De Voorzitter. - Aan de orde is een korte presentatie van het verslag (A6-0182/2009) van Urszula Gacek, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over problemen en perspectieven van het Europese burgerschap [2008/2234(INI)].
Urszula Gacek, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het genoegen om u het verslag over problemen en perspectieven van het Europese burgerschap voor te leggen, dat de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) vorige maand eenparig heeft goedgekeurd.
Het Europese burgerschap komt niet in de plaats van het nationale burgerschap. Het is een bonus die EU-burgers unieke rechten geeft, met name het recht van vrij verkeer, het recht van consulaire bescherming en het recht om bij het Europees Parlement en de Europese Ombudsman verzoekschriften in te dienen. Bij het opstellen van dit verslag is ook gekeken naar het Commissieverslag met de titel “Vijfde verslag over het Unieburgerschap”, dat de periode van 1 mei 2004 tot 30 juni 2007 bestrijkt. Dit is een unieke periode. Vijf jaar geleden, op 1 mei 2004, kreeg de Europese Unie er tien nieuwe lidstaten bij. Het gevolg van die toetreding van vooral van landen uit Midden- en Oost-Europa was een ongekend grote migratie binnen de Unie. De nieuwe burgers van de Unie maakten dankbaar gebruik van hun nieuwe rechten, met name van het recht van vrij verkeer. Ze profiteerden van de mogelijkheid om in het buitenland te studeren en in de lidstaten die hun arbeidsmarkten voor hen openstelden, legaal te gaan werken.
De omvang van die migratie stelt zowel de centrale als de lokale autoriteiten van de gastlanden echter voor tal van uitdagingen. Vooral de lokale autoriteiten worden vaak geconfronteerd met de dagelijkse problemen van de nieuwe immigranten, omdat ze moeten zorgen voor huisvesting, gezondheidszorg en primair en secundair onderwijs.
Er is veel gedaan voor het bevorderen van integratie, alsook om nieuwkomers te helpen ten volle gebruik te maken van de rechten die hun net als de burgers van het gastland toekomen. Toch doen zich nog steeds gevallen van discriminatie voor. Die zijn soms het gevolg van mazen in de wet en soms van onvoldoende kennis van de toepassing ervan.
De Commissie LIBE heeft zich zeer constructief en praktisch opgesteld. De vertegenwoordigers van alle partijen waren het erover eens dat prioriteit moest worden gegeven aan het onder de aandacht brengen van de probleemgebieden en het verschaffen van de noodzakelijke middelen en steun aan de centrale en lokale overheden van de lidstaten voor het treffen van maatregelen op die gebieden. Onze hoofdzorg was dat de individuele burger niets in de weg mocht worden gelegd om zijn of haar rechten uit te oefenen.
Het tweede recht dat ik noemde, het recht van consulaire bescherming, wordt helaas nog steeds gebrekkig ten uitvoer gelegd. Dat werd op grimmige wijze onder onze aandacht gebracht toen onze collega’s ongewild betrokken raakten bij de terreuraanvallen in Mumbai. Als leden van het Parlement in zo’n extreme situatie al moeite hebben met het uitoefenen van hun recht op consulaire bescherming, dan is het voor de doorsneeburger in meer gewone omstandigheden al helemaal moeilijk.
Ervoor zorgen dat de burgers zich sterker bewust worden van hun rechten is een van de hoofdpunten die in het hele verslag aan de orde komen. In het verslag wordt een aantal maatregelen voorgesteld voor bewustmaking op dit terrein. Wanneer maar 31 procent van de burgers vindt dat ze goed geïnformeerd zijn over hun rechten, hebben we nog veel werk voor de boeg.
Ik vertrouw erop dat de Commissie rekening zal houden met de aanbevelingen van het Parlement en in haar zesde verslag over het Unieburgerschap verslag zal doen van de vorderingen die concreet zijn gemaakt. Tot slot wil ik de schaduwrapporteurs, de fractiemedewerkers en het secretariaat van de Commissie LIBE danken voor hun harde werk. Ik wil ook nog een speciaal woord van dank richten aan iedereen die heeft deelgenomen aan de openbare hoorzitting over het verslag, in het bijzonder de vertegenwoordigers van de NGO’s. Het is niet meer dan gepast dat bij het opstellen van een verslag over burgerschap ook de stem van de burger, bij monde van NGO’s, wordt gehoord.
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Gacek, ik geloof dat wij intussen de enigen zijn die nog overgebleven zijn. Namens de Commissie zou ik u hartelijk willen danken en feliciteren met dit bijzonder belangrijke en indrukwekkende verslag.
Dit verslag gaat over een bijzonder belangrijk onderwerp, het burgerschap van de Unie. Velen geloven dat dit een holle frase is, dat het helemaal niets betekent. Uw verslag maakt heel duidelijk dat dit niet waar is. Het Unieburgerschap brengt concrete rechten met zich mee, die in het Verdrag precies gedefinieerd zijn. Ik wil ze even noemen: vrijheid van verkeer en verblijf, actief en passief stemrecht bij gemeenteraads- en Europese verkiezingen, consulaire bescherming, het recht verzoekschriften te richten tot het Europees Parlement, het recht klachten voor te leggen aan de Europese ombudsman en het recht om zich schriftelijk tot de Europese instanties te richten.
De Commissie is van mening dat het de hoogste tijd is om een concreet politiek programma aan het Unieburgerschap te wijden. Daartoe wil de Commissie een uitvoerig raadplegingsproces doorvoeren om concrete informatie te verzamelen over de problemen die met het Unieburgerschap gepaard gaan. Dat zou tot nieuwe voorstellen kunnen leiden, die dan de basis zullen vormen voor het voor 2010 voorziene zesde verslag van de Commissie over het Unieburgerschap.
Los daarvan probeert de Commissie dit ook in de praktijk van alledag waar te maken, en we zullen ervoor blijven ijveren dat de burgers daadwerkelijk gebruik kunnen maken van hun burgerrechten, en wel iedere dag. U vraagt de Commissie in uw verslag om op allerlei gebieden initiatieven te nemen, mevrouw Gacek, maar op veel van die gebieden is de Commissie nu al actief om te garanderen dat deze rechten worden versterkt en uitgebreid. Ik noem slechts het actieplan van de Commissie voor consulaire bescherming, en wil daar nog aan toevoegen dat ik het volledig met u eens ben dat er op dit vlak iets moet gebeuren. Slechts een paar weken geleden hebben we in het Parlement tenslotte een bijzonder instructief debat over dit onderwerp gevoerd, waaruit is gebleken hoe groot de kloof tussen wens en werkelijkheid is, met name bij de consulaire rechten.
De Commissie heeft besloten dat de burgers via informatiecampagnes moeten worden voorgelicht over hun rechten, en we proberen te garanderen dat ze daadwerkelijk aanspraak kunnen maken op die rechten. Dit doen wij met name via de goedkeuring van het verslag van de Commissie over de toepassing door de lidstaten van de richtlijn inzake vrij verkeer.
De verkiezingen voor het Europees Parlement die binnenkort plaatsvinden zijn één van de prioriteiten van de interinstitutionele public relations. De Commissie steunt de campagne van het Parlement en vult die ook aan, om de burgers door de nodige informatiemaatregelen beter voor te lichten over deze verkiezingen, en ze aan te sporen om ook werkelijk gebruik te maken van hun stemrecht.
Ik wil er graag nog even op wijzen dat gelukkig niet alleen de Commissie er veel voor doet om het Unieburgerschap in het leven van alledag te integreren. Ook anderen – dit Parlement, alle zevenentwintig lidstaten, de regionale overheden, de nationale parlementen, plaatselijke overheden en alle gemeentes in de Europese Unie – spelen een heel belangrijke rol bij de concrete invulling van het Unieburgerschap.
Ik ben blij dat het verslag van mevrouw Gacek op tijd voor de Europese verkiezingen in 2009 verschenen is, en een aantal bijzonder belangrijke spelers hierbij betrekt die zich allemaal met het Unieburgerschap zouden moeten identificeren, om Europa tastbaar te maken voor zijn miljoenen burgers. Ik denk dat we het allemaal als een gezamenlijke taak beschouwen om ervoor te zorgen dat het Unieburgerschap niet wordt gezien als zomaar een symbool maar als een concreet recht, dat in het leven van alledag betekenis kan en moet krijgen.
De Voorzitter. – Dit punt is afgehandeld.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Transparantie en democratische verhoudingen tussen burgers en instellingen zijn grondbeginselen in Europa en grondrechten van de Europese burgers. Juist dit zijn de beginselen die moeten gelden voor de Parlementsverkiezingen. Het probleem van geronsel van stemmen in Bulgarije toont echter exact het tegenovergestelde.
Nadat de vorige lokale verkiezingen herhaaldelijk in gevaar zijn gebracht doordat onmiskenbaar stemmen waren geronseld door de GERB (Burgers voor de Europese ontwikkeling van Bulgarije), de DPS (Beweging voor Rechten en Vrijheden) en de BSP (Bulgaarse Socialistische Partij), hadden gewone burgers het gevoel dat ze geen kiesrecht hadden. Hierdoor zijn ze veel minder gemotiveerd om te gaan stemmen.
Ondanks de bestaande strafwetgeving en de talloze aanwijzingen voor schendingen van de wet is nog geen enkele van de in het verslag van de Commissie genoemde personen voor deze misdaden veroordeeld, omdat de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten duidelijk niet bereid zijn het geronsel van stemmen te stoppen. In Bulgarije toont de rechterlijke macht nog steeds geen daadkracht en de alom bekende daders zijn weer bezig verkiezingscampagnes voor te bereiden, terwijl degenen die hun stem hebben verkocht op zoek zijn naar nieuwe kopers met het beste bod.
Ik wil benadrukken dat zolang deze wetsovertredingen in Bulgarije worden getolereerd en de staat geen actie onderneemt op dit gebied, eerlijke kiezers in wezen worden beroofd van hun fundamenteel mensenrecht, namelijk het recht om te kiezen! Dit is onaanvaardbaar voor de Europese burgers. Ik roep het Parlement dringend op in te grijpen en niet achterover te leunen.
Magda Kósáné Kovács (PSE), schriftelijk. – (HU) Volgens het EG-Verdrag zijn alle burgers van de Unie gelijk. Helaas wordt dit beginsel in de praktijk echter niet altijd nageleefd. Redenen voor verschillen zijn het bestaan van extreme armoede, sociale uitsluiting of moedwillige uitsluiting, regio's die op verschillende gebieden zijn achtergesteld en die uitgesloten worden van de informatiemaatschappij en waar van de burgers zelfs niet verwacht kan worden dat ze enig Europees bewustzijn hebben. Ik ben verheugd dat in het verslag specifiek wordt ingegaan op de Roma. Deze minderheid van 10 à 12 miljoen mensen leeft in een situatie van segregatie en ervaart hun achterstelling op onderwijsgebied en hun uitzichtloze situatie op werkgelegenheidsgebied als een devaluatie van hun burgerschap.
Er zijn aanwijzingen dat deze opdeling van de samenleving ook van invloed zal zijn op de Europese Parlementsverkiezingen. Er is bij de meest achtergestelde groepen weinig bereidheid te gaan stemmen, aangezien het hun ontbreekt aan informatie en omdat zij zich nauwelijks van bewust zijn van het belang van het feit dat het Europees Parlement de enige van alle EU-instellingen is op de samenstelling waarvan zij invloed kunnen uitoefenen. Helaas is de desinteresse met name erg groot in de landen van Midden- en Oost-Europa. Ook daar moet de verklaring gezocht worden in het gebrek aan informatie, maar een andere factor die hieraan bijdraagt, is dat de vaart van de inhaalslag die na de grote uitbreidingsgolf begon, eruit is en dat dit tot teleurstelling heeft geleid.
We hopen dat het vrije verkeer van burgers, werknemers en serviceproviders de grenzen kan doorbreken in de hoofden en de zienswijze van de mensen. Als vrije verplaatsing binnen de grenzen van een groter huis betekent dat meer vrijheid ontstaat, en als dit een natuurlijke zaak wordt, kan de veelgelaagde en veelkleurige Europese Unie een groot aantal Europese burgers van grote diversiteit, maar met een sterke cohesie en grote tolerantie, in haar armen sluiten.