De Voorzitter. - Geachte afgevaardigden, de Conferentie van voorzitters heeft mij gevraagd een verklaring over de gebeurtenissen in het Midden-Oosten af te leggen. Het debat vindt op woensdagmiddag plaats, overigens in aanwezigheid van de voorzitter van de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken, de Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken Schwarzenberg. Ik vermeld dat omdat daar enige onduidelijkheid over bestond. We hebben ons hier erg voor ingespannen en hem zeer bereidwillig gevonden (en dat terwijl hij diezelfde dag nog naar Zuid-Afrika moet reizen) bij ons te zijn, zij het slechts voor een beperkte tijd. Voor mij is dat een reden het Tsjechische voorzitterschap nu al hartelijk te danken.
Geachte afgevaardigden, terwijl wij aan het begin van dit nieuwe jaar voor een plenaire zitting bijeen zijn, sterven er in het Midden-Oosten opnieuw mensen.
Persoonlijk - en het zal de meesten van u vast ook zo vergaan - kan ik mij bij de aanblik van de televisiebeelden niet aan een bitter déjà-vu-gevoel onttrekken.
Namens het Europees Parlement spreek ik mijn grote leedwezen over de escalatie van het Gaza-conflict tussen Israël en Hamas uit.
Ik zeg in alle duidelijkheid: het is onacceptabel dat het lijden van de bevolking voortduurt, dat het geweld aanhoudt en dat er inmiddels zelfs medewerkers van de Verenigde Naties onder vuur komen. Hoe ver moet de geweldsspiraal zich nog voortzetten tot bezinning en gezond verstand de overhand krijgen?
Aan beide zijden dient men een onmiddellijk einde aan het geweld te maken. Het is volstrekt onaanvaardbaar en verdient de scherpste afwijzing wanneer Hamas raketbeschietingen op Israëlische steden uitvoert. Verder mogen we niet vergeten dat Hamas de partij was die een einde aan de wapenstilstand gemaakt heeft. Dat wil echter niet zeggen dat men in een reactie daarop niet naar gepaste middelen zou hoeven te grijpen.
Alle mensen in het Midden-Oosten zijn gelijkwaardig. Het onvervreemdbare recht van een staat zich te weer te stellen, is geen vrijbrief voor geweldshandelingen waaronder in de eerste plaats burgers te lijden hebben.
De mensen in de Gazastrook moet dringend hulp geboden worden. De waardigheid van een Palestijn is dezelfde als die van een Israëli, een Europeaan of een Amerikaan - alle mensen op deze aarde zijn gelijkwaardig. Een verslechtering van de humanitaire situatie mogen we niet toelaten!
Als politiek verantwoordelijken moeten we ons er, los van de actuele situatie, vastbesloten voor inzetten de geweldsspiraal voor eens en voor altijd te doorbreken.
Het terugbrengen van veiligheid tot puur militaire aspecten is naar mijn mening gedoemd te mislukken. Er is dan ook geen uitsluitend militaire oplossing voor de problemen in het Midden-Oosten. Daarom moet er eindelijk een politieke oplossing gevonden worden. Dat betekent vooral dat er lering getrokken wordt uit het mislukken van de tot nu toe gevolgde aanpak. Het gaat er nu dus om maatregelen te nemen die niet alleen draagvlak hebben, maar ook duurzaam zijn.
Ik heb de laatste dagen telefonisch in contact gestaan met de Israëlische president, Simon Peres, de minister-president van de Palestijnse Autoriteit, Salam Fayad, met de voorzitster van de Knesset, Dalia Itzik, en natuurlijk met de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, Javier Solana, die zich heel lang in de regio opgehouden heeft.
Ik heb ook contact opgenomen met de vicevoorzitters van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering, omdat ik momenteel voorzitter van dat lichaam ben – te weten de voorzitter van het Jordaanse parlement, Abdel Hadi Al-Majali, de voorzitter van het Italiaanse huis van afgevaardigden, Gianfranco Fini, en de voorzitter van het Marokkaanse parlement, Moestafa Mansouri.
In al deze gesprekken heb ik steeds duidelijk gemaakt dat het Europees Parlement volledig achter de eisen staat die de Raad van ministers namens de Europese Unie geformuleerd heeft en die de Verenigde Naties op 8 januari door een resolutie van de Veiligheidsraad bekrachtigd hebben.
Het is ontmoedigend dat deze juridisch bindende resolutie van de Veiligheidsraad (waarbij de Amerikanen zich van stemming onthielden en zo de resolutie mogelijk maakten) door beide strijdende partijen, Israël en Hamas, naast zich neer gelegd wordt.
Er dient een onmiddellijke en blijvende wapenstilstand te komen. Deze wapenstilstand dient door tussenkomst van Egypte en deelname van alle betrokken partijen bereikt te worden. Humanitaire hulp dient onmiddellijk en zonder enige belemmering toegelaten te worden en de United Nations Work and Relief Agency (UNRWA) moet in staat gesteld worden haar humanitaire activiteiten ongehinderd voort te zetten. En ik zou daar aan toe willen voegen: niet slechts voor drie uur per dag!
Als zelfs de hulporganisaties van de Verenigde Naties hun werkzaamheden moeten staken, omdat de strijdende partijen hun neutraliteit niet respecteren, zijn we in volkenrechtelijk en humanitair opzicht op een onacceptabel dieptepunt aangeland.
De derde eis is het intensiveren van het vredesproces. De enige basis voor blijvende vrede is en blijft een twee-staten-oplossing, met Israël en Palestina als soevereine staten binnen gewaarborgde grenzen.
De Europese Unie dient samen met de leden van het Midden-Oostenkwartet, de gematigde Arabische partners en alle conflictpartijen onder auspiciën van de Verenigde Naties een spoedige hervatting van de vredesonderhandelingen te bewerkstelligen. Voor een volledige oplossing is natuurlijk ook een verzoening nodig, met name een verzoening tussen beide Palestijnse facties.
Vandaag is ook het moment om de methode tegen het licht te houden waarmee we tot nu dat wat het vredesproces genoemd wordt benaderd hebben. Ondanks de neteligheid van de situatie en het nagenoeg totale gebrek aan concrete resultaten, konden we er een paar weken geleden nog menen de logica van een onderhandelingstraject te herkennen. De internationale gemeenschap, met de Europese Unie voorop, was sterk bij deze onderhandelingen betrokken en heeft de financiële voorwaarden voor de stichting van een Palestijnse staat helpen scheppen.
Maar was deze betrokkenheid wel sterk genoeg? Dat is wat we ons af moeten vragen. Intussen worden we weer met de logica van de escalatie geconfronteerd. Begrijpelijkerwijs is men in crisistijden tot kortetermijndenken geneigd. En inderdaad, op de kortste termijn moet er een wapenstilstand komen, evenals een volledige terugtrekking van de Israëlische strijdkrachten, waartoe ook de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft opgeroepen.
De ervaringen van de afgelopen decennia leren ons dat vrede in het Midden-Oosten niet alleen uit de regio zelf voort kan komen, maar zonder de verzoening tussen de vijandige partijen zal die er ook niet komen.
Daarom moet de internationale gemeenschap de bereidheid tonen sterker dan ooit tevoren de vrede in het Midden-Oosten te stimuleren, opdat de bittere gebeurtenissen van de afgelopen decennia niet ook nog decennia van verbittering brengen.
Internationale troepen kunnen en moeten helpen om een wapenstilstand te handhaven. Daarom moeten we alles wat in onze macht ligt ondernemen om het Egyptisch-Franse plan voor het internationaal mechanisme ter beveiliging van de Gazagrenzen tot een daadwerkelijk succes te maken, waarvoor natuurlijk in de eerste plaats een eind gemaakt moet worden aan het smokkelen van wapens en raketten naar de Gazastrook. De Europese Unie heeft overigens al aan het begin van het Annapolis-proces in haar strategiedocument aangegeven aan die grensbeveiliging bij te willen dragen.
Een ding wil ik in het bijzonder benadrukken: de inzet van Europese en internationale veiligheidskrachten mag niet slechts voor korte tijd het zwijgen van de wapenen garanderen, maar dient een helder politiek doel te dienen, namelijk het vertrouwen te wekken dat nodig is om de vredesonderhandelingen tot een goed einde te brengen, door Israëli’s en Palestijnen dezelfde mate van veiligheid te bieden. Dat betekent dat we door een eventuele inzet van troepen, die alleen op basis van een stevig mandaat zin heeft, onze politieke invloed op alle partijen vergroten om tot ondertekening van een vredesverdrag te komen.
We kunnen er niet mee volstaan opnieuw aan de vredeswil te appelleren, die we in het verleden zo vaak als doel geformuleerd hebben. Wat we nodig hebben, is de bereidheid om niet alleen naar vrede toe te werken, maar deze ook daadwerkelijk te sluiten en wel voordat de decennia lang opgehoopte haat nog verder escaleert en naar de hele regio overslaat.
Ik wijs er tot slot op dat 2008 het Europees jaar van de interculturele dialoog was en herinner eraan hoezeer wij ons er als Europees Parlement voor ingezet hebben om dit jaar tot een jaar van hoop te maken en politieke signalen te geven die duidelijk maken dat een botsing van culturen geen natuurwet is.
De wereldwijde reacties op de oorlog in Gaza laten zien hoe snel inspanningen voor een interculturele dialoog teniet kunnen worden gedaan, als ze door de realiteit van de beelden ingehaald worden die het nieuws ons dagelijks brengt. Erger nog, deze realiteit speelt extremisten en fundamentalisten in de kaart, die niet op vrede uit zijn, maar op een verdere toespitsing van de confrontatie.
Geweld schept nieuw geweld. Deze waarheid kan men niet vaak genoeg herhalen. Alleen dialoog en onderhandelingen voeren weg uit de crisis. Beide zaken zijn geen doel op zich. Ze dienen vergezeld te gaan van de moed om de mensen in Israël en Palestina werkelijke veiligheid, vrede en een leven in waardigheid te bieden.