Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 16 december 2008 - Straatsburg Uitgave PB

16. Klimaatverandering en energie (conclusie)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde zijn de conclusies van de Raad en de Commissie over klimaatverandering en energie.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Louis Borloo, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb drie belangrijke opmerkingen.

De eerste opmerking gaat over de methode, de procedure en de medebeslissing. Ik heb her en der het idee kunnen beluisteren dat een eerste lezing geen precedent mag gaan vormen. Het is niet zo dat iemand dat per se zo wilde. Veeleer waren wij door de bijzondere omstandigheden van dit moment, in de aanloop naar Kopenhagen en het verstrijken van het mandaat van het Parlement, verplicht om deze zaak in eerste lezing af te sluiten. Of anders was er geen akkoord geweest, wat ook mogelijk was geweest. Ik geloof echter dat dankzij het grondige werk dat is verricht met het uitermate goed gestoffeerd Commissievoorstel, en ook dankzij het werk van de rapporteurs en de parlementaire commissies en het werk van de Raadsformaties Energie en Milieu aan alle voorwaarden was voldaan om tot een akkoord te komen. Het vertrouwenscontract dat drie weken werd gesloten, toen wij midden in de trialogen zaten, heeft ons in zekere zin de mogelijkheid geboden om dit te beklinken.

Uiteindelijk is het echter het Parlement dat met zijn stemming van morgen de doorslag geeft – en dat is ook niet meer dan normaal.

Mijn tweede opmerking gaat over alle teksten samen. Je kunt natuurlijk altijd van dit of dat modaliteitenvraagstuk een hele religie maken. Het gaat echter niet om de modaliteiten; het gaat erom dat wij in aller oprechtheid onszelf de middelen garanderen die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken.

Ik neem het voorbeeld van de CO2-emissies van auto´s. Over dat onderwerp hebben wij de meest uitgesproken standpunten gehoord. Ik ben het daar echter niet mee eens, want u weet heel goed dat er in de automobielsector jaren nodig zijn om auto´s te ontwikkelen en te bouwen. Dat weet u, mijnheer Davies. Mevrouw Harms heeft steun gegeven aan het Commissievoorstel, waarin echter geen sprake was van 95 gram CO2 per kilometer. De consensus die werd bereikt tijdens de trialoog betekent in feite een lichte versoepeling van de boetes op korte termijn of met onmiddellijke ingang, hetgeen nauwelijks enige weerslag heeft op de huidige productie, en dit in ruil voor een belangwekkende strategische beslissing waarin niet langer sprake is van 120, maar van 95 gram.

Goed, wij kunnen erover discussiëren en zeggen dat wij er meer uit hadden kunnen halen. Daar wil ik het nu niet over hebben, maar ik geloof niet dat de bij alle zes teksten gevolgde modaliteiten een stap terug betekenen ten opzichte van de Commissievoorstellen.

De Commissie heeft complexe voorstellen gedaan omdat de situatie complex is. De situatie in de lidstaten is complex, de situatie in onze industrieën en ons sociaal klimaat zijn complex, maar ik geloof dat wij alles in huis hebben om deze eerste etappe in het klimaat- en energiepakket goed af te ronden.

Dan heb ik nog een derde opmerking over het naar buiten uitdragen van ons standpunt, oftewel over de voorbereiding voor Kopenhagen. Wat ik nu zeg, kan ik echt met de hand op het hart zeggen, want ik was drie dagen geleden nog in Poznań. Er zullen geen grote onderhandelingen plaatsvinden in Kopenhagen als wij, Europeanen, niet honderd procent trots zijn op onze eerste etappe. Als wij naar buiten toe, ten overstaan van onze Amerikaanse, Canadese, Australische, Chinese, Russische en andere partners, onszelf naar beneden halen, als wij onze eerste etappe, die een echte doorbraak is, bagatelliseren, hoeven wij niet verbaasd te zijn als onze partners ons niet serieus nemen in de onderhandelingen in Kopenhagen. Zij hebben immers geen Europees Hof van Justitie aan hun zijde dat toeziet op een goede uitvoering van de betrokken richtlijnen.

Dus laten wij alstublieft dat debat intern houden; dat is normaal! Natuurlijk moeten de stemmingen nog komen, maar ik geef u op een briefje dat de industrie de boodschap heeft begrepen. De Europese burgers hebben de boodschap begrepen, wat er ook gebeurt, en dat heeft met veel meer dan met ons of onze richtlijnen te maken. Nu is het gewoon zo dat de rest van de wereld naar ons luistert. Laten wij dan ook voorkomen dat wij het uitzonderlijke werk dat is verricht, naar beneden halen.

 
  
MPphoto
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle sprekers tijdens het debat van vandaag bedanken voor hun zeer constructieve bijdragen en ik verzoek u dringend om het voorliggende compromispakket te steunen. Door het aannemen van deze compromisovereenkomst laat de Europese Unie zien dat het met voldoende politieke wil mogelijk is om de concrete maatregelen te nemen die nodig zijn om de klimaatsverandering te bestrijden, en dat dat kan tegen redelijke kosten. Als 27 landen met zeer verschillende sociale en economische situaties in een relatief korte tijd tot overeenstemming kunnen komen over een zeer complexe en verreikende reeks maatregelen, waarom zou het dan niet mogelijk zijn om ook internationaal tot een dergelijke overeenkomst te komen? Tijdens de conferentie van de Verenigde Naties in Poznán vorige week was het duidelijk dat de hele wereld naar Europa keek en dat ons gedrag een beslissende en positieve invloed zal hebben op de internationale onderhandelingen.

Ik wil kort ingaan op enkele punten die vanavond veelvuldig zijn genoemd.

Allereerst de auto's. De eerste verdienste van het compromisvoorstel is dat er verplichte normen voor de Europese autofabrikanten zullen komen, wat erg belangrijk is, dus dit alleen al is een reden om het voorstel, dat onderdeel is van het pakket, te steunen. Onder het oorspronkelijke voorstel van de Commissie droeg het voor ongeveer eenderde bij aan het behalen van de doelstellingen in de niet-ETS-sector, maar zoals het voorstel er nu uitziet zal het nog steeds voor ongeveer een kwart hieraan bijdragen, en als we het langetermijnstreefcijfer van 95 g in aanmerking nemen, zouden we opnieuw de eenderde kunnen bereiken waar we ons oorspronkelijk op hadden gericht. Natuurlijk is het, zoals Chris Davies zei, in het belang van de Europese autofabrikanten om snel te komen tot technologische innovaties om het brandstofverbruik van auto's te verminderen, omdat ze op die manier eerder kunnen profiteren van de maatschappelijke trend om schonere auto's te kopen, wat rendabel voor hen is. En natuurlijk zal de consument minder betalen voor brandstof en heeft het milieu baat bij de productie van schonere auto's. Dus ik vind dat u, ook in de huidige vorm en als onderdeel van het pakket, voor dit voorstel zou moeten stemmen.

Ten tweede het veilen van emissierechten. Er valt veel kritiek te beluisteren wanneer het gaat om het punt waarom het te veilen aandeel verminderd moet worden. Echter, in de eerste en tweede handelsperiode was het maximaal te veilen aandeel 4 procent: 4 procent van de emissierechten werd geveild. Nu gaan we, zelfs na de vermindering, naar meer dan 50 procent. Veilen is erg belangrijk; het is de beste manier om emissierechten toe te kennen, het werkt volgens het principe 'de vervuiler betaalt', het voorkomt onverhoopte winsten en het zal kapitaal opleveren dat nodig is in de strijd tegen de klimaatverandering en voor andere nuttige zaken. Maar de stimulans blijft: het te veilen aandeel wordt groter dan 50 procent en dit percentage zal ieder jaar toenemen. Als een aantal landen met een opt-out voor de energiesector daar geen gebruik van maakt, wat ik verwacht, dan zal het percentage tegen die tijd zelfs nog verder toenemen.

Voor wat betreft de meevallers in de vorm van onverwachte winsten als gevolg van gratis toewijzingen en gratis emissierechten: lidstaten die hier erg bezorgd over zijn hebben nog steeds de mogelijkheid om deze onverhoopte winsten te belasten. Er is derhalve een manier om hiermee om te gaan als de politieke wil er is en u, afgevaardigden, kunt ook uw stem laten horen in uw eigen land.

Voor wat betreft het gebruik van externe kredieten in de niet-ETS-sector, de effort-sharing sector, hebben sommige argumenten die vandaag naar voren zijn gebracht me verbaasd. Zijn we niet vóór CDM's? Steunen we de flexibele mechanismen van Kyoto niet? Zullen we tegen stemmen tijdens de internationale conferentie in Kopenhagen? Denkt u dat een zeer moeizame overeenkomst in Kopenhagen zonder deze flexibele mechanismen onmogelijk zou zijn?

Wat is nu eigenlijk uw standpunt? Ik begrijp het niet. Bent u tegen deze flexibele mechanismen, tegen investeringen in ontwikkelingslanden, het daarheen verplaatsen van technologie en het verminderen van emissies, en daar natuurlijk de kredieten voor krijgen? Uiteraard moeten we een balans zien te vinden, zodat we niet het meeste daar realiseren. We moeten het hier in de Europese Unie, in de eigen regio, realiseren, omdat dat beter is voor onze economieën, beter voor de aanpassing aan de koolstofarme technieken waaraan in de toekomst behoefte zal zijn, en het zal bijzonder voordelig zijn voor onze handel en industrie. Het zal een stimulans zijn voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën, energie-efficiëntie en de bevordering van hernieuwbare energiebronnen.

Dus natuurlijk moeten we de balans bewaren, maar ik denk niet dat de balans erg verstoord is door de toename van het gebruik van externe kredieten in de niet-ETS-sector met 10 procent, want daar hebben we het over. En nogmaals, in reactie op de argumenten van afgevaardigden uit landen die om een derogatie hebben verzocht zeg ik: "OK, zeg tegen uw landen dat ze geen gebruik moeten maken van deze derogatie. Het is aan u om de publieke opinie en de regering in uw land te beïnvloeden zodat deze extra 1 procent niet wordt gebruikt."

Omdat er zo veel voorwaarden zijn voor de extra 1 procent, geloof ik dat het meeste ervan uiteindelijk niet zal worden gebruikt. Ik herinner u eraan dat deze extra 1 procent in CDM-projecten in de minst ontwikkelde landen gebruikt moet worden. Als ik het me goed herinner, dan was tijdens de conferentie van de Verenigde Naties in Poznán het belangrijkste twistpunt met de ontwikkelingslanden dat we niet veel projecten uitvoeren in die landen. Een van de gespreksonderwerpen was de vraag hoe deze projecten beter over de ontwikkelingslanden te verdelen en dan vooral de minst ontwikkelde landen. Natuurlijk is het heel belangrijk dat de kwaliteit van de CDM's hoog is. We hebben dit tijdens de VN-conferentie in Poznán besproken en wat vooruitgang geboekt. Ik hoop dat we, tegen de tijd dat de Kopenhagen-conferentie plaatsvindt, deze discussie over de verbetering en de transparantie van de CDM's, en de absoluut noodzakelijk additionaliteitsvoorwaarde, zullen hebben afgerond.

Als laatste wil ik het hebben over de vraag of het pakket een bedreiging vormt, omdat ik sommige collega's heb horen zeggen dat het pakket, en met name het veilen, een bedreiging voor hun economie is. Ik herinner u er echter aan dat de opbrengst van het veilen binnen de lidstaten blijft. De opbrengst gaat niet naar het buitenland, naar andere landen, maar blijft in handen van het land en het eigen ministerie van Financiën, en kan gebruikt worden voor nuttige zaken en zelfs voor sociale problemen. Als de prijs van elektriciteit omhoog gaat, en als er zogenaamde 'energie-armen' zijn, dan kun je die verhoging van de elektriciteitsprijs deels compenseren. Daarom begrijp ik niet waarom het veilen een bedreiging vormt voor de economie van die landen. Het hele pakket is consistent voor wat betreft de aanpak van de economische crisis. Ik heb geen tijd meer om hier verder op in te gaan, maar er was een hele discussie over en ik krabbel niet terug.

Laat ik mijn opmerkingen besluiten met een woord van oprechte dank aan het Europees Parlement, het voorzitterschap en de Raad voor de uitstekende samenwerking rond het pakket en de daarmee samenhangende voorstellen over kooldioxide en auto's en de richtlijn inzake brandstofkwaliteit. In het bijzonder waardeer ik de constructieve rol die deze vergadering, en met name de rapporteurs, hebben gespeeld bij het bereiken van een overeenkomst tussen de instellingen over dit cruciale pakket. Door dit pakket aan te nemen zorgt u ervoor dat de Europese Unie over de concrete maatregelen beschikt om de beloftes over reductie na te komen en bevestigt u de leidende rol van Europa op het gebied van klimaatverandering op een cruciaal moment voor de internationale onderhandelingen. Hoe groter de meerderheid die voor deze maatregelen stemt, hoe sterker het signaal dat we afgeven aan onze internationale partners over onze vastberadenheid om de klimaatverandering aan te pakken, en hoe effectiever we hen kunnen overtuigen om ons voorbeeld te volgen. Ik verzoek u dan ook zeer dringend om het voorliggende compromispakket te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik voel me vereerd dit zeer constructieve debat te mogen afsluiten. Het is een grote prestatie. Wie kon geloven dat we tot overeenstemming zouden komen over zo'n veeleisend pakket maatregelen, met niet alleen een consensus in de Raad, maar ook overeenstemming met het Parlement in eerste lezing over zeer complexe kwesties? Het is echt een grote prestatie.

Ik wil alleen zeggen dat de Commissie tijdens het overleg een aantal verklaringen heeft opgesteld. Deze zijn aan het Parlement overhandigd om als bijlage bij de notulen van het debat te worden gevoegd.

Samen zijn we tot een belangrijke overeenkomst gekomen en daar ben ik u dankbaar voor. Ik wens u succes bij de stemming morgen.

Verklaringen van de Commissie over het pakket klimaatverandering en energie

Handel in emissierechten – verslag-Doyle

Verklaring van de Commissie ad artikel 10, lid 3, van de herziene ETS-richtlijn

Tussen 2013 en 2016 mogen de lidstaten de inkomsten van de veiling van emissierechten ook gebruiken voor de ondersteuning van de bouw van elektriciteitscentrales met een hoog rendement, inclusief nieuwe elektriciteitscentrales die klaar zijn inzake technologie voor het afvangen en opslaan van CO2. Voor nieuwe installaties die het rendementspeil van een elektriciteitscentrale overeenkomstig bijlage 1 bij Beschikking van de Commissie van 21 december 2006 (2007/74/EG)(1) overschrijden, mogen de lidstaten tot 15 procent van de totale kosten van de investeringen voor een nieuwe installatie die klaar is inzake technologie voor het afvangen en opslaan van CO2, ondersteunen.

Verklaring van de Commissie ad artikel 10 bis, lid 4 bis, over wijziging van de communautaire richtsnoeren inzake overheidssteun voor milieubescherming

De lidstaten kunnen het nodig achten bepaalde installaties tijdelijk te compenseren voor CO2-kosten die worden doorgerekend in de elektriciteitsprijzen, als de CO2-kosten hen anders zouden blootstellen aan het risico van een weglekeffect. Bij het ontbreken van een internationaal akkoord zal de Commissie uiterlijk eind 2010 na raadpleging van de lidstaten de communautaire richtsnoeren inzake overheidssteun voor milieubescherming wijzigen, om gedetailleerde bepalingen vast te stellen die de lidstaten bij de toekenning van staatssteun voor de bedoelde ondersteuning moeten naleven. Bij de bedoelde bepalingen worden de in het op 19 november 2008 aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde document (bijlage 2 15713-1-08) gepresenteerde principes geëerbiedigd.

De afvang en opslag van kooldioxide – verslag-Davies

Verklaring van de Commissie over de recentste ontwikkelingen bij de inzet van CCS-technologieën

Vanaf 2010 zal de Commissie regelmatig verslag uitbrengen over de recentste ontwikkelingen bij de inzet van CCS-technologieën in het kader van haar beheersactiviteiten met betrekking tot het netwerk van CCS-demonstratieprojecten. Deze verslagen zullen informatie bevatten over de vooruitgang bij de inzet van CCS-demonstratie-installaties, de vooruitgang van de ontwikkeling van CCS-technologieën, kostenramingen en de ontwikkeling van infrastructuur voor het vervoer en de opslag van CO2.

Verklaring van de Commissie over besluiten inzake ontwerp-opslagvergunningen en ontwerp-besluiten inzake overdracht overeenkomstig artikel 10, lid 1, en artikel 18, lid 2, van de richtlijn

De Commissie zal alle adviezen bekendmaken over besluiten inzake ontwerp-opslagvergunningen overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de richtlijn, en ontwerp-besluiten inzake overdracht overeenkomstig artikel 18, lid 2. De gepubliceerde versie van de adviezen zal echter geen informatie bevatten waarvan de vertrouwelijkheid is gegarandeerd in het kader van de uitzonderingen op openbare toegang tot informatie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43) en Verordening (EG) nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).

Verklaring van de Commissie over de vraag of koolstofdioxide een met name genoemde stof dient te zijn met geschikte drempels in het kader van de herziene Seveso-richtlijn

CO2 is een gewone stof, die momenteel niet als gevaarlijk is ingedeeld. Het vervoer van en de opslagplaatsen voor CO2 zijn momenteel dan ook niet opgenomen in Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso-richtlijn). Op grond van de voorafgaande analyse van de informatie waarover de Commissie beschikt, lijken zowel empirische gegevens als gegevens op basis van modellen aan te tonen dat de risico's voor het vervoer van CO2 via pijpleidingen niet groter zijn dan bij het vervoer van aardgas via pijpleidingen. Hetzelfde lijkt te gelden voor vervoer van CO2 per schip, vergeleken met het vervoer van vloeibaar aardgas of lpg per schip. Er zijn ook aanwijzingen dat het gevaar voor ongevallen in CO2-opslagplaatsen, hetzij door een breuk bij de injectie, hetzij door een lek na de injectie, waarschijnlijk niet significant is. De overweging om van CO2 een met name genoemde stof te maken in het kader van de Seveso-richtlijn, zal in detail worden bekeken bij de geplande herziening van de richtlijn eind 2009, begin 2010. Indien de beoordeling een relevant potentieel gevaar voor ongevallen aan het licht brengt, zal de Commissie voorstellen doen om CO2 als een met name genoemde stof met geschikte drempels op te nemen in de herziene Seveso-richtlijn. In dat geval zal de Commissie ook de nodige wijzigingen voorstellen in bijlage III bij Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (milieuaansprakelijkheidsrichtlijn), om ervoor te zorgen dat alle Seveso-installaties waarin superkritisch CO2 wordt behandeld, in de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn worden opgenomen.

Verklaring van de Commissie over de minerale sekwestratie van CO2

De minerale sekwestratie van CO2 (de binding van CO2 in de vorm van anorganische carbonaten) is een potentiële technologie ter bestrijding van de klimaatverandering die in principe kan worden gebruikt door dezelfde categorieën industriële installaties als voor de geologische opslag van CO2. De technologie bevindt zich momenteel echter nog in het ontwikkelingsstadium. Naast het met de opslag van CO2 gepaard gaande energieverlies(2) is er ook bij het minerale carbonatieproces zelf een aanzienlijk energieverlies, dat eerst moet worden aangepakt alvorens kan worden overgegaan tot de commerciële toepassing. Zoals bij geologische opslag moeten er ook controles worden uitgevoerd om de milieuveiligheid van de technologie te garanderen. Deze controles zullen waarschijnlijk sterk verschillen van die voor geologische opslag, gelet op de fundamentele verschillen tussen de technologieën. In het licht van deze overwegingen zal de Commissie de technische vooruitgang inzake minerale sekwestratie van nabij volgen met het oog op de totstandbrenging van een wettelijk kader voor milieuveilige minerale sekwestratie en de erkenning ervan in het kader van de regeling voor de handel in emissierechten, wanneer de technologie een geschikt stadium van ontwikkeling heeft bereikt. Gezien de interesse van de lidstaten in de technologie en het tempo van de technologische vooruitgang is een eerste beoordeling aangewezen tegen 2014, of vroeger als de omstandigheden dat rechtvaardigen.

Richtlijn brandstofkwaliteit – verslag-Corbey

Verklaring van de Commissie bij de goedkeuring van de nieuwe richtlijn

De Commissie bevestigt dat de in artikel 7 bis, lid 2, onder b) en c), bedoelde verminderingen met 2 procent niet bindend zijn en dat bij de herziening het niet-bindende karakter ervan aan de orde zal worden gesteld.

Emissienormen voor nieuwe personenauto's – verslag-Sacconi

De Commissie bevestigt dat zij voornemens is in 2009 een herziening voor te stellen van Richtlijn 1999/94/EG betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij het op de markt brengen van nieuwe personenauto's. Doel hiervan is ervoor te zorgen dat de consument passende informatie over de CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's ontvangt.

Uiterlijk in 2010 zal de Commissie Richtlijn 2007/46/EG toetsen, zodat de aanwezigheid van innoverende technologieën ("milieu-innovaties") in een voertuig en de gevolgen daarvan voor de specifieke CO2-emissies van het voertuig kunnen worden meegedeeld aan de autoriteiten in de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de rapportage overeenkomstig de verordening.

De Commissie zal tevens de opstelling en uitvoering overwegen van eisen inzake de uitrusting van auto's met brandstofverbruikmeters als middel om een meer brandstofefficiënte wijze van autorijden aan te moedigen. In dit verband zal de Commissie overwegen de kaderwetgeving inzake typegoedkeuring te wijzigen en de noodzakelijke technische normen uiterlijk in 2010 aan te nemen.

De Commissie moet zich echter houden aan de doelstellingen van haar initiatief inzake betere regelgeving en haar voorstellen schragen op een uitgebreide beoordeling van de gevolgen en de voordelen. Met het oog hierop en overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zal de Commissie de behoefte aan nieuwe wetgevingsvoorstellen blijven evalueren, maar behoudt zij zich het recht voor te beslissen of en wanneer zij dergelijke voorstellen zal doen.

Bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen – verslag-Turmes

Verklaring van de Commissie met betrekking tot artikel 2, onder b):

De Commissie is van oordeel dat voor de toepassing van deze richtlijn de term "industrieel en huishoudelijk afval" ook zogenaamd "commercieel afval" kan omvatten.

Verklaring van de Commissie met betrekking tot artikel 20, lid 6, onder d):

De Commissie is van oordeel dat de verwijzing naar het streefcijfer van 20 procent in de laatste alinea van artikel 20, lid 6, onder d), niet anders mag worden geïnterpreteerd dan in artikel 3, lid 1, van de richtlijn.

Verklaring van de Commissie met betrekking tot artikel 20, lid 6, onder d), en leden 7 en 8 :

De Commissie erkent dat bepaalde lidstaten in 2005 reeds een hoog aandeel hernieuwbare energie hadden bereikt. Bij de opstelling van het in artikel 20, lid 6, onder d), en leden 7 en 8, bedoelde verslag zal de Commissie, in het kader van de beoordeling van de beste kosten-batenverhouding, rekening houden met de marginale kostprijs van een verhoging van het aandeel hernieuwbare energie en zal zij in elk overeenkomstig het voornoemde artikel van de richtlijn ingediende voorstel desgevallend ook voor die lidstaten passende oplossingen voorstellen.

Verklaring van de Commissie met betrekking tot bijlage VIIb:

De Commissie zal trachten de in bijlage VIIb van de richtlijn bedoelde richtsnoeren op te stellen tegen 2011 en in samenwerking met de lidstaten de gegevens en methodologieën ontwikkelen die nodig zijn om te ramen en te controleren in welke mate warmtepompen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de richtlijn.

De richtsnoeren bevatten correctiewaarden voor de seizoensgebonden rendementswaarden (SPF) die worden gebruikt voor niet-elektrisch aangedreven warmtepompen teneinde rekening te houden met het feit dat de primaire energiebehoeften van dergelijke pompen niet worden beïnvloed door de werking van het elektriciteitssysteem. Bij het opstellen van de richtsnoeren zal de Commissie tevens de haalbaarheid onderzoeken van een methodologie waarin de voor de integratie van een willekeurige warmtepomp gebruikte SPF-waarde wordt gebaseerd op de gemiddelde klimaatomstandigheden in de EU.

 
  
MPphoto
 

  Marios Matsakis (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een opmerking over de gang van zaken. We klagen vaak over het geringe aantal vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie in onze plenaire debatten. Echter, vanavond zijn er helaas slechts een stuk of vijf leden van het Parlement bij dit debat aanwezig, terwijl er twee leden van de Commissie en een minister zijn. Ik vind dat betreurenswaardig en ik denk dat we de leden van de Commissie en de minister een excuus verschuldigd zijn.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Ik ben het geheel met u eens, dit toont met hoeveel professionaliteit en welwillendheid de Commissie en de Raad hun werk doen.

Ik deel u mede dat mevrouw Karin Scheele mij in kennis heeft gesteld van haar ontslagneming als lid van het Europees Parlement met ingang van 11 december 2008. Overeenkomstig artikel 4, lid 1 van het Reglement constateert het Parlement dat de zetel vanaf die datum vacant is. Inmiddels hebben de bevoegde Oostenrijkse autoriteiten kennis gegeven van de benoeming van Maria Berger tot lid van het Europees Parlement, in de plaats van Karin Scheele, met ingang van 11 december 2008.

Zolang de geloofsbrieven nog niet zijn onderzocht of over ingebrachte bezwaren nog niet is beslist, neemt Maria Berger, overeenkomstig artikel 3, lid 2 van het Reglement, met volledige rechten zitting in het Parlement en zijn organen, mits zij tevoren schriftelijk een verklaring heeft afgelegd dat zij geen functie bekleedt die onverenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement.

 
  

(1) Beschikking van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden voor de gescheiden productie van elektriciteit en warmte in toepassing van Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6817).
(2) "Energieverlies" is de term die wordt gebruikt om aan te geven dat een installatie voor de opslag of mineralisering van CO2 een deel van haar energie voor die processen gebruikt en zo meer energie nodig heeft dan een installatie met een soortgelijke output zonder opslag of mineralisering.

Juridische mededeling - Privacybeleid