De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing(A6-0373/2008) van Harlem Désir, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende uitzendarbeid (10599/2/2008 – C6-0327/2008 – 2002/0072(COD)).
Harlem Désir, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, – ik hoop dat het Voorzitterschap van de Raad zich nog bij ons zal voegen – de aanneming van de richtlijn over uitzendarbeid wordt nu al meer dan zes jaar uitgesteld, niet door het Parlement, dat zich direct na ontvangst van het voorstel van de Commissie in 2002 heeft uitgesproken, maar juist doordat bepaalde lidstaten in de Raad dwarsliggen.
Vandaag hebben wij, na de goedkeuring van een gemeenschappelijk standpunt tussen de lidstaten, de kans om van deze belangrijke sociale wetgeving een feit te maken op een moment waarop de behoefte aan een sociaal Europa groot is, en dit is een kans die we moeten grijpen. Meer dan drie miljoen werknemers in de EU verrichten uitzendarbeid. Ze zijn in dienst van ongeveer 20 000 bedrijven die een omzet van 75 miljard euro vertegenwoordigen.
Deze sector is uiteraard sterk onderhevig aan schommelingen in de groei en uitzendkrachten zijn nu de eerste slachtoffers van de economische groeivertraging en de stijgende werkloosheid. Net zoals andere kwetsbare en atypische arbeidsrelaties heeft deze sector de laatste jaren een structurele groei doorgemaakt die geschat wordt op ongeveer 60 procent voor de afgelopen vijf jaar. Deze ontwikkeling is extra goed merkbaar in de nieuwe lidstaten.
Uitzendarbeid omvat talrijke sectoren die per lidstaten verschillen: in sommige landen de industrie, in andere landen de dienstverlening en in weer andere landen de bouw, de landbouw en de vervoerssector. De omvang van uitzendarbeid is bovendien per land sterk verschillend. In sommige landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, kan uitzendarbeid tot 5 procent van het totaal aantal werknemers omvatten. Ook de duur van de opdrachten loopt uiteen. In sommige landen, bijvoorbeeld Frankrijk, is de duur van een opdracht circa tien dagen, maar de duur kan ook korter zijn dan een week, zoals in Spanje, of circa twintig dagen, zoals in Finland. In andere landen, zoals Ierland, België en Nederland, kan een opdracht echter enkele maanden duren, of zelfs een jaar zoals in Oostenrijk.
Zoals we weten zijn uitzendkrachten in sterkere mate aan lichamelijke risico's blootgesteld, moeten zij vaak sneller en harder werken dan andere werknemers en is voor hen het risico op arbeidsongevallen groter. Hun opleiding is vaak van ondergeschikt belang. Ook komt er onder hen extreem veel stress voor als gevolg van het onzekere karakter van hun werk.
De wetgevingen en de juridische randvoorwaarden van hun situatie lopen in de verschillende lidstaten zeer sterk uiteen. Hierdoor worden uitzendkrachten bijvoorbeeld in slechts tien van de 27 EU-lidstaten daadwerkelijk beschermd door het beginsel van gelijke behandeling, met name op salarieel gebied. De toegang tot opleidingen, tot sociale zekerheid en het recht op zwangerschapsverlof zijn allemaal sterk verschillend en worden geenszins op dezelfde wijze gegarandeerd in alle lidstaten.
Daarom streeft de Europese Commissie, op verzoek van de sociale partners en met steun van het Europees Parlement, naar een wetgeving waarmee deze gelijke behandeling kan worden gewaarborgd. Nadat ons een eerste plan is voorgelegd, heeft het Europees Parlement dit wetgevingsvoorstel in november 2002 op basis van het verslag van mijn collega Ieke van den Burg, die nog altijd in dit Parlement zetelt en die ik hierbij graag wil begroeten, versterkt met in het bijzonder de waarborging van het beginsel van gelijke behandeling vanaf de eerste dag, met name voor wat salariëring betreft.
Toen de Raad in juni 2008 een gemeenschappelijk standpunt moest innemen, heeft deze zich uiteindelijk bij het Europees Parlement gevoegd. Zo was de Raad van mening dat het beginsel van gelijke behandeling vanaf de eerste dag de algemene regel moest zijn en dat om het even welke uitzondering op dit beginsel door de sociale partners via cao-onderhandelingen of overeenkomsten met de sociale partners op nationaal niveau moest worden goedgekeurd. De amendementen van het Parlement over de definities van de essentiële arbeids- en aanwervingsvoorwaarden van uitzendkrachten zijn eveneens overgenomen, met name de amendementen over de salarissen in artikel 3.
In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn ook de amendementen van het Europees Parlement terug te vinden die betrekking hebben op toegang tot de arbeidsmarkt, collectieve voorzieningen en beroepsopleiding en het recht op een vertegenwoordiging van uitzendkrachten onder dezelfde voorwaarden als vaste werknemers van het inlenend bedrijf.
Binnen de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken is een debat gevoerd over het aanvankelijke voorstel van het Parlement om het voorstel van de Commissie te wijzigen en bepalingen toe te voegen over gezondheid, veiligheid en hygiëne op de arbeidsplek, die door de Raad niet zijn overgenomen. Deze garanties zijn echter reeds vastgelegd in een andere richtlijn, te weten de Richtlijn van de Raad van 25 juni 1991 ter aanvulling van de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen voor bepaalde tijd of uitzendarbeid-betrekkingen.
Zoals u weet, geachte collega's – en hiermee wil ik mijn eerste betoog besluiten –, willen de Europese Confederatie van Vakbonden en de vakorganisaties die de uitzendbureaus vertegenwoordigen beiden dat wij deze wetgeving aannemen. Door deze wetgeving vandaag aan te nemen zorgen wij ervoor dat de standpunten van het Europees Parlement in de eerste lezing kracht van wet krijgen, dat dit kader van de bescherming van uitzendkrachten de komende drie jaar kan worden omgezet en dat de doos van Pandora van de onzekere onderhandelingen in de Raad niet nog eens wordt geopend. Daarom heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken op 7 oktober besloten om aan te bevelen het gemeenschappelijk standpunt zonder amendementen aan te nemen, teneinde deze meest kwetsbare arbeidssector in Europa bescherming te bieden.
VOORZITTER: MECHTILD ROTHE Ondervoorzitter
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren. Ik zou graag allereerst de rapporteur, de heer Harlem Désir, willen bedanken voor het werk dat hij heeft geleverd. Ik geloof dat ik weinig toe te voegen heb aan de algemene toelichting van de rapporteur. Wat ik wel graag zou willen, is even met u stilstaan bij de resultaten van het politiek akkoord van 10 juni. Daarbij wil ik graag wijzen op het succes dat geboekt is op een groot aantal punten waaraan het Europees Parlement groot belang hecht. Ik heb het over de rechtstreekse tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van via uitzendbureaus werkende arbeidskrachten vanaf de allereerste dag van de opdracht, met geen enkele uitzondering voor kortetermijnuitzendingen – ook wel opschortingstermijnen genoemd – en verder over aanscherping van de definities ter zake en over raadpleging van de sociale partners of het inschakelen daarvan als voorwaarde voor mogelijke, uitzonderlijke en beperkte afwijkingen van het beginsel van gelijke behandeling. De Commissie is buitengewoon ingenomen met de consensus binnen de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Ik zou graag nogmaals mijn waardering willen uitspreken voor het feit dat de rapporteur en de fracties bevestigd hebben het gemeenschappelijk standpunt zonder verdere wijzigingen te willen goedkeuren.
Dames en heren, respect voor de sociale partners vormt een onlosmakelijk onderdeel van het politiek concept van de Europese Unie. Ik heb dan ook met grote tevredenheid kennis genomen van de standpunten aan zowel vakbonds- als werkgeverszijde. Wat mij betreft is voldaan aan alle voorwaarden voor goedkeuring in eerste lezing.
Xavier Bertrand, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren afgevaardigden, hoewel ik niet fysiek naar uw redevoering heb kunnen luisteren, mijnheer de rapporteur, is uw toelichting, evenals uw reactie, mijnheer de commissaris, – zo vermoed ik – waarheidsgetrouw aan mij gerapporteerd.
Op 9 juni jongstleden is de Raad in Luxemburg tot een akkoord gekomen over twee teksten waar de lidstaten van de Europese Unie al enkele jaren over hebben gediscussieerd. De eerste is, zoals u weet, een voorstel voor de herziening van de richtlijn over arbeidstijd, waarover sinds 2004 is onderhandeld. Dit is niet het onderwerp van het debat van vanavond.
De tweede is een voorstel voor een richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten, waarover sinds 2002 wordt gediscussieerd. Dit voorstel is bedoeld om uitzendkrachten extra te beschermen en de kwaliteit van tijdelijk werk te verbeteren. Vandaag zijn wij bijeen om deze richtlijn definitief aan te nemen.
Om te beginnen wil ik u zeggen dat de aanneming van deze tekst over uitzendkrachten in mijn ogen een heel sterk signaal is aan alle Europeanen. Dit signaal is dat 2008 het jaar kan worden waarin het sociale Europa nieuw leven kan worden ingeblazen. Jarenlang hebben we gewacht op significante vorderingen op het gebied van sociale wetgeving. Met de definitieve aanneming van deze richtlijn over uitzendarbeid laten wij deze jaren van stilstand eindelijk achter ons.
De Europeanen hebben gewacht op dit signaal van een Europa dat voor meer bescherming zorgt. Zoals wij weten zijn hun verwachtingen in de huidige omstandigheden, met de financiële crisis en de gevolgen hiervan op economisch vlak, nog hoger. Dit is meer dan ooit het moment om hun concrete indicaties te geven van ons vermogen om het streven naar economische bloei te combineren met het streven naar sociale cohesie en onze wil om het Europees sociaal model te beschermen en te stimuleren.
Het voorstel voor een richtlijn waarover wij vanavond debatteren is een cruciale tekst, in de eerste plaats vanwege het aantal betroffen Europeanen. In 2006 telde Europa 3,4 miljoen uitzendkrachten. Maar als we het aantal personen tellen dat op enig moment in het register van uitzendbureaus staat, komen we uit op zes miljoen betroffen personen.
Daar wil ik aan toevoegen dat uitzendarbeid de snelst gegroeide atypische arbeidsrelatie is. En volgens Eurofound in Dublin is deze tak in bijna alle lidstaten ten minste verdubbeld, en in Denemarken, Italië, Spanje en Zweden zelfs vijf keer zo groot geworden, doordat er in Europa steeds meer bedrijven zijn die een beroep doen op uitzendbureaus om werknemers te vinden die voldoen aan hun specifieke behoeften.
We kunnen dus inmiddels spreken van een cruciale sector binnen de Europese economie. En voor deze cruciale sector hebt u, mijnheer de rapporteur, een cruciale tekst ontworpen, die reële extra garanties biedt voor Europese werknemers.
De eerste van deze garanties is het beginsel van gelijke behandeling vanaf de eerste dag van vaste werknemers en uitzendkrachten. Deze vernieuwing zorgt voor een flinke vooruitgang voor uitzendkrachten in Europa, die door de bestaande wetgeving niet in die mate werden beschermd. Deze werknemers zullen voortaan gedurende de hele looptijd van hun dienstverband over dezelfde arbeidsomstandigheden beschikken als werknemers die voor dezelfde functie rechtstreeks bij het bedrijf in dienst zijn. Dit geldt voor de arbeidsduur, overuren, pauzes, rusttijden, nachtarbeid, betaald verlof, bescherming van de gezondheid van werknemers, het recht van non-discriminatie of de bescherming van zwangere vrouwen.
Dit is van essentieel belang, want we weten ook dat uitzendkrachten bij al deze aspecten worden blootgesteld aan risico's die minstens zo groot zijn als voor vaste werknemers en dat het werktempo voor hen hoger ligt.
Het beginsel van gelijke behandeling vanaf de eerste dag zal ook gelden op het salarieel gebied. Vanaf het begin van zijn dienstverband ontvangt een uitzendkracht hetzelfde salaris als iemand die voor hetzelfde werk door het inlenende bedrijf rechtstreeks in dienst wordt genomen.
Uitzonderingen op dit beginsel, en met name het invoeren van opleidingsperiodes, zijn alleen mogelijk indien er een akkoord is tussen de sociale partners, dat wil zeggen tegenprestaties voor de werknemers.
Tot slot biedt de richtlijn nieuwe garanties ten aanzien van toegang voor uitzendkrachten tot een vaste baan, toegang tot collectieve voorzieningen, restauratiediensten, kinderopvang en vervoersdiensten, toegang tot beroepsopleidingen en vertegenwoordiging.
Als fungerend voorzitter van de Raad wil ik u graag zeggen dat ik verheugd ben om te zien dat vandaag alle voorwaarden vervuld zijn om deze tekst aan te nemen. Bovendien bevat de tekst een groot deel van de amendementen die het Parlement in de eerste lezing in november 2002 heeft aangenomen. Dat verklaart zeer zeker ook dat de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken vrijwel unaniem heeft besloten de tekst ongewijzigd te laten. En ik wil de rapporteur en alle Parlementsleden die actief aan deze tekst hebben gewerkt, nogmaals bedanken voor hun constructieve bijdrage.
Deze quasi-unanimiteit is ook een duidelijk teken van het nut en de kwaliteit van deze tekst en ik wil ook mijn lof uitspreken over Vladimir Špidla, die dit initiatief altijd heeft gesteund en die ermee akkoord was om deze tekst niet terug te trekken, zelfs toen de besprekingen in een impasse terecht waren gekomen, bijvoorbeeld in december 2007 in Brussel.
Dus zoals u weet hebben wij tijdens het Sloveense voorzitterschap resultaat kunnen boeken. Ik wil ook uitdrukkelijk wijzen op de bijdrage die in dit dossier is geleverd door het Verenigd Koninkrijk. Ik verwelkom het akkoord dat op 19 mei 2008 tot stand is gekomen tussen de Britse sociale partners, een belangrijk element. Tot besluit wil ik verwijzen naar de steun die de Europese sociale partners op 9 juni hebben geleverd aan het gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van uitzendarbeid.
We kunnen nu dus zeggen dat alle betrokken partijen op één lijn zitten. Dit bewijst ook dat we met doorzettingsvermogen en met een creatieve dialoog uit ogenschijnlijk patstellingen kunnen komen, zelfs op sociaal gebied, zelfs in Europa, zelfs bij het aannemen van richtlijnen.
Elisabeth Morin, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer de commissaris, om te beginnen zijn we hier bezig met de voltooiing van uiterst constructieve werkzaamheden tussen enerzijds de Europese instellingen, en anderzijds de lidstaten, maar ook de politieke fracties en de sociale partners. De tekst waar we op uit zijn gekomen is gebaseerd op de consensus met de sociale partners. Met dit voorstel voor een richtlijn wordt nu een algemeen kader vastgesteld voor uitzendkrachten in alle 27 lidstaten en dat is een uiterst belangrijke vooruitgang, gebaseerd op het beginsel van non-discriminatie tussen vaste werknemers en uitzendkrachten.
Wij hebben gestreefd naar transparantie – transparantie van de arbeidsomstandigheden van werknemers –, maar ook naar vertrouwen tussen werknemers en werkgevers. De veiligheid van werknemers en de flexibiliteit waar bedrijven behoefte aan hebben, zijn van essentieel belang. Derhalve heeft de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten – die is gegrondvest op de beginselen van gelijke behandeling, toegang tot beroepsopleiding en de normen voor vertegenwoordiging van uitzendkrachten volgens collectieve overeenkomsten – vandaag ook bij dit werk getracht vooruitgang te boeken en een consensus te bereiken.
Europa beschermt vandaag deze werknemers. In deze kaderrichtlijn voor de bescherming van uitzendkrachten worden nieuwe arbeidsvoorwaarden vastgesteld. Wij zijn er vast van overtuigd dat wij gezamenlijk vooruitgang boeken in de richting van een sociaal Europa. Om die reden gaan wij er uiteraard mee akkoord om voor deze richtlijn te stemmen, zonder amendementen, in de vorm waarin zij vandaag is voorgesteld.
Ieke van den Burg, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn dingen waar je heel hard aan hebt gewerkt, maar die er toch nooit komen, of soms pas heel laat. Dat was het geval met deze richtlijn. Je had haast niet meer verwacht dat het er nog van zou komen..
Zes jaar geleden, in 2002, heb ik, na de onderhandelingen in de sociale dialoog met de sociale partners, hard aan dit voorstel van de Commissie gewerkt als uw rapporteur in de eerste lezing.
Het is ons gelukt de Commissie te overtuigen en om de grote meerderheid van de Raad 95 procent van onze amendementen en verbeteringen van de tekst te laten goedkeuren. Alleen wilde een blokkerende minderheid van vier van de destijds vijftien lidstaten niet met die meerderheid meegaan. Diverse voorzitterschappen hebben hun uiterste best gedaan de impasse te doorbreken, maar na een paar jaar was het voorstel, nou, misschien niet helemaal dood, maar lag het in ieder geval in coma.
Dat was jammer, want de problemen die in de richtlijn werden aangepakt, waren totaal niet verdwenen. In tegendeel, ze werden gedurende de uitbreidingsperiode van de EU alleen maar groter. Met de richtlijn zijn die problemen van uitbuiting van migrerende werknemers niet helemaal opgelost, en dus moeten we daar aan blijven werken, maar een uitzendrichtlijn is een eerste stap. Het zorgt voor duidelijkheid over de status en de arbeidsrechten van uitzendkrachten door het beginsel van gelijke behandeling als basisbeginsel van het arbeidsrecht op te leggen en benadrukt tegelijkertijd – en dit is zeker zo belangrijk – de rol van cao-onderhandelingen en fatsoenlijke arbeidsverhoudingen in een groeiende uitzendsector.
Dit wil ik graag benadrukken, en dit heeft ook te maken met de negatieve associaties die het gevolg zijn van de uitbuiting door koppelbazen in de georganiseerde professionele uitzendsector. In de huidige richtlijn kan deze sector zich echt laten zien als een volwaardige partij, die een goede sociale dialoog met de vakbewegingen aankan, en daarbij kan helpen tot zeer vergaande regelingen te komen voor flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt.
Ona Juknevičienė, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik spreek vandaag namens mijn collega Liz Lynne, de schaduwrapporteur voor deze richtlijn van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa. Zij kan vandaag niet bij ons aanwezig zijn wegens problemen met het vliegverkeer naar Straatsburg.
Ik deel haar algemene zorgen over dit document en met name haar overtuiging dat deze richtlijn verre van ideaal is, maar nog veel erger zou kunnen zijn. Veel uitzendbureaus in Groot-Brittannië zouden nu graag zien dat deze richtlijn werd aangenomen, maar enkel en alleen omdat dit de "minst erge" optie is. Wij hebben altijd betoogd dat dit niet op Europees niveau had moeten gebeuren, gezien de grote verschillen en de verschillende tradities die in elke lidstaat bestaan. Wij begrijpen echter het doel van uitzendbureaus, namelijk het creëren van meer arbeidsplaatsen en het versoepelen van de arbeidsmarkt.
Deze richtlijn werd door de Raad uiteraard verbonden aan een richtlijn betreffende de arbeidstijd, en de schaduwrapporteur van de ALDE-Fractie is van mening dat deze twee kwesties aan elkaar gekoppeld zullen blijven. Onder de gegeven omstandigheden wil de schaduwrapporteur van de ALDE-Fractie dit document daarom steunen, en bij de stemming zal onze fractie haar aanbevelingen volgen.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens mijn fractie wil ook ik graag dit akkoord verwelkomen. Wij verwachten niet dat bemiddeling nog meer zal opleveren en dus hebben wij de rapporteur gesteund in deze kwestie.
Wat betreft het feit dat het voorzitterschap dit beschouwt als een stap voorwaarts naar een sociaal Europa, erken ik dat wij dit ook graag zien als een stap in die richting. Het verheugt mij, vooral in mijn hoedanigheid als Brits lid, eindelijk eens enkele warme woorden te horen over het standpunt van de Britse regering. Ik hoop dat de insteek voor andere kwesties op dit gebied die momenteel door het Parlement worden behandeld, even constructief zal zijn. Ik denk dat het zeer belangrijk is dat we in het huidige klimaat daadwerkelijk voortgang boeken op het gebied van de rechten van werknemers, in plaats van dat we proberen te impliceren dat degenen die op tijdelijke basis werk verrichten op de een of andere manier als personen of in economisch opzicht minder belangrijk zouden zijn. Zoals iemand heeft opgemerkt: hoewel sommige mensen vrijwillig op deze manier werken, zijn anderen werkzaam in deze sector omdat zij geen andere keuze hebben. In een aantal landelijke gebieden zijn er bijvoorbeeld beperkte arbeidsmogelijkheden en deelt in wezen één werkgever de meeste banen uit. Als je als uitzendkracht de voorwaarden waaronder je werkt in twijfel durft te trekken, zou dit er wel eens toe kunnen leiden dat je nooit meer door dat specifieke bedrijf in dienst wordt genomen.
Ik denk dus dat de rechtszekerheid die door dit akkoord wordt geboden, zeer belangrijk is. Hiermee zou bijvoorbeeld iemand geholpen kunnen worden die ik in Londen ontmoette: de enige persoon die in de keuken van een hotel werkte en niet in vaste dienst was, was degene wiens werk het was om de ovens schoon te maken en binnenin die ovens te werken met zware chemicaliën, zonder enige training of beschermende kleding, omdat die werknemer slechts een uitzendkracht was en diens gezondheid en veiligheid dus niet zo belangrijk werden geacht. Voor zulke mensen is deze wetgeving daarom zeer belangrijk, en wij hopen dat deze wet snel ten uitvoer zal worden gebracht.
Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de aanhoudend hoge werkloosheid van de afgelopen jaren heeft tot een onevenwichtige situatie geleid tussen werkgevers en werknemers op de arbeidsmarkt. De werknemers kregen het bijzonder moeilijk en waren bijgevolg genoodzaakt om gelijk welk werk te aanvaarden om in het levensonderhoud van hun gezinnen te kunnen voorzien. Met het oog hierop gingen ze akkoord met zogenaamde soepele arbeidsvormen die geen enkele garantie bieden voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Veruit de meeste werkgevers hebben meedogenloos misbruik gemaakt van deze situatie.
De richtlijn die garant staat voor een gelijke beloning, gezondheid en veiligheid op het werk, de bescherming van het moederschap en mogelijkheden op het gebied van beroepsopleiding voor werknemers die met een tijdelijk contract werken, is een belangrijke stap in de richting van de terugkeer van beschaafde voorwaarden op de arbeidsmarkt. Het is van groot belang dat deze gelijke voorwaarden reeds vanaf de eerste werkdag moeten gelden. Het feit dat tussen de sociale partners overeenstemming kon worden bereikt, maakt van deze richtlijn een document van onschatbare waarde. Ook uitzendkrachten hebben recht op bescherming.
Daarom zijn wij van mening dat het essentieel is om dit document zonder amendementen aan te nemen. Er moet zo snel mogelijk werk worden gemaakt van een goede rechtsbescherming.
(Applaus)
Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, dit nieuwe voorstel voor een richtlijn, dat we vandaag bespreken, gaat weliswaar over het beginsel van gelijke behandeling van werknemers op het gebied van arbeidsvoorwaarden, maximale arbeidstijd en wekelijkse rusttijden, maar het laat ruimte voor een aantal uitzonderingen op de regeling die dit beginsel in de praktijk op losse schroeven kunnen zetten, te meer daar het echt nodig is uitzendbureaus aan banden te leggen en hun activiteiten tot een minimum te beperken, om onzekere banen te bestrijden en een einde te maken aan een praktijk waarin de rechten van werknemers voortdurend onder druk staan.
We dringen er dan ook, door middel van een aantal amendementen, op aan dat er bijvoorbeeld uitsluitend in uitzonderlijke situaties gebruik kan worden gemaakt van uitzendkrachten, zoals perioden van uitzonderlijke activiteit en perioden waarin een vaste arbeidskracht tijdelijk niet beschikbaar is; dat uitzendkrachten dezelfde rechten en sociale bescherming genieten als andere werknemers, inclusief de rechten die zijn vastgelegd in de cao's van de betreffende sector; dat uitzendarbeid niet wordt gebruikt om het stakingsrecht te ondergraven; en dat voor uitzendkrachten dezelfde regels op het gebied van de gezondheid en de veiligheid op het werk gelden als voor de vaste werknemers van de inlenende onderneming.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze kwestie wordt al sinds 2002 over een weer gespeeld tussen de Commissie en de Raad: maar liefst zes jaar lang. Tot juni van dit jaar is er geen gemeenschappelijk standpunt geweest, maar nu wordt deze kwestie als een heet hangijzer doorgespeeld naar het Parlement.
Ik vraag me af of deze plotselinge gedachteverandering soms iets te maken heeft met de huidige economische neergang? Het maakt niet uit of dat wel of niet het geval is: in deze tijden van stijgende werkloosheid zal dit niets helpen, want in het verslag wordt gezegd dat uitzendkrachten hetzelfde betaald moeten krijgen als vaste, fulltime werknemers. Fout! Aan de ene kant maken uitzendbureaus hier gebruik van om jonge mensen een goede start in het leven of een nieuwe kans te bieden. Aan de andere kant krijgen onervaren werknemers hetzelfde betaald als ervaren medewerkers die al lang in dienst zijn, wat recht indruist tegen de gevestigde praktijk. Hiermee wordt werknemersloyaliteit ontmoedigd, iets wat elk bedrijf nodig heeft. Meer ervaring staat gelijk aan meer vaardigheden, staat gelijk aan meer salaris. Dit is een slechte stap, die ik dan ook verwerp.
Roger Helmer (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een slecht stuk wetgeving – niet zo slecht als het had kunnen zijn, maar niettemin slecht. Zoals zoveel andere arbeidswetgeving in dit Parlement, wordt ook deze wetgeving geïntroduceerd omwille van de rechten van werknemers, terwijl het voornaamste effect ervan zal zijn dat duizenden en duizenden mensen het recht om te werken volledig wordt ontnomen. Onze arbeidsmarkten worden hierdoor minder concurrerend en minder flexibel. Dit is schadelijk voor onze economieën in een tijd waarin we ons dat totaal niet kunnen veroorloven.
Uitzendwerk wordt algemeen en terecht gezien als een manier om weer permanent aan het werk te komen voor werknemers die om een bepaalde reden tijdelijk niet actief zijn geweest op de arbeidsmarkt.
Waar we vandaag in dit Parlement mee bezig zijn, is die manier voor werknemers om weer aan het werk te komen saboteren. De Britse regering heeft zich lang verzet tegen deze maatregel, maar kon uiteindelijk ook geen weerstand meer bieden. Een duidelijker voorbeeld van de manier waarop de EU de democratie in de lidstaten ondermijnt, is niet denkbaar.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Bertrand, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik ben zeer ingenomen met dit verslag, waarmee een onderwerp wordt afgerond dat al sinds 2002 speelt. Ik vind dit een evenwichtig resultaat, dat bescherming biedt aan uitzendkrachten, de arbeidsmarkt flexibeler maakt en het subsidiariteitsbeginsel respecteert.
Het voorstel garandeert, in grote lijnen, de gelijke behandeling van uitzendkrachten, vanaf de eerste dag, maar biedt de sociale partners ook de ruimte om desgewenst anderszins overeen te komen. Gezien de verschillen tussen de lidstaten wat betreft de praktijk en de wetgeving op dit gebied, vind ik het bemoedigend dat het Parlement, de Raad en de Commissie een akkoord hebben weten te bereiken. Dit akkoord biedt een duidelijk kader voor uitzendbureaus, die een onmiskenbare rol spelen op de Europese arbeidsmarkt. Deze grotere transparantie in de regelgeving kan bijdragen aan de werkgelegenheid en de ontwikkeling van nieuwe, soepele arbeidsvormen.
Hoewel de ontwikkeling van de economie vraagt om meer flexibilisering van de arbeidsmarkt, ben ik van mening dat die flexibiliteit alleen positief kan zijn voor alle betrokkenen als de rechten van de werknemers in alle opzichten worden gerespecteerd, met name als het gaat om de gezondheid en de veiligheid op het werk. Ik ben van mening dat de eindtekst van deze richtlijn een goed voorbeeld is van dit evenwicht. Ik hoop, mijnheer Bertrand, dat ik in december van dit jaar hetzelfde zal kunnen zeggen over de arbeidstijdenrichtlijn.
Ik wil nog mijn waardering uitspreken voor het werk van de heer Désir en voor het werk van de schaduwrapporteur uit mijn fractie, mevrouw Morin, die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan dit eindresultaat.
Richard Falbr (PSE). - (CS) Ter inleiding zou ik graag willen opmerken dat ik voor het voorstel stemmen zal, omdat deze naar het zich laat aanzien het maximaal haalbare is. De volgende stap zou dan moeten bestaan uit een gedegen analyse van de gangbare praktijk in de lidstaten. In een aantal lidstaten is de rechtspositie van uitzendkrachten weliswaar netjes geregeld, maar wat betreft het verlenen van de benodigde vergunningen aan nieuwe uitzendbureaus is het geheel absoluut ontoereikend geregeld. Met andere woorden: Jan en alleman kan een bureautje beginnen en mensen uitzenden zonder dat er enig toezicht van betekenis op de activiteiten van dergelijke veelal uitermate dubieuze bureaus is. Ik heb het uiteraard over de gang van zaken in de Tsjechische Republiek. Om zo snel zoveel mogelijk geld te verdienen nemen uitzendbureaus daar arbeidskrachten niet op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst, maar slechts op basis van een overeenkomst inzake uit te voeren werkzaamheden. Zodoende hoeven zij geen sociale lasten en geen ziektekostenpremies af te dragen over de arbeid van hun werknemers. Dat houdt in dat wanneer het loon gebaseerd is op het minimumloon, een uitzendkracht na betaling van de verschillende afdrachten logischerwijze veel minder overhoudt dan dat minimumloon. Het is überhaupt al uitermate verdacht dat in Tsjechië het aantal bij werkgevers werkzame uitzendkrachten maar blijft groeien ten koste van het aantal werknemers met een behoorlijke arbeidsovereenkomst. Het is dan ook de taak van de arbeidsinspectie en de vakbonden om laakbare praktijken zoals die zich in meerdere lidstaten voordoen, aan de kaak te stellen en te strijden tegen inperking van het recht van uitzendkrachten zich te verenigen in vakbonden. Ondanks de goede wil die in de ontwerprichtlijn doorschemert, is er nog een lange weg te gaan om ervoor te zorgen dat het niet blijft bij wat nu op papier staat. Naar aanleiding van wat een aantal afgevaardigden van het Europees Parlement hier gezegd hebben, zou ik hen graag willen uitnodigen om in dienst te treden bij dergelijke uitzendbureaus en aan den lijve te ondervinden hoe prettig het wel niet is om voor ze te werken.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, "beter laat dan nooit", zeggen we in Estland. Het is dan ook een positieve ontwikkeling dat we nu eindelijk de richtlijn betreffende uitzendkrachten aannemen. Uitzendwerk komt steeds vaker voor, en daarom is het heel belangrijk dat het goed geregeld wordt. Deze richtlijn is ook van grote betekenis voor de landen die nog geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt van de landen van de Europese Unie, en waarvan de werknemers vooral voor oneigenlijke doeleinden gebruikt worden, waarbij hun gelijke rechten met voeten worden getreden.
Wij zijn er nu van op de hoogte dat de bescherming van uitzendkrachten in de verschillende lidstaten op zeer uiteenlopende wijze geregeld is. Er zijn lidstaten waarin die bescherming volkomen ontbreekt. Daarom denk ik dat we er met de ontwerprichtlijn zoals ze nu geformuleerd is, toe kunnen bijdragen dat uitzendkrachten overal in Europa ten minste een minimale basisbescherming genieten, waarmee een einde komt aan de discriminatie van werknemers die gebruik maken van dit type werk, ten opzichte van andere soorten werk.
Ik hoop dat we deze richtlijn zullen aannemen, zoals ik ook hoop ook dat we er niet te lang over zullen doen om haar ten uitvoer te leggen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, in het kader van dit debat over de richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten zou ik u erop willen wijzen dat het aantal uitzendkrachten in de Europese Unie met name de voorbije jaren aanzienlijk is gestegen. Deze toename was vaak het gevolg van de economische situatie. Het is bijgevolg onontbeerlijk om de werkzaamheden met het oog op een wettelijke regeling van dit verschijnsel op Europees niveau te bespoedigen. Daarnaast zou ik willen opmerken dat het bijzonder jammer is dat er meer dan zes jaar is verstreken alvorens de Europese Raad in juni 2008 een compromis bereikte over de Commissievoorstellen over dit onderwerp, die nochtans al veel eerder waren geformuleerd en die reeds in 2002 door het Europees Parlement werden gewijzigd.
We moeten met name onze steun verlenen aan de in de ontwerprichtlijn vermelde oplossingen in verband met de gelijkheid van behandeling van uitzendkrachten en andere werknemers met betrekking tot hun statuut en veiligheid. Dit geldt eveneens voor de naleving van de sociale normen waaraan ondernemingen moeten voldoen op het vlak van gelijke behandeling, met name wat het salaris en de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten en andere werknemers betreft.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, uitzendwerknemers worden uitgebuit door werkgevers. Het is noodzakelijk hen gelijk te behandelen en hun veiligheid te beschermen. De Commissie lijkt echter meer te voelen voor deregulering van de arbeidsrelaties en de ontwikkeling van flexibele arbeidsvormen.
Volgens officiële gegevens van de Commissie is in 2007 de werkloosheid gestegen tot 4,7 procent en de langdurige werkloosheid tot 2,8 procent. De bevordering van het flexizekerheidsmodel is bijgevolg een krachtig wapen in handen van de werkgevers. Daarmee kunnen zij meer uitzendkrachten aantrekken, wat leidt tot minder gunstige arbeidsvoorwaarden en de uitholling van cao's. Om de economische integratie van de Europese arbeidsmarkt te bevorderen wordt de lidstaten de mogelijkheid ontnomen om dergelijke vraagstukken te reguleren en wordt deze overgeheveld naar het communautair niveau.
Wij zijn tegen de stappen die voortdurend in die richting worden ondernomen. Deze leiden tot meer mogelijkheden voor de Europese Unie om neoliberale beleidsvormen te bevorderen ten koste van de werknemers. Ons hoofddoel moet de bescherming van alle werknemers zijn, ook van uitzendkrachten. Onze belangrijkste prioriteit kan echter enkel rust en zekerheid op het werk en bescherming van alle verworvenheden van de werknemers zijn.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur graag feliciteren met zijn verslag, niet alleen vanwege datgene wat hij daarin zegt, maar ook vanwege de lengte van het verslag, of moet ik zeggen: de kortheid ervan? In mijn negen jaar als lid van dit Parlement is dit het kortste verslag van een socialist in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken dat ik ooit heb gezien, en ik hoop dat hij hiermee een precedent heeft geschapen voor enkele van zijn collega's, maar daar zullen we later nog op terugkomen.
Ik was ook blij, en daar wil ik hem graag voor bedanken, dat hij meldde dat de reden voor dit korte verslag was dat de grote belanghebbenden beide terecht hadden aangegeven voorstander te zijn van dit gemeenschappelijke standpunt, waardoor ook de Raad het kon steunen. Zowel de vakbonden als het bedrijfsleven – niet alleen het bedrijfsleven in het algemeen, maar ook de specifieke bedrijfstak, dus degenen die verantwoordelijk zijn voor uitzendkrachten – hebben collectief "ja" gezegd, wat de redenen hiervoor ook waren: allen waren bereid zich hieraan te houden.
Ik denk dat hier voor ons als politici een moraal uit valt af te leiden: wanneer de belanghebbenden zelf zeggen dat dit is wat zij willen, denk ik dat wij de verantwoordelijkheid hebben om te proberen dit, waar mogelijk, te realiseren. Daarom wil ik hem dus bedanken voor het gebruik van consensusargument om dit duidelijk te maken.
Tot slot wil ik de minister bedanken dat hij degenen voor wie dat nodig was eraan heeft herinnerd dat de Raad dit gemeenschappelijke standpunt opstelde als onderdeel van een pakket met de richtlijn betreffende de arbeidstijd. Gezien de timing van het parlementaire werk heeft onze fractie inderdaad kort overwogen dat beide dossiers wellicht zouden moeten worden samengevoegd en vervolgens in december zouden moeten worden besproken. Na hier verder over te hebben nagedacht en omdat ik weet dat het Franse voorzitterschap dit hele proces maar wat graag in gang wilde zetten, gingen wij hier echter graag in mee, zodat we inderdaad "verder konden". Ik denk dat dit ook de boodschap van dit dossier is: laten we verdergaan. Wanneer we toekomen aan het tweede deel van het pakket over de richtlijn betreffende de arbeidstijd, hoop ik dat wij van onze kant ook onze verantwoordelijkheid zullen tonen en verder zullen gaan.
Harald Ettl (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, het zijn juist de werkgevers die steeds pleiten voor meer mobiliteit en flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt. Alleen door gelijke behandeling en sociale minimumnormen kan het onbehagen bij werknemers ten aanzien van open arbeidsmarkten en deregulering worden verminderd. De Europese Unie heeft behoefte aan preventieve maatregelen voor de arbeidsmarkt, die gelukkig steeds opener wordt.
Dit ontwerpverslag inzake uitzendwerk maakt nog eens duidelijk hoe moeilijk het is om op dit gebied vooruitgang te boeken. Zes jaar lang heeft de Raad deze richtlijn op basis van de meest uiteenlopende argumenten geblokkeerd. Dit voorstel verzekert uitzendkrachten ervan dat zij vanaf hun eerste werkdag net zo worden behandeld als andere werknemers, ook al zijn er wel een aantal beperkingen. Het recht om zich te beroepen op het arbeidsrecht, een gelijke beloning voor gelijk werk – dat zijn essentiële beginselen van gelijke behandeling. De lidstaten beschikken over fundamenteel zeer verschillende, maar kwalitatief wel betere regelingen, vergeleken met de huidige richtlijn. Het is echter heel belangrijk dat we op dit punt mogen vaststellen dat de richtlijn de nationale regelingen niet nadelig beïnvloedt. De weg die het Franse voorzitterschap heeft gekozen, gaat de goede kant op.
Degenen die de richtlijn betreffende de arbeidstijd hebben geblokkeerd – en dit geldt ook voor de richtlijn inzake de overdraagbaarheid van pensioenrechten – moeten nu ook hun sociale denkfouten corrigeren en begrijpen dat Europa minimumnormen nodig heeft. Alleen op die manier zal de Europese Unie op meer steun en begrip kunnen rekenen en zullen de burgers zich Europeanen voelen.
Csaba Őry (PPE-DE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, minister, commissaris, collega's, vanuit het oogpunt van de verwezenlijking van één Europese arbeidsmarkt en het garanderen van gelijke kansen voor Europese werknemers, betekent de richtlijn die we zojuist behandeld hebben een aanzienlijke vooruitgang. Er is uiteraard geen sprake van dat deze EU-richtlijn een geharmoniseerd kader op communautair niveau schept voor de tewerkstelling van uitzendkrachten. Maar dat is ook niet nodig of wenselijk, aangezien de belangrijkste regelgeving op het gebied van arbeid in dit opzicht, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, onder de bevoegdheid van de lidstaten zal blijven vallen. Maar het streven om op het hele grondgebied van de Europese Unie duidelijke en ondubbelzinnige minimumeisen in te voeren, waardoor de bescherming van uitzendkrachten op het hele grondgebied van de Gemeenschap kan worden gewaarborgd, is zonder meer een welkome stap in de goede richting.
Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn, vrij van enige ideologische bijklanken en onafhankelijk van politieke kleur, dat de bescherming van zwangere vrouwen, de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de uitbanning van discriminatie gebaseerd op afkomst, geloof, overtuiging of het behoren tot een minderheid essentiële doelstellingen zijn. Al deze overwegingen rechtvaardigen dat deze zaken in de Europese Unie op geharmoniseerde wijze moeten worden geregeld. Het systeem van minimumeisen dat de EU-wetgevers hebben uitgewerkt, is dus gericht op de verwezenlijking van dit doel. De richtlijn dient naast de stimulering van individuele beroepsontwikkeling belangrijke Europese economische belangen, waarbij ook uitzendkrachten gelijke kansen krijgen op het gebied van toegang tot training, kinderopvang en andere infrastructurele voorzieningen. Dit heeft ook betrekking op de periode tussen twee uitzendbanen in. Het is in ons aller belang dat uitzendkrachten niet worden gediscrimineerd, dat ook zij hun vakkennis kunnen uitbreiden en dat ook voor hen de balans tussen werk en gezin geen onoverkomelijke problemen oplevert. Op dit gebied hebben we daadwerkelijk geharmoniseerde richtsnoeren nodig en daarom stem ik zelf vóór het aannemen van deze richtlijn. Dank u zeer, mevrouw de Voorzitter.
Dumitru Oprea (PPE-DE). - (RO) Als we kijken naar wat de rapporteur, de heer Désir, gedaan heeft, is de Latijnse zegswijze Multum in parvo van toepassing, ofwel: veel in een klein bestek. Met die woorden zou je het onderhavige voorstel voor een richtlijn kunnen omschrijven, omdat het het recht op werk garandeert, ook al is de door de werknemer verrichte activiteit van tijdelijke aard als gevolg van bepaalde specifieke eigenschappen van dat werk. Ik denk dat een dergelijke maatregel het mogelijk maakt dat beroepen die zelden of niet voorkomen op een bepaalde locatie, gestimuleerd worden als ze worden uitgevoerd door mensen die over een aantal van de betreffende vaardigheden beschikken, ook afhankelijk van de vraag op de markt. Dit zal een heel mozaïek van vakkennis opleveren van mensen wie de omschrijving homo universalis uit de Renaissance niet zou misstaan.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Allereerst mijn dank aan de rapporteur, de heer Désir. Met dit debat leveren we een bijdrage aan de maatregelen die genomen moeten worden voor het instellen van een Europees netwerk dat de burgers van Europa redelijke arbeids- en leefomstandigheden garandeert. Met het waarborgen van een minimumniveau van bescherming voor uitzendkrachten dragen wij bij aan de opbouw van een sociaal Europa. Wil de Europese Unie de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld worden, dan moeten de Europese bedrijven in staat zijn om het personeel en de knowhow te kiezen die ze nodig hebben.
Persoonlijk ben ik van mening dat als we uitzendkrachten dezelfde omstandigheden bieden die werknemers bij de inlenende bedrijven genieten, we niet alleen die uitzendkrachten maar vooral ook het vaste personeel van die bedrijven beschermen. Die gelijke omstandigheden hebben betrekking op werkuren, pauzes, betaald verlof, salarisniveau, positie en veiligheid. Door uitzendkrachten goede arbeidsomstandigheden te bieden, zullen illegaal werk en sociale dumping verdwijnen. Naar mijn mening zal het sociale Europa versterkt worden als we de vakbonden betrekken bij de besluitvorming rond het verlenen van vrijstellingen via cao's.
Elisabeth Schroedter (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, collega Jean Lambert heeft al aangegeven dat het gaat om een essentiële doorbraak in de richting van een sociaal Europa, ook al is het nog maar een eerste stap. De burgers verwachten van ons dat wij daadwerkelijk stappen zetten op weg naar een sociaal Europa en dat wij ervoor zorgen dat arbeidsrechten binnen de interne markt en gelijke beloning voor gelijke arbeid op dezelfde plek een rol spelen.
Het Europees Parlement is erin geslaagd dit gelijkheidsbeginsel op te nemen in de richtlijn. In het oorspronkelijke Commissievoorstel was dit niet het geval. Het is van het allergrootste belang dat de Raad hierin met ons is meegegaan, want in deze interne markt moeten we concurreren op basis van kwaliteit en niet op basis van het arbeidsloon.
Tot slot wil ik nog toevoegen dat deze doorbraak van groot belang is, maar dat een doorbraak ten aanzien van de arbeidstijdenrichtlijn net zo belangrijk is, alleen niet zoals de heer Bushill-Matthews die heeft voorgesteld. Hier is principieel geen opt-out mogelijk, zoals in de lezing van het Europees Parlement wordt voorgesteld. Ik kan de Raad er alleen maar toe oproepen, ons ook in dezen te volgen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) We buigen ons hier vandaag over een bijzonder belangrijk thema. Ik ben me ervan bewust dat het statuut en de situatie van personen die met een tijdelijk contract werken, aanleiding geven tot grote bezorgdheid. Ik verwijs in dit verband niet alleen naar formele en juridische aspecten, maar ook naar de arbeidsvoorwaarden. Dit komt met name tot uiting bij een groot gedeelte van de werknemers die afkomstig zijn uit de nieuwe lidstaten, die ten gevolge van de hoge werkloosheidscijfers bereid zijn om het even welk werk te aanvaarden, zowel in hun eigen land als in het buitenland. Arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden mogen niet afhangen van de situatie op de arbeidsmarkt, maar zouden in overeenstemming moeten zijn met de arbeidsnormen en vereisten die vandaag van kracht zijn, zowel op het gebied van veiligheid en sociale voorwaarden als van verzekering en beloning.
Richard Howitt (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben zeer trots dat ik in de commissie heb deelgenomen aan de stemming over deze richtlijn en dat ik vandaag deelneem aan het debat over de stemming om de richtlijn betreffende uitzendkrachten tot stand te brengen. Voor de Labourregering in mijn eigen land, Groot-Brittannië, had dit een hoge prioriteit, omdat de richtlijn deel uitmaakte van een overeenkomst met onze vakbonden, de Warwick Agreement genoemd. Vandaag wordt die belofte dus ingelost.
Ik ben blij deze richtlijn te kunnen steunen en me ervoor te hebben ingezet, en wel om drie redenen.
De eerste reden is dat uitzendkrachten kwetsbare werknemers zijn – ongeacht de protesten van sommige mensen die het tegendeel vinden. In een enquête van het Britse Trades Union Congress (TUC) gaf tachtig procent aan minder goed te worden behandeld wat betreft salaris, training en betaald verlof, en graag verbetering hierin te willen zien.
De tweede reden is dat het grootste aantal Oost-Europese migranten dat sinds de uitbreiding in Groot-Brittannië is komen werken, naar mijn eigen regio is gekomen, namelijk het oosten van Engeland. Vaak gebeurt dit via uitzendbureaus, die maar al te vaak misbruik maken van deze mensen, omdat hierop geen toezicht wordt gehouden. Aan zulk misbruik moet een einde komen.
De laatste reden is dat er een sociale partnerschapsovereenkomst bestaat tussen de Britse TUC en de Confederation of British Industry (CBI), iets wat in Groot-Brittannië zelden voorkomt; die overeenkomst wordt met deze stemming omgezet in wetgeving.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil het voorzitterschap en de Commissie gelukwensen, evenals de rapporteur en al degenen die met hun bijdragen ervoor hebben gezorgd dat de richtlijn erdoor komt en de Europese Unie een nieuw succes kan boeken ten behoeve van haar burgers. Ik herinner er bovendien aan dat een groot percentage uitzendkrachten vrouw is.
Het is bijzonder bevredigend dat vrouwelijke uitzendkrachten, en meer algemeen ouders, vanaf de eerste dag wettelijk geregelde rechten hebben en niet achtergesteld zijn. Met dit nieuwe tot de burgers – tot werkgevers en werknemers – gerichte voorstel probeert de Europese Unie een menselijk gedrag te bevorderen. Arbeid – of het nu gaat om werk voor één dag of langer – heeft immers altijd dezelfde waarde en verdient altijd hetzelfde respect.
Ik hoop dat al hetgeen is overeengekomen ook ten uitvoer gelegd zal worden, want het is juist de tenuitvoerlegging waar de schoen wringt. In mijn land bijvoorbeeld is gelijke behandeling van uitzendkrachten en vaste werknemers bij wet geregeld, maar het probleem is de tenuitvoerlegging van deze wet.
Xavier Bertrand, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag een aantal redevoeringen kracht bij willen zetten door te herhalen de aanneming van deze nieuwe richtlijn over uitzendkrachten een uiterst belangrijke vooruitgang zal zijn. Ik heb iemand van een doorbraak horen spreken, en dat lijkt mij precies de juiste term.
Het betekent alleen niet dat onze werkzaamheden hiermee ten einde zijn – daarvan ben ik mij goed bewust. De komende weken zullen zich nieuwe gelegenheden voordoen om te laten zien dat wij verdere vorderingen kunnen boeken voor wat betreft het sociale Europa. Ik denk hierbij uiteraard aan de arbeidstijdenrichtlijn, het andere element van het gemeenschappelijk standpunt van 9 juni jl. in Luxemburg.
Ik weet welke problemen sommigen van u met deze tekst hebben, maar ik wil er vanavond graag op wijzen dat de tekst die u gaat aannemen om de rechten van uitzendkrachten te versterken alleen in de Raad kon worden goedgekeurd omdat er een verbinding was met de arbeidstijdenrichtlijn.
Ik denk ook aan de richtlijn over de Europese ondernemingsraad, die herzien moet worden. 14,5 miljoen Europeanen werken in bedrijven waar dergelijke ondernemingsraden bestaan. Zij zijn in afwachting van deze herziening, zodat hun sociale rechten in de toekomst beter worden beschermd, en ik denk om eerlijk te zijn dat deze herziening in de huidige economische situatie meer dan ooit actueel is, meer dan ooit noodzakelijk en dringender dan ooit.
Dit onderwerp is de volgende gelegenheid om te laten zien dat de Raad en het Parlement hun rol van medewetgevers willen vervullen. Zoals u weet hebben de Europese sociale partners inmiddels laten zien wat er op het spel staat door aan het eind van deze zomer acht gemeenschappelijke voorstellen in te dienen op basis waarvan ze naar eigen zeggen bereid zijn het voorstel van de Commissie te aanvaarden, beste Vladimir. Nu is het aan ons om te laten zien dat wij net zo resoluut zijn in ons optreden.
Dames en heren afgevaardigden, mijnheer de rapporteur, mijnheer de commissaris, tot op heden heeft de uitzendsector zich in Europa heel vaak in een compleet juridisch vacuüm ontwikkeld, zonder daadwerkelijke garanties voor werknemers. Vanaf overmorgen kunnen we zeggen dat deze tijden voorbij zijn. Vanaf overmorgen kunnen we ook zeggen dat wij ons als politieke bestuurders in een periode waarin ons continent te maken heeft met ernstige economische en financiële risico's, willen inzetten om het sociaal Europa een nieuwe start te geven.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden. Uit het debat komt wat mij betreft duidelijk naar voren hoe belangrijk deze richtlijn is, om hoe grote aantallen arbeidskrachten het gaat en wat voor een grote vooruitgang hiermee geboekt wordt. Verder is gebleken dat er een brede consensus heerst over deze richtlijn. Het diepgravende debat en de instemming en steun van de sociale partners zijn daar een ondubbelzinnige blijk van. Ook viel in het debat te horen dat de richtlijn toch wel wat laat komt, maar in verschillende talen werd de formulering "Beter laat dan nooit" gebezigd. In het Tsjechisch zeggen we "Te laat, maar toch" en ik weet zeker in andere talen soortgelijke uitdrukkingen te vinden zijn. Inderdaad, na lang en hard werken is er nu dan toch vooruitgang geboekt. En laten we wel wezen, de aanleiding voor deze richtlijn is vandaag de dag nog even actueel als zes jaar geleden.
Dames en heren, ik zou graag nog bij één naar mijn mening toch wel opmerkelijk feit willen stilstaan en wel dat deze richtlijn, deze uitermate gevoelig liggende richtlijn die echt opnieuw de deur opent naar een sociaal Europa, aangenomen is in een Europa van 27 lidstaten, terwijl er al in het Europa van 15 lidstaten een enorm getouwtrek was om deze richtlijn. Ik zie hier een duidelijk voorbeeld van hoe Europa met 27 lidstaten in staat is tot sociale vooruitgang.
Dames en heren, velen onder u hebben gewag gemaakt van andere richtlijnen die momenteel bij het Parlement in behandeling zijn. Ik ben van mening dat de stap die we nu zetten een goed voorbeeld is van hoe het er aan toe zou moeten gaan bij de volgende richtlijnen. Uiteraard zijn het gevoelige en ingewikkelde kwesties, maar desondanks denk ik dat er een zekere dynamiek op gang is gekomen en dat de kans op een positieve uitkomst nu groter is dan ooit tevoren.
Harlem Désir, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou allereerst mijn collega's willen bedanken voor hun redevoeringen, en de schaduwrapporteurs, de coördinatoren en al diegenen die aan dit debat hebben deelgenomen, voor hun steun aan uw rapporteur en zodoende ook aan de afronding van deze procedure.
In dit verslag heb ik mij inderdaad beperkt tot een toelichting en slechts één verzoek: "Laten we het verslag goedkeuren!". Want de hopelijk aanstaande aanneming van deze richtlijn, over twee dagen, is een overwinning van het Europees Parlement, een overwinning van de sociale partners. En ik zou bij deze gelegenheid willen reageren op mijn collega's van de http://www.guengl.eu, die enkele amendementen hebben ingediend. In essentie begrijp ik de zin van deze amendementen wel, maar ik wil desondanks benadrukken dat de Europese Confederatie van Vakbonden een paar dagen geleden opnieuw aan de voorzitter van de politieke fracties heeft meegedeeld dat de aanneming van deze richtlijn zonder amendementen een sterk signaal zou zijn, dat aantoont dat de sociale vooruitgang in EU-verband zowel noodzakelijk als mogelijk is, en dat het sociale Europa nog springlevend is.
Nu de uitzendsector, net zoals andere atypische arbeidsrelaties, in opkomst is, hebben we een juridisch kader nodig. En dat is waarover wij een besluit gaan nemen. Europa is een rechtsruimte. Het moet een rechtsruimte zijn voor burgerrechten, maar ook op economisch en sociaal gebied. Wij hebben via diverse andere richtlijn de bescherming en de rechten van alle werknemers al vastgelegd. Vanaf het moment dat er steeds meer uitzendkrachten komen, dienen wij te garanderen dat zij over dezelfde rechten beschikken en dat uitzendarbeid niet wordt misbruikt om rechten te omzeilen van de betroffen werknemers of van andere werknemers die hierdoor onder druk worden gezet of het slachtoffer worden van sociale dumping.
Wij willen door deze richtlijn aan te nemen ook laten zien dat het sociale Europa vooruit kan komen, dat het een tastbare inhoud kan hebben, in tegenstelling tot wat soms in de Commissie is geuit, niet door commissaris Vladimir Špidla, maar door andere commissarissen. Ook op sociaal gebied kunnen wij wetgeven, kunnen wij medewetgeven en laten wij aan de leden van de Raad, die deze richtlijn en ook andere wetgeving veel te lang hebben tegengehouden, zien dat ze vooruitgang van het sociaal Europa niet hoeven te vrezen en dat we door te tonen dat Europa burgers en werknemers beschermt wellicht ook kunnen bijdragen aan de verzoening van de burgers met de Europese instellingen en een antwoord kunnen geven op de angsten en zorgen die in Ierland, Nederland en in mijn land, Frankrijk, zijn geuit.
Meer vooruitgang op het gebied van sociale richtlijnen zorgt naar mijn mening ook voor meer vooruitgang ten aanzien van een politiek Europa en ten aanzien van de steun van de burgers aan de vooruitgang van dit politieke Europa.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt op 22 oktober 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Dat er een richtlijn gebruikt wordt om de rechten van Europese burgers vast te leggen die uitzendwerk verrichten in andere landen van de Europese Unie, is echt een succes voor het sociale Europa. De vraag is echter of de lidstaten van de Europese Unie alsook de werkgevers de maatregelen van deze richtlijn zullen naleven, want de theorie wordt maar al te vaak weerlegd door specifieke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Een voorbeeld daarvan is het niet erkennen van onderwijsdiploma's van Roemeense en Bulgaarse burgers nadat deze landen tot de Europese Unie waren toegetreden, terwijl in de betreffende richtlijn anders bepaald was. De vraag is hoe we kunnen voorkomen dat burgers van de nieuw toegetreden landen hun vertrouwen verliezen en zeggen dat Brussel dan wel dingen kan goedkeuren maar dat de regeringen in de Europese hoofdsteden heel anders beslissen. Verder moet er rekening worden gehouden met het feit dat we in een economische crisis zitten, die hoe dan ook van invloed zal zijn op de manier waarop arbeid-gerelateerde richtlijnen in de Europese landen worden toegepast op nationaal. De Europese Commissie zou meteen een goed systeem moeten opzetten dat toeziet op de toepassing van de arbeidswetgeving en waarmee zonder onderscheid corrigerende maatregelen kunnen worden opgelegd aan de betrokken landen.