De Voorzitter. − Dames en heren, fungerend voorzitter van de Raad, geachte commissaris, met groot genoegen en bewondering wil ik Ingrid Betancourt vandaag welkom heten in het Europees Parlement. Van harte welkom mevrouw Betancourt!
(Applaus)
Het feit dat u hier vandaag bij ons bent, toont aan dat moedige mensen de hoop nooit opgeven in hun strijd voor vrijheid en menselijke waardigheid. Na uw vrijlating op 2 juni 2008 had ik de eer u namens het Europees Parlement te schrijven en u weer welkom te heten, in uw herwonnen vrijheid. Nu is het moment aangebroken waarop u bij ons te gast bent.
U bent zes jaar, vier maanden en negen dagen gevangen houden. Alleen u weet wat u hebt moeten doorstaan tijdens deze periode van 2 321 dagen, maar u bent een symbool geworden van vrijheid in de wereld en een symbool van menselijk verzet tegen verdrukking en ontzegging van de fundamentele mensenrechten. U bent bovendien voor ons allemaal een voorbeeld geworden van waardigheid en moed. Uw kinderen stonden u in dit alles terzijde. Ik zal nooit vergeten hoe ik jaren geleden door uw beide kinderen – uw dochter en uw zoon – werd opgezocht toen ik nog een andere functie bekleedde en hoe zij het voor u opnamen. Dat was de liefde van kinderen voor hun moeder. U kunt trots zijn op uw kinderen!
(Applaus)
Terrorisme zoals gepleegd door uw gijzelnemers, is een directe aanslag op onze waarden, onze vrijheid, onze menselijke waardigheid en onze democratie.
Mevrouw Betancourt, uw voorbeeld geeft opnieuw duidelijk aan dat democratieën nooit mogen zwichten voor terrorisme. Het is een politieke en morele plicht om ervoor te zorgen dat de rechtsstaat altijd wordt verdedigd.
Tijdens uw gevangenschap hebben veel leden van het Europees Parlement zich onvermoeibaar ingezet voor uw vrijlating en ik weet dat vele afgevaardigden van de verscheidene Ingrid Betancourt-commissies hier vandaag aanwezig zijn – actieve voorvechters van uw zaak, mensen die zich inspannen voor de vrijheid van alle gijzelaars in Colombia. Ik wil iedereen die zich voor Ingrid Betancourt heeft ingezet en vandaag in het Europees Parlement aanwezig is, van harte welkom heten.
(Applaus)
Dames en heren, we moeten ons onophoudelijk blijven inzetten voor de vrijlating van al diegenen die nog steeds van hun vrijheid zijn beroofd. Dat is nog een reden voor uw bezoek van vandaag. U zei zelf het volgende: ‘Voor een slachtoffer van terrorisme is het grootste gevaar te worden vergeten. Toen ik in de jungle zat, had ik een gezicht en een naam. Ik vraag u nu hetzelfde te doen voor hen die zijn achtergebleven.’ Dat waren uw woorden, en dat zijn ze nog steeds. Wij roepen hiertoe op in naam van het gehele Europese Parlement.
Dit jaar vieren we het 60-jarig jubileum van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die op 10 december 1948 werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Deze verklaring vormde de eerste internationale, formele verplichting om de waardigheid van elk individu en de gelijkheid van alle mensen te beschermen, ongeacht huidskleur, godsdienst of afkomst. Artikel 3 van de verklaring luidt als volgt: ‘Een ieder heeft recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.’
Vele mensen zijn van hun vrijheid beroofd omdat zij het opnamen voor de mensenrechten. Tijdens de conferentie onder het motto “The defenders take the floor”, die deze week in het Europees Parlement wordt georganiseerd, hebben we talrijke getuigenissen gehoord van mensen die het slachtoffer zijn geworden van onderdrukking, willekeurige arrestatie of verbanning omdat zij zich inzetten voor fundamentele rechten en vrijheden. We zijn bovendien in de gelegenheid gesteld om uitvoerig te bespreken hoe we deze mensen beter kunnen beschermen en hun werk kunnen ondersteunen.
Mevrouw Betancourt, we zijn allen zeer vereerd en verheugd om u te vragen nu het Europees Parlement toe te spreken.
Ingrid Betancourt. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is een bijzonder emotionele gebeurtenis voor mij om hier vandaag in uw midden te zijn, precies op de dag dat de Verenigde Naties en de Europese Unie met elkaar het zestigjarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens herdenken.
Natuurlijk moet ik mij wel realiseren wat een bijzonder toeval dit is. Nog maar drie maanden geleden heb ik vanuit het diepst van het Amazonewoud uw werkzaamheden gadegeslagen, en op dat moment was het mijn grootste wens dat ook anderen hier namens ons zouden komen spreken, terwijl wij nog steeds gebukt gingen onder de waanzin van sommigen en de nalatigheid van anderen.
Het is echt een wonder, daar ben ik van overtuigd, dat ik in staat ben deze momenten met u te delen. Ik ben hier vol bewondering naartoe gekomen, naar een Parlement dat ik voortdurend benijd. Net als alle Latijns-Amerikanen droom ik ervan dat uw voorbeeld aanstekelijk werkt en dat ook onze volkeren zich zullen verenigen, zodat wij op een dag in een Latijns-Amerikaans parlement, naar het voorbeeld van uw Parlement, bijeen kunnen komen en door middel van dialoog en respect de sleutel zullen vinden tot een grootse en genereuze gemeenschappelijke toekomst voor ons continent.
Ik weet maar al te goed hoe vaak u al deze moeilijke jaren aan mij hebt gedacht. Ik herinner me precies uw betrokkenheid, aan de zijde van onze families, in een tijd waarin de wereld geen belangstelling meer had voor het lot van de Colombiaanse gijzelaars en waarin het taboe was om over ons te praten.
Ik luisterde in de jungle vaak naar de radio, die een vergadering uitzond die hier plaatsvond. Ik had geen beelden, maar ik had wel de stemmen van de journalisten die verslag deden van de vergadering. Het was hiervandaan, vanuit deze zaal, door u, door uw weigering om te berusten en door de afkeuring die uit uw stilzwijgen sprak, dat ik voor het eerst hulp kreeg. Dankzij u begreep ik, meer dan vijf jaar geleden, dat wij niet langer alleen waren.
Dat ik al die jaren hoop heb gehouden, dat ik me aan het leven heb kunnen vastklampen, dat ik mijn kruis dag na dag heb kunnen dragen, dat komt omdat ik wist dat ik in uw harten bestond. Ik hield mezelf voor dat ze mij weliswaar fysiek konden laten verdwijnen, maar dat mijn naam en mijn gezicht altijd in uw gedachten zouden voortleven.
Daarom wilde ik, vanaf het eerste moment dat ik weer voet zette in de vrije wereld, beslist naar u toe komen, naar deze plek die naar mijn gevoel ook mijn thuis is. Ik moest u vertellen dat niets van wat u hebt gezegd of gedaan, vergeefs is geweest. Dat ik nog leef, dat ik mijn levensvreugde heb hervonden, dat dank ik aan u. U moet weten dat uw woorden mij bevrijd hebben, lang voordat er daadwerkelijk hulp arriveerde.
Ik dank u daarvoor!
(Applaus)
Ik dank u allen. Dank u dat u uw hart hebt opengesteld voor deze tragedie die zich zo ver van u vandaan afspeelde. Toen ik nadacht over de oprichting van een statuut voor slachtoffers van terrorisme en met de VN sprak over de noodzaak om de families van de slachtoffers ruimte te bieden om zich te uiten, dacht ik aan het voorbeeld dat u ons gaf. Ik weet dat u mijn familie, mijn moeder, mijn kinderen hebt ontvangen en dat u naar hen hebt geluisterd. Toen ik daar in de jungle achter kwam, maakte dat voor mij echt het verschil. Dankzij uw ruimhartigheid is het Europees Parlement een platform geworden dat de wereld inzicht bood in de omvang van de barbaarsheid waaronder wij leden en waaronder drieduizend van mijn medegevangenen nog steeds lijden.
De woorden die hier zijn gesproken, en waaraan ik en mijn lotgenoten onze bevrijding hebben te danken, maakten ingrijpen noodzakelijk, op een manier waarbij het leven van alle gijzelaars, en ook dat van alle guerrillastrijders, die onze kidnappers waren, gespaard zou blijven. Het feit dat er geen geweld werd gebruikt, was het resultaat van uw overtuigingskracht en betrokkenheid. Dat is een specifiek, duidelijk en concreet resultaat van uw optreden.
(Applaus)
Ik zou hier ook graag hulde willen brengen aan de talloze mensenrechtenactivisten, aan de talloze freedom fighters die zich over de hele wereld hebben ingezet om ons vrij te krijgen, en om ook heel veel andere mensen wereldwijd vrij te krijgen. Ik zie hier de gele T-shirts van de Internationale Federatie van Ingrid Betancourt Comités (FICIB).
(Applaus)
(ES) Ik wil de FICIB vanaf deze plaats bedanken voor de strijd voor alle gijzelaars in Colombia. Jullie waren de eersten die deze deuren hebben geopend. Dankzij jullie hebben vijftien van mijn medegijzelaars en ikzelf de vrijheid hervonden. We moeten blijven strijden en blijven vechten voor de vrijheid van hen die zijn achtergebleven, en ik weet dat ik op jullie kan rekenen.
(Applaus)
(FR) Er waren veel freedom fighters, veel vrijheidsstrijders. De FICIB was er, uiteraard, en daarnaast waren er nog heel veel andere comités overal ter wereld: comités in Parijs, comités in Italië, in Nederland, heel veel, in Griekenland, in Duitsland, in Ierland, in Denemarken, in Zweden, overal. Wij hadden overal vrienden: in Canada, in de Verenigde Staten, overal in Latijns-Amerika, maar hier is alles begonnen. Dank u!
(Applaus)
Ruim zes jaar lang hebben deze vrijheidsstrijders iedere dag acties georganiseerd om ervoor te zorgen dat onze tragedie niet in de vergetelheid raakte. Wij zijn vrij, dat wil zeggen sommigen van ons, maar niet allemaal. Hun strijd gaat door.
Meer dan ooit hebben wij behoefte aan uw steun voor hen, uw open deur, uw bereidwilligheid en uw tijd. Maar bovenal hebben wij behoefte aan uw woord. Want ziet u, het enige wapen waarin wij zouden moeten geloven, is de kracht van het woord.
(ES) En ik wil iets zeggen over dat buitengewone instrument dat het woord is, omdat ik vandaag met veel pijn in mijn hart denk aan een vrouw die haar woorden als wapen gebruikte en die werd bestreden met geweld en vuurwapens.
Olga Marina Vergara, een Colombiaanse vrouw, stierf op 22 september, vermoord, samen met haar kleinzoon, haar zoon en andere familieleden. Ze was een mensenrechtenactiviste. Ze was een vrouw die zich uitsprak, die het woord gebruikte om anderen te verdedigen.
Vandaag denk ik aan haar, en vanaf deze plek, vanuit dit gewijde gebouw, vraag ik de autoriteiten van mijn land, van Colombia, al het nodige te doen om de schuldigen te vinden en die schuldigen in een eerlijk proces te berechten, zodat ze kunnen worden gestraft voor de schandelijke misdaden die ze hebben gepleegd.
(Applaus)
(FR) Woorden zijn ontzettend belangrijk, zoals u weet. Woorden zijn het meest doeltreffende middel om haat en geweld te bestrijden. Ik weet zeker dat u zich vaak gefrustreerd hebt gevoeld, omdat u niet in staat was te ‘doen’, wanneer ‘spreken’ in rook leek op te gaan. Ik denk dat het u wel eens is overkomen – mij overkwam het in ieder geval toen ik lid was van het Colombiaanse parlement – dat u bijvoorbeeld betreurde dat u geen deel uitmaakte van de regering, van de uitvoerende macht, waar de besluiten worden genomen, waar de cheques worden uitgeschreven en waar de dingen gebeuren. In een materialistische wereld, waarin datgene wat je niet ziet, niet bestaat, is dit een frustratie waar wij allemaal voor moeten oppassen.
Het Parlement echter is de tempel van het woord, van het woord dat vrij maakt. Hier beginnen alle belangrijke bewustwordingsprocessen van een samenleving. Hier worden de dingen die echt belangrijk zijn voor onze volkeren uitgedacht en uitgesproken. Dat de uitvoerende macht uiteindelijk actie onderneemt, dat komt omdat – al veel eerder – iemand hier, een van u, opgestaan is en gesproken heeft. U weet net zo goed als ik dat telkens als een van u hier in het Parlement spreekt, het kwaad weer een stapje terug doet.
Woorden hebben echt invloed op de realiteit. Sartre voelde dit al vanaf zijn jeugd. Françoise Dolto heeft dit prachtig uitgedrukt, toen ze zei dat mensen wezens van het woord waren, en dat woorden kunnen verzorgen, genezen en nieuw leven laten ontstaan, maar ook ziek kunnen maken en doden. Want de woorden die wij uitspreken, brengen de kracht van onze innerlijke emoties over.
Ik wil u iets heel persoonlijks vertellen, waarmee ik u een blik in mijn privéleven gun: tot mijn verbazing kwam ik erachter dat mijn dochter zich tijdens mijn afwezigheid overeind hield dankzij een overvloed aan woorden die ik had geuit zonder echt na te denken over de loop die onze levens zouden nemen. Ik kon mij toen niet voorstellen hoeveel hoop en kracht zij uit deze woorden zou putten, toen ik ver van haar vandaan was, in gevangenschap. Zij herinnert zich in het bijzonder een brief – waarvan ik niet meer wist dat ik die geschreven had – die ik haar voor haar vijftiende verjaardag had gestuurd. Ze vertelde me dat ze deze brief iedere verjaardag opnieuw las, …
(Applaus)
... en dat ze er ieder jaar, omdat ze weer iets was veranderd, telkens iets nieuws in ontdekte, dat aansloot op de ontwikkeling die ze doormaakte…
(Applaus)
Artsen hebben daar een term voor, namelijk posttraumatische stressstoornis. Ik moet ermee leren omgaan. Zo is het nu eenmaal. Het spijt me.
Ik zei dus dat zij iedere keer iets nieuws in deze brieven ontdekte dat aansloot op haar ontwikkeling en op wat ze doormaakte. Mijn hemel, als ik dat geweten had! Dan zou ik ervoor gezorgd hebben dat ik veel meer liefde en veiligheid op haar pad had gebracht.
Vandaag denk ik aan ons, aan u en mij. Als wij precies konden inschatten wat de impact van onze woorden is, dan zouden wij misschien moediger, onverschrokkener en veeleisender zijn in onze discussies over hoe wij het lijden kunnen verlichten van degenen die onze inzet zo hard nodig hebben. Slachtoffers van despotische regimes weten dat wat hier vandaag gezegd wordt, de zwaarte van hun lijden verwoordt en hun strijd betekenis geeft. U hebt hun namen en omstandigheden steeds in de herinnering teruggeroepen. U hebt voorkomen dat hun onderdrukkers zich konden verschuilen achter het feit dat hun misdaden in de vergetelheid waren geraakt. U hebt niet toegestaan dat zij de gruwelijkheden die ze hun slachtoffers aandeden, aan een bepaalde doctrine, ideologie of religie konden ophangen.
Toen ik gevangen zat, heb ik Raúl Reyes, de woordvoerder van de FARC, meermalen namens mij horen spreken. Ik hoorde hem op de radio zeggen: “Ingrid zegt dit” of “Ingrid zegt dat”. Ik was zeer verontwaardigd toen ik merkte dat ik door mijn ontvoering niet alleen de zeggenschap over mijn lot was kwijtgeraakt, maar dat de guerrillastrijders zich nu ook mijn stem toe-eigenden.
In de wetenschap dat ik mijn stem hervonden heb, richt ik mij tot u, om u te zeggen hoezeer de wereld er behoefte aan heeft dat Europa zich uitspreekt. In een wereld waarin angst steeds meer om zich heen grijpt en waarin wij door onze vrees voor morgen geneigd zijn ons af te sluiten, moeten wij ons juist openstellen, moeten wij mensen grootmoedig de hand reiken en een begin maken om de wereld te veranderen.
De consumptiemaatschappij waarin wij leven maakt ons niet gelukkig. Het percentage zelfmoorden, de mate waarin drugs worden gebruikt en geweld in de samenleving zijn slechts enkele symptomen van een wereldwijde malaise die zich als een olievlek uitbreidt. De opwarming van de aarde en de natuurrampen die daar het gevolg van zijn, moeten ons er bewust van maken dat de Aarde ziek is van ons gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en van ons egoïsme.
(Applaus)
Wat is het verband tussen dit fenomeen en het lijden van de slachtoffers van wreedheden over de hele wereld? Ik denk dat er sprake is van een diepgaand verband. Toen ik gevangen zat, had ik natuurlijk uitgebreid de kans het sociale gedrag van mijn ontvoerders te bestuderen. De guerrillastrijders die mij bewaakten, waren niet ouder dan mijn eigen kinderen. De jongsten waren 11, 12 of 13 jaar, en de oudsten hooguit 20, 25. De meesten van hen – ik schat zo’n 95 procent – werkten als plukkers van cocabladeren, vlak voordat ze door de FARC werden gerekruteerd. Ze worden “raspachines” genoemd. Van zonsopgang tot zonsondergang zijn ze bezig om van cocabladeren cocapasta te maken, die uiteindelijk als basis wordt gebruikt voor cocaïne.
Het zijn jonge boeren die in vaak heel afgelegen gebieden wonen, maar die, dankzij satelliettelevisie, heel goed op de hoogte zijn van wat zich in de wereld afspeelt. Net als onze kinderen worden ze overspoeld door informatie en net als onze kinderen dromen ze van iPods, Playstations en dvd’s. Deze consumptiewereld waarnaar zij hunkeren, is voor hen echter volkomen onbereikbaar. Bovendien kunnen ze met hun werk op de drugsplantages, hoewel het beter betaald wordt dan het werk van traditionele boeren in Colombia, maar amper in hun eerste levensbehoeften voorzien.
Ze raken gefrustreerd, zijn niet in staat in de behoeften van een gezin te voorzien, worden achternagezeten door de politie – uiteraard, omdat ze illegaal bezig zijn –, zijn vaak het slachtoffer van de corruptie en het incidentele geweld van een gewetenloze ambtenaar, en staan altijd bloot aan allerlei vormen van misbruik, oplichting en louche zaakjes van de criminelen die over het gebied heersen. Dit is het rijk van de criminelen, van de drugshandel, van de maffia. Uiteindelijk verdrinken ze hun verdriet en de drie peso’s die ze verdienen in de provisorische barretjes waar ze hun toevlucht zoeken.
Als de guerrillastrijders dan komen rekruteren, denken deze jongeren dat ze de oplossing voor hun problemen hebben gevonden: ze krijgen levenslang kost, inwoning en kleding. Ze hebben het gevoel dat ze carrière kunnen maken, want ze kunnen in rang opklimmen binnen de militaire organisatie van de guerrilla. Ze dragen ook een geweer aan hun schouder, waarmee ze eerbied afdwingen in de streek, dat wil zeggen bij hun familie en vrienden. In gebieden waar armoede heerst, is het daarom een vorm van maatschappelijk succes om guerrillastrijder te zijn.
Ze zijn echter wel alles kwijtgeraakt. Ze zijn hun vrijheid kwijtgeraakt. Ze kunnen nooit meer weg bij de FARC en ze kunnen hun familie nooit meer zien. Zonder het zich te realiseren – maar ik heb dat wel degelijk gezien – worden ze de slaven van een organisatie die hen nooit meer vrijlaat; ze zijn kanonnenvlees in een onzinnige oorlog.
Deze jongeren – zo’n 15 000 in getal –, die het gros van de FARC-troepen vormen, zouden zich nooit op de plek bevinden waar ze nu zijn, als onze maatschappij hun reële vooruitzichten op succes had geboden. Ze zouden daar nooit zijn, als de waarden van onze maatschappij niet zo ingrijpend veranderd waren en als bezitsdrang niet zo’n belangrijk onderdeel van onze levensbehoeften was geworden.
(Applaus)
Onze samenleving bevindt zich in een proces dat massa’s guerrillastrijders in Colombia, fanatiekelingen in Irak, terroristen in Afghanistan en extremisten in Irak voortbrengt. Onze samenleving trapt mensen op hun ziel en spuugt ze uit als afval: de immigranten die wij niet willen, de werklozen die zo’n last vormen, de drugsverslaafden, dwarsliggers, kindsoldaten, de armen, de zieken, iedereen voor wie geen plaats is in onze wereld.
Daarom moeten wij bij onszelf te rade gaan. Hebben wij het recht om voort te bouwen aan een samenleving waarin de meerderheid buitengesloten wordt? Is het voor ons wel acceptabel dat wij ons uitsluitend om ons eigen geluk bekommeren, als dit zo veel anderen ongeluk bezorgt? En als het voedsel dat wij met tonnen tegelijk weggooien, nu eens opnieuw zou worden verdeeld in landen onder degenen die honger lijden? En als wij nu eens naar verstandigere consumptiemodellen zouden zoeken, zodat anderen ook toegang krijgen tot de weldaden van de moderniteit? Kunnen wij in de toekomst een andere beschaving ontwikkelen, waarin communicatie een einde maakt aan conflicten, aan gewapende conflicten, en waarin de technologische vooruitgang ons in staat stelt om tijd en ruimte anders te organiseren, zodat alle mensen op aarde een eigen plek vinden, simpelweg omdat zij wereldburgers zijn?
Ik ben ervan overtuigd dat wij onze gewoonten en gebruiken moeten veranderen, als wij de mensenrechten willen verdedigen. Wij moeten ons bewust zijn van de druk die onze levensstijl uitoefent op degenen die hier geen toegang toe hebben. Wij kunnen de kraan van onrechtvaardigheid niet laten stromen en verwachten dat de emmer nooit zal overlopen.
(Applaus)
Wij zijn allemaal mensen, met dezelfde wensen en behoeften. Wij zouden om te beginnen moeten erkennen dat anderen – de mensen die wij onder de brug zien, de mensen naar wie wij niet eens willen kijken omdat ze ons in de weg staan – het recht hebben om hetzelfde te willen als wat wij willen.
(Applaus)
Dan is er nog ons hart. Wij zijn allemaal in staat tot het beste, maar onder groepsdruk zijn wij ook allemaal in staat tot het slechtste. Ik ben er niet zeker van of wij ons kunnen wapenen tegen ons eigen vermogen tot wreedheid. Toen ik de mensen observeerde die mij vasthielden, vroeg ik mij altijd af of ik net zo zou kunnen handelen als zij. Het was duidelijk dat de meesten van hen onder grote druk stonden, het soort druk dat van de eisen van de groep uitgaat.
Wat kan ons daartegen beschermen? Wat kan ons behoeden voor het schenden van mensenrechten, allereerst in ons innerlijk – als wij het accepteren, onze ogen ervoor sluiten en het goedpraten – en vervolgens in de wereld? Hoe kunnen wij ons daartegen wapenen? Ons beste schild zullen wij altijd in onze geestelijke levenshouding en onze principes vinden. Om de strijd aan te gaan moeten wij echter woorden gebruiken; het woord is het zwaard bij uitstek.
Daarom blijf ik erop hameren dat de dialoog absoluut noodzakelijk is, als wij een einde aan de oorlog in de wereld willen maken. Of het nu gaat om de oorlog in mijn land, de Colombiaanse oorlog, of om de oorlog die zich afspeelt in Darfur, Zimbabwe, de Democratische Republiek Congo of Somalië, de oplossing zal overal altijd hetzelfde zijn. Wij moeten praten; het is van essentieel belang dat wij het recht van anderen om gehoord te worden erkennen; niet omdat ze gelijk of ongelijk hebben, niet omdat ze goed of slecht zijn, maar omdat wij door te praten mensenlevens kunnen redden.
(Applaus)
Ik wil u deelgenoot maken van de zekerheid waarvan ik vervuld ben. Niets is sterker dan woorden. Wij moeten woorden over de wereld uitstrooien, om het hart van mensen te raken en gedrag te veranderen. Als wij putten uit de rijkdom van onze ziel, kunnen wij namens iedereen spreken. Met de woorden die uit het diepst van ons wezen komen, zullen wij vrede sluiten. Met woorden zullen wij ieders vrijheid beschermen; door middel van woorden zullen wij aan een nieuwe beschaving gaan bouwen, een beschaving van Liefde.
(Applaus)
Staat u mij toe dat ik met u over Liefde spreek. Zoals u weet heb ik mij sinds mijn vrijlating voortdurend beziggehouden met het lot van mijn onfortuinlijke broeders en zusters, van degenen die op dit moment als beesten aan bomen zijn vastgeketend en die ik in de jungle heb achtergelaten. Ik wil u meenemen naar wij zij zich bevinden.
(Applaus)
Het spijt mij, ik schaam me zo.
(Applaus)
Volg me naar waar zij zijn, onder een bladerdak van enorme bomen die de blauwe lucht aan het zicht onttrekken, …
(Applaus)
… verstikt door een vegetatie die zich als een bankschroef om hen heen klemt, ondergedompeld in een onafgebroken gezoem van ondefinieerbare insecten die hun zelfs het recht ontnemen om in stilte te rusten, belaagd door allerlei soorten monsters die hen lastigvallen …
Het spijt me, het lukt me niet. Het spijt me echt.
(Applaus)
… belaagd door allerlei soorten monsters die hen aanhoudend lastigvallen, zodat hun lichaam verteerd wordt door pijn.
Het is mogelijk dat zij op dit moment naar ons luisteren en dat ze, met hun oor aan de radio geklemd, wachten op deze woorden, onze woorden, om hen eraan te herinneren dat ze nog leven. Voor hun beulen zijn zij niet meer dan een object, koopwaar; minder nog dan vee. In het dagelijks leven zijn ze voor hun ontvoerders, voor de guerrillastrijders, een lastig karweitje; ze leveren op korte termijn niets op en vormen een makkelijk doelwit voor hun irritaties.
Ik zou graag tegenover u hun namen een voor een willen opnoemen. Gunt u mij alstublieft een paar minuten als eerbetoon aan hen, want als zij de oproep horen die wij hier aan hen doen, dan zal hun hart, als antwoord daarop, iets sneller gaan kloppen, vanuit het diepst van de jungle waar zij levend begraven zijn. En dan zullen wij er voor even in geslaagd zijn hen te bevrijden van de zware vernedering van hun ketens.
ALAN JARA, SIGISFREDO LOPEZ, OSCAR TULIO LIZCANO, LUIS MENDIETA, HARVEY DELGADO, LUIS MORENO, LUIS BELTRAN, ROBINSON SALCEDO, LUIS ARTURO ARCIA, LIBIO MARTINEZ, PABLO MONCAYO, EDGAR DUARTE, WILLIAM DONATO, CESAR LASSO, LUIS ERAZO, JOSE LIBARDO FORERO, JULIO BUITRAGO, ENRIQUE MURILLO, WILSON ROJAS, ELKIN HERNANDEZ, ALVARO MORENO, LUIS PENA, CARLOS DUARTE, JORGE TRUJILLO, GUILLERMO SOLORZANO, JORGE ROMERO, GIOVANNI DOMINGUEZ.
Ik denk ook aan deze bijzondere vrouw, AUNG SAN SUU KYI, die haar leven opoffert voor het recht van haar volk op vrijheid en die in hongerstaking is gegaan om gehoord te worden. Zij heeft meer dan ooit behoefte aan onze woorden om er moed uit te putten.
(Applaus)
Natuurlijk draag ik in mijn hart ook het kruis van een andere landgenoot mee, van Guilad Shalit, die in juni 2006 gegijzeld werd. Net als mijn familie heeft geleden, lijden ook zijn familieleden; ze kloppen overal om hulp aan en bewegen hemel en aarde om hem vrij te krijgen. Zijn persoonlijke lot wordt gekoppeld aan politieke belangen die niets met hem te maken hebben en waarop hij geen vat heeft.
GUILAD SHALIT, AUNG SAN SUU KYI, LUIS MENDIETA, ALAN JARA, JORGE TRUJILLO, FORERO, ...
Deze namen die hier binnen deze muren klinken, dragen de last van het kwaad. Zij moeten weten dat ieder van ons zich een gevangene zal voelen, zolang zij niet vrijgelaten zijn.
Ik hoop van harte dat het applaus dat hier in dit Parlement opklinkt, er – over de afstand die ons van hen scheidt – in slaagt om onze liefde, al onze kracht en al onze energie aan hen over te brengen. Mogen zij weten dat wij ons volledig voor hen inzetten. Mogen zij er zeker van zijn dat wij nooit zullen zwijgen en dat wij onze acties nooit, nooit zullen opgeven, totdat ze allemaal vrij zijn!
Dank u.
(Staand applaus)
De Voorzitter. − Ingrid Betancourt, u hebt uw hart gedeeld met ons, de vrij gekozen leden van het Europees Parlement en – dames en heren, ik denk dat ik dit namens u allen mag zeggen – we hebben nog nooit zo’n hartroerende toespraak in dit Parlement meegemaakt als we zojuist hebben gehoord.
Mevrouw Betancourt, u hebt ons een boodschap van solidariteit meegegeven en de wens uitgesproken dat uw ervaring – het leed dat u hebt moeten doorstaan en de vrijheid die u nu hebt – ertoe zal leiden dat ook al diegenen die nu nog door terroristen gevangen worden gehouden, dezelfde vrijheid zullen krijgen die u nu hebt. Dat is het grootste teken van solidariteit dat u aan alle gevangenen wereldwijd kunt geven, en we danken u hiervoor vanuit de grond van ons hart.
(Applaus)
Mevrouw Betancourt, uw vreedzame strijd voor vrijheid, voor democratie, voor mensenrechten en voor de waardigheid van elk individu, is een aanmoediging voor ons allen, de vrij gekozen leden van het Europees Parlement, om niet te verslappen, maar de strijd met vreedzame middelen en grote vastberadenheid voort te zetten. U hebt ons aangespoord om de dialoog aan te gaan, u geeft aan dat woorden het belangrijkste zijn in het leven. Woorden waren het begin van de menselijke communicatie. U roept ons op om op deze weg verder te gaan.
Mevrouw Betancourt, ik wil tot slot nog het volgende zeggen: wij hebben deze indrukwekkende zitting met u mogen meemaken, een tijd van diepe menselijke emotie, waarin wij tegelijkertijd zijn opgeroepen om in actie te komen – een oproep aan ons, die gekozen zijn om in actie te komen. Nu u uw vrijheid en een nieuw leven hebt teruggekregen, hopen wij dat u vrede zult vinden in uw vaderland, Frankrijk – een belangrijk land in de Europese Unie, dat dit halfjaar voorzitter is van de Europese Unie. Wij wensen u toe dat u het geluk zult vinden dat u zoekt. Maar bovenal wensen wij u de liefde toe waarvan u gesproken hebt. Merci, Ingrid Betancourt!
De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de Europese Raad en de situatie van het globaal financieel systeem.
Jean-Pierre Jouyet , fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, geachte afgevaardigden, u begrijpt ongetwijfeld hoe moeilijk het is het Parlement toe te spreken na een dergelijk moment van emotie, menselijkheid en solidariteit dat we zojuist hebben beleefd met het persoonlijke relaas en de oproep tot actie door Ingrid Betancourt.
We moeten echter terugkeren naar de realiteit. De Europese Raad komt op 15 en 16 oktober bijeen. Deze nieuwe bijeenkomst is van bijzonder groot belang in deze tijd van crisis en instabiliteit, die erom vraagt blijk te geven van politieke wil, initiatieven en beslissingen van de zijde van de Europese Unie. De werkzaamheden van de Europese Raad zullen in het teken staan van de economische en financiële situatie.
Zoals ik op 23 september tegenover het Parlement zei, is deze crisis niet alleen een Amerikaanse crisis. Het is nu ook een Europese crisis. Het is inmiddels een internationale crisis. Deze vertrouwenscrisis in de markten en in onze financiële sector is in de afgelopen dagen zelfs nog verergerd. De EU moet haar verantwoordelijkheden nemen.
Het Raadsvoorzitterschap is vastbesloten geen mogelijkheid onbenut te laten om de coördinatie en samenhang van nationale initiatieven te verbeteren. Dat deed het zaterdag met de bijeenkomst van de Europese leden van de G7, in aanwezigheid van de Commissievoorzitter, de voorzitter van de Eurogroep en de president van de Europese Centrale Bank. Dat deed het gisteren tijdens de Raad Ecofin. En dat zal het wederom doen tijdens de Europese Raad op 15 en 16 oktober.
We hebben als Europeanen onder elkaar een akkoord bereikt over de noodzaak van nauw overleg over hoe elke lidstaat omgaat met de gevolgen van de crisis voor zijn eigen financiële systeem. Dialoog op Europees niveau is een concrete realiteit. Er zijn voortdurende contacten tussen regeringen, overheden, centrale banken, bankentoezichthouders en de Europese Commissie. Zoals Jean-Claude Trichet ons eraan herinnerde, gaan we de crisis met onze eigen middelen en structuren te lijf. We zijn geen federale regering zoals de Verenigde Staten van Amerika. We hoeven ons nergens voor te schamen; we moeten het doen met de institutionele context die de onze is. Het is tijd voor actie. Het voornaamste is dat Europeanen samenwerken en net als de Europese Centrale Bank hun verantwoordelijkheden nemen. In zijn verklaring op maandag 6 oktober wees de voorzitter van de Europese Raad, Nicolas Sarkozy, erop dat EU-leiders unaniem bereid waren alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen.
We zouden blij moeten zijn met de rol van de Europese Centrale Bank en de andere centrale banken – Amerikaanse, Britse, Zweedse en Canadese – die zojuist hebben besloten tot een gezamenlijke verlaging van de rente met een half procentpunt. We hebben verder geen tijd te verliezen. Zoals de ministers van Financiën tijdens hun bijeenkomst gisteren duidelijk maakten, is het dringend noodzakelijk spaarders gerust te stellen en de interbancaire markt van liquiditeit te voorzien. Zo zullen we het vertrouwen herstellen. Ook moeten we het financieel beheer grondig herzien om de overstap te maken naar een systeem dat bevorderlijker is voor langetermijnfinanciering van de economie, Europeanen aanmoedigt om te sparen en financiële volatiliteit en speculatie tegengaat.
Dit alles valt best te rijmen met het behoud van een competitieve en innovatieve financiële sector. Om dit beheer te verbeteren hebben we onze hoop grotendeels gevestigd op de voorstellen van de Europese Commissie. Deze moeten voortvarend en ambitieus zijn.
Gisteren hebben de lidstaten overeenstemming bereikt over een onmiddellijke reactie, allereerst om de stabiliteit van financiële instellingen te garanderen door herkapitalisatie of door andere maatregelen, al naar gelang de omstandigheden. In dit licht zijn de vanochtend door de Britse premier aangekondigde maatregelen meer dan welkom. Ze liggen eenduidig in het verlengde van de toezeggingen die op 6 oktober door de staatshoofden en regeringsleiders zijn gedaan. Op zijn beurt buigt Frankrijk zich over een juridische structuur op grond waarvan de regering, mocht dit noodzakelijk zijn, waar en wanneer nodig financiële belangen zou kunnen nemen. De voorzitter van de Europese Raad zal zich op deze initiatieven en voorstellen blijven baseren om passende maatregelen ter versterking van de Europese coördinatie te nemen.
Ook moeten we de belangen van spaarders beschermen en waarborgen. Zoals u weet zal het minimale beschermingsniveau voor deposito’s in Europa worden verhoogd tot 50 000 euro. Sommige lidstaten – een heleboel eigenlijk – hebben te kennen gegeven deze bescherming te zullen verhogen tot 100 000 euro. In de huidige uitzonderlijke omstandigheden moeten we bij de toepassing van Gemeenschapsregels inzake staatssteun en de voorzieningen van het Stabiliteits- en groeipact blijk geven van flexibiliteit. De Europese Commissie, onder de beslissende impuls van haar voorzitter, helpt ons in dit zeer specifieke geval.
Internationale coördinatie in het kader van de G7 eind deze week is eveneens noodzakelijk om het vertrouwen te herstellen. Zoals de Japanse minister van Financiën en fungerend voorzitter van de G7 zei, moet de G7 een krachtige en gezamenlijke boodschap van de ministers van Financiën en gouverneurs van de centrale banken afgeven. Dat hebben de centrale banken zojuist gedaan, hetgeen een doorslaggevend en bijzonder positief signaal genoemd mag worden. Uiteraard moeten we de grote opkomende landen betrekken bij de stabilisering van de markten, gezien het internationale karakter van de crisis. Dat is precies wat de voorzitter van de Europese Raad voor ogen heeft voor de uitgebreide G8 die eind dit jaar plaatsvindt.
Tot slot zou het Internationaal Monetair Fonds het voornaamste overlegplatform moeten zijn voor de grote spelers op het wereldtoneel. Het moet weer de rol van financiële waakhond gaan vervullen die het oorspronkelijk bekleedde en zich bekommeren om monetaire stabiliteit en financiële stabiliteit, zoals direct na de Tweede Wereldoorlog het plan was, en niet alleen maar toezien op de situatie in opkomende landen of ontwikkelingslanden.
Afgezien van deze buitengewoon belangrijke ontwikkelingen die samenhangen met de economische en financiële crisis, wilde het Raadsvoorzitterschap dat deze Raad zou beraadslagen over het energie- en klimaatpakket. Onder de doorslaggevende impuls van het Duitse voorzitterschap deed de Europese Raad in maart 2007 een aantal ambitieuze toezeggingen ten faveure van het milieu. We willen deze milieudoelstellingen van het door de Commissie voorgelegde pakket handhaven, en we hopen – ik zeg dit met nadruk – hierover met het Parlement in eerste lezing overeenstemming te bereiken. We moeten startklaar zijn en in een sterke positie verkeren voor de twee bijeenkomsten in Poznan in december 2008, en in Kopenhagen eind 2009.
De huidige economische recessie maakt de situatie voor enkele van onze partners en onze industrieën echter nog zorgwekkender. We moeten gezamenlijk een antwoord formuleren op deze zorgen. We moeten kijken welke flexibiliteit we ze kunnen bieden, zij het zonder concessies te doen aan de doelstellingen, basisparameters en voornaamste evenwichten in het door de Commissie voorgestelde pakket. Het pakket draait namelijk om het ontwikkelingsmodel dat we in de toekomst moeten gaan gebruiken, nu het huidige ontwikkelingsmodel op losse schroeven is komen te staan door de economische en financiële crisis.
Het voorzitterschap wilde eveneens de kwestie energiezekerheid aan de orde stellen, overeenkomstig de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 1 september. Op dit punt, ik zal er geen doekjes om winden, is er nog veel werk aan de winkel, met name als het gaat om energie-efficiëntie, de diversificatie van energiebronnen, de onderlinge koppelingen, de ontwikkeling van infrastructuren, samenwerking met de grote energieproducerende landen, doorvoerlanden en de grootste afnemers. We zouden graag enkele richtsnoeren willen aannemen naar aanleiding van de gewettigde bezorgdheid van vele lidstaten en in het bijzonder lidstaten in Midden- en Oost-Europa, die uit energieoogpunt het meest afhankelijk zijn. We moeten de richtsnoeren zodanig formuleren dat de Commissie in november voorstellen ter verbetering van de energiezekerheid op ons continent kan doen.
Overeenkomstig de in juni door Ierland gedane suggestie, waarop positief is gereageerd door alle lidstaten, zal de Europese Raad terugkomen op het Verdrag van Lissabon. Deze institutionele kwestie is, zoals we vandaag kunnen zien, noodzakelijker dan ooit tevoren en staat centraal in onze moeilijkheden. Zoals u weet zou het voorzitterschap tussen nu en december graag een gemeenschappelijke koers uitstippelen die we gaan volgen. De Ierse premier, Brian Cowen, heeft tegenover de voorzitter van de Europese Raad bevestigd dat hij zijn collega-staatshoofden en regeringsleiders de in opdracht van de Ierse regering uitgevoerde studie zou voorleggen, waarin de redenen voor het Ierse ‘nee’ tijdens het referendum en de hieruit te trekken conclusies geanalyseerd worden. Tijdens zijn bezoek aan Parijs kondigde hij ook de samenstelling van een parlementaire ad-hoccommissie aan, waarvan de beraadslagingen tussen nu en november als input zouden dienen voor de beraadslagingen van de Ierse regering. Op 6 oktober bevestigde Michael Martin, minister van Buitenlandse Zaken, tegenover de Commissie constitutionele zaken dat de Ierse regering vastbesloten was met concrete voorstellen te komen. Tegelijkertijd roept het voorzitterschap de lidstaten die het verdrag nog niet hebben geratificeerd op om de ratificatieprocedure te voltooien. De instabiliteit waar we momenteel mee te maken hebben is een reden te meer om de Europese Unie van een nieuw juridisch en institutioneel kader te voorzien. We hebben het meer dan ooit nodig en we hebben het dringend nodig.
De Europese Raad zal ook worden verzocht om het Europees pact inzake immigratie en asiel goed te keuren, waarover op 25 september binnen de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken politieke overeenstemming werd bereikt. Ik zal niet herhalen wat mevrouw Betancourt heeft gezegd, maar het is buitengewoon belangrijk. Het Europees pact inzake immigratie en asiel heeft tot doel het migratiebeleid van nieuwe impulsen te voorzien, en past in het evenwichtige kader van de sinds 2005 gehanteerde globale aanpak en de door de Commissie gedane voorstellen. Het formuleert ambitieuze richtsnoeren om te komen tot een volwaardig gemeenschappelijk migratiebeleid. Het pact omvat alle aspecten van het beheer van migratiestromen: niet alleen de strijd tegen illegale immigratie en grenscontrole, maar ook nieuwe terreinen zoals economische immigratie, behoorlijke harmonisering van asielbeleid en de ontwikkeling van landen van oorsprong. Dit lijkt ons zonder meer cruciaal nu de Schengenruimte dit jaar is uitgebreid.
Wat de externe betrekkingen betreft, zal de Europese Raad beoordelen of Rusland zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten van 12 augustus en 8 september betreffende de terugtrekking van Russische troepen is nagekomen, waarvan de hervatting van contacten over de toekomstige partnerschapsovereenkomst tussen Rusland en de Europese Unie afhangt. De Europees-Russische betrekkingen zullen vooruitlopend op de eerstvolgende top, die gepland staat voor 14 november in Nice, aan een uitvoerige en gedetailleerde evaluatie worden onderworpen.
Tegelijkertijd is de Europese Unie vast van plan de economische en democratische moderniseringspogingen van haar oosterburen te blijven steunen. Ik wijs in dit verband op het belang van de top EU-Oekraïne die in september in Parijs plaatsvond en waarvan de uitkomsten een ongekende stap voorwaarts vormen in de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne.
In dezelfde geest zal de Europese Unie aandringen op het versterken van de betrekkingen tussen de EU en Moldavië, dat ik afgelopen maandag bezocht, via een nieuwe landspecifieke overeenkomst, ambitieuzer dan de vorige, op grond waarvan het kan worden betrokken bij diverse EU-beleidsterreinen – als de ophanden zijnde verkiezingen in het land goed verlopen. Verder zal de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen de voorstellen over een toekomstig oostelijk partnerschap, die de Commissie in november wil voorleggen, aan een eerste onderzoek onderwerpen.
Mevrouw de Voorzitter, Commissievoorzitter, geachte afgevaardigden, zoals u ziet heeft het Franse voorzitterschap een aantal dringende kwesties die om een oplossing vragen. Ofschoon het ontegenzeggelijk een voorzitterschap van crisisbeheer is, is het ook een voorzitterschap dat zijn prioriteiten niet moet opofferen. Een Europa dat optreedt om de hedendaagse uitdagingen het hoofd te bieden: dat was de titel die we enkele maanden geleden kozen voor het werkprogramma van het Franse voorzitterschap. Die ambitie staat meer dan ooit centraal in ons optreden. Ze moet meer dan ooit als leidraad dienen voor de werkzaamheden van de Europese Raad op 15 en 16 oktober.
De Voorzitter. – Voordat ik de voorzitter van de Commissie het woord geef, wil ik de delegatie van het regionale parlement van de Canarische Eilanden, onder leiding van zijn voorzitter de heer Castro Cordobez, welkom heten.
(Applaus)
14. Voorbereiding van de Europese Raad, met inbegrip van de situatie van het globaal financieel systeem (voortzetting van het debat)
José Manuel Barroso , voorzitter van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte heer Jouyet, geachte afgevaardigden, laat ik allereerst een oordeel vellen over de rol van het Franse voorzitterschap van de Raad.
Zoals de heer Jouyet daarnet zei was er midden in het Franse voorzitterschap van de Raad eerst de crisis tussen Rusland en Georgië en nu is er een ongekende crisis, deze wereldwijde financiële crisis. Het is een crisis die niet in Europa ontstond – hij kwam van de andere kant van de Atlantische Oceaan – en het is een crisis waarvoor we in Europa nog niet, met de klemtoon op ‘nog’, de vereiste regels hebben om een typisch Europees antwoord te kunnen formuleren. Ik kan getuigen van de enorme inspanningen die het Franse voorzitterschap en Nicolas Sarkozy zich getroost hebben om een Europees antwoord te vinden op deze noodsituatie.
(EN) Wij beseffen allemaal hoe ernstig deze financiële crisis is. Het is dan ook volledig terecht dat dit onderwerp centraal staat tijdens de Europese Raad van volgende week.
Het aanpakken van de crisis vormt een belangrijke test voor de financiële sector, voor de lidstaten, voor Europa en zijn instellingen en voor de internationale financiële instellingen. Hierbij is een breed scala aan spelers betrokken – banken en andere financiële instellingen, toezichthouders, de ECB en andere centrale banken, de nationale regeringen, en de Commissie – hetgeen betekent dat een goede coördinatie onontbeerlijk is. De gebeurtenissen ontwikkelen zich in een snel tempo, dus moeten wij ook snel reageren.
Vorige week heb ik een oproep gedaan voor een gecoördineerde Europese reactie omdat ik ervan overtuigd ben dat het voor Europa anders veel moeilijker zal zijn om deze crisis te boven te komen. Vandaag put ik hoop uit de vastberadenheid van de lidstaten om samen te werken, zoals ook blijkt uit de verklaring van afgelopen maandag van de 27 leiders van de lidstaten en van mijzelf, de Eurogroep en de Ecofin-bijeenkomsten. Ik ben echter nog niet tevreden – wij kunnen en moeten nog meer ondernemen.
Ik dring er in het bijzonder bij de lidstaten op aan om een echte inspanning te leveren met het oog op het verbeteren van de onderlinge coördinatie en van de afstemming met de instellingen. Ik weet dat er al interventiemaatregelen genomen zijn, voor het grootste gedeelte op nationaal niveau omdat daar de financiële middelen en bevoegdheden aanwezig zijn. Dit is een weerspiegeling van het feit dat wij een unie van staten zijn en niet slechts één enkele staat en dat de omstandigheden in de verschillende staten in ieder geval tot op zekere hoogte uiteenlopen. In de meeste gevallen zijn de acties van de lidstaten effectief geweest. De lidstaten dienen echter op basis van gemeenschappelijke beginselen en binnen een gezamenlijk overeengekomen kader te handelen, waarbij rekening gehouden dient te worden met de grensoverschrijdende effecten van hun acties.
Ik grijp deze gelegenheid aan om de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk vandaag heeft aangekondigd, te verwelkomen. Die maatregelen zijn in overeenstemming met het beginselenpakket dat gisteren in de Raad Ecofin is afgesproken.
Uiteraard zijn er ook veel dingen die wij op het niveau van de Europese instellingen ondernemen en nog moeten ondernemen, zowel op korte als op middellange en lange termijn. De voorstellen die mij in dat verband voor ogen staan, zijn concreet, praktisch en realistisch.
Sta mij toe om één ding duidelijk te maken: hoe aanlokkelijk het ook moge zijn, dit is niet de tijd of de plaats voor politieke ijdelheid en dikdoenerij, voor het aankondigen van initiatieven die nooit uitgevoerd zullen worden. De markten zouden dergelijk gedrag onmiddellijk afstraffen en de kosten komen uiteindelijk voor rekening van het bedrijfsleven en voornamelijk van de belastingbetalers. Het is nu tijd om ambitie te combineren met realisme en verantwoordelijkheid.
Sta mij toe om tegen deze achtergrond de ECB te complimenteren, aangezien die zich een zelfverzekerde en mondiale speler heeft betoond waarbij de euro een belangrijke stabiliserende rol heeft gespeeld.
De Commissie heeft haar mogelijkheden ten volle benut. Staatssteun en mededingingsregels zijn essentiële factoren gebleken voor het waarborgen van een level playing field. Vanwege het risico dat een actie in een bepaalde lidstaat tot negatieve gevolgen leidt in een andere lidstaat, zijn deze regels belangrijker dan ooit. Tegelijkertijd heeft de Commissie aangetoond dat zij heel goed in staat is om snel en met de nodige flexibiliteit te handelen. Ik verwelkom het feit dat de positieve rol van de staatssteunregels en de wijze waarop de Commissie die regels toepast, ook onderkend worden in de conclusies van de Raad Ecofin. De Commissie zal op korte termijn richtsnoeren uitvaardigen waarin het overkoepelende kader wordt uiteengezet waarbinnen snel beoordeeld kan worden of herkapitalisatie- en garantiestelsels verenigbaar zijn met de staatssteunbeginselen.
Op wetgevingsgebied zullen wij volgende week twee voorstellen overleggen. Het eerste voorstel heeft betrekking op het bevorderen van de convergentie van de garantiestelsels voor deposito’s. Striktere en meer algemene voorschriften op dit vlak vormen een belangrijk onderdeel van de strategie om deze crisis te overwinnen. Ik ben verheugd over het besluit van de Raad Ecofin om ons voorstel voor minimaal een verdubbeling over te nemen zodat de gemeenschappelijke minimumdrempel nu op 50 000 euro is vastgelegd. De meeste lidstaten hebben die drempel zelfs verhoogd tot 100 000 euro.
In de tweede plaats zullen wij een voorstel overleggen waarmee gewaarborgd dient te worden dat Europese financiële instellingen op het punt van de regels voor de financiële verslaglegging en hun interpretatie niet benadeeld worden ten opzichte van hun internationale concurrenten. Vorige week heb ik een ontmoeting gehad met vertegenwoordigers van de Europese banken, die mij eensgezind vertelden dat deze kwestie een groot probleem voor hen vormt. De rol van de Commissie tot nu toe heeft bestaan uit het vergroten van het bewustzijn dat maatregelen absoluut noodzakelijk zijn en dat hiervoor een politiek draagvlak gecreëerd dient te worden. Het lijkt erop dat de tegenwerpingen van een aantal lidstaten op dit punt nu eindelijk zijn verdwenen.
Daarnaast moeten wij ons op de middellange en langere termijn richten: de maatregelen dienen ervoor te zorgen dat de stabiliteit en duurzaamheid op de financiële markten terugkeert. Ik heb het al eerder gezegd en ik zeg het nu weer: naast liquiditeit dienen wij ook geloofwaardigheid in de huidige economische situatie te injecteren. Blussen is niet voldoende. Sinds het begin van de crisis een jaar geleden is de Commissie op dit gebied al actief.
De lidstaten dienen te laten zien dat wij de lessen geleerd hebben die nodig zijn om het juiste regelgevingskader te creëren dat noodzakelijk is om de risico’s op crises te minimaliseren. Er dient nauwlettend in het oog gehouden te worden of er vooruitgang wordt geboekt met betrekking tot de Ecofin-routekaart die vorig jaar is overeengekomen.
Sta mij toe om de aandacht met name op drie aspecten te richten. In de eerste plaats zou ik graag zien dat de Raad en het Parlement duidelijk prioriteit geven aan ons voorstel van afgelopen week over de kapitaalvereisten. In de tweede plaats zullen wij volgende week het aangekondigde voorstel over ratingbureaus overleggen. Ik weet dat ik ook op dit punt weer op u kan rekenen om dit voorstel versneld te behandelen. In de derde plaats zullen wij onze aanbeveling van december 2004 over de beloning van bestuurders herzien. Die aanbeveling is helaas door de lidstaten genegeerd of, beter gezegd, slechts één lidstaat heeft besloten om tot op zekere hoogte de aanbevelingen over te nemen die de Commissie in december 2004 heeft gedaan. Dit is een goed voorbeeld van het soort weerstand waar wij op dit gebied in de afgelopen jaren zijn gestuit.
Het laatste punt is van een meer systemische aard. Wij moeten ook het Europees toezicht op de interne financiële markt nader bestuderen. Er zijn meer dan 8 000 banken in de Europese Unie, maar tweederde van de activa van banken in de EU wordt door 44 grensoverschrijdende instellingen gehouden. Een aantal van die instellingen is in wel vijftien lidstaten actief. Dat is een teken dat de interne markt werkt. Grensoverschrijdende banken hebben echter te maken met verschillende toezichtsystemen in elke lidstaat en nationale toezichthouders zijn niet in staat om volledig grip te houden op de bancaire activiteiten over de nationale grenzen heen. Het lijkt dan ook zinvol om af te stappen van de verkeerde combinatie van enerzijds een markt op continentale schaal en anderzijds toezichtstelsels op nationaal niveau. Wanneer een grensoverschrijdende bank onder druk staat, is in de afgelopen weken gebleken dat een snelle oplossing tussen een aantal gezamenlijk optredende nationale toezichthouders weliswaar mogelijk, maar eerlijk gezegd niet eenvoudig is.
Ik weet dat wij op dit punt een moeizame strijd met een aantal lidstaten kunnen verwachten. Uit de huidige debatten in de Raad over de Solvabiliteit II-richtlijn blijkt hoe groot de weerstand is waarmee alle pogingen om het grensoverschrijdend toezicht te verbeteren, worden geconfronteerd.
In Solvabiliteit II en in de Richtlijn kapitaalvereisten hebben wij slechts het strikt noodzakelijke minimum voorgesteld. Ik ben ervan overtuigd dat wij nog veel verder zullen moeten gaan.
Het is dan ook belangrijk om de nadruk op dit punt te leggen. Wanneer de Commissie zich een voorstander betoont van een gemeenschappelijke aanpak van het toezicht in Europa, doen wij dat niet omdat wij eigenlijk meer bevoegdheden naar ons toe willen trekken. Wij doen dat met het oog op de realiteit, en die realiteit leert ons dat er bij bijna tweederde van de activa van banken in de Europese Unie al sprake is van een grensoverschrijdende dimensie. Dat betekent dat er sprake is van een Europese dimensie en wij dienen op die Europese dimensie met een Europese oplossing te reageren.
Daarom is het noodzakelijk dat wij een denkproces in gang zetten om onderlinge overeenstemming te bereiken. Dat is de reden dat ik een groep van hoog niveau zal oprichten om de juiste architectuur te bestuderen teneinde te waarborgen dat de financiële markten afgestemd zijn op de feitelijkheden van de interne markt en dat toezichthouders samen kunnen werken om berekend te zijn op de uitdagingen die grensoverschrijdende banken met zich meebrengen. Ik kan hier vandaag vol trots aankondigen dat Jacques de Larosière, voormalig directeur van het IMF, president van de Banque de France, en voorzitter van de EBWO, zich bereid heeft verklaard om deze groep voor te zitten. Die groep zal onafhankelijk functioneren en uit ter zake deskundigen van hoog niveau bestaan. Naar mijn mening kunnen hun ideeën in een algemeen denkproces worden geïntegreerd, hopelijk inclusief een aantal oplossingen voor de lange termijn.
De huidige crisis heeft aangetoond dat wij een uitgebreide herbezinning nodig hebben met betrekking tot onze regels voor de regulering van en het toezicht op de financiële markten die – zoals het Parlement heeft benadrukt – ook hedgefondsen en private equity omvatten. Op deze kwesties zullen wij nog terugkomen. Ik hoop alleen dat alle lidstaten dezelfde bereidwilligheid aan de dag zullen leggen als het Parlement en de Commissie.
Even een korte samenvatting. Op korte termijn dienen wij te waarborgen dat reddingsoperaties en andere overheidsinterventies binnen een gecoördineerd en een consequent Europees kader plaatsvinden. Een snelle toepassing van de staatssteunregels door de Commissie vergroot het vertrouwen tussen lidstaten en wij zullen dan ook op korte termijn richtsnoeren hieromtrent uitvaardigen. Volgende week zullen wij onze voorstellen voorleggen voor de depositogaranties en de financiële verslaglegging.
Op de middellange termijn ligt de nadruk op drie maatregelen: het voorstel van vorige week over kapitaalvereisten, het komende voorstel over ratingbureaus, en de herziening van onze aanbeveling van 2004 over de beloning van bestuurders.
Op de langere termijn dient de zojuist door mij genoemde groep op hoog niveau daarnaast het fundament te leggen om overeenstemming over het grensoverschrijdende toezicht te bereiken.
Uit al deze maatregelen, in combinatie met een gecoördineerde en consequente handelwijze van de lidstaten, komt een Europese Unie naar voren die de echte problemen aanpakt. Het effect op het vertrouwen zal alleen nog maar groter zijn indien ook de instellingen de vastberadenheid tonen om snel te handelen.
Wat de Commissie betreft, kan ik u meedelen dat ik besloten heb om binnen het college een permanente stuurgroep voor de financiële crisis in te stellen. Die stuurgroep bestaat uit de commissarissen Almunia, McCreevy en Kroes. Ik zal zelf als voorzitter van de groep fungeren. Over deze kwesties wil ik graag open communicatielijnen met het Parlement onderhouden. Ik weet dat het Parlement altijd kenbaar heeft gemaakt dat het openstaat voor voorstellen via de fast track-procedure. Ik hoop dan ook dat wij adequaat kunnen samenwerken aan deze zeer belangrijke en gevoelige kwestie, omdat financiële stabiliteit een publiek goed is. Het is onze plicht om te laten zien dat wij vastbesloten zijn om deze zeer problematische en urgente situatie op te lossen.
De internationale dimensie van de huidige situatie is essentieel. Dat is net ook onderstreept door de voorzitter van de Raad. Wij moeten oplossingen voor Europa aandragen, maar wij moeten eveneens met internationale financiële instellingen samenwerken.
Ik ben met name verheugd over het voorstel van president Sarkozy voor een internationale conferentie. Dat is dé manier om vooruitgang te boeken. Naarmate overheidsinstanties beter op elkaar afgestemd handelen, zijn onze acties effectiever en is de kans kleiner dat die acties de mededinging en het acquis van de Europese integratie ondermijnen.
De nadruk ligt op de financiële crisis en dat is ook terecht. Het zou echter geen goede zaak zijn als andere Europese ontwikkelingen daardoor stil zouden komen te staan. Er zijn twee andere gebieden waarop wij komend najaar doorslaggevende vooruitgang dienen te bewerkstelligen. In feite gaat het om veel meer gebieden, maar gezien de beschikbare tijd zal ik slechts op deze twee aspecten kort nader ingaan: het klimaatveranderings- en energiepakket en het Verdrag van Lissabon.
Allereerst het klimaatveranderings- en energiepakket. Degenen die denken dat dit geen passend beleidsthema is in tijden van economische neergang, hebben het mis. Dit pakket is essentieel voor de toekomstige welvaart van Europa. Zonder dit pakket moeten we later hogere kosten maken, zijn wij kwetsbaarder bij tekorten in de energievoorziening en missen wij de kans om een aantal nieuwe grote markten te exploiteren. Uiteraard is het bedrijfsleven bezorgd dat die veranderingen extra kosten met zich mee zullen brengen. Dat is heel begrijpelijk. Ik ben er echter ook van overtuigd dat wij manieren kunnen vinden om dat bedrijfsleven ervan te verzekeren dat zij hiervan ten opzichte van de concurrentie geen nadeel zullen ondervinden.
Ik zal er bij de Raad op aandringen vaart te maken en om het tijdschema van het Parlement te hanteren, een tijdschema waaraan door het Franse voorzitterschap zo uitstekend de hand wordt gehouden. Overigens verwelkom ik de opmerkingen die de fungerend voorzitter van de Raad zojuist heeft gemaakt. Gisteren heeft het Parlement een belangrijke procedurele stap voorwaarts gezet. Uiteraard is dit nog maar de beginfase van de interinstitutionele onderhandelingen. De Commissie is bereid om zich in dat verband op constructieve wijze in te zetten voor een akkoord dat op de grootst mogelijke steun van zowel de Raad als van de plenaire vergadering van het Parlement kan rekenen.
Tot slot het Verdrag van Lissabon. Het is nu niet het moment om vooruit te lopen op de exacte manier waarop wij hiermee verder moeten gaan. Het is wel het moment om in herinnering te roepen dat in de afgelopen weken en maanden is gebleken hoe hard Europa het Verdrag van Lissabon nodig heeft. Zeg nou eerlijk, zouden wij in de toekomst op crises zoals wij die onlangs tussen Rusland en Georgië hebben meegemaakt, nog effectief kunnen reageren wanneer het voorzitterschap van de Raad elke zes maanden verandert? Het is duidelijk dat wij meer stabiliteit nodig hebben. Het is duidelijk dat wij meer samenhang nodig hebben. En het is ook duidelijk dat wij meer efficiëntie in het Europese besluitvormingsproces nodig hebben. Wij hebben behoefte aan een effectiever Europa, aan een democratischer Europa en aan een Europa met een duidelijke stem op het internationale toneel. Dat is naar mijn idee de reden dat wij ons moeten blijven inzetten voor ratificering van het Verdrag van Lissabon.
Het zijn geen gewone tijden. Dit zijn tijden zonder weerga, die van ons allen – de Commissie, de Raad en het Parlement – vereisen dat wij de handschoen opnemen. Wij moeten samen oproepen tot en werken aan een Europees antwoord op de financiële crisis. Dat zijn wij aan onze burgers verplicht.
(Applaus)
Joseph Daul , namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, geachte afgevaardigden, de financiële crisis die onze economieën als een donderslag bij heldere hemel heeft getroffen is zeer zorgwekkend. Ze is zorgwekkend voor onze economieën, zorgwekkend voor onze banen, en bovenal zorgwekkend voor de miljoenen mensen die, na hard te hebben gewerkt en gespaard, die na een pensioen en een kleine erfenis voor hun kinderen veilig te hebben gesteld, nu ontdekken dat de vrucht van hun arbeid als sneeuw voor de zon is verdwenen. De zwarte maandag die alle wereldwijde beurzen deze week beleefden toont eens te meer aan dat de markten de binding met de werkelijkheid helemaal kunnen kwijtraken en dat het financiële systeem nog maar moeilijk te controleren valt.
Er zijn vele redenen voor deze crisis. De Europese Commissie benadrukt terecht dat een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de Amerikaanse autoriteiten rust. We moeten hen om tekst en uitleg vragen. De Commissie heeft daarin gelijk. Maar ook Europa moet zich laten gelden om de crisis het hoofd te bieden en er lessen uit te trekken.
In deze moeilijke tijden is de eerste reflex van lidstaten om aan hun eigen hachje te denken. Als Europese leiders moet onze absolute prioriteit echter zijn onze krachten te bundelen, zodat de financiële crisis niet een al te grote impact krijgt op de reële economie. We moeten koste wat kost voorkomen dat de crisis een te ernstige en te langdurige invloed heeft op de financiering van bedrijven, met name van kleine en middelgrote ondernemingen. Voorzitter van de Commissie, fungerend voorzitter van de Raad, ik ben bang dat kleine en middelgrote ondernemingen door deze crisis kopje onder zullen gaan en dat niemand zich daar wat van aantrekt. We hebben een steunplan voor KMO’s nodig.
We moeten ervoor zorgen dat onze medeburgers vertrouwen houden in het bankwezen en zich niet laten meeslepen door de golf van paniek, die een neerwaartse spiraal slechts zou versnellen. Ik roep de lidstaten dan ook op om op gecoördineerde en vastberaden wijze te voorkomen dat de crisis ten koste gaat van pensioenen, werkgelegenheid en groei in Europa.
Net als het Raadsvoorzitterschap, dat wij lof toezwaaien vanwege zijn doortastende optreden, is onze fractie van mening dat een unilaterale aanpak geen zoden aan de dijk zet bij een wereldwijde crisis. Het is duidelijk dat het toezicht op de financiële markten niet werkt. Daarom moeten we een Europees controlesysteem opzetten. Eens te meer moet Europa de rest van de wereld de weg wijzen. Het huidige gebrek aan toezicht vormt een buitengewoon ernstig probleem, en we kunnen niet langer toestaan dat kredietbeoordelaars het algemene belang veronachtzamen en de echte kredietwaardigheidsniveaus van de voornaamste spelers op de wereldwijde financiële markten niet openbaar kunnen maken.
Ik zou hieraan willen toevoegen dat, in deze periode van onzekerheid en onbestendigheid voor miljoenen van onze medeburgers, mijn fractie het absoluut onaanvaardbaar acht dat directeuren die hun onderneming failliet hebben laten gaan de consequenties daarvan niet hoeven te dragen. Ook op dit punt moeten mensen hun verantwoording nemen.
Ik wil slechts herhalen wat de heer Jouyet zei: het is tijd voor actie. We moeten gezamenlijk in actie komen; we hebben de moed en solidariteit van alle zevenentwintig lidstaten nodig om het vertrouwen in onze economie te herstellen.
Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de Europese Raad zal ook het Verdrag van Lissabon aan de orde stellen, en ik wil de lidstaten die het nog niet hebben geratificeerd graag oproepen dit zo snel mogelijk te doen, zodat elk land een definitief standpunt kan innemen over de kwestie. Ik weet dat er mensen in deze zaal zijn die de waarde ervan niet inzien, maar dat is niet mijn mening.
Wij begrijpen de situatie waarin Ierland verkeert en we begrijpen dat de Ierse regering tijd nodig heeft om te reageren na de stemming van haar burgers, die wij eerbiedigen. De Europese Unie is weliswaar bereid om geduld en begrip te tonen, maar op de middellange en lange termijn is de status-quo onhoudbaar. Ik roep de Europese Raad dan ook op, na een beoordeling van de situatie in oktober, blijk te geven van de politieke wil, zodat in december een routekaart kan worden goedgekeurd die u samen met een nauwkeurig tijdschema hebt voorgesteld.
Ik roep de Europese Raad tevens op verantwoordelijkheid te nemen voor zijn besluiten: hetzij het Verdrag van Lissabon wordt uiteindelijk van kracht, en het zal voor iedereen van kracht zijn, of het Verdrag van Nice blijft van toepassing, en wel voor alle instellingen. Het Europees Parlement zal in dat geval uiteraard minder zetels en minder bevoegdheden hebben dan bij het Verdrag van Lissabon, maar de Europese Commissie zal ook minder commissarissen dan lidstaten tellen. Momenteel is het Verdrag van Nice van kracht. Dat is ook de realiteit. Alle politieke besluiten hebben een prijs, en als Europa geloofwaardig wil zijn, moet het de verantwoording nemen voor zijn politieke besluiten, of het nu gaat om de financiële crisis of om zijn instellingen.
Ik zou hieraan willen toevoegen, mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Commissie en fungerend voorzitter van de Raad, dat we inzake het energie- en klimaatpakket waarover we ons in deze moeilijke tijd buigen, de weg van de geleidelijkheid moeten bewandelen, om op koers te blijven maar zonder bedrijven schrik aan te jagen, zodat deze investeringen zich kunnen blijven ontwikkelen.
Tegen diegenen die het niet met me eens zijn zou ik gewoon willen zeggen dat ik een buitengewoon ernstige crisis het hoofd heb geboden: de gekkekoeienziekte. Anderhalf jaar lang verkeerden we in onzekerheid; we moeten geruststellen, aanvaarden en op de ingeslagen weg verder gaan, voor het milieu, voor onze planeet, maar we moeten ook accepteren wat er op financieel vlak gebeurt. Als we nog een jaar nodig hebben, nemen we nog een jaar om daar uit te komen waar we heen willen om de aarde te redden en onze kinderen en kleinkinderen een toekomst te bieden.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil beginnen met het referendum in Ierland, of eigenlijk met het Verdrag van Lissabon. U hebt gelijk, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dat hebben we harder nodig dan ooit. Daarom ben ook ik van mening dat we een stabiele basis moeten leggen om het in werking te laten treden. Dat betekent ook dat we de Ieren en de kiezers in Ierland moeten overhalen om voor dit verdrag te stemmen.
Wanneer de Ierse regering dit niet voor de Europese verkiezingen voor elkaar krijgt, zal de samenstelling van het volgende Europees Parlement en van de volgende Commissie plaatsvinden op basis van het Verdrag van Nice. Daarna zal het verder gaan, want we hebben die hervormingen nodig. We hebben ze nodig voor de uitbreiding, en we hebben ze nodig voor het aanpakken van crisissituaties, zoals we die op dit moment nu eenmaal doormaken. In de tussentijd, voor er in Ierland weer een dergelijk referendum plaatsvindt, hebben we ook de tijd om er precies achter te komen waar de tegenstanders van het Verdrag van Lissabon het geld voor hun campagne vandaan halen – de CIA, het militair-industrieel complex van de VS.
(Interrupties)
U hoort het, de mensen over wie ik het had vragen al het woord. We weten waar u het geld vandaan haalt. We zullen daar nog veel dieper op ingaan, daar kunt u van op aan!
U hebt de huidige crisis correct beschreven, mijnheer de voorzitter van de Commissie, maar we moeten toch nog wel een paar punten toevoegen aan wat u hebt gezegd. U mag het me niet kwalijk nemen, maar ik moet zeggen dat u wel allerlei juiste opmerkingen hebt gemaakt, maar dat één punt in uw toespraak me bang heeft gemaakt, en wel de samenstelling van uw steering group voor de aanpak van de crisis. Dat u lid bent is vanzelfsprekend, en dat een zo capabele commissaris als Joaquín Almunia lid is, is ook wel duidelijk. U hebt nu echter ook de heer McCreevy voorgesteld als deelnemer van de steering group die deze crisis moet aanpakken. Wanneer er in het Parlement of in uw Commissie iemand een pleitbezorger van de op hol geslagen radicale vrije markt is, dan is het wel de heer McCreevy.
(Applaus)
U kunt de brandstichters toch echt niet bij de brandweer halen, dat gaat met de beste wil van de wereld niet! Dan wil ik nog iets zeggen over commissaris Kroes, u zegt dat we in Europa 8 000 banken hebben. Vraagt u mevrouw Kroes eens wat ze vindt van het stelsel van banken in publiek eigendom in de Europese Unie. In mijn land zijn er publieke banken die minder garanties van de staat hebben gekregen dan privébanken op dit moment van de verschillende landen krijgen. Uw mevrouw Kroes wil op dit moment in mijn land de spaarbanken afschaffen, trouwens met de hulp van de regering van de deelstaat Nordrhein-Westfalen! Het is geen oplossing voor deze crisis dat we de kat op het spek binden!
We hebben jarenlang het neoliberale dogma gehoord: “de markt zal het wel regelen”. Jarenlang hebben we hier gehoord dat de voordelen van de markt naar beneden doorsijpelen, dat iedereen er uiteindelijk van zou profiteren. Het resultaat is dat diegenen die er zogenaamd van zouden profiteren, dat zijn de belastingbetalers, nu het gelag betalen. Dat moeten we in een dergelijke crisis ook mogen zeggen.
Het huis staat in brand, en daarom moeten we blussen! We moeten de nodige maatregelen nemen – en u zegt terecht dat dit in Europa op een gecoördineerde manier moet gebeuren – omdat we het vertrouwen moeten scheppen en herstellen, omdat we de angst moeten overwinnen, omdat die angst juist een selffulfilling prophecy wordt en de krach die we willen verhinderen nog versnelt. Daarom zijn dit de juiste maatregelen, en staan wij hier ook achter. Ik moet er echter één punt aan toevoegen: het huis dat nu afgebrand is kan niet worden herbouwd, we zullen een ander huis moeten bouwen, met een degelijk fundament en duidelijke regels!
De directeur van het Institut für Weltwirtschaft, Dennis Snower – die geen lid is van de radicaalsocialistische beweging – heeft in een interview iets heel verstandigs gezegd: “De regels op de financiële markten waren gewoon onvoldoende en niet adequaat. Daarom functioneert het systeem niet.” Die man heeft gelijk! Degenen die jarenlang hebben geroepen: “Laten we reguleren” hebben jarenlang van u, van rechts in dit Parlement, echter moeten horen dat wij nog in de negentiende eeuw leven. “The voice of the past” was de reactie van de heer Watson op de eisen die ik in één van de vorige debatten hier had gesteld, ik had toen regulering en transparantie geëist, ik had de ratingbureaus genoemd, en de regels die daarvoor gelden. The voice of the past heeft weer het woord. The rules of the past are the necessity for the future. Dat is het glasheldere antwoord dat wij moeten geven als reactie op deze neoliberale mainstream, die volledig onderuitgegaan is.
(Applaus)
Het zal niet zo makkelijk worden om de huidige problemen aan te pakken, en het zal lang duren. In die tijd moeten we één ding beslist vermijden: dat de gebeurtenissen die tot deze crisissituatie hebben geleid zich nog een keer voor kunnen doen. Daarom moeten we concreet nadenken over regels om bepaalde vormen van speculatie bij wet te kunnen verbieden.
Niemand kan mij wijsmaken dat het misschien moreel gerechtvaardigd is dat op internationale financiële markten wordt gespeculeerd op levensmiddelenschaarste, zodat de prijzen van levensmiddelen stijgen, alleen maar omdat investeringen in de installaties van levensmiddelenconcerns een hoog rendement opleveren. Levensmiddelenschaarste leidt tot honger. Dan is de honger van de één echter de winst van de ander. Dat is een pervers systeem! Zulke dingen moeten we met wetgeving bestrijden! Dat, mijnheer de voorzitter van de Commissie, zou bijvoorbeeld een onderwerp kunnen zijn voor de high level group inzake de structuren van de financiële markten die u in het leven hebt geroepen.
Ik zou u tot slot willen feliciteren met dat initiatief, dat was een verstandig besluit. Ik wil echter ook zeggen dat het Parlement u drie jaar geleden in het verslag-Muscat al had gevraagd om dit te doen, en u hebt dat drie jaar lang genegeerd. U komt laat met uw voorstel, maar beter laat dan nooit, ik dank u wel!
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag het volgende tegen het fungerend voorzitterschap zeggen: tijdens de Europese Raad van volgende week dient u vooruitgang te bewerkstelligen in de discussies over het Verdrag van Lissabon. U moet daarbij constructief te werk gaan, maar tegelijkertijd rekening houden met de belangen van de landen die nog moeten ratificeren. U dient het Europese Immigratie- en asielpact goed te keuren – hoewel wij nog steeds manieren moeten zien te vinden om vakkundige nieuwkomers aan te trekken en om die migratie te beheren – en u dient de vooruitgang aan de orde te stellen bij het bestrijden van de klimaatverandering.
Er kan echter bij niemand misverstand bestaan over wat de meest urgente kwestie is waarmee de Raad wordt geconfronteerd. Er woedt een storm over de mondiale financiële markten en de effecten daarvan zijn in heel Europa voelbaar: een groeiende werkloosheid, uitgeholde pensioenen en spaargeld dat op de tocht staat. Onze burgers maken zich zorgen. De uitdagingen waar wij voor staan, kunnen wel eens de grootste uitdagingen ooit voor de komende generaties blijken te zijn en zij ontwikkelen zich met de snelheid van het licht. Het zijn momenten als deze die het gezicht van de EU bepalen. Wij hebben een gezamenlijk antwoord nodig. Wij kunnen niet in een situatie blijven steken waarin lidstaten elkaar verrassen door unilaterale besluiten met multilaterale gevolgen. Europa heeft behoefte aan gecoördineerde en consequente beleidsmaatregelen om de stroom aan financiële verliezen te stoppen, transparantie en goede praktijken te creëren en toekomstige rampen te voorkomen.
Er zijn een paar mensen die denken dat zij nu op het graf van het kapitalisme kunnen dansen. De benodigde oplossingen moeten echter niet gezocht worden in afgeschermde markten en geleide economieën. Daardoor zijn de Europese burgers alleen maar bedrogen uitgekomen. Als jij je huis daar gaat bouwen, Martin Schulz, zal het een huis van stro worden. Wat wij hier nu zien, is niet het falen van de markteconomie, maar veeleer de excessen van ontketende, ineffectief gereguleerde markten. Op dit moment zijn de financiële markten minder dank verschuldigd aan Adam Smith dan aan de Cincinatti Kid. De hebzucht van individuele bankiers, handelaren en short-sellers is zeker een van de oorzaken, maar dat geldt ook voor het feit dat de regeringen er niet in zijn geslaagd om voor meer transparantie en eerlijkheid bij de transacties van die personen te zorgen.
De liberale democraten waarschuwen al eeuwen voor de gevaren die de Raad volledig hebben verrast en de Commissie op het verkeerde been hebben gezet. Afgelopen mei heeft mijn vriend, Otto Graf Lambsdorff, samen met Jacques Delors en anderen een brief aan het Sloveense voorzitterschap van de Raad ondertekend. Daarin is de nadruk gelegd op het immense risico dat de recente bankpraktijken tot een economische ineenstorting zouden leiden. Zij schreven het volgende in die brief: “Fatsoenlijk kapitalisme is onmogelijk zonder een effectief overheidsbeleid. Het maken van winst staat centraal in een markteconomie, maar wanneer alles te koop is, verdwijnt de sociale cohesie en stort het systeem in elkaar”. Europa heeft zeer traag op die bezorgdheid gereageerd. Nu moet het al het mogelijke doen dat binnen zijn mogelijkheden ligt om dat systeem weer operationeel te maken.
De liberalen en democraten hopen dat de conclusies van de Raad Ecofin de basis zullen vormen voor overeenstemming in de Europese Raad. Die conclusies zijn geen wondermiddel, maar zij dragen wel bij aan de genezing van de achterliggende ziekte. Het is een goede zaak om de depositogaranties in de gehele Unie te verhogen tot een minimum van 50 000 euro. Daardoor worden de spaargelden van gezinnen beschermd en de kapitaalvlucht ontmoedigd. Wij zien ook uit naar het voorstel van de Commissie om de convergentie van garantiestelsels voor deposito’s te bevorderen. Wij hopen eveneens op een snelle goedkeuring van uw ideeën voor het verbeteren van de kapitaaltoereikendheid. Als u de ratingbureaus onder de loep neemt, dient u niet alleen te kijken naar wie hun vergoedingen betaalt, maar ook naar de wijze waarop het toezicht plaatsvindt.
Wij moeten echter ook de samenwerking tussen de nationale toezichthouders op financieel gebied verbeteren. Vertegenwoordigers van de centrale banken in de eurozone hebben samen zitting in de raad van bestuur van de ECB. Zo hebben wij ook een pan-Europese autoriteit voor de financiële dienstverlening nodig om de orde en transparantie tussen financiële instellingen te handhaven. Aan de Europese Raad dient het verzoek voorgelegd te worden of de begroting van de Europese Unie wellicht aangewend kan worden om de Europese Investeringsbank en het EIF in staat te stellen kredietgaranties aan kleine ondernemingen te verstrekken. Zij zorgen immers uiteindelijk voor de banen waarop Europa vertrouwt. Het zijn precies die mensen die thans behoefte hebben aan snelle en specifieke maatregelen, die ervan uitgaan dat alle partijen en lidstaten de handen ineen slaan, en die een gemeenschappelijke oplossing verwachten voor een gemeenschappelijke uitdaging.
Pierre Jonckheer , namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, mijnheer Almunia, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie – de fractie die ik vanmiddag gevraagd ben te vertegenwoordigen – verwelkomt de besluiten van de gisteren gehouden Raad Ecofin. Ik denk dat het enige dat ons bezig moet houden, en dat u bezig houdt, de reactie is van de markten vandaag, die er niet helemaal van overtuigd lijken dat de voorstellen gepast zijn. Ik hoop dat de markten de weg naar boven weer zullen inslaan en ik hoop dat de Europese instanties in deze richting zullen blijven handelen.
Ik wil graag drie opmerkingen met u delen, of beter gezegd drie boodschappen. De eerste boodschap heeft betrekking op Europa zelf. Ons Parlement is namelijk verdeeld, ten dele. Velen hebben erop gewezen dat Europa niet thuis gaf bij het beheren van de bancaire en financiële crisis. Wij, de Europese Groenen, willen graag benadrukken dat de crisis in de bankwereld laat zien hoezeer de gemeenschappelijke Europese regels tekortschieten en dat, op dit gebied maar ook op vele andere, behoefte bestaat aan meer Europa, en niet minder Europa.
De tweede boodschap betreft de verantwoordelijkheid van de betrokkenen. Ik hoor en begrijp dat met name de heer Barroso vindt dat de tijd daar is om op te treden. Zeker, maar ik denk ook dat de tijd daar is een aantal verantwoordelijkheden in kaart te brengen. Het zou al te makkelijk zijn voor mij om met de beschuldigende vinger naar de Raad, naar de regeringen die de Raad vormen, of naar de Commissie te wijzen, aangezien enkele commissarissen dachten dat betere regelgeving neerkwam op zelfregulering en helemaal geen regelgeving. Laten we dit eens illustreren aan de hand van de richtlijn betreffende depositogarantiestelsels: in november 2006 legde de Commissie een verslag voor waarin werd gesteld dat geen verdere regelgeving nodig was op dit terrein. Ik weet niet zo zeker of u dit standpunt vandaag nog zou innemen.
Desalniettemin richt ik me eigenlijk tot het Parlement. Een week geleden stemden we in dit Parlement over een verslag van de heer Rasmussen. De eerste versie was uitstekend en we spraken er onze steun voor uit. Om een meerderheid van stemmen te halen moest het Parlement de door de rapporteur zelf geformuleerde eisen afzwakken.
Hetzelfde zien we vandaag gebeuren met het verslag van Lamfalussy over de structuur van het toezicht op de financiële markten. Ook hier moet iedereen de hand in eigen boezem steken. Ik denk, mijnheer Watson, dat de PPE-DE-Fractie en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa een grote verantwoordelijkheid dragen voor het uitkleden van het verslag waarover we morgen zullen stemmen.
Vervolgens zou ik nog kort iets willen zeggen over de crisis. Dit is een boodschap aan u, mijnheer Barroso, omdat u degene bent die weer een reflectiegroep opzet – er zijn er al heel wat, maar een nieuwe kan misschien geen kwaad –, die zich met name zal buigen over het verband tussen de financiële crisis en de milieucrisis. Zoals u zelf al zei vlakt de financiële crisis de milieucrisis niet uit. In dit licht bezien toont deze bankencrisis op middellange termijn denk ik aan dat er in de Europese Unie een probleem is met de bestemming van spaargelden. Wat ik en de Europese Groenen graag op de agenda van deze groep zouden zien is overleg over de instrumenten waarover de Europese Unie eventueel kan beschikken. Ik denk met name aan de Europese Investeringsbank, die belast zou moeten worden met het verschaffen van langetermijnfinanciering, zodat het energie- en klimaatpakket en de daarmee gepaard gaande investeringen daadwerkelijk worden gegarandeerd. Ik denk dat dit essentieel is.
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn waardering uitspreken voor de Raad en deze gelukwensen met zijn inspanningen, vooral ten aanzien van Rusland en de situatie in Georgië. Er is veel kracht en moed en een grote diplomatieke inspanning nodig geweest om een vreedzame oplossing te vinden voor de moeilijkheden waarvoor wij gesteld werden. Gebleken is – als iemand daarvan nog niet overtuigd was – dat we collectief en met krachtig leiderschap ontzettend veel meer kunnen bereiken dan militair machtsvertoon of economische welvaart ons op zichzelf ooit kunnen brengen, simpelweg door het voorbeeld dat we geven en de tactiek die we toepassen.
Ten tweede denk ik dat het belangrijk is dat het tot leven brengen van het Europees-mediterraan partnerschap op de agenda komt van de volgende Raad. Nooit eerder in onze geschiedenis is het méér nodig geweest dat we onze mediterrane partners samenbrengen om te garanderen dat we niet alleen economische ontwikkeling, maar ook de vreedzame co-existentie van staten tot stand kunnen brengen. We moeten met name het voorbeeld van de Egyptische regering volgen met haar voortgaande vredesonderhandelingen ten aanzien van Sudan, Tsjaad en andere gebieden.
Ik wil nog twee punten naar voren brengen. Het zou fout zijn om geen melding te maken van de situatie rond Ierland en het Verdrag van Lissabon. De lidstaten hebben Ierland al een periode van bezinning gegund – waarvoor wij dankbaar zijn – maar deze verschilt niet van de bezinningsperiode die ook Frankrijk en Nederland hebben gehad nadat zij het Grondwettelijk Verdrag hadden verworpen. Er is tijd nodig om ideeën te formuleren en voorstellen te doen voor de oplossing van deze problemen. Het past ons in het Parlement niet een land het mes op de keel te zetten om het te dwingen het Verdrag wel of niet te ratificeren – in het bijzonder omdat er een democratische uitspraak van de bevolking nodig is om de ratificering van dat verdrag te garanderen.
Het tweede punt betreft de huidige financiële crisis. Ik verwijt niemand iets en richt geen beschuldigende vinger. Ik complimenteer de Raad met het feit dat hij de zaken onder controle heeft gebracht en beslissend is opgetreden. Ik breng opnieuw mijn gelukwensen uit aan de Commissie omdat zij is opgestaan en heeft gezegd wat er gezegd moest worden voordat de Raad in actie kwam en omdat zij ervoor heeft gezorgd dat het geloof in de markt werd hersteld door te zeggen dat we in staat en bereid zijn maatregelen te treffen, via de ECB, in Ecofin, in de afzonderlijke lidstaten of hoe dan ook.
Maar laten we niet de vergissing begaan dat we zeggen dat alles wat de afgelopen twee weken is gebeurd fout is en dat alles in de toekomst goed zal zijn. De geschiedenis leert ons dat er, zolang we op deze aarde wonen, veranderingen en aanpassingen zijn geweest. Die veranderingen en aanpassingen kunnen ongelooflijk belastend zijn voor mensen.
We moeten allereerst de bescherming van de gewone mensen waarborgen. De banken hebben hun reddingsoperatie gekregen. De banken hebben een garantie. Bij die garantie behoort de verantwoordelijkheid van de banken om nu geld te gaan lenen aan bedrijven en mensen, om economieën de kans te geven zich te herstellen. Het gaat niet alleen om het verlagen van de salarissen en bonussen van topmannen; het gaat erom ervoor te zorgen dat de economische cyclus kan terugkeren naar het punt waar hij hoort te zijn. De depositogarantie is daarvan maar een klein aspect.
Francis Wurtz , namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, al weken zijn we getuige van wereldwijde paniek en ondraaglijke verliezen, tegen een duizelingwekkend decor van miljarden euro’s en dollars.
Dit is veroorzaakt door een systeem in naam waarvan Europese leiders jarenlang hebben gepleit voor loonmatiging en het beperken van sociale uitgaven en ongelijkheden de pan uit hebben laten rijzen. Dezelfde leiders schieten de banken nu te hulp om ze er weer bovenop te helpen, alvorens ze terug te geven aan de particuliere sector, terwijl de bevolking een langdurige periode van recessie en opofferingen in het vooruitzicht wordt gesteld.
Heel wat mensen die deze gebeurtenissen onthutst volgen, kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat er een les in zit, die niet gaat over uitwassen, mijnheer Watson, maar over de essentie van het kapitalisme in al zijn onrechtvaardigheid en wreedheid, de fenomenale transformaties die het in de afgelopen decennia heeft ondergaan daargelaten. Ik denk dat Europese leiders straks wat uit te leggen hebben aan onze medeburgers. Kijk naar uw verantwoordelijkheden in plaats van te proberen een stembusuitslag in Ierland of elders aan te vechten!
Vandaag wilde ik me beperken tot drie onmiddellijk ten uitvoer te leggen en verstandige voorstellen om te redden wat er te redden valt en de weg vrij te maken voor een echte politieke koerswijziging. In de eerste plaats denk ik dat we niet krenterig moeten zijn om kleine en middelgrote spaarders gerust te stellen die zich terecht zorgen maken om hun bescheiden tegoeden. De op dit punt gedane aankondiging was naar mijn idee te laat, ontoereikend en vaag. Op 15 oktober moet de hele Europese Raad een waterdichte garantie bieden voor de deposito’s op het hele grondgebied van de Europese Unie.
Ten tweede moeten tovenaarsleerlingen er vanuit een rudimentair ethisch besef en een streven naar doelmatigheid van weerhouden worden nu of in de toekomst profijt te trekken van overheidsingrijpen naar aanleiding van het door hun irrationale hebzucht veroorzaakte failliet. Daarom zou elke regering de steun aan een noodlijdende financiële instelling moeten, of in ieder geval moeten kunnen, compenseren door haar gezonde activa duurzaam te nationaliseren, om zo te komen tot een publieke financiële sector die zich geheel toelegt op het financieren van maatschappelijk zinvolle investeringen, met name van het soort dat banen schept.
Ten derde, in het algemeen, moet de reële economie gesteund worden met een ambitieuze nieuwe kredietpolitiek. Deze betreft zowel de EIB als de ECB. De EIB, om te beginnen, moet het mandaat en de middelen krijgen om te garanderen dat KMO’s toegang hebben tot alle kredieten die ze nodig hebben om hun productie te ontwikkelen, op voorwaarde dat volwaardige, naar behoren betaalde arbeidsplaatsen worden gecreëerd en dat de rechten van hun werknemers worden gerespecteerd. In dit opzicht is het besluit om KMO’s in de komende drie jaar ter hoogte van 30 miljard euro te steunen weliswaar interessant, maar ik vind het bedrag te laag en de termijn te lang. Alleen al in Frankrijk hebben KMO’s 60 miljard euro per jaar nodig, en er zijn zevenentwintig landen in de EU. Verder hebben ze de reddingsboei in veel gevallen nu nodig. Later zou wel eens te laat kunnen zijn.
Wat de ECB betreft, is het niet nu of nooit dat we de bank moeten vragen zijn mandaat aan te passen aan de vitale behoeften van de economie en van onze bedrijven door niet langer de financiële markten, maar de reële economie van geld te voorzien? De ECB heeft een instrument om dit te doen, en wij begrijpen niet waarom de bank halsstarrig weigert het toe te passen. Dat instrument heet selectief krediet en is erg duur als het wordt gebruikt voor financiële transacties, maar zeer toegankelijk wanneer het werkgelegenheid, opleidingen en verantwoorde investeringen bevordert.
Ik ben me ervan bewust dat sommige van deze voorstellen niet erg orthodox zijn. Nou en? In plaats van orthodox beleid in een afglijdende EU kies ik liever voor reactief en creatief beleid dat de opleving van Europa en een waardig bestaan voor de Europeanen mogelijk maakt.
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat is de Europese Unie toch een vreemde instelling. Afgelopen zaterdag stonden de Europese leiders, na een verdraaid goede lunch in het Elysée, op het bordes en zij spraken met een tamelijk zwak glimlachje over solidariteit. De glimlachjes waren natuurlijk zwak omdat president Sarkozy’s reddingsplan in Amerikaanse stijl op dat moment al was mislukt. Desalniettemin was het motto ‘Samen staan we sterk.’ En toch besloot de Duitse bondskanselier met bijna komische hypocrisie dat de Duitse belangen op de eerste en de Europese belangen op de tweede plaats komen, en zij trad op en kreeg, misschien voor het eerst in jaren, luid applaus van haar eigen electoraat.
Uiteraard waren het de Ieren die een week eerder de trend hadden gezet door hun eigen weg te gaan; mijn bewondering voor Ierland neemt met de dag toe. Toch denk ik dat de afgelopen week een beslissend moment zal blijken te zijn voor het hele project Europa. De enige manier om landen te laten ophouden uit eigenbelang op te treden is hun die bevoegdheid af te nemen – en daar in Frankfurt een ministerie van Financiën op te richten dat zeggenschap heeft over belastingen en zeggenschap over overheidsbestedingen. Ik heb sommige EU-extremisten daarvoor vanmiddag in feite horen pleiten. Maar u kunt dat niet uitvoeren omdat er geen maatschappelijk draagvlak voor is. Zo’n maatregel zou nog minder populair zijn dan het zo gehate Verdrag van Lissabon.
Nee, het is waarschijnlijker dat wat er de afgelopen week is gebeurd het begin van het einde betekent. De markten zeggen het al. Italiaanse staatsobligaties brengen nu 1 procent meer op dan Duitse of Franse staatsobligaties. De markten zeggen dat de economische en monetaire unie geen stand zal houden. En dat verbaast me niet omdat zij nooit een optimale valutazone is geweest. Eén rentetarief zou nooit hebben gepast bij al die verschillende landen en u hebt er nooit voldoende publieke steun voor gehad.
Maar het is van tweeën één: ofwel een volwaardige EU-staat die alles onder controle heeft, of desintegratie en terug naar nationale controle. De kredietcrisis raakt en schaadt ons allemaal, maar ik zie een sprankje licht aan het eind van de tunnel. Ik zie dividend: een mogelijk begin van het einde aan dit hele krankzinnige en ongewenste project.
Jana Bobošíková (NI). - (CS) Dames en heren, de vertegenwoordigers van de Commissie en van de lidstaten van de Unie moeten volgende week weerstand bieden aan twee verleidingen. Ten eerste moeten zij accepteren dat het Verdrag van Lissabon passé is en dat er geen enkele druk mag worden uitgeoefend op de Ierse burgers om hun mening te wijzigen, en moeten zij het ratificatieproces stopzetten. Ten tweede moeten alle politici die al wat langer meedraaien beseffen dat overal een prijskaartje aan hangt. Zij moeten ophouden zich te gedragen als messiassen die de Europese economie wel uit het slop zullen trekken, terwijl zij roulette spelen met de marktvrijheid en het geld van de belastingbetaler. De aandeelhouders en bankdirecteuren zouden de prijs moeten betalen voor het wanbeheer van de bankiers.
Dames en heren, op dit moment geven alle politici garanties om onverantwoordelijke bankiers uit de penarie te helpen. Hierdoor creëren zij een moreel risico. Door staatsgaranties te verlenen, lachen ze de belastingbetaler en de veelbesproken kleine en middelgrote ondernemingen vierkant uit. Ze geven grote investeerders slechts één signaal: jullie mogen vette winsten verwachten, en daarbij lopen jullie geen enkel risico en dragen jullie geen verantwoordelijkheid. In ruil voor deze steun vragen politici een zware prijs, te weten regulering van de markt. Op die manier kun je de crisis niet afwenden, je kunt haar hoogstens uitstellen. Bovendien schuiven we niet alleen de regels van eerlijke economische mededinging aan de kant, maar creëren ook een chaos.
Dames en heren, we hebben te maken met een recessie en een groeiende werkloosheid. De politieke elite wordt hierbij flink op de proef gesteld: zal zij toegeven aan de verleiding van populisme dat altijd gemakkelijke oplossingen biedt of niet? In de jaren dertig kwam Europa de storm niet te boven en ging onder. Ik ben ervan overtuigd dat we de crisis dit keer wel zullen overwinnen.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Europese Commissie, dames en heren afgevaardigden, ik zal het kort houden. Ik heb naar u geluisterd en ik wil u alleen maar zeggen dat de eerste les die ik uit dit eerste deel van het Franse voorzitterschap heb getrokken, is dat de ene crisis de andere niet wegneemt.
De financiële crisis neemt de crisis in het buitenland, met Rusland en Georgië en in andere delen van de wereld, niet weg, en een financiële crisis en een buitenlandse crisis nemen de voedselcrises en de milieucrises niet weg. Al deze uitdagingen moeten worden aangegaan, zelfs als we de nodige aanpassingen moeten vinden om aan onze blijvende prioriteiten vast te houden.
Deze prioriteiten zijn onder te verdelen in drie categorieën. De eerste is, zoals u in uw bijdragen hebt onderstreept, de terugkeer van het vertrouwen – de voorzitter van de Commissie zei het al – om te zorgen dat onze medeburgers zich beter beschermd voelen als het om Europa gaat, en om te vermijden dat de kloof tussen de Europese Unie – ons idee van Europa – en onze medeburgers groeit.
De tweede prioriteit is het aanpassen van ons institutionele systeem voor méér Europa, een beter georganiseerd Europa en een Europa dat beter, en sneller, besluiten kan nemen, omdat we weten dat een "ieder voor zich"-aanpak op nationaal niveau voor geen van deze uitdagingen een oplossing is.
De derde prioriteit is dat we naar een duurzamer en meer op de lange termijn gericht ontwikkelingsmodel toegaan en naar een eerlijk beheer van de hulpbronnen, waarbij we tegelijkertijd rekening houden met de abrupte stagnatie van onze economieën waarmee we – zoals we weten – te maken gaan krijgen.
Ik sta volledig achter de woorden van de voorzitter van de Commissie: we moeten eerlijk zijn en we moeten de achterstand inlopen en bepaalde dogmata herzien. Ik denk dat de voorzitter van de Commissie het goed begrepen heeft, en de door hem gedane voorstellen wijzen de goede kant op. Waar we naartoe moeten is heel duidelijk meer integratie en beter financieel toezicht op Europees niveau.
Ik zal niet terugkomen op de verschillende maatregelen die zijn opgesomd, maar de Raad en de lidstaten moeten uiteraard ook hun verantwoordelijkheid nemen, evenals dit Parlement als het gaat om de voorstellen die op tafel liggen – en die hoog nodig zijn – met betrekking tot normen, de kredietbeoordelingsbureaus, de verhoudingen tussen het eigen vermogen en de kredieten die mogen worden verstrekt, de bezoldiging van bestuurders en anderen die in de banksector werken (want het gaat ook om de bezoldiging van de beurshandelaren, waar niet al te vaak over gesproken wordt, maar wat me eveneens een belangrijk probleem lijkt). Wat dat betreft denk ik dat de vorming van een groep op hoog niveau een uitstekend initiatief is. Ik zou er enkel, namens het voorzitterschap, op willen aandringen dat de samenstelling van die groep zo divers en zo breed mogelijk wordt, zonder dat dit ten koste gaat van de daadkracht. Zoals de voorzitter van de Commissie al zei: wat vandaag nog een liquiditeitscrisis is mag niet morgen in een geloofwaardigheidscrisis veranderen.
De heer Daul heeft heel goed aangegeven welke aanpassingen nodig zijn in het licht van de overblijvende doelstellingen, met name wat betreft het energie/klimaatpakket. Zoals hij benadrukte is het ook erg belangrijk dat voorzien wordt in steun aan de kleine en middelgrote ondernemingen, dat de Europese Investeringsbank echt grootschalig actie onderneemt. In dat opzicht is het overeengekomen financieringspakket van belang en moet het zeer snel ten uitvoer worden gelegd als het gaat om steun voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Ik ben het met Martin Schulz eens dat we veel meer coördinatie nodig hebben en dat we een actieplan nodig hebben. Bovendien hebben we een actieplan nodig om de economische activiteit te ondersteunen. Dat is wat de heer Schulz zei en ik ga daar helemaal in mee. Hij weet dat wij hem daarin steunen. Aangezien hij ook goede contacten heeft met de heer Steinbrück, denk ik dat hij hem eveneens zal weten te overtuigen.
Met de heer Watson ben ik het eens dat we niet meer regulering nodig hebben maar beter toegesneden regulering. Dat is waar het op aankomt. Wij zijn evenmin reguleringsdogmatici. Het is duidelijk – zoals veel van u ook hebben aangegeven – dat we, om het vertrouwen terug te winnen, op de genoemde terreinen beter toegesneden en reactievere regulering nodig hebben. Ook wat dat aangaat moeten de lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen.
Tot slot moeten we – zoals benadrukt door de heer Wurtz – inderdaad zorgen voor een actievere rol van de Europese Investeringsbank in de huidige context. De Europese Raad zal zich eveneens daarover uitspreken en we moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat we een institutioneel kader hebben dat is aangepast op financiële actoren die steeds meer grensoverschrijdend opereren. Daar ligt de echte leemte die we in deze crisis moeten aanpakken: de manier waarop wij zijn georganiseerd blijft volkomen nationaal, terwijl de problemen transeuropees zijn. We moeten niet overreguleren, maar samen de maatregelen vinden waarmee we de opzet van de regulering kunnen veranderen, en we moeten ervoor zorgen dat Europa zich eensgezind laat gelden op de komende internationale toppen, zodat Europa zich niet, zoals voorheen, de regels van de anderen en de wanorde van de anderen laat opleggen, waarvan we nu de gevolgen ondervinden, maar we naar een stabielere internationale orde toegaan, die is afgestemd op de uitdagingen waar we op wereldniveau voor staan.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil enkel de nadruk leggen op twee of drie punten die me in dit stadium van het debat van belang lijken. Over het algemeen heb ik kunnen vaststellen dat er toch consensus bestaat over de grote lijnen die we moeten volgen.
Het is belangrijk om in te zien dat we in een volstrekt uitzonderlijke situatie verkeren en dat we over een overwegend nationaal kader beschikken voor een transnationale crisis. Het is een feit dat de toezichthouders nationale instanties zijn. Noch de Commissie noch de Europese Centrale Bank is bevoegd inzake financieel toezicht.
Wat de bevoegdheden van de Commissie betreft, met name op het gebied van mededinging en staatssteun, hebben we niet stilgezeten, en ik kan u verzekeren van de uitstekende samenwerking tussen onze diensten en de regeringen, die niet aarzelden om tijdig met ons in contact te treden. Ik kan u ook zeggen dat de samenwerking met de Centrale Bank uitstekend was en dat ik wederom kan getuigen van de uitzonderlijke inspanningen die het Frans voorzitterschap zich heeft moeten getroosten om tot een Europese aanpak te komen – in een moeizame uitgangssituatie van versnipperde toezichtssystemen, maar niettemin met een Europese dimensie. Ik wil in dit verband overigens graag mijn instemming uitspreken met het besluit van de Europese Centrale Bank van vandaag om de rentetarieven te verlagen, een besluit dat is genomen in onderlinge afstemming met de andere centrale banken.
Wat betreft de punten die u verder in uw bijdragen hebt onderstreept, wil ik graag op twee aspecten nader ingaan. Het ene, dat werd opgeworpen door de heer Daul, heeft betrekking op de kwestie van de reële economie en de kleine en middelgrote ondernemingen. Het staat inmiddels vast – en het wordt algemeen erkend – dat deze crisis nu al gevolgen heeft voor de reële economie en dat we moeilijke tijden tegemoet gaan. Ik denk dat we in het kader van alle door Europa doorgevoerde hervormingen gerichte maatregelen moeten vinden om ons aan te passen aan een veel moeilijkere concurrentiesituatie en om manieren te vinden waarmee we de kleine en middelgrote ondernemingen concreet kunnen helpen. Dat is overigens ook de reden waarom de Europese Investeringsbank in het kader van die initiatieven is aangemoedigd om maatregelen te treffen voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Deze hele dimensie, die van de reële economie, moet de komende maanden heel goed in het oog worden gehouden.
Een ander punt, dat door de heer Schulz te berde werd gebracht, betreft het probleem van degenen die zich buiten Europa bevinden, het probleem van de allerarmsten. En ook wat dat betreft voel ik me verplicht om uw aandacht te vestigen op een belangrijk probleem. We hebben het nu over de financial rescue, het redden van het financiële systeem, maar we mogen de human rescue, het redden van mensen, niet uit het oog verliezen. Dit jaar zijn er volgens de cijfers van de Wereldbank 75 miljoen mensen die honger lijden bijgekomen. En volgend jaar verwacht men een toename van 100 miljoen.
Zonder voorbij te gaan aan het feit dat we er in Europa meer problemen bij gekregen hebben, mogen we daarom de problemen in ontwikkelingslanden niet vergeten. We mogen de tragedie in Afrika niet vergeten. We moeten ons inspannen om positief te reageren op het verzoek dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de president van de Wereldbank onlangs aan ons hebben gericht – in een brief aan alle staatshoofden en regeringsleiders, en ik geloof ook aan de Voorzitter van het Europees Parlement – om goedkeuring van het Parlement en de Raad voor het initiatief van de Commissie om een noodplan op te zetten ter ondersteuning van de landbouwproductie in ontwikkelingslanden.
We mogen niet vergeten – zoals minister Jouyet overigens al heel terecht zei – dat alle crises samenhangen: de financiële crisis, de wereldwijde voedselcrisis, de energiecrisis, belangrijke aspecten als het gaat om de geopolitieke crisis. En ik zou Europa graag zien dat Europa een constructieve aanpak kiest en niet alleen voor ons Europeanen maar voor de hele wereld.
We kunnen bijdragen aan een nieuwe orde in de mondialisering, een mondialisering waarvan wij willen dat ze rechtvaardig is, niet door onszelf van de buitenwereld af te sluiten, niet door de markteconomie op de helling te zetten, maar door te proberen om binnen de markteconomie rechtvaardiger principes en regels toe te passen. Zoals terecht is gezegd, het huidige probleem is ook een probleem van incompetentie, en niet zozeer van de markt – ook al gedragen veel marktspelers zich onaanvaardbaar – maar er is ook een competentieprobleem bij bepaalde politieke of publieke instanties die voor een marktsituatie niet de juiste antwoorden hebben weten te vinden in termen van regulering.
Om af te ronden kan ik u zeggen dat ik in mijn contacten met de regeringen elke dag een erkenning zie van de behoefte aan die Europese dimensie. U weet bijvoorbeeld allicht dat Europa als zodanig en zelfs de Eurozone als zodanig, tot nu toe niet echt bestaat bij de internationale financiële instellingen. Pas een paar maanden geleden heeft de Europese Commissie, na jaren aandringen, recht gekregen op een plaats, een vertegenwoordiging in het Financiële Stabiliteitsforum.
Het is een onloochenbaar feit dat ondanks het Stabiliteits- en Groeipact en ondanks de Europese Centrale Bank, de internationale vertegenwoordiging van de Unie in de internationale financiële instellingen achterblijft bij het effectieve belang van de economische en monetaire Unie en de betekenis van het Europees project. Daarom ontwaar ik zelfs midden in de crisis kansen. Als we een zekere wijsheid aan den dag leggen, als we inzien wat we kunnen en moeten doen, zie ik een kans om ons idee van een Europa in dienst van onze burgers verder te ontwikkelen.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de huidige financiële crisis raakt niet alleen banken en beleggers. Fabrikanten, detailhandelaars, importeurs en exporteurs vinden het allemaal moeilijker om het werkkapitaal bijeen te krijgen dat zij nodig hebben en er bestaat een reëel risico dat de grote neergang in de handel nog erger wordt. Handhaving van het vrije verkeer van goederen – niet alleen in Europa maar ook naar en van ontwikkelingslanden, zoals Commissievoorzitter Barroso zojuist gezegd heeft – is dus van bijzonder groot belang.
Daarom – en dit is het eerste van de twee samenhangende punten die ik aan de orde wil stellen – is de snelle benoeming van een nieuwe commissaris voor handel nu zo belangrijk. Collega’s in dit Huis zullen zich herinneren dat Peter Mandelson ten tijde van zijn benoeming vanuit de meeste partijen en fracties is gesteund. Zelfs de Britse Conservatieven steunden hem. Ik wil hopen dat dit ook nog voor zijn opvolger geldt, maar ik moet aan dit Huis bekennen dat enkele collega’s uit verschillende fracties al reële bezorgdheid hebben uitgesproken over haar klaarblijkelijk gebrekkige ervaring voor de belangrijke handelsportefeuille.
Daarom wil ik er, in haar belang en het onze, krachtig voor pleiten de hoorzitting met haar indien enigszins mogelijk eerder te houden dan op 10 november. Eén maand is een lange wachttijd waarin zich nog meer twijfels kunnen ontwikkelen. En er is nog een reden: ik heb zojuist een e-mail doorgestuurd gekregen waarin staat dat de Trans-Atlantische Economische Raad van 16 oktober wordt uitgesteld omdat de aftredende commissaris is afgetreden en de aantredende commissaris nog niet is benoemd. Kunnen we deze trein dus alstublieft weer op de rails zetten? Het is in ons aller belang.
Mijn tweede punt heeft betrekking op kleine en middelgrote ondernemingen, een thema dat vurig aan de orde is gesteld door mijn goede vriend en collega Joseph Daul. Wanneer de Raad over het grote geheel praat, kan hij het dan alstublieft ook over het kleine geheel hebben? Ik merkte onlangs dat eind augustus de sluitingsdatum was voor het overleg over de richtlijn betreffende tijdige betaling. Die timing was volgens mij ongelukkig. Wat bedrijven ook hebben gezegd tot eind augustus, hun boodschap zou op dit moment veel krachtiger zijn. Ik zou willen vragen of de overlegperiode voor slechts een paar maanden langer kan worden heropend, want ik denk dat de nieuwe boodschap over gebrek aan werkkapitaal iets is wat we moeten meenemen. Ik ben er niet van overtuigd dat een richtlijn betreffende tijdige betaling het probleem zal oplossen, maar ik denk wel dat dit soort analyse zou bijdragen tot inzicht in het probleem.
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik moet zeggen dat het me spijt dat de minister die verantwoordelijk is voor de Raad Ecofin, niet aanwezig is. Zij is voorzitter van die Raad en pleit voor een sterke Europese samenwerking. Ik denk dat ze vandaag bij ons had moeten zijn.
Mijnheer de voorzitter van de Commissie, als ik u hoor spreken doe ik niet mee met degenen die "Gebabbel, gebabbel" inzetten, maar ik zou u toch willen vragen: wanneer heb ik u sinds het begin van de crisis nu echt in actie gezien als het gaat om deze kwesties? U bent hier wel eens met voorstellen gekomen, omdat u het gevoel had dat er bij de lidstaten, en met name de grootste lidstaten – ik denk daarbij aan Frankrijk en Duitsland met betrekking tot de staatsfondsen – problemen waren. U bent met een voorstel gekomen dat was opgesteld binnen uw eigen kabinet, onafhankelijk van de ter zake belaste commissaris, de heer Charlie McCreevy.
Maar sindsdien heb ik niet het idee dat u veel actie onderneemt. En daarbij zou ik u willen vragen: waar hebt u vandaag de commissaris die belast is met de situatie op de financiële markten, verstopt? Ik vraag me af waarom u hem niet hebt meegenomen. Ik ben natuurlijk blij dat onze vriend Joaquin Almunia wel bij u is, maar ik vind het wat vreemd dat de verantwoordelijke commissaris er niet is.
En wat hem betreft: wat deed hij toen in juli 2007 al zijn diensten op scherp stonden, wat deed hij om ons op de hoogte te stellen van het feit dat de situatie van de Europese banken dramatisch zou worden en dat de gevolgen van die crisis voor de Europese economie dramatisch zouden uitpakken? Uw diensten waren op de hoogte. Dat was het moment, mijnheer de voorzitter, om met voorstellen te komen waarmee u de Europese spaarders gerust had kunnen stellen over de depositogarantie en over de manier waarop wij deze moeilijke situaties zouden aanpakken. Waar was uw commissaris toen?
U bent verheugd dat de Commissie – luistert u naar mij, mijnheer Barroso! – is uitgenodigd om zitting te nemen in het Financieel Stabiliteitsforum. Weet u wel dat, toen dit Forum afgelopen maandag vergaderde, uw commissaris Charlie McCreevy niet is gegaan, omdat hij in Dublin zat? Wat heeft hij gezegd toen het land waar hij vandaan komt wat de kwestie van de depositogarantie betreft zijn eigen plan trok, terwijl hij degene is die binnen de Commissie verantwoordelijk is voor die sector?
U vertelt ons dat er weerstand bestaat binnen de Europese Commissie, maar moet u echt de orders van de ministers van Financiën afwachten om een depositogarantiesysteem op te kunnen zetten of om te kijken hoe de boekhoudnormen op Europees niveau worden toegepast?
Mijnheer Barroso, het is vandaag uw verantwoordelijkheid om moed, leiderschap en initiatief te tonen. Tot nu toe heb ik daar nog niets van gemerkt.
Wolf Klinz (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste collega’s, de gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op, de markten zijn in vrije val. Niemand weet of dat ligt aan het vertrouwen dat overal is verdwenen, of dat er toch speculanten bezig zijn, die willen peilen of en in hoeverre ze de markten nog op de knieën kunnen krijgen.
De ALDE-Fractie heeft al in februari tijdens een workshop van een hele dag geprobeerd om vast te stellen wat eigenlijk de oorzaken van de crisis zijn, en welke concrete maatregelen we moeten nemen om te vermijden dat een dergelijke crisis zich nog een keer voor kan doen.
Het levert niet veel op om individuele spelers op de markt de schuld te geven. Eigenlijk moeten we vaststellen dat we allemaal gefaald hebben: de investeringsbanken, waar producten zijn ontwikkeld die uiteindelijk zo ingewikkeld waren dat niemand ze meer begreep, de hypotheekbanken, die hebben afgezien van een beoordeling van de kredietwaardigheid, de ratingbureaus, die vrolijk over belangenconflicten zijn heengestapt, en de toezichthouders, die met elkaar noch met hun eigen centrale banken voldoende hebben samengewerkt, en ook niet de moeite hebben genomen om echt helderheid te scheppen bij ad hoc opgerichte vennootschappen, die in geen enkele balans apart verschenen.
Er is te lang niets gebeurd! De Commissie, die we al jaren geleden hadden verzocht om eens een blik te werpen op de ratingbureaus, en ons meer inzicht te geven in hun activiteiten, en ook op andere gebieden de transparantie te vergroten, heeft veel te lang gewacht met het nemen van maatregelen. Nu worden er bijna iedere dag maatregelen genomen die we ons een paar maanden geleden helemaal niet hadden kunnen voorstellen: op zaterdag de G7, op maandag de 27 lidstaten, op dinsdag de ministers van Financiën, vandaag de maatregelen van de Britse regering, en tegelijkertijd een gecoördineerde actie van de centrale banken en een renteverlaging! Ik hoop natuurlijk dat deze maatregelen effect sorteren, maar ze zouden door de markten ook verkeerd kunnen worden begrepen, en worden geïnterpreteerd als gevolg van een toenemende paniek, en dat moeten we beslist vermijden.
Het huis heeft 27 kamers, de vlammen slaan uit het dak, maar wat doen de 27 bewoners? Ieder probeert om de brand in zijn eigen kamer te blussen, in plaats van dit samen te doen.
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, met deze financiële crisis verschuift het Europees Pact over immigratie en asiel naar het tweede plan. Misschien is dat zo slecht nog niet. Misschien is dat de plaats die het hoort te hebben. We vroegen ons namelijk al af wat er nu eigenlijk voor nieuws in dat Pact over immigratie en asiel stond ten opzichte van het beleid dat al vele jaren door zowel de Europese Unie als de lidstaten wordt gevoerd.
Want zo is het per slot van rekening! Wat gaat er met dit pact veranderen voor de migranten die het slachtoffer worden van politiegeweld, van mensenhandel, van absurde bureaucratische procedures? Worden hun menselijke waardigheid en hun rechten bekrachtigd? Wordt het Internationale Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden bekrachtigd? Nee!
Wat gaat er veranderen voor de slachtoffers van armoede, van oorlog, van natuurrampen, van het steeds restrictievere asielrecht? Worden er vraagtekens geplaatst bij de absurde eis om asiel aan te vragen in het eerste land van aankomst? Worden de vluchtige behandelingen van asielaanvragen en de zeer onbetrouwbare lijsten van zogenaamd veilige landen afgeschaft? En komt er voor de migranten zonder verblijfsvergunning die legaal werk doen en een wezenlijke bijdrage leveren aan onze economieën en samenlevingen, een generaal pardon? Nee!
En voor de migranten, waaronder kinderjarigen, die worden opgesloten en uitgezet, ook naar landen waar ze zullen worden mishandeld, waar ze geen familie hebben, waarvan ze de taal niet spreken, gaat er voor hen iets veranderen? En gaan we de terugname- en doorreisovereenkomsten met landen die de mensenrechten schenden, opzeggen? Nee!
U moet weten dat er vandaag de dag wereldwijd schande wordt gesproken van het asiel- en immigratiebeleid. U kunt geen internationale conferentie bezoeken zonder dat men ons confronteert met de grootschalige schendingen van de rechten van migranten als gevolg van het Europese asiel- en immigratiebeleid. Ik vind dat hier verandering in moet komen. We hebben een beleid nodig dat is gebaseerd op een pragmatische aanpak en niet op de hypocrisie waardoor dit immigratie- en asielpact vooral wordt gekenmerkt.
Cristiana Muscardini (UEN). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, we zijn het helemaal eens met wat president Sarkozy heeft verklaard in Evian: het risico kan alleen structureel worden beheerst door een gecoördineerd optreden van de centrale banken.
Dat neemt niet weg dat we, ondanks het interessante debat van vandaag, nog een aantal zorgwekkende twijfels hebben over waarom de Europese Centrale Bank de rente niet eerder heeft verlaagd met het oog op de ontwikkelingen op de Amerikaanse markt, de wereldmarkt en de financiële markt, in het bijzonder in enkele landen van de Europese Unie.
Wij vragen ons af waarom er geen eenduidig standpunt is geweest over het probleem van de derivaten, wetende dat dit product enkele belangrijke Italiaanse en Europese overheids- en bestuursinstellingen hoog oplopende schulden heeft bezorgd.
Wij vragen ons af waarom er is verdergegaan met het beleid van consolidatie van bankinstellingen, waarbij in veel gevallen reusachtige gedrochten zijn ontstaan en geen rekening is gehouden met de realiteit van het systeem in onze landen. En we vragen ons af waarom consumentenleningen niet onder controle zijn gehouden, waardoor bij particulieren en vervolgens als kettingreactie bij bankinstellingen hoog oplopende schulden zijn ontstaan.
Tot slot vragen wij Europa de moed te tonen om het Stabiliteitspact te herzien, dat inmiddels uit de vorige eeuw dateert. In deze nieuwe en exponentiële crisissen zijn snelle en betrouwbare beslissingen nodig. Het is ook noodzakelijk dat de Raad – aangezien we het over het midden- en kleinbedrijf hebben gehad – de Commissie duidelijk laat weten dat zij de taak heeft de brandstofprijzen verder te verlagen.
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, een beetje bescheidenheid siert de mens en ook de politicus. Laten we maar meteen vaststellen dat de instellingen van de Europese Unie in de wereldwijde financiële crisis nauwelijks meer zijn dan compleet machteloze toeschouwers en het Europees Parlement daarbij nauwelijks meer dan een compleet machteloze praatbarak.
Ik zal het dus eerst hebben over een paar andere zaken waarvoor wij wél verantwoordelijkheid dragen. Oorspronkelijk zou de top worden beheerst door de Ierse kwestie en het op sterven na dode Verdrag van Lissabon. Recente verklaringen van de topeurocraten geven toch wel een zeer groot déjà vu-gevoel. Ik denk bijvoorbeeld aan commissaris Wallström, die nog deze week verklaarde dat het Ierse referendum eigenlijk heel weinig te maken had met het Verdrag zelf, maar meer met ethische thema's en met belastingen. Het komt erop neer dat volgens de Commissie de "nee"-stem van Ierland eigenlijk een "ja"-stem was. Een déja vu-gevoel, want identieke verklaringen werden ook door leden van de Europese nomenclatura afgelegd na de Franse en Nederlandse referenda destijds. Het volk zegt "neen", maar de eurocraten begrijpen dat ze eigenlijk "ja" hebben gezegd.
Een dergelijke minachting voor elementaire democratie is blijkbaar een structureel kenmerk van dit Europa. Een zekere Europese politiek-autistische elite, afgeschermd van het volk, neemt maar beslissingen tegen het volk en blijft dan volkomen machteloos toezien wanneer zich echte calamiteiten voordoen, zoals nu het geval is.
Een ander voorbeeld: uit recente peilingen blijkt dat de weerstand tegen de Turkse toetreding sterker is dan ooit bij de burgers van onze landen. Maar wat doen wij? We gaan het onderhandelingsproces voor de toetreding nog versnellen. Dit Europa dat we nu kennen, is een negatie van alles wat met democratie te maken heeft. En het is niet door nu een toneelstukje op te voeren alsof wij een wezenlijke bijdrage gaan leveren om de financiële crisis aan te pakken, dat we dit probleem van wantrouwen van de burgers zullen oplossen.
Jacek Saryusz-Wolski (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer de commissaris, mijn boodschap aan de Commissie en de Raad is de volgende: laten we, ondanks de financiële crisis waar we middenin zitten, niet de follow-up vergeten van de buitengewone Raad van 1 september, met name als het gaat om Georgië en Wit-Rusland.
(EN) Georgië heeft de oorlog verloren, maar zou de vrede moeten winnen, en wij moeten alles in het werk stellen om dit mogelijk te maken. Dat betekent twee dingen: we moeten Georgië krachtige financiële steun voor de wederopbouw geven, en helpen met het consolideren van de democratische hervormingen.
De Europese Unie heeft sneller en efficiënter op de crisis in de Kaukasus gereageerd dan onze Amerikaanse vrienden, en onze reactie was coherent en gebaseerd op een gezamenlijke aanpak – ik zou het Franse voorzitterschap daarvoor trouwens willen bedanken en feliciteren.
We moeten rekening houden met de gevolgen van de crisis in Georgië voor de hele regio en voor de Europese Unie zelf. Het is nodiger dan ooit om goede relaties te onderhouden met onze oosterburen, en wel met behulp van een versterkt oostelijk partnerschap. We hebben een sterk en democratisch Georgië nodig, net zoals Georgië ons nodig heeft. Er staat ook een gezamenlijk Europees belang op het spel, ik bedoel daarmee de veiligheid van de energievoorziening en de beschikbaarheid van een Kaukasische alternatieve corridor voor de transit van olie en gas. We verwachten van de Commissie en de Raad dat ze de bescherming van de bestaande pijplijnen garanderen, en blijven werken aan een gemeenschappelijk buitenlands energiebeleid, dat we zo node missen.
Ik wil nog iets zeggen over Wit-Rusland. De situatie daar wordt iets beter, en we zien de eerste tekenen van liberalisering, maar de verkiezingen waren niet democratisch. Daarom moeten we wel een nieuw beleid voeren om een einde te maken aan het isolement van Wit-Rusland, maar die opening moet gedoseerd zijn, en gebaseerd op strenge voorwaarden en een aanpak van geleidelijk geven en nemen. Dat betekent het volgende: een selectieve toepassing van het Europees nabuurschapsbeleid en van de instrumenten voor de mensenrechten, een selectieve opschorting van visumsancties voor regeringsvertegenwoordigers, het halveren van de kosten voor een reisvisum voor Wit-Russische burgers, het hervatten van de politieke dialoog, steun voor het versterken van de economische samenwerking met de Europese Unie en meer bescherming voor de maatschappelijke organisaties, van ngo’s, van nationale minderheden en van de vrije media, en dat alles in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de democratiseringsbeweging in Wit-Rusland.
Enrique Barón Crespo (PSE). − (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, de boodschap die we de komende Europese Raad naar mijn mening moeten meegeven moet zijn dat het vertrouwen van de Europese burgers in ons project moet worden hersteld en moet worden versterkt.
Want we hebben besloten om een economische en monetaire unie te worden, en die unie is in aanbouw, maar is nog niet af. En gedurende een periode van een week hebben we, door de besmetting met de Amerikaanse epidemie, het gevaar gelopen van een vlucht of een massale uittocht. Ik denk dat dit inmiddels is gecorrigeerd. De Europese instellingen hebben op tijd laten zien dat ze werken. Ik doel daarbij in concreto op de Ecofin-vergadering van gisteren en ook op de gecoördineerde renteverlaging van vandaag.
We moeten ons productiesysteem te hulp schieten; in dit verband wil ik, naast de communautaire initiatieven, ook het voorbeeld van mijn eigen land noemen, waar gisteren is besloten tot de instelling van een fonds van dertig miljard euro, omdat bedrijven moeten worden geholpen om goed te werken.
Het tweede terrein waarop het belangrijk is dat het vertrouwen wordt versterkt, is de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Ik heb ook de gelegenheid gehad om met minister Martin te debatteren. Hij gaf een accurate diagnose van de situatie, maar een diagnose zonder recept voor een geneesmiddel helpt niet. Onze Ierse vrienden, na goed te hebben nagedacht en alles tegen elkaar te hebben afgewogen, moeten zich ervan bewust worden dat dit geen neutrale operatie is, maar dat ook wij een prijs zullen betalen, en wel een hoge prijs, in een Unie die is gebaseerd op solidariteit, als het Verdrag van Lissabon niet voor de verkiezingen wordt goedgekeurd.
Het enige positieve aan het feit dat het Verdrag niet is geratificeerd, is misschien dat de Europese verkiezingen in het centrum van de aandacht zullen komen te staan. Maar het is belangrijk dat we blijven vechten en eraan blijven werken dat we een Verdrag van Lissabon krijgen dat van kracht is voor de komende Europese verkiezingen, voor een sterkere en meer solidaire Unie.
Sophia in 't Veld (ALDE). - Voorzitter, de burgers kijken op dit moment naar Europa en verwachten bescherming, stabiliteit en eenheid. Juist op dit moment is een sterk Europa belangrijker dan ooit. Iedereen is het ermee eens dat er ingegrepen moest worden en het is goed dat er snel gehandeld is. Dat was onvermijdelijk.
Maar er zijn een aantal ontwikkelingen die ik toch wel zorgelijk vind en ik bespeur toch ook een zekere ideologie achter een aantal handelingen. Een aantal mensen vierde hier al feestelijk de dood van het kapitalisme. Maar eerlijk gezegd, politici zijn geen bankiers. Noodmaatregelen ja, maar ik zie ook een aantal operaties die gewoon neerkomen op een ordinaire nationalisatie van banken. Eerlijk gezegd zijn er een aantal bankiers die duidelijk niet meer te vertrouwen zijn en waar we onze spaarcentjes niet aan kunnen geven. Maar vraag uzelf af, zou u uw spaargeld toevertrouwen aan politici als bankiers? Aan de heer Schulz bijvoorbeeld? Nu, ik niet.
De crisis mag niet aangegrepen worden om de regels te ontwijken, te verzwakken of zelfs af te schaffen. Ik vind de roep om een flexibele toepassing van het mededingingsbeleid of het stabiliteits- en groeipact buitengewoon zorgelijk. Het zijn juist die regels die gemaakt hebben dat Europa robuust is.
Ik heb een concrete vraag aan de Commissie - en ik stel overigens tot mijn verdriet vast dat de heer Barroso het debat kennelijk niet boeiend genoeg vindt om tot het einde te blijven. De Nederlandse minister van Financiën heeft vanmiddag in het parlementaire debat in de Tweede Kamer verklaard dat de aankoop van Fortis en ABN-Amro - niet alleen de bank, maar ook de niet-systeemrelevante onderdelen zoals verzekeringen - niet zijn aangemeld als staatssteunoperatie. Ik wil dus graag weten hoe de Commissie denkt om te gaan met dit soort gevallen in de komende tijd. Commissaris Kroes heeft immers afgelopen maandag verklaard - en ik ben het daar ook helemaal mee eens - dat de mededingingsregels en het stabiliteitspact onverkort van toepassing zijn. Hoe gaan we om met dit soort gevallen? Wat gaat er gebeuren als achteraf wordt vastgesteld dat de staatssteunregels zijn overtreden?
Ryszard Czarnecki (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de grootste uitdaging waar Europa vandaag voor staat is absoluut de economische crisis. Ondanks de recente geruststelling van Duitse politici en ambtenaren van de Europese Commissie nadert deze crisis Europa wel degelijk. De vraag is dan ook niet of maar wanneer de crisis toeslaat. De zelfbenoemde leiders van een aantal van de grootste landen van de Europese Unie zijn het afgelopen zaterdag over geen enkel gezamenlijk beleid voor deze situatie eens geworden.
Bovendien stellen we vast dat landen als Griekenland, Ierland en Duitsland in tegenstelling tot andere lidstaten spaardeposito’s garanderen en er dus geen enkel gezamenlijk beleid is. Als er op de aanstaande top van de Europese Unie op dit vlak geen gezamenlijke strategie wordt uitgewerkt, is dat een heel slecht signaal voor de mensen in de lidstaten. Juist in tijden van crisis moeten de mensen er namelijk op kunnen rekenen dat de Europese Unie indien nodig optreedt als brandweerman en dus niet enkel aanwezig is in goede tijden, maar ook als er een probleem is.
Werner Langen (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de voorzitter van de Commissie is helaas niet meer in de zaal. Hij heeft gezegd, en ik heb het opgeschreven: “We hebben nog geen regels die ons in staat stellen om een Europees antwoord te geven”. Dat is inderdaad waar. Mevrouw Bérès heeft verteld waarom hij gelijk heeft: omdat commissaris McCreevy, die hiervoor verantwoordelijk is, zich al vier jaar dood houdt! Het Parlement heeft in ten minste tien verslagen voorstellen gedaan, en hij heeft ze altijd genegeerd. Daar ligt het probleem, niet bij het neoliberalisme, maar bij de commissaris voor de financiële markten, die op afstand wordt bestuurd vanuit Dublin en Londen! Als de voorzitter van de Commissie moedig was zou hij zijn portefeuille afpakken en aan de heer Almunia geven, die zou daarvoor de juiste man zijn! Die moed heeft de voorzitter echter niet, hij houdt hier toespraken alsof dit allemaal uit de lucht is komen vallen. De opstelling van de voorzitter van de Commissie verbaast me ten zeerste. Hij kan niet zo makkelijk onder zijn medeverantwoordelijkheid uitkomen!
Ik zeg dit zo duidelijk omdat we niet rustig kunnen afwachten, we moeten snel de handen uit de mouwen steken. De centrale banken hebben maatregelen genomen, en de ministers van Financiën ook. Dat was allemaal nodig omdat de crisis nu precies de omvang heeft bereikt die we al jaren hadden gevreesd.
Waar is mevrouw Kroes? Die rommelt wat met haar mededingingsregels, en brengt ook de stabiliteit van de banken die nog goed draaien in gevaar! Ze legt termijnen op, in plaats van er bijvoorbeeld over na te denken of Ierland wel in staat is om voor de tegoeden alleen van Ierse onderdanen en voor toekomstige kredieten garanties te geven die 200 % van zijn bbp kunnen kosten. Wie heeft hieraan ook maar één woord gewijd?
Wanneer de Commissie de moed niet heeft om ook tegen de wil van de lidstaten voorstellen te doen voor een Europese toezichthouder zal dit allemaal in rook opgaan. En daarna een Europees solidariteitsfonds oprichten, zonder gezamenlijke regels vast te leggen, dat is socialisme van het zuiverste water!
Jo Leinen (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, wanneer ik zo luister naar de heer Langen krijg ik bijna de indruk dat we een grote coalitie hebben, want ik ben het met hem eens.
De crisis in Georgië, de financiële crisis, de hoge energieprijzen – alles pleit voor een sterk Europa! Als voorzitter van de Commissie constitutionele zaken ben ik daarom blij dat iedereen behalve de tegenstanders van Europa zich uitspreekt voor de snelle ratificatie van het hervormingsverdrag, en ik zou het Franse voorzitterschap willen bedanken voor zijn hardnekkige opstelling. We mogen dat niet op de lange baan schuiven, en verwachten van de top van volgende week een helder signaal en een tijdschema voor de voltooiing van de ratificatie.
Het is de bedoeling dat Zweden en Tsjechië het Verdrag nog voor het einde van dit jaar ratificeren, en ik geef de moed niet op dat ook de ratificatie in Ierland nog voor de Europese verkiezingen plaats kan vinden. Minister Martin van Buitenlandse Zaken heeft op maandag in mijn commissie gezegd dat er in Ierland een mentaliteitsverandering plaatsvindt, dat men inziet wat de waarde van de EU is. En zes maanden zijn in de politiek een eeuwigheid!
Ik wil een tweede punt noemen: we moeten de burgers ook uitleggen waarom we de EU nodig hebben. Ik ben blij dat we tijdens de top een gezamenlijke politieke verklaring zullen afleggen over de communicatiestrategie van de EU. Ik zou het Franse voorzitterschap willen danken, dat erin geslaagd is om alle drie instellingen op één lijn te krijgen. Die strategie moeten we nu voor het referendum in Ierland en voor de Europese verkiezingen aanpakken. Voor veel problemen is de EU niet de oorzaak, maar de oplossing. Dat moeten we de burgers duidelijk maken!
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, Europa heeft zijn volken niet beschermd tegen financiële speculaties. Zelfs in de New York Times is de profetische zin van de dichter Ezra Pound te lezen: “Door usura heeft niemand een huis van goede steen”. Nu willen de Fed en het Amerikaanse ministerie van Financiën de crisis oplossen door de rente te verlagen. Juist deze oplossing – eenvoudige toegang tot leningen – was de oorzaak van de speculatieve luchtbel.
Anno 1933 heeft een groep economen in Chicago een plan voorgesteld om het alleenrecht op de uitgifte van geld terug te geven aan de staat, waarmee de banken wordt verboden nepgeld te produceren en waarmee ze worden verplicht tegoeden voor 100 procent te dekken. De fraude van het fractioneel bankieren wordt hierdoor onmogelijk gemaakt en het betekent het einde van financiële spelletjes waarmee arme mensen, spaarders en zelfs de reële economie geruïneerd worden.
Nobelprijswinnaar Maurice Allais uit al lange tijd felle kritiek op het innovatieve financiële systeem, securitisaties, derivaten en hedgefondsen, waar de geldmagnaten in een bepaalde deel van de Europese financiële sector zo dol op zijn. Terecht pleit hij voor een wettelijk verbod op derivaten, waar wij al een lange tijd voor pleiten. Laten we kiezen voor het plan van Chicago, het plan Allais: de staat het alleenrecht geven voor de creatie van geld.
Einde aan een Europa van onzekerheid. De paus heeft hier terecht voor gewaarschuwd. Geld is niet alles. Geld is niets!
Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook de Raad moet conclusies trekken uit de invasie van Georgië. Teneinde herhaling van zulke agressie te voorkomen moet de EU ervoor zorgen dat het idee van ‘het recht van de sterkste’ absoluut onvoordelig uitpakt voor de aanvaller. Door een soevereine staat binnen te vallen heeft Rusland, lid van de Veiligheidsraad, niet alleen het regionale maar ook het internationale veiligheids- en stabiliteitsparadigma gebroken. Als er geen grenzen worden gesteld, ligt de weg open voor meer machtsvertoon tegen Oekraïne, Moldavië en andere landen.
Waar we nu behoefte aan hebben is een doelmatiger oostelijk partnerschap en een sterk democratisch Georgië. Helaas hebben sommige socialistische leiders op bezoek in Moskou, al voordat Rusland aan zijn verplichten heeft voldaan, verklaard dat de EU en Rusland elkaar meer dan ooit nodig hebben en dat Rusland en de EU samen moeten werken om het mogelijke veiligheidsgat te dichten dat de verzwakkende Verenigde Staten achterlaten. Er lijkt een gevaarlijke verwarring te heersen over wie onze echte bondgenoten zijn en wie echt belang heeft bij het verzwakken en splijten van Europa.
Ten slotte moet de EU ook reageren op de voortgaande verspreiding van Russische paspoorten in het buitenland. Hierdoor schept men kunstmatig nieuwe Russische staatsburgers die volgens de Medvedev-doctrine verdedigd moeten worden, aldus nieuwe internationale crisishaarden kwekend. Onze reactie moet zijn dat we geen visa verstrekken aan die nieuwe burgers, vooral niet aan de leiders van de nieuwe Russische protectoraten. Als laatste wil ik zeggen dat we Georgiërs en Oekraïners snel een ruimhartiger visumregeling moeten aanbieden dan die waarover Russische staatsburgers beschikken.
Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, naar mijn mening moet de Ierse regering liever vandaag dan morgen een oplossing proberen te vinden voor de Ierse blokkade op de weg naar Lissabon, maar wel een oplossing waarbij Ierland volwaardig lid blijft en niet half uit de Unie wordt losgemaakt, zoals met ontsnappingsclausules zou gebeuren.
We hebben Lissabon nu meer dan ooit nodig om Europa wereldwijd te versterken en doeltreffend te reageren op te zorgen van burgers. De financiële crisis is de zoveelste ineenstorting van de markt, die weer heeft kunnen plaatsvinden omdat de meeste regeringen hebben geloofd in het sprookje dat wereldmarkten zelfregulerend kunnen zijn en de markt niet onder democratisch toezicht hebben gesteld.
De euro is een goed voorbeeld van wat Europa kan bereiken als het soevereiniteit serieus deelt. Als Ierland ervoor had gekozen het Ierse pond te behouden, zou het inmiddels zeker spoorloos in de diepte zijn verdwenen.
Commissievoorzitter Barroso heeft toegegeven dat hij van de lidstaten weinig medewerking heeft gehad bij het opstellen van een gecoördineerd antwoord op de crisis. Hij zwijgt echter over het voortdurende verzet van commissaris McCreevy tegen herregulering. Commissaris McCreevy is niet in staat zijn neoliberale ideologie los te laten en het baart mij daarom grote zorgen dat hij wordt opgenomen in het driemanschap dat voorzitter Barroso aan het vormen is.
Mag ik één laatste punt aanroeren? Ik ben van plan de toespraak die de heer Farage vandaag in dit Parlement heeft gehouden, op mijn website te zetten omdat ik geloof dat hoe meer Ieren horen wat hij te zeggen heeft over Ierland en over Europa, hoe waarschijnlijker het wordt dat zij ‘ja’ zullen stemmen voor de Europese Unie.
Cornelis Visser (PPE-DE). - Voorzitter, de vraag is of deze financiële crisis leidt tot een verdere Europese integratie dan wel of het juist het tegengestelde zal zijn. Naar mijn inschatting kan een crisis van deze omvang alleen op Europees niveau worden aangepakt. Dit moet tot verdere Europese integratie leiden. Maar daarvoor is wel leiderschap nodig. Niet alleen leiderschap van de lidstaten, maar vooral van de Commissie. Tot nu toe wordt de reactie op de financiële crisis vooral door de lidstaten gegeven en daar ben ik blij mee, bijvoorbeeld in het geval van de aanpak van de crisis bij Fortis. De Commissie is echter stil gebleven.
Naar mijn mening is de aanleiding voor de financiële crisis de snelle innovatie in de financiële sector van de afgelopen jaren. Bankproducten zijn zodanig verpakt dat dit tot snelle winsten zou kunnen leiden, maar ook tot grote risico's. Alleen waren deze risico's niet inzichtelijk en zijn ze dat soms nog steeds niet. Het is voor deskundigen vreselijk ingewikkeld om een goede inschatting te maken en daarmee de waarde van deze nieuwe financiële producten te beoordelen.
De Commissie moet daarom nu met maatregelen komen voor vergroting van de transparantie van financiële producten en voor beter bestuur van banken. De Commissie moet ook met maatregelen komen voor verbetering van het toezicht en met voorstellen voor de versterking van de samenwerking tussen de centrale banken onderling en andere toezichthouders. Dit standpunt zal het Parlement uitspreken in het verslag over de Lamfalussy-follow-up en de toekomstige toezichtstructuur voor de financiële sector, waar we zo meteen over spreken.
Ik betreur het overigens ten zeerste dat de socialisten zich bij zo'n belangrijk verslag van stemming in de parlementaire commissie hebben onthouden. Ik ben benieuwd of ze zich morgen opnieuw van stemming zullen onthouden. De crisis toont het belang van Europa. Wanneer de Europese overheden hierin afzonderlijk opereren, kan dit tot staatssteun leiden en tot achterstelling van buitenlandse spaarders, klanten en beleggers. Alleen een Europese reactie kan een volwaardige aanpak van de crisis vormen en daarom moet de Commissie vandaag nog het voortouw nemen.
Józef Pinior (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de situatie op de Kaukasus leidde afgelopen zomer tot een nieuwe geopolitieke uitdaging voor de Europese Unie. Op gelijkaardige wijze vormt de huidige crisis op de financiële wereldmarkten voor de Europese Unie een uitdaging in verband met de wereldeconomie. Iedereen is het erover eens dat we op dit moment moeten werken aan een gecoördineerde Europese reactie op deze uitdagingen. Dit kunnen we echter onmogelijk doen zonder Verdrag van Lissabon. De ratificatie van dit verdrag is dan ook een absolute voorwaarde voor het voortbestaan van de Europese Unie en voor een serieus antwoord van de Europese Unie binnen de huidige wereldorde. Voorzitter Barroso zei dat de Europese instellingen, ook de Europese Commissie, niet goed zijn vertegenwoordigd in de mondiale financiële structuur. Dit toont eens te meer aan dat het Verdrag van Lissabon zo snel mogelijk moet worden geratificeerd in de landen waar dit nog niet is gebeurd.
Een andere kwestie waar ik vandaag op in wil gaan is de markt, maar dan wel de gereguleerde markt. De kapitalistische economie moet een menselijk gezicht hebben. Dat is absoluut van wezenlijk belang. Dat was immers ook het antwoord van Europa op de crisis aan het begin van de twintigste eeuw. Juist daaraan heeft Europa zijn kracht te danken.
Tot slot wil ik nog opmerken dat we de werven in Polen moeten redden. Ik richt me in dit verband tot de Europese Commissie. Waarom zouden we in het huidige crisisklimaat nog eens honderd duizend mensen werkloos maken?
Jerzy Buzek (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, het overwinnen van de financiële crisis is momenteel het belangrijkst, maar de belangrijkste dreiging die van de financiële crisis uitgaat is een afremming van de economie. We kunnen ons niet alleen maar bezighouden met financiën, want uiteindelijk gaat het altijd om de concurrentiekracht van de economie, om groei en om arbeidsplaatsen. Als we verkeerde wettelijke maatregelen goedkeuren in het klimaat- en energiepakket, kan dat de vooruitzichten voor het overwinnen van de financiële crisis nog somberder maken. We willen het basisprincipe halen, dat wil zeggen twintig procent minder broeikasgassen tegen 2020. De fungerend voorzitter van de Raad, minister Jouyet, sprak over de flexibiliteit van het klimaat- en energiepakket en over het evenwicht dat moet worden bewaard bij de goedkeuring. Wat betekent dit? Dit moet betekenen dat het pakket en met name het systeem voor de handel in emissierechten kan worden aangepast aan de huidige situatie. Deze verschilt namelijk volledig van een jaar, een half jaar of zelfs twee maanden geleden.
Het doel van emissiereductie kan op verschillende manieren worden bereikt. We weten hoe gisteren in het Europees Parlement in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid is gestemd over de richtlijn over de handel in emissierechten. Dat nemen we voor kennisgeving aan. Nu staat ons echter een heel zware trialoog te wachten, want hier wordt regulering goedgekeurd waar heel veel voorbehouden bij zijn.
We hebben binnen het Parlement onvoldoende tijd gehad om goed in te gaan op alle problemen rondom de richtlijn over emissies en de handel in emissierechten. Ik richt me dan ook tot het Franse voorzitterschap en de Europese Commissie. Zij zouden ook rekening moeten houden met de voorstellen en amendementen van de minderheden, ook al hebben deze amendementen het tijdens de meerderheidsstemming in de parlementaire commissies niet altijd gehaald. Als we een goede oplossing willen vinden, moeten we vandaag afgaan op ons gezond verstand en op de voortdurend veranderende en verslechterende economische vooruitzichten.
Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst moet ik zegen dat ik het eigenlijk heel verdrietig vind dat we telkens weer een crisis nodig hebben om in Europa een vastberaden keuze te maken, de juiste woorden te vinden, een krachtige gezamenlijke aanpak te kiezen, Europese antwoorden te vinden. Een Europese aanpak en Europese regelingen moeten een onderdeel van de oplossing zijn. Ze zijn niet alleen een antwoord op crisissituaties, ze zijn ook nodig om in onze gemondialiseerde wereld crisissituaties te verhinderen.
We moeten maatregelen op de korte en op de lange termijn nemen. De crisissituaties maken ons duidelijk hoe sterk we van elkaar afhankelijk zijn, hoe mondiaal de financiële wereld tegenwoordig is, hoezeer die wereld een netwerk is. Ik heb hier een pakket met eisen die het Europees Parlement sinds 2002 heeft gesteld, op slechts een heel klein deel daarvan is de Commissie ingegaan, en de lidstaten hebben in de meeste gevallen tegengestribbeld en op die manier Europese oplossingen verhinderd.
Dames en heren, we moeten wetvoorstellen doen op het gebied van Europees toezicht, van de kapitaaltoereikendheid, van ratingbureaus, van kredietverlening, van modellen voor de aanpak van crises en van minimumnormen voor alle vormen van investeringen.
Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat we de crisis op de financiële markten niet mogen misbruiken om buitensporige regels op te leggen. We willen niet de markt in diskrediet brengen en een nationalisering eisen, we willen zorgen voor zoveel markt als mogelijk, en zoveel regulering als nodig in een gemondialiseerde wereld. Iedereen heeft regulering nodig, we mogen niemand uitsluiten, maar de regulering moet afhankelijk zijn van het risico en van het product. Dat is mijn wens, en ik hoop dat de Raad daar op in zal gaan.
Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, tijdens de top van de Europese Raad, volgende week, zal van minister-president Brian Cowan niets nieuws te horen zijn met betrekking tot de huidige impasse rond het Verdrag van Lissabon in Ierland. In plaats daarvan zal hij een soortgelijke interventie plegen als zijn collega-minister Micheál Martin, die afgelopen maandag slechts een analyse van het resultaat overbracht aan de Commissie constitutionele zaken van het Europees Parlement. Er zal niets concreets worden voorgesteld tot de decembertop van de Raad, waar naar verwachting een heldere routekaart naar de toekomst zal worden geschetst.
Teneinde de totstandkoming van deze routekaart te versnellen wil ik graag uiteenzetten hoe we nu naar mijn idee verder moeten gaan. Ten eerste kan er volgens mij gedurende minstens twaalf maanden geen tweede referendum worden gehouden omdat er voldoende ruimte moet zijn voor overleg met het Ierse electoraat. Een tweede referendum moet worden uitgeschreven in de herfst van volgend jaar, als het kan in oktober. Dit betekent dat de verkiezingen voor het Europees Parlement moeten worden gehouden op grond van het Verdrag van Nice, maar dat is naar mijn mening het minste van twee kwaden.
Wat betreft de aard van het tweede referendum wil ik voorstellen in Ierland een uitgebreide volksraadpleging over het Verdrag van Lissabon te houden, met een constitutioneel referendum waarin ja of nee wordt gezegd tegen het Verdrag van Lissabon en op dezelfde dag raadplegende referenda over belangrijke onderdelen waaraan wel of niet wordt meegedaan, zoals het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees veiligheids- en defensiebeleid.
Als de Ierse kiezers in het uitgebreide referendum tegen een van deze beide onderdelen nee zouden zeggen, zou de Ierse regering vervolgens tijdens de Europese Raad kunnen proberen een aparte overeenkomst te bereiken, die zou moeten worden ondertekend door alle 27 lidstaten. Deze stap zou vergelijkbaar zijn met het precedent van de Overeenkomst van Edinburgh, waarmee de Denen tijdens de bijeenkomst van de Raad in december 1992 op vier punten werden vrijgesteld van de bepalingen van het Verdrag van Maastricht. Hierdoor kon Denemarken het Verdrag zelf toch ondertekenen.
Volgens dit plan zouden de lidstaten die het Verdrag van Lissabon al hebben geratificeerd, dit niet nogmaals hoeven te doen. De uitgebreide volksraadpleging zou de Ierse kiezers een keuze bieden ten aanzien van de reikwijdte van de rol die zij in de Europese Unie willen spelen.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil met drie punten beginnen. Ten aanzien van Rusland moeten we een beleid handhaven waarin we tegelijkertijd open en standvastig zijn, en waarin we nooit de Russische aanspraken op enig belang in een ander land aanvaarden, of dat land nu in de ‘nabuurschap’ of ver weg ligt. Dit zal de komende jaren van fundamenteel belang zijn.
Ten tweede moet de begrotingsherziening gericht zijn op openstelling en deregulering van de Europese landbouw, waardoor meer mogelijkheden worden geschapen voor de boeren in Europa en in andere delen van de wereld – zij het met minder subsidies – en wordt gestreefd naar een mondiale, goed functionerende landbouwmarkt die kan voldoen aan de nieuwe vraag naar voedsel op de hele wereld.
Ten derde moet ondanks de financiële crisis nu worden begonnen met maatregelen ten aanzien van klimaatverandering, opdat we profijt zullen hebben van een langetermijnproces. Zo kunnen we de klimaatverandering bestrijden en ons voorbereiden op de andere veranderingen die daarvan het gevolg zullen zijn.
Met betrekking tot de financiële crisis die vandaag ter sprake is gekomen, vergeten veel sprekers dat we thans aan het einde staan van een langdurig proces dat uniek is in de menselijke geschiedenis: het proces van wereldwijde groei dat welvaart heeft gebracht op een nooit eerder vertoonde wijze. We staan nu aan het einde daarvan. Ik heb daar eerder vandaag niets over gehoord van de heer Schulz. Natuurlijk zijn er enkele problemen, maar die hebben niet alleen betrekking op de markt. Niemand kan zeggen dat de subprime leningen in de Verenigde Staten het gevolg zijn van marktwerking. Ze zijn het gevolg van bewust politiek ingrijpen.
Wat we nu moeten doen is zorgen voor transparantie, verantwoordelijkheid en toezicht op de hedendaagse markten zoals zij zijn. Deze zijn Europees en mondiaal en wij moeten ervoor zorgen dat we weer boven op de realiteit van de financiële markten zitten. Dan kunnen we ook constructief zijn ten aanzien van de ontwikkeling van een reële economie.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, snel om zich heen grijpende instabiliteit is kenmerkend voor de wereld van vandaag. Dat geldt vooral voor de financiële markten, die vandaag de dag tot de meest gemondialiseerde bedrijfssectoren horen. Onverantwoordelijkheid, excessen en gebrek aan regelgeving aan één kant van de wereld kunnen de gewone consumenten overal ter wereld in hun portemonnee treffen. Ik verwelkom dan ook het initiatief van de Commissie om een permanente werkgroep binnen de Commissie op te richten om de financiële crisis aan te pakken. Zoals de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, al zei, kunnen en moeten wij veel meer doen.
Ik ben echter van mening dat de Commissie hierbij met te veel verantwoordelijkheid wordt opgezadeld. Verantwoordelijkheden moeten duidelijk blijven. De Europese Centrale Bank moet ervoor zorgen dat de prijzen en de waarde van geld stabiel blijven. De ECB is doeltreffend opgetreden om de crisis te beteugelen. De huidige gecoördineerde renteverlagingen zijn hiervan een goed voorbeeld. Anderzijds zijn communautaire instellingen - de Europese Commissie en het Europees Parlement - er verantwoordelijk voor dat de interne markt open blijft en de wetgeving adequaat is. De marktactoren moeten zich aan de wetgeving houden, hun risico’s beheersen en bij kredietverlening huishoudens en bedrijven aansporen de juiste oplossingen te zoeken. Financiële groepen moeten zich niet alleen met hun eigen zaken bezighouden, maar ook ruimere maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. De hoofdverantwoordelijkheid ligt echter bij de ministers van Financiën, want zij, en niet de ECB, de Europese wetgevers of de marktactoren, beschikken over de meeste instrumenten voor groei en oplossingen voor de crisis.
De ministers van Financiën hebben initiatief getoond. Zij hebben al in oktober 2007 duidelijker spelregels ter voorkoming van crises op de financiële markten aangenomen. Rekening houdend met de lange duur van dit werk, is de lijst met 13 punten van de Raad Ecofin van gisteren nogal mager. Ik ben niet tegen de voorstellen, maar ik vind het actieprogramma ontoereikend. Het is niet genoeg iets te doen: wij moeten ook de juiste dingen doen en het is nog belangrijker iets te laten als wetgeving niet de juiste oplossing voor de problemen is. Wij mogen geen ruimte geven aan de druk van populisten.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Ik wil mijn excuus maken aan de tolken, aangezien ik uit mijn hoofd zal spreken. De sleutelwoorden hier zijn solidariteit, verantwoordelijkheid en veiligheid. We onderstrepen voortdurend dat solidariteit in de huidige financiële crisis bij uitstek belangrijk is, vooral gezien het feit dat ik bijvoorbeeld uit een land kom waar het wemelt van bankfilialen en dochterondernemingen; het is dan ook essentieel hoe het moederbedrijf en diens toezichthoudende instantie in zo'n cruciale situatie reageert op het probleem waarmee we kampen.
Overigens moet ik bij het begrip solidariteit vermelden dat als vijf jaar na de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het leven werd geroepen, nu vier of vijf jaar na de uitbreiding ook een gemeenschappelijk energiebeleid kan worden uitgewerkt. Ik ben blij met wat de minister zei, dat was mooi gesproken, maar nu moet het nog worden verwezenlijkt. Ik zou ook nog iets willen zeggen over de deposito’s, want ook hier draait het om solidariteit. Dit is een mogelijkheid om de mensen in de Midden-Europese landen een positief beeld te geven van de Europese Unie, namelijk door niet achter elkaar aan te lopen maar samen te verklaren dat we ten tijde van crisis wel degelijk een garantie geven voor alle deposito’s van particulieren. Voor een half jaar of een jaar, daar moeten we een besluit over nemen. Daarnaast moeten we de basisbedragen zo snel mogelijk verhogen, want het gaat hier om mensen en hachelijke balanssituaties, die we heel snel moeten redden. Ik geloof niet dat dit langdurig problemen zal opleveren.
De andere kwestie is solidariteit en onze afhankelijkheid. In het volgende punt zullen juist de relaties tussen de toezichtinstanties worden behandeld. Ik begrijp dat we colleges willen oprichten, maar ik acht het desondanks van belang dat we richting een centraal toezicht gaan, net zoals we in het mededingingsbeleid een centrale instantie onderbrengen bij een commissie van de Europese Unie of bij de ECB (de Europese Centrale Bank), het is namelijk heel moeilijk te overzien hoe we in een collegesysteem het vertrouwen in elkaar kunnen opbouwen. Dank u wel.
John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou tot u en tot de heren Jouyet en Almunia willen zeggen dat het absoluut essentieel is dat de interbancaire markt weer op gang komt. De enige manier waarop dat bereikt kan worden is wanneer soevereine staten zich garant stellen voor interbancaire wholesale-deposito’s, zoals Ierland en Denemarken op hun binnenlandse markt gedaan hebben.
Toegegeven, de bijkomende aansprakelijkheid is enorm. Wanneer de interbancaire markt weer op gang komt zullen de banken echter niet langer de hand op de knip houden maar weer geld beginnen te lenen aan bedrijven en particulieren. Dan zal de interbancaire rente dalen tot een normale hoogte en is het absoluut zeker dat die garanties niet gebruikt hoeven te worden.
Ik ben het met de heer Jouyet eens dat dit op wereldschaal moet gebeuren. Het is, zoals hij zei, de geëigende taak van het IMF om deze maatregelen te coördineren. Alleen met zo’n krachtig optreden, op mondiale basis, kunnen we de brand blussen en het vuur van het vertrouwen weer beginnen te ontsteken.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Het belangrijkste wat ons te doen staat is – en wat dat betreft ben ik het dus eens met het Franse voorzitterschap – de ratificatie van het Verdrag van Lissabon; Ierland moet dit op de een of andere manier zien op te lossen. Wat betreft de financiële crisis, wil ik het Parlement eraan herinneren dat de Hongaarse minister-president Ferenc Gyurcsány in februari 2008 een voorstel heeft gedaan voor de oprichting van één Europese financiële toezichtinstantie en het opstellen van één toezichtreglement, met het oog op de moeilijkheden op de internationale financiële markten. Helaas heeft dit voorstel tijdens de zitting van de Raad in maart geen meerderheid verworven. Ik ben van mening dat we dit voorstel opnieuw in behandeling moeten nemen bij de volgende zitting. De Hongaarse minister-president zal het voorstel wederom te berde brengen, want zonder een Europese financiële toezichtinstantie zullen de wereldwijde problemen steeds opnieuw de kop opsteken. Ik wil het Franse voorzitterschap en de andere lidstaten vragen dit voorstel te steunen, want de oplossing hiervan is in ons aller belang.
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de rijkaards van de Amerikaanse banksector hebben zich, samen met hun collega-rijkaards in Europa, de laatste paar jaar overgegeven aan een orgie van fraude, verduistering en corruptie ten koste van de gewone man. Toch hebben de autoriteiten die de plicht hebben de burgers te beschermen, zoals de centrale banken, de ministers van financiën en de commissarissen van de EU, in wezen niets gedaan om hen tegen te houden.
Na hun samenzwering van verzwijgen, nalaten en toedekken, hebben deze autoriteiten nu de euvele moed om geld van de belastingbetalers zo te besteden dat diezelfde rijkaards nog rijker kunnen worden. Dit is ongehoord, schandalig en beschamend. Dit is geen gerechtigheid. Degenen die schuld hebben aan de huidige wereldwijde economische ramp en degenen die hun een dekmantel hebben gegeven moeten al hun bezittingen verbeurd verklaard krijgen en moeten de gevangenis in. Dat is echte gerechtigheid en dat is het soort gerechtigheid waar het in de EU om zou moeten draaien. Dit is de naakte waarheid over wat de Europese burgers vinden.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst heb ik een vraag voor de Raad: hoe zit het met de door het Franse voorzitterschap voorgestelde conferentie op hoog niveau over Georgië? En hoe is het huidige EU-voorzitterschap van plan de territoriale integriteit van Georgië te verdedigen terwijl twee regio's die zich van dat land hebben afgescheiden, Abchazië en Zuid-Ossetië, door een ander land worden erkend? Jammer dat de heer Barroso er niet is, want zijn betoog wist niet te overtuigen, misschien wel omdat hijzelf niet echt overtuigd is van zijn eigen voorstellen. Ik denk dat de financiële en economische situatie veel ernstiger is dan hij ons wil laten geloven. Ook vandaag nog kan iedereen volgens mij op internet duidelijk zien dat de beurzen ondanks alle interventies blijven kelderen. Ik beschouw dit als een heuse ineenstorting van het huidige systeem, een volstrekt achterhaald systeem, een systeem dat ons bankroet heeft gemaakt, dat ervoor gezorgd heeft dat de aarde volkomen wordt uitgebuit en verstikt door de uitstoot van broeikasgassen en dat verantwoordelijk is voor de onderontwikkeling van het Zuiden en de onderontwikkeling in onze steden.
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Konrad Szymański (UEN). - (PL) Meneer de Voorzitter, in de huidige crisis hebben we te maken met staatssteun voor bedreigde economische sectoren. Het Duitse Hypo wordt gered met een subsidie van 50 miljard euro, de steun voor het Britse Bradford & Bingley bedraagt nog eens 35 miljard en Fortis is gered voor 11 miljard euro. Tegelijk heeft de Europese Centrale Bank nog eens 120 miljard euro in bankdeposito’s gepompt om de liquiditeit te redden.
Op hetzelfde moment stuurt commissaris Neelie Kroes aan op een politieke crisis in Polen door ongeveer een half miljard, ik herhaal een half miljard euro aan staatssteun voor drie Poolse werven te laten terugbetalen. Ik ben benieuwd hoe de Europese Commissie de Polen wil uitleggen dat in het oude Europa wel honderden miljarden euro naar de banken kunnen stromen, maar dat geen half miljard aan steun mag worden geboden aan drie werven, die bovendien failliet kunnen gaan ten gevolge van het handelen van de Commissie. Laten we dit in het achterhoofd houden wanneer tijdens de volgende bijeenkomst van de Raad een besluit wordt genomen over de zoveelste financiële injectie in de financiële sector.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, een Franse premier, Edouard Balladur, heeft eens gezegd dat volledige marktvrijheid wordt beheerst door de wet van de jungle. Daarnaast stelde hij dat onze maatschappij, onze democratie en onze instellingen een dergelijke toestand niet mogen toestaan. Desondanks bevinden we ons nu toch in die situatie en betalen we voor de complete marktvrijheid die de Verenigde Staten eens had.
Als u bedenkt dat de Amerikaanse banken voor elke ingelegde dollar, 32 dollar uitleenden in tegenstelling tot de slechts 12 dollar van de Europese banken, begrijpt u de onschendbaarheid die er in het bankwezen van de Verenigde Staten heerste. Ik vrees er nu voor dat noch de maatregelen van de heer Paulson, noch de maatregelen van de Amerikaanse regering de wereld uit deze crisis kunnen redden. Ik ben van mening dat er vanaf nu strenge regels moeten gelden voor de toekomst.
Victor Boştinaru (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, commissaris Almunia, geachte collega’s, gedurende de afgelopen jaren zijn er belangrijke leiders geweest, met name socialisten, die discussieerden over de noodzaak om het mondiale financiële stelsel te hervormen, een soort vervolg op Bretton Woods waarmee men de uitdagingen van de globalisering zou kunnen aangaan. Helaas is er niets gebeurd.
Dat is de reden waarom ik de recente interventies van president Sarkozy en het Franse voorzitterschap, evenals van andere Europese leiders die refereren aan de noodzaak van een dergelijke hervorming, toejuich. Vandaag was ik verheugd over de woorden van de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, die sprak over de noodzaak om verder te kijken dan de financiële crisis en Europa.
Mijnheer Barroso, daarom stel ik voor dat de Europese Unie en de Europese Commissie zich expliciet uitspreken over de noodzaak om, samen met andere belangrijke actoren zoals de Verenigde Staten, China of Japan, het mondiale financiële stelsel te hervormen, zodat de mensheid wordt voorzien van de nodige instrumenten om de financiële gevolgen van globalisering het hoofd te bieden.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijne heren commissarissen, dames en heren afgevaardigden, aangezien ik al aan het woord ben geweest, zal ik het kort houden.
Wat het beheer van de financiële crisis betreft: het spijt me echt dat mevrouw Berès geen genoegen neemt met mijn aanwezigheid, maar ik ben blij dat het haar wel tevreden stemt de heer Almunia hier te treffen. Maar waar het om gaat is het volgende: uit de bijdragen van met name mevrouw Berès, de heer Karas en mevrouw Kauppi valt duidelijk op te maken dat we – zoals al eerder is gezegd – er hoognodig voor moeten zorgen dat we de voorstellen van de Commissie die op tafel liggen en die alle aspecten van toezicht, regulering en wijziging van de boekhoudnormen beslaan, aannemen.
Dit betekent een aanpassing van de bestaande regelgeving, een aanpassing van de regels waar de huidige situatie om vraagt, en niet een overregulering. Zoals gezegd hebben we op dit terrein meer Europa nodig en moeten we onze regelgeving aanpassen aan de onderlinge afhankelijkheid waardoor de financiële instellingen en onze regels voor het financieren van de economie worden gekenmerkt. We moeten de achterstand die we op dit terrein hebben opgelopen, razendsnel goedmaken en de dynamiek die we een paar jaar geleden nog hadden, terugvinden – daar gaat u nog over debatteren – om zo de hele organisatie die is opgezet in het kader van de werkzaamheden van de heer Lamfalussy, in de praktijk te brengen.
Het is eveneens van belang dat de Commissie bevoegdheden krijgt – dat ze een rol krijgt op dit vlak – en de Commissie heeft groot gelijk dat ze daarop hamert. Wat dat betreft moeten we consequent zijn. Als we meer integratie willen, als we op dit vlak de maatregelen willen treffen die we bij anderen hebben zien werken, dan moeten we een organisatie opzetten die is opgewassen tegen de financiële problemen die we zullen moeten aanpakken, en moeten we voortmaken. Zoals ik al zei zal het Franse voorzitterschap alles in het werk stellen en alle zeilen bijzetten om de noodzakelijke coördinatie en aanpassing van de regels op dit vlak te versterken.
Uiteraard hebben we op dit vlak ook een coördinatie nodig – en die is er – tussen de Europese Centrale Bank, de ministers van Economische Zaken en Financiën en de Commissie. Dat is belangrijker dan ooit. We moeten concrete oplossingen daarvoor vinden en we moeten ook anticiperen op de gevolgen die deze crisis gaat hebben voor de financiering van de economie en voor de economie zelf. De eerste tekenen daarvan worden al zichtbaar. En ook wat dat aangaat – en als het om vertrouwen gaat is dat van wezenlijk belang – moeten we stevige innovatieve maatregelen treffen, met name voor KMO's.
Wat de buitenlandse betrekkingen betreft, die met name door de heer Saryusz-Wolski en mevrouw Isler Béguin te berde werden gebracht, zou ik de heer Saryusz-Wolski willen antwoorden dat de Europese Raad – zoals ik al aangaf – in de eerste plaats tot doel zal hebben om precieze strategieën en richtsnoeren voor de energiezekerheid en -solidariteit vast te stellen. De ene crisis mag niet een andere verhullen. We kregen drie maanden geleden te maken met een energiecrisis. Die is er nog steeds. Bepaalde landen waren voor hun energievoorziening afhankelijk van andere landen. Dat is nog steeds het geval. We hebben een Europees energiebeleid nodig dat handen en voeten krijgt, en ook wat dat aangaat zijn we achterop geraakt en moeten we voortmaken.
Wat Wit-Rusland betreft – we zullen het daar straks uitvoeriger over hebben – zou ik de heer Saryusz-Wolski willen zeggen dat er tijdens de Raad Algemene Zaken een trojka zal plaatsvinden waarbij we de Wit-Russische autoriteiten zullen ontmoeten. Zoals u weet – en de heer Saryusz-Wolski benadrukte dit al – hebben we onze zorgen geuit over het verloop van de verkiezingen. We zijn daar niet tevreden over. We zullen dat ook zeggen, maar tegelijkertijd wordt er binnen de Raad overwogen om bepaalde sancties eventueel te versoepelen, met name de visumverboden tegen een deel van de Wit-Russische politici tegen wie de sancties gericht zijn. Deze ontwikkelingen zijn vooralsnog in overweging binnen de Raad.
Mijnheer de Voorzitter, wat u zei over het conflict tussen Rusland en Georgië vond ik mooi geformuleerd. We moeten inderdaad de vrede herstellen en zorgen voor vrede in Georgië. Daarmee kan ik antwoorden op mevrouw Isler Béguin. Op 14 oktober, 's avonds, en 15 oktober houden we een conferentie op hoog niveau. Op 14 oktober vergaderen de ministers van Buitenlandse Zaken met Bernard Kouchner en op 15 oktober vergaderen de hoge ambtenaren en bestuurders om passende antwoorden te vinden op de situatie in Abchazië en Zuid-Ossetië, waarvan de erkenning – en dat weet mevrouw Isler Béguin natuurlijk ook – beperkt blijft tot enkele geïsoleerde landen en dat is een goede zaak, want deze onaanvaardbare daad is door de Europese Unie en het voorzitterschap scherp veroordeeld.
Wat het immigratiepact betreft zou ik mevrouw Flautre het volgende willen antwoorden – en ik weet zeker dat mevrouw Isler Béguin haar mijn antwoord zal overbrengen: wat er in dit pact verandert is dat er een betere coördinatie komt, een harmonisatie, met name als het gaat om de asielaanvragen, de aanvragen die door migranten worden gedaan. In het pact wordt de status van migranten juist verduidelijkt en dat is voor hen een vooruitgang. We willen namelijk een pragmatische visie, een evenwichtige benadering, een aanpak die past in de context van een uitbreiding van de Akkoorden van Schengen. De demografische crisis vormt eveneens een van de uitdagingen waarop we onder het Franse voorzitterschap een antwoord moeten vinden.
Tot slot – en dat is een cruciaal punt, omdat alles uiteindelijk daarop neerkomt: deze crises hangen ook onderling samen. Deze crises houden verband met elkaar. De economische en financiële crisis is de zichtbaarste. Maar drie maanden geleden werden we geconfronteerd met een energiecrisis. Daarbij hebben we nog steeds te maken met een voedselcrisis en een externe crisis. En ik herhaal het nog maar eens: om deze crises, deze uitdagingen het hoofd te bieden, hebben we meer Europa nodig, meer coördinatie, meer besluitvaardigheid, meer duidelijkheid en meer reactievermogen. Wat we daarvoor nodig hebben zijn sterkere instellingen, en voor sterkere instellingen hebben we het Verdrag van Lissabon nodig. We moeten ervoor zorgen dat dit verdrag snel in werking treedt. We moeten een oplossing vinden met onze Ierse vrienden. We zullen ons best doen om voor het einde van het jaar een politieke oplossing te hebben voor dit institutionele probleem, dat dringend opgelost moet worden, gezien de uitdagingen waar we voor staan en waar we de hele middag over gedebatteerd hebben.
Joaquin Almunia, Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, minister, geachte afgevaardigden, ik wil beginnen bij de laatste woorden die de heer Jouyet in zijn interventie heeft uitgesproken. Zoals voorzitter Barroso in het begin heeft gezegd, is de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een absolute noodzaak om verdere vooruitgang met de Europese integratie te kunnen boeken, en vooral in een tijd als deze. Enkelen van u hebben gewezen op aspecten van de externe actie, van de buitenlandse politiek en de gemeenschappelijke veiligheid: Georgië. Het Verdrag van Lissabon zal ons in staat stellen om de doelmatigheid en de intensiteit van onze acties te vergroten op gebieden die van groot belang zijn voor onze eigen veiligheid en voor de verdediging van onze waarden buiten de grenzen, zoals Georgië en andere kwesties.
Enkelen van u hebben terecht gewezen op het belang van de debatten over energie en de klimaatverandering die in de Europese Raad zullen worden gevoerd. Het Franse voorzitterschap steunt het ambitieuze pakket voorstellen van de Commissie, dat hopelijk zal worden aangenomen en worden uitgevoerd. Het Verdrag van Lissabon zal de Europese instellingen – en niet alleen de Commissie – meer bevoegdheden geven om deze belangrijke uitdaging te lijf te gaan.
Enkelen van u hebben terecht gewezen op de immigratie, op het immigratiepact, een prijzenswaardig initiatief van het Franse voorzitterschap en enkele andere lidstaten. Ook de Commissie heeft in de afgelopen tijd voorstellen met betrekking tot immigratie gedaan, die inmiddels door het Parlement en de Raad zijn besproken en aangenomen of die op dit moment nog worden besproken en aangenomen. Opnieuw zal het Verdrag van Lissabon het voor de Europese Unie mogelijk maken om vooruitgang te boeken in de richting van een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat een absolute noodzaak is.
En tot slot hadden de meeste interventies vooral betrekking, wat heel natuurlijk is, op economische en financiële kwesties, waar we ons op dit moment natuurlijk vooral zorgen om maken.
Ik ben het met u eens, en ik ben het met het voorzitterschap eens, evenals, uiteraard, met de voorzitter van de Commissie in zijn toespraak aan het begin, dat er meer gecoördineerde maatregelen moeten worden genomen door iedereen die in Europa verantwoordelijkheden heeft. De Commissie heeft verantwoordelijkheden, dat is duidelijk, de Raad heeft verantwoordelijkheden, het Parlement heeft verantwoordelijkheden, de lidstaten hebben verantwoordelijkheden en de toezichthouders en centrale banken hebben verantwoordelijkheden.
We moeten onze maatregelen allemaal coördineren, elk van ons vanuit zijn eigen verantwoordelijkheden. De Commissie ontwikkelt al sinds een jaar, sinds het begin van de crisis, initiatieven met het oog op de toekomst van ons financiële systeem, op basis van een visie voor de middellange termijn die een jaar geleden door de Raad en de Commissie is besproken en goedgekeurd, tijdens de informele Raad in Porto en tijdens de Raad Ecofin van oktober vorig jaar.
Maar de Commissie neemt ook actief deel aan de urgente en absoluut noodzakelijke kortetermijnmaatregelen die onderdeel vormen van de conclusies van de Raad Ecofin van gisteren, waaronder een afspraak om het depositogarantiestelsel te verbeteren, dat ernstig is aangetast, niet door onzekerheid over de banktegoeden bij de financiële instellingen, maar door enkele unilaterale initiatieven die negatieve gevolgen hebben gehad voor andere landen.
De Commissie werkt samen en werkt er zelf ook aan om de beginselen die gisteren in de conclusies van de Raad Ecofin zijn vastgelegd te ontwikkelen en toe te passen, want die zijn essentieel voor de wijze waarop de moeilijke situatie van veel financiële instellingen moet worden aangepakt: door middel van herkapitalisatie en in enkele gevallen door middel van andere instrumenten.
De Commissie werkt eraan, zoals voorzitter Barroso heeft gezegd, om sneller vooruitgang te boeken dan we tot nu toe hebben geboekt bij het ontwikkelen van toezicht op Europees niveau, op grensoverschrijdend niveau, iets wat we duidelijk nodig hebben. We hebben de laatste tijd elke dag ervaren we dit soort mechanismen nodig hebben.
Net als de Raad en het Parlement verwelkomt de Commissie de snelheid waarmee de Europese Centrale Bank en andere centrale banken vandaag hebben gereageerd met een gecoördineerde verlaging van de rente, die de spanningen in de markt voor een deel moet verlichten.
Ik ben het volledig eens met de opmerkingen van de heer Purvis dat er maatregelen moeten worden genomen, binnen de verantwoordelijkheden die iedereen heeft, om de interbancaire markt weer vlot te trekken. Dat is een noodzakelijke voorwaarde. We moeten niet denken dat in de toekomst alleen de centrale banken bronnen van liquiditeit voor het functioneren van het financiële systeem kunnen zijn, en uiteraard heeft de Commissie – en hiermee antwoord ik met name op een interventie van mevrouw In’t Veld – afgelopen zaterdag in Parijs tegen de regeringsleiders en staatshoofden, en ook weer gisteren tijdens de Raad Ecofin, gezegd dat het Verdrag op het gebied van staatssteun voldoende clausules en voorzieningen bevat om in een situatie als deze de mededingingsregels en de regels voor staatssteun op een flexibele manier te kunnen toepassen.
Vandaag of morgen zal mijn collega, commissaris Kroes – zoals ze gisteren in de Raad Ecofin heeft aangekondigd – richtsnoeren publiceren waarin de Commissie uiteenzet hoe de flexibiliteitsmarges van het Verdrag op dit concrete punt kunnen worden gehanteerd zonder dat daarbij discriminatie tussen verschillende oplossingen en tussen de ene en de andere steunmaatregel plaatsvindt.
Ze zal het daarbij ook – en enkelen van u hebben dat ook genoemd – over de toepassing van het Stabiliteits- en groeipact hebben. Dat hebben we in 2005 herzien en sindsdien – ik geloof dat ik dat hier al eerder heb gezegd, in een ander debat – is de consensus over de toepassing ervan totaal, honderd procent. En ook gisteren weer heeft de Raad Ecofin, zoals dat afgelopen zaterdag tijdens de vergadering in Parijs ook is gebeurd, unaniem uitgesproken dat het huidige Pact, zoals dat in 2005 is herzien – en dit Parlement heeft aan dat debat deelgenomen en was onderdeel van die consensus – met de huidige regels voldoende manoeuvreerruimte biedt om situaties als deze, die zich helaas zullen blijven voordoen – denk aan de stijgende overheidstekorten – het hoofd te bieden zonder dat die regels terzijde hoeven te worden geschoven.
Dat was zaterdag in Parijs duidelijk, dat was gisteren tijdens de Raad Ecofin duidelijk en dat is ook hier in dit debat van vandaag duidelijk, en ik verzeker u dat de Commissie ervoor zal zorgen dat dit vanaf nu duidelijk is, hoewel we heel moeilijke omstandigheden tegemoet gaan, niet alleen in het financiële systeem, maar ook in de reële economie.
Morgen reizen we naar Washington, naar de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds. De prognoses van het Internationaal Monetair Fonds zijn opnieuw naar beneden bijgesteld. Onze prognoses van over enkele weken zullen naar beneden worden bijgesteld. En dat zijn niet gewoon economische prognoses, dat is niet alleen een theoretische exercitie, maar dat betekent helaas minder groei, minder werkgelegenheid, meer spanningen op de arbeidsmarkt, en samen met de inflationaire druk die we nog steeds voelen, hoewel deze de afgelopen twee maanden is verminderd, betekent dat een aanzienlijk verlies van koopkracht en moeilijkheden voor burgers van vlees en bloed.
Maar dit mag er niet toe leiden dat we de middellange termijn uit het oog verliezen. Dit mag er niet toe leiden dat we de lessen die we in vorige crises hebben geleerd vergeten. Ik denk dat verreweg de meeste interventies die ik vanmiddag heb gehoord de consensus die we gisteren tijdens de Raad Ecofin in Luxemburg hebben bereikt – en ik denk dat dat een heel positieve consensus is – versterken, steunen en bekrachtigen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt tijdens de volgende vergaderperiode plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Om te beginnen wil ik de fungerend voorzitter van de Europese Unie, Nicolas Sarkozy, complimenteren met zijn pragmatische en doeltreffende optreden, evenals het Franse voorzitterschap dat vandaag wordt vertegenwoordigd door mijn vriend, minister Jean-Pierre Jouyet, die uitstekend werk doet. De Europese Unie is geboren te midden van de verschrikkingen van de oorlog.
Haar lijkt het lot beschoren om zich te ontwikkelen te midden van de verschrikkingen van de crises. De crises (op de Kaukasus met Georgië, de financiële crisis, het WTO-fiasco) laten zien hoe hard we de vernieuwde instellingen nodig hebben die het Verdrag van Lissabon ons biedt, en met name een vast voorzitterschap van de Unie.
Wat de financiële crisis betreft heeft de ECB onlangs besloten haar rentetarieven te verlagen. Ik verwelkom dat besluit. De ECB heeft eindelijk haar onverschilligheid afgeschud en zal nu lering moeten trekken uit het falen van haar monetaire beleid, want niet zou erger zijn dan de tarieven weer verhogen wanneer de economische groei terugkomt. Het wordt hoog tijd dat de Commissie er, op grond van lid 6 van artikel 105 van het EG-Verdrag, bij de Raad op aandringt de ECB een beleidsmandaat te geven op het gebied van bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen met het oog op de oprichting van een Europese reguleringsinstantie voor banken.
Sebastian Valentin Bodu (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Op 24 september heb ik in een schriftelijke verklaring gevraagd of Europa in staat zou zijn de schok op te vangen die het gevolg was van de onlosmakelijke band met de markt in de Verenigde Staten en of de 36,3 miljard EUR die door de ECB en de Bank of England in de markt werd gepompt, genoeg zou zijn om het gevaar af te wenden. Een paar dagen later werden ook Fortis Bank en Dexia Bank meegezogen in de maalstroom van de financiële crisis. Bovendien stortte het IJslandse bankstelsel in (culminerend in de overname van Glitnir Bank door de staat) en kondigde de Britse regering nog een geldinjectie (200 miljard GBP) in de economie aan.
Wat zich tot nu toe heeft voltrokken is een antwoord op mijn vraag, die retorisch bedoeld was. Wat gaat er nu verder gebeuren? We kennen nu de financiële instellingen die zijn getroffen, de grote. Wat we niet weten is wie er nog meer is getroffen maar de rotzooi verborgen houdt. Hoe zit het met de tientallen regionale banken in de VS die betrokken waren bij leningen onder zachte voorwaarden in de huizenmarkt? Hoe zit het met de Europese banken die het niet konden laten te investeren in allerlei exotische financiële instrumenten uit de VS die de afgelopen tien jaar op de markt zijn verschenen?
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ondanks alle emotionele bewoordingen waarin wordt gesproken over de financiële crisis en de crises die daarmee samengaan, is het wachten nog steeds op vergaande, effectieve maatregelen om deze het hoofd te bieden. Weliswaar worden er nu een paar ad hoc maatregelen genomen die enkele maanden geleden nog werden afgewezen, zoals het nationaliseren van banken die failliet zijn gegaan door wanbestuur van het management en enkele grote aandeelhouders, die de winsten hebben opgestreken en de gewone man met de brokken hebben laten zitten, maar dit wordt nog altijd gedaan in het belang van het grootkapitaal, zonder echt te kijken naar de belangen van werknemers en de minder bedeelden. Het werkelijke probleem wordt hiermee niet aangepakt. De belastingparadijzen worden niet aangepakt. Er wordt niets gedaan aan de schijnautonomie van de Europese Centrale Bank. Het Stabiliteitspact wordt niet opgeheven. Er wordt geen Solidariteits- en Sociale Vooruitgangspact aangenomen.
De verlaging van de basisrente door de ECB is te laat gekomen, na een periode van blindheid die ernstige gevolgen heeft gehad voor zwakke economieën en mensen met schulden aan de bank.
Er liggen derhalve uiterst belangrijke kwesties op tafel die het neoliberale beleid, waaronder de vrije concurrentie de absolute prioriteit heeft gekregen, de uitbuiting van de werknemers verergerd is en de problemen van kleine en middelgrote ondernemingen alleen maar groter zijn geworden, ter discussie stellen. Tijdens de volgende bijeenkomst van de Europese Raad moet een duidelijke breuk worden gemaakt met het neoliberale beleid.
Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Los van het transnationale karakter van de huidige wereldwijde financiële crisis brengt deze het risico met zich mee dat er binnen zeer korte tijd een staat van grote paniek wordt gecreëerd, niet alleen in de financiële sector, het bankwezen en in economische sectoren, maar ook op het niveau van de gewone Europese burger. Meer nog dan de ernst van de economische situatie, die zowel in financieel als economisch opzicht onder controle moet worden gehouden, ben ik van mening dat het gevaar dat Europese burgers getroffen worden door paniek veel moeilijker te meten is en dat de gevolgen ervan veel langer zullen doorwerken.
Daarom verzoek ik u hierbij in het openbaar, in uw hoedanigheid als voorzitters, ervoor te zorgen dat ongeacht de maatregelen die u neemt om de huidige economische en financiële crisis op directe en efficiënte wijze te bedwingen, deze zichtbaar zijn voor de Europese publieke opinie, zodat burgers zich beschermd voelen door de Europese Unie, die zich juist tot doel heeft gesteld om een beschermend kader te bieden in geval van ernstige noodsituaties.
Indien we er niet in slagen het Europese vertrouwen en de solidariteit met Europa nu te versterken, lopen we het gevaar dat we alles wat we met veel moeite gedurende de afgelopen vijftig jaar hebben opgebouwd in rook zien verdwijnen.
Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) We moeten er niet op rekenen dat één bijeenkomst van de Europese Raad de problemen op de financiële markten oplost. De Raad moet dan ook met name op zoek gaan naar manieren om de Europese banksystemen veiliger te maken. Het lijdt geen twijfel dat de huidige inzet van nationale regeringen op dit moment vereist is. Toch kan deze inzet kan de gezamenlijke acties op het niveau van de Unie niet vervangen.
Het is op dit moment bijzonder belangrijk dat we niet populistisch tegen elkaar gaan opbieden met allerlei beloften, maar juist de burger beschermen tegen het extreme cynisme van bepaalde politici. Dat cynisme grossiert in pessimisme en roept andere politici op om te handelen. Als de duistere voorspellingen uitkomen, zullen de cynici zeggen: we hadden het toch gezegd. Als de doemscenario’s niet uitkomen, zullen de pseudoverlossers zeggen: we wilden voorzichtig zijn, in dergelijke situaties kan je maar beter op veilig spelen.
De cynici lachen momenteel in hun vuistje, omdat ze een list hebben gevonden waarmee ze altijd winnen. Die blijdschap toont het extreme gebrek aan verantwoordelijkheidszin en is een ontkenning van de grondwaarden van democratische politiek, namelijk oprechte zorg voor het algemene goed. Het is niet uitgesloten dat het grootste gevaar voor de portemonnee van de Europeanen juist dit cynisme is. Ook is het interessant dat die valse bezorgdheid over de toekomst van de burger wordt geuit door diegenen die een nieuw Europees verdrag proberen te blokkeren en geen gemeenschappelijke munt willen. Hopelijk komen er op de bijeenkomst van de Raad geen valse profeten. Hartelijk dank.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De wereldwijde financiële crisis zal terecht boven aan de agenda staan tijdens de vergadering van de Raad in oktober. De crisis is door de mens veroorzaakt – van de Verenigde Staten tot de Europese Unie en verder is de ineenstorting van de bancaire en financiële sector even schokkend als echt.
Er heerst een gevoel van ongeloof omdat ons nu het ondenkbare – de ineenstorting van het bankstelsel – dreigt te overkomen. De ondergang van afzonderlijke banken en de dramatische interventies van regeringen om hun fragiele financiële sector op de been te houden, hebben geleid tot groot publiek onbehagen over het vermogen van politici om bescherming te bieden tegen zulke onvoorziene rampen.
Banken willen geen toezicht en het is nu duidelijk dat het toezicht zwak was en tekortschoot. Het kon noch de klanten van de banken beschermen, noch de instellingen zelf.
Toch wendden de banken, toen het tij zich tegen hen keerde, zich snel tot de politici voor redding. Dus is het nu aan ons om dit moment aan te grijpen en de macht terug te brengen waar zij altijd had moeten blijven: in het politieke stelsel in plaats van op de financiële markten.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) De Verenigde Staten van Amerika lijdt aan de “gekgeldziekte”. De symptomen ervan zijn bankfaillissementen, de socialisatie van banken en verzekeringsmaatschappijen en een bad bank die wordt gebruikt voor de socialisatie van schulden en als vuilnisbelt voor bankafval. De crisis toont aan dat kapitaal de staat ook voor andere doelen nodig heeft dan alleen oorlogsvoering in verre buitenlanden, in het geval van Amerika in Irak en Afghanistan. De goede kant van de crisis, die werd veroorzaakt door kort en goedkoop fantasiegeld, is dat de Verenigde Staten zich nu geen nieuwe oorlog kan veroorloven.
Het is een naar gezicht wanneer een supermacht zich zo dwaas gedraagt dat zijn prestige in de ogen van anderen afneemt. Dat is wat er met de Verenigde Staten is gebeurd: volgens velen ondergaat het als supermacht nu het lot van de Sovjet-Unie.
Alle politieke en economische middelen van de Verenigde Staten zullen nodig zijn om de bankbrand, die door goedkoop geld, schulden en speculatie is ontstaan, te blussen. Dit is echter niet meer alleen een economische kwestie: de reus die op een pijler van waardepieren leunde heeft zijn gezag verloren. Het met zichzelf ingenomen Amerika, winnaar van een ideologische strijd, is niet meer geloofwaardig in de rol van overwinnaar.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De verklaringen van de Raad en de Commissie en de standpunten die de politieke vertegenwoordigers van het kapitaal tijdens het debat hebben ingenomen in de aanloop naar de EU-top van de Raad, zijn het bewijs van het volksvijandige beleid met betrekking tot de aanpak van de kapitalistische economische crisis. Deze verspreidt zich met een razende snelheid over de lidstaten van de EU, meer in het algemeen in de ontwikkelde landen, waaruit nog nadrukkelijker de reactionaire houding van de EU blijkt.
De bovengenoemde verklaringen, de staatsmonopolistische inmengingen aangekondigd door Ecofin en de bourgeoisieregeringen van de lidstaten van de EU, alsook de met overheidsgeld gefinancierde reddingsoperaties van banken met schulden en andere monopoliegroepen, zijn maatregelen om het Europese kapitaal te ondersteunen in een poging om de economische en politieke macht van monopolies in stand te houden. Dit bewijst dat het kapitalisme geen oplossingen heeft als het op de belangen van burgers aankomt.
Te midden van de gevaren van de financiële crisis hebben de EU en de bourgeoisieregeringen van de lidstaten hun aanval tegen de arbeidersklasse en de
menigte versterkt.
De Europese burgers hoeven niets te verwachten van de EU-top. De enige uitweg voor de arbeiders is verzet, om met het volksvijandige beleid van de EU, en de bourgeoisieregeringen van haar lidstaten, te breken.
15. Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtsstructuur (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0359/2008) van Ieke van den Burg en Daniel Dăianu, namens de Commissie economische en monetaire zaken, betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur [2008/2148(INI)].
Ieke van den Burg, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik houd mij met de kwestie van stabiliteit en toezicht op de financiële markten bezig sinds 2002. Toen al heb ik, in een verslag voor het Parlement over bedrijfseconomisch toezicht, gepleit voor een sterk stelsel van Europees toezicht, vergelijkbaar met het Europese stelsel van centrale banken.
Godzijdank hebben we in deze turbulente tijden de euro en de ECB, maar daarom is het des te pijnlijker dat we niet over zo’n sterke toezichtarchitectuur beschikken. Destijds heb ik geen meerderheid in het Parlement kunnen vinden voor een revolutionaire hervorming; iedereen sprak van evolutie. Toch hebben mensen tegen me gezegd, tijdens gesprekken die ik in de loop der jaren met toezichthouders en andere belangrijke vertegenwoordigers van de sector heb gevoerd: ‘We kunnen dit niet in het openbaar zeggen, maar u hebt gelijk dat er meer moet gebeuren; in een echte crisissituatie zal blijken dat dit niet toereikend is.’
Dus we hadden een crisis nodig om een gevoel van urgentie te scheppen. Vanzelfsprekend had ik zo’n crisis liever vermeden en wou ik dat we er beter op voorbereid waren geweest. Maar de crisis is er nu en de tsunami die de heer McCreevy een paar weken geleden tijdens de behandeling van de verslagen van Rasmussen en Lehne nog niet wilde zien, is er nu ook en hij is ongekend heftig, mag ik wel zeggen.
Ik had verwacht dat het momentum nu wel aanwezig zou zijn, maar ik ben teleurgesteld en beschaamd over wat we in de Europese Unie doen: te weinig en te laat. De hele wereld kijkt naar ons maar wij slagen er niet in echt tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Zelfs economen en commentatoren die dit prachtige, innovatieve, niet door regulering gehinderde financiële bouwwerk hebben bejubeld, zijn vrijwel unaniem teleurgesteld in wat de leiders van Europa tot nu toe hebben gedaan. Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar het hoofdartikel van de Financial Times van gisteren, waarin wordt gezegd: ‘Tot nu toe hebben de leiders van Europa een zuiver declaratoir soort eenheid getoond door gezamenlijk te verklaren dat ieder van hen de problemen op zijn eigen erf zal oplossen.’ Ook de Financial Times concludeert daarom dat we een dirigent nodig hebben en niet alleen solozangers.
Morgen heeft het Parlement denk ik een kans om te laten zien dat we niet alleen onze eigen aria’s van spijt en woede zingen en anderen beschuldigen, maar ook echt constructief kunnen bijdragen tot het vestigen van leiderschap en heel concrete voorstellen kunnen oppakken die de Europese Commissie onmiddellijk in werking kan stellen.
Voor veel andere leden van het Parlement ziet het er misschien allemaal erg technisch uit, maar ik kan u verzekeren dat deze voorstellen doordacht zijn en goed door ons zijn voorbereid in de Commissie economische en monetaire zaken. Er is alleen leiderschap en moed nodig van u, commissaris, om groen licht te geven en het proces in gang te zetten. U moet niet te veel luisteren naar de lobbyisten uit de City die u afhouden van daadwerkelijk optreden, al moet u natuurlijk wel luisteren naar deskundigen – maar het is uw politieke verantwoordelijkheid om deze initiatieven te nemen.
De heer Barroso heeft al enkele kortetermijnmaatregelen genoemd. Ik ben blij met wat hij heeft gezegd over een groep van wijzen, maar dit is opnieuw iets wat we in het Parlement al twee jaar geleden hebben voorgesteld en toen kregen we daarvoor geen steun van u. Wat betreft de voorstellen voor maatregelen ten aanzien van kredietbeoordelingsbureaus: het is mij niet helemaal duidelijk welke voorstellen u gaat doen met betrekking tot directiesalarissen. Ook hierbij hoop ik dat u niet alleen luistert naar de zwakke voorstellen van de Raad ECOFIN maar dat u bereid bent een stap verder te gaan. Ten slotte over het toezicht: het gaat niet alleen om langetermijnmaatregelen van de groep van wijzen. We moeten nu al meteen met iets beginnen. Wat betreft mijn amendementen 5, 6 en 7 hoop ik dat er steun zal zijn voor een voorstel dat onmiddellijk leidt tot een onafhankelijke voorzitter en vicevoorzitter voor de Europese toezichtstructuur.
Daniel Dăianu, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal dit ogenblik slechts benutten om een paar woorden te wijden aan zaken die het publieke debat over regelgeving en toezicht lijken te bepalen.
Ten eerste betekent ‘vrije markten’ niet hetzelfde als ‘geen regels’. Een laks monetair beleid kan leiden tot hogere inflatie en uiteindelijk tot een recessie, maar het kan op zichzelf niet de ineenstorting van een financieel stelsel veroorzaken. De aspecten van het financiële stelsel die de dreigende ineenstorting hebben teweeggebracht, zijn structurele trekken van het nieuwe financiële stelsel.
De onderliggende oorzaak van deze crisis is een ontoereikend gereglementeerd financieel stelsel. Hypotheken zijn op zichzelf niet giftig; slecht samengestelde zekerheden op basis van hypotheken zijn dat wel. De verpakking van financiële producten kan de markten erg ondoorzichtig maken. Beloningsregelingen die onverantwoord gedrag uitlokken, die zijn giftig. Misleidende modellen zijn giftig; extreme hefboomwerking is slecht. Nalaten deze problemen aan te pakken zou verschrikkelijk fout zijn.
Niet alle financiële innovatie is goedaardig. Het is daarom verbijsterend te horen zeggen dat nieuwe regelgeving slecht is omdat zij de financiële innovatie ontmoedigt.
De opbouw van passende regelgeving en toezicht heeft niets te maken met de invoering van het socialisme, maar wel met het soort markteconomie waarin wij willen leven. Dit kan leiden tot de herinvoering van vormen van staatskapitalisme, dat geef ik toe en daarover is discussie mogelijk.
Vertrouwen op initiatieven van de sector zelf schiet volstrekt tekort, want zulke initiatieven dienen maar al te vaak gevestigde belangen.
Waarom leren wij niet van eerdere crises? Het is duidelijk dat gevestigde belangen ver reiken en regelgeving en toezicht proberen te beïnvloeden, inclusief het gedrag van mensen als wij.
Doen ethische waarden ertoe? Ja, ik geloof van wel. De puinhoop waarin we ons nu bevinden is ook ontstaan doordat sommigen geloofden dat ethische waarden niet thuishoren in de zakenwereld. Regelgevers en toezichthouders moeten inzien dat er systeemrisico’s bestaan. Zij moeten altijd alert zijn op de financiële stabiliteit.
Spanningen en crises zijn niet helemaal te vermijden, maar we kunnen wel de gevolgschade beperken. We hebben behoefte aan veelomvattende antwoorden op crises en werkelijke coördinatie tussen de EU, de VS en andere belangrijke financiële centra, vooral in slechte tijden.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik mijn opmerkingen beginnen met de situatie op de financiële markten. We bevinden ons in de ernstigste crisis sinds mensenheugenis. Wat begon als een crisis rond subprime-hypotheken heeft inmiddels veel verder om zich heen gegrepen en raakt de hele economie. Onzekerheid over de mogelijkheden om financiering aan te trekken leidt tot nog meer gebrek aan vertrouwen bij alle economische partijen. Tenzij de kredietverlening snel weer op gang komt zullen we geconfronteerd worden met een voortgaande neerwaartse spiraal met voor de hand liggende gevolgen voor de economische activiteit. Vrijmaken van leningen is nu prioriteit nummer één. De vandaag door de centrale banken genomen maatregelen zullen een belangrijke bijdrage leveren aan het ontstoppen van het kredietkanaal.
Een van de dingen die we de laatste weken hebben gezien is dat geen enkele economie of financiële markt immuun is voor wat er gebeurt.
Tijdens de ECOFIN-vergadering van gisteren bleek de bezorgdheid van de ministers van Financiën zonneklaar. We hebben de noodzaak onder ogen gezien van ingrijpen door regeringen om de financiële markten op de been te houden, met kapitaalinjecties, garanties of andere middelen. Er bestaat hiervoor geen panacee. Krachtige, snelle reacties zijn essentieel.
Van haar kant laat de Commissie zien dat zij snel kan reageren. Ik zal in het college volgende week wijzigingen van het depositogarantiestelsel voorstellen waardoor de minimumgarantie wordt verhoogd en de lidstaten verplicht worden procedures in te voeren die een snelle uitkering waarborgen.
In de ECOFIN is gisteren overeengekomen dat de lidstaten het huidige garantiebedrag zullen verhogen tot ten minste 50 000 EUR, terwijl veel lidstaten verder gaan tot 100 000 EUR. Dit verschil weerspiegelt in zekere mate het verschil in gemiddeld inkomen tussen de lidstaten.
Bovendien brengen we met spoed wijzigingen aan in onze boekhoudregels om ervoor te zorgen dat banken in de EU kunnen beschikken over dezelfde flexibiliteit die aan banken in de Verenigde Staten wordt geboden, te weten de mogelijkheid om als afzonderlijke bank desgewenst activa van het handelsboek naar het bankboek over te boeken. Ik hoop dat het Parlement deze comitologiemaatregel met spoed kan goedkeuren. Intussen hoop ik dat de nationale toezichthouders deze nieuwe bepalingen alvast toepassen, zodat banken die dat willen van deze nieuwe mogelijkheid gebruiken kunnen maken voor hun derdekwartaalresultaten. Daarnaast heeft de IASB de toelichting van de Amerikaanse SEC aanvaard over het gebruik van verslaggeving op basis van de waarde in het economisch verkeer bij het ontbreken van actieve marktgegevens. Dit gebruik is ook zeer relevant voor banken en dient te worden toegepast in de verslagen over het derde kwartaal.
We blijven uiteraard werken aan de snelle tenuitvoerlegging van de ECOFIN-routekaart naar versterking van het vermogen van de Europese Unie om toekomstige financiële crises te voorkomen en te beheersen. Over het algemeen ligt de tenuitvoerlegging van deze initiatieven op koers.
In tijden van crisis moeten politici zich actief betonen om het publiek gerust te stellen. Dat is hier in Brussel niet anders, zij het dat onze manoeuvreerruimte beperkter is. Wij hebben geen toegang tot de financiële middelen die nodig zijn om deze crisis te bestrijden. Het zijn de centrale banken en de ministers van Financiën die bepalen of de portemonnee wordt getrokken. Wat wij moeten doen is streven naar een maximaal gemeenschappelijke aanpak van de lidstaten. Er kan geen twijfel over bestaan dat de lidstaten door samen te werken in een veel sterkere positie komen om de huidige neerwaartse spiraal te doorbreken. We moeten de lidstaten blijven helpen samen te werken aan gemeenschappelijke doelen en gezamenlijke methoden. Wanneer wij over de instrumenten beschikken, zullen we snel verder gaan en alle noodzakelijke maatregelen nemen.
Nu kom ik op uw verslag inzake de follow-up van Lamfalussy en de toekomstige toezichtstructuur. Ik wil de Commissie economische en monetaire zaken – en met name mevrouw Van den Burg en de heer Dăianu – complimenteren met hun uitstekende werk, dat zo’n stimulerend en veelomvattend verslag heeft opgeleverd. In het verslag worden veel van de problemen belicht waarmee we nu in verband met de financiële crisis te kampen hebben. Innovatieve en goed doordachte voorstellen voor de hervorming van regelgeving en toezicht zijn in de huidige situatie van cruciaal belang.
U hebt in uw verslag een heel uitgebreide lijst met aanbevelingen opgenomen voor wetgevende maatregelen. Het is bemoedigend om te zien dat zo veel van de belichte kwesties onderwerpen zijn die ook voor de Commissie prioriteit hebben. In veel gevallen wordt er al gewerkt of zijn er plannen voor initiatieven die overeenstemmen met de aanbevelingen.
Laat ik hier enkele van de belangrijkste lopende initiatieven noemen, zoals het voorstel voor Solvabiliteit II, het voorstel tot wijziging van de richtlijn betreffende kapitaalvereisten, dat vorige week is goedgekeurd door het college van commissarissen, en het wetgevingsvoorstel inzake kredietbeoordelingsbureaus, dat binnenkort verschijnt.
Dit alles weerspiegelt veel van de aanbevelingen die in uw verslag gedaan worden.
Het voorstel tot wijziging van de richtlijn betreffende kapitaalvereisten bestrijkt cruciale terreinen en zal de regelgeving voor banken en het financiële stelsel in de EU fundamenteel versterken. Ik hoop dat u ons ter zake ten volle zult steunen. Het is van essentieel belang dat we in april volgend jaar overeenstemming hebben bereikt.
We komen ook spoedig met een voorstel inzake kredietbeoordelingsbureaus. Het zal gericht zijn op de invoering van een wettelijk bindende vergunning en een robuust regime voor extern toezicht waarin Europese toezichthouders toezien op het beleid en de procedures van de kredietbeoordelingsbureaus. Het Comité van Europese effectenregelgevers zal daarbij een krachtige coördinerende rol spelen.
Wat betreft de EU-regelgeving werken we momenteel aan een herziening van de Commissiebesluiten waarbij de drie comités van toezichthouders zijn opgericht. Eind dit jaar zullen aan deze comités specifieke, praktische taken worden opgedragen, zoals (i) bemiddeling, (ii) het opstellen van aanbevelingen en richtsnoeren en (iii) een expliciete rol ter versterking van de analyse van en reacties op bedreigingen voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de EU.
Ook moeten we nu nadenken over de visie op Europees toezicht op de langere termijn. De huidige gebeurtenissen tonen de beperkingen van het toezicht aan. De afhandeling van de crisis door de Europese Centrale Bank is voorbeeldig. We moeten nu serieus nagaan hoe onze toezichtregelingen voor grensoverschrijdende financiële instellingen in elkaar zitten. Zoals voorzitter Barroso eerder heeft aangekondigd, willen we een groep op hoog niveau oprichten die de verschillende opties moet bestuderen en aanbevelingen moet doen voor het vervolg.
Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het pleidooi in uw verslag voor een groep op hoog niveau om de Europese toezichtregelingen onder handen te nemen.
Ik loop hier lang genoeg rond om te weten dat overeenstemming over hervormingen van toezichtregelingen niet gemakkelijk bereikt zal worden.
Maar als we geen lering trekken uit de huidige crisis bewijzen we de Europese Unie een slechte dienst. Deze overweging mag ons niet blind maken voor de noodzaak om de pragmatische stappen naar versterking van het toezicht te zetten die we in Solvabiliteit II en in de richtlijn betreffende kapitaalvereisten hebben voorgesteld. Colleges van toezichthouders zijn essentieel.
Er wacht ons een drukke tijd. We zullen allemaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Nu is het tijd om te tonen dat we door samenwerking uitdagingen aankunnen. Ik zie in dit verband uit naar de krachtige steun van het Parlement.
Piia-Noora Kauppi, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat het mevrouw Tumpel-Gugerell was die medio september in Nice zei dat het onze grootste fout was geweest dat we de architectuur van het financieel toezicht niet hadden opgenomen in het Verdrag van Maastricht. We hadden die zaak toen al moeten regelen, gelijk met de definitieve besluiten over de EMU.
Ik onderschrijf deze woorden volledig en mevrouw Tumpel-Gugerell is beslist niet de enige die ze heeft uitgesproken. Maar wie moeten we de schuld geven van het gebrek aan voortgang in de toezichtregeling? Ik denk niet dat dit de voetsoldaten van de Gemeenschap moeten verwijten. Met de voetsoldaten van de Gemeenschap bedoel ik de Europese Commissie, die haar werk heeft gedaan, en ook het Parlement: zoals mevrouw Van den Burg heeft gezegd houden we ons al sinds begin 2000 met deze kwestie bezig; we hebben verscheidene voorstellen aan de Raad gedaan, maar de Raad lijkt totaal onwillig om in actie te komen.
Ik vraag me nog altijd af hoe het mogelijk is dat het Lamfalussy-regime kon worden ingevoerd. Misschien gaf de afspraak tussen het Verenigd Koninkrijk en Duitsland om de vestiging van het CEER aan Parijs te gunnen, uiteindelijk de doorslag, maar in de Raad is men volgens mij totaal onwillig gebleven om de zaak verder te regelen. Daarom is de tijd nu rijp; misschien is het te beperkt en te laat, maar er gebeurt nu tenminste ook iets in de Raad.
Het Parlement heeft een aantal zeer belangrijke voorstellen gedaan. In volgorde van prioriteit zijn dit de drie belangrijkste:
Ten eerste de verplichte colleges van toezicht voor alle grensoverschrijdende financiële instellingen, met wettelijk bindende regels voor de wijze waarop zij opereren, de manier waarop zij informatie uitwisselen en de besluitvormingsprocedures die zij toepassen.
Ten tweede een verbeterde wettelijke status voor de Lamfalussy-comités van niveau 3, evenals meer doeltreffende werkmethoden voor deze comités. Misschien kan de Commissie in dezen de comités van niveau 3 iets meer manoeuvreerruimte geven, zodat ze in de toekomst niet alleen als advieslichaam maar ook als besluitvormend orgaan kunnen optreden.
En ten derde de versterking van de rol van de ECB ten aanzien van de financiële stabiliteit. De ECB moet meer informatie ontvangen. Zij dient te worden gekoppeld aan het CEER en CEOPS en deze instellingen moeten meer samenwerken.
Tot slot wil ik iets zeggen over de trans-Atlantische dialoog. Het is nu niet het juiste moment om de trans-Atlantische financiële diensten op te schorten. Ik weet dat dit niet de fout van de Commissie is maar dat dit nu voornamelijk afhangt van maatregelen in de VS, maar hoe meer we kunnen doen om de discussie gaande te houden, hoe beter het volgens mij is. Dat is heel belangrijk voor de toekomst…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken.)
Antolín Sánchez Presedo, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we mogen onze ogen niet sluiten. Deze crisis toont aan dat er te weinig toezicht en economische governance in de financiële markten is.
Voor de burgers is het heel duidelijk dat het veel beter is om risico’s te identificeren en te voorkomen dan om ze te corrigeren wanneer ze zich al hebben vertaald in onevenwichtigheden en al schade aan de financiële markten en de reële economie hebben veroorzaakt. De tijd dat veel van deze financiële markten ondoorzichtig waren en zonder toezicht functioneerden, overgelaten aan de onverantwoordelijke spelletjes van roekeloze of gewetenloze spelers in de markt, moet voorbij zijn.
Het vrije verkeer van kapitaal, de Economische en Monetaire Unie, de groeiende complexiteit op het terrein van de financiële dienstverlening en de globalisering leiden ertoe dat nationaal toezicht niet meer genoeg is. We moeten naar Europees toezicht toe. De Europese Unie kan zich niet afzijdig houden en wegkijken van begrippen als macrotoezicht, systeemrisico’s, mondiale financiële stabiliteit en de noodzaak om deel te nemen aan mondiale economische governance.
Daarom moeten we naar Europees toezicht toe en dat moeten we zonder dralen doen. Als we dat niet doen, zou dat een ernstige strategische fout zijn nu de macht in de wereld aan het verschuiven is. We moeten de inertie overwinnen om Solvabiliteit II te deblokkeren en daarom moeten we weer naar een Europese geïntegreerde aanpak kijken en zo’n aanpak aanvaarden.
Om te kunnen zorgen voor coherentie en redelijkheid bij het overbruggen van verschillen tussen de verschillende autoriteiten of tussen de verschillende financiële sectoren moeten we het unilateralisme achter ons laten en op weg gaan naar een Europees systeem dat echt operationeel is. Verschillen tussen twee autoriteiten kunnen niet worden opgelost door een besluit van één van die twee autoriteiten; men kan niet rechter en partij tegelijk zijn.
Daarom steun ik het verslag van Van den Burg en Dǎianu van harte. Ik waardeer het zeer dat mijn amendementen in aanmerking zijn genomen en een inspiratiebron zijn geweest voor enkele compromissen, en ik hoop dat hun meest ambitieuze voorstellen zullen worden aangenomen. Dat zal goed zijn voor onze burgers en dat is onontbeerlijk voor de financiële markten.
Wolf Klinz, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, aan het begin van dit decennium heeft baron Lamfalussy een verslag voorgelegd waarin hij heeft voorgesteld hoe de toezichthouders in Europa beter en intensiever zouden kunnen samenwerken. De Raad heeft die voorstellen indertijd toegejuicht, maar er is in de praktijk niets van terecht gekomen. Als de financiële crisis die we op dit moment meemaken iets positiefs heeft dan is het misschien dat de verbetering van het toezicht nu bovenaan op de agenda staat.
Het is echter wel verrassend dat de Europese Commissie zich pas echt actief met deze kwestie bezig houdt sinds de Commissie economische en monetaire zaken er op basis van artikel 39 een verslag aan gewijd heeft. Het staat vast dat we de uitdagingen van een geïntegreerde en groeiende financiële markt alleen maar aan kunnen nemen wanneer de convergentie en de integratie op het gebied van het toezicht toenemen. Intussen zijn 58 procent van de financiële conglomeraten grensoverschrijdend actief. Alleen daaruit blijkt al wat we moeten doen!
Het verslag van de twee rapporteurs gaat de goede kant op. Piia-Noora Kauppi heeft er op gewezen: we moeten op grote schaal colleges van toezicht in het leven roepen voor grensoverschrijdende financiële conglomeraten, we moeten de comités van niveau 3 versterken. Dat is in orde, maar we mogen in dit verband niet vergeten dat de kleine lidstaten in deze colleges heel vaak slechts als toezichthouder in het gastland vertegenwoordigd zijn, en dat het derhalve heel belangrijk is dat we op gepaste wijze rekening houden met hun belangen.
Op de korte en middellange termijn bestaan er waarschijnlijk geen alternatieven om de situatie te verbeteren. Op de middellange en lange termijn is dit echter niet afdoende. We moeten een systeem uitwerken dat de naam van een Europese toezichtstructuur werkelijk verdient, en dat systeem moet uitgaan van het stelsel van de Europese centrale banken.
VOORZITTER: MECHTILD ROTHE Ondervoorzitter
Pierre Jonckheer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik heb daarstraks, namens mijn fractie, aangegeven dat wij de conclusies van de Raad Ecofin steunen. Ik stel vast dat de beurskoersen ook vandaag weer gekelderd zijn, en dat de beurzen in heel Europa in een vrije val verkeren. Deze maatregelen zijn dan ook niet voldoende.
Wat de verantwoordelijkheidsvraag betreft, kan ik het eens zijn met mevrouw Kauppi over het feit dat er inderdaad veel weerstand was in de Raad, maar het is duidelijk dat de Commissie – en u in het bijzonder – op zijn zachtst gezegd nooit fan geweest is van meer regulering op Europees niveau. Uw hele mandaat stond in het teken van het idee van zelfregulering binnen de sector. En daardoor hebben we een aanzienlijke achterstand opgelopen als het gaat om Europese wetgeving op de punten waar we vandaag over debatteren.
Wat het verslag betreft dat morgen in stemming wordt gebracht, zal mijn fractie alle ingediende amendementen steunen, met name die van de rapporteur, mevrouw Van den Burg. Deze amendementen zijn onzes inziens eveneens gericht op striktere voorschriften op het terrein van securitisatie en mechanismen die de speculatie afremmen. Ze maken de Lamfalussy-comités van niveau 3 in zekere zin tot voorlopers van dit Europese toezicht, van de Europese toezichthouder die wij willen.
Dat is de kant die we op moeten en ik denk dat de Commissie, die het initiatiefmonopolie heeft, gedurende deze wetgevingsperiode haar plicht heeft verzaakt. In dat opzicht zijn mooie woorden leuk en aardig, maar u hebt nog maar heel weinig tijd om de verloren tijd in te halen.
John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik waardeer de bereidheid van de corapporteurs om te streven naar consensus over dit verslag. Het is wat mij betreft nog altijd niet volmaakt – zij zijn waarschijnlijk verheugd dat te horen! – maar het sluit nu al veel beter bij de behoeften aan en ik vind dat we het met recht kunnen steunen.
Ik wil twee specifieke punten aan de orde stellen. Securitisatie wordt beschouwd als een van de demonen van de huidige financiële crisis en nu wordt het klaarblijkelijk als een noodzakelijke oplossing gezien om initiërende instellingen te verplichten een percentage van hun producten aan te houden. De Commissie stelt in haar herziening van de kapitaaltoereikendheid 5 procent voor. We zullen voor dit idee op zijn minst een effectbeoordeling moeten hebben. Ik durf te beweren dat het enige effect zal zijn dat de financiële markten vastlopen en dat beleggers hierdoor zelfs in de verleiding kunnen komen de due diligence geheel te veronachtzamen. Wat echt van belang is, is dat we in staat zijn de initiërende instellingen te traceren via de tussenverpakkingen en hen verantwoordelijk kunnen houden voor eventuele misleiding, nalatigheid of onkunde.
De tweede kwestie betreft de manier waarop geschillen of onenigheden in de colleges van toezichthouders worden beslecht. De rapporteurs stellen een tamelijk ingewikkelde en formele beroepsprocedure voor met voorzitters en vicevoorzitters en nieuwe bureaucratie. Maar zulke situaties moeten toch zeker snel worden opgelost! Daarom stellen wij voor dat partijen bij elk meningsverschil dat niet in der minne geschikt kan worden, het onderling eens moeten worden over een bemiddelaar wiens oordeel, althans in onze visie, bindend moet zijn.
Ten slotte, mijnheer de commissaris, ben ik mij bewust van de inleidende woorden van uw toespraak over de huidige crisis en spijt het mij dat u niet aanwezig was tijdens het vorige debat met de heren Almunia en Jouyet, toen al deze zaken door de leden van dit Parlement, onder wie ikzelf, aan de orde zijn gesteld. Misschien kunt u hun woorden nog eens nauwgezet nalezen en ons een reactie geven op onze inzichten.
Sharon Bowles (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag is niet alleen ambitieus maar ook realistisch. Het geeft een analyse van de oorzaken van de financiële opschudding en bevat voorstellen voor veranderingen. Zoals al door anderen is opgemerkt, zouden veel van die veranderingen ook zonder het huidige financiële tumult zijn voorgesteld, omdat toch al de opvatting had postgevat dat de Lamfalussy-procedure minder ver is gevorderd dan had gekund of had gemoeten.
Dit gaat dus niet zozeer over een oplossing voor de huidige crisis maar over de volgende generatie van toezicht, hoewel het volgens ons zal helpen iets soortgelijks in de toekomst te voorkomen. We verwachten dat er nu meer bereidheid is bij de lidstaten om te komen tot formele geïntegreerde besluitvormingsstructuren.
Maar ik wijs nog een keer op het belang van intelligente regelgeving. De huidige problematiek wordt niet opgelost, en er zal ook geen rust in de financiële wereld komen, wanneer de oplossing bestaat uit een berg nieuwe regelgeving en het aankruisen van duizenden hokjes om te controleren op conformiteit, wat, zoals we nu weten, maakt dat het proces wordt doorgeschoven naar gespecialiseerde afdelingen die de hokjes aankruisen, zonder adequate, directe betrokkenheid op bestuursniveau.
We moeten duidelijke, eenvoudige regels hebben. Sommige moeten inderdaad een breder toepassingsgebied krijgen, maar het moet geen berg van voorschriften worden waardoor men door de bomen het bos niet meer kan zien, zodat de mensen aan de top naar behoren verantwoording afleggen en weten wat van ze verlangd wordt.
Tot slot moeten als onderdeel van crisisoplossing de liquidatieregels worden verbeterd. Maar niet alleen voor de huidige crisissituatie: we moeten ook kijken naar problemen met grensoverschrijdende liquidatie in normale tijden. Hier raken we opnieuw aan een kwestie die de lidstaten liever onaangeroerd laten, maar die desalniettemin moet worden aangepakt.
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen duidelijk maken dat ik het niet eens ben met degenen die zeggen dat we niet in staat zijn een EU-wijde reactie op de financiële crisis te geven. Waar nodig hebben we op nationaal niveau ferme acties ondernomen. Omdat de financiële markten niet in alle lidstaten gelijk zijn, moeten we in moeilijke financiële tijden een zekere speelruimte hebben, zodat rekening kan worden gehouden met de verschillen in omvang en reikwijdte van die markten. In Vilnius hebben we geen groot financieel centrum. Dus reageren we anders op deze crisis.
Na vijf jaar lid te zijn geweest van het Europees Parlement verbaast het me niet echt meer dat de Commissie haar voorstellen op de behoeften van grensoverschrijdende financiële groepen baseert. Wat me wel verbaast is dat de Commissie niet schijnt te begrijpen dat het model van grensoverschrijdende groepen niet bestand is tegen economisch neergang. Dat zien we nu wel. Bedrijfsleiders dienen hun ondernemingsmodel zodanig aan te passen dat de dochtermaatschappijen een grotere flexibiliteit hebben, zodat het model een afspiegeling vormt van de verscheidenheid aan behoeften die in de reële EU-economie bestaan. Het toezicht- en reguleringssysteem van de EU moet zorgen voor de geleidelijke herstructurering van de financiële sector. Daartoe moet om te beginnen de volgende vraag worden beantwoord: wie betaalt uiteindelijk de kosten van de reddingsoperatie? Het antwoord op die vraag is van belang voor de stabiliteit van de hele Europese Unie.
Tot slot wil ik mijn collega’s vragen een kleine buur van de Europese Unie – IJsland – niet in de kou te laten staan.
Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, de financiële crisis slaat nu in volle hevigheid in Europa toe. Het besluit dat de ministers van Financiën gisteren namen over een gemeenschappelijk minimumniveau voor depositogaranties is een belangrijke stap, net als de reddingsoperaties die afzonderlijke banken uitvoeren. De huidige gecoördineerde renteverlagingen door een aantal centrale banken zijn nodig om het vertrouwen in de financiële markt te herstellen. Deze gerichte maatregelen moeten hier en nu een crisis bestrijden.
Wij moeten als beslissers ook onze verantwoordelijkheid nemen en waarborgen dat de markt op de lange termijn blijft functioneren. Dit houdt in dat wij methodisch en duidelijk te werk moeten gaan wanneer wij nieuwe wetgeving opstellen, zodat die ook goede mogelijkheden biedt voor groei. Het belang van effectbeoordelingen wordt niet minder door de financiële crisis, maar is juist nog belangrijker nu.
De voorstellen die hier zijn gedaan in het Lamfalussy-proces betekenen een betere coördinatie van Europees toezicht en zijn een belangrijke stap naar een betere Europese markt. Ik wil beide collega’s bedanken, vooral Ieke van den Burg, die jarenlang uitstekend werk heeft verricht en heel volhardend is geweest. Dat is een goede eigenschap voor politici!
De voorstellen bouwen voort op al bestaande systemen, die ook verbeterd en doeltreffender moeten worden, zonder de economie af te remmen. Wij mogen in onze verantwoordelijkheid om snel te reageren om de crisis te beheersen niet vergeten dat wij een nog grotere verantwoordelijkheid hebben, namelijk dat onze regels niet alleen in deze crisistijd moeten werken, maar ook ten goede moeten komen aan de toekomstige groei van Europa.
Protectionisme is nooit het antwoord en dit is niet het einde van de mondiale economie.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik verwelkom commissaris McCreevy. Ik heb geluisterd naar de kritiek die veel van mijn collega’s hadden op de wijze waarop de Ieren op de vertrouwenscrisis en liquiditeitsproblemen bij de banken hebben gereageerd en naar de opmerkingen over de follow-up van andere landen in de dagen daarna, die na het bekritiseren van de Ieren natuurlijk niet stil konden blijven zitten. Het is meer dan ironisch dat we vandaag debatteren over de toezichtstructuur voor financiële diensten in Europa. Ik weet niet of je moet spreken van een gelukkig toeval of van te weinig, te laat.
Zouden de zaken zoveel anders zijn geweest als er een of andere toezichtstructuur had bestaan, met name voor de ratingbureaus? Als je teruggaat naar hoe het allemaal is begonnen, dan je zie je dat zij de werkelijke oorzaak van veel van de problemen zijn. Zij lieten het gebeuren dat de crisis op de markt van risicovolle hypotheken onbeheersbaar werd door hoge ratings te blijven geven aan instellingen die die giftige producten op hun balans hadden staan en doorverkochten. Dit is de grondoorzaak van het probleem waarvoor we vandaag staan.
Gezien de omvang van de crisis waarin we zitten, doen we er goed aan rustig en weloverwogen te reageren.
Harald Ettl (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wanneer moeten we het Europese toezicht verbeteren indien niet nu? Alle indicatoren wijzen dezelfde kant op, we moeten aan de slag, we moeten de handen uit de mouwen steken. Er moeten absoluut voorzorgsmaatregelen worden genomen voor het toezicht op de stabiliteit op de financiële markten. We moeten strengere maatregelen nemen voor het toezicht op het macro-economisch beleid en op de financiële markten, met name door de Europese Centrale Bank.
We moeten in de Europese toezichtinstanties beslist sleutelcriteria vastleggen voor het nemen van besluiten met gekwalificeerde meerderheid in de colleges van toezicht op een grensoverschrijdende actieve groep. We moeten uiteraard van geval tot geval bekijken in welke mate de grootte van de lidstaten een rol speelt. Een groot land mag aan een kleiner land geen buitensporige eisen stellen. Er moet op Europees niveau beslist een structuur komen op een rechtsgrondslag die zo sterk is dat daardoor blokkades kunnen worden doorbroken en conflicten tussen nationale en sectorale toezichthouders kunnen worden opgelost. We moeten op niveau 3 alle mogelijkheden benutten om sturend in te grijpen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de belangrijkste oorzaak van de huidige crisis in de financiële sector is het onverantwoorde gedrag van de financiële instellingen, evenals verkeerd risicobeheer, slechte leningen en de onbeperkte mogelijkheden om buitensporige schulden aan te gaan zonder goede garanties, wat heeft geleid tot een verlies aan liquiditeit. Ook het hele toezichtsysteem was niet effectief. Blijkbaar kunnen de huidige oplossingen de dynamiek van de veranderingen op de financiële wereldmarkt niet bijhouden. We moeten die oplossingen dan ook up-to-date brengen, zodat de eventuele effecten van volgende crises in de toekomst worden verzacht. In het licht van de huidige moeilijke situatie op de financiële markten moet absolute prioriteit worden gegeven aan het maken van wetgeving voor samenhangende en effectieve toezichtinstrumenten. Hierbij moeten we tegelijk onderkennen dat de afzonderlijke financiële markten steeds verder integreren en sterker van elkaar afhankelijk worden. We moeten dan ook maximale compatibiliteit garanderen tussen het nieuwe Europese systeem en de systemen van Amerika, Japan en China.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag kort reageren op enkele opmerkingen die zijn gemaakt. Een van die opmerkingen, van afgevaardigde Purvis, heeft betrekking op het vorige debat. Ik was niet uitgenodigd voor dat debat. Ik laat zelden de gelegenheid aan mij voorbijgaan om naar het Europees Parlement te komen om te horen hoe mijn trouwe fans ter linkerzijde mijn bijdrage aan alles wat Europees is prijzen. Ik zou dus nooit de kans aan mij voorbij hebben laten gaan om zulke eminente persoonlijkheden als de afgevaardigden Schulz en Berès en vele anderen in zo gloedvolle termen over mij te horen spreken. Dus als ik was uitgenodigd, was ik hier maar al te graag verschenen.
Wat de Europese oplossingen betreft, wil ik graag twee voorbeelden geven.
Mijn voorganger kwam met een initiatief op het terrein van beloning. De betreffende maatregel werd uitgevaardigd in de vorm van een aanbeveling, wat misschien wel het ‘zachtste’ instrument is dat de EU tot haar beschikking heeft. Aangezien de bevoegdheid op het betreffende terrein bij de lidstaten ligt, was dat de enige manier om de maatregel erdoor te krijgen. Ongeveer anderhalf jaar geleden hebben we het bewuste verslag gepubliceerd, maar slechts één lidstaat heeft het grootste deel van de aanbeveling uitgevoerd. De andere hebben de aanbeveling grotendeels genegeerd. De lidstaat die de aanbeveling heeft uitgevoerd – ere wie ere toekomt – is Nederland. Ik zeg niet dat het dat woord voor woord heeft gedaan, maar het heeft zich wel op dat pad begeven.
Dus de mogelijkheid van een Europese oplossing bestond wel degelijk. Er wordt tegenwoordig veel gepraat over de bonuscultuur en de beloning van directieleden. We probeerden met een Europese oplossing te komen van het type dat eerder door de heer Bolkestein werd voorgesteld – ik geloof dat de maatregel technisch gezien door mij is uitgevoerd, maar ik laat de heer Bolkestein graag de eer voor de indiening ervan. Dat is wat we hebben gedaan en wat ons verslag laat zien.
Het tweede voorbeeld betreft het toezicht, het hoofdonderwerp van dit verslag. Ik heb bij tal van gelegenheden in het Parlement en op andere plaatsen gesproken over de kwestie van het grensoverschrijdend toezicht op financiële instellingen. Ook in de Ecofin en tijdens persconferenties heb ik hierover gesproken. Het is nagenoeg onmogelijk om op dit specifieke terrein vooruitgang te boeken, omdat de lidstaten hiervoor geen Europese oplossing wensen.
Ik wil de leden van het Europese Parlement echter wel ergens op wijzen.
Vorig jaar heb ik het voorstel ingediend voor de Solvabiliteit II-richtlijn betreffende levensverzekeringen en het idee geopperd om colleges van toezicht op te richten en groepstoezicht en groepsondersteuning in te voeren. Zowel in de Raad als in de onderhandelingen met het Europees Parlement is het voorstel aanzienlijk verwaterd. Willen we deze richtlijn er nog tijdens deze zittingsperiode doorheen krijgen, dan moet er binnen de Raad nog veel gebeuren, omdat er grote meningsverschillen bestaan, niet alleen op dit maar ook op andere punten.
Hoewel ik al mijn hele leven in de politiek zit, en niet meer verbaasd raak wanneer een politicus tegenstrijdige standpunten poneert – tijdens mijn lange politieke carrière zal ik mij daar zelf ongetwijfeld ook wel eens schuldig aan hebben gemaakt – vind ik het nog steeds ontzettend ironisch en ook verbazingwekkend dat wanneer we een Europese oplossing bepleiten – bijvoorbeeld met betrekking tot toezicht in verband met Solvabiliteit II – de mensen die roepen om een Europese reactie, waartoe zowel ministers als leden van het Europees Parlement behoren, vaak dezelfde mensen zijn die lobbyen voor het standpunt van het eigen land wanneer een concreet wetgevingsstuk voor hen ligt.
Degenen onder ons die katholiek zijn opgevoed, kennen het gebed van de heilige Augustinus waarin hij zei: “God geef me kuisheid, maar nu nog niet”. De opstelling van bedoelde politici is daar een beetje mee vergelijkbaar. Hun opstelling verbaast me niets, want ik ben al mijn hele leven politicus en dus gewend aan dat soort ironie, om het beleefd uit te drukken.
Hoe dan ook, er zijn maar 44 of 45 grensoverschrijdende financiële instellingen en ons toezichthoudend systeem is veel te achterhaald voor zulk soort transacties.
Tot slot wil ik nog de volgende opmerking maken over de huidige crisis, een opmerking die ik hier en in andere fora en ook op persconferenties heb gemaakt: er bestaat geen wondermiddel waarmee alle problemen tegelijk kunnen worden opgelost. Als zo’n middel er zou zijn, dan was het al lang geleden ontdekt. Deze crisis is ongekend en er is op ongekende wijze op gereageerd, zowel aan deze als aan de andere kant van de Atlantische Oceaan.
Mag ik de afgevaardigden er op dit punt aan herinneren – en ik ben ervan overtuigd dat ook Commissievoorzitter Barroso dat in zijn bijdrage heeft gedaan – dat de Europese Commissie haar best doet de activiteiten van de lidstaten te coördineren en ze aan te moedigen tot een gezamenlijke reactie. Maar zoals ik in mijn inleidende opmerkingen heb gezegd, ligt de verantwoordelijkheid bij de lidstaten, in het bijzonder de centrale bankiers en de relevante ministeries van de lidstaten, want zij zijn de verkozenen. Zij gaan over het belastinggeld en zij bepalen hoe op de crisis wordt gereageerd.
We hebben geprobeerd – en zijn er tot op zekere hoogte ook in geslaagd – om op enkele van deze specifieke terreinen tot een Europese reactie te komen. Tot slot wil ik nog opmerken dat we de structuur van Europa niet uit het oog moeten verliezen. De Europese Unie is niet een federatie als de Verenigde Staten en de Europese Commissie is niet een centrale regering zoals die in de 27 lidstaten bestaat. Daarom kunnen we alleen handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die de lidstaten ons hebben gegeven.
Ieke van den Burg, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, er is veel stof voor debat.
Ik wil graag ingaan op enkele opmerkingen van de commissaris, om te beginnen zijn opmerking dat van politici wordt verwacht dat ze in crisistijden optreden.
Ik denk dat ze dat al veel eerder moeten doen. Als we een financiële tsunami willen voorkomen, moeten we proactief maatregelen nemen. Ik ben het dus eens met wat anderen hebben gezegd: wanneer we nu pas maatregelen beginnen te nemen, dan is het te weinig, te laat.
Mijn tweede opmerking betreft de kwestie van de toezichthoudende maatregelen die moeten worden genomen. U gaf het voorbeeld van Solvabiliteit II, waarbij u ons, het Parlement, ervan beschuldigt de voorstellen over groepstoezicht af te zwakken. Ik geloof niet dat een verzwakking van de toezichtstructuur is voorgesteld, zoals naar ik meen collega Sánchez Presedo al heeft gezegd. Wat de Commissie feitelijk voorstelt is een systeem van groepstoezicht waarbij “lead supervisors”, vaak de toezichthouders van de grote lidstaten, binnen een college de leiding over het proces krijgen.
Ik sta achter het idee om colleges op te richten en bij enkele van de kwesties die op het terrein van toezicht spelen gezamenlijk op te treden, omdat de ondernemingen die deel uitmaken van deze grensoverschrijdende groepen dat ook doen. Maar het punt is dat de belangen van de “lead supervisor” in strijd kunnen zijn met die van de toezichthouder van de lidstaat van ontvangst, daar een groot deel van de markten van laatstbedoelde lidstaat in handen van een bepaalde financiële groep kan zijn.
Dus in zulke conflictgevallen is het niet eerlijk om gewoon te zeggen dat er een soort vrijwillige bemiddeling kan plaatsvinden door de comités van niveau 3, slechts gevolgd door een advies aan de “lead supervisor”, die ofwel dat advies overneemt, ofwel toelicht waarom hij ervan afwijkt.
Dat is wat de lidstaten van ontvangst zorgen baart, en dat is ook de reden waarom we dit niet alleen aan nationale toezichthouders kunnen overlaten. In zulke gevallen heb je een neutrale, onpartijdige, onafhankelijke arbiter op Europees niveau nodig, en dat is ook wat ik in dit verslag heb voorgesteld: geen bureaucratische toezichtstructuur, maar gewoon iets bovenop de huidige structuur, door aan de voorzitters van deze drie comités van niveau 3 nog een onafhankelijk voorzitter en vicevoorzitter toe te voegen, teneinde samen met deze comités op te treden en geschillen via bindende arbitrage te beslechten.
Dat is volgens mij de manier waarop we de lidstaten van ontvangst, in het bijzonder de kleinere, de zekerheid kunnen verschaffen op basis waarvan ze kunnen instemmen met dit soort groepstoezicht en deze mandaten aan “lead supervisors”.
Dit extra niveau, de extra toevoeging die nodig is voor het oplossen van dit probleem, ook voor de korte termijn, is vervat in amendement 7, dat ik voor de stemming van morgen heb ingediend.
Een andere kwestie is de rol van deze toezichthoudende comités ten opzichte van de Commissie. Net als mevrouw Kauppi heb ik de indruk dat de Commissie het liefst ziet dat deze toezichthouders alleen als adviseurs optreden en geen echt onafhankelijke rol gaan vervullen, bijvoorbeeld met betrekking tot het IASB, het internationaal orgaan belast met het opstellen van standaarden, of het Forum voor financiële stabiliteit.
Ik stel u nog rechtsreeks de volgende vraag. Ons is verteld dat de heer Barroso erg trots was dat de Commissie was uitgenodigd voor deelname aan dit forum, maar dat u er ondanks de uitnodiging van vorige week niet naartoe bent gegaan. Is dit wel of niet waar? Wellicht dat u die vraag meteen kunt beantwoorden.
Nog een laatste punt, over de aanbevelingen voor de beloning van directeuren. U zegt alleen maar dat dit een zachte maatregel is en dat maar één lidstaat er gevolg aan geeft. Er is ruimte voor krachtigere voorstellen. Dus kom op met die voorstellen.
Daniel Dăianu, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn volgens mij een aantal punten die niet goed naar voren zijn gekomen. Ten eerste, bij regelgeving en toezicht zijn niet alleen gebouw en structuur van belang, maar ook het object, het voorwerp van die regelgeving en dat toezicht – dat is de crux van de zaak.
Ook wanneer we in Europa een onafhankelijk toezichthoudend orgaan hadden gehad dat regulerend had opgetreden en in de hele EU bevoegd was geweest, dan nog zou deze crisis zijn ontstaan, want de oorzaak van de crisis is gelegen in fouten in het financiële systeem, en niet noodzakelijkerwijs in het ontbreken van een uniek toezichtorgaan.
Ten tweede, we staan voor een zeer ernstige recessie. We moeten de banken herkapitaliseren, en dat zal een enorme hoeveelheid geld gaan kosten. Het zal de overheidsbegroting enorm onder druk zetten, en ik vraag me af – want we moeten de zaken in hun totaliteit bezien – wat er gaat gebeuren. Ik denk dat de huidige crisis laat zien dat de omvang van de EU-begroting niets voorstelt wanneer maatregelen moeten worden genomen en iets gedaan moet worden. We moeten dus nog eens nadenken over de EU-begroting.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Elisa Ferreira (PSE), schriftelijk. – (PT) Bij gebrek aan effectieve mechanismen op Europees niveau nemen de verschillende landen elk hun eigen financiële noodmaatregelen, waardoor we nu getuige zijn van een stortvloed aan onsamenhangende en vaak zelfs strijdige interventies.
De acties op Europees niveau zijn reactief, 'a posteriori', en gericht op het voorkómen van nog grotere schade. Het vertrouwen van de Europese burger is hierdoor ernstig geschaad.
Over regulering moet in rustige tijden worden nagedacht. Noch de burgers noch wijzelf, hun vertegenwoordigers, begrijpen de apathie waarop de vele concrete initiatieven van dit Parlement stukgelopen zijn.
Het is nu, in deze turbulente tijden, niet het moment om verantwoordelijken aan te wijzen.
Eén ding staat echter vast: de regels van het systeem moeten veranderen.
De tekst waarover we morgen stemmen is van cruciaal belang voor een betere regulering van en een beter toezicht op de financiële markten van de Europese Unie. Het is een proactief antwoord van dit Parlement, niet een reactie op de recente ontwikkelingen. Deze vormen, helaas, slechts een bevestiging van de noodzaak ervan.
Velen die politiek tegen een minimale transparantie en tegen regulering en toezicht op de nieuwe financiële instrumenten waren, zwijgen nu of hebben de inhoud van hun betoog aangepast.
Laten we hopen dat de Commissie eindelijk haar verantwoordelijkheid neemt als het gaat om haar initiatiefrecht, om de gezondheid van de Europese financiële instellingen te verbeteren en het vertrouwen van de burger enigszins te herstellen.
Cătălin-Ioan Nechifor (PSE), schriftelijk. – (RO) De financiële crisis, die zich heeft uitgebreid tot vrijwel alle uithoeken van de wereld, moet op het niveau van de instellingen van de Europese Unie worden bestudeerd. Het is onaanvaardbaar dat de jongste territoriale organisatie in de wereld, de Europese Unie, er niet in slaagt te interveniëren om een oplossing te vinden die voor alle partijen acceptabel is, en ik dring er met klem op aan om instrumenten voor maatregelen op de korte termijn te creëren, daar de taskforce op hoog niveau van de EG ook wordt opgezet. We leven momenteel in een historische, ongekende tijd.
We staan aan de rand van een financiële ondergang die een gevaar vormt voor het bereiken van de door de EU gestelde doelen, zowel voor de 27 lidstaten als voor de andere landen in de wereld. Iedere seconde die verloren gaat aan administratieve en bureaucratische procedures betekent gigantische verliezen voor het internationale bankwezen en de financiële aandelenmarkten in alle delen van de wereld, evenals een verslechtering van de levensstandaard voor alle burgers. Europa moet een standpunt innemen en een voortrekker zijn in de strijd om de huidige financiële crisis te stoppen.
Dit is het juiste moment om aan te tonen hoe doeltreffend het Europese systeem en de Europese instellingen zijn; we hebben behoefte aan coördinatie en samenwerking tussen de regeringen van de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement. We hebben de nodige ervaring en expertise om in te grijpen bij het oplossen van een situatie die niet alleen de toekomst van de Europese Unie, maar die van de gehele mensheid bedreigt.
De Voorzitter. − Het doet mij bijzonder veel genoegen Alexander Milinkevitsj en Alexander Kazoelin te kunnen verwelkomen, die op de officiële tribune hebben plaatsgenomen. Onze twee gasten zijn prominente leiders binnen de democratische oppositiebeweging in Wit-Rusland. Tijdens de presidentsverkiezingen in 2006 zijn zij de toenmalige ondemocratische regering moedig tegemoet getreden, hebben herhaaldelijk grote moed aan de dag gelegd, en werden aanzienlijk tegengewerkt in hun vastberaden inzet voor vrijheid en democratie. Het is voor ons een grote eer dat de heer Milinkevitsj, leider van de democratische beweging en laureaat van de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken in 2006, en de heer Kazoelin, voormalig politiek gevangene en erevoorzitter van de Sociaal-Democratische Partij van Wit-Rusland Hramada, vandaag in het Parlement aanwezig zijn voor het debat over de situatie in Wit-Rusland.
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Wit-Rusland.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ook ik wil onze vrienden hier op de tribune, die ik heb kunnen spreken, begroeten. Ik weet dat u zich allen ernstige zorgen maakt over de situatie in Wit-Rusland, getuige uw in mei jongstleden aangenomen resolutie en onze recente gedachtewisseling in de Commissie buitenlandse zaken op 16 september, na de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.
Wij hebben toen aangegeven dat de Raad nauwlettend toe zou zien op het verloop van de op 28 september gehouden parlementsverkiezingen in Wit-Rusland. De resultaten zijn weinig hoopvol. Het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten heeft weliswaar melding kunnen maken van enkele positieve ontwikkelingen, maar het verloop van de verkiezingen voldeed niet aan de maatstaven van de OVSE voor democratische verkiezingen. Wij stellen vast dat de oppositie geen enkele vertegenwoordiger in het Parlement zal hebben.
In de op 30 september gepubliceerde verklaring van het voorzitterschap hebben wij onze bezorgdheid inzake democratie en mensenrechten nog eens herhaald, en wij blijven er bij de Wit-Russische autoriteiten op aandringen dat zij hun volledige medewerking verlenen aan het Internationaal Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten teneinde zich te conformeren aan de internationale democratische maatstaven.
De Raad blijft werken aan de strategie die ten aanzien van Wit-Rusland zal worden gevolgd. Er bestaat brede overeenstemming tussen de lidstaten over het feit dat de getroffen maatregelen ook recht moeten doen aan de gebaren van de autoriteiten in de zomer, met name de vrijlating van de laatste politieke gevangenen. Ook moeten we rekening houden met de geopolitieke situatie die is ontstaan als gevolg van het conflict tussen Rusland en Georgië. Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat de positieve ontwikkelingen van de laatste tijd, zoals de vreedzame, niet door de oproerpolitie opgebroken demonstratie van de oppositie na de verkiezingen, een vervolg krijgen, maar we moeten er eveneens nauwlettend op blijven toezien dat leden van de oppositie niets overkomt en dat zij kunnen gaan en staan waar zij willen.
In de Raad bespreken wij momenteel de eventuele hervatting van de politieke contacten en de mogelijke opschorting van het visumverbod. Het luistert heel nauw allemaal, de besprekingen zijn nog niet afgerond. De Wit-Russische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Martynov, is uitgenodigd voor een trojkaoverleg in de marge van de Raad van 13 oktober in Luxemburg. We zullen met hem de balans opmaken. Dit overleg biedt ons vooral de gelegenheid om nog eens klip en klaar te stellen dat wij hechten aan vooruitgang op het gebied van democratie en mensenrechten.
Geachte afgevaardigden, ik rond af door nogmaals mijn dank te betuigen aan de heer Protasiewicz en aan de heren Milinkevitsj en Kazoelin, die op de tribune zitten. Ik verzeker hun dat de Europese Unie ervoor open blijft staan de draad met Wit-Rusland weer geleidelijk aan op te pakken en de banden met overheid en bevolking te versterken, en dat wij het Wit-Russische maatschappelijk middenveld zullen blijven ondersteunen.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik spreek in dit debat namens mijn collega Benita Ferrero-Waldner.
De situatie in Wit-Rusland verandert voortdurend en vraagt om een gematigde en strategische reactie van de Europese Unie. We staan momenteel voor een complexe werkelijkheid.
Om te beginnen zijn we duidelijk teleurgesteld over de parlementsverkiezingen van 28 september en de wijze waarop die zijn gevoerd. De verkiezingen voldeden noch aan internationale standaarden noch aan onze verwachtingen. Daar zijn we het allemaal over eens en ik zal er dan ook niet verder over uitweiden.
Aan de andere kant is er voorafgaande aan de verkiezingen vooruitgang geboekt met de vrijlating van politieke gevangenen en hebben de autoriteiten samengewerkt met de OVSE/ODIHR en haar waarnemers. De vrijlating van de laatste politieke gevangenen werd niet alleen door onszelf maar ook door de oppositie als een essentiële stap gezien, omdat het de angst in de samenleving verminderde. Gevangenschap om politieke redenen wordt nu niet langer gezien als iets dat nu eenmaal gebeurt, hoewel de dreiging nog steeds bestaat.
Hoewel we de vrijlating van de politieke gevangenen op het moment dat het gebeurde toejuichten, reageerden we niet met positieve maatregelen omdat de verkiezingen voor de deur stonden. Maar nu zouden we daar niet langer mee moeten wachten. De vrijlating van de politieke gevangenen was een belangrijk gebaar van de regering, dat als zodanig moet worden erkend. Hetzelfde geldt voor de samenwerking van de Wit-Russische autoriteiten met de OVSE-waarnemers en het toegankelijk maken van de media voor alle kandidaten, zij het in beperkte mate. Dit zijn belangrijke stappen voorwaarts, die een grote vooruitgang betekenen ten opzichte van de vorige verkiezingen, de presidentsverkiezingen van 2006.
Hoe zorgen we er nu voor dat deze stappen voorwaarts niet weer ongedaan worden gemaakt, maar worden geconsolideerd? Hoe zorgen we ervoor dat ook in de toekomst niemand meer om politieke redenen gevangen wordt gezet? Hoe zorgen we ervoor dat de OVSE/ODIHR haar samenwerking met de Wit-Russische autoriteiten kan voortzetten totdat over twee maanden haar eindverslag over de verkiezingen wordt gepubliceerd, en ook in de periode daarna, bij de follow-up van het verslag? Hoe kunnen we voorkomen dat de regels voor de media worden verscherpt en wat kunnen we doen om de ngo’s meer rechtszekerheid te verschaffen?
Ik hoor graag de opvattingen van het Parlement hierover.
We zijn van mening dat we als reactie op de positieve stappen van de Wit-Russische autoriteiten de politieke dialoog moeten hervatten, zonder ceremonie maar met realisme. Het is belangrijk dat we op gepast niveau contact hebben om er zeker van te zijn dat onze boodschap overkomt.
Ik zou daar nog aan toe willen voegen dat we in het algemeen, ongeacht de concrete invulling van onze reactie, de weg der geleidelijkheid en proportionaliteit moeten volgen. Deze twee beginselen zullen als leidraad fungeren voor onze reactie op de gebeurtenissen in Wit-Rusland en voor het bevorderen van de democratische ontwikkeling waar we allemaal op hopen.
In de tussentijd zal de Commissie al haar expertise ter beschikking stellen voor het versterken van de contacten op terreinen van gemeenschappelijk belang, zoals energie, milieu, douane en transport. Deze contacten hebben hun waarde bewezen doordat ze de ontwikkeling van netwerken tussen personen en tussen overheidsdiensten hebben bevorderd.
Tegelijkertijd zullen we vasthouden aan onze steun voor het maatschappelijk middenveld, door het helpen van Wit-Russische ngo’s, het bevorderen van de ontwikkeling van een onafhankelijke pers en het verlenen van steun aan de European Humanities University, die in ballingschap in Vilnius is gevestigd. Ik beloof dat we zullen volharden in onze inspanningen en onze banden met het maatschappelijk middenveld zullen versterken.
Tot besluit staat Wit-Rusland, een land in het hart van Europa en buurland van drie EU-lidstaten, voor een historische keuze: ofwel het zet de noodzakelijke stappen richting democratie en werkelijke onafhankelijkheid, ofwel het berust in stagnatie en toenemende afhankelijkheid van één land.
We hopen nog steeds Wit-Rusland te mogen verwelkomen als een volwaardige partner in het Europees nabuurschapsbeleid en het toekomstige oostelijk partnerschap. Vandaar dat ik om uw steun vraag bij het vaststellen van een aanpak die Wit-Rusland, op dit voor de stabiliteit van het continent zo cruciale moment, zal aanmoedigen om werkelijke vooruitgang te boeken in de richting van democratie en eerbiediging van de mensenrechten.
Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wanneer een zittende president alle zetels in het parlement wint, kunnen we er wel vanuit gaan dat iets niet in de haak is. Zelfs Robert Mugabe in Zimbabwe heeft niet zo’n verpletterende overwinning behaald als president Alexander Loekasjenko vorige maand in Wit-Rusland.
Ik betwist niet dat Loekasjenko een grote populariteit geniet in een land waaraan de harde post-Sovjet-realiteit grotendeels voorbij is gegaan. Maar zijn ijzeren greep op de macht heeft van het land een internationale paria gemaakt.
Voor de Europese Unie lijkt het onbestaanbaar om in haar eigen voorportaal de laatste Europese dictator te verwelkomen. Desalniettemin moeten we steeds proberen Wit-Rusland uit te dagen en er tegelijkertijd betrekkingen mee te onderhouden. De recente vrijlating van politieke gevangenen daar, biedt ons de gelegenheid daartoe. Of de stap van Loekasjenko is bedoeld als opening naar het Westen staat nog te bezien, maar we moeten bereid zijn om positieve stappen van Wit-Rusland als zodanig te erkennen en dienovereenkomstig te belonen.
We moeten niet de mogelijkheid uitsluiten dat Loekasjenko bezig is het Kremlin te chanteren, dat tot nog toe voor hem van vitaal belang is geweest om zijn politieke macht te behouden. Als dat inderdaad zo is, dan moet de EU niet bang zijn om Wit-Rusland zowel met wortel als met stok tegemoet te treden. Vandaar dat we het aanstaande bezoek van minister van Buitenlandse Zaken Martynov toejuichen.
Wit-Rusland heeft veel te winnen bij nauwere banden met de Europese Unie, niet in de laatste plaats vermindering van de wijdverspreide armoede die door de economische stilstand is ontstaan. Toch is Wit-Rusland nog steeds geen lid van de Raad van Europa en is de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met de EU nog steeds niet geratificeerd. Wit-Rusland is nog steeds een land waar mensenrechten stelselmatig worden geschonden, politieke tegenstand niet wordt getolereerd en een vrije pers een onbereikbaar ideaal lijkt.
Als we de wortel gaan voorhouden, moeten we niet de stok laten vallen. Toch koester ik persoonlijk de hoop dat wanneer Wit-Rusland zich niet met Rusland herenigt – wat sommigen in het Kremlin graag zouden zien – het ooit zijn rechtmatige plaats in de Europese familie van vrij naties zal innemen.
Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, in de eerste plaats zijn ook wij ontevreden over de uitkomst van de verkiezingen in Wit-Rusland en wij zijn het eens met de conclusie van de OVSE/ODIHR dat de verkiezingen niet in overeenstemming zijn met de standaarden en normen die we daarvoor in Europa kennen. Er is dus ook geen enkele reden om nu het beleid van de Europese Unie ten opzichte van Wit-Rusland te veranderen.
We stemmen er wel mee in dat het goed is om te kijken of we via een informele dialoog, die ook voorgesteld is door het Franse voorzitterschap, in gesprek kunnen komen met de autoriteiten in Wit-Rusland over eventuele vervolgstappen. Vervolgstappen moeten vooral van hun kant komen. Als Wit-Rusland bereid is met de Europese Unie een dialoog te ontwikkelen over een eventuele opening van de maatschappij en ruimte te creëren, ook voor de oppositie, dan kan ook van de Europese Unie een reactie komen. Voor die tijd ben ik niet voor het opheffen van de bestaande sancties ten aanzien van een aantal leidinggevende figuren in het land die de EU niet in mogen. Er zijn een aantal aanmoedigende signalen geweest de afgelopen maanden - die zijn al genoemd door collega's hier - die ook aanleiding geven om te kijken of we via een dialoog met dat land verder komen.
Ten tweede: als minister Martynov wordt uitgenodigd voor een gesprek in Luxemburg, stel ik voor dat de Raad contact opneemt met de oppositie. Er zijn hier twee vooraanstaande oppositievertegenwoordigers, de heren Kazoelin en Milinkevitsj. Waarom worden die ook niet uitgenodigd door de Raad voor een gesprek?
Tenslotte nog één opmerking. Mocht het komen tot een dialoog met Wit-Rusland over mogelijke hervormingen, dan vinden wij het van belang dat de oppositie daarbij betrokken wordt. Er is een voorbeeld. Wij hebben een jaar of zeven geleden, mede onder leiding van het Europees Parlement, een soort informele dialoog gehad in Wit-Rusland zelf, die de "trojka voor Wit-Rusland" werd genoemd. Het zou mogelijk zijn als de autoriteiten in Wit-Rusland daartoe bereid zijn om die dialoog weer op te starten via een soort trojka van Europees Parlement, OVSE en de Raad van Europa. Want wat we ook doen in Europa, welke discussie we ook voeren, de oppositie moet daarbij betrokken worden.
Janusz Onyszkiewicz, namens de ALDE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, zowel het verloop als de uitslag van de verkiezingen in Wit-Rusland maakt duidelijk dat Alexander Loekasjenko weliswaar aangeeft betrekkingen met de Europese Unie aan te willen gaan, maar van mening is dat de dialoog op zijn voorwaarden en zonder enige concessie zijnerzijds kan worden gevoerd. We moeten ons echter realiseren dat een verbetering van de betrekkingen met de Europese Unie niet alleen duidelijk in het belang is van Wit-Rusland, maar ook van Loekasjenko zelf. De voortdurende druk van Rusland om controle te krijgen over de sleutelsectoren van de Wit-Russische economie kan het land immers zo sterk van Rusland afhankelijk maken dat Loekasjenko minder macht krijgt in Wit-Rusland. Een mogelijke oplossing is dan ook om westerse bedrijven te betrekken bij een privatiseringsprogramma, waar hij door de toestand van de Wit-Russische economie toe is gedwongen. Alleen op die manier kan Wit-Rusland voorkomen dat het wordt opgekocht door Russisch kapitaal onder politieke controle.
De dialoog moet dus alleen al worden aangegaan om in Wit-Rusland wettelijke en politieke omstandigheden te creëren waarmee investeringskapitaal uit de Europese Unie wordt aangetrokken. Die dialoog mag het regime echter niet de kans geven om geloofwaardigheid op te bouwen en zichzelf te rechtvaardigen. De dialoog moet dan ook samengaan met bepaalde maatregelen aan Wit-Russische zijde, waarmee bescheiden maar duidelijk wordt aangegeven in welke richting het politieke systeem verandert. Elk gesprek met de Wit-Russische autoriteiten – ongeacht waar dit plaatsvindt - moet echter worden gecompenseerd met een ontmoeting op hetzelfde niveau tussen politici van de Europese Unie en de belangrijkste vertegenwoordigers van de oppositie.
Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, geachte fungerend voorzitter van de Raad, beste collega’s, namens de Fractie de Groenen/Vrije Europese Alliantie begroet ik de delegatie met de bekende politici Alexander Milinkevitsj en Alexander Kazoelin, die hier in het Europees Parlement ons debat volgen, zodat ze daarover in hun land verslag kunnen uitbrengen.
Het is een probleem dat de informatie over ons werk in verband met Wit-Rusland nog steeds die weg moet volgen, omdat er geen andere mogelijkheid bestaat. Dat wijst erop dat er in dat land nog steeds niet is voldaan aan de primaire voorwaarden voor democratische ontwikkeling. De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van informatie zijn essentieel voor de democratie.
President Loekasjenko heeft deze zomer openlijk beloofd dat de verkiezingen open, democratisch en eerlijk zouden zijn, en hij heeft zijn belofte verbroken. Wanneer de oppositie tijdens de voorbereiding van de verkiezingen geen enkele kans krijgt om haar kandidaten in het hele land voor te stellen, wanneer de voorwaarden dusdanig worden veranderd dat zelfs een goed georganiseerde oppositie geen kans heeft om ook maar één zetel te veroveren, dan is er duidelijk geen sprake van eerlijke en democratische verkiezingen! Daarom is onze resolutie hierover glashelder.
Voor er weer visa kunnen worden afgegeven en voor er daadwerkelijk geld voor een nieuw financieel instrument ter beschikking kan worden gesteld om de oppositie en de bevolking te steunen in hun streven naar democratie, moet er aan bepaalde voorwaarden worden voldaan.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het beleid om snel de deur open te zetten voor Wit-Rusland is slecht voorbereid en amateuristisch uitgevoerd. Vanuit de Europese Unie en enkele lidstaten kwamen al verklaringen over het aanhalen van de banden voordat het regime van Loekasjenko ook maar één duurzame stap in de richting van vrijheid had gezet. Bovendien hebben we ons gebaseerd op mondelinge afspraken. Laat dit een les zijn voor meer precisie in de toekomst.
Uiteraard kunnen we de deur wel openzetten voor Wit-Rusland, maar pas wanneer de regering in Minsk concrete stappen zet voor vrijheid. Westerse investeringen in ruil voor meer economische vrijheid. Het aangaan van een politieke dialoog in ruil voor een televisiekanaal of krant voor de oppositie. Hulp van de Europese Unie in ruil voor een althans ten dele vrij parlement, waarin leden van de oppositie zetelen die door het volk en niet door Loekasjenko worden aangewezen. Kortom, voor wat hoort wat. Alleen met deze tactiek behouden we onze geloofwaardigheid en krijgt Wit-Rusland een kans om te democratiseren.
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, als bij verkiezingen in Wit-Rusland alle partijen gelijke kansen krijgen om zetels te behalen, is het goed mogelijk dat de partij van de huidige president Loekasjenko als grootste uit de bus komt. Hij heeft aanzien bij die mensen die meer belang hechten aan bestaanszekerheid dan aan individuele vrijheden. Zij waarderen dat de ontreddering in Wit-Rusland veel minder groot is dan in een aantal andere voormalige Sovjetrepublieken. Daarentegen roept hij afschuw op bij mensen die zijn streven naar eenheid met Rusland afwijzen. Zij hechten aan de afzonderlijke Wit-Russische taal, die bijna negentig jaar geleden reden was voor de oprichting van dit land. Veel intellectuelen, die zich meer richten op Polen, Litouwen en de Europese Unie, hebben het land verlaten.
Er moet een eind komen aan het inslaan op demonstranten. Het opsluiten van tegenstanders en alle andere pogingen op oppositiepartijen het bestaan onmogelijk te maken. Een kieswet die het makkelijk maakt om de volledige oppositie buiten het parlement te houden, deugt niet. We moeten ten aanzien van dit land geen confrontatie zoeken, maar wel alles doen wat de daar de democratisering kan ondersteunen.
De laatste tijd is het in Wit-Rusland minder erg dan in de voorafgaande jaren. Politieke gevangenen zijn vrijgelaten en de regering zoekt toenadering tot de Europese Unie. De regering kondigde ook aan dat de parlementsverkiezingen deze keer eerlijk zouden verlopen. Maar wat daarna gebeurde, was daarmee nog lang niet in overeenstemming. Wit-Rusland kent nog steeds de doodstraf en in afwijking van de wet zijn de media niet onafhankelijk. In de komende tijd moet het vrije verkeer met Wit-Rusland worden bevorderd en moet worden gesproken met zowel de regering als met de niet door de regering gecontroleerde organisaties.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, veel burgers van Wit-Rusland hopen op een verbetering van de betrekkingen met de Europese Unie met als gevolg een positieve hervormingsdynamiek in eigen land. Dat verlangen steun ik van ganser harte. Daarom ook dienen alle Europese instellingen, met behoud van eigen politieke geloofwaardigheid en onder strikte voorwaarden (zie paragraaf 10 van de resolutie), geleidelijk toenadering tot Minsk te zoeken.
Een belangrijke concrete stap in deze richting acht ik de aanpassing, d.w.z. de verlaging (paragraaf 13 van onze resolutie) van de Europese visakosten voor Wit-Russen. Die bedragen momenteel 60 euro aan het huidige niveau voor Oekraïeners en 35 euro voor Russen. Graag verneem ik wat Raad en Commissie van dit voorstel vinden.
Merkwaardig vond ik in de resolutie - die ik overigens wil steunen - de paragrafen 7 en 8. Daarin roepen we op tot echte democratische verkiezingen en ook eerbiediging van de mensenrechten, maar dan spreken we alleen de Wit-Russische regering aan. Ook het parlement dienen we aan te spreken, want dat is onze natuurlijke gesprekspartner.
Jacek Protasiewicz (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de verkiezingen in Wit-Rusland zijn al samengevat door de OVSE. Ze waren noch transparant, noch eerlijk, noch democratisch. Toch is het een feit dat de politieke gevangenen, althans de belangrijksten, zijn vrijgelaten. De redenen waarom ze waren vastgezet zijn evenwel niet weggenomen. We hebben dan ook geen absolute zekerheid dat de tijdelijk vrijgelaten gevangenen of anderen op korte termijn in Wit-Rusland niet opnieuw worden opgepakt. We moeten in de gaten houden dat de oorzaken en niet enkel de gevolgen worden weggenomen. In het kader van dit debat wil ik er tevens op wijzen dat in Wit-Rusland nog steeds veertien mensen in hun vrijheid worden beknot. Zij staan onder huisarrest of zijn veroordeeld tot dwangarbeid wegens activiteiten voor mensenrechten en vrijheid.
Onze verklaring is zeer evenwichtig. Enerzijds wordt tevreden kennisgenomen van de vrijlating van de gevangenen, anderzijds heerst ontevredenheid als het gaat om het verloop en de uitkomst van de verkiezingen. Tegelijk stemt het Parlement onder paragraaf 12 in met het stapsgewijze beleid voor de verdere onderhandelingen met Wit-Rusland en zegt het in te kunnen stemmen met de gedeeltelijke opschorting van de sancties voor maximaal zes maanden, op voorwaarde dat zeer concrete veranderingen worden doorgevoerd. Deze moeten met name op het vlak van de persvrijheid de situatie in Wit-Rusland verbeteren. Dit is een goede zet en ik ben er een groot voorstander van. Tegelijk wil ik een beroep doen op het Franse voorzitterschap en op het Tsjechische voorzitterschap, dat begin volgend jaar voor zes maanden zal aantreden. Tijdens een officiële ontmoeting met de Wit-Russische autoriteiten moet steeds ook de tijd worden gevonden voor een ontmoeting met de oppositie. Voorts moeten we de wil opbrengen om de visumprijzen voor Wit-Russen te verlagen, anders brengen we dit volk niet dichter bij Europa.
Als Pool wil ik mijn waardering voor het Parlement uitspreken, omdat het heeft willen inzien dat de activiteit van de Poolse minderheid in Wit-Rusland door de autoriteiten wordt beperkt en dat er een wettelijk verkozen autoriteit is die onder leiding van mevrouw Angelika Borys de Polen vertegenwoordigt.
Justas Vincas Paleckis (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de resolutie over de situatie in Wit-Rusland wordt aangegeven wat Brussel en Minsk kunnen doen om het momentum voor het verbeteren van de onderlinge betrekkingen niet te laten passeren.
Ik steun de benadering van Jan Marinus Wiersma, die ook het standpunt van de Wit-Russische oppositieleiders Alexander V. Kazoelin en Alexander Milinkevitsj weerspiegelt. Het beleid van de EU om Wit-Rusland en de Wit-Russen te straffen voor de acties van hun regering, heeft niet tot de verwachte resultaten geleid. Het is nu noodzakelijk alle deuren te openen voor persoonlijke contacten en de visumbelemmeringen op te heffen, die in strijd zijn met het gezond verstand.
Wanneer Minsk werkelijk bereid is tot betere samenwerking met de EU, creëert het opheffen van visumbelemmeringen gunstigere voorwaarden voor het entameren van discussies, niet alleen extern, maar ook intern. Dat kan gedaan worden door overleg te gaan voeren over politieke, economische, sociale en mensenrechtenvraagstukken, met de deelname van alle politieke partijen, de oppositie, ngo’s en vakbonden.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). - Voorzitter, Raadsvoorzitter, nog maar enkele weken geleden achtte u het prematuur om de Wit-Russische minister Martynov uit te nodigen in Parijs. Blijkbaar acht u de tijd inmiddels rijp. De precieze argumentatie achter deze koerswijziging blijft me eerlijk gezegd, ook nu na deze verklaring, volstrekt onduidelijk. De verkiezingen van 28 september, zoals reeds vastgesteld door iedereen hier, voldeden immers op geen enkele manier aan de normen die ons allen bekend zijn en waaraan ook u zoveel waarde hecht. Met een ontmoeting op dit niveau en in deze setting - informeel of niet - lijkt het regime beloond te worden. Maar waarvoor eigenlijk?
Vanmorgen had ook ik het genoegen om wederom van gedachten te wisselen met de heren Milinkevitsj en Kazoelin. De oppositie in Wit-Rusland is verenigd en wellicht krachtiger dan ooit. Diezelfde oppositie moet dan wel een kans krijgen om de Wit-Russische bevolking te bereiken en de Wit-Russische bevolking moet de kans krijgen om de Europese vrijheden direct te ervaren. Het kan niet zijn dat een EU-visum nog altijd 60 euro kost, terwijl het gemiddelde maandsalaris in Wit-Rusland een schamele 250 euro bedraagt. Hoe vaak moeten we hier nu nog om vragen?
Nut en noodzaak van een zekere dialoog trek ik niet in twijfel. Het is echter duidelijk dat de mooie woorden van Loekasjenko veelal ook loze woorden zijn. De beoogde dialoog moet dus wel gerechtvaardigd zijn en ook zeer gericht. Mijn vraag hier is: wat is nu eigenlijk het concrete stappenplan van de Raad? Heel graag meer informatie.
Tot slot een vraag die ook Jan Marinus Wiersma heeft aangesneden. Bent u bereid, geachte Raadsvoorzitter, om ook de heren Milinkevitsj en Kazoelin aanstaande maandag te ontvangen, voorafgaand aan, tijdens of na het gesprek met Martynov? Dat is aan u. Maar laat duidelijk zijn dat dit onder de huidige omstandigheden het enige juiste signaal zou zijn.
(EN) Ik moet over een paar minuten helaas weg, het spijt me zeer, maar ik zou toch graag een helder antwoord willen horen.
Wojciech Roszkowski (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, het lot van Wit-Rusland, een land met tien miljoen Europeanen, staat vandaag op het spel. We mogen niet werkeloos toezien. Dictatoren als Loekasjenko geven immers alleen toe onder druk. De vraag is dan ook welke kant de toegeving opgaat. De economische sleutel tot een onafhankelijk Wit-Rusland is immers in handen van Rusland en de druk van dat land kan het einde betekenen van de Wit-Russische soevereiniteit. Druk van de Europese Unie kan effectief zijn, op voorwaarde dat Loekasjenko iets te verliezen en de Unie iets te bieden heeft. Het leek erop dat hij instemde met veranderingen, maar de recente verkiezingen kunnen we moeilijk anders bestempelen dan als een farce. De angst en de koppigheid van de dictator kunnen het einde betekenen van de Wit-Russische soevereiniteit.
Loekasjenko hoeft niet te verliezen bij de democratisering van Wit-Rusland, als hij onder de bevolking veel vertrouwen geniet. De weg naar democratisering moet echter werkelijk worden ingezet en er moet geen schimmenspel worden gespeeld waarvoor de Wit-Russische oppositie het gelag betaalt. Ondanks het risico van een doemscenario mag de Unie die prijs niet accepteren. Laten we de dialoog echter niet afbreken, want de onafhankelijkheid van Wit-Rusland staat op het spel. Zoals de heer Milinkevitsj vandaag zei, hangt de democratische toekomst van Wit-Rusland af van de vraag of het zijn onafhankelijkheid kan behouden.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Ofschoon de parlementsverkiezingen in Wit-Rusland volgens de OVSE niet voldeden aan de eisen van eerlijke en vrije verkiezingen, zal de Ministerraad van volgende week naar alle waarschijnlijkheid groen licht geven aan een politieke dialoog. Loekasjenko heeft hier echter niets bijzonders voor hoeven doen. Na de oorlog in Georgië heeft hij drie politieke gevangenen vrijgelaten. Hiermee heeft hij voldaan aan de enige voorwaarde van de EU om de dialoog aan te gaan. Het is duidelijk dat het Westen na de oorlog in Georgië elke kleine stap kan gebruiken bij de pogingen om een tegenwicht te bieden aan de groeiende invloed van Moskou in de voormalige Sovjetregio. Maar als het Loekasjenko al lukt om de dialoog naar zijn eigen smaak te voeren, wat voor dialoog verwachten we dan met Moskou?
Brussel moet een dialoog initiëren op grond van een van tevoren vastgelegd benchmarksysteem. Anders kan de EU alleen maar als verliezer uit de bus komen. Loekasjenko zal de dialoog namelijk aanwenden om zijn macht in eigen land te consolideren en om Moskou aan de leiband te houden, niet om geleidelijke politieke liberalisering te bewerkstelligen. Ondertussen kan de EU echter haar grootste wapen tegen het Oosten verliezen, haar imago. Aan ons de keus...
Adrian Severin (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil waarschuwen voor een beleid waarbij het Wit-Russische leiderschap wordt beloond om het Russische leiderschap daarmee te ‘straffen’ voor ons onwelgevallige besluiten.
Het is wensdenken om te geloven dat we op deze manier een kloof kunnen slaan tussen Moskou en Minsk of de politieke lijn van president Loekasjenko kunnen veranderen.
We zouden ook geen woorden moeten verspillen aan de vrijlating van gevangenen die überhaupt niet gevangen hadden mogen worden gezet. Inderdaad, de Europese Unie moet voorkomen dat Wit-Rusland geïsoleerd raakt en met de leiding van het land in dialoog gaan. Daartoe moet een ‘stimuleringspakket’ worden samengesteld dat het regime, maar ook de gewone burger die dat regime argeloos steunt, ervan overtuigt dat de Europese Unie een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van het leven van de Wit-Russische bevolking.
Anderzijds moet elke opening geleidelijk, voorwaardelijk en wederzijds zijn en niet zozeer het leiderschap maar de burgers tot voordeel strekken.
De heer Loekasjenko zegt dat elk land baat heeft bij oppositie, maar niet een oppositie die voor 100 procent uit het buitenland wordt gefinancierd. Het probleem is dat de oppositie in Wit-Rusland zonder die steun niet zou overleven, omdat ze door het regime wordt onderdrukt. We mogen de democratische oppositie daarom niet in de steek laten.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de visumkwestie is voor alle Wit-Russen zeer belangrijk. Ik zou de aandacht willen vestigen op een specifieke situatie in dit verband.
De stichting ‘Kinderen van Tsjernobyl’ die door Adi Roche in Ierland is opgericht, brengt elk jaar ongeveer duizend kinderen uit Wit-Rusland naar Ierland voor een paar weken rust, herstel of, in sommige gevallen, een medische ingreep. Sinds de start van dit liefdadigheidsproject zijn in totaal zeventienduizend kinderen naar Ierland gekomen.
Helaas krijgen de kinderen geen uitreisvergunning meer. Alle betrokkenen zijn daar kapot van: de kinderen, hun gastgezinnen en nog vele anderen. Dit is zo’n goed project en iedereen heeft er baat bij.
Er wordt gewerkt aan een intergouvernementele overeenkomst, waarvan ik hoop dat die er spoedig zal zijn. In de tussentijd zoekt Ierland naar een manier om van het verbod in kwestie te worden vrijgesteld.
Ik wil de Commissie en de Raad vragen al het mogelijke te doen – wellicht in het kader van de informele dialoog met Wit-Rusland – om ervoor te zorgen dat dit zeer waardevolle project kan worden voortgezet. Ik weet dat het maar een klein onderdeel is van de totale situatie, maar het heeft zulk een positieve impact op zo veel levens.
Jana Hybášková (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, we schetsten het buitenlands beleid, we hadden het over de zuidelijke dimensie en de oostelijke dimensie. Op 21 augustus vierden wij, de Tsjechen en Slowaken in de Commissie buitenlandse zaken, de veertigste verjaardag van de inval van het Sovjetleger in Tsjecho-Slowakije met een debat over de situatie in Georgië. De oostelijke dimensie is een realiteit geworden. We ontkomen er niet aan, dus moeten we iets doen. De politiek is geen concert. De politiek is een context, en wij hebben de context. Daarom moeten we Wit-Rusland terzijde staan op weg naar Europa. Ik steun de ontwerpresolutie in haar huidige vorm dan ook volledig. We mogen Wit-Rusland niet isoleren, maar we mogen het ook geen democratie noemen. We moeten Wit-Rusland oproepen de doodstraf af te schaffen, studenten naar de universiteiten te laten terugkeren, degenen die dienst hebben geweigerd in het Wit-Russische leger toe te staan ongestraft terug te keren, en niet-gouvernementele organisaties toe te staan zich te laten registreren. En wij? Wat moeten wij doen? Wij moeten laten zien dat we de criteria van Kopenhagen respecteren. Wij moeten als Europa optreden.
Józef Pinior (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik vandaag de vertegenwoordigers van de Wit-Russische oppositie, Alexander Milinkevitsj en de heer Kazoelin, van harte welkom heten in het Europees Parlement. Het beleid van de Europese Unie ten opzichte van Wit-Rusland is momenteel erg moeilijk te bepalen. Enerzijds hebben we nog steeds te maken met een autoritair land, anderzijds zien we tekenen van een bepaalde evolutie en bepaalde veranderingen van het systeem in een complexe internationale situatie. Het beleid van de Europese Unie moet zich momenteel volledig richten op de bevolking van Wit-Rusland. Het is namelijk de vraag wie onder de sancties het zwaarst te lijden heeft. Het regime van Loekasjenko of de Wit-Russische bevolking? We moeten deze vraag binnen de verschillende instellingen van de Europese Unie beantwoorden. Op dit moment moeten we dan ook proberen een beleid te formuleren waarin onze doelstellingen duidelijk worden verwoord en waarmee we als Europese Unie effect kunnen bereiken in Wit-Rusland.
Jas Gawronski (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we ontvangen momenteel tegenstrijdige signalen uit Minsk – en dat is al een vooruitgang vergeleken met daarvoor. De recente parlementsverkiezingen hebben het beeld van een bananenrepubliek dat in het Westen van Wit-Rusland bestaat, nog versterkt. Anderzijds is de recente vrijlating van dissidenten een positieve ontwikkeling. Wanneer dat een poging van Loekasjenko is om het Westen de hand te reiken, laten we zijn inspanningen dan belonen en hem voorzichtig ondersteunen. Maar laten we ons geen illusie maken over de situatie van de mensenrechten en politieke vrijheden in Wit-Rusland: die worden op grote schaal geschonden. We moeten ons richten op ondersteuning van de bevolking, in het bijzonder het maatschappelijk middenveld, wat een nobele en essentiële traditie van het Parlement is. De toespraak van Ingrid Betancourt vandaag heeft die traditie nog versterkt.
De bevolking van Wit-Rusland kijkt er reikhalzend naar uit om haar plek in het nieuwe Europa in te nemen. De Wit-Russen moeten weten dat we ons om hen bekommeren en ze niet in de kou zullen laten staan.
Libor Rouček (PSE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen weken hebben in Wit-Rusland een aantal belangrijke veranderingen plaatsgevonden. Het belangrijkst was de vrijlating van politieke gevangenen: de heer Alexander Kazoelin, die hier aanwezig is, de heer Syarhey Parsyukevich en de heer Andrey Kim. Desondanks voldeden de parlementsverkiezingen helaas niet aan internationale democratische normen. Wat betekent dat voor ons? Mijns inziens moet de Europese Unie veel meer steun verlenen aan de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland en van het concept ‘democratie’ en de mensenrechten dan zij tot nog toe heeft gedaan. Daarnaast moeten we overwegen onze financiële steun te verhogen, bijvoorbeeld aan onafhankelijke media, niet-gouvernementele organisaties en onafhankelijke vakbonden. Het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland moet ook worden gestimuleerd door de visumtarieven voor Wit-Russen te verlagen of helemaal af te schaffen. Zoals we eerder al hebben gehoord, kost een visum 60 euro, een weeksalaris voor een doorsnee inwoner van Wit-Rusland. We moeten hier eens over nadenken.
Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik roep de Raad en de Commissie op er bij de Wit-Russische autoriteiten op aan te dringen een einde te maken aan de praktijk van het verstrekken van uitreisvisa aan hun burgers, in het bijzonder kinderen en studenten: terwijl in de meeste gevallen een visum nodig is om een land binnen te komen, hebben de Wit-Russen een visum nodig om hun land te verlaten.
Ik heb de kwestie van het uitreisverbod voor kinderen vanmorgen tijdens de vergadering van de PPE-DE-Fractie voorgelegd aan de Wit-Russische oppositieleider Alexander Milinkevitsj. Hij vertelde ons dat het Wit-Russische regime dit verbod heeft ingesteld omdat het niet wil dat kinderen zien hoe de mensen in de andere helft van Europa leven.
In mijn eigen kiesdistrict, Zuid-Ierland, is zo’n zeventig miljoen euro ingezameld en uitgegeven voor kinderopvang en voor het verbeteren van de leefomstandigheden in de weeshuizen waar deze kinderen wonen. Collega Marian Harkin heeft hier vanavond al gewezen op het verbod. Ik begrijp nu dat de bilaterale overeenkomst tussen Ierland en Wit-Rusland pas in mei of juni ten uitvoer zal worden gelegd. Ik sluit me daarom aan bij de oproep van mijn collega aan de Wit-Russische regering om voor reizen naar Ierland vrijstelling te verlenen, zodat kinderen met de kerst naar Ierland kunnen gaan om daar de noodzakelijke hulp en bijstand te krijgen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Mijnheer Milinkevitsj, mijnheer Kazoelin, ik ben erg blij met uw aanwezigheid hier vandaag voor dit debat over uw land, Wit-Rusland. Voor mij vertegenwoordigt u de hoop dat Wit-Rusland ooit een vrij en democratisch land wordt.
De oneerlijke verkiezingen die in oktober in Wit-Rusland werden gehouden, brachten het totalitaire bewind van de heer Loekasjenko nog vaster in het zadel. Van de 110 zetels in het lagerhuis van het Wit-Russische parlement behaalde de oppositie er niet één. Hoewel er in augustus politieke gevangenen zijn vrijgelaten, kunnen zij ieder moment weer achter de tralies gestopt worden.
Dames en heren, door middel van kleine verbeteringen in het verkiezingsproces probeert de heer Loekasjenko ons wijs te maken dat er geen redenen meer zijn voor de EU om Wit-Rusland te isoleren. Hoewel goede betrekkingen met Minsk voor beide zijden gunstig zouden zijn, moet de Europese Unie hogere eisen stellen wat betreft verbetering van de democratie dan alleen wat cosmetische veranderingetjes. De EU moet aandringen op persvrijheid in Wit-Rusland en op de mogelijkheid voor alle democratische krachten tot deelname aan het besturen van het land.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, het Franse voorzitterschap besteedt veel aandacht aan al onze oostelijke buren van de Europese Unie: Georgië, Oekraïne – de top van 9 september betekent een nog niet eerder vertoonde stap voorwaarts in de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne –, Moldavië – ik was daar eergisteren om te praten over de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en Moldavië in de vorm van een nieuwe overeenkomst die van meer ambitie getuigt dan de huidige partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst –, maar het is ook de context waarbinnen wij de ontwikkeling van Wit-Rusland op de voet volgen.
Net als u betreuren wij het dat het regime de verkiezingen van 28 september niet heeft aangegrepen om duidelijk te maken dat het land het pad van democratische standaarden kiest. Dit neemt niet weg dat de Unie ook ingenomen is met enkele positieve ontwikkelingen, met name de vrijlating van politieke gevangenen. Maandag in Luxemburg moet er een discussie op gang komen tussen de ministers van Buitenlandse Zaken, van ongeveer dezelfde snit als hier tijdens dit debat. Onze boodschap is dat de Unie bereid is een gebaar te maken als de autoriteiten in Minsk ook een inspanning leveren. We moeten een aanpak volgen die geleidelijk is – de sancties zullen niet zomaar van vandaag op morgen worden opgeheven –, die voorwaardelijk is – de Unie zal reageren op positieve gebaren van het regime – en die zich richt op het welzijn van het maatschappelijk middenveld, zoals de heer Severin heeft gezegd.
Ik wil overigens graag duidelijk maken dat kinderen en studenten uiteraard wél een visum kunnen krijgen. Dat hangt van de ambassades af, het is in elk geval toegestaan onder de Schengen-regeling. Wij moeten druk uitoefenen op de autoriteiten in Minsk voor het afgeven van die visa, maar dit is niet de verantwoordelijkheid van de Europese Unie. Bovendien merk ik op dat er bepaalde voordelen zijn voor jongeren en kinderen die in Wit-Rusland vlak bij de grens wonen.
De Unie zal de oppositie blijven steunen. Ik heb net een onderhoud gehad met de heren Milinkevitsj, Kazoelin en Protasiewicz en uw Parlement mag er trots op zijn dat het de Sacharovprijs aan de heer Milinkevitsj heeft toegekend. Ik denk dat dit gebaar het Europees Parlement tot eer strekt. Zoals gezegd moet elke vertegenwoordiger van een lidstaat die naar Minsk gaat, ook een onderhoud met de oppositie hebben. Wij hopen dus nog altijd dat we het regime in de richting van grotere liberalisering kunnen sturen, en wel zo dat Rusland niet de enige partner van Wit-Rusland blijft.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie wordt gevraagd of ze bereid is maandag, in de marge van de bijeenkomst van de RAZEB, de Wit-Russische oppositie te ontvangen. Dat is een interessant voorstel. We zullen ernaar kijken en ik zal de opvattingen van de afgevaardigden aan collega Benita Ferrero-Waldner overbrengen. Maar het doen van een dergelijke uitnodiging is aan het voorzitterschap. Als de bijeenkomst met de oppositie plaatsvindt, zijn de commissarissen natuurlijk bereid daaraan deel te nemen.
Wat de vraag over EU-bijstand voor Wit-Rusland betreft, kan ik u meedelen dat de steunverlening wordt geconcentreerd op het maatschappelijk middenveld en de bevolking en wordt gefinancierd met de gecombineerde ENPI-middelen ter hoogte van twintig miljoen euro voor 2007-2010, om tegemoet te komen aan de behoeften van het democratiseringsproces en de bevolking in het algemeen, de middelen uit hoofde van het thematisch programma voor niet-overheidsactoren en lokale overheden, en die uit hoofde van het Instrument voor democratie en mensenrechten voor het gericht bevorderen van democratie en het gericht ondersteunen van het maatschappelijk middenveld.
We zijn voornemens maatregelen uit te voeren voor het vergroten van de capaciteit van ngo’s, in het bijzonder op het terrein van mensenrechten en onafhankelijke media. Er is een vraag gesteld over het verbod voor de wezen van Tsjernobyl om het land te verlaten en in lidstaten te verblijven. De Commissie heeft deze kwestie samen met de missiehoofden in Minsk bij de autoriteiten aan de orde gesteld en zal dat zo lang als nodig blijven doen. Daarnaast zal de Commissie blijven helpen met het verlichten van de gevolgen van de Tsjernobyl-ramp.
Tot besluit wil ik zeggen dat dit levendige debat laat zien dat er op dit cruciale moment duidelijk belangstelling bestaat voor het Wit-Rusland-vraagstuk. Ongetwijfeld is de tijd aangebroken voor strategische keuzes over de wijze waarop we Wit-Rusland in dit complexe tijdsgewricht moeten benaderen. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de opvattingen die door de leden van het Parlement zijn verwoord en begrijp dat volgens sommigen van u een beperkte en evenredige opheffing van sancties als middel zou kunnen worden gebruikt voor het bevorderen van democratisering.
We zijn nu in afwachting van de resolutie van het Parlement over Wit-Rusland, die volgens de agenda morgen in stemming zal worden gebracht. Voor ons binnenkort te nemen besluit zullen we naar behoren rekening houden met uw advies.
De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) De uitslag van de verkiezingen in Wit-Rusland behoeft geen toelichting. Een dergelijke uitslag was duidelijk te verwachten: de oppositie wordt in de hoek gedrukt door het krachtige machtsapparaat van de Wit-Russische president Loekasjenko, die het reglementaire verloop van de verkiezingen heeft weten te verhinderen.
Ik heb de indruk dat Europa ook deze keer weer bezig is met struisvogelpolitiek: er wordt nog steeds niet geluisterd naar meldingen van fraudeplegingen, intimidaties, geweldplegingen en machtsmisbruik, zelfs al bevestigen alle internationale waarnemers dat er onmiskenbaar sprake is van overtredingen, lichtjaren verwijderd van de vereiste democratische normen.
Ik verwacht van de Europese Unie duidelijkere, directere woorden en op basis daarvan een politiek en diplomatisch optreden. We moeten de gebruikelijke verklaringen, de mooie oplossingen en het uitspreken van goede bedoelingen vermijden! Dat zouden alleen maar hypocriete acties zijn, de uitdrukking van een Europa dat geen verantwoord en vastberaden standpunt weet uit te spreken.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Loekasjenko heeft de Europese Unie voor de zoveelste maal beetgenomen. De Unie blonk uit in naïviteit door het regime geen enkele basisvoorwaarde op te leggen. Loekasjenko bleek leper dan Europa had gedacht. Uit de verkiezingen en wat zich tijdens de campagne afspeelde bleek dat de strategie van de Europese Unie slecht was voorbereid. Hieruit zou de Europese Unie moeten opmaken hoe naïef ze is in haar beleid voor het Oosten. Om te beginnen moet Europa van Minsk concrete maatregelen voor meer burgervrijheden eisen om het proces van openheid ten opzichte van Wit-Rusland te kunnen voortzetten.
Het is van buitengemeen belang dat het Westen deze verkiezingen bestempelt als farce, want ze waren niet vrij. Als we deze verkiezingen erkennen, blijven we als Westen het spel van Loekasjenko spelen, waarbij echter alleen hij is gebaat. De media zijn nog steeds niet vrij en ook is er nog steeds geen vrijheid van vereniging. Na tien jaar zijn de geheimzinnige sterfgevallen van politieke activisten nog steeds niet opgehelderd. De vrijlating van politieke gevangenen verandert in essentie nog niets. Na de verkiezingen zullen opnieuw mensen worden vervolgd.
De regering van Donald Tusk heeft tot op heden nog niets laten zien in de richting van een beleid voor het Oosten. Met Rusland is over niets concreets onderhandeld. Georgië is tot bedaren gebracht, Oekraïne verwijdert zich steeds verder van Europa en Wit-Rusland heeft de gezant van onze regering behandeld alsof hij lucht was. Het lijkt me de moeite waard om duidelijk te maken wie de auteur is van dit compromitterende beleid voor het Oosten.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie analyseert en corrigeert haar eigen beleid ten opzichte van Wit-Rusland. Het beleid van sancties en isolatie heeft tot op heden niet de verwachte vruchten afgeworpen. Er is niets veranderd aan het repressieve karakter van de autoriteiten. Het Russische offensief tegen Georgië heeft de imperialistische ambities van het Kremlin nieuw leven ingeblazen en veranderde de omstandigheden. Dit is zeker opgemerkt in Minsk en andere landen die Rusland als zijn invloedssfeer beschouwt. Dat de Europese Unie deze nieuwe situatie op diplomatiek niveau wil gebruiken is legitiem, maar we moeten ons hierbij wel volledig rekenschap geven van de risico’s die verbonden zijn aan een dialoog met een dictator. Die dialoog heeft overigens de instemming van de Wit-Russische oppositie. Een andere gebeurtenis waren de parlementsverkiezingen, die een test waren voor de goede wil van president Loekasjenko.
De diplomatie van de ‘stok en de wortel’ heeft geen succes gehad. Dit neemt niet weg dat het wel degelijk zinvol is om het beleid jegens Wit-Rusland te herzien in het licht van de ontwikkelingen aldaar. Het doel is nog steeds om dit Europese land te laten ontwikkelen in de richting van democratie, markteconomie en mensenrechten. Ik ben ervan overtuigd dat het behoud van een onafhankelijk Wit-Rusland een absolute voorwaarde is voor een reëel vooruitzicht op democratisering. Een alternatief scenario, namelijk de democratisering van een door het Russische imperium opgeslokt land, is een historische illusie.
Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. – (ET) Dames en heren, Wit-Rusland is herhaaldelijk omschreven als de “laatste dictatuur van Europa” en dat is zij ook vandaag de dag. De parlementsverkiezingen op 28 september waren een lakmoesproef. Het was een mooi gebaar van president Loekasjenko om vóór de verkiezingen politieke gevangenen vrij te laten, maar het is nu ook duidelijk geworden dat de oppositie op de korte termijn geen zitting mag nemen in het parlement. De OVSE heeft de verkiezingen juist ingeschat.
Een van de belangrijkste aspecten voor het versterken van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland is het visumbeleid van de Europese Unie. Het maatschappelijk middenveld moet zo veel mogelijk bij de democratisering van Wit-Rusland worden betrokken. Om actieve burgers te kunnen zijn, moeten mensen een bredere blik op de wereld hebben en de mogelijkheid om een totalitair land te verlaten.
Wit-Russen hebben visa nodig om te kunnen reizen. Het verkrijgen van een Schengenvisum is een ingewikkeld en tijdrovend proces. De visumprocedure moet eenvoudiger worden. Het volk mag niet worden gestraft. Als wij het verkeer van personen bemoeilijken, belemmeren wij de Wit-Russen om deel te hebben in de waarden en cultuur van de Europese Unie. Het is niet onze bedoeling het maatschappelijk middenveld van Wit-Rusland te straffen.
Het is de hoogste tijd voor verandering. De mensen in Wit-Rusland verdienen dat. Het is onze taak als Europeanen hen te helpen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met een provocerende onbeschaamdheid en zonder enig bewijs, zelfs geen excuus, hebben de politieke machten die de EU steunen en dienen, een gezamenlijke resolutie ondertekend om de regering van Wit-Rusland te veroordelen in verband met de verkiezingen van 28 september. De voorgestelde resolutie van de politieke krachten van Europees Links (via de GUE/NGL), vertoont sterke overeenkomsten. Het is duidelijk dat de EU en de politieke partijen van het “Europees eenrichtingsverkeer” (de Nea Dimokratia (ND), de Panhelleense Socialistische Beweging (PASOK), de Linkse Coalitie (SYRIZA)/Synaspismos en het Orthodox Volksalarm (LAOS)) samenwerken met de vertegenwoordigers van het imperialisme, die de zogenaamde oppositie – het NAVO-slaafje, de heer Milinkevitsj - steunen. Deze oppositie behaalde een “verrassende” 6 procent in de vorige presidentsverkiezingen en bij de recente parlementsverkiezingen wist zij geen enkele zetel te bemachtigen.
De resultaten van de verkiezingen vormen een onweerlegbaar antwoord op het imperialisme van de EU en de VS, omdat de burgers van Wit-Rusland achter het beleid van hun regering staan dat tegen de NAVO en de EU is. Dit maakt de politieke partijen van het “Europese eenrichtingsverkeer” woedend en overstuur. Deze keer hebben ze niet het excuus van zogenaamde politieke gevangenen die zijn vrijgelaten, of het smoesje dat kandidaten niet dezelfde publiciteit genoten. Ze erkennen dat er wel sprake was van gelijkwaardigheid en ze beweren schaamteloos dat het nieuwe parlement een dubieuze democratische rechtsgeldigheid heeft.
De afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland (KKE) verwerpen beide onaanvaardbare resoluties en tonen zich solidair met de bevolking van Wit-Rusland in haar strijd tegen de imperialistische overheersing.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. – (EN) De recente verkiezingen in Wit-Rusland waren allesbehalve vrij en eerlijk. Stalin’s beruchte uitspraak dat het niet belangrijk is wie de stemmen ontvangt maar wie ze telt, geniet nog steeds bij velen in Wit-Rusland grote instemming. De stemmen werden grotendeels buiten het zicht van de waarnemers geteld, waardoor bijvoorbeeld de verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE zich genoodzaakt zag de verkiezingen niet te erkennen.
De hypocrisie die Loekasjenko recentelijk met zijn gevlei in de richting van het Westen tentoonspreidde, is onmiskenbaar. Hij is zijn toezeggingen over de aard van de verkiezingen niet nagekomen. Zo werd talloze verkiezingswaarnemers het recht ontzegd de verkiezingsprocedures in hun geheel te overzien. We mogen niet onverschillig staan tegenover deze ernstige schending van het ideaal van vrije en eerlijke democratische verkiezingen. Zolang geen duidelijk begin is gemaakt met de overgang naar een ander regime, mogen de EU-sancties dan ook niet worden opgeheven.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Het standpunt van de Raad en de Commissie, evenals de resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Wit-Rusland hebben tot doel een oordeel te geven over de uitslag van de parlementsverkiezingen van 28 september en over de invloed ervan op de betrekkingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland.
De Europese Unie bevindt zich in een lastig internationaal parket. Enerzijds is het duidelijk dat Wit-Rusland de democratische regels niet naleeft, anderzijds zien we echter een geleidelijke, maar trage ‘dooi’ van het autoritarisme.
Tijdens de verkiezingen hebben we een aantal positieve signalen van democratisering kunnen zien, zoals de vrijlating van politieke gevangenen, de uitnodiging van onafhankelijke waarnemers van de OVSE, die bovendien in betere omstandigheden hun werk konden doen. Toch zijn de Wit-Russische autoriteiten niet alle verplichtingen nagekomen. Daarom moeten ze laten zien dat ze beter willen samenwerken met de Europese Unie en dienen ze de dialoog met de Unie te faciliteren. Ze moeten op grotere schaal echt werk maken van democratisering, erkenning van de mensenrechten en de rechtsstaat.
Ik sluit me volledig aan bij de oproep van de Commissie en de Raad om een deel van de sancties jegens Wit-Rusland te herzien en eventueel op te schorten. We mogen de maatschappelijke ontwikkeling namelijk niet blokkeren. De door de Unie opgelegde sancties (met name op het vlak van visumprocedures en de daarmee verbonden kosten) raken de gewone burger en niet de autoriteiten.
De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende mondelinge vragen:
– de mondelinge vraag van Marco Cappato en Michael Cashman, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, Anneli Jäätteenmäki en Costas Botopoulos, namens de Commissie constitutionele zaken, aan de Raad, over de naleving van het arrest van het Europees Hof van Justitie over de “Turco”-zaak (O-0087/2008 – B6-0470/2008), en
– de mondelinge vraag van Marco Cappato en Michael Cashman, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, Anneli Jäätteenmäki en Costas Botopoulos, namens de Commissie constitutionele zaken, aan de Commissie, over de naleving van het arrest van het Europees Hof van Justitie over de “Turco”-zaak (O-0088/2008 - B6-0471/2008).
Marco Cappato, auteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, geachte commissaris, onze collega van de vorige zittingsperiode, Maurizio Turco, nu radicaal lid van het Italiaans parlement, heeft een verzoek ingediend – een verzoek zoals een gewone burger dat kan indienen – om toegang te krijgen tot documenten van de Raad waarin de naam van de nationale delegaties die tijdens het debat bepaalde standpunten hadden ingenomen, was gecensureerd. De Raad heeft geweigerd het verzoek in te willigen, en heeft ook de toegang tot een juridisch advies geweigerd.
Toen een beroep werd ingediend bij het Gerecht van eerste aanleg, dat de Raad intussen had gedwongen de naam van de nationale delegaties toegankelijk te maken, werd de Raad in het gelijk en Turco in het ongelijk gesteld, om een uitspraak van het Hof over de zaak te voorkomen. Een beroep dat is ingediend bij het Hof van Justitie heeft de situatie echter omgekeerd.
Het Hof heeft gewoon verklaard dat de toegang tot documenten, met name wetgevende documenten, verplicht moet zijn, omdat de toegang tot documenten bij de democratie hoort en dat eventuele uitzonderingen zeer streng moeten worden beperkt, aangezien er duidelijk sprake is van algemeen belang. Het openbaar en juridisch debat over de documenten vergroot de legitimiteit van de instellingen en het vertrouwen van het publiek daarin.
De vraag die wij vandaag stellen is in het kort: hoe gaat de Commissie en hoe gaan de Europese instellingen gevolg geven aan dit arrest? Met andere woorden, gaan ze deze gelegenheid aangrijpen om de procedures voor de onmiddellijke openbaarmaking van documenten grondig te herzien?
Ik ben er me heel goed van bewust dat het gewoon om een burger gaat, om een verzoek zoals elke andere burger dat had kunnen indienen, en niet om een hervorming naar aanleiding van een institutioneel debat. Maar ik denk dat juist hier de sterkte van het initiatief van Maurizio Turco ligt, aangezien het laat zien dat een enkele zaak veel meer kan betekenen dan dat initiatieven van de instellingen ons bieden.
We moeten de maximale mogelijkheden hebben om deze documenten openbaar te maken. We moeten weten dat bijvoorbeeld juist vandaag in een persbericht van de Europese Commissie is medegedeeld dat de Commissie de Italiaanse regering nog niet om inlichtingen heeft verzocht over een kwestie die dezelfde Maurizio Turco heeft aangekaart, over discriminatie in godsdienstonderwijs in ons land.
Kijk, hoe komt het dat dit verzoek niet is gedaan? Het is een concreet voorbeeld van mechanismen waarbij de werking van de Europese instellingen voor de burger ondoorgrondelijk worden. Laten we dus deze gelegenheid aangrijpen om een radicale en diepgaande hervorming door te voeren in de toegang tot en de openbaarmaking van documenten.
Anneli Jäätteenmäki, auteur. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het wetgevingsproces in democratische landen is open en openbaar. De burgers kunnen te weten komen hoe hun parlementsleden hebben gestemd en wat de achtergrond van een besluit is. Dat is helaas niet het geval in de Europese Unie. Wij kunnen ons er niet op beroemen dat de Europese Unie democratisch en open is en dat onze burgers toegang hebben tot de documenten die aan wetgeving ten grondslag liggen. Wij hebben de Commissie daarom gevraagd wat zij nu als eerste van plan is te doen om ten gevolge van dit besluit van het Hof van Justitie de regels en praktijken te wijzigen, zodat openheid, transparantie en democratie worden gerealiseerd, en wat de Raad van plan is te doen om openheid en democratie te realiseren en na een besluit het nationale standpunt zichtbaar te maken. Als dat standpunt niet open en openbaar is, hebben de burgers geen enkele mogelijkheid te controleren wat degenen doen die hen vertegenwoordigen. Het is de hoogste tijd snel actie te ondernemen, zodat de Europese Unie eindelijk kan zeggen, en er trots op kan zijn, dat wij over democratie en een open en transparante wetgeving beschikken.
(Applaus)
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mevrouw de vicevoorzitter, dames en heren afgevaardigden, ik weet hoezeer met name u, mijnheer, belang hecht aan transparantie, iets wat het voorzitterschap met u deelt. Het is heel belangrijk dat onze medeburgers inzicht kunnen krijgen in hoe de Europese besluiten die hen raken tot stand komen – dit gaat op voor de Europese wetgeving – en het is zonneklaar dat wij op dit vlak vooruitgang moeten boeken.
Uw vraag komt gelegen, omdat die een goede aanleiding vormt om de balans op te maken rond dit lastige onderwerp, de toegang van het publiek tot juridische adviezen. Dit is het specifieke onderwerp van het arrest, maar het is het transparantiebeleid in zijn algemeenheid dat tegen de achtergrond van het arrest aan een kritische beoordeling moet worden onderworpen.
Het arrest-Turco is belangrijk, daar dit de eerste keer was dat het Hof van Justitie zich heeft uitgesproken over de bijzondere gevallen, zoals u gezegd hebt, van de juridische adviezen en de voorwaarden waaronder die voor het publiek toegankelijk moeten zijn. In zijn arrest wijst het Hof op het belang van transparantie en openheid van het wetgevingsproces om een betere participatie van de burgers in het besluitvormingsproces mogelijk te maken. Voorts concludeert het Hof dat Verordening (EG) nr. 1049/2007, die het kader vormt voor de toegang van het publiek tot documenten, in beginsel een verplichting vastlegt tot openbaarmaking van de adviezen van de juridische dienst van de instelling inzake een wetgevingsproces.
Als antwoord op uw vraag, mijnheer Cappato, kan ik zeggen dat de Raad de nodige maatregelen heeft getroffen om uitvoering te geven aan dit arrest van het Hof, al begin juli 2008 om precies te zijn. De Raad heeft het arrest uitgevoerd en het document waarom de heer Turco verzocht, openbaar gemaakt. Vervolgens heeft de Raad op basis van dit in het arrest neergelegde beginsel besloten zijn procedures aan te passen aan de inhoud van het arrest van het Hof.
Er zijn inderdaad uitzonderingen – die overigens door het Hof zelf zijn omschreven in het kader van dit arrest – voor wat betreft adviezen die een bijzonder gevoelig karakter hebben of juist een bijzonder ruime strekking. Hoe dan ook moeten eventuele weigeringen van de Raad, zoals ook u weet, uitvoerig worden gemotiveerd.
De Raad heeft een aantal specifieke verzoeken ontvangen over adviezen van de Juridische dienst van de Raad en daarbij de beginselen van het Hof toegepast. U weet eveneens dat de openbaarmaking van interne juridische adviezen van een instelling een negatieve uitwerking kan hebben op het legitieme belang van de instellingen om objectieve en onafhankelijke adviezen te vragen en te krijgen. We moeten de juiste balans hierin vinden. Daarom hechtte de wetgever eraan om uitdrukkelijk het vertrouwelijke karakter van juridische adviezen te beschermen, een eis die naar onze mening blijft staan.
Afgezien van deze antwoorden die zeer technisch zijn – ik weet het en verontschuldig me daar overigens voor – maar ook een officieel karakter dragen, omdat ik ze geef namens het voorzitterschap, grijp ik de gelegenheid aan om een balans op te maken van het transparantiebeleid. Hierbij moeten diverse aspecten worden onderscheiden. Wat de rechtstreekse toegang tot werkdocumenten betreft – het onderwerp van uw vraag – kan ik u bevestigen dat de Raad de bepalingen van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 onverkort toepast, evenals bijlage II van het intern reglement van de Raad, die het bijhouden van een openbaar register verplicht stelt en de voorwaarden en nadere bepalingen voor de rechtstreekse toegang van het publiek tot Raadsdocumenten omschrijft.
Ik wil u niet vervelen met een overmaat aan technische details of cijfers, maar het is een feit dat deze cijfers verhelderend zijn, omdat het register van de terbeschikkingstelling aan het publiek verwijzingen naar meer dan één miljoen sinds 1999 opgestelde documenten bevat. Ik hoor u al zeggen: "Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit"...
Verder lijkt mij vooral de leesbaarheid en het in de media zetten van de besluiten van de instellingen belangrijk. Daar wordt met name door mevrouw Wallström hard aan gewerkt in het kader van de wetgevingsprocedure, en het interinstitutioneel akkoord over "beter wetgeven" omvat algemene verplichtingen op transparantiegebied. Er zijn in verband met de uitvoering van dit akkoord al maatregelen getroffen. Alle beraadslagingen van de Raad in het kader van de medebeslissingsprocedure zijn openbaar voor het publiek en de Raad houdt regelmatig openbare debatten over belangrijke kwesties die de belangen van de Unie en haar burgers raken.
Om de beraadslagingen toegankelijker te maken voor het publiek is er ook een website van de Raad met toegankelijke rubrieken waar de beraadslagingen via streaming video kunnen worden gevolgd, wat, dat zult u met me eens zijn, toch iets belangrijks en opwindends is!
De voorzitterschappen van de Raad moeten ook hun aandeel leveren. Naar het voorbeeld van de websites van de vorige voorzitterschappen heeft het Franse voorzitterschap veel geïnvesteerd in zijn meertalige site ue2008.fr, die onder meer "Web tv" met diverse kanalen biedt, vergelijkbaar met wat het Europees Parlement, naar volle tevredenheid, heeft gelanceerd.
Derde en laatste punt: we moeten kunnen voldoen aan de verzoeken om informatie van het publiek. Daarvoor is ook een voorlichtingsdienst voor het publiek opgezet – volgens mij het belangrijkste punt van allemaal – omdat de praktische informatie die wij het publiek moeten geven zonder enige twijfel het punt is waarop we het slechtst zijn toegerust. De burgers maken zich dan ook terecht zorgen en vinden het te ondoorzichtig allemaal. Daarom hebben wij ofwel te weinig middelen, ofwel informatiesites die te veel langs elkaar heen werken en het publiek onvoldoende mogelijkheden bieden om van alle wetgeving op de hoogte te blijven. Voor dit laatste moet de Raad zich extra inspannen.
Dit wilde ik u zeggen. Transparantie is absoluut essentieel. Wij hebben met de Commissie en het Europees Parlement ook op communicatievlak een belangrijk akkoord bereikt ter versterking van deze transparantie, en ik denk dat het interinstitutioneel overleg dat wij met mevrouw Wallström en de ondervoorzitter van het Europees Parlement hebben gevoerd, voldoende aanleiding geeft om de toekomst met meer vertrouwen tegemoet te zien.
Het is een gezamenlijke taak, waar we nu invulling aan moeten geven. U kunt ervan op aan dat wij echt de politieke wil hebben om vorderingen te maken met die transparantie, in het informatie- en communicatiebeleid en vooral op het vlak van de praktische informatie die ter zake van het wetgevingsproces aan de burger moet worden gegeven. Wij moeten daarvoor intensiever gebruik maken van de nieuwe informatietechnologieën. Ik weet dat die zorg wordt gedeeld door het Parlement, de Commissie en de Raad.
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de geachte afgevaardigden voor hun vragen.
Natuurlijk is het arrest van het Hof van Justitie in de zaak “Turco”, zoals we al hebben gehoord, een zeer belangrijke uitspraak. De Commissie is het volledig eens met het Hof wanneer het wijst op het grote belang van een open wetgevingsproces. Het spreekt voor zich dat we deze uitspraak zullen naleven en er in ons dagelijks werk volledig rekening mee zullen houden.
Ik wil de vijf specifieke vragen die mij zijn gesteld zo duidelijk mogelijk beantwoorden, maar zal het kort moeten houden. De eerste vraag heeft betrekking op beter wetgeven, de interinstitutionele samenwerking en Verordening (EG) nr. 1049/2001. Dit arrest heeft betrekking op de toegang van het publiek tot overheidsdocumenten, wat geen rechtstreekse relatie heeft met de interinstitutionele samenwerking. Daarvoor hebben we het kader voor verbeterde interinstitutionele samenwerking, dat volgens mij erg goed werkt. Het Parlement en de Commissie hebben een goede staat van dienst als het gaat om hun samenwerking in het wetgevingsproces om aan de doelstelling van beter wetgeven te voldoen.
Wat betreft uw tweede vraag, over toegankelijke informatie over lopende openbare raadplegingen, wil ik om te beginnen wijzen op de databank PreLex, zoals we die in ons jargon noemen. Deze databank is bedoeld om voorbereidende wetgevingsdocumenten gemakkelijker toegankelijk te maken door een enkel toegangspunt te verschaffen. In de praktijk gaat het om een webportaal met koppelingen naar belangrijke voorbereidende wetgevingsdocumenten. Deze databank wordt beheerd door het Bureau voor officiële publicaties en bestaat uit door de Commissie aangeleverde documenten. Maar belangrijker is dat deze databank op host Europa rechtstreeks voor het publiek toegankelijk is.
Ook voor de openbare raadplegingen die door de Commissie zijn gelanceerd, is er op host Europa een enkel toegangspunt: “Uw stem in Europa”. Deze website biedt toegang tot raadplegingen en verschaft algemene informatie over de verschillende raadplegingsprocedures van de Commissie. De website bevat ook uitvoerige informatie over lopende openbare raadplegingen en alle daarmee verband houdende discussiedocumenten en vragenlijsten. Daarnaast wordt informatie gegeven over de follow-up van raadplegingen, zoals de publicatie van discussieverslagen en bijdragen.
Wat uw derde vraag betreft, over het project TRANS-JAI, kan ik u geruststellen dat het webportaal voor dit project in maart 2010 onder de naam “public go live” volledig voor het publiek toegankelijk zal zijn, dankzij speciale servers.
Dit brengt me bij uw vierde vraag, over het beginsel van transparantie en het beginsel van goed bestuur. Uiteraard hangen deze beginselen nauw met elkaar samen. We streven er voortdurend naar het publiek zoveel mogelijk informatie te verstrekken, zeker wanneer het gaat over de rechten van burgers en het functioneren van de instellingen, wat, zoals we allemaal weten, niet altijd even begrijpelijk is. De website van de Commissie bevat informatie over haar organisatie en procedures, en een gemakkelijk toegankelijke “Wie is wie” over het personeel van de Commissie en de verschillende directoraten-generaal.
Uw laatste vraag, nummer vijf, spitst zich toe op het openbaar register van documenten en de ontwerpaanbeveling van de Europese ombudsman naar aanleiding van de klacht van ‘Statewatch’. Sinds 3 juni 2002 is er een openbaar register van documenten, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1049/2001. Daarnaast heeft de Commissie ook een speciaal register voor comitologieprocedures en een register over de deskundigengroepen opgezet. We doen ons uiterste beste onze interne IT-systemen te moderniseren, maar zoals u weet kosten dit soort zaken tijd. Maar een ding is duidelijk: dit werk houdt nooit op. We houden steeds rekening met de behoefte die er bestaat aan een uitgebreider openbaar register.
Om terug te komen op de ontwerpaanbeveling van de Ombudsman in deze zaak, de Commissie heeft hem daar natuurlijk uitvoerig haar mening over gegeven. De Commissie erkende dat ze haar openbare registers in het belang van een grotere transparantie verder moest uitbreiden. Op één punt was de Commissie het echter oneens met de Ombudsman. Hij concludeerde dat de Commissie – en ik citeer – “in het register verwijzingen moet opnemen naar alle in artikel 3, onder a), bedoelde documenten”. Hoewel de Commissie zich kan vinden in de doelstelling en ambities die aan deze conclusie ten grondslag liggen, is dit in de praktijk onmogelijk te verwezenlijken. Het is simpelweg onmogelijk om de brede en onduidelijke omschrijving van “documenten” in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1049/2001 te verzoenen met het idee van een enkel, veelomvattend openbaar register. In plaats daarvan moeten we werken met koppelingen of verschillende toegangspunten creëren.
Ik zou natuurlijk nog melding kunnen maken van het feit dat ik het register van mijn eigen briefwisselingen via het internet rechtstreeks toegankelijk heb gemaakt, en nog andere voorbeelden kunnen noemen van wat proactief, buiten de formele wetgeving, gedaan kan worden, zoals het verbeteren van registers, het vergroten van gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid, en het actief verspreiden en sneller publiceren van documenten, maar dat ligt allemaal buiten het onderwerp van discussie van vandaag. We zullen zeker nog de gelegenheid krijgen om ook over deze belangrijke kwesties uitgebreid van gedachten te wisselen.
Charlotte Cederschiöld, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerste vereiste voor de geloofwaardigheid en legitimiteit van de EU is het bestaan van een reeks werkvoorschriften met betrekking tot transparantie en gegevensbescherming.
Transparantie in het besluitvormingsproces is vooral nodig wanneer het democratisch gehalte van Europa in twijfel wordt getrokken. De lidstaten hebben uiteenlopende ervaringen. Meer uitwisseling van ervaringen kan niet alleen leiden tot een beter bestuur in de EU, maar ook in de lidstaten. We zijn ver gekomen sinds in 2001 de transparantiewetgeving werd vastgesteld.
De meeste lidstaten hebben al een vorm van wetgeving waarin de vrijheid van informatie is geregeld. Zweden en Finland hebben die al sinds 1776. Andere landen, zoals Ierland, sinds een paar jaar. Er is tijd nodig om tot een gemeenschappelijke handelwijze en een gemeenschappelijk standpunt te komen. Je kunt niet de formule van één land op de hele EU toepassen. Daar zijn de culturen van de verschillende lidstaten te divers voor. Een vertegenwoordigende democratie kan niet zonder open bestuur. Het hele proces wordt verder nog beïnvloed door het feit dat onze samenleving door de digitale revolutie in een informatiemaatschappij verandert.
Een belangrijk punt dat in Verordening (EG) nr. 1049/2001 beter moet worden uitgewerkt, is de balans tussen vertrouwelijkheid en transparantie. We hebben een open besluitvormingsproces nodig dat tegemoetkomt aan het overheersende belang van het publiek zonder het recht van instellingen en personen op geheimhouding te schenden. De juridische interpretatie van complexe zaken – bijvoorbeeld mededingingszaken – kan niet aan boulevardbladen worden overgelaten.
Het arrest in de zaak “Turco” kan bijdragen aan beter wetgeven. Welke praktische consequenties trekken de Commissie en de Raad uit deze zaak?
Michael Cashman, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als de oorspronkelijke rapporteur voor Verordening (EG) nr. 1049/2001 vind ik dit een zeer interessant debat. Omdat ik weet dat de deelnemers aan dit debat volledig overtuigd zijn van de noodzaak van openheid en transparantie, vind ik het vreemd dat op het verwijt dat onvoldoende is gedaan, wordt gereageerd met “we hebben meer tijd nodig”. Dit is onaanvaardbaar.
Slechts 30 procent van de bevolking heeft vertrouwen in de Europese Unie. Waarom zo weinig? Omdat de mensen zich absoluut niet betrokken voelen bij wat er in hun naam gebeurt. En dat terwijl we toch een positief verhaal hebben te vertellen. Waarom moet de instelling via de instanties van het Europees Hof worden gedwongen om te doen wat juist is?
Het geven van uitleg alleen is niet genoeg. Commissaris Wallström, ik weet dat u net zo geïrriteerd en moe bent van deze argumenten als ik, maar het volstaat niet om maar te zeggen dat we meer tijd nodig hebben. We moeten onze burgers niet alleen uitleggen waarom we doen wat we doen, maar ze ook laten zien hoe we het doen en op basis van welk juridisch advies. Want als we dat niet doen, zal het gebrek aan betrokkenheid van burgers bij het Europese project blijven bestaan.
Vanavond is hier beweerd dat dat voor sommige zaken onmogelijk is, bijvoorbeeld wegens de vermeend onduidelijke omschrijving van “documenten”. Het begrip “documenten” is helemaal niet onduidelijk omschreven. Dat begrip is juist heel goed omschreven. Het betekent alle documenten die de drie instellingen en de door hen opgerichte agentschappen in hun bezit hebben, hebben ontvangen of hebben geproduceerd. En het begrip “documenten” zelf is duidelijk gedefinieerd. Laten we dus de moed hebben een openbaar register in te stellen. Niet de doolhof die we op dit moment hebben, waarbij je vanuit het ene register geen toegang hebt tot alle andere registers en links.
Nu is het zo dat burgers in een doolhof van informatie terechtkomen. Laten we de deur van de drie instellingen openzetten en ons openlijk blootstellen aan de controle van het publiek. Ik zeg u dat als we nu niet doen wat we behoren te doen, de burger tijdens de verkiezingen van juni zal oordelen ten gunste van die extreme partijen die noch voor de EU noch voor haar instellingen zijn. Er is weinig tijd meer. Kom nu in actie! Het kan nog steeds.
Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het Hof van Justitie speelt een centrale rol in het EU-systeem en het Hof heeft de macht politieke besluiten te duiden. Wanneer Europese wetgeving moet worden geïnterpreteerd, geldt het besluit van het Hof van Justitie, ongeacht het doel van de wetgever of de intenties achter de wetgeving. Wij hebben dit gezien in de arresten over de zaken Laval, Rüffert en andere. In deze gevallen pakte het besluit van het Hof negatief uit voor werknemers.
In de zaak Turco is het besluit van het Hof echter positief. Daar ben ik blij mee, maar mijn basiskritiek, dat het Hof van Justitie het EU-beleid bepaalt en dat het Hof bij eventuele geschillen altijd het laatste woord heeft, blijft overeind.
In de zaak Turco verwelkom ik het feit dat het Hof erkent dat de controle van de burgers op het wetgevingsproces absolute prioriteit heeft. Dit is een stap in de goede richting, maar ik moet helaas constateren dat er nog heel veel stappen moeten worden gezet voordat de Europese Unie haar gesloten manier van werken, waarbij alleen degenen die er middenin zitten de weg vooruit kunnen zien, achter zich zal hebben gelaten. Het gaat hier uiteindelijk om democratie, deelname en transparantie.
Het is belangrijk dat er bij de huidige herziening van de zogeheten openbaarheidsverordening rekening wordt gehouden met de zaak Turco.
Costas Botopoulos (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de uitspraak in de zaak “Turco” betekent een belangrijke vooruitgang voor het recht en de democratie. De uitspraak leert ons dat het concept van openbaar belang zoals is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten, zo moet worden uitgelegd dat het recht op meer kennis van de feiten die tot besluitvorming hebben geleid belangrijker is dan en prevaleert boven beschermde interne besluitvormingsprocedures.
Met andere woorden is het volgens de zaak “Turco” niet alleen belangrijk dat burgers weten – burgers hebben het recht om te weten – hoe of waarom een besluit wordt genomen, maar ook dat ze wijd en zijd bekend zijn met de documenten waarop een besluit is gegrond.
Na onze mondelinge vraag van vandaag willen we verder de diensten van de Commissie en de Raad verzoeken om rekening te houden met dit besluit en om, zoals fungerend voorzitter Jouyet al zei, Verordening (EG) nr. 1049/2001 uit te leggen in het licht van deze nieuwe jurisprudentie.
Er kunnen echter ook problemen ontstaan met betrekking tot wat men geheime documenten noemt, vooral met betrekking tot de adviezen van de Juridische dienst. Dit weet ik maar al te goed, want ik ben zelf ook jurist! Dat er problemen zouden kunnen ontstaan mag echter nooit een reden zijn om deze documenten niet openbaar te maken. We zouden in plaats hiervan denk ik een radicale omslag in de transparantiecultuur moeten verlangen. Transparantie betekent evenwicht en respect voor de procedure, maar geen angst voor kennis.
Ik sluit af met nog een laatste opmerking: we moeten hier verschil maken tussen wat er in de praktijk gebeurt binnen de Raad en wat er bij ons in het Parlement gebeurt. Er is binnen het Parlement haast volledige toegang tot debatten en documenten. Ik ben van mening dat het Turco-arrest een kans biedt om de Raad op hetzelfde niveau te brengen.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil ingaan op de terechte opmerking van Michael Cashman over het “gebrek aan betrokkenheid” van burgers. Zeker in het debat over het Verdrag van Lissabon was er sprake van een enorm gebrek aan betrokkenheid. Maar laten we ons op dit punt ook niet te veel zelfverwijten maken, want de lidstaten zijn er heel goed in om Europa te schuld te geven van zaken die moeilijk vallen, zelfs wanneer ze er zelf mee hebben ingestemd. Het is tijd dat we allemaal volwassen worden – de gekozen politici, regeringen, oppositie en ook iedereen in het Parlement – en de waarheid vertellen.
Ik ben wat mismoedig geraakt door het lezen van een tijdschrift deze week waarin een niet gekozen, niet verantwoordingsplichtig lid van een welvarende elite afgeeft op de niet gekozen elite in Brussel. Waar haalt hij het lef vandaan! Als we niet doen wat Michael Cashman zegt en hem en mensen van zijn slag niet rechtstreeks aanspreken op hun uitlatingen, worden de Europese verkiezingen van juni een ramp voor de bevolking van Europa. Het wordt tijd dat degenen onder ons die dat denken, dat ook hardop zeggen.
Anneli Jäätteenmäki, auteur. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dit besluit van het Hof is belangrijk en eenduidig. Hieruit blijkt duidelijk dat het wetgevingsproces in de Europese Unie onder democratische controle van de burgers moet staan en dat de bescherming van de instellingen in de besluitvormingsprocedure op de tweede plaats komt. Dat is duidelijke taal.
Tegen deze achtergrond ben ik wel enigszins teleurgesteld over de antwoorden. In het antwoord van de Raad werd menigmaal benadrukt dat transparantie en openheid belangrijk zijn, maar ik hoorde niet veel meer. Wat is er gedaan? De Commissie heeft ondertussen meer tijd gevraagd.
Het is naar mijn mening heel interessant om te zien welke houding de EU-instellingen aannemen ten opzichte van het besluit van het Hof. Wat als onze burgers een zelfde houding ten opzichte van het besluit van het Hof zouden aannemen als de Commissie en de Raad en zich dus niets van dit besluit zouden aantrekken? Dat zou niet kunnen.
Marco Cappato, auteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, het voorzitterschap van de Raad spreekt van een miljoen gepubliceerde documenten. Als het gaat om de toegang tot documenten is kwantiteit ook kwaliteit, maar kwaliteit is niet het enige waar het om draait. Als we goed kijken zien we dat er een probleem is met de soort documenten: documenten over vergaderingen of documenten die bij het besluitvormingsproces horen.
Dat is hetgene waar het aan ontbreekt. Ik noem een voorbeeld: documenten van Coreper I, die zo moeilijk te vinden zijn, of documenten over het extern beleid, die als diplomatieke documenten worden behandeld en daarom niet in de registers worden opgenomen. Al deze documenten zijn van essentieel belang om het besluitvormingsproces te leren kennen.
Ik heb slechts één voorbeeld gegeven in de luttele seconden die ik tot mijn beschikking had. Ik denk dat dit, gezien de antwoorden die wij hebben gekregen, als een kans moet worden gezien, en niet als een risico voor de werking van de Europese instellingen.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, uit ons debat komt duidelijk naar voren dat wij de transparantie en communicatie echt moeten versterken, omdat er, zoals u hebt benadrukt, bij onze medeburgers nogal wat onbegrip bestaat over de manier waarop Europa werkt.
Betere transparantie en betere communicatie gaan hand in hand. Het is, zoals ik al zei, vanuit die gedachte dat wij met mevrouw Wallström en de heer Vidal-Quadras een politiek akkoord hebben gesloten om beter te communiceren in het veld. Mijnheer Cappato en mevrouw Jääteenmäki hebben gelijk als ze zeggen dat ook wij transparanter moeten zijn en uit moeten leggen hoe wij werken. Daarom gaat de Raad zich in het bijzonder inzetten op het vlak van de nieuwe technologie.
Zelfs als ik de argumenten lees die mij zijn voorgelegd, ben ik het met de heer Cappato eens dat de transparantie op zich niet beter wordt als er miljoenen documenten worden verstrekt. Het gaat erom de gevraagde documenten en kwaliteitsdocumenten te verschaffen. De door u genoemde documenten van Coreper I bijvoorbeeld zijn beschikbaar en worden ook online beschikbaar gemaakt. Dat is niet in alle gevallen op tijd gebeurd bij gebrek aan technologische middelen. Inmiddels beschikken we over deze technologieën en we gaan het probleem dat u noemt, verhelpen.
Eerlijk gezegd moet er ook een evenwicht worden gevonden voor wat betreft rechtsgrondslag, echte transparantie en beraadslagingen, en er zijn een aantal beraadslagingen, diplomatieke kwesties, die inderdaad tamelijk moeilijk liggen en waarbij vrijuit kunnen spreken en beslissen gegarandeerd moet worden. Misschien kom ik wat al te behoudend op u over, maar ik denk dat we ook voor dat evenwicht moeten zorgen.
Onder het Franse voorzitterschap hebben we een begin gemaakt met de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001, en we moeten daar haast mee maken. De heer Cashman heeft wat dat betreft helemaal gelijk en we maken tempo met zijn hulp, in overleg met hem en hopen snel vooruitgang te kunnen boeken tot aan het eind van het voorzitterschap.
Zoals ik al zei moeten we erop bedacht blijven dat we, zoals de heer Cappato benadrukte, kwaliteit boven kwantiteit stellen, omdat te veel informatie alleen maar afleidt van de inhoud. Vervolgens staat de burger voor het probleem dat hij de informatie moet schiften. Dat probleem bestaat ook op Europees niveau en we moeten de burger kunnen helpen om dit in alle vrijheid te doen.
Waar komt dat op neer? Zoals ik al aangaf in mijn presentatie, op het zetten van de nodige stappen zodat de burger perfect wordt ingelicht over praktische informatie, over zijn rechten, over het uitvloeisel van besluiten, over hoe die tot stand komen, over de rechtsgrondslag, en vanuit dat gezichtspunt is het inderdaad zo dat wij moeten nadenken over de middelen die de Raad ter beschikking staan.
Ik denk dat u bij de Commissie in dezelfde situatie zit wanneer u bijvoorbeeld moet toelichten wat de rechtsgrondslag is van besluiten die met name betrekking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen, en u in de lidstaten of de instellingen maar één of twee mensen hebt die die vragen kunnen beantwoorden, terwijl die ook nog eens met vakantie zijn. Wel, dan zijn er dus burgers óf kleine en middelgrote ondernemingen die twee of drie maanden op antwoord moeten wachten. Dat lijkt me eigenlijk net zo’n ernstige zaak als de toegang tot officiële documenten.
Tot slot moet er een politieke betekenis aan onze debatten worden gegeven. Juist nu, nu de voorbereidingen voor de Europese verkiezingen in gang zijn, weet ik dat het Europees Parlement daar volop mee bezig is, en u kunt op het Franse voorzitterschap rekenen voor de verdere uitvoering van deze transparantietaak, deze toelichtingstaak, deze verplichting tot concreet handelen, omdat het, als wij het niet doen, en daarin ben ik het met de heer Cashman eens, de extremisten zijn die winst zullen boeken bij de komende Europese verkiezingen, en dat is nou net wat we niet willen.
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat het Turco-arrest natuurlijk ook door de Commissie zal worden gerespecteerd en nageleefd. In het arrest van het Hof wordt gezegd dat de Raad in dit geval ongelijk had en dat hij zijn procedures moet bijstellen. Ik ben er zeker van dat de Raad dit arrest zal naleven.
Dat is het uitgangspunt voor dit debat. Er is echter enige verwarring ontstaan door het debat dat we over Verordening (EG) nr.1049/2001 hebben gevoerd. Het Turco-arrest is één zaak, en Verordening (EG) nr.1049/2001 is iets anders. Zoals u weet, hebben we een voorstel gedaan en zijn we bezig met de behandeling van deze verordening en werken we aan het uiteindelijke ontwerp ervan.
Ik denk dat er ook enige onduidelijkheid bestaat over wat ik heb gezegd. Ik heb niet om meer tijd gevraagd. Ik heb uitgelegd dat we ons voortdurend bezig moeten houden met de modernisering van onze IT-instrumenten en dat dit niet van de ene op de andere dag kan gebeuren. We beschikken al over een register dat wordt aangevuld met een aantal zaken, zoals comitologie en alle deskundigengroepen. Desondanks – en ik heb geprobeerd een heel eerlijk antwoord te geven op een van de vijf vragen – ben ik er niet van overtuigd dat we het beste één register kunnen hebben. Dat is net zoiets als wanneer je één telefoonboek voor heel Europa zou hebben, in plaats van verschillende nationale telefoonboeken.
Bent u er zeker van dat we beter één enorm telefoonboek voor heel Europa kunnen hebben, in plaats van verschillende toegangspunten? De definitie waar u vandaag in uw specifieke vraag naar hebt gevraagd, is namelijk de definitie die in een bepaalde paragraaf staat, die ook een audiovisuele vorm omvat. Dit is een zeer ruime definitie. Weet u zeker dat burgers erbij gebaat zijn als er voor dit alles één enorm toegangspunt bestaat?
Laten we daarover praten, maar ik ben er niet zeker van dat er één eenvoudige oplossing bestaat. Dus in dat opzicht zijn we het niet met elkaar eens. We moeten het voortdurend blijven hebben over vernieuwing van onze instrumenten op dit gebied, omdat de ontwikkelingen zo snel gaan. Maar als het gaat om openheid en transparantie en toegang tot documenten lijken we dezelfde doelen na te streven. Dat is het uitgangspunt, daar zullen we voor blijven vechten en we zullen uiteraard het Turco-arrest naleven.
Wat de door mij genoemde streefdatum van 2010 betreft, kan ik zeggen dat deze betrekking heeft op een zeer specifiek project en dat ik alleen hiervoor een datum heb gegeven. In het algemeen is het echter niet nodig en zou het niet nodig moeten zijn dat we meer tijd vragen. Dit moet onze dagelijkse praktijk zijn: het verschaffen van meer openheid, meer transparantie, om burgers van dienst te zijn omdat ze kennis nodig hebben en dit behoort een onderdeel te zijn van de algemene cultuur en houding van alle instellingen.
Mijnheer Cashman, net als uw collega’s in het Parlement heb ik veel waardering voor uw goede toespraak, omdat hierin het uitgangspunt voor wat we nu nodig hebben is vervat: openheid en het creëren van toegang. Ik denk dat mensen zich mede door onze openlijke beraadslagingen een gefundeerd oordeel zullen kunnen vormen over wat er gaande is en daarom kunnen begrijpen waarom wij zoveel belangrijke zaken op onze agenda hebben staan.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
21. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, als lid van de Commissie internationale handel houd ik me natuurlijk ook bezig met de betrekkingen tussen de EU en China. Ik heb daarom, op basis van de cijfers van 2007, gezien dat het EU-handelstekort is opgelopen naar ongeveer 160 miljard euro.
Dit tekort is een gevolg van de ernstige belemmeringen die de toegang tot de Chinese markt verhinderen. Het is zeker ook te verklaren vanuit het concurrentievoordeel van Chinese producten, hetgeen echter voortkomt uit economische, maatschappelijke en milieuonvriendelijke dumppraktijken.
Echter, niet alleen deze ongelijke handelsrelatie is reden tot zorg. Een andere reden tot zorg vormen de onveilige producten uit China. We moeten er daarom – en ik richt me vooral tot de Commissie – voor zorgen dat producten uit China onderworpen worden aan grondige en efficiënte inspecties, zowel in het belang van de volksgezondheid en de bescherming van de Europese consument als in het belang van het concurrentievermogen van Europese producten.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Neena Gill (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de roerige financiële gebeurtenissen van de afgelopen paar dagen hebben de wereld veranderd. We waren allemaal al enige tijd bezorgd over de problemen die in het wereldwijde financiële systeem zouden kunnen ontstaan, maar de snelle instorting van de belangrijkste banken, de een na de ander, heeft ons versteld doen staan.
Ik ben daarom verheugd dat de regering van het Verenigd Koninkrijk vandaag stappen heeft gezet om een grotere stabiliteit te creëren. Hoewel het Verenigd Koninkrijk buiten de eurozone ligt, zijn de genomen maatregelen in overeenstemming met de besluiten die gisteren in de Raad Ecofin zijn genomen. Ik had alleen graag gezien dat enkele landen in de eurozone op dezelfde manier hadden gehandeld. Om de toekomstige uitdagingen de baas te kunnen, moet de Europese Unie dringend een leiderschapsrol op zich nemen en moeten de nationale regeringen in de EU een gezamenlijke, op elkaar afgestemde strategie voeren. Europa moet een centrale rol spelen en zich niet op de achtergrond houden, vooral als de EU verbonden wil zijn met de mensen in Europa.
We moeten echter ook erkennen dat deze crisis is ontstaan door het falen van de markt, een gebrek aan passende wetgeving en ten gevolge van beslissingen die door enkele egoïstische individuen over dikke bonussen zijn genomen en van invloed zijn op het leven van miljoenen, ja zelfs miljarden mensen in de hele wereld. We moeten garanderen dat er nooit meer sprake kan zijn van een dergelijke criminele nalatigheid en we moeten de verantwoordelijken volledig aansprakelijk stellen voor alle gevolgen van hun daden.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE). - (RO) Dames en heren, ik wil deze gelegenheid graag aangrijpen om nogmaals te pleiten voor een krachtiger ingrijpen van de Europese Unie als het gaat om het verbeteren van de gezondheidszorg in de lidstaten van de Europese Unie.
Het is absoluut waar dat de organisatie van de gezondheidszorg onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, maar de Europese Gemeenschap heeft ook bepaalde bevoegdheden, en de belangrijke rol van de Europese Gemeenschap in de gezondheidszorg is in het Verdrag van Lissabon opnieuw bevestigd.
De bevolking van de Europese Unie vergrijst en staat bloot aan nieuwe bedreigingen: pandemieën, fysieke en biologische ongevallen, bioterrorisme. We moeten gezamenlijk oplossingen vinden voor dit alles.
We moeten tevens een werkwijze ontwikkelen voor gestructureerde samenwerking tussen de lidstaten, uitwisseling van informatie en een werkwijze van beste praktijken voor het voorkomen, bestrijden en behandelen van ziektes in de landen van de Europese Unie.
De richtlijn inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg was een zeer goed initiatief. Ik ben echter van mening dat het een vervolg moet krijgen met andere initiatieven die net zo moedig zijn, omdat er een belangrijke rol voor de Europese instellingen is weggelegd met betrekking tot het verminderen van aan gezondheid gerelateerde ongelijkheden.
László Tőkés (Verts/ALE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, als christen, als Hongaar en als lid van het Europees Parlement, wil ik een lans breken voor de Hongaarse gemeenschap in de EU-lidstaat Slowakije die een half miljoen mensen telt, alsmede voor de democratische Europese waarden. Terwijl ik langs deze weg Slowakije wil feliciteren met de bereikte economische resultaten, moet ik tot mijn spijt vaststellen dat de Hongaren in Slowakije het doelwit vormen van extremistische nationalistische propaganda met een intimiderende hysterie als gevolg. Ik wil de Voorzitter, Hans-Gert Pöttering, het Europees Parlement en de Europese Commissie vragen op te treden tegen de grove schending van de mensen- en minderheidsrechten en tegen de etnische intolerantie, verbale agressie en discriminatie die welig tieren in Slowakije. Als lid van het Europees Parlement ben ik bereid een bemiddelende rol te spelen in het belang van Hongaars-Slowaakse verzoening.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de aandacht van het Parlement willen vestigen op de situatie van christenen in Vietnam. Al vijftig jaar worden ze gedwongen hun geloof op te geven, beroofd van hun eigendom en weggevoerd naar andere regio’s. Recent was nog sprake van keiharde vervolging in Hanoi, waar de autoriteiten hard optreden tegen de katholieke gemeenschap van de Thai Ha. Deze wordt geleid door redemptoristen, die protesteren tegen de onrechtmatige toe-eigening van hun grond.
Op 31 augustus zijn bijvoorbeeld deelnemers aan een processie op brute wijze gemolesteerd. Meer dan twintig personen raakten zwaar gewond en moesten naar het ziekenhuis. Ook werden journalisten in elkaar geslagen, onder wie Ben Stocking van Associated Press. Laten we alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat Vietnam, dat momenteel lid is van de VN-Veiligheidsraad, de mensenrechten respecteert.
Gabriele Zimmer (GUE/NGL). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, vanavond staat mijn verslag over de bevordering van sociale integratie en de bestrijding van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen, als laatste punt op de agenda. Het is een initiatiefverslag, dat op basis van artikel 131 bis en artikel 45 van ons Reglement wordt behandeld volgens de procedure van de korte presentatie, dat betekent dat het wel wordt ingeleid, maar zonder een debat met de afgevaardigden, en zonder de mogelijkheid om amendementen in te dienen.
Ik protesteer ertegen dat we de rechten van de leden van het Europees Parlement op deze manier zelf beknotten, en eis dat wij als Europees Parlement deze regeling weer afschaffen. Het is toch ondenkbaar dat er geen open debat plaats kan vinden over belangrijke onderwerpen zoals de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting? Onze commissie heeft er toch een intensief debat aan gewijd, er zijn tweehonderd amendementen ingediend, en veertig compromisamendementen voorgelegd.
Dit onderwerp verdient openbaarheid, en we zien af van een deel van onze eigen rechten wanneer we besluiten om er geen plenair debat aan te wijden.
Urszula Krupa (IND/DEM). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, het aantal christelijke martelaren dat in India op gruwelijke wijze door hindoes wordt vermoord blijft maar toenemen. De katholieke kerk roept regeringen en internationale instellingen in verschillende delen van de wereld tot nog toe zonder succes op om de christenen in India, Irak en Vietnam te helpen. Helaas wordt op de vervolging van christenen nog steeds passief gereageerd. Dit geldt niet alleen voor vertegenwoordigers van de lokale regeringen en gerechtelijke instanties, maar ook voor andere democratische regeringen en internationale instellingen die zich wel actief inzetten tegen andere gevallen van mensenrechtenschendingen, zoals de Europese Unie.
Ik wil er in het Europees Parlement dan ook tegen protesteren dat ook de Europese Commissie de mensenrechtenschendingen in India, Irak en Vietnam negeert. Voorts roep ik op tot diplomatieke interventie en verzet tegen deze barbaarse daden. Een passieve reactie op vervolging kan wijzen op een bepaalde vorm van discriminatie van katholieken.
Sergej Kozlík (NI). – (SK) De afgelopen vijftig jaar is de grote Slowaakse nationale minderheid in Hongarije van meer dan 200 000 personen bijna volledig weggevaagd. Anderzijds zien we de Hongaarse minderheden in omliggende landen, waaronder Slowakije, groeien. Het paradoxale is echter dat de Hongaren de Europeanen jarenlang hebben wijsgemaakt dat het hun minderheid is die onderdrukt wordt.
Er zijn vandaag de dag verscheidene Hongaarse politieke leiders die het idee van een Groot Hongarije ventileren. Helaas hebben de gevestigde Europese politici dat niet in de gaten. Het Hongaarse parlement organiseert in eigen huis een grensoverschrijdend forum voor Hongaarse parlementsleden voor het Karpatenbekken. Vertegenwoordigers van ethnisch-Hongaarse politieke partijen in Slowakije en Roemenië komen openlijk bij elkaar om te spreken over autonomie. In het Europa van vandaag zijn dergelijke denkbeelden onaanvaardbaar en gevaarlijk.
Marian Zlotea (PPE-DE). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, Roemenië heeft helaas te kampen met een ernstig probleem dat de veiligheid en de gezondheid van Europese burgers in gevaar brengt: het gebruik van niet-steriele chirurgische hechtdraad dat in ziekenhuizen wordt geïmporteerd uit China.
Het Roemeense ministerie van Volksgezondheid is sinds augustus op de hoogte van dit probleem, maar heeft het ondanks waarschuwingen dat dit infecties kan veroorzaken en zelfs tot de dood van patiënten kan leiden, niet tijdig een halt toegeroepen.
De noodklok werd geluid nadat een patiënt ten gevolge van een infectie in het ziekenhuis overleed, en andere patiënten staan aan hetzelfde gevaar bloot. Het betreft hier volgens mij niet alleen een waarschuwingssignaal voor Roemenië, maar tevens voor geheel Europa.
Het feit dat steeds meer uit China geïmporteerde producten vragen oproepen en de gezondheid en veiligheid van Europese burgers in het geding brengen, is een zeer ernstige zaak.
Nog niet zo lang geleden hadden we problemen met zoetigheden die tevens uit China geïmporteerd waren en die besmet waren met poedermelk die melanine bevatte. We importeren producten uit China omdat ze goedkoper zijn, maar ik ben van mening dat Europa de gezondheid van zijn burgers voorop moet stellen.
Ik verzoek commissaris Vassiliou een onderzoek in te stellen om te voorkomen dat dergelijke incidenten nog plaatsvinden in de lidstaten. We hebben dringend behoefte aan maatregelen die het mogelijk maken dat deze producten worden geïnspecteerd, zodat tijdig een halt kan worden toegeroepen aan importen in de interne markt.
Pierre Pribetich (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, het onzekere karakter van de vraag naar nieuwe auto’s vertaalt zich in het inzakken van de Europese automarkten. Een grote Franse fabrikant heeft onlangs bekendgemaakt dat er 4 000 banen worden geschrapt, waar nog eens 2 000 banen in Europa bovenop komen.
Tegelijkertijd is ook een winststijging van 37 procent in het eerste halfjaar blijkbaar geen aanleiding voor die fabrikant om voorlopig nog even af te zien van het schrappen van die banen. Onder het mom van rationalisering wordt het pad van de winstgevendheid gevolgd, wat ten koste gaat van en een blijk van minachting is voor een ambitieus industriebeleid, maar vooral voor de werknemers.
Ik wil me hier opwerpen als woordvoerder van deze werknemers, die zeer hard door deze maatregelen worden getroffen en het slachtoffer worden van deze situatie, en deze grote fabrikant oproepen om de koers te verleggen, andere keuzes te maken en banen veilig te stellen.
In deze werkgelegenheidscrisis moet die werkgelegenheid bovenaan de prioriteitenlijst blijven staan. Vanuit die gedachte moet het voorstel voor een verordening over de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s het voorwerp zijn van een evenwichtige afweging van de verschillende aspecten: duurzame ontwikkeling en veiligstellen van werkgelegenheid via innovatief industriebeleid op alle vlakken, met name het sociale.
Marco Cappato (ALDE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, in Italië worden op dit moment de principes van de democratie geschonden en daar wil ik graag uw aandacht op vestigen: sinds anderhalf jaar weigert het Italiaans parlement een rechter te benoemen voor het Grondwettelijk Hof, zoals voorzien in de grondwet, en sinds een halfjaar weigert het Italiaans parlement de parlementaire toezichtscommissie voor het informatiesysteem samen te stellen.
Ik heb geen tijd om in detail te treden. We hebben iedereen het materiaal gestuurd met uitgebreide informatie. Collega Marco Pannella is sinds afgelopen zaterdag middernacht in volledige honger- en dorststaking om te protesteren tegen de onwettige acties van de president van de Italiaanse Republiek en om te pleiten voor rechtshandhaving. 25 Europese afgevaardigden hebben vertrouwen in ons gesteld en hebben een resolutie ondertekend, in overeenstemming met artikel 7 van de verdragen. Mijn tijd is om, dus ik vraag u om die te lezen en uw steun te betuigen.
Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de verklaring van de VN over de mensenrechten wordt dit jaar zestig. In die tijd hebben talloze groeperingen en organisaties overal ter wereld die zich bezighouden met de verdediging van de mensenrechten deze verklaring als basis voor hun activiteiten gebruikt, zoals Charta 77 in Tsjecho-Slowakije, Solidarność in Polen en mensenrechtenbewegingen in Latijns-Amerika.
Het mensenrechtenbeleid heeft ook nu nog niet aan belang ingeboet. Het speelt echter nog niet in alle beleidsvormen een rol. We mogen de mensenrechten niet beschouwen als bijkomstigheid bij onze andere beleidsvormen, we moeten ons er actief mee bezig houden, met alle nadelen van dien. De mensenrechten als fundamentele waarden zijn één van de sterkste pijlers van het Europese huis, en daarom moeten we er ook in onze eigen werkzaamheden meer aandacht aan besteden.
Daarom stel ik voor om van de Subcommissie mensenrechten gezien haar betekenis een vaste commissie te maken.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, uit de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid blijkt duidelijk dat verschillende landbouwsectoren worden bedreigd. Er wordt vaak gezegd dat de suikermarkt, de tabaksmarkt en de groenten- en fruitmarkt moeten worden hervormd. Men zegt dat de quota’s, onder meer de melkquota’s, moeten worden verruimd en dat braakland moet worden vrijgemaakt voor het inzaaien van graan. Andere problemen, zoals het probleem van de Europese bijenhouderij, raken echter ondergesneeuwd.
Er is sprake van massale sterfte onder bijen ten gevolge van verschillende ziekten. De bekendste zijn varroa en nosema. Bijen zorgen voor bestuiving en vormen daarmee een garantie voor de biodiversiteit en ons voortbestaan in de natuur. Daarom wil ik vandaag uw aandacht vestigen op dit thema. Meestal kennen we bijen namelijk alleen van honing, propolis en was. Zonder de resolutie van mevrouw Lulling zouden we in het Europees Parlement echter zeker volledig voorbijgaan aan de problemen binnen de bijenhouderij. We hebben dan ook dringend behoefte aan een programma voor het redden van de bijen en de bijenhouderij in de Europese Unie.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) In Portugal moet het ene na het andere bedrijf sluiten, vooral in de textiel- en de kledingindustrie, en met name in het noorden van het land. Voorbeelden hiervan zijn de textielfabriek Oliveira Ferreira in Riba de Ave, verschillende bedrijven in de regio's Barcelos, Santo Tirso en Fafe, maar onlangs ook de fabriek van multinational Lee in Évora. Daarnaast hangt ook de werknemers van veel andere bedrijven deze dreiging nog boven het hoofd, bijvoorbeeld in Vila Nova de Gaia en in Lousada.
In deze sfeer van ontslagen zijn er honderden bedrijven die, met de dreiging van werkloosheid als wapen, zich niet aan de arbeidswet houden, lonen uitbetalen onder het minimumloon en jongeren en vrouwen discrimineren, zoals onlangs werd aangetoond in een onderzoek dat de Sindicato dos Trabalhadores dos Sectores Têxteis, Vestuário, Calçado e Curtumes do Distrito do Porto (vakbond voor werknemers in de textiel-, kleding-, schoenen- en leerbewerkingsindustrie) in het district Porto heeft uitgevoerd, in de regio's Tâmega en Sousa.
Het is dan ook van groot belang te weten wat de Europese Commissie denkt te gaan doen met betrekking tot het systeem van dubbele controle bij de handel met China, dat eind van het jaar afloopt, gezien de noodzaak de productie en de werkgelegenheid met rechten in onze landen te waarborgen.
Witold Tomczak (IND/DEM). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, er komt maar geen einde aan de onderdrukking van christenen in India. Er worden nog steeds mensen vermoord vanwege hun religie, enkel en alleen omdat ze christen zijn. Ook worden katholieke kerken vernietigd en wordt zelfs geweld gebruikt tegen weerloze nonnen die de armen helpen. De Indiase regering neemt geen doeltreffende maatregelen voor het garanderen van de mensenrechten in dat land, met name het recht op leven en op vrijheid van godsdienst.
De Europese Unie heeft haar politieke discours en instellingen gebaseerd op verwijzingen naar de rechten van de mens, maar heeft tot op heden niet serieus gereageerd om de rechten van de christenen die in India worden vermoord te beschermen. Op de top van de Europese Unie en India is geen enkele druk uitgeoefend op India om een einde te maken aan het martelaarschap van de aanbidders van Christus. In het Europees Parlement wordt ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de ondertekening van de verklaring van de rechten van de mens een incidentele conferentie over de mensenrechten georganiseerd. Hebben de geachte sprekers hierbij ook maar iets gevraagd over de rechten van de niet alleen in India vervolgde christenen? We staan voor de vraag of de Unie en haar leiders de doctrine van de mensenrechten überhaupt serieus nemen. Passen ze deze toe op alle mensen of wordt wellicht met twee maten gemeten? Moet het verkondigen van de mensenrechten wel alle minderheden beschermen, waaronder de seksuele, maar niet de rechten van mensen die worden vermoord vanwege hun christelijke geloof? Europa, word wakker!
Irena Belohorská (NI). – (SK) Slowakije heeft er altijd naar gestreefd om al zijn burgers gelijk te behandelen. Het lijdt geen twijfel dat het Slowakije van vandaag een schoolvoorbeeld is van hoe met nationale minderheden moet worden omgegaan. Ditzelfde kan echter niet worden gezegd van Hongarije, waar de Slowaakse minderheid tot assimilatie wordt gedwongen.
Van alle nationale minderheden in Slowakije neemt de Hongaarse minderheid ook nog eens een bijzondere plaats in. Zo is ze met een eigen politieke partij vertegenwoordigd in het Slowaakse parlement en biedt het onderwijssysteem ruimte voor onderwijs in de Hongaarse taal van de kleuterschool tot en met de universiteit; vele studenten verlaten de universiteit zonder enige kennis van de Slowaakse taal. Ik beschouw de oprichting van het Karpatenbekkenforum, bestaande uit Hongaarse parlementsleden uit soevereine lidstaten van de Europese Unie en gericht op het vestigen van autonomie, dan ook als een absurde provocatie die niet past in deze 21e eeuw.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, naast alle angst en bezorgdheid over de banksector is er misschien ook enige reden tot hoop. Ik ben blij dat de commissaris voor landbouw hier naar mij kan luisteren, want Europa kan misschien juist in tijden van crisis de uitdaging aangaan.
Denk maar eens aan de BSE-crisis, toen de gehele rundvlees- en voedselindustrie instortte en al het vertrouwen weg was en Europa reageerde met strenge regels ‘van boer tot bord’, traceerbaarheid met sancties.
Laten we tegen de banksector zeggen dat dit hun BSE-moment is en dat ze uit de as zullen herrijzen, maar dat ze beter gereguleerd moeten worden. Ze zullen aangewezen en opgespoord moeten worden – de mensen en het geld – en degenen die zich schuldig maken aan slechte praktijken, zullen moeten worden gestraft.
Er is echter hoop. We hebben ervaring opgedaan en ik denk dat Europa beter wordt van deze crisis, omdat we beter zullen reguleren.
Yannick Vaugrenard (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil terugkomen op de weinig orthodoxe verklaringen van de heer Barroso. Hij laat doorschemeren dat hij bereid zou zijn de sacrosancte concurrentieregels even te laten voor wat die zijn, dat hij een oogje dicht zou knijpen voor staatssteun.
Als het zou gaan om het redden van de een of andere Europese industriesector, of als de achtergrond hiervan zou zijn dat hij de lidstaten de mogelijkheid wil bieden te investeren in onderzoek, of als het de bedoeling zou zijn om eindelijk het startsein te geven voor een omvangrijk, ambitieus Europees leningproject, zou ik deze ommezwaai toejuichen. Het gaat echter om het grootschalig opkopen van giftige producten in handen van partijen in de financiële wereld. Het gaat uiteindelijk om de redding van de schoften in deze sector, die een karikatuur maken van de inspanningen van de instanties voor de regulering van deze markten.
Dat de Commissie haar doctrine bijstelt, prima! Maar dan wel in de goede richting, namelijk soepeler omgaan met staatssteun in de strategische sectoren in Europa die in de gevarenzone zitten en een beetje meer vaart zetten achter de invulling van de maatregelen betreffende kredietbeoordelaars, de strijd tegen de op voedselprijzen gebaseerde speculatie en de regulering van speculatieve fondsen. Wij eisen dit al jaren en het bewijs is nu zichtbaar: het is overduidelijk dat het credo van de vrije concurrentie en van de vrije markt als enige oplossing een doodlopende weg is.
Marco Pannella (ALDE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, eindelijk eens iets te lachen. In de realiteit van nu, waarin het Europa van de vaderlanden van weleer opnieuw bezig is ons Europese vaderland te verwoesten, is het lastig om daarin de juiste toon te vinden.
Maar dan is daar ineens die surprise. Gisteren verscheen in het dagblad Le Monde – met dank aan de nieuwe directeur Eric Fottorino – een schitterend redactioneel commentaar met een spotprent van Plantu, waarin die niet-institutionele G4 die net is uitgevonden als volgt is getekend: de moffen, de spaghettivreters, het perfide Albion en de Fransen, die elkaar gevonden hebben om Europa te gronde te richten, iedereen vooral denkend aan zijn eigen kleine belangetjes, tegenover een Parlement, een zogenaamd Parlement, dat nog niet zover is dat men elkaar begrijpt. Bedankt Le Monde, bedankt Plantu. Plantu for President!
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie zegt in verklaringen op te komen voor meer werkgelegenheid en een hoog niveau van sociale zekerheid. De manier waarop de Europese Commissie de kwestie van de Poolse werven benadert druist echter tegen die verklaringen in. In de Europese Unie mag overheidssteun worden gegeven aan omvallende banken. Ook in het voormalig communistische Duitsland mag deze steun onbeperkt worden verleend. Hoe zit het met de gelijke behandeling van economische spelers? De werven in de zogeheten ‘oude lidstaten’ hebben jarenlang steun gekregen en er was geen vuiltje aan de lucht. De nieuwe lidstaten, die de kans moeten krijgen om hun achterstand op de rest van de Gemeenschap in te lopen, worden door de Commissie behandeld als geannexeerd terrein.
Ik ben ervan overtuigd dat de Poolse kiezers tijdens de aanstaande verkiezingen voor het Europees Parlement zich zullen uitspreken tegen deze vorm van Europese solidariteit.
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik waarschuw er al jaren voor dat het Europees arrestatiebevel gebruikt zou kunnen worden voor het beperken van de vrijheid van meningsuiting op het internet. Dit is nu gebeurd. Op 1 oktober is dr. Frederick Toben op luchthaven Heathrow gearresteerd, op grond van een door Duitsland uitgevaardigd Europees arrestatiebevel, omdat hij zich schuldig zou maken aan vreemdelingenhaat op het internet.
Dr. Toben is een holocaustontkenner. Alle weldenkende mensen vinden zijn standpunten weerzinwekkend. Maar daar gaat het niet om. Hij is in Groot-Brittannië gearresteerd, omdat hij in Australië zijn standpunten op het internet kenbaar heeft gemaakt. Het ontkennen van de holocaust is walgelijk, maar niet illegaal in Groot-Brittannië of Australië. Indien dit Europees arrestatiebevel wordt uitgevoerd, bewijst dit dat personen die uitingen op het internet plaatsen die in hun eigen land legaal zijn, aan een ander EU-land kunnen worden uitgeleverd waar deze standpunten illegaal zijn. Dit zou verstrekkende gevolgen hebben voor de vrijheid van meningsuiting binnen nationale staten.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Helaas voel ik mij na het debat over de schuimende rivier Rába nu genoodzaakt over een nieuw Oostenrijks-Hongaars milieuconflict te spreken in het Europees Parlement. Het Oostenrijkse bedrijf BEGAS is namelijk van plan op slechts een paar honderd meter van de Hongaarse grens, bij Heiligenkreuz, een vuilverbrandingsinstallatie te bouwen met een capaciteit van 325 000 ton. De krachtcentrale is vanwege zijn capaciteit niet alleen geschikt voor de verwerking van lokaal afval, maar ook voor afval uit andere plaatsen. De investering kan zowel in Oostenrijk als in Hongarije op bijzonder weinig maatschappelijke steun rekenen. Het is zeer zorgwekkend dat de geplande vuilverbrandingsinstallatie op nauwelijks een kilometer afstand zou komen te liggen van het Hongaarse stadje Szentgotthárd en het Nationale Park Őrség, dat onder de bescherming valt van Natura 2000, waartoe ook de regio Őrség behoort die onlangs de EDEN-prijs heeft gewonnen. Dit zou onvoorzienbare gevolgen hebben in een regio van Hongarije die zijn inkomsten haalt uit het natuurschoon, de nationale parken en het ecotoerisme.
Ten slotte zou ik u willen vragen, mevrouw de Voorzitter, waarom de Slowaakse collega die in zijn toespraak aanzette tot haat jegens de Hongaren, twee keer het woord mocht voeren. Dit is een vraag van procedurele aard. Dank u wel.
Monika Beňová (PSE). – (SK) Ik wil graag ten scherpste bezwaar maken tegen de beschuldigingen hier aan het adres van de Slowaakse regering dat zij haat zou zaaien en de rechten van de nationale minderheden in de Slowaakse Republiek zou schenden.
Dames en heren, waarde collega, mijnheer Tőkés, in de beleidsverklaring van de Slowaakse regering komen de rechten van minderheden expliciet aan bod; de regering neemt deze rechten dan ook in acht. Ik vind het zeer betreurenswaardig dat Hongaarse afgevaardigden elke vergaderperiode van het Europees Parlement opnieuw de spreektijd van één minuut gebruiken om de Slowaakse regering aan te vallen en daarmee ook de burgers van de Slowaakse Republiek.
Mevrouw de Voorzitter, de Slowaakse regering hecht aan goede betrekkingen met buurlanden en wil graag goede betrekkingen met hen hebben. Voor goede bilaterale betrekkingen moet het echter wel van twee kanten komen. Tot op heden heeft alleen de Slowaakse regering nog de hand van de vriendschap gereikt.
Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) De resultaten van het driejarige onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) naar gezondheidsverschillen tussen bevolkingen in verschillende delen van de wereld zijn alarmerend. Deze situatie is toe te schrijven aan sociaaleconomische omstandigheden en niet aan biologische factoren. Zo heeft een meisje in Japan gemiddeld een levensverwachting van 83 jaar, tegen 42 in Lesotho in Afrika. De kans dat een vrouw in het kraambed overlijdt is in Zweden 1 op 17 000, tegen 1 op 8 in Afghanistan.
De inwoners van de arme delen van grote Europese steden leven gemiddeld 28 jaar korter dan degenen die in de welgesteldere wijken wonen. Het is aan een combinatie van wanbeleid, slechte sociale omstandigheden, een laag onderwijsniveau, ondermaatse huisvesting, beperkte toegang tot gezonde voeding, enzovoorts te wijten dat de meeste mensen niet zo gezond zijn als biologisch mogelijk is. De WHO-commissie "Sociale determinanten van gezondheid" is van mening dat met een proactieve aanpak de ongelijkheden in betrekkelijk korte tijd teruggedrongen kunnen worden.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, uit de recente publicatie van de allereerste Eurobarometerpeiling naar de mening van onze burgers over klimaatverandering blijkt dat klimaatverandering niet langer slechts een milieukwestie voor specialisten is, maar nu een kernthema van het Europees beleid is geworden.
Gezien de huidige mondiale economische en financiële beroering, kan ik zeer goed begrijpen dat collega’s zich er zorgen over maken dat wij politici ons bezighouden met wat voor de hele mensheid ongetwijfeld de grootste uitdaging is op moreel, sociaal, economisch en milieugebied, namelijk de wereldwijde opwarming van de aarde door onze uitstoot van broeikasgassen, oftewel klimaatverandering.
Dit kan echter niet wachten. Kopenhagen wacht niet en wij moeten iets doen. Als rapporteur van één van de vier dossiers voor het klimaatveranderingsbeleid na 2012 – namelijk de herziening van de EU-regeling voor de handel in emissierechten – vertrouw ik er volledig op dat onze regeringen op de korte termijn, lang voor 2013, deze grote economische en financiële kwesties zullen kunnen oplossen. Hoewel het eigen is aan de politiek om gericht te zijn op de problemen van het moment, moeten we ons daarom nu niet laten afleiden van het maken van wetgeving voor de langere termijn, voor na 2012, op het gebied van dit zeer belangrijke onderwerp. Dit zou ons niet worden vergeven.
Miloš Koterec (PSE). – (SK) Ik vind het verbijsterend om te zien hoe dit Parlement wordt misbruikt voor het spelen van politieke spelletjes gericht tegen de politiek van Slowakije. Ik heb goed geluisterd naar wat mijn Hongaarse collega, de heer Tőkés heeft gezegd, en ik wil bezwaar maken tegen zijn eenzijdige kijk op actuele gebeurtenissen en de wijze waarop hij een en ander brengt als een algemene aanval op het optreden van de Slowaakse Republiek op dit terrein.
Ik wil graag benadrukken dat, hoewel het minderhedenbeleid van de huidige Slowaakse regering aan alle Europese normen voldoet, de regering het steeds verder wil blijven verbeteren.
Ik wil mijn afkeuring uitspreken over de pogingen om misbruik te maken van specifieke problemen door deze te presenteren als een kwalijke opstelling van de regering in het algemeen, en bovenal over het feit dat dit in het Europees Parlement gebeurt. Het bewust opzoeken van wrijvingspunten en het maken van een karikatuur van de situatie geeft alleen maar aanleiding tot en voeding aan kunstmatige conflicten, die zinloos en onnodig zijn en die de Slowaakse samenleving het leven ingewikkeld en onaangenaam maken.
De Voorzitter. − Hiermee is dit punt afgehandeld.
22. Opschorting van de Doha-onderhandelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is verklaring van de Commissie over de opschorting van de WTO-Doha-Ronde.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik neem aan dat u hier vanavond commissaris Mandelson verwachtte, maar hij heeft, zoals u waarschijnlijk weet, de Commissie verlaten en ik ben aangewezen om mijnheer Mandelson hier vanavond te vervangen. Omdat ik, als verantwoordelijke voor de landbouwsector, direct betrokken ben geweest bij de onderhandelingen in Genève bij de WTO, doet het mij echter genoegen hier vanavond bij u te kunnen zijn.
Hoewel de onderhandelingen in juli in Genève niet succesvol waren, is de Doha-ronde niet opgeschort. Integendeel, deze is doorgegaan, zelfs de afgelopen weken, en wij zijn van plan om hier constructief aan deel te nemen om te zijner tijd een volledige hervatting op ministerieel niveau te faciliteren, zodra de noodzakelijke technische analyses van de resterende moeilijke kwesties, die nu door de belangrijkste landen worden verricht, zijn afgerond.
Bij de onderhandelingen in juli is nog wel énige echte vooruitgang geboekt. Het pakket dat hieruit naar voren is gekomen, laat een mogelijke evenwichtige uitkomst zien, waarbij op landbouwgebied de belangrijkste eisen van de Europese Unie worden gerespecteerd, terwijl het ook voordelen oplevert voor onze industriële fabrikanten.
Er is een akkoord op grote lijnen bereikt over verschillende essentiële kwesties, waaronder de algehele vermindering van de handelsverstorende binnenlandse steun in de landbouwsector, de ruimte die ontwikkelde en ontwikkelingslanden zouden moeten behouden om een beperkt aantal gevoelige en speciale producten tegen tariefverlagingen te beschermen, de Zwitserse formule die wordt gebruikt om tariefverlagingen voor industriële producten te bepalen, en de flexibiliteit die ontwikkelingslanden moet worden gegund om een aantal industriële producten tegen die verlagingen te beschermen. Naar het oordeel van de Commissie heeft dit pakket werkelijke waarde voor Europese bedrijven en consumenten en zou het een internationaal juridisch kader voor de landbouw verschaffen dat geheel in overeenstemming zou zijn met de hervorming van 2003. Dit pakket zou naar onze mening ook een werkelijke ontwikkelingswaarde voor de armste landen ter wereld hebben.
Een op deze basis afgesloten Ronde zou de wereldtarieven halveren, terwijl ontwikkelingslanden voor een derde aan de besparingen zouden bijdragen envoor twee derde van de toegenomen markttoegang zouden profiteren. Hierdoor wordt ook gegarandeerd dat OESO-economieën zich aansluiten bij het Europese initiatief om de minst ontwikkelde landen rechten- en contingentvrije toegang tot de markt te verlenen – wat we meestal ons ‘alles behalve wapens’- initiatief noemen.
We zouden er dan ook in slagen om een echte landbouwhervorming in de Verenigde Staten teweeg te brengen. Met een dergelijke overeenkomst zouden de Verenigde Staten hun handelsverstorende overheidssteun terug moeten brengen tot 14,5 miljard dollar. Zonder overeenkomst kunnen krachtens de nieuwe ‘farm bill’ tot een bedrag van 48 miljard dollar subsidies worden verstrekt. Het zou ook in ons belang zijn om een permanente internationale juridische bescherming te krijgen voor ons hervormde gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Met een op deze basis gesloten overeenkomst zouden de opkomende landen beheerders van het multilaterale handelsstelsel worden, een stelsel dat overeind moet blijven, maar ook versterkt moet worden. Wij zouden hen dan sterker aan het op regels gebaseerde mondiale handelsstelsel binden, wat voor de toekomst van essentieel belang is.
Het was daarom teleurstellend dat het onmogelijk bleek om de besprekingen over de Doha-uitvoeringsbepalingen in juli af te ronden, vanwege voortdurende onenigheid over een zeer specifiek punt op landbouwgebied. De problemen ontstonden naar aanleiding van de kwestie van speciale beschermende maatregelen in de landbouw voor ontwikkelingslanden, de zogenaamde SSM, voornamelijk binnen de G7-groep. India en China konden het niet eens worden met de Verenigde Staten over de aanleidingen voor en oplossingen bij deze beschermende maatregel, wanneer deze gebruikt wordt om tarieven van vóór de Doha-ronde te doorbreken.
Sinds begin september zijn er op het niveau van hogere ambtenaren contacten geweest om dit voortdurende verschil van mening op te lossen, maar tot nu toe zonder resultaat. Hoewel de Europese Unie zich sterk blijft inzetten, is het onduidelijk in hoeverre de besprekingen in de komende weken worden hervat.
Zoals gewoonlijk zullen we intensief overleg met het Parlement blijven voeren en we hopen uiteraard op uw verdere steun in deze zaak.
Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, de schade van de mislukte onderhandelingen van de Doha-Ronde kan niet alleen worden uitgedrukt in gemiste kansen, gemiste inkomsten en een verslechtering van het onzekere economische klimaat. Even nijpend zijn ook de systeemkosten, de institutionele kosten. Ik doel op de klap die de geloofwaardigheid van de WTO heeft opgelopen.
Natuurlijk willen we allemaal overeenstemming bereiken, maar voor de EU geldt dat niet tegen elke prijs. Een succesvolle afronding van de huidige onderhandelingsronde vereist een allesomvattende, ambitieuze en evenwichtige overeenkomst. We verzoeken daarom zowel onze ontwikkelde handelspartners als de economisch sterkere ontwikkelingslanden om wezenlijke concessies te doen.
We roepen de Commissie daarom op om in de toekomst een vastberaden onderhandelingspositie in te nemen. Er heeft een herziening plaatsgevonden van het GLB. Ik vraag u: heeft de Commissie dit als onderhandelingsmiddel ingezet? Nee, ze heeft eerder het tegendeel gedaan en is eenzijdig doorgegaan met het doen van allerlei aanbiedingen aan de landbouwsector, steeds zonder succes.
Ik heb veel vragen voor de commissaris voor landbouw. Ik beperk mij tot één vraag: vormt de kwestie van geografische aanduidingen een belangrijk onderdeel van de onderhandelingen?
Onze toewijding aan een multilateraal handelsstelsel kan als iets vanzelfsprekends worden becshouwd. We zien uit naar een vorm van handelsbestuur die een doelmatig beheer van de mondialisering nastreeft alsook een eerlijkere herverdeling van de voordelen die zij met zich meebrengt.
Afsluitend wil ik zeggen dat ik persoonlijk van mening ben dat de negatieve afronding – namelijk het opheffen van de belemmeringen in het kader van de WTO – niet genoeg vergezeld gaat van een positief geluid wat betreft de bereikte noodzakelijke convergentie van de regelgeving.
Erika Mann, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, wereldhandelsronden zijn bijzonder moeizaam, dat hebben we wel gemerkt. Ik zou de Commissie willen bedanken, omdat ze tot de laatste minuut zeer evenwichtig heeft onderhandeld, en ik zou ook de verantwoordelijke commissaris willen bedanken, omdat ze niet alleen de nodige flexibiliteit aan de dag heeft gelegd, maar ook veel begrip heeft getoond voor de armere ontwikkelingslanden, dat hebben we tijdens de gesprekken telkens weer te horen gekregen. Dat hebben wij als leden van het Parlement ook tijdens de laatste gespreksronden in Genève meerdere malen ervaren. In zoverre stond deze keer niet de Europese Unie aan de schandpaal, maar andere landen, die eigenlijk aanzienlijk hardere onderhandelingspartners waren.
Gezien de financiële crisis die we op dit moment doormaken stellen we helaas vast dat we meer internationale en multilaterale regels nodig hebben, omdat die het korset zijn dat enerzijds leidt tot de integratie van armere landen, en anderzijds de rijkere landen ook in staat stelt om te garanderen dat hun bevolking ervan profiteert, terwijl er tegelijkertijd normen worden vastgelegd. We betreuren echt dat deze wereldhandelsronde daarom blijkbaar niet voor het einde van dit jaar kan worden afgerond, die hoop moeten we laten varen.
Misschien is het wel goed zo, wanneer we dit allemaal met het nieuwe Parlement en de nieuwe Commissie aanpakken, en ook wachten tot na de verkiezingen in de VS, in plaats van te proberen om het er op de één of andere manier toch nog door te krijgen. Mijn fractie pleit voor een zorgvuldige aanpak, in plaats van deze ronde met alle geweld nog af te willen sluiten.
Mevrouw de commissaris, ik heb wel een verzoek – hoe u ook onderhandelt, en met wie het ook verder gaat: breng het Parlement tijdig op de hoogte, en overweeg, of het Verdrag van Lissabon er nu wel of niet komt, of we niet een soort vervroegd “quasi-verdrag van Lissabon” voor de handel kunnen sluiten.
Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, sommigen van ons zijn getuige geweest van de grote inzet van alle deelnemers aan de ministeriële top die in juli in het kader van de Doha-ronde is gehouden, en vooral van de inspanningen van de Europese Unie, die heel waardig is vertegenwoordigd door commissaris Mandelson. Ook de aanwezigheid bij de onderhandelingen in Genève van de commissaris die vandaag hier is, werd op prijs gesteld. En daarom was er een gevoel van frustratie, dat we persoonlijk hebben kunnen ervaren, toen aan het slot bleek dat al die inspanningen en al die energie geen enkel concreet resultaat opleverden, hoewel er een zodanige toenadering had plaatsgevonden dat er wel degelijk een resultaat mocht worden verwacht.
In de resolutie die we hier presenteren en waarover we in dit Huis zullen stemmen, laten we zien dat het Parlement zich committeert aan wat daar is bereikt. We willen dat hetgeen daar is bereikt, hoewel er niet echt een overeenkomst is gesloten, de basis gaat vormen waarop verder wordt gebouwd, zodat al die energie niet verspild is. We vragen, in al onze naïviteit, in een geest van naïviteit, dat de Doha-ronda zo spoedig mogelijk wordt afgerond.
Het is mogelijk – het is zelfs waarschijnlijk – dat sommige mensen denken dat die verklaring van ons naïef is, en des te naïever omdat zelfs de belangrijkste Europese onderhandelaar er niet voldoende in heeft geloofd, naar zijn land is teruggekeerd en alle onderhandelingen namens Europa in handen heeft gelegd van iemand die niets af weet van alle onderwerpen die op tafel liggen, ook al zal ze in de toekomst mogelijk nog zo veel capaciteiten op dit gebied blijken te hebben.
Daarom is het inderdaad zo dat dit een heel naïeve resolutie is. Maar het is belangrijk dat we een duidelijk en gedecideerd standpunt innemen. Als de Doha-ronde niet wordt afgerond, verliezen de ontwikkelingslanden. Als de Doha-ronde niet wordt afgerond, loopt het multilateralisme ernstig gevaar, met name in een situatie van wereldwijde onzekerheid zoals we die nu beleven. Zolang de Doha-ronde niet wordt afgesloten, kunnen er geen nieuwe fronten worden geopend, terwijl de mondiale agenda dat wel van ons eist, op het gebied van de klimaatverandering en op het gebied van de stijging van de voedselprijzen.
Er zijn andere fronten waar oplossingen nodig zijn, en die oplossingen zullen we niet kunnen vinden zolang we ons niet inspannen om deze onderhandelingsronde tot een goed einde te brengen. Vanuit het Parlement blijven we daaraan gecommitteerd.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben heel blij dat dit Parlement de laatste jaren wat kritischer ten aanzien van de Doha-ronde is geworden. De voorliggende gezamenlijke resolutie is in feite een zeer getrouwe weergave van de verklaring van de mondiale parlementaire vergadering in september, waarin zeer ernstige bezorgdheid is geuit over het feit dat er in de Doha-onderhandelingen nog maar zeer weinig over is van de ontwikkelingscomponent en waarin veel kritiek is op het feit dat de procedures om overeenkomsten te sluiten, steeds meer onderonsjes worden.
Ik wil hieraan toevoegen, in de geest van de verklaring van die mondiale parlementaire vergadering, dat ik hoop dat het amendement van de PPE-DE-Fractie en de UEN-Fractie, waarin wordt opgeroepen tot een soort bilaterale WTO-plus vrijhandelsakkoorden, bij de stemming van morgen niet wordt aangenomen. Bilaterale vrijhandelszones zijn precies het tegenovergestelde van een goed functionerend multilateralisme en de Groenen zullen de resolutie niet kunnen steunen als dat amendement daadwerkelijk wordt aangenomen.
Wat mij in ons debat vandaag en ook in deze resolutie opvalt, is het gebrek aan moed om een eenvoudige waarheid onder woorden te brengen – dat de Doha-ronde-onderhandelingen zoals wij die hebben leren kennen, nu voorbij zijn. Die opschorting zou wel eens lang kunnen duren, tot het voorjaar van 2010. Het is zo goed als zeker dat de nieuwe onderhandelaren van de VS, de Commissie en India niet nog eens dezelfde snelle reparaties zullen uitvoeren als in juli 2008, die toen ook al niet werkten. Dus dit is eigenlijk een kans. Het is nu precies het juiste moment om de fouten van de laatste zeven jaar van de Doha-besprekingen te evalueren en om opnieuw een gezamenlijke en een eerlijker agenda op te stellen en een opener en democratischer proces in gang te zetten dat volledig gesteund kan worden door alle WTO-leden, en zeker door de minst ontwikkelde.
Seán Ó Neachtain , namens de UEN-Fractie. – (GA) Mevrouw de Voorzitter, het wordt tijd dat we de wereldhandelsbesprekingen op een andere manier aanpakken. Het is duidelijk geworden dat het systeem en onze rol daarin niet langer functioneren. In Cancun slaagden we er al niet in ons doel te bereiken, in Hongkong evenmin en in Genève lukte het ons opnieuw niet.
Het komt allemaal op het volgende neer: wij proberen in Europa een pakket tot stand te brengen waarbij het onder andere gaat om het verkopen van ons eigen voedsel. Voormalig commissaris Mandelson stelde alles in het werk om het landbouwbeleid omver te gooien ten behoeve van een wereldwijd handelssysteem. Dit is niet de oplossing. Waar moet ons voedsel vandaan komen als we het moeten importeren? Europa moet op zijn tellen passen; we moeten onze huidige voedselvoorziening beschermen.
We hebben ons landbouwbeleid veranderd, maar tenzij de landbouw van de wereldhandelsagenda wordt afgevoerd, komen we nooit verder en bereiken we nooit iets. Het is tijd hier iets aan te doen, zoals ik al zo vaak heb gezegd.
Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega’s, wanneer je zeven jaar lang onderhandelt en geen resultaat bereikt moet je even aan zelfkritiek doen. Dan moet je je eens afvragen welke fouten je misschien gemaakt hebt, absoluut los van de vraag welke fouten andere landen of onderhandelingspartners hebben gemaakt.
Ik denk dat we wel een lijstje kunnen opstellen, misschien is niet iedereen het daar mee eens, maar de eis dat de ontwikkelingslanden de heffingen moeten afschaffen en hun markten moeten openen is misschien niet het juiste instrument, omdat ze daardoor inkomsten voor hun begroting kwijtraken, terwijl ze niet in staat zijn om dat op de een of andere manier te compenseren. Dan is er in die landen dus geen geld voor gezondheidszorg, onderwijs of infrastructuur.
Misschien is voor sommige van deze landen een vrijhandelsakkoord, in welke vorm dan ook, niet het juiste model, misschien hebben zij meer belang bij een handelsovereenkomst, en wel op basis van SAP+. Misschien is het niveau van ontwikkeling in veel landen werkelijk dusdanig dat ze eerst een eigen economie moeten opbouwen. Ook de Europese Unie en haar lidstaten hebben hun economie op basis van gesloten markten opgebouwd.
Wanneer er geen resultaat tot stand komt, moet je je afvragen waarom dat zo is. De Doha-ronde was oorspronkelijk gebaseerd op de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Ik heb er begrip voor dat veel landen zeggen dat ze het gevoel hebben – en in dat opzicht ben ik het dus niet eens met de heer Ó Neachtain – dat de huidige onderhandelingen uitsluitend bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat mondiaal actieve ondernemingen nog mondialer kunnen ageren, en dat staat ook in de “global Europe”-strategie. En dat heeft nu eenmaal negatieve gevolgen voor kleine regionale producenten. Het heeft trouwens ook gevolgen voor kleine lokale producenten in Europa.
De Europese Unie is opgericht om vooruitgang te bereiken, en moet aan dat doel vasthouden. Daarom moeten we misschien een andere onderhandelingstactiek kiezen. Ik hoop dat de nieuwe commissaris deze kans zal benutten. Zij komt van buitenaf, ze heeft ervaring op het gebied van onderhandelingen. Ze heeft misschien nog niet de nodige kennis over het handelsbeleid, maar ze heeft een deskundig team, en misschien benut zij de kansen die haar mandaat haar biedt op een andere manier dan de vorige commissaris. En we maken een kans!
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) De EU wil zich, als het om de handel gaat, graag laten gelden. Herinnert u zich de zes jaar durende bananenoorlog met de VS? Die vond plaats nadat de EU haar voormalige koloniën in het Caribische gebied speciale toegang tot de markt had verleend. De directeur-generaal van de WTO is de voormalige commissaris van Handel Pascal Lamy. Is hier misschien sprake van belangenverstrengeling? Per slot van rekening hangt zijn EU-pensioen misschien af van zijn welwillende houding ten opzichte van het EU-beleid. Kan dat hebben meegespeeld toen hij probeerde met de handelsblokken te onderhandelen?
Volgens Peter Mandelson is het mislukken van de Doha-ronde te wijten aan landbouwsubsidies in de VS. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet! Decennialang zijn door het gemeenschappelijke landbouwbeleid de zakken van de EU-boeren gevuld met enorme subsidies. Dit heeft net zo goed bijgedragen aan het mislukken van de handelsbesprekingen als alle andere factoren. Hoe het ook zij, het laatste wat de EU moet doen is in handelsoorlogen punten scoren ten koste van andere regio’s in een tijd dat er wereldwijd honger en een financiële crisis heersen.
Jean-Claude Martinez (NI). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de huidige financiële crisis bewijst dat er voor een wereldwijd probleem ook wereldwijde actie nodig is. Dat geldt vooral voor landbouw en voeding. Om die reden hebben we de Wereldhandelsorganisatie opgericht, daarover zijn we het eens. Zij probeert globale regels op te stellen.
Dat blijkt niet altijd te functioneren zoals we zouden willen, aangezien we met het volgende probleem kampen: we moeten twee dingen met elkaar verzoenen, vrije handel waarover iedereen het eens is, maar ook de nodige bescherming. De bescherming van nationale economieën of landbouw staat niet synoniem voor protectionisme.
Daartoe zijn we sinds zestig jaar, sinds GATT, een moeizame weg ingeslagen die leidt langs de vermindering van douanerechten met als doel de afschaffing ervan. Technisch gezien lijkt het moeilijk om douanerechten te verminderen. Het bewijs daarvan is een hele reeks wiskundige formules die hiervoor bestaan: de Zuid-Koreaanse formule, de Europese formule of, de bekendste, de Zwitserse formule. Dat werkt niet echt naar behoren omdat een product niet unitair is. Het bestaat uit verschillende onderdelen met heel uiteenlopende oorsprongsregels en daarom is de vermindering van douanerechten technisch niet zo eenvoudig als we wel denken. We bevinden ons bijgevolg in een technische impasse en we proberen langs politieke weg, met onderhandelingen, een uitweg te vinden.
Wetenschappers hebben blijkbaar een nieuwe douanemethodiek ontdekt: de methode van aftrekbare douanerechten door de exporteur bij de economie van het importerende land. Concreet komt dat aftrekbare douanerecht neer op een douanekrediet dat gelijk is aan het bedrag van het douanerecht waarmee de exporteur in het importerende land werd belast.
Dat douanekrediet heeft drie kenmerken: het is terugvorderbaar, verhandelbaar en overdraagbaar. Het is terugvorderbaar: op het moment waarop de exporteur bij de importeur koopt, kan hij het betaalde douanerecht aftrekken. Het is verhandelbaar: wanneer de exporterende onderneming die een bepaald bedrag aan douanerechten moet betalen, bij de importeur niets koopt, kan ze haar douanekrediet op de beurs of in de bank verhandelen. En het is overdraagbaar: om ontwikkelingslanden te helpen, kan de importeur een hoger douanekrediet dan de douanerechten schenken.
Welnu, met die techniek creëren we een internationale handelsvaluta waarvan de geldhoeveelheid gelijk is aan het bedrag van bestaande douanerechten. De Europese Unie zou dan bijvoorbeeld dertien miljard euro aan internationaal handelsgeld aanbieden.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, net als anderen van de aanwezigen ben ik in Genève geweest en het verbaasde me en amuseerde me soms om te zien hoe de WTO werkt. In dit geval werkte zij niet.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid stond nu eens niet direct in de vuurlinie en ik denk dat we daar blij om mogen zijn. Maar de landbouw op een meer mondiaal niveau stond wel degelijk nog steeds boven aan de agenda. De besprekingen zijn mislukt omdat India en China hun boeren wilden beschermen tegen een te grote landbouwinvoer. Ik denk dat de woorden van de Indiase commissaris voor Handel hier aangehaald moeten worden. Kamal Nath zei: dit is de laatste mijl die we niet konden afleggen omdat we ons levensonderhoud moesten veiligstellen. India meende dat de bescherming van zijn grote en betrekkelijk arme plattelands- en boerenbevolking van essentieel belang was en dat een WTO-akkoord niet in zijn belang was.
We zijn nu zeven jaar met dit proces bezig. Peter Mandelson is na vier jaar aan het roer te hebben gestaan, van het toneel verdwenen. Ik ben van mening dat hij niet heeft geluisterd naar de zorgen van de boeren, vooral van de EU-boeren, en de voedingsindustrie, en dat hij hun stem heeft genegeerd door te stellen dat ontwikkeling centraal stond op de agenda. Door zijn voorstellen zou de EU-veesector gedecimeerd zijn, niet ten gunste van de ontwikkelingslanden, maar eerder ten gunste van de goedkope opkomende economieën en hun grote veefokkerijen en veehouders. Zoals ik al zei, heeft hij nu het toneel verlaten en ik vraag me af of hij het teken aan de wand heeft gezien. Als hij zich echt om de ontwikkelingsagenda bekommerde, waarom is hij dan niet gebleven om het werk af te maken?
Voedselzekerheid heeft nu grote politieke prioriteit. We zien enorme fluctuaties in de prijs van grondstoffen. Ik heb begrepen dat nu de graanmarkt is ingestort. We moeten onszelf afvragen of dit wel de beste manier is om de voedselvoorziening voor alle consumenten tegen redelijke prijzen veilig te stellen. En, wat nog belangrijker is, we moeten kijken naar ons ontwikkelingsbeleid. Met dit beleid is het ons niet gelukt om in de landbouw van de ontwikkelingslanden te investeren. Laten we aansturen op een akkoord, maar dan een akkoord dat eerlijk en evenwichtig is.
Kader Arif (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, beste collega's, sinds 2001 onderhandelen de ontwikkelingslanden met de WTO een ronde die als ontwikkelingsronde wordt omschreven. Deze landen kampen vandaag met een plotse en vernietigende voedselcrisis, roepen de wereld dringend op om een globale en evenwichtige oplossing op lange termijn te vinden en verwachten van ons duidelijke antwoorden om hun voedselzekerheid te garanderen.
Ik zou graag willen bevestigen dat we ons doel niet zullen bereiken indien de ronde blijft gaan over markttoegang tot elke prijs. Bovendien weten we dat hoe langer we de ondertekening van een ontwikkelingsovereenkomst uitstellen, hoe verder we verwijderd raken van het perspectief om de millenniumdoelen voor ontwikkeling te halen. Jammer genoeg zitten we al ver achter op schema.
Gezien die crisissituatie vragen we dat er zo snel mogelijk een politieke oplossing wordt gevonden voor het speciale vrijwaringsmechanisme om zo een doeltreffend beschermingsmiddel voor kleine landbouwers in arme landen tot stand te brengen. Dat is een essentiële stap vooraleer de onderhandelingen over andere aspecten voort te zetten. Ik hoop dat de recente hervatting van de gesprekken over landbouw en markttoegang voor niet-landbouwproducten (NAMA) vooruitgang in die zin zal mogelijk maken.
Ten slotte zou ik de amendementen bij de tekst van de gezamenlijke resolutie willen aanhalen. De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement roept uiteraard op om voor amendement 2 te stemmen, dat absoluut noodzakelijk is om eindelijk de rechten van het Parlement op het vlak van internationale handel uit te breiden.
We ondersteunen eveneens de amendementen die de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft ingediend. We kunnen echter het amendement van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten niet goedkeuren, aangezien we van mening zijn dat het niet opportuun is om in deze resolutie over multilaterale onderhandelingen op te roepen tot het afsluiten van nieuwe, regionale bilaterale overeenkomsten waarvan we weten dat ze meestal ten nadele van de zwaksten worden afgesloten.
Jorgo Chatzimarkakis (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, eens te meer is er een Doha-ronde mislukt. Vindt de wereld de WTO gewoon wat saai? Zeker niet! We stonden eigenlijk heel dicht bij een akkoord. Er ontbrak eigenlijk helemaal niet meer zo veel. Op het laatste moment hebben echter uitgerekend India en China deze gesprekken laten stranden. Dat maakt duidelijk dat dit geen technische mislukking was, maar een politiek evenement. Het toont namelijk aan dat het nieuwe zwaartepunt van de wereldhandelsronde in Azië ligt, en eigenlijk niet meer in Europa.
China speelt een belangrijke rol, dit land was altijd voorstander van de vrije handel, en heeft blijkbaar plotseling nieuwe plannen.
Toch zou ik de Commissie, en zeker ook u, mevrouw de commissaris, van harte willen feliciteren. Ik zou ook commissaris Mandelson willen feliciteren vanwege de positieve rol die de EU heeft gespeeld. Anders dan in Hongkong waren we deze keer aanwezig bij de onderhandelingen, waren we actief, waren we bereid om compromissen te sluiten. Het is echter wel jammer dat commissaris Mandelson ons juist nu verlaat, nu moeten we midden in de rivier van paard wisselen. Hij was een goed onderhandelaar, al heeft hij ons in het Parlement heel wat last bezorgd. Lady Ashton zal zich aan hem moeten laten meten. Ik wens u veel succes!
Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik ben een verbeten euroscepticus, maar er zijn twee terreinen waarop de Europese Unie een centrale internationale rol moet spelen: handelsbeleid en milieubeleid. Nu spreken wij over handelsbeleid.
Vrije wereldhandel is de sleutel tot economische welvaart voor alle landen in de wereld, vooral de armste. De tegenslag in de Doha-onderhandelingsronde afgelopen zomer was daarom zeer ernstig en het is nu aan de Europese Unie, de grootste handelsorganisatie ter wereld, om een nieuw initiatief te nemen. Het is daarom zeer te betreuren dat Peter Mandelson, onze meest competente commissaris, zijn post verlaat als commissaris verantwoordelijk voor het handelsbeleid van de Europese Unie. Tegelijkertijd wordt de wereldeconomie bedreigd door een verwoestende financiële crisis.
In deze omstandigheden stelt de Britse regering een vervanger voor die deze taak duidelijk niet aankan. Het is nu de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement te waarborgen dat wij een krachtige en competente commissaris voor handel krijgen in dit gevaarlijke keerpunt in de geschiedenis. Laat ons die verantwoordelijkheid nemen!
Robert Sturdy (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, graag wil ik het eerst met de commissaris hebben over de situatie na het vertrek van Peter Mandelson. Ik vind dat hij de EU in de steek heet gelaten door zijn functie op te geven. We bevinden ons in een ernstige situatie. U hebt zelf net gezegd dat er echt kansen bestaan voor een nieuwe start van de Doha-ronde. Zonder Peter Mandelson aan het roer zitten we naar mijn idee ernstig in het nauw – en ik heb vaak kritiek op hem gehad, maar hij beschikte in ieder geval over de hersens en als voormalig minister van Handel ook over de kennis om door te kunnen gaan met de strijd.
Gaat u bijvoorbeeld, commissaris, volgende week het akkoord over de EPO’s ondertekenen? Met alle respect, maar wat weet u van de EPO’s? U was niet bij de onderhandelingen of bij het opzetten van de EPO’s betrokken. Ik heb nooit met u gesproken toen ik het verslag hierover voorbereidde.
En kan de Commissie dit Parlement garanderen dat er een fatsoenlijke hoorzitting komt, wanneer barones Ashton voor de Commissie internationale handel verschijnt. Als u het er volgende week doorheen probeert te drukken, of bijvoorbeeld op een maandag, wat een heel moeilijke dag is voor de afgevaardigden, kunt u rekenen op de woede van dit Parlement! Denk maar eens aan wat er met de Commissie-Santer gebeurd is! Ik meen dat er een eerlijke en fatsoenlijke hoorzitting voor haar moet komen en zoals velen hebben gezegd, is het van essentieel belang dat we een goede commissaris aan het roer hebben.
Wat dat betreft, commissaris, vraag ik me af of u en ik wel naar hetzelfde soort debatten luisteren. U hebt gezegd dat de ‘farm bill’ in de VS wordt herzien. Dat kunt u toch niet menen! Obama heeft gisteren nog gezegd dat hij nog meer een protectionist zal zijn dan enige voorganger, en ook de Republikeinse kandidaat heeft dat gezegd. U zult een enorm protectionisme in Amerika zien. Ik wil u nog iets in overweging geven: iemand heeft gezegd dat er sprake is van een voedselcrisis. Laat ik het in dit Parlement heel duidelijk zeggen: er is geen voedselcrisis. De prijs van een ton tarwe is nu 40 euro lager dan de productiekosten.
Mevrouw de Voorzitter, nog even snel een punt van orde. Is er een circus gaande buiten deze vergaderzaal? Dit heeft geen betrekking op het debat van vandaag. Hebben we een circus? Hebben we een restaurant? Hebben we een club? Je moet je met moeite een weg banen om hier te komen. Ik denk dat u dit moet voorleggen aan de Conferentie van voorzitters en dat u een einde moet maken aan dit circus dat buiten deze vergaderzaal plaatsvindt.
De Voorzitter. − Ik neem kennis van uw opmerkingen, mijnheer Sturdy.
Harlem Désir (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega's, wat staat er nu op het spel in het kader van de onderhandelingen binnen de WTO? Ik denk niet dat het gaat om het lot van de heer Mandelson of van Baroness Ashton – hoe nobel zij ook zijn. Ik ben er zelfs niet zeker van dat het belangrijkste punt de kwestie over de tarieven voor industrieproducten, landbouwtarieven of markttoegang is. Uiteraard willen we allemaal een goed akkoord, evenwichtig voor Europa, maar ik denk dat er twee belangrijke elementen zijn.
Het eerste is het behoud van een multilateraal handelskader. We stellen vast hoezeer het gebrek aan een dergelijk kader op een ander vlak van de mondialisering – de financiële markten – de economie, de burgers en onze samenleving duur komt te staan qua risico's. Dat staat er op het spel, want indien deze zes jaar van onderhandelingen op een mislukking uitdraaien, weten we dat de bilaterale verdragen geleidelijk die plaats zullen innemen binnen de WTO. Dat is een gebrekkig kader. Wij willen de WTO hervormen – dat hebben we in onze ontwerpresolutie gesteld –, wij willen dat er beter rekening wordt gehouden met andere dimensies in verband met handel, in het bijzonder met de milieudimensies om de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken en met de sociale standaarden. Dat is absoluut noodzakelijk. Toch zullen we dat aspect van de mondialisering niet oplossen door het multilaterale kader te laten verdwijnen, wel door het te versterken.
Het tweede element – dat ik niet uit de doeken zal doen aangezien mijn collega Kader Arif dat al heeft gedaan – is het opnieuw in evenwicht brengen van de regels die tijdens de Uruguay-ronde, bij de oprichting van de WTO, werden vastgelegd, om beter rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsniveaus, de situatie van minder ontwikkelde landen en van ontwikkelingslanden. Ook u, mevrouw de commissaris, heeft daarop gewezen met de vraag naar een initiatief zoals 'Everything but arms', met een vrijwaringsclausule voor gevoelige producten enz. Daartoe moeten we regels invoeren – niet noodzakelijk vrijhandelsregels die geen rekening houden met de situatie. Wij willen een eerlijke handel zodat niet enkel de wet van de jungle geldt.
Dat zijn volgens mij de twee belangrijkste elementen waarop de Europese onderhandelaars zich moeten concentreren. Het is normaal dat ze gefocust zijn op andere punten zoals landbouw, diensten – waarbij ze het recht op het reguleren van openbare diensten voor ontwikkelingslanden niet in twijfel mogen trekken –, en tarieven voor industrieproducten, maar niet ten koste van een geslaagd akkoord voor deze ontwikkelingsronde.
Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, we hadden hier graag de heer Mandelson gezien, nog op zijn post als commissaris, maar hij is er niet meer, en dat lijkt de genadeklap voor de inspanningen van de Europese Unie in de Doha-ronde.
De mondiale financiële crisis voorspelt weinig goeds voor de onmiddellijke toekomst van Doha. Deze mislukking verergert op haar beurt de mondiale economische situatie, en de minst ontwikkelde landen zullen daarvoor de rekening gepresenteerd krijgen. De WTO is nodig; het is absoluut noodzakelijk dat de internationale handel wordt gereguleerd. Regulering blijkt in de globalisering van cruciaal belang te zijn, zoals we nu zien. Daarom moet er een akkoord worden bereikt in de Doha-ronde.
We zullen moeten nadenken over het verbeteren van het functioneren en de legitimiteit van de WTO en de rol die in deze ronde wordt gespeeld door de zogeheten opkomende landen, die ontwikkelde landen of ontwikkelingslanden kunnen worden, zoals het hun uitkomt. Zoals in de resolutie wordt verklaard, moet de dialoog niet alleen noord-zuid zijn, maar ook zuid-zuid.
De Europese Unie heeft in deze onderhandelingen belangrijke stappen gezet, meer dan anderen. Die hebben we ook gezet met initiatieven als ‘Alles behalve wapens’. Ook anderen moeten zich in deze richting bewegen, en ondertussen moeten we de overeenkomsten waar nog over wordt onderhandeld, zoals met Mercosur, tot een goed einde brengen, omdat ze in deze nieuwe context onmisbaar zijn.
Carlos Carnero González (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, uit het debat van vandaag blijkt zonder meer dat er op belangrijke gebieden overeenstemming is. Een voorbeeld daarvan is dat we, gezien de crisis die we nu meemaken, meer regulering en meer multilaterale regulering nodig hebben.
Kijken we naar de financiën, dan is de grote rol van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank echt onwenselijk, zelfs voor de grootste vijanden. Ze komen alleen maar met catastrofale prognoses en laten zien dat ze steeds minder greep hebben op wat er gebeurt, dat hun invloed en hun gewicht in de praktijk erg veranderlijk zijn.
Goed, als dat de situatie is en we een instrument als de Wereldhandelorganisatie hebben, moeten we dat ook gebruiken. We hebben nu meer dan ooit regulering nodig, maar ook hebben we nu meer dan ooit een reële economie nodig, in plaats van een financiële en een speculatieve economie. De handel in diensten en goederen is de reële economie en economische groei voor werkgelegenheid is gebaseerd op de reële economie.
Daarom ben ik het er mee oneens dat de crisis duidelijk maakt dat het moeilijker wordt om de Doha-ronde tot een goed einde te brengen. Integendeel: alle verantwoordelijke regeringen zouden zich moeten inspannen om deze ronde tot een goed einde te brengen, of ze nu uit het noorden of uit het zuiden komen, uit een onderontwikkeld land of uit een ontwikkeld land.
Ik denk dat we een mondiale markt hebben en dat we handen moeten zien. In dit geval de handen van de Wereldhandelsorganisatie. We zullen het functioneren van de WTO moeten verbeteren, we zullen een model moeten ontwikkelen waarin meer aandacht is voor ontwikkeling dan voor vrije handel, zeker, en uiteraard is er politieke wil nodig. Ik neem aan dat de Unie, met de nieuwe commissaris, die politieke wil zal blijven behouden.
Béla Glattfelder (PPE-DE). – (HU) Peter Mandelson verlaat het zinkende schip en draagt het roer over aan een matroos. Hij verlaat het schip dat hij zelf op een ijsberg heeft laten lopen. Het was verkeerd om zulke vergaande concessies te doen, met name op landbouwgebied, in het prille begin van de onderhandelingen. Daardoor werden onze handelspartners niet aangemoedigd om zelf ook concessies te doen. We hebben ons belachelijk gemaakt, want terwijl wij het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan het afbouwen zijn, beschermen de andere handelspartners aan de onderhandelingstafel hun eigen landbouwbeleid en versterken zij de positie van hun Amerikaanse landbouwbedrijven.
De WTO-onderhandelingen mogen niet verder gaan op het punt waar ze de vorige keer zijn opgehouden. De onderhandelingen kunnen alleen worden voortgezet als er ook over milieubeschermingsproblemen wordt gesproken. Anders zal de verdere liberalisering van de wereldhandel leiden tot een nog tragischere verwoesting van het milieu en tot versnelde klimaatverandering. Is het verstandig om juist nu, terwijl er op hetzelfde moment een voedselcrisis en een financiële crisis woedt, de Europese voedselveiligheid en landbouw op te offeren alleen zodat onze failliete banken nog beter in staat zijn hun nutteloze diensten te exporteren?
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie heeft in het gemeenschappelijk landbouwbeleid belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Die hervorming heeft geleid tot een beperking van de landbouwproductie. Dit is met name duidelijk zichtbaar op de suikermarkt, maar ook elders. Ook hebben we het steunniveau voor onze landbouwers beperkt. In welke mate heeft dat geleid tot extra meerwaarde, in welke landen en voor welke maatschappelijke en beroepsgroepen?
Ik wil de commissaris vragen wat de Europese Unie ervoor in de plaats heeft gekregen. Een andere vraag is hoe de symptomen van een mondiale voedselcrisis de WTO-onderhandelingen hebben beïnvloed. Zal de huidige financiële crisis, die zeker gevolgen zal hebben voor de toestand van onze economie, ook gevolgen hebben voor de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie?
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, eerst wil ik graag zeggen dat we zeer teleurgesteld zijn na tien dagen van intensieve onderhandelingen in Genève. We hadden het idee dat we zo dicht bij een mogelijk akkoord op het gebied van landbouw en NAMA zaten, terwijl we heel goed wisten dat dit uiteindelijk zou bepalen of de Europese Unie een pakket maatregelen acceptabel zou kunnen vinden.
Als verantwoordelijke voor landbouw moet ik zeggen dat het zeer bemoedigend was dat de Europese landbouw voor het eerst eens niet de schuld kreeg van het mislukken van de besprekingen. Dit komt omdat we in de landbouwsector echt ons huiswerk hebben gedaan door de hervorming van ons gemeenschappelijk landbouwbeleid, eerst met de grote hervorming in 2003 en dan alle hervormingen nadien. We hebben dus, zonder onze landbouwsector te schaden, de interne handelsverstorende steun met 80 procent kunnen verminderen. We hadden hierbij de mogelijkheid om de hervormingen te betrekken bij het multilaterale handelsstelsel. Het was niet een overeenkomst tegen elke prijs. Het was binnen die twee gebieden een evenwichtige overeenkomst. We konden onszelf verantwoorden tegenover de Raad en aantonen dat we binnen het aan de onderhandelaars gegeven mandaat zijn gebleven. Voor landbouw kwam dit mandaat er eenvoudigweg op neer dat we ons niet een nieuwe hervorming in de landbouwsector moesten laten opleggen.
Ik ben het eens met degenen onder u die hebben gezegd dat het multilaterale stelsel belangrijk en noodzakelijk is, omdat we alleen binnen dit stelsel maatregelen kunnen nemen tegen bijvoorbeeld handelsverstorende interne steun en alle andere zaken die niet met de handel te maken hebben. Dit kan niet in bilaterale onderhandelingen, dus moeten we de waarden van het multilaterale stelsel in ere houden.
Ik moet ook zeggen dat we in deze onderhandelingen nooit de markt van de ontwikkelingslanden als doelwit hebben gekozen. Integendeel, en daarom waren de SSM zo belangrijk voor de bescherming van speciale producten in de ontwikkelingslanden, zoals ik ook al in mijn eerste interventie heb gezegd. Ik wil hieraan toevoegen dat we in 2002 het ‘alles behalve wapens’-akkoord hebben ingevoerd, wat betekent dat de Europese Unie nu wereldwijd verreweg de grootste importeur van landbouwgrondstoffen is. We zijn groter dan Canada, de Verenigde Staten, Australië en Japan bij elkaar. We hebben in de landbouwsector dus daadwerkelijk onze markten voor deze landen opengesteld.
Voedselzekerheid is hier vanavond ook aan de orde geweest. We moeten ons realiseren dat voedselzekerheid zowel betrekking heeft op de interne productie als op de invoer. Als we de landbouwsector van de Europese Unie bekijken, kun je zeggen dat we nooit zo sterk hadden kunnen zijn als nu, indien we de landbouwmarkt gesloten hadden gehouden. We hebben nu, als ik het land van het voorzitterschap als voorbeeld mag nemen, op het gebied van landbouwgrondstoffen een handelsoverschot van zeven miljard euro. Indien we onze markten zouden sluiten, zouden we onze kwaliteitsproducten nooit intern kunnen verkopen, omdat we gestraft zouden worden als we onszelf zouden beschermen. Anderen zouden dit dan ook doen, waardoor wij voor onze kwaliteitsproducten niet zouden kunnen profiteren van de opkomende en steeds grotere kansen van de open markt. We hebben daarom uiteraard een evenwichtige aanpak nodig.
Geografische aanduidingen (GA’s) zijn ter sprake gekomen, maar ik heb het hier in mijn eerste interventie niet over gehad vanwege de tijdsdruk en het zeer strakke tijdschema dat de Voorzitter hanteert. GA’s zijn van essentieel belang voor de Europese Unie en we hebben er bij de andere onderhandelingspartners geen enkele twijfel over laten bestaan dat we nooit een overeenkomst zouden kunnen sluiten zonder een positief resultaat wat de geografische aanduidingen betreft, omdat dit zo belangrijk is, vooral voor mediterrane kwaliteitsproducten.
Ik zal mevrouw McGuinness nog even een kort antwoord geven. Ik ben het met u eens dat we decennialang te weinig prioriteit hebben gegeven aan onze ontwikkelingssteun in de landbouwsector. Nu we de prijzen omhoog zien vliegen – niet de grondstoffenprijzen, want het is waar dat die prijzen nu zijn gedaald, maar de prijzen van zaden en mest – hebben we voorgesteld om financiële steun te bieden om te proberen de minst ontwikkelde landen, de armste landen ter wereld, te helpen en ze de mogelijkheid te bieden om zaden en mest te kopen. Dit fonds van een miljard euro wordt momenteel hier in het Parlement besproken en ik hoop op een welwillende houding ten aanzien van deze mogelijkheid om ontwikkelingslanden te helpen om hun eigen mensen te voeden en migratie van het platteland naar de steden te voorkomen. Ik hoop dat u dit voor ogen houdt. Het is erg belangrijk.
De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Daniel Dăianu (ALDE), schriftelijk. – (EN) Het mislukken van de Doha-ronde zou weleens een voorbode kunnen zijn van wat ons te wachten staat, in een tijd dat de steeds diepere financiële crisis een enorme druk legt op het vermogen van regeringen om zich aan de regels te houden. Tegen de achtergrond van steeds meer wereldwijd opererende markten zijn de voordelen van de vrije handel omarmd. De vrije handel moet echter eerlijk zijn en gepaard gaan met internationaal beleid ter bevordering van de ontwikkeling van arme landen. De steeds grotere inkomensverschillen in de rijke economieën en hun angst voor de groeiende macht van opkomende economieën geven aanleiding voor vlagen van protectionisme. Ook door de moeite die het kost om controle te houden over de eindige natuurlijke hulpbronnen en om tegen redelijke prijzen basisgrondstoffen te verkrijgen, ontstaat de neiging om de handel in veel landen aan banden te leggen.
Ook moet erop worden gewezen dat de geopolitiek steeds ingewikkelder wordt. De EU moet een leidersrol spelen bij het verzachten van de gevolgen van de huidige crisis, om een feitelijke instorting van het multilaterale handels- en financiële stelsel te voorkomen. Dit houdt onder andere in: een hervorming van de IFI’s, het betrekken van de opkomende mondiale machten (BRIC-landen) bij de aanpak van mondiale economische kwesties en een hervorming van de internationale structuren die de financieringsstromen reguleren. Aan het eind van de negentiende eeuw stortte een internationaal systeem dat het vrije verkeer van goederen en kapitaal bevorderde in en hierna is in Europa een verwoestende oorlog ontstaan. Dit mogen we niet vergeten.
23. Overeenkomst EG/Oekraïne inzake de handhaving van de toezeggingen in verband met de handel in diensten die opgenomen zijn in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0337/2008) van Zbigniew Zaleski, namens de Commissie internationale handel, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne met betrekking tot het in stand houden van verbintenissen inzake de handel in diensten, vervat in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (COM(2008)0220 – C6-0202/2008 – 2008/0087(CNS)).
Zbigniew Zaleski, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag sluit een bepaalde fase af in het beleid tussen de EU en Oekraïne. Beginnend met handels- en dienstenovereenkomsten, zal ik een bredere visie schetsen op de toekomstige samenwerking binnen de WTO en dan binnen de versterkte vrijhandelszone, als deze eenmaal tot stand is gekomen.
Dit verslag, dat kort van stof is, is een belangrijke stap bij het reguleren en faciliteren van de samenwerking met onze belangrijke buur, Oekraïne. Onze intenties en ons handelen zijn consequent en duidelijk. De gedachte hierachter is dat mensen meer energie zullen investeren in de problemen waarmee ze geconfronteerd worden – politieke, sociale en andere problemen, hoewel die allemaal met elkaar samenhangen – indien de economische omstandigheden verbeteren. Nu Oekraïne zich in grote problemen bevindt – ik las zo-even dat Joesjtsjenko het parlement heeft ontbonden – kan onze steun van cruciaal belang zijn, maar die steun is niet voldoende als het alleen economische is. We hebben een breder project nodig, een specifieke strategie met verschillende aspecten.
In het kader van ons nabuurschapsbeleid kunnen we een zelfde soort strategie voeren als bij de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Er bestaat een verslag van mevrouw Napoletano dat veel steun heeft gekregen van het Franse voorzitterschap. Het Franse voorzitterschap zou meer moed moeten betonen in het stimuleren van het voorstel van een groep afgevaardigden van een voldoende omvang, voor de oprichting van EURO-NEST, een officiële vergadering van Europese parlementen en parlementen van onze oosterburen. We zouden ons niet moeten beperken tot de staten rond de Middellandse Zee, maar in ons nabuurschapbeleid van een evenwichtige visie moeten blijk geven. We moeten niet toestaan dat er zwakke schakels zitten in de keten van landen rond de grenzen van de Unie.
Als we Barcelona nemen als mogelijke kandidaat voor de zetel, of als het ware de hoofdstad, van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, stel ik de stad Lublin in Oost-Polen voor als locatie voor het bestuur van de toekomstige unie van onze oosterburen – zoiets als de ‘Unie voor het Zwarte Zeegebied’. Historisch gezien heeft Lublin zichzelf bewezen als de stad van een belangrijke internationale unie die bestond vóór de unie die we nu creëren – of althans proberen te creëren.
De strekking van mijn standpunt en mijn voorstel is dat ik dit Parlement, de Commissie en de Raad zou willen aansporen om actiever te zijn op het punt van onze oostelijke dimensie. Waarom dat zou moeten? Het antwoord daarop is simpel. Indien we menen dat onze Europese waarden de omstandigheden van de mensen op aarde kunnen verbeteren, kunnen we niet passief de politieke ontwikkelingen in die regio afwachten.
Als het om de toekomst van Oekraïne gaat, vormt de situatie in Georgië een waarschuwing voor ons allemaal. We mogen niet op een dag wakker worden en ontdekken dat we van het politieke en economische toneel zijn verdreven en dat dit door een andere acteur is overgenomen, of dat we zelfs beschuldigd worden van passiviteit, gebrek aan politieke visie en onvermogen om de conflicten in onze omgeving op te lossen. Indien we vertrouwen op de strategie van het Kremlin – die de steun leek te krijgen van de delegatie van de Sociaal-democratische Fractie tijdens haar recente bezoek aan Moskou onder leiding van Martin Schulz – schieten we er als speler op het internationale toneel bij in. Onze Europese burgers zullen dan het slachtoffer zijn vanwege energieprijzen, spanningen en onzekerheid.
Zelfs indien de democratisering in Oekraïne niet zo effectief verloopt als we zouden verwachten, moeten we onze inspanningen om een nauwere samenwerking met zijn bevolking tot stand te brengen, niet verminderen. De Europese ambities van deze bevolking zijn namelijk van essentieel belang, niet alleen voor henzelf, maar misschien nog wel meer voor ons, de burgers van Europa.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het Europees Parlement bedanken voor het direct uitbrengen van een advies en het aannemen van dit positieve verslag, omdat het belangrijk is dat deze overeenkomst zo spoedig mogelijk na de toetreding van Oekraïne tot de WTO wordt geformaliseerd, om een eventueel rechtsvacuüm te voorkomen.
Na de toetreding van Oekraïne tot de WTO houdt deze overeenkomst twee belangrijke verbintenissen in stand die onze internationale maritieme ondernemers moeten helpen bij hun activiteiten in Oekraïne.
De eerste bepaling waarborgt de nationale behandeling voor ingezetenen en bedrijven van de Gemeenschap die internationale zeevervoersdiensten leveren wanneer zij internationale diensten tussen zee en rivier leveren in de binnenwateren van Oekraïne. De tweede houdt de zogenaamde Griekse clausule in stand, waarin het ingezetenen of scheepvaartmaatschappijen uit de EU en Oekraïne die zich buiten de EU of Oekraïne hebben gevestigd is toegestaan om hun voordeel te doen met de bepalingen over zeevervoersdiensten, indien hun vaartuigen zijn geregistreerd in respectievelijk de EU of Oekraïne.
Deze twee bepalingen worden geïntegreerd in de zeer ambitieuze vrijhandelsovereenkomst waarover we op dit moment met Oekraïne onderhandelen. Deze vrijhandelsovereenkomst wordt vergaand en uitgebreid genoemd en zou inderdaad aan deze noemers moeten voldoen.
We zijn er op gebrand dat dit ook zo is vanwege de belangrijke politieke en economische belangen die op het spel staan met betrekking tot Oekraïne. Het proces dat we zijn begonnen gaat niet alleen over handel en investeringsstromen. Het is een teken van de voortdurende politieke en economische integratie van Oekraïne in de wereldeconomie, en van een vergaand partnerschap met de EU.
De vrijhandelsovereenkomst is een van de centrale elementen van de bredere associatieovereenkomst waarover we met Oekraïne onderhandelen in de context van het nabuurschapsbeleid.
Voor zover Oekraïne het EU-aquis op enkele belangrijke gebieden kan omzetten, uitvoeren en versterken, zoals voorzien in de huidige onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst, moet de Europese Unie klaar zijn om de voordelen van de interne markt op deze gebieden aan te bieden. Dit geldt met name voor diensten waar de meeste toegevoegde waarde voor beide partners te behalen valt. Verder, omdat de WTO-verplichtingen van Oekraïne op het gebied van diensten al zeer breed zijn, kunnen we door de vrijhandelsovereenkomst en het aanpassingsproces van het aquis barrières achter de grenzen slechten.
Deze overeenkomst zal de buitenlandse directe investeringen van de EU in Oekraïne stimuleren door de bureaucratie te verminderen en de transparantie te vergroten, en door exporteurs en dienstverleners aan beide kanten te helpen, door onze betrekkingen te verbeteren en onze normen te delen. Als gevolg hiervan zouden we versnelde handelsstromen moeten zien en een toename van persoonlijke contacten die voortkomen uit het opzetten van kleine ondernemingen en regionale toeleveringsketens.
Dit is natuurlijk een uitdagend en langdurig proces, maar de Commissie is van mening dat deze overeenkomst het kader en de prikkels biedt om deze convergentie te laten plaatsvinden.
Maar, zoals ik eerder al heb benadrukt, we moeten niet vergeten dat dit proces niet alleen over economische mogelijkheden gaat. Het maakt deel uit van de bredere test van de transformatie van Oekraïne en zijn partnerschap met de Europese Unie.
Zita Pleštinská, namens de PPE-DE-Fractie. – (SK) Hoewel de huidige politieke onrust in eigen land de onderhandelingspositie van Oekraïne niet ten goede is gekomen, moet deze onrust worden beschouwd als onderdeel van een democratisch proces. Toetreding tot de EU blijft prioriteit nummer één voor het buitenlands beleid van Oekraïne. Ik verwelkom het verslag van mijn collega, mijnheer Zbigniew Zaleski. Het brengt een groot aantal kernpunten voor het voetlicht en benadrukt de vooruitgang die Oekraïne sinds de Oranjerevolutie heeft geboekt.
Ik ben ervan overtuigd dat Oekraïne zonder de sterke steun van de EU waarschijnlijk geen lid had kunnen worden van de WTO in mei 2008. Net als bij de toetreding tot deze belangrijke organisatie heeft Oekraïne nu opnieuw de steun van de EU nodig.
De elfde vergadering van de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne afgelopen week in Kiev en op de Krim, heeft mij er nog meer van overtuigd dat de EU bereid moet zijn Oekraïnes inspanningen, zowel technisch als financieel, te steunen. Oekraïne moet op zijn beurt de nodige hervormingen doorvoeren, met name in zijn dienstensector en ambitieuze onderhandelingen voeren met de EU.
Francisco Assis, namens de PSE-Fractie. – (PT) De sluiting van de overeenkomst waarover we vandaag debatteren is een uitstekende gelegenheid om nog eens de nadruk te leggen op het belang van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne in diverse sectoren.
Deze betrekkingen worden steeds verder geïntensiveerd en zijn gestoeld op een erfenis van gezamenlijke waarden en beginselen en op de herhaaldelijk getoonde wil om het partnerschap en de samenwerking op institutioneel niveau te versterken.
De Europese Unie kan slechts met grote bewondering kijken naar de inspanningen die de Oekraïense bevolking geleverd heeft om de democratie, de rechtsstaat en een open economie te consolideren. Deze inspanningen, die onder bijzonder moeilijke omstandigheden geleverd zijn, maken onze verantwoordelijkheid ten opzichte van dat land en van onszelf des te groter.
We zijn ons allemaal zeer bewust van het bijzondere karakter van Oekraïne, dat vanwege zijn geografische ligging en zijn geschiedenis een complexe nationale realiteit vormt, met uiteenlopende spanningsvelden en van uiterst groot geopolitiek en geo-economisch belang. Vandaar dat de Europese Unie zich moet inzetten om vormen van samenwerking te stimuleren die bijdragen aan de ontwikkeling en stabilisering van dit belangrijke land, hetgeen overigens ook reeds gebeurt.
Het reeds afgelegde parcours en de duidelijk verwoorde perspectieven, die gebaseerd zijn op de sluiting op korte termijn van een associatieovereenkomst waarvan de totstandkoming van een vrijhandelszone deel uitmaakt, stemmen ons zeer optimistisch. Van de kant van de Europese Unie hebben wij de verplichting om niet de intentie te negeren die breed door sectoren van de Oekraïense samenleving wordt uitgesproken, om de banden met Europa verder aan te halen. Deze intentie komt voort uit de wens van Oekraïne om deel uit te maken van een gemeenschap van waarden en van een politiek en economisch model die de kern vormen van de Europese identiteit.
Het opvoeren van de handel, met name op het gebied van diensten, heeft de economische betrekkingen verdiept en kan een doorslaggevende rol spelen bij de modernisering van dit land. De toetreding van Oekraïne tot de Wereldhandelsorganisatie, die op de enthousiaste steun van de Europese Unie mocht rekenen, betekende de integratie van het land in het multilaterale wereldhandelssysteem, waardoor het onder andere makkelijker nog meer toenadering tot Europa kan zoeken. Deze toenadering moet verder geïntensiveerd worden, niet alleen in het belang van de twee direct betrokken partijen maar ook in het belang van de hele regio.
Oekraïne maakt deel uit van de geschiedenis en de toekomst van Europa. Elk stapje dat genomen wordt en dat dit gegeven bevestigt, moet van harte verwelkomd en gesteund worden.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou het debat graag eens van vanuit de andere kant voeren.
Vorige week heeft de delegatie van het Europees Parlement een bezoek gebracht aan Oekraïne, en het is heel belangrijk om nu duidelijk te maken dat niet alleen hier bij ons wordt beslist over de verdere integratie van Oekraïne in het Westen, de verdere weg naar de democratie en de weg van de integratie in de Europese Unie. Dat hangt in hoge mate van Oekraïne zelf af. Wanneer we jaar in jaar uit worden geconfronteerd met telkens nieuwe politieke crisissituaties, wanneer we jaar in jaar uit moeten bespreken of er binnenkort weer verkiezingen zullen plaatsvinden, dan is dat geen goede basis voor die integratie.
De leden van de delegatie van de Europese Unie hebben ter plaatse duidelijk gemaakt dat ze van mening zijn dat de concurrentie tussen de vertegenwoordigers van de blokken de politieke agenda in Oekraïne niet mag blijven beheersen, er moeten afspraken worden gemaakt over de programma’s waarmee men Oekraïne wil stabiliseren.
Er is nog vrijwel geen sprake van concurrentie op basis van politieke programma’s en overtuigingen. Dat is bijzonder zorgwekkend, want talloze Oekraïense burgers die werkelijk hebben gevochten voor de democratisering keren de politiek op dit moment vol weerzin de rug toe. Dat zijn zwaarwegende feiten, en die moeten we tijdens ieder bezoek en iedere ontmoeting met vertegenwoordigers van alle blokken en partijen in Oekraïne duidelijk aan de orde stellen.
Andrzej Tomasz Zapałowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne zijn van grote betekenis in het licht van het demografische potentieel van beide partners. De ontwikkeling van die betrekkingen is des te belangrijker omdat via de handel de pro-Europese aspiraties van de Oekraïense samenleving worden ondersteund. In onze wederzijdse betrekkingen stuiten we echter nog op veel onopgeloste problemen. Een van die problemen is de kwestie van onrechtmatige bedrijfsovernames door onze Oekraïense partners. Bovendien zijn de verhoudingen binnen het Oekraïense gerechtelijke apparaat onduidelijk en slepen eigendomsprocedures jarenlang aan. Daarnaast is de instabiele politieke situatie van onze partner negatief voor nauwere samenwerking en belooft de toekomst nog onvoorspelbaarder te worden.
We hopen dat de Oekraïense autoriteiten alles in het werk zullen stellen om ervoor te zorgen dat de Europese Unie grenst aan een Oekraïne met volledige politieke en wettelijke garanties voor de ontwikkeling van bedrijven en economische samenwerking, met name op het vlak van diensten.
Sylwester Chruszcz (NI). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de politieke en economische betrekkingen met Oekraïne zijn voor ons van wezenlijk belang. Elk jaar zien we de investeringen in Oekraïne, ook vanuit Europa, toenemen. Dit leidt tot hogere consumptie, wat goed is voor veel sectoren, maar ook voor de consumenten zelf. Nu al bedraagt de participatie van buitenlandse banken in de Oekraïense banksector 35 procent. De dienstensector is van fundamenteel belang voor de Oekraïense economie. Deze sector moet verder worden hervormd en er zijn meer investeringen nodig om het ontwikkelingsniveau van de landen in de Unie te bereiken. Hetzelfde geldt voor andere sectoren van de Oekraïense economie, zoals de gezondheidszorg en het toerisme.
We moeten de economische betrekkingen tussen Oekraïne en de Europese Unie ontwikkelen en versterken. We mogen namelijk niet vergeten dat Oekraïne voor ons een belangrijk doorvoerland is als het gaat om de energiezekerheid in Europa. Daarnaast waarderen we de inspanningen van Oekraïne - ook op wettelijk vlak - in verband met de geïntensiveerde economische dialoog met Europa en de recent bereikte toetreding tot de WTO.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de ontwerpwetgevingsresolutie die we behandelen geniet de volledige steun van mijn fractie, de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten. Oekraïne is namelijk een interessante partner, met name op het vlak van handel, dienstverlening en investeringen. Goede samenwerking tussen de Europese Unie en Oekraïne is erg belangrijk, zeker voor de buurlanden. Een van die buurlanden is Polen, dat veel ervaring heeft met Oekraïne, overigens niet alleen op economisch vlak.
Oekraïne biedt ook enorme kansen voor de ontwikkeling van toerisme en vrijetijdsbesteding. Het is een land met rijke culturele tradities. Om zich goed te kunnen ontwikkelen heeft Oekraïne onder meer behoefte aan nieuwe technologie, investeringen, uitbreiding van het banksysteem en van de maatschappelijke communicatie. De Europese Unie kan Oekraïne hierbij helpen. Daarnaast is Oekraïne ook een belangrijke afzetmarkt voor Europese producten. Dat mogen we niet vergeten wanneer we maatregelen voor verdere samenwerking vastleggen.
VOORZITTER: ADAM BIELAN Ondervoorzitter
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een overeenkomst met Oekraïne is een belangrijke gebeurtenis die onze wederzijdse betrekkingen efficiënter helpt maken. Ook krijgen we hiermee een goed uitgangspunt voor de voorbereiding van een associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. De overeenkomst met Oekraïne biedt met name de kans om ons handelsverkeer en de wederzijdse investeringen verder te ontwikkelen. Een buitengewoon belangrijk onderdeel van onze samenwerking is de overdracht van knowhow op het vlak van normen, kwaliteit en toenadering tot het acquis communautaire. Uitwisseling van jongeren, met name van studenten, evenals intensievere wetenschappelijke, culturele en toeristische samenwerking helpt de taak waar we voor staan beter uit te voeren.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in dit debat wijzen op drie belangrijke kwesties. Ten eerste is Oekraïne een cruciale partner van de Europese Unie als het gaat om de diversificatie van de levering van olie en gas. Een akkoord met Oekraïne geeft Europa de mogelijkheid om deze energiedragers te betrekken uit de Zwarte Zeeregio en de Kaukasus.
Ten tweede biedt de toetreding van Oekraïne tot de Wereldhandelsorganisatie in mei van dit jaar nieuwe kansen voor de ontwikkeling van de economische betrekkingen met dit land, met name op het vlak van dienstverlening.
Ten derde, tot slot, is de Oekraïense infrastructuur sterk verwaarloosd en heeft Oekraïne van de Europese Unie aanzienlijke financiële steun nodig. Deze moet niet alleen worden betaald uit de begroting van de Unie, maar met name door de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement namens de Commissie nogmaals bedanken voor deze opmerkingen, het positieve advies en het snelle aannemen van dit verslag.
Op de korte termijn helpt dit beide partners om enkele belangrijke economische belangen te in stand te houden, met een zo klein mogelijk rechtsvacuüm, na de toetreding van Oekraïne tot de Wereldhandelsorganisatie.
Op de middellange en lange termijn is dit slechts één element uit het bredere en zeer ambitieuze proces van economische integratie dat we zijn gestart binnen het kader van onze associatieovereenkomst met Oekraïne.
Zbigniew Zaleski, rapporteur. − (EN) Commissaris, de waarde van de zeevervoerdienstovereenkomst kan onmogelijk worden overschat. We weten allemaal hoe belangrijk de route via de Zwarte Zee en de doorvoerroute over land door Oekraïne kan zijn voor Europa – voor ons allemaal – maar zonder onze steun is de toekomst van dit gebied onzeker. Ik ga nu over op het Pools.
rapporteur. – (PL) De collega’s hebben gewezen op de behoefte aan nauwe samenwerking en hebben benadrukt dat Oekraïne absoluut tot Europa behoort. Vervolgens hebben ze gewezen op investeringen, toerisme en ondernemerschap. Uiteraard hangt veel van Oekraïne zelf af. Dat is duidelijk. Misschien is het juist vandaag, morgen of in de loop van de komende weken van belang dat we de gepolariseerde Oekraïense bevolking economisch, politiek, wetenschappelijk en maatschappelijk steunen. Laten we niet alleen kritiek leveren, maar juist met gezond verstand constructieve stappen zetten. Dit is goed voor beide partijen, Oekraïne en de Europese Unie. Ik wil iedereen hartelijk bedanken voor het debat en vraag u dit verslag krachtig te steunen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) De dienstensector is van essentieel belang voor de economieën van de EU en Oekraïne. Oekraïne lijkt genoodzaakt te zijn om zijn energiesector te hervormen teneinde de productie te optimaliseren en de kwaliteits- en veiligheidsnormen te verbeteren. De overgangsontberingen van de korte termijn moeten dan ook leiden tot een gemoderniseerde en transparantere dienstenmarkt. Aan de andere kant mogen we de bestrijding van corruptie niet uit het oog verliezen, die zo welig tiert in Oekraïne.
De Europese Unie moet klaar zijn om de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen, maar Oekraïne moet in eigen land ook een aantal hervormingen doorvoeren. Als vertegenwoordigers van de Europese Unie moeten we een aantal kwesties bespreken: (1) het versterken van de energiezekerheid van Oekraïne en de EU-lidstaten; (2) het waarborgen van een betere energie-efficiëntie; (3) het saneren en moderniseren van de sector voor thermische centrales en het verminderen van de negatieve gevolgen ervan voor het milieu; (4) het intensiveren van de regelgeving voor opwekkingscapaciteit; en (5) zorgen voor een groter verbruik van hernieuwbare energie. Deze kwesties moeten allemaal binnen een open en transparante energiemarkt vallen. We kunnen niet nog meer monopolies aan in zulke cruciale sectoren.
24. De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0362/2008) van Richard Seeber, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over de aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie (2008/2074(INI)).
Richard Seeber, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de schaduwrapporteurs en de Commissie willen bedanken voor de goede samenwerking bij het opstellen van dit verslag.
We weten allemaal dat water de basis is voor iedere vorm van leven. Die basis is echter niet onbeperkt beschikbaar. In de toekomst zullen misschien wel drie miljard mensen worden geconfronteerd met waterschaarste. Al in 2007 woonde volgens onderzoek van het Europees Milieuagentschap een derde van de Europeanen in regio’s waar water schaars is. Dit probleem is met name acuut in landen als Cyprus, Bulgarije, België, Hongarije, Malta, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje, en helaas nog veel andere landen. Dat betekent dat er te veel water wordt gewonnen, en de klimaatverandering maakt dit probleem natuurlijk nog ernstiger. In de afgelopen dertig jaar zijn er daardoor al meer perioden van droogte geweest. Dat heeft meer dan honderd miljard euro aan kosten veroorzaakt. Tijdens de droogte in 2003 heeft de Europese economie ongeveer 8,7 miljard euro schade geleden. Dit extreme weer heeft echter niet alleen economische gevolgen, het heeft natuurlijk ook sociale gevolgen, ook voor de mens. Afgezien van de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid zijn er tijdens de hittegolf in 2003 in Europa ongeveer 35 000 mensen om het leven gekomen.
We stellen ook vast dat het waterverbruik in Europa heel verschillende patronen volgt. Het gemiddelde verbruik varieert in de Gemeenschap van 100 tot 400 liter, hoewel onze welvaart in Europa met een dagelijks verbruik van 80 liter per persoon eigenlijk goed haalbaar is. Dat houdt verband met het feit dat bepaalde technologieën inefficiënt en verouderd zijn, en dat er water wordt verspild. In de distributienetwerken in Frankrijk gaat bijvoorbeeld 30 procent van het water verloren. Dat toont aan dat wij in Europa enorme hoeveelheden kunnen besparen.
Het is de hoogste tijd dat ook de Gemeenschap de handen uit de mouwen steekt. De Commissie heeft al meerdere richtlijnen over water uitgevaardigd, bijvoorbeeld over zwemwater, drinkwater, overstromingen, de kwaliteit van water, enzovoort. De Kaderrichtlijn Water uit 2000 met haar implementatiestappen was tot nu toe ongetwijfeld een mijlpaal. Nu is het heel belangrijk dat de Commissie er ook op let dat de lidstaten voldoen aan hun verplichtingen die daaruit voortvloeien.
Het milieu is veranderd, het klimaat is veranderd, het bedrijfsleven, de landbouw en de huishoudens verbruiken meer water, en onze consumptiepatronen zijn natuurlijk ook veranderd. Dat heeft de waterschaarste versterkt. Helaas worden we al vaker geconfronteerd met extreme weersomstandigheden: enerzijds zware regenval en overstromingen, anderzijds al vaker perioden van droogte, die hele landstreken in Europa verwoesten.
De mededeling die de Commissie nu heeft voorgelegd is ongetwijfeld een grote stap in de juiste richting. Toch moeten we een aantal belangrijke maatregelen nemen om de situatie te verbeteren: ten eerste moeten we waterschaarste en droogte als mondiale fenomenen beschouwen. We mogen ons in Europa niet alleen op onze eigen problemen concentreren, denkt u maar aan de golven van migranten die Europa overspoelen, migranten die vaak vluchten voor de droogte.
Ten tweede moeten de lidstaten bij de strijd tegen waterschaarste en droogte grensoverschrijdend met elkaar samenwerken. De beheersplannen van de Kaderrichtlijn Water moeten ook rekening houden met droogte en waterschaarste. Solidariteit tussen de lidstaten betekent echter niet dat de lidstaten hun bevoegdheid kwijtraken om zelf over hun watervoorraden te beslissen. En vervoer van water over grote afstanden kan volgens mij nooit een oplossing voor dit probleem zijn.
Ten derde bevat het document van de Commissie ook geen concreet tijdschema en geen meetbare doelstellingen. Zonder die twee elementen kan deze strategie niet worden omgezet.
Ten vierde moet Europa werkelijk proberen om een mondiale leider te worden bij de technologie voor de waterbesparing. Daartoe zijn we verplicht, enerzijds vanwege de menselijke dimensie van het probleem, en anderzijds natuurlijk omdat dit de economische vereiste van dit tijdperk is.
Al met al vind ik dat ons voorstel het document van de Commissie nog duidelijk verbetert.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, waterschaarste en droogte zijn over de hele wereld een groot probleem, en het staat vast dat de klimaatverandering de situatie nog zal verergeren en zal leiden tot ernstige waterschaarste. Deze ontwikkeling wordt bevestigd door een ander verslag over de gevolgen van klimaatverandering in Europa, dat vorige week door het Europees Milieuagentschap is gepresenteerd.
De frequentie en intensiteit van droogtes in de Europese Unie zijn gedurende de afgelopen dertig jaar enorm toegenomen; in 2003 hadden ruim honderd miljoen mensen en bijna een derde van de EU hiermee te maken. Sinds de publicatie van de mededeling van de Commissie inzake waterschaarste en droogte hebben we nieuwe aanwijzingen voor deze ontwikkeling. Cyprus kampt met de ergste droogte sinds 1900. De watervoorziening voor irrigatiedoeleinden is in de zomer opgeschort, waardoor boeren 80 procent van hun oogst kwijtraakten. In sommige gebieden ging de hele graanoogst verloren. Geschat wordt dat het bbp van Cyprus hierdoor met meer dan 1,5 procent is gedaald. En dit is niet de eerste keer: 2008 heerste voor het derde opeenvolgende jaar droogte in Cyprus.
Daarom is het voor het Parlement nu het juiste moment om over het verslag inzake waterschaarste en droogte te debatteren. Tot mijn genoegen heeft het Europees Parlement deze kans aangegrepen om een duidelijk signaal af te geven dat dit probleem dringend moet worden aangepakt.
Opwarming van de aarde, bevolkingsgroei en een toenemende per capita consumptie betekenen allemaal dat de druk op onze watervoorraad toeneemt. Als gevolg daarvan neemt de kans op waterschaarste of droogtes toe, en dit heeft directe consequenties voor de bevolking en de economische sectoren die afhankelijk zijn van de watervoorziening, zoals de landbouw, toerisme, de industrie, de stroomvoorziening en transport. Daarnaast hebben waterschaarste en droogte negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en de waterkwaliteit. Het risico op bosbranden en het verloren gaan van land nemen toe. Als we niet snel iets aan deze problemen doen, zullen mogelijk hele regio’s te maken krijgen met woestijnvorming, zowel binnen als buiten de Europese Unie.
Om hier een stokje voor te steken, moeten we onze aandacht verleggen naar praktijken die leiden tot efficiënt watergebruik en waterbesparing. Daarnaast zullen op alle niveaus waterbesparingsmaatregelen worden toegepast. Hierbij komt de hele bevolking een rol toe; het aannemen van overheidsmaatregelen alleen is niet voldoende.
Uit het laatste onderzoek van Eurobarometer, waarin mensen gevraagd werden naar hun mening over klimaatverandering, blijkt dat 62 procent van de Europeanen klimaatverandering/opwarming van de aarde als een van de twee ernstigste problemen van dit moment beschouwt, en 68 procent van de Europeanen vindt dat ‘armoede, gebrek aan voedsel en drinkwater’ het grootste probleem vormt. In dit kader is het goed nieuws dat de angst van mensen zich ook vertaalt naar hun gedrag: 61 procent van de Europeanen verklaart zelf iets te hebben gedaan tegen klimaatverandering, en meer dan de helft heeft zijn waterverbruik thuis teruggebracht.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tot mijn genoegen stel ik vast dat u in uw verslag positief staat tegenover de mededeling van de Commissie en de voorgestelde eerste reeks beleidsmaatregelen steunt. Mijn dank aan de rapporteur, de heer Seeber, voor zijn uitmuntende werk voor dit verslag, en aan mevrouw Herranz García en mevrouw García Pérez van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie regionale ontwikkeling voor hun positieve en constructieve bijdragen. Er is brede overeenstemming tussen het verslag en de conclusies van de Raad van afgelopen jaar over de te nemen maatregelen. Nu moeten we deze politieke steun omzetten in concrete acties.
Iratxe García Pérez, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Seeber feliciteren met zijn verslag. Daarnaast wil ik zeggen dat we ons er in de Commissie regionale ontwikkeling van bewust zijn dat waterschaarste een van de fundamentele uitdagingen van het cohesiebeleid is geworden, aangezien 11 procent van de Europese bevolking en 17 procent van het grondgebied van de Unie daar op dit moment al mee te maken heeft.
Daarom moet er in de toekomst in het cohesiebeleid rekening worden gehouden met dit aspect door de nodige begrotingsmaatregelen en -instrumenten voor dit doel in het leven te roepen. Lokale en regionale autoriteiten moeten nadrukkelijk worden gewezen op de mogelijkheden die de structuurfondsen bieden om de uitdaging van waterefficiëntie aan te gaan, met name op het gebied van besparingen en hergebruik.
Ook moeten we de Commissie verzoeken de oprichting van het Europees Waarnemingscentrum voor droogte te bevorderen, dat nationale, regionale en lokale gegevens moet aanvullen.
Tot slot moeten we erkennen dat waterschaarste en droogte rechtstreekse effecten hebben op de sociale, economische en territoriale cohesie, aangezien de impact in bepaalde regio’s sterker is dan in andere, wat leidt tot het braakleggen van land, bosbranden en degradatie van de grond. En dat zijn op hun beurt weer belangrijke belemmeringen voor de ontwikkeling van de betrokken regio’s.
Esther Herranz García, rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de heer Seeber feliciteren met zijn werk, omdat zijn verslag ingaat op veel zaken, rondom deze voor de Europese Unie cruciale problemen, waarover dit Huis zich bezorgd heeft getoond. En dat zijn de volgende: waterschaarste en droogte, verschijnselen die niet meer alleen een probleem voor de landen van Zuid-Europa zijn.
Het verheugt me dat enkele ideeën ten gunste van de landbouw uit het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, waarvoor ik rapporteur was, in dit ontwerp zijn opgenomen, bijvoorbeeld het feit dat er wordt gewezen op de rol die landbouwers spelen bij het duurzaam beheer van de beschikbare waterreserves. Een ander voorbeeld is het noemen van droogte en waterschaarste als factoren die de grondstofprijzen opdrijven, een aspect dat ik, in de huidige tijden, belangrijk vind om te benadrukken, zodat we niet alleen naar de milieudimensie van dit probleem kijken, maar ook naar enkele van de meest relevante economische gevolgen daarvan.
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft het idee geopperd om een Europees Waarnemingscentrum voor droogte op te richten. Dit idee wordt ook genoemd in het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en ik hoop dat het ooit werkelijkheid zal worden.
De tekst waarover morgen zal worden gestemd bevat echter niet het voorstel van de Commissie landbouw om onderzoek te doen naar de oprichting van een fonds voor economische aanpassing aan de droogte. Van een dergelijk fonds zouden alle economische sectoren kunnen profiteren, waaronder de landbouw.
Ikzelf wil graag duidelijk verklaren dat ik de oprichting van een dergelijk fonds zal blijven steunen en dat ik dit voorstel opnieuw aan het Parlement zal voorleggen wanneer de Commissie in de komende maanden haar aangekondigde mededeling over de aanpassing aan de klimaatverandering zal presenteren.
Ik ben van mening dat het na de oprichting van het Solidariteitsfonds, dat destijds werd ingesteld om de verliezen ten gevolge van klimatologische rampen te verzachten, nu tijd is om na te denken over een instrument dat van tevoren kan worden ingezet om preventiemaatregelen te financieren, zodat de economische en de milieukosten van klimatologische rampen kunnen worden beperkt.
Péter Olajos, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Allereerst wil ik me aansluiten bij de collega’s die de heer Seeber complimenteerden. Hij heeft met grote expertise en toewijding aan het onderwerp gewerkt en daarvoor verdient hij alle succes en lof. Het thema is van bijzonder groot belang, dat behoeft geen betoog. In mijn land Hongarije wordt 90 procent van het grondgebied bedreigd door droogte. De elkaar opvolgende periodes van droogte hebben de laatste jaren buitengewoon ernstige schade veroorzaakt in de Hongaarse landbouw; alleen de schade van vorig jaar bedroeg al één miljard euro. Droogte is dus niet alleen een probleem in de zuidelijke landen: ook in mijn land zorgt dit voor enorme problemen, terwijl de grootste rivier van de Europese Unie, de Donau, en de zevende rivier, de Tisza, hier stromen. Desondanks is in het gebied tussen deze twee waterrijke rivieren, dat zich uitstrekt over een breedte van honderd kilometer, een proces van woestijnvorming begonnen dat zich in een steeds hoger tempo voltrekt. Dit bewijst eens te meer dat de Europese Unie een overkoepelend programma voor watermanagement nodig heeft en daarom juich ik dit verslag toe, alsmede het feit dat de Europese Unie de strijd aangaat tegen woestijnvorming.
Gisteren heeft de Begrotingscommissie in navolging van mijn voorstel haar steun toegezegd voor een pilotproject dat moet helpen in de strijd tegen woestijnvorming. We moeten echter meer in het werk stellen dan complex watermanagement en efficiënte landbouwpraktijken alleen. Ook op het gebied van rationalisering van het watergebruik onder de bevolking moeten we belangrijke stappen zetten. Als gevolg van de klimaatverandering zullen de effecten van periodiek watertekort zich waarschijnlijk nog nadrukkelijker doen gelden en zal zodoende elke verspilde waterdruppel gevolgen hebben.
Staat u mij ten slotte toe uw aandacht te vragen voor de kwestie van wereldwijde verantwoordelijkheid. Aangezien de wereldbevolking constant en dynamisch groeit, en de behoefte aan water in de industrie en de landbouw steeds verder toeneemt in de ontwikkelingslanden, wordt het schone water van Europa van steeds grotere waarde. Het is onze verantwoordelijkheid deze schat te bewaken en te vermeerderen. Dank u wel.
Edite Estrela, namens de PSE-Fractie. – (PT) Namens mijn fractie, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, wil ik de rapporteur bedanken voor het werk dat hij heeft geleverd. Dit is een belangrijk verslag, met goede voorstellen waarmee de Europese Unie de uitdaging van waterschaarste en droogte het hoofd kan bieden. Dit is geen nieuw probleem, maar het heeft zich wel verscherpt en uitgebreid. De droogte van 2003 heeft meer dan honderd miljoen mensen en een derde van het grondgebied van de Unie getroffen en heeft de Europese economie 8,7 miljoen euro gekost. Niet alleen in de landen in Zuid-Europa doen de gevolgen van waterschaarste zich voelen, maar ook in landen in Midden- en Noord-Europa, zoals hier werd vermeld, en de situatie zal nog verergerd worden door de klimaatverandering.
De Europese Unie moet dringend maatregelen nemen om twee problemen op te lossen: het hoge waterverbruik en de waterverkwisting. Volgens cijfers van het Europees Milieuagentschap is er in Europa een enorm waterbesparingspotentieel. Ongeveer 40 procent van het in de EU gebruikte water kan worden bespaard. Tegelijkertijd verspilt Europa nog steeds minstens 20 procent van zijn water door inefficiëntie. Deze situatie rechtvaardigt ruimschoots de amendementen die ik heb voorgesteld en die zijn goedgekeurd door de Commissie milieubeheer, gezondheidszorg en voedselveiligheid, inzake hergebruik van afvalwater en ontzilting. En omdat er veel water wordt verspild door lekkende leidingen, heb ik voorgesteld dat de lidstaten de structuurfondsen benutten om bestaande infrastructuur en technologieën te verbeteren en te vernieuwen. Het is onmogelijk een waterbesparingscultuur te ontwikkelen zonder de burger erbij te betrekken. Daarom moeten er bewustmakings- en informatiecampagnes gestimuleerd worden. Water is een publiek maar schaars goed. Als we willen dat water voor iedereen toegankelijk en betaalbaar blijft, moet iedereen eraan bijdragen dat het gebruik ervan wordt teruggedrongen en dat er een einde wordt gemaakt aan verspilling.
Alvorens af te sluiten wil ik de Raad en de Commissie vragen wanneer de flexibilisering van de steunregelingen van het Solidariteitsfonds tegemoet kan worden gezien. Aangezien droogte een onregelmatig natuurlijk verschijnsel is, dat ernstige en langdurige gevolgen kan hebben voor de leefomstandigheden en de sociaaleconomische stabiliteit van de getroffen regio's, is het wenselijk dat vanuit het fonds steun kan worden geboden bij lokale crisissituaties (regionaal karakter) en dat openbare én particuliere schade in aanmerking komt.
Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega's, de laatste levendige debatten over energie, hier in onze instelling, tonen dat energie een kostbaar goed is, een levensnoodzakelijke behoefte. Maar wat met water? Dat is zelfs nog kostbaarder. We zijn ons bewust van de waterschaarste in ontwikkelingslanden. Maar hoe zit het in Europa? Ook voor Europa is water een essentieel goed. Laten we ophouden met het te verspillen, laten we die hulpbron behouden.
Het verslag dat morgen in stemming wordt gebracht, is een volledig verslag over de technische dimensies, zoals lekken in de distributienetwerken, evenals over de politieke en sociale aspecten, zoals het waterverbruik en de bewustmaking van het goede gebruik ervan. Onze verantwoordelijkheid voor water is zowel individueel als collectief. Het verslag gaat ook over de problemen die voortkomen uit waterschaarste en droogte, problemen van nu en op termijn in de context van de klimaatverandering.
Ik wil graag beklemtonen dat de uitwisseling van goede praktijken erg belangrijk is. Gebieden in Europa ondervinden in verschillende mate die waterschaarste of droogte en de praktijkervaring van alle regio's is doorslaggevend om die fenomenen te vermijden of te voorkomen. Ik ga zelfs verder door te stellen dat er niet alleen uit goede, maar ook uit slechte praktijken lering kan worden getrokken.
Ik ben ook tevreden omdat er een verband wordt gelegd tussen de beschikbaarheid en de kwaliteit van het water. Ons Parlement hecht inderdaad veel belang aan de waterkwaliteit door middel van teksten als de kwaliteitsnormen voor het milieu of het huidige debat over pesticiden.
Er zijn verschillende mogelijkheden om het hoofd te bieden aan de waterschaarste: we moeten onderzoek en innovatie aanmoedigen, we moeten technische en agrarische toepassingen verbeteren en het gedrag van individuen veranderen. Laten we nu handelen en het Engelse gezegde 'je mist nooit het water tot de bron droogvalt' weerleggen.
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ook ik wil de rapporteur bedanken voor zijn werk. Wij kunnen slechts beklemtonen dat water een kostbare en schaarse hulpbron is geworden.
De rapporteur vertelde ons dat 3,2 miljard bewoners van deze planeet met waterschaarste te maken kunnen krijgen. Wij weten tevens dat Europa niet gespaard zal worden. Daarom moeten wij alles in het werk stellen om deze schaarse hulpbron te behouden. Water is een gemeenschappelijk goed, en het is betreurenswaardig dat sommige van mijn amendementen niet zijn goedgekeurd door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid.
Om die reden wend ik mij rechtstreeks tot de Commissie. Ik hoop dat wij in het kader van de hervorming van het GLB tevens sommige verbouwmethoden zullen herzien - ik denk hierbij met name aan irrigatiemethoden die ongeschikt zijn voor sommige Europese regio’s en afgeschaft dienen te worden indien wij een eind willen maken aan de verspilling van water.
Het is tevens jammer dat er geen rekening is gehouden met het amendement over de koeling van kerncentrales omdat in mijn land, Frankrijk, kerncentrales stilgelegd of met sproeiers gekoeld moeten worden wanneer de waterstand in de rivieren zeer laag is. Dat is belachelijk, en zeer gevaarlijk voor onze burgers.
Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, mijnheer Seeber, allereerst hartelijk bedankt. Velen van ons hier denken dat zuiver drinkwater er zó uitziet. Ik wil u erop wijzen dat in heel veel landen dit glas leeg is. Veel mensen hebben geen water of het water ziet er zó uit.
Als er een tekort aan olie is, dan zijn de debatten ontzettend fel, en ik vraag mij soms af waarom dat niet zo is als het over water gaat. Water is namelijk een kwestie van leven of dood. De wereldbevolking neemt gestaag toe en de beschikbare hoeveelheid zuiver drinkwater neemt alleen maar af. Ook in Europa is er waterschaarste. Maar ook verborgen waterschaarste, door bijvoorbeeld de afsluiting van huishoudens van drinkwatervoorziening. Dit heeft verschillende oorzaken, o.a. slechte riolering, de sluipende liberalisering van publieke diensten, gebruik van pesticiden, kunstmest en de intensieve veehouderij. Weet u dat er voor 100 gram rundvlees 2400 liter water nodig is?
In de mededeling van de Commissie ligt de focus voor een groot deel op waterbesparing. Dit is wat mij betreft water naar de zee brengen, want in eerste instantie zou de bron van de hiervoor genoemde problemen aangepakt dienen te worden. Ik denk dan aan het feit dat er eerst in heel Europa en daarbuiten geïnvesteerd moet worden in deugdelijke riolering en waterzuiveringssystemen. Verder moet er omzichtiger worden omgesprongen met het gebruik van pesticiden, moet er nagedacht worden over de gevolgen van de intensieve veehouderij voor de waterhuishouding en moeten er maatregelen tegen klimaatverandering worden genomen.
Toegang tot zuiver drinkwater is een burgerrecht, een recht van iedereen. De vraag is niet of er voldoende drinkwater is, het probleem is de verdeling van schoon drinkwater, onnodige verontreiniging en de drang naar privatisering. Alleen al in Engeland leidde de privatisering tot een plotseling sterke verhoging van de prijzen en van het aantal huishoudens dat werd afgesloten van water. Dit is een schande! Ik pleit ervoor dat de drinkwatervoorzieningen in publieke handen blijven.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, met name in de zuidelijke delen van de Europese Unie zijn waterschaarste en droogte een probleem. Waterschaarste en droogte kennen zowel klimatologische alsook menselijke oorzaken. Het toerisme legt eveneens een groot beslag op de watervoorraden, juist in die landen waar de problemen al groot zijn. Onderzoeksresultaten van het IPCC hebben laten zien dat de risico's in de komende jaren alleen maar zullen toenemen. Er moet dan ook gewaakt worden voor een verdere verslechtering van de situatie op watergebied.
Ik ben dan ook van mening dat dit verslag een goed signaal geeft. Efficiënt watergebruik is letterlijk van levensbelang in de strijd tegen waterschaarste en droogte. Ik benadruk vooral ook het principe van beprijzing van water, zoals ook in het verslag is opgenomen. In diverse lidstaten zijn daar goede ervaringen mee. Ook ben ik blij met de relatie die in het verslag wordt gelegd met de kaderrichtlijn water. Ik denk dat dat de juiste plaats is voor de problematiek rond waterschaarste en droogte. Tot slot, complimenten aan de rapporteur, Richard Seeber, die goed werk heeft verricht.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, zolang gegarandeerd is dat de watervoorraden het exclusieve eigendom van de lidstaten blijven, en dat de EU noch het Hof van Justitie hieraan op enige manier kunnen tornen, is het ongetwijfeld zinvol om een gezamenlijke strategie uit te werken voor de strijd tegen de waterschaarste.
Een verdere voorwaarde is echter dat we het probleem in zijn geheel aanpakken, en aandacht besteden aan de oorzaken zoals de bevolkingsexplosie en de klimaatverandering. In de landbouwsector, die zoals we weten 70 procent van al het water verbruikt, kan ongetwijfeld enorm veel worden bespaard. De EU gaat echter ook niet vrijuit, ze heeft de verspilling van water bevorderd door de burgers te verplichten om een aansluiting op de riolering aan te leggen, en die ook te gebruiken voor het lozen van water.
Bovendien wordt de al bestaande waterschaarste nog vergroot door verkeerde besluiten, zoals op Cyprus, waar ondanks de chronische waterschaarste nieuwe golfbanen zijn aangelegd en de burgers nu het kind van de rekening zijn, hun drinkwater wordt op rantsoen gesteld.
Water is een hulpbron van vitaal belang, en daarmee moeten we sterker rekening houden, maar dat mag zeker niet ontaarden in een uniforme dwang voor alle lidstaten om hun burgers gelukkig te maken, een klassiek gedragspatroon van de EU.
Antonio De Blasio (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Geachte collega’s, waterschaarste en droogte behoren tot de meest dringende problemen van de Europese Unie, en deze complexe kwestie moet nauw in verband worden gebracht met andere onderwerpen op het gebied van milieubescherming en vanuit deze invalshoek worden gereguleerd. Het watergebruik beperkt zich niet tot een specifieke geografische regio; het grensoverschrijdende karakter ervan vereist wetgeving op Europees niveau. We moeten daarnaast wijzen op een belangrijk aspect van grensoverschrijdend watermanagement. Het ontstaan van overstromingen die grote schade aanrichten, hangt nauw samen met de wijdverbreide praktijk van het kappen van bossen, oftewel: ontbossing resulteert aan de ene kant in droogte en dorheid en aan de andere kant in verwoestende overstromingen.
Het is van belang te benadrukken dat we ook op het gebied van watermanagement moeten vasthouden aan het subsidiariteitsbeginsel. De rol van lokale en regionale overheidsinstanties en gemeentebesturen moet worden versterkt, aangezien deze organen in aanzienlijke mate kunnen bijdragen aan de afname van de problemen die voortkomen uit waterschaarste en droogte, en wel door regels vast te leggen voor grondgebruik en de bouw.
Behalve de regionale en lokale overheden mogen we ook de maatschappelijke organisaties niet vergeten. Op het gebied van publiciteitscampagnes en trainingen zijn ze van doorslaggevend belang en deze richting moet ook in de toekomst worden versterkt. Het is essentieel om stimulerende bewustwordingscampagnes te organiseren, want op deze forums wordt niet alleen de aandacht gevestigd op de problemen op zich, maar krijgen de mensen tevens ideeën en suggesties aangereikt die ook in praktijk kunnen worden gebracht.
Verder wil ik de aandacht vestigen op het feit dat het van belang is dat de lidstaten de benodigde flexibiliteit krijgen om overeenkomstig hun eigen speciale omstandigheden problemen op het gebied van landbouwirrigatie en andere kwesties omtrent watermanagement te kunnen reguleren. De regelgevende instanties moeten op verschillende niveaus samenwerken om de kaders te scheppen voor duurzaam watermanagement. Graag bedank ik de heer Seeber, de rapporteur, voor zijn werk en u voor uw aandacht.
Cristina Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom dit document over water, hoewel ik het jammer vind dat het zich vanwege de problemen rondom de klimaatverandering beperkt tot een partiële en heel concrete visie op het onderwerp, namelijk waterbesparing.
Dat neemt niet weg dat ik positief ben over verschillende punten die door Richard Seeber, voortbouwend op het document van de Commissie, in het verslag worden benadrukt. Hij stelt bijvoorbeeld heel duidelijk dat iedereen recht heeft op water – water voor iedereen – en dat we goed moeten beseffen dat de regio’s nauw met elkaar moeten samenwerken, wat volgens mij op dit moment niet het geval is, en wat een goede les is voor iedereen die denkt dat water het eigendom is van de persoon bij wie het water in de rivier langs zijn huis stroomt.
Ik moet echter zeggen dat ik vind dat we bij ons denken over water en de klimaatverandering moeten uitgaan van een algemene visie. De wereld heeft op dit moment drie problemen: het eerste probleem is honger en voedseltekorten, het tweede is de klimaatverandering en het derde is droogte, een probleem dat we al eeuwenlang kennen.
Een verruiming van de financiële middelen is essentieel, maar komt hier niet aan de orde. We moeten voor dit probleem een veelvoud van de bestaande middelen uittrekken, maar dat wordt alleen genoemd in amendementen van het Parlement. Het gaat niet alleen om ontzilting; ook moeten we de rivieren opnieuw reguleren en moeten we nadenken over nieuwe ingenieurstechnieken en een nieuw waterparadigma, dat erin moet bestaan dat we al het mogelijke moeten doen om het water op het grondgebied te houden, door middel van herbebossing, door middel van droogtetanks om water op te vangen bij overstromingen, door waterreservoirs bij te vullen tijdens overstromingen en door nog een reeks andere maatregelen.
Ook moeten we nadenken over een strategie voor de landbouw, zodat de landbouw producten kan voortbrengen die evenveel plantenmassa genereren als nu, maar met een strategie die is gericht op de teelt van nieuwe gewassen die weinig water nodig hebben. Om diezelfde reden moeten we het gaan hebben over een watereconomie, want het gaat niet alleen om stijgende prijzen, zoals hier wordt gezegd, of om reële prijzen, maar om het feit dat er een complexe watereconomie bestaat.
Daarom dus een strategie voor de landbouw, een strategie voor het verbruik, behandeling van grond, regulering van rivieren, en als het nodig is dat er water wordt omgeleid, omleiding van water. Het is belangrijk dat de wereld duurzaam blijft, voor de mensen én voor de economie.
Inés Ayala Sender (PSE). − (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de Commissie bedanken voor het feit dat ze eindelijk een document over het probleem van de droogte en waterschaarste heeft gepresenteerd. Daar vragen we in dit Parlement al lang om, vooral nadat we hebben gezien hoe er in het geval van de grote overstromingen is opgetreden op een manier die wij goed en adequaat vinden. Maar daarbij wordt altijd vergeten dat op andere plekken droogte een structureel probleem aan het worden is en dat het probleem van de waterschaarste, zoals al is gezegd, niet alleen sociale gevolgen heeft maar ook economische, en dat het bovenal gevolgen heeft voor alle aspecten van duurzaamheid.
Ik moet de rapporteur, de heer Seeber, feliciteren met zijn voortreffelijke werk en bedanken voor zijn actieve deelname aan en aanwezigheid bij de debatten op de Dag van het milieu tijdens de Internationale Tentoonstelling van 2008, die is gehouden in mijn stad, Zaragoza.
En ik moet hem daarvoor bedanken omdat de Europese Unie bij monde van de heer Seeber juist op die Tentoonstelling haar bezorgdheid kon uiten over de duurzaamheid van water en kon uiteenzetten wat er nodig is, vanuit de Europese Unie en het Europees Parlement, en met welke problemen de Europese Unie te kampen heeft.
Ook moet ik zeggen dat we inmiddels weten dat de problemen van waterschaarste nauw zijn verbonden met de cyclus van de bestrijding van de klimaatverandering, omdat we weten dat in die cyclus agressieve ontbossing en verstedelijking bijdragen aan het schaarser worden van waterbronnen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bij de planning van de verschillende vormen van grondgebruik en met name bij de ontwikkeling van economische activiteiten in steeds kwetsbaardere rivierbassins rekening houden met wateraspecten.
In dit verband steunen we, precies zoals de Commissie in beginsel voorstelt, het ontwikkelen van een hiërarchie van watergebruik. En we wijzen erop dat, zoals de heer Seeber in zijn verslag erkent, het omleiden van water over grote afstanden uiteraard in geen enkel geval de oplossing moet zijn voor waterschaarste.
Ons uitgangspunt moet daarentegen altijd de correcte toepassing van de Kaderrichtlijn Water zijn, als kader om een goede staat van alle Europese wateren te verwezenlijken, waarbij bassins als eenheid moeten worden erkend en ook de doelstelling van een betere kwaliteit moet worden gerespecteerd.
In stedelijke gebieden kan het verlies van water, zoals in het verslag van de heer Seeber terecht wordt opgemerkt, oplopen tot wel 50 procent, en in heel Europa is dat bijna 20 procent. En met behulp van verschillende mechanismen, technologieën en nieuwe formules voor het realiseren van besparingen en het vergroten van de efficiëntie van het watergebruik zouden we een besparing van 40 procent kunnen verwezenlijken.
Daarom moeten we het duurzaam gebruik van water bevorderen, de beschikbare waterbronnen beschermen en deze op een doelmatige en duurzame wijze gebruiken.
En daarom verwelkomen we het voorstel om het Europees Waarnemingscentrum voor droogte binnen het kader van het Europees Milieuagentschap te houden, evenals het voorstel om een netwerk van steden te ontwikkelen om duurzaam watergebruik te bevorderen.
Rolf Berend (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, we moeten de kwestie water in alle beleidsvormen aan de orde stellen, en een totaalconcept uitwerken voor de aanpak ervan, dat is een uitdaging die we aan moeten nemen. Dat is heel duidelijk gebleken uit dit debat. Daarbij moeten alle politieke niveaus worden betrokken, het nationale, het regionale en het plaatselijke.
Als rapporteur voor het Solidariteitsfonds zou ik de Raad nogmaals met alle nadruk willen verzoeken om rekening te houden met het feit dat het Parlement zijn standpunt al in mei 2006 heeft bepaald, en dus snel een besluit te nemen over het voorstel voor een verordening inzake het Solidariteitsfonds van de EU, om de definitie van de criteria en van de subsidiabele maatregelen aan te vullen door ook rekening te houden met de gevolgen van droogteperiodes, zodat de schade die wordt veroorzaakt door natuurrampen op een efficiënte, flexibele en adequate manier kan worden opgevangen.
Ik zou echter ook een beroep willen doen op de regionale en plaatselijke overheden om de mogelijkheden die de structuurfondsen bieden, te benutten om investeringen in de infrastructuur te verrichten teneinde enerzijds het gebruik van water efficiënter te maken, en anderzijds te vermijden dat de bescherming van de watervoorraden nadelige gevolgen ondervindt. Ik hoef er waarschijnlijk niet op te wijzen dat dit altijd gepaard moet gaan met een beroep op de burgers in de steden en op het platteland om de neus niet op te trekken voor maatregelen voor een zuiniger gebruik van water, dat is vanzelfsprekend.
Ik dank de rapporteur voor zijn werk.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Water is leven. Zonder water zou er geen leven op aarde mogelijk zijn. Regen is een geschenk van God, waarmee we verantwoordelijk moeten omspringen. We mogen een geschenk van God niet zomaar door het riool spoelen. We moeten het gebruiken om de grond te voeden, zodat deze nieuw leven kan voortbrengen.
Jaarlijks wordt meer dan 20 miljard kubieke meter regenwater uit Europese steden door rioleringen en afwateringsbuizen afgevoerd naar zee. Dit is de echte oorzaak van de uitdroging van het Europese continent, want regenwater vormt in al zijn gedaanten de oorsprong van alle waterbronnen op het vasteland.
Ik verwelkom de betrokkenheid van de rapporteur, de heer Richard Seeber, bij het zoeken naar oplossingen voor de problemen van waterschaarste en droogte in de EU. Ik had alleen wel op een wat ambitieuzer verslag gerekend. De noodzaak om regenwater op te vangen wordt alleen genoemd in paragraaf 48, die op mijn eigen voorstel in de Commissie regionale ontwikkeling in het verslag is terechtgekomen, en dan nog zijdelings.
Ik denk dat het nieuwe waterparadigma, dat is ontwikkeld door een team van Slowaakse en Tsjechische wetenschappers onder leiding van de heer Michal Kravčík, onze rapporteur ook zal beïnvloeden en in de toekomst de EU-Kaderrichtlijn Water zal veranderen. Ik meen dat ook commissaris Špidla zijn steun heeft uitgesproken voor dit voorstel en dit programma.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil Richard Seeber bedanken voor zijn inzet op dit uiterst belangrijke gebied. Ik steun de beweging in de richting van een waterefficiënte en waterbesparende economie volledig en uiteraard ook de volledige tenuitvoerlegging van de Kaderrichtlijn Water, waarbij ik enkele jaren geleden nauw betrokken was toen mijn voormalige Oostenrijkse collega Marilies Flemming de rapporteur was.
Het is zelfs zo dat de inhoud van artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water, waarop ik vanavond de aandacht wil vestigen, het resultaat is van een amendement dat ik heb ingediend voor het oorspronkelijke ontwerpvoorstel. Ik zou van de Commissie de garantie willen vragen dat alle voorstellen met betrekking tot het vaststellen van de waterprijs of de verplichte watermeting, indien deze gedaan zouden worden, worden uitgedrukt overeenkomstig artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water, dat voorziet in de voortzetting van het gevestigde Ierse gebruik om huishoudens niet te belasten voor huishoudelijk gebruik.
Vraag me alstublieft niet om de duurzaamheid hiervan nu hier voor u te onderbouwen, maar geloof me alstublieft dat het een zaak van acute politieke gevoeligheid is en een die, als ik zo vrij mag zijn dit te suggereren, het beste door Ierse overheden kan worden afgehandeld in plaats van via een EU-richtlijn. We zijn een nat eiland aan de westkant van Europa, maar ook wij krijgen te maken met tekorten als we de gevolgen van de klimaatverandering voor water in ogenschouw nemen.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Voedsel en water zijn inmiddels van even grote strategische waarde als olie en aardgas. Het ene moment heerst er waterschaarste en het volgende moment hebben we te maken met wateroverlast en overstromingen. Dit is een Europees probleem en het verslag van de heer Seeber is hierbij van uitermate groot belang. Ik zou het voorstel van Esther Herranz García slechts in zoverre willen aanpassen dat er niet een gemeenschappelijk Europees fonds in het leven moet worden geroepen voor droogte maar voor watermanagement, want behalve droogte vormen overstromingen en wateroverlast soms een minstens even groot probleem en aangezien we in dezelfde commissie zitten, weten we maar al te goed dat er geen gemeenschappelijk Europees fonds voor risicomanagement bestaat. In dit kader zou ook droogte moeten worden opgelost, want dit is niet alleen het probleem van de landen in het Middellandse Zeegebied. Mijn collega Péter Olajos vertelde dat in het gebied tussen de Donau en de Tisza, in Homokhátság, de bodem de afgelopen veertig jaar met vier meter is gedaald en dat woestijnvorming inmiddels ook in Midden-Europa en in Hongarije haar intrede heeft gedaan. Dit is een pan-Europees probleem en we zouden veel kunnen leren van onze Israëlische vrienden – het is geen schande om te leren – want zij beschikken over uitstekende irrigatiemethoden. Ik dank u voor uw aandacht.
Andrzej Jan Szejna (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de bescherming van waterbronnen, waterecosystemen en drinkwater is een van de fundamenten van milieubescherming. De activiteiten op dit vlak moeten dan ook op het niveau van de Europese Unie worden gecoördineerd, zodat een doeltreffende bescherming van die waardevolle hulpbronnen wordt gegarandeerd. De drie belangrijkste uitdagingen voor de Europese Unie op het gebied van waterverbruik zijn zuinig, duurzaam en doeltreffend gebruik.
Klimaatverandering is voor Europa niet de enige uitdaging. Ondanks de toenemende vraag naar water is ons watergebruik nog steeds buitensporig, niet duurzaam en inefficiënt. Het gebruik neemt bijna twee maal zo snel toe als de wereldbevolking. Alleen al in Europa verspillen we ten gevolge van inefficiënt beheer minstens 20 procent van de reserves. We moeten dan ook de voorkeur geven aan regulering van de vraag in plaats van aan de gebruikelijke uitbreiding van de watervoorziening. Regulering van de voorziening komt echter pas in beeld nadat de mogelijkheden voor spaarzamer waterbeheer, betere controle van de vraag en bewustmaking zijn uitgeput. Hierbij kunnen ook regionale samenwerking en gebruik van de structuurfondsen een niet onbelangrijke rol spelen.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dank u voor het debat over waterbeheer en problemen in verband met water, waarin veel verschillende meningen naar voren zijn gekomen. Ik wil niet op elke spreker afzonderlijk reageren, maar wel ingaan op een aantal kwesties uit het verslag die ik van bijzonder belang acht. Ten eerste wordt in het verslag het belang van de Kaderrichtlijn Water erkend. De volledige tenuitvoerlegging van deze richtlijn is een prioriteit die zal bijdragen aan het oplossen van slecht waterbeheer. Daarnaast wordt er in het verslag op gewezen dat maatregelen aan de vraagzijde de voorkeur genieten, en wordt verheugd gereageerd op het feit dat de Commissie waterbesparing heeft bestempeld als hoogste prioriteit bij de aanpak van dit probleem. Potentieel kan er in Europa enorm veel water worden bespaard: 33 procent in huishoudens en 43 procent in de landbouw.
In het verslag wordt ook de nadruk gelegd op het verband tussen klimaatverandering, waterschaarste en droogte en de noodzaak ook op andere beleidsterreinen rekening te houden met watergerelateerde kwesties, zoals het ruimtelijkeordeningsbeleid, waar in het verleden verkeerde beslissingen de problemen soms verergerd hebben. In het verslag worden regionale en lokale autoriteiten tevens opgeroepen gebruik te maken van de mogelijkheden die de structuurfondsen bieden, en wordt de rol van milieuprogramma’s binnen het kader van de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid benadrukt. Deze integratie zal voorop staan bij de verschuiving naar praktijken die waterbesparing tot doel hebben.
In het verslag wordt het belang van relevante informatie erkend en wordt de Commissie opgeroepen de opening van het Europees Waarnemingscentrum voor droogte te bevorderen. Als reactie op de mededeling is het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie nu bezig met de ontwikkeling van een prototype.
Tot slot wordt in het verslag de noodzaak van passende maatregelen en een concreet tijdschema voor de uitvoering daarvan benadrukt. Ik kan u verzekeren dat de Commissie de doelstellingen uit de mededeling verder wil uitwerken en dat zij aan een verslag werkt waarin de vooruitgang die is geboekt bij de aanpak van de betreffende problemen zal worden geëvalueerd. Daarnaast wil de Commissie zich inspannen voor oplossing van deze problemen op internationaal niveau, met name op basis van het VN-Verdrag betreffende de bestrijding van woestijnvorming en het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tot slot wil ik opmerken dat kwesties in verband met water centraal zullen blijven staan in ons politieke programma en dat uw verslag een erg nuttige en actuele bijdrage vormt aan de voortdurende inspanningen van de Commissie voor aanpassing aan de klimaatverandering.
Dames en heren, volgens mij heeft dit debat duidelijk aangetoond dat waterbeheer een ingewikkeld probleem is. Ik ben het dan ook geheel met u eens dat dit onderwerp in alle beleidsterreinen moet worden ingepast. Ook zijn alle facetten van waterbeheer van uitermate groot belang op internationaal niveau.
Richard Seeber, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de commissaris en de collega’s willen bedanken voor de uitstekende voorstellen die ze hebben gedaan. Ter inleiding wil ik benadrukken dat de nationale soevereiniteit over de watervoorraden moet blijven bestaan. We moeten solidair zijn met elkaar, maar die solidariteit moet vrijwillig blijven.
De collega’s hebben heel wat goede en zeer gedetailleerde voorstellen gedaan. Ik heb er slechts ten dele rekening mee kunnen houden, om de eenvoudige reden dat dit een initiatiefverslag is, dat vrij algemeen moet blijven, en algemene principes moet bevatten. Ik ben echt heel benieuwd naar het document dat de Commissie hopelijk in de komende weken voor zal leggen, ik heb het over het groenboek inzake de aanpassing aan de klimaatverandering, waar we allemaal vol ongeduld op zitten te wachten, want we zijn ons er allemaal van bewust dat het gedeelte “aanpassing en klimaatverandering” hoofdzakelijk over water zal gaan. We zijn heel benieuwd naar de concrete voorstellen van de Commissie in dit verband.
Ik zou er nogmaals op willen wijzen dat het punt van de “mainstreaming” volgens ons van het grootste belang is, dat betekent dat in alle beleidsvormen rekening moet worden gehouden met het waterbeleid, zoals de heer Berend ook al heeft gezegd. Het is onaanvaardbaar dat met Europees geld projecten worden gesubsidieerd die vroeger of later tot waterschaarste leiden. We moeten ons er ook van bewust zijn, en in de politiek, in de economie en bij de burgers het besef bevorderen dat water geen oneindig beschikbare hulpbron is. Mevrouw Doyle heeft op het waterprijsbeleid gewezen. Het is glashelder: artikel 9 dient te worden omgezet. De lidstaten hebben op dit vlak echter enorm veel speelruimte en flexibiliteit, en er moet rekening worden gehouden met de nationale tradities.
Ik sta achter de maatregelen voor de vraagzijde, maar we moeten ook aandacht besteden aan de aanbodzijde, zoals de Spaanse collega’s hebben gezegd. Bepaalde speciale situaties moeten via de aanbodzijde worden aangepakt.
Al met al zou ik iedereen heel hartelijk willen danken voor de stimulerende bijdragen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Louis Grech (PSE), schriftelijk. – (EN) Waterschaarste is een groeiende zorg voor alle naties, maar de gevolgen worden doorgaans meer gevoeld door de armste regio's, en dit leidt tot grote economische en milieutegenspoed. Sommige landen worden harder getroffen dan andere, afhankelijk van hun geografische ligging en de kernindustrieën van hun economieën. Dit is het geval in het Middellandse Zeegebied, waar waterschaarste een acuut probleem zal worden als gevolg van het feit dat dit het toerisme kan verstoren. Het beschermen van water als een schaarse bron is van essentieel belang voor de milieubescherming en economische ontwikkeling.
Op Europees niveau is er behoefte aan een samenhangender beleid met betrekking tot waterverbruik, voorlichting en beleidsintegratie om een effectieve en verantwoordelijke bescherming van de watervoorziening en het milieu in de lidstaten te waarborgen. Bovendien is er meer onderzoek nodig naar ontziltingsinstallaties en technologieën voor het hergebruik van water om een goedkoper en efficiënter systeem te krijgen.
Bovendien moeten we in de EU zelf – in ieder geval in een aantal lidstaten – betere en strengere wetgeving hebben om misbruik en de verontreiniging van grondwatervoorraden in te dammen. Daarnaast moet in bepaalde gebieden de toekenning van geld uit structuurfondsen ter ondersteuning van projecten die met water te maken hebben, worden gestimuleerd. Het is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden in onze maatschappij, politici, industrie en consumenten zelf in deze prioriteit geloven zodat ze onderbouwde besluiten kunnen nemen.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Klimaatverandering kan een onomkeerbaar effect hebben op watervoorraden in de gehele wereld, en het is derhalve essentieel om alle aspecten van het sociaaleconomische leven aan te passen om de gevolgen van een tekort aan water tegen te gaan.
De Europese en internationale wettelijke kaders bieden doeltreffende handvaten, maar we hebben behoefte aan daadwerkelijke vooruitgang wat betreft de spoedige naleving van alle aangenomen maatregelen, met name die welke zijn vastgelegd in het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming en de Kaderrichtlijn Water, waarvan de bij voortduring uitgestelde deadlines voor de uitvoering een gevaar vormen voor de duurzaamheid van bronnen.
Ik roep de Commissie en de lidstaten op om met inzet van de actieve betrokkenheid van alle bevoegde instanties en de lokale autoriteiten, vaart te zetten achter transparante en duidelijke tariefsystemen voor waterverbruik door deze te baseren op het principe van “de gebruiker betaalt” en door systeemverliezen te elimineren.
Tevens adviseer ik vaart te zetten achter de uitvoering van concrete maatregelen voor een doordacht gebruik van stroomgebieden, met name in het geval van stroomgebieden waar waterkrachtcentrales worden gebouwd en – tevens zeer belangrijk – van rivieren die zorgen voor de koeling van kerncentrales, want ondoordacht gebruik in combinatie met een forse daling van de wateraanvoer kan leiden tot de sluiting van veel faciliteiten voor schone elektriciteitsproductie, en zou er als gevolg daarvan toe kunnen leiden dat het Europese systeem voor elektriciteitsopwekking uit evenwicht raakt, wat ernstige gevolgen met zich mee kan brengen voor de stabiliteit van het elektriciteitsnet van de Europese Unie.
Maria Petre (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Als Parlementslid uit het zuiden van Roemenië, een gebied dat de afgelopen jaren te kampen heeft gehad met ernstige droogte en de problemen die daaruit voortvloeien, wil ik graag het volgende zeggen.
Tijdens de laatste droogte in 2007 zijn meer dan 80 procent van de boerderijen en woningen in mijn regio, Ialomiţa, getroffen. Indien dit verschijnsel tevens vanuit het oogpunt van regionale ontwikkeling wordt bezien, kan het naar mijn mening worden gereduceerd en kunnen we de door ons allen gewenste resultaten boeken. Lidstaten moeten voorzichtig zijn met kwetsbare stroomgebieden waar sprake is van een watertekort, maar ze moeten vooral voorzichtig zijn met het toestaan van economische activiteiten in dergelijke kwetsbare gebieden.
Bij het toekennen van middelen aan projecten voor de waterinfrastructuur moeten deze als eerste gaan naar faciliteiten die gebruik maken van schone technologieën, op efficiënte wijze gebruik maken van water en waar tevens risicopreventiemaatregelen zijn getroffen.
Ik ben daarnaast van mening dat zowel de Commissie als de lidstaten zich in moeten zetten voor het ontstaan in Europa van een cultuur die gebaseerd is op waterbesparing en op door middel van voorlichting overgebrachte regels voor de beheersing van het gebruik.
Waterschaarste behoort tot de nieuwe uitdagingen. Tot dusver is 11 procent van de Europese bevolking en 17 procent van het Europees grondgebied hierdoor getroffen. Deze uitdaging moet worden aangegaan door middel van het cohesiebeleid.
Tot slot wil ik hier iets aan toevoegen dat ik ook van dringend belang acht om tot resultaten te komen: de optimalisering van het gebruik van het Solidariteitsfonds en het mechanisme voor civiele bescherming.
Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. – (RO) Waterschaarste en droogte zijn onderwerpen die zowel binnen de Europese Unie als op mondiaal niveau zeer aan belang hebben gewonnen, met name in het kader van de klimaatverandering, die de situatie verder heeft verslechterd. Dergelijke verschijnselen hebben schadelijke secundaire gevolgen voor de biodiversiteit, de water- en bodemkwaliteit en ze verhogen het risico van bosbranden, zoals de vernietigende bosbranden in Zuid-Europa recent weer hebben aangetoond.
In Zuidoost-Europa hebben de subsidies uit hoofde van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geleid tot een toename van het waterverbruik, en daarom is het noodzakelijk om het volledig schrappen van subsidies te bevorderen en ondersteuning te bieden voor het beheer van waterbronnen binnen programma’s voor plattelandsontwikkeling. De voortdurende stijging in de huidige vraag naar biobrandstoffen dwingt ons tevens om onze productie en andere economische activiteiten aan te passen aan de hoeveelheid water die op lokaal niveau beschikbaar is.
De belangrijkste prioriteit bij het vinden van oplossingen voor deze problemen is de overgang naar een efficiënt gebruik en de besparing van water. De invoering van waterheffingen als stimulans voor een weloverwogen gebruik van water, het bereiken van de doelstellingen zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water en de onderlinge samenhang met het waterbeleid van verschillende sectoren moeten concreet leiden tot maatregelen die in de toekomst kunnen worden uitgevoerd.
25. Beheer van de Noordpool in een geglobaliseerde wereld (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de behandeling van de mondelinge vraag van Diana Wallis, Bilyana Ilieva Raeva en Johannes Lebech, namens de ALDE-Fractie, aan de Commissie over het beheer van de Noordpool in een geglobaliseerde wereld (O-0084/2008 – B6-0467/2008).
Diana Wallis, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Noordpool is omschreven als de laatste denkbeeldige plaats. Voor veel mensen is het een speciale plaats. We zitten in het midden van het Internationale Pooljaar. Tijdens de vorige viering hiervan zag het Handvest van de Zuidpool het licht.
De Noordpool is anders. Er zijn volkeren en naties, maar het is ook het brandpunt van de wereldwijde klimaatverandering, met al zijn dreigingen, uitdagingen en mogelijkheden. Ik pleit al veel langer voor een noordpoolbeleid, wellicht via het mechanisme van de noordelijke dimensie – en ik was zeer verheugd dat ik een maand geleden namens onze Voorzitter een conferentie in Groenland mocht bijwonen, waar ik mijzelf voor het eerst omringd zag door ruim een dozijn Commissieambtenaren uit verschillende DG's. Men beseft nu dat dit belangrijk is.
We kijken uit naar de aanstaande mededeling van de Commissie, maar deze resolutie is er om u als commissaris de moed te geven om ferm te zijn en om te laten zien hoe belangrijk deze kwestie is voor het Parlement. Ja, we moeten de kwetsbaarheid van het noordpoolmilieu beschermen. Ja, we moeten kijken naar duurzame manieren om hulpbronnen in het noordpoolgebied te ontwikkelen, met name energiegerelateerde hulpbronnen. Ja, we moeten bekijken hoe we eventuele nieuwe zeeroutes veilig kunnen gebruiken.
Ik zou nog veel meer kunnen zeggen. Ik wil mijn collega's bedanken voor hun medewerking aan deze zeer belangrijke resolutie. Toen ons werelddeel herrees uit de Koude Oorlog zei Gorbatsjov dat de Noordpool een gebied van vreedzame internationale samenwerking zou moeten zijn. Ik ben van mening dat de Europese Unie de plicht heeft om dit te waarborgen, zowel voor onze eigen naties in het noordpoolgebied als voor onze buren daar – ik wens u dus veel moed toe bij uw mededeling.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit debat vindt plaats op een zeer gunstig moment. De Commissie heeft in haar mededeling van oktober 2007 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie aangekondigd dat zij eind 2008 een overzicht zou presenteren van de belangen van de EU in het noordpoolgebied. Zij legt momenteel de laatste hand aan dit overzicht in de vorm van een mededeling getiteld “De Europese Unie en het Noordpoolgebied”, die wij medio november willen aannemen. Het noordpoolgebied wordt steeds belangrijker voor de wereld, en de Europese Unie is onlosmakelijk verbonden met deze regio. Het EU-beleid op gebieden zoals klimaatverandering, energie, vervoer en visserij heeft een direct effect op het noordpoolgebied.
Een deel van het grondgebied van drie lidstaten is gelegen in het noordpoolgebied. De zee- en landoppervlakten van dit gebied zijn kwetsbaar en vormen vitale componenten van het ecosysteem van de aarde. De gevolgen van de klimaatverandering manifesteren zich sneller en op een grotere schaal in het noordpoolgebied dan in de rest van de wereld. Sinds het begin van deze eeuw is het beleid inzake de noordelijke dimensie het succesvolle richtsnoer voor ons buitenlands beleid ten aanzien van het hoge Noorden. Het noordpoolgebied, inclusief de regio van de Barentszzee, is in het strategiedocument over de noordelijke dimensie uit 2006, dat is aangenomen in overleg met Rusland, Noorwegen en IJsland, erkend als een prioritair gebied.
Het beleid inzake de noordelijke dimensie is echter altijd meer gericht geweest op Europa, met name Noordwest-Rusland. In de uitgebreide mededeling die op stapel staat, wordt voorgesteld dat de Europese Unie proactiever en gecoördineerder optreedt in het noordpoolgebied en dat haar beleid zich toespitst op drie grote beleidsdoelstellingen: beschermen en in stand houden van het noordpoolgebied in samenwerking met zijn bewoners, bevorderen van het duurzaam gebruik van hulpbronnen van het noordpoolgebied en verbeteren van het multilateraal bestuur van het noordpoolgebied.
De klimaatverandering is het gevolg van een wereldwijd proces en de Europese Unie moet een vooraanstaande rol blijven vervullen in de strijd tegen dit verschijnsel. In onze mededeling wordt absolute prioriteit gegeven aan de bescherming en de instandhouding van het milieu, hoewel dit niet per se het duurzaam gebruik van de hulpbronnen van het noordpoolgebied zou mogen uitsluiten.
De Commissie is tevens van plan om in nauwe samenwerking met de landen in deze regio onze bijdrage voor het noordpoolgebied te verhogen, met name voor zijn bestuur, zoals blijkt uit de verklaring van Ilulissat door de vijf Arctische kuststaten van mei 2008. De tijd lijkt nog niet rijp te zijn voor een bindend juridisch kader dat is toegesneden op dit gebied. Wij moeten gebruik maken van de brede rechtsgrondslag van het VN-verdrag inzake het recht van de zee en andere internationale verdragen.
Desalniettemin zien wij duidelijk de noodzaak het bestaande juridische kader volledig ten uitvoer te leggen en ervoor te zorgen dat het wordt nageleefd, maar wij moeten ons tevens richten op het nader uitwerken en aanpassen ervan aan de nieuwe werkelijkheid. Ons doel is mee te werken aan het opzetten van een systeem dat gebaseerd is op samenwerking en dat de levensvatbaarheid van dit gebied alsmede de vrijheid en gelijkheid in termen van toegang waarborgt. Wij erkennen dat het van cruciaal belang is de coördinatie te verbeteren en meer strategische richtsnoeren aan te reiken.
De Commissie zal een reeks voorstellen in die richting doen, die met name voorzien in uitbreiding van het noordpoolhoofdstuk van haar beleid inzake de noordelijke dimensie. Wij willen dat onze mededeling de aanzet geeft tot diepgaandere overdenkingen over de verschillende thema’s die aan de orde zijn, zodat het fundament wordt gelegd voor een toekomstig EU-noordpoolbeleid. Onze mededeling roept op tot een beter gecoördineerde aanpak van Arctische kwesties en zal worden gevolgd door diepgaandere overdenkingen over verschillende onderwerpen. Zij kan zodoende de grondslag vormen van een allesomvattend EU-beleid ten aanzien van dit gebied.
Het staat buiten kijf dat een krachtiger beleid op dit gebied als basis zal dienen voor toekomstige discussies over de toekomst van het noordpoolgebied, waardoor de Europese Unie in staat zal zijn van begin af aan een grote bijdrage te leveren.
Tunne Kelam, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Wallis bedanken voor het initiëren van dit debat en deze resolutie. Er zijn meerdere redenen voor. Allereerst bestaan voor het noordpoolgebied nog geen multilaterale normen en regelgeving, met name het zeevervoer wordt niet geregeld door internationale veiligheidsregels en dit zal in de nabije toekomst tot ernstige risico's leiden.
Ten tweede ondergaat het gebied een drastische klimaatverandering, waarop we moeten reageren.
Ten derde is het noordpoolgebied van groeiend economisch belang omdat het wellicht een vijfde van de nog niet ontdekte olie- en gasvoorraad van de wereld bevat. De strijd tussen verschillende belanghebbende landen om de toegang tot en het beheer van deze bronnen is zelfs al begonnen. Het planten van de Russische vlag onder de noordpool het afgelopen jaar is slechts één teken hiervan.
We roepen de Commissie dan ook op om met een mededeling over het noordpoolgebied te komen, waarin onderwerpen en werkprocedures worden voorgesteld. We kijken er met name naar uit dat de Commissie het energie- en veiligheidsbeleid voor het noordpoolgebied op de agenda zet.
De EU moet haar eigen noordpoolbeleid vormen, en daarbij twee landen betrekken die ons zeer nabij zijn: IJsland en Noorwegen. De noordelijke dimensie van de EU heeft deels betrekking op de noordpoolproblematiek, maar het is duidelijk geworden dat er een uitgebreid EU-beleid voor de Noordpool nodig is om recht te doen aan de brede en belangrijke context van de noordpoolproblematiek. Tot slot stellen we voor dat de Commissie moet beginnen met internationale onderhandelingen om uiteindelijk een internationaal verdrag te sluiten ter bescherming van de Noordpool.
Michel Rocard, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het verheugt velen van ons hier dat u zojuist een aantal positieve ontwikkelingen hebt aangekondigd die nooit eerder zijn genoemd en die ongetwijfeld worden vermeld in de mededeling van de Commissie aan het Parlement en de Raad, waarnaar wij reikhalzend uitkijken. Uw antwoord wekte echter de indruk dat u zich niet helemaal bewust bent van het feit dat de zaak escaleert.
Ten eerste heeft het Intergouvernementeel Panel inzake klimaatverandering ons met een wetenschappelijke consensus die thans wordt gedeeld, laten weten dat het noordpoolgebied wordt blootgesteld aan grotere bedreigingen dan die waaraan wij slechts vier of vijf jaar geleden dachten. De levensomstandigheden van de Inuit worden bedreigd en de biodiversiteit is in gevaar. Vele soorten, waaronder de ijsbeer, worden eveneens bedreigd.
Ten tweede was de Arctische zeeroute deze zomer voor de eerste maal sinds meerdere duizenden jaren bevaarbaar vanuit het oosten en het westen. Dat is nog nooit eerder gebeurd. Tevens werden onlangs drijvende olielagen, ontgassingen en olieschade in het noordpoolgebied gemeld.
Ten derde heeft mijn collega van de PPE-DE ons er zojuist aan herinnerd dat een Russische onderzeeër een Russische vlag onder de noordpool heeft geplant. Wat had dat te betekenen? Rusland eist uitbreiding van zijn maritieme zone tot op zijn gehele continentale plat. Dat maakt 38 procent uit van de totale oppervlakte van het noordpoolgebied. Dit is een verschrikkelijke situatie omdat het de opmaat vormt naar de militarisering van het noordpoolgebied. De enige manier, commissaris, om deze procedure, die aanhangig is bij de VN-Commissie voor de Grenzen van het Continentaal Plat, te stuiten is beginnen met onderhandelingen over een internationaal beschermingsverdrag. Dit woord is nooit eerder gevallen.
De Europese Unie heeft met Groenland en Denemarken een land dat grenst aan het noordpoolgebied, en twee andere staten die liggen in het noordpoolgebied. Wij hebben nauwe banden met IJsland. De Europese Unie heeft de macht dit land te vragen – en naar mijn mening is dit dringend noodzakelijk, zowel in het belang van de veiligheid als in het kader van het beleid ten aanzien van de scheepvaart en de klimaatbescherming – initiatieven voort te zetten die energieoverschotten opleveren.
Wij moeten nu onderhandelingen beginnen over een verdrag ter bescherming van het noordpoolgebied, analoog aan dat over het zuidpoolgebied. Ik weet dit omdat ik een van de instigatoren van die onderhandelingen ben. Met dit in mijn achterhoofd stel ik voor snel te handelen. We hebben geen tijd te verliezen. Dit moet gebeuren voordat de VN-commissie de behandeling van de Russische eis afrondt.
Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Nog niet zo lang geleden ging het bij het noordpoolgebied om de nationale veiligheid van de landen die aan de Noordpool grenzen, en om wetenschappelijk onderzoek. Door de klimaatverandering en de smeltende gletsjers winnen nu andere aspecten, zoals milieubescherming, energiebronnen en menselijke gezondheid, aan prioriteit. Helaas lijken de economische belangen de boventoon te voeren, vooral als het gaat om energiebronnen en het beschikbaar komen van nieuwe zeeroutes voor handels- en personenvervoer. Volgens wetenschappelijke gegevens herbergt het noordpoolgebied 30 procent van de onontdekte gasreserves van de wereld, 20 procent van de natuurlijke reserves aan vloeibaar gas en 13 procent van de olievoorraden. De afgelopen jaren hebben de landen die aan de Noordpool grenzen, en verscheidene andere landen, door middel van hun optreden en nadrukkelijke claims hun ambities om zich de hulpbronnen in het noordpoolgebied voor alleengebruik toe te eigenen, niet onder stoelen of banken gestoken. Daarbij is er onder de landen die aan de Noordpool grenzen, onenigheid over de toewijzing van de invloedssferen. Ik verwelkom de ideeën achter de oproep om een Europees beleid voor het hoge Noorden uit te stippelen, dat ook economische en milieuzaken omvat, evenals de ideeën over de vraag hoe de plaatselijke bevolking zich moet aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering. Wat energie betreft moet de problematiek van het noordpoolgebied deel uitmaken van het gemeenschappelijke Europese energiebeleid; het is hoog tijd om de daad bij het woord te voegen.
Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn hartelijke dank aan mevrouw Wallis en de anderen die deze zaak ter sprake hebben gebracht. Ook vanuit de ruimte kun je zien dat de planeet Aarde opwarmt. Dat is te zien aan het feit dat het ijs rond de Noordpool in de zomer steeds verder wegsmelt. Dit moet voor ons een waarschuwing zijn om meer actie te ondernemen om het klimaat te beschermen. In plaats daarvan is er een strijd begonnen om de exploitatie van de Arctische olie- en gasreserves.
Wij hebben snel een internationaal verdrag voor het beheer van het noordpoolgebied nodig, maar het uitgangspunt en hoofddoel ervan moet de bescherming van de regio zijn: een soortgelijk moratorium dus als voor Antarctica. Als wij alleen op het smelten van het noordelijke ijs reageren door de exploitatie van fossiele brandstoffen te vergroten, maken wij het probleem van de klimaatverandering nog ernstiger dan het al is.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het noordpoolgebied speelt een steeds belangrijkere geostrategische rol in de wereld, en we worden nu geconfronteerd met de opening van tot nog toe gesloten zeewegen als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde klimaatverandering.
Dit zou echter geen verrassing moeten zijn voor ons omdat de Noordpool veel sneller opwarmt, met een temperartuurstijging van 2 °C in de afgelopen honderd jaar, tegen een gemiddelde stijging van 0,6 °C in de rest van de wereld. Dit zeer fragiele en kwetsbare ecosysteem komt steeds meer onder druk te staan van landen die hunkeren naar hulpbronnen en het potentieel ervan willen exploiteren. Zonder enig multilateraal bestuur is het niet gegarandeerd dat deze landen het benodigde respect kunnen opbrengen voor de duurzame levensstijl van de inheemse volken of voor het fundamentele belang van de Noordpool als stabiliserende kracht voor het wereldklimaat.
De Noordpool is belangrijk voor de wereldwijde klimaatstabiliteit, en ik wil er bij de Commissie op aandringen dat dit volledig wordt weerspiegeld in de aanstaande mededeling van de Commissie over het noordpoolbeleid, uiteraard samen met kwesties op het gebied van energie- en veiligheidsbeleid.
En zoals paragraaf 9 van onze resolutie zegt: "door de gevolgen die het heeft voor het mondiale klimaat en door zijn unieke natuurlijke milieu, verdient [het Noordpoolgebied] bijzondere aandacht als de EU haar standpunt opstelt voor de in 2009 in Kopenhagen te houden COP 15 voor het Raamverdrag inzake klimaatverandering" en als we een kader bespreken voor multilateraal bestuur van dit unieke gebied.
Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, het noordpoolgebied is het enige deel van de wereld waarop nog geen multilaterale regels en bepalingen van toepassing zijn. De interesse voor dit gebied en het geopolitieke en strategische belang ervan zijn de laatste tijd echter opvallend toegenomen. In het noordpoolgebied vindt meer scheepvaartverkeer plaats, zowel voor commerciële als voor toeristische doeleinden. Er is steeds meer interesse voor de rijkdom aan mineralen. De klimaatverandering heeft negatieve gevolgen voor de manier van leven van de inheemse bevolking en voor de biodiversiteit. Om al deze redenen moet er een internationale discussie worden gevoerd met als doel het sluiten van een verdrag voor bescherming van het noordpoolgebied, te vergelijken met het Protocol van Madrid bij het Verdrag inzake Antarctica uit 1991. Drie landen uit het gebied zijn lid van de Europese Unie en twee andere zijn lid van de gemeenschappelijke Europese Economische Ruimte. De Europese Unie zou dan ook een belangrijke rol moeten spelen in toekomstige internationale onderhandelingen betreffende het noordpoolgebied.
Zoals we eerder hebben gehoord, werkt de Europese Commissie op dit moment aan een mededeling over haar beleid inzake het noordpoolgebied. In onze gezamenlijke ontwerpresolutie roepen we de Commissie op rekening te houden met alle bovengenoemde aspecten. Zoals mevrouw Wallis eerder al zei, vinden we het ook van cruciaal belang dat de Noordpool en de Noordelijke IJszee gevrijwaard blijven van militaire eenheden of kernwapens. Daarnaast willen we de Commissie oproepen om na te denken over het oprichten van een speciale afdeling voor het noordpoolgebied, die zich bezig kan houden met het bereiken van deze doelstellingen en de aanpak van de problematiek.
Richard Seeber, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, we moeten ons er allemaal van bewust zijn dat we wel iets van het noordpoolgebied weten, maar dat het al met al toch in de waarste zin van het woord een witte vlek is, met name in verband met het internationale recht. De heer Kelam heeft erop gewezen dat er voor dit gebied nog geen wetgeving inzake het vervoer over zee is.
Ook de natuurlijke rijkdommen en bodemschatten spelen een rol. Er wordt geschat dat 22 procent van alle olie- en gasvoorraden zich in dit gebied bevinden, en daarom is het voor de toekomst van Europa van het allergrootste belang. Daarom is het ook een uitstekende zaak dat we – onder leiding van mevrouw Wallis – deze resolutie hebben ingediend.
Nu is de Commissie aan zet, ze moet een concept voorleggen, een strategie met concrete doelstellingen en maatregelen. Daar schort het volgens mij nog aan. We zijn weliswaar wakker geworden, en pakken het probleem aan, maar we hebben nog geen strategische keuzes gemaakt. We mogen in dit verband namelijk niet nummer twee zijn! Sommige Arctische buurlanden, met name Rusland, proberen ons voor voldongen feiten te stellen, en wanneer we hier zo lang treuzelen zullen we moeite hebben om tegen een grootmacht als Rusland ons mannetje te staan .
Al met al mag Europa het veld ook niet aan de lidstaten overlaten. Dit is een kwestie van gemeenschappelijk belang, en het zou onaanvaardbaar zijn als we bijvoorbeeld vanwege het slechte functioneren van het GBVB het veld zouden ruimen voor een paar lidstaten. Er staat namelijk te veel op het spel voor Europa als geheel.
Daarom doe ik nogmaals een beroep op de Commissie om zo snel mogelijk een gedetailleerde en concrete strategie voor te leggen, zodat wij er in het Parlement over kunnen discussiëren. Er staat gewoon te veel op het spel, we kunnen er niet gewoon rustig de tijd voor nemen.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, volgens mij laat dit debat duidelijk zien dat bij dit probleem fundamentele strategische belangen een rol spelen, of het nou wordt bekeken vanuit het oogpunt van milieubescherming of vanuit een geopolitiek oogpunt. Ook blijkt dat we niet veel tijd meer hebben en er duidelijke redenen zijn voor de Europese Unie om haar beleid te formuleren. Het is echter ook helder dat sommige voorstellen ingewikkeld zijn, en dat de situatie in het noordpoolgebied over het algemeen erg ingewikkeld is, zowel vanuit de Europese Unie als vanuit het internationale recht bezien. We moeten bijvoorbeeld niet vergeten dat belangrijke landen zoals Noorwegen, IJsland, Groenland en de Russische Federatie geen lid zijn van de Europese Unie en we onze strategie dus niet kunnen baseren op het uitoefenen van kust- en territoriale rechten.
Het blijft echter een feit dat er een strategie moet worden opgesteld. De Commissie werkt in ieder geval op dit moment aan een dergelijke strategie en zal snel, binnen een paar weken, met een mededeling op dit gebied komen. Dames en heren, ik heb niet genoeg tijd om op al uw opmerkingen een antwoord te geven, maar ik heb ze genoteerd en de Commissie zal ze meenemen. Zoals ik kort heb geprobeerd uit te leggen, zijn sommige kwesties bijzonder ingewikkeld en bijzonder gecompliceerd.
De Voorzitter. − Er zijn drie ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) De Noordpool is de afgelopen jaren een van de symbolen van de klimaatverandering geworden. Het gebied kan daarnaast vanwege de onbenutte voorraden grondstoffen binnen afzienbare tijd het epicentrum worden van internationale conflicten. De opwaardering van de regio blijkt ook uit het feit dat één land al een duidelijk signaal heeft afgegeven dat het aanspraak maakt op dit gebied.
Het is niet de taak van het Europees Parlement in geografische discussies te verzanden over wie dit gebied toebehoort. Ik wil echter wel de aandacht vestigen op enkele aspecten.
Ten eerste kunnen eventuele onafgehandelde kwesties alleen worden opgelost met juridische en diplomatieke middelen en niet door het plaatsen van een vlag. We zijn van mening dat de huidige internationale regelgeving, al is die verre van perfect, een kader kan scheppen voor de afhandeling van deze kwestie langs diplomatieke weg.
Ten tweede kunnen de onbenutte energiebronnen op de Noordpool, gezien de toenemende Europese vraag, bijdragen aan de voorzieningszekerheid in Europa. Tegelijkertijd moeten we echter tot uiting brengen dat de winning het biologische evenwicht van het gebied niet mag verstoren: milieuoverwegingen moet onder alle omstandigheden recht worden gedaan. In mijn optiek garanderen de huidige internationale regels dit alles nog niet in geruststellende mate.
Ik vind het belangrijk op te merken dat de exploitatie van de voorraden in het noordpoolgebied slechts een aanvullende rol zal spelen bij de energievoorziening van Europa. Deze bronnen zullen alleen al om deze reden geen invloed uitoefenen op de bredere inzet van hernieuwbare energiebronnen en de voortgaande inspanningen ter verbetering van de energie-efficiëntie.
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0365/2008) van Pier Antonio Panzeri, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de intensievere bestrijding van zwartwerk (2008/2062(INI)).
Pier Antonio Panzeri, rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, ik zal het kort houden, want ik zie dat het al behoorlijk laat is.
Uiteraard gaat mijn dank uit naar de commissies die hun advies hebben uitgebracht en naar de schaduwrapporteurs waar we deze maanden mee hebben samengewerkt. Mede dankzij hun bijdrage hebben we een tekst kunnen opstellen waarmee we een ruime meerderheid van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken voor ons konden winnen.
Op deze manier hebben we duidelijk gemaakt dat de strijd tegen zwartwerk ten volle moet worden beschouwd als een probleem dat alle landen betreft en dat Europa, als het de doelstellingen van Lissabon wil behalen, deze strijd concreet moet aangaan.
Er zijn punten in de tekst opgenomen die ik als zeer belangrijk beschouw voor zo’n omvangrijk onderwerp als zwartwerk: het gaat om 20 procent van het bruto binnenlands product van Europa. Dat wil zeggen dat we te maken hebben met grootschalige illegaliteit, die niet getolereerd mag worden, omdat deze tot ernstige verstoring van de concurrentie tussen bedrijven en gebieden leidt en het werk in alle opzichten onveiliger maakt, waarmee tegelijkertijd ook de veiligheid van de werknemers op het spel staat.
Daarom is het juist om op dit probleem de aandacht te vestigen, omdat steeds meer het besef groeit dat, zonder deze strijd tegen zwartwerk, deze problemen kunnen ontstaan en tegelijkertijd de socialezekerheidsstelsels in Europa ernstig kunnen worden aangetast.
Deze overwegingen waren het uitgangspunt bij het opstellen van ons voorstel dat aan het Parlement wordt voorgelegd. Zoals gezegd bevat het verslag belangrijke punten die, als ook de Commissie zich ervoor inzet, een positieve uitwerking kunnen hebben, voorstellen die wij nuttig achten. Zodoende denk ik dat het Europees Parlement zijn taak heeft volbracht en dat het nu de beurt is aan de andere instellingen om hun taak te volbrengen om de doelstellingen van de bestrijding van zwartwerk te verwezenlijken.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Dames en heren, allereerst wil ik de rapporteur bedanken en heb ik enkele opmerkingen over een aantal opvallende punten uit het verslag. Zoals de Commissie in haar Groenboek over de modernisering van het arbeidsrecht heeft vastgesteld, ontwikkelt zwartwerk zich steeds meer tot een grensoverschrijdend verschijnsel. Daarom moeten we deze kwestie nauwgezet in de gaten houden. Naar onze mening vormen het opzetten van een team van deskundigen en de ontwikkeling van een systeem voor het uitwisselen van informatie tussen socialeverzekeringsinstellingen, zoals de arbeidsinspectiediensten, belangrijke stappen op weg naar “een permanente communautaire structuur voor grensoverschrijdende samenwerking”, zoals voorgesteld in paragraaf 53.
We zijn het er allemaal over eens dat er meer moet worden gedaan als we het probleem van zwartwerk willen oplossen. Maar ik ben wel van mening dat de meest geschikte en gerechtvaardigde maatregelen over het algemeen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen. Uit onderzoek is gebleken dat de situatie met betrekking tot zwartwerk van lidstaat tot lidstaat verschilt. We moeten het nemen van maatregelen op communautair niveau derhalve niet direct als onze prioriteit beschouwen. In het verslag wordt voorgesteld dat de Commissie een “handvest voor zwartwerk” presenteert, dat voorziet in een tijdelijke versoepeling van de wetgeving teneinde de legalisering van zwartwerk te bevorderen. Hoewel dit een goed idee is, zijn wij van mening dat de lidstaten moeten samenwerken met de sociale partners, die in heel Europa ook absolute prioriteit geven aan de bestrijding van zwartwerk. De Commissie heeft daarbij de bevoegdheid hun initiatieven te ondersteunen met behulp van campagnes die door het communautaire programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (PROGRESS) of door de structuurfondsen worden gefinancierd.
Met betrekking tot het verzoek om een voorstel voor een kaderstatuut voor de echtgenoten of gezinsleden die in familiebedrijven werken, doet het me deugd u mee te kunnen delen dat de Commissie onlangs een voorstel heeft aangenomen voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, ter vervanging van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad, waarin wordt gewaarborgd dat echtgenoten of gezinsleden die in familiebedrijven werken, dezelfde socialezekerheidsdekking hebben als zelfstandigen.
In het kader van het programma PROGRESS houdt de Commissie zich ook bezig met de ontwikkeling van instrumenten en methoden voor een betere beoordeling en controle van zwartwerk, en met de inventarisatie en de uitwisseling van goede praktijken op Europees niveau. We leggen sterker de nadruk op de uitwisseling van goede praktijken en we hopen dat we op deze manier de nodige ervaring zullen opdoen, zodat we zo snel mogelijk een proefproject kunnen voorstellen, waarmee zo veel mogelijk lidstaten hun voordeel kunnen doen.
Ik zal niet in detail ingaan op het vraagstuk van de illegale immigratie en het voorstel voor sancties tegen de werkgevers van illegaal verblijvende ingezetenen van derde landen. We begrijpen de bezorgdheid die in het verslag tot uitdrukking komt over de behandeling van de slachtoffers van illegale arbeid en de mate waarin contractpartijen verantwoordelijk kunnen worden gesteld. We zullen dit meenemen in onze gesprekken met de Raad. De Commissie is buitengewoon tevreden met de steun van het Europees Parlement voor haar inspanningen om de overgangsbepalingen die de mobiliteit van werknemers uit de nieuwe lidstaten beperken, in te trekken.
Ter afronding wil ik nog zeggen dat ik dit verslag buitengewoon constructief vind. Het geeft de Commissie en de Raad nieuwe energie om de bestrijding van zwartwerk meer op de voorgrond te plaatsen en onze doelstellingen op dat gebied ambitieuzer te maken.
De Voorzitter. − Hiermee is het debat beëindigd.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Louis Grech (PSE), schriftelijk. – (EN) Zwartwerk buit arbeiders uit, verstoort de arbeidsmarkten, levert een oneerlijk concurrentievoordeel op voor werkgevers zonder scrupules en dit leidt vervolgens weer tot een ondergrondse economie op laag niveau.
Illegale/niet-gereguleerde immigranten in een aantal lidstaten van de Europese Unie vormen een potentiële bron waaruit geput kan worden voor zwartwerk.
Deze onrust om zwartwerk groeit in een zeer snel tempo. Naar verwachting zal deze onrust nog verder toenemen omdat illegale immigranten het geld nodig hebben en tegelijkertijd doodsbang zouden zijn om in gebreke blijvende werkgevers aan te geven uit angst voor uitzetting door de autoriteiten. Ik waardeer het dat sommige lidstaten een aantal maatregelen nemen om deze flagrante schending van de wetgeving uit te bannen, maar in het geheel genomen is er nog weinig aansprekend succes geboekt in dit opzicht. De EU en de lidstaten moeten hun inspanningen harmoniseren en meer wetgeving vaststellen die is gericht op het nemen van serieuze strafmaatregelen tegen degenen die in gebreke blijven.
De beschikbaarheid van illegale werknemers en de cultuur van ondergronds werk, zwakke wetgeving, werkgevers zonder scrupules, financiële en economische crises en dalende winstmarges zijn een zeer aantrekkelijke voedingsbodem voor uitbuitingspraktijken.
Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. – (LT) De Europese Unie (EU) kent nog altijd een omvangrijke zwarte arbeidsmarkt. Met het vrije verkeer van werknemers binnen de EU is het zwartwerk toegenomen. Dit is niet alleen in het nadeel van mensen die illegaal werken, maar ook van de overheidsfinanciën van de lidstaten. Zwartwerk verstoort de werking van de interne markt doordat het eerlijke concurrentie in de weg staat. Zwartwerkers worden dikwijls uitgebuit door hun werkgevers en ze hebben geen recht op sociale zekerheid of gezondheidszorg. Dergelijke gevallen zijn met name dagelijkse praktijk in de lidstaten die vasthouden aan de overgangsmaatregelen en het vrije verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten blijven beperken. Deze beperkingen werken zwartwerk in de hand en moeten dan ook zo snel mogelijk worden opgeheven.
Het is betreurenswaardig en onverdedigbaar dat de EU haar burgers machteloze gijzelaars maakt van dit ineffectieve beleid. In interviews met Litouwse arbeidsemigranten in het buitenland zijn vaak klachten te horen over werkgevers die misbruik maken van hun gebrek aan kennis over de plaatselijke wetgeving en hun gebrek aan taalbeheersing, en die hun niet voor hun werk betalen. Ik vind dat de EU strenge, doortastende maatregelen moet treffen om zwartwerk aan te pakken. Op dit moment hebben werkgevers die zich van zwartwerk bedienen, weinig te vrezen; ze komen er dikwijls vanaf met het betalen van onbeduidende boetes die het inhuren van zwartwerkers geenszins ontmoedigen.
Ik ben van mening dat het veel effectiever zou zijn om sancties op te leggen die rechtstreekse gevolgen hebben voor de economische belangen van die werkgevers, zoals de opschorting of intrekking van hun bedrijfsvergunning, waardoor ze geen toegang meer hebben tot middelen van de lidstaten of de EU. Hiermee zou zwartwerk kunnen worden teruggedrongen of zelfs helemaal uitgebannen.
Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. – (HU) Volgens de statistieken van de Eurobarometer aan het eind van 2007 heeft 5 procent van de arbeidsgeschikte EU-burgers, dat wil zeggen 19,7 miljoen van de 392,9 miljoen inwoners van de EU, toegegeven al eens illegaal te hebben gewerkt. In enkele lidstaten bereikt of overschrijdt het percentage niet-aangegeven werk zelfs 20 procent van het bbp. Niet-aangegeven werk is een fenomeen dat gepaard gaat met langdurige negatieve economische effecten op de Europese arbeidsmarkt, een vicieuze cirkel die zeer moeilijk te doorbreken is door werknemers, maar ook door werkgevers.
De zwaarst getroffen sectoren zijn de landbouw, de bouw, huishoudelijk werk, de horeca en het toerisme, die worden gekenmerkt door onzekerheid en lage lonen. Daarom mag de strijd tegen zwartwerk alsmede de modernisering van het arbeidsrecht en de arbeidsnormen niet op een zuiver theoretisch niveau blijven bestaan, maar moeten de lidstaten op deze terreinen hun krachten bundelen. Ik stel voor dat de Commissie een EU-strategie uitwerkt voor de bestrijding van zwartwerk en een groter aandeel op zich neemt van het werk op het gebied van arbeids- en maatschappelijke toezichtinstanties. De lidstaten moeten de hervorming van de belasting- en verzekeringsstelsels voortzetten, waarmee de belastingdruk voor de arbeidskrachten wordt verlaagd.
Om ervoor te zorgen dat huishoudens diensten kunnen inkopen tegen lagere prijzen, verdient het aanbeveling Europese dienstbonnen in te voeren, waarmee tevens de afdracht van verzekeringspremies en belasting zou worden gegarandeerd. In de strijd tegen niet-aangegeven werk is het echter cruciaal dat de lidstaten hun arbeidsmarkt openstellen voor elkaars werknemers, want ook gedeeltelijke beperkingen dragen bij aan het ontstaan van regionale ongelijkheid, wat bovendien in strijd is met de basisbeginselen van de Europese Unie en de Europese mentaliteit.
Sirpa Pietikäinen (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de heer Panzeri bedanken voor zijn uitstekende verslag over intensievere bestrijding van zwartwerk in de Europese Unie.
In het verslag staat dat het aandeel van zwartwerk in sommige lidstaten maar liefst 20 procent van het bbp bedraagt. Vooral in deze landen, maar ook in alle andere EU-landen, is zwartwerk een probleem voor de economie, maar tegelijkertijd schendt het ook het recht van werknemers op humaan werk.
De Europese Unie heeft zich verbonden aan de doelen voor “waardig werk” met haar agenda, die in de praktijk niet ten uitvoer dreigt te worden gelegd wanneer er geen doeltreffende controle en een duidelijke regelgeving tot stand worden gebracht. De slechte arbeidsomstandigheden en niet-bestaande arbeidsvoorwaarden van migrantenarbeiders die zwartwerk verrichten, hebben een nieuwe vorm van sociale slavernij gecreëerd.
Om zwartwerk te bestrijden, kunnen wij zowel straf- als stimuleringsmaatregelen nemen. Er moet meer controle komen om sneller in te kunnen grijpen bij mogelijk misbruik. De vakbondsbeweging speelt een belangrijke rol door eerlijke spelregels in het arbeidsleven voor te stellen, te controleren en te bekrachtigen. Met nationale voorlichtingscampagnes voor buitenlandse werknemers kan de kennis onder de werknemers van de arbeidsregelgeving in elk land worden verbeterd.
De waarheid is dat wij niet van het probleem van zwartwerk afkomen door regulering alleen. Eerlijke spelregels in het arbeidsleven, redelijke beloning en voldoende sociale zekerheid moeten in elk EU-land, in de hele wereld, worden gewaarborgd. Mensen moeten goed in hun levensonderhoud kunnen voorzien en toegang tot sociale basisvoorzieningen hebben, ongeacht in welk land zij wonen.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Zwartwerk is een verschijnsel waar alle EU-lidstaten mee te kampen hebben en een alarmerend aspect van de Europese economische markt, dat ingaat tegen de beginselen van flexizekerheid.
De strijd tegen zwartwerk is in bepaalde opzichten te vergelijken met het gevecht tussen Microsoft en hackers. Hoe vooruitstrevender onze methodes zijn om de strijd aan te binden met zwartwerk, des te doeltreffender de door werkgevers gebruikte trucs. Het beste voorbeeld hiervan is de opkomst van “grijs werk”, waarbij werkgevers geneigd zijn arbeidscontracten aan te gaan tegen het minimumloon, terwijl de aanvulling tot het daadwerkelijke loon wordt betaald buiten de wettelijke kaders om.
In Roemenië is dit verschijnsel steeds meer toegenomen, en op dit moment maakt grijs werk 20 tot 50 procent uit van de totale werkgelegenheid. Een verontrustend gegeven is dat degenen die gebruik maakten van deze methode in het begin kleine ondernemingen waren, maar dat het nu bekende namen zijn die belastingen en socialezekerheidsbijdragen ontduiken, met als gevolg dat de werknemer een zeer klein pensioen ontvangt dat hem of haar op de rand van de armoedegrens brengt.
Ik heb deze zaken benadrukt omdat bij een toekomstige strategie voor de bestrijding van zwartwerk, waar in het verslag naar wordt verwezen, rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie in iedere afzonderlijke lidstaat. Er is behoefte aan één Europese aanpak en doeltreffende samenwerking tussen overheidsdiensten, arbeidsinspecties en sociale partners.
27. Tenuitvoerlegging van de sociale wetgeving inzake het wegvervoer (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0357/2008) van Alejandro Cercas, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de tenuitvoerlegging van de sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer (2008/2062(INI)).
Alejandro Cercas, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik stel het op prijs dat u hier aanwezig bent. Zoals u weet hebben de Raad en het Parlement na een bemiddelingsprocedure in maart 2002 overeenstemming bereikt over Richtlijn 2002/15/EG, waarin de eisen zijn neergelegd waaraan moet worden voldaan in de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer verrichten, om hun gezondheid en veiligheid te waarborgen, om de verkeersveiligheid te waarborgen, en ook om gelijke concurrentievoorwaarden voor alle bedrijven te scheppen. Allerlei soorten werkzaamheden zijn in de richtlijn opgenomen, niet alleen het rijden zelf, maar ook de fysieke arbeid die bestuurders soms verrichten bij het laden en lossen of het schoonmaken van de voertuigen.
Tijdens die bemiddeling is het belangrijkste probleem opgelost, te weten de vraag of de richtlijn ook van toepassing moet zijn op zelfstandige bestuurders, en de partijen zijn overeengekomen, met de steun van de Commissie, dat zelfstandige bestuurders ook in het toepassingsgebied van de richtlijn worden opgenomen, om eens en voor altijd een eind te maken aan de problemen van de dubbele wetgeving, het meten met twee maten tussen zelfstandige en niet-zelfstandige bestuurders.
Het ontbreken van een gemeenschappelijke regeling zorgde voor enorme problemen: deze zelfstandige bestuurders maakten zeer lange dagen, wat tot persoonlijke problemen en problemen met de verkeersveiligheid leidde, en ook werd het begrip zelfstandige bestuurder misbruikt om de voorwaarden voor eerlijke concurrentie te ondergraven.
Daarom was het een groot succes dat eens en voor altijd, met een redelijke overgangsperiode, een eind werd gemaakt aan deze duale wetgeving, en in 2002 kwam iedereen, de Commissie, de Raad en het Parlement, tot de conclusie dat dit het meest rationeel en het meest logisch was.
We hebben dit initiatiefverslag opgesteld en we hebben de steun van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie vervoer en toerisme gekregen omdat, mijnheer de commissaris, dit beginsel, deze afspraak tussen de Commissie, de Raad en het Parlement, nu ineens niet meer zo stevig overeind lijkt te staan; het lijkt erop dat er onduidelijkheden bestaan; het lijkt erop dat er verwarring bestaat en dat de uitleg van bepaalde zaken niet bevredigend is.
De Commissie had een verslag moeten presenteren en had wetgeving moeten produceren om ook zelfstandige bestuurders onder de regeling te laten vallen. En de waarheid is dat dat verslag vorig jaar is gepresenteerd, maar dat het niet voldeed, in de eigen woorden. We wachten op het definitieve verslag. En nu, zes maanden voor het eind van de termijn die was vastgesteld voor de integratie, is er geen verslag en zijn er geen initiatieven van de Commissie.
Dat is de reden, mijnheer de commissaris, terwijl de datum waarop de zelfstandige bestuurders in de regeling moeten worden opgenomen snel naderbij komt – en we geen duidelijkheid hebben en we er ook niet van overtuigd zijn dat de wil die er op dat moment was nog steeds is, en er gaan geruchten dat wordt overwogen om deze criteria te wijzigen – waarom het Parlement dit verslag heeft opgesteld, met twee doelstellingen: om hieraan te herinneren en om eisen te stellen.
Herinneren aan de afspraak tussen de Commissie, de Raad en het Parlement ten behoeve van bestuurders, van bedrijven en van de samenleving als geheel, herinneren aan deze afspraak om een eind te maken aan deze situatie, die een bron van rechtszaken is, en eisen dat de beloften worden ingelost. Want er is geen enkele omstandigheid die iets verandert aan de redenen voor die afspraak. De noodzaak ervan bestaat nog even sterk; vandaar dat we, ten behoeve van de gezondheid van de bestuurders, ten behoeve van de verkeersveiligheid en ten behoeve van een perfecte concurrentie, de zelfstandige bestuurders in de richtlijn moeten opnemen.
Een laatste verzoek, mijnheer de commissaris. Ik denk dat het heel belangrijk is, aan het eind van deze termijn, dat u niet terugkomt op de gemaakte afspraak. Economische eisen, of sectoren van de beroepsgroep die op buitenissige concurrentievoordelen uit zijn, mogen nooit voorrang krijgen boven de publieke behoeften waar ik op doel.
Daarom, mijnheer de commissaris, wil ik u, omdat het belangrijk is, namens al mijn collega’s vragen om het evenwicht niet te verbreken en snel met een goede regeling te komen, zoals beloofd.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Dames en heren, het Europees Parlement bespreekt vandaag de uitvoering en de mogelijkheden voor uitbreiding van de richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen. Deze specifieke wetgeving organiseert de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, onder meer buschauffeurs en vrachtrijders. De richtlijn heeft echter geen betrekking op zelfstandige chauffeurs.
Velen van u zullen zich herinneren dat de richtlijn in 2002 is goedgekeurd na een lastige bemiddelingsprocedure. Daarbij is ook een clausule goedgekeurd die vastlegt dat met ingang van 23 maart 2009 het toepassingsgebied van de richtlijn wordt uitgebreid naar alle zelfstandige chauffeurs. Voorwaarde is wel dat de Commissie verslag uitbrengt aan de Raad en het Europees Parlement over de gevolgen van vasthouden aan de huidige situatie, waarin zelfstandige chauffeurs niet onder de richtlijn vallen. Ook dient zij met een wetsvoorstel te komen dat specifiek gaat over zelfstandige chauffeurs.
Het al dan niet opnemen van zelfstandige chauffeurs in het toepassingsgebied van de richtlijn is echt een dilemma, al moet ik zeggen dat er in wezen geen sprake is van een probleem. De Commissie wil met haar wetgevingsvoorstel betreffende de arbeidsomstandigheden in het wegvervoer zorgen voor een hoog niveau van sociale bescherming en eerlijke concurrentie. Ook wil zij de veiligheid op de weg vergroten. Daarom vond de Commissie het nodig een speciale regeling in te voeren voor personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, en wel een specifieke wet die dient als aanvulling op de algemene richtlijn betreffende de arbeidstijd.
Sinds 2002 zijn de regels voor chauffeurs echter ingrijpend gewijzigd, dat wil zeggen in positief opzicht. Dankzij uw steun en met name die van de heer Markov zijn in 2005 nieuwe regels goedgekeurd inzake rij- en rusttijden en de controles daarop.
De richtlijn uit 2002 betreffende de arbeidstijd in het wegvervoer was alleen van toepassing op chauffeurs in loondienst, terwijl de regels uit 2005 zich uitstrekken tot alle chauffeurs. Zij gelden dus niet alleen voor chauffeurs in loondienst, maar ook voor zelfstandigen. De regels betreffen 80 procent van de arbeidstijd van chauffeurs. Dat is ook de reden waarom de terechte zorgen van het Parlement in de bemiddeling over de richtlijn uit 2002 naar behoren zijn weggenomen. Wat betreft de herziening van deze richtlijn is algemeen bekend dat op dit punt de houding per lidstaat enorm verschilt en dat de meningen ook binnen de lidstaten en de vervoerssector uiteenlopen.
De Commissie heeft haar verslag over de gevolgen van de uitsluiting van zelfstandige chauffeurs van de richtlijn in mei 2007 gepubliceerd. De Commissie komt in haar verslag tot twee conclusies. In de eerste plaats stelt ze dat er zowel aan het opnemen als aan het uitsluiten van zelfstandige chauffeurs voor- en nadelen kleven. In de tweede plaats zijn er bij de uitvoering van de richtlijn problemen ontstaan omdat sommige lidstaten moeite hadden met het toezicht op de naleving van de richtlijn. Dit was voornamelijk het gevolg van het feit dat sommige chauffeurs ten onrechte als zelfstandig werden gekwalificeerd. Binnen de vervoerssector betreft het dan chauffeurs die weliswaar formeel zelfstandig zijn, maar in de praktijk afhankelijk zijn van één en hetzelfde bedrijf en het werk niet naar eigen inzicht kunnen indelen. Zij zijn sociaal kwetsbaar en ook al is, zoals gezegd, de richtlijn wel op hen van toepassing, toch moet de uitvoering op dat punt nog worden aangescherpt. De Commissie heeft de omzetting van de richtlijn in nationaal recht nauwlettend gevolgd en heeft inbreukprocedures ingeleid waar zij dit nodig achtte. Op het moment dat de lidstaten de richtlijn in nationaal recht hadden omgezet, hebben wij die omzetting aan een uitvoerige kwaliteitscontrole onderworpen. In veel gevallen waarin tekortkomingen werden vastgesteld, heeft dit geleid tot inbreukprocedures.
Voorts is de Commissie bezig met een evaluatie, waarmee zij een concrete basis wil leggen voor een wetgevingsvoorstel later dit jaar. Het zou dus te vroeg zijn als de Commissie nu al een standpunt zou innemen ten aanzien van de vraag of zelfstandige chauffeurs nu wel of niet onder het toepassingsgebied van de onderhavige richtlijn moeten vallen.
Ik ben bijzonder blij met het verslag van de heer Cercas, met name waar het gaat om de ontwikkelingen in verband met de omzetting van wetgeving. Maar zoals gezegd blijft de Commissie van mening dat de oplossing die het verslag aanreikt eigenlijk voorbijgaat aan de problematiek van de volledige en juiste omzetting van de richtlijn voor de werknemers die al onder de richtlijn vallen. Voor dit doel hebben wij ons tot nu toe hard gemaakt en we hopen het met de volgende wijziging te kunnen verwezenlijken.
De Voorzitter. − Hiermee is het debat beëindigd.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Wegvervoer is een essentiële economische activiteit in de EU. Naleving van regels voor rijden, arbeidstijden en pauzes is een basisvereiste voor het waarborgen van de veiligheid op de weg en de gezondheid en veiligheid van chauffeurs en passagiers.
We verwelkomen met name de opname van alle werknemers in de sector, inclusief de zelfstandige chauffeurs, in de regels voor arbeidstijden, die een eerlijke concurrentie binnen de sector garanderen.
Het moet ook duidelijk zijn dat er in de richtlijn minimumeisen worden vastgesteld en dat dit onder geen enkele voorwaarde mag leiden tot het verlagen van een gunstiger niveau dat in sommige lidstaten reeds bestaat.
28. Bevordering van sociale integratie en bestrijding van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen, in de EU (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0364/2008) van Gabriele Zimmer, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de bevordering van sociale integratie en de bestrijding van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen, in de EU (2008/2034(INI)).
Gabriele Zimmer, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik word geacht om dit initiatiefverslag namens onze commissie te presenteren, maar ik wil allereerst zeggen dat ik betreur dat er in de plenaire vergadering geen open debat plaats kan vinden, en er ook geen amendementen konden worden ingediend. Ik vind het onaanvaardbaar dat de afgevaardigden hun eigen rechten zelf beperken, en dat we op die manier afbreuk doen aan het belang van de initiatiefverslagen.
We hebben in de commissie een bijzonder intensief debat gevoerd over de verslagen die vandaag op de agenda staan, er zijn meer dan 200 amendementen ingediend, er zijn 40 compromisamendementen uitgewerkt, en er hebben twee hoorzittingen met deskundigen en belanghebbenden plaatsgevonden, dat alles in nauwe samenwerking met de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Daaruit blijkt dat de leden wel degelijk belangstelling hebben voor dit onderwerp.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft zich met een overgrote meerderheid van de leden uit alle fracties uitgesproken voor de verdere ontwikkeling van de strategie van de EU voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting – en ik hoop dat de plenaire vergadering morgen hetzelfde zal doen. 78 miljoen burgers leven in armoede, 19 miljoen daarvan zijn kinderen, en de commissie heeft er geen twijfel over laten bestaan dat de EU en haar lidstaten verplicht zijn om concrete en meetbare doelstellingen vast te leggen om de sociale integratie te bevorderen en de armoede uit te roeien.
De Europese Commissie heeft een paar dagen geleden principes voorgesteld voor een strategie van actieve integratie, die nog moet worden goedgekeurd door de Europese Raad. Wij als parlementaire commissie staan achter deze voorstellen, voor zover we ze al hebben kunnen nalezen. Wij gaan echter verder, in ons verslag pleiten wij voor het ontwikkelen van een holistische aanpak van de actieve sociale integratie.
Die moet volgens ons op vier pijlers rusten. Ten eerste: een inkomen boven de armoedegrens door stelsels van minimale sociale bescherming en minimumlonen. Ten tweede: een actief arbeidsmarktbeleid voor betere banen en een toereikend inkomen. Ten derde: een betere toegang tot de openbare diensten van algemeen belang en kwalitatief hoogwaardige diensten. Ten vierde: een betere participatie van degenen die getroffen worden door armoede en sociale uitsluiting in de uitwerking en uitvoering van deze strategie. Bovendien willen we de gelijkheid tussen mannen en vrouwen als horizontale taak in deze strategie integreren.
Als commissie bekritiseren wij dat niet eens alle lidstaten van de EU een volledig sociaal vangnet hebben. In veel lidstaten ligt het laagste niveau van sociale bescherming onder de armoedegrens van de EU. Daarom eisen wij dat het minimuminkomen uit sociale bescherming of uit betaalde arbeid niet mag leiden tot inkomensarmoede. Wij doen een beroep op de Raad om voor de hele EU streefdoelen vast te leggen voor het niveau van de minimale sociale bescherming – ten minste 60 procent van het mediaan nationaal inkomen – en van de minimumlonen – ten minste 60 procent van het gemiddelde inkomen in de lidstaat of in de bedrijfstak. De lidstaten dienen die streefdoelen binnen een bepaalde periode te bereiken, waarbij natuurlijk in geen geval afbreuk mag worden gedaan aan het subsidiariteitsbeginsel, en ook de open coördinatiemethode moet worden toegepast.
De commissie heeft in haar debatten over dit verslag veel aandacht besteed aan de bestrijding van kinderarmoede. Daarbij staat het welzijn van het kind voor ons centraal. We gaan uit van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, en leiden daaruit af dat er een politiek en holistisch recht op de bestrijding van kinderarmoede bestaat.
We wijzen erop dat de toegang tot kwalitatief hoogwaardige diensten volgens ons van het allergrootste belang is voor de sociale integratie van volwassenen, maar zeker ook van kinderen, en met name van kinderen uit groepen met een bijzonder hoog armoederisico. We doen een dringend beroep op de lidstaten om als eerste stap de kinderarmoede voor 2012 met 50 procent terug te dringen. Bovendien bevestigen wij de eis in onze resolutie van januari jongstleden dat het fenomeen van de straatkinderen voor 2015 moet zijn uitgeroeid.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe een paar woorden te zeggen over het verslag in kwestie. U weet dat de Commissie in de vernieuwde sociale agenda het idee heeft geopperd de armoede te bestrijden als integraal onderdeel van de sociale agenda, en de aanbeveling inzake sociale integratie was een volgende stap in de uitwerking van dit idee. Ik ben blij dat in het verslag dat de rapporteur gedurende haar toespraak heeft gepresenteerd, deze aanbeveling wordt ondersteund en een aantal belangrijke onderdelen van de aanbeveling positief worden beoordeeld. Ik kan zeggen dat de Commissie weliswaar groot belang hecht aan een integrale aanpak ten behoeve van sociale integratie, maar meer nog de nadruk legt op het probleem van armoede onder kinderen. Ik zou er in dit verband op willen wijzen dat dit de eerste keer is gedurende de huidige zittingsperiode dat dit onderwerp op zo’n uitstekende manier is gepresenteerd. We streven ernaar in de toekomst verder te gaan op deze weg omdat duidelijk is dat armoede die van ouder op kind wordt doorgegeven, een belangrijk sociologisch probleem is in verband met armoede.
Dames en heren, het is overduidelijk dat de Commissie in dit opzicht kan rekenen op steun van het Parlement. Natuurlijk ben ik benieuwd naar de voortgang van de documenten en het verslag in de toekomst. Het is ook duidelijk dat de Commissie voor haar inspanningen ter bevordering van sociale integratie in de toekomst nog veelvuldig gebruik zal maken van de besluiten en adviezen van het Parlement. Dit is namelijk geen probleem dat is op te lossen met een enkele mededeling, of een strijd die in enkele weken of maanden is gestreden.
De Voorzitter. − Hiermee is het debat beëindigd.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik wil mijn steun uitspreken voor het verslag van Gabriele Zimmer over de bevordering van sociale integratie en de bestrijding van armoede. Het bestrijden van armoede onder kinderen is een prioriteit van de EU, maar er zijn vele obstakels die een goede socialisatie in de weg staan.
Ik wil u op de hoogte brengen van een ongekend geval in Bulgarije, waaruit blijkt hoe de autoriteiten duizenden kinderen de mogelijkheid ontzeggen om onderwijs te krijgen en iets beters van hun leven te maken. Het overheidsbestuur onderwerpt christelijke kinderen op openbare scholen aan religieuze discriminatie. In de regio’s Kardzhali, Razgrad, Targovishte en Shumen sloten de scholen twee dagen hun deuren voor de viering van het moslimfeest Ramazan Bayram, dat geen nationale feestdag is. Dit gebeurde met medeweten van het Bulgaarse ministerie van Onderwijs. Ondanks het openbare karakter van het Bulgaarse onderwijs werd er in deze regio’s een godsdienstige feestdag uitgeroepen! De Bulgaarse kinderen werden gedwongen om thuis te blijven.
Bulgarije is een christelijk land en heeft geen wetgeving voor de landelijke viering van moslimfeesten. Hoe heeft het dan kunnen gebeuren dat de Bulgaarse openbare scholen ten koste van hun eigen kinderen en zonder enige uitleg hun deuren gesloten hielden voor de viering van een niet-Bulgaars religieus feest? Een bepaalde persoon of bepaalde groepering in Bulgarije heeft er kennelijk belang bij dat de klaslokalen van Bulgaarse openbare scholen leeg zijn om de Turkse moskeeën te vullen.
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. – (GA) In het sociale-integratiebeleid moeten het recht van mensen op een waardig leven en de garantie van een volwaardige plaats in de samenleving centraal staan. Daartoe moet het sociale-integratiebeleid een inkomensniveau waarborgen dat zorgt dat mensen geen armoede lijden of worden uitgesloten.
In dit verslag wordt de Europese Commissie bijgevallen bij het nemen van deze belangrijke stap, die de bestrijding van armoede en de strijd voor sociale insluiting zichtbaarder maakt. In het verslag wordt erop aangedrongen dat de strategie moet worden geïntensiveerd door nauwkeurig omschreven doelen en indicatoren te ontwikkelen. Benadrukt wordt dat de bestrijding van armoede om een bredere aanpak vraagt, die een scala aan EU-beleid omvat.
Speciaal van belang is dat in het verslag wordt gepleit voor een minimumloon en een minimuminkomen, met prioriteit voor de uitroeiing van armoede onder kinderen, en toegang tot openbare diensten voor risicogroepen voor wat betreft sociale uitsluiting. In aanvulling hierop moet sociale integratie worden bevorderd door middel van huisvesting, onderwijs, opleiding en levenslang leren, evenals door inkomenssteunregelingen voor individuele personen en gezinnen.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. – (EN) Dit verslag is omschreven als een holistische benadering voor het uitbannen van armoede. Terwijl de wereldwijde financiële storm nog steeds inbeukt op onze burgers en economieën, is het nog nooit zo duidelijk geweest dat we in een wereld leven waarin we onderling met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn.
Beleid dat binnen de Europese Unie wordt vastgesteld, heeft ook gevolgen buiten de Europese Unie. Daarom zouden problemen buiten de Europese Unie ook moeten doordringen tot het beleid in de Europese Unie. We kunnen de strijd tegen armoede in Europa niet isoleren van de wereldwijde strijd tegen uitsluiting.
Kinderarbeid versterkt armoede en veroordeelt generatie na generatie tot onwetendheid, een slechte gezondheid en een vroege dood. Kinderen horen op school te zitten. Een ontwikkelde economie kan niet worden opgebouwd door een niet-opgeleide beroepsbevolking. Werkende kinderen sluiten hun ouders uit van dergelijk werk en daardoor van de mogelijkheid om te strijden voor betere omstandigheden. Werkende kinderen dragen zelfs bij aan de wereldwijde neerwaartse spiraal.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), schriftelijk. – (PL) In 2005 leefden in de Europese Unie 78 miljoen mensen (16 procent) op de armoedegrens. Momenteel leeft een op de vijf inwoners van de Unie in ondermaatse omstandigheden; elke dag zoeken 1,8 miljoen mensen een slaapplaats in daklozentehuizen; 10 procent van de mensen leeft in huishoudens waar niemand werkt; de langetermijnwerkloosheid bedraagt 4 procent; 15 procent van de werknemers heeft een extreem laag inkomen en 8 procent van de werknemers leeft ondanks zijn werk in armoede. Daarnaast leven nog eens 19 miljoen kinderen in armoede.
Onder de lidstaten van de EU zijn nog steeds landen die niet beschikken over goede nationale socialezekerheidsstelsels.
In dit verband verdient de door de Europese Commissie voorgestelde aanpak voor actieve sociale integratie dan ook steun. Het beleid voor sociale integratie moet voor alle mensen het basisrecht op een waardig leven en participatie in de samenleving garanderen. Ook moet het zorgen voor integratie van de arbeidsmarkt, betere toegang tot hoogwaardige diensten, gendergelijkheid en non-discriminatie.
Het huidige niveau van sociale bijstand ligt lager dan het niveau van de armoededreiging. Daarom moeten de lidstaten die steun aanpassen, zodat de basisdoelstelling kan worden gehaald en een einde wordt gemaakt aan armoede. Socialezekerheidsprogramma’s moeten de mensen op doeltreffende wijze helpen en ondersteunen bij het vinden van vast werk.
Er moeten direct maatregelen worden getroffen voor kinderen die het slachtoffer zijn van allerlei problemen, immigrantenkinderen, verwaarloosde kinderen, uitgebuite kinderen en kindslachtoffers van geweld.
Louis Grech (PSE), schriftelijk. – (EN) Gezien de recente, lees huidige financiële en economische beroering en de wereldwijde terugslag, ben ik van mening dat het noodzakelijk is om de definitie en drempels van armoede opnieuw te bepalen.
Ik maak mij zorgen over het feit dat een aanzienlijk gedeelte van armoede niet zo duidelijk is als tientallen jaren geleden, maar ik ben bang dat deze armoede net zo reëel is. Door de hedendaagse levensstijl kan deze nieuwe armoede voor een groot deel verborgen blijven.
De koopkracht van veel huishoudens wordt uitgehold door een scherpe stijging van kosten in het algemeen en in het bijzonder van de kosten voor voedsel, gezondheid en energie. Gezinnen met een laag inkomen, gepensioneerden, werklozen en andere groepen in onze maatschappij lopen het risico kwetsbaar te worden en zullen vechten om te overleven, omdat deze kosten het grootste gedeelte van hun maandbudget vormen.
Naar verwachting zullen de economieën in de hele wereld snel minder gaan presteren omdat er verwacht wordt dat er een recessie op komst is. Dit zou onvermijdelijk instabiliteit veroorzaken in alle sectoren van de economie. Het snijden in sociale programma's en diensten zou het probleem nog vergroten voor degenen die te maken hebben met een uitholling van de koopkracht.
Ik ben van mening dat de Europese Unie en de lidstaten deze kwestie moeten aanpakken ter verzachting van de ingrijpende ongelijkheden en ontberingen die verborgen armoede meebrengt voor veel EU-burgers.
Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De noodzaak om kinderarmoede uit te bannen wordt in de Europese Unie als belangrijke kwestie gezien. Met name Roma-kinderen vormen de meest achtergestelde minderheid, zij krijgen geen hulp bij huisvesting, werkgelegenheid, onderwijs en gezondheidszorg.
De combinatie van deze factoren leidt tot een trieste situatie waarin Romani-kinderen geen toekomst hebben en waarin Roma- en Romani-kinderen sociaal worden uitgesloten, met name in gevallen waarin Romani-kinderen in extreme armoede opgroeien. Een dergelijke omgeving ontzegt Romani-kinderen de kans om hun bestaande rechten uit te oefenen die ze verdienen. Roma-kinderen die in armoede opgroeien missen de kansen die vrijelijk worden geboden aan de meerderheid. Bij de beleidsvorming van de EU en de lidstaten moet rekening worden gehouden met sociale uitsluiting en kinderarmoede, met name op gebieden die gerelateerd zijn aan actieve sociale insluiting.
Uit recente gegevens blijkt dat 50 procent van de Roma analfabeet of semi-analfabeet is, dat 30 procent van de kinderen van 3-10 jaar lijdt aan ernstige ziektes als tuberculose en dat de levensverwachting van Roma tien jaar lager is dan die van de meerderheid. De mate van sociale uitsluiting die Roma meemaken in hun kindertijd neemt toe op het moment dat ze volwassen worden. In de meeste Europese steden is 90 procent van de Roma werkloos, en hebben ze weinig hoop op het vinden van een baan in de nabije toekomst. Deze vicieuze cirkel moet worden doorbroken voor de sociale cohesie van de EU.
Magda Kósáné Kovács (PSE), schriftelijk. – (HU) Het welzijn van kinderen is gebaseerd op een gezonde leefomgeving, fatsoenlijke huisvesting, goede voeding en toegang tot dienstverlening op het gebied van opvoeding en onderwijs. De titel van het verslag is echter te breed om met de nodige nadruk in te gaan op de situatie van kinderen. Daarom kan er niet met zekerheid worden gesteld, slechts worden gesuggereerd, in welke mate armoede onder kinderen het heden en de toekomst van een samenleving bepaalt.
Het verslag benadert in al zijn complexiteit de thema’s integratie en armoede: deels alomvattend, deels stilstaand bij de verschillende risicogroepen, zoals etnische minderheden, migranten, ouderen en mensen met een beperking, waarbij de situatie van vrouwen en kinderen wordt uitgelicht. Natuurlijk ben ik het ermee eens dat werkgelegenheid het belangrijkste middel is om uit de armoede te geraken. Op zichzelf is dit echter geen garantie voor maatschappelijke integratie of het uitroeien van armoede.
Dit blijkt ook uit het feit dat zich veel armen onder de werkenden bevinden. De reden hiervan, om de boodschap van het verslag te bevestigen, schuilt in onredelijke arbeidsvoorwaarden en het onrechtvaardige loonsysteem van bepaalde kansarme groepen. Het is spijtig dat het stuk in zijn streven naar diversiteit niet de mogelijkheid biedt om gedetailleerd in te gaan op de problemen van bepaalde risicogroepen. Gezien de toewijding van de rapporteur en de inhoud van het verslag vertrouw ik er echter op dat het een bijdrage kan leveren aan de wetgeving van de Europese instellingen, waarvan het resultaat degenen bereikt voor wie het is bedoeld, namelijk de armen.
Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. – (ET) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, iedereen moet gelijke rechten hebben om volledig aan het maatschappelijk leven deel te nemen, met inbegrip van het recht te werken en economisch actief te zijn, en te genieten van een levensstandaard en welvaart die als normaal worden beschouwd in de samenleving waarin hij of zij leeft.
Werkgelegenheid is zonder meer de beste manier om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen. Het is echter een curieus feit dat 20 miljoen werknemers in de Europese Unie vandaag de dag in armoede leven, en de meeste daarvan zijn vrouwen.
Naast het bestrijden van de problemen van armoede en sociale uitsluiting onder kwetsbare groepen in de samenleving moet er naar mijn mening meer aandacht worden besteed aan armoede onder werkenden, vooral onder vrouwen.
Er moet een overzicht komen van het EU-beleid ter bevordering van de arbeidsmarkt: om mensen meer sociale zekerheid te kunnen bieden, hebben wij een springplank nodig voor regelmatig, rendabel en rechtszeker werk.
Ik ben ook van mening dat de vergoeding die aan werknemers in de lidstaten wordt betaald (het minimumloon) redelijk moet zijn en hun inkomsten moet waarborgen, zodat zij niet in een armoedeval terechtkomen.
Ik verwelkom het EU-doel in het verslag om het toekomstige minimumloon vast te stellen op minimaal 60 procent van het relevante gemiddelde loon (in een land, sector enz.) en het feit dat de lidstaten een tijdschema hebben vastgesteld om dat doel te bereiken.
Alleen evenwicht tussen flexibiliteit en bescherming kan de werkgelegenheid en sociale integratie vergroten.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Negen jaar na de lancering van het concept “waardig werk” verdient de helft van de wereldwijde beroepsbevolking minder dan twee dollar per dag, en in 2007 bedroeg de arbeidsparticipatie van vrouwen 49 procent van de totale bevolking, tegen 74,3 procent bij de mannen.
In Roemenië heeft slechts 15 procent van het totale aantal werknemers een waardige arbeidsplaats, en het aantal vrouwen dat het risico loopt in armoede te vervallen is gemiddeld 10 procent hoger dan het aantal mannen. Het verschil in beloning is duidelijk, aangezien mannen in de meeste economische sectoren meer verdienen dan vrouwen, en het maandelijkse verschil is ongeveer een derde van het landelijk minimumloon.
Het onderzoek dat door de Internationale Arbeidsorganisatie is uitgevoerd en ter gelegenheid van internationale vrouwendag is gepubliceerd, toont duidelijk aan dat Europa zich niet langer kan veroorloven het potentieel van vrouwen te negeren en dat de toegang tot de arbeidsmarkt en tot waardige banen cruciaal is om gendergelijkheid te realiseren. De toegang tot waardig werk voor alle burgers moet een speerpunt zijn van het werkgelegenheidsbeleid, aangezien dit het primaire middel is voor sociale insluiting en tegelijkertijd de enige duurzame oplossing voor de strijd tegen armoede.
Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (ET) Sociale integratie en armoede onder kinderen zijn zaken die wij serieus moeten nemen en wat dat betreft is het initiatief van de commissie welkom. Wij moeten ons echter afvragen of onze plannen ambitieus genoeg zijn. De lidstaten moeten wat dit betreft een aantal belangrijke stappen nemen.
Wat het hardste nodig is om sociale uitsluiting te verminderen, is dat mensen voldoende inkomsten hebben om van te leven. Wij moeten erkennen dat in de meeste EU-lidstaten waar het bestaat, het minimumloon geen normaal inkomen biedt.
Sociale bijstand speelt zeker een rol bij het verminderen van sociale uitsluiting. In de huidige economische crisis wordt bij ons in Estland, waar levendige debatten plaatsvinden over het in evenwicht brengen van de begroting, openlijk gesproken over compromissen inzake kinderbijslag. Algemene kinderbijslag is iets wat alle kinderen verdienen en in die zin niet alleen praktische steun is, maar ook van grote symbolische betekenis. Als voormalig minister van Bevolkingszaken en huidig voorzitter van de Estse Raad van de kinderbescherming ben ik goed op de hoogte van deze zaken en zal ik er alles aan doen om te waarborgen dat deze bijslag, hoe kostbaar en inefficiënt ook, niet verdwijnt.
Naast inkomenssteun bestaat er belangrijke doelgerichte steun voor kwetsbare groepen, zoals ouderen, alleenstaande ouders, kinderrijke gezinnen en gehandicapten. Deze steun moet extra kosten dekken in verband met persoonlijke hulp en medische en maatschappelijke zorg. De steun die in Groot-Brittannië beschikbaar is voor ouderen om in koude perioden hun huizen warm te kunnen houden en energiearmoede te bestrijden, is een uitstekend voorbeeld van wat andere lidstaten, zoals Estland, als model kunnen nemen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. – (RO) Wegvervoerdiensten vertegenwoordigen 1,6 procent van het bbp en bieden werkgelegenheid aan 4,5 miljoen burgers van de Europese Unie.
De economie en de samenleving in het algemeen zijn in belangrijke mate afhankelijk van een efficiënt wegvervoer, aangezien 44 procent van de goederen door vrachtwagens worden vervoerd en 85 procent van de bevolking zich per auto of bus verplaatst.
Ik ben van mening dat lidstaten, om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen inzake sociale voorwaarden, moeten investeren in de wegvervoersinfrastructuur en de nodige maatregelen moeten treffen om passende investeringen te garanderen voor de ontwikkeling van die infrastructuur. In dit kader dient de aanleg van veilige parkeerterreinen een prioriteit te zijn.
Ter voorkoming van kunstmatige belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen heb ik de Commissie middels een amendement verzocht een verslag in te dienen bij het Europees Parlement over de situatie van verkeerscontroles in iedere lidstaat. Rekening houdend met het feit dat er vormen van controle zijn die het vrije verkeer van goederen of personen belemmeren, heb ik de Commissie verzocht de bestaande wetgeving te herzien en een wijzigingsvoorstel in te dienen om te zorgen voor een samenhangend systeem van verkeerscontroles.
29. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen