Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met groot genoegen mijn steun gegeven aan dit verslag dat de weg baant voor administratieve en juridische vereenvoudiging, een beter besef bij consumenten in Europa en derde landen van de kwaliteit en de voedingswaarde van voedingsmiddelen en meer duidelijkheid voor de consument over het feit dat er veilige productiemethoden zijn gebruikt. Waar ik echter niet voor gestemd heb, is de bevoordeling van de olijven- en olijfoliesector. Ook vertrouw ik erop dat de Commissie de wijnsector zal opnemen in de reeks specifieke programma’s om het publiek bewuster te maken van de kwaliteitswijnen die in de verschillende regio's van de Europese Unie worden geproduceerd.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen aangeven dat ik dit verslag heb gesteund. Met belangstelling hoorde ik tijdens het debat dat de Commissie een cofinanciering van 70 procent voor de schoolfruitregeling heeft bevestigd; dit zal een zeer grote rol spelen bij de deelname aan de regeling, en ik ben er daarom een groot voorstander van.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u nogmaals bedanken dat u mij het woord geeft. Ik steunde dit verslag omdat het een goede zaak is dat er een verordening is die de belangen beschermt van boeren en degenen die hun voeders produceren. Ik denk dat we nu de belanghebbende partijen moeten inlichten over de betekenis hiervan voor hen, de exploitanten van diervoederbedrijven of de gebruikers van het diervoeder. Op zich volstaat het immers niet dat deze verordening er is, er is tevens een goede communicatie nodig tussen alle belanghebbende partijen.
Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag over het in de handel brengen en gebruik van diervoeders gesteund omdat het enerzijds de belangen van de landbouwers en de producenten vertegenwoordigt en anderzijds aandacht schenkt aan de gezondheid van het vee en daardoor ook aan de gezondheid van de vleesconsument.
Een duidelijke opgave van de samenstelling van diervoeders en het aanleggen van een lijst maken het de landbouwers gemakkelijker om verantwoorde beslissingen te nemen bij de keuze van het geschikte soort voeder. Dit is een stap in de goede richting. Ik wil er echter op wijzen dat de bescherming van het bedrijfsgeheim van de producent een gebrek aan essentiële informatie niet mag rechtvaardigen en niet mag leiden tot situaties zoals de gekkekoeienziekte of dioxines in voeders.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in november 2007 ben ik naar Oeganda gereisd en heb daar lokale ondernemers en niet-gouvernementele organisaties bezocht. Toen we Kampala verlieten over een stoffige weg, wees de chauffeur mij op een aantal kraampjes waar prepaid-telefoonkaarten werden verkocht. Hij vertelde mij toen het volgende: “Die telecombedrijven, die particuliere bedrijven hebben meer gedaan om mensen uit de armoede in dit land te trekken, dan jullie blanke, westerse NGO’s”. Ik vond dat een beetje oneerlijk op dat moment, maar het typeert wel het gevoel dat zo veel ondernemers hebben ten aanzien van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie.
Het is zelfs zo dat ondernemers in veel arme landen mij vertelden dat zij denken dat onze hulpprogramma’s en NGO’s er belang bij hebben om hen arm te houden. Ik vind dat nog steeds een beetje oneerlijk, maar het geeft wel aan dat we moeten laten zien dat we ondernemers in ontwikkelingslanden ondersteunen, en een van de beste manieren om dat te doen is door open markten wereldwijd te bevorderen.
Nirj Deva (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, met genoegen wil ik mijn steun betuigen voor het uitstekende verslag van de heer Schröder over dit onderwerp. Economische partnerschapsovereenkomsten zijn erg belangrijk als instrument voor ontwikkeling. Het is door handel, en niet door hulp, dat arme landen uit de armoede kunnen worden getild.
In de huidige economische situatie en de recessie wereldwijd zijn in de ontwikkelde landen de eerste tekenen van protectionisme waarneembaar, met name vanuit de Verenigde Staten, en hopelijk niet vanuit de Europese Unie. Als we een protectionistisch klimaat creëren, zal de hele benadering van handel in plaats van hulp ter armoedebestrijding uit koers raken en verdwijnen. We willen niet dat de ontwikkelingslanden die met ons handel willen drijven, worden tegengehouden door onze eigen zelfzuchtige belangen, die misplaatst zijn en de bescherming van onze eigen markten dienen. Op de lange termijn zou dat rampzalig zijn voor onze economieën.
Philip Claeys (NI). - Ik heb tegen de resolutie over Kosovo gestemd om twee redenen. Eerst en vooral is er een passage die stelt dat de lidstaten die de onafhankelijkheid van Kosovo nog niet hebben erkend, dit alsnog zouden moeten doen. Welnu, zulk een passage is in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Het is aan de lidstaten zelf om daarover te beslissen en hierover moet geen druk van buitenaf worden uitgeoefend, geen druk vanuit de Europese Commissie, de Raad of het Parlement.
De tweede reden waarom ik tegen de resolutie heb gestemd heeft te maken met de passage die stelt dat Kosovo een duidelijk uitzicht moet hebben op lidmaatschap van de Europese Unie, evenals de voor gehele regio. Ik denk dat het verkeerd is om dit soort beloftes vanuit het Parlement te doen. Op dit moment zijn er heel wat problemen met de uitbreiding, met een aantal nieuwe lidstaten ook, en zou het helemaal verkeerd zijn om nu al beloftes te doen aan landen als Kosovo dat zij ooit tot de Europese Unie kunnen toetreden.
Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, waar komt toch onze obsessie vandaan voor het in stand houden van multi-etnische staten, ongeacht de wensen van hun inwoners?
Kosovo had een onbetwist recht tot zelfbeschikking: dit kwam tot uiting in een referendum met een deelname en opkomst van meer dan 90 procent. In lijn met deze logica geldt dat recht toch zeker ook voor die Kosovaren van Servische afkomst, die zich als groep prettig dichtbij de grens met Servië bevinden. Waarom zouden wij hun niet ook zelfbestuur toestaan? Dat doen we de facto al, waarom dan niet ook de jure?
Het antwoord is omdat we Kosovo liever als Europees protectoraat willen houden – als satrapie, zoals het was in de Ottomaanse tijd. We hebben hun een versie van onze 12-sterrenvlag en een versie van ons nationale volkslied opgelegd. We hebben een Kosovaars parlement en instellingen die zijn onderworpen aan de hogere beslissingen van een aangewezen Europese ‘volkcommissaris’.
We zouden de inwoners van Kosovo het recht moeten geven om referenda te houden over afscheiding – als dat is wat zij willen – en over etnische zelfbeschikking, en we zouden datzelfde recht moeten geven aan de onderworpen volken van de Europese Unie. Pactio Olisipiensis Censenda Est!
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, China is een zeer belangrijke handelspartner voor de Europese Unie, net als Taiwan. Ik wil uw aandacht vragen voor een bijzonder positieve ontwikkeling in de Commissie buitenlandse zaken. Zij heeft een advies aangenomen waarin China wordt opgeroepen om de rechten van vrouwen en kinderen te eerbiedigen door een einde te maken aan gedwongen abortus en gedwongen sterilisatie. Er wordt ook opgeroepen om een einde te maken aan politieke vervolging en andere schendingen van de mensenrechten.
Ik denk dat hieruit blijkt dat we de handel niet kunnen loskoppelen van andere factoren. Ik heb dit standpunt naar voren gebracht tijdens de Gaza-toespraak over onze handel met Israël – als we de gevallen van mensenrechtenschendingen niet aan de orde stellen, lopen we het risico dat ons geld wordt gebruikt om mensenrechtenschendingen in de hand te werken. Ik wil de Commissie buitenlandse zaken derhalve complimenteren met het feit dat zij de dwingende aard van het één-kind-beleid van China onderkent en dit tot onderdeel maakt van de handelskwestie.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega‘s, met de toetreding van China tot de WTO in 2001 heeft het land een enorme slag geslagen. Wij hebben onze markten opengesteld, maar zelf houdt het zich niet aan de hiermee gepaard gaande handelsregels en kijken wij al enkele jaren slechts met lede ogen toe. Ik ben een groot voorstander van een strategisch partnerschap met deze grote economische macht. Maar dergelijke partnerschappen dienen gepaard te gaan met de verplichting voor China de mensenrechten na te leven. Wij hebben partnerschappen nodig met democratische landen en niet met totalitaire staten. Want met dat laatste hebben wij nieuwe lidstaten helaas al de nodige ervaring.
Philip Claeys (NI). - Ik heb voor het amendement van de EVP-Fractie gestemd, omdat daarin tenminste rekening wordt gehouden met het feit dat Taiwan een belangrijke economische handelsentiteit is en de deelneming van Taiwan als waarnemer aan de desbetreffende internationale organisaties wordt gesteund. Eigenlijk is dit amendement nog veel te beperkend. Aangezien Taiwan een democratisch land is dat de facto nationale soevereiniteit geniet, is het eigenlijk een schande dat Taiwan niet als volwaardige lidstaat wordt erkend in alle verschillende internationale instellingen. Het amendement spreekt over de deelneming van Taiwan als waarnemer aan deze instellingen. Welnu, ik ben van mening dat Taiwan daaraan als een volwaardige lidstaat zou moeten kunnen deelnemen.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u hartelijk bedanken voor deze gelegenheid om mijn stem over het EU-China-verslag toe te lichten. Over het geheel genomen was het verslag erg evenwichtig en ik ben blij dat rapporteur, in het algemeen, bij het onderwerp is gebleven – namelijk de handel – en zich niet heeft geconcentreerd op een aantal andere punten waarvan ik weet dat diverse collega’s daarop de focus hadden willen zien.
Er was echter wel één punt in dit verslag dat mij zorgen baarde, namelijk de verwijzing naar handelsbeschermingsinstrumenten. We moeten onderkennen dat consumenten in mijn land – Groot-Brittannië – en in tal van andere landen in de Europese Unie hebben geprofiteerd van de open handel met China. Dat hielp ons destijds om problemen zoals inflatie te bestrijden. Het beschermen van niet-concurrerende EU-producenten ten koste van andere partijen die profiteren, is echter iets wat zorgvuldig moet worden aangepakt. We moeten ervoor zorgen dat we de juiste balans vinden en niet de voordelen negeren die de handel met China heeft voor consumenten, bedrijven met internationale logistieke ketens en de detailhandel. Al met al dient de handel met China te worden aangemoedigd. Dat zal er uiteindelijk toe leiden dat alle andere aandachtspunten, zoals betere mensenrechten en arbeidsomstandigheden, worden aangepakt.
Nirj Deva (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, China is een van onze belangrijkste handelspartners. In het land woont bovendien een kwart van de wereldbevolking.
Jarenlang hebben we China behandeld alsof het een klein kind was dat moest worden gecorrigeerd en betutteld, alsof wij een superieure instelling waren. We moeten niet vergeten dat de geschiedenis van China duizenden jaren verder teruggaat dan de onze. China heeft zijn culturele tradities en zijn waarden behouden.
We willen China binnen onze internationale gemeenschap hebben, maar China is erg belangrijk voor de EU als handelspartner en we moeten China respectvol als gelijkwaardige partner behandelen.
Als we dat doen, zal China niet alleen naar ons luisteren, maar ook meer handel met ons drijven. Wij zullen meer in China kunnen investeren en China kan meer bij ons investeren. Momenteel heeft China een enorme hoeveelheid geld die buiten China moet worden geïnvesteerd. De Europese Unie zou dé plek moeten zijn waar deze investeringen terecht komen.
Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het amendement van mevrouw Wortmann-Kool om Taiwan te beschouwen als economische en commerciële entiteit gesteund, omdat Taiwan al geruime tijd een democratie is met een levensvatbare vrijemarkteconomie. We moeten ten minste op politiek en moreel vlak de status van Taiwan ondersteunen, en Taiwan internationale toegang verschaffen tot organisaties die niet verbonden zijn met de erkenning als staat.
Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat de voorlichtingsacties van de Gemeenschap erop gericht zijn te voorzien in de reële behoeften van de lidstaten die het imago van hun landbouwproducten wensen te bevorderen bij de consumenten van de Gemeenschap, maar ook bij die van derde landen, met name ten aanzien van kwaliteit, voedingswaarde en voedselveiligheid, alsmede de productiemethoden. Het draagt tevens bij aan het aanboren van nieuwe afzetmarkten en heeft een multiplicator-effect op de nationale en particuliere initiatieven.
Deze wetswijziging biedt belangstellende lidstaten de mogelijkheid voorlichtingsprogramma’s op te stellen voor uitvoering in derde landen, wanneer dergelijke programma’s daar ontbreken. Door de voorgestelde aanpassing kunnen de lidstaten het toepassingsgebied van de onder die programma’s vallende acties uitbreiden en bij de uitvoering ervan de hulp van internationale organisaties inroepen.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Met dit voorstel wordt beoogd de reikwijdte van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 3/2008 te vergroten, waardoor lidstaten bij uitblijven van voorstellen vanuit de industrie, voorlichtings- en afzetbevorderingsacties kunnen opzetten in landen zonder de verplichting van financiering vanuit de industrie. Volgens de huidige vereisten is een financieringsbijdrage van 20 procent vanuit de industrie vereist wanneer de EU in maximaal 50 procent van de financiering voorziet.
Deze extra armslag zou lidstaten de mogelijkheid bieden om zelf voorlichtings- en afzetbevorderingsacties op te zetten zonder financiële bijdrage vanuit de industrie. De potentiële stimulans in de groente- en fruitsector is aanzienlijk en ook wenselijk in de huidige economische omstandigheden. Ik ben derhalve blij mijn steun aan dit voorstel te kunnen verlenen.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De lidstaten moeten het imago van hun landbouwproducten bevorderen, bij de consumenten van de Gemeenschap, maar ook bij die van derde landen, met name ten aanzien van kwaliteit, voedingswaarde en voedselveiligheid, alsmede veilige productiemethoden.
Ik ben het ermee eens dat de lidstaten, wanneer geen programma’s van organisaties van de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie voorhanden zijn, de mogelijkheid moeten krijgen om programma’s op te zetten en via een openbare inschrijvingsprocedure een organisatie te selecteren die wordt belast met de uitvoering ervan.
Het Commissievoorstel stelt de lidstaten in de gelegenheid nationale programma’s te ontwikkelen en houdt derhalve een verbetering van de bestaande wetgeving in.
Ik onderschrijf het verslag-Dumitriu en het verheugt mij dat de wijnsector in het toepassingsgebied van dit voorstel is opgenomen.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan vindt dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet worden afgeschaft en dat landbouwproducten moeten worden verkocht op een vrije markt, zonder dat de EU financiële middelen investeert in voorlichtingscampagnes en afzetbevorderende maatregelen voor deze producten. Het is bijzonder ernstig dat de EU afzetbevorderende maatregelen financiert in derde landen, wat oneerlijke concurrentie jegens de landbouwproducenten van landen buiten de EU is.
Waar is de EU mee bezig? Is het echt redelijk dat de EU het geld van Europese belastingbetaler gebruikt in reclamecampagnes om dezelfde burgers ervan te overtuigen dat ze de producten moeten kopen die ze al hebben gesubsidieerd? Natuurlijk niet. Het hele voorstel riekt naar verborgen protectionisme.
In januari 2009 werd in Zweden, Finland en Denemarken een nieuwe reclamecampagne gestart, waarin de Zweden worden opgeroepen om meer tulpen te kopen. Volgens het tijdschrift Resumé investeert de EU in totaal 14 miljoen Zweedse kroon gedurende drie jaar in de tulpencampagne in de genoemde drie landen. Aan dergelijke openlijke verspilling van het geld van de EU moet een eind worden gemaakt.
Ik ben fel tegen dit verslag. Ik stel voor de zoveelste keer vast dat het een geluk is dat het Europees Parlement geen medebeslissingsbevoegdheid heeft inzake het landbouwbeleid van de EU, want dan zou de Unie in de val lopen van protectionisme en zware subsidies voor alle groepen in de landbouwsector.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit voorstel waarmee beoogd wordt de voorlichtingsprogramma’s voor landbouwproducten te vereenvoudigen. Ik steun dit voorstel vanwege de financiële steun die aan de markten in derde landen wordt verstrekt voor het geven en verbeteren van voorlichting inzake de kwaliteit, voedingswaarde en voedselveiligheid, alsmede de productiemethoden.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van de heer Dumitriu over voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen. Ik ben van mening dat het noodzakelijk is de administratieve procedures binnen het Europees institutioneel kader te vergemakkelijken.
De Gemeenschap kan op basis van deze verordening namelijk voorlichtingsacties opzetten op de interne markt en op de markten van derde landen voor een bepaald aantal landbouwproducten, rekening houdend met het specifieke karakter van de acties, afhankelijk van de markt waarop ze ten uitvoer worden gelegd.
Ik ben het eens met de voorgestelde beleidsmatige breuk met het verleden, die erop gericht is te voorzien in de reële behoeften van de lidstaten die het imago van hun landbouwproducten wensen te bevorderen bij de consumenten van de Gemeenschap, maar ook bij die van derde landen, met name ten aanzien van kwaliteit, voedingswaarde en voedselveiligheid, alsmede de productiemethoden.
Flaviu Călin Rus (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Ik heb vóór de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (COM(2008)0431 – C6-0313/2008 – 2008/0131(CNS)) gestemd, omdat ik vind dat de bevolking goed moet worden voorgelicht over de landbouwproducten die zij consumeert. Daarnaast denk ik dat goede voorlichting over een product consumenten van nuttige informatie kan voorzien.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De vluchtelingenstatus is van toepassing op personen die, vanwege een gegronde vrees voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of politieke overtuiging, zich buiten het land bevinden waarvan zij de nationaliteit bezitten en de bescherming van hun land niet kunnen, of wegens deze vrees, niet willen inroepen. Dit is zo bepaald in het VN-verdrag van 1951.
Deze herziening van de ‘Opvangrichtlijn’ van 2003, waarin de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in Europa zijn vastgelegd, heeft de handhaving van deze regels in de praktijk ten doel, waaronder toegang tot informatie, educatie, gezondheidszorg en normen inzake opvangvoorzieningen. De richtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid om de termijn te bepalen waarin een asielzoeker geen toegang krijgt tot de arbeidsmarkt.
Ierland heeft er helaas voor gekozen buiten de richtlijn uit 2003 te blijven en werkt met een systeem van ‘directe voorziening’, waarbij accommodatie, voedsel en 19,10 euro per week per volwassene worden verstrekt. Dit systeem is opgezet om asielzoekers te ontmoedigen voor Ierland te kiezen en om hen gedurende de gehele procedure van hun asielaanvraag buiten de arbeidsmarkt te houden. Het wetsvoorstel dat momenteel bij het Ierse parlement in behandeling is – de Immigration, Residence and Protection Bill 2008 – omvat een uitbreiding van dit verbod, ondanks ernstige zorgen over de gevolgen van dergelijke beslissingen. Andere maatregelen in de Ierse wetgeving zijn onder meer het strafbaar stellen van ‘valse’ aanvragen en het vooruitzicht van boetes voor de vertegenwoordigers in rechte die dergelijke zaken in behandeling nemen.
Aangezien Ierland geen partij is bij de richtlijn van 2003, voelde ik mij verplicht om mij te onthouden van stemming, maar ik sta achter de doelen van het verslag.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren.
Mevrouw Roure roept op tot bijzondere aantrekkelijke omstandigheden voor de opvang van asielzoekers: gezellige en vooral open accommodatiecentra – het is op die manier gemakkelijker ongemerkt te verdwijnen – , algemene toegang tot gezondheidszorg (waaronder inbegrepen psychiatrische zorg), juridische bijstand, vertalers en tolken, opleidingen en zelfs banen(!).
Ze schijnt te hebben vergeten dat immigranten zelf de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen misbruiken teneinde de nationale wetgeving betreffende de toelating tot en het verblijf van vreemdelingen in onze landen te omzeilen, als hun ware motieven van sociale en economische aard zijn. Ze “vergeet” verder dat asielzoekers kunnen liegen over hun afkomst en hun moederta(a)l(en), en dat ze hun documenten kunnen vernietigen en wat dies meer zij, om te verhinderen dat ze gedeporteerd worden.
Ze schijnt bovendien te “vergeten” dat de zaken die ze voor deze vreemdelingen opeist vaak niet toegankelijk zijn voor onze eigen burgers, om te beginnen waardige huisvesting, banen en toegang tot openbare diensten van goede kwaliteit. Dat geldt zeker voor al die plaatsen, zoals in Mayotte, waar de lawine van immigranten enorme economische en sociale problemen voor de bewoners creëert.
Ik begrijp dat migranten in een moeilijke toestand verkeren, en ik begrijp dat ze dromen koesteren. Het is echter niet onze opdracht – en we beschikken hoe dan ook niet over de middelen – om al de minder bedeelden van deze wereld onderdak te bieden. Dit verslag richt veel kwaad aan en zal perverse gevolgen hebben.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn er reeds aan gewend dat de meerderheid van het Europees Parlement resoluties zonder consequenties voor de regelgeving aanneemt waarvan de inhoud in strijd is met de aangenomen wetgevingsresoluties. Deze neiging neemt toe met het naderbij komen van de verkiezingen voor het Parlement.
We hebben hier te maken met een voorbeeld van die “twee gezichten”, het ware gelaat en een masker, in dit geval gaat het duidelijk om het laatste.
Het is zeker belangrijk − we dringen daar overigens allang systematisch op aan − dat de rechten van asielzoekers gewaarborgd zijn, met name voor wat betreft opvang, toegang tot informatie en recht op tolken, rechtsbijstand, gezondheidszorg en werk.
Het is al even belangrijk dat protest wordt aangetekend tegen de toename van het aantal gedetineerden in het kader van het Dublin-systeem en van het bijna systematische gebruik van vrijheidsberovende maatregelen en beperkingen van de mogelijkheden om een beroep te doen op de normen voor opvang.
Het is echter ook belangrijk dat wij aandringen op sluiting van de detentiecentra en ons verzetten tegen een EU-beleid dat de opvangnormen en de asielprocedure definieert op basis van de kleinste gemene deler.
Als het Europees Parlement zich echt zorgen maakt over de eerbiediging van de rechten van immigranten en asielzoekers, had het niet zijn goedkeuring moeten hechten aan de terugkeerrichtlijn (die immigranten criminaliseert en hen uitzet), de Blue Card-richtlijn (die immigranten selecteert) en de richtlijn die voorziet in sancties voor werkgevers (en daarmee ook de werknemers straft). De Portugese Communistische Partij heeft al deze richtlijnen uiteraard verworpen.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Als het gaat om de rechten van migranten op Europees grondgebied, is de regel kennelijk dat migranten er steeds meer moeten krijgen. We moeten ons echter afvragen of dat steeds maar meer bieden nu wel juist is.
Dit verslag is niets anders dan een lange lijst voorstellen en aanbevelingen om de lidstaten ertoe aan te zetten de honderdduizenden mensen die elk jaar legaal dan wel illegaal hun grondgebied binnenkomen niet slechts dezelfde rechten te geven als die welke hun onderdanen zelf genieten, maar méér en doeltreffender rechten.
De lidstaten worden opgeroepen om de obstakels die immigranten de toegang tot de arbeidsmarkt ontzeggen te verwijderen en daarenboven nationale wetgeving aan te nemen die zulke toegang zelfs aanmoedigt.
Moeten we hieruit concluderen dat de onderdanen van de lidstaten zich nu maar moeten wegcijferen om zo te compenseren voor het – oprechte – lijden van mensen die hun eigen land ontvluchten, of dat nu om gezinsredenen of overwegingen van economische, sociale of klimatologische aard geschiedt? Ja, en dat is wat er met de door president Sarkozy zo warm aanbevolen selectieve immigratie eigenlijk wordt bedoeld.
Wij geloven dat het tegenovergestelde moet gebeuren, en dat banen in Europa, zeker in tijden van crisis, voor Europeanen, en banen in Frankrijk voor Franse onderdanen zouden moet worden voorbehouden. Het nationaal herstel van Europa hangt daarvan af.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Dit verslag bevat diverse punten waar ik geheel achter sta, bijvoorbeeld dat asielzoekers waardig moeten worden behandeld en dat de mensenrechten altijd moeten worden gegarandeerd. De kritiek die wordt gericht op een aantal zogeheten opvangcentra is terecht. Diverse Europese landen schieten tekort als het erom gaat om asielzoekers en vluchtelingen op waardige wijze te ontvangen.
Het verslag bevat echter enige punten die ik niet kan steunen. De diepere bedoeling van het verslag is dat de EU een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid moet hebben. Het roept onder andere de overige lidstaten op om steun te bieden aan de lidstaten “die het meest worden geconfronteerd met de uitdagingen van de immigratie”. De Zweedse partij Junilistan vindt dat asiel- en immigratiebeleid een aangelegenheid voor de lidstaten is, mits internationale verdragen en overeenkomsten worden gerespecteerd. Een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid dreigt te leiden tot een “Vesting Europa”, iets waarvan wij reeds op dit moment duidelijke tekenen zien.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van stemming omdat Ierland niet heeft deelgenomen aan de aanneming van de richtlijn van 2003.
De voornaamste reden voor dit standpunt houdt verband met de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers.
Het verbod voor asielzoekers om de arbeidsmarkt te betreden zal middels het wetsontwerp dat momenteel in behandeling is bij de Dáil, opnieuw in werking treden.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag is geen afspiegeling van de werkelijke omvang van de afschuwelijke omstandigheden waaronder vluchtelingen en immigranten in de opvang- en hechteniscentra van de EU-lidstaten leven. Het verslag beperkt zich tot de vaststelling dat de leefomstandigheden daar tragisch zijn en schrijft deze toe aan de gebrekkige toepassing van de richtlijnen van de EU.
Enerzijds wordt steun gegeven aan heel de anti-immigratiewetgeving en –politiek van de EU en de regeringen - zoals deze zijn neergelegd in het Migratiepact en in het Dublin-systeem voor asiel - en anderzijds wordt geprotesteerd tegen de onmenselijke resultaten daarvan! Het is op zijn zachtst gezegd een provocatie dat de politieke krachten van het “Europees eenrichtingsverkeer”, die in het Europees Parlement voor de richtlijn hebben gestemd waarmee werd voorzien in onder meer een hechtenis van anderhalf jaar voor “illegale” immigranten, met dit verslag uiting geven aan hun zogenaamde treuren over de onmenselijke hechtenisomstandigheden en aandringen op beëindiging van de hechtenis!
De “krokodillentranen” van het Europees Parlement kunnen de EU niet vrijpleiten van haar onmenselijke en uitbuitende politiek. Zelfs de meest elementaire maatregelen, en zeer zeker de maatregelen voor daadwerkelijke ondersteuning van immigranten en vluchtelingen en verankering van hun rechten, kunnen niet worden uitgevoerd als de weg van het conflict wordt bewandeld. Daarvoor moet volledig worden gebroken met de politiek van de EU en met heel het bouwwerk van de EU.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De lidstaten, waaronder Griekenland, moeten meer doen. Zij moeten gevolg geven aan de eisen en voorstellen van het Europees Parlement. Het Europees Parlement bekritiseert de houding van de regeringen ten aanzien van de ellendige immigranten die dagelijks, met gevaar voor eigen leven de poorten van de EU bereiken.
Landen die zich aan de buitengrenzen van de EU bevinden, zoals Griekenland, moeten gebruik maken van de ondersteuningsmogelijkheden die de EU biedt en met inachtneming van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers proberen menselijke opvangomstandigheden te verzekeren.
Het is onaanvaardbaar dat de Commissie en de Raad steeds weer stukjes afknabbelen van de rechten van immigranten en blijven bouwen aan het fort-Europa, maar zelfs in vergelijking daarmee blijft Griekenland ver achter bij de communautaire normen inzake bescherming van de grondrechten.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Asielverlening is het laatste gebaar van een land en een gehele gemeenschap die zich bewust zijn van hun onvermogen om de mensenrechten wereldwijd te beschermen en toch overeenkomstig die waardenschaal willen handelen.
Daarom moet een afzonderlijke regeling voor asiel en immigratie worden opgezet. Hoe meer wij het concept proberen te verbreden met elementen die er niet in thuishoren, hoe minder waarde het zal hebben, en met verwarring berokkenen we uiteindelijk alleen maar schade aan de legitieme asielzoekers. Het is dan ook belangrijk dat wij voorzien in duidelijke regels, snelle procedures en een waardige behandeling onder alle omstandigheden. Ofschoon het noodzakelijk is om de geplande acties en keuzes te coördineren, verschilt asiel in cijfers, omvang en concept van immigratie, en vergt het een uiteenlopende aanpak, zelfs in een ruimte zonder grenzen. De lidstaten hebben elk hun eigen tradities op asielgebied en deze verschillen mogen niet genegeerd worden in het kader van de voornoemde coördinatie.
Voor asielzoekers wier verzoek afgewezen is of moet worden mag dit concept, dat het resultaat is van een grootmoedige maar strikte definitie van asiel, op geen enkel moment aanleiding geven tot minder menselijkheid bij de opvang of de behandeling van deze mensen die gezien hun situatie des te kwetsbaarder zijn.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem tegen het verslag van mijn collega Roure over de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van Richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers. Hoewel ik betreur dat tijdens sommige van de afgelegde bezoeken duidelijk is geworden dat de bestaande richtlijnen door sommige lidstaten slecht of niet worden toegepast, ben ik het namelijk oneens met de stelling van de rapporteur dat er sprake is van tekortkomingen met betrekking tot het niveau van de opvangvoorzieningen.
Bovendien ben ik het niet eens met het feit dat de capaciteit van de open opvangcentra die door een aantal lidstaten zijn ingesteld, laag is en niet aan de behoeften van migranten lijkt te voldoen. Tot slot ben ik het er niet mee eens dat er op aangedrongen wordt dat de opvang van asielzoekers en immigranten vooral geschiedt in open en niet in gesloten opvangcentra.
Michel Teychenné (PSE), schriftelijk. – (FR) Met dit verslag bevestigt het Europees Parlement dat het de grondrechten blijft verdedigen, waaronder ook het recht op waardigheid. Het is onaanvaardbaar dat de opvangomstandigheden voor migranten en asielzoekers in de Europese Unie niet voorbeeldig zijn.
Dit onder leiding van mevrouw Roure opgestelde verslag is gebaseerd op de bezoeken die leden van het Europees Parlement tussen 2005 en 2008 aan opvangcentra hebben gebracht. Het verslag maakt duidelijk hoeveel er mis is met het opvangsysteem voor migranten. Er wordt daarbij gewezen op problemen op het vlak van juridische bijstand, medische verzorging, hygiëne, plaatsgebrek en informatie.
Het Europees Parlement luidt vandaag dus de noodklok. Lidstaten moeten daarnaar luisteren en waar nodig de bestaande richtlijnen betreffende opvang en procedures zo snel mogelijk naar behoren toepassen, of deze richtlijnen – als dat nog niet gebeurd is – in nationaal recht omzetten.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) De delegatie van Labour in het Europees Parlement heeft zich onthouden van stemming over dit verslag, niet omdat wij tegen een versterking van de rol van KMO’s in de internationale handel zijn, maar omdat mevrouw Muscardini een paard van Troje heeft gecreëerd waarin onacceptabele standpunten over handelsbeschermingsinstrumenten zijn opgenomen.
Wij vinden het teleurstellend dat de Commissie geen herziening heeft doorgevoerd vanwege de moeilijkheid om de consensus daarna te behouden. Het blijft naar onze mening dringend noodzakelijk om het handelsbeschermingssysteem te wijzigen zodat het beter kan inspelen op de ontwikkelingen in de wereldeconomie. Als er geen hervorming komt, zal onze industrie daardoor in een ongunstige positie verkeren om te kunnen profiteren van de voordelen van globalisering. Hoewel wij instemmen met het punt van een betere transparantie van de handelsbeschermingsinstrumenten, zoals door het Tsjechische voorzitterschap opgenomen in het werkprogramma, vinden wij dat niet genoeg.
Bruno Gollnisch, schriftelijk. – (FR) We hebben vóór het verslag van mevrouw Muscardini over KMO’s gestemd. Het levert felle kritiek op het handelsbeleid van de Europese Unie, zij het op de matte en technocratische toon waaraan dit Parlement zo verknocht is.
Dit verslag bestrijkt het gehele spectrum: beleidsmaatregelen die vooral rekening houden met de behoeften van grote ondernemingen; het gegeven dat de maatregelen die toegang tot derde markten moeten bevorderen en die de toepassing van het wederkerigheidsbeginsel door zulke landen moeten garanderen, zo zwak zijn; problemen bij het inzetten van beschermende maatregelen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen; het tekortschieten van de maatregelen voor de bescherming tegen vervalsingen, het illegaal of frauduleus gebruik van geografische oorsprongsbenamingen en ga zo maar door.
Het wordt tijd dat de Europese Unie stopt met het opofferen van onze ondernemingen en werknemers op het altaar van de concurrentie en de vrije handel die alleen wij in praktijk brengen. Het wordt tijd dat we de KMO’s en de exportsector gaan steunen, om deze nu eens werkelijk tegen oneerlijke concurrentie te beschermen en onze markt binnen de grenzen van het redelijke af te schermen.
Het is echter wel zo dat de rapporteur trouw blijft aan het idee dat de mondialisering van bedrijven een doel op zich is, en zo bijdraagt aan de voortzetting van een systeem dat uitgaat van een absoluut vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid – hetzelfde systeem dus dat ons in een diepe economische, sociale en financiële crisis heeft gestort. Het is van levensbelang dat de Europese Unie dat systeem loslaat.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is niet toevallig dat bij het naderen van de Europese verkiezingen resoluties opduiken waarin wordt geprobeerd om het EU-beleid (en met name de beleidsmaatregelen van de laatste vijf jaar) vrij te pleiten van enige verantwoordelijkheid voor de ernstige situatie waarin zich het merendeel van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen bevindt, inzonderheid in Portugal.
Het zijn de KMO’s en niet de grote multinationals die lijden onder de gevolgen van de door de EU bepleite liberalisering van de markten (alsof deze ondernemingen ook maar enige baat kunnen hebben bij een kader waarin “de wet van de sterkste” geldt). Vele KMO’s “nemen deel” aan de “internationale handel” omdat zij afhankelijk zijn van grote multinationals waaraan zij producten leveren tegen prijzen die vaak niet in verhouding staan tot de productiekosten.
Het is absoluut noodzakelijk dat wij handelsbeschermingsinstrumenten, intellectuele-eigendomsrechten, benamingen van oorsprong en geografische aanduidingen voor landbouwproducten vaststellen (en toepassen) en dat wij de internationalisering van KMO’s ondersteunen.
Waarom neemt de meerderheid van de fracties in het Europees Parlement, die samenvalt met de meerderheid in de Commissie en de Raad, dan in hemelsnaam de verordening betreffende oorsprongsbenamingen niet aan? Waarom past zij op ingevoerde producten niet dezelfde veiligheids- en beschermingsnormen toe als op in de EU geproduceerde producten? Waarom maakt zij geen gebruik van het financiële kader voor de periode 2007-2013 om de productie en de werkgelegenheid te beschermen en op die manier de KMO’s te steunen?
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het doet mij genoegen dat het Europees Parlement het verslag van mevrouw Muscardini, waaraan ik als adviseur van de Commissie interne markt en consumentenbescherming heb meegewerkt, heeft aangenomen. Er wordt momenteel veel gesproken over de versterking van de rol van Europese KMO’s op de interne Europese markt, in het bijzonder in de context van de voorgestelde Small Business Act.
Kleine en middelgrote ondernemingen maken meer dan 99 procent van alle Europese ondernemingen uit. Maar activiteiten die tot buiten de landsgrenzen reiken, zijn eerder het domein van grote ondernemingen. Slechts 8 procent van de kleine en middelgrote bedrijven exporteert buiten de landsgrenzen. En slechts 3 procent van de ondernemingen breidt zijn activiteiten tot buiten de Europese Unie uit.
We mogen niet vergeten dat geïnternationaliseerde bedrijven over een groot innoverend vermogen beschikken. En innovatie is de sleutel tot concurrentiekracht en ontwikkeling van de Europese economie. Daarom hoop ik dat de KMO’s dankzij het beleid met betrekking tot de interne markt de voordelen die een gemeenschappelijke markt biedt, ten volle zullen kunnen benutten. Daardoor kunnen ze een stevig fundament leggen voor de internationalisering van hun activiteiten. Kleine en middelgrote ondernemingen moeten ook steun krijgen van de lidstaten en van de Europese Commissie, onder andere op het gebied van exportbevordering of het zoeken naar potentiële handelspartners. Dit geldt in het bijzonder voor marktleidende producten en diensten en voor nieuwe technologieën.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Het verslag dat mevrouw Cristiana Muscardini heeft voorgelegd, heeft betrekking op essentiële economische en maatschappelijke vraagstukken. In het kader van de economische crisis zijn deze kwesties uiterst belangrijk. De Unie telt 23 miljoen KMO’s (tot 250 werknemers; omzet ≤ 50 miljoen euro), goed voor ongeveer 99 procent van alle bedrijven op onze markt. Ze verschaffen werk aan meer dan 75 miljoen mensen.
Daarom is het goed dat de Commissie, de lidstaten en de regionale en plaatselijke overheden opgeroepen worden om deze ondernemingen doeltreffend te steunen, onder andere door hun toegang tot kredieten te vergemakkelijken. Daarnaast moet ook het handelsverkeer vergemakkelijkt worden en moeten bureaucratische export- en importbarrières opgeheven worden.
Bij overheidsopdrachten, die als gevolg van ingewikkelde en onduidelijke procedures vaak ontoegankelijk zijn voor KMO’s, moet gestreefd worden naar een grotere openheid van de markt, zowel binnen de EU als in derde landen. Zoals ik in mijn verslag over innovatiebeleid aangaf, is de rol van KMO’s in deze sector niet te onderschatten. Ze worden immers steeds flexibeler en staan open voor moderne technologische en organisatorische oplossingen.
De KMO’s uit de landbouw- en levensmiddelensector moeten een speciale behandeling krijgen. Bescherming van oorsprongsbenamingen moet gegarandeerd worden en namaakproducten die de gezondheid van de consument schaden, dienen bestreden te worden. Ook sta ik achter het idee om in mei 2009 een Europese Week van de KMO te organiseren. Het is een goede manier om in heel de Unie informatie over dit onderwerp te verspreiden.
Syed Kamall (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) We erkennen en onderschrijven allemaal de rol van KMO’s in de internationale handel, dus het is eigenlijk een schande dat een groot deel van dit verslag gewijd is aan het verdedigen van de zogeheten handelsbeschermingsinstrumenten. Deze instrumenten worden in werkelijkheid gebruikt door inefficiënte producenten als een vorm van onverhuld protectionisme om zich tegen concurrentie af te schermen. Dat betreft niet alleen concurrenten buiten de EU, maar ook efficiëntere concurrenten binnen de EU die hun voordeel hebben gedaan met globalisering en gevestigde internationale logistieke ketens.
Handelsbeschermingsinstrumenten zijn een straf voor detailhandelaren en consumenten; zij worden namelijk gedwongen om hogere prijzen te betalen voor goederen die zij elders voor een betere prijs zouden kunnen krijgen. De instrumenten zijn ook een straf voor de meest efficiënte en innovatieve KMO’s. We kennen allemaal vele KMO’s in onze kieskringen die nou juist precies worden gestraft door de handelsbeschermingsinstrumenten die in dit verslag worden bepleit. Om deze reden hebben de conservatieven met tegenzin tegen dit verslag gestemd.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) We hebben in de Europese Unie 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen (99 procent van alle bedrijven), die samen goed zijn voor 75 miljoen banen (70 procent).
Ik heb vóór het verslag van mevrouw Muscardini gestemd omdat het de kernstrategie voor het overleven van KMO’s tijdens een moeilijke economische periode verwoordt. Deze strategie bestaat uit politieke en financiële steun voor het stimuleren van product- en procesinnovatie en het verbeteren van de toegang tot financiële en fiscale informatie, waaronder internationalisering, en ook uit het innemen van een ferm standpunt in de onderhandelingen over de ‘trade facilitation procedures’ voor de verlaging van de kosten voor douaneprocedures, die kunnen oplopen tot 15 procent van de waarde van de verhandelde goederen, evenals een effectieve registratie van de herkomst van de goederen en modernisering van douanecontroles.
In het geval van Roemenië is de internationalisering van KMO’s een oplossing die het land door de huidige economische crisis heen zal helpen en het bedrijfsleven zal helpen ontwikkelen, wat van cruciaal belang is voor het scheppen van nieuwe banen.
Ik ben zeer ingenomen met de organisatie van een "Europese Week van de KMO" in mei 2009, die vooral is bedoeld om KMO’s informatie te geven over manieren waarop zij hun bedrijf kunnen internationaliseren.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Op een moment waarop de wereld zoekt naar oplossingen voor de mondiale economische crisis en protectionistische maatregelen schering en inslag zijn, zoals onlangs het geval was met het debat over de “Buy American”-clausule in het Congres van de Verenigde Staten, is het de plicht van de regeringen en de Europese instellingen om de belangen van KMO’s te beschermen en te waarborgen dat de regels die van toepassing zijn op KMO’s en de internationale handel geëerbiedigd worden.
Het spreekt vanzelf dat de toegang tot internationale markten voor kleine en middelgrote ondernemingen van onschatbare waarde is. Uit studies blijkt dat ondernemingen die buiten de Gemeenschap actief zijn doorgaans goede praktijken ontwikkelen, meer innoveren en beter concurreren. Wij beseffen evenwel dat sommige ondernemingen niet zijn opgewassen tegen de concurrentie, nu niet en ook in de toekomst niet.
Gezien het belang van internationalisering en gelet op het feit dat grotere ondernemingen beter beschermd zijn in deze tijden van protectionisme, is het noodzakelijk dat de overheid de KMO’s steunt door de nodige controle uit te oefenen en te waarborgen dat de internationale overeenkomsten worden nageleefd.
Dat geldt ook voor derde landen. Immers, internationale handel is pas rechtvaardig als recht wordt gedaan aan beide partijen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van mevrouw Muscardini over versterking van de rol van Europese KMO's in de internationale handel. Voor de Europese Unie, waar kleine en middelgrote ondernemingen de overhand hebben, is het van doorslaggevend belang dat de KMO’s internationaal actief zijn. Slechts 8 procent van de KMO's heeft een internationale dimensie en het merendeel van de export blijft binnen de EU.
De enkele KMO's die naar landen buiten de EU exporteren, tonen de neiging zich te concentreren op ontwikkelde en potentieel verzadigde markten zoals de Verenigde Staten van Amerika, Canada en Zwitserland, terwijl de aanwezigheid van KMO's in de opkomende landen nog gering is. Dus ondanks de goede bedoelingen van de Europese Gemeenschap (zoals het plan voor de Small Business Act), moet er nog heel wat worden gedaan voordat alle Europese ondernemingen in staat zijn een echt internationale dimensie te verwerven.
Vasco Graça Moura (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) E-handel is een uitstekende kans voor kleine en middelgrote ondernemingen en jonge ondernemers. E-handel helpt traditionele niet-technische belemmeringen weg te nemen door toegang te verlenen tot markten die anders gesloten blijven.
Om dezelfde reden waarborgt e-handel ook een actievere deelname van ontwikkelingslanden aan de internationale handel. Om de aanwezigheid van deze partners te garanderen moet echter eerst de nodige basisinfrastructuur worden aangelegd. In dit verband is voor ons een belangrijke rol weggelegd.
Er zij tevens op gewezen dat piraterij, namaak en schending van de gegevensbescherming niet eigen zijn aan e-handel, maar veeleer als moderne versies van oude praktijken moeten worden beschouwd. Wij moeten dan ook de nodige aanpassingen aanbrengen om ervoor te zorgen dat e-handel dezelfde garanties biedt als traditionele handel.
Het legale netwerk rond e-handel bestrijkt zeer uiteenlopende aspecten, waardoor het lastig is die met een kritische blik te beschouwen. Ik denk bijvoorbeeld aan het beheer van internet, waarvoor nog geen passende, wereldwijd geaccepteerde structuur bestaat, en aan kwesties die te maken hebben met het internationaal privaatrecht en controle-instrumenten.
In het kader van de Wereldhandelsorganisatie heerst verwarring over e-handel. Ondanks vele verzoeken en herhaald aandringen zitten de onderhandelingen over deze vorm van handel nog steeds gevangen in gevaarlijke bilaterale hokjes.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Internet speelt een steeds belangrijkere rol in de handelsbetrekkingen en ook in de internationale handel. Toch bestaan er nog steeds ernstige tekortkomingen op het gebied van de bescherming van gebruikers en consumenten, de bescherming van persoonsgegevens en de kwaliteitsgarantie van de verleende dienst of het aangekochte product.
Dit verslag maakt weliswaar gewag van deze feiten, maar bevat geen voorstellen om de consumentenbescherming en de kwaliteit van de dienstverlening aan te scherpen bij het gebruik van een uitgesproken openbare dienst als communicatie.
Ofschoon het verslag een aantal positieve elementen bevat, heeft het voornamelijk ten doel de ontwikkeling en het gebruik van e-handel te bevorderen als een instrument om de internationale handel te vergemakkelijken en de moeilijkheden die een verdere openstelling van de markten in de weg staan uit de wereld te helpen. Kortom, hoofddoel is de e-handel te bevorderen, en e-handel is synoniem met productie, promotie, verkoop en distributie van producten via telecommunicatienetwerken ten behoeve van de liberalisering van de wereldhandel.
Daarom hebben wij ons van stemming onthouden.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het internet heeft heel wat nieuwe mogelijkheden in het leven geroepen om producten en diensten te verhandelen. Dat geldt ook voor transacties met een grensoverschrijdend karakter. De toename van het aantal internettransacties in de voorbije jaren geeft een optimistisch beeld wat het vertrouwen van de consument in het internet betreft.
Er zijn echter nog steeds moeilijk weg te nemen barrières, denk maar aan de taalbarrière. Een belangrijke bedreiging voor de internationale internethandel is ook het gebrek aan rechtszekerheid en bescherming van de consument. Ik hoop dat het voorstel voor een richtlijn inzake consumentenrechten een deel van deze problemen elimineert en een extra impuls geeft aan de ontwikkeling van de internethandel.
Ik wil erop wijzen dat het internet aan kleine en middelgrote ondernemingen de mogelijkheid geeft om aan de international handel deel te nemen tegen een veel geringere kostprijs dan met traditionele methodes. Bovendien krijgen ze voordien onbereikbare ontwikkelingskansen voor hun activiteiten.
Maar de internethandel roept ook vragen op, voornamelijk in verband met de verkoop van namaakversies van producten die door intellectuele-eigendomsrechten beschermd zijn. Namaakproducten zijn een belangrijk probleem in de internethandel, in het bijzonder omdat personen die nagemaakte producten verkopen internationaal moeilijk te vervolgen zijn. Consumenten die van het internet gebruik maken, worden vaak het slachtoffer van oplichterij, denk maar aan elektronische diefstal van geld. Al deze verschijnselen ondermijnen het vertrouwen van de gebruiker in de internethandel en remmen de ontwikkeling van de internationale internethandel af.
Syed Kamall (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer te spreken over dit verslag; het is een uitgebreid en zeer evenwichtig verslag waarin op effectieve wijze wordt ingegaan op de invloed die het internet heeft gehad op de internationale handel. Door het internet hebben zelfs de kleinste bedrijven toegang gekregen tot de wereldwijde markt, iets wat enkele jaren geleden nog ondenkbaar was. Hierdoor heeft de handel een grote stimulans gekregen en zijn de positieve aspecten van globalisering naar voren gekomen. Er zijn nieuwe markten open gegaan en handelsbelemmeringen werden weggenomen.
In het verslag wordt terecht gesteld dat, hoewel het aantal gevallen van fraude en namaak is toegenomen, dit niet zozeer dient te worden toegeschreven aan het internet, maar moet worden beschouwd als een probleem dat al eerder bestond en dat op nieuwe en innovatieve manieren moet worden bestreden – zo lang daardoor onze burgerlijke vrijheden niet in het gedrag komen. In het verslag wordt ook gesteld dat het internet dient te worden beschouwd als een kans voor culturele verscheidenheid en niet als bedreiging. Ten slotte wordt in het verslag onderkend dat de liberalisering van diensten in verband met het internet, zoals op het gebied van telecommunicatie, heeft geleid tot een sterke toename van investeringen in de infrastructuur. Derhalve moeten we mijns inziens voorzichtig zijn met een verdere regulering binnen deze sectoren, zoals de Commissie voornemens lijkt te zijn.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag, waarin de nieuwe kansen en nieuwe markten worden beschreven die door de aard en de technologische ontwikkeling van het internet zijn ontstaan. In het verslag wordt onderkend welke rol het internet zou kunnen spelen bij het overbruggen van de handelskloof tussen Noord en Zuid, het openen van nieuwe kanalen die ontwikkelingslanden verbinden met geavanceerde commerciële systemen, en het verhogen van hun handelsstromen. Het verslag stelt dat op deze manier de harmonische integratie van de ontwikkelingslanden in het mondiaal handelssysteem vergemakkelijkt kan worden, waarvan ik een voorstander ben.
Alexandru Nazare (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik ben verheugd over het verslag van mijn collega over de rol van het internet in de handelsbevordering. Gezien het almaar groeiende aantal internetgebruikers hebben we op dit steeds groter wordende terrein betere regelgeving nodig. In het Europese beleid moet e-commerce worden gestimuleerd als een doeltreffend alternatief voor de gebruikelijke manier van zakendoen en als een manier om grensoverschrijdende handel binnen de EU te bevorderen.
Om de potentiële belemmeringen die een effectiever gebruik van het internet voor commerciële doeleinden verhinderen weg te nemen, moet de Gemeenschap een aantal maatregelen nemen, zoals maatregelen om fraude en diefstal van persoonlijke gegevens tegen te gaan en te voorkomen. Deze Gemeenschapsmaatregelen moeten ook het vertrouwen van gebruikers in de onlineomgeving vergroten.
Daarnaast moeten er communautaire normen voor e-commercetransacties worden vastgesteld. De EU moet de implementatie van deze normen bevorderen. Hierdoor kunnen bedrijven die gebruik maken van e-commerce een naam opbouwen als betrouwbare leveranciers.
Gezien de wereldomspannende aard van het internet en de mogelijkheid om voordelige zakelijke transacties met derde landen te sluiten, hoop ik dat we ook binnen de WTO vooruitgang zullen zien bij de wereldwijde bevordering van e-commerce.
Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat hierin de nadruk wordt gelegd op die gebieden van de internationale handel waarin het internet als katalysator heeft gewerkt en nieuwe voorwaarden heeft geschapen voor de wereldwijde ontwikkeling van de handel.
Ook wordt de behoefte aan open standaarden en hun belangrijke bijdrage aan innovatie en concurrentie erkend, evenals de behoefte van de consument om daadwerkelijk een keuzemogelijkheid te hebben. De rapporteur stelt voor in de handelsovereenkomsten die de EU heeft getekend het open, extensieve gebruik van het internet voor e-commerce te bevorderen, vooropgesteld dat de consument onbeperkt toegang heeft tot diensten en onlineproducten en hier zonder beperkingen gebruik van mag maken, tenzij de nationale wetgeving dit verbiedt.
Ik steun het verzoek van de rapporteur aan de Commissie om een algemene strategie te ontwikkelen die de nog bestaande belemmeringen voor KMO’s om e-commerce te gebruiken wegneemt en om een databank op te zetten met informatie en advies om nieuwkomers zonder enige ervaring met e-commerce op weg te helpen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van mijn collega Papastamkos over internationale handel en het internet. Ik ben het namelijk eens met het doel van de rapporteur om tot uiting te doen komen op welke aspecten van de internationale handel het internet een radicale invloed heeft uitgeoefend, door nieuwe omstandigheden en voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling van de wereldhandel.
Dit is duidelijk, want de relatie tussen internationale handel en internet wordt gekenmerkt door een sterke wisselwerking. Ik ben er bovendien stellig van overtuigd dat de handel op internet sterk in het voordeel is van de consumenten. De belangrijkste voordelen voor de consumenten op zowel nationaal als Europees en mondiaal niveau zijn: een grotere keuzemogelijkheid uit goederen en diensten, concurrentiële prijzen, lagere kosten van levensonderhoud en een hogere levenskwaliteit.
Dankzij meer en betere informatie hebben de consumenten de mogelijkheid om producten en diensten met elkaar te vergelijken. Er is toegang 24 uur per dag, thuis of op de werkplek.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het bereikte compromis gestemd en ik ben bijzonder ingenomen met de nieuwe verordening. Zij maakt het mogelijk om de voorwaarden voor het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders te harmoniseren en waarborgt dat aan zowel veehouders als consumenten van vlees passende informatie wordt verschaft, zodat de goede werking van de interne markt eindelijk gewaarborgd is.
Ik onderstreep hier het belang van de “open vermelding”, een lijst van in mengvoeders verwerkte stoffen in afnemende volgorde van hun relatieve gewicht, die zal bijdragen aan de instandhouding van een hoge mate van vertrouwen onder de landbouwers en de consumenten.
Bovendien beschikken de producenten voortaan over duidelijkere regels voor het in de handel brengen van diervoeders, zodat eventuele criminele praktijken gemakkelijker kunnen worden voorkomen.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Er staan goede amendementen in het verslag van het Europees Parlement, bijvoorbeeld dat op het etiket moet worden aangegeven dat bepaalde mengvoeders voor niet-herkauwers vlees- en beendermeel bevatten.
De amendementen in het verslag bevatten echter ook details die moeten worden behandeld door ambtenaren op het niveau van de bevoegde autoriteit en niet door politici. Bijvoorbeeld passages over, ik citeer: “Voedering langs orale weg: het inbrengen van diervoeders in het spijsverteringsstelsel van een dier via de muil of de bek, met als doel in de voedselbehoefte van het dier te voorzien, respectievelijk de productiviteit van gezonde dieren in stand te houden” of over “mineralenemmers” of over “faecaliën, urine en de door het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud daarvan, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt”.
Dit zijn zeker belangrijke vragen vanuit een oogpunt van voedselveiligheid, maar het toezicht in dezen moet worden overgelaten aan nationale autoriteiten.
Ik heb voor het verslag gestemd, omdat het een aantal voorstellen bevat die van principieel belang zijn, maar dat betekent niet dat ik de zeer gedetailleerde benadering ervan steun.
Adrian Manole (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het verslag-Baringdorf betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders is van groot belang voor de landbouw en de voedselmarkt, gezien de recente schandalen met diervoeders, ziektes bij dieren die onder andere veroorzaakt worden door gebrekkige kennis van de ingrediënten van hun voer, het dioxineschandaal, de gekkekoeienziekte, etc.
Bedrijven in de diervoedersector krijgen een grotere vrijheid en verantwoordelijkheid. Dit betekent echter dat de ontwikkeling van het dier of het milieu in geval van een ernstig probleem met verontreiniging met giftige stoffen of schadelijk voeder ernstig worden geschaad. Als de producent over onvoldoende financiële middelen beschikt om het probleem te verhelpen, is het probleem mogelijk nog groter.
Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik vind dat boeren en werkenden in de landbouw in het algemeen precieze informatie moeten krijgen over de samenstelling van diervoeders, maar bij een ramp ook voldoende beschermd moeten worden tegen financiële, sociale en economische schade.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. − (PL) Hartelijk dank aan de rapporteur voor het aanpakken van een zo moeilijk en controversieel onderwerp. Bij de etikettering van diervoeders en de coördinatie ervan op Europees niveau dient men de belangen van consument en producent te verzoenen: consumenten hebben het recht te weten of wat ze kopen veilig is en waaruit het bestaat, terwijl producenten hun recht op bescherming van hun intellectuele eigendom verdedigen.
De aanklacht van ondernemingen en lidstaten tegen de eis om op diervoederetiketten “exacte informatie op verzoek” aan te brengen, wijst op een belangenconflict tussen deze verschillende partijen.
De compromisprocedure die met de hulp van het Europees Hof van Justitie uitgewerkt werd, lijkt op het eerste gezicht aanvaardbaar, maar ze staat ver van de praktijk af. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat een hardwerkende landbouwer tijd en geld gaat verspillen aan ingewikkelde bezwaarprocedures.
Gedetailleerde informatie over de samenstelling van diervoeders moet op het etiket beschikbaar zijn, niet enkel omdat de consument daar ontegenzeglijk recht op heeft, maar voornamelijk om het basisdoel van de richtlijn te bereiken, namelijk de bescherming van de gezondheid. Als de producent niet garandeert dat het diervoeder niet genetisch gemodificeerd is, wie zal ons dan die garantie geven? De bescherming van intellectuele eigendom mag misbruik niet in de hand werken.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van de heer Graefe zu Baringdorf over het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders. Ik stem in met het voorstel, dat een diepgaande wijziging van de Europese wetgeving inzake diervoeding beoogt. Daarbij gaat het er zowel om de wetgeving te vereenvoudigen als om deze af te stemmen op de bepalingen inzake voor de mens bestemde levensmiddelen.
Voor wat de belangrijkste aspecten betreft, sta ik volledig achter het vermelden van de voedermiddelen die in mengvoeders zijn verwerkt en de precieze hoeveelheid ervan (de "open vermelding"), wat een van de voornaamste eisen van het Europees Parlement naar aanleiding van de BSE-crisis was. Tot slot ben ik het eens met de rapporteur voor wat betreft het recht op informatie van de koper en de etikettering van diervoeders.
Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk. – (FR) De Commissie maakt van de EPO’s de alfa en de omega van de ontwikkelingsstrategie. Het verslag-Schröder en Europees rechts doen precies hetzelfde.
De Europese socialisten scharen zich aan de kant van de betrokken landen, en steunen deze aanpak derhalve niet. Wat ons betreft zijn de EPO’s bedrog. Het is echter nog niet te laat om een andere benadering te kiezen en de EPO’s om te vormen tot heuse ontwikkelingsinstrumenten. We kunnen dat doen door aan te dringen op nieuwe onderhandelingen over de punten die het meest controversieel zijn (zoals de heer Barroso en mevrouw Ashton hebben beloofd); door te kiezen voor selectieve regionalisering, zoals de ACS-landen zelf proberen te doen; door onze beloften uit 2005 met betrekking tot handelsgerelateerde steun gestand te doen, in plaats van het EOF te plunderen; door werkelijk parlementair toezicht op dit proces zeker te stellen, waarbij de parlementen van de ACS-landen een belangrijke rol moeten spelen, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld in het Zuiden; door de “bulldozer-strategie” voor het uitbreiden van de onderhandelingen over diensten en “Singapore”-kwesties te verwerpen, als de ACS-landen niet bereid zijn over die onderwerpen te onderhandelen.
Maar dat is niet het stappenplan zoals dat in het verslag-Schröder beschreven wordt. Daarom zal ik tegen stemmen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De meerderheid van het Europees Parlement slaagt er, met name vanwege het verzet van diverse landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en ondanks het feit dat zij verplicht is om “politiek correct” taalgebruik te hanteren, weer niet in om de echte ontstaansreden en de ware bedoelingen van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) tussen de Europese Unie en de ACS-landen te verhullen.
Op grond van artikel 36, lid 1 van de Overeenkomst van Cotonou komen de partijen overeen “… met de WTO verenigbare handelsregelingen te treffen die de tussen hen bestaande handelsbelemmeringen geleidelijk opheffen en de samenwerking op alle voor de handel van belang zijnde terreinen verhogen”. De Europese Unie wil echter verder gaan dan de huidige afspraken en bereiken wat zij tot dusver in het kader van de WTO nog niet heeft weten te bewerkstelligen. Zij zet daarvoor het tiende Europees Ontwikkelingsfonds in terwijl tezelfdertijd gesnoeid wordt in de officiële ontwikkelingshulp. Anders gezegd, zij probeert nu door het raam naar binnen te komen omdat het haar door de deur niet is gelukt.
De EU streeft naar liberalisering van de handel. Op basis daarvan trachten de grote Europese financiële en economische groepen de openstelling van de markten te waarborgen, goederen en diensten te verkopen, grondstoffen te winnen en een op de export gericht productiemodel in te voeren dat aansluit bij hun belangen.
Er is een ander beleid nodig om daadwerkelijke onafhankelijkheid, soevereiniteit, samenwerking, solidariteit, ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid te waarborgen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem vóór het verslag van de heer Schröder over de invloed van economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) op ontwikkelingssamenwerking.
Alle tot dusver ondertekende “stepping stone” overeenkomsten zijn slechts het begin van een langdurige en vruchtbare samenwerking met deze landen buiten Europa. In het geval van de EPO’s werd een liberaliseringsproces van vijftien jaar door de EU en de ACS-landen aanvaardbaar bevonden. Als minimumeis voor “vrijwel alle handelsstromen” geldt: niet minder dan 80 procent van de handel tussen de partners. Tot slot ben ik ervan overtuigd dat de economische situatie van beide contractpartijen alleen maar kan verbeteren door het opstellen van nieuwe overeenkomsten.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Het initiatiefverslag over de invloed van EPO's op de ontwikkelingssamenwerking bevat enkele goede aspecten. Hierin wordt gevraagd om meer regeringshulp (ACS-landen worden immers het hardst getroffen door de financiële crisis) en opnieuw beklemtoond dat EPO's een ontwikkelingsinstrument zijn die de regionale integratie in het Zuiden niet mogen verstoren. Toch sluit ik me aan bij de alternatieve resolutie van de Groene Fractie. Het zou immers logischer zijn, dat het Parlement pas zijn instemming met de EPO's betoont, nadat de respectieve parlementen van de betrokken ACS-landen hun positie hebben bepaald. Volgens mij moet ook het parlementaire orgaan dat toezicht houdt op de EPO's de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU zijn en geen apart in het leven te roepen orgaan. Dat leidt alleen maar tot verdeeldheid en verzwakking van de positie van de landen in het Zuiden, die niet over de financiële of personele middelen beschikken om op al deze vergaderingen aanwezig te zijn. Een apart orgaan is trouwens ondoorzichtig en verhindert een holistische aanpak van ontwikkelingsgerelateerde onderwerpen.
Michel Teychenné (PSE), schriftelijk. – (FR) De economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) verschaffen de betrekkingen van de EU met de ACS-landen een vrij duidelijke structuur, maar dat neemt niet weg dat het Europees Parlement door het goedkeuren van dit verslag een heel verkeerd signaal afgeeft.
Europa moet de wijze waarop het met de ACS-landen handelt en onderhandelt radicaal wijzigen, als het tenminste niet wil bijdragen tot het ruïneren van deze landen. Dit verslag bekrachtigt een systeem dat is gebaseerd op de vermeende gelijkheid tussen de partners, maar in werkelijkheid is de EU 's werelds belangrijkste economische mogendheid, terwijl de ACS-landen nog steeds een enorme achterstand hebben. We hebben nu juist behoefte aan een asymmetrische, op consensus gebaseerde benadering, die deze landen binnen de context van de mondiale mededinging werkelijk een kans geeft.
Mijn collega's van de socialistische fractie en ik hebben tegen dit verslag gestemd. Dat het is goedgekeurd betekent dat Europa door rechts wordt geregeerd en dat moet veranderen!
Martin Callanan (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De erkenning van Kosovo als soevereine staat door veel landen heeft waarschijnlijk meer problemen veroorzaakt dan het zal oplossen. Ik ben sceptisch over de vraag of Kosovo klaar was voor onafhankelijkheid. Het feit dat sommige EU-lidstaten de onafhankelijkheid van Kosovo niet willen erkennen uit vrees voor precedentwerking binnen de eigen grenzen, heeft de toekomst van Kosovo verder gecompliceerd.
De primaire verantwoordelijkheid die de EU nu op zich heeft genomen is om Kosovo intern te ondersteunen. Deze taak dient geen open einde te hebben, noch in tijd, noch in financiële middelen. Er zijn ernstige zorgen omtrent de politieke stabiliteit van Kosovo, de mate van corruptie, de interne en externe invloed van de georganiseerde misdaad en de omgang met minderheden waaronder de Serviërs.
Het is essentieel dat de EU-instellingen waakzaam blijven en bereid zijn om in te grijpen indien Kosovo niet voldoet aan de hoge normen die onvermijdelijk gepaard moeten gaan met de status van soevereine staat.
Ondanks mijn zorgen heb ik voor deze resolutie gestemd.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De toestand in Kosovo stemt niet vrolijk en de rol die de Europese Unie daar speelt is al evenmin aanleiding tot vreugde.
EULEX, de EU-missie in Kosovo, is daarvan een goed voorbeeld. Het is de "gewapende arm" van de VN, belast met de installering van een permanente regering voor Kosovo, met al de daarbij behorende uitvoerende organen. Dat is in strijd met VN-Resolutie 1244, die de soevereiniteit van Servië over deze provincie erkent.
De goede bedoelingen, adviezen en eisen die in dit Parlement worden geventileerd kunnen de tragische werkelijkheid niet verdoezelen: de onderdrukking van minderheden, inzonderheid de Servische minderheid, in een gebied dat nu als gevolg van de interventie van de internationale en – vooral – de Europese gemeenschap een vrijhaven is voor corruptie, georganiseerde misdaad, de Albanese maffia en misschien zelfs islamitisch terrorisme.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie heeft ten doel de steun van de Europese Unie aan de illegale unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van de Servische provincie Kosovo goed te praten.
Het Europees Parlement onderneemt hier een onaanvaardbare poging tot “legitimering” van een protectoraat dat met agressie en militaire bezetting wordt uitgeoefend en opgelegd door de Verenigde Staten, de NAVO en de Europese Unie, die op die manier hun politieke, economische en militaire heerschappij over deze uitermate belangrijke regio van Europa waarborgen. Het bestaan van een “pseudostaat” met “soevereiniteit onder toezicht”, onder auspiciën van de Europese Unie en de NAVO en met name van hun EULEX-missie en hun “onderkoningen”, de “internationale civiele vertegenwoordiger” en de “speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie”, die rechterlijke, politiële en douanebevoegdheden hebben en ook “uitvoerende taken” en controletaken waarnemen, is een onaanvaardbare vorm van neokolonialisme.
Met deze resolutie zijn wij erachter gekomen dat “de belangrijkste EVDB (Europees veiligheids- en defensiebeleid)-missie tot nu toe” een ernstige schending van het Handvest van de Verenigde Naties inhoudt en een gevaarlijk precedent schept in het kader van het internationaal recht, met alle gevolgen van dien voor de stabiliteit van de grenzen, vooral die op het Europese continent.
Sommigen van degenen die nog niet zo lang geleden aandrongen op eerbiediging van het internationaal recht en de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Georgië, hebben nu de agressie tegen Joegoslavië bepleit en gesteund.
Deze resolutie is dan ook niet meer dan de zoveelste oefening in hypocrisie en cynisme van de meerderheid van het Europees Parlement.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Bijna 20 jaar lang was dit Parlement toeschouwer en commentator bij het langzaam voortschrijdende afscheid dat de inwoners van Kosovo namen van Servië. Discussies over Kosovo gaan hier meestal niet over Kosovo zelf, maar vooral over de gevolgen voor de buitenwereld. De voor- en tegenstanders van de onafhankelijkheid hadden het vooral over de 'precedentwerking' van elke beslissing voor andere gebieden en over de manier waarop de Europese Unie zichzelf daardoor belangrijker kan maken.
Ik pleit al een jaar of 30, buiten en binnen dit Parlement, voor het tegendeel. Democratie vereist dat we vooral kijken naar de behoeften en verlangens van de inwoners zelf. Zij willen na eeuwen Turks bestuur en de laatste eeuw Servisch bestuur niet langer dwang van buiten. Als ze zich niet bij Albanië mogen aansluiten, willen ze echte onafhankelijkheid.
Ik ben hier de afgelopen 10 jaar opgekomen voor een politiek van onderop, gezien vanuit de armen, de achtergestelden, de mensen die lijden onder een gebrek aan democratie en publieke voorzieningen, de slachtoffers van milieurampen of oorlogen, kortom alle mensen die worden benadeeld door een gebrek aan gelijkwaardigheid voor alle mensen. Ik stem tegen het EULEX-project omdat dit niet uitgaat van oplossingen in het belang van de gewone Kosovaarse mensen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met zijn resolutie erkent het Europees Parlement Kosovo als een onafhankelijke staat maar spoort het ook EU-lidstaten die de onafhankelijkheid van Kosovo nog niet hebben erkend, op provocerende wijze aan om dat alsnog te doen, ofschoon dit een flagrante schending is van het internationaal recht en van resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad.
Met het oog daarop bevordert het de oprichting van een internationale veiligheidsmacht in Kosovo (KSF), dat wil zeggen van een apart leger, dat natuurlijk onder het beschermheerschap van de NAVO-macht KFOR zal functioneren.
Met de installatie en ontwikkeling van de politiële en justitiële repressiemacht EULEX in Kosovo en de hervormingen die deze bevordert, zoals privatiseringen, enzovoort, wordt geprobeerd de belangen van de EU erdoor te drukken en de opneming van Kosovo in de EU-structuren te versnellen. Op die manier wordt de omzetting van Kosovo in een protectoraat van de EU en de NAVO voltooid.
De eerste bloedige cyclus in de vernietiging van Joegoslavië en in de afbakening van nieuwe grenzen loopt ten einde. Tegelijkertijd worden echter in de Balkan, maar ook op wereldniveau nieuwe wonden geslagen door de toepassing van de imperialistische wet van verdeel en heers, waarvan nieuwe spanningen en nieuwe interventies het gevolg zullen zijn.
De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen deze onaanvaardbare resolutie gestemd en wijst op de noodzaak de anti-imperialistische strijd en de strijd tegen de EU en haar politiek te intensiveren en te eisen dat alle bezettingslegers van de EU en de NAVO, waaronder de Griekse, Kosovo en heel de Balkan verlaten.
Maria Petre (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb tegen deze resolutie gestemd, aangezien Roemenië de onafhankelijkheid van de provincie Kosovo niet erkent.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem tegen de ontwerpresolutie over Kosovo. Ik ben het op verschillende punten oneens met de ontwerpresolutie.
Persoonlijk ben ik niet van mening dat de oprichting van een goed functionerend programma ter bescherming van getuigen van essentieel belang is om doeltreffende juridische actie te kunnen ondernemen tegen hooggeplaatste wetsovertreders in Kosovo, in het bijzonder voor wat oorlogsmisdaden betreft. Bovendien denk ik niet dat het ondersteunen van projecten voor bijvoorbeeld het herstel van geschonden begraafplaatsen, met rechtstreekse betrokkenheid van lokale bewoners, van essentieel belang is voor Kosovo: in de praktijk hebben deze geen enkele waarde voor de gemeenschappen in Kosovo en dragen ze niet bij aan een betere verstandhouding tussen de gemeenschappen.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) De leden van dit Parlement zullen terdege op de hoogte zijn van mijn eerdere standpunten over Kosovo en over de hele Balkan-regio.
De Kosovo-kwestie kan in mijn visie alleen worden opgelost middels een aanpak van consensus waarbij niet alleen primair Servië, maar ook buurlanden worden betrokken.
In veel punten van dit rapport kan ik mij vinden, maar de eis dat elke EU-lidstaat een onafhankelijk Kosovo zou moeten erkennen, is een punt waarmee ik niet instem.
De onafhankelijkheid van Kosovo kan alleen worden bereikt door middel van consensus en overeenstemming met Servië. Als dit niet wordt onderkend, zullen er in de toekomst problemen rijzen en zal er een anti-Servische houding in dit Parlement ontstaan.
De aanneming van amendement 3 maakt deze resolutie derhalve partijdig en vormt een ernstige ondermijning van de rest van de tekst. Dat betekent dat ik hier helaas niet mee in kan stemmen.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De stemming over amendement 3 en de eindstemming waren in mijn optiek uitermate belangrijk. Ik heb in beide gevallen tegen gestemd. In amendement 3 verzoekt het Europees Parlement de EU-landen om erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo. Het hele onafhankelijkheidsproces is naar mijn idee overhaast en slecht opgezet. Ik weet dat de onderhandelingen tussen Kosovo en Servië, zelfs in aanwezigheid van internationale personen en organisaties, lang duurden en veel mensen zagen geen mogelijkheid om een oplossing aan te dragen of twijfelden zelfs of ze wel door zouden gaan. Om die reden gingen de meeste EU-landen en de Verenigde Staten akkoord met het plan-Ahtisaari. Desondanks denk ik dat alle unilaterale onafhankelijkheidsverklaringen veelal een bron voor toekomstige problemen en mogelijke conflicten kunnen zijn. De periode na de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo bevestigt dit. Als we de vrede in ons gebied willen bewaren, zal alle tijd die besteed wordt aan onderhandelingen nooit te lang of zinloos zijn.
Martin Callanan (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt de groeiende macht van China als handelsland beschreven. Er wordt ook ingegaan op de handel tussen China en Taiwan, die naar verwachting zal groeien na ondertekening van de bilaterale handelsovereenkomsten.
Nauwere economische banden kunnen mogelijk zorgen voor een meer positieve aanpak van de bilaterale betrekkingen in bredere zin. Deze detente heeft echter weinig zin als deze niet gepaard gaat met een participatie van Taiwan aan internationale organisaties, met name organisaties op het gebied van handel, zoals de Wereldgezondheidsvergadering en de Internationale Maritieme Organisatie.
Het Parlement zou zich sterk moeten uitspreken voor het door de Raad uitgezette beleid van steun aan een zinvolle participatie van Taiwan aan internationale organisaties. Voorts zou het Parlement China moeten aanspreken op diens terughoudendheid om Taiwan een eigen plaats te laten innemen op het internationale toneel. De welvaart en gezondheid van de 23 miljoen burgers van Taiwan mag niet in gevaar komen om politieke redenen.
Omdat ik voorstander ben van een zinvolle participatie van Taiwan aan internationale organisaties, heb ik voor dit verslag gestemd.
Călin Cătălin Chiriţă (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór het verslag-Wortmann-Kool gestemd omdat ik voor de ontwikkeling van economische betrekkingen tussen de EU en China ben. Dit land heeft een enorme economische groei doorgemaakt, waardoor het een van de grootste spelers in de wereldeconomie is geworden. De laatste jaren zijn de handelsbetrekkingen tussen de EU en China sterk uitgebreid; sinds 2006 is Europa de belangrijkste handelspartner van China, en in 2007 was China de op één na belangrijkste handelspartner van de EU.
Op dit moment moeten de EU en China nauwer dan anders samenwerken om de huidige economische en financiële crisis het hoofd te bieden. Aangezien China een van de drijvende krachten achter de ontwikkeling van de wereldeconomie is, moet het mijns inziens zijn volledige verantwoordelijkheid nemen voor een duurzame en evenwichtige ontwikkeling van deze wereldeconomie. De Europese handelsbetrekkingen met China moeten gebaseerd zijn op de beginselen van wederkerigheid, duurzame ontwikkeling, milieubescherming, voorkomen van klimaatverandering, eerlijke mededinging, naleving van de regels van de Wereldhandelsorganisatie, en niet te vergeten de mensenrechten.
De EU moet aandringen op naleving van de wetgeving op het gebied van consumentenbescherming zodat Europese burgers niet langer het risico lopen producten te kopen die hun gezondheid in gevaar brengen, of producten met verborgen gebreken of namaakproducten.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Dit Parlement neemt elk jaar een tekst aan over de handel en de economische betrekkingen met China, en de bevindingen zijn elk jaar erger dan het vorige: schendingen van de mensenrechten, oneerlijke handelspraktijken, dumping, niet-naleving van China's internationale verplichtingen (hetzij binnen het kader van de WTO, hetzij in de context van de IAO), vervalsing, een octrooibeleid dat neerkomt op diefstal, en ga zo maar door. De lijst wordt steeds langer en dat is beangstigend.
Wat nog meer angst inboezemt, is dat de rapporteur blijft geloven in de mythe dat handel tot democratie zou kunnen leiden – wat er in China gebeurt is nu precies het omgekeerde. Deze mythe wordt gebruikt als een excuus voor al degenen die de commerciële belangen van een kleine groep voorrang verlenen boven de waarden die ze zeggen uit te dragen, en zulks om de werkelijk nodige besluiten – beschermende maatregelen en sancties – niet te hoeven nemen.
U gelooft ongetwijfeld dat China de werkplaats van de wereld moet worden, waar tegen lage kosten goederen van al dan niet – vooral dat laatste – goede kwaliteit worden geproduceerd.
Wij geven de voorkeur aan een beleid dat erop neerkomt dat Europeanen in Europa de goederen produceren die wij hier consumeren om zo binnen een – eindelijk – beschermde Europese markt onze industriële onafhankelijkheid te herwinnen.
Vasco Graça Moura (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie is sinds 2006 de belangrijkste handelspartner van China en China is sinds 2007 de op één na belangrijkste handelspartner van Europa. China vertegenwoordigt thans 6 procent van de wereldhandel.
De Volksrepubliek China heeft een lange weg afgelegd sinds het verslag dat ik hier in 2002 tot mijn eer aan dit Parlement mocht presenteren. Toch lijkt het erop dat veel van de toenmalige tekortkomingen nog steeds niet verholpen zijn, al is er in sommige opzichten aanzienlijke vooruitgang geboekt.
Het is overduidelijk dat de Chinese industrie onvoldoende is voorbereid om de sociale gevolgen en de milieu-impact van haar activiteiten te ondervangen. Zij moet hierin dan ook extra worden aangemoedigd door de Europese Unie.
China en de Europese Unie onderhandelen sinds oktober 2007 over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarvan de resultaten nog te bezien vallen. Gelet op het feit dat Europa zijn steun heeft verleend voor tal van aspecten van de internationale handel, mag China de in het kader van de WTO aangegane verplichtingen niet met voeten treden. Het land heeft belemmeringen in de vorm van regels en voorschriften opgeworpen die de toegang van Europese ondernemingen in strategische sectoren aan banden leggen.
In november heeft de Volksrepubliek China zijn voornemen bekendgemaakt om het in 2007 ingevoerde dubbele controlesysteem voor textiel en schoeisel niet langer toe te passen. De beschikbare statistieken bieden nauwelijks gelegenheid tot discussie, maar wellicht krijgen we hier te maken met een handelsgeschil.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Aangezien het onmogelijk is om in te gaan op de talloze kwesties die in deze resolutie worden aangekaart, hecht ik eraan te onderstrepen dat wij onze absolute steun verlenen aan de verdieping van de betrekkingen tussen de landen van de EU en China, die moet leiden tot een echte, effectieve samenwerking. Hiervoor is het onontbeerlijk dat deze betrekkingen aansluiten bij de behoeften van de verschillende volkeren, voor beide partijen bevorderlijk zijn en bijdragen aan wederzijdse ontwikkeling, met inachtneming van het beginsel van niet-inmenging en eerbiediging van eenieders nationale soevereiniteit.
Gelet op de voornoemde beginselen, en ofschoon de tekst een aantal voorstellen bevat die wij onderschrijven, kunnen wij niet anders dan de resolutie verwerpen omdat zij een neoliberale visie aanhangt en met name pleit voor voortzetting van de liberalisering van de handel, in dit geval met China.
Door de uitermate ernstige gevolgen van de liberalisering van de wereldhandel te verdoezelen bevordert de resolutie de verdere openstelling van de markten tussen de EU en China. Bovendien dringt zij erop aan dat de inspanningen om de onderhandelingen in het kader van de WTO te bespoedigen worden voortgezet en “beklemtoont [zij] dat de nieuwe PSO tussen de EU en China gericht moet zijn op het tot stand brengen van vrije en billijke handel”.
Zoals reeds uit andere soortgelijke resoluties van het Europees Parlement is gebleken, hebben deze teksten ten doel in te spelen op de expansiedrang van de grote economische en financiële groepen van de EU. Deze doelstelling is evenwel in strijd met de behoeften van de werknemers en de kleine en middelgrote ondernemingen in de verschillende lidstaten van de EU, en met name in Portugal.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik sta achter de aanbevelingen van dit verslag inzake verbetering van de toegang tot de Chinese markt, het wegnemen van handelsbelemmeringen door China beter toegankelijk te maken voor buitenlandse bedrijven en de nadruk te leggen op het creëren van een gelijk economisch speelveld.
Alexandru Nazare (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) In de huidige mondiale economische en financiële crisis worden de betrekkingen tussen de EU en haar belangrijkste economische partners van buiten de Unie veel belangrijker dan voorheen. Economische stabiliteit en de duurzaamheid van handelsstromen waarbij de EU betrokken is, zijn steeds relevanter voor onze toekomstige veiligheid. Ik heb vóór het verslag van mevrouw Wortmann-Kool over de handels- en economische betrekkingen met China gestemd omdat ik denk dat dit kan helpen de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en een cruciale mondiale partner beter vorm te geven.
De noodzaak van dit verslag wordt onderstreept door de harde realiteit van een handelstekort van 160 miljard euro. De meeste punten uit het verslag zijn niet slechts verzoeken van de Europese Unie met betrekking tot bepaalde aspecten van Beijings handels- en economische beleid, maar tevens voorstellen die, als ze worden uitgevoerd, China zelf tot voordeel zullen strekken, en vooruitkijken naar de toekomstige ontwikkeling van het land. Betere regelgeving en bescherming van de intellectuele eigendom, het indammen van de sociale en milieugevolgen van de enorme economische groei die onze Aziatische partner heeft doorgemaakt, en het terugbrengen van namaak en vervalsing van producten zijn onderwerpen waarop Beijing al aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Als China op de ingeslagen weg doorgaat, zal dit zijn ontwikkeling alleen maar ten goede komen.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Mede gebaseerd op mijn persoonlijke ervaring die ik tijdens een bijeenkomst van een afvaardiging van de Commissie interne markt en consumentenbescherming in China tussen 16 en 21 maart 2008 heb opgedaan, heb ik vóór het verslag van collega Corien Wortmann-Kool gestemd over de handels- en economische betrekkingen met China.
De handel tussen de EU en China is sinds 2000 uitzonderlijk sterk toegenomen. De EU is China's grootste handelspartner en China is de tweede handelspartner van de EU.
Terwijl China aanzienlijke voordelen geniet dankzij zijn lidmaatschap van de WTO, moeten Europese bedrijven enorme obstakels overwinnen om toegang te krijgen tot de Chinese markt. De inbreuken op het patentrecht en een ambigu systeem van standaarden vormen de twee grootste obstakels. Ik juich het voornemen om een 'Gateway to China'-programma in te voeren, toe. Dit programma richt zich met name op het opstellen van trainingsprogramma's voor managers in China met als doel voor 2010 de toegang tot de Chinese markt voor Europese KMO’s te verbeteren.
Het verslag bevat aanbevelingen ter bevordering van de handelsbetrekkingen tussen Europa en China, die gebaseerd moeten zijn op principes van wederkerigheid, duurzame ontwikkeling, inachtneming van milieugrenzen, bijdragen aan wereldwijde doelstellingen voor de strijd tegen klimaatverandering, eerlijke economische concurrentie en handel die in overeenstemming is met onze gezamenlijke waarden en met de regels van de WTO. Ik stond achter het gewijzigde voorstel, waarin de EU Taiwan als een commerciële en handelsentiteit beschouwt en de Taiwanese deelname als waarnemer bij relevante internationale organisaties steunt.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het debat over de handelsbetrekkingen met China brengt ons altijd weer bij het vraagstuk van de mensenrechten in dat land. Dat is begrijpelijk. De bezwaren die de betrekkingen met China oproepen, kunnen worden beoordeeld op verschillende manieren waarvoor in de meeste gevallen wel iets te zeggen valt.
Het is duidelijk dat de economische groei in China geen gelijke tred houdt met de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie in het land noch met het optreden van China op het wereldtoneel. Er is sprake van dwangarbeid, een in verhouding veel minder veeleisende arbeidswetgeving, miskenning van milieukwesties en van de regelgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten en octrooien. Al deze factoren staan open handelsbetrekkingen onder eerbiediging van internationale goede praktijken in de weg. Toch is de handel met China een feit, hij neemt zelfs voortdurend toe. De rol van China in de hedendaagse wereldeconomie kan dan ook niet ontkend worden. Daarom is het onontbeerlijk dat het land actief deelneemt aan de inspanningen om de huidige crisis te overwinnen.
Wij moeten derhalve blijven aandringen op de noodzaak om de regels en de beginselen van de internationale handel te eerbiedigen, gelijke toegang tot de markten te waarborgen en de democratie en de mensenrechten te beschermen, zonder evenwel de realiteit en onze groeiende afhankelijkheid uit het oog te verliezen. Integendeel, wij moeten deze situatie in ons voordeel benutten, niet in de laatste plaats om meer invloed uit te oefenen op dit grote land.
Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. − (PL) Bij de stemming over het verslag over de handels- en economische betrekkingen met China heb ik voor het aannemen ervan gestemd.
China is de op één na grootste handelspartner van de EU, en sinds 2006 is de EU de grootste handelspartner van China. Dit land is één van de motoren van de economische groei in de wereld. Het is uiterst belangrijk dat de handelsbetrekkingen van de Europese lidstaten met China gestoeld zijn op de beginselen van wederkerigheid, duurzame ontwikkeling, respect voor wat het milieu aankan en eerlijke concurrentie.
De ontwikkeling van de handelsbetrekkingen moet gepaard gaan met een politieke dialoog die het thema van de mensenrechten aankaart. China moet meer inspanningen leveren op het gebied van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, en dient het probleem van de productie van nagemaakte en vervalste producten op zijn grondgebied aan te pakken.
Het is ook verontrustend dat de Chinese industrie sterk vervuilend is en steeds meer natuurlijke hulpbronnen verbruikt.
Het afbreken van de onderhandelingen met de afgezanten van de dalai lama werpt eveneens een schaduw op de betrekkingen met China. China moet alle vormen van vervolging van het Tibetaanse volk stopzetten.
Om de handelsbetrekking met China op het gewenste niveau te houden, moeten ze gebaseerd zijn op engagement en strategisch partnerschap. Hierbij moeten de beginselen van wederkerigheid, eerlijke concurrentie en handel nageleefd worden overeenkomstig de regels van de WTO en de waarden die alle partijen aanhangen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik ben negatief gestemd over het door mijn collega Wortmann-Kool ingediende voorstel over de handels- en economische betrekkingen met China, omdat ik het met verschillende punten uit het verslag niet eens ben.
Bijvoorbeeld voor wat betreft de toekomstige stappen die de Europese Unie zal zetten ben ik het er niet mee eens dat problemen voorkomen moeten worden aan de hand van een bilaterale dialoog. Het samenbrengen van oudere Chinese beleidsmakers en hun tegenhangers uit de Europese Commissie is namelijk geen geschikte manier voor het behandelen van kwesties van wederzijds belang, met name op het vlak van investeringen, markttoegang, bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en andere strategische kwesties in verband met handel. Dit is te wijten aan het verzuim van de Chinese regering om economische overeenkomsten met de Europese Unie na te leven.
Charles Tannock (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt melding gemaakt van de groeiende handel van China met Taiwan, een ontwikkeling die ik toejuich. Onder president Ma heeft Taiwan grote stappen gezet om normale handelsbetrekkingen met China op te bouwen en geprobeerd een einde te maken aan de obstructieve houding van het communistische regime in Beijing die in het verleden bestond ten aanzien van de handelsbetrekkingen met Taiwan.
Als Taiwan echter ooit geheel wil integreren in de regionale economieën van Zuidoost-Azië, zal het moeten worden toegelaten tot internationale organisaties, ongeacht of het wordt erkend als een onafhankelijke staat.
Gezien de vele gezondheidsproblemen van de afgelopen jaren in Oost-Azië in verband met het goederen- en personenverkeer – zoals SARS, de vogelgriep en het melamine-melkschandaal – is het cruciaal dat Taiwan de waarnemersstatus krijgt bij de Wereldgezondheidsvergadering. Een dergelijke stap zou de bilaterale handel (cross-straits) versterken, de kwaliteitsnormen in de regio verbeteren en Taiwans internationale positie verstevigen.
De wijze waarop China zijn geschil met Taiwan heeft gebruikt om een politiek spel te spelen op het gebied van volksgezondheid is afkeurenswaardig. Dat geldt eveneens voor het beschamende stilzwijgen van zoveel mensen in Europa in het licht van de druk die China uitoefent.