Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, uit de omvang van de financiële crisis blijkt duidelijk hoe onverantwoord de banken en ook de consumenten wel niet te werk zijn gegaan. Ik ben dan ook groot voorstander van investeringen in consumenteneducatie en heb voor het verslag hierover gestemd. Niet-doelgerichte campagnes en algemene aanwijzingen zijn echter uit den boze. We hebben dringend een gedegen analyse nodig, aangezien de situatie van lidstaat tot lidstaat verschillen kan. Tevens is het mij duidelijk dat de educatie om doeltreffend te zijn specifiek gericht dient te worden op een hele reeks specifieke bevolkingsgroepen.
Ik zou u willen wijzen op een goed praktijkvoorbeeld uit Tsjechië. Daar is al drie jaar de website http://www.bankovnipoplatky.com" in de lucht, beheerd door één enkele persoon. Deze website heeft enorm bijgedragen aan de vergroting van de financiële educatie van de Tsjechische burgers, althans degenen onder hen die gebruikmaken van internet. Dit is een goed voorbeeld van hoe dit geheel goedkoop en doeltreffend kan worden aangepakt. Wat echter nog ontbreekt, is educatie van scholieren en ouderen. Voor die groepen is publieke ondersteuning onontbeerlijk.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) De financiële crisis biedt de Europese consumenten een heel goede gelegenheid om hun kennis van financiële zaken te controleren. Ze hebben een goede les gekregen omtrent het belang van inzicht in hun persoonlijke financiële situatie, de beoordeling van spaartegoeden, het gebruik van verzekeringsproducten en het lezen van gewone bankoverzichten en bankontvangsten. Dit alles vereist kennis van financiële terminologie en een juiste toepassing hiervan in het beheer van hun financiën.
Daarom beschouw ik het verslag van rapporteur Iotova als een nieuwe belangrijke bijdrage van het EP op het gebied van de consumentenbescherming en heb ik vóór gestemd. Ik ben ervan overtuigd dat consumentenopvoeding op de basisschool moet beginnen. De lidstaten zouden dit onderwerp, en vooral de financiën, in de lesboeken van de basis- en middelbare school moeten opnemen. Er moet meer worden verwezen naar websites als DOLCETA en EURÓPSKY DIÁR.
Ik heb waardering voor de activiteiten van consumentenorganisaties waarbij niet alleen aan schoolkinderen maar ook aan leraren voorlichting wordt gegeven. Verschillende, met veel enthousiasme georganiseerde wedstrijden trekken grote aantallen jonge consumenten. Met mijn steun en in het kader van de consumentenopvoeding voor schoolkinderen, organiseert de Slowaakse consumentenbond een jaarlijkse wedstrijd onder de titel 'Consumenten voor het leven'. Er is enorm veel belangstelling voor deze wedstrijd en de winnaars worden beloond met een uitstapje naar het EP.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank dat u mij in de gelegenheid stelt mijn stemverklaring te geven. Volgens mij is er in deze zaal wel een consensus dat de kredietcrisis en de liquiditeitscrisis waarmee we geconfronteerd werden, veroorzaakt waren door foute beslissingen die er met betrekking tot leningen zijn genomen, niet alleen door banken – en die beslissingen werden hen opgelegd door de regering-Clinton en daaropvolgende regeringen die stelden dat banken geld moesten lenen aan gemeenschappen die niet kredietwaardig werden geacht – maar ook door consumenten die verkeerde beslissingen namen. Nadat ze gestimuleerd werden leningen aan te gaan die ze misschien niet konden terugbetalen, zaten ze vervolgens met het probleem opgezadeld dat ze die leningen niet konden aflossen.
Dit geeft duidelijk het belang aan van financiële educatie van consumenten. Maar we lijken in de valkuil te lopen dat we denken dat de EU voor elk probleem wel een oplossing heeft. Als we kijken naar de diverse oplossingen die hier op de website van de Commissie en in de Europa Diary staan, hebben ze eigenlijk weinig om het lijf als het erop aankomt de kwestie consumenteneducatie aan te pakken. We zouden ons moeten richten op lokale organisaties – zoals de Croydon Caribbean Credit Union in mijn kiesdistrict – die helpen deze problemen op plaatselijk niveau op te lossen en niet op Europees niveau.
Astrid Lulling (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het Parlement verzocht om tegen het verslag te stemmen, omdat slechts een kleine minderheid bij stemming voorstander is gebleken van lagere richtniveaus dan die welke thans van toepassing zijn.
Ik wil er graag op wijzen dat de Commissie geen voorstander is van richtniveaus. En dit Parlement heeft in 2005 het verslag-Rosati aangenomen, waarin wordt opgeroepen tot het afschaffen van richtniveaus. Nu doen we een stap terug en maken we onze eerdere stemming in zekere mate ongedaan. De meeste afgevaardigden weten niet waarvoor ze hebben gestemd.
We gaan de bestaande richtniveaus nu met 50 procent verlagen. Het komt er dus op neer dat u gestemd hebt voor 400 sigaretten in plaats van 800, 5 liter sterke drank in plaats van 10 liter, 45 liter wijn in plaats van 90 liter, en 55 liter bier in plaats van 110. U doet dus een stap terug door de bestaande niveaus voor aankopen door particulieren te halveren.
Ik geloof wel dat de boodschap aan commissaris Kovács en de Raad van Ministers heel duidelijk is. Uiteindelijk zullen maar vijf afgevaardigden tegen mijn verslag stemmen. Daarom wil ik de Raad graag vertellen dat de commissaris voorstander is van richtniveaus, maar dan wel de bestaande. Hij heeft dat gisteravond zelf gezegd. En dat moet duidelijk zijn, mijnheer de Voorzitter. Als rapporteur ben ik verplicht dit te vermelden, omdat het voor de interpretatie van de stemming van cruciaal belang is.
Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zie het als een voorrecht dat ik de landelijke graafschappen van Zuidoost-Engeland met zijn mooie dorpjes, glooiende heuvels en bossen met wilde hyacinten mag vertegenwoordigen. Zoals alle andere leden van het Europees Parlement uit dit gebied heb ik tientallen jammerlijke klachten gekregen van kiezers die last hebben ondervonden van de eigenmachtige inbeslagneming in de havens langs het Kanaal van wettig gekochte alcohol en tabak.
De herhaaldelijke accijnsverhogingen van Labour hebben inkomsten opgedreven die naar de winkeliers in mijn kiesdistrict aan onze kant van het Kanaal zouden moeten gaan. In de loop der tijd zijn er ook banen vanuit Zuidoost-Engeland naar de andere kant van het water overgeheveld. De inkomsten die naar de Britse staatskas zou moeten vloeien, gaan in plaats daarvan naar de staatskassen op het Europese vasteland.
En als reactie heeft de regering toen besloten deze steeds afkalvende inkomstenstroom te besteden aan het aanstellen van steeds meer douaniers; een vergeefse poging een systeem te bewaken waarin onze alcohol en tabak inmiddels grotendeels gesmokkeld was geworden. Dat is het systeem waar leden van het Europees Parlement van Labour net voor hebben gestemd om naar terug te keren. Ze zouden zich moeten schamen. Ik vind het een schande.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij slechts aansluiten bij wat de vorige sprekers, mevrouw Lulling, de rapporteur, en mijn collega uit Zuidoost-Engeland, Dan Hannan, hebben gezegd.
Ook ik, als lid van het Europees Parlement voor Londen, de meest geweldige stad in het meest geweldige land ter wereld, heb een aantal brieven gekregen van kiezers die zich beklagen over de ruwe manier waarop zij door douane-instanties werden benaderd, toen zij nietsvermoedend op het Europese continent gekochte alcohol en sigaretten mee naar huis namen voor hun eigen genoegen en dat van hun familie en vrienden.
Wat doen de douanebeambten in het Verenigd Koninkrijk? Ze vitten op deze mensen, stellen opdringerige vragen, laten de mensen, waaronder gepensioneerden, uit hun auto's stappen, en ondervragen ze op een indringende, Gestapo-achtige manier om erachter te komen hoeveel alcohol ze nu precies drinken en hoeveel sigaretten ze roken. Dit is niet het soort gedrag dat we verwachten van rechtshandhavers of douanebeambten in het Verenigd Koninkrijk of waar dan ook in Europa. Door de manier waarop we vandaag over het verslag hebben gestemd, zijn we teruggegaan in de tijd, niet slechts terug tot voor 1992, maar tot een periode waarin er geen – of in zeer beperkte mate – vrij verkeer van goederen was.
Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het aantal gevallen van overgewicht en obesitas in de Europese Unie in de afgelopen twee decennia in snel tempo is toegenomen. Er zijn nu bijna 22 miljoen kinderen met overgewicht en dit aantal neemt jaarlijks met 400 000 toe. Meer dan 90 procent van de gevallen van obesitas onder kinderen wordt veroorzaakt door slechte eetgewoonten en gebrek aan lichaamsbeweging. Deze kinderen hebben last van ernstige voedingsstoornissen en soms van een combinatie van verschillende stoornissen, ze hebben een verminderde weerstand en ze zijn vaker ziek.
Na de goedkeuring van het Witboek over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties, is deze richtlijn goed nieuws voor de strijd tegen obesitas onder kinderen. Ik vind dat deze regeling om meer groente en fruit op scholen uit te delen, hard nodig is. We moeten ook meer aandacht besteden aan kinderen in voorschoolse instellingen. Met voorlichting en het creëren van goede en evenwichtige eetgewoonten zou nog meer worden bereikt voor de ontwikkeling van een gezonde bevolking dan met deze regeling voor het uitdelen van groente en fruit alleen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, zowel de schoolfruitregeling als de schoolmelkregeling en de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de EU zijn geweldige initiatieven van de EU, die dringend noodzakelijk zijn en steun verdienen. De verstrekking van fruit en groente aan schoolkinderen is niet alleen bevorderlijk voor hun gezondheid en de verandering van hun eetgewoonten, maar heeft ook een positief sociaal effect. Ik sta welwillend tegenover een aantal voorstellen van de Europese Commissie en denk dat ze geen grote debatten teweeg zullen brengen. Ik hoop tegelijkertijd wel dat de Commissaris, met name de ministers van Landbouw van de EU-27, iets toeschietelijker zullen zijn. We mogen niet vergeten dat het om de gezondheid van onze kinderen gaat. Daar mogen we niet op beknibbelen.
Hynek Fajmon (PPE-DE). - (CS) Geachte Voorzitter, dames en heren. Ik heb evenals de overige afgevaardigden namens de ODS uit Tsjechië tegen het verslag van de heer Busk over schoolfruit en -groenten gestemd. Het is eerst en vooral de verantwoordelijkheid van de ouders dat kinderen gezond eten. De Europese Unie heeft geen enkele bevoegdheid op dit vlak, noch wat het onderwijs aangaat, noch wat betreft de gezondheidszorg. Dit is iets dat onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaten en zij dienen dit dan ook naar eigen goeddunken in te vullen. Er valt geen enkele zinnige reden te bedenken waarom de Europese Unie met geld van de belastingbetaler een stuk fruit per week voor schoolgaande kinderen zou moeten bekostigen. De Europese Unie zou zich in plaats daarvan druk moeten maken om echte pan-Europese kwesties, zoals bijvoorbeeld het opruimen van de obstakels voor de vier fundamentele vrijheden, en mag niet haar eigen subsidiariteitsbeginsel met voeten treden.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zit een lange periode tussen vroeger, toen we kinderen uit boomgaarden probeerden te houden, omdat ze appels stalen, en het heden, nu kinderen noch in appels, noch in boomgaarden geïnteresseerd zijn. Daarom verwelkom ik deze schoolfruitregeling. Het probleem is dat vele ouders zich niet bewust zijn van het belang van groente en fruit en daarom is binnen de regeling ook voorzien in voorlichting over de positieve effecten van de opname van groente en fruit op de gezondheid.
Natuurlijk ligt de sleutel tot het succes van deze regeling in de lidstaten. We willen geen gecompliceerde, op regeltjes gebaseerde regeling. We willen flexibiliteit en we moeten in contact treden met, in het bijzonder, de leraren, die de groente en fruit zullen verdelen, en ook met de ouders, zodat ze ervoor zorgen dat kinderen groente en fruit eten en gezonde eetgewoonten ontwikkelen voor de rest van hun leven.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in Amerikaanse steden zijn jongeren die meer dan 150 kg wegen een veelvoorkomend verschijnsel. Ik wil niet dat we dezelfde fout maken. Het bevorderen van gezonde eetgewoonten en het consumeren van gezonder, minder vet voedsel in de kinderjaren zijn investeringen in de gezondheid van toekomstige generaties. Bovendien leiden ze tot lagere uitgaven voor de behandeling van diabetes, hart- en vaatziekten en botziekten.
Daarom zal een te bescheiden regeling in de praktijk geen zoden aan de dijk zetten, noch voor wat betreft de gezondheid, noch op economisch vlak. Daarom steun ik Amendement 7, dat een verviervoudiging van de minimumuitgaven voor de verstrekking van fruit aan schoolkinderen inhoudt en zodoende één portie fruit of groente op ten minste vier dagen per week garandeert, en niet één keer per week. Ik ben blij dat dit amendement werd voorgesteld door de Commissie. De invoering van de regeling mag niet afhankelijk worden gemaakt van de eventuele bereidheid van ouders tot medefinanciering. Met name kinderen uit arme gezinnen moeten de kans krijgen om fruit op school te krijgen en daarom moeten de financiële middelen voor deze regeling worden verhoogd.
Verslag: Pervenche Berès, Werner Langen (A6-0420/2008)
Ivo Strejček (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uitleggen waarom ik tegen het verslag van mevrouw Berès en de heer Langen heb gestemd en daarbij wil ik in ieder geval drie punten benadrukken.
Het eerste punt is dat het verslag oproept tot een hogere en nauwere coördinatie van het economisch en financieel nationaal beleid van de lidstaten. Het tweede punt is dat het een in hoge mate gecoördineerd fiscaal beleid met zich meebrengt dat politieke unificatie vereist, en de consequentie van politieke unificatie is de derde reden waarom ik tegen heb gestemd.
Ik deel het standpunt niet dat politieke coördinatie die natuurlijke verschillen tussen lidstaten wegneemt, de remedie is voor en een gezond antwoord op de huidige problemen van Europa. De huidige problemen van Europa zijn het vrije verkeer van arbeid en het vrije verkeer van kapitaal en diensten.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Nu de Economische en Monetaire Unie tien jaar bestaat moeten we ons afvragen of we het eurosymbool daadwerkelijk associëren met voorspoed en stabilisering. Het staat vast dat op deze vraag maar één antwoord mogelijk is. Hoewel de invoering van de gemeenschappelijke munteenheid vergezeld ging van een paar negatieve aspecten, zoals aanvankelijke prijsstijgingen, moet worden benadrukt dat de euro een van toonaangevende munteenheden in de wereld is geworden.
De Economische en Monetaire Unie heeft bijgedragen aan meer economische stabiliteit in de lidstaten en had ook een gunstig effect op de internationale handel, waarvan de gehele EU profiteert. Het positieve effect van de euro kwam onlangs goed naar voren, toen de mondiale financiële crisis ons deed beseffen hoe goed het is om een stabiele wisselkoers te hebben.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Ik heb mij bij het verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van Massimo D'Alema van stemming onthouden, omdat ik als jurist bepaalde bedenkingen heb bij het gezag van het Parlement in deze zaak en omdat ik noch het recht noch de wil heb om me met de interne aangelegenheden van Italië te bemoeien.
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Als rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid ben ik zeer verheugd over de uitslag van de stemming. We hebben het over een technologie die, als alles goed gaat, kan bijdragen aan een partiële oplossing van het klimaatprobleem, hoewel we hierdoor niet het belang van het gehele klimaatpakket uit het oog mogen verliezen.
De nieuwe lidstaten, ook Hongarije, hebben de uitstoot van broeikasgassen sinds het einde van de jaren tachtig aanzienlijk verlaagd. Het zou een schande zijn als ze hiervoor nu bestraft worden door degenen die niet minder maar méér schadelijke gassen uitstoten. Daarom willen we zien te bereiken dat tien procent van de inkomsten uit de veiling van emissierechten evenredig wordt verdeeld over de lidstaten waarvan de uitstoot per hoofd van de bevolking lager is dan het EU-gemiddelde.
Tegelijkertijd stellen we tien procent beschikbaar aan de landen die hun emissies de afgelopen vijftien jaar hebben verlaagd. De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid is erin geslaagd een vrijstelling van de klimaatwijzigingsheffing te bemachtigen voor afstandsverwarmingssystemen, een succes dat gehandhaafd moet worden, in het belang van miljoenen Europese burgers met een laag inkomen. Als rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid schaar ik me onder de hierboven genoemden en steun ik dit verslag.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór deze maatregel. Kazachstan is begonnen met een democratiseringsproces dat langzamer verloopt dan de buitengewone economische groei die het land de laatste jaren heeft doorgemaakt. Er is een enorm aantal buitenlandse ondernemers dat veel geld in deze voormalige Sovjetrepubliek investeert. In dit verband dient de Europese Unie continu maatregelen te stimuleren om de vrijheid, democratie en sociale rechtvaardigheid voor de burgers van Kazachstan te vergroten en moet zij zich niet alleen opstellen als een handelspartner met groeiende belangen. Economische ontwikkeling en democratie dienen hand in hand te gaan.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb tijdens de raadplegingprocedure voor het verslag gestemd waarin goedkeuring wordt gegeven aan het protocol bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Republiek Kazachstan en waarin eveneens rekening wordt gehouden met de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de EU. Dit verslag zal zeker helpen de samenwerking tussen Roemenië en de Republiek Kazachstan op een hoger plan te brengen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van de heer Saryusz-Wolski over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Republiek Kazachstan gestemd. Dit heb ik gedaan ondanks mijn bedenkingen met betrekking tot de mensenrechtensituatie onder de regering van Kazachstan. Het is belangrijk dat het Parlement en de Commissie de situatie in Kazachstan in de gaten blijven houden, en als deze verslechtert of zelfs geen verbetering laat zien in de komende twaalf maanden, zouden we het initiatief moeten nemen om deze overeenkomst op te schorten.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van de heer Saryusz-Wolski en daarmee ook voor het sluiten van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Republiek Kazakstan.
Ik ben het eens met de rapporteur en de Raad dat het bestaan van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Kazakstan vóór de toetreding van Roemenië en Bulgarije de opstelling vereist van een bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst behorend protocol om de nieuwe lidstaten de overeenkomst te kunnen laten ondertekenen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel wijzigt in essentie niet de verordening die het Parlement in november 2008 heeft goedgekeurd. Daarin wordt een publiek/privaatpartnerschap geregeld voor de realisering van een Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem .
De wijzigingen die nu in de verordening zijn ingevoerd beogen SESAR te erkennen als communautair orgaan en het ambtenarenstatuut van de Europese Gemeenschappen op de medewerkers van SESAR toe te passen. Voorts zijn er nog wijzigingen opgenomen ten aanzien van de berekening van de hoogte van de communautaire bijdrage en het overmaken van dat geld naar SESAR. De communautaire financiering beloopt maximaal 700 miljoen euro, waarvan 50 procent wordt betaald uit begrotingskredieten van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, en de andere helft uit het programma voor de trans-Europese netwerken.
Het oprichten van deze onderneming is een gevaarlijk precedent voor het gebruik van overheidsgeld voor particuliere doeleinden. Het moderniseren en verbeteren van de luchtverkeersbeveiliging had ook via de publieke weg geregeld kunnen worden. Dat had ook kunnen gelden voor zaken die verband houden met de betrouwbaarheid van het systeem om de veiligheid te garanderen van zowel degenen die beroepsmatig het luchtruim gebruiken als van andere gebruikers. Wij zijn niet de mening toegedaan dat die doelstellingen beter gerealiseerd worden door zich over te geven aan de belangen en de druk van de particuliere sector. Om die redenen hebben wij het verslag niet gesteund.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Dit voorstel zal een uitermate positieve invloed hebben op het moderniseringsprogramma voor de infrastructuur voor luchtverkeersbeveiliging. Ik steun het voorstel, waarbij de middelen die hierdoor worden bespaard, worden geïnvesteerd in onderzoek, ontwikkeling en validatieactiviteiten die de gehele Gemeenschap ten goede zullen komen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik ben van plan vóór het verslag van mevrouw Niebler betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) te stemmen.
Het is duidelijk dat grootschalige communautaire projecten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling gezamenlijke inspanningen vergen van de publieke en private sector om langdurige positieve effecten te genereren. In dit geval ben ik van mening dat een nieuwe generatie geharmoniseerd luchtverkeer noodzakelijk is om de groei van het verkeer in het Europese luchtruim in de toekomst op economisch en milieugebied te waarborgen. Ik denk dan ook dat wij de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming op dit gebied van harte moeten steunen. Ik wil echter wel benadrukken dat we moeten leren van het verleden (ik verwijs in dit geval naar de opheffing van de gezamenlijke onderneming Galileo) en duidelijker moeten vastleggen wat de status van dit rechtspersoon zal zijn, om te voorkomen dat de technisch-wetenschappelijke vooruitgang wordt belemmerd door bureaucratische en juridische problemen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van mevrouw Wallis betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- en driewielige motorvoertuigen. Overwegende dat de richtlijn betreffende de voorgeschreven opschriften op dergelijke voertuigen al diverse keren is gewijzigd, ben ik van mening dat codificatie nodig is om te zorgen voor een beter begrip en toegang van de burgers tot deze communautaire wetgeving en, als gevolg daarvan, de mogelijkheid om de daarin vervatte rechten uit te oefenen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − Ik stem vóór het verslag van de heer Mayer inzake de sluiting van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Ik ben het eens met de heer Mayer dat het door de Commissie ingediende voorstel om het Verdrag van Lugano van 1988 te vervangen kan helpen het systeem voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op de betreffende terreinen, zoals met name de registratie en geldigheid van intellectuele-eigendomsrechten, sneller en efficiënter te maken.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dit voorstel is vooral belangrijk omdat het Europees Parlement door de controleprocedure van verordeningen veel meer rechten krijgt om toezicht te houden op de wijze waarop uitvoeringsmaatregelen worden toegepast. Het Europees Parlement krijgt het recht om een voorgenomen uitvoeringsmaatregel te controleren. Bovendien zijn er aanvullingen op de basisregels waardoor het Europees Parlement het recht krijgt om zich tegen een voorgenomen uitvoeringsmaatregel te verzetten of hierbij amendementen in te dienen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het uitstekende verslag van mevrouw Berès over het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Na de invoering van de nieuwe comitéprocedure, met andere woorden de regelgevingsprocedure met toetsing, die het Parlement meer bevoegdheden geeft tot toezicht op uitvoeringsmaatregelen, denk ik dat we de door de Commissie voorziene algehele aanpassing moeten uitvoeren, om ervoor te zorgen dat de nieuwe procedure op efficiënte wijze kan worden toegepast.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Italië heeft aanvragen ingediend in verband met ontslagen in Sardinië (1 044 ontslagen, 5 bedrijven), Piemonte (1 537, 202), Lombardije (1 816, 190) en Toscane (1 588, 461) in de jaren 2007 en 2008 ten gevolge van de liberalisering van de handel in textiel en kleding. Voor een totaal van 5 985 ontslagen in 858 bedrijven vraagt Italië een bijdrage van 38 158 075 euro.
We hebben al onderstreept dat dit fonds niet als tijdelijke buffer mag worden gebruikt voor de onaanvaardbare sociaaleconomische kosten van de liberalisering van de handel, met name de handel in textiel en kleding, en voor de toenemende onzekere positie van werknemers.
Met het oog op de (mogelijke) beëindiging per 31 december 2008 van de gemeenschappelijke toezichtsregeling voor de uitvoer van bepaalde categorieën textiel- en kledingproducten uit China hebben we mechanismen nodig die de invoer vanuit alle derde landen in de EU kunnen beperken.
Gezien het groeiend aantal bedrijven dat de poorten sluit of hun productie verplaatst, de stijgende werkloosheid en de intensivering van de uitbuiting van werknemers – met name in Portugal – dient er een einde te komen aan het liberaliseringsbeleid van de wereldhandel (uitgelokt door de EU en de socialistische regering van Portugal) en moeten de productie en banen met rechten in de verschillende lidstaten van de EU worden beschermd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering op aanvraag van Italië is een uitstekende gelegenheid om ons te bezinnen op de reacties die in de toekomst nodig zullen zijn, wanneer de gecombineerde effecten van de mondialisering en de economische crisis zich in heviger mate zullen doen voelen. Dit fonds is gestoeld op principes met een beperkt toepassingsgebied. Daaruit blijkt dat de Europese Unie de mondialisering beschouwt als een feit en de negatieve effecten ervan als een realiteit, waaraan we ons maar moeten aanpassen en waartegen we ons niet tegen moeten verzetten. Dat is mijns inziens een realistische visie, waarvan de kans groot is dat ze doeltreffend is.
Het begrijpen van de veranderingen in de wereld en het kanaliseren van de inspanningen als reactie op die veranderingen is gepaster dan geloof hechten aan de mogelijkheid om die veranderingen voor onbepaalde tijd tegen te houden of zelfs te geloven dat het verzet tegen die veranderingen op zichzelf een goede zaak is. Aanpassing aan de globalisering is een politieke keuze die adequater is dan verzet tegen de globalisering.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Böge over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Ik ben het eens met het standpunt dat de verzoeken die door de vier Italiaanse regio's zijn ingediend voldoen aan de voorschriften voor de bepaling van de financiële bijdragen, zoals vastgesteld in de Europese verordening, en overeenstemmen met de redenen die hebben geleid tot de oprichting van het fonds. Op dit moment is het belangrijker dan ooit om mensen die hun baan hebben verloren als gevolg van de veranderingen in de structuur van de wereldhandel bij te staan en ze te helpen de arbeidsmarkt weer te betreden. Om die reden steun ik het in het verslag van de heer Böge omschreven verzoek om beschikbaarstelling van middelen uit het fonds.
Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Ik heb tegen het verslag gestemd om verschillende redenen. Er was geen ernstig debat in de commissie. Slechts 7 van de 28 leden waren aanwezig. Er mocht zelfs geen debat komen in de plenaire vergadering. Nog vóór de stemming in de commissie, toen collega Vanhecke de tekst van het verslag nog niet mocht inkijken, werd de inhoud besproken op de Vlaamse openbare televisie. Dit is een schande. Maar het ergst van al is de conclusie van het verslag. Men adviseert de opheffing van de onschendbaarheid, terwijl Vanhecke niet de auteur is van de omstreden tekst en de Belgische grondwet duidelijk bepaalt dat enkel de auteur kan worden vervolgd indien die bekend is.
Vanwege dit flutdossier loopt Vanhecke het risico zijn politieke rechten te verliezen, vermits de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van het gerecht in België enkel in theorie bestaan. Deze zaak is een politieke manoeuvre om een Vlaams-nationale oppositieleider te viseren. Het is beschamend dat het EP zich hiervoor laat misbruiken.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Zowel de Commissie juridische zaken als de leden van de verschillende politieke fracties in dit plenum hebben vandaag weer eens laten zien hoe onbelangrijk ze onpartijdigheid en ontzag voor de wet vinden, vergeleken bij hun obsessie om zich te ontdoen van al degenen die geen deel uitmaken van hun grote familie van eurofederalisten.
Mijn collega Vanhecke is in België het slachtoffer geworden van een heuse heksenjacht, die erop gericht is hem te veroordelen en te dwingen zijn politieke loopbaan te beëindigen. Het Europees Parlement is vergeten dat het verplicht is om, als een staat een verzoek tot opheffing van parlementaire immuniteit indient, de regels voor de bescherming van EP-leden onverlet toe te passen, zoals vastgelegd in het Reglement.
Net als de heer Gollnisch, wiens parlementaire immuniteit in 2006 om louter politieke redenen is opgeheven, is ook de heer Vanhecke het slachtoffer van een heuse aanslag, omdat men van een juridische kwestie een politieke kwestie maakt. Voor een instelling die zich – overigens ten onrechte – democratisch noemt, is dat onaanvaardbaar.
Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Het socialistische parlementslid André Laignel stak op 13 oktober 1981 in het Franse Parlement een later beroemd geworden betoog af, waarin hij de afgevaardigden van de oppositie, die meenden dat de door de regering nagestreefde nationaliseringen ongrondwettig waren, van repliek diende. Hij zei dat de oppositie van een juridisch debat een politiek debat maakte. Ze hadden daar volgens hem het volste recht toe, maar het betekende wel dat ze het juridisch mis hadden, aangezien ze politiek gezien in minderheid verkeerden.
Het Europees Parlement heeft deze uitspraak kennelijk ter harte genomen. Het probeert zich nu te ontdoen van al degenen die er politieke standpunten op nahouden die naar het oordeel van dit Parlement niet voldoende federalistisch of pro-Europees zijn.
Mijn collega, de heer Vanhecke, is het slachtoffer van een heuse heksenjacht in het Europees Parlement, een instelling waarin hij volstrekt legitiem is gekozen. Die instelling maakt zich te schande door het onaanvaardbare te aanvaarden: het lynchen van één van haar leden, en wel door alle juridische beginselen en al de garanties die uit de thans geldende parlementaire immuniteitsregeling voortvloeien, opzij te zetten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Naar aanleiding van dit verslag en de bijbehorende gerechtelijke procedure van de Belgische autoriteiten moet eenduidig worden vastgesteld dat bij het hele proces – en in het bijzonder de gerechtelijke procedure – sprake is van een zuiver politiek gemotiveerde vervolging van de voormalig partijleider van het Vlaams Belang, Frank Vanhecke. De heer Vanhecke ontving deze dagvaarding twee dagen nadat hij het leiderschap van de partij had neergelegd.
Het is ook duidelijk dat het, met slechts zes maanden tot de Europese verkiezingen, de bedoeling is om de naam van de kandidaat van het Vlaams Belang om politieke redenen zwart te maken. Verder zou het volgens de Belgische grondwet juridisch noodzakelijk zijn geweest om niet de uitgever, maar de auteur van het artikel, wiens identiteit bekend is, te vervolgen. Ik houd dan ook nadrukkelijk staande dat een politiek gemotiveerde vervolging niet mag worden gezien als rechtvaardiging voor het opheffen van de parlementaire immuniteit van Frank Vanhecke, en dat deze door de Belgische justitiële autoriteiten gevoerde heksenjacht in de strengste bewoordingen moet worden veroordeeld. In 2003 ontstond een soortgelijke situatie toen een strafrechtelijke procedure werd begonnen tegen Daniel Cohn-Bendit van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, hoewel deze toen door de commissie werd verworpen omdat vermoedens bestonden dat er politieke motieven in het spel waren. De situatie is in dit geval eender, zo niet nog duidelijker. Ik voel mij dan ook verplicht om tegen de motie te stemmen.
Frank Vanhecke (NI), schriftelijk. − Zonder de minste illusie noteer ik hier dat het Europees Parlement zich de schandelijke handlanger maakt van een politieke lynchpartij door het Belgische gerecht. Over een dossier van honderden bladzijden heb ik mij gedurende maximaal 20 minuten in de Commissie juridische zaken mogen verdedigen, in aanwezigheid van nauwelijks 7 van de 28 leden. In plenaire vergadering heb ik mij – in tegenspraak met artikel 7 van ons eigen Reglement – helemaal niet mogen verdedigen.
Mocht dit in Rusland gebeuren, we zouden er schande over spreken. Wat mij betreft, ik buig het hoofd niet en blijf opkomen voor de vrije meningsuiting in Vlaanderen en in Europa, ook en zéker wat het vreemdelingenprobleem en het gevaar van de islam betreft.
Marco Cappato (ALDE), schriftelijk. − (IT) Wij van de radicale delegatie, samen met Marco Pannella, stemmen tegen het verslag van de heer Lehne over de opheffing van de immuniteit van de heer D'Alema, omdat er onlogische conclusies in worden getrokken, die alleen kunnen voortvloeien uit redenen – of reflexen – van zelfbescherming van de Italiaanse en Europese politieke klasse.
Het verslag stelt dat het verzoek om toestemming tot gerechtsvervolging ongegrond is, omdat de reeds gebruikte bewijsbronnen voldoende ondersteuning bieden voor de beschuldiging van de personen over wie al een gerechtelijk onderzoek gaande is. Indien het verzoek van het openbaar ministerie daadwerkelijk gericht zou zijn op de beschuldiging van de heer D'Alema, dan zou het ongegrond zijn, aangezien het Parlement geen besluiten hoeft te nemen volgens de Italiaanse wetgeving.
Maar als het onderschepte materiaal inderdaad nutteloos is en het verzoek ongegrond en zelfs onnodig, waarom zou het Europees Parlement dan besluiten om "geen toestemming te verlenen voor gebruikmaking van de afgetapte telefoongesprekken in kwestie en de immuniteit van de heer Massimo D’Alema niet op te heffen", zoals het verslag voorstelt? Waarom zouden we de beslissing van het Italiaanse parlement niet volgen, dat in verband met dit onderzoek zijn toestemming heeft gegeven tot vervolging van de heer Fassino?
Wij feliciteren de ALDE-Fractie met haar besluit om zich, door zich te onthouden van stemming, in deze twijfelachtige zaak niet aan te sluiten bij de sociale eenheid van de Europese Volkspartij en de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) De afgelopen jaren zijn er tal van nieuwe financiële producten op de markt verschenen. Vanwege de toenemende complexiteit van deze producten zijn consumenten steeds kwetsbaarder en in toenemende mate niet meer in staat om zonder hulp van deskundigen te bepalen welk product het beste past bij hun behoeften. Dit leidt tot veel verkeerde besluiten, met name onder minder welgestelden.
In Polen hebben we veelvuldig te maken met gevallen van fraude of met verkeerde financiële besluiten van consumenten die zich niet bewust zijn van de gevolgen ervan. Onder deze omstandigheden is financiële educatie essentieel en de beste manier om consumenten te beschermen tegen het nemen van verkeerde financiële besluiten.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Financieel onderwijs is een belangrijk punt van de EU-agenda, vooral midden in een financiële crisis. Consumenten moeten over basisvaardigheden beschikken om keuzes te kunnen maken en informatie en aanbiedingen volledig te kunnen begrijpen. Consumenten worden met een groeiend aanbod van steeds ingewikkeldere goederen en diensten geconfronteerd. Intussen krijgen consumenten niet de informatie en adviezen die gezien de complexiteit van financiële producten nodig zouden zijn. Hierdoor neemt de kwetsbaarheid van consumenten met betrekking tot financiële zaken toe.
Indien kennis en financiële competentie van financiële tussenpersonen en consumenten op peil worden gebracht, zal het risico op te hoge schuldenlasten, achterstallige betalingen of faillissementen ook kleiner worden. Ook zullen hierdoor de concurrentie onder kredietverstrekkers en de algehele marktefficiency toenemen, omdat consumenten met meer kennis van zaken kunnen begrijpen waarin de diverse financiële aanbiedingen van elkaar verschillen en de aanbieding kunnen kiezen die het best aan hun behoeften voldoet. Het niveau van de kennis en vaardigheden is op dit moment te laag om te kunnen garanderen dat consumenten hun financiën naar behoren kunnen beheren.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor eerlijke, onpartijdige en transparante financiële educatie gestemd, alsook voor de verplichting voor dienstverleners op dit vlak afdoende en correcte informatie te leveren. Er dient een duidelijk onderscheid te worden aangebracht tussen deze informatie enerzijds en commercieel advies en reclame anderzijds. Ik hoop dat de lidstaten speciale aandacht zullen besteden aan de belangrijkste risicogroepen, zoals jongeren, gepensioneerden en personen aan het einde van hun carrière.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Zoals zoveel teksten van dit Parlement is ook dit verslag van mevrouw Iotova weer een voorbeeld van een schijnbaar goed idee onder een misleidende titel. Bij vluchtige lezing zou je kunnen denken dat het erom gaat de consumenten te beschermen door ze te wijzen op hun rechten en uitleg te verschaffen over financiële diensten, kortom, door ze in staat te stellen een verantwoordelijke en goed geïnformeerde relatie met hun bank op te bouwen.
In werkelijkheid gaat het er echter om mensen vanaf hun kindertijd (vanaf de lagere school, lijkt het) op te voeden tot de volmaakte klanten van een financieel systeem dat heel veel belangstelling heeft voor hun spaargeld, maar heel moeilijk doet als er een lening moet worden verschaft. Dat systeem probeert hun allerhande producten te slijten, die volgens zogenaamd ingewijden "complex" zijn, maar bijna altijd gewoonweg absurd, terwijl het de mensen aanspoort netjes hun boeken bij te houden en voorbereidingen te treffen voor hun pensioen – bij de banken nog wel – terwijl ze daarvoor al betalen via verplichte publieke regelingen.
Het wereldwijd financieel systeem heeft net laten zien hoe pervers het is: banken zijn slechts met grote tegenzin bereid particulieren en ondernemingen leningen te verschaffen, en dat terwijl ze honderden miljarden overheidssteun hebben ontvangen; werknemers en kleine en middelgrote ondernemingen betalen de prijs voor de nog steeds voortgaande financiële dwaasheid, en 's werelds belangrijkste 'spelers' doen alsof ze hervormingen doorvoeren – enkel en alleen om dat systeem in leven te houden. Dat dit verslag niet overtuigt, is wel het minste dat je op zo'n moment kunt zeggen.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE ), schriftelijk. – (PL) In deze tijd van financiële crisis heeft dit verslag nieuwe betekenis gekregen. Dit vanwege het feit dat de hypotheekcrisis de gevaren heeft aangetoond van ontoereikende informatie aan geldleners. De crisis heeft ook aangetoond dat consumenten niet in staat bleken om financiële en economische informatie te begrijpen en de gevolgen te overzien van macro-economische veranderingen voor de terugbetaling van hun leningen, oftewel hun gebrek aan besef van de risico's van insolventie en hoge schuldenlasten.
Het verslag vestigt de aandacht op de noodzaak van consumenteneducatie en verbetering van de kennis van consumenten van krediet- en geldzaken, zodat ze in staat worden gesteld hun eigen kennis te gebruiken om financiële producten te beoordelen. Daarom steun ik het initiatief voor de ontwikkeling van financiële educatieprogramma's, met name programma's voor potentiële gebruikers waarbij rekening wordt gehouden met leeftijd, inkomen, opleiding, en werkgebied of hobby's. Bovendien moeten financiële educatieprogramma's gebaseerd zijn op praktische en reële situaties waarmee we in ons dagelijks leven geconfronteerd worden.
Ik hoop dat het verslag zowel financiële instellingen als consumenten de noodzaak van financiële educatie zal doen begrijpen. Ik ben van mening dat beide groepen hier baat bij kunnen hebben, aangezien insolventie en hoge schuldenlasten een probleem vormen voor de kredietinstellingen waarvan de klanten moeilijkheden ondervinden bij het terugbetalen van hun leningen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor verslag-Iotova over consumenteneducatie en kennis van krediet- en geldzaken gestemd. De wereld staat aan de vooravond van een periode van grote financiële onzekerheid en de burgers van Europa vrezen voor hun baan, hun spaargelden, hun pensioenen en hun toekomst. In een dergelijke periode is het consumentenbewustzijn omtrent kredieten, schulden en geldzaken in het algemeen uiteraard belangrijker dan ooit. Het verslag suggereert dat financiële educatie zou moeten worden afgestemd op specifieke doelgroepen en dergelijke initiatieven op EU-niveau moeten worden verwelkomd.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk – (FI) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Iotova over de verbetering van consumenteneducatie en kennis van krediet- en geldzaken gestemd. Dit is een noodzakelijk en welkom initiatiefverslag.
De crisis, die door subprimeleningen (hypotheken met een hoog risico) is veroorzaakt, heeft aangetoond dat kredietnemers te slecht zijn voorgelicht. Dit gebrek aan informatie en begrip heeft ertoe geleid dat consumenten zich onvoldoende zorgen maken over de risico's van insolventie en overmatige schuldenlast. Er moet ook worden geconstateerd dat consumentenkennis en -voorlichting achterlopen op de ontwikkeling van complexe financiële producten.
Toereikende financiële kennis zou in veel gevallen de risico's van overmatige schuldenlast en wanbetalingen verkleinen. Die zou consumenten ook meer mogelijkheden geven om de concurrentiekracht van kredietverleners met elkaar te vergelijken, wat vervolgens de marktprestaties zal verbeteren.
Ik steun vooral de aanbeveling in het verslag om financiële educatie duidelijker in de nationale lesprogramma's op scholen op te nemen en jongeren aan het begin van hun loopbaan te voorzien van alle financiële informatie die zij nodig hebben bij het aangaan van nieuwe uitdagingen met betrekking tot de besteding van hun inkomen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) We hebben een eerlijke behandeling van beleggers en leners nodig, met lange verjaringstermijnen en een omkering van de bewijslast. De risico's en kosten moeten van begin af aan duidelijk en vergelijkbaar zijn. Met name in het geval van Lehman Brothers zijn particulieren massaal bezwendeld. Hun werd bijvoorbeeld verteld dat risicovolle aandeelbewijzen veilig waren. Mensen kregen zelfs het advies niet te verkopen vlak voordat Lehman ten onder ging. Burgers zien zich nu gesteld voor een golf van gedwongen conversies van hun leningen in vreemde valuta, of moeten, in weerwil van het overheidsbeleid, opdraaien voor de toegenomen herfinancieringskosten van de banken.
Om in deze situatie te zeggen dat onze burgers dom zijn en om op te roepen tot een algemene les in 'algemene financiële vorming' is een klap in het gezicht, vooral omdat de zelfgeproclameerde financiële goeroes zelf niet eens de verschillende speculatielagen konden doorzien. Door op te roepen tot een grotere marktefficiëntie in plaats van meer concurrentie tussen kredietverstrekkers bewijst dit verslag wederom een lippendienst aan de mythe van de zelfregulerende markt. Duidelijker kan ik niet zijn in mijn afkeer van dit verslag.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van mevrouw Iotova gestemd omdat het de lidstaten aanmoedigt educatieve programma's op te stellen voor zowel gepensioneerden die het gevaar lopen financieel de boot te missen als jonge mensen aan het begin van professionele carrière die allerlei afwegingen moeten maken over hoe ze hun nieuwe inkomen het best kunnen aanwenden.
Consumenten die over geen enkele financiële kennis beschikken, hebben problemen bij het uitkiezen van de gezien hun behoeften meest geschikte producten en diensten. Het is erg moeilijk voor hen om verkregen advies op waarde te schatten. Dat maakt hen tot een makkelijke prooi voor misleiding en oneerlijke verkooppraktijken.
Ik ben ingenomen met de initiatieven van de Commissie op het gebied van de financiële educatie van consumenten, en dan met name met de recente oprichting van een deskundigengroep voor financiële educatie. Ik ben echter van mening dat deze deskundigengroep over een duidelijk afgebakende verantwoordelijkheid en duidelijk afgebakende bevoegdheden dient te beschikken.
De reeds door de Commissie voor doeleinden van consumenteneducatie ingerichte website (http://www.dolceta.eu) is een groot succes gebleken. Ik hoop dat deze internettool ook in de toekomst in alle officiële talen uitontwikkeld en bijgewerkt zal worden.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Tot de belangrijkste factoren bij de crisis van het financieel stelsel behoorden het overdreven gemak waarmee het aanbod beschikbaar was en de buitensporige tolerantie ten aanzien van het maken van schulden. Daaruit moeten we op de eerste plaats concluderen dat de verplichting voor de banken om zich ervan te vergewissen in hoeverre degenen aan wie zij geld lenen hun verplichtingen kunnen nakomen toch nog een begaanbare weg lijkt te zijn, niettegenstaande de crisis en de oorzaken die eraan ten grondslag liggen. Tegelijkertijd beseffen de consumenten niet welke risico's verbonden zijn aan kredietverlening (denk maar aan de schommelingen van de referentierente). Dat leidt tot de gedachte dat er actie kan en moet worden ondernomen richting consumenten. Het staat vast dat met dergelijke campagnes de druk die uitgaat van een economisch model dat gestoeld is op het maximaliseren van consumptie, moeilijk kan worden tegengegaan. Dat neemt niet weg dat een poging tot het creëren van bewustwording nodig blijft en hopelijk nuttig is.
Hoe dan ook, dit verslag moet een prikkel vormen voor meer transparantie en het opleggen van duidelijker regels ten aanzien van de voorwaarden voor het aanbieden van diensten door kredietverlenende instellingen. Wat betreft educatie in verband met kredietverlening of andere vormen van consumptie, is algemene educatie het belangrijkste, teneinde de burgers instrumenten in handen te geven die hen helpen bij het nemen van besluiten in hun dagelijks leven.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Het vertrouwen van de Europese consument is van essentieel belang voor de efficiency en het floreren van de interne markt. De gemeenschappelijke markt is een markt van bijna 500 miljoen consumenten met een enorme verscheidenheid aan goederen en diensten.
Sinds 1997 heeft de Commissie gebruikgemaakt van het scorebord interne markt om toezicht te houden en de aandacht te vestigen op de manier waarop lidstaten de rechtsbesluiten voor de interne markt uitvoeren. Het scorebord voor de consumentenmarkten stelt problemen vast, zodat het een universeel en flexibel middel kan zijn om tekortkomingen te signaleren die de aandacht van de maatschappij, marktdeelnemers en instellingen verdienen. Desondanks is de bedoeling van het scorebord voor de consumentenmarkten nooit geweest om de consument informatie te verschaffen over de interne markt en het is heel belangrijk dat dit wordt rechtgezet. We moeten zorgen dat de markt zo goed mogelijk functioneert en dat de consument diensten worden geboden die qua prijs en kwaliteit aan zijn verwachtingen voldoen. Voor dit doel is het niet nodig om meer of strengere rechtsbesluiten aan te nemen. Soms kan zelfregulering of het bieden van informatie en onderwijs gepaster en effectiever zijn.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) De interne markt is niet alleen bedoeld voor ondernemingen, die de gehele Europese markt dankzij de geleidelijke opheffing van de grenzen en belemmeringen nu praktisch binnen handbereik hebben. Hij is ook bedoeld voor de consument, zodat deze in alle lidstaten kan profiteren van dezelfde normen.
Het scorebord voor de consumentenmarkten biedt een instrument voor de doorlichting, het analyseren en het in kaart brengen van problemen die vanuit het perspectief van de consument verband houden met de interne markt. Dit instrument maakt gebruik van indicatoren zoals prijsniveaus, klachten, tevredenheid en omschakeling van leverancier. Hoewel sommige resultaten op het scorebord twijfelachtig aandoen – zoals prijzen, die, ondanks het feit dat ze makkelijk doorgegeven en vergeleken kunnen worden, afhankelijk zijn van tal van variabelen die niet altijd worden weergegeven door het scorebord – vertegenwoordigen de indicatoren ongetwijfeld een uitermate zinvolle en geschikte methode voor de beoordeling van het consumentenbeleid in de interne markt.
Ik wil erop wijzen dat dit de eerste versie van het scorebord voor de consumentenmarkten is. We mogen een volgende versie verwachten, die tegemoet komt aan onze zorgen. Het is van belang dat het scorebord in heldere taal wordt geformuleerd en begrijpelijk is voor de meeste gebruikers, aangezien de resultaten zonder enige twijfel een interessante bron van informatie vormen over het consumentenbeleid in de interne markt.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten in het Europees Parlement, hebben voor het verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende een algemene regeling inzake accijns gestemd en willen met name beklemtonen hoe belangrijk het is dat amendement 48 over de invoering van indicatieve niveaus voor de invoer van alcohol en tabak is aangenomen. De reductie (een halvering van de eerdere indicatieve grenzen) is een stap in de richting van een verantwoordelijker beleid dat de volksgezondheid ernstig neemt. Wij willen er echter op wijzen dat wij dit slechts als een eerste stap op weg naar een ambitieuzer beleid op dit gebied zien. Het stemt ons verder tevreden dat amendement 60 en amendement 68 zijn verworpen. Dat betekent dat accijnzen ook in de toekomst in de lidstaat van bestemming zullen worden geheven.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan hebben ervoor gekozen om voor het verslag te stemmen, omdat wij van mening zijn dat het tot op zekere hoogte de mogelijkheid biedt om vereisten inzake gezondheidsbeleidsinspanningen op nationaal niveau te verenigen met een vrije interne markt. Wij hebben er echter voor gekozen om tegen bepaalde voorstellen met een sterk federalistische ondertoon te stemmen.
Wij van Junilistan vinden het erg belangrijk dat bijvoorbeeld het Zweedse alcoholbeleid in overeenstemming met de waarden en besluiten van het Zweedse parlement kan worden gevoerd. Dat vereist dat bij verkoop op afstand van bijvoorbeeld alcohol de accijnzen in het land van bestemming worden betaald. Dat zou niet het geval zijn als de amendementen zouden zijn aangenomen. Dat zou integendeel onder andere betekenen dat de bepalingen betreffende goederen die door particulieren worden verworven, zouden worden uitgebreid met de verkoop op afstand, waarbij de accijns wordt betaald in de lidstaat waar de goederen werden verworven. Omdat de kosten voor nationale volksgezondheidsproblemen, zoals met alcohol en tabak verband houdende aandoeningen, grotendeels door nationale belastingsheffingen worden bekostigd, zou het voorstel betreffende accijnsvrijheid bij verkoop op afstand de mogelijkheden van de publieke sector om volksgezondheidsproblemen effectief aan te pakken, belemmeren.
Vanuit mededingingsoogpunt is er ook een probleem omdat een verkoper op afstand hetzelfde product als nationale actoren kan aanbieden, maar dan aanzienlijk goedkoper, gewoon omdat de accijns niet in hetzelfde land wordt betaald. Wij van Junilistan zijn voorstanders van mededinging maar vinden dat de actoren onder gelijke voorwaarden moeten concurreren.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun deze richtlijn, die zal leiden tot een beperking van de fraude- en smokkelzaken die de overheidsinkomsten reduceren. Deze gemoderniseerde en vereenvoudigde richtlijn zal de verplichtingen van de actoren beperken en hen er tegelijkertijd toe in staat stellen fraude op een meer doeltreffende wijze te bestrijden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Onze belastingsystemen zijn zeer gecompliceerd en zo goed als alleen voor specialisten inzichtelijk. Om deze reden moet elke poging tot het verbeteren van formaliteiten en algemene voorwaarden en tot het bestrijden van belastingfraude worden toegejuicht, op voorwaarde dat de belastingssoevereiniteit van de lidstaten gewaarborgd blijft en er geen poging wordt gedaan belastingtarieven via de achterdeur te harmoniseren.
Het is even belangrijk om duidelijke regels te hebben voor belastingvrije verkooppunten als voor reizigers zelf. Dit project lijkt deze doelstellingen na te streven, en daarom heb ik voor het verslag-Lulling gestemd.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van mevrouw Lulling over een algemene regeling inzake accijns. De bepalingen in het voorstel van de Commissie zijn absoluut onvoldoende om particulieren en bedrijven in de EU de vrijheid te garanderen om zonder fiscale belemmeringen goederen over de grens te kopen of te verkopen.
Sterker nog, hoewel het voorstel van de Commissie enkele verbeteringen en wijzigingen bevat, zoals artikel 37 (de fiscale merktekens die de lidstaten kunnen opleggen mogen niet leiden tot dubbele belastingen), dienen we de bepalingen die betrekking hebben op aankopen door particulieren, uit te breiden tot afstandsverkopen, door daadwerkelijk een interne markt te creëren van accijnsproducten die particulieren aankopen voor eigen gebruik.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Ik ben ermee ingenomen dat het Europees Parlement eindelijk van mening is veranderd en een restrictievere lijn met betrekking tot alcohol heeft gekozen. Het resultaat van de stemming van vandaag over het verslag van mevrouw Lulling over een algemene regeling inzake accijns betekent dat de indicatieve niveaus voor invoercontingenten voor alcohol worden gehalveerd. Daarnaast worden de mogelijkheden om in havens en op luchthavens belastingvrij te verkopen beperkt. Het verslag betekent ook dat niets belet om bijvoorbeeld Zweedse accijns te heffen op goederen die via het internet in een ander EU-land zijn besteld. Het Europees Parlement heeft in deze aangelegenheid alleen een adviserende rol, maar het resultaat van vandaag is niettemin een belangrijke mijlpaal.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Er wordt in de EU, gelet op de WHO-aanbeveling van minimaal 400 gram per dag, veel te weinig groente en fruit gegeten. Er is sprake van een obesitasepidemie onder kinderen en die is in Malta bijzonder ernstig.
Een grote opname van fruit en groenten leidt tot een geringere kans op een hele reeks aandoeningen en voorkomt overgewicht
De marktordening voor groenten en fruit is in 2007 fundamenteel hervormd, meer marktgericht gemaakt en groenten en fruit zijn nu volledig geïntegreerd in het bedrijfstoeslagstelsel.
Overgewicht leidt tot een verhoogde kans op aandoeningen van hart en bloedvaten, diabetes, hoge bloeddruk en bepaalde vormen van kanker. Een dagelijkse opname van 600 gram voor personen van 11 jaar en ouder zou onze doelstelling moeten zijn.
De Commissie stelt voor 90 miljoen euro op de Gemeenschapsbegroting te reserveren. Dit komt overeen met één keer per week één stuk fruit, 30 weken per jaar, voor kinderen van 6 tot 10 jaar.
Om alle positieve effecten van de invoering van een schoolfruitregeling te kunnen realiseren, moet er veel meer geld beschikbaar worden gesteld. Een schoolfruitregeling moet voorzien in een portie fruit per leerling per dag en mag zich niet alleen richten op schoolgaande kinderen van 6 tot 10 jaar.
Richard Corbett (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verheugt mij dat het Parlement het verslag over de schoolfruitregeling zal aannemen. Dit voorstel zal een werkelijk positief effect hebben op de gezondheid van miljoenen kinderen in geheel Europa.
De financiering van gratis fruit voor schoolkinderen via de begroting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zal gewone Europese burgers tastbare voordelen van het GLB tonen. De cofinanciering van de regeling door de EU en de lidstaten maakt het mogelijk om de bestaande gratis schoolfruitregeling in Engeland uit te breiden en vergelijkbare regelingen op te zetten in Schotland, Wales en Noord-Ierland.
Hoewel een ruimere begroting dan de door de Commissie voorgestelde 90 miljoen welkom zou zijn, zoals het Parlement heeft vastgesteld via zijn verzoek om een verhoging van de begroting tot 500 miljoen euro, zullen kinderen door deze regeling op regelmatige basis toegang hebben tot fruit en de bijbehorende positieve effecten op de gezondheid, zoals een geringere kans om op latere leeftijd obesitas, diabetes en andere ernstige aandoeningen te ontwikkelen. Niet alleen zal deze regeling zorgen voor directe positieve effecten op de gezondheid van kinderen, het bewustzijn omtrent voeding van jonge mensen zal er ook mede door worden gevormd, waardoor Europa uiteindelijk gezonder wordt en de kosten van de publieke gezondheidszorgstelsels worden teruggedrongen.
Hanne Dahl (IND/DEM), schriftelijk. − (DA) De Junibeweging heeft voor het verslag in zijn geheel gestemd, ondanks het feit dat wij in principe tegen landbouwsteun zijn. Wij zijn van mening dat het belangrijk is om kinderen gezondere voedingsmiddelen te geven. Echter, wij zijn tegen het voorstel dat het fruit uit de EU moet komen, aangezien dat een indirecte steunmaatregel voor de Europese landbouwers zou inhouden. Tot slot zouden wij ook graag zien dat het fruit dat aan de kinderen wordt gegeven, onbespoten is.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor een betere financiering van deze regeling gestemd, alsook voor een duidelijkere definitie van de producten die deel uit mogen maken van deze regeling. Uit cijfers blijkt dat er ongeveer 22 miljoen te zware kinderen zijn in de EU, waarvan 5 miljoen met ernstig overgewicht, voornamelijk als gevolg van een excessieve consumptie van producten met een hoog vet-, suiker- en zoutgehalte. Gezien dit feit is het zeker geen overbodige luxe dat de Europese Unie en de lidstaten bijdragen tot het creëren van gezonde eetgewoonten, met name door een breed scala aan het seizoensfruit ter beschikking te stellen. Ik heb eveneens voor verhoging van de voor deze regeling beschikbare middelen gestemd van 90 miljoen euro tot 500 miljoen euro, aangezien het eerstgenoemde bedrag voor deze regeling gelijk staat aan slechts één portie fruit voor elk kind tussen zes en tien jaar, voor een periode van maar 30 weken.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik van oordeel ben dat de ouders de eindverantwoordelijkheid hebben voor de gezondheid van hun kinderen, en dat een schoolfruitregeling flexibel genoeg moet zijn om ruimte te bieden voor lokale, regionale en nationale voorwaarden, verwelkom ik dit verslag.
Er is sprake van een obesitasepidemie onder kinderen en in de EU wordt het aantal kinderen met overgewicht geschat op 22 miljoen, van wie er 5,1 miljoen als ernstig overgewichtig worden beschouwd. Kinderen in de EU eten niet genoeg gezonde voeding. Er moeten gezondere opties beschikbaar worden gesteld. Ik hoop dat dit voorstel enigszins kan bijdragen aan de bestrijding van obesitas onder kinderen.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het lijdt geen twijfel dat het kinderen goed doet fruit te eten. Appels, bananen en sinaasappels voorkomen obesitas en houden ons gezond. Op een manier is het daarom te begrijpen dat velen in het Europees Parlement vandaag voor een voorstel hebben gestemd om fruit voor schoolkinderen in de EU te subsidiëren.
Het probleem is gewoon dat de verantwoordelijkheid voor het verbruik van fruit niet thuishoort op EU-niveau. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders om hun kinderen goede eetgewoonten bij te brengen. In tweede instantie ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeenten en in derde instantie bij de staat. Als federalist wil ik dat de besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers worden genomen. Dat wil de EU eigenlijk ook. Volgens artikel 4 van het EG-Verdrag moeten besluiten die beter op een lager niveau worden genomen daadwerkelijk op dat niveau worden genomen. Daarom heb ik tegen het voorstel van het Europees Parlement gestemd om het budget voor fruit van negentig miljoen euro te verhogen tot vijfhonderd miljoen euro.
In de EU moeten we werken aan de reductie van emissies, aan misdaadbestrijding en aan meer mobiliteit. Meer fruit, meer lichaamsbeweging en minder snoep zijn kwesties die veel beter door scholen, ouders en lokale politici worden aangepakt.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Busk gestemd over het voorstel tot het opzetten van een schoolfruitregeling, omdat ik van mening ben dat communautaire steun voor het gratis verstrekken van deze producten aan kinderen essentieel is om gezonde eetgewoonten in de Europese Unie te bevorderen en daarmee de gezondheid van de Europeanen te verbeteren.
De hoge frequentie van obesitas en overgewicht onder de Europese bevolking, met name onder kinderen, is het gecombineerde resultaat van slechte eetgewoonten en een te weinig lichaamsbeweging. Het is daarom hoognodig effectieve maatregelen te nemen ter bestrijding van deze epidemie door met name in de eerste levensjaren gezonde voedingsgewoonten te stimuleren. Scholen kunnen in samenspel met families een essentiële rol spelen bij het aanleren van gezonde eetgewoonten
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij steunen dit verslag, waaraan we met verschillende voorstellen hebben bijgedragen. Niettegenstaande het verzet van de Europese Commissie verdedigt het verslag de dagelijkse gratis verstrekking van vers fruit op school, teneinde de gezondheid en de levenskwaliteit van kinderen te verbeteren, met name van kinderen uit de minder bedeelde klassen.
Onze steun aan dit programma houdt rekening met de noodzaak jongeren te stimuleren groenten en fruit te waarderen, wat een sterk positief effect zal hebben op de volksgezondheid en de bestrijding van armoede onder kinderen. Om het programma doeltreffend te maken moet het zich uitstrekken tot het grootst mogelijke aantal kinderen en dient overwogen te worden het in de toekomst uit te breiden tot andere leeftijdscategorieën en benadeelde groepen. Het is belangrijk dat voor het programma de communautaire preferentie geldt, voorrang verleend wordt aan de nationale en lokale productie en de financiering van de Gemeenschap afkomstig is als bijdrage aan grotere sociale cohesie.
Deze regeling zou een voorbeeld kunnen zijn van een echt solidair beleid tussen de landen dat navolging verdient. We hopen dat dit niet een nieuwe propagandastunt wordt en dat de Raad een akkoord bereikt, zodat de nodige bedragen ter beschikking worden gesteld om er in de lidstaten een doeltreffend programma van te maken.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun het voorstel van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voor een schoolfruitregeling, maar zoals mijn Britse collega's van Labour wil ik een element van nationale cofinanciering behouden om een betere dekking te waarborgen. Ook steun ik de verwijzing naar onbespoten, lokale en regionale producten, maar dit kan niet geheel het belang van de beste prijs-kwaliteitverhouding of van variatie vervangen. In het zuidwesten van Engeland zou ik het verwelkomen als onze schitterende lokale variëteiten appels en peren worden afgewisseld met de bananen van Cyprus en de Canarische Eilanden.
Neena Gill (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verheugt mij zeer dat de gezondheid van onze kinderen op Europees niveau aandacht krijgt.
Obesitas onder kinderen is een bron van toenemende verontrustheid in Europa, in het bijzonder in het Verenigd Koninkrijk, waar bijna 25 procent van de bevolking aan obesitas lijdt en 10 procent van de kinderen overgewicht heeft. Dit onderwerp baart vele van mijn kiezers ernstige zorgen en daarom verwelkom ik een initiatief om oplossingen te vinden.
Het beïnvloeden van eetgewoonten tijdens de jeugd is essentieel voor de preventie van obesitas op latere leeftijd en de consumptie van groente en fruit vermindert aantoonbaar de prevalentie van obesitas en cardiovasculaire aandoeningen.
In het Verenigd Koninkrijk leidt de aantrekkingskracht van gemaksvoedsel tot de ontwikkeling van slechte eetgewoonten, wat ons gezondheidszorgstelsel jaarlijks 6 miljard Britse pond kost. Het is met andere woorden duidelijk dat het ook om economische redenen zin heeft om dit voorstel te steunen.
Om deze redenen heb ik voor het verslag gestemd en ik hoop dat de lidstaten op doeltreffende wijze gebruik maken van de middelen voor de bestrijding van iets dat een ernstig probleem voor onze kinderen aan het worden is.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Een op zichzelf al slecht idee van de Commissie wordt nog slechter gemaakt door de amendementen die de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement heeft ingediend, vooral wanneer de commissie het uitgavenplafond van negentig miljoen euro wil verhogen naar vijfhonderd miljoen euro op kosten van de belastingbetalers. De commissie beklemtoont dat het alleen maar gaat om fruit dat van binnen de Gemeenschap komt. Fruit dat van elders komt, is volkomen onbelangrijk.
Helemaal lachwekkend is het voorstel van de commissie waarin ze in Big Brother-stijl stelt dat seizoensfruit moet worden verdeeld en een gevarieerde keus moet worden geboden zodat "de kinderen verschillende smaken kunnen leren kennen".
Het Europees Parlement bemoeit zich nog maar eens met het onderwijsbeleid. De lidstaten moeten "deze maatregelen op educatieve wijze integreren in de lespakketten over gezondheid en voeding op scholen".
De meerderheid in dit Europees Parlement heeft een verwrongen visie op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Volgens de leden van het Europees Parlement hebben de belastingbetalers een hoorn des overvloeds met geld om in het landbouwbeleid en de plattelandsontwikkeling te storten. Godzijdank heeft het Europees Parlement op die gebieden geen medebeslissingsbevoegdheid en zo zou het moeten blijven.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik ben erg blij dat we de schoolfruitregeling vandaag hebben goedgekeurd. In het door de Commissie interne markt en consumentenbescherming goedgekeurde advies over gezondheidsvraagstukken in verband met voeding, overgewicht en zwaarlijvigheid, schreef ik dat special aandacht geschonken moet worden aan het probleem van zwaarlijvigheid bij kinderen en jongeren, aangezien overgewicht in verband wordt gebracht met een verhoogd risico van hart- en vaatziekten, diabetes, hoge bloeddruk en bepaalde tumoren.
De schoolfruitregeling heeft tot doel goede eetgewoonten met inbegrip van fruit- en groente te bevorderen en schoolkinderen iets te leren over gezond voedsel. Eetgewoonten ontstaan in de kinderjaren en onderzoek heeft aangetoond dat mensen die al in de kinderjaren hebben geleerd veel fruit en groente te eten, dit ook op latere leeftijd nog doen.
De verstrekking van fruit aan schoolkinderen zal zeer zeker leiden tot een hogere consumptie van fruit en groente bij kleine kinderen, zodat de schoolfruitregeling zeker een aanmerkelijk effect zal hebben voor wat betreft het tegengaan van een obesitasepidemie bij Europese kinderen en jongeren. Het effect zal echter nog groter zijn wanneer het eten van fruit op school niet alleen een symbolisch karakter heeft. Ik stel met enige tevredenheid vast dat het voorstel voor een aanzienlijke verhoging (een verviervoudiging) van de toegewezen middelen voor deze regeling het heeft gehaald.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor het door de heer Busk opgestelde verslag en ben een warm voorstander van dit initiatief om fruit beschikbaar te stellen aan de schoolkinderen van Europa. De volksgezondheidssituatie in mijn eigen thuisland, Schotland, behoort tot de slechtste van Europa en de Schotse regering voert actief beleid ter verbetering van de gezondheid van kinderen in de hoop dat hierdoor hun welzijn op latere leeftijd wordt verbeterd. Dit EU-initiatief zal een aanvulling vormen op het werk van de Schotse regering en wordt derhalve door mij verwelkomd.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik ben van mening dat de schoolfruitregeling meer dan alleen een symbolisch karakter heeft – 'hier doet de Europese Unie iets voor de kinderen' –, het is een initiatief ter bevordering van goede eetgewoonten. Ik vind dat ook de kinderen in het voortgezet onderwijs onder deze regeling moeten vallen. Ik wil erop wijzen dat we op die manier ook arme gezinnen helpen, die hun kinderen vaak geen fruit kunnen geven. Uiteraard biedt deze regeling ook nieuwe kansen voor landbouwers en fruittelers. De verstrekking van fruit en groenten, in mijn land met name appels, is verhoudingsgewijs eenvoudig. We mogen echter niet vergeten dat dit fruit van goede kwaliteit, schoon en vers moet zijn. We moeten de scholen er ook op voorbereiden dat ze deze regeling moeten gaan uitvoeren. Praktisch gesproken kan deze regeling niet voor het schooljaar 2009/2010 van start gaan.
Wat de kosten aangaat, die zijn bepaald niet astronomisch: in het voorstel van de Commissie wordt negentig miljoen euro toegewezen, en het zou best iets meer mogen zijn. Zeker, want we mogen niet vergeten dat de behandeling van ziekten die verband houden met overgewicht en zwaarlijvigheid, ook hoge kosten veroorzaakt. Laten we ervoor zorgen dat deze regeling geen eenmalig initiatief wordt om even goede sier mee te maken. We moeten de nationale, regionale en plaatselijke onderwijsinstanties erbij betrekken. Laten we er ook voor zorgen dat de regeling enigszins flexibel blijft voor wat betreft de keuze van fruit en groente, beseffend dat zij tot doel heeft de gezondheid van onze kinderen zo goed mogelijk te bevorderen.
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik heb besloten om tegen het verslag van Niels Busk te stemmen, wil ik mijn volledige steun en sympathie uitspreken voor het onderwerp waarover we discussiëren: het beschikbaar stellen van meer fruit aan de schoolkinderen van Europa. Toenemende obesitas onder jongeren is een verontrustend probleem.
Ik ben echter eerst en vooral voorstander van het beginsel van subsidiariteit. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het aan de lidstaten en hun regeringen kan worden overgelaten om goed voor de gezondheid van de jongere generaties te zorgen. Het is niet aan de EU om concrete problemen, zoals het probleem waarover dit debat gaat, te reguleren. Het betreffende initiatief berust zonder twijfel op goede bedoelingen, maar als we pogen om dergelijke problemen met pan-Europese verordeningen op te lossen, negeren we de rol en verantwoordelijkheid van de betrokkenen: ouders, scholen, lokale en nationale overheden. Ik ben ervan overtuigd dat zij allen dezelfde zorgen en motivatie hebben om iets te doen aan de noodzaak om de consumptie van fruit in hun scholen te doen toenemen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun deze regeling, die voorziet in de financiering van gratis groente en fruit voor schoolkinderen. Dit kan alleen maar positieve resultaten opleveren en bijdragen aan de vermindering van obesitas onder kinderen, aangezien we hierdoor dichter bij de aanbeveling van "vijf per dag" komen. Om deze reden heb ik voor het verslag gestemd.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Op 23 oktober 2008 heb ik in mijn stemverklaring over de begroting 2009 aandacht gevraagd voor het nut van de bemoeienis van de EU met het aan de leerlingen van scholen verstrekken van fruit. Een schoolfruitregeling kan nuttig zijn om te voorkomen dat kinderen steeds zwaarder en ongezonder worden. De vraag is waarom nu juist de EU daarvoor moet zorgen in plaats van de gemeenten die het onderwijs organiseren. Uit de EU-kas worden nu betalingen gedaan aan de lidstaten, die verplicht zijn om daar zelf een bedrag aan toe te voegen, waarna de uitvoering bij de gemeenten ligt. Die werkwijze levert vooral veel overbodige administratie en omslachtige bureaucratie op.
Bij de recente begrotingsbehandeling is het bedrag al verdubbeld tot 182 miljoen euro, en door het verslag-Busk wordt dat in de toekomst 500 miljoen. De Nederlandse minister van Landbouw, die voorstandster is van de huidige regeling, heeft in de pers aangekondigd dat zij deze enorme verhoging niet nuttig vindt en deze zal bestrijden. Omdat het niet het Parlement is dat hierover beslist maar de Raad, valt te verwachten dat deze verhoging er niet komt. Ondertussen wordt in de publieke opinie het schoolfruit wel een symbool van de verkeerde prioriteiten van de EU.
Dumitru Oprea (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van de heer Busk gestemd, dat is gebaseerd op de conclusies van gezondheidsorganisaties over de ziektes van de moderne mens, die veelal het gevolg zijn van slechte eetgewoonten. Het eten van fruit kan helpen deze ziektes te voorkomen en/of te genezen dankzij de vitamines die erin zitten.
We moeten onze kinderen leren hoe en wat te eten. Daarom moeten we mijns inziens onder meer kijken naar educatie over voeding en voedingsgewoonten, des te meer omdat de Wereldgezondheidsorganisatie de aanbeveling doet kinderen tot de leeftijd van 11 jaar elke dag ten minste 400 gram fruit en groente te laten eten. Aan de andere kant zien we een explosie van het aantal kinderen dat een ongezond, absurd en ongeschikt dieet "geniet", waarvoor de schuld niet alleen bij de school of de ouders gezocht moet worden, maar bij ons allen, de samenleving als geheel. Dit soort eetgedrag dient onmiddellijk een halt te worden toegeroepen.
De school is een van de voor de vorming van gewoonten verantwoordelijke plaatsen. Dit wetende zouden we in staat moeten zijn de gewoonte van het eten van fruit opnieuw onder de mensen te brengen. Om deze reden hebben verstrekking en consumptie van fruit in scholen mijn volledige steun. Deze regeling dient bovenaan de lijst van belangrijkste prioriteiten te worden gezet wat betreft besluitvormingsfactoren, en wel om er voor te zorgen dat deze zo snel mogelijk kan worden uitgevoerd.
Neil Parish (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Conservatieve leden van het Europees Parlement hebben zich onthouden van stemming over het verslag-Busk over het voorstel van de Commissie om een EU-brede schoolfruitregeling op te zetten. Hoewel we grote voorstanders zijn van de promotie van gezonde eetgewoonten onder jongeren in het Verenigd Koninkrijk en de EU, hebben we bedenkingen bij de door het verslag voorgestelde reserveringen op de begroting, die de 90 miljoen euro die de Commissie voorstelde ver overschrijden. Afhankelijk van de resultaten van de stemmingen zal het Parlement oproepen tot reserveringen op de begroting van ten minste 360 miljoen euro en zelfs van 500 miljoen. Wij zijn van oordeel dat het meer zin heeft om met een lager niveau van financiering te beginnen en vervolgens de behoefte aan middelen te herzien op basis van ervaringsgegevens, zoals wordt voorgesteld in de effectbeoordeling van de Commissie.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De groente- en fruitmarkt in de EU wordt momenteel door de vraag gereguleerd. Door invoering van de schoolfruitregeling wordt de consumptie van groente en fruit in de EU gestimuleerd en hierdoor neemt de vraag toe, wat niet alleen goed is voor de volksgezondheid, maar ook voor de Europese groente- en fruittelers.
Door het eten van veel groente en fruit neemt het risico op het krijgen van een groot aantal ziekten af en wordt overgewicht en obesitas onder kinderen voorkomen. Het gezondheidsaspect is daarom de belangrijkste reden voor een schoolfruitregeling waarmee de consumptie van fruit wordt gestimuleerd. Volgens mij moeten we echter niet op scholen maar in voorschoolse instellingen met deze regeling beginnen, omdat eetgewoonten in de vroege kindertijd ontstaan.
De 90 miljoen euro die de Commissie hiervoor binnen de begroting van de Gemeenschap beschikbaar wil stellen, voorziet echter slechts in één stuk fruit per week en dit is niet genoeg om eetgewoonten te veranderen, noch om enig effect op de volksgezondheid te hebben.
Ik meen dat 500 miljoen euro, zoals door het EP is voorgesteld, een realistisch budget voor deze regeling is. Met een dergelijk bedrag kan één portie fruit per kind per dag worden verstrekt en ook zou de doelgroep dan niet alleen schoolkinderen van zes tot tien jaar, maar ook jongere kinderen in voorschoolse instellingen kunnen omvatten.
Met het geld dat ter bevordering van de consumptie van fruit op scholen in heel Europa aan de schoolfruitregeling wordt besteed, zullen de lidstaten naar mijn stellige overtuiging gezondheidszorgkosten kunnen besparen en daarom heb ik voor het verslag van Niels Busk gestemd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De inhoudelijke verdiensten van dit verslag zijn onmiskenbaar. Het stimuleren (en in bepaalde gevallen gewoonweg het garanderen) van de consumptie van seizoensgebonden fruit door kinderen is een zeer positief doel, zowel direct door een rijk gevarieerd dieet te bevorderen als in de toekomst door gezonde eetgewoonten aan te leren. Twee punten dienen echter opgemerkt te worden.
De invoering van meer mechanismen om te garanderen dat het verstrekte fruit in Europa is geproduceerd, wekt toch de indruk dat het motief van dit programma niet louter het dieet van de jeugd is, maar eerder het promoten van de Europese landbouw. Hoewel de samenhang tussen dit programma en het gemeenschappelijk landbouwbeleid overduidelijk is – en ook expliciet genoemd is – blijven er toch twijfels bestaan over de noodzaak deze zaken op communautair niveau aan te pakken. Het is duidelijk dat de keuze tussen het verstrekken van appels en Rocha-peren blijft berusten bij de lidstaten. Desalniettemin bestaan er nog steeds twijfels ten aanzien van de noodzaak deze maatregel op Europees niveau te nemen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft op 1 februari 2007 bij het aannemen van mijn verslag over het bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging in de EU een aantal duidelijke boodschappen afgegeven, waaronder de boodschap dat onderwijs aangaande voeding en gezondheid een fundamentele rol speelt bij het voorkomen van overgewicht en obesitas, een gezondheidsprobleem dat meer dan 5 miljoen kinderen treft. We riepen de Commissie en de Raad ook op om bij de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2008 en 2013 de noodzakelijke maatregelen te nemen om het consumeren van gezonde voeding te bevorderen in het kader van het beleid inzake plattelandsontwikkeling.
De Commissie heeft deze boodschap blijkbaar ter harte genomen en komt nu met een regeling voor het gratis uitdelen van fruit op scholen in de jaren 2009 en 2010. Het gaat dan om kinderen van zes tot tien jaar. Het is nu aan de 27 lidstaten om deze ideeën te implementeren. Daar moeten tijd, geld en werkkrachten voor worden vrijgemaakt. Bovendien zullen veel schoolmenu's moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie – elke dag vijf porties (400 gram) groente en fruit consumeren – meer wordt dan een reclameboodschap in kleine lettertjes op het televisiescherm.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van de heer Busk over het opzetten van een schoolfruitregeling. Het is bekend dat kinderen in de Europese Unie weinig groente en fruit eten, mede als gevolg van hun slechte eetgewoonten in schoolkantines. Veel groente en fruit eten verlaagt echter het risico op ernstige ziektes en kan overwicht en obesitas voorkomen. Bovendien is het eten van groenten vanaf een jonge leeftijd een goede gewoonte die jongeren hun hele leven behouden.
Ik ben het bovendien met de rapporteur eens dat de middelen die voor dit doel door de Commissie zijn bestemd absoluut ontoereikend zijn. Sterker nog, de voorgestelde subsidie zou slechts voldoende zijn voor één portie fruit per week. Toch moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat ik blij ben dat de Commissie de verschillende experimenten die zijn uitgevoerd ter harte neemt om de regeling kwalitatief te verbeteren.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) In Zweden zeggen we doorgaans aan onze kinderen dat fruit de snoep van de natuur zelf is. Ik houd zelf erg van fruit en denk dat het goed is als de kinderen in Europa een voldoende hoeveelheid van deze gezonde voeding eten. Tot op die hoogte ben ik het met de rapporteur eens. Dat gezegd zijnde, moet de verantwoordelijkheid om onze schoolkinderen voldoende appels en bananen te laten eten bij de ouders van de kinderen en eventueel de gemeenten waar de scholen hun onderwijs aanbieden, liggen. De Europese Unie mag niet als supranationale fruitpolitie optreden. Laten wij onze energie en onze middelen in plaats daarvan concentreren op dringendere taken.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben een warm voorstander van de voorstellen van de Commissie om gratis groente en fruit in scholen te verdelen, als onderdeel van de strategie voor de bestrijding van obesitas onder kinderen. Niet alleen steun ik volledig het gebruik van EU-geld voor oplossingen voor een ernstig gezondheidszorgprobleem waarmee alle lidstaten te maken hebben, maar ik steun ook het sterke sociale element dat aan de voorstellen verbonden is, in de zin dat ze de lidstaten in staat stellen kinderen te steunen uit meer kansarme gezinnen, die geneigd zijn minder groente en fruit te eten en meer risico lopen obesitas te ontwikkelen. Verder is dit de eerste keer dat GLB-middelen zullen worden gebruikt voor oplossingen voor een volksgezondheidsprobleem, wat we kunnen zien als een teken dat het denken over de doelstellingen van het GLB aan het veranderen is.
Het verheugt mij dat het Parlement de Commissie en de Raad een sterk signaal geeft door een verhoogde begroting te steunen, zodat meer kinderen van de regeling kunnen profiteren. Ik ben het echter niet eens met het standpunt van het Parlement om als voorwaarde te stellen dat alleen groente en fruit dat afkomstig is uit de Gemeenschap voor de regeling gebruikt mag worden. We mogen niet uit het oog verliezen dat deze regeling bedoeld is om een brede verscheidenheid aan groente en fruit te promoten onder schoolkinderen en om een oplossing te vinden voor obesitas.
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement).
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − De strijd tegen overgewicht moet op jonge leeftijd beginnen. Het aanbod van vers fruit op school kan een grote stimulans zijn om gezond te eten. Daarom is dit programma, dat voor elk kind tussen drie en tien jaar minstens één stuk fruit per dag ter beschikking stelt, een zeer goede zaak.
Naar schatting kampen in de Europese Unie 22 miljoen kinderen met overgewicht, waarvan 5,1 miljoen obesitas hebben. Dit zorgt niet alleen voor heel wat gezondheidsproblemen, maar ook voor hoge kosten voor de gezondheidszorg van de lidstaten. Indien de Commissie het voorstel van het Parlement, om het budget van 90 miljoen tot 500 miljoen euro te verhogen, volgt, kan elk kind goede eetgewoonten aanleren vanaf een jonge leeftijd. Dit geeft hun meer kansen om later deze gewoonten aan te houden en zo overgewicht te vermijden.
In dit verslag wordt ook aandacht besteed aan de samenstelling van het fruitaanbod. Lokaal geproduceerd en seizoensgebonden fruit moet de voorkeur van de lidstaten genieten. Het verslag pleit er verder voor dat de kinderen gezondheids- en voedingsadvies krijgen, samen met informatie over de kenmerken van de biologische landbouw. Ik ben tevreden over de inhoud van het verslag en heb om die reden voor gestemd.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun het voorstel om fruit beter toegankelijk te maken voor jongeren in scholen. Het succesvolle Schotse project dat ernaar streeft meer groente en fruit beschikbaar te stellen via scholen heeft ertoe geleid dat recordaantallen kinderen gezonder zijn gaan eten. Deze programma's zijn gericht op diegenen die er de meeste behoefte aan hebben en ik hoop daarom ook dat deze regeling in eerste instantie wordt ingezet voor de meest behoeftige en meest kwetsbare kinderen.
Verslag: Pervenche Berès, Werner Langen (A6-0420/2008)
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten in het Europees Parlement, zijn het eens met de analyse van de situatie in het eurogebied. Wij stellen het op prijs dat sociale aspecten van de samenwerking in de verf worden gezet en dat problemen met de groei worden benadrukt. Paragraaf 40 van het verslag, waarin wordt gezegd dat de lidstaten buiten het eurogebied die aan de Maastricht-norm voldoen en geen afwijking volgens het Verdrag genieten, de gemeenschappelijke munt zo spoedig mogelijk moeten invoeren, steunen wij echter niet.
Wij zijn van mening dat het buiten de bevoegdheden van het Parlement valt om zich daarover uit te spreken. Wij eerbiedigen het besluit dat het Zweedse volk in een referendum heeft genomen en wij willen onderstrepen dat dit een kwestie is die in de respectieve lidstaten moet worden behandeld.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Consequent als we zijn hebben we tegen dit verslag gestemd waarin het stabiliteitspact wordt verheerlijkt, waarin geen consequenties worden getrokken uit de ernstige sociaaleconomische situatie, waarin de groeiende sociale en regionale ongelijkheid wordt genegeerd en waarin de toename van werkloosheid en armoede wordt vergeten.
Het is onaanvaardbaar dat in het verslag hardnekkig wordt vastgehouden aan de schijnzelfstandigheid van de ECB. We hadden ons daarentegen hard moeten maken voor de verdediging van democratische controle en voor wijziging van de doelstellingen van de bank om rekening te houden met de noodzaak ons te richten op productie, het scheppen van banen met rechten en de verbetering van de koopkracht van de bevolking, met name van werknemers en gepensioneerden.
Helaas zijn de voorstellen van onze fractie verworpen. Die amendementen betroffen onder meer kritiek op het fiscale en het mededingingsbeleid en vestigden de aandacht op de groei van onzeker werk en lage lonen en op de gevolgen van deregulering en liberalisering.
Helaas is ook ons voorstel verworpen het stabiliteitspact in te trekken en te vervangen door een nieuwe strategie van solidariteit, ontwikkeling en sociale vooruitgang.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het oordeel van de rapporteurs over tien jaar economische en monetaire unie ("over het geheel positief") komt niet helemaal objectief over – en dan druk ik me heel voorzichtig uit. Dat het geringe aantal problemen dat wel wordt genoemd, volgens dit verslag te wijten is aan de lidstaten dan wel een onvoldoende mate van Europese integratie, behoeft geen verwondering te wekken.
Feit is gewoon dat de invoering van de euro automatisch heeft geleid tot een sterke stijging van de prijzen van essentiële gebruiksgoederen en een daling van de koopkracht van al wie werkt. Feit is ook dat het stabiliteitspact neerkomt op budgettair en maatschappelijk Malthusianisme. Feit is verder dat de ontstentenis van een wisselkoersbeleid en de overwaardering van de euro het internationale concurrentievermogen van de eurozone hebben ondermijnd. En het is een feit dat een gemeenschappelijk monetair beleid en één enkele basisrentevoet voor 11 of 15 economieën, die elk een eigen structuur vertonen en eigen ontwikkelingsniveau hebben bereikt, noch aan individuele behoeften van elk van die economieën, noch aan de behoeften van al die economieën tezamen tegemoet kunnen komen.
De euro is er niet in geslaagd de leden van de eurozone welvaart te brengen. De meeste eurolanden verkeren nu in een recessie. En dat komt omdat de euro wat opzet en werking betreft geen economisch instrument is. Het is eerst en vooral een politiek instrument bij het vernietigen van de onafhankelijkheid van natiestaten.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, dat oproept tot verbeterde economische coördinatie om een verlengde, diepe recessie te voorkomen. Ik verwacht dat deze routekaart het toezicht op de financiële crisis zal verbeteren en waardevolle steun zal geven aan de economie.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Berès en de heer Langen over de balans van de eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie gestemd. Ik ben het er volledig mee eens dat het Europees Parlement, het enige Europese orgaan dat rechtstreeks door de bevolking wordt gekozen, in dit eerste decennium van de Economische en Monetaire Unie een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Het Parlement treedt op als medewetgever op de interne markt, met name op het gebied van de financiële diensten, voert een dialoog over de coördinatie van het economische beleid via de Commissie economische en monetaire zaken, en speelt een dominante rol in het monetaire beleid met de benoeming van de leden van de directie van de ECB. Dit zijn slechts enkele van de belangrijkste rollen die het EP in de afgelopen jaren heeft vervuld. Tot besluit wil ik mijn collega's graag feliciteren met hun verslag, met name vanwege de nadruk die zij hebben gelegd op de uitbreiding van de eurozone als springplank voor een nieuwe economische toekomst van de Unie.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Het verslag over de "EMU@10: de eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie en de uitdagingen voor de toekomst" is een van de belangrijkste verslagen die de plenaire vergadering tot dusver zijn voorgelegd. In een tijd van financiële turbulentie biedt dit verslag een geheel nieuw kader voor discussies over de economie. Het verslag geeft een gedetailleerde analyse op basis waarvan wij de positieve en negatieve aspecten van de Economische en Monetaire Unie kunnen zien. Het bevat ook interessante conclusies over de gemeenschappelijke munt, de euro.
Vast staat dat de invoering van de euro een enorm financieel succes is geweest voor de EU. De euro heeft heel wat marktturbulentie doorstaan. De gemeenschappelijke munt heeft echter niet voor alle regio's dezelfde positieve gevolgen. Groeiverschillen tussen de lidstaten van de Europese Unie komen steeds sterker naar voren. Nu, in deze tijd van financiële crisis, is de coördinatie van het economische beleid van vitaal belang. We moeten ook blijven vasthouden aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact.
Het is van groot belang dat de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank niet wordt aangetast. Zijn bevoegdheden moeten beperkt blijven tot monetaire kwesties, ter handhaving van de prijsstabiliteit, en tot zijn exclusieve bevoegdheid, het vaststellen van rentetarieven.
Daarom stem ik voor de goedkeuring van dit verslag.
Richard James Ashworth (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Conservative Party heeft onlangs "Fair Play on Women's Pay: A six-point plan to overcome the gender pay gap" (een eerlijk loon voor vrouwen: een zespuntenplan om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te overbruggen) gepubliceerd. Wij willen voor eens en voor altijd een einde maken aan de loonkloof.
Onze voorstellen zijn onder andere verplichte beloningscontroles voor werkgevers die zich discriminatoir blijken te gedragen, nieuwe maatregelen om vrouwen te helpen aan werk te komen en te stijgen op de carrièreladder en uitbreiding van het recht om flexibele arbeidsvoorwaarden aan te vragen voor alle ouders van kinderen van achttien jaar en jonger.
Gelijke beloning is essentieel voor een rechtvaardige en gelijke samenleving, maar nationale regeringen en parlementen bevinden zich in het algemeen in de beste positie om de meest effectieve maatregelen voor hun samenlevingen en economieën te treffen. Deze aanbeveling van het Europees Parlement is te prescriptief op Europees niveau.
Wij kunnen het verslag-Bauer echter niet steunen, aangezien het verzoek om een nieuw wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 141, lid 3 van het EG-Verdrag, dat valt onder de belofte van de Conservative Party om de uitzonderingsclausule voor het sociale hoofdstuk toe te passen.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen zijn een groot probleem en zowel individuele werkgevers als sociale partners hebben de specifieke verantwoordelijkheid om dit probleem uit te bannen. Dit soort discriminatie is een schending van fundamentele Verdragsregels en de werkgevers die zich niet van die verantwoordelijkheid kwijten zouden vandaag al gerechtelijk moeten worden vervolgd.
Het druist echter in tegen onze fundamentele visie op de Zweedse arbeidsmarkt en de verantwoordelijkheid van de sociale partners, volgens de momenteel geldende wetgeving, om nieuwe rechtsinstrumenten te creëren om op EU-niveau of via een door de staat opgelegd loonbeleid de loonvorming te sturen. Loonvorming is geen communautaire bevoegdheid en zou dat ook niet mogen zijn.
Omdat ons verzoek om verwijzingen naar nieuwe rechtsinstrumenten op het loonbeleid op EU-niveau te sturen te verwijderen, gehoor heeft gekregen, hebben wij ervoor gekozen om voor het verslag als geheel te stemmen. Helaas bevat het verslag nog altijd een aantal onwenselijke details zoals het voorstel voor een Equal Pay Day. De aanhoudende onhebbelijkheid van het Parlement om te eisen dat voor allerlei fenomenen dagen, weken of jaren worden uitgeroepen, is uithangbordbeleid dat voor het onderwerp in kwestie geen zoden aan de dijk zet. Integendeel, het zorgt ervoor dat het onderwerp in kwestie op een banale en terloopse manier wordt bekeken.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Loondiscriminatie tussen mannen en vrouwen vormt in heel Europa een probleem. De communautaire wetgeving inzake gelijke beloning voor mannen en vrouwen die sinds 1975 van kracht is en in 2006 ia herzien, is duidelijk niet doeltreffend.
We feliciteren de rapporteur met haar verzoek aan de Commissie om op basis van de aanbevelingen in het verslag uiterlijk 31 december 2009 een wetsvoorstel in te dienen. We feliciteren haar met de serieuze en verantwoorde wijze waarop ze de aanbevelingen heeft gepresenteerd. Zij heeft zich geconcentreerd op het kernprobleem, in tegenstelling tot enkele amendementen van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement die geen bijdrage leveren aan de oplossing van dit probleem. Die voorstellen beperken zich tot details van politieke folklore of zijn aanbevelingen die niet uitvoerbaar zijn, daar zij bevoegdheden van de lidstaten betreffen.
Onder de huidige Portugese regering is tussen 2005 en 2006 in Portugal het loonverschil tussen mannen en vrouwen – bij gelijke omstandigheden – toegenomen met 8,9 procent. De werkloosheidsuitkering voor vrouwen lag in 2007 21,1 procent onder de uitkering voor mannen. Deze uitkering voor vrouwen ligt evenals de sociale werkloosheidsuitkering onder de armoededrempel en is tussen 2006 en 2007 gedaald.
De afgevaardigden van de Portugese PSD steunen dit verslag. Niettegenstaande de socialistische folklore verwarren wij de essentie niet met de franje en staan we niet toe dat de franje ten koste gaat van de essentie: het veranderen van een onaanvaardbare toestand van discriminatie.
Brian Crowley (UEN), schriftelijk. − (EN) Het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid helpt een einde te maken aan de discriminatie van vrouwen op de werkplek, maar we moeten nog verder gaan om de rechten van vrouwen te beschermen. Het doel van dit verslag is niet alleen om de waarde van het werk van vrouwen te verhogen, maar ook om de kwaliteit van publieke dienstverlening te verbeteren.
Meer dan 30 jaar na de invoering van wetgeving betreffende gelijke beloning verdienen vrouwen 15 procent minder dan mannen en er is maar langzaam vooruitgang geboekt in het dichten van de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Twintig jaar geleden was de loonkloof tussen mannen en vrouwen in Ierland 25 procent en nu is dat 13 procent. Ondanks deze vooruitgang blijft de loonkloof een ernstige bron van verontrusting. We staan voor nieuwe uitdagingen, vooral gezien het huidige economische klimaat; deze moeten we identificeren en aangaan.
Er is nog altijd een grote concentratie van vrouwen in een beperkt aantal beroepen, die in deeltijd werken en weinig betaald krijgen, en die werkzaam zijn in functies waarin hun vaardigheden en prestaties ondergewaardeerd worden. We moeten meerdere aspecten van dit probleem tegelijkertijd aanpakken. We moeten de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt vergroten, maar daarnaast moeten we ook de kinderopvang en andere sociale voorzieningen voor kinderen verbeteren om vrouwen met kinderen te helpen herintreden op de arbeidsmarkt.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor afschaffing van directe en indirecte discriminatie, sociale en economische factoren alsook tegen segregatie op de arbeidsmarkt gestemd. In het verslag wordt gepleit voor een neutrale, professionele beoordeling. Die zou gebaseerd moeten zijn op nieuwe classificatiesystemen en nieuwe personeelsorganisatiesystemen, alsook op professionele ervaring en productiviteit, dit alles in de allereerste plaats beoordeeld vanuit een kwalitatief perspectief. Er is ook geopperd een Europese Equal Pay Day te organiseren om het algemene publiek en werknemers bewust te maken van de loonongelijkheid.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, aangezien we moeten zorgen voor een correcte handhaving van bestaande wetgeving met betrekking tot de toepassing van het beginsel van gelijke beloning. Echter, hoewel de handhaving van bestaande wetten aangaande het beginsel van gelijke beloning voor gelijke en gelijkwaardige arbeid essentieel is voor het bereiken van gendergelijkheid, is het ook van groot belang dat alle vrouwen hun keuzes terugkrijgen. Er is behoefte aan flexibiliteit in het systeem en een goed evenwicht tussen werk en privéleven. Vrouwen moeten de keuze hebben om al dan niet te trouwen, een carrière te hebben, vervolgopleidingen te volgen, thuis te blijven, aan het werk te gaan, een eigen bedrijf op te zetten of om toegang te hebben tot onroerende goederen. De uitdaging is om te voorkomen dat economische druk deze keuzes wegneemt.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Bauer gestemd over de gelijke beloning voor mannen en vrouwen, daar ik het onaanvaardbaar acht dat vrouwen lagere lonen ontvangen (het verschil in de EU bedraagt 15 procent) terwijl ze beter opgeleid zijn (58 procent van de afgestudeerden en 41 procent van de gepromoveerden is vrouw).
Het verslag bevat maatregelen voor de herziening van het bestaande wetgevend kader, in het bijzonder door de invoering van sancties bij niet-naleving voor te stellen en een oproep te doen de dialoog met de sociale partners te intensiveren. Het principe van gelijk loon voor gelijk of gelijkwaardig werk is niet alleen een strijd van vrouwen maar van de hele samenleving. Er is een tekort aan vrouwen in alle beroepen, met name in de zogenaamde traditionele mannenberoepen. Het is aangetoond dat vrouwen goede managers zijn.
In de huidige context en met het oog op de realisering van de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid is arbeidsparticipatie van vrouwen essentieel.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoewel het verslag tijdens de behandeling in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid is goedgekeurd met overname van de meeste amendementen die waren ingediend, waardoor het een goed verslag is geworden, heeft de PPE-DE-Fractie bij de stemming het in de plenaire vergadering niet kunnen laten het belang van het verslag af te zwakken, in de wetenschap dat er een gekwalificeerde meerderheid van 393 stemmen nodig was.
Er zijn daardoor helaas een aantal voorstellen buiten de boot gevallen, die nu niet meer in de definitieve resolutie van het EP staan. Daaronder zijn ook enkele gedetailleerde aanbevelingen betreffende de inhoud van het nieuwe voorstel inzake het naleven van het principe van gelijke beloning voor mannen en vrouwen dat aan de Europese Commissie is gevraagd.
Toch blijft de resolutie positief en daarom hebben wij er voorgestemd. Wij blijven hameren op de noodzaak maatregelen te nemen ter opwaardering van de arbeid, voor het verlenen van prioriteit aan banen met rechten en een rechtvaardige verdeling van rijkdom, om loonverschillen weg te werken, evenals stereotypen in verband met banen en bedrijfssectoren die discriminerend zijn voor vrouwen, en om beroepen en sectoren op te waarderen waarin vrouwen overheersen. Dat zijn met name het winkelbedrijf, de dienstensector en industrietakken als kurk, textiel en kleding, schoeisel, levensmiddelen, enzovoort, waar lonen nog steeds erg laag zijn in beroepen en categorieën waarin vrouwen domineren.
Neena Gill (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik wil vandaag over dit onderwerp spreken, omdat de loonkloof tussen mannen en vrouwen velen van mijn kiezers in de regio West Midlands in het Verenigd Koninkrijk zorgen baart, en dat geldt ook voor de meesten van ons in het Parlement.
De loonkloof tussen mannen en vrouwen is in het Verenigd Koninkrijk gemiddeld groter dan het Europese gemiddelde en vrouwen hebben onlangs het slechte nieuws vernomen dat de kloof nu groter aan het worden is.
Gendergelijkheid is een grondrecht en een noodzakelijke voorwaarde voor democratie. Alleen door de gelijke deelname van al onze burgers zullen we de EU-doelstellingen van groei, werkgelegenheid en sociale cohesie bereiken.
De economische argumenten om te veranderen zijn zeer overtuigend: ontsluiting van het potentieel van vrouwen zou 2 procent kunnen bijdragen aan het bruto binnenlands product. In deze tijden van financiële instabiliteit is het van cruciaal belang dat onze economie alle beschikbare personele middelen gebruikt. Het is tevens van cruciaal belang om te voorkomen dat vrouwen niet nog verder worden gedupeerd.
Hoewel we wetgeving hebben aangenomen en initiatieven hebben voorgesteld, is dat niet voldoende. Velen van mijn kiezers zijn voorstanders van krachtigere maatregelen om de loonkloof te bestrijden.
Om deze redenen verwelkom ik dit verslag en voorstellen om looncontroles in te voeren en om organisaties die zich inzetten voor gelijke kansen meer bevoegdheid te geven.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Na rijp beraad hebben wij van Junilistan besloten om voor het verslag te stemmen. Meer gelijkheid op de arbeidsmarkt, kleinere loonkloven tussen beroepsactieve vrouwen en mannen, alsmede gelijke pensioenen zijn belangrijke doelen in een rechtvaardige samenleving. Bijgevolg zijn de ideeën over meer statistieken, herziene wetgeving en opleidingsinitiatieven als tegengewicht voor de werktuiglijke visies op gender in de samenleving belangrijk.
Wij van Junilistan staan echter kritisch tegenover de blijkbaar onverzadigbare behoefte van de EU om steeds meer beleidsgebieden in haar bevoegdheidsgebied in te lijven. Het is onze fundamentele opvatting dat kwesties die verband houden met de regulering van de arbeidsmarkt in de eerste plaats door de individuele lidstaten moeten worden aangepakt en niet naar het EU-niveau moeten worden getild.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen is expliciet vastgelegd in het Verdrag van Rome en daarom is het een schande dat er nog steeds dergelijk enorme beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen bestaan in de gehele EU. Het is daarom van essentieel belang dat de Europese instellingen op dit gebied concrete maatregelen treffen en overeenkomstig heb ik voor het verslag-Bauer gestemd.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De loonkloof tussen mannen en vrouwen, die een van de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid was, maar die door een aantal lidstaten niet adequaat is aangepakt, heeft een ernstig effect op de status van vrouwen in het economische en maatschappelijke leven. Ik steun dit verslag, dat iets zal doen aan het feit dat vrouwen 15 tot 25 procent minder verdienen dan hun mannelijke tegenhangers in Europa.
Angelika Niebler (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) In de stemming van vandaag heb ik voor het verslag van mijn collega Edit Bauer gestemd. Dit viel mij echter niet makkelijk, aangezien ik mijn bedenkingen heb bij de strekking van een aantal punten.
Al bijna vijftig jaar bestaat op Europees niveau een beleid van gelijkheid. De afgelopen vijftig jaar hebben we beschikt over een duidelijk statutair kader. Toch hebben we, ondanks onze inspanningen voor gelijkheid, zowel op Europees niveau als in de lidstaten, de discriminatie bij de beloning van vrouwen nog steeds niet kunnen uitbannen.
De roep om nieuwe wetten, zoals geformuleerd in het verslag-Bauer, moet worden afgewezen. Het is niet mogelijk door wetgeving een andere houding in onze maatschappij te bewerkstelligen. De ervaring van de afgelopen jaren leert dat de oorzaken van de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen voornamelijk buiten het bereik van het rechtssysteem gelegen zijn, en dat wettelijke voorschriften alleen de situatie van vrouwen op de arbeidsmarkt niet kunnen verbeteren.
Nieuwe wetten leiden tot meer bureaucratie en vormen zo een extra belasting voor met name kleine en middelgrote ondernemingen. Om deze reden ben ik voor een meer consequente tenuitvoerlegging van de bestaande regels voor het verminderen van geslachtsgebonden beloningsverschillen, en tegen aanvullende wettelijke voorschriften.
Dumitru Oprea (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van mevrouw Bauer gestemd gezien de helaas nog altijd bestaande genderongelijkheid. De gelijkheid van de vrouw is een fundamentele waarde van de Europese Unie.
De bevordering van het beginsel van gelijke kansen voor mannen en vrouwen is een relatief nieuwe taak voor de Europese Unie – als zodanig omschreven in het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Amsterdam –, hoewel talrijke aspecten ervan reeds voorkwamen in talrijke verklaringen en internationale overeenkomsten, zoals de Verklaring over de uitbanning van discriminatie van de vrouw uit 1967.
Twee beroepsgroepen in Roemenië waar het leeuwendeel vrouw is, zijn enerzijds de gezondheidszorg en de sociale dienstverlening en anderzijds het onderwijs (69,5 procent). Beroepen en arbeidsomgevingen waar vrouwen de overhand hebben, worden veelal nog altijd ondergewaardeerd ten opzichte van omgevingen waar mannen in de meerderheid zijn. Ongelijkheden en discrepanties bij de toepassing van gendercriteria hebben ontegenzeggelijk invloed op het loon. Het loonverschil tussen mannen en vrouwen bedraagt gemiddeld tussen de 8,5 en 15 procent en in de privésector is dat nog meer, ten faveure van de eerstgenoemden. Dit alles is strijdig met Richtlijn 75/117/EEG inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Zonder gelijke beloning voor mannen en vrouwen wordt het moeilijk om de voor 2010 voorgestelde doelstellingen van verbetering van de levensomstandigheden, van economische groei en van uitroeiing van de armoede te realiseren. Dat vrouwen in de Europese Unie gemiddeld 15 procent minder verdienen dan mannen en ongeveer tot februari (418 dagen in een jaar) moeten doorwerken om hetzelfde te verdienen als mannen, is een schril feit. Er zijn doelgerichte maatregelen nodig om hier iets aan te doen.
Gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de Europese Commissie en het Europees Parlement zou ons politiek signaal kunnen zijn voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in alle besluitvormingsorganen en impliciet ook voor het dichten van de loonkloof.
Ik heb voor dit verslag gestemd en wil mijn complimenten overbrengen aan de rapporteur.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van mevrouw Bauer over de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Al jarenlang debatteren we over dit eeuwenoude probleem. Het is verontrustend dat de verschillen in beloning in sommige landen van de EU grotendeels worden veroorzaakt door de hoge mate van arbeidsgerelateerde segregatie en door de gevolgen van de salarisstructuur. We hebben daarom veelzijdige beleidsmaatregelen nodig, gericht op de tenuitvoerlegging van bestaande, maar niet bijzonder effectieve wetgeving. Ik ben verheugd over het werk dat mijn collega heeft verricht om de huidige wetgeving te versterken, rekening houdend met het feit dat het lastig is economische segregatie te veranderen met dit soort regelgeving. Tenslotte steun ik deze zaak omdat wij beloningsbeleidsmaatregelen nodig hebben die gericht zijn op het terugdringen van salarisverschillen en een betere betaling van slecht betaalde werknemers, waar vrouwen de meerderheid vormen.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun het organiseren van een Europese Equal Pay Day. Het feit dat vrouwen nog steeds worden gediscrimineerd en gemiddeld 15 procent minder verdienen dan hun mannelijke collega's die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, is in 2008 volkomen onaanvaardbaar.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd, omdat gelijke beloning wordt gebruikt om de rechten van werkende vrouwen naar beneden toe gelijk te trekken. De werkneemsters mogen niet vergeten dat de EU en de centrumlinkse en centrumrechtse regeringen van de lidstaten, onder het voorwendsel van de toepassing van de EU-wetgeving inzake gendergelijkheid, korte metten hebben gemaakt met hun verworven rechten, zoals het verbod op nachtwerk voor vrouwen, en dat de EU, de Nea Dimokratia en de PASOK met dezelfde wetgeving, onder het mom van afschaffing van discriminatie en gendergelijkheid, de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van vrouwen in overheidsdienst hebben bekokstoofd.
Niet alleen laat het verslag na te kijken naar de werkelijke oorzaken van de ongelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijk werk en naar het feit dat vrouwen en jongeren als eerste het slachtoffer worden van deeltijdwerk, soepele arbeidsrelaties en "flexizekerheid", maar het stelt zelfs oplossingen voor die juist die richting uit gaan. Met het argument van het "combineren van beroeps- en gezinsleven" wordt voorgesteld om soepele arbeidsvormen algemeen toe te passen op vrouwen en "goede kapitalisten" te belonen met vers geld uit overheidsfondsen, met gunning van openbare werken en financiële middelen als zij toepassen wat vanzelfsprekend zou moeten zijn: gelijke beloning voor gelijk werk voor mannen en vrouwen,
Graham Watson (ALDE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag doet aanbevelingen aan de Europese Commissie voor de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen, en dit beginsel is essentieel voor het waarborgen van waardigheid, eerlijkheid en gelijkheid in pensioenrechten.
Ik steun nu al jarenlang en van harte de campagne Plymouth Senior Citizens' Petition, die oproept tot een rechtvaardige behandeling van oudere vrouwen.
Met trots heb ik drie amendementen op het verslag-Bauer ingediend die de eisen van deze campagne weerspiegelen en tot mijn grote vreugde zijn ze alle drie aangenomen.
Het Europees Parlement erkent dat vele vrouwen inkomsten missen ten gevolge van het werk dat zij verrichten binnen de zorg voor kinderen en oudere mensen. Het Parlement heeft de Commissie opgeroepen het risico van armoede onder gepensioneerden weg te nemen en voor hen een fatsoenlijk bestaansniveau te garanderen. Ook heeft het Parlement zich ten doel gesteld de gelijkheid van mannelijke en vrouwelijke pensioenen, waaronder de pensioengerechtigde leeftijd, tot stand te brengen.
Nu moeten de Europese Unie en de nationale regeringen deze woorden ter harte nemen en de goede bedoelingen omzetten in toekomstgerichte actie.
Gelijkheid van pensioenen voor oudere burgers is een doelstelling die zeer de moeite waard is en ik ben er trots op dit voorstel te kunnen steunen.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben ervoor gekozen om ons van stemming te onthouden omdat wij het principieel verkeerd vinden om in een initiatiefverslag vooruit te lopen op het wetgevingsproces dat momenteel loopt met betrekking tot precies deze aangelegenheden.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik steun het verslag van de heer Ehler om twee redenen.
Wegens gebrek aan eigen grondstoffen is de Europese Unie een van de grootste energie-importeurs van de wereld geworden en in toenemende mate afhankelijk van olie en gas uit het buitenland. Dit zijn de sectoren waarin de geopolitieke risico's het grootst zijn. De steenkoolvoorraden zullen langer beschikbaar zijn dan de voorraden olie en aardgas en kunnen van strategisch belang worden voor ons, voor het geval dat de energievoorziening om politieke redenen in gevaar dreigt te komen.
Daarnaast kan het produceren van energie uit fossiele brandstoffen zoals steenkool, ondanks strenge milieuvoorschriften, haalbaar zijn, hetgeen perspectieven biedt voor de Europese en Poolse mijnbouw. De invoering van schone steenkooltechnologieën zal bijdragen aan een aanzienlijke ontwikkeling van de Poolse infrastructuur en economie.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) De mededeling van de Commissie over 'Steun voor demonstratie in een vroeg stadium van duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen' is een zeer belangrijke stap in de richting van verdere discussies over politieke en financiële maatregelen. Het is nu duidelijk dat de Europese Unie haar ambitieuze doelstellingen voor het klimaatbeleid na 2020 alleen zal kunnen verwezenlijken, indien het grootschalig gebruik van technologieën voor het afvangen en de opslag van CO2 bij elektriciteitscentrales wordt gegarandeerd. We moeten werkelijk vooruitgang boeken in de voorbereiding en goedkeuring van wettelijke regelingen met betrekking tot het afvangen en geologisch opslaan van CO2.
Hoewel er momenteel op Europees niveau wordt geprobeerd om zo snel mogelijk een richtlijn inzake het afvangen en geologisch opslaan van CO2 aan te nemen, is er een tekort aan passende initiatieven op nationaal en regionaal niveau, die vooral op het gebied van de vervoersinfrastructuur nodig zijn.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Zolang als fossiele brandstoffen noodzakelijk zijn om in de energiebehoefte van de EU te voorzien, is het belangrijk initiatieven te steunen die ten doel hebben de gevolgen voor het milieu te verzachten, bijvoorbeeld door middel van CCS-technologieën.
Wij zijn echter van mening dat de opbrengsten uit de veiling van de emissiecertificaten naar de respectieve lidstaat moeten gaan, en niet voor verschillende projecten geoormerkt mogen worden. Anders bestaat het risico dat het emissiecertificatensysteem ineffectief wordt en van bovenaf wordt gestuurd.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat erin gewezen wordt op het belang van meer Europese financiële middelen voor onderzoek ten behoeve van de invoering van nieuwe technologieën voor de opvang van broeikasgassen, en dan met name CO2. Het gaat daarbij met name om middelen ten behoeve van de uitvoering van proefprojecten waarmee dit onderzoek beter onder de aandacht van het publiek kan worden gebracht en waarmee de door deze nieuwe technologieën geboden kansen alsook de veiligheid ervan kunnen worden vergroot. Europa kan en mag de grootste energiebron waarover het beschikt, steenkool, niet opgeven aangezien een groot aantal lidstaten nog altijd met steenkool voorziet in hun energieonafhankelijkheid. We dienen de toekomstige generaties duurzame elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen door te geven die zo min mogelijk vervuiling veroorzaakt.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, aangezien het overeenkomt met het amendement dat ik heb ingediend over de financiering van grootschalige demonstratieprojecten voor CO2-afvang en -opslag (CCS), in mijn verslag over de herziening van het emissiehandelssysteem van de EU.
Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zal naar alle waarschijnlijkheid nog wel een tijdje voortbestaan en we moeten alle opties onderzoeken om de schadelijke effecten daarvan te beperken. CCS extraheert koolstof uit elke willekeurige koolwaterstofbron en slaat het op, zodat er geen emissies in de atmosfeer terechtkomen. Als CCS onverwijld en met toereikende financiering wordt ingevoerd, zouden CO2-emissies in de EU daardoor aanzienlijk kunnen afnemen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag erkent de noodzaak om emissies afkomstig van fossiele brandstoffen te verminderen, wat als overgang zal dienen naar de periode waarin we geheel op hernieuwbare energiebronnen kunnen vertrouwen. Om deze redenen steun ik het verslag.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van de heer Ehler over de steun voor demonstratie in een vroeg stadium van duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen. Het is duidelijk dat de Europese Unie haar ambitieuze klimaatdoelstellingen alleen zal behalen als het haar lukt voor een breed gebruik van CCS-technologieën (de afvang en opslag van kooldioxide) in elektriciteitscentrales te zorgen.
Het strategische belang van koolstof mag ons niet belemmeren een manier te vinden om deze waardevolle grondstof op een manier te gebruiken die geen gevolgen heeft voor het klimaat. Bovendien ben ik het eens met de rapporteur dat de maatregelen die de Commissie heeft genomen onvoldoende zijn om ervoor te zorgen dat dergelijke ambitieuze projecten kunnen worden afgerond in 2015. Tenslotte ben ik verheugd over de opmerking van de heer Ehler, die benadrukt dat er geen passend wetgevingskader is met de bijbehorende financiële middelen. Het is van cruciaal belang dat wij deze leemte opvullen.
Elisabeth Schroedter (Verts/ALE), schriftelijk. − (DE) Door het verslag-Ehler aan te nemen heeft het Europees Parlement besloten tot een volstrekt verouderde energiestrategie. CCS is bedoeld om productieprocessen die schadelijk zijn voor het klimaat 'klimaatvriendelijk' te doen lijken. Het voorkomt of vermindert de productie van CO2 echter niet, wat wel geldt voor hernieuwbare energiebronnen. De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is van mening dat massale overheidssteun van CCS op economisch niveau weinig zinvol is. Dit geld kan beter en duurzamer worden aangewend door het te investeren in onderzoek naar efficiënter gebruik van hernieuwbare energiebronnen.
Het verslag-Ehler gaat nog een stap verder dan de Commissie: het beoogt Europese structuurfondsen te gebruiken voor investeringen in CCS, waardoor deze middelen niet kunnen worden gebruikt ten gunste van benadeelde gebieden en hun plannen voor duurzame ontwikkeling. De heer Ehler, een CDU-lid dat Brandenburg vertegenwoordigt, wil Vattenfall, Europa's op vier na grootste energiebedrijf, geld toeschuiven zodat het nog meer bruinkoolmijnen kan openen in Lausitz (Brandenburg/Saksen) en nog meer dorpen met gedwongen verhuizing zullen worden bedreigd. Het is bekend dat Vattenfall van plan is de komende vijftig tot zestig jaar energie op te blijven wekken uit bruinkool, zelfs al ligt het maximale rendement hiervan onder de 50 procent. Door de energie-intensieve CCS-technologie zal dit percentage nog eens tien tot vijftien procentpunt lager komen te liggen. Dit is een stap achteruit en we accepteren dit verslag dan ook niet. In plaats daarvan hebben we een alternatief voorstel ingediend.