De Voorzitter. - Aan de orde is de mondelinge vraag van Cornelis Visser, Ivo Belet en Ruth Hieronymi, namens de Commissie CULT, aan de Commissie: Herziening omroepmededeling - Staatssteun voor openbare omroepen (O-0102/2008 - B6-0495/2008).
Cornelis Visser, auteur. − Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, Eurocommissaris Kroes is hier vanavond helaas niet aanwezig vanwege een ongeluk. Vanaf deze plaats wil ik haar van harte beterschap wensen. Politiek gezien ben ik het echter fundamenteel oneens met haar voor wat betreft haar bemoeienis met de nationale publieke omroepen.
Afgelopen donderdag heb ik samen met collega's Ruth Hieronymi en Ivo Belet een EVP-ED-hoorzitting georganiseerd over de mededeling van de Commissie over de publieke omroepen. Ik kan u vertellen dat de aandacht van de sector en de lidstaten groot was. Ook het Directoraat-generaal mededinging was in grote getale aanwezig. Het onderwerp staat daar ambtelijk hoog op de agenda. De directeur-generaal mededinging was als panellid de hele ochtend aanwezig.
Voorzitter, zoals het Commissievoorstel voor een herziening van de regels voor de publieke omroepen nu is opgesteld, is het onacceptabel. De publieke omroepen spelen een cruciale rol bij het beschermen van de culturele diversiteit, taalkundige diversiteit en het media-pluralisme. Ik heb zware kritiek op de plannen van de Commissie. Allereerst moeten we beseffen dat de publieke omroepen een nationale aangelegenheid zijn en dat daarom de nationale overheden en niet de Europese Commissie het beleid dienen te bepalen. Dit ligt ook duidelijk vast in het protocol over de publieke omroepen bij het Verdrag van Amsterdam. Lidstaten organiseren en financieren op hun eigen wijze de publieke omroepen. Door de plannen van commissaris Kroes worden het subsidiariteitsbeginsel en de bewegingsvrijheid van de lidstaten ernstig aangetast en vervangen door Europese bemoeienis. Ik ben zeer verbaasd dat zij als liberale commissaris deze weg inslaat.
Ten tweede maak ik me zorgen over het voorstel om een voorafgaande markttoets in te laten stellen door een onafhankelijke toezichthouder. Hierbij krijgen de commerciële zenders een belangrijke inbreng. Is dat de bedoeling? Een markttoets zal hoe dan ook extra bureaucratie tot gevolg hebben. Het is maar zeer de vraag of de kleinere omroepstelsels aan voldoende mankracht kunnen komen en wie zal de extra kosten betalen? Moeten de omroepen deze betalen? De belastingbetaler? Dit is in kleine lidstaten niet reëel. Bovendien is de toets zeer gedetailleerd; enige flexibiliteit in het voorstel ontbreekt. Het gevolg zal zijn dat lidstaten niet langer in staat zijn om het beleid en de procedures te volgen die aansluiten bij hun nationale systemen. Het is ook maar zeer de vraag of de voorafgaande beoordeling van de marktimpact en de publieke waarde van de nieuwe diensten de commerciële concurrenten niet te veel op voorsprong zet.
Ten derde baart het voorstel mij zorgen, omdat de publieke omroepstelsels niet in elke lidstaat hetzelfde zijn georganiseerd. Er is sprake van technologische diversiteit en er zijn verschillen in uitzendsystemen, organisatie en omvang. Daarnaast zijn er nog verschillen op het gebied van taal en cultuur. De regel die in het verslag wordt voorgesteld "One size fits all" gaat in dit geval zeker niet op. Het voorstel houdt hier geen rekening mee.
Na het uiten van mijn zorgen, wil ik u nog even op de hoogte brengen van de hoorzitting van afgelopen donderdag van de EVP. De houding van de Commissie was namelijk zeer positief. De Commissie gaf toe dat de voorstellen wellicht overgedetailleerd zijn en dat de tekst aanpassing behoeft. De directeur-generaal gaf mij de boodschap mee dat de definitieve mededeling zou kunnen worden uitgesteld tot na 5 maart, de dag waarop de Commissie cultuur een tweede hoorzitting rondom dit onderwerp organiseert. Na afloop van de hoorzitting zei de directeur-generaal dat de Commissie op basis van deze nieuwe informatie wellicht een nieuwe draft zou moeten maken, voordat ze met een definitieve mededeling komt. Dat was een heel goed resultaat.
U begrijpt, Voorzitter, dat ik blij verrast ben door deze toezeggingen. Dit betekent namelijk dat de Commissie de ogen opent en bereid is om te luisteren naar de stem van de sector, de lidstaten en het Parlement. Heel goed.
Ik wil de Commissie nog een paar vragen stellen. Allereerst, wil de Commissie vasthouden aan die vooraf gedetailleerde markttoets, uitgevoerd door een onafhankelijk toezichthouder - een vraag die u misschien kunt doorgeven aan commissaris Kroes - ziet de Commissie af van die onafhankelijke toezichthouder en die voorafgaande markttoets of wil zij daar toch aan vasthouden?
Mijn tweede vraag: hoe wordt de technologische neutraliteit gegarandeerd? Betekent de tekst van het voorstel niet dat er een verschil wordt gemaakt tussen de huidige diensten van de publieke omroepen en de nieuwe mediadiensten?
Derde vraag, naar aanleiding van de opmerking van de directeur-generaal mededinging: is de Commissie bereid op basis van de nieuwe informatie een nieuw voorstel op te stellen?
Vierde vraag: hoe gaat de Commissie om met de uitspraak van het Hof in de Deense TV2-zaak? Wordt deze meegenomen in het nieuwe voorstel? Zo niet, hoe wordt deze dan omgezet?
En ten slotte een laatste vraag: is de Commissie bereid het Parlement bij het vervolgtraject te betrekken en de verdere discussie met het Parlement af te wachten?
Ik hoop op een goede samenwerking tussen Europees Parlement, Europese Commissie en de lidstaten ten einde tot de definitieve versie van de mededeling te komen.
Androulla Vassiliou, Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals al is gememoreerd, heeft mijn collega mevrouw Kroes een ongelukje gehad en kan zij daarom niet hier zijn.
Op 4 november 2008 heeft de Commissie een ontwerp voor een nieuwe omroepmededeling gepubliceerd, waarover tot 15 januari de raadpleging plaatsvindt. We nemen de procedure van brede raadpleging serieus. De Commissie cultuur en onderwijs van het Parlement heeft voor 5 maart een hoorzitting gepland en de PPE-DE-Fractie heeft, zoals al is gezegd, vorige week donderdag al zo'n hoorzitting gehouden in aanwezigheid van Philip Lowe, de directeur-generaal van het DG Concurrentie.
Deze dialoog tussen de Commissie en het Parlement is belangrijk. We staan klaar om te luisteren en uw vragen te beantwoorden. We weten ook dat het Parlement het er in september 2008 mee eens was dat staatssteun aan publieke omroepen zodanig moest worden verleend, dat ze hun opdracht kunnen vervullen in een dynamische omgeving en er geen overheidsgeld wordt uitgegeven uit politiek of economisch opportunisme. Dit is ook onze mening; zowel publieke als commerciële omroepen zijn belangrijk. Het duale omroepsysteem is een antwoord op het medialandschap van Europa, dat op alle platforms moet worden beschermd.
Het ontwerp van de omroepmededeling probeert daarom de argumenten van de Commissie voor staatssteun te consolideren zoals die sinds de invoering van de bestaande mededeling in 2001 wordt gegeven. Het ontwerp zorgt ervoor dat onze regels een afspiegeling zijn van de snel veranderende nieuwe mediaomgeving. De modernisering van de mededeling heeft tot doel de transparantie en rechtszekerheid te vergroten. Het ontwerp van de mededeling maakt duidelijk dat publieke omroepen audiovisuele diensten moeten bieden op alle mediaplatforms en dat zij voldoende prikkels voor particuliere ondernemingen moeten overlaten om in de markt te blijven. Dit wordt gewaarborgd door de zogenoemde ‘Amsterdam-toets’, die de waarde en de negatieve gevolgen van door de overheid gefinancierde mediadiensten op nationaal niveau tegen elkaar afweegt.
Waarom hebben we deze toetsen? Omdat we met deze toetsen op nationaal niveau ingrijpen van de Commissie kunnen helpen voorkomen. De Commissie ontvangt steeds vaker klachten over grensgevallen waarin een publieke media-activiteit voor de burgers mogelijk geen duidelijke waarde heeft, maar wel aanzienlijke gevolgen heeft voor de markt. De Commissie is echter van mening dat herhaalde interventies in deze sector niet in de geest van het subsidiariteitsbeginsel zouden zijn. We willen daarom dat de lidstaten de verantwoordelijkheid voor het controleren van de marktgevolgen van staatssteun voor mediadiensten delen met de Commissie.
De Amsterdam-toets waarborgt dat nieuwe mediadiensten van publieke omroepen voorzien in de sociale, democratische en culturele behoeften van de kijkers en luisteraars, en beperkt de nevenschade van staatssteun voor particuliere ondernemingen tot een minimum. We zijn het er niet mee eens dat de Amsterdam-toets een ongerechtvaardigde administratieve last met zich mee zou brengen. Elke toets brengt natuurlijk werk met zich mee, maar de minimale inspanning die we vragen, is redelijk en noodzakelijk. In de eerste plaats wordt de toets alleen voorzien voor belangrijke en echt nieuwe diensten; hier laat ons ontwerp de lidstaten een grote beoordelingsvrijheid. Elke lidstaat kan zelf bepalen wanneer een nieuwe audiovisuele dienst het echt waard is om te worden getoetst. In de tweede plaats stelt het ontwerp pilots vrij van de toets. Publieke omroepen kunnen daardoor blijven experimenteren met nieuwe media zonder voorafgaande toetsen. In de derde plaats laat het ontwerp de lidstaten helemaal vrij in het kiezen van passende procedures die op de toets van toepassing zijn, en de instellingen die de toets uitvoeren. Het is tot slot het vermelden waard dat kleinere lidstaten, zoals België en Ierland, al zulke toetsen uitvoeren. De oplossingen die in deze landen zijn gevonden, zijn evenredig met de beschikbare middelen. Aangezien de toets tamelijk algemeen is, is het ook niet mogelijk inbreuk te maken op de redactionele vrijheid. De toets eist slechts dat een publieke mediadienst voorziet in de sociale, democratische en culturele behoeften van de samenleving en dat de gevolgen ervan voor de markt evenredig zijn. Om de redactionele onafhankelijkheid te waarborgen openen we in het ontwerp ook de mogelijkheid om de toets onder bepaalde omstandigheden te laten uitvoeren door een publieke omroep zelf.
Samenvattend wil ik zeggen dat de Amsterdam-toets moet worden gezien als een kans in plaats van als een bedreiging. De toets zal het mediapluralisme in de nieuwe mediaomgeving helpen behouden door de rechtvaardigheid en zekerheid te beschermen, zowel voor de commerciële media, met inbegrip van onlinekranten, als voor onze uitstekende publieke media.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Ivo Belet, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, beste collega's, mevrouw de commissaris, goedenavond, ik zou u vooral willen vragen om onze wensen van beterschap over te brengen aan mevrouw Kroes, uw collega, want wij hebben begrepen dat zij op een gladde ondergrond uit de bocht is gegaan. Wij hopen uiteraard dat mevrouw Kroes zo snel mogelijk weer terug bij ons is.
We gaan er uiteraard mee akkoord, mevrouw de commissaris, dat u er als Commissie garant voor staat en er ook in de toekomst garant voor wilt blijven staan dat er een gelijk speelveld is voor alle actoren op het audiovisuele veld, te weten voor zowel de publieke als de particuliere omroepen. Het is cruciaal voor een evenwichtig aanbod en het komt overigens de kwaliteit alleen maar ten goede.
Maar wat de Commissie nu voorstelt en wat collega Visser al heel duidelijk naar voren heeft gebracht, staat daar haaks op om diverse redenen. Ik wil vooraf even een kleine kanttekening maken, mevrouw de commissaris, bij wat u zonet zei, dat die markttoets zoals u die voorstelt nu al in o.a. België wordt toegepast; wel, voor een deel is dat waar, voor een deel is dat ook niet waar. Die markttoets, zo'n impactanalyse wordt inderdaad voor een deel al toegepast, o.a. door de omroepen zelf, maar niet volgens de modaliteiten zoals die worden voorgesteld in het door de Commissie ingediende voorstel; dat ziet er toch wel enigszins anders uit.
Ik wil u nog even zeggen wat onze bedenkingen bij het voorstel zijn. Mijn belangrijkste bezwaar is dat het vloekt met de Lissabon-strategie. Het is vandaag immers zo dat het in heel wat lidstaten uitgerekend de publieke omroepen zijn die de katalysator en de stimulator zijn van de innovatie in de media. Dat moet uiteraard zo blijven. Ik denk dat wat we nu doen met de administratieve betutteling die innovatie afremt, een verkeerde weg inslaan. Een ontwikkeling van nieuwe platformen, met name in de digitale context, op het breedband, op het internet enz., kost heel veel geld; dergelijke investeringen kun je het best zo breed mogelijk spreiden en gezamenlijk ontwikkelen. Particuliere en publieke omroepen kunnen dan samen op een gemeenschappelijk platform inhoud aanbieden en het is op het vlak van de inhoud dat de concurrentie zou moeten spelen, zodat de consument er maximaal van kan profiteren.
Maar versta ons niet verkeerd: we staan 100 procentachter een evenwichtige concurrentieverhouding tussen de publieke en particuliere omroepen. Er moet ruimte zijn voor beide om met kwaliteitsinhoud te komen. En dat de publieke omroepen daarbij verantwoording moeten afleggen over het geld, het overheidsgeld, waarmee ze omgaan, waarmee ze werken, is duidelijk; we zijn er echter van overtuigd dat deze manier niet de beste manier is. In dit verband zij gewezen op het Britse voorbeeld van de BBC, waar men allianties voorstelt tussen verschillende partners op het vlak van exploitatie, productie en distributie. Ik denk dat dat een goed voorbeeld is en ik verwacht van de Commissie op een zeer voluntaristische manier in die richting verder te willen meedenken.
Κaterina Batzeli, namens de PSE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de door het Franse voorzitterschap nagestreefde herziening van de fundamentele richtsnoeren voor staatssteun aan openbare omroepen is een uitermate actueel debat, niet alleen in het kader van het intern beleid van vele lidstaten maar ook met het oog op de positie van de omroep op Europees en internationaal niveau.
Tegelijkertijd blijkt echter uit de herziening van het telecommunicatiepakket – waarbij op Europees niveau de methode voor het verdelen van het radiospectrum en de criteria aan de hand waarvan dit moet geschieden, worden herzien – dat de regels die ten grondslag liggen aan de financiering van omroepen, van substantieel belang zijn voor de toekomstige regulering of deregulering van de diensten die verband houden met de informatiemaatschappij, de innovatie maar ook de verstrekking van diensten van openbaar economisch belang. Dat is het politieke vraagstuk dat wij moeten oplossen.
Het is duidelijk dat het debat over staatssteun in eerste instantie is toegespitst op de zogenaamde openbare omroepen - die elke lidstaat voor zich definieert - niet alleen omdat deze omroepen veel minder geld ter beschikking hebben maar vooral ook omdat zij belangrijke taken vervullen met het oog op het algemeen nut. In het UNESCO-verdrag, in het Protocol van Amsterdam maar ook in de mededeling van de Commissie van 2001 wordt de belangrijke rol van omroepen genoemd. Er is dus al een platform voor een duidelijke definitie van de rol van openbare omroepen.
Het dossier met de bespreking van staatssteun is nu open. Wij moeten, zoals u al zei, rekening houden met een aantal nieuwe gegevens, maar ook met een aantal dingen die, al dan niet gewild, worden gedaan omdat er verwarring heerst is tussen openbare en particuliere instanties.
Ik zal een aantal vraagstukken noemen. Het eerste vraagstuk betreft de definitie van opdracht tot openbare dienstverlening. Dit vraagstuk mag niet worden verward met het vraagstuk van het voor de dienstverlening gekozen financieringsmechanisme. De openbare televisie kan weliswaar commerciële activiteiten vervullen, en bijvoorbeeld inkomsten verwerven door reclametijd te verkopen, maar dat is door bepaalde regeringen, waaronder de Franse regering, veroordeeld en met nationale wetgeving onmogelijk gemaakt.
Anderzijds spelen de commerciële omroepen die onder de verplichting van openbare dienstverlening vallen, eveneens een belangrijke rol. Het naast elkaar bestaan van particuliere en openbare dienstverleners is een fundamenteel kenmerk van de Europese markt.
Ik wil ter afsluiting nog een vraagstuk noemen. De Commissie heeft een voorstel gedaan voor een voorafgaande markttoets wat staatssteun betreft. Daar zetten wij vraagtekens bij, niet omdat daarmee de subsidiariteit zou worden aangetast of overlapping optreedt, maar omdat moet worden nagegaan of deze markttoets verenigbaar is met de definities van staatssteun.
Tot slot wil ik erop wijzen dat het vraagstuk van de nationale steun aan radio-omroepen en media bekeken moet worden in het kader van de internationale betrekkingen. De Europese ondernemingen ondervinden immers concurrentie van internationale kolossen, en een strenge wetgeving zou het reilen en zeilen in Europa en het communautair acquis schaden.
Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen om het kort te houden. Uiteraard wil ook ik in de eerste plaats mijn vriendelijke groeten overbrengen aan commissaris Kroes, met de wens dat zij zich spoedig herstelt van haar val. Hier is bij de ingang van het gebouw veel zout gestrooid, maar kennelijk was dat elders niet het geval.
Wij bespreken hier vandaag een uitzonderlijk belangrijke kwestie. Daarom heeft dit debat eigenlijk voornamelijk ten doel de Commissie ertoe aan te zetten het Parlement bij dit vraagstuk te betrekken. Dat is de werkelijke bestaansreden van dit debat. Het ligt niet in onze bedoeling de discussie nu af te ronden, maar wij willen de zekerheid hebben dat wij hier, voordat de mededeling van de Commissie in de praktijk wordt gebracht, een echt debat zullen kunnen houden en dat iedereen daaraan actief zal kunnen deelnemen.
Waarom? Omdat hier niet alleen ons omroepmodel in het gedrang is. Er staat veel meer op het spel, want zoals wij allen weten – en hebben kunnen vaststellen tijdens het debat over de richtlijn audiovisuele mediadiensten – zijn de televisieomroepen niet meer hetzelfde als vroeger. In feite produceren zij inhoud die zij beschikbaar stellen via een lineair of niet-lineair platform, waarbij op beide gebieden een perfecte interactie optreedt. Het is dan ook niet langer geoorloofd om over de openbare radio- en televisieomroep te spreken alsof dit debat in de jaren tachtig of zeventig plaatsvindt.
Anderzijds spreekt het vanzelf dat dit debat hoe dan ook gevoerd moet worden, omdat niet alles wat tegenwoordig als openbare dienst staat aangemerkt dat ook werkelijk is en omdat niet alles waarvoor televisieomroepen openbare middelen gebruiken dat ook werkelijk waard is. Tegelijkertijd spelen openbare televisieomroepen een vitale rol bij de bescherming van onze culturele en linguïstische verscheidenheid – en dat is, denk ik, het grootste zorgpunt, voor ons, maar ook voor sommigen van onze collega’s hier in het Parlement – en eigenlijk ook bij het streven naar onderlinge samenhang tussen onze samenlevingen, aangezien zij in principe meer dan alleen maar directe winst najagen.
Het is dan ook belangrijk dat dit financiële evenwicht wordt beschermd. Wij moeten op zoek gaan naar nieuwe financiële modellen, wij moeten creatief zijn en dit broodnodige debat openen, maar wij moeten ervoor zorgen dat wij daarbij de huidige openbare televisieomroepen niet in gevaar brengen, aangezien die van het allergrootste belang zijn voor onze samenlevingen.
Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Commissie-Barroso had het afschaffen van Europese overregulering aangekondigd als een van haar belangrijke politiek doelstellingen. Bij de voorstellen die u nu doet, krijgen we eerder de indruk dat u overregulering in feite stimuleert. Uit hoorzitting die vorige week gehouden werd door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten is gebleken dat er ernstige twijfels bestaan ten aanzien van de vraag in hoeverre u nu in de bevoegdheden van de lidstaten treedt. Hetgeen nu op tafel ligt, riekt te zeer naar overregulering en dat kunnen wij niet aanvaarden.
Het is waar dat wij een evenwicht moeten vinden tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van openbare en commerciële omroepen. Dat betekent echter ook – met name in het digitale tijdperk – dat openbare omroepen, die staan voor kwaliteit, culturele diversiteit, voor culturele en maatschappelijke samenhang, mogelijkheden tot ontwikkeling moeten hebben in het digitale tijdperk. Dat eisen wij in het kader van de Lissabonstrategie. Als openbare omroepen deze mogelijkheden echter niet krijgen, veranderen ze in een dinosaurus. Dan zullen zij zich niet goed kunnen ontwikkelen.
Als we kijken naar de financiële en economische crisis, dan zijn we allemaal tot de conclusie gekomen dat markten gereguleerd moeten worden. Sociaal en ecologische reguleren is geen houding tegen markten, maar vóór eerlijke markten – en dat zijn gereguleerde markten. Dat geldt eveneens voor de verhouding waarin commerciële en openbare omroepen zich in de toekomst kunnen ontwikkelen, als wij succesvol willen zijn in de digitale wereld.
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, al 80 jaar heeft de publieke omroep de taak om het publiek veelzijdig te informeren. Het voortbestaan van die omroep wordt mogelijk door inzet van door de overheid verstrekt geld dat eventueel wordt opgebracht via een afzonderlijke belastingheffing op het kunnen horen of zien van radio en televisie. Eventueel kunnen deze middelen worden aangevuld met verenigingscontributies van leden van omroeporganisaties, zoals dat vanouds in Nederland gebeurt.
Daarnaast is in de afgelopen decennia de publieke omroep door overheden aangemoedigd om ook zelf geld te gaan verdienen. Dat gebeurt niet alleen door reclamezendtijd, maar ook door veel van het door de omroep verzamelde informatiemateriaal beschikbaar te stellen in de vorm van boeken en van beeld- en geluidsmateriaal. De verwachting is dat daardoor de band met de kijkers en luisteraars wordt versterkt, nieuwe doelgroepen worden bereikt en de kosten voor de overheid worden beperkt. Die in de loop der jaren verruimde taak levert geen problemen op zolang er geen commerciële omroep is die zich in zijn belang geschaad voelt.
Vanuit het perspectief van commerciële zenders, kan de veel oudere publieke omroep worden gezien als een concurrent die sterk wordt bevoordeeld, doordat deze kan beschikken over uitkeringen uit belastinggeld. De vraag is nu of voortaan het bestaansrecht van publieke omroepen niet langer in de eerste plaats moet worden afgeleid van hun nut voor de samenleving als geheel, maar van de mogelijke marktverstoring voor commerciële zenders. Publiek belang en particuliere belangen botsen niet meer. Daardoor krijgt de Europese Commissie te maken met tegenstrijdige wensen.
De toekomst van de publieke omroep komt in gevaar als de speelruimte ervan wordt ingeperkt in het voordeel van de ruimte voor winsten van commerciële bedrijven. Nóg slechter wordt het als dat gebeurt buiten dit Parlement om en ook de nadrukkelijk uitgesproken bezwaren van 19 van de 27 regeringen van de lidstaten worden afgewezen.
In de afgelopen jaren heb ik de Commissie een aantal keren gevraagd om van dit heilloze voornemen af te zien. Dat lijkt mij de enige mogelijke oplossing gezien de brede verontrusting die daarover nu ontstaat. Bovendien gaat het om de bevoegdheid van de lidstaten, niet van de Europese Unie. Ik kan me aansluiten bij de vragen en de stellingname van de heer Visser en de overige sprekers.
Μanolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, zoals de auteurs van de mondelinge vraag hebben gezegd en zoals ook de sprekers de vorige week tijdens de openbare hoorzitting in Brussel uitvoerig naar voren hebben gebracht, is het noodzakelijk de openbare televisie te zien als een instrument voor de burgers, als een instrument dat bovendien in grote mate beantwoordt aan zijn functioneringsverplichtingen.
De openbare dialoog, de onafhankelijke toezichthouder en de programmapluriformiteit – die gebaseerd is op de geschiedenis en cultuur van elke lidstaat – hebben bescherming nodig nu zich nieuwe technologieën ontwikkelen en omroepen als paddenstoelen de grond uit rijzen.
Met het oog op de gezonde mededinging moet de Commissie nieuwe methoden vinden om het openbaar belang te dienen en de openbare televisie te beschermen.
Vooral moeten de openbare taken van omroepen duidelijk worden omschreven. Er moet een betere beoordeling worden gemaakt van staatssteun, maar ook moet met het oog op de transparantie worden vermeden dat met de voorafgaande toets door de Commissie onnodige administratieve en financiële lasten worden gelegd op de schouders van de lidstaten en de openbare omroepen.
Er moeten in de nieuwe mediaomgeving eveneens efficiëntere controlemechanismen in het leven worden geroepen, en aangezien de openbare televisie een beslissende rol speelt in de culturele en taalkundige diversiteit, moet er bovendien voor gezorgd worden dat al deze media, maar ook de openbare omroepen en de televisie, in staat zijn niet alleen programma’s van hoge kwaliteit aan te bieden maar ook, in de concurrentie met andere aanverwante media, op positieve wijze het hoofd te bieden aan de hedendaagse uitdagingen door bijvoorbeeld gebeurtenissen van wereldbelang uit te zenden, zoals Olympische Spelen, wereldkampioenschappen, enzovoort. Juist dit laatste dreigt tegenwoordig helaas onmogelijk te worden omdat particuliere omroepen meer geld kunnen uitgeven en de openbare omroepen daardoor geconfronteerd worden met kosten die zij niet aan kunnen. Daardoor wordt de burgers de mogelijkheid ontnomen om naast de andere programma’s ook dergelijke gebeurtenissen gade te slaan.
Ter afsluiting wil ik er nog op wijzen dat mijns inziens hetgeen de markt momenteel te bieden heeft en de belangen van de commerciële omroepen – die in het geding zijn als de bevoegdheden en activiteiten van de openbare omroepen worden vastgesteld – op enkele uitzonderingen na niet stroken met het meer algemene belang. Dat is iets waar de Commissie serieus rekening mee moet houden.
Maria Badia i Cutchet (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ook ik wens commissaris Kroes een spoedig herstel toe.
Ik heb enkele algemene opmerkingen bij de herziening van de omroepmededeling. Om te beginnen vind ik het een goede zaak dat de Commissie deze herziening heeft aangevat, aangezien de inhoud van de mededeling van 2001 zodoende kan worden aangepast aan de veranderingen op zowel technologisch gebied als op het vlak van de communautaire wetgeving.
Bovendien blijft de hoofdgedachte van de mededeling van 2001 intact, namelijk de erkenning van de onontbeerlijke rol van de openbare radio- en televisieomroepen bij het in stand houden van een kwalitatief hoogwaardige democratie en een pluralistische samenleving. Ik denk daarbij vooral aan de beginselen volgens welke de lidstaten de uitvoering en de inhoud van de taken inzake openbare dienstverlening waarmee de desbetreffende overheidsorganen belast zijn, moeten definiëren en afbakenen en daarbij het financieringsmodel van hun keuze mogen hanteren op voorwaarde dat de vrije mededinging niet wordt verstoord.
Bovendien moet de uitvoering van de voornoemde taken bij formeel besluit worden toegewezen aan een specifieke entiteit of groep en moet worden voorzien in een externe en onafhankelijke controle. In dit verband wens ik de centrale rol van de regulerende instanties van de audiovisuele sector te benadrukken.
Anderzijds worden ook belangrijke nieuwe voorstellen gedaan. Ik ben vooral ingenomen met de controles vooraf op de levering van nieuwe diensten door openbare omroepen, op voorwaarde dat voldoende flexibiliteit gewaarborgd is, zodat de controles kunnen worden aangepast aan het institutionele model van elke lidstaat en geleidelijk kunnen worden toegepast.
Ten slotte ben ik van oordeel dat zorgvuldig moet worden onderzocht of het geoorloofd is de burgers een vergoeding of financiële compensatie te laten betalen voor het gebruik van bepaalde diensten die onder de audiovisuele openbare dienstverlening vallen, temeer daar de audiovisuele openbare dienstverlening in het verleden kosteloos en voor iedereen toegankelijk was en de aanneming van de nieuwe financieringsmodaliteit tot uitsluiting kan leiden. Ik hoop dat de Commissie met deze opmerkingen rekening zal houden.
Ieke van den Burg (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is duidelijk dat de kwestie waar het hier over gaat, de spanning is tussen enerzijds het publieke belang en zijn rol in de samenleving en anderzijds het effect op de eerlijke mededinging en het functioneren van de interne markt. De grenzen tussen publieke en commerciële omroepen, maar ook andere media, worden steeds vager. Dit is vooral het geval wanneer het gaat om nieuwe media zoals het internet, iPods, sms enzovoort.
Zoals sommige mensen hebben gezegd, lopen publieke omroepen vaak voorop in de innovatie van diensten. Het is evenwel duidelijk dat dit effect grensoverschrijdend is en de grenzen tussen mediasectoren overstijgt. Het is daarom belangrijk dat de omroepmededeling en het algemene kader van diensten van algemeen economisch belang onderling consistent zijn. Dit is een belangrijk punt dat we in de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement hebben besproken. Vooral de leden van de PSE-Fractie in deze commissie hebben benadrukt dat het belangrijk is grotere rechtszekerheid te creëren voor diensten van algemeen economisch belang, en we zouden graag zien dat hierover op politiek niveau een kaderrichtlijn en sectorwetgeving wordt vastgesteld.
De raadpleging over de ontwerpmededeling die nu voor ons ligt en door de Commissie is ingediend, vindt plaats tot 15 januari, en het is belangrijk nogmaals een duidelijk signaal af te geven dat dit meer horizontale algemene kader een belangrijk instrument zou zijn om discussies zoals deze discussie over publieke omroepen in een bredere context te plaatsen.
Het is belangrijk te zien wie de regels vaststelt, en welk evenwicht er is in de regels tussen marktbelangen en openbare belangen. Ik heb het onuitgesproken gevoel dat de markttoets die in de mededeling wordt genoemd, voorrang moet geven aan markt- en commerciële overwegingen in plaats van aan deze publieke overwegingen. Dit was onze bedoeling met de nieuwe horizontale regels voor diensten van algemeen economisch belang.
Ik ben een beetje verbaasd dat de PPE-DE-Fractie zich nu zozeer concentreert op deze specifieke kwesties, want zij was erg terughoudend met haar steun voor onze oproep voor het algemenere kader. Hier is een duidelijk voorbeeld dat het marktbelang – ook met betrekking tot omroepen – in dit soort discussies altijd zal domineren als je geen breder en duidelijk kader hebt dat meer nadruk legt op en voorrang geeft aan de aspecten van het openbaar belang.
Ik wil de gelegenheid aangrijpen om onze oproep te herhalen voor dit kader van diensten van algemeen economisch belang, dat het evenwicht tussen deze belangen horizontaal zou moeten herstellen ten gunste van het openbaar belang.
Emine Bozkurt (PSE). - Voorzitter, publieke omroep staat voor pluriformiteit, diversiteit, culturele diversiteit in Europa, hart van de democratie – ik heb het niet zelf bedacht, de Commissie zegt dit ook – en de publieke omroepen zijn van nationaal belang. Nu zijn er plannen voor een markttoets vooraf voor met name de nieuwe media-activiteiten. Ik denk niet dat het een goed idee is, omdat Brussel niet van tevoren moet willen dicteren hoe lidstaten hun publieke diensten inrichten. Hoe het publieke belang gediend wordt, moet mijns inziens op nationaal niveau beoordeeld worden en daarvoor is een verplichte markttoets niet noodzakelijk.
Ik wil verder ook iets zeggen over de bureaucratie. Ik denk dat het wel goed is om dingen te checken, maar we moeten ook uitkijken dat we niet meer regels, meer kosten gaan veroorzaken voor de verschillende lidstaten.
Verder, wat het aanbod betreft: ik denk dat we geen onderscheid moeten maken tussen oude en nieuwe diensten, want in de praktijk zie je ook dat die gewoon door elkaar heen lopen. Het is niet het een of het ander; televisieprogramma's gaan vaak gepaard met nieuwe diensten en andersom. Dus net zoals in Europa loopt dit ook door elkaar. Het gaat niet alleen om de markt, maar ook om het publieke belang van onze publieke omroepen, waarvoor iedereen, ook de Commissie, het belang onderschrijft. Ik wil graag van de Commissie horen of dit straks in de aangepaste versie van de mededeling terug te vinden zal zijn en of de verantwoordelijkheden daar worden neergelegd waar ze horen, namelijk bij de lidstaten, maar wel gepaard gaan met spelregels voor diensten van algemeen belang die opgesteld moeten worden in samenspraak met het Europees Parlement en de Raad.
Thomas Mann (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, openbare omroepen zijn meer dan alleen een economische factor. Ik was aanwezig bij de hoorzitting die vorige week in Brussel door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten werd gehouden. Daarbij werd vastgesteld hoe belangrijk informatie en Europese culturele en educatieve verscheidenheid zijn. Als 22 lidstaten tegen een herziening of aanscherping zijn, omdat we verschillende raamvoorwaarden en verschillende markten hebben, dan is het toch verkeerd om een uitgebreide administratie te willen, een tijdrovende beoordelingsprocedure zoals deze verplichte ex ante beoordeling of Europese bemoeienis met een enorm bureaucratisch concept.
Er zijn al controlerende organen voor openbare omroepen: de omroepraden. Wij zien toe op aanpassing aan technologische veranderingen. Wij zien toe op de maatregelen teneinde eerlijke concurrentie veilig te stellen. Ik maak deel uit van een dergelijk orgaan, als vertegenwoordiger van de Unie van Europese Federalisten bij de Hessische omroep [Hessischer Rundfunk]. Onze onafhankelijkheid wordt bij wet gegarandeerd. Wij worden wederom geheel terecht door de overheid gecontroleerd. Zo werkt een effectief mediabeleid.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Geachte Voorzitter, de staat is het met mijn collega's eens dat er wat betreft staatssteun voor openbare omroepen juridische verduidelijking nodig is. Wij hier in het Europees Parlement roepen daar al een hele tijd om. Maar ik zou ook op andere urgente zaken willen wijzen die de Commissie zo snel mogelijk dient op te lossen. Ik zal daar een drietal kwesties uit lichten. Allereerst dient er in de uitzonderingen van artikel vijf van de informatierichtlijn een ondubbelzinnige vermelding te worden opgenomen van gezamenlijke televisieantennes voor de ontvangst van digitale uitzendingen op met name coöperatieve woningblokken. Miljoenen burgers in de nieuwe lidstaten, waaronder de Tsjechische Republiek, zitten nu in verband hiermee met een probleem. Ten tweede wil ik de noodzaak voor meer steun noemen van de kant van de Europese instellingen ten behoeve van nauwere samenwerking tussen de nationale mediaraden voor radio en televisie, dit om te komen tot een betere tenuitvoerlegging van de bepalingen met betrekking tot de diensten van algemeen nut. En dan nog ten derde is er de noodzaak tot een betere coördinatie van de nationale toezichthoudende instanties voor de televisie met betrekking tot sancties voor ongepaste uitzendingen die een bedreiging vormen de zedelijke ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Androulla Vassiliou, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank u allemaal voor de zeer vruchtbare discussie, die ik zeker zal overbrengen aan mijn collega mevrouw Kroes.
Laat ik reageren op enkele van uw opmerkingen. Het Protocol van Amsterdam wijst op de noodzaak een evenwicht te vinden tussen financiering met overheidsgeld en de effecten daarvan op de mededinging. We willen dat de lidstaten het voortouw nemen hierin, want anders moeten wij het in Brussel doen op basis van klachten.
Het is ons doel de lidstaten meer mogelijkheden te geven om publieke omroepen te ontwikkelen, zolang de bepalingen inzake de mededinging in het Verdrag worden gerespecteerd. Publieke omroepen moeten blijven vernieuwen, moeten kennis blijven bijbrengen en natuurlijk amusement blijven bieden. De Commissie is het met deze doelen eens.
Het is aan de lidstaten om te bepalen hoe zij publieke omroepen willen financieren. Dit is duidelijk gesteld in het Protocol van Amsterdam. Publieke omroepen zullen vrij met nieuwe projecten kunnen experimenteren. De ontwerpmededeling maakt duidelijk dat pilots zijn vrijgesteld van de toetsen. We hebben altijd de mogelijkheid erkend om financiering te verlenen voor een openbare opdracht, die een breed aanbod omvat van gevarieerde en evenwichtige programma's van publieke omroepen. Dit zal ook in de toekomst zo blijven.
De Commissie wil ook een mengeling van publiek en commercieel waarborgen. De Commissie wil bevorderen dat publieke omroepen profiteren van nieuwe technologieën om zo te voorzien in de sociale, democratische en culturele behoeften van de samenleving.
De Amsterdam-toets stelt de lidstaten in de gelegenheid financiering te verlenen voor nieuwe mediadiensten van publieke omroepen. Hij beschermt het vermogen om mee te gaan met veranderingen in onze snel veranderende mediaomgeving. Tegelijkertijd is het ook in het openbaar belang dat de prikkels voor particuliere exploitanten worden behouden. Innovatie door zowel publieke als commerciële omroepen is belangrijk om de doelstellingen van Lissabon te verwezenlijken, en het spreekt vanzelf dat publieke omroepen ook vrij blijven om in de toekomst op commerciële basis zonder voorafgaande beoordeling met elk soort nieuwe dienst te beginnen.
Ik wil u verzekeren dat we de raadpleging heel serieus nemen. We zullen de tekst herzien om rekening te houden met gerechtvaardigde zorgen. Ik zal onze diensten vragen bij de aanpassing van het ontwerp rekening te houden met de voorstellen van het Parlement en de lidstaten.