Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0186(AVC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0477/2008

Ingediende teksten :

A6-0477/2008

Debatten :

PV 15/12/2008 - 19
CRE 15/12/2008 - 19

Stemmingen :

PV 16/12/2008 - 3.22
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0605

Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 15 december 2008 - Straatsburg Uitgave PB

19. EFRO, ESF, Cohesiefonds (inkomstengenererende projecten) (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0477/2008) van de heer Arnaoutakis, namens de Commissie regionale ontwikkeling over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, wat bepaalde inkomstengenererende projecten betreft (13874/2008 – C6-0387/2008 – 2008/0186(AVC)).

 
  
MPphoto
 

  Stavros Arnaoutakis, rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega´s, de nieuwe voorschriften voor het financiële beheer die zijn opgenomen in de algemene Verordening (EG) 1083/2006 omvatten ook bepalingen betreffende de financiële bijdrage uit de fondsen en met name bepalingen betreffende inkomstengenererende projecten (artikel 55). Bij deze projecten doet zich duidelijk het risico van overfinanciering voor en daarom moeten zij op een speciale manier worden behandeld om bij de berekening van het maximale communautaire financieringspercentage de gegenereerde inkomsten in aanmerking te kunnen nemen. Daarom moet een methode worden gevonden om de door deze projecten gegenereerde inkomsten te berekenen. In de voorgaande periode, 2000-2006, werd dit beginsel toegepast met behulp van een forfaitaire methode. In de nieuwe programmeringsperiode zal echter, overeenkomstig het voorstel van de Commissie dat ook door de Raad is overgenomen, een preciezere en striktere benadering worden gevolgd bij de berekening van de communautaire financiering van inkomstengenererende projecten. Deze nieuwe benadering is gegrondvest op de berekening van de maximum subsidieerbare uitgaven en niet op een forfaitaire vermindering van het medefinancieringspercentage. In de zin van artikel 55, lid 1 van die verordening worden onder "inkomstengenererend project" concrete acties verstaan die betrekking hebben op een investering in infrastructuur voor het gebruik waarvan de gebruikers een vergoeding betalen, of concrete acties die betrekking hebben op de verkoop of verhuur van land of gebouwen of de levering van diensten tegen betaling. Een belangrijk verschil in de nieuwe programmeringsperiode is derhalve dat, volgens de definitie van dit lid, de bepalingen van artikel 55 van toepassing zijn op een hele waaier van projecten die geacht worden inkomsten te genereren en niet alleen op projecten voor investering in infrastructuur die aanzienlijke netto inkomsten genereren, zoals het geval was in de programmeringsperiode 2000-2006.

Uit het informeel overleg van de Commissie met de lidstaten kwam duidelijk naar voren dat de bepalingen van artikel 55 ongeschikt zijn voor door het Europees Sociaal Fonds medegefinancierde projecten. Dit Fonds financiert vooral immateriële operaties en geen infrastructuurprojecten. Hetzelfde geldt voor de kleine projecten die worden medegefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds. De controlevoorschriften die bij deze projecten moeten worden nageleefd, bijvoorbeeld het voorschrift dat de inkomsten tot drie jaar na afsluiting van het operationeel programma in aanmerking kunnen worden genomen, zijn een buitensporig administratieve last in verhouding tot de betrokken bedragen en kunnen een aanzienlijke risicofactor zijn bij de uitvoering van de programma´s. Na overleg met de lidstaten achtte de Commissie het daarom noodzakelijk om een voorstel tot wijziging van Verordening 1083/2006 te doen dat uitsluitend betrekking heeft op artikel 55, lid 5 en enkel de volgende twee punten omvat: uitsluiting van het toepassingsgebied van artikel 55 van operaties die medegefinancierd worden uit het Europees Sociaal Fonds en invoering van een drempel van een miljoen euro waaronder uit het EFRO of het Cohesiefonds medegefinancierde projecten eveneens worden uitgesloten van het toepassingsgebied van artikel 55, zowel voor de berekening van de maximum subsidieerbare uitgaven als voor de controle op de uitvoering. De overige bepalingen van artikel 55 blijven ongewijzigd.

Aangezien het belangrijk is gemeenschappelijke voorschriften in acht te nemen bij de uitvoering van de projecten gedurende de hele programmeringsperiode is de term “met terugwerkende kracht” opgenomen, zodat de gewijzigde bepaling toegepast kan worden vanaf 1 augustus 2006. Met deze technische wijziging wordt het beheer van inkomstengenererende projecten zoveel mogelijk vereenvoudigd door een verlichting van de administratieve last overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie heeft op 15 november jongstleden haar voorstel uitgebracht tot wijziging van artikel 55 van de algemene verordening inzake de structuurfondsen. Deze wijziging heeft betrekking op de voorwaarden waaronder er in het kader van het programma van het cohesiebeleid rekening kan worden gehouden met inkomstengenererende projecten. Vereenvoudiging van de administratieve procedures was de enige drijfveer achter de voorgestelde wijziging. Het is namelijk zo dat toen er voor de eerste keer een project uitgevoerd werd overeenkomstig de bepalingen van artikel 55 er ernstige operationele tekortkomingen aan het licht kwamen. Deze problemen, waar de lidstaten melding van gemaakt hebben, wezen op een gebrek aan evenredigheid bij de tenuitvoerlegging van de procedures ter bepaling van de maximum subsidieerbare bedragen, de zogeheten “funding gap”, alsook bij het toezicht op projecten.

De wijziging van de verordening in kwestie heeft tot doel alle door het Europees Sociaal Fonds medegefinancierde projecten, alsook kleine door het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds medegefinancierde projecten van minder dan een miljoen euro, uit te sluiten van het toepassingsgebied van artikel 55. De keuze voor een grens van een miljoen euro volgt uit voorlopige studies en was bedoeld om het algemene karakter van artikel 55 te handhaven.

We hopen dat dankzij deze vereenvoudiging – een soort de minimis-clausule – de financiële middelen voor de lidstaten en regio's sneller vrijgemaakt kunnen worden, met name ten behoeve van de meest innovatieve operaties op het gebied van bijvoorbeeld onderzoek, ondersteuning van duurzame energiebronnen en dergelijke.

Het was daarbij echter belangrijk om te voorkomen dat er rechtsonzekerheid zou ontstaan die het goedkeuringsproces onevenredig zou kunnen oprekken. Een dergelijke onzekerheid zou er namelijk toe kunnen leiden dat de projectbeheerders de tenuitvoerlegging van de operationele programma’s stilleggen. Dat dient koste wat het kost te worden voorkomen.

Met het oog daarop heeft de Commissie besloten om slechts één technische wijziging aan te brengen. Die keuze is succesvol gebleken, aangezien dankzij de inspanningen van de Raad en de parlementaire commissies voor regionale ontwikkeling en werkgelegenheid het hele herzieningsproces in slechts drie maanden tijd is afgerond. Ik zou graag namens de Commissie uw rapporteur, de heer Arnaoutakis, hartelijk willen bedanken voor zijn inzet. Gezien onze vruchtbare samenwerking heb ik er goede hoop op dat het Europees Parlement met het geheel zal instemmen. Op die manier kan de genoemde herziening nog voor het einde van het jaar worden afgerond en kunnen de projectvoerende organen hun activiteiten voortzetten. Dat is toch wel hét sterke punt van onderhavige vereenvoudiging.

Uit de herziening van artikel 55 blijkt de hoge kwaliteit van het werk dat is verricht in samenwerking met het directoraat-generaal Regionaal beleid en het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen, voorwaar een grote steun in de rug van het cohesiebeleid. Deze samenwerking is altijd al van hoog niveau geweest. Ter staving daarvan kan ik u zeggen dat commissaris Hübner en ik de handen ineen hebben geslagen in het kader van het Europees economisch herstelplan om zo drie belangrijke, nu eveneens bij u in behandeling zijnde wijzigingen van de verordeningen inzake de structuurfondsen voor te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Jan Olbrycht, namens de PPE-DE-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, voor ons ligt een verordening die in de grond van de zaak heel kort en bondig, maar wel van enorm belang is. Dit komt door de context van de wijziging.

Ten eerste bewijzen de Europese instellingen dat ze op flexibele wijze kunnen reageren op moeilijkheden die optreden bij de uitvoering van een bepaald beleid. Hun bereidheid om de procedures voor de begunstigden daadwerkelijk te vereenvoudigen en te vergemakkelijken wijst erop dat de Europese Commissie, en samen met haar ook het Europees Parlement en de Raad, werkelijk bereid zijn om bepalingen aan te passen aan de heersende omstandigheden.

Ten tweede is deze verordening ook heel belangrijk omwille van het feit dat we te maken hebben met een wijziging van een verordening tijdens de programmeerperiode. Dit is van primordiaal belang aangezien dit niet de laatste wijziging is en de wijze waarop het debat over de wijziging van de verordening gevoerd zal worden heel belangrijk zal zijn vanuit het oogpunt van de voorbereiding van een herstelpakket voor de crisis.

Ten derde werd de Europese Commissie meermaals bekritiseerd omwille van de manier waarop de toekenning van middelen wordt gecontroleerd. De kritiek van de Rekenkamer had vooral betrekking op de te gecompliceerde procedures.

De verordening van vandaag wijst erop dat er onbevreesd en vastberaden gehandeld moet worden om de effectiviteit te verbeteren en om te tonen dat Europese toelagen op een vlotte, efficiënte en effectieve manier kunnen worden toegekend.

 
  
MPphoto
 

  Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. (FR) Voorzitter, commissaris, zoals mijn collega Olbrycht net al zei: dit is een vereenvoudiging die we nog niet eerder gezien hebben. Tenminste, dat hopen we. Het komt zeker doordat het bijna kerstmis is dat we deze vooruitgang kunnen boeken en dit cadeau aan de Europeanen kunnen geven.

Maar, zoals mijnheer Olbrycht óók zei, we hopen dat dit niet een eenmalig cadeau is, dat uniek in zijn soort blijft. We hopen dat we, als we ons volgend jaar maart uitspreken over het herstelplan, om een antwoord te kunnen bieden op de financiële crisis, over meer initiatieven zullen kunnen beschikken die een productieve bijdrage leveren aan het herstel op Europees niveau.

We zijn ervan overtuigd dat de Commissie ons in het ontwerpplan waarover we in maart zullen gaan stemmen nieuwe instrumenten zal voorleggen die gericht zijn op vereenvoudiging, met name ten aanzien van onze 'kleine spelers', de kleine en middelgrote ondernemingen. Dat is absoluut van belang, omdat het beleid waar we het over hebben en waar we steeds maanden of jaren aan werken, alleen echt effectief kan zijn als de dynamiek waar we naar streven niet wordt tegengewerkt door administratieve obstakels die bedrijven afschrikken.

Commissaris, u heeft zojuist benadrukt dat er goed werk verzet is, vooral door de Commissie regionale ontwikkeling van het Parlement. U weet dat wij, de andere Parlementsleden, sterk hechten aan een goede samenwerking met de Commissie. Daarom wil ik nog eens benadrukken dat we in het komende jaar echt goede voortgang hopen te boeken als het gaat om meer vereenvoudiging.

Maar naast het werk dat wij verzetten, zouden we graag zien, vooral door tussenkomst van de Commissie, dat de lidstaten ook hun verantwoordelijkheid nemen. We weten allemaal dat de lidstaten, als het gaat om het EFRO, het ESF, het GLB-fonds et cetera, de complexe Europese administratieve regels nog verder compliceren.

We hopen met onze woorden en daden van vanavond niet alleen te bereiken dat dit initiatief van de Europese Unie effect sorteert op Europees niveau, maar ook dat we door de lidstaten gehoord worden en dat ook zij gaan bijdragen aan een duidelijke vereenvoudiging van de regels.

 
  
MPphoto
 

  Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de vandaag besproken resolutie van het Europees Parlement in de grond van de zaak formeel en technisch van aard is, houdt ze verband met belangrijke kwesties omtrent de aanwending van EU-steun. De voorgestelde verordening betreft artikel 55 van de verordening van de Raad waarin algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds zijn vastgelegd. De huidige inhoud van lid 5, waarin verwezen wordt naar de som van tweehonderdduizend euro als de maximale kostprijs van toezichtsprocedures, wordt vervangen door een nieuwe tekst. Die stipuleert dat de bepalingen betreffende projecten die inkomsten genereren alleen zullen worden toegepast in die operaties die gefinancierd worden door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling of het Cohesiefonds als hun kostprijs niet hoger is dan een miljoen euro.

Hiermee rekening houdend heb ik de volgende vraag: volstaat het genoemde bedrag wel? Is het niet te hoog of te laag? Ik ben ervan overtuigd dat voor een grote groep van kleinere projecten een onnodige bureaucratische belasting op die manier wordt vermeden. Het zou moeten leiden tot een efficiënter beheer van projecten waar plaatselijke overheden bij zijn betrokken en die betrekking hebben op bijvoorbeeld milieubescherming, innovaties en energie. Ter illustratie geef ik even mee dat er in Polen meer dan honderd verschillende instellingen bestaan die voor de tenuitvoerlegging van EU-fondsen zorgen. Het effectieve gebruik van die steun is afhankelijk van de efficiënte werking van dergelijke instellingen.

Ik hoop ook dat de goedkeuring van dit initiatief de weg vrijmaakt voor nog meer vereenvoudigingen in de toekomst, zoals mijnheer de commissaris zo vriendelijk was aan te geven. In naam van de UEN-Fractie wil ik mijn dank uitspreken voor de creatieve benadering van de bepalingen, die het mogelijk maakt de EU-middelen op rationelere wijze aan te wenden.

 
  
MPphoto
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). - Voorzitter, commissaris, het voorstel van collega Arnaoutakis toont heel duidelijk aan dat simplificatie mogelijk is en het Parlement heeft er al heel vaak om gevraagd. Het duurt ook heel erg lang voordat projecten in een aantal gevallen zijn afgewikkeld in de lidstaten, en voor de EVP is dit een goed voorbeeld van efficiënte vereenvoudiging.

De wens tot aanpassing kwam deze keer uit de kring van de lidstaten, uit de kring ook van de Commissie, maar er is meer mogelijk. Ik weet dat er in het Comité van de regio's een werkgroep van regio's en steden is gevormd die juist die knelpunten wil identificeren en aanpakken, en soortgelijke voorstellen wil doen. Ik denk dat we juist die ervaringen moeten gebruiken en in 2009 bij verdere aanpassingen moeten oppakken.

Bovendien heeft de Commissie het hele pakket, het economisch herstelplan, voorgelegd, in het kader waarvan onder meer middelen versneld worden uitgegeven. Deze week zullen we in dit Parlement bij de begroting het verslag-Haug behandelen, waarin de wens wordt aangegeven om in die richting verder te werken en versneld te kijken naar andere aspecten met betrekking tot controle en management.

Dan kom ik op het laatste punt, Voorzitter, een punt dat ook de heer Beaupuy heeft aangekaart: juist de lidstaten kunnen geweldig veel doen door bijvoorbeeld de financiële managementverklaring af te leggen, politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering van fondsen, waardoor wij in onze verordeningen nog verdergaande vereenvoudigingen zouden kunnen aanbrengen. De roep in het veld om aanpassingen is groot. Zeker met het oog op de verkiezingen van volgend jaar moeten we kunnen zeggen: Europa doet goede dingen, maar moet ze ook goed uitvoeren. De verklaringen van de lidstaten gaan in die richting.

 
  
MPphoto
 

  Gábor Harangozó (PSE). (HU) De regels voor de besteding van EU-subsidies zijn er om ervoor te zorgen dat onze gelden op de best mogelijke wijze worden benut en op de beste plaats terechtkomen. Met andere woorden: de subsidies moeten niet alleen worden uitgegeven, maar ze moeten worden besteed voor inkomstengenererende investeringen. Om deze doelstellingen te bereiken, roepen we echter vaak een zodanig bureaucratisch stelsel in het leven waardoor dit effectieve gebruik eerder wordt belemmerd en dat zowel voor de ondernemingen als voor de overheid een onnodige last betekent.

De vereenvoudiging van de inkomstengenererende regels levert een dubbel voordeel op. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen gemakkelijker en in grotere getale toegang krijgen tot de EU-subsidies voor economische stimulering, terwijl de overheid sneller en eenvoudiger kan beoordelen of het gebruik van de subsidies volgens de regels is verlopen. We moeten vertrouwen hebben in onze ondernemers en in de actoren van de economie; we kunnen de crisis alleen samen en met elkaars hulp overbruggen. Ik steun het voorstel en ik wil de Commissie bij dezen vragen om voort te gaan op de ingeslagen weg: laten we de onnodige administratieve beperkingen uit het subsidiesysteem verwijderen. Ik hoop van harte dat deze eerste aanzet zal worden gevolgd door soortgelijke goede initiatieven.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, tijdens dit debat over de wijziging van de verordeningen van de Raad omtrent de structuurfondsen wil ik uw aandacht vestigen op vier punten.

Ten eerste zijn de algemene bepalingen betreffende het gebruik van financiële middelen afkomstig van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds vaak zo gecompliceerd dat ze potentiële aanvragers de lust ontnemen om gebruik te maken van deze middelen of dat ze de uitvoering van de projecten en de afrekening bemoeilijken.

Ten tweede is het daarom een goede zaak dat de Europese Commissie een voorstel heeft ingediend om artikel 55 van de verordening te wijzigen. Een van de gevolgen hiervan zou zijn dat inkomstengenererende projecten gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds uitgesloten worden van het toepassingsgebied van artikel 55. Door deze wijziging zou het gemakkelijker moeten worden om bijvoorbeeld projecten op het gebied van sociale integratie of diensten voor zorgverlening te uit te voeren.

Ten derde wordt een beperking ingevoerd voor de toepassing van artikel 5 van de verordening voor wat betreft kleine projecten die worden medegefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, zowel voor berekening van de maximum subsidieerbare uitgaven als het toezicht op deze projecten. Bovendien zullen al deze wijzigingen met terugwerkende kracht van kracht zijn vanaf 1 augustus 2006.

Ten vierde zijn al deze voorstellen een positief voorbeeld van de doeltreffendheid waarmee bepalingen betreffende structuurfondsen kunnen worden vereenvoudigd om zo hun gebruik efficiënter te maken, wat het belang dient van zowel de begunstigden als van alle EU-burgers.

 
  
MPphoto
 

  Jan Březina (PPE-DE). - (CS) In het onderhavige voorstel wordt ingegaan op de problematiek van inkomstengenererende projecten, een onderwerp waar talrijke organisaties die steun ontvangen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds rechtstreeks mee te maken hebben. Zoals dit geheel nu juridisch is vormgegeven, is er sprake van een grote administratieve last en de nodige rechtsonzekerheid. Het is nu namelijk zo dat gedurende niet minder dan drie jaar na afsluiting van het operationele programma nog gekeken kan worden naar de door de projecten gegenereerde inkomsten. Indien deze inkomsten een bepaalde minimumwaarde overschrijden, loopt de ontvangende partij en uiteindelijk ook de overheid van het land in kwestie het risico dat de steun moet worden terugbetaald.

Ik ben van mening dat met name bij kleine projecten en middels het Europees Sociaal Fonds gefinancierde projecten een dergelijke strenge benadering niet op zijn plaats is. Met name bij de tweede categorie projecten gaat het namelijk niet om inkomsten van commerciële aard, maar om inkomsten die in de vorm van leges en dergelijke op gemeentelijke begrotingen binnenvloeien of bij non-profitorganisaties. Aangezien deze inkomsten worden ingezet voor het algemeen belang, is teruggave aan de EU een niet erg zinnige operatie.

Het is onze plicht om de mechanismen voor het verkrijgen van steun uit de structuurfondsen te vereenvoudigen, uiteraard met behoud van het noodzakelijke toezicht op het transparante gebruik van deze EU-gelden. Ik ben er dan ook voorstander van om middels het Europees Sociaal Fonds gefinancierde projecten uit te sluiten van het monitoringsmechanisme voor inkomsten, alsook om bij uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds gefinancierde projecten de grens vanaf waar projecten onder het monitoringsmechanisme komen te vallen, op te trekken van tweehonderdduizend naar één miljoen euro. Dit heeft ongetwijfeld een vereenvoudiging van de administratie tot gevolg die zal leiden tot een doeltreffendere uitvoering van de projecten in kwestie.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE).(RO) Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds zijn bedoeld als instrumenten om de lidstaten in staat te stellen de economische ontwikkeling van diverse Europese regio’s te steunen. De ervaring is echter dat het gebruik van deze financiële instrumenten een heleboel bureaucratie met zich meebrengt.

Voor de periode 2007-2013 wordt een benadering gehanteerd op basis van een berekening van de maximum subsidieerbare uitgaven in plaats van een gedwongen verlaging van het medefinancieringspercentage. Het voorstel tot wijziging van de verordening is gericht op vervanging van de regeling op basis van proportionaliteit voor controleoperaties onder de tweehonderdduizend euro door uitsluiting van het toepassingsgebied van artikel 55 van operaties die medegefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds en operaties die medegefinancierd worden door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling of het Cohesiefonds waarvan de totale kosten minder dan één miljoen euro bedragen. De terugwerkende kracht van dit amendement vergemakkelijkt het beheer van door de structuurfondsen medegefinancierde operaties, zowel voor de berekening van de maximum subsidieerbare uitgaven als voor de controle op de uitvoering.

Verlichting van de onevenredige administratieve last zal met name kleine en middelgrote ondernemingen die projecten uitvoeren op het gebied van milieu, sociale integratie, onderzoek, innovatie en energie, ten goede komen. Ik dank u.

 
  
MPphoto
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, voor de kleine projecten die medegefinancierd worden door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, en voor de operaties gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds zijn de huidige toezichtsmechanismen ongetwijfeld een te zware administratieve belasting die niet in verhouding staat met de bedragen waarover het gaat, alsmede een belangrijke risicofactor voor de uitwerking van die programma’s. Volgens die mechanismen kunnen de inkomsten tot zelfs drie jaar na de afsluiting van het programma in rekening worden gebracht.

Daarom heeft de Commissie terecht erkend dat de wijziging van artikel 55, lid 5 van Verordening nr. 1083/2006 belangrijk en noodzakelijk is. De wijzigingen zijn bedoeld ter vereenvoudiging van de bestaande bepalingen betreffende de structuurfondsen, en dit in het belang en ten voordele van de burgers. Die wijzigingen zouden van toepassing zijn in belangrijke gebieden als milieu, sociale integratie, onderzoek, concurrentievermogen en energie.

Ik zou willen zeggen dat er nu, in deze tijden van economische en financiële crisis, ook in Polen grote inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de structuurfondsen zo snel mogelijk worden gebruikt en dat de bedragen zo snel mogelijk worden uitbetaald. Dit is een van de kansen, vooral voor de nieuwe lidstaten, om de economische crisis te bestrijden. De structuurfondsen moeten snel en efficiënt worden gebruikt.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Ik zou graag tezamen met andere zelfstandige ondernemers blijk willen geven van mijn grote waardering voor het feit dat de Europese Commissie onverwacht snel, lucide en toeschietelijk heeft gereageerd op voorstellen van de lidstaten en leden van het Parlement, en wel door onderhavige clausule toe te voegen aan Verordening nr. 1083/2006. Deze vereenvoudiging van de regelgeving alsook de terugwerkende kracht die nu is ingebouwd, zijn een ware opsteker voor talrijke kleine ondernemingen, respectievelijk hun projecten tot één miljoen euro. Die zijn weliswaar klein, maar leveren wel degelijk een grote bijdrage aan het Europese concurrentievermogen en met name aan de Europese werkgelegenheid. Deze flexibele opstelling van de Europese Commissie beschouw ik alles een eerste zwaluw, een voorbode voor nog meer goede berichten over het ontbureaucratiseren van de huidige ingewikkelde processen bij het toezicht op kleine projecten.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Hartelijk dank voor het debat. Ik heb uit veler mond argumenten kunnen optekenen ten faveure van het voorstel. Ik heb daar verder niets aan toe te voegen. Het enige waar ik eigenlijk nog iets over zeggen kan, is de vraag hoe, dus aan de hand van welke methode, men tot die één miljoen gekomen is. Als u het goed vindt, wil ik daar kort iets over zeggen. Allereerst is gebruik gemaakt van de in eerdere periodes opgedane ervaringen. Verder was er het vrij moeilijke streven het systeem te vereenvoudigen zonder daarbij afbreuk te doen aan het evenwicht van het geheel. En zo kwamen we tot een zekere grenswaarde. Bovendien heeft de Commissie een aantal studies uitgevoerd ter zake. Op basis van al deze overwegingen, alsook op basis van de aanbevelingen van de werkgroep structurele acties van 3 juli 2008, heeft de Commissie ervoor gekozen dit bedrag voor te stellen. Zoals ik uit het debat kan opmaken, wordt deze wijd en zijd als acceptabel beschouwd.

 
  
MPphoto
 

  Stavros Arnaoutakis, rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, in deze grote financiële crisis is het erg belangrijk de procedures te vereenvoudigen en de mechanismen te versoepelen. Het cohesiebeleid heeft een belangrijke rol te spelen. De wijziging van artikel 55 is een goed voorbeeld van de uitstekende samenwerking tussen de instellingen van de Europese Unie. Daarom wil ik met name commissaris Hübner en de Voorzitter van het Europees Parlement bedanken voor het feit dat zij hebben ingestemd met het voorstel om nog dit jaar hierover te stemmen. Een collega zei al dat dit besluit een kerstcadeautje was.

De vereenvoudiging zal een positieve uitwerking hebben voor de Europese burger en vanavond sturen wij de boodschap de wereld in dat wij verordeningen kunnen wijzigen ten voordele van de Europese burger. Dergelijke methodes voor rechtstreekse wijziging van de voorschriften moeten ook in de toekomst worden toegepast. Gebleken is immers dat door lange administratieve procedures de uitvoering van projecten wordt bemoeilijkt. Ik ben er zeker van dat de nieuwe bepalingen zullen bijdragen aan een betere toepassing van de prioriteiten van het cohesiebeleid.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt op dinsdag 16 december 2008 plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid