Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Ondernemingsraad bestaat nu veertien jaar en het is hoog tijd op dit punt wat te veranderen. Ik heb vóór het verslag gestemd omdat de Europese Ondernemingsraad nu eindelijk wordt aangepast aan de nieuwe omstandigheden. We hebben een overvloed aan zogenaamde Europese, grensoverschrijdend werkende bedrijven. Het was dan ook noodzakelijk om het mandaat van de Europese Ondernemingsraad aan te passen aan deze nieuwe vereisten. We moeten het verslag steunen, al was het alleen maar omdat het garandeert dat, binnen alle bedrijven waar grensoverschrijdend gewerkt wordt en waar grensoverschrijdende belangen van werknemers op het spel staan, deze werknemers daadwerkelijk vertegenwoordigd zijn in Europese Ondernemingsraden.
Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, bij dit soort gelegenheden is het soms de moeite waard nog eens terug te gaan tot de uitgangspunten en ons af te vragen waarom wij eigenlijk op dit gebied Europese regelgeving nodig hebben. Als u mij iets wilt verkopen en ik het van u wil kopen en zowel de klant als de detailhandelaar tevreden is met de meeteenheden, dan is het toch zeker niet zo dat een nationale regering, laat staan de Europese Unie tussenbeide kan komen en hun transactie onwettig kan verklaren? Dit mag misschien wat cryptisch of theoretisch overkomen maar in mijn land zijn hierover rechtszaken gevoerd die heel tijdrovend waren en heel veel leed veroorzaakt hebben. En dit allemaal omdat men bij het zakendoen in eenheden rekende waar de klant aan gewend is. Dit is weer eens een voorbeeld van hoe de macht van de nationale staten verschoven is naar allerlei personen in Europese instellingen waar wij onze stem niet op kunnen uitbrengen.
Ik doe nogmaals uit naam van onze fractie een dringende oproep voor een referendum over het verdrag van Lissabon: Pactio Olisipiensis censenda est!
Martine Roure (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is een historische dag voor het Europees Parlement. We hebben hard gewerkt. Men zou zelfs kunnen stellen dat het hier gaat om een dossier van meer dan vijftien jaar.
U kent het dossier maar al te goed. U was immers voorzitter van een werkgroep die het statuut voor parlementaire medewerkers terecht een belangrijke zaak achtte. Voor ons is dit het einde van een lang traject. Zoals u al hebt gezegd, hebben de voorzitters die M. Pöttering zijn voorgegaan een groot aandeel gehad in dit resultaat. Ik kwam zojuist op de trappen Nicole Fontaine tegen en heb haar bedankt.
Daarnaast gaat mijn dank uit naar de werkgroep waaraan ook u hebt deelgenomen. Andere leden van deze werkgroep waren de heer Friedrich, mevrouw Lulling, de heer Nicholson, mevrouw De Vits en mevrouw Wallis. Wellicht dat ik er nog enkele vergeet. Graag wil ik kwijt dat we dit resultaat niet hadden bereikt zonder de solidariteit en eensgezindheid die deze werkgroep heeft uitgestraald. Mijn diepe erkentelijkheid gaat ook uit naar de commissie juridische zaken die de fakkel heeft overgenomen en onder tijdsdruk de uitdaging is aangegaan.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Voorzitter, de rapporteur verdient een pluim voor dit verslag. Ik heb voor zijn aanbevelingen gestemd omdat ik benaderd ben door honderden kiezers vanuit heel de East Midlands, van Nottingham tot Daventry, Glossop tot Lincoln, die in de luren zijn gelegd met een van die gidsen waar hij van af wil komen, namelijk de bedrijvengids “European City Guide". De onderneming waarom het gaat, houdt zich voornamelijk bezig met het oplichten van mensen door hun een rekening te sturen en vervolgens te dreigen met een rechtszaak als men weigert te betalen voor advertenties die in het product dat ze zogenaamd verkopen nooit geplaatst worden.
Van alle klachten die ik in mijn tienjarige aanwezigheid in dit Parlement heb ontvangen, komt de European City Guide als een van de grootste boosdoeners naar voren. De eerste klachten kwamen eigenlijk al binnen met de eerste lading brieven die ik meteen na mijn verkiezing kreeg en de meest recente lag vanmorgen in mijn postvakje. Het verheugt mij dan ook dat ik in dit Parlement nu eens een keer ergens voor kan stemmen.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, evenals de vorige spreker zou ook ik hulde willen brengen aan de rapporteur voor zijn verslag, omdat dit onderwerp van onmiskenbaar belang is. Een aantal van ons heeft van onze kiezers brieven gekregen waarin vragen worden gesteld over deze vorm van oplichterij. Ook ik ben door een aantal mensen en zelfs door heel wat kleine ondernemingen vanuit de hele EU in mijn kiesdistrict Londen schriftelijk benaderd. Men blijkt zich grote zorgen te maken, omdat men gedwongen wordt de rekening te betalen en bang is voor de rechter te worden gesleept.
Dit is nu een van de dingen waar de EU goed in is. Ik sta weliswaar kritisch tegenover verdere politieke en economische integratie, maar vind het ook prettig als ik eens kan wijzen op een geval waar de Europese Unie goed blijkt te functioneren. Soms moeten wij ons concentreren op wat we goed doen, en een aantal dingen waardoor wij het minder goed doen, bijvoorbeeld de neiging alles te willen uniformeren, afschaffen.
Dit wordt een van de eerste voorbeelden van Europese oplichterij genoemd, maar het is echt niet het allereerste. Als u nog meer voorbeelden wilt, hoeft u maar te kijken naar de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon. Er wordt ons verteld dat het Verdrag van Lissabon volledig verschilt van de Europese Grondwet maar het is in wezen lood om oud ijzer. De bevolking van Groot-Brittannië het recht ontzeggen om te stemmen, is je reinste oplichterij en een verloochening van de democratie!
Marcin Libicki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de Commissie verzoekschriften kan ik zeggen dat het de commissie genoegen heeft gedaan dat ons voorstel om een verslag over de oneerlijke praktijken van advertentiebureaus als City Guide te publiceren, naast ons verzoek om informatie over dergelijke praktijken te ontvangen, is overgenomen. Het verslag is opgesteld door de heer Bussutil en ik wil hem feliciteren met zijn succes. De hele Commissie verzoekschriften, inclusief het secretariaat, heeft aan het verslag meegewerkt. Ik wil alle betrokkenen bedanken, in de eerste plaats de heer Bussutil, maar ook alle leden die deze resolutie hebben gesteund. De resolutie heeft zelfs bijna unanieme steun gekregen in dit Huis.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit is niet het enige terrein waarop geld wordt gevraagd voor diensten die niet worden geleverd. Ik steun dit verslag daarom volledig en ik heb ook voor het verslag gestemd. Ik wil tevens verklaren dat ik niet heb kunnen stemmen over de eerste verslagen die vandaag in stemming zijn gebracht. Door de blokkade van de ingang van het Parlement konden ik en veel andere leden de vergaderzaal niet bereiken. Ik wil officieel protest aantekenen tegen deze gang van zaken.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg blij dat het verslag over de City Guide en andere bedrijvengidsen zo veel steun heeft gekregen en richt mijn complimenten tot de rapporteur voor zijn inzet. Dit is een zaak die van onderaf is gekomen en die door het Parlement is aangepakt. Het gaat om personen, clubs, scholen en bedrijven die worden geplukt door ondernemingen die floreren dankzij een gebrek aan coördinatie.
Hopelijk zal de stemming vandaag laten zien dat wij willen dat mensen goed moeten nadenken alvorens zij hun handtekening ergens onder zetten en dat het Parlement een open oor heeft voor hun zorgen en dat we in de lidstaten en op Europees niveau maatregelen willen zodat deze praktijken, waarmee onder valse voorwendselen geld wordt afgetroggeld van bedrijven, een halt wordt toegeroepen.
Dit is een hele mooie dag voor Simon Busuttil, onze rapporteur, en ook voor de Commissie verzoekschriften die hier in elk stadium haar schouders onder heeft gezet. Ik kijk er naar uit mijn kiezers hierover in te mogen lichten – honderden hebben mij over deze kwestie benaderd – en hun te kunnen meedelen dat wij hier echt vooruitgang hebben geboekt.
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een algemene opmerking maken. Ook ik heb niet aan de eerste stemmingen van vandaag mee kunnen doen omdat de toegang tot het Parlement was geblokkeerd. In mijn visie is het volkomen onaanvaardbaar dat een Franse politieagent een voertuig dat duidelijk van een lid van een Parlement is belet om het Parlement te bereiken. Dit soort zaken gebeurt alleen in Straatsburg. Als dit nog een keer gebeurt, zal ik geneigd zijn om me aan de zijde te scharen van degenen die zich verzetten tegen het feit dat het Parlement zijn zetel in Straatsburg heeft. Situaties als die ik nu net heb beschreven zien we nooit in Brussel.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het woord gevraagd om een stemverklaring af te leggen over de bescherming van de euro. Wordt dat verzoek nog ingewilligd?
De Voorzitter. – Aangezien er geen debat is geweest, worden er op grond van ons Reglement geen mondelinge stemverklaringen gegeven. U hebt dus twee mogelijkheden: óf u stuurt ons een schriftelijke stemverklaring, óf, aangezien we nog wat tijd over hebben, u geeft een mondelinge stemverklaring die als schriftelijke verklaring zal worden weergegeven.
Geeft u dan maar een mondelinge verklaring.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is erg aardig van u en ik hoop maar dat u er geen spijt van krijgt!
De Britse Conservatieven hebben zich onthouden van stemming over de illustere euro omdat wij vinden dat degenen die niet met de euro mee willen doen zich zo eerbiedwaardig moeten opstellen dat ze de besluitvorming over die munt overlaten aan de landen die wel meedoen. In de afgelopen maanden is het echter steeds duidelijker geworden dat een aantal veteranen onder de afgevaardigden zich niet eerbiedwaardig of respectvol wenst te gedragen. Recentelijk optreden door een aantal fractieleden tijdens een bezoek aan de president van Tsjechië getuigde van een gebrek aan respect dat had moeten worden betoond aan de president van een democratisch Europees land.
Naarmate de Europese verkiezingen naderbij komen, zullen veel van de afgevaardigden gaan klagen dat ze de indruk hebben niet au sérieux te worden genomen of niet het verdiende respect krijgen van hun kiezers. Misschien moeten zij er eens over nadenken dat je dit alleen kunt krijgen als je zelf ook respect toont, met name aan diegenen die een principieel standpunt innemen dat zij niet delen. Het lijkt erop dat oude revolutionairen nog niet uitgestorven zijn, maar wel vergeten waar zij ooit voor hebben gevochten!
Ingeborg Gräßle (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Gargani gestemd omdat ik denk dat wat hier voor ons op tafel ligt, en is vastgelegd in een verordening van de Raad waar we alleen het recht hebben om gehoord te worden, een verregaande inbreuk op de vrijheid van de afgevaardigden is. Ik wil erop wijzen – en ik wil het werk van de Commissie juridische zaken geenszins bagatelliseren – dat er talloze onopgeloste punten en problemen zijn als het gaat om de gevolgen van deze Raadsverordening voor onze medewerkers.
Als lid van de Commissie begrotingscontrole ben ik altijd van mening geweest dat dringend iets moest worden gedaan aan het statuut voor medewerkers. Ik heb altijd tot degenen behoord die de sociale-verzekeringspremies van hun medewerkers hebben betaald en ze onder fatsoenlijke voorwaarden te werk hebben gesteld. Collega-parlementsleden die dit niet hebben gedaan hebben ons deze verordening van de Raad zogezegd opgedrongen. Het zou beter zijn geweest als het Parlementsbestuur eerder had gereageerd en had geholpen het bestaande model, dat lang niet slecht is en dat wij dan ook willen behouden voor de plaatselijke medewerkers, ten uitvoer te leggen. Dit zou beter zijn geweest voor de vrijheid van ons allemaal.
Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me graag voegen bij degenen die de heer Busuttil feliciteren met zijn verslagen en die de streken van de verschillende bedrijvengidsen betreuren.
Een aspect dat vaak niet bekend is, is de manier waarop deze gidsen op een agressieve manier vervolg maken op hun betalingsverzoeken. De slachtoffers van de European City Guide en andere gidsen hebben een website opgezet die “Stop the European City Guide” heet, om het bewustzijn van de gevaren van deze zwendel te helpen vergroten en de kleine bedrijven, sportclubs, charitatieve instellingen enzovoort die de slachtoffers zijn, te helpen om terug te vechten en niet door hen te worden opgelicht. De eigenaren van deze gidsen intimideren hen echter en hebben geprobeerd om die website uit de lucht te laten halen door de internetprovider die hun deze ruimte biedt. Ik host deze website daarom nu op mijn eigen website, want ze durven een lid van het Europees Parlement kennelijk niet aan te vallen.
Ik wil degenen die slachtoffer zijn van deze zwendel, alsook mogelijke slachtoffers, echter dringend verzoeken om van die organisatie gebruik te maken om hun activiteiten te coördineren en om met ons samen te werken om de mazen in de wetgeving te dichten, zodat er eindelijk een einde komt aan al deze zwendelpraktijken.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik stem vóór deze overeenkomst, die past binnen de betrekkingen tussen Europa en de Maghreb.
Ik wil echter graag van de gelegenheid gebruik maken om te wijzen op het feit dat Marokko herhaaldelijk de mensenrechten schendt en zijn internationale verplichtingen in de kwestie-Sahrawi niet nakomt. Marokko dient zich simpelweg te houden aan hetgeen is vastgelegd in de verschillende VN-resoluties op dit gebied. Het recht van de Saharawi-bevolking als geheel om zich uit te spreken over zelfbeschikking moet worden erkend. Hett gaat om het laatste geval van kolonialisme in Afrika, en de internationale gemeenschap kan zich niet langer stil houden. Europa dient in dit verband zijn verantwoordelijkheid te nemen.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Ik ben het er volledig mee eens dat we veel belang moeten hechten aan de betrekkingen van de Europese Unie met haar buurlanden, met name in het Middellandse-Zeegebied. Het Koninkrijk Marokko heeft altijd aangedrongen op nauwere betrekkingen tussen Marokko en de Europese Unie en het is onze plicht om ervoor te zorgen dat deze samenwerking blijft groeien en verder wordt versterkt.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Met het oog op de ontwikkeling van institutionele en commerciële betrekkingen met Marokko heb ik gestemd voor het Ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Als het optreden van Marokko in de Westelijke Sahara er niet geweest was, zou ik voor de resolutie hebben gestemd. Ik heb niets tegen een associatie en uitwisseling tussen de EU en Marokko. Om mijn steun te krijgen moet Marokko echter eerst de mensenrechten respecteren en ophouden met het verdrukken van de bevolking van de Westelijke Sahara.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb me onthouden van stemming over het protocol bij de Euromediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en Marokko. Mijn reden daarvoor had niets te maken met de formele punten van het verslag van de heer Saryusz-Wolski, maar was eerder van politieke aard. De bezetting door Marokko van de Arabische Democratische Republiek Sahara van de Westelijke Sahara, de oorlog van Marokko tegen de verzetsstrijders die proberen hun land te bevrijden, en de mensenrechtenschendingen tegen de burgerbevolking maken het noodzakelijk om ten minste een klein protestgebaar te maken. Ik wou alleen dat het meer had kunnen zijn.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik stem vóór de aanbeveling van de heer Saryusz-Wolski betreffende het voorstel van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en het Koninkrijk Marokko anderzijds. Ik ben van mening dat het Parlement vóór het sluiten van een dergelijke overeenkomst moet stemmen, als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Unie. Deze overeenkomst moet wel gewijzigd worden, waardoor Marokko de heffingen op sommige van de producten die het land importeert, versneld kan afschaffen.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik stem vóór het verslag van de heer Saryusz-Wolski, dat voorziet in een verbeterde samenwerking met Albanië.
Het Albanese grondgebied behoort geografisch gezien tot Europa en wij hebben de plicht dit land, dat zoveel zware problemen heeft gekend, geleidelijk dichter bij de Europese instellingen te brengen. Dit verslag is daarop gericht. In de afgelopen maanden heb ik met universitaire studenten gesproken in Tirana en ik voel dat de wens om lid te worden van de Europese Unie onder de jongere generaties in Albanië groeit. Zij willen losbreken uit het historische isolement waarin het land altijd heeft verkeerd en de mogelijkheid hebben gezamenlijk op te trekken met de 27 Europese partners. Laten we proberen die doelstelling te verwezenlijken.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Ik ben van mening dat het buitengewoon belangrijk is om landen als Albanië de nodige aanmoedigingen te geven om ze te helpen bij hun voorbereidingen op een eventuele toetreding tot de Europese Unie. De sluiting van een associatieovereenkomst is een zeer belangrijke stap in die richting.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Overwegende dat Kroatië kandidaat is om tot de Europese Unie toe te treden, ben ik van mening dat de associatieovereenkomst een belangrijke stap is die bijdraagt aan een versterking van de banden tussen dat land en de Europese familie.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Met het oog op de ontwikkeling van institutionele en commerciële betrekkingen met Kroatië heb ik gestemd voor het Voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie betreffende de sluiting van het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) De Indiase luchtvervoersmarkt is momenteel een van de snelst groeiende markten ter wereld. De openstelling van de markt en de pogingen om particulier en buitenlands kapitaal voor de Indiase luchtvaartmarkt aan te trekken worden beschouwd als onderdeel van de maatregelen die nodig zijn om de Indiase luchtvaartsector te ontwikkelen en te moderniseren om zo aan de stijgende vraag en verwachtingen van de consumenten te voldoen. Hoewel de Indiase luchtvaartsector lange tijd gekenmerkt werd door een restrictieve benadering met beperkte markttoegang en sterke overheidscontrole, heeft India de afgelopen jaren resolute stappen genomen in de richting van een meer open en concurrerende luchtvaartmarkt.
Door zijn buitengewoon hoge groeitempo biedt India nieuwe kansen voor bedrijven en ook een sterk groeipotentieel voor Europese luchtvaartmaatschappijen, vliegtuigfabrikanten en dienstverleners.
Hoewel de ambities groot moeten zijn, kan het enige tijd duren voordat er een volledig open luchtvaartruimte met India ontwikkeld is; dit kan het beste in fasen gebeuren, waardoor er een soepele overgang kan plaatsvinden, alsmede marktintegratie die gebaseerd is op een geleidelijke tenuitvoerlegging van nieuwe regels op een gelijk speelveld. Ik ben het daarom eens met het sluiten van een horizontale overeenkomst tussen de Gemeenschap en India.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Dit verslag werpt licht op bepaalde aspecten die tot nu toe onduidelijk waren en die tot verkeerde interpretaties hadden kunnen leiden. De nieuwe bepalingen waarborgen een grotere transparantie van de procedures en zorgen ervoor dat zowel het volume als het evenwicht van de verkeersrechten niet worden verstoord. Waar eerder inbreuken op de mededingingswetgeving plaatsvonden, zijn in deze afzonderlijke bilaterale overeenkomst nu bepaalde specifieke bepalingen opgenomen die het systeem zullen reguleren.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb om de volgende redenen vóór dit verslag gestemd:
- artikel 2 van deze overeenkomst vervangt de traditionele aanwijzingsbepalingen door een communautaire aanwijzingsbepaling, waardoor alle communautaire luchtvaartmaatschappijen gebruik kunnen maken van het vestigingsrecht;
- bij artikel 4 worden bepalingen in bilaterale overeenkomsten die duidelijk concurrentieverstorend zijn (zoals verplichte commerciële overeenkomsten tussen luchtvaartmaatschappijen) in overeenstemming met de EU-mededingingsregelgeving gebracht.
Tijdens de onderhandelingen over de horizontale overeenkomst met de regering van de Republiek India is benadrukt dat de overeenkomst geen invloed zal hebben op het volume of het evenwicht van de verkeersrechten. Hiertoe zijn in een brief van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten aan India voorwaarden opgesteld.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. – (PL) De heer Albertini is terecht van mening dat het passend zou zijn om de bestaande overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Republiek India te wijzigen. Ik deel zijn opvatting dat in een bredere overeenkomst ook kwesties als samenwerking op wetgevingsgebied met betrekking tot veiligheid op de grond en in de lucht, het beheer van het luchtverkeer, het monitoren van vluchten, milieu, technologie en onderzoek zouden moeten worden gereguleerd. Een dergelijke overeenkomst moet ook betrekking hebben op zaken rond het uitvoeren van economische activiteiten en industriële samenwerking.
Ook ben ik van mening dat het goed zou zijn om te verwijzen naar de overeenkomst tussen India en de Verenigde Staten, die als nuttig voorbeeld voor ons kan dienen. Ik steun het voorstel dat als eerste stap de Commissie vervoer en toerisme een positief advies over de sluiting van de horizontale overeenkomst tussen de Gemeenschap en India moet uitbrengen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik stem vóór het verslag van de heer Albertini over de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. Ik ben het eens met de rapporteur dat de Unie de positieve ervaring die is opgedaan met de in 2005 gesloten bilaterale overeenkomst tussen de Verenigde Staten en India en de daaruit voortvloeiende opheffing van restricties op het gebied van capaciteit, tarieven en kwalitatieve controles ten aanzien van markttoegang door de Unie als voorbeeld moet worden genomen, aangezien een vergelijkbare overeenkomst niet alleen gunstig zou zijn voor Europese ondernemingen die opereren in de luchtverkeerssector, maar ook voor degenen die daar gebruik van maken. Ik denk echter wel dat het belangrijk is te onderstrepen dat een dergelijke overeenkomst vooralsnog een beginpunt moet vormen en dat we, alvorens de luchtverkeerssector met India volledig te liberaliseren, de tenuitvoerlegging van de nu vastgelegde maatregelen eerst moeten afwachten om te voorkomen, zoals vaak gebeurt, dat de economische samenwerking sneller verloopt dan de sociale ontwikkeling.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Ik ben het eens met de rapporteur over het belang dat we moeten hechten aan de beveiliging van de euro en de strijd tegen valsemunters. Dit is een strijd die we op dagelijkse basis moeten voeren, omdat vals geld de economie van de hele Europese Unie – en niet alleen die van de eurozone – verzwakt. Helaas moderniseren de criminelen die zich dagelijks met deze illegale activiteit bezighouden hun technologieën voortdurend, waardoor ze steeds over nieuwe technische middelen beschikken. Het is daarom van het grootste belang dat we alle mogelijke hulp geven en van alle beschikbare middelen gebruikmaken om zowel de gezamenlijke Europese autoriteiten als elk afzonderlijk land de nodige instrumenten in handen te geven om deze strijd te voeren.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de Ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, omdat het een realistisch en doelmatig voorstel is ter bestrijding van eurovalsemunterij.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom deze beide verslagen, het eerste over “maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij” en het tweede over “uitbreiding van maatregelen ter bescherming van de euro tegen valsemunterij”. Zoals ik bij verschillende eerdere gelegenheden heb gezegd, kan het besluit om biljetten van vijfhonderd euro en tweehonderd euro uit te geven, die vijf en twee keer zo groot zijn als het grootste dollar- of yenbiljet dat in algemene omloop is, de euro zowel voor het witwassen van geld als voor valsemunterij tot de favoriete munteenheid maken. We ondernemen hier tenminste actie om het laatstgenoemde probleem aan te pakken, ook al zijn er verdere stappen nodig om het eerstgenoemde probleem aan te pakken.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Het verslag heeft ten doel een eerdere verordening, Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, te wijzigen en de bevoegdheden te verruimen om de overdracht tussen de lidstaten van vals geld dat zal worden gebruikt om de relevante controle-uitrusting af te stellen, te vergemakkelijken en toe te staan. De momenteel geldende wetgeving verbiedt een dergelijke overdracht.
De Zweedse partij Junilistan is het ermee eens dat het erg belangrijk is om de euro tegen valsemunterij te beschermen. Wij zijn echter van mening dat deze kwestie moet worden behandeld door de landen die de euro als munt hebben. Zweden en andere landen die geen lid zijn van de eurozone, zouden zich niet mogen bemoeien met de manier waarop de eurolanden deze kwestie aanpakken. Wij hebben er daarom voor gekozen om ons van stemming te onthouden over dit verslag.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het grote gebied waarin de euro wordt gebruikt maakt de munt tot een geliefd doelwit voor valsemunters. Ze produceren valse biljetten en munten van een dusdanig hoge kwaliteit, zelfs met imitaties van de veiligheidskenmerken, dat de gewone man makkelijk om de tuin wordt geleid door de valse biljetten van 50 euro. En ook geldautomaten zijn niet gevrijwaard van bedrog. Door de turbulentie waarin sommige munteenheden sinds enige tijd verkeren zal het belang van de euro waarschijnlijk alleen maar toenemen, en criminele bendes zullen proberen hier een slaatje uit te slaan.
Als we een zo veilig mogelijke euro willen, zullen we op een aantal fronten een tandje moeten bijzetten. Enerzijds moeten we werken aan de munteenheid zelf en anderzijds moeten we meer informatie verstrekken over de veiligheidskenmerken, omdat het veiliger maken van de euro geen zin heeft als mensen er niet vertrouwd mee zijn. Tot slot zullen we ons ook meer moeten inspannen om de valsemuntersbendes te bestrijden. Daarbij moet voorgoed een einde worden gemaakt aan het huidige uithongeringsbeleid door de uitvoerende macht. Dit verslag is dan ook slechts de eerste stap richting een veiligere euro; ik heb er in ieder geval vóór gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Op basis van het verslag van mijn Belgische collega Gérard Deprez, heb ik gestemd vóór de ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van de verordening uit 2001 waarin noodzakelijke maatregelen zijn gedefinieerd ter bescherming van de Euro tegen valsemunterij, als gewijzigd door de Raad. Een bindende wetgeving die de echtheidscontrole van circulerend munt- en papiergeld in euro’s verplicht stelt voor kredietinstellingen is onvermijdelijk nu zowel experts op nationaal niveau als communautaire instellingen de noodzaak hiervan hebben benadrukt. Het is duidelijk dat er iets gedaan moet worden. Ik steun de ontwerpverordening die voorziet in de verplichting voor kredietinstellingen en andere betrokken instellingen en vestigingen, om de echtheid te controleren van munt- en papiergeld in euro’s die zij ontvangen hebben voordat dit geld weer in omloop gebracht wordt. Dit alles volgens de procedures die zijn vastgelegd door de ECB op het gebied van papiergeld en door de Commissie op het gebied van muntgeld. Ik wil hier benadrukken dat het een uitstekend punt is om deze wijzigingen automatisch van toepassing te verklaren in de lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2001 houdende uitbreiding van de werking van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, omdat deze uitbreiding bijdraagt aan de strijd tegen de eurovalsemunterij in de gehele EU.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, mijn complimenten voor Diana Wallis voor haar uitstekende werk. We bevinden ons in een bijzonder delicate economische situatie waarin de crisis die in de Verenigde Staten is begonnen en in eerste instantie alleen de financiële sector raakte, nu wereldwijd gevolgen heeft voor de reële economie. De ernst van de situatie wordt bevestigd door het feit dat het kapitalisme voor het eerst in de geschiedenis verzoekt om hulp van de staat, die kort geleden nog als de historische vijand werd beschouwd.
De staat heeft simpelweg de taak regels vast te stellen. Ik ben dan ook verheugd over het huidige verslag dat voorziet in een nieuwe, striktere regelgeving inzake de waarborgen die van ondernemingen worden gevraagd om de belangen van leden en anderen te beschermen.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken.
Tegelijkertijd is in aansluiting op de beoordeling van het voorstel de raadgevende werkgroep met gemeen goedvinden tot de conclusie gekomen dat het voorstel beperkt blijft tot een loutere codificatie van de bestaande teksten zonder inhoudelijke wijzigingen.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de belastingvrijstellingen bij definitief binnenbrengen uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren, omdat bij de beoordeling van het voorstel voor een richtlijn van de Raad ingediend ter codificatie van Richtlijn 83/183/EEG van 28 maart 1983 betreffende de belastingvrijstellingen bij de definitieve invoer uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren, de werkgroep met gemeen goedvinden heeft vastgesteld dat het voorstel de facto beperkt blijft tot een loutere codificatie van de bestaande teksten zonder inhoudelijke wijzigingen.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Er bestaat een risico dat medailles en penningen die op euromunten lijken gebruikt worden door fraudeurs. Ten eerste zouden de burgers kunnen geloven dat de metalen voorwerpen een wettig betaalmiddel zijn. Ten tweede zouden medailles en penningen, als hun grootte en metaaleigenschappen niet veel van euromunten verschillen, op frauduleuze wijze kunnen worden gebruikt in automaten die munten accepteren. Daarom is het van essentieel belang dat de criteria aan de hand waarvan de Commissie bepaalt of medailles en penningen op euromunten lijken worden verduidelijkt.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Ik ben het absoluut met de rapporteur eens dat we moeten proberen om de activiteiten van witwassers van geld te beperken door een verordening op te stellen waarin, met als doel om het misbruik zo veel mogelijk te beteugelen, duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen munten die als wettig betaalmiddel kunnen worden gebruikt en andere munten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Uiteraard is het belangrijk voor de EU om ervoor te zorgen dat geen munten en medailles worden geproduceerd die lijken op euro’s. Enkele jaren geleden doken Turkse lires met eurokenmerken op in Oostenrijk. Helaas lijkt de EU symboliek niet echt serieus te nemen. Zo keek ze de andere kant op toen Slovenië van plan was Oostenrijkse symbolen te gebruiken bij het ontwerp van de nationale zijden van de euro’s, hetgeen pure provocatie was.
Ook leverde de Europese Unie geen kritiek op de Georgische president Michail Saakasjvili toen hij tijdens de crisis in de Kaukasus bij diverse televisie-interviews steevast vóór de EU-vlag verscheen, alsof zijn land lid was van de Europese Unie. Deze desinteresse lijkt zich echter niet op alle terreinen uit te strekken. Het is van belang dat burgers op euro’s lijkende penningen niet kunnen verwarren met de euro zelf, en om die reden heb ik vóór het verslag-Ryan gestemd.
David Casa (PPE-DE), schriftelijk. – (MT) Gezien de zware tijden die de wereldeconomie doormaakt, en met name de Europese economie, moet ervoor gezorgd worden dat alle noodzakelijke stappen worden gezet om de stabiliteit te verkrijgen die nodig is om uit het dal te kunnen klimmen en te herstellen van dit negatieve jaar.
Nigel Farage en Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party heeft voor dit verslag gestemd, omdat 4,9 miljard euro aan onuitgegeven kredieten aan de nationale regeringen zal worden teruggegeven.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Het is goed dat financiële middelen aan de lidstaten terug worden betaald wanneer het niveau van kredietbesteding in de structuurfondsen laag is.
In het tweede deel van deze gewijzigde begroting gaat het om noodhulp en het opzetten van een snelleresponsfaciliteit voor maatregelen tegen de scherpe stijging van de voedselprijzen in de ontwikkelingslanden. Wij hebben onze twijfels bij de voorgestelde kredieten van 262 miljoen euro. De kwestie is veel complexer dan dat. Er zijn veel voorbeelden van de manier waarop de EU de levensmiddelprijzen gedumpt en lokale voedselproducenten in de ontwikkelingslanden geëlimineerd heeft. De EU heeft zodoende de lokale voedselvoorziening in de ontwikkelingslanden belemmerd. Nu wil ze noodhulp laten aanrukken als kortetermijnoplossing. Wat nodig is, is een wijziging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de EU en van de Europese exportsubsidies voor landbouwproducten. Daarom kunnen wij dit deel van de gewijzigde begroting in dit opzicht niet steunen.
Omdat de terugbetaling aan de lidstaten van ongebruikte kredieten voor structuurfondsen het overgrote deel van gewijzigde begroting nr. 9/2008 uitmaken, hebben wij ervoor gekozen om voor het verslag als geheel te stemmen. Dat betekent niet dat wij het voorstel over noodhulp in deze gewijzigde begroting steunen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben tegengestemd vanwege het annuleren van 4,5 miljard euro in de structuurfondsen en het Cohesiefonds in de communautaire begroting voor 2008.
Het meerjarig financieel kader 2007-2013 is al vanaf het begin niet nageleefd. Dat geldt met name voor het gebruik van de financiële middelen voor het cohesiebeleid.
De “rechtvaardigingen” die zijn aangevoerd – zoals vertraging bij de goedkeuring en uitvoering van programma’s – vormen geen verklaring voor het feit dat twee jaar achtereen deze bedragen niet zijn opgenomen in de Gemeenschapsbegroting of in een latere fase zijn geschrapt. Daar komt nog bij dat in de begroting voor 2009 de bedragen voor het structuur- en cohesiebeleid lager zijn dan wat voor 2007 was goedgekeurd. En dat in een crisisjaar.
Als er zich moeilijkheden voordoen bij de uitvoering van operationele programma’s, moeten die worden overwonnen (zelfs door het percentage van de communautaire cofinanciering te verhogen).
Het is onaanvaardbaar dat deze “moeilijkheden” worden gebruikt om bedragen te annuleren die hadden moeten worden ingezet om de productieve sectoren te steunen en om banen met rechten te bevorderen in de “cohesielanden”, waartoe ook Portugal behoort.
Aan de andere kant stapelen zich bedragen op die het risico lopen niet te worden besteed ten gevolge van de toepassing van de n+2- en n+3-regels en vanwege moeilijkheden in verband met de gedeeltelijke cofinanciering van deze bedragen door de nationale begrotingen van die landen.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Alle 27 lidstaten bij elkaar genomen, beschikt de EU over meer dan 89 000 kilometer kustlijn. Deze Europese kustzones zijn echter heel gevarieerd; er liggen langs de kust zelfs grote steden en hoofdsteden.
Sommige regio’s zouden niet kunnen overleven zonder de kusten die ze omringen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de ultraperifere regio's, die vooral van het toerisme en andere met de zee verband houdende activiteiten leven. Maar er zijn ook regio’s met kustgebieden die zodanige geografische kenmerken hebben dat ze voor hun economische ontwikkeling in het geheel niet van het toerisme afhankelijk zijn, of waar het toerisme voor het bbp nauwelijks van belang is. Volgens sommige voorspellingen zou in 2010 ongeveer 75 procent van de mensheid in kustgebieden wonen. Een dergelijke sterke bevolkingsconcentratie is op zichzelf reeds voldoende rechtvaardiging om een pragmatisch onderzoek uit te voeren naar de impact van het toerisme in de kustgebieden, en om precies te zijn naar de impact op nationaal, regionaal en lokaal niveau.
Daarom is de wet die op harmonieuze wijze het kusttoerisme reguleert noodzakelijk.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Toerisme is een essentiële factor voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de kustregio’s van de EU.
Om die reden steun ik het creëren van specifieke instrumenten die leiden tot een meer geïntegreerde en duurzamere ontwikkelingsstrategie, waardoor het seizoensgebonden karakter van het toerisme in die regio’s minder sterk wordt. Immers alleen op die manier kan het economisch concurrentievermogen gestimuleerd worden en kan antwoord gegeven worden op sociale behoeften (het scheppen van stabielere werkgelegenheid en verbetering van de levenskwaliteit). Tegelijkertijd moet er speciale aandacht besteed worden aan het behoud van natuurlijke en culturele hulpbronnen en aan het promoten van modellen van een meer verantwoorde vorm van toerisme.
Hoewel toerisme geen communautaire bevoegdheid is, is het belangrijk om versnipperde, sectorale en onsamenhangende acties op Europees niveau te voorkomen. Op die wijze dient een algemene en geïntegreerde aanpak van de verschillende beleidsterreinen die met toerisme verbonden zijn (bijvoorbeeld het cohesiebeleid, het milieubeleid, het maritieme en het sociale beleid) verzekerd te zijn.
Ik heb er geen enkele twijfel over dat de structuurfondsen een grote bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kustregio’s. Het is echter jammer dat wegens gebrek aan informatie niet bekend is wat de werkelijke effecten zijn van die investeringen.
Het valt ook te betreuren dat de operationele programma’s voor 2007-2013 vrijwel geen enkele specifieke verwijzing behelzen naar kustgebieden. Ik sta achter het voornemen van de rapporteur om deze situatie te veranderen.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het verslag van mevrouw Madeira over kusttoerisme in Europa is moeilijk en gecompliceerd, mist concrete en duidelijke doelen, maar heeft een duidelijk en concreet neerbuigend perspectief. Ik zie niet in hoe de toeristische industrie in de Unie er baat bij heeft dat het Europees Parlement er bij de lidstaten op aandringt fietspaden aan te leggen (paragraaf 7) of de luchthavenbelasting te verlagen (paragraaf 32). De voorwaarden voor kusttoerisme zijn bijvoorbeeld in Griekenland anders dan in Zweden. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Vraagstukken in verband met de ontwikkeling van kustgebieden zijn uiterst belangrijk voor lidstaten van de EU, zoals Portugal, met regio’s die in sterke mate afhankelijk zijn van bepaalde maritieme activiteiten.
Onder die activiteiten is het kusttoerisme een essentiële pijler om de huidige doeleinden van de Europese strategie om Europa dichter bij de zee te brengen te realiseren. In die zin moet Europa het kusttoerisme een plaats geven in zijn lijstje met politieke prioriteiten. Hoewel de kustregio’s ongetwijfeld een grote rijkdom vertegenwoordigen, hebben ze in Europa, en vooral in Portugal, te lijden onder ernstige beperkingen doordat de overheid tekortschiet op het vlak van aanpak, planning en maatregelen.
De EU dient specifiek beleid te ontwikkelen voor kwesties die verband houden met toerisme door ze een plaats te geven in een bredere context, zoals het Europees maritiem beleid, de richtlijn betreffende het mariene milieu, de strategie voor het geïntegreerd beheer van kustgebieden, het trans-Europees vervoersnet en het milieubeleid van het Natura 2000-netwerk.
Deze en andere voorstellen in het verslag acht ik van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van het toerisme in de kustgebieden van de EU. Daarom heb ik het verslag gesteund.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan kanten ons tegen alle pogingen van de EU-instellingen om de toeristische industrie in hun wetgevingsbevoegdheid in te lijven. De toeristische sector en investeringen ter bevordering van de ontwikkeling van de industrie zijn kwesties die uitsluitend door de individuele lidstaten zouden moeten worden behandeld.
Wij van Junilistan zijn daarom van mening dat financiële investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur en permanente vervoersverbindingen door de betrokken lidstaten moeten worden aangepakt en niet op de schouders van belastingbetalers in andere delen van de EU terecht mogen komen.
Wij van Junilistan hebben ook onze twijfels bij de oproep van de rapporteur aan het Europees Parlement om de economische activiteit ook buiten het toeristisch hoogseizoen te bevorderen, een voorstel dat moeilijk als iets anders kan worden beschreven dan als een poging om grensoverschrijdende bescherming van werkgelegenheid in te voeren.
In tegenstelling tot de rapporteur kanten wij ons tegen de wens van het Comité van de Regio’s om een Europees Kustfonds op te zetten.
De delegatie van Junilistan in het Europees Parlement heeft daarom tegen het verslag als geheel gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoewel we het duidelijk oneens zijn met een aantal onderdelen van dit verslag, waarderen we in het algemeen de inhoud ervan. Dat geldt met name voor het overnemen van vele voorstellen die wij ingediend en verdedigd hebben. Het volgende punt is er een voorbeeld van: “benadrukt de noodzaak de rechten van de werknemers in de sector te beschermen door het bevorderen van hoogwaardige arbeid en de kwalificaties daarvoor; dit betekent onder andere adequate beroepsopleidingen, bevordering van stabiele contractvormen en een billijk en passend beloningsniveau, en verbetering van de arbeidsomstandigheden”.
We betreuren het evenwel dat andere voorstellen zijn verworpen, zoals:
− “vindt dat de sector toerisme moet bijdragen aan de territoriale samenhang, de economische ontwikkeling en de regionale werkgelegenheid, en wijst op de noodzaak van een horizontale aanpak van de sector bij de vaststelling van het beleid en de financiering vanuit de Gemeenschap, vooral door het creëren van een specifiek communautair programma ter aanvulling op de actie van de lidstaten, om de sector en de synergie tussen de diverse economische en sociale gesprekspartners te bevorderen”;
− “brengt in herinnering dat kuststreken met toeristische activiteiten ten onrechte zijn gestraft door het zogenaamde ‘statistisch effect’ in het huidige financiële kader 2007-2013 en roept daarom op tot het nemen van compensatiemaatregelen op communautair niveau voor deze regio’s”, zoals de Algarve.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag over de regionaleontwikkelingsaspecten van de impact van toerisme in kustgebieden is essentieel voor de sociaaleconomische ontwikkeling van deze regio’s van de Europese Unie.
Dit thema is uiterst belangrijk, daar de lidstaten van de Europese Unie tezamen over meer dan 89 000 kilometer kustlijn beschikken en eilanden, eilandlidstaten en ultraperifere regio’s in sterke mate afhankelijk zijn van toerisme.
Daarom is het essentieel dat de kustlidstaten specifieke strategieën en geïntegreerde plannen op nationaal en regionaal niveau maken om het seizoensgebonden karakter van het toerisme in de kustgebieden te verminderen en stabielere werkgelegenheid en betere levenskwaliteit te garanderen voor de plaatselijke gemeenschappen.
Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin de noodzaak wordt benadrukt van een geïntegreerde aanpak van kusttoerisme in het cohesiebeleid, het maritieme en visserijbeleid, het milieubeleid, het vervoersbeleid, het energiebeleid, het sociale beleid en het gezondheidszorgbeleid van de Europese Unie om synergie tot stand te brengen en tegenstrijdige maatregelen te voorkomen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Denk eens aan het belang voor Europa van een globale strategie die het potentieel van de zee benut en aan de economische kracht die uitgaat en kan uitgaan van het toerisme voor de Europese economieën. Als we daarnaast denken aan de noodzaak een antwoord te geven op zowel de zorgen om het verplaatsen van verschillende economische activiteiten als de uitdagingen die de huidige economische crisis ons stelt, dan is het niet zo moeilijk het belang in te zien van een specifieke strategie voor het toerisme in kustgebieden in het kader van de globale strategieën voor het toerisme en voor de zee.
In het licht van deze overwegingen, die beide deel uitmaakten van de twee verslagen waar ik bij betrokken was (rapporteur voor het verslag over de toekomst van duurzaam toerisme en schaduwrapporteur voor het verslag over de Europese maritieme strategie), is dit een welkom verslag. We moeten echter erkennen dat een strategie voor het toerisme in kustgebieden die de grootste gemeenschappelijke deler van de twee genoemde globale strategieën is, niet volstaat. Vanuit een meer algemeen oogpunt bekeken is het noodzakelijk een economisch klimaat te stimuleren dat gunstig is voor het ondernemersschap en voordeel haalt uit dit enorme potentieel – of deze enorme potentiëlen – door het nu te exploiteren en ervoor te zorgen dat het op een duurzame en verantwoorde wijze geëxploiteerd blijft.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, ik stem vóór het verslag van mevrouw Madeira over de impact van het toerisme op kustregio’s. Hoewel het toerisme niet onder de bevoegdheden van de Europese Unie valt en er dus geen specifieke financiële instrumenten voor deze sector zijn, denk ik dat wij een evaluatie moeten uitvoeren van de impact van een belangrijke sector als het toerisme in de kustregio’s voor de regionale ontwikkeling en de economische, sociale en territoriale cohesie van alle lidstaten. Ik ben het met de rapporteur eens dat wij op geïntegreerde manier moeten handelen en een samenhangende aanpak nodig hebben voor strategieën op het gebied van milieu-, energie-, maritiem en vervoersbeleid, om ervoor te zorgen dat de verschillende beleidsmaatregelen ter bevordering van het toerisme dezelfde richting opgaan, ten gunste van degenen die in de kustgebieden wonen en de Europese economie in het algemeen.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) In de kuststreken en met name in de kuststreken van ultraperifere gebieden kan het toerisme dat vaak de voornaamste economische activiteit is negatieve effecten hebben. Deze negatieve effecten komen voort uit het seizoensgebonden karakter van toerisme, de ongeschoolde aard van het werk in deze sector, een zwakke integratie tussen de kust en het binnenland, zwakke economische diversificatie en de uitputting van natuurlijk en cultureel erfgoed. Een oplossing kan liggen in de volgende maatregelen.
Bestrijd de seizoensgebondenheid door andere vormen van toerisme te propageren (zakelijk toerisme, cultureel toerisme, gezondheidstoerisme, sportief toerisme of plattelandstoerisme) waarbij het door de kustgebieden gevormde erfgoed beschermd blijft.
Zoek naar een geïntegreerde benadering van kusttoerisme aan de ene kant en communautair beleid op het gebied van cohesie, zee, visserij, milieu, vervoer en energie aan de andere kant om te komen tot synergieën en om de samenhang van projecten te versterken.
Verbeter de kwaliteit van de infrastructuur om zo de toegankelijkheid buiten het hoogseizoen te vergroten, waarbij rekening moet worden gehouden met de strijd tegen klimaatverandering door de ontwikkeling van duurzaam lokaal openbaar vervoer.
Verhoog de kwaliteit van service door een betere professionele opleiding en bevorder een aanbod dat reageert op de ontwikkeling van de markt. Op die manier onderscheiden deze locaties zich van de concurrentie.
Promoot nieuwe toeristische bestemmingen waaronder de ultraperifere regio’s en maak van kusttoerisme het middelpunt van de Europese Maritieme Dag (20 mei) of van het project “Europese topbestemmingen”.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) In deze tijd van globalisering, en als gevolg van de snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie (ICT), dringen nieuwe technologieën en massamedia steeds sterker door in alle levenssferen. Meer dan ooit moet de maatschappij zich inspannen om gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang en moet zij leren omgaan met een enorme golf aan informatie. Tegelijkertijd treden de media op als poortwachters bij de keuze van relevante onderwerpen en beïnvloeden zij zo de agenda van het alledaagse leven. Deze keuze van onderwerpen vindt echter plaats vanuit een persoonlijke invalshoek en is daarmee alleen bij benadering objectief. Mediageletterdheid moet in deze uitdagende omgeving ondersteuning bieden en moet mensen in staat stellen zich tot verstandige mediagebruikers te ontwikkelen.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben tegen het verslag van mevrouw Prets (Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, AT) over mediageletterdheid in de digitale wereld (A6-0461/2008) gestemd. De voorstellen in het verslag druisen in tegen het subsidiariteitsbeginsel. Wij willen geen gemeenschappelijke Europese media-educatie voor alle kinderen in de lidstaten. De individuele lidstaten moeten hun leerplannen opstellen in overeenstemming met nationale omstandigheden.
Wij zijn evenmin van mening dat het niveau van mediageletterdheid van ouders en ouderen in het algemeen slecht is.
Marie-Hélène Descamps (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Traditioneel of nieuw, de media nemen een belangrijke plaats in in ons dagelijks leven. Gegeven dit feit, moet de Europese burger in staat gesteld worden de inkomende stroom aan beelden en informatie ten optimale te begrijpen, te analyseren en te evalueren. Deze competenties zijn des te noodzakelijker nu het gebruik van het internet zich algemeen heeft verspreid en de mediaconsument niet meer slechts een toeschouwer is maar meer en meer zelf deelnemer wordt.
Het rapport dat aan ons is overlegd en dat ik persoonlijk ondersteun, is opgesteld in deze lijn. Hierin wordt de politieke wil geformuleerd om de rechten en vrijheden te waarborgen van eenieder die zich in deze gedigitaliseerde omgeving begeeft.
In dit rapport wordt gepleit voor een hoog niveau van mediascholing voor alle burgers en in het bijzonder voor de jongste burgers. Beoogd wordt een scholing die is toegepast op elke mediavorm en waarin het recht wordt benadrukt van toegang voor iedereen tot informatie- en communicatietechnologieën. In het rapport wordt een scholing van niveau gepropageerd waarin speciale aandacht wordt gegeven aan een verantwoorde en respectvolle omgang met intellectuele eigendomsrechten. Deze mediascholing maakt overigens deel uit van de Lissabondoelstellingen en is een wezenlijk onderdeel bij de ontwikkeling van een actieve en bewuste burgerbevolking.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) De rapporteur wil op verschillende niveaus Europese media-educatie invoeren, die zich richt tot gezinnen, scholen, ouderen en gehandicapten. Dat is natuurlijk een goed idee maar hoort niet thuis op het niveau van de EU. Als voorstander van een beperktere maar gerichtere EU vind ik dat dit iets is wat elke lidstaat zelf moet organiseren. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb gestemd voor het verslag-Prets over mediageletterdheid in een digitale wereld, daar ik het ermee eens ben dat dit probleem met spoed dient te worden aangepakt. In dit tijdperk van digitale informatie kan het uitsluiten van mensen van informatie leiden tot een nieuwe vorm van discriminatie en ongelijkheid. Ik ben het eens met de doeleinden die het verslag beschrijft, met name met de aansporing de toegang tot breedbandinternet te democratiseren, de strijd om de verschillen tussen de lidstaten op dit vlak te verminderen en de noodzaak te investeren in onderwijs en opleiding in deze sector.
Tevens ben ik van mening dat het noodzakelijk is met een zekere voorzichtigheid de concentratietendens van bedrijven in deze sector te volgen en te controleren teneinde oligopolies die een transparante en pluriforme informatievoorziening in gevaar zouden kunnen brengen te voorkomen.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat mediageletterdheid een kwestie voor de lidstaten is. De ontwerpverklaring die nu in het Europees Parlement voorligt, bevat ongetwijfeld een aantal goede adviezen (en ook een aantal minder goede) maar dit is een kwestie die alleen de lidstaten toekomt.
Het ontwerpverslag gaat ook in op de leerplannen van de onderwijssystemen van de lidstaten. Wij van Junilistan hebben er in het Parlement eerder al opgewezen – en doen dit nu opnieuw – dat alleen de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de organisatie van het onderwijs en de inhoud van het onderwijssysteem.
In feestelijke speeches wordt uitvoerig over subsidiariteit gepraat, maar de realiteit ziet er heel anders uit. De EU moet zich met grensoverschrijdende kwesties bezighouden, maar mag zich niet bemoeien met aangelegenheden waarover de individuele lidstaten zelf kunnen beslissen of die in andere internationale verdragen zijn geregeld.
Om deze redenen hebben wij tegen de ontwerpresolutie gestemd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Mediageletterdheid wordt steeds belangrijker in ons digitale tijdperk. Terwijl onze culturen steeds meer invloed ondervinden van de mondialisering, erkent het verslag Prets terecht dat het lokale instellingen zijn die een sleutelrol in mediageletterdheid spelen. Lokale voorzieningen kunnen een grote bijdrage leveren, en ik verwelkom dit verslag.
Dumitru Oprea (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb er nooit aan getwijfeld dat men vóór het verslag van Christa Prets zou stemmen.
Ik geloof dat mediageletterdheid nodig is om te zorgen dat iedereen die informatie ontvangt, de beschikbare mediaproducten beter begrijpt en kan ontdekken hoe de mogelijke negatieve effecten daarvan, kunnen worden vermeden. Om dit te kunnen doen, heeft de burger echter de informatie en kennis nodig die mediageletterdheid biedt.
Alle leden van de gemeenschap moeten op zoek kunnen gaan naar informatie en deze kunnen gebruiken, zodat ze vrij en open kunnen communiceren, zonder bang te hoeven zijn om te worden geconfronteerd met een realiteit waarop ze niet zijn voorbereid.
Om te zorgen voor voldoende mediageletterdheid moeten reeds op basisschoolniveau maatregelen worden getroffen, zodat kinderen de vaardigheden verwerven die nodig zijn om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving.
Bij mediageletterdheid gaat het er onder andere om dat de leden van de gemeenschap in staat worden gesteld kritisch te kijken naar massamediaproducten. Dit maakt hen minder kwetsbaar voor degenen die de informatie beheren.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik stem vóór het verslag van mevrouw Prets over mediageletterdheid in de digitale wereld. Gezien het steeds bredere gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, die zelfs de meest basale aspecten van ons dagelijks leven beïnvloeden, en de enorme mogelijkheden die dergelijke instrumenten bieden, is het noodzakelijk dat de bevolking niet alleen in staat is dergelijke apparatuur te gebruiken om van de potentiële voordelen te profiteren, maar ook en vooral in staat is zich te beschermen tegen de risico’s van manipulatie van gegevens en van de omissies en gebreken die vaak een kenmerk zijn van informatie op IT-netwerken, in vergelijking met informatie die via traditionele communicatiemiddelen wordt geleverd. Ik waardeer daarom het werk van mevrouw Prets en ik hoop dat de maatregelen die worden genomen in de lijn liggen van haar verslag.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik stem vóór het verslag van de heer Lehideux, waarover vandaag wordt gestemd na een lang debat, waarin het Parlement een leidende rol heeft gespeeld, in een poging het definitieve document te verbeteren.
We bevinden ons in een bijzonder lastige economische situatie, met een economische en financiële crisis die nog het hele jaar 2009 lijkt te gaan duren. Europa geeft vandaag een belangrijk signaal af met de instelling van een Europese Stichting voor Opleiding. Het doel is ervoor te zorgen dat deze stichting een effectief instrument wordt, niet alleen voor de opleiding van jongeren die op zoek zijn naar hun eerste baan, maar ook voor de helaas velen die uit de productie- en arbeidswereld worden gegooid. Het Europees Parlement heeft de plicht de effectiviteit van deze stichting en de verwezenlijking van de doelstellingen te blijven controleren.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het Gemeenschappelijk standpunt van de raad tot goedkeuring van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (ESO), omdat in het gemeenschappelijk standpunt veel van de amendementen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken zijn overgenomen. De voornaamste wijzigingen aan het voorstel van de Commissie betreffen het toepassingsbereik van de verordening, de functies van het agentschap, de algemene bepalingen, de Raad van Bestuur van de ESO en de aanstelling van de directeur van ESO. Ook zijn de problemen opgelost ten aanzien van de vraag hoe de betrekkingen tussen het EP en de ESO kunnen worden aangescherpt en de vraag hoe het EP kan worden vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur.
Artikel 7 bepaalt dat in de Raad van Bestuur drie door het Europees Parlement aangewezen deskundigen zonder stemrecht zullen plaatsnemen. Het Parlement is vrij deze deskundigen te kiezen uit zijn eigen leden of mensen van buitenaf aan te trekken. Ook is het de verantwoordelijkheid van het Parlement te bepalen welke mate van vertegenwoordiging in de Raad van Bestuur de voorkeur verdient. Daarnaast kan de door de Raad van Bestuur geselecteerde kandidaat voor de functie van directeur worden gevraagd een verklaring voor het (de) bevoegde comité(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de comitéleden te beantwoorden (artikel 10).
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Europa-enthousiasten denken dat immigratie van mensen en arbeid het wondermiddel vormt voor problemen als gebrek aan mankracht en een laag geboortecijfer, problemen die men aantreft in alle lidstaten. Dit standpunt is krankzinnig en een bewijs van onvermogen. Het huidige Europa biedt geen enkele relevante oplossing voor de uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien.
Het nieuwe Europa moet juist een economisch en sociaal beleid voorstaan waarin nationale en communautaire belangen het zwaarst wegen. Een beleid dat is gericht op families en de bevordering van het geboortecijfer naast een buitenlandse politiek die zich concentreert op ontwikkelingshulp aan landen die de bron zijn van massale emigratie zodat de levensstandaard in deze landen verhoogd wordt en de bevolking geen reden meer ziet tot vertrek.
De Europese Stichting voor Opleiding is een agentschap van de Europese Unie dat zich ten doel stelt bij te dragen aan de ontwikkeling van onderwijs- en opleidingsstelsels in partnerlanden van de Europese Unie. Het zou in deze stichting te prijzen zijn wanneer zij zich niet beperkte tot het voorbereiden van niet Europese landen op toetreding tot de Europese arbeidsmarkt. Wij willen geen verdere immigratie uit derde landen en ook niet uit niet-Europese kandidaatlanden zoals Turkije, een Aziatisch moslimland waarvan wij vinden dat het geen deel moeten gaan uitmaken van de Europese Unie.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik steun dit voorstel, dat tot doel heeft het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken beter te doen functioneren. Het verheugt me dat het mogelijk is gebleken een akkoord in eerste lezing is te bereiken.
Ik heb het altijd aangemoedigd sterkere banden tussen rechters en de institutionele mechanismen voor Europese justitiële samenwerking te creëren om deze beroepsbeoefenaren in staat te stellen de verschillende stadia van het opbouwen van een Europese rechtsruimte te volgen. Zo kan er een bijdrage worden geleverd aan het consolideren van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en aan het creëren van een Europese rechtscultuur.
Dit netwerk bestaat uit contactpunten (rechters) die onderling samenwerken om het hoofd te bieden aan de moeilijkheden die zich voor kunnen doen bij de justitiële samenwerking tussen de lidstaten. Het werk bestrijkt alle gebieden, met andere woorden zowel burgerlijk recht als handelsrecht. Ik meen dat die samenwerking open moet zijn, zodat beroepsorganisaties er aan kunnen deelnemen, en dat er inspanningen moeten worden gedaan om de algemene voorlichting aan het publiek te verbeteren.
Deze verbeteringen zullen duidelijke voordelen opleveren voor de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, wat in feite de hoeksteen is van de justitiële samenwerking.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2001/470/EG van de Raad betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk op het gebied van burgerlijke en handelszaken, omdat het Europees justitieel netwerk op het gebied van burgerlijke en handelszaken tussen de lidstaten is opgericht bij Besluit 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001, omwille van de gedachte dat indien wij als onderdeel van de Gemeenschap een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in het leven willen roepen, de justitiële samenwerking tussen de lidstaten moet worden verbeterd, vereenvoudigd en vergemakkelijkt, en dat mensen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende geschillen, doelmatige toegang tot het justitiële stelsel moeten krijgen.
Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Als er één gebied is waarop de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie belangrijk is en met alle middelen moet worden ondersteund, dan is het wel op het gebied van politie en justitie.
De recente resultaten die zijn behaald door een Frans-Belgisch onderzoeksteam dat er na maanden observatie in is geslaagd zestien jonge jihadisten te arresteren en een netwerk van in Brussel gevestigde islamitische terroristen te ontmantelen, vormen het bewijs van de noodzaak van samenwerking tussen de verschillende Europese politiecorpsen.
Georganiseerde misdaad, corruptie, drugssmokkel en terrorisme kennen, zoals wij allen weten, geen grenzen.
De lidstaten van de Unie bundelen al meerdere jaren hun krachten in het kader van de intergouvernementele samenwerking. Een zelfgenoegzame Europese Unie is vastbesloten om op deze rijdende trein te springen en probeert de samenwerking naar haar hand te zetten door haar te plaatsen binnen het kader van een Europees justitieel netwerk, georganiseerd via nationale contactpunten.
Wij blijven voor samenwerking. En wij ondersteunen dit initiatief zelfs, onder voorbehoud dat de lidstaten niet ontslagen worden van hun soevereine, wettelijke bevoegdheden ten faveure van een nieuwe bureaucratische Europese entiteit.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik zou willen benadrukken hoezeer ik het betreur dat het verslag van mevrouw Juknevičienė niet eerst in het Parlement is besproken, alvorens het werd aangenomen. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten geeft haar steun aan dit verslag. Toch zouden wij willen wijzen op een aantal problemen op dit vlak, die vragen om nieuwe oplossingen: de kennis van de Europese burger van zijn rechten bij grensoverschrijdende rechtsprocedures en de uiterst vage kennis die praktijkjuristen en rechters in dezen hebben.
Ik hoop dat deze zaken, die in het Parlement tot de nodige bezorgdheid leiden, in de toekomst een wat prominentere plaats op de agenda van de Commissie en de Raad krijgen.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het verslag over het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken gestemd. Het aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken voorgelegde document vormt een antwoord op de noodzaak om de justitiële samenwerking tussen de lidstaten te vereenvoudigen en te versnellen. Waar het in de kern om gaat is dat burgers gemakkelijker toegang tot de rechter moeten krijgen.
Het programma van de rapporteur concentreert zich op het bevorderen van de samenwerking tussen de juridische beroepsbeoefenaren teneinde beste praktijken vast te stellen. Daarnaast komt uit het verslag van de commissie over de werking van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken naar voren dat dit netwerk zijn potentieel nog lang niet vervult, vanwege het ontbreken van nationale contactpunten.
De voorgestelde oprichting van dergelijke contactpunten, plus de geleidelijke invoering van het Europese e-justitiesysteem, zal de toegang van de Europese burgers tot algemene informatie over wetgeving en de werking van het justitieel systeem verbeteren.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De herschikte versie van de richtlijn inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad voorziet in procedures ter ruimere informatie en betere raadpleging van werknemers binnen de EU, en ik wil deze herschikking graag openlijk steunen. Het voorstel heeft tot doel Richtlijn 94/95/EG van de Raad van 22 september 1994 te wijzigen, teneinde werknemers te informeren en raadplegen. De verdere discussies met de sociale partners bieden in combinatie met de herziene herschikte versies een betere structuur voor een intensievere dialoog tussen werkgevers en werknemers, die diepgaande beoordelingen van de voorgestelde wijzigingen mogelijk maakt, alsook middelen voor de vertegenwoordigers van werknemers om hun belangen te bevorderen.
Ik steun de invoering van een driejaarlijkse evaluatie van de richtlijn na zijn tenuitvoerlegging, teneinde te waarborgen dat hij blijft beantwoorden aan en geschikt blijft voor zijn doel.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het duidelijk gebrek aan politieke wil van de meerderheid van het Europees Parlement om de bestaande richtlijn te verdiepen en de rol en de rechten van de Europese ondernemingsraad te verbeteren is eens te meer gebleken tijdens de stemming in de plenaire vergadering. Alle voorstellen van onze fractie zijn verworpen, met inbegrip van het voorstel uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de kleine wijzigingen die nu zijn geïntroduceerd een grondige en volledige herziening van deze richtlijn te starten. De meerderheid heeft slechts aanvaard dat de Commissie een verslag zal voorleggen over de toepassing van de bepalingen van de bestaande richtlijn. We zullen wel zien wat er dan gebeurt. We weten natuurlijk al wel dat de versterking van de werknemersrechten af zal hangen van het verloop van de klassenstrijd.
Bij andere gelegenheden heeft het Europees Parlement bij niet-bindende besluiten al het vetorecht van de werknemersvertegenwoordigers aanvaard, zoals in mijn verslag over de rol van de vrouw in de industrie. Nu heeft het Parlement helaas het opnemen van dat vetorecht in de richtlijn over de Europese ondernemingsraad van de hand gewezen. Daarom hebben we ons bij de eindstemming onthouden.
Neena Gill (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het in deze moeilijke tijden van wezenlijk belang is dat we ons als sociaaldemocraten inspannen om werknemers te beschermen.
Raadpleging en informatie zijn twee fundamentele grondrechten van werknemers, en Europese ondernemingsraden zijn een geweldig Europees initiatief. Er gaan in mijn regio alsook in de rest van Europa echter banen verloren doordat raden niet nauw samenwerken over grenzen heen.
Ik verwelkom daarom voorstellen om de doeltreffendheid van ondernemingsraden te waarborgen en de uitbreiding van hun toepassing. Dit is een zaak die veel van mijn kiezers raakt. Ik hoop dat onze stem zal betekenen dat meer bedrijven en werknemers in de West Midlands van deze rechten zullen profiteren.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag Bushill-Matthews gestemd. Het Parlement heeft gestemd voor doeltreffende en afschrikkende sancties tegen werkgevers in geval van niet-naleving van de regels, en het verbetert bijgevolg de situatie van werknemers in de hele EU.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Gezien de dreigende mondiale economische crisis, geeft deze richtlijn de werknemers meer te zeggen over de toekomst van hun werk, door de noodzakelijk herziening van de Europese ondernemingsraad te bieden. Ik verwelkom het advies van de Europese sociale partners, dat nu in de richtlijn is opgenomen. Ik verwelkom ook de bijwerking van de richtlijn, teneinde rekening te houden met recente rechtszaken die beide partijen in het bedrijfsleven meer juridische duidelijkheid hebben gegeven.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun elk werk dat het werk van de Europese ondernemingsraden versterkt.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De deelname van werknemers aan ondernemingsraden wordt door werkgevers gebruikt om de bezigheden van de werknemers op de werkplaats in de gaten te houden.
Europese ondernemingsraden en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn middelen om sociaal partnerschap te verstevigen en invloed uit te oefenen op de vakbeweging.
Daarom hebben we tegen het Commissievoorstel gestemd om de Richtlijn inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad te herzien.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn stem gegeven aan het verslag van mevrouw Rühle over de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, omdat daarin veel maatregelen zijn opgenomen om de werking van de markt in wapens te verbeteren.
Bovendien zal het aannemen van Gemeenschapsbrede wettelijke bepalingen op het gebied van defensie het risico wegnemen dat een lidstaat valselijk wordt beschuldigd in verband met illegale wapentransporten. Zoals de afgevaardigden zullen weten, zijn bepaalde lidstaten er onlangs van beschuldigd dat ze illegaal wapens aan Georgië hebben verkocht. Gemeenschappelijke wetgeving op dit gebied voor alle 27 lidstaten van de Europese Unie kan voorkomen dat zich in de toekomst soortgelijke situaties zullen voordoen.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik heb het voorstel van afgevaardigde Ruhle gesteund als onderdeel van het door de Commissie goedgekeurde defensiepakket uit december 2007. Het voorstel behelst de instelling van een transparante markt in de EU voor defensie-uitrusting, ter vervanging van de bestaande 27 aparte vergunningsregelingen en harmonisering van de vergunningenvereisten voor de overdracht van deze producten tussen de lidstaten. Deze wijziging van de thans bestaande controleregeling brengt niet alleen meer transparantie, maar versterkt ook de bestaande praktijken en procedures, terwijl ze een besparing van miljoenen euro's op de nalevingskosten oplevert. Een administratieve hervorming als deze vergroot de duidelijkheid en eenvoud van de betrokken procedures, wat de interne markt versterkt, terwijl toch de controle over de eventuele latere export naar landen buiten de EU wordt behouden. De invoering van algemene en globale vergunningen, die door de lidstaten gedefinieerd blijven worden, biedt een aanvaardbaar evenwicht tussen nationale en communautaire belangen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De “vereenvoudiging van de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten” is geen neutrale zaak. Het versterken van de internemarktregels voor een gebied dat tot nu onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten viel, is weer een stap in federalistisch richting en een versterking van de hegemonie van de grootmachten ten koste van de nationale soevereiniteit. Tijdens een ernstige internationale economische crisis opent de ontwikkeling van het militair-industrieel complex van de EU nieuwe winstperspectieven voor de grote economische groepen en betekent een versterking van de militaire interventiecapaciteit van de EU in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het doel is greep te houden op markten, eindige energiebronnen en andere natuurlijke hulpbronnen, die bepalend zijn voor de kapitalistische productiewijze in een context van meer internationale concurrentie.
We moeten echter een heel andere weg inslaan en ons inspannen voor het verminderen van de arsenalen aan conventionele en kernwapens in heel de wereld, het vreedzaam oplossen van conflicten en het respecteren van het internationaal recht en de soevereiniteit van landen.
De weg die de mensheid aflegt, moet leiden tot ontwapening en niet tot het weer opvoeren van de wapenwedloop, die deze ontwerprichtlijn beoogt te versterken. Daarom hebben we tegengestemd.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan steunen de verwezenlijking van de vrije interne markt. Wij vinden echter niet dat de EU wetgeving moet uitvaardigen over de manier waarop de handel in defensiegerelateerde producten binnen de grenzen van Europa moet worden gecontroleerd. Defensiegerelateerde producten kunnen niet op dezelfde manier als andere goederen en diensten worden behandeld. Net zoals het uitvoerbeleid zou de wetgeving op dit gebied uitsluitend een kwestie voor de individuele lidstaten moeten zijn. Als er behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking bestaat, zou die samenwerking op intergouvernementeel niveau plaats moeten vinden.
Omdat wij van Junilistan sterk gekant zijn tegen elke poging om in het kader van de EU-samenwerking militaire capaciteit op te bouwen, staan wij erg kritisch tegenover het voorstel van de Commissie. De amendementen van de rapporteur maken de zaak er ook niet beter op. De keuze van Junilistan om tegen het verslag te stemmen is derhalve niet alleen een stem tegen de resolutie van de commissie, maar tevens een duidelijke afwijzing van alle vormen van militarisering van de EU-samenwerking.
Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat de Europese Commissie met haar strategie voor een competitievere defensie-industrie in de EU totaal op het verkeerde spoor zit. Het is opnieuw een stap in de richting van militaire samenwerking in de EU, met als doel het tot stand brengen van een gemeenschappelijke defensie. Dat is een ontwikkeling waar wij fundamenteel tegen zijn. Wij zouden een onafhankelijk buitenlands beleid willen verzekeren dat vrij is van militaire allianties.
In het voorstel van de Europese Commissie wordt met geen woord gerept over het verzekeren van het volkenrecht, democratie en mensenrechten. Wij zijn van mening dat vrede, democratie en mensenrechten belangrijker zijn dan de verwezenlijking van een nieuwe markt voor militaire uitrusting. Het is ook een gebied dat het veiligheidsbeleid beïnvloedt. Volgens het EU-Verdrag beschikt Zweden over de beslissingsbevoegdheid. Wat dat betreft is het wetgevingsvoorstel van de Commissie volgens ons in strijd met het EU-Verdrag. Om deze redenen stemmen wij tegen het verslag.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het voorstel voor een richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap door de toepasselijke certificeringsprocedures in de lidstaten te vereenvoudigen, vormt een onderdeel van de algemene doelstelling om de EU te militariseren teneinde haar agressieve volksvijandige plannen te dienen.
Dit specifieke voorstel en het verslag dat erbij hoort, zijn ontworpen om de bevoegdheid van de lidstaten om zelf hun defensiebeleid in te richten verder te beperken en om de grote defensie-industrieën in de EU te versterken, zodat ze, door het verlagen van de administratieve lasten voor het verkeer en de verkoop van hun producten, nog dominanter worden op de EU-markt en een betere concurrentiepositie verwerven op de wereldmarkt, waardoor kleine en middelgrote bedrijven worden verdreven, zoals het verslag zelf ook aangeeft.
Dit voorstel toont eens te meer de ware oorlogszucht van de EU en de noodzaak om met haar beleid en haar volksvijandige structuur in zijn geheel te breken en om te blijven strijden voor de vestiging van een volksheerschappij, zodat ons land zelf kan beslissen over het type en de oorsprong van haar wapens, uitsluitend in overeenstemming met de werkelijke defensiebehoeften en niet op basis van agressieve plannen van de EU en de NAVO en de belangen van de grote Europese en Amerikaanse wapenindustrieën.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik wil geen interne markt voor wapens. Alle landen moeten de in- en uitvoer van wapens kunnen verbieden als ze dat willen. Wapens mogen niet ongehinderd uitgevoerd kunnen worden, zelfs niet binnen de EU. Helaas hebben we de stemming over het amendement ter zake verloren. Ik heb mij daarom bij de eindstemming van stemming onthouden, want het verslag heeft ook positieve aspecten, zoals versterkte controles om de uitvoer naar derde landen te voorkomen, meer openheid en toegang tot informatie voor niet-gouvernementele en andere organisaties.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom het verslag Groote betreffende de regulering van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot de beperking van emissies als een stap voorwaarts in de verbetering van de luchtkwaliteit in Europa en de bestrijding van klimaatverandering. De invoering van communautaire technische voorschriften voor trucks, vrachtauto’s en bussen verschaft een doeltreffend middel om vervuiling tegen te gaan. De voorgestelde verlagingen voor stikstofoxiden met 80 procent en voor de deeltjesmassa met 66 procent zijn een aanzienlijke vooruitgang en brengen ons dichter bij de niveaus die zijn vastgesteld in de VS. Het verslag voert ook een duidelijker wetgevingsstelsel in, want richtlijnen worden vervangen door direct toepasbare regelgeving. Als rapporteur inzake het EU-ETS ben ik me maar al te goed bewust van de stappen die we moeten nemen om klimaatverandering te bestrijden; de combinatie van de in het verslag voorgestelde harmonisatie en reductie van emissies zijn zaken waar ik volledig achter sta.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Groote over de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren gestemd, daar ik van mening ben dat het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels ter beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen door motorvoertuigen een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bescherming van het milieu en aan een goede werking van de interne markt van de Europese Unie.
Ik ben het eens met het voorstel van de rapporteur om de invoering aan te bevelen van ambitieuzere grenswaarden voor de uitstoot van schadelijke deeltjes (waarmee hij verder gaat dan het voorstel van de Europese Commissie) teneinde een hoog beschermingsniveau van de menselijke gezondheid en het milieu te bereiken, met name wat betreft het verzachten van de effecten van klimaatverandering.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik ben het eens met de harmonisering van de regels voor de constructie van vrachtwagens wat betreft de uitstoot van schadelijke stoffen, daar ik meen dat het de beste manier is om te voorkomen dat de lidstaten uiteenlopende voorschriften toepassen en om de bescherming van het milieu te verzekeren.
Het algemene communautaire systeem voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen heeft tot doel de werking van de interne markt te verzekeren. Wij mogen nooit vergeten dat die markt een ruimte is zonder binnengrenzen, waarin vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal bestaat. Het is noodzakelijk de regels te actualiseren en strenger te maken, zodat alle lidstaten garant staan voor de productie van minder vervuilende vrachtwagens en toegang hebben tot gestandaardiseerde informatie over reparatie en onderhoud van die voertuigen.
Bij de bestrijding van klimaatverandering heeft de EU duidelijk laten zien voorop te willen lopen. Dit verslag is gewoon een nieuw wapen in de strijd tegen de achteruitgang van het milieu. De nieuwe lagere grenswaarden voor schadelijke emissies van koolstofmonoxide, koolwaterstoffen, stikstofoxide en deeltjes zijn het belangrijkste aspect van deze richtlijn en zullen zeker zorgen voor verbetering van de luchtkwaliteit in Europa.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) In het verslag dat vandaag is aangenomen wordt ingestemd met de invoering van geharmoniseerde technische voorschriften voor zware bedrijfsvoertuigen omwille van een goede werking van de interne markt.
Er worden met name maatregelen ingevoerd die moeten zorgen voor een hoog niveau van milieubescherming door de invoering van grenswaarden voor de schadelijke uitstoot van koolmonoxide, stikstofoxiden en deeltjes.
Het voorstel voorziet ook in toegang tot reparatie-informatie langs exact dezelfde lijnen als in Euro-5 en Euro-6.
Dat is met name belangrijk als we ervoor willen zorgen dat onafhankelijke marktdeelnemers gestandaardiseerde toegang tot reparatie-informatie hebben. De informatie die wordt doorgegeven aan onafhankelijke garagehouders moet identiek zijn aan de informatie die aan erkende handelaars en reparatiebedrijven ter beschikking wordt gesteld. Deze bepalingen zullen het voor onafhankelijke marktdeelnemers gemakkelijker maken om reparaties uit te voeren. De toegang tot regelmatige technische dienstverlening zal daardoor gemakkelijker worden. De marktprijzen zullen meer concurrerend worden.
Deze toegang tot technische informatie zal er ongetwijfeld toe leiden dat alle wegvoertuigen, ongeacht waar ze worden gerepareerd, veiliger en minder schadelijk voor het milieu zullen worden.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Groote gestemd en verwelkom Europese actie om de emissies van zware bedrijfsvoertuigen te beperken.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, dat voorziet in geharmoniseerde technische voorschriften waaraan trucks, vrachtauto's en bussen moeten voldoen om de vereiste typegoedkeuring te krijgen. Het verslag zal zorgen voor een verlaging van de grenswaarden voor de deeltjesmassa met 66 procent en van die voor de uitstoot van stikstofdioxiden met 80 procent. Ik steun dit verslag, omdat het een goed evenwicht biedt tussen verlaging van de CO2-emissies en die van verwante emissies. Het voorstel omvat een aantal maatregelen met betrekking tot de toegang tot reparatie-informatie voor nieuwe auto’s, teneinde doeltreffende concurrentie op de reparatiemarkt te waarborgen, zodat kleine ondernemingen geen nadelige gevolgen zullen ondervinden van het verslag.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Het mandaat van Junilistan in het Europees Parlement is gebaseerd op een belofte aan de kiezers om te werken aan meer openbaar toezicht op de financiële middelen van de EU en verstandiger beheer ervan. Nu stelt de Raad voor dat communautaire projecten waarvan de waarde niet meer dan één miljoen euro bedraagt en die gecofinancierd worden uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds of het Europees Sociaal Fonds voortaan uitgesloten worden van toezicht en controle. Dat is volkomen onaanvaardbaar.
Wij hebben er begrip voor dat de administratieve last in verhouding tot de betrokken bedragen moet staan. Desalniettemin staan wij kritisch tegenover het voorstel van de Raad om op deze manier de deur open te zetten voor misbruik van communautaire middelen. Om deze redenen hebben wij van Junilistan ervoor gekozen om tegen het verslag te stemmen.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De lidstaten hebben erop gewezen dat het moeilijk is gebleken artikel 55 op efficiënte wijze toe te passen. De belangrijkste moeilijkheden zijn de onevenredige administratieve lasten in verhouding tot de bedragen die in het geding zijn en een belangrijke risicofactor in de uitvoering van de programma’s.
In die context heb ik mijn steun gegeven aan dit voorstel dat beoogt dit artikel te wijzigen en te vereenvoudigen. Het betreft de volgende twee punten: uitsluiting van het toepassingsgebied van artikel 55 van operaties die gecofinancierd worden uit het Europees Sociaal Fonds, en invoering van een drempel van 1 miljoen euro waaronder uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling of het Cohesiefonds gecofinancierde projecten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van artikel 55, zowel voor de berekening van de maximaal subsidiabele uitgaven als voor de controle op de uitvoering. De overige bepalingen van artikel 55 blijven ongewijzigd.
Robert Atkins (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Mijn Britse conservatieve collega’s en ik staan achter de verbeteringen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden voor geaccrediteerde parlementaire medewerkers die in de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel, Straatsburg en Luxemburg werkzaam zijn, en wij begrijpen in beginsel de argumenten voor een statuut voor medewerkers.
Het baart ons echter zorgen dat het statuut op een aantal belangrijke punten vaag blijft, en we hadden graag gezien dat er meer duidelijkheid was over een aantal bepalingen. Dit betreft bijvoorbeeld de werving van niet-EU-burgers, de eis betreffende de tweede taal en de voorgestelde salarisrangen.
Gezien deze punten van zorg, hebben wij ons bij de eindstemming van stemming onthouden.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, na velen jaren werk voor dit Parlement, kunnen we vandaag unaniem de goedkeuring geven aan een maatregel die aanzienlijke gevolgen zal hebben voor het werk binnen de Europese instellingen.
Ik wil graag in het bijzonder het positieve karakter benadrukken van de nieuwe maatregelen voor parlementair medewerkers. Deze maatregelen zullen een voorbeeld zijn van transparantie en evenwicht, terwijl ze de leden van het Parlement toch een discretionaire bevoegdheid geven. Dit is een belangrijke stap voorwaarts, waar we tegelijkertijd een positief signaal mee afgeven aan de buitenwereld.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, omdat de contracten van plaatselijke medewerkers moeten worden beheerd door een betaalagent, wiens taak erin bestaat te zorgen voor een effectief beheer van de toelage voor de parlementaire ondersteuning die elk Parlementslid krijgt toegewezen, en die verantwoordelijk zal worden gehouden, zodat een einde komt aan de onzekerheden en ambiguïteiten die zich voordoen onder de huidige regeling en die aanleiding hebben gegeven tot de nodige kritiek.
Geaccrediteerde parlementaire medewerkers worden daarentegen onderworpen aan speciale regelingen die vallen onder het Statuut en meer in het bijzonder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen. Het voorstel voor een verordening, dat door de Commissie is ingediend naar aanleiding van onderhandelingen die zijn gevoerd op basis van de bevindingen van een werkgroep van het Bureau van het EP onder voorzitterschap van Martine Roure, is van uitzonderlijke aard en daarnaast complex en in een heleboel opzichten gecompliceerd. Deze aspecten hebben hun weerslag gevonden in het verslag en vormen het onderwerp van lange en gedetailleerde debatten binnen de Commissie juridische zaken.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb gestemd voor het verslag-Gargani over de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, daar ik meen dat het creëren van een nieuwe specifieke personeelscategorie voor het Europees Parlement, waaronder ook de parlementaire medewerkers vallen die werkzaam zijn in een van de drie vergaderplaatsen van het Europees Parlement (Brussel, Straatsburg en Luxemburg), de huidige positie van deze medewerkers kan verduidelijken en verbeteren, waarbij het specifieke karakter van hun functies wordt gerespecteerd.
Het nieuwe systeem voor de aanstelling van parlementaire medewerkers roept één enkele regeling in het leven, waarbij de arbeidsrelatie wordt aangegaan via een contract dat rechtstreeks met het Europees Parlement wordt afgesloten. Dat is essentieel om de beginselen van gelijkheid, non-discriminatie en transparantie bij aanwerving te verzekeren, evenals de rechtszekerheid van deze werknemers.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij hebben gestemd tegen het verslag over wijziging van de regeling welke van toepassing is op de medewerkers van Europese Parlementsleden. Wij hebben er absoluut niets op tegen dat ervoor wordt gezorgd dat medewerkers in het Europees Parlement redelijke lonen en arbeidsvoorwaarden hebben. Wij voelen er echter even weinig voor om parlementaire medewerkers over te hevelen naar het “Europees belastingparadijs” als toen we Europese Parlementsleden moesten overhevelen naar een salarisstelsel in de EU met gunstige communautaire belasting.
Zowel de leden als hun medewerkers moeten in hun realiteit van hun eigen land verankerd zijn. Salarissen en voordelen moeten aan de omstandigheden in hun landen gekoppeld zijn, of, in het geval van de medewerkers, aan de omstandigheden van de plaats waar ze leven en werken. Parlementsleden noch hun medewerkers mogen worden geïsoleerd in een “EU-bel” met hoge salarissen en aantrekkelijke voordelen die ver verwijderd zijn van de realiteit waarin de burgers leven die zij zouden moeten vertegenwoordigen.
Wij hebben daarom tegen dit verslag over een Europees statuut voor medewerkers gestemd. Voor ons is dit een principiële kwestie, die niet van doen heeft met de financiële voorwaarden van assistenten op zich.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het verslag dat vandaag is aangenomen zal eraan bijdragen dat de arbeidsvoorwaarden van geaccrediteerde parlementaire medewerkers die werkzaam zijn in een van de drie vergaderplaatsen van het Europees Parlement zullen verbeteren. De medewerkers zelf en de leden van dit Huis hebben lang gewacht op de veranderingen waar in het verslag voor wordt gepleit. In het verslag wordt onderscheid gemaakt tussen plaatselijke medewerkers en geaccrediteerde medewerkers, gezien de specifieke aard van deze laatste groep medewerkers.
Op grond van dit in duidelijke bewoordingen opgestelde statuut van de medewerkers zullen geaccrediteerde parlementaire medewerkers voortaan alle voorrechten hebben die tot nu toe uitsluitend aan de ambtenaren van andere Europese instellingen waren voorbehouden. Heel belangrijk is dat deze voorrechten onnodige onzekerheid wegnemen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag waar belasting, ziektekostenverzekeringspremies en socialezekerheidspremies moeten worden betaald. Daarnaast maakt het statuut een eind aan het gebrek aan duidelijkheid over de beloning van medewerkers. Medewerkers zullen worden ingedeeld in rangen en de basisbeloningen zullen duidelijk worden vastgelegd.
Het statuut is ook goed voor de leden van dit Huis. Wederzijds vertrouwen vormt het belangrijkste fundament van het werk en de relatie van de leden met hun medewerkers. Het statuut legt geen beperkingen op aan de vrijheid van de leden om zelf de medewerkers te kiezen waarmee ze willen werken. De onafhankelijkheid van de leden van het Europees Parlement bij de uitoefening van hun taken is daarom niet in gevaar.
Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) De nieuwe harmonisatieregels voor parlementaire medewerkers (‘andere personeelsleden’) zijn vanuit het perspectief van een Noord-Europese werknemer niet bevredigend. Wij zijn van mening dat de nieuwe regels de sociale normen zullen verlagen op het gebied van gezinsbijslagen en sociale uitkeringen voor de zorg voor zieke kinderen, enzovoort. Er zijn ook grote zorgen over de gevolgen van de nieuwe regels voor de pensioenrechten, de werkloosheidsuitkeringen en de ontslagbescherming van werknemers.
We mogen de achtergrond van het voorstel echter niet vergeten. Er zijn ernstige problemen voor medewerkers die bij het Europees Parlement werkzaam zijn op een ongereguleerd contract. Ze werken soms onder erbarmelijke omstandigheden. Deze nieuwe verordening zal een einde maken aan die praktijk. We hebben voor het voorstel gestemd uit solidariteit met medewerkers die worden uitgebuit door hebzuchtige leden van het Parlement/werkgevers.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik heb vandaag voor het verslag van de heer Gargani over de arbeidsvoorwaarden van de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen gestemd.
In het verslag wordt onderscheid gemaakt tussen plaatselijke medewerkers en geaccrediteerde parlementaire medewerkers.
Er moet duidelijk worden opgemerkt dat geaccrediteerde parlementaire medewerkers die werkzaam zijn voor een lid of leden van dit Huis, bijzondere plichten tegenover deze laatste of laatsten hebben, omdat hun relatie is gebaseerd op wederzijds vertrouwen.
Daarmee onderscheiden geaccrediteerde medewerkers zich van andere personeelsleden van de EU, van wie de arbeidsvoorwaarden zijn gebaseerd op de criteria transparantie, objectieve evaluatie en loyaliteit ten aanzien van de instellingen.
De bijzondere situatie van de medewerkers mag niet zodanig worden uitgelegd dat deze bevoorrechte dan wel rechtstreekse toegang krijgen tot posten van ambtenaren of andere categorieën personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.
Wanneer het Parlement dit verslag aanneemt, betekent dit dat de voorrechten met betrekking tot sociale premies en belastingen van de personeelsleden van de Gemeenschappen in de volgende parlementaire zittingsperiode, vanaf 2009, ook zullen gelden voor alle geaccrediteerde parlementaire medewerkers van de leden van het Parlement.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Als lid van de Commissie verzoekschriften verwelkom ik het verslag van mijn collega de heer Busuttil over bedrijven die misleidende gegevensbankdiensten aanbieden. De bedrijven parasiteren vervelend op het midden- en kleinbedrijf in de Unie. Ze schrijven uiterst dubbelzinnige brieven aan kleine en middelgrote ondernemingen, waarin deze worden uitgenodigd om hun bedrijfsnaam en contactgegevens in te vullen of bij te werken en waarin hun de valse indruk wordt gegeven dat ze gratis worden vermeld in een bedrijvengids. Deze brieven worden dus vaak afgehandeld door een jonger personeelslid.
De ondertekenaars en bedrijven merken vervolgens dat ze onbedoeld een contract hebben ondertekend, waaraan ze doorgaans minstens drie jaar vastzitten, voor een jaarlijks bedrag van duizend euro of meer.
De vierhonderd verzoekschriften die van kleine en middelgrote ondernemingen zijn ontvangen, beschrijven in detail de kwelling, de stress, de gêne, de frustratie en het financiële verlies dat wordt geleden door de acties van deze oplichters. Dit verslag juicht terecht de actie van de Oostenrijkse regering toe, die deze praktijken onwettig heeft verklaard. Wat dit verslag eist, is dat de Commissie en de overige 26 lidstaten het voorbeeld van Oostenrijk volgen en de activiteiten van deze oplichters uitroeien.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij hebben ervoor gekozen om voor dit verslag van het Europees Parlement te stemmen. Wij hebben echter onze twijfels bij het voorstel van paragraaf 13 om het toepassingsgebied van richtlijn 2005/29/EG uit te breiden.
Het is goed dat Oostenrijk en België in het verslag naar voren worden geschoven als goede voorbeelden met betrekking tot de inspanningen om misleidende gegevensbankdiensten aan te pakken. Wij denken dat het in Europa kan volstaan om die landen als goede voorbeelden in de verf te zetten. De wetgevers in de lidstaten zijn vast en zeker competent genoeg om nota te nemen van het goede voorbeeld van andere landen en zelf beslissingen te nemen over nieuwe wetten om de problemen op dit gebied in hun eigen lidstaat aan te pakken. Institutionele concurrentie tussen de lidstaten is van fundamenteel belang om precies het soort problemen aan te pakken dat in dit verslag wordt behandeld.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Bedrijven in heel Europa zijn het slachtoffer geworden van gevallen van oplichting door onder meer de European City Guides. Wettelijke maatregelen om dergelijke gevallen van oplichting te voorkomen, zijn essentieel en het verslag Busuttil moet daarom worden verwelkomd.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd als antwoord op de vele zorgen van kiezers die onder mijn aandacht zijn gebracht over bedrijven die misleidende diensten aanbieden. Veel ondernemingen, en dan vooral kleine ondernemingen in Schotland, hebben financieel nadeel geleden en zijn lastiggevallen en bedreigd met juridische actie. Dit verslag zal het bewustzijn betreffende deze materie verhogen, zodat minder ondernemingen het slachtoffer worden van de zwendel, door er bij de lidstaten van de EU op aan te dringen om de nationale wetten te verscherpen en ervoor te zorgen dat de bestaande EU-wetgeving betreffende misleidende reclame en oneerlijke handelspraktijken adequaat wordt gehandhaafd. Ik steun dit verslag, omdat het er bij de Commissie op aandringt de monitoring van de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving te intensiveren en de bestaande EU-wetgeving te verbeteren waar wordt vastgesteld dat zij niet adequaat is om deze zwendel eens en voor altijd een halt toe te roepen.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb de goedkeuring van het verslag-Busuttil gesteund, omdat de Commissie daarin wordt opgeroepen de huidige EU-wetgeving te verbeteren door de bescherming van ondernemingen en particulieren tegen misleidende reclame te garanderen.
De tenuitvoerlegging van dit verslag biedt de autoriteiten in de lidstaten de mogelijkheid om gezamenlijke actie te ondernemen ter voorkoming van verdere verspreiding van de misleidende praktijken van adresboekondernemingen en ter introductie van effectieve maatregelen die dergelijke bedrijven zullen uitschakelen en sancties zullen treffen tegen de leidinggevenden daarvan. Ook krijgen slachtoffers van deze vormen van fraude, doorgaans kleine en middelgrote ondernemingen, een effectieve remedie aangereikt om contracten te ontbinden die zijn ondertekend als gevolg van misleidende reclame en om compensatie te verkrijgen voor de geleden verliezen.
Ik heb tal van brieven ontvangen van bedrijven in Roemenië die het slachtoffer zijn geworden van dergelijk bedrog. Goedkeuring van het verslag-Busuttil zal leiden tot een groter publiek bewustzijn van deze kwestie en, naar ik hoop, tot een daling van het aantal bedrijven dat ten prooi valt aan dergelijke praktijken.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Het doet mij genoegen dat het Europees Parlement vandaag actie onderneemt om de zwendel te bestrijden die de European City Guide is. Veel van mijn Schotse kiezers zijn het slachtoffer geworden van deze zwendel en kregen rekeningen voor iets waarvoor ze geen overeenkomst waren aangegaan. Deze misleidende verkooptechnieken waar gewone mensen bij betrokken worden, zijn verkeerd en er moet een halt aan worden toegeroepen. De Commissie verzoekschriften verdient onze complimenten dat zij dit vandaag op de agenda heeft gezet.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd om een einde te maken aan misleidende reclame door ondernemingen achter bedrijvengidsen, zoals de European City Guide. In de afgelopen paar jaar hebben allerlei kleine ondernemingen uit de East Midlands, van Nottingham tot Northampton, contact met mij gezocht. Deze ondernemingen zijn bedrogen door wat duidelijk een zwendel is. Ik sta helemaal achter het opstellen van een Europese zwarte lijst en achter actie om misleidende reclame een halt toe te roepen.