Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik ben ingenomen met het compromis op basis waarvan de regeringen van de Europese lidstaten een tijdsplanning alsook actieplannen zullen opstellen ter vermindering van de risico's van het gebruik van pesticiden. Ik weet zeker dat de mensen in Europa blij zullen zijn met de vermindering van het aantal sproeivluchten, alsook met de instelling van beschermde zones ter bescherming van het drinkwater en de waterorganismen. Ik heb vóór deze richtlijn gestemd omdat deze strookt met mijn opvattingen over de bescherming van de volksgezondheid.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb mijn steun aan dit compromis gegeven omdat het logisch is om een duurzaam gebruik van pesticiden te maken. Volgens mij is het probleem dat er zo veel verschillende regels in de diverse lidstaten worden gehanteerd: in sommige landen wordt strikt de hand gehouden aan de opleiding en bijscholing van personen die met pesticiden omgaan en daar wordt dan ook een goed en duurzaam gebruik gemaakt van pesticiden, maar in andere landen is dat niet zo. Ik denk dat deze richtlijn een goede basis voor hogere normen in de gehele Europese Unie vormt. Dat is zowel goed voor de mensen die met pesticiden werken als voor degenen die ermee in contact komen.
Volgens mij gaat het om een zeer doelmatig pakket maatregelen, waar ik graag mijn steun aan heb gegeven. Tot slot wil ik de rapporteur nog graag feliciteren met haar verslag.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb eveneens mijn steun aan dit verslag gegeven. Het staat buiten kijf dat wij een regulerend systeem voor pesticiden nodig hebben. Dat staat niet ter discussie. Door het verslag-Klaß wordt het aantal controlemogelijkheden uitgebreid en wordt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tot de essentie beperkt.
Interessant genoeg was er wel een zeer emotioneel debat over gevaren versus risico’s met betrekking tot het verslag-Breyer, terwijl ik zelf altijd het gevoel heb gehad dat die discussie meer van toepassing is op het concrete gebruik van een product dan op het op de markt brengen ervan – en dat brengt ons dan weer bij het onderhavige verslag. Een breed scala aan gewone producten kan gevaarlijk zijn wanneer de instructies voor het hanteren en het gebruik ervan worden genegeerd. Het feit dat een product op de markt verkrijgbaar is, vormt op zich geen risico voor de consument, het milieu of de gebruiker van dergelijke producten. Pesticiden zijn alleen maar gevaarlijk indien degene die ermee werkt niet weet wat hij of zij aan het doen is, indien de toepassingsapparatuur gebreken vertoont, indien er onvoldoende aandacht wordt besteed aan het aquatisch milieu of indien die pesticiden niet op de goede manier worden opgeslagen en geen onderdeel vormen van een geïntegreerd plan voor de bestrijding van plagen. Er dient overigens zorgvuldig omgegaan te worden met het concept van vermindering van het kwantitatieve gebruik, aangezien dit weliswaar zou kunnen leiden tot veel minder spuiten van pesticiden, maar dan wel in hogere concentraties.
Zoals elke landbouwer weet, komt het er uiteindelijk op neer dat deze middelen zo weinig mogelijk gebruikt dienen te worden.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag nog even terug willen komen op het plenaire debat van gisteren. Ik heb voor de nieuwe verordening gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat het een goed instrument is voor het opsporen van nieuwe en veilige alternatieve gewasbeschermingsmiddelen. Ik vind het heel positief dat wij hier in het Parlement zijn gekomen tot een wederzijdse erkenning van goedgekeurde pesticiden volgens geografische zones. Ook de nieuwe lijst van verboden stoffen die is opgesteld op basis van wetenschappelijke inzichten en die carcinogene en genotoxische stoffen bevat, alsook stoffen met een neurotoxische en een immunotoxische werking, is een verdere stap voorwaarts. Zoals gisteren door de commissaris werd aangegeven, gaat het hier om een relatief laag percentage van de nu nog in gebruik zijnde stoffen. Het is echter van absoluut belang dat deze vereisten eveneens voor ingevoerde producten gelden. Commissaris, ik had nog bij andere verslagen om het woord gevraagd, maar heb dat niet gekregen. Deze verslagen zijn echter reeds gebruikt ter toelichting en er is inmiddels ook over gedebatteerd, dus ik vertrouw erop dat zij in schriftelijke vorm zullen worden goedgekeurd.
Diana Wallis (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik moet iets opbiechten. Sinds mijn kindertijd is er één groente die ik niet kan uitstaan: erwten. Helaas heb ik de pech dat ik een van de grootste erwtenproducerende gebieden van Engeland vertegenwoordig en dat stelt mij bij het veslag-Breyer voor een groot probleem. Ik ben het weliswaar eens met de doelstellingen van de onderhavige wetgeving om de gezondheid van ons milieu en van alle individuele mensen te bevorderen, maar tegelijkertijd vormt die wetgeving in potentie een reële bedreiging van een enorme landbouwindustrie in mijn regio.
Na een grondig gewetensonderzoek heb ik mij van stemming onthouden, maar ik wil graag duidelijk stellen dat ik van mening ben dat onze wetgevingsprocedure in dit opzicht tekort schiet. Uiteindelijk hebben wij zo veel informatie gekregen – tegenstrijdig en anderszins – dat ik, en ik denk met mij vele anderen, graag een derde lezing of een bemiddelingsprocedure hadden gehad, zodat wij met alle belangen rekening hadden kunnen houden.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik vond dit een bijzonder moeilijke beslissing. Het verslag was naar mijn idee in het algemeen zeer evenwichtig en constructief. Het verslag was daarnaast absoluut gericht op het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier.
Ik heb echter mijn twijfels over situaties waarin wij besluiten nemen over de goedkeuring van een bepaald middel aan de hand van de vraag of dat middel een gevaar vormt of niet, terwijl er geen rekening wordt gehouden met de mogelijke blootstelling aan dat middel. Ik vind dan ook dat er effectbeoordelingen op een wetenschappelijke basis uitgevoerd dienen te worden.
Als ik met burgers van de EU praat, komt voortdurend ter sprake dat de Europese wetgeving niet altijd proportioneel is. Dat is dan ook een van mijn zorgpunten. Hoewel ik vind dat het verslag nu al getuigt van flexibiliteit, ben ik van mening dat er nog meer flexibiliteit nodig is. Ik vind het daarbij van essentieel belang dat wij meer wetenschappelijk bewijs krijgen ter ondersteuning van deze kwestie. Ik weet dat er een voorzorgsbeginsel is en dat wij daar rekening mee moeten houden, maar besluiten dienen ook op bewijzen gebaseerd te zijn. In dit geval zou ik dus graag iets meer bewijzen willen zien.
Neena Gill (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is noodzakelijk dat wij efficiënt en effectief gebruik van pesticiden maken. Terwijl de bescherming van het milieu en het waarborgen van de volksgezondheid parallel lopen, vind ik dat wij een evenwicht moeten zoeken tussen de behoeften van consumenten en producenten. Hoewel ik het streven in het verslag-Breyer toejuich om de bureaucratie terug te dringen, kan ik er toch niet mijn steun aan geven.
Ik heb met een aantal deskundigen, landbouwers en NFU-vertegenwoordigers in de West Midlands, mijn kiesdistrict, gesproken. Zij zetten allemaal grote vraagtekens bij de effecten die dit verslag op de gewasopbrengst zal hebben. Ik deel hun bezorgdheid. Mijn grootste probleem is echter dat de Commissie geen adequate effectbeoordeling heeft uitgevoerd. Dat betekent dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor de gevolgen die dit verslag voor de landbouw heeft.
In een tijd dat de voedselprijzen wereldwijd stijgen, geloof ik niet dat het nu een goede zaak zou zijn om als een soort automatische reflexreactie maatregelen in te voeren die een negatief effect op de voedselproductie kunnen hebben. Dat is de reden dat mijn delegatie een amendement heeft ingediend voor een grondige effectbeoordeling. Die had overigens al veel eerder moeten plaatsvinden.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, net als andere collega’s, wil ik graag opmerken dat dit een zeer moeilijk dossier was. Terwijl Diana Wallis zich zorgen maak over de erwten, kunt u zich ongetwijfeld voorstellen dat in Ierland de aardappelen op ons menu en op onze agenda staan. In het algemeen ben ik echter van mening dat wij over een veel beter voorstel en pakket hebben gestemd dat wat er oorspronkelijk ter tafel lag – ik wil degenen die aan dit verslag gewerkt hebben daarmee dan ook graag complimenteren.
Sta mij toe om hierover nog even iets te zeggen, waarbij ik mijn belangrijkste punt het laatst aan de orde zal stellen. Volgens mij zijn wij nu in een situatie beland waarin landbouwers bij de agrochemische industrie moeten lobbyen om veiliger alternatieven te gaan produceren zodat zij voedsel kunnen blijven produceren. Ik denk dat er in dat lobbyen net zo veel energie gestopt zou moeten worden als in het verleden is gebeurd.
Wat de import van voedsel betreft, dient de Commissie aandacht te besteden aan de welgemeende bezorgdheid van de landbouwers en producenten in de EU dat zij wél een verbod krijgen om bepaalde middelen te gebruiken, terwijl dat in derde landen nog steeds is toegestaan. Wij moeten zorgen dat hierover duidelijkheid bestaat, willen wij de landbouwers aan onze zijde krijgen.
Ashley Mote (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen dit verslag gestemd omdat het voorstel in wezen gewoonweg door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en een aantal commissarissen is gekaapt. De rapporteurs hadden gisteren de mond vol over standaardisering, terwijl dit naar verluidt toch een Unie van diversiteit is. Als er één gebied is waarop behoefte aan inzicht, discretie en diversiteit bestaat, dan is het wellicht dit gebied wel.
In wezen ging het hier om een agrarische kwestie, maar de Deense commissaris voor de landbouw heeft zich geen enkel moment laten zien en dat is een schande. Daar ligt uiteraard een belangenconflict aan ten grondslag, aangezien de Denen hun drinkwater niet verwerken nadat het uit de grond is gekomen.
De landbouwers in mijn gedeelte van de wereld voelen zich in de steek gelaten en, eerlijk gezegd, ook beledigd door de veronderstelling dat zij geen idee hebben waar zij mee bezig zijn en dat wij ze dat dan maar even moeten gaan vertellen. In wezen heeft u hierdoor weer een nieuwe groep toegevoegd aan degenen in het Verenigd Koninkrijk die eerlijk gezegd de interventies van de Europese Unie verafschuwen.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben over dit verslag van alle kanten overdreven claims en angsten gehoord. Het was moeilijk om feiten van fictie te onderscheiden en een besluit te nemen over het eigen stemgedrag.
Hoewel ik de zorgen van de Ierse zachte fruitsector, de aardappelindustrie en de graanproducenten onderken omdat ik hierover met hen heb gesproken, heb ik het compromis toch gesteund. Naar mijn gevoel zijn de aangebrachte verbeteringen onze steun waard, ook al heb ik nog steeds een aantal twijfels. Ik heb dit verslag gesteund omdat een bemiddelingsprocedure naar mijn idee het slechtst denkbare resultaat zou zijn. De uitzondering die gedurende een periode van vijf jaar mogelijk is voor essentiële gewasbeschermingsprojecten (met een eventuele verlenging mocht dat noodzakelijk zijn), vormt een belangrijk vangnet. Dit is tevens een stimulans voor de agrochemische sector om alternatieven te onderzoeken en te produceren.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, kijkend naar het Europese project wordt de kern daarvan volgens mij gevormd door de dialectiek. Wij praten over democratie, maar negeren de democratische wil zoals die geuit is in referenda in Frankrijk, Nederland en Ierland. Wij praten over voedselzekerheid, maar brengen een verslag in stemming dat in potentie de voedselproductie in de Europese Unie kan ondermijnen. Wij praten over hulp aan burgers en landbouwers in armere landen, maar als gevolg van deze stemming wordt thans opgeroepen om de import van landbouwers te verbieden die pesticiden hebben gebruikt die in de Europese Unie nu verboden zijn.
Ik heb een eenvoudig verzoek aan mijn collega’s in dit Parlement en aan de Commissie: laat ons in de toekomst toch alsjeblieft rekening houden met de onbedoelde gevolgen van onze wetgeving. Ik ben het eens met wat mevrouw Wallis over het wetgevingsproces zei en dat er eigenlijk een derde lezing had moeten zijn. Ik ben het ermee eens dat dit verslag er te snel doorheen is gejaagd en ik denk dat iedereen het erover eens is dat er sprake is van een ontoereikende effectbeoordeling op wetenschappelijke basis. Laten wij ervoor zorgen dat dit niet nog een keer gebeurt.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb getracht om het compromis te ondermijnen door tegen deze onderdelen van het verslag te stemmen. Ik zal dat toelichten aan de hand van een brief van James Mowbray, een landbouwer uit mijn regio in de buurt van Skegness.
Hij schrijft als volgt: Ik gebruik zelf al meer dan veertig jaar gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb bij het toepassen van die producten altijd rekening gehouden met andere mensen en met dieren. Mijn gezondheid en het milieu hebben er niet onder te lijden gehad. Ik vind het dan ook verontrustend dat een eventueel verbod op veel producten, inclusief de triazoolfungiciden, niet op wetenschappelijke argumenten is gebaseerd. Dat is nadelig voor mijn bedrijfsvoering en vermindert tevens de beschikbaarheid van voedselproducten van eigen bodem.
Ik heb dergelijke opmerkingen niet alleen van hem, maar letterlijk ook van honderden anderen ontvangen, zoals van Empire World Trade, gevestigd in Spalding in Lincolnshire, van John Manby uit Parker Farms in Leicester, van John Clark uit Nottinghamshire, van Jonathan Reading en, als gezegd, van honderden anderen. Daarom heb ik met mijn stem getracht om dit compromis te ondermijnen.
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, nu deze stemming achter de rug is en alle argumenten zijn gehoord, wil ik graag op iets terugkomen dat in dit debat en in de Parlementaire commissie ook aan de orde is geweest. Ik doel enerzijds op het duidelijke wantrouwen bij landbouwers en anderzijds op de veronderstelling die bij velen heeft postgevat dat die landbouwers op een of andere manier vijanden van de gezondheid en het milieu zouden zijn. Ik heb juist het tegenovergestelde ervaren. Landbouwers in Ierland waren en zijn juist eigenlijk rentmeesters die al duizenden jaren het milieu beschermen en in stand houden; zij zorgen ervoor dat het milieu levensvatbaar, schoon en productief is. Die landbouwers staan ook aan de basis van onze gezondheid. Zij produceren het goede voedsel dat de basis van onze goede gezondheid vormt. Ik wil er bij u op aandringen om het vertrouwen in onze landbouwers te herstellen. Zij doen hun best om onder moeilijke omstandigheden om – in weer en wind, ondanks plagen en, uiteraard, ondanks het EU-beleid – ons voedsel te produceren.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. – (EN) Wij hebben zojuist gestemd over een overeenkomst voor de burgerluchtvaartveiligheid. Hoewel vliegen een van de veiligste transportmiddelen is, kunnen er nooit maatregelen worden genomen die té veilig zijn.
Deze discussie houdt echter ook verband met een ander soort veiligheid. Sinds de verschrikkelijke terroristische aanslag op de Twin Towers zijn er op dat vlak talloze veiligheidsmaatregelen genomen. Net als bij de vliegveiligheid, kun je nooit zeker genoeg zijn. Het terrorisme slaat immers toe op momenten dat wij ons té veilig voelen.
Uiteraard moet er een goed evenwicht gevonden worden tussen de rechten en vrijheden van burgers en veiligheidsmaatregelen. Bij het maken van keuzes moeten er echter wel duidelijke prioriteiten worden gesteld. Zo is er bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van de gegevensbescherming behoorlijk wat weerstand tegen het uitwisselen van passagierslijsten. Wij kunnen echter toch niet ontkennen dat er op basis van die lijsten een diepgaandere analyse mogelijk is dan bij de grenscontroles.
Wij leven in een nieuw tijdperk. Onschuldige slachtoffers worden een gericht doelwit, waarbij specifiek ook gekeken wordt naar burgers uit bepaalde landen. In dergelijke omstandigheden mogen wij toch niet verwachten dat die landen niet alles in het werk zullen stellen om de belangen van hun burgers te beschermen.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ook de Roemeense luchtvaartindustrie er direct baat bij heeft. De via onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst heeft in grote lijnen de structuur van een klassieke overeenkomst op het gebied van luchtvaartveiligheid; zij is gebaseerd op wederzijds vertrouwen in het systeem van de ander en op de vergelijking van regelgevingsverschillen. Dat heeft tot gevolg dat zij voorziet in verplichtingen tot en methoden voor samenwerking tussen een exporterende en een importerende autoriteit. De manier om deze doelstelling te bereiken, namelijk de wijze van samenwerking en het wederkerig aanvaarden van de certificeringsbevindingen van de ander op het gebied van luchtwaardigheid en onderhoud, zijn beschreven in de bijlagen bij de overeenkomst. Op dit punt wijkt het akkoord af van de klassieke overeenkomsten, waar deze maatregelen doorgaans op het niveau van de burgerluchtvaartautoriteiten worden verwerkt in afzonderlijke niet-bindende regelingen. De bijlagen geven in aanzienlijke mate de inhoud weer van de communautaire uitvoeringsvoorschriften inzake luchtwaardigheid (Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie) en onderhoud (Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie). Deze kan door de partijen worden aangepast door middel van een besluit van de Bilaterale Raad van Toezicht.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De luchtvaartovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten (VS) hebben alles te maken met de liberalisering van het luchtvervoer.
Deze op het niveau van de EU – of liever: de Europese Gemeenschap (de enige entiteit met rechtspersoonlijkheid) en haar communautaire eenheidsmarkt, die men nu geheel wil liberaliseren – gesloten overeenkomsten hebben de neiging de bilaterale akkoorden die tussen de afzonderlijke lidstaten en de VS zijn gesloten, naar de achtergrond te schuiven.
Zoals reeds aangegeven in andere door het Europees Parlement aangenomen resoluties zijn we uiteraard voorstanders van het garanderen van een hoog beschermingsniveau voor de burgerluchtvaart en van maatregelen die leiden tot zo laag mogelijke economische kosten als gevolg van de verdubbeling van het voorgeschreven toezicht op de toestellen. We moeten daarbij echter wel op twee belangrijke punten wijzen: (1) dat voormelde processen niet gericht zijn op het creëren van betere omstandigheden voor een verdere liberalisering van het luchtvervoer, door het harmoniseren van de regels, en (2) dat deze processen niet bijdragen tot een harmonisering, van onderaf, van de veiligheidsnormen, zeker niet wanneer veiligheid, het terugdringen van de kosten en liberalisering met elkaar vermengd worden. Want dan gaat het in de eerste plaats om winst en concentratie.
Wij zijn voorstander van het luchtvervoer in de vorm van een openbare dienst, die in elk land door openbare ondernemingen wordt verleend. De kwaliteit en de veiligheid van de aan de burgers verleende diensten zouden dan door die ondernemingen worden gegarandeerd.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. – (DE) Ik stem in principe in met het verslag over de burgerluchtvaart van Paolo Costa.
Het is nodig dat de EU en de VS met behulp van deze overeenkomst op een lijn komen. In dit overzeese partnerschap is het echter absoluut noodzakelijk om werkelijke partners te zijn, niet alleen maar op papier. Er moeten criteria worden gevonden waaraan beide partijen zich moeten houden.
In geval van niet-nakoming, hetzij van de kant van de EU, hetzij van de kant van de VS, is een herroepbare variant van de overeenkomst onontbeerlijk.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stemde voor het aannemen van het verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid (A6-0468/2008). Ik ga akkoord met het voorstel van de rapporteur inzake deze overeenkomst.
Ik ben van mening dat de doelstellingen van deze overeenkomst gerechtvaardigd zijn. Het gaat hier met name over het vereenvoudigen van de handel in goederen en diensten die onder de overeenkomst vallen, het beperken van de dubbele beoordelingen, testen en controles tot significante reguleringsverschillen en het gebruik van een certificatiesysteem waarmee elke partij kan nagaan of aan de eisen van de andere partij wordt voldaan.
Ik hoop dat de uitvoering van bovengenoemde overeenkomst zal worden aangemoedigd door een wederzijds vertrouwen in de handelwijzen van de andere partij.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Net zoals de rapporteur van het Europees Parlement die het wetgevingsverslag over de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) heeft opgesteld, ben ik ingenomen met de via onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst met de Verenigde Staten over de wederkerige aanvaarding van certificaten op het gebied van burgerluchtvaartveiligheid.
Deze overeenkomst betekent een belangrijke stap voorwaarts op weg naar de uitbreiding van de trans-Atlantische samenwerking, wat een van de prioritaire doelstellingen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten is. Zij schept gunstige voorwaarden voor de heropleving van de handel in goederen en diensten in de burgerluchtvaartsector tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, waarbij Europa ongetwijfeld baat zal hebben. De overeenkomst biedt meer garanties op het gebied van zowel de veiligheid als de verenigbaarheid van producten, onderdelen en vliegtuigen met de hogere milieubeschermingseisen. Gelet op deze omstandigheden is het te hopen dat de beginselen van het gemeenschappelijk Europees luchtruim in de toekomst ook zullen worden toegepast op de trans-Atlantische samenwerking, en dat de samenwerking en de tenuitvoerlegging van nieuwe technologieën op onderzoeksgebied zullen worden versterkt op basis van de samenwerking tussen SESAR en NextGen.
Ik ben van oordeel dat deze overeenkomst op de lange termijn zal bijdragen aan de voor beide partijen bevorderlijke uitbreiding van het samenwerkingskader tussen EASA en FAA, waarbij de luchtvaartmaatschappijen, de luchtvaartindustrie en vooral ook de passagiers direct voordeel zullen hebben.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Voor de toekomst van het externe vervoersbeleid zijn goede betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van groot belang. Deze overeenkomst betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid is gebaseerd op wederzijds vertrouwen in het systeem van de ander en op de vergelijking van reguleringsverschillen. Met deze overeenkomst proberen we de handel in goederen en diensten vallend onder de overeenkomst te faciliteren, en de dubbele beoordelingen, tests en controles zo veel mogelijk tot significante reguleringsverschillen te beperken. We creëren zo ook een kader voor een soepele dagelijkse toepassing, zodat technische kwesties die voortvloeien uit de uitvoering kunnen worden opgelost via een systeem van permanente samenwerking en overleg. Deze overeenkomst is voor de externe dimensie van het Europees vervoersbeleid van fundamenteel belang, reden waarom ik vóór dit verslag heb gestemd.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil verklaren dat ik voor het verslag van de heer Costa heb gestemd over het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid, naar aanleiding van het voorstel voor een beschikking van de Raad.
Ik ben het eens met de rapporteur dat het Parlement een positief advies zou moeten uitbrengen over het sluiten van de overeenkomst. Deze komt namelijk neer op een duidelijke stroomlijning van het producten- en dienstenverkeer tussen de twee partijen in de sector van luchtwaardigheid en onderhoud, met vermijding van dubbele beoordelingen en controles van conformiteit aan de veiligheidseisen, die tot nu toe steeds moeten worden herhaald, hoezeer ze ook op elkaar lijken. Verder geloof ik wel dat het verstandig is de overeenkomst aanvankelijk op voorlopige basis toe te passen, zodat eventuele praktische bezwaren of uitvoeringsproblemen opgespoord en weggenomen kunnen worden voordat tot definitieve goedkeuring wordt overgegaan.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag voor een beter Europees vennootschapsrecht gestemd.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag over de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten gestemd omdat deze rechtshandelingen leiden tot fundamentele wijzigingen van de rechtspositie van handelsvennootschappen. De Europese Unie dient tevens de nodige maatregelen te nemen om een uniforme en geharmoniseerde maar tegelijkertijd doeltreffende regelgeving tot stand te brengen.
Ik heb ook voor gestemd omdat ik advocaat ben, en ik zal het Europees Parlement blijven steunen in zijn inspanningen om de fiscale, economische, burgerlijke en strafrechtelijke wetgeving te harmoniseren en op Europees niveau te codificeren.
Dragoş Florin David (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg geen gewag maakt van het taalgebruik dat moet worden toegepast in hogere voorzieningsprocedures (tegen besluiten van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de EU). Het bevat met andere woorden geen equivalent voor artikel 110 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, na het laatste gewapende conflict in de Balkan liepen de reacties van de Europese lidstaten op dit onderwerp erg uiteen. Maar door het actieve engagement in de bestaande situatie bevestigde de EU dat de Balkan een belangrijke regio is die integraal deel uitmaakt van Europa. Daarom hebben we de plicht om deze landen te steunen in hun streven naar stabiliteit en volledige democratie. Ik ga akkoord met het verslag van mijnheer Belder, omdat het de noodzaak van steun voor de Balkanstaten benadrukt en deze staten als individuele, onafhankelijke partners behandelt.
Daarnaast is het een goede zaak dat het verslag de behoefte aan een gemeenschappelijk energiebeleid onderstreept. We hebben dringend een diversificatie van energieleveranties nodig, wat niet alleen ten goede zal komen aan de EU, maar aan heel Europa.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) In het verslag van de heer Belder wordt de huidige situatie van de economische en handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en deze steeds instabieler wordende regio in ogenschouw genomen; een regio met veel landen die kandidaat zijn voor het lidmaatschap van de EU. Die EU is een belangrijke partner voor dit gebied om enerzijds de economische en handelsbetrekkingen in stand te houden en anderzijds een stabiele, permanente vrede te bevorderen.
De kracht van de EU als economische partner én als model voor sterke maatschappelijk organisaties, een daadkrachtige overheid en dynamische instellingen, dient gebruikt te worden om de vooruitgang in de regio te stimuleren. Dit dient te gebeuren op basis van een drievoudige en gedifferentieerde aanpak waarbij rekening gehouden moet worden met de relatieve verschillen tussen de landen in de regio. Daarnaast dienen associatieovereenkomsten te worden gesloten en moeten tot slot ook andere vormen van ondersteuning worden verleend. Dat is een goede en duidelijke methode om kwesties op het gebied van de onderontwikkeling aan te pakken en een intensieve regionale en internationale samenwerking te bevorderen.
Als middel om een blijvende vrede tot stand te brengen en de idealen te bevorderen waaraan wij ons allen hebben verbonden, kan ik het verslag van de heer Belder steunen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik ben mij ervan bewust dat het verslag–Belder uitsluitend betrekking heeft op de economische en handelsbetrekkingen met de Westelijke Balkan en op de evidente noodzaak dat de Europese Unie ondersteuning biedt bij de wederopbouw van deze landen, zowel op economisch als op juridisch, politiek en sociaal gebied.
Het verbaast mij echter dat er in het verslag, ondanks de bevestiging dat deze steun, net als het associatieproces, gedifferentieerd en aan ieder land afzonderlijk aangepast moet zijn, niet daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in elk van deze landen. Servië wordt bijvoorbeeld niet eens genoemd.
Bovendien is het Parlement, dat altijd zo snel een oordeel klaar heeft over schendingen van de mensenrechten overal ter wereld en dat immer hamert op bepalingen over de mensenrechten in verdragen over internationale samenwerking, er warempel in geslaagd een verslag over de Balkanlanden aan te nemen zonder ook maar één keer aandacht te schenken aan de dramatische en ontoelaatbare situatie van de Servische bevolkingsgroepen in Kosovo, die paria's zijn geworden op het grondgebied van hun voorvaderen. Het is zelfs zo dat het Parlement zichzelf feliciteert met de honderden miljoenen euro's die worden uitgekeerd aan de autoriteiten die deze situatie veroorzaken, in stand houden of tolereren.
Vural Öger (PSE), schriftelijk. – (DE) Het versterken van de economische betrekkingen met de Westelijke Balkan is zowel voor de EU als voor de Westelijke Balkan van groot belang. Daarom ben ik zeer verheugd dat het Europees Parlement zich intensief met deze thematiek heeft beziggehouden en dat we vandaag het verslag–Belder hebben aangenomen. Aangezien de toekomst van de landen van de Westelijke Balkan in de EU ligt, is economische en politieke toenadering tot de EU zeer belangrijk. Om deze landen langdurig aan de EU te binden, moet de ontwikkeling van hun markteconomieën en de regionale samenwerking worden gestimuleerd.
Daarom zijn constructieve en positieve signalen uit het Europees Parlement ook belangrijk. Het is in het belang van de EU ervoor te zorgen dat politieke stabiliteit, rechtszekerheid en daarmee ook goede kadervoorwaarden voor buitenlandse investeringen in deze landen worden gecreëerd. Het verslag–Belder onderstreept dat het niveau van economische betrekkingen afhangt van de vorderingen van ieder land afzonderlijk. Verder zou de EU zich ten doel moeten stellen om de nationale economieën van de landen van de Westelijke Balkan te diversifiëren. Al deze belangrijke aspecten zijn in het verslag te vinden. Ik ben ervan overtuigd dat een positieve ontwikkeling van de economische betrekkingen tussen de EU en de Westelijke Balkan voor alle landen van het Europees continent gunstig zal zijn en ik kijk uit naar de concrete uitvoering van onze voorstellen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik geef te kennen dat ik voor het verslag van de heer Belder over de handels- en economische betrekkingen met de Westelijke Balkan heb gestemd.
Ik kan mij vinden in de mening van mijn collega dat de Europese Unie een fundamentele rol kan spelen in het proces van economisch en politiek herstel in de landen van de westelijke Balkan, in het vooruitzicht van hun toetreding tot de Europese Unie, allereerst in termen van stabilisatie van de politieke situatie, en vervolgens in handels- en economisch opzicht.
Ik wil echter ook benadrukken dat de Unie in ieder afzonderlijk land de situatie inzake het respect voor de mensenrechten en de democratische beginselen grondig onder de loep moet nemen en evalueren. Ik doel met name op Kroatië en het feit dat zovele Italiaanse expats nog steeds openlijk in dat land gediscrimineerd worden, ondanks dat Kroatië officieel kandidaat is voor toetreding tot de EU. Dit staat naar mijn gevoel haaks op de situatie van Servië, aan wie alleen maar de status van potentiële kandidaat is toegekend. Het is te hopen dat de Unie zich voor dat land meer openstelt dan tot nu toe is gedaan.
Flaviu Călin Rus (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag over handel en economische betrekkingen met de Westelijke Balkan gestemd (A6-0489/2008) omdat de ontwerpresolutie van het Europees Parlement ook uitdrukking geeft aan het advies van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling, waarvan ik lid ben.
De economische groei en de ontwikkeling van de Westelijke Balkan zullen de voorwaarden scheppen die nodig zijn om constructieve partnerschappen met de oostelijke lidstaten van de Europese Unie, waaronder Roemenië, tot stand te brengen.
Tegelijkertijd zal de koppeling van het economische en handelsbeleid van de landen in de Westelijke Balkan aan het beleid van de Europese Unie ondersteuning bieden voor de stabilisatie- en associatieovereenkomsten die de Unie met deze landen heeft gesloten.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de economische stabiliteit ook de politieke stabiliteit in dit gebied kan bevorderen na jaren van onrust.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Om het gebied van de westelijke Balkan tot actie aan te sporen en tot de nodige hervormingen aan te zetten moet de Europese Unie alle beschikbare middelen inzetten. In deze context is de toename van een regionale economische samenwerking bijzonder belangrijk, evenals het vooruitzicht van het lidmaatschap voor de landen in deze regio. Uitgebreide en stabiele economische contacten tussen de verschillende landen kunnen leiden tot een doelgerichte economische integratie, die ongetwijfeld zal zorgen voor een beperking van het risico van conflicten in de toekomst. Ook het reële vooruitzicht van lidmaatschap kan conflicten voorkomen. De Balkan heeft al enorme vooruitgang geboekt op zijn weg naar de Europese Unie, maar het vooruitzicht van toetreding zal deze landen vast en zeker aansporen om verder te streven naar integratie met de Gemeenschap.
Ik wil hier echter benadrukken dat initiatieven om de sociale integratie van de Balkan in de Europese Unie te bevorderen, even belangrijk zijn als hulp van economische aard. Daarom is het erg belangrijk dat er verregaande veranderingen worden doorgevoerd om het vrij verkeer van personen te vergemakkelijken en dat er uitgebreide steun verleend wordt aan de jongeren uit deze regio. Alleen als de bewoners van de Balkan zich ervan bewust zijn dat ze dezelfde rechten hebben als de overige Europese burgers, kunnen we zeggen dat we ons doel bereikt hebben.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik ben het volkomen eens met de inhoud en de aanbevelingen van Bas Belder inzake het aanscherpen van de handel en de economische betrekkingen met de Westelijke Balkan. De EU heeft een essentiële taak te vervullen bij het herstel van deze regio. De stabilisatie- en associatieovereenkomsten, de handelspreferenties en de technische en financiële bijstand zijn de drie pijlers op basis waarvan de EU de regio wil stabiliseren. Het klopt dat het niveau van ontwikkeling en van overname van het acquis communautaire niet in alle landen van de regio gelijk is en dus moeten, in weerwil van één enkele strategie, specifieke benaderingen worden gekozen die zogezegd "op maat gesneden" zijn. Albanië is Montenegro niet, Bosnië-Herzegovina niet Kosovo.
De voortgang van de toetredingsonderhandelingen (of het openen ervan voor de potentiële kandidaat-landen) met de landen op de Westelijke Balkan moet uiteraard afhankelijk zijn van de volledige naleving van de criteria van Kopenhagen en de onvoorwaardelijke eerbiediging van de beginselen van de democratie en de mensenrechten. Het weze echter duidelijk dat al deze landen een toekomst hebben in de EU en dat hun lidmaatschap ervoor zal zorgen dat de vreselijke conflicten die deze regio eeuwenlang kenmerkten, nooit meer zullen kunnen plaatsvinden.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) De Europese Unie heeft een uiterst belangrijke rol gespeeld in de economische en politieke wederopbouw van voormalig Joegoslavië. Ze heeft hoe dan ook een enorme verantwoordelijkheid op zich genomen tegenover de hele westelijke Balkan. Dat is de reden waarom de EU momenteel staat voor de moeilijke opdracht van wederopbouw van de hele regio.
De EU is de belangrijkste handelspartner van alle landen van de westelijke Balkan geworden. De drie belangrijkste pijlers van deze samenwerking zijn de stabilisatieovereenkomsten, handelspreferenties en technische en financiële steun. Het stabilisatieproces wil vooral de levensstandaard verhogen en een stabiele economische ontwikkeling garanderen in de landen van de Balkan. Daarvoor moet de EU echter rekening houden met het lidmaatschap van bepaalde landen in de Europese Unie en de status van kandidaat-lidstaat van de overige landen.
Men kan het moeilijk oneens zijn met de rapporteur over het feit dat de toetreding van deze landen tot de Wereldhandelsorganisatie (Kroatië, Albanië en voormalig Joegoslavië zijn al lid) basisvoorwaarde is voor hun ontwikkeling. Voor een volledige integratie in het mondiale handelssysteem is het van belang dat ook Bosnië-Herzegovina, Servië en Montenegro tot de WTO toetreden.
We waarderen de vooruitgang die al geboekt werd op het gebied van modernisering van de regio en we menen dat er verder gestreefd moet worden naar een volledige integratie van de westelijke Balkan in het economische systeem van de Europese Unie.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) In het verslag over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en mondiale voedselzekerheid worden belangrijke vraagstukken behandeld, zoals de gevolgen van de stijgende voedselprijzen in arme en rijke landen en het belang van het verzekeren van toegang tot voedsel voor iedereen.
Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben beslist om tegen het verslag te stemmen omdat het problematische formuleringen in verband met het landbouwbeleid bevat. Wij willen onder andere dat het aandeel van het landbouwbeleid in de EU-begroting vermindert, dat de cross-compliance behouden blijft en verder wordt ontwikkeld, alsmede dat het systeem aan de markt wordt aangepast. Het verslag spoort niet met die standpunten en daarom stemmen wij tegen.
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. – (EN) Het waarborgen van een duurzame voedselvoorziening is een van de grootste uitdagingen waarmee wij geconfronteerd worden. Die uitdaging zal alleen nog maar groter worden, aangezien de wereldbevolking blijft toenemen. Op dit moment groeit die populatie met meer dan zeventig miljoen mensen per jaar. Dat betekent dat er elk jaar voor zeventig miljoen mensen extra, voedsel beschikbaar dient te zijn. Hoe kunnen wij daarin slagen als er nu al meer dan 850 miljoen mensen in de wereld ondervoed zijn?
Het waarborgen van een duurzame voedselvoorziening mag dan een van onze grootste uitdagingen zijn, maar de EU is wel een van de grootste succesverhalen van de afgelopen tijd. De Unie heeft immers voor vrede, stabiliteit en voorspoed in de regio gezorgd. De EU is de grootste donor van officiële ontwikkelingshulp en een model voor internationale samenwerking. Wij kunnen onze ervaringen wereldwijd goed in praktijk brengen.
De EU kan het zich echter niet veroorloven om beleidslijnen te volgen met een te beperkt toepassingsgebied. Tegenwoordig zijn de internationale ontwikkelingen nauw met elkaar verbonden en dat geldt ook meer en meer voor beleidsterreinen. Dat wordt in dit verslag onderkend. In dit verslag wordt eveneens onderkend dat de hoge EU-normen en de overvloed aan agrarische ervaringen ook van grote waarde kunnen zijn bij de aanpak van de mondiale voedselzekerheid. Dat kan onder andere door de financiering van meststoffen en zaaigoed met een hoge opbrengst, en door opleidingen en praktische ondersteuning van landbouwers en voedselproducenten.
Niels Busk en Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. − (DA) Anne E. Jensen en Niels Busk hebben gestemd voor het door Mairead McGuiness opgestelde initiatiefverslag over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en mondiale voedselzekerheid, aangezien het verslag voor het grootste deel uitstekend is en alleen de mogelijkheid bestaat om voor of tegen te stemmen. Echter, de paragrafen 63 en 64, die de vrije handel in landbouwproducten ter discussie stellen, kunnen wij niet steunen. Wij zijn overtuigde voorstanders van vrijhandel en zijn van mening dat het absoluut een goede zaak is om te streven naar een situatie waarin de handel in landbouwproducten gebaseerd is op vrijemarktprincipes.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Poul Nyrup Rasmussen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (PSE), schriftelijk. − (DA) De Deense leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement hebben tegen het initiatiefverslag over het gemeenschappelijke landbouwbeleid en mondiale voedselzekerheid gestemd, omdat het verslag tegen de liberalisering van het landbouwbeleid is en de EU-regels betreffende de beperking van pesticiden bekritiseert. Wij zijn van mening dat een evenwichtige toegang tot de mondiale voedselvoorziening noodzakelijk is, maar dat noch de handhaving, noch de uitbreiding van de EU-landbouwsteun daaraan bijdraagt.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het mondiale voedselprobleem wordt niet kleiner. Integendeel, het wordt steeds groter en treft alle volksklassen, niet alleen in de minder ontwikkelde landen maar ook in de ontwikkelde landen.
De hoofdoorzaak hiervan is gelegen in het feit dat de landbouw- en voedingsproductie geheel in het teken staat van de winst en niet van de mondiale voedselbehoeften.
De notering van levensmiddelenbedrijven aan de effectenbeurzen heeft tot gevolg gehad dat de prijzen en bijgevolg de winsten van de voedingsmultinationals de pan uitrezen, de landbouwproductie en de mondiale levensmiddelenvoorraden bewust werden verminderd en het aantal ondervoede mensen omhoog ging.
Deze onaanvaardbare situatie, waardoor een miljard mensen wordt veroordeeld tot ondervoeding en honger, wordt met het verslag aangepakt met vrome wensen, wensen waar niets van terecht kan komen omdat men aandringt op hetzelfde beleid, op de ondersteuning van het GLB, de GLB-hervormingen en de “gezondheidstest”, de voltooiing van de WTO-onderhandelingen, de loskoppeling van steun en productie en de voortzetting van de biobrandstofproductie onder het voorwendsel van het milieu - waardoor echter grond in beslag wordt genomen die anders gebruikt had kunnen worden voor voedselproductie.
In het verslag wordt met geen woord gerept over de beginselen van voedselsoevereiniteit en –zekerheid, over het recht op zelfvoorziening op levensmiddelengebied.
De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben tegen dit verslag gestemd omdat dit, niettegenstaande een aantal constateringen en “wensen”, steun blijft geven aan het volksvijandige en monopolievriendelijke beleid dat steeds meer mensen tot ondervoeding en honger veroordeelt.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. – (SV) Het is belangrijk hongersnood te bestrijden en te lenigen. Vanuit dat oogpunt ben ik ingenomen met de inhoud van het initiatiefverslag van Mairead McGuinness over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en mondiale voedselzekerheid.
Desondanks heb ik besloten mij van stemming te onthouden, omdat het verslag hier en daar sterk protectionistisch was. Het subsidiëren en reguleren van onze eigen landbouw is niet bevorderlijk voor onze ambitie van een open, groene, veilige en ondernemende EU. Een vrijere wereldmarkt voor landbouwproducten zou het voor de mensen in de arme landen gemakkelijker maken om hun landbouw te ontwikkelen. Dat zien we nu met name in grote delen van Afrika.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We zij het eens met een aantal punten die in dit verslag aan de orde komen, inzonderheid de hier volgende:
- de wijziging van de oriëntering van het beleid heeft geleid tot het teloorgaan van marktmogelijkheden voor Europese producenten, waardoor we afhankelijker zijn geworden van uit derde landen ingevoerde voedingsproducten, die in heel andere omstandigheden zijn geproduceerd, wat de communautaire landbouwers in een ongelijke concurrentiepositie heeft gebracht;
- de bezorgdheid over het feit dat de prijs van productiefactoren in de landbouwsector zo sterk is toegenomen, wat kan leiden tot een afname van het gebruik van de grond en dus een afname van de landbouwproductie, waardoor de voedselcrisis in Europa en rest van de wereld zal verscherpen;
- de noodzaak om beleidsinstrumenten te ontwikkelen ter voorkoming van sterke en schadelijke prijsschommelingen;
- bezorgdheid aangaande de toenemende marktconcentratie op de detailhandelmarkt voor voedingsmiddelen, wat tot monopolievorming heeft geleid, en de noodzaak om alternatieve oplossingen te vinden voor de onderhandelingen met de retailers, ten gunste van de kleine producenten.
Er zijn echter ook punten waar we het niet mee eens kunnen zijn:
- de toegenomen marktoriëntering van het GLB en het onvoldoende belang dat aan de voedselsoevereiniteit wordt gehecht. Het accent ligt steeds op de voedselzekerheid en men vergeet daarbij dat die zekerheid zonder voormelde soevereiniteit niet goed mogelijk is.
Vandaar onze stemonthouding.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Het verslag-McGuinness gaat over een onderwerp dat volgens mij een strategisch belang vertegenwoordigt: de voedselzekerheid en het belang van een sterke Europese landbouw die met de rest van deze gemondialiseerde wereld kan concurreren.
Voedselzekerheid moet nu, na de crisis met de prijzen van voedingsmiddelen, een prioriteit voor de EU worden. Ofschoon er geen aanwijzingen zijn dat zich op korte termijn voedselschaarste zal voordoen, is het waarschijnlijk dat zoiets in de toekomst eens zal gebeuren. De voortdurend toenemende vraag en de negatieve invloed van klimaatverandering op de voedselproductie wijzen in die richting.
Aangezien de zich ontwikkelende landen vermoedelijk niet voldoende voedingsmiddelen zullen kunnen produceren om hun eigen groeiende bevolkingen te voeden, blijven de geïndustrialiseerde landen een belangrijke rol spelen bij de productie en uitvoer van voedingsmiddelen.
Het GLB moet daarom opnieuw een Europese prioriteit worden en de basis vormen voor het Europees beleid inzake voedselzekerheid. Voedselzekerheid is in de context van een economische en financiële crisis immers meer dan ooit een essentiële vereiste.
Jeanine Hennis-Plasschaert, Jules Maaten, Toine Manders en Jan Mulder (ALDE), schriftelijk. − De VVD-Fractie heeft vóór het verslag-McGuinness over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en mondiale voedselzekerheid gestemd, ondanks het feit dat zij het op bepaalde punten niet eens is met de inhoud van het verslag. De VVD-Fractie had graag gezien dat in het verslag duidelijk zou worden onderstreept dat de afbouw van handelsbelemmeringen in de ontwikkelde wereld met reciprociteit dient plaats te vinden. Daarnaast had zij graag gezien dat in het verslag werd gepleit voor een bijzondere, snellere procedure voor de autorisatie van cisgenese producten. Cisgenese producten vallen nu nog onder dezelfde procedure als gewone biotechnologie-producten, terwijl gebruik wordt gemaakt van soorteigen genen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In het verslag-McGuinness komen onderwerpen aan de orde die wereldwijd van ontzettend groot belang zijn. In twee jaar tijd zijn de wereldvoedselprijzen met meer dan 80 procent gestegen en zijn de graanvoorraden tot gevaarlijk lage niveaus gedaald. De druk op de mondiale voedselvoorraden wordt mede veroorzaakt door relatief nieuwe oorzaken zoals de tendens om steeds meer biobrandstoffen te gebruiken. Ik verwelkom de algemene strekking van dit verslag en heb er dan ook mijn steun aan gegeven.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor de aanneming van het verslag van mevrouw McGuinness gestemd, maar ik wil vooral de volgende zaken nog onderstrepen.
Voor het eerst sinds de jaren zeventig hebben wij met een acute wereldwijde voedselcrisis te maken. Deze crisis begon in feite al vóór de huidige mondiale economische crisis, namelijk toen de wereldprijzen voor maïs en tarwe in korte tijd omhoog schoten. Hoewel de economische crisis nu alle aandacht opeist, is de voedselcrisis helaas nog niet voorbij. Het is vreselijk te beseffen dat al voor de problemen van de huidige voedselcrisis ongeveer één miljard mensen aan chronische honger en ondervoeding leden.
Voedselzekerheid – toegang tot voldoende, veilige en voedzame levensmiddelen – moet nu eindelijk een politieke prioriteit worden, zowel bij ons als elders. Wij mogen niet tolereren dat, terwijl de wereldwijde hongersnood groter wordt en de voedselprijzen snel stijgen, wij in Europa de landbouw om de vreemdste redenen de nek omdraaien. In Finland en in de andere lidstaten moet men het recht hebben ook in de toekomst rendabele landbouw te bedrijven.
De voedselindustrie heeft een enorme invloed op de werkgelegenheid, want zij levert werk aan meer dan vier miljoen mensen in Europa. Naar schatting verschaft de hele voedselketen in Finland werk aan ongeveer 300 000 personen, wat neerkomt op ongeveer 13 procent van de werkende arbeidskrachten. Het is beslist noodzakelijk deze arbeidsplaatsen in deze tijden van voedsel- en economische crisis te beschermen.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Het is interessant vast te stellen dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling een door de Commissie ontwikkelingssamenwerking voorgestelde centrale kwestie niet heeft willen opnemen. Deze kwestie luidt: ”verzoekt de Raad en de Commissie om in nauw gemeenschappelijk overleg met de ACS-landen prioriteit te geven aan de kwestie van de EU-steun aan de landbouwexport en de invloed die deze steun heeft op de ACS-landen en zich in te zetten om te komen tot een concrete en duurzame oplossing om dumping van landbouwproducten te voorkomen in het licht van de verplichtingen die op dit gebied zijn aangegaan.”
In het verslag wordt daarentegen beweerd dat de EU iets heeft gedaan aan marktverstorende elementen van het EU-landbouwbeleid die negatief uitwerken op landbouwers in ontwikkelingslanden. In het verslag wordt geklaagd dat in derde landen heel andere productienormen gelden, waardoor de landbouwproducten van de EU aan ongelijke productievoorwaarden zijn blootgesteld.
Die twee beweringen zijn op zijn minst controversieel en worden niet door alle politieke stromingen in de EU gedeeld. Mocht dat het geval zijn, zou dan niet ook het voorstel van de Commissie ontwikkelingssamenwerking in de tekst van het verslag kunnen worden opgenomen?
In het verslag spreekt men zich ook uit tegen de verlaging van landbouwsubsidies en verzet men zich tegen een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Verder wordt een beleid inzake publieksvoorlichting voorgesteld, wat volgens mij politieke propaganda is voor een systeem dat zeker ook in mijn land erg controversieel is.
Ik heb daarom tegen dit verslag gestemd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De recente uitzonderlijk sterke stijging van de voedingsmiddelenprijzen heeft terecht geleid tot een discussie over het landbouwbeleid, de voedselzekerheid en ontwikkeling. Helaas komt de rol van de internationale handel in deze debatten meestal niet aan de orde, wat tot gevolg heeft dat men zoekt naar oplossingen die geen rekening houden met het feit dat een toenemende vraag over de gehele wereld een positief potentieel zou kunnen genereren.
Voor landen en bevolkingsgroepen zonder middelen leidt prijsinflatie van voedingsproducten in een eerste fase tot de dreiging van honger. Er zal dus meer humanitaire hulp moeten worden verleend. In de daarop volgende fase zal de algemene vergroting van de productiecapaciteit een toename van de internationale handel tot gevolg hebben. De landbouwbevolking van de verschillende landen moet die gelegenheid niet laten liggen.
Wat Europa en het GLB betreft: de aanpassing aan de nieuwe mondiale omstandigheden – de groei zal trager verlopen dan verwacht – mag niet leiden tot protectionisme, nieuwe handelsbarrières of verstoring van de markt. Bij het GLB en de hervorming van dat beleid moeten de rentabiliteit op de middellange en lange termijn en plattelandsontwikkeling als criteria worden aangehouden.
Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. – (CS) Dit verslag heeft veel weg van een pleidooi voor het huidige landbouwbeleid en des te minder van een gedegen visie op de voedselvoorziening in een hongerige wereld. Desalniettemin heb ik voor dit verslag gestemd, omdat het erop wijst dat het voor boeren in ontwikkelingslanden van groot belang is dat zij toegang hebben tot leningen, opdat ook zij hun productiemethoden kunnen verbeteren en de opbrengsten en de voedselkwaliteit kunnen vergroten. Ik betreur het dat dit verslag slechts heel summier stilstaat bij de risico’s van het massale opkopen van landbouwgronden in de armste landen in de wereld ten behoeve van de teelt en de uitvoer van zo goedkoop mogelijk voedsel naar de rest van de wereld. Dit alles gaat namelijk ten koste van de ontwikkeling van de lokale economie en de behoeften van de lokale bevolking in landen die gebukt gaan onder een chronisch voedseltekort.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik verklaar dat ik instem met het verslag van mevrouw McGuinness over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de mondiale voedselzekerheid.
Ik deel de bezorgdheid van mijn collega en ik ben het ermee eens dat het nu meer dan ooit noodzakelijk is passende maatregelen te nemen om een eerlijke toegang tot gezond en voedzaam voedsel te garanderen voor alle burgers, of zij nu in de Europese Unie wonen of in de rest van de wereld. Ik wil ook benadrukken dat onze inspanningen in een perspectief van middellange en lange termijn moeten worden verricht en dus niet alleen voor de korte termijn mogen gelden.
Het zal niet afdoende zijn grote sommen geld uit te trekken voor de arme landen en de ontwikkelingslanden, tenzij dit gepaard gaat met een serieuze poging van de industrielanden om een stokje te steken voor speculaties over de prijzen van de eerste levensbehoeften zoals wij die onlangs hebben meegemaakt. Ook moet absoluut gezorgd worden voor internationale overeenkomsten waarin rekening wordt gehouden met de sterk uiteenlopende situaties tussen landen die deel uitmaken van de Wereldhandelsorganisatie. Als dat niet gebeurt zullen de onderhandelingen, die al mislukt zijn, weinig kans maken op een toekomstig succes.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Het verband tussen het GLB en de mondiale voedselzekerheid vormt een belangrijk onderwerp. Wij moeten zorgen dat de EU haar verantwoordelijkheid neemt om te waarborgen dat mensen die waar ook ter wereld honger lijden, van voedsel worden voorzien. Het is een schande dat er in deze wereld mensen van honger omkomen als gevolg van ons gebrek aan politieke coördinatie.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft niet alleen tot doel om de landbouwproductiviteit te verhogen en een belangrijke vooruitgang van de landbouwproductie te bevorderen door de optimale benutting van de productiefactoren en de arbeidskrachten in het bijzonder. Het GLB wil de plattelandsbevolking bovendien een behoorlijke levensstandaard bieden, de voedselvoorziening veiligstellen en de consument aanvaardbare voedselprijzen garanderen.
De belangrijkste politieke prioriteit op Europees en mondiaal niveau is op dit moment de toegang tot voldoende, veilige en gezonde voedselvoorraden.
Het is echter verontrustend dat de voedselprijzen hoger zijn dan in de voorbije jaren en dat de mondiale voedselvoorraden tot een kritisch niveau gedaald zijn. Het gevaar bestaat dus dat de ontwikkelde landen zich door de internationale financiële crisis gedwongen zien om hun verplichtingen op het gebied van ontwikkelingshulp niet na te komen.
Middellange en langetermijnacties zijn daarom noodzakelijk om de mondiale voedselproductie veilig te stellen en de sterkst benadeelde personen te helpen voorzien in hun eerste levensbehoeften.
Een landbouw- en voedselbeleid dat tegemoetkomt aan de noden van een sterk groeiende wereldbevolking is op dit ogenblik de grootste uitdaging. Naar schatting zal de wereldbevolking met 40 procent toenemen tegen het jaar 2050, terwijl de behoefte aan voedsel tegen die tijd dubbel zo groot zal zijn.
Het is van groot politiek belang dat er wordt gewerkt aan een beleid dat aan de landbouwers een waardig inkomen uit het geproduceerde voedsel garandeert. Dit is van cruciaal belang om de voedselproductie veilig te stellen. Als de markt hier niet kan voor instaan, dan moet dit door een aangepast beleid gebeuren.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. – (EN) De Labour-delegatie zal het verslag over het GLB en de mondiale voedselzekerheid steunen, ondanks het grote voorbehoud dat wij hebben met betrekking tot het standpunt dat over het GLB is ingenomen.
Wij zijn het niet eens met de prominente rol die aan het GLB wordt toebedeeld bij het waarborgen van de voedselzekerheid. Ook zijn wij het niet eens met de kritiek op de hervorming van het GLB (waarbij de nadruk terecht is verschoven van de kwantiteit naar de kwaliteit van de productie), omdat die kritiek impliceert dat die hervorming onze voedselzekerheid heeft ondermijnd. Wij zijn van mening dat wij ons landbouwbeleid moeten moderniseren. Wij moeten niet terugkeren naar een beleid dat op productie is gebaseerd en dat geleid heeft tot een massale overproductie en een verstoring van de markten. Dat heeft een negatief effect op de mogelijkheden van andere landen om landbouwproducten te produceren en te verhandelen.
Wij vinden echter ook dat in het verslag veel belangrijke kwesties aan de orde worden gesteld met betrekking tot de mondiale voedselzekerheid. Zo wordt het belang van voedselzekerheid als een van de politieke hoofdprioriteiten van de EU aangemerkt en wordt aangedrongen op betere samenwerking op mondiaal niveau. Daarnaast wordt opgeroepen om meer geld in ontwikkelingslanden te investeren met het oog op het opbouwen van hun productiecapaciteit. Tot slot wordt dringend aanbevolen om de landbouw centraal te stellen op de ontwikkelingsagenda van de EU. Al deze punten zijn even belangrijk. Hiervoor is echter wel vereist dat wij verder kijken dan de beperkte blik van degenen die deze onderwerpen gebruiken als rechtvaardiging voor een meer interventionistisch en protectionistisch GLB. Bovendien moeten wij daartoe het onderhavige verslag aannemen.
Jan Andersson, Göran Färm en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben voor het verslag van mevrouw Grabowska over de perspectieven voor een dialoog met de burger in het kader van het Verdrag van Lissabon gestemd. Het versterken van de dialoog met het maatschappelijk middenveld is belangrijk om een EU te creëren die naar de burgers luistert en hun standpunten vertegenwoordigt. Wij zijn het ook eens met de eis uit het verslag dat de werkzaamheden in de Raad opener moeten worden zodat het maatschappelijk middenveld op zinvolle manier aan de dialoog deel kan nemen.
Wij willen er echter op wijzen dat het volgens ons fout is dat kerken en geloofsgemeenschappen een bijzondere status in het maatschappelijk middenveld krijgen. Kerken en geloofsgemeenschappen moeten op dezelfde manier aan de dialoog met de instellingen van de Unie deelnemen als andere organisaties.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, elk initiatief om de burger dichter bij de instanties te brengen die zijn belangen vertegenwoordigen, moet worden gesteund. Toch moet men ervoor waken dat dergelijk initiatief niet door overdreven enthousiasme in een zoveelste instelling uitmondt. Ik steunde het verslag omdat elke stap die de burger dichter bij de besluitvormende instanties brengt, een stap is in de richting van een betere en meer transparante democratie. Ik wil echter benadrukken dat – net als in elke andere dialoog – ook in deze over het Verdrag van Lissabon rekening moet worden gehouden met de opinie van alle partijen.
Martin Callanan (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) In dit verslag wordt naar het Verdrag van Lissabon verwezen dat, ik zeg het nog maar een keer, niet in werking is getreden. Het is dan ook bijzonder aanmatigend, om niet te zeggen arrogant, om de naam van het Verdrag van Lissabon te gebruiken als ware dat reeds een onontkoombaar feit.
Indien u het vergeten mocht zijn: het Verdrag van Lissabon is afgeschoten door de democratische wil van de Ierse burgers. Zij hebben de rem op het project gezet omdat zij een ander soort Europa willen. Door op die manier te stemmen, heeft de Ierse bevolking ook namens de burgers van al die andere lidstaten gesproken, waaronder mijn eigen land, die van hun regering niet de kans hebben gekregen om zich via een referendum over deze kwestie uit te spreken.
Door intimidatie is Ierland tot een tweede stemming gedwongen, maar het is onwaarschijnlijk dat de Ierse bevolking welwillend zal reageren op een dergelijke geringsschattende behandeling.
Wij moeten voorkomen dat wij ons in de toekomst nog een keer in diskrediet brengen door te discussiëren over hypothetische scenario’s zoals het Verdrag van Lissabon. Dat is alleen maar een uiting van de arrogante minachting van de EU voor een democratisch standpunt.
Ik heb tegen dit verslag gestemd.
Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Misschien leef ik op een andere planeet, maar ik meen mij te herinneren dat het Nederlandse en het Franse volk in 2005 de Europese Grondwet in een democratisch referendum hebben verworpen. Die Grondwet is dood en begraven, ten minste als wij onszelf democraten noemen. Net zo verging het het vermaledijde Verdrag van Lissabon, de nauwelijks geretoucheerde versie van de Grondwet, die op haar beurt in een democratisch referendum door de Ieren werd verworpen.
Maar alsof er niets aan de hand is en met het grootste cynisme sprekend van een zogenaamde "dialoog met de burger in het kader van het Verdrag van Lissabon" weigert Europa zich neer te leggen bij de mening van het volk en wil het langs achterpoortjes de Grondwet alsnog door de strot van de Europeanen duwen.
Zoiets heet een "dialoog met de burger" te zijn. Zoiets heet een "krachtige cultuur van raadpleging en dialoog" te zijn. Waarbij de rapporteur in haar cynisme nog eens artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie citeert : "Iedere burger heeft het recht aan het democratisch bestel deel te nemen". Dat klopt misschien, maar Europa houdt dan wel geen rekening met die democratische stem.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Dit verslag van Genowefa Grabowska biedt de mogelijkheid voor meer participatiemechanismen en instrumenten voor een dialoog met de burgers in de Europese Unie. In het verslag wordt ingegaan op de kloof tussen de burgers, als leden van de Unie, en op hun houding ten opzichte van de instellingen die hun ten dienste staan. Tevens wordt de noodzaak onderkend om meer aandacht te besteden aan die daloog met de burgers met het oog op het in stand houden van een echte betrokkenheid bij de doelstellingen van het Europese project.
Het recente Ierse “nee” tegen het Verdrag van Lissabon is deels een gevolg van het verschil tussen het beeld dat er van de Unie bestaat en datgene wat de Unie in concreto eigenlijk is. Een echt democratisch partnerschap is alleen maar mogelijk als wij iets kunnen doen aan het gebrek aan informatie dat er in het algemeen bestaat. Centraal in dit voorstel staat de nadruk op een wederzijdse dialoog en op de noodzaak om de standpunten van de burgers te accepteren en te respecteren.
In dit verslag onderstreept mevrouw Grabowska dat transparantie en representativiteit essentiële componenten zijn van een actieve dialoog met de burgers en van een echte participatieve democratie. Door een meer open en toegankelijkere Raad, een intensievere en meer geïntegreerde interinstitutionele samenwerking, en een beter gebruik van de nieuwe media als een middel om de betrokkenheid van burgers te vergroten en ondersteuning te geven aan maatschappelijke organisaties, wordt de samenhang in Europa groter. Op grond van deze overwegingen steun ik het verslag-Grabowska.
Bairbre de Brún en Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Wij steunen alle maatregelen die erop gericht zijn om de burgers, onze gemeenschappen en de maatschappelijke organisaties meer inspraak te geven in het politieke besluitvormingsproces, ook op EU-niveau.
Wij zijn echter van mening dat het Verdrag van Lissabon geen echte vooruitgang op dit gebied met zich meebrengt. Wij vinden daarnaast dat, indien het voorgestelde burgerinitiatief zinvol wil zijn, de Commissie wettelijk verplicht dient te worden om een witboek op te stellen met een reactie op elk voorstel, dan wel om, onder verwijzing naar de rechtsgrondslag in het Verdrag, de redenen toe te lichten waarom zij geen actie onderneemt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het Europees Parlement blijft proberen het Verdrag van Lissabon tegen elke prijs te verkopen. Ook dit verslag doet dat en ook dit verslag zal bij de meerderheid van het EP niet in de smaak vallen. Het aan de man brengen van voornoemd Verdrag is echter geen gemakkelijke taak gebleken, zeker als je kijkt naar de resultaten van de reeds georganiseerde referenda. De talrijke inspanningen in deze richting hebben in ieder geval één voordeel: ze maken overduidelijk hoe – pijnlijk – moeilijk het is voor de voorstanders van het Verdrag om argumenten te vinden voor het aanprijzen ervan.
Geen enkele mate van propaganda – want daar gaat het in dit verslag om – kan verhullen dat de pogingen van de zijde van de Europese Unie om Ierland te verplichten een nieuw referendum te houden met de bedoeling dit ontwerpverdrag op te leggen, antidemocratisch zijn. Er zijn er die menen dat het opzetten van een dialoog met de burgers of een burgerinitiatief volstaan om te compenseren voor het feit dat dit voorstel de burgers van de lidstaten welbeschouwd uitsluit van de participatie in de besluitvorming omtrent onze gemeenschappelijke toekomst. Er wordt hier aangedrongen op maatregelen die leiden tot onzekere banen, langere werktijden, het vergemakkelijken van ontslagen en de privatisering van openbare diensten.
Geen enkele propaganda kan de neoliberale, federalistische en militaristische teneur van dit ontwerpverdrag verhullen. Vandaar onze stem tegen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) In het verslag van mevrouw Grabrowska wordt een aanbeveling gedaan voor een permanente dialoog tussen alle Europese instellingen en de 'vertegenwoordigers' van de civiele samenleving voor het vaststellen van beleid en het uitwerken van wetgeving op Europees niveau; dat wil zeggen, een verplichte en formele organisatie van de participerende 'democratie' op het niveau van de Unie.
Het probleem is dat de participerende 'democratie' een vals voorwendsel is voor degenen die geen echte democratie willen. Hiermee kan de dialoog worden beperkt tot de meest activistische organisaties en dit zijn zelden de meest representatieve. Tevens lijkt het alsof de mening van de burgers van tevoren wordt ingewonnen, maar dit maakt het slechts gemakkelijker hen later te weigeren echt hun mening te geven.
Als het Europa van Brussel echt naar de burgers wil luisteren, laat het dan akte nemen van het Franse en Nederlandse 'nee' tegen de Europese Grondwet en afstand nemen van het Verdrag van Lissabon, dat niet veel meer is dan een kopie van die Grondwet. Als het echt rekening wil houden met de opiniepeilingen, zoals de rapporteur doet voorkomen, laten we dan de toetredingsonderhandelingen met Turkije beëindigen, want de Europese burgers staan hier in grote meerderheid negatief tegenover. Als Europa het principe wil respecteren dat de beslissingen zo dicht mogelijk bij de mening van de burgers moeten liggen, laat het dan stoppen zich te bemoeien met het dagelijkse leven van die burgers. Pas dan is Europa geloofwaardig wanneer het de term democratie in de mond neemt.
Anna Hedh (PSE), schriftelijk. − (SV) Ik heb voor het verslag van mevrouw Grabowska over de perspectieven voor een dialoog met de burger in het kader van het Verdrag van Lissabon gestemd. Ik denkt dat het belangrijk is de dialoog met het maatschappelijk middenveld te versterken om een EU te creëren die naar de burgers luistert en hun standpunten vertegenwoordigt. Ik ben het ook eens met de eis uit het verslag dat de werkzaamheden in de Raad opener moeten worden zodat het maatschappelijk middenveld op zinvolle manier aan de dialoog deel kan nemen. Ik vind echter dat men hier het Verdrag van Lissabon niet bij had hoeven te betrekken, aangezien dat niet langer aan de orde is na het nee van de Ieren in het referendum.
Bovendien is het fout dat kerken en geloofsgemeenschappen een bijzondere status in het maatschappelijk middenveld krijgen. Kerken en geloofsgemeenschappen moeten op dezelfde manier aan de dialoog met de instellingen van de Unie deelnemen als andere organisaties.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. – (DE) Ik stem in met het verslag over de perspectieven voor een dialoog met de burger in het kader van het Verdrag van Lissabon.
Ik acht de dialoog met de burger zeer belangrijk, omdat de EU-burgers hierdoor inzicht krijgen in het werkterrein van de door hen gekozen vertegenwoordigers.
Ik wil graag de nadruk leggen op de opmerking dat de dialoog tussen de EU en de burgers van de unie van twee kanten moet worden gevoerd. Het is inderdaad niet voldoende onze eigen landen informatie te geven over uitvoering van plannen, we moeten ook naar de mensen zelf luisteren en hun mening serieus nemen.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Het Verdrag van Lissabon is niet aangenomen. Het is door de kiezers in Ierland in een referendum afgewezen en moet daarom als verleden tijd worden beschouwd. Eerder al werd het in principe zelfde ontwerpverdrag in referenda in Frankrijk en Nederland verworpen.
De federalistische meerderheid in het Europees Parlement wil echter niet luisteren en dringt aan op een meer supranationaal bestuurde Unie, hoewel de bevolking zich in meerdere referenda sceptisch heeft getoond en dat in nog meer landen zou doen als zij daartoe de kans zou krijgen.
Uit deze manier van handelen van de federalistische meerderheid in het Europees Parlement blijkt welk soort dialoog met de burger men wil. Men wil alleen naar diegenen uit het maatschappelijk middenveld luisteren die in het federalistische kraam te pas komen.
Het onderhavige verslag maakt buiten de wetgevingsprocedure geen indruk. In paragraaf 9 van het verslag schrijft men dat alle EU-instellingen geactualiseerde registers van alle relevante niet-gouvernementele organisaties moeten bijhouden. Dat houdt een onnodige toename van bureaucratisch werk in dat nergens toe leidt. In paragraaf 11 van het verslag staat ook het verzoek om “het Europees standpunt ten aanzien van de EU-burgers actief te verwoorden”. Hoe wordt “het Europees standpunt” dan gedefinieerd?
Het ergst is echter het verzoek in paragraaf 22 om Europese organisaties uit het maatschappelijk middenveld een gemeenschappelijke rechtsgrondslag op Europees niveau te geven. Dit voorstel is een volgende stap in de richting van een EU-staat.
Ik heb daarom tegen dit verslag gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Wanneer er sprake is van een in alle talen gevoerde dialoog met de burger in het kader van het Verdrag van Lissabon, klinkt dit misschien heel mooi. Ondanks alle misleidende manoeuvres hebben de mensen echter heel goed begrepen dat een verdrag dat voor 95 procent overeenstemt met de verworpen EU-grondwet, niet het ei van Columbus is, ook niet als het EU-establishment het als zodanig probeert te verkopen.
Het is ook interessant te bedenken dat men deze dialoog in alle talen wil voeren, terwijl men nog niet eens kan zorgen voor een algemene website van de fungerend voorzitter van de Raad in de meest gesproken talen van de Unie, namelijk Engels, Frans en Duits. De burger moet ook sterk het gevoel hebben dat hij in de maling wordt genomen, wanneer het burgerinitiatief, dat nieuw is in de grondwet, als stap naar meer democratie wordt aangeprezen, terwijl er bij referenda net zo lang wordt gestemd tot het door de EU gewenste resultaat is bereikt. Omdat het bij dit initiatief ook alleen maar weer kan gaan om een campagne voor de EU-grondwet, waarvoor al genoeg geld is uitgegeven, heb ik tegen het verslag-Grabowska gestemd.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het maatschappelijk middenveld in Europa een belangrijke rol speelt in het Europese integratieproces, aangezien het de standpunten en eisen van de burgers van de Unie onder de aandacht van de Europese instellingen brengt.
Om haar oogmerken en doelstellingen te kunnen bereiken moet de Europese Unie bijdragen aan een breder publiek debat, een meer doeltreffende dialoog met de burger en een sterker politiek bewustzijn. Al deze aspecten komen in dit verslag aan de orde.
Het verslag wijst ook op het belang van de expertise die door het maatschappelijk middenveld ter beschikking van de instellingen wordt gesteld en het benadrukt het belang van informatieverstrekking en voorlichting over de dialoog met de burger.
Ik hoop dat de huidige initiatieven van de Europese Unie, waarmee de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het Europese integratieproces wordt bevorderd, ook in de toekomst zullen worden voortgezet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan initiatieven als Europe by Satellite, Citizens’ Agora en andere burgerforums over de meest uiteenlopende onderwerpen.
Hopelijk zet dit verslag de Raad van de Europese Unie ertoe aan de toegang tot zijn werkzaamheden te vergemakkelijken en te vereenvoudigen, aangezien dat een noodzakelijke voorwaarde is om een echte dialoog met het maatschappelijk middenveld tot stand te brengen.
Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. – (CS) Dames en heren, het doet mij deugd dat in een tijd waarin Europa een democratische crisis doormaakt, er in het verslag gewezen wordt op de noodzaak van een dialoog met de burger. De mensen begrijpen maar bitter weinig van thema's die niet aansluiten op hun dagelijkse bezigheden of zijn er gewoonweg niet in geïnteresseerd. De lage opkomst bij de Europese verkiezingen zijn een logisch gevolg van het feit dat de Europese burger niet weet wat de Europese wetgeving allemaal niet voor hen betekenen kan, en zij geloven niet dat hun stem enig gewicht in de schaal kan leggen. Zo blijft het feit dat het Verdrag van Lissabon tot een versterking van de participatieve democratie leidt, volledig onderbelicht. Ik ben het eens met mijn collega Grabowska dat de lidstaten op veel uitgebreidere schaal steun zouden moeten verlenen aan non-gouvernementele organisaties. Zij dienen echter wel representatief en transparant te zijn. Een volgende redenen waarom ik voor het verslag heb gestemd, is dat de Europese Commissie erin wordt opgeroepen een overzicht van non-gouvernementele organisaties te publiceren die met hun voorstellen een bijdrage hebben geleverd aan het wetgevend proces. Met een dergelijk overzicht kan namelijk de anonimiteit van het hele proces worden verminderd en aldus een betere representativiteit van non-gouvernementele organisaties worden bewerkstelligd. Tevens denk ik dat de campagne voor de Europese verkiezingen een goede kans biedt aan leden van het Parlement met een beetje verantwoordelijkheidsgevoel om uit te leggen waartoe wij hier in Straatsburg allemaal besluiten, wat de rol van het maatschappelijk middenveld bij onze werkzaamheden is en hoe het maatschappelijk middenveld daar ook na goedkeuring van het Verdrag van Lissabon verder aan zal kunnen bijdragen.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Het Verdrag van Lissabon kent aan de dialoog met de burger de status van een overheersend beginsel toe. Dit beginsel is bindend voor alle beleidsniveaus en activiteiten van de Unie.
Het succes van de dialoog hangt af van representativiteit en dus van het sterke engagement van de belangrijkste gesprekspartners. De nationale, regionale en lokale autoriteiten moeten de burger via de dialoog laten kennismaken met de praktische werking van een participatiedemocratie.
We moeten onder oegen zien dat de Europese Unie heel wat in te halen heeft op het gebied van communicatie, in het bijzonder wat de dialoog met de burger betreft.
De burgers van de EU moeten ervan overtuigd zijn dat er op Europees niveau geen enkele beslissing genomen wordt zonder hun inspraak en dat ze door deelname aan verkiezingen een reële invloed op de vorm van deze beslissingen hebben
Ik sta volledig achter de oproep van de rapporteur om initiatieven in verband met de dialoog met de burger te steunen.
Charles Tannock (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het is prematuur om te praten over wat er gaat gebeuren als het Verdrag van Lissabon in werking treedt. De toekomst van dat Verdrag is ongewis en er kan nog steeds een tweede “nee” volgen bij het nieuwe referendum dat later dit jaar in Ierland wordt gehouden.
Tegen deze achtergrond moeten we niet net doen of het Verdrag van Lissabon al in werking is getreden. Als wij dat wel doen, zouden wij van arrogantie beschuldigd kunnen worden. Of men zou ons kunnen voorwerpen dat wij minachting hebben voor het democratisch proces, een proces dat overigens nog steeds op een of andere manier afgerond dient te worden.
Daarnaast ben ik er geen voorstander van om financiële middelen van de EU te gebruiken om het Verdrag van Lissabon via een dialoog met de burgers, of op welke andere wijze dan ook, te promoten. Wij beschikken over vrije media en een krachtige democratie in de lidstaten. Wij zijn dus heel goed in staat om dat debat op onze eigen voorwaarden te voeren. Daarvoor hebben wij geen Commissie nodig die allerlei dingen wil beïnvloeden. In mijn eigen land, het Verenigd Koninkrijk, blijken de pogingen van de Commissie om een verdergaande integratie van de EU te promoten, zelfs contraproductief te werken.
Net als andere Britse conservatieven ben ik van mening dat de Europese Unie een andere richting in zou moeten slaan door minder te doen, maar dan wel op een betere manier.
Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Frank Vanhecke (NI), schriftelijk. − Het verslag-Grabowska is de zoveelste uiting van de schandalige wijze waarop dit parlement omspringt met de beginselen die zij nochtans beweert te dienen. "Dialoog met de burger in het kader van het Verdrag van Lissabon", wat een grap. Het Verdrag van Lissabon, de vermomde ex-Europese grondwet, werd in volksraadplegingen in Nederland en Frankrijk en daarna ook in Ierland, naar de prullenmand verwezen. In andere lidstaten durft men niet eens een volksraadpleging aan.
Indien men dus toch zoekt naar een dialoog met de burger, is het van belang eerst te beginnen met het respecteren van de democratie. Indien het resultaat van een volksraadpleging niet naar de zin van de eurocratische nomenclatura is, betekent dat niet noodzakelijk dat het kiesvee niet verstandig genoeg is. Het tegendeel is waar! In elk geval heb ik opnieuw, met overtuiging, tegen dit verslag gestemd. Nec spe, nec metu.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Europese autoriteiten moeten openstaan voor een dialoog en voor samenwerking met de burgers en de maatschappelijke organisaties. Iedereen mag een bijdrage leveren aan het gemeenschappelijk goed.
Het is echter goed om te verhinderen dat specifieke belangengroepen – lobbygroepen die het gemeenschappelijke doel niet dienen – zich onder het mom van de dialoog met de civiele maatschappij mengen in de wetgevingsprocedure. De deelname aan de dialoog moet voor iedereen op billijke wijze openstaan.
Ik wil benadrukken dat er bovenal een dialoog moet plaatsvinden met de organisaties die de stem van de allerarmste individuen en gezinnen laten horen. De strijd tegen extreme armoede en sociale ongelijkheid zal geen blijvende oplossing kennen zonder permanente dialoog met de personen en gezinnen die deze extreme armoede dagelijks ervaren. Dit is een moeizame, maar noodzakelijke dialoog. De Europese, nationale, regionale en lokale autoriteiten mogen niet voor de gemakkelijkste weg kiezen als we willen werken aan een maatschappij waarin plaats is voor iedereen, aan een Europa voor ons allen. In dit kader wordt een goed voorbeeld gegeven door het Europees Economisch en Sociaal Comité en door de Internationale Beweging ATD Vierde Wereld die sinds 1989 Europese bijeenkomsten organiseren in de Volksuniversiteiten van de Vierde Wereld, waardoor een gestructureerde dialoog mogelijk wordt tussen vertegenwoordigers van de autoriteiten en personen die de extreme armoede aan den lijve ondervinden.
Gerard Batten (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Ik heb mij bij dit verslag van stemming onthouden hoewel ikzelf, evenals de Britse Onafhankelijkheidspartij, een groot voorstander ben van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het Verenigd Koninkrijk beschikt echter al over wetgeving voor die gelijke behandeling. Indien gewenst is ons eigen democratisch gekozen en verantwoordingsplichtig parlement in staat om die wetgeving te veranderen of te verbeteren. De EU is antidemocratisch en ondemocratisch en kan niet als hoedster van de rechten van wie dan ook fungeren.
Sylwester Chruszcz (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik ondersteun het verslag-Weiler en geef uiting aan mijn steun voor de maatregelen die genomen worden voor de omzetting van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken (UCP) van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt. Het idee van een zwarte lijst voor oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten en andere ondernemingen kan alleen maar worden toegejuicht. Ik steun eveneens de controle- en handhavingsmechanismen voor de uitvoering van wetsvoorschriften voor consumentenbescherming bij oneerlijke handelspraktijken en ik sta achter het initiatief voor de oprichting van een openbare databank met nationale maatregelen, genomen in het kader van de omzetting van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken. Dit is een waardevol initiatief vanuit het gezichtspunt van de Poolse en Europese consument.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben ons onthouden van stemming over het verslag-Weilerover de bescherming van consumenten en ondernemingen tegen oneerlijke praktijken en misleidende reclame omdat wij hier ernstige bezwaren tegen hebben.
Ons eerste bezwaar is dat de Europese wetgeving op dit vlak de vorm heeft van een richtlijn, en dat houdt in dat de lidstaten relatief veel vrijheid hebben waar het gaat om de middelen die zij inzetten om de aan hen toegewezen doelen te verwezenlijken. De wens van de rapporteur om zowel qua inhoud als qua vorm tot een uniforme nationale wetgeving te komen, zal een wens blijven, aangezien dit standpunt leidt tot een onacceptabele inmenging van de Europese Unie in de juridische en administratieve systemen van de lidstaten, zonder werkelijk voordeel voor de consument.
Het tweede bezwaar is dat de belangrijkste meerwaarde van de Europese Unie in dergelijke gevallen bestaat uit het helpen oplossen van grensoverschrijdende conflicten. Hieraan wordt in de momenteel geldende teksten of voorstellen echter nauwelijks tegemoet gekomen.
De belangrijkste doelstelling van deze wetgeving is niet het bestaan van de wetgeving zelf, maar de bescherming van consumenten en ondernemingen.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) De richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken en de richtlijn inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame zijn enorm belangrijk omdat ze het vertrouwen van de consument versterken en rechtszekerheid bieden aan ondernemingen op de interne markt. Dit is vooral belangrijk voor het op de Europese markt groeiende aantal grensoverschrijdende transacties. Nationale instanties voor consumentenbescherming worden nog steeds geconfronteerd met problemen wanneer ze gepaste acties willen ondernemen in het land van bestemming.
Een correcte omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van deze richtlijnen zijn onontbeerlijk om de doeleinden van de richtlijnen te bereiken. Spijtig genoeg zijn een aantal lidstaten deze plicht nog niet nagekomen, wat niet bevorderlijk is voor de relatie onderneming-consument.
In 2007 heeft de Europese Commissie voor de eerste maal gebruikgemaakt van de ‘EU Sweep’ (Europese controleactie) om de wetsvoorschriften te controleren en te handhaven op het gebied van consumentenbescherming met betrekking tot websites van luchtvaartmaatschappijen. Bij 43,6 procent van de onderzochte websites werden er onregelmatigheden geconstateerd. Dit bevestigt nogmaals de noodzaak van een grotere controle op de handhaving van reeds geldende voorschriften.
Met genoegen verwelkom ik het initiatief van de Commissie tot oprichting van een openbare databank met nationale omzettingsmaatregelen voor deze richtlijnen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De EU heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verbeteren van de consumentenrechten. Het is echter teleurstellend dat sommige lidstaten de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken nog steeds niet hebben omgezet. Dit Parlement heeft vandaag een duidelijk signaal aan deze lidstaten gegeven dat zij deze tekortkoming moeten rechtzetten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Reeds in 2005 hebben we een EU-richtlijn ter bescherming van consumenten tegen oneerlijke handelspraktijken en reclame aangenomen. We schieten echter nog steeds tekort als het gaat om bescherming van de burgers tegen internetdialers, ongewenste reclame per telefoon en diensten van oplichters. Nepfirma’s verschuilen zich achter postbussen, stromannen en wisselende namen.
Als men ze al te pakken krijgt, krijgen deze bedrijven belachelijk lage geldboetes, waar geen enkele afschrikkende werking van uitgaat. De straffen zouden drastisch moeten worden verhoogd, zeker in geval van herhaaldelijke overtredingen. Het is belangrijk dat bedrogen klanten een schadevergoeding kunnen krijgen, anders laten we ze in de kou staan. De voorgenomen veranderingen zullen de situatie voor consumenten verbeteren en daarom heb ik ermee ingestemd.
Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. – (CS) Ik ben ingenomen met de behandeling van het verslag over de omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame. Deze twee richtlijnen vormen namelijk de ruggengraat van de consumentenbescherming in de EU. Vooral als het om aankopen via internet gaat, is het van groot belang dat deze in alle lidstaten op gelijke wijze worden toegepast; een gefragmenteerde interne markt is uit den boze. Ondernemers en consumenten, of ze nu iets aanbieden of kopen, dienen in alle lidstaten te kunnen terugvallen op dezelfde regels en dezelfde mate van bescherming. Ik wil erop wijzen dat in een aantal lidstaten, waaronder de Tsjechische Republiek, de richtlijnen pas met veel vertraging zijn omgezet in nationale wetgeving. Nu gaat het erom malafide ondernemers middels de nationale toezichthouders daadwerkelijk te dwingen tot uitvoering van de regels. De uitverkoop na de decembermaand vormt een uitstekende gelegenheid voor het uitvoeren van controles. Verder dienen de Europese instellingen de samenwerking tussen de nationale mediaraden voor radio en televisie te helpen intensifiëren. Ze zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de richtlijnen in de massamedia en ook hier is uniform toezicht in de hele Europese Unie dubbel en dwars in ons eigen belang.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik verklaar dat ik heb gestemd voor het verslag van mevrouw Weiler over de omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame.
Ik ben er namelijk vast van overtuigd dat een correcte toepassing van de richtlijnen de burgers volledig bewust maakt van hun rechten. De uitbreiding van de consumentenrechten via de richtlijn over oneerlijke handelspraktijken moet gepaard gaan met de noodzakelijke maatregelen om de uitoefening van die rechten in de hand te werken.
Ik ben het eens met de rapporteur dat een juiste omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van de richtlijnen over oneerlijke handelspraktijken en over misleidende reclame en vergelijkende reclame van fundamenteel belang zijn om de doelstellingen van de richtlijnen te verwezenlijken. Dit geldt met name als men denkt aan de verschillende modaliteiten en systemen van toepassing en uitvoering die de verschillende lidstaten erop nahouden, de complexiteit van bepaalde juridische begrippen die in de richtlijnen worden gehanteerd, de hoeveelheid en het uitputtend karakter van de nationale voorschriften inzake oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame, alsook het grote toepassingsbereik van de richtlijnen. Tot slot ben ik zeer ingenomen met het initiatief van mijn collega dat tot doel strekt rechtsregels op te stellen voor een materie die van absoluut communautair belang is.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik sta volledig achter het verslag van Barbara Weiler over de omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken op de interne markt en de richtlijn inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame.
De kwestie van misleidende reclame en vergelijkende reclame in transacties tussen ondernemingen werd reeds geregeld door één enkele, geconsolideerde richtlijn. De kwestie van oneerlijke handelspraktijken in relaties tussen consumenten en ondernemingen werd gereguleerd in Richtlijn 2005/29/EG.
De doelstelling van de richtlijnen was het vertrouwen van de consument te versterken (zijn bescherming nam toe dankzij een ‘zwarte lijst’ van verboden handelspraktijken en een meer adequate harmonisering van de bescherming tegen oneerlijke praktijken). Daarnaast moeten de richtlijnen ondernemingen een grotere rechtszekerheid bieden.
Een hogere graad van bescherming zou kunnen worden bereikt als de bepalingen van de richtlijn werden onderschreven door wettelijke maatregelen voor een doeltreffende handhaving. Daarom moeten de lidstaten hun rechtssysteem onder de loep nemen en zorgen voor transparantie bij het omzettingsproces.
De ingevoerde amendementen moeten worden ondersteund door toegankelijke procedures voor tenuitvoerlegging en doeltreffende verhaalprocedures die de consument het recht geven om schadevergoeding te eisen als hij het slachtoffer wordt van oneerlijke handelspraktijken. Een voorbeeld van dergelijke maatregelen is de controleactie voor de consumentenbescherming met betrekking tot de websites van luchtvaartmaatschappijen, die voor de eerste maal in 2007 werd uitgevoerd. Ook in de lidstaten moet worden gedacht aan campagnes die de consument bewust moeten maken van zijn rechten.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben tegen het verslag over de ecosysteembenadering van het visserijbeheer gestemd. Wij zijn van mening dat het verslag niet duidelijk maakt dat milieu- en duurzaamheidscriteria de uitgangspunten van het visserijbeleid moeten zijn. Het verslag concentreert zich bovendien al te zeer op het tegenhouden van noodzakelijke hervormingen van het visserijbeleid en op het beschermen van de belangen van de grootschalige visserijindustrie.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Kort gezegd probeert dit initiatiefverslag van het Europees Parlement aan te geven hoe de communautaire eisen met betrekking tot het behoud van de mariene milieus kunnen worden geïntegreerd in het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat er onder andere op gericht is geleidelijk een meer op de ecosystemen gerichte benadering van het visserijbeheer door te voeren.
Dit verslag belicht een aantal fundamentele zaken. Ik vestig hier vooral de aandacht op het feit dat dit verslag ervan uitgaat dat het huidige systeem van TAC’s en quota's niet aansluit bij de doelstellingen van het hervormde GVB. Dit systeem is ongeschikt gebleken, helpt de visserijsector niet vooruit en draagt niet bij tot het behoud van de visstand.
Er moeten snel andere beheerssystemen worden ontwikkeld. Ik geloof dat de Europese Gemeenschap meer haast moet maken bij het bespreken van alternatieve vormen. Sommige van zulke systemen – zoals, bijvoorbeeld, een beheerssysteem op basis van visrechten – vervullen een sleutelrol in landen als de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, Noorwegen en IJsland, allemaal landen met een lange traditie en een groot potentieel op het gebied van de visserij.
De herformulering van het herstelplan voor heek en langoustine is een andere fundamentele kwestie waarover zal moeten worden nagedacht.
Dit verslag kan op mijn steun rekenen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ofschoon we het niet eens zijn met de inhoud van de aangenomen resolutie, geloven we toch dat ze een aantal belangrijke doelstellingen en beginselen opsomt die de basis zouden moeten vormen voor elk visserijbeleid.
Het is heel belangrijk die doelstellingen en beginselen te herhalen en te verdedigen (zoals de Portugese Communistische Partij ook altijd heeft gedaan), omdat het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid veel van die doelstellingen en beginselen niet respecteert (terwijl sommige daarvan wel degelijk in dat beleid zijn vastgelegd), en de Europese Commissie aankondigt dat ze in april van dit jaar een Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid zal uitbrengen, met als doel een eventuele hervorming van dit beleid vóór 2012.
Gelet op de doelstellingen en ideeën die de Europese Commissie en andere EU-instellingen met betrekking tot de toekomst van de visserij hebben geopperd, dient de visserijsector in Portugal – een land waar de visserij een langdurige crisis doormaakt als gevolg van het nefaste nationale en communautaire beleid van de afgelopen decennia – de ontwikkelingen nauwlettend te volgen. Vissers moeten bereid zijn zich te verzetten tegen nog meer van zulke nefaste maatregelen, die, eenmaal goedgekeurd en ten uitvoer gelegd, de vernietiging van een groot deel van deze strategische sector zouden betekenen, met alle negatieve gevolgen van dien voor het land.
Dat beleid is niet onontkoombaar.
Er zijn alternatieven voor de visserij in Portugal.
En dat zijn de beleidsmaatregelen die de Portugese Communistische Partij steeds heeft voorgesteld en verdedigd, zowel op nationaal als communautair vlak.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb bij de stemming het verslag-Guerreiro gesteund. In het verslag wordt terecht opgemerkt dat het visserijbeleid van de EU de modernisering en duurzame ontwikkeling van de visserijsector dient te bevorderen. Daarbij dienen de sociaaleconomische levensvatbaarheid en de duurzaamheid van de visbestanden verzekerd te zijn. Bovendien moeten er garanties worden geboden voor de voorziening van de bevolking van vis, voor de soevereiniteit en voedselzekerheid, voor het behoud van de arbeidsplaatsen en voor een verbetering van de levensomstandigheden van de vissers. Dat is precies het tegenovergestelde van wat het gemeenschappelijk visserij beleid in de afgelopen dertig jaar heeft bereikt. Daarom steun ik de renationalisering van het visserijbeheer.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb gestemd voor het verslag van de heer Guerreiro inzake het GVB en de ecosysteembenadering van het visserijbeheer. Het is uiterst belangrijk om het zee- of oceaanbeleid niet te verwarren met het visserijbeleid: wat dat betreft ben ik het volkomen eens met de rapporteur.
In het visserijbeleid moet ervan uitgegaan worden dat er een onderlinge afhankelijkheid bestaat tussen het welzijn van de vissersgemeenschap en de duurzaamheid van de ecosystemen waar de vissers een vast onderdeel van uitmaken. Dit veronderstelt met name de erkenning van de specifieke kenmerken en het belang van de kleine kustvisserij en de ambachtelijke visserij.
Tot slot ben ik het eens met mijn collega dat de primaire en allerbelangrijkste taak van het visserijbeheer, als vorm van exploitatie van een zichzelf vernieuwende bron, het (direct of indirect) controleren van de totale visserij-inspanningen is, om op die manier een maximaal duurzame vangst te garanderen. Met een dergelijke aanpak kunnen wij een stap vooruit zetten naar het bereiken van de doelstellingen die de Europese Unie heeft bepaald.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ook in dit geval is bij het uiteindelijke compromis rekening gehouden met een aantal van onze kritische kanttekeningen bij het oorspronkelijke voorstel, en dan vooral als het gaat om kwantitatieve doelstellingen, streefcijfers, maatregelen en tijdschema's voor het terugdringen van de risico's en gevaren die het gebruik van pesticiden met zich meebrengt en het beperken van de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden. Wij geloven dat het verstandig is deze doelstellingen niet nu reeds te kwantificeren en daarmee extra obstakels te creëren voor de landbouw zoals op de kleine bedrijven wordt bedreven.
Wij geloven verder dat het een goede zaak is dat de in het oorspronkelijke Commissievoorstel opgenomen vrijstelling van een verplichte keuring van apparatuur en hulpstukken is gehandhaafd en dat die keuring voor kleine familiebedrijven is geschrapt.
Wij geloven dat dit onderscheid tussen familiebedrijven en de intensieve agro-industrie – of het nu om beginselen of de praktijk gaat – bij alle beslissingen een rol moet spelen. Het kan geen kwaad er in dit verband aan te herinneren dat zulke familiebedrijven en niet-intensieve landbouwmethoden geen blaam treft voor gekkekoeienziekte, dioxinen, nitrofuranen en andere rampen die de voedselvoorziening hebben getroffen.
Daarom hebben wij voor dit compromis gestemd.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het met de rapporteur eens en heel tevreden over het uiteindelijke resultaat.
De inwerkingtreding van deze wetgeving kan bijdragen tot een versnelde aanpassing van het beleid voor het terugdringen van de risico's van pesticiden, hetgeen dringend gewenst is. Er is in de context van dat beleid niet voldoende informatie beschikbaar en onvoldoende toezicht op producten en werkwijzen. Met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu zullen we beslist oplossingen moeten vinden voor de problemen die door het pesticidengebruik in de landbouw veroorzaakt worden.
Dit document is daarbij essentieel aangezien het een aantal regels vastlegt, niet alleen voor het informeren en opleiden van degenen die pesticiden gebruiken, maar ook voor het toezicht op de gebruikte apparatuur. Verder wordt het spuiten vanuit de lucht verboden (dit is alleen nog toegestaan als het absoluut nodig is en er geen alternatieven zijn). Een ander positief aspect is dat de lidstaten zelf de mogelijkheid krijgen beschermingszones en risicozones vast te leggen.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb me tijdens de stemming over het 'pesticidenpakket' onthouden om te protesteren tegen de antidemocratische wijze waarop aan het Europees Parlement compromissen worden voorgelegd die zijn bereikt tijdens informele trialogen tussen de Raad, de Commissie en vertegenwoordigers van het Europees Parlement, en die uitsluitend zijn gebaseerd op een compromis dat is bereikt binnen één enkele parlementaire commissie. Door af te zien van een echt democratisch debat in eerste lezing, wordt in feite niet alleen alle afgevaardigden het recht van amendement ontnomen, maar wordt tevens Europese wetgeving opgesteld die is gespeend van elke vorm van democratische transparantie.
De uiteindelijk goedgekeurde wetgeving is bovendien op vele punten excessief, bureaucratisch en contraproductief.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik beschouw de aangenomen verslagen over pesticiden en gewasbeschermingsmiddelen als de hoogst haalbare en ook als realistisch en vruchtbaar en daarom heb ik mijn steun eraan gegeven.
Hoewel enkele leden op het laatste moment in de plenaire vergadering amendementen indienden waarvan zij vonden dat die konden waarborgen dat de wetgeving op harder wetenschappelijk bewijs zou zijn gebaseerd en tegelijkertijd uitzonderingen voor afzonderlijke lidstaten mogelijk zouden maken, was het voor de meerderheid duidelijk dat het te ver zou gaan het resultaat van de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad terzijde te schuiven, ook al waren de amendementen goed.
Vooral het verslag over het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen maakte heel wat los. In het Parlement werden zowel de verschillende nationale belangen en benaderingen als het gebrek aan consensus in de Raad aangekaart. Ook in onze fractie werd hevig gedebatteerd. Toch tonen de reacties van belanghebbenden aan dat de wetgeving samenhangend is en het mogelijk maakt dat de communautaire doelen die voor hen zijn gesteld om zowel het milieu als de volksgezondheid te verbeteren en te beschermen, worden gehaald.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Uit impactstudies van Franse technische instituten en centra blijkt dat het ontwerp tot herziening van de Europese richtlijn inzake pesticiden mogelijk leidt tot het verdwijnen van een groot aantal van de producten die momenteel op de markt verkrijgbaar zijn.
Het is van groot belang dat dit ontwerp voorziet in middelen waarmee de boeren in de Unie hun gewassen kunnen beschermen. Anders zal er een forse daling plaatsvinden in de productie van landbouwgewassen, die weer een niet te verwaarlozen impact kan hebben op de veeteelt.
Volledige agrarische sectoren in Frankrijk en in Europa kunnen daarvan het slachtoffer worden, en de rol van de landbouw zelf, die bestaat uit het voeden van onze medeburgers met gezonde en gevarieerde producten, zou erdoor worden bedreigd.
Zonder te twijfelen aan de noodzaak om consumenten en gebruikers te beschermen, ben ik van mening dat de nieuwe regelgeving geen belemmering mag vormen voor innovatie en de diversiteit van chemische productgroepen. De regelgeving moet derhalve direct voorzien in alternatieve oplossingen.
Dat is de enige manier om migratie van een groot deel van de landbouwproductie, en de banen en welvaart die daarmee samenhangen, te voorkomen.
Waar het gaat om cruciale uitdagingen voor de boeren, de producenten van groenten, fruit en granen, dienen we waakzaam te blijven ten aanzien van de huidige hervormingen en de maatregelen die worden genomen om deze op nationaal niveau uit te voeren.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) Ik heb ingestemd met de twee compromissen die in moeilijke driepartijenonderhandelingen tussen Parlement, Raad en Commissie tot stand zijn gekomen.
Pesticiden zijn in de moderne landbouw onontbeerlijk. Ze vormen een garantie voor optimaal gebruik van de landbouwgronden in Europa, waardoor we verzekerd zijn van een voedselproductie van hoge kwaliteit.
Ik ben natuurlijk tevreden dat er rekening is gehouden met mijn hier in november aangenomen resolutie, waardoor bij toelating speciaal gelet wordt op toxiciteit voor bijen, zodat pesticiden die aantoonbaar schadelijk voor bijen zijn, niet toegelaten worden.
Het doel is efficiëntie: dat wil zeggen, zo veel als nodig en zo weinig als mogelijk. Een lineaire vermindering van het aantal middelen zou dwaas zijn. De landbouw heeft voldoende en verschillende middelen nodig, al was het alleen maar om resistentievorming te voorkomen.
Ik heb zeker nog mijn twijfels over de werkelijke gevolgen van de verordening voor de landbouw, de wijnbouw en de tuinbouw met betrekking tot het gebruik van pesticiden en de prijsvorming daarvan. Ook de gevolgen voor de industriële sectoren die worden getroffen, zijn nog volstrekt onduidelijk. Een volledige effectbeoordeling op dat gebied is absoluut noodzakelijk.
Ik ben verheugd dat Luxemburg nu met België en Duitsland in een zone ligt, waardoor onze boeren aan beide kanten van de landsgrenzen dezelfde middelen kunnen gebruiken. Het probleem met Frankrijk moet met verstand worden opgelost.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Klaß gestemd betreffende de kaderrichtlijn voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Ik sta volledig achter aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad.
Het doel van de richtlijn is de impact van pesticiden op de menselijke gezondheid en het milieu terug te dringen. Daarom moet één van de praktische doelstellingen een kwantitatieve vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn, wat bereikt kan worden door concrete doelstellingen te bepalen en uitvoering te geven aan nationale actieplannen. Bovendien moeten de controles veel strenger worden, om echt te zorgen voor optimale bescherming van de gezondheid van de burgers. Tenslotte ben ik van mening dat de etiketten die op die producten worden aangebracht duidelijk moeten zijn en begrijpelijk voor iedereen, zodat de mensen op de hoogte zijn van de gevolgen van het gebruik van elke afzonderlijke component.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Gisteren merkte ik tijdens het debat al op dat ik het voorliggende compromis als een eerbaar compromis beschouw en dat de Verts/ALE-Fractie in het EP ermee zal instemmen. Ik wens echter te benadrukken dat we om met de landbouwlobby en de pesticidenindustrie tot overeenstemming te komen wel een aantal toegevingen deden. Het laten vallen van de 50%-doelstelling blijf ik spijtig vinden.
Alles wordt op die manier overgelaten aan de ambities van de individuele lidstaten. Het is perfect mogelijk voor lidstaten om niet al te ambitieus te zijn, wat kan leiden tot een te voorzichtige opstelling. Ook het bereikte resultaat betreffende het vastleggen van bufferzones grenzend aan waterlopen is een afzwakking. Ook dat wordt nu aan de lidstaten overgelaten. Een Europees vastgelegde minimumafstand zou vanuit een milieu- en volksgezondheidsoogpunt beter zijn geweest. Daartegenover staat dat er wel degelijk een betere bescherming komt op openbare plaatsen waar kwetsbare groepen komen (parken, sport- en recreatiegebieden, scholen, enz…). In Vlaanderen was daar al aandacht voor en nu zullen alle overheden in Europa hier aandacht voor moeten hebben.
Martin Callanan (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Op deze wetgeving staat overal met grote letters “EU” geschreven; het is een klassiek geval van met een kanon op een mug schieten. Het effect op de landbouwers en tuinbouwbedrijven in het noordoosten van Engeland, de regio die ik vertegenwoordig, zal aanzienlijk zijn.
Er zullen ongetwijfeld banen bij bedrijven verloren gaan. Wellicht dat sommige bedrijven er helemaal mee moeten stoppen. Ongetwijfeld zullen onze landbouwers die het toch al zo moeilijk hebben, met nog meer bureaucratische problemen worden geconfronteerd. Ongetwijfeld zullen de landbouwoogsten kleiner worden. Het feit dat wij deze week ook over de mondiale voedselzekerheid debatteren, is in dat verband dan ook zeer ironisch. Pesticiden zijn essentieel voor het verbouwen van voedsel en zij zijn op dit moment al aan een streng veiligheidsregime onderworpen.
Niemand betwist dat het noodzakelijk is om het milieu te beschermen, maar de onderhavige wetgeving is gewoon onevenwichtig. Er worden veel te veel verplichtingen opgelegd en er is te weinig ruimte voor flexibiliteit. Bovendien heeft de Commissie geen recente effectbeoordeling uitgevoerd die breed genoeg van opzet is.
Daarom heb ik tegen dit voorstel gestemd.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben vandaag voor het verslag van mevrouw Breyer betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen gestemd. De verordening, die bedoeld is om de voedselveiligheid te verbeteren en de milieugevolgen van gewasbeschermingsmiddelen te beperken, is goed en belangrijk.
Sinds de eerste lezing door het Parlement is uit analyses gebleken dat de verordening erg verregaand en onflexibel dreigt te worden, en de teelt van normale gewassen (bijvoorbeeld van wortelen en uien) op commerciële schaal in Zweden onmogelijk kan maken. Dat verschillende effectrapportages over de regels, bijvoorbeeld door de Zweedse Inspectie chemische stoffen, Kemikalieinspektionen, en haar Britse tegenhanger, Pesticides Safety Directorate, op belangrijke punten tot andere conclusies komen, maakt de situatie er niet beter op. Wij vinden het jammer dat het in deze tweede lezing door het Parlement niet mogelijk is geweest om voor verduidelijkingen hiervan te stemmen, maar wij stellen tegelijkertijd vast dat de aangenomen tekst ten opzichte van de eerste lezing door het Parlement verbeteringen bevat.
Wij hadden het op prijs gesteld als rekening was gehouden met de tussen het Europees Parlement en de Raad bereikte overeenkomst, waardoor de verordening verduidelijkt zou zijn zodat gevaarlijk gebruik duidelijker zou worden verboden, maar noodzakelijke, verantwoorde en veilige gewasbescherming die nu verboden dreigt te worden, ook in de toekomst toegelaten zou blijven.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het in het Europees Parlement bereikte compromis betekent een stap terug vergeleken bij de eerder ingediende maximalistische voorstellen voor het elimineren van werkzame stoffen. Die voorstellen zouden negatieve gevolgen hebben gehad voor het gebruik van insecticiden en pesticiden in een aantal landen, waaronder Portugal. Dat land heeft te kampen met ernstige, door insecten veroorzaakte plagen, die een gevaar vormen voor de productie van fruit, aardappelen en olijven. Portugal wordt verder bedreigd door een aantal ziekten, zoals dennenaaltjes en kastanjekanker. Omdat er geen doeltreffende gewasbeschermingsmiddelen zijn, is de schade enorm, vooral bij familiebedrijven.
We hebben onze reserves bij een aantal onderdelen van dit compromis (zoals, bijvoorbeeld, de niet-chemische methoden van gewasbescherming, plagenbestrijding en gewasbeheer), maar we geloven wel dat de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van toelatingen en de instelling van zones met vergelijkbare edafische en klimatologische omstandigheden correcte oplossingen zijn.
We dringen er echter op aan dat er onderzoek wordt gedaan naar de reële gevolgen die deze maatregelen zullen hebben voor de productie (en dus de inkomsten van de landbouwers). Aangezien we het hier hebben het milieu en de voedselveiligheid zullen de kosten van zulke maatregelen door de maatschappij als geheel moeten worden gedragen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen de amendementen op het verslag-Breyer gestemd. In Engeland is er een hoop onnodige paniek gezaaid omdat dit verslag het einde zou betekenen van de conventionele landbouw zoals wij die kennen. Dit standpunt wordt echter niet gedeeld door landbouwers in andere lidstaten.
Desalniettemin zijn de precieze gevolgen onduidelijk. Er is immers geen adequate effectbeoordeling uitgevoerd van het voorstel in zijn huidige vorm. Ik ben dan ook voorstander van het idee om na 2015, wanneer de huidige vergunningen verlopen, een uitzondering mogelijk te maken in die gevallen waarin lidstaten serieuze twijfels hebben over de beschikbaarheid van pesticiden die effectief genoeg zijn om de gewasopbrengsten te waarborgen.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Dit document zal bijdragen tot de harmonisering van de wetgeving op het gebied van pesticiden.
Ik sluit me aan bij het goedgekeurde verslag, vooral vanwege de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen. Dat zal een einde maken aan de bestaande – de concurrentieposities beïnvloedende – ongelijkheden tussen lidstaten met qua omvang verschillende markten. We komen zo bovendien tegemoet aan eisen op het vlak van milieu en voedselveiligheid. Het idee drie zones in te stellen, samengesteld uit regio's met gelijkaardige edafische en klimatologische omstandigheden is heel positief. Als je uiteenlopende realiteiten onder één noemer brengt, kan dat immers gevaren opleveren.
Voor het probleem van de hormoonontregelaars is volgens mij een solide basis aangehouden: de voorgestelde tekst bouwt voort op wetenschappelijke adviezen. Bij hormoonontregelaars schuilt het probleem in het feit dat ze – in tegenstelling tot kankerverwekkende of mutagene stoffen – geen toxicologische parameters vertonen, maar wel degelijk een hele reeks gevolgen teweeg kunnen brengen, van verstoringen van het hormoonevenwicht tot misvorming van de genitaliën en/of kanker.
Het is van belang dat er regels worden opgesteld voor substanties waarvan bewezen is dat ze negatieve consequenties hebben voor de menselijke gezondheid.
Dit verslag heeft een drieledige rechtsgrondslag (landbouw, interne markt en volksgezondheid), wat volgens mij heel positief is.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De afgelopen jaren heeft de EU de grenswaarden steeds verhoogd en daarom had er al lang een reductie moeten plaatsvinden. Het is in ieder geval een verbetering dat pesticiden die zeer schadelijk voor de gezondheid zijn eindelijk worden verboden, maar er wordt op dit gebied nog veel te weinig onderzoek gedaan. Accumulatie van pesticiden, waardoor grenswaardebepalingen omzeild kunnen worden, baart nog steeds zorgen. We weten nog veel te weinig van de wisselwerkingen die hierdoor zouden kunnen ontstaan. Op dit punt hebben we wettelijke voorschriften nodig.
Men kan zich afvragen in hoeverre documentatie en traceerbaarheid werkelijk effectief zijn. Uit de vleesschandalen van de laatste jaren blijkt hoe gemakkelijk het is om met etiketten te sjoemelen. Niet in de laatste plaats hebben we nog het probleem dat we weliswaar onze producenten en boeren voorschriften voor pesticidengebruik kunnen opleggen, maar dat we ook nog goederen importeren uit landen die niet zulke strenge voorschriften hanteren. We zouden moeten leren van de Chinese speelgoedepisode. De voorgenomen regelingen zijn een stap in de goede richting en daarom heb ik er ook mee ingestemd, maar ze zijn nog lang niet voldoende.
Bill Newton Dunn (ALDE), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen de conclusies en aanbevelingen van de trialoog tussen de Raad, de Commissie en het Parlement gestemd om de volgende redenen:
- deze wetgeving is met veel te veel haast aangenomen; het feit dat zowel de zittingstermijn van het Parlement als die van de Commissie deze zomer afloopt, is nog geen afdoende reden om de wetgevingsprocedure te bespoedigen;
- er is geen effectbeoordeling van de voorstellen uitgevoerd;
- de aanbevelingen zijn niet gebaseerd op solide wetenschappelijke feiten, maar op emotionele angsten als gevolg van de wereldwijde, alarmerende verdwijning van honingbijen en op angsten met betrekking tot de volksgezondheid;
- ik vertegenwoordig de landbouwers van Lincolnshire en de East Midlands en die hebben mij unaniem verzocht om deze voorstellen tegen te houden – aangezien het om praktische mensen gaat die ons voedsel produceren, zou hun mening gerespecteerd moeten worden.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Breyer gestemd betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Ik sta achter de doelstellingen van dit verslag, dat borg wil staan voor een hoog beschermingsniveau van de gezondheid van mens en milieu.
De Europese Unie heeft altijd al grote aandacht geschonken aan milieuvraagstukken en deze verordening is een verdere stap vooruit. Ik ben verder ook van mening dat het juist is ervoor te zorgen dat dierproeven tot een minimum worden beperkt en dat die proeven alleen mogen worden uitgevoerd in geval van absolute noodzaak. Het gebruik van alternatieve methodes moet bevorderd worden om deze dieren onnodig lijden te besparen.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb om twee redenen tegen dit verslag gestemd.
In de eerste plaats moeten wij landbouwers de instrumenten geven om hun werk te doen. Dit voorstel beperkt hen daarin in grote mate. Dat geldt met name voor landbouwers die met vochtige en natte klimaatomstandigheden te maken hebben en die wel pesticiden moeten gebruiken om hun gewassen en inkomstenbron te beschermen. Ik ken geen enkele landbouwer die graag pesticiden wil gebruiken, maar die middelen zijn essentieel om de voedselvoorziening voor onze bevolking tegen een betaalbare prijs te waarborgen.
In de tweede plaats heeft er geen effectbeoordeling plaatsgevonden met betrekking tot dit wetgevingsvoorstel. Gezien de grote gevolgen die dit voorstel voor de agrarische sector kan hebben, vind ik dat ongehoord.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Gisteren merkte ik tijdens het debat al op dat ik het voorliggende compromis als een eerbaar compromis beschouw en dat de Verts/ALE-Fractie in het EP ermee zal instemmen. Ik wens echter te benadrukken dat we om met de landbouwlobby en de pesticidenindustrie tot overeenstemming te komen wel een aantal toegevingen deden. Wat bereikt werd inzake de cut off-criteria is hoe dan ook een afzwakking ten aanzien van de stellingname in eerste lezing van het EP.
Voor twaalf stoffen werden zeer uitdrukkelijk derogatiemogelijkheden geschapen. Wij hadden ook bedenkingen bij de zonale aanpak. Drie zones over zo’n groot gebied lijkt ons problematisch, omdat de milieu-omstandigheden binnen zo’n zone immers sterk kunnen verschillen. Positief is dan weer dat de rechtsgrondslag steunt op landbouw, interne markt en volksgezondheid, waarbij in de relevante overwegingen en artikel 1 de volksgezondheidsbekommernis prioritair is. Ook de cut off-criteria voor stoffen die onaanvaardbare effecten hebben op bijen is een goede zaak. Ook de eis tot snellere vervanging van gevaarlijke producten met veilige alternatieven werd ingewilligd. Het had beter gekund, wat we stemden is echter een aanvaardbaar compromis.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben teleurgesteld over de wijzigingen die in het gemeenschappelijk standpunt zijn aangebracht. Mijn voorkeur gaat uit naar het oorspronkelijke gemeenschappelijke standpunt vanwege het betere evenwicht tussen de volksgezondheid en de voedselproductie.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. – (EN) Doordat er nog steeds geen grondige effectbeoordeling heeft plaatsgevonden kan de Labour-delegatie (EPLP) het compromis zoals dat in de onderhandelingen tussen de Raad en de rapporteur van het Europees Parlement is bereikt, niet steunen. Het is namelijk niet duidelijk wat de gevolgen voor de voedselproductie zullen zijn.
De Labour-afgevaardigden zijn weliswaar voorstander van betere en veiligere pesticiden, maar wij hebben ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van zowel de producenten als de consumenten om absolute duidelijkheid te verschaffen over de eventuele gevolgen van de huidige voorstellen voor de landbouwproductie en de voedselprijzen.
Hoewel het compromis bij lange na niet de catastrofale gevolgen zal hebben zoals die vanuit bepaalde hoeken in dit Parlement worden geschetst, is de onzekerheid voor de EPLP dermate groot dat er geen steun aan het compromispakket kan worden gegeven.
Liam Aylward, Brian Crowley, Séan Ó Neachtain en Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. – (EN) Wij hebben ons vandaag met betrekking tot deze gewasbeschermingswetgeving van stemming onthouden.
Het is een zeer problematische stemming. Wij zijn tot het allerlaatste moment bij alle fasen van de intensieve onderhandelingen over dit controversiële pakket betrokken geweest.
De nadruk van dit wetgevingsvoorstel ligt duidelijk op gezondheid en op het verband tussen chemische stoffen en kanker. Vanwege de directe blootstelling raakt dit onderwerp de landbouwers uiteraard het meest. Hoewel er middels dit pakket naar gestreefd lijkt te worden om de beschikbaarheid van carcinogenen te beperken, mogen lidstaten bepaalde stoffen toch op de markt toelaten indien er sprake is van een serieuze bedreiging voor de gezondheid van gewassen. Met dit voorstel wordt getracht om bijen te beschermen en de bureaucratie voor het goedkeuren van stoffen te verminderen. Door een geleidelijk verbod op stoffen tot 2016 zouden wij de sector er als het ware toe dwingen om biologisch verantwoorde en effectieve producten te ontwikkelen.
Wij kunnen deze wetgeving echter niet ondersteunen. Ondanks herhaalde verzoeken om een recentere effectbeoordeling, heeft de Commissie niets van zich laten horen. Wij kunnen geen wetgeving in abstracto uitvaardigen! Producten worden nu vanwege potentiële gevaren verboden en niet op grond van wetenschappelijke risico’s, dat wil zeggen op basis van gebruik en blootstelling. Daarnaast zijn de wetenschappers het nog niet eens over de definitie van “hormoonontregelende stoffen”. Wij hebben amendementen ingediend die er hopelijk toe zullen leiden dat er een advies van de deskundigen van de Commissie komt om deze lacune op te vullen.
Michel Teychenné (PSE), schriftelijk. – (FR) Met dit ontwerp, waarmee de productie en verkoop van pesticiden wordt beperkt, en de begeleidende tekst waarin het gebruik ervan aan banden wordt gelegd, heeft Europa eindelijk exemplarische normen op het gebied van pesticiden. Het verslag van mevrouw Breyer is echt een stap in de goede richting. Terwijl het producten met een beperkt risico op de markt toelaat, worden 22 stoffen die als uiterst schadelijk worden aangemerkt, verboden.
Als we op termijn op mondiaal niveau streven naar een rationele landbouw, mogen we blij zijn met deze stap voorwaarts van de Europese Unie. De Europese landbouw, die op grote schaal gebruikmaakt van gewasbeschermingsmiddelen, zal er niet door worden verzwakt. En de EU krijgt met deze teksten de meest strenge wetgeving in de strijd tegen giftige bestrijdingsmiddelen.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De wettelijke bepalingen voor pan-Europese beleggingsfondsen (instellingen voor collectieve belegging in effecten - icbe’s), zijn grondig herzien. Deze fondsen maken gebruik van collectieve beleggingsprogramma’s en kunnen, na goedkeuring in een bepaalde lidstaat, het betreffende “paspoort” in de gehele Unie gebruiken zonder dat er verder onderzoek nodig is. In deze tijd van algemene financiële onzekerheid dient de regulering van financiële transacties eerlijk en consequent te worden toegepast om het vertrouwen in de sector te versterken.
In het verslag van Wolf Klinz wordt de invoering voorgesteld van een “paspoort” voor beheermaatschappijen die worden ingeschakeld door de fondspromotors van icbe’s. Op basis van dit voorstel is een grensoverschrijdend beheer van beleggingsfondsen mogelijk zonder dat er aan het huidige vereiste hoeft te worden voldaan om een volledig functionerende beheermaatschappij op te zetten. Het is echter wel van cruciaal belang dat er voldoende fondsbeheerders beschikbaar zijn om adequaat toezicht op die beheermaatschappijen te houden.
De heer Klinz heeft een compromisdocument gepresenteerd dat op mijn steun kan rekenen.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Icbe’s zijn instellingen voor collectieve belegging in effecten. Zij zijn het resultaat van geharmoniseerde beleggingsfondsen die werken volgens een welomlijnd beleggingsbeleid. De kaderrichtlijn inzake icbe’s, waaraan het verslag van Klinz refereert, waarborgt transparantie van de kosten en een hoge bescherming van de belegger en dat is bijzonder belangrijk in tijden van economische en financiële crisis. De richtlijn legt de basisvereisten vast voor de organisatie en het beheer van beleggingsfondsen en het toezicht erover.
Het is een feit dat Europese beleggingsfondsen in vergelijking met de Amerikaanse markt eerder klein van formaat zijn, wat hoge kosten voor de beleggers tot gevolg heeft. Daarom is het noodzakelijk om het icbe-pakket onder de loep te nemen, het aan te passen aan de noden van de belegger en tegelijkertijd het concurrentievermogen van de Europese fondsensector te garanderen.
De door de rapporteur voorgestelde amendementen gaan vooral over nieuwe bepalingen voor fondsenfusies (die als nationale fusies moeten worden beschouwd, zodat de fiscale neutraliteit kan worden bewaard), de introductie van een document met essentiële informatie voor de belegger (dat het al te eenvoudige prospectus vervangt) en de vereenvoudiging van de momenteel geldende kennisgevingsprocedures door rechtstreekse uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende instanties.
Jan Andersson, Göran Färm en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij steunen het verslag omdat wij duurzame openbare financiën erg belangrijk vinden. Wij kanten ons echter tegen de formulering in paragraaf 8 dat een geleidelijke, maar forse vermindering van de belastingdruk moet worden geboden aan de midden- en lagere inkomens en pensioenen door middel van belastingaftrek, herziening van tarieven en compensatie voor trage fiscale afhandeling. Wij zijn van mening dat dit kwesties zijn die niet op EU-niveau moeten worden behandeld maar waar de lidstaten zelf over moeten beslissen.
Konstantinos Droutsas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag over de openbare financiën in de Economische en Monetaire Unie betuigt instemming met de arbeidersvijandige besluiten van de Raad en de Commissie, die tot doel hebben het concurrentievermogen van de monopolistische ondernemingen te versterken, en aldus de winst van het kapitaal te waarborgen, door de lasten van de diepe kapitalistische crisis af te wentelen op de schouders van de werknemers.
Het volksvijandige kader dat de EU met het Stabiliteitspact en de strategie van Lissabon tot stand heeft gebracht voor de uitoefening van het begrotingsbeleid van de lidstaten en met name de EMU-landen, wordt aangescherpt.
Het Europees Parlement probeert, evenals de Commissie, om de middelpuntvliedende tendensen en de redenering “eenieder redde zichzelf” aan banden te leggen door aan te dringen op een nog krachtigere inzet voor de voltooiing van de interne markt, op belastingharmonisatie en versterking van de concurrentie en de marktregels.
De kritiek dat de enorme bedragen die ter beschikking zijn gesteld om de crisis het hoofd te bieden, niet bij de kleine en middelgrote bedrijven terechtkomen en nog minder bij de werknemers, is een vlag die de lading niet dekt. De achterhaalde en mislukte modellen van overheidsoptreden, die de onvolkomenheden van de markt moeten opvangen, zijn vrome wensen en een poging om de werknemers om de tuin te leiden, die worden verzocht in te stemmen met een systeem dat rot is.
De enige oplossing is de strijd van de werknemers voor volksmacht en volkseconomie, voor omverwerping van de kapitalistische barbaarsheid.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is beslist een interessant gegeven dat in dit verslag erkend wordt dat de analyse van de toestand van de openbare financiën in 2007 en het eerste deel van 2008 'duidelijk een verandering in de economische trend laat zien en het dreigende vooruitzicht van verslapping van de economie en de groei, gepaard met een voortdurend laag inflatiepercentage en toenemende inkomensongelijkheid'.
Daarop aansluitend worden als antwoord op de crisis echter in principe precies dezelfde maatregelen voorgesteld als die welke tot het ontstaan van de huidige hebben geleid. En dat terwijl we van dit moment gebruik hadden moeten maken om voorstellen te doen tot wijziging van het neoliberale en monetaristische beleid dat debet is aan de ernstige maatschappelijke toestand, met een toename van de ongelijkheid, de werkloosheid, slecht betaalde of onzekere banen en armoede.
Het verslag dringt ook aan op prijsstabiliteit, het Stabiliteits- en groeipact (zij het met enige flexibiliteit) en de Strategie van Lissabon. Die combinatie is, zoals bekend, alleen maar gebruikt als excuus voor privatiseringen en het ontmantelen van sociale functies van de staat. In diezelfde sfeer past ook het idee van een nachtwakersstaat en de voorstelling dat het particulier initiatief efficiënter is, waarbij men probeert zogenaamde loonmatiging op te leggen, wat uiteindelijk neerkomt op het verlies van koopkracht.
Vandaar onze stem tegen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wat mij opvalt aan het verslag van mevrouw Gottardi over de overheidsfinanciën, is dat er geen enkele lering wordt getrokken uit de mondiale crisis.
Mevrouw Gottardi heeft het over 'marktfalen' en over 'gebrek aan toezicht' terwijl er in werkelijkheid sprake is van het falen van een systeem dat ons al decennia lang wordt opgelegd – dat van de gedwongen deregulering, de extreme filosofie van een mondiale vrije markt, de absurde financiële participatie van de economie, en de almachtige markt die wordt geacht zichzelf te reguleren. De gedeeltelijke cosmetische ingrepen waarover in de G20 en in Brussel vage besluiten zijn genomen, zullen hierin geen ingrijpende verandering brengen. Om dat te bereiken moeten we de economische dogma's waar we nog steeds onder gebukt gaan, opnieuw ter discussie stellen. De crisis heeft bewezen dat volledig vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen niet leidt tot bloei, maar tot een catastrofe. De crisis heeft eveneens bewezen dat de natiestaat het relevante en doelmatige niveau is voor het nemen van beslissingen, voor actie en reactie, ook al voelde de heer Sarkozy zich verplicht zich overal te laten vergezellen door de heer Barroso om ons te laten geloven dat de Europese Unie in deze situatie zinvol is.
In deze context zijn de goedbedoelde adviezen van de rapporteur ten aanzien van het beheer van de overheidsfinanciën en haar oproep tot naleving van het Stabiliteits- en groeipact helaas van weinig waarde.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Wij steunen een aantal positieve aspecten in dit verslag. Dat geldt met name voor een evenwichtigere spreiding van de belastingdruk, voor het belang dat aan de overheidsuitgaven wordt gehecht en voor de nadruk op een solide economische governance. Ik heb mij echter van stemming onthouden, aangezien het verslag blijft vasthouden aan de tekortschietende Lissabon-strategie, aan de nadruk op de mededinging, aan de ondersteuning van flexicurity en aan de impliciete bedreiging van de pensioenregelingen, de volksgezondheid en de zorg op de lange termijn, en dat allemaal onder het mom van “structurele hervorming”.