Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/0019(COD)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0496/2007

Debatten :

PV 16/12/2008 - 14
CRE 16/12/2008 - 14

Stemmingen :

PV 17/12/2008 - 5.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0613

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 17 december 2008 - Straatsburg Uitgave PB

8. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Turmes (A6-0369/2008)

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn excuses, ik verstond u niet. Ik denk dat de laatste prijsuitreiking zo aangrijpend was dat we er allemaal nog een beetje perplex van zijn.

Ik verwelkom het verslag van de heer Turmes. Hernieuwbare energie staat natuurlijk centraal in onze inspanningen om onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen, maar zoals we hebben gezien, kunnen oplossingen soms leiden tot nieuwe problemen en dat is zeker het geval als het gaat om het debat over voedsel- versus brandstofproductie. We moeten zoeken naar strenge criteria voor duurzaamheid en in die context moeten we met name kijken naar de productie van hout, een zeer vernieuwbare bron.

Ik wil dat we in de breedst mogelijke context kijken naar een effectief beleid voor landgebruik. Het is heel belangrijk dat we hier in de Europese Unie landbouw en energie koppelen aan zorgen over klimaatverandering, maar we moeten dat ook op wereldniveau doen. Desalniettemin verwelkom en steun ik dit verslag van harte.

 
  
MPphoto
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik laat me niet zo snel meeslepen door de hysterie over energie en klimaatverandering, maar het streven naar hernieuwbare energie kan niet anders dan zeer verstandig zijn. Het moet echter wel economisch duurzaam zijn. Op basis daarvan ben ik allesbehalve overtuigd van de run op windenergie door middel van onhaalbare streefdoelen, maar mijn primaire observatie met betrekking tot dit verslag is dat we de verschuiving weg van landbouwbrandstoffen en de productie van biomassa uit afval in plaats van voedsel moeten steunen. Landbouw-, huishoud- en industrieafval omzetten in energie heeft mij altijd de verstandigste van alle hernieuwbare mogelijkheden geleken. De ontwikkeling van de derde generatie energie uit biomassa en biogas heeft daarom mijn volledige steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Het klimaatpakket is een realistisch compromis dat overeenstemt met zowel mijn visie op een duurzame omgang met de natuurlijke hulpmiddelen op deze planeet als mijn steun voor het concurrentievermogen van de Europese industrie en de werkgelegenheid. Het is een volgende stap vooruit en geenszins achteruit. Het is weliswaar geen revolutionaire stap, maar ook in deze gedaante is het een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld. Dit is een duidelijke boodschap dat ondanks de nakende economische crisis Europa zich bewust blijft van zijn verantwoordelijkheid voor de staat waarin wij de aarde achterlaten aan toekomstige generaties. Ik ben het ermee eens dat we af moeten stappen van het slecht geconcipieerde biobrandstofverhaal en beleid op poten dienen te zetten waarin een duurzaam gebruik van energie uit biogas en biomassa centraal staat. Ook dienen we de innovatie van omzettingstechnologieën aan te moedigen, opdat deze zo efficiënt en dus kwalitatief mogelijk worden. Biomassa zou betrokken moeten worden uit afvalwater, organisch afval van huishoudens en industrie, alsook uit residuen afkomstig van de landbouw, de visserij en de bosbouw. Ook zou gebruik gemaakt moeten worden van aangetaste bodems en van nieuwe, niet voor menselijke of dierlijke consumptie geschikte grondstoffen als wieren.

 
  
  

Verslagen: Avril Doyle (A6-0406/2008), Satu Hassi (A6-0411/2008), Chris Davies (A6-0414/2008), Dorette Corbey (A6-0496/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Oldřich Vlasák (PPE-DE). - (CS) Ik zou graag willen toelichten waarom ik voor het wetgevend voorstel in het kader van het klimaatpakket gestemd heb, dat wil zeggen voor de verslagen Doyle, Davies, Hassi- en Corbey. Deze voorstellen zijn het onderwerp geweest van zeer langdurige besprekingen en onderhandelingen tussen de door het Franse voorzitterschap vertegenwoordigde Raad en de door zowel de rapporteur als de schaduwrapporteurs van de meeste fracties vertegenwoordigde Europees Parlement. Het oorspronkelijke voorstel zou bijvoorbeeld het einde betekend hebben van zowel de Tsjechische als de Europese chemische industrie. Vorige week is men dan tot een akkoord gekomen, en wel dankzij het feit dat zowel de lidstaten als de leden van het Parlement water in de wijn gedaan hebben. Er zijn duidelijke criteria opgesteld voor de verschillende industriële sectoren, alsook voor de geleidelijke invoering van de verschillende maatregelen. Daarmee is een compromis bereikt dat de oorspronkelijke ambitieuze milieudoelstellingen handhaaft en waarmee tegelijkertijd dusdanige voorwaarden gecreëerd worden dat de industrie niet in haar activiteiten beknot wordt of naar het leven wordt gestaan.

 
  
  

- Verslag-Doyle (A6-0406/2008)

 
  
MPphoto
 

  Gyula Hegyi (PSE). (HU) Ik heb vóór de compromisversie van het verslag-Doyle gestemd omdat er belangrijke amendementen in de richtlijn zijn opgenomen. Ik heb het amendement ingediend waarmee vrijstelling wordt verleend aan collectieve verwarming, zodat deze vorm van verwarming wordt vrijgesteld van klimaatbelasting. Dat is een belangrijk resultaat, aangezien in de eerste plaats lage inkomensgroepen gebruik maken van collectieve verwarming, een systeem dat ook vanuit milieuopzicht schoner is dan individueel geregelde verwarming. Tevens ben ik verheugd dat de productie van hitte en koeling in WKK-centrales ook een vrijstelling krijgt. Dit getuigt ook van milieuvriendelijk denken. Veel andere activiteiten worden echter ten onrechte vrijgesteld van klimaatbelasting. Persoonlijk had ik me beter kunnen vinden in een groenere richtlijn, maar dit compromis is nog altijd beter dan niets.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik steun en verwelkom dit verslag, dat het emissiehandelssysteem verfijnt, van harte – en ja, het gaat in op de zorgen over koolstoflekkage, in het bijzonder als er in 2009 geen overeenkomst op wereldniveau is.

Ik wil nogmaals wijzen op de rol van bosbouw in dit tijdperk van klimaatverandering. We hebben een zeer sterke stem op Europees niveau nodig om de wereldwijde ontbossing een halt toe te roepen. Ik ben blij dat hiervoor geld wordt uitgetrokken, want op dit moment wordt dit probleem niet aangepakt: we maken ons er allemaal zorgen om, maar er wordt niet gecoördineerd tegen opgetreden. Ik ben in Brazilië geweest; ik weet wat daar en in andere landen gebeurt en als we dat niet aanpakken, zijn al onze inspanningen op EU-niveau tevergeefs.

 
  
MPphoto
 

  Leopold Józef Rutowicz (UEN) .(PL) Mijnheer de Voorzitter, het document over het handelssysteem voor broeikasgasemissies geeft steun aan technische maatregelen waarvan het uiteindelijke doel is de emissies van broeikasgassen terug te dringen.

Het voorgestelde handelssysteem kan speculatie aanmoedigen, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de middelen die zijn uitgetrokken voor technische activiteiten. Bijvoorbeeld in Polen kostte een goedkope, energiebesparende lamp vroeger ongeveer vijf zloty. Na een campagne om energie te besparen en mensen aan te moedigen om deze lampen te kopen, is de prijs nu gestegen naar boven de tien zloty. Dat is de reden waarom het handelssysteem meer in detail moet worden uitgewerkt, inclusief het toezicht erop. Ik steun de richtlijn in haar huidige vorm niet.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Ik ben voorstander van een geleidelijke afschaffing van gratis emissierechten voor broeikasgassen voor een breed spectrum van industriële activiteiten. Het spijt mij zeer dat de Raad geweigerd heeft om de opbrengsten van de verkoop van emissierechten te gebruiken voor isolatie van woningen. Ik stel het op prijs dat het Franse voorzitterschap een akkoord tot stand heeft weten te brengen tussen de oude en nieuwe lidstaten en water in de wijn gedaan heeft wat betreft het referentiejaar, dat nu op 2007 gesteld is. Met dit compromis kan voldaan worden aan de doelstellingen van het Protocol van Kyoto en wordt er tegelijkertijd rekening gehouden met de huidige economische situatie. Ik heb er dan ook van harte mijn stem aan gegeven. Ik zou graag met het oog op de notulen willen verzoeken om een correctie van mijn stem over de uiteindelijke wetgevingsresolutie. Ik was voor, maar het lichtje brandde ten onrechte rood.

 
  
MPphoto
 

  Bogdan Pęk (UEN) .(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen deze richtlijn gestemd omdat ik van mening ben dat dit een van de grootste oplichterijen in de geschiedenis van de mensheid is. Dit is een belachelijk besluit, dat gebaseerd is op volledig vervalste gegevens, wetenschappelijke ongefundeerd is en in de Europese Unie alleen al ten minste een miljard dollar gaat kosten.

In plaats van dit geld op zo’n domme, idiote manier te besteden zou het beter zijn dit te gebruiken ten behoeve van de echte strijd voor een schoon, goed milieu en schone lucht zonder fijnstof, en ten behoeve van de strijd tegen giftige gassen en voor schoon water, dingen die Europa mist en die in de toekomst steeds schaarser zullen worden. Het uitgeven van een miljard euro aan het genoemde project zal de temperatuurstijging slecht met 0,12 graad beperken, wat niet het minste effect op de klimaatverandering zal hebben. Dit is een volkomen ridicuul systeem waar het Parlement zich voor zou moeten schamen.

 
  
MPphoto
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het emissiehandelssysteem zal een cruciale rol spelen bij het terugdringen van de uitstoot van koolstofdioxide. Dit blijft een controversieel onderwerp in de nieuwe lidstaten, waaronder Polen, omdat deze landen vinden dat de basis die is gebruikt om deze resultaten te berekenen niet correct is. Een probleem is niet alleen de indicator van 20 procent, maar ook het referentiejaar dat wordt gebruikt om de gegevens te interpreteren. In het pakket is ervoor gekozen om 2005 als referentiejaar te nemen, maar de landen die daar tegen zijn, stellen dat 1990 het correcte referentiejaar 1990 is.

De uitstoot van koolstofdioxide is in deze landen, na de economische veranderingen die ze hebben doorgevoerd, al aanzienlijk teruggedrongen. De maatregelen die in deze periode zijn genomen hebben grote inspanningen gevergd en hoge economische kosten met zich meegebracht. Het voorgestelde pakket met oplossingen wordt nog steeds gezien als niet-objectief, en ook leeft bij veel mensen de opvatting dat er geen rekening wordt gehouden met de vermindering van de uitstoot die al is gerealiseerd en het economisch potentieel van de afzonderlijke landen, terwijl enkele van de oude lidstaten worden bevoordeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, namens de delegatie van de CDU-afgevaardigden uit de deelstaat Baden-Württemberg wil ik de volgende stemverklaring afgeven. Wij staan uitdrukkelijk achter de inspanningen om het aandeel dat de mens, naar alle waarschijnlijkheid, aan de klimaatverandering bijdraagt, te verminderen. Desondanks hebben wij niet voor het compromis inzake het Europese emissiehandelssysteem gestemd dat de staatshoofden en regeringsleiders vorig weekend zijn overeengekomen.

Het punt is dat wetgeving die er op deze manier wordt doorgedrukt, voor ons onaanvaardbaar en ondemocratisch is. Vanwege de uiterst overhaaste wetgevingsprocedure en het feit dat de documenten van de Raad slechts enkele dagen geleden werden voorgelegd, was een grondige inzage in en behandeling van deze documenten onmogelijk, zodat volgens ons geen behoorlijke wetgeving kon worden gewaarborgd.

Dit is des te laakbaarder daar deze wetgeving bijzonder hoge financiële lasten voor de Europese burgers met zich meebrengt. Volgens verschillende studies kost het klimaatpakket de Europese economie en de Europese burgers circa 70 à 100 miljard euro en bestaat het risico dat tengevolge van carbon leakage hele bedrijfstakken zich naar andere delen van de wereld verplaatsen. Een pakket van deze draagwijdte kunnen we niet volgens de versnelde procedure aannemen. Dergelijke belangrijke wetgevingsvoorstellen moeten in het kader van een ordentelijke procedure in meerdere lezingen worden ontwikkeld.

 
  
  

- Verslag-Hassi (A6-0411/2008)

 
  
MPphoto
 

  Péter Olajos (PPE-DE). (HU) Ik heb vóór het klimaatpakket gestemd, hoewel het moeilijk is dit over de hele linie positief te waarderen. Het lijdt geen twijfel dat deze richtlijn vooruit wijst, een leemte opvult en uniek is in de wereld. Aan de andere kant weerspiegelen de geformuleerde doelstellingen niet de door onze wetenschappers aangegeven streefdoelen om de klimaatverandering, de grootste uitdaging van de mensheid, een halt toe te roepen. Het is de taak van Europa om een koolstofarm economisch en sociaal model op te bouwen, want Europa is een van de gebieden die het grootste potentieel hebben om de daarvoor benodigde technologie te ontwikkelen. Dit vereist echter geld en bindende wetgeving. Met deze beslissing wordt echter een aanzienlijk deel van het geld naar gebieden buiten de Europese Unie gesluisd in de vorm van ´schone ontwikkelingsmechanismen` (CDM), terwijl onze richtlijnen te veel uitzonderingen, te veel flexibele mechanismen en te geringe dwangmatigheid bevat. Samenvattend kan worden gezegd dat we met het besef van onze verantwoordelijkheid en met de kennis over de omvang van onze taken de goede kant op gaan, maar niet in het juiste tempo. Zodoende heb ik met mijn stem de goede richting en niet de voortgangssnelheid aangegeven.

 
  
MPphoto
 

  Gyula Hegyi (PSE). (HU) Het basisprobleem van deze richtlijn is dat bepaalde Midden- en Oost-Europese landen hun broeikasgasemissies aan het eind van de jaren tachtig al aanzienlijk hadden verminderd, terwijl bepaalde westerse landen deze emissies zelfs aan het begin van de jaren 2000 nog in grote mate hadden verhoogd. Daarom hebben wij om een fatsoenlijke behandeling en om erkenning van onze eerdere inspanningen gevraagd. We hebben wel iets gekregen, maar men moet beseffen dat de klimaatbalans van de Europese Unie er veel slechter voor zou staan zonder de inspanningen van de nieuwe lidstaten. Daarom zouden de oude lidstaten gebruik moeten maken van de handel in emissierechten. In de eerste plaats zouden zij een deel van hun industrie moeten verplaatsen naar minder ontwikkelde landen binnen de Europese Unie of daar emissierechten kopen. We hebben het compromis aangenomen vanwege de klimaatbescherming en met het oog op gezamenlijk Europees optreden. Aan de andere kant begrijp ik de bezwaren van de milieubeschermers en ik hoop dan ook dat we de richtlijnen later kunnen aanscherpen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we weten, valt maar de helft van de CO2-uitstoot onder het emissiehandelssysteem. Ik steun dit verslag omdat andere sectoren hierbij betrokken moeten worden en zich ook moeten inspannen. Ik wil me echter in het bijzonder richten op de landbouw. De landbouw heeft verschillende problemen, maar mijns inziens mogen we niet vergeten dat die draait om voedselproductie en dat we daar rekening mee moeten houden bij wat we van deze sector verlangen.

Ik denk ook dat de boeren betrokken moeten worden bij het informatieproces, want we eisen van hen veranderingen in het systeem, maar ze worden niet genoeg geïnformeerd over en begeleid bij dit proces. We hebben meer onderzoek nodig – en dat wordt uitgevoerd in sommige lidstaten – om te bepalen hoe we de emissie van de landbouw kunnen terugdringen met medewerking van de boeren. Ik wil u echter waarschuwen dat, wat we ook doen in de Europese Unie, dit niet mag leiden tot een lagere voedselproductie. Die ruimte zal namelijk worden opgevuld met importen op de emissie waarvan wij weinig invloed kunnen uitoefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat iedereen in dit Parlement het ermee eens is dat de hoeveelheid schadelijke gassen moet worden beperkt, of u nu gelooft in de opwarming en bedreiging van de aarde of alleen de vervuiling wilt verminderen.

We mogen echter niet vergeten dat we dit Parlement twaalf keer per jaar verhuizen van Brussel naar Straatsburg, om nog maar te zwijgen over de extra gebouwen die we hebben in Luxemburg. Dat kost de belastingbetalers van Europa 200 miljoen euro per jaar, maar het zorgt ook nog eens voor de uitstoot van 192 000 ton CO2 – vergelijkbaar met 49 000 heteluchtballonnen. Het wordt echt tijd dat het Europees Parlement ophoudt met de uitstoot van gebakken lucht in deze debatten en het voortouw neemt om deze farce van Brussel, Straatsburg en Luxemburg te beëindigen. Er moet een einde komen aan de hypocrisie.

 
  
  

- Verslag-Davies (A6-0414/2008)

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dit verslag, hoewel misschien met de nodige bezorgdheid, omdat het niet echt een oplossing is. Het is een tijdelijke maatregel, hoewel er geen andere mogelijkheid is dan de ontwikkeling van CO2-opslag, aangezien we ook in de toekomst CO2 zullen produceren.

Wat er verder gaat gebeuren, is afhankelijk van hoeveel we investeren in verder onderzoek op dit gebied. Ik weet dat volgens sommigen in deze periode van economische neergang investeringen in de hele kwestie van energie en klimaatverandering in wezen dividenden, resultaten en banen zullen opleveren. Ik denk dat we ons met name op dat gebied moeten richten. Dus hoewel het geen absoluut groene oplossing is, maakt het zeker deel uit van de oplossing.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz (UEN). (PL) Mijnheer de Voorzitter, vanuit technisch oogpunt is het afvangen en geologische opslaan van koolstofdioxide zeker een bijzonder interessante uitdaging.

Technisch succes kan echter alleen worden behaald tegen hoge kosten en door heel veel energie te gebruiken. Op dit moment hebben de bedrijven door de economische crisis grote problemen en het lijkt erop dat we alle middelen waarover we beschikken moeten richten op energiebesparing en op de modernisering en bouw van schone centrales, waardoor we, in plaats van koolstof op te slaan, de CO2-emmissies zonder extra kosten drastisch zullen kunnen terugdringen. Deze technologie is al uitgeprobeerd en getest in Europa. Gelet op de huidige situatie kan ik geen steun geven aan het besteden van geld voor de geologische opslag van koolstofdioxide.

 
  
  

- Verslag-Corbey (A6-0496/2007)

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden en van de gelegenheid gebruik maken om te zeggen dat ik over deze verslagen een stemverklaring afleg omdat velen van ons in dit Parlement geen kans hebben gekregen om te spreken over het klimaat- en energiepakket. Onze enige kans om gehoord te worden in dit Parlement was hier te blijven zitten en een stemverklaring af te leggen, dus ik vraag u daarom wat geduld.

Om binnen mijn tijd te blijven over dit onderwerp: we weten dat we de uitstoot van het wegvervoer moeten verminderen. Ik denk dat er al veel is gedaan, want het algemeen bewustzijn met betrekking tot deze kwestie neemt toe. Stimulansen om efficiënter brandstofgebruik en minder uitstoot van wegvervoer aan te moedigen zijn onder meer de ‘ontmoediging’ in de vorm van hogere belasting op minder zuinige auto’s met een hogere uitstoot. Deze maatregelen gelden al in sommige lidstaten. Dat is misschien wel de weg naar succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz (UEN). (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van mevrouw Corbey over de invoering van een mechanisme om de uitstoot van broeikasgassen te monitoren en te verminderen is belangrijk voor de ontwikkeling van beleid om het broeikaseffect te verminderen. Deze gassen veroorzaken de meeste schade in stedelijke gebieden, waar 80 procent van de bevolking leeft.

Een oplossing zou zijn om over te stappen op schone vormen van vervoer, namelijk op elektrische, door waterstof aangedreven of hybride voertuigen. De autosector, die het op dit moment moeilijk heeft, moet steun krijgen om dit soort voertuigen in massaproductie te nemen. Met deze oplossing zou de uitstoot van koolstofdioxide drastisch worden verminderd.

 
  
  

- Verslag-Sacconi (A6-0419/2008)

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we weten dat het wegvervoer verantwoordelijk is voor 12 procent van de CO2-uitstoot, dus uiteraard steun ik dit verslag, dat deze kwestie heel duidelijk aanpakt.

Ik wil nogmaals benadrukken dat we dit klimaat- en energiepakket weliswaar in het algemeen hebben gesteund, maar de aanneming ervan in eerste lezing naar mijn mening moet worden gezien als een eenmalige gebeurtenis.

Er zijn veel details die gebaat zouden zijn geweest bij een uitvoerigere bespreking, in de commissie, de fracties en in het voltallig Parlement. Daar zou ik zeker de voorkeur aan hebben gegeven.

Ik begrijp echter dat tijd een grote rol speelt en dat we het standpunt van de Europese Unie voor 2009 vast moeten leggen. Laten we het er echter over eens zijn dat dit procedureel gezien niet de beste methode was, maar dat we in de praktijk weinig keus hadden. Laten we hopen dat het werkt.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Ik heb voor de verordening tot vaststelling van emissienormen voor auto’s gestemd. Deze is het resultaat van gecompliceerde onderhandelingen in de trialoog. Middels een verbetering van de productietechnologieën van motoren, alsook het gebruik van milieuvriendelijker banden, verlichting en ecodesign zal tot aan 2015 de uitstoot van CO2 geleidelijk aan verlaagd worden van de huidige 160g naar 130g per kilometer. De verordening laat ruimte voor geringe afwijkingen van de doelstellingen voor kleine personenauto's. Tegelijkertijd houdt het Parlement geheel terecht voet bij stuk wat betreft de toepassing van boetes op het niet naleven van de gemeenschappelijk opgestelde regels. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de heer Kamall. Ook ik vind het buitengewoon spijtig dat de lidstaten weigeren om het zinloze en dus ook milieuonvriendelijke heen en weer gereis van het Europees Parlement van Brussel naar Straatsburg, 12 keer per jaar, af te schaffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Albert Deß (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik ben ervoor dat er auto’s worden geproduceerd die minder brandstof verbruiken. Ik ben er tevens voor dat er verbruiksgrenzen worden vastgelegd, maar dit moeten wel realistische grenswaarden zijn. Daarom heb ik mij van stemming over dit verslag onthouden, aangezien ik het niet in orde vind dat er voor de overschrijding van deze lage grenswaarden boetes tot een bedrag van maar liefst 475 euro per ton CO2 worden vastgesteld.

Er zijn tal van mogelijkheden om de CO2-emissies met veel voordeligere middelen te verminderen. We hebben hier te maken met een eenzijdige discriminatie van hoogwaardige auto’s die in mijn herkomstregio Beieren worden geproduceerd. Door het isoleren van gebouwen kunnen de CO2-emissies langs veel goedkopere weg omlaag worden gebracht. Ik heb mijn huis volledig laten isoleren, waardoor ik per jaar 7000 liter stookolie bespaar. Zo veel kan ik helemaal niet besparen met de auto. We moeten de juiste weg inslaan en daarom heb ik mij onthouden van stemming.

 
  
  

- Aanbeveling voor de tweede lezing-Cercas (A6-0440/2008)

 
  
MPphoto
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het uitermate betreurenswaardig dat het verzoek om mijn initiatiefresolutie tot bescherming van de arbeidsvrije zondag in stemming te brengen, werd verworpen, ondanks de brede ondersteuning ervan door de leden. Europa is gegrondvest op christelijke waarden, de bescherming van het gezin is een belangrijke doelstelling, en de zondag is een dag waarop deze waarden ook in bijzondere mate gestalte kunnen krijgen. Deze richtlijn was ideaal geweest om de arbeidsvrije zondag in de wetgeving te verankeren. Daarom betreur ik het besluit.

Bovendien wil ik erop wijzen dat ik mij tegen de standpunten van de Raad inzake de arbeidstijdenrichtlijn heb uitgesproken, en wel omdat de arbeidstijden daardoor zouden worden verlengd, wachtdiensten niet als arbeidstijd zouden worden erkend en daarnaast een hele reeks opt-out-mogelijkheden een Europese regeling zou worden ondermijnd. Ik ben blij dat het Parlement ervoor heeft gezorgd dat er nu onderhandelingen met de Raad komen.

 
  
MPphoto
 

  Kristian Vigenin (PSE).(BG) Ik ben heel blij dat het Europees Parlement stemt over het laten vallen van de opt-out-clausule, een uitzonderingsbepaling die de lidstaten in staat stelt naar eigen goeddunken van de 48-urige werkweek af te wijken.

Deze clausule is schadelijk voor arbeiders en bedienden. Ze opent de deur voor een unfaire behandeling, exploitatie en praktijken die de gezondheid schaden. Wij maken hier deel uit van één en dezelfde Unie en de regels moeten daarom voor iedereen gelijkluidend zijn. We mogen onze concurrentiepositie niet versterken ten koste van de gezondheid – of zelfs de levens – van de werkende bevolking. Het Parlement moet een duidelijk signaal uitzenden naar de Raad en zeggen wat de burgers van Europa willen.

Ik steun echter het voorstel van de Raad over activiteit of inactiviteit tijdens aanwezigheidsdienst. De specifieke situatie verschilt per land. De implementatie van de clausules zoals het Parlement die vandaag heeft goedgekeurd, zou in mijn land tot ernstige problemen leiden, onder andere voor gezondheidswerkers. En dan zouden de problemen in die sector kunnen overslaan naar andere sectoren. Daarom hoop ik dat het bemiddelingscomité verstandige compromissen weet te vinden.

Ik wil besluiten met een oproep aan de lidstaten, in het bijzonder die in Midden- en Oost-Europa, om een strengere controle uit te oefenen op de naleving van de arbeidswetgeving. Het is immers geen geheim dat ook nu nog honderdduizenden Europeanen in verschrikkelijke omstandigheden moeten werken, en veel langer dan vastgelegd in de wetgeving inzake arbeidstijd.

 
  
MPphoto
 

  Aurelio Juri (PSE). - (SL) Dank u dat u mij het woord geeft. Niet velen van u in dit Parlement kennen mij, omdat ik pas in november lid van het Europees Parlement ben geworden en ik het Parlement vandaag voor het eerst toespreek. Ik heb het woord gevraagd om u te begroeten en te zeggen dat ik ernaar uitzie om met u samen te werken, maar vooral om mijn genoegen tot uiting te brengen over datgene wat we vandaag hebben bereikt met de stemming over het verslag van de rapporteur, de heer Cercas.

We hebben de waardigheid van de werkende persoon verdedigd en we hebben een sociaal en solidair Europa verdedigd. Laten we het werk aan de mens aanpassen en niet de mens aan het werk, zoals de vakbonden zeggen. Wat betreft de werktijden hebben we vandaag succes geboekt.

Daarom wil ik mijn dank uitspreken aan de rapporteur, de heer Cercas, en aan u allen voor de wijze waarop u hebt gestemd, en dat doe ik ook namens de Sloveense werknemers. Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Simon Busuttil (PPE-DE).(MT) Ik heb voor het handhaven van de opt-out gestemd en ik ben uiteraard niet gelukkig of tevreden met het resultaat van de stemming van vandaag. Ik moet zeggen dat ik de beschuldiging dat degenen die voor handhaving van de opt-out zijn, werknemers discrimineren, of dat dit een uiting van een asociale agenda is, niet kan accepteren. Wat zeg ik hier nu? Waarom wordt iemand die gelooft in het recht van werknemers om zelf te beslissen over het aantal uren dat ze willen werken, gezien als iemand die tegen werknemers is? Hoe kan iemand die alleen maar wil dat mensen die meer willen werken, omdat ze meer geld willen verdienen, dat ook moeten kunnen, tegen werknemers zijn? Het gaat hier om mensen die meer geld nodig hebben om een hypotheek af te betalen en die dat met het resultaat van de stemming van vandaag niet kunnen doen. Ik heb voor het behoud van deze opt-out gestemd omdat ik ervoor ben om werknemers zelf te laten beslissen.

 
  
MPphoto
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Bij de stemming heb ik mijn steun gegeven aan het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het pakket van twee richtlijnen, de arbeidstijdenrichtlijn en de uitzendrichtlijn, omdat dit compromis een grotere flexibiliteit van de arbeidsmarkt verzekert.

Volgens de opt-out-regeling mogen de lidstaten bepalen dat een werknemer op hun grondgebied langer dan de maximale 48 uur per week mag werken, mits de werknemer heeft ingestemd met de langere arbeidstijd. Deze arbeidstijd kan, op grond van het compromis, tot 60 of 65 uur per week kan oplopen, in overeenstemming met de overeengekomen voorwaarden.

De stemming van vandaag over het compromisstandpunt van de Raad vindt plaats nadat de lidstraten vijf jaar lang hebben geprobeerd een compromis te bereiken. Het werken in het Europees Parlement heeft me geleerd hoe moeilijk het is om een compromis te bereiken, en daarom betreur ik het dat het Europees Parlement het gemeenschappelijk standpunt van de Raad heeft verworpen.

 
  
MPphoto
 

  Antonio Masip Hidalgo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, vandaag was een emotionele dag, vanwege de verlening van de Sacharov-prijs, maar voor mij ook vanwege de aanwezigheid op de tribune van de President van de Arabische Democratische Republiek Sahara, die strijdt voor de zelfbestemming waarop zijn volk het volste recht heeft.

Het is ook een historische dag omdat dit Parlement zich solidair heeft verklaard met het soevereine volk van Europa, het volk dat ons allemaal als vertegenwoordigers hier heeft gekozen.

Ik zou mijn collega Cercas met zijn verslag willen feliciteren omdat hij al deze jaren als politicus en als vakbondsman zo hard heeft gevochten voor dit standpunt, voor deze sociale vooruitgang voor alle Europese werknemers. Ik zou een beroep willen doen op de regeringen die nog niet zo ver zijn, en op de Commissie, om voort te gaan op de ingeslagen weg, en te luisteren naar de stem van het volk, net als het Europees Parlement dat deze keer heeft gedaan.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Ik heb vandaag niet voor het door de Raad en onze commissie ingediende voorstel betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd gestemd. De richtlijn dient naar mijn mening opnieuw in alle rust onder de loep te worden genomen in de Raad. Aan de ene kant dienen we de nodige flexibiliteit in te bouwen voor overeenkomsten over de arbeidstijd, met name voor werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen, alsook de zondag te beschermen als rustdag. Aan de andere kant dient de regeling inzake wachtdiensten zodanig te worden gewijzigd dat rekening gehouden wordt met de uiteenlopende kenmerken van deze diensten. De opt-out acht ik een goede, maar helaas door collega's afgewezen regeling voor wachtdiensten als portiers, brandweerlieden en andere beroepen. Maar voor artsen dient er met het oog op de veiligheid van de patiënten een specifieke afwijkende oplossing te worden gevonden. Een andere mogelijkheid is om de gezondheidszorg niet onder deze richtlijn te laten vallen, zeker gezien het feit dat wijselijk genoeg de vormgeving van de gezondheidszorg niet onder de bevoegdheid van de Europese Unie valt.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de uitkomst van deze stemming in het algemeen genomen het beste is, omdat er nu meer kan worden nagedacht over een zeer complex onderwerp waarover veel verschillende standpunten bestaan. De leden van Fine Gael in de PPE-DE-Fractie hebben steun gegeven aan amendement 9 en zich van stemming onthouden over de opt-out, omdat Ierland geen gebruik maakt van de opt-out en dit ook niet van plan is.

Wat betreft de kwestie van de zondag als rustdag, verlang ik terug naar die heerlijke dagen en daarom steun ik het idee, vooral om het debat aan te wakkeren. Ik weet dat de stemming is verloren, maar misschien kunnen we nadenken over de noodzaak van een beetje vrije tijd.

Ik wil graag mijn stem met betrekking tot de amendementen 13 en 14 wijzigen – dat had een min moeten zijn, geen plus.

Mag ik voorstellen dat de leden van dit Parlement zich houden aan de regels die we proberen aan alle andere mensen op te leggen? We hebben absoluut geen oog voor het gezinsleven of voor werktijden. We werken onvermoeibaar door – ik weet niet zeker of het altijd effectief is, maar we zijn er dag en nacht mee bezig – dus als we deze regels aan anderen opleggen, kunnen we ze misschien zelf ook overnemen.

 
  
MPphoto
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik had graag willen stemmen voor de jonge ziekenhuisartsen van Europa in hun oproep met betrekking tot niet-actieve aanwezigheidsdienst.

Ik moest me echter onthouden van stemming. Ik ben me maar al te zeer bewust van het effect dat het geheel meetellen van aanwezigheidsdienst als werktijd zou hebben op de diensten, in het bijzonder zorg aan ouderen, mensen met een handicap, kinderen en andere kwetsbare groepen.

Het effect op sommige diensten, in het bijzonder in een tijd waarin het budget beperkt is, zou betekenen dat de kosten verdubbelen en dus de dienstverlening halveert en het zou de levering van andere diensten onmogelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan huisouders in woongroepen of interne vervangende hulp in het weekeinde voor verzorgers.

Door ons te concentreren op artsen, die terecht klagen, hebben we een aantal situaties over het hoofd gezien waarin continuïteit van personeel de belangrijkste factor is – zoals bij pleegouders. We moeten een manier vinden om werknemers te beschermen, maar ook kwetsbare mensen.

 
  
MPphoto
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE). (HU) Ik ben erg ontstemd dat we het standpunt van de Raad in tweede lezing niet hebben kunnen goedkeuren. We moeten ons namelijk sterk maken voor het concurrentievermogen. Er is hier geen sprake van slavenarbeid; ook al zou iemand het willen, dan nog kan hij of zij maximaal 60 à 65 uur per week werken. In plaats daarvan zijn we de weg ingeslagen richting volledige starheid, met compenserende rusttijden die onmiddellijk moeten worden toegekend, waardoor de situatie van bijvoorbeeld werkgevers van seizoenswerkers geheel onmogelijk wordt gemaakt. Ik wil mijn collega’s er slechts op wijzen dat iemand die wordt aangenomen door een werkgever en aan wie wordt overgelaten onder welke voorwaarden hij of zij werkt, veel bruikbaarder is dan een zeer goed beschermde maar werkloze werknemer. Daarom ben ik dus erg ontstemd over de opt-out. Wat betreft de aanwezigheidsdienst heb ik uiteindelijk ook vóór amendement 9 gestemd, aangezien het wel duidelijk was dat we richting bemiddelingsprocedure gingen omdat deze kwestie op grond van het amendement op nationaal niveau kan worden geregeld.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, wat mij betreft, ik ben al lang van oordeel dat Europa geen eenheidsworst mag zijn, en ik vind dat we er ook in dit Parlement eerst maar eens mee moeten leren leven dat niet alles Europees geregeld moet worden en dat er heel veel lokale en nationale regels en gebruiken zijn die we best zouden kunnen respecteren, ook inzake de bescherming van werknemers en ook inzake de regelgeving op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk en van arbeidstijden.

Wat voor mij belangrijk is, is dat het de lidstaten zijn die erover moeten kunnen beslissen, en dat het arbeidsrecht in mijn ogen in al zijn facetten een exclusieve bevoegdheid moet blijven van de lidstaten; de Commissie en het Europees Hof kunnen daar maar het best van afblijven. Zoiets heet nu eenmaal subsidiariteit en wij zeggen toch allemaal daar voor te zijn.

In die optiek ben ik absoluut gekant tegen de afschaffing van de zogenaamde opt-out-mogelijkheden, en ik vind dat het aan de lidstaten zelf is en zelfs aan de deelstaten zelf is om te bepalen of er op zondag al dan niet mag worden gewerkt.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de schrijver van dit verslag, Alejandro Cercas, is een innemende en intelligente socialist zoals je ze niet vaak ziet en er zit een zekere mate van redelijkheid in zijn bewering dat sommige afwijkingen en opt-out-mogelijkheden leiden tot asymmetrie. In een ideale wereld zou geen enkel land zijn werknemers opdragen na een bepaalde, willekeurig vastgestelde tijd te stoppen met werken. Dat is moreel fout. Als ik voor u wil werken, mijnheer de Voorzitter, en u wilt mij in dienst nemen en we zijn allebei tevreden met de voorwaarden in ons contract, dan zou noch onze regering noch de Europese Unie het recht moeten hebben om tussenbeide te komen en ons contract onwettig te verklaren. Afgezien van deze ethische argumenten is het in een tijd als deze ook in economisch opzicht waanzin om de Europese economieën met extra kosten op te zadelen. Maar ik ben een souverainiste, en als andere landen deze beperkingen willen opleggen aan hun eigen burgers, die ook hun kiezers zijn, dan is dat hun keuze. Wat ongehoord is, is deze regels op Europees niveau opleggen aan het Verenigd Koninkrijk, of dat nu gebeurt door richtlijnen als deze of door het gerechtelijk activisme dat mogelijk wordt gemaakt door het Handvest van de grondrechten. Als we dat willen, moeten we er een referendum over houden. Pactio Olisipiensis censenda est!

 
  
MPphoto
 

  Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u weet dat socialisten altijd beweren op te komen voor de werkende mannen en vrouwen, maar u weet ook wat men zegt over socialistische politici. De meesten van hen zijn middenklassenintellectuelen en de anderen zijn vergeten waar ze vandaan komen.

Ik zal u een verhaal vertellen. Mijn vader was buschauffeur en altijd als er een onverwachte rekening kwam, of als er een schoolreisje was waarvan hij vond dat ik mee moest gaan, dan werkte hij een paar uur over om die extra rekening of de kosten van mijn schoolreisje te kunnen betalen.

Als de richtlijn betreffende de arbeidstijd toen had bestaan, was dat allemaal niet mogelijk geweest. Niemand zou tegen zijn wil gedwongen moeten worden overuren te maken. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn, waar we ook zitten in dit Parlement, maar als u kijkt naar het effect van wat we vandaag hebben aangenomen, is dit een klap in het gezicht van werkende mannen en vrouwen die een paar uur extra willen werken om hun gezin een beter leven te geven. De socialisten moeten zich schamen!

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir (ALDE). - (ET) Ik wil een verklaring afleggen over de wijze waarop ik heb gestemd over de arbeidstijdenrichtlijn. Mijn stemmachine deed het namelijk niet goed toen gestemd moest worden over de amendementen 34 en 35. Ik heb voor deze amendementen gestemd, maar op de machine brandde een rood lichtje.

Ik houd vast aan de opvatting dat alle aanwezigheidsdiensten, inclusief periodes van inactiviteit tijdens aanwezigheidsdiensten, arbeidstijd vormen.

Waarom vind ik dat? Het hangt niet van de dokter of de brandweerman af (die van zijn of haar werkgever op het werk aanwezig moet zijn, omdat die eist dat een bepaalde dienst wordt aangeboden) of een patiënt een dokter nodig heeft dan wel of er een brand uitbreekt. Dat hangt niet van die personen af. Ze zijn op hun werk, dit is werktijd, en ik verzoek dat mijn stem in de notulen wordt gewijzigd.

 
  
  

- Verslag-Ayala Sender (A6-0371/2008)

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een erg goed verslag en we moeten verkeersveiligheid in een grensoverschrijdende context bekijken. Ik wil deze negentig seconden echter gebruiken om een zeer ernstige kwestie ter sprake te brengen.

Er zijn websites die rijbewijzen te koop aanbieden. Ze suggereren dat wat ze doen misschien stiekem is, maar niet illegaal, en ze werken op basis van het feit dat er in de Europese Unie meer dan honderd verschillende rijbewijzen zijn en dat er heel weinig coördinatie is tussen de autoriteiten die rijbewijzen afgeven. Het is dus mogelijk dat iemand die geen rijbewijs heeft, of die gezakt is voor een rijexamen of zijn of haar rijbewijs is kwijtgeraakt, op tamelijk dubieuze wijze een rijbewijs kan verkrijgen. Dit is op zijn minst oplichting waarmee geld wordt verdiend en in het ergste geval een manier om mensen die niet de weg op zouden moeten gaan te stimuleren om te blijven rijden. Ik heb deze zaak onder de aandacht van de Commissie en de Raad gebracht. Er zijn maatregelen op EU-niveau nodig.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Turmes (A6-0369/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik heb voor de richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen gestemd, waarvan de tekst door de heer Turmes gecoördineerd is.

Deze richtlijn vormt een essentiële mogelijkheid voor de toekomst van de Europese Unie, omdat het de weg vrijmaakt voor de derde industriële revolutie en de kans biedt om miljoenen banen te creëren, waarbij milieubescherming werkelijkheid wordt en tegelijkertijd economische groei en concurrentie worden bevorderd. Wat betreft biobrandstoffen hoop ik dat de Commissie erin zal slagen om ervoor te zorgen dat de duurzaamheidscriteria in Europa en de rest van de wereld worden nageleefd, waarbij de internationale handel in de meest schone en concurrerende biobrandstoffen wordt gestimuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het verslag van de heer Turmes gestemd. Een van de doelstellingen van de Europese Unie met betrekking tot hernieuwbare energie is de regeneratie van steden in Midden- en Oost-Europa door hun energie-efficiëntie te vergroten. Het is niet alleen vanuit het perspectief van de energiesector, maar ook uit milieuoverwegingen belangrijk dat het openbaar vervoer en de plaatselijke verwarmingssystemen worden gemoderniseerd door op alternatieve energiebronnen over te stappen.

Bovendien kunnen instellingen en bedrijven voor dit doel aanzienlijke subsidies uit de EU-begroting ontvangen. Zo is er meer dan 720 miljoen euro geoormerkt voor het programma Intelligente energie, waarmee energiediversificatie en het gebruik van hernieuwbare energie wordt bevorderd.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. (LT) Fossiele brandstoffen zijn lange tijd het levensbloed van de maatschappij geweest. We weten dat modernisering niet mogelijk is zonder overvloedige reserves aan goedkope olie, kolen en gas. Dit tijdperk zal echter spoedig aflopen. Ten behoeve van de energiezekerheid, de economie en het tegengaan van klimaatverandering moeten we onze energie- en vervoerssystemen fundamenteel veranderen.

Klimaatverandering is jarenlang beschouwd als zijnde in de eerste plaats een milieukwestie. Tegenwoordig wordt echter openlijk aanvaard dat alle sectoren van de samenleving de gevolgen van klimaatverandering ondervinden en dat, als we dit probleem niet snel oplossen, de consequenties voor de samenleving wel eens desastreus kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Eén van de meest doeltreffende instrumenten om de EU minder van olie afhankelijk te maken is het gebruik hernieuwbare energie in de vervoersector. We weten ook dat het in de hand houden van de energieconsumptie in de Europa en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen belangrijke elementen vormen van het maatregelenpakket voor het bestrijden van klimaatverandering.

Voor mij is het belangrijkste punt in dit verslag dat vastgehouden wordt aan de uiteindelijke, bindende doelstelling dat 20 procent van de gebruikte energie tegen 2020 uit hernieuwbare bronnen moet komen (voor het vervoer geldt een minimumdoelstelling van 10 procent).

Het opnemen van golfslagenergie in de definitie van hernieuwbare energie betekent voor Portugal dat we ons potentieel voor energieopwekking kunnen gebruiken om de doelstellingen te behalen. In dit verslag worden stimulerende maatregelen voor biobrandstoffen van de tweede generatie overwogen. Dat maakt dit verslag geloofwaardig, terwijl het zo bovendien de duurzaamheid van het gebruik van hernieuwbare energie in de vervoerssector garandeert. Om een energiemodel te verkrijgen dat het gebruik van hernieuwbare energie aanmoedigt, is het volgens mij van fundamenteel belang dat dit document oproept tot het ontwikkelen van strategische mechanismen voor de samenwerking tussen de lidstaten.

Dit verslag is essentieel, op zich maar ook als deel van een akkoord: het klimaat- en energiepakket. Dat akkoord moet niet alleen het behoud van het milieu garanderen, maar het ook mogelijk maken dat de 20/20/20-doelstellingen in 2020 verwezenlijkt worden. Dat zijn voor de lidstaten ambitieuze, maar wel degelijk haalbare doelstellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De heer Turmes heeft een belangrijk wetgevingsvoorstel gedaan voor de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. Deze bevordering is essentieel. Als onderdeel van het brede klimaat- en energiepakket zal hernieuwbare energie in 2020 20 procent van de energie leveren (waaronder elektriciteit, warmte en vervoer). In combinatie met andere maatregelen in het klimaat- en energiepakket vormt dit een goede basis voor de bestijding van klimaatverandering en biedt het een stimulans voor investering in hernieuwbare energiebronnen en energiewinning, waarbij een sterkere nadruk wordt gelegd op onderzoek en ontwikkeling en een manier wordt aangegeven om zekerheid en onafhankelijkheid van energielevering te bereiken.

De bindende doelstellingen zullen in alle lidstaten van kracht zijn en ervoor zorgen dat de afgesproken streefdoelen op EU-niveau worden gehaald. Samenwerking, solidariteit en innovatie zullen er samen voor zorgen dat we de doelstellingen halen, want we kunnen ons niet meer veroorloven om ze niet te halen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit onderwerp maakt deel uit van het zogenaamde klimaat- en energiepakket. Het gaat daarbij om het bevorderen van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, en wel in de volgende sectoren: elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer. Het is de bedoeling dat de EU in 2020 meer dan 20 procent van haar energieconsumptie uit hernieuwbare bronnen betrekt. Voor alle lidstaten zijn algemene streefdoelen vastgelegd; voor de vervoerssector is bepaald dat in voornoemd jaar 10 procent van de gebruikte energie uit hernieuwbare bron afkomstig moet zijn.

Volgens de openbaar gemaakte informatie is voor Portugal vastgelegd dat in 2020 van alle verbruikte energie 31 procent uit hernieuwbare bronnen afkomstig moet zijn, waarbij rekening is gehouden met ons startpercentage (reeds 20,5 procent in 2005) en het nationaal potentieel voor hernieuwbare energie. Het streefcijfer van 10 procent voor hernieuwbare energie in het vervoer is evenwel hetzelfde als het streefcijfer voor alle andere lidstaten.

Wij hebben bij de slotstemming vóór gestemd, maar we hebben niettemin ernstige twijfels over de haalbaarheid van de genoemde doelstellingen. We gaan er zo immers vanuit dat we weten hoeveel energie exploitabele hernieuwbare bronnen kunnen opleveren en verder dat we over de technologie beschikken om deze bronnen te gebruiken. En dat is niet correct. Het ware beter geweest als we bedragen hadden vastgelegd voor openbare en particuliere investeringen en aangezet tot het uitvoeren van een algemeen verkenningsprogramma om een kwalitatieve en kwantitatieve inventaris op te maken van hernieuwbare energiebronnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom het verslag van de heer Turmes over energie uit hernieuwbare bronnen, maar ik besef dat het moeilijk zal worden om de doelstelling te halen. In mijn eigen regio, het zuidwesten van Engeland, zal onze grootste bijdrage om dit streefdoel te halen een versie van de getijdencentrale in de rivier de Severn zijn. Voor de aanleg daarvan is veel tijd nodig en het is daarom essentieel dat de Britse regering enige speelruimte vraagt voor de gevolgen van ‘projecten in ontwikkeling’ en dat de Commissie deze afwijking toestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Mathieu Grosch (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag over het klimaatpakket gestemd omdat het verschillende richtlijnen omvat die stroken met het EU-streefdoel om de uitstoot van broeikasgassen vóór 2020 met 20 procent te verminderen, of zelfs met 30 procent als er een internationale overeenkomst wordt gesloten. Het pakket is het resultaat van langdurige onderhandelingen en van een compromis tussen de vertegenwoordigers van het Parlement en de Raad, dat wil zeggen de 27 lidstaten.

Een van die richtlijnen heeft betrekking op hernieuwbare energie. Ze is er onder meer op gericht het aandeel van hernieuwbare energiebronnen tot 20 procent te verhogen en de energie-efficiëntie met 20 procent te verbeteren. Hierbij moet 10 procent van het brandstofverbruik door hernieuwbare energiebronnen worden gedekt. Er werden duurzaamheidscriteria vastgesteld, zodat de toepassing wordt vereenvoudigd. Ik juich deze regeling toe omdat zij er niet alleen voor zorgt dat de energieafhankelijkheid van Europa wordt verminderd en nieuwe banen worden gecreëerd, maar ook dat innovaties in de technologische ontwikkeling worden bevorderd.

Door de richtlijn betreffende de Europese emissiehandelssystemen (ETS) wordt het reeds bestaande emissiehandelsstelsel gemoderniseerd. Daarnaast bepaalt de richtlijn dat de in eerste instantie kosteloze emissiecertificaten voortaan aan de industrieondernemingen moeten worden geveild. Hierbij worden uitzonderingen in de vorm van overgangsfasen gemaakt voor Oost-Europese lidstaten, die aanvankelijk slechts voor 30 procent van hun emissies certificaten moeten verwerven. Daarnaast is voorzien in prikkels ter verhoging van de energie-efficiëntie, waarbij weliswaar geen specifieke bestemming is vastgelegd, maar de lidstaten wel verplicht zijn om minstens de helft van de opbrengst in ontwikkelingslanden en nieuwe technologieën te investeren. Ik ben blij dat er een juiste balans is gevonden tussen de belangen van de industrie, die voor grote uitdagingen staat, en een ambitieus milieubeleid.

Een andere richtlijn regelt een rechtvaardige lastenverdeling ten aanzien van emissies die niet onder het ETS vallen. Hier gaat het vooral om verwarming, klimaatregelingsapparatuur en tal van economische sectoren (zoals vervoer, kleine industriële installaties, diensten en landbouw) die weliswaar niet onder het ETS vallen, maar wel aanzienlijk tot de uitstoot van broeikasgassen bijdragen. Bovendien zullen op dit gebied langetermijnstreefdoelen worden ingevoerd die een vermindering van de broeikasgasemissies met 35 procent tegen 2035 en met 60 à 80 procent tegen 2050 beogen.

De richtlijn inzake de afvang en geologische opslag van kooldioxide (CCS) maakt het mogelijk om CO2 van verbrandingsgassen te scheiden en het vervolgens ondergronds op te slaan. In dit kader zullen vóór 2015 twaalf met CCS-technologie uitgeruste energiecentrales worden gefinancierd. Weliswaar beschouw ik de afvang en opslag van CO2 als een cruciale overgangstechnologie, maar er moet bijzonder worden gelet op de veiligheid van een dergelijke opslag.

Daarnaast zijn in een andere richtlijn bepalingen opgenomen die in grenswaarden voor CO2-emissies van nieuwe auto’s voorzien. Vanaf 2015 moet de gemiddelde uitstoot door nieuwe auto’s beperkt zijn tot 120 g CO2/km, vanaf 2020 tot 95 g/km. Vanwege de economische crisis werden de sancties voor niet-naleving van de grenswaarden ten opzichte van het voorstel van de Commissie gereduceerd. Thans belopen ze 5 tot 95 euro, al naargelang de hoeveelheid waarmee de grenswaarde is overschreden. Vanaf 2019 gaan de boetes echter 95 euro voor elke gram overtollige CO2-emissies bedragen.

Ik ben verheugd over het compromis tussen de Europese instellingen. Het is immers vaak makkelijk genoeg om kritiek te spuien, maar een hele uitdaging om een compromis te vinden. De overeengekomen regelingen zijn het uitstekende resultaat van onderhandelingen tussen landen die weliswaar door sterke economische verschillen zijn gekenmerkt, maar die toch een gemeenschappelijke doelstelling hebben. Het feit dat vooral de nieuwe lidstaten niet in staat zijn om binnen de gestelde korte termijn alle streefdoelen te verwezenlijken zonder daardoor hele bedrijfstakken naar de kelder te helpen en een sociale ramp te veroorzaken, mag in een algemene beoordeling van de Europese doelstellingen niet worden veronachtzaamd.

Ik beschouw het klimaatpakket niet slechts als een belangrijke stap, maar als een hele sprong voorwaarts, die ertoe zal bijdragen de toenemende klimaatverandering te beteugelen en de leidende positie van Europa op weg naar een efficiënt energiebeleid te versterken. Europa is erin geslaagd met één stem te spreken, en hierdoor zal het mogelijk worden om ook op het wereldtoneel grotere eisen te stellen. In dit verband is het een grote uitdaging om milieudumping op internationaal niveau te voorkomen. Als landen zich niet aan het Protocol van Kyoto houden en dus niet door de CO2-normen zijn gebonden, dienen invoerrechten te worden opgelegd of andere maatregelen te worden getroffen om milieudumping te bestrijden. Met dit aspect behoort rekening te worden gehouden bij de onderhandelingen over de opvolger van het Protocol van Kyoto in december 2009, waarbij onder andere ook de VS, China en India betrokken zullen zijn. Het klimaatpakket vormt een solide fundament voor de totstandkoming van een nieuwe internationale overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van de heer Turmes over hernieuwbare energie gestemd. Mijn eigen land, Schotland, is rijk aan hernieuwbare energiebronnen zoals wind en getijdenenergie. Het is essentieel dat Europa het voortouw neemt bij de bevordering van hernieuwbare energie – en ik zie een onafhankelijk Schotland voor me dat het middelpunt vormt van de wereldwijde ontwikkeling van hernieuwbare technologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit voorstel gestemd, omdat het naar mijn mening een belangrijk signaal uitzendt over de noodzaak van omschakeling van de energieproductie naar niet-fossiele en minder vervuilende brandstoffen, binnen de EU en daarbuiten. De doelstelling van 20 procent is bindend en een minimum. Energie-efficiëntie moet nu ook worden opgenomen in de actieplannen voor hernieuwbare energie van de lidstaten. Ondersteuningsplannen op dat niveau zijn ook gewaarborgd, wat essentieel is voor het investeerdersvertrouwen. Het is waar dat de uitkomst op het gebied van biobrandstoffen niet zo positief is als ik had gehoopt. We hebben de doelstelling van 10 procent behouden, hoewel we de hoeveelheid die afkomstig is van landbouwbrandstoffen effectief hebben verkleind, en ik ben blij met die extra maatregelen. De Raad deelde in veel opzichten de visie van het Parlement niet. De leden van de Raad moeten de werkelijkheid van de klimaatverandering echt tot zich laten doordringen en deze richtlijn gebruiken als basis voor een verschuiving naar een koolstofluwe toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Daarmee worden onze verplichtingen op het gebied van streefdoelen voor hernieuwbare energiebronnen versterkt en wordt aldus een belangrijke kans geboden om de van nature in de EU aanwezige energiebronnen te stimuleren, klimaatverandering aan te pakken, de voorzieningszekerheid te verbeteren en concurrentievermogen, groei en werkgelegenheid te bevorderen. Ik heb dit verslag gesteund omdat het een herzieningsclausule bevat die bepaalt dat in 2014 het effect van het toegenomen gebruik van hernieuwbare transportbrandstof moet worden geëvalueerd, om er zeker van te zijn dat de vermindering van onze CO2-uitstoot geen nadelige gevolgen heeft voor de voedselprijzen of het landgebruik. Het verslag stelt een doel van 5 procent voor hernieuwbare transportbrandstof in 2015 voor, met een secundair doel van 20 procent voor de bevordering van het gebruik van elektrische auto’s. In 2020 wordt de doelstelling verhoogd naar 10 procent voor hernieuwbare transportbrandstof met een secundair doel van 40 procent voor het gebruik van elektrische auto’s en auto’s op waterstof. Het verslag bevat strenge duurzaamheidscriteria, zodat het echt een positieve verandering teweeg kan brengen en de uitstoot kan verminderen en daarom steun ik het.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE), schriftelijk. (EN) Dit verslag is een revolutie in de manier waarop we in de EU energie produceren. De doelstelling van 20 procent hernieuwbare energie in 2020 is zeer ambitieus, maar noodzakelijk als we de strijd tegen klimaatverandering willen winnen. Ik hoop echter dat de Commissie flexibel zal zijn bij het bepalen of deze streefdoelen zijn gehaald, als ze ook gelden voor grote projecten zoals de getijdencentrale in de Severn.

De doelstelling van 10 procent voor brandstof voor wegtransport is een essentieel onderdeel van dit pakket en van de inspanningen om het doel van de EU, een koolstofluwe economie, te verwezenlijken. Deze zogenoemde ‘biobrandstoffendoelstelling’ is sterk verbeterd om ervoor te zorgen dat alleen die biobrandstoffen die een echte verlaging van de uitstoot opleveren zonder de voedselprijzen te verhogen, worden toegestaan in de EU. Verder is er een pakket strenge sociale criteria opgenomen ter bescherming van de mensen in ontwikkelingslanden, die anders nadelige effecten zouden kunnen ondervinden van de snelle ontwikkeling van de productie van biobrandstoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) Dit voorstel voor een richtlijn is een van de belangrijkste onderdelen van het klimaatpakket, waarin de verplichting is opgenomen dat in 2020 het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen 20 procent van het totale energieverbruik in de EU moet uitmaken. De richtlijn biedt de kans innovatieve technologieën te verwerven, nieuwe banen te scheppen en de afhankelijkheid van olie te verminderen.

Het Europees Parlement heeft een belangrijke rol gespeeld door duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en maatschappelijke criteria vast te stellen. Deze laatste zijn voor de burgers essentieel in deze tijden van economische crisis. Klimaatverandering en onzekere energievoorziening dwingen ons nieuwe methoden te ontwikkelen om energie te winnen zonder de voedselvoorziening in de waagschaal te stellen. We moeten voorkomen dat de tenuitvoerlegging van deze richtlijn ten koste gaat van landbouwgronden en bossen. Biobrandstoffen uit grondstoffen die daar worden geteeld, zullen in ieder geval niet in aanmerking komen voor de beoogde stimuleringsmaatregelen. De Europese Unie zal wederom haar leidende positie onderstrepen op het vlak van wind-, zonne- en waterkrachtenergie en energie afkomstig van andere alternatieve bronnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lydia Schenardi (NI) , schriftelijk. (FR) Wij hebben hier al meermaals gezegd dat het doel om de Europese Unie minder afhankelijk van de invoer van gas of koolwaterstoffen te maken op zich al een voldoende rechtvaardiging vormt om hernieuwbare energie te stimuleren.

Het hier voorgelegde compromis dat binnen het klimaat- en energiepakket past, is, als alle compromissen, niet volledig waardeloos en ook niet volledig bevredigend.

Vooral op het gebied van de biobrandstoffen - ook van de tweede generatie - is het voorstel niet volledig bevredigend: ontoereikende waarborgen ten aanzien van de wedijver met de voedingsmiddelenproductie, vaagheden aangaande eventuele verschuivingen in het grondgebruik en geen woord over de echte koolstofvoetafdruk van deze energiebronnen, enzovoort.

Op het gebied van de "oorspronggarantie”, waarmee moet worden vastgesteld of het echt om groene elektriciteit gaat, is het compromis niet helemaal overtuigend, als men weet hoe de elektriciteitverzorging in elkaar zit, hoe onbetrouwbaar de reclamecampagnes daarover zijn en hoeveel meer de verbruiker moet betalen.

Wat betreft de sociale gevolgen is het voorstel helemaal niet bevredigend, want wij zouden – en dit geldt voor het hele wetgevingspakket, aangenomen precies op het moment dat er een mondiale crisis is uitgebroken die diep en langdurig dreigt te zijn – met zekerheid willen weten dat de belangen van de Europese burgers en werknemers boven alles gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik heb met zeer veel overtuiging voor het bereikte compromis gestemd met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen. Mijn groene collega en rapporteur Claude Turmes heeft schitterend werk verricht. Zijn werk en dat van het gehele Parlement zorgt ervoor dat er een sterk wetgevend kader komt dat ervoor moet zorgen dat het totaal aandeel hernieuwbare energie in 2020 zeker 20 procent bedraagt.

Dit is geen hype. Dit is een ware energierevolutie en het zal zorgen voor een massaal aantal jobs. Sommige rapporten spreken van ruim 2 miljoen jobs. Jobs voor hooggeschoolde ingenieurs, ontwerpers en techneuten, maar ook een meerderheid aan jobs voor technici, mensen die raderwerken maken, zonnepanelen installeren, windmolenparken bouwen.

Dankzij het onderhandelingswerk werden ook de oorspronkelijke voorstellen inzake agro- of biobrandstoffen aangepast. We zijn als Groenen niet echt gelukkig met dit soort technologie en stellen strenge voorwaarden aan het gebruik van dit soort brandstoffen. In het verslag Turmes zijn de duurzaamheidscriteria duidelijk aangescherpt en is er ook een verwijzing naar sociale criteria binnen het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie. Agrobrandstoffen zijn alleen aanvaardbaar als je er meer energie uithaalt dan dat je er instopt en ze mogen absoluut niet in concurrentie komen met de voedselproductie.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag is een belangrijke stap om de lidstaten te dwingen hun streefdoelen inzake hernieuwbare energiebronnen te halen. Hernieuwbare energie is essentieel voor onze strijd tegen klimaatverandering.

 
  
  

- Verslag-Doyle (A6-0406/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Adamos Adamou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) In een poging om de toepassing van de regeling voor de handel in emissierechten te verbeteren en uit te breiden en het streefdoel inzake de reductie van de emissies in de EU met 20 procent tot 2020 te bereiken, stellen het Europees Parlement en de Raad voor om Richtlijn 2003/87/EG te wijzigen.

Op 17 december 2008 zijn in de plenaire vergadering compromisamendementen aangenomen die waren ingediend door de schaduwrapporteurs van de ΡPΕ-DΕ, PSE, GUE/NGL, ALDE, UEN en Verts/ALE fracties. Ofschoon wij eveneens voor deze amendementen hebben gestemd, waarin zelfs hogere streefdoelen voor de reductie van de broeikasgasemissies waren vastgesteld (hetgeen overeenkomt met het fundamenteel streven van de GUE/NGL-Fractie), willen wij duidelijk maken dat wij gekant zijn tegen de filosofie van de commercialisering van emissierechten. Wij menen te mogen beweren dat de betrokken richtlijn slechts een minieme reductie van de broeikasgasemissies zal bewerkstelligen en een maatregel is die vooral goed is voor de ontwikkelde landen en nadelig voor de minder ontwikkelde en de ontwikkelingslanden. Tot slot zullen met de toepassing van een aantal van de voorgestelde soepele mechanismen de monopolies (die de belangrijkste veroorzakers zijn van de klimaatverandering) worden geholpen hun winstgevendheid te verhogen, en zal het probleem niet radicaal worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro (ALDE), schriftelijk. (DE) Mijnheer de Voorzitter, het akkoord over het klimaatpakket is niet om over naar huis te schrijven.

De EU stelt zich ten doel de broeikasgasemissies met 20 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Bijna de helft van deze vermindering hebben we al bereikt door de uitbreiding van de Unie naar het Oosten, waar de emissies absoluut gezien lager zijn. Zo blijft er een beoogde reductie van 12 procent ten opzichte van 1990 over.

De EU mag 3 à 4 procent van de reductie in de ontwikkelingslanden realiseren, zodat er nog rond 9 procent overblijft. Als de streefdoelen met maximaal 5 procent worden overschreden, is het ook nog goed. Blijft er dus 4 procent over.

Normaal gesproken zou je op dit punt moeten zeggen: geluk gehad, de EU heeft er vooralsnog van afgezien haar bedrijfsleven helemaal naar Azië te verplaatsen. Het compromis is duidelijk goedkoper dan het voorstel van de Commissie. Hierdoor kunnen de Duitse liberalen ermee akkoord gaan.

Maar aan de andere kant speelt de EU nu de eigen lidstaten tegen elkaar uit: vanwege hun energiemix, uitzonderingsregelingen en sluwe onderhandelingen zijn sommige lidstaten in het voordeel. Voor Duitse energiebedrijven zou het binnenkort wel eens voordeliger kunnen zijn om stroom niet in eigen land, maar in Polen te produceren – voor zover ze niet door de Franse energiebedrijven worden opgekocht.

Het feit dat de EU-landen onderling een dergelijke koehandel bedrijven, geeft weinig hoop op een wereldwijde overeenkomst. Bovendien moeten vraagtekens worden geplaatst bij de efficiency van de gekozen middelen.

De regeringen, de Raad en de Europese Commissie moeten voor efficiency zorgen op het gebied van milieubescherming, maar ook voor het bedrijfsleven en de economische groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben besloten om voor dit verslag over het hervormen van de regeling voor de handel in emissierechten te stemmen, hoewel wij in wezen vinden dat het klimaatpakket op zich onvoldoende ambitieus is. De EU zal meer moeten doen om de uitdaging waar we door de klimaatverandering mee worden geconfronteerd, aan te kunnen. We denken echter dat deze hervorming van de regeling een erg belangrijk deel van de te nemen maatregelen kan zijn.

Wij vinden het teleurstellend dat het compromis tussen de Raad en het Europees Parlement niet voldoende garanties inhoudt dat een deel van de opbrengsten van de veiling naar klimaatactiviteiten in de ontwikkelingslanden zal gaan. Wij vinden ook dat de veiling van emissierechten uitgebreider had moeten zijn en dat het gebruik van het CDM verder beperkt had moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik verwelkom de herziening van de regeling voor de handel in emissierechten en het compromis dat is bereikt tussen de doelstellingen voor de strijd tegen klimaatverandering en de versterking van het concurrentievermogen van de Europese industrieën en de bescherming van banen.

Ik wil erop wijzen dat de medebeslissingsprocedure, die versneld is doorgevoerd om tijdens de eerste lezing tot een akkoord te kunnen komen, van weinig respect getuigde voor de democratische transparantie, waardoor het Parlement uiteindelijk over een min of meer voldongen feit moest stemmen.

Desondanks ben ik zeer te spreken over het voorstel van mevrouw Doyle, vanwege de flexibiliteit die daarmee wordt geboden aan de sectoren die het risico lopen op koolstoflekkage. We moeten voorkomen dat er banen verloren gaan door delokalisering van bedrijven naar voor emissiereductie minder gevoelige gebieden, zonder hierbij echter het doel van de richtlijn te ondermijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. (PL) Ik heb vandaag gestemd tegen de aanneming door het Parlement van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden.

Ik ben het volledig oneens met de oplossingen die op Europees niveau worden voorgesteld. Het voornemen van de Raad om de algehele emissie van broeikasgassen van de Gemeenschap tegen 2020 met tenminste 20 procent te verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990, of zelfs met 30 procent als andere ontwikkelde landen zich vastleggen op een vergelijkbare emissiebeperking, is onverstandig en zal een negatief effect hebben op de industrie en de consumenten in Europa, met inbegrip van Polen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE) , schriftelijk. – (FR) De enige vaste verplichting van de Europese Unie komt er op neer dat zij haar emissies tussen nu en 2020 met 20 procent zal verminderen ten opzichte van 1990. In vergelijking met nu komt dat neer op een daling van zo'n 12 procent. Als men er rekening mee houdt dat tweederde van deze vermindering ook via koolstofcompensatiemechanismes - het kopen dus van koolstofkredieten op de internationale markt - zou kunnen gebeuren, dan heeft de EU zich eigenlijk slechts verplicht tot een vermindering van 4 procent op het eigen grondgebied. Dat is ontoereikend om in de internationale onderhandelingen vooruitgang te kunnen boeken.

Een andere tekortkoming van dit compromis is dat er geen enkele vaste verplichting in staat om de ontwikkelingslanden te helpen bij hun inzet om hun uitstoot van broeikasgassen te reduceren. De EU heeft zich er alleen maar vrijwillig toe verbonden de helft van de opbrengst van het bij opbod veilen van de vervuilingsrechten te gebruiken voor het klimaat. Deze inkomsten zijn dalend door de vele vrijstellingen die aan de industriëlen zijn toegekend. In het compromis staat dat voor die Europese landen die dit wensen, een deel van dit geld zou kunnen worden besteed ter ondersteuning van de ontwikkelingslanden. Het gaat dus uitsluitend om een vrijwillige verbintenis. Dit is een heel zwak engagement een aangelegenheid die in de internationale onderhandelingen zo cruciaal is.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De EU klopt zichzelf op de borst wegens haar voortrekkersrol in de milieubescherming, maar in werkelijkheid eist ze een voortrekkersrol op in de bescherming van de belangen van het kapitaal. De besluiten van de Topconferentie en het richtlijnenpakket van de Raad en de Commissie voor de emissiereductie hebben tot doel de zogenaamde groene economie te bevorderen om het sterk opeengehoopt kapitaal een uitweg uit de crisis te bieden, nieuwe winstvooruitzichten voor de monopolies te openen en tegelijkertijd het imperialistisch expansionisme te versterken.

Daarmee wordt de veiling van emissierechten ondersteund, waarvan echter bewezen is dat zij de winsten van de monopolies vermenigvuldigt zonder het milieu te beschermen. Ook wordt daarmee de automobielindustrie vrijgesteld van het nemen van maatregelen tot minstens 2019. Hiervan uitgesloten zijn de ondernemingen die de weerslag ondergaan van de internationale concurrentie wegens de regelingen inzake energieproductie, en wat dies meer zij. Eveneens uitgesloten zijn de nieuwe lidstaten en Italië en wel gedurende lange tijd. Verder worden hiermee stimulansen geboden voor de vervanging van voedselgewassen door energiegewassen. Grote ondernemingen krijgen deze vervuilingsrechten gratis toegekend zonder gedwongen te worden de inkomsten ervan te gebruiken voor milieumaatregelen.

De werknemers hoeven geen milieubescherming te verwachten van de EU en de ondernemingen, die het milieu ongestraft vervuilen. Alleen met hun strijd, met hun streven naar volkseconomie en volksmacht zullen zij zichzelf effectief kunnen beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christian Ehler (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Het feit dat ik tegenstem betekent niet dat ik tegen een efficiënte emissiehandel met een veilingsysteem ben of de klimaatdoelstellingen van de EU of de CCS-financiering van de hand wijs. Bij vroegere stemmingen en in mijn verslag over demonstratie-installaties voor CCS-technologie is duidelijk genoeg gebleken dat ik met deze punten instem. Voor mijn regio, Brandenburg, betekent de onderhavige tekst evenwel dat de oneerlijke concurrentiepraktijken ten aanzien van de Oost- en Midden-Europese landen worden bekrachtigd en dat de energieprijzen sterker zullen stijgen dan voor de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen nodig is. Om continue energievoorziening voor onze burgers te kunnen waarborgen, moet steenkool een onderdeel vormen van onze energiemix, en wij willen dat steenkool in de toekomst met behulp van CCS-technologie op een klimaatvriendelijke manier kan worden toegepast. Het akkoord met de Raad, dat in een definitief besluit na eerste lezing voorziet, heeft ertoe geleid dat een aantal sterke bezwaren niet kon worden weggenomen en dat er geen wedijver om de beste oplossing mogelijk was.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Er zijn argumenten aan te voeren voor het concept van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten. We moeten immers beducht zijn voor chemische veranderingen in de atmosfeer die gevolgen voor het klimaat kunnen hebben (voorzorgsbeginsel). Daar komt bij dat de voorraden fossiele brandstoffen beperkt zijn, en dat die brandstoffen niet rationeel gebruikt worden. Er zijn aan dit concept echter ook aspecten verbonden die oproepen tot voorzichtigheid.

Het is maar de vraag of broeikasemissierechten en de handel in zulke rechten werken. Het is immers goeddeels onbekend wat de impact van deze handel op de reële economie is. Alleen daarom al moet er verzet tegen worden aangetekend. Er bestaat ook nog steeds veel twijfel met betrekking tot de verschillende technische oplossingen, terwijl het gebruik van zulke oplossingen ook nog eens mede afhankelijk is van het ontwikkelingsstadium en de financiële toestand van de sectoren in kwestie (luchtvervoer, automobielindustrie, thermische energieopwekking, cementindustrie, zware chemische industrie, petrochemische industrie en andere, steeds talrijker wordende energie-intensieve sectoren).

Daar komt bij dat dit systeem naar verwachting door slechts een gering aantal industriële sectoren (hoogwaardige technologie) en niet meer dan een handvol financiële operatoren zal worden gebruikt. Het gebruik van fossiele brandstoffen zal teruglopen en dat zal een onomkeerbaar proces zijn. Tegenover die opgelegde reductie staat een afname van het aantal beschikbare bronnen. Het beschikbaar maken van energie aan de verschillende sectoren moet geschieden op basis van sociale behoeften en economische haalbaarheid, en niet op het vermogen invloed uit te oefenen of het verlangen financieel gewin te realiseren. We hebben ons daarom van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Het is van belang dat we beseffen wat het kernpunt van dit verslag is, en dat is het versterken, uitbreiden en verbeteren van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012. Dit systeem moet één van de belangrijkste instrumenten worden voor het realiseren van de EU-streefdoelen bij het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.

Ik sluit me aan bij dit verslag, en dan vooral omdat handel een fundamentele rol vervult bij een doeltreffende verdeling van de rechten. Dat moet dan de garantie bieden dat het Europees systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten inderdaad bijdraagt tot de bescherming van het milieu. Een voor de gehele EU geldend plan is altijd veel beter dan 27 nationale plannen. Daar komt bij dat in dit voorstel een mechanisme voor automatische en voorspelbare aanpassingen is opgenomen, waardoor het tegemoet kan komen aan de eisen van een eventuele nog te sluiten internationale overeenkomst.

Wat dit voorstel vooral tekent is het idee om de gratis toewijzingen te verhogen. Ik sta daar niet erg positief tegenover. We mogen intussen niet vergeten dat de emissies elk jaar zullen worden teruggebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De voorgestelde richtlijn betreffende de herziening van het emissiehandelssysteem van de EU is een verbetering ten opzichte van het huidige systeem en is belangrijk op wereldniveau. Ik kon het verslag van mevrouw Doyle daarom steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de afgevaardigden te bedanken voor de stemming van zojuist, waarmee het Europees Parlement duidelijke steun heeft gegeven aan mijn benchmarkmodel. Ik heb daar al lange tijd voor gepleit en heb als eerste voorgesteld om dit op de emissiehandel toe te passen. Hoewel de Commissie industrie, onderzoek en energie er met een krappe meerderheid tegen had gestemd en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid dat met een iets grotere meerderheid had gedaan, zit het leven vol verrassingen: het benchmark zal een criterium zijn zodra het door de Raad wordt aangenomen.

Dat is maar goed ook. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en het standpunt van de Milieucommissie over emissiehandel waren beiden onevenwichtig, omdat zij de Europese productie in een positie brachten die het voor haar moeilijk maakte op de wereldmarkt te concurreren, zonder dat er een specifiek klimaatvoordeel aan zat. Dat zou niet alleen banenverlies hebben betekend, maar ook een duidelijk milieunadeel, want het zou de ondernemingen onder druk hebben gezet om de productie naar landen te verplaatsen die buiten de emissiegrenswaarden vallen.

Nu heeft het besluit de deur geopend naar een rechtvaardiger en vanuit milieuoogpunt meer vooruitziende aanpak. Alles staat echter nog open en nu zullen wij gaan zien wie de vruchten van de doorgevoerde verbeteringen zal plukken.

De milieudoelstellingen zijn onveranderd en vormen een uitdaging. Het is geen gemakkelijk doel voor de industrie, maar het hoeft ook helemaal niet gemakkelijk te zijn.

Het is in ieder geval zinloos over gratis emissierechten te spreken, omdat de benchmarks, de maatstaven, ambitieus zijn. Dat moeten zij ook zijn, want anders komt er geen systeem dat ondernemingen aanspoort mee te doen aan de wedloop naar technologie die de minste uitstoot produceert.

De klacht van de milieubeweging dat het pakket is afgezwakt lijkt mij simpelweg onredelijk wanneer wij beseffen dat er aan de doelen wordt vastgehouden en de industriesectoren met een dalend emissieplafond te maken hebben. Het is onverantwoordelijk geklets, maar niet iedereen is geïnteresseerd in het nemen van verantwoordelijkheid. Men vindt het blijkbaar voldoende om tegen de wereld aan te schoppen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, ondanks de talloze mazen die erin zitten en de uitzonderingen die gelden voor de tien nieuwe lidstaten. Waarom ik voor een verslag met gebreken heb gestemd? Omdat het wel een vooruitgang is in vergelijking met het huidige stelsel. Er komt een limiet voor de hele EU voor de emissiehandelssector en de lidstaten hebben minder invloed op het proces. Het beginsel van volledige veiling van vergunningen voor de energiesector is behouden. De luchtvaartsector heeft slechts een klein percentage nieuwe toegang tot het CDM gekregen. Maar het grootste voordeel van de herziene regeling is dat zij de architectuur biedt voor een belangrijk deel van de post-Kyoto-overeenkomst. We hebben nu een stelsel waarbij andere landen zich kunnen aansluiten en dat ze kunnen gebruiken om hun eigen uitstoot te verlagen – als ze de elementen voor veiling beperken en zich ambitieuze doelen stellen. Het gebruik van de opbrengst wordt nauwlettend in de gaten gehouden. De lidstaten mogen deze niet zomaar zien als een aanvulling op hun schatkist. Het moet worden gebruikt voor de overgang naar een koolstofluwe, duurzame economie die de wereld nodig heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun dit voorstel dat de ambitieuze doelstellingen op het gebied van klimaatverandering in evenwicht brengt met de noodzaak om het concurrentievermogen van de Europese industrie te verbeteren en de werkgelegenheid te beschermen. Toewijzingen en veiling van emissierechten zal voor energiecentrales plaatsvinden tot 2013, als alle nieuwe energiecentrales volledige geveilde rechten zullen hebben. Voor de normale industrie vindt de overschakeling naar volledig geveilde rechten plaats in 2020. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het veiling instelt als het algemene verdelingsmiddel, de CDM/JI-projectkredieten, die een installatie kan kopen om haar uitstoot te compenseren, beperkt en bedrijven nog steeds beschermt tegen koolstoflekkage.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag, omdat ik van mening ben dat de milieu-integriteit van het emissiehandelssysteem is behouden en het huidige systeem aanzienlijk wordt verbeterd, aangezien de vervuiler in de toekomst moet betalen voor het recht op uitstoot door middel van veiling van vergunningen. De doelstelling om de uitstoot van de energiecentrales en zware industrie in Europa te verminderen met ten minste 20 procent tot 2020 is behouden, en dit stijgt automatisch naar een vermindering van 30 procent als er een internationale overeenkomst wordt gesloten tijdens het klimaatoverleg van de VN in Kopenhagen in december 2009. Ik ben ook van mening dat er een evenwicht is bereikt tussen werkgelegenheid en milieu, wat van essentieel belang is in een periode van economische achteruitgang.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Stemverklaring namens de CSU-delegatie in het Europees Parlement.

De EU heeft ambitieuze streefdoelen voor klimaatbescherming vastgesteld. Onder andere moeten de CO2-emissies uiterlijk in 2020 met 20 procent zijn verminderd. Aan deze streefdoelen voor klimaatbescherming mag niet worden getornd.

Bij alle inspanningen voor de klimaatbescherming moeten we er ook naar streven duidelijke wetgeving te formuleren om een degelijke toekomstplanning voor ons bedrijfsleven te waarborgen. Ook mag de Europese industrie niet worden benadeeld ten opzichte van de internationale concurrentie. Bovendien moeten we binnen de EU voor een “level playing field” zorgen.

De vandaag ter stemming voorgelegde richtlijn inzake de Europese emissiehandel voldoet aan geen van deze voorwaarden.

1. Bepaalde bedrijfstakken kunnen worden vrijgesteld van de veiling van CO2-certificaten. Tot op heden staat echter nog steeds niet vast welke gegevens over de naleving van de vastgestelde criteria zullen worden gebruikt.

2. Pas op het niveau van de lidstaten en pas na een aanpassing van de communautaire subsidiewetgeving zal van geval tot geval worden onderzocht of en tot op welke hoogte een installatie compensatie kan ontvangen voor gestegen energiekosten.

3. Als in Kopenhagen in 2009 geen internationale overeenkomst tot stand komt, leidt de veiling van CO2-certificaten in veel bedrijfstakken tot hogere lasten, waarmee de concurrenten buiten de EU niet worden geconfronteerd.

4. Voor de meeste Oost-Europese lidstaten zijn uitzonderingen gemaakt voor de veiling van CO2-certificaten aan de energiesector. Voor Duitsland is dit een nadeel, omdat elektriciteit in Duitsland, anders dan bij zijn oosterburen, voor 48 procent door steenkoolcentrales wordt geleverd.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij zijn het niet eens met de triomfantelijke toon die de regeringen en de Commissie aanslaan ten aanzien van het uiteindelijke compromis over het klimaatpakket. De pogingen van de EU om het voortouw te nemen in de mondiale strijd tegen klimaatverandering zijn onder druk van de industrielobby en de conservatieve regeringen afgezwakt.

De beroemde 20-20-20 is een noodzakelijke eerste stap, maar de streefdoelen die daarmee zijn vastgesteld zijn niet ambitieus genoeg. De Europese landen krijgen de mogelijkheid om een groot deel van de hun “corresponderende” emissie-eenheden te kopen van ontwikkelingslanden, waarmee de armste inwoners van de planeet op cynische wijze de historische verantwoordelijkheid van de westerse wereld in de schoen geschoven krijgen. Kennelijk zien de regeringen niet in hoe kritiek de situatie is geworden.

De Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links legt de wapens echter niet neer. Wij delen de zorgen van de milieu-NGO´s en zullen blijven strijden voor ambitieuzere streefdoelen, voor vermindering van de broeikasgasemissies, voor daadwerkelijke ondersteuning van de energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen en een bindend langetermijnplan voor verdere vermindering van de emissies na Kopenhagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Reul (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik heb tegen het geconsolideerde amendement gestemd, omdat ik als afgevaardigde van oordeel ben dat de rechten van het Europees Parlement niet zijn gewaarborgd: het Parlement had op geen enkel moment de gelegenheid zich een mening te vormen. In plaats daarvan werd het feitelijk slechts voor de keuze geplaatst, het compromis van de Europese Raad te verwerpen of te aanvaarden. Dit strookt niet met de regels van de medebeslissingsprocedure, die ten doel heeft, gelijke rechten voor de beide wetgevende organen te garanderen.

Ook inhoudelijk heb ik tal van bedenkingen bij het gevonden compromis, dat bijvoorbeeld tot aanzienlijke concurrentieverstoringen binnen de EU leidt en de consumenten onnodig belast. Door de onnodige haast die met de goedkeuring van de hervorming is gemaakt, werden alternatieve regelingen, met behulp waarvan we de beoogde reducties eveneens hadden kunnen bereiken, in het geheel niet meer in aanmerking genomen. Het feit dat de economische gevolgen voor met name de koopkracht ten tijde van de goedkeuring op geen enkele wijze zijn onderzocht, maakt nog eens extra duidelijk hoe ondoordacht dit compromis is. Voor de inwerkingtreding ervan is de meerderheid van het Europees Parlement mede verantwoordelijk – ook ten opzichte van de komende generaties.

Er waren wel degelijk alternatieven, waarmee de beoogde reducties tegen een fractie van de nu veroorzaakte kosten hadden kunnen worden bereikt. Dit beleid is niet alleen schadelijk voor de economie, maar ook voor het aanzien van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) De doelstelling om de uitstoot van de energiecentrales en zware industrie van Europa te verminderen met ten minste 20 procent in 2020, met een verhoging van deze doelstelling naar 30 procent als er een internationale overeenkomst wordt gesloten tijdens het klimaatoverleg van de VN in Kopenhagen in december 2009, moet worden verwelkomd.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik sta uitdrukkelijk achter de inspanningen om het aandeel dat de mens naar alle waarschijnlijkheid aan de klimaatverandering bijdraagt, te verminderen. Desondanks heb ik niet voor het compromis inzake het Europese emissiehandelssysteem gestemd. Wetgeving die er op deze manier wordt doorgedrukt, is onaanvaardbaar en ondemocratisch. Vanwege de uiterst overhaaste wetgevingsprocedure en het feit dat de documenten van de Raad slechts enkele dagen van tevoren werden voorgelegd, was een grondige behandeling van de documenten en dus ook een behoorlijke wetgeving mijns inziens onmogelijk. Dit is des te laakbaarder daar deze wetgeving hoge financiële lasten voor de Europese burgers met zich meebrengt. Volgens verschillende studies kost het klimaatpakket circa 70 à 100 miljard euro. Het risico bestaat dat hele bedrijfstakken naar andere delen van de wereld worden verplaatst. Een pakket van deze draagwijdte kon ik niet volgens de versnelde procedure aannemen. Dergelijke belangrijke wetgevingsvoorstellen moeten in het kader van een ordentelijke procedure in meerdere lezingen worden behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Anders Wijkman (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De herziening van de handel in emissierechten is een stap voorwaarts ten opzichte van de huidige regels. Emissierechten zullen geleidelijk aan de industrie worden geveild in plaats van gratis te worden uitgedeeld, zoals vandaag het geval is.

De EU verbindt er zich daarom toe om haar klimaatdoelstelling van een reductie met 20 procent tot 2020 bij te stellen tot 30 procent als volgend jaar in Kopenhagen een succesvolle klimaatovereenkomst wordt gesloten. De EU roept de lidstaten ook op om hun opbrengsten van de veiling te gebruiken voor maatregelen ter bescherming van het milieu in Europa en daarbuiten.

Helaas blijft het compromis ver achter bij het ambitieniveau dat volgens de situatie vereist is. In plaats van ervoor te zorgen dat alle emissierechten van meet af aan veiling worden onderworpen, wordt deze veiling gefaseerd ingevoerd. Deze afzwakking beperkt de stimulans om nieuwe en koolstofarme technologieën te ontwikkelen. Ze vermindert ook de opbrengsten die essentieel zijn als de EU de ontwikkelingslanden moet kunnen helpen om in “groene technologie” te investeren, om zich aan te passen aan de klimaatverandering en om de tropische wouden te beschermen.

Als tezelfdertijd tot de helft van de emissiereducties via reducties in derde landen mogelijk is, zal de regeling voor de handel in emissierechten ook gedurende de periode tot 2020 beperkt effect sorteren.

Ondanks de tekortkomingen zou het ondenkbaar zijn geweest tegen te stemmen. Ik wil niet het risico nemen de hele richtlijn, die in vergelijking met de huidige situatie veel positieve aspecten bevat, in gevaar te brengen.

 
  
  

- Verslag-Hassi (A6-0411/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben besloten om tegen dit compromis over lastenverdeling te stemmen omdat wij het volkomen onaanvaardbaar vinden dat niet eens de helft van de emissiereducties van de EU in de EU zelf moet plaatsvinden. Wij vinden dat een totaal verkeerd signaal voor de rest van de wereld, die op de EU wacht om het voortouw te nemen in de aanpassing aan de klimaatverandering, en het baart ons zorgen dat de EU er niet in is geslaagd om een duidelijke stimulans in te voeren voor de ontwikkeling van nieuwe groene technologie. Wij geloven dat die technologie cruciaal is voor werkgelegenheid en welvaart in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Dit verslag gaat over de invoering van gedifferentieerde streefdoelen in de EU27 voor de periode 2013-2020 voor vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in economische sectoren die buiten het emissiehandelssysteem van de EU vallen. Deze streefdoelen voor de lidstaten gaan van +20 procent tot -20 procent in vergelijking met de uitstoot in 2005 voor deze sectoren, waarbij het Ierse streefdoel -20 procent is.

Het emissiehandelssysteem en de gedeelde inspanningen vertegenwoordigen samen 100 procent van de vermindering van de CO2-uistoot die elk land voor 2020 moet realiseren.

Ierland is blij met de opname van meer maatregelen voor de afvang en opslag van kooldioxide, in het bijzonder koolstofputten, in het scenario voor -20 procent, aangezien we het enige land in de EU zijn dat meer koeien dan mensen telt en in combinatie met ruime, kosteneffectieve compensatie van emissiehandel tussen de lidstaten kunnen we, zij het met moeite, onze doelstelling van -20 procent behalen zonder onze kuddes te verkleinen.

Voor sommige landen is de herziene wetgeving op het gebied van emissiehandel lastig, voor andere zijn dat de streefdoelen voor gedeelde inspanningen. Ierland behoort tot die laatste categorie.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Wij zijn het ermee eens dat de uitstoot van broeikaskassen moet worden teruggedrongen en dat er voor dat doel een systeem moet worden opgezet. We hebben echter ernstige twijfels met betrekking tot het nu voorgestelde systeem. Het zou gebaseerd zijn op “het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten en de noodzaak om een duurzame groei te bereiken”, maar volgens het verslag moeten de landen zelf – uit de nationale begrotingen (en dus niet via de Gemeenschapsbegroting) – de kosten dragen, en wel overeenkomstig het ontwikkelingsstadium waarin het desbetreffende land zich bevindt.

Als men de overdracht van emissierechten tussen lidstaten toestaat, hetzij via “handel”, hetzij via “marktbemiddelaars”, dan zal dat leiden tot het ontstaan van mechanismen die de ongelijkheden tussen de lidstaten in termen van economisch gewicht zullen doen toenemen. Vooral de sterkste economische mogendheden zullen daarvan profiteren.

Daar komt bij dat derde landen via outsourcing in sterke mate bij dit systeem betrokken zullen worden. De druk op de minst ontwikkelde landen om een deel van hun soevereiniteit af te staan (door hun economieën open te stellen voor investeringen van de zijde van communautaire ondernemingen) in ruil voor – zogenaamde – hulp zal daardoor toenemen. Al deze maatregelen zijn bedoeld om pressie uit te oefenen en zo een internationale overeenkomst erdoor te drukken. Een dergelijke overeenkomst zal in de context van de ernstige economische crisis de kapitalistische visie op de milieuproblematiek alleen maar accentueren.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De EU speelt in de context van de bestrijding van klimaatverandering een belangrijke rol bij de totstandkoming van een internationale overeenkomst die het Protocol van Kyoto moet vervangen. Het is daarom van cruciaal belang dat de EU de rest van de wereld laat zien dat ze zich ertoe verbindt haar uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.

Daarom is dit voorstel zo belangrijk. Het is de bedoeling om de uitstoot van broeikasgassen in de sectoren die niet onder het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten vallen tot 2020 met 10 procent te verminderen.

De streefgetallen zoals die voor iedere lidstaat zijn vastgelegd (vooral gebaseerd op het bbp per hoofd) komen mij redelijk voor.

Het tussen het Europees Parlement en de Raad bereikte akkoord is misschien niet ideaal (het staat bijvoorbeeld een al te veelvuldig gebruik van de flexibiliteitsmechanismen toe), maar het is volgens mij in het algemeen voldoende afgewogen. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen het verslag van mevrouw Hassi gestemd. De bepalingen die de lidstaten de mogelijkheid geven 80 procent van de uitstootbeperkingen uit te besteden, zorgen ervoor dat rijke landen hun niet-duurzame praktijken kunnen voortzetten ten koste van armere ontwikkelingslanden. Dat is geen situatie die de EU moet bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb met tegenzin tegen dit verslag gestemd. De rapporteur is erin geslaagd een aantal belangrijke factoren op te nemen. Er staat nu een verwijzing naar een bindende doelstelling van 30 procent voor de vermindering van broeikasgassen in de wetgevingstekst: volgens de wetenschap is dat het minimum dat voor 2020 moet worden gehaald. Vermindering van broeikasgassen in ontwikkelingslanden wordt gefinancierd om de doelstelling van +2 graden te halen. Laten we hopen dat deze landen ook echt geld krijgen en niet alleen mooie beloften. We hebben nu een deadline voor de invoering van een streefdoel voor de vermindering van de uitstoot van scheepvaart en veel andere kleine, maar positieve maatregelen. Maar ik kon onmogelijk instemmen met de 80 procent CDM die de lidstaten mogen gebruiken in derde landen, in plaats van zich te concentreren op vermindering binnen hun eigen grenzen. Door de stemmingsprocedure die vandaag werd gebruikt kon dit voorstel niet door het hele Parlement worden getoetst. We laten onze nationale regeringen er gemakkelijk vanaf komen en laten wederom derde landen het werk opknappen. Dat kan ik niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE), schriftelijk. – (EL) De delegatie van de PASOK in de PSE-Fractie geeft onder meer steun aan de inhoud van amendement 44 en heeft tijdens de aparte hoofdelijke stemming tegen amendement 7 gestemd. Wij willen ervoor zorgen dat tenminste 50 procent van de emissiereducties voortkomt uit interne maatregelen van de EU. De EU moet een geloofwaardige partner blijven met het oog op de mondiale onderhandelingen en mag de last van de inspanningen tot reductie van de emissies niet afwentelen op de ontwikkelingslanden.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag, dat bindende streefdoelen voor de lidstaten vastlegt om de uitstoot van broeikasgassen te beperken in delen van de economie die niet onder het emissiehandelssysteem vallen, wat een duidelijke vooruitgang is voor een veelomvattend stelsel. De doelstelling van 10 procent voor sectoren buiten het emissiehandelssysteem is over de lidstaten verdeeld op basis van het bnp per hoofd van de bevolking. Zo worden de inspanningen eerlijk verdeeld en kunnen de armere landen hun versnelde groei voortzetten. Ik steun dit verslag, dat een langetermijndoel introduceert van ten minste 50 procent algehele uitstootvermindering in 2035 en 60 procent in 2050, in vergelijking met het niveau van 1990, omdat het zowel de lange- als de kortetermijndoelstellingen aanpakt in overeenstemming met de streefdoelen voor schone lucht. Het verslag bevat een aanvullende ‘verbintenis externe uitstootvermindering’ die financiële steun levert aan ontwikkelingslanden om hun uitstoot te verminderen, zodat geen enkel land achterblijft en de ontwikkelingslanden de financiële steun krijgen die ze nodig hebben om ervoor te zorgen dat de overkoepelende maatregelen tegen klimaatverandering het meest effectief zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) Van meet af aan ben ik voorstander geweest van het idee om de doelstelling automatisch van 20 naar 30 procent te verhogen bij ondertekening van een internationale overeenkomst. De onderhandelingen van vorige week zijn evenwel uitgemond in een compromis waarbij de methode voor overschakeling naar laatstgenoemd niveau op een nieuwe procedure moet worden gebaseerd.

Dit besluit is genomen bij wijze van voorzorgsmaatregel om rekening te houden met de mogelijkheid dat de prijs van koolstof in de toekomst gaat stijgen. Tot mijn genoegen heb ik nochtans begrepen dat het streefcijfer van 30 procent een prioritaire doelstelling zal blijven om te voorkomen dat de gemiddelde temperatuur met meer dan 2 ºC zal stijgen, zoals op de Europese Raad van maart 2007 is gesteld. Een internationale overeenkomst betekent dat er mondiaal inspanningen zullen worden geleverd ter bestrijding van en aanpassing aan klimaatverandering. De financiële steun aan ontwikkelingslanden zal voor hen een prikkel zijn om mee te doen aan de pogingen om broeikasgasemissies terug te dringen.

Om haar geloofwaardigheid te behouden met betrekking tot de hulp die zij ontwikkelingslanden verleent, moet de Europese Unie waarborgen dat de financiering van CDM-projecten hand in hand gaat met de duurzame ontwikkeling van deze landen en dat een deel van de opbrengsten uit de veiling van emissierechten wordt gebruikt om die landen te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik heb tegen het bereikte compromis gestemd. Dit doet niks af aan mijn waardering voor het werk dat collega Satu Hassi terzake realiseerde. Maar het akkoord dat ervoor kan zorgen dat bijna 80 procent van alle inspanningen gebeurt in derde landen, is voor mij onverteerbaar.

Een snelle berekening leert dat België zo tussen de 50 en 60 procent van de benodigde inspanningen zal kunnen realiseren buiten de Europese Unie. Het gaat over belangrijke sectoren zoals gebouwen en transport. Het is economisch absurd vele miljoenen euro's via het Clean Development Mechanism te investeren in het buitenland als je als land zelf nog belangrijke inspanningen moet leveren om de eigen gebouwen deftig te isoleren of een transportbeleid te ontwerpen dat gericht is op meer koolstofarme mobiliteit. Bovendien bestaat er geen enkele garantie dat de projecten waarin buitenlands geïnvesteerd wordt kwalitatief hoogstaand zijn.

Erger nog is dat er geen zekerheid bestaat dat de investeringen via CDM echt aanvullend of additioneel zijn. Bovendien is het onethisch de makkelijkste inspanningen in derde landen te gaan afkopen. Dit is een vorm van neokolonialisme en het bemoeilijkt de positie van die derde landen die in een volgende fase bijkomende en duurdere inspanningen zullen moeten leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Anders Wijkman (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Ik heb gekozen om mij van stemming te onthouden over de richtlijn inzake lastenverdeling. De belangrijkste reden is dat het een verkeerd signaal is voor de rest van de wereld als de EU ongeveer 70 procent van haar emissiereducties tot 2020 in het buitenland kan verwezenlijken.

Er zijn grotere inspanningen nodig om de ontwikkelingslanden te helpen investeren in koolstofarme technologie. Die steun mag echter niet in de eerste plaats een alternatief zijn voor reducties in eigen land, maar zouden veeleer een aanvulling op de reducties moeten zijn. We hebben niet de tijd, en we kunnen het ons niet veroorloven om te kiezen of we al dan niet een kans hebben om gevaarlijke veranderingen van het klimaat te verhinderen.

De noodzakelijke aanpassing in eigen land uitstellen tot na 2020 is contraproductief. We moeten nu beginnen als we een kans willen hebben om tegen 2050 in de buurt van een nulemissie uit te komen. De industrie heeft sterke stimulansen nodig voor de noodzakelijke aanpassing op het gebied van energie, transport, de bouwsector, industriële productie, enzovoort.

Het voorstel voor de sectoren die niet onder de handelsregeling vallen, is in dat opzicht veel te zwak. Daarom heb ik ervoor gekozen om mij van stemming te onthouden over dit deel van het pakket. Een tegenstem zou het hele pakket in het gedrang hebben gebracht en dat risico wilde ik niet nemen. De richtlijn bevat voor het overige een hele reeks goede dingen in vergelijking met de status-quo. Het is in de eerste plaats de eerste wetgevende tekst ter wereld waarin bindende reducties worden vastgelegd voor alle sectoren die geen deel uitmaken van de regeling voor de handel in emissierechten.

 
  
  

- Verslag-Davies (A6-0414/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) In het klimaat- en energiepakket is ook een voorstel opgenomen voor een richtlijn betreffende het afvangen en opslaan van CO2. Permanente opslag van CO2 onder de grond is bedoeld als een alternatief voor het laten vrijkomen van dit gas in de atmosfeer.

De Commissie stelt voor dat alle nieuwe energiecentrales zodanig moeten worden ontworpen dat ze van een faciliteit voor het opslaan van CO2 kunnen worden voorzien. Deze technologie (waarover lang nog niet alles gezegd is) zou kunnen bijdragen tot een negatieve uitstoot en zo energie uit hernieuwbare bronnen kunnen aanvullen. De rapporteur meent evenwel dat de aanpak van de steenkoolproblematiek prioriteit moet hebben: 24 procent van de CO2-uitstoot in Europa is afkomstig van steenkool.

Ofschoon we onze bedenkingen hadden bij een aantal, technisch controversiële amendementen, hebben we het standpunt van het Europees Parlement toch gesteund. We vinden wel dat dit standpunt te veel regels oplegt, zeker als het gaat om de autonomie van de lidstaten op een gebied waarop onze technische en wetenschappelijke kennis nog heel beperkt is. We betreuren het dat er niet de nodige nadruk is gelegd op de nog te verrichten inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie. De aanbevolen tijdsschema’s zijn in dat licht gezien te ambitieus, tenzij er in de nu volgende paar jaar grote sommen worden vrijgemaakt voor financiering uit openbare middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Als middel om klimaatverandering te remmen is CCS-technologie (“carbon capture and storage”) beslist veelbelovend. Het mag echter niet gebruikt worden als excuus om de inspanningen voor het opwekken van schonere stroom in Europa te slaken.

Het verslag-Davies is heel evenwichtig en het compromis zoals dat tussen het Europees Parlement en de Raad is bereikt voldoet aan de behoeften van de EU.

De uitvoering van 12 demonstratieprojecten is heel belangrijk. De middellangetermijnresultaten van deze projecten kunnen de Commissie helpen bij een economisch verantwoorde en milieuvriendelijke introductie van deze technologie.

Er bestaan nog veel twijfels, zeker met betrekking tot de vraag of er in elke lidstaat wel geschikte opslaglocaties voorhanden zijn. Daarom vind ik het een goede zaak dat voorgesteld wordt opnieuw te kijken naar de mogelijkheid om CO2 naar derde landen uit te voeren (artikel 35a, lid 2) en economische operatoren niet te dwingen CCS-technologie toe te passen (artikel 32).

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van de heer Davies over de opslag van koolstofdioxide gestemd. CCS is een opkomende technologie en verder onderzoek is essentieel om te evalueren in hoeverre deze kan helpen de opwarming van de aarde tegen te gaan. De voorgestelde richtlijn biedt een solide rechtsgrondslag waarop de technologie kan worden opgebouwd, en ik ben van mening dat Schotland een belangrijke rol te spelen heeft in de ontwikkeling van deze sector.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat zal zorgen voor een hoge mate van veiligheid voor de menselijke gezondheid en het milieu. De richtlijn inzake CCS stelt een rechtskader in voor het gebruik van deze nieuwe technologie, waaronder belangrijke veiligheidsvoorwaarden. Dat is niet alleen belangrijk om het milieu te beschermen, maar ook om investeerders in de ontwikkeling van nieuwe projecten rechtszekerheid te geven.

Het is echter belangrijk dat dit verslag ons niet doet afwijken van de hoofddoelstelling: verdere toepassing van duurzame alternatieven en verbetering van de energie-efficiëntie.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Wanneer we nieuwe technologieën voor de opslag van klimaatonvriendelijk kooldioxide bevorderen, mogen we daarbij beproefde, reeds functionerende technologieën niet veronachtzamen. Zo worden kooldioxide, methaan en lachgas bijvoorbeeld door onaangetaste moerassen gebonden, bij het afgraven van turf en het droogleggen van moerassen komen echter enorme hoeveelheden broeikasgassen vrij. En als tropische bossen voor de productie van biobrandstoffen worden platgebrand, dan heeft dit een averechts effect op de klimaatbalans.

We moeten lessen trekken uit het biobrandstofavontuur en beseffen dat wij ons met “goed bedoelde” acties snel in eigen vingers kunnen snijden. De nieuwe technologieën zijn verre van beproefd, zodat de gevolgen van de toepassing ervan niet kunnen worden ingeschat. Daarom heb ik mij vandaag van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE), schriftelijk. (EN) De opname in dit verslag van een fonds van negen miljard euro voor het schoner maken van kolencentrales door de ontwikkeling van afvang en opslag van koolstofdioxide (CCS) biedt de steenkoolindustrie van Wales bijzondere kansen. Deze kansen moeten we grijpen om van Wales een marktleider in deze nieuwe technologie te maken en de mogelijkheden van een lucratieve exportmarkt te benutten. Het is essentieel dat Europa het voortouw neemt op dit gebied, want het is van cruciaal belang om een oplossing te vinden voor het steenkoolprobleem, vooral gezien het feit dat de steenkoolproductie de komende twintig jaar wereldwijd naar verwachting met zo’n 60 procent zal toenemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) Het bevorderen van technologieën voor de afvang en geologische opslag van kooldioxide (Carbon Capture and Storage — CCS) zal bijdragen aan de diversificatie van efficiënte energiebronnen en de bestrijding van klimaatverandering. Met alleen het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen halen we echter niet het doel om tot 2050 de CO2-uitstoot met 50 procent te verminderen. We zullen ook CCS-projecten in overweging moeten nemen.

Dat wordt een uitdaging voor de Europese Unie, gezien de gestegen investeringskosten van afvang- en opslaginstallaties, hoewel die zullen dalen als de installaties op grote schaal worden gebruikt. Demonstratieprojecten zijn daarom niet verplicht omdat ze in hoge mate afhangen van de prijs van koolstof en de technologie. De EU heeft desondanks een belangrijk stap gezet naar het vinden van alternatieve oplossingen die de uitstoot van broeikasgassen helpen terugdringen. Het is zelfs zo dat de uitvoering van deze toekomstige projecten ook landen buiten de EU zal aansporen op deze technologieën over te stappen.

 
  
  

- Verslag-Corbey (A6-0496/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. (EN) Een van de schoonste vormen van transport is over water. Het verslag heeft betrekking op binnenvaartschepen, maar dat transportmiddel kan naar mijn mening niet los gezien worden van het ruimere beeld van het zeetransport. De twee typen watertransport zijn binnenvaart en zeetransport en beide zijn energie-efficiënt.

Als een product over water wordt vervoerd, levert dat ongeveer één procent (1%) van de hoeveelheid koolstofdioxide op die zou vrijkomen als hetzelfde voorwerp over dezelfde afstand zou worden vervoerd met een vliegtuig.

We moeten voorzichtig zijn met het opstellen van regelgeving die van invloed is op dit type vervoer. We mogen de branche niet overbelasten met betrekking tot scheepvaart en binnenvaartschepen en duwbakken, want dan bereiken we misschien wel het omgekeerde van wat we willen. Als water- en zeetransport niet meer concurrerend zijn, is de kans groot dat voor andere transportmiddelen wordt gekozen. Alle alternatieven hebben een grotere ecologische voetafdruk. Uiteindelijk blijkt misschien wel dat we een set regels en verordeningen hebben ingesteld die de uitstoot van broeikasgassen niet verminderen, maar het hoofddoel van onze voorstellen juist tegenwerken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Corbey over het monitoren en verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door het gebruik van brandstoffen voor het wegvervoer en de binnenvaart gestemd. Ik meen dat het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verminderen van de broeikasgassenuitstoot twee uiterst belangrijke elementen zijn bij de aanpak van klimaatverandering en het terugdringen van gezondheidsrisico’s.

Ik geloof dat het belangrijk is dat deze richtlijn wordt aangenomen. Zij zal bijdragen tot het terugdringen van de CO2-uitstoot in het verkeer, in de eerste plaats door het bevorderen van schone technologieën en het vastleggen van specifieke eisen met betrekking tot CO2-emissies tijdens het productieproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag, dat deel uitmaakt van het klimaat- en energiepakket, is erop gericht de luchtkwaliteit te verbeteren en bij te dragen tot de bestrijding van klimaatverandering door de broeikasgasemissies die worden voortgebracht door in het vervoer gebruikte brandstoffen, terug te dringen. De richtlijn in kwestie had tot nu toe uitsluitend betrekking op de kwaliteit van de brandstof. De nu voorgestelde wijziging introduceert een verplichting tot het verminderen van de door de brandstof geproduceerde broeikasgassen.

De rapporteur heeft algemeen gezien belangrijk werk verricht. Ze heeft amendementen opgesteld die wij positief vinden en die doorgaans correct zijn en naar behoren onderbouwd. Ze zijn gericht op het realiseren van een zo groot mogelijke doeltreffendheid in gelijke omstandigheden (vanuit een mededingingsperspectief gezien). De streefcijfers zijn ambitieus, maar haalbaar. Verder is het heel belangrijk dat de richtlijn vanuit technologisch oogpunt neutraal is – het mag niet zo zijn dat ze het gebruik van één bepaalde brandstof of technologie bevordert.

Daarom hebben wij voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Dit is een heel belangrijk verslag. Het is er om te beginnen op gericht de luchtkwaliteit te verbeteren, door luchtvervuiling (inzonderheid die welke het gevolg is van de uitstoot van ernstig vervuilende en giftige stoffen) tegen te gaan. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan het tegengaan van klimaatverandering, ditmaal via het terugdringen van de broeikasgasemissies die door in het vervoer gebruikte brandstoffen worden veroorzaakt. En dat alles in één document.

Dit is de eerste maal dat een reductiestreefdoel wordt toegepast op één specifiek product, en zulks op basis van een analyse van de gehele levenscyclus van dat product – winning, productie, vervoer, distributie en eindgebruik. Dat onderstreept het belang van deze richtlijn nog eens.

Ik ben tevreden met het tussen het Parlement en de Raad bereikte akkoord en wijs er graag op dat de duurzaamheid bij de productie en het gebruik van biobrandstoffen is gegarandeerd. Dat is voor de praktische uitvoerbaarheid van deze richtlijn immers een fundamentele voorwaarde.

De richtlijn betreffende brandstofkwaliteit zal een heel belangrijk instrument worden bij de bestrijding van klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van mevrouw Corbey gestemd. Europa heeft een doorslaggevende rol te spelen in het wereldwijd terugdringen van broeikasgassen en de tenuitvoerlegging van bindende verplichtingen voor brandstofleveranciers zal daar een belangrijk deel van uitmaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Erika Mann (PSE), schriftelijk. (EN) In deze stemverklaring wil ik de rapporteur van de richtlijn brandstofkwaliteit, Dorette Corbey, feliciteren. Ze is erin geslaagd veel eisen van dit Parlement te verwerken in het uiteindelijke compromis.

De Europese Unie moet haar beleid en regelgeving baseren op solide wetenschappelijk bewijs – zowel de EU-wetgeving als de handelsverbintenissen van de EU vereisen dat. Als lid van de Commissie internationale handel word ik vaak aangesproken door handelspartners als de EU haar regelgeving lijkt te baseren op willekeurige of politieke processen in plaats van op wetenschappelijke conclusies.

Ik was daarom blij dat de herziene richtlijn brandstofkwaliteit niet het eerdere voorstel bevatte om het brandstofadditief MMT te verbieden. Op grond van de herziene richtlijn blijft het gebruik van MMT toegestaan, in overeenstemming met de wetenschappelijke conclusies van belangrijke handelspartners, waaronder de Verenigde Staten en Canada. Wat belangrijk is, is dat de nieuwe richtlijn ook vereist dat de EU een wetenschappelijk onderzoek uitvoert. Ik ben er sterk van overtuigd – en de Europese en internationale wetgeving vereist dat – dat beperkingen op MMT gebaseerd moeten zijn op de wetenschap.

Omdat andere landen hun brandstofnormen vaak modelleren naar de normen die worden ontwikkeld in Europa, is het essentieel dat de EU ervoor zorgt dat haar brandstofvoorschriften sterk worden ondersteund door wetenschappelijk bewijs.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) In het kader van onze inspanningen ter vermindering van de broeikasgasemissies subsidiëren we de aankoop van tropische biobrandstoffen. Op die manier voldoen we slechts schijnbaar aan de verplichtingen van het Protocol van Kyoto. In werkelijkheid verergeren we het probleem. Uit studies is gebleken dat 46 procent van de ‘levende’ koolstof van de aarde door tropische regenwouden wordt gebonden en dat 25 procent van de totale koolstofemissies door ontbossing wordt veroorzaakt. De vlieger van de EU gaat daarom niet op.

In de hele discussie rond koolstofemissies blijft het totale plaatje buiten beeld. Men zou namelijk onder meer ook rekening moeten houden met de broeikasgasemissies die door de verbranding van hout ontstaan. Bovendien is nog niet helemaal duidelijk in hoeverre de motoren van vandaag de dag geschikt zijn voor de toepassing van biobrandstoffen. Het hele systeem is ondoordacht, zodat ik mij van stemming over dit verslag heb onthouden.

 
  
  

- Verslag-Sacconi (A6-0419/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij staan kritisch tegenover het voorstel inzake emissienormen voor personenauto’s. We hadden een ambitieuzer voorstel met hogere boetes, een kortere introductiefase en een duidelijk vastgelegd langetermijndoel willen zien. Wij staan er ook kritisch tegenover dat de ethanolkorting zo klein is geworden dat ze nauwelijks tot investeringen aanzet, hoewel ethanol bijdraagt tot het reduceren van de emissies.

Wij hebben er echter voor gekozen om voor het voorstel als geheel te stemmen omdat wij denken dat een verwerping tot een nog latere invoering van milieuregelgeving voor de automobielindustrie zou leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy (ALDE) , schriftelijk. – (FR) Aangaande het verslag-Sacconi over emissienormen voor nieuwe personenauto's heb ik tegen het ingediende voorstel gestemd, omdat ik openlijk mijn spijt wil betuigen dat geen voor het milieu gunstiger akkoord is bereikt. Desalniettemin hoop ik dat de positieve stem van de meerderheid van de afgevaardigden snel een eerste reeks antwoorden zal opleveren en dat wij dan in de komende jaren tot besluiten zullen komen die de noden van onze aardbol in overeenstemming zullen weten te brengen met die van onze economie, waarbij met name met de situatie in de automobielsector rekening moet worden gehouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE) , schriftelijk. – (FR) Het voorgestelde compromis levert geen bevredigend antwoord.

Het spijt mij dat de beoogde vermindering van de CO2-emissies voor auto's lager is dan de normen die ons Parlement wenste en dat deze doelstelling bovendien nog afhankelijk is van een milieueffectbeoordeling. Beide besluiten zijn contraproductief. Wij hebben juist stringente emissienormen nodig op korte en op lange termijn, normen die niet herzien kunnen worden.

De specifieke doelstelling van lagere emissies per constructeur zal trouwens juist degenen afstraffen die al het braafste jongetje van de klas zijn. Het systeem van sancties bij niet-naleving van deze doelstellingen valt nadelig uit voor degenen die voertuigen hebben ontwikkeld die het milieu minder schade bezorgen. Het tegenstrijdige van deze wetgeving is dat zij de grootste vervuilers minder bestraft, terwijl wij juist de inspanningen hadden moeten erkennen en ondersteunen van degenen die nu al hun best doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor het verslag van de heer Sacconi over emissienormen voor nieuwe personenauto’s gestemd. Overwegende dat het wegvervoer verantwoordelijk is voor 12 procent van de CO2-uitstoot in de Europese Unie, geloof ik dat deze verordening – ook al maakt ze geen deel uit van het klimaat- en energiepakket – van vitaal belang is voor het verwezenlijken van de EU-doelstellingen om de broeikasgasemissies tot 2020 met 20 procent terug te brengen.

Ik wil de rapporteur graag feliciteren met de doorslaggevende rol die hij bij de onderhandelingen met het Parlement en de Raad heeft gespeeld. Die inspanningen hebben een even afgewogen als gedegen akkoord opgeleverd dat gunstige gevolgen zal hebben voor de automobielindustrie, de consumenten en – vooral – het milieu. We hebben hier te maken met een ambitieus, maar tegelijkertijd flexibel model. Enerzijds wordt geprobeerd de streefdoelen voor het terugdringen van de vervuilende uitstoot te verwezenlijken, maar anderzijds worden ondernemingen in de automobielsector in de gelegenheid gesteld geleidelijk aan de nodige wijzigingen door te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Ferreira (PSE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb mij bij het verslag "CO2 - emissies van personenauto's" van stemming onthouden, omdat ik vind dat het effect van het wagenpark op de klimaatverandering er onvoldoende in wordt meegenomen.

De ambitieuze streefdoelen zoals die in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement zijn aangenomen, hadden overeind moeten blijven. Deze streefdoelen konden geen negatieve gevolgen met zich meebrengen voor de Europese auto-industrie.

De slechte verkoopcijfers voor nieuw geregistreerde auto's dit jaar zijn vooral te wijten aan de koopkracht van de Fransen en de Europeanen en beslist niet aan deze wetgeving, die trouwens nog niet eens van kracht is.

Bovendien mogen wij niet vergeten dat een gedeelte van de boetebedragen teruggestort zal worden aan de autofabrikanten als bijdrage aan de financiering van hun onderzoekprogramma's.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De sector wegverkeer is de op één na grootste bron van broeikasgasemissies in de EU, en het is ook – belangrijker nog – een sector waar de uitstoot blijft toenemen. Er zijn dankzij de in auto’s gebruikte technologie enorme vorderingen gemaakt, maar de impact daarvan volstaat niet om de gevolgen van de toename van het verkeersvolume en de afmetingen van de voertuigen te neutraliseren.

Dit voorstel voor een verordening sluit aan bij de strategieën en doelstellingen van de EU, zeker als het gaat om het terugdringen van de broeikasgasuitstoot met 20 procent tegen 2020.

Voorgesteld wordt om de inspanningen te verdelen: voor elke fabrikant wordt een specifieke doelstelling vastgelegd. Dat is volgens mij een heel goed idee.

Fundamenteel zijn voor mij eveneens de boetes die zullen worden opgelegd aan fabrikanten die de streefdoelen niet bereiken.

Rekening houdend met de huidige conjunctuur is het bereikte akkoord al met al gunstig voor de EU. Deze verordening zal zeker bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen die de EU zichzelf gesteld heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van de heer Sacconi over CO2-uitstoot van nieuwe auto’s gestemd. Hoewel het compromis niet zo ver gaat als mogelijk was geweest, formuleert het belangrijke streefdoelen voor autofabrikanten en zal het een rol spelen bij de bestrijding van de opwarming van de aarde.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE), schriftelijk. – (EL) De delegatie van de PASOK in de PSE-Fractie geeft onder meer steun aan de inhoud van amendement 50 om te verzekeren dat het langetermijndoel van 95 gram CO2 per kilometer vanaf 2020 juridisch bindend wordt. Zij heeft tijdens de aparte hoofdelijke stemming over amendement 2 tegen gestemd, omdat het streefdoel voor de vermindering van de uitstoot van passagiersvoertuigen onmiddellijk moet worden behaald, ten bate van de menselijke gezondheid en het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Kurt Joachim Lauk (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Namens de christendemocratische afgevaardigden uit Baden-Württemberg wil ik de volgende verklaring afgeven. We hebben het voorstel voor een verordening ondanks ernstige bedenkingen goedgekeurd. Aan de ene kant is het goed om de automobielindustrie aan te sporen tot een vermindering van de CO2-uitstoot, en daarom hebben we voor het voorstel gestemd, maar aan de andere kant willen we onze bedenkingen, die drie punten betreffen, hier duidelijk uit de doeken doen:

1. De voorgestelde methode om de emissies te verminderen stelt niet aan alle Europese producenten even hoge eisen. Met name aan producenten van grote voertuigen, die op hun beurt weer drijvende krachten voor innovatie zijn, worden hoge eisen gesteld. Duitse producenten hebben hier sterker onder te lijden dan andere in de EU.

2. Er is nog steeds geen effectbeoordeling. Het eerste ontwerp daarvoor, waarbij de voorgestelde hellingshoek van de grenswaardencurve was vastgesteld op 80 procent (thans 60 procent), werd ingetrokken.

3. De hoogte van de boetes is met name in fase 4 willekeurig. Dit heeft tot gevolg dat er twee verschillende prijsniveaus voor CO2 worden ingevoerd: de aan de beurs bepaalde marktprijs en een willekeurig voor de automobielindustrie vastgestelde prijs.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze verordening gestemd, die een belangrijk deel vormt van het EU-pakket inzake klimaatverandering en die voor het eerst wettelijke verplichtingen voor fabrikanten invoert om de uitstoot van CO2 van alle auto’s die in de EU worden verkocht te beperken (ongeacht waar ze zijn gemaakt). Het gemiddelde nieuwe wagenpark zou een CO2-uitstoot van 120 g CO2/km moeten kunnen bereiken vanaf 2012. Deze doelstelling is verdeeld in 130 g CO2/km door middel van verbeteringen in de motortechnologie en daarbovenop nog 10 g door middel van ‘eco-innovaties’ zoals nieuwe ontwerpen voor airconditioning. De verordening is flexibel in de zin dat de doelstelling van de fabrikant wordt berekend op basis van het gemiddelde van hun wagenpark, wat betekent dat ze een meer vervuilende auto kunnen compenseren met een minder vervuilende auto.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE), schriftelijk. (EN) Koolstof uit transport neemt 21 procent van onze koolstofuitstoot voor zijn rekening. Ambitieuze doelstellingen voor de auto-industrie zijn daarom essentieel om ervoor te zorgen dat de auto-industrie zich houdt aan haar vrijwillige doelstelling, die zij in het verleden niet heeft gehaald. Door hoge normen vast te stellen voor de 500 miljoen potentiële klanten in Europa, voeren we ook mondiale normen in die de wereld kan volgen. De overcapaciteit in de wereldwijde auto-industrie maakt het noodzakelijk dat Europa het voortouw neemt bij de productie van groene auto’s, waar de consumenten in de toekomst waarschijnlijk de voorkeur aan zullen geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler (PPE-DE), schriftelijk. (DE) De automobielindustrie is bijzonder getroffen door de huidige economische crisis. Zo hebben de meeste autofabrieken in Duitsland hun personeel al begin december gedwongen met kerstvakantie gestuurd.

Door de vandaag goedgekeurde verordening wordt de Duitse en met name de Beierse automobielsector nog meer op de proef gesteld en voor grote uitdagingen geplaatst.

Aan de positieve kant valt te noteren dat aan de industrie ruime overgangsregelingen worden toegekend, opdat zij aan de overeengekomen reductiedoelstellingen kan voldoen.

Zo werd voor een geleidelijke invoering gekozen: in 2012 hoeft slechts 65 procent van in de EU geregistreerde nieuwe voertuigen aan de overeengekomen grenswaarde van gemiddeld 120 gram CO2 per kilometer te voldoen. Uiterlijk in 2015 moet vervolgens het complete wagenpark de streefdoelen verwezenlijken. Ook kunnen zogeheten eco-innovaties zoals zonnedaken met maximaal zeven gram op de waarde van de uitstoot in mindering worden gebracht.

Wij betreuren echter dat het verslag op het punt van boetes voor overschrijdingen van de grenswaarden een verkeerd signaal afgeeft. Vanaf een overschrijding met 4 gram geldt namelijk een boete van 95 euro per gram. Vergeleken met de prijzen die in het kader van het emissiehandelssysteem worden toegepast, wordt de automobielindustrie op deze manier onnodig en al te zwaar belast.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. – (GA) Ik heb de Commissie vervoer en toerisme een advies over deze kwestie voorgelegd. De commissie was zo verdeeld dat we er niet in zijn geslaagd een tekst aan te nemen.

Ik vond het grootste deel van de tekst van de Commissie redelijk en realistisch, hoewel er een heel belangrijk aspect ontbrak, namelijk een doelstelling voor de middellange tot lange termijn in de wetgeving.

Ik begrijp heel goed dat er zorgen bestaan over het behoud van banen, maar we moeten ambitieus zijn. We hebben een plicht tegenover toekomstige generaties om onze wereld te beschermen en daarom moeten we bereid zijn om moeilijke besluiten te nemen.

En deze ‘groene’ doelstellingen zijn niet onrealistisch. Recentelijk is duidelijk gebleken dat de autosector op de een of andere manier moet worden hervormd. Een hervorming ten behoeve van het milieu, die met behulp van ambitieuze wetgeving moet worden doorgevoerd, is niet alleen onze plicht, maar ook een kans, een kans om de steun voor onderzoek en ontwikkeling in de autosector te vergroten, banen te scheppen en een nieuw tijdperk te beginnen in die sector. Duurzame ontwikkeling is niet alleen goed voor de planeet, maar kan ook goed zijn voor de economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. (RO) In de strijd die de EU voert tegen de gevolgen van klimaatverandering mag niet voorbij worden gegaan aan de uitstoot van personenauto's en het kwalijke effect daarvan op het milieu. Het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen dat het emissieniveau van nieuwe personenauto's in 2020 gemiddeld niet hoger mag zijn dan 95 g CO2/km. In het kader van een in 1998 gesloten vrijwillige overeenkomst stelt de automobielindustrie zich ten doel om de uitstoot van kooldioxide terug te dringen tot 140 g/km in 2008. Door het vrijwillige karakter van de doelstelling zit er nog maar weinig schot in de aanpak van emissies, getuige het feit dat de uitstoot in 1995 van 186 g/km slechts gedaald is tot het schamele resultaat van 163 g/km in 2004.

De nieuwe verordening voorziet in de invoering van een verplichte regeling voor het terugdringen van de CO2-uitstoot, waarbij een systeem van bijdragen wordt gehanteerd voor degenen die dit doel niet halen en de ontwikkeling van vernieuwende technologieën wordt gestimuleerd. In 2014 zal 80 procent van het wagenpark voldoen aan de normen. Na 2019 moet voor elke gram boven de limiet een bijdrage van 95 euro worden betaald. Het uiteindelijke compromis brengt evenwicht tussen wat nodig is voor consumenten, milieubescherming en een duurzaam industriebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik heb tegen het compromis in het verslag-Sacconi over de CO2-uitstoot van wagens gestemd. Dit is een schandelijk dossier waarbij de autofabrikanten eens te meer ontkomen aan de verplichting minder energieverslindende en vervuilende wagens te bouwen. Dit dossier sleept al meer dan 10 jaar aan. Eerst werd tijd gekocht met het afsluiten van een vrijwillige overeenkomst. Die werd niet nageleefd. Met het akkoord van vandaag wordt weer eens tijd gekocht. De boetes zijn van een bespottelijk laag niveau.

Er wordt een norm van 95 gram CO2-uitstoot/km in het vooruitzicht gesteld tegen 1 januari 2020. In 1996 ging de industrie akkoord met een maximale uitstoot van 140 gram in 2008. Realiteit: we zitten nu aan een gemiddelde uitstoot van 162 gram.

De waarheid is dat het kortetermijndenken het telkens haalt. We blijven liever vele dollars betalen aan corrupte of niet-democratische regimes dan te investeren in groene innovatietechnologie. Het argument dat de economische crisis ons daartoe noopt is een drogreden. De auto-industrie heeft alleen een toekomst als ze kiest voor energiezuinige en niet vervuilende wagens. Als ze nu in de moeilijkheden zit, heeft ze dat vooral aan zichzelf te danken door foute en kortzichtige keuzes in het verleden.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het verslag-Sacconi gestemd over emissienormen voor nieuwe personenauto's.

Circa 70 procent van de broeikasgassen die de vervoersector in totaal uitstoot komt voor rekening van het wegvervoer. Dat is vooral te merken in stadsgebieden waar verkeersopstoppingen veel luchtvervuiling veroorzaken. Het is daarom van vitaal belang dat de emissieprestatienormen voor nieuwe personenauto's worden verbeterd. Het bereikte compromis legt ambitieuze doelstellingen op aan automobielfabrikanten, maar biedt hun ook de noodzakelijke overgangsperiode om hun productielijnen aan de nieuwe eisen aan te passen. Het ingevoerde bonusstelsel voor groene voertuigen voorziet in prikkels voor zowel fabrikanten als consumenten. Mede door klimaatverandering passen consumenten hun voorkeuren aan en dat zal ook van invloed zijn op de vraag naar personenauto's.

Behoud van werkgelegenheid en het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor economische ontwikkeling zijn essentieel, vooral in de huidige economische en financiële crisis. De gerichte maatregelen in het economisch herstelprogramma geven blijk van het belang dat men aan de automobielindustrie hecht.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ondanks ernstige bedenkingen heb ik voor gestemd. Enerzijds is het goed om de automobielindustrie aan te sporen tot een vermindering van de CO2-uitstoot maar anderzijds willen we duidelijk onze bedenkingen uiten (zie met name punt 3). 1. Het voorstel stelt niet aan alle Europese producenten even hoge eisen. Met name aan producenten van grote voertuigen, die op hun beurt weer drijvende krachten voor innovatie zijn, worden hoge eisen gesteld. Duitse producenten hebben hier bijzonder sterk onder te lijden. 2. Er is geen effectbeoordeling. Het eerste ontwerp daarvoor, waarbij de voorgestelde hellingshoek van de grenswaardencurve was vastgesteld op 80 procent (thans 60 procent), werd ingetrokken. 3. De hoogte van de boetes is met name in fase 4 willekeurig. Dit heeft tot gevolg dat er twee verschillende prijsniveaus voor CO2 worden ingevoerd: de aan de beurs bepaalde marktprijs en een willekeurig voor de automobielindustrie vastgestelde prijs.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb ervoor gekozen de aldus geamendeerde wetgeving te steunen, met betrekking tot zowel dit voorstel voor de vermindering van de CO2-uitstoot van auto’s als het volledige pakket inzake klimaatverandering. Dit is een belangrijke stap om ervoor te zorgen dat Europa haar doelstelling om de uitstoot voor 2020 met 20 procent te verminderen haalt en we zenden hiermee, voorafgaand aan de besprekingen van volgend jaar in Kopenhagen, een krachtige boodschap uit naar de rest van de wereld dat Europa er serieus werk van maakt.

We hebben de technologie al die ons kan helpen om deze doelstellingen te halen en het beste voorbeeld daarvan is het grensverleggende werk dat wordt uitgevoerd aan de universiteit van Loughborough, in mijn eigen kiesdistrict, die wereldberoemd is om de ontwikkeling van groene technologieën en onlangs een nieuw waterstoftankstation heeft geopend, een van de slechts twee in het Verenigd Koninkrijk.

 
  
  

- Verslagen: Claude Turmes (A6-0369/2008), Avril Doyle (A6-0406/2008), Satu Hassi (A6-0411/2008), Chris Davies (A6-0414/2008), Dorette Corbey (A6-0496/2007) en Guido Sacconi (A6-0419/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún en Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Sinn Féin geeft de hoogste prioriteit aan de strijd tegen klimaatverandering. We erkennen volledig dat er ingrijpende veranderingen nodig zijn om het type samenleving en economie te creëren dat duurzaam zal blijken op het gebied van milieu. We steunen daarom maatregelen op lokaal, nationaal, EU- en wereldniveau via VN-klimaatoverleg, dat de noodzakelijke bindende doelstellingen voor CO2-uitstoot zal vaststellen.

We hebben voor het verslag van mevrouw Doyle over het emissiehandelssysteem (ETS) gestemd, aangezien het zal leiden tot een verbetering van het huidige ETS van de EU, ondanks enkele ernstige moeilijkheden met het systeem zelf.

We zijn niet blij met het feit dat de meeste beperkingen om de doelstellingen van de EU te halen, kunnen worden bewerkstelligd buiten de EU, zoals wordt goedgekeurd door het verslag van mevrouw Hassi. We hebben ons hiervoor onthouden van stemming.

Met betrekking tot het verslag van de heer Davies over CCS hebben we, onverminderd onze duidelijke voorkeur voor hernieuwbare energie, voor dit verslag gestemd, aangezien het belangrijke maatregelen bevat op het gebied van veiligheid, financiële zekerheid en aansprakelijkheid. We hadden ook graag een emissieprestatienorm gehad. Dit verslag biedt echter ruimte voor bestudering van de mogelijkheden.

We hebben tegen het verslag van de heer Sacconi over auto’s gestemd, aangezien de overeenkomst het voorstel van de Commissie ernstig afzwakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb vóór het klimaat- en energiepakket (dat onder andere de verslagen van onze collega’s Doyle, Hassi, Turmes en Davies omvat) gestemd, omdat ik geloof dat het akkoord zoals dat tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Raad tot stand is gebracht heel evenwichtig is: het maakt de bescherming van het milieu verenigbaar met de legitieme belangen van de industrie.

Het was van belang om in eerste lezing al tot een akkoord te komen, zodat de Europese Unie een geloofwaardig voorstel kan voorleggen op de Conferentie van Kopenhagen van 2009, teneinde aldaar een internationale overeenkomst tot stand te brengen en een leidersrol te blijven vervullen bij de bestrijding van klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het pakket inzake klimaatverandering gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat de wereld op een cruciaal kruispunt staat. Onze manier van leven wordt meer dan ooit op de proef gesteld. Maar alleen door samen te werken kunnen de lidstaten effect sorteren. Juist op dit soort momenten moet de EU haar verantwoordelijkheden onder ogen zien en optreden als wereldleider.

En dat heeft zij gedaan. Geen enkel land en geen enkele groep landen heeft een wettelijk bindend proces in het leven geroepen met de omvang en het potentieel van dit pakket.

Groene leden van dit Parlement hebben gezegd dat het pakket is afgezwakt, maar dat is onrealistisch. De milieueffectiviteit van het systeem staat niet ter discussie. In plaats daarvan hebben we een werkbaar evenwicht bereikt tussen de noodzaak de industrie winstgevend te houden in deze economisch moeilijke tijden, de sociale behoeften van Europa en de toekomst van ons milieu.

Dit was daarom een pakket dat de socialisten terecht hebben gesteund, en ik heb dat met veel plezier gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI) , schriftelijk. – (FR) Het energie- en klimaatpakket waar wij vandaag over stemmen, zou het symbool moeten zijn van een technologische, economische en energetische overgang.

Dat is inderdaad zo: de verschillende voorgestelde maatregelen zullen de energie-“mix” van de lidstaten ingrijpend veranderen, tot een gemeenschappelijk, misschien zelfs wel volledig uniform energiebeleid leiden, enorme financiële kosten met zich mee brengen, het concurrentievermogen van onze industrieën en daarmee de werkgelegenheid in Europa nadelig beïnvloeden, de energieprijzen voor particulieren en bedrijven doen stijgen en niet te verwaarlozen gevolgen hebben voor de nationale begrotingen.

Natuurlijk zijn er tal van afwijkingen voorzien om te voorkomen dat bedrijven naar het buitenland worden verplaatst. Maar dat is niet voldoende, want in de huidige context van een algehele en waarschijnlijk langdurige crisis hebben wij een algemene vrijwaringsclausure nodig waardoor gewaarborgd wordt dat de belangen van de Europese economie en werknemers tenminste voorlopig de overhand hebben boven milieudoelstellingen. Ook moet de hele procedure weer ter discussie kunnen worden gesteld als de komende internationale onderhandelingen niet met succes bekroond zouden worden, met name als de Verenigde Staten en de grote nieuwe industrielanden niet naar evenredigheid verplichtingen zouden aangaan. Want in dat geval zou de economische zelfmoord van Europa, dat slechts vijftien procent van de "kunstmatige" broeikasgassen uitstoot, volledig zinloos zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen (PSE), schriftelijk. (DA) De Deense sociaaldemocraten hebben gestemd voor het grootste deel van het klimaatpakket van de EU, aangezien het – hoewel niet alle toegepaste methoden naar onze wens zijn – een ambitieuze doelstelling vastlegt voor de reductie van de CO2-uitstoot tot respectievelijk 20 of 30 procent, afhankelijk van de vraag of er een internationale overeenkomst komt.

Wat betreft het voorstel voor lastenverdeling (dat wil zeggen reducties in onder andere de landbouw, het vervoer, enz.) hebben de sociaaldemocraten tegen gestemd. De reden daarvoor is dat de mogelijkheid om kredieten te kopen in ontwikkelingslanden zo groot is dat de EU 60 tot 70 procent van haar reductieverplichting kan vervullen via de koop van reducties in de armste landen ter wereld. In de praktijk zou dit betekenen dat de rijkste landen zich kunnen vrijkopen van de noodzakelijke omschakeling en niet in de technologische ontwikkeling zullen investeren die nodig is om de langetermijndoelstelling van een reductie van 80 procent te bereiken.

Wat betreft het voorstel aangaande de CO2-uitstoot van personenauto's hebben de sociaaldemocraten tegen gestemd. Het voorstel beoogt - in tegenstelling tot wat de Commissie had voorgesteld en totaal in strijd met de stemmingsresultaten in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid – de emissie-eisen voor de industrie van 120g CO2/km vanaf 2012 met nog eens drie jaar uit te stellen. De automobielindustrie is tien jaar geleden al akkoord gegaan met een vrijwillige overeenkomst aangaande CO2-reductie en heeft meer dan genoeg tijd gehad om zich in te stellen op de regels die nodig zijn om de opwarming van de aarde te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de vier richtlijnen van het energie- en klimaatpakket gestemd, omdat het belangrijk is dat de EU deze teksten nog vóór 2009 en de internationale onderhandelingen aanneemt. Verder uitstel zou de uitvoering ervan vertraagd hebben en achterstand veroorzaakt hebben zonder dat dit een betere tekst zou hebben opgeleverd. Ik zeg dus JA,

- want de 3x20-streefdoelen (20 procent minder broeikasgassen, 20 procent minder energieverbruik, 20 procent hernieuwbare energie) liggen vast en een vermindering met 30 procent van de broeikasgassen in geval van een ambitieuzer internationaal akkoord is bevestigd;

- maar ik ben wel kritisch want de door de Raad voorgestelde teksten blijven wat achter bij de voorstellen van de Commissie en zouden de aangekondigde streefdoelen wel eens niet kunnen halen, omdat er veel uitzonderingen zijn en het mogelijk is een lagere uitstoot buiten de EU te financieren, waardoor de zo noodzakelijke omschakeling van onze industrieën, economie en overschakeling op andere energiebronnen dan koolstof alleen maar wordt vertraagd;

- waarbij ik ook waakzaam wil blijven, want als de streefdoelen in de loop der tijd niet worden gehaald, zou het Europees Parlement tot nieuw beleid moeten verplichten;

- bij wijze van eerste stap. Ik heb altijd gevonden dat de ETS onze industrie en onze activiteiten niet dusdanig zullen veranderen dat de milieuvoetafdruk daarmee minder wordt. Wij moeten in substantiële kredieten voor onderzoek en innovatie voorzien, normen en douanetarieven vaststellen om milieudumping te bestrijden en industriebeleid en Europese fondsen invoeren ter begeleiding van de grote omwentelingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) In dit verslag komen verschillende aspecten van het klimaatpakket aan de orde, maar het is toch mogelijk er een algemene benadering in te ontwaren.

De algemene energieconsumptie zal blijven toenemen en de duurste energiebronnen zijn die welke het meeste CO2 genereren. Het is dus niet moeilijk in te zien dat de keuze voor energiebronnen die weinig CO2 genereren zowel in ecologisch als economisch opzicht verstandig is. Het is daarom van cruciaal belang dat we investeren in technologieën die het energieverbruik terugdringen en de – uiteindelijk onvermijdelijke – emissies zo laag mogelijk houden. De industriesectoren die het meeste CO2 voortbrengen zullen zich moeten aanpassen. Ze kunnen – en moeten – worden aangemoedigd technologisch hoogwaardiger goederen te produceren, in de eerste plaats via regels voor overheidsaanbestedingen. Zo dienen industrieën met een productieproces dat veel CO2 voortbrengt steun te ontvangen voor onderzoek en ontwikkeling, zodat ze hun concurrentievermogen kunnen verbeteren. Bestraffen heeft geen zin: je bereikt op die manier alleen maar dat deze industrieën in Europa niet kunnen overleven. Tot slot is het van groot belang dat we iets ondernemen om minder energieafhankelijk te worden. Dat kan door meer diversificatie, zowel wat bronnen als leveranciers betreft. Als we die benadering volgen moeten we er ook voor zorgen dat het gebruik van energiebronnen die minder CO2 produceren wordt aangemoedigd.

 
  
  

- Aanbeveling voor de tweede lezing-Cercas (A6-0440/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE) , schriftelijk. – (FR) Het gemeenschappelijk standpunt over de arbeidstijd dat door de Raad ter stemming aan de afgevaardigden is voorgelegd, vormde een ware achteruitgang voor de rechten van de werknemers en een echt gevaar voor ons Europees sociaal model.

Door een grote meerderheid achter zich te verzamelen is de socialistische rapporteur Alessandro Cercas, die ook mijn stem heeft gekregen, erin geslaagd deze conservatieve en reactionaire - en eigenlijk bij de negentiende eeuw behorende - visie van de werkende mens uit de weg te ruimen. Ik heb met alle socialisten tezamen een reeks amendementen verdedigd die borg staan voor wezenlijke vooruitgang voor de rechten van de werknemers.

Wij hebben bijvoorbeeld de afschaffing van de zogenaamde opt-out-clausule verkregen waarmee de werkgever onder de begrenzing van de arbeidstijd uit kon komen en kon verplichten tot een werkweek van maximaal 65 uur. Omdat men aanwezigheidsdienst nu eenmaal niet als rusttijd kan beschouwen, hebben wij er ook voor gezorgd dat deze als werktijd wordt gerekend. Wij hebben eveneens waarborgen gekregen op het gebied van compenserende rusttijden en van het kunnen combineren van beroeps- en gezinsleven.

Deze grote zege van de Europese socialisten, ondersteund door de vakbonden, betekent een overwinning voor alle Europeanen. Een Europa dat beschermt, is een Europa dat zo'n belangrijke sociale vooruitgang als die van vandaag overneemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik heb voor de onderhavige aanbeveling gestemd waarvan de tekst in het Parlement door de heer Cercas gecoördineerd is. We bevinden ons in bijzondere omstandigheden en helaas heeft de financiële crisis momenteel ook zijn uitwerking op de reële economie. Er zijn beslissingen nodig die een positief effect kunnen sorteren op onze productiesectoren, en vooral moet Europa ervoor zorgen dat het goed beslagen ten ijs is voor de nieuwe, moeilijke uitdagingen op het gebied van concurrentie die aan de horizon opdoemen.

Ik sta achter de basisgedachte om een Europees kader op te stellen met regelingen inzake de organisatie van de arbeidstijd. In dit opzicht is het een goede zaak om bij de besluitvorming een grotere betrokkenheid te bevorderen van de sociale partners en met name van de hervormingsgezinde vakbonden die in heel Europa het hoofd trachten te bieden aan een uitdaging die niet alleen betrekking heeft op de bescherming van de rechten van de werknemers maar ook in de richting wijst van modernisering en groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. (PL) De kwestie van de actieve en inactieve tijd tijdens het werk is in veel beroepen, en met name voor artsen, belangrijk. Het onderverdelen van werktijd in actieve en inactieve tijd is in tegenspraak met het begrip arbeidstijd en met belangrijke verordeningen inzake arbeidsomstandigheden. Kan iemand toezicht houden op artsen, in de zin dat iemand nagaat wanneer artsen een pauze nemen of wanneer ze hun taken vervullen als zij een noodprocedure uitvoeren, iemand behandelen of de volgende operatie plannen? Bovendien zouden daarvoor inspecteurs nodig zijn, wat een idiote hoeveelheid kosten met zich mee zou brengen. Dit zou gewoonweg onverenigbaar zijn met de beroepsethiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark, Michael Henry Nattrass, Jeffrey Titford en John Whittaker (IND/DEM), schriftelijk. (EN) De UKIP erkent de waarde van bepaalde elementen van het standpunt van de Raad omdat daarmee het recht van Britten om te werken wordt behouden. We hebben echter tegen amendementen in dit verslag gestemd die precies deze elementen ondermijnen.

Het standpunt van de Raad bevat echter ook vele andere elementen waarmee de UKIP het niet eens kan zijn en waar we niet voor kunnen stemmen. We onthouden ons daarom van stemming over amendement 30.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Louis Cottigny (PSE) , schriftelijk. – (FR) De stemuitslag in het Europees Parlement vandaag is van kapitaal belang. De maximale arbeidsduur in Europa blijft 48 uur, waardoor de landen met een voor de werknemers gunstiger stelsel (zoals Frankrijk dat een werkweek van 35 uur kent) alles bij het oude kunnen laten. De Raad wilde dit maximum op 65 uur stellen.

De linkse krachten die de werknemers verdedigen – zoals bijvoorbeeld het EVV – kunnen trots zijn op deze overwinning.

De artsen en de studenten in de geneeskunde mogen niet vergeten dat dit ook voor hen een overwinning is. Aanwezigheidsdienst van medisch personeel zal meegeteld worden als arbeidstijd.

Met dit grote aantal stemmen vóór zullen de 27 Europese afgevaardigden in het bemiddelingscomité tegenover de 27 ministers een krachtig standpunt kunnen laten horen.

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (PSE) , schriftelijk. – (FR) In de huidige context van crisis en sociale onzekerheid voor de werknemers legt de Raad vandaag aan het Parlement een gemeenschappelijk standpunt voor dat een waar gevaar inhoudt voor de fundamenten van het Europees sociaal model, omdat de normen voor de arbeidstijd er door worden verzwakt.

Door het opnemen van een clausule waarmee afstand wordt gedaan van een werkweek van maximaal 48 uur en waarmee aanwezigheidsdienst niet meer wordt gerekend als arbeidstijd, dreigt er een sociaal Europa te ontstaan met twee snelheden, met enerzijds werknemers die in hun lidstaten kunnen bogen op sociale bescherming en anderzijds degenen die zich erbij moeten neerleggen dat hun sociale rechten worden afgeknepen.

Ik heb – in weerwil van de uitspraken van de Commissie en van sommige lidstaten, waarin de vrije keuze van een opt-out als vooruitgang wordt geduid – er de voorkeur aan gegeven de amendementen van rapporteur Cercas te ondersteunen, waarmee het standpunt van het Parlement in de eerste lezing in 2004 werd weergegeven.

In deze amendementen wordt geëist dat de opt-out- clausule 36 maanden na het van kracht worden van de richtlijn komt te vervallen, aanwezigheidsdienst als arbeidstijd wordt gerekend (hetgeen erkend is door het Europees Hof van Justitie) en er garanties worden gegeven voor compenserende rusttijden en het combineren van beroep en gezin.

 
  
MPphoto
 
 

  Brigitte Douay (PSE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb het standpunt van de rapporteur, de heer Cercas, gesteund, want de organisatie van de arbeidstijd is voor het dagelijks leven van de Europese burgers van essentieel belang.

De massale demonstratie van de Europese vakbonden gisteren in Straatsburg heeft laten zien hoezeer zij gehecht zijn aan een betere bescherming van de werknemers.

Een aantal zaken in dit verslag heeft mijn speciale aandacht gekregen en verdiende te worden verdedigd, met name het beëindigen van de uitzondering die kan worden gemaakt op een maximale werkweek van 48 uur, zoals momenteel vastgelegd is in de Europese Unie. Net als de andere Europese socialisten ben ik er van overtuigd dat het combineren van werk en gezinsleven heel belangrijk is voor de ontplooiing van de burgers.

Het verslag Cercas gaat, met heel de sociale vooruitgang erin, de goede kant uit omdat de te liberale maatregelen die bestaan in sommige lidstaten en die deze landen voor de gehele Europese Unie zouden willen laten gelden, worden opgeheven.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Na vier jaar te hebben geprobeerd om de richtlijn betreffende arbeidstijd aan te passen, slaagde de Raad er in de zomer in het eens te worden over een gemeenschappelijk standpunt. De overeenkomst van de Raad bevat een opt-out-mogelijkheid die het voor de sociale partners mogelijk maakt om af te wijken van het in de richtlijn vastgelegde aantal uren per werkweek. Op die manier wordt het Zweedse model met collectieve overeenkomsten gevrijwaard. Dat strookt ook volkomen met het subsidiariteitsbeginsel, waarvan de strekking is dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers moeten worden genomen.

De bedoeling van het voorstel van het Parlement is die opt-out-mogelijkheid uit te sluiten. Daarom heb ik tegen het voorstel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb gestemd voor het verwerpen van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, omdat ik meen dat dit standpunt de legitieme rechten van werknemers niet respecteert. Het Europees Parlement heeft door het verwerpen van de 65-urige werkweek een duidelijke en niet mis te verstane positie ingenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De nederlaag die het Parlement de Raad vandaag heeft toegebracht, is een belangrijke overwinning in de strijd waarin de werknemers nu verwikkeld zijn. De Raad is er niet in geslaagd zijn onaanvaardbare voorstellen tot wijziging van de richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd erdoor te drukken. De voorgestelde wijzigingen zouden de moeizaam behaalde overwinningen in honderd jaar arbeidersstrijd op de helling zetten. Ik wijs hier vooral op de pogingen om de gemiddelde werkweek uit te breiden van 60 uur naar 65, het concept van “inactieve werktijd” – die niet als werktijd zou hoeven te worden meegerekend – en de aanslag op de vakbondsbeweging. Al die voorstellen zijn verworpen, en dat mag ook gezien worden als een nederlaag van de door José Sócrates geleide socialistische regering van Portugal, die zich bij het stemmen over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van stemming heeft onthouden.

Het voorstel van de Raad kan nu, na de stemming van vandaag in dit Parlement, niet in werking treden. Er kunnen echter wel nieuwe onderhandelingen worden geopend, en dat zou niet het geval zijn geweest als de door ons voorgestelde en verdedigde resolutie tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zou zijn aanvaard.

Dat dit niet is gebeurd heeft tot gevolg dat er weliswaar een belangrijke overwinning is geboekt, maar dat de oorlog tegen het voorstel van de Raad en tegen bepaalde reformistische standpunten van de mensen die bereid zijn om in de nu te voeren onderhandelingen concessies te doen, nog niet is afgelopen.

Wij zullen deze verwerping standvastig verdedigen en we roepen alle werknemers en hun vakbonden op om de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb gestemd voor behoud van de opt-out, want mijn eerste en voornaamste prioriteit is het beschermen van de werkgelegenheid in West Midlands en het behoud van de goede concurrentiepositie van mijn regio.

Ik heb altijd hard gewerkt om werknemers te beschermen, maar ik denk niet dat het beperken van de keuzevrijheid van mensen de beste manier is om dat te doen. Ik heb gesproken met veel werknemers en eigenaars van middelgrote en kleine bedrijven waarin de economische neergang leidt tot verlies van banen en tot bedrijfsfaillissementen; zij hebben mij gevraagd hun keuzevrijheid te behouden. Mijn ervaring is dat beperking van overwerk alleen gunstig is voor degenen die het zich kunnen permitteren om betere tijden af te wachten en het is belangrijk dat we mensen de middelen geven om hun gezinnen te onderhouden. Het gemeenschappelijk standpunt bevat vrijwaringsmaatregelen om ervoor te zorgen dat werknemers niet worden uitgebuit.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI) , schriftelijk. – (FR) Het voorstel voor een richtlijn van de Commissie staat ongetwijfeld model voor wat het Brussel van Europa flexibiliteit en aanpasbaarheid noemt en als sociaal wordt betiteld: opt-out (de mogelijkheid dus normen te overtreden) voor de lidstaten en voor personen, maximum werkweek van 78 uur, niet meetellen van aanwezigheidstijd als arbeidstijd, berekening van de tijd per contract en niet per persoon. Kortom, alles om mensen te kunnen uitbuiten in een context van crisis, toenemende werkloosheid en Verelendung van de werknemers.

Wij hebben voor de amendementen van de commissie sociale zaken gestemd, maar ook voor die van onze politieke tegenstanders, omdat deze amendementen de goede richting leken uit te gaan, namelijk die van de werknemers.

Dan nog graag twee aanvullende opmerkingen:

- de rapporteur lijkt zich veel meer aan te trekken van het imago dat het Parlement de burgers zou geven als het zijn verslag zes maanden voor de verkiezingen niet zou aannemen dan dat hij zich druk maakt om het welzijn van de burgers zelf;

- waakzaamheid blijft geboden want er is inderdaad geen meerderheid om de opt-out te schrappen, en het verslag dat vandaag is aangenomen en op zich al een compromis is, zou wel eens niet het laatste hierover kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. (PL) Het debat over de amendementen op de arbeidstijdenrichtlijn heeft op veel gebieden belangstelling gewekt, vooral bij vakbonden en werkgeversorganisaties. De stemming van vandaag in het Europees Parlement betekent niet het einde van dit debat, want het Parlement heeft amendementen aangenomen waarin de voorstellen van de Raad met betrekking tot de organisatie van de arbeidstijd worden verworpen. De ontwerprichtlijn zal nu worden onderzocht in het kader van de bemiddelingsprocedure. Gezien de belangrijke verschillen van mening tussen de lidstaten en het Parlement kan worden betwijfeld of de richtlijn zal worden aangenomen.

Het schrappen van de opt-out-regeling is zeker een ongelukkig besluit geweest. Meer specifiek gesproken kan dit onvoorziene gevolgen hebben voor een ononderbroken aanbod van medische diensten in Polen. In dit verband wil ik nadrukkelijk opmerken dat ik voor de limiet van 48 uur ben, waarbij voor verlenging van de werkweek de instemming van de werknemer nodig is. Ik wil erop wijzen dat de richtlijn die op dit moment van kracht is een werkweek van 78 uur toestaat, een oplossing waar niemand mee gebaat is.

Het compromisvoorstel van de Raad zou een evenwichtige benadering hebben gewaarborgd, omdat de verschillende arbeidsmarktmodellen in het voorstel worden gerespecteerd, evenals de arbeidsrechten. Ik hoop dat de verdere onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad zullen uitmonden in een oplossing die voor alle belanghebbende partijen bevredigend is, in de zin dat bepaalde details van de verklaringen die zijn afgelegd door vertegenwoordigers van de medische stand, die zich zorgen maakt over de beoogde veranderingen die in deze richtlijn, in aanmerking worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik ben van mening dat het essentieel is dat werknemers de vrijheid hebben om zelf te kiezen hoeveel uur ze willen werken. Als de opt-out-regelingen op enigerlei wijze worden voortgezet, moeten werknemers worden beschermd tegen uitbuiting. Het gemeenschappelijk standpunt probeert dit evenwicht te bereiken, door mensen te blijven toestaan af te zien van het maximum van (gemiddeld) 48 werkuren per week dat is opgenomen in de richtlijn en door vrijwaringsmaatregelen te introduceren om uitbuiting te voorkomen.

Hiertoe behoort een verbod om tegelijk met een arbeidscontract een opt-out-overeenkomst te ondertekenen, een ‘afkoelperiode’ van zes maanden waarbinnen werknemers van gedachten kunnen veranderen en de eis dat werknemers hun opt-out-overeenkomst elk jaar vernieuwen.

De tekst van het gemeenschappelijk standpunt probeert de flexibiliteit van de individuele opt-out-mogelijkheid te behouden en tegelijkertijd de belangrijke beschermingsmechanismen voor werknemers te versterken, en alles in aanmerking genomen heb ik besloten voor het compromisvoorstel te stemmen – dat wil zeggen voor behoud van de opt-out-mogelijkheid.

Het standpunt van het Parlement staat geen uitzonderingen op de maximale werktijd van 48 uur toe (berekend over twaalf maanden) en stelt dat de opt-out-mogelijkheid drie jaar na aanneming van de richtlijn moet ophouden te bestaan. Het stelt tevens dat elke periode van aanwezigheidsdienst mee moet tellen als werktijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. (FI) Als het voorstel van de Raad door de stemming in het Parlement was gekomen, dan zouden maar liefst tientallen miljoenen werknemers in de Europese Unie van arbeidstijdbescherming worden uitgesloten. Vooral om die reden heb ik voor het standpunt van het Parlement in eerste lezing gestemd.

Het standpunt van de Raad over de regeling van de arbeidstijd voor academische werknemers zou niets minder dan een enorme stap terug zijn. Het is onaanvaardbaar dat de Raad onder andere hogere ambtenaren - waarvan er in Finland momenteel ongeveer 130 000 zijn - volledig buiten de arbeidstijdbescherming wilde houden.

De interne Europese markt heeft duidelijke gemeenschappelijke regels voor de arbeidstijd nodig. Het standpunt van de Raad zou de arbeidstijdbescherming hebben onttakeld en zou een bedreiging zijn geweest voor de ontwikkeling van het arbeidsleven in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen deze richtlijn voor het afschaffen van de opt-out-mogelijkheden gestemd. Ik ben er allereerst sterk van overtuigd dat iedereen het recht moet hebben om zijn eigen werktijd te bepalen. Ik vind ook dat een dergelijke regel een schending is van het subsidiariteitsbeginsel, waaronder de arbeidswetgeving valt. Elke staat moet zelf de regels met betrekking tot werktijden in die staat kunnen bepalen.

Na de stemming wil ik vragen of de goedkeuring van deze richtlijn door het Europees Parlement nu betekent dat de volgende stap wordt dat we gaan regelen of Europese burgers vrije tijd mogen hebben en zo ja, hoeveel.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman en Thomas Wise (NI), schriftelijk. (EN) Door tegen het amendement te stemmen, probeer ik alleen de opt-out-mogelijkheid van de arbeidstijdenrichtlijn in het Verenigd Koninkrijk te beschermen, die met het amendement, als het wordt aangenomen, zou worden afgeschaft.

Mijn stem mag op geen enkele wijze worden geïnterpreteerd als steun voor het gemeenschappelijk standpunt inzake de arbeidstijdenrichtlijn in haar geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een stemverklaring afleggen over het opt-out-beginsel in de arbeidstijdenrichtlijn. Ten eerste is deze richtlijn bedoeld ter bescherming van de werknemers. Behalve dat een burn-out van werknemers een menselijk probleem is, vermindert die ook de arbeidsproductiviteit. Verbetering van de voorwaarden voor het combineren van werk en gezinsleven hangt in grote mate af van Europese waarden en de arbeidstijden zijn daarin een bijkomende factor. Er is daarom een goede reden voor een beperking van de arbeidstijden.

Ten tweede moeten wij het mogelijk maken rekening te houden met gevalspecifieke omstandigheden. De mogelijkheid van flexibiliteit is belangrijk voor zowel de werknemer als de werkgever. Door flexibiliteit wordt het gemakkelijker werk en privéleven te combineren.

Ik heb steun gegeven aan het idee van een 48-urige werkweek, maar ik denk dat het heel belangrijk is om een aanpassingsperiode te hebben die lang genoeg is. Naar mijn mening is een aanpassingsperiode een betere manier om flexibiliteit te waarborgen dan een opt-out. Ik wil onderstrepen dat Finland het niet nodig vindt om gebruik te maken van de mogelijkheid van een opt-out en dat is een goede zaak.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI) , schriftelijk. – (FR) De ontwerprichtlijn van de Europese Commissie inzake de arbeidstijden, herhaaldelijk bekritiseerd en vervolgens in 2005 verworpen, was duidelijk een ultraliberaal en mondialistisch instrument waarvan de ins en outs een antisociale santenkraam vormden waardoor alles de spuigaten uit dreigde te lopen. Dit geldt met name voor de opt-out, die de maximale werkweek van 48 uur op losse schroeven kan zetten. Daarbij kon een werknemer verzocht worden tot 78 uur per week te werken. Het verslag van afgevaardigde Cercas lijkt gericht te zijn op een aanvaardbaar compromis. In de geamendeerde versie is het vooral bedoeld als politieke boodschap aan de Europese werknemers en vakbonden.

Daarentegen vinden wij geen enkele verwijzing naar de problemen die in andere beroepen ontstaan wanneer de werktijd te kort is, zoals bij de 35urige werkweek. Ik denk daarbij met name aan de gezondheidssector en vooral aan ziekenhuizen en nooddiensten ... Bij de reglementering van de arbeidstijd en van de vrijheid om langer of korter te werken moet naar een antwoord worden gezocht dat verder gaat dan een neo-marxistische of ultraliberale ideologie en waarmee gestreefd kan worden naar een meer pragmatische en realistische benadering.

Als deze aanbeveling geruststellend moet zijn en tot doel heeft de gezondheid en veiligheid van de Europese werknemers te garanderen en hun in staat te stellen het gezinsleven te combineren met ...

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Het heeft een tijd geduurd voordat ik mij een mening kon vormen over deze omstreden arbeidstijdenrichtlijn. Ik werd overstelpt met meningen over het gemeenschappelijk standpunt, waarmee ook mijn regering heeft ingestemd.

Kleine en middelgrote ondernemingen hebben ons, vooral onder de huidige economische omstandigheden, verzocht onze goedkeuring te hechten aan de pragmatische oplossing van de ministers van Arbeid. Maar vele individuele werknemers en beroepsgroepen, zoals toneelspelers en brandweerverenigingen, hebben er bij ons op aangedrongen om de pragmatische oplossing te handhaven en hun een opt-out-mogelijkheid te geven, opdat aan de flexibele arbeidstijden kan worden vastgehouden die bij hun beroep horen.

De vakbonden hebben zich tegen dit pragmatisme uitgesproken omdat zij, begrijpelijk genoeg, bang waren dat in de eenentwintigste eeuw langere arbeidstijden mogelijk zouden kunnen worden dan de 48 uur die men 1919 binnen de Internationale Arbeidsorganisatie was overeengekomen.

Dat aanwezigheidsdiensten van artsen en medisch personeel anders moeten worden beoordeeld dan door werknemers thuis doorgebrachte wachtdiensten – eigenlijk meer een oproepbaarheid – is ook logisch.

Omdat de kloof tussen degenen die hun zielenheil alleen in het gemeenschappelijk standpunt kunnen vinden en degenen die dit standpunt verdoemen, onoverbrugbaar lijkt, zal ik zodanig stemmen dat er een bemiddelingsprocedure komt, want alleen op die manier kunnen we een redelijk en menswaardig compromis met de Raad bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan zijn van mening dat het in de eerste plaats de sociale partners en in de tweede plaats het Zweedse parlement zijn die onze voorschriften inzake arbeidstijd moeten vaststellen. Die aanpak geniet brede publieke steun en de succesvolle Zweedse vakbondsbeweging beweerde altijd dat zulke kwesties door de sociale partners in collectieve overeenkomsten vast moeten worden gelegd, zonder inmenging van de staat.

Nu slaat de vakbondsbeweging in Zweden en andere EU-landen een andere toon aan en eist zij daarom aanzienlijke wijzigingen in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Het draait nu om de overdracht van macht over de Zweedse arbeidsmarkt, niet aan door het Zweedse volk verkozen politici maar aan Brussel. De reden is de bezorgdheid dat lidstaten zich meester zullen maken van concurrentievoordelen en de volksgezondheid op het spel zetten door langere arbeidstijden en onverantwoorde regels inzake aanwezigheidsdienst.

De EU-landen zijn echter democratische rechtsstaten die het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens onderschrijven. Ze hebben vrije vakbondsbewegingen. Landen die niet aan deze criteria voldoen, worden niet als lid aanvaard. Bestaat dit probleem dan?

Ik stel vast dat de nieuwe situatie die is ontstaan via een bemiddelingsprocedure tussen het Parlement en de Raad zou moeten worden aangepakt. Daarom heb ik voor het amendement over aanwezigheidsdienst en de opt-out van Groot-Brittannië gestemd om dit soort politiek proces aan te moedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag dat de rechten van werknemers zal beschermen door een einde te maken aan het misbruik van werktijden. De arbeidstijdenrichtlijn beperkt de werkweek tot 48 uur, waarbij het gemiddelde van 12 maanden wordt genomen, en wordt van kracht in 2012. Ik steun het voorstel om aanwezigheidsdienst in deze uren mee te tellen, zodat werknemers meer tijd met hun gezin kunnen doorbrengen. Meer dan 48 uur per week werken levert ernstige gezondheidsrisico’s op. Ik wijs hierbij in het bijzonder op het verband tussen lange werkdagen en cardiovasculaire aandoeningen, suikerziekte en spier- en/of botklachten. Ik steun het positieve effect dat dit verslag zal hebben op de gezondheid en veiligheid op de werkplek en het voorkomen van ongevallen. Veel ongevallen zijn te wijten aan slaaptekort door te lange werkdagen, zoals bijvoorbeeld het treinongeluk bij Paddington. Dit verslag zal een grote verbetering betekenen voor de levensstandaard van duizenden Schotse werknemers en daarom steun ik het.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. In heel Europa zijn er krachten die het huidige tekort aan bescherming voor de arbeid in de nieuwe oostelijke lidstaten zien als een belangrijk concurrentievoordeel dat ondernemingen in staat stelt om hun arbeidskosten te verlagen. De arbeidstijdenrichtlijn, zoals de Raad die wil, leidt uiteindelijk voor iedereen tot langer werken voor minder geld. Voor de kiezers is het volstrekt onbegrijpelijk dat samenwerking van hun landen binnen de EU bijdraagt tot verslechtering in plaats van verbetering.

Dit voorstel maakt het mogelijk om kortstondige uitzonderingen die de arbeidstijden verlengen vanwege een productiepiek of een toeristisch seizoen te gaan gebruiken gedurende het hele jaar. Wachttijden voor bijvoorbeeld brandweerpersoneel hoeven niet meer te worden beloond. Een meerderheid van dit Parlement wilde daarmee al eerder instemmen, op voorwaarde dat de nu nog bestaande 'opt-out' binnen enkele jaren volledig verdwijnt. De Raad wil daarentegen deze mogelijkheid permanent en ruimer maken. Zeker onder die omstandigheden is een arbeidstijdenrichtlijn volstrekt ongewenst.

Die leidt dan alleen maar tot ondermijning van betere nationale regelingen in veel EU-lidstaten. Nu dreigt de spiraal naar beneden, naar het onaanvaardbare niveau van de nieuwe lidstaten. Gelukkig heeft een ruime meerderheid zich er vandaag wél voor uitgesproken dat binnen 36 maanden een eind moet komen aan de ontheffingsmogelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer Pleite (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb vandaag gestemd voor de amendementen op het verslag-Cercas, omdat ik heb vastgesteld dat dit de enige manier is om een halt toe te roepen aan het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de organisatie van de arbeidstijd.

Mijn fractie is altijd tegen deze richtlijn geweest, en daarom hebben we een amendement ingediend om het hele voorstel af te wijzen. Wij zijn namelijk van mening dat dit een grote stap achteruit is voor de rechten van de werknemers. Het voorstel voor een richtlijn leidt tot een individuele invulling van de arbeidsrelaties (opt-out- clausule), wat ertoe leidt dat iedere werkgever en werknemer kunnen afspreken dat een werkweek maximaal zestig uren lang mag zijn.

De amendementen in het verslag-Cercas zwakken de tekst van de richtlijn weliswaar af, maar ze leiden desondanks tot een verslechtering van de bestaande situatie (de opt-out-clausule wordt voor een periode van drie jaar gehandhaafd, en de referentieperiode voor de berekening van het aantal uren wordt verlengd tot zes maanden). Volgens mijn fractie gaat het verslag-Cercas niet de goede kant op. Het leidt er niet toe dat de werkdag bij wet dusdanig wordt gedefinieerd dat een werkweek 35 uren heeft, dat er een gelijk weekloon wordt betaald en dat er werkelijk een herverdeling van de rijkdom komt.

Desondanks heb ik er voor gestemd, omdat dit strategisch de enige mogelijkheid is om de richtlijn van de Raad te blokkeren, waardoor de Raad verplicht wordt om een bemiddeling door te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. (EN) Ik ben blij met de steun voor het verslag van de heer Cercas. Het waarborgen van het sociale en menselijke element in de EU-besluitvorming is essentieel. De stemming van vandaag geeft duidelijk aan dat alle burgers een betere, veiligere en beter gewaarborgde werkomgeving willen. In Ierland was er de afgelopen jaren sprake van belangrijke juridische ontwikkelingen en sociale partnerschapsovereenkomsten – waaronder de oprichting van de National Employment Rights Authority – die verder gaan dan veel in diverse richtlijnen vastgelegde minimumnormen.

De weg naar overeenstemming in de Raad was lang en moeilijk. Het is belangrijk om te benadrukken dat de rechten van werknemers het beste worden gegarandeerd met heldere wetgeving, handhavingsmechanismen en partnerschapsovereenkomsten. Een bepaalde mate van flexibiliteit moet er zijn, dat is onvermijdelijk, maar die moet wel gebaseerd zijn op gelijkwaardige partnerschappen waarbinnen wordt onderhandeld over alle alternatieven voor veranderende werkwijzen.

Het subsidiariteitsbeginsel is de beste methode om tot het juiste mechanisme te komen waarmee de regering en de sociale partners een goed evenwicht kunnen bereiken. Het idee van flexibiliteit mag echter niet leiden tot een verslechtering van de gezondheid en veiligheid van werknemers. In Ierland heeft de regering die beginselen niet alleen laten opnemen in de conclusies van de Raad, maar heeft zij ook een schriftelijke garantie gegeven aan de vakbonden dat zij deze punten zal blijven bevorderen en stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Lydie Polfer (ALDE) , schriftelijk. (FR) Ik heb voor het verslag-Cercas gestemd, dat gekant is tegen bepaalde voorstellen die in juni 2008 door de Raad gedaan zijn en die gericht waren op een ingrijpende herziening van de richtlijn over bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, die gold sinds 1993.

Ik kan het alleen maar roerend eens zijn met de rapporteur wanneer hij een geleidelijke afschaffing, binnen drie jaar, voorstelt van welke mogelijkheid dan ook om af te wijken (opt-out-clausule) van de maximale wettelijke arbeidstijd, die per werknemer 48 uur per week bedraagt.

Wat aanwezigheidsdienst aangaat, ligt het voor mij voor de hand, dat deze, met inbegrip van de inactieve periodes, absoluut gerekend wordt als volledige arbeidstijd.

Door voor het verslag-Cercas te stemmen heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement een evenwichtig standpunt ingenomen, dat de Europese werknemers bescherming biedt en dat ik volledig deel.

Als de door de Raad voorgestelde maatregelen zouden worden toegepast, zou dat ten opzichte van de huidige rechten van werknemers een achteruitgang betekenen, hetgeen een Europa dat zowel concurrerend als sociaal wil zijn onwaardig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb voor alle amendementen gestemd die door mijn socialistische collega Cercas zijn ingediend om de verworven sociale rechten in Europa te verdedigen.

De werkweek tot 48 uur beperken is een eis die wij met handen en voeten verdedigd hebben, want de lidstaten kunnen hun werknemers geen arbeidsomstandigheden opdringen die volledig voorbijgaan aan de sociale grondrechten.

Aanwezigheidsdienst handhaven als zijnde arbeidstijd is nodig, want het gaat daarbij om de veiligheid en de gezondheid van het personeel in de zorgsector maar ook van brandweerlieden en in andere sectoren die te maken hebben met aanwezigheidsdienst, en van alle Europese burgers.

Het combineren van beroeps - en privéleven, is last but not least een verworvenheid die onze medeburgers in staat stelt een voor hun welzijn zo noodzakelijk evenwicht te vinden, en dient te worden bevorderd.

Ik heb mij er samen met mijn socialistische collega's toe verbonden de sociale rechten van mijn medeburgers te verdedigen. Het gaat daarbij om een schitterende overwinning van de Europese socialisten die geconfronteerd werden met voorstellen van de Raad waarvan men vond dat zij ontoelaatbaar waren. Zoals mijn collega Cercas heeft gezegd, geven wij de Raad hiermee een kans een slecht besluit alsnog recht te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Bij het zoeken naar een evenwicht tussen het recht op werk en rust en de noodzaak om een afdoend concurrentievermogen en economische haalbaarheid te garanderen moeten we aangeven wat we belangrijker vinden. Wij geloven dat het behouden van banen en het bevorderen van werkgelegenheid voorrang moet krijgen.

Banen zijn er alleen als bedrijven economisch gezond zijn. Het is dus zaak de arbeidsnormen aan te passen aan de economische realiteit; we moeten daar begrip voor opbrengen. De realiteit volstaat echter niet als criterium. We hebben er in het verleden alles aan gedaan om het kapitalistische model te laten slagen en we dragen dat succes ook uit. Dat model stelt ons immers in staat meer en beter te produceren en betere levensomstandigheden te creëren. Dat blijft onze doelstelling. We moeten dus bereid zijn een compromis te aanvaarden dat gunstig is voor de economie, maar niet als dat ten koste gaat van de fundamentele verworvenheden.

Er is echter één punt dat ik beslist moet noemen. Als we het debat in de Raad volgen, dan zien we heel duidelijk dat de landen die de meeste bezwaren aantekenen tegen de gevonden oplossingen de landen zijn die economisch gezien het slechtst presteren. Regels om werknemers te beschermen hebben weinig zin als er steeds minder banen zijn en die regels migratie naar “opt-out”-landen binnen of buiten Europa bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE) , schriftelijk.(FR) De mondiale crisis tast de grondrechten van de werknemers aan en derhalve doet zich bij de Europese medeburgers steeds luider de roep horen naar een sociaal Europa. De Europese regeringen weigeren deze realiteit echter in te zien. Ik ben dan ook blij dat vandaag de richtlijn betreffende de arbeidstijd is goedgekeurd die een antwoord kan leveren voor deze sociale wanorde. Het Europees Parlement laat een duidelijke boodschap uitgaan naar de Raad. De regeringen moeten nu hun verantwoordelijkheden nemen en de verwachtingen van onze medeburgers niet langer beschamen.

Deze tekst voorziet onder andere in het vaststellen van een werkweek die in de Europese Unie in geen geval meer dan 48 uur kan bedragen. Het gaat er om dat wij voor heel Europa een maximum vastleggen zonder dat dit lidstaten schaadt die gunstigere bepalingen hebben. De andere maatregelen hebben betrekking op het incalculeren van aanwezigheidsdienst, met inbegrip van inactieve periodes, als arbeidstijd. Voorts is gelukkig ook de opt-out-clausule opgeheven.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. (EN) Ik ben erg verontwaardigd over het idee dat de vrijheid van mensen om te werken moet worden beperkt tot 48 uur per week. Noch de Europese Unie noch een lidstaat zou iemand die bereid is om extra uren te werken of meerdere deeltijdbanen te hebben, hierin moeten beperken en ze moeten ervan uitgaan dat de werkgever de werknemer hier niet toe heeft gedwongen. Ik heb daarom tegen de geleidelijke afschaffing van het recht van werknemers om af te zien van de maximale werkweek van 48 uur gestemd.

Met een dergelijke maatregel ontnemen we mensen het recht om hun kansen optimaal te benutten en dat is in strijd met de Lissabonstrategie. We verbeteren de concurrentiepositie van Europa niet door te proberen wetgeving in te voeren die de flexibiliteit van onze beroepsbevolking beperkt. De Europese Unie zal een innovatieve kenniseconomie worden, die de lage productiviteit en de stagnatie van de economische groei te boven kan komen, niet door grenzen te stellen maar door de liberalisering van de arbeidsmarkt te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Arbeidsrecht en arbeidstijd zijn twee van de pijlers van het Zweedse arbeidsmarktmodel. In de stemming van vandaag over de richtlijn betreffende de arbeidstijd leek het daarom vanzelfsprekend de Zweedse lijn te volgen en het model van collectieve overeenkomsten te verdedigen door het in de Raad bereikte compromis te steunen. Het was helaas niet mogelijk om individuele amendementen die goed waren, te steunen, want dit zou het hele compromis ten val hebben gebracht. Het compromis van de Raad maakt de opt-out mogelijk die garandeert dat wij ons Zweeds model kunnen behouden. Dat de sociaaldemocraten ervoor kozen om ons Zweeds model in gevaar te brengen ten gunste van meer communautaire wetgeving is merkwaardig en roept twijfel op over hun steun aan het Zweedse arbeidsmarktmodel.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − De werktijdenregeling raakt de kern van het sociale Europa. Het weegt de bescherming van werknemers af tegen een flexibele organisatie van het werk. De Raad van Ministers focust op flexibiliteit. Het is onaanvaardbaar dat - in lidstaten die uit de regeling stappen (opt-out) - werkgevers gaan onderhandelen over langere arbeidstijden, tot zelfs 65 uur per week. Deze uitzonderingsregeling zou drie jaar na de inwerkingtreding moeten doven.

Wat is het nut van gezamenlijke afspraken over gezondheid en veiligheid op het werk, als lidstaten daarop afdingen? Een gemiddelde werkweek van 48 uur, berekend over een jaar, biedt meer dan voldoende ruimte om piekmomenten op te vangen en toch de noodzakelijke rusttijden te respecteren. Door dit gemiddelde op te trekken, geef je werkgevers vrijgeleide om overuren niet meer te hoeven betalen.

Het is daarnaast absurd om slapende wachtdiensten niet te laten meetellen als arbeidstijd. Wie van wacht is, staat paraat en dat moet verloond worden. Net zoals rusttijden gerespecteerd moeten worden. Vermoeide werknemers kunnen zichzelf en anderen in gevaar brengen. Werken mag niet ten koste gaan van een kwaliteitsvol leven! We hebben vandaag een sterk signaal gegeven aan de Raad. De verzoeningsprocedure die nu volgt moet tot een meer sociaal Europa leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) De stemming door het Parlement vandaag om een einde te maken aan de opt-out-mogelijkheid van de arbeidstijdenrichtlijn moet worden toegejuicht. Te veel mensen hebben geen andere keus dan lange dagen maken omdat hun werkgever dat van hen eist. Het basisbeginsel van het arbeidsrecht is bescherming van de zwakkere partij – de werknemer. Vandaag is de eerste stap in de richting van bemiddeling gezet om de opt-out-mogelijkheid af te schaffen. Het was nalatig van de Raad dat er niemand aanwezig was tijdens de stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het gemeenschappelijk standpunt waartoe de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken op 9 juni 2008 is gekomen valt onder het steevaste doel van de neoliberale krachten – die in de EU van vandaag de overhand hebben – om de arbeidsrelaties te dereguleren en de vakbondsrol en de arbeidsrechten te ondermijnen.

Met de clausule inzake het individueel besluiten tot niet toepassing van de richtlijn worden werkgevers ertoe aangemoedigd de vaste, geregelde werktijden af te schaffen. Ook krijgen vaste banen met de berekening op jaarbasis van de werktijden een extra klap toegediend. Wat aanwezigheidsdienst betreft wordt een onderscheid ingevoerd tussen periodes van activiteit en inactiviteit, met als gevolg dat periodes van inactiviteit niet als gewerkte tijd worden aangerekend.

Daarom heb ik steun gegeven aan de standpunten en amendementen van de GUE/NGL-Fractie waarmee het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in zijn geheel wordt verworpen, evenals aan de amendementen waarin wordt aangedrongen op een afschaffing van de uitbreiding van de referentieperiode en het onderscheid tussen periodes van activiteit en inactiviteit bij aanwezigheidsdienst.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk.(FR) De amendementen 23 en 24 op het verslag-Cercas over zondagsarbeid werden onontvankelijk verklaard omdat het subsidiariteitsbeginsel moet worden geëerbiedigd. Dat is een uitstekende beslissing die ik volledig ondersteun.

Het leek me niet gepast dat de Europese Unie in het geval van zondagsarbeid als wetgever zou optreden en de lidstaten een uniforme oplossing zou opleggen, als er, door van geval tot geval te onderhandelen, op basis van vrijwilligheid aanvaardbare oplossingen kunnen worden gevonden. Hoewel een goede regulering van de mogelijkheden om op zondag te werken onontbeerlijk is, meen ik dat dit op het niveau van de lidstaten moet gebeuren, waarbij rekening dient te worden gehouden met specifieke sociale aspecten en met de aard van de werkzaamheden. Net zo onontbeerlijk lijkt het me om rekening te houden met de plaatselijke economische situatie in toeristische-, berg- of kuurgebieden, waar het werk grotendeels seizoensgebonden is: in die gevallen is het volkomen begrijpelijk dat winkels op bepaalde zondagen in het jaar hun deuren openen.

Deze op vrije keuze gebaseerde benadering heeft de voorkeur gekregen van de Franse regering. Zo kunnen er van geval tot geval eerlijke en evenwichtige oplossingen worden gevonden. Door het subsidiariteitsbeginsel andermaal te bekrachtigen heeft het Europees Parlement besloten geen beleid te hinderen dat rekening houdt met verschillen in economische en sociale omstandigheden.

 
  
  

- Verslag-Ayala Sender (A6-0371/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, betreuren dat het aantal verkeersdoden in de EU niet zo snel daalt als nodig is om de doelstellingen van het Europees programma voor verkeersveiligheid te halen. Wij zijn ingenomen met een effectievere grensoverschrijdende afwikkeling van verkeersovertredingen en de invoering van een elektronisch informatiesysteem als manier om de verkeersveiligheid te verbeteren. Verkeersveiligheid zal voor ons altijd een kwestie met een hoge prioriteit zijn. Helaas mist het voorstel een rechtsgrond als een land ervoor kiest om verkeersovertredingen als een administratieve aangelegenheid binnen het strafrecht te behandelen, zoals in Zweden en in een aantal andere lidstaten het geval is.

Bijgevolg zal de richtlijn moeilijk kunnen worden toegepast in Zweden en in een aantal andere lidstaten en zou de rechtsgrond van de hele richtlijn in twijfel kunnen worden getrokken. Daarom hebben wij ervoor gekozen om ons van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik sta volledig achter het verslag van mevrouw Ayala Sender dat zich richt op de verwezenlijking van een belangrijke doelstelling: de uitbreiding van de fundamentele wetgeving inzake verkeersveiligheid tot alle 27 lidstaten.

Dankzij onze gezamenlijke inspanningen leven we in een Unie van 27 landen waarbinnen mobiliteit van personen en goederen niet langer een luchtkasteel is, maar een alledaagse, tastbare werkelijkheid. In dit verband is het totaal misplaatst dat er verschillende wetten op dit gebied gelden.

Ik ben van mening dat, wat verkeersveiligheid betreft, het inmiddels mogelijk is om controle-instrumenten in te zetten die gevaren en risico's aanzienlijk terug kunnen dringen. Zo ben ik bijvoorbeeld zeer te spreken over het systeem Tutor dat als experiment op enkele Italiaanse snelwegen wordt gebruikt. Daarmee kon het aantal verkeersongelukken op deze wegen met 50 procent terug worden gebracht. Met dit verslag zitten we op het juiste spoor.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Met de voorgestelde richtlijn wil de Commissie regels invoeren voor het bekeuren wegens bepaalde verkeersovertredingen die in andere lidstaten dan die van de bestuurder zijn begaan. In het voorstel van de Commissie en het Parlement wordt deze aangelegenheid aangepakt door middel van een supranationaal besluitvormingsproces in de eerste pijler van de EU. Omdat de voorgestelde richtlijn een strafrechtelijk doel heeft, zijn wij net als de Zweedse regering echter van mening dat ze op intergouvernementeel niveau zou moeten worden behandeld in het kader van de juridische samenwerking in de derde pijler van de EU. Daarom hebben wij ervoor gekozen om ons van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De Europese Unie heeft zich in 2001 het ambitieuze doel gesteld om het aantal verkeersdoden tot 2010 te halveren. De ontwikkelingen waren aanvankelijk gunstig, maar al gauw is de dalende tendens afgevlakt om het afgelopen jaar geheel tot stilstand te komen (op alle wegen van de 27 lidstaten tezamen zijn er dat jaar 43 000 mensen omgekomen).

Het is dus hoog tijd dat we de draad weer opvatten en een nieuwe benadering formuleren voor het Europees beleid inzake verkeersveiligheid. De werkingssfeer van dit bijzonder welkome voorstel blijft beperkt tot de vier verkeersovertredingen die het merendeel (75 procent) van de verkeersdoden veroorzaken en die in alle lidstaten als overtreding worden aangemerkt: te hoge snelheid, rijden onder invloed van alcohol, het niet dragen van de veiligheidsgordel en door het rode licht rijden.

Tot nu toe heerst vrijwel overal de overtuiging dat overtredingen straffeloos kunnen worden begaan. Sancties blijken in de meeste gevallen uiteindelijk geen effect te sorteren.

In een Europa zonder binnengrenzen is een dergelijke situatie onaanvaardbaar. We kunnen niet toestaan dat burgers verschillend behandeld worden al naar gelang de vraag of ze wel of geen ingezetene zijn. De wet moet op alle burgers gelijkelijk van toepassing zijn.

We zullen tegelijkertijd stappen moeten ondernemen om de verkeersveiligheid te verbeteren en zo het aantal verkeersdoden op de Europese wegen terug te dringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Het verslag van collega Sender stelt voor de verkeersveiligheid in Europa te verbeteren door straffen die in de ene lidstaat zijn opgelegd in een andere lidstaat toepasbaar te maken. Dit kan door de oprichting van een EU-netwerk voor gegevensuitwisseling waarmee gegevens over vier bepaalde strafbare feiten, te weten te hard rijden, rijden onder invloed, door rood rijden en rijden zonder gordel − handelingen die het leven van alle weggebruikers nodeloos in gevaar brengen − worden geregistreerd en doorgegeven aan de lidstaat waarin de betreffende persoon wettelijk verblijft en waarmee de toepasselijke straf voor deze strafbare feiten, een boete of een andere straf, wordt opgelegd.

Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de noodzaak om passende straffen op te leggen voor verkeersdelicten in de Europese Unie en het vinden van een solide rechtsgrondslag om een dergelijk netwerk op te zetten en in te grijpen in gebieden die tot de nationale bevoegdheid worden gerekend. De straffen voor dergelijke strafbare feiten zijn verschillend in de lidstaten. In sommige lidstaten vallen verkeersdelicten onder administratieve en formele boetes en in andere, zoals Ierland, vallen ze onder het binnenlands strafrecht.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) In dit verslag wordt een speciaal elektronisch systeem opgezet voor de uitwisseling van informatie over bestuurders tussen lidstaten. Dat maakt het mogelijk bestuurders die te snel rijden, hun veiligheidsgordel niet dragen of door het rode licht rijden gemakkelijk en efficiënt te verzoeken bekeuringen te betalen in het land waar de overtreding werd begaan. Het idee achter dit voorstel is ongetwijfeld goed; het voorstel zelf laat helaas echter veel te wensen over.

Het Europees Parlement zou de geldboetes willen harmoniseren, wat moeilijk is omdat het inkomensniveau van lidstaat tot lidstaat varieert. Er wordt ook voorgesteld om de technische apparatuur en de voor verkeerscontroles gebruikte methoden te harmoniseren. Er bestaat bovendien twijfel over de rechtsgrondslag voor dit voorstel. Onder andere Zweden heeft daar in de Raad op gewezen. Wij van Junilistan hebben daarom tegen dit voorstel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Mathieu Grosch (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik heb het verslag over de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid gesteund, omdat bestuurders die in een andere lidstaat verkeersovertredingen begaan door deze regelingen doeltreffender kunnen worden vervolgd.

De Commissie heeft vastgesteld dat verkeersovertredingen met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan die waar de overtreding plaatsvindt, vaak ongestraft blijven. Daarnaast bestaat de tendens dar veel automobilisten in een andere lidstaat een roekelozer rijgedrag aan de dag leggen dan in het land van herkomst, omdat ze minder bang zijn om voor overtredingen te worden vervolgd. Deze tendens dient door de nieuwe richtlijn te worden tegengegaan.

De richtlijn voorziet in elektronische gegevensuitwisseling onder inachtneming van de gegevensbescherming. Hierdoor wordt een doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten gewaarborgd, zodat het mogelijk wordt om verkeersovertredingen zo te vervolgen alsof ze in de eigen lidstaat zijn begaan. De richtlijn beperkt zich in eerste instantie tot de vervolging van vier verkeersovertredingen die tezamen verantwoordelijk zijn voor 75 procent van de ernstige en dodelijke verkeersongevallen. Overeenkomstig het Commissievoorstel is de richtlijn van toepassing op snelheidsovertredingen, rijden onder invloed, het niet dragen van de veiligheidsgordel en door rood rijden. Twee jaar na de inwerkingtreding vindt evenwel een evaluatie door de Commissie plaats, die er eventueel toe kan leiden dat andere overtredingen in de richtlijn worden opgenomen.

Ik steun deze richtlijn, die ik als een belangrijke stap in de richting van meer verkeersveiligheid beschouw, maar die ook een verdere integratie van de uitgestrekte Europese vervoersruimte mogelijk maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Het verslag van mevrouw Ayala Sender is een nieuwe stok om automobilisten mee te slaan: grensoverschrijdende vervolging van ernstige strafbare feiten (maar, vreemd genoeg, niet van het rijden onder invloed van verdovende middelen), het opleggen door Brussel aan nationale overheden van het jaarlijks aantal controles dat moet worden uitgevoerd en waar dit dient te gebeuren, harmonisatie van sancties, willekeurige beroepsmogelijkheden zonder de garantie dat de informatie en de toegang tot voornoemd beroep in de taal van de verdachte worden gesteld, mogelijkheden om de reikwijdte van de richtlijn uit te breiden tot andere strafbare feiten (misschien overtreding van de parkeermetertijd?), enzovoort.

Ondanks uw beweringen bent u niet geïnteresseerd in het redden van levens. U bent meer geïnteresseerd in het vullen van de kassen van de lidstaten met boetes. Als het u werkelijk om veiligheid was te doen en niet louter om geld, komt het mij voor dat de te noemen feiten betrekking zouden moeten hebben op buitenlandse automobilisten die verantwoordelijk zijn voor dodelijke ongelukken en niet eenvoudigweg op hun vergrijpen, waarvan het stijgende aantal trouwens recht evenredig is aan de snelle groei van de hoeveelheid radarapparatuur. Er is niet eens studie gedaan naar de effecten van gelijksoortige bilaterale overeenkomsten die van kracht zijn en in een aantal gevallen al jaren van kracht zijn, zoals de overeenkomst tussen Frankrijk en Duitsland of tussen Frankrijk en Luxemburg.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit voorstel voor een richtlijn is erop gericht het vervolgen van automobilisten uit één lidstaat die zich in andere lidstaat schuldig hebben gemaakt aan één of meer van de vier overtredingen die in de EU de meeste mensenlevens eisen (te hoge snelheid, rijden onder invloed van alcohol, het niet dragen van de veiligheidsgordel en door het rode licht rijden) te vergemakkelijken.

Alles wat met verkeersveiligheid verband houdt, is van groot belang, en dus ook de inspanningen om het aantal ongevallen terug te dringen.

Er moeten beslist maatregelen worden getroffen om te verhinderen dat mensen die overtredingen begaan in een andere lidstaat dan waar ze verblijf houden, onbestraft blijven.

Wij menen echter dat zulke doelstellingen niet noodzakelijkerwijs het best worden verwezenlijkt via overdadige harmonisatie of door het uitbreiden van de veiligheidsmaatregelen in Europa (zoals de installatie van automatische controleapparatuur op autosnelwegen, secundaire wegen en stadswegen, of het opzetten van elektronische netwerken voor het uitwisselen van gegevens binnen de EU, een oplossing die vragen oproept met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens). Om de verkeersveiligheid te verbeteren en het aantal ongevallen terug te dringen is preventie het aangewezen middel, en daarbij zullen we ons moeten baseren op de specifieke situatie, die van land tot land verschilt.

Daarom hebben we ons van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Namens de Ierse delegatie in de PPE-DE-Fractie wil ik verduidelijken dat wij het verslag van mevrouw Ayala Sender steunen omdat de doelstelling van het verslag en het effect ervan een grote bijdrage zullen leveren aan de verbetering van de verkeersveiligheid. We zijn ons bewust van de potentiële moeilijkheden voor Ierland, maar wij denken dat deze kunnen en zullen worden overwonnen als er eenmaal overeenstemming is bereikt in de Raad over de precieze rechtsgrondslag voor dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Elk jaar vallen er duizenden doden en gewonden op de Europese wegen. Het is van groot belang dat de regeringen in Europa maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de verkeersveiligheid serieus wordt genomen. Op dit moment maakt de kwestie van bestuurders die aan de wet ontsnappen als ze de verkeerswetten overtreden in het buitenland, de toch al ernstige situatie nog erger. Meer samenwerking binnen de EU bij de tenuitvoerlegging van wetten op het gebied van snelheidsovertredingen en rijden onder invloed is aan te bevelen en daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Ayala Sender gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. (FR) Er lijkt geen grens te zijn aan het belasten, beboeten en stelselmatig bezwendelen van automobilisten.

Wij weten dat het in werkelijkheid niet gaat om het beboeten van mensen die slecht rijden, maar van mensen die vaak rijden. De droeve en onfortuinlijke plicht om aan ’quota´s’ en ’omzet’ te voldoen verergert alleen maar het vaak excessieve optreden van de politie.

Daar komt nog iets bij: hoewel de voorwaarden voor het confisqueren van een rijbewijs zeer sterk uiteen lopen in de lidstaten en ook de overtredingen- en boetestelsels op het gebied van verkeersveiligheid per land verschillen, wil Europa voor de lidstaten een systeem instellen van informatie-uitwisseling over verkeersdelicten die op hun grondgebied zijn begaan, teneinde automobilisten nog vaker te bestraffen.

Uiteraard kunnen wij een afname van het aantal verkeersongevallen alleen maar toejuichen. Het is echter van belang ervoor te zorgen dat deze nieuwe wettelijke maatregelen niet vergezeld gaan van aantastingen van de vrijheid, of van onwettige, ongepaste, dan wel onbillijke maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik steun deze wetgeving die is bedoeld om de uitvoering van straffen die zijn opgelegd aan bestuurders die een strafbaar feit plegen in een andere lidstaat dan die waar het voertuig is geregistreerd, te vergemakkelijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. Automobilisten hebben de neiging om in het buitenland harder te rijden dan in hun eigen land en daar ook gemakkelijker fout te parkeren. In de praktijk blijkt dat de boetes voor snelheidsovertredingen en foutparkeren zelden worden geïnd. Vooral bij de inwoners en de bestuurders van de grote steden levert dat veel ergernis op. Juist op dit punt, gelijke plichten voor eenieder die aan het verkeer deelneemt, had de Europese samenwerking al veel eerder resultaten moeten opleveren.

Aan buitenlandse tolheffingen moet ook door iedereen worden voldaan, en al jaren wordt gesproken over de mogelijkheid om elektronisch geregistreerde heffingsverplichtingen automatisch te innen in de woonplaats van de betrokkene. Dat moet ook gelden voor verkeersboetes. Het is slecht voor verkeersveiligheid en milieu als automobilisten de conclusie kunnen trekken dat je in het buitenland ongestraft alle regels kunt overtreden.

Daarom steunen we het voorstel om het innen van verkeersboetes over de grenzen heen te vergemakkelijken. Dat doet niets af aan onze opvatting dat het strafrecht een nationale zaak is en moet blijven, en dat het Europees aanhoudingsbevel waardoor mensen door hun land moeten worden overgeleverd aan een andere staat om daar een soms zeer langdurig voorarrest te ondergaan, tot nieuw onrecht leidt.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Als de EU zich al met grensoverschrijdende verkeersvoorschriften bezighoudt, mag zij zich niet beperken tot de handhaving van bekeuringen. In Brussel, een stad met een internationaal karakter, kan het gebeuren dat personen die vanwege een verkeersongeval, diefstal enzovoorts op de hulp van de handhavingsautoriteiten zijn aangewezen, op grond van hun niet-Belgische kenteken niet dezelfde hulp krijgen als degenen die wel een Belgisch kenteken hebben. Het argument hiervoor is dat die personen immers ook niet de kosten dragen van het onderhoud van de straten. De EU, die non-discriminatie hoog in het vaandel heeft staan, zal deze misstand moeten aanpakken.

Een ander onopgelost probleem vormen de in vele Europese landen ingevoerde milieuzones. Enquêtes hebben uitgewezen dat 40 procent van de automobilisten de desbetreffende verkeersborden niet kent of de zones zonder de nodige vergunning binnenrijdt. Bij de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid schijnt het innen van bekeuringen, bijvoorbeeld van lucratieve milieubekeuringen, centraal te staan. Andere maatregelen ter bevordering van de verkeersveiligheid worden daardoor naar de achtergrond gedrongen. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. – (GA) Ik steun dit verslag, dat erop gericht is om de Ierse wegen veiliger te maken, met kracht. Het biedt de mogelijkheid om bestuurders van voertuigen grensoverschrijdende sancties op te leggen, omdat er een Europees kennis- en informatienetwerk zal worden opgericht. Met behulp van dit netwerk zullen de verschillende lidstaten informatie kunnen uitwisselen over buitenlandse bestuurders die zijn bestraft voor rijden onder invloed van alcohol, te hard rijden, door het rode licht rijden of rijden zonder gordel om. Deze criminelen zullen worden geïnformeerd over de financiële sancties die aan hen zijn opgelegd.

Deze gemeenschappelijke aanpak is een stap vooruit wat betreft het opleggen van sancties aan personen die zich niet aan de verkeersregels houden. Als gevolg daarvan zullen de wegen van Ierland veiliger worden. Er zullen sancties worden opgelegd en dat zal bestuurders die zich niet aan de regels houden afstoppen.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. (EN) Ten eerste wil ik de rapporteur feliciteren met haar harde werk aan dit dossier en ten tweede wil ik het Parlement als geheel feliciteren met de versterking van dit krachtige standpunt dat aan de Raad voorgelegd moet worden in het licht van de moeilijkheden waarmee dit voorstel daar te maken heeft.

Grensoverschrijdende wetshandhaving in de hele EU is noodzakelijk als we het aantal verkeersongevallen en dodelijke slachtoffers echt willen terugdringen. Het is onzinnig dat een burger die buiten zijn of haar eigen lidstaat rijdt, de verkeerswetten met betrekking tot te hard rijden, rijden onder invloed, niet dragen van een gordel of door rood rijden kan negeren zonder daarvoor een passende straf te krijgen.

Ik ben van mening dat het belangrijk is om de samenwerking tussen de handhavingsdiensten te verbeteren, wat hopelijk zal leiden tot een volledig geharmoniseerde verkeerswetshandhaving in de hele EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het verslag gestemd over het voorstel voor een richtlijn ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid. 70 procent van de verkeersongevallen wordt veroorzaakt door snelheidsovertredingen, het niet dragen van een veiligheidsgordel, door het rode licht rijden of rijden onder invloed. Sommige lidstaten hebben al bilaterale overeenkomsten gesloten inzake grensoverschrijdende sancties op verkeersovertredingen, maar het ontbreekt nog aan een gemeenschappelijke Europese kaderregeling. Het valt mij op dat in het voorstel voor een richtlijn alleen wordt verwezen naar geldboetes. Ik denk dat het voorstel van de Commissie een grote bijdrage zal leveren aan het redden van mensenlevens. Het is erg dat elk jaar 43 000 mensen, ruwweg de bevolking van een middelgrote Europese stad, door verkeersongevallen om het leven komen, en dan heb ik het nog niet eens over de jaarlijkse 1,3 miljoen andere verkeerslachtoffers.

Ook betreur ik het dat de grootste stijging van het aantal verkeersongevallen in het afgelopen jaar, 13 procent, op naam komt van Roemenië. Ik hoop dat de meerderheidsstem van het Europees Parlement de Europese Raad zal aansporen om vaart te zetten achter de vaststelling van de nodige maatregelen om het aantal verkeersongevallen terug te dringen. Het redden van mensenlevens vereist dat wij nu handelend optreden.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid