De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over HIV/AIDS: vroegtijdige diagnose en behandeling.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, er zijn vijfentwintig jaar verstreken sinds hiv werd ontdekt. Vandaag is het van groot belang, nu de epidemie meer dan 25 miljoen levens heeft geëist, dat de Europese Unie haar engagement om deze wereldwijde hiv-/aids-pandemie te bestrijden, opnieuw bevestigt.
Toegang voor iedereen tot preventie, screening, vroegtijdige behandeling en ondersteuning op dit gebied is essentieel en het Europees Parlement, dit Huis, heeft dat nog eens benadrukt in zijn resolutie van 24 april 2007. Het is dringend noodzakelijk de ontwikkeling en de toepassing van preventie en informatie-, voorlichtings- en bewustmakingscampagnes te versnellen en te investeren in onderzoek en ontwikkeling van nieuwe preventie- en screeningstrategieën, die regelmatig aan de veranderingen van de pandemie moeten worden aangepast.
Het is van bijzonder groot belang dat screening en behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium plaatsvinden en dat antiretrovirale middelen tegen een redelijke prijs beschikbaar zijn. Immers, wanneer de diagnose te laat komt of wanneer het immuunsysteem door de ziekte te zeer is aangetast, lopen patiënten in de vier jaar volgend op de diagnose een verhoogd risico om te overlijden.
Om screening eerder te doen plaatsvinden, lijkt het noodzakelijk nieuwe strategieën en nieuwe hulpmiddelen te gebruiken, zoals snelle-screeningtests. Het zou met name de moeite lonen het aanbod van tests uit te breiden, uiteraard onder voorbehoud dat de patiënt ermee instemt. Hierbij is het nuttig te vermelden dat deze snelle-screeningtests buiten medische laboratoria kunnen worden uitgevoerd en dat de resultaten binnen relatief korte tijd aan de patiënten kunnen worden meegedeeld.
Om mensen die met hiv/aids leven, ertoe te bewegen zich in een vroeg stadium te laten screenen, is het ook van belang discriminatiebarrières te slechten. De angst voor het stigma dat een positieve test met zich meebrengt, kan patiënten ervan weerhouden aan een vroegtijdige screening mee te doen. Daarom moet de Europese Unie zich duidelijk en onophoudelijk uitspreken tegen alle vormen van discriminatie van mensen met hiv waar ook ter wereld.
Deze sterke overtuiging wordt gedeeld door de Franse president, Nicolas Sarkozy, en door Bernard Kouchner, die deze kwestie onder de aandacht hebben gebracht van de Verenigde Naties. Omdat hiv een overdraagbare, maar niet-besmettelijke ziekte is, zijn beperkingen van de vrijheid van toegang, verkeer en verblijf van seropositieve personen vanwege hun hiv-status contraproductief. Dergelijke beperkingen zouden patiënten ervan weerhouden zich te laten screenen of behandelen, wat henzelf en ook de samenleving in gevaar brengt.
Tot slot zou ik twee opmerkingen willen maken. De eerste is dat ons gemeenschappelijk doel het volgende is: mensen die seropositief zijn bevonden, dienen een behandeling van hoge kwaliteit te ontvangen, ongeacht hun herkomst, nationaliteit, opvattingen, leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, godsdienst of welke status dan ook.
De tweede opmerking is dat in deze context internationale coördinatie doorslaggevend is in de strijd tegen de pandemie. Ik wil hier mijn grote waardering uitspreken voor het programma EuroHIV, dat sinds 1984 essentiële informatie over hiv en aids verspreidt ten behoeve van de WHO, UNAIDS en het Europees Centrum voor ziektebestrijding en -preventie. Om te bewerkstelligen dat preventie, screening en vroegtijdige behandeling voor iedereen beschikbaar zijn, dat mensen met de ziekte niet langer worden gestigmatiseerd of gediscrimineerd, dat de zuidelijke landen werkelijk toegang krijgen tot medicijnen, dient de samenwerking met de agentschappen van de VN en de regionale agentschappen te worden versterkt.
De Europese Unie dient meer dan ooit bij deze strijd te worden betrokken.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte Parlementsleden en minister Jouyet zeggen dat deze plenaire vergadering, met Wereldaidsdag op 1 december 2008 voor de deur, een goede gelegenheid is om terug te kijken op enkele belangrijke dingen die we hebben bereikt in de strijd tegen hiv/aids en ons te richten op de grote uitdagingen die voor ons liggen.
De Nobelprijs voor de geneeskunde is dit jaar toegekend aan twee Europese onderzoekers van het Pasteur-instituut – professor Françoise Barré-Sinoussi en professor Luc Montagnier, die in 1983 als eersten het humaan immunodeficiëntievirus hebben geïsoleerd.
Die baanbrekende ontdekking heeft de weg vrijgemaakt voor veel belangrijke ontwikkelingen en diagnosen en de behandeling van hiv-infecties en heeft ons meer geleerd over de pathogenese van hiv-infecties en de verwoestende gevolgen daarvan.
Toch hebben we nu, 25 jaar later, nog altijd geen medicijn om hiv/aids te genezen en worden er wereldwijd nog steeds miljoenen mensen per jaar besmet, onder wie tienduizenden in Europa.
Hoe is dat mogelijk? Het is goed bekend hoe de overdracht van hiv effectief kan worden voorkomen.
Succesvolle campagnes in de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig hebben aangetoond dat bewustzijn en kennis essentieel zijn voor preventiestrategieën tegen hiv-infecties.
Doortastend politiek leiderschap en burgerlijke verantwoordelijkheid zijn nog twee elementaire voorwaarden voor een succesvolle bestrijding van hiv/aids – net als een open en constructief partnerschap met de belanghebbenden.
De plenaire vergadering van vandaag is ook een uitstekend moment om onze politieke verbintenis te bevestigen – een moment om ambitieus te zijn. Ik wil bovendien mijn waardering uitspreken voor het feit dat het Europees Parlement hiv/aids steeds hoog op de politieke agenda heeft gehouden.
We hebben onlangs een erg nuttige gedachtewisseling over hiv/aids gehad tijdens een rondetafelbijeenkomst die was georganiseerd door ondervoorzitter Miguel-Angel Martínez Martínez en Zita Gurmai over de noodzaak van hiv-tests en ‘state of the art’ zorg en steun in een vroeg stadium. Deskundigen schatten dat gemiddeld 30 procent van de mensen in Europa die besmet zijn met hiv dat zelf niet weet. Dat ongelofelijke cijfer brengt twee risico’s met zich mee: ten eerste voor de betrokkene zelf, aangezien hij of zij mogelijk niet op tijd zorg en behandeling krijgt, en ten tweede voor zijn of haar partner(s), die kan/kunnen worden blootgesteld aan de infectie.
Dus wat kunnen wij als politici doen om deze situatie aan te pakken en uit de wereld te helpen?
Onze gemeenschappelijke humanistische kernwaarden en een sterke betrokkenheid bij menselijke waarden, solidariteit en ons standpunt tegen discriminatie moeten de basis vormen van al het beleid ter bestrijding van hiv/aids en voor alle activiteiten in de strijd tegen deze ziekte. Het standpunt en de reactie van Europa zijn duidelijk: we concentreren ons op preventie en bewustmaking; we bevorderen hiv-tests en toegang tot behandeling en zorg voor iedereen die dat nodig heeft; we maken ons sterk voor betaalbare geneesmiddelen; we binden de strijd aan met elke vorm van discriminatie of stigmatisering; we proberen de beste werkwijzen te vinden en we ondersteunen het maatschappelijk middenveld. Op gebieden die onder onze politieke verantwoordelijkheid vallen, moeten we de voorwaarden creëren voor effectieve acties in de praktijk, waarmee we zowel de maatschappij als de mensen die leven met hiv en aids een dienst bewijzen.
We mogen niet achteroverleunen. We moeten slagvaardig blijven.
De EU kijkt ook verder dan haar eigen grenzen, naar het verwoestende effect van hiv/aids in Afrika ten zuiden van de Sahara en andere ontwikkelingslanden, dat een uitzonderlijk grote uitdaging vormt voor de sociale groei en ontwikkeling.
Oost-Europa en Centraal-Azië kennen nog steeds de snelste groei van de epidemie in de wereld.
In deze context herhalen we onze belofte om onze partnerlanden te steunen op de weg naar universele toegang tot hiv-preventie en -behandeling en zorg en steun voor hiv-patiënten.
Namens de Commissie verwelkom ik de resolutie over vroegtijdige diagnose en behandeling van hiv/aids en sta ik volledig achter het beginsel om de belemmeringen voor hiv-tests, behandeling en zorg weg te nemen.
Daarnaast moedigt de Commissie mensen aan gebruik te maken van de mogelijkheid van hiv-tests en wijst de lidstaten er nogmaals op dat het noodzakelijk is om testcentra in te richten die voldoen aan de internationale normen en werken volgens overeengekomen beginselen.
De Commissie werkt op dit moment aan haar tweede strategie voor de bestrijding van hiv/aids in de EU en ons directe nabuurschap, waarin we ons verder zullen concentreren op preventie en ons zullen richten op de regio’s en groepen die het zwaarst getroffen zijn door de epidemie. Maar wat het hardst nodig is voor een succesvolle preventieaanpak is openheid en tolerantie op politiek en maatschappelijk niveau: openheid voor de realiteit van ons leven van vandaag, voor seksualiteit en gedragingen; openheid voor manieren om de schade te beperken; openheid om ongelijkheid, discriminatie en onderdrukking te bestrijden en openheid voor andere culturen en gewoonten.
Bij haar strijd tegen hiv/aids zal de Commissie haar rol volledig blijven benutten. Ik weet dat het Parlement ons hierbij zal steunen en daar zijn we zeer dankbaar voor.
Laten we samen, en samen met de Raad, de sterke politieke impuls voortzetten om ervoor te zorgen dat we onze verantwoordelijkheden nemen.
John Bowis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het Verenigd Koninkrijk hebben we 80 000 mensen met hiv en, zoals de commissaris zei, één op de drie van hen is niet gediagnosticeerd. Van elke 360 zwangere vrouwen is er één hiv-positief. Tien procent van de nieuwe gevallen in Europa zijn kruisresistente varianten en dat gaat in de richting van de 20 procent die we in Amerika zien.
Steeds meer mensen lijden aan kruisresistente tbc en aan aids. Het ECDC laat zien dat het aantal nieuwe gevallen van hiv-besmetting tussen 1999 en 2006 is verdubbeld. Bij 11 procent van de gevallen blijkt het te gaan om jonge mensen tussen de 15 en 24 jaar. We constateerden 53 procent heteroseksuele overdracht, hoofdzakelijk bij mensen die afkomstig zijn uit epidemische landen, maar een derde deel zijn mannen die seks hebben met mannen en, misschien verrassend, minder dan 10 procent zijn intraveneuze drugsgebruikers.
Maar alsof het allemaal nog niet erg genoeg is – en ik sluit mij volledig aan bij wat de minister zei – is er sprake van stigmatisering. Een stigma is een wrede extra last boven op de pijn van de ziekte en, wat nog erger is, het brengt mensen ertoe om zich te verstoppen en zich niet te laten testen en behandelen. De oplossingen komen voort uit deze cijfers, uit deze feiten. We hebben vroege diagnosen nodig, zoals iedereen tot nu toe heeft gezegd. We hebben vertrouwelijke tests nodig, we hebben voorlichting nodig, we hebben het begrip nodig waarmee we een einde kunnen maken aan dat stigma. We hebben meer onderzoek en ontwikkeling nodig en we hebben zorg nodig, want minder mensen sterven aan aids en meer mensen leven ermee.
Zita Gurmai, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het deed mij veel plezier dat de commissaris de ronde tafel noemde waarvan ik een van de organisatoren en voorzitters was. Miguel Angel Martínez en commissaris Vassiliou hebben de bijeenkomst ook bijgewoond en er zeer actief aan deelgenomen.
Aids is een van de ernstigste ziekten van onze eeuw. Alleen al binnen de Europese Unie zijn er in de afgelopen tien jaar 215 000 mensen besmet geraakt met hiv. Volgens schattingen van dit jaar is bijna een derde van de aidsbesmettingen – zoals mijn geachte collega al zei – nog niet gediagnosticeerd, wat een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid van de Europese burgers. Het is hoog tijd om concrete maatregelen te nemen, dus we hebben een aantal praktische suggesties geformuleerd over hoe we hiv/aids effectief kunnen bestrijden door ons te richten op vroegtijdige diagnose van hiv/aids op basis van wetenschappelijk bewijs en op een vroegtijdige behandeling.
Het is niet alleen een gezondheidskwestie. Het is een strategische kwestie voor de toekomstige uitbreiding van de EU en cruciaal als het gaat om nabuurschaps- en migratiebeleid. We moeten de verschillende EU-beleidslijnen combineren om het recht van elke Europese burger op betere gezondheids- en leefomstandigheden te benadrukken, waarbij we de rol van vrouwen niet uit het oog mogen verliezen. Zij lopen het meeste gevaar als het gaat om hiv/aids.
Nauwkeurig toezicht op de ontwikkeling van de ziekte is dringend noodzakelijk. Dit geldt ook voor vroege diagnose en het wegnemen van belemmeringen voor tests. Er moeten maatregelen worden genomen om toegang tot gratis en anonieme tests te waarborgen om meer mensen in staat te stellen zich te laten testen. In elke lidstaat moeten strategieën voor het terugdringen van hiv/aids worden uitgewerkt en deze moeten zich vooral richten op kwetsbare groepen en groepen waarvan bekend is dat zij een verhoogd risico lopen.
De strategie moet ook voorlichtings- en educatiecampagnes bevatten over het voorkomen, testen en behandelen van hiv/aids. We moeten erkennen dat meer investering in onderzoek en ontwikkeling voor effectievere behandel- en preventiemiddelen, zoals vaccins en microbiciden, essentieel is voor langetermijnsuccessen in de strijd tegen hiv en aids.
Discriminatie tegen mensen die leven met hiv/aids moet effectief worden uitgebannen in de hele Europese Unie. De strijd tegen hiv/aids mag niet leiden tot discriminerende effecten voor hiv-positieve burgers, waaronder beperkingen die van invloed zijn op hun vrijheid van verkeer. De partijoverschrijdende EP-resolutie pakt alle situaties samen aan. De doelstelling is gemeenschappelijk en het uitgebreide Europa kan de aanzet geven voor betere internationale samenwerking op het gebied van vroegtijdige diagnose van hiv/aids op basis van wetenschappelijk bewijs en vroegtijdige behandeling in de nabije toekomst.
Ik ben ervan overtuigd dat, indien vroege diagnose en een stelsel van vroege zorg werken als proefprogramma, het mogelijk zou kunnen zijn om het in te zetten als een gemeenschappelijk Europees hulpmiddel voor ander beleid op het gebied van gezondheid. Ik ben al mijn collega’s die dit initiatief hebben gesteund en eraan hebben meegewerkt zeer dankbaar.
Georgs Andrejevs, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, sinds ik de eer had het verslag over de bestrijding van hiv/aids binnen de EU en haar buurlanden op te stellen, ben ik zeer betrokken bij het onderwerp, met al zijn implicaties en vertakkingen, van mensen die leven met hiv.
Een jaar geleden ontwikkelden de deelnemers van de conferentie ‘Hiv in Europa 2007’ een uitgebreide oproep tot actie met betrekking tot maatregelen voor het effectief aanpakken van hiv/aids in Europa. Sommige elementen van die oproep komen nu ook naar voren in deze gezamenlijke ontwerpresolutie.
Het doel van deze resolutie is op politiek niveau een bijdrage leveren aan de strijd tegen hiv/aids. Zij roept daarom de Raad en de Commissie op een uitgebreide strategie met betrekking tot hiv op te stellen om vroegtijdige diagnose te bevorderen, vroegtijdige behandeling te garanderen en alle Europese burgers te informeren over de voordelen van zorg in een vroeger stadium.
Zij verzoekt de Commissie aanzienlijke middelen vrij te maken voor de verwezenlijking van deze strategie en vraagt de lidstaten hun voorlichtings- en educatiecampagnes over preventie, tests en behandeling te intensiveren.
Ik weet dat de Commissie van plan is een nieuwe mededeling op te stellen over de bestrijding van hiv in de EU en het nabuurschap en dat commissaris Vassiliou heeft beloofd zich persoonlijk te zullen inzetten voor verdere actie op dit gebied.
Tot slot wil ik nog zeggen dat deze situatie dringend moet worden aangepakt.
Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb 21 jaar lang als arts gestreden tegen aids en elk jaar hoor ik nog steeds dezelfde discussies.
Vanuit klinisch oogpunt is de situatie duidelijk: er bestaan zo’n dertig antiretrovirale geneesmiddelen waarmee het leven van mensen met het hiv-virus kan worden verlengd. Er bestaan geen geneesmidden waarmee het virus kan worden vernietigd. Als gevolg daarvan is er in het Westen en in Europa sprake van een dalende mortaliteit en een toename van het aantal levende personen dat is besmet met het hiv-virus. Deze personen kunnen technisch gesproken worden aangemerkt als "potentiële vectoren van de infectie". Dit betekent dat we vandaag de dag een groter risico lopen om in contact te komen met mensen met hiv dan in het verleden, omdat het aantal seropositieve overlevenden toeneemt. En wat wordt er ten aanzien van dit alles gedaan? Niets.
De meeste Europese landen voeren al jaren geen degelijke voorlichtingscampagnes meer. Condooms zijn duur en laten we dit preciezer en duidelijker formuleren: condooms zijn duur en het gebruik ervan is een van de belangrijkste manieren om besmetting met het hiv-virus te voorkomen.
Dan zijn er nog de schadebeperkende projecten die vooral zijn gericht op drugsverslaafden en waarmee men het delen van naalden wil voorkomen. Hoeveel landen brengen dergelijke projecten ten uitvoer op nationaal niveau? In Italië wordt de diagnose aids in 50 procent van de gevallen gelijktijdig gesteld met de diagnose hiv-positief. Dit betekent dat veel personen niet weten dat ze hiv-positief zijn, totdat ze ziek worden.
Waar blijven de campagnes ter promotie van tests, die gratis en anoniem zouden moeten zijn? We weten dat mensen die gediscrimineerd worden, zich zullen proberen te verbergen en zich niet zullen laten testen. Dit zal hun gezondheid en de gezondheid van anderen in gevaar brengen.
Nog een laatste punt: de Raad heeft vandaag opnieuw gesproken over steun aan de derde wereld. Ik zou echter graag willen weten wat er is gebeurd met de voorstellen van het Parlement die zijn gedaan toen er werd gestemd over de laatste versie van het TRIPS-akkoord, waarmee de Commissie en de Raad zich hebben vastgelegd om meer geld ter beschikking te stellen voor het bestrijden van aids in de derde wereld en, met name, om technologieën en farmaceutische hulp te leveren.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in 2006 zijn er meer dan 86 000 nieuw ontdekte gevallen van hiv gemeld en zijn er meer dan 13 000 gevallen van aids vastgesteld in de Europese regio van de WHO.
In West-Europa kwam 10 procent van de nieuwe besmettingen voor in de leeftijdsgroep 15 tot 24 jaar en 25 procent van deze nieuwe besmettingsgevallen waren vrouwen. De voornaamste wijze van overdracht was heteroseksueel contact, zoals de commissaris al heeft gezegd.
In Oost-Europa is intraveneus drugsgebruik de voornaamste wijze van overdracht. Wat zeer zorgelijk is, is dat 27 procent van de nieuwe besmettingen voorkwam in de leeftijdscategorie 15 tot 25 jaar en dat 41 procent van de nieuw besmette patiënten bestond uit vrouwen.
Op dit moment weet 30 procent van de met hiv besmette mensen niet dat ze besmet zijn en deze mensen zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van alle nieuwe hiv-infecties. Daarnaast betekent een late diagnose een late toepassing van antiretrovirale therapie, waardoor de kans kleiner is dat de medicijnen effect hebben.
Er is dringend behoefte aan advies over hiv-tests en counseling op Europees niveau. We hebben uitgebreide en flexibele richtsnoeren nodig over de beste werkwijzen voor registratie, testen, behandeling en zorg.
In mijn eigen land, Ierland, bedraagt het totale aantal gevallen van aids dat tot eind december 2007 was gemeld bijna 1 000 – waarbij vermeld moet worden dat gegevens over hiv en aids voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd in verband met de vele onvolledige en late meldingen. Gezien de onvolledigheid van de meldingen zal dat cijfer nog stijgen. Het cumulatieve aantal hiv-besmettingen dat in dezelfde periode is gemeld, was 4 780. Preventiestrategieën moeten weer boven aan het nieuws komen te staan, op de voorpagina van onze elektronische nieuwsbladen. We zijn zelfgenoegzaam geworden. De angst voor besmetting is verdampt. We moeten de feiten bekendmaken, op een open en tolerante manier. John Bowis heeft volledig gelijk als hij zegt dat er weliswaar minder mensen doodgaan aan aids, maar dat er steeds meer mensen mee leven.
Michael Cashman (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het Franse voorzitterschap feliciteren met zijn inzet in de strijd tegen aids en hiv en ik wil ook degenen die in het debat van vanavond hebben gesproken feliciteren.
Het is een debat laat op de avond over een onderwerp waar elk van ons elke minuut van elke dag mee te maken heeft. Als homoseksuele man had ik in de jaren zeventig en tachtig heel gemakkelijk het hiv-virus kunnen oplopen. Ik had geluk. Ik kreeg het niet. Maar ik zag wel hoe grote delen van generaties werden neergemaaid door een virus en door discriminatie en stigmatisering.
Daarom is de boodschap die we vanavond moeten afgeven dat we ons inzetten voor het beschikbaar maken van behandeling en voor tests in een vroeg stadium, maar we moeten vooral ook zeggen – en ik wil nog wijzen op het briljante en uitstekende werk dat de heer Bowis heeft verricht als minister van Volksgezondheid in een conservatieve regering – dat wat met jou gebeurt ook met mij kan gebeuren, of met mijn zoon of dochter. De reden waarom mensen zich niet in een vroeg stadium laten testen is simpel: angst voor de discriminatie waarmee ze moeten leven – de stigmatisering.
Ik herinner me dat ik begin jaren tachtig een ziekenhuis bezocht om te proberen de patiënten op te vrolijken – iets wat me nooit lukte! – en in een van de bedden op de hiv-afdeling een van mijn beste vrienden aantrof. Hij durfde mij niet eens te vertellen dat hij een aan aids gerelateerde ziekte had en daaraan dood zou gaan. Die situatie bestaat nog steeds, niet alleen in onze landen, maar ook in andere werelddelen. Wat er in andere werelddelen gebeurt, is rechtstreeks van invloed op ons, want als wij ons niet richten tot de gemeenschappen die de meeste risico’s lopen, zullen zij de boodschap nooit horen. Iemand die in de seksindustrie werkt en de EU in wordt gesmokkeld is even kwetsbaar als iemand uit de EU die naar Afrika of een van de andere werelddelen gaat. Daarom ben ik blij met deze resolutie. 1 december 2008 is de twintigste verjaardag van de Internationale Aidsdag, maar er verandert weinig behalve de levens die samenkomen, voorbijgaan en worden vernietigd. Daarom feliciteer ik het Parlement, het voorzitterschap en de Commissie, en alle sprekers, omdat ze hier zijn om een signaal af te geven dat wat met hen gebeurt, ook met ons gebeurt.
Toomas Savi (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben me gaan realiseren dat hiv-positieve mensen soms worden behandeld als melaatsen en niet weten dat ze met een vroegtijdige diagnose en behandeling nog meerdere jaren actief deel kunnen uitmaken van de maatschappij voordat de ziekte aids zich ontwikkelt en de ziekte hun leven ernstig gaat beïnvloeden.
Zo’n vooroordeel is een teken van onwetendheid. Het is heel belangrijk om ondersteuning en begrip van mensen met hiv te bevorderen. Dan zouden mensen eerder de moed hebben hun virusinfectie in een vroeg stadium te laten vaststellen in plaats van haar te negeren en daarmee mogelijk anderen in gevaar te brengen.
Het is van groot belang dat hiv-positieve mensen open kunnen zijn over hun ziekte zonder bang te hoeven zijn voor discriminatie, zodat we het bewustzijn en de tolerantie ten aanzien van hiv en aids in de maatschappij kunnen vergroten.
Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de capaciteit voor de preventie en behandeling van hiv varieert sterk in verschillende sociaaleconomische en geopolitieke omgevingen. Bevordering van een vroegtijdige diagnose van hiv-besmetting zou deel moeten uitmaken van alle overkoepelende benaderingen voor de aanpak van aids.
Zelfs in landen waar de mogelijkheden voor antiretrovirale behandeling zeer beperkt zijn, kan een belangrijke bijdrage aan de gezondheid worden geleverd door de diagnose en behandeling van seksueel overdraagbare aandoeningen, tuberculose en andere secundaire infecties bij met hiv besmette personen.
In een recente onderzoekspublicatie in de VS werd geconstateerd dat de tijd tussen de zelf genoemde datum van hiv-diagnose en de aanmelding voor zorg was toegenomen. De periode tussen diagnose en zorgvraag was substantieel langer onder intraveneuze drugsgebruikers dan onder andere risicogroepen. Daarnaast bestaat nog het probleem van de toenemende perceptie dat aids tegenwoordig te behandelen is, hetgeen afbreuk doet aan de boodschap van de gezondheidszorg die oproept tot regelmatig testen en snelle behandeling van hiv.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank Michael Cashman voor de passie die hij in dit debat heeft gebracht. Ik ben erg blij dat ik ben gebleven om naar zijn woorden te luisteren en ik hoop dat anderen deze woorden zullen horen en ernaar zullen handelen.
Mijn zorg met betrekking tot dit onderwerp is dat de angst die we in de jaren tachtig hadden, vergeten is en dat we daarom geen aandacht meer aan de situatie besteden, terwijl er een hele generatie is van mensen die niet zijn opgegroeid in de jaren tachtig en voor wie de boodschap moet worden herhaald.
De uitdaging voor ons allemaal is dat we moeten proberen de boodschap van preventie terug te brengen in het publieke domein, maar zonder het stigma dat er soms aan vastzit. We moeten hierin slagen, want testen is van groot belang en behandeling is absoluut noodzakelijk voor degenen die de ziekte hebben, maar we willen er ook voor zorgen dat mensen geen aids meer krijgen en niet meer hoeven te leven met en sterven aan de ziekte.
Jean-Pierre Jouyet, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, dit is werkelijk een boeiend en in sommige opzichten ontroerend debat. Ik dank in het bijzonder de heer Cashman voor zijn zeer opmerkelijke bijdrage, ik weet dat hij veel contact heeft gehad met mevrouw Bachelot, die zich excuseert, omdat ze hier vanavond niet aanwezig kan zijn, en die heeft gezegd dat we moeten doen alsof we allen door de ziekte zijn getroffen en dat we moeten samenwerken met de gemeenschappen die het meeste risico lopen. De heer Savi heeft ook gezegd dat mensen in staat moeten zijn vrijuit over hun aandoening te spreken. De heer Burke heeft de nadruk gelegd op de waarde van tolerantie en het belang van gelijke toegang. Mevrouw Guinness heeft zeer terecht opgemerkt dat we niet moeten vergeten wat er in de jaren tachtig is gebeurd.
Ik zou willen terugkomen op wat de heer Bowis heeft gezegd − en ik geloof dat dit werkelijk een gemeenschappelijke benadering met volledige ondersteuning kan zijn −, namelijk dat vandaag de dag steeds meer mensen met aids leven en dat de resistentie tegen antiretrovirale middelen hand over hand toeneemt. Deze twee verschijnselen zullen we moeten accepteren en daarom moeten we, om alle redenen die u hebt gegeven, met nog meer kracht alle vormen van discriminatie bestrijden. Ten tweede moeten we, zoals allen hebben gezegd, alles op alles zetten om over vroegtijdige diagnoses te beschikken. Mevrouw Gurmai heeft volkomen gelijk als ze de nadruk legt op de kwetsbaarheid van het vrouwelijk deel van de bevolking en op de noodzaak vooral de preventieve aspecten te versterken. Mevrouw Doyle heeft het accent gelegd op de ontwikkeling van het virus bij jongeren en op de noodzaak om ook de preventie te verbeteren, waarbij wel dient te worden voorkomen, en mevrouw Gurmai heeft dat mede onderstreept, dat de vrijheid van beweging wordt ingeperkt. Kortom, alle aspecten, transparantie, wat de heer Cashman ook naar voren heeft gebracht over anonimiteit, gratis medische zorg, betere verspreiding van condooms, gelijke toegang tot tests voor alle bevolkingsgroepen, lijken me van het allergrootste belang.
Uit de opmerkingen van de heer Agnoletto, wiens deskundigheid op dit vlak algemeen bekend is, heb ik begrepen dat er voldoende retrovirale middelen zijn om het leven te verlengen, maar dat geen enkel geneesmiddel de patiënt echt geneest, wat betekent dat we al onze kaarten moeten zetten op preventie, ongeacht de kosten. De heer Bowis heeft er nog aan toegevoegd dat het noodzakelijk is meer te doen aan onderzoek en ontwikkeling.
Ik geloof dat dit nu juist de aspecten zijn waarop we ons gezamenlijk moeten blijven richten, waarvoor we de noodzakelijke middelen moeten vrijmaken, en ik ben het volledig eens met de heer Andrejevs als het gaat om de voorgestelde resolutie die de ontwikkeling beoogt van alles wat te maken heeft met vroegtijdige behandeling.
Ik denk dat dit debat ons zal aanmoedigen alert en waakzaam te blijven, alle vormen van discriminatie te bestrijden, voort te borduren op wat in het verleden is gebeurd en niet te doen alsof de situatie weer normaal is geworden.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, aan het begin van deze week of vorige week – ik ben de laatste tijd soms een beetje het gevoel van tijd kwijt, zoals u waarschijnlijk allemaal – woonde ik een conferentie bij. Het was een conferentie over aan armoede gerelateerde ziekten. Zoals u weet, behoren hiv en aids tegenwoordig tot de drie grootste dodelijke ziekten, met malaria en tuberculose als de nummers twee en drie.
Elk jaar sterven er wereldwijd nog vijf miljoen mensen aan deze drie ziekten; dat zijn evenveel mensen als de gehele bevolking van Denemarken. Het probleem is nog zo duidelijk aanwezig dat het gewoon immoreel zou zijn om er onvoldoende aandacht aan te besteden.
We moeten al het mogelijke doen door middel van de preventiecampagnes. We moeten meer doen omdat we op dat gebied een beetje hebben zitten slapen. We moeten alles doen wat in onze macht ligt om te zorgen voor vroege ontdekking als iemand is besmet. We moeten meer doen om een medicijn te vinden; we moeten meer doen op het gebied van zorg. Omdat ik, zoals u weet, verantwoordelijk ben voor de financiering van onderzoek in de Commissie, kan ik eenduidig beloven dat we in de toekomst ook onze financiële middelen zullen gebruiken om actief te zoeken naar een vaccin tegen hiv/aids.
We hebben een uitstekend project dat nu al vele jaren loopt. Het heet EDCTP. Het is het partnerschap voor klinische proeven met de landen ten zuiden van de Sahara. Het had in het begin veel problemen, maar verloopt nu echt soepel en vorig jaar, in 2007, hebben we hier een belofte gedaan; de lidstaten werken hier samen met de Commissie. Alle lidstaten werken samen met Afrikaanse lidstaten aan het opbouwen van hun capaciteit. In slechts één jaar hebben ze tussen de tachtig en negentig miljoen euro toegezegd en dat wordt natuurlijk verdubbeld omdat wij de andere helft leveren.
Dus ook op dit gebied gaat het onderzoek als het goed is verder. Zoals mijn collega commissaris Vassiliou actief is op haar gebied, werk ik op mijn gebied actief aan de voortzetting van de zoektocht.
Eén ding dat vandaag nog niet is genoemd en dat naar mijn mening genoemd moet worden, is het belang van het nabuurschapsbeleid en het structurele cohesiebeleid, want die richten zich precies op de landen in Europa en in onze nabuurschap waar dit een kritieke kwestie is. Deze kunnen en moeten ook voor deze doeleinden worden gebruikt.
Tot slot: eenvoudig gezegd hebben we een morele verplichting als mensen om actie te ondernemen. Ik ben erg blij dat onze stem vandaag zo duidelijk was. Er was zo veel eenheid en zelfs passie.
De Voorzitter. Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 20 november 2008 plaats.