De Voorzitter. - Aan de orde is een korte presentatie van het verslag (A6-0354/2008) van Georgios Papastamkos, namens de Commissie constitutionele zaken, over een strategie voor de toekomstige toepassing van institutionele aspecten voor regelgevende agentschappen (2008/2103(INI)).
Georgios Papastamkos, rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de 29 Europese regelgevende agentschappen vormen op het eerste gezicht "micro-instellingen" die evenwel in wezen duidelijke "macro-effecten" hebben en binnen de Europese Unie een erkende para-institutionele status hebben gekregen.
De explosieve groei van het aantal regelgevende agentschappen heeft zeker geleid tot een buitensporig toegenomen hoeveelheid Europees beleid, tot een gebrek aan samenhang en transparantie van het Europees beleid, met als gevolg dat de praktische coördinatie wordt bemoeilijkt.
Een tussentijdse beoordeling van de werkzaamheden van alle Europese agentschappen en de door hen bereikte resultaten lijkt dringend noodzakelijk. Het is noodzakelijk dat de structuur, werking en controle van de agentschappen voldoen aan een minimum aantal regels en gemeenschappelijke beginselen. Op deze manier kunnen de basisbeginselen van de Verdragen op harmonieuze wijze in het functioneren van de agentschappen worden toegepast.
Nadat de Raad een juridisch bindend besluit niet wilde aannemen en het voorstel voor een interinstitutioneel akkoord heeft verworpen, heeft de Commissie besloten een interinstitutionele werkgroep in het leven te roepen die het kader vast gaat stellen van de regelgevende agentschappen evenals de respectieve bevoegdheden van elke van de organen van de Europese Unie ten opzichte van deze agentschappen.
Ik ben van mening dat dit voorstel niet voldoet aan de verwachtingen van het Europees Parlement inzake het bereiken van een interinstitutioneel akkoord. De gemeenschappelijke is een tussenstap op weg naar een juridisch bindende tekst. Ik begrijp natuurlijk dat de Commissie de langdurige interinstitutionele impasse wil doorbreken. Ik ben dan ook ingenomen met de instelling van een interinstitutionele werkgroep, die als forum kan dienen voor een gezamenlijke evaluatie van de ervaringen van de agentschappen en hun plaats binnen de verschillende niveaus van het Europees bestuur.
De thans voorgestelde aanpak – die zoveel mogelijk gemeenschappelijk dient te zijn – van de structuur en werking van bedoelde agentschappen beoogt de bureaucratie te verminderen zodat de agentschappen hun regelgevende taken zo correct en doeltreffend mogelijk kunnen vervullen. Tegelijk moeten de agentschappen (deels) voldoen aan controlevoorschriften (audit) alsmede aan de maatschappelijk vereiste verantwoordingsplicht. Binnen het te ontwikkelen "gemeenschappelijk kader" op het gebied van samenwerking en interinstitutionele aanpak is optimalisering in algemene zin van de toegevoegde waarde van regelgevende agentschappen prioritair. Dit kan bereikt worden door transparantie, zichtbare democratische controle en doeltreffendheid te bevorderen.
Tot slot wil ik onderstrepen dat de parlementaire controle die uitgeoefend wordt op de structuur en werkzaamheden van de regulerende agentschappen, past binnen het klassieke democratische beginsel waarin elk orgaan met uitvoerende bevoegdheden politieke verantwoording af dient te leggen. De mogelijkheid van het Europees Parlement om politieke verantwoordelijkheid toe te kennen aan de betrokken agentschappen is een van de basisbeginselen van de vertegenwoordigende democratie die eruit bestaat de wettigheid en gegrondheid van de beslissingen van de uitvoerende macht te toetsen.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is blij met de positieve houding van de rapporteur, de heer Papastamkos, de ten principale bevoegde commissie en de medeverantwoordelijke commissies ten aanzien van de belangrijkste onderdelen van de Commissiemededeling van maart getiteld "Europese agentschappen: Verdere ontwikkelingen", te weten: het moratorium op nieuwe agentschappen, de aanstaande evaluatie van het systeem van agentschappen, en de oprichting van een interinstitutionele werkgroep.
Zoals u weet hechten we groot belang aan het opnieuw opstarten van de interinstitutionele dialoog over de rol en plaats van agentschappen in Europese governance, teneinde een coherente visie en gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van regelgevingsagentschappen te ontwikkelen.
De Commissie vertrouwt erop dat het Parlement nu in staat is haar vertegenwoordigers in de interinstitutionele werkgroep snel een mandaat te geven.
We rekenen ook op een gunstige reactie van de kant van de Raad, zodat de follow-up van de mededeling van de Commissie in snel tempo kan vorderen.
We vertrouwen erop dat de interinstitutionele werkgroep nog voor het einde van het jaar zal zijn opgericht. Deze groep zal nauw worden betrokken bij het evaluatieproces waarmee de Commissie elk moment kan beginnen.
Tot besluit: om niet op de besprekingen vooruit te lopen heeft de Commissie heeft zich niet uitgesproken over de vraag in welke vorm het eindresultaat van de interinstitutionele dialoog moet worden gegoten. Het is aan de interinstitutionele werkgroep om te bepalen welke vorm ze aan haar conclusies wil geven. Die conclusies kunnen wel op verschillende manieren worden uitgevoerd. Soms kan het voldoende zijn beste praktijken te verspreiden, en soms zullen wijzigingen in de basisbesluiten betreffende de agentschappen nodig zijn.
Het Parlement en de Commissie werken op dit terrein op voorbeeldige wijze samen en ik ben er zeker van dat we dat ook zullen blijven doen.
De Voorzitter. - Hiermee is dit onderdeel beëindigd.