissie, zoals voorzien, de geplande verkeersbeheerssystemen zal implementeren. Meer bepaald gaat het om SESAR met betrekking tot het gemeenschappelijk luchtruim en ERTMS met betrekking tot het gemeenschappelijk Europees beheerssysteem voor spoorvervoer. Met deze verkeersbeheerssystemen, mevrouw de vice-voorzitter, maken we niet alleen het vervoer veiliger en goedkoper, maar dragen we ook bij aan de bescherming van het milieu. U hebt daarom ook onze volledige steun voor een snelle ontwikkeling van deze systemen.

 
  
MPphoto
 

  Ingeborg Gräßle (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, dames en heren, er doen zich geen nieuwe vraagstukken voor bij de begrotingscontrole. Wij zijn tevreden met de oude vraagstukken, en zouden ook tevreden zijn met vooruitgang bij deze oude vraagstukken.

Ik heb vijf punten. Ten eerste vragen wij dringend om steun aan Roemenië en Bulgarije bij het opbouwen van de rechtstaat, de rechtspraak en de financiële controle. We willen over twee jaar niet net zover zijn als nu; dus dit punt is heel belangrijk voor ons.

Het tweede punt is de betrouwbaarheidsverklaring voor de hele begroting na de gefaseerde controleprocedure met de betrokkenheid van de nationale rekenkamers. Het zou fijn zijn indien wij hier, in het laatste half jaar dat de Commissie nog rest, flink wat vooruitgang konden boeken, of het tenminste met elkaar eens konden worden over een gezamenlijke weg. Als je begrotingsinspecteur bent, word je vanzelf bescheiden.

Het derde punt is vereenvoudiging. We moeten de lagere bestuurslichamen van de lidstaten meer helpen bij het implementeren van EU-wetgeving. Het is duidelijk dat veel onderdelen van de EU-wetgeving boven hun pet gaan, waardoor het foutpercentage zo hoog is.

Ten vierde de hulp aan het buitenland. Hier wil ik graag met name Kosovo noemen en de samenwerking met de Verenigde Naties. De Commissie begrotingscontrole is in Kosovo geweest, en ik wil graag nu al aankondigen dat Kosovo een rol zal spelen bij de begrotingskwijting. Ik geloof dat wij hier veel minder hebben gedaan dat wij als Europese Unie hadden kunnen doen en hier dringend een en ander moeten inhalen.

Mijn vijfde punt is de verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van fraude. We hebben hier vooral huiswerk voor de dames en heren van de Raad. In november zal het Parlement stemmen over de verordening die de rechtsgrondslag zal vormen voor de bestrijding van fraude, en dan zullen we met elkaar moeten overleggen wat we moeten doen om betere resultaten op dit gebied te bereiken. Daar was tot nu toe tenminste onze gezamenlijke wens.

 
  
MPphoto
 

  Genowefa Grabowska (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, er is in dit Parlement al heel wat gezegd over de strategie van de Commissie, die als belangrijkste doel heeft de Unie dichter bij haar burgers te brengen. We herhalen dit jaar na jaar. Toch heeft deze strategie nog geen concreet resultaat opgeleverd, ondanks de vastberaden inspanningen van de commissaris, voor wie ik met zekerheid veel waardering heb, en ondanks de maatregelen waarvoor ik dankbaar ben. De Unie staat nog even ver van de burgers als altijd. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dit aan het voorlichtingsbeleid te wijten is. Ik heb het punt in verband met de informatie over Europa grondig doorgenomen. Bij de door de Commissie voorgestelde maatregelen is me één belangrijk aspect opgevallen, namelijk het opzetten van een voorlichtingscampagne over de sociale dimensie van het Handvest van de grondrechten. Dit is een goede zaak. De overige aspecten hebben echter te maken met informatie over de werkzaamheden en voornemens van de Europese Unie en niet over de concrete maatregelen die ze neemt. De burgers willen op de hoogte worden gebracht van de resultaten, niet van de plannen of voornemens van de Unie. De gewone man wil weten wat de Europese Unie heeft verwezenlijkt en welke invloed dit op zijn leven heeft.

Tot slot zou ik de Commissie willen vragen waarom de campagne van de heer Ganley in Ierland meer effect heeft gehad dan de campagne van de Ierse regering en de Europese Unie over het Verdrag van Lissabon? Waren er mysterieuze krachten in het spel of hadden de financiële middelen van de heer Ganley iets te maken met het resultaat? Misschien moet de Commissie zich eens over deze kwestie buigen.

 
  
MPphoto
 

  José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). - (ES) De Europese Unie zal in 2009 niet alleen de interne dimensie van het Europese project moeten versterken, maar ook de externe invloed ervan. Daarvoor is een buitenlands beleid nodig dat consequent en doeltreffend reageert op de uitdagingen waar de mondiale agenda ons momenteel voor plaatst.

Daarom moeten na de crisis in de Kaukasus de betrekkingen met Rusland worden bijgesteld en moet het nabuurschapsbeleid op de een of andere manier worden aangepast, eerst op ons eigen continent door middel van associatie- en stabilisatieovereenkomsten en vervolgens door middel van het uitbreidingsbeleid, maar ook buiten ons continent door middel van de Unie voor het Middellandse Zeegebied.

Ik denk ook dat het van belang is onze aanwezigheid bij de conflicten in Centraal-Azië, Irak, Iran, Afghanistan, en nu ook in Pakistan te handhaven, onze aanwezigheid bij het conflict in het Midden-Oosten te versterken en onze betrekkingen met de opkomende machten China en India te handhaven. Vooral echter moeten wij de Associatieovereenkomst met de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan verder ontwikkelen.

Ik denk dat we het resultaat van de verkiezingen in de Verenigde Staten goed in de gaten moeten houden, en tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, moeten we ook prioriteit toekennen aan de sluiting van de associatieovereenkomsten met Mercosur, de Andesgemeenschap en de Centraal-Amerikaanse gemeenschap.

Al met al, mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter, is het een immense taak, die naar mijn mening veel eenvoudiger te realiseren zou zijn als we de instrumenten hadden die het Verdrag van Lissabon ons op het gebied van het buitenlands beleid geeft.

Ter afsluiting moet ik u zeggen, mevrouw de vice-voorzitter, dat u - al weet u dat - op de steun van dit Parlement kunt rekenen.

 
  
MPphoto
 

  Szabolcs Fazakas (PSE). (HU) Hartelijk dank dat u mij het woord hebt gegeven, mijnheer de Voorzitter. De financiële crisis, die een jaar geleden in Amerika is begonnen, is in tegenstelling tot de verwachtingen niet tot bedaren gekomen, en treft de hele wereld steeds weer opnieuw in alsmaar grotere golven. Ook de Europese geldmarkt, en daarmee tevens de Europese economie, worden getroffen.

De Centrale Bank moet enorme bedragen in de geldmarkten pompen om deze te laten overleven. Om de invloed van de financiële crisis op de economie en de maatschappij te beperken moet de Commissie op twee gebieden vooruitgang maken.

Ten eerste moet zo snel mogelijk een gezamenlijk Europees financieel toezicht worden ontwikkeld, dat als taak meekrijgt dergelijke speculatieve gevaren te voorkomen en er aldus voor te zorgen dat de rol van de wankelende Amerikaanse geld- en kapitaalmarkt geleidelijk wordt overgenomen door Europa. Ten tweede moet de Europese financiële sector zich ook op de financiering van de tot nu toe verwaarloosde reële economie concentreren, in plaats van op speculatieve transacties. Hiervoor is het natuurlijk ook noodzakelijk dat de Europese Centrale Bank niet alleen de inflatie onder controle houdt, maar ook de economische groei en het verschaffen van werkgelegenheid als prioriteit gaat behandelen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, 2009 wordt, om het zachtjes uit te drukken, een cruciaal jaar voor het bereiken van de doelstellingen van Lissabon. Er zijn vier punten die ik hier vandaag ter sprake zou willen brengen. Het eerste is de noodzaak om echte vooruitgang te maken met het proces van betere regelgeving, waarbij we het er allemaal over eens zijn dat de administratieve lasten vóór 2012 met 25 procent moeten zijn verminderd. Ik geloof dat de Commissie elk jaar hier in het Parlement zou moeten laten zien dat ze werkelijk vooruitgang heeft geboekt met betere regelgeving.

Het tweede punt is onderzoek en innovatie. De begrotingsherziening loopt ten einde en het is van cruciaal en strategisch belang dat we er nu voor zorgen dat wij vooruit kunnen en Europa een voortrekkersrol geven op het terrein van onderzoek en innovatie door de noodzakelijke financiële middelen beschikbaar te stellen.

Het derde punt is de mobiliteit van werknemers. Dit is een van de meer dynamische aspecten van de Europese Unie, waarbij enorm goede resultaten zijn behaald, resultaten die niet alleen de Europese economie maar ook individuele personen, overal in Europa, ten goede komen. Het is belangrijk dat we de arbeidsmobiliteit niet alleen niet moeilijker maken en arbeidskansen verdedigen, maar ook gemakkelijker maken door onder meer in het kader van het proces van Bologna te praten over onderwijs en door onderwijshervormingen door te voeren, waarmee mobiliteit voor nog meer mensen een realiteit kan worden.

Tot slot wordt 2009 een belangrijk jaar voor actie op energiebeleid, waarvoor een aantal wetgevingsmaatregelen in de pijplijn zitten. Er komt wetgeving inzake respectievelijk de energiemarkten (nog niet voltooid), hernieuwbare energiebronnen, verdeling van inspanningen en emissiehandel. Het wordt tijd dat we dit proces afronden en daadwerkelijk gaan implementeren, zodat we een goede basis hebben – niet alleen voor 2010 maar ook daarna – om de beste kenniseconomie van de wereld te worden en te blijven.

 
  
MPphoto
 

  Jan Olbrycht (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, we weten allemaal dat 2009 een verkiezingsjaar is. Dit betekent echter niet dat het Parlement en de Commissie zich enkel en alleen op hun verkiezingsprogramma moeten richten. Naar goede gewoonte wordt in dergelijke programma's heel wat beloofd. Wij hechten grote waarde aan het gezamenlijk optreden tot medio 2009 en in de tweede helft van 2009. Ook de burgers verwachten hierover duidelijke en begrijpelijke informatie.

Ik zou willen verwijzen naar een van de elementen in dat verband, namelijk de fundamentele verandering die de Commissie in oktober moet voorstellen. Deze verandering moet uitmonden in een verbetering van het cohesiebeleid via de invoering van een ruimtelijke dimensie, en van met name de territoriale cohesie. Hoewel de Commissie deze aanpassing had aangekondigd voor oktober, wordt hierover in het programma voor 2009 met geen woord gerept. We weten nu al dat deze kwestie grote belangstelling zal wekken, maar ook veel controverse zal doen rijzen. Met het oog hierop zou ik willen benadrukken dat 2009 voor het cohesiebeleid een bijzonder belangrijk jaar zal zijn, vooral wat betreft de territoriale cohesie en de geïntegreerde aanpak. Ik reken erop dat we spoedig aanvullende informatie zullen ontvangen.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Het is natuurlijk prettig om over een programma te debatteren dat een voortzetting van eerdere programma’s is. In de eerste pijler zien we de strijd tegen de mondiale financiële crisis. Het doet me denken aan het blussen van een brand. De crisis is nu al een jaar aan de gang, maar we hebben niets opgemerkt; er zijn geen maatregelen genomen.

Ik wil uw aandacht vragen voor het energiebeleid. Drie jaar geleden hebben we besloten om een gemeenschappelijk energiebeleid te ontwikkelen. Dat is een langdurig, ingewikkeld proces waar we hard aan moeten werken. Het is essentieel dat onze acties coherent zijn. Voor zover ik weet is er echter niets gezegd is over maatregelen voor energievraagstukken. De door ons aangenomen wetgeving zal op zichzelf geen gemeenschappelijk energiebeleid tot stand brengen, en zal dat beleid evenmin ten uitvoer leggen.

Er zijn geen onderlinge verbindingen; er wordt in het geheel niet gezocht naar alternatieve energiebronnen en er wordt niets gedaan aan de problemen in het Noordpoolgebied, aan de problemen met de potentiële natuurlijke hulpbronnen in het Noordpoolgebied. In feite ontbreekt een langetermijnperspectief op het gebied van energie, en het resultaat daarvan zou wel eens vergelijkbaar kunnen zijn met de financiële crisis van nu. Wanneer er iets gebeurt met de energiesituatie zullen we daar niet op voorbereid zijn, en pas dan zullen we in het geweer komen. Ik stel voor dat we doorgaan met het werk waaraan we zijn begonnen.

 
  
MPphoto
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE).(RO) Ik zou twee prioriteiten willen benadrukken waarop de Europese Commissie volgend jaar bij het sociaal beleid en het werkgelegenheidsbeleid moet letten.

In de eerste plaats dient de Europese Commissie de werkgelegenheid van jongeren te stimuleren. Een recentelijk in Europa uitgevoerde studie toont aan dat steeds minder jongeren de arbeidsmarkt betreden, omdat zij ontmoedigd worden door allerlei obstakels, zoals het gebrek aan banen op het gebied waarvoor zij geleerd hebben, het gebrek aan ervaring of het gebrek aan beroepsvaardigheden. Het is absoluut noodzakelijk dat alle jongeren toegang hebben tot onderwijs van de beste kwaliteit en dat zij beschikken over een kwalificatie die wordt gevraagd op de arbeidsmarkt. Daarom acht ik het noodzakelijk een band te leggen tussen onderwijs en arbeidsmarkt; de overgang van onderwijs naar praktijk dient geleidelijk te plaats te vinden, door middel van diverse opleidingsprogramma’s en praktijkstages binnen de Europese Unie.

In de tweede plaats dient de Europese Unie de maatregelen van de lidstaten op het gebied van sport te steunen, te coördineren en aan te vullen. Aldus kan zij een competitieve geest en lidmaatschap van zoveel mogelijk kinderen en jongeren van sportclubs, maar ook onpartijdigheid en transparantie in sportwedstrijden bevorderen. Sport dient ook financieel te worden gesteund en in deze zin ben ik voorstander van het invoeren van een nieuwe begrotingslijn voor steun aan Europese sportprogramma’s.

 
  
MPphoto
 

  James Nicholson (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou hier graag enkele opmerkingen over willen maken en ben blij dat ik daartoe de kans krijg. Ik wil het hebben over de situatie met betrekking tot het Solidariteitsfonds. Ik ben voorstander van dit fonds, omdat ik denk dat Europa en Brussel daarmee dichter bij de mensen komen.

Europa bestaat nu uit 27 lidstaten. Dus is het feitelijk om het even of het gaat om overstromingen in mijn land, Noord-Ierland, of om bosbranden in Griekenland, Spanje of Portugal. We hebben verschrikkelijke voorbeelden gezien van rampen waarbij de bevolking van een gebied bijna werd uitgeroeid. We praten niet over het geven van grote sommen geld aan mensen. Met de middelen uit dit fonds geven we mensen vooral wat hoop om opnieuw te beginnen. Ik dring echt aan op de instandhouding en versterking van dit fonds. En maak het alsjeblieft niet te ingewikkeld. Hou het simpel en maak het zowel voor de nationale als regionale regeringen mogelijk hierom te vragen en naar het getroffen gebied terug te gaan om de mensen daar te kunnen vertellen dat het geld afkomstig is uit Europa en dat Europa ze wat steun geeft.

Laten we het dus simpel houden, en laten we dit Solidariteitsfonds vooral niet opheffen.

 
  
MPphoto
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik dank u voor dit debat. Ik denk dat het een goede afspiegeling is van het volledige scala van onderwerpen waar de Europese Unie zich over ontfermt: van een speciale begrotingslijn voor sport, via het etiketteren van geneesmiddelen, tot wat we in de Kaukasus doen en hoe we in het Midden-Oosten proberen te helpen. Dat doen we allemaal tegelijk, en het is ook de ultieme uitdaging met het oog op de communicatie.

We hebben vandaag ook enkele zeer gedetailleerde voorstellen gehoord. Ik kan u verzekeren dat het de taak van de Commissie is om al deze belangen met elkaar in evenwicht te brengen. De Commissie kan namelijk niet worden gezien als een instantie die slechts één belang, één belanghebbende of één onderwerp vertegenwoordigt. We moeten het hele scala van politieke uitdagingen aanpakken. Soms kunnen we zelf voor een bepaald onderwerp kiezen en soms worden de onderwerpen voor ons gekozen. Wat het laatste betreft, denk ik dat men wel kan zeggen dat van tevoren is gewaarschuwd voor een financiële crisis, maar niemand wist precies wanneer ze tot uitbarsting zou komen of wat de volledige gevolgen ervan zouden zijn. Dus ook op dat punt moeten we actie ondernemen. We moeten in staat zijn om te reageren.

Hoe we dat doen wordt natuurlijk bepaald door het feit dat de Commissie de hoedster van de Verdragen is. Ook dat staat onze mogelijkheid om op te treden soms in de weg. We kunnen niet plotseling nieuwe bevoegdheden verzinnen of ons op een terrein begeven waarvan we weten dat het feitelijk onder de bevoegdheid van de lidstaten valt. Ook is er soms paal en perk gesteld aan wat we kunnen voorstellen, en soms moeten wij met andere instellingen samenwerken. Dat is het kader voor ongeacht wat we doen.

Toen we laatst in een klein seminar bijeen waren – en dit is een andere boodschap die ik het Parlement wil meegeven – zeiden we om te beginnen dat we niet van onze boodschap moeten afwijken. We zullen vasthouden aan onze algemene doelstellingen van welvaart, solidariteit en veiligheid. Deze doelstellingen blijven de leidraad voor alles wat we doen. En ‘welvaart’ betekent het verdedigen van groei en banen in Europa. Niemand hoeft te twijfelen aan onze vastberadenheid om te blijven vechten voor groei en banen in Europa. Deze vastberadenheid is met de recente gebeurtenissen en de financiële crisis alleen maar groter geworden. Het is nu des te belangrijker dat we beschikken over een krachtig beleid en zorgvuldig te werk gaan. Ik denk dat iedereen weet dat dit al vanaf het prille begin een van onze hoofdprioriteiten was. En dat zal het ook blijven.

Het thema ‘solidariteit’ gaat over energie en klimaatverandering en hoe we het Solidariteitsfonds gebruiken, want met ‘verdediging’ bedoelen we vandaag de dag ook verdediging tegen natuurrampen en andere bedreigingen die we tien, twintig jaar geleden nog niet hadden. Tegenwoordig is ook voor die bedreigingen een goede samenwerking en verdediging nodig.

Ik houd niet van die onheilsboodschappen over energie en klimaatverandering. Ik zie juist een enorme kans voor Europa. We hebben de knowhow, we hebben de technologie, we hebben de hulpbronnen, we hebben de mensen, we hebben hoop voor de toekomst, en ook al zijn er kosten aan dat alles verbonden, dan nog denk ik dat we ertoe in staat zijn en het Europa feitelijk iets zeer positiefs zal opleveren: een betere levenskwaliteit en ook nieuwe kansen voor het creëren van banen.

Ik denk dat we er heel anders tegenaan moeten kijken, en het niet alleen moeten zien als iets dat kosten en lasten met zich meebrengt en grote inspanningen vergt, maar ook als iets dat feitelijk deel uitmaakt van de toekomst. Dit is een oplossing voor de toekomst. Europa kan een voortrekkersrol gaan vervullen en met innovatieve en creatieve oplossingen ook nieuwe banen creëren. Het brengt ons een betere levenskwaliteit. Daarvoor is het vooral nodig de blik op de toekomst te richten, en tevens de blik op de rest van de wereld te richten.

We zullen voor concrete resultaten blijven zorgen. Dat is voor deze Commissie het allerbelangrijkste. We worden geen Commissie die alleen maar ‘op de winkel past’. We zullen tot het einde van onze termijn bij het Parlement en de Raad voorstellen blijven indienen.

Ik dank u voor al uw concrete voorstellen en wil graag op een paar ervan reageren. Het vraagstuk van de consumentenbescherming, bijvoorbeeld, is heel belangrijk. We hebben op dit terrein een zeer ambitieus plan. We gaan voorstellen de bestaande wetgeving inzake consumentenbescherming compleet te herzien. We willen ze vereenvoudigen en voor iedereen toegankelijker maken. We hopen dat het Parlement zich nog voor de verkiezingen over dit belangrijke voorstel kan buigen. Voor het einde van het jaar zullen we ook een voorstel indienen voor uitbreiding van het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering; ook dat is een belangrijk fonds. We willen dit fonds ook kunnen gebruiken in de context van de globalisering en voor het opvangen van de gevolgen van de globalisering.

Aangezien Jan Andersson ook het sociale vraagstuk ter sprake heeft gebracht – nogmaals, het is de taak van de Commissie te zorgen voor een evenwicht tussen alle kwesties waarin de sociale agenda een belangrijke rol speelt – wil ik u verwijzen naar het forum dat de Commissie in november zal organiseren. Dan zal ook kunnen worden gekeken, althans dat hoop ik, naar vragen rond de werking van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers. Dat kan ons dan helpen bij de besluitvorming over de weg vooruit. We zullen er niet voor terugschrikken ook naar deze kwesties te kijken. We weten intussen hoe belangrijk ze zijn en dat ze zelfs de uitkomst van het Ierse referendum hebben beïnvloed.

Mevrouw Grabowska, u kent zeker de volgende uitdrukking: “de leugen is al bijna in Damascus terwijl de waarheid nog zijn schoenen moet aantrekken”. Ik weet niet de precieze Engelse uitdrukking voor deze gedachte, maar u begrijpt wat het betekent. Ik denk dat dit er deel van uitmaakt. Wanneer je ruim bij kas zit en daarnaast ook op de angsten van mensen kunt inspelen, dan sorteer je misschien meer effect dan wanneer je een verdragstekst moet uitleggen die niet altijd even duidelijk is of niet altijd dingen helpt te vereenvoudigen. Tegelijkertijd heeft u zelf in dit debat enkele uitstekende voorbeelden gegeven van de redenen waarom we dit nieuwe verdrag nodig hebben en waarom het ons zou helpen om in de wereld met één stem te spreken en gezamenlijk op te treden en ook effectiever te zijn in onze besluitvorming, en waarom de burger daar baat bij zou hebben.

We leveren nog steeds concrete resultaten. Het voorstel van gisteren betreffende het telecompakket zal bijvoorbeeld ervoor zorgen dat alle gebruikers van een mobiele telefoon minder gaan betalen en de roamingtarieven omlaag gaan.

Tot slot – en ook dit heeft betrekking op de begrotingsherziening – wil ik graag zeggen dat deze raadpleging over een eerste zogenoemde “discussienota” ons vanaf eind november zal helpen bij het opstellen van een voorstel voor een nieuwe opzet van de begroting. Ik zie het als een kans om te kijken naar wat Europa nu is en hoe het de komende jaren zou moeten optreden. Dit waren slechts een paar korte opmerkingen over enkele van de meer gedetailleerde punten die u aan de orde heeft gesteld.

Alles wat hier is gezegd neem ik mee naar de Commissie en zal ik inbrengen in onze discussies over het werkprogramma. Ik ben erg dankbaar dat het volledige scala van vraagstukken hier vandaag aan de orde is gekomen. Over een paar weken komen we terug en zullen we de voltallige vergadering een nieuw voorstel aanbieden. Tevens wil ik onderstrepen hoe belangrijk het is dat we een kaderakkoord hebben waar we eveneens gevolg aan geven, en dat we het eens zijn over een efficiënte, effectieve en democratische manier van samenwerken tussen de instellingen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik heb zes ontwerpresoluties ontvangen(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op woensdag.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Wegens de Europese verkiezingen, de komst van een nieuwe Commissie en – hopelijk – de ratificatie van het Verdrag van Lissabon is 2009 een cruciaal jaar.

De belangrijkste politieke prioriteit van de eerste helft van 2009 blijft het proces voor de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Eenheid en betere werkingsmechanismen zijn cruciaal om op het wereldtoneel een sterke speler te blijven.

Meer dan ooit hebben we behoefte aan meer samenhang in ons energiebeleid om meer energie-onafhankelijkheid te bewerkstelligen. Solidariteit tussen de lidstaten en het zoeken naar alternatieve energiebronnen moeten EU-prioriteiten worden.

Het verwezenlijken van de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon moet een nieuwe impuls worden gegeven. Innovatie, ondernemerschap en het bevorderen van een kenniseconomie zijn daarbij de belangrijkste aandachtspunten. De voltooiing van de interne markt moet worden afgerond en er moeten efficiëntere instrumenten worden gegeven aan het MKB om diens rol als belangrijkste banenschepper verder te kunnen ondersteunen.

Er is een nieuwe aanpak nodig om de EU dichter bij de burger te brengen. Het uitgangspunt hiervan moet tweerichtingsverkeer zijn. Als politici zijn we namelijk niet in de eerste plaats leiders maar dienaars en aandachtige toehoorders.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE), schriftelijk. (HU) Van de in 2004 vastgestelde taken heeft de Commissie de belangrijkste nog niet volbracht: het opheffen of wezenlijk verminderen van de onverschilligheid tegenover de Europese gedachte en het gebrek aan vertrouwen daarin.

Het programma voor volgend jaar weerspiegelt evenmin de constatering dat het huidige Europa anders is dan voorheen. Het economische potentieel van de EU-27 is veel groter dan dat van de EU-15, en ook haar positie in de wereldeconomie is invloedrijker. Tegelijkertijd zijn de economische en sociale problemen in de EU-27 anders, evenals de binnenlandse spanningen en angsten anders en sterker zijn.

Het vrij verkeer van werknemers en diensten heeft ernstige conflicten aan de oppervlakte doen komen. Dit blijkt duidelijk uit de Franse nee-stemmen, die de ontwerp-Grondwet hebben doen mislukken, terwijl het lot van het Verdrag van Lissabon bemoeilijkt wordt door de Ierse stemmen vanwege de spanningen rond gedetacheerde werknemers.

Het werkprogramma voor 2009 vermeldt ook niet wat de Commissie, met het oog op het belang van het vrij verkeer van werknemers, na de 5-jarige beperking van plan is te doen om controle uit te oefenen op de lidstaten die een langere beperking willen hanteren.

In dit kader betreur ik het dat de steeds schrikbarender aanwezigheid van racisme en vreemdelingenhaat in Europa de Commissie er niet toe aanspoort iets te ondernemen.

Deze problemen zijn onontkoombaar en keren terug als een boemerang. De vraag is alleen of we ons ermee moeten bezighouden wanneer de spanning nog hanteerbaar is, of pas wanneer neofascistische groeperingen vervuld met haat, rellen veroorzaken in de grote steden van Europa. Ik hoop dat we voor het eerste kiezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk.(RO) De Unie ziet zich geplaatst voor grote moeilijkheden tengevolge van de onverwachte broosheid van de internationale context.

De instabiliteit van de financiële markten, de fluctuaties van de brandstofprijzen, het terrorisme, het fantoom van de koude oorlog, de acute behoefte aan energiezekerheid en de cumulerende effecten van de klimaatveranderingen vormen bedreigingen die de Europese Unie alleen kan overwinnen als ze eensgezind is en voor consensus zorgt.

De gevolgen van de crisis in Georgië en de financiële crisis in de Verenigde Staten en de escalatie van het terrorisme maken het noodzakelijk dat de Commissie in haar wetgevend en werkprogramma duidelijk aangeeft welke aanpak zij denkt te volgen.

2009 is een cruciaal jaar voor het bewerkstelligen van institutionele stabiliteit middels het Verdrag van Lissabon, waarvan de ratificatie in de komende periode de allerhoogste prioriteit moet vormen. In het programma moeten de vraagstukken zijn opgenomen waarvan de toekomstige ontwikkeling van Unie afhangt: het gemeenschappelijk energiebeleid, het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de hervorming van het nabuurschapsbeleid en de versterking van de toezeggingen aan de landen van de Westelijke Balkan, Moldavië en Oekraïne, staten die de Europese Unie nodig hebben en die de Unie, op haar beurt, ook nodig heeft.

2009 is ook het jaar van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De stand van de eurobarometer is allesbehalve bemoedigend. Het wetgevend en werkprogramma van de Commissie moet aantonen dat het in vervulling doen gaan van de wensen van de Europese burgers en de zorg voor hun welstand voor de Europese instellingen het voornaamste doel is.

 
  

(1) Zie notulen.


5. Voorbereiding van de TOP EU-India (Marseille, 29 september 2008) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de Verklaringen van de Raad en de Commissie: Voorbereiding van de Top EU-India (Marseille, 29 september 2008).

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad.(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben ingenomen met het feit dat u zoveel belangstelling toont voor de versterking van de betrekkingen met India. De Top Europese Unie-India zal – zoals mevrouw Wallström zojuist nog zei - op 29 september 2008 in Marseille worden gehouden, in aanwezigheid van de Indiase premier, de heer Manmohan Singh, de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, en de voorzitter van de Raad, de heer Sarkozy. Deze Top is één van de twaalf topontmoetingen met derde landen die tijdens het Frans voorzitterschap zullen worden georganiseerd.

U zult zien dat er op de kalender met topontmoetingen een groot aantal besprekingen met opkomende landen staat. In juli is er een top met Zuid-Afrika geweest. In december zullen er – naar we hopen – ontmoetingen volgen met Korea, China en Brazilië. Deze besprekingen zijn voor de Europese Unie een unieke gelegenheid om een dialoog over zaken van gemeenschappelijk belang te ontwikkelen met de belangrijkste opkomende landen. De Top met India sluit naadloos aan bij deze benadering.

Ik weet dat de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement onlangs heeft deelgenomen aan een vruchtbare workshop over de betrekkingen tussen de Europese Unie en India. Daarbij was ook een groot aantal experts aanwezig. Uit deze workshop is gebleken dat er een sterk verlangen is naar verbetering van de dialoog en de samenwerking tussen de Europese Unie en India.

Het voorzitterschap heeft dezelfde wil als het Parlement. India heeft één miljard inwoners – en dit inwonertal zal dat van China in 2025 overtreffen – en realiseert sinds 2005 een jaarlijkse groei van meer dan 8 procent. India heeft dus alles in huis om een essentiële partner van de Europese Unie te worden, en daarom willen wij dat deze Top een belangrijke stap vooruit wordt in het uitdiepen van de betrekkingen met dit land.

De reikwijdte van de dialoog en de samenwerking is sinds 2005 – toen de eerste topontmoeting plaatsvond – alleen maar groter geworden. De Europese Unie is nu de belangrijkste handelspartner van India. De EU is bovendien één van de belangrijkste investeerders in India, en dat geldt voor veel essentiële sectoren van de economie, met name energie, vervoer en telecommunicatie. De topontmoetingen die tot nu toe zijn gehouden hebben op doorslaggevende wijze bijgedragen tot de versterking van de betrekkingen.

Dat was het geval in 2004, toen we onze samenwerking de status van strategisch partnerschap verleenden. In 2005 hebben we een actieplan ontworpen om dit partnerschap te versterken, en in 2006 hebben we een vrijhandelsverdrag gesloten. We zullen echter meer moeten doen als wij willen dat onze dialoog en samenwerking met India een afspiegeling vormt van het ware potentieel van dit land.

We hopen dat de Top van Marseille daartoe zal bijdragen. We hopen verder onze samenwerking met India te versterken op de gebieden die voor de Unie nu prioritair zijn: klimaatverandering en energie. De discussies met onze belangrijkste opkomende partnerlanden zijn zeker niet gemakkelijk, maar we moeten deze gesprekken voeren en wij moeten met onze Indiase partners samenwerken om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.

Om te beginnen hopen we op deze Top een nieuw, beknopter en praktischer actieplan samen te stellen. Dat plan moet ons ook in staat stellen ons partnerschap aan te passen aan de nieuwe behoeften op het gebied van energiezekerheid en duurzame ontwikkeling. We willen er verder voor zorgen dat we in de toekomst kunnen blijven samenwerken op het gebied van onderzoek en nieuwe technologie. Ik denk dan bijvoorbeeld aan zonne-energie en het ITER-project.

Het actieplan moet vergezeld gaan van een werkprogramma inzake energie, schone ontwikkeling en klimaatverandering. Het moet een basis zijn voor samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie, schone energie uit kolen, en het gebruik van hernieuwbare energie.

Deze maatregelen kunnen, waar nodig, worden ondersteund door het nieuwe European Business and Technology Centre. Dat centrum zou tegen het einde van dit jaar in New Delhi moeten worden geopend. We zullen tijdens de Top natuurlijk ook spreken over regionale kwesties die voor de internationale stabiliteit van belang zijn, of het nu gaat om Afghanistan, Pakistan, Birma of Iran.

We willen tijdens deze Top ook ons strategisch partnerschap met India vooruit helpen, en wel door het opzetten – of voortzetten – van specifieke samenwerkingsprojecten. We hopen een heel belangrijke overeenkomst op het gebied van de luchtvaart te ondertekenen. Deze overeenkomst is reeds begin dit jaar geparafeerd door de onderhandelaars en we willen het nu graag ondertekenen omdat het ons in staat zal stellen de nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met het communautaire recht en tegelijkertijd de rechtszekerheid voor het Europese bedrijfsleven te versterken. Ik heb het nu uitsluitend over vluchten tussen India en de Europese Unie, want wat de rest betreft hoop ik dat we reeds op één lijn zitten met de Gemeenschapswetgeving.

We willen de onderhandelingen over een handels- en investeringsovereenkomst een zet in de goede richting geven. Het is aan de Commissie – of liever gezegd aan mevrouw Wallström, want zij is hiervoor bevoegd – om hierover te onderhandelen. We kunnen de Commissie in de persoon van mevrouw Wallström verzekeren dat ze onze steun geniet, want het is zeker de moeite waard onze betrekkingen met India te versterken. De ondertekening van een handels- en investeringsovereenkomst zou een belangrijke stap voorwaarts betekenen.

Er zijn dus talloze mogelijkheden voor het ontwikkelen van onze betrekkingen met India. We mogen intussen niet vergeten dat dit land op de lijst met EU-handelspartners pas de negende plaats inneemt, na Zuid-Korea. Dat is inderdaad een verrassend gegeven.

Er wordt nu met India onderhandeld over de drie documenten die we tijdens deze Top hopen goed te keuren: het herzien gemeenschappelijk actieplan, het werkprogramma inzake energie en de zojuist genoemde overeenkomst. Er wordt verder gewerkt aan een gezamenlijk perscommuniqué. Ik kan hier vandaag niet in details treden met betrekking tot deze documenten, aangezien de discussies met onze Indiase partners nog niet zijn afgesloten. Ik kan wel zeggen dat we optimistisch zijn over hetgeen we bij deze Top kunnen bewerkstelligen.

Ik wil bij wijze van afsluiting het Parlement graag bedanken voor de constructieve rol die het heeft gespeeld in het kader van de betrekkingen tussen India en de Europese Unie. De in 2007 opgezette delegatie voor de betrekkingen met India heeft ervoor gezorgd dat de communicatie met het Lok Sabha, het Indiaas parlement, nu beter verloopt. Deze delegatie zal ongetwijfeld gevraagd worden een belangrijke rol te spelen, zeker als het gaat om het opstellen van parlementaire resoluties over gevoelige onderwerpen die een weerslag hebben op de betrekkingen tussen India en de Europese Unie.

Tot slot wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om speciaal mevrouw Gill, de voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met India, te bedanken en te prijzen voor de dynamische wijze waarop zij haar taken waarneemt.

 
  
MPphoto
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, mijnheer Jouyet, ik spreek namens mijn collega, mevrouw Benita Ferrero-Waldner. Het is een genoegen u hier vandaag te mogen toespreken over de voorbereiding van de Top met India die op 29 september 2008 in Marseille zal plaatsvinden.

De betrekkingen EU-India, zo heb ik nu geleerd, nemen nu al verscheidene jaren in belang toe, niet alleen vanwege de groeiende handel en investeringen, maar ook omdat zowel Europa als India zich hebben verbonden aan, en ervaring hebben met een meertalige en multiculturele democratie. U hebt onlangs in dit Parlement zelf ook laten zien dat goede betrekkingen met India ook in politiek opzicht belangrijk zijn. Niet alleen hebt u een parlementaire delegatie met dat land ingesteld maar ook president Abdul Kalam vorig jaar uitgenodigd om als eerste staatshoofd van India dit Parlement te komen toespreken.

Tijdens deze Top hopen we dit groeiend politiek engagement om te zetten in een sterkere, concrete samenwerking. Ik kan u nu al melden dat we sinds de strategische partnerschapsovereenkomst van 2004 en het gezamenlijk actieplan van 2005 goede vooruitgang hebben geboekt.

Laat ik om te beginnen zeggen dat de politieke dialoog en samenwerking is versterkt en er nu regelmatig ministeriële bijeenkomsten en andere topontmoetingen plaatsvinden. Er wordt jaarlijks een veiligheidsdialoog gehouden en er zijn nieuwe formaten vastgesteld voor de dialoog in het kader van de Ontmoeting Azië-Europa (ASEM) en de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten voor regionale samenwerking, wat zelfs voor gevoelige kwesties zoals terrorismebestrijding tot meer samenwerking heeft geleid.

Het tweede punt is dat de contacten tussen de EU en India steeds intensiever worden, vooral op onderwijsgebied. De EU heeft uit hoofde van het ‘Erasmus Mundus’-programma financiële middelen verstrekt voor meer dan negenhonderd beurzen voor Indiase studenten en zal daar zeker nog tot 2013 mee doorgaan.

Het derde punt is dat de economische en technische samenwerking is verdiept. De activiteiten en uitwisselingen op wetenschappelijk en technologisch gebied zijn geïntensiveerd en vinden nu ook op ministerieel niveau plaats. Er zijn nieuwe gelegenheden voor dialoog gecreëerd, een energiepanel EU-India is opgericht, en de overeenkomst inzake de internationale thermonucleaire experimentele reactor – de zogenoemde “ITER-overeenkomst” – waar zowel India als de EU partij bij zijn, is nu van kracht.

Ook de handel en investeringen zijn verder uitgebreid. De bilaterale handel tussen de EU en India is sinds 2000 verdubbeld tot 55 miljard euro. En de EU is nu de grootste bron van buitenlandse directe investeringen in India, terwijl de Unie op haar beurt een steeds grotere instroom van investeringen uit India ontvangt.

De ontwikkelingssamenwerking is verder toegenomen en we zullen het overgrote deel van onze indicatieve begroting van 470 miljoen euro voor 2007-2013 voor India gebruiken, met name ter ondersteuning van gezondheids- en onderwijsprogramma’s die verband houden met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen.

Dus we hebben al heel wat bereikt. Maar er is nog meer te doen. We geloven dat onze betrekkingen in het teken moeten staan van vredesbevordering, mensenrechten en alomvattende veiligheid, duurzame ontwikkeling met inachtneming van milieuoverwegingen, sociale rechtvaardigheid en economische welvaart, en versterkte uitwisselingen op cultureel en onderwijsgebied. Een van onze hoofddoelstellingen voor de Top is het bereiken van een akkoord over een herzien gezamenlijk actieplan waarin deze doelstellingen tot uitdrukking komen.

Als mondiale spelers hebben beide partijen een verantwoordelijkheid met betrekking tot de mondiale uitdagingen. Er zullen dan ook enkele specifieke mondiale vraagstukken aan de orde worden gesteld.

Wat de wereldhandel betreft, hopen we dat India en de VS hun onenigheden over de WTO-ronde kunnen oplossen en de onderhandelingen daardoor weer op het goede spoor kunnen brengen. Ook klimaatverandering en energie zijn voor ons topprioriteiten. We hopen een gezamenlijk werkprogramma voor energie, schone ontwikkeling en klimaatverandering te ondertekenen dat is gericht op het bevorderen van hernieuwbare en schone energie en dat gepaard zal gaan van twee leningen van de Europese Investeringsbank voor projecten in verband met klimaatverandering. Ook de mondiale financiële crisis en de wereldvoedselsituatie staan op de agenda.

Wat de bilaterale kwesties betreft, zijn er enkele belangrijke gemeenschappelijke belangen waarover we moeten praten. De vorig jaar begonnen onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst zijn goed gevorderd. We streven er nu naar om die onderhandelingen snel af te ronden en te komen tot een evenwichtig resultaat. Ook hopen we tijdens de Top een horizontale overeenkomst inzake de burgerluchtvaart te sluiten en wij zullen erop aandringen dat werk wordt gemaakt van een maritieme overeenkomst.

Wat cultuur en onderwijs betreft, willen we een akkoord bereiken over het opzetten van een beleidsdialoog.

Wetenschap en technologie zijn evenzeer een prioriteit. De Top zou zich positief moeten uitspreken over de oprichting van een Europees Centrum voor economie en technologie in Delhi en over de steun hiervoor van de kant van het Parlement.

Tot slot wil ik nog zeggen dat ik blij ben met de recente oprichting door het Indiase parlement van een groep van vrienden van het Europees Parlement. Ik ben er zeker van dat u hierdoor in staat zult zijn uw Indiase collega’s ervan te overtuigen dat de EU op het terrein van internationaal bestuur het meest succesvolle en toekomstgerichte fenomeen van de moderne tijd is en dat we elkaar veel te bieden hebben.

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een strategisch partnerschap van de EU met een democratisch, seculier India is in deze gevaarlijke en onvoorspelbare tijden van essentieel belang, omdat het gaat om een land dat onze waarden en aspiraties deelt.

We staan voor gemeenschappelijke uitdagingen: de strijd tegen het terrorisme – in dit verband doe ik een oproep aan Europol om India bij de uitwisseling van inlichtingen en de strijd tegen het terrorisme een bevoorrechte status te geven –, de noodzaak om het milieu te beschermen, waarvan ook het vraagstuk van klimaatverandering deel uitmaakt, en het belang van een eerlijke verdeling van de baten van de globalisering.

De recente bomaanslagen in Delhi hebben nog eens onderstreept dat het islamitisch terrorisme een ernstige bedreiging voor India vormt. Gezien de instabiliteit in de buurlanden van India – van Pakistan tot Sri Lanka – zou het voor iedereen hier duidelijk moeten zijn dat we al het mogelijke moeten doen om India te ondersteunen, niet alleen omdat India een regionale macht is in Zuid-Azië, maar ook omdat het een grote en constructieve rol speelt in multilaterale fora zoals de SAARC, ASEAN en VN. Wat de VN betreft, is het hoog tijd dat India een permanente zetel in de Veiligheidsraad krijgt.

In zijn resolutie geeft het Parlement terecht uitdrukking aan zijn bezorgdheid over de recente moorden op christenen in de deelstaat Orissa en over de onlusten in Jammu en Kasjmir, en roept het op tot bestraffing van de verantwoordelijken, omdat mensenrechten en rechtsstaat het belangrijkste onderdeel van het strategisch partnerschap met India vormen. Deze situatie staat in schril contrast tot de wijze waarop de EU de Volksrepubliek China bejegent, die onze verzoeken om de mensenrechten van haar burgers te respecteren gewoon naast zich neerlegt.

Ik hoop dat de komende Top de bloeiende betrekkingen tussen India en de EU zal verstevigen, vooral op handelsgebied. Als covoorzitter en oprichter van de groep ‘Vrienden van India’ en rapporteur van de Commissie buitenlandse zaken voor de vrijhandelsovereenkomst EU-India, wil ik dat er snel vrijhandelsbetrekkingen komen. Dat is in ons beider belang, nu voor het eerst omvangrijke buitenlandse directe investeringen van India naar de EU stromen. Mijn fractie, de PPE-DE, wil echter ook grotere politieke samenwerking bij de aanpak van de vele uitdagingen waarvoor de EU en India nu en in de toekomst zullen staan, zoals het huidige probleem van de mondiale financiële instabiliteit.

 
  
MPphoto
 

  Emilio Menéndez del Valle, namens de PSE-Fractie. – (ES) De grote meerderheid in dit Parlement is van mening dat India de grootste democratie ter wereld is en dat we nauwer met dat land moeten samenwerken.

We hebben dezelfde principes en realiteiten als India, van democratie tot multilateralisme in de internationale betrekkingen. Maar er zijn enkele punten waarover we het oneens zijn, zoals bijvoorbeeld de doodstraf, die we graag uit hun rechtssysteem verwijderd willen zien. Ook sporen wij India ertoe aan zich aan te sluiten bij het Internationaal Strafhof.

Velen betreuren dat de regering van India het Internationaal Verdrag tegen martelingen niet heeft geratificeerd. Dit gezegd hebbende, willen wij, ondanks dit feit, de Indiase samenwerking met de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties roemen en zeggen dat wij gelukkig zijn met het werk dat de Indiase Commissie voor de Mensenrechten verricht op het gebied van discriminatie op grond van godsdienst, het kastenstelsel of andere zaken.

We weten dat er kortgeleden afschuwelijke wreedheden zijn begaan door fanatieke hindoes in de deelstaat Orissa. Wij veroordelen die wreedheden zonder enig voorbehoud, maar tegelijkertijd erkennen we dat dit uitzonderingen zijn die, hoe bloedig ze ook zijn, niet overal voorkomen. Daarom houden we vast aan het idee van India als een model van cultureel en religieus pluralisme.

India speelt een belangrijke rol in de regio en maakt zich net als wij zorgen over de huidige onbestendige situatie in Pakistan en ook, net als de meesten van ons, over de onveiliger en onzekerder wordende situatie in Afghanistan en Sri Lanka.

Het zou absoluut lovenswaardig zijn als New Delhi zijn inspanningen aan die van ons, in de Europese Unie, zou koppelen om Myanmar uit de huidige nachtmerrie te helpen.

Ten slotte kan India worden beschouwd als een bevorderaar van de vrede en de stabiliteit in de regio. India is tegenwoordig, in tegenstelling tot andere landen, een verantwoorde nucleaire macht. Persoonlijk vind ik dat dit nog meer het geval zou zijn als India het Non-proliferatieverdrag zou ondertekenen. Het imago van India in de wereld zou hiermee verbeteren. Terloops wil ik nog opmerken dat dit ook voor landen als Pakistan, Noord-Korea en Israël geldt.

Dit alles gezegd hebbende – en ik rond nu af – en wel wetend dat gezamenlijke doelen geen beredeneerde en redelijke kritiek hoeven uit te sluiten, ben ik ervan overtuigd dat de ophanden zijnde Top tussen de EU en India een succes zal worden.

 
  
MPphoto
 

  Nicholson of Winterbourne, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is altijd een genoegen om te mogen spreken over kwesties die de gestage uitbreiding bevorderen van een van de belangrijkste internationale betrekkingen in de wereld, die tussen de Europese Unie en de Republiek India. In onze resolutie verzoeken we de deelnemers aan de Top om na te gaan op welke manieren deze betrekkingen verder kunnen worden geïntensiveerd. We kijken uit naar de concrete resultaten daarvan.

Het is een kritieke tijd voor deze top. In onze resolutie betuigen we ons respect voor de mensen die in september het slachtoffer werden van een terreuractie in India evenals voor de slachtoffers van de aanslag op de Indiase ambassade in Kaboel. Maar vandaag moeten we toch zeker ook ons respect betuigen voor de helden die in Islamabad mensenlevens hebben gered. We mogen niet vergeten dat India in het hart van een regio ligt die met aanzienlijke veiligheidsproblemen te kampen heeft. Het is niet meer dan gepast dan we in onze resolutie vragen om meer uitwisseling van inlichtingen en om ondersteuning van alle inspanningen die erop gericht zijn India te helpen om samen met ons het terrorisme te bestrijden. Daartoe behoort naar onze mening ook steun voor een zetel in de VN-Veiligheidsraad.

In onze resolutie roepen we ook op tot een vreedzame toekomst voor het voormalige prinsdom Jammu en Kasjmir, dat aan deze en gene zijde van de grens ligt en nu gesplitst is in twee naties. Zoals we in de Europese Unie maar al te goed weten, komt er vrede als er werkgelegenheid is. Vandaar dat het prachtig is om te horen dat India op dit moment in Jammu en Kasjmir de langste spoorwegtunnel op aarde bouwt, die bijna 11 kilometer lang zal worden en een onderdeel vormt van een 148 km lang spoorvak. Dit wordt de langste spoorwegtunnel in de wereld en 95 procent is nu af. Op dit moment verschaft deze tunnel 3 900 mensen rechtstreeks werk en, daar ben ik van overtuigd, vele duizenden meer in de toekomst.

Dan cultuur. We roepen ook op tot het versterken van onze culturele betrekkingen. Dit is het jaar van de dialoog, en wat dat betreft heeft India de Europese Unie veel te leren. We roepen op tot een omvangrijkere dialoog tussen de mensen zelf. Ik ben ervan overtuigd dat dit de weg vooruit is. Tot besluit vraag ik mijn collega’s dringend om deze uitstekende resolutie te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, India is een van onze strategische partners, zowel op politiek als op handelsgebied. Het land speelt een constructieve rol in de regio. Het is nu echter de hoogste tijd om krachtige taal te gebruiken en de Indiase regering attent te maken op de flagrante schendingen van de vrijheid van godsdienst op haar grondgebied. Volgens de All India Christian Council worden christenen in India gemiddeld om de drie dagen het slachtoffer van verschillende vormen van agressie en onverdraagzaamheid. Ondanks het feit dat mensen sterven en kerken worden verwoest, heeft de rechterlijke macht in het land een bijzonder lakse houding aangenomen.

Wij mogen in geen geval akkoord gaan met de wetgeving die de bekering tot het christendom in bepaalde delen van India verbiedt. Wij verwachten dat India in deze kwestie een duidelijk signaal afgeeft en doortastende maatregelen neemt om de schade aan de eigendommen van de christelijke gemeenschappen te vergoeden, want daar hebben zij recht op.

Mijnheer Jouyet, mevrouw de commissaris, ik roep u op om al deze kwesties onomwonden aan de orde te stellen tijdens de Top EU-India die later deze maand zal plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 

  Gisela Kallenbach, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik onderstrepen dat mijn fractie veel belang hecht aan goede partnerschapsbetrekkingen met India, een land dat wordt beschouwd als de grootste democratie ter wereld.

Gelijkwaardig partnerschap – en ook dat moet worden benadrukt – betekent evenwel dat over problemen eerlijk wordt gesproken. Dat is nog steeds niet het geval bij India, en het wordt ook niet weerspiegeld in deze resolutie. Daarom kunnen wij dit compromis helaas niet steunen.

Hoe kunnen we beweren dat India model staat voor de omgang met religieus en cultureel pluralisme, zoals het in de resolutie is geformuleerd, wanneer er net weer talloze doden zijn gevallen bij gewelddaden door extremistische hindoes tegen christenen in Orissa of moslims in Kasjmir? De verantwoordelijken voor de pogroms in Gujarat zijn nog steeds niet voor het gerecht gebracht. Ongeveer 200 zaken zitten nog steeds vast in de molens van de Indiase justitie.

Wordt er wel echt resoluut actie ondernomen tegen de gewelddaden en moordpartijen door radicale groeperingen, waarvan christenen en moslims het slachtoffers zijn Hoe gelijkwaardig zijn de Dalits echt? Zijn de mensenrechten een universeel goed? Worden kinderen eindelijk beschermd tegen arbeid en uitbuiting? Dat zijn vragen waarover wij met onze Indiase partners open zouden moeten discussiëren.

De afgelopen vijf jaar heeft de Indiase mensenrechtencommissie meer dan 14 000 doden in verzekerde bewaring van politie of leger geteld. Ik roep India op om de Armed Forces Special Powers Act te hervormen. Deze wetteloosheid is olie op het vuur van de rebellengroepen in veel Indiase staten.

Armoede in India is nog altijd reden tot bezorgdheid, en zelfs goede programma’s zijn niet genoeg. Er moet veel meer worden gedaan, als we bedenken dat 40 procent van de meest ondervoede kinderen ter wereld in India woont.

Door de overdracht van kennis en technologie kan Europa een zeer substantiële bijdrage leveren aan een echte duurzame ontwikkeling in India.

 
  
MPphoto
 

  Jaromír Kohlíček, voor de groep GUE/NGL. – (CS) Waarde collega's, toen India in 1947 zelfstandig werd, had het een geletterdheid van 18 procent, een onstabiel politiek klimaat en een economische ontwikkelingsniveau waaruit niemand kon afleiden met welke problemen we zestig jaar later te kampen zouden hebben. De ontwikkelingsproblemen van het land zijn inderdaad verre van opgelost. Er zijn nog steeds vele miljoenen analfabeten, werklozen en mensen die leven aan de rand van de samenleving. Nu hebben we echter te maken met een kernmacht waarvan het bruto nationaal product al een aantal jaren achtereen met ongeveer 8 procent toeneemt. Het gaat om een land dat dringend tientallen elektriciteitscentrales moet bouwen, het fundamentele spoorweg- en wegennet aan het moderniseren is en de problemen in de kleine steden aan het oplossen is. Kleine steden zijn in India steden met ongeveer een miljoen inwoners; dan weten we, waar we het over hebben. In sommige delen van het land is de demografische druk nog steeds groot, maar tegenwoordig ligt ook het outsourcing-probleem op tafel.

Indiase bedrijven halen geschoold werk, programmeurswerk, bijvoorbeeld op administratief gebied, uit de Europese Unie. Vaak wordt dit werk gedaan door werknemers die in India wonen. Er zijn genoeg landen die hooggeschoolde vaklieden importeren. We zijn eraan gewend dat Lakshmi Mittal het grootste staalbedrijf in de Europese Unie is. We weten dat er meer productiebedrijven zijn die een oogje werpen op onze markt. De problemen in de SAARC-landen zijn nog verre van opgelost en afgezien daarvan ligt de delicate Kashmir-kwestie op de onderhandelingstafel. Toch zijn er positieve ontwikkelingen en lijkt het erop dat er op politiek en economisch gebied tientallen onderwerpen van discussie zijn. Ik wil graag pleiten voor steun aan grote infrastructuurprogramma's in India en in de andere SAARC-landen. Ik noem bijvoorbeeld de gasleiding die Iran, Pakistan en India met elkaar moet gaan verbinden. Net als in veel andere gevallen hebben wij ook hier gemeenschappelijke belangen. Veiligheid, energiezekerheid en wereldwijde internationale samenwerking: dat is een mooie aanloop naar de Top.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, de gemeenschappelijke ontwerpresolutie gaat terecht in op de precaire positie van de christelijke minderheid in India. Ik wil beklemtonen, Raad en Commissie, dat deze situatie met name in de deelstaat Orissa uitzichtloos is, als de oorzaken niet daadwerkelijk bij hun politieke en sociaal-economische wortels worden aangepakt. Op 23 augustus van dit jaar werd Saraswati, lokale leider van de radicale hindoeïstische VHP in Orissa vermoord door maoïsten, naar verluidt. De christelijke minderheid moest echter boeten. Hindoenationalisten gingen gewapend met knuppels, bijlen en fakkels op jacht naar hun christelijke medeburgers en hielden gruwelijk huis, wekenlang, tot zelfs in de vluchtelingenkampen toe.

Dit geweld lijkt puur religieus, maar kent een evidente politieke component. Het punt is namelijk dat in Orissa, maar ook elders in India de hindoenationalistische BJP vandaag de dag sterk aan aanhangers wint. In haar ideologie is geen plaats voor religieuze minderheden, laat staan een christelijke minderheid.

Raad en Commissie, ik hoorde zojuist dat u de Indiase premier Singh op 29 september zult ontmoeten in Marseille. Premier Singh heeft de schanddaden in Orissa een nationale schande genoemd. U moet hem daar in Marseille over aanspreken. U moet dit punt, namelijk wat er gebeurt aan religieuze intolerantie en aan christenvervolging, agenderen en uitvoerig bespreken want het is onacceptabel om op die manier een strategisch partnerschap in stand te houden.

 
  
MPphoto
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ook ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om mijn bezorgdheid uit te spreken over het geweld van de jongste weken tegen christenen in India. Tientallen mensen werden vermoord, tienduizenden werden uit hun huizen verjaagd. Honderden huizen werden in brand gestoken en ook kerken werden niet gespaard.

De Europese Unie moet de centrale regering van India, maar ook die van de deelstaten, oproepen alles in het werk te stellen om het geweld te doen ophouden en de schuldigen te berechten. Op de top van volgende week in Marseille moet het strategische partnerschap met India niet alleen verdiept worden wat onze handelsrelaties betreft, ook de samenwerking in de strijd tegen het terrorisme moet uitgebreid worden. De bomaanslag van vorige week in Islamabad heeft nogmaals aangetoond in welke mate het buurland Pakistan geplaagd zit met het probleem van het islamitische terrorisme. Zeker in deze politieke overgangsperiode in Pakistan is het van groot belang dat de relaties tussen India en Pakistan niet verslechteren. De Europese Unie moet alle mogelijke hulp leveren om de dialoog in stand te houden en verder te stimuleren.

India kent een sterk groeiende economie, wat zijn weerslag heeft op de behoefte aan energie. Het moet dan ook de politiek van de Europese Unie zijn om te vermijden dat India al te afhankelijk wordt van landen als Iran en Rusland.

 
  
MPphoto
 

  Mario Mauro (PPE-DE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, minister Jouyet, commissaris Wallström, geachte collega’s, met alle respect wil ik wijzen op een verschil tussen uw inleidingen en de interventies van de collega’s. U hebt namelijk niet de moed gehad om in uw inleidingen de slachtingen te noemen die dezer dagen plaatsvinden en om het verdwijnen van de godsdienstvrijheid in India met kracht te veroordelen. Dat is een ernstig teken. Dat doet vermoeden dat we op de Top van de komende dagen niet de moed zullen opbrengen om het centrale vraagstuk aan de orde te stellen, het vraagstuk van de ware relatie en de ware vriendschap die tussen de Europese Unie en India kan bestaan.

Het gaat immers niet enkel om de slachting van christenen maar ook om het thema van de godsdienstvrijheid. Godsdienstvrijheid is bovendien geen vrijheid als alle andere; godsdienstvrijheid is bepalend voor de kwaliteit van een democratie. De Indiase president heeft ons in dit Parlement verteld hoe hij op een christelijke school niet alleen liefde voor kennis heeft geleerd, maar ook het verschil tussen godsdienst en politiek.

Als dit waar is, vragen wij de Europese Unie dringend om tijdens de Top EU-India eraan te herinneren dat godsdienstvrijheid het fundament is van de ontwikkeling van de democratie en dat we een gemeenschappelijke taak hebben, een taak waarbij we in een geest van vriendschap eraan moeten herinneren dat de schending van de mensenrechten het einde betekent van een op waarheid gebaseerde, constructieve relatie tussen partijen die er alles bij te winnen hebben samen aan hun toekomst te bouwen.

Die moed moeten we opbrengen, mevrouw de commissaris; die moed moeten wij opbrengen, mijnheer de minister, want als we deze verantwoordelijkheid niet nemen, maken we onszelf onvermijdelijk medeplichtig aan een degenererende democratie.

 
  
MPphoto
 

  Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met India ben ik werkelijk erg blij met dit debat. Ik wil graag onderstrepen hoe belangrijk het is dat India en Europa een regelmatige dialoog voeren over al de kwesties waarbij een gezamenlijke aanpak dienstig kan zijn – zowel op het niveau van de Raad, de Commissie als dat van het Parlement. Ik juich daarom de oprichting toe van de groep van vrienden in het Indiase parlement en hoop dat de leden van deze groep in de zeer nabije toekomst naar het Europees Parlement zullen komen.

In onze resolutie wordt duidelijk gemaakt dat democratie, pluralisme, rechtsstaat en multilateralisme weliswaar waarden zijn die zowel Europa als India na aan het hard liggen, maar dat wij ook – en dat is toch vooral belangrijk – natuurlijke partners zijn. Ik vind dat het zwaartepunt van onze resolutie meer zou moeten liggen op een aantal belangrijke vraagstukken als terrorisme, klimaatverandering en de economische versterking van dit partnerschap. Ik hoop dat tijdens deze top een belangrijke stap wordt gezet in de aanpak daarvan.

Ik wil ook graag mijn leedwezen betuigen aan de families en slachtoffers van de recente bomaanslagen in India. Ik denk dat we moeten erkennen dat zowel Europa als India tal van vijanden heeft die onze gedeelde waarden willen vernietigen. Deze Top is een goede gelegenheid om onze betrekkingen te versterken. Tot dusver zijn echter maar langzaam vorderingen gemaakt en voor het gezamenlijk actieplan zijn meer middelen nodig dan wij nu hebben om de doelstellingen te kunnen bereiken die we onszelf hebben gesteld.

Tot besluit wil ik alleen nog zeggen dat in vriendschappelijke relaties ruimte moet zijn voor opbouwende kritiek. Maar die kritiek moet wel evenwichtig zijn. Het is de verantwoordelijkheid van beide partijen om daarvoor te zorgen. Dus tegenover kritiek op de tekortkomingen van India moet een volledige en openhartige erkenning van onze eigen tekortkomingen staan. Het is goed dat we de slechte behandeling van minderheden veroordelen, maar Europa mag niet vergeten dat het ook zelf problemen heeft met geweld tussen gemeenschappen en op het terrein van rassenrelaties ook niet altijd een bevredigende staat van dienst heeft.

 
  
MPphoto
 

  Wojciech Roszkowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, India is de grootste democratie ter wereld. Het land beschikt over een enorm demografisch potentieel en kent een snelle economische groei. Met het oog hierop is India een cruciale partner voor de Europese Unie en het Westen. Het is van groot belang dat dergelijke betrekkingen een solide basis hebben. Het leidt geen twijfel dat de ontwikkeling van India tal van positieve aspecten met zich meebrengt. De recente vervolgingen van christenen in Orissa en op andere plaatsen in het land zijn echter reden tot bezorgdheid. De bevoegde plaatselijke overheden hebben tot dusver niets ondernomen om hun burgers te beschermen tegen deze aanslagen, die het werk zijn van fanatici. Dat is niet verwonderlijk, aangezien in een aantal deelstaten van India wetgeving is aangenomen die hindoes verbiedt om zich tot een andere godsdienst te bekeren. Daarenboven zijn er geen wettelijke beperkingen op de activiteiten van extremistische hindoegroeperingen die oproepen om India van christenen te zuiveren. India, dat zich graag op zijn democratische systeem beroemt, vergeet daarbij dat een dergelijk systeem vereist dat de rechten van etnische en religieuze minderheden worden geëerbiedigd. Zou het kunnen dat het geboorteland van Mahatma Gandhi dit vandaag in de wind probeert te slaan? Indien dit daadwerkelijk het geval blijkt, moet deze kwestie op de aanstaande Top ter sprake worden gebracht.

 
  
MPphoto
 

  Angelika Beer (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe u in het kort uit te leggen waarom mijn fractie zo dadelijk de compromisontwerpresolutie zal verwerpen.

Het is in de onderhandelingen onmogelijk gebleken om een kritisch standpunt te formuleren over de nucleaire deal tussen de VS en India. Wij beschouwen dat als een falen van het Europees Parlement, omdat wij verwachten dat dit Parlement de moed heeft om Europa’s stilzwijgen tijdens de onderhandelingen in de Nuclear Suppliers Group te bekritiseren. Het is pure lafheid van alle lidstaten, en in het bijzonder van het Duitse voorzitterschap van de NSG, dat ze niet in staat zijn om de Europese veiligheidsstrategie te verdedigen tijdens een belangrijke ontmoeting als deze.

We hebben een compromis waarin een van de prioriteiten de strijd tegen proliferatie is. Maar door ons stilzwijgen hebben we nu de geloofwaardigheid van ons ontwapeningsbeleid ondermijnd – sterker nog, geruïneerd. Nucleaire ontwapening? Had je gedacht! Versterking van het NPV-regime? Had je gedacht! Geloofwaardigheid van de onderhandelingen met Iran? Had je gedacht! In plaats daarvan dienen we de economische belangen van Frankrijk, met name voor het sluiten van een deal over nucleaire technologie met India. Dat is een immanent standpunt, en daarom wijzen wij het compromis af.

 
  
MPphoto
 

  Erik Meijer (GUE/NGL). - Voorzitter, net als Europa is India een subcontinent met vele volkeren en verschillende talen, waar wordt geprobeerd een eind te maken aan het verleden van oorlog en onderdrukking. Toch kent India nog steeds martelingen en doodstraffen en daarnaast geweld tegen de bevolking van Kasjmir, die nooit het referendum heeft gekregen dat na de deling in 1947 nodig was om uit te maken bij welke staat zij willen horen.

In Europa mag het strategisch partnerschap met India, dat in 2004 is overeengekomen, geen reden zijn om de ogen te sluiten voor de discriminatie en rechteloosheid van 170 miljoen onaanraakbare mensen die niet tot een kaste behoren. Terecht vergeleek de premier van India in 2007 de achterstelling van deze Dalids met de apartheid in Zuid-Afrika. Veel Dalids hebben zich bekeerd tot het christendom of de islam. De extremistische oppositiepartij BJP wil de komende verkiezingen gebruiken om hindoes te mobiliseren tegen de christenen en de moslims en om de Dalids te dwingen erin te berusten dat zij eeuwig arm en rechteloos zullen zijn.

Hoe helpen wij de Indiase regering om dat geweld te stoppen en hoe zorgen wij ervoor dat de EU-hulp na de overstromingen ook de Dalids bereikt?

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de betrekkingen tussen de twee grootste democratieën ter wereld zijn heel bijzonder. India is een opkomende, economische en politieke reus, maar wat ons werkelijk verenigt is onze gehechtheid aan de rechtsstaat en de multiculturele democratie, ons verlangen naar mondiale stabiliteit en onze vastberadenheid om het terrorisme te bestrijden. Ik hoop dat de negende Top ons dichter bij een vrijhandelsovereenkomst zal brengen en dat de lopende geschillen op terreinen als dienstverlening, mededinging en intellectuele eigendomsrechten, kunnen worden beslecht.

Ook ik ben verontrust over de recente golf van aanslagen op christenen in Orissa. Het is niet de eerst keer dat dit gebeurt. De laatste golf van straatgeweld vond afgelopen december plaats. Het is erg belangrijk – en ik heb de Raad en de Commissie gevraagd om dit onder de aandacht te brengen van de Indiase gesprekspartners – dat de Indiase autoriteiten alle stappen zetten die noodzakelijk zijn om schadeloosstelling te bieden voor beschadigd eigendom, mensen die bang zijn om naar hun dorp terug te keren, volledig te beschermen, hulp te verlenen bij het herstel van de kerken en de daders te berechten.

Tegelijkertijd zijn we ons goed bewust van de complexe situatie in dit enorme land. Verder wil ik graag de slachtoffers van de talloze terreuraanslagen in India mijn leedwezen betuigen. We staan volledig achter onze Indiase vrienden als het gaat om de bescherming van gemeenschappelijke waarden zoals de rechtsstaat en het onvoorwaardelijk respect voor het menselijk leven, waarden die zo krachtig werden belichaamd door Mahatma Ghandi.

 
  
MPphoto
 

  Thijs Berman (PSE). - Voorzitter, bijna een jaar geleden was er in Birma een volksopstand. De repressie gaat voort. Het zou India sieren als de regering de innige relatie met dit criminele regime in Birma zou verbreken. Meer en meer Indiërs vragen erom, geschokt na de misdadige reactie van het regime op de gevolgen van de cycloon.

India maakt de laatste jaren een fantastische groei door met steeds meer hoog gekwalificeerde mensen en een enorme nieuwsgierigheid naar innovatie. India speelt een nieuwe rol ten opzichte van ontwikkelingslanden, met een eigen Everything but Arms. India is een nieuwe donor. Ook tussen de Europese Unie en India wordt de dialoog anders en soms scherper, zoals het hoort tussen gelijke partners. Er kunnen door de enorme economische groei betere omstandigheden en kansen ontstaan voor meer sociale rechtvaardigheid in India. Het probleem van de onaanraakbaren is helaas nog steeds schrijnend.

De Europese Unie wil ook graag dat India de ILO-conventies over kinderarbeid naleeft. Dat is niet zomaar op te lossen. In India leven hele families van het geld dat de kinderen verdienen. Maar kinderarbeid is zowel oorzaak als gevolg van armoede. Zolang kinderen werken zijn er té veel goedkope arbeidskrachten en blijven de lonen van volwassenen laag. De kloof tussen arm en rijk blijft dan te groot in India. Werken aan kansen voor iedereen is een kwestie van overleven, het voorkomt onaanvaardbare sociale spanningen en is voor miljoenen Indiërs een kwestie van rechtvaardigheid. Dat is een gezamenlijke opdracht, binnen de EU, in India, in de wereld.

 
  
MPphoto
 

  Dariusz Maciej Grabowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, als de Europese Unie in staat wil zijn de toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden, doet ze er goed aan haar beleid van onderdanigheid en inschikkelijkheid te laten varen. Een voorbeeld hiervan is de houding die de Europese Unie tegenover Rusland aanneemt, alsook het argument dat een dergelijk beleid gerechtvaardigd is door de energiebronnen waarover Rusland beschikt.

In de snel veranderende wereld van vandaag is het de plicht van de Europese Unie om onvervreemdbare rechten en beginselen te bevorderen en te verdedigen, zoals het recht van ieder individu op vrijheid en verdraagzaamheid en het recht van elke natie op zelfbeschikking. De gesprekken en contacten met India - een nieuwe wereldmacht - zullen uitwijzen of de Europese Unie al dan niet bereid is om deze rol op zich te nemen en dienovereenkomstig te handelen.

Een van de fundamentele kwesties die door de Europese Unie aan de orde moeten worden gesteld, is het recht van christenen op godsdienstvrijheid. Ik doel in het bijzonder op de rechten van de leden van de katholieke kerk die in India massaal worden vervolgd, waardoor hun geloof er met uitsterven is bedreigd. Terwijl Europa de inwoners van India moeder Theresa van Calcutta heeft geschonken, worden in datzelfde land vandaag kerken in brand gestoken en christenen vermoord. Moeder Theresa was een heilige vrouw die daar waar de nood het hoogst was, goede daden verrichtte. De Europese Unie zou zich op moeder Theresa moeten inspireren wanneer ze zich afvraagt hoe ze haar betrekkingen met India vorm moet geven. Ook India zou een voorbeeld aan moeder Theresa kunnen nemen om het vreedzaam samenleven van aanhangers van verschillende godsdiensten in het land in goede banen te leiden.

 
  
MPphoto
 

  Sajjad Karim (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ervaren rapporteur van het Parlement voor deze kwestie, juich ik de Top EU-India, die zeer binnenkort zal plaatsvinden, toe.

Ik zie India op tal van manieren als een natuurlijke partner van de Europese Unie. We moeten deze Top gebruiken om vooruitgang te boeken met dit partnerschap. Ik ben in dit verband blij met de verklaringen die de Raad en de Commissie vandaag hebben afgelegd. Als rapporteur moet ik echter wel zeggen dat het veel te lang heeft geduurd voordat wij zover waren als we nu zijn. Het is tijd dat we concrete resultaten zien.

Ik heb vandaag vele collega’s opmerkingen horen maken over mensenrechten en godsdienstvrijheid. Ik roep in herinnering dat dit Parlement erg hard heeft gevochten voor de opneming van een mensenrechtenclausule in alle vrijhandelsovereenkomsten. We moeten onze gehechtheid aan die clausule onderstrepen, mevrouw de commissaris. Dus of het nu gaat om duizenden vermisten of massagraven in Jammu en Kasjmir, of om de vermoording van christenen in Orissa en de aanslagen op hen, we moeten onvoorwaardelijk en in volle overtuiging uiting geven aan onze gehechtheid aan de mensenrechten.

Wat de vrijhandelsovereenkomst betreft, moeten we nu concrete resultaten zien. Een veelomvattende bilaterale overeenkomst tussen India en ons is niet alleen voor India en ons belangrijk, maar ook voor de rest van de wereld.

 
  
MPphoto
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het christendom ligt aan de basis van Europa. Daarom moeten we ons steeds door christelijke waarden laten leiden. Vrijheid van godsdienst is een van de grondrechten van de Europese Unie. Dat is iets waarop wij moeten blijven hameren in de context van de betrekkingen tussen de Europese Unie en andere landen. De aanvallen op christenen in India, de vervolging van gelovigen en de schade aan hun kerken zijn bijzonder zorgwekkend. Het feit dat de Indiase overheden niets hebben ondernomen om het geweld te stoppen, doet vermoeden dat ze instemmen met de escalerende terroristische aanslagen. In het licht van de aanstaande top EU-India lijkt het daarom wenselijk om de voortzetting van de onderhandelingen afhankelijk te maken van duidelijke verbintenissen van de Indiase autoriteiten. Zij moeten onverwijld alles in het werk stellen om de vervolging van christenen een halt toe te roepen en te verzekeren dat zij die verantwoordelijk zijn voor deze daden worden gestraft. Voorts mag de Europese Unie geen concessies doen – ook geen handelsconcessies – aan landen waar de grondrechten ongestraft met voeten worden getreden. Het Europees Parlement zou bijgevolg een duidelijk signaal moeten afgeven, namelijk dat het meer belang hecht aan de verdediging van deze waarden dan aan economische belangen op korte termijn.

 
  
MPphoto
 

  Christa Klaß (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de Top EU-India vormt een nieuwe fase in de uitdieping van de betrekkingen tussen de Europese Unie en India. Wij willen de economische ontwikkeling in India bevorderen.

We letten echter wel goed op wat er gebeurt op het gebied van de mensenrechten en de menselijkheid in de Indiase regio’s. Vrijwel alle sprekers voor mij hebben gewezen op de vervolgingen van christenen die daar onlangs hebben plaatsgevonden. Deze onderwerpen moeten ook op de agenda van de Top staan. De moord op een geestelijk leider van de Wereldhindoeraad op 23 augustus van dit jaar heeft voor dit nieuwe conflict gezorgd. Dit is niet de eerste aanval op christenen; alleen al in de staat Orissa zijn inmiddels ongeveer 60 000 christenen op de vlucht. Christenen worden vervolgd, vernederd, misbruikt en vermoord. Huizen, kerken en kloosters in christelijke gemeenten zijn geplunderd en verwoest.

De Indiase regering moet het recht op leven en vrijheid garanderen van de christenen die daar wonen. Economische welvaart en stabiliteit kunnen alleen worden bereikt door vrijheid voor de bevolking.

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, India en Europa hebben meer en betere contacten met elkaar nodig op alle niveaus, maar vooral tussen gewone mensen: zakenlui, toeristen, studenten etc.

Ik wil graag een korte opmerking maken, die ook relevant is voor het wetgevend programma van de Commissie waarover wij zojuist hebben gedebatteerd. In het internationale luchtverkeer hebben we goede veiligheidsvoorschriften nodig die echt bruikbaar en effectief zijn en niet louter symbolische maatregelen. Een verstandige en echt noodzakelijke maatregel zou dan ook zijn om eindelijk eens de zinloze voorschriften voor het meenemen van vloeistoffen aan boord op te heffen, en iets beters te verzinnen.

 
  
MPphoto
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het licht van de aanstaande Top EU-India zouden we ons moeten bezinnen op de vooruitzichten van een nauwere samenwerking met India. Ondanks de belangrijke vorderingen is onze samenwerking met India nog steeds veel minder dynamisch dan bijvoorbeeld die met China. De Europese Unie is de voornaamste economische partner van India, maar onze ondernemingen hebben zeker nog ruimte om hun positie te versterken in een aantal, zich dynamisch ontwikkelende sectoren van de Indiase economie, met name energie, telecommunicatie en machinebouw. Tegelijkertijd mogen we in geen geval toelaten dat het vooruitzicht van zakendoen met India ertoe leidt dat we onze ogen sluiten voor de moeilijke situatie waarin de Indiase bevolking zich bevindt. De belangrijkste problemen waarmee de inwoners van dit land worden geconfronteerd, zijn de wijdverbreide armoede, de gebrekkige werking van de gezondheidszorg en het onderwijssysteem, de aidsepidemie en de scherpe sociale tegenstellingen. Nu we politici, financiële deskundigen, goederen en knowhow naar India zenden, mogen we ook niet de noodzaak van humanitaire hulp en medicijnen vergeten. Daarenboven mogen we de eerbiediging van de godsdienstvrijheid in India in geen geval uit het oog verliezen.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad.(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil iedereen graag bedanken voor dit debat, dat heeft aangetoond hoeveel belang we hechten aan de ontwikkeling van ons partnerschap met India. Het gaat hier immers om een mogendheid die bijdraagt tot internationale en regionale stabiliteit, aangezien India – zoals hier werd opgemerkt – het grootse, volkrijkste en meest democratische land in de regio is. Het is bovendien een land dat, ondanks de hier genoemde moeilijkheden, een cultureel en religieus pluralisme weet te handhaven.

Bij wijze van antwoord op de opmerkingen van de heer Tannock en anderen wil ik graag zeggen dat de bestrijding van het terrorisme een essentieel onderdeel is van de dialoog tussen de Europese Unie en India. India wordt geteisterd door terroristisch geweld en de Unie veroordeelt al de aanvallen die dit land heeft moeten verduren. Zoals mevrouw Gill heeft aangegeven gaat ons medeleven uit naar de slachtoffers van deze aanvallen, aanvallen die erop gericht zijn de multi-etnische en multiconfessionele grondslag onder de Indiase samenleving weg te vagen.

Een aantal sprekers heeft – terecht – verwezen naar het geweld, de aanvallen en de vervolging waaraan christenen in het algemeen, en de christelijke gemeenschap in Orissa in het bijzonder worden blootgesteld. We hebben deze incidenten nauwlettend gevolgd en we zullen er op de Top zeker over spreken. Zoals mevrouw Gill heeft gezegd is het evenwel van belang dat we constructieve kritiek uiten. We mogen dus niet vergeten onze waardering te uiten voor de moedige houding van de Indiase premier. Een aantal sprekers heeft daarop gewezen. De premier heeft de gebeurtenissen namelijk een schande voor het land genoemd en snel 3 000 politieagenten naar Orissa gezonden. We blijven ons ernstige zorgen maken over de aanvallen en het geweld tegen mensen van verschillende geloofsovertuigingen, waarvan vooral de christelijke gemeenschappen het slachtoffer zijn. We herhalen dat de bestrijding van het terrorisme moet geschieden met inachtneming van de beginselen van de rechtstaat en het internationaal recht.

De heer Menéndez del Valle en de heer Berman en een aantal anderen hebben de regionale stabiliteit aan de orde gebracht. Welnu, de Europese Unie had erop aangedrongen dat de situatie in Myanmar een plaats kreeg op de agenda voor de Top. De Unie wil alle buurlanden van Myanmar ervan proberen te overtuigen dat democratische hervormingen en een vreedzame overgang naar de democratie in dit land ook in hun belang zijn. We zullen dit onderwerp met India en de andere betrokken landen bespreken. Ook wij willen grotere stabiliteit, reden waarom we hopen dat de onderhandelingen resultaten zullen opleveren met betrekking tot de situatie in Kasjmir en de verhouding tussen India en Pakistan.

Met betrekking tot de hier genoemde sociale kwesties – waaronder de kwestie kinderarbeid; mevrouw Kallenbach heeft daarnaar verwezen – kan ik u vertellen dat de Raad u bezorgdheid deelt, en niet alleen als het om India gaat. We voeren besprekingen met onze Indiase partners over een actieplan dat sterker de nadruk legt op de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen, op waardig werk en de bestrijding van kinderarbeid. In het kader van de – moeizame – onderhandelingen over de handels- en investeringsovereenkomst hebben we met betrekking tot de grondrechten van werknemers bepalingen geformuleerd die aansluiten bij de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie. Ik deel het standpunt van mevrouw Gill, dat me heel evenwichtig voorkomt. We moeten het opnemen voor de slachtoffers van terroristische aanvallen en kritiek leveren op India als we menen dat de maatregelen die dit land op dit gebied neemt niet volstaan, maar we moeten de Indiase autoriteit steunen als we vinden dat ze wel genoeg actie ondernemen.

Wat de opmerkingen over nucleaire samenwerking betreft, wil ik u er graag op wijzen dat er op 6 september 2008 een overeenkomst is ondertekend door de Club van nucleaire leveranciers, waarin een derogerende bepaling is opgenomen die het mogelijk maakt om in de context van vreedzaam gebruik van kernenergie handelsbetrekkingen met India aan te knopen, mits zulks geschiedt met instemming – en onder de supervisie – van het Internationaal Agentschap voor atoomenergie, en overeenkomstig de normen die dit Agentschap heeft vastgesteld. Ik moet er in dit verband beslist op wijzen dat India beloofd heeft het moratorium op nucleaire tests te handhaven, terwijl de programma’s voor militair en niet-militair gebruik strikt gescheiden zullen worden gehouden.

Bij wijze van afsluiting herhaal ik dat alleen de Europese Unie een strikte dialoog met de opkomende landen ontwikkelt en voor elke partner dezelfde mensenrechtencriteria laat gelden. Sinds 1995 is in elke overeenkomst een bindende bepaling opgenomen inzake de eerbiediging van internationaal recht, of dat nu tot uitdrukking komt in het Internationaal Strafhof, de VN-Conventies over politieke rechten of de toepassing van sociale en milieurechten. Die bepaling geldt voor alle opkomende landen, en dus ook voor onze Indiase partners.

 
  
MPphoto
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden, ik zal enigszins in telegramstijl enkele van uw gedetailleerde vragen beantwoorden en nog wat aanvullende opmerkingen maken.

Om te beginnen wil ik u wijzen op een volgens mij belangrijk stuk informatie voor eenieder onder u die zich bezighoudt met het vraagstuk van de samenwerking tussen India en de EU. Dit heeft betrekking op de recente overstroming in de deelstaat Bihar, waar de Europese Commissie hulp verleent aan de slachtoffers van deze ramp. De Commissie heeft twee miljoen euro beschikbaar gesteld voor noodhulp om te voorzien in de meest urgente behoeften op het gebied van voedsel, huisvesting, water, sanitair en medische zorg. Deze hulp is zowel verstrekt aan ontheemden als aan degenen die in de getroffen dorpen zijn gebleven. Ik vond het belangrijk u dit te melden.

Er was een vraag over burgerluchtvaart. In beginsel wordt op de Top samen met de horizontale overeenkomst ook een financieringsovereenkomst voor een samenwerkingsprogramma betreffende de burgerluchtvaart ondertekend, waarmee 12,5 miljoen euro is gemoeid. Dat is het hoogste bedrag aan Gemeenschapsgeld dat ooit aan een derde land is gegeven voor de luchtvaart.

Ik wil graag een paar woorden zeggen over klimaatverandering, omdat het natuurlijk in ons belang is om India bij de aanloop naar de post-Kyoto-regeling te betrekken. Zoals u weet zijn we in tegenstelling tot India van mening dat maatregelen voor het bestrijden van klimaatverandering niet onverenigbaar zijn met economische ontwikkeling. Integendeel, die maatregelen kunnen ons daar juist bij helpen. We dringen er bij India op aan zich ook pro-actief op te stellen bij de komende conferentie van Poznań, waar voorbereidingen worden getroffen voor post-Kyoto, en bij de onderhandelingen over een overeenkomst in Kopenhagen. We hebben goede reden om aan te nemen dat tijdens de Top een werkprogramma inzake energie en klimaatverandering wordt aangenomen, wat een essentieel onderdeel is van onze samenwerking met India.

We volgen natuurlijk nauwgezet het geweld tussen verschillende gemeenschappen in de deelstaat Orissa en betreuren dit. De kwestie Orissa hebben we in februari tijdens de laatste mensenrechtendialoog aan de orde gesteld. We hebben de autoriteiten toen gevraagd dergelijk geweld te voorkomen. Ook de kwestie van de nationale mensenrechtencommissie en de minderhedencommissie van India hebben we toen ter sprake gebracht. Tijdens de Top zullen we dat opnieuw doen, op basis van een rapport van de missiehoofden in Delhi.

Tot slot, wat onze dialoog over India betreft, zou ik mevrouw Gill willen zeggen dat de Commissie bereid is het Parlement te informeren over de prioriteiten die in het herziene gezamenlijke actieplan zijn vastgelegd. Onze dienst voor externe betrekkingen komt regelmatig bijeen met alle diensten die direct betrokken zijn bij Indiase aangelegenheden en steeds wordt een vertegenwoordiger van het secretariaat van het Parlement uitgenodigd om aan die bijeenkomst deel te nemen. Ik denk dat het belangrijk is hier een zeer praktisch vervolg aan te geven.

Ik dank u heel erg voor dit debat. Het spreekt vanzelf dat we al uw gedetailleerde en goed geïnformeerde opvattingen bij de beraadslagingen van de Commissie zullen betrekken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik heb zes ontwerpresoluties ontvangen2(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op woensdag.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk.(PL) In de aanloop naar de Top EU-India die op 29 september in Marseille plaatsvindt, zou ik een aantal dramatische gebeurtenissen onder de aandacht willen brengen. Het gaat om de recente golf van geweld en de reeks moorden op christenen die in augustus in India zijn gepleegd, met name in Orissa. Het Europees Parlement zou dergelijke incidenten krachtig moeten veroordelen. De reactie van de politiediensten op de afslachting van vertegenwoordigers van religieuze minderheden baart me eveneens ernstige zorgen. Ik zou mijn diepe ontzetting en bezorgdheid willen uiten over de aanvallen op christenen in Orissa en in het bijzonder in het district Kandhamal. Voorts zou ik op de noodzaak willen wijzen om onmiddellijk hulp en bijstand te verlenen aan de slachtoffers.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk.(PL) India is een belangrijke partner voor de Europese Unie. Het land heeft zowel op politiek als op economisch vlak indrukwekkende resultaten geboekt. Er zijn mogelijkheden te over om de betrekkingen tussen India en de Unie voortdurend te verbeteren, zodat ze voor beide partijen van voordeel kunnen zijn. Er lijkt echter een ernstige belemmering te bestaan voor de ontwikkeling van India en van onze wederzijdse betrekkingen. Deze hindernis, die het potentieel van India aanzienlijk vermindert, is mijns inziens het kastenstelsel in het land. De Indiase autoriteiten moeten alles in het werk stellen om de negatieve en soms zelfs tragische gevolgen van dit stelsel uit de Indiase samenleving te bannen. In situaties als deze zijn wetgevende maatregelen en politieke verklaringen alleen niet voldoende. Veeleer moeten de sociale relaties en de onmenselijke tradities daadwerkelijk worden veranderd. Aangezien dit geen eenvoudige taak is, mogen we geen onmiddellijk resultaat verwachten. We mogen ons echter niet laten ontmoedigen door het vooruitzicht van een langdurig proces. Integendeel, we moeten India steunen bij deze belangrijke onderneming. Ik vertrouw erop dat de aanstaande Top EU-India het kastenstelsel in India zal helpen verzwakken en zal bijdragen tot een verbetering van de mensenrechtennormen en de burgerrechten in de grootste democratie ter wereld.

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  

(1)2 Zie notulen.


6. Stemmingen
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de stemmingen.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

6.1. Procedures voor het Hof van Justitie (Wijziging van artikel 121 van het Reglement) (A6-0324/2008, Costas Botopoulos) (stemming)

6.2. Migratie naar de tweede generatie van het Schengeninformatiesysteem (SIS II) (besluit) (A6-0351/2008, Carlos Coelho) (stemming)

6.3. Migratie naar de tweede generatie van het Schengeninformatiesysteem (SIS II) (verordening) (A6-0352/2008, Carlos Coelho) (stemming)

6.4. Communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (A6-0334/2008, Dirk Sterckx) (stemming)

6.5. Onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector (A6-0332/2008, Jaromír Kohlíček) (stemming)

6.6. Aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen (A6-0333/2008, Paolo Costa) (stemming)

6.7. Havenstaatcontrole (herschikking) (A6-0335/2008, Dominique Vlasto) (stemming)

6.8. Gemeenschappelijke voorschriften voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) (A6-0331/2008, Luis de Grandes Pascual) (stemming)

6.9. Gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (herschikking) (A6-0330/2008, Luis de Grandes Pascual) (stemming)

6.10. Elektronische-communicatienetwerken en -diensten (A6-0321/2008, Catherine Trautmann) (stemming)
  

Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement

Verslag-Trautmann (A6-0321/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden:

- amendementen 12, 16, 19, 24, 32, 39 (op de overwegingen)

- amendementen 40, 41, 42, 45, 56, 58, 59, 60, 61, 79, 84, 89, 92, 96, 99,105, 111, 112, 113, 115, 116, 117, 124 (op de artikelen)

- amendement 136 (ingediend in de plenaire vergadering)

De Commissie kan de volgende amendementen in beginsel of gedeeltelijk aanvaarden:

- amendementen 2, 5, 6, 7, 14, 15, 17, 26, 27, 31, 35, 36, 37, 38 (op de overwegingen)

- amendementen 43, 44, 46, 48, 52, 53, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 74, 75, 85, 86, 91, 95, 98, 100, 101, 102, 103, 106, 107, 108, 121, 123, 125 (op de artikelen)

- amendementen 128, 132, 134 (ingediend in de plenaire vergadering)

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden:

- amendementen 1, 3, 4, 8, 9, 10, 11, 13, 18, 20, 21, 22, 23, 25, 28, 29, 30, 33, 34 (op de overwegingen)

- amendementen 47, 49, 50, 51, 54, 55, 57, 73, 76, 77, 78, 80, 81, 82, 83, 87, 88, 90, 93, 94, 97, 104, 109, 110, 114, 118, 119, 120, 122 (op de artikelen)

- amendementen 126, 127, 129, 130, 131, 133, 135, 137, 138, 139, 141, 142, 143 (ingediend in de plenaire vergadering)

 
  
  

– Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Catherine Trautmann, rapporteur.(FR) Mijnheer de voorzitter, mevrouw de commissaris, we gaan aanstonds stemmen over het telecompakket, dat een van de lastigste voorstellen bij de afsluiting van deze zittingsperiode is.

Mijn mederapporteurs, mevrouw del Castillo Vera en de heer Harbour, en ikzelf hebben nauw samengewerkt om een samenhangend en doeltreffend voorstel op te stellen voor de eindgebruikers van deze richtlijnen, te weten de Commissie en de regelgevende instanties. Het moest tegelijkertijd een positief en nuttig voorstel zijn voor degenen die rechtszekerheid willen, investeringen willen aanmoedigen en een dynamische en evenwichtige markt willen garanderen, te weten de operatoren en hun werknemers. Tot slot moest het voorstel garanderen dat degenen die gebruik maken van de uiteenlopende diensten, de consumenten, dienstverlening ontvangen van een goede kwaliteit en tegen een redelijke en toegankelijke prijs.

De rapporteurs, de rapporteurs voor advies en de schaduwrapporteurs waren het allemaal eens over deze doelstellingen. Daarom hebben we een solide compromis kunnen bereiken, hetgeen bevestigd wordt door het feit dat we maar over een gering aantal amendementen zullen hoeven te stemmen.

Mijn dank gaat uit naar alle rapporteurs, naar de voorzitters van de commissies ten principale en de medeadviserende commissies, naar het secretariaat van al deze commissies en naar de fracties. Ik wil verder alle collega’s bedanken die belangstelling hebben getoond voor dit onderwerp en daarmee een bijdrage aan ons werk hebben geleverd. Ik roep u nu allemaal op om de rapporteurs en de rapporteurs voor advies met uw stem te steunen en ons een duidelijk en krachtig mandaat te geven voor de medebeslissingsperiode die hierop volgt.

Tot slot hoop ik dat de Raad en de Commissie positief zullen reageren op de door het Parlement geamendeerde versie van dit pakket. De versie van het Parlement bevat op veel punten een alternatief voor de oorspronkelijke visie van de Commissie, maar er zijn beslist evenveel punten waarop de drie instellingen het helemaal met elkaar eens zijn.

 
  
  

– Vóór de stemming over amendement 132

 
  
MPphoto
 

  Ruth Hieronymi (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, het gaat om amendement 132. Namens de ondertekenaars wil ik dit amendement intrekken, omdat het helaas niet gelukt is om in dit Parlement een compromis te bereiken over de versterking van auteursrechten.

 
  
  

– Vóór de stemming over amendement 138

 
  
MPphoto
 

  Catherine Trautmann, rapporteur.(FR) Mijnheer de Voorzitter, we zullen met betrekking tot amendement nr. 138 een lastig besluit moeten nemen. Er zijn namelijk bij dat amendement drie verzoeken tot stemming in onderdelen ingediend. Ik heb zelf een mondeling amendement ingediend op het eerste onderdeel van dit amendement. Dat mondeling amendement staat op de stemlijst en luidt als volgt: “toepassing van het beginsel volgens welk er geen enkele beperking aan de rechten en fundamentele vrijheden van de eindgebruikers dient te worden opgelegd”. Dat is het eerste mondeling amendement. Sindsdien zijn we op zoek geweest naar een voor alle fracties aanvaardbare oplossing voor het derde onderdeel van het amendement.

Ik stel daarom een nieuw mondeling amendement voor, en zulks met de steun van de ondertekenaars, waaronder de voorzitter van de commissie industrie, onderzoek en energie, mevrouw Niebler, en anderen. Dat amendement luidt als volgt: “behalve als de openbare veiligheid wordt bedreigd, in welk geval de rechter achteraf een daartoe strekkende uitspraak mag doen”. Die zinsnede zou het derde onderdeel vervangen en op dat punt opheldering verschaffen, aangezien het door de heer Bono voorgestelde derde onderdeel met betrekking tot deze uitzondering ambigu is. Met deze uitleg hebben we een leesbaar en aanvaardbaar amendement. Afgezien daarvan wilde ik mevrouw Hieronymi nog zeggen dat dit niets heeft te maken met intellectuele eigendom, zoals zij beweerde.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

7. Welkomstwoord
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De stemmingen worden heel even onderbroken omdat een delegatie van het Libanese parlement zich bij ons voegt en onze werkzaamheden bijwoont. Wij heten haar uiteraard van harte welkom.

De delegatie van het Libanese parlement, onder leiding van de heer Boutros Harb, bezoekt het Europees Parlement in het kader van onze interparlementaire bijeenkomsten. Ik wil graag benadrukken dat wij groot belang hechten aan dit bezoek, gezien de moeilijke jaren die Libanon heeft doorgemaakt, met een burgeroorlog die vijftien jaar lang duurde en werd gevolgd door een bezetting, en gezien de meer recente oorlog die in de zomer van 2006 woedde en de Libanese overheidsinstellingen ontwrichtte. Het verheugt ons in het bijzonder dat wij deze delegatie mogen ontvangen in een tijd waarin de politieke situatie in Libanon, maar ook in de regio in zijn geheel, aanmerkelijk is verbeterd, vooral na het Doha-akkoord en de verkiezing van de president van de republiek.

De nieuwe verkiezingswet wordt de komende dagen in stemming gebracht en wij hopen dat de voor volgend jaar geplande parlementsverkiezingen zullen plaatsvinden in de beste omstandigheden en een nieuwe impuls zullen geven aan de Libanese democratie, die de volledige steun heeft van het Europees Parlement. Namens het Europees Parlement heet ik de delegatieleden dan ook van harte welkom en hoop dat zij hier vruchtbare besprekingen zullen hebben. Nogmaals mijn dank aan de delegatie.

 

8. Stemmingen (voortzetting)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de voortzetting van de stemmingen.

 

8.1. Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt (A6-0316/2008, Pilar del Castillo Vera) (stemming)
  

Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement

Verslag-del Castillo Vera (A6-0316/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden:

- amendementen 6, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 20, 21, 23, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 42, 43, 44 (op de overwegingen)

- amendementen 47, 48, 50, 54, 57, 59, 62, 66, 68, 73, 77, 78, 79, 91, 92, 94, 97, 98, 100, 103, 104, 105, 106, 115, 117, 125, 133, 136, 140, 141, 143, 144, 145, 146, 147, 149, 153, 156, 163, 166 (op de artikelen)

De Commissie kan de volgende amendementen in beginsel of gedeeltelijk aanvaarden:

- amendementen 12, 17, 22, 32 (op de overwegingen)

- amendementen 49, 53, 60, 61, 63, 64, 65, 69, 70, 81, 83, 85, 87, 88, 89, 93, 99, 101, 102, 107, 126, 131, 152, 159, 160, 161 (op de artikelen)

- amendement 168 (ingediend in de plenaire vergadering)

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden:

- amendementen 4, 5, 7, 13, 16, 18, 19, 24, 37, 38, 39, 40, 41, 45, 46 (op de overwegingen)

- amendementen 51, 52, 55, 56, 58, 67, 71, 72, 74, 75, 76, 80, 82, 84, 86, 90, 95, 96, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 116, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 127, 128, 129, 130, 132, 134, 135, 137, 138, 139, 142, 148, 150, 151, 154, 155, 157, 158, 162, 164, 165, 167 (op de artikelen)

 
  
  

− Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Pilar del Castillo Vera, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden omdat ik mij realiseer dat we onder tijdsdruk staan. Ik wil ook iedereen bedanken die aan dit verslag heeft meegewerkt en een uiterst belangrijk punt onderstrepen: wat het Parlement vandaag biedt met betrekking tot de herziening van de wetgeving in de elektronische communicatiesector is, zoals Catherine Trautmann al heeft opgemerkt, volledig consequent en we denken dat het zeer positief zal zijn met het oog op de ontwikkeling van deze markt. De onderhandelingen die nu van start zullen gaan, moeten binnen deze zittingsperiode worden afgerond. Ik denk dat dit cruciaal is voor de sector.

 

8.2. Gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling (A6-0305/2008, Patrizia Toia) (stemming)
  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 

9. Plechtige vergadering - Oecumenisch Patriarch Bartholomeos I
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Uwe heiligheid, patriarch Bartholomeos, het is ons een grote eer u welkom te mogen heten op deze plechtige vergadering van het Europees Parlement tijdens het Europees jaar van de interculturele dialoog 2008. De eerste gast die het Europees Parlement in het kader van dit Europees jaar toesprak, was de grootmoefti van Damascus, in januari jongstleden. Hij is afkomstig uit Syrië en heeft het woord tot ons gericht als boodschapper van een vreedzame islam.

Uwe heiligheid, u vertegenwoordigt het christelijk geloof, en opperrabbijn Jonathan Sacks zal het Europees Parlement in november in Straatsburg toespreken als vertegenwoordiger van het joodse geloof.

Aanhangers van deze drie godsdiensten – het christendom, het jodendom en de islam – leven al eeuwenlang naast elkaar, maar helaas niet altijd op vreedzame wijze. Zelfs vandaag nog zijn er, in het Midden-Oosten en elders, gebieden die gekenmerkt worden door spanningen tussen deze gemeenschappen.

Wij in het Europees Parlement steunen elke inspanning die wordt ondernomen om de vreedzame co-existentie van religies en culturen in het Midden-Oosten en elders ter wereld te bevorderen. Er zijn in het Midden-Oosten ook voorbeelden van religieuze verdraagzaamheid en harmonieuze betrekkingen tussen mensen van verschillende godsdiensten. Toen ik onlangs Syrië bezocht, was ik in de gelegenheid de geestelijk leiders van de diverse geloofsgemeenschappen te ontmoeten, en zij verzekerden mij dat de dialoog tussen religies en culturen in hun land geschraagd wordt door goede onderlinge betrekkingen.

De Europese Unie is een waardengemeenschap, en een van onze meest fundamentele waarden is de waardigheid die eigen is aan ieder mens. Godsdienstvrijheid is in dit opzicht een wezenlijk aspect van de menselijke waardigheid en gaat de bevoegdheden waarop overheden zich beroepen verre te boven. De scheiding van kerk en staat, die wij zo hoog in het vaandel dragen, waarborgt de vrijheid van geloofsgemeenschappen om hun interne aangelegenheden en hun externe betrekkingen zelf te regelen. Deze beginselen worden in het Verdrag van Lissabon, waarvan de inwerkingtreding ons zeer welkom zou zijn, nog eens bevestigd.

Het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, dat zijn zetel heeft in de Phanar te Istanboel, is in de vierde eeuw na Christus gesticht en is voor 300 miljoen orthodoxe christenen over de hele wereld een belangrijk spiritueel centrum. ‘Phanar’ betekent ‘baken’ en u, uwe heiligheid, bent altijd een baken van verzoening en vrede geweest voor de gelovigen in de orthodoxe wereld en daarbuiten.

Tijdens de meest recente uitbreiding hebben zich landen bij de Europese Unie aangesloten waarvan het grootste deel van bevolking orthodox is, zoals Cyprus, Bulgarije en Roemenië, en Griekenland is al sinds 1981 lid van de EU. Wijlen paus Johannes Paulus II, die het Europees Parlement in 1988 heeft toegesproken, gebruikte de volgende metafoor om dit te beschrijven: hij zei dat Europa, nu de scheiding was opgeheven, weer met haar beide longen ademde. We zouden die metafoor vandaag opnieuw kunnen gebruiken om de rijkdom van de uitgebreide EU te beschrijven die de verschillende perspectieven van het westerse en het oosterse christendom met zich meebrengen.

Uwe heiligheid, wij danken u voor uw bezoek. U bent een van de zeer weinigen die het Europees Parlement voor een tweede maal toespreekt. U bent hier 1994 ook geweest, en wij zijn vereerd u opnieuw het woord te mogen verlenen ter gelegenheid van het Europees jaar van de interculturele dialoog. Wij verheugen ons op hetgeen u ons te zeggen heeft.

Gaat uw gang.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Zijne Heiligheid Oecumenisch Patriarch Bartholomeos I. − (EN) Uwe Excellentie, mijnheer de Voorzitter van het Europees Parlement, geachte afgevaardigden van het Europees Parlement, geachte gasten, beste vrienden, allereerst willen wij, met grote achting en respect, u de hartelijke groeten overbrengen van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, dat al vele tientallen jaren is gevestigd in het huidige Istanbul. In het bijzonder danken wij onze oude vriend, excellentie Hans-Gert Pöttering, Voorzitter van het Europees Parlement. Wij willen eveneens uiting geven aan onze oprechte waardering voor de buitengewone eer die ons te beurt valt om de plenaire zitting van het Europees Parlement - zoals de Voorzitter al zei - voor de tweede maal toe te mogen spreken, zeer zeker tijdens deze gelegenheid, nu wij het Europees Jaar van de interculturele dialoog vieren.

Ons Oecumenisch Patriarchaat kwijt zich als zuiver spirituele instelling van een daadwerkelijk mondiaal apostolaat dat tot doel heeft het bewustzijn van de mensheid te verhogen en uit te leggen dat wij mensen samen onder één dak wonen. In essentie is dit de betekenis van het woord “oecumenisch”; de oikoumene is de bewoonde wereld, de aarde die wordt gezien als een huis waarin alle volken, bloedverwantschappen, stammen en talen een plek hebben.

Zoals bekend, is de grondslag voor onze religieuze instelling gelegd in het midden van het axiale tijdperk, al vroeg in de geschiedenis van het christendom en ten tijde van de eerste volgelingen van Jezus Christus. Aangezien onze zetel - ons centrale instelling - tevens het centrum en de hoofdstad van het christelijke Romeinse rijk was, werd het bekend als “oecumenisch” en had het bepaalde rechten en plichten, die tot op de dag van vandaag voortbestaan. Een van de voornaamste taken was het uitdragen van de verlossende boodschap van het evangelie aan de wereld over de grenzen van het Romeinse Rijk heen. Vóór het tijdperk van de ontdekkingsreizen dachten de meeste beschavingen dat de wereld was opgedeeld in twee verblijven: een “binnen” en een “buiten”. De wereld werd in tweeën gesplitst: in de ene hemisfeer was sprake van beschaving en daarbuiten vierde barbarisme hoogtij. De geschiedenis toont ons wat de bittere gevolgen van deze vervreemding tussen mensen waren.

Vandaag de dag hebben we de technische middelen om boven de grenzen van onze eigen cultuur uit te stijgen, maar we blijven de vreselijke gevolgen van de verdeeldheid onder de mensen zien. Stammenstrijd, fundamentalisme en phyletisme – een vorm van extreem nationalisme waarin geen rekening wordt gehouden met de rechten van de medemens – staan op de steeds langer wordende lijst van wreedheden waarmee onze “beschaving” in twijfel wordt getrokken.

Ondanks de golven van handel en migratie, ondanks de expansie van volkeren, de religieuze omwentelingen en oplevingen en de grote geopolitieke veranderingen, heeft het afbreken van het star, monolitisch zelfbegrip van de afgelopen eeuwen nog steeds geen veilige haven bereikt. Het Oecumenisch Patriarchaat heeft door de eeuwen heen de golven van de geschiedenis bevaren en woelige baren en stille wateren getrotseerd. Gedurende twintig eeuwen was het Oecumenisch Patriarchaat een lichtbaken voor de mensheid en de christelijke kerk, tijdens de Pax Romana, de Pax Christiana, de Pax Islamica en de Pax Ottomanica (tijdperken die allemaal werden gekenmerkt door culturele botsingen, conflicten en complete oorlog). Dankzij deze eeuwenlange ervaring met het bevaren van de diepe wateren van de geschiedenis zijn wij in staat de hedendaagse wereld een tijdloze boodschap aan te bieden, een boodschap van eeuwig durende menselijke waardigheid.

Vandaag de dag gaat de oecumenische reikwijdte van ons Patriarchaat veel verder dan de grenzen van onze fysieke aanwezigheid op het schiereiland dat Europa en Azië verbindt, de stad waar we sinds onze oprichting al zeventien eeuwen lang gevestigd zijn. Ons aantal is gering, maar wij hebben een ervaring van onschatbare waarde, en die ervaring brengt ons bijeen op deze belangrijke bijeenkomst. Wij zijn hier om met ons allen te delen in die ervaring, want het is noodzakelijk de interculturele dialoog te erkennen, die een hoogstaand hedendaags ideaal is voor de hedendaagse wereld.

U hebt het zelf gezegd - met de woorden van dit hooggeachte Parlement: “Voor de essentie van het Europees project is het van belang dat de middelen voor de interculturele dialoog en de dialoog tussen de burgers wordt aangereikt, teneinde de eerbied voor culturele diversiteit te versterken en te leren omgaan met de complexe realiteit van onze samenlevingen en het naast elkaar bestaan van verschillende culturele identiteiten en geloofsovertuigingen” (Beschikking Nr. 1983/2006/EG). We scharen ons graag in alle bescheidenheid achter dit nobele standpunt, net als wij vorig jaar hebben gedaan toen wij de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa in Straatsburg toespraken: “Dialoog is noodzakelijk, eerst en vooral omdat dialoog inherent is aan de aard van elke mens”.

Dit is de voornaamste boodschap die wij u vandaag ter overdenking willen meegeven: die interculturele dialoog ligt ten grondslag aan het mens zijn, want geen enkele cultuur van de menselijke familie omvat alle mensen. Zonder deze dialoog monden de verschillen tussen de mensen uit in een objectivering van de 'ander' en leiden ze tot misbruik, conflicten en vervolgingen, tot een collectieve zelfmoord, want uiteindelijk zijn wij samen één mensheid. Wanneer deze onderlinge verschillen ons echter ertoe aanzetten elkaar te ontmoeten, en wanneer tijdens die ontmoeting dan een dialoog wordt gevoerd, dan is er sprake van wederzijds begrip en waardering – van liefde zelfs.

In de afgelopen vijftig jaar heeft de mensheid op het gebied van de technologische ontwikkeling sprongen gemaakt waar onze voorouders niet van durfden dromen. Velen vertrouwden erop dat deze vorm van vooruitgang de verdeeldheid onder de mensen ongedaan zou maken, dat wij dankzij onze successen boven de fundamentele realiteit van onze morele en – laten we zeggen - spirituele toestand zouden kunnen uitstijgen. Toch hebben wij, ondanks alle voordelen en al het technisch vernuft – vernuft dat onze antropologische slimheid de loef lijkt af te steken – nog altijd te maken met universele plagen als honger, dorst, oorlog, vervolging, onrecht, ellende, intolerantie, fanatisme en vooroordelen.

Deze cirkel lijkt niet doorbroken te kunnen worden en daarom mag de betekenis van het Europees project niet worden onderschat. De Europese Unie heeft een stempel op de geschiedenis gedrukt door zich in te spannen voor een vreedzaam en productief samenleven van natiestaten die minder dan zeventig jaar geleden nog in een bloedig conflict verwikkeld waren, een conflict dat de nalatenschap van Europa voor eeuwig had kunnen verwoesten.

Hier in deze grote vergaderzaal van het Europees Parlement probeert u banden te smeden tussen staten en politieke partijen en verzoening tot stand te brengen tussen mensen. U erkent daarmee het belang van de interculturele dialoog, in het bijzonder in een fase van de Europese geschiedenis waarin zich, in alle landen en langs alle maatschappelijke scheidslijnen, veranderingen voltrekken. Conflictgolven, economische zekerheid en economische kansen hebben volkeren over de hele aarde in beweging gebracht. Mensen van verschillende culturele, etnische, religieuze en nationale herkomst moeten daarom dicht naast elkaar leven. Soms sluiten deze volkeren zich af van het grotere geheel en leven ze afgezonderd van de maatschappij. Hoe het ook moge zijn, als we met elkaar een dialoog aangaan, mag deze dialoog niet slechts een academische exercitie zijn in het uitspreken van wederzijdse waardering.

Om effectief te zijn en wezenlijke veranderingen in de mens teweeg te brengen mag een dialoog niet gebaseerd zijn op “onderwerp” en “lijdend voorwerp”. De waardering voor de “ander” moet onomstotelijk zijn, zonder objectivering, zodat elke partij in haar hele wezen wordt begrepen.

Voor de orthodoxe christenen is de icoon - of de afbeelding - niet slechts een esthetisch symbool van menselijk kunnen, maar tevens een tastbare verwijzing naar de eeuwige waarheid. Op ieder schilderij – of dit nu een religieuze afbeelding is of niet – wordt, hoe talentvol de kunstenaar ook moge zijn, het onderwerp tweedimensionaal weergegeven. Voor orthodoxe christenen is een icoon niet zomaar een religieuze afbeelding – en het is niet per definitie een religieus voorwerp. Het is een onderwerp waarmee de aanschouwer en de devoot via het zintuig van het zicht een woordeloze dialoog tot stand brengt. Als een orthodoxe christen oog in oog staat met een icoon, komt er een verbinding tot stand met de persoon die op de icoon wordt afgebeeld. Hoe zeer zou dan onze ontmoetingen met levende iconen – met mensen die naar Gods beeld en gelijkenis zijn geschapen – tot een dergelijk verbond moeten leiden!

Om te bereiken dat onze dialoog meer inhoudt dan alleen culturele uitwisseling, moet een beter begrip worden gewekt van het feit dat wij volledig van elkaar afhankelijk zijn. Dit geldt niet alleen voor staten en politieke en economische spelers, maar ook voor mensen. Dat moet het uitgangspunt zijn ongeacht ras, religie, taal, etnische afkomst, nationaliteit, en ongeacht het referentiekader dat we hanteren om onszelf en onze identiteit te definiëren. Is het mogelijk om in een wereld met miljarden mensen te spreken van onderlinge verbondenheid?

Het is inderdaad onmogelijk om je verbonden te voelen met iedere mens op aarde; dat is alleen weggelegd voor het Goddelijke. Het universum kan echter wel gezien worden als een ruimte die wij allen delen, een bestaansvlak dat de realiteit van iedere mens omvat, een ecosysteem waar wij allen deel van uitmaken.

Het Oecumenisch Patriarchaat voelt zich verantwoordelijk voor het “huis”, voor de oikos van de wereld en voor allen die daar wonen. Het strijdt al tientallen jaren voor het milieu en vraagt aandacht voor de ecologische crises in de hele wereld. Wij dragen deze boodschap uit zonder enig eigen belang. Zoals u allen weet, is ons Patriarchaat geen “nationale” kerk, maar eerder de canonicale uitdrukking van de oecumenische dimensie van de evangelische boodschap en van de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor het leven binnen de Kerk. Dit is dieper liggende reden waarom de kerkvaders en kerkraden gekozen hebben voor de naam ‘oecumenisch’. De liefdevolle zorg van de Kerk van Constantinopel gaat ieder linguïstische, culturele, etnische en zelf religieuze achtergrond te boven, omdat zij voor alle volken bedoeld is. Ondanks het feit dat het Oecumenisch Patriarchaat net als iedere ander instelling wortelt in een bepaald tijdvak, transcendeert ze de historische categorieën in de eeuwige missie van dienstbaarheid die ze sinds 1700 jaar vervult.

In onze strijd voor het milieu hebben we tot op heden zeven wetenschappelijke symposia gesponsord, waarop de meest uiteenlopende vakgebieden zijn behandeld. Ons initiatief ontsprong op het eiland dat de mensheid de Apocalyps, het boek Openbaringen, heeft gegeven: het eiland Patmos in de Egeïsche Zee. Het was in de Egeïsche zee dat wij in 1995 begonnen met een ambitieus programma voor de integratie van de huidige wetenschappelijke kennis van oceanen in de spirituele benadering van water, en met name oceanen, binnen de wereldgodsdiensten. Na Patmos in 1995 zijn we de Donau, de Adriatische Zee, de Oostzee, de Amazone, de Noordelijke IJszee (afgelopen september) opgegaan, en nu maken we plannen om volgend jaar zowel de Nijl in Egypte als de Mississippi rivier in de Verenigde Staten te bevaren.

We streven niet alleen naar een constante dialoog over praktische doeleinden, maar ook naar een dialoog die het bewustzijn van de mens verhoogt. Al zoekende naar oplossingen voor ecologische problemen en crises maken we de deelnemers er bewust van dat zij onderdeel zijn van een groter geheel. Wij willen de hele ecosfeer van het menselijk bestaan omarmen, niet om het te controleren, maar veeleer als medereiziger op de weg naar groei en verbetering. Zoals de apostel Paulus - wiens 2000 jaar oude nalatenschap zowel de orthodoxe als de rooms-katholieke kerk dit jaar vieren - in één van zijn beroemdste geschriften, zijn Brief aan de Romeinen, zei: “Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.”

Ieder ecosysteem op deze planeet is, net als iedere natie, per definitie gebonden aan een plaats. De monding van een rivier is niet gelijk aan een toendra en een savanne is geen woestijn. Ieder ecosysteem heeft echter, net als iedere cultuur, een invloedssfeer die tot ver over haar natuurlijke – en in het geval van cultuur, “nationale” – grenzen heen reikt. Wanneer we inzien dat ieder ecosysteem deel uit maakt van die ene ecosfeer, waarbinnen alle levende wezens op aarde wonen, dan krijgen we vat op de onderlinge verbondenheid, op de krachtige onderlinge banden tussen al het leven en op onze waarachtige onderlinge afhankelijkheid. Zonder dat inzicht stevenen we af op milieumoord, op de zelfvernietiging van de ene ecosfeer die al het menselijk bestaan voedt.

Daarom zijn wij hier vandaag bij u, om het Jaar van de interculturele dialoog onder de aandacht te brengen, om parabolen van de natuurlijke wereld te vertellen en de transcenderende menselijke waarden te benadrukken. Het Oecumenisch Patriarchaat heeft eeuwenlang als een relatief klein ecosysteem binnen een veel grotere cultuur bestaan. Staat u ons toe om uit die lange ervaring te putten en het meest praktische aspect naar voren te brengen dat de interculturele dialoog kan doen welslagen.

Het voornaamste en belangrijkste is dat de rechten van de minderheid binnen een grotere meerderheid worden gerespecteerd. Waar en wanneer de rechten van de minderheid worden gerespecteerd, is de maatschappij meestal rechtvaardig en tolerant. In iedere cultuur zal er altijd een dominante factor aanwezig zijn, of die nu gebaseerd is op afkomst, religie of iets anders. Segmentering is onvermijdelijk in onze door verscheidenheid gekenmerkte wereld. Waar we vanaf willen is versnippering! Een maatschappij die is gebouwd op uitsluiting en onderdrukking kan geen stand houden. Of, in de woorden van de goddelijke Vredesprins Jezus Christus: “Indien een koninkrijk verdeeld is en zich tegen zichzelf keert, kan dat koninkrijk niet staande blijven; en iedere stad of ieder huis dat verdeeld is en zich tegen zichzelf keert, gaat vroeg of laat ten onder”.

Wij raden iedereen aan te erkennen dat pas als het volledig tot ons door is gedrongen dat wij allen de ecosfeer van het menselijk bestaan delen, wij in staat zullen zijn om het “anders zijn” van de mensen om ons heen - meerderheid of minderheid – het hoofd te bieden en de diepe verwantschap van de menselijke familie te voelen. Dan zien we de vreemdeling in ons midden niet als een vreemd wezen, maar als een broeder of zuster uit de menselijke familie, uit Gods familie. De Heilige Paulus zet de alomvattende menselijke relatie en broederschap met mooie woorden en bondig uiteen in zijn rede tot de inwoners van Athene in de eerste eeuw.

Daarom moet Europa Turkije in zijn project opnemen en moet Turkije de interculturele dialoog en verdraagzaamheid versterken, als het toegelaten wil worden tot het Europees project. Europa mag geen enkele verdraagzame en respectvolle religie als vreemd beschouwen. De wereldgodsdiensten kunnen net als het Europese project zo machtig zijn dat ze boven nationalisme en zelfs nihilisme en fundamentalisme kunnen uitstijgen, mits ze hun volgelingen voorhouden wat de mensen verbindt en een dialoog mogelijk maken over wat ons verdeelt.

In ons land, Turkije, voelen wij beiderzijds dat een nieuwe, economische en commerciële partner welkom zou zijn, maar wij voelen ook twijfels over de vraag of een overwegend islamitisch land als gelijke toegelaten zal worden. Echter, in Europa wonen miljoenen moslims die uit alle delen van de wereld en om allerlei redenen hier naartoe zijn gekomen, net zoals er in Europa nog talloze joden zouden wonen, indien de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog niet hadden plaatsgevonden.

Sterker nog, Europa moet niet alleen niet-christenen ontmoeten maar ook christenen, christenen die niet tot katholieken of protestanten gerekend kunnen worden. De wereld aanschouwt het wonder van de wederopkomst van de orthodoxe kerk in Oost-Europa na de val van het IJzeren Gordijn. Het uiteenvallen van Oost-Europa heeft op veel plaatsen tot versnippering geleid. Geen enkel centrum houdt stand en het is zelfs lastig om vast te stellen waar het centrum ligt. In dit proces van wederopbouw van natiestaten is het orthodoxe christelijke geloof opnieuw omhoog gekomen en uitgestegen boven de economische factoren; het heeft een status bereikt die twintig jaar geleden niet voor mogelijk was gehouden.

Eén van de belangrijkste taken van ons Oecumenisch Patriarchaat is het proces van groei en ontwikkeling dat zich voltrekt in de traditioneel orthodoxe landen te ondersteunen door vast te houden aan de canonicale regels van de wereldwijde orthodoxe kerk met een kwart miljard volgelingen over de hele wereld. Beste vrienden wij willen u mededelen dat komende maand, oktober, op onze uitnodiging, de leiders van de orthodoxe patriarchaten en van de autocephale kerken in Instanbul bij elkaar zullen komen om gezamenlijke problemen te bespreken en de panorthodoxe band en onderlinge samenwerking te versterken. Tegelijkertijd vieren wij ook het feit dat tweeduizend jaar geleden de heilige Paulus, de apostel van de volken, werd geboren.

Op dit moment zijn wij vol vreugde en enthousiasme in de stad (Istanbul) bezig met de voorbereidingen van de festiviteiten in het kader van de Europese Culturele Hoofdstad 2010. De stad heeft een lange geschiedenis en was altijd een kruispunt waar mensen samen kwamen en een plek waar mensen met verschillende religies en uit diverse culturen samenleefden. Vorige week waren wij aanwezig bij een lunch die de premier van Turkije aanbood ter ere van de premier van Spanje. Zoals bekend steunen beiden de Alliantie der Beschavingen die onder de vlag van de Verenigde Naties vaart. We hebben geluisterd naar hun prachtige toespraken, die geheel in het teken stonden van de tolerante geest die zich door de geschiedenis heen in onze stad heeft ontwikkeld.

En nu, beste vrienden, wil ik afsluiten in het Frans ter ere van het Franse voorzitterschap, en omdat u deze week – aanstaande vrijdag, dacht ik – de Europese Dag van de Talen viert.

(FR) Mijnheer de Voorzitter van het Europees Parlement, dames en heren, de Oecumenisch Patriarch bevestigt nogmaals dat hij van plan is met al zijn krachten te ijveren voor vrede en welvaart in de Europese Unie. Wij zijn bereid om samen met u deel te nemen aan andere constructieve dialogen, zoals deze van vandaag, en luisteren aandachtig naar de huidige problemen.

Het is in deze geest dat ons patriarchaat al vijfentwintig jaar lang een inhoudelijke dialoog nastreeft en cultiveert met de islam en het judaïsme. Wij hebben reeds tal van bilaterale en trilaterale bijeenkomsten belegd. In dit kader zullen wij begin november in Athene voor de twaalfde keer onze academische dialoog met de islam hervatten.

Naast deze uitwisselingen zetten wij de theologische dialoog voort met de rooms-katholieke, anglicaanse, lutherse, gereformeerde en oude oosterse kerken, waaronder de Armeense en de koptische kerk. In de maand oktober hebben wij de gelegenheid, of liever het voorrecht, om op uitnodiging van de paus het woord te voeren tijdens de twaalfde gewone Bisschoppensynode in het Vaticaan.

Hiermee hoop ik te hebben aangetoond dat het oecumenisch patriarchaat bijzonder actief is op het gebied van de oecumenische dialoog en op die manier tracht bij te dragen aan enerzijds de totstandkoming van verzoening, vrede, solidariteit en een betere verstandhouding tussen de volkeren en anderzijds de bestrijding van terrorisme, haat en alle vormen van kwaad.

Ik dank u van harte voor deze unieke kans om hier vandaag voor de tweede maal de plenaire vergadering toe te mogen spreken. Ik smeek God om eindeloze genade en bid Hem al uw goede daden te zegenen.

Staat u mij toe dat ik vanaf dit verheven spreekgestoelte mijn beste wensen overbreng aan de moslims overal ter wereld aan de vooravond van het grote ramadanfeest en aan alle joden ter wereld ter gelegenheid van het ophanden zijnde Rosj Hasjana-feest. Wij zijn broeders en zusters, kinderen van dezelfde hemelse Vader, en op deze wonderbaarlijke planeet, waarvoor wij allen verantwoordelijk zijn, is plaats voor iedereen. Er is echter geen plaats voor oorlog en al evenmin voor mensen die elkaar doden.

Nogmaals hartelijk dank voor de grote eer en het voorrecht om u hier vandaag te mogen toespreken.

(Staand applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Uwe heiligheid, met deze staande ovatie geeft het Europees Parlement uiting aan zijn grote waardering voor uw toespraak. U heeft gesproken over Pax, over vrede voor het menselijke ras en de schepping. In vrede vindt de eerbiediging van de menselijke waardigheid haar culminatiepunt.

We hoeven het niet eens te zijn met elk geloof dat er bestaat, en we hoeven niet elke opvatting over te nemen. Wat we echter wel moeten doen, is onze medemensen respecteren. Het is dit respect dat de kern vormt van de menselijke waardigheid, en de kern van verdraagzaamheid.

In die geest willen wij u nogmaals onze grote dank betuigen voor uw bijdrage aan het Europees jaar van de interculturele dialoog, een belangrijke bijdrage, die bevorderlijk is voor het begrip tussen de mensen op ons continent en in de wereld, en voor verzoening, vrede en vrijheid.

Hartelijk dank, uwe heiligheid.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 

10. Stemmingen (voortzetting)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de voortzetting van de stemmingen.

 

10.1. Elektronische-communicatienetwerken en -diensten, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en consumentenbescherming (A6-0318/2008, Malcolm Harbour) (stemming)
  

Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement

Verslag-Harbour (A6-0318/2008)

De Commissie kan de volgende amendementen aanvaarden:

- amendementen 2, 4, 5, 7, 8, 13, 15, 16, 20, 21, 32, 38, 41 (op de overwegingen)

- amendementen 43, 48, 51, 54, 55, 56, 60, 61, 63, 64, 65, 66, 68, 70, 72, 73, 77, 79, 88, 89, 90, 97, 100, 106, 110, 111, 112, 115, 116, 118, 129, 137, 141, 143, 145, 149, 150, 151, 152 (op de artikelen)

- amendementen 191, 192, 167, 182 (ingediend in de plenaire vergadering)

De Commissie kan de volgende amendementen in beginsel of gedeeltelijk aanvaarden:

- amendementen 3, 6, 9, 11, 12, 14, 18, 19, 22, 23, 25, 26, 27, 31, 37 (op de overwegingen)

- amendementen 44, 47, 53, 62, 67, 71, 74, 75, 76, 80, 82, 86, 87, 91, 92, 93, 94, 99, 103, 105, 109, 114, 122, 127, 132, 134, 135, 136, 138, 139 (op de artikelen)

- amendementen 170,154, 171, 194, 189, 193, 188, 152, 159, 180, 181, 183, 185 (ingediend in de plenaire vergadering)

De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden:

- amendementen 1, 10, 17, 24, 28, 29, 30, 33, 34, 35, 36, 39, 40, 42 (op de overwegingen)

- amendementen 45, 46, 49, 50, 52, 57, 58, 59, 69, 78, 81, 83, 84, 85, 95, 96, 98, 101, 102, 104, 107, 108, 113, 117, 119, 120, 121, 123, 124, 125, 126, 128, 130, 131, 133, 140, 142, 144, 146, 147, 148 (op de artikelen)

- amendementen 169, 153, 160, 177, 190, 176, 165, 178, 155, 172, 168, 173, 166, 157, 163, 174, 156, 158, 175, 179, 184, 186, 187 (ingediend in de plenaire vergadering)

 
  
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Malcolm Harbour, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat ik mij niet populair maak door nu een lange toespraak te houden, maar mijn twee mederapporteurs, met wie ik als team zeer nauw heb samengewerkt, hebben korte verklaringen afgelegd en ik wil de teamgeest graag hoog houden.

Ik wil alleen zeggen dat mijn verslag meer amendementen bevat omdat mijn commissie ambitieuzer is geweest bij de verbeteringen die zij wilde aanbrengen in het voorstel van de Commissie. Ik vraag u nu om uw steun, zodat we kunnen zorgen voor goed voorgelichte consumenten die vertrouwen hebben in elektronische communicatie en die bovendien goed zijn beveiligd en weten dat hun persoonsgegevens worden beschermd.

Ik wil graag mijn dank betuigen aan alle collega's in de commissie die met mij hebben gewerkt aan het opstellen van enkele, echt grote compromisamendementen. Wij gaan die vandaag aannemen. Ik wil met name Alexander Alvaro en de Commissie burgerlijke vrijheden, met wie wij zeer nauw hebben samengewerkt, bedanken voor hun bijdrage aan de e-privacy-richtlijn. Ik zou graag willen dat u ons een reusachtige meerderheid voor deze richtlijn gaf, zodat wij in onze onderhandelingen met de Commissie en de Raad onze uiterste best kunnen doen voor de Europese consumenten.

 
  
  

Na de stemming

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs graag bedanken voor hun uitstekende werk. Dit was geen gemakkelijke kwestie: zij hebben wonderen verricht en verdienen hiervoor mijn respect. Ik wil ook graag de geachte leden van het Europees Parlement bedanken voor het sterke signaal dat zij hebben afgegeven met de stemming van vandaag. Dit is een signaal en een pleidooi voor een open en concurrerende interne markt, zowel voor telecombedrijven als voor 500 miljoen Europese consumenten.

Gisteren moest de Commissie nieuwe regels voorstellen om buitensporige kosten voor sms-berichten en dataroaming in de EU aan te pakken. Deze voorstellen zullen een snelle remedie bieden voor een van de duidelijkste symptomen van het gebrek aan interne markt voor telecommunicatie, waaronder zowel bedrijven als consumenten te lijden hebben. Het Europees Parlement heeft vandaag een belangrijke stap voorwaarts gezet door voor te stellen het probleem bij de wortel aan te pakken door eens en voor altijd een einde te maken aan de versnippering en door in regelgevend opzicht de weg vrij te maken voor een interne markt.

Ik ben met name blij dat het Europees Parlement na een intensief debat - en waarschijnlijk tot grote verrassing van vele waarnemers - heeft gestemd voor de oprichting van een efficiënte Europese regelgevende instantie voor telecommunicatie, waarin de nationale regelgevende instanties zijn ondergebracht, en voor een dialoog tussen de nationale regelgevende instanties en de Commissie. Dit is goed nieuws als het gaat om gelijke voorwaarden voor iedereen bij de levering en het gebruik van grensoverschrijdende telecomdiensten in Europa. Deze nieuwe Europese regelgevende instantie zal een krachtige bijdrage leveren aan de verbetering van de grensoverschrijdende concurrentie en de keuzemogelijkheden van consumenten.

Nu is, geachte afgevaardigden, het moment aangebroken om als Parlement, Raad en Commissie om de tafel te gaan zitten en ervoor te zorgen dat dit telecompakket tot 2010 volledig wordt geïmplementeerd. Daar hebben we niet veel tijd meer voor, en daarbij moeten we zorgvuldig te werk gaan; dat is wat we nu snel moeten doen. De Commissie zal al het mogelijke doen om vorderingen mogelijk te maken.

Ik ben ervan overtuigd dat het signaal dat het Parlement vandaag heeft afgegeven, verder gaat dan alleen Europa. Het is een signaal dat wereldwijd gehoord zal worden. Hiermee tonen wij aan dat de interne telecommarkt in Europa in het leven is geroepen in het belang van een sterk bedrijfsleven en een mondige consument. Bedankt en gefeliciteerd.

(Applaus)

 

10.2. Internationale overeenkomst van 2006 inzake tropische houtsoorten (A6-0313/2008, Caroline Lucas)

10.3. Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout (ITTA) 2006

10.4. Prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009

10.5. Voorbereiding van de Top EU-India (Marseille , 29 september 2008)
  

– Vóór de stemming over paragraaf 20

 
  
MPphoto
 

  Emilio Menéndez del Valle (PSE). - (ES) Mijn fractie dient een mondeling amendement in op paragraaf 20. Na de laatste zin moet hier het volgende komen te staan:

(EN) ‘roept India en de EU op om, met name door tussenkomst van de bijzondere EU-gezant voor Birma/Myanmar, samen te werken om de Birmese militaire junta te overhalen om politieke gevangenen vrij te laten en de mensenrechten te respecteren;’.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

– Vóór de stemming over paragraaf 25

 
  
MPphoto
 

  Roberta Angelilli (UEN). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb een mondeling amendement. Aan het begin van paragraaf 25 wil ik de volgende woorden toevoegen: “veroordeelt elke daad van geweld tegen de christelijke gemeenschappen”, gevolgd door de oorspronkelijke tekst, want in de hele tekst worden de gebeurtenissen in Orissa nergens uitdrukkelijk veroordeeld, maar worden synoniemen met een veel zwakkere betekenis gebruikt.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt niet in aanmerking genomen en enkele leden scanderen de leus "Europa is christelijk, niet islamitisch")

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u in te grijpen wanneer er racistische kreten klinken als "Een Europa zonder moslims"!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − De heer Cohn-Bendit heeft dat al gedaan.

 

11. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

− Verslagen-Coelho (A6-0351/2008 en A6-0352/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, uiteindelijk heb ik voor de beide verslagen over de modernisering van het Schengen-informatiesysteem gestemd. Ik wil er echter toch aan toevoegen dat ik van mening blijf dat de toepassing van die Schengen-akkoorden van onze grenzen een soort veredelde zeven heeft gemaakt, dat die veel onveiliger zijn geworden en minder gecontroleerd.

Sinds Schengen zijn wij absoluut allemaal even kwetsbaar als de zwakste schakel in de grenscontroles en dat leidt tot bijzonder grote problemen. Als het systeem dan echter tóch bestaat en toch blijft bestaan, is het natuurlijk mijn plicht op te komen voor een zo efficiënt mogelijke toepassing van alle controles en voor uitwisseling van informatie. Vandaar mijn ja-stem, die echter absoluut niet geïnterpreteerd mag worden als een instemming met de opengrenzenpolitiek van de Europese Unie.

 
  
  

– Verslagen-de Grandes Pascual (A6-0330/2008 en A6-0331/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Josu Ortuondo Larrea (ALDE). - (ES) Helaas kon ik om buiten mijn macht liggende redenen gisteren niet deelnemen aan het debat over de richtlijn inzake de met inspectie en controle van schepen belaste organisaties. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn tevredenheid te uiten over de aanneming van deze richtlijn door het Parlement en over de aanbevelingen van de Commissie vervoer en toerisme.

Er waren enkele vraagstukken in het door de Raad goedgekeurd gemeenschappelijk standpunt die niet geheel duidelijk, of nog onvoldoende behandeld waren. Het eerste was dat classificatieorganisaties, als zij namens de nationale overheden handelen – aangezien het de verantwoordelijkheid van de vlaggenstaten is om de veiligheid van schepen te garanderen – door dezelfde wettelijke rechten beschermd moeten worden als de nationale overheden.

In de tweede plaats hebben wij mijns inziens de financiële aansprakelijkheid in geval van een ramp naar behoren verduidelijkt. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad maakte geen duidelijk onderscheid tussen de drie mogelijke gevallen: rampen waarbij mensen om het leven komen, rampen waarin er gewonden vallen of rampen waarin er alleen materiële schade is. Het Parlement heeft dit uitgezocht en heeft ervoor gezorgd dat dit is opgehelderd.

Ik hoop dat dit door de Raad wordt overgenomen.

 
  
  

– Verslag-Trautmann (A6-0321/2008)

 
  
MPphoto
 

  Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het een grote bijdrage zal leveren aan het realiseren van de concurrentie die de Europese bedrijfstak voor elektronische communicatie zo hard nodig heeft. Britse telecommunicatiebedrijven hebben elders in Europa te lang moeten vechten tegen bepaalde ondernemingen, omdat deze in wezen nog steeds worden geleid als monopolies. Spectrumhandel heeft aanzienlijke inkomsten opgeleverd voor de Britse overheid. Dit geld is met succes opnieuw geïnvesteerd, maar het voordeel van dit verslag is dat hiermee service-, technologie- en neutraliteitsprincipes worden geïntroduceerd die er nog meer voor zullen zorgen dat grote bedrijven de markt niet domineren, omdat zowel de praktijk van handhaving van de service waarvoor spectrums worden gebruikt als de gebruikte technologische normen over boord worden gegooid.

In Groot-Brittannië heeft BT het ver geschopt van genationaliseerde telecomaanbieder tot succesvol gereguleerd bedrijf. In mijn eigen kiesdistrict zie ik echter nog steeds problemen tengevolge van de dominantie van grote aanbieders. Vooral landelijke gebieden vormen een probleem en consumenten zijn hier de dupe, omdat zij in commercieel opzicht als niet-levensvatbaar worden beschouwd en daarom niet in aanmerking komen voor degelijke breedbanddekking. Ik hoop dat het voornemen van het verslag om een einde te maken aan deze ongelijkheden in praktijk zal worden gebracht.

 
  
MPphoto
 

  Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Het is waar dat door het ontbreken van een goed functionerende concurrentieomgeving in de telecommunicatiesector de aanneming van een nieuw regulerend kader een wenselijke en zelfs noodzakelijke stap was. De gekozen oplossing wat betreft functionele scheiding op basis van het principe van vrijwilligheid is volgens mij een onbetwistbare bijdrage. Op deze manier zal elke lidstaat zelf kunnen beslissen of hij, met het oog op de plaatselijke omstandigheden, de functionele scheiding invoert of de status quo handhaaft. Persoonlijk sta ik terughoudend tegenover functionele scheiding, enerzijds omdat er onvoldoende ervaring mee is en anderzijds omdat ik concurrentie tussen verschillende soorten netwerken, waarop de stimulerende activiteiten van de Unie gericht zouden moeten zijn, belangrijker vind dan concurrentie binnen één netwerk. In sommige gevallen gaat regulering echter te ver. Ik ben het er bijvoorbeeld niet mee eens dat de Europese Commissie vetorecht heeft tegen corrigerende maatregelen die zijn getroffen door nationale regulatoren binnen hun eigen markt. Als de Commissie zich mengt in zaken die een binnenlands, en geen Europees bereik hebben, is dat in strijd met het principe van de scheiding der machten. Mijn voorkeur gaat uit naar een evenwichtige wetgeving die de behoeften van aanbieders en hun klanten weerspiegelt en waarin geen plaats is voor regulering als doel op zich, maar alleen voor regulering die bijdraagt aan een verhoging van de kwaliteit en toegankelijkheid van telecommunicatiediensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Ik moet toegeven dat ik verbaasd was over de meningsverschillen bij de behandeling van amendement nummer 138, toen een deel van mijn collega's niet in staat was dit amendement overeenkomstig de tekst ervan uit te leggen. Als medeauteur van dit amendement wil ik benadrukken dat hiermee wordt gegarandeerd dat gebruikers alleen worden afgesloten van het internet als de gerechtelijke instanties toestemming hebben verleend. De rechten van gebruikers mogen echter worden geschonden indien dat noodzakelijk is voor de algemene veiligheid. Het fundamentele recht van gebruikers op privacy wordt niet geschonden als men inhoud zonder toestemming van de relevante overheden blokkeert of filtert. Dit voorstel kwam vandaag bij mij op toen ik voorbeelden zag uit Frankrijk, waar pagina’s van het ministerie van Europese Zaken en pagina’s voor treinreserveringen op het openbare netwerk van het stadhuis van Parijs werden geblokkeerd omdat de inhoud ervan onterecht als pornografisch werd beoordeeld. Ik dank mijn collega's dat ze ons evenwichtige voorstel uiteindelijk hebben ondersteund, en ik dank Frankrijk voor het feit dat het zich ernaar zal voegen.

 
  
  

− Verslag-del Castillo Vera (A6-0316/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Als schaduwrapporteur ben ik blij dat het orgaan van Europese regelgevingsinstanties voor de telecommunicatiesector (BERT) de Europese belastingbetalers op basis van de door het Europees Parlement aangenomen amendementen jaarlijks tientallen miljoenen euro's bespaart. In vergelijking met het voorstel van de Commissie ontstaat er namelijk een slankere en flexibelere instantie die optimaal profiteert van de voordelen van de interne markt en de onafhankelijkheid van de nationale instanties in de telecommunicatiesector handhaaft. Ik ben blij dat dankzij mijn initiatief de positie van consumentenorganisaties aanzienlijk is versterkt. Ik kon mij ook scharen achter de brede consensus over de financiering van de begroting van het orgaan, maar ik moet ook nogmaals wijzen op de risico's, die uiteenlopend hoge bijdragen van de lidstaten met zich mee kunnen brengen. Dit kan leiden tot een onevenwichtige invloed van de kant van met name de grote lidstaten op de besluitvorming over de grensoverschrijdende regulering van hun telecommunicatie.

 
  
  

− Verslag-Harbour (A6-0318/2008)

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Om te beginnen wil ik de rapporteur bedanken voor de vele jaren werk die hij hierin heeft gestopt en de consequente benadering van het wetgevingspakket inzake elektronische communicatie. Ik heb dit verslag bij de stemming van vandaag gesteund.

Het telecommunicatiepakket vormt een noodzakelijke actualisering van de huidige wetgeving en van met name de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. Dit aspect was een van de belangrijkste doelstellingen van het voorstel en ik heb mijn steun gegeven aan de visie dat gegevensbescherming en veiligheidsaspecten moeten worden gezien in een bredere context dan alleen een Europese, omdat communicatiediensten en aanbieders van internetsystemen overal ter wereld gevestigd zijn en binnen verschillende rechtsstelsels met persoonsgegevens werken.

Ook heb ik mijn steun gegeven aan het voorstel om de consumentenrechten te verbeteren en te versterken, name door middel van meer voorlichting over en een grotere transparantie van de prijzen en de voorwaarden voor het gebruik van telecommunicatiediensten. En niet op de laatste plaats heb ik mijn steun gegeven aan de pogingen die met het verslag worden gedaan om de toegankelijkheid van elektronische communicatie voor gebruikers met een handicap te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, het zojuist aangenomen verslag houdt verband met mijn eigen verslag van een jaar geleden over consumentenvertrouwen in een digitale omgeving. Ik ben dan ook erkentelijk voor de aanzienlijke versterking van de rechten van eindgebruikers en consumenten. Ik ben vooral blij dat we zaken hebben kunnen bereiken als nummerportabiliteit binnen een dag, hetgeen de starre markt van mobiele aanbieders vlot trekt, en het traceren van bellers van het noodnummer 112, waarmee meer mensenlevens kunnen worden gered. Het Europese nummer 116 wordt uitgebreid tot meer dan alleen vermiste kinderen, er komt een doorbraak in de transparantie van contracten en prijsopgaven, het wordt eenvoudiger om contractuele betrekkingen vroegtijdig te beëindigen, gewone gebruikers krijgen makkelijker toegang tot beveiligingssoftware, voor gehandicapte gebruikers wordt gelijkwaardige toegang gewaarborgd, spam wordt nader gedefinieerd en zo zijn er nog veel meer verbeteringen.

 
  
  

− Verslag-Lucas (A6-0313/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Waarde collega's, ik wil mijn verontwaardiging uiten over de onenigheid die zelfs gisteren tijdens het debat met de Commissie nog niet was bijgelegd. Het ging over de rechtsgrondslag voor de goedkeuring van deze internationale overeenkomst inzake het duurzaam en legaal beheer van tropisch hout. Ik ben van mening dat sprake zou moeten zijn van instemming door het Parlement en niet alleen van raadpleging. De overeenkomst voldoet niet, maar op dit moment hebben we niets anders. Ik ben dan ook blij dat we vandaag zo eenduidig onze goedkeuring hebben gehecht aan de overeenkomst. Hiermee nemen wij stelling tegen het plunderen van tropische bossen, maar ik ben bang dat nog miljoenen tonnen tropisch hout Europa zullen binnenkomen tegen dumpingprijzen, aangezien het niet mogelijk was milieueisen op te leggen aan het Europese handelsbeleid. Dat is een paradox, want we zijn er trots op dat we een lans breken voor het terugdringen van de wereldwijde CO2-uitstoot. Hier klopt iets niet. Misschien weet de rechterhand niet wat de linkerhand doet, of andersom.

 
  
  

− Resolutie RC-B6-0420/2008 over het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009

 
  
MPphoto
 

  Peter Baco (NI). - (SK) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over het wetgevend en werkprogramma voor 2009 gestemd omdat deze door de bank genomen blijk geeft van bekwaamheid.

Naar mijn mening moet fundamentele steun worden gegeven aan de maatregelen van het Parlement om in de huidige financiële crisis de financiële markten te stabiliseren. Ik vind echter dat er in dit programma geen rekening wordt gehouden met voedselveiligheid, waarvoor concrete maatregelen nodig zullen zijn en niet alleen spijtbetuigingen.

Een belangrijk, spoedeisend element is het maximaliseren van het landbouwpotentieel in de nieuwe lidstaten, omdat het huidige, discriminerende gemeenschappelijk landbouwbeleid tot een ernstige achteruitgang van de landbouw in deze nieuwe lidstaten leidt.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, de aanbevelingen die dit Parlement had opgesteld voor het werkprogramma 2009 van de Europese Commissie, waren alles welbeschouwd toch eigenlijk nogal straf. Men had toch mogen verwachten dat dit Parlement in de eerste plaats vanwege die politiek benoemde mandarijnen van de Europese Commissie respect had moeten eisen voor democratische rechtsorde in Europa.

Wat zou dit concreet betekenen? Ik geef maar twee voorbeelden. Ten eerste, respecteer in godsnaam de uitspraak van het Ierse volk, een uitspraak die ongetwijfeld de wil uitdrukt van een grote meerderheid van onze Europese burgers die niet eens de kans krijgen om zich uit te spreken tegen dat Verdrag van Lissabon. Weg dus met die vermomde Europese grondwet.

Tweede voorbeeld, zeer essentieel, stop die toetredingsonderhandelingen met Turkije waarvoor geen enkele democratische basis bestaat. Maar wij weten natuurlijk allang dat de eurocraten zich geen barst aantrekken van de wensen van de burgers, die nochtans hun prinselijke levenswandel met hun belastinggeld betalen.

 
  
  

– Resolutie over de voorbereiding van de topconferentie EU-India in Marseille op 29 september 2008 (RC B6-0426/2008)

 
  
MPphoto
 

  Bogdan Pęk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de stemming over deze resolutie waren wij getuige van een schandelijk incident waarbij een mondeling amendement werd verworpen. Dat gebeurde op verzoek van de heer Schulz, een man die de mensenrechten met hart en ziel verdedigt en zich heftig verzet tegen discriminatie. Hij werd daarbij gesteund door heer Cohn-Bendit die gekend is voor zijn inzet voor de verdediging van de mensenrechten in een breed spectrum. We zijn ons echter terdege bewust van het bloedvergieten en de gruwelijke gebeurtenissen in India, die duidelijk tegen christenen waren gericht. Ik kan bijgevolg niet vatten waar deze nieuwe vorm van racisme bij vooraanstaande Europese politici vandaan komt. Ik kan niet begrijpen hoe zij in dit Europees Parlement een zo duidelijk amendement op dit verslag durven te verwerpen. Stoelt dit Parlement dan niet op de verdediging van de mensenrechten en het non-discriminatiebeginsel? Naar mijn mening zal deze kwestie zowel de leden van dit Parlement als de bevolking als geheel heel wat stof tot nadenken geven.

 
  
MPphoto
 

  Jo Leinen (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de resolutie over de Top EU-India gestemd, maar niet omdat ik tegen samenwerking ben met India. Integendeel, als covoorzitter van Friends of India hier in het Parlement ben ik voorstander van een intensivering van de samenwerking. Deze resolutie is echter niets anders dan een boodschappenlijstje van alle kwesties die ons ten aanzien van dit enorme land te binnen kunnen schieten.

Paragraaf 29 is daar een treffend voorbeeld van: daarin dringen wij aan op een tussentijds verslag van de Commissie ten aanzien van de mensenrechten in India en de resultaten van de mensenrechtendialoog tussen de EU en India. Toch zijn er talrijke paragrafen die betrekking hebben op bepaalde bevolkingsgroepen, zoals de christenen in Orissa, de moslims in Kasjmir en de dalits in andere delen van het land. Wat dat betreft was de bijdrage van de vorige spreker tamelijk absurd, aangezien deze kwestie zeer vaak in deze resolutie wordt vermeld.

Mijns inziens is er voor alles een juiste tijd en een juiste plaats. Stelt u zich eens voor dat het Indiase parlement een resolutie over de Roma in Tsjechië, de Hongaren in Slowakije en de Russen in Estland en in Letland aanneemt. Wij zijn er nog niet rijp voor om ons op de belangrijkste zaken te richten; in plaats daarvan verdoen wij onze tijd steeds met een lange lijst van alle mogelijke thema’s, en dat beperkt onze invloed aanzienlijk. Ik weet dat we niet serieus worden genomen.

Dat is de reden waarom ik tegen heb gestemd. Het is jammer: deze negende top is belangrijk. Het Parlement heeft gesproken over hervormingen en dat is precies wat we nodig hebben: wij moeten eveneens nadenken over de hervorming van de tekst van dergelijke resoluties.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

− Verslag-Botopoulos (A6-0324/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) In het verslag van Costas Botopoulos, 'Verslag tot wijziging van artikel 121 van het Reglement van het Europees Parlement betreffende het beroep bij het Hof van Justitie' wordt een kleine wijziging van de regels voor de Parlementaire procedure behandeld. Daarom heb ik voor de aanbevelingen in dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor het verslag tot wijziging van artikel 121 van het Reglement van het Europees Parlement betreffende het beroep bij het Hof van Justitie gestemd, aangezien deze kwestie een voorbeeld is van de eerbiediging van de rechtsstaat.

Artikel 121, lid 3 van het Reglement luidt als volgt: "De Voorzitter stelt overeenkomstig de aanbeveling van de bevoegde commissie bij het Hof van Justitie beroep in namens het Parlement." Deze bepaling verwijst uitdrukkelijk en uitsluitend naar beroepen die bij het Hof worden ingesteld. In dit geval is het onmogelijk om een ruimere interpretatie te geven aan deze bepaling waardoor ze ook op andere soorten beroepen bij het Hof kan worden toegepast. De bepaling is alleen van toepassing op het indienen van een klacht (over een verzoek tot nietigverklaring bijvoorbeeld) wanneer de gerechtelijke procedure door het Parlement wordt ingesteld.

Om redenen van rechtszekerheid en volledigheid heeft de rapporteur terecht voorgesteld om een nieuw lid toe te voegen aan artikel 121. Daarin zou de bestaande praktijk worden bevestigd, op grond waarvan de Voorzitter namens het Parlement en op aanbeveling van de Commissie juridische zaken opmerkingen indient bij of intervenieert in het Hof. De voorgestelde wijziging legt de procedure vast die bij verschil van mening tussen de Voorzitter en de bevoegde commissie moet worden gevolgd. Door deze aanpassing krijgt de procedure die nu in de meeste gevallen wordt toegepast een democratische rechtsgrondslag.

 
  
  

− Verslagen-Coelho (A6-0351/2008 en A6-0352/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik zou mijn ongenoegen willen uitspreken over het feit dat een kwestie als SIS, die zoveel belang heeft voor de burgers van de Europese Unie, volgens de raadplegingsprocedure wordt behandeld waarbij het Parlement alleen zijn standpunten kenbaar mag maken, standpunten die bovendien niet bindend zijn voor de Raad.

Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is het symbool van een Europa zonder grenzen, waarmee in de hele Europese Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid wordt gegarandeerd. Dankzij SIS werd de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken in de oude lidstaten van de Europese Unie een feit. Het systeem maakte tevens de oprichting van een unieke Europese gegevensbank over individuele personen en onderwerpen mogelijk. Dit is van cruciaal belang met het oog op de afgifte van visa en verblijfsvergunningen. Na de toetreding van twaalf nieuwe landen tot de Europese Unie was het noodzakelijk om hen in SIS te integreren. SIS II voldoet als systeem van de tweede generatie aan deze behoefte: het omvat alle EU-lidstaten en zorgt ervoor dat volledige data kunnen worden verzameld, met inbegrip van biometrische gegevens en informatie over Europese aanhoudingsbevelen.

De Unie staat nu voor de moeilijke karwei om alle gegevens naar het nieuwe SIS II-systeem over te dragen. Deze operatie is absoluut noodzakelijk, maar ook erg ingewikkeld. Ik roep daarom op om hierbij de nodige zorg en omzichtigheid aan de dag te leggen. De gegevens die in het 'oude systeem' zijn verzameld, mogen in geen geval uitlekken of in de handen van onbevoegden terechtkomen. Er moet op een veilige manier met deze gegevens omgesprongen worden, aangezien de veiligheid van de burgers en de lidstaten van de Europese Unie hier in grote mate van afhankelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij ijveren voor een echt vrij verkeer van personen in Europa. Daarom zijn wij van oordeel dat de "Schengen-ruimte" (die lang niet alle landen van de EU omvat, laat staan alle Europese landen) weliswaar barrières tussen deelnemende landen wegneemt, maar tegelijkertijd de barrières met betrekking tot andere landen evenzoveel versterkt (onder meer ten opzichte van landen waarmee Portugal historische banden heeft).

Dit gezegd zijnde mogen wij niet verhelen dat het "vrije verkeer" wordt gebruikt als excuus om een informatiesysteem en databanken op te zetten die veel verder reiken dan deze doelstelling. Wij hebben hier te maken met een poging om het informatiesysteem te laten uitgroeien tot een van de centrale instrumenten (de “ruggengraat”) ter ondersteuning van het (door de EU aangevoerde) veiligheidsoffensief en de geleidelijke communautarisering op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, terreinen die de essentie van de soevereiniteit van de lidstaten uitmaken.

Anders gezegd, wij kunnen niet akkoord gaan met het voorstel van het voorzitterschap van de Raad van de EU om het systeem eerst te installeren en pas later de doelstellingen ervan te definiëren, temeer daar de doelstellingen reeds lang bekend zijn (invoering van het Europees arrestatiebevel, van biometrische gegevens, toegang voor nieuwe instanties, met inbegrip van gegevensuitwisseling met derde landen, …).

Zoals we al eerder zeiden, houden deze maatregelen risico’s in voor de bescherming van de rechten, vrijheden en waarborgen van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. (FR) Bij het lezen van dit verslag dringt zich de volgende vraag op : was het omdat het Schengeninformatiesysteem van de "eerste generatie" niet werkte of althans ondoeltreffend bleek te zijn om de veiligheid in het kader van de Schengen-ruimte te waarborgen, dat een "tweede generatie" op stapel werd gezet om de gedetecteerde tekortkomingen te verhelpen?

Helaas is het antwoord nee. Deze tweede generatie is niets anders dan een bijgewerkte versie van een systeem dat op zich ondoeltreffend is.

Volgens de cijfers van de Europese Commissie steken jaarlijks 400 000 personen illegaal de grenzen van de Unie over. Zelfs in de veronderstelling dat er weldra biometrische gegevens beschikbaar zullen zijn die kunnen worden gebruikt om een dossier aan te leggen van de illegale immigranten die reeds als zodanig zijn geregistreerd en hen terug naar huis te sturen, zal de Europese Unie, bij gebrek aan controle op haar binnen- en buitengrenzen, niet in staat zijn paal en perk te stellen aan de massale immigratie over zee en over land waarmee zij wordt geconfronteerd.

Het Schengeninformatiesysteem zal een nutteloos gadget blijven zolang de gevaarlijke Schengen-overeenkomsten van kracht zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) De invoering van SIS II moest diverse malen worden uitgesteld in verband met technische problemen. Destijds hadden onder andere de nieuwe Oost-Europese lidstaten te kampen met enorme problemen bij hun grenzen, reden waarom zij aandrongen op de invoering van een ‘tijdelijk programma’. Dat was gezien de toenmalige situatie een zinvolle aanpak, maar het heeft ook meerkosten met zich meegebracht.

Inmiddels lijken we met de huidige SIS-variant goede ervaringen te hebben. Op de lange termijn moet het programma uiteraard verder worden ontwikkeld. Geïmproviseerde tijdelijke oplossingen kunnen evenwel leiden tot veiligheidshiaten, en om die reden heb ik de voorziene invoering van de geïmproviseerde variant verworpen, aangezien dit mijns inziens te vroeg is.

 
  
  

− Aanbeveling voor de tweede lezing-Dirk Sterckx (A6-0334/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Tijdens de hoofdelijke stemmingen over de amendementen 1, 3, 4, 5, 6 en 7 van het verslag-Sterckx hebben ik samen met mijn Ierse collega’s van de PPE-ED-Fractie tegen gestemd of mij onthouden van stemming om zodoende blijk te geven van mijn bezorgdheid over kwesties met betrekking tot de macht van de onafhankelijke instantie en het toepassingsgebied van de richtlijn, waarmee de bevoegdheden van lidstaten op een aantal gebieden zouden worden ondermijnd. Wij steunen het algemene streven van de richtlijn volledig en zien ook graag dat er een goed akkoord tussen het Parlement en de Raad wordt bereikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. (FR) Europa wenst zich te beschermen tegen maritieme ongevallen en tegen de verontreiniging van haar zeeën en oceanen. Wij juichen dat toe. De recente rampzalige ongevallen met de Prestige en de Erika herinneren ons er niet alleen aan dat het onze plicht is waakzaam te zijn en toezicht te houden op de scheepsveiligheid, maar maken ons tevens attent op onze verantwoordelijkheid bij milieurampen.

Verder verdient de ontwerprichtlijn betreffende onderzoek naar ongevallen op zee een bijzondere vermelding. Voor de eerste maal is overeengekomen om een onderzoeksinstantie op te richten die in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid moet beslissen of er al dan niet een veiligheidsonderzoek dient te worden ingesteld naar de oorzaken en omstandigheden van een ongeval. De intenties zijn goed; laten we hopen dat ze niet moeten wijken voor de enorme financiële belangen die hier op het spel staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Vincent Peillon (PSE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Belgische collega Dirk Sterckx over de regeling van de zeescheepvaart gestemd. Sinds de ongevallen met de Erika in 1999 en de Prestige in 2002 hebben wij vergeefs gewacht op Europese oplossingen die herhaling van dergelijke rampen voorkomen. Het risico neemt niet af, maar wordt juist elke dag groter: naar verwachting zal de scheescheepvaart in de komende dertig jaar verdrievoudigen.

Ondanks dit zorgwekkende vooruitzicht heeft het merendeel van de lidstaten niet geaarzeld om de voornaamste voorstellen van de Europese Commissie, die overigens konden rekenen op de steun van de Europese socialisten, te “torpederen”. Een van de verdwenen voorstellen had betrekking op de invoering van een verzekering waarmee via een financiële waarborg moest worden gewaarborgd dat slachtoffers van ongevallen op zee gemakkelijker toegang krijgen tot schadevergoeding.

Door dit verslag aan te nemen tekenen wij protest aan tegen het cynisme en het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel van de lidstaten. Het Parlement mag trots zijn op de bereikte consensus, want in de stemming van vandaag heeft het blijk gegeven van zijn resolute streven naar veiligere en minder verontreinigde Europese wateren.

 
  
  

− Aanbeveling voor de tweede lezing-Kohliček (A6-0332/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Samen met mijn Ierse collega’s van de EPP-ED-Fractie ’s heb ik mij onthouden van stemming over het verslag met de amendementen op het verslag-Kohlicek. Dit heb ik gedaan omdat ik mij zorgen maak over de gevolgen van een splitsing van onderzoeken in een technisch en een de strafrechtelijk deel, en over de problemen die een dergelijke splitsing uit hoofde van de Ierse wet met zich mee zou brengen. Wij ondersteunen het algemene streven van dit verslag en alle maritieme verslagen die vandaag in de voltallige vergadering zijn aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik vertegenwoordig Schotland en onderken het belang van vervoer over zee. Ik ben van mening dat deze sector enorm veel ontwikkelingsmogelijkheden heeft met het oog op de toekomst. Het is van cruciaal belang dat er toereikende maatregelen worden genomen om de veiligheid op zee te maximaliseren en ongevallen te voorkomen. Daarom is dit pakket, dat een herhaling van ongevallen moet voorkomen, iets dat ik zeer verwelkom.

 
  
  

− Aanbeveling voor de tweede lezing-Costa (A6-0333/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Costa behandelt enkele belangrijke kwesties voor alle zeegebieden. Het is van cruciaal belang dat de EU de verbetering van de veiligheidsnormen op zee serieus opvat en tegelijkertijd geen onrealistische lasten oplegt aan vervoerders. Ik sta volledig achter het idee dat nationale overheden en havenautoriteiten een cruciale rol spelen bij het onderkennen van de risico's op dit gebied en ben over het geheel genomen tevreden met de maatregelen die vandaag door dit Parlement zijn genomen.

 
  
  

− Aanbeveling voor de tweede lezing-Vlasto (A6-0335/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Samen met mijn Ierse collega’s van de EPP-ED-Fractie heb ik mij onthouden van stemming bij het verslag over de havenstaatcontrole, omdat ik vrees dat de voorgestelde amendementen het MOU van Parijs ondermijnen en compliceren, en omdat ik van mening ben dat de kwestie van de vlaggenstaten beter kan worden behandeld in een afzonderlijke richtlijn en deze richtlijn alleen maar onnodig gecompliceerd wordt door de opname van dergelijke amendementen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Met de stemming van vandaag hebben wij de Raad eraan herinnerd dat het Erika III-pakket een geheel vormt en als zodanig moet worden behandeld. Daarom heb ik ermee ingestemd dat de amendementen op het verslag-Savary worden overgenomen in mijn verslag over havenstaatcontrole. Door terug te keren naar onze standpunten in eerste lezing geven wij bovendien te verstaan dat wij de Raad weigeren te volgen in het overboord zetten van twee belangrijke voorstellen inzake enerzijds controle door de vlaggenstaat en anderzijds wettelijke aansprakelijkheid van reders, waarvoor wij geen gemeenschappelijke standpunten hebben ontvangen.

Het Franse voorzitterschap, wiens enorme inzet en voortdurende streven naar een oplossing voor dit probleem een bijzondere vermelding verdienen, heeft de Raad overtuigd van de noodzaak om de werkzaamheden met betrekking tot de twee ontbrekende voorstellen te hervatten. Ik ben er zeker van dat het voorzitterschap erin zal slagen de huidige impasse te doorbreken en dat via de bemiddelingsprocedure een alomvattend akkoord over het Erika III-pakket zal worden bereikt. Ik hoop dat deze procedure spoedig op gang kan worden gebracht, zodat we deze nog voor het einde van het jaar kunnen afsluiten. Veiligheid op zee moet hoog op de Europese beleidsagenda blijven staan. Daarom zal ik onze voorstellen blijven verdedigen.

 
  
  

− Aanbeveling voor de tweede lezing-de Grandes Pascual (A6-0331/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) De Zweedse conservatieven steunen in beginsel de ontwerprichtlijn betreffende gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties, en hebben daar ook in de eerste lezing in april 2007 al voor gestemd.

Met het oog op de tweede lezing heeft de Commissie vervoer en toerisme besloten om als onderdeel van deze richtlijn grote delen van de door de Raad verworpen ontwerprichtlijn betreffende de verplichtingen van vlaggenstaten op te nemen.

De richtlijn betreffende de verplichtingen van vlaggenstaten was een poging de bevoegdheid van de EU uit te breiden tot een gebied waarvoor reeds VN-regels bestaan. Wij hebben al bij de eerste lezing in maart 2007 tegen deze uitbreiding gestemd, en geven daarom ook geen steun aan de poging om via een achterdeur deze regels alsnog op te nemen in de richtlijn betreffende gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties. Daarom hebben wij besloten tegen het verslag-de Grandes Pascual te stemmen.

 
  
  

− Aanbeveling voor de tweede lezing-de Grandes Pascual (A6-0330/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag van het Parlement over met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en ben voorstander van de andere verslagen van het Parlement die samen met dit verslag het maritieme pakket vormen.

De kwestie van de twee ‘ontbrekende’ dossiers over burgerlijke aansprakelijkheid en vlaggenstaten moet hoe dan ook door de Raad worden opgelost. Het is dus belangrijk dat het Parlement druk blijft uitoefenen door deze dossiers gezamenlijk op te nemen in het verslag-Sterckx inzake monitoring voor de zeescheepvaart, het verslag-Vlasto inzake havenstaatcontrole en dit verslag.

Er is veel werk verricht en ik denk dat we gemakkelijk een akkoord kunnen bereiken over de vijf dossiers waarover we vandaag hebben gestemd. Zonder burgerlijke aansprakelijkheid en zonder vlaggenstaten zullen we echter niet verder komen. De Raad moet een oplossing vinden voor de interne patstelling. Anders kunnen wij de burgers van de EU geen veiligere maritieme sector bieden.

 
  
  

− Aanbevelingen voor de tweede lezing: Sterckx (A6-0334/2008), Kohliček (A6-0332/2008), Costa (A6-0333/2008), Vlasto (A6-0335/2008), De Grandes Pascual (A6-0331/2008 en A6-0330/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk. (FR) Na de ongevallen met de olietankers Erika en Prestige hebben de Europese socialisten het voortouw genomen in de strijd voor een "hoogstaande" Europese wetgeving inzake veiligheid op zee.

Met de zeven verslagen van dit "derde pakket maritieme veiligheid" wordt een beslissende stap voorwaarts gezet naar de verwezenlijking van die doelstelling, op voorwaarde dat de inhoud ervan niet wordt afgezwakt door de Raad.

Sinds de eerste lezing in 2007 heeft de Raad het merendeel van de aanbevelingen van het Parlement over de andere vijf verworpen.

In deze tweede lezing herbevestigt het Parlement, na intense amenderingswerkzaamheden, dat het prioritair belang hecht aan de tenuitvoerlegging van een Europees zeescheepvaartbeleid met een zeer hoog beschermingsniveau op het gebied van:

- vlaggenstaatcontrole,

- tenuitvoerlegging van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart,

- aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers,

- scheepsinspectie en toezichthoudende instanties,

- aanwijzing van een onafhankelijke instantie die bevoegd is voor het opvangen van schepen in nood,

- toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt op de scheepvaartsector.

Deze boodschap aan het adres van de Raad geniet mijn volmondige steun.

Ik roep Nicolas Sarkozy en Dominique Bussereau op te waarborgen dat het Franse voorzitterschap een deugdelijke Europese maritieme ruimte boven de doopvont zal houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. – (GA) Kort geleden heeft er dertig kilometer buiten de kust van Frankrijk een ongeluk met een zeilboot plaatsgevonden. De bemanning en de passagiers van de Erika hadden veel geluk en kwamen er zonder verwondingen vanaf. Ze hoefden echter niet alleen op het geluk te vertrouwen. Ze hebben het ongeluk overleefd omdat ze te hulp werden geschoten door een Franse reddingsbrigade. Ierse en Franse maritieme onderzoekseenheden hebben nauw samengewerkt bij het onderzoek naar de oorzaak van het ongeluk.

Het geval-Erika laat zien wat er kan gebeuren wanneer de bemanning aarzelt bij het inroepen van hulp. Zoals de rapporteur van het verslag stelt, mogen de levens van de mensen aan boord van een schip en het milieu nooit in gevaar worden gebracht omdat bij een ongeluk geen contact wordt gezocht met de dichtstbijzijnde haven of reddingsbrigade.

Als het om veiligheid op zee gaat, is internationale samenwerking dringend noodzakelijk. Daarom ben ik hoopvol dat er in de tweede lezing een oplossing kan worden gevonden voor het maritieme pakket, en daarom doet het me genoegen om mijn steun aan deze verslagen te geven.

 
  
  

− Verslag-Trautmann (A6-0321/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Het hoofddoel van elke wetgeving over medicinale producten moet zijn de gezondheid van onze samenleving te beschermen. Dit doel moet echter worden bereikt met maatregelen die de ontwikkeling van de sector of de handel in medicinale producten in de Europese Unie niet belemmeren. Ondanks het feit dat eerdere verordeningen een lijst van kleurstoffen bevatten, verschilt de wetgeving over het gebruik ervan per land. Deze verschillen kunnen de handel in geneesmiddelen waarin deze kleurstoffen zijn verwerkt belemmeren, en daarom moet de verordening worden gewijzigd. Dit zal meer helderheid verschaffen en het werk van een groot aantal instellingen vergemakkelijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel heeft ten doel het regelgevingskader voor elektronische communicatie te wijzigen teneinde de doeltreffendheid ervan te vergroten, de toegang tot beschikbare frequenties in het radiospectrum eenvoudiger en efficiënter te maken en de administratieve kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de regelgeving te beperken.

Dit moet ertoe leiden dat Europese burgers, om het even waar in de EU, over efficiëntere en goedkopere communicatiediensten kunnen beschikken, of ze nu gebruik maken van mobiele telefonie, een breedbandaansluiting op internet of kabeltelevisie.

De nieuwe regeling voor het radiospectrum is bedoeld om investeringen in nieuwe infrastructuren te bevorderen en te waarborgen dat alle burgers toegang hebben tot breedband.

Een goed functionerende interne communicatiemarkt en een concurrerende economie die consumenten en bedrijven ten goede komt in het kader van de informatiemaatschappij zijn enkel mogelijk als het regelgevingskader voor telecommunicatie op coherente wijze wordt toegepast. Te dien einde is het noodzakelijk dat de coördinerende rol van de Commissie wordt versterkt; zij moet nauw samenwerken met de NRI’s (nationale regelgevende instanties) en het nieuwe Europees Telecomregelgeversorgaan (ETO) om de consistentie te verbeteren op zowel het niveau van de nationale beslissingen met gevolgen voor de interne markt als bij de tenuitvoerlegging van oplossingen.

Daarom steun ik dit verslag evenals de voornaamste amendementen, aangezien daarin een versterking van de concurrentie wordt nagestreefd om het aanbod voor de consument te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van Catherine Trautmann over elektronische-communicatienetwerken en –diensten gestemd omdat het regelgevingskader voor elektronische communicatie mijns inziens dringend aan verbetering toe is en de consument een ruimere keus, meer bescherming en goedkopere diensten van betere kwaliteit moet aanbieden.

Samen met de oprichting van een nieuwe Europese telecomautoriteit zal dit nieuwe regelgevingskader een betere bescherming van de persoonlijke gegevens van consumenten waarborgen, de concurrentie versterken, meer keuzemogelijkheden voor de consument creëren en voorzien in duidelijkere contractuele voorwaarden. Er zij tevens op gewezen dat dit "pakket" de toegang van mensen met een handicap tot telecommunicatiediensten zal vergemakkelijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Net zoals andere natuurlijke hulpbronnen is het spectrum een publiek goed. Het beheer van dit gebied moet derhalve in handen van de overheid blijven, teneinde te waarborgen dat het algemeen belang wordt gediend. Dat is de enige manier om publieke goederen aan te bieden die onontbeerlijk zijn voor de verwezenlijking van een informatiemaatschappij voor iedereen. Daarom zijn wij principieel tegen deze resolutie gekant en hebben wij tegen gestemd.

De ervaring heeft geleerd dat een gecombineerde benadering (markt en beleid) per definitie sterker inspeelt op de belangen van economische groepen dan op de belangen van de bevolking. Hetzelfde geldt voor de toewijzing van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling, waarbij de sociale, culturele en economische waarde (betere openbare dienstverlening, draadloze breedbandverbindingen voor gebieden met een lage dekking, toename van de werkgelegenheid, enzovoorts) moet prevaleren boven de stijging van de overheidsinkomsten.

Spectrumbeheer valt onder de exclusieve bevoegdheid van elke lidstaat. Toch bevat de resolutie elementen waarmee wij akkoord gaan. Het is een feit dat het spectrum geen grenzen kent en dat een efficiënt gebruik van het spectrum in de lidstaten en coördinatie op Europees niveau nuttig zijn, vooral bij de ontwikkeling van pan-Europese diensten en onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Wij kunnen echter niet aanvaarden dat in dit verband dezelfde benadering wordt toegepast als in het handelsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Het telecompakket is een van de belangrijkste stukken wetgeving die in de huidige vergaderperiode aan het EP zijn voorgelegd, gelet op het feit dat een van de belangrijkste pijlers van de globalisering wordt gevormd door realtime communicatie in de nationale maar ook mondiale ruimte. Vandaar ook het grote aantal amendementen. Deze zijn het gevolg van de verschillende manier waarop de realiteiten in de nationale ruimten van de 27 worden benaderd. Ondanks alle verschillen in benadering die tijdens de beraadslagingen naar voren kwamen, ben ik van mening dat het verslag-Trautmann een stap voorwaarts is voor de gehele Europese ruimte, ook al hebben bepaalde amendementen, zoals de amendementen 132 of 138, hevige discussies teweeggebracht. Ik ben van mening dat de huidige, door het EP aangenomen versie zorgt voor zowel een gemeenschappelijke benadering van de ontwikkeling van de communicatie in de gemeenschappelijke Europese ruimte als een constructieve controle op hetgeen kan gebeuren in een virtuele communicatieruimte met betrekking tot de bescherming van gegevens of georganiseerde misdaad via het internet. Daarom heb ik in mijn hoedanigheid van lid van dit Parlement gestemd voor het aannemen van dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Ruth Hieronymi (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Mede namens de veertig ondertekenaars heb ik amendement 132 op het verslag-Trautmann ingetrokken, omdat het tijdens de besprekingen in het Europees Parlement over de kaderrichtlijn betreffende het zogenoemde telecompakket niet mogelijk was om een compromis te bereiken over het versterken van het grondrecht op bescherming van intellectuele eigendom.

Doel van amendement 132 was om nieuwe manieren te ontwikkelen om het grondrecht op vrije toegang tot informatie en internet enerzijds en het grondrecht op bescherming van intellectuele eigendom anderzijds beter met elkaar in evenwicht te brengen.

De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten heeft haar steun voor dit amendement ingetrokken, nadat de linkse fracties (de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links) hun steun voor het verslag-Del Castillo Vera (Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt) aan deze kwestie hadden gekoppeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. (FR) De telecommunicatiemarkt ontwikkelt zich zo snel dat het nodig werd het regelgevingskader aan te passen. Voor mij was het evenwel duidelijk dat dit kader helder en precies moest zijn en dat het in geen geval de investeringen van de Europese telecommunicatiebedrijven aan banden mocht leggen, aangezien die hevige concurrentie van de Amerikaanse en Aziatische markten ondervinden. Onze ondernemingen moeten onverwijld kunnen plannen en investeren in nieuwe technologieën.

Ofschoon alle partijen baat hebben bij een versterking van de interne markt in de telecommunicatiesector verheugt het mij dat de Commissie er niet is in geslaagd om ons haar gezag op de leggen, maar dat het Europees Parlement het Europees Telecomregelgeversorgaan heeft voorgesteld. Dat is een geloofwaardig alternatief waarmee de samenwerking tussen de nationale regelgevers wordt versterkt en de extra bureaucratische rompslomp verbonden aan de oprichting van de Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt wordt voorkomen. De Luxemburgse telecommunicatiemarkt (4,7 procent van de actieve bevolking werkt direct of indirect in deze sector) bijvoorbeeld heeft een sterke nationale regelgever nodig die bekend is met en zich bewust is van de eigen kenmerken van deze markt. Het was derhalve verstandig om in dit geval het susbsidiariteitsbeginsel toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De telecombranche ontwikkelt zich snel. Als gevolg daarvan zijn nieuwe maatregelen nodig om de bescherming van consumenten en de rechten van telecomgebruikers te handhaven en te verbeteren. Het verslag van Catherine Trautmann over elektronische-communicatienetwerken en -diensten is erop gericht de ontwikkeling van de volgende generatie telecommunicatienetwerken in Europa te stimuleren. Ik ben van mening dat dit een positieve bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de telecomverordening is, die investeringen in een nieuwe communicatie-infrastructuur zal bevorderen en de rechten van consumenten verder zal versterken. Dit standpunt komt tot uitdrukking in mijn stem.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor de amendementen van de GUE-NGL-Fractie gestemd. Daarmee wordt een grotere mate van vrijheid op het internet gewaarborgd. Het gaat hierbij immers om een voor de democratie uitermate belangrijke vorm van vrije meningsuiting, namelijk persvrijheid. Het is een goede zaak dat het Parlement ondanks de massale druk van de lobbies, verzet heeft aangetekend tegen deze willekeurige uitsluiting van het internet en heeft geweigerd in te stemmen met uitsluiting van ongeacht welke gebruiker van het internet.

Toch is de uiteindelijke balans van het verslag negatief. De EU moet groot gewicht toekennen aan de openbare dialoog, opdat in samenwerking met het maatschappelijk middenveld zowel de vrijheid van meningsuiting als de bescherming van persoonsgegevens kunnen worden gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Ik moet zeggen dat het telecompakket een van de zwaarste wetsvoorstellen is die ik heb meegemaakt sinds mijn komst hier, enerzijds omdat het technisch gecompliceerd is, met overlappende wetsvoorstellen, anderzijds omdat het evenwicht tussen integriteit en veiligheid uit de aard der zaak om een nauwkeurige beschouwing vraagt. Bij het bepalen van mijn standpunt ben ik ervan uitgegaan dat het internet weliswaar niet geheel ongereguleerd kan zijn, maar dat de regels van de rechtsstaat tegelijkertijd onverminderd van kracht moeten blijven. Ik kan niet aanvaarden dat de rechtspraak wordt geprivatiseerd, wat het geval zou zijn als afzonderlijke ondernemingen toestemming krijgen om de inhoud van het internet te censureren voordat de gebruikers zich erover hebben kunnen uitlaten. Als men vindt dat openheid een leidend beginsel moet zijn, is filteren zeer problematisch.

Ofschoon duidelijk moet zijn dat controle op civiele gebruikers van het internet om commerciële redenen nooit mag worden toegestaan, wil ik niet meewerken aan wetgeving die bijvoorbeeld de politie zou verhinderen om kinderpornografie op te sporen, of die op een andere manier de veiligheid van burgers op het spel dreigt te zetten. Het was belangrijk om niet bij te dragen aan een Europees juridisch kader dat technische ontwikkeling verhindert en de democratische, sociale en professionele voorwaarden en mogelijkheden van het internet beperkt.

Ten slotte vond ik dat er voldoende beschermingsmechanismen aanwezig waren om voor de, overigens belangrijke, liberalisering van de telecommarkt te kunnen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Ik wilde voor het verslag van Catherine Trautmann stemmen omdat het de sociale, culturele en economische waarde van radiofrequenties tot regel verheft en een beter beheer van het radiospectrum waarborgt, ten bate van alle exploitanten en consumenten.

Deze eerste lezing stelt ons tevens in de gelegenheid om een evenwichtig alternatief aan te dragen voor het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, waarin wij de Commissie met betrekking tot de controle op de mededinging veeleer de rol van scheidsrechter dan van rechter toekennen. Het is immers belangrijk dat de nationale regelgevers op dit vlak al hun bevoegdheden behouden.

Ik betreur evenwel dat het mondelinge amendement van mevrouw Trautmann is aangenomen. Ofschoon het op het eerste gezicht volkomen aanvaardbaar lijkt, wordt hiermee in de praktijk een hiërarchische indeling van de fundamentele rechten van eindgebruikers ingevoerd, aangezien geen enkele preventieve actie mag worden ondernomen zonder voorafgaande rechterlijke beslissing betreffende de bekendmaking en verspreiding van online-inhoud. Het drama dat zich gisteren in een Finse school heeft afgespeeld en de verspreiding van de verschrikkelijke beelden via internet moeten ons vandaag meer dan ooit doen beseffen dat wij weldoordachte en evenredige preventieve mechanismen moeten opzetten. Daar ging het nu net om in het compromisamendement dat ik heb ondertekend, en daarom betreur ik de huidige status-quo in het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Zlotea (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Als rapporteur voor advies namens de commissie IMCO verheugt het mij dat de door alle collega’s ondernomen inspanningen hun beslag hebben gevonden in de vorm van dit evenwichtige verslag, waarmee belangrijke verbeteringen worden aangebracht in de sector van de elektronische telecommunicatie. Ik heb er vertrouwen in dat deze wijzigingen ten goede zullen komen aan de consumenten, omdat hun een grote reeks keuzemogelijkheden wordt geboden, en dat zij tevens zullen bijdragen aan een competitieve markt.

Ik denk dat het behoud van een functionele scheiding, als optie voor de nationale regelgevende autoriteiten, de kans zal geven om het concurrentievermogen op dit gebied te steunen. De Europese economische groei is evenals het welzijn van de consumenten afhankelijk van een dynamische en competitieve sector van de telecommunicatie. Competitieve markten beschikken over breedband en de nieuwkomers op de markt hebben hogere snelheden en innovatieve diensten gebracht.

Zo zijn de doelstellingen bereikt die met de nieuwe richtlijn beoogd werden: hervorming van het spectrumbeheer, verbetering van de coherentie van de regelgevingen inzake de interne markt van elektronische communicatie, en verhoging van het veiligheids- en integriteitsniveau ten gunste van de gebruikers van deze diensten.

 
  
  

− Verslag-del Castillo Vera (A6-0316/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De in 2001 ingezette liberalisering van de telecommunicatiesector heeft de Europese markten de vrije teugel gelaten en heeft gezorgd voor een toename van de concurrentiekracht, het innovatievermogen en de rentabiliteit. De Europese consumenten hebben ongetwijfeld het meest baat gehad bij deze ontwikkeling, die heeft geleid tot betere diensten, formaten en inhoud en een steeds grotere toegankelijkheid. Wij hebben hier te maken met een technologische, economische en socioculturele (r)evolutie.

Ondanks deze onmiskenbare positieve balans mogen wij niet op onze lauweren rusten.

Er bestaan nog steeds belemmeringen die de totstandkoming van een echte geïntegreerde markt in de weg staan. Deze situatie is hoofdzakelijk te wijten aan de ongelijke toepassing van de Europese regelgeving door de verschillende nationale regelgevende instanties (NRI’s).

Daarom steun ik de oprichting van het ETO, het Europees Telecomregelgeversorgaan. Deze moderne en versterkte versie van de Europese groep van regelgevende instanties voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (ERG) moet zorgen voor een meer coherente toepassing van de regelgeving en kan daarbij rekenen op de actieve medewerking van de NRI’s, die op dit vlak waardevolle praktijkervaring bezitten. De oprichting van het ETO moet waarborgen dat in de gehele EU een coherente regelgevingsaanpak ten uitvoer wordt gelegd met betrekking tot de corrigerende maatregelen van de NRI’s, in volledige onafhankelijkheid van de regeringen en de industrie.

Het ETO zal tevens bijdragen aan de bewustmaking van de consumenten. In dit verband heeft de EU overigens al reden tot voldoening vanwege de rol die het heeft gespeeld in de aanmerkelijke vermindering van de roamingtarieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. – (LT) De liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt is gunstig geweest voor de hele Europese Unie. De sterkere concurrentie in de sector is de belangrijkste motor voor investeringen en innovatie geworden. Ik ben het met de Commissie eens dat er nog steeds toezicht moet worden gehouden op de telecommunicatiesector, totdat deze sector in overeenstemming met de algemene concurrentieregels begint te werken.

Ik kan het echter in principe niet eens zijn met het voorstel van de Commissie om een nieuwe instelling in het leven te roepen om deze markt te reguleren, omdat dit de bureaucratische lasten zou vergroten en deze instelling op een te grote afstand van de gereguleerde markten van de lidstaten zou opereren. Bij de stemming zal ik de amendementen van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE) steunen, die als doel hebben om de rol van het bestaande Europees Telecomregelgeversorgaan (ETO) uit te breiden en de Europese Commissie aanvullende bevoegdheden te geven.

De nationale toezichthouders voor de telecommunicatiemarkten moeten nauwer met het ETO en de Europese Commissie samenwerken. Naar mijn mening kan de markt door het voorstel van de Commissie industrie effectiever worden gereguleerd en waarborgt het voorstel de daadwerkelijke participatie van nationale toezichthouders en het gebruik van hun expertise op EU-niveau. Dat leidt er dan weer toe dat er geen belastinggeld wordt verspild aan weer een nieuw bureaucratisch apparaat.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met het verslag van Pilar del Castillo over de Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt. De visie in dit verslag - een raad van Europese regelgevers die fungeert als overbrugging tussen de Commissie en de nationale regelgevende instanties - is een visie die op passende wijze rekening houdt met de complexiteit van de markt en de steeds verdere uitbreiding ervan. Dit komt tot uitdrukking in mijn stem.

 
  
  

− Verslag-Toia (A6-0305/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Doel van dit voorstel is te voorzien in gecoördineerde optreden op Europees niveau teneinde een doeltreffend gebruik van het digitale dividend te waarborgen.

De omschakeling van analoge naar digitale terrestrische televisie eind 2012, waarbij een significante hoeveelheid spectrum zal vrijkomen als gevolg van de superieure uitzendefficiëntie van de digitale technologie, zal de EU unieke kansen bieden voor marktgroei en voor uitbreiding van kwalitatief hoogstaande consumentendiensten en keuzes.

Het is dan ook te hopen dat de lidstaten hun digitale dividenden zo spoedig mogelijk vrijgeven, zodat de Europese burgers kunnen profiteren van een geheel nieuwe waaier van innovatieve en concurrerende diensten.

Het is aan de lidstaten om te bepalen hoe het digitale dividend gebruikt zal worden en zij moeten waarborgen dat al deze elektronische-communicatiediensten worden aangeboden in beschikbare frequentiebanden, overeenkomstig de respectieve nationale frequentieplanning en de regelingen van de Internationale Telecommunicatie-Unie.

Het is evenwel van fundamenteel belang dat een gecoördineerde communautaire benadering ten uitvoer wordt gelegd om schadelijke interferenties tussen lidstaten en tussen lidstaten en derde landen te voorkomen. Een dergelijke aanpak zal er bovendien voor zorgen dat de voordelen van het spectrum ten volle worden benut, zodat vanuit zowel economische als sociaal oogpunt een optimaal gebruik gewaarborgd is.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Spectrum is een eindige bron in de telecommunicatiebranche. Wanneer lidstaten tegen 2012 waarschijnlijk volledig zijn overgeschakeld op digitale televisie-uitzendingen, zal er meer spectrum beschikbaar komen. Daarom moet zorgvuldig worden overwogen hoe wij dit spectrum gaan gebruiken. Ik denk dat in het verslag van Patrizia Toia over de gezamenlijke aanpak van het gebruik van spectrum dat vrijkomt als gevolg van de digitale omschakeling, de omstreden spectrumvraagstukken worden onderkend en rekening wordt gehouden met de kwesties van neutraliteit op het gebied van service en technologie bij het toekennen van nieuwe vergunningen. Daarom heb ik voor haar aanbevelingen gestemd.

 
  
  

− Verslag-Harbour (A6-0318/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Cappato (ALDE), schriftelijk. (IT) Als Europese afgevaardigden van de Italiaanse radicalen hebben we ons vandaag onthouden van instemming over het verslag-Harbour. Wij wilden namelijk de aandacht vestigen op de gemiste kansen om onmiddellijk en op een bindende manier iets te doen voor de integratie van gehandicapten. Hoewel er stappen vooruit zijn gezet, zijn er te weinig verplichte maatregelen voor de bevoegde autoriteiten en voor telecommunicatiebedrijven ten gunste van de integratie van gehandicapten. Er is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de voorstellen, die samen met de Associazione Luca Coscioni zijn opgesteld, om alle programma’s van de publieke omroep, zoals televisiejournaals en actualiteitenprogramma's, te ondertitelen, en dienstverleners worden niet verplicht gehandicapte gebruikers periodiek op de hoogte te stellen van de voor hen bestemde diensten en de speciale tarieven waarvan zij kunnen profiteren.

Er resten nog tal van vragen over de waarborging van de neutraliteit van internet en de bescherming van de grondrechten van gebruikers. Een steeds verder gemilitariseerde controle van internet breekt baan en onder het voorwendsel van de veiligheid worden opnieuw de vrijheden van de gebruikers geërodeerd. Het staat nog te bezien wat hun garanties en waarborgen tegen de mogelijke systematische filtering van het web waard zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met het nieuwe pakket voorstellen voor de elektronische-communicatiemarkt promoot de Europese Unie politiemaatregelen. Het doel is om, onder het voorwendsel van de openbare veiligheid en de bescherming van de rechten, de gebruikers van het internet en van alle andere elektronische-communicatiemiddelen te terroriseren, en daarvoor moeten filtersystemen worden aangebracht. Tegelijkertijd maakt de EU van de interne markt voor telecommunicatie, internet, productie en uitzending van beeld en geluid, radio en televisie en satellietverbindingen één grote koek en plaatst die onder de controle van een ‘onafhankelijke’ instantie met versterkte bevoegdheden, waar de monopolistische ondernemingen alleen maar baat bij hebben.

Door middel van het liberaliserings- en eenmakingproces voor de markten op Europees niveau worden de winsten veiliggesteld en de positie van de Europese monopolies in de internationale mededinging versterkt. Dit zal na de volledige liberalisatie en privatisering op nationaal niveau leiden tot nieuwe herstructureringen, tot superconcentratie van de media en cumulatie van het kapitaal, waarvoor de werknemers in deze sector en de gebruikers uiteindelijk het gelag zullen moeten betalen.

De scheiding van infrastructuur enerzijds en dienstverlening en handel anderzijds heeft tot resultaat dat de overheid de infrastructuur blijft financieren - want infrastructuur is niet winstgevend voor het kapitaal - en de dienstverlening uitverkoopt aan particulieren.

De aanneming van de voorstellen door middenrechts en middenlinks toont eens te meer aan dat deze krachten warme voorstanders zijn van de keuzes van het kapitaal en bevestigt dat het noodzakelijk is het machtsevenwicht te veranderen ten gunste van de werknemers, opdat er een radicaal ander beleid kan komen, een beleid dat de werknemers de vruchten doet plukken van het gebruik van de nieuwe technologie.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het door het Parlement aangenomen verslag over universele dienstverlening en de rechten van gebruikers van elektronische-communicatiediensten heeft tot doel de positie van de consument op de markt van elektronische diensten te verbeteren. Universele dienstverlening moet garanderen dat de consument tegen een betaalbare prijs toegang heeft tot openbare telefoondiensten. Dat geldt zowel voor nationale en internationale verbindingen als voor noodoproepen.

De aanneming van dit verslag zal de rechten van de consumenten versterken. Gebruikers zullen het recht hebben om van aanbieder van telecommunicatiediensten te veranderen met behoud van hun huidige telefoonnummer. Bovendien mag de overdracht van het nummer niet meer dan een dag in beslag nemen. Dit is van fundamenteel belang. De maximale looptijd van de contracten die telecommunicatiebedrijven met hun klanten mogen afsluiten wordt beperkt tot 24 maanden. Desalniettemin moeten aanbieders gebruikers ook de mogelijkheid bieden om voor alle soorten diensten of eindapparatuur een contract met een maximumlooptijd van 12 maanden te ondertekenen.

Voorts moet de beschikbaarheid van het alarmnummer 112 worden vergroot. Dit is bijzonder belangrijk in crisissituaties. De lidstaten zouden de volledige toegang tot openbare telefoondiensten moeten waarborgen wanneer het elektriciteitsnetwerk uitvalt ten gevolge van een ramp of in geval van overmacht. De toegang tot het noodnummer 116 voor vermiste kinderen zou eveneens verbeterd moeten worden. Momenteel wordt dit nummer in slechts zeven EU-lidstaten op vrijwillige basis gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik was bijzonder ingenomen met het verslag van de heer Harbour over de wijziging van de richtlijnen inzake de rechten van gebruikers met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Het is een evenwichtig document dat tot doel heeft de situatie op de markt van de elektronische-communicatiediensten aanzienlijk te verbeteren. Het was verstandig om compromisamendementen voor te stellen, aangezien deze door een overweldigende meerderheid van de Parlementsleden zijn aanvaard. Dankzij deze aanpak kon het verslag als geheel worden aangenomen, ondanks het zeer grote aantal amendementen.

De wettelijke bepalingen van de Europese Unie inzake telecommunicatie dateren van de jaren negentig van de vorige eeuw. Naar mijn mening is de herziening van de richtlijnen een uitgelezen kans om deze bepalingen aan te passen aan de ingrijpende technologische veranderingen die zich hebben voltrokken. Dit is van wezenlijk belang, aangezien we van plan zijn om mobiele communicatie en breedbandtoegang onder de universele dienstverplichting te laten vallen. Licentiehouders moeten zeker kunnen zijn van het recht op volledige informatie over alle beperkingen aangaande de toegang tot legale software. De aanbieders van communicatiediensten moeten de veiligheid van het netwerk garanderen, de persoonsgegevens van verbruikers beschermen en de grote hoeveelheden spam tegengaan.

Ik vind het zeer belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de behoeften van ouderen en personen met een handicap, voor wie de toegang tot telecommunicatiediensten moet worden vereenvoudigd. Ik hoop ten zeerste dat er op het gebied van de apparatuur nieuwe passende technische oplossingen zullen worden ontwikkeld. Ik ga ervan uit dat deze ontwikkelingen tot een aanzienlijke daling van de kostprijs van telecommunicatiediensten in de hele Europese Unie zullen leiden. Ondanks het Schengen-systeem betalen we vandaag nog steeds onredelijk hoge prijzen voor dataoverdracht over de interne grenzen van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Uit het verslag van Malcolm Harbour blijkt heel duidelijk dat internet- en telefoongebruikers momenteel oneerlijk worden behandeld. In deze zware economische tijden moeten consumenten er op kunnen vertrouwen dat zij waar voor hun geld krijgen. De voorstellen in het verslag zorgen ervoor dat klanten beter worden geïnformeerd en dat hun persoonsgegevens beter worden beschermd, zowel online als offline. De bepaling dat gehandicapte gebruikers gelijkwaardige toegang krijgen tot internet en andere communicatiediensten is ook van essentieel belang om te waarborgen dat iedereen kan profiteren van het hedendaagse digitale tijdperk. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Vandaag wordt een poging gedaan om de economische belangen er koste wat kost door te drukken. Ineens moet een stortvloed aan auteursrechtbepalingen worden opgenomen in een kaderwet betreffende het beschikbaar stellen van telecommunicatie. De EU hoeft alleen maar te voorzien in de verplichting om klanten te waarschuwen voor de gevaren ten gevolge van de schending van de ‘intellectuele eigendomsrechten’, en dan kunnen sancties op nationaal niveau worden vastgesteld. Achteraf kan men dan elkaar de schuld in de schoenen schuiven. Bovendien hebben grote softwareontwikkelaars in het kader van het onderhavige verslag getracht hindernissen voor hun kleinere concurrenten op te werpen.

Er mag op internet dan sprake zijn van overtredingen van de wet – zoals kinderporno – waar wij maatregelen tegen moeten treffen, maar we mogen niet toestaan dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt opgeofferd aan de economische belangen van een aantal grote concerns en multinationals. Het oorspronkelijke idee achter het telecompakket was weliswaar zeer zinvol, maar omdat door de onoverzienbare hoeveelheid amendementen er misschien toch nog enkele door de mazen van het net zijn geglipt, in de zin van wat ik zojuist bekritiseerde, heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Het liberaliseringproces op de telecommunicatiemarkt, zoals dat in de afgelopen 10 jaar door de EU is uitgevoerd, is onmiskenbaar een succes geworden.

De hervorming van het regelgevingskader voor elektronische communicatie maakt deel uit van de alomvattende interne marktstrategie van de Commissie en is essentieel voor het bereiken van de doelstellingen van de strategie van Lissabon, aangezien telecommunicatie, bezien vanuit macro-economisch oogpunt, bijdraagt aan efficiëntere activiteiten in talloze andere sectoren.

Ik waardeer het werk dat de rapporteurs hebben verricht tijdens de opstelling van een reeks coherente en efficiënte maatregelen die een weerspiegeling moesten zijn van zowel de EU-doelstellingen alsook de zienswijzen van de meerderheid van de leden van het Europees Parlement met betrekking tot een domein dat van vitaal belang is voor de ontwikkeling en de consolidatie van de banden tussen onderwijs, onderzoek en innovatie en, in het bijzonder, voor het creëren van een, aan de wereldeconomie aangepaste, Europese informatiemaatschappij, die bijdraagt aan economische groei, banen schept en betere diensten biedt, en zo de levenskwaliteit van de burgers van de Unie verbetert.

De positieve stem die is uitgebracht over een aantal essentiële aspecten - zoals het verduidelijken en vergroten van de rechten van de gebruikers, het verstevigen van de bescherming van persoonsgegevens, het creëren van een orgaan van de Europese regulerende instanties (BERT) en een beter beheer van het radiospectrum - geeft uiting aan het streven van de PPE-DE-Fractie een evenwicht te bewerkstelligen tussen de waarborging van het grondrecht van EU-burgers om opgenomen te worden in de informatiemaatschappij en de opstelling van een gunstig kader voor innovatie en economische ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Mijn nee-stem inzake het zogenaamde telecompakket (verslag Harbour) is ingegeven door de achterpoortjes die in de richtlijn zijn gelaten en die een mogelijke inbreuk van onze vrijheden kunnen betekenen. Zo kunnen de lidstaten providers de toestemming geven het doen en laten van individuen op internet te volgen. Ik hoop dat lidstaten bij het implementeren van deze nieuwe regels niet in de verleiding worden gebracht om de inhoud van het internet te gaan filteren. Deze taak zou enkel voor de politiediensten mogen weggelegd zijn.

Ik begrijp dat inbreuken van eigendomsrechten via internet moeten worden aangepakt, maar dat mag niet betekenen dat de vrijheid van een individuele internetgebruiker wordt aangetast. Het kan toch niet dat we een situatie creëren vergelijkbaar met een postbode die brieven opent om te zien of de inhoud wel legaal is?

De amendementen waarmee de groenen deze tekst wilden verbeteren, werden weggestemd, waardoor ik niet langer achter dit voorstel kon staan.

Ik had graag voor de vele consumentenvoordelen willen stemmen, maar ik vind het onaanvaardbaar om internetproviders verantwoordelijk te maken voor de inhoud van het internet. Daar was deze wetgeving ook niet voor bedoeld.

 
  
  

− Verslag-Lucas (A6-0313/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Illegale bomenkap en ontbossing leiden tot grote schade voor het milieu, en iedereen is het erover eens dat de illegale kap van gevoelig tropisch bos moet worden verminderd. Daarom vindt de Zweedse partij Junilistan het positief dat afzonderlijke landen gedragscodes opstellen voor de invoer van tropisch hout. Bovendien juichen wij etiketteringsinitiatieven toe, bijvoorbeeld via de Forest Stewardship Council, die de consumenten meer mogelijkheden bieden om bewuste en op feiten gebaseerd beslissingen te nemen voordat ze hout of houtproducten besluiten te kopen.

Helaas onderscheidt dit verslag zich voornamelijk door een duidelijke wil om de positie van het Europees Parlement op het gebied van het bosbouwbeleid in het algemeen te versterken.

Junilistan is principieel van mening dat een gemeenschappelijk bosbouwbeleid in het kader van de EU-samenwerking onwenselijk is. In plaats daarvan moet de verantwoordelijkheid voor kwesties rond of in aansluiting op het bosbouwbeleid van de afzonderlijke lidstaten op nationaal niveau blijven. Junilistan heeft om deze redenen besloten om tegen dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het deed mij genoegen om het verslag over de Internationale Overeenkomst inzake tropisch houtsoorten (ITTA) van mijn collega mevrouw Lucas te steunen. Elk jaar gaan er miljoenen hectares tropische bossen verloren en de resulterende koolstofemissie zal beslist een drastisch effect op de planeet hebben. De EU moet er in de toekomst voor zorgen dat zij een vooraanstaande rol speelt in het tot een minimum beperken van vernietigende en onnodige praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met het verslag van mevrouw Lucas over de International Tropical Timber Agreement (Internationale Overeenkomst inzake tropisch houtsoorten) 2006. Voor een serieuze aanpak van milieubehoud is een effectief kader voor overleg, internationale samenwerking en beleidsontwikkeling met betrekking tot de mondiale houteconomie vereist. De EU moet het behoud, de herbebossing en het herstel van in kwaliteit achteruitgegane bosgebieden steunen. Ik denk dat dit verslag de EU op de juiste weg helpt naar de verwezenlijking van een duurzame houteconomie, en daarom heb ik ervoor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. (FR) Het is meer dan twintig jaar geleden dat de eerste overeenkomst inzake tropische houtsoorten werd gesloten, en toch moeten wij vaststellen dat er nog steeds sprake is van overexploitatie en illegale houtkap.

De overeenkomst was derhalve dringend aan herziening toe, aangezien beter rekening moest worden gehouden met de nieuwe doelstellingen.

Dat is inmiddels een voldongen feit: de internationale overeenkomst inzake tropische houtsoorten waarover de Commissie in 2006 in het kader van de UNCTAD (Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling) heeft onderhandeld, komt tegemoet aan het huidige streven naar duurzame en legale exploitatie van bosgebieden. Het verheugt mij ten zeerste dat deze doelstellingen in de overeenkomst zijn opgenomen.

We moeten er evenwel voor zorgen dat de kosten die deze nieuwe bepalingen onvermijdelijk met zich mee zullen brengen, niet ten laste komen van de producenten van de betrokken landen. Daarom moet de internationale gemeenschap een passende financiële compensatieregeling opzetten.

Bovendien wens ik dat de Commissie nog verder gaat en een alomvattende wetgeving vaststelt waarmee wordt gewaarborgd dat alleen hout en houtproducten uit legale bron en uit duurzaam beheerde bossen op de Europese markt worden gebracht.

Dat is immers de enige manier om producenten aan te zetten tot legale productie en eerbiediging van het milieu en zodoende op wereldniveau bij te dragen aan een weldoordachte en duurzame exploitatie van tropische bossen.

 
  
  

− Ontwerpresolutie: Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 (B6-0422/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Ik heb vandaag mijn steun gegeven aan de resolutie over de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout (ITTA) 2006, aangezien ik van mening ben dat het bevorderen van maatregelen om op internationaal niveau het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen een van de nuttigste actieterreinen van de Europese Unie is. Ik reken erop dat iedereen zich bewust is van de noodzaak om bescherming en duurzaam beheer van tropische bossen, evenals herstel van aangetaste bosgebieden te waarborgen.

 
  
  

− Ontwerpresolutie: Prioriteiten van het Europees Parlement voor het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009 (RC B6-0420/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Samen met mijn collega’s van de Britse conservatieven geef ik aan veel zaken in deze resolutie van harte steun. Wij zijn er sterke voorstanders van dat de administratieve rompslomp wordt verminderd, de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid wordt verwezenlijkt, steun wordt gegeven aan kleine en middelgrote bedrijven, verdere vooruitgang wordt geboekt in de verwezenlijking van de interne markt, maatregelen worden getroffen ter ondersteuning van consumentenrechten, verdere actie wordt ontplooid op het gebied van klimaatverandering, initiatieven worden genomen voor grensoverschrijdende gezondheidszorg en de betrekkingen met de Verenigde Staten worden gestimuleerd.

Wij kunnen echter geen steun geven aan hetgeen in deze tekst staat over de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en aan de oproep tot een gemeenschappelijk immigratiebeleid en een gemeenschappelijk asielbeleid en tot de oprichting van een Europese Dienst voor extern optreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Ik heb vandaag tegen de resolutie van het Europees Parlement gestemd over het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009. Met haar ambitieuze plannen wil de Commissie overgaan tot een verdere overbodige harmonisatie en het uitvaardigen van nieuwe richtlijnen, die volgend jaar aan de lidstaten moeten worden opgelegd. Voorts verzet ik me met klem tegen het in paragraaf 1 van de resolutie geformuleerde idee om druk uit te oefenen op Ierland en een aantal andere lidstaten, opdat zij het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon voortzetten, ofschoon dit verdrag bij referendum door de Ierse bevolking is verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is veelbetekenend dat het Europees Parlement er niet in slaagt een resolutie aan te nemen over de prioriteiten van het programma van de Europese Commissie. De verkiezingen voor het Europees Parlement komen naderbij en dat is reeds voelbaar in de besluitvorming, met name in de beslissingen van de leden die zichzelf willen witwassen, in de wetenschap dat zij in woord en daad medeverantwoordelijk zijn voor de beleidsmaatregelen die hebben geleid tot verslechtering van de sociale situatie, tot stijging van de werkloosheid en het aantal precaire en onderbetaalde jobs, tot crises op financieel, voedsel- en energiegebied - waarvan vooral de landen met de zwakste economieën en de meest kwetsbare lagen van de bevolking het slachtoffer zijn - en tot een toenemende militarisering van de internationale betrekkingen, met alle gevaren die een dergelijke ontwikkeling inhoudt voor de wereldvrede.

Toch willen zij niet inzien dat het noodzakelijk is om te breken met de beleidsmaatregelen die aan de huidige situatie ten grondslag liggen. Zij geven er de voorkeur aan dat de Europese Commissie de instrumenten en beleidsmaatregelen blijft toepassen die al deze problemen hebben veroorzaakt, al zij het met wat roze en groene retouches om de schijn op te houden.

Daarom dringen wij aan op de voorstellen die vervat zijn in de resolutie van onze fractie, waaronder de intrekking van het stabiliteitspact, de stopzetting van privatiseringen en liberaliseringen, prioritaire aandacht voor werkgelegenheid met rechten, uitbanning van de armoede en sociale rechtvaardigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk.(LT) Ik heb voor de resolutie over het wetgevend en werkprogramma van de Commissie voor 2009 gestemd en betreur het dat deze resolutie niet is aangenomen. Het is van cruciaal belang dat de Commissie een mededeling publiceert waarin de tenuitvoerlegging van de richtlijn en de verordening inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten wordt geanalyseerd.

Als schaduwrapporteur heb ik bij de opstelling van deze resolutie erop gewezen dat deze documenten van groot belang zijn voor elke EU-burger. In deze documenten worden de procedures vastgelegd en worden oplossingen geboden voor de dagelijkse problemen van burgers. De documenten zijn er niet op gericht om de socialezekerheidsstelsels te harmoniseren, maar stelt procedures vast waarmee de lidstaten verschillende socialezekerheidsstelsels kunnen behouden. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat mensen door deze verschillen worden benadeeld. Het dagelijkse welzijn van elke EU-burger is afhankelijk van de tenuitvoerlegging van deze documenten.

Helaas zal de Commissie niet de verantwoordelijkheid krijgen om te beoordelen wat er in de lidstaten is bereikt op het gebied van trans-Europese energienetwerken, of hoe lang de totstandbrenging van de gemeenschappelijke energiemarkt of het bereiken van energiezekerheid voor de hele Europese Unie kan gaan duren. Dat is van fundamenteel belang voor Litouwen, Letland en Estland, en daarom moeten de instellingen van de EU en in de eerste plaats de Commissie concrete maatregelen nemen om deze landen uit hun isolement op het gebied van energie te halen en ze uit hun afhankelijkheid van Rusland, hun enige leverancier van gas en elektriciteit, te verlossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Ik heb tegen de resolutie over het wetgevend programma voor 2009 gestemd omdat er amendementen in zijn opgenomen die om nieuwe wetgeving op sociaal gebied vragen.

Aangezien sociale aangelegenheden vrijwel exclusief tot de bevoegdheden van de lidstaten behoren, heeft onze fractie tegen de wijziging van de richtlijnen inzake het Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering, de minimumnormen met betrekking tot oneerlijk ontslag van individuele werknemers, de bescherming van werknemers met ongebruikelijke arbeidsovereenkomsten en het terugdringen van het aantal ongelukken op het werk gestemd.

De wettelijke bescherming tegen discriminatie verschilt per lidstaat, vooral met betrekking tot reproductieve rechten, het traditionele gezin, onderwijs en religie. Onze fractie is daarom van mening dat we op deze punten moeten vasthouden aan het subsidiariteitsbeginsel, waarbij elke lidstaat het recht heeft om deze beginselen toe te passen in overeenstemming met zijn nationale tradities en gebruiken.

De kwestie van de toetreding van Turkije tot de EU ligt ook gevoelig in onze fractie, waarvan veel leden Duitse en Franse conservatieven zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In 2009 zullen de activiteiten van de Commissie worden bepaald door het tijdschema van de Europese verkiezingen, wat het optreden, althans van een van de instellingen, aan banden zal leggen. Deze omstandigheid weerhoudt ons er echter niet van om een realistisch actieplan vast te stellen. De wereld schreeuwt om een herziening van de paradigma’s en om inzicht in het feit dat vele van de theoretische debatten over economische en sociale modellen en over multipolariteit in de internationale betrekkingen (op het niveau van zowel hard power als economische macht of betrekkingen tussen handelsmachten) door de realiteit zijn ingehaald. Wij verzoeken de Commissie dan ook om aan deze nieuwe realiteit het hoofd te bieden met behulp van een langetermijnvisie die op flexibele en soepele wijze kan worden toegepast. Tezelfdertijd dringen wij aan op een agenda voor 2009 die duidelijk aan de kiezers van de verschillende lidstaten laat zien dat het communautaire beleid belangrijk en nuttig is voor onze economieën en onze samenlevingen. De verwezenlijking van deze doelstelling, die niet zozeer afhangt van communicatievraagstukken als wel van de kwaliteit van ons beleid, moet ten grondslag liggen aan onze activiteiten en aan die van de Europese Commissie. Helaas kwam deze benadering niet tot uiting in de in stemming gebrachte resolutie, zodat ik heb tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) De rechten van kinderen moeten nog altijd worden bevorderd. Momenteel wordt er te weinig gedaan om kinderarmoede in de EU aan te pakken. Eén op de vijf kinderen in de EU leeft op de armoedegrens, en dat is er één te veel. Het verheugt mij dat het Parlement het werkprogramma voor 2009 van de Commissie heeft afgewezen. We moeten meer doen om acceptabel werk te bevorderen zodat armoede in de gehele EU kan worden aangepakt.

 
  
  

− Ontwerpresolutie: Voorbereiding van de Top EU-India (Marseille, 29 september 2008) (RC B6-0426/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie van het Europees Parlement over de voorbereiding van de Top EU-India gestemd omdat ik het van essentieel belang acht dat het strategische partnerschap met India, dat wij in 2004 hebben aangenomen, wordt aangepast aan de nieuwe uitdagingen waarmee de EU en India worden geconfronteerd. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de voedselcrisis, de energiecrisis en de klimaatverandering.

Ik wil hier onderstrepen dat de resolutie India aanspoort zijn inspanningen om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te halen voort te zetten, met name op het gebied van gendergelijkheid. Een ander belangrijk punt is dat de resolutie India herinnert aan de waarden van de Europese Unie en de Indiase regering verzoekt de doodstraf af te schaffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Los van de andere kwesties die in deze resolutie worden aangekaart en die ook onze goedkeuring wegdragen, hecht ik eraan te onderstrepen dat wij onze absolute steun verlenen aan de verdieping van de betrekkingen tussen de landen van de EU en India. Deze moet leiden tot een echte, effectieve samenwerking en vriendschap Te dien einde is het onontbeerlijk dat deze betrekkingen tegemoetkomen aan de behoeften van de verschillende volkeren, voor beide partijen bevorderlijk zijn en bijdragen aan wederzijdse ontwikkeling, met inachtneming van het beginsel van niet-inmenging en eerbiediging van eenieders nationale soevereiniteit.

De resolutie bevat echter een groot aantal voorstellen die wij, gelet op voornoemde beginselen en uitgangspunten, onmogelijk kunnen onderschrijven. Wij hebben vooral moeite met de zogenaamde "vrijhandelsovereenkomst", die onder meer voorziet in een "akkoord over diensten", "mededinging", "openbare aanbestedingen" en de "afschaffing van heersende beperkingen op het vlak van rechtstreekse investeringen" tussen de EU en India.

Dit voorstel (en doel) is een poging om in te spelen op de expansiedrang van de grote economische en financiële groepen – die in de WTO-onderhandelingen over de liberalisering van de wereldhandel geen concrete vorm heeft gekregen –, voor wie het streven naar toenemende concentratie en centralisatie van het kapitaal een dringende noodzaak is. Deze doelstelling is evenwel in strijd met de behoeften van de werknemers en de bevolking van India en van de landen die deel uitmaken van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk. (FR) Het lijdt geen twijfel dat wij moeten werken aan onze betrekkingen met India, een land met meer dan een miljard inwoners en een sterk groeiende economie dat een tegengewicht vormt voor de moslimwereld en China. De resolutie, waarin de standpunten van de heer Sarkozy en de Europese Commissie worden verwoord, druist evenwel regelrecht in tegen de belangen van de Europese landen. Zo zal de "omvattende vrijhandelsovereenkomst" waarvoor in de tekst wordt gepleit, bijdragen aan de verdere ontmanteling van onze economieën en sociale stelsels, die worden gedwongen te concurreren met landen die aan sociale dumping doen. Verder maakt het verzoek van India om een zetel in de VN-Veiligheidsraad deel uit van de voorstellen voor hervorming van de Verenigde Naties, die onder meer ten doel hebben Frankrijk en Groot-Brittannië van hun permanente lidmaatschap te beroven ten gunste van Brussel.

Bovendien is de beschrijving van India als "een voorbeeld van religieus pluralisme" een belediging voor de christenen die zijn vermoord in Orissa.

India verdedigt zijn nationale belangen en zijn duizenden jaren oude waarden. Om evenwichtige betrekkingen met India te waarborgen moeten onze landen hetzelfde doen. Dat kunnen zij alleen in een ander Europa, in een Europa van soevereine staten, dat zijn wortels heeft in de christelijke en Grieks-Romeinse waarden van de Europese beschaving.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Als lid van de delegatie EU-India steun ik de gezamenlijke ontwerpresolutie over de voorbereiding van de EU-India Top 2008.

In de ontwerpresolutie wordt gesproken over de mislukte pogingen om een WTO-overeenkomst te bereiken en wordt uiting gegeven aan de wens om nieuwe inspanningen te ondernemen om alsnog tot een overeenkomst te komen.

In de ontwerpresolutie wordt echter niet het belangrijkste struikelblok voor een dergelijke overeenkomst vermeld, namelijk het feit dat de VS en India er niet in zijn geslaagd om tot een akkoord te komen over een speciaal beveiligingsmechanisme dat het dumpen van producten op de Indiase markt moet voorkomen waarvan de grote plattelands-/landbouwbevolking van India schade ondervindt. Zonder een dergelijk mechanisme zullen naar wordt gevreesd de boeren in India die in hun eigen behoefte voorzien, niet kunnen overleven. De belangrijkste kwestie op het gebied van voedselzekerheid komt niet voldoende aan bod in de WTO en mogelijk is dit de reden waarom de gesprekken uiteindelijk niets hebben opgeleverd. Bij elke nieuwe inspanning om de gesprekken te heropenen moet ervoor worden gezorgd dat de bezorgdheden van de leden over de voedselzekerheid in toereikende mate aan bod komen. Importgolven kunnen een zeer negatief en dramatisch effect hebben op de lokale voedselproductie, en in ontwikkelingslanden met een grote landbouwbasis kunnen importgolven zeer schadelijk zijn voor de inspanningen om een lokale grondslag voor landbouw/voedselproductie te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Soms is het nodig om even in herinnering te brengen dat India in demografisch opzicht de grootste democratie ter wereld is. In combinatie met de economische vitaliteit van het land en zijn groeiende rol in de internationale betrekkingen – in de eerste plaats in zijn eigen regio –, moet dit feit ons ertoe aanzetten een nieuwe kijk op onze betrekkingen met deze belangrijke partner te ontwikkelen. Het zou uiteraard fout zijn om daarbij de zwakheden van de Indiase democratie, de economische structuur en de sociale organisatie van het land over het hoofd te zien. Daarom moeten deze elementen in onze betrekkingen met India bovenaan de agenda staan. Onze agenda moet evenwel ruimer zijn en moet vooral beter worden afgestemd op de nieuwe feiten en omstandigheden. Het streven naar versterking van de politieke betrekkingen en de pogingen tot toenadering tot deze reus dienen daarbij als strategische doelstellingen te worden beschouwd. Wij moeten tevens waakzaam zijn en de nodige bereidheid aan de dag leggen om de rol van India in de gemeenschap van naties te versterken, met name voor wat betreft de architectuur en het institutionele kader. Vaak wordt gezegd dat de eenentwintigste eeuw de eeuw van de Stille Oceaan zal zijn – het is overigens belangrijk dat Europa hiervan nota neemt –, maar het is raadzaam om aan deze voorspelling ook de Indische Oceaan toe te voegen en de Europese strategieën aan te passen aan deze nieuwe situatie.

 

12. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 13.45 uur onderbroken en om 15.00 hervat)

 
  
  

VOORZITTER: MARTINE ROURE
Ondervoorzitter

 

13. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

14. Situatie van het globaal financieel systeem en zijn effecten op de Europese economie (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie van het globaal financieel systeem en zijn effecten op de Europese economie.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, wij zijn getuige van het eind van een tijdperk. In de komende jaren zal de internationale financiële wereld er heel anders uit gaan zien dan wij gewend zijn. Wij moeten het hoofd bieden niet alleen aan een Amerikaanse crisis, maar aan een crisis in het hele internationale financiële systeem, die geen enkel regio in de wereld zal sparen.

Er gingen al jaren stemmen op tegen het groeiende gebrek aan evenwicht in de financiële sector, stemmen waarmee het onredelijke risiconiveau waaraan tal van actoren zich blootstelden, het relatieve onvermogen van de financiële controleurs om toezicht te houden op een snelle invoering van steeds complexere financiële producten en - zoals de commissaris ongetwijfeld ook zal signaleren - een in sommige gevallen al te hartstochtelijke begeerte naar geld en goederen aan de kaak werden gesteld. De resultaten spreken voor zich. De Amerikaanse financiële sector is in beroering en de autoriteiten van de VS moeten steeds harder ingrijpen om een systeemcrisis te voorkomen. Sinds de jaren dertig ondervinden Europa en de rest van de wereld de gevolgen van deze weergaloze crisis.

Het Franse voorzitterschap is ervan overtuigd dat door de ontwikkelingen van de laatste dagen een economisch en financieel sterk en verenigd Europa nog noodzakelijker is geworden. Om te beginnen moeten wij onmiddellijk paal en perk stellen aan de financiële turbulentie. De Economische en Monetaire Unie beschikt met de Europese Centrale Bank over een sterke centrale bank die erin is geslaagd om op een moment van maximale spanning snel, doortastend en efficiënt in te grijpen, in nauwe samenwerking met de andere grote centrale banken. Dat is een belangrijke troef in deze woelige tijden. Daarom moeten wij blijk geven van waardering voor het optreden van de Europese Centrale Bank. Zij staat gereed om in te grijpen in om het even welke omstandigheden.

Aangezien de turbulentie de voorbije dagen heftiger is geworden, hebben de marktregulerende instanties in de meeste lidstaten beslist om, net zoals de Amerikaanse autoriteiten, een tijdelijk verbod in te stellen op verkopen vanuit een ongedekte positie. Dit is een noodmaatregel, die echter goed van pas komt omdat daarmee de spanning op de markten kan worden afgebouwd.

Op dit ogenblik zijn wij niet voornemens om het soort initiatieven ten uitvoer te leggen dat de federale overheid van de VS zopas heeft aangekondigd met betrekking tot een grootschalige terugkoop van “toxische” producten die in het bezit zijn van financiële actoren. De verklaringen van commissaris Almunia ter zake waren derhalve volkomen terecht.

Het financiële systeem van de Unie houdt over het geheel genomen stand, en daarom is het niet nodig dat wij dergelijke maatregelen nemen. Wij moeten echter waakzaam blijven en mogen niets uitsluiten in naam van welke ideologie dan ook. Realisme en pragmatisme moeten boven alles komen. Indien nodig moeten wij alle beschikbare middelen aanwenden om het hoofd te bieden aan eventuele systeemrisico’s.

De noodmaatregelen die worden uitgevaardigd door de centrale banken en de regelgevers zijn weliswaar van vitaal belang, maar toch zijn alle deskundigen het erover eens dat zij niet volstaan om de crisis te bezweren. Daarom moeten de Europeanen hun verantwoordelijkheid nemen en ingrijpen op de gebieden die onder hun bevoegdheid vallen.

Wij moeten oplossingen aandragen voor de economische vertraging. Dat is het doel van de gezamenlijke Europese aanpak die de ministers van Economische Zaken en Financiën tijdens de informele Raad van Nice hebben goedgekeurd. Meer in het bijzonder hebben de ministers samen met de Commissie en de president van de Europese Centrale Bank besloten om de automatische begrotingsstabilisatoren in lidstaten met de nodige speelruimte vrij spel te geven.

Bovendien hebben zij hun goedkeuring gehecht aan een financieringsplan voor het Europese MKB in het kader waarvan de Europese Investeringsbank tot 2011 30 miljard euro beschikbaar zal stellen. Hiermee wordt belangrijke steun gegeven aan de activiteiten van de sector, want ofschoon de financiële crisis in Europa minder ernstig is dan in Amerika, zijn de risico’s voor de reële economie hier paradoxaal genoeg even groot of misschien zelfs groter dan in de Verenigde Staten. In de context van een stabiel financieel systeem en solide banken kunnen deze laatste zich er immers toe genoodzaakt zien hun eigen positie te verbeteren door te besluiten de kosten van leningen voor met name het MKB te verlagen of te verhogen. Daarom moesten voor het MKB rechtstreekse maatregelen worden genomen.

Ook ons financiële systeem is aan hervorming toe. Die hervorming moet berusten op twee hoofdpijlers. Ten eerste zijn er dringend maatregelen op wetgevings- en regelgevingsgebied nodig om de transparantie van het financiële systeem te herstellen en de actoren ter verantwoording te roepen. Met het oog daarop hebben de ministers op 13 september 2008 blijk gegeven van hun vastbeslotenheid om de tenuitvoerlegging van de in 2007 aangenomen routekaart te bespoedigen, teneinde een antwoord te bieden op de eerste tekenen van de financiële crisis. Deze routekaart voorziet in vier hoofdmaatregelen waarmee de financiële turbulentie moet worden aangepakt: transparantie, prudentiële regels, waardering van activa en werking van de markten, met inbegrip van ratingbureaus.

Nu is het tijd om maatregelen te nemen met betrekking tot het toezicht op ratingbureaus, tot de herziening van de door banken uitgevoerde controles en de aanpassing van de boekhoudstandaarden, die op financieel gebied ongetwijfeld een procyclische rol hebben gespeeld. Dit is een van de hoofdprioriteiten van het Franse voorzitterschap. Wij zullen over deze kwestie van gedachten wisselen tijdens de volgende Europese Raad. Naar ik vermoed – en de commissaris kan dit bevestigen – zal de Commissie spoedig voorstellen om de sinds 2006 van kracht zijnde richtlijnen inzake kapitaalvereisten te wijzigen.

Die exercitie zal plaatsvinden in het kader van de op diverse terreinen lopende werkzaamheden waarmee een antwoord moet worden gevonden op de financiële turbulentie en waarvan uiteraard ook de recente aanbevelingen van het Forum voor financiële stabiliteit deel uitmaken. Ik ben er zeker van dat de Commissie deze voorstellen zo spoedig mogelijk zal indienen en wij rekenen erop dat het Parlement vóór het einde van deze zittingsperiode over deze dringende kwesties in eerste lezing overeenstemming zal bereiken met de Raad.

Wij verwachten ook dat de Commissie over enkele weken een voorstel zal indienen betreffende de ratingbureaus, waarmee zal worden tegemoetgekomen aan het verzoek van de Raad van ministers van Economische Zaken en Financiën van juli 2008. Ook in dit geval reken ik op de bereidheid van het Parlement om te proberen zo spoedig een akkoord over dit ambitieuze voorstel te bereiken.

Verder neem ik met voldoening nota van het besluit om een werkgroep op te richten voor de bestudering van de manier waarop bij prudentieel toezicht op banken en verzekeringsmaatschappijen rekening kan worden gehouden met het cyclische karakter van de ontwikkelingen, inzonderheid met betrekking tot het kapitaal. Hieruit moeten ook concrete maatregelen voortvloeien.

Dit zijn de hoofdbestanddelen van de hervorming van de financiële sector. Waarschijnlijk zullen zij moeten worden aangevuld met andere initiatieven naarmate het Europese debat over de financiële crisis vordert. In dit kader is voor het Parlement een belangrijke rol weggelegd. Het voorzitterschap heeft dan ook met enorme belangstelling nota genomen van zijn recente bijdragen. Ik denk daarbij met name aan de hefboomfondsen of hedge funds, waarvan sommige deskundigen beweren dat ze het volgende slachtoffer van de crisis zullen zijn. Een ander voorbeeld wordt, zoals ik al zei, gevormd door de boekhoudstandaarden en zeker ook de salarissen in de financiële sector. Van deze kwesties moet onverwijld werk worden gemaakt.

Ik heb sommige Europese leiders horen zeggen dat wij moeten volharden in een laisser-faire-aanpak en dat er geen regelgeving nodig is. Dat is fout. Erger nog, het zou een aanslag zijn op de stabiliteit van het financiële systeem; het zou een aanslag zijn op het gezond verstand. Ik zeg dit ronduit: als er moet worden nagedacht over regelgeving inzake hefboomfondsen, moet de Europese Unie dat doen. Wij moeten ons bezinnen op de transparantie van risico’s, op de controlebevoegdheden van regelgevers en op de salarissen in dat soort instellingen.

De tweede hoofdpijler heeft betrekking op de versterking van het financiële toezicht. De ministers van Financiën hebben hun voldoening uitgesproken over het akkoord dat de Europese comités van regelgevers hebben bereikt over de harmonisatie van de vereisten voor overdracht van gegevens door Europese banken aan toezichthoudende autoriteiten, waarbij de termijn is vastgesteld op 2012. Dit zijn de eerste belangrijke resultaten, maar er moeten er nog andere volgen. De ministers hebben afgesproken om hun inspanningen voor een betere coördinatie van de controle en het toezicht op de financiële actoren voort te zetten. Het voorzitterschap zal samenwerken met het Parlement en de Commissie om de integratie van het toezicht en de prudentiële controle op groepen die steeds meer grensoverschrijdend opereren te versterken. De Unie moet een doeltreffender en beter geïntegreerd controlesysteem ten uitvoer leggen om beter het hoofd te kunnen bieden aan financiële crises.

Dames en heren, Frankrijk bekleedt het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in een periode van grote beroering. In deze moeilijke omstandigheden zijn wij ons ten volle bewust van onze verantwoordelijkheden. Het is tijd om belangrijke beslissingen te nemen met betrekking tot de organisatie en de rol van ons financiële systeem en de plaats ervan in de Europese economie. Het financiële systeem moet ook in de toekomst ten dienste staan van de financiering van bedrijven en particulieren.

De Unie heeft de laatste maanden niet stilgezeten. Daarom kan het voorzitterschap zich verlaten op de studies en werkzaamheden die de Commissie op dit gebied heeft verricht, en op het werk van tal van deskundigen, onder wie de heer Ricol in Frankrijk.

De Europese Raad van oktober biedt een gelegenheid om strenge Europese richtsnoeren vast te stellen: dat is ons streefdoel. Het heeft uiteraard geen zin dat Europa op eigen houtje handelt. De Unie moet proactief optreden en een nieuwe internationale samenwerking op gang brengen, zoals president Sarkozy gisteren in de Verenigde Naties zei. Wij stellen tevens voor om nog voor het einde van het jaar een internationale bijeenkomst te beleggen met de G-8 en hun financiële regelgevers. Doel is om een eerste aanzet te geven tot de nieuwe beginselen en de nieuwe internationale regelgeving die ten grondslag moeten liggen aan de herschikking van het internationale financiële systeem.

Met dit initiatief pleit de Unie voor een nieuw en evenwichtig wereldbestuur. Het Europese en internationale antwoord moet gericht zijn op de korte, middellange en lange termijn. Op de korte termijn zijn noodmaatregelen nodig; op de middellange termijn dringt zich een herziening van onze wetgeving op; en op de lange termijn moeten wij ons meer in het algemeen bezinnen op de rol van ons economisch systeem bij het bevorderen van de groei en de werkgelegenheid en de voortzetting van de structurele hervormingen, die absoluut noodzakelijk blijven.

Tot hier de informatie die ik u vandaag wilde verstrekken.

 
  
MPphoto
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de reeks gebeurtenissen die we het afgelopen jaar, en met name in de afgelopen paar dagen, op de financiële markten hebben kunnen waarnemen, waren van een omvang die alles heeft overtroffen wat we tot nu toe in ons leven hebben meegemaakt. Velen geloven - en ik ben het met hen eens - dat dit de aanzet zal zijn tot belangrijke veranderingen in het functioneren van het internationaal financieel systeem.

Sinds het begin van de crisis in augustus 2007 zijn de bekendgemaakte verliezen opgelopen tot meer dan 500 miljard dollar, een bedrag dat gelijk is aan het BBP van een land als Zweden, en helaas wordt het uiteindelijke bedrag nog hoger geschat.

De versnelling van de bekendgemaakte verliezen in de VS gedurende de afgelopen paar weken en de daaropvolgende afname van het vertrouwen van investeerders heeft meerdere grote financiële instellingen op de rand van de afgrond gebracht. In de gevallen waar de instorting van één van die instellingen een systeemrisico zou kunnen hebben betekend, dat wil zeggen het hele financiële systeem zou hebben ondermijnd, waren reddingsoperaties nodig.

Sommige van die reddingsoperaties kregen de vorm van overheidsingrijpen, zoals de maatregelen die werden uitgevoerd door het Amerikaanse ministerie van Financiën en de Federal Reserve om het faillissement van 's werelds grootste verzekeringsmaatschappij, AIG, te voorkomen, of dat van de hypotheekverstrekkers Fannie Mae en Freddie Mac, die samen garant staan voor de helft van alle hypotheken in de VS.

Andere reddingsoperaties geschiedden in de vorm van particuliere overnames, zoals de aankoop van investeringsbank Merrill Lynch door de Bank of America.

Voor anderen, zoals de investeringsbank Lehman Brothers of bijna vijfentwintig regionale Amerikaanse banken, was faillissement de enige mogelijke optie. Kortom, we zijn getuige geweest van een buitengewone transformatie van het Amerikaanse banklandschap.

Als gevolg hiervan hebben we een punt bereikt waarop het Amerikaanse financiële systeem te maken krijgt met een aanzienlijk vertrouwensprobleem. Op dit ogenblik is een reeks reddingsoperaties volgens de Amerikaanse autoriteiten niet meer het antwoord. Er is dringend behoefte aan een systeemoplossing.

Op de korte termijn hebben we allemaal een antwoord nodig dat het vertrouwen herstelt en de markten stabiliseert.

Het Amerikaanse plan dat afgelopen week door minister Paulson is aangekondigd, is een goed initiatief. Samengevat stelt de Amerikaanse minister van Financiën voor om een federaal fonds op te richten om de niet-liquide activa - de aan hypotheken gekoppelde effecten die de bron vormen van de problemen waar we nu mee te maken hebben - te verwijderen uit de balansen van de banken. Wanneer deze uit het systeem worden verwijderd, wordt de onzekerheid weggenomen en kan de markt zich weer op de basiszaken richten. Maar de details van dit voorstel moeten helder worden gedefinieerd, en snel, als dit plan moet slagen.

Ik moet hier bij zeggen dat we het over een Amerikaans plan hebben, dat is aangepast aan de omstandigheden in de VS waar, dit ter herinnering, de crisis begon en waar de financiële sector het zwaarst is getroffen. Maar we moeten allemaal nagaan waarom dit is gebeurd. We moeten allemaal omgaan met de gevolgen en reageren op de huidige situatie.

Hiertoe moeten we eerst begrijpen hoe het zover kon komen. De oorsprong van de chaos die we nu zien, ligt in het aanhoudend algemeen gebrek aan evenwicht in de wereldeconomie, waardoor een omgeving ontstond waarin liquiditeit in grote mate beschikbaar was en risicobeoordeling te wensen overliet.

De onderlinge verbondenheid van de mondiale financiële markten, het hoge niveau van kredietverstrekking en het gebruik van – slecht begrepen – innovatieve en complexe financiële technieken en instrumenten hebben er voor gezorgd dat deze risico's zich op ongeëvenaarde schaal konden verspreiden over het internationale financiële systeem.

Wat duidelijk is, is dat marktdeelnemers, maar ook regelgevers en toezichthouders, niet in staat waren om de risico's van deze situatie te doorgronden, en dus de gevolgen die we nu zien, te voorkomen.

Het is waar dat in de maanden voorafgaand aan de crisis, onder andere het IMF, de Europese Centrale Bank en de Commissie allemaal hebben gewaarschuwd voor de onderliggende risico's. We wisten dat de situatie onhoudbaar was, maar wat we niet konden weten, en wat niemand kon voorspellen, was hoe en wanneer de crisis zou worden ontketend door de stijgende wanbetalingen in de subprime-hypotheeksector, en hoe ernstig deze crisis zou zijn.

Nu zien we hoe het proces van de laatste paar jaar wordt omgedraaid en hoe het financieel systeem worstelt met de hieruit voortvloeiende noodzaak van herschikking van de schulden. Vanwege het uitzonderlijk hoge kredietverstrekkingsniveau en de schaal van koppelingen tussen risico's, blijkt dit ontwarringsproces bijzonder pijnlijk te zijn. Het gebrek aan transparantie in het systeem en het onvermogen van toezichthouders om een nauwkeurig en volledig beeld van de situatie te schetsen, heeft tot een dramatische daling van het vertrouwen geleid.

De financiële sector is het hardst getroffen omdat de nervositeit onder banken er toe heeft geleid dat de liquiditeit op de interbancaire leenmarkt opdroogde.

Meerdere belangrijke kredietmarkten blijven verstoord en onlangs is er een nieuwe vlucht naar kwaliteit onder investeerders uitgebroken, die vergezeld gaat van een steeds groter wordende spreiding tussen de opbrengst uit benchmark-obligaties en opbrengsten uit relatief riskante investeringen.

Dankzij het snel en gecoördineerd optreden van de centrale banken - waarbij de ECB een belangrijke rol heeft gespeeld - zijn we er in geslaagd om een ernstig liquiditeitstekort te voorkomen. Niettemin blijven de banken onder druk staan. De vertrouwenscrisis heeft een daling van activaprijzen veroorzaakt, waardoor de druk op de balansen van de banken nog groter is geworden. In combinatie met de situatie op de interbancaire markt is het voor banken moeilijk om te herkapitaliseren.

De situatie in Europa is minder dringend, en lidstaten zijn op dit moment niet van mening dat een plan zoals in de VS nodig is.

Op de middellange termijn gezien is het duidelijk dat er een uitgebreidere structurele reactie nodig is. De meest recente gebeurtenissen op de financiële markten hebben duidelijk gemaakt dat het huidige regulerings- en toezichtmodel nieuw leven moet worden ingeblazen.

Op de korte termijn moeten we snel de zwakheden in het huidige kader aanpakken, en in dit opzicht - en ik ben het volledig eens met het standpunt van de Raad - bevatten de Ecofin-routekaart met regelgevende maatregelen en de aanbevelingen van het Forum voor financiële stabiliteit alle benodigde elementen. Zoals u weet omvat dit concrete initiatieven voor grotere transparantie van investeerders, markten en regelgevers, herziene kapitaalvereisten voor bankgroepen en verduidelijking van de rol van ratingbureaus.

De werkzaamheden gaan door in de Commissie, en de Commissie zal spoedig, volgende week, komen met voorstellen voor een herziening van de richtlijn inzake kapitaalvereisten en naar ik hoop voor het eind van oktober met nieuwe wetgeving over ratingbureaus,. Gezien de recente ontwikkelingen zullen we waarschijnlijk echter ook andere aan het licht gekomen kwesties moeten onderzoeken.

We zullen blijven onderzoeken wat er nog meer kan worden gedaan om de financiële stabiliteit beter te waarborgen en de oorzaken van deze crisis te corrigeren. Wat dit betreft wil ik mij ook volledig aansluiten bij de woorden van waardering die het voorzitterschap van de Raad heeft uitgesproken met betrekking tot uw bijdragen.

Tot slot wil ik het hebben over de gevolgen van de crisis in de financiële sector voor de economie, de reële economie. Er kan geen twijfel over bestaan dat de gebeurtenissen in de financiële sector een negatieve invloed hebben op de reële economie. Deze gevolgen worden nog verergerd door de inflatiedruk tengevolge van de stijgende prijzen voor olie en andere grondstoffen en de ernstige correcties op de huizenmarkt in sommige lidstaten. Deze combinatie van schokken heeft directe gevolgen gehad voor de economische activiteit wegens de gestegen kosten en de negatieve welvaartsgevolgen, en indirect ook wegens een scherpe erosie van het economisch vertrouwen. Het resultaat is een afremming van de binnenlandse vraag op een moment waarop ook de buitenlandse vraag afneemt.

Toonaangevende indicatoren voor economische activiteit wijzen op een duidelijke afremming van de onderliggende groei, zowel in de EU als in de eurozone. Tegen deze achtergrond is de groei van het BBP voor dit jaar in onze laatste tussentijdse prognose behoorlijk naar beneden bijgesteld en staat nu op 1,4 procent in de EU en 1,3 procent in de eurozone. Tegelijkertijd is de inflatieprognose voor dit jaar naar boven bijgesteld: 3,8 procent in de EU en 3,6 procent in de eurozone. De inflatie zou zich echter op een omslagpunt kunnen bevinden, omdat de gevolgen van de recente stijgingen van energie- en voedselprijzen geleidelijk afnemen in de komende maanden. Dit zou mogelijk kunnen worden versterkt door een verdere neerwaartse correctie van de olie- en andere grondstofprijzen, hoewel dit nog te bezien valt.

In het geheel genomen blijven de economische situatie en de economische vooruitzichten ongewoon onzeker. De groeiverwachting blijft laag, terwijl de kans op inflatie hoog is. Nog onzekerder is de economische ontwikkeling volgend jaar, maar we verwachten wel dat de groei in zowel de EU als de eurozone volgend jaar betrekkelijk zwak zal zijn.

Hoe moeten we reageren op deze economische vertraging? Het beste antwoord is gebruik te maken van alle politieke instrumenten die we tot onze beschikking hebben.

Ten eerste moeten we in het begrotingsbeleid ons houden aan de begrotingsdiscipline en aan de regels van het Stabiliteits- en groeipact, en moeten we de automatische stabilisatoren hun rol laten spelen. In dit opzicht blijkt de hervorming van het pact in 2005 zeer nuttig te zijn geweest.

Ten tweede is een duidelijke verplichting tot het uitvoeren van de structurele hervormingen van de strategie van Lissabon en de nationale hervormingsprogramma's van essentieel belang om het vertrouwen van consumenten en investeerders op de korte termijn te stimuleren en de veerkracht en dynamiek van onze economieën op de lange termijn te verbeteren. Maatregelen om het concurrentievermogen te versterken in de detailhandel en op de energiemarkten en om de werking van onze arbeidsmarkten te verbeteren, zouden bijzonder waardevol zijn op dit moment.

Tot slot moet dringender dan ooit worden gezorgd voor verbeteringen van de regelgeving voor de financiële markt en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Ecofin-routekaart, zoals ik zojuist al zei. Een effectieve en snelle oplossing voor de moeilijke uitdagingen waarvoor we staan, kan erg belangrijk zijn voor een sneller herstel van het vertrouwen dan wij verwachten en een sneller herstel van de schade aan onze economieën.

Op elk van deze beleidsterreinen zal ons optreden doelmatiger en effectiever zijn als we het coördineren op het niveau van de eurozone en de Europese Unie.

Het is onvermijdelijk dat we bij de lidstaten weerstand zullen moeten wegnemen om tot gemeenschappelijk optreden te kunnen besluiten. De consensus die we tijdens de laatste informele Ecofin-vergadering in Nice hebben bereikt, moet dan ook verder worden uitgediept en ontwikkeld.

De Europese landen staan voor gemeenschappelijke uitdagingen. We zullen deze uitdagingen het meest effectief aan kunnen pakken als we samenwerken bij het vinden van gemeenschappelijke oplossingen. In dit opzicht is de Economische en Monetaire Unie een groot goed en we moeten dan ook gebruik maken van de mogelijkheden die zij biedt voor versterkte coördinatie overeenkomstig de in ons EMU@10-verslag en onze mededeling van mei jongstleden uiteengezette lijnen.

Echter, de gebeurtenissen maken duidelijk dat intern Europees optreden niet voldoende is om de mondiale uitdagingen aan te gaan. We moeten het gemeenschappelijk extern optreden versterken in het Forum voor financiële stabiliteit, het Comité van Bazel, en de G-7, en wij moeten meer aandacht besteden aan de toekomstige rol van het Internationaal Monetair Fonds.

Als wij vooruit willen kijken moeten we nadenken over de vraag hoe we de toekomst van onze financiële stelsels en van het mondiaal beheer kunnen vormgeven. Daarbij is de rol van de Europese Unie van essentieel belang. Europa kan een drijvende kracht zijn achter meer mondiale coördinatie en Europa zou een leidende rol op zich moeten nemen in de internationale debatten hierover. Dit vereist echter op de eerste plaats dat de Europese landen onderling samenwerken en het eens worden over interne oplossingen.

 
  
MPphoto
 

  Alexander Radwan, namens de PPE-DE-fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, dames en heren, terwijl ik naar de verklaring van de commissaris aan het luisteren was, bekroop mij het gevoel dat ik in de verkeerde film terecht was gekomen. De commissaris benadrukte herhaaldelijk dat er snel maatregelen worden genomen. De enige die de afgelopen weken, maanden en jaren snel heeft gehandeld, was de markt, die telkens weer wordt genoemd in onze regelmatige debatten. Feit is dat de markt het probleem van de investeringsbanken heel snel zelf heeft geregeld. Wij waren niet in staat om zo snel te reageren.

We kunnen echter niet van ‘snel’ spreken als we kijken naar de Raad en met name de Commissie. Nu worden wij vriendelijk door Amerika uitgenodigd om ons deel te betalen. Daar wil ik op dit moment verder geen uitspraken over doen. We moeten eerst maar eens de ontwikkelingen volgen. Ik verwacht echter van de Raad – wat betreft de Commissie ben ik er niet zeker van of de Commissie-Barroso daartoe in staat is – dat hij er op zijn minst voor zorgt dat de weerstand van Amerika en Groot-Brittannië ten aanzien van de transparantie van de financiële markten wordt gebroken. Ik hoef u slechts te herinneren aan het Duitse voorzitterschap van de Raad, toen president Sarkozy en bondskanselier Merkel een initiatief presenteerden en de Commissie-Barroso achterover leunde en zei: “Sarkozy en Merkel, wie zijn dat eigenlijk?” en vervolgens niets deed.

‘Snel’ is werkelijk niet het juiste woord. Ik hoef u maar te herinneren aan Enron en Parmalat. Destijds heeft het Europees Parlement een verslag van de heer Katiforis aangenomen – ik was daarbij schaduwrapporteur – betreffende ratingbureaus. Dat was in 2003. Nu, oktober 2008, zal de Commissie wellicht een voorstel presenteren waarvan de IOSCO nu al zegt dat wij niet mogen afwijken van de regels van de Securities and Exchange Commissie en de VS, omdat anders het internationale financiële systeem wordt verstoord.

Europa moet wat dat betreft zijn eigen weg gaan! Daarom maakt het mij eigenlijk niets uit wat de SEC voorstelt, en als de Commissie eventueel dezelfde richting op gaat, mag ze haar borst wel nat maken. Wij moeten doen wat volgens ons juist is en Amerika kan ons dan daarin volgen. Tot zover mijn opmerkingen over de ratingbureaus.

Er is opgemerkt dat we de herziening van Basel II in één lezing moeten afhandelen. Ik hoop dat de vertegenwoordiger van de Raad nu luistert, want dat punt heeft hij aangehaald. Wij kunnen dit in één lezing doen als de Raad zijn verzet staakt tegen een Europees toezichtsregime. Het is beschamend wat de Raad tot dusver heeft bereikt via de nauwere samenwerking met de Europese toezichthoudende autoriteiten. Nice was gebaseerd op intergouvernementele samenwerking. In dat licht zou de Raad over zijn eigen schaduw heen moeten stappen en Europees moeten gaan denken.

Er is tevens gesproken over hedgefondsen, evenals over private equity. Commissaris McGreevy heeft deze week hier in het Parlement gezegd dat we niet overhaast te werk mogen gaan. We kunnen de heer McGreevy weliswaar veel verwijten, maar niet dat hij zich overhaast.

(Interrupties en applaus)

Ik heb de heer McCreevy regelmatig aangevallen als het ging om hedgefondsen en private equity. Wij moeten ervoor zorgen dat de Commissie nu adequate analyses presenteert en niet langer een ontkennende houding aanneemt. Het probleem ligt nu niet meer bij de heer McGreevy, maar bij de heer Barroso.

(Applaus)

Het zou mij deugd doen als wij Amerika nu eens duidelijk zouden maken dat de SEC – de Amerikaanse beurswaakhond – zijn eigen zaakjes eens op orde moet gaan brengen. Siemens wordt onderworpen aan uitgebreide onderzoeken, terwijl niemand naar de VS kijkt. Ik verwacht dat de Commissie en de Raad ervoor zorgen dat wij een Europese beleidskoers voor deze kwestie kunnen uitstippelen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de PSE-fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben zeer aandachtig geluisterd naar de heer Radwan. De verkiezingsstrijd in Beieren werpt zijn schaduw vooruit. Ja, mijnheer Radwan, enkele van uw opmerkingen zijn zonder meer terecht. De markt heeft het zo geregeld, maar de rekening is nu voor de Amerikaanse belastingbetaler. De staat betaalt nu de prijs.

Wij zijn op dit moment niet alleen getuige van het faillissement van investeringsbanken en grote verzekeringsmaatschappijen; dit betekent namelijk ook het faillissement van een economische filosofie die ons al jarenlang wordt aangesmeerd, een filosofie die beweert dat in een zogenaamd moderne economie groei en welvaart worden gegenereerd door te speculeren, niet in de echte wereld. Welnu, dat systeem gaat nu failliet!

(Applaus)

Het verslag-Katiforis staat ons overigens nog helder voor de geest, mijnheer Radwan. U bent een behendige politicus, dat moet ik u meegeven. U staat aan de vooravond van de verkiezingen voor de Beierse Landdag aanstaande zondag. Veel succes! Degene die echter de rem op het verslag-Katiforis heeft gezet, was u! Dat kunnen wij ons ook nog heel goed herinneren.

Helaas is de heer McGreevy niet aanwezig. De heer Almunia heeft een heldere analyse gegeven. Commissaris Almunia, ik wil u verzoeken de heer McGreevy te informeren over de noodzakelijke maatregelen. Ik weet niet waar hij is. Wellicht is hij weer op de renbaan; vermoedelijk hebben de bookmakers het daar beter op orde dan de internationale financiële markten. Eén ding staat echter buiten kijf: wij verwachten van de Commissie dat ze alle maatregelen neemt die mogelijk en noodzakelijk zijn, en wel aan het eind van dit jaar of uiterlijk in het voorjaar.

Dit betekent onder andere dat er op korte termijn regels met betrekking tot de ratingbureaus moeten worden uitgevaardigd. Het is eveneens van vitaal belang dat bonussen bij banken worden losgekoppeld van speculatiewinsten. Dat is een zeer belangrijk punt. Als een manager weet dat hij 5 procent krijgt van een miljard winst uit speculaties, omdat zijn salaris is gekoppeld aan dat speculatieve miljard, dan is het niet meer dan menselijk dat hij hoe dan ook zal proberen dat miljard winst te bereiken, ten koste van wat dan ook, zelfs als daardoor tienduizenden banen verloren zullen gaan, zoals we de afgelopen decennia overal ter wereld hebben zien gebeuren.

Zonder met de ogen te knipperen, hebben managers – die wij hier als snelle jongens in de wandelgangen tegenkomen – complete ondernemingen, complete vestigingen ten ondergang gebracht, met alle sociale gevolgen van dien. De kosten van deze verwoestingen zijn opgelopen tot meer dan 700 miljard, die de Amerikaanse belastingbetaler nu moet investeren in de sanering van grote banken en verzekeringsmaatschappijen. Het bestuurlijk amateurisme in de VS blijkt wel uit het feit dat het zelfs in deze tijden van enorme crisis de grote ondernemingen zijn die worden gesaneerd, hetgeen de gewone belastingbetaler meer dan 700 miljard van de Amerikaanse begroting kost. Helaas komt het lot van deze gewone belastingbetalers, hun schulden en hypotheken, niet voor in het saneringsplan van de Amerikaanse regering. Daaruit blijkt nog eens duidelijk dat winsten worden geprivatiseerd, terwijl verliezen worden genationaliseerd. Daar moet een einde aan komen.

(Applaus)

We hebben het allemaal al kunnen horen tijdens het debat op maandag. Ik krijg bijna de indruk dat we lidmaatschapsformulieren kunnen uitdelen aan leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten: het lijkt wel alsof ze hun mening niet snel genoeg kunnen veranderen, waarbij ik moet opmerken dat de liberalen nog het ergst zijn.

Tijdens een debat in november jongstleden over de rol van de Europese Unie in de globalisering heb ik het volgende opgemerkt: “Het kapitalisme van het Wilde Westen, dat nu de financiële markten bepaalt en dat complete volkseconomieën bedreigt, waaronder de VS op dit moment, heeft internationale regels nodig. We hebben controle, transparantie en een inperking van de macht van de financiële markten nodig”. Daarop reageerde de voorzitter van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie met de volgende woorden: “Mister President, we have just heard the language of the past” – verhalen over vroeger. Vandaag is hij in ieder geval niet aanwezig tijdens het debat, en dat betekent al een hele kwalitatieve verbetering. Wat ik destijds echter heb gezegd, was geen language of the past. Meer dan ooit betekenen controle van en toezicht door de overheid op een gedereguleerde markt – die niets en niemand ontziet – de weg vooruit.

Daar zou ik graag nog iets aan willen toevoegen. Wij moeten uiteraard snel handelen, maar we moeten maatregelen nemen op een gebied dat mij en mijn collega’s hier in het Europees Parlement het meest na aan het hart ligt. De speculatiebel zal niet uiteen spatten: zelfs als we tijdelijk short posities verbieden, zullen ze terugkomen. Wat we ongetwijfeld ook weer terug zullen zien is dat investeerders wordt geadviseerd om te speculeren op de stijging van voedselprijzen. De voedselprijzen stijgen als er minder levensmiddelen zijn. Dat betekent dat degenen die belang hebben bij hoge voedselprijzen, ervoor moeten zorgen dat het voedselaanbod krimpt. Voedseltekort betekent echter honger in de wereld en als wij een systeem hebben dat ertoe leidt dat honger in een aantal regio’s ter wereld winst in andere regio’s oplevert, dan helpen ook 700 miljard dollar van een maatregelenpakket niet. Vroeg of laat zal dit systeem, met al zijn perversiteiten, bittere consequenties voor de gehele mensheid hebben.

We discussiëren hier daarom niet alleen over maatregelen die noodzakelijk zijn voor de korte termijn. Het gaat er met name om hoe we op de lange termijn een menselijke en sociale ontwikkeling van de mensheid kunnen veiligstellen.

 
  
MPphoto
 

  Silvana Koch-Mehrin, namens de ALDE-fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de mondiale financiële crisis heeft zich met onvoorziene gevolgen verspreid over de markten. Menigeen mag een gevoel van voldoening krijgen bij het zien van bankiers die van hun voetstuk vallen en hun baan verliezen. Dit is echter behoorlijk kortzichtig, want de echte verliezers zijn niet de bedrijfsbazen of de effectenhandelaren. Gewone gezinnen worden immers het hardst getroffen door de kredietcrisis en de kelderende waarde van aandelen en spaargeld. Hun financiële zekerheid schudt op zijn grondvesten, doordat hun spaargeld en pensioenen in gevaar komen.

Daarom is het van essentieel belang dat wij de financiële crisis evenals de oorzaken ervan grondig analyseren, zodat dit niet opnieuw gebeurt, en ik ben blij dat wij dat vandaag doen. De heer Schulz gebruikte zijn bijdrage om tegen de markten te ageren. Met de voorspellingen die hij in november jongstleden deed - en waar hij ons nog maar eens op attendeerde - krijgt hij een mogelijkheid om wat bij te verdienen als orakel. U zou echter ook moeten weten dat geld de motor van de markten is, niet gebakken lucht.

Het juiste antwoord op de huidige crisis is niet dat wij ons afwenden van zelfstandige ondernemingen. Ondernemers verschaffen arbeidsplaatsen en welvaart. Hebben de financiële markten inderdaad meer regulering nodig? Ludwig Erhard, de vader van het Duitse Wirtschaftswunder, heeft dit goed samengevat. Hij zei: “De overheid moet de spelregels voor de economie en het financiële systeem bepalen, maar net als een scheidsrechter, mag hij niet meespelen.” Dat betekent uiteraard wel dat overtredingen en het niet naleven van de regels bestraft moeten worden.

Regulering is noodzakelijk en goed om excessen te voorkomen, maar het is niet de markteconomie die schuldig is aan de crisis; dat zijn degenen die zich niet willen houden aan raamwerken en regels. Jarenlang hebben deskundigen al gewaarschuwd voor risicovolle leningen, ongedekte kredieten en een luchtbel die op uiteen spatten stond binnen de financiële en onroerendgoedmarkt. We hebben gemeenschappelijke, transparante regels voor heel Europa en voor de hele wereld nodig. Ja, we hebben internationale controle nodig, maar binnen redelijke perken. Niemand is er immers bij gebaat dat door meer regels de kapitaalstromen worden stilgelegd en een economische neergang wordt veroorzaakt.

Boven alles moeten wij het vertrouwen in een open en vrije markt herstellen. De economische stabiliteit van de burgers van Europa en de hele wereld is afhankelijk van de vraag of wij in staat blijken te zijn te handelen. De internationale financiële markten wachten echter niet op besluiten in Europa, en ze wachten evenmin op reacties van het Parlement daarop.

Mijnheer de commissaris, minister Jouyet, mijn fractie verwacht dat u snel, rationeel en adequaat handelt, en wel nu.

 
  
MPphoto
 

  Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de president van de Europese Centrale Bank, Jean-Claude Trichet, heeft onlangs gezegd dat wanneer de markten zich stabiliseren, we niet zullen terugkeren naar de normale gang van zaken maar in plaats daarvan een nieuwe werkelijkheid zullen ervaren.

Gezien de tekortkomingen en zwakheden van de markt en instellingen, die in het afgelopen jaar op verwoestende wijze aan het licht zijn gekomen, kunnen wij alleen maar blij zijn dat nu afstand wordt genomen van het misbruik en de fouten uit het verleden. De financiële crisis heeft een vreselijke paniek veroorzaakt, maar heeft ook duidelijk gemaakt dat de duistere dingen moeten worden weggewerkt en transparantie moet worden bewerkstelligd en wij als wetgevers moeten reguleren. Maar we moeten paniek voorkomen, want als we in paniek raken, zullen we slechte besluiten nemen.

In de VS worstelt men om een catastrofe te voorkomen, en het gevolg daarvan is dat zich nu radicale veranderingen in het landschap van de haute-finance voordoen. Onze instellingen zijn standvastiger gebleken dan die van de Verenigde Staten, en dat is ook begrijpelijk want de crisis is aan de andere kant van de Atlantische Oceaan begonnen. In bepaalde gevallen worden wij er echter aan herinnerd dat we geenszins onkwetsbaar zijn. Teneinde de stabiliteit van onze markten in de toekomst te waarborgen, moeten we structurele en systematische hervormingen doorvoeren en bereid zijn om snel te handelen. Wij kunnen drie dingen doen, of die zijn al gedaan. Ten eerste moeten wij hervormen, door bijvoorbeeld te waarborgen dat centrale banken een run op banken en financiële instellingen voorkomen, en op dit gebied is er al behoorlijk wat gebeurd. Ten tweede moeten de ministeries van Financiën de redenen voor deze runs wegnemen, namelijk de aanwezigheid van noodlijdende activa op de balansen van financiële instellingen. Tot slot is het cruciaal dat het financiële systeem wordt geherkapitaliseerd.

De eerste fasen van de crisis zijn achter de rug. Het kan nog even duren voordat de gevolgen voor het bankwezen en de politieke reactie op dit eerste trauma bekend zijn. Maar het is nu onze taak te waarborgen dat de nieuwe financiële werkelijkheid die aan het eind van deze crisis verrijst, sterk en gezond is. Hiertoe is het noodzakelijk de crisis bij de wortels aan te pakken door noodlijdende activa te verwijderen en de balansen op te schonen. Om uit dit crisismoeras te komen is het, voor een gezonde economie op zowel lokaal als mondiaal niveau, ook noodzakelijk te laten zien dat er voldoende kapitaal in het financiële systeem zit. Of dit nu afkomstig is uit particuliere of overheidsinjecties of een combinatie ervan is een andere vraag, maar het moet wel snel gebeuren.

We weten nog niet wat de volledige en blijvende gevolgen zullen zijn van deze mondiale financiële crisis en wat de gevolgen hiervan voor de Europese markten zullen zijn. Wat we wel weten is dat we overeind moeten blijven in deze crisis en er zeker van moeten zijn dat investeerders, markten en burgers worden beschermd in de uiteindelijke nieuwe werkelijkheid, en dat wij daarom onze hoofden koel moeten houden, zelfs in tijden van twijfel en chaos, en concrete stappen moeten nemen voor de uitvoering van structurele en systematische hervormingen om de gezondheid van ons Europese systeem en het financiële welzijn van burgers uit Europese landen en uit de hele wereld te kunnen beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, als de voornaamste Europese leiders wilden aantonen hoe diep de kloof is tussen hen en de Europese burgers, hoeven zij niet anders te reageren dan zij recentelijk hebben gedaan naar aanleiding van de financiële crisis, na de bijeenkomst van de ministers van Financiën van 14 september 2008.

Wat zijn de voornaamste maatregelen die zijn aangekondigd, los van de welkome maar absoluut ontoereikende verhoging van de leningen van de EIB aan kleine en middelgrote ondernemingen?

Ik kan ze in drie punten samenvatten. Ten eerste wil ik wat de hoop op een budgettaire impuls betreft Jean-Claude Juncker citeren: "Wij hebben de mogelijkheid van een Europees herstelplan volledig uitgesloten". Het Stabiliteitspact zal worden toegepast, van a tot z.

Ten tweede wil ik wat het aan de gang zijnde dereguleringsproces betreft Christine Lagarde citeren: "Wij mogen niet toestaan dat de structurele hervormingen ook maar enige vertraging oplopen. Alle maatregelen die de flexibiliteit van de economie vergroten, zijn goede maatregelen", en Jean-Claude Trichet: "Wij moeten de arbeidsmarkt en de markten voor goederen en diensten hervormen. De concurrentie moet meer speelruimte krijgen".

Ten slotte is er de vraag waarover iedereen zich het hoofd breekt: wie zal het gelag betalen? Ik citeer nogmaals Jean-Claude Trichet: "In het kader van het banktoezicht mogen geen al te hoge eisen worden gesteld aan kredietinstellingen", terwijl Jean-Claude Juncker verklaart: "Wij moeten al het mogelijke doen om te voorkomen dat de salarissen de pan uitrijzen".

Je krijgt zin om aan de financiële leiders de volgende boodschap over te brengen: stap eens uit uw luchtbel en probeer u te verplaatsen in de gewone mens, als ik zo vrij mag zijn om dat te zeggen. Aan de ene kant zien ze hoe de grote schatkistbewaarders hemel en aarde bewegen om de wereldwijd opererende jumbospeculanten ter wille te zijn – alleen al de ECB heeft 110 miljard euro vrijgemaakt – en aan de andere kant zijn de werknemers de dupe. Door voortdurend de markten gerust te willen stellen drijft u hele samenlevingen tot wanhoop.

De waarheid is dat zij, uit naam van het vrije verkeer van kapitaal en de beruchte openmarkteconomie met haar vrije mededinging, gezamenlijk diabolische mechanismen hebben gevoed waarover zij de controle verloren hebben. Er zij aan herinnerd dat de heer Trichet vijf maanden na het losbarsten van de subprime-crisis namens de tien grootste centrale banken van de wereld nog steeds verklaarde dat het ging om, ik citeer, gewone "marktcorrecties" en aankondigde dat we konden rekenen op, ik citeer nogmaals, "een solide groei, zelfs indien er een lichte vertraging optreedt". Drie maanden later spoorde hij de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement aan “de particuliere sector een kans te geven om zichzelf te reguleren". Wat een wijsheid! Een systeem dat zich zo zijn eigen creaties ziet ontglippen, verkeert in een existentiële crisis.

Om een verdere en dus nog pijnlijkere instorting te voorkomen moeten wij met het verleden durven te breken. In de eerste plaats moeten wij breken met het idee dat productiviteit gekoppeld is aan verlaging van de loonkosten en de sociale uitgaven. De tendens om het aandeel van de lonen in de toegevoegde waarde voortdurend te verlagen moet worden omgekeerd. Daar ligt de oorzaak van de inflatie niet, maar in het schandelijke optreden van de financiële operatoren.

Ten tweede moeten wij een einde maken aan onze volledige afhankelijkheid van de financiële markten om de economie te financieren, want zij financieren de economie niet langer, maar vergiftigen ze. Als kredietverlenende instantie is voor de Europese Centrale Bank een beslissende rol weggelegd, aangezien zij ervoor moet zorgen dat het geld terechtkomt bij de sociale economie, namelijk bij de economie die werkgelegenheid schept, belang hecht aan opleiding, bijdraagt aan openbare dienstverlening, duurzame productie waarborgt, nuttige diensten aanbiedt, voorziet in onderzoek en ontwikkeling, respect opbrengt voor overheidsbedrijven en het algemeen belang en samenwerking laat prevaleren boven economische oorlog.

Om die doelstelling te kunnen verwezenlijken is het evenwel noodzakelijk de missie van de Europese Centrale Bank te wijzigen. Zij moet banken herfinancieren tegen zeer uiteenlopende rentetarieven, al naargelang het gaat om leningen aan de net genoemde gezonde economie of om leningen ter financiering van ongezonde financiële operaties. In het eerste geval moet worden voorzien in zeer gunstige toegangsvoorwaarden en in het tweede geval moeten de voorwaarden mogelijke gegadigden afschrikken. Tegelijkertijd moeten de banken en de fondsen uiteraard worden onderworpen aan een strikte controle en dient een belasting op kapitaalverkeer te worden ingesteld. Verder moet ook een begin worden gemaakt met de hervorming van de internationale economische instellingen waartoe president Lula terecht heeft opgeroepen tijdens zijn recente toespraak voor de Verenigde Naties.

In de derde en laatste plaats moet er een einde komen aan de zelfvoldaanheid en arrogantie van een kleine elite die de burgers wijsmaakt dat de enige mogelijke keuze de hunne is. Als wij er tenminste in zouden slagen om over al deze problemen een ernstig debat te voeren en daarbij blijk te geven van een open geest en verantwoordelijkheidsbesef, dan zou de crisis toch iets hebben opgeleverd.

 
  
MPphoto
 

  Hanne Dahl, namens de IND/DEM-Fractie (DA) Mevrouw de Voorzitter, toen ik maandagochtend vroeg de autoradio aandeed op weg naar de luchthaven, werd in het eerste nieuwsbericht gemeld dat mijn bank zich in een ernstige financiële crisis bevindt. Gelukkig ben ik maar een kleine spaarder, dus verlies ik geen geld, maar de aandeelhouders zitten in zak en as. De wereldomvattende economische crisis heeft nu ook mijn kleine bank bereikt. De kern van het probleem is gelegen in de manier waarop de globalisering zich heeft ontwikkeld, niet in het minst door het recht van grensoverschrijdend vrij verkeer van kapitaal. Er wordt op een ongehoorde manier gespeculeerd met geen ander doel dan een klein aantal eigenaren in staat te stellen winst te maken. Deze transacties zijn alleen maar schadelijk voor de reële economie, precies zoals we momenteel ook zien, nu speculaties op de Amerikaanse huizenmarkt een internationale financiële crisis hebben veroorzaakt.

Daarom moet er een einde komen aan de gedachte dat het vrije verkeer van kapitaal de weg is naar ontwikkeling en welvaart. Dit vrij verkeer komt alleen ten goede aan speculanten en belastingontwijkers. Gewone burgers en mensen die in bedrijven willen investeren en de aan- en verkoop van goederen willen financieren, zullen er helemaal geen problemen mee hebben dat er controles zijn op wie grote sommen geld de grenzen over brengt en met welk doel. Controle op het kapitaalverkeer zou de democratie meer inzicht en mogelijkheden voor het uitoefenen van invloed geven.

Wat is dan de oplossing voor de huidige crisis? Een door belastingbetalers gefinancierd veiligheidsnet zal zonder twijfel leiden tot een toename van agressief en speculatief buitenlands beleid in de financiële sector en het slechtste van het kapitalisme naar boven halen. De banken moeten na krachs en crises zelf de rommel opruimen; dit is niet de taak van de centrale banken en dus de belastingbetalers. De Deense financieel adviseur Kim Valentin stelt een reddingsfonds voor dat door de banken zelf wordt gefinancierd. Van doorslaggevend belang is dat de banken zulke grote bedragen in het nieuwe fonds inleggen dat ze feitelijk een belang hebben om elkaar in de gaten te houden en in te grijpen als er een crisis dreigt, aangezien ze zelf voor de oplossing betalen.

Ik stel voor dat we de EU gebruiken om strikte regels vast te stellen voor de grootte van de reddingsfondsen van de banken. Daarmee zouden we ook tegemoetkomen aan hetgeen de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, zegt, die een wereldwijd, verantwoordelijk economisch beleid wenst. De banken moeten ophouden zich te gedragen als kinderen die nog nooit hebben geprobeerd te vallen en daarom niet weten dat ze zich ook kunnen bezeren.

 
  
MPphoto
 

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het niet eens met mijn collega's die de Commissie de schuld geven van het feit dat ze geen spijkers met koppen slaat. Ik denk dat de grootste fout die de Commissie kan maken, is denken dat meer regulering altijd het juiste antwoord is. Alle voorstellen van de Commissie moeten evenredig, evenwichtig en gericht zijn.

Ik ben redelijk tevreden over de manier waarop de Commissie tot nog toe heeft gereageerd, en ik blijf vol vertrouwen dat de Commissie alle juiste middelen in huis heeft om het regelgevend kader voor financiële diensten te verbeteren. Deze verbeteringen moeten in de eerste plaats worden gebaseerd op bestaande wetgeving en rechtsgrondslagen. Op de tweede plaats moet zachte wetgeving worden overwogen en tot slot, als wij zien dat op een andere manier geen verbeteringen mogelijk zijn, moeten wij ons richten op wettelijke, nieuwe regelgeving.

Mijns inziens heeft men soms de neiging te vergeten hoeveel we al hebben gedaan in Europa. Sinds 2000 hebben we onze wetgeving inzake financiële diensten grondig herzien, en we hebben al veel van de relevante regelgevingen geactualiseerd. We hebben een modern en geavanceerd wettelijk kader in Europa. Ik denk dat het de meeste mensen in Amerika het al volgen, dus ik vind niet dat we onze aanpak radicaal moeten veranderen.

Tot slot zou ik willen zeggen dat wij natuurlijk niet uit het oog mogen verliezen dat het toezichtskader niet zo goed is als het had kunnen zijn. We moeten op basis van de Ecofin-routekaart de manier waarop toezichthouders in Europa werken, verder ontwikkelen, maar we mogen ook de mondiale dimensie niet uit het oog verliezen. We moeten bedenken dat de financiële industrie waarschijnlijk de meest mondiale industrie ter wereld is, en we kunnen niet in een vacuüm handelen. We moeten bedenken dat we samen leven met de wereld om ons heen en dat we moeten proberen te zorgen voor normen, wederzijdse erkenning en convergentie met de actoren aan de overkant van de Atlantische Oceaan, omdat dit de manier is om op dit moment de concurrentie open te stellen. Ook moeten wij zeer goede regels hebben voor de bescherming van detailhandelklanten en de manier waarop de dingen zich daar ontwikkelen.

Dan nog een laatste opmerking over de ECB. Ik vind dat we de ECB moeten bedanken. De ECB heeft uitstekend werk verricht. De gevolgen voor de Europese economie, zowel in de financiële als reële economie, zouden veel ernstiger zijn zonder het goede optreden van de ECB ten behoeve van de liquiditeit. Ik ben van mening dat we de ECB hiermee mogen feliciteren.

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès (PSE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Jouyet – wij betreuren de afwezigheid van de bevoegde minister –, mijnheer de commissaris, de socialisten zijn voorstanders van de markt, maar zij weten dat er op elke markt eerlijke zakenlui zijn en dieven, en dat er derhalve politieagenten nodig zijn. Wij stellen met verwondering vast dat wie voorstelt om moderne politieagenten in te zetten om moderne dieven te pakken, plotseling van archaïsme wordt beticht.

Wij hebben een modern toezicht en een moderne regelgeving nodig. De kans is klein dat wij in dit verband overhaast te werk gaan en het risico lopen om een onbezonnen en al te haastige wetgeving à la Sarbanes-Oxley aan te nemen, aangezien er al meer dan een jaar verstreken is sinds het begin van de crisis. Toen commissaris McCreevy op 11 september 2007 de Commissie economische en monetaire zaken toesprak, stak hij een beschuldigende vinger uit naar de ratingbureaus, die daarmee in de rol van zondebok werden geduwd. Meer dan een jaar later ligt er nog steeds geen voorstel op tafel. Dat lijkt mij geen voorbeeld van “betere regelgeving”.

Dan is er de kwestie van de in oktober en december 2007 opgestelde routekaart. Ik heb de tekst hier voor me liggen en ik heb de behandelde punten afgevinkt, één voor één. Laten we eerlijk zijn, ten eerste is deze routekaart wellicht niet opgezet met het oog op de crisis die we thans doormaken, en ten tweede laat de eerbiediging van het tijdschema sterk te wensen over.

De Franse president kondigt ons een initiatief aan: hij zal de verantwoordelijken van de crisis aangeven en iedereen uit nodigen om rond de tafel te gaan zitten en van gedachten te wisselen. Maar waarover gaat hij van gedachten wisselen? Is hij voornemens om terug te keren naar de routekaart die is vastgesteld door het Forum voor financiële stabiliteit en die niemand ten uitvoer kan leggen omdat niemand in het forum over de nodige bevoegdheid beschikt?

Als eerste reactie op de crisis haastte hij zich echter naar Londen, in de herfst van 2007, om zijn fiat te geven aan de strategie van Gordon Brown en diens voorstel om een systeem voor vroegtijdige waarschuwing op te zetten in plaats van het reactievermogen van Europa te versterken, zoals de heer Barroso thans in Washington bepleit. Ik hoop dat de Commissievoorzitter zijn commissaris, de heer McCreevy, zal kunnen overtuigen, zodat Europa op het gebied van de regelgeving en het toezicht op de financiële markten maatregelen neemt die krachtig genoeg zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de crisis.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

(Opmerking van de heer Purvis op de achtergrond met betrekking tot de spreektijd)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Neemt u mij niet kwalijk, ik heb mevrouw Kauppi onderbroken en ik heb mevrouw Berès onderbroken. Ik ben over het algemeen billijk, mijnheer Purvis.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Dăianu (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, geven we alleen hebzucht, euforie en goedkoop geld de schuld van deze puinhoop? Hoe zit het dan met de tekortkomingen van het originate-and-distributemodel, dat de systeemrisico's heeft vergroot? Hoe zit het met die kromme betalingsschema’s die in ethisch opzicht tekort schieten en roekeloosheid in het nemen van risico's hebben gestimuleerd? Hoe zit het met het label 'goede belegging' dat worden toegekend aan rommel? Hoe zit het met de belangenverstrengeling? Hoe zit het met de banken die zich inlaten met casinoachtige transacties? Hoe zit het met de 'schaduw'-banksector, met zijn extreme kredietverlening en speculatie? Waarom hebben beleidsmakers niet geleerd van eerdere crises, hoewel er stevige waarschuwingen zijn geuit? Denk maar aan wat Lamfalussy, Gramlich, Volcker en Buffett jaren geleden al zeiden.

Het argument dat regulering financiële innovatie verstikt, vind ik belachelijk. Niet alle financiële innovatie is gezond. Moet een zogenaamd internationaal Ponzi-stelsel, zoals dit zich gedurende de afgelopen tien jaar heeft kunnen ontwikkelen via toxische producten, worden getolereerd? De kwestie waar het hier om gaat is het gebrek aan goede regulering en toezicht, het verkeerde begrip van de financiële markten, de manier waarop deze markten werken en het bestaan van systeemrisico's. Een vrije markt is niet synoniem met een gedereguleerde markt. Correctie zal zeer pijnlijk zijn, vooral in de Verenigde Staten, maar Europa is niet immuun voor economische achteruitgang. De oplossingen mogen geen lappendeken zijn. U moet bedenken dat markten mondiaal zijn, en dus is internationale coördinatie nodig om het vertrouwen te herstellen.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken.)

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Roberts Zīle (UEN).(LV) Ik denk dat we een bekend gezegde kunnen gebruiken om de situatie op de financiële markten te beschrijven: “Het feest is voorbij, dit is de ‘morning after’. Sommigen zullen rondlopen met een maag die van streek is, maar er zijn ook landen en sectoren zijn die zullen profiteren van deze extreem slechte situatie. Met andere woorden: er zijn ontwikkelde landen en sectoren die hun extra winsten aanwenden om hun energiebronnen te diversifiëren, hetgeen natuurlijk zal leiden tot een verschuiving van het politieke centrum en evenwicht in de wereld. Ik denk dat in Europa de kleine, nieuwe lidstaten in deze situatie het kwetsbaarst zijn. Een verkeerd structuur- en belastingbeleid in een tijd van hoge economische groei veroorzaakt nu - logischerwijs - in de meeste van deze landen economische en sociale dreigingen, en dat geldt onder andere voor mijn eigen land, Letland.

Het enorme volume aan particuliere leningen in euro’s van banken in de eurozone, de grote hoeveelheid geld in het bankwezen dat van niet-ingezetenen is, en de snelle groei in de richting van de Europese gemiddelde lonen in euro’s kunnen leiden tot een opwaardering van de nationale valuta. In dat geval kunnen de aflossingen aan de financiële instellingen in de eurozone op de lange termijn een nieuwe last voor burgers en bedrijven van die lidstaten worden. Als de bandbreedte van een nationale valuta ten opzichte van de euro wordt verbreed, kan de inflatie, die toch al hoog is, nog verder toenemen en zal de toetreding van nieuwe lidstaten tot de eurozone verder worden vertraagd.

Als het totale bedrag van de particuliere leningen in de betalingen aan de bank als percentage van het bbp in de dubbele cijfers terechtkomt, zullen de burgers van die landen niet optimistisch zijn. Integendeel: dit zal tot een uitgesproken politiek pessimisme leiden en invloed hebben op de publieke opinie ten aanzien van de Europese Unie als instelling, met alle bijkomende politieke gevolgen van dien in de nieuwe lidstaten, ook voor het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  John Whittaker (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de financiële crisis raast voort en de landen van de eurozone staan voor een recessie. Het antwoord - zo is ons meermalen verteld - is meer regulering om de financiële sector beter te laten fungeren.

Maar we hebben nu een probleem, en de regels veranderen als het probleem er is, helpt ons niet verder met dat probleem.

Ik wil de collega’s dringend vragen om een volstrekt andere reactie op de huidige economische moeilijkheden te overwegen. Deze moeilijkheden geven aan dat we niet gewoon door kunnen gaan, en dat we met de te goedkope leningen en de te goedkope invoer allemaal boven onze stand hebben geleefd, en dat we niet op dezelfde voet door kunnen blijven consumeren.

Aanpassing zal pijnlijk maar noodzakelijk zijn, en in deze moeilijke tijden is er een andere boodschap die zelfs nog pregnanter is maar niet wordt gehoord in deze instellingen, namelijk dat de EU niet kan blijven doorgaan met veelomvattende wetgevende programma's in de naam van bijvoorbeeld gezondheid en veiligheid, consumentenbescherming en sociale gelijkheid, omdat het grootste gevolg van al deze plannen is dat de kosten stijgen en de productieactiviteit, waarvan onze voorspoed afhankelijk is, wordt vernietigd.

In deze zware tijden is er maar één boodschap, namelijk dat de Europese landen zich de Europese Unie, haar instellingen en haar enorme stroom aan wetgeving niet meer kunnen veroorloven.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen heel erg duidelijk te zijn, gezien de uiteenlopende meningen die vanuit mijn fractie te horen zijn.

Ten eerste is de crisis waaronder we momenteel gebukt gaan geen Bijbelse vloek of een straf van de goden. De markt heeft gefaald en die mislukking heeft tot interventies geleid waar Keynes in hoogst eigen persoon van zou hebben genoten. Als de markt heeft gefaald, moeten we datgene corrigeren waarin de markt heeft gefaald; met andere woorden: er moet iets gebeuren.

En daarmee bedoel ik verschillende zaken. In de eerste plaats moeten we shocktherapie toepassen om de patiënt uit zijn comateuze toestand te halen. Bij deze herinner ik de Commissie en de Raad aan het feit dat de Europese Centrale Bank de liquiditeitsproblemen kan oplossen. De solvabiliteitsproblemen gaan u – Raad, Commissie en lidstaten – rechtstreeks aan.

In de tweede plaats moeten we, om herhaling te voorkomen, erachter zien te komen waar de markt heeft gefaald en welke beginselen opnieuw moeten worden bekrachtigd. Het risicomanagement heeft gefaald, het bestuur heeft gefaald, en ten slotte heeft de ethische aanpak gefaald.

Dit betekent dat sommige basisbeginselen opnieuw moeten worden bekrachtigd: transparantie in producten, ondernemingen en de markt, verantwoordelijkheid van managers, vertrouwen tussen de financiële markt en de reële economie en de centrale rol van de politiek.

Ik ben het met de Raad eens dat de tijden van totale deregulering voorbij zijn. De markt noch de industrie kan zichzelf reguleren.

En het laatste recept – wat moet er gedaan worden om de patiënt te vaccineren en te voorkomen dat dit niet opnieuw of op een andere manier gebeurt – is dat we moeten doorgaan met marktintegratie. We moeten tot een voldoende kritische dimensie komen, zoals ze in de Verenigde Staten hebben gedaan. We moeten een eurodemocratie invoeren, zodat onze munteenheid gewicht in de wereldschaal legt als een mondiale crisis uitbreekt. Ten slotte moeten we het regulerend kader en het controlekader herzien, want die hebben gefaald.

Daarom ben ik het niet eens met softe wetgeving, met gedragscodes of zelfregulering. Het is aan ons om een antwoord aan onze burgers te geven, want uiteindelijk zijn zij het die het gelag betalen.

 
  
MPphoto
 

  Elisa Ferreira (PSE).(PT) Hoe kan de huidige crisis in hemelsnaam in één minuut worden samengevat? Zij is het resultaat van de keuze om niet te voorzien in een passend toezicht voor de financiële markten. Een correcte regulering doodt niet, maar is daarentegen onontbeerlijk voor de overleving van de markt. De verliezen zijn toe te schrijven aan een aantal actoren, maar het zijn de burgers die nu het gelag betalen voor hun uitwassen en voor het gebrek aan overheidstoezicht.

Er is al een hele tijd geleden aan de alarmbel getrokken. Het verslag-Rasmussen, dat het Parlement gisteren met een overweldigende meerderheid heeft aangenomen, bevat duidelijke voorstellen voor de risico’s van een te groot hefboomeffect, van een gebrek aan transparantie en belangenconflicten. Welnu, dit verslag komt voort uit de werkzaamheden waarmee de socialistische fractie vele jaren, voor het begin van de crisis in 2007, was begonnen.

Het initiatiefverslag van Ieke van den Burg en Daniel Dăianu ligt in dezelfde lijn. De Europese Unie is een belangrijke partner op het wereldtoneel, en ik feliciteer commissaris Almunia met wat hij hier vandaag heeft aangekondigd, maar zal commissaris McCreevy met deze voorstellen akkoord gaan? De verlamming die met betrekking tot deze vraagstukken in de Commissie heerst, kan op geen enkele manier gerechtvaardigd worden. Het Parlement doet wat het moet doen. Deden de overige instellingen dat ook maar.

 
  
MPphoto
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het is jammer dat de heer Schulz al weg is. Ik wilde namelijk zeggen dat het voorbarig is te zeggen wie er failliet zal gaan, omdat niemand weet wie de eindinvesteerders in de giftige activa zijn. Misschien zijn het staatsbanken.

Niettemin zou ik u ertoe aan willen moedigen een ruimere blik op de gebeurtenissen te werpen en u in herinnering willen brengen dat het Parlement al begin dit jaar enkele waardvolle voorstellen heeft gedaan, die echter niet zijn overgenomen door de Raad en de Commissie. Allereerst hebben we gevraagd het economisch beheer op EU-niveau aan te passen aan de mondiale ontwikkelingen en de globale economische richtsnoeren bij te werken. We hebben voorgesteld een krachtige handhaving van de Europese mededingingsregels te waarborgen, niet toe te staan dat kleine en middelgrote ondernemingen elkaar van de markt verdringen, en te voorkomen dat monsters ontstaan die te groot zijn om te vallen. We moeten onze nationale, traditionele bedrijfscultuur bevorderen en behouden, omdat het motto van de Europese Unie 'verenigd in diversiteit' is.

 
  
MPphoto
 

  John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, laten we hopen dat de Amerikaanse voorstellen voor het opkopen van toxische activa ook inderdaad werken, want als ze niet werken, zal de besmetting zeer waarschijnlijk naar ons overslaan. Ik zou van de heer Jouyet en de heer Almunia de verzekering willen hebben dat onze verdedigingsmechanismen paraat zijn. Zijn onze geldschieters in laatste instantie voorbereid op het ergste wat er onder dergelijke omstandigheden kan gebeuren? We zien nu een verschuiving van een liquiditeitsprobleem naar een solvabiliteitsprobleem.

Het is waar dat we te zijner tijd onze regulerende verdedigingsmechanismen zullen moeten herzien, maar dit mag niet overhaast, in het heetst van de crisis, gebeuren. Dan bestaat het risico dat we overreageren en onnodige, verkeerd gerichte en veel te drastische voorwaarden opleggen, die alleen maar nadelig kunnen zijn voor de investeringsvooruitzichten van onze economieën en de werkgelegenheid in de toekomst.

Ons belangrijkste doel is het herstel van het vertrouwen, en dit moeten we onverwijld zien te bereiken. Mijnheer Almunia, u heeft dit woord een aantal keer genoemd, maar laten we nu nagaan hoe we dat kunnen bereiken.

Ik zou de leiders van de belangrijkste economieën ter wereld - Amerika, Europa, het Midden-Oosten en het Verre Oosten - dringend willen vragen om binnen enkele dagen samen te komen en de wereld op niet mis te verstane wijze te verzekeren dat wat er ook nodig is om de vlammen te doven, dit zonder omwegen beschikbaar zal worden gesteld, waar die vlammen ook mogen oplaaien. Pas wanneer de vlammen en sintels zijn gedoofd, kunnen we de balans opmaken en nagaan hoe dit heeft kunnen gebeuren en wat er gedaan moet worden om te voorkomen dat het opnieuw gebeurt.

Vertrouwen is de belangrijkste basis voor een dynamisch financieel systeem en een dynamische wereldeconomie. Het is nu aan de politieke leiders op het hoogste niveau - we kunnen daadwerkelijk spreken van een top - van de vrijemarkteconomieën om samen te komen - geen excuses, geen reserves, geen tegenwerpingen - en de volledige verantwoordelijk te nemen voor het herstel van het vertrouwen.

 
  
MPphoto
 

  Wolf Klinz (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Henry Paulson, de Amerikaanse minister van Financiën, noemde de afgelopen weken vernederende tijden voor de VS, toen hij zijn reddingspakket van maar liefst 700 miljard dollar voor de Amerikaanse noodlijdende financiële sector presenteerde.

De situatie in de VS is inderdaad alarmerend. Het Amerikaanse financiële systeem met investeringsbanken, hedgefondsen en gestructureerde producten die niet onder het normale bankentoezicht staan, en talrijke commerciële activiteiten door voor bijzondere doelen opgerichte ondernemingen, die op geen enkele balans zichtbaar zijn, is praktisch ingestort. Het is onwaarschijnlijk dat het in zijn oude vorm snel weer zal herrijzen. De laatste twee echte investeringsbanken – Goldman Sachs en Morgan Stanley – zijn nu overgegaan naar de commerciële banksector. De belofte van goedkoop geld voor iedereen voor steeds meer groei, grotere opbrengsten en liquiditeit, is een illusie gebleken. Een dergelijk perpetuum mobile bestaat niet. Een hoge levensstandaard op de pof met een huis, een auto en nog veel meer voor iedere jongeling, is op den duur niet haalbaar. De feiten van de werkelijke economie hebben ons allemaal ingehaald: zonder werk geen spaargeld, zonder spaargeld geen investeringen, zonder investeringen geen duurzame groei.

Europa moet lering trekken uit deze Amerikaanse ramp. Er is geen alternatief voor consolidering van de begroting. De bomen groeien niet tot in de hemel. Goedkoop geld in overvloed, wat de socialisten altijd eisen van de ECB, lost de problemen niet op; het zal de problemen alleen maar erger maken.

De Commissie moet de voorstellen die de steun van het Europees Parlement hebben ten aanzien van de effectisering van kredieten, het opnemen van gestructureerde producten in de boeken van de initiatoren, de verdere ontwikkeling van het toezicht, de code of conduct voor marktdeelnemers en diverse andere maatregelen, zo spoedig mogelijk implementeren, zij het dan voorzichtig en met gevoel voor de juiste balans.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Jouyet, mijnheer de commissaris, om te beginnen dank ik de heer Jouyet voor zijn beschikbaarheid en de enorme deskundigheid waarvan hij op al deze terreinen blijk geeft.

Europa kan niet langer keer op keer de gevolgen ondergaan van crises die hun oorsprong hebben in het Amerikaanse kapitalisme. Dit punt is, naar ik meen, reeds uitvoerig toegelicht door de vorige sprekers. Deze houding heeft niets te maken met enige vijandigheid ten aanzien van de Verenigde Staten. Zij komt voort uit een onmiskenbaar feit: de crisis is het resultaat van een reeks ernstige onvolkomenheden die een krachtige remedie behoeven. Zelfregulering is ontoereikend.

Maar de crisis is thans uitgegroeid tot een wereldcrisis. De heer Jouyet zei al dat er op wetgevings- en regelgevingsgebied nieuwe maatregelen moeten komen en dat een evaluatie nodig is waarin met name aandacht wordt besteed aan de balansen en de solvabiliteit van banken, ratingbureaus, staatsfondsen, salarissen, transparantie, toezicht en boekhoudstandaarden. Dit alles moet verder uitgewerkt en verbeterd worden.

Er is tevens meermaals aangedrongen op de noodzaak het vertrouwen in het financiële systeem te herstellen. Dat is een hoofdbestanddeel van het economische leven. Ik kan mij evenwel niet vinden in de hier geuite kritiek en ben van oordeel dat het Franse voorzitterschap snel heeft gereageerd. President Sarkozy heeft in de verklaringen die hij namens de Europese Unie heeft afgelegd krachtige signalen uitgezonden naar New York en zijn voorstel om een uitgebreide bijeenkomst van de G-8 te beleggen zal de verschillende actoren van de wereldeconomie de mogelijkheid bieden samen aan tafel te gaan zitten.

Als het doel is wereldwijde regels vast te stellen, volstaat het niet langer dat wij in Europa onze eigen zaken regelen. Dat neemt uiteraard niet weg dat ook Europa op dit vlak vooruitgang moet boeken, en helaas valt in dit opzicht enige traagheid te betreuren. Hoe het ook zij, het is noodzakelijk dat ook op internationaal niveau regels worden aangenomen, want een mondiale economie heeft mondiale regels nodig.

Er is nog heel wat werk aan de winkel. Ik vertrouw erop, mijnheer Jouyet, dat de voorstellen die u hier hebt aangekondigd, zullen waarborgen dat er de komende weken en maanden mogelijke oplossingen uit de bus komen. Het is absurd te denken dat deze problemen in enkele minuten kunnen worden opgelost.

 
  
MPphoto
 

  Karsten Friedrich Hoppenstedt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen dagen heeft het Amerikaanse financiële systeem een turbulente periode meegemaakt, en dat is nog zacht uitgedrukt. Een van de belangrijkste berichten was dat Lehman Brothers Holding zich genoodzaakt zag surseance van betaling aan te vragen. Ik wil in dit verband twee punten noemen. Ten eerste zijn de VS een immens pakket steunmaatregelen aan het opstellen. Hiermee zal er echter geen einde komen aan de crisis en worden wij evenmin beschermd tegen nieuwe verrassingen die in het verdere verloop van het proces aan het licht kunnen komen.

Ten tweede is het inderdaad noodzakelijk dat wij nagaan welke regelingen mogelijk nog verbeterd kunnen worden en hoe we meer transparantie kunnen scheppen. Zelfs met betere en meer regels zullen wij echter niet in staat zijn alle verrassingen op de financiële markten volledig uit te sluiten, aangezien wij niet alle bestaande bankmechanismen kennen.

Waarom merk ik dat op? Ik zal u een voorbeeld geven. Verrassingen kunnen zich bijvoorbeeld voordoen ten gevolge van vereveningsoverkomsten tussen banken, die uiterst belangrijk zijn voor het minimaliseren van de kredietrisico’s. Uiteraard mogen banken vereveningsovereenkomsten uitsluitend meenemen bij de beoordeling van hun risico’s, als deze vereveningsoverkomsten wettelijk uitvoerbaar zijn. Kunnen betere regels in de toekomst alle onzekerheden uitsluiten over de geldigheid van vereveningsovereenkomsten? Ik betwijfel het. Mijns inziens kunnen zelfs goede en betrouwbare regels derhalve onaangename verrassingen in de toekomst niet uitsluiten.

 
  
MPphoto
 

  Manuel António dos Santos (PSE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, de huidige financiële crisis, die op de korte termijn zal uitgroeien tot een economische crisis en ongetwijfeld sociale en misschien zelfs politieke gevolgen zal hebben, had voorkomen kunnen worden, aangezien ze voorspelbaar was. Het is jammer dat het ultraliberale dogmatisme en de economie van de financiële speculatie, de zogenaamde "economie van de duivel", de overhand hebben gekregen op sociale overwegingen en op de economie van ondernemingsgeest en actie, de enige economie die in staat is om rijkdom te genereren en de burgers te dienen.

Zoals commissaris Almunia zei, heeft de regelgeving gefaald. Dat falen moet gestraft worden en daarna moet de regelgeving volledig vervangen worden. De crisis van het mondiale financiële systeem is een structurele crisis, zoals commissaris Almunia ook al zei. Daarom is het gebruik van de politieke instrumenten die wij thans tot onze beschikking hebben, ontoereikend. De houding van de Europese Centrale Bank, die blijft aandringen op de toediening van remedies die op deze ziekte geen vat hebben, het autistisch blinde optimisme van sommige leden van de Ecofin-Raad - die nauwelijks vijftien dagen geleden hun verwondering uitspraken over de omvang van de crisis -, de houding van commissaris McCreevy, die voorstelt dingen te veranderen opdat alles hetzelfde blijft, zijn onaanvaardbaar.

De Commissie heeft nu de verantwoordelijkheid om al haar instrumenten toe te passen en de lidstaten aan te zetten tot het ontwikkelen van nieuwe instrumenten. Een belangrijk onderdeel van die verantwoordelijkheid is ook dat zij rekening moet houden met de correcte en ambitieuze aanbevelingen die het Europees Parlement haar heeft doen toekomen naar aanleiding van het verslag-Rasmussen.

 
  
MPphoto
 

  Dumitru Oprea (PPE-DE).(RO) Er wordt gezegd dat je voor de globalisering kunt vluchten, maar er niet aan kunt ontsnappen. Dat geldt ook voor de mondiale financiële markten. Toen er in heel de wereld winst werd geboekt, was alles normaal. Nu echter verlies algemeen is geworden, is het de schuld van het kapitalisme. Naar onze mening ligt de schuld voor een groot deel bij de staat die een van zijn sleutelinfrastructuren is vergeten, namelijk de financiële infrastructuur, die net zo belangrijk is als wegen, spoorwegen en luchtvaartlijnen.

Wat de Verenigde Staten en de Europese Unie, maar ook de lidstaten van de Europese Unie nu proberen te doen, is de grondslag leggen voor een nieuwe, zeer serieuze infrastructuur: de mondiale financiële infrastructuur. Helaas zijn de landen nogal laat in hun optreden. We spreken niet van nieuwe regelgeving, maar van het vlotter laten doorstromen van en het toezicht houden op de mondiale financiële circuits, waarbij de landen van de wereld zouden moeten samenwerken om de geloofwaardigheid van het financiële systeem te herstellen.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen maandag vertelde commissaris McCreevy ons dat hedgefondsen en private equity niet de oorzaak waren van de huidige beroering. De Guardian van vandaag berichtte dat gisteren werd onthuld dat de miljardair John Paulson een van de hedgefondsbazen was die short gingen in aandelen van Britse banken, waarbij zij er voor 1 miljard Britse pond op gokten dat de aandelen spectaculair zouden dalen. Zijn in New York gevestigde bedrijf Paulson & Co heeft geld ingezet op vier vooraanstaande banken, waaronder HBOS, de bank die vorige week gedwongen werd in te stemmen met een reddingsovername door Lloyds TSB na een scherpe daling van het aandeel HBOS.

Als commissaris McCreevy niet bereid is om alle financiële instellingen te reguleren, zou hij gedwongen moeten worden om zich terug te trekken. De Commissie heeft de verantwoordelijkheid om te garanderen dat het deze instellingen niet wordt toegestaan om geld in te pikken ten koste van pensioenfondsen, spaargelden en banen. Hun moet een halt worden toegeroepen en de enige manier om dat te doen is door transparantie en regulering op dit gebied te introduceren. De zogenaamde ‘onzichtbare hand’ van de markt is in feite een dief, en hoe onzichtbaarder die hand is, des te meer geld er verdwijnt.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik geloof dat de heer De Rossa voorstelt commissaris McCreevy een abonnement op The Guardian aan te bieden. Het kabinet van de Voorzitter zal zich over dit voorstel buigen.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, we hebben alle reden om te reageren op de absurde vergoedings- en bonussystemen. Ik geloof dat iedereen dat doet en daar heb ik volledig begrip voor, maar na dit debat te hebben beluisterd wil ik toch zeggen dat luidruchtige politieke retoriek zich slecht leent voor het oplossen van wereldwijde financiële crises. U moet niet doen alsof u het kind met het badwater weggooit. Daarmee draagt u bij aan de paniek zoals die vorige week op de financiële markt heerste. Die paniek mag in dit Parlement niet heersen. We moeten redelijk zijn, we moeten verstandig zijn: dat is de verantwoordelijkheid die we van onze kiezers hebben gekregen. Beste vrienden, wij moeten ons niet van ons stuk laten brengen, maar zorgen voor goede en effectieve regels en wetten, waarmee ruimte ontstaat voor groeipotentieel en zelfregulering. Ik maak me zorgen als ik naar deze luidruchtige retoriek luister en ben bang dat die zal leiden tot een overgereguleerde financiële samenleving, die geen mogelijkheid biedt voor het groeipotentieel dat we zo dringend nodig hebben. Groeipotentieel en de mogelijkheid om meer werkgelegenheid te scheppen: dat is waar onze kiezers op hopen.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, ik heb met verbijstering geluisterd naar de standpunten van de socialisten en de communisten, die verkondigen dat de huidige situatie het failliet van het systeem betekent. Zij hebben een kort geheugen, want in de twintigste eeuw hebben zij zelf alle economieën die zij in handen hadden, failliet laten gaan. Wij hebben hier te maken met een wereldwijd probleem en daarom moet worden voorzien in een Europese oplossing.

Met betrekking tot de financiële kwestie, mijnheer de commissaris, zou ik graag van u vernemen of u voornemens bent uitvoering te geven aan artikel 150, lid 6 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, waarin wordt bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen kan besluiten aan de Europese Centrale Bank een specifieke taak op te dragen betreffende het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen. Volgens mij zijn de burgers van oordeel dat het tijd is dat wij controle uitoefenen op de regelingen inzake het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen. Wij kunnen geen interne markt tot stand brengen zonder een Europees regelgevend beleid.

 
  
MPphoto
 

  Dariusz Rosati (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze crisis heeft aangetoond dat het mondiale financiële systeem ernstige gebreken heeft. Ten eerste zijn de toezichthoudende instanties er niet in geslaagd onverantwoordelijk gedrag door beleggers te voorkomen. We hebben gezien hoe zich nieuwe financiële instrumenten ontwikkelden, maar die instrumenten zijn niet transparant genoeg en daarvoor kan geen adequate risicobeoordeling worden verricht. Ten tweede hebben de eigenaren en aandeelhouders van financiële instellingen gefaald in het uitoefenen van correct toezicht op hun eigen managers, die zichzelf exorbitante salarissen en bonussen betaalden, en waarvoor? Voor het failliet laten gaan van hun bedrijven!

Tenminste op deze twee gebieden is er dringend behoefte aan actie. Wij willen geen herhaling van het Amerikaanse rampscenario in Europa. Wij willen in Europa geen situatie waarin president-directeuren van financiële bedrijven weggaan met tientallen miljoenen dollars, terwijl de belastingbetalers hun rekeningen moeten betalen. We verwachten dat de Commissie hier serieus werk van maakt.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigde, hartelijk dank voor dit zeer boeiende debat. Wij zouden hier nog uren mee door kunnen gaan, want het onderwerp verdient lang en breed besproken te worden. De overwegingen die u naar voren hebt gebracht zijn uitermate interessant, maar helaas hebben wij niet veel tijd meer.

Ik wil de volgende lering trekken. Wat betreft de opmerking dat alles op zijn beloop wordt gelaten en er geen regelgeving is, meen ik, met de nodige voorbehouden wegens mijn functie, te moeten zeggen dat ik heel duidelijk was. Het is mij dunkt overduidelijk dat wij het debat ‘regelgeving versus geen regelgeving’ achter ons moeten laten. Financiële deregulering is nu achterhaald. Een krachtige, moderne financiële regelgeving zal de weg wijzen naar toekomstige oplossingen. Zij moet worden aangepast, en wij moeten verder gaan dan wij tot nu toe hebben gedaan.

Dat was mijn eerste punt, en ik ben wat dat betreft uitermate duidelijk geweest. Ik heb ook met grote aandacht geluisterd naar de opmerkingen van mevrouw Koch-Mehrin en herhaal wat zij zei, namelijk dat regelgeving niet de vijand is van de markt. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Het is de taak van de overheid regels uit te vaardigen en de regelgeving aan te passen. Op het spel staat namelijk de stabiliteit van het systeem. Het gaat om de bescherming van kleine spaarders en de bescherming van kleine beleggers. Ik zeg dit ook tegen de heer Wurtz: het gaat in deze crisis ook om werkgelegenheid en groei, om de gevolgen voor de reële economie. Daarom moet men handelen, en wel snel, ook ten behoeve van de kleinsten.

Tweede overtuiging: Europa moet inderdaad handelen in een kader van versterkte internationale samenwerking. Er is geen andere keuze. Europa moet zoals gezegd zijn stem laten horen, anders zullen wij - zoals gewoonlijk, zou ik haast zeggen - lijdzaam moeten accepteren wat ons bereikt via Amerikaanse regelgevingen. Dat is reeds gebeurd in het geval van Sarbane-Oxley en wij hebben gezien wat voor gevolgen dat heeft gehad voor een aantal Europese ondernemingen. Wij hebben ook gezien wat voor gevolgen dat heeft gehad voor de boekhoudstandaarden en de market-normen.

Wij kunnen vandaag een nieuwe start maken. Het enig voordeel nu is dat Europa de mogelijkheid heeft om voor zichzelf op te komen, zoals ook commissaris Almunia zei, en zoals de fungerend voorzitter van de Europese Unie, president Sarkozy, zei. Europa heeft de mogelijkheid om zijn stem laten horen op het internationale toneel, de teugels in handen te nemen en de tijd vóór te zijn. Ik vraag de Europeanen dringend zich te coördineren om ervoor te zorgen dat de Unie nadrukkelijk aanwezig is op het internationale toneel en bijdraagt aan het nadenken over de internationale financiële architectuur en de internationale regelgevende instanties.

Als namelijk geen enkele internationaal initiatief wordt genomen, mag men zich er niet over beklagen dat er geen andere oplossing is dan een beroep doen op overheidsmiddelen, die wij trouwens willen bewaren. Ik spreek geen enkel oordeel uit, maar men moet in dat opzicht wel een beetje consequent zijn en weten wat gedaan kan worden. Als Europa niet handelt, dan zullen wij vaststellen dat wij voor de stabilisering van het financieel bestel ook afhankelijk zijn van andere middelen.

Derde overtuiging: dit is iets waar velen over hebben gesproken, met inbegrip van de heer Schulz. Inderdaad moeten wij de problemen aanpakken van de salarissen en de winsten, die verband houden met de cyclische marktactiviteiten. Het probleem van de salarissen van marktdeelnemers moet ook gezien worden in het kader van deze internationale overpeinzingen. Ik ben niet de eerste die dat zegt: Gordon Brown heeft dat indertijd ook gezegd. Dat lijkt mij ook logisch en mijns inziens moet over deze problemen diep worden nagedacht.

Het is duidelijk dat het niet alleen gaat om een economische en financiële crisis; het gaat ook om een ethische crisis, om een verantwoordelijkheidscrisis. Dit is een crisis in de economische ethiek en daarbij moeten alle marktdeelnemers en alle politici zich geroepen voelen, ongeacht hun gevoeligheid. Zoals reeds werd onderstreept, moeten de financiën in dienst blijven staan van de economie en mag de economie niet het slachtoffer worden van de financiën. Mijnheer Wurtz en andere sprekers hebben hierop gewezen.

Men moet, zoals ik al zei, nadenken over de rol van de financiële instellingen en over de routekaart die de ministers van Financiën met steun van de Commissie en op voorstel van de Commissie hebben afgesproken. Laten wij spreken over concrete stappen vooruit. Ik zeg dit aan het adres van Pervenche Berès: wij moeten een stapje verder zetten en met het oog op de tijd snel handelen. Commissaris Almunia heeft gezegd - en ik heb zijn woorden genoteerd - dat de Commissie in staat moet zijn snel te handelen, omdat - en hiermee sluit ik af - het vertrouwen op het spel staat. Dit vertrouwen moet worden hersteld.

Wat belangrijk is dat wij - ofschoon Europa minder getroffen is - boodschappen van vertrouwen de wereld in sturen. Boodschappen van vertrouwen betekenen dat men moet optreden, internationaal moet samenwerken, onbevreesd de regelgeving moet aanpassen, snel moet handelen en voorstellen op tafel moet leggen met het oog op de Europese Raad van 15 oktober, gebruik moet maakt van de voorstellen uit het Europees Parlement en – zoals werd gezegd – goed moet opletten op het feit dat wij geconfronteerd zijn met bewegingen die niet alleen een weerslag hebben op de liquiditeit maar - zogezegd - ook op de solvabiliteit van heel het financieel stelsel.

Vanaf nu zal nieuwe groei moeten komen van het economische vertrouwen, en daarom moeten wij uitermate krachtig en geheel ondogmatisch optreden en alle beschikbare instrumenten gebruiken.

 
  
MPphoto
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met al degenen die in dit debat hebben benadrukt dat wij moeten reageren, dat wij moeten reageren op een zeer grote verandering in ons financiële systeem, dat we lessen moeten trekken uit het verleden, en dat wij – dat wil zeggen de Europese instellingen – moeten samenwerken, omdat we allemaal weten dat we geen succes kunnen boeken zonder onze interinstitutionele samenwerking. In onze reactie moeten we ook samenwerken met andere actoren, wetende dat het hier gaat om de mondiale financiële systemen. Als ze niet mondiaal waren, zouden ze ons niet zo sterk hebben beïnvloed als nu. Dus mogen we niet vergeten dat ons leiderschap, onze initiatieven en onze beslissingen gebaseerd moeten zijn op een hoge mate van consensus over onze standpunten ten aanzien van andere partners en andere actoren. Zo niet, dan zullen we – laten we daar eerlijk over zijn – de prijs moeten betalen: we zijn dan weliswaar duidelijk, maar tegelijk ook naïef. Wij zouden dan ook niet concurrerend zijn in de financiële sector, en we moeten concurrerend blijven – niet slechts efficiënt, niet slechts doortastend, niet slechts in staat om lessen uit het verleden te trekken, maar ook concurrerend.

Zoals ik al in mijn inleidende opmerkingen zei – en ik ben het eens met wat de fungerend voorzitter zei – en wat ik bedoel met reactie op de korte termijn is dat we de routekaart van de Ecofin-Raad zo snel mogelijk en volledig moeten uitvoeren, en daar zijn we volop mee bezig, mevrouw Berès. De evaluatie die enkele weken geleden in Nice is verricht, laat zien dat we goed op weg zijn om de besluiten van de Ecofin-Raad uit te voeren. Volgende week zullen we voorstellen doen voor de richtlijn kapitaalvereisten en over enkele weken voor de richtlijn betreffende ratingbureaus.

Daarnaast is het ook van groot belang dat de solvabiliteitsrichtlijn II zo snel mogelijk wordt aangenomen in het Parlement en de Raad. Buiten de grenzen van de EU moet het Forum voor financiële stabiliteit zeer intensief doorgaan met zijn werk; dit is momenteel een erg belangrijke instantie – de comités van niveau 3 op grond van de Lamfalussy-procedure. We zijn zeer bezorgd – Parlement, Commissie en hopelijk ook Raad – over het feit dat sommige reacties op dit niveau geen effect sorteren. Dit zijn zeer belangrijke instanties die veel efficiënter zouden moeten werken dan enkele jaren geleden, toen ze werden opgericht: het Comité van Bazel, de International Accounting Standards Board. Dit is een zeer belangrijke kwestie, zoals de heer Jouyet al heeft gezegd. We staan er dus niet alleen voor. We moeten snel en op een efficiënte manier reageren, en daarbij rekening houden met de grote problemen waarmee we geconfronteerd worden. Tegelijkertijd moeten we er echter ook voor zorgen dat ons leiderschap wordt gevolgd door anderen, zoals – dat is bekend – vaak het geval is op het gebied van regulering.

Structureel gezien kunnen we helaas niet alles vandaag beslissen. Het is echter waar – en daar ben ik het volledig mee eens – dat de relatie tussen regulering en markten ten gevolge van deze crisis zal veranderen. Het lijdt geen twijfel dat hier onder andere sprake is van falende regulering.

Verder denk ik dat we het er allemaal over eens zijn dat we op alle niveaus een intensievere relatie met de Amerikaanse autoriteiten moeten opbouwen, niet alleen bij onze taken als Commissie of als uitvoerende instanties, maar ook in de betrekkingen tussen het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres, dat nu een wezenlijke rol speelt in de oplossing van de specifieke problemen in de Verenigde Staten. We moeten op multilateraal niveau reageren. De werkelijke oorsprong van het falen van de financiële systemen – de liquiditeitsoverschotten, de buitensporige risico’s die de betrokkenen hebben genomen, de lage mate van risicoaversie, zoals we in het verleden hebben gezien – de cupidité zoals de heer Jouyet dat noemt – ligt in deze wereldwijde onevenwichtigheden, die de mondiale instellingen tot nu toe niet hebben kunnen herstellen. We moeten nu handelen, als een verenigd Europa, en de andere internationale partners ervan overtuigen dat als we niet in staat zijn om deze mondiale onevenwichtigheden op de juiste manier te corrigeren, hierdoor in de toekomst nieuwe problemen zullen ontstaan. Ook moeten we onszelf binnen de EU op een duidelijkere en efficiëntere manier coördineren.

We leven in een economische en monetaire unie. We hebben een interne markt, we hebben een actieplan voor de integratie van financiële diensten, maar we hebben ook nog veel interne barrières en inefficiëntie. Ik denk dat we ons er allemaal bewust van moeten zijn dat er behoefte is aan meer Europese integratie en niet aan meer nationale reacties of defensieve houdingen van de lidstaten.

Bovendien moeten we ons richten op onze uitdagingen voor de middellange tot lange termijn en moeten we onder deze zeer moeilijke omstandigheden het Stabiliteits- en groeipact handhaven en uitvoering geven aan de strategie van Lissabon en de strategieën voor energie en klimaatverandering, die op dit moment van uitzonderlijk belang zijn. We kunnen het ons niet veroorloven te vergeten dat we, naast de zeer lastige uitdagingen op de korte termijn voor onze financiële markten, ook geconfronteerd zijn met enorme uitdagingen op de middellange tot lange termijn voor de wereldeconomie en voor onze eigen toekomst.

Mijn laatste opmerking hierover is – en dit was geen onderdeel van de routekaart, maar zal wel op de agenda van de volgende Ecofin-Raad staan en de Commissie zal volledig met deze kwestie instemmen – dat we moeten nadenken over de salarisstelsels voor managers, directeuren en president-directeuren en al degenen die trends kunnen creëren en die binnen de markten beslissingen kunnen nemen. Ik kan u echter een ding zeggen, en dit is ook reeds aan de Raad voorgelegd: in 2004 heeft de Commissie, en dan met name mijn collega Charlie McCreevy, de lidstaten een aanbeveling gedaan voor desbetreffende beslissingen. We zijn nagegaan wat daar sindsdien, in de afgelopen vier jaar, van terecht is gekomen. Slechts een van de zevenentwintig lidstaten heeft positief gereageerd op deze aanbeveling van de Commissie. Daarom is de Commissie het volledig eens met het algemeen aanvaarde idee dat deze belangrijke kwesties nu moet worden aangepakt.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Het Amerikaanse financiële systeem heeft de laatste dagen enorme klappen gekregen, aangezien Lehman Brothers faillissement heeft aangevraagd en Merrill Lynch, dat een soortgelijke instorting vreesde, heeft ingestemd met een overname door de Bank of America. De Dow-Jonesindex daalde op 15 september met 4,4 procent en nog eens met 4,1 procent twee dagen later. De neergang van aandelenkoersen wereldwijd op 15-17 september heeft geresulteerd in 3,6 biljoen dollar aan verliezen voor beleggers. Het aandeel AIG verloor meer dan 90 procent en daalde van 72 dollar vorig jaar tot 2,05 dollar. De Amerikaanse regering nam op 16 september de zeggenschap over AIG over met een noodinjectie van 85 miljard dollar. Deze ‘ontwikkelingen’ duiden erop dat dit de grootste financiële crisis is waar de Verenigde Staten sinds het begin van de Grote Depressie mee te maken heeft gekregen. Deze maatregelen zijn genomen een week nadat de Amerikaanse federale overheid de zeggenschap over de twee hypotheekgiganten Fannie Mae en Freddie Mac overnam. Het probleem is dat Lehman Brothers en AIG vele miljarden aan schuld hebben, niet alleen aan crediteuren in de Verenigde Staten, maar ook in Europa. Is Europa bereid om de schok ten gevolge van de onlosmakelijke band met de Amerikaanse markt op te vangen? Is de 36,3 miljard euro die de Europese Centrale Bank en de Bank of England in de markt hebben geïnjecteerd voldoende om het gevaar te doen verdwijnen?

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik zou de aandacht van de leden van het Europees Parlement op de volgende kwesties willen vestigen.

1. De Amerikaanse regering en de Federal Reserve hebben tot dusver bijna 1 biljoen dollar uitgetrokken om de gevolgen van de financiële crisis te bestrijden. Het zogenaamde Paulsen-plan bevat aanvullende voorstellen met een geschatte kostprijs van nog eens 700 tot 800 miljard dollar. Deze maatregelen tonen aan dat de huidige crisis vergelijkbaar is met de grote beurskrach van 1929.

2. De reactie van de ECB, die ongeveer 750 miljard dollar beschikbaar heeft gesteld om de liquiditeit te verbeteren, evenals van de Bank of England, die om en bij de 80 miljard dollar heeft vrijgemaakt, zijn het volgende bewijs van de ernst van de situatie op de Europese financiële markten.

3. Uit alle bovengenoemde maatregelen blijkt dat een krachtig en resoluut overheidsoptreden opnieuw ingang vindt. Zelfs de meest liberale economen erkennen dat er regels moeten worden ingevoerd om de crisis te beteugelen en zijn bereid om de tussenkomst van regeringen en internationale financiële instellingen in deze processen te aanvaarden.

4. De reikwijdte en de omvang van deze crisis zullen een negatieve impact hebben op het verloop van transacties in de reële economie. Dit zal ertoe leiden dat de Amerikaanse economie in een recessie belandt, met een negatieve economische groei tot gevolg. Daardoor zal ook de economische groei in Europa aanzienlijk vertragen.

5. In het licht van deze situatie is het onontbeerlijk dat de instanties voor financieel toezicht in alle lidstaten en met name in de Europese Unie worden versterkt. Deze organen moeten de activiteiten van de belangrijkste banken, beleggingsfondsen en verzekeringsinstellingen strenger kunnen controleren. Strenger toezicht is de enige manier om de financiële zekerheid te verbeteren en in de toekomst financiële stabiliteit te verzekeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Nu weten wij dat de staat nodig is om het kapitalisme te waarborgen, niet alleen militair maar ook financieel. De regering van de Verenigde Staten, het vaderland van het roofkapitalisme, privatiseerde eerst de speculatiewinsten en socialiseert nu de grootste speculatieverliezen in de geschiedenis van zijn economie door deze te dekken.

Raubtier (roofdier) is de Duitse benaming voor het type kapitalisme dat is gebaseerd op een ander woord dat van de stam Raub (roof) is afgeleid, namelijk Raubgier (roofzucht). Beide laatste woorden zijn beter.

Spaarders die zich in de hele wereld op mindere tijden hebben voorbereid, worden de komende jaren beroofd van de waarde van een deel van hun spaargeld, omdat als gevolg van de gebeurtenissen in de afgelopen week de wereldeconomie aan inflatie onderhevig zal zijn en/of wij in een economische recessie zullen belanden. Het is moeilijk voor te stellen hoe de Verenigde Staten anders de enorme schulden die nu ontstaan, kunnen betalen en hoe het land in een tijd van inflatie, geldontwaarding, een antwoord kan vinden op zijn afnemend vermogen om de schulden af te betalen en zijn overgewaardeerde vermogen te normaliseren.

De tijdbommen die door de Amerikaanse overheid zijn getolereerd en door de Amerikaanse banken van het marktterrorisme en roofkapitalisme zijn vervaardigd, en zijn gebaseerd op swapovereenkomsten, virtuele pakketten van financiële producten, op insolventie van onkredietwaardige klanten en ongedekte kredietverzekeringen, zijn in het gezicht van de belastingbetalers uiteengespat en de rest van de wereld moet de prijs hiervan betalen.

 

15. Beheersing van de energieprijzen (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over:

– Mondelinge vraag (O-0082/2008) van Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie, aan de Raad: Beheersing van de energieprijzen (B6-0460/2008),

– Mondelinge vraag (O-0083/2008) van Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie, aan de Commissie: Beheersing van de energieprijzen (B6-0461/2008),

– Mondelinge vraag (O-0089/2008) van Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie, Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie, Sophia in 't Veld, namens de ALDE-Fractie, en Eugenijus Maldeikis, namens de UEN-Fractie, aan de Raad: Beheersing energieprijzen (B6-0464/2008),

– Mondelinge vraag (O-0090/2008) van Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie, Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie, Sophia in 't Veld, namens de ALDE-Fractie, en Eugenijus Maldeikis, namens de UEN-Fractie, aan de Commissie: Beheersing energieprijzen (B6-0465/2008),

– Mondelinge vraag (O-0091/2008) van Rebecca Harms en Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie, aan de Commissie: Beheersing van de energieprijzen (B6-0466/2008),

– Mondelinge vraag (O-0093/2008) van Esko Seppänen en Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie, aan de Raad: Beteugeling van de energieprijzen (B6-0468/2008),

– Mondelinge vraag (O-0094/2008) van Esko Seppänen en Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie, aan de Commissie: Beteugeling van de energieprijzen (B6-0469/2008).

 
  
MPphoto
 

  Hannes Swoboda, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de commissaris en ook minister Borloo van harte welkom heten. Wij hebben enkele vragen, omdat wij om eerlijk te zijn het idee hebben dat de Europese Unie – dit geldt voor de Commissie en wellicht ook voor de Raad – te weinig aandacht schenkt aan de ontwikkeling van de olieprijs. Hoewel ik veel respect heb voor de commissaris, ben ik van mening dat we meer moeten doen.

Ten eerste wil ik de stijgende olieprijzen noemen. Steeds weer, mijnheer de commissaris, heb ik erop gewezen dat er aanzienlijke winsten worden geboekt. Wat gebeurt daarmee? Deze worden in werkelijkheid niet geïnvesteerd in bijvoorbeeld alternatieve energievormen of voor andere belangrijke doeleinden, maar benut voor het opkopen van aandelen en dividenduitkeringen.

Ten tweede is er deels tevens sprake van dalende olieprijzen. Heeft de Commissie enig idee of deze dalende olieprijzen ook worden doorberekend aan de consument? Ik vrees van niet, maar daar zou ik graag een antwoord van u op krijgen.

Ten derde wil ik de energiearmoede aankaarten, waar we al eerder over hebben gesproken, ook in het kader van de verslagen die we in de commissie hebben goedgekeurd. Er is niets op tegen dat de Commissie, los van de toekomstige wetgeving, een concreet pakket opstelt voor energiearmoede. Dat is echter een maatregel die niet alleen de Commissie kan nemen; dat kunnen ook de afzonderlijke regeringen doen. Toch zouden we ook op dit gebied graag meer initiatieven van de Commissie zien.

Dat brengt me ten vierde bij het extern energiebeleid en bij de energievoorziening, met name uiteraard van gas. Daarover hebben we al dikwijls gediscussieerd. Ik heb vernomen dat u onlangs in Nigeria bent geweest. Ik zou graag willen weten welke initiatieven daar zijn genomen.

We zien dat het Nabucco-project langzaam afdrijft, om maar een voorbeeld te noemen. Amerika heeft de PTC-pipeline voor olie weten te realiseren. Toen beweerde iedereen dat deze niet rendabel zou zijn, maar met de hoge olieprijzen is deze nu zeer zeker rendabel. Zij hebben gewoon gezegd: “Dit is wat wij willen en nodig hebben ter diversifiëring van onze energievoorziening”.

En wat doet Europa? Mijns inziens heeft Europa een veel te softe aanpak gevolgd om bepaalde zaken erdoor te krijgen. Ik zou willen dat Raad en Commissie hier met meer daadkracht, met meer vastberadenheid en resoluter te werk ging, teneinde een grotere diversifiëring voor Europa te bewerkstelligen, aangezien dit uiteraard ook voor de energievoorziening van belang is. Onze fractie hecht echter bijzonder belang aan de kwestie van de energiearmoede en aan de vraag wat wij doen om energiearmoede te bestrijden. Dit is namelijk een ernstig probleem in Europa.

 
  
MPphoto
 

  Giles Chichester, auteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het jammer dat de socialisten ervoor hebben gekozen om hun oude vooroordelen ten opzichte van winst en sociale kwesties naar voren te brengen, terwijl het hier toch in wezen gaat om een economisch en industrieel vraagstuk. Het lijdt geen twijfel dat olieprijsstijgingen – en vooral volatiliteit of instabiliteit van olieprijzen – een serieuze invloed uitoefenen op de reële economie, maar laten we niet de lessen vergeten uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Een van die lessen was dat hogere prijzen meer exploratie en ontwikkeling van hulpbronnen stimuleren. Hogere prijzen ontmoedigen ook buitensporige consumptie en stimuleren efficiëntie. Ik geef toe dat de brandstofschaarste een belangrijke kwestie is, maar deze kwestie moet wel worden aangepakt met maatregelen op het vlak van sociale zekerheid en niet met marktverstorende maatregelen zoals het opleggen van prijsplafonds.

Laten we ook niet vergeten dat prijzen zowel kunnen dalen als stijgen en dat de markt altijd geneigd is overdreven te reageren, voordat de prijs zich stabiliseert op een realistisch niveau. Het tot stand brengen van een werkelijk concurrerende markt is een essentiële voorwaarde voor het nastreven van andere beleidsdoelstellingen. De prijskwestie onderstreept de basisprincipes, de drie pijlers van het EU-energiebeleid en de energiesituatie in de EU, namelijk de absolute noodzaak van werkelijk concurrerende markten, dat wil zeggen markten die de meest efficiënte diensten leveren tegen de laagste prijzen, zekere bevoorrading gezien onze afhankelijkheid van geïmporteerde brandstoffen, en convergentie van de duurzaamheidsdoelstellingen met de twee andere elementen van ons beleid. We moeten nu niet het kind met het badwater weggooien, omdat we bezorgd zijn over de prijzen van afgelopen zomer, en we mogen niet vergeten dat prijzen zowel kunnen dalen als stijgen.

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, mijnheer Chichester, natuurlijk kunnen prijzen zowel stijgen als dalen, maar ik denk dat nagenoeg iedereen hier het ermee eens is dat gezien de schaarse energiebronnen en hun beperkte beschikbaarheid, en gezien de groeiende concurrentie in de wereld bij het ontsluiten van deze bronnen en het verkrijgen van een aandeel in deze bronnen, de prijzen op de lange termijn zeer hoog zullen blijven.

Uit de huidige ontwikkelingen en het probleem van de energiearmoede blijkt dat wij tot dusver nog onvoldoende op deze situatie hebben gereageerd. Mijns inziens moeten dringende sociale problemen in verband met hoge energieprijzen altijd door middel van sociaal beleid worden aangepakt. Wij moeten er echter ook in structureel opzicht voor zorgen dat onze samenlevingen energiebronnen niet langer verkwisten. Commissaris Piebalgs zal hier ongetwijfeld nog iets over willen zeggen, aangezien hij zich vanaf het begin van zijn mandaat hier zo sterk voor heeft ingezet .

De doelstellingen van energiebesparing en energie-efficiëntie moeten veel consequenter worden nagestreefd dan tot dusver. Wij hebben dikwijls opgemerkt dat we andere huizen moeten bouwen, dat we andere verwarmings- en koelsystemen nodig hebben, dat er efficiëntere elektrische apparaten moeten komen. Waar blijft echter de grootschalige, geconcerteerde actie die noodzakelijk is om ons enorm potentieel op het gebied van efficiëntie en besparing daadwerkelijk aan te boren?

Als we ergens een Europees masterplan of nationale plannen nodig hebben, dan is het wel op dit gebied. Ik ben van mening dat structuurfondsen, cohesiefondsen, programma's van de Europese investeringsbank, enz. gebundeld moeten worden om de doelstellingen daadwerkelijk te realiseren die u, mijnheer Piebalgs, drie jaar geleden herhaaldelijk heeft voorgesteld.

Als we bijvoorbeeld kijken naar het huidige debat over de olieprijzen en zien wat er in het Parlement allemaal is voorgesteld om de Commissie af te remmen, die auto’s toch efficiënter wilde maken, dan moeten we ons wel afvragen of we het idee van hoge prijzen op lange termijn werkelijk serieus nemen.

Mijnheer de commissaris, ik wil u aanmoedigen om uw eerdere voorstellen ten aanzien van energiebesparing en energie-efficiëntie centraal te stellen in de Strategic Energy Review. Dit zal namelijk bepalen of wat wij doen, juist is voor onze samenlevingen en of wij hun belangen dienen in tijden van permanent hoge prijzen.

 
  
MPphoto
 

  Anne Laperrouze, auteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de minister, geachte collega’s, de stijging van de energieprijzen heeft talloze negatieve gevolgen, waarvan de gestegen kosten voor levensonderhoud van onze medeburgers het meest zichtbare gevolg is. Hieruit blijkt eens te meer hoe energieafhankelijk wij zijn. Als wij de prijsschommelingen, en met name de stijging van de energieprijzen willen verminderen, moeten wij diverse maatregelen treffen.

Ik wil u drie overwegingen meegeven. De eerste invalshoek daarbij is de conjuncturele beheersing van de energieprijzen. Daar moeten wij nu mee beginnen. Met andere woorden, de lidstaten moeten belastingmechanismen ontwikkelen waarmee de prijsverhogingen in de begrotingen van ondernemingen en huishoudens worden uitgewist. Zij moeten tevens nationale sociale maatregelen bevorderen om de energiearmoede van gezinnen met een laag inkomen te bestrijden.

De tweede invalshoek is actie op het gebied van de prijzen van ingevoerde energie. Wat stelt u voor om ervoor te zorgen dat de Europese Unie met een stem spreekt tegen de producentenlanden – men heeft het altijd over “met een stem spreken” – en dat in het nabuurschapsbeleid en in de partnerschapsovereenkomsten een juiste betekenis wordt toegekend aan energie? Misschien mag ik een ietwat naïeve oplossing voorstellen, een oplossing die ervoor zou kunnen zorgen dat tijdens de onderhandelingen onze betrekkingen met Rusland in een rustiger vaarwater terechtkomen: waarom koppelen wij het project van de Nabucco-gaspijpleiding niet met het South stream-project? Misschien zullen wij daarmee onze betrekkingen kunnen vergemakkelijken.

De derde invalshoek is de vermindering en misschien zelfs gehele afschaffing - wat het meest ideale zou zijn - van import. Om dat te bewerkstelligen is het echter noodzakelijk de simbiotische band tussen meer groei en hoger energieverbruik te verbreken. Het is van doorslaggevend belang te voorkomen dat onze groei automatisch een evenredig grote verhoging van het energieverbruik veroorzaakt. Natuurlijk moet men hernieuwbare en CO2-arme energiebronnen ontwikkelen. Het verslag van collega Turmes is een stap in die richting. Energie-efficiëntie is eveneens een bron van energiebesparing, maar daar is tot nu toe te weinig gebruik van gemaakt. De teksten die op tafel zullen worden gelegd, zullen dus meer dan welkom zijn. De klemtoon moet worden gelegd op de fysieke en technologische opslagcapaciteit van energie, maar ook op energieverbruik.

Kunt u, mijnheer de minister, ons zeggen of u goede hoop hebt dat dit energie/klimaatpakket in de komende weken zal worden aangenomen? Hoe liggen de kaarten met betrekking tot de mogelijkheid om een op deze doelstellingen gericht, ambitieus pakket uit te vaardigen?

 
  
MPphoto
 

  Esko Seppänen, auteur. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in de compromisresolutie over energieprijzen wordt de invloed van speculatie op de stijging van de energieprijs ontkend. Op de derivatenmarkt wordt echter zes keer meer virtuele olie verkocht dan fysieke olie. Ook de prijs van elektriciteit is verbonden aan de effectenmarkt: op de energiebeurzen wordt meer virtuele elektriciteit verkocht dan fysieke en op de European Energy Exchange kost het vijf keer meer.

Er zijn veel gevallen van fraude op de OTC-derivatenmarkt, die niet is gereguleerd en ook niet door de beurzen zelf wordt gecontroleerd. De harmonisatie van de elektriciteitstarieven in de Europese Unie zal leiden tot automatische windfall-winsten voor grote ondernemingen en in 2013 zal de emissiehandel de mogelijkheden voor speculatie vele malen vergroten.

Op de derivatenmarkten voor energie worden consumenten gedwongen de prijs voor speculatie te betalen, net zoals gebeurde op de subprime hypotheekmarkt in de Verenigde Staten: de winsten werden geprivatiseerd en de verliezen worden gesocialiseerd. Kapitalisme is een casino waar de prijs van energie op de beurs wordt verloot. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Louis Borloo, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, nu ik geluisterd heb naar de verschillende mondelinge vragen, vragen die in feite iedereen zich stelt, wil ik met uw welnemen enkele opmerkingen maken.

Mijn eerste opmerking betreft de grillige aard van de prijzen: 10 dollar, toen 140 dollar niet zo lang geleden, en nu 100. Wij zien inderdaad dat de band tussen de waardebepaling van het product zelf en de op dit product afgestemde financiële markt verbroken is. Op lange termijn gezien is het mijns inziens echter wel duidelijk dat speculanten vrij spel zullen hebben zolang aan de - alleen maar toenemende - energiebehoeften van de wereld niet tegemoet gekomen wordt met een andere, minder van koolwaterstoffen afhankelijke energiemix.

Ik moet er trouwens op wijzen dat eind juni in Djedda, waar ik samen met commissaris Piebalgs de bijeenkomst van de producerende en verbruikende landen heb bijgewoond, een heldere gezamenlijke boodschap de wereld in is gestuurd. Er waren duidelijke verwachtingen. Men wilde dat de belangrijkste verbruikerslanden duidelijk aangaven dat zij hun energiemix zouden veranderen, dat zij aan energie-efficiëntie zouden doen en hun afhankelijkheid van koolwaterstoffen zouden verminderen. De producerende landen zelf waren het daar mee eens. Ik geloof dat dit precies ook het vraagstuk is waar het in te dienen klimaat/energiepakket op mikt. De 500 miljoen Europese consumenten moeten kunnen zeggen dat men de richting uitgaat van een sterker lokaal gerichte en meer autonome energie, energie waarbij een rechtstreekse band bestaat tussen producenten en consumenten.

Dit gezegd zijnde is het, wat de korte termijn betreft, duidelijk dat er reguleringsproblemen zijn, vooral met betrekking tot de gegevens over de handelsvoorraden, en niet alleen de strategische voorraden. De Verenigde Staten doen het en Japan doet het. De Commissie is gevraagd erover na te denken. Ik denk dat eind oktober begin november de Commissie een voorstel zal doen voor meer transparantie op de korte termijn. Een echte strategie voor energieautonomie en een wijziging van de mix lijken ons echter op de middellange en lange termijn het beste antwoord.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat deze vragen op het juiste moment worden gesteld en dat dit een zeer belangrijk debat is. De Commissie legt nu de laatste hand aan de tweede strategische energiebeleidsevaluatie, waarbij ook wordt uitgegaan van de debatten in het Parlement. Ik verwacht dat deze tweede strategische energiebeleidsevaluatie in november zal worden goedgekeurd, en deze evaluatie betreft met name ook de onderwerpen die vandaag aan de orde zijn gesteld.

Er is, vanwege de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, zeker een grens aan wat we in de strategische energiebeleidsevaluatie kunnen voorstellen. In het Verdrag komt namelijk een energieartikel voor dat veel meer mogelijkheden zou bieden om onze reactie te stroomlijnen. Niettemin kunnen we veel doen.

De Commissie deelt de mening dat de olieprijzen op de middellange en lange termijn waarschijnlijk hoog zullen blijven. De reden voor een dergelijke prognose is gelegen in de volatiliteit van de dagmarkten. Zelfs als de olieprijs nu 106 dollar of 110 dollar per vat was, wat veel lager zou zijn dan een tijdje geleden toen de prijs 145 dollar was, zou de dagelijkse volatiliteit het relatief moeilijk maken de ontwikkelingen te voorspellen en zou die volatiliteit zonder enige twijfel een aanzienlijke, wijd verbreide invloed hebben, waardoor het noodzakelijk zou zijn te reageren.

Hoewel het duidelijk noodzakelijk is dat de lidstaten op korte termijn optreden om de impact op de meest kwetsbare huishoudens op te vangen, moet de centrale beleidsreactie gericht zijn op het faciliteren van onze overgang naar een aanzienlijk duurzamere energieproductie en -verbruik. Met andere woorden, we moeten ons doel met betrekking tot een koolstofarme en energie-efficiënte economie zien te bereiken. Daarbij is het van essentieel belang dat we gevolg geven aan de politieke toezeggingen van de Europese Raad en uitvoering geven aan de voorstellen van de Commissie voor klimaat- en energiebeleid.

Wat betreft de structurele hervormingen is het belangrijk te benadrukken dat we geconfronteerd zijn met niet alleen een stijging van de olieprijs. Ook de prijzen van kolen en gas stijgen, en daardoor worden ook de elektriciteitsprijzen beïnvloed. De koppeling tussen deze prijzen wordt bepaald door de prijsstellingsstructuur. Zo wordt bij gascontracten vaak de olieprijs gebruikt als referentie. Elektriciteitsopwekking in op gas lopende centrales komt steeds minder voor, en dus speelt de gasprijs hier een marginale rol. Daarom denk ik dat het van groot belang is dat we ons niet alleen richten op de problemen met de olieprijs, maar op alle sectoren. Het is duidelijk dat uit deze situatie blijkt hoe noodzakelijk het is de concurrentie binnen de totale energiesector te stimuleren. Daarom wil ik er nogmaals op wijzen hoe belangrijk het is dat snel een akkoord wordt bereikt over het derde pakket voor de interne energiemarkt.

Europa kan en moet eigen strategieën ontwikkelen om de snel veranderende mondiale energie-economie het hoofd te bieden. Een oplossing is een goed functionerende, concurrerende, de gehele EU omvattende interne markt met volledige interconnectie. Deze oplossing zou Europa minder kwetsbaar maken voor verstoringen van de energiebevoorrading en onze samenwerking met energieproducenten en doorvoerlanden vergemakkelijken. Solidariteit tussen lidstaten ten tijde van crisis wordt mogelijk als er Europese netwerken zijn.

Wat betreft de Europese olievoorraden hebben we wetgeving voorbereid waarin twee kwesties worden aangepakt. Ten eerste zullen daarmee olievoorraden altijd beschikbaar zijn op momenten van crisis en gemakkelijk kunnen worden gebruikt, en ten tweede zullen de prioritaire vraagstukken worden aangepakt en met deze wetgeving transparantie en wekelijkse rapportages over commerciële voorraden worden bewerkstelligd. Op die manier kunnen we, ook al zijn we niet grootste olieverbruiker ter wereld, invloed uitoefenen op de transparantie in de markt en op de mate van speculatie op de markt.

Speculatie is zeker een probleem. Wij hebben een analyse uitgevoerd. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat vraag en aanbod de belangrijkste aanjagers van de olieprijzen zijn en dat deze kernfactoren wijzen op hoge prijzen in de toekomst. Aan de andere kant zullen we tegelijkertijd blijven onderzoeken welke impact speculatie op een bepaald moment heeft en of er werkelijk een mogelijkheid bestaat om de volatiliteit te verminderen en meer toezicht uit te oefenen op de energiemarkt.

In elk geval is het zeer duidelijk dat transparantie in de oliemarkten een must is, zowel wat de contracten als de daarmee verband houdende financiële instrumenten en onderliggende factoren betreft. Verder wil ik zeggen dat zowel de Commissie als de nationale mededingingsautoriteiten optreden tegen concurrentiebeperkend gedrag. Dit is een manier om ervoor te zorgen dat de veranderingen in de olieprijzen worden doorgegeven aan de consumenten, aangezien consumenten geraffineerde producten gebruiken. De Commissie zal op dit gebied extra inspanningen leveren en deze kwestie op de voet volgen. Vele mededingingsautoriteiten in de lidstaten zijn reeds begonnen te onderzoeken hoe snel de veranderingen in de olieprijzen merkbaar zijn voor de consumenten. Tegelijkertijd is het vrij duidelijk dat er verschillen tussen de lidstaten bestaan, omdat de betreffende bedrijven verschillende inkoopstrategieën toepassen. Daarnaast zijn er in sommige landen biobrandstofmengsels. Ook deze oefenen invloed uit op de snelheid waarmee de prijzen worden aangepast aan de olieprijs. Desalniettemin dient dit zonder twijfel een belangrijk aandachtspunt voor alle mededingingsautoriteiten te zijn.

Energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en diversificatie: het is duidelijk dat dit onze speerpunten zijn in het energie- en klimaatbeleid en deze speerpunten zullen ook een belangrijke rol spelen in onze strategische energiebeleidsevaluatie.

Er bestaat reeds een omvangrijk Europees wetgevend kader. Daarnaast worden er vele activiteiten ontplooid in het kader van het actieplan voor energie-efficiëntie, waaronder wetgevingsinitiatieven en onderzoeken. En verder zijn er nog ondersteunende activiteiten, bijvoorbeeld in het kader van het programma Intelligente energie – Europa.

Bij de bestaande EU-wetgeving komt het aan op de uitvoering. Het ambitieuze doel voor 2020 wat energiebesparing betreft, kan niet worden gehaald als de lidstaten de wetgeving niet correct omzetten. De Commissie is strikt en aarzelt niet om inbreukprocedures in te stellen als gegarandeerd moet worden dat de lidstaten de bestaande EU-wetgeving ook daadwerkelijk uitvoeren.

Dit jaar zal de Commissie ook een energie-efficiëntiepakket goedkeuren. Daarin zal ook een mededeling van de Commissie voorkomen waarin een uitputtend overzicht zal worden gegeven van de ambities van de Commissie op het gebied van energie-efficiëntie. Ook zullen daarin wetgevings- en beleidsinitiatieven voorkomen, met name voorstellen voor een ambitieuze herziening van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen en voor aanpassing van de richtlijn betreffende energie-etikettering, teneinde een doeltreffendere en dynamischere etikettering te garanderen. Het behoeft geen betoog dat de voortdurend hoge energieprijzen duidelijk aangeven dat actie op dit gebied moet worden ondernomen. Daarbij moet ook de Europese Investeringsbank bij worden betrokken.

De Europese Raad heeft onderzocht wat een gepaste respons zou zijn op de situatie van de hoge olieprijzen en daarbij benadrukt hoe belangrijk een duurzaam en passend belastingkader is.

Er is veel ruimte voor de EU en de EU-lidstaten om op een systematischere en doeltreffendere wijze gebruik te maken van belastingheffing om energiebesparingen te stimuleren. De Commissie is voornemens om voorstellen en aanbevelingen te doen voor een kosteneffectief gebruik van belastingheffing en voor specifieke fiscale stimuleringsmaatregelen, waaronder een verlaging van de BTW, om vraag en aanbod van energie-efficiënte goederen en diensten te bevorderen.

Ook zal de Commissie in haar herziening van de energiebelastingrichtlijn onderzoeken hoe zij het energie- en klimaatbeleid van de EU beter kan ondersteunen door energie-efficiëntie en emissiereducties te stimuleren. Een systematischer gebruik op grotere schaal van rekeningrijden zou, volgens de mededeling van de Commissie ‘Groener vervoer’, ook kunnen bijdragen aan een overstap naar meer transparantieregels op het gebied van energie-efficiëntie.

Wat betreft de financiering van alternatieve energietechnologieën en -onderzoek wil ik uw aandacht vestigen op het feit dat we bezig zijn een mededeling voor te bereiden over de financiering van koolstofarme technologieën, als follow-up van het Europees strategisch plan voor energietechnologie. Deze mededeling zal een analyse bevatten van de benodigde middelen voor onderzoek en ontwikkeling op de lange termijn, van grootschalige demonstratieprojecten en de beginperiode van de commercialisatiefase. We onderzoeken welke maatregelen optimaal gebruik maken van overheidsinvesteringen en op die manier particuliere investeerders aantrekken. Zo zou er bijvoorbeeld een specifieke faciliteit voor grootschalige demonstratieprojecten kunnen worden verwezenlijkt. Deze zou kunnen voortbouwen op de bestaande instrumenten, zoals de financieringsfaciliteit met risicodeling, een gezamenlijk initiatief van de Commissie en de Europese Investeringsbank. De Commissie moedigt lidstaten ook aan nationale middelen te gebruiken, bijvoorbeeld de middelen die eventueel beschikbaar worden via de veiling van CO2-emissierechten in het kader van de herziene emissiehandelssystemen.

Wat energiezekerheid en de aan het buitenlands beleid gerelateerde aspecten betreft wil ik nogmaals onderstrepen dat Europa zijn troeven verder moet versterken om het hoofd te kunnen bieden aan de snel veranderende mondiale energie-economie. Op het gebied van energie gaan intern en extern beleid hand in hand. Hoe sterker de Europese interne energiemarkt is, des te sterker zijn positie zal zijn tegenover externe energieleveranciers. We streven naar diversificatie met landen als Azerbeidzjan, Turkmenistan, Egypte, Irak, Nigeria, maar het moge duidelijk zijn dat we ook voorspelbare betrekkingen met huidige leveranciers zoals Rusland aanmoedigen. Ook onderzoeken we heel gericht de mogelijkheid van een verhoogde bevoorrading van de markt door Noorwegen, want het is duidelijk dat de EU-markt aantrekkelijk is voor leveranciers. We mogen ook niet bang zijn dat het gas opraakt, maar moeten ons veeleer inzetten voor een concurrerende bevoorrading van de Europese markt en de situatie vermijden dat we gechanteerd kunnen worden wegens de prijzen.

Met betrekking tot de kwestie van hulp aan olie-importerende ontwikkelingslanden wordt samenwerking op energiegebied steeds belangrijker in al onze ontwikkelingshulpactiviteiten. De toegang tot en de prijs van energie oefenen immers een sterke invloed uit op de ontwikkeling en op de wereldwijde klimaatverandering. Dit was een van de hoofdthema’s van het bezoek dat ik samen met commissaris Michel heb gebracht aan de Afrikaanse Unie en aan enkele Afrikaanse landen eerder deze maand. We investeren aanzienlijk in de ondersteuning van initiatieven van deze landen. Dit doen wij niet alleen om deze landen te helpen hun energieschaarste op te lossen, maar ook om ervoor te zorgen dat zij in hun energiebehoefte kunnen voorzien met behulp van schone en nieuwe energiebronnen.

Met betrekking tot macro-economische en sociale aspecten, oefenen de gestegen olieprijzen inderdaad druk uit op de consumenten en op bepaalde bedrijfstakken die zich moeilijk kunnen aanpassen. Meer in concreto hebben de meeste lidstaten inmiddels maatregelen voor de korte termijn getroffen, of hebben lidstaten maatregelen in beraad, als reactie op de recente scherpe stijging van de energieprijzen. In aansluiting op de conclusies van de Europese Raad zijn de meeste van deze beleidsmaatregelen gericht op kwetsbare huishoudens. Enkele lidstaten hebben ook tijdelijke maatregelen genomen of overwogen voor specifieke sectoren.

Aangezien de energieprijzen op de lange termijn naar verwachting hoog zullen blijven, is het van essentieel belang dat met de beleidsmaatregelen een structurele verschuiving naar duurzamere productie-, vervoers- en consumptiepatronen wordt vergemakkelijkt. Daaruit blijkt tevens hoe belangrijk het is dat er flexibele product- en arbeidsmarkten zijn en hoe belangrijk de strategie van Lissabon en de overgang naar een koolstofarme, zeer energie-efficiënte economie zijn.

Aan de andere kant is mijns inziens duidelijk dat er niet een enkele oplossing voor al deze kwesties bestaat. Niettemin is het kader dat we voorstellen met het energie- en klimaatveranderingspakket en het pakket voor de interne energiemarkt een basis. Hoe eerder dit kader wordt aangenomen, des te sterker zullen we staan, en in dat geval zal er ook sprake zijn van meer concurrentie en lagere prijzen voor consumenten. Tegelijkertijd moeten we open en eerlijk zijn en tegen de mensen zeggen dat ze niet mogen verwachten dat de olieprijs weer op het niveau van 20 dollar per vat zal terechtkomen. Dat betekent dat ieder van ons ook het eigen gedrag moet veranderen, want ons gedrag is onderdeel van het probleem en iets waar we in ons dagelijks leven echt aandacht aan moeten schenken.

 
  
MPphoto
 

  Jerzy Buzek, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we worden met twee verschillende problemen geconfronteerd. Het eerste vraagstuk dat ik wil belichten, betreft de olie- en gasprijzen. De Europese Unie voert het grootste gedeelte van deze hulpbronnen in. Mijn tweede onderwerp betreft de prijs van elektrische energie.

Wat mijn eerste punt betreft wil ik duidelijk maken dat de olie- en gasprijzen zouden kunnen dalen wanneer niet alleen de consumenten, maar ook de producenten, onder de werking van de markt zouden vallen. Dit is een vraagstuk dat in het kader van de onderhandelingen van de Europese Unie met Rusland, de landen in Noord-Afrika en de OPEC aan bod moet komen. Bovendien moeten we onze energie-efficiëntie aanzienlijk verbeteren en energiebesparingen bevorderen. Het is onze plicht om deze inspanning te leveren. Meer nog, we zouden van deze opdracht een prioriteit moeten maken. Het debat over deze kwestie is al lang aan de gang. Het spreekt voor zich dat we ook het gebruik van hernieuwbare energie moeten promoten, omdat daarbij de in Europa aanwezige bronnen kunnen worden benut. Zij zullen echter in geen geval toereikend zijn. Dan blijven steenkool en kernenergie nog over. Als we in de toekomst buitensporige prijsstijgingen willen vermijden, kunnen we het ons niet veroorloven om een van deze twee energiebronnen links te laten liggen.

Dit brengt me bij mijn tweede thema, elektrische energie. De kostprijs van elektriciteit zou verlaagd kunnen worden door zich resoluut in te spannen voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijke Europese energiemarkt. Daarvoor is een snelle tenuitvoerlegging van het derde energiepakket noodzakelijk. We kunnen de elektriciteitsprijzen eveneens binnen de perken houden door een weloverwogen en stapsgewijze tenuitvoerlegging van het pakket maatregelen inzake energie en klimaatverandering te verzekeren. Dit is van fundamenteel belang voor de energiesector. In deze context is het tevens belangrijk om in de richtlijn inzake het emissiehandelssysteem rekening te houden met benchmarking of phase-in-benaderingen.

Ik zou de Commissie van harte willen bedanken voor alle moeite die ze zich in verband met deze onderwerpen heeft getroost. Mijn dank gaat ook uit naar de auteurs van deze resolutie, die dit thema onder de aandacht hebben gebracht.

 
  
MPphoto
 

  Robert Goebbels, namens de PSE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, op 2 januari 2008 bood Richard Arens, makelaar op de Nymex, 100 000 dollar voor duizend vaten aardolie. Voor het eerst bereikte de prijs van een vat aardolie 100 dollar. Voor deze transactie had de makelaar 5000 dollar ingezet. Hij heeft die partij onmiddellijk doorverkocht en een verlies geïncasseerd van 800 dollar, een gering verlies dat hij naar behoren vierde met zijn collega’s, omdat hij voor het eerst door de psychologische barrière van 100 dollar per vat heen was gebroken.

In de daaropvolgende maanden hebben de traders in New York vaker records kunnen vieren. Op 4 juli bereikte de prijs van aardolie 148 dollar. Nu is de prijs weliswaar op zijn retour, maar het kwaad is geschied. De uit de pan gerezen aardolieprijzen gingen vergezeld van een speculatieve orgie bij grondstoffen, met inbegrip van levensmiddelen.

De wereldeconomie kan niet zonder de markten, maar het is onaanvaardbaar dat de financiële wereld waanzinnige weddenschappen afsluit, weddenschappen die een casino waardig zouden zijn. Met een inzet van slechts 5 000 dollar heeft de trader in New York een aardoliespeculatiegolf in beweging kunnen brengen die nu bloedige sporen nalaat in de wereldeconomie. De beursautoriteiten trappen nu eindelijk op de rem bij zuivere speculatie door een voorlopig verbod uit te vaardigen op de verkoop van niet in het bezit van traders zijnde activa, het zogenaamde naked short selling. Om paal en perk te stellen aan deze ongezonde speculatie moet men echter geen voorlopige, maar veel striktere regels opleggen. Dat betekent dat de door speculanten aangegane weddenschappen een veel coherentere dekking moeten hebben. De Amerikaanse senaat behandelt momenteel een voorstel op grond waarvan de reële inzet van traders voor elke transactie wordt opgetrokken tot tenminste 25 procent, hetgeen een stokje zou steken voor talloze gewaagde, op peanuts, (pinda’s) gebaseerde weddenschappen.

De afgelopen vier jaar hebben de alleen op de Amerikaanse markt in grondstoffen geïnvesteerde fondsen zich vertienvoudigd. De op de prijzen van de vijfentwintig belangrijkste grondstoffen gebaseerde index is ontploft en gestegen met meer dan 200 procent. De prijzen worden niet meer bepaald door het fysieke aanbod en de echte vraag naar grondstoffen, maar door de speculatiemechanismen van de financiële markten. In de eerste zes maanden van het jaar ging het bij 60 procent van de transacties op de Amerikaanse aardoliemarkt om virtuele aardolie, die voortdurend gekocht en verkocht werd. De beurzen zijn er niet meer om het complexe spel tussen beschikbaar aanbod en reële vraag bij te stellen, maar om weddenschappen mogelijk te maken met financiële producten die zo complex zijn dat zelfs de directeurs van financiële ondernemingen door de bomen het bos niet meer zien. Het belangrijkste voor de makelaars en hun bazen zijn de bonussen. De golden boys van het wereldcasino hebben miljoenen op zak gestoken en miljarden van hun klanten verloren. De winst is opgestreken en de verliezen worden nu genationaliseerd. De Amerikaanse belastingbetalers moeten meer dan duizend miljard dollar ophoesten om de toxische activa van de wereldfinanciën te saneren. Dat bedrag komt overeen met zeven keer de begroting van de Europese Unie.

Ook in Europa is de koopkracht achteruit gegaan, is krediet duurder geworden en ligt de recessie op de loer. De Commissie en onze regeringen hebben altijd geweigerd om de voor efficiënt gehouden financiële markten te zeer te reglementeren. Nu de financiële genieën echter als slagroomtaarten in elkaar gezakt zijn, moeten de overheden onmiddellijk striktere regels opleggen en efficiënte maatregelen nemen tegen de waanzinnige speculatie op alle markten, waaronder de aardoliemarkt.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Liam Aylward, namens de UEN-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij dat dit debat over alle energieprijzen gaat en niet alleen over de olieprijs, die ons natuurlijk zorgen baart. Het afgelopen jaar is niet alleen de prijs van aardolie drastisch gestegen: de prijs van steenkool en gas stijgt net zo snel als die van aardolie, zo niet sneller. Zoals altijd wordt de consument het meest getroffen.

Pieken in de energieprijzen oefenen enorme druk uit op de portemonnee van de gemiddelde consument. Als de politieke vertegenwoordigers van de mensen hebben wij de taak beleid ten uitvoer te leggen om een duurzame brandstofvoorziening voor een redelijke prijs te garanderen. Hoe kunnen we dit bereiken nu de brandstofvoorziening steeds verder opraakt? We zouden ons moeten richten op een nog groter gebruik van hernieuwbare energie en hulpbronnen. We zouden meer onderzoek moeten doen naar en meer moeten investeren in alternatieve brandstoffen. Dit is volstrekt geen nieuw idee, maar tot op heden hebben we niet genoeg gedaan in dit verband. We zijn het de Europese burgers, en ons milieu, verplicht om onze woorden om te zetten in daden.

Milieubescherming en financiële welvaart van de consument zijn geen doelstellingen die elkaar uitsluiten. Door meer geld, tijd en middelen in te zetten op het gebied van hernieuwbare energie kunnen we beide doelstellingen bereiken en een duurzame energievoorziening voor de toekomst garanderen.

 
  
MPphoto
 

  Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijnheer Goebbels heeft gelijk; er wordt enorm gespeculeerd met de aardolieprijzen. Dat hebben ook de heren Borloo en Piebalgs gezegd. De groenen, de socialisten en unitair links hebben amendementen ingediend waarmee wij dit probleem aanpakken in onze resolutie. Degenen van rechts die vandaag – tot mijn blijdschap –geapplaudisseerd hebben voor het idee om de ontspoorde speculatie te bestrijden, zullen naar ik hoop morgen voor onze amendementen stemmen. Het zou belachelijk zijn in dit Parlement een resolutie aan te nemen waarin niet gesproken wordt over de buitensporige speculatie op de aardoliemarkten.

De tweede belangrijke zaak is het sociaal aspect. Wij moeten de arme bevolkingsgroepen helpen het hoofd te bieden aan deze situatie. Om dit doel te bereiken moet volgens mij gerichte steun worden gegeven. Het is beter honderd euro te geven aan een huishouden met weinig geld dan zogenaamde goede ideeën te lanceren zoals een BTW-vermindering. Dat idee ligt mijnheer Sarkozy na aan het hart, maar het Parlement gaat dat morgen duidelijk verwerpen. Wij scharen ons liever aan de zijde van de heer Borloo, die er eerder voor is een bonus/malus-oplossing aan te moedigen en de burgers toegang te geven tot diensten en energiezuinige apparatuur.

Dan nog twee laatste opmerkingen. Het toewijzingsfonds: wij behandelen dit vraagstuk pas als wij vorderingen hebben gemaakt bij de energiebeheersing en de hernieuwbare energiebronnen. Beste commissaris, zal de Commissie zich voor de zoveelste keer belachelijk maken door een strategisch document over energie, over energiezekerheid te presenteren, zonder daarin de vervoerskwestie aan te pakken? In geen enkel project dat mij onder ogen is gekomen, wordt gesproken over vervoer. Dat is belachelijk. De grootste afhankelijkheid van Europa doet zich voor bij aardolie, niet bij aardgas en daarover wordt niets gezegd in uw documenten.

Mijn laatste opmerking is gericht tot de heer Borloo. Het Coreper heeft vandaag gesproken over hernieuwbare energiebronnen. Ik moet zeggen dat ik het Frans voorzitterschap niet meer begrijp. Samen met de rendez-vousclausule brengt u ook het doel van 20 procent in gevaar en gelukkig werd dit voorstel door de meeste lidstaten van de hand gewezen. Daarom vraag ik u dringend als Frans voorzitterschap op te houden met het in gevaar brengen van deze echt belangrijke richtlijn.

 
  
MPphoto
 

  Sergej Kozlík (NI). - (SK) Europa heeft een fantastische mogelijkheid om de energieprijzen te beïnvloeden door zelf voldoende energie te produceren uit andere bronnen dan gas en olie. Volgt Europa deze weg echter?

In de jaren tachtig begonnen Slowakije en Hongarije gezamenlijk aan de bouw van de waterkrachtcentrale van Gabčíkovo-Nagymaros. Hongarije trok zich vervolgens terug uit het project en Slowakije bouwde de waterkrachtcentrale alleen af. In plaats van dat er maximaal energie werd geproduceerd, ontstond er echter een internationaal arbitragegeschil, waarvan de uitkomst echter door Hongarije is genegeerd.

In de jaren negentig pleegde Slowakije grote investeringen in het verbeteren van de veiligheid en het verlengen van de levensduur van de kerncentrale van Jaslovské Bohunice. Het Internationaal Atoomenergieagentschap bevestigde dat aan de veiligheidsnormen werd voldaan. Als onderdeel van de toetreding tot de EU moest Slowakije echter voortijdig twee reactoren van de centrale sluiten.

De Europese Commissie buigt zich momenteel over de bouw van twee extra reactoren in de kerncentrale van Mochovce. De eerste twee reactoren functioneren veilig en efficiënt. De Europese Commissie neemt echter de tijd om te reageren. Het voorbeeld van Slowakije laat zien dat de verwezenlijking van het doel onze eigen productie te vergroten en zo in Europa meer controle over de energieprijzen te krijgen, nog lang niet is bereikt.

 
  
MPphoto
 

  Μargaritis Schinas (PPE-DE). (EL) Mijnheer de Voorzitter, de huidige prijsontwikkelingen bij aardolie zijn een groot schandaal, een schandaal waarvoor de huishoudens met de laagste inkomens in Europa het gelag betalen, een schandaal waarop politieke antwoorden gegeven moeten worden. Afgezien van hetgeen wij doen om ons aan te passen aan een groene economie, aan de politiek van de pijpleidingen en de politiek van het energiepakket, moeten wij hoe dan ook een oplossing zien te vinden in de strijd tegen het aardoliekartel.

Er zijn momenteel twee aardoliekartels waarvan de activiteiten de Europese burger schaden:

Het eerste is het internationaal aardoliekartel. Daarin spreken wij niet met één stem spreken - of liever gezegd met geen enkele stem -, want als de OPEC handelt, dan betekent dat zij geen druk van de Europese Unie voelt om zich te onthouden van handeling.

Er is echter nog een tweede kartel, en dat kartel bevindt zich op de interne Europese markt. Uw voor mededinging bevoegde collega, mijnheer de commissaris, kijkt nog steeds naar dit kartel maar valt het niet lastig. Ik geloof dan ook dat wij, afgezien van het speculatievraagstuk dat de heer Goebbels op zulk correcte wijze uit de doeken heeft gedaan, te maken hebben met een gebrek aan transparantie in de interne markt van aardolieproducten, waarop de voor mededinging bevoegde commissaris zich met roem zou kunnen overladen en waarop zij in actie moet komen, ten gunste van de burgers. Als ik mij namelijk niet vergis is het mededingingsbeleid nog steeds een communautaire bevoegdheid.

Als wij met de OPEC moeilijkheden hebben laten wij dan tenminste op intern vlak in de Europese Unie het mededingingsbeleid toepassen.

 
  
MPphoto
 

  Eluned Morgan (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de wijze waarop de EU energie produceert en verbruikt zal radicaal veranderen. Dit is gebaseerd op een drieledige strategie van de Commissie: continuïteit van energievoorziening, duurzaamheid en concurrentievermogen. De Commissie heeft echter een fundamenteel aspect van dit belangrijke debat over het hoofd gezien, namelijk betaalbaarheid.

Al sinds de publicatie van het Groenboek over energie willen de socialisten in het Parlement dat de consument het heft opnieuw in handen krijgt. Wij willen dat energiearmoede deel uitmaakt van dit debat. Tot nu toe bestaan er in de EU geen nationale definities en worden er geen gegevens bijgehouden, en dus we hebben geen idee van de omvang van dit probleem. We weten dat de energieprijzen exponentieel zijn gestegen en dat ze de meest kwetsbaren in onze maatschappij het hardst treffen.

Ik wil de Raad eerlijk waarschuwen dat in de op hand zijnde onderhandelingen over de richtlijnen betreffende elektriciteit en gas de kwestie van energiearmoede voor ons van essentieel belang is om een akkoord te bereiken. We zullen u niet op de tenen trappen. We vragen om actie op nationaal niveau – niet op communautair niveau – maar we verwachten wel actie op het gebied van energiearmoede voor de armste mensen in de EU.

 
  
MPphoto
 

  Luca Romagnoli (NI). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, iets zeggen over een plafond voor de energieprijzen in iets meer dan een minuut is eigenlijk niet te doen. Ik zal proberen de situatie samen te vatten. Om te beginnen nationale sociale maatregelen voor de zwaksten en voor kleine bedrijven, bijvoorbeeld vissers, maar ook voor openbare lichamen; ik ben dus voor gerichte sociale maatregelen, zoals collega Turmes heeft gezegd. Daarnaast is ander beleid nodig voor kartels en producerende landen; dat heeft ook collega Buzek gezegd en misschien ook anderen, en dat is zonder twijfel een onmisbare maatregel.

Ik wil nog een ander aspect onderstrepen waarbij vaak stil wordt gestaan en dat zijn de accijnzen: met een aan de lidstaten opgelegd plafond voor de maximumkosten van brandstof zouden de accijnzen automatisch aan dat plafond worden aangepast, zonder dat de belastingsubsidiariteit en de wetten van de vrije mededinging worden geschonden. Dus waarom overwegen we dat niet? Me dunkt dat de heer Piebalgs ook in die richting denkt.

Naar mijn mening is er in het algemeen een strategie nodig die beloont wie minder en bestraft wie meer consumeert, met andere woorden, een strategie die efficiënt energiegebruik beloont. Maar daarnaast is ook antispeculatiecontrole nodig, die er tot nog toe niet is geweest, evenals een aanpassing in twee richtingen van de kleinhandelsprijzen en de productiekosten.

 
  
MPphoto
 

  Vito Bonsignore (PPE-DE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het verloop van de energieprijzen heeft een wurgend effect op de economische bedrijvigheid en erodeert de koopkracht van huishoudens, die de energiekosten steeds verder zien stijgen.

In deze nieuwe context is de koppeling tussen energieprijzen en buitenlands beleid evident, en daarmee het grotere politieke gewicht van de producerende landen. Het spreekt voor zich dat Europa een verstandige strategie moet kiezen, een strategie die is gebaseerd op een snellere overschakeling op hernieuwbare energiebronnen, op de bevordering van en het zoeken naar nieuwe manieren om natuurlijke en schone energiebronnen te exploiteren en op de aanleg van nieuwe pijplijnen. Het is dus noodzakelijk ook de voorraden olie en gas te vergroten.

Dat alles kan niet volstaan, we moeten nieuwe wegen inslaan. Ik onderstreep de twee voorstellen die premier Berlusconi in de afgelopen weken heeft gedaan: met alle energie-importerende staten een maximumprijs vaststellen en een grootscheeps kernenergieplan opstellen. Kan de Commissie haar mening over deze twee voorstellen geven, mijnheer de commissaris? En kan zij, wanneer ze haar strategieën voor een andere toekomst op het vlak van de energievoorziening uiteenzet, zeggen of er, voor zover zij weet, gespeculeerd wordt in energie en wat de Commissie daaraan denkt te doen?

 
  
MPphoto
 

  Reino Paasilinna (PSE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, deze resolutie is belangrijk en wij hebben hierover ons eigen standpunt. De situatie is net zo stormachtig als de Bermudadriehoek: afhankelijkheid, klimaatproblemen en energieprijzen die voor de armen onbetaalbaar zijn, zorgen voor een wilde zee. Ook speculanten en zelfs de voedselprijzen zijn hierbij betrokken.

Wij weten dat energiebesparing noodzakelijk en de doeltreffendste oplossing is. De ecologische voetstap van de armen is echter heel klein in vergelijking met die van de rijken, die helemaal niet van plan zijn die te verkleinen, maar gewoon bereid zijn meer te betalen.

Moeten wij in deze situatie wetgeving voor progressieve energiebelasting invoeren? Degenen die het kunnen betalen, zullen dan relatief meer voor energie betalen. Of maken wij energieverslindende producten en diensten duurder? De speculanten moeten natuurlijk in bedwang worden gehouden. Wij hebben het over duurzame ontwikkeling. De helden daarvan zijn de armen en hun situatie moet op duurzame wijze worden geregeld. Dat is ons standpunt.

 
  
MPphoto
 

  Jim Allister (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de projecten die de EU heeft aangemoedigd is de interne markt voor elektriciteit in Ierland. Kan de Commissie uitleggen waarom deze niet werkt voor de consumenten in Noord-Ierland en waarom we sinds januari van dit jaar, in plaats van stabiliteit en prijsvoordeel, een enorme stijging van 52 procent hebben gehad en een nog groter verschil met de prijzen die in de rest van het Verenigd Koninkrijk gelden, waar in dezelfde periode de prijsstijging 29 procent bedroeg? Dat is ook al veel, maar veel minder dan 52 procent.

Toen minister Dodds dit systeem lanceerde, beloofde hij meer efficiëntie en concurrentie om de groothandelsprijzen van elektriciteit tot een minimum te helpen beperken, waarbij de voordelen volgens hem grotendeels naar de consument zouden gaan. Zal de Commissie onderzoeken waarom men er met dit systeem niet in is geslaagd om de belofte van minister Dodds na te komen? Voor mijn kiezers klinkt dit, na minder dan een jaar, werkelijk nietszeggend. Zal de Commissie in het bijzonder onderzoeken in hoeverre het niet tot stand komen van de interne elektriciteitsmarkt is veroorzaakt door het feit dat de dominantie van de elektriciteitsproducent ESB op de zuidelijke markt en als gevolg daarvan het gebrek aan concurrentie, die natuurlijk onontbeerlijk is om een interne elektriciteitsmarkt te laten slagen, niet adequaat zijn aangepakt?

 
  
MPphoto
 

  Ari Vatanen (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben het altijd over hernieuwbare energie als we over prijzen praten. Nu, we weten dat het ons een rib uit het lijf zal kosten, dus financiële verantwoordelijkheid voor energieprijzen is vaak ver te zoeken. Hoe zit het met deze 80%? Hoe zit het met het toenemende energieverbruik van morgen waaraan we tegemoet moeten komen?

Kijk maar naar Nord Stream. We hebben het alleen maar over de milieunormen in verband met Nord Stream. Nu, dat is net zo iets als kijken naar de normen van het touw dat een strop om je nek is, want Nord Stream en soortgelijke projecten verminderen onze energieonafhankelijkheid, terwijl we onze onafhankelijkheid moeten vergroten.

Dus wat gaan we doen? De enige echt verantwoorde oplossing is kernenergie: deze is onafhankelijk, goedkoop, concurrerend en de prijs ervan is voorspelbaar – deze is bovendien emissievrij en Rusland-vrij.

 
  
MPphoto
 

  Atanas Paparizov (PSE). (BG) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in een situatie van stijgende energieprijzen is het uitermate belangrijk om te zorgen voor een grotere transparantie in de prijsstelling. Er moeten algemene regels worden opgesteld voor de totstandkoming van één Europese energiemarkt. Op die manier zal meer zekerheid worden geboden voor nieuwe investeringen in energievoorziening en in gas- en elektriciteitsnetwerken. Met name het derde energiepakket moet zo snel mogelijk worden aangenomen, en in dat verband is de rol van de Commissie en de Raad van groot belang. Het derde energiepakket versterkt de rechten en de onafhankelijkheid van de energieregelgevers en harmoniseert hun activiteiten middels het onlangs ingestelde agentschap. Daarnaast moet nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het begrip "energiearmoede" en de nationale definitie van dit begrip, onder andere om, door middel van een mechanisme van de openbare diensten van algemeen belang, in de winter een minimale hoeveelheid energie te waarborgen voor mensen die onder de armoedegrens leven.

Ik ben van mening dat het probleem van de hoge energieprijzen eveneens zou kunnen worden beheerst door middel van een adequaat fiscaal beleid, gericht op het stimuleren van energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en milieuvriendelijke producten. We zullen met belangstelling het voorstel inzake energie-efficiëntie behandelen waarover commissaris Piebalgs spreekt.

 
  
MPphoto
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE).(RO) Volgens sommige onderzoeken wordt minstens 20 procent van de in de Europese Unie gebruikte energie verspild. Het dient benadrukt te worden dat woningen een potentieel voor energiebesparing hebben van bijna 30 procent. Met andere woorden: een derde van de energie die wordt gebruikt in gebouwen met woningen kan worden bespaard. De voor de hand liggende oplossing is thermische renovatie van woningen, een oplossing die de Europese Unie ten onrechte verwaarloost en onderfinanciert.

In Roemenië bijvoorbeeld zou thermische renovatie een besparing mogelijk maken van het equivalent van ruim 600 duizend ton olie per jaar. Ik ben van mening dat het Europees Parlement dient te pleiten voor een verhoging tot tenminste 10 procent van het deel van de communautaire financiering dat kan worden bestemd voor het verbeteren van de thermische efficiëntie in woningen. Dat zou een concrete, voor de hand liggende en duurzame oplossing zijn voor de problemen die de energieprijs veroorzaakt voor de burgers.

 
  
MPphoto
 

  Gyula Hegyi (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het slechts over één aspect van de energieprijzen hebben, namelijk de prijs van stadsverwarming. In Hongarije gebruiken honderdduizenden huishoudens stadsverwarming – vooral gezinnen met lagere inkomens – en de prijs ervan is een belangrijke sociale kwestie. Als gevolg van de verwaarloosde infrastructuur en om andere technische redenen is stadsverwarming echter veel duurder dan individuele verwarming. Dit druist in tegen het gezond verstand en de fundamentele belangen van het milieu. Daarom neem ik elke gelegenheid te baat om de Commissie en de Raad ertoe aan te sporen financiële steun te verlenen om de stadsverwarmingssystemen te verbeteren, zodat deze sociaal aanvaardbaar worden en efficiënt met oog op het milieu. Zolang stadsverwarming in sommige lidstaten duurder is dan individuele verwarming heeft het geen zin om over energie-efficiëntie te praten.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, de Europese Commissie heeft een pakket maatregelen gepresenteerd met betrekking tot de veiligheid en beveiliging van kerncentrales. Zult u ervoor zorgen dat dit pakket nu eindelijk op de agenda van de werkgroep van de Raad komt, zodat dit een succes voor het Franse voorzitterschap van de Raad kan worden?

Commissaris Piebalgs zou ik willen vragen of het mogelijk is om met commissaris Kovács te praten en na te gaan of er mogelijkheden kunnen komen voor afschrijving van investeringen in de energiesector, zodat winsten zinvol kunnen worden geïnvesteerd. Dit zou de prijzen kunnen laten dalen.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(LT) Om onze energieproblemen op te lossen is het van essentieel belang om een gemeenschappelijk energiebeleid te hebben met externe beleidsaspecten. We moeten een interne energiemarkt tot stand brengen. Het derde energiepakket vormt hiervoor de basis. De richtlijn zelf is echter niet het antwoord. We hebben financiële input nodig en er moeten goede verbindingen worden aangelegd voor het transport van gas en elektriciteit. Dat zou onze energiezekerheid garanderen.

Wat betreft het externe aspect moet de Europese Unie, net als de WTO, met één stem spreken. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om over energieprijzen te onderhandelen. Dat moeten de afzonderlijke lidstaten niet allemaal voor zichzelf doen; we moeten hierover gezamenlijk onderhandelen, als een grote, mondiale marktspeler.

We moeten een bredere visie hanteren op wie onze energieleveranciers zijn. Zijn we geen gaspijpleidingen aan het bouwen waardoor mogelijk geen gas zal stromen, zoals het vermoeden is bij Nord Stream? Zien we het Noordpoolgebied als een potentiële energiebron?

Ik wil ook wijzen op het belang van kortetermijnmaatregelen. Ik denk hierbij aan gesprekken met de OPEC-landen en aan de kwestie van de BTW.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Beazley (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, tijdens dit debat hebben collega’s van de socialisten en groenen gesproken over speculatie en hoe onaanvaardbaar dit is als het gaat om energieprijzen, en ik ben het met hen eens. Ik zou ze willen vragen om ook na te denken over de politieke context van energieprijzen en in het bijzonder over de carrière van de voormalige Duitse kanselier Gerhard Schroeder, die nu voor Gazprom werkt en duidelijk een belang behartigt dat weliswaar kernenergievrij is, maar dat – daar heeft Ari Vatanen ons aan herinnerd – niet vrij is van Russische politici.

Ik zou willen vragen of de Raad in zijn antwoord uitleg kan verschaffen over de routekaart voor een gemeenschappelijk energiebeleid in de EU, met een tijdsbestek. Ik zou ook de commissaris willen vragen of hij een tabel heeft opgesteld voor de Raad met de relatieve kosten van aardolie en gas, bijvoorbeeld uit Rusland, ten opzichte van vloeibaar aardgas uit Qatar, kernenergie en alle andere bronnen, want volgens mij produceren regeringen geen energie voor prijzen die de consument zou willen. Zij streven hun eigen politieke belangen na.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Louis Borloo, fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, eerst drie inlichtingen. Ik geloof werkelijk dat wij in de tijd waarin energie ergens werd geproduceerd, dan werd verkocht en vervoerd naar heel de wereld, territoriale situaties hebben leren kennen die allesbehalve vreemd zijn aan de financiële crisis in de wereld. Je kunt namelijk regen hebben maar ook overstromingen. Als er ergens plotseling teveel regen valt en die regen niet kan worden geabsorbeerd, dan ontstaan overstromingen en rampen, die een hele nasleep van afgeleide producten hebben en leiden tot een irreëel beheer van de financiële massa’s.

Energie is het onderwerp van de eeuw, mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren. Ik heb zo straks naar de heer Goebbels geluisterd en was onder de indruk van de emoties die achter zijn mondelinge vraag schuil gingen. Mijns inziens moeten wij de behoeften niet alleen beperken maar lokaliseren, ongeacht de aard van de energie. Daardoor rijzen natuurlijk ook problemen, zoals bij steenkool, dat een gelokaliseerd instrument is, en daar moeten wij rekening mee houden. Men moet ook de speculatie lokaliseren, verminderen en bestrijden.

Tijdens de bijeenkomst van de OPEC-Europese Unie anderhalve maand geleden is voorzien in belangrijke onderzoeksmechanismen met deskundigen om te achterhalen wat er op een aantal markten op de korte termijn is gebeurd.

En dan moet men vooruit kijken naar de lange termijn. Het enige antwoord voor de lange termijn is dat te doen wat in Djedda is besloten. Dat wil zeggen dat Europa, elk Europees land en Europa in zijn geheel, zich moet richten op energie-efficiëntie en vermindering van de energiebehoeften. Laten wij die terugschroeven voor 6 à 9 miljard en als dit model gevolgd wordt hebben de voorlopers natuurlijk altijd gelijk.

Men kan, mijnheer de commissaris, zich afvragen of de financiering van een bepaald aantal onderzoekthema’s niet een meer mondiaal karakter moet hebben. Wat energie-efficiëntie betreft, wel, wij krijgen nog de kans om daarover te spreken.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u echt graag geruststellen; de olieprijzen zullen dalen. Ik wil echter uw aandacht vestigen op de kwesties die enigszins zijn onderbelicht. Oliemarkten hebben de concrete levering van aardolie gegarandeerd, gasmarkten zorgen voor concrete gastoevoer en steenkoolmarkten leveren steenkool. Dit betekent dat de wisselwerking tussen de financiële markten en oliemarkten kan functioneren. We hoeven met andere woorden niet te twijfelen aan de markt, maar we moeten de manier veranderen waarop we binnen de Europese Unie energie produceren en consumeren. Dat is het echte antwoord, want we kunnen niet verwachten dat de markt gemakkelijker wordt.

Er is groei. Als er groei is, bestaat er meer vraag naar energiebronnen en geen van de bestaande energiebronnen is voldoende groot om gemakkelijke toegang te kunnen garanderen. Daarom moeten we het paradigma verschuiven. We moeten echt investeren in energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, onderzoek en ontwikkeling: een nieuwe investering.

We hebben daar echter geld voor nodig, zowel van particuliere als publieke investeerders. We zouden dit dus alleen kunnen doen als er een echt functionerende markt is. Een echt functionerende markt houdt in dat iedereen de echte prijs betaalt om niet alleen de kosten te dekken, maar ook de rente over de investering. We moeten ons concentreren – en daar bestaat al EU-wetgeving voor – op openbare dienstverplichting die van toepassing is op huishoudens en kleine en middelgrote ondernemingen die dat echt nodig hebben. We moeten echter niet van deze koers afwijken.

Ik ben van mening – en ik heb het al keer op keer gezegd – dat de voorstellen die in het tweede pakket worden gedaan doorslaggevend zijn om deze verandering te bewerkstelligen en om het te versterken zullen we een aantal onderdelen toevoegen in de tweede strategische energiebeleidsevaluatie met de titels: infrastructuurbehoeften en diversificatie van de energievoorziening, externe betrekkingen op energiegebied, olie- en gasvoorraden en crisismechanismen, energie-efficiëntie en een optimaal gebruik van inheemse energiebronnen van de EU.

Wij zijn op de juiste weg. We hoeven hier niet van af te wijken en te denken dat er een magische oplossing is die de prijzen onmiddellijk zal verlagen. Maar, als we deze koers blijven varen, kunnen we echt garanderen dat deze generatie al efficiënte, betaalbare en schone energie zal hebben. Als we de veranderingen in de energiesector langzaam uitvoeren, zullen wij daar niet alleen onder lijden, maar ook de volgende generaties.

We bevinden ons dus op dit kritische punt en, zoals de minister zei, energie is de belangrijkste kwestie van deze eeuw. Het is een hoofdzaak, maar het publiek ziet dat niet altijd. Er wordt gedacht dat we een zilveren kogel hebben die alles zal veranderen. We moeten verder gaan op de weg die we met het Parlement zijn ingeslagen en ik ben van mening dat we consequent moeten optreden en ik hoop van harte dat de wetsvoorstellen tijdens deze Parlementsperiode worden aangenomen. Het is van cruciaal belang: dit is het beste antwoord op de stijgende olieprijzen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Er zijn zes ontwerpresoluties(1) ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Onlangs waren wij getuige van een weergaloze stijging van de brandstofprijzen. Deze ontwikkeling was voornamelijk toe te schrijven aan de speculatie van bepaalde bedrijven, die enorme winst konden boeken met de speculatieve waardebepaling van tegen lagere prijzen ingekochte aardolievoorraden.

Deze schandalige stijging heeft geleid tot een verslechtering van de levensomstandigheden van de algemene bevolking, en met name van de minder begunstigde groepen. Ze had bovendien rampzalige gevolgen voor de economische activiteit in diverse sectoren, waaronder vervoer en andere diensten, industrie, landbouw en visserij.

Inmiddels is de prijs van aardolie aanzienlijk gedaald, maar toch blijven sommige landen hoge prijzen hanteren, ten koste van de consument. Daarom zou elke lidstaat een speciale belasting op buitengewone en speculatieve winsten moeten invoeren om te waarborgen dat die terugkeren naar de schatkist en op die manier bijdragen aan de ondersteuning van de sectoren en bevolkingsgroepen die het ergst door de situatie worden getroffen.

Nog belangrijker is dat grote structurele hervormingen plaatsvinden die de liberalisering van de energiesector een halt toeroepen, aangezien deze sector vanuit het oogpunt van de ontwikkeling een strategische rol speelt en derhalve genationaliseerd moet worden. Alleen op die manier kan een overheidsbeleid worden gewaarborgd dat de nationale belangen dient en tegemoetkomt aan de behoeften van de gehele bevolking.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk.(EN) Wat toepasselijk dat het Europees Parlement juist een debat voert over de energieprijzen nu de zomer voorbij is. Veel van mijn kiezers kijken nu al met angst en beven naar de thermometer. Een dalende temperatuur betekent dat ze moeten uitrekenen of het verantwoord is om de o zo dure verwarming aan te zetten.

De dag dat de gas- of elektriciteitsrekening van een gezin in de bus valt, wordt met vrees tegemoet gezien. Niet alleen de armste gezinnen moeten bedenken van welke essentiële aankopen ze deze herfst en winter af moeten zien om het warm te houden.

Vooral huishoudens met kleine kinderen of oudere bewoners worden hard getroffen. Zij hebben het minste geld te besteden en tegelijkertijd de meeste energie nodig.

Elke actie die de last van de energiekosten voor de meest eerbiedwaardigen in de samenleving helpt te verlichten kan op mijn onverdeelde steun rekenen.

In het beschaafde Europa van de eenentwintigste eeuw kan een warm huis niet als een luxeartikel worden beschouwd.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. (HU) In de afgelopen maanden heeft zich voor onze ogen een recordstijging van energieprijzen afgespeeld. Het omhoogschieten van de kosten voor energieverbruik kan uiterst schadelijke gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Europa. Daarnaast treft deze ontwikkeling juist de meest kwetsbare lagen van de maatschappij het hardst. Het probleem wordt verergerd doordat enkele landen de tot hun beschikking staande grondstoffenvoorraad voor politieke doeleinden gebruiken. Door deze factoren is de stijging van energieprijzen een van de meest gevoelige politieke kwesties geworden.

Hoewel geen enkele lidstaat zich aan de invloed van de prijsstijgingen kan onttrekken, bevinden bepaalde landen zich in een wel erg machteloze positie. Mede dankzij het zwevende en slechte regeringsbeleid moesten de Hongaarse consumenten alleen al in 2008 viermaal een stijging van gasprijzen over zich heen laten gaan. Juist om deze reden is de stijging van de energieprijzen een van de belangrijkste bronnen van de maatschappelijke onvrede in Hongarije.

Om ervoor te zorgen dat de prijzen draaglijk blijven is er behoefte aan een gecoördineerd en consequent optreden. Alles moet in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat het systeem van internationale langetermijnverdragen die de energievoorziening bepalen, transparant wordt. Daarnaast moeten op zowel gemeenschaps- als lidstaatniveau de stimulering van de concurrentie en de maatregelen voor de verbetering van de energie-efficiëntie versterkt worden. De Europese Unie moet effectieve stappen ondernemen om de verscheidenheid in energievoorziening op peil te brengen, in de eerste plaats door middel van de uitbreiding van alternatieve energieroutes. Tegelijkertijd achten wij het van belang dat de maatregelen ter bescherming van de meest kwetsbare lagen goed gecoördineerd worden. Wij zijn van mening dat de stijging van de stroomprijzen niet mag samengaan met een groei van maatschappelijke verschillen.

 
  
MPphoto
 
 

  Katrin Saks (PSE), schriftelijk. (ET) Het is van essentieel belang dat de regeringen van de lidstaten deze komende winter alles doen wat in hun vermogen ligt om mensen voor wie de stijging van de energieprijzen misschien te veel is te ondersteunen. Ook in Estland worden prijsstijgingen van 30 tot 40 procent verwacht. Ik maak me vooral zorgen over de gevolgen die de stijgende energieprijzen kunnen hebben voor de mensen met lage inkomens, de armen en kwetsbare groepen.

Ik ben het 100 procent eens met de stelling dat de lidstaten adequate maatregelen moeten nemen om betaalbare energieprijzen te waarborgen. Het gaat hierbij onder andere om inkomenssteun, mitigerende maatregelen en prikkels om de energie-efficiëntie van huishoudens te verbeteren.

Ik ben er ook van overtuigd dat de lidstaten actieplannen moeten opstellen om energiearmoede te bestrijden. In de eerste plaats moet het begrip “energiearmoede” worden gedefinieerd. Een definitie van dit begrip zal helpen om de aandacht te richten op de doelstellingen. We moeten iedereen uit de brandstofarmoede trekken!

Anders dan bijvoorbeeld in Groot-Brittannië is de term “energiearmoede” bij ons thuis in Estland heel vreemd. Het is een typisch voorbeeld van EU-jargon, dat, bewust of onbewust, steeds meer het gewone taalgebruik binnendringt. Erachter ligt echter een zeer interessant idee waar de auteurs van wetgeving zichzelf vertrouwd mee moeten maken.

Gerichte steun aan ouderen, grote gezinnen en mensen met een handicap als een soort “wintersubsidie voor brandstof” of “koudweervergoedingen” spelen in Groot-Brittannië een belangrijke rol. Dit soort maatregelen vormen naar mijn mening een prachtig voorbeeld voor andere landen.

Er wordt veel gesproken over besparingen, maar weinig over actie, hoewel actie de snelste manier zou zijn om iets te veranderen. Hoe beter onze huizen zijn geïsoleerd en hoe energie-efficiënter ze zijn, hoe minder we zullen hoeven uit te geven aan het verwarmen ervan. Dat zou grote besparingen opleveren, want in Estland, bijvoorbeeld, absorberen gebouwen 40 procent van de primaire energie. Wij mogen dit echter niet overlaten aan het initiatief van individuele personen die het koud hebben.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  

(1) Zie notulen.


16. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B6-0462/2008).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

Eerste deel

 
  
  

Vraag nr. 35 van Mairead McGuinness (H-0637/08):

Betreft: Grenzen aan het begrotingstekort in de eurozone

Overeenkomstig het Stabiliteits- en groeipact van de Europese Unie mag het begrotingstekort van de landen van de eurozone niet meer bedragen dan 3 procent van het BBP.

Kan de Commissie een actueel overzicht geven van de wijze waarop de voorschriften momenteel worden nageleefd?

Acht de Commissie de huidige belastingregels soepel genoeg om regeringen in staat te stellen te reageren op economische problemen maar strikt genoeg om de duurzaamheid van de overheidsfinanciën te waarborgen?

Op welke voorwaarden mogen landen in de eurozone de grens van 3 procent voor het begrotingstekort eventueel overschrijden?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Het onderwerp van de eerste vraag komt in detail aan bod in het verslag van de Commissie “Openbare financiën in de EMU 2008”. De enige belangrijke ontwikkeling met betrekking tot de begroting die niet in dit verslag aan bod komt, is de recente lancering van de procedure bij buitensporige tekorten voor het Verenigd Koninkrijk.

Gezien het feit dat de Commissie verwacht dat het begrotingstekort in het Verenigd Koninkrijk de referentiewaarde van 3 procent zal overschrijden zowel in het fiscale jaar 2008-2009 als in 2009-2010, heeft de Raad dit jaar besloten, in overeenstemming met artikel 104, lid 6, van het Verdrag, dat er inderdaad een buitensporig tekort bestaat in het Verenigd Koninkrijk. Tegelijkertijd heeft hij, in overeenstemming met artikel 104, lid 7, van het Verdrag, een deadline van een jaar vastgesteld voor de correctie van dit buitensporige tekort.

Meer in het algemeen houdt de Commissie, ingevolge haar mandaat krachtens het Verdrag en het Stabiliteits- en groeipact, voortdurend de economische en budgettaire ontwikkelingen in de lidstaten in de gaten en is de Commissie erop voorbereid de instrumenten voor het toezicht op de begrotingssituaties waar nodig te activeren.

Op de tweede vraag kan ik bevestigend antwoorden, met name wat betreft het corrigerende deel. Sinds de hervorming van 2005 zijn buitensporige tekorten gecorrigeerd, waarbij op dit moment alleen het Verenigd Koninkrijk en Hongarije onderworpen zijn aan de procedure bij buitensporige tekorten. Over het algemeen genomen had de eurozone in 2007 het laagste structurele begrotingstekort sinds 1973. Niettemin is de toepassing van preventieve maatregelen niet altijd even gelijkmatig geweest. Zo beloofden de ministers van Financiën van de eurozone in april 2007 in de Verklaring van Berlijn dat zij hun begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn uiterlijk in 2010 zouden bereiken. In principe werd deze belofte dit jaar herhaald. Tegelijkertijd kreeg het Pact bij de hervorming van 2005 een toereikende economische basis om waar nodig flexibel te kunnen reageren op ernstige verstoringen, met name via de herziene flexibiliteitsclausule en de opname van impliciete verplichtingen in middellangetermijndoelstellingen voor de begroting.

Het functioneren van het Pact is goed gedocumenteerd in de verslagen van de Commissie over openbare financiën in de EMU voor 2006, 2007 en 2008 en in de begeleidende mededelingen. In het verslag van dit jaar wordt ook de voorgestelde methodologie gepresenteerd om impliciete verplichtingen op te nemen in de middellangetermijndoelstellingen van het corrigerende deel.

Wat betreft de derde vraag mogen begrotingstekorten in EU-lidstaten volgens het herziene Stabiliteits- en groeipact de referentiewaarde van 3 procent slechts onder strikt beperkte omstandigheden overschrijden, zonder dat dit leidt tot het ontstaan van een buitensporig tekort. Het moet dan met name gaan om kleine en ook tijdelijke tekorten. Daarbij komt dat de overschrijding van de referentiewaarde uitzonderlijk dient te zijn en/of een tekort dient te bevatten dat ontstaan is onder omstandigheden van ernstige economische achteruitgang, wat wordt gedefinieerd als negatieve groei of een gecumuleerd productieverlies.

Als het gaat om een klein en tijdelijk tekort, moet er verder ook altijd rekening worden gehouden met diverse andere factoren, maar dit moet op een zeer evenwichtige manier gebeuren. Andere relevante factoren zijn onder andere groeibevorderende uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. Het is echter niet toegestaan om welke uitgaven dan ook direct van het tekort af te trekken. Ten slotte moet in alle gevallen een jaarlijkse structurele verbetering van de begroting in de orde van 0,5 procent van het bbp als benchmark gerealiseerd worden.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Ik zal de tijd nemen om de details van uw antwoord in me op te nemen. U noemde met name het Verenigd Koninkrijk. Ik ben natuurlijk in de Ierse situatie geïnteresseerd en we voorzien in Ierland dat we over een aantal weken met een lastige begroting te maken krijgen. Ik zou u willen verzoeken uitleg te geven over de gesprekken die u met de Ierse minister over ons tekort hebt gehad en te verduidelijken of we inderdaad de referentiewaarde gaan overschrijden en welk effect dat zal hebben vanuit het perspectief van de EU.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) We baseren ons altijd op de feiten. Elk gesprek tussen mijn collega Joaquín Almunia en Ierse collega's is altijd bedoeld om meer informatie te verkrijgen, maar we analyseren de feiten en cijfers aan het einde van het jaar. Daarom kan ik deze vraag helaas niet beantwoorden, maar het is een heel begrijpelijke vraag. Zoals ik vandaag reeds heb gezegd, er lopen procedures bij buitensporige tekorten tegen het Verenigd Koninkrijk en Hongarije.

 
  
MPphoto
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Accepteert de Commissie het feit dat krachtens het Verdrag – in tegenstelling tot het Stabiliteitspact – de 3 procent geen limiet is, maar een referentiewaarde? In het verslag van de Commissie over een lidstaat die de referentiewaarde overschrijdt, moeten – en ik citeer artikel 104, lid 3 van het Verdrag – “alle andere relevante factoren in aanmerking [worden] genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn”.

Is de Commissie het niet met mij eens dat de economische situaties van de lidstaten noodzakelijkerwijs veranderd zijn en een extra mate van flexibiliteit daarom wellicht gerechtvaardigd is?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ik denk dat we over een nogal goed track record beschikken op het moment dat we de procedures opstarten. Drie procent is een drempel waar we echt rekening mee hebben gehouden. Als hij wordt overschreden, zullen we onder zeer uitzonderlijke omstandigheden de procedures niet opstarten. Dus waar het op neerkomt, is dat 3 procent de drempel is waar we mee te maken hebben en ik denk dat we de procedures blijven volgen die we altijd gevolgd hebben. We zullen zelfs in de huidige situatie de lat niet lager leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 36 van Olle Schmidt (H-0668/08):

Betreft: Hypotheekcrisis en financiële regelgeving

De economische problemen op de financiële markten zijn dit voorjaar blijven aanhouden en nog steeds staan de financiële markten van de wereld onder druk, niet in de laatste plaats omdat de hypotheekcrisis om zich heen grijpt. Fannie Mae en Freddy Mac ontvangen kapitaalinjecties van de Amerikaanse overheid en de hypotheekmarkt schudt op zijn grondvesten. Onlangs in juli was ik in Washington en heb ik enkele senatoren gesproken die van mening waren dat het dieptepunt van de hypotheekcrisis pas in 2010 zou worden bereikt.

Hoe lang gaat de financiële crisis volgens de Commissie duren? Welke boodschap wordt naar de markt gestuurd doordat in de VS tegen de gewoonte in door de overheid instellingen worden gered die zich in zwaar weer bevinden? Het is, zoals iedereen weet, begonnen met Bear Stearns en nu dus Fannie Mae en Freddy Mac.

Hoe ziet de Commissie, ten slotte, de huidige en toekomstige actualiseringen van bestaande regelgeving zoals Lamfalussy en de Kapitaaltoereikendheidrichtlijn? Het gevaar van buitensporige veranderingen is momenteel niet denkbeeldig zodat de concurrentiekrachtige Europese financiële markt wordt aangetast.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Internationale financiële markten bevinden zich nu ongeveer een jaar in een staat van beroering en de interactie tussen gecumuleerde verliezen binnen het financiële systeem en de verslechterende vooruitzichten voor de wereldeconomie maakt het zeer lastig om te voorspellen wanneer aan alle onrust een einde komt. De huidige situatie op de financiële markten illustreert hoe een probleem dat zich aanvankelijk leek te beperken tot een specifiek marktsegment, dat wil zeggen risicovolle hypotheken in de Verenigde Staten, zich snel kan uitbreiden naar het internationale financiële systeem in zijn totaliteit.

Naarmate de aan Amerikaanse risicovolle hypotheken gerelateerde verliezen zich via gekoppelde markten en complexe financiële producten verspreidden, zijn enkele belangrijke kredietmarkten verstoord geraakt. De problemen in het functioneren van deze markten zijn echter nog het hardst aangekomen in de banksector, waar omvangrijke verliezen zijn geleden en liquiditeitstekorten op de markt de steun van centrale banken nodig maakten.

Niettemin zijn enkele financiële instellingen in de Verenigde Staten en in Europa van insolvabiliteit gered na ernstige moeilijkheden bij het verwerven van liquide middelen. Deze overheidsinterventies waren een antwoord op de bezorgdheid over risico's voor de financiële stabiliteit en werden over het algemeen positief ontvangen door de financiële markten.

In de Verenigde Staten zal men naar verwachting tot midden 2009 doorgaan met het aanpassen van risicovolle hypotheekcontracten, ten gevolge van het ten onrechte verkopen van deze hypotheken in het verleden. De problemen binnen de internationale financiële markt blijven acuut – deze kwesties hebt u vandaag ook al aan de orde gesteld – deels ten gevolge van ontwikkelingen in de financiële sector zelf en deels door de effecten van de verslechterende economische omstandigheden.

Onzekerheid over de uiteindelijke schaal en locatie van kredietverliezen blijft het vertrouwen van investeerders ondermijnen en de totale verliezen die tot dusver door de banken bekend zijn gemaakt, liggen nog steeds ruimschoots onder de schattingen voor de totale verliezen in het gehele financiële systeem die gebaseerd zijn op verschillende projecties van toekomstige hypotheekverliezen.

Banken zien zich in toenemende mate gedwongen te herkapitaliseren, vaak tegen hoge kosten en onder moeilijke marktomstandigheden. Daar komt bij dat de problemen in de banksector steeds meer gepaard gaan met striktere voorwaarden voor kredietverstrekking en een vermindering van de kredietverstrekkingsactiviteiten van banken.

De hogere financieringskosten en de beperktere toegang tot krediet zullen naar verwachting een wisselwerking aangaan met andere tegenvallers voor de wereldeconomie, zoals hoge olieprijzen en stijgende inflatie.

Op basis hiervan zijn de vooruitzichten voor de EU en de economie van de eurozone nog verder verslechterd sinds de prognose van de Commissie van voorjaar 2008. De economische vooruitzichten verschillen per lidstaat. Naarmate de economische omstandigheden verslechteren, neemt de druk op de balanscijfers van de banken verder toe.

De kwetsbare marktomstandigheden vragen om voortdurende waakzaamheid van overheidsinstanties die marktontwikkelingen volgen, in het bijzonder centrale banken, toezichthouders en ministers van Financiën. De noodzaak van verdere interventies in het geval van een systemische crisis kan niet worden uitgesloten.

In een bredere context worden er concrete stappen gezet om de zwakke punten van het kader voor financiële markten aan te pakken. In aansluiting op de behandeling door de Raad Economische en Financiële Zaken in oktober 2007 is een routekaart van regulerende maatregelen goedgekeurd.

Hoewel alleen geldend voor de EU is deze routekaart consistent met vergelijkbare initiatieven op mondiaal niveau. De doelstellingen van de routekaart zijn het verbeteren van de transparantie, het aanpakken van problemen met waardebepaling, het versterken van het bedrijfseconomische toezicht op banken en het onderzoeken van structurele marktkwesties door de relevante zwakke punten in het regelgevingskader te analyseren en passende beleidsmaatregelen te formuleren. De Commissie spant zich op dit moment in om ervoor te zorgen dat deze routekaart op tijd wordt voltooid, inclusief concrete initiatieven voor het verbeteren van de transparantie voor investeerders, markten en toezichthouders, herziene kapitaalvereisten voor banken en de regulering van ratingbureaus.

Wat dit punt aangaat, heeft de Commissie haar externe overleg over de voorgestelde wijzigingen in de richtlijn kapitaalvereisten afgerond en is de Commissie voornemens gedurende de komende maanden een voorstel in te dienen.

De Commissie heeft tevens wetgeving betreffende ratingbureaus in behandeling. In dit verband is eind juli 2008 een openbare raadpleging gestart.

Er is daarnaast vooruitgang geboekt wat betreft grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van toezicht binnen de EU, doordat begin juli 2008 een nieuw memorandum van overeenstemming in werking is getreden.

Meer in het algemeen gesproken, een van de doelstellingen van het verslag-Lamfalussy is de verbetering van de nieuwe toezichtregeling, waarbij de Commissie bijvoorbeeld voornemens is om de besluiten over de Europese comités van toezichthouders te herzien.

De Commissie is zich in al haar inspanningen zeer bewust van de mondiale dimensie van de benodigde respons en in dat opzicht stemmen we onze maatregelen ook af met onze partners.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (EN) Soms gaat een vraag een eigen leven leiden en ik geeft toe dat dit misschien enigszins achterhaald is, maar ik dank de Commissie voor het eerlijke antwoord. Waar ik op doel, en waar ik me zorgen over maak, is dat we overdreven aan het reageren zijn en ik hoop dat de Commissie dat in overweging kan nemen. Ik ben het ermee eens dat we moeten handelen en reageren, maar we moeten het niet overdrijven, omdat we een evenwichtige aanpak nodig hebben. Anders – en ik denk dat we hier op de lange termijn rekening mee moeten houden – zouden we de groei in Europa schaden. Daarom ben ik voor een evenwichtige aanpak en ik vertrouw erop dat de Commissie ervoor zorgt dat deze maatregelen op een passende manier worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ik vind dat de Commissie het werkelijk evenwichtig aanpakt. We hebben een uur lang gedebatteerd waarbij veel leden van het Parlement om zeer haastige maatregelen riepen, maar de Commissie hanteert werkelijk een evenwichtige aanpak.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(EN) Vandaag hebben we een debat gehouden over de wereldwijde financiële crisis en de effecten van de crisis op onze economie. Een afgevaardigde vermeldde het feit dat er in haar land al een bank failliet is gegaan. Is u bekend of er een direct gevaar bestaat dat banken in onze landen, de EU-lidstaten, failliet zullen gaan?

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Ik zou wel eens willen weten hoe het er in de energiesector nu voorstaat met de werkelijke en de financiële transacties. Is de Commissie voornemens in de statistieken duidelijk het verschil tot uitdrukking te laten komen tussen wat er werkelijk aan energie gekocht wordt en wat er slechts op de financiële markt verhandeld wordt en bent u ook van plan een regeling voor blancoverkopen te treffen?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Mijn land, Letland, heeft heel wat banken en insolventie zou zeker kunnen gebeuren. Naar mijn mening hebben we een vrij ontwikkelde markt. Maar hij staat onder het toezicht van de centrale bank en op de Letse financiële markten was er in elk geval helemaal geen onrust. Daarom kan ik u verzekeren dat de Letse financiële markt zeer stabiel is en dat er geen verstoring van de markt is geweest. Niettemin is het van groot belang om de rol te benadrukken die het toezicht op de banken moet spelen en dat alle voorwaarden van dit toezicht door de commerciële banken moeten worden nageleefd.

Wat betreft de energieaankopen zou ik met toestemming van de heer Rübig schriftelijk willen antwoorden, aangezien dit een zeer specifieke vraag is en ik op dit moment geen concreet cijfer zou willen noemen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 37 van Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (H-0679/08):

Betreft: Veiligheid van de luchtvaart

De recente crash van een vliegtuig van Spanair bij Madrid, waarbij een groot aantal doden te betreuren viel, en de noodlanding van een Boeing 737 van Ryanair bij Limoges, waarbij 26 mensen gewond raakten, doen opnieuw vragen rijzen omtrent de toepassing van het communautaire wetgevings- en controle-arsenaal op het gebied van de luchtvaartveiligheid. Verordening (EG) nr. 1899/2006/(1)

verplicht luchtvaartmaatschappijen expressis verbis programma's inzake ongelukkenpreventie en vluchtveiligheid te implementeren, en bevat vereisten waaraan elk civiel luchtvaartuig moet voldoen (met betrekking tot certificering, toezicht, onderhoud, uitrusting, veiligheid, enzovoorts).

Is de Commissie van mening dat deze vereisten bevredigend zijn en volstaan, of vindt ze dat de luchtvaartmaatschappijen aan strengere controles moeten worden onderworpen? Hoe beoordeelt de Commissie de toepassing tot nu toe van Richtlijn 2003/42/EG(2) inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart? Is de Commissie tevreden over de doorgevoerde verscherping van de mechanismen voor controle en vroegtijdige waarschuwing ten aanzien van luchtvaartmaatschappijen met een twijfelachtige veiligheidsgeschiedenis, en over de handhavingsinspecties van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart bij de luchtvaartautoriteiten van de lidstaten, en over hetgeen aan nieuws naar buiten komt over het opstellen van een zwarte lijst?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Met betrekking tot de toepassing van de communautaire wetgeving betreffende luchtvaartactiviteiten heeft de Commissie geen aanwijzingen dat er zwakke plekken of aan de veiligheid gerelateerde mazen in de betreffende wetgeving betreffende luchtvaartveiligheid zitten, die pas recentelijk, op 16 juli 2008, in werking is getreden in de Gemeenschap. De reeks technische vereisten voor luchtvaartactiviteiten is voortdurend aan verandering onderhevig, in navolging van de ontwikkelingen van de wetenschappelijke kennis op dit gebied. Dit wordt bereikt door de prestaties van luchtvaartmaatschappijen continu te monitoren en om deze redenen acht de Commissie een strikter controlekader niet noodzakelijk.

Wat betreft de toepassing van communautaire wetgeving aangaande het melden van voorvallen is de Commissie ingenomen met het feit dat alle lidstaten een verplicht meldingssysteem hebben opgezet en de informatie in nationale databanken verzamelen. Deze regels bevatten een systeem voor het uitwisselen van informatie en voorzien in de verspreiding van informatie. De uitwisseling van informatie is nog niet volledig operationeel, omdat hiervoor overeenstemming over individuele protocollen tussen elke lidstaat en de Commissie nodig is voor het actualiseren van de centrale opslagplaats in overeenstemming met de verordening van de Commissie. De lidstaten en de Commissie werken actief aan deze kwestie, maar de informatie is in deze fase reeds beschikbaar op nationaal niveau.

De verspreiding van informatie wordt op de juiste manier uitgevoerd op basis van de verordening van de Commissie van 24 september 2007. De uitvoering van de bescherming van informatie is omgezet in nationale wetgeving, maar we zullen moeten wachten tot we de doeltreffendheid van deze bepalingen kunnen beoordelen die de grondslag vormen van een goede meldingscultuur doordat ze de betrouwbaarheid van de melders garanderen.

Met betrekking tot de controle op luchtvaartmaatschappijen met een twijfelachtige veiligheidsgeschiedenis kan ik de geachte afgevaardigde verzekeren dat de Commissie nauwgezet de bepalingen toepast van de Gemeenschapsregelgeving betreffende het opleggen van exploitatieverboden voor luchtvaartmaatschappijen die niet voldoen aan de veiligheidsvereisten. Vandaag de dag heeft 54 procent van alle platforminspecties van luchtvaartuigen betrekking op Europese luchtvaartmaatschappijen. Dat betekent dat de Commissie evenveel aandacht aan de veiligheidsprestaties van Europese en niet-Europese luchtvaartmaatschappijen besteedt. Dankzij de voortdurende en nauwe samenwerking met de Commissie intensifiëren de instanties voor civiele luchtvaart in de lidstaten het toezicht op hun luchtvaartmaatschappijen. De resultaten van de platforminspecties zijn een bijzonder succesvol preventief instrument gebleken om te voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen worden geconfronteerd met exploitatiebeperkingen in de Gemeenschap.

Wat betreft de handhavingsinspecties bij de burgerluchtvaartmaatschappijen door het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart zou ik de geachte afgevaardigde willen verzekeren dat dankzij de nauwe samenwerking en het wederzijdse vertrouwen tussen de civiele instanties in de lidstaten en het EASA duurzame oplossingen worden overeengekomen en uitgewerkt tussen het Agentschap en de geïnspecteerde instanties. Ten bewijze van de goede samenwerking zij vermeld dat het Agentschap erin is geslaagd het aantal inspecties te verdubbelen sinds de betreffende regels in 2006 werden aangenomen en dat de veiligheidsmaatregelen die aan het einde van dat jaar aan een lidstaat werden opgelegd, deze week zijn opgeheven.

 
  
MPphoto
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE). - (EL) Ik dank de Commissie hartelijk voor haar antwoord, maar ik vraag mij toch het volgende af, mijnheer de commissaris. Het kan best zijn dat er, gezien het aantal vluchten, maar weinig vliegtuigongevallen gebeuren, maar deze ongelukken veroorzaken wel vaak heel veel doden, waardoor de publieke opinie twijfels krijgt en haar vertrouwen in ons beleid en onze controles verliest.

U hebt naar ik heb kunnen vaststellen geen maatregelen voorgesteld. U hebt het Agentschap voor de veiligheid geen extra bevoegdheden of taken gegeven. Het gaat niet alleen om de luchtvaartmaatschappijen maar ook om de burgerlijke instanties die bevoegd zijn voor de controle in de lidstaten. Er is een zwarte lijst. Met welke criteria wordt die opgesteld? Zult u die versterken? Uw antwoord was ontoereikend wat betreft de gevolgen van deze ongelukken en de daardoor ontstane problemen, afgezien nog van het tragische verlies aan mensenlevens.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ik kan u verzekeren dat het veiligheidssysteem in Europa van het hoogste niveau is. Het staat buiten kijf dat het operationeel is en dat we alle nodige maatregelen hebben getroffen.

Helaas kan dit niet voorkomen dat er ongelukken gebeuren. Het spijt mij ten zeerste dat er mensen zijn omgekomen, maar de oorzaak is niet dat de veiligheidsniveaus in Europa niet toereikend zijn.

Zodra we de resultaten weten, wat de oorzaak van een ongeluk was, zullen we analyses uitvoeren en als de noodzaak bestaat om een aantal van de maatregelen te versterken, zal dat ook gebeuren.

Toch kan ik u op dit moment verzekeren dat de luchtvaartveiligheid in Europa voldoet aan de hoogste normen die waar dan ook ter wereld gelden.

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) De situatie is als volgt: het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart (EASA) krijgt tegenwoordig steeds meer bevoegdheden om voor heel Europa eenzelfde mate van veiligheid te waarborgen. En dat is goed. Nu voltrekt zich een tweede uitbreidingsgolf in de bevoegdheden, maar zonder dat het EASA ook meer of andere middelen tot zijn beschikking heeft gekregen. Daar kunnen we twee dingen mee doen. De eerste mogelijkheid is om niet alle agentschappen gelijk te behandelen. Ik ga niet zover als sommige van de collega’s, die stellen dat niemand er iets van zou merken als bepaalde agentschappen hun activiteiten zouden staken. Het EASA is wel degelijk anders. Als dat geen geld heeft, zijn er mensenlevens in het geding.

De tweede mogelijkheid is financiering door derden, namelijk het EASA door een heffing op de vliegtickets van meer geld te voorzien. Mijn vraag is welke van beide mogelijkheden uw voorkeur heeft.

Mevrouw de Voorzitter, staat u mij nog een opmerking buiten de agenda toe: ik onderschrijf volledig wat onze Poolse collega over het vergaderverloop gezegd heeft.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ongeacht welk agentschap het betreft, is directe financiering via geld van belastingbetalers de beste manier, omdat als een agentschap geen eigen inkomsten heeft, naar mijn mening nooit gegarandeerd kan worden dat de nodige publieke diensten ook worden geleverd. Ik vind de beste manier dus dat alle agentschappen hun middelen uit de begroting krijgen toegewezen, maar als er een mogelijkheid bestaat om aanvullende middelen te verwerven, dient die mogelijkheid geëvalueerd te worden. Hoe dan ook wordt elke begroting behandeld volgende de procedure en strikte regels die door Europese wetgeving worden voorgeschreven.

 
  
  

Tweede deel

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 38 van Emmanouil Angelakas (H-0612/08):

Betreft: Veilige werking van kerncentrales

De Europese Unie moet onmiddellijk een oplossing vinden om haar steeds groeiende energiebehoeften te dekken. De petroleum- en gasvoorraden en de hernieuwbare energiebronnen dekken slechts gedeeltelijk deze behoeften en het gebruik van kernenergie dringt zich op. Tegelijk maken de Europese burgers zich steeds meer ongerust over de veilige werking van de kerncentrales en het correcte beheer van kernafval, met name na de recente nucleaire lekken in Frankrijk en Slovenië.

Vanzelfsprekend rijzen dus de volgende vragen: Hoe veilig is de werking van de kerncentrales in alle landen van de EU? Hoe zit het met de toekomstige bouw van nieuwe kerncentrales in Turkije en andere Balkanlanden en welke garanties worden geboden voor de veilige werking van deze centrales? Heeft de Commissie onderzocht of het nodig is om nieuwe kerncentrales te bouwen? Wat is haar conclusie? Heeft zij ten slotte berekend hoe afhankelijk de Europese Unie in de nabije toekomst zal zijn van kernenergie?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De EU maakt op dit moment voor 30 procent van haar elektriciteitsproductie gebruik van kernenergie en kernenergie vertegenwoordigt twee derde van de koolstofvrije elektriciteit van de EU. In 2030 zal de energiebehoefte naar verwachting met 20 procent zijn gegroeid en de elektriciteitsbehoefte met 38 procent.

Ten gevolge hiervan zou het aandeel van elektriciteit in de verwachte energiebehoefte groeien van 20 procent tot 23 procent. De capaciteit voor het opwekken van elektriciteit wordt verwacht met 31 procent toe te nemen, maar op basis van de PRIMES-uitgangswaarden die door de Commissie zijn onderzocht, zal het aandeel van kernenergie in de opwekking van elektriciteit dalen van 30 procent tot 20 procent.

Daarnaast concludeerde het Internationaal Energie Agentschap in zijn onlangs gepubliceerde evaluatie van het EU-energiebeleid dat “de kernenergiecapaciteit in de EU van nu af aan zal afnemen tenzij in de nabije toekomst aanzienlijk wordt geïnvesteerd in verlenging van de levensduur van centrales en vervanging van reactoren die het einde van hun levensduur hebben bereikt”.

Het is aan iedere individuele lidstaat om te beslissen over het al dan niet gebruiken van kernenergie voor het opwekken van elektriciteit en het opstarten van nieuwe projecten of om te besluiten over te gaan tot een afschaffingsbeleid voor kernenergie. Indien lidstaten besluiten te investeren in nieuwe opwekking van kernenergie, zal de Commissie al haar bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat de nieuwe projecten op dit gebied voldoen aan de hoogste normen aangaande veiligheid, beveiliging en niet-verspreiding, zoals voorgeschreven door het Euratom-Verdrag.

Het verzekeren van het hoogste niveau van veiligheid, beveiliging en waarborgen gedurende de totale levensduur van een nucleaire installatie is tevens een prioriteit in de context van de uitbreiding van de EU en in betrekkingen met derde landen via het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid.

De Commissie volgt het algemene beeld van de lopende investeringen in de kernenergiesector in de EU. In 2007 heeft de Commissie het Indicatief programma op het gebied van de kernenergie goedgekeurd, dat een overzicht geeft van de stand van zaken binnen de Europese nucleaire sector. De Commissie is bezig deze mededeling te actualiseren, als onderdeel van de algemene strategische energiebeleidsevaluatie. Deze mededeling zou vóór eind 2008 beschikbaar moeten zijn.

Daarnaast heeft de Commissie twee initiatieven gelanceerd om de toekomst van kernenergie nader te bespreken en de vereisten voor de ontwikkeling van kernenergie te identificeren. Het eerste is de “Groep op hoog niveau voor nucleaire veiligheid en afvalbeheer”; dit initiatief richt zich op het identificeren van veiligheidskwesties die met voorrang behandeld moeten worden en het aanbevelen van op EU-niveau te treffen maatregelen.

Het tweede initiatief, het “Europees kernenergieforum”, is bedoeld als platform voor een brede en transparante discussie over de mogelijkheden en risico's van kernenergie tussen de belanghebbenden.

 
  
MPphoto
 

  Εmmanouil Angelakas (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik begrijp dat wij moeten wachten tot het eind van het jaar, tot de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, voordat wij goede conclusies kunnen trekken.

Ik wilde graag dat de commissaris commentaar gaf op de volgende inlichting, die vorig jaar al bekend was. Rusland bouwt aan een drijvende kerncentrale. De bouw zou in 2010 voltooid moeten zijn en dan zou die centrale naar een verafgelegen gebied van Rusland worden verplaatst. Rusland is van plan nog eens zes van die centrales te bouwen en te verkopen aan landen die daarom vragen en er belangstelling voor hebben.

Wat is uw commentaar, vanuit de veiligheidsoptiek bekeken?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. (EN) Rusland behoort ook tot de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en Russische nucleaire technologie voldoet aan internationale normen. Dus als landen geïnteresseerd zijn in Russische nucleaire technologie, zijn er een aantal internationale regels die Rusland naleeft.

Voor de EU zou Russische productietechnologie kunnen worden gebruikt, op voorwaarde dat het advies van de Commissie daarover positief is en als de Russische technologie minimaal aan de geldende normen voldoet en concurrerend is in vergelijking met andere technologieaanbieders.

Dus alleen het feit dat de technologie Russisch is, wil niet zeggen dat zij minder veilig is.

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). - (EN) Mijnheer de commissaris, ik zou u opnieuw iets willen vragen over onze beroemde Ignalina-kerncentrale.

Onlangs had onze minister-president een ontmoeting met de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso. Daarna maakte een aantal van onze kranten gewag van een opening: dat de mogelijkheid bestaat dat de centrale langer in bedrijf zou kunnen blijven.

Wat is uw mening daarover en wat zou u de Litouwse regering aanraden in deze situatie?

 
  
MPphoto
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (EN) Kernenergiecentrales en nucleaire faciliteiten behoren tot de meest zorgvuldig gecontroleerde installaties wat betreft veiligheid.

De vooruitzichten voor het gebruik van kernenergietechnologie in Slowakije, waarvoor de bouw van de derde en vierde reactor in Mochovce noodzakelijk is, en het voornemen van de Republiek Slowakije om de reactoren in Jaslovské Bohunice in 2006 en 2008 te sluiten, confronteren Slowakije met lastige uitdagingen.

Kan de commissaris mededelen waarom de Commissie met zoveel politieke omzichtigheid reageert op de bouw van de kernenergiecentrale in Mochovce? Heeft de Commissie reële reserves ten aanzien van de veiligheid van deze kernenergiecentrale?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Ik zal met Ignalina beginnen, omdat ik al vaak over dit onderwerp gesproken heb.

In het Toetredingsverdrag zijn Litouwen en de onderhandelingspartners - de andere lidstaten - overeengekomen dat de centrale om veiligheidsredenen uiterlijk eind 2009 gesloten zou moeten worden. Dit Verdrag is primair recht en is geratificeerd door alle lidstaten. De Commissie maakt geen deel uit van dit proces. De Commissie is de hoedster van dit Verdrag en heeft tot taak ervoor te zorgen dat het recht daarin daadwerkelijk gerespecteerd wordt.

Vandaar dat ik u niets steekhoudends kan vertellen over welke standpuntswijziging dan ook, omdat het standpunt van de Commissie bepaald wordt door het Verdrag. Hoe kunnen we hier een mouw aan passen? Naar ik meen omvat het Verdrag ook algemene bepalingen ter ondersteuning van Litouwens hervormingen in de energiesector - een totaalpakket van, als ik het wel heb, 1,3 miljard euro, dat bedoeld is voor terreinen waarop de energievoorziening van Litouwen versterkt zou kunnen worden, door het uitbouwen van dwarsverbindingen, het financieren van rendementsverhogende maatregelen, van alternatieve energiebronnen. Die kant moet het dus op, maar er is, althans in mijn ogen, geen enkele manier waarop het Verdrag gewijzigd zou kunnen worden, omdat alleen een intergouvernementele conferentie met aansluitende ratificatie primair recht van de Europese Unie aan kan passen.

Wat Mochovce betreft, gaat het in de ogen van de Commissie om hetzelfde punt als bij Ignalina. Wel hebben we de situatie rond Mochovce nader bekeken en vastgesteld dat er specifieke eisen zijn, voortkomend uit de nieuwe uitdagingen waar de wereld van vandaag ons voor stelt. Zo zou niet alleen de bedrijfs- maar ook de algehele veiligheid in gevaar kunnen komen als vliegtuigen gebruikt worden om nucleaire installaties aan te vallen. De technologie die voor de nieuwe reactoren is voorgesteld, houdt onvoldoende rekening met deze mogelijkheid. Vandaar dat wij de eigenaar en de Slowaakse toezichthouder in de kernenergiesector gevraagd hebben om aanvullende maatregelen, die ervoor zorgen dat er geen blijvende schade ontstaat, zelfs als een kerncentrale op deze manier wordt aangevallen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 39 van Liam Aylward (H-0624/08):

Betreft: Investeringen in eerste generatie: prioriteit voor tweede generatie

In het ontwerpverslag Turmes (2008/0016/COD) over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen dat op dit moment bij de parlementaire commissies in behandeling is, wordt het door de Raad en de Commissie vastgestelde bindend streefcijfer voor biobrandstoffen en hernieuwbare energie in het wegvervoer opnieuw aan de orde gesteld omdat in onderzoek en ontwikkeling van de tweede generatie geen doorbraak is bereikt.

Maar moeten wij dan geen duidelijk regelgevingsbeleid formuleren voor de investeerders in biobrandstoffen van de eerste generatie? En wel omdat het precies dezelfde investeerders zullen zijn die in O&O van de tweede en derde generatie zullen investeren, en die nu installaties bouwen die gemakkelijk aan de eisen van tweede en derde generatietechnologie aan te passen zullen zijn. Zij kunnen zich immers niet permitteren om O&O-investeringen met het oog op de volgende generatie achterwege te laten, omdat hun installaties dan snel verouderen.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) De Commissie deelt de mening van de geachte afgevaardigde dat er een duidelijk reguleringsbeleid voor investeerders in biobrandstoffen van de eerste generatie moet komen, willen brandstoffen van een tweede generatie van de grond komen.

De Commissie ziet biobrandstoffen van de eerste generatie als brug naar een tweede generatie op basis van de cellulose van houtige planten.

Zonder goede productievoorwaarden in eigen land voor biobrandstoffen van de eerste generatie zullen innovatieve producten met hoog rendement moeilijk een weg naar de markt vinden. Een helder reguleringsbeleid is echter niet alleen de ultieme voorwaarde om groei in de biobrandstoffenindustrie op gang te brengen, het is ook nodig om negatieve gevolgen voor het milieu te voorkomen. Daarnaast mag de ontwikkeling van biobrandstoffen niet ten koste gaan van de voedselvoorziening en evenmin van invloed zijn op de prijs van voedingsmiddelen.

Toch mag er geen enkele twijfel over bestaan dat de Commissie de ontwikkeling van biobrandstoffen van de tweede generatie wil versnellen.

De voorgestelde richtlijn voor de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie stelt expliciet dat voor het aandeel dat biobrandstoffen, gewonnen uit afval, residuen en cellulose van andere dan voedingsgewassen hebben in de nationale doelstellingen voor biobrandstoffen, het dubbele gerekend mag worden van andere biobrandstoffen.

Daar komt bij dat de lidstaten de verplichting krijgen verslag uit te brengen over de manier waarop zij hun subsidieregelingen ten gunste van biobrandstoffen van de tweede generatie hebben aangepast.

De EU geeft verder aanzienlijke steun aan lopend onderzoek ter ontwikkeling van tweede-generatie-productietechnieken. De activiteiten in het kader van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling draaien nadrukkelijker om biobrandstoffen van de tweede generatie, met name om conversieprocessen ten behoeve van vloeibaar biogas.

Het onderzoek zou zowel technisch als economisch georiënteerde pilot-projecten moeten omvatten, zodat niet alleen en aantrekkelijke kosten-batenverhouding verzekerd is, maar ook een productiewijze die een nettobijdrage levert aan de doelen die de Gemeenschap zich gesteld heeft voor wat het beteugelen van de klimaatverandering en betaalbare voeding voor de gehele wereldbevolking betreft.

U ziet dat het beleid en het voorstel van de Commissie helemaal toegesneden zijn op de behoefte aan de ontwikkeling van tweede-generatiebiobrandstoffen, alsook op een eventuele noodzaak om van eerste-generatiebiobrandstofffen gebruik te maken, maar dan op duurzame wijze.

 
  
MPphoto
 

  Liam Aylward (UEN). - (EN) Mijnheer de commissaris, mag ik u vragen hoe u erbij komt dat de Europese Unie de informatieslag rond de voordelen van stevige en consequente streefcijfers voor biobrandstof aan het verliezen is en dat in tijden van grotere energiekrapte? Ik stel mijn vraag met het oog op biodiesel, die het in zich heeft een substantiële bijdrage te leveren aan het veiligstellen van de energietoevoer van de Europese Unie. Biodiesel kan in overeenstemming met duurzaamheidsbeginselen geproduceerd worden, zonder de voedselvoorziening in gevaar te brengen - een feit waar u ook naar verwezen hebt - en biodiesel is de enige vorm van hernieuwbare energie waarbij Europa een sterke, duidelijk leidende positie inneemt.

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Het voorstel van de Commissie ontmoedigt de ontwikkeling van de biodieselindustrie niet en het gebruik van de brandstof in de transportsector evenmin, zeker niet nu de raffinaderijen duidelijk te lijden hebben onder een gebrek aan dieselproductie binnen de Europese Unie. Het is dus niet zo dat wij het ontmoedigen, maar ik denk wel dat als een duidelijke duurzaamheidseis ontbreekt, de schade die door een enkel mislukt project wordt aangericht voor de hele bedrijfstak van nadeel zal zijn. Omdat de aandacht nu zo sterk gericht is op biobrandstoffen kunnen we ons geen mislukkingen veroorloven, omdat die het einde van de hele bedrijfstak zouden betekenen.

Misschien kan ik u met een verwijzing naar het vervoersbeleid het best duidelijk maken waarom mij zoveel aan het biobrandstoffenbeleid is gelegen. In het vervoer gaat het ten eerste om zuiniger auto’s - en er is in het Parlement een aantal bijzonder stevige debatten over auto’s gevoerd; ten tweede om een verschuiving in vervoermiddelen, al zullen de mensen in veel gevallen de voorkeur blijven geven aan de auto; en dan ten derde om het overschakelen op alternatieve brandstoffen. Een van die alternatieven is biobrandstof, maar we dienen ons wel te realiseren dat die geproduceerd wordt op land dat ook voedingsgewassen voort zou kunnen brengen. Dat is waarom ik vind dat alle nodige voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, hoewel dit zonder twijfel een positieve maatregel is.

 
  
MPphoto
 

  Teresa Riera Madurell (PSE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, als het over biobrandstoffen gaat, worden mythe en werkelijkheid vaak zodanig door elkaar gehaald dat de burgers er geen wijs meer uit kunnen worden, waardoor het onderzoek, de innovatie en industriële investeringen op dit gebied schade lijden.

Overweegt de Commissie om op Europees niveau een voorlichtingscampagne te lanceren, die nauwkeurig en objectief moet zijn, om duidelijkheid over deze situatie te verschaffen?

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Inderdaad, de beide vragen hadden bijna samengenomen kunnen worden, maar de onuitgesproken boodschap in de vraag van mijn Ierse collega is, als ik die goed begrijp, dat hij voorstander is van investering in biobrandstoffen van de eerste generatie (of van een regeling die dat stimuleert), of toch zeker dat hij vindt dat we ons niet hoeven te verontschuldigen voor een regeling ten gunste van investeringen in die eerste generatie, aangezien die leiden tot een tweede en een derde generatie.

Dat is niet helemaal mijn insteek en daarom zou ik u, commissaris, met welnemen van de Voorzitter willen vragen: zou niet alle wetgeving op dit terrein uit principe technologie-neutraal moeten zijn?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Ik zal met het tweede punt beginnen. Ik denk dat we van de discussie over aardolie moeten leren dat we ook op andere terreinen geconfronteerd kunnen worden met een onvoorspelbare groei van de vraag, ook ten aanzien van voedsel, wat toch een echte basisbehoefte van de mens is. Daarom hebben we behoefte aan technologieën die onze mogelijkheden uitbreiden. En met uitbreiding hebben we duidelijk van doen als er stoffen gebruikt worden die doorgaans als afval beschouwd worden. Om die reden zouden we de tweede generatie vol overtuiging moeten propageren. Je zou kunnen zeggen dat zelfs dat niet genoeg is, omdat daar de risico’s niet zitten. We hebben nieuwe technologieën nodig. Het is niet zo dat we simpelweg olie door biobrandstoffen willen vervangen. Nee, we willen over de technologie beschikken die ons echt vrijwaart van deze concurrentie, hoe beperkt ook. Om die reden geloof ik dat de tweede generatie onze bijzondere aandacht verdient, ook al horen we in theorie alle technologieën gelijk te behandelen.

Ik denk dat we waar het de bewustwording betreft, te maken hebben met een bredere vorm van educatie, die niet zozeer gaat over biobrandstoffen, als wel over duurzaamheid, zuinig omgaan met energie en een volkomen nieuwe houding ten opzichte van het milieu, het bewustzijn dat alles wat we gebruiken ergens gewonnen is en daar altijd schade aanricht. Bij alle opwinding over biobrandstoffen vergeten we wel eens dat er ook nog olie geproduceerd wordt en dat die soms gewonnen wordt uit teerzand. Onlangs zijn foto’s gepubliceerd van locaties waar deze olie geproduceerd wordt. Dat is waarachtig geen plattelandsidylle en ook dat vormt een groot probleem. Ik vind dus dat elk van ons zo zuinig mogelijk zou moeten omspringen met energie en mee moet gaan in de trend richting groene energie, ook al kost het dan wat meer.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 40 van Avril Doyle (H-0632/08):

Betreft: Biobrandstoffen

Moet bij het vaststellen van de doestellingen voor biobrandstoffen geen prioriteit worden gegeven aan biodiesel, veeleer dan aan bio-ethanol?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) De Commissie erkent dat er in de Europese Unie een grotere vraag is naar biodiesel (meer dan naar bio-ethanol) als vervanging van gewone diesel en dat die het aardolieverbruik omlaag kan helpen brengen.

Het ligt dan ook in de verwachting dat het biodieselverbruik in de EU de komende jaren boven dat van bio-ethanol zal liggen. Desondanks acht de Commissie specifieke streefcijfers voor elk van beide technieken niet noodzakelijk, omdat ze beide een voorname rol kunnen spelen in het verminderen van de aardolieafhankelijkheid in de Europese vervoersbranche.

Van de tweede generatie biobrandstoffen gaat voor biodiesel en bio-ethanol gelijkelijk een stimulans uit, maar toch blijft de markt voor biodiesel in de EU duidelijk groter. Het lijkt mij niet goed een onderscheid te maken tussen ethanol en diesel, maar wel dat we aan stimulering van de tweede generatie de voorkeur geven boven de eerste generatie.

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Zou u uw kijk op het hele vraagstuk van levenscyclusduurzaamheid voor biobrandstoffen, dan wel voor de brandstoffen in de vervoersbranche in het algemeen kunnen geven en die kunnen relateren aan het verslag-Turmes? Dus op de CO2-reductie van begin tot eind, inclusief het telen van de gewassen, de winningmethode, het transport, de raffinage en het gebruik? Waar komt u dan uit binnen de discussie over de mate van CO2-reductie? Behoort u tot het kamp van de 40 tot 45 procent, of dat van de 35 procent?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Ik reken mijzelf tot het kamp van de 35 procent omdat het zaak is te voorkomen dat biobrandstoffen door te hoge eisen van de markt gedrukt of speelbal van speculatiekredieten worden, waarna we weer terugvallen op aardolie, of nog verder, op steenkool en coal-to-liquid-technologie.

Dat lijkt mij erger dan vasthouden aan 35 procent als drempel, waarbij CO2-reductie zeker is.

Ik blijf dus bij 35 procent en het komt nu op de besprekingen tussen Parlement en Raad aan. Als daar in een ander percentage uitrolt, kan ik daar mee leven, maar ik denk dat die 35 procent een behoorlijk hard getal is, omdat we tijdens de discussie in ons college ook in kampen verdeeld waren en dit getal al een compromis was tussen de twee kampen, waarvan het ene in biobrandstoffen gelooft en het andere bang is voor biobrandstoffen. En zo vonden we elkaar op 35 procent.

 
  
MPphoto
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, heden te dage zoeken we naar manieren om vorderingen te boeken op het gebied van alternatieve energiebronnen. Samen met een collega, de heer Rack, ben ik in juli naar Nieuw-Zeeland geweest, waar het gebruik van geothermische energie mij aantrekkelijk voorkwam. Mijn regio, Stará Ľubovňa in Slowakije, heeft soortgelijke geothermische bronnen, maar de ontwikkeling ervan vereist een aanzienlijke investering van financiële middelen.

Wat is het standpunt van de Commissie ten aanzien van het gebruik van geothermische bronnen voor de productie van energie?

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Ik zou een punt aan willen snijden dat nog nauwelijks een rol gespeeld heeft in onze discussie. Biobrandstoffen, biodiesel, bio-ethanol zijn brandstoffen met een verschillend rendement en verschillende eigenschappen, ook waar het de CO2 -uitstoot betreft. Waar we het nog niet echt over gehad hebben, is het directe energieverbruik bij de productie van de verschillende brandstoffen. Zou u, mijnheer de commissaris, daar ook iets over kunnen zeggen?

 
  
MPphoto
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) We staan zeer positief tegenover de geothermische energiewinning en ik ben ervan overtuigd dat de ontwerprichtlijn die nu onderwerp van gesprek is, evenals het klimaat- en energiepakket, het gebruik van hernieuwbare energie, inclusief de geothermische, zal bevorderen.

Waarom wordt er nu nog geen gebruik van gemaakt? Deels omdat het niet genoeg is hernieuwbare energiebronnen centraal te stellen. Het is veel makkelijker de kosten die voor fossiele brandstoffen gemaakt zijn, aan de consument door te berekenen. Voor hernieuwbare energie zoals de geothermische zijn immers investeringen nodig en die vragen weer om een gunstige context. Ik verwacht wel dat een hernieuwbare energiebron als de geothermische in de EU veel meer zal worden ontwikkeld, niet alleen voor het opwekken van stroom, maar ook, zoals in Kopenhagen gebeurt, voor stadsverwarming. Er zijn dus verschillende toepassingen voor deze technologie, die een groei zal doormaken in de Europese Unie.

Wat de energetische waarde betreft: het is waar dat die bij biobrandstoffen lager is en dat er voor dezelfde prestatie meer brandstof nodig is, maar laat er geen misverstand over bestaan dat die brandstof een goede vervanger voor aardolie is. Hier rijd ik in elk geval wel op biobrandstof en het enige nadeel daarvan is dat ik veel vaker naar een tankstation moet, maar dat vind ik niet erg. Ik zou daarom zeggen: het is wel anders, maar niet zoveel anders, dat ik mijn gedrag ervoor moet aanpassen.

Met de elektrische auto wordt dat wel een probleem. Die is op het moment nog veel langzamer, in elk geval in de huidige uitvoering als stadsauto. Wellicht is er behoefte aan een soort hybride, omdat elektrische auto’s bij reizen over langere afstanden misschien niet voldoen, maar voor auto’s die op biobrandstof rijden is er geen probleem.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 41 is niet ontvankelijk verklaard, en de vragen nrs. 42 t/m 45 zullen schriftelijk worden beantwoord. Aangezien de vragen nrs. 46, 47, 48 en 49 over hetzelfde onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld:

 
  
  

Vraag nr. 46 van Georgios Papastamkos (H-0613/08):

Betreft: Prijszettingsbeleid in de telecomsector

Na het regelgevend optreden van de Commissie om de tarieven voor roaminggesprekken bij te sturen, heeft de commissaris die bevoegd is voor de informatiemaatschappij aangekondigd dat zij voornemens is de tarieven voor roaming van bepaalde mobieletelefoondiensten te verminderen vanaf de zomer van 2009, met name om de bestaande tariefverschillen in de sms-sector weg te werken.

Wat is het antwoord van de Commissie op de beschuldigingen van de industrie dat zij "populistische" maatregelen neemt en probeert de markt te sturen via de tactiek van prijszetting, in plaats van de voorwaarden te creëren voor een gezonde concurrentie in de telecomsector? Hoe zal zij reageren op de aangekondigde weigering van de industrie om zich naar deze geplande maatregelen te voegen? Denkt zij dat er ook in andere sectoren van de interne markt een prijszettingsbeleid moet worden toegepast?

Vraag nr. 47 van Giovanna Corda (H-0618/08):

Betreft: Daling van de prijzen voor sms’en in een andere lidstaat (roaming)

De "Europese groep van regelgevende instanties" (ERG), die de 27 regelgevende instanties van de EU groepeert, vraagt al een jaar lang dat de Commissie een maximumprijs vaststelt voor het versturen en het ontvangen van sms’jes in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst. De Commissie had de marktdeelnemers tot 1 juli 2008 de tijd gegeven om hun prijzen voor sms en internet te verlagen wat het versturen en ontvangen van boodschappen betreft tijdens verplaatsingen in de EU. Deze hebben echter niet gereageerd en blijven de consumenten financieel zwaar belasten.

Kan de Commissie meedelen aan welke maatregelen zij denkt om de marktdeelnemers te dwingen de exorbitante prijzen die zij voor sms en internet aanrekenen aan de consumenten die zich binnen de EU verplaatsen te verlagen en of zij van plan is de maxima die in 2007 zijn ingevoerd voor mobiele telefoongesprekken ook na 2010 te prolongeren?

Vraag nr. 48 van Brian Crowley (H-0626/08):

Betreft: Roamingverordening

Welke vooruitgang is precies gemaakt met de EU-verordening inzake roaming en is er succes geboekt met de vrijwillige verlaging van het roamingtarief voor sms-berichten en mobiele datadiensten in de mobiele telefonie?

Vraag nr. 49 van Marian Harkin (H-0645/08):

Betreft: Kosten voor roaming

Welke stappen heeft de Commissie, in het licht van haar verbintenis om maximumtarieven vast te leggen voor roaming bij tekstberichten en gegevensuitwisseling, genomen om ervoor te zorgen dat personen die wonen in of reizen naar grensstreken van een bepaald land niet worden geconfronteerd met onverwachte roamingkosten?

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) U weet dat de Commissie gisteren een mededeling heeft aangenomen betreffende het tweede roamingpakket, deze keer over roaming bij sms-berichten en gegevensuitwisseling. Het Parlement zal zich nog goed kunnen herinneren dat deze marktanalyse is uitgevoerd op verzoek van het Parlement, en dat het Parlement vorig jaar juni tijdens het pakket over spraakroaming artikel 11 van de verordening heeft ingevoerd, dat bepaalt dat de Commissie in de loop van 2008 moest terugkomen op sms- en dataroaming. Dat heeft de Commissie nu gedaan, en u weet dat we bovengrenzen voor de prijzen hebben voorgesteld.

Dit brengt me op de vraag over prijszetting. Nee, we stellen geen prijzen vast. We stellen bovengrenzen vast waaronder exploitanten de ruimte hebben om te concurreren en te vernieuwen, hetzij met roamingaanbiedingen onder de maximale tarieven voor spraaktelefonie of met andere pakketten die klanten vervolgens kunnen kiezen. Flexibiliteit is dus gegarandeerd.

Wat betreft sms-berichten, laten de feiten zien dat de prijzen het afgelopen jaar min of meer gelijk zijn gebleven en op een niveau blijven dat niet te rechtvaardigen is door te verwijzen naar de onderliggende kosten, en dat de sms-markt grofweg dezelfde problemen vertoont als de markt in spraakroaming.

In februari van dit jaar ben ik naar het wereldcongres van de GSM Association in Barcelona geweest en heb ik de bedrijfstak gewaarschuwd. Ik heb persoonlijk met de leiders van de sector gesproken om hun te vertellen dat ze de tijd kregen de prijzen zelf te verlagen en dat de uiterste datum daarvoor 1 juli was. We hebben gezien dat er tussen afgelopen jaar en dit jaar geen enkele beweging zat in de prijzen voor sms-roaming. We stellen daarom voor een bovengrens voor de retailtarieven vast te stellen van 11 cent, en een bovengrens voor het wholesaletarief van 4 cent.

Wat betreft dataroaming, hebben we acties opgenomen om de beruchte exorbitant hoge rekeningen aan te pakken waarbij klanten duizenden euro's moeten betalen wanneer ze terugkomen van een verblijf van een of twee weken in het buitenland, omdat ze hun mobiele telefoon hebben gebruikt om data te downloaden zoals ze dat thuis ook gewend zijn te doen. Thuis kost het downloaden van een megabyte aan data tussen de 5 en 15 cent, maar in het buitenland kan het tarief oplopen tot 16 euro per megabyte. U kunt zich dus wel voorstellen wat voor rekeningen u kunt ontvangen als u zich niet bewust bent van wat er gebeurt.

Dat is ook de reden waarom we meerdere maatregelen hebben voorgesteld. De eerste is een transparantiemaatregel om burgers die een grens oversteken, te informeren over de tarieven voor dataroaming. De tweede is een maatregel die de consument de mogelijkheid geeft om samen met de exploitant een maximumbedrag vast te stellen dat hij bereid is te betalen, waarna de communicatie wordt afgebroken wanneer het maximumbedrag is bereikt. De derde maatregel wordt voorgesteld omdat we hebben gezien dat het hele probleem hier wordt veroorzaakt door de veel te hoge wholesalekosten die de ene exploitant de andere exploitant in rekening brengt. We stellen daarom voor een plafond voor de wholesaletarieven in te stellen van 1 euro per megabyte, in de hoop dat dan normale prijsstructuren kunnen worden ontwikkeld en aan de klant kunnen worden aangeboden.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, voordat ik een aanvullende vraag stel wil ik commissaris Reding van harte gelukwensen, want het pakket voor de elektronische communicatie is vandaag door het Europees Parlement aangenomen. Dit is het zoveelste initiatief waar u, mevrouw de commissaris, uw stempel op heeft gedrukt, net als u uw stempel hebt gedrukt op het beleid inzake roamingtarieven, waar u zo vastberaden aan hebt gewerkt.

Brengt dit roamingbeleid echter niet het risico met zich mee dat de Europese mobiele-telefoonmaatschappijen dezelfde praktijk gaan volgen als in derde, niet-Europese landen en de consumenten laten betalen niet alleen als ze zelf bellen, maar ook als ze gebeld worden?

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Ik wil allereerst de commissaris feliciteren met het pakket inzake roaming. Ik denk dat het voor veel telefoongebruikers in de EU goed nieuws is. Mijn vraag heeft betrekking op onverwachte roamingkosten, wanneer mensen in de buurt van een grens reizen – en daar heb ik zelf volop ervaring mee. Ik heb gehoord wat u hebt gezegd over het transparantie-initiatief, namelijk dat gebruikers zullen worden geïnformeerd over de kosten wanneer ze een grens oversteken. Dat had geen betrekking op telefoongesprekken, maar ik wil u toch vragen of u op dat gebied initiatieven hebt, en als dat niet het geval is, of u dan het transparantie-initiatief zou willen overwegen waarover u zojuist in uw antwoord sprak?

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst de geachte afgevaardigde bedanken voor zijn felicitaties, maar ik wil zijn felicitaties graag doorgeven aan het Parlement. Het Parlement heeft in een zeer moeilijke situatie met vijf richtlijnen over zeer ingewikkelde zaken op tafel namelijk uitstekend werk verricht. Ik ben het misschien niet 100 procent eens met alles waar het Parlement voor heeft gestemd, maar het Parlement heeft vandaag wel de interne markt voor telecommunicatie op de agenda gezet. De Raad moet nu eerst kijken naar wat het Parlement heeft voorgesteld, en proberen een gemeenschappelijke manier te vinden om dit telecompakket voor de bedrijfstak en de consumenten te verwezenlijken.

Wat betreft de vraag over roaming: bestaat niet het risico dat de exploitanten zullen proberen de prijzen op een andere manier te verhogen omdat we de prijzen van roaming omlaag brengen? We hebben afgelopen jaar, toen we het pakket inzake spraakroaming hebben geïntroduceerd, al gehoord dat de exploitanten zouden worden gedwongen de nationale kosten voor mobiele spraaktelefonie te verhogen, maar we zagen uiteindelijk precies het tegenovergestelde. Want wat gebeurde er? Op de eerste plaats gebruiken burgers nu hun telefoon wanneer ze in het buitenland zijn, in plaats van hem uit te schakelen. De omvang van de gesprekken is dus enorm gestegen, met 34 procent in één jaar.

Op de tweede plaats zijn de nationale prijzen niet gestegen, maar zijn ze met 10 tot 20 procent gedaald, doordat er nu concurrentie is op nationaal niveau. De geachte afgevaardigde herinnert zich vast de polemieken die op een gegeven moment woedden over bill and keep. Het is aan de exploitanten om te bepalen welk type toerekensysteem zij willen hanteren. Onze Europese manier van toerekenen is niet bill and keep. Dat is de Amerikaanse manier van toerekenen. Ik heb zojuist gezien dat de prijzen in de Verenigde Staten lager zijn dan de prijzen hier, en ik heb de exploitanten heel duidelijk gezegd dat ze hun bedrijfsmodel moeten kiezen. Het is niet aan de commissaris dat te doen, maar ze moeten op goede voet staan met hun klanten. Het enige dat mij aangaat, is dat er transparantie is, dat prijzen niet op onaanvaardbare wijze prijsplafonds overschrijden, en dat alle Europese consumenten zich thuis kunnen voelen wanneer ze binnen Europa op reis zijn en wanneer ze binnen Europa communiceren.

Wat betreft de vraag over de onverwachte roamingkosten: ja, we zijn ons bewust van dit probleem. Ik kom uit Luxemburg. U kunt zich dus wel voorstellen hoeveel klachten van consumenten ik hierover ontvang, want sommige Luxemburgers die in een grensgebied wonen, hebben een exploitant in de woonkamer, een andere in de keuken en een derde in de slaapkamer. Ik ben me dus volledig bewust van dit probleem. We hebben deze kwestie daarom aangekaart bij de nationale regelgevende instanties, en we houden dit probleem in de gaten met de Europese Groep van regelgevende instanties. We zullen dat ook blijven doen met de nationale regelgevende instanties. We hebben ook de transparantie-initiatieven voor gegevensuitwisseling en sms-berichten uitgebreid in het pakket dat nu in het Europees Parlement wordt besproken. Er zijn al enige positieve ontwikkelingen met betrekking tot onverwachte roamingkosten. In Ierland wordt bijvoorbeeld goed werk verricht aan beide zijden van de grens. Ik denk dat dit een positieve manier is om er tegenaan te kijken, en ik denk dat de exploitanten zich ook goed bewust moeten zijn van het probleem van onverwachte roamingkosten. Zelfs als slechts een heel klein deel van de bevolking last heeft van dit probleem, is het de verantwoordelijkheid van de exploitanten om te proberen het probleem op te lossen.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Ook van mijn kant felicitaties met de uitkomst van de stemming van vandaag. Waar ik benieuwd naar ben, is of u eigenlijk van plan bent een werkplan voor BERT op te stellen, waarin doelen en een tijdpad vastgelegd worden, zodat we op het terrein van de bilaterale samenwerking duidelijke voortgang kunnen boeken. Onlangs stond in New Europe, de nieuwsbron voor Europa, te lezen dat roaming de Europese consument voor 30 miljard euro schade berokkend zou hebben.

Ik dank u voor uw voortvarende aanpak van het roamingprobleem. Voorziet u trouwens de noodzaak van het opstellen van een actieplan voor de lidstaten, nu een aantal taken door het Europees Parlement uit het voorstel gehaald zijn? Moet hier een nieuwe instantie voor komen?

 
  
MPphoto
 

  Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de commissaris, door tussenkomst van anderen is u de terechte lof ter ore gekomen dat de burgers u erkentelijk zijn voor het feit dat telecommunicatie binnen ons gezamenlijke Europa een stuk goedkoper is geworden en naar het zich laat aanzien nog verder in prijs daalt.

Laat mij in dit verband een vraag formuleren die ook mij zelf steeds weer gesteld wordt. Mocht u daarvoor niet het juiste aanspreekpunt zijn, dan zou ik u willen vragen de vraag aan de betreffende persoon door te willen spelen. Kan de Commissie, kan mevrouw de commissaris er op het terrein van de telecommunicatie voor zorgen dat de vrije mededinging functioneert, dat caps en andere maatregelen de prijs omlaag brengen? Waarom lukt dat op het terrein van de olie en aanverwante producten niet? Waarom zitten we daar met een situatie waarin de prijzen in principe maar één tendens vertonen, namelijk omhoog?

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, eigenlijk zou commissaris Piebalg deze vraag dienen te beantwoorden, maar ik zal de vraag aan hem voorleggen. Tja, een roamingsysteem voor aardolieproducten, als we dat toch eens voor elkaar kregen!

Wat het tijdpad betreft waar de heer Rübig naar vroeg: als ik het wel heb, ligt momenteel het tweede roamingpakket op tafel. Ik kan mij voorstellen dat het Parlement de nodige haast zal maken om zijn standpunt daarover te bepalen, zodat het nog onder het Franse voorzitterschap vastgesteld kan worden.

Ik heb vanmiddag ook met de Franse Raadsvoorzitter gesproken. Hij zal zijn schouders onder de zaak zetten en de Raad zo snel mogelijk met een oordeel over de Commissievoorstellen laten komen, zodat de termijn van 1 juli 2009 gehaald moet kunnen worden, het tijdstip waarop de nieuwe bepalingen van kracht moeten worden. Dat is in elk geval wat de burgers, de consumenten, zowel van het Parlement als van de Raad verwachten.

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley (UEN).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn excuses aanbieden voor mijn afwezigheid toen de commissaris mijn vraag beantwoordde. Ik zat nog in een andere vergadering. Het spijt me zeer.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Dank u mijnheer Crowley, ook daarvoor dat u niet aandringt op een aanvullende vraag.

 
  
  

Vraag nr. 50 van Paul Rübig (H-0665/08):

Betreft: Uitzendstop van de Chinese televisiezender NTDTV

Op 16 juni 2008 werden de uitzendingen van NTDTV (New Tang Dynasty Television) naar het vasteland van China via de satellietexploitant Eutelsat abrupt stopgezet. Als reden werd een "storing in de stroomtoevoer" van de satelliet opgegeven. Sindsdien heeft Eutelsat geen bevredigende verklaring over de oorzaken van de storing gegeven. NTDTV is niet geïnformeerd over eventuele pogingen om het technische defect te verhelpen. NTDTV is de grootste onafhankelijke Chineestalige televisiezender en de enige die tot 16 juni ongecensureerd kon worden ontvangen in China. NTDTV zendt programma's uit in het Chinees en het Engels. Al in 2005 wilde Eutelsat het uitzendingscontract met NTDTV voor Azië niet meer verlengen, maar daar werd door een internationale campagne een stokje voor gestoken.

Welke maatregelen zal de Commissie nemen om ervoor te zorgen dat deze onafhankelijke tv-zender in China de uitzending van zijn programma's kan hervatten?

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Ik sta tot de beschikking van de heer Crowley als hij straks met me wil spreken en een aanvullende vraag heeft.

Wat betreft de vraag over de stopzetting van de uitzendingen van het Chinese televisiekanaal NTDTV: de Commissie is helemaal op de hoogte van dit probleem en heeft Eutelsat daarom gevraagd de situatie toe te lichten.

We hebben een brief van Eutelsat ontvangen, waarin werd geantwoord dat het onherroepelijke verlies van een van de twee zonnepanelen van de V5 is bevestigd door zowel Eutelsat als door de fabrikant van de satelliet, Thales Space.

Om de werking van de satelliet te waarborgen, heeft Eutelsat de vier transponders uitgeschakeld die rechtstreekse televisiediensten per satelliet leveren, en heeft het de twintig overige transponders die worden gebruikt voor telecommunicatiediensten, in bedrijf gehouden.

Aangezien Eutelsat geen andere satelliet exploiteert die Azië bestrijkt, heeft het zijn klanten, inclusief de aanbieder van NTDTV, een lijst verstrekt van satellieten van concurrenten met een passende dekking en beschikbare capaciteit.

Eutelsat heeft er ook op gewezen dat zijn satellieten kanalen doorgaven die alle kanalen, culturen en politieke stromingen vertegenwoordigden. Ze willen geen enkel oordeel uitspreken over het ideologische en politieke standpunt van de kanalen. Eutelsat heeft tegenover de Commissie nogmaals bevestigd dat het noch op verzoek van de regering van China noch op dat van iemand anders actie heeft ondernomen tegen NTDTV. NTDTV wordt in feite nog steeds doorgegeven door een van zijn Europese satellieten.

Eutelsat heeft ook technische informatie verstrekt waaruit blijkt dat tamelijk grote satellietschotels nodig waren om NTDTV te ontvangen. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat een groot deel van de bevolking van de Volksrepubliek China de zender kon ontvangen.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - Kunt u inschatten wanneer dit programma en het nodige zendvermogen zich laten realiseren? Mijn tweede vraag heeft een vergelijkbare strekking: denkt u dat we ook in Europa een gemeenschappelijke omroepzone kunnen creëren, waarin alle nationale uitzendingen overal elders ontvangen kunnen worden?

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Wat betreft de eerste vraag, heeft Eutelsat ons verteld dat het defect onherroepelijk is en dat de transmissie van de televisiediensten niet kan worden hervat. Het is dus een zuiver technische aangelegenheid. Helaas is de capaciteit nog maar 50 procent, dus er kan nog maar 50 procent van de energie worden geabsorbeerd. Het is een technisch probleem dat helaas niet kan worden opgelost.

Dan nu de meer fundamentele vraag van de geachte afgevaardigde of we op een dag niet een “Europa zonder grenzen” zouden moeten hebben voor televisie. We zijn nog niet zover. We hebben de richtlijn “Televisie zonder grenzen”. Deze wordt nu ten uitvoer gelegd in de richtlijn “Audiovisuele mediadiensten zonder grenzen”. Ik hoop heel erg dat de “video-on-demand”-diensten daarbij Europabrede diensten kunnen worden. De droom is natuurlijk dat er op een dag geen grenzen meer zullen zijn en dat burgers elk gewenst televisiekanaal kunnen ontvangen, waar ze zich ook bevinden. We zijn er nog niet, want de verkoop van rechten geschiedt nog steeds volgens nationale systemen. Op een dag zal er in Europa echter een situatie zijn waarin de verkoop van rechten ook op Europees niveau kan plaatsvinden. Ik ben daarvoor. Ik kan het niet opleggen, maar ik ben er voorstander van en ik denk dat we langzaam maar zeker van de nationale verkoop van rechten naar een Europese verkoop van rechten zullen gaan.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mijn excuses aan de overige twee vragenstellers voor commissaris Reding, maar de vragen nrs. 51 en 52 zullen schriftelijk worden beantwoord.

 
  
  

Vraag nr. 53 van Seán Ó Neachtain (H-0622/08):

Betreft: Iers als officiële werktaal van de Europese Unie

Op welke manier is de Commissie van plan haar nieuwe strategie voor meertaligheid toe te passen, met name op het vlak van het versterken van het Iers als officiële werktaal van de Europese Unie?

 
  
MPphoto
 

  Leonard Orban, lid van de Commissie. − (RO) De nieuwe strategie van de Europese Commissie op het gebied van de meertaligheid, getiteld „Meertaligheid, een voordeel voor Europa en een gemeenschappelijke verbintenis” is aangenomen op 18 september 2008. Het hoofdthema van de strategie is de taalkundige diversiteit en de optimale wijze van gebruik en ontwikkeling hiervan met als doel het bevorderen van de interculturele dialoog, het stimuleren van het concurrentievermogen van de Europese bedrijven, alsmede het verbeteren van de bekwaamheden en de capaciteit van de Europese burgers om een baan te vinden.

De strategie richt zich daarom op het stimuleren van het gebruik en het leren van vreemde talen in de lidstaten en niet op de interne regeling van het taalgebruik van de Europese instellingen. We benadrukken ons engagement om de vaardigheid van de burgers te ontwikkelen om te communiceren in twee talen naast hun moedertaal en tegelijkertijd wordt de noodzaak duidelijk gemaakt om aan de burgers een uitgebreider talengamma ter beschikking te stellen, waardoor het voor hen mogelijk wordt om die vreemde talen te leren waarvoor hun belangstelling het grootst is. De Commissie zal de bestaande communautaire programma’s gebruiken, in het bijzonder het programma Een leven lang leren, om de lidstaten te steunen bij het promoten van de vreemde talen door het implementeren van deze strategie.

Op grond van Verordening nr. 1/58 van de Raad van 15 april 1958, gewijzigd door artikel 1 van Verordening(EG) nr. 920/2005 van de Raad van 13 juni 2005, heeft de Ierse taal de status gekregen van officiële taal en van werktaal binnen de instellingen van de Europese Unie, met ingang van 1 januari 2007. Desondanks voorzien de artikelen 2 en 3 van de verordening in een gedeeltelijke en eens per vijf jaar hernieuwbare vrijstelling aangaande het gebruik van de Ierse taal door de instellingen van de Europese Unie. Praktisch brengt deze vrijstelling met zich mee dat vooralsnog alleen voorstellen voor verordeningen in het kader van de medebeslissingsprocedure en bepaalde daarmee samenhangende documenten, evenals directe correspondentie met het publiek, naar of uit het Iers worden vertaald.

In deze zin heeft de Commissie, in overeenstemming met de eerder genoemde bepalingen, alle binnen het legislatieve proces noodzakelijke vertalingen naar het Iers kunnen realiseren en er tevens voor kunnen zorgen dat deze tijdig zijn verstuurd. Bovendien zijn er in het Iers antwoorden geformuleerd naar aanleiding van de interpellaties die door burgers of rechtspersonen aan de Commissie werden gericht. Naast de verplichtingen die voortvloeien uit de gewijzigde Verordening nr. 1/58 en binnen de grenzen van de beschikbare middelen, is de Commissie tevens begonnen om een aantal van haar belangrijkste webpagina’s aan te bieden in een versie in de Ierse taal, waarbij prioriteit is gegeven aan inhoud die van bijzonder belang is voor Ierstalige burgers.

Aangaande het tolken is het Directoraat-generaal Tolken in staat om te voldoen aan alle van de Raad, de Commissie of comités ontvangen tolkverzoeken naar of uit de Ierse taal en zal het zich inspanningen blijven getroosten om er zich ervan te verzekeren dat men over voldoende middelen beschikt om ditzelfde ook in de toekomst te kunnen doen.

 
  
MPphoto
 

  Seán Ó Neachtain (UEN) - (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de Commissie zeer dankbaar voor haar steun en voor de vooruitgang die zij heeft geboekt met betrekking tot de Ierse taal. Het Iers heeft een uitdrukking die neerkomt op "als iets niet wordt gebruikt, raakt het in verval". Ik heb nog maar 30 seconden over, dus moet ik opschieten. Een minuut is de maximale hoeveelheid tijd die ik normaal gesproken in het Parlement krijg om me in mijn eigen taal uit te drukken.

Kan de commissaris mededelen of de Commissie verheugd zou zijn als de Ierse taal zich verder ontwikkelt en of het mogelijk zou zijn de taal meer te gebruiken in het Parlement en de andere instellingen, en met name op het niveau van de commissies, waar de taal gedurende langere periodes zou kunnen worden gesproken. Een taal kan niet overleven met slechts een paar seconden.

 
  
MPphoto
 

  Leonard Orban, lid van de Commissie. − (RO) Indien we de eisen bezien die zijn gesteld aan de Europese Commissie, kunnen we ons tevreden verklaren aangezien niet alleen aan deze eisen is voldaan, maar de Europese Commissie ook nog verder is gegaan. Anderzijds zijn er, ter bevordering en aanmoediging van het gebruik op grotere schaal van de Ierse taal op Gemeenschapsniveau, verdere samenhangende inspanningen nodig door zowel de communautaire instellingen als, en met name, de Ierse autoriteiten en de Ierse samenleving als zodanig. Zo hebben wij bijvoorbeeld behoefte aan meer tolken en vertalers en tenzij er in nationaal verband, dus in Ierland, aanzienlijke middelen daarvoor worden uitgetrokken, zal het moeilijk zijn om dit doel te halen.

Dit is de reden waarom ik in nauw contact sta met de Ierse autoriteiten om degenen die het willen doen, aan te moedigen en te stimuleren om zich te komen laten opleiden en de noodzakelijke vaardigheden te verwerven om taalkundig werk te doen bij de communautaire instellingen.

Tevens zou ik willen onderstrepen dat we in nauw contact staan met de Ierse autoriteiten, niet alleen met betrekking tot de verschillende ontwikkelingen van de Ierse taal, maar ook aangaande de institutionele aspecten ervan. We willen ons best doen om de Ierse terminologie te versterken en, zoals ik al zei, werken we nauw samen met alle belanghebbenden.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 54 van de heer Higgins is ingetrokken.

 
  
  

Vraag nr. 55 van Marco Cappato (H-0630/08):

Betreft: Meertaligheid in de Europese instellingen

De Europese Commissie publiceert stageprogramma's alleen in het Engels, Frans en Duits(3). De Europese Commissie publiceert de oproepen tot het indienen van projecten in het kader van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten alleen in het Engels, Frans en Spaans, en verlangt dat alle Europese organisaties, ongeacht hun nationaliteit, hun projecten in een van deze talen indienen. De Europese Commissie beperkt zich op haar site over haar campagne tegen discriminatie(4) ; net als op vele andere sites, tot het Engels; ook de logo's op de homepage zijn uitsluitend in het Engels.

Welke maatregelen overweegt de Commissie om ervoor te zorgen dat de meertaligheid, die zij tegenover de buitenwereld altijd heeft verdedigd en formeel in al haar documenten heeft vastgelegd, daadwerkelijk wordt toegepast in haar dagelijkse werkzaamheden?

 
  
MPphoto
 

  Leonard Orban, lid van de Commissie. − (RO) Het stageprogramma van de Europese Commissie richt zich op iedereen die een universitaire studie heeft afgerond, die nog geen enkele stage bij de Europese instanties heeft gelopen en beschikt over diepgaande kennis van ten minste een van de werktalen van de Europese Commissie: Duits, Engels of Frans. Dit is een noodzaak van praktische aard die het een stagiair mogelijk maakt om deel te nemen aan de activiteiten binnen de diensten en om de stageperiode volledig te benutten. Alle praktische informatie met toelichting ten behoeve van de kandidaten is alleen in deze drie talen beschikbaar. Anderzijds zijn de bepalingen met betrekking tot het stageprogramma beschikbaar in alle talen die op de datum van goedkeuring van het Commissiebesluit als officiële talen van de Unie te boek stonden.

Met het oog op de uitvoering van de in artikel 177 van het EG-Verdrag voorziene taak dient het aantal toelaatbare talen, waarin de voorstellen van het Europese Instrument voor democratie en mensenrechten geaccepteerd kunnen worden, zich te beperken tot die talen die in de betreffende derde landen veel worden begrepen en gebruikt. Desondanks worden documenten die door niet-gouvernementele organisaties worden ingediend ter onderbouwing van hun voorstellen op het gebied van projecten voor buitenlandse hulpverlening, nu in alle officiële talen van de Unie geaccepteerd, via PADOR, het online registratiesysteem voor non-gouvernementele organisaties.

Met betrekking tot bewustmakings- of coördinatiecampagnes die alleen op Europese burgers gericht zijn, worden de aanvragen in de taal/talen van de betreffende lidstaat/lidstaten beoordeeld. Inderdaad gebruikt de home page van de online campagne tegen discriminatie een logo in het Engels, maar dit geeft toegang tot webpagina’s in bijna alle officiële talen van de Unie.

Volgens het actieprogramma voor betere communicatie met de burgers heeft de Commissie in 2006 in het kader van het Directoraat Vertaling een dienst in het leven geroepen voor het maken van webvertalingen, waarmee de Commissie haar capaciteit voor meertalige communicatie heeft vergroot. Desondanks, gelet op de snelle ontwikkeling van het internet, alsook op de noodzaak om eerst te voldoen aan de verplichtingen aangaande juridische vertalingen die voortvloeien uit de vereisten van Verordening nr. 1/58, moet de Commissie permanent het juiste evenwicht bewaren tussen de optie om relevante en geactualiseerde informatie te verschaffen aan alle belanghebbenden in de Unie en de optie om alle websites van de Commissie een volledig meertalig karakter te geven.

Aangaande het gebruik van de talen op webpagina’s geldt als algemeen principe dat de taalkeuze van iedere site wordt afgestemd op het beoogde publiek. Derhalve draagt de Commissie zorg voor de vertaling van de sites of van delen van sites die voor alle burgers van belang zijn, in een zo groot mogelijk aantal talen, terwijl de meer technische onderwerpen, die voornamelijk voor specialisten van belang zijn, beschikbaar zijn in een beperkt aantal talen of alleen in de taal waarin het document is opgesteld. Evenzo wordt informatie, die verwacht wordt langere tijd geldig te blijven, in meer talen gepubliceerd dan inhoud met een meer tijdelijk karakter.

De verplichtingen van de Commissie uit hoofde van Verordening nr. 1/58 brengen enerzijds met zich mee dat de verordeningen en richtlijnen, evenals alle wetsvoorstellen en mededelingen die officieel zijn goedgekeurd door de Commissie en zijn verzonden aan de instellingen, in alle officiële talen worden vertaald, en anderzijds dat de antwoorden op brieven van burgers worden opgesteld in de taal die door laatstgenoemden wordt gekozen. Naast de vervulling van deze taken en volgens het principe van meertaligheid en multiculturalisme, verplicht de Commissie zich om zich alle mogelijke inspanningen te getroosten om zorg te dragen voor gelijke behandeling van de burgers, culturen en talen.

 
  
MPphoto
 

  Marco Cappato (ALDE) . (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, allereerst denk ik dat het onderscheid dat u maakt tussen documenten van technische aard en, als ik het uit de vertolking goed heb begrepen, documenten van algemeen belang, uitermate gevaarlijk en riskant is, omdat juist documenten van technische aard in feite een groot algemeen belang hebben.

Het probleem is eenvoudig: voor documenten die uitsluitend als werkdocumenten worden gebruikt, gelden bepaalde regels met betrekking tot taalgebruik, maar voor alle documenten die potentieel aan het publiek zijn gericht, ook als ze van technische aard zijn, geldt dat ze absoluut meertalig moeten zijn, dat wil zeggen dat ze in alle talen moeten worden vertaald. Ik vind het met name onbegrijpelijk waarom oproepen tot het indienen van projecten ter bevordering van democratie en mensenrechten alleen in het Engels, Frans en Spaans beschikbaar zouden moeten zijn. De websites moeten niet alleen meertalig zijn, maar ook in alle talen zijn geregistreerd. En ten slotte begrijp ik niet waarom de nieuwsbrief Commission en direct bijna uitsluitend in het Engels gesteld is.

 
  
MPphoto
 

  Leonard Orban, lid van de Commissie. − (RO) Zoals ik zei, heeft de Europese Commissie enerzijds wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit Verordening nr. 1/58 en er bestaat geen enkele aarzeling om deze verplichtingen volledig na te komen; anderzijds zijn er bepaalde kwesties zoals door u genoemd, in verband met de vertalingen op de websites van de Europese Commissie, waarbij de Commissie zich evenals de andere communautaire instellingen geplaatst ziet voor een groot dilemma.

Enerzijds is het niet mogelijk om een compleet meertalige inhoud van deze sites te bieden; gezien de beperkte financiële en menselijke middelen waarover de Europese Commissie beschikt, is het gewoon onmogelijk om te zorgen voor volledige meertaligheid voor alle op de sites van de Commissie gepresenteerde documenten.

Anderzijds zijn we er nu mee bezig om zonder afbreuk te doen aan onze wettelijke verplichtingen en binnen het bestek van onze beperkte middelen, het aantal documenten dat wordt vertaald in zoveel mogelijk officiële talen van de Europese Unie, uit te breiden. Wij hebben blijk gegeven van flexibiliteit wanneer de Europese Commissie daartoe strekkende verzoeken ontving, voor zover we materieel in staat zijn om deze verzoeken te honoreren, zijn wij bereid om dezelfde flexibiliteit aan de dag te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het spijt me dat ik de overige vragenstellers moet teleurstellen, maar gezien de tijd moet ik het hier helaas bij laten.

 
  
  

De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

 
  
MPphoto
 

  Robert Evans (PSE).(EN) Dit is indirect een beroep op het Reglement. De heer Orban en ik kennen elkaar al lang, dus ik hoop dat hij dit zal opvatten in de geest zoals het is bedoeld. Een van zijn antwoorden duurde namelijk wel zes minuten. Aangezien we proberen in de toekomst veel vragen te behandelen, vroeg ik me af of hij misschien zou kunnen proberen om ten behoeve van alle afgevaardigden zijn antwoorden in de toekomst iets zakelijker of beknopter te formuleren.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Evans, we hebben de kwestie besproken met vicevoorzitter Wallström. Enerzijds weten we dat de Commissie zo volledig mogelijk antwoord probeert te geven, zoals wij graag willen, maar uiteraard kunnen dan minder Parlementsleden hun vragen stellen. U allen bedankt, en u ontvangt schriftelijk ongetwijfeld een volledig antwoord.

(De vergadering wordt om 19.15 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  

(1)PB L377 van 27.12.2006, blz.1.
(2)PB L167 van 4.7.2003, blz. 23.
(3) http://ec.europa.eu/stages/index_en.htm
(4) http://www.stop-discrimination.info/


17. Voeding, overgewicht en obesitas (Witboek) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0256/2008) van Alessandro Foglietta, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het Witboek over aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties (2007/2285(INI)).

 
  
MPphoto
 

  Alessandro Foglietta, rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voordat ik het debat open over het verslag waarover we morgen zullen gaan stemmen, wil ik eerst van de gelegenheid gebruik maken om enkele zeer terechte dankbetuigingen uit te spreken. Allereerst bedank ik mijn collega Adriana Poli Bortone, tegenwoordig senator van de Italiaanse Republiek, van wie ik het ontwerpverslag en een reeds nauwkeurige en toegewijde studie van de problematiek heb overgenomen. Mijn dank gaat ook uit naar mijn medewerkers die mij met enthousiasme en toewijding hebben geholpen het fenomeen verder uit te diepen en te analyseren. Ten slotte bedank ik de schaduwrapporteurs, die er met hun inzet zonder twijfel toe hebben bijgedragen dat de tekst door de Commissie milieubeheer met een nagenoeg unanieme consensus tussen de partijen is goedgekeurd.

Dames en heren, toen ik het project onder mijn hoede kreeg, heb ik me afgevraagd wat mijn doelstelling als rapporteur moest zijn bij het uitdiepen van een dergelijk soort studie. Ik heb een antwoord gevonden in het strategische karakter van het document. Daarin liggen de twee pijlers waarop ik mijn werk heb gebaseerd. De eerste pijler is volledigheid: er mochten geen elementen ontbreken en geen van de talloze aspecten van de problematiek mocht worden onderschat. De tweede is concreetheid: ik heb mij ten doel gesteld een verslag te schrijven dat zich daadwerkelijk richt op de toekomst en op het vinden van efficiënte middelen en oplossingen.

Bij het volgen van deze benadering ben ik uitgegaan de vele gegevens, statistieken en percentages die al over dit onderwerp bestonden. De percentages zijn bedroevend. Zo zien we dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie meer dan een miljard mensen aan overgewicht lijden en meer dan driehonderd miljoen mensen zwaarlijvig zijn. Het aantal zwaarlijvige kinderen stijgt in een zeer rap tempo en we moeten ons ervan bewust zijn dat aandoeningen als gevolg van zwaarlijvigheid en overgewicht in sommige lidstaten verantwoordelijk zijn voor tot wel 6 procent van de kosten van de nationale gezondheidszorg.

Bij het zoeken naar mogelijke oplossingen hebben we ons ervan weerhouden bepaalde soorten voeding te demoniseren als enige veroorzakers van het zwaarlijvigheidsprobleem. De oplossing van het probleem ligt niet in het verbannen van zulke voedingsmiddelen uit ons eetpatroon, maar in goede voorlichting aan consumenten, en met name aan jongeren en kinderen, over gezonde voeding. Vetten zijn essentieel voor een gezonde voeding, zij het in de juiste hoeveelheden en op de juiste momenten van de dag. De voorlichting over voeding waarop ik uitdrukkelijk hamer, is niet gericht op het maken van onderscheid tussen gezonde en ongezonde voeding. Niets is per definitie ongezond en gezonde mensen hoeven niets uit hun eetpatroon te schrappen, tenzij ze er ziek door worden.

Een ander probleem waar ik uw aandacht op wil vestigen is dat zwaarlijvigheid in alle opzichten een aandoening is. De oorzaken kunnen lichamelijk zijn, maar vaak ook maatschappelijk of geestelijk. Het is hoe dan ook altijd een aandoening waarvan de kosten voor onze nationale zorgstelsels jaarlijks hoog oplopen. Het is een aandoening die als zodanig moet worden aangepakt met concrete oplossingen op verschillende niveaus. In de onderzoeksperiode heb ik gemerkt dat dit veel te vaak door de publieke opinie niet wordt ingezien. Zeer terecht wordt veel aandacht besteed aan waarschuwings- en bewustmakingscampagnes voor anorexia, maar even onterecht wordt op een troostende manier omgegaan met overgewicht, met slogans in de geest van “dik is mooi”. Dat is fout, het geeft mensen een verkeerd beeld. Het gaat hier niet om schoonheid of uitstraling, maar om gezondheid. Met dezelfde daadkracht als waarmee we anorexia uit de wereld moeten helpen, willen we proberen de strijd tegen zwaarlijvigheid te winnen, door in te zetten op de verschillende kanalen die beschreven staan in het verslag, waarin om een overeenkomstige, consequente bijdrage wordt gevraagd.

Wij verwachten bijdragen van mensen in het onderwijs, in de gezondheidszorg, in de voedingsindustrie, van de media, met name de televisie, die bewust gebruik moeten maken van hun verantwoordelijkheid die samenhangt met hun potentieel om de publieke opinie te sturen, maar ook van overheidsorganen, met name lokale autoriteiten.

Ik wil afsluiten, dames en heren, met een nieuwsbericht dat de afgelopen dagen voor veel rumoer heeft gezorgd: een van de twee kandidaten voor het Witte Huis heeft gezegd dat het nuttig, terecht en noodzakelijk zou zijn om zwaarlijvige mensen op dezelfde manier als alcoholisten en rokers belasting te laten betalen. Wij denken dat dit idee principieel absurd is. Het is echter wel essentieel dat dit ernstige probleem op de juiste manier wordt aangepakt, want alleen met een drastische aanpak kunnen we een positief resultaat behalen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Ik wil alle sprekers vragen de tijd goed in de gaten te houden omdat deze vergadering niet uit kan lopen, aangezien het een avonddebat is en we slechts weinig tijd hebben, vooral wat de logistiek betreft, zoals de tolkendienst.

Zorgt u ervoor dat ik u niet hoef te onderbreken; dit is een hoogst onaangename taak en ik zou liever zien dat u hier zelf verantwoordelijkheid voor neemt.

 
  
MPphoto
 

  László Kovács, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom van ganser harte het verslag van het Parlement in antwoord op het Witboek van de Commissie over gezondheidsvraagstukken in verband met voeding, overgewicht en zwaarlijvigheid. Ik feliciteer met name de heer Foglietta met zijn uitstekende werk.

Ik constateer met genoegen dat het Parlement het standpunt van de Commissie deelt dat de epidemie van zwaarlijvigheid alleen tot staan kan worden gebracht door middel van een geïntegreerde aanpak en dat het Parlement het Witboek van de Commissie verwelkomt als een belangrijke stap in een algemene strategie om een halt toe te roepen aan de toename van zwaarlijvigheid en overgewicht in Europa. Ik neem ook nota van het verzoek van het Parlement om een aantal verdere acties, waaronder meer wettelijke maatregelen, in aanvulling op de acties die de Commissie momenteel overweegt.

In 2010 zal de Commissie de prestaties voor het eerst beoordelen in het licht van de in het Witboek van 2007 geformuleerde doelstellingen.

Als uit het toezicht blijkt dat onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, zullen natuurlijk verdere acties moeten worden overwogen, met inbegrip van een mogelijke reguleringsaanpak.

Wat betreft de toezichtprocedure, wil ik uw aandacht vestigen op de belangrijke rol die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) speelt. We werken samen overeenkomstig de conclusies van de WHO-ministersconferentie in Istanboel en richten ons op toezichtacties in de lidstaten om zowel het Witboek van de Commissie als de strategie van de WHO ten uitvoer te leggen.

Tot slot wil ik vandaag met u enkele van de meest recente ontwikkelingen delen in de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en zwaarlijvigheid gerelateerde gezondheidskwesties, die een antwoord zijn op enkele van de acties waarom in uw verslag wordt verzocht.

Zoals u weet, moet de Commissie een groep op hoog niveau voor aan voeding en lichaamsbeweging gerelateerde gezondheidskwesties opzetten, teneinde de acties op Europees niveau te versterken. De groep heeft overzicht over alle overheidsbeleid en verzekert de snelle uitwisseling van ideeën en praktijken tussen de lidstaten.

Wanneer we kijken naar de betrokkenheid van de belanghebbenden tot op heden, voeren de pan-Europese organisaties, leden van het Europees Actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid, momenteel meer dan tweehonderd afspraken uit op belangrijke gebieden als de wijziging van de samenstelling van producten, hun etikettering en verantwoorde reclame.

Het toezicht loopt en jaarverslagen zijn voor het publiek toegankelijk op de website van de Commissie.

In aanvulling op het Europees Actieplatform zijn tot op heden in zeventien lidstaten van de EU samenwerkingsverbanden tussen de overheid en de particuliere sector gemeld en ik ben van mening dat dit in de goede richting gaat.

In juli is er een bijeenkomst geweest van de groep op hoog niveau en het Europees Actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid, teneinde de mogelijkheden voor synergieën en partnerschappen te bespreken. Ze hebben zich met name gericht op de vermindering van de hoeveelheid zout, wat de afgesproken eerste prioriteit is voor gezamenlijke actie met de lidstaten.

Deze gezamenlijke bijeenkomst was positief en ik weet zeker dat zulke bijeenkomsten waarbij zowel functionarissen op hoog niveau van de lidstaten als leden van het Platform betrokken zijn, het effect zullen vergroten van de acties die in de toekomst door overheidsinstanties en leden van het Platform zullen worden ondernomen.

Ik vestig uw aandacht ook op het voorstel van de Commissie van afgelopen juli om elk jaar 90 miljoen euro te reserveren voor de aanschaf en distributie van gratis fruit en groenten ten behoeve van scholen.

Het tij keren voor zwaarlijvigheid is een van de belangrijkste uitdagingen op het gebied van de volksgezondheid waar we in Europa momenteel voor gesteld staan.

Ik bedank u voor uw aanhoudende steun en kijk uit naar de voortzetting van de dialoog met het Parlement over de manier waarop we het beste verder kunnen gaan, zodat de Europese Unie volledig haar rol kan spelen in de aanpak van dit probleem.

 
  
MPphoto
 

  Małgorzata Handzlik, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, overgewicht en obesitas, die leiden tot vele chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, hypertensie, diabetes type 2, beroertes en bepaalde typen kanker, vormen een uitdaging voor de moderne samenleving. De strijd hiertegen moet een prioriteit zijn in de gezondheidspolitiek van de Europese Unie. Er moeten zoveel mogelijk partners bij worden betrokken, gaande van de plaatselijke autoriteiten, de lidstaten en de Europese Commissie tot de vertegenwoordigers van de industrie. We mogen echter de consumenten niet vergeten, die zelf keuzes in verband met hun voeding maken. Educatieve campagnes en bevordering van lichaamsbeweging lijken hier de beste aanpak. Daardoor zou de consument dankzij duidelijke en leesbare informatie in staat zijn om op voedingsgebied rationele keuzes te maken. Mijns inziens zullen restricties die bijvoorbeeld op het gebied van reclame aan de producenten van levensmiddelen opgelegd worden, echter niet leiden tot een vermindering van het aantal mensen met overgewicht.

Ik wil ook de aandacht vestigen op een ander element dat in deze discussie wat over het hoofd gezien wordt, namelijk de noodzaak om het personeel van de gezondheidssector een aangepaste opleiding te geven, in het bijzonder op het gebied van de verzorging van diabetici en de behandeling van diabetes. Deze kwestie wordt nogal verwaarloosd, vooral in de nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Czesław Adam Siekierski, rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou dit document bijna zelf geschreven kunnen hebben. Ik sta achter de oplossingen die in het Witboek voorgesteld worden. Het noemt de omschakeling naar een gezonde levensstijl evenals lichaamsbeweging in ongeacht welke vorm als de meest doeltreffende behandelingsmethoden. Het Witboek vermeldt ook preventieve maatregelen in de vorm van vergaande aanbevelingen voor levensmiddelenproducenten, consumenten, restaurateurs en cateraars, de reclamesector alsook informatiecampagnes.

Om deze maatregelen te realiseren is het van groot belang dat de verschillende beleidssectoren en bestuurslagen gecoördineerd worden en dat de privésector erbij betrokken wordt om tot een doeltreffende uitvoering van deze maatregelen te kunnen komen. We moeten bijzondere nadruk leggen op maatregelen die kinderen tegen obesitas beschermen. De volwassenen hebben de verantwoordelijkheid om kinderen gezonde eetgewoonten aan te leren, maar soms gebeurt het dat we zelf niet goed weten wat goed en slecht is. Daarom is het zo belangrijk om informatiecampagnes te organiseren, die op de ouders gericht zijn, zodat zij hun kinderen een uitgebalanceerd dieet kunnen garanderen.

Programma’s die de principes van gezonde voeding en lichaamsbeweging bevorderen, moeten ook op kinderen en jongeren gericht worden. De obesitas-epidemie is een feit, maar er bestaat tegelijk ook de obsessie, drang en druk om slank te zijn. 80 procent van de tienermeisjes onder de 18 jaar ging al ten minste eenmaal in hun leven op dieet. Verkeerd afslanken is schadelijk. Net zoals we jonge mensen kennis over de wereld bijbrengen, zo moeten we ze ook leren om correct te eten. Zo creëren we honger naar kennis, en zulke honger is juist gezond.

Ook het pan-Europese programma “Fruit op school” moet zo snel mogelijk gerealiseerd worden. De Europese Commissie heeft voor dit doel slechts 90 miljoen euro uitgetrokken. Mijns inziens moet dit bedrag vele malen vermenigvuldigd worden zodat de automaten met chips, chocoladerepen en frisdranken, die in elke school aanwezig zijn, vervangen worden door vers fruit, groenten en melkproducten. Laten we niet vergeten dat de maaltijden die onze kinderen eten, van invloed zullen zijn op hun gezondheid op latere leeftijd.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (EN) Dank u, mijnheer de Voorzitter, ik heb niet veel tijd, dus zal ik alleen even een paar punten aanstippen.

Zoals altijd ben ik voor preventie en wel preventie vanaf de kindertijd. Preventie is nauw verbonden met de bevordering van ouderlijke verantwoordelijkheid. De beste manier om obesitas bij kinderen te voorkomen is om de televisie, videospelletjes en het internet niet als babysitdiensten te gebruiken. Zonder creatieve activiteiten krijgen kinderen en volwassenen niet genoeg beweging.

Kinderen moeten leren er de juiste eetgewoonten op na te houden wat betreft de kwaliteit en kwantiteit van voedsel en het dekken van de tafel. Het is van essentieel belang om gezinsmaaltijden, waarbij ouders en kinderen samen eten, te bevorderen. Niets is beter dan dat een gezin ten minste een maaltijd samen kan nuttigen. Om dit mogelijk te maken is het van cruciaal belang om het evenwicht tussen werk en privéleven te ondersteunen. Een andere goede manier om obesitas te voorkomen is kinderen te leren koken. Kinderen vinden het leuk om bij het koken te helpen en het zou een goed idee zijn om dit aan te moedigen.

 
  
MPphoto
 

  Philip Bushill-Matthews, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, obesitas is een van de grootste Europese uitdagingen op het gebied van de volksgezondheid, maar sommigen zijn misschien geneigd te zeggen: wat hebben wij in het Europees Parlement – of in de EU – daar mee te maken?

Hier zijn twee redenen voor aan te voeren. Ten eerste, zoals de rapporteur reeds heeft gezegd, slokken aan obesitas gerelateerde ziekten in de EU meer dan 6 procent van de nationale, door de belastingbetalers gefinancierde gezondheidsbegrotingen op. We draaien er dus met z’n allen voor op. Ten tweede pakken de verschillende lidstaten het probleem op verschillende manieren aan en zij kunnen allemaal veel van elkaar leren.

Ik zou de Commissie dus willen gelukwensen met haar Witboek dat de aanzet geeft tot dit debat. Ik wil slechts op enkele hoofdpunten van het Witboek ingaan. Wij zijn over het algemeen ingenomen met het Commissievoorstel inzake de etikettering van levensmiddelen, maar zijn van mening dat het ongepast zou zijn als dit verslag zou vooruitlopen op de uitvoerige discussies die over dit specifieke vraagstuk nodig zullen zijn.

Met betrekking tot obesitas is aangetoond dat het probleem meer te maken heeft met te weinig bewegen dan met te veel eten. Het gaat om het verbruik van calorieën, niet alleen om het opnemen van calorieën. Het zou dus helemaal verkeerd zijn om de levensmiddelen- en drankenindustrie de schuld voor dit probleem te geven of voor het feit dat zij nog geen goede oplossing heeft gevonden.

De werkelijkheid is een stuk ingewikkelder. We moeten voor meer activiteitgerichte gemeenschappen zorgen, met meer fietspaden, betere stadsontwikkeling, sterkere bevordering van het openbaar vervoer, meer parken en sportfaciliteiten, meer sportvelden voor scholen en, ja, ook betere voorlichting. We moeten een heleboel aspecten van ons dagelijks leven wijzigen.

Ik zou de rapporteur dus willen feliciteren met zijn breed opgezette verslag en met het feit dat hij zich van de moeilijke taak heeft gekweten het verslag van zijn voorganger over te nemen en met zoveel schaduwrapporteurs te onderhandelen die zoveel eigen ideeën hadden. Ik ben hem er vooral dankbaar voor dat hij een aantal van mijn amendementen heeft willen opnemen, onder meer over het probleem van ondervoeding, met name in ziekenhuizen en bejaardencentra. Het is uiterst belangrijk dat we voor de kwetsbare groepen van de samenleving zorgen.

Sommigen zijn door eigen toedoen kwetsbaar, en, als ik met een sterke veralgemenisering mag besluiten, een van de problemen van onze samenleving vandaag de dag is het gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid, het geloof dat iedere tekortkoming het probleem van anderen is, dat iemand anders het wel zal oplossen. Meer regulering draagt tot deze opvatting bij: meer zelfregulering en zelfdiscipline is het juiste antwoord. We moeten het nemen van meer persoonlijke verantwoordelijkheid aanmoedigen, dan gaat de hele samenleving erop vooruit.

 
  
MPphoto
 

  Linda McAvan, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een lang verslag. Er waren vierhonderd amendementen, en ik wil de rapporteur bedanken voor het feit dat hij heeft geprobeerd er nog wijs uit te worden. Ik hoop niet dat de belangrijkste boodschappen ondergaan omdat het zo lang is.

Volgens ons in de sociaaldemocratische fractie zijn de belangrijkste boodschappen – en er is een aantal zeer positieve punten – dat we een goede regelgeving voor de etikettering van levensmiddelen nodig hebben en dat in de komende discussies aandacht moet worden besteed aan etikettering op de voorkant van de verpakking, zo mogelijk met gebruikmaking van een kleurcode. We weten dat de Commissie deze opties, waarvoor wij ons uitspreken, onderzoekt.

Wij zijn verheugd dat er in het Parlement nu brede steun is voor een verbod op kunstmatige transvetzuren. Toen ik deze kwestie twee jaar geleden aan de orde stelde, was er hiervoor nog geen steun in het Parlement – de Commissie daagde Denemarken zelfs voor de rechter en niemand deed er wat aan. We hebben hierover inmiddels een schriftelijke verklaring opgesteld en er bestaat een consensus over, dus ik hoop dat de Commissie een dergelijk besluit zal nemen.

Commissaris, u had het over de wijziging van de samenstelling van producten. Volgens mij is dit een cruciaal punt. Philip Bushill-Matthews heeft gelijk dat mensen absoluut meer verantwoordelijkheid moeten nemen, maar de producenten zijn verantwoordelijk voor de manier waarop zij hun producten maken. Velen van hen spannen zich inmiddels in om het zout-, vet- en suikergehalte te verminderen. Vaak zijn deze stoffen in levensmiddelen verstopt. Het is voor de consumenten niet op het eerste gezicht duidelijk dat de ketchup of yoghurt die zij kopen een hoop suiker bevat. Vaak versluiert het bestaande etiketteringssysteem de daadwerkelijke samenstelling van producten, bijvoorbeeld in het geval van yoghurtproducten die volgens het etiket “minder vet” zijn maar in werkelijkheid veel suiker bevatten.

Wij geloven niet dat zelfregulering de oplossing voor alle problemen vormt. We zijn van mening dat er een bepaalde mate van regulering moet komen, met name waar het om kinderen gaat. Volwassenen kunnen inderdaad keuzes maken, maar kinderen moeten door wetgeving worden beschermd en daarom zijn wij voor onafhankelijk toezicht op eventuele vrijwillige overeenkomsten van de industrie. Wij weten dat u eerste stappen in deze richting aan het zetten bent.

Ten slotte is dit probleem voor Europa van enorm belang. We zullen er veel belastinggeld voor moeten uittrekken als we het niet aanpakken, en de Commissie moet nu met een aantal concrete voorstellen komen. We hebben een duidelijk beleid nodig – niet ten aanzien van vraagstukken in verband met nationale verantwoordelijkheid, maar op gebieden waarvoor de EU verantwoordelijk is, en wel een beleid dat de nationale regeringen helpt bij de bestrijding van obesitas.

 
  
MPphoto
 

  Frédérique Ries, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, obesitas, een ziekte als gevolg van te weinig beweging maar, zoals gezegd, ook steeds vaker een ziekte van kinderen en jongeren, staat eigenlijk al sinds het begin van deze zittingsperiode nadrukkelijk in de aandacht van ons parlementaire werk. Jaarlijks komen er meer dan 400 000 jongeren bij op deze lange lijst van personen die het jojo-effect van diëten vroeg of laat zullen ervaren.

Europa heeft er dus goed aan gedaan om dit probleem in de kern aan te pakken. Het heeft op dit vlak overigens al een heldere strategie, via het startschot dat in maart 2005 werd gegeven voor het Europese Platform waar alle betrokken partijen vertegenwoordigd zijn, van de voedingsmiddelenindustrie, de groothandel en het grootwinkelbedrijf tot medische beroepsgroepen en consumentenverenigingen.

We moeten, zoals hier al te beluisteren is geweest, onder ogen zien dat het niet gemakkelijk is mensen ervan te overtuigen dat Europa meer dan een woordje mee te spreken heeft in de strijd tegen obesitas. Hiervoor moeten we om te beginnen duidelijkheid scheppen in de verschillende bevoegdheden, wat ons er niet van zal weerhouden, verre van dat, om de lidstaten te wijzen op hun eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheid.

Ik denk daarbij aan twee voorstellen van doorslaggevend belang die wij in het verslag doen: discriminatie en stigmatisering van zwaarlijvige individuen tegengaan door obesitas officieel als chronische aandoening te erkennen – zoals bijvoorbeeld door de WHO en Portugal wordt gedaan – en ervoor zorgen dat alle kinderen op school aan lichaamsbeweging en sport kunnen doen – twee uur per week lijkt mij het minimum – in combinatie met meer geld voor schoolkantines, zodat die verse producten kunnen aanbieden. Ik juich op deze plaats het project van de Commissie voor gratis schoolfruit toe, waar mijnheer de commissaris het over gehad heeft. Door dit soort eenvoudige, concrete en uiterst zinnige maatregelen zullen de burgers bovendien weer van Europa leren houden.

Dit brengt mij bij het verslag van de heer Foglietta, die ik eveneens bedank voor al zijn inspanningen. Ik wil hier twee voorstellen nader belichten. Ten eerste: kiezen voor een stimuleringsbeleid – prijsverlaging, belastingvermindering – en niet voor een systeem dat berust op belastingverhogingen voor calorierijke producten, de beroemde fat tax, die uiteindelijk vooral de Europese huishoudens met lage inkomens zou treffen.

De Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie, waarvoor ik hier spreek, is dan ook tegen amendement 6 van De Groenen en is voorstander van de verlaging van het btw-tarief voor groenten en fruit, zoals verwoord in paragraaf 28.

Mijn fractie steunt ook het verbod op kunstmatige transvetzuren, die zoals bekend in verband worden gebracht met een significante toename van hart- en vaatziekten. Wij zijn dus ook tegen de amendementen van de heer Blokland, die gericht zijn op de versoepeling van de paragrafen 32, 34 en 35 en die pleiten voor deze gehydrogeneerde vetten en ze in een wel heel erg positief daglicht plaatsen. Onze boodschap aan de fabrikanten is duidelijk: toon uw goede wil en innoveer, in het belang van de gezondheid van de consument en ook in uw eigen belang.

De tijd zit er bijna op en ik sluit af onder verwijzing naar de eerste Europese parlementaire bijeenkomsten over voeding en gezondheid waar ik hier in het Parlement het startsein voor heb gegeven een jaar terug. Het was de start van een grootschalige debat voor alle betrokken partijen en hierbij stonden vier prioriteiten centraal: zo vroeg mogelijk beginnen met bewegen, gevarieerd en uitgebalanceerd eten, obesitas behandelen als chronische aandoening en waar nodig met wetgeving komen. Veel meer nog dan een slogan is dit een ware morele plicht voor de Europese Unie, die haar volledige aandeel moet leveren in de strijd tegen obesitas en te weinig bewegen.

 
  
MPphoto
 

  Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, meer dan 50 procent van de inwoners van Europa is zwaarlijvig of heeft overgewicht, er zijn 3 miljoen zwaarlijvige kinderen en 22 miljoen kinderen met overgewicht. Obesitas veroorzaakt niet alleen een grotere belasting voor het beenderstelsel met alle risico’s van dien, maar ook stoornissen van het metabolisme en dientengevolge aanleg voor diabetes, hart- en vaatziekten, hypertensie en te hoge cholesterol.

Het probleem ligt niet enkel bij een foute voeding, maar ook bij een zittende levensstijl en het vermijden van lichamelijke inspanning. Hierbij komen nog belastende factoren van onze samenleving, denk maar aan de factor stress. De maatschappelijke dimensie van het probleem vraagt om vastberaden optreden, vooral om kinderen te beschermen. Snoep in plaats van volwaardige maaltijden, hele dagen voor de televisie of de computer hangen zijn het gevolg van een gebrek aan goede voorbeelden en controle van volwassenen op de levenswijze van kinderen. Het Witboek over voeding is een nuttig document met het oog op de invoering van maatregelen om obesitas te beperken, voornamelijk bij kinderen. Een promotie- en informatiebeleid dat niet alleen op kinderen, maar voornamelijk op ouders gericht is, moet de keuze van gezonde producten vergemakkelijken. We zijn sterke voorstanders van de campagne “Fruit op school”.

 
  
MPphoto
 

  Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, wij hebben het vandaag over overgewicht en zwaarlijvigheid en ik vind het belangrijk - het is al door een aantal mensen gezegd - om niet te veel te praten over dieet en afvallen, maar vooral ook te praten over de noodzaak om gezond te eten.

Ik was een paar maanden geleden erg geschrokken toen mijn dochter, een buitengewoon slanke dochter, thuiskwam en haar tweede boterham niet wilde eten omdat zij dan te dik zou worden. Zij had op school wel veel gehoord dat je vooral niet dik moet zijn, maar had onvoldoende eigen besef over hoe je nu gezond moet eten en wat een normale portie is. Een kind van acht begrijpt immers nog niet echt wanneer je te dik bent. Het is dan ook heel belangrijk om vooral te praten over gezond eten en niet over het al dan niet te dik zijn.

Het is inderdaad vooral een taak van ouders om te laten zien wat gezond is en wat een uitgebalanceerde portie eten is, en ook van scholen om dit aan een kind door te geven en om een voorbeeld te zijn. Op hun beurt moeten ouders ook beter inzicht krijgen in de voedingswaarde en het vetgehalte van producten en dus ben ik het ook eens met wat eerder gezegd is over de etikettering. Wij moeten dit punt dan ook terugzien in de wetgeving over de etikettering.

Ik vind het ook goed om veel te praten over sport en ook over het feit dat kinderen lekker buiten moeten kunnen spelen. Wij moeten dus in ieder geval een aanbeveling doen dat in ruimtelijke-ordeningsplannen beter rekening moet worden gehouden met de wensen van kinderen om lekker vrij te kunnen leven.

In verband met eten heeft de Europese Commissie een vrij leuke website over EU-minichefs. Deze website is al verbeterd. Er staan nu namelijk ook plaatjes op van groenten, die er voordien bijna niet waren, maar toch bevatten vrijwel alle recepten vlees. Laten wij daar eerlijk over zijn, dierlijke eiwitten dragen veel bij aan overgewicht. Los van het dierenwelzijn moet de Europese Commissie niet expliciet vleesconsumptie bevorderen.

Een laatste woord over de btw. Er werd net door mevrouw Ries gezegd dat zij tegen ons amendement 6 is omdat zij mensen niet wil straffen, maar veeleer belonen. Zij wil dus geen vettaks, een hogere belasting op ongezonde producten, invoeren maar vooral een lagere belasting op gezonde producten. Daar ben ik het wel mee eens, maar nu blijkt dat, bijvoorbeeld ook in Nederland, alle voedingsmiddelen nu binnen de lage categorie vallen. De chips, de lolly's, enzovoorts, hebben nu allemaal een laag btw-tarief. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, dat je die extra uitzondering toekent aan ongezonde producten. Het gaat dus niet om het bestraffen, het gaat erom dat je niet een beloning, namelijk een lager btw-tarief, moet toekennen aan producten die niet gezond zijn.

 
  
MPphoto
 

  Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. (SV) Een op de drie Europeanen lijdt aan overgewicht en obesitas. Een niet onaanzienlijk deel van de gezondheidsbudgetten van de lidstaten moet worden aangewend voor het bestrijden van de problemen die overgewicht met zich meebrengt. Bovendien weerspiegelt het overgewichtprobleem sociaaleconomische verschillen. Mensen met lage inkomens worden het zwaarst getroffen omdat ze meer suiker en verzadigde vetten consumeren. Ze krijgen eenvoudigweg slechtere voeding.

Het is natuurlijk de taak van de politiek om de best denkbare voorwaarden te scheppen zodat mensen gezonder kunnen eten. Dat is precies wat rapporteur Foglietta doet in dit verslag. Hij heeft daarvoor de steun van de GUE/NGL-Fractie. In het verslag wordt geëist dat de EU zich flexibeler opstelt en toestaat dat lidstaten lagere btw-tarieven instellen voor gezond voedsel en hogere tarieven voor voedsel waarvan we minder zouden moeten eten. Dat is een belangrijke eis en ik hoop dat de leiders van de EU die zullen inwilligen. Wat heeft de Commissie hierop te zeggen? Kan de Commissie terugkomen met een herziening van de btw-richtlijn van de EU, om meer flexibiliteit bij de lidstaten toe te staan, zodat we bijvoorbeeld minder btw hoeven te betalen voor gezond voedsel?

Een andere vraag aan de Commissie betreft transvetten. We weten dat transvetten slecht zijn voor de gezondheid. Dit is geconstateerd door autoriteiten in de lidstaten en tevens door de eigen Autoriteit voor voedselveiligheid van de EU, de EFSA. Commissaris Androulla Vassiliou zei tijdens een hoorzitting van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid op 1 april van dit jaar, en nu citeer ik: ‘Transvet is absoluut niet goed voor de gezondheid, dat staat buiten kijf”. In dit verslag eisen wij een verbod op transvetten, maar de Commissie weigert dit voor te stellen. Mevrouw Vassiliou wil niet eens toestaan dat afzonderlijke lidstaten het voortouw nemen en nationale verboden invoeren. Nu heeft de Commissie de kans om van dit ongezonde standpunt terug te komen. Wanneer krijgen we een verbod op transvetten? Kan de Commissie in elk geval garanderen dat de lidstaten de vrijheid hebben om transvetten te verbieden, als zij dat willen?

Vlees is een andere dimensie van het volksgezondheidsprobleem, zoals de vorige spreekster, mevrouw Buitenweg, al benadrukte. Over de hele wereld neemt de vleesconsumptie hand over hand toe. De voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties, de FAO, waarschuwt dat als er niets gebeurt, de reeds hoge vleesconsumptie in 2050 zal zijn verdubbeld. Vlees bevat verzadigde vetten en draagt bij tot obesitas. Bovendien hebben de vleesproducenten een zeer negatieve invloed op de klimaatveranderingen. De EU zou subsidies voor de vleesbranche geleidelijk moeten afschaffen, maar alleen al in de begroting voor 2007 is meer dan 45 miljoen euro puur marketinggeld toegewezen aan de vleesbranche. Dat is contraproductief en bovendien verspilling van het geld van de belastingbetalers. Een geleidelijke afschaffing van deze vleessubsidies en een strategie voor minder vleesconsumptie zouden vanzelfsprekende maatregelen voor een betere gezondheid in de EU moeten zijn.

 
  
MPphoto
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, transvetzuren zijn niet de meest gezonde vetzuren die er bestaan. Deze transvetzuren bestaan in natuurlijke en industriële vorm en zijn te vinden in veel voedingswaren.

Ofschoon diverse wetenschappelijke onderzoeken verschillende uitkomsten hebben wijst de meerderheid van de onderzoeken uit dat er geen verschil bestaat in risico's tussen van nature in voedsel aanwezige transvetzuren en kunstmatig toegevoegde industriële transvetzuren. Beide soorten transvetzuren zijn namelijk bij te hoge consumptie even schadelijk. Het lijkt mij dan ook niet terecht om dit onderscheid aan te houden in het voorliggende voorstel, vandaar mijn amendement.

Het is daarnaast zeer moeilijk om alle transvetzuren volledig uit te bannen zonder dat het andere risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Een verbod op transvetzuren leidt namelijk tot een toename van de concentratie verzadigde vetzuren, volgens onder meer het UK Food Standard Agency. Die verzadigde vetzuren zijn minstens zo schadelijk als transvetzuren. De mens krijgt gemiddeld fors meer verzadigde vetzuren binnen dan de Wereldgezondheidsorganisatie bij norm aanbeveelt. Ik heb daarom amendementen ingediend om ook de hoeveelheid verzadigde vetzuren te beperken en tegelijkertijd stel ik voor om niet op te roepen tot een verbod op transvetzuren, zoals nu in artikel 32 van het verslag wordt gesteld.

Wat bijvoorbeeld wél een mogelijkheid zou zijn, is dat wij een grens stellen op bijvoorbeeld een 2 procent-aandeel van transvetzuren in de totale energie-inname. Dit blijkt technisch wel haalbaar te zijn en is voor een deel al praktijk. Wij moeten voorkomen dat wij een trade-off krijgen tussen transvetzuren en verzadigde vetzuren en de gezondheid van de consument daardoor geen enkele verbetering ondervindt.

 
  
MPphoto
 

  Irena Belohorská (NI). - (EN) De verslechterende trend richting ongezond eten en onvoldoende lichamelijke beweging in Europa is alarmerend. Ik ben daarom verheugd dat we dit probleem in het Europees Parlement behandelen.

We weten dat obesitas een van de factoren is die bijdragen aan “welvaartsaandoeningen” zoals hoge bloeddruk, hartfalen, diabetes en chronische aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Op 17 september heb ik een werklunch georganiseerd hier in het Europees Parlement om het probleem te bespreken van de relatie tussen obesitas en diabetes bij zwangerschap. De aanwezige leden van het Parlement en assistenten konden bij deze gelegenheid luisteren naar topdeskundigen uit Europa, zoals Dr. Rosa Corcoy Pla, voorzitter van de werkgroep voor diabetes bij zwangerschap en professor F. Andre Van Assche, voormalig voorzitter van de European Association of Gynaecologists and Obstetricians en professor Dr. Pera Ovesena.

Obesitas en diabetes bij moeders leiden tot een verhoogd risico van ziekte en overlijden voor moeders en zuigelingen. We moeten ons realiseren dat het hier niet alleen gaat om de ziekte van de moeder, die vaak geen juist dieet volgt, maar om de verantwoordelijkheid voor de gezonde ontwikkeling van de toekomstige bevolking.

Een zwaarlijvige moeder met diabetes zal ook zwaarlijvige kinderen hebben en dit gaat zo van generatie op generatie verder. Ik zou daarom uw aandacht willen vestigen op de schriftelijke verklaring die ik samen met mijn collega’s over dit probleem, de relatie tussen diabetes en obesitas bij zwangerschap, heb opgesteld. De EU-lidstaten zouden meer aandacht moeten besteden aan de preventie van en controle op obesitas bij zwangerschap en de bevolking bewuster maken van de risico’s en gevolgen van obesitas.

 
  
MPphoto
 

  Horst Schnellhardt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie is van plan van het Witboek een integrale EU-aanpak voor het terugdringen van aandoeningen als overgewicht en obesitas te maken, die voortkomen uit ongezonde voeding. Een juist en belangrijk voornemen, want het stijgend aantal gezondheidsklachten door ongezonde voeding en gebrek aan beweging dwingt tot handelen.

Ook de keus van de Commissie voor een interdepartementale benadering is juist. Alleen zo kunnen we het probleem van overgewicht aan de wortel aanpakken. Een uitgewogen voeding is van belang, evenals voorlichting daarover en het stimuleren van schoolsport. En we moeten alle mensen in de Europese Unie van dat belang zien te doordringen. Er zijn al goede stappen in die richting gezet. Het Actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid is er een van en helemaal aan dit doel gewijd. Het is een Europabreed initiatief en probeert burgers tot de nodige veranderingen te stimuleren. Ook het schoolfruitprogramma van de Commissie is hiervan een goed voorbeeld.

Maar als we, zoals nu in het voorstel, weer met populistische eisen op de proppen komen, leiden we de aandacht alleen maar van het eigenlijke probleem af. Wat moeten we bijvoorbeeld nu weer met de eis dat reclame aan banden gelegd wordt? We hebben nog maar pas de richtlijn Televisie zonder grenzen aangenomen. Daar zijn duidelijke regels in opgenomen. En dan komen we al weer met nieuwe wensen en ideeën.

Ik heb veertig jaar in een gebied gewoond waar reclame verboden was. Dat verbod heeft de mensen in de communistische landen heus niet allemaal slanker gemaakt. Wat voor zin heeft de eis van De Groenen om extra belasting te heffen op levensmiddelen met een bepaald gehalte aan voedingsstoffen? Willen we dat de armen in de Europese Unie bepaalde levensmiddelen niet meer kunnen eten, omdat ze die niet kunnen betalen? Voor welke invalshoek kiezen we nu eigenlijk?

De invalshoek die we nodig hebben, is die van scholing, van onderwijs. Daar moeten we geld in steken! We mogen de burgers niet met dwangmaatregelen in hun vrijheid en hun voedselkeuze beperken.

 
  
MPphoto
 

  Edite Estrela (PSE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, dit is een zeer belangrijk debat en daarom wil ik in de eerste plaats onderstrepen dat ik bijzonder blij bent met het initiatief van de Commissie en het verslag van de heer Foglietta. Er wordt doorgaans meer aandacht besteed aan anorexia dan aan obesitas, ofschoon obesitas aardig op weg is om een wereldwijde epidemie te worden. Meer dan 50 procent van de Europeanen lijdt aan overgewicht en bijna 6 procent van de gezondheidsuitgaven houdt verband met obesitas, zoals hier overigens reeds is gezegd. Zwaarlijvigheid bij kinderen komt steeds vaker voor. 22 miljoen Europese kinderen heeft last van overgewicht.

De strijd tegen obesitas moet een van de politieke prioriteiten van de Europese Unie zijn. Daarom ga ik akkoord met het merendeel van de voorgestelde maatregelen: consumenteninformatie, beperking van televisiereclame, voedings- en gezondheidsinformatie op etiketten van levensmiddelen. De mensen moeten zich ervan bewust zijn dat zwaarlijvigheid een van de voornaamste doodsoorzaken is en in verband wordt gebracht met tal van chronische ziekten zoals diabetes, hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen, bot- en gewrichtsziekten, ademhalingsstoornissen en kanker. Wij moeten in actie komen, en snel. De oplossing is bekend: meer lichaamsbeweging en gezonde voedingsgewoonten. Net het tegengestelde van wat de meeste mensen doen. Het is niet raadzaam om elke dag belegde broodjes en frisdranken en snoep en chips te consumeren, en een zittend leven draagt niet bij aan een goede gezondheid.

Als lichaamsbeweging volstaat het om elke dag minstens een half uur te wandelen. Dat vergt geen grote inspanning, het is goedkoop en het werkt. Lichaamsbeweging is belangrijk voor volwassenen en onontbeerlijk voor kinderen. Vele ouders beseffen niet wat voor schade zij aanrichten door hun kinderen in hun vrije tijd voortdurend voor de televisie of de computer te laten zitten en hen te laten eten wat ze willen, zonder enige vorm van begeleiding of toezicht.

Wij moeten onze krachten bundelen om zwaarlijvigheid te bestrijden. Daarom moeten de maatregelen in onderling overleg worden vastgesteld en moeten alle partijen in de strijd betrokken worden: de school, het gezin en de productie-, gezondheids- en maatschappelijke sector. Eenieder draagt een deel van de verantwoordelijkheid. Het gezin speelt een beslissende rol bij het veranderen van gewoonten. De school moet zorgen voor een behoorlijke controle op de kwaliteit en voedingswaarde van de schoolmaaltijden. Zij moet de verkoop van te vette, te zoute en te zoete producten in schoolkantines en automaten verbieden en tegelijkertijd lichaamsbeweging voor leerlingen stimuleren en bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Holger Krahmer (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben een groot voorstander van de benadering waarvoor in het Witboek gekozen is om de oorzaken van verkeerde voeding en overgewicht en de daarmee verbonden aandoeningen te achterhalen. Helaas vervallen we in het Europese levensmiddelenbeleid steeds weer in eenzijdigheid, of we het nu hebben over voedingswaardetabellen of levensmiddelenetikettering, of over bepaalde passages in het Witboek. Daarbij proberen we de problemen die we in Europa hebben met productgericht beleid op te lossen.

In mijn ogen is het een fundamenteel verkeerde beleidsgrondslag om van het bestaan van goede en slechte levensmiddelen uit te gaan. Uit veel van de ingediende amendementen blijkt dat zo’n verschil gewoonweg niet bestaat. Er zijn alleen goede en slechte - beter gezegd: uitgebalanceerde en eenzijdige - voedingspatronen. Op dat onderscheid dienen we ons te baseren. Er zijn tal van oorzaken voor een verkeerde voedingswijze. En die neem je niet weg door te proberen de consument door productetikettering te beïnvloeden, of zelfs over te gaan tot reclameverboden of -richtlijnen, dan wel tot het invoeren van verschillende btw-tarieven.

Ik wil niet op het debat over de etiketteringsrichtlijn vooruitlopen, maar ik vind wel dat alles wat we hier naar voren brengen in het teken zou moeten staan van de vraag hoe we de consument ertoe kunnen brengen over zijn voedingsgewoonten na te denken. Een “stoplichtaanduiding” die de consument laat denken over de vraag of hij met een goed of slecht product van doen heeft, lijkt mij eerder een vorm van betutteling dan van bewustmaking. Daarom pleit ik hier voor een meer uitgewogen benadering en hoop ik dat het inzicht daagt, dat een eenzijdige productgerichtheid ons niet verder brengt.

 
  
MPphoto
 

  Roberta Angelilli (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst mijn complimenten aan de rapporteur voor zijn uitstekende werk. Veel van wat ik ga zeggen is al door anderen ter sprake gebracht, maar ik denk dat we het probleem goed onder ogen moeten zien: circa 25 procent van de kinderen in Europa lijdt aan zwaarlijvigheid en dit zal een zware tol eisen voor hun gezondheid in de toekomst. Tot de oorzaken behoren het gebrek aan voorlichting, verkeerde eetgewoonten, onvoldoende lichaamsbeweging en ook een gebrek aan sportfaciliteiten. Ook de sociale en geestelijke problemen moeten niet worden onderschat, mede omdat kinderen met overgewicht vaak het slachtoffer zijn van pesten.

Daarom is het naar mijn mening een interessant voorstel om meer geld te stoppen in het programma voor schoolfruit, waarmee in scholen gratis groente en fruit wordt uitgedeeld. Verder kunnen we in 2009 een herleving van het mediterraan dieet en van de productie van groente en fruit verwachten, ook gezien de nieuwste gegevens van de WHO, waaruit blijkt dat ook in mediterrane landen de groente- en fruitconsumptie daalt. Waar fruit eerst werd vernietigd om de prijzen hoog te houden, zal het door dit initiatief worden gebruikt om te zorgen voor een gezondere voeding voor met name onze kinderen en zodoende om de Europese burgers een gezondere toekomst te bieden.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk dat wordt voorzien in een alomvattende, geïntegreerde benadering op het gebied van voeding, overgewicht en obesitas, aangezien hier tal van factoren in het geding zijn en met name voedingsarmoede, slechte voeding en gebrek aan informatie over gezonde eetgewoonten een belangrijke rol spelen.

Het waarborgen van een gezonde voeding is daarom van vitaal belang. Wij moeten er van overheidswege voor zorgen dat iedereen toegang heeft tot gezonde voeding. Dit betekent dat diverse maatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd om garanties te bieden voor een kwalitatief hoogstaande lokale landbouwproductie van hoogwaardige voedingsmiddelen, met inbegrip van melk, fruit en groenten, en de distributie van deze producten aan mensen met een laag inkomen.

Ook een ander gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat gebaseerd is op de bescherming van de familielandbouw en het tot stand brengen van plaatselijke markten voor fruit, groenten en andere essentiële voedingsmiddelen in het kader van een passende ondersteuning van de productie, kan bijdragen aan een gezonde voeding tegen betaalbare prijzen voor de gehele bevolking.

Er zijn voorstellen gedaan om steun te verlenen voor de verstrekking van fruit en groenten op school. Het is van fundamenteel belang dat de Commissie het voor dit programma uitgetrokken bedrag verhoogt teneinde te waarborgen dat alle schoolgaande kinderen elke dag gratis toegang hebben tot deze producten, en niet eenmaal in de week zoals thans het geval is. Niet minder belangrijk is dat een geheel van beleidsmaatregelen en programma’s op het gebied van de volksgezondheid ten uitvoer wordt gelegd waarin prioritaire aandacht wordt besteed aan voeding, met inbegrip van informatie- en voorlichtingcampagnes inzake gezondheid en het bevorderen van gezonde voedingsgewoonten en levensstijlen. Lichaamsbeweging en sport mogen in geen geval ontbreken. Wij moeten waarborgen dat de gehele bevolking toegang heeft tot dergelijke activiteiten, met name kinderen en jongeren, in het bijzonder op school.

 
  
MPphoto
 

  Urszula Krupa (IND/DEM). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het document over aan voeding, obesitas en overgewicht gerelateerde gezondheidskwesties bevat een aantal belangrijke vaststellingen. De verontrustende indicatoren voor het steeds vaker voorkomen van overgewicht vragen om tegenmaatregelen met bijzondere nadruk op het bevorderen van biologische levensmiddelen, lichaamsbeweging van jongs af aan, sport en aandacht voor de schadelijke invloed van reclame die bewust tot overmatig eten aanzet. Pluspunten van het document zijn ook het bevorderen van borstvoeding, de verbetering van de kwaliteit van schoolmaaltijden, het beschikbaar stellen van fruit en tegelijk het verbod op de verkoop van voeding en dranken met een hoog vet-, zout- en suikergehalte in scholen.

Het probleem van obesitas en overgewicht heeft echter ook andere oorzaken. Psychische en traumatische factoren spelen hierbij een belangrijke rol. Allerlei psychische stoornissen leiden tot onbedwingbare eetstoornissen. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn boulimie en anorexia. Niet alleen persoonlijke onvolwassenheid, maar ook een gebrek aan respect voor waarden en het veelvuldig voorkomen van depressies en neuroses leiden ertoe dat biologische automatismen die door de algemene beschikbaarheid van fastfood ontstaan, een sterkere invloed krijgen dan bewuste handelingen. Minachting voor ethische en morele principes en het negeren van de betekenis van het vasten kunnen zelfs de persoonlijke ontwikkeling in de weg staan en mensen afhankelijk maken van hun bloedsuikerspiegel en smaak- en visuele indrukken.

Het is vreemd dat bij de e-maildiscussies en de ingediende amendementen het belang van de stijgende consumptie van verzadigde vetzuren over het hoofd gezien is. Het probleem van het effect van kunstmatige transvetzuren, dat verschilt van dat van de andere transvetzuren, lijkt daarentegen opgelost. Transvetzuren komen in natuurlijke vorm slechts in weinig producten voor, en in het bijzonder in melk, die slechts een klein percentage aan transvetzuren bevat.

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, meer dan de helft van de Europese bevolking lijdt aan overgewicht, en de Wereldgezondheidsorganisatie vertelt ons dat wereldwijd één miljard mensen overgewicht hebben, waarvan er 300 miljoen aan obesitas lijden. 50 procent van de bevolking heeft helemaal geen lichaamsbeweging.

Hart- en vaatziekten en stofwisselingsziekten als diabetes, hoge bloeddruk en hartaandoeningen nemen in alarmerend tempo toe, en zwaarlijvigen lopen een bijzonder risico om type 2 diabetes te krijgen, met alle gezondheidsgevolgen van dien, zoals blijkt uit de alarmerende toename van het aantal gevallen van deze vorm van diabetes onder zeer jonge tieners. Artsen vertellen ons nu ook dat er een sterk verband bestaat tussen obesitas en dementie en Alzheimer.

Dit is een enorme uitdaging voor de politiek, vooral als het om onze kinderen gaat, waarvan er thans in Europa 22 miljoen aan overgewicht lijden. We hebben in deze rare wereld van ons inmiddels een stadium bereikt, waarin er meer mensen overgewicht hebben dan er honger lijden. Daar komt, vooral in de rijkere landen, nog bij dat ons eetgedrag steeds problematischer wordt, gezien het toenemende aantal gevallen van anorexia en boulimie, typische ziekten van landen waar er eten in overvloed is.

Hoewel gezondheidsvraagstukken goeddeels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, kunnen aan obesitas gerelateerde kwesties op EU-niveau op tal van manieren worden aangepakt: uitwisseling van beste praktijken, bevordering van een gezondere levensstijl in het kader van relevante beleidsmaatregelen en grensoverschrijdende samenwerking op epidemiologisch gebied.

Vorige week heb ik hier in het Parlement een ontbijtweek georganiseerd waar we hebben onderstreept dat 61 procent van de Europeanen hun ontbijt verschillende malen per week overslaat. Artsen hebben geconstateerd dat er tussen dit gedrag en overgewicht een direct verband bestaat. De Harvard Medical School heeft onlangs een onderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat mensen die elke dag ontbijten 35 procent minder kans maken op obesitas. Uit onderzoek komt verder naar voren dat mensen die hun ontbijt overslaan ‘s morgens vaker moe, prikkelbaar of rusteloos zijn.

De dag beginnen met het juiste bloedsuikerpeil is het beste recept tegen de verleiding van tussendoortjes en snoepen. Weliswaar is de burger uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor zijn eigen eetgedrag, maar de bevordering van een gezondere levensstijl is een must.

Ik sta vierkant achter dit verslag, behalve paragraaf 28, waar ik niet mee kan instemmen: ik ben niet van mening dat belastingmaatregelen moeten worden voorgesteld in een gezondheidsverslag.

 
  
MPphoto
 

  Åsa Westlund (PSE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, zoals velen al hebben gezegd, is het een belangrijk probleem dat we hier vandaag bespreken. Het is een zeer belangrijk vraagstuk, waarbij wij lidstaten van elkaar kunnen leren, maar het is ook zeer belangrijk dat we tijdens de discussie over dit vraagstuk het subsidiariteitsbeginsel respecteren.

Er is van alles wat de EU kan doen om het obesitasprobleem te verminderen en waarop wij onze aandacht hier in het Parlement kunnen richten. Reclame en consumenteninformatie zijn gebieden waarover wij hier in het Parlement concrete besluiten nemen en daar zouden we ons dus op moeten richten. Ik vind dat we wat dat betreft voor een deel gefaald hebben. We zijn er bijvoorbeeld niet in geslaagd reclame te verbieden die zich tot kinderen richt, een groep die geen onderscheid kan maken tussen reclame en feiten. De informatie die specifiek aan deze consumenten wordt gepresenteerd, is daardoor per definitie misleidend. Heel veel reclame die zich tot kinderen richt gaat juist over voedsel dat veel vet, zout en suiker bevat. Een verbod op reclame die zich tot kinderen richt zou het obesitasprobleem in Europa op effectieve wijze kunnen reduceren.

Het tweede punt dat ik graag aan de orde wil stellen, is dat van de transvetten. Ik ben heel blij dat wij de Commissie morgen misschien kunnen oproepen om een verbod op transvetten voor te stellen. Het gebruikelijke argument tegen zo’n verbod is meestal dat het eigenlijk verzadigde vetten zijn die het grootste probleem voor de volksgezondheid vormen. Strikt genomen is dat ook zo, maar waarom redeneert men niet zoals in Denemarken? Als we nu een enorm probleem met verzadigde vetten hebben, waarom moeten we dan nog een extra probleem met transvetten hebben? Die logica kan ik niet volgen. We kunnen niet alle verzadigde vetten wegnemen, maar we kunnen wél een eind maken aan de geïndustrialiseerde productie van transvetten, die alleen maar goedkoop zijn en een slechte manier om voedsel te produceren.

Ik ben ook heel blij dat wij in dit verslag de kwestie van de glutamaten aan de orde stellen. Tot slot wil ik nog zeggen dat subsidiariteit belangrijk is. We hadden ons een heleboel discussie kunnen besparen over de vraag wat verschillende scholen moeten doen en welk voedsel zij moeten serveren. Ik geloof werkelijk dat er betere politieke niveaus zijn om dergelijke besluiten te nemen dan hier in het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE). - (RO) We hebben allemaal de statistieken aangehoord met betrekking tot volwassenen en kinderen die lijden aan zwaarlijvigheid, ik zal deze nu niet herhalen. Wat nog verontrustender is, is het feit dat de vooruitzichten vanaf 2010 nog slechter zijn. Obesitas en buitensporig gewicht zijn derhalve, en dienen dit ook te zijn, prioritaire thema’s die onze aandacht hebben en daarom verwelkom ik het Witboek van de Commissie, evenals het verslag van de heer Foglietta.

Helaas worden mensen in de sociaal-economisch minder bedeelde categorieën het meest door obesitas getroffen, des te meer nu de prijs van basislevensmiddelen de laatste tijd aanzienlijk is gestegen; dit alles terwijl het bevorderen van een gezonde levensstijl en gezonde voeding obesitas kan voorkomen en het grote aantal mensen met obesitas zou kunnen verminderen, hetgeen tevens een essentieel element vormt voor het terugbrengen van de kosten van de gezondheidszorg in de lidstaten, doordat de complicaties van ziekten die verband houden met obesitas dan niet langer zouden behoeven te worden behandeld.

Ik denk ook dat dwangmaatregelen geen oplossing bieden. De Europese burgers zijn vrij om te kiezen. De oplossing is gelegen in een betere voorlichting over de voedingswaarde, in het bijzonder door etikettering, maar ook in voorlichtingscampagnes die de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten moeten financieren. Voorlichtingscampagnes gericht op ouders, die een zeer belangrijke rol spelen, alsook op kinderen. Bovendien zouden de lidstaten, voor wat betreft kinderen, moeten toezien op de inhoud van de automaten in scholen, zouden zij de in de kantines van scholen en kleuterscholen aangeboden maaltijden moeten controleren en een grotere consumptie van fruit en groenten moeten stimuleren. Gymnastiek voor kinderen is erg belangrijk. Niet in de laatste plaats zou de Commissie erg oplettend moeten zijn met betrekking tot initiatieven van de industrie waar het gaat om verantwoorde reclame en het terugbrengen van de hoeveelheid zout, suiker en vetten.

 
  
MPphoto
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, uit de gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie blijkt dat er meer dan een miljard mensen aan overgewicht lijdt en er meer dan driehonderd miljoen mensen zwaarlijvig zijn. De situatie in Europa ziet er nog dramatischer uit. Obesitas is niet enkel uitgegroeid tot een probleem, maar tot een ware epidemie die aandoeningen zoals diabetes, hypertensie, beroertes en bepaalde soorten kanker veroorzaakt.

De strijd tegen overgewicht en obesitas vraagt om geïntegreerde maatregelen die de productie van gezonde levensmiddelen, een rationele voeding, een verbetering van de economische situatie van de allerarmsten, een grotere bewustwording in de samenleving, de ontwikkeling van wetenschappelijk onderzoek, aandacht voor de voeding van kinderen, een gezonde levenswijze en bevordering van actieve ontspanning omvatten. Naast de algemeen bekende oorzaken van obesitas en overgewicht zijn er verder nog andere factoren zoals winstbejag en gebrek aan verantwoordelijkheid. Een goed voorbeeld is de verspreiding van genetisch gemodificeerde organismen. Hun teelt leidt tot vernietiging van de biodiversiteit en ze nemen de plaats van gezonde voeding in.

Met het oog op het welzijn van de mens, zijn ontwikkeling en gezondheid en de bescherming van het milieu moeten we gezamenlijk stappen ondernemen om Europa GGO-vrij te maken. Laten we daarbij niet vergeten, dat gezonde, natuurlijke voeding het beste middel is in de strijd tegen ziekten zoals overgewicht en obesitas.

 
  
MPphoto
 

  Christa Klaß (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, overgewicht en obesitas vormen een geducht maatschappelijk probleem. We weten dat we het gedrag van de consument niet door wetgeving kunnen veranderen. Het is veeleer zo dat het veranderde gedrag van een gehele gemeenschap op het individu inwerkt. Niemand voelt zich immers graag een buitenbeentje! De manier waarop wij met gezondheid en voeding omgaan, wordt door onze maatschappelijke omgeving bepaald. Wie erover klaagt dat de vleesconsumptie toeneemt, dient wel te bedenken dat dit ook komt doordat meer mensen zich een stukje vlees kunnen permitteren en niet alleen doordat er per persoon meer vlees gegeten wordt.

Het allerbelangrijkst is een gezonde kijk op eten en drinken. Een overdreven nadruk op slankheid is net zo ziekelijk als vraatzucht. Eetgedrag laat zich niet door regelgeving beïnvloeden. Er is geen calorieën- of vetnorm die voor alle mensen gelijk is. Zo verschillend als de mensen zijn, zo verschillend is ook ieders energiebehoefte, mede afhankelijk van leeftijd, geslacht, beroep en bewegingspatroon. Verboden zijn een slechte raadgever voor situaties waar het op inzicht aankomt. Er is dan ook geen behoefte aan nieuwe wetgeving, maar aan informatiecampagnes, aan kennisoverdracht, niet aan een leiband, maar aan vrijheid. Vrijheid aandurven betekent ook de mensen hun verantwoordelijkheid te laten.

Europa heeft mondige burgers, die zelf kunnen denken. Een stoplicht-etikettering is in elk geval niet representatief, als daarbij alleen maar bepaalde indicatoren los van elkaar gebruikt worden en de consument in verwarring brengen. Wat moet ik nu kiezen, als ik tegelijk rood, groen en oranje te zien krijg? Bovendien zal de levensmiddelenindustrie de kosten van de nieuwe etikettering in de prijzen doorberekenen, wat deze nog verder opdrijft.

Ik keer mij tegen betutteling van de bevolking en tegen een verplichte kleurcode op de voorzijde van de verpakking en verzoek de afgevaardigden daarom tegen paragraaf 37 van het verslag te stemmen. Als dat nodig mocht blijken, kunnen we deze kwestie dan bij een andere gelegenheid regelen, als we het over de etikettering hebben. Laten we het Witboek Voeding, overgewicht en obesitas hanteren als bewustwordingsinstrument en het niet aangrijpen voor nieuwe voorschriften en wetgeving!

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met het feit dat hij deze gewichtige kwestie zo succesvol heeft aangepakt.

Ten eerste wil ik onderstrepen dat het belangrijk is om aan schoolkinderen een gratis lunch te verstrekken, zoals dat in mijn geboorteland Litouwen, anders dan in de meeste andere lidstaten, gebeurt. Natuurlijk zijn er bedenkingen vanwege ontoereikende middelen en met betrekking tot de kwaliteit van het eten dat wordt geserveerd, maar deze maatregel draagt ertoe bij dat kinderen – met name uit de armste gezinnen – een goede maaltijd van behoorlijke kwaliteit krijgen.

Ik juich ook het initiatief toe om op school gratis fruit en groenten te verstrekken. Dit moet worden beschouwd als een voorbeeld voor een goede praktijk. Ik ben van mening dat EU-middelen nuttig zouden zijn om de lidstaten te helpen de financiële lasten te dragen. Dergelijke projecten zijn ook belangrijk omdat ze de EU dichter bij de burgers brengen.

Last, maar zeker not least mis ik in het verslag een verwijzing naar consumptie in de zin van overconsumptie. Tegenwoordig komt de wijziging van consumptiepatronen neer op een wijziging van onze levensstijl. Het is misschien moeilijk voor te stellen dat er een verband is tussen obesitas en klimaatverandering, maar dit verband bestaat wel degelijk. Als we goed over deze beide kwesties zouden nadenken, zouden we minder appels en aardbeien uit het buitenland laten invliegen en meer van die producten in eigen land telen, en ze in lokale winkels verkopen in plaats van in supermarkten – wat juist één van de punten is die in dit verslag worden voorgesteld.

 
  
MPphoto
 

  Siiri Oviir (ALDE). - (EN) Commissaris, dames en heren, het aantal mensen met overgewicht en obesitas is in dit Parlement reeds verschillende malen besproken, maar volgens de deskundigen zullen daar volgend jaar nog eens 1,3 miljoen mensen bij komen. Dit staat gelijk aan het totale inwonertal van mijn land, Estland, een beangstigende gedachte. Vele factoren dragen bij aan een slecht dieet en obesitas, maar we moeten in onze evaluatie in elk geval rekening houden met de kosten en de beschikbaarheid van voedsel en de bewustwording op dit gebied.

Zestien EU-landen hebben de btw op voedsel beneden het normale tarief gehouden, een prijzenswaardig besluit. Het voorstel dat is vervat in het verslag om btw op fruit en groenten onder vijf procent te houden is welkom. Het gezondheidsrapport van de Wereldgezondheidsorganisatie noemt een geringe inname van fruit en groenten als een van zeven gezondheidsrisico's. In die context zou het aanbeveling verdienen om te beginnen met het beschikbaar maken van fruit in scholen en de steun van de Europese Unie zou nodig zijn, als we de maatregel in alle 27 lidstaten willen doorvoeren.

In een minuut kan men niet veel zeggen, maar ik zou nog een paar woorden willen toevoegen over reclame en de media. Hun hulp en ideeën zijn nodig om wortels in plaats van Pepsi-Cola te adverteren en om te bepalen welke stereotypen en lichaamstypen gebruikt worden in reclames, aangezien deze een zeer belangrijke rol spelen als het erom gaat mensen bewuster te maken. Ter afronding zou ik de commissie en de rapporteur willen bedanken voor hun inspanningen.

 
  
MPphoto
 

  Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we debatteren vandaag over het probleem van het groeiende aantal zwaarlijvige mensen. Tegelijk loopt in de Commissie landbouw een debat over het toekomstige landbouwbeleid. Beide debatten hebben in zekere mate betrekking op dezelfde kwestie: de gezondheid van onze maatschappij, en in het bijzonder van de jeugd.

Soms heb ik de indruk dat we in bepaalde documenten klagen over gezondheidsproblemen, en in andere dan weer voorstander zijn van GGO’s, klonen en import van levensmiddelen uit regio’s waar geproduceerd wordt met methodes die ver van natuurlijk zijn. Onze onderhandelaars bij de WTO willen zich nog meer openstellen voor markten buiten Europa. Laten we ons dan de vraag stellen of we werkelijk over het welzijn van onze maatschappij waken of er enkel over praten? Het merendeel van de rechtstreekse betalingen voor de landbouw gaat niet naar familiebedrijven die gezonde voeding produceren maar naar industriële landbouwconcerns die voeding produceren, die in hoge mate met chemische stoffen doordrenkt is.

Natuurlijk is dit verslag erg noodzakelijk, maar op voorwaarde dat de hoofdprincipes uitgevoerd worden. Als ik naar de huidige prioriteiten van de Commissie kijk, heb ik hier grote twijfels over.

 
  
MPphoto
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, op dit moment wordt in Europa 27 procent van de mannen en 38 procent van de vrouwen, en een op de vier kinderen, aangemerkt als te zwaar of zwaarlijvig, en jaarlijks komen er 400 000 nieuwe gevallen bij. Het is een ware plaag die zich momenteel in Europa ontwikkelt. Voorlichting en preventie zijn zonder meer het juiste antwoord daarop omdat het hier helaas gaat om een volksgezondheidsprobleem dat ook een maatschappelijk probleem aan het worden is. Obesitas gaat jammer genoeg vaak samen met armoede en uitsluiting.

Er is veel gesproken over voorlichting en preventie. Ik ga verder niet meer in op wat gezegd is over etikettering van levensmiddelen, de rol van de overheid, schoolkantines, sportvoorzieningen, goede informatievoorziening, gezonde voeding en de noodzaak van dagelijks bewegen.

Wel wil ik de aandacht vestigen op de essentiële rol van de werkers in de gezondheidszorg, die er zijn om de risico’s op te sporen van met obesitas samenhangende chronische ziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten, en op de gevolgen die zij zonder enige twijfel hebben voor personen met overgewicht. Preventie kan niet zonder de uitwisseling van goede praktijken, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

Uit de onderzoeken is bijvoorbeeld gebleken dat een tailleomtrek van meer dan 88 cm bij vrouwen (tenzij ze zwanger zijn) en meer dan 102 cm bij mannen als zwaarlijvigheid van de buik en gezondheidsrisico geldt, onafhankelijk van de lengte van de persoon. Dat is dus een heel simpel criterium, dat echter nog onvoldoende meegenomen wordt in medische consulten. Daarom moet de tailleomtrek bij alle patiënten een simpele maatstaf worden, het signaal voor een zo vroeg mogelijke opsporing van de desbetreffende risicofactoren, zoals glucose-intolerantie, die de voorbode is van diabetes, verhoogde cholesterol- en triglyceridenwaarden en hoge bloeddruk, allemaal factoren die, zoals bekend, helaas ook een indicatie zijn voor de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer.

Redenen te over dus om de rol van de werkers in de gezondheidszorg centraal te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur gelukwensen: dit verslag is enorm actueel en verdient de volledige aandacht van de beleidsmakers. De feiten in verband met obesitas zijn ontstellend en zijn hier reeds genoemd. Gisteren heeft een voedingsdeskundige op een conferentie in Dublin beweerd dat Ierland zich op het hoogtepunt van een zwaarlijvigheidscrisis bevindt en in feite is de situatie in de rest van Europa niet anders.

Ik wil slechts een kwestie kort aanstippen: de kwestie van zelfregulering versus wetgeving. Er is al een vrijwillige gedragscode voor op kinderen gerichte reclame voor levensmiddelen met een slechte voedingswaarde, maar het is zeer de vraag of deze regeling functioneert. Volgens de Ierse Heart Alliance is deze gedragscode niet effectief. Ik ben van mening dat we deze regeling onder de loep moeten nemen en zo nodig onmiddellijk maatregelen moeten treffen.

Mijnheer Bushill-Matthews had het over persoonlijke verantwoordelijkheid. Dat is in zekere zin in orde, maar we hebben behoefte aan een duidelijke, begrijpelijke etikettering van levensmiddelen – een kleurcode is een positieve stap. We leven in een wereld waarin we steeds grotere hoeveelheden verwerkte levensmiddelen consumeren. Door bepaalde beleidslijnen van de EU wordt dit in de hand gewerkt – de agenda van Lissabon: meer mensen aan het werk, minder tijd voor de toebereiding van maaltijden. Ik sta volledig achter de agenda van Lissabon, maar daarnaast hebben wij als beleidsmakers in de EU de plicht ervoor te zorgen dat levensmiddelenproducenten heel duidelijk aangeven wat er in de door hen vervaardigde levensmiddelen zit.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties zijn een buitengewoon actueel thema. Niet enkel Europa, maar de hele wereld staat vandaag voor een enorme uitdaging in de vorm van overgewicht en de ziekten die er rechtstreeks en onrechtstreeks mee verbonden zijn. Het tempo waarin de uitgaven voor behandeling stijgen, is onrustbarend. Volgens de laatste gegevens uit de Verenigde Staten, waar 60 procent van de bewoners overgewicht heeft, lijdt al een derde aan obesitas. De uitgaven slokken jaarlijks meer dan 10 procent van het budget voor gezondheidszorg op, dat wil zeggen 100 miljard dollar. Europa begint langzaamaan zijn buren in te halen wat deze slechte statistieken betreft. Steeds meer kinderen en jongeren lijden aan hypertensie en diabetes, die vaak het gevolg zijn van een slechte voeding en gebrek aan beweging. Met het oog op de toekomst van Europa en zijn inwoners, moeten we meer aandacht besteden aan de problemen die in het verslag van de heer Foglietta aangekaart worden. Enkel gezamenlijke, vastberaden en snelle maatregelen kunnen de gezondheidscatastrofe vermijden, die Europa en de hele geglobaliseerde wereld te wachten staat.

Momenteel houdt het Europees Parlement zich bezig met een groot aantal economische en sociale problemen. Om deze echter met succes tot oplossing te brengen mogen we niet vergeten dat enkel een gezonde maatschappij in staat zal zijn om de behaalde voordelen volledig te benutten. Er zijn niet alleen maatregelen noodzakelijk om een gezonde levensstijl te bevorderen, maar ook wettelijke maatregelen die aan alle lidstaten de plicht opleggen om actiever mee te werken aan de bevordering van de lichamelijke conditie van hun burgers door middel van gezonde voeding en sport. Hierbij mogen we natuurlijk niet vergeten dat concrete acties en beleidsoplossingen om dit verschijnsel tegen te gaan, tot de bevoegdheid van de verschillende lidstaten behoren.

 
  
MPphoto
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE).(EN) Het Witboek suggereert dat we drie factoren in overweging moeten nemen bij het bepalen van een Europese strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties. Ten eerste is ieder individu zelf verantwoordelijk voor zijn of haar levenswijze. Ten tweede is alleen een goed geïnformeerd individu in staat de juiste beslissingen te nemen. Ten derde stelt het Witboek coördinatie voor tussen een aantal gebieden – voeding, consumenten, sportactiviteiten, onderwijs, transport, enzovoorts.

Echter, al deze factoren worden beïnvloed door reclame. Wat eten we? Waar zien we deze producten? Hoe komen we over deze producten te weten? Ongezonde producten maken voor 89 procent deel uit van de voedingsproducten waarvoor op tv reclame wordt gemaakt. Meer dan 70 procent van de kinderen vragen hun ouders om de voedingswaren te kopen waarvoor ze reclames op tv hebben gezien.

In de besprekingen over gezondheidskwesties ontbreekt naar mijn mening een deelnemer, namelijk vertegenwoordigers van de voedselproductiesector. We zouden graag willen dat zij zich bewust worden van de schade die door ongezonde voeding wordt veroorzaakt en de bijbehorende kosten die door de maatschappij moeten worden gedragen. We zouden niet alleen graag zien dat zij ophouden met reclame te maken voor ongezond voedsel, maar ook dat zij meer gezonde voedingsproducten produceren.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (EN) Meer dan de helft van de Europese bevolking heeft overgewicht. Volgens de statistieken heeft 27 procent van de mannen en 38 procent van de vrouwen overgewicht en meer dan 5 miljoen kinderen lijden aan obesitas. In totaal is 5-7 procent van de uitgaven aan gezondheidszorg direct gerelateerd aan obesitas en dit komt neer op miljarden. Vanwege dit verontrustende feit is het van cruciaal belang om op alle niveaus doortastende initiatieven aan te nemen om dit fenomeen een halt toe te roepen.

Ik ben verheugd over de stappen van de Commissie om het Witboek goed te keuren, waarbij de punten voedingspatroon, overgewicht en obesitas tot een politieke prioriteit voor de Europese Unie worden gemaakt en ik ben van mening dat we vooruitgang kunnen boeken in de strijd tegen obesitas door de verschillende beleidsmaatregelen voor de sector op Europees niveau te coördineren.

Ik wil de aandacht vestigen op het probleem van kinderen en jongeren met overgewicht: deze leeftijdsgroep zou een van de prioriteiten moeten zijn. Een juist voedingspatroon en lichaamsbeweging zijn essentiële voorwaarden voor de normale groei en gezonde ontwikkeling van kinderen. Kinderen leren gezond te eten is in hoofdzaak de verantwoordelijkheid van de ouders, maar scholen kunnen hier ook een rol in spelen. Zij zouden een aanvullend centrum voor activiteiten kunnen zijn in de strijd tegen obesitas.

Ik ben het met de rapporteur eens dat scholen een arts, een voedingsdeskundige, zouden moeten hebben. Ik ben ook een voorstander van een verbod op producten met buitensporig veel vet, zout en suiker op scholen, waar deze producten met name verkrijgbaar zijn via automaten. Volgens de statistieken brengen jongeren tegenwoordig meer dan vijf uur per dag door met activiteiten waarbij ze zitten, hoofdzakelijk tv kijken en spelen op de computer. Lichaamsbeweging daarentegen verhoogt de afzetting van calcium in de botten, ontwikkelt de sociale vaardigheden van kinderen en is een belangrijke factor in de strijd tegen stress. Het is belangrijk om schoolomstandigheden te creëren waarbij er elke dag voldoende tijd kan worden gereserveerd voor lichamelijke opvoeding en om kinderen aan te moedigen deel te nemen aan sportactiviteiten, bijvoorbeeld door het aanleggen van speelvelden en het bouwen van sporthallen. Deze stappen zijn essentieel als we onze jonge generaties een gezonde toekomst willen geven.

Ten slotte wil ik nog zeggen dat de preventie van obesitas ten minste één rustige maaltijd in familiekring vereist, waarmee met name ook gezonde leefgewoonten worden bevorderd.

 
  
MPphoto
 

  Antonio De Blasio (PPE-DE). (HU) Bedankt, mijnheer de Voorzitter. Mijnheer de commissaris, dames en heren, obesitas en overgewicht komen niet alleen voort uit slecht eetgedrag, maar hebben in bredere zin ook een maatschappelijke oorzaak. Ik ben blij om te kunnen vaststellen dat het Witboek en het daaraan gerelateerde verslag erop wijzen dat het probleem van obesitas en overgewicht niet moet worden onderzocht in het stadium waarin het reeds tot een daadwerkelijk gezondheidsprobleem is uitgegroeid, maar dat moet worden teruggegrepen naar de oorspronkelijke oorzaken.

Ik wil graag benadrukken dat het Witboek en het advies van het Parlement niet de gezondheidssector moeten aanspreken, maar de burgers, de gemeenschappen, oftewel de maatschappij. Deze buitengewoon belangrijke kwestie dient in overeenstemming met de andere documenten van de Europese Unie te worden behandeld, want om te slagen moet - aangezien de oorzaken van het probleem meerlagig zijn - ook de oplossing van meerdere kanten komen en tegelijkertijd goed gecoördineerd zijn.

Een gezonde levensstijl moet op alle mogelijke manieren gestimuleerd worden, op zowel Europees, landelijk, regionaal als lokaal niveau. We moeten vooral veel nadruk leggen op programma's en acties die zich richten op het opvoeden van schoolkinderen en jongeren met een gezonde levensstijl. Ik moet hier de rol van de lokale overheden benadrukken, want scholen worden immers grotendeels door hen gestuurd. Goed werkende programma's moeten in wijde kring bekend worden gemaakt.

Wij weten allemaal dat de media een steeds grotere rol spelen bij de verspreiding van kennis: met de kracht van reclame kunnen gezonde voeding, sport, regelmatig bewegen, kortom een gezonde leefwijze worden omgetoverd tot een hip en navolgenswaardig model. Bij het voorkomen van obesitas moet het belang van sport nauw worden verbonden met de eisen van gezonde voeding. Het is echter in de verste verte niet genoeg om alleen deze twee aspecten te benadrukken. De belangrijkste prioriteit moet komen te liggen bij het stimuleren van een gezonde leefwijze in elk betrokken beleidsdomein.

Doel is om de mensen te laten begrijpen dat een gezonde, evenwichtige voeding niet betekent dat we bepaald voedsel nooit mogen eten. Regelmatig bewegen betekent niet dat we elke vrije minuut moeten bewegen. De nadruk ligt op gematigdheid; dat maakt zowel ons voedingspatroon als ons leven evenwichtig. Ik wil graag de rapporteur bedanken voor zijn werk en u voor het luisteren naar mij. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben te maken met twee eetstoornissen: enerzijds is er anorexia, die meestal een psychologische oorzaak heeft omdat een slanke figuur als meer aantrekkelijk geldt. We kennen allemaal extreme gevallen die een dodelijke afloop hadden, maar gelukkig is de mode aan het veranderen en is de stoornis nu minder wijdverbreid. Anderzijds is er obesitas, die ook een psychologische achtergrond kan hebben: eten wordt gezien als een remedie tegen stress, als een vlucht uit de dagelijkse problemen. Maar het belangrijkste lijkt me hier de voeding. Hier dragen de producenten en verdelers van voeding veel meer schuld en dit verslag is als waarschuwing heel noodzakelijk. Zogenaamd fastfood dat tijdens schooluitstapjes en -reizen aan leerlingen aangeboden wordt, vormt een grote bedreiging, want zo leren de leerlingen op die manier eten. Er moet daarom worden gezorgd voor een juiste voorlichting en controle. Ik denk dat onze inspanningen een goede stap vooruit zijn en ik sta achter het verslag.

 
  
MPphoto
 

  Marian Zlotea (PPE-DE).(RO) Ik denk dat wij onze aandacht moeten richten op kinderen met overgewicht en moeten proberen nieuwe programma’s te creëren, die obesitas tegengaan vanaf de allereerste levensfasen, wanneer we onze voedingsgewoonten ontwikkelen. Wij dienen voedingsvoorlichting te bevorderen, zowel op de basisschool als daarna. Alle lidstaten moeten in hun lesprogramma’s een inleiding opnemen met betrekking tot de voordelen van een evenwichtige voeding en lichamelijke oefeningen.

Volgens bepaalde statistieken zal Europa over tien jaar meer dan 30 miljoen zwaarlijvige kinderen tellen. Ik ben zeer bezorgd over dit probleem, waar wij ons voor geplaatst zien. In dit verband heb ik een serie schriftelijke verklaringen gelanceerd, waarin speciale programma’s voor deze kinderen op scholen worden voorgesteld met gratis periodiek medisch onderzoek en psychologische begeleiding. Ik steun de voorstellen in dit Witboek, zoals passende etikettering van levensmiddelen, beperkingen op reclame voor voedingsmiddelen die ongezond zijn voor kinderen, een lagere btw voor fruit en groente, alsmede voor levensmiddelen die exclusief voor kinderen zijn bedoeld. Ten slotte wil ik de rapporteur graag feliciteren met het verrichte werk.

 
  
MPphoto
 

  László Kovács, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verheugd dat de leden van het Parlement die hier het woord hebben gevoerd, het eens zijn met het Witboek van de Commissie.

Ik heb waardering voor de complexe benadering door de sprekers, die volledig met de complexiteit van het obesitasprobleem strookt. Vele sprekers dringen aan op bewustmaking van het publiek en samenwerking met de levensmiddelenindustrie, wat eveneens volledig in lijn is met letter en geest van het Witboek. De betrokkenheid van de Commissie moge blijken uit het voorstel inzake voedselinformatie dat we binnenkort met het Parlement en de Raad zullen bespreken.

Ik wil benadrukken dat er in de Europese Unie verschillende programma’s en projecten zijn die het Witboek over voeding, overgewicht en obesitas steunen – zoals het Groenboek Stedelijke mobiliteit of het Witboek Sport, die allebei gericht zijn op een gezondere levensstijl en een gezonder milieu. Andere maatregelen zijn bijvoorbeeld de gezondheidscheck van het gemeenschappelijk landbouwbeleid – die bijvoorbeeld voorziet in een vermindering van de consumptiesteun voor boter – of de schoolmelk- en schoolfruitregelingen, de communautaire wetgeving inzake reclame en marketing ter bevordering van verantwoorde reclame, of de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken.

Dit zijn zeer belangrijke initiatieven die helemaal in de lijn liggen van het standpunt van de Commissie. De Commissie zal blijven samenwerken met het Europees Actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid en de werkgroep op hoog niveau van deskundigen van de lidstaten.

Ik wil eveneens benadrukken dat de Commissie Europese initiatieven aanmoedigt die zijn gericht op het voorkomen van hart- en vaatziekten, waarvoor de consumptie van transvetzuren een risicofactor vormt, naast de algehele consumptie van vetten en verzadigde vetzuren. De vrijwillige wijziging van de samenstelling van producten kan goede resultaten opleveren. Binnen het Europees Actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid zijn bovendien toezeggingen gedaan om de samenstelling van producten te wijzigen en het gehalte aan transvetten en verzadigde vetzuren in deze producten te reduceren.

Er is nog een punt dat ik wil aankaarten omdat het hierbij om mijn portefeuille gaat, namelijk de kwestie van de belastingen. Er is een voorstel gedaan om de mogelijkheid te onderzoeken verlaagde btw-tarieven toe te passen op groenten en fruit. Ik voel wel wat voor dit voorstel, omdat het heel goed laat zien hoe het fiscaal beleid kan bijdragen tot het bereiken van andere belangrijke beleidsdoelstellingen.

Tot slot wil ik onderstrepen dat het Parlement een van de oprichtende deelnemers aan het Actieplatform is en de Europese Commissie is bereid het Parlement regelmatig in te lichten over de activiteiten die het ontplooit. Naar verwachting zal het Parlement zich in 2010 over het toezichtsverslag kunnen buigen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − We sluiten dit debat af met een toespraak van de rapporteur, Alessandro Foglietta; mijnheer Foglietta, ik verzoek u de toegewezen twee minuten niet te overschrijden.

 
  
MPphoto
 

  Alessandro Foglietta, rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil nogmaals de aandacht vestigen op een aspect dat de commissaris zelf in zijn betoog naar voren bracht en dat ik heel belangrijk vind, namelijk dat deze problematiek serieuze aandacht verdient, terwijl we tegelijkertijd nieuwe kansen moeten scheppen.

Ik denk dat dit onderwerp velen van ons na aan het hart ligt, want het werd in een groot aantal doelgerichte interventies breed uitgemeten, waarbij de Commissie werd opgeroepen actie te ondernemen. Maar het verslag wil bovenal duidelijk maken dat zwaarlijvigheid een uiterst kritiek probleem is.

Het is een gezondheidsprobleem, een probleem dat extreem complex aan het worden is en waar een oplossing voor moet komen, waar hulp voor moet worden geboden en waarvoor een verslag moet worden opgesteld waarmee we onze doelstellingen kunnen realiseren. Commissaris, het begint er heel sterk op te lijken dat de Commissie inderdaad de rol van de Wereldgezondheidsorganisatie heeft weten te benadrukken, maar juist de Wereldgezondheidsorganisatie zelf roept op om de trend van zwaarlijvigheid onder kinderen vóór 2015 te keren. In ieder geval wordt 2010 een belangrijk jaar, want dan zal worden vastgesteld wat het resultaat is van wat we met deze strategie in het werk hebben gesteld.

Ik wil iedereen die gesproken heeft bedanken, evenals de schaduwrapporteurs, en ik ben ik ook heel dankbaar voor alle suggesties die ik heb gehoord. We moeten heel zorgzaam en alert zijn bij het opstellen van een doorslaggevend verslag, waarmee we daadwerkelijk kunnen zorgen voor preventie en evenwichtige, gezonde voeding, die zowel het lichaam als de geest ten goede komt. Ik denk dat we met ieders medewerking dit doel echt kunnen bereiken. Nogmaals dank aan iedereen die zich ten gunste van dit verslag heeft uitgesproken. Dank u, commissaris.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Dank u voor uw werk, mijnheer Foglietta, waarvoor iedereen hier u erkentelijk is.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. – (PL) Overgewicht en obesitas vormen een soort moderne epidemie met gevaarlijke gevolgen voor de gezondheid, en zelfs het leven van de mens. Diabetes, aandoeningen van het hart- en vaatstelsel, hypertensie, beroertes en bepaalde soorten kanker zijn slechts enkele risico’s die door overgewicht en obesitas veroorzaakt worden. Daarom is het goed dat het Europees Parlement de strijd met overgewicht en obesitas aangaat en alle organisaties die op elk nationaal en Europees bestuursniveau voor de gezondheid van de Europese burgers instaan, tot zulke acties aanzet.

Obesitas bij kinderen vormt een bijzondere bedreiging. In Europa hebben we al 22 miljoen kinderen met overgewicht en hun aantal blijft spijtig genoeg groeien. Als we deze tendens geen halt toeroepen, dan wordt onze maatschappij binnenkort nog meer zwaarlijvig, minder gezond en duidelijk minder productief. Daarom sta ik volledig achter dit verslag en ben ik van mening dat het tijd is om onze krachten te bundelen en een vastberaden en consequente strijd aan te gaan met overgewicht en obesitas. Daarbij moeten we ons concentreren op de meest gevoelige groepen, zoals kinderen en ouderen, en in het bijzonder alleenstaanden en vrouwen.

Als we de maatschappij ervan kunnen overtuigen dat het de moeite waard is om ons lichaamsgewicht te controleren en tegen obesitas te vechten en als we mechanismen in gang kunnen zetten die een gezonde levensstijl ondersteunen, dan zullen we in staat zijn om veel problemen te vermijden. Het voorkomen van obesitas is immers niet enkel een kwestie van gezondheid of esthetiek, maar heeft ook culturele en maatschappelijke implicaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (PSE), schriftelijk. – (EN) Het probleem van obesitas en aan voeding gerelateerde ziekten heeft wereldwijd dramatische vormen aangenomen. Volgens mij beletten bedrieglijke en agressieve marketingmethoden dat de consumenten bewuste keuzes met betrekking tot hun voeding maken. In dit opzicht zijn vooral kinderen kwetsbaar. De richtlijn audiovisuele mediadiensten voorziet in de ontwikkeling van een vrijwillige gedragscode door de dienstverleners met betrekking tot commerciële informatie over levensmiddelen en dranken. Weliswaar heb ik waardering voor de ambities van de industrie en de media op het gebied van zelfregulering, maar ik had er de voorkeur aan gegeven dat er concrete beperkingen komen op de hoeveelheid op kinderen gerichte reclame en de inhoud daarvan. De schadelijke gevolgen van voedsel van slechte kwaliteit voor de samenleving zijn vergelijkbaar met die van roken en drinken, waarvoor de reclame sterk is gereguleerd. Een soortgelijke benadering kan worden toegepast voor voedingsmiddelen waarvan vaststaat dat zij schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. De consumenten moeten duidelijke en objectieve informatie krijgen; hiervoor kan worden gezorgd door hogere eisen te stellen aan de etikettering van levensmiddelen en door grotere beperkingen op te leggen aan de reclame. De huidige financiële crisis toont nog eens aan waartoe een mix van hebzucht en ontbrekend toezicht kan leiden. Of het nu om uw huis of uw leven gaat: volgens mij staat er teveel op het spel om het marketingvraagstuk niet aan te pakken. Als regelgevers moeten we ingrijpen en ons werk doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik ben vol lof over het verslag over aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties, dat door de heer Foglietta werd voorgelegd. Het is goed dat het Parlement de belangrijke kwestie van de bevordering van gezonde voeding nogmaals opneemt. We moeten ons ervan bewust zijn dat correcte voeding een van de twaalf voorwaarden voor een goede gezondheid is, die door de Wereldgezondheidsorganisatie opgesomd worden, en dat een gezonde mens de basis voor een gezonde maatschappij vormt. In deze context is het belangrijk dat voeding veilig is. Het recente voorbeeld met de vergiftigde Chinese zuigelingenmelk toont het belang van deze kwestie aan.

Onder de gevolgen van slechte voeding worden vele aandoeningen zoals overgewicht en obesitas gerekend. Obesitas, waaronder een overdreven opstapeling van vet in het organisme begrepen wordt, verhoogt het risico op hartziekten, arteriële hypertensie, arteriosclerose, diabetes, lithiasis, degeneratie van het beender- en gewrichtenstelsel en bepaalde soorten kanker. In Polen kampt ongeveer 65 procent van de mensen tussen 35 en 65 jaar met problemen van overgewicht en obesitas. Obesitas bij jongeren groeit uit tot een maatschappelijke plaag, die meer dan 22 miljoen Europese kinderen kwelt. Hierbij heeft reclame voor voedingsmiddelen met een hoog vet-, suiker- of zoutgehalte fatale gevolgen. In onze gezinnen en scholen moet zorg gedragen worden voor de goede kwaliteit van de voeding en de correcte bereiding ervan en jongeren moeten attent gemaakt worden op het belang van een gezonde levenswijze. Zo’n levensstijl omvat ook recreatie en sport.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. (PL) Overgewicht en obesitas zijn problemen die de laatste tijd door hun negatieve gevolgen voor de gezondheid de vorm van een epidemie hebben aangenomen. Gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie tonen aan dat meer dan 50 procent van de Europese bevolking aan overgewicht of obesitas lijdt. Het feit dat meer dan 5 miljoen kinderen zwaarlijvig zijn en 22 miljoen kinderen overgewicht hebben, is alarmerend. Deze aantallen groeien spijtig genoeg in een schrikwekkend tempo. Obesitas is een van de hoofdoorzaken van mortaliteit en chronische aandoeningen zoals diabetes type 2, aandoeningen van het hart- en vaatstelsel, hypertensie, beroertes en bepaalde soorten kanker.

Voor de behandeling van obesitas zijn grote financiële inspanningen vereist die in de Europese Unie ongeveer 7 procent van de nationale begrotingen voor gezondheidszorg opslokken en 6 procent van de regeringsuitgaven voor gezondheidszorg.

Om de strijd met dit probleem aan te gaan moeten consumenten in Europa betere toegang krijgen tot informatie over de beste voedselbronnen om zo een juist voedingspatroon te kunnen kiezen. De etikettering van voedingsmiddelen moet duidelijk zijn en het gebruik van bepaalde ingrediënten zoals bijvoorbeeld kunstmatige vetzuren en transisomeren moet verboden worden. Een belangrijk feit is ook dat televisiereclame een invloed heeft op de zogenaamde consumptiegewoontes op korte termijn van kinderen tussen 2 en 11 jaar en dit heeft een negatieve invloed op de vorming van eetgewoontes.

De strijd tegen overgewicht, vooral bij kinderen, moet een prioriteit worden op internationaal, Europees, nationaal en plaatselijk niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk.(RO) Obesitas en gewichtstoename ten gevolge van slechte eetgewoonten en te weinig lichaamsbeweging komen overal in de EU steeds meer voor met grote gevolgen op economisch en sociaal vlak. Om een gezondere maatschappij te bevorderen moet de Commissie zich actief opstellen en de lidstaten steunen om de schadelijke effecten van onevenwichtige voeding en het sedentarisme te verminderen. Het is echter niet voldoende om bij de Europese burgers te pleiten voor een gezonde levensstijl, we moeten hun ook de motivatie en de nodige infrastructuur bieden. Er moeten plaatselijke maatregelen komen om het gebruik van de auto terug te dringen en het lopen te bevorderen, alsmede parken en fietspaden. Het anti-obesitasbeleid dient te worden gecorreleerd met het beleid voor stadsontwikkeling en vervoer, zoals het Groenboek betreffende Stedelijke mobiliteit, beleid dat de inspanningen voor de bevordering van lichamelijke activiteiten moet aanvullen. Er dient meer aandacht te worden gegeven aan de sociaaleconomisch minderbedeelde groepen die zijn geraakt door de stijging van de grondstofprijzen en impliciet van de prijzen van levensmiddelen, maar ook aan de kwetsbare groepen zoals kinderen en zwangere vrouwen. Het bevorderen van voedingsvoorlichting en van een verbod op de verkoop in scholen en kleuterscholen van voedingsmiddelen met een verhoogd vet-, zout- of suikergehalte zal zorgen voor de gezondheid van de toekomstige generatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. - (DE) Gezien de dramatische gezondheidstoestand van kinderen - in heel Europa lijden er 5 miljoen aan obesitas en 22 miljoen aan overgewicht - is het formuleren van een Europese voedingsstrategie een hoogst welkome stap. Met een zorgvuldige voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen krijgen de consumenten een goed instrument in handen om bewuster om te gaan met hun voeding. Ook het zeer brede bewustmakingsconcept, dat zelfs op de allerjongsten gericht is, zal in de komende jaren zeker voor een trendbreuk zorgen. Op middellange termijn zijn ad-hocmaatregelen, zoals het uitdelen van vers fruit op scholen, noodzakelijk. Europa’s scholen dienen ook weer hun verantwoordelijkheid voor schoolsport en dagelijkse beweging te nemen, aangezien kinderen en jongeren een aanzienlijk deel van de dag op school doorbrengen.

Een Europese regeling kan echter niet meer dan het kader voor een gezonde voedingswijze leveren en mag derhalve niet in de fout vervallen de burger zijn eigen verantwoordelijkheid te ontnemen. Wil er op termijn een gezond Europa ontstaan, dan moet de Europese Gemeenschap op alle niveaus medestanders zoeken, zowel in de politiek, als in het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld.

 

18. Belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0344/2008) van Joseph Muscat, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten (COM(2007)0747 - C6-0473/2007 - 2007/0267(CNS)).

Bij deze gelegenheid wil ik mijn vriend, de heer Muscat, hartelijk welkom heten en hem feliciteren met het recente en zeer belangrijke succes in zijn politieke loopbaan. Misschien leidt dit ertoe dat hij ergens in de toekomst zijn lidmaatschap van het Parlement opgeeft, maar vooralsnog heeft hij en hebben velen van ons iets te vieren.

 
  
MPphoto
 

  Joseph Muscat, rapporteur.(EN) We bespreken nieuwe en transparantere regels in de financiëledienstensector in een tijd waarin we een van de grootste crises in de sector beleven. De huidige situatie toont aan dat we de dingen niet op hun beloop kunnen laten en dat er behoefte is aan regulering. “Regulering” wil niet zeggen bureaucratie, maar de verzekering dat de dingen worden gedaan op de best mogelijke manier en niet door middel van formules en documenten die nergens toe leiden. Toen mijn collega’s en ik bezig waren het verslag op te stellen, hadden we twee prioriteiten. De eerste was om te garanderen dat wijzigingen die worden doorgevoerd, geen negatieve gevolgen hebben voor de consument.

Er moeten met andere woorden geen extra lasten op de schouders van de consument worden geplaatst en daarom zeggen we dat de mogelijkheid om btw in te voeren voor financiële diensten alleen van toepassing zou moeten zijn op transacties tussen het ene bedrijf en het andere en dat die btw dus teruggevorderd moet kunnen worden. Onze tekst stelt op geen enkele wijze voor dat btw op een financiële dienst die niet belastbaar is, wordt doorberekend aan een individu, dat wil zeggen de consument. Dit wordt duidelijk en expliciet vermeld in de voorgestelde tekst, ondanks mogelijke reserves van andere instellingen. Sommigen bekritiseren het feit dat de sector kosten zal kunnen besparen en dat de inkomsten voor de lidstaten zullen afnemen - een interessant argument, dat eerlijk gezegd echter vaak komt van mensen met een beperkte opvatting van het economische en fiscale beleid. Ten eerste zouden, in een concurrerende sector als die van de financiële diensten en in een systeem met waarborgen tegen afspraken tussen bedrijven, kosten die niet door bedrijven worden gedragen, ten goede moeten komen aan de consument of anders worden gebruikt om andere bestaande kosten te compenseren. Ten tweede moeten we in Europa eens en vooral begrijpen dat we niet als enige op de markt concurreren; we moeten ervoor zorgen dat de systemen die door andere lidstaten worden gebruikt – en door de Europese Unie in haar totaliteit - aantrekkelijk zijn voor serieuze bedrijven die de markt willen betreden en zich willen vestigen als ware Europese exploitanten. Het faciliteren van de systemen is een manier om de sector een stimulans te geven, waardoor er marktpotentieel en banen, productieve banen, worden gecreëerd.

Met dit verslag dragen we bij aan het creëren van een Europese markt, doordat we obstakels uit de weg ruimen. We zijn nu aan het doen waar we al vele jaren over praten; we zijn een van de doelstellingen van het actieplan voor deze sector tot stand aan het brengen. We zijn aan het bewijzen dat we proactief kunnen zijn, problemen kunnen oplossen en kunnen inspelen op nieuwe ideeën. Wellicht zijn we het niet eens over de technische formaliteiten, sommigen zeggen misschien dat we het ene systeem kunnen gebruiken en niet het andere, maar ik denk wel dat het Parlement het signaal moet afgeven dat dit ons uiteindelijke doel is. Natuurlijk zijn er bepaalde punten waar we het niet allemaal mee eens zijn, waaronder ikzelf, bijvoorbeeld wat betreft het verbreden van de definities. Ik ben van mening dat het beter zou zijn geweest als de commissie mijn aanbevelingen hieromtrent had gevolgd, die inhielden dat we ofwel de tekst van de Commissie zouden aanhouden, ofwel de definities verder zouden inperken. Desondanks is het ook van belang om op te merken dat de commissie ervoor heeft gekozen om op een strategische manier verder te gaan en dus is dit verslag met slechts één stem tegen goedgekeurd. Ik kijk uit naar de reacties van mijn collega's en de reacties van de Commissie.

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  László Kovács, Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik de heer Muscat willen bedanken voor zijn werk en voor de steun die hij aan het Commissievoorstel heeft gegeven, en ik wens hem succes met zijn toekomstige rol in Malta.

Het Commissievoorstel bevat drie belangrijke punten.

Ten eerste worden de bestaande bepalingen in toenemende mate door het Europees Hof van Justitie aangevochten.

Ten tweede moeten de btw-regels inzake financiële diensten op een meer samenhangende manier worden toegepast en moeten de mededingingsvoorwaarden op de interne markt sterker gelijk worden getrokken.

Ten derde moeten we maatregelen nemen om het concurrentievermogen van de sector te verhogen.

Men heeft de bezorgdheid geuit dat de sector financiële diensten en verzekeringen in de Europese Unie niet efficiënt genoeg functioneert en dat de Europese industrie daarom met hogere kosten voor financiële diensten en verzekeringen te maken heeft dan de concurrentie in derde landen. Dit is niet uitsluitend een resultaat van de btw-regels van de EU, maar zij dragen wel tot deze situatie bij. Ik moet hieraan toevoegen dat vrijstellingen van btw in de verschillende lidstaten niet op uniforme wijze worden toegepast, wat verstoringen van de mededinging in de Europese Unie tot gevolg heeft. Zo lopen bijvoorbeeld de mogelijkheden voor de restitutie van btw die aan derde gespecialiseerde dienstverleners (outsourcing) wordt betaald, sterk uiteen al naargelang van de nationale interpretatie die aan de btw-regels wordt gegeven.

Voor de Commissie was derhalve de versterking van het concurrentievermogen van de Europese financiële en verzekeringssector een van de redenen om dit voorstel te doen, maar die behoefte moet wel worden afgewogen tegen de behoefte van de lidstaten om stabiele belastingsinkomsten te waarborgen.

Het voorstel omvat drie elementen.

Ten eerste stellen wij, ten behoeve van meer rechtszekerheid voor alle betrokkenen, voor om de definitie van de van btw vrijgestelde diensten bij te werken.

Teneinde te voorkomen dat klanten niet-aftrekbare, “verborgen” btw moeten betalen, is het voorstel erop gericht alle banken en verzekeringsmaatschappijen de optie te geven om btw te berekenen over hun diensten.

Ten derde omvat het voorstel een vrijstelling van btw voor uitgaven in het kader van een kostendelingsregeling, ook als deze grensoverschrijdend is.

Deze voorstellen zouden tot gevolg kunnen hebben dat de lidstaten aanvankelijk met een beperkte vermindering van de btw-inkomsten worden geconfronteerd, maar deze kan worden gerechtvaardigd door het feit dat de voorgestelde wijzigingen ons inziens tot een groter concurrentievermogen zullen leiden.

Ik ben daarom verheugd over de opmerkingen in het verslag over de problemen van de niet-aftrekbare btw en het belang daarvan voor de efficiency van het bedrijfsleven en de strategie van Lissabon. Ik ben tevens verheugd over het feit dat de rapporteur erkent dat de wijziging in een vermindering van de btw-inkomsten kan resulteren.

Ik geef toe dat niet altijd duidelijk omlijnd is wat de gevolgen voor de consumenten zullen zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat zij uiteindelijk zullen profiteren van de kostenbesparingen in de sector.

Ik ben ook verheugd over de positieve opmerkingen over de reikwijdte van het voorstel en het scheppen van rechtszekerheid. De nieuwe definities die de Commissie heeft voorgesteld, zijn nodig om de wetgeving in lijn te brengen met de economische werkelijkheid.

Ik ben het eens met de opmerkingen over prudent onderzoek en over het gebrek aan betrouwbare cijfers aan de hand waarvan het effect van de wijzigingen volledig zou kunnen worden beoordeeld. Dit gebrek aan cijfers mag echter de Commissie niet worden verweten, aangezien noch de betrokken sector noch de nationale overheden in staat zijn gebleken de nodige gegevens te verstrekken.

Net als de heer Muscat ben ik mij ervan bewust dat de grensoverschrijdende consolidatie in de financiële sector er in toenemende mate toe leidt dat de btw-inkomsten aanwassen in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, in plaats van in de lidstaat waar de klant is gevestigd. Het overstappen van vrijstellingen naar btw-heffing, als gevolg van de ruimere mogelijkheden daartoe die in dit voorstel worden bepleit, zou deze tendens corrigeren. Ik denk dat dit de beste manier is om de problemen op te lossen die in het voorstel worden behandeld.

Tot besluit wil ik u mededelen dat de Raad reeds onder het recente Sloveense voorzitterschap is begonnen met een uitvoerige discussie van dit voorstel. Het huidige Franse voorzitterschap stelt eveneens belang in vooruitgang met betrekking tot dit dossier, en ik ben daarom ingenomen met de positieve inzet van het Parlement, die een extra aanmoediging kan vormen voor de Raad om vorderingen te maken.

 
  
MPphoto
 

  David Casa, namens de PPE-DE-Fractie.(EN) Het verslag dat we in behandeling hebben is van bijzonder belang, vooral in het licht van het feit dat de economie zich in de afgelopen jaren op een wat andere manier heeft ontwikkeld dan in de jaren daarvoor het geval was. Zonder enige twijfel is dit verslag bedoeld om beter rekening te houden met de huidige situatie. Daarom is het belangrijk om de rechtsgrondslag te waarborgen, zodat de betreffende bedrijven met minder bureaucratie te maken krijgen, zoals de rapporteur terecht opmerkte. Dit zou kunnen worden bereikt door de onregelmatigheden in de bestaande wetgeving die de btw op financiële diensten reguleert, weg te nemen. Deze wetgeving bestaat al 30 jaar en is niet duidelijk genoeg. Dit verslag draagt zoveel mogelijk bij aan een verbetering van de stabiliteit en we moeten er zoveel mogelijk voor zorgen dat alle landen worden geharmoniseerd met betrekking tot de van toepassing zijnde tarieven om afwijkingen waar mogelijk te voorkomen. Er is al lange tijd behoefte aan een verandering in deze situatie en ik denk dat de rapporteur gelijk had, toen hij, rekening houdend met de noodzaak om het werk voor financiële bedrijven te vereenvoudigen, er ook voor heeft gezorgd – en naar mijn mening is dit het belangrijkste – dat consumenten van deze voorgestelde wijziging profiteren.

Vandaag is de laatste dag dat mijn mede-afgevaardigde uit Malta deze plenaire vergadering bijwoont en ik wil hem ook veel succes werken in zijn werk in de komende jaren. Hij heeft vier jaar lang ervaring in dit Parlement opgedaan en deze ervaring heeft volgens mij zijn karakter veranderd van dat van een politicus die niet echt in de Europese Unie en de voordelen ervan voor Malta geloofde, in dat van iemand die ons door middel van dit verslag heeft laten zien dat hij werkelijk gelooft dat we vanuit dit Parlement de politiek kunnen veranderen, niet alleen in ons eigen land, maar ook in de Europese Unie. Dit is een verandering die hij mee zou moeten nemen maar mijn land, omdat ik van mening ben dat de ervaring die hij in dit Parlement heeft opgedaan, ook van nut kan zijn voor mijn land en dat de manier waarop we daar politiek bedrijven vergelijkbaar kan zijn met de manier waarop we in dit Parlement werken: dat wil zeggen dat het nationale belang belangrijk blijft, net zo goed als het belang van de Europese Unie, omdat we er nu onderdeel van uitmaken. Ik wens hem het beste toe in zijn werk en ik wens hem veel succes als oppositieleider. Ik zal niet zeggen dat ik hoop dat hij een lange carrière als oppositieleider tegemoet gaat, want ik vind dat ik niet op zo’n manier over mijn mede-afgevaardigde mag praten, maar ik hoop dat hij de positieve ervaring die hij in dit Parlement heeft opgedaan niet alleen overdraagt aan zijn partij, maar ook aan ons land.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo, namens de PSE-Fractie. – (ES) Sinds 1977 zijn de meeste financiële diensten, met inbegrip van verzekeringen en het beheer van beleggingsfondsen, vrijgesteld van btw. In deze periode zijn er in hoofdzaak twee problemen naar voren gekomen: de bepaling van het toepassingsgebied van de vrijstelling en de onmogelijkheid om btw terug te vorderen die is betaald om de vrijgestelde diensten te kunnen leveren, een onmogelijkheid die tot het verschijnsel van de “verborgen btw” heeft geleid. De globalisering, de financiële integratie binnen Europa en de consolidatie van de markt hebben de complexiteit van de problemen vergroot, omdat ze gevolgen hebben gehad voor de organisatie en de externalisering van de levering van deze diensten.

Dit verslag is de eerste poging om regelgeving te actualiseren die niet alleen verwarrend is – wat tot de interventie door het Europees Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft geleid – maar ook verouderd.

Ik wil de rapporteur, de heer Muscat, feliciteren met het voortreffelijke werk dat hij heeft verricht in dit economisch zo gevoelige en technisch zo moeilijke dossier.

Zijn voorstellen voor een modernisering van de definitie van financiële diensten en verzekeringsdiensten, die samenhangen met het Actieplan Financiële Diensten en streng zijn als het gaat om het verlenen van vrijstellingen, worden terecht algemeen aanvaard. Ook zijn inspanningen om te voorkomen dat de consumenten te maken krijgen met prijsstijgingen, als gevolg van de keuze van belastingplichtigen voor belasting van hun diensten, verdienen algemene instemming.

Het eindresultaat, dat een specifieke btw-vrijstelling omvat voor bedrijven die afspraken maken over kostendeling, zal de rechtszekerheid vergroten voor de sector, de begrotingszekerheid vergroten voor de lidstaten, verstoringen van de concurrentie voorkomen en het concurrentievermogen van banken en verzekeraars versterken zonder dat dit tot een kostenstijging voor de consumenten leidt.

Ik wil mijn tevredenheid uiten over het opnemen van twee aspecten die in deze amendementen zijn vervat: het noemen van coverzekering en een betere afbakening van het begrip bemiddeling, dat wordt beperkt tot een beroepsactiviteit als een afzonderlijke, al dan niet rechtstreekse daad van bemiddeling, waarbij specifiek wordt bepaald dat geen van de bemiddelaars tegenpartij mag zijn bij de daaropvolgende verzekerings- en financiële handelingen.

En ik sluit af met de heer Muscat veel succes te wensen. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij binnenkort aan de Europese integratie zal meewerken vanuit de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, hierbij neem ik namens de UEN-Fractie het woord in dit debat en wil ik uw aandacht op drie kwesties vestigen.

Allereerst verbeteren de voorstellen van de Europese Commissie inzake btw voor verzekerings- en financiële diensten de rechtszekerheid, zowel voor economische entiteiten die zulke diensten verlenen, als voor de fiscale entiteiten in de verschillende lidstaten.

Ten tweede is het een goede oplossing dat de lidstaten enerzijds verplicht worden om belastingplichtigen keuzerecht te geven wat de btw voor verzekerings- en financiële diensten betreft, terwijl anderzijds veel gedetailleerde regelingen op dit gebied aan de bevoegdheid van de lidstaten worden overgelaten. Dit betekent een decentralisatie van de fiscale bevoegdheden en derhalve de toepassing van het principe van subsidiariteit.

Ten derde is er een doorlopende analyse noodzakelijk van de financiële gevolgen van de voorgestelde wijzigingen. Het gaat hier in het bijzonder om de vermindering van btw-inkomsten van de verschillende lidstaten als gevolg van grotere aftrek door de ondernemers. Ook de invloed van deze wijzigingen op de prijs van verzekerings- en financiële diensten voor consumenten moet bestudeerd worden.

 
  
MPphoto
 

  Louis Grech (PSE).(EN) De rapporteur heeft het kader van het voorstel van de Commissie gehandhaafd, waardoor we geconfronteerd worden met het probleem dat we nu al meer dan dertig jaar voor ons uit schuiven. Deze sector is zeer belangrijk voor een groeiend aantal landen, waaronder Malta. Het verslag bevat voorschriften die het werk van belangrijke bedrijven vereenvoudigen en die een werkelijk vrije markt zonder grenzen faciliteren, leidend tot het genereren van welvaart, banen en meer keuze. Een van de prioriteiten is dat er voorschriften worden vastgesteld die consumenten beschermen en in alle gevallen voorkomen dat consumenten extra belastingen moeten betalen. In feite zouden consumenten moeten profiteren van elke verlaging van kosten en van elke verbetering van de efficiëntie van het systeem. Indien de noodzaak daartoe zich voordoet, moeten er in de toekomst nadere analyses worden uitgevoerd om ook andere waarborgen op te nemen. Het verslag van de heer Muscat leidt tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid op het gebied van belastingheffing op financiële diensten, juist in deze tijd, waarin we getuige zijn van een ingrijpende verandering van de financiële markten.

Ter afronding zou ik de heer Muscat willen bedanken, die de afgelopen vierenhalf jaar een zeer belangrijke bijdrage heeft geleverd.

 
  
MPphoto
 

  László Kovács, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de afgevaardigden voor de opmerkingen en waardevolle meningen die ze tijdens het debat hebben verwoord. Zoals ik tijdens mijn inleidende opmerkingen heb gezegd, is het erg belangrijk dat het Parlement een positief advies geeft voor het Commissievoorstel inzake btw op verzekerings- en financiële diensten We hebben kennis genomen van de zorgpunten die in het verslag aan de orde worden gesteld, in het bijzonder het ontbreken van neutraliteit bij de invorderingspercentages, de moeilijkheden met statistische gegevens en het risico dat belastingopbrengsten uit niet-invorderbare voorbelasting een andere bestemming krijgen.

Hoewel de Commissie in beginsel positief staat tegenover enkele van de amendementen, zoals die over derivaten, zullen we ons voorstel niet formeel wijzigen. Wel zullen we tijdens de beraadslagingen met de Raad zoveel mogelijk rekening proberen te houden met de door het Parlement voorgestelde wijzigingen.

Ik ben u erkentelijk voor uw positieve ondersteuning van ons voorstel. Een positief advies van uw kant zal helpen de lidstaten meer bewust te maken van de noodzaak tot handelen.

 
  
MPphoto
 

  Joseph Muscat, rapporteur.(EN) Ten eerste zou ik de diensten van het Parlement en de Commissie willen bedanken voor alle hulp die zij hebben geboden bij dit gevoelige dossier, ook al is het werk nog niet afgerond. Wat het Parlement betreft hoop ik echter, net als de commissaris, dat onze boodschap zeer duidelijk is. Ik denk dat we het erover eens zijn – en het Parlement stemt hier unaniem mee in – dat we nu inderdaad voorschriften gaan creëren en veranderingen doorvoeren waar dat nodig is, het systeem vereenvoudigen en tegelijkertijd ervoor oppassen dat de consument niet de hele rekening hoeft te betalen. Ik denk dat dit de belangrijkste boodschap is voor de Commissie - en zelfs voor de Raad -, van ons, leden van het Parlement. Ik wens iedereen nog veel succes toe, totdat het dossier is afgerond. Ik dank mijn vrienden voor hun aardige woorden, met name de heer Casa, die op mooie wijze een nieuw politiek tijdperk voor de Labour Party en het land heeft ingeluid.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer Muscat. Ook ik hoop dat uw werk vruchten zal afwerpen en Europa almaar sterker zal maken.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 25 september 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). - schriftelijk. – (EN) Om te beginnen wil ik de rapporteur, Joseph Muscat, danken voor een zeer uitgebreid verslag dat het vraagstuk van een gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde voor verzekerings- en financiële diensten beoordeelt vanuit het oogpunt van ondernemingen, belastingdiensten en consumenten. Hoewel het moeilijk is om op basis van dit voorstel duidelijk te bepalen wat uit het oogpunt van efficiency en kostenverlaging de voordelen voor de consument zullen zijn, moeten we zorgen voor rechtszekerheid en consistentie bij de aanpak van btw-kwesties met betrekking tot verzekerings- en financiële diensten. Het is van essentieel belang dat vereenvoudigingsmaatregelen op btw-gebied voor ondernemingen niet ten koste gaan van de consument. Het is echter vermeldenswaard, en de rapporteur wijst daar ook op, dat de lidstaten veel flexibiliteit wordt gegeven, wat kan leiden tot ongelijke implementatieresultaten tussen de lidstaten. Tot slot wil ik benadrukken dat gezien de onzekerheid over het effect van deze maatregelen, we waakzaam moeten blijven en daarom onze steun moeten geven aan het amendement dat ertoe strekt de Commissie te verplichten zowel de Raad als het Parlement hierover verslag te doen.

 

19. Collectief beheer van on-line auteursrechten (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag van Giuseppe Gargani over collectief beheer van on-line auteursrechten (O-0081/2008 - B6-0459/2008).

 
  
MPphoto
 

  Jacques Toubon, plaatsvervanger van de auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, deze vraag raakt aan de kern van de toekomstige culturele economie. Ondanks het bestaan van de richtlijn betreffende het auteursrecht in de informatiemaatschappij is de situatie rond het collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten immers extreem ingewikkeld voor online diensten, met name door de territoriale aard van de auteursrechten en het ontbreken van een pan-Europese licentie. Deze situatie is nog complexer geworden door het ontbreken van een samenhangend beleid van de Europese Commissie, waarbinnen zowel het directoraat-generaal dat verantwoordelijk is voor de interne markt en de intellectuele eigendom, als het directoraat-generaal dat bevoegd is op mededingingsgebied, vaak op eigen houtje handelt zonder dat er een totaalvisie op de sector is, onder meer wat betreft de belangen van de makers van creatieve inhoud in Europa.

Door te weigeren met wetgeving te komen, door de verschillende resoluties van het Europees Parlement te negeren en door te kiezen voor een poging tot sectorregulering via een aanbeveling of bestuurlijke besluiten, heeft het directoraat-generaal voor de interne markt en auteursrechten een klimaat van rechtsonzekerheid geschapen. In die situatie is het directoraat-generaal voor mededinging op het toneel verschenen met het starten van een procedure tegen een van de partijen in de sector, die niet anders deed dan proberen te handelen naar de aanbeveling van de Commissie uit 2005.

In juli heeft de Commissie dus dit besluit genomen tegen CISAC, dat weliswaar niet voorziet in boetes, maar wel neigt naar aanpassingen in de taakstelling van CISAC en de daarbij aangesloten organisaties. Hieruit blijkt dat de Europese Commissie ervoor heeft gekozen willens en wetens voorbij te gaan aan de waarschuwingen van het Europees Parlement en vooral die in zijn resolutie van 13 maart 2007, die eveneens concrete voorstellen bevatte voor gecontroleerde mededinging en de bescherming en bevordering van minderheidsculturen in de Europese Unie.

Hoewel er slechts één tussen zit dat als wetgevend kan worden bestempeld, zijn de initiatieven sindsdien talrijk: een uit de lucht gegrepen beoordeling van de aanbeveling over de organisaties voor collectief beheer, een evaluatieverslag en een groenboek over de richtlijn uit 2001, het ter discussie stellen van de kopie voor eigen gebruik, vrije toegang, bij besluit van het Directoraat-generaal Onderzoek, tot 20 procent van de openbare aanbestedingen van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, verlenging van de duur van de rechten van uitvoerend kunstenaars, waarvoor de richtlijn in kwestie tegen het licht gehouden zal worden, enzovoorts.

Daarom stelt de Commissie juridische zaken de volgende vraag: denkt de Commissie niet dat het beter zou zijn om over de veranderingen die bijvoorbeeld aan CISAC worden opgelegd, breed overleg te voeren met alle belanghebbende partijen om een eind te maken aan de huidige warrige rechtssituatie als gevolg van tegenstrijdige standpunten van de Commissie? Is de Europese Commissie van plan haar beleid in deze sector bij te stellen op basis van de resolutie van het Parlement van 13 maart 2007, om zo tot een globale aanpak te komen waarin niet alleen rekening wordt gehouden met de belangen van de gebruikers, maar ook met die van de houders van rechten en van de makers van creatieve inhoud? Wij zijn er namelijk van overtuigd dat de zaak-CISAC laat zien dat de aanpak van de Europese Commissie, de zogeheten soft law aanpak zonder dwingende bepalingen of de aanpak via puur bestuurlijke besluiten, geen enkele samenhang vertoont en indruist tegen het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de partijen die nadeel ondervinden van die aanpak geen enkel rechtsmiddel hebben, noch een podium om hun belangen te verdedigen.

Morgen wil de Commissie verdergaan op de ingeslagen weg van soft law met het aannemen van een andere aanbeveling, deze keer over creatieve online-inhoud, die daarnaast ook gaat over de invoering van grensoverschrijdende licenties. Het is geen aanbeveling volgens de medebeslissingsprocedure. Heeft de Commissie een daadwerkelijke rol voor het Europees Parlement in gedachten bij de verdere uitwerking van deze aanbeveling? Of gaat zij, op een dermate gewichtig terrein voor de toekomst van de Europese economie en cultuur, de vertegenwoordigers van de lidstaten en hun burgers opnieuw negeren?

Daarom doe ik twee suggesties. De eerste is dat de Commissie, net zoals zij gedaan heeft rond de kopie voor eigen gebruik, een platform opricht voor alle betrokken partijen, zodat eindelijk het dossier wordt geopend en allen die daar kennis van moeten en willen nemen, het kunnen inzien. Het Europees Parlement op zijn beurt zal zich er hoe dan ook over uitspreken. De Commissie juridische zaken heeft onlangs een ad-hocwerkgroep opgericht over het auteursrecht, die alle betrokken partijen een heldere totaalvisie voor de lange termijn moet gaan voorleggen over de intellectuele en artistieke eigendom en de rol daarvan in de kennis- en culturele economie. Deze werkgroep zal morgenochtend voor het eerst bijeenkomen.

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof dat deze vragen in een bredere context moeten worden geplaatst, omdat de discussie over de wijze waarop je internetlicenties voor muziek moet regelen, aan momentum wint. Op het internet is er meer muziek voor consumenten dan ooit tevoren. En toch gebeurt de verstrekking daarvan bijna nooit op basis van een behoorlijke vergunning en levert het artiesten of muziekproducenten daarom ook bijna nooit inkomsten op. In 2006 was de verhouding tussen het aantal illegaal en legaal gedownloade liedjes, 40 tot 1. En elk jaar worden bijna twintig miljard opnames illegaal gedownload. Hier is dus wat mis.

Online-ondernemers zeggen dat het verstrekken van licentieovereenkomsten voor internetmuziek in Europa een veel te gecompliceerde aangelegenheid is. Vandaar dat nog steeds in geen enkele nieuwe lidstaat een legale onlinedienst bestaat.

Dit is de achtergrond van de reeks van vragen die we van de heer Gargani hebben ontvangen. Iedereen is het erover eens dat de vergunningverlening voor het downloaden van muziek van het internet en voor de mobiele telefoon moet worden vereenvoudigd. Maar niemand wil erop achteruitgaan.

Is er een eenvoudige manier om te komen tot licentieovereenkomsten die alle rechten in heel Europa bestrijken? Bij het beantwoorden van deze vraag moeten we eraan denken dat de meeste auteurs, componisten en artiesten leven van de inkomsten uit auteursrechten. Daar moeten ze elke maand mee rondkomen.

De vraag is dus hoe we voor een goede balans zorgen tussen efficiency en rechtvaardigheid. De Commissie heeft in 2005 haar aanbevelingen gedaan. Uit het evaluatieverslag dat in 2008 over deze aanbevelingen is verschenen, blijkt dat sommige eigenaren van auteursrechten, zoals de muziekuitgevers, ons advies hebben nagevolgd en Europawijde licentieovereenkomsten hebben ingevoerd. Omdat kleine auteursrechtenmaatschappijen bang zijn dat deze platforms geen ruimte laten voor nicherepertoire, moeten we er nu voor zorgen dat ze dat wel doen. De tekenen zijn bemoedigend. Er bestaan al EU-licenties voor kleine muziekuitgevers. Terwijl deze inspanningen aan de gang zijn, moeten we niet te snel zijn met wetgeving: de lopende herstructurering moet een kans krijgen. Maar we moeten ervoor waken dat het kleine repertoire er niet bij inschiet.

Ik wil nog kort iets zeggen over de antitrustbeschikking die de Commissie onlangs in de zaak-CISAC heeft aangenomen. De beschikking verbiedt Europese auteursrechtenmaatschappijen concurrentiebeperkende praktijken, meer in het bijzonder mogen ze elkaar geen beperkingen opleggen in het verlenen van diensten aan auteurs en online-ondernemers. Het verwijderen van deze beperkingen stelt auteurs in staat om zelf te bepalen welke maatschappij hun auteursrechten beheert. Het maakt het voor online-ondernemers ook gemakkelijker om meerlandenvergunningen te krijgen bij een enkele auteursrechtenmaatschappij naar keuze.

Aan de aanbeveling van 2005 en de CISAC-beschikking liggen dezelfde beginselen ten grondslag: beide moedigen de verwijdering van beperkingen aan die auteurs en componisten belemmeren in de keuze van een auteursrechtenmaatschappij en de auteursrechtenmaatschappijen in het verstrekken van meerlandenlicenties.

Wat de aanbeveling inzake creatieve online-inhoud betreft, kan ik u zeggen dat de Commissie voornemens is deze aanbeveling in het eerste kwartaal van 2009 aan te nemen. Uit de openbare raadpleging die in 2008 is gehouden over creatieve online-inhoud is gebleken dat het onderwerp meerlandenvergunning nog niet geschikt is voor behandeling in de geplande aanbeveling.

De Commissie heeft een bericht van aanbesteding gepubliceerd voor een onafhankelijke studie naar meerlandenvergunningen voor audiovisuele werken, waarbij zowel de economische als culturele aspecten geanalyseerd moeten worden. De offertes worden momenteel beoordeeld. De resultaten van de studie worden tegen het einde van 2009 verwacht. Bij de ontwikkelingen op het gebied van creatieve online-inhoud werken we nauw samen met zowel het Europees Parlement als de lidstaten. Dat gebeurt met name door deelname aan de verschillende hoorzittingen die door het Europees Parlement worden georganiseerd en door deelname aan de besprekingen binnen de Groep audiovisuele aangelegenheden van de Raad van ministers.

Aangezien de ontwikkelingen betreffende creatieve online-inhoud in snel tempo plaatsvinden, zijn er geen geconsolideerde praktijken die als basis zouden kunnen dienen voor verplichte wetgeving in deze fase. Wanneer een dergelijke wetgeving op dit moment op Europees niveau zou worden ingevoerd, zou dat een ernstige belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van nieuwe ondernemingsmodellen en samenwerkingsprocessen tussen belanghebbenden. Een aanbeveling lijkt daarom het meest geschikte middel voor het bevorderen van de overdracht van creatieve-inhouddiensten naar een online-omgeving.

De heer Toubon zei dat het misschien wel raadzaam was een werkgroep inzake kleine auteursrechtenmaatschappijen op te richten. Dat lijkt me een geweldig idee. De Commissie zou bereid zijn om als facilitator op te treden en te proberen om voor kleine maatschappijen een rol in de onlinewereld te vinden. We nemen deze suggestie dus graag over.

 
  
MPphoto
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. – (ES) De heer Toubon heeft een geweldige uiteenzetting van het probleem in juridische termen gegeven. Dan hoef ik dat ten minste niet meer te doen.

Ik wil het probleem op een veel praktischere manier benaderen. Het Directoraat-generaal Concurrentie gaat er met betrekking tot het auteursrecht vanuit dat auteurs hetzelfde gewicht hebben als de grote multinationale maatschappijen die de wereld van de media beheersen. En dat is niet zo.

Auteurs en uitvoerende artiesten zijn in feite werknemers. Er kunnen enkele sterren tussen zitten – dat zijn degenen die in de bladen staan – en die hebben een zekere mate van keuzevrijheid. Maar de meerderheid van de auteurs, de uitvoerende artiesten en de scheppende artiesten, hebben die keuzevrijheid niet. Hun positie is in de praktijk die van een werknemer die bij een bond is aangesloten, in dit geval bij de auteursrechtorganisaties.

De aanname dat deze auteurs – waarvan er in Europa duizenden, tienduizenden, misschien zelfs honderdduizenden zijn – , die elke dag werken en hun inkomen uit auteursrechten halen, als multinationale ondernemingen functioneren is een fictie: dat komt niet overeen met de werkelijkheid.

Als we er niet van uitgaan dat de huidige Europese auteursrechtmaatschappijen allemaal concrete belangen van duizenden leden behartigen en daarnaar handelen, zullen we de werkelijkheid nooit begrijpen.

Ik denk dat de Commissie waarschijnlijk haar werk wel doet, maar als de Commissie over studies begint, schrik ik altijd een beetje, want wie gaat die studies uitvoeren? Wie betaalt die studies? Welke pressiegroepen hebben invloed op de resultaten?

Daarvoor hebben we in de Europese Unie een democratisch systeem, zowel tussen de lidstaten als binnen elke lidstaat. Het is de rol van de leden van het Europees Parlement om hier nederig uit te leggen wat de maatschappelijke werkelijkheid is, die in de kantoren en de grote economische studies misschien niet altijd goed begrepen wordt.

Als we niet oppassen komen we in een situatie waarin we, als we deze sector – zoals zoveel andere sectoren – proberen te dereguleren, iets heel eigens, namelijk de creatieve sector, uiteindelijk de nek om zullen draaien. Europa wordt gekenmerkt, ondanks alle problemen, door creativiteit. We zullen op deze manier een creatieve sector creëren die absoluut geen inhoud zal hebben; daar zijn voorbeelden van te zien in andere landen. Daarom denk ik dat we onze inspanningen op dit moment moeten richten op het ontwikkelen van een institutioneel systeem waarmee deze scheppende artiesten actie kunnen ondernemen.

Ik denk dat abstracte dingen doen, denken dat de kleine muzikant en de kleine componist zichzelf wel kunnen redden, absurd is.

Als Beethoven nu zou leven en symfonieën zou componeren en verplicht werd om de internationale markt op te gaan om met de grote muziekmultinationals te concurreren, zou hij van de honger omkomen. Zijn financiële situatie zou veel slechter zijn dan die in de achttiende en negentiende eeuw was. Ik denk dat dit een belangrijke boodschap is die moet worden overgebracht.

De heer Toubon heeft een opmerking gemaakt over het besluit van onze commissie om een werkgroep voor de bescherming van het intellectuele-eigendomsrecht in te stellen. We hopen dat de Commissie, en met name de heer McCreevy, die altijd een goede vriend van onze Commissie juridische zaken is geweest, bereid zal zijn om met ons samen te werken, om zijn zorgen met ons te delen, maar ook om te luisteren. En deze werkgroep zal ook naar de opvattingen van die duizenden personen luisteren die op dit moment in alle nederigheid grootse intellectuele arbeid verrichten en die ervoor zorgen dat de audiovisuele media die we aan het creëren zijn, worden gevuld met inhoud.

Zo niet, dan bestaat, nogmaals, het gevaar dat we een groot audiovisueel systeem creëren dat volkomen leeg is, een systeem dat alleen kan worden gevuld met reclame, maar dat verder leeg is.

Daarom, mevrouw de Voorzitter, denk ik dat het voorstel, de mondelinge vraag en de ontwerpresolutie die we van plan zijn in te dienen, gericht zijn op het versterken van die onafhankelijkheid en die eigen identiteit van de Europese cultuur, die niet mag worden vervangen door een op vrije concurrentie gebaseerde abstractie.

 
  
MPphoto
 

  Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, in 2004 hielden we in de Commissie juridische zaken een hearing, waarin het onder meer over de rol van exploitatiemaatschappijen ging. Enkele kunstenaars gaven een indringend beeld van de problemen waar zij binnen de huidige opzet van exploitatiemaatschappijen tegen oplopen. Vervolgens hebt u gekozen voor uw - al dan niet wetgevende soft-law-aanpak en die heeft intussen de juridische onduidelijkheid alleen nog maar vergroot, waardoor wij met steeds meer klachten en ongenoegens juist ten aanzien van deze onduidelijke situatie geconfronteerd worden. Dat is werkelijk een probleem, mijnheer de commissaris.

Het door u voorgestelde systeem brengt een marktconcentratie met zich mee die de sterkeren nog eens extra begunstigt en die er in Europa onder meer toe leidt dat de Conventie over de diversiteit in kunst en cultuur genegeerd wordt. In dit systeem lopen minderheidsculturen, culturen die buiten de mainstream liggen of tot kleine taalgemeenschappen behoren onvermijdelijk schade op, omdat het systeem gewoonweg geen notie van hen neemt.

Toen we u in de Commissie juridische zaken vroegen waarom u niet met die maatregelen komt waar het Parlement u in het verslag-Lévai om gevraagd heeft, zei u dat de markt zich uit zichzelf uw kant op zou bewegen en dat u dan ook geen aanleiding voor een koerswijziging zag. Welnu, aan de bepaald niet eensluidende vonnissen die de laatste tijd gewezen zijn kunt u zien dat deze aanpak niet de juiste was. Toch zitten we, zeker als we het creatieve potentieel willen beschermen, verlegen om een toekomstgerichte oplossing. Ik stel mij voor dat we gaan nadenken over fundamentele zaken als het bindend karakter van de rechten. Is dat in zijn oude, hardware-georiënteerde vorm op den duur nog wel te handhaven? Zullen we daar de noodzakelijke vooruitgang weten te boeken, of zal dat onmogelijk blijken?

Mijnheer de commissaris, ik geloof niet dat nog meer onderzoeken en hearings de juiste optie zijn. We hebben helaas moeten vaststellen dat daarbij steeds weer dezelfden uitgenodigd worden, steeds de grote marktpartijen en niet de kleine, die met hun mening dan ook geen gehoor vinden. Een andere benadering is nodig en een duidelijk wetsvoorstel, dat regelt hoe exploitatiemaatschappijen deze rechten en waarden kunnen en moeten beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord op de aanbeveling van de Commissie van 2005 inzake collectief grensoverschrijdend beheer van auteursrechten verzocht het Europees Parlement in zijn resolutie van vorig jaar om duidelijk aan te geven dat deze aanbeveling enkel van toepassing is op de verkoop van muziekopnames via het internet. We verzochten ook om onmiddellijk de nodige consultaties door te voeren met de belanghebbende partijen en aan het Parlement en de Raad een project voor een flexibele kaderrichtlijn voor te leggen, die de kwesties van collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten zou regelen met betrekking tot grensoverschrijdende muziekdiensten via het internet.

Ondanks de geldende richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij blijft de kwestie van online-muziekdiensten nog steeds een ingewikkelde en problematische kwestie, voornamelijk door gebrek aan Europese licenties. Het feit dat de aanbeveling niet precies geformuleerd is, is des te meer onrustbarend. Als gevolg hiervan kan ze ook op andere onlinediensten toegepast worden, bijvoorbeeld op uitzenddiensten, die ook opnames omvatten. De onduidelijkheid in verband met de toepassing van de verschillende uitgiftesystemen voor licenties, die door bovenstaande situatie veroorzaakt wordt, leidt tot rechtsonzekerheid en brengt negatieve gevolgen met zich mee, in het bijzonder voor online-uitzenddiensten.

Daarbij moet ik tot mijn spijt vaststellen dat de Commissie geen rekening gehouden heeft met de aanbevelingen van het Parlement en zich enkel beperkt heeft tot het controleren en uitvoeren van de aanbeveling uit 2005. Dit is absoluut geen antwoord op de problemen waarmee de sector nog steeds te kampen heeft. Het beleid van de Commissie komt onder meer tot uitdrukking in de beslissing die in verband met de Internationale Confederatie van Auteurs- en Componistenverenigingen genomen werd. De Commissie sloot de mogelijkheid uit om de verenigingen collectief acties te laten ondernemen, bijvoorbeeld op het gebied van een voorstel om een doorzichtig systeem van auteursrechten in Europa te creëren. Dit komt erop neer dat de macht in handen blijft van de oligarchie van grote uitgeversmaatschappijen, die bilaterale akkoorden met bekende artiesten hebben. We kunnen dus verwachten dat de keuze door deze beslissing verder beperkt zal worden en dat de kleine firma’s van de markt zullen verdwijnen, met negatieve gevolgen voor de culturele diversiteit.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) De huidige situatie op de markt voor digitale inhoud is onhoudbaar, gefragmenteerd en star vanwege de monopolies. Daarom was ik blij dat de Commissie in juli tenminste een licht liet schijnen op het collectieve beheer ervan. Ik stoor me aan de oneerlijke contractvoorwaarden, niet alleen voor auteurs, maar ook voor gebruikers. Ik zou graag willen geloven dat Tsjechen en andere burgers uit kleinere landen nu via internet populaire muzieknummers, digitale boeken of televisieseries kunnen kopen, bijvoorbeeld bij iTunes en andere virtuele winkels, grensoverschrijdend. Helaas kunnen zij dat op dit moment niet. Ik zou graag geloven dat auteurs de vrijheid hebben om te kiezen voor collectief beheer uit welke lidstaat ook, en dat deze keuzevrijheid het beheer dwingt de kwaliteit van de diensten te verbeteren en de bedrijfskosten te verlagen. Ik zou willen dat het collectieve beheer daarentegen licenties zou kunnen aanbieden die niet beperkt worden door de grenzen van het land van herkomst, waaronder Europese licenties, maar zo eenvoudig is het niet. Ik geloof niet dat de speldenprik die de Commissie in juli aan dit wespennest heeft toegebracht daadwerkelijk leidt tot systematische veranderingen op de markt voor digitale inhoud. Ik verzoek de Commissie hierbij een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het collectief beheer als geheel en het Parlement een wetgevingstekst voor te leggen die het hele systeem onder handen neemt, en wel allesomvattend en op basis van een grondige analyse van alle specifieke aspecten van het probleem.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès (PPE-DE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u hebt met uw luisterend oor en aandacht laten zien dat u dit onderwerp serieus neemt. Ik wil u graag een vraag en verzoek voorleggen.

De vraag is hoe het Parlement betrokken zal worden bij de voorgenomen werkzaamheden. Het verzoek is om de conclusies van het platform, vooropgesteld dat dat er komt, niet voor te koken, maar ze de uitkomst te laten zijn van een echt debat. Dit lijkt me absoluut noodzakelijk, evenals het feit dat de leden van dit platform representatief moeten zijn in het licht van de economische en culturele verscheidenheid.

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − Ik dank de geachte afgevaardigden voor het brede scala van onderwerpen dat ze aan de orde hebben gesteld.

De regelgevers zouden niet alle besluiten moeten willen nemen. De Commissie bevordert weliswaar actief de ontwikkeling van de markt voor online-muzieklicenties, maar premature inmenging in de vorm van wetgeving, zonder eerst een volledige analyse van marktbehoeften en -trends te hebben uitgevoerd, lijkt niet de beste manier voor het ontwikkelen van een gezonde online-detailhandelsmarkt in Europa. Indien echter blijkt dat de huidige interventies van de Commissie niet leiden tot een onlinemodel voor licentieverlening dat geschikt is voor de 21e eeuw, zullen we een andere aanpak overwegen.

Het is nu van essentieel belang dat alle belanghebbenden – auteurs, artiesten, uitgevers, auteursrechtenmaatschappijen en de platenmaatschappijen – bij elkaar komen en het eens worden over een structuur voor licentieverlening die zowel de opkomst van legale onlinediensten mogelijk maakt als fatsoenlijke inkomsten voor de auteurs garandeert.

De heer Medina Ortega heeft erop gewezen dat het in ieders belang is dat overal in Europa een gezonde culturele sector bestaat. Ik denk dat ik voor alle Commissieleden spreek wanneer ik zeg dat dat ons streven is. Ik denk dat het ook goed is om te proberen een systeem in te voeren waardoor iedereen zijn voordeel kan doen met creativiteit en cultuur – ook de artiesten – en iedereen er tegen redelijke kosten van kan genieten.

Dat is dus waar we allemaal naar streven. Maar we kunnen natuurlijk van mening verschillen over de vraag hoe we dat gaan doen. De afgelopen jaren heb ik hierover verschillende opvattingen gehoord, zowel binnen als buiten dit Huis. We zijn het niet altijd eens over de wijze waarop we deze doelstellingen kunnen bereiken. Maar ik denk dat we allemaal weten wat we willen proberen te bereiken.

Toen ik de suggestie deed voor het platform – het is door de heer Gauzès en anderen ter sprake gebracht – was dat vanuit de noodzaak om de kleine en grote spelers in een specifiek forum bijeen te brengen, en met name de auteursrechtenmaatschappijen, waarvan ik heb begrepen dat ze zich in dit debat buitengesloten voelen. Dat is dus waar mijn suggestie op was gericht. Ik denk dat onze doelen dezelfde zijn. We willen zeker met alle belangen rekening houden en komen tot een behoorlijk systeem van licentieverlening dat geschikt is voor de wereld van vandaag, en dus niet de wereld van veertig of vijftig jaar geleden.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 25 september 2008 plaats.

 

20. "IASCF": herziening van de statuten - openbare verantwoording en samenstelling van de IASB-wijzigingsvoorstellen" (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag van Pervenche Berès over IASCF: Herziening van de statuten - openbare verantwoording en samenstelling van de IASB-wijzigingsvoorstellen (B6-0463/2008).

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, op het gebied van standaarden voor financiële verslaglegging weet het Europees Parlement inmiddels dat u beschikt over een zekere mate van creativiteit, over het vermogen om loze commissies in te stellen. Toen wij u aan het begin van deze zittingsperiode vragen stelden over de status en rol van de EFRAG, bent u met het rondetafeloverleg op de proppen gekomen waarvan iedereen inmiddels weet dat het niet heeft gedaan wat het moest doen.

De trustees van de IASCF komen met het voorstel om een toezichtgroep, een monitoring group, in te stellen, maar een aantal leden daarvan bevalt u niet en u komt met het voorstel om een internationale adviesgroep van accountants op te richten.

Het Europees Parlement is inmiddels gewend aan uw praktijken. Toen wij u een signaal afgaven in de vorm van het initiatiefverslag inzake het bestuur van de IASCF, haastte u zich om u, samen met uw Japanse en Amerikaanse collega’s en de OICV, als arbiter op te werpen door op 7 november 2007 een persbericht uit te brengen, een verklaring waarin u pretendeerde alle bestuursproblemen op te lossen, in plaats van te wachten op de mogelijkheid om u te baseren op de legitimiteit en het gezag van een standpunt van de democratische vertegenwoordiging van de Europese Unie, juist ja, het Europees Parlement.

Toen het Europees Parlement aan dit standpunt werkte op initiatief van onze rapporteur, de heer Radwan, wilde u dit debat in maart liever uitstellen tot april, om redenen die geheel en al bij u liggen.

Toen u, op basis van deze voorstellen in april, de macht en mogelijkheid had om te bepalen wat het standpunt van de Europese Unie in internationaal verband zou kunnen zijn, op basis van paragraaf 9 van deze resolutie, waarin ik lees: "constateert dat de Commissie, net als bij de vaststelling van een stappenplan met de Amerikaanse autoriteiten in april 2006, in de verklaring van 7 november 2007 oplossingen op voorhand probeert uit te sluiten, terwijl uit een oogpunt van doeltreffendheid en legitimiteit open overleg en debat meer op zijn plaats zou zijn, en is van mening dat deze resolutie daaraan een bijdrage kan leveren", vond u het beter om stilletjes in eigen kring aan een oplossing te werken, zonder overleg met de Raad of het Europees Parlement.

Mijnheer de commissaris, wat hebt u gedaan sinds 24 april, toen wij over deze resolutie hebben gestemd? Wij hebben u destijds vragen gesteld over de plaats van het IMF en de Wereldbank. Anderen hebben u daarna vragen gesteld over de plaats van het Comité van Basel, de Europese toezichthouders, in de structuren van de monitoring group voor de IASCF. En wat was uw reactie? U hebt wederom een loze commissie ingesteld, de internationale adviesgroep van accountants.

U vertelt ons: "de omvang van deze monitoring group moet niet groter worden, omdat anders het gezag ervan wordt uitgehold en wij geen enkele bevoegdheid meer zouden hebben om de trustees bij te sturen". Het voorstel van de trustees behelst een samenstelling van zeven leden. Uw voorstel behelst een samenstelling van vijf leden plus een waarnemer plus twee leden die u in deze internationale commissie van accountants zou willen onderbrengen. Deze commissie moet dan om advies worden gevraagd.

Wij stellen voor, de door de trustees voorgestelde groep van zeven te handhaven en daarin op te nemen wat nodig is. Het argument van de omvang snijdt geen hout aangezien, op hetzelfde moment nog wel, wordt voorgesteld het ledental van de IASB, van de board zelf, te verhogen van veertien naar zestien.

Mijnheer de commissaris, wij willen u vandaag twee dingen zeggen. Ten eerste: als u het bestuur van de IASB echt wilt hervormen gaan wij akkoord, wij hebben het u immers zelf gevraagd, maar vraag ons in elk geval om advies, betrek ons erbij, in een vroeg stadium en niet pas op het laatste moment. Vertel ons niet dat u met grote haast hebt moeten werken in augustus, terwijl wij u al sinds vorig najaar over dit onderwerp hebben onderhouden, en terwijl u het standpunt van het Europees Parlement al sinds april kent!

Ook zeggen wij u dat het werkprogramma van de IASB en de IASCF een tweede fase kent, waarin de gehele regeling moet worden herzien, inclusief de voorwaarden voor de oprichting van de IASCF, en wij stellen u voor van dat moment gebruik te maken om duidelijke voorwaarden te stellen inzake de evenwichtigheid en het beheer van deze hele regeling om uiteindelijk de beschikking te krijgen over een bestuurssysteem dat berekend is op de uitdagingen van nu. Of duidelijker gesteld, welke standaarden voor financiële verslaglegging zijn er nodig om een financiële markt tot stand te brengen waar de uitleg van die standaarden aansluit bij de economische realiteit van de situatie hier en elders?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de noodzaak voor verbetering van het bestuur van de International Accounting Standards Board (IASB) is iets waarvan de Commissie, het Parlement en de Raad van ministers zich al langere tijd bewust zijn. Ik heb het belang hiervan bij tal van gelegenheden onderstreept. Zo heb ik me kritisch uitgelaten over het ontbreken van adequate raadplegings- en feedbackprocedures binnen de IASB, alsook over het ontbreken van effectbeoordelingen voor nieuwe normen.

Aangezien de IASB feitelijk optreedt als de organisatie die op mondiaal niveau de normen stelt, is het absoluut noodzakelijk dat haar bestuursprocedures aan de hoogste normen voldoen. Ik wil naar een situatie toe waarin we de IFRS-normen vol vertrouwen binnen de EU kunnen invoeren en de inhoud van deze normen en de wijze waarop ze tot stand komen, tot voorbeeld strekken. Vandaar dat toen ik hoorde dat plannen bestonden voor een herziening van de statuten van de IASCF, ik als prioriteit stelde het bestuur te verbeteren.

U herinnert zich wellicht dat ik afgelopen november aan mijn tegenhangers van de Amerikaanse beurscommissie, de Japanse toezichthouder op financiële dienstverleners en de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders, de oprichting voorstelde van een monitoring board om de openbare verantwoording van de IASCF te verzekeren.

We hebben hier goede vorderingen mee gemaakt. De IASCF heeft onlangs voorgesteld haar statuten te wijzigen om de relatie met de voorgestelde monitoring board te formaliseren. Ze accepteert dat deze een stem moet krijgen in de benoeming van de trustees van de IASCF en de bevoegdheid om een benoeming goed- of af te keuren. Ze accepteert ook dat de monitoring board zich zal kunnen richten op elk werkterrein van hetzij de trustees of de IASB en een aangelegenheid ter bespreking kan voorleggen aan de board of trustees of aan de IASB.

De IASCF wil begin oktober een besluit over deze kwesties nemen. De wijziging van de statuten zal per 1 januari 2009 van kracht worden. Dit betekent voor de monitoring board dat deze begin 2009 operationeel kan worden. Vandaar dat ik de tijd nu rijp acht deze voorstellen vorm te geven. Als we daar te lang mee wachten, zullen we de bestuurskwesties niet meer ter discussie kunnen stellen.

De heersende financiële opschudding maakt het des te noodzakelijker dat boekhoudnormen een afspiegeling vormen van de doelstellingen prudentieel toezicht en financiële stabiliteit. Men is het er niet over eens kunnen worden om ook organen zoals de ECB een plaats in de monitoring board te geven. Bij wijze van compromis zou de nieuwe regeling kunnen voorzien in de oprichting van een internationale adviesgroep financiële verslaglegging die de monitoring group adviseert over kwesties van prudentieel toezicht en financiële stabiliteit. In deze groep zouden zowel de ECB als het Comité van Europese effectenregelgevers en ongetwijfeld ook andere relevante internationale organen zitting moeten hebben. Ik wil het Huis er in dit verband nogmaals voor bedanken dat het in zijn resolutie van 24 april het belang van prudentieel toezicht en financiële stabiliteit heeft benadrukt.

Wanneer de Commissie zitting neemt in de monitoring board, zou ze ook de andere Europese instellingen, in het bijzonder dit Huis, moeten vertegenwoordigen. Om dat effectief te kunnen doen, stel ik een raadplegingsprocedure met het Europees Parlement voor. Die procedure zou zo nodig geformaliseerd kunnen worden.

Ik heb geprobeerd om de leden van dit Parlement die in deze kwestie een sleutelpositie vervullen, via mijn diensten op de hoogte te houden over het verloop van dit debat. Men heeft mij vandaag echter gewezen op een onderbreking in die communicatie. In de periode dat we ons standpunt voorbereidden zijn bepaalde gebeurtenissen die eind juli plaatsvonden, u door mijn diensten vanwege de vakantieperiode niet op de gebruikelijke wijze gecommuniceerd. Ik weet dat er in dit Huis brede ontevredenheid heerst over het feit dat u tijdens het opstellen van onze voorstellen niet naar behoren bent geraadpleegd. Ikzelf ben daar ook ontevreden over en heb mijn diensten in duidelijke en krachtige bewoordingen te verstaan gegeven die fout niet nog een keer te maken. Ik meen dat mijn directeur-generaal in contact is geweest met mevrouw Berès om dit verzuim uit te leggen. Ik hoop dat deze fout ons gemeenschappelijk streven naar een betere bestuursregeling voor de IASB niet in gevaar brengt.

Wanneer het bestuur van de IASCF op nog een paar punten wordt verbeterd, heb ik er alle vertrouwen in dat daardoor ook de kwaliteit van de boekhoudnormen zal verbeteren en deze zullen beantwoorden aan de behoeften van alle belanghebbenden, inclusief de Europese Unie, die tot dusver de grootste gebruiker is van IFRS.

De hervorming van het bestuur van de IASCF waarover momenteel wordt nagedacht, betekent een belangrijke verandering met betrekking tot de verantwoordingsplicht van de stichting jegens overheidsinstanties, iets waar dit Huis herhaaldelijk om heeft gevraagd. Ik doe een oproep aan het Europees Parlement om onze voorstellen te ondersteunen, omdat ze de beste manier zijn om te verzekeren dat deze hervorming tot werkelijke invloed leidt.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, wij horen zojuist de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken hardop zeggen wat eigenlijk iedere afgevaardigde die zich met dit onderwerp bezighoudt, denkt. U hebt het al benadrukt, iedereen is zich bewust van het belang van de standaarden voor financiële verslaglegging en de aangekondigde hervorming. Mijnheer de commissaris, het moment is daar om duidelijkheid te scheppen in uw woorden en die concreet te vertalen.

Ik stel het volgende voor: deze resolutie is streng, en terecht ook, maar er hoeven geen koppen te rollen. Het moet tenslotte mogelijk zijn om in een paar dagen tijd in ieder geval te proberen een protocol tussen de Commissie en het Parlement op te stellen waarin de informatievoorziening aan het Parlement, zijn betrokkenheid bij dit proces en zijn standpunten duidelijk worden vastgelegd, waarvoor we dan wel de stemming met enkele dagen moeten uitstellen. Dit voorstel zal morgen door de PPE-DE-Fractie worden gedaan, uitstel van de stemming over de resolutie om een opening te bieden voor écht overleg tussen Parlement en Commissie over dit belangrijke onderwerp. Het spreekt voor zich dat als er in die tijd niets gebeurt om de verloren tijd in te halen en eventuele lacunes in de informatievoorziening op te vullen, wij ons gedwongen zien te stemmen over de resolutie zoals die er nu ligt, in al haar hardvochtigheid.

Gezien de moeilijke situatie die wij momenteel doormaken als gevolg van de financiële crisis, waar de standaarden voor financiële verslaglegging niet geheel vreemd aan zijn, hoop ik dat iedereen begrijpt dat er snel een praktische oplossing moet komen die de gewenste ontwikkelingen mogelijk maakt.

 
  
MPphoto
 

  John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik moet de commissaris bekennen dat ik behoorlijk in de war ben over het verloop van deze zaak. Ik had er letterlijk tot deze week niets over gehoord en dan word ik plotseling overspoeld door allerlei manieren om de zaak te benaderen, zowel van de kant van de IASCF als de Commissie, waarbij de ene me ervan probeert te overtuigen dat het IMF wel en de andere dat het niet in de monitoring group hoort. Ik denk dat dit een tamelijk onbevredigende manier van werken is voor iets wat in essentie bijna een stuk wetgeving is. Ik wil de commissaris dus vragen om wat uitstel, om de zaak uit te dokteren, en er dan misschien op de miniplenaire vergadering van oktober op terugkomen.

Ik zie niet hoe de toevoeging van het IMF en de Wereldbank de monitoring group zo log zou kunnen maken. Volgens mij zouden ze juist de rest van de wereld op een tamelijk bevredigende manier vertegenwoordigen. Ik zie ook werkelijk niet de noodzaak van nog een adviesgroep financiële verslaglegging die adviezen geeft aan de toezichthouders die toezicht houden op de toezichthouders. Het is een beetje als het huis dat Jack bouwde. Ik vraag me af of ze hoe dan ook niet vrij gemakkelijk, op informele wijze, advies zouden kunnen inwinnen als dat ooit nodig mocht zijn. Is het niet mogelijk, en zou het niet bevredigender zijn, als we komende paar weken enkele debatten voeren en de eindstemming uitstellen tot de miniplenaire vergadering van oktober?

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de commissaris, de huidige wereldwijde financiële crisis toont aan hoe belangrijk fair value, dat wil zeggen de reële waarde van een bedrijf, is voor het gezond functioneren van de financiële markten. Het is essentiële informatie voor aandeelhouders en crediteuren. Een toezichtcomité zou kunnen bijdragen aan vergroting van de transparantie en vergelijkbaarheid van de financiële rapportage, en daarmee ook aan de vergroting van de persoonlijke verantwoordelijkheid van aandeelhouders voor een correcte economische besluitvorming. Internationale standaardisatie leidt ontegenzeggelijk tot de ontwikkeling van grensoverschrijdende kapitaalmarkten en daarom zou deze toezichtgroep omwille van de stabiliteit eveneens preventieve maatregelen moeten nemen tegen cyclische trends en moeten bijdragen aan het voorkomen van systeemrisico. Het voorstel tot het opzetten van zo'n groep is echter niet uitgewerkt. Er wordt geen duidelijkheid gegeven over het bevoegdheidsterrein ervan, bijvoorbeeld of de groep ook een controlefunctie zal hebben. Ook vind ik het van belang dat elk land een eigen afgevaardigde heeft in de voorgestelde toezichtgroep, waarbij ook vertegenwoordigers van belangrijke instellingen niet mogen ontbreken, zodat een afspiegeling ontstaat van de omvang van de belangrijkste wereldwijde monetaire gebieden, de culturele diversiteit en de belangen van gevestigde en nieuwe economieën en van internationale instellingen die verantwoording afleggen tegenover overheidsinstanties. Het is jammer, dat het Parlement hierover niet vooraf is geconsulteerd, hetgeen vanzelfsprekend had moeten zijn.

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wat hebt u sinds 24 april met het standpunt van het Europees Parlement gedaan? Wat hebt u sinds 24 april gedaan om met het Europees Parlement te discussiëren over goede oplossingen om het bestuur van de trustees in goede banen te leiden? Wij weten het maar al te goed, de IASB is een stuurloos schip in de handen van de accountants die voor deze fair values hebben gezorgd, waarvan niemand weet hoe ze zijn gekozen als er helemaal geen markt meer is.

En vandaag moeten we discussiëren over de uitdaging die bestuur van de IASCF heet. U stelt ons even en passant voor adviescommissies in het leven te roepen, terwijl wij u voorstellen doen voor redelijke oplossingen om het bestuur van deze structuren te integreren in een wereldwijd, verantwoordelijk bestuur. Is dat redelijk?

Het Europees Parlement alleen maar betrekken bij deze of gene fase van het proces is volgens mij niet genoeg om het probleem op te lossen. Uw voorstel voor het bestuur van de IASCF is onbevredigend. Wij verwachten van u dat u met een ander voorstel komt en dat u eventueel de tweede fase van de raadpleging, in voorkomend geval van de herziening van dat bestuur, afwacht.

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, op mijn leeftijd wordt ik niet meer zo gauw verrast, maar nu ben ik toch werkelijk verbijsterd over wat er hier in het Europees Parlement gebeurt en over de meningen die sommige mensen hier verkondigen.

Ik wil de afgevaardigden aan een klein detail herinneren: de IASCF en haar constituerend orgaan, de IASB, zijn onafhankelijk.

(Onverstaanbare interruptie uit de zaal)

Ik wil alleen wijzen op de feiten. Ze zijn volstrekt onafhankelijk maar stellen feitelijk wel voor de hele wereld de boekhoudnormen vast, omdat de IFRS, een product van de IASB, nu de facto de wereldstandaard voor internationale verslaglegging is geworden. Ik moet erop wijzen dit een onafhankelijke organisatie is. Omdat we in Europa de IFRS hebben ingevoerd een besluit dat de Commissie voor mijn tijd heeft genomen en dat toen door het Europees Parlement met instemming is begroet zijn we vandaag de grootste gebruiker van deze standaard. Dat kan veranderen nu de wereld er steeds meer op overgaat. Dus misschien zijn we over een tijdje niet meer de grootste gebruiker, maar op dit moment zijn we dat zeer zeker nog wel.

We proberen nu al enige tijd, met steun van het Europees Parlement, de bestuursregeling van de trustees van de IASCF te verbeteren, met inachtneming van het feit dat het een onafhankelijke organisatie is.

We hebben daar in het verleden enige vooruitgang mee geboekt. Nu de IASCF recentelijk heeft laten weten dat ze haar statuten zal herzien, maken we van die gelegenheid gebruik om de stichting een aantal suggesties te doen. We hebben niet het recht om de IASCF onze mening op te dringen over de wijze waarop ze haar bestuur moet inrichten dat bepalen de trustees zelf, ze zijn immers onafhankelijk. We zeggen echter wel dat we vinden dat de bestuursregeling moet worden verbeterd. Ik zou hier alleen op het elementaire feit van die onafhankelijkheid willen wijzen, om te voorkomen dat we te hard van stapel lopen. Dat is de feitelijke en gerechtelijke situatie.

De trustees van de IASCF proberen begin oktober met hun nieuwe bestuursregeling te komen, nadat ze alle suggesties hebben bestudeerd. De einddatum voor het doen van suggesties is feitelijk al een paar dagen verstreken. Die was gesteld op 20 september, vandaag is het 24 september. We hebben gewacht met het indienen van ons eindvoorstel, maar omdat we al een tijdje informeel overleg met ze voeren, weten ze eigenlijk al wat we gaan voorstellen. Uit beleefdheid jegens het Parlement hebben we besloten met de officiële indiening van ons voorstel te wachten totdat het Parlement zijn resolutie heeft aangenomen. Die indiening moet dus in de komende paar dagen gebeuren.

Het is aan het Parlement om te bepalen wat het met deze aanbeveling gaat doen. De heer Gauzès heeft voorgesteld om een paar extra dagen uit te trekken voor het uitwerken van een protocol voor de deelname van het Parlement aan het proces dat ik probeer op te zetten. Dat lijkt me redelijk.

Wat betreft het idee van een monitoring board dat we afgelopen november hebben bekendgemaakt, moet ik zeggen dat daarin onmogelijk iedereen kan zijn vertegenwoordigd. Dat is voor de trustees van de IASCF onaanvaardbaar. En als ze daar absoluut “nee” tegen zeggen, dan valt daar weinig aan te doen. Dus hebben we geprobeerd dat “nee” enigszins te omzeilen door deze adviesgroep van relevante mensen, relevante instanties voor te stellen. Ik heb niet echt een uitgesproken mening over de wijze waarop die groep zou moeten worden georganiseerd of wie er zitting in zouden moeten hebben.

Ik heb pas vandaag gehoord dat mijn diensten de afgelopen maand of zo niet voortdurend in contact zijn geweest met de relevante leden van het Europees Parlement. Dat was nieuw voor me, omdat ik dacht dat mijn ambtenaren de hele tijd contact hielden met de mensen in dit Huis die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Ik heb vandaag vernomen dat dat niet is gebeurd. In mijn vorige opmerkingen heb ik al gezegd dat ik dit betreur en aanwijzingen heb gegeven om te voorkomen dat dit nog eens gebeurt. We willen samenwerken. Meer kan ik niet doen.

Mijnheer Purvis, het is niet zo dat het Parlement deze kwestie onbeperkt kan uitstellen tot medio oktober of later. Als ik wil dat de Europese Commissie haar zegje kan doen, moet ik de board van de IASCF onze officiële voorstellen voor bestuurlijke verbetering terstond voorleggen. Ze zullen het met enkele van die voorstellen niet eens zijn. De heer Purvis heeft al gezegd dat verscheidene belanghebbenden hem de afgelopen twee dagen hebben proberen te overtuigen van hun opvattingen in deze.

Bij het lezen van de ontwerpresolutie is me iets vreemds opgevallen dat naar mijn mening niet onopgemerkt mag blijven, zeker niet voor mevrouw Berès, die al lang pleit voor een beter bestuur en een grotere verantwoordingsplicht van de IASB. Het vreemde van de resolutie is dat daarmee precies wordt beoogd wat ook de trustees feitelijk willen en het tegenovergestelde van wat wij proberen te bereiken, namelijk een beter bestuur. Dat is vreemd. Maar het Parlement gaat over zijn eigen resoluties. Ik heb daar niets mee te maken. Het is niet meer dan een terloopse opmerking, maar ik wou hem toch maken, omdat er onder de trustees van de IASB mensen zijn die niet blij zijn met enkele van de verreikende herzieningen die we voorstellen. Er zal behoorlijk wat verzet zijn. We zijn ervan afhankelijk dat de bestaande trustees rekening houden met onze zorgen en de bestuursregeling verbeteren zoals wij denken dat het moet. We zijn niet in een positie om eisen te stellen en de trustees te zeggen dat het zo en zo moet. We kunnen alleen voorstellen doen. Maar we zijn met elkaar in contact geweest en ze weten dus wat we willen. Ik ben me ervan bewust dat ze niet altijd blij zijn met wat we gaan voorstellen, maar we zullen hoe dan ook proberen om tot een beter bestuur te komen.

Na meer dan dertig jaar politiek ben ik wel wat gewend in de politieke arena en wordt ik niet gauw meer verrast, maar het zou toch wel ironisch zijn als we na zover te zijn gekomen over de jaren – de IFRS is de internationale standaard geworden en zoals u weet hebben de Verenigde Staten voorgesteld de IFRS ook voor Amerikaanse ondernemingen verplicht te stellen (iets waarvan ik de relevante leden van de verantwoordelijke EP-commissie twee jaar geleden al had voorspeld dat het zou gebeuren en waarvoor ik toen min of meer werd uitgelachen) – moeten constateren dat dit Huis, dat van ons heeft gevorderd en druk op ons heeft uitgeoefend om te zorgen voor beter bestuur en meer verantwoordingsplicht van dit orgaan, in deze fase volgens sommigen juist het tegenovergestelde gaat doen. Dat zou echt ironisch zijn. Ik heb in ieder geval geprobeerd dit zo goed mogelijk uit te leggen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie ingediend, overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement(1).

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 25 september 2008 plaats.

 
  

(1)Zie notulen.


21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

22. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 23.45 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid