23. De omzetting en toepassing van Richtlijn 2002/73/EG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (korte presentatie)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0491/2008) van Teresa Riera Madurell, namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, over de omzetting en toepassing van Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden [2008/2039(INI)].
Teresa Riera Madurell, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, de richtlijn waaraan het verslag refereert, is een gewijzigde versie van een richtlijn van 1978 over hetzelfde onderwerp die is opgesteld in het licht van het Verdrag van Amsterdam, de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en de nieuwe sociale realiteiten. De nieuwe versie bevat elementen die van essentieel belang zijn voor de bevordering van de rechten van vrouwen en dat is nu net de problematiek die in dit verslag wordt geëvalueerd.
De wettekst voorziet in een definitie van directe en indirecte discriminatie, intimidatie en seksuele intimidatie, verzoekt de lidstaten de werknemers ertoe aan te sporen maatregelen te nemen om alle vormen van discriminatie op grond van geslacht te voorkomen en beschermt de rechten van werknemers na een moederschaps- of vaderschapsverlof.
Met de uitvoering van deze richtlijn verbinden de lidstaten zich niet alleen tot het oprichten van organen die de bevoegdheid hebben om de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te bevorderen, te analyseren, ten uitvoer te leggen en te ondersteunen, maar verplichten zij zich er tevens toe de sociale dialoog aan te zwengelen teneinde de gelijke behandeling op de werkplek te bevorderen door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten en een solide planning. Zij verbinden zich er tevens toe de rol van ngo’s bij het bevorderen van gelijke behandeling te versterken, doeltreffende sanctiemaatregelen op te leggen aan wie de bepalingen van de richtlijn met voeten treedt en beschermingsmaatregelen ten uitvoer te leggen voor wie ondersteuning biedt aan slachtoffers.
Indien de Commissie het verslag had kunnen opstellen dat volgens de richtlijn om de vier jaar moet worden ingediend, zouden onze evaluatiewerkzaamheden relatief eenvoudig zijn geweest. Maar daarvoor hadden alle lidstaten de richtlijn binnen de vastgestelde termijn en op correcte wijze moeten omzetten en hadden zij alle nodige informatie aan de Commissie moeten doen toekomen. Dat was echter niet het geval toen wij met onze evaluatie begonnen.
Bij het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn hadden negen lidstaten nog geen informatie verschaft over de toegepaste omzettingsmaatregelen, waarop de Commissie evenzoveel inbreukprocedures inleidde, met als gevolg dat er vorig jaar in mei nog steeds procedures liepen tegen twee lidstaten. Bovendien had de Commissie vastgesteld dat de complexiteit en de toevoeging van nieuwe elementen in 22 lidstaten voor problemen met de omzetting van de richtlijn had gezorgd, ofschoon zij het merendeel van de gedetecteerde moeilijkheden via overleg hoopte op te lossen.
Om een nauwkeurig, nuttig en zo volledig mogelijk verslag te kunnen opstellen hadden wij extra gegevens nodig. Vandaar ons besluit om ook de lidstaten om informatie te verzoeken. Met de gegevens van de Commissie, de informatie van de lidstaten – die wij hebben ontvangen via de organen voor gelijke behandeling en de nationale parlementen – en de bijdragen van mijn collega’s uit de verschillende fracties zijn wij erin geslaagd een verslag op te stellen dat een duidelijk beeld geeft van het verloop van het omzettingsproces in elke lidstaat.
Na deze ervaring wil ik hier benadrukken dat de samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement onontbeerlijk is gebleken om onze werkzaamheden tot een goed einde te brengen. Zonder de informatie van de parlementen en de organen voor gelijke behandeling hadden wij dit verslag niet kunnen opstellen, of althans niet met dezelfde nauwkeurigheid, en ook niet zonder de vlotte samenwerking met de Commissie en de onschatbare steun van de diensten van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, het personeel van mijn kantoor en de diensten van mijn fractie. Ik wens aan al deze vrouwen – er zit geen enkele man bij – mijn oprechte dank te betuigen. Mijn dank ook aan de schaduwrapporteurs voor hun bijdragen en hun bereidwilligheid.
Wij hebben er van meet af aan naar gestreefd om nauwkeurig en nuttig werk te leveren dat bovendien het resultaat moest zijn van een zo breed mogelijke consensus, aangezien er behoefte bestond aan een duidelijk overzicht van de vorderingen die waren gemaakt met de omzetting van deze uitermate belangrijke richtlijn. Immers, zij reikt de Europese Unie bijzonder doeltreffende instrumenten aan om te waarborgen dat de lidstaten hun wetgeving inzake gelijke behandeling op de werkplek versterken, wat van fundamenteel belang is om de doelstellingen die wij onszelf als Europeanen hebben opgelegd te kunnen halen.
Wij mogen niet vergeten dat het werkloosheidspercentage van vrouwen in de Europese Unie nog steeds 28,4 procent hoger ligt dan dat van mannen en dat de doelstelling van Lissabon om de arbeidsparticipatie van vrouwen tegen 2010 te verhogen tot 60procent nog lang niet verwezenlijkt is. Daarbij komt nog dat vrouwen gemiddeld 15 procent minder verdienen dan mannen.
Als dit verslag bovendien ook nog het bewustzijn over deze problematiek vergroot, hebben wij reden om dubbel tevreden te zijn.
Androulla Vassiliou, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is blij met het verslag van het Parlement over deze belangrijke richtlijn, en wij willen mevrouw Madurell bedanken voor haar grote inspanningen hiervoor. .
Richtlijn 2002/73/EG is een belangrijk instrument voor de bestrijding van genderdiscriminatie ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, beroepsopleidingen, promotiekansen en arbeidsvoorwaarden. De richtlijn heeft gezorgd voor aanzienlijke verbeteringen van de communautaire wetgeving op dit gebied, met duidelijkere definities van typen discriminatie en een aantal innovatieve wettelijke oplossingen. Deze oplossingen omvatten onder andere bepalingen voor de bescherming van zwangere vrouwen en vrouwen met zwangerschapsverlof, de betrokkenheid van sociale partners en ngo's bij de waarborging van gendergelijkheid op de werkplek, en de oprichting van organen voor gelijke behandeling.
Dit verslag is met name van belang gezien de vele gevallen van ongelijkheid waarmee mannen en vrouwen op het gebied van werkgelegenheid nog steeds worden geconfronteerd. Hiermee wordt de aandacht van lidstaten, de Commissie, sociale partners en maatschappelijke organisaties gevestigd op de belangrijkste bepalingen van de richtlijn en wordt de noodzaak van een volledige tenuitvoerlegging benadrukt. Het verslag kan daarom bijdragen aan een betere naleving van de richtlijn en aan meer bewustzijn van de communautaire wetgeving voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
Als hoedster van de Verdragen zal de Commissie de tenuitvoerlegging van de richtlijn in alle lidstaten nauwgezet blijven volgen. De dialoog met de lidstaten in verband met inbreukprocedures zal worden voortgezet om te waarborgen dat de richtlijn correct ten uitvoer wordt gebracht.
Bij de uitvoering van haar rapportageverplichting onder de richtlijn zal de Commissie de eerste helft van dit jaar een verslag aannemen over de toepassing van de richtlijn in alle lidstaten. Dit verslag zal worden gecommuniceerd aan het Parlement en de Raad.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt dinsdag plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. (EN) – De Ierse Equality Authority wordt beschouwd als een toonbeeld van goede praktijken. Desondanks heeft de Ierse regering het budget van deze instantie onlangs met circa 43procent verlaagd en de decentralisatie van de instantie versneld, dit in een tijd waarin het algehele overheidsprogramma voor de decentralisatie van overheidsinstanties juist wordt stopgezet.
De heer Niall Crowley, Chief Executive Officer van de Ierse Equality Authority, heeft zelfs zijn ontslag als CEO ingediend met de mededeling dat “de Equality Authority niet-levensvatbaar is gemaakt door het besluit [...] om de financiering van de instantie met 43% te verlagen en om de decentralisatie van de medewerkers van de instantie voort te zetten” en dat “Het werk van de Equality Authority onherstelbaar in gevaar is gebracht”. Bovendien hebben inmiddels nog eens zes leden van het bestuur van de Equality Authority hun ontslag ingediend.
Dit verslag dringt er bij de lidstaten op aan de nodige capaciteiten te ontwikkelen en de organen voor gelijke behandeling en gelijke kansen voor mannen en vrouwen van adequate middelen te voorzien, zoals bedoeld in Richtlijn 2002/73/EG. Daarnaast brengt het in herinnering dat in de richtlijn wordt voorgeschreven dat de onafhankelijkheid van dergelijke organen gewaarborgd dient te worden.
De Ierse regering schendt duidelijk de richtlijn, want zij is klaarblijkelijk niet van plan een instantie waarvan zij de financiering bijna heeft gehalveerd en waarmee zij zodoende de helft van het bestuur heeft gedwongen ontslag te nemen, van voldoende middelen te voorzien, noch de onafhankelijkheid ervan te waarborgen.
Louis Grech (PSE), schriftelijk. (EN) – Gezien het aanhoudende verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft het werkgelegenheidspercentage, salarissen en de toegang tot bestuursfuncties, doe ik een oproep aan alle lidstaten om de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/73/EG te bespoedigen, terwijl zij er tegelijkertijd voor zorgen dat alle bepalingen van de richtlijn volledig en effectief worden omgezet in de nationale wetgeving. Nu zich een financiële crisis ontwikkelt, maak ik mij zorgen dat, door een te trage of kwalitatief gebrekkige tenuitvoerlegging van deze richtlijn, de genderongelijkheden waarschijnlijk zullen toenemen, dat de doelstellingen in de strategie van Lissabon niet zullen worden verwezenlijken, en dat wordt voorkomen dat het economische potentieel van de EU ten volle tot ontwikkeling kan komen.
Ook de keuze van bepaalde lidstaten om de werkingssfeer van de verboden typen discriminatie te beperken is betreurenswaardig, omdat zij hiermee Richtlijn 2002/73/EG slechts gedeeltelijk naleven. Het is teleurstellend dat sommige nationale wetgevers nog steeds voorbij gaan aan de vernietigende effecten van discriminatie en seksuele intimidatie op het moreel en de productiviteit van medewerkers, ondanks talrijke onderzoeken over dit onderwerp.
Voor een betere tenuitvoerlegging van anti-discriminatie- en anti-intimidatiepraktijken is het noodzakelijk om ook belanghebbenden op publiek niveau hierbij te betrekken. Dit kan worden bereikt door voorlichtingscampagnes, door het gebruik van ngo's en door formelere instrumenten zoals het opnemen van speciale bepalingen in collectieve overeenkomsten en nationale wetgevingen met betrekking tot gendergelijkheid.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De aanname van een Europese wet betekent het begin van het omzettingsproces naar nationale toepassingsbepalingen in elk van de lidstaten. Het Europees Parlement houdt nauwgezet toezicht op de omzetting van elke richtlijn. Een voorbeeld hiervan is het verslag van mevrouw Teresa Riera Madurell, waarin zij de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen onderzoekt.
De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid wijst er nadrukkelijk op dat er nog steeds sprake is van discriminatie op grond van geslacht op vele vlakken van het sociale en politieke leven. De trage en slechte implementatie van Richtlijn 2002/73/EG vormt een bedreiging voor de verwezenlijking van de strategie van Lissabon en de volledige ontwikkeling van het sociaaleconomisch potentieel van de EU.
Ik roep de Commissie en de lidstaten op om duidelijke, gedetailleerde en meetbare indicatoren voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in te voeren, evenals normen voor de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Ik heb er vertrouwen in dat het nieuwe instituut voor gendergelijkheid hieraan met zijn activiteiten aanzienlijk zal bijdragen.
Ik ben ervan overtuigd dat we een succesvolle omzetting van de richtlijn kunnen bereiken door beproefde praktijken te vergelijken en goede maatregelen te nemen op die gebieden waar discriminatie is geconstateerd.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Het deed mij genoegen op de website van het Europees Parlement te lezen dat het onderwerp gelijke behandelingen van mannen en vrouwen in 2008 het op twee na meest gelezen nieuwsonderwerp was. De enorme belangstelling in dit onderwerp toont echter dat er nog veel werk gedaan moet worden, met name op het gebied van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen. In dit opzicht is het verslag van Teresa Riera Madurell een succes, omdat hierin duidelijk wordt wat de rol van werkgevers en van de burgermaatschappij is in het bevorderen van gendergelijkheid.
Ik ben van mening dat de Commissie een uiterst belangrijke rol heeft in de strijd ten behoeve van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op de werkplek. Zij moet in eerste instantie controleren welke positieve maatregelen EU-lidstaten hebben genomen tegen de benadeling waarop vrouwen in hun loopbaan zijn gestuit. . Ik duid ook in het bijzonder op de integratie en de bewaking van het beginsel gendergelijkheid in de bestuurlijke en politieke besluiten van de lidstaten.
Wanneer de lidstaten eens in de vier jaar verslag doen aan de Commissie, moeten ze gelijktijdig in samenhang hiermee uiteenzetten welke concrete sancties worden opgelegd bij overtreding van deze richtlijn. Dit zou aanzienlijk bijdragen aan de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken.