Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Debatten
Dinsdag 13 januari 2009 - Straatsburg Uitgave PB

15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
PV
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B6-0001/2009).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

 
  
  

Eerste deel

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 30 van Colm Burke (H-0992/08)

Betreft: Tien jaar euro

Kan de Commissie, gezien de recente festiviteiten in verband met het tienjarig bestaan van de euro, meedelen welke belangrijke lessen er getrokken zijn wat betreft de coördinatie van het fiscaal beleid in de eurozone, met name in het licht van de recente financiële en economische crisis?

 
  
MPphoto
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. (EN) Hoewel de ervaringen met begrotingscoördinatie in het algemeen positief zijn, kunnen er wel enkele lessen uit worden getrokken. De analyse van de eerste tien jaar versterkt het argument voor een effectiever begrotingstoezicht in goede tijden. Het laat ook de noodzaak zien om bredere kwesties te behandelen die van invloed kunnen zijn op de macro-economische stabiliteit van een lidstaat en op de algemene werking van de economische en monetaire unie.

De coördinatie van het fiscaal beleid zou het nationale begrotingsgedrag gedurende de gehele cyclus beter moeten geleiden, dat wil zeggen, zowel in goede als in slechte tijden. Er zou meer aandacht moeten worden besteed aan het toezicht op de ontwikkeling van de overheidsschuld, terwijl begrotingsdoelen voor de middellange termijn moeten worden versterkt om impliciete schulden aan te pakken. Al deze soorten ontwikkelingen vragen om meer begrotingstoezicht.

Maar het toezicht moet ook worden uitgebreid om rekening te houden met de ontwikkelingen binnen de lidstaten die de houdbaarheid van de begroting kunnen beïnvloeden, zoals de toename van tekorten op de lopende rekening, aanhoudende inflatieafwijkingen, aanhoudende afwijkingen in de ontwikkeling van loonkosten per eenheid product of trends op het gebied van onevenwichtige groei.

Het toezicht moet worden gebaseerd op bestaande instrumenten. De belangrijkste instrumenten voor het toezicht op het begrotingsbeleid en de coördinatie van het economisch beleid zijn duidelijk verankerd in het Verdrag en in het Stabiliteits- en groeipact.

Het aannemen van het Europees economisch herstelplan door de Commissie op 26 november afgelopen jaar baant ook nieuwe paden voor toezichts- en begrotingscoördinatie.

Het benadrukt de rol van de Commissie als katalysator voor noodbeleid inzake economische stabilisatie voor de korte termijn. Op basis van onze eigen economische beoordeling heeft de Commissie snel een zelfstandig en gekwantificeerd economisch antwoord op de economische vertraging geformuleerd. Het snelle handelen van de Commissie is een antwoord op de duidelijke risico's van het nationale economisch beleid, die groter zijn dan ooit op dit moment.

Het herstelplan erkent de inherente verdeling van de taken die in het economisch beleidskader van de EU zijn ingebed. Omdat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het begrotingsbeleid, heeft de Commissie een globaal doel voor extra begrotingsprikkels vastgesteld, rekening houdend met het bedrag dat nodig is om de EU-economie in haar geheel weer op gang te helpen.

Lidstaten zijn vrij om de grootte en samenstelling van hun respectieve begrotingsprikkels vast te stellen. Dit brengt uitdagingen mee op het gebied van coördinatie van en toezicht op de tenuitvoerlegging van nationale maatregelen. De Commissie en de Raad Economische en Financiële Zaken zullen gezamenlijk de tenuitvoerlegging van de nationale maatregelen bewaken overeenkomstig de beginselen die in het herstelplan zijn vastgelegd.

Vooruitkijkend zal een verstandige tenuitvoerlegging van het kader voor begrotingstoezicht de te verwachten toekomstige begrotingsontwikkelingen verankeren. Samen met het versterken van nationale begrotingskaders en -regels en met de tenuitvoerlegging van hervormingen die de stijging van leeftijdsgerelateerde uitgaven beteugelen, zorgt dit ervoor dat de houdbare posities worden hersteld.

Zo houdt het de nadelige gevolgen van de te verwachten stijgende tekorten en schulden voor risicopremies en particuliere consumptie en investeringen, binnen de perken.

 
  
MPphoto
 

  Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de commissaris, ik dank u zeer voor uw antwoord. We hebben een gemeenschappelijk monetair beleid; ziet u, met het oog daarop en gelet op de aanhoudende problemen, een grotere rol weggelegd voor de Eurogroep, waarbij tegelijkertijd het belastingbeleid in de afzonderlijke staten in acht wordt genomen? Denkt u dat de uitvoering of de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon op enige wijze van invloed zou kunnen zijn op dit gebied in verband met de belastingheffing? Volgens mij is waar het om gaat, dat we moeten samenwerken. Ziet u nog nieuwe manieren om de economieën van de EU-landen te stimuleren?

 
  
MPphoto
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (EN) Wat is de rol van de Eurogroep? Zoals u weet is de Eurogroep op dit moment een informeel orgaan, wat zij ook zal blijven nadat het Verdrag van Lissabon van kracht wordt. De Eurogroep kan dus geen formele besluiten nemen, zelfs niet wanneer deze alleen betrekking hebben op leden van de eurozone die zitting hebben in de Ecofin-Raad.

Maar in de afgelopen drie, vier jaar, vooral sinds Jean-Claude Juncker in januari 2005 voorzitter werd, heeft de Eurogroep de discussieagenda inhoudelijk verbeterd. De leden van de Eurogroep bespreken samen met de Commissie en de ECB dit verdergaande begrotingstoezicht en het bredere economisch toezicht waar ik het in mijn inleidende opmerkingen over had. De Eurogroep bespreekt vaak andere vraagstukken betreffende de externe rol van de euro en de externe dimensie van de eurozone.

U weet heel goed dat belastingvraagstukken heel gevoelig liggen. Op grond van het huidige Verdrag, maar in de toekomst ook volgens het Verdrag van Lissabon, is voor belastingbesluiten unanimiteit vereist op EU-niveau, en ik voorzie geen enkele verandering in het besluitvormingskader in de nabije toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Mijnheer de commissaris, ik ben geïnteresseerd in het volgende punt. De Eurogroep heeft zich gedurende de afgelopen tien jaar ruimschoots bewezen en juist in de huidige crisis is duidelijk geworden dat er ook bij andere landen interesse bestaat om zich bij deze groep aan te sluiten. Is de Commissie in dit verband reeds bezig te overwegen welke landen in de toekomst eventueel lid kunnen worden? Zijn er nog andere landen die interesse hebben om tot het eurogebied toe te treden, omdat gebleken is dat het de moeite waard is om deel uit te maken van de eurozone?

 
  
MPphoto
 

  Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) Allereerst zou ik de volgende vraag willen stellen: als de afgelopen tien jaar zo succesvol zijn geweest, waarom liggen de rentes in Italië en Griekenland, om twee voorbeelden te noemen, van schatkistcertificaten met een looptijd van tien jaar enkele procentpunten boven die van Duitsland?

Ten tweede, waarom is het Zweedse rentepercentage over tien jaar 0,4 procentpunten lager dan dat van Duitsland, en dat van Finland 0,6 procentpunten hoger, terwijl dit toch beide zeer goed bestuurde landen zijn?

 
  
MPphoto
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (EN) Zoals u weet, is Slowakije op 1 januari dit jaar tot de eurozone toegetreden, dus nu nemen er 16 van de 27 EU-lidstaten volledig deel aan de EMU en gebruiken ze dezelfde munt. Wie zal de volgende zijn? Het is niet aan de Commissie om die vraag te beantwoorden. Het is aan de landen die tot de eurozone willen behoren om zich daarvoor kandidaat te stellen. Op dit moment weten we welke EU-lidstaten graag zo snel mogelijk tot de eurozone willen toetreden maar helaas niet aan alle criteria van het Verdrag voldoen – de Baltische staten, Hongarije en andere. We weten ook dat er twee EU-lidstaten zijn, namelijk het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, die een opt-out hebben gekregen zodat de verantwoordelijkheid van alle EU-lidstaten om zichzelf en hun economie voor te bereiden om op een goede dag tot de eurozone te kunnen toetreden, niet op hen van toepassing is.

Ik weet niet wie na Slowakije als eerste tot de eurozone zal toetreden. Het zou misschien wel een van twee lidstaten met een opt-out kunnen zijn. Het is mogelijk dat in de komende maanden Denemarken, bijvoorbeeld, misschien zou besluiten van de opt-out af te zien en een verzoek in te dienen om tot de eurozone toe te treden. Eigenlijk voldoet Denemarken aan alle criteria van het Verdrag om te kunnen toetreden tot de eurozone, maar het is aan de Deense autoriteiten, het Deense parlement en misschien de Deense burgers via een referendum, om daartoe te besluiten.

Vanmorgen hebben we hier de tiende verjaardag van de euro gevierd. Ik ben er zeker van dat in de komende tien jaar alle – of bijna alle – EU-lidstaten tot de eurozone zullen toetreden omdat in deze tijd van crisis tijdens deze moeilijke economische periode, de voordelen van het lidmaatschap van de eurozone flink zijn toegenomen. De landen die nog niet tot de eurozone zijn toegetreden, beseffen dat de voordelen meer dan ruimschoots opwegen tegen de verantwoordelijkheden die zij als lid van de eurozone moeten dragen, of tegen de problemen.

Wat betreft uw opmerkingen, zou ik in uw positie niet de rentetarieven als argument tegen de eurozone aanvoeren. Vraag maar aan Denemarken wat er met hun rentetarieven is gebeurd in deze crisisperiode. Denemarken is een lidstaat die niet tot de eurozone behoort. De Deense munt is echter wel aan de euro gekoppeld en de Deense centrale bank volgt de beslissingen van de Europese Centrale Bank nauwgezet. De markten zijn niet bepaald gunstig voor degenen die niet tot de eurozone behoren; eerder lopen deze landen meer risico.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 31 van Paulo Casaca (H-1016/08)

Betreft: Ineenstorting van de zuivelprijzen op de Europese markt

Volgens een werkdocument van de Europese Commissie van 21 november over de evolutie van de prijzen van levensmiddelen zou op de Europese markt (p. 9) tussen oktober 2007 en oktober 2008 de prijs van boter met 30 procent en die van melkpoeder met 40 procent zijn gedaald, waardoor de prijzen gevaarlijk dicht in de buurt van de interventieprijzen zijn komen te liggen.

Vindt de Commissie dat haar voorstel van een jaar geleden om de maximumproductie van melk op te trekken, dat door het Europees Parlement en de Raad is goedgekeurd, in de huidige marktomstandigheden kan worden gehandhaafd?

Meent de Commissie dat de huidige reglementaire interventielimieten voor melkpoeder en boter zullen volstaan om te vermijden dat het inkomen van bijvoorbeeld de landbouwers op de Azoren, wier activiteit totaal afhankelijk is van de markt van zuivelproducten als melkpoeder en boter, keldert?

 
  
MPphoto
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Ik zal eerst beschrijven hoe de situatie er nog maar een paar jaar geleden uitzag. We weten allemaal nog wel dat de zuivelsector heel stabiel was en erg weinig prijsschommelingen kende, maar in de laatste paar jaar is de situatie ingrijpend veranderd. Eerst zagen we in 2007 – zoals ik me nog duidelijk kan herinneren was dat in augustus en september – een enorme stijging van de zuivelprijzen en vorig jaar zagen we in de prijzen eenzelfde of nog ergere beweging neerwaarts. Dus de huidige situatie is dat de prijzen erg dicht bij de interventieprijzen zijn komen te liggen en in sommige delen van Europa liggen ze daar zelfs nog onder.

Ik kan de leden verzekeren dat ik me zeer grote zorgen maak over de snelle verslechtering van de situatie op de Europese zuivelmarkt. We beschikken over steunmaatregelen die in werking kunnen worden gesteld om de zuivelsector te steunen en we hebben reeds actie ondernomen.

In tegenstelling tot de normale situatie, waarin de particuliere opslagregeling voor boter gewoonlijk op 1 maart in werking treedt, hebben we besloten om de regeling al vanaf 1 januari in werking te stellen. Dit betekent dat de productie die in december heeft plaatsgevonden ook onder deze regeling kan vallen. Interventieaankopen of exportrestituties zijn nog andere instrumenten die ter beschikking staan om de zuivelsector of de zuivelmarkt op doeltreffende wijze te kunnen ondersteunen.

Wat betreft de interventieregeling die in maart van start gaat – en waaronder derhalve ook de productie valt die in februari plaatsvindt – mogen boter en mageremelkpoeder tot eind augustus worden aangekocht. Eerst voor vaste hoeveelheden en tegen vaste prijzen, om daarna te worden gevolgd door openbare inschrijvingen als de situatie daarom vraagt.

Laten we ook nog eens terugdenken aan de situatie in 2007. Ik denk dat we ons allemaal nog de onmiddellijke en snelle reactie kunnen herinneren die we toen hebben gezien van het Parlement, de Raad en de lidstaten, en die mij toen onder grote druk hebben gezet om onmiddellijk – nog liever gisteren dan morgen – de quota te verhogen om de situatie ten aanzien van de consumentenprijzen te verbeteren.

Ik wil vandaag ook heel nadrukkelijk proberen de wijdverspreide misverstanden uit de wereld te helpen dat de zeer zwakke zuivelprijzen die we momenteel zien, te wijten zouden zijn aan de verhoging van de melkquota. In werkelijkheid is de melkproductie, ondanks de quotaverhoging van 2 procent die na april plaatsvond, zelfs teruggelopen. Dat is wat we nu aanschouwen, en dit komt doordat een quotaverhoging voor de lidstaten of melkveehouders een mogelijkheid biedt om te produceren, maar zeker geen verplichting daartoe vormt. Dit laat duidelijk zien dat de zuivelproducenten reageren op de signalen van de markt.

De relatief kleine veranderingen in het quotastelsel waar we mee te maken hebben gehad vormen derhalve op geen enkele manier een verklaring voor de marktvolatiliteit die we nu aanschouwen. De teruggelopen vraag van consumenten is waarschijnlijk nog een reactie op de hoge prijzen van vorig jaar toen de consumenten probeerden af te stappen, of wilden afstappen, van de hoogkwalitatieve dure zuivelproducten. Dan is er natuurlijk ook nog het economische klimaat waarin we ons momenteel bevinden. Om dezelfde reden is het van belang dat we onszelf niet voor de gek houden door te denken dat we door microbeheer op de zuivelmarkt de hele sector naar onze hand kunnen zetten. De conclusie die we moeten trekken is dat het quotastelsel niet in staat is gebleken om voor stabiliteit op de markt te zorgen.

Wat betreft de kwestie van de Azoren, hebben de Portugese autoriteiten iedere gelegenheid aangegrepen om te verzoeken om hogere melkquota voor de eilanden vanwege het feit dat de Azoren zeer competitief schijnen te zijn en van de toegenomen productie lijken te profiteren. Ik ben ervan overtuigd dat de hogere quota, en de uiteindelijke afschaffing van het quotastelsel, de zuivelsector op de Azoren ten goede zal komen. Dat zal sowieso het geval zijn, denk ik, ondanks het feit dat die prachtige eilanden erg ver weg zijn en de melk over en tussen negen eilanden moet worden getransporteerd.

Tot slot kan ik de leden verzekeren dat ik de instrumenten van ons zuivelbeleid op verantwoordelijke wijze zal beheren om een effectief veiligheidsnet voor de zuivelsector te garanderen.

 
  
MPphoto
 

  Paulo Casaca (PSE).(PT) Mevrouw de commissaris, dank u voor uw uitleg. Ik kan helaas niet delen in uw optimisme met betrekking tot de wijze waarop deze verhogingen van de quota de productie op de Azoren ten goede zouden kunnen komen.

Ik kan u echter wel verzekeren dat een en ander – volgens schattingen van een deze week verschenen tijdschrift is de prijs van poedermelk op de wereldmarkt sinds augustus 2007 met 60 procent gedaald – ernstige gevolgen heeft voor de inkomens van de landbouwers binnen de Autonome Regio van de Azoren, en ongetwijfeld ook op andere plaatsen in Europa. Ik hoop dat deze maatregelen in de toekomst iets zullen uithalen, want tot nog toe is dat niet het geval geweest. Ik wil u daarom vragen, mevrouw de commissaris, om de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden.

 
  
MPphoto
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) U weet dat ik altijd met veel genoegen met u in dialoog en in debat ga over het belang van de agrarische sector en ook over de Azoren.

Op dit moment is de markt erg moeilijk. Dit geldt niet alleen voor de Azoren, maar voor Europa in het algemeen, waarbij wij ons moeten realiseren dat de prijzen zakken tot een niveau dat we nog maar een half jaar geleden nooit voor mogelijk hadden gehouden. Ik kan u alleen maar verzekeren – en ik denk dat u wel vertrouwen zult hebben in mijn vermogen om de juiste oplossingen te vinden op het juiste moment – dat dit de wijze zal zijn waarop we het stelsel onder deze omstandigheden gaan beheren.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Ik wens de commissaris nog een gelukkig nieuwjaar, hoewel het nieuws met betrekking tot de zuivelproductie niet gunstig is.

Zou ik u in het bijzonder mogen vragen, mevrouw de commissaris – omdat u enkele van de factoren heeft genoemd die tot de prijsdaling hebben geleid – of er, gezien het feit dat het voor ons niet duidelijk was waarom de prijzen zo sterk zijn gestegen, ook een gedetailleerde analyse is gemaakt van de redenen waarom de prijzen zo sterk zijn gedaald? Weet u zeker dat de hervormingen in de gezondheidstest afdoende zijn gezien al deze onzekerheid? Ten slotte, is een veiligheidsnet wel voldoende als wij het vertrouwen van de producenten uithollen en zij de melkproductie terugbrengen, zoals nu gebeurt?

 
  
MPphoto
 

  Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) In de eerste plaats denk ik dat er verschillende redenen zijn voor die zeer lage melkprijzen.

Misschien is de belangrijkste reden wel het feit dat de Russische markt enorm belangrijk is voor de Europese Unie, en wat we de laatste tijd in de economische sector in Rusland hebben gezien is een enorme devaluatie, wat betekent dat de prijzen voor de Russische consument enorm zijn gestegen. Ik weet de precieze cijfers niet, maar de devaluatie ligt op zijn minst op 50 procent. Dat heeft tot gevolg gehad dat onze mogelijkheid om onze producten in Rusland te verkopen enorm is gedaald. Zoals ik al heb gezegd, hebben we al de consequentie gezien van de hoge prijzen in 2007 toen de mensen een beetje terugschrokken van de hoge prijzen - van zuivelproducten – en het is duidelijk dat ze nog niet zijn teruggekomen. En dan hebben we nu weer te maken met de onzekerheid in de algemene economische situatie.

Mevrouw McGuinness vroeg of wij denken dat wat wij tijdens de gezondheidstest hebben gedaan wel voldoende is. Het is echter zo dat de gezondheidstest pas op 1 januari 2010 begint, met alle verschillende beschikbare instrumenten om de verschillende sectoren te ondersteunen. We hebben tijdens de debatten gezien dat we voor nieuwe uitdagingen staan en we hebben het modulatiegeld voor deze nieuwe uitdagingen gereserveerd, maar die gelden nog niet in 2009. Daarom hebben wij voorgesteld aan het Europees Parlement, de Raad en de Ecofin-Raad om nu alvast in 2009 wat van het zogenaamde ongebruikte geld uit te geven – 5 miljard euro in totaal van de landbouw, en voor het plattelandsbeleid gaat het om 1,5 miljard. Het is dan aan het Parlement en de Raad om te kijken of het mogelijk is om wat van dit geld uit te geven.

Als u zich de lijst van nieuwe uitdagingen nog voor de geest kunt halen, dan werd de zuivelsector daarbij ook genoemd. Daarom hoop ik dat er ook in het Parlement begrip voor zal zijn om wat van dit geld vrij te maken en dit niet exclusief maar ook te gebruiken voor de uitdagingen in de zuivelsector.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 32 van Johan Van Hecke (H-1018/08)

Betreft: Microkredieten

In mei 2008 stelde eurocommissaris Mariann Fischer Boel voor EU-geld dat vroeger werd gebruikt voor exportsubsidies, prijsondersteuning en de opslag van overschotten te besteden aan microkredieten waarmee boeren in de ontwikkelingslanden zaden en kunstmest kunnen kopen. Microkredieten zijn ontegensprekelijk een belangrijk hulpmiddel in de strijd tegen de armoede en een instrument in dienst van de millenniumdoelstellingen. In april 2008 sprak het Europees Parlement zich al uit voor het vrijmaken van meer middelen voor microkredietprojecten via een schriftelijk verklaring.

Welk concreet gevolg werd tot nu toe door de Europese Commissie aan dit voorstel gegeven?

 
  
MPphoto
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Is het niet gebruikelijk dat er na het stellen van de vraag twee aanvullende vragen kunnen worden gesteld en had ik niet al direct bij het begin van de vraag aan de commissaris aangegeven dat ik een aanvullende vraag had?

Waarom hebt u mij niet het woord gegeven?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Mijnheer Allister, ik was mij er in het geheel niet van bewust dat u een vraag wilde stellen. Als ik dat geweten had, had ik u vanzelfsprekend het woord gegeven.

 
  
MPphoto
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Met alle respect, uw personeel heeft aangegeven dat mijn verzoek was opgemerkt. Dus als uw personeel op de hoogte was, dan leid ik daaruit af dat u ook op de hoogte was.

Waarom bent u niet op de hoogte gebracht?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het spijt mij, volgens mijn medewerkers heeft niemand u gezien.

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel , lid van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de debatten tussen het Parlement en de Raad over de goedkeuring van de verordening tot oprichting van een Europese voedselfaciliteit hebben geleid tot het besluit de beschikbare middelen uit Hoofdstuk 2 van de begroting niet te gebruiken om deze faciliteit te financieren, in tegenstelling tot wat was voorgesteld door de Commissie. De op 16 december goedgekeurde verordening van het Europees Parlement en de Raad voorzag voor de periode 2008-2010 echter in een begroting van 1 miljard euro uit hoofde van rubriek 4 van de begroting. Het zal worden gebruikt om maatregelen te financieren ter ondersteuning van de landbouw en voedselveiligheid in de ontwikkelingslanden die het zwaarst getroffen zijn door de voedselcrisis. Microkrediet speelt bij veel van deze maatregelen een voorname rol, maar ook bij andere maatregelen die tot doel hebben landbouw- en plattelandsproductie te versterken. Het Parlement krijgt het recht om de programmering van de door deze faciliteit gefinancierde werkzaamheden te beoordelen, overeenkomstig de bepalingen van de comitologieverordening. Ik kan u mededelen dat een initieel pakket van circa 300 miljoen euro, voor 24 à 25 landen, in februari zal worden voorgelegd, terwijl het algemene plan voor het gebruik van de gehele faciliteit in ieder geval zal worden gepresenteerd door de Commissie en vóór 1 mei 2009 zal worden aangenomen.

De Commissie is voorstander van het op grotere schaal ontwikkelen van microkrediet- en microfinancieringsinstellingen. Behalve krediet bieden laatstgenoemde een breed scala aan financiële diensten, waaronder beheer van spaargelden, verzekeringsproducten, geldovermakingen en betalingssystemen. De Commissie acht het van belang de meest kansarme personen en mensen met lage inkomens te helpen toegang te krijgen tot deze financiële diensten. Ze is van mening dat het grootste obstakel voor de ontwikkeling van financiële systemen niet het gebrek aan middelen is, maar eerder een gebrek aan institutionele en technische capaciteit. Daarom richt de Commissie zich voornamelijk op het versterken van de institutionele bevoegdheden van aanbieders van microfinanciering. Daarnaast kan de Commissie, wanneer de toegang tot kapitaal een wezenlijk struikelblok blijkt voor microfinancieringsinstellingen, bijvoorbeeld wanneer een microfinancieringsinstelling haar dienstverlening wil ontwikkelen in plattelandsgebieden, de kapitaalbehoeften van deze instellingen financieren via gespecialiseerde financiële instellingen zoals de Europese Investeringsbank (EIB), waarbij ze gebruik maakt van kredieten om leningen te verstrekken of kapitaal in te brengen. In sommige gevallen, wanneer nieuwe microfinancieringsinstellingen worden opgericht, kan de Commissie eveneens besluiten deze startende bedrijven te financieren via gespecialiseerde ngo’s. Verder beheert de EIB, op basis van deze comparatieve voordelen, microfinancieringsinstellingen in het algemene kader van de faciliteiten die door de EU-begroting worden gefinancierd, namelijk de FEMIP (Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit) in het geval van de euro-mediterrane regio, of via het Europees Ontwikkelingsfonds, de investeringsfaciliteit voor de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan.

 
  
MPphoto
 

  Johan Van Hecke (ALDE). - Voorzitter, de beslissing om 1 miljard euro uit te trekken voor de armste boeren in de landen die het zwaarst getroffen zijn door de voedselcrisis, hebben wij hier allemaal toegejuicht, al blijf ik persoonlijk betreuren dat het voorstel van de Commissie om ongebruikte landbouwgelden hiervoor aan te wenden onder druk van bepaalde lidstaten en ook van een deel van het Parlement, is gekelderd.

Zoals de commissaris zegt, hecht de Commissie veel belang aan microkredieten als doeltreffend instrument in de armoedebestrijding. Maar de jongste tijd zijn er ook wat vragen gesteld, is er wat kritiek, meer bepaald wat de toegankelijkheid betreft. Men zegt, het is een instrument in de steden dat het platteland niet bereikt.

Mijn vraag aan de Commissie is: is er ter zake al een globale evaluatie van het instrument gemaakt?

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel. – (FR) Uiteraard werken we, zoals ik al zei, aan een mechanisme waarmee we de financiële middelen die hiertoe zijn gereserveerd, onmiddellijk kunnen aanwenden.

Mijns inziens vormt noch de aard van de middelen noch hun oorsprong een probleem in termen van capaciteit. Het is duidelijk dat er, zelfs bij plattelandsprojecten, helemaal geen probleem zal zijn. Ik kan u dan ook geruststellen op dit punt; het moet geen probleem zijn en uw bezorgdheid zal voor een groot deel worden weggenomen, zoals u zult zien, in het eerste pakket dat eind februari zal worden gepresenteerd, en ook in het algemene plan dat uiterlijk op 1 mei beschikbaar zal zijn.

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Ik heb alleen een korte vraag. Hebt u overwogen om ook voor deze microkredieten bepaalde doelstellingen als voorwaarde te stellen, zodat men zich gaat richten op eerlijke handel of biologische voedingsmiddelen, en bent u van mening dat dit soort mechanismen nuttig zijn? Of bent u van mening dat het betrekkelijk weinig uitmaakt of dergelijke voorwaarden worden gesteld?

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel. – (FR) Ik kan me vanzelfsprekend niet mengen in het eigen beheer van ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden hebben over het algemeen bijzonder kwetsbaar beleid als het gaat om dit soort zaken. Ik denk dat ik de kern van uw vraag heb begrepen en ik geloof dat de benadering die u voorstelt, in principe veelbelovend klinkt. Ik begrijp ook wat u ermee wilt bewerkstelligen. Wellicht kan ik me nogmaals over uw suggestie buigen en proberen deze in de huidige beraadslagingen mee te nemen, en vervolgens bij u terugkomen om te kijken hoe we een en ander vorm kunnen geven.

Ik stel me zo voor dat u denkt aan stimuleringsregelingen waarmee we bepaalde beleidsmaatregelen veel meer richting kleine familieboerderijen kunnen sturen, om maar wat te noemen. Ik denk dat biologische landbouw in een aantal ontwikkelingslanden zonder meer een optie is, op voorwaarde dat het mogelijk zou zijn sectoren tot stand te brengen. Dit is echter zomaar een idee. Als we een sector tot stand kunnen brengen in een land waar op een gegeven moment een overschot aan landbouwproducten bestaat, zou dat uiteraard een interessante diversificatie vormen, met een aantrekkelijke toegevoegde waarde. Hoe dan ook, het is voor mij klip en klaar dat uw suggestie zinvol is en ik beloof u mijn medewerkers er deelgenoot van te maken, zodat we kunnen kijken hoe deze kan worden meegenomen in onze beraadslagingen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Is de commissaris niet bezorgd over het feit dat de kwestie van de mondiale voedselzekerheid, waar deze vraag over gaat, vanwege de wereldwijde economische crisis op de politieke agenda is gezakt? Welke actie onderneemt de Commissie om ervoor te zorgen dat dit onderwerp hoog op de politieke agenda blijft staan omdat er dagelijks nog steeds 30 000 kinderen sterven van honger en ondervoeding?

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel. – (FR) Ik ben soms verrast door bepaalde vragen. Het is niet omdat we het niet elke dag over deze zaken hebben dat we er niet dagelijks mee bezig zijn. Uw vraag veronderstelde dat de Commissie er niet zo voor te porren lijkt de werkzaamheden voort te zetten waartoe zij in feite grotendeels het initiatief heeft genomen, met de steun van het Parlement.

Wees gerust; dit is een interessante vraag, aangezien het feit dat de prijzen zijn gedaald sinds de voedselcrisis een paar maanden geleden sommigen het idee zou kunnen geven dat het probleem is opgelost. De prijzen zijn weliswaar gedaald, maar ze zullen niet terugkeren naar het betrekkelijk lage peil waarop ze voorheen stonden. U doet er dan ook goed aan dit te benadrukken en erop te wijzen dat de voedselcrisis voortduurt en nog jarenlang een ernstig probleem zal vormen. Ik kan u verzekeren dat ik zeer nauwlettend zal toezien op deze kwestie, die niet in de vergetelheid zal geraken.

 
  
 

Tweede deel

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 33 van Marian Harkin (H-0970/08)

Betreft: Hervorming van de begroting

Uit de publieke enquête van de Commissie over "De begroting hervormen voor een ander Europa" is naar voren gekomen dat de Commissie de doeltreffendheid en efficiency van de uitvoering van de begroting moet verbeteren door de transparantie en toegankelijkheid voor het publiek ervan te vergroten. Daarnaast bevat het onlangs gepubliceerde jaarverslag 2007 van de Rekenkamer verschillende aanbevelingen met betrekking tot het evenwicht tussen kosten en risico's, toezicht en verslaglegging, vereenvoudiging van instrumenten en verbetering van de informatie en controle door de lidstaten. Kan de Commissie meedelen welke maatregelen zij zal treffen om de belangrijkste resultaten van de publieke enquête en het jaarverslag van de Rekenkamer te vertalen in betere prestaties en vermindering van de administratieve rompslomp?

 
  
MPphoto
 

  Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. − (EN) Ik heb vandaag twee vragen gekregen over de hervorming van de begroting, een van meer algemene aard en een die meer is toegespitst op de landbouw. Ik ben erg blij nu ten minste twee vragen te hebben, omdat we om meer belangstelling voor dit onderwerp van het Parlement hebben gevraagd.

Voor wat de eerste vraag betreft, deze is algemener en heeft meer betrekking op de uitvoering, met name op de doelmatigheid van de uitvoering van de Europese begroting. Een deel van de openbare raadpleging was in het bijzonder gericht op de vraag hoe de uitvoering van de Europese begroting doeltreffender, sneller, eenvoudiger en transparanter kon worden gemaakt. Uit de openbare raadpleging kwam naar voren dat een effectievere en efficiëntere Europese begroting dringend gewenst was, met name door de administratieve begroting en het toezicht daarop te vereenvoudigen en daarbij uit te gaan van evenredigheid.

In dit kader zijn er een aantal onderwerpen afgebakend, waarvan er aan sommige al een concrete vorm wordt gegeven in de Commissie. Een van de initiatieven die nu al zijn genomen is het Europees transparantie-initiatief. Met dit initiatief heeft de Commissie al een eerste stap gezet om aan de behoefte aan meer openheid en een betere toegankelijkheid van de begroting tegemoet te komen.

Er zijn nog enkele andere onderwerpen die in de raadpleging naar voren kwamen die onze serieuze aandacht verdienen. Het eerste is de integratie van de uitgaven die nu nog buiten de begroting vallen – de zogeheten budgettisering van de middelen. Dit zou natuurlijk leiden tot meer synergie, een grotere legitimiteit en verdere administratieve vereenvoudiging, maar we zijn daarin de afgelopen jaren niet zo succesvol geweest. Wat sommige middelen betreft bent u daarvan op de hoogte. De verantwoordelijkheden van de lidstaten vormen een ander belangrijk element. Het is belangrijk de bevoegdheden van de lidstaten verder te versterken, die meer dan 80 procent van de begroting beheren, met name op terreinen waar sprake is van gedeeld beheer. Het is noodzakelijk de bevoegdheden duidelijker tussen de lidstaten en de Commissie te verdelen. Hopelijk zal hier gedeeltelijk verbetering in komen als het Verdrag van Lissabon van kracht is.

Het derde element is de rigiditeit van onze begroting. De huidige Europese begroting is nog steeds te rigide - met als recente voorbeelden de onderhandelingen voor de voedselfaciliteit en het Europees economisch herstelplan - met name in de huidige omstandigheden. Dan hebben we ook nog problemen met de gasleveringen in Europa waarbij we maar niet in staat blijken te zijn om overeenkomst tussen de lidstaten te bereiken over het investeren in toekomstige projecten zoals in interconnecties of opslag van gas. Dat laat maar weer eens zien hoe noodzakelijk het is om te investeren in de operationele reactiecapaciteit van de Europese begroting.

De derde groep problemen die in de raadplegingen naar voren is gekomen, heeft betrekking op het minimaliseren van de administratieve lasten. De Commissie heeft ook al verschillende toezeggingen gedaan. In haar actieplan voor een geïntegreerd internecontrolekader heeft de Commissie beloofd om met voorstellen te komen voor vereenvoudigde voorschriften ten aanzien van kostensubsidiabiliteit. Zo moet er, waar dat van toepassing is, meer worden gewerkt met betalingen van vaste of forfaitaire bedragen. In haar recente mededeling over aanvaardbare foutenrisico’s stelt de Commissie voor om het controlesysteem te herdefiniëren in termen van beoogde risico’s en een aanvaardbaar foutenpercentage. We hopen op steun van het Parlement bij deze politieke besprekingen en later ook bij de onderhandelingen met de Raad.

De Commissie ziet uit naar de steun van het Parlement in het algemeen bij het rationaliseren en vereenvoudigen van de uitvoering van de begroting en vervolgens bij het bestuderen van toekomstige wetgeving in het algemeen. Ik dank u voor de vragen. Dit is doorgaans het minst aantrekkelijke onderwerp om ons vragen over te stellen omdat dit vaak als te technisch wordt beschouwd. Hoe goed de politieke beslissingen die worden genomen ook zijn, goed beleid kan toch mislukken als we geen doelmatige uitvoeringsmechanismen hebben.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Dank u voor uw uitvoerige antwoord, commissaris. U had het over de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Kunt u precies aangeven welke vooruitgang wordt geboekt bij het vereenvoudigen van de basis voor de berekening van subsidiabele kosten en of er inderdaad meer gewerkt wordt met forfaitaire betalingen, met name op het gebied van de structuurfondsen?

Mijn tweede vraag heeft betrekking op het raadplegingsdocument zelf en de overwegend negatieve respons daarin ten aanzien van de landbouw. Als we naar de raadplegingsdocument kijken, dan zien we dat daarin toekomstige uitdagingen worden genoemd, zoals diversiteit, wetenschappelijke en technische vooruitgang, de kenniseconomie, klimaatverandering en energiezekerheid, maar voedselzekerheid komt er niet in voor. Oftewel, wordt de negatieve respons ten aanzien van de landbouw misschien te veel beïnvloed door het document zelf?

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE).(RO) Ik wil graag de aandacht vestigen op het feit dat 2009 het Europees Jaar van creativiteit en innovatie is.

We hebben ook nog een andere prioriteit, namelijk de klimaatverandering. We mogen niet vergeten dat, als onderdeel van het Europees economisch herstelplan, de noodzakelijke financiering van prioritaire infrastructuur zoals die voor energie en vervoer eveneens prioriteit heeft.

Hoe komen deze prioriteiten tot uitdrukking in de begrotingshervorming?

 
  
MPphoto
 

  Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. − (EN) Nog drie aanvullende vragen dus.

Wat betreft de structuurfondsen en wat we op dit moment al doen: tijdens de onderhandelingen met het Parlement in het kader van het bereiken van overeenstemming over de begroting van 2009, zijn we al overeengekomen en hebben we een verklaring afgelegd dat we de absorptie zullen bespoedigen en dat we het besluitvormingsproces flexibeler zullen maken voor de lidstaten, met inbegrip van hoe structuurfondsen moeten worden gebruikt. Dit staat ook in ons herstelplan. Dit is belangrijk en we hebben berekend dat dit alleen in 2009 al zal bijdragen tot een versnelling van de besteding van de structuurfondsen van ongeveer 6 miljard euro. Dit zijn we aan het Parlement verplicht en dit zijn we ook zo overeengekomen met de lidstaten in de Raad, die deze inspanningen steunden.

Er zijn daarom twee pakketten van wijzigingen in de regelgeving door de Commissie goedgekeurd en ik hoop dat deze nu ergens in het Parlement, of in ieder geval in de Commissie regionaal beleid en ruimtelijke ordening, en in de Raad al in behandeling zijn, en we hopen dat ze zeer spoedig zullen worden aangenomen, zodat de lidstaten deze kunnen toepassen.

Wat betreft voedselzekerheid en betrekkingen met het GLB: Uw vraag is heel interessant en ik kan me indenken welke vragen ik nog zal krijgen van andere leden. Het is een heel zinnige vraag over het GLB in het algemeen. We hebben tijdens het raadplegingsproces veel kritiek ontvangen over de kwaliteit van het GLB, niet over het beleid op zich maar over de kwaliteit ervan en het vermogen om tijdig te reageren en hulp te bieden.

Het beleid is van nature vrij duur en dat is hoe de betrokkenen dit beleid hoofdzakelijk hebben ervaren. En natuurlijk heeft u absoluut gelijk, in onze visie zal dit beleid in de nabije toekomst en op de middellange termijn veranderen en meer gaan investeren in milieu- en gezondheidsaspecten, waaronder voedselzekerheid. Dat is hoe wat ons betreft de toekomst op middellange termijn er waarschijnlijk uit gaat zien.

Maar natuurlijk was niet alles naar ieders tevredenheid geregeld. We hebben geprobeerd zo objectief mogelijk te zijn. We hebben al het materiaal van de raadpleging gepubliceerd. Het is allemaal besproken tijdens de conferentie in november onder voorzitterschap van voorzitter Barroso en alles is gepubliceerd, met inbegrip van ons onderzoek naar de inbreng van de denktanks, al het materiaal van de raadpleging en onze samenvatting. Het is dus openbaar; en het kan worden geraadpleegd. Het geeft echter nog niet ons standpunt weer. We hebben geprobeerd objectief te zijn en ons niet te verbinden aan een standpunt, maar we wilden de reactie zien van het publiek. We wilden u een objectief beeld geven van hoe men van buitenaf tegen ons beleid of onze begroting aankijkt, en wij wilden dit in de toekomst gebruiken voor onze voorbereiding op het politieke besluit hierover.

Wat de derde vraag over prioriteiten betreft, heeft u absoluut gelijk. Iedereen heeft het erover. We weten wat er moet gebeuren. De lidstaten weten het, de regeringen weten het, maar zijn het niet altijd eens wanneer het op geld aankomt. De onderhandelingen over de afronding van de begroting gaan gewoonlijk voornamelijk over de juste retour. Wie betaalt hetzelfde terug? Vooral nu, tijdens deze economische recessie – nu we zulke ernstige problemen hebben op het gebied van energie en in de externe wereld – vooral nu moeten we ons weer gaan concentreren op de strategische doelstelling, die we gezamenlijk – de Commissie en uzelf – moeten realiseren, om de strategienota over de herziening van de begroting voor te bereiden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 34 van Mairead McGuinness (H-0996/08)

Betreft: Hervorming EU-begroting

Is de Commissie ervan overtuigd dat de onlangs gehouden openbare raadpleging "Herziening van de EU-begroting voor verandering van Europa" een afspiegeling is van de mening van de meerderheid van de Europese burgers; of geeft de "ene boodschap" die is afgeleid uit de "honderden stemmen" werkelijk een waarheidsgetrouw beeld van de gehele publieke opinie in de EU?

Kan de Commissie in het kort aangeven wat de voornaamste conclusies zijn en welke ingrijpende veranderingen in het EU-uitgavenpatroon zij voor de toekomst verwacht?

Welke belangrijke hervormingen verwacht zij met name ten aanzien van de landbouwuitgaven?

 
  
MPphoto
 

  Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. − (EN) In de vraag die ik heb ontvangen lag het zwaartepunt bij het resultaat van de besprekingen op het gebied van de landbouw, maar er zijn nog meer algemene elementen aan toegevoegd, dus ik wil graag met enkele algemene opmerkingen beginnen.

Wat betreft de raadplegingen die we in gang hebben gezet, zijn we zeer tevreden omdat het de eerste keer was in de geschiedenis van Europa dat het debat zo openlijk plaatsvond, waarbij iedereen die daartoe in staat en bereid was, aan het proces deelnam. Er was een enorme inbreng van ngo’s, regeringen, denktanks en het maatschappelijk middenveld, wat heel nuttig voor ons was en ook zal blijven.

Natuurlijk laten de raadplegingen een zeer breed scala aan meningen en perspectieven zien die niet tot een of twee specifieke boodschappen kunnen worden teruggebracht. De bijdragen ondersteunden echter grotendeels de algemene aanpak van de Commissie ten aanzien van de begrotingsherziening die gericht is op een strategische visie om de meerwaarde voor Europa van iedere euro die binnen de Europese begroting wordt uitgegeven, te maximaliseren. Ze bieden criteria om de gedachten en opvattingen vorm te geven over hoe de stabiliteit en het vermogen van de begroting om op bepaalde behoeften te kunnen inspelen met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht.

Veel respondenten waren het erover eens dat de begroting in de loop der tijd een aanzienlijke ontwikkeling heeft ondergaan, maar slechts weinigen zijn helemaal tevreden met de huidige structuur van de begroting. De raadplegingen bieden een indruk van de prioriteiten met betrekking tot de uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, waarbij klimaatverandering en het mondiale concurrentievermogen bovenaan de lijst staan.

Ook wordt er in de bijdragen een scala aan mogelijke hervormingen voorgesteld met betrekking tot het specifieke uitgavenbeleid, het financiële stelsel en de wijze waarop de begroting wordt uitgevoerd. Nadere informatie hierover, zoals ik al genoemd heb, vindt u op de websites van de Commissie.

Wat de landbouw betreft, blijkt ten slotte uit de raadpleging dat er een relatief groeiende overeenstemming bestaat over de noodzaak om het GLB verder te hervormen. Sommigen vinden het het beste om op dezelfde voet door te gaan met de hervorming als bij de eerdere gezondheidstest van het GLB of de tussentijdse evaluatie, anderen geven de voorkeur aan meer radicale veranderingen. In de meeste bijdragen wordt de noodzaak benadrukt om het GLB te wijzigen en het toe te spitsen op het concurrentievermogen van de Europese landbouw, op het vermogen om in te kunnen spelen op klimaatverandering, op voedselzekerheid en kwaliteitsvereisten en andere milieudoelstellingen. De meningen verschillen echter over de aard en de omvang van de noodzakelijke veranderingen.

De verwachtingen van de Commissie ten aanzien van de belangrijkste uitgavengebieden, met name op het gebied van de landbouw, worden continu bijgesteld op basis van overleg, technische beoordeling, wetenschappelijke inbreng en sectorale beleidsbesprekingen. Zij zullen deel uitmaken van het politieke antwoord dat later dit jaar zal volgen. Dan zal de Commissie ook onze strategienota voorbereiden, en ik hoop ten zeerste dat we samen met u onze taak kunnen vervullen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Dank u commissaris, niet alleen voor uw antwoord maar ook voor uw opmerkingen in verband met wat Marian Harkin heeft gezegd over voedselzekerheid. Ik denk dat dit een groot gat in de markt is.

Ik wil uw aandacht vestigen op het verslag dat ik heb opgesteld en dat na stemming vandaag in dit Parlement door een overweldigende meerderheid is aangenomen, waarmee steun werd gegeven aan het GLB en de rol daarvan bij de mondiale voedselzekerheid, en op het debat dat we hebben gevoerd over de dalende inkomens van melkveehouderijen. Het is nodig om degenen die radicale hervormingen voorstellen eens met de realiteit te confronteren. We hebben het hier over het voedsel voor Europese burgers en de inkomens van degenen die op het platteland wonen en werken. Ik wil dat u hen bij de verdere besprekingen in gedachten houdt.

 
  
MPphoto
 

  Göran Färm (PSE). – (SV) Ik heb een korte vraag voor de commissaris. Ik heb in december deelgenomen aan de uitstekende Conferentie van de Commissie over de tussentijdse begrotingsevaluatie. Tijdens die Conferentie hield de commissaris een uitstekende en proactieve rede over het belang om nu voorstellen voor amendementen in te dienen. Maar nu horen we geruchten over het feit dat er geen voorstel voor de tussentijdse begrotingsevaluatie zal komen tot na de verkiezingen voor het Europees Parlement en na de Duitse federale verkiezingen in september. Mijn vraag is eenvoudig: zal de commissaris een voorstel voor een tussentijdse begrotingsevaluatie indienen vóór de zomer of pas na de Duitse federale verkiezingen?

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). (LT) Commissaris, ik zou u willen bedanken voor uw juiste en eerlijke antwoorden en willen zeggen dat de besprekingen over de begrotingshervorming al een tijdje aan de gang zijn, al meer dan een jaar. Heeft de financiële crisis invloed op deze besprekingen? Ik zou ook graag willen weten of er naar oplossingen zal worden gezocht bij de hervorming van de begroting, zodat we in de toekomst zulke financiële crises waar we nu inzitten kunnen voorkomen?

 
  
MPphoto
 

  Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. − (EN) Wat die realiteits-check betreft, ben ik het er volledig mee eens dat alle beslissingen die we nemen, met name de strategische, politiek gezien zeer verantwoord moeten zijn. Wat goed is moeten we niet veranderen, maar we moeten afstand doen van wat oud en weinig effectief is.

Wat betreft de tussentijdse evaluatie denk ik dat er een misverstand is. Er is ons nooit gevraagd om een tussentijdse evaluatie op te stellen over de Europese begroting. Wel is aan ons gevraagd om tegen het eind van 2009 een allesomvattend document over de begrotingshervorming klaar te hebben, en het is aan ons om te beslissen wanneer we dat gaan doen – wanneer het politiek meer gepast is of wanneer we een meer doelmatige en effectievere respons kunnen verwachten. Persoonlijk zou ik het prettiger vinden als het eerder af zou zijn – misschien al in het voorjaar. Maar ook ik moet ernstig rekening houden met de realiteit, want de verkiezingen komen eraan, misschien ook de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, enzovoort. We moeten niet lichtvaardig omspringen met een goed voorstel en dit niet door operationele gebeurtenissen laten overschaduwen. Laten we het aan voorzitter Barroso overlaten om een beslissing te nemen over de definitieve datum, maar wij zijn er, met deze Commissie, klaar voor om deze taak op ons te nemen.

(LT) Meneer Paleckis, uw vragen zijn echt heel belangrijk, erg diep, misschien wel zo diep en belangrijk dat zelfs de hele Europese begroting geen antwoord zou kunnen bieden. In werkelijkheid zijn uw vragen strategisch, aangezien geen begroting, nu en in de toekomst, bestand is tegen de soort financiële crisis die nu is ontstaan.

De Europese begroting beslaat slechts 1 procent van het bruto binnenlands product, maar de financiële crisis is niet door geldgebrek ontstaan, maar naar mijn mening misschien wel grotendeels door kwesties van toezicht, de mondialisering van het financiële systeem, zijn monopolisering en vele andere redenen.

De Europese begroting heeft, net als de begroting van een hele kleine internationale organisatie, ongetwijfeld een bepaalde verzameling hulpmiddelen, maar deze is echt niet groot. Die verzameling bestaat niet uit echte financiën of geld, maar eigenlijk grotendeels uit regulerende maatregelen, toezichtmaatregelen, aanbevelingsmaatregelen, die ook deel uit maken van het macro-economisch beleid. Dit is waarschijnlijk belangrijker dan hoeveel geld we werkelijk hebben of kunnen inbrengen.

Momenteel hebben we het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, we hebben het flexibiliteitsinstrument, maar deze zijn niet echt efficiënt of effectief. Het was precies om deze reden dat de Commissie in ons herstelplan voorstelde om die 5 miljard euro te investeren in strategische structurele veranderingen in de energieconnectiviteit en andere energie-infrastructurele projecten en tot nu toe hebben de lidstaten geen enkele haast en zijn zij niet erg bereidwillig om deze zaak te bespreken.

De crisis bewijst dat het investeren in strategische energieprojecten en andere strategische gemeenschappelijke Europese projecten uitermate belangrijk is. Ik hoop van harte dat deze crisis een goede les zal zijn, die Europa erg serieus moet nemen. Ik hoop ook dat deze zal bijdragen aan onze oplettendheid en dat in de toekomst de Europese begroting daar zal worden gebruikt waar we het meeste voordeel kunnen halen, aangezien zij veel te klein is om alles te beslaan en alles op te lossen.

Het is daarom niet gemakkelijk om uw erg algemene vragen te beantwoorden, maar zoals ik al zei, hoop ik van harte dat deze crisissituatie in de wereld en de economische recessie, die nu in heel Europa zichtbaar wordt, politici werkelijk helpen om meer te investeren in Europese strategieën.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 35 van Seán Ó Neachtain (H-0972/08)

Betreft: Misdaden met gebruikmaking van internet

Met de technische vooruitgang en het alsmaar toenemend aantal mensen dat van het internet gebruikmaakt, wordt het hoe langer hoe moeilijker om toezicht op het internet uit te oefenen. Wat doet de Commissie om misdaden via het internet op Europees niveau te bestrijden?

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot , vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, om de vraag van de heer Ó Neachtain te beantwoorden, de Commissie is al jarenlang actief bij het bestrijden van cybercriminaliteit, in nauwe samenwerking met de lidstaten en andere instellingen van de Europese Unie.

Er zijn vier manieren waarop de Commissie ertoe bijdraagt cybercriminaliteit te bestrijden: door samenwerking tussen lidstaten te bevorderen, door publiek-private partnerschappen te vergemakkelijken, door diverse wettelijke instrumenten te ontwikkelen en tot slot door samen te werken met derde landen.

Met de mededeling van 2007 “Naar een algemeen beleid voor de bestrijding van cybercriminaliteit” kon de Commissie informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsinstanties van lidstaten op het gebied van cybercriminaliteit bevorderen, hetzij bilateraal of via Europol.

Lidstaten moeten permanente contactpunten aanwijzen waar lidstaten om bijstand of informatie kunnen vragen. De Commissie was daarnaast betrokken bij het opstellen van de in november vorig jaar goedgekeurde conclusies van de Raad over een strategie ter bestrijding van cybercriminaliteit.

Deze strategie voorziet in een reeks maatregelen bedoeld om de samenwerking tussen de lidstaten in de strijd tegen misdaden zoals kinderpornografie, terrorisme, aanvallen op informatiesystemen en fraude te bevorderen. Een platform voor het melden van op internet opgespoorde misdaden moet worden opgezet om misdaden met gebruikmaking van internet te centraliseren zodat ze door Europol kunnen worden gecompileerd.

Tegelijkertijd ontwikkelt de Commissie een partnerschapsbeleid tussen rechtshandhavingsinstanties en het bedrijfsleven om cybercriminaliteit tegen te gaan.

De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 december 2008 heeft aanbevelingen gedaan over publiek-private samenwerking tegen cybercriminaliteit. Ook wil de Commissie een Europese financiële coalitie vormen tegen commerciële beelden van kinderpornografie. Het doel van deze coalitie is dat diverse publieke en particuliere actoren hun krachten bundelen bij het tegengaan van de productie, distributie en verkoop van kinderpornografische beelden op internet.

Tot slot had de Commissie een groot aandeel in het opstellen van wetgeving die minimumnormen vastlegt voor het harmoniseren van de vigerende strafwetgeving. Dit is het geval bij Kaderbesluit 2005/222/JBZ over aanvallen tegen informatiesystemen en Kaderbesluit 2004/68/JBZ ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.

De Commissie kijkt momenteel hoe deze instrumenten geactualiseerd en ten uitvoer gelegd kunnen worden.

Ter afsluiting wil ik nog opmerken dat we in het achterhoofd moeten houden dat internet een wereldwijd informatienetwerk is. De Europese Unie kan niet op eigen houtje regels opstellen. Daarom hoopt de Commissie internationale samenwerking op dit vlak aan te moedigen en zal ze dit jaar een bijeenkomst houden met internationale organisaties en EU-instanties om te proberen de respectieve activiteiten van deze organen te coördineren.

Tot zover mijn antwoord aan de heer Ó Neachtain.

 
  
MPphoto
 

  Seán Ó Neachtain (UEN).(GA) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor dit antwoord. Commissaris, ik zou u graag een aanvullende vraag willen stellen. Vooral jongeren die gebruik maken van sociale websites als Bebo en Facebook zijn het slachtoffer van getreiter en zwartmakerij via internet, en daar moet een eind aan worden gemaakt. Wat is de Europese Unie van plan te ondernemen om deze vorm van pesten meer onder de aandacht te brengen?

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE).(RO) Mijn vraag is welke maatregelen de Commissie in gedachten heeft om ervoor te zorgen dat de lidstaten het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa kunnen aannemen, welk actieplan de Commissie overweegt om de situatie te verbeteren en cybercriminaliteit te bestrijden en ook welke stappen u denkt te zullen ondernemen met het oog op de interoperabiliteit van digitale handtekeningen.

 
  
MPphoto
 

  Den Dover (PPE-DE). - (EN) Ik ben blij met het antwoord dat de commissaris tot dusver heeft gegeven, maar ik wil hem ook vragen erop toe te zien dat op dit terrein de mensenrechten nooit uit het oog worden verloren. Met andere woorden, ik sta er helemaal achter om cybercriminaliteit met wortel en tak uit te roeien, maar kunnen we er ook voor zorgen dat internetbedrijven, en ook politie-autoriteiten en dergelijke, niet te hardhandig omgaan met de mensen die het internet voor hun eigen plezier gebruiken?

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot.(FR) Mevrouw de Voorzitter, u hebt gelijk, en ik zal de vraag over de mensenrechten en de strijd tegen cybercriminaliteit meteen beantwoorden. We moeten er inderdaad zeer nauwlettend op toezien dat de mensenrechten worden geëerbiedigd bij het bestrijden van cybercriminaliteit; ik zou zelfs zover gaan te zeggen dat we eerbiediging van de mensenrechten moeten afdwingen.

In het meerjarenprogramma van Stockholm, dat loopt van 2010 tot 2014, zullen we een heel onderdeel opnemen dat betrekking heeft op het bestrijden van cybercriminaliteit teneinde, zoals ik al zei en opnieuw zou willen zeggen tegen de heer Ó Neachtain, de waarnemingspost onder te brengen bij Europol, waardoor we het toezicht op nationale instellingen die belast zijn met het controleren van dubieuze websites waar kinderpornografie wordt verspreid aan bijzonder kwetsbare doelgroepen, beter kunnen coördineren. U hebt gelijk: we moeten ook leren hoe jongeren naar bepaalde websites worden gelokt, waardoor ze in zekere zin het gevaar lopen aangevallen te worden door de makers van deze sites en mensen die laatstgenoemde bezoeken. Dat is wat ik u kan vertellen. Ik zou nogmaals willen zeggen dat dit in feite een volledig actieplan is dat nog vastberadener dan in het verleden ten uitvoer moet worden gelegd, nu we een beter beeld hebben van de risico’s die het internet met zich meebrengt.

Ik verwacht ook veel van de Europese financiële coalitie tegen commerciële beelden van kinderpornografie. We gaan de diverse publieke of particuliere organen bijeenbrengen om de productie, distributie en verkoop van kinderpornografische beelden op internet aan banden te leggen en ook proberen om de criminelen op te sporen en op te pakken. Als we het eens worden over de financiering van de comitologieprocedure, hoop ik deze coalitie in februari 2009 te starten. Ik bedank het Parlement voor alle steun die het op dit punt zal kunnen geven.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 36 van Liam Aylward (H-0978/08)

Betreft: Gevaar voor terroristische aanslagen

In november laatstleden hebben we de aanvallen van terroristen in Mumbai beleefd, die het leven van een groot aantal EU-burgers in gevaar gebracht hebben. De bomaanslagen in Madrid en Londen van respectievelijk 2004 en 2005 maken duidelijk dat er gevaar voor gelijksoortige aanslagen tegen de EU bestaat. Kan de Commissie uitleggen wat er gedaan wordt om de uitwisseling van informatie tussen de politiediensten van de lidstaten te verbeteren om op dat soort aanvallen voorbereid te zijn?

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal antwoord geven op de vraag van de heer Aylward. Om terrorisme en andere vormen van zware misdaad doeltreffend te bestrijden is het vooral van belang dat de juiste mensen op het juiste moment toegang hebben tot de juiste informatie, hetgeen op het niveau van de Europese Unie een enorme uitdaging is.

We hebben geprobeerd doeltreffende informatie-uitwisseling tussen de politiediensten van de diverse lidstaten te bevorderen en te vereenvoudigen. Het kaderbesluit van 18 december 2006, bekend als het Zweedse besluit, dat alle lidstaten uiterlijk medio december 2008 ten uitvoer moesten leggen, dat wil zeggen heel recentelijk, schept een gemeenschappelijk regelgevingskader voor de snelle uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen rechtshandhavingsinstanties van lidstaten.

Het kaderbesluit stelt dat wanneer de politiedienst van een lidstaat een verzoek ontvangt, dit moet worden afgehandeld met gebruikmaking van dezelfde criteria als die welke worden gehanteerd bij nationale verzoeken. Dat is één manier waarop we deze kwestie aanpakken.

Een ander voorbeeld is het Raadsbesluit van ‘Prüm’ van 23 juni 2008, dat voorziet in een gedetailleerd mechanisme voor het uitwisselen van specifieke gegevens, waaronder vingerafdrukken, DNA-profielen en informatie die betrekking heeft op voertuigregistratie, die stuk voor stuk kunnen leiden tot succesvolle strafrechtelijke vervolgingen.

Krachtens het Raadsbesluit van Prüm verlenen lidstaten elkaar in beperkte mate toegang tot hun databases met DNA-profielen en vingerafdrukken om te zoeken naar overlappende gegevens. Dit is bijzonder nuttig aangezien dit Raadsbesluit het mogelijk maakt DNA-gegevens en vingerafdrukken op uiterst doeltreffende wijze te delen.

Ook Europol speelt een cruciale rol. Het informatiesysteem van Europol (EIS) geeft lidstaten de mogelijkheid te achterhalen of de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten informatie bezitten die nodig is op operationeel niveau. Uiteraard moeten de lidstaten het EIS naar behoren voeden wil Europol haar bijdrage kunnen leveren.

Het spreekt voor zich dat we nu nieuwe maatregelen moeten bedenken om informatie-uitwisseling te bevorderen in het volgende vijfjarenprogramma, dat de plaats zal innemen van het Haags programma. Dit vijfjarenprogramma zal een gecoördineerde en consistente benadering van informatie-uitwisseling moeten waarborgen, en gepaard moeten gaan met een Europese strategie inzake informatiebeheer. Uiteraard staat informatie-uitwisseling echter op gespannen voet met de bescherming van persoonsgegevens.

De strategie moet een overkoepelende benadering van informatie-uitwisseling mogelijk maken, die tegemoetkomt aan de behoeften van de politie en gebaseerd is op de interoperabiliteit van IT-systemen.

Tot zover mijn antwoord aan de heer Aylward.

 
  
MPphoto
 

  Liam Aylward (UEN). - (EN) Ik wil de commissaris bedanken voor zijn antwoord. Ik heb een korte aanvullende vraag; wat doet de Europese Unie eraan om beslag te leggen op de tegoeden van terroristen in de Unie, en kan de commissaris aangeven hoeveel bureaus voor criminele activa er momenteel in Europa actief zijn?

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Ik wil de commissaris vragen om aan te geven of hij kan rekenen op volledige samenwerking tussen alle 27 lidstaten op het gebied van informatie-uitwisseling tussen de politiediensten. Zo niet, welke landen nemen dan een andere positie in? Heeft de Ierse regering op dit specifieke gebied om een opt-out verzocht?

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de commissaris, ik zou graag van u willen vernemen of er eigenlijk een beveiligings- en veiligheidsbeleid bestaat ten aanzien van terroristische bedreiging van kerncentrales?

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot.(FR) We zijn momenteel bezig met een studie naar de confiscatie van goederen die voortkomen uit deze illegale activiteit. Rechter Jean-Louis Bruguière heeft tot taak gekregen toe te zien op het SWIFT-programma voor het traceren van terrorismefinanciering. Zijn bevindingen zullen binnenkort openbaar gemaakt worden. De Europese Unie heeft gebruik gemaakt van informatie die het programma voor het traceren van terrorismefinanciering, en rechter Bruguière heeft gecontroleerd of de normen inzake gegevensbescherming daarbij zijn nageleefd. Ik kan zeggen dat dit ons op de lange termijn zal helpen beslag te leggen op de goederen van een aantal personen die zich illegaal hebben verrijkt.

Wat informatie-uitwisseling betreft heb ik u al verteld dat het informatiesysteem van Europol veel doeltreffender zou kunnen zijn als de lidstaten met een groter vertrouwen en meer transparantie informatie zouden inbrengen. We zullen hieraan werken. Er is mij namelijk alles aan gelegen dit vertrouwen tussen de diverse inlichtingenorganen in de lidstaten te bevorderen, zodat we tot een doeltreffendere uitwisseling van informatie kunnen komen. Ik heb niets gehoord over een uitzonderingsbepaling op dit vlak. Ik denk dat ik uw vragen hiermee min of meer heb beantwoord.

Wat de bedreigingen voor kerncentrales betreft, heeft de Commissie tevens een tekst voorgesteld die tot doel heeft het toezicht op belangrijke infrastructuur te verbeteren, waartoe kerncentrales uiteraard ook behoren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 37 van Armando França (H-0979/08)

Betreft: Immigratiebeleid van de EU

Het EU-immigratiebeleid dient in sterke mate humanitair van aard te zijn en erop toe te zien dat de mensenrechten worden nageleefd. In het kader hiervan moeten integratie- en geen repressiemaatregelen worden getroffen. Daarnaast moeten er maatregelen worden genomen om de rechten en plichten van immigranten zoveel mogelijk gelijk te trekken met die van de nationale onderdanen. De samenwerking tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de landen van herkomst van immigranten moet worden bevorderd. Er moeten tot slot oplossingen worden gevonden ten einde de interculturele dialoog en het respect voor verschillen, voor minderheden en voor de vrijheid te versterken. Zo heeft Frankrijk reeds protocollen met diverse Afrikaanse landen ondertekend, zoals Congo-Brazzaville, Tunesië, Benin, Mauritius, Senegal en Gabon om de ontwikkeling in deze landen te bevorderen en een legale immigratie te overwegen. Kan de Commissie in het licht hiervan mededelen welke begeleiding en steun zij aan de lidstaten heeft gegeven die dezelfde weg als Frankrijk willen bewandelen?

 
  
MPphoto
 

  Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Ik beantwoord de vraag van de heer França; de Algehele Benadering van Migratie die de Europese Unie in 2005 heeft aangenomen had tot doel adequater in te spelen op de problemen die migratie met zich meebrengt voor de EU als geheel. Deze algehele benadering is gebaseerd op een betere dialoog en samenwerking met derde landen bij alle aspecten van migratie, teneinde een partnerschap voor beter migratiebeheer te ontwikkelen.

Om de algehele benadering van migratie handen en voeten te geven schaart de Commissie zich achter samenwerkingsinitiatieven met derde landen op het gebied van migratie en asiel. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het Aeneas-programma, dat tussen 2004 en 2006 ruim honderd projecten heeft gefinancierd, of het migratie- en asielprogramma dat erop volgde en een budget van 205 miljoen euro toegewezen kreeg voor de periode 2007-2010.

Veel van de in het kader van een jaarlijkse uitnodiging tot het indienen van voorstellen geselecteerde initiatieven zijn voorgesteld en geïmplementeerd door de lidstaten in samenwerking met derde landen. Laten we een voorbeeld nemen: op basis van het Aeneas-programma financiert de Commissie een Spaans-Marokkaans project voor het beheer van seizoensmigratie tussen de provincies Ben Slimane in Marokko en Huelva in Spanje. Dit programma bevordert ook de samenwerking tussen Spanje en Colombia bij het ontwikkelen van circulaire migratie. Evenzeer financierden we de tijdelijke terugkeer naar Kaapverdië van hoogopgeleide Kaapverdianen die in Portugal wonen, om potentiële emigranten in hun geboorteland voor te lichten en bij te scholen. Afgezien van deze maatregelen helpen ook geografische financiële instrumenten zoals het Europees Ontwikkelingsfonds en het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument om invulling te geven aan de Algehele Benadering van Migratie. Zo steunde de Europese Commissie onlangs de oprichting van het Centrum voor Migratievoorlichting en -beheer in Mali, een project waarbij een aantal lidstaten zeer nauw betrokken is.

Verder stelde de Commissie in het kader van de algehele benadering nieuwe instrumenten voor om partnerschappen met derde landen te bevorderen en grotere synergieën tot stand te brengen tussen Gemeenschapsbeleid en beleid van de lidstaten. We hebben inmiddels het mobiliteitspartnerschap, een nieuw instrument dat wordt geïntroduceerd door de Europese Unie, voorlopig nog op proef. Deze mobiliteitspartnerschappen zijn een manier om de dialoog en samenwerking tussen de Unie en derde landen te stimuleren op het gebied van legale migratie, ontwikkeling en het voorkomen en terugdringen van illegale immigratie. We hebben de eerste partnerschappen gesloten met Kaapverdië en met de Republiek Moldavië, waarin specifieke mogelijkheden voor samenwerking worden geschetst. Zo heeft Portugal in het kader van het partnerschap met Kaapverdië voorgesteld een nieuw protocol te ondertekenen dat het toepassingsgebied van een bestaand protocol inzake de tijdelijke migratie van Kaapverdische werknemers verruimt, zodat deze in Portugal kunnen werken. Andere instrumenten die we tot onze beschikking hebben zijn onder meer migratieprofielen, bestaande uit analyses van de migratiesituatie in een bepaald land, en samenwerkingsplatformen om in het betreffende derde land landenvertegenwoordigers en de voornaamste kredietverschaffers die betrokken zijn bij migratie bijeen te brengen. We hebben op initiatief van het Verenigd Koninkrijk een samenwerkingsplatform opgezet in Ethiopië, en we hebben plannen voor een ander platform in Zuid-Afrika.

Tot slot kunnen het Integratiefonds en het Terugkeerfonds lidstaten uiteraard helpen om in derde landen voorlichting te geven over emigratie teneinde de integratie op de arbeidsmarkt, inburgering en culturele integratie van potentiële emigranten in hun land van bestemming te vergemakkelijken, of, in het tegenovergestelde geval, teneinde steunmaatregelen op korte termijn te treffen voor teruggekeerde migranten.

Zo, meneer França, ik wilde u een hele reeks voorbeelden geven, maar bovenal zou ik willen zeggen dat ik er volledig van overtuigd ben dat Europa migratiestromen in goede banen moet leiden door deze algehele benadering, die migratie koppelt aan ontwikkeling en gecoördineerd migratiebeheer daadwerkelijk mogelijk maakt. Dit is naar mijn idee de koers die we moeten volgen om van het migratiebeheer in Europa een voorbeeld te maken dat wereldwijd navolging krijgt.

 
  
MPphoto
 

  Armando França (PSE).(PT) Mijnheer Barrot, ik ben het met u eens, maar dan in de zin dat ook ik ontevreden ben. We moeten wel ontevreden zijn over deze maatregelen en het zijn er heel wat.

Het is gewoon een feit dat de illegale immigratie met Europa als bestemming gewoon doorgaat. De mensenhandel gaat gewoon door. Er zijn regio's waar veel migranten binnenkomen, in de eerste plaats het Middellandse Zeegebied, richting Italië. Frankrijk heeft een aantal belangrijke bilaterale samenwerkingsovereenkomsten afgesloten, maar andere landen hebben verzuimd dat te doen. De Commissie moet haar beleid van samenwerking met en steun aan de lidstaten met onverminderd elan voortzetten …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken.)

 
  
MPphoto
 

  Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze vraag gaat over het humanitaire element en de eerbiediging van de mensenrechten in het EU-beleid. Nog maar kort geleden is er in Ierland iemand uitgezet, hoewel de dochters van deze persoon aan genitale mutilatie zouden worden onderworpen.

Heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd hierover een gemeenschappelijk standpunt in te nemen? In sommige lidstaten is het nog steeds niet illegaal, en zou de Commissie de lidstaten alsnog willen aanmoedigen een gemeenschappelijk standpunt in te nemen met betrekking tot de aanpak van dit moeilijke vraagstuk?

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Barrot.(FR) Allereerst wilde ik de heer França geruststellen dat ik uiteraard mijn uiterste best zal doen om de algehele benadering te ontwikkelen via mobiliteitspartnerschappen tussen de Unie als geheel en derde landen. U hebt gelijk, sommige lidstaten hebben bilaterale overeenkomsten gesloten, maar dit zou ook het geval moeten zijn voor heel Europa, en u hebt terecht de risico’s benadrukt van illegale immigratie die te wijten is aan ons onvermogen om legale migratie in goede banen te leiden.

Dan de kwestie die u aan de orde stelde, meneer Burke, dat is een kwestie waaruit duidelijk blijkt dat wijsheid geboden is bij terugkeerbeleid. Het valt niet te rechtvaardigen dat mensen worden teruggestuurd naar derde landen waar hun leven of hun lichamelijke integriteit vervolgens gevaar loopt. We moeten dit beleid dan ook met gezond verstand ten uitvoer leggen.

Ik wil niet weer ingaan op de terugkeerrichtlijn. De richtlijn is omstreden, maar stelt ons wel in staat, op voorwaarde dat ze naar behoren wordt omgezet in de lidstaten, een zekere mate van toezicht uit te oefenen op hoe dit terugkeerbeleid wordt uitgevoerd.

Ik ben in ieder geval zeker van plan in deze kwestie nauwlettend de vinger aan de pols te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

 
  
  

Derde deel

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 51 van Emmanouil Angelakas (H-0983/08)

Betreft: Opening gesloten beroepen

Met het oog op de totstandbrenging van de interne markt met vrij verkeer van personen, goederen en diensten, streeft de Commissie naar opening van de zogenoemde gesloten beroepen in de lidstaten waar die nog bestaan, hetgeen in grote lijnen een stap in de goede richting is.

Zijn er gevallen waar de gesloten beroepen kunnen blijven zoals ze zijn, aangezien zij met succes het maatschappelijk geheel ten goede komen voor wat betreft het aanbod van diensten, zonder problemen te veroorzaken? Wat zijn de mogelijke negatieve gevolgen van de opening van enkele gesloten beroepen? Heeft de Commissie effectbeoordelingen (dus naar het effect van de resultaten) uitgevoerd in plaatselijke gemeenschappen en met name in regio's met specifieke kenmerken (zoals berggebieden of eilandenregio's enz.)?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Ten eerste moet ik duidelijk maken dat de Commissie de opening van gesloten beroepen niet nastreeft als algemene doelstelling. Binnen de context van haar interne marktbeleid vindt zij echter dat de gerechtvaardigde noodzaak van lidstaten om bepaalde werkzaamheden te reguleren dient te worden verzoend met de noodzaak het vrije verkeer van beroepsbeoefenaars in heel Europa te garanderen.

Het behoeft geen betoog dat verbetering van de kwaliteit en een bredere keuze in de professionele dienstverlening een positief effect zal hebben op de gehele economie van de EU. Om dit te bereiken, verplicht de dienstenrichtlijn lidstaten hun wetgeving door te lichten op de eisen die aan bepaalde beroepen zijn verbonden, zoals kwantitatieve en territoriale beperkingen, teneinde de juistheid ervan te beoordelen met het oog op de voorwaarden die in de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie zijn vastgesteld. Voor 28 december 2009 moeten de lidstaten bij de Commissie hun verslag aanbieden over de resultaten van deze doorlichting en beoordeling. Een en ander zal hun de gelegenheid geven de eventuele nadelige gevolgen van de opening van bepaalde beroepen te identificeren en eventuele beperkingen te verdedigen.

Op basis van deze nationale verslagen zullen de Commissie en alle lidstaten het proces van wederzijdse beoordeling op zich nemen en de wijzigingen die in de wetgeving van lidstaten zijn ingevoerd, bestuderen en bespreken, evenals de eventuele eisen die zullen zijn gehandhaafd. Op 28 december 2010 zal de Commissie dan een beknopt verslag over de resultaten van dit wederzijds beoordelingsproces aanbieden aan het Europees Parlement en de Raad. Uiteraard zullen in dit verband de eisen worden besproken waaraan men specifiek moet denken als het gaat om de regulering van beroepen. Daarnaast zijn er, opnieuw met het oogmerk de werking van de interne markt te waarborgen, inbreukprocedures in gang gezet in alle gevallen waarbij is gebleken dat nationale regelgeving discriminerende of onevenredige beperkingen oplegde op het gebied van gereguleerde beroepen, bijvoorbeeld met betrekking tot toegang tot eigendom, onverenigbaarheden of verplichte tarieven.

Tot slot streeft de Commissie in haar werkzaamheden op het vlak van de mededinging ook naar stimulering van geschikte toetsingspatronen voor de bestaande regels voor beroepsuitoefening binnen de lidstaten zelf, zoals waarin de twee verslagen van de Commissie over mededinging in de professionele dienstverlening voorzien. Nationale mededingingsautoriteiten worden uitgenodigd om, in het licht van de mededingingsregels, te controleren of een bepaald reglement duidelijk een doelstelling in het algemeen belang omschrijft alsmede het minst restrictieve middel om deze doelstelling te verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  Emmanouil Angelakas (PPE-DE). (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik begrijp dat de Commissie wil zorgen voor de totstandkoming van een interne markt en voor vrij verkeer van beroepen.

Er zijn echter ook beroepen de ik “gesloten” zou willen noemen en voor de uitoefening waarvan geld is gegeven. Ik heb het bijvoorbeeld over taxichauffeurs wier vergunningen in veel lidstaten van de Europese Unie zijn onderworpen aan tarieven, en over het apothekersberoep waarvoor “bevolking” en “afstand” maatstaven zijn. Ik wilde graag de mening van de commissaris hierover horen.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Bedoelt u dat lokale kennis en regionale voorschriften ook een basisvoorwaarde zouden moeten zijn, zodat deze beroepen dienovereenkomstig kunnen worden uitgeoefend?

 
  
MPphoto
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Ik weet niet zeker of bookmakers en exploitanten van toto's en mutuel-weddenschappen ook onder de bedoelde beroepen vallen, maar met het oog op de interne markt en het vrije verkeer van diensten is dit zeker een kwestie die speelt. In welk stadium bevindt dit debat zich? Ik weet wel dat de diensten van de Commissie er bij betrokken zijn geweest en ik ontvang nog steeds vrij veel geërgerde protesten op dit vlak. Ten tweede wil ik vragen of het waarschijnlijk is dat zich met betrekking tot de erkenning van de richtlijn beroepskwalificaties en het hele gebied van wederzijdse erkenning problemen zullen voordoen. Zijn we geen appels met peren aan het vergelijken als we beroepen in de ene lidstaat openstellen voor de andere?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) De verschillende leden die op dit onderwerp zijn ingegaan, hebben het feitelijk over twee afzonderlijke kwesties. De ene betreft de werkingssfeer van de dienstenrichtlijn, de andere de regulering van beroepskwalificaties. Binnen de werkingssfeer van de dienstenrichtlijn vallen alle diensten in de Europese Unie, met uitzondering van bepaalde beperkte gevallen. De heer Angelakas stelde de kwestie van apothekers aan de orde. Wellicht is hij zich ervan bewust dat er op dit gebied een aantal inbreukprocedures lopen tegen bepaalde lidstaten.

Wat betreft de kwestie van wederzijde beoordeling die in het kader van de dienstenrichtlijn vereist is: iedere lidstaat moet al zijn reglementen en regelgeving vóór 28 december 2008 doornemen en daarna zullen we een wederzijdse beoordeling uitvoeren om te zien wat evenredig is en wat niet.

De kwestie die mevrouw Doyle aan de orde stelt betreft gevallen van inbreuk op het gebied van gokken. Zij zal ervan op de hoogte zijn dat wij op dit moment een aantal uiteenlopende maatregelen uitvoeren met betrekking tot ten minste vijftien lidstaten. Er is reeds jurisprudentie over dit specifieke onderwerp. Gokactiviteiten zijn een dienst die als iedere andere dienst binnen de werkingssfeer van de dienstrichtlijn valt, en deze zaken moeten worden aangepakt. Tegen lidstaten lopen er op dit gebied procedures in verschillende fasen. Wij worden tevens overspoeld met vele andere mogelijke gevallen van inbreuk op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 52 van Georgios Papastamkos (H-0984/08)

Betreft: Ratingbureaus

De commissaris voor Interne Markt en Diensten, Charlie McCreevy, heeft onlangs in verband met de regelgeving voor ratingbureaus de volgende verklaring afgelegd: "Ik wil dat Europa op dit gebied een leidende rol vervult. Ons voorstel gaat verder dan de regels die in andere rechtsordes worden toegepast. Deze zeer strenge regels zijn noodzakelijk om het vertrouwen van de markt in de ratings in de Europese Unie te herstellen."

Kan de Commissie zeggen waarom zij geen voorstel voor strengere regels heeft ingediend vóór het uitbreken van de kredietcrisis?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie heeft de activiteiten van de ratingbureaus de afgelopen paar jaar op de voet gevolgd. Naar aanleiding van de resolutie van het Europees Parlement over ratingbureaus in februari 2004 heeft de Commissie zeer zorgvuldig overwogen welke wetgevingsmaatregelen nodig zouden zijn om de activiteiten van ratingbureaus te reguleren.

Overeenkomstig het advies dat in maart 2005 is verstrekt door het Comité van Europese effectenregelgevers heeft de Commissie in 2006 een mededeling over ratingbureaus aangenomen. In deze mededeling concludeerde de Commissie dat verschillende richtlijnen voor financiële diensten, in combinatie met zelfregulering door de ratingbureaus op basis van de IOSCO-gedragscode, een bevredigend antwoord zouden kunnen vormen voor de belangrijkste punten van zorg ten aanzien van ratingbureaus. Gesteld is dat de Commissie voor deze aanpak voortdurend toezicht op de ontwikkelingen zou moeten houden.

Daarnaast heeft de Commissie het Comité van Europese effectenregelgevers gevraagd om toe te zien op de naleving van de IOSCO-code en hierover jaarlijks verslag uit te brengen. Tegelijkertijd gaf de Commissie in de mededeling aan dat zij mogelijk wetgevingsmaatregelen zou inzetten indien duidelijk zou worden dat de EU-regels of de IOSCO-code onvoldoende werden nageleefd of indien er nieuwe omstandigheden zouden ontstaan, zoals ernstige problemen door marktfalen of belangrijke veranderingen in de wijze waarop ratingbureaus elders in de wereld worden gereguleerd.

De financiële crisis werpt een nieuw licht op de ratingbureaus. Sinds augustus 2007 lijden de financiële markten over de hele wereld onder een ernstige vertrouwenscrisis. Deze financiële crisis is een complex verschijnsel waarbij een veelvoud aan actoren betrokken is. De ratingbureaus staan dicht bij de oorsprong van de problemen die zijn opgetreden op de subprime-markt. De crisis bracht het slechte functioneren van de ratingbureaus duidelijk aan het licht. Een verklaring hiervoor kon worden gevonden in de onbevredigende wijze waarop de bureaus omgingen met hun belangenconflicten, de gebrekkige kwaliteit van de methodologie die zij verschaffen, onvoldoende transparantie omtrent hun activiteiten en het ondeugdelijke interne bestuur van de bureaus.

De subprime-crisis heeft aangetoond dat het kader waarbinnen de ratingbureaus werken significant sterker moet worden gemaakt. Dat is de reden waarom ik in juni 2008 heb aangekondigd dat de Commissie regelgevingsmaatregelen zou nemen op dit vlak, en op 12 november 2008 heeft het college met de goedkeuring van dit Parlement en van de Raad het voorstel aangenomen betreffende de regulering van ratingbureaus.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in 2006 hebt u zelf, in antwoord op een door mij gestelde vraag, gezegd dat “in overeenstemming met de aanwijzingen van het Comité van Europese effectenregelgevers, de Commissie geen nieuwe wetgevingsvoorstellen zal doen voor ratingbureaus”.

Toen kwam de grote financiële crisis. En nu komt u hier naar toe om ons te zeggen dat er een strenger regelgevend kader nodig is. Inderdaad, er is een strenger regelgevend kader nodig! Mijn vraag is echter of u erkent dat de regelgevingsreflexen van de Commissie bij dit vraagstuk nogal traag waren.

 
  
MPphoto
 

  Eoin Ryan (UEN). - (EN) Ik weet dat de Commissie voorstellen heeft gedaan met betrekking tot ratingbureaus en andere initiatieven die, teneinde te voorkomen dat een soortgelijke crisis zich nog een keer voordoet, zijn gericht op de instabiliteit van de financiële markten, zoals de richtlijn inzake kapitaaleisen, depositogarantiestelsels en de betalingsbalans van lidstaten.

Zou ik de commissaris mogen vragen wat voor voorstellen de Commissie van plan is te doen om de groei en de concurrentiekracht in de werkelijke economie te stimuleren, met name in de mkb-sector, die van bijzonder belang is nu meer en meer Europese economieën met een recessie te maken hebben?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. (EN) Antwoord gevend op de vraag van de heer Papastamkos wil ik verwijzen naar het verslag van 2005. Destijds hebben we al gezegd dat we de activiteiten van ratingbureaus in het oog zouden houden, en in 2007, toen de subprime-crisis zijn toppunt bereikte, heb ik een ontmoeting gehad met de ratingbureaus en heb ik uiting gegeven aan onze ontevredenheid over de manier waarop zij in onze ogen hun werk hadden gedaan.

De vraagsteller zal ervan op de hoogte zijn dat ik in december 2007 het Comité van Europese effectenregelgevers en de Europese deskundigengroep voor effectenmarkten schriftelijk om nader advies heb gevraagd over wat ik met betrekking tot bepaalde gebieden moet doen. Ik heb destijds in toespraken en commentaren al heel duidelijk gemaakt dat het handhaven van de status-quo zeker geen optie was.

Als gevolg hiervan is de Commissie in 2008 met haar voorstel gekomen en die zaak wordt momenteel besproken door het Parlement en de Raad van ministers. Ik denk dat ik in het verleden, bij het beoordelen van de activiteiten van ratingbureaus, maar al te duidelijk heb gemaakt dat we de zaak in het licht van veranderende omstandigheden moeten beschouwen. En, in de woorden van iemand uit de vorige eeuw, veel bekender dan ikzelf: “wanneer de feiten veranderen, veranderen wij ook”. En dat is wat er is gebeurd.

De heer Ryan heeft, in verband met wat wij gaan doen op diverse gebieden van financiële regelgeving waarnaar hij verwees – de voorstellen inzake ratingbureaus en de kapitaaleisenrichtlijn – een terechte vraag gesteld, namelijk wat de Europese Unie momenteel doet om de problemen in de werkelijke economie aan te pakken, want hoewel de verandering met betrekking tot financiële regelgeving ontegenzeglijk op het juiste moment komt op gebieden waar sprake was van lacunes, zal een dergelijke verandering op zich de Europese economie geen impuls geven om haar weer op gang te helpen.

De heer Ryan zal zich ervan bewust zijn dat de Commissie de afgelopen paar maanden een centrale rol heeft gespeeld in het afstemmen van de benadering van de financiële impuls die door de Europese Raad in zijn bijeenkomst in december is aangenomen. Uiteraard blijft het het prerogatief van de lidstaten om hun eigen financiële impuls te bewerkstelligen indien zij dit gepast achten, want die zaken zijn en blijven nu eenmaal het prerogatief van de regeringen van de lidstaten. Maar de Commissie heeft als reactie op dat stimuleringspakket ook enige middelen toegewezen die binnen ons bestek vallen en zij heeft met goedkeuring van de andere Europese spelers gecoördineerd over hoe we de zaken daar weer op gang zullen krijgen.

Ik herinner me dat we in de Commissie zelfs daarvoor al een aantal initiatieven hadden aangenomen die de activiteit van kleine bedrijven in de mkb-sector zouden moeten helpen stimuleren – zoals de wet kleine ondernemingen, en het statuut van de Europese vennootschap – en hopelijk zullen deze initiatieven op een bescheiden manier bijdragen aan een algehele ommekeer in de economie van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 53 van Gay Mitchell (H-0990/08)

Betreft: Financiële crisis

Heeft de Commissie gezien de huidige financiële crisis de interne-marktregels gewijzigd, zodat afzonderlijke lidstaten gemakkelijker beschermende maatregelen ten behoeve van hun economie en industrie kunnen treffen?

 
  
MPphoto
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) In deze tijd van financiële crisis en economische recessie moeten zowel Europese regeringen als de Europese instellingen vastberadenheid en flexibiliteit tonen, zoals al gezegd is door voorzitter Barroso in het voorwoord tot het recentelijk aangenomen Europese economische herstelplan.

Teneinde deze flexibiliteit te tonen zal de Commissie bijvoorbeeld een vereenvoudigingspakket invoeren om de besluitvorming inzake overheidssteun te versnellen, het gebruik van snellere procedures toestaan voor de gunning van overheidsopdrachten in 2009 en 2010 bij alle grote overheidsprojecten, en lidstaten verzoeken corrigerend op te treden wanneer ze te veel achterblijven in de tijdschema's die horen bij economisch herstel om hun economieën de kans te geven zich aan te passen.

Deze flexibiliteit betekent echter niet dat de Commissie de regels van de interne markt heeft veranderd of dat zij die zal veranderen. Een gemoderniseerde aanpak van het beleid dat is geschetst in de evaluatie van de interne markt van november 2007 dient zoals was voorzien verder te worden nagestreefd.

In het voortgangsverslag van 16 december 2008, getiteld “De evaluatie van de interne markt: een jaar verder” wordt een reeks recentelijk aangenomen maatregelen naar voren gebracht die zal helpen de voorwaarden te scheppen om de Europese economie opnieuw te lanceren. Bovenal omvatten deze maatregelen sterkere contractuele rechten van de consument om diens vertrouwen te verhogen, lagere kosten en administratieve lasten, en één vennootschapsstatuut voor ondernemingen in het mkb. Het is ook evident dat wij het Europese regelgevings- en toezichtskader moeten herstructureren om het risico op crises in de toekomst tot een minimum te beperken.

Door het jaar heen hebben wij zij aan zij gewerkt met het Parlement en de Raad om, onder andere, spaarders bij banken een betere bescherming te bieden, banken en andere financiële instellingen ervan te weerhouden in de toekomst buitensporige risico's te nemen en de ratingbureaus beter te reguleren. Het is van fundamenteel belang dat deze voorstellen snel worden aangenomen en uitgevoerd. Wij moeten aantonen dat Europa concrete antwoorden kan bieden.

Gedurende de komende maanden zal de Commissie in een alomvattende formulering aangeven hoe het huidige regelgevings- en toezichtskader verder dient te worden hervormd om de stabiliteit en het vertrouwen terug te brengen. Wij moeten ons inspannen voor een stabieler systeem dat evenredig beter presteert qua mogelijkheden voor het verhandelen, dekken, diversificeren en spreiden van risico, allocatie van middelen en het mobiliseren van spaargelden. Dit vraagt onder andere om betere samenwerking en coördinatie tussen nationale regelgevers en toezichthouders en om vermijding van elke vorm van protectionisme.

Om de economische groei op de langere termijn te bevorderen moeten we de kosten van kapitaal omlaag brengen en allocatie van kapitaal bevorderen. Hiertoe zal verdere versterking van de interne markt duidelijk noodzakelijk zijn.

Deze flexibiliteit betekent zeker niet dat de beginselen van de interne markt gewijzigd worden. In tegendeel, juist in een tijd van financieel-economische daling moeten Europese regeringen en Europese instellingen stevig vasthouden aan de beginselen van de interne markt. Het is van essentieel belang dat men zich bij alle maatregelen om de crisis het hoofd te bieden laat leiden door de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid. Zo is er reeds een kader voor nationale reddingsplannen van kracht om te voorkomen dat er nadelige neveneffecten optreden tussen ongecoördineerde nationale maatregelen.

Het eerlijke speelveld waarbij consumenten en ondernemingen in de lidstaten zoveel baat hebben gehad sinds 1992 moet worden gehandhaafd en gewaarborgd. Dit is essentieel, aangezien iedere maatregel die de interne markt ondermijnt de gevolgen van de financiële crisis op de economie in bredere zin verder zou kunnen verergeren.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Ik hoop dat de stem van de commissaris een beetje beter wordt. Ik wil de commissaris bedanken voor zijn antwoord en tegen hem zeggen dat ik blij ben te horen dat het protectionisme niet aan een terugkeer bezig is, want dat zou erop wijzen dat er geen sprake van herstel zal zijn. Er zal wel herstel plaatsvinden in Europa.

Mag ik de commissaris vragen om te beginnen over dat herstel te praten? Het meest hoopgevende wat we sinds enige tijd hebben gehoord, waren de opmerkingen van president Trichet die vandaag in de pers gemeld zijn en waarin hij zegt dat hij herstel voorziet in 2010. Mag ik de commissaris vragen om te beginnen over de toekomst te praten, zodat we de hoop niet verliezen, en ook te praten over de kansen die er voor Europa liggen om meer concurrerend te worden terwijl deze crisis voortduurt?

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley (UEN). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris ook bedanken voor zijn antwoord en hem als advies zeggen dat een scheutje whisky, heet water en een schijfje citroen een heel goed middel is om de keel te smeren.

Wat betreft uw antwoord, met name over de economische herstelplannen en dergelijke: wat de laatste paar maanden is benadrukt, is dat gecoördineerd optreden het enige antwoord is waarmee de huidige financiële crisis kan worden aangepakt. De vraag die ik wil stellen is of er reeds plannen zijn gemaakt, of eerste contacten zijn gelegd, met de aantredende Amerikaanse regering – die van Obama – om te bezien wat voor gecoördineerde maatregelen op financieel niveau er verder nodig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben het zonder meer eens met de heer Mitchell wanneer hij zegt dat protectionisme niet het antwoord is. Ik weet echter zeker dat er veel lidstaten zijn die mogelijk kansen zien om bepaalde protectionistische maatregelen te nemen, maar daar wil ik twee dingen over zeggen.

Ten eerste zullen wij waakzaam zijn bij het handhaven van EU-wetgeving om eventuele maatregelen die in strijd zijn met de regels van de Europese Unie tegen te houden.

Ten tweede zou ik tegen die lidstaten willen zeggen: als mensen in een dergelijke benadering geloven, ben ik het standpunt toegedaan, en de heer Mitchell met mij, dat de economische baisse daardoor juist langer zou duren. Maar over deze benadering zijn er altijd meningsverschillen geweest en waarschijnlijk zullen vele leden aan andere zijden van dit Parlement het niet met mij of met de heer Mitchell eens zijn.

Ik ben het ook met de heer Mitchell eens dat het gepast zou zijn om enige balans aan te brengen in al dit gepraat over economische neergang – die wel degelijk plaatsvindt – door er een gevoel van realisme aan toe te voegen en niet overdreven pessimistisch te zijn. Ik vrees dat er in de wereld waarin wij leven – of dat nu de lidstaat is die wij het beste kennen of andere lidstaten – altijd een neiging is geweest om te zeer te concentreren op de negatieve kant van de economische neergang. Nu moet deze negatieve kant worden gecompenseerd met een gevoel van realisme, want economische voorspellingen moeten ook realisme bevatten en mensen moeten realistisch zijn. Er moet dus een evenwicht worden gevonden tussen overmatig pessimisme en realisme. Vertrouwen is een zeer kwetsbare zaak die lange tijd nodig heeft om te herstellen en in een flits kan verdwijnen.

Ik ben daarom ingenomen met het commentaar van de president van de Europese Centrale Bank in de krant van vandaag over de situatie in de komende jaren. Maar zoals ik heb gezegd moet dit evenwicht er ook zijn en moeten mensen zich bewust zijn van het bestaan en het belang van dit evenwicht.

De heer Crowley heeft een terechte vraag gesteld over wat voor afspraken wij gemaakt hebben om deze economische en financiële zaken met de regering van de VS te bespreken. In de Verenigde Staten geldt echter, zoals u ongetwijfeld weet, een zeer streng protocol, ook voor mensen die in de overgangsregering zitten, aangaande wat er gedaan mag worden, en dit wordt op bijna religieuze wijze nageleefd en bewaakt.

Maar zodra de nieuwe regering geïnstalleerd is, zullen wij contact opnemen met de nieuwe minister van Financiën. Er bestaan reeds vele fora waarin wij zaken bespreken, zoals de Transatlantische Economische Raad en de dialoog over de regulering van de financiële markten, die doorlopend in werking zijn. Zodra de nieuwe regering-Obama volgende week aantreedt, zullen wij met onze nieuwe collega's in contact treden over deze zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

 
  
  

(De vergadering wordt om 19.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid