- Ontwerpbesluit: Goedkeuring van de benoeming van Barones Catherine Ashton als lid van de Europese Commissie (B6-0575/2008)
Toomas Savi (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik juich de benoeming toe van barones Ashton als lid van de Commissie, en ik zou erop willen wijzen dat haar verheffing tot de adelstand alleen al aangeeft hoe verdienstelijk zij zich gemaakt heeft voor het Verenigd Koninkrijk. Ik heb er het grootste vertrouwen in dat zij als commissaris niet zal onderdoen voor een andere adellijke die haar voorging: in 1984 werd Lord Cockfield namelijk voor het Verenigd Koninkrijk benoemd tot lid van de Commissie, op voordracht van de regering van Margaret Thatcher. Hij heeft prima werk verricht in Brussel en de grondslagen gelegd voor de interne markt.
Barones Ashton zou zeker een plaats krijgen in de geschiedenis van de Europese Unie als zij de Doha-onderhandelingen een stimulans wist te geven. Het is een grote uitdaging, maar als deze onderhandelingen met succes worden afgerond dan zal dat een enorme steun zijn voor de ontwikkelingslanden.
- Ontwerpresolutie: Bijeenkomst van de Europese Raad (B6-0543/2008)
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de gezamenlijke resolutie over de top van de Europese Raad gestemd, omdat zij dubbelhartig is ten aanzien van het referendum in Ierland, en omdat hierin halsstarrig wordt vastgehouden aan doelstellingen voor de klimaatverandering die schadelijk zijn voor de economie. In het communiqué wordt heel schijnheilig bevestigd dat de verwerping van het Verdrag van Lissabon door Ierland wordt gerespecteerd, maar meteen daarna volgt een tirade – in de codetaal waarin dit soort documenten gesteld is – die de Ieren ervan moet overtuigen toch vooral in de pas te lopen. Dat zogenaamde respect voor de democratische beslissing van de stemmers is duidelijk nep.
Terwijl we met een ernstige economische crisis geconfronteerd worden, de ergste die de meesten van ons zich kunnen herinneren, maakt de Europese Unie zich druk over de vraag of de klimaatdoelstellingen wel vooraan staan. Ons bedrijfsleven en onze economie kunnen zich die steeds zwaardere groene belastingdruk niet langer veroorloven. Het enige dat we hiermee zullen bereiken, is dat we steeds meer van onze bedrijven naar het Verre Oosten wegjagen.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil hier amendement 3 aan de orde stellen, waarin we sommige commissarissen bekritiseren omdat ze het belang negeren van een aantal langlopende verzoeken van het Parlement aan de Commissie om met wetgevingsvoorstellen te komen voor een beter toezicht op de financiële markt. Die situatie is beslist een feit, maar tevens moet worden vastgesteld dat een deel van de schuld ook bij de lidstaten ligt. Zelfs al had de Commissie geprobeerd om in actie te komen, dan zou zij vermoedelijk op een hoop weerstand zijn gestuit, wat niet wegneemt dat de Commissie een verantwoordelijkheid heeft, en ook al is onze regelgeving op beginselen gebaseerd, en niet op regels, toch moet ze strikt worden toegepast. Een zachte regelgeving heeft niet gewerkt.
Ik wil ook paragraaf 20 aan de orde stellen, waarin het Parlement nogmaals blijk geeft van zijn respect voor de uitkomst van het referendum in Ierland en van de ratificatieprocedure in de overige lidstaten. Tijdens het debat over het Ierse referendum werd keer op keer gesteld dat het Parlement de uitkomst niet zou respecteren. Overigens heeft het Parlement in dezen geen zeggenschap, noch de macht om hoe dan ook op te treden. In tegenstelling tot mijn collega, de heer Allister, ben ik echter wel ingenomen met de verklaring.
Ten slotte ben ik van oordeel dat we met paragraaf 20 tegemoet kunnen komen aan de bezorgdheid van het Ierse volk ten aanzien van de Europese verkiezingen, ofschoon we de vereisten op dit gebied niet mogen onderschatten. In deze paragraaf wordt ook gesteld dat het Parlement bereid is om steun te verlenen aan het bereiken van een bredere consensus dankzij betere voorlichting.
Daniel Hannan (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de gevaarlijkste kreet in de hedendaagse politiek is dat er ‘iets moet worden gedaan’. Politici hebben een onredelijke en onevenredige angst om inactief te lijken, en het is dan minder belangrijk wat dat ‘iets’ precies is, zoals we tijdens de financiële crisis hebben gezien. Het doet er niet toe wat dat ‘iets’ is, of het nu 500 miljard pond in Groot-Brittannië, 500 miljard euro in Europa, of 850 miljard dollar in de VS is. Oké, dat is ‘iets’, dus laten we het doen. Het geeft niet wat voor gevolgen het in de praktijk heeft.
De waarheid is dat je geen wetgeving kunt opstellen tegen recessies, net zo min als je wetgeving kunt opstellen om de baan van de zon of de maan voor te schrijven. We zien nu een onverbiddelijke correctie op de jaren van gemakkelijke kredietverstrekking, die zijn veroorzaakt door dezelfde regeringen die de rentetarieven te lang te laag hebben gehouden. Dat was een politiek besluit en geen besluit van de markt, en de lucht die in de ballon is geblazen, stroomt er nu snel uit. De enige praktische verandering die de nationalisatie van onze banken en de kolossale financiële injecties brengen, is dat we een enorm hoge nieuwe extra last op de mensen leggen, in plaats van de belastingen te verlagen om mensen door de moeilijke tijden heen te helpen. Onze belastingbetalers betalen een zware prijs voor onze hoogmoed.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de PPE-DE-Fractie heeft tegen amendement 9 gestemd. Het was voor mijn fractie van essentieel belang dat het democratische proces werd voltooid zonder binnenwegen te nemen die tot een democratisch tekort zouden leiden, vooral nu het parlementaire proces geen schoonheidsprijs verdient in het geval van de emissiehandel. We hebben misleidende trucs en manipulatie gezien en de rapporteur heeft, tot slot, de politieke wil van haar eigen fractie genegeerd.
Dit is des te relevanter, gezien de impasse in de Raad van vorige week. De PPE-DE-Fractie heeft een oplossing voor het probleem van de schadelijke industrie aangedragen en bevordert tegelijkertijd de bestrijding van klimaatverandering. Daarom steunt niet alleen de Europese industrie, maar steunen ook de vakbonden ons voorstel tot benchmarking ter vervanging van het dure veilingsysteem. We zijn allemaal eensgezind in onze poging om de schadelijke emissies te beperken. Daar is geen twijfel aan.
De vraag is hoe we dit moeten doen. Onze eerste zorg moet onze planeet zijn. Ik stel echter dat de economische neergang van de voornaamste klimaatvriendelijke economieën, die tot werkloosheid in de EU leidt, de maatregelen die nodig zijn om de klimaatverandering een halt toe te roepen, niet zullen bevorderen.
Peter Skinner (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de delegatie van de Labour Party in het Europees Parlement verwelkomt de inhoud van deze gezamenlijke resolutie over het financiële klimaat en de economie in het algemeen. Wat betreft hetgeen we hierna kunnen doen, klopt het dat het Parlement een reeks eisen heeft geformuleerd – die tot op zekere hoogte een soort van verlanglijst zijn – alsook concrete voorstellen voor wat er gedaan moet worden. Soms zijn we verder gegaan dan de Commissie, en soms heeft het Parlement – mogelijk om nationale redenen of vanwege politieke belangen – zowel teksten afgezwakt als goede teksten voorgesteld.
Deze oproepen zijn vandaag de dag echter heel belangrijk en houden verband met de situatie waarin we verkeren. De toezichtstructuren moeten meer dan ooit worden versterkt, maar dan wel op mondiaal niveau, en niet alleen op Europees niveau. We moeten verder kijken dan de grenzen van de Europese Unie. Wij moeten kijken naar wat er gebeurt op het gebied van de ontwikkelingshulp in de wereld. We moeten onze reserves vergroten als het gaat om het aanpakken van ontwikkelingsvraagstukken, in plaats van ervan weg te lopen – en het is te hopen dat we, wanneer we dat doen, het soort economisch evenwicht zullen bereiken dat in de hele wereld nodig is. Het is onze taak om de aandacht te vestigen op deze kwesties, maar het is ook onze taak om meer hieraan te doen, en ik zal hierover schriftelijk nog meer voorleggen.
Ivo Strejček (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort de redenen samenvatten waarom ik tegen de resolutie heb gestemd. Op de eerste plaats is versterking van de rol van de staat de verkeerde manier om een uitweg uit de financiële chaos te zoeken. Op de tweede plaats zijn sterkere regulering en de vorming van een nieuwe pan-Europese toezichthoudende autoriteit zonder duidelijkheid over de bevoegdheden geen remedie voor de crisis. Op de derde plaats is het Verdrag van Lissabon verworpen door de bevolking van Ierland en kan het dus niet in werking treden. Dat is de reden waarom de Europese Raad de uitslag van het Ierse referendum moet respecteren. Op de vierde plaats is de Europese Raad niet bereid om terug te komen op zijn eigen onrealistische en uiterste dure doelen op het gebied van klimaatverandering. Dit zal uiteindelijk de levensstandaard van gewone mensen schaden.
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik beginnen met te zeggen dat het klopt dat het Verdrag van Lissabon niet in werking kan treden voordat alle 27 lidstaten het hebben goedgekeurd. Dat betekent echter niet dat Europa niet voorwaarts kan gaan. Ikzelf wil Europa zeker niet verder zien gaan zonder Ierland. Ik was in de recente campagne voor het referendum directeur verkiezingen van Fine Gael en ik wil volstrekt duidelijk maken dat het Ierse standpunt is, en moet zijn, dat we in het hart van Europa willen staan. We willen niet langer een eiland achter een eiland zijn, geregeerd door Britse belangen. We respecteren dat het Verenigd Koninkrijk zijn eigen belangen heeft; dat is zijn goed recht. Onze belangen liggen elders en ik wil niet dat een Brits lid van het Parlement hier opstaat en spreekt voor mijn kiezers of voor Ierse belangen.
De Europese afgevaardigden van Fine Gael in de PPE-DE-Fractie steunen de algemene richting van het verslag over de bijeenkomst van de Europese Raad, maar accepteren niet dat het Parlement ‘mogelijkheden ziet om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de Ierse bevolking, teneinde zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden die voor eenieder aanvaardbaar is’, aangezien dit een zaak is waar het Ierse volk zelf over moet nadenken, naar eigen goeddunken en in zijn eigen tempo. Dat is het punt dat we in het verslag moeten opnemen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik ben niet erg tevreden over de inhoud van onze gezamenlijke resolutie, noch ben ik tevreden over de prestatie van de voorzitter van de Raad, de heer Sarkozy. Desalniettemin beschouw ik een akkoord of het vermogen om een akkoord te bereiken over de een of andere gezamenlijke benadering als een zeer belangrijke stap, want het ergste dat we de Europeanen zouden kunnen mededelen is dat we niet in staat zijn om ergens een akkoord over te bereiken. Desondanks zou ik ook willen aandringen op een beetje gezond verstand. Er zijn hier drie factoren. Eén daarvan is uiteraard de financiële crisis, de tweede is de recessie en de derde heeft hoofdzakelijk te maken met de invloed van de globalisatie op onze interne markt. Ik praat daar al vele, vele maanden en zelfs al enkele jaren over. Wij zijn niet in staat om de snel toenemende eisen aan de Europese industrie een halt toe te roepen en we zijn uiteraard niet in staat om deze op WTO niveau te bespreken. Deze incongruentie is een groot probleem voor ons.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we weten allemaal dat het uitzendwerk in de Europese Unie enorm toeneemt. Aan de ene kant is dat een positieve ontwikkeling, omdat hierdoor veel arbeidsplaatsen worden gecreëerd, maar door de zeer verschillende nationale regels heeft het over het algemeen tot op heden eerder negatieve effecten gehad, vooral voor de werknemers, omdat het als gevolg van lage lonen tot loondumping leidt en daarmee ook tot verdringing van plaatselijke werknemers. Uiteindelijk leidt het tot concurrentievervalsing, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen en biedt het voordeel voor degenen die zo veel mogelijk uitzendkrachten tegen een zo laag mogelijk loon laten werken.
Daarom moeten wij ons ten doel stellen om in de richtlijnen bepalingen vast te stellen voor uitzendwerk in de gehele Europese Unie en om er vooral voor te zorgen dat de arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten gelijk zijn aan die voor de vaste werknemers van de ondernemingen waar ze werken. Dat zou in het belang zijn van Europa als vestigingsplaats van bedrijven en vooral in het belang van de werknemers, en het zou voor ondernemingen concurrentievervalsing tegengaan.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, elke wijziging van deze richtlijn, hoe belangrijk ook, zou het wetgevingsproces aanzienlijk verlengen en tot gevolg hebben dat uitzendkrachten opnieuw voor een langere periode geen aanspraak kunnen maken op adequate rechtsbescherming. Deze richtlijn had reeds jaren geleden ten uitvoer moeten worden gelegd. Ze is eveneens het resultaat van de overeenstemming die tussen de sociale partners is bereikt. Daarom heb ik voor het voorstel gestemd om alle amendementen te verwerpen.
Neena Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik me echt zorgen maak over de veiligheid van kinderen die online zijn. Het is ook een probleem dat veel van mijn kiezers in de West Midlands naar voren hebben gebracht. Ik weet dat veel ouders en leraren zich steeds meer zorgen maken over kinderen die toegang hebben tot materiaal dat ongeschikt is en mogelijk gevaarlijk is.
Met de groei van het internet tot een machtig wereldwijd medium zijn de gevaren toegenomen waaraan jongeren over de hele wereld blootstaan. Uit recent onderzoek in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat wel een op de tien kinderen die gebruikmaken van computerchatrooms, via het internet is benaderd door pedofielen. Wij moeten weliswaar erkennen dat het internet kinderen een wereld van entertainment, kansen en kennis biedt, maar we moeten ook maatregelen nemen om hen op het internet te beschermen. Ik ben van mening dat het onze verantwoordelijkheid is om kinderen te beschermen tegen schadelijk materiaal en tegen een deel van de degenen die online lijnen exploiteren.
Het Europees Parlement heeft een belangrijke rol te spelen in het beperken van de beschikbaarheid van ongepast en illegaal materiaal en het bevorderen van het publieke bewustzijn van online gevaren. Ik verwelkom daarom dit verslag en de inspanningen van de EU om onze kinderen te beschermen. Kinderen moeten kunnen profiteren van alle kansen die deze technologie biedt, zonder angst te hoeven hebben voor mensen die hun schade willen berokkenen.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het internet is op zichzelf een zeer positieve ontwikkeling, maar het wordt steeds meer door criminelen gebruikt en hierdoor neemt ook een van de verschrikkelijkste misdaden, namelijk de handel in kinderporno, exponentieel toe.
Wanneer u bedenkt dat alleen al in het afgelopen jaar 16 procent meer van dergelijk materiaal via internet is verhandeld – en daarbij komt nog dat in een jaar tijd 20 000 kinderen misbruikt worden om dit beeldmateriaal te vervaardigen – dan kunt u zich een voorstelling van de omvang maken. Ons doel moet daarom zijn: zero tolerance bij kindermisbruik, zware straffen voor daders en een maximale bescherming voor kinderen bij het gebruik van het internet.
Ik ben blij met het pakket waarvoor het Europees Parlement zich hard heeft gemaakt, met maatregelen variërend van meldpunten, en het aanbrengen van blokkeringssystemen en scholing tot versterking van de politie en de traceerbaarheid van betalingen.
Dit verslag van het Europees Parlement is zeer belangrijk als een zeer sterk signaal voor de bescherming van de zwaksten in onze samenleving, voor de bescherming van de kinderen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Het internet is erg nuttig, maar ook erg gevaarlijk, vooral voor kinderen. Kinderen weten veel meer van computers dan hun ouders, en daarom zijn ouders vaak niet op de hoogte van de vele valstrikken waarin met name kinderen verzeild kunnen raken als ze uren op het internet doorbrengen. Ik ben zeer ingenomen met dit verslag en heb vóór gestemd.
Mijns inziens zal het programma Veilig internet helpen de enorme generatiekloof op het gebied van kennis van het internet te dichten. We hebben een voorlichtingscampagne gericht op ouders en leerkrachten nodig. Ik sta achter de oprichting van contactpunten in de afzonderlijke EU-landen, waar men illegale activiteiten op het gebied van veiligheid op het internet kan melden.
Matti Juhani Saari uit Finland zette filmpjes op internet en op YouTube waarin te zien is hoe hij op een schietbaan met een pistool schiet. Later heeft deze gek een pistool meegenomen naar een school in de Finse stad Kauhajoki en daar tien jongeren doodgeschoten. Dames en heren, volgens mij kunnen we er met dit programma voor zorgen dat de risico's afnemen en dat jongeren geen toegang hebben tot dit soort filmpjes op internet.
Jan Březina (PPE-DE). – (CS) Ik steun het verslag-Angelilli omdat ik denk dat het bijdraagt aan de strijd tegen kindermisbruik op internet. Ik zou graag willen dat de nadruk werd gelegd op de verbetering van de instrumenten die de politie tot haar beschikking heeft. Concreet gezien gaat het om de opzet van een Europese database van kinderporno die de politie tot haar beschikking zou moeten hebben, gecombineerd met de aankondiging van crisislijnen. Dit instrument zal zeer nuttig zijn wanneer opnames gekocht worden door middel van het peer-to-peer delen van bestanden, en kunnen verifiëren of de opname reeds op internet is verschenen en of er eventueel al onderzoek is gedaan naar de bewuste opname, waarmee onnodig dubbel onderzoek kan worden vermeden. Tevens zou het bewaken van betalingen via websites die kinderporno bevatten, een effectieve maatregel zijn zonder de voorschriften inzake de bescherming van het privéleven of bankgeheim te schenden.
De ervaring tot nu toe laat zien dat de veiligheid van kinderen op internet enkel gewaarborgd kan worden als er een gelaagde benadering wordt gevolgd, waarbij kinderen, ouders, school, alle telecommunicatiebedrijven, internetserviceproviders en overheidsinstellingen betrokken zijn. Het is noodzakelijk het bewustzijnsniveau en de preventie te verbeteren, wat technisch gezien aangifte van gevallen zou ondersteunen en vergemakkelijken, en de kans dat politieonderzoek wordt verricht zou verbeteren. Ik ben ervan overtuigd dat het programma voor veiliger internet hieraan kan bijdragen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Graag wil ik nog iets toevoegen aan het debat van maandag over de bescherming van kinderen bij het gebruik van internet en andere communicatietechnologieën. Uiteraard steun ik dit verslag en verwelkom ik het van harte. Toch ligt de nadruk in het goedgekeurde programma niet op de standaardisatie van de terminologie inzake gevaarlijke inhoud. Tevens verschillen de lidstaten in hun opvattingen over wat slechts ongeoorloofd en wat reeds strafbaar is. Dit belemmert uiteraard de strijd tegen de misdaad die gebruik maakt van internet, dat noch staatsgrenzen noch continentale grenzen kent. In het belang van de kinderen zou harmonisatie op dit gebied onze prioriteit moeten hebben, of we dat nu leuk vinden of niet.
Koenraad Dillen (NI). - Voorzitter, ik heb met overtuiging vóór dit verslag gestemd. Het is goed dat Europa iets wil doen om kinderen te beschermen tegen de vele gevaren die hen vandaag op internet bedreigen. Jongeren krijgen internetgebruik al vroeg ingelepeld, maar worden natuurlijk ook met de gevaren ervan geconfronteerd.
Naar schatting 9 op 10 kinderen tussen 8 en 16 jaar worden met pornografisch materiaal op internet geconfronteerd. Onlinepornohandelaars worden steeds driester. Naast het gevaar van internetpedofielen en pornohandelaars zijn er ook de onlinecasino's met hun agressieve marketingtechnieken. Vooral jongere kinderen zijn zich niet altijd bewust van de gevaren hiervan.
De bescherming van kinderen tegen dit alles is dus zowel de verantwoordelijkheid van ouders als van scholen en leerkrachten, maar ook van de politiek. Zij moeten zowel controleren als sensibiliseren en dit vooral bij de jongste groepen in de samenleving, want die zijn het meest beïnvloedbaar en kwetsbaar.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). – (BG) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik heb vóór het verslag gestemd omdat ik dit verslag van buitengewoon belang acht. Het is geen sinecure om het brede scala aan problemen die optreden wanneer kinderen gebruik maken van communicatietechnologie in één enkel document op te lossen. Dit programma is echter om organisatorische redenen nodig. Als we het hebben over de impact van nieuwe technologieën, kijken we doorgaans naar de sociale, onderwijskundige, culturele en overige voordelen en hebben we veel te laat oog voor de negatieve gevolgen. De bestaande mechanismen voor het aan banden leggen van producten die een negatief effect hebben, zijn van groot belang om het risico tot een minimum te beperken, maar daarnaast hebben we ook preventieprogramma’s nodig. Nu we een gemeenschappelijk Europees programma hebben, moeten de lidstaten volgen met een eigen nationaal programma op dit gebied. De maatschappij moet worden gewezen op dit probleem, en kinderen moeten leren om op een verstandige manier met ICT om te gaan. Daarnaast moeten we iets doen aan het gevaar van “computerafhankelijkheid”. We hebben een geïntegreerde aanpak nodig, en ook hierbij is een rol weggelegd voor de nationale overheden.
Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, dank u dat u mij het woord geeft, en dank aan mevrouw Grossetête voor het verslag over de voorgestelde richtlijn, dat gaat over wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen. Ik heb vóór dit verslag gestemd. Dit voorstel betekent een vooruitgang in de harmonisatie van wetten en in de consumentenbescherming, de bureaucratie wordt teruggebracht, er is meer ruimte voor flexibiliteit en de veiligheid en het bewustzijn van patiënten nemen toe. Daarnaast wordt de werkzaamheden vereenvoudigd en worden de kosten voor middelgrote farmaceutische bedrijven omlaag gebracht.
Ik ben zeer ingenomen met het duidelijke standpunt van commissaris Verheugen met betrekking tot namaakgeneesmiddelen, generieke geneesmiddelen van slechte kwaliteit die veelal niet beter werken dan een placebo, en illegale geneesmiddelen en vaccins, die Europese burgers op de zwarte markt kunnen kopen. Dit soort activiteiten is crimineel. In de nabije toekomst zal de Commissie maatregelen nemen om de bestaande wetten op dit vlak effectiever te maken zodat geen van deze geneesmiddelen kan worden verspreid. Ook zullen maatregelen worden genomen tegen de betrokken personen. De commissaris heeft er tevens voor gezorgd dat effectieve geneesmiddelen moeten worden geproduceerd op basis van erkende Europese normen en productieprocessen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik moet reageren op het debat van vandaag waarin ik uiteraard gezegd heb dat ik dit verslag van harte verwelkom. Er is echter een vereiste opgenomen, namelijk dat alle medicijnen met dezelfde werkzame stof tevens dezelfde bedrijfsnaam zouden moeten hebben, om patiënten te behoeden voor verwarring en het innemen van een te hoge dosis. Voor leken lijkt dit wellicht logisch maar medicijnen worden constant geïnnoveerd, en daarbij variëren medicijnen met dezelfde of een soortgelijke werkzame stof ook in een reeks andere componenten. Het is absurd de Commissie te verwijten dat ze niet heeft gezorgd voor standaardisatie van bedrijfsnamen en het getuigt van onbegrip van hoe het systeem werkt, ongeacht de bevoegdheden die de Europese Unie al dan niet heeft.
Neena Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben echt blij dat het Parlement eindelijk de mazen in de timesharingrichtlijn van 1994 aanpakt, zodat consumenten een betere bescherming van hun investeringen tegemoet kunnen zien. Dit zal op de lange termijn bovendien tot wel veertigduizend Europese banen beschermen. Ik interesseer me bijzonder voor dit verslag, omdat het een probleem behandelt dat veel van mijn kiezers direct raakt. We hebben in het Verenigd Koninkrijk meer timeshare-eigenaren dan in welk ander Europees land. Dit zal velen van hen dus de geruststelling geven dat Europa actie onderneemt om hen te beschermen tegen zwendelaars. De Britse timesharingindustrie is circa 157 miljoen euro per jaar waard, en deze richtlijn is een belangrijke stap voorwaarts in de uitroeiing van gewetenloze bemiddelaars die problemen veroorzaken voor consumenten en die legale exploitanten een slechte naam bezorgen. Deze nieuwe, vereenvoudigde regels waarborgen dat consumenten in de hele EU even goed beschermd zijn, terwijl ze gelijke mededingingsvoorwaarden creëren in de markt voor timesharing en andere populaire vakantiegerelateerde producten.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik ben blij dat er door het politieke spectrum heen een akkoord is bereikt over de harmonisatie van de wetgeving die bescherming biedt aan alle Europeanen die naar het buitenland op vakantie willen gaan en daar zonder risico een accommodatie willen huren. Met de herziening van de richtlijn inzake timeshare wordt het onmogelijk om onbetrouwbare aanbieders van diensten te registreren, waardoor de kans wordt vergroot dat mensen geen slachtoffer worden van fraude, zoals nu helaas vaak het geval is.
De consumenten hebben nu tevens een termijn van veertien dagen om zich terug te trekken uit een contract zonder vooraf een aanbetaling te moeten doen, en ze ontvangen het contract zelfs in een taal die ze begrijpen. En dat is ook voor Tsjechische burgers goed nieuws.
Gary Titley (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik deel de blijdschap van mijn vriendin en collega mevrouw Gill over het feit dat we nu de mazen in deze richtlijn dichten.
Timesharing is een grote bedrijfstak, maar het kan ook een grote zwendel zijn. Ik houd me nu bijvoorbeeld bezig met een bedrijf dat de European Timeshare Owners Organisation heet en in Spanje actief is – maar heel handig wel vanaf een adres in Gibraltar. Kiezers hebben me verteld dat dit bedrijf hen heeft benaderd met het aanbod om hun timeshare-aandeel door te verkopen. Toen ze naar Spanje gingen, en daarvoor hoge kosten maakten, ontdekten ze dat er niemand was om hun timeshare-aandeel te kopen en dat dit bedrijf hun alleen maar andere timeshare-aandelen wilde verkopen.
Ik heb meerdere weken geprobeerd om met dit bedrijf in contact te komen en ben daar pas afgelopen week in geslaagd, omdat er aan de andere kant van de telefoonnummers die zij opgeven, heel verbazingwekkend, geen mensen zitten om de telefoon te beantwoorden, en ook brieven blijken niet te worden beantwoord.
Ik hoop dat we organisaties zoals de European Timeshare Owners Organisation nu hard gaan aanpakken, want ze geven timesharing een slechte naam en schaden, eerlijk gezegd, het imago van de Spaanse vakantie-industrie, die u na aan het hart ligt, zoals ik weet.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik heb niet voor het verslag-Andersson kunnen stemmen. Het bevalt me niet dat degenen die niet tevreden waren met het arrest van het Hof van Justitie, de uitspraak van het Hof in de zaak-Laval in Zweden nu met dit verslag proberen te ondermijnen. Het vrije verkeer van diensten is een van de voordelen van de Europese Unie, en lidstaten zouden meer aandacht moeten besteden aan betere voorlichting voor zowel werknemers als ondernemers over de principes van de huidige richtlijn betreffende de detachering van werknemers. Dit is de juiste weg om illegaal werk en daarmee eveneens dumping op de arbeidsmarkt in de Europese Unie het hoofd te bieden, en niet het ondermijnen van de bevoegdheid van het Hof. In een democratische samenleving moet het recht consequent worden behartigd en niet ondermijnd.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het eerste deel van amendement 24 erkent dat sociale dumping een factor was die heeft bijgedragen tot het Ierse ‘nee’ tegen het Verdrag van Lissabon. Ik ben het daarmee eens, alsook met de zinsnede waarin de Raad wordt verzocht maatregelen te nemen om gelijk loon voor gelijk werk te waarborgen. Het amendement verzoekt alle lidstaten om de uitslag van het referendum in Ierland te respecteren. Dat spreekt vanzelf, nog afgezien van het feit dat dit voor alle lidstaten sowieso een wettelijke verplichting is.
Naast dit alles wordt echter geëist dat wij beginnen aan een grondige wijziging van de bestaande Verdragen, teneinde de weg naar een sociaal Europa open te stellen. Over ‘met een kanon op een mug schieten’ gesproken! Een ‘grondige wijziging van de bestaande Verdragen’ klinkt in mijn oren als het verscheuren van de regels. We hebben al heel positieve wetgeving inzake anti-discriminatie en we zijn momenteel bezig die wetgeving te verbeteren. Wij zijn tot een gemeenschappelijk standpunt over de richtlijn inzake uitzendkrachten gekomen. Deze zal de rechten van werkenden ondersteunen en laten zien dat het sociale hart van Europa nog steeds klopt.
Amendement 16 verzoekt de lidstaten om de arresten van het Europees Hof van Justitie aan te vechten. Dat is niet de manier om zaken te doen. Wij moeten de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers evalueren en waarborgen dat deze in alle lidstaten correct wordt omgezet, en als de richtlijn moet worden gewijzigd, moeten we dat doen. Een grondige wijziging van de bestaande Verdragen is echter niet nodig.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat de stemming betreft wil ik graag opmerken dat de leden van Fine Gael, van wie ik er een ben, voor het verslag Andersson hebben gestemd, omdat het de belangrijke kwesties aanpakt die naar voren zijn gebracht in de arresten van het Hof van Justitie in de zaken Viking, Laval en Rüffert, waarin het grondbeginsel van gelijke behandeling en gelijk loon voor gelijk werk is vastgelegd.
Het verslag stelt heel duidelijk dat de wetgeving niet voldoende is en dat we een beter evenwicht moeten bieden tussen de rechten van werkenden en de vrijheid om diensten te leveren. Het antwoord is echter niet gelegen in een grondige wijziging van de bestaande Verdragen, waarom in amendement 24 werd verzocht. Het antwoord moet gezocht worden in de verbetering van de wetgeving, en daarom hebben we gestemd tegen amendement 24 en amendement 16, dat zowel nutteloos als overbodig was, omdat daarin niets gezegd wordt over de vereisten inzake wetgeving.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Andersson gestemd, niet alleen omdat de tekst zich situeert op het gebied van het arbeidsrecht – dat tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort –, maar ook omdat er herhaaldelijk in wordt verwezen naar het Handvest van de grondrechten en naar het Verdrag van Lissabon.
Het is natuurlijk niet het eerste verslag dat zich hieraan bezondigt, maar er blijkt een diepe minachting uit voor de kiezers in Ierland die het Verdrag nietig hebben gemaakt en in feite voor alle kiezers in Europa die niet de kans hebben gekregen om zich democratisch over het Verdrag van Lissabon uit te spreken.
Elke keer opnieuw wordt beloofd dat Europa rekening zal houden met de wil van de bevolking, dat iets gedaan zal worden om het democratisch deficit weg te werken – en elke keer opnieuw blijkt hier in het Parlement dat die beloftes niet nagekomen worden. De Europese Unie heeft een probleem van geloofwaardigheid dat minstens even groot is als het probleem van het democratisch deficit.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb als schaduwrapporteur van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten samengewerkt met de heer Andersson. Daarbij was ik me steeds zeer bewust van het belang van de kwesties die in dit verslag aan de orde worden gesteld, niet alleen voor mijn eigen vakbond 'Solidariteit' en andere vakbonden, maar ook voor mijn fractie in dit Parlement, die sociale problemen hoog in het vaandel heeft. Ik heb hier in mijn hand de brief die de heer Śniadek, de leider van de vakbond 'Solidariteit', over dit onderwerp heeft geschreven.
In het verslag wordt de nadruk gelegd op de noodzaak om de vakbondsrechten te eerbiedigen, alsmede op het belang van de dialoog tussen de sociale partners en het resultaat daarvan, met name collectieve overeenkomsten, en de inachtneming van het beginsel 'gelijk loon voor gelijk werk'. Ik heb bijgevolg voor dit verslag gestemd, ondanks het feit dat ik, net als enkele andere sprekers, van mening ben dat verwijzingen naar het Verdrag van Lissabon momenteel niet op hun plaats zijn in deze tekst.
Katrin Saks (PSE). – (ET) Ik wil uitleggen waarom ik niet voor het verslag van de heer Andersson heb gestemd.
Hoewel dit verslag nu veel evenwichtiger is dan de oorspronkelijke versie, heb ik mij samen met veel van de Oost-Europese leden van mijn fractie van stemming onthouden. Natuurlijk steunen wij het beginsel van gelijke behandeling, maar wij zien het gevaar dat dit wordt gebruikt om de uitvoering te belemmeren van een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie: het vrij verkeer van werknemers. Dit is zeer belangrijk voor Oost-Europa. Onze werknemers willen namelijk toegang krijgen tot de West-Europese arbeidsmarkt, ook al is dat tijdelijk, om meer te verdienen, maar ik denk dat het ook belangrijk is voor de economische ontwikkeling van de Europese Unie als geheel.
Ik ben van mening dat er in plaats van het wijzigen van de regelgeving op communautair niveau, zoals is voorgesteld, meer aandacht moet worden besteed aan de tenuitvoerlegging van de richtlijn en aan de regelgeving in de lidstaten.
Schriftelijke stemverklaringen
- Ontwerpbesluit: Goedkeuring van de benoeming van Barones Catherine Ashton als lid van de Europese Commissie (B6-0575/2008)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de wetgevingsresolutie gestemd die, onder voorbehoud van wijzigingen, het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van de verordening uit 2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken, bekrachtigt, op basis van het verslag van mijn Duitse collega, mevrouw Gebhardt. Vanwege de toegenomen mobiliteit van de burgers binnen de Europese Unie, die geleid heeft tot een groter aantal 'internationale' echtparen – dat wil zeggen echtparen van wie de echtgenoten verschillende nationaliteiten hebben of in verschillende lidstaten wonen of in een lidstaat wonen waarvan ten minste een van de echtgenoten geen onderdaan is –, en vanwege het hoge scheidingspercentage in de Europese Unie was het absoluut noodzakelijk om het toepasselijk recht en de bevoegdheid op het gebied van huwelijkszaken, waar jaarlijks een toenemend aantal burgers mee te maken heeft, bij te stellen. Wij moeten er voortdurend op wijzen dat de Verdragen voorzien in de geleidelijke instelling van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, met maatregelen "ter bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor toepasselijk recht en jurisdictie".
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun Catherine Ashton als nieuwe commissaris voor Handel. Het doet mij groot genoegen dat we eindelijk een vrouwelijke commissaris voor Handel hebben en de eerste vrouwelijke Britse commissaris. Ik denk dat zij een heel ontvankelijke en open commissaris zal zijn die nauw zal samenwerken met het Parlement.
- Ontwerpresolutie: Bijeenkomst van de Europese Raad (B6-0543/2008)
Colm Burke, Avril Doyle, Jim Higgins en Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Europese afgevaardigden van Fine Gael in de PPE-DE-Fractie steunen de algemene strekking van het verslag over de bijeenkomst van de Europese Raad, maar accepteren niet dat het Parlement ‘mogelijkheden ziet om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de Ierse bevolking, teneinde zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden die voor eenieder aanvaardbaar is’, aangezien dit een zaak is waar het Ierse volk zelf over moet nadenken, naar eigen goeddunken en in zijn eigen tempo. Dat is het punt dat we in het verslag moeten opnemen.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Samen met mijn Britse conservatieve collega’s steun ik de elementen van deze ontwerpresolutie die gaan over samenwerking tussen landen in de huidige financiële crisis, alsook de uiting van steun voor kleine en middelgrote ondernemingen in dit verband. Wij zijn er ook voorstander van dat de EU zich houdt aan haar toezeggingen met betrekking tot klimaatverandering. Wij verwelkomen de sterke steun voor Georgië in deze resolutie, na de recente Russische interventie in dat land.
Wij zijn echter fel tegen het Verdrag van Lissabon en kunnen om die reden de tekst over dit onderwerp niet steunen. Ook zijn wij tegen een gemeenschappelijk immigratiebeleid van de EU.
Om deze redenen hebben wij ons van stemming onthouden bij de eindstemming.
Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Ik heb tegen de resolutie over de resultaten van de bijeenkomst van de Europese Raad in Brussel gestemd, aangezien ik me niet kan vinden in het standpunt van de meeste Parlementsleden aangaande ten minste twee kwesties die tijdens deze Europese top zijn besproken. Mijns inziens was het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon definitief afgelopen sinds de uitkomst van het Ierse referendum over deze kwestie. Dit betekent dat iedere poging om toch door te gaan met het grondwettelijke proces van de Unie nutteloos is. Ik ga evenmin akkoord met het standpunt inzake energie en klimaatverandering dat door de meerderheid van dit Parlement wordt onderschreven. Ik zou willen benadrukken dat gedwongen oplossingen een bedreiging vormen voor de economieën en de consumenten van een groot aantal landen, waaronder Polen.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik en al mijn collega's van Fine Gael, de Ierse politieke partij waartoe ik behoor, hebben hiervoor gestemd en willen zo spoedig mogelijk een duidelijke, ondubbelzinnige ratificatie van het Verdrag van Lissabon door de Ierse regering. We behandelen het Ierse electoraat echter voor eigen risico als lemmingen. Tussen de uitslag van de stemming van 12 juni en een eventueel besluit over een tweede poging tot ratificatie is helder blauw politiek vaarwater nodig.
We zullen dat punt sneller bereiken, en met een grotere kans op succes, wanneer we niet het gevoel hebben dat collega's de timing van ons ratificatieproces proberen te dicteren, bijvoorbeeld met de woorden ‘vóór de Europese verkiezingen’ zoals die te lezen staan in punt 20, waar ik vandaag tegen heb gestemd.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de resultaten van de bijeenkomst van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 gestemd, omdat ik akkoord ga met het besluit om in te grijpen in de financiële markten. Het is immers absoluut noodzakelijk dat wij een antwoord geven op de bezorgdheid van de Europese burgers en liquiditeit en zekerheid bieden aan de markten, met alle voordelen van dien voor de gezinnen en het MKB.
Wij mogen evenwel niet vergeten dat deze resolutie ook aandringt op fundamentele maatregelen om het internationale financiële systeem te herstructureren, met name door de samenwerking en de coördinatie tussen regelgevende instanties op communautair niveau te versterken en de Europese Unie uit te rusten met een doeltreffend en rechtvaardig controlesysteem. Er is ongetwijfeld meer regelgeving nodig voor de financiële markt, maar vooral ook betere regelgeving. Deze resolutie gaat in die richting.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij met de steun die het Parlement heeft verleend aan het Europees pact inzake immigratie en asiel tijdens de stemming over de ontwerpresolutie over de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008, waar ik vóór gestemd heb.
De afgevaardigden hebben dit initiatief van het Franse voorzitterschap van de EU verwelkomd, waarin een coherente en evenwichtige aanpak van immigratie wordt voorgesteld en de verantwoordelijke keuze van de Europese Unie om legale immigratie te bevorderen en illegale immigratie op vastberaden wijze te bestrijden wordt herbevestigd.
Dit succes met betrekking tot het alomvattend kader voor optreden is door de inspanningen van het Franse voorzitterschap geconsolideerd. Het doel is te zorgen voor een snelle aanneming van de zich momenteel in onderhandelingen bevindende ontwerprichtlijnen waarmee deze ambitieuze verklaringen in concrete maatregelen kunnen worden omgezet. Het gaat met name om de richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure en een gemeenschappelijke rechtspositie, de richtlijn Europese blauwe kaart over de toelatingsvoorwaarden voor hoogopgeleide onderdanen van derde landen, en de richtlijn tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.
Dit pact maakt een wezenlijk deel uit van de weg naar een echt gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid waarbij de grondrechten en de menselijke waardigheid worden geëerbiedigd, zoals het Europees Parlement voorstaat.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Met betrekking tot amendement 7 van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie willen wij erop wijzen dat wij willen dat de lidstaten hun eigen benadering kunnen hanteren in de werkzaamheden voor de hervorming van de instellingen van Bretton Woods.
Omdat wij de documenten met betrekking tot de compromisresolutie en de bijhorende amendementen zo laat hebben gekregen, hebben wij ons vanaf paragraaf 19 van stemming onthouden (geen enkele van die stemmingen was echter een hoofdelijke stemming).
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De resolutie van de PPE/PSE/ALDE/UEN onthult de beperkingen en de ware doelstellingen van de maatregelen die de EU tot dusver heeft genomen.
De werkelijke oorzaken van de huidige financiële crisis, namelijk de toenemende accumulatie en concentratie van het kapitaal, de zogenaamde financialisering van de economie, de speculatie en het ongebreidelde kapitaalverkeer, worden eenvoudigweg genegeerd en herleid tot “gebrek aan transparantie” en “slecht toezicht” op de financiële markten. Op die manier tracht de meerderheid in dit Parlement het onmogelijke te bereiken. Anders gezegd, zij probeert het systeem te redden uit een crisis die eigen is aan dat systeem door “het vertrouwen in de markten” (tijdelijk) te herstellen en zonder enige betrouwbare garantie overheidsgeld in de markt te pompen. Dat is onder meer het geval in Portugal, waar onlangs een echte “blanco cheque” is uitgeschreven voor een bedrag dat gelijk is aan de som van alle structuurfondsen waarvan het land overeenkomstig het huidige communautaire financiële kader gebruik kan maken.
Bovendien zijn alle zogenaamde maatregelen die het Europees Parlement beoogt niet meer dan een poging om de essentiële vraagstukken te ontwijken. Er wordt bijvoorbeeld met geen woord gerept over de noodzaak om in elk land een sterke en doeltreffende openbare bank op te richten die beantwoordt aan de nationale ontwikkelingsbehoeften, om een einde te maken aan de “belastingparadijzen”, om het kapitaalverkeer aan banden te leggen en de financiële speculatie een halt toe te roepen, om het monetaire beleid van de EU en het Stabiliteitspact aan te passen, om paal en perk te stellen aan de privatisering en de liberalisering van de economie...
In plaats daarvan blijft de meerderheid van het Europees Parlement vasthouden aan haar neoliberale agenda.
Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. − (EN) In de resolutie over de bijeenkomst van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 wordt een aantal belangrijke zaken besproken, zoals de gevolgen van de mondiale economische crisis voor de strategie om uit de financiële crisis te komen, de verbetering van de regelgeving om het regelgevend en toezichtskader van de EU te versterken, energie en klimaatverandering en energiezekerheid. Ik vind evenwel dat we hebben verzuimd om de problemen in verband met de energiezekerheid op alomvattende wijze aan te pakken in het licht van de meest recente toezeggingen van de Commissie en de conclusies van het Franse voorzitterschap. De Europese Commissie heeft beloofd het Baltisch interconnectieplan uit te werken en dit in december aan de ministers van Energie van de EU voor te leggen. De Raad vindt het een prioriteit om Litouwen, Letland en Estland aan te sluiten op het grote Europese elektriciteitsnet en de gasbronnen te diversifiëren, teneinde de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Ik heb voorgesteld om deze voorstellen in de resolutie op te nemen, maar ze zijn tijdens de onderhandelingen tussen de fracties niet overgenomen, evenmin als mijn mondelinge amendement. Ik ben van mening dat het Europees Parlement heeft verzuimd om solidariteit te tonen met de Baltische staten, die toch al de meest geïsoleerde energie-eilanden in de Gemeenschap zijn en, wat gas betreft, zijn overgeleverd aan de genade van Rusland. Ik heb mij om bovengenoemde redenen onthouden van stemming over de gezamenlijke resolutie.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In het geval van Kosovo heeft de EU de zijde van Pristina gekozen, maar in het conflict op de Kaukasus blijft ze vasthouden aan de territoriale integriteit van Georgië. Brussel moet nu eindelijk eens verklaren of het voor of tegen het zelfbeschikkingsrecht der volkeren is. Wanneer de EU de verheven doelen die zij altijd zo hoog houdt, serieus wil nemen, kan zij niet voortdurend met twee maten meten. Dan kan zij niet langer voortdurend slechts de belangen van de VS vertegenwoordigen maar moet zij een neutrale bemiddelingsrol op zich nemen.
Door de financiële crisis wordt ook het zelfbeeld van de EU ter discussie gesteld. In de afgelopen decennia heeft de Unie laten zien dat zij een werktuig van ongebreideld liberalisme is. Niet de burger, maar de genadeloze uitvoering van neoliberale denkbeelden stond centraal. Nu moeten er niet alleen voor het toezicht op de financiële markt in de gehele EU strenge minimumnormen gelden, maar moet er ook van degenen die van het internationale financiële stelsel profiteren een solidariteitsbijdrage worden verlangd. Daarmee zou bijvoorbeeld een garantiefonds kunnen worden gevormd om banken in tijden van crisis te ondersteunen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Terwijl de centrumrechtse en centrumlinkse regeringen van de lidstaten weigeren om zelfs ook maar de kleinste loon- of andere eis van de werknemers in te willigen omdat de economie dat zogenaamd niet zou uithouden, stelt de Europese Raad op provocerende wijze drie miljard euro ter beschikking voor de financiering van de banken en monopolies en laat hij de werknemers het gelag betalen voor de crisis.
De versnelling van de kapitalistische herstructureringen, de hervorming van de arbeidsrelaties, de afbraak van de socialezekerheidsstelsels en de koppeling van lonen aan productiviteit en werkgelegenheid vormen het oog van de nieuwe orkaan die de EU-topconferentie met haar besluiten heeft ontstoken. Deze meedogenloze aanval wordt aangevuld met het Europees pact inzake immigratie en asiel, waarmee een onmenselijke muur wordt opgetrokken tegen de immigranten in de EU maar de monopolies de noodzakelijke goedkope arbeidskrachten worden verzekerd.
Tegelijkertijd onthullen de besluiten van de Raad hoe schijnheilig de belangstelling van de EU voor het klimaat is. De energieprijs wordt immers bepaald door het gokgedrag op de beurs en staat los van de productiekosten. Op die manier wordt de winst van de monopolies verhoogd en het milieu belast.
Er kunnen geen volksvriendelijke oplossingen zijn in een kader van mededingingsvermogen en geliberaliseerde activiteiten van het kapitaal. De EU en de regeringen geven het kapitaal zelfs nog meer steun door middel van de staatsmonopolistische maatregelen die zij hebben genomen, waarbij ze tegelijkertijd de tegen het volk gerichte aanval escaleren om het kapitalistisch systeem uit de crisis te helpen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De Europese Raad van 15 en 16 oktober was belangrijk vanwege het antwoord op de financiële crisis. Ofschoon ook andere kwesties onze aandacht verdienen en voor commentaar vatbaar zijn, is het onvermijdelijk dat wij onze aandacht op dit punt richten. Het antwoord van Europa op deze financiële crisis, waarin het gebrek aan krediet in de etymologische zin van het woord, dagelijks voor nieuwe problemen en dreigingen zorgde, was doeltreffend omdat het ten doel had het noodzakelijke vertrouwen in de markten te herstellen.
De feiten bevestigen deze interpretatie, los van wat men denkt van de oorzaken van de crisis en de best mogelijke oplossingen. In die zin moet de reactie van de Europese instellingen worden toegejuicht. Een diepere analyse van het Europese antwoord brengt evenwel een significant detail aan het licht. De bijeenkomsten die beslissend waren om het vertrouwen in de markten te herstellen worden niet genoemd in de vigerende Verdragen noch in het Verdrag van Lissabon. Dit bewijst dat Europa, als huidige en hopelijk ook toekomstige unie van staten, institutionele flexibiliteit en vooral ook een sterk en slagvaardig politiek leiderschap nodig heeft. Dat hadden wij ook, en die elementen hebben duidelijk meer bijgedragen aan de versterking van de band tussen de Europese burgers en de EU dan om het even welke communicatiestrategie of enigerlei institutioneel debat.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) De verwerping van amendement 4 is een teleurstelling. De financiële crisis zou niet mogen betekenen dat we onze internationale verplichtingen in verband met de aanpak van de klimaatverandering en de strijd tegen de armoede niet nakomen.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik verwelkom het verslag van Harlem Désir van de Sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement, dat het voor het Parlement mogelijk heeft gemaakt om een richtlijn aan te nemen die uitzendkrachten beschermt door hun recht op precies dezelfde werkomstandigheden als die van vaste werknemers te bevestigen. De lidstaten zullen nu met de noodzakelijke wetgevende, reglementaire en administratieve bepalingen moeten komen om zich binnen drie jaar na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie aan de richtlijn aan te passen. Deze richtlijn heeft ook tot doel een adequaat kader voor het inzetten van uitzendkrachten te scheppen en aldus op een efficiënte manier bij te dragen aan het creëren van arbeidsplaatsen en het ontwikkelen van flexibele arbeidsvormen, wat volgens mij vooral in deze tijden van crisis een bijzonder belangrijke oplossing is.
Richard Corbett (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met de aanneming van de richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten, die sommige van onze kwetsbaarste werknemers eindelijk gelijke behandeling op het werk zal geven.
Deze richtlijn heeft lang op zich laten wachten. Het is zes jaar geleden dat de Commissie voor het eerst met voorstellen kwam voor een richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten, en in die tijd is het aantal uitzendkrachten in de publieke en private sectoren van de arbeidsmarkt sterk toegenomen. Uitzendwerk draagt bij tot een dynamische en flexibele moderne economie en is voor veel langdurig werklozen een brug om weer terug te keren op de arbeidsmarkt. Uitzendkrachten mogen echter niet worden behandeld als tweederangs werknemers, en uitzendbureaus mogen de arbeidsmarkt niet verstoren door de lonen en arbeidsvoorwaarden van andere werknemers te ondergraven.
Ik ben daarom blij dat het Parlement nu met de aanvaarding van het door de Europese ministers van Werkgelegenheid in juni in de Raad bereikte compromis waarborgt dat deze richtlijn kracht van wet krijgt. Dat is goed nieuws voor de naar schatting 1,3 miljoen Britse werknemers die door deze wetgeving zullen worden beschermd, en het is een uitstekend bewijs dat onze Europese interne markt een sociale markt is die bescherming van de rechten van werknemers paart aan flexibele arbeidsmarkten.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben heel blij dat het Europees Parlement vandaag heeft gestemd voor aanneming van de richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten, die het beginsel van gelijk loon voor gelijk werk in wetgeving vastlegt en zo de vergoeding en de arbeidsvoorwaarden voor zowel uitzendkrachten als fulltime werknemers in vaste dienst beschermt.
De Ierse en Britse regering hebben jarenlang een stokje gestoken voor de vooruitgang op het gebied van de Europese bescherming van uitzendkrachten. Deze lijden onder discriminatie met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden en hun recht om zich aan te sluiten bij een vakbond. De stemming van het Europees Parlement van vandaag met betrekking tot de laatste fase van een nieuwe richtlijn betekent dat een grote slag is gewonnen in de strijd tegen de race naar de afgrond. Uitzendbureaus hebben de vergoeding en de arbeidsvoorwaarden van fulltime werknemers in vaste dienst veel te lang kunnen ondermijnen, ten nadele van alle werknemers.
Teneinde de inwerkingtreding van de wetgeving te kunnen bespoedigen wordt in dit verslag het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zonder enige amendering goedgekeurd. De Raad heeft in feite de voorgestelde richtlijn voor de tweede lezing naar het Parlement teruggestuurd na de amendementen van het Parlement uit de eerste lezing te hebben overgenomen. Degenen die in dit stadium van het proces nog amendementen indienen, zijn eenvoudigweg onverantwoord bezig en spelen liever partijpolitieke spelletjes dan dat ze verbeterde arbeidsvoorwaarden en leefomstandigheden realiseren voor onze burgers.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij erkennen dat de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende uitzendarbeid en uitzendbureaus niet zonder belang is voor de werknemers van de landen van de Europese Unie waar een uitermate zwakke wetgeving van kracht is en bij het gebruik van dit soort arbeid de grootste en ernstigste misbruiken plaatsvinden.
Daarom is het belangrijk dat door uitzendbureaus geplaatste werknemers in de bedrijven die van uitzendarbeid gebruik maken een gelijke behandeling genieten, ook voor wat betreft hun loon. Het is tevens belangrijk dat deze gelijkheid vanaf de eerste dag wordt erkend en dat eventuele uitzonderingen op deze regel slechts door de sociale partners kunnen worden vastgesteld via collectieve onderhandelingen of overeenkomsten tussen partners op nationaal niveau.
Het zou echter nog beter zijn geweest indien dergelijke uitzonderingen waren voorkomen, zoals wij in onze amendementen hadden voorgesteld. Bovendien zou het nuttig zijn geweest om het concept van uitzendarbeid te verduidelijken en het gebruik ervan uitsluitend te beperken tot buitengewone gevallen, namelijk tot uitermate drukke perioden en perioden waarin de vaste werknemer tijdelijk verhinderd is. Wij betreuren het dat de meerderheid, met inbegrip van de PSE-Fractie, onze voorstellen verworpen heeft.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Veel van de amendementen waarover het Europees Parlement in dit verslag een standpunt inneemt, zijn ons genegen. De amendementen slaan echter op aangelegenheden die op nationaal niveau en niet door de EU-instellingen moeten worden behandeld. Daarom hebben wij tegen deze amendementen gestemd.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Na zes jaar van onderhandelingen heeft het Europees Parlement eindelijk de richtlijn inzake uitzendkrachten aangenomen. Er bestaan vandaag grote verschillen tussen de EU-lidstaten op het gebied van hun nationale wetgeving inzake uitzendwerk. Nochtans vervult uitzendwerk in alle landen van de Europese Unie een steeds belangrijkere rol en ontwikkelt de arbeidsmarkt zich dynamisch. Naar schatting werken op het grondgebied van de Europese Unie zo'n drie miljoen mensen met een tijdelijk contract voor ongeveer twintigduizend ondernemingen. We hebben bijgevolg dringend behoefte aan een nauwkeurigere afbakening van het toepassingsgebied van deze vorm van werkgelegenheid.
Deze regelingen zijn met name belangrijk voor de werknemers zelf. Uitzendkrachten hebben voortaan de garantie dat ze bij het verrichten van werkzaamheden voor een werkgever dezelfde arbeidsvoorwaarden zullen krijgen als tijdelijke werknemers die rechtstreeks door deze werkgever worden aangeworven. Bovendien moeten deze voorwaarden reeds vanaf de eerste dag van tewerkstelling van toepassing zijn.
Daarnaast zullen ook uitzendbureaus voordeel hebben bij de regelgeving inzake uitzendwerk. Deze bepalingen stellen ondernemingen eveneens in staat om hun personeelsbestand flexibel te beheren, vooral met het oog op seizoenswerk, aangezien bedrijven in deze perioden meer personeelsleden in dienst moeten nemen om aan de vraag op de markt te kunnen voldoen.
Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. − (LT) De nationale wetgevingen inzake uitzendwerk van de verschillende lidstaten vertonen op dit moment grote verschillen. Door de onduidelijke coördinatie van de activiteiten van uitzendbureaus kunnen uitzendkrachten worden uitgebuit. Ik heb verschillende keren van Litouwers die in het buitenland werken te horen gekregen dat zij minder betaald krijgen, vaak helemaal geen loon ontvangen, of dat kosten voor vervoer en onderdak tegen de regels in van hun loon worden afgetrokken.
Bovendien hebben uitzendkrachten te maken met slechtere arbeidsomstandigheden, die vaak schadelijk zijn voor hun gezondheid. Ook moeten zij vaak sneller en harder werken dan andere werknemers. Uitzendkrachten kunnen vaak geen gebruik maken van een sociaal vangnet. Uitzendwerk neemt in alle lidstaten van de Europese Unie toe, al verschilt deze categorie werknemers van land tot land. Ik sta achter het algemene standpunt van het Europees Parlement en de Raad en ben van mening dat deze richtlijn de arbeidsomstandigheden voor de meeste mensen zal verbeteren en hun sociale zekerheid zal bieden. Uitzendbureaus zullen als werkgever worden behandeld en zullen ervoor moeten zorgen dat werknemers alles krijgen waar ze recht op hebben.
Ook uitzendkrachten zullen voortaan onder de algemene arbeidswetten vallen. Zij krijgen hetzelfde loon als andere werknemers en zullen dezelfde mate van sociale zekerheid genieten. Dankzij het initiatief van het Parlement zullen deze rechten gelden vanaf de eerste dag van hun indiensttreding. Tijdens de stemming heb ik de amendementen van de GUE-Fractie niet gesteund, die erop gericht waren dat lidstaten werk via uitzendbureaus zouden moeten verbieden of inperken.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun de richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. De 1,3 miljoen uitzendkrachten van Groot-Brittannië krijgen nu dezelfde rechten als hun collega's in vaste dienst. Ik ben er helemaal voor dat uitzendkrachten dezelfde rechten hebben op gebieden als ziekteverlof, pensioenopbouw, gelijke vergoeding en toegang tot beroepsopleiding.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de aanneming van dit verslag in tweede lezing. De lidstaten moeten nu actie ondernemen om de verbeterde bescherming van uitzendkrachten in te voeren.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Uitzendbureaus stellen ongeveer drie miljoen mensen te werk in de Europese Unie. De waarde van alle diensten die zij verrichten, wordt op 75 miljard euro geschat.
De ontwerprichtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten is gericht op het waarborgen van een minimaal beschermingsniveau voor uitzendkrachten en wil daarnaast ook de uitzendkrachtensector ondersteunen. Het is een mooi voorbeeld van sociale wetgeving op een ogenblik waarop iedereen op de ontwikkeling van een sociaal Europa zit te wachten.
Dit wetgevingsbesluit is in de eerste plaats gebaseerd op het beginsel van niet-discriminatie van uitzendkrachten, zowel op het vlak van bezoldiging als van sociale en werknemersrechten.
Er zal evenmin discriminatie mogelijk zijn op basis van aspecten als werktijd, overuren, vakantieperioden en de bescherming van zwangere vrouwen.
Een zeer belangrijk element in deze richtlijn is het feit dat uitzendkrachten voortaan al vanaf de eerste werkdag worden beschermd. Afwijkingen van dit beginsel zijn uitsluitend mogelijk in overleg met de sociale partners.
Het staat als een paal boven water dat er momenteel enorme verschillen bestaan aangaande de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging van uitzendkrachten. Deze verschillen dienen zo spoedig mogelijk te worden weggewerkt.
In het licht van de bovengenoemde argumenten heb ik me tijdens de stemming uitgesproken voor de onverwijlde aanneming van de regelingen die tot doel hebben deze werknemers te beschermen.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met de door het Europees Parlement aangenomen richtlijn worden zogenaamd “gelijke rechten” voor de werknemers vastgesteld, maar in feite worden de werking en de activiteiten verankerd van de slavenhandel drijvende kantoren die de misleidende titel “uitzendbureaus” hebben gekregen. De richtlijn eist van de lidstaten dat zij elke hinderpaal voor de oprichting en werking van dergelijke bureaus opheffen en geeft deze bureaus het recht beloning te vragen voor hun “diensten”, met andere woorden een losprijs te ontvangen voor hun slavenhandel.
In werkelijkheid wordt de daadwerkelijke werkgever vrijgesteld van elke verplichting jegens de werknemers, die worden beschouwd als werknemers van de slavenhandel drijvende spookonderneming, omdat deze alleen op papier personeel in dienst heeft. De werkgevers worden aldus vrijgesteld van de naleving van hun verplichtingen overeenkomstig de arbeids- en verzekeringswetgeving (bijvoorbeeld van de betaling van verzekeringspremies), maar ook van elke aansprakelijkheid in geval van bijvoorbeeld arbeidsongevallen.
De richtlijn stelt in werkelijkheid helemaal geen rechten vast voor deze werknemers. Veeleer zijn zij het slachtoffer van slavenhandel en uitgesloten van rechten.
De zogenaamde verankering van de rechten van werknemers blijkt een verankering van de slavenhandel drijvende ondernemingen te zijn. Met de richtlijn worden het ongebreideld optreden van het kapitaal en de meedogenloze uitbuiting van de arbeidersklasse gelegaliseerd.
Voorwaarde voor het voldoen aan de hedendaagse behoeften van het volk en het eerbiedigen van zijn rechten is de omverwerping van het antiwerknemersbeleid van de EU. De werknemers moeten in de tegenaanval gaan, want alleen op die manier zullen zij de voorwaarden kunnen creëren waaronder een volksbondgenootschap mogelijk wordt dat de volksmacht voor hen kan opeisen.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten is een aanvulling op de wetgeving van de EU en de Britse regering die het leven van werkgevers en zakenlieden ingewikkelder, duurder, restrictiever, minder flexibel en in het algemeen moeilijker maakt. In een tijd van mondiale concurrentie is het nog belangrijker dat het Verenigd Koninkrijk en andere Europese landen de concurrentievoordelen behouden die ze in hun economie hebben. Wetgeving betreffende de werkgelegenheid moet daarom een zaak voor de nationale autoriteiten zijn, niet voor de EU. De richtlijn heeft tot doel een gemeenschappelijke kaderregeling voor Europa vast te stellen om de vergoeding en arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten te reguleren. Dit kader heeft een sterk negatief effect op de arbeidsmarkt van het Verenigd Koninkrijk, met zijn geschatte 1,4 miljoen uitzendkrachten. Het zal ook arbeidsmigranten aanmoedigen die van de richtlijn kunnen profiteren. Nu we een tijd van recessie ingaan, is het nog belangrijker dat de flexibele arbeidsmogelijkheden voor onze eigen burgers worden vergroot en dat in het bijzonder kleine ondernemingen worden geholpen, en niet worden belast.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik wil graag mijn steun betuigen voor het voorstel van de Commissie en de Raad betreffende het gebruik van het internet en andere communicatietechnologieën. Online-technologieën zoals mobiele telefoons bieden weliswaar een aantal mogelijkheden, maar er blijven risico's voor kinderen bestaan en er blijft sprake van misbruik van deze technologieën. Een van de risico's waar kinderen mee te maken hebben, is het risico te worden blootgesteld aan materiaal voor kindermisbruik of te worden benaderd door mensen die hun vriend proberen te worden met seksueel misbruik (kinderlokkerij) als doel, of slachtoffer te worden van pesten in de online-omgeving (cyberpesten).
Aangezien de uitdagingen op dit gebied nog groter zijn geworden door de opkomst van nieuwe technologieën en diensten, is het door de Commissie voorgestelde nieuwe programma om kinderen beter te beschermen tegen de nieuwe risico's waaraan ze blootstaan, van essentieel belang, en ik sta volledig achter de voorgestelde acties en maatregelen.
Ik ben me terdege bewust van de ernst en het gevaar van de blootstelling van kinderen aan ongepast of aanstootgevend materiaal, want mijn eigen dochter – die nog maar net een tiener is – is hiervan doelwit geweest. De meeste jongeren zijn nieuwsgierig en denken dat ze, wanneer ze eenmaal in de puberteit zijn, volwassen zijn. Het is een heel gevoelige fase in hun leven, en we moeten voor hun eigen bestwil onze uiterste best doen om hun enige vorm van veiligheid en bescherming te bieden.
Alessandro Battilocchio (PSE) , schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd vóór het voorstel van de Commissie inzake het “Veiliger internet” programma dat vanaf 1 januari en gedurende vijf jaar, dankzij een financiering van 55 miljoen euro, minderjarigen wil beschermen die internet en andere communicatietechnologieën, zoals mobiele telefoons, gebruiken. Dit programma zal steun bieden aan sensibiliseringsacties en aan de strijd tegen illegale inhoud en schadelijk gedrag om een veiligere omgeving te bevorderen. Ik complimenteer rapporteur Roberta Angelilli met de zorg waarmee zij ernstige zaken als kinderporno en het online-kinderlokken heeft behandeld, en met de verschillende voorstellen voor het indammen van het mogelijke gevaar voor 'kleine surfers'.
Het is een feit dat kinderen door de verspreiding van nieuwe technologieën en de grotere informatica-alfabetisering steeds meer zijn blootgesteld aan de risico's van illegale inhoud en schadelijk gedrag. Het is daarom onze plicht om hun een veilige toegang tot de nieuwe media te garanderen.
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Initiatieven en maatregelen om te voorkomen dat kinderen tijdens het gebruik van het internet aan criminaliteit bloot worden gesteld, zijn uitermate belangrijk en noodzakelijk. Om die reden hebben wij voor het verslag van mevrouw Angelilli over de vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken, gestemd. Wij willen echter beklemtonen dat een aantal van de in het verslag voorgestelde maatregelen beter door de lidstaten zelf opgestart en betaald zou worden. Andere maatregelen die bedoeld zijn om bijvoorbeeld kinderpornografie te bestrijden zouden, door de globale aard van het probleem, via samenwerking tussen de lidstaten tot stand moeten worden gebracht.
Derek Roland Clark, Nigel Farage en John Whittaker (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) We zijn het ermee eens dat kinderen moeten worden beschermd tegen personen die op seks uit zijn, evenals tegen cyberpesten en andere gevaren op het internet. We hebben echter twee bezwaren tegen deze wetgeving. Dat is op de eerste plaats het feit dat de wetgeving de EU meer controle geeft over het internet, en wij zijn van mening dat de EU al bijna een monopolie op mediakanalen heeft. Op de tweede plaats vinden wij niet dat het schimmige agentschap Europol betrokken moet worden bij welke wetshandhaving ook. Wij vinden dat de passende instanties voor kinderbescherming de nationale parlementen en de nationale wetshandhavingsdiensten zijn, die passende bescherming kunnen bedenken voor kinderen die het internet gebruiken. Een dergelijke bescherming zal de democratische legitimiteit hebben die alleen nationale parlementen kunnen bieden, alsook de operationele effectiviteit die alleen de nationale wetshandhaving kan leveren.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik spreek mijn voldoening uit over de invoering van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap (2009-2013) dat moet zorgen voor publieke bewustmaking en tegelijkertijd kinderen moet opvoeden tot veilige internetgebruikers en met name dient te beschermen tegen toegang tot illegale inhoud, kinderlokkerij en cyberpesten.
Volgens de meest recente statistieken van de Eurobarometer brengt bijna 74 procent van de jongeren (tussen twaalf en vijftien jaar) meer dan drie uur per dag door op het internet. Een grote meerderheid van deze kinderen geeft toe dat zij onwillekeurig toegang hebben gehad tot pornografische beelden.
Het is essentieel dat wij zo spoedig mogelijk alle nodige maatregelen nemen om onze kinderen te beschermen tegen de groeiende gevaren waaraan zij worden blootgesteld op het toenemende aantal websites met voor kinderen schadelijke inhoud en met name kinderpornografisch materiaal.
Wij moeten de stijging van het aantal gevallen van kindermisbruik op het internet – met ongeveer 16 procent gedurende het afgelopen jaar - een halt toeroepen. Dit probleem wordt nog verergerd door de verontrustende tendens dat steeds jongere kinderen hiervan het slachtoffer worden.
Daarom steun ik de invoering van dit programma en de instelling van contactpunten en alarmlijnen waar het bestaan van dit soort inhoud gemeld kan worden. Ook de ontwikkeling van een gemeenschappelijk keurmerk voor “kindveilige” websites draagt mijn goedkeuring weg.
Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Het verslag over de noodzaak van een besluit van het Europees Parlement en de Raad over een gemeenschapsprogramma voor de bescherming van kinderen tegen de lawine van pornografie en geweld die de sites van het internet en andere communicatietechnologieën vult, is meer dan welkom, hoewel er al te lang mee is gewacht.
Was het echt nodig om te wachten totdat we kinderen andere kinderen zagen vermoorden of verkrachten om een dergelijk besluit te nemen? Een dergelijke realiteit was een aantal jaren geleden moeilijk voor te stellen geweest in de Europese maatschappij. En dit allemaal omdat de globalisering, die ook grensoverschrijdende communicatie betekent, ervoor heeft gezorgd dat informatie in plaats van een verpakking voor waarheid, educatie en schoonheid, een handelswaar is geworden dat als enig doel heeft het ten koste van alles verkrijgen van winst en ratings.
Daarom dient het verslag heel serieus te worden genomen door de Raad en de Commissie, als wij willen voorkomen dat onze kinderen de toekomstige samenleving leiden naar misdaad, geweld en pornografie. Ik heb voor dit verslag gestemd, in de hoop dat dit het proces in werking kan stellen dat leidt tot het opstellen van een richtlijn die, met respect voor het recht op informatie van de burgers, de toegang van kinderen tot ongewenste inhoud blokkeert.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Er bestaan momenteel honderden eenvoudige, toegankelijke en goedkope computerprogramma’s die effectief verhinderen dat kinderen ongewild op ongeschikte internetsites terechtkomen. Bovendien hebben de meeste standaardwebbrowsers diverse “functies voor ouderlijk toezicht” ingebouwd waarmee ouders gemakkelijk kunnen bepalen welke sites hun kinderen mogen bezoeken. De rapporteur stelt op erg onduidelijke wijze voor om maar liefst 55 miljoen euro van het belastinggeld van de Europese burgers uit te trekken voor een EU-propagandaprogramma, dat volgens ons onnodig, duur en niet effectief is.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Samen met de verspreiding van nieuwe technologieën nemen ook onze computervaardigheden en de toegang tot het internet toe. Een van de grootste groepen internetgebruikers zijn kinderen en jongeren. Hoewel het internet ons toegang verschaft tot informatie, brengt het helaas ook een groot aantal gevaren met zich mee. Kinderen en jongeren behoren tot de meest kwetsbare groepen. Uit onderzoek blijkt dat bijna alle kinderen al in aanraking zijn gekomen met pornografisch beeldmateriaal. Bijzonder zorgwekkend is de vaststelling dat kinderen op steeds jongere leeftijd ten prooi vallen aan dit soort praktijken.
Ik ben van mening dat we van de bestrijding van dit verschijnsel een prioriteit zouden moeten maken. Dit vergt een aanpak op diverse niveaus, waarbij niet alleen ouders en scholen, maar ook exploitanten in de telecommunicatiesector, internetproviders, niet-gouvernementele organisaties en zelfreguleringsorganen worden betrokken. Het is eerst en vooral noodzakelijk om het bewustzijn te vergroten en de preventie van schadelijke praktijken te verbeteren. Er is eveneens behoefte aan een doeltreffend systeem voor de aangifte van misbruiken. Bovendien moeten de hulpmiddelen van politiediensten en opsporingsautoriteiten worden verbeterd. Ik ben eveneens van mening dat een breed opgezette educatieve campagne kan bijdragen tot een groter bewustzijn onder kinderen van de risico's die aan het gebruik van nieuwe technologieën zijn verbonden.
Ik ben daarom zeer ingenomen met het feit dat voor de periode 2009-2013 een totaalbedrag van 55 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld voor het programma 'Safer Internet' dat deel uitmaakte van het voorstel dat vandaag ter stemming is voorgelegd. Ik ben ervan overtuigd dat deze middelen ons in staat zullen stellen om de doelstellingen van het programma te bereiken.
Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. − (LT) Met de snelle opmars van nieuwe technologieën en de toenemende computerkennis maken steeds meer kinderen en jongeren gebruik van het internet. Minderjarigen worden vaak blootgesteld aan internetsites die schadelijk gedrag bevorderen, kinderporno tonen, prostitutie van minderjarigen stimuleren, voedingspatronen die anorexia veroorzaken propageren of aanzetten tot zelfmoord. Uit gegevens van Interpol blijkt dat het aantal nieuwe afbeeldingen van kinderporno op internet elk jaar toeneemt. We moeten het probleem van de veiligheid van kinderen op internet op alle niveaus te lijf gaan, samen met kinderen, gezinnen, scholen en de maatschappij als geheel. We moeten kinderen bewust maken van de gevaren waaraan zij worden blootgesteld als zij gebruik maken van nieuwe technologieën. We moeten kinderen helpen mogelijk kindermisbruik, pesten, geweld of andere risico’s te herkennen, leren welke vormen dit kan aannemen en hoe zij zichzelf kunnen beschermen. In het nieuwe programma Veiliger internet van de Europese Commissie wordt voorgesteld een bedrag van 55 miljoen EUR toe te wijzen aan de strijd tegen voor kinderen en jongeren schadelijk gedrag op internet. Het programma moet een veilige internetomgeving creëren en maatregelen voor misdaadbestrijding aanmoedigen. Het bevat plannen voor de oprichting van een gemeenschappelijke databank en de uitwisseling van goede praktijken op internationaal niveau.
Roger Knapman en Thomas Wise (NI), schriftelijk. − (EN) Misbruik en uitbuiting van kinderen via het internet, mobiele telefoons en andere technologieën is afschuwelijk en onaanvaardbaar, maar maatregelen om kinderen te beschermen – en degenen te bestraffen die hun schade berokkenen of trachten te berokkenen – moeten worden genomen op nationaal niveau en moeten tot stand komen via samenwerking tussen nationale regeringen. Zoals altijd zijn wij van mening dat maatregelen op Europees niveau niet het antwoord zijn.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Ik heb voor het verslag van mevrouw Angelili gestemd, want onze plicht om onschuldige zielen, kinderen, te beschermen is een van de meest fundamentele en duurzame structuren van de gemeenschappelijke Europese waarden. De rechten en de bescherming van kinderen behoren tot de kern van de menselijke waarden. Internet kent veel gevaren waar kinderen doeltreffender tegen beschermd moeten worden dan nu het geval is. Er zijn communautaire maatregelen op dit gebied nodig. Wij moeten elkaar nog steeds wijzen op de “molensteen” en de “diepte van de zee”.
Wij moeten ons ook bewust zijn van onze eigen verantwoordelijkheid als ouders. Ik heb alle amendementen gesteund waarin het belang wordt benadrukt van informatie en educatie voor ouders, onderwijzers en anderen die met kinderen te maken hebben. Het is heel belangrijk ouders op die manier voor te lichten en zo een verantwoord gebruik van communicatietechnologieën te bevorderen.
Ook amendement 23, waarin de problemen van ‘kinderlokkerij’ en cyberpesten en verschillende soorten gewelddadige inhoud naar voren worden gebracht, is belangrijk. De voorstellen in amendement 26 om verschillende technologische instrumenten in te voeren en de verantwoordelijkheid van dienstverleners vast te leggen, zijn goed en gepast.
Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Volgens Internet Watch Foundation, een Engelse organisatie die strijdt tegen het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen, is online seksuele uitbuiting van kinderen voor commerciële doeleinden een sterk groeiende en zeer winstgevende sector met een laag risico. De verkoop van deze afbeeldingen op internet is inderdaad een verachtelijke handel waarin miljarden euro's omgaan.
Wij steunen de aanpak van de Commissie en onze collega, die een einde willen maken aan dit soort activiteiten, met name door een blokkeermechanisme in te voeren voor creditcard- of elektronische betalingen, wanneer er kinderpornografische afbeeldingen op internet worden gekocht.
Helaas hebben alle nationale en Europese beschermingsmechanismen die worden ontwikkeld, momenteel te maken met een ernstige technische beperking. De meeste commerciële servers die deze afbeeldingen aanbieden, bevinden zich namelijk niet in Europa, maar in de Verenigde Staten, Rusland en Azië. Daardoor kan de illegale inhoud van deze servers gemakkelijk in het ene land worden geüpload en in het andere land worden bekeken. Het is dan ook begrijpelijk dat het moeilijk is om effectieve middelen te vinden om de ontwikkeling van internetpedofilie aan te pakken, hoewel deze middelen hard nodig zijn.
Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Wij verwelkomen dit verslag, dat als doel heeft een veiligere online-omgeving te creëren voor kinderen. Het is onze verantwoordelijkheid om onze kinderen te beschermen tegen gevaarlijk materiaal dat kinderpornografie en geweld bevat. Het verslag mag echter niet worden gebruikt als excuus om het strafrecht in de EU te harmoniseren. We hebben vooral een betere coördinatie tussen de nationale rechtsstelsels nodig.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben het volledig eens met de noodzaak van een begroting van 55 miljoen euro, teneinde te waarborgen dat kinderen, van wie vele minstens drie uur per dag op het internet zijn, beter worden beschermd tegen onveilige gebruikersinhoud. Ik sta achter de noodzaak ouders en verzorgers beter te informeren door middel van informatiepakketten over de gevaren van het internet.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Op het internet vindt geen controle plaats, maar kinderen en jongeren zijn zich maar zelden bewust van het gevaar dat op hen loert. Het is verontrustend dat volgens een Britse enquête reeds drie van de vier kinderen op het web per ongeluk op pornografische of gewelddadige foto’s zijn gestuit. We moeten onze kinderen hiertegen beschermen, maar ook tegen dure oplichterij op internet en tegen zogenaamde „Cyberbullying“ (cyberpesten) en „Cybergrooming“ (kinderlokkerij).
Vooral dat laatste is belangrijk, omdat dan het anonieme internet niet langer een paradijs voor pedofiele delinquenten is. Dit zal ons alleen lukken door een combinatie van verschillende maatregelen, waarbij ook internetcafés niet vergeten mogen worden. Ik denk dat dit verslag, ook al is het niet voldoende, een stap in de goede richting is. Daarom heb ik voor gestemd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het is van fundamenteel belang te waarborgen dat kinderen veilig kunnen gebruikmaken van online-communicatiesystemen. Door de verspreiding van de nieuwe technologieën en de toenemende digitale geletterdheid worden kinderen namelijk steeds vaker blootgesteld aan de gevaren van illegale websites en schadelijke praktijken zoals intimidatie, kinderpornografie, online-kinderlokkerij voor seksuele doeleinden, cyberpesten en het aanzetten tot zelfverwonding, anorexia en zelfmoord.
De maatregelen moeten gericht zijn op de kinderen, hun familie, de school en alle andere betrokkenen. Er is een gezamenlijke inspanning nodig om de kennis en de preventie te vergroten en zodoende kinderen bewust te maken. Bovendien dient een grootschalige campagne te worden opgezet om de digitale geletterdheid van ouders en leerkrachten te bevorderen en de technologische generatiekloof te verkleinen. Voorts moet worden voorzien in maatregelen ter bevordering van de informatieverstrekking, de ontwikkeling van nieuwe technologische instrumenten en de uitwisseling van beste praktijken.
Deze voorstellen gelden ook voor Portugal, waar de regering Magalhães-computers verschaft aan kinderen vanaf zes jaar. Ik kan moeilijk geloven dat de acties van de Portugese regering inspelen op alle zorgpunten die in dit verslag worden geformuleerd...
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Internet maakt een wezenlijk deel uit van het dagelijks leven van onze kinderen. Naarmate ze ouder worden, maken ze vaker gebruik van internet. Vanaf 11 jaar surfen jongeren dagelijks op internet, en vanaf 15 jaar zijn ze een paar keer per dag online en is er sprake van interactie via het web.
Het gebruik van dit formidabele instrument, dat toegang biedt tot kennis en als springplank fungeert naar de kennismaatschappij, is echter niet zonder risico's.
Talloze kinderen worden op deze manier ongewild blootgesteld aan schadelijke afbeeldingen of inhoud, zoals commerciële afzetterij, pesten, pornografie en aanzetten tot racisme en zelfmoord.
Deze vormen van misbruik zijn met name het gevolg van een gebrek aan adequate internationale regulering en samenwerking.
Het Europese programma “Safer Internet”, waarvoor 55 miljoen euro is uitgetrokken, heeft tot doel om niet alleen kinderen, maar ook ouders en onderwijzers bewust te maken van de gevaren van het internet. Met het programma wordt tevens beoogd de ontwikkeling van filtersystemen te bevorderen en het labelen van internetsites die als veilig worden beschouwd voor kinderen, te stimuleren.
Daarom heb ik natuurlijk vóór het verslag van de Italiaanse afgevaardigde, mevrouw Angelilli, gestemd, waarin wordt gepleit voor internetgebruik in een veilige omgeving, waarbij de bescherming van de fysieke en morele integriteit van kinderen volledig gewaarborgd is.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben vóór het verslag van mevrouw Angelilli over de bescherming van minderjarigen bij hun gebruik van internet en andere communicatietechnologieën. Door de massale verspreiding van nieuwe technologieën, die geleidelijk steeds toegankelijker worden, zijn kinderen steeds vaker blootgesteld aan de risico's van strafbare inhoud als molest, kinderporno, pesten, het aanzetten tot anorexia, enzovoort. Gemeenschappelijke regels, die gericht zijn op het voorkomen en bestrijden van dergelijk misbruik, zijn daarom noodzakelijk. Ik steun het verslag van mevrouw Angelilli ten zeerste, omdat het een probleem op de voorgrond brengt dat te vaak wordt onderschat door de communautaire instellingen. Tot slot mijn applaus voor het voorstel om een Europese databank van kinderpornografische afbeeldingen op te zetten die real-time is verbonden met de meldingen van de hotlines waar de politie over beschikt, zodat de politiefunctionarissen de beste middelen tot hun beschikking hebben om zulk afwijkend gedrag te bestrijden.
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. − (EN) Deze richtlijn stelt nieuwe maatregelen voor om koolstofbewust rijden te bevorderen. Met de belofte om de emissies van broeikasgassen met 18 procent te verlagen staat Ierland voor een enorme uitdaging. We moeten ons op de vervoerssector concentreren om de verlaging te realiseren en het bewustzijn onder het publiek te vergroten.
Dit EU-voorstel formuleert het voornemen om een nieuwe methodologie te ontwikkelen die als doel heeft de kosten van energieverbruik en de emissies van voertuigen te berekenen, wat mensen zal aanmoedigen om energiezuinige auto's te kopen. Zo'n methodologie betreft al het wegvervoer, behalve urgentie-, reddings- en militaire voertuigen.
We staan achter de invoering van een geïntegreerde benadering waarbij producenten van voertuigen, olie- of brandstofleveranciers, garagehouders, consumenten of bestuurders en de overheid worden betrokken. Het initiatief om de markt voor energiezuinigere auto's tegen concurrerende prijzen te stimuleren geeft de Ierse burgers een manier om emissies te beperken en levert hun tevens economisch voordeel op. Dit is op alle niveaus gunstig, zowel voor de private kosten als voor de nationale kosten. Een lager brandstofverbruik betekent dat er minder brandstof hoeft te worden ingevoerd. Het initiatief zal wereldwijd de ontwikkeling van energiezuinige voertuigtechnologie bevorderen, en dit is een uiterst positieve stap.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het in de handel brengen van beter presterende technologieën wordt vaak belemmerd door de hoge initiële kosten en de daarmee gepaard gaande ontoereikende vraag. Desondanks is communautair optreden nodig om bedrijven aan te moedigen te investeren in de bouw van minder verontreinigende en energiezuinigere voertuigen, vooral ook omdat aan dergelijke alternatieven op de lange termijn minder kosten verbonden zullen zijn.
Ik onderschrijf de doelstelling van deze richtlijn. Zij wil bedrijven ertoe aanzetten schone en energiezuinige voertuigen in de handel te brengen en op die manier een bijdrage te leveren aan enerzijds energie-efficiëntie in het vervoer door minder brandstofverbruik en anderzijds milieubescherming door minder CO2-emissies en een betere luchtkwaliteit met minder verontreinigende stoffen te waarborgen.
Het Europees Parlement moet het voorbeeld geven door duurzaamheidscriteria toe te passen, met name op het gebied van overheidsopdrachten.
Ik steun het compromis dat over dit verslag is bereikt. De tekst is flexibeler en minder bureaucratisch dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en de rapporteur. Ik steun het compromis echter vooral omdat het rekening houdt met het subsidiariteitsbeginsel en de lokale overheden geen al te zware lasten oplegt.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het bevorderen van “schone en energie-efficiënte voertuigen” voor het wegvervoer is in technisch opzicht een essentiële maatregel voor milieubescherming, omdat conventionele voertuigen met hun uitstoot bijdragen aan klimaatverandering en luchtverontreiniging in de steden, met alle serieuze gevolgen van dien voor de volksgezondheid.
Ondanks de betogingen van de werknemers, die deze serieuze problemen aangepakt willen zien, denkt de automobielindustrie alleen aan haar concurrentievermogen en weigert ze om “schone auto´s” te produceren zolang ze niet nog meer winst kan maken. Daarom eist ze dat de onderzoeks- en ontwikkelingskosten voor schone auto´s samen met haar hogere winsten worden gefinancierd door de overheid.
Dat is ook precies wat beoogd wordt met de voorgestelde richtlijn. Daarin staat namelijk dat de operationele kosten van energieverbruik, CO2-uitstoot en de uitstoot van schadelijke stoffen gedurende de gehele levenscyclus van voertuigen moeten worden meegerekend in de criteria inzake overheidsaankopen, hetgeen betekent dat de automobielindustrie op provocerende wijze met overheidsgeld wordt gesubsidieerd om schonere voertuigen te produceren.
De werknemers strijden voor openbare vervoersmaatschappijen die kwalitatieve en echt milieuvriendelijke diensten verlenen en aldus tegemoet komen aan hun behoeften. Zij zijn gekant tegen elke regeling die tot doel heeft rijkdom te creëren voor de automobielindustrie, die in haar streven naar hogere winsten met haar ongebreidelde sociale en ecologische houding bijdraagt aan klimaatverandering, buitensporige energieconsumptie en luchtvervuiling.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Jørgensen over de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de industrie ertoe moet worden aangespoord om te investeren in de ontwikkeling van voertuigen met een laag energieverbruik en lage broeikasgasemissies.
De overheidsinstellingen moeten inspanningen doen om deze markt te stimuleren en de bijdrage van de vervoersector aan het milieu-, klimaat- en energiebeleid van de EU te verbeteren door bij de aankoop van wegvoertuigen rekening te houden met de gevolgen ervan voor energie en milieu.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Milieuvriendelijke openbare voertuigen die weinig energie verbruiken, leveren zonder twijfel voordeel op. Ze zijn een absolute noodzaak, zowel voor onze steden als voor het milieu. Daarenboven zouden we moeten overwegen om het gebruik van 'schone' voertuigen in onze activiteiten met betrekking tot het klimaatpakket te integreren. Als lid van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verleen ik bijgevolg mijn steun aan het merendeel van de door de rapporteur voorgestelde oplossingen en met name aan een aantal technische en organisatorische maatregelen. Ik ben er immers van overtuigd dat deze zullen bijdragen tot het verwezenlijken van onze voornaamste doelstelling, namelijk het tegengaan van de vervuiling door te investeren in milieuvriendelijke technologieën die minder CO2 uitstoten. Dit geldt in het bijzonder voor bedrijfsvoertuigen (zoals gespecialiseerde vrachtwagens en bussen voor operationele ondersteuning, onderhoud van de infrastructuur, reinigingsmaterieel, enzovoort).
Het voorstel om verplichte criteria in te voeren voor CO2-emissieniveaus bij het lanceren van overheidsopdrachten voor openbare voertuigen, lijkt me evenwel nogal dubieus. Ik ben van mening dat het, zeker in de eerste fase van deze nieuwe regelgeving, wenselijk zou zijn dat de aanbestedende diensten in de afzonderlijke lidstaten (in de meeste gevallen gaat het om lokale autoriteiten) het recht zouden hebben om hun eigen milieucriteria vast te stellen voor hun voertuigenpark. Ik ben het er volledig mee eens dat overheidsopdrachten, die een zeer belangrijk onderdeel zijn van de Europese markt, ook in de toekomst een instrument moeten blijven om milieuvriendelijke voertuigen te promoten, maar dat dit niet op een ondoordachte manier mag gebeuren.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. – (DE) Ik stem voor het bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke en energie-efficiënte voertuigen bij overheidsopdrachten.
Het is verheugend dat instanties en bepaalde ondernemingen bij de aanschaf van wegvoertuigen niet alleen op de aankoopprijs moeten letten, maar ook op de energie- en milieueffecten voor de totale levensduur – inclusief het energieverbruik, de CO2-uitstoot en andere schadelijke emissies.
Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. − (GA) Nu we ons midden in een crisis op de financiële markten bevinden, kunnen wij, beleidsmakers, ons volledig richten op het huidige probleem en de doelstellingen en overige initiatieven van de Europese Unie terzijde schuiven of buiten beschouwing laten. Daarom ben ik blij met dit verslag dat de reële behoefte aan vooruitgang wat betreft schone en energiezuinige wegvoertuigen benadrukt.
Mijns inziens is het belangrijkste aspect van dit verslag het feit dat het niet uitsluitend is gericht op de voertuigen zelf en op het vervoer van passagiers, maar dat daarin ook aandacht wordt besteed aan het bevorderen van de publieke sector. De publieke sector is bij uitstek geschikt om bij de Europese burger een lans te breken voor schone voertuigen.
Het is lovenswaardig dat de rapporteur een band probeert te leggen tussen overheidsopdrachten en het stimuleren van schone en energiezuinige wegvoertuigen, en ik hoop dat dit de investeringen in en het onderzoek naar voertuigen met een lage CO2-uitstoot zal doen toenemen.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. − (RO) De onderhavige richtlijn introduceert een geharmoniseerde methodologie voor de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen met het oog op de levering van duurzame openbare vervoersdiensten. Bovendien draagt zij bij aan de verwezenlijking van de prioriteiten die zijn vastgesteld binnen de strategie van Lissabon.
Een uitdrukkelijke eis is dat rekening wordt gehouden met energieverbruik, kooldioxide-uitstoot en uitstoot van schadelijke stoffen door alle overheidsinstanties en dienstverlenende bedrijven die in het kader van een overeenkomst met een overheidsinstantie wegvoertuigen aanschaffen. Hetzelfde geldt voor de aanschaf van wegvoertuigen voor openbaar personenvervoer .
Het grootste economische voordeel zou worden verkregen indien doorberekening van de externe kosten een verplicht toewijzingscriterium zou worden bij alle aanschafbesluiten. De eigenaars van voertuigen hebben rechtstreeks baat bij energiebesparing op lange termijn, hetgeen een eventuele hogere prijs van het voertuig meer dan zou compenseren.
Het aanmoedigen van het gebruik van „schone” en energiezuinige voertuigen voor openbaar vervoer door middel van door dit initiatief gestimuleerde overheidsopdrachten zal de ontwikkeling van deze technologieën op de markt versnellen en zal bijdragen aan energiebesparing, milieubescherming en bescherming van de volksgezondheid.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor het verslag-Jørgensen over het stimuleren van milieuvriendelijke voertuigen voor het openbaar vervoer. Het oorspronkelijke voorstel, dat in 2005 door de Commissie was opgesteld, is verworpen door het Parlement omdat het zou leiden tot meer bureaucratie maar niet minder vervuiling. Het oude voorstel wilde dat 25 procent van de motorvoertuigen milieuvriendelijk werd. Het nieuwe voorstel heeft alleen betrekking op de motorvoertuigen bestemd voor het openbaar vervoer en de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de levering van deze diensten. Ik denk dat het nieuwe voorstel zal bijdragen aan de bewustwording van de lokale besluitvormers en dat deze krachtdadiger zullen optreden voor milieubescherming. Op Europees niveau worden de kosten ten gevolge van congestie in het wegverkeer in de grote stedelijke gebieden geschat op 1 procent van het Europees bbp.
De vervuiling in de grote steden kan ook worden teruggedrongen door het stimuleren van openbaar vervoer en vooral door een niet-vervuilend openbaar vervoer. Naast het stimuleren van metrolijnen, trams, trolleybussen, regionale treinen of vervoer over water, kan de vervuiling in de grote Europese steden worden teruggedrongen door de invoering van milieuvriendelijke autobussen. De nieuwe richtlijn houdt een verplichting in voor de lokale autoriteiten om de gebruikskosten van een autobus of busje gedurende zijn gehele levensduur te berekenen en hiermee rekening te houden. Ik feliciteer de lokale autoriteiten van Praag voor de aanschaf met staatssteun van milieuvriendelijke autobussen, waarmee de stad een voorbeeld geeft dat navolging verdient.
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. − (EN) Deze richtlijn gaat over voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen. Wij verwelkomen het initiatief van de EU om de huidige voorschriften te vereenvoudigen en te harmoniseren. Dit is een tijd- en geldbesparende zaak die zowel de fabrikanten als de consumenten in Ierland tevreden zal stellen.
De voorgestelde wijzigingen zijn gunstig voor de Ierse farmaceutische markt, die sterk vertegenwoordigd is in Europa. Wij zijn dankbaar dat 13 van de 15 grootste ondernemingen in de wereld in deze sector momenteel in Ierland opereren. Er zijn in Ierland momenteel meer dan 140 medisch-technische ondernemingen, die meer dan 26 000 banen bieden. De jaarlijkse export van medische apparatuur heeft bovendien een waarde van circa 6,2 miljard euro, wat 10 procent van de totale export van Ierland is.
We staan achter de opstelling van dezelfde criteria ten aanzien van de beoordeling, goedkeuring en administratieve afhandeling van farmaceutische producten die wijzigingen ondergaan in bijvoorbeeld de productiemethode, de productetikettering of de bijsluiter. We erkennen ook de noodzaak van verdergaande harmonisatie van de nationale bepalingen van de lidstaten en de Europese voorschriften, teneinde de administratieve last te verminderen en het systeem dat wijzigingen reguleert, te verbeteren, zoals de mogelijkheid om één enkele aanvraag in te dienen voor een of meer identieke wijzigingen. Wij zijn het eens met de herziening van de controletaken van de Commissie wat de ‘lijst van substanties’, ‘wachttijden’ en ‘beginselen en richtsnoeren’ betreft.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het bestaande systeem voor het beheer van variaties blijkt steeds minder doeltreffend te zijn en leidt tot onvrede bij de autoriteiten en bij de farmaceutische industrie in haar geheel.
Voor eenzelfde wijziging van producten die via nationale procedures in de respectieve lidstaten zijn goedgekeurd, gelden verschillende regelingen voor wat betreft de in te dienen informatie en de beoordelingsprocedure. Deze situatie zorgt op diverse terreinen voor problemen: volksgezondheid, interne markt, juridische en praktische toepassingen.
Het verslag stelt een reeks verbeteringen voor. Om een geharmoniseerde en vereenvoudigde regelgeving te waarborgen is het belangrijk dat voor alle wijzigingen in vergunningen voor het in de handel brengen dezelfde regels gelden, ongeacht de oorspronkelijk toegepaste registratieprocedure. Van dit systeem profiteren alle partijen, zowel patiënten en overheden als de farmaceutische industrie.
Ik onderschrijf de amendementen uit het compromis omdat wij daarmee benadrukken dat de administratieve procedures vereenvoudigd en geharmoniseerd moeten worden, voorzien in de mogelijkheid om één enkele aanvraag in te dienen voor een of meer identieke wijzigingen en aandringen op de noodzaak om het subsidiariteitsbeginsel toe te passen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Grossetête over wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen gestemd omdat ik voorstander ben van de toepassing van één enkele vergunningsprocedure voor het in de handel brengen van geneesmiddelen op de gemeenschappelijke markt. Een dergelijke aanpak biedt namelijk garanties voor de veiligheid van de Europese burgers.
Ik vraag met name uw aandacht voor het voorstel van de Sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement met betrekking tot het gebruik van het subsidiariteitsbeginsel bij de toepassing van het Europese wijzigingssysteem op geneesmiddelen die uitsluitend op de nationale markt worden verkocht. Dit zal de kleine en middelgrote ondernemingen die kruidengeneesmiddelen en homeopathische producten vervaardigen beschermen.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. − (PL) Door het gebrek aan harmonisatie op Gemeenschapsniveau geschieden wijzigingen in louter nationale vergunningen voor het in de handel brengen overeenkomstig de nationale wetgeving van de verschillende landen. In bepaalde lidstaten vertonen de vereisten betreffende de nationale vergunningen voor het in de handel brengen grote overeenkomsten met die voor het wijzigen van vergunningen voor het in de handel brengen. Toch ontbreekt het in de meeste lidstaten aan een dergelijke coördinatie, met grote verschillen in wetgeving tussen de afzonderlijke lidstaten tot gevolg.
Deze situatie heeft een negatieve impact op de volksgezondheid, de administratieve lasten en de algemene werking van de interne markt voor farmaceutische producten.
Alle geneesmiddelen, ongeacht de criteria voor de vergunning voor het in de handel brengen, zouden aan dezelfde beoordelingscriteria en administratieve maatregelen moeten worden onderworpen wanneer hun vergunningen voor het in de handel brengen verschillend zijn.
Brian Crowley (UEN), schriftelijk. − (EN) Centraal in dit verslag staat de cruciale kwestie van de consumentenbescherming. Er is duidelijk vraag naar timesharing en vergelijkbare producten en we kunnen verantwoorde bedrijven niet verhinderen op deze vraag te reageren. Ik denk niet dat iemand op enige manier suggereert dat alle bedrijven die op dit gebied actief zijn, betrokken zijn bij wanpraktijken of uitbuiting. We beseffen desalniettemin dat er bedrijven zijn die gewetenloos misbruik maken van Europese consumenten, en dat Europese consumenten schade lijden wanneer ze te maken hebben met slecht geleide bedrijven die vrijuit gaan door ontoereikende regelgeving op dit gebied. Meerdere Ierse vakantiegangers hebben aanzienlijke financiële en juridische problemen ondervonden nadat zij overeenkomsten waren aangegaan met een slecht geleide timeshare-onderneming op het vasteland van Europa.
De nieuwe richtlijn bevat enkele belangrijke maatregelen ter bescherming van de consument, die betrekking hebben op gebieden zoals reclame en contracten. Ik verwelkom in het bijzonder de bepaling inzake het terugtredingsrecht en de afkoelingsperiode, die consumenten die zich door een scherp verkoopverhaal of tijdens hun vakantie laten meeslepen, tijd geeft om een deal rustig te overdenken, zodat ze er zeker van zijn dat de gevolgen van een timesharingovereenkomst op de middellange en lange termijn voor hen aanvaardbaar zijn.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het recht van de werknemers op rust en vakantie is veranderd in handelswaar waar het kapitaal rijk aan wordt. Timeshare en de daarmee gepromote nieuwe producten hebben tot doel munt te slaan uit de voortdurende beperking van de vakantietijd, de beknotting van de inkomens en de inspanningen van de werknemers voor goedkopere vakantie op langere termijn. Hiermee wordt een omzet gemaakt van meer dan 11 miljard euro.
De arglistige en agressieve methoden die de bedrijven – vaak spookbedrijven – toepassen om de kopers te overtuigen en in de luren te leggen, beginnen in het beste geval met de kleine lettertjes van de contracten, met misleidende reclame, vermoeiende presentaties, beloftes van geschenken, enzovoort, en eindigen bijna altijd met het onmiddellijk en onder druk ondertekenen van verbintenissen.
Er is een eindeloos groot aantal klachten ingediend bij consumentenverenigingen wegens fraude, buitensporige onderhoudskosten, uitgifte van kredietkaarten, belangrijke prijsvermindering bij doorverkoop wegens marketingkosten, enzovoort,
De opneming van nog meer producten in de richtlijn betreffende timeshare, zoals vakantie op schepen, in clubs of caravans, zorgt voor een juridische dekmantel en verzekert het kapitaal van nieuwe winst bij zijn activiteiten.
Het recht om zich uit een overeenkomst terug te trekken beperkt zich tot een periode van tien dagen en gaat gepaard met een boete van ongeveer 3 procent van het totale bedrag. Daarmee wordt het probleem dus niet opgelost. Integendeel, de EU verplaatst de verantwoordelijkheid en legt deze neer op de schouders van de werknemers, zoals zij bij alle consumptiegoederen doet.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Manders over de bescherming van de consumenten met betrekking tot timeshare gestemd omdat het compromis dat wij op dit gebied met de Raad hebben bereikt, voorziet in een betere bescherming van de rechten en de belangen van de Europese consument.
Ik ben van oordeel dat een betere regulering van de sector niet alleen gunstig zal zijn voor de consumenten, maar ook voor het Europese toerisme.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag bevat een reeks voorstellen waarmee wij over het geheel genomen kunnen instemmen, met name gelet op het feit dat het recht van de consument op informatie over vakantieproducten versterkt moet worden. Het verslag verplicht organisatoren ertoe belangrijke informatie te verschaffen, zodat de consument met kennis van zaken kan beslissen of hij al dan niet een overeenkomst wil sluiten.
Bovendien voorziet het verslag in een verlenging van de termijn waarbinnen de consument kosteloos kan terugkomen op een overeenkomst, inzonderheid wanneer hem niet de nodige informatie is verstrekt. Het is essentieel om misbruik en herhaalde fraude te voorkomen. Wij hopen dat het verbod op de betaling van voorschotten voordat de terugtredingstermijn is verstreken en de verplichte toepassing van een gespreide betalingsregeling voor langetermijnvakantieproducten een gunstig effect zullen hebben.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik sta helemaal achter het verslag over de verbetering van de consumentenbescherming op dit gebied. Aangezien Britse consumenten een derde van het totale aantal Europese timeshare-eigenaren uitmaken, is dit wetgeving waarmee een antwoord wordt geboden op de zorgen van Britse consumenten. Ik ben het er helemaal mee eens dat verkopers van timeshares de afkoelingsperiode voor kopers moeten verlengen, en dat volledige gegevens moeten worden verschaft over de koop voordat het contract wordt ondertekend.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Uit tal van klachten van consumenten is gebleken dat timesharing aanleiding geeft tot ernstige problemen die scheve marktverhoudingen in de hand werken. De stijging van de vraag en de toenemende ontwikkeling van nieuwe producten die op soortgelijke wijze worden verhandeld, hebben ertoe geleid dat consumenten en bedrijven met substantiële problemen worden geconfronteerd.
De tekst die hier vandaag in stemming wordt gebracht, impliceert hoofdzakelijk een wijziging van de definities en het toepassingsgebied van de richtlijn zodat ook nieuwe vakantieproducten daaronder vallen. Bovendien voorziet hij in een verduidelijking en bijwerking van de voorschriften voor de inhoud en de taal van het voorlichtingsmateriaal en de overeenkomsten die aan de consument worden verstrekt.
De commerciële activiteiten waarop de richtlijn betrekking heeft, zijn van groot belang voor de Europese toerismesector, met inbegrip van de Portugese sector, en met name voor de Europese bedrijfssector en de consumenten. De rode draad in dit verslag is dus de versterking van de positie van de consument in eventuele onderhandelingen over verkrijging van gebruikersrechten. Deze aanpak moet garanties bieden voor een betere bestrijding van de onzekerheid op de markt en de totstandkoming van een stabieler en transparanter klimaat waarin aan de consument meer en betere informatie wordt verschaft.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd voor het voorstel over een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië over de behandeling en de overdracht van persoonsgegevens van passagiers (Passenger Name Record, PNR). Die gegevens zijn afkomstig van de Europese Unie en worden door Europese luchtvaartmaatschappijen aan de Australische douane verstrekt. Ik ben laatst op werkbezoek in Australië geweest en uit mijn gesprekken daar met vertegenwoordigers van de regering heb ik begrepen dat deze stemming echt een belangrijke stap zou zijn, die de reeds bestaande samenwerking tussen Europa en Australië op het gebied van vervoersveiligheid van personen en goederen zal versterken.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ofschoon het standpunt van het Europees Parlement een stap terug betekent, is het een goede zaak dat het de aandacht vestigt op de onaanvaardbare overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) vanuit de Europese Unie door luchtvaartmaatschappijen onder het voorwendsel van de zogenaamde “strijd tegen het terrorisme”.
De tekst bevat tal van belangrijke punten waarvan ik er hier enkele noem. Het voorstel:
- tekent protest aan tegen het feit dat er vaak helemaal geen parlementaire controle wordt uitgeoefend op de onderhandelingen en de goedkeuring van deze overeenkomsten, aangezien slechts in zeven lidstaten goedkeuring door het nationale parlement is vereist;
- waarschuwt dat de overeenkomst mogelijkerwijs in strijd is met de internationale voorschriften voor gegevensbescherming;
- betreurt dat de hoeveelheid gevraagde gegevens net zo groot is als in het geval van de overeenkomst met de VS, waaronder, behalve hotel- en reisreserveringen, ook telefoonnummers, e-mailadressen, privéadres en zakelijk adres, eetvoorkeuren, kredietkaartnummers, persoonsgegevens waaruit het ras of de etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, en andere informatie betreffende de gezondheid of het seksleven.
Wij hebben hier voor de zoveelste keer te maken met een onaanvaardbare situatie waarbij de rechten, de vrijheden en de waarborgen van de burgers op de helling komen te staan ten gevolge van de huidige veiligheidsdrang.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Wanneer men de situatie rond de overeenkomst met de VS over passagiersgegevens bekijkt, wordt duidelijk dat hier, in naam van terrorismebestrijding, sprake is van een bedenkelijke ontwikkeling. Op grond van deze overeenkomst worden persoonsgegevens van luchtreizigers, zoals telefoonnummers, e-mail, enzovoort, verstrekt en jarenlang opgeslagen. Er bestaat daarbij geen enkele garantie voor de bescherming van de gegevens. Een dergelijke schending van de gegevensbescherming mag niet meer voorkomen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag onthult hoe schijnheilig het Europees Parlement is als het spreekt over de individuele rechten en de democratische vrijheden van de volkeren. De kritiek van het Europees Parlement houdt op bij procedurele vraagstukken en beperkt zich tot het feit dat de Europese burgers niet de bescherming krijgen waar zij zogenaamd, op grond van de EU-wetgeving, recht op hebben. Het is echter juist deze wetgeving die de bescherming van de persoonsgegevens met voeten treedt en ervoor zorgt dat politiedossiers van alle burgers worden aangelegd en de meest gevoelige persoonsgegevens worden uitgewisseld tussen de repressieve mechanismen van de lidstaten en zelfs worden doorgegeven aan geheime diensten van derde landen.
Dat de oppervlakkige protesten tegen de overeenkomst slechts tot doel hebben de mensen zand in de ogen te strooien, wordt bewezen door het feit dat men in het verslag niet heeft durven aandringen op intrekking van de overeenkomst of dat men deze overeenkomst niet heeft durven te betwisten. Net als in het geval van de onaanvaardbare overeenkomst EU/VS beletten de discrete voorbehouden van het Europees Parlement niet dat de persoonsgegevens van EU-werknemers ter beschikking worden gesteld van elke geheime dienst en elk repressief mechanisme, in het kader van de samenwerking in de strijd tegen het terrorisme.
Eens te meer wordt duidelijk dat het Europees Parlement en de EU de democratische rechten en de volksvrijheden niet beschermen maar deze veeleer verstikken met behulp van een heel web van reactionaire wetgevingsmaatregelen en overeenkomsten.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Het Europees Hof van Justitie heeft in zijn arresten in de zaken Laval, Ruffert en Luxemburg laten zien dat het nodig is te verduidelijken dat de economische vrijheden die zijn vastgelegd in de Verdragen, zo moeten worden uitgelegd dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de uitoefening van de in de lidstaten en in het Gemeenschapsrecht erkende sociale grondrechten. Dit omvat het recht om onderhandelingen te voeren over collectieve overeenkomsten, deze overeenkomsten te sluiten en af te dwingen, alsmede het recht om collectieve actie te ondernemen, en mag geen afbreuk doen aan de autonomie van de sociale partners bij het uitoefenen van deze grondrechten om op te komen voor de maatschappelijke belangen en de bescherming van werknemers.
Er is zeker behoefte aan herziening van de wetgeving. De huidige situatie zou ertoe kunnen leiden dat werknemers in gastlanden zich onder druk gezet voelen door lage-lonenconcurrentie. Ik sluit me aan bij het initiatief van mijn collega's om te zorgen voor een coherente tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers in alle lidstaten.
Ik ben het er helemaal mee eens dat de Commissie en de lidstaten maatregelen moeten nemen om misbruik te bestrijden, met name de activiteiten van bedrijven die zich in het land van herkomst niet bezighouden met echte en zinvolle bedrijfsactiviteiten.
De instelling van een rechtskader voor transnationale collectieve arbeidsovereenkomsten is zeker een stap voorwaarts en het is overbodig te zeggen dat het een belangrijke stap is.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieven steunen het recht van werknemers om te staken, maar ook het recht van werknemers om niet te staken, als zij daarvoor kiezen. We staan achter de arresten van het Europees Hof van Justitie en vinden niet dat deze arresten vraagtekens hebben gezet bij de rechten van werknemers. Een herziening van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers is niet nodig, en evenmin hoeft de rechtsgrondslag ervan te worden verbreed vanwege problemen die bepaalde lidstaten ondervinden als gevolg van de organisatie van hun eigen arbeidsmarkten. Elk jaar worden met succes één miljoen werknemers ter beschikking gesteld.
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Ik heb er vandaag voor gekozen om mij te onthouden bij de eindstemming over het verslag van de heer Andersson over de uitdagingen voor collectieve overeenkomsten in de EU (A6-0370/2008). Collectieve overeenkomsten, vakbondsrechten en het recht op vakbondsacties zijn opgenomen in het Verdrag van Lissabon, waarvan ik wil dat het juridisch bindend wordt. In dat Verdrag staan ook het recht op werk, het recht op het beheer van ondernemingen en het recht om zich over de EU-grenzen te bewegen. In tegenstelling tot wat het voorstel voorschrijft, kan voor vakbondsvertegenwoordigers geen uitzondering worden gemaakt op de basisbeginselen van het EG-recht, zoals het evenredigheidsbeginsel. Het geldt voor alle burgers van de Unie en zo moet het natuurlijk zijn.
Het EG-recht en de Verdragen zouden hun sterkste voorvechters in het Europees Parlement moeten hebben. Het standpunt dat het Parlement heeft ingenomen met betrekking tot de rechtsgrondslag, zou een bedreiging kunnen vormen voor het toekomstig vrij verkeer. In ben echter erg tevreden dat het Europees Parlement zich heeft uitgesproken ten gunstige van het Zweedse model en onze collectieve overeenkomsten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De resolutie die de meerderheid van het Europees Parlement heeft aangenomen over de onaanvaardbare vonnissen van het Europees Hof van Justitie in de zaken Laval, Rüffert en Viking is absoluut ontoereikend. Het volstaat niet om te erkennen dat de vrijheid van dienstverlening niet boven de grondrechten komt en dus ook niet boven het grondrecht van vakbonden om vakbondsactie te ondernemen, temeer daar dit een grondwettelijk vastgesteld recht is in diverse lidstaten.
De resolutie benadrukt dat de economische vrijheden, zoals die zijn vastgelegd in de Verdragen, zo moeten worden geïnterpreteerd dat zij geen nadelige invloed mogen hebben op de uitoefening van de fundamentele sociale rechten, waaronder het recht om te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten en op te leggen en collectieve actie te ondernemen. Zolang de door het Europees Hof van Justitie toegepaste beginselen aanwezig blijven in de Europese Verdragen – zij zijn overigens ook vervat in het Verdrag van Lissabon –, kan niemand garanderen dat het Hof in de toekomst niet nog meer soortgelijke arresten zal uitvaardigen.
Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd. In plaats van tot de kern van de zaak door te dringen, houdt het vast aan het ontwerpverdrag van Lissabon, ondanks het feit dat dit reeds door de Ierse bevolking is verworpen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb steun gegeven aan het verslag-Andersson over de onduidelijkheid die door de reeks recente arresten van het Europees Hof van Justitie is ontstaan op het gebied van de collectieve overeenkomsten in de Europese Unie. Ik bestrijd niet de rechtsgeldigheid van de arresten, maar ik bestrijd wel dat ze de intentie van het Parlement, de Commissie en de Raad op het moment van aanneming van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers weerspiegelen.
De conclusie is duidelijk: de richtlijn moet worden herzien en haar bepalingen moeten worden gewijzigd om onze oorspronkelijke intentie in ere te herstellen. Dit moet voor de Europese Commissie een prioriteit zijn. Dit moet dringend worden aangepakt. Als deze Commissie de situatie niet rechtzet, moet de volgende Commissie dat na de Europese verkiezingen in 2009 doen. Ik zal zelf niet stemmen voor bekrachtiging van een nieuwe Commissie die deze kwestie niet op haar werkprogramma voor de eerste twaalf maanden heeft gezet.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) In het verslag van de heer Andersson wordt beweerd dat er lering is getrokken uit de schandalige arresten van het Hof van Justitie in Luxemburg, met name in de zaken Laval en Viking. Deze arresten stellen de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging van ondernemingen boven de bescherming van de belangen en rechten van nationale werknemers tegen sociale dumping. Ze maken de uitoefening van de sociale rechten op onaanvaardbare wijze ondergeschikt aan een 'evenredigheidsbeginsel' dat veel verder gaat dan de wettelijke beperkingen (openbare orde en gezondheid, bijvoorbeeld) die erkend zijn in nationaal recht en in de ILO-verdragen.
Door deze arresten wordt via een achterdeur de eerste versie van de Bolkenstein-richtlijn in ere hersteld, de versie waarin het recht van het land van herkomst (sociaal recht, arbeidsrecht, salarissen, enzovoort) van toepassing was op werknemers die diensten gingen verrichten in een andere lidstaat, ongeacht de in deze lidstaat geldende wetgeving of collectieve overeenkomsten. Welnu, deze versie is door de Europese wetgever verworpen, en het is ontoelaatbaar dat rechters zich als wetgevers kunnen opstellen, onder het mom van de uitlegging van de wet.
Hoewel hij soms goede ingevingen heeft, is de heer Andersson te zeer gehecht aan de ultraliberale principes, die geleid hebben tot deze situatie, om het mogelijk te maken instemming te betuigen met zijn verslag. Om die reden zullen wij ons van stemming onthouden.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De sociaaldemocraten en de conservatieven hebben met hart en ziel alle verdragswijzigingen van de EU gesteund. Zo hebben zij ertoe bijgedragen dat de EU-instellingen, met inbegrip van het Europees Hof van Justitie, steeds meer macht over de Zweedse arbeidsmarkt kregen. Daardoor is de EU een bedreiging geworden voor de arbeidsmarktregels die via onderhandelingen en sterk in de Zweedse samenleving verankerde wetgeving tot stand zijn gebracht.
Het verslag bepleit hoofdzakelijk wijzigingen van de terbeschikkingstellingsrichtlijn. Het is dus niet in staat om verdere inmenging door het Europees Hof van Justitie in het rechtskader voor de Zweedse arbeidsmarkt te verhinderen. Ten eerste is het resultaat een compromis tussen conservatieven en de sociaaldemocraten, wat tot zwakke en tegenstrijdige formuleringen heeft geleid. Ten tweede zijn de bepalingen in de terbeschikkingstellingsrichtlijn ondergeschikt aan het primair EU-recht met betrekking tot de interne markt (Artikel 49). Het Europees Hof van Justitie kan daarom nog altijd tot dezelfde conclusie komen als in de zaak Laval.
De EU mag geen taken krijgen die de lidstaten zelf kunnen vervullen, en de arbeidsmarkt is echt een aangelegenheid die de lidstaten toekomt. Wij van Junilistan pleiten daarom voor een Zweedse vrijstelling van de arbeidsmarktwetgeving van de EU om te garanderen dat het Europees Hof van Justitie in de toekomst de Zweedse arbeidsmarkt niet kan sturen.
Wij hebben niettemin voor het verslag gestemd omdat het doel, zoveel mogelijke proberen te verhinderen dat het Europees Hof van Justitie zich in de toekomst met Zweedse collectieve overeenkomsten bemoeit, desondanks legitiem is.
Wij hebben ook de amendementen gesteund die meer nationale zelfbeschikking inzake arbeidsmarktaangelegenheden bepleiten, maar wij hebben vanzelfsprekend tegen de lofbetuigingen aan het Verdrag van Lissabon door de rapporteur gestemd.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik heb besloten tegen het verslag van de heer Andersson over de uitdagingen voor collectieve overeenkomsten in de Europese Unie te stemmen.
De rapporteur staat kritisch tegenover de arresten van het Europees Hof van Justitie inzake de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers en roept bijgevolg op om de richtlijn te herzien.
Ik ben het volledig oneens met de aanpak van de rapporteur. Ik ben eveneens van mening dat deze oproep om de richtlijn te wijzigen, zonder eerst de vereiste analyse op het niveau van de lidstaten uit te voeren en met name in de lidstaten waarop de arresten van het Europees Hof van Justitie van toepassing zijn, een onredelijke stap is die uit politieke overwegingen wordt genomen. De door de rapporteur gebruikte formulering komt bovendien neer op een aanval op de vrije dienstverlening, die een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie is. Daarnaast vormt ze een gevaar voor de in het kader van de dienstenrichtlijn onderhandelde liberalisering van dienstverlening en voor het beginsel van het land van herkomst.
Mijns inziens zijn de correcte tenuitvoerlegging door alle lidstaten van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers en de versterkte administratieve samenwerking tussen de lidstaten voldoende om enerzijds de bescherming van de werknemersrechten en anderzijds de vrijheid van dienstverlening te garanderen.
Ik betreur dat het Europees Parlement de amendementen heeft verworpen die tot doel hadden dit verslag wat evenwichtiger te maken.
Ona Juknevičienė (ALDE), schriftelijk. − (LT) De richtlijn betreffende uitzendkrachten speelt een belangrijke rol bij onze poging het vrije verkeer van diensten en arbeid in de Gemeenschap wettelijk te bekrachtigen. Niet alle lidstaten houden zich aan de eisen van de richtlijn. Soms wordt van dienstverleners meer gevraagd dan in de richtlijn wordt bepaald. Door de bepalingen van de richtlijn te verstoren, wordt de dienstverlening tussen de lidstaten geblokkeerd en wordt protectionisme verborgen. Het Europees Hof van Justitie (HvJ) heeft onderzoek gedaan in de zaak van het Letse bouwbedrijf “Laval”, dat geen bouwwerkzaamheden mocht verrichten in Zweden. Volgens de Zweedse wet was een collectieve arbeidsovereenkomst nodig, ook al was de overeenkomst in Letland getekend. Het Hof van Justitie bepaalde dat het wettelijk niet is toegestaan om extra of meer eisen te stellen dan in de richtlijn worden gesteld. In het verslag en de amendementen wordt het arrest van het Hof in de zaak “Laval” en soortgelijke zaken bekritiseerd en zelfs betwist.
Ik heb tegen het verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het Europees Parlement zijn boekje te buiten gaat door arresten van het HvJ te interpreteren of te betwisten. Ik ben het niet eens met de verklaringen die de rechtmatigheid van de arresten van het HvJ in twijfel trekken en voorstellen de arresten van het HvJ in sommige EU-landen niet toe te passen. Door dergelijke uitspraken betwisten we niet alleen de bevoegdheid van het HvJ maar ook zijn onpartijdigheid en lopen we het risico het institutionele systeem van de EU te verstoren. Ook maken wij daarmee het gebrek aan vertrouwen dat de mensen in het Hof hebben nog groter. Ook ben het niet eens met het doel van de herziening van de richtlijn. Als de richtlijn in sommige landen niet naar behoren werkt, zijn de lidstaten hiervoor verantwoordelijk, omdat zij de bepalingen van de richtlijn niet uitvoeren of deze verkeerd hebben omgezet in nationaal recht. De Europese Commissie moet erop toezien dat EU-richtlijnen correct in nationaal recht worden omgezet en nationale wetten in overeenstemming zijn met de letter en de geest van de richtlijnen.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) De door de Europese Unie vastgestelde doelstelling inzake een sociaal Europa is een illusie, de strategie van Lissabon is een mislukking en de diverse wondermiddelen die de pro-Europeanen hebben bedacht om de levens- en arbeidsomstandigheden te verbeteren, hebben geen kans van slagen, vanwege het simpele feit dat de échte visie van Brussel ultraliberaal is en ten dienste staat van de globalisering. Enerzijds willen wij sociale dumping voorkomen, teneinde de werknemers – of zij nu wel of niet overgeplaatst zijn – te beschermen en zo voor een evenwichtige interne markt te zorgen, maar anderzijds doen wij er alles aan om onze economische grenzen iets meer open te stellen door middel van massale immigratie van werkzoekenden en andere mensen.
Dit alles is slechts de eeuwige illustratie van een ware pro-Europese schizofrenie. Als voorbeeld hoeven we alleen maar te kijken naar de verwijzingen naar het ter ziele gegane Verdrag van Lissabon die herhaaldelijk in dit samenraapsel van een verslag voorkomen. Wij zien dan ook niet hoe dit verslag tot een duidelijke visie zou kunnen leiden, tot een visie waarmee gestreefd wordt naar een balans tussen het vrij verkeer van diensten en de rechten van werknemers.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) De Europese Gemeenschap heeft tot doel de fundamentele rechten van al haar burgers te garanderen, zowel in het openbare leven als op de arbeidsmarkt. Het zou ideaal zijn als we erin zouden slagen om discriminatie af te schaffen en de onzekerheid over de toekomst de wereld uit te helpen.
De rapporteur, de heer Andersson, wijst erop dat bepaalde arresten van het Europees Hof van Justitie een negatieve impact zouden kunnen hebben op het vertrouwen van sommige burgers in de gelijkheid en het respect voor de arbeidsmarkt. Om te verhinderen dat dergelijke situaties zich in de toekomst opnieuw zouden voordoen, moet volgens de heer Andersson onmiddellijk actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de nodige wetgevingswijzigingen worden doorgevoerd, teneinde mogelijke nadelige sociale, economische en politieke effecten van de arresten van het Hof van Justitie op te heffen. De rapporteur stelt onder andere voor om de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers te herzien, alsmede om de uitzendkrachtenrichtlijn onmiddellijk aan te nemen.
Samengevat ben ik van mening dat we dit verslag zouden moeten aannemen in de context van de totstandbrenging van een duidelijke visie op een verenigd Europa.
Kartika Tamara Liotard en Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Voor veel ondernemers is het verleidelijk om zo weinig mogelijk te betalen voor de beloning van de arbeid van hun werknemers. Ook andere kosten die verband houden met het werk, zoals veiligheid en voorzieningen, staan onder druk. Werknemers kunnen zich daartegen alleen beschermen door ervoor te zorgen dat hun beloning gebaseerd is op een voor iedereen verbindende collectieve arbeidsovereenkomst en door een toereikende wettelijke bescherming in het land waar zij wonen en werken.
Zowel de oorspronkelijke doelstellingen van de dienstenrichtlijn als de recente uitspraken van het Europees Hof van Justitie tasten die bescherming aan. Als deze het mogelijk maken dat een slechtere buitenlandse CAO of slechtere buitenlandse wetgeving van toepassing is, zullen steeds meer werkgevers die voor hen kostenbesparende mogelijkheden gaan gebruiken en daalt het inkomen van de werknemers sterk.
Sommigen hebben de illusie dat het ontwerp voor een EU-grondwet of het Verdrag van Lissabon daartegen voldoende garanties bieden. Om dit echt te bereiken zal die tekst eerst moeten worden gewijzigd voordat hij eventueel wordt goedgekeurd. Ook bestond de verwachting dat het verslag-Andersson de bedoelde garanties zou bieden. Met de compromissen die over die tekst zijn gesloten, is dit helaas nog minder dan aanvankelijk het geval. Daarom kunnen wij er niet voor stemmen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het is onacceptabel dat overheidsopdrachten enerzijds voor de gehele EU moeten worden uitgeschreven, maar anderzijds de aan de toewijzing verbonden verplichting tot betaling van het minimumloon volgens de cao, door het Europees Hof van Justitie wordt opgeheven, omdat deze niet in overeenstemming zou zijn met de uitzend- en dienstenrichtlijn. Hier laat de EU haar ware gezicht van louter economische gemeenschap zien, die de sociaalzwakken met peanuts en lege woorden afscheept. Het is de hoogste tijd dat de EU reageert op de noodkreet van de burger – waar te lang geen acht op is geslagen – en probeert om de lacunes en tegenstrijdigheden op te heffen. Met dit verslag wordt in elk geval een aanzet gegeven, maar er blijft nog te veel ruimte voor eventueel misbruik en dit is de reden dat ik mij van stemming heb onthouden.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Evenals de fractie van Europees Links geef ook ik steun aan de volledige erkenning van de grondrechten van werknemers. Ik heb echter geweigerd om voor het verslag-Andersson te stemmen omdat, in weerwil van de positieve punten erin, dit verslag ontoereikend is. Mijns inziens is dit verslag een gemiste kans om de vraagstukken met betrekking tot de rechten van werknemers te regelen in het primair Europees recht. De uitoefening van de grondrechten, zoals deze zijn erkend door de lidstaten, de ILO-conventies en het Europees Sociaal Handvest, waaronder ook het recht op onderhandelingen, mag niet afhangen van een ongecontroleerd oordeel van een rechter en telkens op het tweede plan komen, omdat ze is gegrondvest op een in hiërarchisch opzicht lager wetgevingsniveau. Het recht om vakbondsacties te ondernemen mag niet op de helling worden gezet. De opneming van een “clausule inzake sociale vooruitgang” in de Verdragen is een absolute noodzaak.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) In de loop van de dag werd het verslag van de heer Andersson over de toekomst van collectieve overeenkomsten in Europa na onder andere het arrest in de zaak Laval, aangenomen. De sociaaldemocraten hebben geëist dat de vandaag geldende EU-wetgeving, de zogenaamde terbeschikkingstellingsrichtlijn, tenietgedaan wordt om te verzekeren dat Zweden zijn collectieve overeenkomsten kan behouden.
Ik heb mij anderzijds in de Commissie interne markt en consumentenbescherming en in de plenaire vergadering ingezet om ervoor te zorgen dat deze kwestie in de eerste plaats op het juiste niveau werd besproken: het nationale niveau. De reden is dat de sociaaldemocratische strategie volgens mij verkeerd is. Door keer op keer te proberen het arrest in de zaak Laval op Europees niveau aan de orde te stellen in plaats van via Zweedse wetgeving tot een oplossing te komen, wordt druk opgebouwd voor meer gemeenschappelijke arbeidsmarktwetgeving – wat van meet af aan onze huidige problemen heeft veroorzaakt. Wanneer 27 lidstaten het eens moeten worden, spreekt het voor zich dat het onwaarschijnlijk is dat Zweden wetgeving erdoor zou kunnen drukken die ons op het lijf is geschreven. Toch is ons model ondanks alles uniek in de Europese context. Omdat de heer Andersson en het Parlement mijn voorstel hebben aanvaard om de terbeschikkingstellingsrichtlijn niet te verscheuren vóór nationale onderzoeken hebben aangetoond dat dit echt noodzakelijk is, was ik van mening dat ik toch voor het verslag kon stemmen.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik bedank onze rapporteur, de heer Andersson, voor zijn verslag over dit zeer belangrijke onderwerp.
Recente zaken die voor het Europees Hof van Justitie hebben gediend, en ook de arresten van het Hof, betekenen dat de rechten en de solidariteit van werknemers door collectieve arbeidsovereenkomsten worden bedreigd door bedrijven die slechts uit zijn op het maken van winst en het op de koop toe nemen als dit betekent dat de rechten van werknemers worden ondermijnd: ze hebben daar geen enkel probleem mee.
Het Europese sociale model waar we terecht trots op zijn, wordt aangevallen en wordt ernstig bedreigd door profiteurs.
Het gevaar van goedkope ingevoerde arbeidskrachten is reëel en is een gevaar dat onder het mom van vrij verkeer door de achterdeur wordt binnengebracht door gewetensloze werkgevers.
Het beginsel van vrij verkeer is nooit bedoeld geweest als een manier om goedkope arbeidskrachten binnen te halen of als beginsel volgens welk de sociale voorwaarden van werknemers kunnen worden afgezwakt. Het zou interessant zijn te weten wat Jacques Delors hiervan zou hebben gevonden.
De arresten in de zaken Viking en Laval zijn een aanval op de vakbonden en de rechten van werknemers. Dat is de reden waarom het verslag Andersson hard nodig is en waarom ik het verslag zal steunen. Het herstelt het evenwicht dat het Europees Hof van Justitie in zijn recente arresten zo duidelijk heeft laten varen.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) In de arresten van het Hof van Justitie in de zaken Vaxholm/Viking Line/Rüffert/Luxemburg wordt duidelijk partij gekozen voor de interne markt en het recht op vrije vestiging ten koste van de rechten van werknemers, waaronder het recht om te staken om sociale dumping te voorkomen.
De arresten van het Hof van Justitie komen echter niet als een verrassing, aangezien ze gebaseerd zijn op de fundamentele EU-verdragen, aangevuld met een onduidelijke detacheringsrichtlijn.
Als een meerderheid in het Europees Parlement werkelijk de belangen van werknemers zou willen verdedigen, zou dit een wijziging van de EU-verdragen vereisen, bijvoorbeeld in de vorm van een juridisch bindend sociaal protocol, op basis waarvan de grondrechten van werknemers voorrang zouden krijgen op de interne markt en het recht op vrije vestiging.
In de definitieve versie van het verslag-Andersson, dat het resultaat is van samenwerking tussen de sociaal-democratische rapporteur en de conservatieven, wordt deze essentiële vereiste niet opgelegd. In het verslag wordt niet eens een herziening van de detacheringsrichtlijn geëist. Dit betekent dat het verslag niets meer is dan gebakken lucht, versierd met een hoop mooie woorden en wensen.
De Volksbeweging heeft een aantal amendementen ingediend, bijvoorbeeld dat de regulering van het stakingsrecht een nationale aangelegenheid zou moeten blijven. Al deze amendementen zijn verworpen door de alliantie van sociaal-democraten en conservatieven.
Gezien dit alles kan de Volksbeweging het verslag-Andersson niet steunen bij de eindstemming. Daarentegen zullen wij ons blijven inzetten voor de bescherming van werknemers tegen slechtere loonsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, waarvoor de arresten van het Hof van Justitie het pad hebben geëffend.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (SV) Het verslag over collectieve overeenkomsten in de EU is de uiting van een standpunt zonder juridische waarde. Het verslag heeft ten doel de positie van de loontrekkenden te versterken na het arrest in de zaak Laval, maar de inhoud van het verslag is jammer genoeg bijlange na niet met dit doel in overeenstemming.
Het is verkeerd om opnieuw te onderhandelen over de communautaire terbeschikkingstellingsrichtlijn, zoals in het verslag wordt voorgesteld. Het risico bestaat dat de situatie van de werknemers daardoor slechter wordt. Het is een risico dat wij niet bereid zijn te nemen omdat de conservatieve krachten het hele EU-systeem domineren.
In het verslag wordt niet gezegd dat de vrijheid van de markt ondergeschikt is aan het stakingsrecht en dat dit in een aan het Verdrag van Lissabon gehecht sociaal bindend protocol zou moeten worden vastgelegd. De Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links diende hierover een aantal amendementen in, maar die werden met een grote meerderheid afgewezen.
Zweden moet in het Verdrag van Lissabon een uitzondering laten opnemen waarin wordt vastgesteld dat de effecten van het arrest in de zaak Laval zonder gevolg blijven voor Zweden. Maar zelfs dat amendement van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links werd afgewezen. In plaats daarvan wordt in het verslag hulde gebracht aan het Verdrag van Lissabon, hoewel het Verdrag het arrest in de zaak Laval op geen enkele wijze verandert, maar het slechts bevestigt.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met het verslag probeert men het hoofd te bieden aan de reacties van de arbeidersklasse en meer algemeen de werknemers tegen de onaanvaardbare arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (EHvJ) waarmee de arbeidersstakingen illegaal worden verklaard omdat het kader waarbinnen de werknemers hun eisen stellen en de manier waarop zij strijden indruisen tegen het “Verdrag van Maastricht” en het “Verdrag van Lissabon”, waarin het onbetwistbaar, fundamenteel beginsel van het mededingingsvermogen en het vrij verkeer en handelen van het kapitaal in de EU-lidstaten zijn verankerd. Met het verslag worden het volksvijandige beleid en de reactionaire aard en kenmerken van de EU verdedigd. Ook wil men daarmee de werknemers ervan overtuigen dat er zogenaamd in de EU een “evenwicht” mogelijk is tussen de rechten van de werknemers en de rechten van het kapitaalverkeer, en op die manier wil men elke kans aangrijpen om de arbeidersklasse en de volksklasse nog sterker uit te buiten en de winst van de monopolies te verzekeren en te verhogen.
De partijen van het Europees eenrichtingsverkeer volgen dezelfde lijn en wekken onder de werknemers de gevaarlijke illusie dat de EU zogenaamd een “sociaal gezicht” kan verwerven en de EU en het kapitaal met “clausules inzake sociale vooruitgang” sociale gevoeligheid kunnen verwerven.
Het volksvijandige beleid van de EU gaat ten koste van zelfs de meest elementaire rechten van de werknemers en toont aan dat de EU niet in staat is om zichzelf te veranderen. De EU is in het leven geroepen en bestaat om de belangen van de monopolistische concerns trouw te dienen en de mogelijkheid te bieden de arbeidersklasse uit te buiten.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Ik heb tegen het verslag gestemd. Nog meer regelgeving op EU-niveau zou waarschijnlijk toch de macht van het Europees Hof van Justitie versterken. Volgens mij moeten aangelegenheden op het gebied van het arbeidsmarktbeleid niet door het Europees Hof van Justitie worden beslist, maar door het Zweedse parlement en/of de sociale partners.
Ik heb tegen de positieve formuleringen over het Verdrag van Lissabon gestemd en ben niet van mening dat het Handvest van de grondrechten juridisch bindend moet worden, omdat dat in de praktijk dreigt te betekenen dat de wetgevende macht van het Zweedse parlement naar het Europees Hof van Justitie verschuift.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Met mijn stem heb ik steun gegeven aan de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EU/Vietnam, die een duidelijke clausule over mensenrechten zal bevatten. Ik wil echter onderstrepen dat het in deze context noodzakelijk is dat de Vietnamese regering aan bepaalde voorwaarden voldoet. Zij zal zich moeten inspannen om samenwerking, meer respect voor de mensenrechten en godsdienstvrijheid te garanderen door wettelijke bepalingen af te schaffen die een afwijkende mening strafbaar maken, en door een einde te maken aan de censuur.
Bairbre de Brún, Jens Holm, Kartika Tamara Liotard, Mary Lou McDonald, Erik Meijer en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Wij zijn helemaal voor eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen, zoals beschreven in de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam, en wij vinden dat op dit punt verbetering nodig is in Vietnam.
Deze beginselen zijn universeel en moeten gelijkelijk worden toegepast in alle landen, binnen en buiten de EU.
Wij hebben daarom voor deze resolutie gestemd, ondanks de tamelijk onevenwichtige wijze waarop deze is gepresenteerd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Met betrekking tot de tweede gespreksronde over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Vietnam, die gisteren of eergisteren in Hanoi heeft plaatsgevonden, heeft de meerderheid van het Europees Parlement een resolutie aangenomen die verdacht veel weg heeft van een oefening in hypocrisie en instrumentalisering van de mensenrechten.
Bij het lezen van de resolutie vraag je je af waarom de meerderheid van het Europees Parlement in de toekomstige overeenkomst geen clausule heeft opgenomen die waarborgt dat ook de Europese Unie de democratie en de mensenrechten eerbiedigt.
Zo zou het bijvoorbeeld bijzonder nuttig en opbouwend zijn als het Europees Parlement de lidstaten en de EU zou “verzoeken” de criminele vluchten van de CIA niet langer te steunen en/of te vergoelijken; de in de zogenaamde “terugkeerrichtlijn” flagrant geschonden mensenrechten van immigranten te eerbiedigen; respect op te brengen voor de democratische en soevereine wil van de Franse, Nederlandse en Ierse bevolking, die het zogenaamd “grondwettelijk” ontwerpverdrag van “Lissabon” verworpen hebben; zich te houden aan het internationaal recht, met name ten opzichte van Kosovo en af te zien van de pretentie dat zij de rest van de wereld de les moeten lezen...
Wat zou er gebeuren als Vietnam al deze voorwaarden zou opleggen? Zou het Europees Parlement ermee instemmen om in dergelijke omstandigheden te onderhandelen? Zou het bereid zijn om de wederzijdse toepassing van deze clausule te onderschrijven? Uiteraard niet, want de “dialoog” en de “clausule” gelden alleen voor anderen...
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor de resolutie over democratie, mensenrechten en de nieuwe partnerschapsovereenkomst EU/Vietnam gestemd. De dialoog tussen de Europese Unie en Vietnam moet uitmonden in een concrete verbetering van de mensenrechten, die te vaak grof worden geschonden. Ik steun de resolutie ten zeerste omdat Vietnam, wil het een actief lid van de internationale gemeenschap zijn, een einde moet maken aan de mediacensuur en enkele wettelijke bepalingen moet schrappen die de politieke- en godsdienstvrijheid beperken. Bovendien moet dit Aziatische land, als het gaat om die rechten en vrijheden, samenwerken met de Verenigde Naties.
Ik bevestig daarom mijn steun voor deze resolutie en sluit me helemaal aan bij het verzoek aan de Commissie om duidelijke maatstaven vast te stellen voor de beoordeling van de bestaande ontwikkelingsprojecten in Vietnam, om te garanderen dat daarmee de clausule inzake mensenrechten en democratie wordt gerespecteerd.