18. Statuut van de Europese besloten vennootschap - Grensoverschrijdende overplaatsingen van zetels van vennootschappen - Small Business Act - Participatie van werknemers in bedrijven met een Europees statuut (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
– het verslag (A6-0044/2009) van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie juridische zaken, over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut van de Europese besloten vennootschap [COM(2008)0396 - C6-0283/2008 - 2008/0130(CNS)];
– het verslag (A6-0040/2009) van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie juridische zaken, met aanbevelingen aan de Commissie betreffende grensoverschrijdende overplaatsingen van zetels van vennootschappen [2008/2196(INI)];
– het verslag (A6-0074/2009) van Edit Herczog, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over de "Small Business Act" [2008/2237(INI)];
– de verklaring van de Commissie: Participatie van werknemers in bedrijven met een Europees statuut.
Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het is mijn taak twee verslagen toe te lichten, beide afkomstig uit de parlementaire Commissie juridische zaken.
Ik zou willen beginnen met het meest actuele van de twee, dat betrekking heeft op een concrete, door de Europese Commissie in gang gezette wetgevingsprocedure, namelijk de Europese besloten vennootschap. Die vormt in zekere zin de legislatieve kern van de zogeheten Small Business Act.
Een paar opmerkingen over de voorgeschiedenis: het idee van een Europese besloten vennootschap was al opgenomen in het Actieplan vennootschapsrecht van commissaris Bolkestein. Om voor mij nooit inzichtelijk geworden redenen is dit idee in de loop der jaren, tijdens het mandaat van de huidige Europese Commissie, min of meer uit het actieplan geschrapt en door de Commissie voorlopig niet nader uitgewerkt.
Het Europees Parlement was echter een andere mening toegedaan en is daarom begonnen aan een initiatiefverslag zoals bedoeld in artikel 39 van het Reglement en artikel 192 van het Verdrag, dat u enige tijd geleden met overweldigende meerderheid hebt aangenomen. De Commissie zag zich hierdoor gedwongen het idee van een Europese besloten vennootschap opnieuw te overdenken en heeft het vervolgens in haar voorstellen voor een Small Business Act opgenomen, wat wij hooglijk waarderen.
Dit voorstel richt zich vooral op het midden- en kleinbedrijf (MKB) in Europa, dat de beschikking krijgt over een vennootschapsvorm die tot nu toe aan grote bedrijven was voorbehouden, te weten de Europese naamloze vennootschap. Mij dunkt dat een dergelijk voorstel er al veel eerder had moeten liggen. Omdat we met het MKB van doen hebben en dus de mogelijkheid van bedrijfsoprichtingen open gehouden moet worden, van ondernemingen die van de grond af opgebouwd worden en niet het resultaat zijn van de transformatie van bestaande bedrijven, hetzij door splitsing, hetzij door fusie, doet het ons deugd dat de Europese Commissie zich ingehouden heeft bij de eisen die aan het grensoverschrijdende karakter gesteld worden. Naar mijn mening hebben wij als Parlement dat in ons verslag ook gedaan.
Het lijkt ons ook juist dat alle vragen die het kapitaal en vooral de aansprakelijkheid betreffen op Europees niveau door de wetgever geregeld worden, aangezien dit uitgerekend de problemen zijn waar een kleiner bedrijf tegen oploopt, zolang er totaal verschillende nationale rechtsvormen bestaan die de ondernemer sterk afhankelijk maken van juridisch advies. De nieuwe rechtsvorm maakt dat overbodig.
We zijn verder van mening dat we bij de uitspraken van het Europees Hof van Justitie aansluiten, wat betreft de vraag of de zetel van een onderneming gelijk dient te zijn aan de vestigingsplaats uit het handelsregister, respectievelijk de bestuurszetel, door slechts in één ondernemingszetel te voorzien. Ik weet dat er op dit punt een minderheidsstandpunt in het Parlement is, maar wij van de Commissie juridische zaken – en de plenaire vergadering zal ons daarin morgen naar ik aanneem volgen – zijn in meerderheid van mening dat er wel degelijk behoefte is aan een scheidingsmogelijkheid en dat we een Europese ondernemingsvorm op dit punt niet mogen benadelen ten opzichte van nationale ondernemingsvormen, die deze mogelijkheid blijkens de uitspraken van het Europees Hof van Justitie hebben.
Een groot probleem, waar lang over onderhandeld is, was de vraag hoe de medezeggenschap van de werknemers eruit zou moeten zien, iets wat in het verleden andere vennootschappelijke wetgeving al aanzienlijk bemoeilijkte. Ik verwijs slechts naar de Europese naamloze vennootschap en de richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusies. Ik denk dat we er door de compromisvoorstellen, waar de drie grootste fracties in het Parlement mee hebben ingestemd, in geslaagd zijn een werkelijke oplossing te vinden, een oplossing die aanknoopt bij eerdere wetgeving van de Europese Unie door een compromis te vinden tussen de uiteenlopende wettelijke regelingen in de lidstaten en die tegelijk de rechten van werknemers helpt beschermen.
Mijn laatste opmerking geldt de veertiende richtlijn, waarover ik ook rapporteer. Die heeft een zelfde voorgeschiedenis als de Europese naamloze vennootschap. Met dit wetsvoorstel willen we de Europese Commissie er net als bij de naamloze vennootschap toe brengen met een concreet initiatief te komen en we vertrouwen erop dat men dit daadwerkelijk voorlegt, zodat een van de laatste lacunes in het vennootschapsrecht opgevuld en de vestigingsvrijheid van ondernemingen gewaarborgd kan worden. Ik dank u hartelijk voor uw aandacht.
Edit Herczog, rapporteur. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, we naderen het einde van een lang proces, een lang en succesvol proces waarmee het is gelukt de kleine en middelgrote ondernemingen van de marge naar het centrum van de aandacht te verschuiven. Het was een lang proces om het punt te bereiken dat deze interne markt weliswaar één maar niet homogeen is. Aan het eind van deze lange weg hebben we kunnen vaststellen dat de 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen met dezelfde administratieve lasten en regels te maken hebben als de 41 duizend grote Europese bedrijven, terwijl ze lang niet onder dezelfde voorwaarden op de markt kunnen komen.
We zien dat de Commissie onder leiding van commissaris Verheugen de afgelopen vijf jaar zeer veel heeft bereikt en daarom verwelkomen we de mentaliteitsverandering die zich binnen de Europese Unie heeft voltrokken, waarvan het doel is dat we ook op landelijk en Europees niveau de obstakels voor kleine en middelgrote ondernemingen uit de weg ruimen. Een mogelijkheid om de omzet van kleine en middelgrote ondernemingen te doen stijgen, is om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk van hen zich op de Europese interne markt begeven, aangezien momenteel slechts acht procent van de ondernemingen dat doet en slechts vijftien procent van hun omzet daar wordt gegenereerd. Hun omzet kan stijgen als ze veel intensiever deel kunnen nemen aan innovatieve programma's en projecten voor onderzoek en ontwikkeling. De activiteiten op de markt van kleine ondernemingen zouden erbij gebaat zijn als we fondsen en financiering aanzienlijk toegankelijker maken dan nu het geval is. Hun omzet kan worden verhoogd als we eindelijk het communautaire octrooi in het leven roepen, en daarmee verhinderen dat goedkope vervalsingen het intellectuele eigendom van kleine ondernemingen uit de markt prijzen.
Ik ben in elk geval van mening dat de meest gevoelige uitdaging, gezien vanuit het perspectief van het succes van de gehele Lissabonstrategie, is hoe we kleine en middelgrote ondernemingen vanuit hun eigen lidstaat naar de interne markt van de EU kunnen overhevelen. In de huidige economische situatie moeten we er echter naast de eerder genoemde zaken ook op wijzen dat er problemen zijn met de belangrijkste financieringsbron voor kleine en middelgrote ondernemingen. Die bron wordt namelijk nog steeds gevormd door kredieten. Door de toename van de risicogevoeligheid van financiële instellingen wordt het echter voor steeds meer bedrijven moeilijker om toegang tot deze kredieten te verkrijgen. De banken beroepen zich op de onzekere economische situatie en houden de verstrekking van kredieten in deze kringen tegen. Directeuren van kleine en middelgrote ondernemingen beklagen zich erover dat duizenden ondernemingen en tienduizenden banen op de tocht staan. Het is voor ons van cruciaal belang dat het geld waarmee de liquiditeit van het systeem moet worden bevorderd in de economie terechtkomt en niet in de bankkluizen blijft. Een van de belangrijkste acties is dat banken zo snel mogelijk een begin maken met de stimulering van de economie en de kleine en middelgrote ondernemingen.
De andere uitdaging is het creëren van Europese solidariteit. Dit is de enige manier waarop effectievere bescherming kan worden geboden aan kleine en middelgrote ondernemingen, die vanwege de crisis in moeilijkheden zijn gekomen, dan op nationaal niveau mogelijk is. Daarmee wil ik maar aangeven dat de situatie van het MKB en hoe daarmee wordt omgegaan, tevens een test is voor de Europese solidariteit. Het laat zien dat Europa in staat is ook gezamenlijk risico’s te nemen met lidstaten buiten de eurozone. De stappen die overwegend gericht zijn op de stabiliteit van de eurozone kunnen gemakkelijk een financieel vacuüm teweegbrengen – zoals al is gebeurd – in de landen die niet tot de eurozone behoren. In de huidige situatie moet ik dus de Europese besluitvormers en de vertegenwoordigers van de banksector oproepen niet toe te laten dat er een Europa van twee snelheden ontstaat, want de ineenstorting van deze regio, waar overigens de kleine en middelgrote ondernemingen van doorslaggevend belang zijn (het MKB vertegenwoordigt negentig procent van de ondernemingen), zou gepaard gaan met rampzalige economische gevolgen. Ik wil hiervoor de steun vragen van de Commissie en de leden van dit Parlement. Ik wil mijn mederapporteur, Nicole Fontaine, en de andere rapporteurs voor advies bedanken voor hun werk en ik feliciteer commissaris Verheugen nogmaals met de tot dusver geboekte resultaten.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste dank ik de twee rapporteurs. Dames gaan voor en daarom dank ik om te beginnen mevrouw Herczog voor haar kwalitatief goede verslag over de Small Business Act (SBA) en voor de krachtige steun die het verslag bevat voor het initiatief van de Commissie om een allesomvattend beleid vast te stellen voor kleine en middelgrote ondernemingen. Ook spreek ik mijn waardering uit voor de heer Lehne, niet alleen vanwege zijn doeltreffendheid en zijn inspanningen om het Statuut van de besloten vennootschap door de raadplegingsprocedure heen te loodsen, maar ook voor de interessante en creatieve oplossingen die in het verslag worden gepresenteerd.
We bevinden ons nu in een kritieke fase. We horen dagelijks de berichten, bijvoorbeeld over de noodzaak om het vertrouwen in het functioneren van de wereldeconomie te stimuleren en te herstellen. De financiële en economische crisis heeft Europese bedrijven zeer zwaar getroffen en ik geloof dat het nu belangrijker dan ooit is om de mogelijkheden van kleine en middelgrote ondernemingen volledig te benutten. Zij zijn de reddingslijn van de Europese economie.
De in juni 2008 door de Commissie aangenomen Small Business Act biedt een uitgebreid kader voor maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn gericht op de groei van het MKB en het concurrentievermogen in het kader van de strategie van Lissabon. In de SBA worden tien beleidsbeginselen en een aantal concrete initiatieven voorgesteld die ervoor moeten zorgen dat de belangen van het MKB centraal komen te staan bij de besluitvorming – dat het MKB, zoals mevrouw Herczog zei, qua aandacht en strategieën centraal komt te staan.
De SBA bevat een reeks wetgevingsinitiatieven, waaronder het voorstel voor een statuut van de Europese besloten vennootschap. De SBA is erop gericht het beginsel “Think Small First” en de prioriteit voor kleine ondernemingen op duurzame en onomkeerbare wijze te verankeren in de beleidsvorming in de hele EU. De SBA roept ook op tot meer erkenning van het ondernemerschap en ondernemers. In tijden zoals deze hebben we meer dan ooit mensen nodig die bereid zijn initiatieven te nemen, projecten op te zetten en risico’s te nemen. Daarom geloven we ook dat eerlijke ondernemers na een faillissement een tweede kans verdienen.
Tijdens de huidige economische crisis moeten we prioriteiten stellen en ons richten op die maatregelen die de grootste kansen bieden bij te dragen aan het herstel. Het SBA-actieplan en het Europees economisch herstelplan bevatten voorstellen voor ambitieuze maatregelen op drie belangrijke terreinen: ten eerste de noodzakelijk vergroting van de toegang tot krediet, ten tweede terugdringing van de administratieve last en ten derde steun voor het MKB bij het zakendoen in het buitenland.
Of we een succes kunnen maken van de Small Business Act hangt af van de naadloze samenwerking van alle belanghebbenden. We zijn u dankbaar voor uw steun. De resolutie die het Parlement begin december aannam, kwam op het juiste moment en was een zeer welkom initiatief. Zoals u weet hebben de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de top later in december onder het Franse voorzitterschap unaniem hun steun gegeven aan de Small Business Act.
Het is dus van belang dat dit Parlement het verslag van mevrouw Herczog vandaag alle steun geeft, zodat een stevige en wettige basis kan worden gelegd voor verdere actie. Ik nodig u uit de Small Business Act in uw eigen land en kiesdistrict te bevorderen om ervoor te zorgen dat dit ambitieuze beleidsprogramma werkelijkheid wordt en het MKB werkelijk wordt geholpen bij zijn dagelijkse activiteiten.
Dan wil ik nu stilstaan bij de twee verslagen van de heer Lehne. Het Parlement is altijd een sterk voorstander geweest van het statuut van de Europese besloten vennootschap. Uw initiatiefverslag van 2006 en uw snelle behandeling van het voorstel van de Commissie hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het succes van het nieuwe statuut van de Europese vennootschap.
Het statuut van de Europese besloten vennootschap is een belangrijk onderdeel van de Small Business Act. Het is bedoeld voor het MKB. De Commissie heeft derhalve voorgesteld dat een Europese besloten vennootschap net als iedere andere binnenlandse vennootschap moet kunnen worden opgezet, zonder de vereiste dat in verschillende lidstaten handel wordt gevoerd of dat de aandeelhouders uit meer dan één land afkomstig moeten zijn – net als in eigen land. Sommigen zijn van mening dat een dergelijke grensoverschrijdingsvereiste van essentieel belang is voor een Europees bedrijfsforum. De resolutie van het Parlement, die bedrijven de keuze biedt tussen verscheidene grensoverschrijdende elementen, is flexibel. Europese besloten vennootschappen kunnen bijvoorbeeld aan deze vereiste voldoen door een dochteronderneming in het buitenland op te zetten of door gewoon vast te leggen dat ze de bedoeling hebben grensoverschrijdende handel te voeren.
U hebt ook een flexibele oplossing voorgesteld voor het vereiste minimumkapitaal. Zoals u weet, schreef de Commissie in haar voorstel een minimumkapitaal voor van slechts één euro en liet zij het afgezien daarvan over aan de aandeelhouders om te besluiten hoeveel kapitaal hun Europese besloten vennootschap nodig heeft. Degenen die vinden dat kapitaaleisen een rol spelen bij het beschermen van de crediteuren van kleine ondernemingen, hebben vraagtekens gezet bij deze bepaling.
In het verslag van het Europees Parlement worden alternatieve oplossingen naar voren gebracht om de bescherming van crediteuren te verbeteren. Dit betekent dat ondernemingen in staat zijn te kiezen tussen een regeling voor de bescherming van crediteuren op basis van solvabiliteit en een op basis van kapitaalinstandhouding.
De Commissie stemt in met de onderdelen van het verslag die gericht zijn op het vergroten van de uniformiteit van het statuut en zo de rechtszekerheid inzake de toepassing ervan bevorderen, zoals de voorgeschreven registratie van de doelstellingen van de vennootschap, de verklaring dat het verbod om aandelen aan het publiek aan te bieden niet betekent dat deze niet aan werknemers mogen worden aangeboden, en verbetering van de regels inzake de plichten en aansprakelijkheid van bestuurders. Al deze zaken dragen op zinvolle wijze bij aan een betere toepassing van dit statuut.
Ik verwelkom ook uw zinvolle voorstel voor een arbitragebeding dat aandeelhouders stimuleert geschillen op een alternatieve wijze op te lossen.
Tot slot wil ik graag het onderwerp aan de orde brengen waarover in het Parlement en elders het meest is gedebatteerd, namelijk de werknemersmedezeggenschap in Europese besloten vennootschappen. Zoals ik al zei, heeft de Commissie een statuut ontwikkeld voor kleinere ondernemingen. Slechts enkele lidstaten kennen werknemersmedezeggenschap in het MKB en daarom leek een oplossing op basis van nationale wetgeving, waarin ruimte is voor verschillende modellen naast elkaar, de meest geschikte en redelijke benadering.
In de amendementen van het Parlement worden aanvullende en complexe bepalingen voorgesteld die in de meeste lidstaten niet van toepassing zijn op kleine en middelgrote ondernemingen die op grond van nationale wetgeving zijn opgericht. Hierdoor wordt het statuut van de Europese besloten vennootschap in die lidstaten waarschijnlijk minder aantrekkelijk en een veel minder goed uitvoerbare optie voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Afsluitend kan ik zeggen dat uw verslag een aantal bruikbare oplossingen bevat. Enkele ervan kunnen de weg plaveien voor een sneller compromis tussen de lidstaten. De Commissie juicht de aanneming van dit verslag derhalve toe.
Tot slot, wat de grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen betreft: de Commissie heeft het Parlement bij eerdere gelegenheden laten weten waarom zij niet met een voorstel voor de veertiende richtlijn inzake het vennootschapsrecht komt. Deze redenen zijn nog steeds van toepassing. We zijn het met de rapporteur eens dat vennootschappen vrijheid van vestiging in de interne markt moeten genieten en hun zetel van het ene land naar het andere moeten kunnen verplaatsen. Maar we zijn er niet van overtuigd dat nieuwe wetgeving nu de beste manier is om dit doel te bereiken. Jurisprudentie van het Hof van Justitie biedt duidelijk ruimte voor de mobiliteit van ondernemingen. Daarnaast biedt de bestaande wetgeving – de richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies – een kader voor overplaatsingen, waaronder de nodige garanties voor derden. De richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies stelt een onderneming met name in staat in een ander land een nieuwe dochteronderneming op te zetten en haar bestaande onderneming vervolgens met die dochteronderneming te laten fuseren. De overplaatsingsprocedure en de garanties die de Commissie juridische zaken heeft voorgesteld, zijn zeer vergelijkbaar met die van de richtlijn.
Uit onze economische analyses blijkt dat het complexiteitsniveau van de grensoverschrijdende overplaatsingsprocedure vergelijkbaar is met die van de procedure voor grensoverschrijdende fusies. De richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies had in december 2007 door de lidstaten moeten worden omgezet. Het is te vroeg om de volledige toepassing te kunnen beoordelen. Voordat de Commissie zich over nieuwe wetgeving buigt, moet zij eerst evalueren hoe dit nieuwe bestaande regelgevingskader in de praktijk functioneert. We zijn er ook niet van overtuigd dat de richtlijn leidt tot een verbetering van de bestaande situatie op basis van nationale wetgeving en de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie op dit terrein.
Tot slot: gezien het voorgaande en gezien het feit dat de huidige wetgeving op het punt staat te vervallen, zou het gepaster zijn als de volgende Commissie besluit hoe verder gaan met de overplaatsingen van zetels van vennootschappen. Tegen die tijd is ook duidelijker hoe de kwestie van de zetelverplaatsing in het statuut van de Europese besloten vennootschap.
Gunnar Hökmark, rapporteur voor advies van de Economische en Monetaire Commissie. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, de huidige voorwaarden voor kleine ondernemingen zijn bepalend voor de banengroei van morgen. Deze voorwaarden zijn van doorslaggevend belang om de financiële crisis te kunnen overwinnen en een beter gekwalificeerde en concurrerende economie te bereiken. Het zijn de kleine ondernemingen die de innovatie vooruit helpen, maar het zijn ook de kleine ondernemingen die vandaag de dag in de lidstaten en in de EU als geheel de grootste kredietproblemen hebben.
Wat wij in het statuut van de Europese besloten vennootschap van plan zijn – en ik wil de Commissie bedanken voor het voorstel en de rapporteur voor haar werk – is om de interne markt voor kleine bedrijven in dezelfde mate open te stellen als voor de grote bedrijven. Op dit terrein moet pionierswerk worden verricht. Zoals we in de Commissie economische en monetaire zakenhebben besproken, gaat het om een sterke vereenvoudiging van de regels, die de deuren voor de kleine ondernemingen openzet.
Het gaat erom dat kleine ondernemingen, net als grote bedrijven, in gelijke mate deel kunnen nemen aan overheidsopdrachten door de manier waarop overheidsopdrachten worden uitgevoerd. Het gaat erom dat het de kleine ondernemingen gemakkelijker gemaakt moet worden om over de grenzen te opereren, ook als kwesties betreft zoals het betalen van BTW, en het bestrijden van de bureaucratie, die vandaag de dag belemmerend werkt. Het gaat er ook om dat we, door middel van inspanningen van de Europese Investeringsbank en andere instellingen, de Europese financiële markten betere voorwaarden voor expansie en groei verschaffen door te zorgen voor een betere kredietmarkt voor kleine bedrijven. Tot slot zou ik nog willen zeggen:
(EN) Klein is mooi. Klein is morgen groter en zorgt voor nieuwe werkgelegenheid en meer welvaart.
Harald Ettl, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (DE) Hartelijk dank, mevrouw de Voorzitter. Momenteel gaat het verplaatsen van een ondernemingszetel gepaard met administratieve hindernissen, kosten en sociale onrust, zonder aandeelhouders, debiteuren of werknemers de nodige rechtszekerheid te bieden. Al in 2004 kwam bij een openbare raadpleging aan het licht hoe belangrijk een veertiende richtlijn zou zijn.
Dat is voor mij ook de reden de Europese Commissie op te roepen om zo snel mogelijk met een wetgevingsvoorstel op dit punt te komen - enerzijds om de mobiliteit van de ondernemingen te vergemakkelijken, anderzijds om het oordeel over de medezeggenschap bij het verplaatsen van de ondernemingszetel niet aan het Europese Hof van Justitie over te laten.
Een toekomstige veertiende richtlijn mag niet de deur op een kier zetten voor een vlucht uit landen met een vergaande medezeggenschap. Bestaande rechten mogen in geen geval ingeperkt worden. Om de procedures voor werknemersparticipatie hun samenhang en gewicht te laten behouden dient de nieuwe richtlijn aan te sluiten bij de Europese richtlijn betreffende de ondernemingsraden, de tiende richtlijn en de richtlijn betreffende voorlichting en raadpleging. Tijdige informatie en verplaatsing alleen na opstelling van een verplaatsingsplan zijn absolute vereisten.
Donata Gottardi, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, geachte collega’s, de verordening betreffende de Europese besloten vennootschap voltooit het kader van de Europese regelgeving voor de verschillende vennootschappen. Het stempel van de in de Economische Commissie goedgekeurde tekst is in bepaalde delen van de definitieve tekst zichtbaar.
Het valt te betreuren dat de kans gemist is de Commissie te vragen meer durf te tonen door verder te gaan en voorstellen te doen voor specifieke regels voor belasting en verslaglegging en homogene regels inzake vereffening, insolventie, omzetting, fusie, splitsing, ontbinding en nietigheid.
Te veel gebieden worden nog aan het nationale vennootschapsrecht overgelaten met overlapping van niveaus en kostenstijging als gevolg. Als we het eens zijn over het belang van het creëren van een gemeenschappelijk Europees stelsel en het opportunistisch uitwijken naar andere regio’s te vermijden, dan is het, nu de Europese regelgeving met het introduceren van de Europese besloten vennootschap en de Europese coöperatie voltooid is, nuttig plannen te maken voor openingen om de regelgeving op een hoger plan te tillen.
Harald Ettl, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Commissie is voor de Europese besloten vennootschap in het kader van de Small Business Act met een voorstel gekomen dat ernstige tekortkomingen vertoont. Het voorstel besteedt nauwelijks aandacht aan de belangen van schuldeisers als werknemers en klanten of kleine toeleveranciers. Zo was, om maar eens wat te noemen, voorzien in een minimumvermogen van een euro. Verder waren grensoverschrijdende activiteiten geen voorwaarde en bestond er een onderscheid tussen de statutaire en de daadwerkelijke plaats van bedrijfsuitoefening.
Dit laatste zou tot een ontduiking van medezeggenschapsbepalingen geleid hebben. Elke nieuwe richtlijn uit het Europese vennootschapsrecht hoort bij te dragen aan de harmonisatiedoelstelling voor werknemersrechten en aan het idee van een Europese medezeggenschapsnorm, gebaseerd op het nieuwe EU-hervormingsverdrag, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten. Werknemersrechten vormen de kern van een sociaal Europa.
Anja Weisgerber, rapporteur voor advies van de mede-adviserende Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, kleine en middelgrote ondernemingen vormen de ruggengraat van onze maatschappij en zijn goed voor 67 procent van de arbeidsplaatsen in de Europese particuliere sector.
Vandaar dat ik zeer blij ben met het initiatief “Think Small First” en dat ik mij ervoor zal inzetten dat er op alle politieke en bestuurlijke beslissingsniveaus rekening gehouden wordt met dit beginsel. De huidige financiële crisis dwingt ons eens te meer om het midden- en kleinbedrijf een werkelijke, tastbare meerwaarde te geven en zijn rol van stabiliserende factor in crisistijden te versterken.
In de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken was ik als rapporteur voor advies betrokken bij de uitwerking van de ideeën die nu ter stemming komen. Een groot deel van mijn voorstellen is in de tekst terug te vinden, waaronder de nadruk die op het flexicurity-principe wordt gelegd, een concept dat enerzijds bedoeld is om tot een flexibele arbeidsmarkt te komen, maar deze tegelijk in overeenstemming wil brengen met een hoge mate van ontslagbescherming.
Verder heb ik gehoor gevonden met mijn eis dat het arbeidsrecht het MKB een betrouwbare grondslag moet bieden. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen zich vaak geen eigen juridische of personeelsafdeling veroorloven en zijn daarom op eenvoudige en heldere regelingen aangewezen.
Een van mijn voornaamste eisen, de MKB-test voor wetsvoorstellen, is eveneens door de ten principale bevoegde commissie overgenomen. Het is zaak om bureaucratie te verhinderen voordat zij ontstaat. Daarom hoort nieuwe wetgeving stelselmatig met een effectrapportage gepaard te gaan. Elke EU-regeling dient voor inwerkingtreding getoetst te worden op de uitwerking die hij voor het midden- en kleinbedrijf heeft. Het leek mij belangrijk de uitkomsten van deze MKB-test ter beoordeling voor te leggen aan een onafhankelijke instantie en ook dat is in de tekst terug te vinden.
De wereldwijde financiële crisis stelt het MKB momenteel voor bijzondere problemen. Ik ben daarom erg verheugd over de oproep die het verslag doet om de voorstellen van de werkgroep-Stoiber voor het terugdringen van de bureaucratie ook zo snel mogelijk uit te voeren. We dienen snel te handelen om dit besparingspotentieel ten volle te benutten.
Othmar Karas, rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we weten allemaal dat de welvaart in de Europese Unie staat of valt met de vraag of we in staat zijn het groei- en innovatiepotentieel van het midden- en kleinbedrijf te benutten. Ook bij het bedwingen van de crisis speelt deze sector een beslissende rol. Daarom dienen wij deze te ontlasten en te ondersteunen vanuit de gedachte dat minder regelgeving in het MKB meer slagkracht betekent.
Als voorzitter van de SME-Intergroup wil ik er echter ook geen misverstand over laten bestaan dat de Small Business Act slechts een intentieverklaring van de Europese regeringsleiders is. Het MKB is met zo’n verklaring alleen niet geholpen en daarom maken wij ons er hard voor dat het beginsel “Think Small First” bepalend wordt voor de nationale en Europese wetgeving, waarvoor we vier punten geformuleerd hebben.
Ten eerste dienen de lidstaten mee te delen hoe en binnen welke termijn zij denken dit voorrangsbeginsel in hun nationale wetgevingskader op te nemen. Ten tweede dienen de lidstaten verplicht te worden de voortgang bij de omzetting van het voorrangsbeginsel in hun jaarverslagen over de nationale hervormingsprogramma’s in het kader van het Lissabon-proces op te nemen. Ten derde moeten er uniforme criteria komen waaraan de voortgang bij de omzetting van het voorrangsbeginsel gemeten kan worden. Ten vierde dient het voorrangsbeginsel ook op Europees niveau een verplicht onderdeel van toekomstige wetgeving te worden. Met het oog op de actualiteit voeg ik daaraan toe dat we alle bestaande regelingen op hun procyclische uitwerking op het MKB zouden moeten onderzoeken. Snel handelen is hier geboden.
De Voorzitter. - Helaas zijn we niet in de gelegenheid om te luisteren naar de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, omdat mevrouw Podimata op dit moment niet aanwezig kan zijn.
Nicole Fontaine, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik het belang van dit gecombineerde debat voor het MKB toejuichen. Ik hoop echt dat kleine en middelgrote bedrijven het sterke signaal zullen horen dat het Parlement in hun richting wil afgeven.
Onze fractie heeft het ontwerp van de Small Business Act dat de Commissie in juni aan ons heeft voorgelegd, enthousiast ontvangen. Zoals we weten zijn er in de jaren rond 2000 reeds initiatieven ontplooid voor middelgrote en kleine bedrijven. Deze initiatieven werden op prijs gesteld, maar waren ontoereikend. Waarom waren zij ontoereikend? Omdat het volgens de betrokkenen zelf te vaak bij vrome wensen bleef. We moeten nu een stap verder gaan. De Small Business Act biedt ons daartoe de mogelijkheid, want deze maakt deel uit van een globale aanpak waarin slagvaardigheid centraal staat.
Ik wijs erop dat het Europees Parlement al een succes heeft behaald, want naar aanleiding van de schriftelijke vraag die wij in december hadden gesteld, heeft de Raad Concurrentievermogen unaniem het actieplan aangenomen waarnaar commissaris Figel' zojuist heeft verwezen.
De regeringen hebben dus een sterke politieke wil aan de dag gelegd en ik spreek mijn complimenten uit voor het uitstekende verslag van Edit Herczog, dat hierop precies voortborduurt. Ik wil haar ook bedanken voor de goede samenwerking en voor de voortreffelijke werkzaamheden die we in de Commissie Industrie hebben verricht, want er zijn slechts twee amendementen ingediend voor de plenaire vergadering. We hebben dus goed werk verricht.
Onze fractie heeft door middel van amendementen, die ook door onze rapporteur zijn aanvaard, getracht de lidstaten en de communautaire instellingen een grotere rol toe te bedelen, zodat de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk een toegevoegde waarde hebben voor het MKB.
Wij hebben gevraagd het beginsel Think Small First als verplicht onderdeel te laten opnemen in alle toekomstige wetgeving. Wij hebben aangedrongen op het Gemeenschapsoctrooi en natuurlijk ook op de middelen voor financiering, zodat zij hiermee effectief en snel toegang hebben tot het octrooi.
Ieke van den Burg, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe eerst een reactie te geven op de verklaring van de Commissie.
Ten eerste betreur ik het dat de collega van de commissaris, de heer McCreevy, niet aanwezig is. Het paardenrennenseizoen is zeker weer begonnen! Ik vind het heel jammer omdat het onderwerp vennootschapsrecht echt belangrijk voor ons is en de kern van zijn portefeuille raakt. Ten tweede, commissaris, betreur ik uw argumenten tegen de voorstellen van het Parlement over de medezeggenschap van werknemers. We hebben duidelijk aangegeven dat deze niet bedoeld is voor kleine ondernemingen, maar dat alle ondernemingen gebruik kunnen maken van het stauut van de Europese besloten vennootschap, los van de omvang. We willen niet dat dit statuut dient als middel voor het misbruiken of omzeilen van bestaande wetgeving – met name in het kader van nationale tradities – wetgeving die een zeer belangrijk aspect van medezeggenschap vormt. We willen niet dat men overal gaat rondkijken op zoek naar de beste regelingen en dat er in de Europese Unie een nieuw Delaware wordt gecreëerd, waar ondernemingen dit soort wetgeving kunnen omzeilen.
Het derde punt betreft de veertiende richtlijn, waarvan de heer McCreevy, zoals we weten, niet zo’n voorstander is. U noemde dezelfde argumenten die hij naar voren bracht. Hij moet serieus omgaan met het feit dat het Parlement echt wil dat hij dit voorstel presenteert.
Ten vierde hebben we samen een resolutie ingediend waarin we de Commissie vragen de sociale partners op grond van artikel 138 te raadplegen. Het was gepast geweest om dat te doen voordat het besluit over een verordening betreffende de SPE werd genomen, omdat medezeggenschap een kwestie is die wordt geregeld in artikel 138 van het EG-Verdrag en die voorafgegaan dient te worden door een raadpleging van de sociale partners. Dit is niet gebeurd. We vragen nu of dit onmiddellijk erna kan plaatsvinden. Maar als ik dit soort reactie van de Commissie hoor, zal ik een serieuze heroverweging maken en mijn fractie voorstellen om te heroverwegen of we het SPE-product wel kunnen steunen. Misschien moet u vanavond de heer McCreevy en de heer Špidla even opbellen en bekijken of u morgen vóór de stemming met een beter voorstel kunt komen.
Ik zal het nu kort houden, want ik raak door mijn spreektijd heen: de PSE is er niet tegen dit nieuwe statuut voor kleine en middelgrote ondernemingen een kans te geven – daar zijn we vóór – maar is tegen deze vorm van misbruik. We waren samen met de rapporteur tot een heel goed compromis gekomen. Gezien het rampzalige functioneren van aandeelhouders en financiële markten, is het nu ook heel actueel en zeker niet achterhaald om na te denken over een beter beheer van de onderneming, waarbij werknemers ook een rol spelen. Commissaris, u moet met uw College en met de verantwoordelijke commissarissen echt overwegen een positiever verklaring tegenover het Parlement af te leggen.
Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik sluit me uiteraard aan bij de complimenten aan onze collega, mevrouw Herczog, voor het uitstekende verslag in 90 punten over de Small Business Act.
Mijnheer de commissaris, de werkzaamheden van het Europees Parlement zullen echter pas echt effect sorteren als deze snel en doeltreffend ten uitvoer worden gelegd in de lidstaten.
Mijnheer de commissaris, aan het begin van uw betoog hebt u gezegd dat u op grond van dit verslag een globale strategie gaat uitstippelen. Maar u weet dat er momenteel een financiële crisis, een economische crisis en een klimaatcrisis heersen, waarop we snel een antwoord moeten vinden.
Ik zal twee voorbeelden geven. Eerste voorbeeld: ik wil dat de betalingstermijn voor bedrijven wordt teruggebracht naar 30 dagen. Dat staat in punt 87 voor het Cohesiefonds. Ik vraag de Commissie en de lidstaten maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat voor alle openbare aanbestedingen aan bedrijven een betalingstermijn van 30 dagen wordt gehanteerd.
Het is overigens bekend dat een vijfde van de faillissementsaanvragen het gevolg is van betalingsachterstanden van openbare overheden. Met een dergelijke aanpak van de regeringen en de Commissie kan het aantal werklozen dus flink worden teruggedrongen, dat op dit moment dagelijks toeneemt.
Tweede voorbeeld: administratieve rompslomp. In punt 72 vragen wij de huidige administratieve rompslomp met ten minste 25 procent terug te brengen. Als ondernemer kan ik u vertellen dat dit een concrete maatregel is waarop wij al jaren wachten. Ondernemers moeten niet de hele dag door papieren invullen, maar producten en diensten aan onze burgers leveren.
Als u deze oproep hoort, mijnheer de commissaris, die niet alleen verder reikt dan de globale strategie die u voor ogen heeft, maar bedoeld is als concreet antwoord van regeringen en de Commissie, zullen er in het kader van de huidige herstelplannen maatregelen worden getroffen die onze burgers direct oplossingen bieden.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het licht van dit debat zou ik vier kwesties onder de aandacht willen brengen. Ten eerste hoop ik dat het verslag van de heer Lehne voor de Europese Commissie een sterke stimulans zal zijn om passende wettelijke maatregelen uit te werken die ondernemingen, overeenkomstig de in het Verdrag gewaarborgde vrijheid van vestiging, in staat zullen stellen hun statutaire zetel binnen de Europese Unie te verplaatsen zonder buitensporige bureaucratische rompslomp.
Ten tweede zouden dergelijke zetelverplaatsingen moeten bijdragen tot de bescherming van de bestaande rechten van aandeelhouders, schuldeisers en in het bijzonder van werknemers. Ik zou eveneens de hoop willen uitspreken dat de door de rapporteur voorgestelde oplossingen – het opstellen van een verplaatsingsvoorstel en met name van een verslag waarin niet alleen de juridische en economische aspecten van de voorgenomen zetelverplaatsing worden toegelicht en onderbouwd, maar ook de gevolgen van de verplaatsing voor de aandeelhouders en de werknemers worden uiteengezet – geen bijkomende belemmering zullen vormen voor de verplaatsing van ondernemingen.
Ten vierde lijkt het erop dat de belasting- en loonconcurrentie een zeer krachtige drijfveer is geweest bij de totstandkoming van de voorgestelde oplossingen, aangezien zij een positieve impact heeft op het tempo van de economische groei in de afzonderlijke lidstaten en bijgevolg in de hele Europese Unie.
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het ontwerpstatuut van de Europese besloten vennootschap wordt door de Commissie voorgesteld als een element van de wetgeving inzake kleine bedrijven voor Europa.
Tegen deze achtergrond was er in het begin sprake van dat kleine bedrijven recht hadden op een deel van de openbare aanbestedingen, zoals dat ook in de Verenigde Staten het geval is. We konden deze nobele plannen alleen maar toejuichen.
Helaas gaat het nu met de Europese besloten vennootschap om iets heel anders. Allereerst met betrekking tot de grootte van de bedoelde ondernemingen. De nadruk is van kleine bedrijven geleidelijk aan verschoven naar het veel vagere concept van kleine en middelgrote ondernemingen, waarna we zijn uitgekomen op (ik citeer de toelichting van de door de Commissie goedgekeurde ontwerpverordening) een "statuut dat ook van nut kan zijn voor grotere ondernemingen en concerns". Dit is een volledige ommezwaai in de achterliggende filosofie. Wat gebeurt er nu met bedrijven die eigenlijk niet klein of middelgroot zijn? In werkelijkheid gaat het om filialen van multinationals die zoals bekend al lang om een statuut vragen dat minder verplichtingen schept dan de statuten waarover zij nu beschikken voor de ondernemingen waarmee zij in verschillende Europese landen opereren.
Laten we eens kijken naar de voorrechten die het statuut van de Europese BV ondernemingen biedt. Het gaat er niet meer om de toegang tot openbare aanbestedingen te vergemakkelijken, maar (nog een citaat uit de toelichting bij de tekst van de Commissie) om "het ondernemingsklimaat in de interne markt te verbeteren". Hiertoe zouden alle Europese BV's in een bepaalde lidstaat kunnen zijn gevestigd en hun reële activiteiten in een andere lidstaat kunnen uitvoeren. Zij zouden hun hoofdvestiging ook naar een lidstaat naar keuze kunnen verplaatsen.
Deze bepalingen zien er toch echt uit als een middel waarmee de desbetreffende ondernemingen zonder enige andere verplichting een bedrijf kunnen oprichten met enkel een brievenbus op een plaats waar het ondernemersklimaat gunstiger is. Stelt de Commissie niet dat het voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid geldende recht van de lidstaat waar de Europese BV haar statutaire zetel heeft, het relevante toepasselijke recht is?
Zoals het Europees Verbond van Vakverenigingen terecht opmerkt, bestaat er een groot risico dat ondernemingen de statuten van de Europese BV zullen aanwenden om zich te onttrekken aan wetgeving die werknemers de hoogste mate van bescherming biedt.
Het is nu wel duidelijk waarom de Commissie de vakbonden niet heeft geraadpleegd bij de goedkeuring van het ontwerp en deze organisaties pro forma alleen online heeft geraadpleegd.
Samengevat lijkt de nadruk op kleine ondernemingen in de ontwerpverordening vooral een politieke inkleding om een nieuwe versie van het beruchte beginsel van het land van oorsprong presentabel te kunnen maken. Bolkestein, maar dan in een nieuw jasje.
Mijn fractie stelt dan ook voor een duidelijk signaal aan de Commissie en de Raad af te geven door dit ontwerpstatuut van de Europese besloten vennootschap te verwerpen.
Roberto Fiore (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik denk dat wij op een waarlijk Europese wijze deze crisis van de kleine bedrijven dienen op te lossen. Wij maken in het hele continent de teloorgang mee van kleine en middelgrote bedrijven en het verdwijnen van die bedrijven heeft te maken met moeilijkheden bij het verkrijgen van krediet. Het probleem is dat de banken geen krediet verstrekken aan het bedrijfsleven. Weliswaar proberen een aantal regeringen hun banken te financieren, zodat zij op hun beurt kleine bedrijven financieren. Dat blijkt echter een mislukking te zijn omdat niemand de daadwerkelijke schuldenlast van de banken op dit moment kent.
Ik stel daarom voor dat de lidstaten zich door het nationaliseren van hun centrale bank beijveren voor het drukken van geld, of vouchers die geld vertegenwoordigen, om kleine bedrijven te financieren. Een dergelijk poging heeft de Republiek Taiwan de laatste tijd ondernomen door vouchers uit te geven, die feitelijk gewoon geld zijn. De Republiek Taiwan heeft met het verstrekken van die vouchers op naam aan zijn burgers zo’n drie miljard dollar of euro kunnen uitgeven.
Wij moeten hetzelfde doen: wij moeten krediet verlenen aan kleine bedrijven door als overheid voortaan geld uit te geven in de vorm van creditgeld in plaats van debetgeld.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij in mijn spreekbeurt concentreren op het eerste van de nu aan de orde zijnde vraagstukken, te weten het statuut van de Europese besloten vennootschap. Zoals bekend drijft slechts 8 procent van de Europese kleine en middelgrote ondernemingen - die ongeveer 99 procent van de Europese ondernemingen uitmaken - grensoverschrijdend handel.
Daaruit blijkt dat het beleid voor het aanmoedigen van intracommunautair ondernemen tot nu toe tekort is geschoten. Tevens blijkt dat het noodzakelijk is gerichte maatregelen te treffen om op Europees vlak een uniform en gunstiger regelgevingskader uit te kunnen vaardigen.
De wereldwijze economische crisis treft nu de reële economie, de miljoenen kleine en middelgrote ondernemingen in heel Europa. In de huidige conjunctuur moeten ons doel zijn: kleine ondernemingen, efficiënte ondernemingen.
Het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad gaat de goede kant uit. Dat betekent voor mij dat men moet proberen zoveel mogelijk verlichting te brengen in de administratieve lasten waarmee de Europese kleine en middelgrote ondernemingen geconfronteerd worden ten gevolge van de plaatselijk sterk uiteenlopende vereisten voor de oprichting van een onderneming.
Het soepele en gelijkvormige karakter van een Europese besloten vennootschap, de minimaal vereiste grensoverschrijdende dimensie, de vereenvoudiging van de verificatie van de bij oprichting neergelegde stukken en het beginsel van één euro als kapitaal bij oprichting zijn de hoofdlijnen van een strategie die, naar verwacht mag worden, een nieuwe impuls zal geven aan de ontwikkeling van het intracommunautaire ondernemerschap.
Tot slot wil ik de rapporteur van het verslag, de heer Lehne, van harte gelukwensen met zijn succesvolle inspanningen om de verschillende meningen van de collega’s in de Commissie juridische zaken en in de diverse fracties onder een noemer te brengen.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dankzij het debat van vanavond worden een aantal zaken duidelijk. Zo wil bijvoorbeeld het feit dat het debat over de Europese besloten vennootschap tegelijk met dat over het Europese kleinbedrijf wordt gevoerd, niet zeggen dat de Europese besloten vennootschap per definitie valt onder de categorie Europees kleinbedrijf.
Zoals mevrouw Van den Burg heeft opgemerkt, en ik meen dat ook de heer Wurtz daarop heeft gewezen in zijn kritiek op het voorliggende voorstel, is het statuut van de Europese besloten vennootschap, zoals verwoord in het voorstel van de Commissie en zoals goedgekeurd binnen de Commissie juridische zaken, een instrument voor het oprichten van ondernemingen die groot kunnen zijn en die bepaalde kenmerken hebben, zoals de beperking van de aansprakelijkheid van haar aandeelhouders en de onmogelijkheid verhandeld te worden op de openbare markten. Het statuut van de Europese besloten vennootschap en dat van de nationale besloten vennootschap zijn echter allebei geschikt voor kleine ondernemingen en voor grote ondernemingen.
Welnu, zoals mevrouw Van den Burg heeft gezegd, is het juist deze flexibiliteit of vormbaarheid van de Europese besloten vennootschap die ons ertoe noopt buitengewoon behoedzaam te zijn. En dat is het werk van de Commissie juridische zaken geweest. Het aanzienlijke aantal door de commissie goedgekeurde amendementen is juist bedoeld om te vermijden dat er, zoals mevrouw Van den Burg opmerkte, een Europees Delaware ontstaat volgens de formule van de Europese besloten vennootschap. Dat is met name van belang voor een van de onderwerpen die de heer Wurtz zorgen baarden, namelijk medezeggenschap van de werknemers in de onderneming.
Ik meen dat de in de Commissie juridische zaken goedgekeurde bewoordingen die beperkingen duidelijk aangeven. Het is niet een kwestie van het toepassen van de regel van het land van oorsprong, zoals de heer Wurtz zei. Ik zou hem willen aanbevelen de door ons goedgekeurde amendementen te lezen, want overeenkomstig de in de Commissie juridische zaken goedgekeurde normen is er veeleer sprake van een reeks beperkingen die voorkomen dat de normen van het land van oorsprong van toepassing zijn op die ondernemingen waarin de mate van medezeggenschap van de werknemers hoger is dan gebruikelijk. Die zijn in hun geheel opgenomen in de amendementen die we hebben goedgekeurd, en ik meen dat, gelet op deze amendementen, niets goedkeuring van de tekst in de weg staat, zelfs vanuit het standpunt van de heer Wurtz.
Het gaat al met al om een vorm van Europese onderneming die in al onze landen voorkomt en die in het kader van de Europese Unie dient te worden geharmoniseerd. Dat moet evenwel zodanig gebeuren dat de ondernemingen geen virtuele entiteiten worden, maar geworteld zijn in de nationale realiteit en de nationale wetgeving respecteren, met name op een zo delicaat terrein als de inspraak van werknemers.
Ik meen dat de door de Commissie juridische zaken goedgekeurde tekst fundamentele bijdragen levert en de Europese Commissie zou er daarom geen goed aan doen als zij aan deze amendementen voorbijging.
De amendementen van de Commissie juridische zaken zijn juist bedoeld om de tekortkomingen van de tekst van de Europese Commissie te verhelpen en mijns inziens zou het Europees Parlement de tekst met een gerust hart kunnen goedkeuren, niet alleen omdat op het gebied van het kleinbedrijf vooruitgang wordt geboekt maar ook gelet op het beheer van dit soort bedrijf, dat wettelijk geregeld is en dat onderworpen zou zijn aan streng werknemerstoezicht volgens een systeem van medezeggenschap.
Jorgo Chatzimarkakis (ALDE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, nog nooit is het midden- en kleinbedrijf zo belangrijk geweest als vandaag de dag. In de financiële en economische crisis, die door de grote en niet door de kleine bedrijven veroorzaakt is, komt het nu vooral op de kleinere bedrijven aan. Die zullen namelijk weldra ook klappen krijgen, terwijl ze wel een groot deel van de bedrijvigheid voor hun rekening nemen.
In het land dat ik het beste ken, is het MKB goed voor 20 procent van alle octrooien, 40 procent van alle bruto-investeringen, 49 procent van alle omzet, 70 procent van de werkgelegenheid en 80 procent van alle stageplaatsen. Er is een herbezinning nodig. We moeten als het ware op de grote resetknop drukken. We moeten ondernemingszin bevorderen en dat is waar de Small Business Act voor staat.
Ik feliciteer afgevaardigde Herczog met haar verslag. Het komt er nu inderdaad op aan het MKB als exemplarisch te beschouwen, ons stimuleringsbeleid te herzien, bij openbare aanbestedingen de kleinere bedrijven (”Think Small First”) op de voorgrond te plaatsen en de overheid geen ingrepen in de vrije mededinging te laten doen. Vandaar mijn gelukwensen aan uw adres, want lastenverlichting voor arbeidsintensieve branches is wat we nu nodig hebben.
Eoin Ryan (UEN). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik juich dit verslag toe. Ongeveer 80 procent van alle nieuwe banen in de Europese Unie is gecreëerd door het MKB en in mijn eigen kiesdistrict Dublin zijn ongeveer 400 000 mensen in dienst bij zo’n 100 000 ondernemingen in het MKB.
We moeten momenteel alles in het werk stellen om deze ondernemingen in deze moeilijke tijden te steunen. Ik juich het feit toe dat de EIB een fonds van 31 miljard euro heeft voor kleine en middelgrote ondernemingen en ik denk dat er op dit gebied meer moet worden gedaan.
Het terugdringen van de administratieve rompslomp en bureaucratie door de Commissie moet ook worden toegejuicht. Dit levert de Europese Unie een besparing op van ongeveer 2,3 miljoen euro. Ik had onlangs een bijeenkomst met commissaris Verheugen, waarbij we met Ierse zakenlieden spraken over de problemen waarmee ze te maken hadden. Een idee waar we naar moeten kijken, is dat van een moratorium op nieuwe bureaucratische formaliteiten afkomstig van Europa, want daar wordt het bedrijfsleven door verstikt. In deze moeilijke tijden moeten we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ondernemingen het hoofd boven water houden totdat het herstel waar iedereen op hoopt, intreedt.
Maar Europa kan het niet alleen. Er is ook een heel grote rol weggelegd voor de nationale regeringen en de lokale autoriteiten. Als we willen dat onze kleine ondernemingen en de werkgelegenheid in de Europese Unie en in iedere afzonderlijke lidstaat zich stabiliseren, moet we alles in het werk stellen om ze te redden.
De uitdaging van dit moment draait om werk, werk en nog eens werk. We moeten er alles aan doen om de bestaande werkgelegenheid te beschermen en hopelijk slagen we er de komende jaren in nieuwe banen te creëren. Dat is een absolute noodzaak voor ons allemaal.
Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, met de Europese besloten vennootschap wordt geprobeerd de sociale en arbeidsrechten van de werknemers nog sterker te beknotten. Hierbij wordt hetzelfde model gevolgd als bij de Bolkestein-richtlijn. Er wordt weliswaar beweerd dat de kleine en middelgrote ondernemingen baat zullen hebben bij een dergelijke vennootschap, maar dat is slechts een voorwendsel. In werkelijkheid worden daarmee namelijk de monopolistische ondernemingsgroepen versterkt.
Er wordt een vennootschap zonder enig kapitaal gecreëerd (één euro is al voldoende voor oprichting). Deze vennootschap kan een fictieve zetel hebben en deze zetel naar believen verplaatsen. Er zal dan ook gebruik worden gemaakt van de lidstaten met het laagste niveau van bescherming van lonen en sociale rechten. Dan kunnen de lonen zo laag mogelijk worden gehouden, de rechten worden geschonden en zal de werknemers een zo laag mogelijk niveau van verworvenheden en rechten worden toegekend
Deze verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten en is het natuurlijke verlengstuk van de Bolkestein-richtlijn en de bekende, tegen de arbeiders gerichte arresten van het Europese Hof van Justitie in de zaken Viking, Laval en Ruffert. Zij is het gevolg en het resultaat van het Verdrag van Maastricht en de toepassing van de vier vrijheden. De Europese besloten vennootschap is een blamage voor de politieke krachten die voor het Verdrag van Maastricht hebben gestemd. Tijdens de stemming over de Bolkestein-richtlijn hebben zij immers geprobeerd de werknemers in de luren te leggen door leugens vertellen en te zeggen dat niet getornd zou worden aan de rechten van de werknemers.
Om al deze redenen zullen wij tegen de ontwerpverordening stemmen. Degenen die steun geven aan dit volksvijandige beleid, kunnen er erop rekenen dat wie wind zaait, storm zal oogsten.
Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, uit het feit dat het MKB 70 procent van de particuliere werkgelegenheid in Europa voor zijn rekening neemt, blijkt wel hoe ondernemend en vasthoudend deze ondernemingen zijn, want onderdrukkende EU-wetgeving maakt hun het leven onnodig moeilijk.
Daarom herhaal ik mijn eerdere oproep voor een wetgevingspauze voor het MKB tot deze economische recessie voorbij is. De kosten die over de afgelopen tien jaar in het Verenigd Koninkrijk zijn gemaakt in verband met de EU-wetgeving, bedragen naar schatting 107 miljard pond. Die 107 miljard pond had moeten worden besteed aan innovatie, aan intensivering van de export en aan groei. Maar een groot gedeelte ervan moest worden besteed aan de naleving van de wetgeving. De vereenvoudiging van aanbestedingsprocedures, het verminderen van de octrooikosten, versoepeling van de regels over staatssteun en echte maatregelen gericht tegen oneerlijke concurrentie van het Verre Oosten zijn stuk voor stuk van belang voor het succes van het MKB.
We hebben nu meer dan ooit familiebedrijven – kleine ondernemingen – nodig omdat zij beschikken over de betrokkenheid en vasthoudendheid die ons door deze crisis heen kan helpen. Maar ze hebben wel onze hulp nodig en wel in die zin dat ze moeten worden verlost van de zware last van de EU-wetgeving.
Kurt Lechner (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het woord medezeggenschap is hier al een aantal keren gevallen. Ik ga daar nu niet dieper op in, maar wil er in dit verband wel op wijzen dat het vennootschapsrecht in onze lidstaten ook ten dienste staat van de openbare orde en aspecten kent als rechtsbescherming voor schuldeisers en consumenten, of handhaving van de rechtsorde, een functie waaraan de lidstaten door preventieve rechtspleging invulling geven, bijvoorbeeld via de registratieplicht en vormvereisten. Op dit punt bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten.
Het valt in de Commissie juridische zaken te prijzen dat zij zich daar op vele plaatsen in haar verslag rekenschap van geeft door verschillende opties voor de lidstaten open te houden. Helaas doet het eindresultaat deze mogelijkheden te niet, zolang het erbij blijft dat de statutaire en de feitelijke vestigingsplaats, dat wil zeggen de plaats waar de vennootschap daadwerkelijk actief is, van elkaar mogen verschillen, waardoor alle veiligheidsclausules eigenlijk in de lucht komen te hangen. In feite kan de vennootschap haar statutaire zetel geheel naar eigen goeddunken kiezen en zich daarmee onttrekken aan de voorschriften van het land waar zij daadwerkelijk actief is. Naar mijn mening verliezen de lidstaten daarmee de facto - zij het niet de jure - een groot deel van de soevereiniteit over hun vennootschapsrecht en de ordenende functie daarvan, omdat het omzeild kan worden.
Ik zou daar nog aan toe willen voegen dat de degelijkheid van de Europese vennootschap daardoor in principe ook gevaar zou kunnen lopen, tenminste in de lidstaten die zelf strengere eisen stellen. Nu zou je kunnen opperen dat we maar moeten afwachten hoe dit afloopt om een en ander daarna alsnog bij te stellen. Daar zou mee te leven zijn, ware het niet dat de regeling door de eenstemmigheidseis en de gekozen procedures dichtgetimmerd dreigt te raken. Dat is mijn voornaamste zorg. Er is ook geen enkele reden om een dergelijke houding aan te nemen. De jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie is ook maar een noodvoorziening, aangezien we geen richtlijnen voor het overplaatsen van zetels hebben, maar met de Europese vennootschap in zijn huidige vorm zou deze dubbelheid van het zetelbegrip in feite voor altijd als communautair recht vast komen te liggen. Vandaar mijn verzoek aan de Raad om deze kwestie nog eens heel goed tegen het licht te houden.
Juan Fraile Cantón (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, het MKB vormt de ruggengraat van de Europese economie. Dankzij hun grote dynamiek en groeicapaciteit neemt het terecht een vooraanstaande plaats in binnen het communautair beleid.
Wij feliciteren mevrouw Herczog, omdat haar verslag groei van het MKB stimuleert volgens het bepaald niet onbelangrijke beginsel dat de Unie en haar lidstaten in hun politiek en economisch handelen eerst kleinschalig moeten denken.
De Small Business Act bevat wetgevingsvoorstellen en beleidstoezeggingen die de noodzakelijke administratieve, regelgevende en financiële voorwaarden zullen scheppen voor de ontwikkeling van deze sector van de Europese economie. Als gevolg van de huidige crisis en het gebrek aan stabiliteit binnen het financiële stelsel heeft het KMB minder toegang tot krediet, waardoor het zich gehinderd ziet in de uitvoering van zijn gebruikelijke economische activiteiten. Een op Europees niveau gecoördineerd antwoord is nu meer dan ooit nodig en de initiatieven van de lidstaten zouden moeten worden geformuleerd volgens, en aansluiten op, de bepalingen van het vandaag voorliggende document.
Tot slot is het van groot belang om in de periode 2009-2011 een bedrag van 30 000 miljoen euro uit te trekken om de kredietverstrekking aan het MKB te stimuleren. Dit initiatief past binnen het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het initiatief JEREMIE en zal ertoe leiden dat het MKB over steeds meer middelen zal kunnen beschikken.
We zijn er volledig van overtuigd dat de afstemming op communautair niveau en de Europese reikwijdte van het antwoord onmisbaar zijn om zo snel mogelijk de weg van economisch herstel in te slaan.
Patrizia Toia (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, de Small Business Act is bedacht en ontstaan in een andere context dan de huidige, toen er nog sprake was van groei en ontwikkeling. Nu moeten we er in het Parlement onder heel andere omstandigheden goedkeuring aan verlenen, terwijl het MKB een sterk gevoel van onbehagen en grote moeilijkheden kent, daar het volop wordt getroffen door de storm van de industriële en financiële crisis.
Daarom moet de goedkeuring van het voorstel door het Parlement volgens mij allereerst fungeren als een signaal aan het MKB dat het Parlement en de Europese instellingen aan zijn zijde staan en dat ze krachtige steun willen geven aan de wil en de capaciteit van het MKB- in Europa om de storm van de crisis te trotseren.. Wij willen het MKB een steviger positie geven door te wijzen op de prioriteit van dit steunprogramma en door concrete zaken te noemen zoals gestroomlijndere wetgeving en de beschikbaarstelling van instrumenten om hun activiteiten uit te oefenen in een minder vijandige omgeving.
Het tweede punt dat wij mijns inziens duidelijk moeten maken, is het verlenen van steun aan het MKB bij wat vandaag hun grootste probleem is, namelijk de toegang tot krediet, dus toegang tot en de beschikbaarheid van krediet. De fondsen die de EIB ter beschikking heeft gesteld volstaan niet. Het is essentieel dat wij verklaren – en wij zullen dat morgen doen – dat wij meer willen doen voor de kredietverlening aan kleine en middelgrote bedrijven.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de financiële crisis en de daaruit voortvloeiende economische crisis hebben tot gevolg dat werkgevers de wettelijke status van hun ondernemingen trachten te veranderen om de kosten te beperken, met inbegrip van kosten met betrekking tot de rechten van werknemers en sociale verplichtingen. Met het oog hierop gaan ze op zoek naar mogelijkheden om de zetel van hun vennootschap te verplaatsen naar landen waar de regelgeving en de economische omstandigheden mogelijkheden creëren om kosten te besparen, aangezien de wettelijke voorschriften – zoals het minimumloon of de pensioensbijdragen – er minder streng zijn. In het verslag wordt de aandacht gevestigd op het feit dat de grensoverschrijdende verplaatsing van de statutaire zetel van vennootschappen niet tot het omzeilen van wettelijke, sociale en belastingsvoorschriften mag leiden. De rechten van de werknemers mogen niet met voeten getreden worden. We mogen niet toelaten dat onze sociale normen afbrokkelen. Er moet een andere manier gevonden worden om kleine en middelgrote ondernemingen te steunen, bijvoorbeeld het verstrekken van leningen.
Vladimír Remek (GUE/NGL). - (CS) Geachte aanwezigen, in het verslag van mevrouw Herczog inzake het midden- en kleinbedrijf hebben we het over 70 procent van het totaal aantal arbeidsplaatsen, alsook over 70 procent van de BTW-ontvangsten in de EU. Om die reden wil ik het initiatief van de rapporteur niet alleen alle lof toezwaaien, maar ook van harte ondersteunen. Het moge duidelijk zijn dat het midden- en kleinbedrijf erg te lijden heeft onder de huidige crisis. Om die reden dienen we er voor te zorgen dat het algemeen publiek beter geïnformeerd is over het midden- en kleinbedrijf. Ook het midden- en kleinbedrijf loopt nog altijd tegen grote obstakels aan. Zo heeft het een veel slechtere toegang tot leningen dan de giganten. En dan zijn er nog al de administratieve poespas en bureaucratie, die ook extra zwaar zijn voor het midden- en kleinbedrijf. Ook is het voor het midden- en kleinbedrijf in Europa veel moeilijker dan in de VS en talrijke Aziatische landen om overheidsopdrachten in de wacht te slepen. We zeggen hier dat deze bedrijven van cruciaal belang zijn voor de gezondheid van de Europese economie. Laten we ze dan ook in deze tijd van crisis, een crisis die alsmaar sneller om zich heen grijpt en veroorzaakt is door de financiële giganten en de multinationals, de kans geven om deze bewering waar te maken.
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de goedkeuring van het statuut van de Europese besloten vennootschap zal het mogelijk maken om dergelijke ondernemingen op te richten die in alle lidstaten op dezelfde basis hun activiteiten zullen kunnen ontplooien. De voornaamste doelstelling bestaat in het wegwerken van de huidige hinderlijke regelgeving voor internationaal opererende kleine en middelgrote ondernemingen. Om een internationale activiteit te kunnen ontwikkelen, dienen kleine en middelgrote ondernemingen de facto een vennootschap op te richten in het doelland. Het spreekt vanzelf dat deze procedure, gezien het feit dat er in de Europese Unie 27 verschillende rechtsstelsels bestaan, torenhoge kosten met zich meebrengt. In het geval van de Europese besloten vennootschap zullen eigenaars hun onderneming overal in dezelfde vorm kunnen registreren, los van het feit of ze in hun eigen land of in een andere EU-lidstaat opereren. De besparingen in tijd en middelen in verband met juridisch advies, management en administratieve procedures zullen de procedure ongetwijfeld eenvoudiger en toegankelijker maken voor ondernemers die willen investeren.
Een van de punten die sceptici de meeste zorgen baren, betreft het feit dat er bij de oprichting van de vennootschap geen eisen worden gesteld met betrekking tot een minimumkapitaal dat voldoende hoog is om de schuldeisers te beschermen. Niets is minder waar. De naamloze vennootschap – de populairste vennootschapsvorm ter wereld – vormt het bewijs dat een vennootschap ook zonder de vereiste van een minimumkapitaal succesvol kan zijn. In de wereld van vandaag heeft het minimumkapitaal zijn belangrijkste functie verloren, namelijk de bescherming van crediteuren. In het geval van de Europese besloten vennootschap wordt deze bescherming door andere mechanismen gewaarborgd, die vooral gebaseerd zijn op de toegenomen transparantie van de activiteiten van de vennootschap en nauwere samenwerking met de schuldeisers. Handelspartners besteden tegenwoordig veel minder aandacht aan het minimumkapitaal dan aan de kasstroom of de zogenaamde cashflow, die veel meer zegt over de solvabiliteit van een vennootschap dan het kapitaal alleen.
Mijn laatste opmerking betreft de werknemersrechten, aangezien vakbonden vrezen dat net in deze context de eerder bereikte normen overboord zullen worden gegooid. Naar mijn mening is dit echter loos alarm. Het voorgestelde statuut bevat immers een ondubbelzinnige bepaling die stelt dat het werknemersmedezeggenschap volgens de nationale wetgeving verloopt. Het feit dat de drempel voor het werknemersmedezeggenschap te laag wordt gelegd, zou wel eens afbreuk kunnen doen aan de aantrekkelijkheid van de Europese besloten vennootschap. Ik ben van mening dat we aan een minimumaantal van vijfhonderd werknemers moeten vasthouden, om kleinere ondernemingen niet met extra kosten op te zadelen.
Antolín Sánchez Presedo (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, het MKB zou meer aandacht moeten krijgen binnen de Europese Unie, want het vertegenwoordigt 99 procent van de bedrijvigheid, 70 procent van de beroepsbevolking en bijna 60 procent van de Europese toegevoegde bedrijfswaarde, en het vervult een fundamentele rol in de Europese diversiteit, innovatie en cohesie.
Het is beslist noodzakelijk het MKB te voorzien van een geïntegreerd kader dat de ondernemingsgeest versterkt, dat strookt met het principe om bij het opstellen van beleid eerst te denken volgens het beginsel “Think Small First”, en dat zijn enorme potentieel stimuleert. De overheid moet zich aanpassen aan zijn behoeften en familiegerichtheid om het voortbestaan, de overdracht en, met name in geval van ziekte, pensionering of overlijden, de liquidatie ervan mogelijk te maken.
De 23 miljoen kleine en middelgrote Europese bedrijven kunnen niet onderworpen zijn aan dezelfde eisen als de 41 000 grote ondernemingen. Het MKB vraagt om een eenvoudiger wetgevingskader, zonder buitenproportionele lasten. Dat is de insteek van het statuut van de Europese besloten vennootschap, de initiatieven om een bedrijf binnen 48 uur op te richten, de administratieve kosten met 25 procent te verlagen in de periode tot 2012, een eenloketsysteem voor de btw op te zetten, en verlaagde tarieven voor arbeidsintensieve, lokaal geleverde diensten in te voeren, en een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting.
Het MKB zou meer moeten deelnemen aan de interne markt en overheidsopdrachten. Op dit moment is slechts 8 procent grensoverschrijdend actief en neemt 42 procent deel aan openbare aanbestedingen. Er zou meer evenwicht in de concurrentievoorwaarden kunnen worden gebracht door vrijstelling van nieuwe categorieën staatssteun mogelijk te maken, samenwerking te bevorderen en de richtlijn inzake betalingsachterstand te wijzigen om betaling binnen dertig dagen te garanderen, en door hindernissen weg te nemen voor deelname aan openbare aanbestedingen.
In deze tijden van crisis zijn Europese maatregelen om toegang van het MKB tot krediet tegen een gepaste prijs te waarborgen, van vitaal belang. Hetzelfde geldt voor het voortdurend opvoeren van de overdracht van kennis en de doelmatigheid van ondersteunende diensten.
Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, wij weten dat kleine ondernemingen de ruggengraat van onze economie vormen. Juist nu moeten de EU en de lidstaten door minder regels, minder bureaucratie, en lagere kosten het zowel de huidige als de toekomstige kleine ondernemingen gemakkelijker maken. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben een heel ander potentieel dan de traditionele grote bedrijven om zich aan nieuwe omstandigheden aan te passen en om nieuwe ontdekkingen en technieken toe te passen.
Behalve dat het de kleine ondernemingen gemakkelijker moet worden gemaakt om deel te nemen aan overheidsopdrachten door een betere toegang tot de interne markt, het vergemakkelijken van toegang tot financiering en het non-discriminatoir maken van regels voor staatssteun, moet er ook een gedragsverandering plaatsvinden die de besluitvorming op scholen, hogescholen en in het beroepsleven doordesemt. Onderzoek toont aan dat er een sterke correlatie is tussen ondernemingsgeest en economische groei. Het toekomstige Zweedse voorzitterschap zal zich gericht inspannen om het vrouwelijk ondernemerschap te vergemakkelijken, een belangrijke Europese strategie voor de toekomst.
Pilar del Castillo Vera (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, het is belangrijk dat wij voor ogen houden dat dit debat in laatste instantie niet gaat over een wetgevingsnorm, een communautaire norm voor alle lidstaten, maar over een reeks benchmarks waarmee wordt getracht te bereiken dat alle lidstaten van de Europese Unie het MKB voortaan op eenzelfde manier benaderen.
Deze kwestie kent tal van facetten, maar ik zal me beperken tot drie daarvan die naar mijn vaste overtuiging van belang zijn:
In de eerste plaats is daar de noodzaak tot het wegnemen van een groot aantal van de juridische hindernissen, een groot deel van de overbodige regels, die – in sommige landen zelfs in buitengewone mate – een enorm struikelblok vormen bij het opzetten, oprichten en ontwikkelen van kleine ondernemingen. Die bureaucratische rompslomp kost deze bedrijfjes veel tijd en middelen die zij veel beter aan andere zaken zouden kunnen wijden.
In de tweede plaats doel ik op onderwerpen in verband met technologische innovatie en toegepast onderzoek. Op dit punt is eveneens een dubbele inspanning nodig om te bereiken dat het MKB toegang krijgt tot de communautaire programma’s die in menig geval ook kampen met een overdreven regelzucht.
En ten slotte ben ik van oordeel dat de relatie tussen het MKB en de wereld van vorming en onderwijs van fundamenteel belang is. Als de kleine bedrijfjes zich namelijk niet ontwikkelen tot een omgeving waar aanvullende praktijkvorming op de diverse niveaus vanzelfsprekend is, laten wij – of beter gezegd, de bedrijfjes zelf – een kans op buitengewoon waardevolle middelen voorbijgaan, en daarmee bedoel ik medewerkers in opleiding.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het huidige wetgevingsvoorstel stemt in grote mate overeen met de resolutie met aanbevelingen aan de Commissie over het statuut van de Europese besloten vennootschap, die het Europees Parlement twee jaar geleden heeft aangenomen. Dit voorstel is gericht op de invoering van een uniforme ondernemingsvorm in het Gemeenschapsrecht, die aantrekkelijk moet zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen en op vereenvoudigde voorwaarden gebaseerd zal zijn, met zo weinig mogelijk bureaucratische beslommeringen.
Het door de Commissie voorgestelde minimale maatschappelijk kapitaal van tienduizend euro kan het imago van de vennootschap ten goede komen en de onderneming een zekere mate van geloofwaardigheid verschaffen. Anderzijds is het in bepaalde EU-lidstaten moeilijker om dit bedrag te verzamelen dan in andere. Het minimumkapitaal mag bij de oprichting van een onderneming geen ernstige belemmering vormen. In dit verband onderschrijf ik het door de Commissie juridische zaken goedgekeurde compromisamendement dat stelt dat de Europese besloten vennootschap slechts over een maatschappelijk kapitaal van ten minste 1 euro moet beschikken, maar tegelijkertijd het leidinggevende orgaan van de vennootschap verplicht om een solvabiliteitsattest te ondertekenen.
Wat de medezeggenschap van de werknemers in de onderneming betreft, zou de wetgeving van de lidstaat waar de vennootschap haar statutaire zetel heeft doorslaggevend moeten zijn. Op deze regel moet echter een uitzondering worden gemaakt indien een bepaald deel van de werknemers van de vennootschap door de toepassing van de wetgeving van het land waar de statutaire zetel van de Europese vennootschap zich bevindt, een duidelijk lager niveau van medezeggenschap zou krijgen dan in de lidstaat waar zij daadwerkelijk werken. In dat geval zal van de bedrijfsleiding van de Europese vennootschap worden verlangd dat zij in het kader van onderhandelingen met de vertegenwoordigers van de werknemers tot overeenstemming komt over een uniforme medezeggenschapsregeling voor de gehele vennootschap.
Tot slot wil ik hier nog aan toevoegen dat deze nieuwe vennootschapsvorm niet in de plaats komt van de andere ondernemingsvormen die momenteel in de verschillende landen bestaan. Ze biedt hiervoor wel een alternatief, maar alleen indien aan de specifieke voorwaarden voor de oprichting van een dergelijke vennootschap is voldaan.
Giles Chichester (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als kleine zakenman met zo’n 25 jaar ervaring in de “echte wereld” steun ik de algemene strekking van de Small Business Act en het verslag van mevrouw Herczog van mijn commissie.
Ik juich met name het voorstel voor een richtlijn inzake verlaagde btw-tarieven voor arbeidsintensieve en lokaal geleverde diensten toe, vooral op dit moment.
Ik juich ook de amendementen toe waarin wordt opgeroepen de resultaten van de groep op hoog niveau op het gebied van administratieve lasten ten uitvoer te leggen. Als kleine ondernemingen ergens mee geholpen zijn, is het wel het verminderen van de administratieve lasten.
Ik juich ook het amendement toe waarin wordt opgeroepen om spoedig een overeenkomst te sluiten over het Gemeenschapsoctrooi, die is toegesneden op de behoeften van het MKB. Let wel, “spoedig” en “Gemeenschapsoctrooi” zijn geen woorden en begrippen die goed samen gaan.
Ik juich ook de oproep om de toegang tot financiering te verbeteren toe, omdat dat, in het huidige economische klimaat, van cruciaal belang is voor het overleven, en zeker het bloeien, van kleine ondernemingen.
Ik heb evenwel twee reserves. De eerste betreft het voorstel voor een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting. Ik vind namelijk dat dit ten koste gaat van de flexibiliteit van het MKB en ook die van de lidstaten. Ten tweede heb ik zelf zo mijn twijfels over de voordelen van het wijzigen van de richtlijn inzake betalingsachterstand. Ik heb persoonlijk altijd getwijfeld aan het nut van deze maatregel voor kleine ondernemingen, omdat ik vind dat ze hun kredietaangelegenheden beter zelf kunnen regelen dan dat ze deze overlaten aan de wetgeving.
Joel Hasse Ferreira (PSE) - (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, beste collega’s, in dit verslag over het MKB proberen we het belang van kleine en middelgrote bedrijven te benadrukken, met inbegrip van familiebedrijven en bedrijven in de sociale economie. Ik wil mevrouw Herczog feliciteren, want haar verslag is belangrijk voor deze sector. Er zijn op dit gebied al andere documenten en teksten verschenen en daarom is het van belang dat ze met elkaar convergeren. Ik zou het Europese EUROSTARS-programma en het verslag over precommerciële verbintenissen willen noemen.
Mevrouw de Voorzitter, ook wijst het verslag op de talloze manieren om de bureaucratische rompslomp te verminderen en het stichten van dit soort bedrijven te vergemakkelijken: het benutten van hun capaciteit om initiatieven te nemen, het faciliteren van het opstarten van nieuwe activiteiten, het maken van nieuwe producten, nieuwe diensten die toegesneden zijn op de behoeften van consumenten en andere bedrijven en het versterken van de Europese economie. Ik zou evenwel willen wijzen op de zeer belangrijke zaak die het verslag-Herczog in paragraaf 47 behandelt, namelijk de overdracht van bedrijven. Het verdient aanbeveling dat de lidstaten hun juridische en fiscale regelgeving op dit vlak in bepaalde opzichten verbeteren, daar de huidige regels in de meeste lidstaten de overdracht van met name familiebedrijven kan ontmoedigen, waardoor het risico van liquidatie of sluiting van het bedrijf toeneemt. Daarom dienen de lidstaten hun juridische en fiscale regelgeving zorgvuldig te toetsen om de voorwaarden voor het overdragen van bedrijven te verbeteren en doeltreffende modellen te bevorderen en toe te passen voor de overdracht van bedrijven ten bate van de werknemers als alternatief voor sluiting van het bedrijf. Die maatregelen zouden het behoud van werkgelegenheid en het herinvesteren van winst ter bevordering van een betere ontwikkeling van die bedrijven mogelijk maken.
Tot slot zou ik willen benadrukken dat steun aan innoverende projecten van kleine en middelgrote bedrijven en gemakkelijker toegang tot de Europese fondsen en krediet, met name onder de huidige omstandigheden maar niet alleen, belangrijke factoren zullen zijn voor de steunverlening aan het MKB.
Dragoş Florin David (PPE-DE). – (RO) Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan het adres van de rapporteur en al diegenen die meegewerkt hebben aan misschien wel het belangrijkste stuk wetgeving van deze zittingsperiode.
Ik wil er met nadruk op wijzen dat wij het MKB en ondernemerschap met name voor vrouwen van het grootste belang achten en omdat we zojuist de Internationale Vrouwendag gevierd hebben, wil ik hun mijn beste wensen doen toekomen. Daarnaast moet ik toegeven dat dit een behoorlijk complex wetsvoorstel is geworden, waarin we alles opgenomen hebben wat met het MKB samenhangt: ontbureaucratisering, het bijzondere belang van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten binnen de kleinere bedrijven en de financiële implicaties daarvan.
Ik verwacht dat er in de huidige economische crisis een positieve werking van deze regeling uit zal gaan, omdat de Europese economie behoefte heeft aan cohesie en de voornaamste kracht daarachter, het MKB. Om die reden moeten we Commissie en Raad zo krachtig mogelijk ondersteunen en de goedkeuring van dit wetsvoorstel bespoedigen. Op die manier laten we de kracht en de dynamiek uitkomen die de Europese economie in deze bedrijfssector vertoont en houden we vast aan alles waar Europese bedrijvigheid voor staat.
Ten slotte dienen we de Commissie aan te sporen de nodige geldbronnen aan te boren om zoveel mogelijk kredietmechanismen binnen het bereik van deze bedrijven te brengen.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) In verband met het verslag over kleine en middelgrote ondernemingen wil ik in de eerste plaats de Commissie en vooral de rapporteur, mevrouw Herczog, bedanken voor hun uitmuntende werk. Tegelijkertijd betreur ik het dat dit verslag niet is opgesteld volgens artikel 39 van het Reglement, waarin staat dat er om concrete wetsvoorstellen moet worden gevraagd bij de Commissie.
Ik vind het ook belangrijk dat we de lidstaten concreet opleggen dat ze in hun jaarlijkse voortgangsverslagen over de Lissabondoelstellingen gewag maken van hun vorderingen. Anders blijft de meerderheid van de hier geformuleerde goede adviezen slechts op papier bestaan. Ik ben het ook eens met Edit Herczog dat het feit dat de nieuwe lidstaten, met name de landen buiten de eurozone, een voorkeursbehandeling krijgen een belangrijke politieke consequentie is van deze hele exercitie. Zij verkeren in een bijzonder moeilijke situatie, afgezien van de achtergestelde positie waarin kleine en middelgrote ondernemingen zich in het algemeen toch al bevinden, terwijl ze juist bij de bezwering van de crisis een uitermate belangrijke rol zouden kunnen spelen.
Om slechts enkele elementen van de interne markt te noemen: het is wel degelijk een probleem dat slechts 8 procent van het MKB grensoverschrijdende activiteiten verricht; dit percentage moet worden opgeschroefd. Hiervoor is het nodig dat dergelijke activiteiten voornamelijk met mentoracties vooruit worden geholpen, enerzijds door de administratieve lasten te verlichten, anderzijds door hulp te bieden bij btw-gerelateerde activiteiten, zoals het eenloketsysteem of een verlaagd btw-tarief. Daarnaast moet ook op communautair niveau een sterkere oriëntatie op het MKB worden bevorderd bij openbare aanbestedingen, bijvoorbeeld door kleine en middelgrote ondernemingen vaker aan te wijzen als hoofdaannemer of expliciet aanbestedingen voor hen uit te schrijven.
De SME Circle, waarvan ik voorzitter ben, wil nadrukkelijker resultaat zien bij de verwezenlijking van een diepgaand garantie- en kredietsysteem op Europees niveau. Ik hoop dat de nieuwe mogelijkheid van de Europese Investeringsbank de daaraan verbonden beloften inlost. Voor de snelle implementatie van de betalingsrichtlijnen en ter overbrugging van de schulden moeten er echter gecoördineerde stappen worden genomen op nationaal niveau. Al met al is het zowel voor het vinden van nieuwe markten als om de administratieve uitdagingen het hoofd te kunnen bieden van belang dat het mentorsysteem wordt versterkt in de lidstaten en dat de EU zo snel mogelijk de nodige hulp levert aan deze onderneming.
Jacques Toubon (PPE-DE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met de bespreking en de goedkeuring van dit statuut van de Europese besloten vennootschap en ik wil met name wijzen op de verdienste van onze rapporteur, de heer Lehne. Ik denk dat de tekst die door onze vergadering zal worden aangenomen, op enige wijze zijn naam zal dragen. Deze Europese besloten vennootschap zal de geschiedenis ingaan als de vennootschap Klaus-Heiner Lehne.
Ik wil over één punt iets opmerken. De heer Becsey heeft er zojuist op gewezen, en ik deel zijn mening. Ik denk dat de in het compromis voorgestelde bepalingen met betrekking tot de participatie van werknemers indruisen tegen de doelstelling, namelijk een eenvoudig en doeltreffend statuut voor kleine en middelgrote bedrijven.
Ik denk dat we een verkeerde weg inslaan als medezeggenschap verplicht wordt op een dergelijk niveau, dat wil zeggen voor dusdanig kleine bedrijven. Ik begrijp heel goed dat we gehecht zijn aan dit systeem van sociaaleconomisch beheer dat zijn diensten heeft bewezen, maar ik denk dat een deel van de doeltreffendheid van het voorgestelde statuut dat goedgekeurd wordt verloren gaat als kleine ondernemingen medezeggenschapsstelsels moeten invoeren die mijns inziens alleen geschikt zijn voor grote ondernemingen. Afgezien van dit voorbehoud vind ik dat er een uitstekende tekst op tafel ligt.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, dinsdag, om 12.00 uur plaats.
Martí Grau i Segú, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst de adviseur, mevrouw Herczog, bedanken voor haar verslag en voor haar samenwerking met de rapporteurs voor advies van de overige commissies.
Als rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming wil ik heel in het kort drie elementen noemen die ons essentieel lijken – hoewel we ook op andere punten zeer ruime consensus hebben bereikt – en die wij zouden willen belichten in het advies waaraan op dit moment wordt gewerkt.
In de eerste plaats is er de noodzaak maatregelen te treffen voor de situatie die vaak ontstaat op het moment van pensionering van de eigenaar van een klein of middelgroot bedrijf. Maar al te vaak betekent dit dat het bedrijf ophoudt te bestaan of opgaat in een grotere onderneming, waardoor het niet langer een kleine of middelgrote onderneming is.
In de tweede plaats wil ik de waarde van training als kernonderdeel benadrukken, zowel om de capaciteit van de bedrijven en hun medewerkers te verbeteren als om de maatschappelijke waarde van de bedrijven in uitgebreidere zin te belichten.
Ten slotte verdienen vrouwen bijzondere aandacht, aangezien zij nog altijd veel problemen ondervinden bij het exploiteren van dit soort bedrijven.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik neem het woord omdat ik wil reageren op de bespottelijke opmerkingen die de heer Allister eerder deed over de vermeende kosten die EU-wetgeving voor ondernemingen, met name Britse ondernemingen, met zich meebrengt.
Deze opmerkingen zijn gebaseerd op de resultaten van een aantal zogenaamde onderzoeken en de steeds sensationelere berekeningen van deze kosten die de Britse eurosceptische pers momenteel rondstrooit.
Maar deze onderzoeken gaan op drie punten mank. Ten eerste wordt overdreven hoeveel wetgeving niet op nationaal niveau maar op EU-niveau wordt aangenomen. Het zou gaan om 50 procent, terwijl uit de meeste nationale studies blijkt dat dit tussen de 6 en 15 procent is. Ten tweede wordt geen rekening gehouden met het feit dat EU-wetgeving, als het goed is, ondernemingen helpt kosten te besparen en de bureaucratie terugdringt doordat er wordt gewerkt met maar één stelsel van regels – gemeenschappelijke regels voor de gemeenschappelijke markt – in plaats van 27 uiteenlopende en afzonderlijke. Ten derde wordt geen rekening gehouden met het feit dat wanneer we wel kosten opleggen, dit vaak bewust gedaan wordt om in een later stadium geld te besparen. Wanneer we een systeem van gezondheidswaarschuwingen voor sigaretten voorschrijven of wanneer we voorschrijven dat geleidelijk een einde moet worden gemaakt aan het gebruik van asbest in onze producten en op de werkplek, doen we dat om in een later stadium de kosten voor de gezondheid te verminderen en mensenlevens te redden.
In deze onderzoeken wordt ironisch genoeg geen poging gedaan een evenwichtig beeld te schetsen en het is schandalig dat iemand die beweert al zijn kiezers te vertegenwoordigen, de discussie maar van één kant bekijkt.
Ieke van den Burg (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is jammer dat de heer Toubon weggaat, want ik wilde reageren op een beschuldiging die hij uitte in verband met ons compromis: namelijk dat het nieuwe zware lasten voor het MKB met zich meebrengt. Het is in feite zo dat in het compromis de status quo voor fusies, splitsingen en overplaatsingen van zetels wordt hersteld. Wat betreft nieuwe ondernemingen die met niets beginnen: er is een redelijk hoge drempel voor bedrijven met minder dan vijfhonderd werknemers. Voor bedrijven met tussen de vijfhonderd en de duizend werknemers geldt hetzelfde als in de andere richtlijnen. Je kunt niet zeggen dat de status quo hierdoor nog zwaarder wordt; deze wordt lichter. In deze raadpleging met de sociale partners willen we ons buigen over vereenvoudiging en een beter systeem dat in de hele EU geharmoniseerd is.
Ján Figeľ, Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank iedereen voor een zeer boeiend debat. Ten eerste verontschuldig ik me namens mijn collega, Charlie McCreevy, die morgenochtend vroeg een verplichting heeft in verband met Ecofin. Zijn afwezigheid heeft te maken met de voorbereidingen hiervoor.
Ik wil graag ingaan op een paar van de punten die naar voren zijn gebracht. De respons draait deels om het algehele proces dat we met z’n allen volgen, waaronder bijvoorbeeld de grote politieke signalen die het Parlement in 2009 heeft afgegeven aan het MKB. Deze bieden een goede stimulans, vooral in tijden van crisis en zeker aangezien we geloven dat het MKB een zeer groot potentieel biedt en dat het MKB bijzondere aandacht verdient – bijvoorbeeld door mainstreaming van de verbinding tussen onderwijs, opleiding en het MKB.
Ik ben blij dat we, sinds 2007, samen met DG Ondernemingen en commissaris Verheugen hebben gewerkt aan ondernemerschapsonderwijs. Dit is heel erg nodig in Europa, en het blijft achter bij vele andere gebieden. Ik zou diverse voorbeelden van goede instrumenten kunnen noemen – zoals Erasmus voor jonge ondernemers – maar daar wil ik het nu niet over hebben. Het is een proces van diverse kwesties rond de toegang tot financiering. De EIB maakt momenteel ruimte en capaciteit vrij voor kredieten: dertig miljard euro voor het MKB, één miljard euro per jaar meer voor middelgrote ondernemingen en een extra miljard euro voor mezzanine-financiering.
Zoals u weet, hebben we onlangs besloten de regels voor staatssteun te versoepelen en de de minimis-drempel tot 500 000 euro te verhogen. Dit betekent in het algemeen betere voorwaarden voor intensievere staatssteun. Hierdoor wordt het ook eenvoudiger subsidies te verstrekken voor de productie van groene producten.
De heer Karas sprak over de Small Business Act (SBA). Enkele lidstaten houden al toezicht op de tenuitvoerlegging van de SBA en rapporteren hier al over. Dat was het geval in 2008, en vanaf 2009 zullen de lidstaten jaarlijks een beoordeling uitvoeren als onderdeel van alle nationale hervormingsprogramma’s. Dan weten we dus meer, en deze cultuur van mainstreaming en steun zal zich verder ontwikkelen.
Wat openbare aanbestedingen en het MKB betreft: de Commissie heeft uitgebreide raadplegingen gehouden met belanghebbenden, waaronder ondernemersorganisaties. Eén echt probleem speelt bij de toepassing van de regels door overheidsafnemers. Er moet meer concurrentie komen, meer transparantie en geen discriminatie, maar het goede nieuws is dat 42 procent van de capaciteit boven de EU-drempels al naar het MKB in de Europese Unie gaat en dat is een heel belangrijke steun.
De heer Wurtz sprak over de scheiding van statutaire zetel en hoofdkantoor en de problemen van een mogelijke uitholling van de werknemersmedezeggenschap. De scheiding van de statutaire zetel en het hoofdkantoor bij het MKB is al algemeen gebruik in de helft van de lidstaten, waaronder de lidstaten met zeer hoge garanties op het gebied van sociaal beleid. Deze scheiding zorgt voor de flexibiliteit die bedrijven nodig hebben wanneer ze in meer dan één land handel voeren.
Wat het verzoek van de heer Beaupuy omtrent een termijn van dertig dagen betreft: dit moet worden geregeld in het voorstel over betalingsachterstand dat al in de maak is en dat de Commissie, als het goed is, vóór het eind van de maand aanneemt.
Er is hier al veel gesproken over de kwestie van raadpleging en werknemersmedezeggenschap – en niet alleen vandaag. De Commissie heeft, in het kader van haar voorbereidingen, tussen juli en oktober 2007 een publieke inspraakronde gehouden over de mogelijke Europese besloten vennootschap. Vertegenwoordigers van vakbonden, waaronder Europese vakbonden, hebben hun standpunten tijdens conferenties uiteengezet, vooral in 2008. In maart 2008 is er een belangrijke conferentie gehouden en we hebben deze vraagstukken dat jaar verschillende malen besproken met deskundigen van Europese vakbonden. Ik wil één belangrijke kwestie onderstrepen, namelijk de rechtsgrondslag. Dit punt valt niet onder artikel 138, omdat het hier niet gaat over sociaal beleid, maar onder artikel 308, waardoor het een ander soort initiatief wordt op basis van unanimiteit van de lidstaten. Er was geen reden om een specifieke raadplegingsprocedure te lanceren op grond van het eerstgenoemde artikel.
Ik herinner u eraan dat we ons al op grote naamloze vennootschappen richtten toen we het voorstel over de Europese vennootschap lanceerden en dat het voorstel inzake de Europese besloten vennootschap op het MKB gericht was. De rechten van de werknemer op het gebied van informatie en raadpleging zijn in 2001 geregeld in de eerste richtlijn inzake de Europese vennootschap.
Sinds 2002 hebben we een algemeen kader voor de informatie en raadpleging van de werknemers in de Europese Unie. Er is geen reden om deze regels terzijde te schuiven en in dit huidige voorstel over de Europese besloten vennootschap met een andere oplossing te komen.
Als we de collectieve rechten van werknemers willen verbeteren, wat onze bedoeling is, moeten we dat niet voor één soort bedrijf doen, maar door middel van een meer algemeen initiatief waarbij ook rekening wordt gehouden met de verschillende tradities in de lidstaten.
We hebben al belangrijke vooruitgang geboekt bij de beoordeling van de rechten van werknemers in het statuut van de Europese besloten vennootschap. Er zullen vervolgmaatregelen worden overwogen wanneer de beoordeling in 2010 volledig is afgerond.
Een paar keer kwam de vraag naar voren waarom er niet meer aandacht is besteed aan belasting en verslaggeving. Ik wijs u erop dat we niet op alle terreinen een algemene wetgevende bevoegdheid hebben. Wetgevingsinitiatieven over vennootschapsrecht, insolventierecht, verslaggevingsrecht en belastingrecht zijn gebonden aan een zeer specifieke en vaak beperkende rechtsgrondslag in onze Verdragen en het bestaande Verdrag biedt nauwelijks een basis voor een uitgebreid pakket vennootschapsrecht.
Tot slot dank ik u voor een zeer open en constructief debat en voor de wezenlijke samenwerking op het gebied van MKB-beleidskwesties. Ik zie hier veel vrienden van het MKB. De aanbevelingen uit het eerste verslag worden meegenomen bij de tenuitvoerlegging van het actieplan en vooral ook bij alle relevante kwesties betreffende kleine ondernemingen.
Wat het verslag van de heer Lehne betreft: er moet nog een hoop werk worden verricht om overeenstemming in de Raad te bereiken. We hebben wat tijd nodig, vooral met het oog op de unanimiteit, maar uw inspanning kan de sfeer echt verlichten en ertoe bijdragen dat er werkelijk consensus en goedkeuring worden bereikt. We willen de voortgang bevorderen en een statuut tot stand brengen waar Europese ondernemingen echt iets aan hebben.
Wat grensoverschrijdende overplaatsingen van zetels van vennootschappen betreft: de Commissie is het ermee eens dat ondernemingen de vrijheid moeten hebben hun zetel binnen de Europese Unie te verplaatsen, mits de rechten van belanghebbenden, crediteuren en werknemers gegarandeerd zijn. We moeten derhalve het juiste evenwicht zien te vinden tussen vrijheid van vestiging en de belangen van derden.
Tot slot wijs ik erop dat dit het Europese jaar van de creativiteit en innovatie is en dat het van groot belang is te beschikken over een benadering die de creatieve mogelijkheden van onze bedrijven naar voren weet te brengen. Mensen zijn heel belangrijk, niet alleen omdat er een crisis gaande is, maar ook omdat niets zoveel mogelijkheden biedt als mensen. Kwesties zoals intellectuele eigendomsrechten of het Gemeenschapsoctrooi kunnen in de nabije toekomst op een politiek ruimdenkender en openhartiger wijze tegemoet getreden worden. Europa zou op een meer innovatieve en creatieve wijze steun kunnen bieden aan het MKB.
Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ik heb vier opmerkingen. Allereerst de zeteloverplaatsingsrichtlijn. Ik vind dat de Europese Commissie haar standpunt moet herzien. Ze loopt namelijk gevaar zich in vakkringen belachelijk te maken. Wie beweert dat een zeteloverplaatsing te regelen valt door in een naburig land een onderneming te stichten en vervolgens krachtens de fusierichtlijn de eigen onderneming met deze nieuwe te laten versmelten, is qua bureaucratie nauwelijks nog te overtreffen. We hebben het hier over ontbureaucratisering en zeggen dat we hindernissen voor het MKB weg willen nemen. Dit voorstel toont eens te meer aan hoe onzinnig het voor de Commissie is te volharden in haar weigering met een initiatief voor een veertiende richtlijn te komen. Het houdt advocaten aan het werk, maar verder is er niemand mee gediend.
Mijn tweede punt betreft de medezeggenschap. Mevrouw Van den Burg wijst er terecht op dat het echte MKB in het geheel niet getroffen wordt door het door ons voorgelegde compromis . Het gaat er uitsluitend om dat misbruik wordt voorkomen en dat de reikwijdte van de verordening wordt uitgebreid naar grote ondernemingen, die gezien hun werknemersaantallen beter onder de Europese naamloze vennootschap dan de Europese besloten vennootschap geschaard kunnen worden. De tekst gaat bijna helemaal over misbruik.
Ten derde de zeteltheorie. Er zijn nog maar zeven lidstaten die de zeteltheorie aanhangen. Zeven nog maar! Duitsland als grootste lidstaat is vorig jaar van de zeteltheorie afgestapt. Het Europese Hof van Justitie steunt de theorie evenmin en laat haar hoogstens bij uitzondering gelden, zoals in het geval van Cartesio. De race is gelopen. Nog langer discussiëren is vruchteloos.
Ten vierde wil ik opmerken dat de argumenten die links – waarvan bij de eerdere discussie trouwens niet één vertegenwoordiger aanwezig was – tegen het voorstel aanvoert de inhoud van het verslag geen recht doen. Wat dat betreft heeft afgevaardigde Medina volkomen gelijk. Alles wat men aan kritiek geuit heeft, wordt eigenlijk door de inhoud van het verslag weerlegd. Misschien moet men bij links toch overwegen het verslag en de moties nog eens door te lezen en dan opnieuw fractieberaad te houden.
Edit Herczog, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is heel jammer dat niet al mijn kiezers hier aanwezig zijn, want het was prachtig om te horen hoe al die Parlementsleden uit al die verschillende landen en al die verschillende partijen mijn verslag over de Small Business Act toejuichten. Maar ik moet zeggen dat mijn verslag niet mogelijk was geweest zonder de Commissie, met name de heer Verheugen en zijn team kleine ondernemingen, mevrouw Le Bail en anderen. Ik had het verslag ook niet kunnen schrijven zonder de interfractiewerkgroep kleine ondernemingen.
De meeste van mijn collega’s waren het met alles in het verslag eens, zoals wel blijkt uit het bescheiden aantal amendementen dat werd ingediend. Enkele collega’s vroegen waarom het verslag niet juridisch bindend is. Het is om diverse redenen niet juridisch bindend. Maar morgen zullen we vragen om een hoofdelijke stemming over een groot aantal alinea’s om aan te tonen dat sprake is van een gezamenlijk optreden van het Parlement en een gezamenlijke eis hiertoe van de Raad.
Tot slot wijs ik er nog op dat het precies tweehonderd jaar geleden is dat Darwin zijn boek over de oorsprong der soorten publiceerde. Hij zei dat niet de sterksten overleven, maar degenen die zich het beste kunnen aanpassen. Ik denk dat wij met de Small Business Act voor de lidstaten ruimte hebben gecreëerd om zich te kunnen aanpassen en te kunnen bewegen en voor kleine ondernemingen binnen de lidstaten om zich sneller te kunnen aanpassen, om deze crisis te overleven en klaar te zijn voor nieuwe uitdagingen. Ik dank u hartelijk voor uw steun.
De Voorzitter. - Ik heb vier ontwerpresoluties(1) ontvangen van vier fracties over de participatie van werknemers in de Europese besloten vennootschap.
De stemming vindt donderdag plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gabriela Creţu (PSE), schriftelijk. – (RO) Ik zal mij beperken tot twee cruciale aspecten.
Toegang tot financiering is van het grootste belang, evenals tot juridische en administratieve ondersteuning. Zonder het scheppen van een speciaal fonds voor het midden- en kleinbedrijf en de ontwikkeling van microkredieten kunnen we deze sector niet toerusten voor ongunstige marktomstandigheden en blijven de mogelijkheden om nieuwe bedrijven te stichten zeer beperkt.
Het tweede aspect hangt samen met de positie van vrouwen die een kleiner bedrijf runnen. In veel opzichten verschilt die nauwelijks van de positie van vrouwelijke werknemers. De reden daarvan zou het gebrek aan dienstverleningsvormen kunnen zijn die hen in staat stellen privé-omstandigheden en werk op elkaar af te stemmen, evenals de sterk competitieve omgeving waarin netwerken zeer belangrijk zijn. Zulke netwerken, die de uitwisseling van informatie bevorderen en die waar nodig steun kunnen bieden, worden doorgaans door mannelijke ondernemers onderhouden, terwijl vrouwen op dit punt kwetsbaarder zijn. Daarom zou het goed zijn de contacten te bevorderen tussen mannelijke en vrouwelijk ondernemers.
Daarnaast vragen wij in alle lidstaten om erkenning voor de status van mede-eigenaar die vrouwen in kleine familiebedrijven hebben. In de meeste gevallen is de eigenaar een man en wordt de vrouw beschouwd als onbetaalde werkkracht uit eigen familie. Daarmee komt ze ook niet in aanmerking voor de sociale verzekeringen waar werknemers van profiteren. Als ze eenmaal oud zijn of van hun partner zijn gescheiden, ondervinden vrouwen daarvan dan de rampzalige gevolgen...
Adrian Manole (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf wordt regelmatig geschaad door de hindernissen die de grensoverschrijdende handel ondervindt. Wegnemen van deze belemmeringen zou een grotere rechtszekerheid scheppen en ondernemers in staat stellen een nauwkeurigere risicocalculatie te maken. Met dit verslag geeft het Europees Parlement te kennen dat het terdege beseft wat voor essentieel aandeel het MKB in het concurrentievermogen van de Europese economie heeft.
Een doorwrocht statuut van de Europese vennootschap, bedoeld als aanvulling op reeds bestaande rechtsvormen, zou de concurrentiepositie van het MKB in velerlei opzicht ten goede komen. Het zou de interne Europese markt consolideren, het juridisch kader voor ondernemingen vereenvoudigen en daarmee hun advieskosten omlaag brengen en de toegang tot externe markten vergemakkelijken. Het zou tevens de economische integratie en groei stimuleren.
Tegelijk zou zo’n statuut kleine en middelgrote bedrijven flexibeler maken.
Het MKB is goed voor meer dan 90 procent van de bedrijvigheid en tweederde van de banen in de EU. Daarom verdient het de meest gunstige voorwaarden, opdat het bij kan dragen aan economische groei op een geïntegreerde interne markt, marktkansen optimaal kan benutten en de uitdaging van de globalisering het hoofd kan bieden.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. – (DA) Het doel van dit voorstel is volgens de Commissie “om het ondernemingsklimaat te verbeteren” op de interne markt van de Europese Unie.
Dat wordt in dit voorstel bereikt door bedrijven de mogelijkheid te geven vrij te beslissen in welk EU-land ze hun bedrijfszetel vestigen, ongeacht waar de bedrijfsactiviteiten feitelijk plaatsvinden, waarbij ze alleen de verplichting hebben om de wetten van het vestigingsland na te leven.
Dit schept mogelijkheden voor het omzeilen van bevochten werknemersrechten in EU-lidstaten.
De waarheid is concreet, dus wil ik ook graag een concreet voorbeeld geven.
Een Deense naamloze vennootschap met bedrijfszetel in Kopenhagen en 35 werknemers is krachtens de Deense wetgeving verplicht om te accepteren dat de werknemers vertegenwoordigers kiezen in het bestuur van het bedrijf. Dit garandeert dat de werknemers een zeker inzicht in de situatie van het bedrijf en zijn toekomst hebben.
Als het onderhavige voorstel ongewijzigd wordt aangenomen, kan de bewuste firma zich eenvoudigweg laten registreren als een Europees bedrijf met bedrijfszetel in Finland. In dat geval zijn er opeens 150 werknemers nodig voor het recht om een werknemersvertegenwoordiging te kiezen, en in de meeste EU-landen is de situatie nog slechter.
Wellicht wordt het voorstel van de Commissie in de aanstaande onderhandelingen nog enigszins verbeterd. Wellicht zal het aangenomen voorstel niet zo heel slecht zijn.
Echter, de vraag waarom blijft open. Waarom komt de Commissie keer op keer met voorstellen die alleen tot doel hebben de rechten van werknemers te verminderen? Kan het zijn, omdat er iets fundamenteel mis is met de EU?