Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2160k
Woensdag 25 maart 2009 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Resultaten van de Europese Raad (19-20 maart 2009) (debat)
 3. Stemmingen
  3.1. Gemeenschappelijke visuminstructies: biometrische identificatie-middelen en visumaanvragen (A6-0143/2009, Sarah Ludford) (stemming)
  3.2. Garantie van de Gemeenschap voor de EIB (A6-0109/2009, Esko Seppänen) (stemming)
  3.3. Prestaties en duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem (A6-0002/2009, Marian-Jean Marinescu) (stemming)
  3.4. Luchthavens, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten (A6-0515/2008, Marian-Jean Marinescu) (stemming)
  3.5. Nieuwe voedingsmiddelen (uniforme procedure) (A6-0512/2008, Kartika Tamara Liotard) (stemming)
  3.6. Stoffen die de ozonlaag afbreken (herschikking) (A6-0045/2009, Johannes Blokland) (stemming)
  3.7. ABB-ABM-methode als beheersinstrument voor de toewijzing van begrotingsmiddelen (A6-0104/2009, Kyösti Virrankoski) (stemming)
  3.8. Tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 (A6-0110/2009, Reimer Böge) (stemming)
  3.9. Partnerschapsovereenkomst Cariforum-staten - EG (stemming)
  3.10. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Ivoorkust (stemming)
  3.11. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Ghana (stemming)
  3.12. Tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst EG - Staten in de Stille Oceaan (stemming)
  3.13. Tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst EG - SADC-EPO-staten (stemming)
  3.14. Economische partnerschapsovereenkomst staten in Oostelijk en Zuidelijk Afrika - EG (stemming)
  3.15. Economische partnerschapsovereenkomst EG - Partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (stemming)
  3.16. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Centraal-Afrika (stemming)
  3.17. Economische partnerschapsovereenkomst EG - Cariforum-staten (A6-0117/2009, David Martin) (stemming)
  3.18. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Ivoorkust (A6-0144/2009, Erika Mann) (stemming)
  3.19. Jaarverslagen 2007 EIB en EBWO (A6-0135/2009, Gay Mitchell) (stemming)
  3.20. De toekomst van de automobielindustrie (stemming)
 4. Stemverklaringen
 5. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 6. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 7. Trans-Atlantische betrekkingen (debat)
 8. Interimovereenkomst betreffende de handel met Turkmenistan – Interimovereenkomst betreffende de handel met Turkmenistan (debat)
 9. Halfjaarlijkse evaluatie van de dialoog EU-Wit-Rusland (debat)
 10. Europees geweten en totalitarisme (debat)
 11. Versterking van de veiligheid en van de fundamentele vrijheden op het internet (debat)
 12. Follow-up van de, op de bijeenkomst van november 2008 in Biarritz afgelegde verklaring van de ministers van Sport van de Europese Unie (debat)
 13. Veilige en milieuhygiënisch verantwoorde recycling van schepen (debat)
 14. Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels (debat)
 15. Ingekomen stukken: zie notulen
 16. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 17. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 9.10 uur geopend)

 

2. Resultaten van de Europese Raad (19-20 maart 2009) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dames en heren, we hebben kennis genomen van de interne politieke situatie in de Tsjechische Republiek. Namens u allen wil ik mededelen dat dit de werkzaamheden van het Tsjechische voorzitterschap niet mag beïnvloeden; we moeten vastberaden laten zien dat we willen dat het werk doorgaat. We steunen de Tsjechische premier, de voorzitter van de Europese Raad, bij zijn pogingen het Tsjechische voorzitterschap tot een succes te maken.

Ik wil de voorzitter van de Europese Raad aanmoedigen – en ik neem aan dat ik namens u allen mag spreken – het ratificatieproces voor het Verdrag van Lissabon in zijn land en in andere landen waar nog werk te doen is, door te zetten. We hebben de afgelopen tien jaar, sinds de besluiten in Nice zijn genomen, gewerkt aan dit verdrag voor de hervorming van de Europese Unie, en we willen nu de laatste moeilijke stappen zetten, zodat dit Verdrag hopelijk begin 2010 in werking kan treden. We hebben het Verdrag van Lissabon nodig voor meer democratie, voor meer speelruimte voor de Europese Unie en voor meer transparantie.

(Applaus)

Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de conclusies van de Europese Raad op 19 en 20 maart 2009.

 
  
MPphoto
 

  Mirek Topolánek, fungerend voorzitter van de Raad (CS) Dames en heren, ik heet u allen welkom ter gelegenheid van het gebruikelijke verslag van de voorzitter van de Europese Raad na de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad. Allereerst wil ik me verontschuldigen voor het feit dat ik niet zoals gebruikelijk tot het einde van het debat aanwezig kan zijn. Bij het tweede deel van het debat, na de toespraken van de fractievertegenwoordigers, zal vicepremier Vondra mij vervangen. De reden waarom ik terug moet naar Praag, is, zoals Hans-Gert Pöttering al zei, de ongehoorde tegenwerking van de socialisten, waar we overigens al gedurende het hele voorzitterschap mee te kampen hebben, daar ben ik altijd open over geweest. Het feit dat de regering demissionair is geworden, brengt het voorzitterschap beslist niet in gevaar. Dat de socialisten er geen rekening mee hebben gehouden dat Tsjechië voorzitter is van de Europese Raad, en dat ze zelfs de meest basale vorm van samenwerking weigeren, beschadigt vooral de sociale democratie zelf. Het voorzitterschap hoeft hier niet onder te lijden, want ik ben er heilig van overtuigd dat wat ik hier gezegd heb tijdens mijn introductierede in het Europees Parlement over hoe we zullen proberen de toon van de discussie te matigen en compromissen te bereiken, dat dat ons ongetwijfeld gelukt is. De voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad bewijst dit. In mijn land is het de gewoonte dat wanneer iemand het woord voert anderen hem niet in de rede vallen, maar misschien is men hier iets anders gewend.

Staat u mij toe over te gaan naar de reden waarom ik hier vandaag eigenlijk sta en waarom we in de Europese Raad bepaalde stappen hebben ondernomen. Ik zal me daarbij strikt aan de conclusies van de Europese Raad houden. Laat u mij eerst echter nog ingaan op wat er daarvoor nog plaats heeft gevonden, namelijk de tripartiete top met de sociale partners. Deze top was behoorlijk sterk bezet. Behalve José Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, en ik waren er nog twee premiers aanwezig, namelijk premier Reinfeldt van Zweden en premier Zapatero van Spanje. Ik was na deze bijeenkomst erg opgetogen en zeer verbaasd over de consensus tussen de sociale partners over zowel de doelstellingen van het voorzitterschap als in het algemeen over de oplossingen voor de werkloosheidssituatie die zich als gevolg van de wereldwijde financiële crisis aan het ontwikkelen is.

Ik zou over de tripartiete top graag nog meer zeggen, mocht daar interesse in bestaan, maar we zijn het eens geworden over drie basisprincipes: voorwaarden scheppen voor een veel grotere flexibiliteit van de arbeidsmarkt en voor de mobiliteit van arbeidskrachten, en intensiever werken aan de verbetering van het opleidingsniveau en de vakkundigheid van arbeidskrachten, zodat deze daarvan kunnen profiteren op de arbeidsmarkt etc. De voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad was weliswaar al de tweede bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders die onder onze leiding heeft plaatsgevonden, maar dit was de eerste officiële top. Het thema waar de grootste belangstelling voor bestond, was natuurlijk de vraag hoe we de huidige economische crisis kunnen oplossen. Ik wijs de beweringen dat we te weinig zouden doen en dat we oppervlakkig te werk zouden gaan, met kracht van de hand. Ik noem maar één cijfer: 400 miljard euro. Deze 400 miljard euro, ofwel 3,3 procent van het bbp van de Europese Unie, staan voor maatregelen van ongekende omvang. Bovendien beschikt de EU over automatische stabilisatoren die er bijvoorbeeld in de Verenigde Staten niet zijn. Ik denk dat het voorbeeld dat José Manuel Barroso noemde, dat goed illustreert. Voor een arbeider die wordt ontslagen bij Saab in Zweden gelden volstrekt andere sociale normen dan voor een arbeider die wordt ontslagen bij General Motors, ergens in Chicago. Het optreden van beide regeringen is totaal verschillend en juist deze automatische stabilisatoren tillen het bedrag van 400 miljard euro naar een beduidend hoger bedrag en brengen ons wat dat betreft ongetwijfeld in het voordeel ten opzichte van de Verenigde Staten. De fundamentele steun voor dit akkoord van alle 27 lidstaten bevestigt de geldigheid van de Lissabonstrategie, aangezien het eigenlijk één van de vier pijlers is waarop deze hele strategie berust.

Gisteren was Gordon Brown hier en die had de mogelijkheid om u de aanpak van de 27 lidstaten, het mandaat van de G20-top en de drie andere feitelijke pijlers van deze strategie toe te lichten. We zijn het erover eens dat alle kortetermijnmaatregelen tijdelijk moeten zijn en beschouwen ze ook als zodanig. De prioriteiten en doelstellingen van de Lissabonstrategie op lange en middellange termijn zijn vastgesteld, de kortetermijnmaatregelen moeten hierop worden afgestemd. Ik moet eerlijk zeggen dat er in de Europese Raad min of meer onthutst werd gereageerd op de woorden over permanente actie van Timothy Geithner, de Amerikaanse minister van Financiën. De Verenigde Staten herhalen niet alleen fouten uit de jaren dertig van de vorige eeuw, zoals kolossale stimuleringsmaatregelen, tendensen en oproepen tot protectionisme, de campagne “Buy American” en dergelijke. De combinatie van deze maatregelen en, erger nog, het plan om deze permanent te laten gelden, leiden naar de hel. De geschiedenisboeken zijn duidelijk onder het stof geraakt en zouden weer eens moeten worden gelezen. Ik beschouw het afkeuren van deze aanpak en deze kortetermijnoplossing als het grootste succes van de voorjaarsbijeenkomst van de Raad. Ik sta volstrekt afwijzend tegenover de uitspraak van de voorzitter van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten Poul Nyrup Rasmussen dat de Europese Raad weinig tegen de crisis heeft ondernomen en dat we wachten op hulp van de Verenigde Staten. Niet alleen omdat de huidige aanpak van de VS zich alleen al diskwalificeert gezien de ervaringen uit het verleden, maar ook omdat het socialezekerheidsstelsel, en het systeem van sociale voorzieningen voor de gewone burger in het algemeen, in de VS volstrekt anders werkt en van een beduidend lager niveau is, zoals ik al heb gezegd. De Amerikaanse aanpak is riskant, omdat de Amerikanen voor hun sociale stimuleringsmaatregelen liquide middelen nodig zullen hebben. Die krijgen ze eenvoudig, want er is altijd wel iemand die de Amerikaanse schuldbrieven opkoopt. Dit brengt de liquiditeit van de markt echter in gevaar. Het trekt de liquiditeit van de wereldwijde financiële markt naar beneden, zodat de verkoop van andere schuldbrieven, misschien van Europa, maar zeker van Polen, Tsjechië en misschien nog wel van meer landen, gevaar loopt , daar er geen liquide middelen meer in het systeem omgaan. Deze aanpak boezemt angst in en zal volgens mij ook onderwerp van discussie worden tijdens de G20-top. De G20-top zal één van de gelegenheden zijn waarbij we daarover kunnen praten. Tijdens de informele top van de 27 lidstaten met de Amerikaanse regering en Barack Obama in Praag kan deze discussie worden voortgezet. Ik heb er vertrouwen in dat we met de Verenigde Staten tot een gezamenlijke aanpak zullen komen, want het is beslist niet onze bedoeling Amerika en de EU tegen elkaar op te zetten. In deze tijd, en deze crisis toont dat opnieuw aan, bestaan er namelijk helemaal geen geïsoleerde economieën en is de onderlinge verbondenheid enorm. Dat betekent dat we in tijden van crisis allemaal een probleem hebben en dat we dat probleem samen moeten oplossen.

De tweede pijler van het akkoord is, wat betreft het vinden van een oplossing voor de huidige crisis, de voorbereiding voor de G20-top. De voorbereidende documenten die Gordon Brown met zijn regering heeft opgesteld, zijn uitstekend. Gisteren hebt u er kennis van kunnen nemen. Het plan berust op drie pijlers, namelijk het aanpakken van de financiële sector, het verschaffen van fiscale prikkels en regulering en wat ik zou willen noemen het corrigeren van fouten in dit systeem, en het herstellen en liberaliseren van de wereldhandel, dat betekent druk uitoefenen om te zorgen dat de besprekingen van de Doha-ronde van de Wereldhandelsorganisatie worden hervat. Dit sluit volgens mij precies aan bij de maatregelen die de Europese Raad voorstelde en waarover we het volstrekt eens zijn. Ik wil ook mijn genoegen kenbaar maken over het feit dat we bij dit akkoord eindelijk een concreet cijfer hebben genoemd voor de verhoging van de beschikbare financiële middelen uit het Internationaal Monetair Fonds. Deze concrete financiële verplichting hebben we vastgesteld op 75 miljard euro. De 27 EU-lidstaten nemen bij de G20-top een unanieme positie in, ze hebben één stem en een gemeenschappelijk doel. Dat beschouw ik als het grootste succes, want de hele bijeenkomst van de Europese Raad was een proeve van Europese eenheid, Europese solidariteit, Europese waarden en de Europese geïntegreerde interne markt. Mocht ook maar één van deze fundamenten instorten, dan zouden we echt verzwakt uit deze crisis komen. Ik denk bovendien dat onze positie er juist door wordt versterkt als we deze grondbeginselen zullen respecteren. Aan de vooravond van de G20-top is er geen reden voor pessimisme, zoals de heer Rasmussen vreest. Ik denk dat we allemaal hebben begrepen dat we solidair moeten handelen en samenwerken, zoals bijvoorbeeld Graham Watson van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa heeft gezegd.

De huidige crisis is een vertrouwenscrisis, dat zeggen we allemaal. De derde sleutel tot de oplossing van de crisis is vertrouwensherstel. Alleen geld in het systeem pompen is niet voldoende. Dat hebben we geprobeerd en de banken lenen desondanks geen geld uit. Het is belangrijk dat de banken dat wel doen, wat niet het geval is zolang ze geen vertrouwen hebben. De liquide middelen waarover ze beschikken hebben het probleem niet opgelost. Vertrouwen kan niet worden opgelegd en is ook niet te koop. In het kader van het vertrouwensherstel hebben we daarom de beschikbare garantieruimte voor landen buiten de eurozone verdubbeld naar 50 miljard euro, voor het geval daar behoefte aan ontstaat. Ook daarover zijn we het eens geworden. We zijn het er zelfs over eens geworden dat er in deze kwestie niet over de hele linie hetzelfde moet worden opgetreden, maar individueel, aangepast aan elke bank en elk land. Een “one-size-fits-all-aanpak” beschouwen we op dit moment als riskant. De markten zijn nerveus en reageren onmiddellijk, overtrokken en negatief op elk gebaar. Daarom is een betere regulering hier op zijn plaats. Ik heb het nadrukkelijk over verbetering van de regulering, en daar waar geen regulering bestond, over de invoering ervan. En daarbij bent u, leden van het Europees Parlement, aan zet. We zouden graag overeenstemming bereiken, en ik heb signalen opgevangen dat dit mogelijk is, over wetgevingsbesluiten die in feite overeenkomen met onze ideeën over een betere regulering op het gebied van kredietbeoordelingbureaus, de solvabiliteit van verzekeringsmaatschappijen, de kapitaalbehoeften van banken, internationale betalingen, elektronisch geld enzovoort. Ik hoop dat u deze normen nog tijdens uw ambtstermijn goedkeurt, dat ze snel in werking treden en dat we ze zo snel mogelijk in de praktijk kunnen brengen. Ik ben zeer te spreken over het rapport van de Larosière, dat briljant is in het analytische gedeelte en zeer instructief in het praktijkgedeelte, daar zijn we het allen over eens. Wat dat betreft heeft de Europese Raad duidelijke conclusies getrokken. Misschien was het belangrijkste doel van de voorjaarsbijeenkomst de beoordeling van de tenuitvoerlegging van het herstelplan dat de Raad in december heeft opgesteld. Juist daarover is veel discussie en ophef ontstaan, volgens mij ten onrechte. Het plan zou niet veelomvattend, snel en ambitieus genoeg zijn. Dit wil ik graag tot zijn juiste proporties terugbrengen. Ik heb al gezegd dat 400 miljard euro 3,3 procent van ons bbp is. Daarbij zijn de middelen voor de herkapitalisatie van de banken en bankgaranties nog niet meegerekend, die brengen de waarde op meer dan 10 procent van het bbp. Dat is een omvang die de EU zich op het moment kan permitteren, maar het zal wel een zware impact hebben op het Stabiliteits- en groeipact, de overheidsschuld en mogelijke hervormingen in de periode van “the day after”, ofwel de periode na afloop van de crisis, om het eenvoudig te zeggen. Ik denk dat ook dat bedrag van 5 miljard euro dat uiteindelijk is goedgekeurd, slechts een klein deel van het enorme bedrag van 400 miljard, het resultaat is van zeer moeizame onderhandelingen, waarbij veel staten bezwaar maakten. Ten eerste omdat het niet als crisismaatregel geldt als het niet wordt opgebruikt in de jaren 2009-2010. Het is inderdaad ook waar dat er geen transparant systeem bestaat voor de beoordeling van projecten, dat er geen goede lijst van deze projecten bestaat, enzovoort, en dat er hier en daar iets mist of overtollig is. Uiteindelijk zijn we het na zeer moeizame onderhandelingen eens geworden en het Tsjechisch voorzitterschap heeft duidelijk een dominante rol gespeeld in het vinden van overeenstemming om deze 5 miljard euro goed te keuren en ze naar het Europees Parlement te sturen, zodat u zich erover kunt buigen.

Het herstelplan heeft natuurlijk een communautaire component, waarvoor momenteel ongeveer 30 miljard euro beschikbaar is, en een nationale component, binnen het kader waarvan elke lidstaat zijn eigen fiscale prikkels invoert. Het belangrijkste waarover de Europese Raad het eens is geworden, is denk ik dat het Stabiliteits- en groeipact nog steeds overeind staat. Als we als hele unie ongedeerd en met hernieuwde kracht uit deze crisis willen komen, moeten we onze eigen regels respecteren. Ik denk dat we een grove fout begaan als we nu nieuwe maatregelen invoeren, voordat alle communautaire en nationale activiteiten van start zijn gegaan, en zonder te weten wat voor gevolgen deze hebben en of er wel of geen andere fiscale prikkels nodig zijn. Ook daarover is de Europese Raad het eens geworden. Indien absoluut noodzakelijk zal de Europese Raad verdere maatregelen nemen, maar op dit moment weten we niet of we dat wel of niet moeten doen, niemand kent de bodem van deze crisis, niemand weet wanneer zij ten einde komt. Het zou volstrekt onzinnig zijn om verdere maatregelen te nemen zolang we nog niet weten wat de gevolgen zijn van deze fiscale prikkel van 400 miljard euro. Het is een ambitieus, gedifferentieerd en complex plan, dat de groei, de werkgelegenheid en natuurlijk de problemen in verband met de economische situatie oplost in de afzonderlijke staten, in elke staat een beetje anders afhankelijk van de situatie.

Een tweede groot thema van de Europese Raad was klimaat en energie. Zowel op het gebied van energiezekerheid als op dat van de klimaatbescherming hebben we grote vooruitgang geboekt. Energiezekerheid is niet alleen één van de hoofdthema's van ons voorzitterschap, in januari werd het grote belang ervan bovendien nog eens aangetoond. De gascrisis is nog niet opgelost. Er kan morgen, overmorgen, over een maand, volgend jaar, op elk moment een gascrisis losbarsten. Het feit dat de crisismaatregelen voor 5 miljard euro voornamelijk, zo niet alleen, zijn gericht op het verbinden van de Europese landen en op de meest uiteenlopende mechanismen en projecten om de afhankelijkheid van één leveringsroute te beperken, ondersteunt mijn woorden. We hebben afgesproken dat het noodplan voor de uitval van leveranciers klaar moet zijn vóór komende winter, zodat we kunnen reageren op eventuele problemen. Het is overduidelijk dat dit nodig is. Dat is in januari gebleken, vooral in Slowakije, Bulgarije en enkele andere landen.

Wat het klimaatdebat betreft: de besprekingen en voorbereidingen voor de Conferentie van Kopenhagen zijn nu al gestart. Denemarken, als gastheer, Zweden, dat tijdens de conferentie voorzitter zal zijn, en het Tsjechisch voorzitterschap zijn daar nu al druk mee bezig. We proberen tot een gemeenschappelijk standpunt op Europees niveau te komen. We beginnen de onderhandelingen met de belangrijkste partners, zonder wie het succes van de Conferentie van Kopenhagen onzeker is. Dat zijn de Verenigde Staten, natuurlijk ook Japan, China en India en andere grote landen en grote vervuilers. Ik wil er nog even bij stilstaan dat er voornamelijk discussie was over de vraag of we nu al de mechanismen moeten vaststellen en het aandeel dat de afzonderlijke EU-lidstaten zullen hebben in het enorme geldbedrag dat we beschikbaar zullen stellen voor hulp aan ontwikkelingslanden, derde landen, om hun verplichtingen in het kader van de strijd om de klimaatbescherming te kunnen nakomen. De beslissing die we hebben genomen is juist. In een situatie waarin we in onderhandeling zijn met belangrijke partners die tot nu toe meer praten dan doen, zou het heel slecht en ontactisch zijn om onszelf barrières en limieten op te leggen die die anderen niet in acht nemen. Onze onderhandelingspositie is veel beter wanneer we onze handen vrij hebben. Daar hebben de landen die uiteindelijk het laatste voorstel op tafel hebben gelegd, namelijk Zweden, Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Polen, mee ingestemd. Wat de Poolse aanpak betreft hebben we uiteraard de belangen gerespecteerd van de landen die enigszins op hun hoede zijn voor dit mechanisme, evenals de belangen van landen die een leidende rol spelen op het gebied van klimaatverandering. Alle landen, inclusief de landen die de bestrijding ervan als absolute prioriteit zien, zijn het erover eens dat we nu nog tijdig voor aanvang van de Conferentie van Kopenhagen het juiste mechanisme moeten vinden, de sleutel en de juiste formulering.

Het derde thema betreft de externe betrekkingen. De Europese Raad heeft het voorstel voor het Oostelijk Partnerschap officieel goedgekeurd als aanvulling op ons buitenlands beleid of het nabuurschapbeleid. Ten noorden van ons bevinden zich gletsjers, ten westen de Atlantische Oceaan, maar ten zuiden en oosten van ons wonen onze buren. Daar bevinden zich landen die onze positie kunnen bedreigen, zowel op sociaal en economisch gebied als op het gebied van veiligheid. Het Oostelijk Partnerschap was een doel van het Tsjechisch voorzitterschap en ik ben heel blij dat het goedgekeurd is en dat er een duidelijk bedrag van 600 miljoen euro voor vrij is gemaakt. Ik loop vast vooruit op uw vragen over Wit-Rusland. We nemen hierbij in overweging dat Wit-Rusland enige vooruitgang heeft geboekt, dat de opschorting van het visaverbod voor vertegenwoordigers van het regime wordt voortgezet en dat de deur voor Wit-Rusland momenteel op een kier staat. Toch is er geen beslissing genomen. Zolang niet alle 27 lidstaten het hierover eens worden, zullen we Loekasjenko niet uitnodigen, ook al raden zowel de oppositie als de ons omringende landen ons aan dat wel te doen. Ik denk dat dat een kwestie is waarover ik op dit moment geen vragen kan beantwoorden en daarom wilde ik eventuele vragen voor zijn.

Ik heb de Europese Raad geïnformeerd over de ontmoeting en de informele top met president Obama op 5 april in verband met de invulling van een ander belangrijk doel, en dat is een nieuw trans-Atlantisch partnerschap. De organisatorische zaken zijn nog niet rond, u zult hierover gedetailleerd op de hoogte worden gehouden. De top zal thematisch worden ingedeeld in drie hoofdblokken: een discussie over de G20-top, samenwerking op het gebied van klimaat en energie, waarin de EU evenals de Verenigde Staten een belangrijke rol wil spelen, en als derde agendapunt de externe betrekkingen, het geostrategische gebied van de Middellandse Zee tot aan de Kaspische Zee, dat wil zeggen Afghanistan, Pakistan, de situatie in Iran en het Midden-Oosten. De top met Amerika is belangrijk, maar het blijkt ook dat we niet te hoge verwachtingen moeten hebben, het is niet de verschijning van de Messias. Amerika heeft veel binnenlandse problemen op te lossen en juist daarom is het goed dat Barack Obama in Praag één van zijn belangrijkste toespraken van dit jaar zal houden, waarin hij natuurlijk een boodschap zal willen uitdragen aan de burgers van de EU over de belangrijkste standpunten en doelstellingen van de nieuwe Amerikaanse regering.

Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad zijn er een heleboel andere zaken besproken waarover ik vragen kan beantwoorden. Indien ik iets heb vergeten te zeggen, zal ik dat alsnog doen tijdens de discussie die zal volgen op de toespraken van de fractievoorzitters. In deze samenstelling zullen we elkaar waarschijnlijk niet meer ontmoeten, want u gaat op campagne, en ik hoop dat u daar niet hier vandaag al mee begint. Ik hoop dat de strijd om zetels in het Europees Parlement eerlijk zal verlopen en dat u na de verkiezingen weer bijeen zult komen en uw werk zult voortzetten.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Dank u, fungerend voorzitter van de Europese Raad, voor uw vastberadenheid de werkzaamheden van het voorzitterschap voort te zetten ondanks de moeilijke situatie in eigen land.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren afgevaardigden, de laatste Europese Raad is er één met tastbare resultaten geweest.

Ik wil het Tsjechisch voorzitterschap graag gelukwensen, en in het bijzonder premier Topolánek, die ervoor gezorgd heeft dat de discussie binnen het daarvoor vastgestelde kader is gebleven en de aandacht steeds op concrete doelstellingen is gericht. Dat heeft resultaten opgeleverd: een aantal beslissingen die op zich al belangrijk zijn, maar bovendien iets zeggen over de besluitvaardigheid van dit Europa. Deze beslissingen tonen aan dat we een verenigd front kunnen vormen en weerspreken zo bepaalde pessimistische voorspellingen, die – ook nu weer – niet juist bleken te zijn. Ik zal me hier concentreren op de economische aspecten. Omdat premier Topolánek het merendeel van de vraagstukken al heeft toegelicht hoef ik ze immers niet allemaal opnieuw te behandelen.

Om te beginnen heeft de Raad het voorstel van de Commissie om 5 miljard euro te besteden aan strategische energieprojecten en breedbandinternet goedgekeurd. De binnen de Europese Raad bereikte overeenstemming toont aan dat de Unie bereid is al de nodige tot haar beschikking staande instrumenten in te zetten om te verhinderen dat de crisis de verwezenlijking van onze langetermijndoelstellingen in gevaar brengt. Ik denk dan in de eerste plaats aan energiezekerheid en de strijd tegen klimaatverandering.

Het tweede belangrijke besluit houdt in dat het plafond voor de steun ten behoeve van de betalingsbalans van de lidstaten wordt verdubbeld. Dat plafond is nu op 50 miljard euro vastgesteld, wat enorm veel is. Daarmee laten we zien dat solidariteit in Europa in moeilijke tijd geen ijdel gepraat is.

De standpunten coördineren, samen optreden en elkaar steunen – dat is voor de Europeanen inderdaad de beste manier om de crisis te bestrijden en opnieuw groei te realiseren.

Het derde belangrijke besluit bewijst dat de Unie bij het bestrijden van de crisis op mondiaal niveau volledig bereid is haar aandeel te leveren. De omvang van de begrotingsimpuls voor de Europese economie komt nu – als we de automatische stabilisatoren meetellen – overeen met 4 procent van het Europees bbp. We hebben tijdens de Europese Raad ook besloten om het IMF met 75 miljard euro te steunen. De Unie neemt haar rol dus zeer serieus: ze stelt zich actief teweer tegen de crisis en werkt verder aan een ambitieus en toekomstgericht programma voor het hervormen van de regelgeving.

De Unie heeft dus blijk gegeven van eenheid en leiderschap. Als we op de ingeslagen weg doorgaan zullen we zo oplossingen op mondiaal vlak vinden. De discussies die we gisteren met Gordon Brown, de Britse premier, hebben gevoerd zijn daarvan het bewijs. De Europese Unie heeft voor de top in Londen een solide en coherente agenda, die op vier pijlers is gebaseerd: een sterke en gecoördineerde budgettaire prikkel voor de economie, een ambitieus plan voor het hervormen van de regelgeving, een duidelijke afwijzing van elke vorm van protectionisme en de belofte dat we de millenniumdoelen zullen blijven nastreven, in de eerste plaats ten behoeve van de minst bedeelden in deze wereld.

Dat is een agenda die van leiderschap getuigt. Toch geloof ik dat het van belang is erop te wijzen – omdat dit eerst niet helemaal duidelijk was – dat het standpunt van de lidstaten die aan de top in Londen zullen deelnemen en het standpunt van de Commissie in wezen het standpunt van de gehele Unie is, met al haar 27 lidstaten, die allemaal willen dat we deze leidersrol bij het vinden van een nieuwe benadering op mondiaal niveau blijven vervullen. Het is geen agenda van technocraten. Het gaat erom het economische systeem – en dan vooral het mondiale financiële systeem – opnieuw te wapenen met die morele waarden zonder welke de markteconomie niet kan functioneren. Het is zaak de mensen weer centraal te stellen war het gaat om de mondiale economie. Wij zijn voorstanders van open en concurrerende economieën, maar dat moeten wel economieën zijn waar de markt er voor de burger is. Dat is dan ook de reden waarom ik het ambitieuze plan van mevrouw Merkel om een handvest voor een duurzame economie op te stellen steun. Daarin wordt herhaald dat wij een sociale markteconomie voorstaan.

De Europese Raad heeft zich niet uitsluitend met de crisis bezig gehouden. Ik ben heel blij dat de 27 lidstaten in de context van de buitenlandse betrekkingen hun steun hebben uitgesproken voor de voorstellen van de Commissie over het ontwikkelen van een Oostelijk Partnerschap. We zullen dat onderwerp bij de op 7 mei te houden top over het Oostelijk Partnerschap verder bespreken. Zo hebben we nu – mét de Unie voor het Middellandse Zeegebied – een coherent kader voor het nabuurschapsbeleid, een beleid dat voor de buitenlandse betrekkingen van de Unie beslist één van de belangrijkste prioriteiten zal zijn.

(EN) Mijnheer de Voorzitter, we moeten het economisch herstelwerk met dezelfde voortvarendheid voortzetten; de 5 miljard euro moet dringend worden benut. Die investering is van vitaal belang in deze moeilijke tijden. We weten allemaal dat de kredietcrisis directe gevolgen heeft gehad voor onze strategische projecten. Er speelt een aantal kwesties, met name de kans van bevriezing van de olie- en gasleveranties. Door de crisis zijn investeringen in hernieuwbare energie vertraagd en is onderzoek naar schone technologie stilgelegd. Vandaar dat een duidelijk Europees antwoord nodig is.

Ik weet dat dit Parlement snel vorderingen wil maken met dit dossier en ik hoop dan ook dat, nadat u de voorstellen heeft bestudeerd, het overleg met de Raad spoedig verloopt, zodat ze in mei wet kunnen worden.

Hetzelfde geldt voor het pakket bestaande en toekomstige maatregelen voor het financiële systeem. Als Parlement en Raad in eerste lezing nog vóór het reces in de aanloop naar de verkiezingen overeenstemming zouden bereiken over deze maatregelen, dan zou dat een krachtig signaal zijn dat de EU weet wat zij moet doen om het financiële stelsel te stabiliseren.

Dat is een belangrijke component van het proces om het vertrouwen terug te winnen, en om die reden zal de Commissie doorgaan met het aannemen van de voorstellen die zijn beschreven in haar mededeling van 4 maart 2009 inzake hedgefondsen en private equity, inzake beloningsstructuren en inzake de invulling van de ideeën uit het verslag van de door mij ingestelde groep op hoog niveau onder leiding van de heer de Larosière. Dat verslag heeft een warm onthaal gekregen in de Europese Raad en werd unaniem gezien als uitgangspunt voor verdere maatregelen. Ik ben erg blij met dat resultaat.

Verder moeten we de maatregelen onderling nog beter afstemmen. Afstemming is elementair – afstemming en uitvoering. Onze richtsnoeren voor aan bijzondere waardevermindering onderhevige activa en voor steun aan de automobielindustrie worden inmiddels al gebruikt om met de maatregelen van de lidstaten zoveel mogelijk effect te sorteren.

Nu we ons in de uitvoeringsfase van het herstelplan bevinden, zal de Commissie zich extra inzetten om toe te zien op de invulling die de lidstaten geven aan de aangekondigde stimuleringsmaatregelen. Daarvoor beschikken we over enkele instrumenten. We hebben ook de beschikking over de instrumenten van de strategie van Lissabon die van kracht blijven. Verder zullen we nauw toezien op de diverse nationale maatregelen die worden genomen om de crisis te bestrijden en de vraag te stimuleren, om na te gaan welke lering daaruit kan worden getrokken en hoe wij kunnen helpen.

In dezelfde geest zouden we ons moeten voorbereiden op de werkgelegenheidstop. Ik heb dit hier al eerder gezegd: deze crisis komt echt hard aan en dat is nergens beter zichtbaar dan op de arbeidsmarkt.

De werkloosheid neemt toe en zal naar alle waarschijnlijkheid verder oplopen. Dat is mijn grootste zorg en zou mijns inziens voor Europa de grootste zorg moeten zijn. Het moet werkenden in heel Europa duidelijk zijn dat de Europese leiders hen niet in de kou laten staan. Daarom is de bijzondere top over werkgelegenheid begin mei zo belangrijk: om te evalueren welk effect de herstelmaatregelen tot nu toe hebben gehad, om na te gaan wat wel werkt en wat niet, en om beste praktijken uit te wisselen en afspraken te maken over verdere maatregelen.

We moeten ervoor zorgen dat alle middelen op plaatselijk, regionaal, nationaal en Europees niveau worden ingezet om de gevolgen van de crisis op te vangen en de mensen voor te bereiden op de banen van de toekomst. We moeten in het bijzonder zo goed mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden die het Europees Sociaal Fonds en het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering bieden ter aanvulling van de maatregelen van de lidstaten.

Zoals u waarschijnlijk bekend is, heeft de Europese Raad besloten de top te houden in de vorm van een trojka. Om u eerlijk de waarheid te zeggen – wat ik altijd doe – ben ik teleurgesteld over die beslissing. Ik had liever gezien dat de 27 lidstaten allemaal de tijd hadden genomen om gezamenlijk te overleggen over de beste oplossing voor wat in deze crisis immers geldt als de belangrijkste kwestie voor de Europese burgers bij uitstek: de werkgelegenheidssituatie.

Het is ons natuurlijk bekend dat de instrumenten vooral op nationaal niveau te vinden zijn, maar dat zou geen reden mogen zijn voor Europese leiders om niet op Europees niveau te overleggen over de juiste afstemming van hun maatregelen. We weten immers ook dat het bij besluiten over de financiële sector of de vaststelling van een herstelplan ook gaat om maatregelen voor de werkgelegenheid.

Ik ben evenwel van mening dat het onderwerp van de werkgelegenheid zelf, los van andere onderwerpen, aandacht van de Europese leiders verdient. Hoe dan ook, de Commissie is er geheel en al klaar voor om op 7 mei 2009 een sterk signaal af te geven. Persoonlijk geloof ik dat deze top, waarvoor zoals gezegd de vorm van de trojka is gekozen, een open karakter zou moeten hebben, in de zin dat alle eerste ministers die willen deelnemen, daartoe in de gelegenheid worden gesteld.

Zoals premier Topolánek wil ik u wijzen op de belangrijke bespreking met de sociale partners die we direct voorafgaand aan de Europese Raad hadden, samen met de premier van Zweden, de heer Reinfeldt, en de premier van Spanje, de heer Zapatero. Ik denk dat die bespreking duidelijk heeft gemaakt dat de sociale partners bereid zijn om met ons rond de tafel te gaan. Het is belangrijk dat het alle Europeanen duidelijk is, met name alle werkenden in Europa, dat ons op Europees niveau ook veel gelegen is aan een sociale dialoog.

We hebben de sociale partners uitgenodigd naar de Commissie en een vergadering georganiseerd in het college van Commissieleden. Ik ben vastbesloten om de samenwerking met de sociale partners, het Europees Parlement, de regeringen van de lidstaten, het voorzitterschap, natuurlijk, en ook met het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité voort te zetten, omdat ik echt geloof dat we bij de aanpak van dit werkgelegenheidsprobleem niet alleen de regeringen en Europese instellingen moeten betrekken, maar ook de sociale partners en de samenleving van elke lidstaat.

Ik ben er vast van overtuigd dat we alle alternatieven op tafel moeten krijgen. Vandaar dat de Commissie de komende weken extra haar best zal doen om met al onze partners samen te werken, en ik zou het erg op prijs stellen als ik kon rekenen op de volledige deelname van u als leden van het Europees Parlement en van dit Parlement als instelling. U beschikt over een schat aan kennis van maatregelen aan de basis.

Dit was al met al een Europese Raad die zeer belangrijke besluiten heeft genomen over economische en financiële aangelegenheden – dat zijn heel concrete resultaten. Daarmee is het proces echter geenszins afgesloten. We moeten doorgaan met dezelfde voortvarendheid. We moeten open staan voor alles wat nodig is voor de bestrijding van een crisis die zich bovenal zal doen voelen op sociaal gebied. Het is belangrijk dat we die vastberadenheid vasthouden en dat Europa via afstemming en uitvoering in staat zal zijn om niet alleen intern de uitdaging het hoofd te bieden, maar ook een belangrijke bijdrage te leveren tot het antwoord dat wereldwijd moet worden gevonden op deze bijzonder omvangrijke crisis.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Topolánek, mijnheer Barroso, beste collega’s, afgelopen vrijdag heeft Europa een stappenplan goedgekeurd voor de op 2 april te houden G20-top, na eerst, bij het begin van de crisis, onze Amerikaanse partners en de rest van de wereld mee te hebben gekregen voor een – broodnodige – hervorming van de financiële markten.

Sommigen hebben hier gisteren tijdens het debat over de G20 gezegd dat dit niet ver genoeg ging; anderen meenden dat we zo te ver gingen. De waarheid is dat Europa bij de achtereenvolgende crises die we hebben doorgemaakt, wel degelijk blijkt te bestaan – en dat is een Europa dat de zaken coördineert en als team kan werken.

Ik zeg het opnieuw: in de crisissituatie waarin we nu verkeren zijn nationale oplossingen, als het gaat mondiale problemen – energie, klimaat, buitenlandse zaken, veiligheid en defensie – , niet meer toereikend. En als zelfs de Britse premier, die we gisteren hebben horen spreken, de loftrompet steekt over de waarden van de Europese Unie en aangeeft dat hij “trots is Brit te zijn, en trots is Europeaan te zijn”, dan voel ik mij gesterkt in die mening.

Het vorige week door de Europese Raad genomen besluit om een fonds aan te leggen van 50 miljard euro om de landen buiten de eurozone in deze moeilijke tijden bij te staan is heel positief: wat één van ons aangaat, gaat ons allen aan. Dit is wat wordt bedoeld met Europese integratie. Opgeteld bij de 400 miljard euro van het Europees economisch herstelplan zullen deze kredieten ons weer op weg helpen, naar groei, naar het creëren van welvaart en – uiteindelijk – banen. Datzelfde kan gezegd worden van het pakket van 5 miljard euro dat we hebben goedgekeurd en dat bestemd is voor projecten op het gebied van energie en maatregelen ten behoeve van internet en andere zaken.

Ik roep de Raad op om nog voor het verstrijken van deze zittingsperiode een akkoord te bereiken over de drie belangrijkste kwesties van het moment: ratingkantoren, richtlijnen inzake kapitaalverplichtingen en de Richtlijn Solvabiliteit II. De Raad moet met die laatste tekst zo snel mogelijk verder, zodat die mogelijk al in april in eerste lezing kan worden goedgekeurd.

Beste collega’s, we hebben geen behoefte aan socialistische oplossingen. We hebben behoefte aan meer banen, en dit pakket maatregelen schept daarvoor mogelijkheden. Ik vind het verder een interessant gegeven dat geen enkele leider van links of rechts zich vorige week in Brussel voorstander heeft betoond van socialistische maatregelen. Dat sterkt mij in mijn overtuiging dat er niet altijd veel samenhang bestaat tussen wat de voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement nu zegt en wat de door socialisten geleide regeringen doen. Beste Martin, je zult er nog heel wat werk aan hebben om je politieke vriend Steinbrück ertoe te bewegen een wat socialere instelling te betrachten.

Ik wil verder de aandacht vestigen op de voorbereiding op de conferentie die in december van dit jaar in Kopenhagen zal worden gehouden. En ik wil het Tsjechisch voorzitterschap vragen in juni voorstellen gereed te hebben over mechanismen voor internationale financiering. Wat het energie/klimaat-pakket betreft: Europa heeft de toon bepaald en mag zijn voorsprong nu niet opgeven. Klimaatverandering wacht niet tot deze crisis voorbij is. Op ons rust dus de verantwoordelijkheid om onze partners ervan te overtuigen dat ze onze koers bij het aanpakken van klimaatverandering moeten volgen en onze doelstelling om de CO2-uitstoot met 30 procent terug te dringen ook de hunne dienen te maken.

Het lijkt erop dat Barack Obama besloten heeft onze uitgestoken hand te grijpen en ermee in te stemmen in de Verenigde Staten een systeem voor emissierechten in te voeren. Tot slot wil ik graag aangeven dat ik ermee ingenomen ben dat Europa de oostelijke buren nu eindelijk serieus begint te nemen en een strategisch partnerschap is aangegaan met Armenië, Azerbeidjan, Wit-Rusland, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne. Dat zal een nuttige aanvulling vormen op de EURO-NEST-Assemblee – een initiatief van onze fractie – , die zodra het volgende Parlement is geïnstalleerd met instemming van alle politieke fracties zal worden opgezet.

Daar staat tegenover dat het nu toch hoog tijd is dat de vorige zomer opgerichte Unie voor het Middellandse Zeegebied haar secretariaat naar Barcelona stuurt en een begin maakt met concrete projecten. De 27 hebben daar afgelopen week om gevraagd; wij verwachten in juni van dit jaar een uitgewerkt stappenplan.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Topolánek, ik vind het opmerkelijk dat u hier vandaag aanwezig bent. Dat siert u in deze lastige situatie. Het feit dat u vanochtend hier aanwezig bent laat zien dat u een vechter bent, maar u moet nog leren wat het betekent om fungerend voorzitter van de Europese Unie te zijn. Als u hier naartoe komt en Tsjechisch binnenlands beleid voert, dan mag het u niet verbazen dat wij hier over Tsjechische interne aangelegenheden praten. U bent hier mijns inziens echter aanwezig in uw hoedanigheid van fungerend voorzitter van de Europese Raad en ik begrijp daarom ook uw opmerking niet over de tegenwerking van de sociaaldemocraten.

(Applaus)

Overigens bent u gestruikeld over twee stemmen van de Democratische Burgerpartij en twee stemmen van de Groenen. Wat te denken dus van de tegenwerking door uw eigen mensen?

Gisteren hebben we kunnen luisteren naar de toespraak van een belangrijke Europese regeringsleider die als gastheer van de G20-top volgende week het tegendeel verwoordde van hetgeen u hier als fungerend voorzitter van de Raad heeft gezegd. Gordon Browns woorden waren het tegenoverstelde van uw woorden. U merkte op dat de weg die de VS zijn ingeslagen historisch de verkeerde weg is. Dat heeft u hier enkele minuten geleden gezegd. Volgens u is Geithners weg de verkeerde weg, de weg naar de hel. Dat is toch niet het niveau waarop de Europese Unie met de VS wil samenwerken. U vertegenwoordigt niet de Raad van de Europese Unie, u vertegenwoordigt uzelf. Dat is de grote fout die u hier maakt.

(Applaus)

Nu begrijp ik ook waarom mensen ons in het begin hebben gezegd dat het lastig is om met deze man de dialoog aan te gaan. Nee, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, op deze manier brengt u de Europese Unie verder op een dood spoor.

De voorzitter van de Commissie heeft vandaag iets belangrijks opgemerkt. Hij zei dat het een ernstige fout zou zijn om de sociale top, de werkgelegenheidstop af te wijzen. In een tijd waarin miljoenen mensen bang zijn om hun baan te verliezen, in een tijd waarin failliete banken en verzekeringsmaatschappijen, ook in de VS, worden gered door miljarden, honderden miljarden, zelfs biljoenen aan publieke middelen, hetgeen u de weg naar de hel noemt, in een situatie waarin mensen weten dat zij dit uiteindelijk met hun belastinggeld moeten betalen, hetzij in euro’s, hetzij in kronen; in een dergelijke situatie zegt de Europese Raad tegen deze mensen: “Jullie werkgelegenheidsproblemen interesseren ons niet. Daar hebben we geen tijd voor.” Dat is een rampzalig signaal. Dat is het verkeerde signaal.

Daarom zeg ik, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dat uw advies aan het voorzitterschap van de Raad niet voldoende is. Wij willen geen trojka; wij willen een open discussie voor iedereen. Hij moet de top opnieuw bijeenroepen, zodat de staatshoofden en regeringsleiders hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en begin mei over de werkgelegenheidssituatie kunnen praten.

(Applaus)

Mijnheer Topolánek, ik wil u drie aanbevelingen vanuit ons standpunt meegeven voor de komende dagen: als u de regeringen van de Europese Unie ertoe dwingt om 1,5 procent van hun bruto binnenlands product in 2009 en 1 procent in 2010 in het kader van een conjunctuurpakket te mobiliseren en als tot dusver niet meer dan vier landen aan deze eisen voldoen, als ik dat goed heb begrepen, dan is dat onvoldoende en het is uw taak als fungerend voorzitter van de Raad om ervoor te zorgen dat de lidstaten de verplichtingen die ze zichzelf hebben opgelegd ook nakomen.

Ten tweede dring ik er bij u op aan om de sociale top weer bijeen te roepen. Laat het Europese publiek zien dat het werkgelegenheidsbeleid en de initiatieven ter bescherming van de werkgelegenheid centraal staan bij de overheidsacties.

Ten derde verzoek ik u er in de Raad voor te zorgen dat er eindelijk duidelijkheid komt over de vraag wat er na de verkiezingen met betrekking tot de institutionele vraagstukken moet gebeuren. Persoonlijk heb ik bijzonder met u te doen. Ik weet dat u zich vóór ratificering van het Verdrag van Lissabon heeft ingezet, maar ik weet ook dat u met uw eigen president een heleboel te stellen heeft en dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat u dit door de Senaat loodst. Wij zullen u helpen. Waar mogelijk praten wij met uw senatoren van de ODS om hen ervan te overtuigen in te stemmen met het ratificatieproces. Geen probleem, wij staan achter u en zullen alles doen wat we kunnen.

Los hiervan is er echter nog een heel ander punt: u moet ons nu eindelijk vertellen op welke basis u wilt verdergaan. Op basis van het Verdrag van Nice, dat al van kracht is, of op basis van het Verdrag van Lissabon, dat nog niet van kracht is? Zeggen dat we beginnen met Nice en daar vervolgens een beetje Lissabon aan toevoegen, dat kan niet. Daarom zeg ik ook wat ons betreft: raadpleging na de Europese verkiezingen zonder meer, maar pas als het Europees Parlement is geïnstalleerd. Ik wil niet na 7 juni worden geraadpleegd zonder dat het Parlement formeel voor zijn eerste vergadering bijeen is gekomen. We mogen toch nog wel een minimum aan institutioneel respect verlangen. Deze drie punten dus, mijnheer Topolánek, en dan wint u weer een beetje aanzien bij ons.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de recessie mag dan in brede kring voor veel leed zorgen, er bestaat ook een luchthartige definitie van, namelijk wanneer je geld uit de automaat wilt halen en er een bericht verschijnt met de boodschap: “Onvoldoende saldo” – en je niet zeker weet of daarmee je eigen saldo wordt bedoeld of dat van de bank!

(Gelach)

Ondanks alle sombere waarschuwingen over ruzie en strijd heeft deze Europese Raad een positief pakket op tafel gelegd en ik feliciteer het Tsjechisch voorzitterschap met dat resultaat.

We hebben een toezegging van meer geld van het IMF, een belofte van extra steun voor Europa's zwaarst getroffen economieën en het groene licht voor Europees toezicht op het financiële stelsel. Allemaal welkome ontwikkelingen. En ik was met name blij te zien dat de Raad de heer Barroso uit de brand heeft geholpen door 5 miljard niet uitgegeven euro’s in het herstelplan te storten. Door te investeren in vervoer, infrastructuur en breedbandaansluitingen scheppen we nieuwe banen voor nu en bereiden we Europa voor op de toekomst. En door geld te bestemmen voor de Nabucco-pijpleiding zorgen we voor enige verlichting in onze zorgwekkende afhankelijkheid van de Russische energietoevoer.

De fungerend voorzitter zal ons onomwonden moeten toezeggen dat een gedeelte van de genoemde 5 miljard euro inderdaad ter beschikking van dat project zal komen, maar ook dat de investeringen in de infrastructuur voor de gasvoorziening niet ten koste zullen gaan van onderzoek naar hernieuwbare bronnen. Groene groei blijft essentieel voor de zekerheid van onze burgers, nu en in de toekomst, en hetzelfde geldt voor de beginselen van de strategie van Lissabon: flexizekerheid, de kenniseconomie en een gepaste arbeidsreglementering – die zijn van vitaal belang voor een concurrerende economie en een geslaagde interne markt. Het is zeer de verdienste van de Raad dat het protectionistische taalgebruik uit het verleden geen schaduw heeft geworpen over zijn conclusies.

Ondanks al deze kennelijke eensgezindheid is er nog wel een klein nuanceverschil tussen de opvattingen van de lidstaten over de prioriteitenstelling. Terwijl sommige landen menen dat de oplossing moet komen van robuuste regelgeving op internationaal niveau, geloven andere meer in een sterk pakket van stimuleringsmaatregelen. Dat is een schijnkeuze. Natuurlijk hebben we toezichtstructuren met afdwingbare regelgeving nodig, maar we hebben evenzeer anticyclische maatregelen nodig om de gevolgen van de recessie te kunnen aanpakken. Er zijn maatregelen nodig voor allebei: voor de lange termijn én voor de korte termijn.

Het is zaak dat onze leiders daar duidelijk over zijn tijdens de G20. Als we het niet eens kunnen worden over onze gemeenschappelijke zaak, dan kunnen we natuurlijk onmogelijk als collectief gewicht in de schaal leggen. De VS komt naar de G20 met een eigen agenda. Wij moeten er zijn met een Europese agenda en samen zorgen voor een resultaat dat voor ons allemaal positief uitpakt.

Mijnheer de fungerend voorzitter, vorige week heeft u het tijdens de vergadering van de Raad nauwelijks gehad over de rechtsgrondslag voor de vorming van de volgende Commissie, maar Ierland is inmiddels niet het enige land dat het Verdrag van Lissabon waarschijnlijk niet zal ratificeren. Ik dring er daarom bij u op aan om, voordat dit Huis in mei met reces gaat, de leiders van de Raad, de Commissie en het Parlement bijeen te roepen om te overleggen over de manier waarop het Parlement en de Commissie met rechtszekerheid kunnen worden samengesteld.

In Má Vlast, mijnheer de fungerend voorzitter – ik heb het over Smetana’s welbekende compositie –, reiken op zeker moment cello en fagot van onheilspellende diepten tot ogenschijnlijk onmogelijke hoogten. Dat moment is onder uw leiding gepasseerd. Voor Europa ligt het nog in het verschiet. Laat binnenlandse problemen de huidige voortgang niet afremmen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Adam Bielan, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik premier Topolánek feliciteren met de uitstekende voorbereidingen van de Europese top en met het tot dusver voortreffelijke voorzitterschap. Enkele maanden geleden twijfelden vele politici of een klein land in Midden- en Oost-Europa in staat zou zijn om de last van het voorzitterschap van de Europese Unie te dragen. De heer Topolánek en zijn gehele kabinet hebben nu bewezen dat dat mogelijk is. Ik wil u nogmaals feliciteren en ik hoop dat u in deze voor u zo moeilijke tijden vanwege interne problemen in staat zult zijn deze problemen op te lossen en dat u de volgende top over drie maanden eveneens zult voorbereiden.

Als vrienden onder elkaar moeten we echter eerlijk zijn. Ik wil een aantal punten met betrekking tot de top onder de aandacht brengen, die ik met een kritische blik bekijk, hoewel mijn kritiek niet tegen de heer Topolánek persoonlijk gericht is.

Ten eerste het Oostelijk Partnerschap. Een bedrag van 600 miljoen euro is hiervoor voor een periode van vijf jaar beschikbaar gesteld, maar we weten dat slechts 350 miljoen euro van dit bedrag uit nieuwe middelen bestaat. Dat komt neer op niet meer dan 20 miljoen euro per jaar voor elk land dat deelneemt aan dit project. Is dat werkelijk voldoende voor de EU om haar invloed in die regio uit te breiden? Nu ik het over onze Oost-Europese partners heb, zou ik graag willen weten wat er is besloten over de kwestie met betrekking tot visa voor deze landen. Ik heb de indruk dat er helemaal niets is besloten. Er is zelfs besloten om elke vorm van samenwerking op dit gebied te weigeren. We moeten onszelf afvragen of wij onze Oost-Europese buurlanden willen afschrikken of dat wij hen willen aanmoedigen om met ons samen te werken. Het lijkt erop alsof enkele lidstaten trachten het concept van het Oostelijk Partnerschap te ondermijnen teneinde zichzelf niet impopulair bij Rusland te maken.

Om dezelfde reden zien we tegenwerking bij de aanleg van de Nabucco-gasleiding. De toewijzing van 200 miljoen euro voor dit project, dat naar schatting 8 miljard euro zal kosten, brengt alleen een meewarige glimlach op het gezicht van onze partners. Wij mogen niet vergeten dat wij op grond van onze eigen energiezekerheid degenen zouden moeten zijn die het meeste belang hechten aan de aanleg van een leiding voor het vervoer van brandstof van het Kaspische Zeegebied naar Europa, en die leiding mag niet afhankelijk zijn van de wil van het Kremlin.

Op de top is eveneens 5 miljard euro beschikbaar gesteld voor het anticrisispakket. Een gedeelte van dit geld zal aan grote energieprojecten worden besteed, waarvan 330 miljoen euro aan mijn eigen land, Polen. Helaas is daar een voorwaarde aan verbonden die nauwelijks haalbaar is, namelijk dat het geld eind volgend jaar besteed moet zijn. Dat bedrag is nu virtueel geld geworden, want gezien het tempo waarin de Poolse regering Europees geld besteedt, zal het geld niet worden uitgegeven en uiteindelijk niet langer beschikbaar zijn. Ik stel daarom voor om de termijn waarop deze middelen beschikbaar zijn te verlengen.

Nu ik het over de top heb, wil ik eveneens de voorgaande informele anticrisistop in Brussel ter sprake brengen, die een initiatief van de heer Topolánek was. De deelnemers aan deze top waren unaniem tegen economisch protectionisme. Inmiddels hebben we enkele dagen geleden echter kunnen zien dat de besluiten die tijdens deze top zijn genomen, nauwelijks betekenis hebben, nu het Franse automobielconcern Renault heeft aangekondigd zijn productie van Slovenië naar Frankrijk te verplaatsen. Daaruit blijkt helaas dat in tijden van economische crisis het grondbeginsel van de EU van solidariteit wordt opgeofferd aan economisch egoïsme. Ik dring er bij de heer Topolánek op aan om hier een einde aan te maken.

 
  
MPphoto
 

  Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat alleen de geschiedenis zal leren of de top van vorige week geslaagd is geweest. Op dit moment wil ik een duidelijke waarschuwing geven. We bevinden ons in een systeemcrisis, en die systeemcrisis kan zich snel ontwikkelen tot een maatschappelijke crisis.

In de jaren dertig van de vorige eeuw won Roosevelt het van de fascisten, terwijl Europa verloor. Waarom won Roosevelt? Omdat hij zelfs van die Amerikaanse burgers het vertrouwen genoot die tijdens de economische crisis van de jaren dertig veel economisch inkomen waren kwijtgeraakt. Voor dat vertrouwen zijn vier redenen aan te wijzen.

De eerste was herregulering. Roosevelt pakte de oligopolieën, de grote ondernemingen in de VS, stevig aan en herreguleerde de economie. Dat is precies wat wij tijdens de G20 in Londen moeten doen. Al ware de heer Brown de voorvechter van deregulering, wellicht dat dit laat zien dat verandering mogelijk is.

De tweede reden is de versterking van het maatschappelijk weefsel. Het programma van Roosevelt richtte zich in de eerste plaats op herverdeling van de welvaart door de rijken te belasten en de armen geld te geven, en in de tweede plaats op grootschalige steun voor jongeren in de VS. Wat bieden wij onze jongeren nu in Europa om te voorkomen dat zij straks tijdens de Europese verkiezingen hun stem niet geven aan de fascisten? Ten derde – iets wat de heer Schulz te berde heeft gebracht – was de grootste vergissing van de top dat de werkgelegenheidstop in mei is gedevalueerd. De enige manier waarop een maatschappij bijeen blijft is als de multipliers hun doorgeeffunctie vervullen. We moeten die bijeenkomst van mei dus opwaarderen en de kwestie in een breder perspectief plaatsen. Verder zullen we al die ngo’s moeten uitnodigen die samen met burgers en anderen op milieu-, ontwikkelings- en maatschappelijk gebied werken aan de veranderingen die we als samenleving nodig hebben.

De vierde reden waarom Roosevelt het vertrouwen genoot was zijn economisch investeringsbeleid. Op dat punt heeft hij in feite verloren, want de economische motor kwam in de VS pas tijdens de Tweede Wereldoorlog weer goed op gang. Oorlog willen we niet. De oorlog die we vandaag moeten winnen, gaat om het behoud van onze planeet. Onze wapens zijn groene investeringen – daarmee moeten we de oorlog winnen. Concreet betreft het de volgende twee zaken.

Als eerste hebben we groene euro-obligaties nodig. Van de 5 miljard euro moeten we zoveel mogelijk geld onderbrengen bij de Europese Investeringsbank, want dat betekent meer middelen voor hernieuwbare en efficiënte vormen van energie. Als tweede moeten we de steden van Europa er weer bij betrekken. De Europese burgers wonen niet op de Noordzee, op CO2-stortplaatsen, daar kun je geen stemmen winnen. We moeten winnen in de Europese steden – en met ons de inwoners van die steden –, en wel via een programma voor slimme steden. Zo win je de economie en zo win je de burgers voor Europa.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Remek, namens de GUE/NGL-Fractie. (CS) Dames en heren, het is wel duidelijk dat het nodig is om oplossingen te zoeken voor de crisissituatie, waar Europa en andere delen van de wereld zich momenteel in bevinden. Het staat buiten kijf dat opbouw van vertrouwen en ondersteuning van de financiële stabiliteit onderdeel moeten uitmaken van ons streven, zoals de Europese Raad tenslotte ook constateerde. Het probleem is echter hoe het vertrouwen hersteld moet worden en door wie. Indien dit gebeurt door voornamelijk dezelfde personen die door hun onverzadigbare hebzucht tot de huidige crisis hebben bijgedragen en we niet proberen diegenen te ondersteunen die waarden creëren, maar het functioneren van bedrijven, laat staan hele economieën, niet kunnen beïnvloeden, dan verwacht ik daarvan niet veel goeds. Daarom beschouw ik de punten van de bijeenkomst van de Raad die betrekking hebben op de noodzaak om de sociale gevolgen van de crisis op te lossen als de belangrijkste. De forse toename van de werkloosheid is een probleem en maatregelen ter ondersteuning van nieuwe arbeidsplaatsen en ter voorkoming van het verlies ervan zijn voor werknemers het allerbelangrijkst. Als alleen de grote giganten en hun management worden ondersteund, dan zullen we daar niet om staan te juichen. Ik ben verheugd over het plan om de energiezekerheid en de energieverbindingen te verbeteren, evenals over de nadruk die in algemene zin op de ontwikkeling van de infrastructuur op dit vlak wordt gelegd. Dat is overigens ook een manier om de werkgelegenheid te steunen, arbeidsplaatsen te beschermen en voordelen te bereiken voor de toekomst. De toekomst zal beslist nog meer kritische momenten voor ons in petto hebben en we hebben de mogelijkheid ons daarop voor te bereiden door middel van oplossingen voor de huidige crisis. Volgens mij is het juist dat de onvervangbare rol van kernenergie opnieuw erkend wordt, hoewel de meningen over deze energievorm uiterst verdeeld zijn, onder andere in mijn eigen politieke fractie.

Staat u mij toe nog iets op te merken over het Oostelijk Partnerschap. In het algemeen ben ik natuurlijk voor een zo breed mogelijke internationale samenwerking, maar hier is duidelijk het streven voelbaar, en dat is bovendien ook expliciet zo geformuleerd, om staten van de voormalige Sovjet-Unie dichter bij de EU te brengen en ze zo van Rusland te verwijderen. Daarmee bepalen we invloedssferen en leggen we gedrag aan de dag waar we anderen scherp om bekritiseren.

 
  
MPphoto
 

  Hanne Dahl, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen week kon men op euobserver.com lezen dat Jacques Delors de toekomst van de eurozone pessimistisch inziet. Met andere woorden, een van de voorvechters van de euro uitte zijn bezorgdheid over de EU en de euro aan de vooravond van de onlangs gehouden top. Hij zei onder andere dat hij zich zorgen maakte over het gebrek aan wil om de financiële sector te saneren en nieuwe regels voor regulering in te voeren. Nu heb ik eerder nog geen reden gehad om Jacques Delors gelijk te geven, maar in dit geval moet ik zeggen dat zijn bezorgdheid helaas terecht is. De conclusies van de top zijn wat dit betreft zeer vaag. Ik heb tijdens de crisis continu vragen gesteld aan de Commissie over haar wil om de financiële sector te reguleren en controleren. Echter, de Commissie heeft die wil niet en verwijst steeds naar het recht van de interne markt om de sector te besturen.

De heer Delors zei nog iets anders waardoor ik als euroscepticus bijna een déjà vu kreeg, omdat ik dezelfde argumenten bij een eerdere gelegenheid naar voren heb gebracht. Hij zei namelijk dat de economieën in Europa te verschillend zijn voor de euro. Bingo, mijnheer Delors, dat is precies waar het om draait. De gemeenschappelijke munt maakt deel uit van het probleem, niet van de oplossing. Europa heeft behoefte aan een sterke gemeenschappelijke regulering van de financiële sector, maar ook aan een grote mate van flexibiliteit om te kunnen bepalen welk economisch beleid het meest geschikt is om de crisis in de individuele landen aan te pakken.

 
  
MPphoto
 

  Jana Bobošíková (NI). (CS) Dames en heren, het doet mij een genoegen dat de Raad vorige week de herziening van de onrealistische Lissabonstrategie heeft uitgesteld. Het verheugt me ook dat de Raad de beslissing over de financiering van maatregelen tegen de klimaatverandering heeft uitgesteld. In verband hiermee wil ik José Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, prijzen om zijn uitspraak dat de Europese Unie geen verplichtingen op het gebied van het klimaat zou moeten aangaan, zolang andere landen, vooral de Verenigde Staten en China, dit niet ook doen. Ik wil erop wijzen dat de hoofden van de 27 lidstaten en de Commissie tot deze volstrekt rationele conclusie zijn gekomen in een situatie waarin de EU met een forse groei van de werkloosheid en economische recessie te maken heeft en het Verdrag van Lissabon niet is geratificeerd. Hieruit blijkt duidelijk dat het Verdrag van Lissabon helemaal niet nodig is voor het nemen van zulke belangrijke beslissingen, die overduidelijk in het voordeel zijn van de burgers van de lidstaten. Het verdrag is volstrekt overbodig en de huidige rationele beslissingen van de Europese Raad, die zijn genomen binnen het huidige verdragskader en onder het voorzitterschap van Tsjechië, bewijzen dit.

Gisteren is het vertrouwen opgezegd aan de regering van de Tsjechische premier en de voorzitter van de Europese Raad, Mirek Topolánek. Ik wil allen die zo arrogant zijn om kritiek te leveren op deze beslissing van het Tsjechische Huis van Afgevaardigden erop wijzen dat het hier gaat om een democratische beslissing van een democratisch gekozen parlement van een soevereine lidstaat. De EU wordt niet voorgezeten door de Tsjechische regering, maar door het land Tsjechië, wiens burgers ik met trots vertegenwoordig. Ik weet dat mijn land over dusdanig sterke bestuurlijke en democratische mechanismen beschikt dat het zijn verplichtingen op EU-niveau ongetwijfeld zal kunnen nakomen.

Na de val van de regering-Topolánek heeft president Václav Klaus in Tsjechië het sterkste politieke mandaat. Zoals u in dit parlement hebt kunnen merken, is hij een staatsman met een sterk gevoel voor democratie, die het Europees integratieproces niet ziet als een eenrichtingssnelweg waarop de wil van de politieke en bureaucratische elite gevolgd moet worden, maar als een gecompliceerd proces, dat alleen succesvol kan zijn als het gebaseerd is op de wil van de burgers. Dames en heren, de president heeft ons enkele weken geleden duidelijk meegedeeld dat hij geen alternatief ziet voor het Tsjechische lidmaatschap van de Europese Unie. Bovendien beschouwt het merendeel van de Tsjechische bevolking het lidmaatschap van de Europese Unie als waardevol. Er is dus geen reden om te vrezen dat Tsjechië zijn verantwoordelijkheid niet zal nemen.

Tot slot wil ik de voorzitter van de Associatie van Sudeten-Duitsers (Sudetendeutsche Landsmannschaft), de heer Posselt, die openbaar zijn verdriet heeft geuit over de val van de ministers Vondra en Schwarzenberg en Tsjechië oproept tot een sterke pro-Europese regering, erop wijzen dat Tsjechië niet meer het Duitse protectoraat is uit de Tweede Wereldoorlog, maar een soevereine staat, waar de president van de republiek de ministers benoemt en de regering haar autoriteit ontleent aan het Huis van Afgevaardigden, dat gekozen wordt door de Tsjechische burgers.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Mevrouw Bobošíková, democratie wil ook zeggen dat alle democraten zich kunnen uitspreken over procedures in alle landen van de Europese Unie en daarbuiten. Ook dat is democratie.

 
  
MPphoto
 

  Mirek Topolánek, fungerend voorzitter van de Raad (CS) Eerlijk gezegd denk ik toch echt dat we ons nu een beetje laten verleiden tot verkiezingsretoriek. Laten we proberen serieus naar deze zaken te kijken en overeenstemming te vinden tussen de 27 landen, waarvan elk niet alleen zijn eigen historische achtergrond heeft, maar ook te maken heeft met andere symptomen van de financiële crisis, laten we zeggen andere gevolgen voor de reële economie. Indien we het niet eens worden over een gezamenlijke aanpak, maakt het uiteindelijk niet zo veel uit welk land welke uitgangspositie had aan het begin van de crisis, want door een domino-effect zullen we er allemaal onder lijden. Dat is punt één.

Ik ben van mening dat ik de Amerikaanse aanpak niet zomaar op zichzelf bekritiseerd heb. Ik wilde onderstrepen wat voor voordeel de Europese Unie heeft. Dat voordeel is juist een uitgebreid systeem van sociale voorzieningen, waardoor wij geen enorme bedragen hoeven te investeren in de sociale zekerheid van mensen die in de problemen komen. Het systeem werkt gewoon. Onze enige grote taak is dit systeem op gang te houden en de Europese burgers te verzekeren van dezelfde sociale zekerheden als ze hadden vóór de crisis. Ik vind dat helemaal geen kleine taak en het gaat veel geld kosten. We hebben en besluit genomen over zeer concrete zaken en de cijfers van 5, 50 en 75 miljard euro tonen volgens mij aan dat de Europese Raad overduidelijk zijn verantwoordelijkheid neemt en reageert op een concrete situatie, niet alleen door het nemen van algemene maatregelen en het opstellen van kaders, maar ook door concreet op te treden.

Er is een groot verschil tussen ergens op straat grote woorden verkondigen en de uitvoering ervan in de praktijk. Ons gemeenschappelijke doel is nu alle stappen waarvan we gezegd hebben dat we ze zullen ondernemen in de praktijk te brengen en te evalueren. Niemand weet precies, zelfs macro-economen niet, wat voor gevolgen de afzonderlijke maatregelen kunnen hebben, daar ben ik me terdege van bewust. Maar we weten zeker dat iemand de rekening voor dit dure grapje zal moeten betalen. Het zou zeer onverantwoord van ons zijn als we niet naar de toekomst zouden kijken, ook al weten we niet hoe lang de crisis zal duren, en als we er niet naar kijken wie dit alles betaalt, wat voor gevolgen dit heeft voor de eurozone en het Stabiliteits- en groeipact, wat voor kansen dit zal geven voor landen zoals het mijne om op de euro over te stappen. Ik zal niet reageren op de woorden van fractievoorzitter Schulz. Berlusconi deed dat voorafgaand aan de vorige verkiezingen en ik wil zijn fout niet herhalen. Ik denk dat het zinloos is op sommige aanvallen te reageren. Hoe het ook zij, het zou onaanvaardbaar zijn als alleen gelddrukkers van deze crisis zouden profiteren. Dat zou een hele slechte zaak zijn.

De werkgelegenheidstop. Wij hebben aan de Europese Raad natuurlijk een top op volle sterkte voorgesteld, dat was het idee van José Manuel Barroso en mij, omdat we net als u denken dat het nodig is om de sociale partners bij de discussie te betrekken op een hoger niveau dan een driepartijenoverleg, en met hen de problemen te bespreken op het gebied van de werkgelegenheid, de tenuitvoerlegging van de afzonderlijke nationale maatregelen, de invloed op de werkgelegenheid en verdere stappen die er gezet moeten worden om de burgers van de EU te behoeden voor de gevolgen van deze crisis. Wij hebben er niet toe besloten dat het een driepartijentop zou worden. Ik heb begrip voor de vrees van velen onder de staatshoofden en regeringsleiders en ik was zelf uitgesproken voor een top op volle sterkte. Aan de andere kant moeten we beseffen dat het slechts om een informele top ging, zonder bindende conclusies. Wat dat betreft kan de gereduceerde omvang een voordeel zijn, omdat de aanbevelingen van deze informele top vervolgens tijdens de normale junizitting aan de Raad kunnen worden voorgelegd en daar eventueel unaniem zouden kunnen worden aangenomen. Ik denk dat het ook weer niet zo'n grove fout was en dat het niet nodig is om er een politiek probleem van te maken. Het belangrijkste is dat we de moed hebben gehad om deze top bijeen te roepen, dat we de sociale partners erbij hebben uitgenodigd, dat we ons met hen langdurig zullen voorbereiden, nog vóór de werkgelegenheidstop zullen er drie rondetafelgesprekken plaatsvinden in Stockholm, Madrid en Praag, en dat we proberen tot conclusies te komen die geschikt zullen zijn voor de junizitting van de Raad.

Het Verdrag van Lissabon. Staat u mij toe vandaag één grapje te maken. Ik denk dat de informatielijn voor het Verdrag van Lissabon nu niet meer het telefoonnummer van de regering van premier Topolánek zal hebben, maar het nummer van de sociaaldemocratische partij van Jiří Paroubek. Ik moet zeggen dat de verantwoordelijkheid voor hoe het nu verder moet, komt te liggen bij diegenen die deze situatie hebben gecreëerd. Ik zal natuurlijk mijn uiterste best doen om me aan mijn belofte te houden, zodat ik mijn handtekening op de steen voor het Hiëronymusklooster in Lissabon niet hoef uit te wissen.

En dan de Commissie. De Raad heeft tijdens de decembertop een duidelijk besluit genomen. We zijn ons bewust van de gecompliceerdheid van de situatie. Het is eerlijk gezegd onze ambitie om tijdens de junizitting van de Europese Raad een politiek akkoord te bereiken. Daar zullen we het Parlement natuurlijk over raadplegen, een discussie hierover met het Parlement is noodzakelijk. In verband daarmee hebben we zelfs overwogen om, indien daar in het Europees Parlement belangstelling voor is, de junizitting van de Raad een week op te schuiven, zodat we in plaats van tien dagen zeventien dagen de tijd krijgen, wat denk ik voldoende is. Raadpleging van het Parlement is noodzakelijk, maar alvorens we tot een officieel besluit komen moet er natuurlijk bepaald worden of we het Verdrag van Nice zullen volgen of vooruit zullen lopen op het Verdrag van Lissabon, of er eenzelfde aantal staten zal zijn, of alle staten commissarissen zullen hebben enzovoort. We moeten rekening houden met de uitslagen van de Europese verkiezingen en ik kan niets anders zeggen dan dat we deze goedgekeurde standaardprocedure zullen volgen, want we bevinden ons in zekere zin in een juridisch vacuüm en in een situatie die we politiek en zakelijk moeten oplossen.

Verder is er ook gesproken over regulering versus stimuleringsmaatregelen. Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat de Europese Unie correct te werk gaat door niet voor het één of het ander te kiezen en dat we zeggen: we hebben de bankensector beschermd, nu is het tijd om deze sector te zuiveren. De Commissie heeft een plan opgesteld om giftige activa afzonderlijk te beoordelen, een “impact assessment”, en het probleem op te lossen. Volgens mij is zuivering van de banken de enige manier waarop we het vertrouwen in de bankensector en het vertrouwen van de bankensector kunnen verhogen. Tsjechië en Zweden beschikken over de kennis om dit te doen, de Amerikaanse minister van Financiën heeft zijn eigen Amerikaanse plan voorgelegd. Volgens mij is dat de enige manier hoe we deze situatie kunnen oplossen. Ik heb de stimuleringsmaatregelen al genoemd. De tweede pijler van dit geheel is regulering, die u gedeeltelijk in de hand hebt en gedeeltelijk ook genoemd is in het verslag van de Larosière, dat het resultaat is van zeer gedegen werk. Het zal gaan om de regulering van hedgefondsen en private equity fondsen en de aanpak van de offshoresector. U ziet ongetwijfeld dat er op dit vlak veel vooruitgang is geboekt en we bereiden ons in dezen voor op een mogelijke volgende crisis. Op het moment staan we niet dagelijks onder tijdsdruk om met de nieuwe regelgeving te komen. We staan onder tijdsdruk als het gaat om het beperken van eventuele nieuwe problemen.

Er is ook gesproken over de rol van het Internationaal Monetair Fonds. We zijn het erover eens dat het IMF als bemiddelende instelling zou moeten optreden bij deze oplossingen, maar het probleem is niet dat we over te weinig instellingen beschikken of dat deze te weinig bevoegdheden hebben. De vraag is of de belangrijkste actoren op de wereldwijde financiële markt deze instellingen zullen respecteren, wat in het verleden niet het geval is gebleken. Dat is een fundamenteel probleem, waar ook de G20 mee te maken zal hebben: de acceptatie van de uitbreiding van de rol van het IMF, de Wereldbank en de OESO in het systeem van wereldwijde financiële instellingen en het respect voor deze instellingen en hun bevindingen.

Ik denk dat het goed is om iets te zeggen over het Oostelijk Partnerschap. Ik heb gisteren weer een ontmoeting gehad met president Joesjenko. Ik juich deze overeenkomst toe en sta achter de overeenkomst die tussen de Europese Commissie en Oekraïne is ondertekend. Het is een belangrijke stap in de stabilisering van de situatie. Ik was kortgeleden in Azerbeidzjan, waar ik heb gesproken met president Alijev. De EU moet een soort lichtbaken blijven voor deze landen. Dat heeft niets te maken met het opwerpen van nieuwe barrières, maar met het feit dat de EU haar eigen missie heeft, haar eigen roeping om de ruimte van veiligheid, vrijheid, welvaart en solidariteit uit te breiden. Daarin bestaan geen grenzen en daarmee zeggen we niet dat deze staten morgen, overmorgen of überhaupt ooit lid zullen worden van de EU. Als het licht van dit baken uitdooft, verliezen we de controle over de ontwikkeling van deze landen. We moeten deze landen bij de discussie betrekken, ons bezig houden met hun mogelijkheden om vrij te reizen, met economische samenwerking en uitwisselingen tussen onderwijsinstellingen en scholen en met verbetering van hun bestuur. Ik vind dat dat onze plicht is en wat dat betreft toont het Oostelijk Partnerschap duidelijk aan dat we de juiste weg zijn ingeslagen. In reactie op de woorden van afgevaardigde Bielan wil ik zeggen dat het al een enorm succes was dat deze 600 miljoen euro werden goedgekeurd. We waren het er niet allemaal over eens, er was hierover geen unanimiteit, maar dit was het maximaal haalbare compromis dat de 27 lidstaten konden bereiken.

Ik wil tot slot nog iets zeggen over de sociale gevolgen. Daarvoor kom ik terug op de tripartiete top en spreek ik mijn waardering uit voor de rol van beide sociale partners. We hebben daar niet gesproken over hoeveel geld we de mensen zullen geven. We hebben het erover gehad hoe we ze kunnen voorbereiden op deze situatie en eventuele volgende situaties door middel van verhoging van het opleidingsniveau en door ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf, dat voor de meeste arbeidsplaatsen zorgt. Natuurlijk is er momenteel sprake van een verlaging van de prijs van arbeid, want in deze situatie willen we de mensen zo lang mogelijk in dienst houden, omdat hun terugkeer in dienst enkele malen duurder is dan ze als werknemers te houden.

De mobiliteit van arbeidskrachten. Ik zie reikhalzend uit naar de debatten in de diverse nationale parlementen, en vooral dat in mijn eigen land, over hoe we de arbeidswetgeving zullen aanpassen zodat deze flexibeler wordt en we een hogere mobiliteit van arbeidskrachten bereiken. Dat is een barrière voor de oplossing. We moeten kunnen zorgen voor een snelle banengroei en een snelle oplossing voor de situatie van mensen die buiten hun schuld in deze situatie terecht zijn gekomen.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de top tussen de EU en de Verenigde Staten. Ik stel het ontzettend op prijs dat de Amerikaanse regering met aan het hoofd Barack Obama na de G20-top in Londen en de top in Straatsburg-Kehl, uitgerekend naar Praag komt. Voor ons heeft dat een grote symbolische betekenis. We nodigen ook de voorzitter van het Europees Parlement uit, omdat ik een bittere bijsmaak proef over het feit dat de Amerikaanse president het Europees Parlement niet bezoekt. Er zal niet veel tijd zijn voor discussie, maar volgens mij is het belangrijk te weten wat de Amerikanen willen, wat wij willen en het daar vervolgens eens over te worden. In ieder geval willen we geen nieuwe barrières opwerpen, dat is tenslotte het belangrijkste doel van de gehele trans-Atlantische beschaving.

Helemaal tot slot wil ik nog iets zeggen over de opmerkingen van afgevaardigde Bobošíková. De Tsjechische regering redt het tot nu toe heel goed in deze situatie. Ik ben het er gewoon niet mee eens dat we een organisatorische fout hebben gemaakt, dat we ons niet gekweten hebben van onze taken in één van de moeilijkste voorzitterschappen van de afgelopen jaren, omdat we herhaaldelijk tegen de meest uiteenlopende problemen zijn aangelopen, die moeilijk hadden kunnen worden voorspeld. De mate van onze flexibiliteit en creativiteit, ons vermogen om te reageren, handelend op te treden en om compromissen te zoeken, verdienen dergelijke vernietigende kritiek niet. De huidige situatie van een demissionaire regering in Tsjechië heeft zich ook voorgedaan in Denemarken en Italië en in Frankrijk was er ook een regeringswisseling, al was dat ten gevolge van verkiezingen. Ik zou het niet zo zwart zien, ik kan u ervan verzekeren dat het Tsjechisch voorzitterschap hieronder niet te lijden zal hebben en dat wij allen, die zorg dragen voor de agenda van de EU, ons werk ongetwijfeld voor elkaar zullen krijgen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Dank u, fungerend voorzitter van de Europese Raad. Wij wensen u dat u zich volledig van uw plichten als fungerend voorzitter van de Europese Raad zult kunnen kwijten en dat u alles in het werk zult stellen om ook in uw eigen land overeenstemming over het Verdrag van Lissabon te bereiken. Met deze beste wensen bedanken wij u voor uw aanwezigheid hier vanmorgen.

 
  
MPphoto
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn waardering uitspreken voor de indrukwekkende wijze waarop het Tsjechische voorzitterschap een aantal van de cruciale kwesties heeft aangepakt waarvoor Europa zich momenteel geplaatst ziet. Van de economische en financiële crisis tot energiezekerheid en klimaatverandering, steeds weer is het consequent en helder geweest in zijn doelstellingen en heeft het Europa duidelijk gemaakt wat het betekent om leiding te geven in tijden van beproeving.

Met name de premier van Tsjechië, de heer Topolánek, is een lichtend voorbeeld geweest, vooral met zijn waarschuwende woorden over protectionisme. Terwijl anderen speelden met het idee om schadelijke handelsbarrières op te werpen, sprak het Tsjechisch voorzitterschap zich steevast in heldere bewoordingen uit voor open handel en, van cruciaal belang, voor de instandhouding van de interne markt. Eerder deze maand zei de heer Topolánek dat protectionisme altijd schadelijk is en, in het geval van de EU, onlogisch. We moeten lering trekking uit de crisis en “nee” zeggen tegen isolering, “nee” tegen protectionisme en “ja” tegen samenwerking.

Hij heeft ons allen volkomen terecht herinnerd aan dit grondbeginsel van de EU. Die eerlijkheid steekt schril af bij de onoprechte, baatzuchtige woorden die de Britse premier hier gisteren sprak in dit Huis. Terwijl het hem niet ontbrak aan overdrijving, vergat de heer Brown in zijn toespraak vreemd genoeg te vermelden dat het Verenigd Koninkrijk onder zijn leiding een recessie doormaakt die langer en dieper is dan in welk ander geïndustrialiseerd land ook. Hij ging ook voorbij aan de rol die hij heeft gespeeld bij het opzetten en uitvoeren van een gebrekkig financieel regelgevingskader. En hij ging voorbij aan de enorme schuldenlast waarmee hij het Britse volk heeft opgezadeld.

Europa heeft geen behoefte aan een voordracht van de Britse regering over wat er gedaan moet worden om de crisis te boven te komen. Europa en de internationale gemeenschap hebben behoefte aan een snel herstel van het vertrouwen in onze financiële stelsels om te zorgen voor een goed functionerend bankwezen waarin particulieren, mijnheer Schulz, en bedrijven vertrouwen kunnen hebben, en we moeten ervoor zorgen dat de banken weer krediet verstrekken om dat vertrouwen te versterken. We moeten vasthouden aan de beginselen van vrijhandel en de interne markt, en ik heb er alle vertrouwen in dat het voorzitterschap zich volledig zal blijven inzetten om die essentiële doelstellingen te verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  Poul Nyrup Rasmussen (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, net een week voor de bijeenkomst van de Europese Raad vroegen wij de hier in dit Parlement aanwezige Raad om afspraken te maken over duidelijke richtsnoeren en concrete maatregelen teneinde bestaande banen veilig te stellen en nieuwe kansen op werk te scheppen. De Raad die hier vandaag aanwezig is, hult zich in stilte en illusies. Het spijt me, maar ik heb geen enkele concrete maatregel gezien. Okay, 5 miljard euro, maar wat stelt dat helemaal voor? Dat is 0,04 procent van het bruto nationaal product van de Unie. Investeren in breedband is prima, maar vertel me nu niet dat daarmee de huidige vrije val van de banenmarkt echt kan worden afgeremd.

U heeft niet begrepen dat het bij deze crisis gaat om een heel diepe, ernstige recessie. Werkgevers, werknemers, wij als Parlement: iedereen eist van u dat u meer doet! Het IMF heeft voorgesteld dat u dit jaar en volgend jaar 2 procent van het bbp investeert. Mijnheer Barroso, u zei dat we het goed doen; we investeren 3,3 procent. Dat was wat u twee weken geleden zei, maar nu is dat verhoogd tot 4 procent. Dan vraag ik me af: hoe kan dat? Welnu, het is een eenvoudig sommetje. De werkloosheid stijgt: wanneer de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen omhoog gaan, gaat de financiële stimulans omhoog. Ik neem dus aan dat, wanneer het aantal werklozen in Europa is opgelopen tot 25 miljoen, u hier fier komt verkondigen dat onze stimulans nu 5 procent van het bbp is. Alstublieft, dat is geen oplossing. Voor ons niet en voor u niet. Wat we nodig hebben is echte investeringen.

Mijnheer Barroso, Paul Krugman heeft gezegd dat Europa wat betreft stimulering nog niet half zoveel doet als de Amerikanen. Mag ik u met klem verzoeken om steeds wanneer de werkloosheid toeneemt de mensen alstublieft niet te zeggen dat u meer doet omdat de lidstaten meer uitgeven aan werkloosheidsuitkeringen? Wat u de mensen moet vertellen is dat u zich sterk maakt voor een nieuw herstelplan. Ik dank u voor wat u zei vandaag toen u wenste dat de werkgelegenheidstop van 7 mei echt voor meer werkgelegenheid zal zorgen. Wij staan aan uw kant en zullen u steunen om dat te bereiken.

We zouden naar president Sarkozy van Frankrijk moeten kijken en bedenken dat hij tijdens zijn voorzitterschap een schier eindeloze reeks buitengewone topconferenties belegde. Nu wordt voorgesteld om de top van 7 mei te beperken tot een trojka.

De werkloosheidscrisis verdwijnt niet omdat we weigeren meer vergaderingen te houden. Die crisis duurt evengoed voort. Vandaar mijn dringende oproep: er ligt hier een herstelplan, een goed onderbouwd plan. Ik weet dat de voorzitter van de Commissie het kent en ik weet zeker dat we samen meer kunnen bereiken dan wat we tot nu toe hebben gedaan. Het gaat hier om het lot van de economische, monetaire en sociale inspanningen van de Europese Unie.

Dus nog één keer: mijnheer de voorzitter van de Commissie, laten we op 7 mei een serieuze, brede, goed voorbereide werkgelegenheidstop houden. Als u dat kunt, dan kunt u op ons rekenen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Silvana Koch-Mehrin (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie heeft zich in de financiële en economische crisis bewezen als een gelukkige omstandigheid en ook het Tsjechisch voorzitterschap heeft zich tot dusver goed van zijn taken gekweten.

De omvang en de diepere oorzaken van de wereldwijde financiële en economische crisis zijn het bewijs dat het globale macro-economische management van de financiële markten evenals het daarvoor geldende wettelijke raamwerk moeten worden herzien – op nationaal niveau, binnen de EU en wereldwijd. De wetgeving op het gebied van toezicht moet worden gewijzigd en de preventieve maatregelen voor crisismanagement moeten worden verbeterd. Wetgeving voor de financiële sector moet daarbij een afzwakkende in plaats van een versterkende werking op de economische cycli hebben. Meer regulering betekent echter niet per definitie betere regulering; wat we nodig hebben is de juiste regulering.

De dramatische crisis op de internationale financiële markten en de verschuivingen die daardoor zijn ontstaan, zijn een uitdaging voor de liberale economische orde. Onjuiste beslissingen door overheden op het gebied van het economisch en financieel beleid evenals ontoereikend financieel toezicht door overheden en het opzienbarende omvallen van een aantal banken roepen om een hervorming van het financiële systeem, niet om een nieuw economisch systeem. De onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank en haar streven naar monetaire stabiliteit zijn terecht en hebben hun waarde bewezen.

Het is tevens gebleken hoe belangrijk de gemeenschappelijke markt is voor de welvaart en stabiliteit in Europa. De interne markt speelt een centrale rol bij het verkorten en afzwakken van de recessie in Europa. De lidstaten moeten daarom snelle, doelgerichte en tijdelijke maatregelen nemen ter ondersteuning van de reële economie, want we weten allemaal dat de EU welvaart kan scheppen als ze de interne markt verder ontwikkelt, niet als ze subsidies uitdeelt.

De Europese Unie moet daarom consequent verder blijven werken aan de voltooiing van de interne markt en het raamwerk voor een goed functionerende concurrentie bieden. Het is echter eveneens duidelijk dat de test nog niet is gehaald. De Europese Unie moet vasthouden aan haar beginselen. Er mag geen terugval plaatsvinden naar ouderwets denken, naar protectionisme, naar hokjespolitiek of naar een subsidiewedloop. Daar staat het Tsjechisch voorzitterschap voor en ik hoop dat wij daarop kunnen blijven vertrouwen.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (UEN).(LV) Dames en heren, ik zou het Tsjechische voorzitterschap willen bedanken voor het feit dat de Raad zich onder zijn leiding een stuk bewuster is geworden van de aard van de problemen, en ook van hun oplossing. Ik zou enkele punten willen belichten die we beslist niet mogen laten rusten. Ten eerste het creëren en het behoud van werkgelegenheid, waarbij de nadruk niet zozeer wordt gelegd op sociale ondersteuning als wel hoofdzakelijk op investeringen in de infrastructuur en in het herstel van de economische activiteiten, zodat die banen gecreëerd kunnen worden. Ten tweede hebben de banken ruimschoots financiële steun gekregen om de stabiliteit van het financiële stelsel te herstellen, maar ze maken geen enkele haast om maatregelen te nemen voor het verstrekken van leningen. Wat we hier nodig hebben, zijn zowel Europese richtsnoeren als proactieve maatregelen van de nationale regeringen om de banken nu op hun plichten te wijzen, en ervoor te zorgen dat zij weer leningen gaan verstrekken aan het bedrijfsleven en aan particulieren. Ten derde zijn de structuurfondsen feitelijk de enige financieringsbron waarmee het bedrijfsleven zijn activiteiten kan herstellen, en daarom moeten we enerzijds zowel de toegankelijkheid als het bereik van de structuurfondsen vergroten, en anderzijds de bureaucratische belemmeringen voor hun gebruik wegnemen, alsook de toegestane tijd voor het verwerven van fondsen verlengen. Ik dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Britse premier, de heer Brown, wil ons doen geloven dat hij nu ineens trots is op de eenheid van de Europese Unie en dat de landen van de EU samen sterker zijn en samen veiliger zijn. Hij roept nu op tot verscherpte regulering van het bankwezen, de aanpak van belastingparadijzen en hervorming van het IMF.

De heer Brown is alle geloofwaardigheid kwijt. De koers die hij vaart met de Britse economie is er een van nalatigheid en rampspoed. Hij is architect van de huidige economische crisis en geen verlosser van de wereld. Hij was voorstander van de terughoudende regelgeving die direct medeverantwoordelijk is voor de huidige problemen met de banken.

De neergang doet zich natuurlijk wereldwijd voelen. De regionale regering van Schotland stelt alles in het werk wat zij binnen haar beperkte bevoegdheden kan doen om de ergste gevolgen te voorkomen, en zij verlicht de belastingdruk voor bedrijven via belastingvermindering, maakt vaart met investeringen in infrastructuurprojecten en geeft prioriteit aan programma’s voor scholing en de ontwikkeling van vaardigheden om mensen aan het werk te helpen.

Schotland is rijk aan energiebronnen met een geweldig potentieel voor de ontwikkeling van hernieuwbare bronnen. Denk aan energie uit wind op zee, golfslag en getijden. EU-steun voor de ontwikkeling van schone energieopwekking en -distributie komt niet alleen de Schotse economie ten goede maar ook mede-Europeanen, omdat daarmee de energiezekerheid wordt verhoogd en de gevolgen van de klimaatverandering worden tegengegaan. Ik hoop van harte dat het niet lang zal duren voordat Schotland wereldwijd een nog actiever en opbouwender rol kan spelen als gewone, onafhankelijke lidstaat van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Gabriele Zimmer (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het verbaast mij dat de fungerend voorzitter van de Raad, tegen wie gisteren een motie van wantrouwen door zijn eigen parlement is aangenomen, zo hard oordeelt over het falende beleid uit het verleden. De weg die de VS zijn ingeslagen, is volgens hem vanuit historisch oogpunt gediskwalificeerd. Hij bedoelt daarmee klaarblijkelijk dat er in tijden van crisis niet op sociale prikkels mag worden vertrouwd en hij heeft publiekelijk verklaard dat managers van AIG niet mogen worden gedwongen hun bonussen terug te betalen. Hij heeft echter eveneens publiekelijk verklaard dat de financiële crisis, voor de economische crisis, uitsluitend te wijten is aan maatregelen van de VS in het verleden en dat hij niet zelfkritisch hoeft te zijn en zich niet hoeft af te vragen in hoeverre de strategie van commercialisering, van competitieve druk en van ongebreidelde globalisering door de EU daar zelf aan heeft bijgedragen.

Dit blijkt mijns inziens duidelijk uit de betreffende passages in de conclusies van de top, waarin staat dat de vernieuwde Lissabonstrategie, met inbegrip van de daarin opgenomen richtsnoeren, in de huidige crisis het passende raamwerk blijft ter bevordering van groei en werkgelegenheid. Overigens wordt in de referentiedocumenten zeer duidelijk gesteld dat dit uiteraard gekoppeld moet zijn aan het streven naar duurzame overheidsfinanciën en in verband daarmee aan een verdere hervorming van de pensioenen. Dat verbaast mij enigszins. De hervorming van de pensioenen gaat toch juist gepaard met een verdere privatisering van het pensioensysteem, met een verhoging van het aandeel van de oudedagsvoorzieningen die door kapitaal worden gedekt.

Daarmee worden opnieuw twee belangrijke oorzaken van de huidige financiële en economische crisis versterkt, namelijk vertrouwen op de financiële markten, terwijl de crisis is veroorzaakt door de turbulentie op diezelfde markten, en met name een verdere verscherping van de sociale verdeeldheid. Het was echter nou juist de explosie van liquide geldkapitaal die heeft geleid tot deze sociale verdeeldheid, tot een verdeeldheid op grond van inkomensverdeling. Hier zouden de correcties moeten worden toegepast. Ik begrijp daarom niet waarom de Commissie en de Raad bij hun besprekingen tijdens de top geen passende correcties hebben aangenomen.

Als we over de Lissabonstrategie praten, dan moeten we tevens verwijzen naar het witboek van de Commissie over financiële diensten voor de periode 2005-2010, dat uitgaat van integratie van de Europese markt van financiële diensten in de wereldmarkt van financiële diensten evenals van de betreffende artikelen van de Verdragen van Nice en Lissabon, die enerzijds verbieden dat de vrije kapitaalstroom op enige wijze wordt belemmerd en die de financiële instellingen er anderzijds echter toe dwingen om voor een ongeremde stroom van financiële diensten te zorgen. Dat druist pertinent in tegen elke vorm van bestrijding van de oorzaken van crises.

 
  
MPphoto
 

  Johannes Blokland (IND/DEM). - Voorzitter, met de strategie van Lissabon zorgen we ervoor dat Europa economisch kan blijven concurreren met de rest van de wereld. Dat kan natuurlijk alleen als iedereen daadwerkelijk meedoet en we zorg dragen voor een goed leefklimaat, hier maar ook in ontwikkelingslanden.

Het akkoord van de EU-top afgelopen week is te mager om werk te maken van een nieuwe duurzaam ingerichte economie. De economische crisis, de klimaatcrisis en de energiecrisis vragen om een nieuwe aanpak en die aanpak vraagt om noodzakelijke investeringen. De Europese Unie moet daarin voorop lopen. We hadden een akkoord verwacht over de financiering van de klimaatafspraken van Bali en Poznan. Het is zorgwekkend dat dit akkoord na uitputtende onderhandelingen door de ministers van Milieu en Financiën, op de EU-top is uitgebleven. Waar is het EU-leiderschap als het aankomt op concrete financiering? Het op de lange baan schuiven van de financiering van de klimaatplannen voor ontwikkelingslanden is een ernstige ondermijning van de klimaatakkoorden. Dit is niet het leiderschap dat nodig is in de voorbereiding op Kopenhagen.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de grote Europese visie heeft Brussel helaas doof en blind gemaakt voor talloze ongewenste ontwikkelingen in de EU. Daar moeten de burgers in deze crisis nu de tol voor betalen; voor neoliberale dwaalsporen in voorgaande jaren of voor allesbehalve degelijk voorbereide uitbreidingen naar het oosten, waarvoor ze nu lijken vast te zitten aan een hypotheek. De toetreding van Turkije, die een beklonken zaak lijkt, zal evenmin energiezekerheid bieden; integendeel, alleen politieke instabiliteit, islamisme en een miljardengat in onze financiën zullen het gevolg zijn.

De EU moet bij de komende financiële top van de G20 afstand nemen van haar rol als vazal die ze ten aanzien van het beleid van de VS heeft gespeeld en strenge regels evenals rigoureuze controles doorvoeren. Tenslotte was Washingtons jarenlange weigering om enige vorm van regulering van hoogst explosieve financiële papieren in te voeren de basis voor het huidige financiële dilemma.

Gedurende de crisis moet er worden gesneden. Er is voldoende ruimte voor besparingen, bijvoorbeeld bij de wildgroei van EU-agentschappen. Het verhogen van het crisisfonds kan niet meer dan een eerste stap zijn; we hebben beduidend meer plannen nodig voor het geval een land failliet gaat, en we hebben concepten nodig voor de enorme sociale problemen die hoe dan ook op ons af gaan komen.

 
  
MPphoto
 

  Werner Langen (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil het Tsjechisch voorzitterschap feliciteren. Het is er ondanks aanzienlijke binnenlandse problemen in geslaagd om de Europese agenda vooruit te helpen in de ergste economische en financiële crisis van de afgelopen decennia. Deze felicitaties gaan gepaard met het verzoek aan het Tsjechisch voorzitterschap om zijn mandaat even doelgericht en goed ten einde te brengen als voorheen.

Luisterend naar de woorden van de voorzitter van de socialistische fractie krijg ik het gevoel alsof ik op een andere planeet ben. Hij prijst de heer Brown, die voordat hij premier werd, minister van Financiën was en daarmee verantwoordelijk was voor het financieel beleid en de randvoorwaarden van de Europese Unie en van het Verenigd Koninkrijk. Herhaaldelijk is hier opgemerkt dat we alleen met een verandering in de houding van het Verenigd Koninkrijk de noodzakelijke reguleringsmaatregelen kunnen nemen. Hoe kan iemand die dat een decennium lang heeft tegengehouden nu onze redder worden genoemd? Dat is voor mij onbegrijpelijk.

De kritische opmerkingen van de Tsjechische premier met betrekking tot het beleid van de VS tot verruiming van de geldhoeveelheid zijn in alle opzichten gerechtvaardigd. De problemen kunnen niet worden opgelost met dezelfde middelen die de oorzaak van de crisis waren, namelijk een buitensporige verruiming van die hoeveelheid en te veel leven op krediet. Leven op krediet is het probleem.

Het is daarom in de eerste plaats zaak om de crisis op de financiële markt te overwinnen, om de wereldwijde onevenwichtigheden te herstellen, om de taken die voor ons liggen op het gebied van klimaatbescherming en armoedebestrijding gezamenlijk aan te pakken en om een nieuwe moraal in de wereld in te voeren die is gebaseerd op een sociale markteconomie. Als we daar in deze crisis in slagen, dan heeft het Tsjechisch voorzitterschap geheel en al aan onze verwachtingen voldaan, ongeacht hoe het verder gaat met het Verdrag van Lissabon en de interne situatie in Tsjechië.

 
  
MPphoto
 

  Libor Rouček (PSE). – (CS) Dames en heren, fungerend voorzitter van de Europese Raad Mirek Topolánek begon zijn toespraak in het Europees Parlement met een aanval op de sociale democratie. Ik wil erop wijzen hoe typerend en kenmerkend dat is voor deze regering. Premier Topolánek heeft in plaats van overeenstemming, samenwerking en compromissen te zoeken ook in kwesties betreffende het bestuur van de EU het conflict opgezocht en doet dat nog steeds. Juist deze eigenschappen en het onvermogen om samen te werken zijn de echte reden voor de val van zijn regering. Ik wil u er graag aan herinneren dat niet de oppositie, maar leden van zijn eigen partij en een coalitiepartner, de Partij van de Groenen (Strana zelených), deze regering ten val hebben gebracht.

Ik wil me echter niet bezighouden met de binnenlandse Tsjechische politiek. Ik wil Tsjechië er alleen aan herinneren dat het als voorzittend land verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van de EU en de Europese burgers. Wij hebben nog heel wat werk te verzetten. De financiële en economische crisis is hier al genoemd. In Praag wordt een top tussen Europa en de Verenigde Staten gehouden. We hebben een historische kans om met onze Amerikaanse partners samen te werken op het gebied van alle problemen in deze geglobaliseerde wereld, van de economie en het milieu tot het oplossen van de conflicten in het Midden-Oosten en Afghanistan, enzovoort.

Tot slot nog een opmerking over het Verdrag van Lissabon. De Tsjechische sociaaldemocraten zijn altijd voor de Europese grondwet en de ratificatie van het Verdrag van Lissabon geweest. Dat was zo in het Huis van Afgevaardigden en dat zal ook zo zijn in de Tsjechische senaat, tegen de tijd dat er daar over gestemd zal worden. Ik ben ervan overtuigd dat de Democratische Burgerpartij (ODS), in wat voor positie deze zich nu ook bevindt, even constructief en pro-Europees zal blijven en dit document zal steunen.

 
  
MPphoto
 

  Margarita Starkevičiūté (ALDE).(LT) Iedere keer dat we het hebben over weer een top van staatshoofden of regeringsleiders om economische problemen aan te pakken, erkennen we dat er goede resultaten behaald zijn, maar helaas lopen we achter de feiten aan en is het implementatiemechanisme voor deze beslissingen niet duidelijk.

Wat moeten we doen om deze problemen te vermijden?

Ten eerste moeten de landen beoordelen welke effecten het opnemen van deze maatregelen heeft op hun eigen nationale economische beleid. Nu worden beslissingen vaak genomen op grond van het verleden, van hoe we in het verleden met crisissituaties omgingen. Helaas leven we nu een geïntegreerde Europese Unie, met een gemeenschappelijke markt, en de meeste van al die maatregelen die we nemen, hebben niet het effect dat ze vroeger hadden.

In de tweede plaats moet er een soort tijdelijk institutioneel kader worden opgezet voor het mechanisme waarmee besluiten geïmplementeerd worden. U wilt wachten tot het Verdrag van Lissabon geratificeerd is? De levens van de mensen wachten echter niet, we moeten nu beslissingen nemen. Het is duidelijk dat de coördinatie moet worden verbeterd tussen de landen van de eurozone en die welke daar niet toe behoren. Hoe kunnen we dat bereiken? En mechanisme voor nauwere samenwerking zou volgens mij gebaseerd kunnen zijn op het zogenaamde wisselkoersmechanisme, in het Engels ERM II. Hiermee zouden we de twee Europa’s, het nieuwe en het oude Europa, dichter bij elkaar kunnen brengen en overeenstemming kunnen bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de vorige Europese top zijn vele onderwerpen besproken. Een daarvan was de kwestie van het Oostelijk Partnerschap, evenals alternatieve routes voor de gasvoorziening. Destijds is besloten om voorlopig kleine bedragen voor deze doeleinden beschikbaar te stellen, maar dat was zonder meer een stap in de goede richting. Europa heeft te kampen met een enorme economische crisis en het moet op zoek gaan naar doeltreffende manieren om deze crisis te overleven. We mogen echter niet afwijken van ons leidende beginsel van solidariteit. Daarbij moeten we met name oog hebben voor de problemen van de nieuwe lidstaten.

Hoewel vraagstukken met betrekking tot klimaatverandering tijdens de top ter sprake zijn gekomen, zien we in de praktijk dat dit exorbitant dure pseudowetenschappelijke project volledig wordt overschaduwd door de crisis, die ons heeft getroffen. Financiële middelen die hiervoor bestemd zijn, moeten in plaats daarvan worden besteed aan een doeltreffende, gezamenlijke strijd tegen de gevolgen van de crisis. Dat mag in geen geval worden beïnvloed door de interne situatie in Tsjechië.

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik was zeer verheugd om de heer Vondra vanochtend hier in het Parlement te zien en ik ben blij met het signaal van het fungerend voorzitterschap van de Raad om door te blijven werken. Mijns inziens bewijzen wij Europa juist in deze tijden van crisis een slechte dienst als wij nu niet allemaal samenwerken en het Tsjechisch voorzitterschap van de Raad helpen om te functioneren. Van wat ik uit Tsjechië heb gehoord zal de regering aanblijven, omdat de meerderheid die zich gisteren aaneengesloten heeft niet voldoende is om een nieuwe regering te ondersteunen. Ik ben ervan overtuigd dat dit soort stabiliteit, dat wil zeggen solidariteit met het Tsjechisch voorzitterschap van de Raad, in de crisis onmisbaar is. Ik dring er ook bij vele West-Europeanen, zoals de Fransen op aan om hun wrok ten opzichte van het Oosten wat te beteugelen, want met het referendum in Frankrijk is tenslotte de Europese crisis begonnen.

Ik zou graag een wat gedurfder leiderschap willen zien ten aanzien van het klimaat en het opnemen daarvan in hetgeen nu nodig is. We moeten nieuwe dingen durven doen om in deze crisis vooruit te komen. Mijn geachte collega had gelijk: we leven op krediet. Ook wat betreft het milieu en het klimaat leven we echter op krediet. We hebben vreselijk veel hulpbronnen verspild. We leiden onze economie niet op duurzame wijze. De VN, Ban Ki-moon, de Wereldbank, iedereen vertelt ons dat wat in China gebeurt, wat in Zuid-Korea gebeurt, waar meer dan de helft van de nationale economische programma’s voor de korte termijn is gericht op klimaatbescherming en duurzame ontwikkeling, juist is en dat daar de toekomst ligt. Helaas laat de Europese Raad op dit moment niet zo veel moed zien. Ik geloof helaas niet dat de schuld daarvan alleen bij Tsjechië ligt.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Mevrouw Harms, dank u wel. U hebt helemaal gelijk. We zijn allemaal zondaars – sommigen meer dan anderen.

 
  
MPphoto
 

  Mary Lou McDonald (GUE/NGL). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, te midden van deze economische crisis, een crisis die is ontstaan en verergerd door toedoen van een falend beleid op lidstaat- en Europees niveau, moet aan het beschermen van bestaande en het scheppen van nieuwe banen absolute prioriteit worden gegeven. De aderlating op de banenmarkt moet worden gestopt. Dat vraagt om proactieve interventies door de nationale regeringen.

De vrijemarkttheologie mag geen belemmering vormen voor een rechtvaardige behandeling van werkenden. De terughoudende regulering van de financiële markten hield altijd al de deur wijd open voor uitbuiting en corruptie, en ook van obsessieve deregulering en privatisering van openbare diensten zullen we veel spijt krijgen.

De vraag is daarom of het refrein dat we lering moeten trekken uit deze crisis echt gemeend is. Zo ja, dan kan de kwestie van fundamentele verandering van het EU-beleid en zelfs van de EU-Verdragen nu niet worden beantwoord maar is verder overleg in de Europese Raad nodig. Het Verdrag van Lissabon is een gepasseerd station, een handvest voor falend beleid. Wat we nodig hebben is een nieuw verdrag voor een nieuw begin.

 
  
MPphoto
 

  Paul Marie Coûteaux (IND/DEM).(FR) Mijnheer de Voorzitter, de conclusies van het voorzitterschap van de meest recente Raad vormen beslist vermakelijke lectuur. Ze lijken een beetje op de communiqués van legers die op de vlucht zijn geslagen maar toch victorie blijven kraaien. De conclusies hebben het lachwekkende van deze communiqués – als steeds weer herhaald wordt dat de crisis nu bijna voorbij is en de EU voor de toekomst een sterkere economie zal opbouwen, of als keer op keer wordt verwezen naar de strategie van Lissabon, terwijl die toch volledig is mislukt.

De eurocraten, eurofielen en euromanen van verschillende pluimage sluiten zich steeds meer op in hun ivoren toren en raken zo op den duur het contact met de werkelijkheid kwijt. Iedereen weet dat de eurozone het eerst in een recessie belandde, omdat dit gebied nu al acht jaar de laagste groeicijfers van de hele wereld laat zien. Diezelfde eurozone is ook het gebied waar de industrie de meeste moeilijkheden ondervindt bij het handhaven van haar concurrentievermogen, en de problemen in de werkgelegenheidssfeer het ernstigst zijn. En aangezien landen beroofd zijn van hun natuurlijke defensiemiddelen zullen nu juist de eurolanden over de minste instrumenten beschikken om een reactie te formuleren.

Het enige positieve van deze crisis is dat ze onze volkeren, die zich door kredietfaciliteiten en antinationale propaganda hebben laten hypnotiseren, zal wakker schudden. Alleen de natiestaten beschikken over de wettelijke middelen om acties van enige omvang te ondernemen; zij moeten dus proberen het keurslijf van de EU en de euro af te werpen. Voor de Fransen wordt het in ieder geval steeds duidelijker dat er geen heil is zonder Frankrijk, geen Frankrijk zonder Frans beleid en geen Frans beleid zonder nationale volkssoevereiniteit.

 
  
MPphoto
 

  Roberto Fiore (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het lijkt erop dat we steeds maar discussiëren over het dogma dat de banken centraal moeten staan in de economie en dat ook het mondialiseringsproces een essentieel deel moet uitmaken van onze economische toekomst.

Dat is een volstrekt verkeerd dogma. We moeten teruggrijpen op de traditionele economische zienswijze van onze beschaving, namelijk sociale rechtvaardigheid en echte productie. Aangezien we allemaal eten, ’s avonds gaan slapen en ons kleden, moeten we onze activiteiten en inspanningen concentreren op de ontwikkeling van de landbouw, de huizenbouw, de ambachtelijke en handwerksnijverheid.

Zonder deze nieuwe visie vervallen we in permanente crises waar de woeker van de banken de mensen blijft beheersen en onrechtvaardigheid centraal zal staan in onze levens.

 
  
MPphoto
 

  Jana Hybášková (PPE-DE). (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet eens tegen wie ik eigenlijk praat als het Tsjechisch voorzitterschap niet eens probeert aanwezig te zijn. Mijn felicitaties voor de resultaten van de top. Een verhoging van de financiën van het IMF, verdubbeling van het crisisfonds, het Oostelijk Partnerschap, steun voor de strategische infrastructuur en steun voor de Nabucco-gaspijpleiding zijn een vervulling van de „drie E's“ van het Tsjechisch voorzitterschap. Het is jammer dat de voorbereiding op de Conferentie van Kopenhagen op de achtergrond is geraakt, het Tsjechisch voorzitterschap heeft niets gedaan met onze inspanningen op het gebied van energie- en klimaatgerelateerde maatregelen.

Maar daar gaat het nu helemaal niet om. Uw voorzitterschap heeft evenals uw regering een dubbel gezicht. Terwijl u zich in Europa presenteert als sympathieke Europeanen en grote voorstanders van integratie, spreekt u er in uw eigen land over hoe we het ze zuur kunnen maken en over het Verdrag van Lissabon spreekt u als over een papieren vod. U hebt verzuimd uw eigen regering bij dit project te betrekken. Bij dit beleid met twee gezichten hoort ook de keuze van Václav Klaus tot president. Miljoenen Tsjechische burgers zien een West-Europese verankering als een doel dat ons zal helpen de moeilijkste crises te overwinnen. Dit is niet mogelijk zonder het Verdrag van Lissabon. Dat staat nu serieus op de tocht en daar bent u mede verantwoordelijk voor. Als uw regering op enigerlei wijze aanblijft, moet u zich duidelijk uitspreken vóór ratificatie. In ons land zijn er politieke en maatschappelijke elites die de ratificatie wensen en bereid zijn diegene te steunen die het Verdrag er door wil krijgen. Onze partij, de Europese Democratische Partij, zal zich voor de ratificatie maximaal inzetten.

De tweede grote omissie is de euro. U kunt deelnemen aan de G20-top en Europa daarbij vertegenwoordigen. Het is belangrijk dat Europa ten opzichte van de Verenigde Staten zijn eigen regulerende maatregelen behoudt en niet alleen zwicht voor een beleid van excessieve stimulerende maatregelen, die hyperinflatie tot gevolg zouden kunnen hebben. Het is belangrijk om een Europees Comité voor het effectenbedrijf te hebben en het Stabiliteitspact in stand te houden. Maar wat hebben we daar in ons land aan als uw partij ons voor vele jaren heeft buitengesloten van de eurozone.

Mijnheer Topolánek, de voorgestelde maatregelen zijn fantastisch. Nu zijn het alleen nog voorstellen. In de woorden van mevrouw Merkel gaat het nu om de tenuitvoerlegging. Daar is politieke wil en eenheid voor nodig, zodat de plannen kunnen worden vertaald naar de praktijk. U hebt gesproken over een vertrouwenscrisis. Daar gaat het hier om. Zet u in voor het Verdrag van Lissabon, verander uw houding ten opzichte van de euro, maak het snelle gebruik van middelen uit de structuurfondsen mogelijk. Anders kunt u moeilijk de 60 tot 70 procent van de Tsjechische bevolking vertegenwoordigen die Europa geen lesje willen leren, maar er gewoon rustig willen wonen.

 
  
MPphoto
 

  Jan Andersson (PSE).(SV) Mijnheer de Voorzitter, er is een kwestie die momenteel een groot deel van de EU-burgers bezighoudt, namelijk de stijgende werkloosheid en de ten gevolge daarvan breder wordende kloven. Zij moeten ongelofelijk teleurgesteld zijn geweest over de resultaten van de recentste top. Tijdens die top werd geen enkele strategie vastgesteld om de stijgende werkloosheid het hoofd te bieden. Men zei al gedaan te hebben wat gedaan moet worden. Men zegt ook dat de top die begin mei plaats had moeten vinden, niet langer een top is. Het wordt nu een trojkavergadering. Dat is een duidelijk signaal voor de burgers dat werkgelegenheid en de strijd tegen de werkloosheid geen prioriteiten zijn voor de leiders van de EU.

Het Europees Parlement is überhaupt niet betrokken – een maand voor de verkiezingen van het Europees Parlement. De heer Barroso heeft vandaag opgeroepen tot overleg, maar in de Raadsconclusies wordt het Europees Parlement niet eens genoemd.

Ik wil kort iets zeggen over automatische stabilisatoren. In het debat zijn GM, de VS en Zweden genoemd. Het klopt dat we in Zweden een beter socialezekerheidsstelsel hebben, maar het niveau van de uitkeringen ligt niet langer bij 80 procent. Een arbeider uit de automobielindustrie die werkloos wordt, krijgt vandaag een vergoeding die ergens tussen de 50 en 60 procent van het loon ligt. Zo fantastisch is het dus niet meer.

Tot slot kort iets over mobiliteit: mobiliteit is belangrijk in de EU, net als de strijd tegen protectionisme. De Commissie en de Raad moeten echter hun verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat gelijk loon voor gelijk werk in de hele EU geldt. Dan kunnen we ook werken aan het bevorderen van meer mobiliteit en het bestrijden van protectionisme.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). - Voorzitter, er wordt veel gesproken over hoeveel geld we nu eigenlijk moeten uittrekken om deze economische crisis te bestrijden. Daar kunnen we lang over praten. Ik ben van mening dat je ook rekening moet houden met toekomstige generaties, dat je de rekening niet naar hen mag toeschuiven. Maar daarnaast is de vraag waaraan we dat geld uitgeven misschien nog wel belangrijker. Ik maak me toch zorgen als ik de reflex zie om toch weer geld te steken in oude industrieën, oude technologieën, om kwakkelende industrieën op de been te houden.

Het is dan ook opvallend dat in de Raadsconclusies het hoofdstuk economische crisis en het hoofdstuk energie en duurzaamheid gewoon als twee totaal verschillende thema's worden behandeld, terwijl het nu toch het moment is om die twee kwesties aan elkaar te binden. Ik zou niet zo zwartgallig willen zijn als mijnheer Turmes eerder vandaag, maar het is nù het moment om te investeren in nieuwe technologieën en ook in kennis. Het is onverdraaglijk dat er miljarden worden gestoken in de auto-industrie en dat er bezuinigd moet worden op onderwijs. Dan hebben we het echt bij het verkeerde eind!

Een ander punt is de oplossingen voor de Oost-Europese landen en de niet-eurolanden. Die worden toch wat in de steek gelaten, er wordt dan een bedrag genoemd van 50 miljard euro. Ik vraag me af of de Raad en de Commissie als optie ook een versnelde toetreding tot de eurozone van de landen die nog geen lid zijn, overwegen want de stabiliteit en de kracht van die landen is in het belang van heel Europa.

Ten slotte maak ik me grote zorgen over het nationalistisch taalgebruik en de neiging van alle nationale leiders tot 'eigen land eerst'-oplossingen. Wij zouden ons allemaal de opkomst van extreem rechts moeten aantrekken en moeten zorgen dat we dat aanpakken vóór de verkiezingen.

 
  
MPphoto
 

  Seán Ó Neachtain (UEN). (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn steun willen betuigen en mijn gelukwensen willen overbrengen aan de groep Europese leiders die vorige week bijeen zijn gekomen.

Wat Ierland betreft is het absolute uitgangspunt overduidelijk: we willen in Ierland steun krijgen van de Europese Unie. Wij hadden een sterke economie maar die is nu verzwakt, net als alle economieën ter wereld. Het is duidelijk dat we deze crisis te boven zullen komen door samen te werken, en de grootste uitdaging waarvoor Europa zich op het ogenblik gesteld ziet, is om samen te werken en de economische eenheid die we hebben, te versterken, zodat we elkaar kunnen steunen – en niet om de Unie af te zwakken, zoals hier gesuggereerd is. Duidelijk is ook dat we nu meer dan ooit behoefte hebben aan de grondregels van het Verdrag van Lissabon. Het is precies zoals het aloude gezegde in Ierland: samen staan we sterk.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Luc Dehaene (PPE-DE). - Voorzitter, bij iedere Europese top kunnen we er ons inderdaad over beklagen dat de Europese dimensie niet sterk genoeg tot uiting komt in de besluitvorming. Ook ik had een meer echt Europese dimensie verwacht in de aanpak van de crisis. Maar anderzijds is het nu meer het moment om uit te voeren wat we beslist hebben, eerder dan te blijven palaveren over bijkomende plannen en ondertussen te vergeten om uit te voeren wat we beslist hebben. Daarom denk ik dat wij nu met het Parlement, met de Raad en met de Commissie voorrang moeten geven aan een daadwerkelijke uitvoering van wat we beslist hebben. Op dat punt steun ik volop de aanpak van de Commissie.

Wij moeten ook tonen dat wij inderdaad eensgezind zijn over de globale aanpak van de crisis en ik hoop dat inderdaad èn in Kopenhagen èn op de G-20 zal blijken dat Europa effectief met één stem spreekt. Maar om met één stem te kunnen spreken, moeten we ervoor zorgen dat we ook intern onze verworvenheden niet in vraag stellen, dat de interne markt inderdaad een interne markt zonder binnenlands protectionisme blijft, dat we de eenheidsmunt versterken. We moeten onze lessen trekken en de middelen van de Centrale Bank verhogen en ook meer middelen geven om zelf met een Europese dimensie te kunnen optreden. We moeten er ook voor zorgen dat de uitbreiding in realiteit wordt omgezet en dat we ook solidariteit tonen met de nieuwe lidstaten in deze moeilijke tijden. Daarvoor dient de Europese Unie. Ook die solidariteit met minder ontwikkelde landen in een globale aanpak zal een dimensie moeten zijn van de Europese Unie.

Ten slotte nog een klein woord over het Verdrag van Lissabon. Wij moeten als Parlement duidelijk onze houding bepalen, wij moeten duidelijk weten wat er onmiddellijk na de Europese verkiezingen zal gebeuren. Dat vereist echter ook dat we als Parlement echt een houding hebben en daarom kan ik niet veel begrip opbrengen voor het standpunt van het Bureau dat de verslagen inzake die stellingen hier niet moeten besproken worden. Ik pleit ervoor dat we die mening herzien, zodat dat we met de Raad kunnen onderhandelen met een stelling van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Riitta Myller (PSE).(FI) Mijnheer de Voorzitter, de beste manier om de energiezekerheid in Europa te verbeteren is het vergroten van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Alle lidstaten moeten hierin investeren en wel onmiddellijk, anders zullen wij de doelen van ons eigen klimaatpakket niet halen.

Dergelijke investeringen passen bovendien zeer goed in deze tijd. Door te investeren in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie creëren wij niet alleen, zoals hier al herhaaldelijk is gezegd, nieuwe, duurzame banen, maar ook een basis voor een koolstofarme economie.

Nu hebben wij concrete daden nodig. Helaas slaagde de top er niet in het publiek hiervan te overtuigen. Al met al moeten alle maatregelen tegen de economische crisis tot doel hebben te voorkomen dat de opwarming van de aarde een kritisch punt bereikt. Dit moet ook het resultaat zijn van de bijeenkomst van de G20-landen. Als Europa met één stem spreekt, zal de Verenigde Staten zich ook achter dit doel scharen.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE).(SV) Mijnheer de Voorzitter, bijna twintig jaar geleden viel de Berlijnse Muur. In de huidige moeilijke economische situatie hebben we opnieuw de bouw van een muur in Europa kunnen vaststellen, deze keer een economische muur. Dat mogen we niet laten gebeuren!

Zelfs al zijn extra middelen vrijgemaakt om landen in moeilijkheden bij te staan, de leiders van de EU lijken niet allemaal even geëngageerd. Het is onrustwekkend dat Renault zijn productie van Slovenië naar Frankrijk verhuist. We mogen niet toelaten dat het spook van het protectionisme opnieuw vrij kan woeden. De prijs als het nogmaals mislukt Europa bijeen te houden, is veel te hoog. De geschiedenis zal wie zijn verantwoordelijkheid ontloopt, bestraffen. Het deed gisteren daarom goed de duidelijke boodschap van Gordon Brown te horen: "We will not walk away!" Dat moet ook voor president Sarkozy gelden.

We hebben alle reden om ingenomen te zijn met het voorstel van de groep op hoog niveau van de Larosière. Het is een evenwichtig voorstel dat inhoudt dat de EU overregulering vermijdt, maar het toezicht op de financiële markten aanzienlijk versterkt wordt. De ECB krijgt een steeds belangrijkere rol. De nationale toezichthouders krijgen ook meer mogelijkheden om hun activiteiten te coördineren en informatie uit te wisselen. Ook in crisistijden moet het beleid redelijk zijn. Het voorstellen van regelingen die meer kwaad dan goed doen, mag niet ons antwoord zijn in moeilijke tijden.

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, de verklaring van de Raad over het Oostelijk Partnerschap is zeer welkom. Als rapporteur over de oostelijke dimensie van het Europese nabuurschapsbeleid steun ik nauwere betrekkingen met de zes landen in het oosten. De aankondiging van 600 miljoen euro voor het Oostelijk Partnerschap is uitstekend en ik verwelkom de voorgestelde uitgaven voor het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument om de energiezekerheid van de EU te verbeteren door betere opslagfaciliteiten voor olie en gas en door de aanleg van nieuwe pijplijnen.

De Raad steunt ook terecht de pas opgevatte parlementaire vergadering EURO-NEST, die de oplossing van bevroren conflicten zal stimuleren, zoals de geschillen over Nagorno-Karabach en Trans-Dnjestrië. Het Oostelijk Partnerschap moet echter niet worden gebruikt om de EU-lidmaatschapsambities van landen die duidelijk het recht hebben om een dergelijke status aan te vragen, namelijk Oekraïne en Moldavië, op de lange baan te schuiven.

De Raad heeft ook terecht besloten om het hulppakket voor in financiële nood verkerende landen in Oost-Europa die niet in de eurozone liggen te verdubbelen van 25 miljard euro tot 50 miljard euro. Deze maatregel zal landen als Hongarije en Letland helpen stabiliseren. We moeten Oekraïne echter ook niet vergeten, dat last heeft van ernstige financiële beroering. Het omvallen van banken in Oekraïne zou catastrofale besmettelijke gevolgen kunnen hebben in landen elders in Oost-Europa en ook in Italië en Oostenrijk, wier banken het meest gevoelig zijn voor ontwikkelingen op de Oekraïense markt.

Tot slot zouden noch Turkije noch Rusland, hoewel ik het recht van beide landen om waarnemer bij EURO-NEST te zijn volledig erken, deze positie moeten gebruiken ten behoeve van hun eigen doeleinden op het gebied van het buitenlands beleid. De leden van EURO-NEST zijn soevereine staten, die het recht hebben om over hun eigen Euro-Atlantische aspiraties te beslissen. De suggestie van de minister van Buitenlandse Zaken van Rusland, Sergej Lavrov, dat het Oostelijk Partnerschap voor de EU een middel is om haar invloedssfeer uit te breiden is absurd. Dergelijke taal behoort bij de Machtpolitik van het Koude Oorlog-tijdperk, niet bij moderne diplomatie. Als er iemand is die een invloedssfeer nastreeft, dan is het Rusland, zoals werd onderstreept door de oorlog van afgelopen zomer tegen Georgië en de regelmatig terugkerende politieke destabilisatie door het Kremlin van landen als Oekraïne en de Oostzeestaten.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn felicitaties voor uw uitspraak van mijn nogal moeilijke naam!

De conservatieven hier en in de lidstaten zijn net stoute kinderen. Nadat ze jaren hebben lopen stampvoeten en deregulering van de banken en schaduwbankieren hebben geëist, zijn zij nu bereid om strakke regulering te slikken, zij het alleen als we doen alsof het altijd al hun idee is geweest. Zij vragen echter nog steeds, als zeurende kinderen, om deregulering van de werkplek en flexibiliteit, wat geen bescherming, geen zekerheid en ingrepen in de sociale voorzieningen inhoudt. Dat is, vrienden, een recept voor het aanwakkeren van een onbeheersbare bosbrand.

Fungerend voorzitter Topolánek koos Zweden ter vergelijking met Amerika. Waarom niet de Tsjechische Republiek? Waarom niet Ierland? Simpel: de Ierse regering scheurt het hart uit de gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang en de scholing van kinderen. Zij maakt het gevoel van onzekerheid in Ierland alleen maar sterker en veroorzaakt meer werkloosheid (terwijl zij mensen aan het werk zou moeten houden) en laat na ook maar iets te doen om kleine bedrijven te helpen overleven. Ik geloof dat er in Ierland een verandering van regering moet komen en een verandering van houding in de Europese Raad. Laten we 7 mei een werkgelegenheidstop voor alle lidstaten houden.

 
  
MPphoto
 

  Marco Cappato (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de ironie van het lot wil dat we deze fase van het debat moeten voeren buiten aanwezigheid van de fungerend voorzitter van de Raad die hier wel zou moeten zijn, de heer Topolánek. Gisteren hebben we het debat over de strategie en de toekomst van Europa in het licht van de G20 met een andere voorzitter gevoerd. Hij moest echter vragen om te worden uitgenodigd en hij is uitgenodigd, hoewel niet echt duidelijk is op grond waarvan, of het moet de rol zijn die zijn nationale staat speelt.

Waarom houd ik deze misschien wat onaangename inleiding? Omdat de economische crisis, de financiële crisis van dit Europa, ook een institutionele crisis is, die goed tot uiting komt in de omstandigheid dat de fungerend voorzitter van de Raad halverwege een debat weg moet vanwege zijn problemen in de nationale politiek. Als ik dit zeg heb ik het ook over de economische crisis, want er wordt immers alleen een nationale reactie gegeven, er is geen reactie van Europa, een Europese reactie, zelfs niet wat de begroting betreft. Het is maar al te gemakkelijk om 400 miljard euro te noemen als je weet dat het vrijwel alleen om geld van de nationale begrotingen gaat. Ik ben van mening, mijnheer Barroso, dat u de afgelopen jaren niet voldoende heeft gedaan om de aandacht van de regeringen, de nationale staten, te vestigen op het bestaan van een ander Europa, dat niet alleen een coördinerende rol ten aanzien van de lidstaten vervult, maar ook een volledig eigen politieke identiteit heeft.

Aangezien de heer Topolánek heeft gesproken over de uitbreiding van het Oostelijk Partnerschap tot Wit-Rusland, wil ik tot slot de naam Yana Paliakova nog eens noemen, die tot zelfmoord werd gedreven door het Wit-Russische regime, om te benadrukken dat deze partnerschappen meer moeten gaan over recht, democratie en vrijheid en niet alleen over zakendoen met de ergste dictaturen.

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE) . – (RO) De conclusies die door de Raad worden getrokken sluiten aan bij de crisis waardoor de lidstaten zijn getroffen.

We moeten de overeenkomst over energieprojecten en breedbandinternet verwelkomen als een zeer positief resultaat. Door de Nabucco-gasleiding en de onderlinge verbindingen tussen lidstaten, zoals die tussen Roemenië, Hongarije en Bulgarije, in deze projecten op te nemen, kan een crisis zoals die van januari 2009 mogelijk worden voorkomen.

Het gebruik van energiebronnen uit de Kaspische Zee-regio en een optimaal gebruik van de strategische locatie van de Zwarte Zee zijn essentiële voorwaarden voor het waarborgen van de energiezekerheid in de Europese Unie. Het beleid dat wordt ontwikkeld als onderdeel van het Oostelijk Partnerschap, moet beslist een optimale benutting van deze gebieden ten voordele van de Europese Unie omvatten.

Het verraste mij dat in de aanbevelingen van de Raad Ecofin geen rekening werd gehouden met de maatregelen die de nieuwe Roemeense regering in haar overheidsprogramma bekend heeft gemaakt en met de tenuitvoerlegging waarvan inmiddels ook al een begin is gemaakt door de begroting voor 2009 goed te keuren.

Decentralisatie met als doel de lokale autonomie te versterken en middelen door te sluizen naar investeringen in prioriteitsgebieden zoals infrastructuur en energie om zodoende banen te behouden en creëren, zijn twee maatregelen die al zijn genomen door de Roemeense regering. Een verlaging van uitgaven door begrotingstoewijzingen en een hervorming van het onderwijsstelsel als prioriteit zijn andere mogelijke maatregelen.

De tenuitvoerlegging van de voorstellen in het economisch herstelplan van de Raad, met name met betrekking tot de toewijzing van middelen als onderdeel van de Europese programma's, en de goedkeuring van overheidssteun, met name in de auto-industrie, zou zorgen voor echte steun om de effecten van de crisis tot een minimum te beperken, niet alleen in Roemenië, maar ook in veel andere lidstaten van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Adrian Severin (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, de crisis waarmee we te maken hebben is geen crisis in het systeem maar een crisis van het systeem; een crisis van het economische systeem en ook een crisis van de democratie. Niet alleen het financiële krediet is geslonken, maar ook het sociale krediet. We kunnen reeds op de straten van onze Europese steden de tekenen zien die ons waarschuwen voor het wantrouwen en de onrust op sociaal niveau, hetgeen tot politieke en maatschappelijke beroering zou kunnen leiden.

Daarom is een sociale top van de Europese Unie die leidt naar een Europees pact over werkgelegenheid een must. Op een sociale top moet onder andere worden afgesproken dat bedrijven die werknemers ontslaan geen dividend zouden moeten uitkeren, dat transnationale bedrijven niet alleen moeten onderhandelen met de nationale vakbonden maar ook met Europese vakbonden en dat er geen winstgevendheid van bedrijven kan zijn zonder sociale solidariteit.

Deze mondiale crisis wordt versterkt door een Europese integratiecrisis. Er zijn lidstaten die gastland zijn van economieën van moederondernemingen en lidstaten met economieën van dochterondernemingen. Eerstgenoemde zijn lid van de eurozone, laatstgenoemde niet. Programma’s om de stabilisatie en integratie van laatstgenoemde te vergemakkelijken zijn van cruciaal belang voor de overleving van eerstgenoemde. De Europese Unie kan niet overleven met nieuwe scheidslijnen.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen de top selectief bekijken vanuit twee tijdschema’s. Het lange tijdschema omvat strategische maatregelen, waaronder ik de kwestie van onze Oost-Europese partners schaar, met inbegrip van Wit-Rusland. Dat is mijns inziens gerechtvaardigd en dat zal ook goed zijn voor de EU, voor onze oostelijke buurlanden en voor toekomstige betrekkingen met Rusland. Financiële ondersteuning is van doorslaggevend belang en hoewel dit in tijden van crisis op kritiek zal stuiten, ben ik ervan overtuigd dat het de moeite waard is om in Oost-Europese aangelegenheden te investeren. Als de strategie voor het oosten succesvol is, zal de EU zich bewijzen als een serieuze speler op het mondiale politieke toneel. Ik beschouw de EU daarbij niet als een organisatie, maar denk daarbij eerder aan de effecten van gezamenlijk optreden die voordelig zullen uitpakken voor de verdere Europese integratie.

Het tweede schema beperkt zich tot het heden en daarmee tot de crisis, die onder andere wordt gekenmerkt door banenverlies en financiële problemen onder de burgers. Er is niet één enkele oplossing voor dit probleem, maar de brede strategie van regeringen en de EU moet rekening houden met de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen. In de eerste plaats omdat werknemers tijdens de crisis alleen hun baan verliezen, terwijl ondernemers die het moeilijk hebben, hun baan, hun werknemers en hun hele bedrijf verliezen. Eigenaren van kleine ondernemingen zijn het meest flexibel en zullen wellicht het best bestand zijn tegen de huidige moeilijke situatie, en omdat zij het grootste aandeel hebben in de economische kracht van Europa, kunnen zij de gehele economie beïnvloeden.

Mijnheer Barroso, als een financiële ineenstorting leidt tot een psychische instorting, dan zitten we daadwerkelijk in een diepe crisis. Zolang mensen nog steeds de motivatie en de wil hebben om iets te doen, kan er een begin worden gemaakt om dingen te verbeteren en wat dat betreft zijn de maatregelen van de EU een belangrijke factor, waarvoor wij verantwoordelijk zijn. Ik wens ons allen succes hierbij.

 
  
MPphoto
 

  Edite Estrela (PSE).(PT) Wat er op deze top is voorgesteld gaat niet ver genoeg. Er is kennelijk geen echte wil om een einde te maken aan belastingparadijzen en offshore-rekeningen. En wat is er geworden van het idee om de beloningen van de directeuren van financiële instellingen terug te brengen tot een moreel aanvaardbaar niveau? Mijnheer Barroso, er zijn goede gronden om te zeggen: laat de rijken de crisis betalen. Zij hebben die immers veroorzaakt.

Wat de werkgelegenheidstop betreft: die mag geen doorsnee-top worden. Werk is namelijk geen klein probleempje – het is voor veel individuen en hele families nu juist een enorm probleem. Dit is niet de manier om het vertrouwen van de burgers te herstellen.

Tot slot dit: ik heb horen zeggen dat we geen behoefte hebben aan socialistische oplossingen. Dat is een arrogante uitspraak. Als de aanhangers van de neoliberale doctrine naar de waarschuwingen van de socialisten hadden geluisterd, zouden we nu niet tot onze nek in deze crisis zitten. Hebben ze zelfs dát niet begrepen? Als ze nu nog niet begrepen hebben hoe ernstig en diep deze crisis is, en weigeren in te zien hoe ze is veroorzaakt, dan vrees ik het ergste. Ik ben bang dat die crisis nog jaren zal duren, en dat is niet wat we willen.

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het bemoedigende resultaat dat door de Raad is bereikt is dat 27 lidstaten nu met een gezamenlijk standpunt naar de G20 kunnen gaan. Dat is een grote prestatie en het is niet meer dan terecht om als Raad premier Topolánek te feliciteren met zijn constructieve rol. Ik kan zijn opvatting delen dat het succes van de Raad de weigering van de EU was om de gemakkelijkere weg te kiezen van massale financiële reddingsoperaties en nationalisaties.

Door de ongelukkige Tsjechische regeringscrisis draagt de Commissie en voorzitter Barroso nu een nog grotere verantwoordelijkheid om de Gemeenschap uit de crisis te leiden door voor samenhang en stabiliteit te zorgen. Tegelijkertijd moet de Commissie flexibeler mechanismen bieden voor het tijdige gebruik van extra geld waarover de Raad heeft beslist. Uitvoeringsprocedures kunnen te onhandig zijn en te veel tijd kosten. Het is vooral van belang om de randvoorwaarden te harmoniseren voor kleine bedrijven en ten behoeve van innovatie. Het is nu echt tijd om meer te investeren in onderzoek, onderwijs en opleiding.

Een economische depressie is echter niet de tijd voor een morele depressie. Zoals gewoonlijk biedt een crisis kansen om hervormingen door te voeren. Feitelijk komt de economische crisis voort uit de waardecrisis, zodat het herstel moet beginnen met het versterken van onze gemeenschappelijke waarden, om te beginnen met een grotere solidariteitsverplichting. En het allerbelangrijkste, de crisis is geen excuus voor protectionisme. Integendeel, wij moeten wel gezamenlijk optreden gegeven het inzicht dat de crisis, door elkaar te steunen en onszelf te verplichten aan hervormingen in de geest van de strategie van Lissabon, Europa sterker zal maken.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). (HU) Mijnheer de Voorzitter, het is de Europese Commissie en de Europese Raad ondanks de tegenwerkende krachten gelukt de eenheid van de Europese Unie te bewaren. Deze top was zeer succesvol: hier is de interne markt in bescherming genomen, er is opgetreden tegen het dreigende protectionisme en last but not least is er nieuwe hulp toegezegd aan de lidstaten in Midden- en Oost-Europa, die met steeds grotere moeilijkheden kampen.

Ik wil graag voorzitter Barroso bedanken, aangezien de financiële hulp aan de regio is verdubbeld naar 50 miljard euro. De Hongaarse premierheeft het al een jaar geleden aangekaart en op deze top is er eindelijk een principebesluit genomen over het feit dat er een Europese tak van het toezichtsysteem op de kapitaalmarkt en het bankwezen moet komen.

Op de top kwam opnieuw ter sprake dat de moederbanken verantwoordelijk zijn voor hun filialen, zoals mijn collega Adrian Severin al benadrukte; tevens is er een belangrijke stap voorwaarts gezet op het gebied van energiezekerheid.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE).(LT) Om te beginnen wil ik premier Mirek Topolánek begroeten en bedanken voor zijn woorden; iedereen hier begrijpt heel goed wat het betekent om het voorzitterschap van de Europese Unie te bekleden, en wat het betekent om het voorzitterschap van de Europese Unie te bekleden ten tijde van een wereldwijde financiële crisis en economische recessie. Daarom wens ik de Tsjechische Republiek succes met deze nieuwe uitdagingen en met haar taak om tot halverwege dit jaar leiding te geven aan de Europese Unie.

Wat de Europese Raad van Brussel betreft, zitten velen van ons hier vandaag als een mantra de cijfers te herhalen die zijn af te leiden uit de akkoorden die op deze Raad bereikt zijn. 5 miljard euro voor strategische energieprojecten en breedbandinternet. 50 miljard euro voor lidstaten van de Europese Unie die niet de eurozone behoren, voor betalingen en om het evenwicht op hun betalingsbalans te herstellen. 75 miljard euro voor het Internationaal Monetair Fonds. 600 miljoen voor het Oostelijk Partnerschap. Van de genoemde 5 miljard euro zou 175 miljoen worden besteed aan de energiekloof, door verbinding van Zweden met de Oostzeestaten, die tot op heden een eilandje zijn geweest dat gescheiden was van de energiemarkt van de Europese Unie. Is dat te weinig of te veel? Is het glas half vol of half leeg? Onder normale omstandigheden zou ik de op de Europese Raad behaalde resultaten en bereikte akkoorden bevredigend noemen. Natuurlijk hoopten wij op meer, natuurlijk hoopten wij dat er overeenstemming zou worden bereikt over een beter financieringsplan voor het herstel van de Europese economie. Alle blijken en uitingen van nationalisme en protectionisme in aanmerking nemende, ben ik echter van mening dat het bereikte akkoord een duidelijk teken van solidariteit is, en ik zou willen dat dit het uitgangspunt was voor verdere werkzaamheden.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter Barroso, alleen een verenigd Europa dat prioriteit geeft aan groei en werkgelegenheid in de wereld zal een leidende rol kunnen spelen in de internationale actie om de economie te herstellen, de preventie en het beheer van de crisis te versterken, de regelgeving voor financiële stelsels te verbeteren, en de meest kwetsbare landen in deze eerste mondiale crisis te ondersteunen.

De G20 vertegenwoordigt een meerderheid van de bevolking (twee van elke drie mensen) en 90 procent van de mondiale economische activiteit. Het is zijn taak een drieledige, gezamenlijke, doeltreffende en duurzame response te verschaffen om de vraag en de reële economie een nieuwe impuls te geven door investeringen in de toekomst, om de kredietverlening te herstellen, en om een solide internationale financiële regelgeving en controle te bevorderen die transparantie, stabiliteit en de juiste prikkels verschaffen, die de risico’s van het systeem wegnemen en ons behoeden voor een terugkeer naar af.

Voor de 21ste eeuw hebben we een nieuwe economische orde en een systeem van global governance nodig ter correctie van de oorzaken en onevenwichtigheden die aan de crisis ten grondslag liggen, en die door middel van een open en solidaire economie bijdragen tot duurzame ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 

  Péter Olajos (PPE-DE). (HU) Ik verwelkom het besluit van de Raad in verband met het standpunt dat zal worden ingenomen tijdens de G20-top. Ik ben blij dat onze politieke leiders hebben ingezien dat maatregelen ter bezwering van de wereldwijde crisis en de strijd tegen klimaatverandering nauw samenhangen.

De essentie van het groene ontwikkelingsplan, de 'Green New Deal' van premier Gordon Brown en president Barack Obama, is de koppeling van economische stimulering aan milieu-investeringen, de toename van energie-efficiëntie en de ondersteuning van milieuvriendelijke technologieën.

Ik deel echter niet het standpunt van de Raad dat de uitvoering van het Europese economische stimuleringsplan dat in december vorig jaar is aangenomen, naar tevredenheid verloopt. Hoewel de positieve effecten ervan pas later voelbaar zullen worden in de economie, staat het buiten kijf dat het grootscheepse begrotingspakket, dat 3,3 procent van het bbp in de EU beslaat – oftewel ruim 400 miljard euro – op termijn nieuwe investeringen genereert en arbeidsplaatsen creëert.

Maar het programma levert slechts een zeer geringe bijdrage aan de transformatie van de EU naar een economie met een lage kooldioxide-uitstoot. Ofschoon we de verbetering van de energie-efficiëntie en energiebesparingen steeds een prioriteit noemen, wordt meer aandacht en geld besteed aan energieleveranciers, de diversificatie van transportroutes en de behartiging van de energiebelangen van de EU ten opzichte van derde landen.

Het lijdt geen twijfel dat de energie-infrastructuur verder moet worden ontwikkeld, maar niet ten koste van een vermindering in het verbruik. De Europese Unie blijft zich inzetten om een leidende rol te spelen bij de totstandbrenging van het wereldklimaatakkoord van Kopenhagen. Daartoe moeten we echter dringend overeenstemming bereiken over de totstandbrenging van een wereldwijde kooldioxidemarkt, over financiële compensatie voor ontwikkelingslanden, over technologische ondersteuning en capaciteitsuitbreiding, en ten slotte de verduidelijking van de principes op basis waarvan de lasten tussen de lidstaten worden verdeeld.

 
  
MPphoto
 

  Dariusz Rosati (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen het Tsjechische voorzitterschap bedanken voor de succesvolle top. Ik vind dat de top een aantal belangrijke beslissingen heeft opgeleverd, maar tegelijkertijd ben ik van mening dat we meer nodig hebben en we sneller moeten voortmaken.

Wanneer we over een week naar de bijeenkomst van de G20 in Londen gaan, heb ik de indruk dat we nog steeds te geïntegreerd zijn om zelfstandig op te treden en te verdeeld zijn om gezamenlijk op te treden. Ik zie drie hoofdprioriteiten waarop we ons zouden moeten concentreren.

De eerste is uiteraard banen. Miljoenen mensen in Europa zijn bang om hun baan te verliezen en eerlijk gezegd begrijp ik het standpunt van de Franse president niet dat hij tegen de top is: een echte top is iets dat we op dit moment nodig hebben.

Ten tweede ben ik blij dat we er, deels althans, in zijn geslaagd om protectionistische tendensen uit te bannen. Desalniettemin leven die nog steeds en ik ben van mening dat solidariteit de sleutel is.

Het derde punt is dat het van cruciaal belang is om het vertrouwen in de markten te herstellen. Ik ben niet eens van mening dat er te weinig geld in de markt is; ik denk dat er genoeg geld is. Het probleem is dit geld om te zetten in een effectieve vraag en dat gebeurt pas wanneer we het vertrouwen van huishoudens en ondernemingen weten te herstellen.

 
  
MPphoto
 

  Mario Mauro (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, het vraagstuk van de combinatie van steun- en stimuleringsmaatregelen en reguleringsmaatregelen is een van de belangrijkste onderwerpen op de internationale agenda. De bestaande spanningen, die een afspiegeling zijn van de verschillende strategieën die door de economische grootmachten worden gevolgd om de crisis aan te pakken, worden op de G20-top hopelijk op de een of andere manier samen aangepakt.

Het is immers geen geheim dat in Washington wordt aangedrongen op de noodzaak van een laatste collectieve inspanning om de nationale maatregelen voor de stimulering van de vraag en het herstel van de economie aan te nemen, terwijl in Brussel bij de Commissie de overtuiging overheerst dat reeds al het nuttige en nodige op dit vlak is gedaan en dat nu vooral moet worden afgewacht welke resultaten de antirecessiemaatregelen van de regeringen van de lidstaten hebben.

Zo is het evenmin een geheim dat Europa het nu nodig vindt om zich te concentreren op de doelstelling om de financiële markten weer geloofwaardig, stabiel en betrouwbaar te maken, ook door strengere regelgeving aan te nemen en efficiëntere toezichtsystemen voor het bank- en verzekeringswezen in te stellen, terwijl men in Washington de voorkeur lijkt te geven aan terughoudendheid ten opzichte van het idee van een ingrijpende hervorming van het regelgevende kader en de toezichtmechanismen.

Ik denk eerlijk gezegd niet dat het goed is om deze oplossingen tegenover elkaar te stellen, het is beter om ze juist te combineren. Wat dat betreft is het vooral nodig dat de Europese visie de boventoon voert, in de zin van de Europese methode waarvoor de Commissie garant staat, of waarvan zij zelfs de verkondiger is. Ik twijfel er niet aan, mijnheer Barroso, dat u de juiste man bent, de man waar wij onze hoop op kunnen vestigen en die ons uit dit diepe dal kan halen.

 
  
MPphoto
 

  Katrin Saks (PSE).(ET) Op deze Europese Raad is overeenstemming bereikt over een aantal belangrijke kwesties. Energieprojecten en projecten voor breedbandinternet en de beslissing om het steunfonds voor Oost-Europese landen te vergroten, zijn een goed teken.

Voor mij echter was tekenend, wat betreft datgene wat de Europese Raad al dan niet bereikt heeft, wat onze premier bij zijn terugkomst in Estland zei – namelijk dat Europa bezig was naar zijn fundamentele waarden terug te keren. Hij refereerde aan het feit dat Europa zijn belangstelling in verdere pakketten stimulerende maatregelen aan het verliezen is, en zei dat er tekenen zijn die wijzen op de terugkeer naar een conservatief begrotingsbeleid. Daar hij vertegenwoordiger is van een ultraliberale partij hoeft zijn gezichtspunt geen verbazing te wekken, maar het geeft wel het meer algemene probleem aan dat regeringsleiders met een bepaalde ideologische achtergrond niet bereid zijn om stappen te zetten die getuigen van moed en die een zekere visie vereisen, en om maatregelen te treffen die met hun ideologie in botsing zouden komen.

Een paar dagen voor de bijeenkomst van de Europese Raad hoorden we van Nobelprijswinnaar Paul Krugman dat het pakket stimulerende maatregelen van de Europese Unie misschien niet toereikend is. Het zou kunnen zijn dat we niet 400 maar 500 miljard euro nodig hebben dit jaar, terwijl in totaal wellicht 3 biljoen euro vereist is. We hebben dus een verenigd optreden en een proactieve benadering nodig, niet de onzichtbare hand.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, allereerst moet gezegd dat ik het betreur dat de werkgelegenheidstop van mei vervangen is door een bijeenkomst van de trojka, hoe open die ook moge zijn. Naar mijn idee keren we met deze beslissing terug naar 1996, toen het werkgelegenheidsbeleid beschouwd werd als zaak van de lidstaten.

In de tweede plaats ben ik er, wat het monetair beleid betreft, net als mijn hele fractie voorstander van dat de Centrale Bank volstrekt onafhankelijk is, maar onafhankelijk zijn betekent niet immuun zijn voor kritiek.

Ik zou gewild hebben dat de Europese Centrale Bank wat meer lef had gehad bij het verlagen van de rentetarieven, met het oog op hun impact op de Europese export, en dat hij grootmoediger was geweest bij het vaststellen van de terugbetalingstermijnen van de verstrekte leningen: de Federale Reservebank leent voor drie jaar, de Centrale Bank maar voor een half jaar.

Dan nog een opmerking over het monetair beleid: ik hoop dat de reddingsplannen voor de financiële instellingen en de eventuele plannen voor de aankoop van giftige of sterk in waarde gedaalde activa niet vertaald worden in concurrentievoordelen voor de banken die deze steun ontvangen, ten opzichte van banken die zich beter hebben gedragen en deze steun niet behoeven.

Verder hebben we de hele ochtend lang kunnen luisteren naar de discussie over fiscale stimuleringsmaatregelen. Doen we genoeg? Te weinig? Doen de lidstaten meer dan wij? Wat er ook uit die discussie naar voren komt, één ding is zeker, namelijk dat het om de meest omvangrijke fiscale stimuleringsmaatregelen gaat die onze generatie sinds 1929 gekend heeft.

Dat dwingt ons ertoe ons beleid te coördineren met dat aan gene zijde van de Atlantische Oceaan, en die coördinatie dient op een tweetal punten een stuk nauwer te worden, namelijk ten eerste op het punt van de Doha-ronde, zodat er een voor iedereen bedoeld signaal tegen het protectionisme kan worden afgegeven, en ten tweede wat betreft een gezamenlijk onderzoek naar de mondiale onevenwichtigheden die ten grondslag liggen aan deze crisis.

Verder zou ik willen opmerken dat het standpunt van de Commissie inzake het Stabiliteitspact op sommige punten tegenstrijdig is. De schulden van vandaag zijn de belastingen van morgen, en de Commissie moet er op toezien dat nationale maatregelen in overeenstemming zijn met de Lissabon-strategie, en dat zij geen gevaar opleveren voor de houdbaarheid van de financiën. Daarom dient zij de plannen voor het herstel van de rechte lijn van landen die zich, zoals Spanje, buitensporige tekorten op de hals hebben gehaald, met de grootste aandacht te volgen.

Dank u, mijnheer de Voorzitter, voor uw gulheid ten aanzien van mijn spreektijd, want die is mij niet ontgaan.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Waarde collega, we zijn tegen geldontwaarding, maar ook tegen inflatie van de spreektijd.

 
  
MPphoto
 

  Pierre Pribetich (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, de conclusies van de Europese Raad beslaan 22 bladzijden, maar aan de problematiek rond de toekomst van de automobielsector is slechts één klein zinnetje gewijd. Is dat een concreet antwoord dat aansluit op de ernst van de situatie, tegemoet komt aan de verwachtingen van de twaalf miljoen werknemers in deze sector en ertoe bijdraagt dat 6 procent van de actieve bevolking van de Europese Unie zich minder ongerust voelt? Er wordt geen enkel voorstel gedaan voor een Europees plan, er wordt geen enkel perspectief geschetst voor de automobielsector, en er blijkt geen enkele wil te bestaan om het beleid van de afzonderlijke lidstaten op elkaar af te stemmen.

Ik heb op 19 november 2008 in dit Parlement namens de Franse socialistische afvaardiging vragen gesteld aan de belangrijkste Europese verantwoordelijken en aangedrongen op een new car deal, een solidair en gestructureerd industriebeleid voor de korte, middellange en lange termijn, om zo een snelle, doeltreffende en gecoördineerde reactie van de lidstaten en de Unie te verkrijgen.

Vier maanden later dringen we met een gemeenschappelijke resolutie van een aantal fracties aan op een toekomst voor de Europese automobielindustrie. Waar wacht u op – om te reageren, te handelen, deze uitdaging te aanvaarden, vóór het te laat is? Dit is geen retoriek, mijnheer Topolánek, het is een oproep tot actie.

 
  
MPphoto
 

  Harlem Désir (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen onze teleurstelling over de uitkomst van deze Raad nauwelijks verhullen.

Als zelfgenoegzaamheid en sprookjes werkelijk de motor achter het herstel zouden zijn, dan zou men inderdaad van een succes kunnen spreken. Ik weet dat een economie voor een groot deel psychologie is en dat het van belang is het vertrouwen te herstellen, maar als de crisis zulke ernstige vormen aanneemt en de recessie in alle Europese landen om zich heen grijpt, terwijl de werkloosheid omhoog schiet, dan klinkt het wel erg vreemd om de Raad te horen zeggen dat hij het volste vertrouwen heeft in de ontwikkeling van de economie van de EU op de middellange en lange termijn, en dat hij vastbesloten is al het nodige te ondernemen om banen en groei te creëren.

Vastbesloten om wat te doen? Alle voorstellen die op werkgelegenheid betrekking zouden kunnen hebben zijn van de agenda van de Raad verwijderd. Dat is allemaal vooruitgeschoven naar mei. En die werkgelegenheidstop in mei is door de nu juist gehouden Raad omgezet in niet meer dan een ontmoeting van de trojka. Het schijnt dat president Sarkozy de andere lidstaten ervan heeft weten te overtuigen dat het voor het functioneren van de Europese Unie niet nodig is voorstellen op het gebied van werkgelegenheid als een prioriteit te bestempelen. Dat lijkt op de opt-out met betrekking tot de werkgelegenheidsparagraaf van de Europese Verdragen waar vroeger door andere regeringen – ik bedoel een Britse conservatieve regering – om is gevraagd.

Nu verzoekt de heer Sarkozy dus om een opt-out met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid. Dat kan overslaan op de andere lidstaten en dat zou verontrustend zijn. Ik ben verder niet bijzonder verrast, mijnheer Barroso, dat uw Commissie, die tijdens haar mandaat van de Europese sociale agenda toch al een bijzaak heeft gemaakt, die met betrekking tot de prioriteiten sociaal beleid en werkgelegenheid binnen de Europese Unie voor een opt-out heeft gekozen en daarmee is ingegaan op een dwingend verzoek van een bij de conservatieve PPE-DE-Fractie aangesloten lid – daar haalt u uw meerderheid immers vandaan – , zich op deze wijze opstelt. Dat neemt niet weg dat ik het een schande vindt, en dat het uiteindelijk de werknemers zullen zijn die de kosten gaan dragen voor het feit dat er bij de coördinatie van zowel het herstel- als het werkgelegenheidsbeleid is gekozen voor niet-Europa.

Die extra 400 miljard euro waar u het over heeft zijn trouwens een sprookje. Het gaat hier om de optelsom van de bedragen die voor de nationale herstelplannen zijn vrijgemaakt, en zelfs dan komt de belangrijkste bijdrage uit beleidsgebieden die met die plannen eigenlijk niets te maken hebben. We hebben het hier natuurlijk over de beruchte economische stabilisatoren, ofwel de toename van de sociale uitgaven als gevolg van de stijgende werkloosheid. Welbeschouwd heeft u maar een miezerige 5 miljard euro op tafel willen leggen.

Ik geloof dat we op dit moment nu juist behoefte hebben aan een heus herstelplan, van het soort zoals de Verenigde Staten hebben opgesteld – die hebben 780 miljard dollar op tafel gelegd. Verder zullen we de maatregelen die zijn genomen om de door de crisis getroffen werknemers te steunen moeten coördineren. De vraag is bij het herstel van de groei, het vertrouwen in, en de dynamiek van onze economie immers een veel efficiëntere factor dan zelfgenoegzaamheid.

 
  
MPphoto
 

  Elmar Brok (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, u zult merken dat het beter was dat ik daar ben gaan zitten.

Ten eerste wil ik in tegenstelling tot de heer Schulz opmerken dat het Tsjechisch voorzitterschap van de Raad onder premier Topolánek tot dusver een uitstekend voorzitterschap was.

(Applaus)

Ik ben trots dat dit het eerste voorzitterschap van de Raad uit een voormalig Warschaupactland was en is en het verdient alle steun om symbool te staan voor de eenheid van Europa.

Ten tweede wil ik opmerken dat we ons nu in een lastig parket bevinden ten aanzien van het Verdrag van Lissabon. Ik sluit me aan bij het verzoek dat premier Topolánek en oppositieleider Paroubek nu samen aan tafel gaan zitten en verstandig onderhandelen, want binnenlandse problemen mogen niet van invloed zijn op het lot van heel Europa.

Tot slot een opmerking in de richting van de heer Schulz: Gordon Brown heeft regulering van de financiële markt tegengehouden, Gordon Brown en de Duitse minister van Werkgelegenheid Scholz, van de SPD, houden nu een compromis tegen in de Arbeidstijdrichtlijn in de zin van de resolutie van het Europees Parlement. De heer Schulz moet ons nu niet vertellen dat alleen hij vecht voor een sociaal Europa. Exact het tegendeel is het geval.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) De economische crisis eist een zware tol van Europese ondernemingen en burgers. De economieën van de lidstaten laten een sterke neergang zien, kleine en middelgrote ondernemingen gaan failliet en werknemers verliezen hun baan.

Samen met andere leden heb ik aan voorzitter Barroso een brief overhandigd over de situatie van werknemers in de metallurgische industrie in Roemenië en Frankrijk, die technisch werkloos worden en slechts 70 procent van hun salaris ontvangen. We hebben gevraagd om een herziening van de voorwaarden voor toegang tot het Europees Sociaal Fonds en het Europees fond voor aanpassing aan de globalisering om zo meer werknemers te kunnen steunen die ernstig worden getroffen door de economische crisis en het banenverlies.

De Europese Unie heeft economische ontwikkeling nodig en de Europese burgers hebben banen en een acceptabel salaris nodig. Het Europees economisch herstelplan dat in november 2008 werd geïntroduceerd, is slechts bij woorden gebleven. Helaas komt energie-efficiëntie, waardoor banen kunnen worden gecreëerd, niet voor in de verordening van januari.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil het Tsjechisch voorzitterschap van de Raad eveneens feliciteren. Het akkoord gisteren inzake roaming was sensationeel en daar profiteren de Europese burgers van.

Het energie- en gaspakket is tot een goed einde gebracht en over vele andere kwesties heeft het Tsjechisch voorzitterschap van de Raad naar onze mening uitstekend onderhandeld. Dat geldt ook voor de motivering van de Europese bevolking, met name in tijden van crisis, om diegenen te belonen die bovenmenselijke inspanningen verrichten. Daarom moeten wij commissaris Kovács steunen om meer voorstellen voor progressieve afschrijvingen te presenteren. Als we er van uitgaan dat er tot 2030 meer dan duizend miljard euro moet worden geïnvesteerd om nieuwe energiecentrales te bouwen, dan moet daar nu al een begin mee worden gemaakt. Dat zou arbeidsplaatsen en groei creëren.

 
  
MPphoto
 

  Alojz Peterle (PPE-DE). - (SL) Ik feliciteer de fungerend voorzitter van de Raad van harte met het resultaat dat het Tsjechische voorzitterschap in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden heeft behaald.

Vandaag hebben we enkele harde woorden horen vallen. Toch ben ik ervan overtuigd dat het de burgers van de Europese Unie niet zozeer interesseert hoeveel we naar links of naar rechts zullen gaan, maar wel in hoeverre ons beleid Europees zal zijn, dat wil zeggen wat we op efficiënte wijze samen zullen realiseren.

We staan vooral voor twee taken: sociale zin en solidariteit tonen voor de hardst getroffenen, tegelijk echter ook die krachten steunen die ons het best kunnen helpen om de crisis te overwinnen. We moeten de crisis benutten voor een economische herstructurering, niet enkel in de auto-industrie. De economische crisis heeft aangetoond hoe dringend we behoefte hebben aan een beter gecoördineerd economisch beleid en aan krachtigere gemeenschappelijke instellingen, waarin het Verdrag van Lissabon voorziet.

In die geest ben ik tevreden met de constructieve voorstellen uit het verslag van de Larosière inzake financiële instellingen.

 
  
MPphoto
 

  Christian Rovsing (PPE-DE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil iets zeggen over de omvangrijke subsidies die worden verstrekt aan bedrijven die mogelijk niet overleven. Het heeft namelijk geen zin om een aantal werknemers te vragen bij een bedrijf te blijven werken en uit overheidsmiddelen hun salaris te betalen, als het bedrijf later toch moet sluiten. De werknemers moeten de kans krijgen om zich te laten bij- en omscholen en om bij bedrijven te gaan werken die een overlevingskans hebben. Ik ben van mening dat we met betrekking tot de automobielindustrie te weinig waarde hebben gehecht aan de ontwikkeling van geheel nieuwe typen auto's, zoals auto's die op waterstof rijden, door accu's aangedreven auto's en door brandstofcellen aangedreven auto's. Ik ben van oordeel dat een groot deel van de arbeidskrachten zou kunnen overgaan naar de productie van dit soort auto's en dat zij dan over tien jaar ook nog een baan hebben.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik een korte samenvatting geven vanuit het gezichtspunt van de Raad en het Tsjechische voorzitterschap.

(CS) Ik denk dat we ons nu bevinden in een soort rust voor de tweede helft van het voorzitterschap van Tsjechië en wil allen bedanken die hun waardering hebben uitgesproken voor het geleverde werk, en dat waren er velen. Natuurlijk is het een genoegdoening om voor onafgebroken werk, zeven dagen per week, twintig uur per dag, waardering te krijgen. Wat we vorige week in de Europese Raad voor elkaar hebben gekregen zijn belangrijke beslissingen van fundamenteel belang. Ieder van u die bepaalde twijfels of vragen heeft, wil ik één ding zeggen. Geef deze maatregelen en beslissingen de tijd, wacht af tot blijkt hoe ze in de praktijk zullen werken, want ik ben ervan overtuigd dat ze hun eigen kracht en werkingssfeer hebben en dat ze hun vruchten zullen afwerpen in deze grootste economische crisis die de Europese Unie tot nu toe heeft getroffen.

De concrete beslissingen over de 5 miljard euro voor energieprojecten en breedbandinternet zijn belangrijk. Die zijn belangrijk tegen de achtergrond van de gascrisis, omdat we daarbij laten zien dat de Europese Unie in staat is op korte termijn te handelen en te reageren op de behoeften van vele Europese lidstaten. De beslissing om het plafond met 25 miljard te verhogen, zodat we steun kunnen leveren aan lidstaten die in de problemen komen, is ook van groot belang. De beslissing over 75 miljard euro waarmee we naar de bijeenkomst van de G20 in Londen gaan, is een duidelijk signaal dat de Europese Unie erop voorbereid is haar verantwoordelijkheid te nemen bij de hervorming van de internationale financiële instellingen. Ik wil ook nog één ding benadrukken, en sommigen van u hebben daar al op gewezen buiten het kader van de bijeenkomst van de Europese Raad, namelijk dat er gedurende de afgelopen weken monnikenwerk is geleverd met betrekking tot enkele wetgevingsvoorstellen. Niet door toeval, maar door ononderbroken werk van de Raad onder leiding van het Tsjechisch voorzitterschap, is het gelukt tijdens driehoeksoverleggen overeenstemming te bereiken over zeer fundamentele hervormingsvoorstellen. Het pakket maatregelen inzake de interne energiemarkt voor gas en elektriciteit, het maatregelenpakket voor de luchtvaart met betrekking tot de herzieningen van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, het maatregelenpakket voor het wegverkeer, dat de toegang tot de wegvervoermarkt moderniseert, inclusief het gevoelige onderwerp van de cabotage, de roaming-verordening en tot slot het maatregelenpakket inzake pesticiden, al deze maatregelen kunnen we zien als de concrete resultaten van het werk van de afgelopen twee tot drie maanden. Ik wil hier ook het Europees Parlement voor bedanken, want het gaat hier om samenwerking tussen ons, de Commissie en het Europees Parlement.

Een ander voorbeeld: tien jaar lang is er zonder enig resultaat onderhandeld over verlaging van het btw-tarief voor bepaalde arbeidsintensieve sectoren. Pas onder leiding van de Tsjechische minister van Financiën tijdens de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) is het gelukt overeenstemming te bereiken, die nu bevestigd is tijdens de zitting van de Europese Raad. Velen van u hebben gevraagd hoe we het werkloosheidsprobleem zullen oplossen. Ik wil opnieuw benadrukken wat onze premier al heeft gezegd. De overeenkomst tussen het voorzitterschap en de Commissie, dat op 7 mei de werkgelegenheidstop plaats zal vinden in de bezetting zoals we in de Europese Raad overeen zijn gekomen, blijft staan. Daar zullen concrete maatregelen voor de junizitting van de Europese Raad worden voorgesteld, er zal dus nog over worden gesproken.

Veel van uw opmerkingen hadden betrekking op het probleem van de uitbreiding van de Europese Unie. Ik wil onderstrepen dat er onder ons voorzitterschap ter gelegenheid van het vijfjarig jubileum van de grote uitbreiding van de EU in samenwerking met de Commissie in Praag een conferentie is gehouden met als thema "Vijf jaar later". Daar bleek duidelijk uit concrete cijfers van economische deskundigen dat de uitbreiding misschien wel het meest succesvolle project is in de moderne geschiedenis van de Europese Unie en dat in die vijf jaar duidelijk is gebleken dat de uitbreiding zowel de nieuwe als de oude lidstaten iets heeft opgeleverd.

Het Oostelijk Partnerschap. We zijn het eens geworden over een verklaring dat we op 7 mei een constituerende top zullen houden en we werken samen met de toekomstige leden zoals Oekraïne, zodat het daadwerkelijk een succes wordt voor de EU. Tot slot is een ander voorbeeld van succesvolle samenwerking de conferentie over de gasinfrastructuur, die afgelopen maandag in Brussel heeft plaatsgevonden dankzij de Europese Commissie en die heeft geleid tot een verklaring over de modernisering van de gasinfrastructuur in Oekraïne, zodat problemen zoals de crisis van januari dit jaar voortaan voorkomen kunnen worden.

Diegenen onder u die bedenkingen hebben, van welke aard dan ook, wil ik één ding verzekeren. We hebben inderdaad binnenlandse problemen en zijn ons ervan bewust wie de stemming over de motie van wantrouwen heeft geïnitieerd. Dat was Jiří Paroubek, de leider van de Tsjechische sociaaldemocratische partij. Wij zijn echter een verantwoordelijke regering, we redden ons in deze situatie en er is geen reden tot bezorgdheid. Het Tsjechisch voorzitterschap kan in de rust voor de tweede helft constateren dat de tweede helft net zo goed zal verlopen als de eerste, dat we evenveel verantwoordelijkheid zullen dragen en aan het einde beslist dezelfde successen zullen vieren als waar u ons vandaag aan herinnerde, wat betreft de beoordeling van ons werk in januari, februari en maart. Ik wil u er dus van verzekeren dat we onze taken serieus nemen, verantwoordelijkheid nemen en dat u niets hoeft te vrezen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Mijnheer Vondra, veel collega’s hebben het Tsjechische voorzitterschap bedankt voor zijn bijdrage. Ik heb dat aan het begin gedaan, in aanwezigheid van premier Topolánek. Ik wil u bedanken voor uw erg toegewijde persoonlijke bijdrage. We willen u aanmoedigen op de ingeslagen weg door te gaan, zodat de tweede helft van het Tsjechische voorzitterschap net zo’n succes wordt als de eerste helft. Veel succes bij de voortzetting van uw werk.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik nog eens de nadruk leggen op de uitstekende samenwerking die we met het Tsjechische voorzittterschap hebben gehad. Het Tsjechische voorzittterschap spant zich heel hard in voor Europa in een zeer moeilijke situatie en ik ben van mening dat het onze volledige steun verdient.

Laat ik afronden. Altijd wanneer ik afrond, zie ik hele menigten naar binnen komen om te luisteren!

(Gelach)

Laat ik afronden met een warm welkom voor de brede steun voor de resultaten van de Europese Raad. Er is geen unanimiteit, maar ik denk dat ik de zaken goed weergeef als ik zeg dat in grote lijnen wordt erkend dat het een belangrijke reeks conclusies is en ik voel me gesterkt door wat ik zie als een gezamenlijk gevoelde inspanningsverplichting van alle drie de instellingen – het Parlement, de Raad en de Commissie – om de krachten te bundelen om Europa door de crisis te slepen.

We kunnen trots zijn op wat we besloten hebben, maar er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid. Er moet meer worden gedaan en we mogen onze aandacht niet laten verslappen, maar we zullen winnen, we zullen slagen in deze inspanningen als we ons zelfvertrouwen laten zien.

Vertrouwen moet het sleutelwoord zijn: vertrouwen in ons vermogen om te doen wat we beloofd hebben; vertrouwen in actie en implementatie en, zoals ik eerder heb gezegd, daden en geen loze gebaren. Eerlijk gezegd geloof ik niet dat het vertrouwen groter zal worden door elke maand of elke week een nieuw plan aan te kondigen. Het vertrouwen wordt groter als we ons concentreren op de uitvoering van datgene waar we collectief overeenstemming over hebben bereikt en ook op de effectieve coördinatie van deze inspanningen.

Vertrouwen is nodig in ons vermogen om onze reguleringsagenda naar voren te schuiven: zonder regulering zullen we niet het vertrouwen tot stand brengen dat verandering een duurzaam effect zal hebben.

Vertrouwen is nodig in de geldigheid en soliditeit van de eurozone en in ons vermogen om de noodzakelijke steun te mobiliseren voor elke lidstaat binnen of buiten de eurozone die dat nodig heeft.

Ook is er behoefte aan vertrouwen in onze gezamenlijke inspanningsverplichting om onze bijzondere socialemarkteconomie te behouden en in onze langetermijnagenda voor een koolstofarme economie. Ik geloof echt dat we er met zelfondermijnende toespraken en een soort minderwaardigheidscomplex ten opzichte van de Verenigde Staten van Amerika niet zullen komen.

Sterker nog, wat ik op dit moment constateer is dat de Amerikanen dichter bij de standpunten komen die tot dusver als typisch Europees golden. Amerikanen komen dichter bij onze standpunten wat betreft de strijd tegen de klimaatverandering en wij juichen dat toe. Amerikanen komen dichter bij de noodzaak om het socialezekerheidsstelsel te versterken.

Daarom geloof ik echt niet dat het debat dat ik soms hoor – waarin gesuggereerd wordt dat Amerikanen en Europeanen met een heel verschillende aanpak van de crisis komen – een nuttig debat is. Wat we juist zien is een grotere convergentie tussen Europa en de Verenigde Staten en hopelijk andere landen – omdat het niet slechts om ons en de Amerikanen gaat en daarom heb ik alle vertrouwen in een positieve uitkomst van de G20-top.

Ik denk dat het belangrijk is erin te geloven dat wij met elkaar en niet met anderen de situatie zullen oplossen. Het is belangrijk vertrouwen te hebben in de Europese instrumenten, en dit uitgebreide Europa, met onze gecoördineerde actie in het bestrijden van deze recessie, zal in staat zijn om te reageren op de belangrijkste zorgen van onze burgers, waaronder die welke uiteraard mijn voornaamste zorg is, de stijgende werkloosheid.

Daarom denk ik, tot besluit, dat we moeten voortbouwen op datgene waarover we reeds overeenstemming hebben bereikt en ons nu moeten concentreren op de uivoering, met een sterke coördinatie en een sterke wil om concrete resultaten te bereiken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Călin Cătălin Chiriţă (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik wil graag mijn steun tot uiting brengen voor de besluiten die zijn genomen tijdens de recente top van de Europese Unie in Brussel. Wat ik met name toejuich is het noodzakelijke besluit om het noodfonds van 25 miljard euro te verhogen tot 50 miljard euro. Dit is een fonds dat speciaal in het leven is geroepen voor de lidstaten in Midden-Europa die worden geconfronteerd met een crisis op de betalingsbalans.

Dit besluit is gebaseerd op de maatregelen die zijn genomen om landen in de eurozone te beschermen tegen de wereldwijde crisis en vormt een tastbaar bewijs van de solidariteit van de EU en het vermogen om landen buiten de eurozone te helpen de economische crisis het hoofd te bieden. Na Hongarije en Letland is Roemenië de derde lidstaat van de EU die een beroep doet op het noodfonds, aangezien het land werd getroffen door een aanzienlijk tekort op de lopende rekening en er niet in slaagde nieuwe leningen te verkrijgen van buitenlandse crediteuren.

De EU-instellingen hebben de plicht om te voldoen aan de verwachtingen van Europese burgers die zwaar worden getroffen door de crisis. Alleen met Europese solidariteit, trans-Atlantische samenwerking en effectieve maatregelen kan de wereldwijde crisis worden overwonnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. – (PL) Mijn eigen land, Polen, hecht met name veel belang aan een goed beheer van het nieuwe programma van de EU voor een Oostelijk Partnerschap. Dit betreft onze buurlanden en omvat zowel onze dichtstbijzijnde buurlanden, zoals Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië, als verder weg gelegen buurlanden, zoals Armenië, Azerbeidzjan en Georgië.

Mijns inziens zal het programma het buitenlands beleid van de EU versterken, leiden tot daadwerkelijke economische integratie tussen de EU en haar Oost-Europese partners en samenwerking veiligstellen, die niet alleen is gebaseerd op de beginselen van een markteconomie, maar tevens op de eerbiediging van gemeenschappelijke waarden, zoals democratie, rechtshandhaving en mensenrechten. We streven immers naar specifieke, gezamenlijke doelstellingen: het creëren van vrijhandelszones, het bevorderen van de mobiliteit van burgers van partnerlanden, het versterken van de administratieve vaardigheden en samenwerking op het gebied van energiezekerheid en, met name op de lange termijn, energievoorziening en -doorvoer.

Wij hebben daarom een duidelijk beeld van partnerschap van de kant van de EU. Nu is het wachten op antwoord van de zes landen die direct belang hebben bij het programma. Ik wil de hoop uitspreken dat de Raad op 7 mei aanstaande dit project officieel in gang zet, dat voor de EU even belangrijk is als voor de burgers van alle deelnemende landen.

 
  
MPphoto
 
 

  András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Het is een welkome ontwikkeling dat de Europese Unie in het kader van het economische stimuleringspakket 3,5 miljard euro reserveert voor essentiële energie-investeringen. Ik zie dit als een belangrijke stap in de richting van een gemeenschappelijk energiebeleid. De definitieve lijst van gesubsidieerde projecten toont duidelijk aan dat de Europese Commissie en de lidstaten na de gascrisis in januari eindelijk de voordelen hebben ingezien van het verbinden van netwerken. De versterking van de verbindingen is in de eerste plaats belangrijk omdat de lidstaten elkaar zo gemakkelijker te hulp kunnen schieten als er storingen in de levering optreden.

Tegelijkertijd wil ik er de aandacht op vestigen dat de definitieve lijst van gesubsidieerde investeringen ook gekenmerkt wordt door tegenstrijdigheden. Vooral het beginsel van regionaal evenwicht is aangetast. Want juist de lidstaten die het zwaarst getroffen zijn door de gascrisis in januari ontvangen minder subsidie. In de tweede plaats zullen er in verhouding tot het hele economische stimuleringspakket slechts weinig middelen beschikbaar zijn voor de versterking van alternatieve transportroutes. Ik ben van mening dat de discussies rond het Nabucco-vraagstuk ongepast waren. De gasleiding in kwestie zou de voorzieningszekerheid van de hele Europese Unie versterken en daarom is de aanleg ervan in het belang van ons allen. Last but not least komen er geen investeringen in verband met energie-efficiëntie voor op de subsidielijst. De EU verwijst hiermee juist de oorspronkelijke doelstelling van het pakket, het creëren van werkgelegenheid, naar een lager plan.

Om bovenstaande redenen moet in het standpunt van het Europees Parlement een grotere rol worden toebedeeld aan het beginsel van regionaal evenwicht, evenals aan alternatieve transportroutes en energie-efficiënte investeringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het besluit van de Europese Raad om Nabucco te financieren en aan te wijzen als een energieproject met prioriteit, is een gepaste en tijdige oplossing voor dit probleem.

Voorafgaand aan de zitting van de Raad hebben we een voorstel voor een resolutie ingediend om zo de aandacht te vestigen op het gevaar dat ontstaat als de financiering voor Nabucco zou worden verlaagd. We moeten ons ervan bewust zijn dat het project voor de Nabucco-gasleiding van strategisch belang is voor de zekerheid van de gastoevoer in Europa, aangezien dit het enige project is waarmee de diversificatie van zowel leveranciers als distributieroutes wordt gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. (FI) Een van de besluiten van de EU-top was de wijziging van de aard van de buitengewone top over sociale dialoog van dit voorjaar, zodat de EU-leiders slechts vertegenwoordigd worden door de voorzitterstrojka in plaats van door de leiders van alle lidstaten. Uit dit besluit blijkt naar mijn mening de apathie ten opzichte van de toekomst van een sociaal Europa op een manier die niet aanvaardbaar kan zijn voor de arbeidsmarktorganisaties die zich op de bijeenkomst hebben voorbereid. Het is dan ook te hopen dat zo veel mogelijk staatshoofden en regeringsleiders aan de bijeenkomst zullen deelnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het debat in het Europees Parlement bevestigt dat de politieke krachten van het kapitaal en van het EU-eenrichtingsverkeer voorstander zijn van versnelde kapitalistische herstructureringen en versoepeling van de arbeidsrelaties in het kader van de strategie van Lissabon en de voltooiing van de interne markt. Zij bevorderen de strategische keuze van het kapitaal en de EU om de lasten van de crisis op de schouders van de werknemers te kunnen afwentelen.

Het Verdrag van Maastricht en het Stabiliteitspact zijn de springplank voor de frontale aanval op de arbeidsrechten en het inkomen van het volksgezin onder het mom van de vermindering van de tekorten. De recente besluiten van de Commissie tot continue beperking van de uitgaven zullen pijnlijke gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de gezondheidszorg, voor de socialezekerheidsrechten van de werknemers en de pensioenen. Daardoor zal, in combinatie met de geëiste belastingverhoging, de levensstandaard van de volksklassen drastisch worden beperkt.

Het doel van de voorgestelde uitweg uit de crisis – groene economie, energie, breedbandnetwerken en innovatie – is het kapitaal toegang te bieden tot nieuwe winstgevende sectoren, en niet het milieu te beschermen en te voldoen aan de behoeften van het volk.

De werknemers moeten niet alleen weigeren om ongeacht welk offer te brengen voor de winst van de plutocratie, maar ook de tegenaanval inzetten en hun strijd organiseren. Zij moeten de partijen van Maastricht en het EU-eenrichtingsverkeer veroordelen en met hun stem op de Communistische Partij van Griekenland tijdens de Europese verkiezingen in juni de boodschap de wereld in sturen dat zij de EU nooit zullen gehoorzamen.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jean-Marie Le Pen (NI).(FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de heer Schulz, de voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, is van plan het Reglement van dit Parlement te wijzigen om te verhinderen dat ik de nestor van het volgende Parlement wordt. Om zijn …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Dat is geen beroep op het Reglement.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Marie Le Pen (NI).(FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de heer Schulz heeft bij die gelegenheid lasterlijke uitlatingen gedaan en me van blasfemie beschuldigd. Ik verzeker u dat zijn argumenten onjuist zijn. Ik heb alleen maar gezegd dat de gaskamers een detail van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog zijn. En dat is ook zo.

(Gemengde reacties)

Ik herinner u eraan, mevrouw de Voorzitter, dat ik bij die gelegenheid veroordeeld ben tot het betalen van 200 000 euro schadeloosstelling plus interesten. Dat bewijst wel hoe slecht het gesteld is met de vrijheid van mening en meningsuiting in Frankrijk en Europa. Met uw geschreeuw slaagt u er heus niet in te verhullen dat u verantwoordelijk bent voor deze crisis. Het is immers de crisis van het euromondialisme, en daar bent u voorvechter van. Daarom vraag ik u mij aan het woord te laten.

Mevrouw de Voorzitter, ik vraag de voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement om zijn excuses aan te bieden voor een op leugens gebaseerde beschuldiging.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, het is heel eenvoudig. Wie niet wil dat deze man de plechtige openingsvergadering van het Europees Parlement leidt, die moet vóór mijn voorstel tot wijziging van het Reglement stemmen.

(Applaus)

 

3. Stemmingen
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemmingen.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

3.1. Gemeenschappelijke visuminstructies: biometrische identificatie-middelen en visumaanvragen (A6-0143/2009, Sarah Ludford) (stemming)

3.2. Garantie van de Gemeenschap voor de EIB (A6-0109/2009, Esko Seppänen) (stemming)

3.3. Prestaties en duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem (A6-0002/2009, Marian-Jean Marinescu) (stemming)
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu, rapporteur. – (RO) Het Parlement heeft een akkoord met de Raad bereikt dat wordt gesteund door vijf politieke fracties. Ik verwijs naar de twee verslagen die volgen.

Dankzij de amendementen die zijn ingediend door twee van onze leden – waarvan de inhoud overigens al was opgenomen in het compromis dat werd gesloten met de Raad –, moeten we vandaag stemmen over een aantal artikelen.

Regels die ik als onjuist beschouw hebben ervoor gezorgd dat de volgorde van de stemming in sommige artikelen eerst de tekst van de Commissie vervoer en toerisme bevat en daarna de compromistekst. Ik wil graag vragen om vandaag te stemmen over de compromistekst, aangezien deze wordt gesteund door de vijf politieke fracties, zodat de twee verordeningen aan het einde van deze zittingsperiode van kracht worden.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Dank u voor uw opmerkingen. Uw wensen worden gehonoreerd, aangezien we de stemlijst volgen en over de amendementen stemmen.

 

3.4. Luchthavens, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten (A6-0515/2008, Marian-Jean Marinescu) (stemming)

3.5. Nieuwe voedingsmiddelen (uniforme procedure) (A6-0512/2008, Kartika Tamara Liotard) (stemming)

3.6. Stoffen die de ozonlaag afbreken (herschikking) (A6-0045/2009, Johannes Blokland) (stemming)

3.7. ABB-ABM-methode als beheersinstrument voor de toewijzing van begrotingsmiddelen (A6-0104/2009, Kyösti Virrankoski) (stemming)

3.8. Tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 (A6-0110/2009, Reimer Böge) (stemming)

3.9. Partnerschapsovereenkomst Cariforum-staten - EG (stemming)
 

Vóór de stemming over amendement 13

 
  
MPphoto
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat betreft amendement 13, dat na paragraaf 22 moet worden toegevoegd, zou ik graag willen dat dit amendement als een toevoeging in plaats van als een vervanging van de oorspronkelijke tekst wordt beschouwd. Op die voorwaarde zouden we het kunnen steunen.

Sterker nog, als u mij toestaat, ditzelfde amendement en precies hetzelfde voorstel van mijn fractie zou van toepassing zijn op een amendement in bijna elk verslag waarover we moeten stemmen. Ik weet niet of ik een lijst met deze amendementen kan oplezen of dat u wilt dat ik bij elk afzonderlijk geval opsta met precies hetzelfde verzoek. Het is aan u.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Guardans Cambó, we beschouwen dit als een testcase. Ik zal degenen die het amendement hebben voorgesteld vragen of zij het eens zijn met uw aanvulling.

 
  
MPphoto
 

  Caroline Lucas (Verts/ALE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, het antwoord is “ja”.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

Vóór de stemming over amendement 2

 
  
MPphoto
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb hier een mondeling amendement op amendement 2, namelijk het schrappen van de laatste zin omwille van de nauwkeurigheid, omdat hij niet meer juist is. Wij zouden de zin “is van mening dat na de goedkeuring van iedere tussentijdse EPO met genoemde controle dient te worden gestart” willen schrappen. Dat is in dit geval niet van toepassing. Dit is een volledige EPO, geen tussentijdse EPO, en daarom zouden wij omwille van de feiten deze zin willen schrappen.

 
  
 

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

3.10. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Ivoorkust (stemming)

3.11. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Ghana (stemming)

3.12. Tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst EG - Staten in de Stille Oceaan (stemming)
  

Vóór de stemming over amendement 8

 
  
MPphoto
 

  Glyn Ford (PSE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, om tijd te besparen zijn de socialisten bereid om de amendementen 8 en 10 als toevoegingen te accepteren, maar wij zullen tegen stemmen als ze door de PPE-DE-Fractie niet als toevoeging worden aanvaard.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE).(FR) Ik ga akkoord met die procedure.

 
  
 

(Het voorstel wordt in aanmerking genomen)

 
  
 

Vóór de stemming over amendement 19

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, wat compromisamendement 19 op paragraaf 39 betreft: dat amendement zou voor ons aanvaardbaar zijn, als we daar met betrekking tot niet-overheidsactoren de woorden “een deelname” aan konden toevoegen. Amendement 39 bis zou dan als volgt luiden: “benadrukt met name een deelname van de parlementen en niet-overheidsactoren van de ACS-landen bij het toezicht op en het beheer van de EPO’s”. De rest blijft ongewijzigd.

Ik meen te weten dat de rapporteur, mijnheer Ford, hiermee akkoord gaat.

 
  
 

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

3.13. Tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst EG - SADC-EPO-staten (stemming)
  

Vóór de stemming over amendement 13

 
  
MPphoto
 

  Kader Arif (PSE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, als amendement 4 een toevoeging inhield, dan zouden de amendementen 14 en 8 niet mogen wegvallen. Dan zouden we dus ook over die amendementen hebben moeten stemmen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − De meesten van ons vinden waarschijnlijk dat het amendement met de aanvulling de hele tekst beslaat. Als u toch over de oorspronkelijke tekst wilt stemmen, dan kan dat, maar volgens mij wil bijna iedereen doorgaan.

 
  
MPphoto
 

  Robert Sturdy (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vind het prima om door te gaan. Ik denk dat het gedekt is.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Daarom gaan we door.

 

3.14. Economische partnerschapsovereenkomst staten in Oostelijk en Zuidelijk Afrika - EG (stemming)

3.15. Economische partnerschapsovereenkomst EG - Partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (stemming)

3.16. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Centraal-Afrika (stemming)

3.17. Economische partnerschapsovereenkomst EG - Cariforum-staten (A6-0117/2009, David Martin) (stemming)
 

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  David Martin, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik weet hoezeer de collega’s gesteld zijn op hun lunch – of zou ik het andersom moeten zeggen, dat weet ik niet precies – maar ik wil nog even twee minuten nemen.

Maandagavond hebben we een zeer belangrijk debat gehad over de vraag of we onze instemming kunnen geven aan Cariforum. De Commissie en de Raad – en het is belangrijk dat beide instellingen deze toezegging hebben gedaan – hebben ons beloofd dat wat de hulpbeloften betreft, zij kwalitatief goede en tijdige hulp zouden bieden. Zij verzekerden ons dat niets in de EPO de toegang van de Caribische landen tot geneesmiddelen in de weg zou staan. Zij verzekerden ons dat de toepassing van de meestbegunstigingsclausule op geen enkele manier gevolgen zou hebben voor de Zuid-Zuidhandel en dat de vijfjaarlijkse evaluatie aan het einde van de eerste fase van deze EPO een echte evaluatie zou zijn waarbij rekening zou worden gehouden met ontwikkelingsdoelstellingen.

Op basis van deze beloften, en op voorwaarde uiteraard dat ze nu worden neergeschreven in de annalen van dit Parlement en dat zowel de Raad als de Commissie belooft zich aan deze toezeggingen te houden, geloof ik dat dit Huis vandaag met een zeer grote meerderheid met de Caribische EPO kan instemmen.

Ik zou commissaris Ashton willen bedanken voor haar zeer verregaande samenwerking in dezen, de flexibiliteit die zij heeft betoond en haar sterke betrokkenheid. Het feit dat zij hier is voor deze stemming zegt veel over haar. Deze stemming stond gepland voor dinsdag. Ik weet dat zij zeer belangrijke verplichtingen heeft opgegeven om vandaag hier te zijn en dat zij zeer belangrijke verplichtingen is aangegaan ten aanzien van dit Parlement. Ik wil de Commissie bedanken voor haar samenwerking en vraag de Parlementsleden om in te stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Helmuth Markov (GUE/NGL). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dat is een kwestie met betrekking tot het Reglement. Ik wil graag citeren uit de brief die Voorzitter Pöttering mij als voorzitter van de Commissie internationale handel heeft geschreven. Wees gerust, ik zal niet de hele brief voorlezen.

(EN) “De interpretatie van artikel 47 door de Commissie constitutionele zaken (AFCO) waarnaar u verwijst werd bekendgemaakt op de vergadering van het Parlement van 18 februari 2009 en werd bij gebrek aan bezwaren geacht te zijn aangenomen. […] De voorstellen met betrekking tot de twee EPO’s [dat wil zeggen de verslagen van David Martin en Erika Mann] werden alleen op de vergadering van 19 februari 2009 officieel aangekondigd en doorverwezen naar uw commissie [namelijk de Commissie internationale handel]. In het licht van bovengenoemde interpretatie is het niet langer mogelijk om artikel 47 toe te passen met betrekking tot die twee procedures en ook niet op eventuele verdere procedures.”

(DE) Dat betekent dat alle verwijzingen in officiële documenten naar artikel 47 moeten worden geschrapt. Dat geldt zowel voor het voorblad van het document als voor de inhoudsopgave, de adviespagina en de procedurepagina, de laatste pagina van de Commissie internationale handel. Ik zou graag willen dat dit in de notulen wordt opgenomen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Markov. Ik heb het Parlement al op de hoogte moeten brengen van het feit dat de verwijzing naar artikel 47 in alle taalversies van dit verslag is geschrapt. We zullen uw opmerkingen daarom in aanmerking nemen. Aangezien we het blijkbaar met elkaar eens zijn, kunnen we verder gaan.

 

3.18. Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG - Ivoorkust (A6-0144/2009, Erika Mann) (stemming)
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 

  Erika Mann, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het heel kort houden. Ik wil alleen maar mijn collega’s bedanken en een positieve stem aanbevelen in de instemmingsprocedure. Ik zou het echter heel fijn vinden om opnieuw bevestiging van commissaris Ashton te krijgen inzake de punten die wij tijdens ons debat van maandag naar voren hebben gebracht, in het bijzonder, commissaris, nu u zich ertoe verplicht hebt om Ivoorkust dezelfde preferenties te geven als die welke u reeds aanvaard had voor de SADC. U knikt: uitstekend! Dank u zeer.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − We zijn het met elkaar eens, dus we gaan door met de stemming.

 

3.19. Jaarverslagen 2007 EIB en EBWO (A6-0135/2009, Gay Mitchell) (stemming)

3.20. De toekomst van de automobielindustrie (stemming)
  

Vóór de eindstemming

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik verwijs naar artikel 146 van het Reglement en ik dank u dat u mij het woord daarover geeft. Ik wil met name de afgevaardigden uit de Bondsrepubliek Duitsland verzoeken om begrip te hebben voor het feit dat ik nu het woord heb gevraagd.

Aan het begin van de stemming heeft Jean-Marie Le Pen het woord genomen. De heer Le Pen heeft in zijn bijdrage herhaald dat het bestaan van gaskamers in Auschwitz een detail in de wereldgeschiedenis was. Onder verwijzing naar artikel 146 van het Reglement, dat bepaalt hoe leden van het Parlement zich dienen te gedragen, verzoek ik het Bureau van het Parlement om na te gaan of een dergelijke uitspraak toelaatbaar is in een kamer van afgevaardigden, die de geest van verzoening en begrip en respect voor de slachtoffers, met name van het fascisme van Hitler moet eerbiedigen. Ik zou het zeer op prijs stellen als het Bureau van het Parlement zich zou beraden over passende maatregelen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul (PPE-DE).(FR) Alstublieft: een beetje respect voor de mensen die in Auschwitz en elders zijn omgebracht. We hebben nog twee minuten. Een beetje respect, dus.

Ik wil graag zeggen dat ik het geheel eens ben met de heer Schulz, en dat wat we hier vandaag gehoord hebben in dit Parlement niet thuishoort.

(Applaus)

 
  
 

Na de eindstemming

 
  
MPphoto
 

  Bruno Gollnisch (NI).(FR) Mevrouw Wallis, het is uiterst betreurenswaardig dat u de heer Daul en de heer Schulz wél aan het woord heeft gelaten en mij niet. U heeft inderdaad in een verslag aangegeven dat u een specialist bent in het variabel interpreteren van het Reglement.

Voortbordurend op hetgeen de heer Schulz heeft gezegd zou ik daarom willen voorstellen om dit gebouw niet langer het Winston Churchill-gebouw te noemen. In zijn twaalf delen tellende memoires over de Tweede Wereldoorlog heeft Churchill niet één regel gewijd aan de geschiedenis van de gaskamers.

 

4. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Ludford (A6-0143/2009)

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (NI) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, duidelijk omschreven buitengrenzen zijn het wezenlijke kenmerk van het bestaan als natie. Allerlei soorten andere functies kunnen worden overgedragen aan de lokale overheid of zelfs worden gedelegeerd aan internationale associaties, maar een staat die niet langer bepaalt wie zijn grenzen mag passeren en zich op zijn grondgebied mag vestigen, is helemaal geen staat.

Eurofederalisten, onder wie de opsteller van dit verslag, de eerzame barones Ludford, begrijpen dit punt heel goed en daarom hebben ze zich de afgelopen vijf jaar hoofdzakelijk ingespannen om justitiële en binnenlandse zaken te harmoniseren. Onder de schitterende Orwelliaanse titel in de stijl van het ministerie van Waarheid “de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht” hebben ze immigratie en asiel geharmoniseerd, een Europese officier van justitie ingesteld, een pan-Europese magistratuur, één strafrechtsysteem en met Europol zelfs een gemeenschappelijk politiekorps. Uiteraard is het vanuit hun standpunt, het standpunt van degenen die één Europese staat willen tot zo ver allemaal logisch, maar ik zou willen dat zij de moed en het fatsoen zouden hebben om het eerst aan het volk te vragen en het Verdrag van Lissabon in stemming te brengen. Pactio Olisipiensis censenda est!

 
  
 

 
  
MPphoto
 

  Alexander Alvaro (ALDE) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de Voorzitter van het Huis willen vragen om te overwegen, in weerwil van wat Martin Schulz heeft gezegd, dat wij Voltaire volgen, in het bijzonder omdat ik uit een liberale fractie kom: ook al zou ik het nog voor geen jota eens zijn met wat deze persoon te zeggen had, dan nog ben ik van mening dat hij het recht heeft om zijn standpunt kenbaar te maken, net zoals die twee hebben gedaan. Ik geloof in gelijke behandeling en wij kunnen omgaan met een mening. Wij dienen niets af te doen aan het recht op vrijheid van meningsuiting in deze kwestie, ook al ben ik het helemaal niet eens met wat hij te zeggen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Alvaro. Ik probeerde duidelijk te maken dat ik absoluut van plan was het woord te geven aan de heer Gollnisch, maar ik wilde de stemming afronden.

 
  
  

- Verslag-Seppänen (A6-0109/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (NI) . (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben er zojuist over gestemd om het kapitaal van de Europese Investeringsbank te verdubbelen. Het is de moeite waard een stapje naar achteren te doen en te vragen: “Waar is de Europese Investeringsbank voor?” In theorie is deze er om zachte leningen beschikbaar te stellen aan bedrijven die het moeilijk hebben, maar bij wie komen die leningen feitelijk terecht?

In de jaren negentig van de vorige eeuw was de op een na grootste begunstigde van de vrijgevigheid van de EIB in het Verenigd Koninkrijk British Airways, dat nauwelijks een klein bedrijf te noemen is dat binnen krappe winstmarges opereert. Ik kan er niets aan doen dat ik tussen haakjes moet opmerken dat British Airways in deze periode ook de hoofdsponsor was van de campagne om de euro in Groot-Brittannië ingevoerd te krijgen.

Ik doe een stapje naar achteren en vraag opnieuw: wat is het doel van de Europese Investeringsbank? Ik denk dat het antwoord op die vraag is dat het doel van de EIB de werkgelegenheid van zijn eigen werknemers is. Hij is onderdeel geworden van het kabaal uit Brussel, dit omvangrijke mechanisme om geld van de belastingbetaler af te pakken en het uit te delen aan degenen die het geluk hebben om in het systeem werkzaam te zijn. De EU mag ooit een idealistisch, of op zijn minst ideologisch, project zijn geweest, maar het is al lang een handige manier geworden om de kost te verdienen, wat het uiteraard zo betreurenswaardig moeilijk maakt om haar aan het wankelen te brengen.

 
  
  

- Verslag-Marinescu (A6-0002/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Michl Ebner (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, tegen de heer Hannan zou ik willen opmerken dat de Europese Centrale Bank eveneens een goede zaak is, omdat bij ons geen sprake was van depreciatie van de valuta, zoals bijvoorbeeld het Britse pond de afgelopen maanden helaas heeft ondervonden. Dat is wellicht toch een signaal dat hij zijn standpunt moet herzien.

Voor wat betreft het verslag-Marinescu heb ik bewust vóór dit verslag gestemd. Mijns inziens zijn functionele luchtruimblokken het juiste antwoord op de uitdagingen van vandaag. Ze zijn wellicht aan de late kant, maar ze komen er in ieder geval. Ze zijn erg nuttig bij het terugdringen van holdings en verstopte corridors, ze zijn gunstig voor het milieu en houden de vliegkosten laag. Daarom ben ik van mening dat de luchtvaartnavigatiediensten hier goed werk zullen verrichten.

 
  
  

- Verslag-Marinescu (A6-0515/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Michl Ebner (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, hierbij wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om niet alleen toe te lichten dat ik vóór heb gestemd, maar ook om de aandacht te vestigen op een vraagstuk dat mij zeer na aan het hart ligt, namelijk de problematiek rond belasting op vliegtuigbrandstof. Deze kwestie wordt nog steeds geregeld door het Verdrag van Chicago van 1944. Het is voor mij onbegrijpelijk waarom wij ons nog steeds aan deze regeling moeten houden en waarom de Verenigde Staten ons hier iets kunnen opdringen of ons niet toelaten iets te veranderen, wat al veel eerder had moeten gebeuren, omdat het niet eerlijk is dat op brandstof voor auto's, transportmiddelen, enzovoort belasting wordt geheven, maar op vliegtuigbrandstof niet. Dat is concurrentieverstoring en wij zouden, in ieder geval in een overgangsfase, belasting op vliegtuigbrandstof kunnen invoeren en betere concurrentie in de Unie van 27 kunnen realiseren.

 
  
  

- Verslag-Liotard (A6-0512/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Anja Weisgerber (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen zorgt voor harmonisering van de toelating en het gebruik van deze nieuwe voedingsmiddelen in de Europese Unie. Dat is een belangrijke stap voor een algehele waarborging van de voedselveiligheid. Zonder deze verordening zouden wij geen enkele controle hebben en geen beperkingen op toelatingen. Met deze verordening zorgen wij voor strenge criteria in het belang van de bescherming van de consument. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid zal bij toelating uiteindelijk beslissen over de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen, hetgeen harmonisering in heel Europa betekent.

Behalve bezwaren in verband met de veiligheid zijn echter ook ethische vragen met betrekking tot nieuwe voedingsmiddelen uiterst belangrijk. Daartoe behoort tevens het vraagstuk van dierproeven of het voorkomen van het gebruik van voedingsmiddelen afkomstig van gekloonde dieren. Daarom ben ik bijzonder verheugd dat bij de toelating rekening wordt gehouden met deze ethische aspecten. Wij wilden dat het advies van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën in geval van ethische bezwaren wordt meegenomen.

Het doet mij deugd dat dit is opgenomen en daarom heb ik vóór het verslag in zijn geheel kunnen stemmen.

 
  
  

- Verslag-Böge (A6-0110/2009)

 
  
MPphoto
 

  Antonio Masip Hidalgo (PSE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, nu we het toch over de begroting hebben, zou ik willen zeggen dat we onze gedachten al zouden moeten laten gaan naar het overleg van volgend jaar over voortzetting van de steunmaatregelen voor steenkool, een inheemse energiebron die onmisbaar is.

Ik zeg dit tijdig omdat een of andere hoge ambtenaar zich blijkbaar gerechtigd heeft gevoeld om, volkomen ongepast, een tegenovergestelde mening te ventileren in een economische publicatie, waarmee hij verwarring heeft gezaaid in de publieke opinie.

Hiervan klopt dus niets. De steun aan de steenkoolindustrie in mijn land zal na 2012 moeten worden voortgezet, en ik wil dat dit zo in de notulen wordt vastgelegd. Mijne heren ambtenaren, beperkt u zich alstublieft tot het uitvoeren van de plannen die nu van kracht zijn en daarna, vanaf 2012, van het beleid waarover we komend jaar met de betreffende sector in overleg zullen gaan.

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio (UEN). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement moet als begrotingsautoriteit met zijn beoordelingen bijdragen aan de herziening van het financiële kader 2007-2013.

Ik zou graag de aandacht van de rapporteur vragen, maar ook van het voorzitterschap, vooral van het voorzitterschap, om met oog op deze beoordelingen zijn licht te werpen op het vraagstuk dat hier naar voren komt, namelijk de gehele of gedeeltelijke – dat weet ik niet – default van het vrijwillige, aanvullende pensioenfonds van de leden van het Europees Parlement.

Is het wel of niet waar dat er geld ontbreekt, dat er is belegd in God weet welke Luxemburgse fondsen? Is het wel of niet waar dat de verantwoordelijke organen van het fonds, dat door het Europees Parlement moet worden gecontroleerd, in fondsen hebben belegd die in dezelfde financiële ellende zitten als waar wij ons het hoofd over breken?

Ik zou willen dat het niet zo was, maar ik maak me niet zo’n zorgen om mijn eigen pensioen of dat van de andere Parlementsleden, ik maak mij zorgen over het feit dat de Europese belastingbetaler in de toekomst verplicht is om via het Europees Parlement om extra geld te vragen aan de Europese Unie om een gat te dichten waarvoor de verantwoordelijke personen zouden moeten opdraaien. Wij zijn een controleorgaan, dus laten we eerst onszelf en onze activiteiten controleren en het geld dat door het Europees Parlement en de leden ervan betaald is.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is altijd een genoegen om bij stemverklaringen in uw nabijheid te zijn. Er zal nu wel gauw geroddeld gaan worden.

De huidige financiële crisis heeft de problemen onderstreept van het aanhouden van zo’n lange termijn voor een financieel kader. Wie had enkele jaren geleden de omvang van de schade voorzien die door de kredietcrisis en haar gevolgen is veroorzaakt? Ik geloof dat deze herziening ons in dit Huis een grote kans biedt en een probleem blootlegt. Het blootgelegde probleem is er één dat we feitelijk zelf hebben teweeggebracht.

Er is nu een nieuwe industrie die in Brussel is opgebouwd. Het is geen productie-industrie, hoewel zij wel enkele banen schept. Het is een industrie die wordt voortgestuwd door lobbyisten en door ngo’s in het bijzonder. Het is een nogal ongure handel. Hij houdt zich in wezen zelf in stand. De Commissie raadpleegt ngo’s over een onderwerp, de ngo’s roepen op tot actie, zij lobbyen bij leden van het Europees Parlement om politieke steun te geven aan deze oproep, de Commissie voert uiteindelijk een programma op dit terrein uit en – ja, u raadt het al – de ngo’s die tegen de Commissie hebben gezegd dat dit programma nodig is, dienen een offerte in om het programma zelf uit te voeren. Dit is een gemiste kans omdat wij hadden kunnen zeggen dat wij dit in de toekomst niet zo gaan doen.

 
  
MPphoto
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, het verslag Böge is één groot pleidooi voor meer middelen voor de Europese Unie en dat is natuurlijk geen verrassing. Maar wat mij bijzonder stoort, is dat we hier opnieuw een verslag hebben dat expliciet verwijst naar het Verdrag van Lissabon, terwijl dat verdrag nietig is na het referendum in Ierland. En omdat de Ieren zogezegd verkeerd hebben gestemd in hun referendum, moeten ze in het najaar opnieuw naar de stembus. Welnu, men zou hier in het Europees Parlement ten minste het fatsoen moeten hebben om te wachten op het oordeel van de kiezers alvorens men hier teksten goedkeurt die verwijzen naar het Verdrag van Lissabon. We hebben hier gisteren nog een verslag goedgekeurd over de dialoog met de burger in Europa. Welnu, als we van die dialoog echt werk willen maken, dan moeten we ten minste respect kunnen betuigen voor het oordeel van de kiezers.

 
  
MPphoto
 

  Jim Allister (NI).(EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn twee redenen waarom ik tegen dit verslag heb gestemd. Ten eerste vanwege de onvoorzichtige, roekeloze voorstellen waarin ervoor gepleit wordt nog meer middelen vrij te maken voor verkwistende EU-uitgaven – wat voor het Verenigd Koninkrijk natuurlijk betekent dat men wil dat we een nog hogere jaarlijkse bijdrage zouden betalen, wat ons begrotingstekort nog verder zou opvoeren.

De tweede reden waarom ik tegen dit verslag heb gestemd, is dat hierin verondersteld wordt dat het Verdrag van Lissabon ten uitvoer zal worden gelegd, ongeacht het feit dat dit Verdrag de toets der bekrachtiging niet doorstaan heeft. Bovendien zou Lissabon zelf de uitgaven natuurlijk opdrijven door nieuwe bevoegdheden en nieuwe risico’s na te jagen, bijvoorbeeld de buitensporige verspilling van middelen voor het ruimtevaartbeleid, dat dan tot zijn toepassingsgebied zou behoren, en voor overige beleidsmaatregelen in verband met de klimaatverandering. Om die redenen heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met deze herziening van het financiële kader, maar ik vond het wel jammer dat het amendement waarin gepleit werd voor een radicale hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gesneuveld is in de stemming van vandaag. Het lijkt mij bijzonder urgent dat het financiële stelsel van de EU herzien wordt, en het is jammer dat vele financieringsstromen oud zijn en dat er traditionele vastleggingen van geringe waarde aan zijn toegevoegd

Onze prioriteit ligt niet bij nieuwe vraagstukken waarvoor onvoldoende middelen beschikbaar zijn. Het is dringend noodzakelijk dat we geld steken in energie- en klimaatveranderingprogramma’s en substantiële investeringen doen in groene technologieën. Mijn grootste zorg betreft echter rubriek 4, die al jarenlang chronisch te weinig financiering ontvangt. De Europese Unie streeft ernaar een belangrijke rol op het wereldtoneel te spelen, maar dit streven wordt volkomen ondermijnd door het gebrek aan middelen om die doelstellingen te verwezenlijken. Verder vind ik het zorgwekkend dat het beleid is om alle externe financieringsprogramma’s uit te besteden. Dit heeft schadelijke gevolgen voor de rol van de EU als mondiale speler in ontwikkelingslanden. Niettemin heb ik deze herziening ondersteund.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0141/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG – Cariforum-staten)

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een opmerking maken over amendement 9 van de resolutie over Cariforum en, ja inderdaad over amendement 4 van de resolutie over Ivoorkust. Dat was opgenomen in de volgende zes resoluties.

Het amendement dringt aan op geleidelijke afschaffing van de exportsubsidies, waarmee zo snel mogelijk een begin moet worden gemaakt. Ik kon dit amendement niet ondersteunen omdat die geleidelijke afschaffing volgens het EU-beleid moet ingaan in 2013. De Commissie is net bezig de exportrestituties in de zuivelsector te verhogen omdat de wereldprijs voor melk tot onder het niveau van de productiekosten gedaald is.

In het amendement wordt verder gesteld dat de exportsubsidies van de EU een ernstige belemmering vormen voor de producenten in de veehouderij- en zuivelsector in de ACS-landen.

Wij weten allemaal dat dit een schromelijke overdrijving is. Als we nu allerlei exportsubsidies gingen afschaffen, dan zouden we daarmee onze eigen zuivelbranche en de continuïteit van onze voedselvoorziening in gevaar brengen, en ik vraag me ten zeerste af of dat is waar dit Parlement op uit is.

 
  
MPphoto
 

  Syed Kamall (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, staat u mij toe om, voordat ik mijn betoog begin, blijk te geven van mijn respect voor een van de vorige sprekers, Jim Allister. Ik ben het niet altijd met zijn standpunten eens als ze al te krachtig verwoord worden, maar als ik een Noord-Ierse stemmer was, zou ik waarschijnlijk zeggen dat Noord-Ierland geen grotere vriend in dit Parlement heeft dan Jim Allister.

Wat de onderhavige stemming en de EU-Cariforum-overeenkomst betreft, moeten we mijns inziens erkennen dat het, ondanks de bedenkingen tegen die overeenkomst vanwege het zogenaamd agressieve EU-beleid voor het ontsluiten van markten, wel een feit is dat hiermee ook een tijdslimiet wordt gesteld met betrekking tot de liberalisering, en dat de Caribische landen duidelijk wordt gemaakt dat het zaak is dat ze proberen hun productie te diversifiëren. Veel te lang al hebben zij vertrouwd op het schuldgevoel van Engelse en andere voormalige koloniale bazen, om hun bananen en suiker zo in aanmerking te laten komen voor een preferentiële behandeling.

Je kunt niet ten eeuwigen dage een zogenaamde “dessert economy” blijven als je mee wilt doen in een geglobaliseerde digitale wereld, en dat is een van de aspecten van de economische partnerschapsovereenkomst die ik toejuich.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor de resolutie over de economische partnerschapsovereenkomsten gestemd, omdat we alleen door middel van een gelijkwaardig partnerschap andere landen kunnen helpen om van de economische vooruitgang te profiteren. Ik ben blij met de geruststelling van onze nieuwe commissaris, Cathy Ashton, waarmee zij de angst wegneemt die velen van ons hadden ten aanzien van de EPO’s. Ze verdient alle lof omdat ze op dit punt consensus heeft bereikt.

In deze resolutie worden vele voorstellen gedaan om de negatieve maatregelen van de oorspronkelijke tekst te ondervangen. De bepalingen inzake intellectuele-eigendomsrechten zullen het gebruik van locogeneesmiddelen toegankelijker en gemakkelijker maken, en met de voorstellen landen hun eigen ontwikkelingstempo te laten bepalen, zullen een te snelle liberalisering en haar schadelijke impact voorkomen kunnen worden.

Europa dient ook partnerschapsovereenkomsten te sluiten met de ACS-landen, als die landen daardoor tenminste niet het risico lopen er in intellectueel, sociaal of economisch opzicht op achteruit te gaan. Een recente ACS-missie naar Guyana heeft aangetoond dat handel, mits ten goede gebruikt, een buitengewoon krachtig effect kan hebben, maar de handelsovereenkomsten moeten eerlijk zijn, gekenmerkt worden door een open dialoog, en op wederzijds respect gebaseerd zijn.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0148/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG - Ivoorkust)

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, net zoals bij de meeste andere economische partnerschapsovereenkomsten baarde het ook in dit geval velen zorg dat de aanpak van de Europese Unie bij de openstelling van de markten onevenwichtig zou zijn. Met name in het geval van Ivoorkust bestond er verontrusting over het feit dat er eigenlijk geen stabiele regering in dat land was, en men vroeg zich af of je wel een overeenkomst moet aangaan met een land in een dergelijke positie.

Nogmaals moet erkend worden dat de economische partnerschapsovereenkomsten het voordeel hebben dat ze het voor het eerst mogelijk maken om te luisteren naar wat de consumenten en ondernemers in deze landen te zeggen hebben, in plaats van alleen hun regeringen. Als je praat met ondernemers uit veel van die landen, dan zeggen ze: maak alsjeblieft de goederen en diensten voor ons toegankelijk waarvan jullie nu het genot hebben, in het noorden en het westen, zodat we welvaart kunnen creëren, zodat we banen kunnen creëren en op de lange termijn niet langer van hulp afhankelijk zijn.

Alleen door onze hand uit te steken naar de ondernemers in die landen, naar degenen die welvaart genereren, kunnen we deze landen helpen om te ontkomen aan armoede op de lange termijn.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0143/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG - Staten van de Stille Oceaan)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Callanan (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, het spijt me dat we u met onze stemverklaringen van uw lunch afhouden.

Als voorzitter van de Commissie politieke aangelegenheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU heb ik tal van discussies gevoerd met een groot aantal van die kleine, perifere – en uiterst afgelegen – staten in de Stille Oceaan. Zij zijn niet gezegend met een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen, en ze bevinden zich uiteraard in een bijzonder afgelegen en ontoegankelijk gebied. Daarom is het des te belangrijker dat wij er voor zorgen dat onze markten toegankelijker worden voor hun producten, en dat wij het mogelijk maken dat onze producten de ontwikkeling van hun markten in hun gebied ondersteunen. Wij zouden ons rekenschap moeten geven van hun unieke geografische omstandigheden, en maatregelen moeten nemen om hun situatie te verzachten en hen op weg te helpen naar de economische ontwikkeling en de voorspoed waarvan wij allen de voordelen genieten.

Deze economische partnerschapsovereenkomsten bevatten tal van goede punten en het deed mij groot genoegen voor het verslag te hebben kunnen stemmen.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0142/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG - Ghana)

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, wat de overeenkomst met Ghana betreft, zou ik een belangrijk punt onder de aandacht willen brengen. Heel vaak namelijk wordt er betoogd, vooral door de socialisten in dit Parlement, dat we verlaging van de invoertarieven in veel van die landen niet moeten steunen.

Als je bij voorbeeld naar Ghana kijkt, zie je dat dit land maar 30 tot 35 procent van de rijst produceert die er geconsumeerd wordt. Als we doorgaan met het ondersteunen van invoertarieven voor rijst, dan zeggen we daarmee eigenlijk tegen de armste mensen in Ghana dat ze meer voor hun voedsel en voor hun geneesmiddelen zullen moeten betalen.

Ik vind het schandalig dat de socialisten in dit Parlement nog steeds invoertarieven ondersteunen die de armen nog armer maken. Ze zouden de openstelling van die markten juist moeten ondersteunen, en er voor moeten zorgen dat we de ondernemers en de armlastige burgers helpen.

 
  
  

- Verslag-Mitchell (A6-0135/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het verslag-Mitchell ondersteunen, met name daar waar de rapporteur er op wijst dat de twee banken nauwer moeten gaan samenwerken om overlapping van hun werkzaamheden te voorkomen. In het bijzonder echter juich ik het voorstel toe om de leningen aan KMO’s met 50 procent op te trekken. Aanvankelijk was een bedrag van vijf miljard euro voorgesteld, dat nu verhoogd is tot zeven en een half miljard euro voor een periode van vier jaar. De Europese Investeringsbank heeft aangegeven dat er nog meer geld beschikbaar is.

Dit is heel goed nieuws voor de KMO’s in Ierland, omdat wij de komende weken een investering van driehonderd miljoen euro in KMO’s tegemoet kunnen zien. Essentieel is dat dit geld de KMO’s bereikt – een punt dat ook door een eerdere spreker genoemd is - en wel zo snel mogelijk, want zij hebben moeite om het hoofd boven water te houden en voor vele van hen is haast geboden.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: RC-B6-0152/2009 (Toekomst van de auto-industrie)

 
  
MPphoto
 

  Martin Callanan (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb veel contact gehad met de automobielindustrie toen ik het geluk had om als schaduwrapporteur mee te werken aan het verslag-Sacconi over de CO2-uitstoot van auto’s, en dat heeft mij meer dan wat dan ook overtuigd van de enorme strategische en commerciële waarde die de auto-industrie ons in Europa te bieden heeft. Ik zeg dit met name omdat ik hier het noordoosten van Engeland vertegenwoordig, waar zich de kolossale productiefabriek van Nissan bevindt in de plaatsen Washington, Tyne en Wear, de meest productieve en efficiënte autofabriek van Europa.

Het afgelopen decennium is de auto-industrie vanaf hier echter bestookt met een spervuur van extra regels, bepalingen en verplichtingen. Het is meer dan ironisch de Commissie nu te horen klagen over de benarde economische situatie waarin deze sector beland is. Toch denk ik niet dat protectionisme de oplossing is, niet in de laatste plaats omdat bij een dergelijk beleid vele andere sectoren hun stem zouden verheffen om financiële steun van de belastingbetaler te krijgen.

In het bijzonder zou ik hier de aandacht willen vestigen op de ronduit onelegante acties van de Franse president Sarkozy, die de Franse producenten overheidssteun heeft verleend onder de voorwaarde van de expliciete garantie van hun kant dat ze productie uit andere lidstaten zouden terugtrekken en niet uit Frankrijk. Dat is een afschuwelijke weg richting protectionisme waarmee uiteindelijk niemand in Europa iets opschiet.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals u ziet, zijn mijn collega’s jaloers op onze verstandhouding, en daarom hebben ze u hier vanmiddag gechaperonneerd. Ik hoop dat mijn woorden voor de stempel van uw goedkeuring in aanmerking zullen komen.

We weten allemaal dat de auto-industrie in ernstige financiële moeilijkheden verkeert. Die worden elke dag in al onze nationale dagbladen in kaart gebracht. In de regio die ik hier vertegenwoordig, staat in Burnaston, in Derby, een grote Toyota-fabriek, waar verschillende maatregelen genomen zijn om op de nieuwe financiële omstandigheden in te spelen. In het uitstekende nieuwe Engelse kiesdistrict Daventry is de McClaren Formule I-fabriek gevestigd, waar meer dan zeshonderd mensen werken.

Iedereen hier is dus bekend met of vertegenwoordigt een deel van de auto-industrie, en we weten welke financiële problemen er zijn. Feit is echter dat wij die hier hebben klaar gestoofd door in de tijd dat het goed ging de ene verordening na de andere aan te nemen zonder vooruit te kijken naar tijden die wel eens wat magerder zouden kunnen zijn. De auto-industrie kan niet op tegen al die verordeningen die wij haar hebben opgelegd.

Dank u voor de extra tijd. Ik weet dat het stukje aan het begin me misschien een paar seconden gekost heeft.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − En toch hebt u nog kans gezien om Daventry te noemen. Wat mij betreft mogen u en uw twee collega’s mij hierna wel op een lunch trakteren.

 
  
MPphoto
 

  Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het zou mijn twee collega’s en mij plezier doen om u en uw twee collega’s naast u uit te nodigen voor de lunch, al ben ik er niet zeker van of u ons gezelschap meer op prijs zou stellen dan onze betogen.

Het is ons allen bekend hoeveel problemen vele industrieën op het ogenblik ondervinden om krediet te verkrijgen. Er zijn tal van levensvatbare bedrijven die voor de crisis geweldige winsten zouden hebben gemaakt. Waar het hier om draait, is veeleer de beschikbaarheid van kredieten dan ernstige problemen met hun ondernemingsmodellen. Overigens zijn er ook vele bedrijven die al jarenlang bijna onderuit gingen maar overeind werden gehouden door overheidssteun, of verlieslijdend waren.

Als we naar het voorbeeld van Amerika kijken, waar steun is verleend aan een paar van de meest inefficiënte producenten, die geen rekening hebben gehouden met de ontwikkelingen, dan moet de les daarvan zijn dat we niet dezelfde fouten maken door staatshulp of welke vorm van hulp dan ook te verstrekken aan bedrijven die op de lange termijn geen levensvatbare toekomst hebben. Natuurlijk moeten we er voor zorgen dat er banen zijn met toekomst op de lange termijn, maar voorkomen moet worden dat we niet-rendabele ondernemingen de hand boven het hoofd houden.

 
  
MPphoto
 

  Neena Gill (PSE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, het zal u niet verbazen dat ik het verslag over de toekomst van de auto-industrie gesteund heb, een industrie waarover sommigen soms niets goeds te melden hebben, maar die in mijn ogen in sommige regio’s een vitale productiesector is, zoals in mijn regio, de West Midlands.

Meer dan 20 procent van de productie in heel Europa komt voor rekening van deze branche. Naar mijn idee geeft de auto-industrie het voorbeeld van hoe een sector zichzelf kan veranderen, zoals ik tijdens een recent bezoek aan Jaguar Land Rover in Castle Bromwich met eigen ogen heb kunnen aanschouwen. Ik was daarbij echt onder de indruk van het vooruitdenken van de vakbonden en hun partnerschap met het management, met als doel de voortzetting van het onderzoek naar en de ontwikkeling van groene voertuigen veilig te stellen.

Tevens heb ik er bij de Commissie op aangedrongen de steun van de Britse regering voor de auto-industrie goed te keuren, wat zij gelukkig gedaan heeft. Er zijn echter ook betere regelingen en beginselen nodig voor de toekomstige EU-wetgeving, als het om motorvoertuigen gaat.

In deze tijden van economische achteruitgang moeten we een alomvattend beleid voeren ten aanzien van de bedrijfstak. Auto-onderdelen zijn net zo belangrijk als de auto-industrie zelf, wat betekent dat ook de toekomst van de toeleveringsketen moet worden veiliggesteld. Vorig week heb ik de Michelin-bandenfabriek in Stoke bezocht, en alweer was ik onder de indruk van het hoge niveau van onderzoek en ontwikkeling en de inspanningen om het rendement van de banden te verbeteren, waarbij wordt gekeken naar hun duurzaamheid voor milieu en samenleving. Het heeft weinig zin om de grootste industrieën te beschermen als kleine bedrijven onderaan de toeleveringsketen niet op adequate steun kunnen rekenen.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Ludford (A6-0143/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Guy Bono (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor deze aanbeveling van het Britse lid van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa barones Ludford gestemd. Deze aanbeveling heeft betrekking op gemeenschappelijke instructies voor consulaire beroepsposten, biometrische identificatiemiddelen en visumaanvragen.

Dit akkoord in tweede lezing bewijst dat het invoeren van biometrische gegevens in het Europees visuminformatiesysteem (VIS) wenselijk wordt geacht. Met behulp van voornoemde gemeenschappelijke instructies hebben we nu eindelijk zekerheid dat alle lidstaten voortaan op basis van vergelijkbare criteria en gegevens visa afgeven aan onderdanen van een honderdtal landen.

Met deze tekst wordt dus een aantal cruciale maatregelen ingevoerd ten behoeve van de bescherming van de burgers, met inbegrip van een reeks bepalingen die de eerbiediging van de privésfeer en van de persoonsgegevens van onderdanen van derde landen moeten garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Dankzij biometrische gegevens kunnen paspoorten en reisdocumenten beter worden beveiligd tegen fraude, hetgeen bijdraagt aan de strijd tegen de georganiseerde misdaad en illegale immigratie. Dat is echter alleen mogelijk als de biometrische gegevens correct worden geregistreerd, maar daar lijken nog problemen mee te zijn. Nu hackers met veel bravoure op internet verkondigen hoe eenvoudig vingerafdrukken op Duitse registratieformulieren kunnen worden vervalst en erop wijzen dat als identiteitskaarten worden verkleind tot creditcardformaat, de foto’s digitaal kunnen worden bewerkt, waardoor biometrische herkenning wordt bemoeilijkt, kunnen er gemakkelijk twijfels rijzen ten aanzien van deze technologie. Hoe dan ook moet de bescherming van gegevens voor normale burgers worden gewaarborgd bij het gebruik van biometrische gegevens. In het licht daarvan stem ik in met dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Nu ik de aanbeveling voor de tweede lezing over biometrische identificatiemiddelen en visumaanvragen in verband met gemeenschappelijke visuminstructies nauwkeurig heb bestudeerd, stem ik voor het verslag. Ik ben het namelijk helemaal eens met de doelstellingen uit het verslag van mevrouw Ludford, namelijk de vergemakkelijking van de organisatie, de inontvangstneming en de behandeling van visumaanvragen.

 
  
  

- Verslag-Seppänen (A6-0109/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik kan het verslag van de heer Seppänen over de garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en leninggaranties voor projecten buiten de Gemeenschap niet volledig onderschrijven, maar ik ben er ook niet helemaal tegen. Daarom onthoud ik mij van stemming over dit verslag.

 
  
  

- Verslag-Marinescu (A6-0002/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. – (EN) Ofschoon Malta en Gozo in territoriaal opzicht de kleinste EU-staten zijn, controleren zij een uitgebreid luchtruim. Naar mijn idee moeten we het functioneren en de houdbaarheid van het luchtvaartsysteem aan de orde stellen. Zoals de Commissie vervoer en toerisme heeft opgemerkt, is de meest doeltreffende en efficiënte manier om een gemeenschappelijk Europees luchtruim te creëren een top-downbenadering. Aangezien het echter nooit gelukt is om voldoende politieke steun voor die benadering te vinden, moeten wij nu inzetten op versnelling van het proces dat gestart is met de bottom-upbenadering.

We moeten er voor zorgen dat de geplande hervorming van Eurocontrol wordt doorgevoerd voordat deze verordening in werking treedt. Verder moeten we er naar streven het gemeenschappelijke luchtruim gestalte te geven in één lijn met de ontwikkelingsfase van SESAR (het onderzoeksprogramma betreffende luchtverkeersbeheer (ATM) in het gemeenschappelijk Europees luchtruim).

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag-Marinescu aangezien de Europese luchtvaartmarkt door het uitbreidingsbeleid van de EU en het actieve nabuurschapsbeleid is uitgebreid tot 37 landen.

Door de groeiende gemeenschappelijke luchtvaartmarkt is de EU een wereldspeler geworden. Het initiatief voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES) is in 2000 gelanceerd en heeft het luchtverkeersbeheer (ATM) opgenomen in het gemeenschappelijke vervoersbeleid. Voor het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie is een volledige systeemaanpak vereist die wordt gekenmerkt door een gemeenschappelijke visie, doelstellingen en technologieën, gebaseerd op een solide regelgevingskader.

In dit verband is de Commissie met een pakket voorstellen gekomen waarvan sommige aspecten echter voor verbetering vatbaar zijn, zoals een gegarandeerde functionele onafhankelijkheid van de nationale veiligheidsagentschappen en een grotere betrokkenheid van alle partijen. Om dat te realiseren en het doel van SES te bereiken is samenwerking op politiek, sociaal en technisch niveau nodig.

Net als de rapporteur vind ik dat de Commissie in de eerste plaats kwantificeerbare en haalbare communautaire doeleinden moet opstellen. Deze doeleinden moeten gericht zijn op alle gevoelige kwesties als veiligheid, milieu, capaciteit en kostenefficiëntie.

 
  
MPphoto
 
 

  Guy Bono (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb vóór het verslag van mijn Roemeense collega, de heer Martinescu, over de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem, gestemd.

Deze tekst maakt deel uit van het SES II-pakket en is erop gericht de prestaties van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren.

We kunnen zo op een aantal kwesties een antwoord formuleren: kwesties van ecologische aard (via maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen), kwesties van functionele aard (door de doeltreffendheid van het luchtverkeer te optimaliseren, via een vergroting van de capaciteit en het ontwerpen van een zo efficiënt mogelijke routestructuur), en – tot slot – vraagstukken met betrekking tot de veiligheid van de Europese burgers (door aan te dringen op samenwerking en coördinatie tussen de verschillende actoren).

Dit verslag sluit aan op het SES I-pakket en houdt een dynamische visie in op de huidige uitdagingen, en wel door langetermijnoplossingen aan te dragen voor een doeltreffende modernisering van de luchtvaartsector.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van mijn collega Marian-Jean Marinescu gestemd, aangezien dit wetgevingspakket bedoeld is om de prestaties en duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren. Een efficiëntere regulering betekent kortere vluchten, kortere vertragingen en minder brandstofverbruik.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór de prestaties en duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem. Sinds 2004 worden luchtverkeerbeheerssystemen op grond van de verordening inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim meegenomen in het gemeenschappelijk vervoersbeleid. Door de uitbreiding is de Europese luchtvaartmarkt uitgebreid tot 37 landen waardoor de EU een wereldspeler is geworden. Een adequate actualisering was derhalve dringend noodzakelijk.

Centraal element bij het gemeenschappelijk Europees luchtruim is de totstandbrenging van functionele luchtruimblokken (FAB), die op verkeersstromen berusten in plaats van op nationale grenzen. Het moet daarbij mogelijk zijn om de huidige zestig blokken en controlecentra terug te brengen tot vijftien à twintig.

Dit is niet alleen in overeenstemming met het concept van een gemeenschappelijk Europa, het bespaart tevens tijd, geld en brandstof. Tot dusver was elke vlucht door de versnippering van het luchtruim gemiddeld 49 kilometer langer dan noodzakelijk. De Commissie verwacht de uitstoot van CO2 nu met 7 tot 12 procent te kunnen terugdringen. Functionele luchtruimblokken zijn van essentieel belang omdat daardoor de luchtverkeerscontrolesystemen van diverse lidstaten in één Europees verkeerssysteem kunnen worden geïntegreerd. Tevens moet er voor het FAB-systeem een coördinator worden aangesteld volgens het voorbeeld van de TEN-coördinatoren.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik sta achter de voorstellen in dit verslag die pleiten voor erkenning van de noodzaak om de efficiëntie van vluchten te verbeteren en vertragingen in het luchtverkeer tot een minimum te beperken. Verder juich ik de invoering van prestatiedoelen voor ATM (luchtverkeersbeheer) toe, die zouden moeten leiden tot een doeltreffender luchtverkeernetwerk om de vooruitgang op milieu en economisch gebied te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het verslag dat is opgesteld door mijn collega Marian-Jean Marinescu en dat is gericht op een verbetering van de prestaties en duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem.

Dankzij het initiatief voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim is de gemeenschappelijke luchtvaartmarkt de afgelopen jaren gegroeid en tot ontwikkeling gekomen. De totale efficiëntie van het ontwerp en het gebruik van de Europese routestructuur is echter nauwelijks verbeterd en als gevolg daarvan betalen luchtruimgebruikers en passagiers onnodige kosten.

Ik ben blij met de voorstellen van de Commissie die gericht zijn op het vaststellen van bindende prestatiedoelen voor verleners van luchtnavigatiediensten, een Europese netwerkbeheerfunctie om te zorgen voor convergentie tussen nationale netwerken en duidelijke termijnen waarbinnen de lidstaten de prestaties moeten verbeteren.

Ik wil Marian-Jean Marinescu feliciteren met dit verslag dat hij heeft opgesteld.

Ik ben blij met de voorstellen van de rapporteur voor de ontwikkeling van een initiatief voor een totale systeemaanpak op het terrein van de veiligheid om het luchtvervoer veilig en duurzaam te houden.

Ik steun het initiatief van de rapporteur waarin volledige transparantie van heffingen wordt voorgesteld. De vastgestelde kosten moeten consistent zijn met de convergentiecriteria die gebaseerd zijn op de regeling voor prestatieverbetering.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Marinescu over de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem.

Ik ben het met de rapporteur eens dat het regelgevingskader van het initiatief voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES) moet worden herzien, omdat het sinds 2000, toen het initiatief werd gelanceerd, niet aan de verwachtingen heeft voldaan. Ik verwijs daarbij vooral naar een grotere vluchtefficiëntie, kostenvermindering, het terugdringen van versnippering en de nog steeds aanwezige, algemene inefficiëntie van het luchtvaartsysteem. Deze inefficiëntie leidt tot hogere kosten voor luchtruimgebruikers, zowel wat geld, tijd en brandstofverbruik betreft.

Ik denk verder dat het nodig is om aan te sporen tot een herziening van de wetgeving waarbij de voorstellen van de Commissie worden gevolgd. Deze hebben tot doel om onder andere de onafhankelijkheid van de nationale veiligheidsagentschappen te garanderen, de veiligheidsnormen te harmoniseren, een gemeenschappelijk Europees vluchtinformatiegebied op te richten zonder een grotere betrokkenheid van de sociale partners bij de systeemaanpak achterwege te laten, omdat ik vind dat alleen met een ruime consensus aan de basis de huidige technische en politieke obstakels kunnen worden weggenomen en de ambitieuze doelstellingen van het initiatief kunnen worden gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) In het verslag wordt benadrukt dat een geïntegreerd systeem tot meer veiligheid en een effectiever gebruik van het luchtruim leidt, en bijgevolg tot kortere wachttijden. Tegelijkertijd gaat men in het systeem uit van voortdurend toenemend luchtvervoer. Ondanks alles stem ik toch voor het verslag, omdat de positieve aspecten zwaarder wegen dan de negatieve. Wij van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zullen op andere manieren, bijvoorbeeld met voorstellen betreffende verschillende milieu- en vervoerstoeslagen, krachtdadig tegen luchtvervoer optreden.

 
  
  

- Verslag-Marinescu (A6-0515/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Het gemeenschappelijk Europees luchtruim is een uitdrukking van de poging van de Europese landen om de doorstroming van het luchtverkeer voor de burgerluchtvaart te verbeteren. Oorspronkelijk bestond in 2000 het plan om het Europees luchtruim in te delen in afzonderlijke functieblokken met een geïntegreerd beheer. Op Tsjechië was het Verdrag betreffende een luchtverkeersleidingssysteem voor de middelgrote hoogte boven Midden-Europa van toepassing. Ik was daarvan destijds de rapporteur in het Tsjechische Huis van Afgevaardigden. Zoals rapporteur Marinescu in één van zijn verslagen constateerde, hebben deze verdragen hun doel niet bereikt. Het verdrag waarvan ik rapporteur was, is in onderling overleg door de afzonderlijke partijen opgeheven omdat het achterhaald was. In het kader van het zesde kaderprogramma is er een breed programma gestart voor het luchtverkeersbeheer boven heel Europa, genaamd SESAR. De resultaten van dit project moeten geleidelijk vanaf 2014 in de praktijk worden gebracht. Daarom zijn verslagen met betrekking tot het gemeenschappelijk Europees luchtruim ook gericht op deze datum. De GUE/NGL-Fractie heeft niet alleen bezwaar tegen de druk om diensten op het betreffende gebied (het luchtvervoer) te liberaliseren, maar vooral tegen het feit dat in de gepresenteerde verslagen de rentabiliteit van het gebruik van het luchtruim prevaleert boven de veiligheid.

Ook zijn we het er niet mee eens dat de aandacht uitsluitend wordt gevestigd op de luchtverkeersleiders, aangezien de veranderingen betrekking zullen hebben op alle medewerkers van het luchtverkeersbeheer. Tot slot moet er breed overleg plaats vinden met de werknemersvertegenwoordigers voordat de veranderingen kunnen worden doorgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór het verslag inzake luchthavens, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten.

Sinds 2004 worden luchtverkeerbeheerssystemen op grond van de verordening inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim meegenomen in het gemeenschappelijk vervoersbeleid. Door de uitbreiding is de Europese luchtvaartmarkt uitgebreid tot 37 landen waardoor de EU een wereldspeler is geworden. Een adequate actualisering was derhalve dringend noodzakelijk.

Met het tweede verslag van het pakket wordt het toepassingsgebied uitgebreid door harmonisering van de controle van luchthavens en de exploitanten ervan. Oostenrijkse luchthavens vallen eveneens onder deze nieuwe regeling.

Het is met name in tijden van economische crisis positief dat dankzij een aantal amendementen in het Parlement infrastructurele investeringen vooruit betaald kunnen worden, mits andere investeringsbronnen beschikbaar zijn, naast gebruiksheffingen en onder strenge voorwaarden. Dat is een belangrijke bijdrage om ons door de economische crisis te slepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik stem voor het verslag van de heer Marinescu over luchthavens, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten omdat dit past binnen het bredere kader van het initiatief over een gemeenschappelijk Europees luchtruim, waaraan ik ook al mijn goedkeuring heb verleend.

Ik ben het met mijn collega eens dat er een geharmoniseerd regelgevingskader nodig is op Europees niveau om de toekomstige uitdagingen op het gebied van de luchtvaartmarkt – en vooral op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart – te kunnen aangaan. Tot op heden bestaan er nog veel verschillen tussen de diverse nationale veiligheidsprocedures die dienen te worden weggenomen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de voorstellen van de Commissie, in het bijzonder die over de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, een orgaan dat zeker belangrijk is voor de verhoging van de veiligheid van de luchtvaart in Europa.

Niettemin wil ik net als mijn collega beklemtonen dat de proportionaliteit van de maatregelen moet worden gewaarborgd door gebruik te blijven maken van plaatselijke kennis en deskundigheid . Ook moet de samenwerking tussen EASA en Eurocontrol worden gewaarborgd om extra bureaucratische rompslomp en een inefficiënte overlapping van taken en bevoegdheden te voorkomen.

 
  
  

- Verslag-Liotard (A6-0512/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik ben het eens met het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, met het oog op de nodige vereenvoudiging en centralisering van de procedures voor toelating en het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen.

De nieuwe verordening zal de consument beschermen doordat de voedselveiligheid wordt verhoogd en het milieu en het dierenwelzijn beter worden beschermd. Daarbij wordt het voorzorgsbeginsel zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, te allen tijde in acht gehouden.

Het voorstel van de Commissie beoogt de doeltreffendheid en transparantie van de toelatingsprocedure te verhogen en de uitvoering ervan te verbeteren. Daardoor wordt de verordening beter toegepast en krijgt de consument meer macht en meer keuzemogelijkheden, aangezien hij over meer informatie zal beschikken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over nieuwe voedingsmiddelen gestemd, omdat we daarmee de procedure voor het verkrijgen van een toelating voor nieuwe voedingsmiddelen en het in de handel brengen van die producten eenvoudiger maken. De procedure voor het verkrijgen van een toelating wordt bovendien efficiënter en transparanter, zodat consumenten een beter geïnformeerde keuze kunnen maken.

We moeten er intussen wel op wijzen dat nieuwe voedingsmiddelen pas op de markt mogen worden gebracht als ze veilig zijn en de consumenten niet misleiden. Bovendien is het zo dat voedingsmiddelen die bedoeld zijn om andere voedingsmiddelen te vervangen, niet minder voedzaam mogen zijn dan de producten die ze vervangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Wij hebben voor dit verslag gestemd, omdat het de problematiek rond nieuwe voedingsmiddelen op de juiste wijze benadert. Gunstig is ook dat de nefaste voorstellen van rechts, waarin aangedrongen werd op het opnemen van GGO’s, het niet gehaald hebben.

Zoals we in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling hebben aangevoerd, horen genetisch gemodificeerde organismen niet in dit voorstel thuis. Nieuwe voedingsmiddelen mogen geen gezondheidsrisico’s inhouden en de consument mag niet misleid worden. De consumptie van voedingsmiddelen die andere voedingsmiddelen vervangen mag vanuit voedingsoogpunt niet nadelig zijn.

Naar de mening van de rapporteur zijn de doelstellingen van de nieuwe verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen het behalen van een hoog niveau van voedselveiligheid, consumentenbescherming, bescherming van het milieu en bescherming van de dierengezondheid terwijl te allen tijde het voorzorgsbeginsel zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europese Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden in acht dient te worden gehouden. Alle andere doelstellingen zijn van secundair belang.

Ook mogen nieuwe voedingsmiddelen de consument niet in gevaar brengen of misleiden. Waar nieuwe voedingsmiddelen dienen ter vervanging van een ander voedingsmiddel, mogen deze nieuwe voedingsmiddelen uit voedingsoogpunt niet nadeliger zijn voor de consument.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór het verslag van Kartika Tamara Liotard betreffende een hogere veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen.

Er moeten strengere eisen worden gesteld aan de toelating van nieuwe voedingsmiddelen, zoals producten van vlees van gekloonde dieren en de toepassing van nanotechnologie.

Onder het begrip ‘nieuwe voedingsmiddelen’ vallen inmiddels talloze voedingsmiddelen die met nieuwe methoden zijn geproduceerd en die op dit moment slechts in beperkte mate of helemaal niet op de Europese markt beschikbaar zijn, evenals voedingsmiddelen die de Europese consumenten eenvoudigweg onbekend zijn. Er vallen echter ook producten van gekloonde dieren onder, waarvan de gevolgen op de lange termijn nog nauwelijks zijn onderzocht. Sinds 1997 zijn meer dan honderd toelatingen voor nieuwe voedingsmiddelen aangevraagd en zijn er meer dan twintig toegelaten.

Ik ben er voorstander van dat er een afzonderlijke verordening voor producten van vlees van gekloonde dieren wordt vastgesteld en dat er geen nieuwe toelatingen worden afgegeven totdat deze verordening in werking treedt. Voedingsmiddelen die nanomateriaal bevatten, moeten verboden worden tot er een diervriendelijke en veilige beoordelingsmethode gevonden is. Indien dergelijke producten op de markt worden gebracht, moeten deze zodanig worden geëtiketteerd dat de consument meteen volledig wordt geïnformeerd over de herkomst ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het mag iedereen inmiddels duidelijk zijn dat de documenten die bij toelatingsprocedures worden ingediend vaak geflatteerd zijn en dat resultaten op de lange termijn ontbreken. Zeker als we horen hoe rigoureus en gewetenloos er klaarblijkelijk wordt getracht om een genmonopolie op te bouwen voor genetisch gemodificeerd zaad, moeten bij ons alle alarmbellen rinkelen als er sprake is van vlees van gekloonde dieren.

Hoe dan ook zijn de gevolgen van dat vlees, ook in combinatie met genetisch gemodificeerde diervoeders dan wel pesticiden en radioactieve straling, niet te overzien. Afgezien daarvan lijkt klonen in strijd te zijn met de Europese bepalingen inzake dierenwelzijn. Het klonen van dieren voor de productie van voedingsmiddelen moet derhalve in zijn algemeenheid worden afgekeurd en mocht het toch ooit zo ver komen, dan moet er een adequate etikettering worden ingevoerd, zodat burgers zelf kunnen beslissen. Om deze redenen heb ik vóór het verslag-Liotard gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het voorstel van mevrouw Liotard over nieuwe voedingsmiddelen. Ik ben het met de collega eens dat het nodig is om te streven naar een hoog niveau van voedselveiligheid, bescherming van de consument, het milieu en het dierenwelzijn, waarbij het voorzorgsbeginsel te allen tijde in acht wordt gehouden. Verder vind ik het absoluut noodzakelijk dat nieuwe voedingsmiddelen de consument niet in gevaar mogen brengen en hem niet mogen misleiden, aangezien de gezondheid en de bescherming van de burger dan op gevaarlijke wijze in de waagschaal zouden worden gesteld.

 
  
  

- Verslag-Blokland (A6-0045/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Als het Protocol van Montreal, dat twintig jaar geleden in werking trad en werd ondertekend door 193 landen, de stoffen die de ozonlaag aantasten niet had uitgebannen, had ons op aarde een rampscenario gewacht.

De voornaamste stoffen die de ozonlaag afbreken zijn gehalogeneerde koolwaterstoffen, chemische stoffen die in 1928 zijn uitgevonden als koelvloeistof. In de jaren tachtig, toen het gat in de ozonlaag werd ontdekt, stelden onderzoekers vast dat deze chemische verbindingen, die op het aardoppervlak nauwelijks actief waren, in staat waren om te reageren met de ozonmoleculen, waardoor ze de laag vernietigen die bescherming biedt tegen de gevaarlijke UV-stralen. Om deze situatie aan te pakken werd in 1987 het Protocol van Montreal ondertekend, dat twee jaar later in werking trad.

Eén ding is zeker, we hebben onze uiterste best gedaan om deze verstikkende lucht te veroorzaken. De vooruitgang heeft hierin een belangrijke rol gespeeld en ons een aantal diensten en goederen opgeleverd die in de afgelopen decennia hebben bijgedragen aan een toenemende achteruitgang van ons klimaat. Het broeikaseffect, het gat in de ozonlaag en de klimaatverandering zijn slechts enkele van de fenomenen waar wij als vertegenwoordigers van onze medeburgers en toekomstige kinderen in Europa zo snel mogelijk oog voor moeten krijgen. Daarom ben ik voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Daar deze herziening zich hoofdzakelijk ten doel stelt om de verordening te vereenvoudigen en in een nieuw jasje te steken, en tegelijkertijd de zinloze bureaucratische last in te perken, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de verplichting van de Commissie om ervoor te zorgen dat de regelgeving wordt verbeterd, het in 2007 gewijzigde Protocol van Montreal wordt nageleefd, toekomstige problemen worden opgelost zodat de ozonlaag zich bijtijds kan herstellen en negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het ecosysteem uitblijven, heb ik voor dit wetgevingsbesluit gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb vóór deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen gestemd. De nu herschikte verordening is het belangrijkste communautaire instrument voor het garanderen van de naleving van het Protocol van Montreal over de ozonlaag afbrekende stoffen. Op die wijze garanderen we niet alleen een betere bescherming tegen de schadelijke gevolgen van UV-straling, maar verminderen we ook het broeikaseffect. De Europese Unie moet haar leidersrol op dit gebied voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór het verslag betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

Dit is een herschikking van de verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, die het belangrijkste instrument van de EU tot tenuitvoerlegging van het Protocol van Montreal vormt, dat vereist dat stoffen die de ozonlaag afbreken worden teruggebracht. Hoofddoel daarbij is dat de bepalingen van het protocol van 2007 worden nageleefd, zodat wordt veiliggesteld dat de ozonlaag kan herstellen en schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en de ecosystemen worden voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Blokland over stoffen die de ozonlaag afbreken. Ik ben het eens met de doeleinden van het ontwerp die erop gericht zijn de ozonlaag te beschermen en klimaatverandering te voorkomen. De verboden stoffen hebben immers niet alleen een aanzienlijk ozonafbrekend vermogen (ODP), maar evenzeer een aardopwarmingsvermogen (GWP).

Bovendien ben ik het ook eens met de ingediende amendementen die tot doel hebben om de verordening nog verder te verbeteren met oog op de problematiek, opdat de EU ambitieuzere doelstellingen voor zichzelf kan vaststellen en een voortrekkersrol in de wereld kan spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Flaviu Călin Rus (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (COM(2008)0505 – C6-0297/2008 – 2008/0165(COD)), omdat ik van mening ben dat de emissie van ozonafbrekende stoffen moet worden verminderd of zelfs gestopt, zodat het leven op aarde zich onder normale omstandigheden kan ontwikkelen. Door dergelijke actie te ondernemen voldoen wij aan onze plicht jegens zowel de huidige generatie als toekomstige generaties.

 
  
  

- Verslag-Virrankoski (A6-0104/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Het staat buiten kijf dat we ervoor moeten zorgen dat communautaire financiële middelen op de juiste wijze en op het juiste moment worden ingezet (en dat is lang niet altijd het geval). Dit verslag bevat echter een aantal minder correcte en al te ambigu geformuleerde stellingen:

Het zou bijvoorbeeld een goed idee zijn om duidelijk te maken dat de “beperkte” middelen door de EU zelf worden vastgelegd. Het komt er nu op neer dat de zogenaamde landen van de brief van zes ons een communautaire begroting met een omvang van ongeveer 1 procent van het bbp opgelegd hebben.

Het is verder belangrijk toe te lichten wat er precies bedoeld wordt met “negatieve prioriteiten” en “positieve prioriteiten”. Anders is het onmogelijk akkoord te gaan met een beginsel dat bepleit dat aan de “negatieve prioriteiten minder prioriteit moet worden toegekend om ruimte te maken voor de belangrijkste prioriteiten”.

Als met “negatieve prioriteiten” bijvoorbeeld de zogenaamde “nieuwe prioriteiten” bedoeld zouden worden – zoals het concretiseren van het neoliberale beleid van de strategie van Lissabon, het veiligheidsbeleid van Vesting Europa of de militarisering van de EU – ,dan kunnen we het daarmee alleen maar eens zijn. Als dat echter de “positieve prioriteiten” en de “algemene meerjarige en strategische doelstellingen” blijken te zijn (en dat zijn ze natuurlijk), dan zijn wij beslist tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik onthoud mij van stemming over het verslag van de heer Virrankoski over de ABB-ABM-methode als beheersinstrument voor de toewijzing van begrotingsmiddelen.

Ik ben het volledig met hem eens dat de behaalde resultaten en de noodzakelijke middelen om deze te verkrijgen duidelijk moeten zijn en dat de burger volledig geïnformeerd is over de kosten van het beleid van de Europese Unie. Ik ben er echter niet van overtuigd dat het systeem in kwestie dit kan oplossen en daarom onthoud ik mij van stemming.

 
  
  

- Verslag-Böge (A6-0110/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard James Ashworth (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De Britse conservatieven steunen het verslag-Böge, en wij zijn vooral ingenomen met de voorstellen van de rapporteur om de begroting flexibeler te maken en beter uit te rusten om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden. Waarschijnlijk zal zijn voorstel voor vijfjarige financiële vooruitzichten een positieve ontwikkeling blijken te zijn. Verder zijn wij blij met zijn erkenning van de “1 procent BNI”-limiet, en we dringen erop aan dat als deze formule een afnemend BNI in de lidstaten zou weerspiegelen, dit noodzakelijkerwijs terug moet zijn te zien in de EU-begroting.

Wij herhalen echter ons voorbehoud ten aanzien van het Verdrag van Lissabon, waartegen wij gekant zijn, net als tegen de voorgestelde stijging van de financiering voor het GBVB. Het is jammer dat de rapporteur deze gelegenheid niet heeft aangegrepen om de Raad en de Commissie te wijzen op hun verplichtingen zoals overeengekomen in het Interinstitutioneel Akkoord van 2006, om tijdig en op adequate wijze een verklaring te verschaffen aangaande EU-geld dat onder gemeenschappelijke beheersakkoorden is uitgegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. – (EN) De tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 is praktisch noch realistisch, gezien de onzekerheid in verband met het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon, het aflopen van de huidige parlementaire zittingsperiode, de uitslag van de Europese verkiezingen, en de samenstelling van de nieuwe Commissie onder de huidige economische omstandigheden.

Ik ben het er volkomen mee eens dat een ambitieuze herziening van de begroting een dringende prioriteit zou moeten zijn van het nieuwe Parlement en de nieuwe Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor.

De institutionele toekomst van de Europese Unie is nieuw leven ingeblazen door de Europese Raad van juni 2007. De 27 lidstaten hebben namelijk besloten een Intergouvernementele Conferentie bijeen te roepen om het nieuwe verdrag voor te bereiden op basis van de ontwerpgrondwet. Als de ratificatieprocedures volgens plan zullen verlopen, kan het nieuwe verdrag halverwege 2009 van kracht worden, ongeveer gelijk met de Europese verkiezingen. Een onderbreking van het ratificatieproces zal onvoorziene gevolgen hebben voor het Europese project. Daarom moet het herzieningsproces rekening houden met deze nieuwe context.

Als het tijdschema van de Raadsconclusies zal worden aangehouden, zouden de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag, de verkiezing van het nieuwe Parlement (juni 2009) en de benoeming van de nieuwe Commissie in de tweede helft van 2009 moeten plaatsvinden. In dat geval zou het interinstitutionele debat over de herziening kunnen worden uitgesteld om mogelijke verwarring te voorkomen.

Ik ben van mening dat dit Parlement heel wat werk heeft verricht in zijn Tijdelijke Commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013, evenals via de jaarrekeningen en het wetgevende werk dat daaruit is voortgevloeid. Daarom zou het initiatiefverslag, een nalatenschap van het uittredende Parlement, de tot nu toe behaalde successen moeten vermelden, maar ook de nog bestaande gebreken moeten benadrukken.

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE), schriftelijk. – (EL) De tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten 2007-2013 wordt geacht een compromis te zijn bij het besluit van 2005. Misschien is deze herziening inderdaad onontbeerlijk in de huidige conjunctuur en economische crisis, maar zij mag in geen geval een alibi zijn voor een herverdeling van de middelen over de lidstaten en de beleidsvormen, zoals het beleid inzake de structuurfondsen en het GLB. Deze beleidsvormen zorgen onder meer voor cohesie, werkgelegenheid en territoriale cohesie en maken het mogelijk openbare en particuliere middelen vlot te trekken.

Het moet tevens onze prioriteit zijn om de huidige beleidsvormen, zoals het beleid inzake de structuurfondsen, verder uit te diepen en beter te beheren. Deze beleidsvormen hebben namelijk een achterstand opgelopen wegens onder meer een gebrek aan liquide middelen. En natuurlijk moeten wij investeringen bevorderen in groene ontwikkeling, en aldus de huidige communautaire beleidsvormen een nieuwe ontwikkelingsdimensie geven.

Een ding is echter onaanvaardbaar en moet worden vermeden: de invoering van nieuw beleid voor milieu- en klimaatbescherming en de aanpak van de huidige economische crisis zonder verhoging van de communautaire begroting. De begroting is namelijk ook na de nieuwe uitbreiding van de EU gelijk gebleven. Europa moet de moed hebben om meer middelen uit te trekken voor communautaire beleidsvormen en mag zich niet beperken tot een herverdeling van de middelen over oude en nieuwe beleidsvormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben voor het verslag over de tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 gestemd omdat het ondubbelzinnig meer transparantie en een duidelijkere koppeling tussen vastgelegde prioriteiten en resultaten eist.

In tegenstelling tot het verslag zijn wij van mening dat de “1 procent-aanpak” goed is. Wij zijn van mening dat terughoudendheid inzake uitgaven van het grootste belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit initiatiefverslag van het Europees Parlement is heel belangrijk. Er wordt hier geprobeerd de grenzen aan te geven van het debat over zowel het huidige als het volgende meerjarig financieel kader. Zo wordt er een groot aantal vragen aan de orde gesteld – te veel om in deze stemverklaring allemaal te behandelen.

Zoals we al aangaven bevat dit verslag een aantal relevante stellingen die – zij het een in sterk een afgezwakte formulering – aansluiten bij hetgeen we nu al geruime tijd zeggen, en dat is dat de communautaire begroting niet voldoet om de behoeften te dekken, terwijl er elk jaar minder geld beschikbaar komt (de begroting is tussen 2007 en 2009 met ongeveer 29 miljard euro geslonken). De verantwoordelijken voor de situatie spelen verstoppertje. Maar de Commissie, het Europees Parlement en de Raad zijn alle drie begrotingsautoriteiten. Het Parlement kan dus niet alle schuld afwimpelen.

Het Parlement stelt dat “aanvullend beleid geen invloed mag hebben op het evenwicht tussen de hoofdcategorieën van het huidige MFK en de bestaande prioriteiten niet in gevaar mag brengen”, maar heeft de verwijzing naar de “twee belangrijkste beleidsterreinen van rubrieken 1b en 2” – convergentie resp. landbouw en visserij – geschrapt, iets waar wij tegen hebben gestemd. Het Parlement legt daarentegen de nadruk op de “nieuwe prioriteiten”, te weten: de neoliberale doelstellingen van de “Lissabon-strategie” (en de daarmee samenhangende “publiek-private partnerschappen”), “klimaatverandering” en de militarisering van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen het verslag van de heer Böge over de tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 van de Europese Unie.

Ik ben er namelijk niet tevreden over dat niet alle programma’s van de nieuwe generatie in verband met het financiële kader 2007-2013 zijn aangenomen. Het gaat vooral om het belangrijke programma Galileo, waaraan onvoldoende middelen zijn toegekend, en het kaderprogramma voor grondrechten en rechtvaardigheid. Er had een grotere inspanning moeten worden geleverd om deze programma’s binnen de gestelde termijnen goed te keuren.

Ik ben verder van mening dat het Parlement de begroting van de Europese Unie strenger moet controleren door middel van frequentere en strengere controles om te garanderen dat het overheidsgeld correct wordt beheerd.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0141/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG – Cariforum-staten)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, wij hebben geen van de teksten over deze nieuwe partnerschapsovereenkomsten met de ACS-landen – die tot de armste landen ter wereld behoren – met onze stem vóór bekrachtigd.

Onze stem is niet gericht tégen deze landen – die verdienen een fair beleid voor samenwerking en ontwikkeling, een beleid dat hun bevolkingen uit hun armoede bevrijdt, hun grondgebied van de nodige infrastructuur voorziet en hun economieën verlost van de moeilijkheden waaronder deze gebukt gaan. Ze hebben verder recht op handelsbetrekkingen die niet alleen rekening houden met hun bijzondere omstandigheden, maar ook met onze eigen belangen, inzonderheid die van onze ultraperifere regio’s, die in uw beleid aan hun lot worden overgelaten.

Wat u ze echter voorstelt zijn overeenkomsten volgens de sacrosancte regels van de WTO, met als doel deze landen in de ultraliberale mondialisering op te nemen. Zo veroordeelt u ze tot een exporteconomie die deze landen uithongert en hun rijkdommen blootstelt aan exploitatie door multinationale ondernemingen die al lang niet meer ten dienste van het ene of andere land staan, maar zich anoniem en stateloos uitsluitend door hun eigen financiële belangen laten leiden.

Deze landen hebben het recht om zelf te beslissen welk ritme ze aanhouden bij het openstellen van hun grenzen en de liberalisering van hun economieën. Zoals ze ook het recht hebben – waarom niet? – om voor een andere oplossing kiezen: die van een redelijk protectionisme met voor alle partijen gunstige, op wederkerigheid gebaseerde betrekkingen. Dat is ook de optie die wij voor Frankrijk en Europa verlangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Ik heb vóór de resolutie over de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap, anderzijds, gestemd. De beweringen dat de Caribische landen onder druk zouden zijn gezet en gedwongen zouden zijn om de overeenkomst te ondertekenen, zijn niet waar. Dat heb ik met eigen ogen kunnen zien, toen ik aanwezig was bij de eerste regionale bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU met landen van het Caribisch gebied.

Vertegenwoordigers van de onderhandelaars en van de overheden van de Caribische landen verklaarden eensgezind dat zij de overeenkomst vrijwillig hadden ondertekend in de overtuiging dat dit gunstig is voor alle betrokken partijen. Zij voelden inderdaad enige druk, maar dat was tijdsdruk, en daar hadden alle partijen die betrokken waren bij de overeenkomst mee te kampen. Bovendien was de noodzaak om nieuwe overeenkomsten betreffende economische partnerschappen te ondertekenen het resultaat van besluiten die onafhankelijk van de Europese Unie waren genomen. Dat was overigens al jarenlang algemeen bekend.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik juich het toe dat de Commissie beloofd heeft zich flexibeler op te stellen, door van tijdelijke naar volwaardige EPO’s over te stappen, en door bij de onderhandelingen uit te gaan van ontwikkelingsbelangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen de ontwerpresolutie over de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

Ik ben van mening dat de economische partnerschapsovereenkomsten de duurzame ontwikkeling van landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan moeten steunen, hun deelname aan de internationale handel en hun economische diversificatie moeten bevorderen. Ik geloof desondanks dat de overeenkomst in kwestie niet in de gewenste richting gaat, aangezien zij in de betrokken landen niet bijdraagt aan de ontwikkeling van een zelfredzame economie die in staat is zichzelf te onderhouden zonder afhankelijk te zijn van buitenlandse steun.

Ik ben verder van mening dat de instrumenten die in de overeenkomst worden voorzien noch de deelname van de overheden noch die van de plaatselijke particuliere sector bevorderen. Zij worden bijgevolg onvoldoende betrokken bij het ontwikkelingsproces van hun regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Het is ontzettend belangrijk dat de specifieke behoeften van elk ACS-land in de economische partnerschapsovereenkomsten in aanmerking worden genomen. Om die reden heb ik tegen deze overeenkomst gestemd. De economische partnerschapsovereenkomst met Cariforum is hier onderwerp van debat geweest terwijl de parlementen van de Cariforum-landen hierover nog niet hebben mogen debatteren. Uit respect voor die parlementen vind ik dat we er van af moeten zien deze resolutie aan te nemen.

Tevens moet tevens worden opgemerkt dat de Europese Commissie vele regeringen van ACS-landen onder druk heeft gezet om hen ertoe te bewegen de tijdelijke overeenkomsten te ondertekenen voordat de vrijstelling afliep.

Het is echt heel belangrijk dat deze voorstellen zorgvuldig worden bekeken en dat hierover in ieder ACS-land gedebatteerd wordt, voordat ze door de EU worden goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Overeenkomstig de EPO’s zullen suiker en bananen uit de ACS-landen voor een – eventueel verlengbare – periode van tien jaar niet tot de Franse ultraperifere regio’s worden toegelaten, om zo deze twee pijlers van de overzeese landbouwproductie overeind te houden.

De formulering van deze specifieke vrijwaringsclausule, die het mogelijk maakt invoer te blokkeren als die de markt van de ultraperifere regio’s verstoort of schade toebrengt, moet echter nog wel wat worden bijgesteld teneinde de periode tot de inwerkingtreding ervan te verkorten.

De oproepen van de zijde van dit Parlement hebben er dus toe bijgedragen dat er bij de onderhandelingen rekening zal worden gehouden met de eisen van de ultraperifere regio’s.

De overzeese producenten menen dat ze schade ondervinden van het feit dat ze zich bij de productie aan Europese normen houden, als gevolg waarvan hun producten minder goed kunnen concurreren dan die van hun rechtstreekse concurrenten. Ik begrijp hun frustratie, maar wil ze toch aanmoedigen met hun ACS-buren te gaan samenwerken, om er op die wijze voor te zorgen dat ze elkaar met betrekking tot in overleg vastgestelde doelen kunnen aanvullen en op die punten ook solidair kunnen zijn.

De ultraperifere regio’s doen er onverstandig aan om zich aan een defensieve positie vast te klampen. Ze zouden veel meer baat hebben bij het tot stand brengenopzetten van mededinging tussen gelijken. Maar dan wel onder de voorwaarde dat de Europese Unie adequate instrumenten voor controle en arbitrage garandeert, om elke vorm van oneerlijke mededinging tegen te gaan.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0148/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG - Ivoorkust)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Dit parlement wil dat in de onderhandelingen over een tijdelijke partnerschapsovereenkomst met Ivoorkust ook werkvergunningen voor Ivorianen voor ten minste 24 maanden ter sprake worden gebracht. Ze zouden dan kunnen werken als thuisverzorger of in soortgelijke beroepen. Hoe men het ook draait of keert, dit is alweer een bijkomend immigratiekanaal, wat voor mij reeds een meer dan voldoende reden is om tegen deze resolutie te stemmen. Europa heeft al miljoenen werklozen en een bijkomende import van vreemde arbeidskrachten zal de bestaande problemen alleen nog maar verergeren. De beroepen waarvan sprake kunnen perfect door onze eigen arbeidskrachten worden ingevuld.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat de belangrijkste bijdrage ter bevordering van de verdere ontwikkeling van de armste landen ter wereld het openen van de EU-markten voor invoer uit die delen van de wereld zou moeten zijn. Wil zij verenigbaar zijn met de ambitie van meer vrijhandel, dan moet de hulp uitgaan van en voortvloeien uit besluitvorming van de lidstaten, niet van de EU. Wanneer de EU toch stug doorgaat met het verdelen en sturen van de hulp, mag de handel van de ontvangende landen onder geen beding aan voorwaarden worden onderworpen. Bepalingen om gevoelige sectoren in de ontwikkelingslanden gedurende een overgangsperiode te beschermen, kunnen echter aanvaardbaar zijn. In principe moeten we echter alle protectionistische voorschriften die de vrije markttoegang dreigen te ondermijnen, vermijden.

Wij hebben ons hierdoor laten leiden bij het bepalen van ons standpunt ten aanzien van de onderhavige ontwerpresoluties naar aanleiding van de handelsovereenkomsten die de Commissie nu voorbereidt.

Wij kanten ons tegen de ongelukkige formuleringen die uitsluitend ten doel hebben de invloed van het Europees Parlement op het handelsbeleid te versterken. Toch hebben wij ervoor gekozen om voor alle resoluties te stemmen, omdat ze stuk voor stuk het belang van verdere vrijhandel benadrukken in een tijd waarin de sterke wind van protectionisme nog in kracht toeneemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

Ik ben het ermee eens dat een douane-unie tussen de West-Afrikaanse landen tot groot voordeel kan leiden voor Ivoorkust, dat commercieel en economisch leider is in dit gebied: gezien het feit dat de intraregionale handel slechts een klein deel vertegenwoordigt van de totale handel in Ivoorkust, zou het daarnaast goed zijn om de regionale handelsbetrekkingen aan te halen om zo een constante en duurzame groei op de lange termijn tot stand te brengen.

Verder is het wenselijk dat de Europese Unie meer en betere technische en administratieve ondersteuning biedt aan Ivoorkust, zodat deze economie erop toegerust is om ten volle te profiteren van de voordelen die voortvloeien uit deze tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0142/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG - Ghana)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen het verslag van de heer Fjellner gestemd over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Ghana, anderzijds.

Naar mijn idee kan een dergelijke overeenkomst met Ghana namelijk de cohesie in gevaar brengen en de regionale integratie van de ECOWAS verzwakken, terwijl we die juist moeten ondersteunen, omdat zij tot zeer positieve effecten kan leiden voor de plaatselijke economie op de middellange en lange termijn, door de betere mogelijkheden tot deelname van plaatselijke organen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Het is van het grootste belang dat de economische partnerschapsovereenkomsten rekening houden met de specifieke behoeften van ieder ACS-land. Om die reden heb ik tegen deze overeenkomst gestemd. Ieder ACS-land heeft immers zijn eigen behoeften, en heel wat ACS-landen zouden helemaal niet willen onderhandelen over de intellectuele-eigendomsrechten of de Singapore-kwesties. Verder zouden vele van hen voorstander zijn van het aanscherpen van de bepalingen rond de continuïteit van de voedselvoorziening en de opkomende industrieën. Ten slotte zouden deze overeenkomsten een herzieningsclausule moeten bevatten met daarin de verplichting de impact van duurzame ontwikkeling te beoordelen, alsook de mogelijkheid om de overeenkomst te wijzigen op grond van de conclusies van die beoordeling. We moeten ervoor zorgen dat we met deze overeenkomsten daadwerkelijk datgene bereiken wat het beste aansluit bij de behoeften van elk van deze landen, en we moeten vermijden dat er druk op hen wordt uitgeoefend om hen overeenkomsten te laten sluiten waarmee niet bereikt wordt wat goed voor hen is.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0144/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG - SADC)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen de ontwerpresolutie gestemd over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-landen, anderzijds.

Ik geloof niet dat de economische partnerschapsovereenkomst tot grote voordelen heeft geleid voor exporteurs vanuit ACS-landen naar de Europese Unie, na het verstrijken van de handelsovereenkomsten van Cotonou begin 2008, ook al kunnen producten afkomstig uit ACS-landen op de EU-markt worden gebracht zonder dat ze worden onderworpen aan douanetarieven of quota.

De overeenkomst draagt vooral niet bij aan de autonome ontwikkeling van deze landen, of aan het creëren van mogelijkheden waardoor de betrokken landen ook in de toekomst hun ontwikkeling voort kunnen zetten, zelfs zonder hulp van buitenaf. Bovendien denk ik dat ze in veel gevallen niet aan de voorwaarden van goed bestuur, transparantie binnen politieke posities en respect voor mensenrechten voldoen, waarbij het risico bestaat dat de schade die de bevolking van deze landen oploopt, groter is dan de hulp die ze ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) In deze tijd van kapitalistische crisis en verscherpte tegenstellingen in het imperialistische kamp probeert de EU de posities van de Europese monopolies te versterken en nieuw terrein te winnen op de wereldmarkt. Zij maakt daarbij gebruik van een combinatie van: openlijke imperialistische interventies in heel de wereld, militaire en niet-militaire middelen en economisch ingrijpen van de monopolies via internationale handel en economische transacties.

De tussentijdse EPO’s zijn de tot nu toe meest wrede soort van overeenkomsten die de EU de ontwikkelingslanden heeft opgedwongen. Deze hebben tot doel de heerschappij van het kapitaal te vestigen en het menselijk potentieel en de natuurlijke hulpbronnen tot het uiterste uit te buiten. Door de ongunstige voorwaarden worden deze landen gedwongen hun markten te liberaliseren en alle dienstensectoren, met name energie, waterdistributie, gezondheid, onderwijs en cultuur, te privatiseren.

Het geval van de SADC (Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika) en de COMESA (Gemeenschappelijke Markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika) is typerend en staat in het teken van: ‘verdeel en heers’. De EU oefent druk uit en chanteert om de tijdschema’s en de inhoud van de overeenkomsten erdoor te drukken en elk land te doen instemmen met telkens andere voorwaarden.

Wij stemmen tegen de EPO’s omdat deze goed zijn voor de winst van het kapitaal en slecht voor de volkeren. Zij zijn het zoveelste bewijs dat de wereldhandel onmogelijk voordelen kan opleveren voor alle betrokkenen als de omstandigheden waarin deze plaatsvindt overheerst worden door het imperialisme en de monopolies.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0145/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG – Staten in Oostelijk en Zuidelijk Afrika)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik heb tegen de ontwerpresolutie gestemd over een economische partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Oostelijk en Zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

Ik ben ervan overtuigd dat deze economische partnerschapsovereenkomst niet geschikt is voor het bereiken van het doel, namelijk het bevorderen van de ontwikkeling van de betrokken landen, omdat eerst de controversiële vraagstukken aangepakt en opgelost moeten worden, zoals de meestbegunstigingsclausule en de exporttarieven. Deze zijn namelijk niet bevorderlijk voor de oprichting van een echte markt, die tot voordelen kan leiden voor alle betrokken bevolkingsgroepen.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0146/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG – Partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik heb tegen de ontwerpresolutie gestemd over een economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, anderzijds.

Ik ben van mening dat de ontwikkeling van een echte regionale en intraregionale markt in deze landen belangrijk is om de voorwaarden te scheppen voor duurzame groei die niet volledig afhangt van buitenlandse hulp: deze overeenkomst voorziet echter niet in de eerste vereisten die noodzakelijk zijn om dit te bewerkstelligen, omdat in veel gevallen de geplande maatregelen weinig vooruitzicht bieden op betrokkenheid van de overheid en de plaatselijke particuliere sector.

Ondanks dat er controlemechanismen bestaan, denk ik dat deze landen daarnaast in veel gevallen niet aan de voorwaarden voldoen voor goed bestuur, transparantie binnen politieke posities en respect voor mensenrechten, bij gebreke warvan we een groter risico lopen de meerderheid van de bevolking van deze landen te schaden in plaats van ze echte hulp te bieden.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: B6-0147/2009 (Economische partnerschapsovereenkomst EG – Centraal-Afrika)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd over een tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds.

Ik ben er heilig van overtuigd dat de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tot grote voordelen voor exporteurs in Centraal-Afrika heeft geleid, vooral sinds het verstrijken van de overeenkomsten van Cotonou in januari 2008, door de exportmogelijkheden naar de Europese Unie te vergroten. Wereldwijd moeten EPO’s te allen tijde als aanvullend worden beschouwd en niet als alternatieven voor de overeenkomsten die gebaseerd zijn op de ontwikkelingsagenda van Doha. Gelet op dit laatste punt roepen wij op tot een zo snel mogelijke hervatting van de onderhandelingen.

Ik ben het er ook mee eens om voor kleine en middelgrote bedrijven overgangsperiodes in te stellen, zodat ze de tijd hebben om zich aan te passen aan de veranderingen die uit de overeenkomst voortvloeien en, meer in het algemeen, met de steun aan KMO’s door de betrokken landen.

 
  
  

- Verslag-Martin (A6-0117/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk.(FR) De socialisten hebben zich samen met hun Afrikaanse collega’s al jaren de nodige inspanningen getroost om de EPO’s tot goed functionerende instrumenten voor ontwikkeling te transformeren.

We hebben op een vastbesloten en vastberaden wijze met de Commissie onderhandeld om rechtvaardige overeenkomsten te bereiken en daarmee de millenniumdoelen voor ontwikkeling te verwezenlijken.

Wij hebben daarbij gekozen voor de optie regionalisatie. De ACS-landen moeten dat idee zelf invullen en gestalte geven.

Wij hebben ons verder gehouden aan de beloften die in 2005 met betrekking tot ondersteuning van de handel zijn gedaan. We wijzen het “plunderen” van het EOF af.

Onze inzet begint nu vruchten af te werpen, aangezien de commissaris voor het handelsbeleid zich namens de Europese Commissie nu verbonden heeft met betrekking tot:

- de uiteindelijke doelstelling van de overeenkomsten: ontwikkeling;

- het opnieuw onderhandelen over de knelpunten van de overeenkomsten, waarbij een open en flexibele aanpak zal worden gevolgd;

- de voedselveiligheid en de bescherming van kwetsbare industrieën in de ACS-landen.

Wij zouden graag meer garanties hebben gekregen voor de betrokkenheid van de nationale parlementen en de ACS-EU-Vergadering bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten.

Toch is er in enkele weken veel bereikt.

Waarvan akte.

Ik zal de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten echter nauwlettend volgen.

Dus geen carte blanche: ik heb me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE), schriftelijk. (EN) Vandaag heb ik vóór kunnen stemmen waar het gaat om de instemming van het Parlement met de EPO en de tijdelijke EPO’s, doch enkel en alleen vanwege de beloftes en garanties van de nieuwe commissaris, mevrouw Cathy Ashton, en omdat de regeringen van de betrokken landen de economische partnerschapsovereenkomsten vooral als een stap vooruit beschouwen, zij het een te kleine stap.

De economische partnerschapsovereenkomsten dienen instrumenten te worden voor het terugdringen en uitroeien van de armoede, terwijl ook de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie in deze overeenkomsten vervat zijn.

We moeten ervoor zorgen dat de handelsovereenkomsten die wij aangaan met de ACS-landen de belangen van die landen bevorderen, en dat zij worden aangegaan als ontwikkelingsinstrumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Ik heb gestemd tegen de verslagen over de EPO’s met de Caribische eilanden, en ook tegen de tijdelijke overeenkomst met onder meer Ivoorkust. Zo heeft het Parlement bijvoorbeeld gestemd voor de tijdelijke overeenkomst met Ivoorkust, terwijl dat land door interne conflicten geteisterd wordt en een wettige regering ontbeert.

Onder die omstandigheden ben ik gewoon van mening dat dit niet de beste tijd is om een internationale overeenkomst te sluiten die gevolgen heeft op de lange termijn. Onder druk van de Wereldhandelsorganisatie heeft de Europese Unie afgezien van de samenwerkingsovereenkomsten met de ACS-landen om ze te vervangen door de economische partnerschapsovereenkomsten met diverse landen apart, wat vaak fnuikend is voor de kracht van de regio’s.

Op de eerste overeenkomsten, die Europa zijn partners heeft opgelegd, is stevige kritiek geuit door de ngo’s en onderzoekers in die landen, en vandaag heeft het Parlement ze beoordeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenys Kinnock (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben akkoord gegaan met de economische partnerschapsovereenkomst met Cariforum en de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst met Ivoorkust op grond van de garanties die commissaris Ahston deze week gegeven heeft.

Sinds commissaris Ashton commissaris Mandelson vervangen heeft, zijn stijl en toon van de Commissie veranderd, en nu zijn er tekenen die er duidelijk op wijzen dat er inhoudelijk ook iets aan het veranderen is.

Wat de Cariforum-EPO betreft, heeft de Commissie duidelijke garanties gegeven aan rapporteur David Martin naar aanleiding van diens verontrusting over de toegankelijkheid van locogeneesmiddelen, over de herzieningsclausule, en over een flexibele houding ten aanzien van de werking van de meestbegunstigingsclausule.

Voordat we hebben ingestemd met de overeenkomst met Ivoorkust hebben we de duidelijke, niet mis te verstane verzekering gekregen dat Ivoorkust vrij zou zijn om naar believen elementen uit andere EPO’s over te nemen. Opvallend is dat de Commissie, wat de EPO met de SADC-landen betreft, heeft ingestemd met de herziening van een aantal omstreden clausules, waaronder de bescherming van opkomende industrieën, de mogelijkheid om nieuwe exportheffingen in te voeren om de industriële ontwikkeling te ondersteunen, en exportquota.

Ik heb deze beslissingen niet luchthartig genomen, maar pas na een zorgvuldige afweging te hebben gemaakt aangaande onze verplichting ervoor te zorgen dat de economische partnerschapsovereenkomsten als ontwikkelingsinstrument kunnen worden gebruikt en een afspiegeling zijn van ons partnerschap met en onderling respect voor de ACS-landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Lehideux (ALDE), schriftelijk.(FR) We stellen ons altijd heel kritisch op ten aanzien van de economische partnerschapsovereenkomsten. Wij menen dat deze onderhandelingen niet op de juiste wijze van start zijn gegaan, omdat met de specifieke omstandigheden van onze partners geen rekening is gehouden. Verder hebben we ons steeds op het standpunt gesteld dat we met deze onderhandelingen niet te veel vaart moeten proberen te maken. We mogen deze landen vooral geen hervormingen opleggen die later desastreus kunnen blijken te zijn voor hun sociale en economische cohesie.

Bij de stemming hebben we echter rekening gehouden met het standpunt dat commissaris Ashton tijdens de plenaire vergadering van 23 maart jongstleden heeft uiteengezet. Daarom hebben wij ons van stemming onthouden en niet tegen gestemd, zoals we enige weken geleden stellig nog zouden hebben gedaan.

Met onze onthouding brengen we ook een boodschap over, en die luidt dat we het optreden van de commissaris stapje voor stapje zullen blijven volgen en zeker geen blanco cheque willen afgeven voor wat alles nu komen gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Het is dankzij de garanties die ik gekregen heb met betrekking tot locogeneesmiddelen, de herzieningsclausule, en de flexibiliteit ten opzichte van de werking van de meestbegunstiginsclausule dat ik het onderhavige verslag, waarvan ik rapporteur was, ondersteund heb. Dit verslag moet de juiste balans vinden tussen een voor de EU eerlijke overeenkomst en de garantie dat ontwikkeling een wezenlijk bestanddeel van de overeenkomst is, zodat de Cariforum-landen zich voorspoedig kunnen ontwikkelen en de vruchten kunnen plukken van een rechtvaardige handel met de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd in de overtuiging dat hiermee, op basis van het feit dat het Parlement instemt met de economische partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen de Cariforum-staten enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten anderzijds, wordt gewaarborgd dat:

– de tenuitvoerlegging van toezeggingen ten aanzien van terreinen waarvoor nog geen regelingen zijn getroffen in het kader van de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom (CSME) of die nog niet volledig in praktijk zijn gebracht, waaronder financiële diensten, andere diensten, investeringen, mededinging, overheidsopdrachten, e-commerce, intellectuele eigendom, vrij verkeer van goederen en het milieu, in afwachting van de voltooiing van de CSME ten aanzien van deze onderwerpen wordt opgeschort;

– er een onafhankelijk controlemechanisme binnen de Cariforum-staten wordt ingesteld dat over de nodige middelen beschikt om de analyse te kunnen uitvoeren die noodzakelijk is om te kunnen bepalen in hoeverre de EPO aan haar doelstellingen voldoet;

– een redelijk deel van de 'Aid for Trade'-middelen spoedig wordt vastgesteld en verstrekt. Deze fondsen vormen een aanvulling op de EOF-middelen en fungeren niet alleen als nieuwe verpakking daarvan;

– de middelen overeenkomen met de prioriteiten van het Cariforum en dat de uitbetaling ervan tijdig, regelmatig en in overeenstemming met de uitvoeringsschema's van nationale en regionale strategische ontwikkelingsplannen plaatsvindt. Er moet efficiënt gebruik worden gemaakt van deze fondsen om het verlies aan douaneopbrengsten te compenseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de aanbeveling van de heer Martin gestemd over de economische partnerschapsovereenkomst EG – Cariforum-staten. Het Europees Parlement heeft inderdaad de plicht deze overeenkomst af te sluiten, op voorwaarde dat de Commissie en de Raad afspreken dergelijke overeenkomsten iedere vijf jaar te beoordelen, de meestbegunstigingsbehandeling af te schaffen voor de Europese Unie en, bovendien, uiteenlopende bedragen van hulp voor handel zo snel mogelijk vast te stellen en toe te wijzen.

 
  
  

- Verslag-Mann (A6-0144/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik heb besloten om mij te onthouden van stemming over het voorstel van mevrouw Mann voor een aanbeveling over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG – Ivoorkust. Ik ben het zelfs met meerdere punten van het voorstel niet eens. Aan de andere kant zijn de doelstellingen die het nastreeft bewonderenswaardig; daarom wil ik niet tegen deze aanbeveling stemmen.

 
  
  

- Verslag-Mitchell (A6-0135/2009)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag gestemd.

Dit is de eerste keer dat het Parlement een afzonderlijk verslag over het werk van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) heeft opgesteld. De twee banken bieden in toenemende mate financiële steun aan dezelfde geografische gebieden buiten de Europese Unie, waaronder Oost-Europa, de zuidelijke Kaukasus, Rusland, de Westelijke Balkan en Turkije.

De samenwerking tussen de twee banken heeft zich tot regionaal niveau ontwikkeld en daarom hangt de manier van samenwerken af van het gebied in kwestie. In de landen waar ze gezamenlijk opereren, komen drie verschillende vormen van samenwerking voor tussen de EIB en de EBWO: de gemeenschappelijke intentieverklaring in Oost-Europa, de methode die op de Westelijke Balkan wordt toegepast en flexibele methodes van samenwerking.

Dit is geen bevredigende ontwikkeling. In plaats daarvan zou het veel nuttiger zijn als er een allesomvattende beoordeling plaats zou vinden om te bekijken hoe de samenwerking tussen de twee banken en andere relevante partijen verbeterd kan worden, waarbij de belangen van de EU en de begunstigde landen in beschouwing worden genomen. Daarnaast kan de opsplitsing van de activiteiten en de samenwerking tussen de twee instellingen niet zomaar geregeld worden op regionaal niveau of door een lijn te trekken tussen de publieke en de particuliere sector wanneer het gaat om kredietverlening.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik heb tegen het verslag van de heer Mitchell gestemd over de jaarverslagen 2007 van de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. In plaats van de samenwerking tussen de banken en andere belanghebbende partijen te bespreken, lijkt het me beter om er eerst voor te zorgen dat er voor, tijdens en na kredietverlening controles worden uitgevoerd, aangezien beide banken in 2007 aanzienlijke bedragen hebben geleend. Zonder de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld in de betreffende landen kan het verlenen van financiële steun de situatie in deze landen alleen maar verergeren in plaats van verbeteren.

In dat opzicht ben ik het eens met het voorstel van de heer Mitchell dat de Commissie jaarlijks aan het Parlement en de Raad verlsag uitbrengt over de beoordeling van het effect van de financieringsactiviteiten. Dit punt kan er echter niet voor zorgen dat ik voor dit verslag stem.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: RC-B6-0152/2009 (Toekomst van de auto-industrie)

 
  
MPphoto
 
 

  Guy Bono (PSE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor deze gezamenlijke resolutie over de automobielindustrie gestemd.

Deze tekst benadrukt hoe belangrijk het is dat we op Europees niveau een duidelijk en coherent beleid formuleren om zo het hoofd te bieden aan een crisis die alle landen van de EU treft. Volgens schattingen zouden in Europa ongeveer 12 miljoen banen direct of indirect samenhangen met de automobielindustrie. De verkoop loopt terug, de voorraden worden steeds groter, er worden steeds meer ontslagen aangekondigd. Om de maatschappelijke ramp die zich hier aftekent te keren, kunnen we beter niet op een wonder vertrouwen. Alleen gecoördineerde maatregelen kunnen deze sector redden.

Daarom heb ik vóór deze gezamenlijke resolutie gestemd. Ze roept de Europese autoriteiten op om samen met de lidstaten maatregelen te nemen en zo te verzekeren dat de Europese automobielindustrie ook in de toekomst kan blijven concurreren en duurzame banen garanderen.

De resolutie komt wel wat laat en voldoet niet aan alle verwachtingen. Het debat is nog lang niet voorbij en zal hoogstwaarschijnlijk heel heftig worden – er staat hier maatschappelijk immers veel op het spel en we moeten laten zien dat we een sociaal Europa willen dat zijn burgers beschermt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag over de toekomst van de auto-industrie gestemd aangezien hierin wordt opgeroepen tot consistente, geharmoniseerde initiatieven van de EU-lidstaten voor de Europese auto-industrie en tot het opstellen van een echt Europees actiekader.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de toekomst van de automobielindustrie gestemd. De EU is de grootste motorvoertuigenproducent ter wereld en deze sector is één van de grootste particuliere werkgevers. Bij het formuleren van een antwoord op de huidige financiële en economische crisis is steun voor deze sector essentieel.

Ik ben dus voorstander van gecoördineerde actie op Europees niveau en maatregelen om de industrie te steunen door zowel de autoproducenten als hun leveranciers toegang tot krediet te verlenen. De aanschaf van nieuwe voertuigen moet worden gestimuleerd, onder andere door mensen aan te moedigen oude auto’s uit de circulatie te nemen en groene voertuigen te kopen. Het fonds voor de aanpassing aan de globalisering en het Europees Sociaal Fonds moeten optimaal worden benut om gekwalificeerde werknemers financiële steun te verlenen. Onderzoek en investeringen moeten worden gestimuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Wij hebben vóór de resolutie over de automobielindustrie gestemd. We zullen echter niet vergeten dat degenen die nu voorgeven deze industrie te willen redden, zelf verantwoordelijk zijn voor deze ramp.

Zij zijn verantwoordelijk voor het om zich heen grijpen van een op geld gegrondveste gemondialiseerde economie die geheel is losgekoppeld van de reële economie. In die economie gaat het er in de eerste plaats om de aandeelhouders een hoog rendement te garanderen – die overweging heeft de plaats van een industriële strategie ingenomen; de aankondiging van een sociaal plan doet de aandelen stijgen, terwijl lang niet altijd capabele directeuren zichzelf verzekeren van een bonus en een gouden valscherm. Zo hebben ze een systeem gecreëerd waarin het loon van de werknemer bij aanpassingen de enige variabele factor is. Ze zijn daarmee verantwoordelijk voor de daling van de koopkracht van gezinnen, wat ernstige consequenties heeft voor de vraag en zo een vicieuze cirkel tot gevolg heeft.

Ook nu nog, terwijl er honderdduizenden banen op het spel staan, blijft de Commissie vasthouden aan het dogma van de mededinging. Ze blokkeert nationale maatregelen die erop gericht zijn het verdwijnen van banen te verhinderen en verlangt van Renault uitleg en de verzekering dat de toegenomen productiviteit in deze of gene fabriek niet toe te schrijven is aan de verplaatsing van die productie.

Toen Europese ondernemingen hun activiteiten verplaatsen naar andere plekken, waar ook ter wereld, op zoek naar de laagste kosten en een minder dan non-existente sociale wetgeving, was u lang niet zo verontwaardigd.

Het is tijd om het beleid om te gooien. Voor het welzijn van Europa en – vooral – de Europeanen.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) De automobielindustrie bevindt zich door de huidige economische crisis in een bijzonder lastig parket. De verwachtingen voor dit jaar zijn evenmin positief. Die wijzen op een verdere daling van de verkoopcijfers van nieuwe auto’s.

De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn van mening dat de bedrijfstak de crisis grotendeels zelf moet oplossen. De bedrijfstak moet met name een oplossing zien te vinden voor de structurele problemen wat betreft een efficiënte productie en het gebruik van energie bij de productie, zodat het concurrentievermogen en de stabiliteit op de lange termijn worden verbeterd.

Maatregelen door de EU en lidstaten kunnen uitsluitend een ondersteunende rol spelen bij maatregelen die door de fabrikanten zelf worden genomen. Dat geldt met name voor maatregelen die erop gericht zijn om de toegang tot financiële middelen onder verstandige voorwaarden te herstellen, om de vraag naar nieuwe voertuigen te stimuleren, om de kwaliteitsnormen te handhaven en banen te beschermen, en om de sociale lasten tot een minimum te beperken.

Verschillende landen hebben plannen aangenomen om de automobielbranche te helpen, maar deze plannen moeten, zoals de Commissie heeft vastgesteld, in overeenstemming zijn met het communautair recht en de heersende beginselen ten aanzien van concurrentie, en met name de beginselen voor het verlenen van overheidssteun, teneinde de werking van de Europese interne markt niet te verstoren. Alle financiële of fiscale maatregelen of sloopregelingen moeten bovendien de nodige technologische omvorming van de sector ondersteunen en versnellen, met name op het gebied van energie-efficiëntie van motoren en de verlaging van emissies.

 
  
MPphoto
 
 

  Marine Le Pen (NI), schriftelijk.(FR) Het Europees Parlement zal de decreten van de Europese Commissie – die zich heftig verzet tegen alle pogingen van de lidstaten om hun nationale automobielindustrie te beschermen – bekrachtigen.

Alle volkeren dienen te beseffen dat het ultraliberale beleid van de Commissie en het Parlement de verplaatsing van Franse ondernemingen naar economisch “rendabeler” staten enorm stimuleert.

Nu duizenden banen in de automobielindustrie en de toeleveringssectoren worden bedreigd, is een dergelijke antinationale optie moreel gezien onbehoorlijk en economische gezien suïcidaal.

De afgevaardigden die medeverantwoordelijk zijn voor deze sociale en industriële ontmanteling zullen zich moeten verantwoorden ten overstaan van de werknemers en hun gezinnen, de rechtstreekse slachtoffers van hun blinde ideologie.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Als je kijkt naar het belang dat de automobielindustrie voor de Europese economie vertegenwoordigt, is het begrijpelijk dat de Europese regeringen en de Europese Unie zich grote inspanningen getroosten om een antwoord te formuleren op de huidige toestand en te verhinderen dat de gevolgen van deze – hopelijk tijdelijke (daar zetten we ons voor in) – crisis deze industrietak onherstelbaar beschadigen. Wij sluiten ons daarbij aan. We moeten echter wel enig voorbehoud aantekenen. Als de belangrijkste doelstelling gelegen is in het behouden van banen, dan moet die doelstelling ondergeschikt worden gemaakt aan een andere, fundamentele doelstelling: verzekeren dat een economisch rendabele industrie behouden blijft. Er zullen dus extra investeringen moeten worden gedaan in deze sector om hem te moderniseren en up-to-date te brengen en zo voor te bereiden op sterkere concurrentie. Wie denkt dat het mogelijk – en wenselijk is – een economische sector van eerlijke en gezonde concurrentie af te schermen en zo te behouden vergist zich, zowel in economisch als politiek opzicht.

De strategie van Lissabon is niet perfect, maar ze is er in principe wel op gericht de crisis in de automobielsector en de crisis als geheel te boven te komen en ons voor te bereiden op wat nu komen gaat: meer mededinging, meer innovatie, meer banen. Laten we de automobielsector helpen zich te herstellen, maar laten we niet proberen het wiel opnieuw uit te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. – (EN) De auto-industrie in de EU is afhankelijk van het halen van normen die de invoering van strengere milieuregels kunnen vergemakkelijken. Dit is niet in strijd met het idee van een concurrerende industrie, maar veeleer een manier om bij te dragen aan de overleving van de sector. Er zijn tal van Europese instrumenten om de auto-industrie en vooral haar werknemers de helpende hand te reiken, onder meer de fondsen die bestemd zijn voor het bevorderen van scholing door middel van permanente educatie.

Een essentiële factor is beschikken over het juiste personeel dat geloven kan in de toekomst van een duurzame productie. Ik weet dat autoproducenten in het zuidoosten van Engeland nu de gelegenheid hebben om te profiteren van financieringsfaciliteiten waarmee de autoproductie van de toekomst kan worden bevorderd. Als tegenwicht moeten er wel voorwaarden worden gesteld op milieu- en sociaal gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Groene politici zijn ervan overtuigd dat we de economische en ecologische crises niet los van elkaar kunnen zien. Om de economie er weer echt bovenop te helpen hebben we een Green New Deal nodig. In de autosector is er een enorm potentieel aan groene banen. Maar om dat te benutten moeten overheden autofabrikanten dwingen en ondersteunen om in innovatie te investeren. Een meerderheid van het Europees Parlement besloot dat de Europese Unie flink geld moet pompen in haar auto-industrie. Een blanco cheque geven is natuurlijk geen oplossing. We moeten geen oude vergankelijke technieken subsidiëren. In plaats daarvan moeten we autofabrikanten per direct dwingen in innovatie te gaan investeren. Zo maak je de sector toekomstbestendig en bewijs je de miljoenen Europeanen die in de auto-industrie werken pas echt een dienst.

De Groene fractie stelde voor om alleen geld beschikbaar te stellen op voorwaarde dat de auto-industrie haar milieuprestaties flink verbetert. Vervoer is verantwoordelijk voor ongeveer een derde van alle CO2-uitstoot in de EU. Ik stemde tegen de resolutie van de meerderheid omdat die het verbeteren van de milieuprestaties niet als voorwaarde stelt voor het verkrijgen van publiek geld.

 

5. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 

(De vergadering wordt om 14.15 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 

6. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

7. Trans-Atlantische betrekkingen (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0114/2009) van Francisco José Millán Mon, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de stand van de trans-Atlantische betrekkingen in de nasleep van de VS-verkiezingen (2008/2199(INI)).

 
  
MPphoto
 

  Francisco José Millán Mon, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de schaduwrapporteurs bedanken, en met name de heren Severin, Lambsdorff en Lagendijk, en ook de Commissie buitenlandse zaken en de rapporteurs voor advies, de heer García-Margallo en mevrouw Quisthoudt-Rowohl. Ik wil hen allen bedanken voor hun medewerking bij de totstandkoming van dit verslag over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.

Op deze manier zijn we erin geslaagd om met brede consensus een verslag over een belangrijk onderwerp op te stellen. Het verslag waarover we morgen zullen stemmen vormt derhalve een krachtige en heldere boodschap van het Europees Parlement, een boodschap die op een zeer goed moment komt. En ik zeg dat dit een belangrijk onderwerp is omdat duidelijk is dat de Europese Unie en de Verenigde Staten twee uitermate relevante spelers op het wereldtoneel zijn die nauw met elkaar moeten samenwerken, zoals twee partners die dezelfde beginselen en waarden delen en veel gedeelde belangen hebben dat behoren te doen.

De grondstelling van dit verslag is dat dit een goed moment is om de trans-Atlantische relatie te versterken. En daarvoor bestaan in essentie drie redenen. De eerste is dat de Verenigde Staten een nieuwe regering hebben, die pragmatisch is, die beseft dat geen enkel land de mondiale uitdagingen alleen aan kan en die hoge verwachtingen heeft geschapen bij de Europese en de wereldbevolking. De tweede reden is dat de Europese Unie sterker is, beter in staat is om buiten de Unie op te treden dan in 1995, toen overeenstemming werd bereikt over de Nieuwe Trans-Atlantische Agenda; bovendien zal de Unie binnenkort worden versterkt met de instrumenten voor het buitenlands en defensiebeleid van het Verdrag van Lissabon. En de derde reden is dat de context is veranderd en we geconfronteerd worden met nieuwe mondiale uitdagingen, zoals de economische crisis of de klimaatverandering, en niet meer alleen met militaire uitdagingen, zoals destijds.

In verband met die nieuwe uitdagingen zal samenwerking met de Europese Unie zeer nuttig zijn voor de Verenigde Staten. Deze trans-Atlantische relatie moet op twee niveaus worden versterkt: op institutioneel niveau en op praktisch niveau. We moeten gebruik maken van het Verdrag van Lissabon om de institutionele structuren te versterken; niet één keer per jaar, maar twee keer per jaar een top, waaraan de nieuwe vaste voorzitter van de Europese Raad deelneemt; de oprichting van een Trans-Atlantische Politieke Raad, die elke drie maanden bijeenkomt in de personen van de Hoge Vertegenwoordiger – en vicevoorzitter van de Commissie – en de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten; opwaardering van de wetgeversdialoog door de instelling van een trans-Atlantische parlementaire vergadering en ook versterking van de Trans-Atlantische Economische Raad. Al deze verbeteringen zullen een intensievere en effectievere coördinatie mogelijk maken en moeten worden vastgelegd in een nieuwe trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst. De onderhandelingen hierover moeten van start gaan zodra het Verdrag van Lissabon in werking is getreden.

Het andere doel van het verslag is het versterken van de samenwerking in de praktijk. We moeten een agenda opstellen om samen oplossingen te vinden voor een aantal uitdagingen en conflicten, evenals voor bilaterale aangelegenheden. Om deze gezamenlijke agenda te verwezenlijken moeten de Raad en de Commissie in de komende maanden hun contacten met de nieuwe regering in Washington intensiveren. Daarom ben ik blij met de Top met president Obama van 5 april in Praag, zoals wordt opgemerkt in het amendement dat mijn fractie heeft ingediend.

In het verslag wordt een aantal uitdagingen op mondiaal niveau opgesomd waarvoor de Verenigde Staten en de Europese Unie een gemeenschappelijke aanpak moeten zien te vinden, zoals de economische crisis, een effectief multilateralisme waarbij ook de opkomende landen worden betrokken, de millenniumdoelstellingen, de klimaatverandering, de bevordering van de mensenrechten, enzovoort. Ook wordt een aantal regionale aangelegenheden genoemd waarbij een gecoördineerd optreden nodig is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het Midden-Oostenconflict, het nucleaire programma van Iran of Afghanistan; ook de betrekkingen met Rusland en met de landen van Latijns-Amerika worden genoemd. Ontwapening en veiligheid zijn ook gebieden waarop deze betere coördinatie nodig is, en dat geldt ook voor de strijd tegen de ernstige bedreiging van het terrorisme, die moet worden gevoerd met volledige eerbiediging van het internationale recht en de mensenrechten.

Dames en heren, in het verslag worden ook bepaalde bilaterale aangelegenheden op het gebied van justitie en binnenlandse zaken aan de orde gesteld, waaronder het probleem met de visa. Ook wordt erop aangedrongen dat het trans-Atlantische partnerschap breed moet worden ondersteund door het maatschappelijk middenveld, in het bijzonder door jongeren. En ook de economische en handelsbetrekkingen komen aan bod in dit verslag, waarin wordt onderstreept dat de integratie van de trans-Atlantische markt verder moet worden bevorderd. In deze paragrafen heb ik uiteraard veel suggesties van de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie internationale handel opgenomen.

Dames en heren, ik sluit af. Ik denk dat het Parlement met dit verslag, als het wordt aangenomen, morgen een duidelijke boodschap afgeeft. We vragen om een versterking van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, ook op institutioneel gebied. Ik denk dat deze versterking voor beide partijen gunstig is, en ook voor de internationale gemeenschap als geheel.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik biedt mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat ik iets te laat ben als gevolg van een vergadering van de Conferentie van commissievoorzitters. Ik ben eigenlijk pas vanmorgen uit Washington teruggekomen. Ik dank u voor de uitnodiging om deel te nemen aan dit belangrijke en op het juiste tijdstip gevoerde debat over de trans-Atlantische betrekkingen en ik bedank met name rapporteur Millán Mon voor zijn waardevolle en breed opgezette verslag, dat ik op reis met veel belangstelling heb gelezen. Er staat veel in het verslag waarmee het voorzitterschap en de Raad kunnen instemmen.

Wat ook onze politieke achtergrond is, wij weten allemaal dat de trans-Atlantische betrekkingen van levensbelang zijn voor onze toekomst, voor de toekomst van Europa. Zestig jaar lang heeft het solide trans-Atlantische bondgenootschap de weg gewezen naar vrede, stabiliteit en welvaart voor Europa, Noord-Amerika en de hele wereld. Ik zeg u dat dit niet alleen geschiedenis is. Dit is ook de best mogelijke agenda voor de 21e eeuw. De trans-Atlantische betrekkingen maken dat we samen resultaten kunnen bereiken die geen van beide partners alleen kan realiseren. Ik zou hier vicepresident Joe Biden willen aanhalen, die tijdens zijn eerste bezoek aan München duidelijk heeft gesteld dat Amerika Europa nodig heeft en Europa Amerika. Ik denk dat wij zo’n uitspraak helemaal kunnen begrijpen. Wanneer we het met elkaar eens zijn, kunnen we de mondiale agenda bepalen. Wanneer we het niet eens zijn, is het moeilijk om welke agenda dan ook uit te voeren. Dus maken de trans-Atlantische betrekkingen het mogelijk dat we samen resultaten bereiken die we in ons eentje niet kunnen realiseren.

Afgelopen november hebben de Amerikaanse presidentsverkiezingen hier in Europa een ongekende golf van enthousiasme, verwachtingen en belangstelling teweeggebracht. Dat komt doordat de presidentskeuze van belang is voor Europeanen. President Obama staat een nieuwe aanpak voor van de uitdagingen waarmee we geconfronteerd worden. Velen in Europa voelden zich aangetrokken tot deze verandering en tot de geest van verandering. Er zijn hoge verwachtingen gewekt aan weerszijden van de Atlantische Oceaan. Deze verwachtingen vormen een mogelijkheid voor wederzijdse samenwerking in een tijd waarin daaraan de grootste behoefte is. Maar zij moeten zorgvuldig in bedwang gehouden worden, want niets zou schadelijker zijn voor onze betrekkingen dan onvervulde hoop – hoe hoger de verwachtingen, hoe moeilijker deze zijn waar te maken.

De nieuwe Amerikaanse regering is energiek van start gegaan. Zoals verwacht is een groot deel van de presidentiële agenda gericht geweest op de economische en financiële crisis. Heel bemoedigend was het snelle besluit over Guantánamo (we spraken er hier een paar weken geleden nog over), de nieuwe vastbeslotenheid om een rol te spelen in het Midden-Oosten en het bijeenroepen van de conferentie over Afghanistan die op 31 maart in Den Haag wordt gehouden. Al deze initiatieven waren door velen in Europa bepleit.

De dialoog met de Verenigde Staten heeft een nieuwe stimulans gekregen. Uit mijn contacten met de nieuwe regering, waaronder ontmoetingen met vicepresident Biden en minister van Buitenlandse Zaken Clinton hier in Brussel, blijkt duidelijk dat de VS een nieuwe toon willen zetten met de EU en onze partners. Ik ben blij met de pragmatische aanpak die deze eerste contacten heeft gekenmerkt.

Hoewel de verandering van toon belangrijk is, levert deze op zich natuurlijk geen concrete resultaten op. Als we constructief willen samenwerken moeten we met elkaar onze politieke prioriteiten bepalen en het functioneren van het trans-Atlantische bondgenootschap tegen het licht houden. Uw verslag is een waardevolle bijdrage aan dat proces. Het is uiteraard een proces dat vorig jaar van de kant van de EU is begonnen toen de ministers van Buitenlandse Zaken de trans-Atlantische betrekkingen bespraken tijdens de twee informele bijeenkomsten in Avignon en Marseille. Ik denk dat hier een dankbetuiging gepast is, zowel aan het Franse voorzitterschap voor het initiatief tot de bijkomsten als aan Portugal, dat ook een rol heeft gespeeld. Het is een proces dat de komende maanden verder zal moeten worden ontwikkeld. Een uitstekende gelegenheid doet zich volgende week voor tijdens de informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders met de Amerikaanse president in Praag. De trans-Atlantische betrekkingen zijn rijk en gevarieerd en omvatten een aantal beleidsterreinen. Ik kan ze niet allemaal behandelen maar ik wil graag die terreinen belichten die we vooral aan de orde willen stellen tijdens de komende bijeenkomst in Praag.

Ten eerste energiezekerheid en klimaatverandering. Deze met elkaar samenhangende onderwerpen zijn een bron van zorg voor zeer vele Europeanen. Energiezekerheid is een belangrijke prioriteit die moet worden nagestreefd via een alomvattende strategie die zich uitstrekt tot energie-efficiëntie en de bevordering van hernieuwbare energiebronnen alsmede de diversificatie van de energievoorziening, -bronnen en -routes. Waar dat mogelijk en noodzakelijk is zullen de EU en de VS op deze gebieden moeten samenwerken en een gemeenschappelijke agenda moeten stimuleren. Voor het klimaat wordt dit een cruciaal jaar. De VN-Klimaatconferentie in Kopenhagen, eind december, biedt een historische gelegenheid om de toepassing van bindende internationale doelstellingen voor de aanpak van de klimaatverandering te herzien en uit te breiden.

De EU heeft in de aanloop naar de conferentie ambitieuze energie- en klimaatafspraken vastgelegd. President Obama’s uitspraken en benoemingen in verband met de aanpak van klimaatverandering lijken te duiden op een belangrijke verschuiving in het beleid, maar hier ligt nog veel noeste arbeid in het verschiet. Vanzelfsprekend is de steun van de VS op dit gebied van vitaal belang, maar dat niet genoeg. We moeten ook de steun verwerven van gevorderde ontwikkelingslanden zoals China.

Ten tweede de economische en financiële crisis. De huidige crisis is zowel ernstig als wereldomspannend en eist een krachtig politiek antwoord op alle niveaus en op de hele wereld. De EU en de VS hebben in dit verband een speciale verantwoordelijkheid, niet alleen wat betreft de maatregelen die zij in het binnenland treffen maar ook in termen van internationale coördinatie. We moeten samenwerken met de VS om te waarborgen dat we een gecoördineerde reactie geven op de huidige wereldwijde crisis en financiële problemen. We moeten samenwerken om het vraagstuk van het toezicht op het financiële stelsel en de hervorming van internationale financiële instellingen aan te pakken. We moeten ook ons beleid voor meer groei en werkgelegenheid coördineren. We moeten ervoor zorgen dat de gekozen benaderingen verenigbaar zijn en niet leiden tot verstoring van de concurrentieverhoudingen in de trans-Atlantische markt. Veel van deze zaken zullen plaatsvinden in groepen zoals de G8 en de G20, in het bijzonder tijdens de top van de G20 in Londen waarmee het bezoek van president Obama aan Europa van start gaat. Maar het is duidelijk dat de trans-Atlantische betrekkingen heel belangrijk zijn voor het bepalen van de bredere mondiale agenda.

Ten derde Afghanistan, een belangrijk onderwerp voor zowel Europa als de VS. Dit is een gezamenlijk probleem: terroristische aanslagen in de VS en in Europa hebben hun oorsprong in deze regio. Het is een groot en ongemakkelijk probleem voor alle Europese politieke leiders dat zij aan hun burgers moeten uitleggen dat hun eigen veiligheid moet worden verdedigd in Kabul. Afghanistan is ook het hoofdonderwerp geweest op een informele bijeenkomst van de EU-trojka met vicepresident Biden op 10 maart in Brussel. De vicepresident sprak de hoop uit dat Afghanistan bovenaan de agenda van de EU zou blijven staan. Hij maakte duidelijk dat de VS niet alleen onze steun zoeken voor de algemene strategie in Afghanistan, maar ook toezeggingen om die steun kracht bij te zetten met concrete middelen. In de wetenschap dat de veiligheid van de Afghaanse bevolking een punt van grote zorg is, hebben we ons verplicht de omvang van onze politiemissie in het land te vergroten. Naast de civiele missie van EUPOL is er ook militaire politie nodig, de ‘gendarmerie’ waarover wij spreken. In dit verband is het zenden van instructeurs voor de gendarmerie, als bijdrage van de EU aan de NAVO-missie, een optie waarover het voorzitterschap heeft gesproken met de nieuw benoemde speciale gezant voor Pakistan en Afghanistan in de EU-landen. Ik heb bijvoorbeeld een ontmoeting gehad met Pierre Lellouche uit Frankrijk en we bespreken de zaak ook met Dick Holbrooke. We moeten er verder voor zorgen dat de juiste voorwaarden worden geschapen om de presidentsverkiezingen in Afghanistan tot een succes te maken en we moeten het regionale aspect in het oog houden, vooral door meer steun te geven aan de ontwikkeling van een duurzame burgerregering in Pakistan. Deze regionale dimensie is erg belangrijk en we houden er daarom rekening mee in aanvulling op de nationale en ook de mondiale dimensie.

Ten vierde zal een multilaterale reactie cruciaal zijn voor de bestrijding van het risico van verspreiding van massavernietigingswapens. De EU en de VS hebben toenemende bezorgdheid geuit over de nucleaire activiteiten van met name Iran en de weigering van dat land om zich te houden aan zijn internationale verplichtingen op nucleair gebied. De EU en de VS moeten er samen voor zorgen dat de ontwikkeling van atoomtechnologie beperkt blijft tot legitieme, civiele doeleinden. De beste manier om dat te bereiken is de vastlegging van krachtige, internationaal bindende regels, geschraagd door geloofwaardige controlemechanismen. Tegelijkertijd zijn de EU en de VS bereid tot een constructieve toenadering met Iran over dit en andere problemen in de regio.

Een ander vraagstuk dat we moeten oplossen is hoe we kunnen samenwerken ter versterking van de praktische toepassingen van gereglementeerd multilateralisme op basis van onze gemeenschappelijke waarden. Op dit gebied kunnen we samen veel doen. Ik kan mij vinden in het gevoel van president Obama, onderstreept door minister Clinton en vicepresident Biden, dat elke keuze tussen veiligheid en idealen een schijnkeuze is. In dit verband verwelkom ik president Obama’s voornemen om stappen te zetten die tot sluiting van Guantánamo zullen leiden.

We juichen ook de snelle betrokkenheid van president Obama bij de oplossing van het Arabisch-Israëlische conflict toe, inclusief de benoeming van George Mitchell tot speciaal afgezant voor de regio. Een blijvende vrede die recht doet aan de aspiraties van zowel Israëliërs als Palestijnen is van levensbelang voor de mensen in de regio en blijft een belangrijk oogmerk voor de EU en de VS. Een vredesakkoord houdt ook de mogelijkheid van bredere voordelen in, niet in de laatste plaats een beter begrip tussen het Westen en de islamitische wereld in ruimere zin.

Ik heb met belangstelling de vele aanbevelingen in uw verslag gelezen ten aanzien van de institutionele structuur van de trans-Atlantische betrekkingen. Ik ben het er zeer mee eens dat de institutionele banden tussen de EU en de VS het belang van de betrekkingen moet weerspiegelen. De initiatieven van het Tsjechische voorzitterschap onderstrepen dit punt. Wij hebben vanaf het begin op alle niveaus samenwerking gezocht met de VS en hun nieuwe regering. En over tien dagen zal het voorzitterschap president Obama in Praag verwelkomen voor een informele top met de staatshoofden en regeringsleiders van de EU. Zoals gezegd zal daar de gelegenheid zijn om een aantal dimensies van de trans-Atlantische betrekkingen te evalueren en onze bereidheid tot samenwerking te bevestigen. Deze discussies zullen worden voortgezet, bijvoorbeeld tijdens regelmatige informele ontmoetingen van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU en de VS. Ik geloof tevens dat het goed zou zijn als er vaker nauwere contacten zouden zijn tussen het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres.

Ik ben het Parlement dankbaar voor de aanhoudende steun voor de ontwikkeling van de trans-Atlantische betrekkingen en in het bijzonder voor uw verslag. We krijgen dit jaar een nieuwe kans om de betrekkingen verder te ontwikkelen. Voor dit voorzitterschap, en voor de Raad, is de trans-Atlantische samenwerking altijd van strategisch belang geweest voor Europa als geheel.

Ik kan u verzekeren dat het Tsjechische voorzitterschap vastbesloten is te waarborgen dat die samenwerking het hart van onze bredere externe strategie zal blijven vormen en een beslissende rol zal spelen bij de aanpak van de vele uitdagingen en problemen waarmee wij vandaag de dag wereldwijd worden geconfronteerd.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben een positieve, frisse start beleefd onder de nieuwe regering van president Obama. In de Commissie werken we allemaal heel hard om een evenredige bijdrage te leveren aan onze gemeenschappelijke, door nieuwe impulsen gevoede agenda. Daarom waardeer ik ook dit debat op dit juiste moment. Ik ben blij dat het Parlement en de Commissie het over zoveel prioriteiten eens lijken te zijn.

Wij kijken uit naar een volle agenda voor de EU en de VS. Mijn inleidende opmerkingen zullen gericht zijn op onze directe ‘actiepunten’, maar ik wil om te beginnen ook twee punten benadrukken ten aanzien van de institutionele structuren voor de samenwerking tussen de EU en de VS. Ten eerste geloof ik dat sterkere banden tussen de wetgevende machten van de EU en de VS van levensbelang zijn voor een succesvolle trans-Atlantische samenwerking. Ten tweede volg ik de aanbevelingen in het verslag inzake een herziening van de Nieuwe Trans-Atlantische Agenda van 1995.

Zoals velen heb ik minister Clinton van Buitenlandse Zaken al bij diverse gelegenheden ontmoet en ook heb ik met vicepresident Biden gesproken toen hij heel onlangs in Brussel was. Eén ding is duidelijk: deze Amerikaanse regering zoekt betrouwbare partners voor de aanpak van alle mondiale en regionale uitdagingen en beschouwt Europa als voorkeurpartner op grond van zijn betrouwbaarheid. We moeten deze kans aangrijpen.

Tegelijkertijd zullen de VS echter ook verwachten dat de Europese Unie bepaalde ‘toezeggingen’ op tafel legt – niet in de laatste plaats inzake moeilijke dossiers zoals Afghanistan en de sluiting van Guantánamo. We moeten daarom heldere standpunten ontwikkelen op basis van ons eigen gemeenschappelijk belang en met één mond spreken. Laat ik het duidelijk zeggen: deze cruciale trans-Atlantische vriendschap is geen eenrichtingsverkeer. Ook Europa en de Europese Unie moeten over de brug komen.

Een sterke EU is op deze manier een belangrijke partner voor de VS bij het oplossen van wereldproblemen. Ik geloof dat we ons daarbij aanvankelijk moeten concentreren op een beperkt aantal prioriteiten.

De zeer ernstige staat van de wereldeconomie speelt natuurlijk op de achtergrond mee bij alles wat we doen. Het eerste doel is meer samenwerking tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten en andere grote spelers inzake het macro-economisch beleid en de hervorming van het toezicht op de financiële sector. We zullen beter moeten coördineren om herstel van de vraag en de werkgelegenheid te bevorderen, en we moeten ervoor zorgen dat onze maatregelen elkaar wederzijds versterken en de handel niet verstoren. We moeten ons verzetten tegen protectionistische elementen aan weerszijden van de Atlantische Oceaan. De Europese Unie en de VS dienen hecht samen te werken om de uitkomst van de G20-top van volgende week ten uitvoer te leggen, met inbegrip van de ontwikkeling van verenigbare maatregelen voor de hervorming van het toezicht in de financiële sector. Tijdens de laatste Europese Raad in Brussel is een grote stap in die richting gezet.

We moeten ook zorgen voor de trans-Atlantische economie, die verantwoordelijk is voor de helft van de productie en de handel in de wereld. In uw verslag wordt heel terecht veel nadruk op dit punt gelegd. We moeten de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC) versterken, zodat deze enerzijds doeltreffender kan optreden ter beperking van belemmeringen door regelgeving en ter bevordering van de groei, en anderzijds een meer strategische rol krijgt. De TEC moet bijvoorbeeld kunnen bespreken hoe kan worden vermeden dat nationale herstelplannen ertoe leiden dat de een zijn dood de ander zijn brood wordt.

Wat betreft klimaatverandering beginnen de standpunten van de EU en de VS elkaar voor het eerst in tien jaar te naderen. We moeten ons concentreren op het sluiten van een overeenkomst in december in Kopenhagen. We moeten gezamenlijk het goede voorbeeld geven om China en India aan onze kant te krijgen in een multilaterale overeenkomst en om een geïntegreerde koolstofmarkt in te voeren als onderdeel van een toekomstige mondiale markt. We moeten allebei de boodschap uitdragen dat schone, efficiënte technologieën en ‘groene werkgelegenheid’ een rol kunnen spelen in het economisch herstel. President Obama heeft dit punt terecht al benadrukt. Het houdt ook in dat we nauwer moeten samenwerken in onze energieonderzoeksprogramma’s en onze dialoog over energiezekerheid moeten versterken – zoals onze voorzitter ook gezegd heeft.

Het belang van buitenlandse hulp en ontwikkelingssamenwerking in het kader van een volwaardig buitenlands beleid is door zowel president Obama als minister Clinton onderstreept. Dit sluit uitstekend aan bij de sterke positie van de EU als ‘s werelds grootste donor. We moeten streven naar een hernieuwd engagement van de VS met de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de dialoog tussen EU en VS over ontwikkelingssamenwerking hervatten met de nadruk op zaken als doeltreffendheid van de hulp en beleidscoherentie.

De economie staat bovenaan president Obama’s agenda, maar de VS hebben ook al snel de belangrijkste kwesties in het buitenlands beleid in kaart gebracht.

Wat Afghanistan en Pakistan betreft is de nieuwe regering het eens over het belang van een meer integraal beleid – intensivering van de civiele operaties naast intensivering van de militaire operaties. De nieuwe Amerikaanse nadruk op civiele capaciteitsopbouw en de regionale aanpak gericht op Pakistan gaan in de richting van al langer bestaande beleidslijnen van de EU. Tot de inspanningen van de Commissie in Afghanistan behoren steun voor politieopleidingen, hervorming van de rechterlijke macht en bevordering van alternatieve inkomstenbronnen in plattelandsgebieden, bijvoorbeeld om het verbouwen van drugs tegen te gaan. Ik heb ook duidelijke signalen gekregen over Amerikaanse steun – onder anderen van vicepresident Biden zelf – voor ons actieve werk ter voorbereiding van een mogelijke waarnemersmissie van de EU naar de verkiezingen in Afghanistan, mits aan de veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. Ik ben actief op zoek naar mogelijkheden om op al deze gebieden meer steun te verlenen. Laatst hebben we dat ook besproken met Richard Holbrooke, de speciale afgezant voor Afghanistan en Pakistan. We zien ernaar uit aanwezig te zijn op de regionale conferentie in Den Haag en ook op de conferentie over Pakistan die in Tokio wordt gehouden.

Ook in het Midden-Oosten hebben we vanaf het eerste begin gevraagd om een grotere betrokkenheid van de VS. We zijn bemoedigd door de aanwezigheid van minister Clinton tijdens de conferentie in Sharm El-Sheik en door haar actieve rol tijdens haar eerste bijeenkomst met het Kwartet. We moeten bespreken hoe we het beste de nieuwe Israëlische regering – en hopelijk ook een Palestijnse regering van nationale eenheid – bij het proces kunnen betrekken om te bouwen aan een tweestatenoplossing. We zijn verheugd dat de regering-Obama zich ook wil verstaan met de rest van de regio, inclusief Syrië. We moeten ook – het is al eerder gezegd – met de VS werken aan betere contacten met Iran in het kader van de preventie van nucleaire proliferatie in de regio. Daarbij moeten we onze inspanningen uitbreiden met zowel stimulansen als sancties.

De EU speelt ook een belangrijke rol in haar oostelijke omgeving. We zullen in nauw contact blijven met de VS bij ons werk ter bevordering van democratische en marktgerichte hervormingen in de regio, onder meer via het nieuwe oostelijk partnerschap, dat streeft naar politieke samenwerking en economische integratie met onze zes oosterburen.

We zullen vaker dan in het verleden met de VS overleggen over de contacten met strategische partners zoals Rusland en China, maar ook Latijns-Amerika. Het meest direct wil ik ervoor zorgen dat de ontmoeting van de EU met president Obama op 5 april in Praag de betrekkingen op tastbare wijze verder brengt en meteen richt op concrete resultaten. Daarmee kan de toon worden gezet voor een succesvolle top van de EU en de VS in Washington, waarschijnlijk in juni.

In juni zal er ook gelegenheid zijn om een nieuwe trans-Atlantische agenda en een duurzaam programma van praktische samenwerking tussen de EU en de VS uit te werken.

 
  
MPphoto
 

  Albert Deß, rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, allereerst zou ik de rapporteur, de heer Millán Mon, willen bedanken voor dit uitstekende verslag, dat alle punten noemt waaraan moet worden voldaan voor faire trans-Atlantische betrekkingen. In de voorgelegde ontwerpresolutie over de trans-Atlantische betrekkingen in de nasleep van de verkiezingen in de VS wordt gewezen op het belang van die betrekkingen.

Uit informatie van de Commissie blijkt dat bijna veertien miljoen banen in de Europese Unie en in de VS afhankelijk zijn van deze trans-Atlantische economische betrekkingen en van de samenwerking op het gebied van investeringen. Ik hoop dat de nieuwe president van de Verenigde Staten aan deze betrekkingen een hoge prioriteit zal geven, zoals hij voor de verkiezingen tijdens zijn toespraak in Berlijn in juli 2008 aankondigde. Toen heeft hij gezegd dat Amerika geen betere partner heeft dan Europa.

In de ontwerpresolutie stellen wij vast dat dit partnerschap ook voor Europa het belangrijkste strategische partnerschap is. Alleen op basis van dit partnerschap kunnen we de uitdagingen van de huidige mondiale financiële en economische crisis aannemen. Een voorwaarde voor een sterk trans-Atlantisch partnerschap is echter dat de Amerikanen ook rekening houden met de terechte wensen van de Europeanen op het gebied van de trans-Atlantische handel.

In de Europese Unie hebben we bijzonder strenge normen, bijvoorbeeld op het gebied van de consumentenbescherming, de dierenbescherming en de milieubescherming. Wij willen dat die normen ook gelden voor producten die vanuit de VS naar Europa worden geleverd. Ik hoop dat de nieuwe president en zijn nieuwe regering werken aan de invoering van deze normen in de VS. Dan zijn die problemen alvast opgelost.

Ik ben ervan overtuigd dat deze resolutie morgen met een grote meerderheid zal worden aangenomen, omdat er volgens mij alles in staat wat nodig is voor goede betrekkingen.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn interventie beginnen met het bedanken van de rapporteur voor het werk dat hij heeft verricht om vandaag in dit Huis een volledig, nauwgezet en buitengewoon goed getimed verslag te presenteren.

Het voorzitterschap en de commissaris hebben gewezen op de komende bijeenkomsten die we hebben, eerst in Londen en daarna in Praag, waar de Europese Unie en de Verenigde Staten na de verkiezing van president Obama zullen beginnen te werken aan een nieuwe relatie.

Ik wil me concentreren op het advies van de Commissie economische en monetaire zaken, dat een goed advies is en dat met eenparigheid van stemmen is aangenomen. Het advies richt zich op de volgende doelstellingen.

In de eerste plaats moeten we uit de crisis komen. Of we komen samen uit de crisis, of we komen er niet uit. De fiscale pakketten die op dit moment worden uitgevoerd zijn de belangrijkste die onze generatie ooit heeft gezien en de belangrijkste sinds de crisis van 1929. De impact ervan zal groter zijn en de kosten voor de belastingbetaler zullen lager zijn als we in staat zijn om onze inspanningen te coördineren.

De tweede doelstelling is het hervormen van de institutionele financiële structuur, waarvan in de huidige crisis is gebleken dat ze niet werkt, en het herstellen van de transparantie van de financiële producten, instellingen en markten. Of dat gaat ons samen lukken, of het gaat ons niet lukken. Zoals de commissaris heeft gezegd, we vormen samen het belangrijkste economische blok van de wereld, en we delen – zoals de rapporteur heeft gezegd – waarden die deze aanpak mogelijk maken.

De derde doelstelling is de integratie van de financiële markten om de concurrentie met de opkomende markten te weerstaan. Daarvoor is een zekere convergentie tussen de regelgevingskaders nodig, die de praktische toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning en een beter toezicht aan beide zijden van de Atlantische Oceaan mogelijk moet maken.

De vierde doelstelling is door de commissaris verwoord, en op een betere manier dan ik dat zou kunnen: we moeten samen de verleiding van het protectionisme weerstaan en het zou goed zijn om in het kader van de Doha-ronde een gemeenschappelijke opstelling te kiezen.

En tot slot, commissaris, maar niet minder belangrijk, moeten we samen oplossingen vinden voor de mondiale onevenwichtigheden die voor een belangrijk deel aan de basis hebben gestaan van deze crisis.

We moeten een nieuw internationaal monetair systeem ontwikkelen en het zou triest zijn als onze stem verloren zou gaan in het mondiale debat omdat we het niet eens kunnen worden met onze belangrijkste bondgenoot.

 
  
MPphoto
 

  José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het partnerschap tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie is in essentie gebaseerd op waarden en op een formidabel economisch potentieel.

Het product van beide regio’s samen is 23 miljard euro, ongeveer 60% van het mondiale bbp. Samen zijn ze goed voor 60% van de wereldhandel en nemen ze 75% van de wereldwijde netto-investeringen voor hun rekening.

Het nauwgezette en evenwichtige verslag van de rapporteur, de heer Millán Mon, had niet op een beter moment kunnen komen, zoals hijzelf zojuist heeft gezegd, zo aan de vooravond van het eerste bezoek van de onlangs gekozen president van de Verenigde Staten aan Europa naar aanleiding van de bijeenkomst van de G20, de zestigste verjaardag van de NAVO en de buitengewone top tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.

De Europese Unie en de Verenigde Staten moeten laten zien dat ze samen een leiderschap kunnen consolideren dat in mijn visie in drie opzichten moet worden vernieuwd.

In de eerste plaats moeten we de beginselen en waarden die aan dit trans-Atlantische bondgenootschap ten grondslag liggen beschermen.

In de tweede plaats moeten we in de trans-Atlantische dialoog een grotere ambitie tonen met betrekking tot de onderwerpen die door zowel de rapporteur als de commissaris zijn genoemd: Iran, Irak, het Midden-Oosten, Afghanistan, enzovoort.

En in de derde plaats moeten we proberen een nieuwe dialoog aan te zwengelen over strategische aspecten die gerelateerd zijn aan mondiale problemen, zoals de strijd tegen de armoede, voedselveiligheid, energiezekerheid, het tegengaan van de klimaatverandering, enzovoort.

Mijnheer de Voorzitter, het is heel duidelijk dat we de positie van Europa als belangrijke speler op het wereldtoneel niet zullen kunnen consolideren als tegenstrever van de Verenigde Staten, maar alleen in samenwerking met de Verenigde Staten, als twee partners die een zeker wereldbeeld en bepaalde waarden delen en die elkaar wederzijds respecteren.

Dat betekent niet, mijnheer de Voorzitter, dat de Europese Unie een blanco cheque moet uitschrijven, maar dat ze haar standpunten moet verdedigen wanneer dat nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om de doodstraf, het Internationaal Strafhof, het Protocol van Kyoto, Guantánamo en de wetten met extraterritoriaal effect, en dat de Verenigde Staten de Europese Unie moeten respecteren als een bron van stabiliteit en evenwicht in de wereld.

Dit wordt heel goed samengevat, mijnheer de Voorzitter – en hiermee sluit ik af – in de verklaring die de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, Hillary Clinton, heeft afgelegd tegenover de Commissie buitenlandse zaken van de Senaat: “De Verenigde Staten kunnen hun problemen niet oplossen zonder de rest van de wereld en de rest van de wereld kan zijn problemen niet oplossen zonder de Verenigde Staten.“

 
  
MPphoto
 

  Adrian Severin, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Verenigde Staten van Amerika hebben sterke Verenigde Staten van Europa nodig. De Europese Unie heeft een sterke Amerikaanse Unie nodig. Samen zouden de Verenigde Staten en de Europese Unie een garantie voor de veiligheid en stabiliteit van de wereld en een model voor de wereldorde kunnen bieden.

Dit verslag gaat niet alleen over uitbreiding van de trans-Atlantische betrekkingen maar ook over een beter evenwicht in die betrekkingen. Er is sprake van asymmetrische verhoudingen tussen de beide oevers van de Oceaan die de trans-Atlantische samenwerking negatief beïnvloeden. Daarom is versterking van de politieke Europese Unie essentieel voor toekomstige samenwerking met de Verenigde Staten. Deze zal een betere lastenverdeling mogelijk maken bij de uitoefening van de internationale verantwoordelijkheden van beide partijen.

Tussen deze twee objectieve strategische partners is er behoefte aan diepere en beter gestructureerde betrekkingen en aan institutionalisering van die betrekkingen. In het verslag dat wij vandaag behandelen, wordt een strategisch versterkt partnerschap aanbevolen, alsmede het proces dat daartoe moet leiden. Langs die lijnen moeten we proberen te komen tot de oprichting van een echt confederatief trans-Atlantisch orgaan tussen ons en de Verenigde Staten van Amerika.

Tegelijkertijd moet de consolidatie van het trans-Atlantisch strategisch partnerschap een nieuwe mogelijkheid bieden voor uitbreiding van de samenwerking met de derde grote speler op het noordelijk halfrond, Rusland. De betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie moeten niet worden gezien als een trans-Atlantische alliantie tegen Rusland, maar als uitgangspunt worden beschouwd voor het vastleggen van een formule voor trilaterale samenwerking met het oog op handhaving van de veiligheid en stabiliteit in de wereld.

Concluderend is onze prioriteit niet onszelf een rad voor ogen te draaien met mooie verwachtingen, maar uit te gaan van realistische veronderstellingen over wat de Europese Unie en de Verenigde Staten tot stand kunnen brengen, en tegelijkertijd ons vermogen om resultaat te boeken te versterken. In dit licht steunen wij de aanbevelingen in het verslag. Staat u mij toe de heer Millán Mon persoonlijk te bedanken voor de geweldige en hartelijke manier waarop hij met ons heeft samengewerkt aan het opstellen van deze aanbevelingen.

 
  
MPphoto
 

  Sarah Ludford, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag spreken over de justitie- en veiligheidszaken die in dit verslag aan bod komen, niet omdat ik niet geïnteresseerd ben in de economische aspecten maar omdat ik maar drie minuten spreektijd heb.

Er is duidelijk grote behoefte aan trans-Atlantische samenwerking ter bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit, maar daarbij moeten de wet – zowel binnenlands als internationaal recht – en de grondrechten volledig geëerbiedigd worden. Voor gegevensuitwisseling moet er een krachtig en bindend juridisch kader voor gegevensbescherming bestaan.

De duidelijkste aanwijzing voor een verandering in aanpak van de kant van president Obama is zijn voornemen om Guantánamo Bay te sluiten. Dat voornemen is zeer verheugend en in dit Huis is een beroep op de lidstaten gedaan om positief te reageren op een formeel verzoek van de VS om zo’n zestig voormalige gevangenen te herhuisvesten die weinig of geen risico vormen en niet in staat van beschuldiging zullen worden gesteld. Dat verzoek is vorige week officieel gedaan ter gelegenheid van het bezoek van vicevoorzitter Barrot en minister Langer, en ik hoop dat we er spoedig resultaat van kunnen zien. Ik begrijp dat dit wordt bevorderd door de bereidheid die de Amerikanen nu tonen om een aantal van de gevangenen, zoals de zeventien Oeigoeren, zelf te huisvesten.

Het zou ook goed zijn als president Obama verder zou kunnen gaan dan hij in zijn decreten van januari heeft gedaan en de sluiting van alle detentiecentra van de CIA en een totale beëindiging van de buitengewone uitleveringen zou aankondigen. Volledige openbaarmaking van wat er de afgelopen zeven-en-een-half jaar is gebeurd, met inbegrip van de beschamende uitbesteding van foltering, is noodzakelijk om te waarborgen dat er geen herhaling komt, met name geen herhaling van de heimelijke medewerking vanuit Europa.

In dit verslag, met een door mij ingediend amendement, wordt de nieuwe Amerikaanse regering aangespoord het Statuut inzake het Internationaal Strafhof te ratificeren en tot dat statuut toe te treden. Hierdoor zou dat hof vanzelfsprekend versterkt worden. Afschaffing van de doodstraf door de VS zou een soortgelijk staaltje van mondiaal leiderschap betekenen.

De prompte inwerkingtreding van de overeenkomsten tussen de EU en de VS inzake uitlevering en rechtsbijstand zou de strafrechtelijke samenwerking versterken en het grijze gebied opheffen dat de buitengewone uitleveringsvluchten mogelijk heeft gemaakt. Maar zulke samenwerking kan alleen worden gesteund als zij een eerlijke behandeling oplevert. Een inwoner van mijn kiesdistrict wordt bedreigd met uitzetting en tientallen jaren opsluiting in een extra beveiligde gevangenis omdat hij heeft ingebroken in de computer van het Pentagon. Het is verontrustend dat hem dat gelukt is maar hij is een computernerd, geen terrorist, en hij lijdt aan het aspergersyndroom. De VS moeten hun verzoek om zijn uitlevering intrekken en zijn eventuele vervolging overlaten aan het Verenigd Koninkrijk.

Ten slotte wil ik de amendementen van de ALDE-Fractie met betrekking tot onlinekans- en gokspelen aanroeren. Het is van belang dat dit meningsverschil snel wordt opgelost; het betreft verboden en aanklachten van de VS die alleen gericht zijn tegen Europese internetbedrijven door middel van onwettig selectieve aanklachten. De VS voeren bij de Wereldhandelsorganisatie aan dat alle gok- en kansspelen op het internet in hun land verboden zijn, maar dat is niet waar. In de VS gevestigde paardenwedkantoren, en zelfs officiële staatsloterijen, worden wel op het internet toegelaten. Alleen buitenlandse aanbieders worden vervolgd.

Ik ben niet bijzonder gecharmeerd van onlinegokken – het verontrust me zelfs – maar discriminatie die overduidelijk in strijd is met de regels van de Wereldhandelsorganisatie hoort niet thuis in een gezonde trans-Atlantische relatie. Dat geldt overigens ook voor visa en daarom hoop ik dat we spoedig een visumontheffing voor alle burgers van de EU zullen hebben gerealiseerd.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er is waarschijnlijk geen enkel belangrijk internationaal probleem dat we alleen zouden kunnen oplossen. Ik heb het niet alleen over Iran, Irak of Afghanistan. Door het internationale terrorisme komen de principes van de internationale orde in het gedrang. We zullen het Verdrag van Genève moeten herzien om beter in te kunnen spelen op dreigingen die niet aan het adres van een bepaalde staat gericht zijn.

Ondanks de optimistische verklaringen staat de toekomst van de NAVO vandaag ter discussie. Als we de alliantie als waarborg van onze veiligheid willen behouden, zullen de Europese landen hun politieke en militaire engagement moeten vergroten. Onze samenwerking moet echter een pragmatisch karakter hebben. We moeten erkennen dat de VS een ander, maar even waardevol democratisch model kent en we moeten matiging betrachten bij het verstrekken van advies over internationaal recht, het Internationaal Strafhof of de doodstraf.

 
  
MPphoto
 

  Joost Lagendijk, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, we staan aan de vooravond van nieuwe betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. We weten allemaal hoezeer die beschadigd waren door acht jaar George Bush in het Witte Huis. Daarom waren zoveel Europeanen blij met de verkiezing van Obama en zijn belofte om een aantal zaken fundamenteel anders aan te pakken. In het verslag van de heer Millán Mon komen al die belangrijke kwesties aan de orde. Bijvoorbeeld de gezamenlijke aanpak van klimaatverandering en de financiële en economische crisis. Maar ook de noodzaak bijvoorbeeld om een nieuwe strategie in Afghanistan en Pakistan te volgen en de sluiting van Guantánamo. Die laatste kwestie, Guantánamo, was een van de misstanden die het morele gezag van de Verenigde Staten wereldwijd zwaar hebben beschadigd. Dat geldt ook voor zaken als martelingen en ontvoeringen. Aan al die praktijken wil Obama een einde maken en dat juicht ook mijn fractie van harte toe.

Er is nog één ander besluit, misschien wat minder opvallend maar in mijn ogen even beschamend, dat ook moet worden teruggedraaid en wel zo snel mogelijk. Dat is de weigering van de Verenigde Staten om samen te werken met het Internationaal Strafhof in Den Haag. Sterker nog, één maand nadat in juli 2002 het Internationale Strafhof van start was gegaan, nam het Amerikaans Congres vergelding door de goedkeuring van de zogenaamde American Service Members Protection Act.

Wat houdt die wet precies in? Die wet verbiedt het aan Amerikaanse instellingen en personen om samen te werken met of om informatie door te geven aan het Strafhof. Het verplicht Amerikanen voordat ze deelnemen aan operaties van de Verenigde Naties om een internationale garantie van immuniteit te krijgen. Zij kunnen met andere woorden niet vervolgd worden. Landen die wel meewerken met het Strafhof, kunnen daarvoor gestraft worden en die zijn daarvoor ook gestraft door de Verenigde Staten. Ten slotte een onderdeel dat in mijn land, Nederland, het meeste ophef veroorzaakte, de wet geeft de Amerikaanse president alle middelen – de mogelijkheid om die te gebruiken – om Amerikanen die gedetineerd zijn door het Internationale Strafhof te bevrijden. Vandaar dat de wet in Nederland bekend is als The Hague Invasion Act.

We kunnen daar veel grappen over maken en dat is ook gebeurd, terecht. Maar daarmee zouden we de betekenis ervan onderschatten. Deze wet was een uiterst vijandige en zeer symbolische reactie van Bush op de totstandbrenging van het Internationale Strafhof. Wat we nu nodig hebben is een even symbolische, maar ik hoop zeer vriendelijke reactie van de heer Obama. Trek deze wet in, werk samen met het Internationale Strafhof en ik roep de Commissie en de Raad op om ook dat punt onder de aandacht te brengen van de president wanneer zij hem volgende week ontmoeten.

 
  
MPphoto
 

  Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s. Ik heb met grote belangstelling kennisgenomen van het onderhavige verslag en ik moet eerlijk zeggen dat ik er een beetje mee in mijn maag zit. Het is onderverdeeld in 61 punten, zeer uitgebreid, maar tegelijkertijd behoorlijk ondoorzichtig. De kwesties waarmee de gewone burgers in Tsjechië en Europa het meest zitten, raken daarin helemaal ondergesneeuwd of ontbreken eenvoudigweg. Zo ontbreekt er wat mij betreft een eenduidig standpunt met betrekking tot de huidige wereldwijde economische crisis en de door de Europese Unie en de Verenigde Staten in verband hiermee getroffen maatregelen. Ook mis ik een standpunt inzake de buitengewoon onsuccesvolle, door een aantal lidstaten van de Europese Unie samen met de Verenigde Staten gevoerde oorlog in Afghanistan. Dat wat er wel over gezegd wordt is onverantwoord voorzichtig. Wat betekent de oproep om “een nieuw strategisch concept te ontwikkelen”? Verder is het in een verslag als dit buitengewoon ongepast te zeggen dat we “de benoeming van Richard Holbrooke als speciaal gezant uitsluitend voor de Pakistaans-Afghaanse regio” toejuichen. Dit is niets meer dan een uiting van vriendjespolitiek binnen het kleine groepje politici dat tien jaar geleden besloot om Joegoslavië te bombarderen. Ook ontbreekt hier een duidelijk standpunt over de voorgenomen bouw van onderdelen van het nationale antiraketscherm van de Verenigde Staten in Midden-Europa, toch een grote splijtzwam in de internationale betrekkingen en het startsein voor een wapenwedloop in de ruimte.

Weliswaar is in het verslag zichtbaar dat we in verband met Oost-Europa zo langzamerhand niet langer met twee maten meten en wordt er een grotere nadruk op het internationaal recht gelegd, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het verslag een soort verweerschrift is van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Javier Solana. Zo van: alles gaat goed, er zijn geen verregaande veranderingen nodig. Het verslag bevat oproepen tot de oprichting van twee nieuwe gemeenschappelijke organen van de EU en de Verenigde Staten, inclusief concrete voorstellen daartoe. Mijns inziens hoort dit soort literaire creaties niet te worden voorgelegd aan de voltallige vergadering van het Europees Parlement. Wat we in plaats daarvan nodig hebben, is een resolutie over hoe om te gaan met de fundamentele kwesties waar de wereld vandaag de dag werkelijk over inzit.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, de geest die het verslag van Millán Mon ademt over het ultieme belang van solide trans-Atlantische betrekkingen voor de Europese Unie, deel ik van harte. Terecht spreekt hij hier over werkelijk gedeelde politieke en sociale waarden.

Naast deze lof wil ik ook enkele kritische opmerkingen kwijt. Jammer vind ik dat de rapporteur in paragraaf 35 slechts terloops een gezamenlijke trans-Atlantische benadering van China aanbeveelt. Er volgen geen concrete voorstellen en dat in deze mondiale crisistijd en in de aanloop van de G-20 in Londen, waarbij aller ogen op de financiële reserves en macht van Peking zijn gericht. Zeker in paragraaf 47 wijst de rapporteur op gedeelde trans-Atlantische handelsbelangen, bijvoorbeeld de naleving van intellectuele-eigendomsrechten. Over een gezamenlijk zorgpunt, China, gesproken, mijnheer de rapporteur!

Mijn tweede commentaar betreft een relativering van het multilateralisme, dat hier zo vaak beleden wordt. Voor mondiale stabiliteit en veiligheid kunnen en willen vooralsnog alleen de Verenigde Staten zorgen op grond van politieke wil en militair vermogen. Kom dat maar eens in Europa halen! Aan Europa de schone taak Washington op een verantwoorde en betrouwbare wijze te steunen. Dat is voor mij pas werkelijke trans-Atlantische samenwerking, want de Verenigde Staten hebben Europa nodig maar let wel, omgekeerd heeft Europa de Amerikanen nog veel meer nodig. Laten we dat in onze oren knopen.

 
  
MPphoto
 

  Jana Bobošíková (NI). - (CS) Dames en heren, mijn complimenten aan collega Millán Mon voor het nuttige en inspirerende verslag over de stand van de trans-Atlantische betrekkingen. Aangezien de mij toegewezen tijd niet volstaat voor een uitgebreide analyse wil ik slechts een aantal opmerkingen maken. Allereerst kan niet zonder meer in overweging B beweerd worden dat het Verdrag van Lissabon van kracht worden zal. Dat weten we nog niet. Ten tweede ontbreekt er in het deel waarin er terecht gesproken wordt over de noodzaak tot hervorming van het internationaal financieel systeem, de Wereldbank en het Internationaal Monetair fonds, enige vermelding van de noodzaak tot hervorming van en streng toezicht op de ratingbureaus. Want het waren juist deze bureaus die de banken en verzekeringsmaatschappijen de hoogst mogelijke rating gaven, namelijk Triple A, op het moment dat zij vol giftige activa zaten, de facto failliet gingen en het management ervan zichzelf tegelijkertijd miljarden aan bonussen uitkeerde. Ten derde wordt er in paragraaf 24 gesproken over een rapport van een Amerikaanse groep van 16 nieuwsagentschappen over globale trends tot 2025. Rusland en China hebben trouwens ook een dergelijke analyse opgesteld. Het verslag houdt echter te weinig rekening met deze analyses, want anders zou het niet slechts één enkel woord aan China besteden. Ik zou graag in verband hiermee willen wijzen op een bericht van de Financial Times van vorige week dat gemeten naar hun marktkapitalisatie de drie grootste banken ter wereld Chinese banken zijn. Het bnp van China is dat van de Verenigde Staten aan het inhalen. De Europese Unie dient zich daar op in te stellen. Ten vierde worden in paragraaf 31 en 32 een aantal zeer terechte plannen met betrekking tot Rusland uiteengezet. Zo wordt gesproken over de noodzaak tot constructieve samenwerking, maar meteen al in paragraaf 33 worden de Europese Unie en de Verenigde Staten opgeroepen een gemeenschappelijke strategie op te stellen met betrekking tot zes landen van de voormalige Sovjet-Unie, waar er veel Russisch gesproken wordt en ook Russen wonen. Dames en heren, volgens het verslag zou deze strategie zonder enige inbreng van Rusland gevoerd dienen te worden. Tja, dan vrees ik dat we het niet over constructieve samenwerking hebben, maar over een bron van talloze conflicten. Dat is hopelijk toch niet waar we naartoe willen.

 
  
MPphoto
 

  Elmar Brok (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte collega’s, de Europese Unie met haar lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika zijn de pijlers van vrijheid en democratie. Meer dan bijna wie dan ook in de gemeenschap der naties op deze planeet gaan zij uit van duidelijke waarden.

De Verenigde Staten hebben tijdens de verkiezingen die net hebben plaatsgevonden weer eens bewezen dat ze uitstekend in staat zijn om zichzelf op basis van waarden en democratie te vernieuwen en te verjongen. De financiële crisis heeft eens te meer aangetoond dat het in dit mondiale systeem van groot belang is dat wij als Europeanen nauwer samenwerken met de Amerikanen en onze belangen sterker met elkaar verweven, dat is de enige manier om normen vast te leggen en de betrekkingen tussen onze landen te versterken.

Daarom komt het verslag van de heer Millán Mon volgens mij op een bijzonder belangrijk moment. We moeten ernaar streven om vooruitgang te boeken in de Trans-Atlantische Economische Raad, we moeten een beleid voeren om de niet-tarifaire handelsbelemmeringen uit de weg te ruimen, om op die manier te garanderen dat de belangen met elkaar verweven raken, dat er een trans-Atlantische markt ontstaat, en zo kunnen we ook de politieke betrekkingen duurzaam versterken.

We moeten echter wel onder ogen zien dat dit alleen maar lukt wanneer de parlementen erbij worden betrokken – de meeste wetsteksten kunnen namelijk alleen maar worden aangepast door de parlementen – en dat dit proces en de voorstellen die verband houden met de trans-Atlantische wetgeversdialoog en de gemeenschappelijke parlementaire commissie bijzonder belangrijk zijn.

Het is ook van het grootste belang dat we nu al werken aan strategieën voor de lange termijn, dat we in staat zijn om samen na te denken over de planning, dat we aan beide kanten weten wat over tien of twintig jaar onze gezamenlijke belangen zijn. Dan kunnen we ons beleid in de praktijk aanpassen. Ik denk ook dat het een goed idee is voor het Tsjechische voorzitterschap om op 5 april tijdens de ontmoeting met de Amerikanen hier heel specifiek op in te gaan, om er ook op die manier voor te zorgen dat we in ons gezamenlijk belang nauwer met elkaar gaan samenwerken.

Ik wil nog een laatste opmerking maken: dit kan allemaal alleen maar lukken wanneer de Europese Unie een sterke en geloofwaardige partner is, wanneer ze zoiets heeft als het Verdrag van Lissabon, en ook op het gebied van het buitenlands beleid krachtdadig kan optreden. Daarom zou ik u ook willen verzoeken om op dit belangrijke moment onze belangen te behartigen en onder ogen te zien dat we deze stappen vooruit moeten zetten, om op die manier met de Verenigde Staten van Amerika een echt partnerschap op voet van gelijkheid te kunnen sluiten.

 
  
MPphoto
 

  Erika Mann (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een paar woorden zeggen over onze economische betrekkingen. Ik bedank mijn collega de heer Millán Mon voor zijn uitstekende verslag.

We moeten onszelf herinneren aan wat we willen bereiken. Het was het Europees Parlement, veel later gesteund door de Raad en de Commissie, dat het idee opperde om sterkere economische betrekkingen aan te gaan en een trans-Atlantische markt te scheppen. Dit idee van een trans-Atlantische markt werd gevolgd door de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC). Deze initiatieven kunnen slechts overleven als ze krachtige steun ontvangen van beide partijen. Dat de Verenigde Staten een nieuwe regering hebben betekent niet automatisch dat we krachtige steun zullen krijgen voor de Economische Raad, omdat we de handen vol hebben aan een enorme economische en financiële crisis.

Daarom vraag ik de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat de TEC alle noodzakelijke steun ontvangt, want deze wordt niet automatisch gegeven.

Ik wil u nog herinneren aan drie punten op de agenda die hoogst belangrijk zijn en die we hoe dan ook moeten oplossen. Het eerste betreft de agenda voor handelsgeschillen. Deze agenda is nog altijd heel breed, maar ik zou me willen concentreren op één onderwerp van belang en dat is de kwestie Airbus-Boeing, die ter beoordeling bij de Wereldhandelsorganisatie ligt en voortdurend wordt uitgesteld. Ik doe een beroep op u om een oplossing te vinden. Deze zaak staat niet op de agenda van de TEC maar we moeten haar wel snel oplossen, anders hebben we een probleem in een grote sector.

Ten tweede bepleit ik dat u ervoor zorgt dat we eindelijk over een routekaart beschikken met transparantie over de soorten onderwerpen die worden besproken in de TEC. We hebben hierom al vele malen gevraagd. Ik weet dat de Raad eraan werkt, maar we hebben nog steeds geen reële vooruitgang geboekt. We zouden graag een hoorzitting willen houden over containerveiligheid aan weerszijden van de Oceaan. Hiertoe is besloten op de laatste vergadering van de TEC, maar daaraan zal gevolg moeten worden gegeven.

Mijn laatste punt: breng ten aanzien van energie-intensieve sectoren onder de aandacht van de TEC dat we samen een benchmark kunnen aanwijzen. Dat is de enige manier waarop de problemen in de energie-intensieve sectoren kunnen worden opgelost.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, volgende week komt de president van de Verenigde Staten, president Obama, naar Europa voor zijn eerste overzeese bezoek om zijn betrokkenheid bij trans-Atlantische samenwerking en dialoog te tonen.

Met zijn verkiezing tot president heeft hij hoop en verandering gebracht, niet alleen in de Verenigde Staten maar in de hele wereld en dus ook in Europa. Het is van cruciaal belang dat de EU communicatienetwerken opbouwt om een krachtige dialoog met de Verenigde Staten gaande te houden over vele belangrijke kwesties, zoals het conflict in het Midden-Oosten, de economische crisis en de klimaatverandering. Deze zaken zijn mondiale problemen en moeten daarom in internationaal verband worden besproken, met de Verenigde Staten, de Europese Unie, andere Europese staten, China, India en alle landen van de wereld.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Rogalski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten hebben een nieuw tijdperk ingeluid in de geschiedenis van onze betrekkingen met de VS, maar ook een nieuw tijdperk voor het land zelf. Ik hoop dat zich hiermee voor de Verenigde Staten een ‘evolutionaire’ verandering zal voltrekken, en niet een revolutionaire.

Ik ben echter bezorgd over de opmerkelijke versteviging van de banden tussen de Verenigde Staten en Rusland. Dit is ten nadele van internationale overeenkomsten die met sommige Europese landen zijn gemaakt, waaronder Polen en Tsjechië. Neem bijvoorbeeld de bouw van een raketafweerschild, waarbij de VS zich niet heeft gehouden aan eerdere toezeggingen die aan deze landen zijn gedaan. Een ander punt betreft de visa, die de Verenigde Staten nog steeds verplicht stelt voor sommige lidstaten. Dit is niet wenselijk binnen de trans-Atlantische betrekkingen tussen de EU en de VS.

Het versterken van de trans-Atlantische samenwerking is van groot belang in de strijd tegen het terrorisme met inachtneming van een volledige naleving van het internationaal recht. Barack Obama zegt hierover: “Geen land, hoe groot of machtig ook, kan de wereldproblemen in zijn eentje oplossen.” Laten we dit in het Parlement niet vergeten, het lijkt namelijk vaak alsof we denken dat de Europese Unie de wereldproblemen alleen kan oplossen.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in dit document van onze collega Millán Mon, en ook door de commissaris en de minister, worden mogelijke oplossingen, strategieën en doelstellingen voorgesteld als leidraad voor onze samenwerking met de VS. Ik wil graag ingaan op een ander punt en dit met u bespreken.

Ik denk dat de verkiezingsleus van Barack Obama, ‘The change we need’, ook voor ons als Europeanen geldt. Ik denk aan een verandering in onze houding tegenover de VS. Aan de ene kant bewonderen we de welvaart, economie, wetenschap, films, muziek en vrijheid van deze in historisch opzicht nog jonge maatschappij. Aan de andere kant bestaat, met name bij veel linkse Parlementsleden, ongenoegen en zelfs vijandigheid tegenover het Amerikaanse beleid, de Amerikaanse religiositeit en het Amerikaanse kapitalisme. Een paradox in dit verband is het feit dat Rusland altijd als vriend wordt bejegend, wat het ook doet. Zelfs als Rusland grove misdaden begaat, zoals het vermoorden van journalisten. De VS is een partner die als vijand wordt beschouwd, een vijand die, toegegeven, geholpen heeft Europa te bevrijden van de nazi’s, terwijl het niet verplicht was deze offers te brengen, maar daar heeft het zelf voor gekozen. Het land wordt gezien als vijand, dat weliswaar heeft meegeholpen aan de wederopbouw van Europa, maar het desondanks niet verdient een permanente coalitiepartner genoemd te worden.

Daarom is het mijns inziens belangrijk om gepaste normen en maatstaven te hanteren op basis van gezond verstand en niet alleen maar vanuit de juiste en gepaste ideologie, als een echo die vanuit Moskou weerklinkt. Als er iets mis is met de VS, dient het als zodanig te worden beoordeeld. Als er iets goed is en bevorderlijk kan zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de EU, verdient het waardering. De samenwerking moet worden gebaseerd op de realiteit, en tegelijkertijd op de sterke wil om samen problemen op te lossen. Aan de vele verklaringen, het applaus, de amendementen en de complete resoluties van de linkse fracties in de afgelopen vier jaar lag vaak een negatieve, generaliserende houding ten grondslag, die niet noodzakelijkerwijs op de feiten gestoeld was. Mijnheer de Voorzitter, laat me nog één ding zeggen: Barack Obama is alleen president geworden door de wil van de natie, een natie die het waard is om ermee samen te werken, een natie die waarden verdedigt waaraan ook wij belang hechten.

 
  
MPphoto
 

  Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, Europa en de Verenigde Staten staan voor een hele reeks wereldwijde problemen en wereldwijde uitdagingen. De financiële en economische crisis, de wereldwijde opwarming, het terrorisme, de proliferatie van kernwapens, de onopgeloste problemen en conflicten in het Midden-Oosten, in Irak, in Afghanistan en nog veel meer andere kwesties. De Europese Unie noch de Verenigde Staten kunnen deze problemen in hun eentje oplossen en dus moet er worden samengewerkt. Strategische samenwerking dus, een strategisch partnerschap zoals we hier al eerder besproken hebben. Een partnerschap op basis van de gedeelde waarden van vrijheid, mensen- en burgerrechten en democratie, waarden die zich de afgelopen zestig jaar ten volste bewezen hebben.

Met de komst van de nieuwe regering in de Verenigde Staten is hier nu een enorme bereidheid tot samenwerking. Ik heb een aantal weken geleden met een aantal collega’s een bezoek afgelegd aan Washington en daar gesproken met een aantal staatssecretarissen van Buitenlandse Zaken, alsook met onze collega’s van het Congres, de Senaat en met uiteenlopende wetenschappelijke instituten. Ik heb daar een grote bereidheid tot samenwerking aangetroffen, de wil om dingen samen te doen en samen op te lossen. Daarom wil ook ik mij aansluiten bij de oproep om ook als Europees Parlement veel nauwere en intensievere samenwerking aan te gaan met onze collega’s.

De strategische samenwerking tussen Europa en de Verenigde Staten dient echter niet alleen gericht te zijn tegen andere landen, tegen EU-partners als Rusland en China. Zo kunnen problemen op bijvoorbeeld het gebied van de ontwapening of met betrekking tot de proliferatie van kernwapens niet worden opgelost zonder samenwerking met Rusland. Daarom ben ik het bijvoorbeeld eens met de hernieuwing van de gesprekken over het START-verdrag, omdat ik voorstander ben van overleg met onze Russische partners met betrekking tot zaken als het antiraketschild in Europa. Dat is allemaal van groot belang. Tot slot zou ik het Tsjechische voorzitterschap alle succes willen toewensen voor de aanstaande topontmoeting in Praag en zou ik de heer Millán Mon willen bedanken voor zijn verslag.

 
  
MPphoto
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, Gordon Brown heeft onlangs in een toespraak in de Verenigde Staten, in Washington, als eerste Europese leider die in die hoofdstad sprak, gezegd dat hij zich geen periode in de politiek kon herinneren dat er in Europa zo’n positieve houding tegenover de Verenigde Staten heeft bestaan. En hij heeft gelijk. Nooit zijn onze samenlevingen zo pro-Amerikaans geweest, zo Amerikaans, zouden we ook kunnen zeggen, en dat geldt natuurlijk ook voor onze politieke, culturele en sociale elites.

En daar moeten we gebruik van maken. Dit op één lijn zitten gaat verder dan persoonlijke sympathie voor de nieuwe regering en kan worden opgeteld bij een lange gezamenlijke agenda waaraan we kunnen werken en die hier, in dit verslag waarover we morgen gaan stemmen, heel duidelijk wordt uitgelegd.

Maar we mogen ook zeker niet vergeten dat we, hoezeer we het over veel zaken ook eens zijn, niet altijd dezelfde belangen hebben. En daarom zijn er op bepaalde gebieden kwesties waarover we, als vrienden die nu rechtstreeks met elkaar praten, elkaar in de ogen kijken en met elkaar kunnen samenwerken, van mening zullen blijven verschillen, vooral omdat de samenlevingen die we dienen van elkaar verschillen. Ik doel hierbij vooral op de economische en handelsbetrekkingen, waar meningsverschillen bestaan waarvoor alleen door een zeer nauwe samenwerking oplossingen kunnen worden gevonden, maar zonder uit het oog te verliezen waar elk van beide partijen staat.

En in dit verband moet de Europese Unie kritisch naar zichzelf kijken en zichzelf de vraag stellen wat er gedaan moet worden en wat er verbeterd moet worden. We weten dat we als het Verdrag van Lissabon eenmaal is aangenomen duidelijkere instrumenten in handen zullen hebben en vanaf dat moment zullen we die ook kunnen gebruiken. Maar we moeten nu al begrijpen dat als we willen dat de Verenigde Staten ons respecteren en als we op de radar van de Verenigde Staten willen verschijnen, we ook ons eigen functioneren zullen moeten verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  James Elles (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat er een heel belangrijk verslag voor ons ligt, gegeven het feit dat onze rapporteur, Francisco Millán Mon, het vrijwel unaniem door de Commissie buitenlandse zaken heeft kunnen loodsen. Ik heb dat niet eerder meegemaakt: dat alle fracties daadwerkelijk samenwerken om te laten zien dat zij voor een sterker trans-Atlantisch partnerschap zijn. Het is mij zelfs opgevallen dat we in dit verslag voor het eerst spreken van het meest strategische partnerschap dat we hebben. We hebben nog een heleboel andere, maar dit is het belangrijkste voor ons in de Europese Unie.

Zoals al eerder is gezegd, wordt er een nieuwe toon aangeslagen, maar ik heb ook het gevoel dat die toon afkomstig is van de Amerikanen die kijken wat Europa kan doen als partner in het mondiale stelsel en dat wij vervolgens moeten bedenken wat wij aan dat proces kunnen bijdragen.

Ik denk dat het hoogtepunt van het debat was toen u, mevrouw de commissaris, zei dat we op zoek zijn naar een meer strategische dialoog, de mogelijkheid om naar trends op lange termijn te kijken, zoals in het rapport van de National Intelligence Council (NIC) over de periode tot 2025 gebeurt, om nog verder te kijken en te ontdekken dat we een gemeenschappelijke analyse kunnen delen, om tot gezamenlijke actie te komen als gevolg daarvan. Ik vermoed dat er enige ontwikkeling binnen de Europese Unie nodig is, misschien in de vorm van steun in de begroting voor 2010, om onze eigen ideeën voor de lange termijn te formuleren – want er vindt erg weinig langetermijndenken plaats, noch in de Commissie, noch in dit Huis, over langdurige trends zoals beschreven in het rapport van de NIC.

Al doende zullen we een manier moeten vinden om een gelijkwaardiger speelveld in te richten voor de betrokkenheid van Europeanen en Amerikanen bij deze debatten. De laatste vijf jaar hebben we in Brussel een enorme toestroom beleefd van denktanks uit de VS die ons vertellen wat we op bepaalde beleidsaspecten zouden moeten doen, maar er zijn erg weinig Europeanen die in Washington aan de Amerikanen kunnen overbrengen wat onze ideeën zijn over de vormgeving van hun Europese beleid. We zullen ons daarop moeten richten om de juiste invloed op de begroting te hebben en zo’n effect te bereiken dat we een gelijkwaardige inbreng in onze trans-Atlantische discussies kunnen hebben.

 
  
MPphoto
 

  Ana Maria Gomes (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het trans-Atlantisch partnerschap, uit de door de regering-Bush achtergelaten puinhopen gered door de verkiezing van Obama, is niet langer toereikend om de grote problemen van de mensheid op te lossen, maar het is nog altijd noodzakelijk.

Europa moet deze kans aangrijpen en met de VS een exitstrategie voor de huidige mondiale crisis formuleren waarmee de veiligheid van de mensheid wordt zekergesteld – en dat betekent niet alleen een hervorming van het internationale financiële stelsel maar ook regulering van het gehele globaliseringsproces en investeringen in een duurzame economie op wereldschaal.

We hebben meer Europa en een sterker Europa nodig om Obama te helpen Guantánamo te sluiten, een eind te maken aan de geheime gevangenissen, een alternatieve strategie te definiëren voor de veiligheidsproblemen in Afghanistan, Pakistan, Iran en Sudan, en gerechtigheid en vrede tot stand te brengen voor Israëliërs en Arabieren.

We hebben een sterker Europa en een reëel partnerschap met de VS nodig om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken. Alleen met een EU die in staat is een deel van de lasten te dragen en haar mondiale verantwoordelijkheid te nemen, een EU die meer is dan de som van haar delen, zullen we serieus worden genomen in Washington, het beleid van de regering-Obama kunnen beïnvloeden en een positie innemen die het reële trans-Atlantische partnerschap mogelijk maakt dat de wereld nog altijd nodig heeft.

 
  
MPphoto
 

  István Szent-Iványi (ALDE). (HU) Barack Obama zei vorig jaar tijdens zijn toespraak in Berlijn dat de Verenigde Staten geen betere partner in de wereld hebben dan Europa. Het is de hoogste tijd dat wij ook uitspreken dat we geen belangrijkere en betere partner in de wereld hebben dan de Verenigde Staten. We moeten bondgenoten zoeken bij landen die dezelfde waarden en belangen hebben en niet bij landen die heel ver van ons af staan.

Europa heeft geen alternatief voor de trans-Atlantische betrekkingen. De hele westerse wereld ziet zich geconfronteerd met grote uitdagingen: internationaal terrorisme, proliferatie, klimaatverandering en de economische crisis. Hiertegen kunnen we alleen samen succesvol optreden en resultaten boeken.

Wat betreft de economische crisis is in elk land de verleiding merkbaar om over te gaan tot protectionisme. Dat geldt ook voor de Verenigde Staten, daar werd immers een ‘Buy American’ programma aangekondigd. We moeten samen optreden tegen het protectionisme, want in plaats van ons te beschermen, schaadt het protectionisme ons allemaal.

De verwachtingen rondom de eerste Europese tournee en het bezoek van Obama zijn hoog gespannen. We verwachten van de G20-top dat hier de institutionele fundamenten worden neergelegd voor gezamenlijk optreden en gemeenschappelijke regels waarmee we de wereldwijde economische crisis de baas kunnen worden.

Europa heeft de ambitie om een serieuze speler op het internationale toneel te worden. In het Verdrag van Lissabon worden de institutionele voorwaarden hiervoor gecreëerd, maar niets kan in de plaats komen van politieke wil. We moeten een grotere rol opeisen in het internationale leven, alleen dan kunnen we onze ambities verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  Călin Cătălin Chiriţă (PPE-DE).(RO) Ik dank de heer Millán Mon hartelijk voor zijn uitstekende verslag over de trans-Atlantische betrekkingen.

Als leden van het Europees Parlement dienen we erop aan te dringen dat de Europese Unie en de Verenigde Staten een gezamenlijke strategie voor de volgende zes landen in Oost-Europa ontwikkelen: Moldavië, Oekraïne, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland. Deze landen staan in het middelpunt van het Europese nabuurschapsbeleid en dus kunnen er op de lange termijn specifieke resultaten bereikt worden door uitvoering van het nieuwe Oostelijk Partnerschap en in relatie tot de Zwarte Zeesynergie. Het verheugt mij dat mijn amendement over dit onderwerp in het verslag is opgenomen en ik dank de collega’s voor hun steun voor dit idee.

Een ander punt van bijzonder belang is het voorstel van de rapporteur om visa voor Europese ingezetenen die naar de Verenigde Staten willen reizen af te schaffen. Alle ingezetenen van Europa horen gelijk behandeld te worden. Het is onaanvaardbaar voor een bepaalde groep onder hen om als tweederangs burgers behandeld te worden.

Ik zou u willen wijzen op belangrijke stappen die zijn gezet om te komen tot een visumontheffing. Zo heeft Roemenië in januari 2009 nieuwe, biometrische paspoorten ingevoerd, die zijn voorzien van een chip waarop burgergegevens worden opgeslagen. In die gegevens zijn vijftig veiligheidselementen opgenomen, achttien meer dan in gangbare paspoorten. Dat neemt niet weg dat biometrische paspoorten voor mij geen voorwaarde zijn om tot het visumontheffingsprogramma toegelaten te worden.

Opname van alle lidstaten van de Europese Unie in het visumontheffingsprogramma hoort een van de prioriteiten in de dialoog tussen de Europese Commissie en de Verenigde Staten te zijn.

 
  
MPphoto
 

  Józef Pinior (PSE). – (PL) (microfoon staat in eerste instantie uit) (...) zo verwoordde president Barack Obama zijn boodschap tijdens de G20-top in Londen. De economische crisis stelt een uitdaging aan de gehele wereld, maar biedt tevens de gelegenheid om de trans-Atlantische betrekkingen te verdiepen en te herformuleren. Het verslag van collega Mon gaat in op de strategische aspecten van het partnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Er blijkt duidelijk uit dat het Europees Parlement grote waarde hecht aan de trans-Atlantische betrekkingen.

Dit nieuwe hoofdstuk in de betrekkingen tussen de EU en de VS dient ook te worden aangewend om de activiteiten van EU-instellingen in de Verenigde Staten uit te breiden. Ik denk aan Europese instellingen, Europese universiteiten en Europese stichtingen. Nu is de tijd om onze samenwerking opnieuw vorm te geven, nu kan Europa zichzelf presenteren in Washington, nu kan het in de Verenigde Staten laten zien wat het in huis heeft op het gebied van Europese wetenschap, Europese cultuur en Europese beschaving. Laten we gebruik maken van het feit dat de Verenigde Staten een nieuwe president heeft, een president die de VS vertegenwoordigt zoals Europa het altijd beschouwd heeft: een symbool van democratie en vrijheid.

 
  
MPphoto
 

  Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, president Obama heeft gezegd: “Amerika heeft geen betere partner dan Europa.” Ik denk dat ik namens velen van ons spreek wanneer ik zeg dat dit gevoel wederzijds is. Met de verkiezing van president Obama is een nieuw hoofdstuk begonnen in de trans-Atlantische betrekkingen, die ernstig waren verslechterd. Als ondervoorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met Canada heb ik zelfs een keer een situatie moeten meemaken waarin Canada optrad als bemiddelaar tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.

Mijn tweede punt: ik verwelkom president Obama’s streven naar diplomatiek contact met de Islamitische Republiek Iran. Als aanhanger van de Vrienden van een Vrij Iran hoop ik echter dat ook de democratische oppositie in Iran bij het proces betrokken wordt. De onderhandelingen met Iran moeten in alle opzichten transparant zijn. Deze nieuwe fase in de betrekkingen tussen de EU en de VS zullen zich hopelijk ook uistrekken tot de Amerikaanse betrekkingen met derde landen. Europa’s hoge verwachtingen van president Obama moet nu kracht worden bijgezet met daden.

 
  
MPphoto
 

  Alojz Peterle (PPE-DE). - (SL) De Nieuwe Trans-Atlantische Agenda was nieuw in 1995. In die jaren is er veel veranderd, daarom hebben we een nieuw partnerschapverdrag nodig.

We bevinden ons twintig jaar na de val van de Berlijnse muur waarna een historische uitbreiding van de Europese Unie is gevolgd. In die periode hebben we de tragische opleving van het terrorisme en nieuwe bedreigingen voor de vrede in de regio meegemaakt. We zijn ons van de klimaatsveranderingen bewust geworden, we werden met de financiële, economische en energiecrisis geconfronteerd. Het zou nuttig zijn als we na de ineenstorting van het communisme samen de balans zouden opmaken en de algemene toestand van de wereld met meer gevoeligheid voor de wederzijdse afhankelijkheid van de globale spelers zouden benaderen. We moeten een verdiept partnerschap met de VS ontwikkelen in de context van nieuwe uitdagingen en inzichten.

Het gaat niet enkel om de financiële en economische crisis, het gaat ook om een crisis van globaal leiderschap. We moeten op verschillende fronten tegelijk vooruitgaan. We zullen niet slagen in de hervorming van het internationale financiële systeem tenzij er vooruitgang is in het Doha-proces en tenzij we er beter in slagen vrede te brengen en armoede te bestrijden.

Als we het hebben over een doeltreffend multilateralisme, moeten we dat zo ontwikkelen dat we allemaal winnen. ‘Yes, we can.’

In die geest pleit ik voor regelmatige politieke raadplegingen tussen beide partners en vooral voor een versterking van de parlementaire dimensie bij de samenwerking met de instellingen van de trans-Atlantische gemeenschap. In het verslag verheugt me vooral de nadruk op het wegwerken van beperkingen voor investeringen en trans-Atlantische financiële diensten.

Tot slot ben ik tevreden met de wil die in het verslag tot uitdrukking komt om bij ruimteprogramma‘s een nauwere samenwerking te realiseren, vooral tussen het Europese Ruimteagentschap ESA en NASA. Dat betekent niet dat ik astronaut wil worden, ik ben eerder in nieuwe technologieën geïnteresseerd.

 
  
MPphoto
 

  Helmut Kuhne (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de overgrote meerderheid van de burgers van de Europese Unie, waarschijnlijk de meerderheid van de regeringen in de Europese Unie en zeer waarschijnlijk de meerderheid van de leden van dit Parlement hebben in november gehoopt dat Barack Obama president zou worden. Dat is in orde, hoewel uit een aantal bijdragen aan dit debat is gebleken dat sommigen enigszins sceptisch waren of het allemaal wel zo goed is verlopen.

Natuurlijk moet Europa ook in de toekomst zijn eigen standpunten zelfbewust verdedigen. De tijden van leedvermaak in de commentaren over de Verenigde Staten zijn echter voorbij, omdat we niet alles meer zomaar op George Bush af kunnen schuiven, en dat betekent dat we een nieuwe taak hebben. Het beleid van de Europese Unie en van dit Parlement voor de trans-Atlantische betrekkingen mag zich er niet meer toe beperken om eisen te stellen aan de Verenigde Staten, we moeten van nu af aan ook vertellen wat we ertoe willen bijdragen dat dit partnerschap efficiënt wordt.

Neem bijvoorbeeld Afghanistan, dat meerdere malen is genoemd. Wat willen wij als Europese Unie doen om de politiemissie te versterken en een duidelijker profiel te geven, om de civiele ondersteuning en de civiele wederopbouw in dit land te versterken? Dat is eigenlijk onze taak als EU – het militaire deel kan in NAVO-verband worden aangepakt. Maar dit moeten wij heel concreet bespreken. Wat zouden wij te bieden kunnen hebben?

 
  
MPphoto
 

  Janusz Onyszkiewicz (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, gedurende vijftig jaar na de oorlog gold als basis voor de veiligheid in West-Europa de nauwe samenwerking met de Verenigde Staten en het principe dat veiligheid ondeelbaar is, dat de veiligheid van de Verenigde Staten direct verbonden is met de veiligheid van Europa. Ook nu de Koude Oorlog ten einde is, en een mogelijk groot conflict in Europa hopelijk voor onbepaalde tijd is uitgesteld, dient dit principe echter niet te worden losgelaten. Integendeel, het dient te worden gehandhaafd als basis voor onze visie op gemeenschappelijke veiligheid.

Ten tweede wil ik refereren aan wat de heer Kuhne zojuist zei. De Verenigde Staten heeft het tijdperk van eenzijdige politiek achter zich gelaten en is klaar voor de dialoog met Europa, klaar om met Europa als partner gemeenschappelijke beslissingen te nemen. De vraag is of wij hier klaar voor zijn, en of we bereid zijn om deze gezamenlijke beslissingen op betrouwbare wijze uit te voeren.

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Millán Mon heeft een belangrijk en uistekend verslag gepresenteerd. Nu is de vraag hoe we het kunnen uitvoeren zonder tijd te verliezen.

De mondiale economische crisis vormt een praktische stimulans voor de twee grootste democratieën ter wereld om hun krachten te bundelen op basis van gemeenschappelijke waarden en soortgelijke economische stelsels, omdat meer dan de helft van het bruto binnenlands product van de wereld wordt gegenereerd door de Verenigde Staten en de Europese Unie bij elkaar. De heer Severin heeft heel terecht gewezen op de strategische wederkerigheid dat Europa een sterke VS nodig heeft en de VS een sterk Europa. Als deze beide partners hun activiteiten beter en doelmatiger zouden kunnen coördineren, zou dat een intens positief effect hebben op de stabiliteit in de wereld en op een groot aantal specifieke regionale problemen.

Ja, meer belangstelling voor Europa, meer flexibiliteit en openheid van de kant van de nieuwe Amerikaanse regering bieden welkome mogelijkheden die benut moeten worden. Maar we moeten te allen tijde onthouden dat de betrekkingen met de VS het belangrijkste strategische partnerschap van de EU blijven. Het is echter geen tijd voor plechtige verklaringen; het is tijd voor uitvoering en daarvoor worden in dit verslag drie concrete prioriteiten benadrukt. We roepen op tot overeenstemming over een gemeenschappelijke agenda met doelstellingen op korte en lange termijn voor zowel mondiale als regionale problemen. We roepen op tot vervanging van de veertien jaar oude relatie door een nieuwe trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst waarin ook een Economische Raad moet worden opgenomen. En we roepen op tot de oprichting van een Trans-Atlantische Politieke Raad en opwaardering van de parlementaire betrekkingen in de vorm van een gemeenschappelijke parlementaire commissie.

 
  
MPphoto
 

  Martí Grau i Segú (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, met de verkiezing van president Obama beleven de Verenigde Staten historische momenten, waarvan het belang in Europa ruimschoots wordt gevoeld en erkend.

Europa zit op dit moment op dezelfde golflengte als president Obama wanneer we het hebben over politiek handelen dat kan worden samengevat met de kernwoorden “wederopbouw”en “herstel”.

De toespraak die premier Brown hier gisteren heeft gehouden is een goed voorbeeld van dit wederzijdse begrip. De woorden “wederopbouw”en “herstel” verdienen ongetwijfeld een hoofdrol in de huidige situatie van crisis, die wij willen aangrijpen om een ontwikkeling naar een groene economie te bevorderen, waarin groei en bescherming van het milieu elkaar niet bijten, maar perfect aanvullen.

Maar ook kunnen we spreken van “wederopbouw”en “herstel” van de bruggen tussen Europa en de Verenigde Staten, die in het afgelopen decennium verzwakt waren.

De terugkeer van de Verenigde Staten naar het multilateralisme is een heel goed signaal voor Europa en maakt de verwezenlijking van onze doelen – wereldwijde vrede, rechtvaardigheid en welzijn – beter haalbaar.

Vanuit de Europese instellingen moeten we allerlei soorten interacties bevorderen tussen organisaties, de academische wereld, de media en vertegenwoordigers van de sociale sector om deze kloof te overbruggen.

 
  
MPphoto
 

  Luís Queiró (PPE-DE).(PT) In tegenstelling tot onze collega Ana Gomes, die zojuist heeft gesproken en meent dat de trans-Atlantische betrekkingen met de verkiezing van Obama uit hun as zijn herrezen, geloof ik dat de berichten over het verscheiden van deze betrekkingen zwaar overdreven waren. Dit verslag bewijst dat, en ik wil de rapporteur daarom gelukwensen.

Europa en de Verenigde Staten zijn al heel lang bondgenoten en ze zijn voor de welvaart, ontwikkeling en mondialisering onmisbaar. Europa en Verenigde Staten hebben al heel lang met dezelfde uitdagingen te maken en ze hebben zelfs dezelfde vijanden – al zijn er vooral aan deze zijde van de Atlantische Oceaan wel enkelen die dat niet graag erkennen. De Europeanen en Amerikanen weten bovendien al heel lang wat er moet worden gedaan om een antwoord te formuleren op de behoeften van een wereld die nog steeds onrechtvaardig en gevaarlijk is, sterke ongelijkheden vertoont en nu ook nog eens overal in een crisis verkeert.

De crisis mag ons echter niet bewegen om een stap terug te doen. We moeten diplomatieke vastberadenheid blijven tonen en al die politieke en militaire inspanningen doen die we als bondgenoten verplicht zijn te doen. We moeten niet terug naar een soort planeconomie of toestaan dat er weer protectionisme wordt bedreven. Dat zou voor het weer op gang komen van onze economieën fataal zijn.

Omdat we nu over een open wereldeconomie beschikken hebben Europa en de Verenigde Staten nu sterke bondgenoten in Japan, India, Brazilië en een aantal landen in Azië.

Niettegenstaande de huidige crisis zijn er nog steeds veel volkeren op deze wereld die de blik op onze landen gericht houden en ernaar streven ooit net als wij te leven. Voor al deze volkeren moeten Europa en de Verenigde Staten opnieuw het bondgenootschap worden dat de economie van de welvaart leidt, en deze welvaart deelt en over de gehele wereld verbreidt.

Daarom is de volgende G20-Top zo belangrijk. Niet omdat het een gelegenheid is om vast te stellen wie er het dichtst bij Barack Obama zit, maar omdat het een gelegenheid is om te bewijzen dat we antwoorden hebben en een leidersrol kunnen vervullen, dat we met de nieuwe landen kunnen samenwerken bij het doorvoeren van de nodige hervormingen, in de wetenschap dat alleen een economisch model dat is gebaseerd op de creatieve vermogens van mensen in staat is welvaart – ik zeg welvaart, niet rijkdom –, banen en ontwikkeling te verwezenlijken en de crisis te boven te komen.

Het is eenvoudigweg zo, mijnheer de Voorzitter, dat er geen enkele andere manier is – geen duurzame manier, althans – om nieuwe banen te creëren of daadwerkelijk solidair te zijn met degenen die onze solidariteit op dit moment het hardste nodig hebben.

 
  
MPphoto
 

  Dushana Zdravkova (PPE-DE) . – (BG) Mevrouw de commissaris, ik wil de rapporteur, de heer Millán Mon, danken voor zijn uitvoerige verslag en voor het duidelijke standpunt dat daarin tot uitdrukking is gebracht inzake de intrekking van het visumregime.

Vier jaar na het begin van de onderhandelingen tussen de VS en de Europese Unie over visumvereisten moeten 80 miljoen burgers van de lidstaten nog steeds in de rij staan en een Amerikaans visum in hun paspoort aanvragen. Ondanks het feit dat tot dusver grote vorderingen zijn gemaakt, weigert de Amerikaanse regering om de beslissende stap te nemen en het beginsel van wederkerigheid toe te passen op de resterende vijf lidstaten, en deze landen op te nemen in het visumontheffingsprogramma.

In onze resolutie van 22 mei 2008 hebben we ertoe opgeroepen de onderhandelingen over de uitbreiding van het visumontheffingsprogramma tot alle lidstaten vóór de Europese verkiezingen in juni af te ronden. Het gebrek aan vooruitgang op dit punt is zorgwekkend, wat ook geldt voor de talrijke aanwijzingen in de pers dat de VS hun koers niet echt zullen wijzigen.

Ik zou ook willen wijzen op het bezoek dat commissaris Barrot vorige week aan Washington heeft gebracht, waar de onderhandelingen over de afschaffing van de visumbeperkingen werden voortgezet. Het is nog niet duidelijk wat de concrete resultaten van dit bezoek zullen zijn. Ik vrees dat we, ondanks alle inspanningen van de Commissie, onze doelstellingen niet voor het eind van deze zittingsperiode van het Europees Parlement zullen bereiken.

Ik wil echter opmerken dat het optreden van individuele lidstaten er in sommige gevallen helaas niet toe bijdraagt dat de Amerikaanse partners de Europese Unie als één geheel kunnen beschouwen. Daarom wil ik deze gelegenheid aangrijpen om alle Europese regeringen te verzoeken hun beleid te wijzigen en concrete stappen te ondernemen om de vertegenwoordigers van de Europese Commissie de nodige ruggensteun te geven.

Daarnaast dring ik er bij alle andere leden op aan hun steun te verlenen aan de verklaring waartoe sommige leden, waaronder ook ik, het initiatief hebben genomen en waarin zij ervoor pleiten dat de Verenigde Staten het visumregime voor burgers van alle lidstaten van de Europese Unie intrekken.

 
  
MPphoto
 

  Urszula Gacek (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de verkiezing van president Obama is met groot enthousiasme begroet in zowel de Verenigde Staten als Europa, maar er wordt veel verwacht van de 44e president van de VS. Hij ziet zich gesteld voor een reeks uitdagingen waaraan sinds mensenheugenis geen enkele Amerikaanse leider in vredestijd het hoofd heeft hoeven bieden. In het binnenland heeft hij een financiële en economische crisis die grenst aan een ineenstorting van de financiële markten, die de wereldeconomie ondergraaft en die nog lang niet is opgelost. Hij heeft zich verplicht een oplossing te vinden voor het door oorlog verscheurde Afghanistan en voor de gevolgen die dat conflict oplevert in Pakistan. Hij wordt geconfronteerd met het gevaar van een Iran dat steeds dichter bij de status van kernwapenmacht komt.

Wij geloven in sterke trans-Atlantische betrekkingen op basis van onze gemeenschappelijke waarden: democratie en de vrijemarkteconomie. Wij respecteren de prioriteiten die president Obama en zijn nieuwe regering voor zichzelf hebben gesteld. Wij zijn niet beledigd als de VS ziet dat sommige van die doelen alleen kunnen worden bereikt in samenwerking tussen de VS en Rusland. Europa reikt de Verenigde Staten zijn open hand. Nog maar een paar weken geleden hebben wij ons in deze Kamer opengesteld voor samenwerking om tot sluiting van Guantánamo Bay te komen en voormalige gevangenen te herhuisvesten.

Lidstaten uit het voormalige Oostblok zijn een bijzondere dank verschuldigd aan de Verenigde Staten. Wij zijn al verscheidene jaren voordat wij lid werden van de EU, opgenomen in de trans-Atlantische gemeenschap. Polen heeft van zijn kant deze dankbaarheid uitgedrukt in de bereidheid om de VS te steunen wanneer dat maar nodig is, ook met militaire betrokkenheid in Irak en Afghanistan. Ik doe een beroep op de nieuwe regering om deze steun niet helemaal als vanzelfsprekend te beschouwen. Een jongere generatie Polen, die is opgegroeid in een democratie, heeft de verschuldigde dankbaarheid snel vergeten. Bij de realisering van hun bredere doelen mogen de VS niet vergeten dat deze loyale bondgenoten gevoeligheden hebben, vooral wanneer er op de Amerikaans-Russische reset-knop wordt gedrukt.

 
  
MPphoto
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkele waarschuwende woorden uitspreken, vooral in de richting van de nieuwe regering-Obama. Gedurende de afgelopen zestig jaar hebben de Verenigde Staten zich verschillende houdingen aangemeten tegenover de Europese integratie. Vanzelfsprekend bezien zij deze vanuit het perspectief van een buitenstaander en kunnen zij zich zelfs inbeelden – ten onrechte, naar ik meen – dat het proces vergelijkbaar is met Amerika’s eigen historische ervaring. Deze visie wordt aangemoedigd door de overheersende federalistische neiging in de Europese instellingen. Het gevaar bestaat dat Amerikaanse gesprekspartners het eigen verhaal van de EU als feit aannemen en niet als een verhaal dat wordt gepresenteerd als documentaire maar dat veel misleidende en verzonnen inhoud bevat.

De VS moeten begrijpen dat velen van ons vinden dat de EU de verkeerde richting opgaat en dat haar streven om een staat met de naam Europa te stichten niet de wensen weerspiegelt van onze burgers, gehecht als zij terecht zijn aan de soevereiniteit van onze natiestaten en de mogelijkheid om regeringen te kiezen en naar huis te sturen.

Het is ook niet in het belang van de Verenigde Staten als de uit vrije wil door veel Europese landen aangegane coalities worden overstemd door een Europese Unie met andere ideeën.

Ik moet zeggen dat ik veel respect heb voor de heer Millán Mon en dat ik het eens kan zijn met veel van de opvattingen in zijn verslag, maar niet met het belangrijkste streven ervan: het verheffen van de EU tot een instelling die onze enige woordvoerder in de omgang met de Verenigde Staten is.

 
  
MPphoto
 

  Ioan Mircea Paşcu (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de eenheid van het Westen heeft ons weliswaar geholpen onze onafhankelijkheid te veroveren en een einde te maken aan de Koude Oorlog, maar tegen de tijd dat onze landen lid werden van de NAVO en de EU waren de trans-Atlantische betrekkingen niet op hun best.

De huidige crisis en de gemeenschappelijke problemen die zij veroorzaakt – verslechtering van de veiligheidssituatie, mondiale kwesties als energie, klimaatverandering, nucleaire proliferatie en de nieuwe machtscentra, regionale kwesties als het Midden-Oosten, Afghanistan, Pakistan, Iran en Afrika – vereisen maximale intensivering van de trans-Atlantische samenwerking.

In deze context betekent het verslag een positieve bijdrage doordat in de eerste plaats manieren aan de hand worden gedaan om die samenwerking te institutionaliseren, om gezamenlijk Rusland en de zes Oost-Europese landen te benaderen, om één trans-Atlantische markt tot stand te brengen, om geleidelijk onze financiële markten te integreren en het visumontheffingsprogramma van de VS uit te breiden tot alle lidstaten van de EU.

We mogen niet falen. De prijs die het Westen daarvoor zou betalen, zou het verlies aan initiatief in de wereldpolitiek zijn, mogelijk voor lange tijd.

 
  
MPphoto
 

  Alexandru Nazare (PPE-DE).(RO) Afgaande op de ontwikkelingen van de laatste jaren in de Europese Unie, binnen de regering van de VS en in de wereldpolitiek lijkt mij nu de tijd gekomen om het trans-Atlantische partnerschap te evalueren en aan de veranderde omstandigheden aan te passen.

Wat dat betreft komt het verslag van de heer Millán Mon als geroepen en ik maak van de gelegenheid gebruik hem ermee te feliciteren. Dit verslag vormt een bijzonder nuttige inventarisatie van Europa‘s prioriteiten in de omgang met de Verenigde Staten. Het doet mij verder deugd dat de amendementen die ik naar voren heb gebracht in het verslag zijn opgenomen.

Ik zou een paar opmerkingen willen maken.

Ten eerste vind ik dat de samenwerking op het gebied van veiligheid voortgezet moet worden. Het is tijd dat Europa een grotere bijdrage levert aan de oorlogsinspanningen in Afghanistan, waar de toekomst van de regio op het spel staat. Ik wil er tevens op wijzen dat mijn land, Roemenië, de inspanningen van Verenigde Staten in zowel Irak als Afghanistan gesteund heeft.

Wat vervolgens het energiedossier betreft, denk ik dat gezamenlijk optreden vereist is om onderzoeksprogramma’s op elkaar af te stemmen en nieuwe, schone energiebronnen aan te boren.

Wat de betrekkingen met Rusland betreft, denk ik dat dit een goed moment is om te komen tot een consistente opstelling in de relatie tussen enerzijds de Verenigde Staten en Europa en anderzijds Rusland.

Tot slot zou ik mijn waardering uit willen spreken voor de bijzonder constructieve voorstellen voor het oprichten van trans-Atlantische advieslichamen, ook op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid.

 
  
MPphoto
 

  Luis Yañez-Barnuevo García (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, we zouden “Hoera! Hoera!” moeten roepen: weer een wonder van president Obama, die na vele jaren dit Parlement en de Europese Unie heeft verenigd in een gezamenlijk doel, het versterken van de trans-Atlantische betrekkingen.

Er is ooit een vergelijkbaar moment geweest, toen Bill Clinton en Felipe González in 1995 de trans-Atlantische overeenkomsten ondertekenden. Op dat moment bestond er groot optimisme over de toekomst. Daarna kwamen de acht zwarte jaren van het presidentschap van de heer Bush, die diepe verdeeldheid zaaide onder de Europese regeringen – niet zozeer onder de bevolking – en wiens regering steeds meer beginselen die voor de Europese Unie van wezenlijk belang zijn, zoals multilateralisme en het steunen van de Verenigde Naties en de internationale rechtsorde, overboord zette.

Dit wordt nu allemaal weer opgebouwd en we hebben gefundeerde hoop voor de toekomst van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Daarom feliciteer ik de heer Millán Mon met dit briljante verslag, dat op zo’n goed moment komt voor de versterking van de betrekkingen tussen beide continenten.

 
  
MPphoto
 

  Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit me aan bij het “Hoera!” van de heer Yañez-Barnuevo García, omdat ik denk dat dit verslag een keerpunt vormt in de betrekkingen met de Verenigde Staten.

Een goede vriendin van me zei niet zo lang geleden tegen me dat ze in de Verenigde Staten was geweest en dat ze zich had verbaasd over het gebrek aan kennis over de nieuwe instellingen en de nieuwe procedures die in het leven zullen worden geroepen als het Verdrag van Lissabon in werking treedt.

En als ik in het voortreffelijke verslag van de heer Millán Mon één ding als heel positief zou moeten beoordelen en waarderen, is het precies dat, het feit dat het de trans-Atlantische betrekkingen voor ons in de context van het Verdrag van Lissabon plaatst en alle grote mechanismen behandelt die door dat Verdrag van Lissabon worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat de Europese Unie betrekkingen met de Verenigde Staten kan blijven onderhouden waarin we op vertrouwelijke voet met elkaar kunnen blijven omgaan.

Het verschaft ons Europeanen de instrumenten die nodig zijn om handen en voeten te geven aan die gisteren, vandaag en zonder twijfel ook morgen zo noodzakelijke Europese wens.

Mijn gelukwensen, mijn “Hoera!” ook aan het adres van de heer Millán Mon voor het uitstekende verslag dat hij heeft afgeleverd.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben dankbaar voor al uw bijdragen en opmerkingen in dit debat. Het verheugt mij dat het Europees Parlement, de Commissie en het voorzitterschap in hoge mate dezelfde visie hebben op de belangrijkste zaken met betrekking tot de strategische dialoog tussen de EU en de VS. Ik ben blij dat ik zoveel steun heb horen uitspreken voor de onderwerpen die we hebben uitgekozen voor onze eerste informele ontmoeting met president Obama: ten eerste energiezekerheid en klimaatverandering, ten tweede economische samenwerking en ten derde samenwerking op het gebied van veiligheid en externe betrekkingen.

Ik heb zorgvuldig geluisterd naar andere opmerkingen die zijn gemaakt, bijvoorbeeld over de noodzaak om een nieuwe trans-Atlantische agenda op te stellen, om de samenwerking in de buitenlandse hulpverlening en het ontwikkelingsbeleid te verdiepen, om samen te werken bij justitiële en binnenlandse zaken, om het momentum van de Trans-Atlantische Economische Raad vast te houden, om de oprichting van een Trans-Atlantische Politieke Raad te onderzoeken, enzovoort. We zullen daarmee rekening houden tijdens de voorbereiding van de reguliere top van de EU en de VS, te houden in juni.

Degenen van u die andere zaken aan de orde hebben gesteld, zoals de visumontheffing – omdat niet alle EU-landen daaraan deelnemen – zullen zich herinneren dat mijn land een jaar geleden initiatieven op dat gebied heeft genomen. Er is ook over gedebatteerd in dit Parlement, dus ik kan u verzekeren dat wij deze kwestie eveneens zullen blijven aankaarten bij de Amerikaanse regering.

Tot slot wil ik de volgende overwegingen toevoegen. Het lijkt duidelijk dat de nieuwe Amerikaanse regering goed heeft geluisterd naar veel van de boodschappen die wij haar de laatste maanden en jaren hebben gezonden over de trans-Atlantische betrekkingen. Zij reageert nu. Wij worden nu bijvoorbeeld gevraagd om een grotere strategische inbreng inzake Afghanistan. Ook is het duidelijk dat wordt verwacht dat die strategische inbreng gepaard gaat met heel praktische toezeggingen, dus ik ben ervan overtuigd dat u dit zult onthouden wanneer onze praktische bijdrage aan de toekomstige Afghaanse missie ter sprake komt. Het mag geen verrassing voor ons zijn zodra we eenmaal zijn verwikkeld in een diepgaand, serieus debat. Toen president Obama vorig jaar in Berlijn zei dat Amerika geen betere partner heeft dan Europa, legde hij niet simpelweg een beginselverklaring af maar nodigde hij Europa uit het bewijs te leveren.

Ten tweede is het voor ons allen duidelijk dat de uitdagingen waarvoor wij staan talrijker en complexer worden. Om terug te komen op een van mijn inleidende opmerkingen: wanneer de EU en de VS het eens worden kunnen we helpen de mondiale agenda op te stellen. Dat betekent ook dat wij ons aandeel nemen in het leiderschap en dat wij anderen ertoe brengen hun steun te geven en middelen te verschaffen voor de gestelde doelen. Maar als zij dat wil kunnen doen en een geloofwaardige partner van de VS wil zijn, moet de EU zoveel mogelijk met één stem spreken.

Het Tsjechische voorzitterschap zal ervoor blijven zorgen dat het trans-Atlantisch partnerschap een van de hoekstenen van het buitenlands beleid van de EU blijft. Ik zie ernaar uit deze relatie verder te ontwikkelen terwijl we samen nieuwe uitdagingen aangaan en ik zie daarbij uit naar voortgaande samenwerking met dit Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals velen hebben gezegd toont dit debat aan dat het gaat om de manier waarop we de belangrijkste zaken samen kunnen uitvoeren met zo’n cruciale strategische partner als de Verenigde Staten van Amerika.

Omdat ik aan het begin nogal wat heel duidelijke en praktische opmerkingen heb gemaakt, zal ik mij nu beperken tot een paar concrete opmerkingen.

Ten eerste is de rol van wetgevers in en het institutionele kader van de betrekkingen tussen de EU en de VS heel belangrijk. In beginsel zijn wij ondubbelzinnig voor sterkere banden tussen de wetgevende machten in de EU en de VS. Uiteraard moet de drijvende kracht hiervoor primair uitgaan van de wetgevers zelf. Ik weet dat het Europees Parlement daartoe bereid is en hetzelfde moet gelden voor het Congres. Toch denk ik dat het de moeite waard is als wetgevers uit de EU ook intensievere contacten ontwikkelen met de Senaat, die een langere electorale cyclus heeft, en met Congresleden wier sectordeskundigheid de agenda van de Trans-Atlantische Economische Raad ten goede zou kunnen komen.

Zoals gezegd zal het Verdrag van Lissabon, als en wanneer het in werking treedt, ook het Parlement een krachtiger rol geven bij de vormgeving van de dialoog tussen de EU en de VS, in het bijzonder op het gebied van toezichtzaken; zoals is opgemerkt zullen ook denktanks heel belangrijk zijn, niet alleen vanuit de VS in onze richting maar ook vanuit de EU in de richting van de VS.

Wat betreft Europees-Amerikaanse instellingen wil ik eerst waarschuwen dat de trans-Atlantische agenda moet worden bepaald door de inhoud en niet door het proces. In onze eerste ontmoetingen met president Obama zal het daarom, zoals ik eerder heb gezegd, belangrijk zijn om te tonen dat we ons kunnen focussen op resultaten.

Ik heb echter goede nota genomen van uw oproep tot een herziening van de bestaande afspraken in het kader van de nieuwe trans-Atlantische agenda. Ik ben van plan een herziening van de structuren te initiëren om te bevorderen dat ze betere resultaten opleveren, en de Commissie zal voorstellen ter zake presenteren.

Laat ik ook kort iets zeggen over de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC). De heer Verheugen heeft op 23 maart 2009 al een ontmoeting gehad met zijn nieuwe Amerikaanse collega Froman. De belangrijkste onderwerpen voor de TEC zijn onder de nieuwe regering de volgende. Allereerst het zichtbaarder maken van politiek-strategische kwesties en een vermindering van de hoeveelheid technische zaken op de agenda’s van topontmoetingen. Ten tweede de tijdshorizon voor een toekomstig werkprogramma – hier wil de heer Verheugen een perspectief voor de zeer lange termijn vastleggen, maar dit moet worden afgewogen tegen het mandaat van deze Commissie en we hebben ook enkele resultaten op korte termijn nodig. Ten slotte de manier van omgaan met druk van de lidstaten, die we een tussentijds programma hebben beloofd (maar nog niet hebben geleverd), om meer te worden betrokken bij het werk van de TEC.

Vervolgens wil ik erop wijzen dat we een gemeenschap zijn die waarden deelt met de Verenigde Staten, al moeten er nog wel dingen gebeuren. Daarom zullen we de VS moeten blijven aanmoedigen de belangrijkste mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties te ondertekenen, waaronder die tegen de discriminatie van vrouwen en voor de rechten van het kind, om er maar een paar te noemen. Dit geldt ook voor ons standpunt over het Internationaal Strafhof, zoals bij verscheidene gelegenheden is benadrukt tegenover de regering-Bush, een onderwerp dat opnieuw zal worden opgepakt.

Ten derde, wat betreft visumontheffing en visumwederkerigheid, door velen van u genoemd: we weten dat in november/december 2008, dankzij aanzienlijke inspanningen van lidstaten en op EU-niveau, zeven lidstaten zijn toegelaten tot het visumontheffingsprogramma. Er zijn echter nog altijd vijf lidstaten die niet kunnen profiteren van visumvrij reizen naar de VS. We zullen daarom dit onderwerp aan de orde blijven stellen.

Ik kan u vertellen dat vicevoorzitter Barrot en de Tsjechische minister Langer het onderwerp vorige week in Washington weer ter sprake hebben gebracht en dat van Amerikaanse zijde in het algemeen begrip is getoond voor ons standpunt. Daarbij werd tegelijkertijd benadrukt dat de maatregel van de federale regering gebaseerd is op wettelijke voorschriften waarin een duidelijk kader is afgebakend voor toekomstige uitbreidingen van het programma en die nauwkeurig worden gecontroleerd door het Congres. Minister Napolitano liet ons weten dat nog één lidstaat op het punt staat tot het visumontheffingsprogramma te worden toegelaten.

Ten slotte over Afghanistan: niet alleen hebben we in het verleden al veel concreets gedaan, maar zoals ik al eerder heb gezegd zijn we ook bereid bij te dragen aan het opvoeren van de civiele inspanningen en wordt er enige extra financiering uit de begroting voor Azië toegewezen aan de verkiezingen, aan de politie en hoogstwaarschijnlijk aan de landbouw omdat het belangrijk is dat er aanvullende middelen van bestaan komen.

Ik sta altijd open voor nieuwe ideeën en één voorbeeld, dat in uw verslag is opgenomen, zou de opwaardering van de ontmoetingen van de ministers van Buitenlandse Zaken tot Trans-Atlantische Politieke Raad kunnen zijn, met meer nadruk op strategische onderwerpen. Zoals ik eerder heb gezegd, zijn we in dat perspectief van plan te kijken naar een andere opzet van de bestaande trans-Atlantische agenda tegen de achtergrond van het vijftienjarig bestaan van de Nieuwe Trans-Atlantische Agenda in 2010.

 
  
MPphoto
 

  Francisco José Millán Mon, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de sprekers bedanken voor hun interventies en ook voor alle felicitaties. Wat ik het belangrijkste vind aan dit debat is dat er brede consensus bestaat over het belang van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten en over de noodzaak om deze te versterken, niet alleen door middel van een gezamenlijke agenda om ernstige uitdagingen en conflicten het hoofd te bieden, maar ook door middel van nieuwe institutionele mechanismen.

Op een enkele uitzondering na heb ik geen grote bezwaren gehoord tegen de twee toppen per jaar of de oprichting van een Trans-Atlantische Politieke Raad, en uiteraard ook niet tegen de verbetering of opwaardering van de wetgeversdialoog tot een versterkte dialoog, tot een soort gemeenschappelijke parlementaire commissie, zoals in het verslag wordt aanbevolen.

Ook verwelkom ik in dit verband het feit dat de commissaris deze versterking van de wetgeversdialoog als zinvol heeft bestempeld en dat noch zij, noch de vertegenwoordiger van de Raad zich verzet tegen deze andere versterking van andere instellingen, die het Verdrag van Lissabon naar mijn mening in belangrijke mate noodzakelijk maakt. Dit zal voor beide partijen heel zinvol en heel gunstig zijn.

Ik kan in een minuut niet reageren op alle opmerkingen die ik heb gehoord, maar ik wil wel zeggen, over Rusland, dat, zoals de heer Severin weet, in het verslag wordt aanbevolen om tot een constructieve samenwerking te komen, maar natuurlijk onverminderd de eerbiediging van de mensenrechten en het internationale recht; en over China dat er expliciet en impliciet naar dit land wordt verwezen wanneer er in het verslag wordt gezegd dat de opkomende machten betrokken moeten worden bij het vinden van oplossingen voor wereldwijde problemen. Uiteraard kon ik – en dit is een opmerking waarmee ik ook verwijs naar het gelukkig beperkte aantal amendementen dat ik heb ontvangen – in het verslag niet alle onderwerpen aan bod laten komen.

Er moesten prioriteiten worden gesteld; het verslag is al te lang. En prioriteiten stellen betekent kiezen, keuzes maken en soms schrappen. Ik kan de belangrijke punten niet mengen met andere punten, die ook belangrijk zijn, maar toch minder. Het verslag moet wel leesbaar blijven. En daarom moet het niet, zoals we in Spanje zeggen, “uit je handen vallen” bij het lezen.

Dames en heren, ik denk dat samenwerking met de Verenigde Staten van zeer groot belang is; daar heeft premier Gordon Brown ons hier gisteren nog aan herinnerd. Ik denk dat het Parlement morgen, door dit verslag aan te nemen, zijn plicht vervult: het signaal afgeven dat we een strategische relatie met de Verenigde Staten willen en oproepen tot een verdere versterking daarvan. In het verslag wordt erop gewezen – en dat heeft James Elles enkele minuten geleden ook gedaan – dat de belangrijkste strategische relatie die de Europese Unie heeft de relatie met de Verenigde Staten is.

Ik ben er zeker van, en ik hoop en vertrouw erop dat de Commissie en de Raad in deze zo cruciale weken en maanden al het mogelijke zullen doen om deze relatie te versterken, inclusief de institutionele dimensie.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (PSE), (PSE), schriftelijk.(RO) De verkiezing tot president van Barack Obama zou het begin van een nieuw tijdperk in de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie kunnen betekenen, als beide partijen hun goede wil en vriendschapsbetuigingen in concrete stappen omzetten, gericht op het aanhalen van de banden en op effectievere vormen van samenwerking.

De economische crisis en het huidige geostrategische klimaat vergroten het belang van een betere trans-Atlantische samenwerking, nu we ons voor dezelfde grote uitdagingen gesteld zien. De VS en de EU onderhouden een band die voor beide kanten van wezenlijk belang is en elk terrein van hun activiteiten bestrijkt, van handel tot een militair bondgenootschap.

Onder deze omstandigheden lijkt het mij van het grootste belang om de laatste resten van discriminatie in de betrekkingen tussen de VS en de EU weg te nemen. Het feit dat voor burgers van zes EU-lidstaten nog steeds een visum verplicht is voor toelating tot de VS dient hoog op de agenda te staan van de dialoog die de Europese Commissie en het Europees Parlement met de Amerikaanse overheid voeren, om te komen tot een gelijke behandeling van burgers van alle EU-lidstaten, uitgaande van een volkomen wederkerigheid. Wat dat betreft ben ik ingenomen met de opname in dit verslag van een verzoek aan de Verenigde Staten om de visumverplichtingen voor de zes landen die nog niet zijn opgenomen in het visumontheffingsprogramma op te heffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Petru Funeriu (PPE-DE), schriftelijk. (EN) “Amerika heeft geen betere partner dan Europa,” heeft president Obama in juli 2008 in Berlijn verklaard. Europa heeft op zijn beurt geen betere partner dan Amerika. Dat is de hoofdconclusie van dit uitstekende verslag en het motto dat daaruit kan worden afgeleid.

Europa en Amerika staan in de geglobaliseerde wereld van de 21e eeuw voor gemeenschappelijke uitdagingen maar delen ook dezelfde waarden en strijden voor dezelfde idealen. Daarom zijn alle aanbevelingen in het verslag om de betrekkingen tussen de EU en de VS te intensiveren niet alleen welkom maar ook zeer noodzakelijk.

Binnen die betrekkingen vind ik persoonlijke contacten de echte sleutel tot blijvende relaties en samenwerking. Daarom blijf ik keer op keer hameren op en mijn volledige steun geven aan de oproep aan de Amerikaanse regering om de visumregeling voor burgers van de EU zo spoedig mogelijk helemaal op te heffen. Het is onaanvaardbaar dat de staatsburgers van vijf lidstaten nog altijd met belemmeringen te maken hebben en visa nodig hebben om naar Amerika te kunnen reizen. Europa is een verenigd geheel en daarom dient de benadering van alle rechten en vrijheden van al zijn burgers dat ook te zijn.

Laat mensen elkaar ontmoeten, laat onderzoekers samenwerken en laat bedrijven gezamenlijke oplossingen vinden voor de huidige economische crisis. Vrij verkeer tussen de beide continenten is een urgente noodzaak geworden en moet al tijdens de ontmoeting van 5 april 2009 in Praag een prioritair onderwerp zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sógor (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De laatste achttien jaar zijn de VS vaak beschimpt – en in het geval van de vorige Republikeinse regering onder president Bush misschien bij veel gelegenheden om een heel goede reden.

Ik wil u eraan herinneren dat zonder Amerikaanse steun en betrokkenheid sommige problemen op het Europese continent nog altijd niet opgelost zouden zijn. Heel vaak is in de genoemde periode gebleken dat de Europese Unie machteloos kan worden, niet in staat conflicten te beslechten die zich aan onze achterdeur, op ons continent voordoen.

Zonder Amerikaanse betrokkenheid en het vredesakkoord van Dayton zou er misschien nu nog oorlog zijn in Bosnië. En ik weet zeker dat ik niet hoef te onderstrepen dat de status van Kosovo dan nog altijd onduidelijk en dus zeer frustrerend zou zijn geweest, niet alleen voor de bevolking van Kosovo maar ook voor de Europese grootmachten.

Ondanks de vele tekortkomingen van de Amerikaanse democratie hebben de Amerikanen op dit moment iets bereikt waarvan wij alleen maar kunnen dromen: zij hebben een zwarte president. Ik heb hoge verwachtingen van de trans-Atlantische betrekkingen en ik hoop oprecht dat de zaken beter zullen worden ten gunste van zowel de EU als de VS.

 

8. Interimovereenkomst betreffende de handel met Turkmenistan – Interimovereenkomst betreffende de handel met Turkmenistan (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de mondelinge vraag aan de Raad van Jan Marinus Wiersma, Erika Mann, Daniel Caspary, Robert Sturdy, Cristiana Muscardini en Eugenijus Maldeikis, namens de PSE-Fractie, de PPE-DE-Fractie en de UEN-Fractie, over de interimovereenkomst betreffende de handel (ITA) tussen de EU en Turkmenistan (O-0024/2009 – B6-0019/2009);

- de mondelinge vraag aan de Commissie van Jan Marinus Wiersma, Erika Mann, Daniel Caspary, Robert Sturdy, Cristiana Muscardini en Eugenijus Maldeikis, namens de PSE-Fractie, de PPE-DE-Fractie en de UEN-Fractie, over de interimovereenkomst betreffende de handel (ITA) tussen de EU en Turkmenistan (O-0025/2009 – B6-0020/2009); en

- het verslag (A6-0085/2006) van Daniel Caspary, namens de Commissie internationale handel, over het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie tot sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en Turkmenistan anderzijds (05144/1999 – C5-0338/1999 – 1998/0304(CNS)).

 
  
MPphoto
 

  Jan Marinus Wiersma, auteur. − Voorzitter, het is goed dat we vandaag debatteren over de positie van het Europees Parlement ten aanzien van het interim handelsakkoord met Turkmenistan, dat al heel lang op de plank ligt van dit Parlement en ook van de Europese Unie. De Raad en Commissie willen graag vooruitgang in dat dossier en willen ook graag dat het Europees Parlement zijn instemming geeft of een positief oordeel uitspreekt over de totstandkoming van dit interimakkoord, want dat zou kunnen bijdragen tot de verbetering van relaties met Turkmenistan.

Het ligt al lang op de plank, en daar is een reden voor. Dit Parlement heeft tot nog toe een grote aarzeling gehad om te stemmen over dit akkoord omdat we heel erg ontevreden zijn over de mensenrechtensituatie in Turkmenistan, met name onder de voormalige president/dictator Turkmenbashi, die het land afsloot van de wereld en zijn eigen bevolking op een tamelijk onmenselijke manier behandelde. De vraag is natuurlijk of er onder het nieuwe regime dat sinds het overlijden van Turkmenbashi is aangetreden, in die situatie verandering is gekomen en ik hoor graag van de Raad en de Commissie welke veranderingen en verbeteringen zij hebben geconstateerd in de afgelopen jaren en of dat voldoende reden is om nu vaart te maken met het ondertekenen, het afronden van dat handelsakkoord.

De Commissie en de Raad hebben natuurlijk twee sterke argumenten voor een heroverweging. De strategische context is veranderd. We kijken anders naar Centraal Azië dan een aantal jaren geleden. De commissaris heeft daar zelf veel energie in gestoken, maar ik weet ook dat het voorzitterschap van mening is dat de Europese Unie die regio niet moet overlaten aan alleen China of alleen Rusland. Wij hebben daar ook belangen en die worden ook erkend door de regio zelf. Ik was niet zo lang geleden in Kazachstan en daar merk je dat men zeer geïnteresseerd is in het verbeteren van de betrekkingen met de Europese Unie.

Het tweede belangrijke argument dat door de Commissie gebruikt is: we hebben nu geen goede legale basis voor de betrekkingen met Turkmenistan. We gebruiken nog een verdrag uit de Sovjettijd en dat kan toch eigenlijk niet. En zonder een beter verdrag kunnen we ook geen fatsoenlijke mensenrechtendialoog met dat land op touw zetten.

De vraag blijft dan nog open: is die mensenrechtensituatie voldoende verbeterd om die belangrijke stap te ondernemen en dit Parlement te adviseren met het handelsakkoord in te stemmen? Die vraag blijft volgens mij nog enigszins open en ik wacht ook op de reacties op dat punt met name van de Commissie en van de Raad. Ik blijf wel mijn twijfels houden. Ik heb er uitvoerig over gesproken met mijn collega Caspary van de EVP, die rapporteur is voor het onderwerp. Over een aantal punten die hij ook zal noemen, willen wij nog opheldering van de Raad, namelijk de mediasituatie in het land, het onderwijs, de toegang van het Rode Kruis tot gevangenissen, enzovoort. Volgens ons moet op die punten echt verbetering komen en kan zo’n handelsakkoord en mensenrechtendialoog met dat land daaraan bijdragen.

Een laatste punt, dat ook duidelijk wordt verwoord in de resolutie die wij samen met de ALDE- en de EVP-Fractie hebben voorbereid. Wij willen ook een zekere garantie dat, als wij akkoord gaan en een positieve opinie geven over dit handelsakkoord, er een terugvalpositie is. Wij willen dat, als wij tot de conclusie komen dat de voorgestelde werkwijze van de Commissie en de Raad niet werkt en de mensenrechtensituatie in dat land niet echt verbetert, dit Parlement de Commissie en de Raad kan vragen dat verdrag op te schorten. Als wij niet een dergelijke toezegging krijgen, dan zal het voor mij zeer moeilijk zijn om vanavond in de fractievergadering mijn eigen fractie ervan te overtuigen om voor dit handelsakkoord te stemmen. Dan zullen we waarschijnlijk aansturen op een uitstel van de stemming. Het is voor ons echt een heel belangrijk punt dat we die toezegging krijgen, dat als de situatie in het land slechter wordt of niet wezenlijk verbetert, dat we dan weer een debat kunnen hebben over de vraag of dat akkoord niet moet worden opgeschort. Het Parlement moet het recht krijgen een verzoek daartoe te doen aan de Raad en de Commissie.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Rogalski, auteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ratificatie van de overeenkomst met Turkmenistan is omstreden aangezien het land zich schuldig maakt aan schending van democratische principes en fundamentele mensenrechten. Niettemin dient er overleg met dit land plaats te vinden en dient de overeenkomst te worden getekend. Een belangrijk punt in dit verband is het feit dat als er geen economische samenwerking tussen de EU en Turkmenistan plaatsvindt, de levenstandaard in het land zal dalen. De ratificatie van de overeenkomst kan daarentegen een bijdrage leveren aan het verhogen van de levensstandaard van de bevolking.

Laten we niet vergeten dat er zich een aantal positieve ontwikkelingen heeft voorgedaan op sociaal gebied. Een voorbeeld daarvan is de recentelijk aangenomen wet die kinderarbeid verbiedt. Vanzelfsprekend moet Turkmenistan nog steeds vele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie bekrachtigen en uitvoeren – dat staat buiten kijf. Het feit dat de veranderingen in Turkmenistan in een trager tempo zijn ingevoerd dan we hadden verwacht, blijft echter zorgwekkend. Slechts enkele bedrijven zijn geprivatiseerd, de regering heeft nog altijd een stevige greep op tal van economische sectoren en er zijn nog maar weinig directe investeringen vanuit het buitenland gedaan. Hoewel Turkmenistan over een van de grootste natuurlijke gasreserves beschikt en een van de belangrijkste katoenexporteurs is, leeft om en nabij de helft van de bevolking – laten we dit niet vergeten – in armoede, zelfs in extreme armoede. Het politieke systeem laat ook veel te wensen over, met name wat betreft de aanhoudende onderdrukking van andere politieke partijen dan de regerende partij, en ook de onderdrukking van verschillende religieuze groeperingen.

Ondanks dit alles moet de overeenkomst met Turkmenistan mijns inziens toch worden aangegaan en geratificeerd. Alleen door overleg met Turkmenistan en door een zeker voorbeeld te stellen kunnen we dit land de helpende hand bieden zodat het uiteindelijk kan worden opgenomen in de familie van democratische landen.

 
  
MPphoto
 

  Robert Sturdy, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn verontschuldigingen – ik had mij niet gerealiseerd dat ik spreektijd over dit onderwerp had. Ik wil alleen een opmerking maken over wat de vorige spreker heeft gezegd. Ik denk dat het belangrijk is dat we onze steun geven aan de wetgeving die wordt gepresenteerd om Turkmenistan dichter bij ons te brengen. Voor al deze landen geldt dat we ervoor moeten zorgen dat ze veilig zijn in een heel moeilijke omgeving.

Ik wil hier mijn dank betuigen aan Daniel Caspary, die onvermoeibaar heeft gewerkt om deze wetgeving aangenomen te krijgen. Ik weet dat hij over een paar minuten spreekt, maar hij heeft in de Commissie internationale handel aan deze wetgeving gewerkt.

In een tijd waarin de wereld lijdt onder enorme beperkingen op financiële diensten en onder andere problemen, moeten we de veiligheid van deze landen verzekeren en er ook voor zorgen dat ze meedoen met de wetgeving die Daniel voorstelt. Ik heb verder geen punten die ik wil aanroeren en verontschuldig mij voor het feit dat ik te laat was.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Caspary, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het Europees Parlement houdt zich nu al bijna drie jaar bezig met de interimovereenkomst met Turkmenistan. Bijna drie jaar geleden waren we al bijna zover, in de Commissie buitenlandse handel hadden we een verslag goedgekeurd, maar vervolgens is er in de plenaire vergadering niet over gestemd, ook omdat de Raad en de Commissie zich indertijd niet meer zo intensief met deze kwestie bezig hebben gehouden. Toen hebben wij in het Parlement gezegd: als de Commissie en de Raad geen initiatieven nemen, hoeven wij dat ook niet te doen.

Ik ben heel blij dat de situatie vandaag anders ligt, hoewel de situatie in Turkmenistan nog op geen stukken na is zoals wij dat graag zouden willen. De mensenrechten worden in allerlei opzichten nog steeds niet gerespecteerd. Er wordt terecht veel kritiek geuit op het ontbreken van democratische structuren in dit land. De vrijheidsrechten van de burgers zijn zeer beperkt. In dit land bestaat vrijwel geen vrijheid van informatie. Non-gouvernementele organisaties hebben ons verteld dat op dit moment een campagne wordt gevoerd om satellietschotels te verwijderen, om op die manier de vrije toegang tot de media verder te beperken.

Het onderwijsstelsel voldoet nog steeds niet aan de kwaliteitseisen waaraan volgens ons moet worden voldaan om burgers in staat te stellen om naar vooruitgang te streven en vooral ook om keuzes te maken op het gebied van democratie en rechten van de mens. Ook de situatie in de gevangenissen is nog steeds uiterst onbevredigend en onduidelijk, ik denk daarbij aan de politieke gevangen en de kwestie van de toegang tot deze gevangenissen door het Rode Kruis.

Aan de andere kant is een aanzienlijk deel van de kritiek die wij keer op keer te horen krijgen niet terecht. We hebben in de afgelopen jaren heel wat onjuiste berichten gehoord van zogenaamde non-gouvernementele organisaties. Bij een heel aantal van die organisaties had ik bijna het gevoel dat daar misschien ook bedrijven uit andere landen achter zitten, die er belang bij hebben dat er zelfs geen gesprekken worden gevoerd tussen de Europese Unie en Turkmenistan.

Ik had het gevoel dat achter bepaalde beweringen en onjuiste informaties die voor Europese oren waren bedoeld belangen lagen van personen die de gesprekken tussen de Europese Unie en Turkmenistan heel bewust willen bemoeilijken. Daarbij denk ik aan meldingen dat alle ziekenhuizen in het land gesloten waren, op twee ziekenhuizen in de hoofdstad na, dat op twee na alle bibliotheken gesloten waren, dat de pest was uitgebroken, omdat de gezondheidszorg zogezegd zo rampzalig is. Het is gebleken dat deze meldingen allemaal onjuist waren

Wat is echter het grootste probleem? Het is volkomen onmogelijk om een realistisch beeld te krijgen van dit land, vooral omdat de regering ons het land niet echt binnenlaat, en natuurlijk ook omdat wij als Europese Unie helaas nog geen diplomatieke dienst hebben, die daarbij zou kunnen helpen.

We zien echter dat de nieuwe president allerlei hervormingen doorvoert. De strategie van de Europese Unie voor Centraal-Azië, die we onlangs in het Parlement hebben goedgekeurd, is gericht op de Centraal-Aziatische landen. In dat verband kan deze interimovereenkomst misschien een eerste stapje zijn om de Turkmenen duidelijk te maken dat wij het gesprek zoeken, de dialoog, en ze ook willen helpen om verder te komen op weg naar mensenrechten en democratie – misschien langzaam, maar hopelijk ook zeker.

Onze resolutie is ingediend door meerdere fracties in dit Parlement, en bevat heel wat duidelijke kritiek. Ze noemt zeer zeker ook een aantal positieve ontwikkelingen die we hebben vastgesteld, maar het gaat ons om het volgende: we willen geen blanco cheque uitschrijven, we willen de waarden die voor ons belangrijk zijn zeker niet aan Turkmenistan verkopen, maar we willen ze verdedigen en handhaven. Daarom mag de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst er ook niet automatisch komen, en de Commissie en de Raad moeten, zoals de sprekers voor mij al hebben gezegd, duidelijke standpunten innemen over een mogelijk opschorten van de interimovereenkomst, mochten wij als Parlement dat vroeger of later eisen.

Als Parlement hebben we heel wat schriftelijke vragen gesteld aan de Commissie en de Raad. Ik zou het zeer waarderen wanneer u daarop zou ingaan, en ons heel duidelijke antwoorden zou geven. Dan kunnen we deze interimovereenkomst morgen hopelijk samen op het juiste spoor zetten.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom de belangstelling die leden van het Parlement tonen voor de kwestie van de betrekkingen van de EU met Turkmenistan en ik ben blij dat ik in de gelegenheid ben om namens de Raad in te gaan op de verschillende vragen en problemen die in het Parlement aan de orde zijn gesteld.

Het belang van Turkmenistan neemt in vele opzichten toe. Lange tijd is het een erg naar binnen gekeerd land geweest, maar de laatste twee jaar heeft het een aantal belangrijke stappen gezet om zich open te stellen voor de buitenwereld. De regering staat in toenemende mate open voor samenwerking. Dit blijkt uit de grotere inspanning om constructiever mee te werken in het kader van de EU-strategie voor Centraal-Azië.

Ondanks deze veranderingen is onze formele relatie met Turkmenistan al twintig jaar onveranderd gebleven. Zoals de heer Wiersma heeft opgemerkt, is die nog altijd gebaseerd op de verouderde overeenkomst met de Sovjet-Unie inzake handel en commerciële en economische samenwerking.

Tegen de achtergrond van de positieve ontwikkelingen in Turkmenistan hebben wij een mogelijkheid om onze bilaterale betrekkingen te versterken. De in 1999 ondertekende interimovereenkomst geeft een voorlopige uitwerking aan de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, eveneens ondertekend in 1999, die nog slechts door drie lidstaten moet worden geratificeerd.

De betrekkingen van de Unie met Turkmenistan kennen vele aspecten. De bevordering van mensenrechten en democratie staat uiteraard centraal in de bilaterale relatie, omdat zijn cruciaal is in de bredere strategie voor Centraal-Azië. Het feit dat Turkmenistan aan Afghanistan grenst, maakt het ook tot een strategisch belangrijk land. Tegelijkertijd neemt Turkmenistan deel aan de wederopbouw van Afghanistan en verleent het logistieke steun voor operaties of activiteiten van veel EU-lidstaten, zowel in het kader van de ISAF (vluchtbegeleiding) als op bilaterale basis. Turkmenistan is cruciaal voor de veiligheid in de regio en de strijd tegen drugssmokkel. De groeiende economie van het land biedt mogelijkheden voor bedrijven uit de EU. Bovendien is Turkmenistan een belangrijke partner in de diversificatie van de energiebetrekkingen en energiezekerheid van de EU. Dit zijn allemaal belangrijke gebieden die we in ons eigen belang zullen moeten ontwikkelen.

Daarnaast werkt Turkmenistan sinds de presidentsverkiezingen van februari 2007 aan een aantal belangrijke hervormingen, waaronder constitutionele veranderingen. Veel van de nieuwe bepalingen in de grondwet, alsmede andere aangekondigde hervormingen, onderstrepen dat het land zich in de juiste richting beweegt, ook al is het een langdurig proces en moet er nog veel meer gebeuren.

Wat de kwestie van de mensenrechten betreft is Turkmenistan een constructieve dialoog met de EU aangegaan over een breed scala van onderwerpen. Deze dialoog gaat ook gepaard met een aantal belangrijke ontwikkeling in het land. Zo zijn enkele politieke gevangenen vrijgelaten en wordt er meer samengewerkt met de Verenigde Naties. Turkmenistan heeft ook een bezoek toegestaan van de VN-rapporteur inzake vrijheid van godsdienst en heeft volledig meegewerkt aan de periodieke toetsing van de VN. Ook is er in Asjchabad een VN-centrum voor preventieve diplomatie opgericht. Verder zijn de binnenlandse reisbeperkingen versoepeld, is een dialoog met het Internationaal Comité van het Rode Kruis begonnen en is met een onderwijshervorming het tienjarig secundair en het vijfjarig universitair onderwijs hersteld. Turkmenistan is toegetreden tot internationale verdragen zoals het Tweede Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag betreffende de politieke rechten van de vrouw.

Dit alles toont aan dat Turkmenistan vooruitgaat. Natuurlijk moet er nog veel gebeuren op het gebied van mensenrechten en eerbiediging van de rechtsstaat en de democratie. We zullen in het bijzonder blijven aandringen op de vrijlating van alle politieke gevangenen, op vrije toegang tot gevangenen voor het Rode Kruis, op opheffing van de beperkingen op reizen naar het buitenland en op vrijheid voor de media en maatschappelijke bewegingen.

Het voorzitterschap is ervan overtuigd dat constante betrokkenheid de beste manier is om ervoor te zorgen dat Turkmenistan in deze kwesties over de brug komt. We moeten een open dialoog kunnen voeren en waar nodig heldere boodschappen kunnen afgeven om Turkmenistan te brengen tot volledige eerbiediging van internationale normen.

Precies daarom is er behoefte aan een opwaardering van onze betrekkingen en van onze eigen instrumenten en werktuigen. De huidige overeenkomsten met Turkmenistan voorzien slechts in een rudimentaire bilaterale dialoog. De enige dialoog die is gebaseerd op een verdrag bestaat uit de vergadering van een gemengd comité op ambtelijk niveau, eenmaal per jaar.

De interimovereenkomst zou de mensenrechten tot een essentieel onderdeel van de betrekkingen maken en daardoor onze mogelijkheden versterken om toekomstige ontwikkelingen in Turkmenistan op dit gebied te beïnvloeden. De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zou na inwerkingtreding verder gaan en voorzien in een volwaardige politieke dialoog.

In de EU-strategie voor Centraal-Azië, aangenomen in juni 2007, staat dat de EU, ten einde de samenwerking met de Centraal-Aziatische staten te intensiveren, volledig gebruik zal maken van de mogelijkheden van partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten. Zulke overeenkomsten bestaan met Kazachstan, Kirgizië en Oezbekistan. In het geval van Tadzjikistan is een interimovereenkomst van kracht in afwachting van de ratificatie en inwerkingtreding van de PSO.

Voor de succesvolle uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië is het van belang dat alle Centraal-Aziatische landen erbij betrokken zijn en daarom is het belangrijk om omstandigheden te scheppen die de betrokkenheid van Turkmenistan bevorderen. Zonder dit land zal de realisering van onze doelen en belangen in Centraal-Azië erg moeilijk zijn.

Het voorzitterschap is ervan overtuigd dat we nu een geëigend wettelijk kader in het leven moeten roepen voor onze betrekkingen met Turkmenistan, te beginnen met de interimovereenkomst. Dit zal ons in staat stellen voort te bouwen op de ontwikkelingen die in het land plaatsvinden en onze bredere betrokkenheid bij Centraal-Azië te versterken.

De interimovereenkomst vormt de meest doeltreffende wijze om te waarborgen dat Turkmenistan vooruitgang boekt op de verschillende belangrijke terreinen die ik heb geschetst, niet het minst met betrekking tot mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Ik weet dat u deze doelstellingen deelt en daarom hoop ik dat we op uw steun kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, met de verkiezing van president Berdymukhammedov heeft Turkmenistan een nieuw hoofdstuk in zijn ontwikkeling geopend. We hebben al een aantal positieve tekenen van verandering kunnen waarnemen.

De nieuwe leiders nemen beslist een opener houding aan. Ze hebben bijvoorbeeld een aantal beperkingen op het vrije verkeer binnen het nationaal grondgebied opgeheven; ze hebben de grondwet gewijzigd teneinde het parlement een sterkere rol te verlenen; ze hebben een instelling gecreëerd voor de democratie en de rechten van de mens en toegestaan dat de VN in Asjchabad het centrum voor preventieve diplomatie organiseerde; en ze hebben – voor het eerst – internationale waarnemers toegelaten om toezicht te houden op de in december gehouden parlementsverkiezingen. En, zoals u weet, vormen de hervormingen in de sectoren onderwijs en gezondheidszorg nu prioriteiten voor de regering.

Het Europees Parlement heeft de Turkmeense autoriteiten in 2006 voorgesteld een aantal maatregelen te nemen opdat het eindelijk een gunstig advies zou kunnen afgeven met betrekking tot de Interimovereenkomst betreffende de handel met Turkmenistan. De afgelopen jaren – na de verkiezing van de nieuwe president – is een aantal van die voorstellen overgenomen. Ik zal de voorstellen die de fungerend voorzitter van de Raad al heeft genoemd – in de eerste plaats de voorstellen die met het Internationaal Comité van het Rode Kruis te maken hebben – niet herhalen. Verder zijn er hervormingen doorgevoerd op het gebied van onderwijs – door het moderniseren van het onderwijs, opleiding van docenten in het buitenland, het verlengen van de leerplicht en de introductie van het internet op scholen.

Een aantal politieke gevangenen is vrijgelaten, waaronder onlangs, geachte afgevaardigden, de heer Valery Pal, de man op wiens vrijlating u hebt aangedrongen. In september 2008 is toestemming gegeven – en ook hier weer is er sprake van een primeur – voor een bezoek van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties inzake vrijheid van godsdienst en overtuiging, en deze is tot de slotsom geraakt dat “ofschoon bepaalde personen en religieuze gemeenschappen nog steeds met moeilijkheden worden geconfronteerd, de situatie sinds 2007 toch aanzienlijk is verbeterd.”

Dat er nieuwe gestructureerde dialogen zijn opgezet, zoals een dialoog over de mensenrechten, is ook een positieve ontwikkeling. U kunt ervan op aan dat we bij deze gesprekken aandacht besteden aan de onderwerpen waarover wij ons zorgen maken, zoals de toestand van politieke gevangenen, de vrijheid van vergadering, pers en eredienst, alsook de rechten van minderheden. We wijzen er bij elke gelegenheid op dat we veel waarde hechten aan de mensenrechten en dat deze rechten voor de economische en sociale ontwikkeling op de lange termijn van doorslaggevende betekenis zijn.

Op grond van deze – beslist gerechtvaardigde – bedenkingen met betrekking tot Turkmenistan heeft het Parlement zijn beslissing over de interimovereenkomst uitgesteld. Ik deel een aantal van uw bedenkingen en erken meteen dat Turkmenistan nog veel moet doen voor het voldoet aan alle internationale normen op het gebied van de democratie en de mensenrechten.

Al met al is er evenwel toch sprake van een positieve evolutie, die – hoe beperkt ook – getuigt van de wil om vooruitgang te boeken en zich voor verandering open te stellen. Wij zien dit als een gelegenheid die we te baat moeten nemen om met de Turkmeense autoriteiten samen te werken en ze aan te moedigen. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie verdere stappen moet ondernemen om positieve ontwikkelingen te bewerkstelligen.

De toepassing van de Interimovereenkomst betreffende de handel – het gaat dan vooral om de bepalingen die betrekking hebben op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst – zou een eerste positieve stap zijn in de betrekkingen met Turkmenistan; het zou ons in staat stellen meer invloed uit te oefenen bij het bevorderen van samenwerking, hervormingen en modernisering. Ik zeg u verder dat de interimovereenkomst een heel belangrijke clausule bevat met betrekking tot de mensenrechten, en ik weet dat u zich afvraagt wat de mogelijkheden zijn om deze overeenkomst te schorsen.

Ik wijs u er in dit verband op dat de Interimovereenkomst betreffende de handel in artikel 1, en de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst in artikel 2, bepalingen bevatten waarin gesteld wordt dat het respect voor de democratie en de grondrechten essentiële elementen zijn van beide overeenkomsten. Belangrijker nog is dat beide overeenkomsten clausules bevatten die eender welke partij machtigen om bij een ernstige schending van deze bepalingen de nodige maatregelen te nemen. In zeer urgente gevallen is het dan zelfs niet nodig de kwestie eerst aan de gemengde comités voor te leggen.

Het is dus mogelijk om de overeenkomsten te schorsen als er sprake is van een duidelijke, permanente en ernstige schending van de clausules inzake de mensenrechten. Het moet echter wel duidelijk zijn dat deze interimovereenkomst geen wondermiddel is. Ze zal heus niet al de problemen op het gebied van de mensenrechten in Turkmenistan oplossen. Ze kan er echter wel toe bijdragen dat dit land zich beter aan de internationale normen houdt, vooral als het gaat om de rechtsstaat en de mensenrechten.

We hebben twee belangrijke extra redenen om onze betrekkingen met Turkmenistan te versterken en zo de eigen belangen – ik heb het dan over energie en veiligheid – te dienen. Turkmenistan ligt op de grens van Europa en Azië en is een buurland van, onder andere, Iran en Afghanistan. De actief uitgedragen neutraliteit van Turkmenistan is van groot belang in een regio waar grote spanningen heersen en die gemakkelijk kan worden gedestabiliseerd.

Daarom werken wij op een succesvolle wijze samen met Turkmenistan bij het grensbeheer en de strijd tegen het terrorisme, het islamitisch extremisme, de drugshandel en de mensensmokkel. Die samenwerking wordt nog belangrijker als men kijkt naar de recente vernieuwing van de inspanningen van de internationale gemeenschap in Afghanistan en Pakistan. Er zullen binnenkort in Den Haag en Tokio conferenties worden gehouden over deze regio.

Zoals we allemaal weten kan Centraal-Azië een belangrijke rol spelen op het gebied van de energiezekerheid. Na de machtswisseling in Turkmenistan hebben wij de samenwerking met deze regio versterkt. De Europese Unie onderneemt al het mogelijke om een Zuid-Europese corridor voor de toevoer van gas te creëren; we doen dat in het kader van een breder beleid dat erop gericht is de energiebronnen en de aanvoerroutes van die energie te diversifiëren. Het is duidelijk dat Turkmenistan voor het slagen van dit project van cruciaal belang is.

Bij het definiëren van onze betrekkingen met Turkmenistan zullen we dus niet alleen met onze waarden, maar ook met onze belangen rekening moeten houden. Ik ben er daarom van overtuigd dat we, als we met dit land samenwerken, in een betere positie zullen verkeren om voor onze argumenten ten gunste van een minder gesloten samenleving een bereidwillig oor te vinden.

We zullen de autoriteiten blijven aanmoedigen om ook op andere gebieden vooruitgang te boeken. Ik noem hier: de hervorming van het strafrecht, het burgerlijk recht en de wetgeving op het gebied van religie en persvrijheid, de vrijlating van politieke gevangenen, het toelaten van internationale waarnemers in gevangenissen en de registratie van meer ngo’s.

Om al deze redenen wil ik u verzoeken om uw steun te verlenen aan deze interimovereenkomst met Turkmenistan.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Commissaris, dames en heren, voordat ik – als verantwoordelijke voor meertalige aangelegenheden in het Bureau – de verschillende sprekers van dit debat het woord geef, wil ik u eerst wat tips voorlezen uit een folder voor nieuwe leden van het Europees Parlement over hoe ze het woord kunnen voeren zodat de tolken hun werk naar behoren kunnen uitvoeren, en dit wonder, dat nog niet eerder in welke andere instelling dan ook is vertoond, elke dag weer kan plaatsvinden.

Dit zijn niet de stenen tafelen waarmee Mozes de berg afdaalde, maar dit is wat er staat: “Praat op gelijkmatige snelheid, en niet te snel. Spreek zo mogelijk in uw moedertaal. Verander tijdens uw betoog niet van taal. Spreken is beter dan voorlezen, maar als het niet anders kan, zorg er dan voor dat de tolken over de tekst beschikken. Geef duidelijke verwijzingen naar documenten. Spreek getallen duidelijk uit. Leg uit waar afkortingen die u gebruikt voor staan. Denk eraan dat grappen moeilijk te vertalen zijn, en praat met de tolken. Als u een vergadering voorzit, wacht dan een moment voordat u de volgende spreker het woord geeft zodat de tolken hun zin kunnen afmaken en het juiste nieuwe kanaal kunnen selecteren.”

Dank u wel voor het tolken, en bij dezen wil ik onze tolken bedanken, die met hun werk, dat zo ingewikkeld en zo doeltreffend is, ons werk mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 

  Alexandru Nazare, namens de PPE-DE-Fractie.(RO) Allereerst wil ik mijn tevredenheid uitspreken over een zaak die inhoudelijk met ons huidige debat te maken heeft, namelijk het compromis dat op de laatste Europese Raad over de financiering van de Nabucco-gaspijpleiding is bereikt.

Ik ben blij dat het Nabucco-project tot een prioritair energieproject is verklaard en dat de inspanningen van ons, leden van het Europees Parlement, ter ondersteuning van dit project resultaat hebben gehad.

Terug nu naar het debat van vandaag. Voor onze houding tegenover Turkmenistan lijken mij twee factoren van uitzonderlijk belang te zijn: economische samenwerking, met name op het terrein van olie en gas, evenals de sociale vooruitgang en de mensenrechten in dit land, zoals ook de commissaris opgemerkt heeft.

Ik ben ingenomen met dit verslag en feliciteer de heer Caspary ermee.

Ik ben er tevens van overtuigd dat de overeenkomst waar we het over hebben een beter vehikel voor samenwerking met Turkmenistan is dan het bestaande. Ik wil er echter wel op wijzen dat het geenszins te vroeg is om te spreken over specifieke vormen van samenwerking met Turkmenistan en opneming van het land in de energieprojecten van de Europese Unie. De overeenkomst waar we vandaag over praten is een meer dan welkom middel voor het intensiveren van de economische samenwerking tussen de EU en dit land.

Uit het verslag maken wij op dat de autoriteiten in Asjchabad bereid zijn over het onderwerp van de mensenrechten en burgerlijke vrijheden te onderhandelen. Gezien de ervaring die de EU tot nu toe opgedaan heeft, lijkt het evident dat er op deze punten het snelst vooruitgang wordt geboekt als ze deel uitmaken van een bredere discussie, waar ook het vooruitzicht op economische samenwerking op de lange termijn deel van uitmaakt.

Het energie- en het buitenlands beleid van Turkmenistan hangen nauw samen. Wij kunnen op beide onderwerpen tegelijk ingaan door de economische samenwerking te intensiveren en specifieke maatregelen te nemen, maar daarnaast bij voortduring onze zorg voor de mensenrechten tot uiting te brengen.

Ik ben blij met de evaluatiecriteria voor de door Turkmenistan geboekte vooruitgang, ook ten aanzien van het respecteren van het Europese intellectuele-eigendomsrecht. Ik vraag mij af of we niet baat zouden hebben bij vergelijkbare criteria voor het meten van economische integratie, mits die realistisch en op de lange termijn gericht zijn. Hetzelfde geldt voor de vooruitgang ten aanzien van de burgerlijke vrijheden.

 
  
MPphoto
 

  Erika Mann, namens de PSE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de commissaris en de heer Vondra, van de Raad, voor hun uitleg, maar ik ben ervan overtuigd dat zij wel begrepen hebben dat er bij ons nog enige aarzeling is om volledig achter hen te gaan staan. Volgens mij is dat ook gemakkelijk te begrijpen, want het is heel eenvoudig. Het probleem is namelijk dat het Parlement toestemming moet geven voor de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO), terwijl dat vanwege onze juridische verplichtingen niet het geval is voor de Interimovereenkomst betreffende de handel.

Waar het deze interimovereenkomst betreft, kunnen we daarom in onze resolutie alleen maar onze argumenten belichten, onze bezwaren naar voren brengen en steun betuigen voor bepaalde punten, maar het Parlement, en vooral mijn fractie, hebben twijfels over het volledig steunen van de interimovereenkomst.

Ik hoop dat u dit begrijpt en dat u het probleem kunt oplossen. Ik weet dat het vanwege de juridische procedure, en omdat u de wettelijke grondslag al ondertekend hebt, heel moeilijk, zo niet onmogelijk, voor u is opnieuw te onderhandelen. Wij kennen de feiten, maar ik ben er zeker van dat u in staat zult zijn bepaalde afspraken te maken en wettelijke grondslagen verder te ontwikkelen en te bestuderen, zodat wij met uw hulp aan uw kant kunnen komen te staan, want we zien allemaal in hoe belangrijk Turkmenistan is en we hebben u al gesteund met betrekking tot andere overeenkomsten. Het is dus niet zo dat we ons niet volledig bewust zijn van wat er gebeurd is en het is ook niet zo dat we niet weten hoe belangrijk Turkmenistan is, maar het is een heel moeilijke zaak.

Ik wil graag dat u hier opnieuw naar kijkt en daarom vraag ik u in het bijzonder om een gunst: lees onze paragraaf 11, waarin we onze zorg uitspreken over de verbintenis en over de verschillen tussen de interimovereenkomst betreffende de handel enerzijds en de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst anderzijds.

Kijkt u s.v.p. ook naar paragraaf 9 van onze resolutie, die gaat over het opnemen van de mensenrechtenclausule in de PSO. Commissaris, ik ken uw argumenten en heb daar nota van genomen, maar ik weet zeker dat u op de een of andere manier nader zult kunnen uitzoeken hoe we dit specifieke onderwerp meer gewicht kunnen geven.

Hetzelfde geldt voor paragraaf 10, die ook voor de Raad van belang is. Wij willen graag een herzieningsclausule. Ik weet dat een dergelijke clausule niet is opgenomen, maar doet u ons een plezier, kijk ernaar en zie wat u kunt doen als u verder onderhandelt.

Als u iets zou kunnen doen aan wat in paragraaf 8 genoemd wordt, zou dat erg nuttig voor ons zijn; het gaat in die paragraaf over toezicht, waar we veel belang aan hechten en dus steeds om vragen. Toezicht betekent niet dat we medeonderhandelaars willen zijn. We hebben dit onder andere omstandigheden hebben ook gedaan, dus kijkt u alstublieft wat u kunt doen en hoe u kunt helpen bepalen wat toezicht inhoudt, maar doe ons een plezier en bestudeer de kwestie.

Ik vind trouwens dat u geweldig werk hebt geleverd! Alle punten worden behandeld in de nieuwe partnerschapsovereenkomst voor de 21e eeuw tussen de EU en Centraal Azië. U hebt zelfs rekening gehouden met de aanbeveling van de Internationale Arbeidsorganisatie. U hebt ook over mensenrechtenkwesties gerapporteerd, dus ik weet zeker dat we een compromis zullen kunnen bereiken. Er moet alleen nog een klein beetje werk gedaan worden.

 
  
MPphoto
 

  Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat we elkaar beter geen sprookjes kunnen vertellen. Valery Pal mag zijn vrijgelaten, maar het is bekend dat de Turkmeense regering gewoon doorgaat met het opsluiten, martelen en laten verdwijnen van andere Turkmenen als deze er een afwijkende mening op nahouden.

De speciale rapporteur van de Verenigde Naties is inderdaad toegelaten tot Turkmenistan, maar negen andere speciale rapporteurs wachten nog steeds op toestemming, en dat zijn rapporteurs voor belangrijke zaken – folteringen, bescherming van de mensenrechten, onafhankelijkheid van justitie, onderwijs, gezondheidszorg, vrijheid van meningsuiting en ga zo maar door.

Bij een aantal interventies leken de sprekers er vooral op uit zichzelf te overtuigen. Het blijft hier gaan om één van de meest gesloten en repressieve regimes ter wereld, zelfs al zijn er enige vorderingen geboekt en zelfs al is het inderdaad zo dat we de juiste strategie moeten vinden om die vorderingen te ondersteunen. We mogen ons echter ook niet naïef opstellen en van Turkmenistan eisen dat het eerst een modeldemocratie wordt, met al de daarbij behorende mensenrechten, voordat we om het even welke overeenkomst met dit land kunnen aangaan.

Welk midden moeten we kiezen? Wat ik u voorstel is dat we een heus buitenlands beleid opstellen en ons daarbij laten leiden door heel nauwkeurig omschreven criteria, die meetbaar en realistisch moeten zijn en aansluiten bij de waarden van dit Parlement. Ik denk hierbij aan het verlenen van toestemming aan onafhankelijke ngo’s, de speciale rapporteurs van de Verenigde Naties en het Internationale Rode Kruis om het land binnen te gaan. We weten dat de onderhandelingen aan de gang zijn – ze zijn nog niet afgesloten. Ik denk hier verder aan aanpassingen van het onderwijssysteem aan de internationale normen; daar wordt aan gewerkt, maar de hervormingen gaan niet ver genoeg. Ik denk hier aan de invrijheidstelling van alle politieke gevangenen, en aan hun bewegingsvrijheid. Ik denk hier dus eigenlijk aan de meest elementaire mensenrechten. Het voorstel van mijn fractie is niet alleen ambitieus, maar ook realistisch en kan in een simpele formule worden samengevat.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken en verzocht langzamer te spreken – op verzoek van de tolken.)

We mogen ons eigen beleid niet saboteren en onze waarden verloochenen. Het gaat niet aan voor het isoleren van Turkmenistan te pleiten – we moeten juist proberen samen te werken met dit land. Wat te doen? Welnu, we moeten twee potloden pakken, één in elke hand. Met het ene potlood stellen we een stappenplan op, waarin precies wordt vastgelegd welke fasen er moeten worden doorlopen om te voldoen aan de door het Parlement vastgelegde criteria. Aan elke fase moet een tijdsschema worden verbonden, met een duidelijke deadline. Over die deadlines kunnen we onderhandelen als we in de mensenrechtensubcomités met Turkmenistan gaan praten.

Zodra het stappenplan gereed is, tekenen we met de andere hand en het andere potlood deze interimovereenkomst. Op een gegeven moment zullen de Raad en de Commissie gaan praten over de mensenrechtenclausules; wij moeten ervoor zorgen dat die clausules vóór dat moment allemaal zijn voorzien van een raadplegingsmechanisme, om het zo mogelijk te maken dat de overeenkomst indien nodig kan worden geschorst.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Mevrouw Flautre, de Voorzitter houdt niet bij hoe snel een spreker spreekt. De Voorzitter heeft een lampje voor zich dat gaat branden wanneer de tolken signaleren dat ze ophouden met tolken omdat ze de spreker niet kunnen bijhouden. Ik houd niet bij hoe snel iemand spreekt; ik krijg een noodsignaal, dat ik doorgeef aan de leden, zodat iedereen het debat kan volgen.

Dank u zoals gewoonlijk voor uw begrip.

 
  
MPphoto
 

  Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, al een jaar geleden heeft het Parlement heel duidelijk gezegd welke vooruitgang er volgens ons nodig is om in te kunnen stemmen met de handelsovereenkomst tussen de EG en Turkmenistan. Dat waren eisen die vrij makkelijk konden worden ingewilligd: vrije en ongehinderde toegang voor het Internationale Rode Kruis, de vrijlating van politieke gevangen en gewetensbezwaarden, het afschaffen door de overheid van alle reisbeperkingen, een totale hervorming van het onderwijsstelsel en betere toegang en betere werkomstandigheden voor de ngo’s en voor de VN-organisaties. Ik geef grif toe dat de regering van president Berdymukhammedov vooruitgang heeft geboekt, dat is een feit, maar dat is voor mij nog lang geen reden om in te stemmen met deze overeenkomst. Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, u heeft allebei een prachtige kans gemist!

Hoewel ik het niet onvoorwaardelijk met mijn sociaaldemocratische collega’s eens ben, wil ik toch herhalen wat een aantal van hen hebben gezegd: wij – het Parlement – verwachten dat u ons toezegt dat u deze interimovereenkomst zult intrekken wanneer het Parlement dat eist. Daarover heeft de heer Vondra helemaal niets gezegd, en u, mevrouw de commissaris, heeft net uitgelegd dat in de overeenkomst staat dat dit mogelijk is. Het gaat er echter niet om dat er in staat dat dit mogelijk is, het gaat erom dat u bereid bent om deze stap te zetten wanneer het Parlement het eist. Daar ging het om.

We moeten onszelf serieus nemen, en ik verzoek alle collega’s om morgen tegen dit verslag te stemmen wanneer de Commissie niet mondeling en schriftelijk verklaart dat ze deze eis inwilligt. Dat was de koppeling die we eigenlijk hebben geëist, en daarover heeft u niets gezegd. Ik moet zeggen dat ik het gevoel heb dat u ons niet serieus neemt. U had hier op zijn minst op kunnen reageren.

Daarom zeg ik: onder deze omstandigheden kunnen we niet instemmen met deze interimovereenkomst. Ik hoop dat we dit morgen allemaal samen heel duidelijk laten blijken.

 
  
MPphoto
 

  David Martin (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, evenals de twee voorgaande sprekers vrees ik dat de Commissie en de Raad een nogal rooskleurig beeld hebben geschilderd van de huidige situatie in Turkmenistan.

Het mag zo zijn dat de tegenwoordige president iets beter is dan de president voor wie hij in februari 2007 in de plaats kwam, maar is hij zoveel beter dat wij kunnen instemmen met een interimhandelsovereenkomst als voorloper van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst? Zoals de heer Markov en mevrouw Flautre ook al zeiden, hebben we in de Commissie internationale handel vijf zeer duidelijke opdrachten voor Turkmenistan vastgesteld en we willen dat aan die opdrachten voldaan wordt voordat we onze goedkeuring geven.

In de eerste plaats willen we dat het Internationale Rode Kruis vrije toegang tot Turkmenistan heeft. Tenzij de Commissie en de Raad mij van het tegendeel overtuigen, neem ik aan dat het Rode Kruis tot nu toe geen enkel bezoek heeft kunnen brengen aan een gevangenis of gevangene in Turkmenistan.

In de tweede plaats willen we dat zij hun onderwijssysteem aan de internationale normen aanpassen. Wat de Raad zegt over de verlenging van het secundaire onderwijs met een jaar is juist. Volgens mij zijn er echter wel wat kleine verbeteringen in het onderwijsstelsel aangebracht, maar is de langere schoolduur niet gericht op de overgrote meerderheid van de Turkmenen, maar op de elite en op diegenen die in de olie- en gassector willen werken.

In de derde plaats willen we dat alle politieke gevangenen vrijgelaten worden. Sommigen zijn wel vrijgelaten, maar het zijn er niet veel, en er zitten nog steeds letterlijk honderden, zo geen duizenden, politieke gevangenen in gevangenissen in Turkmenistan weg te kwijnen in afwachting van een eerlijk proces.

In de vierde plaats hebben we gezegd dat alle beperkingen aan reizen naar het buitenland afgeschaft moeten worden. Het is interessant dat zowel de Raad als de Commissie zich geconcentreerd hebben op de interne reisbeperkingen. Wij vonden dat er ook vrijheid van reizen naar het buitenland moest zijn. Aan die eis is niet voldaan.

Ten slotte wilden we vrije toegang voor onafhankelijke ngo’s, vrije toegang voor de mensenrechtenorganen van de VN en persvrijheid. Wat blijkt? Er is geen persvrijheid, geen vrije toegang voor ngo’s, en de VN-inspecteur voor godsdienstvrijheid heeft weliswaar toestemming gekregen het land binnen te komen, maar Turkmenistan is wel het land met de langste wachtlijst in de hele wereld voor bezoeken van VN-functionarissen.

Is dit echt een land waarmee we zaken kunnen doen? Ik vermoed dat de meerderheid van dit Parlement en andere instellingen die vraag met een duidelijk ‘ja’ zal beantwoorden. Waarom is er sinds de resolutie van de Commissie internationale handel in 2007 iets veranderd? Cynici zouden kunnen zeggen dat er iets veranderd is omdat er in Turkmenistan gas en olie zijn gevonden, en omdat we een nieuwe pijpleiding willen aanleggen, en omdat we er plotseling strategisch belang bij hebben. Als dat zo is, laten we dan niet doen alsof het iets te maken heeft met verbetering van de mensenrechten. Het heeft te maken met het eigenbelang van de Europese Unie.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ook ik ben het absoluut oneens met wat in het voorstel staat, namelijk dat het Europees Parlement onvoorwaardelijk de handelsovereenkomst met Turkmenistan moet goedkeuren, want dat is toch waar het op neerkomt. We kunnen in onze toelichting schrijven wat we willen, maar zodra we voor hebben gestemd, is de zaak uit onze handen, tenzij we van de Commissie de garantie krijgen dat we de mogelijkheid hebben om de overeenkomst op te zeggen.

Wat is eigenlijk de reden om ja te zeggen tegen de overeenkomst met Turkmenistan? We hebben over allerlei mogelijke vooruitgang gehoord en het is waar dat de dictatuur enkele stappen voorwaarts heeft gezet en met een hoop beloften is gekomen. Echter, zoals Amnesty International ons zegt, zijn de beloofde maatregelen maar in zeer beperkte mate doorgevoerd. Wat wordt er dan als reden gebruikt? De reden die werd gegeven, was dat het afzien van een overeenkomst ook niet tot resultaten heeft geleid. Naar mijn mening is dat een absurde motivering, die immers elke willekeurige dictator indirect oproept om maar gewoon zijn gang te gaan, want uiteindelijk zullen we op deze manier toch wel zwichten. Ik ben van mening dat het duidelijk gezegd moet worden: gas kan te duur worden gekocht en als de prijs voor gas een overeenkomst met de dictatuur in Turkmenistan is, is de prijs veel te hoog.

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) Helaas hebben de maatregelen van de Europese Unie en andere internationale organisaties om de mensenrechten in Turkmenistan te verdedigen nog geen vruchten afgeworpen. Journalisten en mensenrechtenactivisten is in dat land de mond gesnoerd. Vrouwen en kinderen worden nog steeds verkracht en verhandeld.

Toch ben ik ervan overtuigd dat een beleid van opschorting van de betrekkingen en isolatie in het geval van Turkmenistan weinig effect lijkt te sorteren. Niet omdat dit land grote gasvoorraden heeft, maar simpelweg omdat het land alleen democratischer kan worden als het zijn banden met de buitenwereld versterkt.

Daarom steun ik het standpunt van de Europese Commissie en de interimovereenkomst, die kan worden opgeschort indien gebeurtenissen in het land daartoe nopen. De houding van de Europese Unie ten aanzien van energie in de betrekkingen met Turkmenistan mag vanzelfsprekend niet los gezien worden van eventuele veranderingen in de mensenrechtensituatie.

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het mysterieuze Turkmenistan is heel wat meer dan alleen maar olie en gas. Dat wil niet zeggen dat de winning van koolwaterstoffen in dat land niet van belang is. Olie en gas zijn van wezenlijk strategisch belang voor de EU in verband met de wens van de Unie, en blijkbaar ook die van Turkmenistan, uit de schaduw van Rusland te stappen waar het de levering van energie betreft.

De immense, onmiskenbaar gemakkelijk toegankelijke Turkmeense gasvoorraden zijn op zich al genoeg reden om een hechtere relatie met de EU te willen. Toch zijn er naar mijn mening ook andere redenen om te streven naar een interimhandelsovereenkomst met Turkmenistan. Het land is een perfect voorbeeld van een vreedzaam en stabiel moslimland met een seculiere overheid die het islamitische terrorisme in Afghanistan, waar wij een oorlog voeren, wil bestrijden.

Er bestaat natuurlijk nog ernstige ongerustheid over de mensenrechten, de democratie en de politieke vrijheden, maar die ongerustheid is er ook ten aanzien van Rusland en China, en ik heb de socialistische fractie daar niet over gehoord bij het debat over Tibet onlangs. Desondanks onderhouden we strategische relaties met die twee grote landen.

We willen verdere veranderingen in Turkmenistan bevorderen door middel van dialoog en partnerschap, niet door het land te isoleren. Daarom ben ik in het algemeen een voorstander van betere betrekkingen tussen de EU en Centraal-Aziatische landen.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Alessandro Battilocchio (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hopelijk zal dit debat over de interimovereenkomst een goede aanleiding bieden om een algehele bezinning op te starten over de situatie in Turkmenistan en om concretere inspanningen te eisen voor verbetering van een situatie die momenteel nog heel slecht is.

De regering in Asjchabad heeft ook kort geleden nog een aantal aanbevelingen in de wind geslagen, waaronder de aanbeveling om politieke gevangenen vrij te laten, om vorige besluiten tot politieke gevangenschap te herzien en om de reisverboden in te trekken die verdedigers van de mensenrechten willekeurig waren opgelegd. Laten wij er verder geen doekjes om winden: Turkmenistan is tot op heden een land dat buiten de controle van de internationale organisaties valt. Al tien jaar lang slagen de internationale organisaties er maar niet in het land binnen te komen, journalisten en activisten krijgen geen kans om in vrijheid te werken en alle leden van de oppositie worden dagelijks bedreigd.

Het wordt tijd dat de Europese Unie en de internationale gemeenschap eisen dat er een kentering komt op het gebied van het respect voor de mensenrechten. Anders valt echt niet te meer te accepteren dat er alleen maar economische overeenkomsten op tafel komen.

 
  
MPphoto
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de commissaris, ik geloof dat we met betrekking tot dit onderwerp beter kunnen ophouden met de hypocrisie.

Ik heb Turkmenistan in 2006 zelf als lid van een delegatie van het Europees Parlement bezocht, en we hebben toen een aantal van de voorstellen gedaan waar u op bent ingegaan, mevrouw de commissaris.

Uiteraard begrijp ik uw argumenten en die van de Raad, maar als ik kijk naar wat er nu voorgesteld wordt en dat vergelijk met het verslag over Centraal-Azië waarover we hier een paar maanden geleden, op 20 februari 2008, hebben gestemd – we herhaalden daarin onze oproepen met betrekking tot het vrijlaten van politieke gevangenen, tot toelating van het Rode Kruis, enzovoorts –, zijn we dan werkelijk iets opgeschoten? Nee.

Als ik lees “verslag-Turkmenistan”, dan lees ik eigenlijk “verslag-Nabucco”: uiteindelijk gaat het ons immers om de energie, het gas van dit land, ‘s werelds derde gasproducent. En ik weet heel goed dat als de Europese Unie niet geïnteresseerd blijkt te zijn in het Turkmeense gas – men heeft ons dat heel goed uitgelegd, toen wij daar waren –, er ook nog andere klanten zijn, in de eerste plaats China. Laten we dus ophouden met deze hypocrisie, laten we eerlijk …

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen maar mijn nadrukkelijke instemming betuigen met mijn collega, dr. Charles Tannock. Als de Voorzitter hem niet had onderbroken, zouden zijn slotopmerkingen zijn geweest dat de EU aangemoedigd moet worden pijpleidingen aan te leggen door het Kaspische Zeegebied naar Centraal-Azië – en dat de Commissie en de Raad dat moeten financieren – om het gevaar van afhankelijkheid van een energiemonopolist te beperken, zodat we kunnen voorkomen dat we misschien ten prooi vallen aan de doelstellingen van een van onze buren op het gebied van het buitenlands beleid.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Dank u, mijnheer Beazley. Het is altijd belangrijk het betoog van de heer Tannock aan te vullen, die altijd een constructieve bijdrage levert en een inspiratiebron voor het Parlement vormt.

Nu geef ik het woord aan de laatste spreker, de heer Martin.

We zullen binnen het Bureau onderzoeken of sprekers in dit gedeelte het woord mogen voeren als ze al aan het debat hebben deelgenomen, omdat ze dat debat doorgaans opnieuw openen. In dit geval zijn we echter bij de vijfde spreker aanbeland, en er mogen vijf sprekers het woord doen; ik geef daarom het woord aan de heer Martin.

 
  
MPphoto
 

  David Martin (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u. Ik wilde nogmaals iets zeggen omdat ik de Commissie een heel specifieke vraag wil stellen voordat zij weer aan het woord komt. Ik wil precies weten hoe een door ons goedgekeurde mensenrechtenclausule wordt toegepast en geconcretiseerd. Besluit de Commissie of er mensenrechten geschonden zijn en, als de Commissie besluit dat dat het geval is, wordt dan in de Raad de beslissing genomen de overeenkomst op te schorten met eenparigheid van stemmen of met een gekwalificeerde meerderheid? Hoe praktisch zal een mensenrechtenclausule eigenlijk zijn? In vele van onze internationale overeenkomsten zijn mensenrechtenclausules opgenomen en tot nu toe – met uitzondering van het volgende debat – hebben we er nog bijna nooit een beroep op gedaan. Wit-Rusland is een van de zeldzame uitzonderingen.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vond dit een nuttig debat. Het spitste zich toe op de mensenrechten en dat verbaast ons niets. Ik wil nogmaals beklemtonen dat de huidige mensenrechtenclausule in de overeenkomst ingeval van schendingen van de mensenrechten de mogelijkheid biedt van opschorting; wat de opschorting zelf betreft, denk ik dat als de situatie in Turkmenistan verslechtert, wij ieder voorstel van het Parlement heel serieus moeten nemen.

De uiteindelijke beslissing wordt natuurlijk genomen door de Raad, die alle mogelijkheden op het gebied van beperkende maatregelen – inclusief opschorting – bestudeert en er is hier ook sprake van precedenten met betrekking tot sommige andere Centraal-Aziatische landen.

Sommigen van ons hebben ook de samenwerking met het Rode Kruis aangestipt. Het is voor ons niet gemakkelijk om te oordelen over de samenwerking tussen het Rode Kruis en Turkmenistan, simpelweg omdat het Rode Kruis hier een basisprincipe van discretie hanteert. Op basis van de beschikbare informatie moeten we dus weliswaar toegeven dat er nog veel moet worden gedaan en verbeterd, maar tegelijkertijd zijn we getuige van positieve punten en ontwikkelingen.

In het algemeen en samenvattend laat de mensenrechtensituatie in Turkmenistan natuurlijk nog veel te wensen over, maar een aanhoudend isolement is geen optie. Het verbinden van allerlei mitsen en maren aan de sluiting van de interimovereenkomst waarover elf jaar lang is onderhandeld, is geen effectieve manier om vooruitgang op het gebied van de mensenrechten en de democratie te bewerkstelligen.

We moeten uiteraard de dialoog aangaan met Turkmenistan inzake de mensenrechten, hetgeen we ook proberen. De Tsjechische premier is er recentelijk geweest en heeft precies deze kwestie tijdens zijn ontmoeting met de president in Asjchabad ter sprake gebracht.

Het voorzitterschap is ervan overtuigd dat er nu een mogelijkheid is om de banden met Turkmenistan nauwer aan te halen en deze aanpak is de enige effectieve manier om een openhartige dialoog tot stand te brengen in kwesties als de mensenrechten.

Geen van de belangrijkste partners van Turkmenistan – Rusland of China, die momenteel hun invloed in de regio uitbreiden – zal deze onderwerpen waarschijnlijk hoog op de agenda zetten.

Het aanknopen van een passende contractuele relatie, te beginnen met de interimovereenkomst, is dus een essentiële stap in zo’n beleid van engagement. Een negatief oordeel van het Parlement zou afbreuk doen aan onze ontluikende dialoog met Turkmenistan en ons vermogen om te zorgen voor vooruitgang op belangrijke gebieden zoals een groter respect voor de mensenrechten.

Ik verzoek het Parlement derhalve – zoals ook de rapporteur, Daniel Caspary, voorstelt – om de sluiting van de interimovereenkomst ten volle te steunen.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Eleanor Roosevelt zei ooit: “Het is beter een kaars aan te steken, dan het duister te vervloeken.” Dit geldt ook voor Turkmenistan. De bevordering van de mensenrechten en de ondersteuning van de democratie in het land moet natuurlijk onze prioriteit blijven. Velen van u – zoals de nu afwezige mevrouw Flautre – hebben terecht opgemerkt dat de veranderingen langzaam gaan. Dat is zo, maar het zijn toch veranderingen en die moeten worden erkend en aangemoedigd.

We moeten Turkmenistan dus helpen zichzelf te helpen. Daarom moeten we op constructieve, onafgebroken en strategische wijze de banden met het land aanhalen. We moeten een echt kader creëren voor onze contractuele betrekkingen, maar de huidige, zo beperkte handels- en samenwerkingovereenkomst laat dit niet toe.

Nu enkele opmerkingen over opschorting of mogelijke opschorting. Zoals u weet en zoals de fungerend voorzitter van de Raad zojuist heeft gezegd, beslist de Raad – overigens met eenparigheid van stemmen – over dit soort zaken. De Commissie kan een voorstel van deze strekking indienen.

Ik zou u eraan willen herinneren dat de Raad bijvoorbeeld na de gebeurtenissen in Andijan heeft besloten om beperkende maatregelen op te leggen aan Oezbekistan, waaronder een wapenembargo en reisbeperkingen voor Oezbeekse functionarissen die bij deze gebeurtenissen betrokken bleken te zijn. Bovendien werden de technische gesprekken in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, het Samenwerkingscomité en de subcomités opgeschort. Deze maatregelen werden voortdurend getoetst en desgewenst op jaarbasis verlengd of gewijzigd.

Wanneer er dus een vergelijkbaar incident – of alleen een ernstige verslechtering – zou plaatsvinden, dan zou de Raad soortgelijke maatregelen kunnen nemen of zelfs een opschorting kunnen overwegen en de Commissie zou zeker alle mogelijkheden overwegen, waaronder opschorting.

Voor de toevoeging aan de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst van een specifieke, aan de mensenrechten gerelateerde opschortingsclausule zou deze overeenkomst moeten worden gewijzigd. Dit lijkt ons vrij problematisch aangezien hiervoor de onderhandelingen moeten worden heropend met Turkmenistan – dat de overeenkomst al in 2004 heeft ondertekend en geratificeerd – en met de EU-lidstaten, waarvan er twaalf de overeenkomst ook hebben geratificeerd.

Voor zover dit ten doel heeft vast te stellen of een schending van de mensenrechten kan leiden tot de opschorting van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, herhaal ik dat zowel deze overeenkomst als de interimovereenkomst een clausule bevat waarin de eerbiediging van de mensenrechten tot essentieel element wordt verklaard – zoals ik al eerder heel duidelijk heb gezegd. De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en de interimovereenkomst hebben beide een clausule uit hoofde waarvan de partij die vindt dat de andere partij een verplichting in het kader van de overeenkomst niet is nagekomen, passende maatregelen kan nemen, waarvoor zij in bijzonder spoedeisende gevallen zelfs niet eens eerst het gemengd comité hoeft te raadplegen.

De interimovereenkomst en de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst bevatten tevens een gezamenlijke verklaring waarin staat dat onder bijzonder spoedeisende gevallen gevallen van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen worden verstaan, en dat een schending van de essentiële onderdelen als wezenlijke inbreuk wordt beschouwd.

Een wezenlijke inbreuk in spoedeisende gevallen geeft de partijen dus het recht om passende maatregelen te treffen. Wij denken dat deze maatregelen ook de opschorting van de overeenkomst kunnen inhouden. Geachte leden, ik verzoek u derhalve nogmaals – zoals ik al eerder deed – om uw goedkeuring te verlenen aan de sluiting van de interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken met Turkmenistan.

Ik zou absoluut bereid zijn tot een politieke belofte van mijn kant – van de kant van de Commissie – om toezicht te houden op de mensenrechtendialoog en regelmatig verslag uit te brengen aan het Parlement. Dit zou in de handelsovereenkomst een springplank zijn naar meer samenwerking en zou ons een stap verder brengen in de richting van een kader voor de dialoog met Turkmenistan dat op één lijn staat met de kaders die we al met andere landen in de regio hebben opgezet. Laten we dat evenmin vergeten.

Alleen door een nog grotere inzet zullen we positieve ontwikkelingen en een verbetering in de mensenrechtensituatie in de hand kunnen werken.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Daniel Caspary, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik dank u hartelijk voor dit debat, het heeft heel wat opgeleverd. Ik zou ook alle collega’s willen bedanken die dit onderwerp in de afgelopen maanden samen met mij hebben behandeld.

Een hoofdpunt in het betoog van de Raad, mijnheer Vondra, is mij duidelijk bijgebleven: van China en van Rusland, maar ook van Iran zullen de mensen in Turkmenistan zeker niet leren wat democratie en mensenrechten betekenen. Wij als Parlement hebben in de afgelopen jaren duidelijke voorwaarden vastgelegd voor onze instemming met deze interimovereenkomst, onlangs nog in het verslag van de heer Özdemir over de strategie voor Centraal-Azië.

Het is een grote concessie van het Europees Parlement dat we min of meer tegen de afspraken die we ongeveer drie maanden of een half jaar geleden zelf hebben gemaakt nu zeggen dat we toch instemmen met mijn verslag inzake de interimovereenkomst. Het is mij echter duidelijk dat waar we het vandaag over hebben de interimovereenkomst is. Het zou ongunstig zijn om de stemming uit te stellen. Aan de andere kant begrijp ik echter ook dat we Turkmenistan en de interimovereenkomst niet mogen gijzelen om de machtsverhoudingen tussen de Europese instellingen te beïnvloeden.

Ik begrijp heel goed dat het een precedent zou scheppen wanneer de Commissie en de Raad zouden instemmen met de eisen die velen van ons vandaag hebben gesteld, al stelt het Parlement deze eisen volgens mij volkomen terecht, en dat zeg ik in alle duidelijkheid. Daarom verwacht ik dat de Commissie ons zo mogelijk nog vanavond, mevrouw de commissaris, mijnheer de voorzitter van de Raad, toezegt dat ze de Raad zal voorstellen om deze interimovereenkomst op te schorten wanneer uit de beoordeling blijkt dat de situatie in Turkmenistan slechter is geworden. Ik vraag u of u de Raad een voorstel in die zin zult doen wanneer het Parlement de Commissie in een resolutie daarom vraagt. Ik denk dat dit binnen de huidige verdragen mogelijk is.

Ik zou het zeer waarderen wanneer de Raad ons in ieder geval zou toezeggen dat wanneer de Commissie een dergelijk voorstel doet hij zich meteen tijdens een van de volgende vergaderingen over dit onderwerp zou buigen. Deze twee toezeggingen kunnen de twee instellingen zeker doen zonder de hele constructie van de institutionele samenwerking in de Europese Unie in gevaar te brengen. Ik zou u dankbaar zijn wanneer u deze toezegging vandaag kunt doen, of op zijn laatst morgen voor de stemming. Ik heb er geen belang bij om morgen voor de stemming mijn collega’s te moeten aanbevelen om de stemming over mijn verslag uit te stellen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Er zijn twee ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

 

9. Halfjaarlijkse evaluatie van de dialoog EU-Wit-Rusland (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de halfjaarlijkse evaluatie van de dialoog EU-Wit-Rusland.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben de leden van dit Parlement dankbaar voor deze gelegenheid om een update te geven van de ontwikkelingen in Wit-Rusland en met name verslag te doen van de resultaten van de gedachtewisselingen van maandag jongstleden binnen de Raad over dit onderwerp.

Zoals velen van u weten, zijn wij na het besluit van de Raad van afgelopen oktober om het visumverbod tijdelijk en gedeeltelijk op te schorten getuige geweest van een aantal positieve ontwikkelingen in Wit-Rusland. Ik wijs hierbij in het bijzonder op de registratie van de Beweging voor de Vrijheid en van het Centrum voor Tsjernobyl-Initiatieven, en de verschijning en distributie van onafhankelijke kranten als Narodnaya Volya en Nasha Niva. Eveneens positief is de rondetafel over de regulering van het internet met de Vertegenwoordiger voor de Vrijheid van de Media van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en het lopende deskundigenoverleg met de OVSE en het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR) over de verbetering van de kieswetgeving. Een ander voorbeeld, tot slot, is de oprichting van adviesraden – waaronder een voor mensenrechtenkwesties –, waarin vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en zelfs de oppositie zijn bijeengebracht.

Ook al lijken deze stappen voor sommigen misschien relatief klein, toch zijn ze in de Wit-Russische context belangrijk. Vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland hebben dit erkend.

Er zijn echter ook incidenten geweest die ons reden tot bezorgdheid geven. Aan de belangrijke ngo op mensenrechtengebied, Viasna, is de registratie geweigerd, er zijn problemen rond de accreditatie van sommige onafhankelijke media en hoewel het maatschappelijk middenveld en de oppositieactivisten minder worden lastiggevallen dan eerst, vindt er nog steeds kortdurende detentie plaats. Klachten van de oppositie over gedwongen ronseling voor het leger houden wij eveneens nauwlettend in de gaten.

We kunnen dus niet ontkennen dat het beeld niet eenduidig is. Toch zijn we overtuigd van de noodzaak om het beleid van engagement voort te zetten en de positieve ontwikkelingen te steunen. In onze betrekkingen met Wit-Rusland moeten we op deze weg voortgaan. Wanneer we ons toekomstige beleid uitstippelen, moeten we onze bredere strategische belangen in de regio en de gevolgen van de financiële crisis voor ogen houden.

Deze overwegingen lagen ten grondslag aan ons besluit van 16 maart. Met dit besluit worden de beperkende maatregelen met een jaar verlengd en wordt de opschorting van de toepassing van de reisbeperkingen voor bepaalde Wit-Russische functionarissen gedurende een periode van negen maanden gehandhaafd.

De grondige evaluatie aan het einde van deze periode zal zich richten op de vijf gebieden die in de conclusies van de Raad van oktober 2008 zijn uiteengezet. Het betreft hier de hervorming van de kieswetgeving en andere concrete acties met het oog op het respect voor de democratische waarden, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting en van de media, en de vrijheid van vergadering en politieke vereniging.

Wij zijn er vast van overtuigd dat de vorige week overeengekomen handhaving van de opschorting ons in staat zal stellen onze beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Het zal ons in de gelegenheid stellen om onze Wit-Russische partners aan te blijven spreken op ontwikkelingen die ons op het gebied van de mensenrechten zorgen baren. De start, in de komende maand, van een dialoog op het gebied van de mensenrechten zal bijzonder belangrijk zijn.

Na de opheffing van het verbod op bilaterale politieke contacten heeft er een aantal bezoeken op hoog niveau plaatsgevonden, waaronder eind januari een ministeriële trojka. Deze verschillende contacten hadden ten doel Wit-Rusland een hart onder de riem te steken en begrip te kweken voor verschillende verwachtingspatronen. Wij hopen dat de dialoog in de komende maanden zal worden voortgezet.

Wij zijn ervan overtuigd dat Minsk een constructieve benadering behoeft. We blijven realistisch en verwachten geen drastische veranderingen. Transformatie kost tijd en het is in ons beider belang dat we iedere gelegenheid benutten om verdere positieve ontwikkelingen aan te moedigen.

Het is belangrijk dat ons beleid van engagement openlijk is gesteund door vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland, die recentelijk hebben deelgenomen aan een bijzonder nuttige gedachtewisseling met leden van dit Parlement. Wij onderhouden bovendien regelmatige contacten met vertegenwoordigers van de Wit-Russische burgermaatschappij en wij zijn voornemens deze dialoog voort te zetten, evenals onze steun aan deze burgermaatschappij en de onafhankelijke media in Wit-Rusland.

Tot slot enkele opmerkingen over het Oostelijk Partnerschap, dat vorige week door de Europese Raad is goedgekeurd en tijdens een top in mei zal worden gelanceerd. Wit-Rusland is een van de zes onder het Oostelijk Partnerschap vallende landen. Wij zijn er vast van overtuigd dat Wit-Rusland vanaf het begin bij dit nieuwe initiatief moet worden betrokken. In hoeverre dit land zal deelnemen aan het bilaterale traject zal echter afhangen van een aantal factoren, in het bijzonder de geboekte vooruitgang op sommige van de zojuist door mij genoemde gebieden.

Ik ben dankbaar voor de publieke steun van het Parlement aan de bevindingen van de Raad van afgelopen maandag. De grondige evaluatie over negen maanden zal duidelijk een sleutelrol spelen bij alle verdere beslissingen en zal meer in het algemeen een belangrijk effect hebben op onze toekomstige betrekkingen met Wit-Rusland. De Raad is er meer dan klaar voor om dit Parlement op de hoogte te blijven houden van de ontwikkelingen en verwelkomt de gelegenheid voor u om een bijdrage te blijven leveren aan dit debat.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, Wit-Rusland staat nu voor belangrijke keuzen.

Gisteren heeft de Raad bevestigd dat het visumverbod tijdelijk – tot het eind van dit jaar – zal worden opgeschort, en binnenkort zal het Europees Parlement een resolutie aannemen. Het is nu, zes maanden na de in oktober 2008 geëffectueerde opheffing van de sancties, tijd om een balans op te maken van ons beleid ten aanzien van Wit-Rusland, en na te denken over de perspectieven voor de nu volgende negen maanden.

Ik persoonlijk ben ervan overtuigd dat de beslissing van de Europese Unie in oktober 2008 om de sancties op te heffen, correct was. De opheffing van de sancties heeft namelijk een positieve ontwikkeling in gang gezet.

Wit-Rusland heeft maatregelen genomen die onmiskenbaar in de richting van meer democratie wijzen. Ik denk dan in vooral aan het feit dat twee onafhankelijke kranten weer bij de kiosken verkrijgbaar zijn; aan het gegeven dat de organisatie van de heer Milinkevich nu eindelijk is gelegaliseerd; aan de samenwerking tussen de OVSE en de ODIHR in het kader van de kieswetgeving; en aan de verschillende congressen die de oppositiepartijen en ngo’s – waaronder de Unie van Polen in Wit-Rusland – hebben kunnen organiseren. Het is beslist waar dat dit maar beperkte vorderingen zijn, en dat ze niet volstaan, maar een en ander is wel zonder precedent. We kunnen dus toch van vooruitgang spreken.

Dat is de reden waarom de Europese Unie op deze bescheiden, maar positieve ontwikkelingen een voorzichtig antwoord heeft gegeven in de vorm van de afgewogen beslissing zoals die tijdens de laatste Raad algemene zaken en externe betrekkingen is genomen. De voortzetting van de schorsing van de sancties stelt ons in staat een dialoog aan te houden. Het maatschappelijk middenveld heeft ons daar zelf uitdrukkelijk om verzocht, laatst nog in het kader van een forum dat door het Europees Parlement op 4 maart is georganiseerd.

We houden het instrument waarover we beschikken tegelijkertijd wel achter de hand, aangezien de sancties aan het einde van het jaar opnieuw kunnen worden opgelegd als wij menen dat de in de tussentijd gerealiseerde vorderingen niet volstaan. We zullen de situatie ter plaatse blijven volgen om te zien of er vorderingen worden gemaakt op de vijf kerngebieden die in de conclusies van de Raad algemene zaken en externe betrekkingen van oktober jongstleden zijn omschreven. Omdat we een delegatie in Minsk hebben kan de Commissie actief deelnemen aan de beoordeling van de ontwikkelingen aldaar.

Geachte afgevaardigden, ik ben heel blij met het initiatief van het Europees Parlement om een delegatie parlementariërs van de Commissie buitenlandse zaken, en de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Wit-Rusland naar Minsk te sturen, waar ze over tien dagen gesprekken zullen voeren met de autoriteiten en de verschillende partijen om zo een indruk te krijgen van hetgeen er zich in die regio afspeelt.

Ik zal zelf de voor deze regio verantwoordelijke directeur meesturen, en deze zal zonder meer nauw samenwerken met de delegatie van het Parlement. Ook het opzetten van een nieuwe dialoog met Wit-Rusland over de mensenrechten is een stap voorwaarts, die ons in de gelegenheid zal stellen onze eisen beter te structureren en onze discussie meer diepgang te verlenen.

De eerste zitting van die dialoog zal binnenkort in Minsk plaatsvinden, en de Europese Unie zal bij die gelegenheid alle onderwerpen ter sprake brengen. We zullen zowel voor als na deze ontmoeting gesprekken voeren met het maatschappelijk middenveld om van de expertise van deze mensen te leren.

Geachte afgevaardigden, als we de betrekkingen met dit buurland in het hart van Europa verder willen ontwikkelen, zullen we moeten nadenken over de wijze waarop we op de lange termijn gaan reageren op de vooruitgang in Wit-Rusland. Het moet een reactie zijn die Wit-Rusland de kans geeft toenadering te zoeken tot de Europese familie en de daarmee samenhangende waarden. Zoals de fungerend voorzitter al heeft aangegeven, heeft de Europese Raad met dat doel voor ogen afgelopen vrijdag besloten Wit-Rusland toe te laten tot ons Oostelijk Partnerschap, en dan meer specifiek tot de multilaterale component van dat partnerschap – de platformen. Dit partnerschap zal Wit-Rusland een gelegenheid verschaffen om nieuwe solidariteits- en uitwisselingsnetwerken met al zijn buren te ontwikkelen. Ook het Wit-Russische maatschappelijk middenveld, dat zich uit zijn isolement wil verlossen en wil participeren in het forum over het maatschappelijk middenveld, kan van die gelegenheid gebruik maken.

Wat de deelname van Wit-Rusland aan de bilaterale component van het Oostelijk Partnerschap betreft: de tekst van Commissie is heel duidelijk. De ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland is en blijft gekoppeld aan de politieke ontwikkelingen in dat land.

Gelet op het feit dat de economische en financiële crisis ook onze buurlanden in het Oosten flink geraakt heeft, ben ik zelf voorstander van economische steun voor Wit-Rusland. Het IMF heeft met instemming van zijn Europese partners al een veelbetekenende eerste stap ondernomen, door een lening van 2 miljard Amerikaanse dollar toe te kennen om de directe gevolgen van de crisis het hoofd te kunnen bieden en een einde te maken aan de problemen met de betalingsbalans. De volgende stap zou er dan in moeten bestaan om Wit-Rusland toestemming te verlenen leningen af te sluiten bij de Europese Investeringsbank – voor wat grotere leningen is de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling de aangewezen instelling – met het oog op het financieren van projecten die verband houden met de Europese vervoersnetwerken maar tegelijkertijd bijdragen tot het diversifiëren van de economische verbanden binnen het land.

De Commissie is op dit moment ook bezig met het verdiepen van de technische dialoog met Wit-Rusland waar het sectoren van gemeenschappelijk belang betreft – energie, douane, normen en standaarden, en, op de lange termijn, de economie.

Dat is de reden, geachte afgevaardigden, waarom het Europees Parlement de volgende week een resolutie over Wit-Rusland zal aannemen. De Commissie zal beslist de nodige aandacht schenken aan uw aanbevelingen. Ik voor mij hoop oprecht dat we in de loop van de nu volgende maanden nauw kunnen blijven samenwerken bij het evalueren van de situatie, zoals dat zal geschieden in het kader van de onze dialoog met Wit-Rusland, en dan bedoel ik zowel de autoriteiten als het maatschappelijk middenveld van dit land. Ik hoop dat deze eerste stap zal leiden tot een betere samenwerking op basis van concrete vooruitgang.

 
  
MPphoto
 

  Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, aan de betrekkingen van de EU met Wit-Rusland liggen nu aan beide kanten – terecht – pragmatische overwegingen ten grondslag. Een jarenlang isolationistisch beleid heeft nergens toe geleid, hetgeen de Raad zich nu ietwat laat heeft gerealiseerd. Hij heeft zeker niets ondernomen om president Alexander Loekasjenko – Europa‘s laatste, in een zelfgekozen isolement verkerende dictator – zijn greep op de macht wat te doen verliezen.

Twee weken geleden had ik hier in Straatsburg het voorrecht om twee prominente dissidenten uit Wit-Rusland te ontmoeten teneinde met hen van gedachten te wisselen over de politieke ontwikkelingen in hun land. Een van hen, Alexander Kazulin, was recentelijk vrijgelaten als politieke gevangene – een van de redenen waarom de EU iets positiever is gaan denken over de heer Loekasjenko.

Politieke onderdrukking blijft echter een ernstig probleem in Wit-Rusland. Het is daarom nog maar de vraag of deze klaarblijkelijke ontspanning in de betrekkingen tussen de EU en Wit-Rusland ons iets zal opleveren, aangezien het goed mogelijk zou kunnen zijn dat de heer Loekasjenko een spelletje speelt met Rusland door zich meer op de EU te richten. Het is echter nog altijd beter dan dat we vast blijven houden aan het mislukte boycotbeleid van het afgelopen decennium.

Het is van essentieel belang dat de Raad in het geval van Wit-Rusland goed gedrag blijft belonen en fout gedrag blijft straffen: als de heer Loekasjenko duidelijke stimulansen krijgt voor een interne politieke hervorming, zou hij hier wel eens positief op kunnen reageren. Tegelijkertijd moet hij zich echter realiseren dat hij niet zo door kan gaan als voorheen en dat ieder nieuw teken van autoritaire praktijken en onderdrukking het einde zal betekenen van de toenadering en dat het de EU-steun voor het door Wit-Rusland geambieerde WTO-lidmaatschap zal doen afnemen. Het gaat wellicht te ver om in deze fase de heer Loekasjenko uit te nodigen op de meitop in Praag, tijdens welke het Oostelijk Partnerschap – waartoe ook Wit-Rusland behoort – zal worden gelanceerd. We moeten nauwere betrekkingen koppelen aan concrete toezeggingen van het regime om zijn leven te beteren.

Wit-Rusland moet ook inzien dat de erkenning – momenteel alleen door Rusland – van de Georgische regio’s Abchazië en Zuid-Ossetië als onafhankelijke staten onaanvaardbaar is. Ik geloof dat Wit-Rusland afstand probeert te nemen van de Russische controle en wij moeten dit momentum benutten. De totstandbrenging van echte veranderingen in Wit-Rusland vergt ongetwijfeld geduld en inzet aan de kant van de EU, maar de prijs – de herintegratie van Wit-Rusland in de Europese familie van democratische landen – is de moeite meer dan waard.

 
  
MPphoto
 

  Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, ook wij kunnen instemmen met de voortzetting van het beleid van de Europese Unie om een dialoog en een nadere samenwerking met het Wit-Russische regime tot stand te brengen. We zijn er nog maar zes à zeven maanden mee bezig en moeten kijken of datgene wat de Europese Unie wil, ook de komende tijd tot vruchtbare resultaten leidt. Dat neemt niet weg dat wij onze twijfels blijven hebben over de intenties van een regime dat niet als democratisch bekend staat. Ik heb zelf vele malen de eer gehad met het regime contact te mogen hebben en gelooft u mij echt, mijnheer Loekasjenko is niet van de ene op de andere dag een democraat geworden.

Dat hij meer met de Europese Unie wil, heeft met andere dingen te maken. Maar dàt hij dat wil kunnen we gebruiken om druk op hem uit te oefenen om verder te gaan in de richting die hij is ingeslagen, door een aantal positieve stappen te ondernemen op het gebied van de mensenrechten. Net zoals Charles Tannock vind ik het echter nog te vroeg om te speculeren, om hem te belonen met een oostelijk partnerschap. Een echte mensenrechtendialoog moet nog tot stand komen en mensenrechtenschendingen vinden nog steeds plaats.

Op het gebied van de mensenrechtendialoog vinden wij dat er een volwaardige plaats voor moet zijn voor de oppositie die wij de afgelopen jaren op allerlei manieren hebben gesteund, inclusief het verlenen van twee Sacharov-prijzen. In Minsk vindt men dat het niet hoort om de oppositie op die manier te steunen. Maar er zijn precedenten daarvoor: zes of zeven jaar was ik zelf betrokken bij een poging om samen met de OVSE en de Raad van Europa een dialoog tot stand te brengen met de regering van Wit-Rusland en de toenmalige oppositie. Dat is mislukt, maar er is dus wel een precedent voor dat soort overleg.

Het Europees beleid dat wij willen moet zichtbaar bijdragen aan meer vrijheid en een grotere openheid. De punten die wij van belang vinden, zijn ook genoemd in de resolutie die voorligt. Wanneer op die punten de komende maanden vooruitgang wordt geboekt, dan mogen wat ons betreft verdere EU-restricties worden opgeheven.

Ik wil daar nog twee dingen aan toevoegen. In de eerste plaats vinden wij dat de Commissie ook aandacht zou moeten besteden aan het feit dat in Wit-Rusland zo weinig bekend is over de Europese Unie en dat los je niet op met een satellietzender. Er moet meer gedaan worden vanuit het land zelf en in het land zelf. Ten tweede pleit ik ervoor om bij de autoriteiten in Minsk na te vragen of niet eindelijk alle beperkingen op de reizen van Tsjernobyl-kinderen kunnen worden opgeheven.

Laatste opmerking en dat is meer een persoonlijke noot. De nieuwe situatie heeft in ieder geval één ding opgeleverd dat ik voor het eerst in zes jaar een visum heb gekregen om mogelijk over enkele weken met een delegatie van het Parlement naar Wit-Rusland te reizen en ik zal ook van die mogelijkheid graag gebruik maken.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Onyszkiewicz, namens de ALDE-Fractie. – (PL) Toen de sancties tegen Wit-Rusland werden opgeheven, hoopten we dat het hervormingsproces verder zou gaan. Er is echter gebleken dat dit niet is gebeurd. De eerdere sprekers hebben het al genoemd, maar ik wil graag in herinnering brengen dat er geen andere politieke partijen zijn geregistreerd, dat de dreiging om de registratie van bestaande partijen op te heffen, is gebleven, dat kranten die aanspraak konden maken op het verspreidingsrecht, dat recht niet kregen toegekend, en dat er opnieuw internetgebaseerde aanvallen zijn uitgevoerd op websites, zoals de website van Radio Free Europe. Verder besloot president Loekasjenko om Minsk te verlaten, als gevolg waarvan het bezoek van commissaris Ferrero-Waldner niet kon doorgaan. Ik denk niet dat dit een vriendelijk gebaar was, en het toont evenmin aan dat hij het belang van het contact met de Europese Unie respecteert en begrijpt.

President Loekasjenko heeft Abchazië en Ossetië niet erkend, maar hij heeft Abchazië wel bezocht. Het lijkt erop dat er een nauwe economische samenwerking komt tussen deze twee partners – ik vermijd het woord ‘staten’ omdat wij Abchazië niet als staat beschouwen. Wat de oppositie betreft, deze wordt door president Loekasjenko aangeduid als de ‘vijfde colonne’. We zien geen enkele bereidheid deze te erkennen als belangrijk element van politieke oppositie, zoals in elk land.

Er moet mijns inziens echter wel een vorm van dialoog in stand worden gehouden. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Tannock dat president Loekasjenko niet in Praag aanwezig moet zijn. Dat zou zeker te ver gaan. Ik ben echter van mening dat we veel meer en effectiever gebruik zouden moeten maken van een ander instrument, namelijk een financieel instrument in de vorm van de financiering voor democratische en economische ontwikkeling. In dit verband zou ik graag willen weten welke bedragen het afgelopen jaar en in 2007 zijn uitgegeven (niet welke bedragen zijn toegekend) ter ondersteuning van de democratie in Wit-Rusland, hierbij de steun voor radio buiten beschouwing gelaten.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de commissaris, het experiment met de opschorting van de sancties tegen Wit-Rusland moet doorgaan zodat we alle mogelijkheden kunnen benutten om met dit land een dialoog op te bouwen. De Wit-Russische autoriteiten moeten echter beseffen dat de duur van dit experiment beperkt is en dat we niet eindeloos met onze voorstellen zullen blijven wachten.

We moeten tevens zeer voorzichtig zijn. De eerste maanden hebben ons slechts een vaag beeld gegeven van de intenties van de autoriteiten in Minsk. Tegelijkertijd wordt de Unie van Polen in Wit-Rusland nog steeds onderdrukt, worden katholieke priesters uitgewezen, en is de registratie van een kantoor in Minsk van Belsat TV, de enige onafhankelijke televisiezender in Wit-Rusland, geweigerd. Dit is voldoende aanleiding om Alexander Loekasjenko niet uit te nodigen voor de EU-top, hetgeen in lijn is met de verzoeken van de Wit-Russische oppositie.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Protasiewicz (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, geachte premier, geachte commissaris, ik ben het met de commissaris eens dat de Raad verstandig heeft gehandeld door de sancties tegen Wit-Rusland met een jaar te verlengen en deze tegelijkertijd voor de duur van negen maanden op te schorten. We nodigen Wit-Rusland uit om met ons samen te werken, maar we zijn niet vergeten dat het nog altijd het laatste ondemocratische land in Europa is.

Ondanks de recente positieve veranderingen in Wit-Rusland zoals genoemd door de heer Vondra, is er nog geen sprake van eerbiediging van de fundamentele mensenrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, het recht om politieke standpunten uit te dragen, of respect voor de nationale en religieuze minderheden. Desondanks bieden we Wit-Rusland de gelegenheid om deel te nemen aan het Oostelijk Partnerschap, omdat we verwachten dat dit voordelen oplevert, vooral voor de bevolking van Wit-Rusland.

Het Oostelijk Partnerschap biedt de mogelijkheid van lagere visakosten, betere economische samenwerking en financiële steun voor de burgermaatschappij. Dat zijn manieren waarop Wit-Rusland na jarenlange isolatie kan profiteren van het nieuwe beleid. De keerzijde is dat onze goede wil ongetwijfeld op cynische wijze verdraaid zal worden om het ondemocratische beleid te staven. De Wit-Russische regering, die de belangrijkste massamedia in handen heeft en deze niet voor voorlichting, maar voor propaganda benut, heeft al triomfantelijk aangekondigd dat de Europese Unie het ‘Wit-Russische model’ accepteert waarin democratie en vrijheid mogen worden beperkt. In dit Parlement moeten we ondubbelzinnig uitspreken dat Wit-Russen dezelfde rechten hebben als de burgers van andere vrije Europese landen, waaronder het recht om vandaag ongehinderd in Minsk te demonstreren, op de 91e Wit-Russische Onafhankelijkheidsdag. Door de deelname aan het Oostelijk Partnerschap kunnen wij hen wijzen op deze rechten. En als de Wit-Russische autoriteiten dit dwarsbomen, kunnen zij niet rekenen op de samenwerking en goede verstandhouding met het Westen, met name niet op het hoge niveau zoals door de heer Vondra genoemd, waaronder de top over het Oostelijk Partnerschap in Praag, die in mei zal plaatsvinden.

Zolang politieke activisten in Wit-Rusland worden vastgehouden, zolang jongerenactivisten van de democratische oppositie onder dwang voor het leger worden geronseld, zolang demonstraties door militie-eenheden worden neergeslagen en onafhankelijke journalisten boetes opgelegd krijgen voor hun woorden en publicaties, mogen de leiders van Wit-Rusland niet rekenen op samenwerking of een verzoenende houding van de Europese leiders, van de Raad, de Commissie en ons Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) Wit-Rusland ligt centraal in Europa en heeft mijns inziens belang bij een goede verstandhouding met zowel de Europese Unie als zijn andere buurland Rusland. Deelname aan het partnerschapsprogramma van de Europese Unie biedt daarvoor kansen.

Een onafhankelijk, stabiel Wit-Rusland, dat stappen zet in de richting van democratie, de verspreiding van mensenrechten en een sociale markteconomie, is in het belang van de Europese Unie en met name van de buurlanden van Wit-Rusland: Litouwen, Letland en Polen. Ik ben ervan overtuigd dat de inwoners van Wit-Rusland hier steeds meer naar streven.

Het beleid van isolatie van Wit-Rusland was niet gerechtvaardigd, dat moet duidelijk gezegd worden. Anderzijds kan er geen werkelijke dialoog of begrip zijn tussen Brussel en Minsk zolang de vrije meningsuiting en de activiteiten van partijen en de oppositie worden beperkt.

Ik betwijfel of het nu al tijd is om in Brussel de rode loper uit te rollen voor alle leiders van Wit-Rusland.

Wit-Rusland is het enige land in Europa waar nog steeds mensen worden geëxecuteerd, al is het aantal executies volgens berekeningen van mensenrechtenorganisaties drastisch gedaald. Volgens mij zijn alle leden van het Europees Parlement, ongeacht tot welke fractie zij behoren, erg ongelukkig met deze situatie, en zouden zij Minsk willen oproepen de doodstraf zo snel mogelijk af te schaffen.

Over zeven jaar wil Wit-Rusland dicht bij de grens met Litouwen een kerncentrale bouwen. Ik zou u eraan willen herinneren dat de Europese Commissie heeft toegezegd nauwlettend te zullen volgen of de regering van Wit-Rusland zich aan de regels van de IAEA en andere internationale organisaties houdt, en erop toe te zien dat de kerncentrale aan de nieuwste veiligheidsvoorschriften voldoet.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de ‘catch-the-eye’-spreektijd.

Ik krijg te veel verzoeken om spreektijd, waarvan er vele afkomstig zijn van de PPE-DE-Fractie. Ik zal slechts drie leden het woord geven.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Beazley (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, in de door dit Huis overeengekomen “catch-the-eye”-procedure is niet vastgelegd dat de Voorzitter leden kan selecteren al naargelang de fractie waartoe zij behoren. Voor zover ik heb begrepen, is de gedachte achter de “catch-the-eye”-procedure dat elk afzonderlijk lid bij u, de Voorzitter, in het oog kan springen. Ik betreur het dat u zojuist hebt gezegd dat u slechts drie leden van de PPE-DE-Fractie aan het woord zult laten. Dit is niet in overeenstemming met ons Reglement.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Mijnheer Beazley, dit is altijd de procedure geweest, en zal dat ook altijd blijven zolang ik Parlementsvergaderingen voorzit.

Omdat ik meerdere aanvragen tegelijk heb ontvangen, omdat nagenoeg alle leden tegelijkertijd het woord willen voeren – en ik maar vijf verzoeken kan honoreren – kan ik deze tijd niet overschrijden zonder andere debatten te bekorten. Bovendien passen we deze methode al langer toe, en als ik daar nu van zou afwijken, zou dat een verschil betekenen ten opzichte van eerdere vergaderingen.

Mijnheer Beazley, het punt van orde is uitgelegd. U hoeft niet verder aan te dringen, u krijgt het woord niet. U krijgt het woord niet. Het punt van orde is uitgelegd.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Vandaag vieren de inwoners van Wit-Rusland Onafhankelijkheidsdag. Wit-Rusland heeft zichzelf op 25 maart 1918 tot republiek uitgeroepen. Op dit moment, tijdens ons debat, vindt op het plein bij de Academie van wetenschappen in Minsk een demonstratie plaats die is georganiseerd door de democratische oppositie. Vijfduizend mensen zijn op het plein bijeengekomen. Ik hoop maar dat er geen repressieve maatregelen tegen hen worden genomen. Daarom wil ik, net als anders, en vooral vandaag, solidair zijn met alle Wit-Russen in de wereld, en met name met de Wit-Russen die bijeen zijn gekomen op een van de pleinen van Minsk, en die de geest van onafhankelijkheid en vrijheid hooghouden.

De dialoog met Wit-Rusland is nodig, maar niet tot elke prijs. Wat wij als Europese Unie kunnen doen zonder concessies te doen aan het regime, maar door de dialoog met het maatschappelijk middenveld te bevorderen, is de kwestie van de prijs van Schengenvisa zo snel mogelijk op te lossen. Een Schengenvisum kost 60 euro, wat voor veel Wit-Russen een luxe is die zij zich niet kunnen veroorloven. Let wel: voor Russische burgers kost een Schengenvisum maar de helft.

 
  
MPphoto
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Het is belangrijk dat wij nieuwe betrekkingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland blijven opbouwen. Het is echter zonder meer noodzakelijk om een keer te brengen in de situatie van schending van de grondrechten van de Wit-Russische burgers. Het is bijvoorbeeld onacceptabel dat op dit moment rechten zoals vrijheid van gedachte en van meningsuiting, het recht op verkiezingen of een onafhankelijk justitieel apparaat niet worden geëerbiedigd.

Ik sta daarom achter de aanpak om Wit-Rusland aan te moedigen om zich zoveel mogelijk in te spannen op de weg naar democratie, en ik ben ingenomen met het besluit om Wit-Rusland op te nemen in het nieuwe programma voor versterking van het Oostelijk beleid van de EU middels het Europese nabuurschapsbeleid. Ik verwacht dat dit Wit-Rusland zal helpen om stabiliteit en veiligheid tot stand te brengen en om de levenstandaard van de bevolking te verhogen. De Gemeenschap moet doorgaan met het verlenen van financiële steun aan de behoeftigen in de regio en ingrijpen als burgerrechten worden geschonden. Ik herhaal: ingrijpen als burgerrechten worden geschonden.

 
  
MPphoto
 

  Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). (HU) Europa voerde een duidelijk beleid aangaande Wit-Rusland. Mensenrechten en het proces van democratisering stonden daarbij voorop. We wezen toenaderingspogingen niet af maar onze voorwaarden waren ook eenduidig; nu is de situatie echter fundamenteel veranderd.

De bewering van Wit-Russische politieke activisten en onafhankelijke deskundigen is waar: het regime is in wezen niet veranderd, er hebben alleen cosmetische correcties plaatsgevonden. Ook al zijn er enkele politieke gevangenen vrijgelaten, er zijn andere voor in de plaats gekomen en jonge activisten worden in plaats van naar de gevangenis naar het leger gestuurd. Er is van alles veranderd maar niet het regime zelf.

In de EU zijn velen van mening dat het succes van het Oostelijk Partnerschap ook van Wit-Rusland afhangt. Het door de Oekraïense onzekerheid geslagen gat moet door Brussel worden gedicht en daarvoor kan zelfs Loekasjenko al goed genoeg zijn. Het is de EU-instellingen gelukt hun eigen voorwaardenpakket om zeep te helpen. Het jarenlange werk van de Commissie is met één bezoek van Solana mogelijk tenietgedaan. Loekasjenko dacht dat hij sterk genoeg was om het bezoek van mevrouw Ferrero-Waldner af te blazen. Minsk heeft in plaats van de voorwaarden te aanvaarden een partner gevonden in Solana, die graag compromissen sluit.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Schroedter (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, ik heb heel goed geluisterd naar de commissaris en naar de fungerend voorzitter van de Raad. Wij als Groenen zijn voor de dialoog, maar wel voor een kritische dialoog, en dus niet voor een dialoog om in het gevlei te komen bij een dictator.

We moeten deze dialoog benutten om in dit land vooruitgang te boeken bij het beleid voor de mensenrechten, zodat bijvoorbeeld de Europese Humanistische Universiteit weer wordt toegelaten, of de vrijheid van meningsuiting niet meer wordt beknot, of een demonstratie zoals die van vandaag zonder beperkingen plaats kan vinden. Een dialoog is alleen maar zinvol wanneer hij de democratische krachten versterkt, en niet wanneer hij die krachten in de rug aanvalt. Kwesties in verband met de mensenrechten moeten allemaal daar aan de orde worden gesteld, en de instrumenten voor de mensenrechten van de EU moeten in dat land worden toegelaten.

Ook voor een partnerschap lijkt het me nog te vroeg. Los daarvan moeten de kosten voor een visum worden verlaagd.

 
  
MPphoto
 

  Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, al de acties die door de Raad en de commissaris zijn genoemd, zijn goedgekeurd, aangezien ze de omstandigheden voor de bevolking zullen verbeteren.

Maar moeten we voor een dictator nu werkelijk de rode loper uitleggen? Is dat niet in een klap in het gezicht van degenen die onlangs gevangen zijn gezet en nu nog gevangen worden gehouden? Mevrouw de commissaris, mijnheer de minister, ik wil u graag de volgende vraag stellen: heeft Wit-Rusland misschien enige druk op de Europese autoriteiten uitgeoefend om deze uitnodiging voor de Top in Praag te verkrijgen? Ik vind die uitnodiging overdreven en niet op z’n plaats.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Dames en heren, aangezien er nog wat tijd over is, kan ik nog een aantal andere sprekers op de lijst het woord geven. Dit heeft niets te maken met wat er eerder is gezegd. Ik zorg gewoon altijd voor een evenwichtige toewijzing van spreektijd volgens de ‘catch-the-eye’-procedure.

 
  
MPphoto
 

  Alessandro Battilocchio (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, (...) met voldoening kennis van de nieuwe bereidheid van Wit-Rusland om samen te werken met de Europese Unie en de internationale gemeenschap. Wij moeten heel behoedzaam te werk gaan met president Loekasjenko, maar een nieuwe koers is hier zeker welkom. Wij zullen er onvermoeibaar op blijven wijzen dat er behoefte is aan een algehele en radicale koerswijziging op het gebied van naleving van de mensenrechten.

Volgens mij mag de Commissie op één specifiek punt een duidelijker en consequenter gedrag van Minsk eisen, namelijk wat betreft de situatie van de kinderen. Tienduizenden kinderen logeren jaarlijks een paar maanden bij Europese gezinnen. De Wit-Russische regering heeft jarenlang een absurde en soms onbegrijpelijke houding aangenomen. Vaak werd op het laatste nippertje het gastverblijf van kinderen afgeblazen, tot grote teleurstelling van de families die de kinderen logies aanboden. Ook was dat vaak een forse klap in het gezicht van de kinderen zelf, van wie er velen uit een weeshuis komen of in ingewikkelde gezinssituaties leven. Op dit vlak moet er zo gauw mogelijk een koerswijziging komen.

 
  
MPphoto
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Slowakije viert vandaag de 21e verjaardag van de demonstratie bij kaarslicht in Bratislava. Op 25 maart 1988 werden christenen die vreedzaam demonstreerden voor pers- en godsdienstvrijheid met geweld uiteengedreven door de politie en het leger. De demonstratie bij kaarslicht luidde het begin van de langverwachte vrijheid van Slowakije in, en daarom snap ik heel goed dat mijn collega’s zich zorgen maken over de gewijzigde houding van de EU tegenover president Loekasjenko.

Ik ben absoluut van mening dat president Loekasjenko niet naar Praag zou moeten komen. Op basis van mijn persoonlijke ervaringen met het totalitaire regime in Slowakije geloof ik niet dat een totalitaire leider zichzelf kan veranderen in een democraat in hart en nieren. Dat gebeurt alleen maar als hij daar praktische voordelen in ziet. Dames en heren, we moeten vaker luisteren naar de Wit-Russische oppositie, naar Alexandr Milinkevich. Alleen als we zeker weten dat Wit-Rusland echt democratisch is geworden, kunnen we alle sancties tegen Wit-Rusland opheffen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. De heer Beazley staat ook op de lijst, maar hij heeft het Parlement blijkbaar verlaten omdat hij zich door mij beledigd voelde. Ik kan hem daarom niet het woord geven.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor al uw bijdragen. Zoals ik in mijn inleidende opmerkingen heb gezegd, hebben wij de Wit-Russische autoriteiten de laatste maanden stappen zien zetten die in de buurt beginnen te komen van de in de conclusies van de Raad van oktober 2008 geformuleerde verwachtingen. In de Wit-Russische context zijn dit grote stappen. Tegelijkertijd is het beeld niet eenduidig, hetgeen het debat hier volgens mij heeft bevestigd. Wij zouden graag zien dat er nog meer stappen worden gezet zoals de wijzigingen in het strafrecht en de registratie van andere mediakanalen en ngo’s in Wit-Rusland.

Bij de toekomstige heroverweging van de beperkende maatregelen zal er rekening worden gehouden met de situatie in Wit-Rusland en de door de regering gezette stappen. Er zal een evaluatie plaatsvinden van de vooruitgang die is geboekt op de gebieden die genoemd worden in de conclusies van de Raad van oktober 2008. Dit gebeurt al op een permanente basis en ook bespreken we de vooruitgang met de leden van de oppositie – zo heb ik bijvoorbeeld een week geleden Alexander Kazulin nog ontmoet in Praag.

Wij blijven bereid om onze betrekkingen met Wit-Rusland te verdiepen, op voorwaarde dat er vooruitgang wordt geboekt op het gebied van de democratie, mensenrechten en rechtsstaat. Ik denk dat we Wit-Rusland – onder andere – in het kader van het Oostelijk Partnerschap concrete stimulansen kunnen geven.

Dan kom ik nu op het levendige debat hier over de top tijdens welke het Oostelijk Partnerschap zal worden gelanceerd en met name over de mate van deelname eraan door Wit-Rusland. Let wel: er is nog niets beslist over deze kwestie, die consensus vereist binnen de EU. Dit onderwerp zal worden behandeld wanneer het moment van de top dichterbij komt en ik wil in deze fase niet speculeren. De druk zelf bestaat er echter eenvoudigweg in dat er nog geen uitnodiging is verstuurd.

Ik dank u nogmaals voor dit interessante debat en uw waardevolle inbreng. Wij stellen het bijzonder op prijs dat het Europees Parlement zo’n belangstelling en actieve betrokkenheid aan den dag legt voor Wit-Rusland. Ook uw steun voor het EU-beleid van engagement is voor ons bemoedigend. Wit-Rusland is een belangrijk buurland van de EU en de ontwikkelingen aldaar gaan ons derhalve allemaal aan. Het is belangrijk dat we aan Minsk een duidelijk en consequent signaal afgeven en het doet mij deugd dat het Parlement ons hierbij heeft kunnen steunen.

Engagement is belangrijk omdat wij hierdoor het beste het soort veranderingen kunnen bewerkstelligen dat we in Wit-Rusland voor ogen hebben en dat gewicht in de schaal legt in het kader van de bredere EU-belangen. Zoals ik in mijn inleidende betoog heb gezegd, sta ik klaar om dit Parlement op de hoogte te houden van de ontwikkelingen en ik ben ervan overtuigd dat dit ook geldt voor de toekomstige voorzitterschappen, niet in het minst met betrekking tot de vorige week door de Raad overeengekomen toekomstige grondige evaluatie.

 
  
MPphoto
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik zal het weer beknopt houden.

Zoals we weten heeft Wit-Rusland enige vorderingen gemaakt; er moet uiteraard nog heel veel gedaan worden. Het is echter duidelijk dat een beleid dat Wit-Rusland isoleert niet meer van deze tijd is. De enige manier waarop wij kunnen bijdragen tot een democratische toekomst voor dit land is de dialoog.

Natuurlijk, mevrouw Schroedter, gaat het hier om een dialoog waarbij we ook kritiek leveren. Dat is volmaakt duidelijk. De Europese Unie heeft zich daarom voorgenomen de ontwikkelingen op vijf kerngebieden – politieke gevangenen, kieswetgeving, persvrijheid, vrijheid voor ngo’s en vrijheid van vergadering – heel nauwlettend te volgen. Er worden regelmatig rapporten opgesteld, en die zullen door onze hoofden van missie in Minsk worden gepresenteerd; de dialoog over de mensenrechten zal dat proces completeren.

Natuurlijk spelen er nog meer kwesties, waaronder ook die van de universiteit. We hebben gevraagd een beoordeling uit te voeren van de vorderingen op de vijf genoemde terreinen. Ik geloof dat dit zeker moet gebeuren. Van belang is ook dat we ons woord gestand doen: als we zien dat er vorderingen worden gemaakt, dan zullen wij ook een aantal stappen moeten ondernemen.

Wij geloven dat er wel degelijk een ontwikkeling op gang moet komen. Dit proces is echter nog maar net begonnen, en we zullen oplettend moeten zijn. Toezicht op dit proces is dus nodig.

Ik moet daaraan toevoegen dat er – we hebben dit gehoord en hopen dat het inderdaad waar is – intussen bilaterale overeenkomsten zijn gesloten tussen Wit-Rusland en een aantal landen, waaronder Italië, over vraagstukken met betrekking tot kinderen. Ik geloof dat dit een belangrijke ontwikkeling is – we zien dus enige vooruitgang.

Wat de visumkwestie betreft: ook hier is de situatie helder. Het staat de lidstaten vrij op eigen gezag voor specifieke categorieën – waaronder ook burgers – de kosten voor de visa te verlagen. We kunnen echter nog geen algemene overeenkomst voor het verstrekken van visa sluiten. Dat is een zaak voor het Oostelijk Partnerschap als geheel, binnen de context van het nabuurschapsbeleid.

Tot slot kernenergie. Ik kan u vertellen dat er in november van het afgelopen jaar een delegatie van de Commissie naar Wit-Rusland is afgereisd. We hebben op het hoogste niveau gesprekken gevoerd over energie en daarbij de kwestie internationale veiligheid en zekerheid aan de orde gebracht. We zullen dat natuurlijk blijven doen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt tijdens de volgende vergaderperiode plaats.

 

10. Europees geweten en totalitarisme (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het Europees geweten en totalitarisme.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben u bijzonder dankbaar voor deze gelegenheid om u toe te spreken over een onderwerp dat zowel voor het voorzitterschap als voor ons allen van groot belang is. Het is ook een onderwerp dat de kern raakt van wat het betekent om deel uit te maken van de Europese Unie.

Twintig jaar geleden lukte het een groot deel van Midden- en Oost-Europa – ook mijn eigen land – om de ketenen van de communistische heerschappij af te schudden. Dit was een keerpunt voor ons en voor Europa. Het maakte de weg vrij voor de herontdekking van individuele vrijheid: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van handelen – en ook de vrijheid om de kwaliteit van ons leven te verbeteren.

Het Tsjechische voorzitterschap vond dat de twintigste verjaardag van deze gebeurtenis moest worden gevierd als een belangrijke mijlpaal in de Europese geschiedenis. Het is niet alleen een gelegenheid om de val van het IJzeren Gordijn te herdenken, maar ook om lessen te trekken uit het totalitaire verleden van Europa als geheel.

Er is vervolgens afgesproken dat het jaar 2009 wordt gemarkeerd als de twintigste verjaardag van de democratische veranderingen in Midden- en Oost-Europa. Het Tsjechische voorzitterschap is bijzonder verheugd dat dit een van de communicatieprioriteiten is die de instellingen voor 2009 zijn overeengekomen. In feite was dit ons voorstel. De lidstaten zijn aangemoedigd en hebben ermee ingestemd om dit thema op passende wijze op te nemen in hun communicatieactiviteiten voor dit jaar.

Ik ben dit Parlement dankbaar voor zijn steun aan het Tsjechische voorzitterschap en zijn bereidheid om deel te nemen aan verschillende, aan dit thema gekoppelde evenementen. Ik bedank met name een groot aantal leden voor hun steun bij de organisatie van een openbare hoorzitting over “Het geweten van Europa en de misdaden van het totalitaire communisme” vorige week in Brussel, waar wij samen met commissaris Figel’ waren.

Dit Parlement heeft voorgesteld een bepaalde dag te kiezen ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het nazisme en het totalitaire communisme. De afzonderlijke lidstaten moeten zelf beslissen of en hoe zij zich zouden willen aansluiten bij zo’n evenement. Namens het Tsjechische voorzitterschap kan ik dit Parlement verzekeren dat wij onze steun willen verlenen aan een dergelijk initiatief.

Het voorzitterschap heeft daarnaast het initiatief “Platform Europese nagedachtenis en Europees geweten” gelanceerd, dat gericht is op een grotere bewustwording van de Europese geschiedenis en de door totalitaire regimes gepleegde misdaden. Het doet mij deugd dat er voor dit initiatief veel belangstelling bestaat bij de lidstaten, waarvan een groot aantal heeft onderstreept hoe belangrijk het is zich erop te focussen dat de democratische waarden en het respect voor de fundamentele rechten essentiële beginselen zijn van de Europese Unie.

Zo’n herdenking en het opzetten van een permanent communicatie- en onderzoeksproject zoals het door het Tsjechische voorzitterschap voorgestelde platform zijn om meerdere redenen waardevol.

Ten eerste zijn we het de slachtoffers van totalitaire misdaden verschuldigd dat we niet alleen herdenken wat zij door dominerende en onverantwoordelijke staatsregimes hebben moeten ervaren, maar dat we het verleden ook collectief onder ogen zien. Alleen door onszelf te verzoenen met de geschiedenis kunnen we ons echt losbreken uit de ketenen van de regimes uit het verleden.

Ten tweede kunnen wij het heden alleen helemaal begrijpen door ons volledig bewust te zijn van het leed dat dergelijke regimes hebben veroorzaakt. De Europese Unie staat voor alles dat tegenovergesteld is aan totalitarisme. Voor degenen onder ons die zich hebben ontworsteld aan de greep van het communisme is het lidmaatschap van de Europese Unie een van de belangrijkste garanties dat wij nooit meer zullen terugkeren tot het totalitarisme. Deze garantie hebben wij allemaal. Zij moet op waarde worden geschat en mag nooit licht worden opgevat. Een collectief geweten en collectieve nagedachtenis aan het verleden is een manier om de waarde van het heden te vergroten.

Ten derde zijn wij het verplicht aan onze kinderen. Er moeten lessen worden getrokken uit ons totalitaire verleden, met als belangrijkste les misschien wel de noodzaak om de mensenrechten en fundamentele waarden te eerbiedigen. Mensenrechten en vrijheid kunnen niet in een vacuüm worden gedoceerd. De kiem van schendingen van de mensenrechten ligt in de geschiedenis, soms in de verre geschiedenis. Kennis van de geschiedenis en een notie van de gevaren van totalitarisme zijn van essentieel belang, willen we een herhaling van een aantal van de verschrikkelijkste gebeurtenissen uit het verleden voorkomen. Niet alleen cynisme en manipulatie moeten worden voorkomen: ook apathie en ongevoeligheid moeten worden overwonnen.

Over enkele maanden vinden de Europese verkiezingen plaats, die hopelijk zullen worden gekenmerkt door levendige en heftige debatten. Dat is het kenmerk van democratie. Wij zouden dit moeten waarderen. Ik geloof echt dat het onderwerp van ons debat vandaag de partijpolitiek ontstijgt. Het gaat over waarden die belangrijker zijn dan de partijverschillen. Het gaat erover hoe wij onze samenlevingen zo kunnen organiseren dat iedereen een stem heeft en de gelegenheid om zijn mening te uiten.

Gezien het recente verleden van mijn land heb ik mij vooral gericht op de tragedie van de totalitaire communistische heerschappij. Er zijn in dit Parlement vandaag echter relatief weinig landen vertegenwoordigd die in de vorige eeuw niet op de een of andere manier te maken hebben gehad met totalitarisme. In het soort samenlevingen dat wij in het kader van de Europese Unie proberen vorm te geven, is geen plaats voor welk systeem dan ook dat de staat boven kritiek en tegenspraak verheft, dat de willekeur van het regime loslaat op de creativiteit van mensen of de rol van het individu verkleint.

Ik zeg dan ook mijn steun toe – en die van het Tsjechische voorzitterschap – voor de door dit Parlement ingediende initiatieven en verheug mij erop deze samen te ondersteunen door een grotere publieke bewustwording en erkenning.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Ján Figel’, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een jaar geleden, in april 2008, is er in de Europese Unie voor het eerst een hoorzitting gehouden over de door totalitaire regimes gepleegde misdaden. Deze door de Commissie en het Sloveense voorzitterschap georganiseerde hoorzitting vormde het begin van een proces en de Commissie is vastbesloten dit stap voor stap te vervolgen.

Het is een moeilijk, doch noodzakelijk proces aangezien het hier niet alleen een belangrijk onderwerp betreft dat ons de gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese Unie, het verleden, beter zal doen begrijpen, maar ook een dat de toekomst van de Europese integratie beïnvloedt – een proces dat niet louter economisch is, maar natuurlijk ook culturele en historische vertakkingen heeft.

De lidstaten zullen uiteraard hun eigen weg moeten vinden bij het nemen van beslissingen om aan de verwachtingen van de slachtoffers te voldoen en verzoening in de hand te werken. De rol van de Europese Unie kan er slechts in bestaan dit proces te vergemakkelijken door gedachtewisselingen aan te moedigen en de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken te bevorderen.

De Commissie beschouwt de schriftelijke verklaring van het Parlement over het uitroepen van 23 augustus tot Europese herdenkingsdag voor de slachtoffers van het stalinisme en nazisme als een belangrijk initiatief, dat zij steunt in het belang van de instandhouding van de herinnering aan totalitaire misdaden en een grotere bewustwording, met name van de jongere generaties.

De hoorzitting van 8 april 2008 leerde dat de lidstaten in West-Europa zich bewuster moeten zijn van de tragische geschiedenis van de lidstaten in het oosten, die ook deel uitmaakt van onze gedeelde, gemeenschappelijke Europese geschiedenis. Als we willen voorkomen dat de Unie verdeeld raakt over een ernstig onderwerp dat ons juist zou moeten verenigen, moeten we reageren op deze te geringe gevoeligheid.

De Commissie hoopt dat de parlementen van de lidstaten, tot wie deze verklaring is gericht, eraan gevolg zullen geven op een in het kader van hun eigen geschiedenis en gevoeligheden passende wijze.

De Commissie richt haar aandacht nu op het verslag dat zij volgend jaar, in 2010, op verzoek van de Raad zal indienen. Dit verslag zal een gelegenheid bieden voor verdere politieke discussie over de noodzaak van nieuwe EU-initiatieven.

Om de weg voor dit verslag te plaveien, is er een studie opgezet die een feitelijk overzicht moet geven van de verschillende juridische instrumenten, methoden en praktijken waarmee de lidstaten de herinnering aan totalitaire misdaden in stand houden. Deze studie zal tegen het einde van dit jaar worden voltooid.

Ook maken wij gebruik van de tijdens de hoorzitting geleverde bijdragen, die door het Sloveense voorzitterschap zijn gepubliceerd.

Bij de opstelling van dit verslag zal daarnaast rekening worden gehouden met een aantal ideeën en voorstellen uit de verklaring van Praag van 3 juni 2008 over “Het geweten van Europa en het communisme.” De Commissie is bereid te onderzoeken welke ruimte zij heeft om een bijdrage te leveren aan projecten zoals het zojuist door vicepremier Vondra genoemde “Platform Europese nagedachtenis en Europees geweten”, dat informatie-uitwisseling en netwerkvorming tussen de op dit gebied actieve nationale organisaties moet bevorderen.

De Commissie zal meer in het algemeen bestuderen hoe de Gemeenschapsprogramma’s – bijvoorbeeld het “Europa voor de burger”-programma, waarvoor ikzelf verantwoordelijk ben – de Europese burgers bewuster zouden kunnen maken van deze kwesties.

Ik verheug mij op het debat.

 
  
MPphoto
 

  Jana Hybášková, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter, mijnheer de commissaris, het is mij een grote eer dat ik vandaag hier spreken mag. In 2005 hebben we een resolutie aangenomen ter gelegenheid van de 60-jarige herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog. We moesten constateren dat het Europees Parlement en de Europese Unie onvoldoende politieke wil hadden om zich in te zetten voor een gemeenschappelijke visie op en beoordeling van de Europese geschiedenis. Terwijl de slachtoffers van het fascisme en nazisme een fatsoenlijke schadevergoeding hebben gekregen, is er voor de miljoenen slachtoffers van het communisme van iets dergelijks geen enkele sprake. Het doet mij dan ook deugd dat ik kan melden dat de resolutie “Europees geweten en totalitarisme” waaraan het leeuwendeel van de fracties vanmiddag gewerkt heeft bijna gereed is. Zolang west en oost er niet voor kiezen gezamenlijk de wederzijdse geschiedenis van het fascisme, communisme en nazisme te bestuderen, te ontdekken, er een dialoog over te voeren en samen dit alles te begrijpen, zal Europa nooit echt één worden. En daarom hebben we – om te zorgen voor gemeenschappelijk en wederzijds begrip – een vraag voor de Raad en de Commissie uitgewerkt op basis van de resolutie van de Raad van Europa, het kaderbesluit van de Raad tegen racisme en vreemdelingenhaat, alsook op basis van het proces van de Verklaring van Praag.

Ik wil dan ook het volgende aan de Raad en de Commissie vragen: welke concrete stappen onderneemt u om te komen tot de oprichting van een platform van wetenschappelijke instituten uit oost en west ter bestudering van het communisme, het nazisme en het fascisme? Commissie, verstrekt u financiële middelen uit het programma Europa voor de burger? Hoe steunt u de instelling van 23 augustus als dag van de slachtoffers van totalitaire regimes op 23 augustus? Hoe staat u, Raad en Commissie, tegenover de gelijke officiële symbolische erkenning van de onschuldige slachtoffers van het totalitaire communisme? Wat doen de Raad en de Commissie om in het reine te komen met de erfenis van het totalitaire communisme als een misdaad tegen de menselijkheid, vergelijkbaar met die van het nazisme en het fascisme? En dan tot slot, is het Tsjechische voorzitterschap voornemens om zijn uitzonderlijke rol in dezen over te dragen aan het Zweedse voorzitterschap?

 
  
MPphoto
 

  Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, mijn fractie is op zich niet tegen de discussie die vandaag gevoerd wordt, maar heeft grote moeite met het samenvatten van het resultaat daarvan in een resolutie. Het wekt de indruk dat we bij resolutie kunnen vastleggen hoe we met de geschiedenis van Europa moeten omgaan en met name met het totalitaire verleden. Zoals al bleek bij de onderhandelingen die zojuist gevoerd zijn, liepen die al snel vast over wat voor woorden we wel en niet kunnen gebruiken in zo’n resolutie.

Laten we alsjeblieft aan historici overlaten hoe onze geschiedenis precies te interpreteren, wetend dat objectiviteit onmogelijk is. Natuurlijk kunnen politici eraan bijdragen dat er voldoende aandacht is voor het verleden en dat geldt zeker ook voor de misdaden begaan door Hitler en Stalin. Die mogen nooit vergeten worden en we moeten de slachtoffers eren. We moeten ook allemaal beseffen dat onze mede-Europeanen in Centraal- en Oost-Europa onder twee totalitaire systemen hebben geleden en dat die ervaring niet geldt voor mensen zoals ik, die in Nederland geboren ben. Geremek, onze voormalige collega, heeft terecht ooit opgemerkt: “Aan de hereniging van onze herinneringen zijn we nog niet toegekomen”.

Wij hebben als politici een verantwoordelijkheid inzake de organisatie van wat we ons speciaal willen herinneren, maar laten we dat samen doen met historici. Een dag om alle slachtoffers van de totalitaire systemen in Europa uit de vorige eeuw te herdenken is op zich een goede suggestie, maar laten we in overleg met historici vaststellen wat het juiste formaat en de juiste datum van zo’n dag moet zijn, zodat iedereen zich daarin kan vinden. Ik ben zelf historicus, ik denk dat als we die dag alleen maar verbinden aan het Molotov-Ribbentrop Pact, dat dit niet recht doet aan wat er allemaal gebeurd is in de 20e eeuw.

De discussie is belangrijk. Wat zijn de scheidslijnen tussen politici en historici? Wat willen we gedenken en hoe? Het debat gaat ongetwijfeld door. Wij als fractie zullen ons daar zeker engageren. Als voorbeeld daarvan laat ik dit boek zien dat over twee weken uitkomt, getiteld “The politics of the past, the use and abuse of history”, waarin wij juist de historici aan het woord hebben gelaten, en we hopen dat dit een wezenlijke bijdrage zal leveren aan de kwaliteit van het debat, hier in het Parlement maar natuurlijk ook daarbuiten.

 
  
MPphoto
 

  István Szent-Iványi, namens de ALDE-Fractie. – (HU) De Europese Unie is ontstaan in de schaduw van twee totalitaire systemen. Ze was een antwoord op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, de gruwelijkheden van de holocaust, maar minstens even belangrijk was de missie om de opkomst van het stalinisme en het communisme een halt toe te roepen, en de hoop levend te houden dat Europa opnieuw verenigd zou kunnen worden in democratie en vrede.

De Europese Unie heeft, als een van de meest succesvolle ondernemingen in de geschiedenis van de mensheid, beide missies tot een goed einde weten te brengen. Er brak een periode van vrede en welzijn aan die nooit eerder zo lang had geduurd. Het is geen toeval dat landen als Griekenland, Spanje en Portugal die zich net onder het juk van een autoritaire heerschappij hadden bevrijd, zich aan wilden sluiten, noch is het toeval dat na de ineenstorting van het communisme alle Midden- en Oost-Europese landen voor de Europese Unie kozen en niet voor een derde weg.

Het succes blijkt eveneens uit het feit dat ook de landen op de Balkan hierin hun toekomst zien, en dat de landen van Oost-Europa die vaak nog in een systeem van onderdrukking leven, alsmede de landen van de zuidelijke Kaukasus hun blik op de EU richten.

Als we over totalitarisme spreken, doen we dat niet omdat we in het verleden willen leven. Nee, we willen vooruit kijken, maar we kunnen de fouten en de misdaden van het verleden alleen achter ons laten als we het verleden leren kennen en kunnen verwerken. Zonder verzoening, de verwerking van het verleden en kennis over de waarheid is dat niet mogelijk. Dit is een van de belangrijkste lessen uit de geschiedenis van de afgelopen decennia en daarom is het van belang dat we de verschrikkingen van het totalitarisme niet vergeten.

Maar er is ook nu nog veel werk te verzetten. In bepaalde lidstaten – waartoe helaas ook mijn land, Hongarije, behoort – zijn de documenten van de geheime dienst van het onderdrukkende communistische regime nog steeds niet volledig toegankelijk. Het is gewoonweg schandalig dat mensen hun eigen verleden niet kunnen leren kennen. De Europese Unie heeft de belangrijke taak deze landen op te roepen die erbarmelijke situatie te herstellen.

Ten tweede winnen de vertegenwoordigers van extreme denkbeelden helaas in een behoorlijk aantal landen, zo ook in mijn land, steeds meer terrein. Tegenwoordig is dat vooral extreem-rechts, althans in mijn land, maar er zijn landen waar juist extreem-links oprukt. Het is van belang dat we ook aan hen de verschrikkingen van deze twee systemen duidelijk maken.

Bij onze naaste buren bestaan vandaag de dag ook nog onderdrukkende regimes – we hadden het net over een daarvan, Wit-Rusland – dus onderdrukking kan nog niet uitsluitend worden besproken als onderdeel van de geschiedenis.

Europa kan geen rein geweten hebben zonder grondig onderzoek naar het verleden en zonder herdenking. Als we de slachtoffers herdenken, vervullen we in feite alleen onze plicht, want het is onze gezamenlijke plicht en verantwoordelijkheid om te zorgen dat de 21e eeuw zich anders ontwikkelt dan de 20e eeuw en dat de verschrikkingen van totalitarisme nooit meer terugkeren in Europa.

 
  
MPphoto
 

  Hanna Foltyn-Kubicka, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in het debat over de misdaden van totalitaire regimes gaat veel aandacht uit naar de slachtoffers. Er wordt echter maar weinig gesproken over degenen die hun leven gaven in de strijd tegen nazisme en communisme.

Ik zou opnieuw aandacht willen vragen voor een man die een symbool zou moeten worden van een onwrikbare houding en verzet tegen totalitaire regimes: ritmeester Witold Pilecki. Hij liet zich vrijwillig opsluiten in het vernietigingskamp Auschwitz om een opstand te organiseren en informatie te verzamelen over massamoorden. Hij wist te ontsnappen, maar werd enkele jaren later opgepakt en doodgeschoten op bevel van de Russische sovjetmisdadigers. Ik wil daarom nogmaals de oproep doen om 25 mei, de dag van zijn executie, in te stellen als Internationale Dag van de helden van de strijd tegen het totalitarisme. Er zijn immers nog vele onbekende mensen net als Pilecki die om het leven kwamen in de strijd om fundamentele rechten en vrijheden: we moeten de herinnering aan hen levend houden.

Ik wil nog een aanvullende opmerking maken. Gisteren hebben we in het Parlement de Europese Dag van ‘home-made’ roomijs gevierd. Ik herhaal, we vierden de Europese Dag van ‘home-made’ roomijs. Ik begrijp daarom niet waarom we 25 mei niet zouden kunnen aanwijzen als de dag waarop we de helden herdenken van de strijd tegen totalitarisme.

 
  
MPphoto
 

  László Tőkés, namens de Verts/ALE-Fractie. – (HU) Twintig jaar geleden begon de opstand van Temesvár (Timişoara), die heeft geleid tot de jammerlijke ondergang van de Ceauşescu-dictatuur. We kunnen niet emotieloos en objectief terugdenken aan het enthousiasme van de Roemenen, Hongaren, Duitsers en alle andere mensen en gemeenschappen van verschillende nationaliteiten en religieuze overtuigingen in Temesvár en aan hun dappere optreden om gezamenlijk weerstand te bieden aan de tirannie.

De eenduidige veroordeling van de onderdrukkende communistische dictatuur die mensen van hun rechten beroofde, is voor ons geen willekeurige partijpolitieke optie maar bovenal een morele kwestie. Het is onacceptabel en onverdraaglijk dat het hier gedurende twintig jaar nog niet van is gekomen.

Vorige week namen Roemeense, Hongaarse en Bulgaarse sprekers deel aan een openbare hoorzitting waarbij de misdaden van het communisme naar aanleiding van de Verklaring van Praag op de agenda stonden. De resolutie die vervolgens werd aangenomen, luidt als volgt: de Europese Gemeenschap moet breken met de dubbele standaard die zich openbaart in de verschillende benadering waarmee het nazisme en het communisme worden beoordeeld. Beide onmenselijke dictaturen verdienen dezelfde veroordeling.

Ik vraag het Europees Parlement solidariteit te betuigen aan de slachtoffers van het fascistische communisme en mee te helpen in de strijd tegen de nog altijd voortdurende erfenis van het communisme, in overeenstemming met de eerder genoemde morele, historische en politieke vereisten. Het verdeelde Europa kan daardoor pas echt één worden, of zoals premier Gordon Brown gisteren in zijn toespraak in verband met de twintigste herdenkingsdag verwoordde: „Vrienden, er bestaat geen oud Europa meer, geen nieuw Europa, geen Oost- of West-Europa, er is slechts één Europa: ons gemeenschappelijke huis.” Laat dit dan ook zo zijn!

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Remek, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, geachte aanwezigen. Pogingen om het communisme over één kam te scheren met het nazisme en het fascisme en de oprichting van zogeheten instellingen of onderzoeksplatformen riekt naar politiek opportunisme. Radicaal rechts heeft het nodig, onder meer omdat we binnenkort verkiezingen hebben. Met een objectieve en daadwerkelijk onafhankelijke analyse heeft dit alles niets van doen. Voor dat doeleinde zijn er al geschiedkundige instellingen en instituten genoeg. Natuurlijk ben ik niet blind. Ook het communisme ging gepaard met onderdrukking, rechteloosheid en geweld. Het is inderdaad noodzakelijk deze wederrechtelijke handelingen te onderzoeken en rechtvaardig te veroordelen. Maar zelfs collega Jan Zahradil, die lid is van de Tsjechische partij ODS, zei tijdens de hoorzitting over dit thema: “Gelijkstelling van het communisme en het Duitse nazisme is zowel terecht als onterecht. Alles dient in zijn verband en op analytische wijze bezien te worden.” En als iemand niet het verschil zien wil tussen communisten en nazi’s, tussen de communisten toentertijd en de communisten nu, oftewel mensen die zoals ik na democratische verkiezingen een niet onaanzienlijk aantal communistische kiezers hier in het Parlement vertegenwoordigen, dan wil die me wellicht ook op één hoop te gooien met de nazi’s.

 
  
MPphoto
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, het is een goede zaak dat er meerdere initiatieven genomen worden om de slachtoffers van totalitaire systemen op gepaste wijze te herdenken. Maar het heeft natuurlijk geen zin om de slachtoffers van regimes die ter ziele gegaan zijn, zoals die van het communisme en het nationaal-socialisme te herdenken, en tegelijkertijd de ogen te sluiten voor de slachtoffers van een actuele totalitaire dreiging zoals die van het islamisme.

De veroordeling van de totalitaire islam houdt geenszins een veroordeling in van individuele moslims in Europa die zich schikken naar de regels, de waarden en de normen van een democratische rechtsstaat en voor wie een geloof een privézaak is. Maar we moeten durven erkennen dat de politieke islam, de totalitaire islam, vele slachtoffers blijft maken wereldwijd, niet alleen islamitische staten, of bepaalde islamitische staten, maar ook terreurorganisaties zoals Al-Quaeda en aanverwanten.

Het is dan ook aangewezen dat de Europese Unie een aantal sterke initiatieven neemt om ook die slachtoffers te herdenken en ervoor te zorgen dat er in de toekomst zo weinig mogelijk, om niet te zeggen geen slachtoffers meer komen van dergelijke totalitaire islamitische organisaties en landen. Want we moeten durven toegeven – en ook dat is een probleem in de Europese Unie – dat kritiek geven op de totalitaire islam niet altijd in dank afgenomen wordt omdat hier een geest van politieke correctheid heerst. We hebben daarnet ook moeten vaststellen dat de totalitaire islam niet eens vernoemd is in de verklaringen van de Commissie en de Raad terwijl men eigenlijk de moed moet hebben om ook dat probleem voor ogen te zien en de nodige maatregelen te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, in 1948 schreef president Truman: ”Nu worden wij geconfronteerd met precies dezelfde situatie als Groot-Brittannië en Frankrijk in 1939 in hun strijd tegen Hitler. Een totalitaire staat is een totalitaire staat, of het nu gaat om een nazistische, fascistische of communistische staat of om het Spanje van Franco. De oligarchie in Rusland is een Frankenstein-dictatuur die nog erger is dan alle andere, inclusief die van Hitler.”

De vraag is dus waarom we 61 jaar later nog steeds over dezelfde problemen moeten discussiëren. Wat we op dit moment nodig hebben, is denk ik niet alleen de economische en politieke uitbreiding van Europa, maar ook de vergroting van het Europese bewustzijn van de massale misdaden tegen de menselijkheid die in de 20e eeuw overal in Europa hebben plaatsgevonden. De integratie van Europees historisch besef – de integratie van vooroordelen en verschillende zienswijzen van de geschiedenis – is noodzakelijk omdat we alleen op deze manier verder kunnen gaan naar het betere Europa van de toekomst.

Nee, we moeten niet discussiëren over de kwestie van dictaturen, maar deze aanpakken. We moeten beginnen bij de slachtoffers – bij hun gelijkheid – omdat alle slachtoffers van alle totalitaire regimes gelijk zijn in termen van menselijke waardigheid en gerechtigheid en herinnering verdienen, evenals erkenning in heel Europa en garanties dat het ‘nooit weer’ zal gebeuren.

Ik vind het dan ook hypocriet om dit debat over deze zaken en het trekken van conclusies uit de weg te gaan of uit te stellen. Dit onderwerp behoeft geen academische studie. We hebben genoeg getuigenissen van massamisdaden. Er moet een politieke en morele wil zijn om verder te gaan. Ik ben het Tsjechische voorzitterschap en commissaris Figel bijzonder dankbaar voor hun uiteenzettingen, die de hoop voeden dat we het op Europees niveau eens kunnen worden.

 
  
MPphoto
 

  Józef Pinior (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ik wil mijn toespraak graag beginnen met een citaat uit een gedicht van Osip Mandelstam, een van de grootste Russische dichters uit de 20e eeuw. Ik zal de woorden uitspreken in de taal waarin ze zijn geschreven, in het Russisch:

(de spreker citeert in het Russisch)

Dit zijn verschrikkelijke woorden. Vanwege dit gedicht is Osip Mandelstam verbannen. Hij stierf in de buurt van Vladivostok, onderweg naar zijn bestemming. In december 1938 werd zijn lichaam bijgezet in een gemeenschappelijk graf. Osip Mandelstam symboliseert de miljoenen slachtoffers van de totalitaire regimes in Europa in de 20e eeuw.

Het huidige Europa mag de wereldwijde slachtoffers van de totalitaire regimes van de 20e eeuw niet vergeten. Deze slachtoffers vormen de basis van ons geheugen, het blijvende geestelijke fundament van de Europese democratie. Tegelijkertijd bezien we de gehele geschiedenis van de 20e eeuw. We denken terug aan de slachtoffers van autoritaire systemen, de slachtoffers in Europese landen, onder nationalistische en militaristische regimes, in Spanje, in Portugal en in Griekenland.

Ik zou de aandacht willen vestigen op een seminar dat werd gehouden in onze fractie, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, en verder op een boek dat onze fractie gaat publiceren. Dit boek is gewijd aan problemen van geschiedkundige en politieke aard. We willen dit probleem serieus aanpakken. Wij vinden het onacceptabel als deze nagedachtenis nu wordt gemanipuleerd en geschaad in het kader van een ideologische strijd, een strijd tussen de partijen van het Europese politieke systeem. We herinneren ons de slachtoffers. De slachtoffers van de totalitaire regimes in de 20e eeuw moeten de basis vormen van de hedendaagse Europese democratie.

 
  
MPphoto
 

  Ģirts Valdis Kristovskis (UEN) . – (LV) Dames en heren, helaas bevatten de gemeenschappelijke Europese waarden nog steeds niet de eis een uitgebreide en waarheidsgetrouwe beoordeling te maken van de misdaden van diverse totalitaire regimes in Europa en de gevolgen die daaruit voortvloeiden. Halve waarheden, eenzijdige interpretaties en de ontkenning van de historische waarheid verzwakken de Europeanen. Het kaderbesluit inzake racisme en vreemdelingenhaat stelt alleen grove bagatellisering van nazimisdaden strafbaar, maar zwijgt over de misdaden van het totalitaire communisme in Europa. We hebben dringend behoefte aan een objectieve methode voor het beoordelen van totalitaire regimes. Hierbij kunnen we gebruik maken van de ervaring van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Deze is gebaseerd op universeel erkende schendingen van internationale rechten en beginselen, die iedereen bekend zijn en in elk geval sinds de processen van Neurenberg worden toegepast. We moeten eindelijk eerlijk uitkomen voor de recente totalitaire geschiedenis van Europa omwille van de toekomst en de gemeenschappelijke waarden van Europa!

 
  
MPphoto
 

  Gisela Kallenbach (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste collega’s, bijna twintig jaar na de val van het IJzeren Gordijn bespreken we in dit Parlement voor het eerst een onderwerp dat zelfs binnen onze Gemeenschap een wig kan drijven tussen de burgers in het Oosten en het Westen. Waarom? Totalitaire regimes worden van buitenaf heel anders beoordeeld dan van binnenuit. De Europese geschiedenis van de 20e eeuw is in de verschillende lidstaten op allerlei verschillende manieren behandeld en verwerkt. Bovendien zijn er in bepaalde lidstaten in Centraal- en Oost-Europa personen die de mensenrechten hebben geschonden, mensen zonder rechtmatig proces in kampen hebben gestopt of hun dood hebben veroorzaakt, maar die desondanks nog steeds een ambt bekleden en hoog in aanzien staan – ook in dit Parlement. Wanneer we daar niet echt nota van nemen is dat gif voor onze gezamenlijke toekomst. Daarom mag Europa de handen niet in de schoot leggen!

Ik ben heel blij dat er nu een Europees platform komt voor dit onderwerp. Ik hoop dat het niet bij de discussie van vandaag blijft, maar dat we samen met de Commissie een proces op gang kunnen brengen en de projecten die u heeft genoemd kunnen uitvoeren. Ik hoop dat we erin slagen om de nog levende daders met behulp van dit proces ter verantwoording te roepen en de slachtoffers te herdenken, zodat we in het belang van onze gezamenlijke toekomst meer begrip voor elkaar kunnen ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL).(EL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie escaleert haar afschuwelijke anticommunistische campagne. Dit is een uitermate brutale provocatie aan het adres van de volkeren. Door de geschiedenis te vervalsen, te lasteren en te liegen worden fascisme en communisme over een kam geschoren. Het meest progressieve dat het menselijk brein ooit heeft voortgebracht, het communisme, dat wil zeggen de afschaffing van de exploitatie van de mens door de mens, wordt over een kam geschoren met het meest reactionaire en barbaarse regime dat het kapitalisme ooit heeft voortgebracht, het fascisme.

Dit is een belediging voor de nagedachtenis van de 20 miljoen Sovjetburgers die hun leven hebben gegeven voor de overwinning van het fascisme. Dit vulgaire anticommunisme is niet zozeer op het verleden gericht als wel op het heden en op de toekomst. Het doel ervan is de weerstand van het volk te verzwakken, de werknemers op te zadelen met de lasten van de kapitalistische crisis en een stokje te steken voor de onvermijdelijke en algemene betwisting en omverwerping van het kapitalistische systeem in de nabije toekomst. Daarom worden de communisten aangepakt en wordt het socialistisch communistisch perspectief zwart gemaakt. Ook probeert men de communistische partijen, die hun principes hoog houden, te chanteren en ertoe aan te zetten om deze principes over boord te gooien en ‘in te burgeren’.

U koestert illusies. De communisten zullen hun hoofd niet buigen. Zij zullen hun ideologie verdedigen zelfs indien ze daarvoor hun leven moeten geven. Spijtverklaringen aan het imperialisme ondertekenen wij niet. De omverwerping van het imperialisme is een sociale noodzaak, en wij zullen deze consequent dienen. Wij zijn niet bang voor u! De sociale ontwikkeling zal doorgaan; daar bent u bang voor en daarom voert u deze campagne.

 
  
MPphoto
 

  Roberto Fiore (NI). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat het vandaag de dag goed te zien is welke landen totalitaristisch zijn. Het eerste land dat mijzelf te binnen schiet is China. China is op dit moment een land waar vrouwen gedwongen worden te aborteren, het is het land van de Laogai, een heus concentratiekamp, waar overigens voor de grote multinationals of voor de Chinese staat wordt gewerkt. China is ook het land waar priesters en leden van de oppositie in de gevangenis worden gegooid. Dit is dus de eerste vorm van totalitarisme die mij te binnen schiet.

Het tweede voorbeeld is naar mijn gevoel het islamitisch totalitarisme, vooral in verband met de sharia. Waar de islam daadwerkelijk in totalitaire wet verandert, worden de rechten van de andere godsdiensten of van vrouwen of van wie dan ook onderdrukt. Voorts is er ook in Europa een terugkeer naar een zeker totalitarisme te bespeuren, en daar wil ik nog een paar seconden aan wijden.

Zojuist was er sprake van Hongarije. Ik heb persoonlijk in Hongarije betogingen meegemaakt ter herdenking van de nationale opstanden in 1956, en ik heb gezien hoe de politie repressief optrad tegen de betogers. Ikzelf ben ook gefouilleerd en ik werd gevraagd me te legitimeren terwijl men heel goed wist wie ik was.

Dus daar is ook een soort totalitarisme in opkomst. Maar er is nog een andere vorm van totalitarisme in opkomst, zoals goed blijkt uit de verklaringen van premier Zapatero, maar ook van bondskanselier Merkel en president Sarkozy, naar aanleiding van de woorden van de paus in Afrika of andere gebeurtenissen waarbij de katholieke kerk betrokken is. Deze staatshoofden en regeringsleiders zijn nooit opgetreden tegen andere religies, maar ze worden wel heel radicaal als de katholieke kerk aangevallen moet worden. Dat leidt dan weer tot een sfeer van intolerantie in sommige landen. Daar hebben we kort geleden een voorbeeld van gehad, toen een paar gelovigen in de Notre Dame werden belaagd door antikatholieke betogers.

 
  
MPphoto
 

  József Szájer (PPE-DE). (HU) Het christendom en de doctrine van universele mensenrechten leggen ons één enkele maatstaf op, de maatstaf van menselijke waardigheid en onvoorwaardelijk respect voor het menselijk leven. Daarom moeten we alle berekeningen die tegenwoordig in zwang zijn om te bepalen welke onmenselijke dictatuur het grootste aantal mensen heeft vermoord of vernederd, veroordelen.

Voor een democraat en voor een Europeaan is het onaanvaardbaar dat er ook nu nog, ook in dit Parlement, mensen zijn voor wie de misdaden van de communistische dictatuur verklaarbaar zijn en door de vingers kunnen worden gezien. Een dubbele maat voor slachtoffers, misdaden, lijden en dood is onaanvaardbaar.

Degenen die vandaag de dag de misdaden van de communistische dictatuur vergoelijken, redeneren dat deze verschrikkingen zijn begaan door de regimes in kwestie uit naam van de nobele idealen ‘gelijkheid’ en ‘broederschap’. Dames en heren, mevrouw de Voorzitter, dit is een grote leugen, en dit alles moet niet vóór maar tegen hen spreken, want onder het voorwendsel van nobele doelen zijn mensen bedrogen, zoals de Hongaarse schrijver István Örkény het op de Hongaarse Radio onder woorden bracht ten tijde van de revolutie van 1956: „We hebben dag en nacht gelogen, we hebben op elke golflengte gelogen.”

Juist om die reden vragen we, eisen we in naam van vrijheid, democratie en de idee van een verenigd Europa: er moet een gemeenschappelijke Europese herdenkingsdag en een monument komen voor de slachtoffers van het communisme en daarnaast moeten er een Europees museum, archief en onderzoeksinstituut worden opgericht om de misdaden van het communisme te documenteren. We moeten diegenen uit ons democratische midden weren die de daden van het communisme ook nu nog goedpraten, en Europa moet de veroordeling van elke onmenselijkheid hartgrondig veroordelen. Laten we met zoveel mogelijk stemmen de Verklaring van Praag steunen.

 
  
MPphoto
 

  Katrin Saks (PSE). – (ET) Ik weet zeker dat niemand in dit Parlement – zelfs niet diegenen die momenteel iets beters te doen hebben – de gebeurtenissen in de Baltische staten zestig jaar geleden vergoelijkt, waarbij bijna 100 000 mensen, voornamelijk vrouwen en kinderen, naar Siberië werden gedeporteerd. Dat sommigen in de huidige verkiezingsstrijd met een beschuldigende vinger naar de sociaaldemocraten wijzen, als zouden wij het criminele karakter van deze gebeurtenissen niet inzien, maakt de zaak er niet beter op.

De woorden ‘socialisme’ en ‘communisme’ zullen voor de verschillende leden van onze partij inderdaad verschillende dingen betekenen, maar niemand kan de misdaden die zijn gepleegd rechtvaardigen.

Waarom moeten wij het hierover hebben – niet alleen historici, maar ook politici? Omdat we zonder eerlijke beoordeling van het verleden niet zeker weten dat we alles in het werk hebben gesteld om een herhaling van deze gebeurtenissen te voorkomen. Dit is belangrijk, omdat de schaduwen van het verleden nog niet zijn verdwenen. Het is vandaag de dag weliswaar moeilijk voor te stellen dat Hitler op een voetstuk wordt geplaatst, maar het monument van Stalin staat fier op het centrale plein in zijn geboorteplaats Gori. Vorig jaar is Stalin in Rusland verkozen tot een van de twaalf meest vooraanstaande figuren uit de geschiedenis.

 
  
MPphoto
 

  Wojciech Roszkowski (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, er wordt wel eens gezegd dat het nazi-totalitarisme afkomstig is van het politieke rechts en het communistische totalitarisme van het politieke links. Deze bewering is niet erg nauwkeurig. Rassenhaat en klassenhaat zijn in feite twee varianten van hetzelfde, namelijk haat. Door haat wordt het menselijke geweten uitgeschakeld en worden sociale relaties vernietigd. Een verklaring van deze strekking is zojuist afgelegd door de heer Pafilis.

Haat leidt tot onderdrukking en onderdrukking is onverenigbaar met de beginselen van een republiek, een democratie en een rechtsstaat. In een democratisch systeem bestaan zowel linkse als rechtse partijen. De totalitaire nazi- en communistische regimes vernietigden de democratie. Dat betekent dat het nazisme geen rechtse beweging was en het communisme geen linkse. Het nazisme en het communisme beheersten het gehele politieke spectrum.

Als iemand vandaag de dag het criminele karakter van het totalitarisme relativeert, of het nu gaat om het totalitarisme van de nazi’s of de communisten, gaat hij daarmee in tegen de tradities van de rechtsstaat en de democratie. Het is overigens typerend dat hoewel de rechtse Europese partijen de misdaden van het nazi-regime niet relativeren, de linkse Europese partijen dat wel doen ten aanzien van de communistische misdaden. Dat is overduidelijk gezien de houding van de socialisten en communisten tegenover de ontwerpresolutie over het onderwerp dat vandaag besproken is. We stemmen in dit Parlement niet over de waarheid van de geschiedenis, we stemmen over de waarheid over onszelf en over onze morele opvattingen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, waarom stellen democraten zich zo terughoudend op bij het noemen van dictators en personen die hun loopbaan hebben gewijd aan de bestrijding van de democratie, de onderwerping van landen en de vervolging van personen die zich tegen hen durfden uit te spreken, en die verantwoordelijk zijn voor misdaden?

Hedenmiddag hebben we het niet over totalitarisme, we spreken niet in eufemismen: we hebben het over Hitlers fascistische, criminele dictatuur en Josef Stalins communistische, criminele dictatuur. Toen ik zestien jaar oud was woonde ik in Frankfurt am Main, dat met een tank vanuit Praag binnen twee uur bereikt kan worden.

Minister, Alexander Dubček, die wij in dit Huis geëerd hebben, heeft uitermate hard geprobeerd het systeem te liberaliseren. Hij sprak over het menselijke gezicht van het communisme. Het onmenselijke gezicht van het communisme waren Leonid Brezjnev en zijn voorgangers en opvolgers.

Commissaris, als we onze overtuigingen trouw willen blijven moeten we mijns inziens eer betuigen aan zowel de slachtoffers van het communisme als van het fascisme. We moeten geen onderscheid maken tussen deze criminelen van hetzelfde slag – dat is wat ze waren. Het enige verschil is dat Hitler de oorlog heeft verloren en Stalin deze heeft gewonnen.

Vandaag heeft de Voorzitter van dit Parlement degenen die gedeporteerd werden uit drie Baltische staten, te weten Estland, Letland, en Litouwen, herdacht. Minister, uw land heeft echter geleden: Jan Palach heeft zijn leven verloren. Hij probeerde wanhopig te laten zien tot welke uitersten hij zou gaan om aan te tonen dat het regime waaronder hij leefde onacceptabel was. Ik herinner me dat ik, zestien jaar oud, luisterde naar Radio Praag terwijl de tanks uw hoofdstad bezetten op het Wenceslasplein in Praag. “Vergeet ons niet”, dat zijn de woorden van uw moedige landgenoten. Commissaris, hedenavond vergeten we degenen die hebben geleden niet. We zouden de moed moeten hebben om diegenen die verantwoordelijk waren bij de naam te noemen; we zouden echter ook naar de toekomst moeten kijken om te garanderen dat dit continent nooit meer onder nazisme of stalinisme te lijden zal hebben.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Luis Yañez-Barnuevo García (PSE). − (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat we niet mogen vergeten, en laten we daarbij vanuit politiek oogpunt niet te veel nuanceren, dat alle totalitaire systemen verwerpelijk zijn en dat het communisme en het fascisme onherstelbare schade hebben aangericht op dit continent.

Nu zijn we een verenigd continent van 27 naties en vijfhonderd miljoen mensen die een aantal waarden gemeenschappelijk hebben – vrijheid, democratie, mensenrechten – en we moeten het totalitaire communisme dat Midden- en Oost-Europa heeft geteisterd en het nazi-fascisme dat in de jaren daarvoor in veel landen van Europa, waaronder het mijne, heeft huisgehouden, in even krachtige bewoordingen veroordelen.

Ik heb 32 jaar onder de dictatuur van Franco geleefd en dat zal ik niet vergeten, zoals andere sprekers, bijvoorbeeld uit Griekenland of Portugal, ook hun dictatuur niet zullen zijn vergeten.

Ik ben me er altijd van bewust geweest, ook toen ik jong was, hoezeer volkeren onder de communistische dictatuur hebben geleden. Ik ben nooit communist geweest en ik heb het communisme altijd veroordeeld. Maar dat is nooit een belemmering geweest om tegen het Franco-regime te strijden en om het Franco-regime te veroordelen.

De strijd is dezelfde. We moeten voor dezelfde principes en voor dezelfde waarden strijden en we moeten de slachtoffers van al deze vormen van totalitarisme permanent herdenken.

 
  
MPphoto
 

  Inese Vaidere (UEN). – (LV) Dames en heren, zestig jaar geleden werden 43 000 onschuldige mensen, waaronder kinderen en ouderen, zonder proces uit Letland gedeporteerd. Als hetzelfde nu in Frankrijk zou gebeuren, zou het om 1,3 miljoen mensen gaan. Het is daarom van belang dat we vandaag over de misdaden van het totalitaire communisme kunnen praten. Als we deze misdaden overlaten aan de historici, zoals hier eerder werd voorgesteld, en wachten tot degenen die deze misdaden hebben meegemaakt en ondergaan overlijden, begaan we een fout. We mogen de betekenis van deze misdaden niet bagatelliseren, en niet ontkennen dat ze hebben plaatsgevonden. Het Europees Parlement heeft in zijn schriftelijke verklaring duidelijk gesteld dat 23 augustus erkend moet worden als de dag waarop we de slachtoffers van het stalinisme en nazisme herdenken, en ook dat kan niemand hier ontkennen. De Raad moet dit besluit van het Europees Parlement onverwijld ten uitvoer leggen, opdat dit soort misdaden nooit meer wordt gepleegd.

 
  
MPphoto
 

  Rihards Pīks (PPE-DE). – (LV) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Vondra, commissaris, dames en heren, zij die de Europese geschiedenis hebben bestudeerd, naar ik aanneem de meesten onder u, weten dat de Tweede Wereldoorlog op 1 september 1939 is begonnen met de invasie van Hitler in Polen. Wat veel minder mensen weten, is dat Hitler dit kon doen doordat hij en Stalin op 23 augustus 1939 een akkoord hadden getekend, een niet-aanvalsverdrag. Nog minder mensen weten dat Stalins regime Hitler en Hitlers leger twee jaar lang voorzag van brandstof en industriële materialen zodat Hitler West-Europa kon veroveren. Nog minder mensen weten dat gedurende de gehele jaren dertig aanvalswapens, tanks en parachutisten voor Stalin klaarstonden. Hitler kon beschikken over 400 parachutisten, maar Stalin over 1 miljoen parachutisten die klaar waren voor de aanval. Bovendien ondersteunden de beslissingen van de communistische partij van bolsjewieken in de Sovjet-Unie dit buitenlands beleid. Tijdens verschillende gesloten vergaderingen van de communistische partij werden resoluties aangenomen volgens welke onenigheid moest worden gezaaid tussen de West-Europese landen zodat de Sovjet-Unie deze landen vervolgens kon komen bevrijden. Maar er is meer: op het gebied van binnenlands beleid werden de Letten die in de Sovjet-Unie waren gebleven vanaf 5 december 1937 opgepakt en als groep geëlimineerd. Gedurende de twee jaar die volgden, werden 70 000 Letten die in de Sovjet-Unie woonden gedood, enkel en alleen om het feit dat zij Letten waren. Hoe moeten we dus een regime noemen waarvan het buitenlands beleid agressief was, en wiens binnenlands beleid erop gericht was de eigen burgers om zeep te helpen? Het was een totalitair, misdadig regime, net als het nazisme. Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). (HU) Het is moeilijk een gemeenschappelijke Europese geschiedenis op te tekenen, aangezien de westelijke en de oostelijke helft van Europa na de Tweede Wereldoorlog een andere geschiedenis hebben doorgemaakt. De Midden- en Oost-Europese landen en de Baltische staten zijn stuk voor stuk slachtoffer geworden van de nazi- en de Sovjetdictaturen, maar desondanks kunnen we het nazisme niet gelijk stellen aan het stalinisme.

Niemand kan betwisten dat miljoenen mensen het slachtoffer zijn geworden van de stalinistische dictatuur en dat er volkeren werden verdreven; dat kan niemand goedpraten of relativeren. De Shoah, het Duitse nazisme, heeft met industriële georganiseerdheid getracht het joodse volk uit te roeien op grond van afkomst, een verschrikking van een omvang die zijn weerga niet kent in de geschiedenis van de mensheid.

In West-Europa beseft men vaak niet dat voor ons de bevrijding van het nazisme tegelijkertijd het begin betekende van een nieuwe bezetting, de Sovjetoverheersing. Daarom wordt 9 mei anders beleefd door de oude en de nieuwe lidstaten, vooral de Baltische staten, die hun onafhankelijke staat verloren en hun intelligentsia uitgeroeid zagen worden.

Het zou goed zijn de geschiedenis zonder politiek of actuele politiek – zoals de Hongaarse dichter Attila József het formuleerde – onder ogen te zien, een gemeenschappelijk historisch discours tot stand te brengen. „Het kost al voldoende strijd om het verleden onder ogen te zien,” aldus József.

 
  
MPphoto
 

  Roberts Zīle (UEN). – (LV) Mevrouw de Voorzitter, een aantal collega’s heeft al gememoreerd dat we vandaag de deportaties van mensen naar Siberië door het Sovjetregime zestig jaar geleden herdenken. We weten echter ook hoe moeilijk het is om het communistische regime te veroordelen net als we dat met andere totalitaire regimes doen. Dat komt omdat we het niet alleen over het verleden hebben, maar ook over de toekomst. Deze week werd bekend dat Alfrēds Rubiks bij de Europese verkiezingen lijsttrekker is voor de Saskaņas Centrs-partij. Alfrēds Rubiks was leider van de Letse afdeling van de communistische partij van de Sovjet-Unie, en heeft in Letland terechtgestaan voor misdaden van het regime. Hij is een aanhanger van de communistische ideologie die het herstel van de Letse onafhankelijkheid tot het laatst heeft proberen tegen te houden; nu staat hij op het punt gekozen te worden door een land dat hij zelf heeft afgewezen. Dit is ook de reden waarom het voor het Europees Parlement lastig zal blijven om misdaden op dezelfde manier te veroordelen, en waarom goede en slechte totalitaire regimes zullen blijven bestaan. Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE).(RO) Communisme is een bedrieglijk denksysteem. Het heeft de mond vol van welzijn, gelijkheid en het respecteren van de mensenrechten, maar in de praktijk bracht het leugens, discriminatie, haat en zelfs misdaad.

We dienen het communisme met alle tot onze beschikking staande middelen te veroordelen. In Roemenië gebeurde dat in 2006 bij monde van de president, naar aanleiding van een verslag dat was opgesteld door een speciaal voor dit doel ingestelde presidentiële commissie.

Communisme doet alles wat met vrijheid te maken heeft teniet en maakt mensen afhankelijk van een systeem. Wie nooit onder het communisme geleefd heeft, kan niet begrijpen hoezeer iemands leven en manier van denken door een totalitair systeem kan worden aangetast.

Als ik de klok terug kon zetten, zou ik de mensen die altijd onder het kapitalisme hebben geleefd en toch hunkeren naar communisme laten leven in het Roemenië van de jaren tachtig.

In Roemenië werd het communistische regime gevestigd met behulp van Russische troepen, ten koste van honderdduizenden doden in werkkampen en gevangenissen. Met als enige misdaad de weigering zich te onderwerpen aan het totalitaire systeem verdwenen politici, intellectuelen, boeren, vertegenwoordigers van verschillende geloofsovertuigingen, mensen die doorgaans een toonbeeld van burgerzin waren.

Waar de macro-economische problemen van een bankroet systeem met adequate maatregelen te verhelpen zijn, hebben mensen tijd nodig om te vergeven, vergeten en zich aan te passen aan een nieuwe manier van leven, ook al is die onvergelijkelijk veel beter.

Democratie bracht de vrijheid van gedachte, meningsuiting en verkeer. Ze dient tevens zekerheid voor de dag van morgen te brengen. Er bestaat geen verschil tussen armoede door een gebrek aan materiële goederen en armoede door een gebrek aan middelen om goederen te kopen. Op de dag dat we voor eens en voor altijd een einde aan armoede maken, zal ook het spook van het communisme voorgoed verdwijnen.

Geachte collega’s, Roemenië en de andere landen in Oost-Europa raakten met dit systeem opgescheept door de besluiten van de wereldleiders, van wie er slechts één communist was. De overigen vertegenwoordigden democratische stelsels.

Deze historische waarheid mag u niet vergeten bij het beoordelen van of beslissen over de huidige of toekomstige situatie in voormalig communistische landen, ongeacht of die lid van de Europese Unie zijn.

 
  
MPphoto
 

  Ljudmila Novak (PPE-DE). - (SL) Jammer genoeg is het in geen enkel voormalig communistisch land al gekomen tot een volledig onderzoek en een erkenning van de misdaden van het communisme na de Tweede Wereldoorlog.

Omdat die regimes nog decennialang na de oorlog aan de macht waren, konden ze ook de meeste bewijzen vernietigen. Daarom zijn de misdadigers en schuldigen niet eens bij naam genoemd, laat staan veroordeeld. De winnaars hebben de geschiedenis geschreven.

De Europese Unie moet alle landen met een voormalig communistisch regime oproepen om historici in staat te stellen de volledige waarheid over de naoorlogse gebeurtenissen te onderzoeken en in de handboeken op te nemen. Ze zouden ook moeten schrijven over de verantwoordelijkheden van de Westerse geallieerden die vluchtelingen afgewezen hebben en ze aan de communisten hebben uitgeleverd.

De Europese Unie zou ook alle landen moeten oproepen om na te denken over de naamgeving van straten en pleinen naar omstreden helden, zoals in Joegoslavië bijvoorbeeld Tito, die omwille van hun functie in die tijd voor talrijke naoorlogse slachtpartijen verantwoordelijk waren.

 
  
MPphoto
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik ben verbaasd en verontwaardigd wanneer ik in dit Parlement bemerk dat de communisten niet bereid zijn het hoofd te buigen, ondanks de tientallen miljoenen slachtoffers door de bouw van het Witte Zee-Oostzeekanaal, de miljoenen mensen die naar Siberië zijn gedeporteerd vanuit verschillende landen (onder meer Russen, maar ook miljoenen Polen), en de terdoodveroordeling van complete naties, zoals de Krim-Tataren.

Ritmeester Pilecki, die zich vrijwillig in Auschwitz liet opsluiten, en later door de communisten werd opgepakt, vertelde zijn vrouw: ”Auschwitz was maar een spel.” Mijn land heeft geleden onder beide totalitaire systemen en de wonden zijn nog altijd niet genezen. Dergelijke systemen hebben geen enkel bestaansrecht. We moeten hen die streden tegen totalitarisme eren en de herinnering aan de slachtoffers hoog houden.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Gemeenschap moet er alles aan doen om de herinnering aan de helden levend te houden. De totalitaire misdaden mogen niet gebagatelliseerd worden. Het lot van hen die in verzet kwamen, van hen die, zoals ritmeester Pilecki, werden omgebracht, moeten wij altijd in gedachten houden. Vooral omdat het idee van Europese integratie ontstond bij deze mensen, die in verzet kwamen tegen het nazisme en het communisme. Door dit idee konden conflicten in de toekomst worden voorkomen en kreeg de vorming van totalitaire regimes na de oorlog geen kans.

Het instellen van een Internationale Dag van de helden van de strijd tegen het totalitarisme zou een goede stap zijn in de richting van een gemeenschappelijk begrip van de Europese geschiedenis van de 20e eeuw. Het zou verder deel uitmaken van de gemeenschappelijke strijd tegen onderlinge vooroordelen en onwetendheid ten aanzien van historische feiten. Door de misdaden van totalitaire regimes – het naziregime en het communistische regime – in het bewustzijn van de Europeanen te griffen, kunnen we de hoop koesteren dat ons continent nooit meer het toneel zal zijn van dergelijke tragische gebeurtenissen.

 
  
MPphoto
 

  György Schöpflin (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit debat heeft een bredere dimensie. Niet alleen het verenigd Europa moet dringend naar het verleden in zijn geheel kijken, maar hetzelfde geldt vooral voor Europees links.

Zonder een grondig zelfonderzoek van het eigen verleden zal politiek links in sommige van de voormalige communistische landen gedoemd en zelfs gedwongen zijn te leven met een vertekend verleden, een verleden waaruit allerhande pijnlijke gebeurtenissen worden weggehouden. Dat dwingt links ertoe dit vertekende verleden nog meer te beschermen, waardoor de democratische geloofwaardigheid wordt aangetast. Aangezien de linkse partijen uit het Westen dit niet gereconstrueerde postcommunistische links volledig accepteren als een legitieme partner, voelen zij zich ook verplicht om een onvergeeflijk verleden te verdedigen. Het gevolg is dat de eigen democratische overtuiging in dat opzicht wordt verzwakt.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sógor (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, Europa kent met betrekking tot totalitarisme en het aan banden leggen van basale vrijheden een turbulent verleden. In bepaalde delen van Europa werd de 20e eeuw gekenmerkt door dergelijke totalitaire regimes.

Het is vandaag de dag onze morele plicht ervoor te zorgen dat iedere burger van de Europese Unie dezelfde rechten geniet. Daarnaast is het van groot belang dat de EU de rechten van minderheden ondersteunt, met name omdat veel landen over de gehele wereld zeer basale rechten in deze zin niet respecteren.

Tegelijkertijd wil ik er graag op wijzen dat voor ons allen vaststaat dat er binnen de Europese Unie, terwijl deze zich uitspreekt tegen discriminatie en de schending van mensenrechten in kwesties zoals Tibet, ook etnische en taalminderheden bestaan die zeer vaak het slachtoffer zijn van culturele en taalkundige assimilatie. Deze door enkele Europese natiestaten gebezigde praktijken vormen een aspect dat serieus opnieuw moet worden bekeken en overwogen.

De Hongaren in Roemenië, de bevolkingsgroep die ik vertegenwoordig, zijn hiervan een voorbeeld.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik steun het voorstel van de heer Szájer om een dag aan te wijzen ter herinnering aan de geschiedenis van de slachtoffers van het totalitarisme. Het zou mijns inziens goed zijn om de volgende reden: hoewel de verschrikkingen van het nazi-regime behoorlijk bekend zijn en zelfs sommige Duitsers hebben geprobeerd deze te verwerken, is er paradoxaal genoeg maar weinig bekend over het stalinisme. De paradox ligt in het feit dat zelfs de Siberiërs, afkomstig uit Stalins eigen land, dachten dat hij een goed man was en dat de problemen van Rusland andere oorzaken hadden.

De miljoenen mensen die in Siberië om het leven kwamen, kunnen wij niet meer horen en we zullen nooit weten welk leed zij moesten doorstaan. Ik ken echter een van de slachtoffers die nog in leven is. Deze persoon heeft nog altijd het gevoel, zelfs bij het maken van een wandeling over straat, dat hij niet meer leeft. Dat is kenmerkend voor hen die verbannen werden naar Siberië. De overlevenden weten hoe het was. Er is een Russisch gezegde (de spreker zegt enkele woorden in het Russisch), hetgeen betekent ‘als je er niet geweest bent, zul je er komen en als je wel geweest bent, zul je het niet vergeten’. Ik denk dat we in alle openheid moeten spreken over elk van deze twee vormen van totalitarisme.

 
  
MPphoto
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, we moeten alles doen wat in onze macht ligt om het morele verval van Europa tegen te gaan. Opportunisme komt het duidelijkst naar voren wanneer grove misdaden tegen de menselijkheid, die gedurende de afgelopen eeuw zijn begaan, worden ontkend. Een dergelijke ontkenning van de misdaden van communistische totalitaire regimes brengt helaas een vergevingsgezinde houding ten aanzien van alle neonazi’s in Duitsland, Rusland of elders met zich mee. Een willekeurige neonazi zou de vraag kunnen stellen waarom hun voorlopers niet worden vergeven, zoals dat bij de Sovjets gebeurt.

Dit ernstige verschijnsel is geworteld in Neurenberg, waar de nazi’s eenvoudigweg werden vrijgesproken van het smeden van een complot met Stalin tijdens de Tweede Wereldoorlog. De grootste misdaad werd genegeerd vanwege het recht op een eerlijk proces. Waarom? Omdat de schaduw van Stalin – Hitlers gelijke – gedurende twee cruciale jaren over het tribunaal hing. Zelfs toentertijd capituleerde het Westen in morele zin al voor de Sovjets. Er is echter geen reden om voor altijd beperkt van geest en angstig te blijven.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (CS) Dames en heren, ik eindig hier vandaag in het Tsjechisch en zal proberen de zaken samen te vatten en antwoord te geven op een aantal hier gestelde vragen. Het gaat mijns inziens met name om drie zaken. Allereerst zou ik graag iedereen die zowel deelgenomen heeft aan de hoorzitting van vorige week als aan dit plenaire debat daarvoor hartelijk willen bedanken. Dit debat was de eerste in zijn soort sinds lange tijd. Het is goed dat het heeft plaatsgevonden en ik denk dat we in de eerste plaats kunnen concluderen dat een dergelijk debat nodig is en ook dat we het moeten voortzetten. Dat is het doel van het Platform Europese nagedachtenis en Europees geweten. Waarom is een dergelijk platform op Europees niveau zo belangrijk? Het is belangrijk als middel tegen het vergeten van het verleden. Indien we het verleden vergeten dan kan het uiteraard maar zo gebeuren dat het zich weer herhaalt. Ook is het een manier om te strijden tegen de relativering van de misdaden in het verleden. Hitler en Stalin zijn gewoon één pot nat. Uiteraard waren er landen waar het nazisme de weg bereid heeft of in ieder geval heeft helpen bereiden voor het misdadige communisme. Maar elke relativering – en ik moet oppassen niet in een politieke polemiek te belanden – maar elke relativering is uitermate gevaarlijk.

Ten tweede is het belangrijk om door middel van het Europese onderwijscurriculum het historisch besef op peil te houden. Wat dit betreft zijn we van mening – en dit was tevens een van de conclusies van de hoorzitting van vorige week – dat de financiële instrumenten versterkt moeten worden om een volwaardige plaats in te kunnen ruimen in het onderwijscurriculum voor het totalitaire verleden van het Europese continent. Er is geld voor nodig en ik zou graag de Commissie en met name commissaris Figel’ hartelijk willen bedanken voor het feit dat de Commissie bereid is om ter zake samen te werken.

En dan niet in de laatste plaats nog datgene wat het debat uiteindelijk zou moeten opleveren. Een voorzitterschap duurt maar kort. Zes maanden. We bevinden ons nu op de helft ervan en we koesteren geen enkele illusie dat wanneer dit Parlement straks uit elkaar gaat we het onmogelijke tot stand hebben weten te brengen. Desalniettemin hebben we de gedachte dat er een pan-Europees instituut tot stand zou kunnen worden gebracht – ongeacht de vraag of dat nu op museaal niveau of op het niveau van onderzoeksinstituten of stichtingen is – denk ik wel hard nodig. Bij de hoorzitting van vorige week waren vertegenwoordigers aanwezig van dergelijke – nationale – instituten en ik denk dat een soortgelijk instituut op pan-Europees niveau meer dan wenselijk is. Maar dat is uiteraard eerder een taak van de instellingen, aangezien die garant staan voor een zekere continuïteit, en niet zozeer van een elke zes maanden roterend voorzitterschap. Maar het was onze taak een zeker debat over dit onderwerp op gang te brengen en daarom zou ik graag nogmaals willen bedanken voor het welslagen ervan en zou ik de hoeders van de genoemde continuïteit willen oproepen dit debat voort te zetten, opdat we misschien eens zo ver mogen komen dat er daadwerkelijk een dergelijk instituut in het leven geroepen wordt.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. – (SK) Ik heb in mijn inleiding al uitgelegd wat de Commissie in wezen voor ogen heeft, en ik wil hier nogmaals benadrukken dat we er klaar voor zijn, wat ook niet onbelangrijk is. Als de Europese Commissie een rol wil spelen in dit proces, heb ik de volgende stappen al aangegeven, waaronder de voltooiing van studies naar diverse methoden en mechanismen van lidstaten op dit vlak en de presentatie van het verwachte verslag volgend jaar. Ik heb echter nog een aanvulling die slechts zijdelings met dit debat te maken heeft. Sommige sprekers hebben erop gewezen dat we dit jaar vieren dat het communisme in Europa twintig jaar geleden ineenstortte en de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn vielen; sindsdien is veel tijd verstreken. Volgens mij is het nooit te laat, en zou dit Parlement, dat onlangs is uitgebreid, tekortschieten als het zich niet zou uitlaten over de misdaden van het totalitaire communisme en geen discussie op gang zou brengen, omdat deze gebeurtenissen velen van ons hier hebben gebracht; het merendeel van de deelnemers in dit debat komt zelfs uit de nieuwe lidstaten.

Ook ik heb het grootste deel van mijn leven in een totalitair systeem geleefd, in Tsjecho-Slowakije, en uit deze persoonlijke en algemene ervaringen van de betrokkenen moeten we een Europees collectief geheugen, een Europese broederschap creëren, en tegelijkertijd de processen versterken die de terugkeer van totalitarisme en bagatellisering en ontkenning van misdaden of ontkenning van de waarheid tegenhouden. De ontkenning van deze misdaden komt in feite neer op een relativering van de waarheid, maar ook van de ethiek, waardoor de problemen zich opstapelen en het idee ontstaat dat je een probleem kunt elimineren door mensen te elimineren. Het idee dat je problemen kunt elimineren door mensen te elimineren is een van de principes van het stalinisme.

Ik zie de uitbreiding van de EU in een bredere context, en juist om die reden kan ik de verschillende vormen van totalitarisme die zijn genoemd, de verschillende vormen in de verschillende landen, onderscheiden. We hebben de verantwoordelijkheid deze te onderscheiden en niet te vergeten, en passende stappen te zetten uit het oogpunt van schadeloosstelling, rehabilitatie, gerechtigheid, hooghouden van de suprematie van de waarheid, respect voor menswaardigheid en alle andere factoren die voor vrijheid en democratie staan.

Wij denken vaak dat bedreigingen van ver en van buiten komen, en dat de scheidslijnen van de wereld van vandaag niets te maken hebben met religie of civilisatie of cultuur, maar met respect voor het leven en mensen enerzijds (onder de noemer mensenrechten) en eender welk fanatisme anderzijds. Fanatisme is er in vele vormen. Zelfs in de wereld van vandaag komt het voor, en precies daarom is onderwijs, waarover Alexander Vondra het had, zo belangrijk, zodat jongeren, maar ook degenen die wat ouder zijn, respect voor mensen kunnen onderscheiden van extremisme, populisme, nationalisme of fanatisme in hun vele verschijningsvormen.

Tot slot wil ik benadrukken dat de Europese Commissie dit proces oprecht steunt en graag haar bijdrage wil leveren. Dit debat is slechts één stap, maar er zullen meer kwesties volgen. We moeten meer op lidstaatniveau doen. Daarnaast wil ik nog opmerken dat de huidige uitbreiding van de EU mogelijk is dankzij het offer dat veel mensen hebben gebracht, en niet automatisch tot stand is gekomen. Een verenigd Europa, democratie, vrijheid of de rechtsstaat: geen van deze dingen is vanzelf tot stand gekomen, maar ontstaan als gevolg van enorme inspanningen en veelvuldig bloedvergieten. Dat mogen we niet vergeten.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de opmerking van – ik geloof – Tunne Kelam dat de uitbreiding van de Unie niet alleen over geografie, markten en het aantal landen gaat, maar ook over een groeiend bewustzijn, een groeiend collectief geheugen en een toename van respect en verantwoordelijkheid. Als we dit kunnen opnemen in het proces dat we nu vieren, de vijf jaar sinds de uitbreiding, dan zijn we klaar voor verdere processen en voor de toekomst. Als dat niet lukt, wordt alles veel moeilijker. Dank u, en mijn beste wensen voor een uitbreiding, niet alleen van het collectieve geheugen, maar ook van de verantwoordelijkheid.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt tijdens de volgende vergaderperiode plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Rechtvaardigheid is een van de fundamentele waarden van Europa.

Ik steun mijn collega’s van de UEN-Fractie en de door hen ingediende resolutie RC-B6-0165/2009 waarin zij benadrukken dat de EU is gegrondvest op de rechtsstaat, een van de wezenlijke kenmerken van de democratie. Dit is ook een beginsel waarop de parlementsverkiezingen moeten zijn gebaseerd. De problemen die zich in Bulgarije met het kopen van stemmen hebben voorgedaan, laten echter zien dat hier precies het tegenovergestelde het geval is.

Nadat de vorige gemeenteraadsverkiezingen herhaaldelijk zijn vervalst doordat op schaamteloze wijze stemmen werden gekocht door de GERB (Burgers voor de Europese Ontwikkeling van Bulgarije), de DPS (Beweging voor Rechten en Vrijheden) en de BSP (Bulgaarse Socialistische Partij), kreeg de gewone man de indruk dat hij niet het recht had om zelf te kiezen. Als gevolg daarvan heeft hij geen zin meer om nog te gaan stemmen.

Ondanks het bestaande strafrecht en de talrijke aanwijzingen voor schendingen van de wet is tot dusver geen van de in het verslag van de Commissie genoemde personen voor deze misdrijven veroordeeld, aangezien de bevoegde handhavingsinstanties kennelijk niet bereid zijn een eind te maken aan het kopen van stemmen. In Bulgarije leggen de gerechtelijke autoriteiten nog steeds een gebrek aan doortastendheid aan den dag, en de schuldigen, die alom bekend zijn, zijn nu weer bezig verkiezingscampagnes voor te bereiden, terwijl degenen die hun stemmen hebben verkocht, op zoek zijn naar nieuwe kopers die het hoogste bod doen.

Zolang dergelijke schendingen van de wet in Bulgarije mogelijk zijn en de overheid hier niets tegen onderneemt, worden eerlijke kiezers feitelijk van een fundamenteel mensenrecht beroofd – namelijk het recht om zelf te kiezen! Ik dring er bij het Parlement op aan dit niet over zijn kant te laten gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Dames en heren, het probleem met totalitarisme in Europa is dat de lidstaten in dit opzicht zeer verschillende ervaringen hebben opgedaan. Veel Europeanen weten niet hoe het was om onder een totalitair systeem te moeten leven. Wie het totalitarisme niet begrijpen, hebben de natuurlijke neiging om geen acht te slaan op de misdaden die binnen deze systemen zijn begaan, maar om deze af te doen als iets van het verleden. Door het communisme en fascisme werden echter niet alleen de meeste waarden van Europa ernstig ondermijnd, maar was men ook bereid alle ethische principes te schenden in naam van zieke en verdorven ideeën. De schending van deze principes onder totalitair bewind veroorzaakte veel pijn en leed en de dood voor miljoenen mensen.

Hoe meer Europeanen het ware gezicht van het totalitarisme kennen, des te beter is het voor de toekomst van de Europese Unie. Het gaat er niet om dat we het leed van miljoenen mensen vieren. Het gaat erom dat mensen de dramatische gevolgen begrijpen van de totalitaire praktijken uit het verleden, die echter ook nu nog plaatsvinden in veel Europese landen. Solidariteit, vrijheid, medeleven, tolerantie en dialoog – elk van deze waarden zien we in een ander licht vanuit het perspectief van het totalitaire verleden. Laten we dit niet vergeten. Het instellen van een Internationale Dag van de helden van de strijd tegen het totalitarisme zou ongetwijfeld bijdragen aan het vergroten van de kennis over het pijnlijke verleden. Dat zou weer leiden tot een vermindering van vooroordelen en stereotypes en dat zou de hoop doen groeien dat Europa nooit meer onder een totalitair systeem zal hoeven te lijden.

 
  
  

(De vergadering wordt om 20.15 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 

11. Versterking van de veiligheid en van de fundamentele vrijheden op het internet (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag van Stavros Lambrinidis, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de versterking van de veiligheid en van de fundamentele vrijheden op het internet (2008/2160(INI)) (A6-0103/2009).

 
  
MPphoto
 

  Stavros Lambrinidis, rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij leven in een tijd waarin iedereen – regeringen, particuliere bedrijven en zelfs misdadigers – een zo groot mogelijke toegang willen hebben tot onze elektronische gegevens, tot ons privéleven.

Vooral het internet biedt een hoop details over ons privéleven, hetgeen enkele jaren geleden nog ondenkbaar was. Tevens is duidelijk dat dankzij internet ons vermogen om onze fundamentele grondrechten – vrijheid van meningsuiting, vrijheid om politieke activiteiten te verrichten, vrije kennis en vrij onderwijs, vrijheid van vereniging – uit te oefenen, exponentieel toeneemt.

Wat echter niet zo duidelijk is, is dat wij ook het risico lopen onze vrijheden geschonden te zien door internetgebruik. Regeringen, particuliere bedrijven en zelfs misdadigers kunnen stiekem in de gaten houden wat wij doen of zien op het internet. En nog minder duidelijk is waar hier een evenwicht tot stand kan worden gebracht, hoe wij het internet zo kunnen reguleren dat wij alle voordelen ervan binnen ons bereik brengen maar tegelijkertijd de voor de hand liggende gevaren ervan beperken.

Met mijn verslag proberen wij een antwoord te geven op deze vragen, en wel als volgt:

- ten eerste wordt aangedrongen op een Europees initiatief voor de totstandbrenging van een mondiaal Handvest van internetrechten;

- ten tweede wordt gewezen op de noodzaak oude en nieuwe misdaden op het internet op efficiënte en proportionele wijze te bestrijden, zoals identiteitsdiefstal en bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, en wordt tegelijkertijd onderstreept dat geen enkele wetgeving mag uitmonden in de stelselmatige observatie van elke, al dan niet verdachte burger, omdat dat natuurlijk een flagrante schending zou zijn van zijn privéleven;

- ten derde wordt wat het recht van burgers op toegang tot het internet betreft, geëist dat de regeringen deze toegang zelfs de armste burgers in de verst verwijderde gebieden garanderen;

- ten vierde wordt onderstreept dat het gebrek aan computerkennis het nieuwe analfabetisme van de 21e eeuw is, net als niet kunnen lezen en schrijven het analfabetisme van de 20e eeuw was, en dat toegang tot het internet een even belangrijk grondrecht is als toegang tot onderwijs;

- ten vijfde wordt verzocht om maatregelen ter beperking van de toestemming van gebruikers. Dit is een groot vraagstuk waar ik nu op in zal gaan.

Geachte collega’s, het vraagstuk van de toestemming is uitermate ingewikkeld en als wij daarvoor niet onmiddellijk oplossingen vinden, zullen wij hierover struikelen. Ik zal u een voorbeeld geven. Enkele tientallen jaren geleden wist niemand welke krant ik las; dat wist alleen mijn familie, en hoogstens een aantal vrienden. Daarom wrongen de geheime diensten in vooral dictatoriale regimes zich in alle bochten om erachter te komen wat iemand las, opdat zij dat in het ‘overtuigingsdossier’ konden zetten. Dan konden ze zeggen: Lambrinidis leest die en die kracht en dus is hij een communist, of een bewonderaar van de Amerikanen. Nu laat ik bij elke krant die ik lees mijn sporen achter. Dat betekent dat particuliere bedrijven een soortgelijk ‘dossier’ kunnen aanleggen, een profiel van mij kunnen maken met mijn politieke overtuigingen, eetgewoonten en zelfs gezondheid. Betekent een bezoek aan deze websites echter dat ik ermee heb ingestemd mijn samenleving veertig jaar terug te draaien?

Wij moeten zo snel mogelijk, mijnheer de voorzitter, verstandige wetten uitvaardigen, wetten waarmee een evenwicht kan worden bereikt tussen misdaadbestrijding en rechtenbescherming in het elektronisch tijdperk. Dit evenwicht lijkt moeilijk te vinden, maar is het niet. Het is haalbaar. Wij moeten ophouden om de “cyberspace” te zien als iets apart, als iets dat buiten ons dagelijks leven staat. De cyberspace ìs ons leven. Dat betekent, mijnheer de Voorzitter, dat alle rechten, of hinderpalen, die voor de politie en particuliere bedrijven gelden op het internet ook daarbuiten moeten gelden. Anders lopen wij het gevaar dat wij vrijheden afschaffen om veiligheid te hebben, en uiteindelijk van een koude kermis thuis komen: zonder vrijheden en zonder echte veiligheid.

Tot slot wil ik, mijnheer de Voorzitter, de schaduwrapporteurs van alle fracties – die ik hier in de zaal zie zitten – van harte bedanken voor hun uitermate belangrijke steun. Mijn dank aan alle leden van de Commissie burgerlijke vrijheden voor de unanieme goedkeuring van dit verslag door alle partijen. Ik zie uit naar aanneming ervan in de plenaire vergadering.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet alleen het Parlement in het algemeen, maar met name ook de heer Stavros Lambrinidis bedanken voor zijn belangrijke verslag, dat een zeer gepaste bijdrage levert aan het bevorderen van de fundamentele vrijheden en de veiligheid op het internet.

Terwijl het internet steeds meer aan belang heeft gewonnen in de moderne samenleving en economie en ons leven op vele gebieden beïnvloedt, leidt de enorme snelheid waarmee de technologie zich ontwikkelt tegelijkertijd tot aanzienlijke uitdagingen die op de juiste wijze dienen te worden aangegaan als we volop gebruik willen maken van de vele mogelijkheden van het internet en van de informatiemaatschappij.

We delen met name de zorg van de heer Lambrinidis over de bescherming van persoonsgegevens, een thema dat voor internetgebruikers van het hoogste belang is. Laat mij u verzekeren dat de Commissie zich blijft inzetten voor de versterking van de fundamentele rechten en vrijheden van burgers, en met name voor het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de privacy en van persoonsgegevens, zowel op het internet als binnen andere contexten.

Ik ben er vast van overtuigd dat het streven naar gepaste bescherming van de privacy niet in strijd is met de noodzaak om grotere veiligheid te waarborgen. Het is mogelijk, en tevens noodzakelijk, dat deze twee doelstellingen gelijktijdig worden nagestreefd.

De stabiliteit en de veiligheid van het internet waren onze prioriteiten tijdens de wereldtop over de informatiemaatschappij in 2005, en wij blijven vasthouden aan deze doelstellingen. Deze thema’s zullen binnenkort gepresenteerd worden in de vorm van een nieuwe strategie ter bescherming van kritieke informatie-infrastructuren, alsmede om Europa beter voor te bereiden op grootschalige cyberaanvallen en verstoringen. Deze strategie omvat een actieplan waarin een stappenplan is opgenomen ter bevordering van beginselen en richtsnoeren voor een stabiel en veerkrachtig internet.

Binnen deze strategie zal een strategische samenwerking met derde landen worden ontwikkeld, met name door middel van dialogen over de informatiemaatschappij, als een middel om op dit terrein wereldwijde consensus te realiseren. Tegelijkertijd is de Commissie ervan overtuigd dat het noodzakelijk is om te garanderen dat fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting op het internet, in acht worden genomen.

Ik wil er nogmaals op wijzen dat deze twee doelstellingen niet onverenigbaar zijn. In uw verslag wordt verder uitgeweid over de mogelijkheid te werken aan wereldwijde normen, gegevensbescherming en vrijheid van meningsuiting. De Commissie neemt deel aan de jaarlijkse internationale conferenties van Europese functionarissen voor gegevensbescherming en volgt de lopende ontwikkelingen betreffende mogelijke nieuwe internationale normen inzake privacy en persoonlijke gegevensbescherming. Wij zijn een sterk voorstander van het bevorderen van de hoge normen voor bescherming die burgers van de EU momenteel genieten.

De Commissie zal, met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, doorgaan met het bevorderen van dit fundamentele recht in internationale fora. Nieuwe wetgeving op dit gebied wordt vooralsnog niet gezien als de juiste weg om verder te komen. We beschikken met betrekking tot dit onderwerp reeds over een aantal bindende internationale instrumenten. Ik ben van mening dat het op dit moment nuttig is ons te richten op het effectief overwegen van de juiste methoden om de bestaande wetgeving uit te voeren. De tenuitvoerlegging staat centraal. Deze overweging zou commerciële spelers uit heel de wereld moeten helpen om een duidelijker beeld te krijgen van hun positie en verantwoordelijkheden bij het bevorderen en versterken van de fundamentele vrijheid van meningsuiting in de mondiale online omgeving van het internet.

Ik wil graag afsluiten met een algemene opmerking. Ik ben van mening dat we de serieuze uitdagingen die in dit verslag aan het licht worden gebracht moeten aangaan, en ervoor moeten zorgen dat de daadwerkelijke uitoefening van rechten en vrijheden op het internet niet onnodig wordt beperkt.

Een belangrijk onderdeel van de strategie van de Commissie voor een veilige informatiemaatschappij sinds 2006 is bijvoorbeeld om uit te gaan van een holistische benadering, waarbij wordt gezorgd voor samenwerking tussen belanghebbenden, maar tevens wordt erkend dat ieder van hen een eigen rol vervult en specifieke verantwoordelijkheden draagt. Wij allen dragen de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat onze handelingen op het internet de veiligheid van anderen op dit medium niet onnodig beperken, maar waar mogelijk juist bevorderen.

Het is daarom in een geest van samenwerking dat de Commissie dit verslag toejuicht en ondersteunt.

 
  
MPphoto
 

  Manolis Mavrommatis, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, allereerst wil ik de rapporteur, Stavros Lambrinidis, van harte gelukwensen met dit belangrijke verslag en met het door hem nagestreefde doel: de bescherming van persoonsgegevens. Dat is een beginsel waaraan de meesten hier steun geven, ikzelf inbegrepen.

Als rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs ben ik van mening dat het internet een uitzonderlijk platform is voor de verspreiding van cultuur en kennis. Ik zeg dit omdat ik al mijn collega’s in de Commissie cultuur die voor mijn advies hebben gestemd, van harte wil gelukwensen en bedanken.

Zo kan er bijvoorbeeld voor worden gezorgd dat gedigitaliseerd materiaal uit musea, elektronische boeken, muziek en audiovisueel materiaal toegankelijk worden voor mensen overal ter wereld. In de eindeloze ruimten van het internet en in de wereld in het algemeen wordt cultuurmateriaal helaas onvoldoende beschermd. Piraterij neigt ertoe de regel te worden en niet de uitzondering. Het zijn de scheppende kunstenaars, dat wil zeggen, de dichters, de tekstdichters, de componisten, de producenten, en meer in het algemeen elke lid van de creatieve gemeenschap, die geschaad worden door de illegale verspreiding van hun intellectueel eigendom.

De drie factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van piraterij zijn: technologische voorzieningen en geringe kosten van illegaal kopiëren, ongunstige economische omstandigheden en verspreiding van het internet.

Amendement 4 stelt opnieuw het voorstel van de Commissie cultuur aan de orde om een juist evenwicht aan te brengen tussen de rechten en de vrijheden van alle betrokken partijen, en om eveneens alle fundamentele rechten van het individu uitgaande van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te waarborgen en te beschermen in het kader van internetgebruik in de ruime zin van het woord.

In dit amendement wordt eraan herinnerd dat alle grondrechten gelijkwaardig zijn en op dezelfde manier moeten worden beschermd. Daarom geven wij daar steun aan.

 
  
MPphoto
 

  Nicolae Vlad Popa, namens de PPE-DE-Fractie.(RO) Dit verslag is de vrucht van samenwerking tussen de leden van dit Parlement. Daarom wil ik de collega‘s bedanken, in het bijzonder de heer Lambrinidis, evenals mevrouw Gacek, de heer Alvaro, mevrouw Segelström en de heer Mavrommatis, met wie ik mocht samenwerken, ook als schaduwrapporteur.

Ik denk dat het verslag recht doet aan de voornaamste aspecten van een verhoogde veiligheid en de bescherming van mensenrechten op internet. Het sluit aan bij de bescherming van rechten – ook in digitale zin – die de bestaande regelgeving zich ten doel heeft gesteld en bij het inzicht dat er nieuwe controlemechanismen voor internet ontwikkeld dienen te worden.

De tekst vindt de juiste balans tussen de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en van de privacy enerzijds en de noodzaak om de strijd tegen cybercriminaliteit voort te zetten anderzijds. Daarnaast vraagt de tekst aandacht voor het aanzienlijke probleem van een excessief toezicht op internetactiviteit, wat in een nieuwe vorm van censuur kan ontaarden.

Het verslag heeft tevens oog voor de educatieve kant van internet, aspecten als e-learning, de omschrijving van digitale identiteit, de erkenning van rechten die gebruikers kunnen doen gelden op de informatie die ze op internet geplaatst hebben, maar ook voor aspecten als de bescherming van gegevens van persoonlijke aard, in die zin dat gebruikers de gelegenheid geboden wordt om door henzelf geplaatste informatie voorgoed van internet te verwijderen.

Allemaal gevoelige onderwerpen, omdat het sociale netwerken betreft die voor een aanzienlijk deel door jonge mensen gevormd worden. Dat is ook de reden waarom ik er bij mijn collega’s op aangedrongen heb uit volle overtuiging voor dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Inger Segelström, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Lambrinidis en alle anderen in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken bedanken die dit verslag zo constructief en doordacht hebben gemaakt. Ik ben ook dankbaar voor de steun die ik heb gekregen voor mijn amendementen ter versterking van de rechten van de gebruikers en de consumenten.

De paragrafen over de toepassingsmogelijkheden van de techniek, bijvoorbeeld voor toezicht op het internetverkeer, is erg belangrijk. Het is goed dat het Europees Parlement nu duidelijk te kennen geeft dat de persoonlijke levenssfeer en de mensenrechten van de burgers op de eerste plaats komen.

In het verslag wordt duidelijk gesteld dat toezicht op het internetverkeer alleen toegelaten is als het vermoeden van een misdrijf bestaat en als onderdeel van een juridische procedure na een vonnis van een rechtbank. Dit zal een belangrijke basis worden voor het toezicht op de burgerrechten. Het verslag komt geen moment te vroeg met noodzakelijke maatregelen.

Ik ben verbaasd over de amendementen die door leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten en de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie zijn ingediend. Hun voorstellen tasten de rechten en persoonlijke levenssfeer van de burgers aan. Zij hebben niet kritisch onderzocht wat de technische ontwikkeling met zich mee kan brengen als we niet opletten.

Natuurlijk moeten misdrijven op het internet, zoals de uitbuiting van kinderen en jongeren, worden bestreden. Een van de centrale kwesties in dit verband is echter bijvoorbeeld dat de Zweedse conservatieve regering de zogenaamde FRA-wet heeft vastgesteld, een wet die gaat over het controleren van burgers die geen misdrijf hebben begaan of misdadigers zijn, terwijl het de burgers zijn die ons zouden moeten controleren. Het verslag staat zeer kritisch tegenover beleid zoals dat van de Zweedse conservatieve regering, die ondanks alle kritiek toch de FRA-wet heeft ingevoerd in Zweden. In Zweden krijgen de overheden nu het recht om het internetverkeer te controleren zonder het vermoeden dat er sprake is van een misdrijf of een gevaar voor de veiligheid van individuen of de samenleving.

Ik ga ervan uit dat de Zweedse regering zich, nadat de resolutie morgen is aangenomen, herbezint en ervoor zorgt dat de wet wordt gewijzigd. Anders gaat zij in tegen het Europees Parlement en de door de burgers van 27 EU-lidstaten gekozen vertegenwoordigers.

 
  
MPphoto
 

  Alexander Alvaro, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik mijn collega Stavros Lambrinidis willen feliciteren met het werk dat hij heeft geleverd. Hij heeft alle schaduwrapporteurs volledig betrokken bij het uitwerken van dit verslag, en voor zover dat maar mogelijk was geprobeerd om compromissen tot stand te brengen.

Dit verslag gaat over de grote vraagstukken van de informatiesamenleving, en is een grote stap op weg naar een internet waar zowel de veiligheid van onze burgers als hun vrijheidsrechten worden gegarandeerd. Vrijheid en veiligheid kennen geen grenzen, ze zijn ook in de virtuele wereld relevant. De rapporteur is in zijn verslag ingegaan op de bestrijding van cybercriminaliteit, kinderpornografie, identiteitsdiefstal en fraude, maar ook op de schending van auteursrechten. Hij heeft geprobeerd om Europol hierbij te betrekken, en maakt duidelijk dat in de virtuele wereld dezelfde grenzen moeten gelden als in de reële wereld.

Bovendien is hij erin geslaagd om een goed evenwicht te vinden tussen de bescherming van de rechten van de burger, de vrijheid van meningsuiting, de gegevensbescherming en het recht op het volledig wissen van gegevens op internet. Tot nu toe vergeet internet namelijk niets! En sommigen van ons, ik incluis, mogen van geluk spreken dat internet nog niet bestond toen ze 13, 14, 15 of 16 waren, de leeftijd van de jeugdzonden, die ze vandaag niet op YouTube of Facebook zouden willen terugvinden.

Hij heeft de nadruk gelegd op de toegang tot informatie en tot internet, maar ook op het respecteren van de intellectuele eigendom. Ik weet heel goed dat veel collega’s van mening zijn dat het verslag op het vlak van de bescherming van intellectuele eigendom en auteursrechten niet ver genoeg gaat, maar ik stel voor dat we dat aanpakken wanneer de richtlijn inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten er komt, dan kunnen we die punten aan de orde stellen.

In dit verslag is duidelijk gemaakt dat internetcensuur of het blokkeren van de toegang tot het net, zoals sommige lidstaten van de Unie dat plannen of zelfs al doen, maatregelen zijn die onze verlichte samenleving niet waardig zijn. Er is ook duidelijk gemaakt dat de Europese Unie het voorbeeld van totalitaire staten, die de burgers geen toegang tot informatie bieden, of hun voorschrijft wat ze dienen te weten, niet wil volgen.

Ik ben blij dat dit een evenwichtig verslag is geworden, waarin rekening wordt gehouden met de eisen van de informatiemaatschappij, en ik hoop dat niet alleen mijn fractie, maar ook de andere, morgen een werkelijk brede steun zullen geven aan dit verslag, zodat we in het belang van de burger kunnen werken aan het internet van de toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie.(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, andere collega’s hebben het al vóór mij gezegd, maar ik wil er nogmaals op hameren: het internet moet niet gecriminaliseerd of gecensureerd worden, want het biedt legio mogelijkheden voor communicatie, sociale contacten, informatie- en kennisuitwisseling. Wel moet er een globale strategie voor bestrijding van de cybercriminaliteit opgezet worden.

In het bijzonder moeten de kinderen beschermd worden en ouders en leerkrachten moeten worden opgevoed en voorgelicht over de nieuwe gevaren die zich op internet kunnen voordoen. Voor dit soort doelstellingen is het belangrijk dat Europa efficiënt optreedt, en ik wil dan ook de rapporteur gelukwensen met het uitstekende werk dat hij verricht heeft.

Maar ondanks dat de wetgevingen van de lidstaten voorzien in de nodige sancties en borg staan voor een redelijk hoog beschermingsniveau tegen misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en online kinderpornografie, moet het beschermingsniveau van kinderen toch nog verder verhoogd worden; vooral omdat er voortdurend nieuwe technieken worden bedacht, omdat het internet zich steeds verder ontwikkelt en ook omdat er steeds nieuwe vormen komen van ‘grooming’, methoden waarmee pedofielen kinderen online lokken met seksuele bedoelingen.

Juist met het oog daarop achtte ik het nodig een amendement in te dienen op het verslag. In dit amendement worden de lidstaten uitdrukkelijk aangespoord om hun wetgeving te actualiseren zodat bescherming kan worden geboden aan minderjarigen die het internet gebruiken, in het bijzonder via het strafbaar stellen van grooming, als gedefinieerd in het Verdrag inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, van de Raad van Europa van oktober 2007.

 
  
MPphoto
 

  Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Lambrinidis van harte bedanken omdat hij erin is geslaagd de veiligheid op het internet te eerbiedigen en tezelfdertijd de onschatbare grondrechten te beschermen en eerbiedigen. Ik ga ervan uit dat de bescherming van onze grondrechten zoals vastgelegd in dit verslag ook steun zal krijgen wanneer we een besluit nemen over het telecompakket. Er is een duidelijk verband tussen dit verslag en het telecompakket. Ik hoop dat we het er ook dan over eens zullen zijn dat het belangrijk is de openbare vrijheden te beschermen.

Internet heeft, zoals vele collega’s hebben gezegd, veel meer mogelijkheden voor vrije meningsuiting met zich meegebracht. Burgers die normaal geen toegang hebben tot de discussiefora van de grote media, kunnen via het internet hun opinie naar voren brengen en kwesties aansnijden. Het is een nieuwe arena om van gedachten te wisselen, iets wat dringend nodig is om mensen politiek te mobiliseren. Het biedt de burgers meer mogelijkheden om de besluitvormers te controleren. Het is belangrijk dat de burgers de mogelijkheid hebben zelf wetgevers en andere machthebbers te controleren. Internet heeft tot meer kennis geleid. We hebben vooral ook de mogelijkheid gekregen om van gedachten te wisselen en in contact te komen met mensen uit verschillende culturen en uit verschillende delen van de wereld.

Wanneer we deze kwestie bespreken, is het ook belangrijk te verzekeren dat we echte vrijheid van meningsuiting hebben, alsmede garanties tegen censuur en controle van bijvoorbeeld standpunten, informatie en opinievorming. De fundamentele rechten, vrijheid van meningsuiting en persoonlijke levenssfeer zijn belangrijke elementen van de democratie die altijd beschermd en geëerbiedigd moeten worden. Daarom is het internet vandaag een belangrijke factor in onze democratische samenleving en moet het dat ook blijven.

Daarom wil ik dat we tegen amendement 5 stemmen dat de schrapping beoogt van de volgende tekst: “erop toezien dat de uiting van controversiële politieke overtuigingen via het internet gevrijwaard is van strafrechtelijke vervolging”. Als dat amendement goedgekeurd zou worden, is dat een slechte zaak voor de democratie. Wie beslist wat controversiële politieke overtuigingen zijn? Het is een democratisch recht uiteenlopende politieke overtuigingen tot uitdrukking te mogen brengen.

Het recht van de internetgebruiker om persoonsgerelateerde informatie definitief van websites te kunnen verwijderen is ook belangrijk. Natuurlijk moeten we criminaliteit op het internet, net als alle criminele activiteiten, bestrijden, maar dat dient ook op een rechtszekere manier te gebeuren, conform het strafrecht, zoals bij andere soorten criminaliteit.

Misdrijven die op het internet tegen kinderen worden begaan zijn bijzonder ernstig. Wat dat betreft, volgen we het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Ook andere groepen zijn het slachtoffer geworden. Ik denk met name aan vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van seksslavenhandel. De seksindustrie gebruikt vandaag het internet en het seksueel geweld waarvan vele vrouwen en kinderen het slachtoffer worden. In dit verband wil ik mijn collega’s eraan herinneren dat zij een schriftelijke verklaring kunnen steunen die een einde wil maken aan dat geweld, te weten schriftelijke verklaring nummer 94.

Tot slot wil ik ingaan op een gevaar dat we hebben gezien in verband met de zogenaamde strijd tegen het terrorisme. Die heeft er soms toe geleid dat regeringen de vrijheid van meningsuiting en de persoonlijke levenssfeer van individuele personen onredelijk hebben beknot. Die beperkingen hebben een gevaar voor de veiligheid van burgers doen ontstaan. De veiligheidsdiensten van diverse landen hebben persoonsgerelateerde informatie die zij via toezicht op het internet verkregen hebben, uitgewisseld. Daardoor zijn mensenlevens in gevaar gekomen, bijvoorbeeld wanneer iemand ten gevolge van politieke verdrukking zijn land moest ontvluchten. Ik roep u dringend op het verslag morgen in groten getale te steunen.

 
  
MPphoto
 

  Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik sta dagelijks versteld over het fantastische instrument dat het internet is, maar, hoezeer de EU dit ook betwist, het internet is een wereldwijd netwerk van computers, geen Europees. Te geloven dat een decreet uit Brussel of Straatsburg daar iets aan kan veranderen is uiterst onwaarschijnlijk en heel wereldvreemd. Men kan terecht stellen dat de EU het verkeerde forum is om het soort problemen op te lossen dat in het verslag aan de orde wordt gesteld. Laat ik enkele voorbeelden geven. In het verslag wordt het recht op internettoegang op één lijn gesteld met het recht op onderwijs. Dat is wel erg kras wanneer we weten dat het recht op onderwijs of de mogelijkheid om onderwijs te volgen in vele EU-lidstaten niet vanzelfsprekend is.

Bescherming en bevordering van de rechten van het individu op het internet en het evenwicht dat tussen de persoonlijke levenssfeer en veiligheid zou moeten worden gevonden, zijn uitermate belangrijke kwesties, maar moeten evenmin op EU-niveau worden opgelost. Dit is een internationaal probleem dat in de eerste plaats internationaal moet worden aangepakt.

Een andere kwestie die mij na aan het hart ligt, is bestandenuitwisseling. Hier worden we opgeroepen gemeenschappelijke strafmaatregelen toe te passen ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten. Het is mijn overtuiging dat het de lidstaten zijn die moeten beslissen wat een misdrijf is en welke eventuele gevolgen dat kan hebben. Zich als EU helemaal op het standpunt van de muziek- en filmindustrie te stellen, is volkomen onaanvaardbaar. Vooral in aanmerking genomen dat men een hele generatie probeert te criminaliseren.

Tot slot wil ik zeggen dat elke poging om op dit gebied überhaupt wetgeving vast te stellen moeilijk zal zijn omdat de techniek veel sneller verandert dan de politiek.

 
  
MPphoto
 

  Urszula Gacek (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken dat hij mijn voorstel heeft overgenomen om computerfabrikanten aan te moedigen aanvullende maatregelen te nemen om de toegang tot pornografische en gewelddadige websites te blokkeren.

Dit onderwerp is met name van belang voor ouders. Het is een vaststaand feit dat onze kinderen vaak meer bedreven zijn op de computer dan wijzelf. Wellicht zijn ouders zich vaag bewust van het feit dat ze zoekprogramma’s op het internet kunnen voorzien van filters, maar dit vereist een geringe hoeveelheid kennis over zoekprogramma’s, evenals een bewust besluit om het betreffende programma te activeren.

Het is waarschijnlijk dat veel meer kinderen – waaronder de jongste gebruikers, die het internet in toenemende mate zonder toezicht van hun ouders gebruiken – ertegen beschermd zouden zijn dat ze onbewust stuiten op websites die een schadelijke invloed op hen hebben indien het filter reeds bij de eerste installatie automatisch op “aan” zou staan. Ik doe een beroep op fabrikanten om gehoor te geven aan ons voorstel. Zij moeten dit niet zien als een voorschrift of een beperking, maar eerder als een mogelijkheid om klanten aan zich te binden. Als ik de keuze had tussen twee vergelijkbare computers en zag dat één daarvan voorzien was van een kindvriendelijk label dat aangaf dat er reeds filters geïnstalleerd waren, dan zou ik als ouder voor dat product kiezen. Ouders die een dergelijke keuze maken zouden er op den duur voor zorgen dat dit standaard in computers wordt ingevoerd. Ik hoop van harte dat we dit met behulp van de fabrikanten kunnen bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Alin Lucian Antochi (PSE).(RO) Internet is nu in een nieuwe fase gekomen, waarin het niet alleen als een onmisbaar commercieel hulpmiddel, maar ook als een mondiaal forum voor het uitwisselen van meningen gezien wordt.

Helaas heeft deze ontwikkeling tot ambivalente gevoelens geleid. Enerzijds biedt het internet nog altijd fantastische mogelijkheden en fungeert het als aanjager van educatieve, culturele en sociale ontwikkeling. Anderzijds wordt het gezien als platform dat misbruikt kan worden om gewelddadig gedrag te propageren, dat de vrijheid en veiligheid van mensen bedreigt.

Bovendien is internet door zijn wereldomspannende structuur een gevaar voor de privésfeer geworden, nu de internetactiviteiten van burgers op de voet gevolgd worden door overheden, politie, bedrijven en zelfs criminelen en terroristen, met soms zelfs identiteitsdiefstal tot gevolg.

In deze omstandigheden dient er een wettelijke benadering gevonden te worden die een onderscheid maakt tussen enerzijds de bescherming van de veiligheid en de grondrechten van burgers op internet en anderzijds een ongelimiteerd toezicht op hun activiteiten door diverse instanties. Alleen zo’n benadering is effectief in plaats van excessief in haar poging misdaad te bestrijden. Daarom moeten er mondiale normen voor gegevensbescherming, veiligheid en vrijheid van meningsuiting komen en wel door een stelselmatige samenwerking van providers en internetgebruikers.

Ik ben het geheel met de rapporteur eens dat het tevens van belang is om te kijken welke grenzen er gesteld moeten worden aan de toestemming die overheden en bedrijven van gebruikers mogen vragen om een deel van hun privacy op te geven om voor bepaalde diensten of voorrechten op internet in aanmerking te komen.

Mijn laatste maar zeker niet onbelangrijke punt, mijnheer de Voorzitter, is dat de lidstaten zich moeten inspannen om hun nationale wetgeving onderling af te stemmen wat betreft de bescherming van grondrechten op internet, aangezien dit ook kan helpen om een gezamenlijke strategie te vinden voor de strijd tegen cybercriminaliteit en terrorisme.

Mijn felicitaties aan het adres van de heer Lambrinidis en het hele team dat aan dit verslag heeft bijgedragen.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). - Voorzitter, ik sluit me aan bij degenen die complimenten hebben gegeven aan de rapporteur. Hij heeft een fantastisch verslag afgeleverd. Ik wil er snel een paar punten uitlichten.

Allereerst zien we in de laatste jaren een hand over hand toenemende opslag van persoonsgegevens door bedrijven en overheden. Overheden maken gebruik van de gegevensbestanden van bedrijven maar toch zien we dat er verschillende niveaus van bescherming gelden voor de eerste pijler en de derde pijler. Dat vind ik buitengewoon zorgelijk.

Tweede punt, – en ik ben blij dat mijn amendement hier is aangenomen – criminelen profiteren natuurlijk ook op allerlei manieren van het internet. Identiteitsdiefstal groeit schrikbarend en we moeten dan ook vragen aan de Europese Commissie om een meldpunt op te richten voor identiteitsdiefstal en niet alleen maar voor de uitwisseling van informatie, maar ook ten behoeve van de slachtoffers.

Ten derde zijn er inderdaad wereldwijde normen nodig. Daar wordt ook aan gewerkt, maar dergelijke normen moeten worden uitgewerkt in een open democratische procedure en niet door ambtenaren van de Europese Commissie die onderhandelen met ambtenaren in de Verenigde Staten.

Ten slotte, de Europese Commissie spreekt vaak mooie woorden over vrijheid en burgerrechten, maar ik moet toch vaststellen dat er onder leiding van commissaris Frattini en ook met behulp van de Raad de laatste jaren talloze maatregelen zijn genomen waarmee burgers dag en nacht bespied kunnen worden en hun vrijheden worden beperkt. Het is hoog tijd om te evalueren wat daar gebeurd is en wat voor uitwerking dat heeft. Ik wil dan ook afsluiten met een suggestie aan de Commissie: ik dring erop aan dat er in de volgende periode een aparte commissaris komt voor de burgerrechten en burgervrijheden.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Ik heb mevrouw In ‘t Veld wat extra tijd gegeven omdat zij vierhonderd volgelingen heeft op Twitter. Ik heb er maar negen. Vierhonderdvijftig inmiddels.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, ik spreek hier nu namens mijn collega Jacques Toubon.

Ik wil om te beginnen onze collega de heer Popa, bedanken. Hij heeft excellent werk verricht bij het zoeken naar een compromis dat voor iedereen aanvaardbaar was, en dat terwijl een aantal collega’s van de PSE en de Groenen extreme standpunten innamen.

Dit verslag heeft betrekking op een belangrijke kwestie – de verhouding tussen veiligheid en de grondrechten in de context van het internet. Deze nieuwe technologie staat in veel opzichten voor vooruitgang en nieuwe mogelijkheden, maar dat betekent niet dat ze zonder gevaren is. Het is – bijvoorbeeld – van cruciaal belang dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van informatie op dit nieuwe medium gegarandeerd is, maar dan wel op een zodanige wijze dat die vrijheden niet botsen met andere grondrechten, zoals het recht op privacy, de bescherming van persoonlijke gegevens en het respect voor intellectuele eigendom.

De rapporteur, de heer Lambrinidis, heeft uitstekend werk geleverd. Hij heeft gekeken naar de nieuwe vormen van criminaliteit zoals die via het internet worden bedreven en vastgesteld welke gevaren er aan die criminaliteit zijn verbonden, en dan vooral voor minderjarigen. Het verslag is op andere punten helaas vrij ambigu en hier en daar is zelfs gevaarlijk.

De amendementen van de mevrouw Hieronymi, de heer Mavrommatis en de heer Toubon zijn bedoeld om duidelijk te maken dat aanslagen op de grondrechten niet kunnen worden goedgepraat met een verwijzing naar de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van informatie.

De lidstaten en de internetbeheerders moeten een zekere mate van vrijheid behouden om de best mogelijke oplossingen te vinden, zodat de rechten van bepaalde groepen geen negatieve gevolgen hebben voor de uitoefening van rechten door andere groepen. De wet moet op het internet van toepassing zijn op dezelfde wijze waarop ze dat elders is. Het internet mag niet een virtueel territorium zijn, waar een handeling die in de werkelijke wereld een wetschending inhoudt wel toegestaan is, en zelfs bescherming geniet omdat het om technologie en het gebruik van technologie gaat. De rechtsstaat in onze democratische maatschappijen is in het geding.

 
  
MPphoto
 

  Manuel Medina Ortega (PSE). − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn collega en vriend, de heer Lambrinidis, feliciteren met zijn verslag, maar ook met de heel evenwichtige mondelinge toelichting op wat hij met dit verslag heeft beoogd.

Ik heb een boek meegenomen, het Verdrag tot instelling van een Grondwet voor Europa. Dit boekwerk is goedgekeurd door 90% van het Spaanse electoraat en door de meeste nationale parlementen van de landen waaruit wij afgevaardigden afkomstig zijn.

Het is niet in werking getreden vanwege bepaalde moeilijkheden van politieke aard, maar deze tekst is van fundamenteel belang omdat – en dit is voor mij een mandaat van mijn kiezers – het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erin opgenomen is. Ik denk dat in dit Handvest alle beginselen zijn vervat die de heer Lambrinidis in zijn verslag heeft uiteengezet.

In de eerste plaats is het internet een ruimte van vrijheid, moderniteit en gelijke kansen, waar mensen met elkaar communiceren, relaties met elkaar aangaan en elkaar informeren door ideeën uit te wisselen en kennis te delen. En dat recht wordt erkend in artikel II-71 van het Verdrag tot instelling van een Grondwet voor Europa.

In de tweede plaats moet internet de vrijheid en de ontwikkeling van de informatiemaatschappij verdedigen, met inachtneming van het respect voor de intellectuele eigendom en de bescherming van de privacy van de gebruikers. De bescherming van de intellectuele eigendom en het recht op privacy van de gebruikers worden erkend in artikel II-77 van de ontwerp-Grondwet voor Europa.

En in de derde plaats moet er naar een adequaat evenwicht worden gezocht tussen de bescherming van rechten, het stimuleren van het aanbod van en de legale markt voor digitale inhoud op internet en een open ontwikkeling naar nieuwe bedrijfsmodellen die op het net ontstaan. Ook hebben we te maken met de bescherming van persoonsgegevens, die in artikel II-68 van de ontwerp-Grondwet is neergelegd.

Ik denk dat al deze zorgen in het verslag-Lambrinidis aan de orde komen. Het is zeker waar dat hij de voorwaarden en eisen voor, de consequenties van en de sancties op misbruik van het internet niet tot in detail bespreekt, maar ik denk dat dat moet gebeuren in een wetgevend document, en het document waarover we op dit moment debatteren is dat niet.

 
  
MPphoto
 

  Claire Gibault (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, als kunstenaar ben ik bedroefd en zelfs geschokt dat de heer Lambrinidis in zijn verslag zo weinig aandacht besteedt aan de culturele sector.

Ik ben het ermee eens dat de rechten van het individu, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, te allen tijde beschermd moeten worden, en dat de rechten en vrijheden van alle betrokken partijen moeten worden gegarandeerd. De informatiemaatschappij wordt als economische sector steeds belangrijker, maar ze is ook een bron van innovatie en creativiteit en zo een hoeksteen van de moderne economie geworden.

We moeten er dus voor zorgen dat iedereen toegang heeft tot onderwijs en een gediversifieerde cultuur, en wel binnen een kader dat aansluit bij de communautaire normen. Het belang van de creatieve arbeid van acteurs en vertolkende kunstenaars dient erkenning te krijgen, ook binnen de digitale economie. Die erkenning houdt ook in dat ze een beloning ontvangen voor hun creatieve bijdragen aan allerlei verschillende soorten gebruik van het internet, zodat ze van hun beroepsactiviteiten kunnen leven en zich daar geheel onafhankelijk aan kunnen wijden.

Intellectuele-eigendomsrechten moeten in die context niet als een obstakel worden gezien, maar juist als een aandrijfmechanisme voor creatieve activiteiten, zeker in het kader van de ontwikkeling van nieuwe diensten.

Ik geloof echter wel dat racistische, haatzaaiende of de Holocaust ontkennende inhouden strafrechtelijk vervolgd behoren te worden, ook als ze via het internet worden verspreid. De vrijheid van meningsuiting moet op een verantwoordelijke manier worden uitgeoefend. We moeten een rechtvaardig evenwicht vinden tussen vrije toegang tot het internet, het respect voor eenieders privéleven en de bescherming van intellectuele eigendom. Ik roep u daarom op, beste collega’s, om mijn amendementen – de nummers 2 tot 6 – te steunen.

 
  
MPphoto
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, in bijna elke plenaire vergadering wordt wel een verslag over het internet besproken. Dat is bijna een gewoonte geworden en dat is natuurlijk positief, want op die manier krijgen de lidstaten en de Europese Unie de gelegenheid om deze actuele vraagstukken met betrekking tot het internetgebruik eindelijk eens op een efficiënte manier aan te pakken. Ik wil de heer Lambrinidis van harte gelukwensen. Hij heeft in zijn zeer uitgebreid verslag de door zijn collega’s voorgestelde amendementen opgenomen en op die manier het onderhavig thema verrijkt en daaraan verscheidene nieuwe aspecten toegevoegd.

De vorige keer hebben wij in dit Parlement vraagstukken besproken met betrekking tot videogames op het internet en de gevaren daarvan voor minderjarigen. Ook hebben wij gesproken over het financieringsmechanisme van de Europese Unie voor de veiligheid op het internet voor kinderen. Het debat van vandaag overtuigt mij er echter steeds sterker van dat uiteindelijk alles neerkomt op de vraag hoe deze zaak juridisch aangepakt wordt.

Daarom geloof ik dat wij alleen maar hoeven te vragen om een juridisch onderzoek naar de veelvuldige problemen die opduiken bij het gebruik van het internet. Dit verslag kan bijgevolg dienen als een lijst van vraagstukken die diepgaand bestudeerd moeten worden door juristen. Daarna moet dit het onderzoekswerk ten uitvoer worden gelegd en moeten de diverse instanties – waarnaar in het verslag word verwezen – de instrumenten krijgen om de nodige wetsteksten uit te werken en het beginsel van de rechtsstaat wat internetgebruik betreft op democratische wijze te verankeren. Wij kunnen onmogelijk spreken over democratie als niet elke burger het recht heeft om het internet te gebruiken ongeacht zijn of haar financiële mogelijkheden. Zover is het nu namelijk nog niet, maar hopelijk wel in de toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Katrin Saks (PSE). – (ET) Dames en heren, kunt u zich een leven zonder internet voorstellen? Ik niet meer. Ik kom uit Estland, wereldleider in de beschikbaarheid van internet. Daarom hebben we waarschijnlijk ook meer ervaring met de gevaren van internet, van de cyberoorlog die twee jaar geleden tegen ons land werd gevoerd tot het feit dat uit internationaal onderzoek blijkt dat onze kinderen meer dan kinderen in veel andere landen lastig worden gevallen in cyberspace.

Het Europees Parlement heeft de afgelopen jaren in verschillende verslagen geprobeerd een antwoord te formuleren op de vraag ‘Wat is het internet?” Inmiddels zou de vraag of de wereld van het internet een speciale ruimte is – een virtuele wereld bij wijze van spreken – die los staat van de realiteit, en of het deel uitmaakt van het publieke domein een relevantere vraag zijn. De heer Lambrinidis gaat hier in zijn verslag op in. Hij meent dat onze belangrijkste taak het vinden van een goede balans tussen privacy en veiligheid is.

Zodra de beperking van de vrijheid op het internet ter sprake komt, wordt de vrije meningsuiting genoemd – vrije meningsuiting is het recht om ideeën, meningen, overtuigingen en andere informatie te verspreiden, maar brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. Mijn dank aan de rapporteur, en ik hoop dat wij allen in staat zullen zijn om deze vraag te beantwoorden: Wat is het internet, is regulering van het internet mogelijk en zo ja, hoe? Aangezien het internet een van de duidelijkste symbolen van globalisering is, moet onze benadering van dit onderwerp ook internationaal zijn.

 
  
MPphoto
 

  Filiz Hakaeva Hyusmenova (ALDE). – (BG) Dames en heren, de inhoud van dit verslag doet volledig recht aan de titel. Het gaat over de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind verankerde rechten en is erop gericht kinderen tegen criminele handelingen te beschermen. Mijn felicitaties gaan uit naar de rapporteur.

Het internet is een wereld waar zich dingen voordoen die niet uitdrukkelijk worden gekenmerkt als schendingen van rechten en vrijheden of misdaden die daartegen indruisen. Mogelijkheden voor meningsuitingen, het vinden van informatie en sociale contacten worden vaak in het tegendeel veranderd. Het internet biedt tal van gelegenheden om de wet te omzeilen en de vrijheid van meningsuiting te misbruiken.

De anonimiteit van het internet en het gebrek aan controle leiden tot een onverantwoordelijk taalgebruik. Het taalgebruik is vaak doorspekt met schuttingwoorden, cynisme en zelfs grove uitdrukkingen. Zo ontstaat een taal van wantrouwen en haat, die ook het alledaagse taalgebruik beïnvloedt en een voorbeeld vormt dat wordt geïmiteerd en een zeker gedrag in de hand werkt.

Dergelijke taal draagt niet bij tot het sociale, geestelijke en morele welzijn van het kind en is niet bevorderlijk voor onze cultuur en waarden. Daarom vestig ik de aandacht op de noodzaak om het taalgebruik op het internet specifiek onder de loep te nemen en de invloed ervan op de persoonlijke ontwikkeling van het kind te analyseren.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sógor (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik behoor tot degenen die het voortbestaan van een vrij te gebruiken internet willen waarborgen. De ontwerpers van het internet hadden een groot vertrouwen in de basale goedheid van mensen, en ik ben geneigd dat vertrouwen te delen. Helaas moeten we met betrekking tot het internet, net zoals in elke willekeurige door mensen bevolkte maatschappij, de treurige waarheid erkennen dat regelgeving noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat degenen die zichzelf niet kunnen beschermen ook beschermd zijn. De veiligheid van een individu is een grondrecht, net als het recht op vrijheid van meningsuiting en zelfexpressie.

Gruwelijke zaken zoals kinderpornografie en pedofilie moet, evenals internetfraude, een halt worden toegeroepen. “Roofdieren” op het internet mogen we in geen geval tolereren, en nu we het toch hebben over dit zeer belangrijke onderwerp wil ik uw aandacht vragen voor een beduidend minder veelbesproken gegeven: het internet zit ook vol met websites die aanzetten tot haat, geweld en intolerantie ten aanzien van alle soorten minderheden, waaronder etnische minderheden. Dit is een aspect van internet dat onze aandacht behoeft. We moeten er ook voor zorgen dat minderheden zich beschermd voelen. Het is onacceptabel dat veel extremistische groeperingen het internet gebruiken om aan te sporen tot haat en xenofobie.

 
  
MPphoto
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou uw aandacht willen vragen voor verschillende problemen in verband met het internet.

Ten eerste noem ik de bescherming van persoonsgegevens en van de vertrouwelijkheid in verband met elektronisch stemmen, dat mensen met een handicap in staat stelt hun rechten als burgers uit te oefenen. Ik noem verder de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten in verband met artistiek materiaal dat gemakkelijk via het internet kan worden doorgegeven. Een ander punt is de bescherming van kinderen tegen schadelijke beelden, zoals bijvoorbeeld gewelddadigheden of porno, middels adequate filters en door voorlichting aan de ouders. Als vierde punt noem ik het probleem van de bescherming van kinderen tegen pedofielen en ontvoerders, en tevens de mogelijkheid om criminelen op te sporen aan de hand van sporen die zij op het internet achterlaten – zoals het adres van een pedofiel, opnames van misdaden die met een mobiele telefoon zijn gemaakt en vervolgens op het internet zijn geplaatst. Als de uitlatingen van een jongeman in Duitsland niet waren genegeerd, zouden zijn slachtoffers, de scholieren en docenten die hij neerschoot, nu nog in leven zijn. Het volgende punt, dat in feite het belangrijkst is, betreft het eerbiedigen van de vrijheid van meningsuiting. Ook daarbij moet de wet in acht worden genomen net zoals op elk ander gebied. Voor sommige van deze problemen zijn nieuwe technische oplossingen nodig. Ik wil de rapporteur feliciteren.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag alle sprekers bedanken voor hun betrokken en geïnteresseerde bijdragen. Ik wil slechts twee punten toevoegen aan datgene wat ik bij aanvang van het debat heb gezegd. Wij delen onder andere onze bezorgdheid over intellectuele-eigendomsrechten en de evenwichtige aanpak die in dit opzicht vereist is. Dit is belangrijk voor de algemene groei, of ontwikkeling, van de informatiemaatschappij. De uitvoering van deze eigendomsrechten dient zorgvuldig te worden afgewogen tegen de fundamentele vrijheden en rechten die in het verslag worden genoemd, waaronder het recht op privacy, de bescherming van persoonsgegevens en het recht om deel te nemen aan de informatiemaatschappij.

Velen van u noemden kinderen, minderjarigen, en de bescherming van hen die waarschijnlijk het meest het hoofd moeten bieden aan deze uitdagingen, en die dagelijks achter de computer zitten. Op dit punt wil ik partners, lidstaten en instellingen niet alleen adviseren, maar tevens dringend verzoeken om mee te werken aan het programma “Een veiliger gebruik van het internet 2009-2013”. Hiervoor is een aanzienlijk budget beschikbaar. Er zijn reeds maatregelen getroffen tegen onrechtmatige of illegale inhoud, maar ook tegen schadelijk gedragingen zoals “grooming” of pesten, die reeds genoemd zijn.

Er zijn veel zaken die aandacht behoeven, maar ik wil pleiten voor de invoering van serieuze maatregelen inzake het aangaan van verplichtingen, zowel op nationaal als op internationaal niveau. We beschikken over een richtlijn inzake privacy en elektronische communicatie, veel concrete maatregelen of plannen van aanpak, een Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuren. Dat is de reden waarom ik zei dat we niet meer wetgeving behoeven, maar eerder een adequate en juiste tenuitvoerlegging, en vervolgens vanzelfsprekend een verdere ontwikkeling en verdere verbeteringen. Iemand maakte terecht melding van het telecompakket. De trialoog van gisteren heeft veel vertrouwen geschapen dat uiteindelijk overeenstemming kan worden bereikt.

Ik wil afsluiten met de mededeling dat dit jaar is uitgeroepen tot het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie, en het motto daarvan luidt: verbeeld, creëer en innoveer. We kunnen ons wellicht de wereld niet voorstellen zonder het internet, maar het is belangrijk om onze verbeelding te gebruiken, te creëren en te innoveren om de veiligheid op het internet te verhogen in de richting van meer menselijkheid en menselijke verantwoordelijkheid.

 
  
MPphoto
 

  Stavros Lambrinidis, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de Commissie graag willen bedanken. Om het de tolken makkelijker te maken – ik spreek namelijk niet van papier – zal ik, bij wijze van uitzondering, mijn verhaal in het Engels houden.

Ik respecteer de gevoeligheden van degenen die bezorgd zijn over de bescherming van intellectuele eigendom. Maar ik heb het idee dat ze het verkeerde verslag aanvallen. Mijn verslag is geen verslag over één bepaald aspect; het is een verslag over de bescherming van grondrechten en de veiligheid op internet in het algemeen en dat is in feite waarom unanieme steun heeft gekregen.

Echter, voor zover wel naar intellectuele-eigendomsrechten wordt verwezen, zou men bij het horen van sommige toespraken kunnen denken dat het verslag deze rechten negeert. Laat ik u een voorbeeld geven van het evenwicht waarnaar we met dit verslag gestreefd hebben. In paragraaf 1, subparagraaf k) verzoeken we de Raad dringend om over te gaan “tot het aannemen van de richtlijn inzake strafmaatregelen gericht op het handhaven van intellectuele-eigendomsrechten, na een evaluatie, in het licht van hedendaags innovatieonderzoek, van de mate van noodzakelijkheid en evenredigheid ervan, en tegelijkertijd, in het kader van dat doel”. Dit is wat er in het verslag staat.

De amendementen zijn echter alles behalve evenwichtig. Amendementen die beogen te schrappen waar het verslag om vraagt – namelijk een verbod op het systematisch uitoefenen van controle en toezicht op alle gebruikers, al dan niet verdacht of al dan niet schuldig, om alle veiligheidsrechten te beschermen – zijn alles behalve evenwichtig. Met die amendementen wordt ons gevraagd de grondrechten volledig te laten varen om iets anders te beschermen.

Ten tweede, amendementen die tot doel hebben een heel precieze en specifieke verwijzing in het verslag – dat controversiële politieke uitingen niet strafbaar zouden moeten worden gesteld – te schrappen of af te zwakken, zijn amendementen waar ik tegen ben en ik ben blij te horen dat vele anderen in deze kamer dat ook zijn.

Politieke uitingen moeten worden beschermd, vooral wanneer ze controversieel zijn. Als iedereen in deze zaal het met elkaar eens zou zijn, zouden we geen wetgeving met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting nodig hebben. We hebben deze wetten voor wanneer dit niet het geval is, vooral ter bescherming van de vrijheid meningen te uiten waar mensen zoals ik of anderen bijzonder boos om kunnen worden. Deze passage in het verslag heeft het niet over “criminele” uitingen. Het gaat specifiek over het uiten van “controversiële politieke” overtuigingen. Daarom verzoek ik iedereen dringend om deze specifieke alinea in het verslag te steunen en om het verslag in zijn algemeenheid te steunen.

Ik ben iedereen die hier vanavond was – zelfs degenen die het niet met me eens zijn – erg dankbaar. Ik weet dat het niet gemakkelijk is. Dank u voor de steun die u mij al deze maanden gegeven hebt in de voorbereiding van dit verslag. Ik zie ernaar uit in de toekomst met u samen te werken aan uw verslagen en u hetzelfde begrip te tonen en dezelfde steun te geven.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Dank u, collega’s. Hartelijk dank voor uw advies, mijnheer Mavrommatis, en mijn bijzondere dank aan de rapporteur, de heer Lambrinidis, voor zijn succes en voor een belangrijk en interessant verslag.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 26 maart 2009 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), schriftelijk. (EN) Ik feliciteer de rapporteur met dit verslag. Ik geloof dat het internet het leven van de Europeanen op talloze manieren heeft verbeterd. Het internet heeft ons vermogen om kennis te vergaren vergroot, het heeft bijgedragen tot ons begrip van de wereld om ons heen en heeft onze sociale contacten versterkt.

Maar mijn achterban laat me weten zich ook zorgen te maken om de gevaren op het internet. We hebben buitengewone technologie binnen handbereik liggen, maar juist de vrijheid die deze ons verschaft, heeft criminelen de kans gegeven om misbruik te maken van de technologie. Dit verslag is, met zijn aandacht voor de grondrechten, een stap in de goede richting om het internet veiliger te maken. We hebben de afgelopen vergaderperiode gesproken over de noodzaak om kinderporno aan te pakken. De voorstellen waarover we vandaag hebben gestemd, vormen weer een nieuw, essentieel instrument in de strijd tegen dat gevaar, omdat vrijheid en veiligheid met elkaar in evenwicht zijn gebracht.

Het verslag roept ook vragen op met betrekking tot digitale geletterdheid. We kunnen als maatschappij niet eensgezind verder wanneer we door bepaalde mensen nieuwe vrijheden verlenen, de rechten van degenen die minder bekend zijn met het internet beperken. We hebben van harte de ingrijpende veranderingen die het internet ons heeft gebracht, geaccepteerd. Om nog verder vooruit te komen zouden we onze aandacht nu met dezelfde bereidheid moeten richten op het aanpakken van de negatieve kanten van deze revolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk.(RO) Het is genoegzaam bekend dat het internet zich steeds moeilijker laat beheersen, maar toch dienen de regeringen van de lidstaten prioriteit te geven aan de bescherming van het grondrecht op privacy op internet en aan het waarborgen van de veiligheid op internet.

Het gebruik van internet brengt tal van voordelen, maar we mogen de ogen niet sluiten voor het gevaar van misbruik waar sommige internetgebruikers aan blootgesteld zijn.

Het is onze plicht dit misbruik in te perken door normen op te stellen voor gegevensbescherming, maar ook voor de veiligheid en de vrijheid van meningsuiting, zowel op Europees als op nationaal niveau.

Daarnaast is er dringend behoefte aan maatregelen tegen cybercriminaliteit, waarvoor naar mijn mening een mondiale strategie opgesteld dient te worden.

Het is mijn stellige overtuiging dat in de strijd tegen cybercriminaliteit een actieve samenwerking tussen politie, internetproviders, gebruikers en overige betrokkenen geboden is.

Ik sluit af met de vaststelling dat het recht op educatie en toegang tot internet gewaarborgd dient te worden, evenals de veiligheid en de rechten van hen die van internetdiensten gebruik maken.

 

12. Follow-up van de, op de bijeenkomst van november 2008 in Biarritz afgelegde verklaring van de ministers van Sport van de Europese Unie (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over de follow-up van de, op de bijeenkomst van november 2008 in Biarritz afgelegde verklaring van de ministers van Sport van de Europese Unie van Katerina Batzeli en Doris Pack, namens de Commissie cultuur en onderwijs (O-0049/2009 – B6-0223/2009).

 
  
MPphoto
 

  Katerina Batzeli, auteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de informele Raad van de ministers van Sport die in Biarritz in november 2008 plaatsvond, was in feite het eerste Europese sportforum op het vlak van interstatelijke samenwerking.

Dit is een eerste belangrijke, substantiële stap vooruit. Beginselen zoals subsidiariteit, autonomie en zelfregulering in de sport worden op nationaal en regionaal niveau op ruime schaal toegepast. Daarmee kan echter geen antwoord worden gegeven op de fundamentele vraag of sport een sociale rol vervult of een zuiver commerciële aangelegenheid is, waardoor elk sportevenement onvermijdelijk een product van de interne markt wordt.

De sterke commercialisering van de sport en de openstelling van de sport voor zuiver commerciële activiteiten, zoals reclame in de media, hebben ervoor gezorgd dat de sport puur economische eigenschappen heeft verworven. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft herhaaldelijk in concrete zaken een uitspraak moeten doen over de vraag in hoeverre een sportactiviteit dienstverlening is in het kader van het algemeen belang of veeleer een economische activiteit is die gepaard gaat met dienstverlening van algemeen economisch belang.

De bijzondere sociale rol van de sport is weliswaar geen rechtvaardiging voor een algemene vrijstelling van de communautaire regelgeving maar wordt wel als dusdanig erkend en staat beperkingen toe, mits is voldaan aan de voorwaarde dat deze vrijstellingen gerechtvaardigd zijn op grond van de sociale rol van de sport.

Mijnheer de commissaris, er zijn enkele vragen die ook in de mondelinge vraag van onze commissie naar voren komen.

- Ten eerste de kwestie van de autonomie van de organisaties: de autonomie van sportverenigingen en -bonden moet verzekerd zijn. Er zijn echter gevallen waarin zelfregulering duidelijk geen gelijke behandeling van alle betrokkenen kan verzekeren.

- Ten tweede is het hoogstnoodzakelijk dat de Commissie op de proppen komt met de noodzakelijke richtsnoeren voor de afbakening van het begrip ‘dienstverlening van algemeen economisch belang op sportgebied’ en met criteria voor de toepassing van de vrijheden van de interne markt en de concurrentieregels.

- Ten derde wil ik iets noemen dat misschien niet wordt vermeld in de mondelinge vraag maar wel zeer belangrijk is en op nationaal vlak aan de orde is: de manier waarop televisierechten van sportevenementen door openbare en niet-openbare audiovisuele instanties worden beheerd. De nieuwkomers op de markt en de nieuwe technologie en telecommunicatiemogelijkheden zijn zeer aanlokkelijk voor vele sportbonden en hebben hen aangezet tot preferentiële verkoop van hun rechten.

Ik moet er wat dat betreft echter wel op wijzen dat juist omdat de sport een sociale rol vervult, het verkeerd zou zijn om een systeem te bevorderen waarin geen solidariteit voorkomt tussen verenigingen en waarin de economische concurrentie wordt versterkt. Er moet worden gezorgd voor bevordering van collectieve onderhandelingen – een onderwerp dat in het verslag van de heer Mavrommatis aan de orde komt – omdat deze de beste en meest geschikte oplossing zijn voor de sportsector.

Welke oplossing echter ook gevonden wordt, mijnheer de commissaris, in ieder geval moeten niet alleen de rechtsprocedures van de markt worden nageleefd maar moeten ook de openbare rol en de kenmerken van de sport als sociaal goed worden geëerbiedigd en moet sport in alle lagen van de bevolking worden gepromoot. De rol en organisatiewijze van sportverenigingen zijn een belangrijk onderdeel van de onderhandelingen van deze verenigingen met de Europese Commissie maar ook met de Commissie cultuur van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met de verklaring die de ministers van Sport van de EU hebben afgelegd op hun bijeenkomst in november 2008 in Biarritz. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan de stapsgewijze bevordering van het politieke debat over sport en ook aan de betere structurering van de dialoog over sport, zoals was aanbevolen in ons witboek in 2007. De tenuitvoerlegging van dit Witboek sport verloopt voorspoedig.

De recente Verklaring van de Europese Raad over sport, in december, is ook een heel belangrijke stap vooruit en roept ertoe op prioriteit te geven aan het versterken van de dialoog met het IOC en de sportbeweging.

De Commissie is snel in actie gekomen om de follow-up van beide oproepen vanuit de politiek te verzekeren. Dialoog in sport blijft echter, gezien de diversiteit van sport en de complexiteit van de sportstructuren, een uitdaging.

In januari heb ik in Lausanne met de voorzitter van het IOC, de heer Jacques Rogge, en vertegenwoordigers van internationale sportfederaties gesproken. De bijeenkomst bevestigde dat sportorganisaties niet langer vasthouden aan algemene vrijstellingen – “groepsvrijstellingen” – van het “acquis communautaire” met betrekking tot sport en bereid zijn om sportgerelateerde onderwerpen met juridische implicaties per thema aan te pakken. Ik denk dat dit, naast de richtsnoeren waarin het witboek voorziet, de juiste manier is om meer duidelijkheid te krijgen over de toepassing van het recht van de Europese Unie op sport.

We hebben ook van gedachten gewisseld over teamsporten. Mijn diensten hebben afgelopen week met de voornaamste internationale en Europese teamsportfederaties vergaderd over het vrije verkeer van atleten en aspecten van non-discriminatie binnen de sport. Ik wil deze discussies graag voortzetten door in juni een vergadering op hetzelfde hoge niveau te organiseren.

Er is, ten slotte, grote vooruitgang geboekt in de oprichting van structuren van de sociale dialoog over sport binnen de EU. Deze ontwikkeling is begonnen in de voetbalsector en zal zich, denk ik, voortzetten in andere sectoren.

Wat betreft de vorm van de dialoog, er kan simpelweg niet slechts één formeel kader zijn voor raadpleging van de sportbeweging. Gelet op de bijzondere structuur van sport, moet de dialoog met de verschillende niveaus van sport rekening houden.

Ik zet me in voor een constructief partnerschap met alle actoren in de sport met eerbiediging van de autonomie van de sport, de beginselen van subsidiariteit en de nationale en EU-rechtskaders. Ik denk dat dit zeer belangrijk is voor het creëren van het toekomstige EU-beleidskader voor sport, dat – zonder dat ik nu voortijdig een oordeel wil vellen over de ontwikkelingen met betrekking tot het Verdrag van Lissabon – we wellicht volgend jaar al moeten uitvoeren.

Ik zou op dit punt ook het Europees Parlement willen bedanken en vooral de Commissie cultuur en onderwijs, voor haar steun. U hebt ook speciaal de specifieke begrotingslijn, of begroting, voor een voorbereidende actie goedgekeurd, die we snel zullen gaan uitvoeren. Dit is een belangrijke kans en zal ons helpen om vorm te geven aan onze ideeën voor de toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Manolis Mavrommatis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, als rapporteur voor het Witboek over sport werd mij de gelegenheid geboden om het standpunt van het Europees Parlement te presenteren tijdens de bijeenkomst van de ministers van Sport van de lidstaten van de Europese Unie in Biarritz.

In het witboek wordt gezegd dat het noodzakelijk is de autonomie en specifieke kenmerken van de sport te eerbiedigen. In het politieke debat over sport in Europa wordt vaak groot belang gehecht aan het zogenaamde ‘Europees sportmodel’. Tijdens de besprekingen met de Europese sportorganisaties over het Witboek over sport waren de Commissie en het Europees Parlement het erover eens dat de specificiteit van de sport hoe dan ook verdedigd moet worden. De specificiteit van de Europese sport kan echter op twee manier worden benaderd:

- ten eerste de specificiteit van sportactiviteiten en sportregels en

- ten tweede de specificiteit van de sportstructuur.

Wat het tweede betreft erkent de Europese Unie de autonomie van sportverenigingen en van de representatieve structuren, zoals de structuren die kampioenschappen in de beroepssport organiseren.

Om echter een betere en efficiëntere coördinatie tot stand te brengen moet er een minimum aan regelgeving op Europees vlak bestaan. Zowel de Commissie alsook de Europese sportbonden zijn van mening dat de meeste uitdagingen het hoofd kan worden geboden met zelfregulering indien daarbij de beginselen van goed bestuur en naleving van het communautair recht worden geëerbiedigd.

Algemeen gesproken is de Europese Unie heel voorzichtig als het gaat om de aanpak en regulering van sportvraagstukken, mits uiteraard het communautair recht wordt nageleefd.

 
  
MPphoto
 

  Emine Bozkurt, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, als Parlement hebben we hard gewerkt aan het Witboek sport en massaal steun gegeven aan het verzoek aan de Europese Commissie om te komen met duidelijke richtsnoeren over de toepassing van Europees recht op sport. Niet alleen het Parlement, maar ook de sportorganisaties uit heel Europa hebben aangedrongen op duidelijkheid. Het is onmenselijk dat zij in onzekerheid daarover blijven omdat in de huidige situatie keer op keer de rechter moet beslissen over de toepassing van het Europese recht. In Biarritz hebben de Europese ministers Sport het verzoek aan de Europese Commissie herhaald.

Het is tijd dat we van de Commissie zelf horen of zij al is begonnen met het opstellen van deze richtsnoeren. Kan de Commissie aangeven wanneer deze richtsnoeren beschikbaar zullen zijn? Is de Commissie bereid een conferentie te organiseren met de belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers uit de sportwereld en uit het Europees Parlement, teneinde dit proces te starten of te versnellen en zo spoedig mogelijk meer duidelijkheid te verschaffen aan de Europese sportorganisaties?

Dat brengt me op een ander punt dat hiermee nauw samenhangt. Uit de praktijk blijkt dat er nu geen of nauwelijks goede dialoogmechanismes in de sport zijn. Het meest duidelijke voorbeeld is de discussie over de gewijzigde antidopingcode van het WADA. Zij houden krampachtig vast aan onwerkbare regels en er is geen enkele ruimte voor een daadwerkelijke dialoog met de Europese instellingen en de sporters zelf, om oplossingen te vinden die kunnen leiden tot een effectief antidopingbeleid dat de burgerrechten en privacy van sporters wél respecteert. Ik spreek veel met sporters en belangenorganisaties die klagen over het ontbreken van overleg en zich erover beklagen dat het WADA en het Internationaal Olympisch Comité eisen stellen, maar zelf niet openstaan voor input. De reactie van het WADA op het voorstel van UEFA en FIFA van gisteren geeft al aan dat van een open houding totaal geen sprake is.

In hoeverre heeft de Europese Commissie inzake antidopingbeleid zelf het initiatief genomen om overleg tot stand te brengen over het beschermen van burgerrechten van Europese sporters en hoe zou volgens de Commissie in het algemeen, maar ook in dit soort zaken een consultatief raamwerk voor sport moeten worden ingericht? Is de Commissie ook van mening dat dit overleg per definitie wederkerig moeten zijn?

 
  
MPphoto
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de mondelinge vraag over de follow-up van de, op de bijeenkomst van november 2008 in Biarritz afgelegde verklaring van de ministers van Sport van de Europese Unie is terecht. De dynamische veranderingen in de maatschappij gaan gepaard met veranderingen op het gebied van sport. Een groeiend aantal problemen dat nu op sportgebied bestaat, blijft onbeantwoord en er komt geen reactie van werkgevers. We maken op dit moment een specifieke crisis door in de sport. Zo nemen onder meer de dopingproblematiek en de handel in jongeren steeds verder toe.

Als sportmensen, met name jongeren, als verhandelbare goederen worden behandeld, krijgen zij niet de kans om later een carrière op te bouwen buiten de sportwereld. De ministers pleiten er terecht voor dat jonge mannen en vrouwen een ‘dubbele opleiding’ krijgen met onderwijs en sport, en dat er meer wordt gedaan om te voorzien in de relevante faciliteiten en structuren. De voorgestelde verbeteringen op het gebied van concurrentie onder jonge sporters zijn goed, maar ze mogen er niet toe leiden dat andere sporters die beter presteren, worden buitengesloten.

Er zitten dus tal van haken en ogen aan dit onderwerp. De problemen hebben een mondiaal karakter en dat betekent dat de Gemeenschap een redelijke mate van coördinatie mag uitoefenen in de vorm van raadplegingskaders, zolang er geen sprake is van een verplichting. Er blijft echter altijd een probleem als het gaat om de details. Ten aanzien van het tweede deel van de mondelinge vraag kan worden gesteld dat alle institutionele coördinatie van bovenaf de nationale regeringen lijkt te verdringen. Aan deze verleiding mogen we niet toegeven.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Belet (PPE-DE). - Voorzitter, de voorzitter van de UEFA, Michel Platini, is onlangs in het Europees Parlement gekomen met prima voorstellen om de plaag van de kinderhandel in het voetbal aan banden te leggen. Er is een duidelijke band met de vraag die mevrouw Batzeli heeft voorgelegd. Het voorstel van de UEFA is helder: stop met internationale transfers van jonge spelers, van kinderen onder de 18 jaar. Dat is uiteraard een delicate zaak, want in de ogen van velen is het een inbreuk op het vrij verkeer in Europa.

De vraag is welk belang en welk principe hier primeert. We zijn het allemaal met elkaar eens dat een gedegen opleiding voor jongeren en kinderen zowel op school als in de sportclub, primeert. Kinderen verhandelen op jonge leeftijd, soms van de ene kant van Europa naar de andere, met hun hele familie of zonder hun familie, dat kan onmogelijk goed zijn voor een evenwichtige opvoeding. Vandaar mijn vraag aan u, commissaris: wilt u dat voorstel van de UEFA mee verdedigen en wilt u op korte termijn hierover ook een dialoog opstarten met de belanghebbenden, de spelers, de clubs, de liga’s en de federaties?

Dan heb ik nog een tweede vraag over de zogenaamde zes plus vijf, ook bedoeld om jonge spelers te beschermen en de clubs ertoe aan te zetten meer te investeren in de opleiding van eigen jeugd. Het Duitse onderzoeksinstituut INEA heeft onlangs op vraag van de FIFA hierover een studie gemaakt en zegt dat zes plus vijf wel degelijk in orde is en verzoenbaar is met het Europese recht. Mijnheer Figel’, hoe kijkt u daar tegenaan? We willen ook graag dat u, dat de Europese Unie hierover ook de dialoog aangaat met de sportbestuursorganen in het licht van de specificiteit van voetbal waarover we het allemaal eens zijn en uiteraard ook vooruitblikkend naar het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de commissaris heel hartelijk voor zijn openingsverklaring. Waar iedereen vragen over heeft is de rechtszekerheid.

Ik heb een aantal vragen hierover en ook een over het Verdrag van Lissabon, mocht het geratificeerd worden. Als rechtgeaarde conservatief en euroscepticus, hoop ik eigenlijk dat dat nooit gebeurt.

Maar ik vroeg me gewoon af wat dit gaat betekenen – mocht het verdrag geratificeerd worden – voor sportorganisaties en bestuursorganen? Veel van deze bestuursorganen denken dat het verdrag concreet hun specificiteit, de specificiteit van de sport, zal erkennen. Dus, commissaris, zou u ons kunnen vertellen hoe deze erkenning in het nieuwe verdrag de sport zal helpen? Zullen voor sport dan de verschillende vrijstellingen gelden waarop deze instanties hun zinnen hebben gezet, bijvoorbeeld vrijstellingen op het gebied van arbeidsrecht of andere wetten?

Over rechtszekerheid bestaan zoveel vragen waar de Commissie de sportorganisaties nu mee zou kunnen en moeten helpen. Mogen buitenlandse bedrijven grote sommen geld investeren in sportorganisaties binnen Europa? Ik heb hier geen problemen mee. Ik zie het eigenlijk als een directe interne investering en daarom als een erg goede zaak. Maar sportorganisaties en veel bestuursorganen vinden het een slechte zaak. Dus wat is uw standpunt over een sportorganisatie die dergelijke praktijken verbiedt?

Zoals mijn collega de heer Belet zei, stelt de UEFA op het moment voor om grensoverschrijdende transfers van spelers onder de 18 jaar te verbieden. Het Europees recht erkent personen vanaf 16 jaar in essentie als werknemer, dus wat gebeurt er als een 17-jarige protesteert tegen het feit dat hij niet naar een grote club in een ander land heeft kunnen verhuizen, onder de huidige omstandigheden waarin we ons bevinden?

Eigen talent; “zes plus vijf” bij FIFA: wat is uw toelichting op deze twee kwesties? Verder wil ik opmerken dat voetbal bij deze onderwerpen altijd een prominente rol speelt en de agenda lijkt te bepalen. Echter, in werkelijkheid raken al deze zaken polo- en amateurrugby- en tafeltennisspelers – alle sporten hebben ermee te maken.

Kijken we naar een breder scala van sporten? Gaat de Commissie daadwerkelijk een forum openen waar sportorganisaties kunnen samenkomen en vrijuit met de Commissie kunnen praten over bepaalde problemen die de sector ondervindt en waar hun vragen op geregelde basis beantwoord worden – met of zonder het Verdrag van Lissabon?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Commissaris, u hebt het woord – er zijn weliswaar veel vragen voorbijgekomen, maar daarvan gingen er slechts twee over de mondelinge vraag.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dat is waar. Vragen zijn meestal makkelijker dan antwoorden en meestal zijn er meer vragen dan antwoorden, maar ik ben van mening dat we samen meer en betere antwoorden kunnen vinden.

Het gaat allemaal om samenwerking, niet alleen tussen het Parlement en de Commissie, maar vooral met de wereld van de sportliga’s, sportfederaties, de lidstaten en belanghebbenden. Als ze verantwoordelijk zijn en ontvankelijk voor elkaars standpunten, zoeken ze samen naar oplossingen die redelijk en verenigbaar zijn met de wet. Anders passen we de wet aan of veranderen we haar, hetzij op nationaal hetzij op Europees niveau. Dus zo moeten we verdergaan en ik zie ernaar uit dat te doen.

Ik denk dat er sinds 2007 veel is veranderd. Ik wil niet in herhaling vallen of opnieuw het lezen van het witboek aanraden. Er bestaat een kortere versie en ook een versie met bijlagen. De eerste keer hebben we beschrijvingen van alle zaken en alle uitspraken met betrekking tot sport samengevoegd, waardoor er een soort kaart ontstond die laat zien hoe sport zich verhoudt tot het communautaire recht of beleid. Natuurlijk stellen we verdere richtsnoeren voor. We hebben richtsnoeren voorgesteld – en in Biarritz heb ik deze geïntroduceerd – met betrekking tot lichaamsbeweging, die zouden kunnen bijdragen tot het bevorderen van de kwantiteit, de intensiteit en de kwaliteit van lichamelijke opvoeding in onze samenlevingen en vooral op scholen. Ze zouden door de Raad van ministers van Volksgezondheid moeten worden aangenomen. We hebben geen Raad van ministers van Sport, maar de voornaamste reden hiervoor is dat sport verband houdt met volksgezondheid.

We kunnen niet overal uitgebreide en gedetailleerde richtsnoeren voor hebben. Ik heb gezegd dat we specifieke en concrete zaken per thema kunnen behandelen in plaats van per geval. Daarna hoop ik dat we iets aan licenties kunnen doen: hoe we een transparanter en duurzamer systeem kunnen maken en een reeks beginselen kunnen opstellen voor ons licentiebeleid. Natuurlijk moet de UEFA of haar partners de feitelijke verantwoordelijkheid hiervoor dragen, maar wij kunnen helpen. Het is in ons belang om beginselen als zelfregulatie, transparantie en duurzaamheid te stimuleren en we kunnen een aantal andere belangrijke bijdragen leveren aan verbeteringen met betrekking tot licentiesystemen.

We zullen de antidopingconferentie steunen. Dit is een mooie gelegenheid om hier meer over te zeggen, maar ik ben tegen de oprichting van nog een agentschap of een Europese antidopingautoriteit. Ik heb ook openlijk gewezen op het bestaan van NADAS, het Europese netwerk waarbinnen onze nationale antidopingagentschappen samenwerken, ongeacht of deze publiek zijn of particulier. Europa moet actiever en saamhoriger zijn. We moeten leren van WADA, het Wereld Anti-Doping Agentschap, en snel ook. Er zijn geschillen. We hebben mevrouw Bozkurt gesproken over deze gedragscode. Vandaag zag ik Sepp Blatter en John Fahey, de voorzitter van WADA, op televisie. Ze bespraken hoe antidoping en voetbalwedstrijden samen zouden kunnen gaan, als de gedragscode eenmaal zou worden aangenomen, en daar zit ook een probleem.

Dus wat antidoping betreft moet er denk ik meer intern worden samengewerkt om Europa geloofwaardiger te maken. We hebben een Verdrag van de Raad van Europa tegen doping. We hebben veel redenen om op een samenhangender wijze bij te dragen aan een wereld zonder doping of een wereld waarin doping efficiënter wordt bestreden. U hebt gezegd dat een dialoog op dit gebied niet gemakkelijk is – ik bedoel niet alleen wat antidoping betreft maar ook sportkwesties in het algemeen. Het klopt dat een dialoog niet altijd gemakkelijk is, zelfs op internationaal en Europees niveau of tussen de verschillende disciplines of segmenten, maar ik kan u verzekeren dat zich een cultuur van dialoog en openheid aan het ontwikkelen is en dat de bereidheid om een dialoog aan te gaan, toeneemt.

Ik heb deelgenomen aan de opening van het EOC-kantoor in Brussel, dat zich nabij het Schumanplein, de Commissie, de Raad en het Parlement bevindt. Dit houdt een permanente aanwezigheid in van de Europese Olympische Comités en het IOC in de Europese instellingen met als doel dialoog en samenwerking. Dit zegt iets over het belang ervan en de wederzijdse bereidheid om in dialoog te werken aan oplossingen.

Wat internationale transfers betreft, ben ik ook voor de bescherming van jongeren en het stimuleren van opleiding en onderwijs. In 2001 hebben we besluiten of overeenkomsten aangenomen over internationale transfers. De gemiddelde leeftijd is 18 jaar, maar in Europa is er een specifieke regeling voor de periode tussen de 16 en 18 jaar. We hoeven niets te veranderen, tenzij zich moeilijke of heel ernstige problemen voordoen, maar juist betere en meer opleidingen stimuleren en met talent gaan werken in Europa.

Daarom hebben we bijvoorbeeld de “home-grown player rule” gesteund, omdat deze regel hoofdzakelijk dit soort werkwijzen stimuleert. Het is natuurlijk geen absolute regel, maar het betreft specifieke regelingen. We geven de voorkeur aan, of stimuleren, specificiteit volgens bepaalde regels. We hebben gezegd dat we dit besluit over vijf jaar evalueren om te kijken wat de werkelijke impact, niet alleen van de theorie, is geweest van deze nieuwe regel. De “zes plus vijf”-regel is, in zijn huidige vorm, niet verenigbaar met de wetten van de EU, zoals is aangetoond in een onderzoek. We hebben met ze gesproken en de kranten bijgehouden maar er is niets veranderd. In hoofdzaak zijn we het niet met het onderzoek eens.

Maar ik moet zeggen dat er een zeer concrete dialoog is – vooral na de recente gebeurtenissen in Biarritz en Lausanne – tussen de Europese Commissie en haar partners, waaronder FIFA. We zullen deze specifieke kwestie van “zes plus vijf” nader bespreken. Zelfs FIFA zegt dat er geen reden is om gehaast te werk te gaan, maar dat er veeleer behoefte is aan zeer concrete en geloofwaardige antwoorden. Ze willen niet verstrikt raken in formele discussies. We zijn overeengekomen om meer plaats te maken voor expertise en meer uitwisseling. Ik denk dat dit heel nuttig is.

Wat betreft het Verdrag van Lissabon en de erkenning van specificiteit: artikel 149 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bevat twee speciale clausules met betrekking tot onderwijs, jeugd en sport. Hierin is ook het competentieniveau vervat. Het gaat hierbij slechts om ondersteuning, de Unie zal dus geen beslissingsbevoegdheid hebben, maar kan alleen de lidstaten ondersteunen in het bevorderen van de integriteit van sportmannen en sportvrouwen. Het zou nuttig kunnen zijn om een Raad van Sport op te richten zoals we die ook hebben voor onderwijs en jeugd, die misschien uitgebreider van opzet zal zijn. Deze raad zou het eerste EU-sportbeleid en -sportprogramma tot stand kunnen brengen, maar dat betekent niet dat de globale architectuur zal worden veranderd of dat er een algemene vrijstelling zal worden verleend. Een werkelijke specificiteit per thema, en geen “business as usual”, moet verdedigbaar zijn tegenover het systeem of het Europees Hof.

Mijn mening is slechts een afspiegeling van de mening van de Commissie. Onze mening is niet beslissend als het op de interpretatie van het recht van de Europese Unie aankomt. Vooral op dit gebied zijn veel zaken met elkaar verbonden. We zouden graag zorgen voor een grotere rechtszekerheid, daarom hebben we het proces ook in gang gezet. We hebben het witboek en het Pierre de Coubertin-actieplan maakt het leesbaarder en concreter, maar het is een proces. Met het Verdrag kunnen we nog meer helpen maar zonder Verdrag zullen we slechts op het huidige niveau blijven steken.

Ik heb het gehad over transfers van sporters onder de 18 jaar. Wat dat betreft heeft FIFA een heel goed besluit genomen, niet alleen met betrekking tot transfers maar met betrekking tot de steun en bescherming van minderjarigen in de sport – in voetbal – en ik denk dat dit de juiste aanpak is. Dus op sommige vlakken geeft de UEFA het goede voorbeeld, bijvoorbeeld met betrekking tot “in eigen land opgeleide spelers” en op sommige vlakken geeft de FIFA het goede voorbeeld, bijvoorbeeld wat betreft de bescherming van minderjarigen. Ik denk dat we ze allebei kunnen helpen en het is belangrijk dat dit ook mogelijk is binnen de voetbalwereld.

Last but not least – en ik wil me verontschuldigen voor mijn lange antwoord – met betrekking tot het sportforum, waar de heer Heaton-Harris over sprak: dit hebben we dit eigenlijk al bereikt. In Biarritz hadden we een ministeriële conferentie met belangrijke partners, maar daarvoor was er een forum met meer dan 200 belanghebbenden uit zeer verschillende takken van sport. Het was een heel positief, openhartig en open forum en we willen hiermee doorgaan. Ik ben van mening dat we, onder het Zweedse of vooral onder het Spaanse voorzitterschap, opnieuw een dergelijk forum kunnen organiseren om de vooruitgang die we hebben geboekt te evalueren en ons ertoe te verbinden de ingeslagen weg te vervolgen.

Vanuit die achtergrond – een transparant, ordelijk en geloofwaardig samenwerkingsverband – heb ik de vragen beantwoord. Als we op die manier kunnen samenwerken, neemt Europa het voortouw als gebied waar sport wordt beschermd en gestimuleerd en waar we strijden tegen negatieve fenomenen als doping, corruptie, geweld en racisme rond sport. Ik zou u willen uitnodigen u bij deze aanpak aan te sluiten. We hebben immers geen betere. We willen niet weer iets opdringen maar juist voorstellen doen en bescherming en steun bieden. Dat is mijn antwoord.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

 

13. Veilige en milieuhygiënisch verantwoorde recycling van schepen (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over de onderhandelingen in mei 2009 onder leiding van de IMO over de voorwaarden voor de inwerkingtreding van het verdrag betreffende een veilige en milieuhygiënisch verantwoorde recycling van schepen van Johannes Blokland, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (O-0028/2009 – B6-0224/2009).

 
  
MPphoto
 

  Johannes Blokland, auteur. − Voorzitter, in de plenaire vergadering van mei vorig jaar heeft het Europees Parlement al duidelijk stelling genomen tegen de mensonwaardige en milieuverwoestende situaties rond het ontmantelen van schepen. Op verschillende stranden in Zuid-Azië liggen echter nog steeds enorme afgedankte zeeschepen die onder milieuonvriendelijke maar ook mensonvriendelijke omstandigheden worden gesloopt. In Bangladesh bijvoorbeeld voldoet geen van de 36 slooplocaties aan de minimale milieu- en veiligheidsnormen.

Positief is dat een week geleden het Hooggerechtshof om deze reden de regering van Bangladesh heeft opgedragen om deze zogenaamde sloopwerven binnen twee weken te sluiten. Tevens heeft hetzelfde Hooggerechtshof bepaald dat geen enkel schip met gevaarlijke stoffen Bangladesh binnen mag. Bovendien moet de minister van Milieu van Bangladesh binnen drie maanden regels voor de recycling van sloopschepen vaststellen die voldoen aan het Verdrag van Bazel.

Dit zijn nu precies de belangrijke maatregelen die het Europees Parlement conform de resolutie van vorig jaar voorstaat. Je zou haast denken dat het Hooggerechtshof in Bangladesh onze resolutie gelezen heeft. Ik zie deze uitspraak als een belangrijke overwinning in de strijd tegen de eerder genoemde onaanvaardbare praktijken. Het is erg belangrijk dat de regering van Bangladesh de juridische uitspraken goed opvolgt. Dat geldt niet alleen voor Bangladesh, maar ook voor andere Aziatische landen.

Eerder heb ik al opgemerkt dat de inzet van individuele staten niet voldoende zal zijn. Een mondiale oplossing voor het probleem van de sloopschepen blijft dringend noodzakelijk. In mei van dit jaar zal er in Hongkong een mondiale conferentie worden gehouden door de Internationale Maritieme Organisatie. Doel van deze conferentie is dat er een mondiaal akkoord wordt gesloten inzake de recycling van sloopschepen. De resolutie van de Commissie milieu moet ervoor zorgen dat de Raad en de Commissie een duidelijke boodschap meekrijgen voor de onderhandelingen met als doel een zo goed mogelijk resultaat te bereiken.

Ten opzichte van de resolutie van vorig jaar is het van belang om de volgende vijf zaken toe te voegen. Ten eerste moet het duidelijk zijn dat afgedankte schepen waarin gevaarlijke stoffen zijn verwerkt als gevaarlijk afval aangemerkt dienen te worden en zodoende onder het Verdrag van Bazel dienen te vallen. Blijven discussiëren over de definities is niet in het belang van milieubescherming. Amendement 1 van de EVP-Fractie zwakt deze stellingname enigszins af en kan ik daarom niet steunen. Ten tweede, het stranden van schepen voor ontmanteling ter plekke moet als niet aanvaardbaar worden aangemerkt. Ten derde, het is noodzakelijk dat voordat de langdurige ratificatieperiode is afgerond er maatregelen worden uitgevoerd vooral in verband met de uitfasering van enkelwandige tankers. Ten vierde, certificering van sloopwerven wordt toegejuicht. Ten vijfde, een verplicht fonds dient in het kader van de producentenverantwoordelijkheid een onderdeel van de maatregelen te blijven. Dit heeft het Europees Parlement vorig jaar al aangegeven. Het lijkt er echter op dat de Europese Commissie op dit standpunt terugkomt. Ik wil daarom graag van commissaris Figel’ horen dat de Commissie nog steeds bereid is om een sloopfonds op te richten.

Met deze resolutie, gevoegd bij de resolutie van vorig jaar, zetten we als Europees Parlement een heldere lijn uit naar een oplossing van genoemde problemen. Ik ben verheugd dat er in de Commissie milieu en in de Commissie vervoer een grote mate van overeenstemming is over dit onderwerp. Ik spreek de hoop uit dat de Raad en de Commissie zich ook zo eensgezind zullen inspannen om over twee maanden in Hongkong een goed verdrag te sluiten waarbij de belangen inzake veiligheid, milieu en volksgezondheid goed gewaarborgd zijn. Graag hoor ik van commissaris Figel’ of deze heldere lijn door de Commissie zal worden gebruikt als inzet voor de onderhandeling bij de IMO-conferentie, alsmede welke maatregelen de Europese Commissie gaat treffen voor een tijdige implementatie en uitvoering van het te sluiten verdrag.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik het Parlement graag willen bedanken voor de sterke interesse die het heeft getoond en zijn continue betrokkenheid met betrekking tot de ontmanteling van schepen. Ik zou in het bijzonder de heer Blokland willen bedanken.

Dit is een heel goed uitgangspunt voor verdere actie op EU-niveau om ervoor te zorgen dat de Europese Unie haar steentje kan bijdragen aan het oplossen van dit internationale probleem. Deze vragen komen ook precies op het juiste moment, in het licht van de recente uitspraak van het Hooggerechtshof van Bangladesh die u zojuist noemde en de situatie in dat land. Als gevolg van deze uitspraak, zullen alle werven waar schepen worden gerecycled binnen twee weken sluiten aangezien ze door het ministerie van Milieu niet zijn goedgekeurd. De invoer van gevaarlijke schepen die op een lijst staan zal worden verboden en alle ingevoerde schepen moeten vooraf worden schoongemaakt. Ten slotte zal Bangladesh een nationale wet ontwikkelen voor het slopen van schepen die voldoet aan het Verdrag van Bazel.

Ik ga me nu richten op de situatie dichter bij huis door uw vragen te beantwoorden.

Uw eerste vraag betreft het geleidelijk opheffen van de methode van het stranden van afgedankte schepen voor ontmanteling ter plekke.

Ik deel uw zorg over de ernstige gevaren die dit voor de menselijke gezondheid en het milieu oplevert. In de effectbeoordeling van onze strategie hebben we overwogen om een EU-verbod te introduceren op het stranden van schepen. De doeltreffendheid van een dergelijk verbod werd door sommigen in twijfel getrokken, aangezien het alleen van toepassing zou zijn op schepen die onder de vlag van een EU-lidstaat varen en gemakkelijk en legaal zou kunnen worden omzeild door de vlag te veranderen.

Wij denken dat het zinvoller is om ons ervoor in te spannen dat de technische richtsnoeren die momenteel worden ontwikkeld om het toekomstige IMO-Verdrag te ondersteunen werkelijk leiden tot een veilige en milieuvriendelijke manier van recycling van schepen. De voortgang van de ontwikkeling van deze richtsnoeren is, tot zover, erg bemoedigend. Het is in ieder geval erg onwaarschijnlijk dat de traditionele methode van het stranden van schepen aan de toekomstige richtsnoeren kan voldoen.

En wat betreft uw tweede vraag, ben ik verheugd te bevestigen dat de Commissie zich volledig wil inzetten voor een doeltreffende en vroegtijdige omzetting van het Verdrag inzake recycling van schepen naar EU-wetgeving. Het DG Milieu heeft al enkele onderzoeken ingesteld en werkt aan de beoordeling van de effecten van de hoofdpunten van het verdrag. Ik ben van mening dat het uitermate belangrijk is dat de Europese Unie leiderschap toont en laat zien dat zij deze kwestie hoog op de prioriteitenlijst heeft staan. Dit zal derde landen aanmoedigen het verdrag te ratificeren en dus de inwerkingtreding ervan bespoedigen.

Maar ik deel de bezorgdheid die u in uw derde vraag onderstreept: het bestaande acquis communautaire mag niet ondermijnd worden. We moeten bij het omzetten van het IMO-Verdrag de bestaande vereisten wat betreft de rechten van werknemers en milieubescherming waarborgen. Daarom zullen we in ons onderzoek de vereisten van het IMO-Verdrag zorgvuldig vergelijken met ons acquis communautaire. En ik wil graag benadrukken dat we er in het bijzonder voor zullen zorgen dat de Verordening overbrenging afvalstoffen van 2006 niet wordt ondermijnd.

 
  
MPphoto
 

  Pilar Ayuso, namens de PPE-DE-Fractie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, deze vraag, zoals de heer Blokland heeft uitgelegd, komt heel gelegen, gezien de diplomatieke conferentie over het Verdrag inzake recycling van schepen die in mei zal worden gehouden. Daarom wil ik de heer Blokland feliciteren, niet alleen met de vraag, maar ook met de resolutie die hij heeft voorbereid.

In de delegatie van de Partido Popular steunen we de strijd tegen de slechte praktijken en methoden die worden gebruikt om schepen te slopen, en daarom steunen we de ontwerpresolutie van de heer Blokland; over enkele punten maken we ons echter zorgen.

Het eerste punt is paragraaf 3 – en daar heeft hij zelf ook al op gewezen – waarin wordt gesteld dat de schepen zelf, in hun geheel, als gevaarlijk afval moeten worden beschouwd en dat ze daarom binnen de werkingssfeer van het Verdrag van Bazel moeten vallen. Wij hebben een amendement ingediend op deze paragraaf omdat er binnen en buiten de Europese Unie verschillende interpretaties bestaan en we van mening zijn dat er rekening met het Verdrag van Bazel moet worden gehouden en dat we daar niet tegenin moeten gaan. De toekomstige internationale overeenkomst over de sloop van schepen moet echter bepalend zijn voor de details van de toepassing.

In paragraaf 14 van de ontwerpresolutie wordt ook gevraagd om een financieringsmechanisme op basis van verplichte bijdragen van de zeevervoersector. Wij vinden het echt te vroeg om op dit moment al over verplichte bijdragen te spreken, terwijl er in de Internationale Maritieme Organisatie nog geen besluit is gevallen over het te gebruiken financieringssysteem. Bovendien heb ik het idee dat ook de Europese Commissie hier geen duidelijk antwoord voor klaar heeft liggen.

Tot slot wordt er in paragraaf 15 bij de Commissie op aangedrongen om eenduidig vast te leggen dat de verantwoordelijkheid berust bij de staat die rechtsbevoegdheid uitoefent over het afval. Wij zijn van mening dat het niet aan de Commissie is om hierover een besluit te nemen, maar dat ook dit in een internationaal verdrag moet worden vastgelegd.

Het is belangrijk om de samenhang te waarborgen tussen het toekomstige Verdrag inzake recycling van schepen en het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, waarbij niet alleen rekening moet worden gehouden met het Verdrag van Bazel, maar met alle bestaande wetgeving.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn dank aan zowel mevrouw Ayuso als de heer Blokland voor hun commentaar, en vooral voor de toewijding van laatstgenoemde. Zoals ik al zei moeten we er hier voor zorgen, met name wat betreft afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, dat de uitvoering van het verdrag volledig overeenstemt met Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die nog niet zo lang geleden is aangenomen.

Wat de financiering betreft: op dit moment is er nog geen fonds of mechanisme. We hebben een onderzoek ingesteld om de mogelijke opties of oplossing te bestuderen, en we zullen binnenkort openbare raadplegingen houden over deze kwestie. Wij zullen het dus zeer op prijs stellen wanneer u nu en dan uw ideeën kenbaar maakt, vooral met betrekking tot de oprichting van het fonds voor de ontmanteling van schepen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 26 maart 2009 plaats.

 

14. Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels (2008/2154(INI)) – (A6-0123/2009).

 
  
MPphoto
 

  Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, allereerst zou ik de schaduwrapporteurs willen bedanken, met name de heer Sánchez Presedo van de socialisten, en mevrouw Bowles van de liberalen, die er samen met mij in geslaagd zijn om dit compromis uit te werken dat nu als verslag over het witboek van de Commissie is voorgelegd. Deze keer zijn we erin geslaagd om een uitstekend compromis te sluiten waarvoor over de fracties heen een zeer ruime meerderheid kon worden gevonden, en dat ook een richtsnoer is voor de verdere werkzaamheden van de Europese Commissie en later ook voor het Parlement en de Raad als Europese wetgevers.

In dit verslag hebben we volgens mij terecht duidelijk gemaakt dat het Parlement van mening is dat wanneer de mededingingsregels worden geschonden het volgens de Europese traditie primair een taak is voor de overheid – zowel voor de nationale mededingingsautoriteiten als voor de Europese mededingingsautoriteit – om daar iets aan te doen. We vinden ook dat er niet zogezegd een tweede arm mag worden gecreëerd die bij de bestrijding van kartels optreedt, op voet van gelijkheid met de overheid. We hebben in Europa heel bewust een andere weg gekozen dan de VS, die in dit verband vaak als vergelijking worden gebruikt.

Er bestaat in het Parlement een politieke consensus dat er een oplossing moet komen voor het zogenaamde massafenomeen. Wanneer onwettig gedrag van individuele burgers een zeer groot aantal personen schade toebrengt, die echter relatief klein is, dan moet er een speciale regeling komen voor dergelijke processen, omdat het normale procesrecht gewoon niet doelmatig is. Een dergelijk instrument is ook nodig met het oog op de toegang tot het recht en de verdere ontwikkeling van de interne markt. Daarover bestaat een consensus.

Er bestond ook een consensus dat we niet willen dat er in Europa een hele schadevergoedingsindustrie ontstaat, zoals die in Amerika bestaat, met een omzet van 240 miljard dollar. We weten dat uiteindelijk meestal niet de consument hiervan profiteert, maar vooral de Amerikaanse advocatenkantoren, u hoeft alleen maar de boeken over dit onderwerp te lezen. Dat heeft allemaal heel weinig te maken met de rechtsstaat, en dat willen we niet. Daarom waren we het erover eens dat we de procesrechtelijke martelinstrumenten van het Amerikaanse systeem niet willen invoeren in Europa. Dat geldt met name voor de bewijsvoering en voor de regels over de toewijzing van de kosten. Dat is een heel belangrijk punt.

We hebben ook afgesproken dat we in principe van mening zijn dat de Europese wetgeving altijd gebaseerd moet zijn op het opt-in-principe, en dat een opt-out-oplossing alleen maar toelaatbaar is in lidstaten die zoiets al hebben, op basis van hun eigen constitutionele recht. Dat is niet in alle landen het geval, en staat trouwens ook haaks op het principe van de mondige consument.

De Europese Commissie is in haar witboek helemaal vergeten om aandacht te besteden aan de kwestie van de buitengerechtelijke schikking, en dat betreuren wij ten zeerste. Het directoraat-generaal Concurrentie en de Commissie gaan volledig voor de optie ‘rechtszaken’. We weten uit het debat in dit Parlement over de rechtspraak echter al sinds jaren dat dit eigenlijk niet altijd de beste weg is, en dat de problemen meestal veel beter kunnen worden opgelost met een buitengerechtelijke schikking. Het directoraat-generaal Consumentenbescherming houdt zich trouwens ook bezig met deze kwestie, en is al veel verder gekomen. Dat directoraat-generaal heeft in zijn groenboek – dat is dus een eerdere fase van de raadpleging – veel aandacht besteed aan deze alternatieve schikkingsprocedures. We zijn van mening dat de Europese Commissie hierover absoluut nog eens goed moet nadenken.

Ik wil nog een laatste punt noemen, dat ook bijzonder belangrijk is: we willen geen versplintering van het recht. Nu wil men een dergelijk instrument creëren voor het mededingingsrecht. Bij de consumentenbescherming is het binnenkort zover. Vroeger of later gebeurt dit op de ene of andere manier ook voor het kapitaalmarktrecht, het milieurecht en het sociale recht, dat weten we. Het is volgens ons van het grootste belang dat we ook nadenken over een horizontale aanpak, en dat we ten minste een horizontale regeling treffen voor de procesrechtelijke instrumenten, die voor alle sectoren vrijwel gelijk zijn. Ook dat is heel belangrijk.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de Commissie betuig ik mijn instemming met het verslag van de heer Lehne, dat is aangenomen door de Commissie economische en monetaire zaken (ECON) en waaruit een krachtige consensus onder de fracties blijkt. We zijn ook blij dat dit verslag het witboek nadrukkelijk steunt.

De Commissie merkt op dat het verslag overeenkomt met de bevindingen van dit witboek, dat slachtoffers van schendingen van het communautaire mededingingsrecht tegen aanzienlijke problemen aanlopen wanneer ze proberen een vergoeding te krijgen voor de schade die ze hebben geleden. We zijn het erover eens dat er maatregelen moeten worden genomen om volledige compensatie voor die slachtoffers te waarborgen.

We delen de opvatting dat collectieve acties van wezenlijk belang zijn voor consumenten en kleine ondernemingen, zodat ze een realistische en efficiënte mogelijkheid hebben om een vergoeding te ontvangen wanneer ze verspreid schade hebben geleden. De Commissie is het ook volledig eens met het verslag van de Commissie ECON, dat moet worden voorkomen dat er overbodige of onterechte processen worden aangespannen. Daartoe moeten mechanismen voor collectieve schadeacties geschikte waarborgen bevatten.

Tot slot zijn we het er volledig mee eens dat collectieve acties consequent moeten worden benaderd en dat daarom moet worden gewaarborgd dat initiatieven die verschillende gebieden bestrijken, zoals het mededingingsrecht of consumentenbeschermingsrechten, niet met elkaar in strijd zijn. Tegelijkertijd verwelkomt de Commissie de erkenning dat een consequente benadering van collectieve acties niet automatisch betekent dat alle gebieden binnen één enkel horizontaal instrument moeten worden behandeld. De vraag naar consistentie mag geen onnodige vertraging opleveren voor het opstellen van de nodig geachte maatregelen voor de volledige handhaving van het communautaire mededingingsrecht.

 
  
MPphoto
 

  Gabriela Creţu, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming(RO) De Commissie interne markt en consumentenbescherming heeft zich voor haar standpunt gebaseerd op een vaststaand feit: dat de negatieve economische gevolgen van overtreding van de mededingingsregels vaak aan het eind van de commerciële keten voelbaar worden, bij de consumenten en de kleine ondernemingen.

In dit geval is vergoeding van de geleden schade belangrijk, maar tegelijk ook moeilijk af te dwingen, aangezien er veel benadeelden zijn en het om kleine bedragen gaat. Vandaar dat wij vragen om een pakket van juridische en niet-juridische maatregelen om alle getroffen Europese burgers een middel aan de hand te doen waarmee zij hun recht op volledige, passende schadevergoeding af kunnen dwingen.

We ondersteunen alle maatregelen die erop gericht zijn belemmeringen van dit streven weg te nemen: het bieden van inzage in documenten, vermindering van de kosten van gerechtelijke procedures en omkering van de bewijslast.

We verwelkomen het voorstel van de Europese Commissie om schadeacties door belangenbehartigers, ingesteld door daartoe bevoegde entiteiten, te combineren met collectieve acties, waarbij uitdrukkelijk toestemming wordt gegeven voor krachtenbundeling. We blijven echter van mening dat naast deze opt-in ook de opt-out-variant van collectieve acties onderwerp van gesprek moet zijn, gezien de voordelen die zij bieden: oplossing van een geschil ‘voor eens en voor altijd’ en minder onzekerheid.

 
  
MPphoto
 

  Ioan Lucian Hămbăşan, namens de PPE-DE-Fractie.(RO) Hoewel het EU-Verdrag kartels en andere inbreuken op de vrije mededinging ondubbelzinnig verbiedt, blijft het voor benadeelde klanten in de Europese Gemeenschap nog altijd moeilijk hun recht op schadevergoeding te doen gelden.

Zo kreeg in Roemenië onlangs een kartel in de cementindustrie een boete van enkele miljoenen euro opgelegd. De wetgeving die momenteel van kracht is, verplicht de instanties die belast zijn met het toezicht op de mededinging echter niet om mee te werken aan schadevergoeding voor slachtoffers.

Ik ben van mening dat deze instanties de schadevergoeding die betaald is of had moeten worden, zouden moeten meewegen bij het opleggen van boetes aan bedrijven die de regels hebben overtreden, om geen wanverhouding te laten ontstaan tussen de aangerichte schade en de opgelegde straf, en dat ze bovenal zeker moeten stellen dat zij die de nadelen van dergelijke praktijen ondervonden hebben een schadevergoeding krijgen.

Om die reden ben ik ook blij met het voornemen van de Commissie om de rechtsbescherming voor consumenten te verbeteren, waar die ook maar in Europa getroffen zijn door overtredingen van de wet op de mededinging.

Het Parlement heeft er geen twijfel over laten bestaan dat een opt-out-systeem in Europa ongewenst is. Daarom dient op het moment dat er een claim wordt ingediend zo snel mogelijk vastgesteld te worden wie de slachtoffers zijn.

Het opt-in-systeem garandeert dat zij die van overtreding van de wet op de mededinging te lijden hebben gehad daadwerkelijk schadeloos worden gesteld. Het Parlement wil niet dat enige andere partij – of die nu uit advocaten, beroepsverenigingen of het Bureau voor de Mededinging en de Voorlichting van de Consument bestaat – profiteert van een particuliere actie.

Ik denk overigens dat het Parlement een belangrijk element toevoegt dat de Commissie over het hoofd gezien heeft. Slachtoffers met aanspraken op vergoeding hebben in menig geval veel meer baat bij alternatieve geschillenoplossing dan bij gerechtelijke procedures. Daarom zou op het moment dat schadevergoeding in beeld komt eerst geprobeerd moeten worden buiten de rechtbank om tot een vergelijk te komen. Dat is een stuk goedkoper dan particuliere actie, aangezien de consument de geleden schade veel sneller vergoed krijgt.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Figel’, geachte collega’s, het voorliggende verslag is met eenparigheid van stemmen aangenomen in de Commissie economische en monetaire zaken. Het resultaat kan zeker uitstekend worden genoemd, maar gezien de moeilijkheidsgraad, de complexiteit en het controversiële karakter van de onderwerpen die in het verslag worden behandeld wil ik het zelfs als uitzonderlijk goed bestempelen. Dit verslag moet de nieuwe pijler van de particuliere acties, die onontbeerlijk is voor een doelmatig communautair mededingingsbeleid, een stimulans en een stevige fundering geven. We zetten hiermee een nieuwe stap op weg naar een meer geavanceerd, doelmatiger mededingingsbeleid waarin meer rekening wordt gehouden met de rechten van slachtoffers en waarin de overtreders effectiever aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Ik wil daarom beginnen met het feliciteren van de rapporteur, de heer Lehne, die er in de eerste plaats voor verantwoordelijk is dat deze missie tot een goed einde is gebracht. De kwaliteit van zijn ideeën, zijn open en op dialoog gerichte geest en zijn intelligentie, waarmee hij de beste compromissen uit het vuur heeft gesleept, zijn hierbij van essentieel belang geweest. Deze felicitatie is ook bedoeld voor de rapporteurs voor advies, de schaduwrapporteurs en de indieners van amendementen, die zo’n positieve bijdrage aan de verrijking van dit verslag hebben geleverd.

Het Witboek van de Commissie “Schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels” is de reactie op een uitdrukkelijk verzoek van het Europees Parlement in zijn resolutie naar aanleiding van het groenboek, waarvan de inhoud in belangrijke mate is overgenomen. Dat is bijvoorbeeld het geval waar in het witboek het aanvullende karakter van publieke en particuliere actie wordt verdedigd; waar de Commissie zich in het witboek uitspreekt ten gunste van collectieve acties, waarbij de excessen van de Amerikaanse ‘class actions’ moeten worden vermeden, waardoor het eisen van schadevergoeding gemakkelijker wordt; waar in het witboek toegang tot relevante informatie onder gerechtelijk toezicht wordt voorgesteld, zonder dat zogeheten ’fishing expeditions’ worden geautoriseerd; en waar in het witboek de instelling van autonome of vervolgacties en een systeem van vrijwillige compensatie wordt erkend en aanbevolen.

In het verslag wordt gepleit voor medebeslissing door het Europees Parlement bij het vaststellen van een juridisch kader voor het instellen van schadeacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels. Dit standpunt moet niet worden begrepen als een afwijzing van het communautaire mededingingsbeleid als juridische grondslag voor de regelgeving, maar als een opwaardering van de eisen van de gewone procedure op dit gebied om daarmee te voldoen aan de hogere waarden die in het Verdrag worden erkend.

Wanneer regelgeving een significant effect heeft op een grondrecht, zoals het recht van burgers op een effectieve rechtsbescherming – dat onderdeel is van de rechtsorde van de Europese Unie en van de rechtsorde van de lidstaten –, het beginsel van democratie en de eerbiediging van de juridische tradities van de afzonderlijke lidstaten – die vereisen dat er op deze gebieden alleen regels kunnen worden aangenomen met een wettelijke status, ofwel regels waar de rechtstreekse vertegenwoordigers van de burgers een stem in hebben gehad – moet het Europees Parlement als medewetgever optreden.

Ook wordt een horizontale en geïntegreerde aanpak voorgesteld om oplossingen te vinden voor gemeenschappelijke problemen die de instelling van particuliere acties in het kader van het mededingingsrecht kunnen veroorzaken op andere gebieden van het recht, teneinde op die manier een gefragmenteerde en onsamenhangende behandeling te voorkomen.

Particuliere acties kunnen worden ingesteld door een publieke entiteit en ook door middel van individuele of collectieve acties. Deze tweede modaliteit kan direct door de slachtoffers worden aangewend, of indirect, door gekwalificeerde entiteiten, die daarvoor van te voren zijn aangewezen of ad hoc zijn gemachtigd, zoals verenigingen van consumenten of ondernemers. Wanneer de acties door gekwalificeerde entiteiten worden gevoerd, moet de groep van slachtoffers bij de indiening van de vordering worden afgebakend, maar kan de identificatie van de individuele eisers op een later moment plaatsvinden, hoewel dit wel duidelijk en zo snel mogelijk moeten gebeuren, zodat onnodige vertragingen worden voorkomen en de bestaande wetgeving wordt gerespecteerd. Deze oplossing is heel belangrijk in gevallen van beperkte en verbrokkelde schade.

In het verslag wordt op evenwichtige wijze aandacht besteed aan de toegang tot de benodigde informatie bij het instellen van vervolgacties. De bescherming van het industrieel geheim moet worden gewaarborgd, evenals de doelmatigheid van de clementieprogramma’s, waarvoor richtsnoeren worden gevraagd.

Ook worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de besluiten van een autoriteit die lid is van het communautaire mededingingsnetwerk juridisch bindend kunnen worden in een andere lidstaat en waaronder, met volledige eerbiediging van het schuldbeginsel, de bewijslast kan worden omgedraaid en nalatigheid of schuld kan worden verondersteld wanneer er een inbreuk is vastgesteld.

Tot slot verdient ook de toelaatbaarheid van het “passing-on”-verweer voor indirecte slachtoffers vermelding, evenals het eenvoudiger en goedkoper maken van de procedures. Ook wil ik wijzen op de positieve interactie tussen publieke en particuliere acties, zowel voor de bevordering van schadeloosstelling van slachtoffers als voor de vaststelling van de termijn van vijf jaar voor het instellen van acties.

Ik sluit af door mijn erkentelijkheid aan de Commissie uit te spreken voor de dialoog die we gedurende deze hele procedure hebben gevoerd en door de commissaris te vragen om onverwijld met de nodige initiatieven te komen voor een verdere ontwikkeling ervan.

 
  
MPphoto
 

  Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag de heer Lehne bedanken voor zijn verslag en bevestigen dat mijn fractie dat verslag zal ondersteunen.

Ik zou ook graag willen zeggen dat ik het een beetje vreemd vind dat we dit debat laat in de avond aan het voeren zijn, terwijl we een vraag over hetzelfde onderwerp voor morgenochtend op de agenda hebben staan. Het zou veel logischer zijn geweest om die twee samen te voegen.

Mijn complimenten dus voor het verslag, maar ik wil hierbij opmerken dat het uitgangspunt van mijn fractie “recht doen” zal zijn – recht doen aan kleine en middelgrote ondernemingen en consumenten in de hele Europese Unie, wanneer ze met ongepaste en concurrentieverstorende acties te maken hebben. Een aantal weken geleden heeft mijn fractie op het Parlement in Brussel een seminar gehouden en ik was erg aangegrepen door een paar van onze bezoekers die het meeste last had van deze concurrentieverstorende acties, in de cementindustrie nog wel. Wat zeiden zij? Alstublieft, ga hiermee door: we hebben iets nodig dat ons de kans geeft om deze spelbrekers in de Europese markt te vervolgen.

We willen een Europese oplossing, en liever vandaag dan morgen, want krijgen we die niet, dan is mijn voorspelling en waarschuwing de volgende: een paar van onze lidstaten zullen systemen ontwikkelen die, als gevolg van het vrij verkeer van vonnissen, zullen leiden tot ‘forum shopping’, ofwel het voorleggen van een geschil aan die rechtbank van wie men de gunstigste uitspraak verwacht. Dus alstublieft – een Europees systeem, zo snel mogelijk.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Ik zal ervoor zorgen dat uw punt met betrekking tot de agenda wordt doorgegeven aan de Conferentie van voorzitters, die de agenda vaststelt – waarbij soms fouten worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 

  Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de interne markt is veruit de belangrijkste bijdrage van de EU tot vrijheid en welvaart in Europa. Zij vereist onder andere een effectieve mededingingswetgeving. Nu denken we na over de kwestie van schadevergoedingsacties wegens schending van de mededingingswetgeving.

Er zijn goede principiële redenen om burgers en ondernemingen de mogelijkheid te geven om schadevergoeding te eisen. In zijn verslag wijst de heer Lehne, ten dele onbedoeld, op de problemen en de risico’s. Het witboek heeft het over een Europese gerechtelijke cultuur, maar die bestaat niet. We mogen geen regelgevingskader tot stand brengen op basis van vrome wensen. De rapporteur wil dat we een veramerikanisering van de schadevergoedingscultuur vermijden. Ook dat is een vrome wens. Het risico op een dergelijke cultuur is integendeel groot.

Er wordt voorbijgegaan aan de functiescheiding tussen de instellingen van de EU en de lidstaten. Er is geen objectieve analyse van wat het subsidiariteitsbeginsel voorschrijft. Dat beginsel wordt gewoon niet ernstig genomen.

Er zijn ook veel andere onduidelijkheden en risico’s van willekeur. De combinatie van de paragrafen 7 en 11 wekt bange vermoedens. Een schadeactie wegens schending van de mededingingswetgeving moet een vanzelfsprekend uitgangspunt zijn. Dat vereist dat het misdrijf door een rechtbank is vastgesteld. Daarna moet zelfs in het kader van een individuele actie redelijkerwijze het principe res judicata gelden, zodat niet op het vonnis teruggekomen kan worden als het om dezelfde zaak gaat.

De combinatie van de paragrafen 15 en 18 bieden de eiser de mogelijkheid om de gunstigste rechtsorde te kiezen. Dat creëert rechtsonzekerheid en leidt ertoe dat de dreiging van ’forum shopping’ reëel is.

Asymmetrische informatie moet worden teruggedrongen door ondernemingen te verplichten informatie aan de eiser te verstrekken. Dat zal leiden tot een subjectieve omgang met belangrijke bedrijfsinformatie die misbruikt kan worden.

Er zijn in dit stadium te veel onduidelijkheden en risico’s. Het Parlement zou daarom tegen dit verslag moeten stemmen en een grondigere doorlichting van deze kwestie moeten eisen voor we een besluit nemen.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Schwab (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, allereerst zou ook ik de rapporteur, Klaus-Heiner Lehne, van harte willen bedanken voor het uitstekende werk dat hij heeft geleverd. Hij heeft heel nauw samengewerkt met de collega’s uit de andere fracties, en heeft in overleg met de collega’s uit de andere fracties realistische oplossingen gevonden voor een bijzonder moeilijk onderwerp.

Tijdens het debat heb ik vastgesteld dat we het er allemaal over eens zijn dat we een horizontale aanpak moeten vinden voor alle collectieve instrumenten voor de rechtshandhaving. Daarom verzoeken we de Commissie om ervoor te zorgen dat niet ieder directoraat-generaal zijn eigen voorstellen doet, maar dat we zo mogelijk een horizontaal en collectief mechanisme voor de rechtshandhaving voor alle onderwerpen krijgen, in het belang van de Europese interne markt, van de Europese burgers en natuurlijk ook van de Europese kleine en middelgrote ondernemingen, zoals mevrouw Wallis al zei. We zijn namelijk allemaal van mening dat de belangen van degenen die door een kartel schade hebben gelden efficiënt moeten worden behartigd, en dat we het Europese bedrijfsleven volgens de principes van de sociale markteconomie moeten onderwerpen aan een kartelcontrole. Bovendien willen we ook niet dat er misbruik wordt gemaakt van de verschillende nationale regelingen in de lidstaten, dus geen ‘forum shopping’.

Vanavond heb ik tijdens het debat echter niet veel te horen gekregen over wat de beste manier is om dit te bereiken. Ik geloof namelijk dat de mogelijkheden van de collectieve rechtshandhaving vaak worden overschat. Daarom is het belangrijk dat we nogmaals bepaalde benchmarks vastleggen waaraan we alle collectieve procedures voor de rechtshandhaving moeten toetsen. We moeten de vraag beantwoorden of er werkelijk een bijkomende rechtsbescherming nodig is van de consumenten of van de betrokken burgers die betrokken zijn bij massaclaims, grensoverschrijdende geschillen en geschillen die meer dan één lidstaat betreffen. We moeten in de Europese regelingen rekening houden met de beperkingen die voortvloeien uit de grondwet van de verschillende lidstaten: opt-out, opt-in en nog heel wat andere punten. Wanneer blijkt dat dit niet zomaar kan – en dat heeft de Commissie zelf ten dele al toegegeven –, dan moeten we rekening houden met de rechtsinstrumenten van de lidstaten en samen met de nationale parlementen een gezamenlijke procedure uitwerken om de belangen van de Europese consument te behartigen.

We willen absoluut vermijden dat we in Europa massaclaims krijgen zoals we ze kennen uit de Verenigde Staten. We willen garanderen dat er een schadevergoeding wordt betaald, maar alleen aan diegenen die daadwerkelijk schade hebben geleden. We willen ongemotiveerde klachten zoveel mogelijk ontmoedigen, en sterker de nadruk leggen op alternatieve schikkingsprocedures.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE).(SV) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de heer Lehne bedanken voor een goed en grondig verslag waarin belangrijke kwesties inzake het mededingingsrecht aan bod komen en dat de consumentenbescherming versterkt.

Het Europese Hof van Justitie kent natuurlijke personen en rechtspersonen recht op schadeloosstelling toe bij schending van de mededingingsregels, maar desondanks krijgen natuurlijke personen die door schending van de communautaire mededingingsregels schade hebben geleden in de praktijk zelden een schadeloosstelling. Daarom moeten we mechanismen in het leven roepen die het vertrouwen doen toenemen en het voor natuurlijke personen gemakkelijker maken om grensoverschrijdende vorderingen in te kunnen stellen.

We weten dat consumenten en kleine ondernemingen bang zijn om een rechtszaak aan te spannen omdat ze ongerust zijn over de lange duur van het proces en vooral de hoge kosten. Veranderingen in dit opzicht zullen de grensoverschrijdende handel ten goede komen.

Als we in de hele EU een werkende interne markt willen, waar mensen er zeker van kunnen zijn dat hun zaak op een rechtszekere manier wordt behandeld en dat zij volledig vergoed worden voor de geleden schade, met andere woorden het geleden verlies, dan moeten we ook nieuwe mechanismen vinden die collectieve schadeacties gemakkelijker maken.

Wanneer we het over collectieve schadeacties hebben, komen altijd de VS en de Amerikaanse ervaringen en extreme toestanden ter sprake. We moeten daar natuurlijk lering uit trekken, maar we mogen er ons niet door laten afschrikken. Europa moet een Europees systeem hebben, geen Amerikaans. Als we niets doen, zal de situatie er alleen maar slechter op worden.

 
  
MPphoto
 

  Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, bedankt voor al uw zeer interessante bijdragen, vooral het inleidende exposé van Klaus-Heiner Lehne. Dit was erg interessant en nu zie ik waarom u zo eensgezind bent en niet alleen binnen de commissie samenwerkt over deze kwesties maar ook plenair.

Ik kan niet veel toevoegen, behalve misschien over de rechtsgronden. Het hangt natuurlijk van de doelstellingen en de inhoud van de voorgestelde maatregelen af, en ik wil u verzekeren als commissaris – misschien dan wel voor een andere portefeuille, maar ik spreek namens de Commissie – dat we, in beginsel, ernaar streven om nauw met het Parlement samen te werken. Hoe we hier vorm aan kunnen geven in specifieke of concrete gevallen is nog de vraag, maar we zullen een nauwe samenwerking met het Parlement nastreven of zo nauw als onder de toepasselijke rechtsgrond mogelijk is.

U had het over versplintering en een horizontale benadering. Wat dat betreft biedt het antwoord van de Commissie – en dat is heel erg zichtbaar in het witboek – mijns inziens een consequente en duidelijke aanpak. Ook denk ik dat de Europese rechtstraditie en de wortels van onze rechtscultuur verschillen van de veelvuldig aangehaalde Amerikaanse. Maar ik ben van mening dat we van de anderen kunnen leren om verder ons systeem op te bouwen.

Over publieke handhaving en rechtspleging, ik denk dat het erg belangrijk is dat we deze handhaving niet gaan beperken en de artikelen 81 en 82 zijn natuurlijk erg belangrijke pijlers van de interne markt en de beleidsvormen van de EU. Ze gaan over rechtspleging, en schadevergoedingsacties vormen een aanvulling op deze rechtshandhaving.

Als laatste – maar daarom misschien niet minder belangrijk – een opmerking over wat er gezegd is over buitengerechtelijke schikkingen. De Commissie is daar voorstander van, maar de allereerste voorwaarde of basis voor een dergelijke aanpak, die zou worden toegejuicht, is een bestaand en functionerend efficiënt stelsel voor de behandeling van geschillen over schadevergoedingen op het niveau van de lidstaten. Dus ik vind dat we onze lidstaten niet alleen moeten aanmoedigen maar ze ook moeten helpen, zodat alle 27 landen van de EU over dergelijke stelsels beschikken. Ik ben van mening dat we het dan pas over deze zaken kunnen gaan hebben.

Maar ik wil u vooral bedanken voor wat, ook voor mij, een erg interessant debat was, en ik wens u het allerbeste.

 
  
MPphoto
 

  Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, allereerst zou ik mijn collega’s hartelijk willen bedanken voor hun vriendelijke woorden. Ik denk dat we allemaal samen een mooi resultaat tot stand hebben gebracht.

Ik wil de Commissie echter nog iets zeggen, in alle duidelijkheid, om misverstanden te vermijden: het Parlement zal niet dulden dat u het wetsontwerp dat u waarschijnlijk al kant-en-klaar in de la heeft liggen zomaar op tafel legt. Daarvan kan geen sprake zijn. Wij verwachten dat de Commissie ook rekening houdt met wat wij vandaag hebben besloten en dat dit wordt meegenomen in uw uiteindelijke wetsontwerp.

De horizontale aanpak is belangrijk, niet alleen vanwege de argumenten die ik net heb uiteengezet, ook u, mijnheer de commissaris, heeft zelf gesproken over de kwestie van de rechtsgrondslag. Dit onderwerp is zo belangrijk dat de keuze van de aanpak uiteindelijk moet garanderen dat het Parlement als wetgever op voet van gelijkheid kan meewerken. Wanneer een aanpak wordt gekozen die uitsluitend gebaseerd is op het mededingingsrecht bestaat die garantie volgens het nu geldende Verdrag van Nice niet. Dat is volgens ons ook een heel belangrijk politiek argument voor een horizontale aanpak. Ik denk dat de Commissie daarover heel serieus moet nadenken.

Een ander essentieel punt is volgens mij dat we nog steeds geen regeling hebben voor de buitengerechtelijke schikkingen. U heeft net gezegd dat uw activiteiten al sterker overeenstemmen met die van het directoraat-generaal Concurrentie. Wanneer ik het Groenboek inzake consumentenbescherming vergelijk met het Witboek inzake mededinging krijg ik niet per se de indruk dat er echt veel overeenstemming heerst. Het meest extreme voorbeeld is de verschillende aanpak – of eigenlijk moeten we het een niet-aanpak noemen – van de mechanismen voor buitengerechtelijke schikkingen in het witboek.

Er zijn nog veel andere problemen die volgens ons ook moeten worden opgelost. Ik wil alleen maar even ingaan op de kwestie van de toegang tot de documenten van de Europese Commissie. In ieder strafproces waarin een schadevergoeding wordt geëist mogen de strafdossiers van het openbaar ministerie worden geraadpleegd. Waarom kan dat eigenlijk niet bij de Europese Commissie? Ik heb daar geen begrip voor!

Hetzelfde geldt voor de strafmaat: aangezien er in de toekomst schadevergoeding kan worden geëist moet ook daarmee rekening worden gehouden. Ook dat moet de Commissie absoluut nog rechtzetten, ze moet voorstellen doen die concreter zijn dan wat nu in het witboek staat. Om alle misverstanden te vermijden wil ik namens het Parlement het volgende in alle duidelijkheid zeggen: wij verwachten meer dan wat er nu in het witboek staat, en wij verwachten ook dat het directoraat-generaal Concurrentie en de hele Commissie onze voorstellen overneemt, anders komt er verzet van het Parlement!

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. Ik wil u allen bedanken voor uw bijdragen aan dit belangrijke onderwerp; tevens mijn dank aan de commissaris, de medewerkers en de tolken.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 26 maart 2009 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (ET) In het verslag van het Parlement wordt het nut van clementieregelingen bij het ontmaskeren van kartelafspraken benadrukt, en ik ben verheugd over het feit dat in het Estse parlement momenteel wordt gedebatteerd over een ontwerpclementieregeling. Deze regeling moet een belangrijk wapen worden in de strijd tegen kartels. Dit is van belang voor een beter functioneren van de interne markt en voor de bescherming van consumentenrechten, omdat consumentenprijzen door kartelafspraken met wel 25% kunnen stijgen.

Ik ben echter van mening dat acties door belangenbehartigers ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de effectieve uitvoering van het mededingingsrecht en de verbetering van de consumentenbescherming, en daarom moeten we ook hier aandacht aan besteden, zowel in Estland als in de Europese Unie. Uit onderzoek is gebleken dat de bereidheid van consumenten om voor hun rechten op te komen door acties door belangenbehartigers aanmerkelijk toeneemt, en in landen waar consumenten nauwelijks actie ondernemen vanwege de complexiteit en de kosten die ermee gemoeid zijn, zijn maatregelen zoals acties door belangenbehartigers van cruciaal belang.

 

15. Ingekomen stukken: zie notulen

16. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

17. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 23.15 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid