Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2226(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0093/2009

Ingediende teksten :

A6-0093/2009

Debatten :

PV 23/03/2009 - 22
CRE 23/03/2009 - 22

Stemmingen :

PV 24/03/2009 - 4.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0153

Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 23 maart 2009 - Straatsburg Uitgave PB

22. Kunstonderwijs in de Europese Unie (korte presentatie)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0093/2009) van Maria Badia i Cutchet, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over het kunstonderwijs in de Europese Unie [2008/2226(INI)].

 
  
MPphoto
 

  Maria Badia i Cutchet, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, hoewel kunstonderwijs tegenwoordig in bijna alle lidstaten een verplicht vak is, zijn er belangrijke verschillen in de manier waarop dit wordt onderwezen.

Van oudsher was kunstzinnige vorming verbonden met het basisonderwijs. Tegenwoordig is, dankzij levenslang leren en de ontwikkeling van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT), het oorspronkelijk aan kunst en cultuur gewijde gebied verruimd en zijn er nieuwe toegangs- en uitingsmogelijkheden ontstaan voor toegang deze sector.

De continue vooruitgang op ICT-gebied heeft ook de ontwikkeling van de kenniseconomie bevorderd, waarin intellectuele vermogens en creativiteit een belangrijke plaats innemen.

De ontwerpresolutie waarover we morgen zullen stemmen, is gebaseerd op het idee dat kunstonderwijs de basis vormt voor beroepsopleidingen op het gebied van de kunsten en dat het de creativiteit stimuleert, net als de fysieke en intellectuele ontwikkeling op dat gebied. Daarin wordt kunstonderwijs beschouwd als een essentieel onderdeel van het jeugdonderwijs en gesteld dat dit onderwijs op scholen de basis zal leggen voor daadwerkelijk gedemocratiseerde toegang tot cultuur.

Daarnaast wordt hierin opleiding beschouwd als een belangrijk aspect voor het succes van professionals in de artistieke en creatieve sector, aangezien creatieve opleidingen die gericht zijn op de ontwikkeling van een carrière en beroep als professional, in aanvulling op talent, ook een solide culturele basis van de student vraagt, die alleen kan worden verkregen door het multidisciplinair en stelselmatig opleiden van studenten. Dat verhoogt de kansen op toegang tot de arbeidsmarkt, daar de opleiding voorziet in algemeen cultuuronderwijs, onderzoeksmethodologie, ondernemersgeest, zakelijke kennis en vaardigheden op verschillende gebieden.

Ook wordt op een zeer bijzondere manier het economisch en werkgelegenheidspotentieel van de creatieve, culturele en artistieke sectoren in de Europese Unie erkend. Deze leveren een grotere bijdrage dan andere zeer gerenommeerde sectoren, zoals de chemische en de voedingsmiddelenindustrie.

Verder mogen we niet vergeten dat scholen en opleidingscentra voor kunstenaars en ontwerpers bijdragen aan het ontstaan van nieuwe kunststijlen en –stromingen en dat ze de toegang tot andere culturele werelden bevorderen, hetgeen het imago van de Europese Unie in de wereld versterkt.

Het ontwerpverslag stelt dat kunstonderwijs een verplicht vak in de onderwijsprogramma’s op alle schoolniveaus moet worden en moedigt de lidstaten aan hun beleid op het gebied van kunstonderwijs op EU-niveau te coördineren en de mobiliteit van studenten en docenten in deze sector te stimuleren door meer aandacht te besteden aan de erkenning van diploma’s en getuigschriften door de lidstaten.

Bovendien roepen wij de Raad, de Commissie en de lidstaten op de rol van het kunstonderwijs te definiëren als een essentieel pedagogisch instrument om cultuur te herwaarderen, gemeenschappelijke strategieën op te stellen ter stimulering van het beleid op het gebied van kunstonderwijs en opleiding van docenten op dit vakgebied en de belangrijke rol te erkennen die is weggelegd voor kunstenaars en creativiteit in onze samenleving, zoals het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie heeft laten zien.

Ten slotte benadrukt het verslag hoe belangrijk het is om de middelen die de nieuwe informatietechnologieën en het internet hebben gebracht, te gebruiken voor modern, op de hedendaagse praktijk gericht onderwijs, zodra de kunstdimensie in de onderwijsprogramma’s wordt opgenomen. Het verslag geeft bovendien aanbevelingen voor de gezamenlijke ontwikkeling van een Europees portaal voor kunst- en cultuuronderwijs om de ontwikkeling en stimulering van het Europese culturele model te waarborgen.

Om al deze redenen vraag ik de steun van de meerderheid voor dit verslag, waarmee een duidelijk signaal zal worden afgegeven aan professionals, studenten en bedrijven in de creatieve en culturele sector.

 
  
MPphoto
 

  Louis Michel, lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, allereerst wil ik mevrouw Badia i Cutchet danken voor haar initiatiefverslag over het kunstonderwijs in de Europese Unie.

Dit onderwerp neemt op Europees niveau een steeds belangrijkere plaats in. Zo is iedereen het erover eens dat kunst en cultuur fundamentele onderdelen zijn van het onderwijs en bijdragen aan de ontwikkeling van gevoeligheid en zelfvertrouwen, kwaliteiten die noodzakelijk zijn om niet alleen de rol als burger te kunnen vervullen maar ook op te kunnen treden als economische speler. Hierover kan geen twijfel bestaan: kunstonderwijs bevordert het welzijn, de creativiteit en de sociale integratie. Het promoten van kunstonderwijs in de onderwijssystemen in Europa, en wel van jongs af aan, is cruciaal.

Wij zijn het eens met deze zienswijze en verheugen ons dat uw verslag verwijst naar een aantal veelbetekenende initiatieven op EU-niveau, zoals bijvoorbeeld het Europees Jaar voor Creativiteit en Innovatie.

Het belang van kunst en kunstonderwijs in de opbouw van een betere samenleving hangt nauw samen met de invloed hiervan op het economische leven. Volgens recente schattingen is de bijdrage van de culturele en creatieve industrie aan de economische rijkdom gelijk aan 2,6 procent van het Europese BBP. Bovendien kan elke economische activiteit profiteren van kunst en cultuuronderwijs. Innovatie stimuleert synergie tussen traditionele en innoverende activiteiten. Heden ten dage dienen wij technologie en design te combineren en hierbij rekening te houden met de principes van duurzaamheid en economische rentabiliteit. Deze combinatie dwingt ons nieuwe manieren te bedenken om kennis te verwerven en over te dragen.

Deze verschillende aspecten komen tot uiting in het Europees kader van 2006 waarin de sleutelcompetenties voor levenslang leren zijn opgenomen. In dit kader wordt vastgesteld dat kunst- en cultuuruitingen essentieel zijn voor de ontwikkeling van creativiteit, een buitengewoon nuttige kwaliteit in het beroepsleven.

Met de Europese cultuuragenda zijn nieuwe methodes ingevoerd, zoals met name de gestructureerde dialoog met het maatschappelijk middenveld en, recentelijk, nieuwe open coördinatiemethodes voor cultuur. De toepassing van deze methodes werd mogelijk dankzij het eerste driejarenplan dat op 21 mei 2008 door de Raad is aangenomen. Daarin zijn vijf prioritaire actiegebieden vastgesteld. In dat kader is een uit deskundigen van de lidstaten bestaande groep opgericht voor het thema van de synergie tussen cultuur en onderwijs. Deze groep moet adviezen formuleren voor het opsporen van goede praktijken op nationaal niveau en zal tevens een aantal aanbevelingen doen aan de lidstaten en de Europese instellingen. De groep moet ook methoden opstellen voor het beoordelen van de vorderingen op de beleidsgebieden die onder haar mandaat vallen. Tot slot moet de groep ook een belangrijke bijdrage leveren aan het Europese forum voor cultuur dat op 29 en 30 september 2009 in Brussel zal plaatsvinden.

Ik heb nu het antwoord van mijn collega, commissaris Figel', opgelezen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt dinsdag 24 maart 2009 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE), schriftelijk.(BG) Het verslag van het Europees Parlement over het kunstonderwijs in de Europese Unie maakt deel uit van de voortdurende pogingen om de interculturele dialoog te ontwikkelen en is van essentieel belang voor het Europese jaar van de creativiteit en innovatie.

Er moet zeker meer specifieke aandacht worden besteed aan het kunstonderwijs. Het moet een verplicht onderdeel zijn van het onderwijsprogramma en wel vanaf jonge leeftijd, omdat het bevorderlijk is voor de emotionele en culturele ontwikkeling van kinderen.

Als het onderwijs meer op de praktijk wordt afgestemd door middel van onder meer interactief onderwijs, leidt dat tot een groter begrip van de nationale en Europese culturele waarden. Een vergroting van de mobiliteit van studenten, docenten en beroepsmensen in deze sector is een directe manier om bewustzijn te creëren van de Europese identiteit en om de culturele en religieuze tolerantie te vergroten.

Lidstaten dienen te investeren in het creëren van betere kansen voor informeel en onafhankelijk kunstonderwijs, zodat een daling van het aantal programma’s op dit gebied kan worden voorkomen. Als de lidstaten het beroepsleven van kunstenaars ondersteunen, zal de algemene belangstelling voor verschillende vormen van kunstonderwijs groeien.

Publiek-private samenwerking op dit terrein kan bijdragen aan de modernisering van de onderwijsprogramma’s en zorgen voor actievere integratie van nieuwe technologieën in het opleidingsproces. Het merendeel van de middelen voor een gecoördineerd Europees beleid inzake kunstonderwijs krijgt de vorm van investeringen voor het vergroten van de culturele invloed van Europa in de wereld, voor creativiteit en, indirect, voor de Europese economie.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid