De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over vijf ontwerpresoluties over Iran(1).
Marios Matsakis, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de vervolging van Nobelprijswinnares Shirin Ebadi is slechts een van de vele voorbeelden van vervolging die momenteel in Iran plaatsvinden. Deze vervolging zou voor ons niet als een verrassing mogen komen, gezien de bekrompen kijk van de anachronistisch theocratische heersers van dat land.
Het mag evenmin verbazen dat het regime in Iran geen enkele nota zal nemen van deze resolutie. Ze zullen erom lachen en haar in de prullenmand gooien, net zoals ze dat gedaan hebben met alle vorige resoluties van dit Parlement. En wie kan het ze kwalijk nemen? Ze weten dat onze resoluties slechts woorden zijn, geen daden, en in hun ogen zijn ze nog niet het papier waard waarop ze geschreven staan.
Als we echt verandering tot stand willen helpen brengen in Iran, moeten we onze woorden vergezeld laten gaan van daden. We kunnen bijvoorbeeld de PMOI van onze lijst van terroristische organisaties schrappen, of we kunnen de lucratieve contracten beëindigen tussen de lidstaten en kandidaat-lidstaten van de EU en Iran. Als we zulke maatregelen zouden nemen, kunnen we er zeker van zijn dat de autoriteiten in Teheran ons serieus zullen nemen en ze wel twee keer zullen nadenken voordat ze doorgaan met de vervolging van hun naar democratie strevende burgers.
Het lijkt mij dus dat we behalve deze ontwerpresolutie een tweede ontwerpresolutie hadden moeten hebben, waarin de regeringen van enkele lidstaten van de EU, zoals het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, en kandidaat-lidstaten, zoals Turkije, wordt verzocht om te stoppen met hun hypocriete houding tegenover Iran en onmiddellijk en effectief echte actie tegen het land te ondernemen.
Catherine Stihler, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Shirin Ebadi, de advocate die de Nobelprijs voor de vrede heeft gewonnen, is de eerste moslima en eerste Iraanse staatsburger die deze prijs heeft ontvangen. Haar verhaal zal bij de meeste van ons hier vandaag bekend zijn. Zij was de eerste vrouwelijke rechter in haar land, maar werd gedwongen af te treden door de Iraanse revolutie.
Zij heeft de rechten van Iraanse vrouwen en kinderen verdedigd door te vechten voor wijziging van het echtscheidings- en erfrecht in Iran. Zij heeft religieuze minderheden en hun rechten verdedigd, en heel recent heeft ze zeven aanhangers van het Bahá’í-geloof verdedigd die collectief zijn gearresteerd en worden vervolgd, zoals veel andere andersgelovigen in Iran. Het is echter haar werk op het gebied van de mensenrechten en haar moed en vastberadenheid die haar het respect van ons allemaal in dit Huis hebben opgeleverd.
Zij heeft samen met andere mensenrechtenactivisten moedig het Centrum voor de verdediging van de mensenrechten opgericht in Teheran. Het doel van het centrum was schendingen van de mensenrechten in Iran te rapporteren, politieke gevangenen vertegenwoordiging te bieden en hun families te helpen. Van begin af aan hebben de autoriteiten echter geprobeerd het kantoor te sluiten. Degenen die er werken, zijn bedreigd, gevangengezet en geïntimideerd. Shirin Ebadi heeft persoonlijk talloze doodsbedreigingen ontvangen, en de internationale gemeenschap uit al enige tijd bezorgdheid over haar veiligheid. Vlak voor kerstmis, toen de aanwezigen in het centrum op het punt stonden de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de rechten van de mens te vieren, hebben Iraanse veiligheidsfunctionarissen het centrum gesloten.
Het centrum moet onmiddellijk worden heropend. We moeten druk uitoefenen op de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger, het Tsjechische voorzitterschap en onze eigen lidstaten om deze zaak op te pakken en ervoor te zorgen dat het centrum wordt heropend.
Het is moeilijk voor ons om hier in dit Huis te zitten en echt te begrijpen wat voor onverschrokkenheid, moed en kracht mensenrechtenactivisten zoals Shirin Ebadi moeten hebben om in Iran te kunnen functioneren en op te staan tegen de dictatuur. Het werk van mensenrechtenadvocaten en -activisten is echter nodig om licht te doen schijnen op wat er in Iran gebeurt, om hoop te geven aan mensen zoals de gebroeders Alaei. Arash en Kamiar Alaei zijn beide arts. Ze helpen mensen met hiv en aids en worden ervan beschuldigd samen te werken met een vijand, terwijl ze niets anders doen dan proberen zieken te helpen.
Ik hoop dat we het mensenrechtencentrum weer open zullen zien gaan en dat dit Parlement al het mogelijke zal doen om Shirin Ebadi te helpen. We zijn tenslotte haar medemensen en haar strijd is ook onze strijd.
Jean Lambert, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het belangrijk is dat we verdedigers van de mensenrechten steunen, of we nu denken dat de betrokken regeringen naar ons zullen luisteren of niet. Mensen hebben ons vaak verteld dat ze veel moed putten uit mensen van buitenaf die erkennen aan welk gevaar zij blootstaan.
Zoals al is gezegd, is dit een ernstig geval, want een aanval op zo'n internationaal erkende verdedigster van de mensenrechten is een signaal dat mensen die vraagtekens zetten bij de staat of hun grondrechten uitoefenen, zoals de godsdienstvrijheid, niet veilig zijn en zich dus moeten conformeren aan de staat of de gevolgen zullen moeten accepteren.
Shirin Ebadi heeft zelf bij diverse gelegenheden doodsbedreigingen ontvangen, niet in de laatste plaats omdat ze in Iran het zevenhoofdige leiderschap van de Bahá’í-gemeenschap heeft verdedigd, die zelf ernstig wordt vervolgd. De afgelopen 24 uur zijn nog meer mensen die met haar hebben samengewerkt, alsook andere aanhangers van het Bahá’í-geloof gearresteerd.
Wanneer we kijken naar wat we hier doen, moeten we ook beseffen dat er momenteel in feite een verschuiving plaatsvindt in de erkenning van de mensenrechten door bepaalde regeringen in de wereld, en dat dit gevolgen heeft voor landen waarmee de Europese Unie zaken doet. Ze hebben nu het gevoel dat ze niet meer zoveel aandacht aan de mensenrechten hoeven te schenken, omdat ze handel kunnen drijven en kunnen samenwerken met landen die zich er niet echt druk om maken. Ik denk dus dat dit het nog belangrijker maakt dat wij deze normen hoog proberen te houden en dat we, zoals gezegd, niet proberen de handel uit te breiden met landen waarvan de staat van dienst op het gebied van de mensenrechten afgrijselijk is, maar dat we alles in het werk stellen om degenen die zich inspannen voor de mensenrechten en de democraten die zich verzetten tegen ondemocratische krachten, te steunen.
Tunne Kelam, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de situatie van de Iraanse burgers die onder de onderdrukkende dictatuur van de mullahs in Teheran leven, is alarmerend en is sinds 2005 op alle gebieden verslechterd. Ik dring er daarom bij de Commissie op aan het onderzoek naar de mensenrechtensituatie daar voort te zetten en in de eerste helft van dit jaar met een omvangrijk verslag over de situatie te komen.
We protesteren vandaag tegen de intimidatie van een winnares van de Nobelprijs voor de vrede, mevrouw Shirin Ebadi, en haar Centrum voor de verdediging van de mensenrechten. Er is vaak gevraagd wat voor resultaat zulke protesten hebben. Deze vraag zou ook moeten worden gesteld aan de Raad en de Commissie.
Het Iraanse regime is mogelijk de grootste bedreiging voor de wereldvrede en het recht. Teheran zal naar alle waarschijnlijkheid in de nabije toekomst over kernkoppen beschikken; het heeft al de raketten om deze af te vuren. Iran is ook een grote exporteur van terrorisme, bijvoorbeeld naar Irak, en het steunt Hezbollah en Hamas.
Tegelijkertijd hoopt de EU nog steeds deze dictatuur door compromissen te overtuigen en heeft zij het terroristische regime in Teheran tot voor kort geholpen de handen van de belangrijkste democratische oppositie te binden door deze heel ironisch aan te merken als een terroristische organisatie.
We hebben dus een duidelijk en krachtig standpunt over de mensenrechten nodig en we moeten de mensenrechtensituatie in Iran ook tot prioriteit maken in onze omgang met Teheran.
Erik Meijer, auteur. − Voorzitter, de heer Matsakis heeft gelijk. De vervolging van Shirin Ebadi is geen losstaand incident. Onder de critici van het regime heeft zij jarenlang een bevoorrechte positie mogen innemen. Het bestaan van haar mensenrechtencentrum wekte de indruk dat het in Iran toch nog wel meevalt.
De meeste slachtoffers van het theocratische regime in Iran zijn onbekend. Afwijkende politieke opvattingen, protesten van gediscrimineerde etnische minderheden en religieuze minderheden, homoseksualiteit en strijd tegen de achtergestelde positie van vrouwen, zijn redenen om te worden opgesloten of vermoord. Veel zaken die in Europa normaal zijn, kunnen je daar het leven kosten. Sommige slachtoffers worden in aanwezigheid van een groot publiek demonstratief opgehangen aan hoge hijskranen.
Desondanks is de buitenwereld, waaronder Europa, niet erg sterk geïnteresseerd in deze afschuwelijke toestand en de manier waarop daaraan een eind kan komen. De internationale belangstelling gaat veel meer uit naar andere zaken. Enerzijds betreffen die het inperken van de militaire macht van Iran en het tegengaan van de toepassing van atoomenergie. Anderzijds wordt vooral belang gehecht aan de voortgezette levering van aardolie en aan handhaving en/of uitbreiding van goede handelsbetrekkingen.
Het gevolg is dat enerzijds voortdurend wordt gedreigd met oorlog tegen Iran, terwijl anderzijds kritiek op het tekort aan mensenrechten wordt ingeslikt. Het leidt er zelfs toe dat de medewerking van het Iraanse regime wordt gekocht door de voornaamste oppositie in ballingschap voortdurend opnieuw op de terroristenlijst te zetten. Er moet een eind komen aan de bizarre situatie waarin telkens na een gerechtelijke uitspraak, die deze plaatsing op de terroristenlijst onwettig verklaart, door de Raad namens de Europese Unie opnieuw een gelijkluidend besluit wordt genomen.
Anders dan de meeste andere vervolgden in Iran, is Shirin Ebadi niet anoniem, maar internationaal bekend en gerespecteerd. De status van Nobelprijswinnaar heeft haar tot nu toe soms een beperkte mate van vrijheid opgeleverd. Dat die status nu eindigt, toont de noodzaak aan van internationale steun voor die krachten die verandering nastreven.
Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijn kantoor in München is gevestigd in een straat waar veel Armeense christenen uit Iran wonen. Zij behoren tot een van de oudste christelijke gemeenschappen ter wereld en zijn tegelijkertijd vaderlandslievende Perzen. Dat bewijst dat Iran of Perzië een eeuwenoude traditie van verdraagzaamheid kent, niet alleen tegenover de verschillende godsdiensten, maar ook tegenover de vele volkeren die dit grote rijk omvat.
Het onverdraagzame beleid van dit moellahregime druist volledig in tegen de Iraanse en Perzische ziel. Het staat haaks op de beste en rijkste tradities van een van de oudste staten op aarde. Daarom is het in het belang van het Iraanse volk en zijn toekomst dat wij deze misstanden duidelijker dan tot nu toe aan de kaak stellen.
Mevrouw Ebadi, die de schendingen met gevaar voor eigen leven aan de orde heeft gesteld en daarvoor de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen, doet dat telkens weer voor alle etnische groepen en voor alle religieuze gemeenschappen. We mogen niet toestaan dat zij op zo’n vreselijke en afschuwelijke wijze wordt vervolgd. Zij heeft onze solidariteit nodig. Daarom doe ik een beroep op het Tsjechische Raadsvoorzitterschap om zijn goede naam op het gebied van mensenrechtenbeleid ook in deze kwestie waar te maken.
Józef Pinior, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, allereerst wil ik er de aandacht op vestigen dat er geen vertegenwoordiger van het Tsjechische voorzitterschap aanwezig is bij dit debat. Ik vind dit heel jammer aangezien Tsjechië de erfgenaam is van de democratische tradities van strijd om de mensenrechten in heel Midden- en Oost-Europa. Ik herhaal: het is heel jammer dat er vandaag geen vertegenwoordiger van het Tsjechisch voorzitterschap is, hoewel andere voorzitterschappen, zoals bijvoorbeeld het Duitse, altijd een vertegenwoordiger stuurden.
Vandaag debatteren wij over de situatie van de mensenrechten in Iran, een belangrijk land in het Midden-Oosten en één van de landen die een beslissende invloed zullen hebben op de politieke situatie in die regio. Des te meer verplicht dit de Iraanse autoriteiten om de mensenrechten en de internationale normen op het gebied van humanitair recht onverkort te respecteren.
Wij verdedigen de Nobelprijswinnares Shirin Ebadi en veroordelen de recente acties van de autoriteiten en de campagne waarmee de autoriteiten de publieke opinie tegen Shirin Ebadi willen opzetten. Ik wil ook de voortdurende arrestaties van universiteitsstudenten in Shiraz onder de aandacht brengen. Deze week, de week waarin het Europees Parlement zitting houdt in Straatsburg (op 12 januari om precies te zijn), werden weer zes personen gearresteerd. Wij moeten de autonomie van de studentenbeweging in Iran verdedigen. Ik wil ook uw aandacht vestigen op de onderdrukking en intimidatie van artsen die zich bezighouden met aidsonderzoek.
Mijnheer de commissaris, hieruit volgt slechts één conclusie: de Europese Commissie en de gehele Europese Unie moeten de mensenrechtensituatie in Iran op de voet blijven volgen.
Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in Iran, waar de principes van het fundamentalisme gesteund worden door een groot deel van de maatschappij, stuiten de activiteiten van alle democratische instellingen die gebaseerd zijn op andere cultuurbeginselen, op groot verzet en intolerantie. Iran is hier een schoolvoorbeeld van.
De Iraanse machthebbers ondertekenen dan wel de verplichtingen volgend uit internationale akkoorden om op die manier hun imago wat op te poetsen, maar de realiteit is helaas anders. De zaak van Shirin Ebadi, winnares van de Nobelprijs voor de Vrede en directrice van het Centrum voor Bescherming van de Mensenrechten is hier het perfecte voorbeeld van. Het feit dat haar activiteiten worden vervolgd, is een gevolg van de zwakte van de regerende klasse die, uit angst voor de eigen positie, de antidemocratische handelingen van de fundamentalisten niet kan bestraffen. Wij steunen de resolutie. Ik denk dat radicalere acties hier nodig zijn.
Alexandru Nazare (PPE-DE) . – (RO) Iran is waarschijnlijk het land met de slechtst gedocumenteerde gevallen van mensenrechtenschendingen in de internationale gemeenschap. Op het ogenblik zijn er geen tekenen dat de situatie verbetert. In dit verband is de vervolging van Shirin Ebadi een zeer ernstige zaak en hetzelfde geldt voor de eerder genoemde situatie van de zes studenten.
Het is bemoedigend dat verscheidene resoluties over dit onderwerp zijn voorgesteld door verschillende fracties. Ik geloof echter dat de door de Europese Volkspartij ingediende resolutie de beste invulling geeft aan onze plicht om op te komen voor de mensenrechten. Als burger van een land dat in zijn recente geschiedenis zowel een totalitair regime als de vrijheid van meningsuiting onder een democratisch bewind heeft meegemaakt, kan ik slechts sympathiseren met de zaak van deze strijdster voor mensenrechten; ik weet zeker dat deze zaak in overweging zal worden genomen.
Deze constructieve kritiek kan de betrekkingen tussen de Europese Unie en Iran alleen maar ten goede komen.
Paulo Casaca (PSE). – (PT) Ik wil niet alleen mijn steun verlenen voor deze resolutie, maar onderschrijf ook in het bijzonder het standpunt van alle voorstanders van een vrij Iran die, zoals de heer Matsakis en andere sprekers, nadrukkelijk hebben onderstreept dat het voornaamste probleem het milde beleid ten aanzien van het Iraanse regime is. Een dergelijk beleid leidt ertoe dat aardolie en handelscontracten uiteindelijk belangrijker zijn dan welke principes ook.
Het was van meet af aan een echte schande om de Iraanse Volksmojahedin in de lijst van terreurorganisaties op te nemen. Die maatregel heeft ervoor gezorgd dat een buitengewoon belangrijk reëel probleem nu is omgesmeed tot een beleid dat het tegengestelde bereikt en diensten bewijst aan degenen die echt aan terreur doen.
Daarom roep ik de Raad nogmaals op onmiddellijk een eind aan deze situatie te maken en de Iraanse Volksmojahedin uit de lijst van terreurorganisaties te verwijderen.
Janusz Onyszkiewicz (ALDE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Zbigniew Brzeziński beschrijft een instabiliteitboog, die zich uitstrekt van Egypte tot Pakistan, als de belangrijkste bedreiging voor de stabiliteit in de wereld en de kans op mondiale ontwikkeling. Volgens hem is Iran het belangrijkste land in deze boog, de spil als het ware. Als we het probleem van Iran niet oplossen, als we er niet voor zorgen dat dit een democratisch en voorspelbaar land wordt, wordt het heel moeilijk om het gevaar waarover de heer Brzeziński spreekt, uit te roeien.
Maar we kunnen geen democratie of stabiliteit in Iran introduceren. Dat moeten de Iraniërs zelf doen. Met Iraniërs bedoel ik zowel de Iraniërs die in Iran zelf wonen, zoals mevrouw Ebadi, als zij die geëmigreerd zijn, zoals Miriam Rajavi. Daarom ook is het zo belangrijk om de democratische bewegingen te steunen en uiteindelijk ook te erkennen dat de moedjahedien geen terroristische organisatie zijn.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ironisch genoeg is de situatie in Iran vergelijkbaar met die in Gaza toen Hamas werd verkozen: de regering werd er namelijk ook door het volk verkozen.
Dat is een probleem voor ons want we kunnen er niet veel tegen doen. Er moet iets veranderen in Iran. Het enige dat wij kunnen doen is onze mening uitspreken ten overstaan van heel de wereld en de volgende boodschap overbrengen aan Iran, namelijk dat wij de schending van de mensenrechten en het gebrek aan democratie in het land veroordelen, of ze dat nu leuk vinden of niet. Misschien kunnen in dit geval onze woorden ons wapen zijn en tegelijkertijd hulp bieden aan de mensen die in Iran strijden voor echte vrijheid. Een vrijheid waarvan ik hoop dat ze die ook zullen verwerven.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Geachte Voorzitter, dames en heren. De Europese Commissie houdt de situatie rond mevrouw Shirin Ebadi nauwlettend in de gaten en is tot de slotsom gekomen dat de dreigingen waaraan mevrouw Ebadi en haar collega’s na de doorzoeking van haar kantoor in Teheran op 29 december jongstleden zijn blootgesteld, onaanvaardbaar zijn. De doorzoeking van haar kantoor is voorlopig de laatste in de rij van tegen mevrouw Ebadi gerichte intimidaties, waaronder de sluiting van haar Centrum voor de verdediging van de mensenrechten.
De Europese Commissie heeft zich dan ook volledig aangesloten bij het initiatief van het Franse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie met betrekking tot mevrouw Ebadi op 31 en 22 december vorig jaar. De Commissie is met name van mening dat de Iraanse overheidsorganen zich dienen te houden aan hun internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, en dan met name het recht op vereniging zoals vermeld in het door Iran ondertekende en geratificeerde Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Zij dienen het Centrum voor de verdediging van de mensenrechten dan ook opnieuw de nodige bewegingsruimte te geven en het de juridische status te verlenen waarom het al zovele jaren vraagt.
De Commissie zal net als voorheen ook in 2009 geen enkele gelegenheid voorbij laten gaan om op enige wijze de Iraanse overheidsorganen ertoe te bewegen mevrouw Ebadi en andere hoeders van de mensenrechten (zowel individuen als organisaties) de nodige bescherming te verlenen en hen in staat te stellen hun werk voort te zetten zonder dat inbreuk gepleegd wordt op hun legitieme activiteiten.
Zoals u allen weet, zijn wij als gevolg van de kernenergiekwestie en het mensenrechtenvraagstuk maar weinig actief in Iran. De Commissie zal desalniettemin in 2009 verder blijven werken aan kwesties van gemeenschappelijk belang en dan met name op het gebied van de drugsbestrijding. Tevens zijn we erin geslaagd een aantal programma’s ter ondersteuning van de mensenrechten en goed landsbestuur overeind te houden, zoals een project in samenwerking met Unicef ter ondersteuning van de rechten van het kind en een project voor de hervorming van de rechterlijke macht.
Verder werken we nog aan een aantal initiatieven ter versterking van de samenwerking en de uitwisseling op het gebied van onderwijs en cultuur, zoals bijvoorbeeld uitwisselingen in het kader van het Erasmus-Mundusprogramma, het recente bezoek van een aantal Iraanse journalisten aan Brussel en de televisie-uitzendingen in het Perzisch waarmee de Commissie voor het einde van dit jaar beginnen wil. Het is desalniettemin duidelijk dat indien Iran niet zorgt voor een verregaande verbetering van de mensenrechten, onze betrekkingen zich niet normaal verder ontwikkelen kunnen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.