Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, de aanwezigheid van een groot aantal migranten onder de leerlingen heeft aanzienlijke gevolgen voor het onderwijssysteem. Er zijn duidelijke en ondubbelzinnige bewijzen dat veel kinderen uit migrantengezinnen een lager onderwijsniveau hebben dan hun leeftijdsgenoten. Scholen moeten zich aan deze leerlingen aanpassen en systematisch ruimte voor hen maken in het traditionele programma dat gericht is op het aanbieden van onderwijs van zeer hoge kwaliteit. Onderwijs is de sleutel tot de volledige integratie van deze leerlingen, zodat ze succesvolle en productieve burgers van het gastland kunnen worden en de migratie dus in het voordeel zal zijn van zowel de migranten als van het gastland. Ik sta achter het verslag van collega Takkula en daarom heb ik er ook mijn steun aan gegeven.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, meertalig onderwijs, polyglottische docenten die elk kind in de eigen moedertaal onderwijzen, docenten uit derde landen die speciaal voor deze leerlingen worden aangetrokken, respect voor en zelfs bevordering van de cultuur van het oorsprongsland, en dat alles met een minimale kennis van de taal van het gastland, terwijl zelfs die minimale kennis niet eens werkelijk verplicht is – een dergelijke aanpak zal niet leiden tot de integratie van migranten. Waar het paradoxaal genoeg wel toe leidt is gettovorming binnen onze maatschappijen, tot het vervagen van identiteiten en de ontculturisering van iedereen, zowel de migranten als de oorspronkelijke bewoners van het gastland.
Ik raad de rapporteur aan eens naar de ZEP’s te gaan kijken – de zones voor prioritair onderwijs in Frankrijk – om zelf vast te stellen waar al die goede bedoelingen toe leiden. Wie er zulke ideeën op nahoudt doet afstand van het idee om van mensen die een beroep op onze gastvrijheid doen te verlangen dat ze respect tonen voor onze culturen, onze gewoonten en onze mores.
We mogen van onze onderwijssystemen niet verlangen dat ze zich aan de cultuur van andere mensen aanpassen. De migrantengemeenschappen moeten zich aan onze cultuur aanpassen als ze in onze landen wensen te blijven.
Mario Borghezio (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde alleen onderstrepen dat op krachtige wijze steun moet worden verleend aan het resultaat dat vanmorgen dankzij een zeer welkom besluit is bereikt. Het is ontoelaatbaar dat in een document van de Europese Unie, en met name in een document dat in het Europees Parlement in stemming wordt gebracht, de mogelijkheid een polygaam huwelijk te erkennen zelfs maar terloops wordt aangestipt.
Dergelijke huwelijken maken geen deel uit van de cultuur van de Europese Unie. In de rechtsruimte van de Europese Unie mag er geen plaats zijn voor soortgelijke standpunten die haaks staan op onze traditie, de traditie van het christelijke Europa, en die onder meer de onderdrukking van de vrouw als principe huldigen. Daarom is het besluit van hedenmorgen erg belangrijk, maar het is zeer zorgwekkend dat in een document van het Europees Parlement zo’n verwijzing is opgenomen. Dat getuigt in ernstige mate van onverantwoordelijkheid.
Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag van mevrouw Vălean niet kunnen steunen. Het tolereert namelijk een situatie waarin het recht met zichzelf in tegenspraak is, waarin het subsidiariteitsbeginsel wordt geschonden, de hereniging van gezinnen uit derde landen met een andere cultuur wordt bevorderd en waarin bovendien polygamie wordt toegestaan. Het schept juridische verwarring. Zoals bekend lopen de definities van ‘gezin’ en ‘gezinslid’ in de lidstaten uiteen. Dit geldt ook voor het recht, bijvoorbeeld het erfrecht en het gezinsrecht, maar ook voor het recht op overheidstoelagen. Het in het leven roepen van een recht op sociale aanspraken, zonder instemming van het land van ontvangst en zonder inachtneming van de economische situatie van dat land, kan leiden tot ernstige maatschappelijke conflicten. Ik verzet me dan ook tegen de voortdurende inbreuk door dit Huis op het subsidiariteitsbeginsel.
David Sumberg (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik voel me deze ochtend zeer bevoorrecht dat ik naast de heer Daniel Hannan zit, mijn zeer gewaardeerde collega wiens toespraak enkele weken geleden de overdracht van informatie en politieke denkbeelden radicaal heeft veranderd en dit ook in de toekomst zal blijven doen. De kracht van het internet is uitermate belangrijk, zelfs nog belangrijker dan de reguliere media.
Ik heb om één eenvoudige reden tegen dit verslag gestemd, namelijk dat ik geen voorstander ben van het promoten van het Europese burgerschap. Ik ben een Britse burger en daar ben ik trots op, en waar het hier om moet gaan is het promoten van het individuele lidmaatschap van onze individuele landen en dat wij zeggen: ja, wij zijn als landen lid van de Europese Unie, maar wij zijn geen Europese burgers. We zijn burgers van de landen waar we zijn geboren en opgegroeid, de landen die ons beschermen en die velen van ons in de loop der jaren geborgenheid hebben gegeven. Dat is de trots die ik heb en ook in de toekomst zal houden.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Oude Grieken hebben dit onderwerp reeds uitvoerig besproken. Met betrekking tot hun allianties van stadsstaten vroegen ze zich af wat beter was – isopoliteia, ofwel identiek burgerschap, waarbij iedereen in de ene stad dezelfde rechten had als in de andere, of sympoliteia, gemeenschappelijk burgerschap.
Het zal u niet verbazen als ik u zeg dat ik een fervent voorstander van de eerste van deze twee oplossingen ben. Europees burgerschap is natuurlijk een heel kunstmatige oplossing. De rapporteur betreurt het vooral dat de mensen niet weten welke rechten dit type burgerschap ze zou verlenen. Ik stel echter wel vast dat telkens wanneer deze zelfde burgers naar hun mening wordt gevraagd – bijvoorbeeld over de Grondwet voor Europa of dat onleesbaar en ongrijpbaar stuk proza, het Verdrag van Lissabon – , en de burgers nee zeggen, naar hun mening opzettelijk niet wordt geluisterd.
Daarom komen deze vermeend royale constructies voor gedeeld burgerschap op mij vooral hypocriet over. Ik zou die constructies willen vervangen door de wederzijdse erkenning van rechten tussen verbonden, maar soevereine staten.
Jim Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, burgerschap definieert wie we zijn. Het vormt de basis van onze identiteit. Ik ben een Britse burger en daar ben ik trots op, niet in de laatste plaats wegens de wrede campagne van de IRA die mij en mijn kiezers dat burgerschap probeerde te ontnemen – iets waar zij gelukkig niet in zijn geslaagd.
Burgerschap ligt in de lidstaten; het moet niet worden verlegd of gedeeld. Daarom verwerp ik deze list van Europees burgerschap, die natuurlijk een nieuwe poging is in de reeks niet-aflatende pogingen die door het Verdrag van Lissabon moeten worden bevorderd om verder te bouwen aan de soevereiniteit van de EU en daarmee dit idee dat wij allemaal in de eerste plaats EU-burgers moeten zijn, of we het willen of niet. Ik verwerp die opvatting, net zoals ik het Verdrag van Lissabon verwerp.
Martin Callanan (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit begint een beetje het bekende liedje te worden, moet ik instemmen met mijn collega's.
Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik het hele concept van Europees burgerschap natuurlijk ook volledig verwerp. Ik vind dat burgerschap uniek is voor landen, en ik denk dat alle inspanningen achter deze poging om een Europees burgerschap te vormen, samenhangen met dezelfde pogingen om een Europese superstaat op te richten.
Veel van mijn kiezers en ikzelf zijn ook niet blij dat wij worden gedwongen om in feite Europese burgers te worden. Zij zien burgerschap als iets dat moet worden bevestigd of geweigerd op basis van een gemeenschappelijk geheel van waarden en idealen dat in de loop der eeuwen vorm heeft gekregen. Niemand van ons heeft hier enige zeggenschap in gehad, er is geen referendum of overleg in welke vorm dan ook geweest over de vraag of wij wel of niet Europese burgers willen worden.
Natuurlijk moet er een referendum worden gehouden over het Verdrag van Lissabon. Maar ons moet ook worden gevraagd of we naast ons nationale burgerschap ook Europese burgers willen worden. We hebben geen recht om het Europese burgerschap te weigeren, zelfs als we – net als ik – het hele concept van iets dergelijks volledig verwerpen.
Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet in de eerste plaats een burger van de Europese Unie. Ik ben een Ierse burger en als aanvulling daarop ben ik een Europese burger.
Ik heb hier vandaag veel geleerd. Ik wist niet dat onze Britse collega's burgers waren. Ik dacht dat zij onderdanen waren. Maar ik heb geen problemen met de woorden 'onderdanen' en 'burgers'. Je kunt Schots, Welsh of Engels zijn, maar je moet wel Schots, Welsh of Engels zijn, of zo iemand in Ierland die het Britse burgerschap aanneemt, om Brits te zijn. Er bestaat niet zoiets als een Britse burger als je niet Iers uit Noord-Ierland, Schots, Welsh of Engels bent.
Ik begrijp echt niet welk punt hier vandaag is gemaakt. Dit zijn aanvullingen op ons nationale burgerschap en daar heb ik persoonlijk geen enkel probleem mee. Mensen maken hier van een mug een olifant, omdat we in de aanloopperiode naar de verkiezingen zitten. Ze gebruiken deze voortdurende anti-Europese retoriek om hun eigen belangen naar voren te schuiven in plaats van de belangen van de landen die ze behoren te dienen.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de laatste spreker. Sommige collega's lijken een zeer beperkte, eendimensionale opvatting te hebben over burgerschap en identiteit. Desondanks zijn we allemaal veelzijdig: ik steun Engeland bij voetbal, omdat ik Engels ben en dat een deel van mijn identiteit is; ik steun Groot-Brittannië bij atletiek tijdens de Olympische Spelen, omdat dat een bredere dimensie van mijn identiteit is; en ik steun het Europese golfteam bij de Ryder Cup tegen de Verenigde Staten – en ik vermoed dat zelfs het eerzame lid dat zojuist deze opmerkingen heeft gemaakt, dat ook doet.
Dit zijn verschillende dimensies van onze identiteit en ons burgerschap. Ze zijn niet in strijd met elkaar, maar vullen elkaar juist aan. Uiteraard is een dergelijk burgerschap niet per referendum toegekend. Er is ook nooit een referendum geweest of ik Engels wilde zijn of het Britse burgerschap wilde hebben – wat in de plaats is gekomen van het onderdaan zijn – en evenmin is er een referendum gehouden over de verdragen waarmee bijna twee decennia geleden het idee van Europees burgerschap is ontstaan, waarmee dit burgerschap specifiek is gekoppeld aan bepaalde rechten die we hebben en waar we in heel Europa van profiteren, niets meer en niets minder.
Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit verslag gesteund omdat ik denk dat hiermee het cruciale werk van dit Parlement wordt voortgezet om onze toewijding aan het milieu te koppelen aan de noodzaak om de lidstaten uit de huidige financiële crisis te leiden. Ik steun het echter ook omdat elk aspect van onze economie en samenleving wordt getroffen en we moeten kiezen voor een holistische benadering van economisch herstel en herstel van het milieu.
Ik heb achttien jaar lang in de huisvesting gewerkt en maak me zorgen dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan huisvesting en energie, met name tijdens de bouw, aangezien huisvesting voor een aanzienlijk deel verantwoordelijk is voor alle koolstofuitstoot. Door ons te richten op een cohesiebeleid kunnen wij op een verstandige manier onze verplichting jegens gemeenschappen en economieën nakomen. Het hemd is immers nader dan de rok. Het gebruik van geld van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling als aanvulling op door regionale en lokale instanties ingevoerde regelingen voor dubbele beglazing, isolatie en zonnepanelen dan wel voor de vervanging van oude boilers door energie-efficiëntere exemplaren is een uitstekend voorbeeld van hoe de Europese Unie de lidstaten kan helpen om doelstellingen te behalen waar alle Europese burgers van profiteren.
Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen ik de titel van het verslag zag, 'investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvesting', was ik onder de indruk. Niemand kan het hiermee oneens zijn in deze tijden van bezorgdheid over klimaatverandering, ongeacht hoe iemand daar verder over denkt. We zijn het er allemaal over eens dat energie-efficiëntie en energiebesparing moeten worden verbeterd.
Maar moet het Europees Parlement hierbij niet het goede voorbeeld geven? Hoe kunnen we het hebben over energie-efficiëntie en -besparing als we drie gebouwen voor het Europees Parlement blijven gebruiken? We hebben een gebouw in Straatsburg dat slechts twaalf weken per jaar wordt gebruikt en CO2 en restenergie blijft uitstoten als wij er niet zijn, een kantoorgebouw in Luxemburg dat de leden nooit bezoeken (er wordt nu in Luxemburg zelfs nog een gebouw bijgebouwd) en we hebben dit Parlement hier in Brussel. Het is tijd om een einde te maken aan de hypocrisie over energie-efficiëntie, om het goede voorbeeld te geven en slechts één Parlementsgebouw te hebben.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de problemen rond de visumprocedures maken een vereenvoudiging ervan noodzakelijk, onder meer via een verlaging van de kosten voor de aanvragers. Dit komt een betere culturele uitwisseling en samenwerking tussen de Unie en derde landen ten goede. Voor mensen met familie in de lidstaten is het essentieel dat de visumprocedures worden vereenvoudigd. Ik zal een Pools voorbeeld geven. De geschiedenis van Polen is eeuwenlang doorweven met de geschiedenis van landen als Oekraïne en Wit-Rusland, waar grote Poolse minderheden wonen. Deze mensen hebben geen Pools staatsburgerschap, maar steken wel vaak de grens met de Unie over om hun naasten te bezoeken.
We moeten de visumprocedures dus zo eenvoudig mogelijk maken voor die mensen die het vertrouwen hebben van het visumkantoor, omdat ze de visumwetgeving volledig respecteren. Ik vind het van wezenlijk belang dat de invoering van biometrische identificatoren de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt, evenals de toekomstige integratie van het visumsysteem. Ook vereenvoudigt dit het visumproces zelf en verhoogt het de veiligheid binnen de gehele Unie. Dit verslag is van belang voor de ontwikkeling van contacten tussen de Unie en derde landen.
Neena Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, nogmaals, ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat met de bestrijding van klimaatverandering alleen forse vooruitgang kan worden geboekt als we het voor consumenten gemakkelijker maken om voor milieuvriendelijke producten te kiezen.
Hoewel de regio waar ik vandaan kom – het graafschap West Midlands – een van de weinige gebieden in het Verenigd Koninkrijk is die geheel door land zijn omgeven, consumeren ook wij natuurlijk vis en visproducten, waar dit verslag betrekking op heeft.
Door het invoeren van een vrijwillige regeling zoals een milieukeur, stimuleren we het op de markt brengen van meer energie-efficiënte en milieuvriendelijke producten. Dit sluit aan bij andere marktgerichte oplossingen voor de klimaatproblematiek, zoals belastingverlaging voor groene producten.
De leden van mijn kiesdistrict zeggen dat ze bij het kopen van producten andere keuzes zouden maken als het kopen van milieuvriendelijke varianten gemakkelijker zou zijn. Wil de regeling het gewenste effect hebben, dan zal er meer ruchtbaarheid aan moeten worden gegeven. En als ze werkelijk van nut wil zijn voor consumenten, dan zal ook de marketing van milieukeurproducten moeten verbeteren, net als de standaardisering en harmonisering van de informatie die op die producten staat vermeld.
Een goed voorbeeld is het verslag over de energie-efficiëntie van banden waar ik mee bezig ben, waarin zal worden aangegeven hoe soortgelijke gegevens op een duidelijke en beknopte wijze kunnen worden vermeld.
Anja Weisgerber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Duitse conservatieve fractie (CDU/CSU) heeft tegen het verslag-Buitenweg gestemd. Wij zijn tegen elke vorm van discriminatie, maar wij vinden dat een uitgebreide kaderrichtlijn op Europees niveau niet de juiste manier is om de betrokkenen daadwerkelijk te beschermen. Tien lidstaten hebben de bestaande antidiscriminatierichtlijn nog niet eens omgezet. Desalniettemin heeft een gewone meerderheid van het Parlement – niet een gekwalificeerde meerderheid – vandaag deze uitbreiding ondersteund. Die uitbreiding leidt tot een aanzienlijke toename van de bureaucratie en tot onnodige kosten – daar zullen de burgers geen begrip voor tonen.
Het klopt dat er sprake is van verbeteringen op verzekeringsgebied en met betrekking tot de bouwkundige aanpassingen in verband met de toegankelijkheid van gebouwen voor gehandicapten. Daarnaast is de eis om een groepsgewijze rechtsvordering mogelijk te maken, niet ingewilligd. Niettemin zullen de lidstaten met aanzienlijke problemen geconfronteerd worden wanneer bijvoorbeeld ook overtuiging als een van de ontoelaatbare gronden voor discriminatie wordt aangemerkt. Dat zou ertoe leiden dat ook extremisten en sekten, zoals de scientology-kerk, een beroep zou kunnen doen op bescherming op grond van deze richtlijn.
Wij zijn ook tegen een absolute gelijkschakeling van het traditionele huwelijk en het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht. Volgens de Commissie maakt de omzetting van de richtlijn het noodzakelijk dat partners van hetzelfde geslacht, voor zover die relatie juridisch in de lidstaten erkend wordt, dezelfde rechten hebben als traditionele huwelijkpartners. Daar zijn wij op tegen. Derhalve hebben wij tegen het verslag en vóór de terugverwijzing van het voorstel naar de Commissie gestemd.
David Sumberg (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me bij deze kwestie om twee redenen onthouden van stemming. Om te beginnen omdat we allemaal een zekere mate van discriminatie aanvaarden. In alle lidstaten zijn er immers scholen op godsdienstige grondslag, zoals katholieke, protestantse, islamitische of joodse scholen. Al die scholen discrimineren in zekere zin, omdat mensen primair worden toegelaten op grond van hun geloof. Ik ondersteun dat. Ik ondersteun scholen op godsdienstige grondslag.
Maar de belangrijkste reden waarom ik mij van stemming heb onthouden, is dat de hele bewijslast hiermee op zijn kop wordt gezet. We zijn immers onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Dat is een kardinaal rechtsbeginsel, zeker in het Verenigd Koninkrijk en naar ik aanneem in de meeste EU-landen. Deze omkering van de bewijslast is onaanvaardbaar. We zijn natuurlijk allemaal tegen discriminatie en vóór gelijke behandeling, maar we moeten erkennen dat de rechtsbeginselen die eeuwenlang hebben gegolden, nog steeds gelden. Dat is de reden waarom ik mij van stemming heb onthouden.
Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik behoor tot die leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten die vóór dit verslag hebben gestemd. Ik heb dat gedaan omdat ik geloof dat het Parlement via deze stemming een sterk signaal moet afgeven. We moeten duidelijk maken dat we voorstander van non-discriminatie zijn. Er zijn beslist andere, veel zwaarder wegende factoren dan die welke we zojuist hebben genoemd.
Er zijn in de lidstaten werkelijk situaties waarin kinderen geen onderwijs in hun moedertaal kunnen ontvangen, en waar het gebruik van die taal is verboden. We zijn mijlenver van de werkelijkheid verwijderd. Het is dus goed om een signaal af te geven, wat het Parlement heeft gedaan met mijn steun. We moeten nog veel doen om ons ervan bewust te worden dat er ook anderen bestaan; de dialoog tussen culturen, die we in 2008 beloofd hebben te bevorderen, is nog lang geen feit. Ik betreur het dat dit verslag zoveel controverse heeft opgeroepen.
Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de 27 EU-landen zijn er trots op dat de laatste decennia een traditie is ontstaan waarbij we samen tegen discriminatie vechten. Discriminatie is illegaal gemaakt en iets dat ontmoedigd moet worden.
Met dit verslag wordt een einde gemaakt aan een anomalie. Onze wetgeving verbiedt met recht discriminatie op grond van ras of geslacht op de werkplek en elders, maar discriminatie op grond van handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is alleen op de werkplek verboden, niet op andere plaatsen, niet op het terrein van consumentenbescherming en ook niet in andere situaties waar burgers geconfronteerd kunnen worden met discriminatie.
Het is goed dat we nu een einde maken aan deze anomalie. Een grote meerderheid van het Parlement geeft vandaag een krachtig signaal aan de Raad. Ik zie uit naar de aanneming van dit voorstel in de nabije toekomst.
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik heb gisteren in het debat al een pak argumenten aangehaald waarom de amendementen en voorstellen van het verslag Buitenweg voor mij onaanvaardbaar waren, zo mogelijk nog meer dan het oorspronkelijke Commissievoorstel van de antidiscriminatierichtlijn zelf. Het blijft hoe dan ook, zelfs met de amendementen waarover vandaag gestemd is, een onduldbare schending van het subsidiariteitsbeginsel. Het organiseert opnieuw een enorme administratieve rompslomp, die bijzonder veel centen kost en moeilijkheden creëert voor de lidstaten. En het getuigt vooral van een bijzonder groot wantrouwen tegen de lidstaten zelf.
Het probleem met dat soort teksten waar van alles in staat, is natuurlijk dat er ook een paar goede dingen in staan. Ik maak van de stemverklaring gebruik om, voor zover nodig, te bevestigen dat ik uiteraard gewonnen ben voor grote inspanningen van de gehele Gemeenschap ten voordele van bijvoorbeeld mindervaliden. Maar ook hier ben ik ervan overtuigd dat dit het best op het niveau van de lidstaten wordt georganiseerd.
Daniel Hannan (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag gaat uit van een misvatting van het begrip ‘gelijkheid’. Buiten dit Huis verstaat men onder ‘gelijkheid’ het recht van mensen om hetzelfde als andere mensen te worden behandeld. Hier gebruiken we dit begrip in een andere betekenis, als het recht van mensen om anders te worden behandeld.
Dit is een essentieel punt. Antidiscriminatiewetgeving van dit type is geen verfijning van het beginsel van gelijkheid voor de wet. Het is een conflicterend beginsel. Wanneer we verslagen als het onderhavige aannemen, dan nemen we bevoegdheid weg van mensen waar je voor of tegen kunt stemmen en geven ze aan juristen. Wanneer dit verslag letterlijk zou worden uitgevoerd, dan zou een theateronderneming een man niet voor een sopraanpartij mogen weigeren, zou een Labourpoliticus een Tory niet als zijn perswoordvoerder mogen weigeren, en zou de directie van een katholieke school of een katholiek ziekenhuis bij de aanstelling van personeel niet de voorkeur mogen geven aan katholieken.
Toen ik deze opmerkingen maakte, was het antwoord van de voorstanders van het verslag dat het niet op deze wijze zou worden gebruikt, en dat iedereen toch weet wat de werkelijke betekenis van ‘gelijkheid’ is. Het lijkt me erg slechte wetgeving wanneer je eerst alles strafbaar stelt en het vervolgens aan de rechter overlaat om de wet in voorkomend geval minder rigoureus toe te passen.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de grote katholieke filosoof Chesterton beweerde dat de moderne wereld vergeven was van christelijke ideeën die op hun kop waren gezet.
Ik geloof dat het verslag van mevrouw Buitenweg daarvan een heel duidelijk voorbeeld is. Het is een tekst die begint met lovenswaardige ideeën, zoals het tegengaan van discriminatie van mensen met een handicap, om vervolgens een totalitaire teneur aan te nemen. Dat komt omdat hier een fundamentele conceptuele fout wordt begaan – er wordt geen onderscheid gemaakt tussen legitieme verschillen en oneerlijke discriminatie.
Zo is het recht van een kind om een vader en een moeder te hebben uit de aard der zaak natuurlijk, ook als het om een geadopteerd kind gaat. En dat recht moet voorrang krijgen boven het recht van mensen van gelijk geslacht om kinderen te adopteren. Het is natuurlijk om onderscheid te maken op basis van nationaliteit. Het is natuurlijk dat de Fransen, de Britten, de Tsjechen en de Litouwers in hun eigen landen prioriteit hebben boven mensen uit andere landen, net zoals deze laatste groep mensen in eigen land prioriteit krijgen boven Europese burgers.
Dat zijn voorbeelden van een volmaakt legitiem onderscheid, iets wat in deze tekst niet erkend wordt. Erger nog: hij maakt korte metten met het idee dat men onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen. Dat is een stap in de richting van het softe totalitaire denken dat schuil gaat achter deze nieuwe doctrine van politieke correctheid.
Martin Kastler (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, tegen 10 van de 27 lidstaten loopt een juridische procedure omdat zij de eerste richtlijn nog niet omgezet hebben. Desalniettemin hebben wij vandaag meegemaakt dat een gewone meerderheid de tweede richtlijn daar nog eens overheen gooit.
Ik heb daar persoonlijk, net als de meerderheid van mijn fractie, tegen gestemd. Waarom? Sta mij toe om daarvoor twee voorbeelden te geven. Uit ervaringen die ik in mijn Frankische thuishaven heb opgedaan, weet ik dat politieke extremisten, neonazi’s en linkse radicalen trachten om onroerende zaken in handen te krijgen om op die manier te zorgen voor brede en gunstige publiciteit. Indien de richtlijn voor een gelijke behandeling wordt omgezet, zijn eigenaren en onze verhuurders in bepaalde gevallen verplicht om dergelijke transacties uit te voeren terwijl zij dat tot nu toe kunnen weigeren.
Dat is de eerste reden dat ik vandaag tegen het verslag-Buitenweg heb gestemd. Een andere reden is dat wij vandaag in een amendement de bewijslast en daarmee een beginsel van onze rechtsstaat omgekeerd hebben. Dat vind ik absoluut onrechtmatig. Mijn derde punt betreft de kranten en uitgevers die door deze richtlijn in hun vrijheid worden beknot om advertenties van extremisten te weigeren. Naar mijn mening is dit een duidelijk inbreuk op de persvrijheid en die wijs ik van de hand.
Neena Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met groot genoegen vóór dit verslag gestemd, omdat ik altijd tegen alle vormen van discriminatie heb gestreden. Ik denk dat het van wezenlijk belang is dat we beschikken over een wettelijk kader ter voorkoming van de uitbuiting van mensen op grond van godsdienst, leeftijd, handicap, genoten onderwijs of burgerlijke staat. Zonder bescherming tegen discriminatie op deze gronden zijn onze ambities voor een ‘sociaal Europa’ zinloos. Dat geldt met name in de huidige economische situatie. In moeilijke tijden bestaat altijd de verleiding tot het uitbuiten van mensen die zich moeilijk kunnen verdedigen, om de gemakkelijke weg te kiezen wanneer het gaat om regelgeving die juist is bedoeld om mensen tegen dit soort uitbuiting te beschermen.
In mijn kiesdistrict, het graafschap West Midlands, worden we geconfronteerd met de opkomst van een extreemrechtse politiek. Mensen moeten weten dat ze tegen agressie en uitbuiting zijn beschermd. Ik denk dat Europa een sleutelrol heeft bij het verschaffen van die zekerheid.
Martin Callanan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen dit verslag gestemd omdat de daarin behandelde onderwerpen helemaal niets met de Europese Unie te maken hebben. Ik geloof niet dat er met betrekking tot deze kwesties enige noodzaak van Europese wetgeving bestaat. Zeer gevoelige, traditionele kwesties als deze kunnen volgens mij veel beter op het niveau van de lidstaten worden aangepakt, waar de nationale parlementen rekening kunnen houden met de cultuur, tradities en wetgeving van hun respectieve landen.
Ook andere afgevaardigden hebben gewezen op specifieke problemen die hierdoor ontstaan, bijvoorbeeld dat religieuze groeperingen worden gedwongen om iemand met een andere religieuze gezindheid aan te stellen, dat politieke partijen mensen in dienst moeten nemen waarvan de politieke overtuigingen en waarden afwijken van die van de partij, en de problemen die ontstaan in scholen op godsdienstige grondslag. Het probleem is in wezen dat onze bevoegdheden als gekozen Europese en nationale politici worden overgedragen aan niet-gekozen rechters, die de wetgeving op een volstrekt andere manier gaan uitleggen dan sommige welmenende auteurs van dit verslag voor ogen hadden. Maar ik denk vóór alles dat we in wezen een doos van Pandora gaan openen.
Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag over gelijke behandeling van personen gestemd, hoewel - of misschien juist wel omdat - ik tegen discriminatie ben. Goedkeuring van dit document komt namelijk neer op instemming met juridisch gegarandeerde gelijke toegang voor pedofielen tot werk waarbij ze direct contact hebben met kinderen. Dit vormt voor kinderen een gevaar. Ook betekent het instemming met publicaties en fascistoïde openbare optredens van religieuze sekten en leidt het tot een verbod op onderwijs- of charitatieve centra van kerken binnen hun parochies. Dit zou een ernstige verminking zijn van maatschappelijke activiteiten en zet de deur wagenwijd open voor het discrimineren van christenen. Daarnaast schendt het document het subsidiariteitsbeginsel. Dit is iets wat we in het Europees Parlement steeds vaker zien.
Μarie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u deelgenoot maken van de grote verbazing en teleurstelling van de mensen met een handicap die dachten dat zij reeds in deze zittingsperiode de beschikking zouden krijgen over een kaderrichtlijn die de lidstaten zou dwingen om hun wetgeving aan te passen en een eind te maken aan discriminatie van deze groep van mensen. Zij worden weliswaar vertegenwoordigd door grote Europese gehandicaptenverenigingen, maar kunnen zelf geen uiting geven aan hun intentie om bescherming te verkrijgen.
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik had wat bezwaren ten aanzien van de formulering van het Commissievoorstel, maar geen enkele wetgeving is perfect. Ik heb voor beide onderdelen van overweging 17, amendement 28 gestemd. Ik was eigenlijk van plan om voor de oorspronkelijke tekst te stemmen, maar ik wilde niet tegen de formulering van het amendement stemmen, die met betrekking tot de rechten van de lidstaten weliswaar minder uitgesproken is als de oorspronkelijke tekst, maar toch voldoende tegemoetkomt aan mijn bezwaren. En het was duidelijk dat het amendement met overweldigende meerderheid zou worden aangenomen. Vandaar dat ik niet de gelegenheid zou hebben gehad om voor de oorspronkelijke tekst te stemmen, die onder deze omstandigheden zou zijn verworpen. Daardoor was misschien de schijn gewekt dat ik tegen het beginsel van gelijke behandeling had gestemd, en dat wilde ik zeker niet.
Na grondige bestudering van de tekst ben ik ervan overtuigd dat het voorstel goederen en diensten beter toegankelijk zal maken voor gehandicapten zonder dat onnodig wordt verwezen naar tekst waaruit zou kunnen worden afgeleid dat ook de toegang tot abortus is bedoeld.
Ik ben er vast van overtuigd dat het van cruciaal belang is mechanismen te implementeren die gehandicapten in staat stellen om net als iedere andere burger ongehinderd door de Europese Unie te reizen. Europa telt meer dan vijftig miljoen gehandicapte burgers. Het is dus absoluut noodzakelijk dat we alles doen om hun welzijn te verbeteren. Dat is de reden waarom ik vóór dit verslag heb gestemd.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ondersteun de resolutie over de evaluatie van de dialoog EU-Wit-Rusland. Ik heb vóór gestemd omdat ik blij ben dat de dialoog op hoog niveau tussen de EU en Wit-Rusland, inclusief bilaterale contacten, is geïntensiveerd en de Commissie stappen heeft gezet voor het intensiveren van de technische samenwerking.
Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat aan een politieke dialoog tussen de EU en Wit-Rusland de voorwaarde moet zijn verbonden dat de beperkingen op allerlei vrijheden worden opgeheven en de repressie van deelnemers aan vreedzame demonstraties en van mensenrechtenactivisten wordt gestopt.
Ik dring erop aan dat de democratische oppositie en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van Wit-Rusland in deze dialoog worden betrokken.
Last but not least hoop ik dat de regering van Wit-Rusland de komende negen maanden zal gebruiken om op het gebied van de mensenrechten aanzienlijke vooruitgang te boeken. Dan denk ik met name aan de vrijheid van vereniging en het waarborgen van politieke rechten en vrijheden.
Toomas Savi (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat daarin een evenwichtig en realistisch beeld wordt geschetst van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland.
President Lukashenko lijkt te streven naar betere betrekkingen met zowel de EU als de Russische Federatie. De vrijlating van politieke gevangenen een jaar geleden was het eerste teken dat het bewind van Lukashenko bereid was om aan de eisen van de EU tegemoet te komen en een serieuze dialoog aan te gaan.
Hoewel de verzachting van de repressie door het regime kan worden gezien als een verbetering, is nog geen begin gemaakt met een werkelijke machtswisseling. Ik denk dat er zonder betrokkenheid van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld geen sprake kan zijn van een zinvolle dialoog met de EU. En uiteindelijk is zonder deze groepen ook geen succesvolle democratisering mogelijk.
– Ontwerpresolutie: RC-B6-0165/2009 (Het Europese geweten en het totalitarisme)
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, in de gezamenlijke ontwerpresolutie die wij vandaag hebben aangenomen, staan heel wat behartigenswaardige dingen. Ik ben het bijvoorbeeld eens met het feit dat de offers die heel veel mensen hebben gebracht in de strijd tegen de totalitaire regimes van de 21e eeuw in Europa, niet mogen worden vergeten.
Maar toch een paar opmerkingen. Het is spijtig dat er een paragraaf ontbreekt over de bondgenoten van die totalitaire regimes, die tot heel recent bijna heel Oost-Europa onder de knoet hielden. Het is waar dat zogenaamde rechtse politici bijzonder weinig inspanningen deden om democratisering in Oost-Europa te eisen, maar het nog veel meer waar dat er heel wat linkse politici die communistische regimes actief hebben gesteund, ook al spelen zij vandaag de vermoorde onschuld, ook in dit Parlement.
Een tweede bedenking. We zouden eigenlijk de moed moeten hebben om hier met dit verslag stelling te nemen tegen de muilkorfwetten. Historisch onderzoek, hoe moeilijk ook, moet delicaat gebeuren met respect voor de slachtoffers, maar in volkomen vrijheid. Het is jammer dat we deze beide kansen gemist hebben.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Ik steun de genoemde resolutie, die uit de samenwerking tussen vier fracties is voortgekomen. Het is een evenwichtig document, en wat men daarover zou kunnen zeggen is: beter laat dan nooit. In feite is het het beste wat we hier in het Parlement uit naam van de rechtvaardigheid samen kunnen doen.
We zijn onze ouders en grootouders een ferme parlementaire boodschap verschuldigd, en dat is wat we vandaag tot stand hebben gebracht. Het is echter ook onze plicht om te voorkomen dat wat we hebben besproken opnieuw kan gebeuren. Daarbij moeten we gebruik maken van de fondsen die ons ter beschikking zijn gesteld. De waarheid en herinneringen spelen in verband hiermee een belangrijke rol. Het is onze plicht ervoor te zorgen dat de grondbeginselen van de rechtsstaat worden gerespecteerd.
Daniel Hannan (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze resolutie brengt de verschrikkingen van het fascisme en het sovjetcommunisme in herinnering. Geen Europeaan, geen kind van West-Europa, geen beschaafd mens kan het daarmee oneens zijn. Maar vervolgens wordt gesteld dat de Europese Unie een alternatief of ‘tegengif’ tegen totalitarisme zou zijn. Er staat dat “de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt om niet alleen in maar ook buiten de Europese Unie de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen en te waarborgen”.
Wat een blunder, beste collega’s. De Europese Unie beschermt de democratie helemaal niet, niet intern en ook niet extern: buiten de Unie doen we zaken met het Cuba van Castro en de ayatollahs in Teheran en eisen we het recht om aan communistisch China wapens te verkopen, en binnen de Unie negeren we referenda waarbij de bevolking zich tegen verdergaande integratie heeft uitgesproken.
Nu moet je natuurlijk voorzichtig zijn met het maken van zulke vergelijkingen. Niemand beweert dat de Europese Unie een totalitair systeem naar het model van de Sovjet-Unie is, waar mensen het paspoort wordt afgenomen en politieke tegenstanders na een showproces in interneringskampen worden opgesloten. Maar het moet ons toch grote zorgen baren wanneer wordt beweerd dat de heersende ideologie te belangrijk is om aan het oordeel van het kiezersvolk te worden overgelaten.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat het nationaalsocialisme en het communisme op één lijn worden gesteld en zijn opgenomen in een algemene veroordeling van de totalitaire regimes die de twintigste eeuw met bloed hebben doordrenkt, maar desalniettemin door veel intellectuelen zijn toegejuicht. Deze mensen hebben zich daar nooit voor hoeven te verantwoorden en velen van hen nemen ook nu nog belangrijke posities in.
Ik ben ook heel tevreden dat een aantal amendementen die deze tekst zouden hebben bezoedeld is ingetrokken. Ik geloof echter niet dat het mogelijk om de officiële geschiedschrijving van deze droeve periode in onze geschiedenis sacrosanct te verklaren en heterodoxe stemmen te veroordelen.
Het is echt ongelooflijk dat de door de communisten geïnspireerde wet-Guessot in Frankrijk met strenge sancties voorschrijft welk kader we bij het historisch debat dienen aan te houden. Onze collega Toubon noemde de wet, toen ze werd aangenomen, een stalinistische wet. Welnu, zijn vriend Jacques Barrot, de commissaris voor justitie, stelt nu voor deze wet in alle landen van de Unie waar ze nog niet geldt in te voeren en de erin opgenomen boetes en gevangenisstraffen te verdrievoudigen. Totalitaire ideologieën bestrijdt je echter niet door je toevlucht te nemen tot totalitaire methoden.
Katrin Saks (PSE). – (ET) Ik vind dat ik moet toelichten waarom ik, in tegenstelling tot vele anderen van mijn fractiegenoten, deze resolutie heb gesteund en in het bijzonder waarom ik de versie heb gesteund die mijn fractie niet heeft gesteund. Ik kan mij niet vinden in de retoriek dat dit een poging is om de geschiedenis te herschrijven. Een groot deel van de geschiedenis van Oost-Europa is niet opgeschreven, of op zijn minst zijn weinigen ermee bekend, en dat geldt met name voor wat betreft de misdaden die zijn gepleegd uit naam van het communisme.
Evenmin deel ik de visie dat we het aan de geschiedschrijvers moeten overlaten om te besluiten wat er is gebeurd. Ik ben van mening dat dit onze morele plicht is, en ik ben blij dat deze resolutie vandaag is goedgekeurd.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u dat u mij in de gelegenheid stelt tot het geven van een stemverklaring.
In het verslag staan twee zinnen die extra aandacht verdienen. In de eerste wordt erkend dat communisme en nazisme deel uitmaken van ons gemeenschappelijk erfgoed en wordt opgeroepen tot het voeren van een eerlijk en diepgaand debat over alle totalitaire misdaden van de afgelopen eeuw.
De tweede zin die eruit springt, “roept op tot een pan-Europees maatschappelijk en academisch debat over de aard, de geschiedenis en de erfenis van de totalitaire regimes, uitgaande van een internationaal rechtskader (…)”.
Ik vraag me werkelijk af wat de noodzaak van zo’n debat is. Het is toch vrij duidelijk wat het Sovjet-socialisme en het nationaalsocialisme gemeen hebben. Het antwoord staat al in de voorgaande zin: socialisme.
Wanneer socialistische Parlementsleden een medeafgevaardigde willen verbieden de eerste zitting van het nieuwe Parlement voor te zitten, dan is dat een aanval op de vrijheid van meningsuiting, hoe verwerpelijk de opvattingen van het bewuste Parlementslid ook zijn. Wanneer de Britse socialistische regering weigert haar toezegging aan het publiek na te komen om over het Verdrag van Lissabon een referendum te houden, dan getuigt dat van intolerantie. We moeten oppassen hiermee niet de eerste stap naar een totalitair systeem te zetten.
Mario Borghezio (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het Sovjettotalitarisme heeft niet alleen mensen gevangengezet, maar helaas ook de geschiedenis en de desbetreffende documenten. Miljoenen pagina’s geschiedenis zijn verborgen gehouden in geheime archieven en bevinden zich nog steeds in Moskou. Met hele treinen vol zijn miljoenen historische documenten verplaatst. Ten dele waren die documenten onttrokken aan de Duitsers, maar het merendeel was direct geroofd of, zoals in Italië, via communistische partizanen daar terechtgekomen.
Wij willen dat onze geschiedenis toegankelijk is. Europa dient dat niet alleen te eisen, maar ook te bereiken. Het gaat om documenten die niet geraadpleegd kunnen worden, zoals die over de holocaust van Italiaanse krijgsgevangenen. Zij zijn het slachtoffer geworden van pogingen tot hersenspoeling en verstoken gebleven van voedsel. De omstandigheden waaronder zij leefden waren veel erger dan in nazikampen en zij zijn gestorven na zwaar lijden en folteringen, ook psychologische, door Sovjetcommunistische “agitprops”, maar helaas ook door Italiaanse communisten.
Ιoannis Varvitsiotis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de delegatie van de Europese afgevaardigden van de Nea Dimokratia, die deel uitmaakt van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, veroordeelt onomwonden elke vorm van totalitarisme en maakt tevens duidelijk hoe belangrijk het is dat het verleden niet wordt vergeten. Dit is trouwens ook een belangrijk element van onze geschiedenis. Wij zijn evenwel van mening dat het Europees Parlement niet bevoegd is om met een meerderheidsbesluit bepaalde historische gebeurtenissen te interpreteren. Het beoordelen van historische gebeurtenissen is een taak die uitsluitend is voorbehouden aan historici. Daarom hebben wij besloten om ons te onthouden tijdens de stemming over de gezamenlijke resolutie van vier fracties, waaronder de PPE-DE-Fractie, over het Europese geweten en het totalitarisme.
Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, heeft het Parlement geen enkel zelfbesef? We nemen eerst een resolutie aan waarin het totalitarisme wordt veroordeeld en enkele seconden later een resolutie waarin Brussel wordt opgeroepen het regionaal cultuurbeleid te financieren.
Beste collega’s, voor het maken van cultuur is geen ambtelijk fiat nodig. Cultuur ontstaat op organische wijze. Het ontwikkelt zich langs natuurlijke weg binnen een volk. Dit verslag laat precies zien waar de structurele fouten in het Europese project zitten: de instellingen in Brussel zijn niet geworteld in een natie, een volk, een culturele eenheid. In plaats van dat te accepteren en de Europese instellingen aan te passen aan de wens van het publiek, proberen we de publieke opinie zodanig te manipuleren dat deze zich voegt naar de Europese instellingen.
Wanneer we het publiek werkelijk aan onze zijde willen krijgen, dan kunnen we niet volstaan met het subsidiëren van volksdansen. Dat kunnen we alleen bereiken door de mening van het publiek serieus te nemen en dat betekent – en ik heb het vandaag nog niet gezegd – het Verdrag van Lissabon onder de burgers in stemming brengen. Pactio Olisipiensis censenda est!
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór deze resolutie gestemd. Er zijn ten minste twee belangrijke punten waarover ik mijn standpunt duidelijk wil maken.
Aan het begin van zijn ambtstermijn deed president Medvedev publiekelijk de toezegging dat hij de rechtsstaat in Rusland zou versterken en toonde hij zich bezorgd over het gebrek aan onafhankelijkheid van de Russische rechterlijke macht en het rechtsstelsel. In onze resolutie wordt hierop gewezen en ik ondersteun het standpunt ter zake. Het is nu tijd voor actie. Het is tijd dat de Russische president laat zien dat zijn woorden geen holle retoriek waren en niet alleen bedoeld om de internationale gemeenschap naar de mond te praten.
In onze resolutie zetten we ook vraagtekens bij het besluit van de Russische regering om Abchazië en Zuid-Ossetië als soevereine staten te erkennen en met de de facto autoriteiten van deze twee Georgische provincies overeenkomsten inzake militaire bijstand en samenwerking te sluiten en daar militaire bases te vestigen. Deze stappen ondergraven de territoriale integriteit van Georgië, waar in de toepasselijke VN-resoluties met nadruk op wordt gewezen. We dienen Rusland dus opnieuw met klem te verzoeken zijn besluit te herzien. Verder moeten we ons standpunt handhaven dat Rusland niet kan worden gezien als een onpartijdige bemiddelaar in het vredesproces.
David Sumberg (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u dat u mij heeft opgeroepen, en excuses voor mijn afwezigheid bij een eerdere oproep. Ik ben u erkentelijk dat u mij nu het woord geeft.
Ik wil van deze stemming gebruik maken – ik heb overigens vóór gestemd – om te waarschuwen voor de toenemende kracht van de Russische Federatie en voor de atmosfeer die in dat land heerst.
Bij de ineenstorting van de Sovjet-Unie en het einde van het communisme hadden we allemaal hooggespannen verwachtingen, maar in delen van de voormalige Sovjet-Unie, en met name in Rusland, heerst nu een atmosfeer van angst, van groeiend nationalisme, een atmosfeer die, zo vrees ik, onaanvaardbaar is. Hoewel de Europese Unie betrekkingen met de Russische regering moet onderhouden, moeten we er voortdurend en met klem bij die regering op aandringen dat de democratische staat en het democratische ethos altijd moeten prevaleren, en dat het censureren van voor de regering onwelgevallige opvattingen en het onder druk zetten van politici voor de Europese Unie onaanvaardbaar zijn. Dat is iets wat we voortdurend duidelijk moeten maken.
Brigitte Fouré (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór het verslag van mevrouw Ries over de gezondheidsrisico's in verband met elektromagnetische velden gestemd.
Het is waar dat deze velden ook in de natuur voorkomen, maar de vraag naar elektriciteit en – vooral – de ontwikkeling van draadloze technologieën hebben geleid tot een snelle toename van de hoeveelheid elektromagnetische golven waaraan mensen worden blootgesteld. We moeten daarom goed blijven oppassen, en het Europees Parlement heeft dat begrepen.
Ik vertegenwoordig het kiesdistrict Noord-West in Frankrijk, en ik weet dat een aantal in dat district geïnstalleerde leidingen voor zeer hoge spanning, die vaak vlak langs scholen en ziekenhuizen lopen, een bedreiging inhouden. Dat geldt zeker voor de hoogspanningsleidingen in het departement La Manche, waar bewoners en werknemers in zeer sterke mate aan golven worden blootgesteld.
Aangezien wetenschappers het niet met elkaar eens zijn wat de gevolgen van elektromagnetische velden voor de gezondheid van onze medeburgers zijn, moeten wij ons verantwoordelijk opstellen en het voorzorgsbeginsel toepassen. De grenswaarden dienen daarom regelmatig te worden aangepast om de burgers een adequaat beschermingsniveau te garanderen.
Het Europees Parlement wil de aandacht van de Europese Commissie graag vestigen op dit onderwerp, dat de mensen terecht bezig houdt. De Europese Unie is verplicht om meer werk te maken van het formuleren van een duidelijk beleid op het gebied van elektromagnetische golven, en wel door de burgers meer informatie over deze materie te verschaffen en bindende Gemeenschapswetgeving uit te vaardigen.
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) De kennismaatschappij was één van de doelen die we ons in 2000 in Lissabon hebben gesteld. Hoewel we nu al weten dat we onze doelen zullen moeten bijstellen, of liever, dat we ze later zullen bereiken, mogen onze inspanningen om deze doelen te bereiken niet verslappen. Daarom heb ik ook mijn steun gegeven aan het verslag van collega Schmitt, die probeert potentiële problemen op onderwijsgebied aan te wijzen die nodig moeten worden aagepakt. Juist onderwijs is namelijk meestal de basis die nodig is voor het bereiken van doelen. Het opleidingsniveau is direct van invloed op de kansen van jonge mensen op de arbeidsmarkt en daarmee ook op hun integratie in de samenleving. Ondanks de huidige economische crisis kunnen we het ons niet permitteren dit potentieel verloren te laten gaan.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Ik heb ook vóór dit verslag gestemd omdat dit een belangrijk vraagstuk betreft. Er zijn veel problemen op dit gebied. We kunnen niet werkloos toekijken wanneer elk jaar zes miljoen leerlingen in de Europese Unie de school zonder diploma verlaten. Wat betekent dat voor hen? Het betekent dat hun toekomstmogelijkheden sterk worden beperkt.
Hier kan de school van de 21e eeuw hulp bieden – een dergelijke school wordt gekenmerkt door een gunstig sociaal klimaat, het gebruik van verschillende pedagogische methoden, openheid en flexibiliteit, alsook door het aanmoedigen van levenslang leren.
Europa is aan het vergrijzen. We zijn niet rijk genoeg om dit onderwerp nog langer voor ons uit te schuiven. Alle kinderen moeten een opleiding krijgen die hun eerlijke kansen biedt in de wereld waar we vandaag in leven. Onze jongeren moeten zich met anderen kunnen meten, maar meer nog dan dat moet het onderwijsbeleid bijdragen aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het individu.
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, dank aan de tolkendiensten die overuren maken. Ik wou alleen nog zeggen dat ik met bijzondere overtuiging tegen het verslag Schmitt gestemd heb, in de eerste plaats omdat ik vind dat onderwijs een bevoegdheid van de lidstaten moet blijven en het Europees niveau daar eigenlijk weinig mee te maken heeft. Dat is een fundamentele kwestie.
Maar ik heb ook andere bezwaren tegen het verslag-Schmitt, bijvoorbeeld dat dit verslag uitgaat van de gedachte dat de onderwijssystemen in de diverse Europese landen zich maar moeten aanpassen aan de aanwezigheid van niet-Europese immigranten in plaats van omgekeerd. Hoe deze stelling te rijmen valt met integratie, laat staan met assimilatiebevordering, begrijp ik niet, want het exacte tegendeel zal het resultaat zijn. Natuurlijk is er ook in dit verslag zoals altijd de obligate Roma-paragraaf, ook deze keer opnieuw zonder dat de vraag gesteld wordt wie eigenlijk waarvoor verantwoordelijk is. Ik lees onder meer ook dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de kinderen van immigranten onderwijs krijgen in hún moedertaal en dat het lerarenkorps per se de multiculturele samenleving moet weerspiegelen. Excuus, maar dit is een politiek correct verslag dat meer problemen schept dan het oplost.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Parish over het voorstel voor een besluit van de Raad tot rectificatie van Richtlijn 2008/73/EG van de Raad tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied.
Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór het verslag over communautaire statistieken over de informatiemaatschappij gestemd, aangezien informatie- en communicatietechnologieën een belangrijke bijdrage leveren aan de productiviteit in de Europese Unie en aan de groei van het bbp.
Deze verordening moet aansluiten bij het bestaande gemeenschappelijk raamwerk om stelselmatig communautaire statistieken over de informatiemaatschappij te produceren die betrouwbaar, geharmoniseerd, tijdig verstrekt en van hoge kwaliteit zijn, en om jaarlijkse statistieken over het gebruik van ICT binnen bedrijven en huishoudens te verstrekken.
Ik ben voorstander van bepalingen die gericht zijn op het vereenvoudigen van de administratieve procedures voor (communautaire of nationale) overheidsinstanties en voor particulieren.
Ik ben van mening dat op Europees niveau de voortdurende noodzaak bestaat om elk jaar consistente statistieken over de informatiemaatschappij te verstrekken.
Ik steun de tenuitvoerlegging van het i2010-initiatief. Dit bevordert een open, competitieve en digitale economie en onderstreept de cruciale rol die ICT speelt als het gaat om inclusie en kwaliteit van leven.
Deze strategie geldt als een wezenlijk element van het hernieuwde Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het verslag van mevrouw Niebler over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 808/2004 betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij.
De ingediende amendementen acht ik van fundamenteel belang, want ze zijn nuttig voor het opstellen van geharmoniseerde, betrouwbare en actuele communautaire statistieken van hoge kwaliteit over de informatiemaatschappij.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem voor het verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van bijlage 11 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten.
Ik ben het eens met de opmerkingen van de rapporteur over verdere integratie van beide markten. Dit akkoord zou echt een bijdrage leveren tot een hogere productiviteit van de landbouwsector van beide partijen. Ook zou het helpen de prijzen van levensmiddelen op een voor de burger fatsoenlijk en relatief stabiel niveau te brengen.
Ik ben het er echter mee eens dat beide partijen bij de onderhandelingen over de volledige liberalisering van de handel omzichtig te werk moeten gaan. Het volume van de wederzijdse handel is aanzienlijk en het wegnemen van de barrières zou een enorme invloed hebben, met name op de landbouweconomie van de EU-landen die aan Zwitserland grenzen en op de Zwitserse landbouwers.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Glattfelder over het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van bijlage 11 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Varvitsiotis over de wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen. Ik meen namelijk dat dergelijke maatregelen moeten worden beschouwd als buitengewone maatregel, die zorgvuldig moet worden afgewogen in het licht van het recht op vrijheid en het vermoeden van onschuld.
Ik ben het helaas eens met de rapporteur dat het tot nu toe niet mogelijk is geweest alternatieve maatregelen voor voorlopige hechtenis over de grenzen heen te erkennen. Er bestaat immers geen specifiek instrument voor wederzijdse erkenning, wat de gerechtelijke bescherming van individuele vrijheden belemmert. Dat aspect dient opnieuw besproken te worden.
Călin Cătălin Chiriţă (PPE-DE), schriftelijk – (RO) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Jones gestemd omdat ik voorstander ben van uitbreiding van de soorten kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage uit het Europees Sociaal Fonds.
Ik denk dat de in het verslag voorgestelde amendementen een snellere toepassing van het fonds mogelijk zullen maken en ervoor zullen zorgen dat door het ESF medegefinancierde operaties eenvoudiger kunnen worden beheerd en gecontroleerd.
Ik wil graag benadrukken dat de procedures inzake de toewijzing van middelen uit de structuurfondsen vereenvoudigd moeten worden.
Opgemerkt is dat vertragingen bij de tenuitvoerlegging van het regionaal ontwikkelingsbeleid deels te wijten zijn aan te restrictieve procedures die door Europese wetgeving worden opgelegd. Het is essentieel dat deze procedures worden vereenvoudigd.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun deze verordening, die een snellere en meer efficiënte benutting van Europese middelen mogelijk maakt, zodat werkloosheid en sociale uitsluiting tijdens de crisis beter kunnen worden bestreden.
Met het voorstel wordt beoogd een aanvullende, meer eenvoudige methode voor het besteden van middelen uit het Europees Sociaal Fonds te creëren, zodat via dit fonds sneller en doeltreffender kan worden gereageerd op de economische en sociale uitdagingen waarmee Europa tijdens de crisis wordt geconfronteerd. Het voorstel beperkt zich tot een vereenvoudiging van de werking van het Europees Sociaal Fonds die moet leiden tot een doeltreffende, efficiënte en snelle benutting van de beschikbare financiële middelen zonder dat daarbij de beginselen van een gezond financieel beheer geweld wordt aangedaan.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik geef mijn stem aan het werk dat mevrouw Jöns verricht heeft met betrekking tot de uitbreiding van de soorten kosten die voor een bijdrage uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) in aanmerking komen. Ik ben het eens met het Commissievoorstel dat beoogt een aanvullende en eenvoudiger methode in te voeren voor de bestedingen van het ESF, zodat sneller en doeltreffender gereageerd kan worden op de economische en sociale vraagstukken waar Europa thans mee wordt geconfronteerd. Bovendien verheugt het me dat het ESF maatregelen zal blijven ondersteunen voor uitbreiding en verbeteringen van investeringen in menselijk kapitaal, vooral door onderwijs- en beroepsopleidingsverbetering en acties voor de ontwikkeling van capaciteiten van instituties en de doeltreffendheid van overheidsadministraties op zowel nationaal, regionaal als plaatselijk niveau.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) Het Europees Parlement is verheugd over het tempo waarin de Commissie met wijzigingsvoorstellen voor deze wetgeving is gekomen. Deze zullen ongetwijfeld helpen om de negatieve gevolgen van de onverwachte financiële crisis te boven te komen. Maar het Parlement betreurt dat er geen andere belangrijke amendementen in beraad zijn.
Het pakket amendementen werd gezien als reactie op een tijdelijke, doch buitengewoon kritieke situatie; desondanks sluit het volledig aan bij de oproep tot een grotere vereenvoudiging van procedures en meer flexibiliteit in de toepassing van de bestaande regels overeenkomstig de structuurfondsverordeningen, die het Europees Parlement de afgelopen jaren meerdere malen heeft gedaan.
Wanneer de communautaire en de nationale financieringsbijdragen over de gehele programmeerperiode op een meer flexibele wijze kunnen worden verdeeld, zullen de nationale economieën van een onmiddellijke, aanzienlijke geldstroom worden voorzien, wat essentieel is om op hun huidige begrotingsbeperkingen te kunnen inspelen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik heb met aandacht de aanbeveling-García Pérez gelezen betreffende bepalingen inzake het financieel beheer van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds. Ik heb daardoor niet de indruk gekregen dat de Europese economie een serieuze zet in de rug krijgt van de publicatie door de Europese Commissie van een mededeling met als titel “Een Europees economisch herstelplan”. Dit plan omvat een reeks gerichte maatregelen met als doel investeringen te stimuleren en de nationale economieën, die geconfronteerd worden met ernstige begrotingsbeperkingen, te voorzien van aanvullende openbare financiering.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Het verslag van de heer Takkula behandelt een wezenlijk maatschappelijk probleem. Ik ben van mening dat we het voor kinderen uit derde landen makkelijker moeten maken om de taal te leren van het land waar ze verblijven, zodat ze gelijke kansen krijgen op het behalen van hoge kwalificaties. Dit is een eerste en elementaire stap op weg naar volledige maatschappelijke integratie.
Šarūnas Birutis (ALDE), schriftelijk. – (LT) In ons streven om migranten te laten integreren, is het bijzonder belangrijk om meer ondersteuning te bieden voor taalcursussen; integratie is een tweeledig proces, waaraan zowel migranten als het gastland deelnemen. De bereidheid van migranten om de taal van het gastland te leren en hun leven in eigen hand te nemen, betekent niet dat zij de taal of cultuur van hun land van herkomst opgeven.
Het leren van talen (zowel die van het geboorteland als die van het land van verblijf) moet al in een vroeg stadium worden gestimuleerd, zelfs nog vóór de basisschoolperiode, teneinde vóór alles migranten en nationale minderheden zoals bijvoorbeeld de Roma, te stimuleren in de Europese maatschappij te participeren.
Levenslang leren is belangrijk voor migranten, etnische minderheden en sociaaleconomisch achtergestelde groepen, aangezien het hun integratieproces bevordert en omdat deelname aan studieprogramma’s en levenslang leren kansen biedt aan nieuwkomers.
Er moet speciale aandacht worden besteed aan de doorgaans slechte resultaten van de activiteiten van migranten, etnische minderheden en sociaaleconomisch achtergestelde groepen; hoe eerder en hoe beter zij in de scholen integreren, hoe beter zij het op school, in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt zullen doen.
Catherine Boursier (PSE), schriftelijk. – (FR) Elk kind heeft recht op onderwijs. De integratie van migranten, of die hier nu legaal of illegaal verblijven, is voor ons, socialisten, een prioriteit. Wij kunnen de hiërarchie die rechts in dit Parlement met betrekking tot migranten wil aanbrengen niet aanvaarden. Daarom heb ik mij bij de stemming over het uitstekende verslag van de heer Takkula over onderijs aan migrantenkinderen van stemming onthouden. Ik heb dit gedaan omdat we met betrekking tot dit verslag – een initiatiefverslag – geen aparte stemming konden realiseren om zo op te roepen tot het schrappen van de paragrafen 5, 8 en 16, die ik beslist onbevredigend vind.
Juist door migrantenkinderen onderwijs te verschaffen kun je een belangrijke bijdrage leveren tot de integratie van alle migranten, wat ook hun status is. We kunnen migranten het beste helpen door gunstige sociaaleconomische omstandigheden te creëren, en daarbij maakt het niet uit of ze legaal in Europa verblijven, al dan niet een verblijfvergunning toegekend zullen krijgen dan wel uiteindelijk naar hun eigen land zullen worden teruggestuurd. We moeten geen speciale status voor deze kinderen creëren, zodat ze geen onderwijs krijgen en in een hokje worden geplaatst , enkel en alleen omdat hun ouders illegaal in het land verblijven. Dat is simpelweg strijdig met de internationale overeenkomsten.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) "De inhoud en organisatie van onderwijs en opleiding behoren tot de nationale bevoegdheden." Zo staat het in een van de eerste paragrafen van het initiatiefverslag van de heer Takkula over onderwijs aan migrantenkinderen. Dit is echter nog niet gezegd, of men begint over welke zaken deel van het curriculum uit moeten maken, hoe de lerarenopleiding eruit moet zien, of over "het betrekken van migrantenjongeren bij diverse buitenschoolse activiteiten" door de lidstaten. Hoewel het belangrijk is te verzekeren dat alle kinderen, ook migrantenkinderen, zo goed mogelijk onderwijs krijgen, vraag ik mij af of dit werkelijk op EU-niveau thuishoort. Het antwoord vind ik in de hoger geciteerde paragraaf. Ik stem voor een slankere maar meer doelgerichte EU. Daarom stemde ik tegen dit initiatiefverslag, ook al vind ik dat het over een erg belangrijk onderwerp gaat dat we op nationaal niveau nader moeten bekijken.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb me onthouden van stemming over dit verslag, als reactie op het feit dat onze christendemocratische en conservatieve collega’s het mondeling amendement blokkeren dat duidelijk zou hebben gemaakt dat het recht op onderwijs geldt voor alle migrantenkinderen, ook voor die waarvan de ouders illegaal in de Unie verblijven.
Het straffen van kinderen voor de fouten van hun ouders, is iets dat terecht overal in de wereld wordt afgekeurd. Maar kennelijk is het nu in Europa okee om dat te doen.
Wat een opportunistische hypocrisie van mijn Torycollega’s!
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij wijzen er nogmaals op dat in de huidige EU de lidstaten de exclusieve verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie van het onderwijs.
De ontwerpverklaring bevat een aantal goede ideeën, maar wat de grond van de zaak betreft, zijn wij van mening dat dit verslag de bevoegdheid van de Europese Unie te buiten gaat. Volgens het subsidiariteitsbeginsel moet dit onderwerp door de lidstaten zelf worden aangepakt.
Uit datzelfde beginsel vloeit voort dat de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement zou moeten worden opgedoekt, want zij behandelt kwesties die buiten de bevoegdheid van de EU vallen.
Om die redenen hebben wij tegen het verslag gestemd.
Malcolm Harbour (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik en mijn Britse conservatieve collega’s staan achter een aantal suggesties die in dit verslag worden gedaan, zoals de opleiding van docenten en het leren van de taal van het gastland.
Toch geloven we dat het onderwijsbeleid een bevoegdheid van de lidstaten moet blijven, en dat eventuele verbeteringen en maatregelen met betrekking tot het onderwijs aan migrantenkinderen door de lidstaten zelf ter hand moeten worden genomen. Om die reden hebben we ons van stemming onthouden.
Jens Holm, Søren Bo Søndergaard en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) We staan volledig achter het beginsel van antidiscriminatie en gelijke toegang tot onderwijs en geloven sterk in het belang van inclusieve scholen en op integratie gerichte schoolsystemen. We zijn van mening dat alle kwetsbare leerlingen moeten worden geholpen. Maar we zijn ook van mening dat de lidstaten zelf het beste in staat zijn om te zorgen voor een toegankelijk en inclusief onderwijs voor alle ingezetenen. Een democratische controle van het schoolsysteem door de mensen die er gebruik van maken kan alleen worden gewaarborgd wanneer de afzonderlijke lidstaten zelf hun onderwijsbeleid formuleren en uitvoeren.
Anne E. Jensen en Karin Riis-Jørgensen (ALDE), schriftelijk. − (DA) Wij hebben voor het verslag over het onderwijs aan migrantenkinderen gestemd, aangezien het verslag een actueel en relevant probleem behandelt. Echter, wij zijn beiden van mening dat de omvang van het moedertaalonderwijs door de lidstaten moet worden bepaald. In Denemarken wordt de beslissing daarover aan de gemeenten overgelaten, en dat moet naar onze mening gerespecteerd worden.
Naar ons oordeel is het van essentieel belang dat kinderen eerst en vooral de taal van het gastland beheersen, zodat ze later niet belemmerd worden bij vervolgopleidingen of de toegang tot de arbeidsmarkt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Al jaren waarschuwen de nationale en patriottistische krachten in de EU tegen de gevolgen van een ongecontroleerde massale immigratiestroom. Uit het percentage buitenlanders van 20, 50 of zelfs 90 procent blijkt dat de multiculturele visie gefaald heeft. Onderwijsexperimenten met “volledig allochtone klassen” hebben niets opgeleverd en ook de intensieve taalcursussen hebben hun beperkingen als de ouders hun kinderen daarbij niet steunen. In Oostenrijk worden al jaren taalcursussen voor ouders aangeboden, maar ook op dit punt laat het succes te wensen over. De drang om te leren wordt nu eenmaal van de ene generatie op de andere doorgegeven. Als ouders onderwijs nutteloos vinden, lopen wij tegen een muur aan; dat hebben we in Frankrijk kunnen constateren.
De enige oplossing is een “nul-immigratie” of zelfs een negatieve immigratie. Er moet een einde komen aan de stroom familieleden die zich bij de al hier aanwezige buitenlanders voegen. Daarnaast dient nu eindelijk ook verlangd te worden dat immigranten de bereidheid tonen om te integreren. De voorgestelde oplossing van de EU om meer leraren voor de klas te zetten die uit het buitenland afkomstig zijn, staat los van de realiteit en dat is de reden dat ik tegen het verslag heb gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Dit verslag levert een uiterst waardevolle bijdrage aan het oplossen van het ernstige probleem betreffende de kinderen van Europese burgers die leven en werken in andere lidstaten dan hun land van herkomst. Veel kinderen van Roemeense immigranten kampen op dit punt met moeilijkheden. Het is voor hen net zo belangrijk toegang te hebben tot onderwijs in de taal van het gastland om de integratie te vergemakkelijken, als om ervoor te zorgen dat ze ook onderwijs krijgen in hun moedertaal, met name gezien het feit dat ze mogelijk terugkeren naar hun land van herkomst. Dit wordt geïllustreerd door wat momenteel in bijvoorbeeld Roemenië gebeurt. Veel Roemeense scholieren, kinderen van emigranten die naar Spanje of Italië zijn vertrokken, keren momenteel terug naar hun geboorteland en worden door familieleden opnieuw ingeschreven op Roemeense scholen. Het is in het belang van deze kinderen en hun toekomst dat hun re-integratie geen problemen oplevert die samenhangen met het veranderen van hun schoolomgeving. Roemenië is zeker geen op zichzelf staand geval. Andere lidstaten in Oost-Europa zijn en worden nog altijd geconfronteerd met hetzelfde fenomeen, reden waarom de in dit verslag genoemde voorstellen zo snel mogelijk ten uitvoer moeten worden gelegd.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen dit verslag gestemd. De EU van de imperialistische interventies, de neokoloniale uitbuiting, de jacht op immigranten en de aanval op de arbeids-, sociale en democratische rechten van werknemers is niet in staat om te zorgen voor een gelijkwaardige sociale integratie van immigranten, waarvan ook gelijkwaardig onderwijs aan migrantenkinderen deel uitmaakt.
Het onderwijs dat migrantenkinderen wordt geboden staat niet los van het EU-immigratiebeleid in zijn geheel. Kenmerkend voor dit beleid zijn de harde maatregelen tegen degenen die het grootkapitaal niet nodig heeft en die illegale immigranten worden genoemd, terwijl de immigranten die wel beantwoorden aan de behoeften van de monopolies op selectieve wijze worden gelegaliseerd en geïntegreerd in de arbeidsmarkt, zij het dan onder zeer ongunstige voorwaarden. Typerend voor dit verslag is dat alleen gesproken wordt over kinderen van legale immigranten, en dat is onaanvaardbaar. Net zoals de ouders de eerste slachtoffers zijn van klassenuitbuiting, zijn de kinderen de eerste slachtoffers van klassendiscriminatie in het onderwijs. De gegevens over de doorstroom van immigranten naar hogere onderwijsniveaus spreken boekdelen. In het schooljaar 2004-2005 vormden immigrantenkinderen 10,3 procent van alle kinderen in het verplicht onderwijs, maar slechts 4 procent in het voortgezet onderwijs.
De immigranten moeten via de klassenarbeidersbeweging samen met de lokale arbeiders strijden tegen uitbuiting en klassenbarrières in het onderwijs.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik besluit me te onthouden bij de stemming over het verslag van de heer Takkula over het onderwijs aan migrantenkinderen. Ik ben namelijk van mening dat voor mij de voorwaarden niet vervuld zijn om voor of tegen het verslag van de collega te stemmen.
Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) Elk kind heeft recht op onderwijs. De integratie van migranten, of die hier nu legaal of illegaal verblijven, is voor ons, socialisten, een prioriteit. Wij kunnen de hiërarchie die rechts in dit Parlement met betrekking tot migranten wil aanbrengen niet aanvaarden. Daarom heb ik mij bij de stemming over het uitstekende verslag van de heer Takkula over onderijs aan migrantenkinderen van stemming onthouden. Ik heb dit gedaan omdat we met betrekking tot dit verslag – een initiatiefverslag – geen aparte stemming konden realiseren om zo op te roepen tot het schrappen van de paragrafen 5, 8 en 16, die ik beslist onbevredigend vind.
Juist door migrantenkinderen onderwijs te verschaffen kun je een belangrijke bijdrage leveren tot de integratie van alle migranten, wat ook hun status is. We kunnen migranten het beste helpen door gunstige sociaaleconomische omstandigheden te creëren, en daarbij maakt het niet uit of ze legaal in Europa verblijven, al dan niet een verblijfvergunning toegekend zullen krijgen dan wel uiteindelijk naar hun eigen land zullen worden teruggestuurd. We moeten geen speciale status voor deze kinderen creëren, zodat ze geen onderwijs krijgen en in een hokje worden geplaatst, enkel en alleen omdat hun ouders illegaal in het land verblijven. Dat is simpelweg strijdig met de internationale overeenkomsten.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Alhoewel ik over het geheel genomen positief tegenover deze resolutie sta, heb ik toch een paar ernstige bezwaren:
In de allereerste plaats betreur ik het dat in de resolutie het door de VN uitgeroepen internationale jaar van de mensenrechten niet wordt genoemd.
Verder zie ik in deze resolutie een gevaarlijke politieke tendens binnen het kader van de Europese politiek, namelijk dat kinderen uit hun natuurlijke omgeving worden gehaald, dat wil zeggen weg uit het oorspronkelijke gezin. Het gezin is de meest natuurlijke plek voor de ontwikkeling van een kind, en dat zal ook altijd zo blijven. De moeder en de vader zijn de belangrijkste mensen voor een kind. Dit geldt evenzeer voor de armste gezinnen en de immigrantengezinnen. In plaats van kinderen weg te rukken uit het gezin, moeten we erover nadenken hoe we ouders en gezinnen bij hun wederzijdse verantwoordelijkheden kunnen ondersteunen.
Tot slot wil ik nog zeggen dat ik het betreur dat in het verslag de rol van de vaders in het geheel niet ter sprake komt. Ook voor immigrantengezinnen geldt dat moeders en vaders een verschillende rol vervullen, maar elkaar ook aanvullen. We moeten niet de moeders ondersteunen zonder hetzelfde voor de vaders te doen.
Ik wil slechts wijzen op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hierin wordt uitdrukkelijk uitgegaan van het recht van het kind om in een gezin op te groeien en het recht van ouders om het onderwijs te kiezen dat zij voor hun kind geschikt achten.
Alfredo Antoniozzi (PPE-DE), schriftelijk. − (IT) Hoewel de verschillende fracties tijdens de behandeling in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken een aantal compromissen hebben kunnen bereiken over veel kernpunten van het verslag- Vălean, bevat de eindtekst van het verslag een reeks verwijzingen die niet gepast zijn. De politieke overtuiging en mening die ik als schaduwrapporteur namens de PPE-DE-Fractie vertolk, blijven evenwel overeind staan: het vrij verkeer van burgers van de Gemeenschap is een grondrecht van de EU. Genoemde wijzigingen staan in een aantal voetnoten bij overweging S en zij dwingen de Italiaanse delegatie in de PPE-DE-Fractie in de plenaire vergadering tegen het verslag te stemmen, aangezien bij dit soort verslagen alle voorstellen en bloc in stemming worden gebracht.
De verwijzingen in het verslag zijn volgens de Italiaanse delegatie in de PPE-DE-Fractie inopportuun en vallen volledig buiten het bestek ervan, daar zij betrekking hebben op onderwerpen die buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Het zijn zaken die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, zoals openbare veiligheid, legaliteit en familierecht.
Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat de mogelijkheden van de lidstaten om baas te zijn over hun territorium en de gepaste maatregelen te nemen om hun openbare orde te beveiligen door dergelijke richtlijnen wordt ondermijnd. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Italië dat fel werd bekritiseerd op basis van deze richtlijn omdat het aanstalten maakte om forse maatregelen te nemen om de openbare orde te handhaven. Ik denk dan aan het arrest Mettock van het Hof van Justitie dat op basis van deze richtlijn het immigratiebeleid van de lidstaten ondermijnt. Maar ik denk ook aan België dat aan de lopende band vreemdelingen naturaliseert op basis van de meest lakse nationaliteitswetgeving ter wereld, vreemdelingen die dan ongeremd en vrij de Europese grenzen kunnen oversteken.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan zijn aanhangers van de vrije interne markt, die niet alleen economische welvaart heeft gebracht, maar de burgers ook meer vrijheid heeft gegeven door het mogelijk te maken om zich vrij te bewegen tussen de landen binnen de Europese grenzen. Wij delen de mening van de rapporteur dat de algehele gebrekkige omzetting van de huidige richtlijn in bepaalde lidstaten een teleurstelling is en verzoeken de lidstaten Richtlijn 2004/38/EG onverkort uit te voeren, zodat het recht van vrij verkeer werkelijkheid wordt.
Wij zijn echter sterk gekant tegen een verhoging van de middelen of het opzetten van een specifieke begrotingslijn voor de ondersteuning van nationale en lokale projecten ter bevordering van de integratie van EU-burgers en hun familieleden die in een gastlidstaat verblijven. Die kwesties behoren tot de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten.
De duidelijke stellingname van het verslag voor de totstandbrenging van de vrije interne markt doet de balans echter naar de positieve kant doorslaan en daarom hebben wij besloten om voor te stemmen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik steun het verslag-Vălean over de rechten van EU-burgers. Het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor EU-burgers en hun familieleden behoort tot de fundamentele vrijheden. Het is van essentieel belang dat alle lidstaten de richtlijn zonder onderscheid toepassen. Als vertegenwoordiger van Schotland weet ik dat de EU in het buitenland woonachtige Schotten talloze kansen heeft geboden, terwijl Schotland op zijn beurt tal van nieuwkomers heeft verwelkomd die een waardevolle rol in ons economisch en cultureel leven hebben gespeeld. In deze tijd van economisch crisis is het van essentieel belang dat we ons goed bewust zijn van de voordelen van vrij verkeer en dat economische tegenspoed niet als excuus voor discriminatie wordt gebruikt.
Dan Jørgensen, Poul Nyrup Rasmussen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (PSE), schriftelijk. − (DA) Wij hebben gestemd tegen het verslag over de toepassing van de richtlijn betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Hoewel het verslag betrekking heeft op de toepassing en uitvoering van deze richtlijn, wordt er in het verslag ook verwezen naar de uitspraak in de zaak-Metock, die toestaat dat buitenlanders die niet legaal in de EU verblijven, via een huwelijk een verblijfsvergunning kunnen krijgen en dus binnen de Unie kunnen reizen met de echtgenoot of echtgenote. Hoewel wij het principe van het beginsel van vrij verkeer van EU-burgers steunen, zijn wij van mening dat het voor mensen die illegaal de Unie binnenkomen niet mogelijk mag zijn om via een huwelijk meer rechten te verkrijgen.
Anne E. Jensen en Karin Riis-Jørgensen (ALDE), schriftelijk. − (DA) De leden van de Deense liberale partij Venstre hebben tegen het verslag gestemd. Wij zijn wel voor het vrije verkeer van werknemers en willen ervoor zorgen dat de lidstaten de richtlijn naleven. We zijn echter tegen de mogelijkheid om illegaal verblijf te legaliseren via een huwelijk met een migrerende werknemer, zoals geformuleerd in de uitspraak in de zaak-Metock. De lidstaten moeten via hun bestuur een reële mogelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat de regels inzake het vrije verkeer niet worden misbruikt om vreemdelingenwetgeving te omzeilen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem tegen het verslag van mevrouw Vălean over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Ik ben het niet eens met de paragraaf waarin de lidstaten wordt verzocht de vorm van de persoonlijke identiteitspapieren van de inwoners van de lidstaat en de EU-burgers uit andere lidstaten te harmoniseren, zonder daarbij de inhoudelijke verschillen uit het oog te verliezen. Ik vind het een zinloze en oppervlakkige oplossing.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) In het licht van artikel 18 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft elke burger het recht op vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Richtlijn 2004/38/EG bepaalt in detail de wettelijke mogelijkheden in verband met vrij verkeer binnen de grenzen van de Unie, voor de burgers, hun naaste familie of wettelijke partner.
Het vrije verkeer moet echter worden bezien in samenhang met de verordeningen over het vrije verkeer stroom van werknemers en de vrijheid van dienstverlening.
Zoals we weten hebben vier lidstaten van de Unie hun arbeidsmarkten nog niet opengesteld voor werknemers uit landen die in 2004 zijn toegetreden. Maar liefst elf landen van de Europese Unie passen op hun arbeidsmarkten nog steeds een beperking toe voor Roemenen en Bulgaren.
Ik ben van mening dat dit fenomeen een negatieve invloed heeft, niet alleen op het integratieproces. We moeten streven naar een zo snel mogelijke opheffing van de bestaande barrières.
Volgens artikel 20 van het Verdrag geniet elke burger op het grondgebied van een derde land waar de lidstaat waarvan hij onderdaan is, niet vertegenwoordigd is, de bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat.
De aangekondigde maatregelen voor betere consulaire bescherming in derde landen moeten zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd en de onderhandelingen met derde landen over visumvrij verkeer moeten worden voortgezet.
Alin Lucian Antochi (PSE), schriftelijk. – (RO) Het verslag van mevrouw Gacek kaart een belangrijke kwestie aan: toen de Europese Unie werd uitgebreid, zagen we een forse toename van het aantal Europese burgers die buiten hun staat van herkomst verbleven, in een situatie waarin Europees burgerschap een aanvulling vormt op het burgerschap van de lidstaten, die ieder voor zich verantwoordelijk zijn op dit punt regelgeving op te stellen.
Ondanks de actieve betrokkenheid van burgers bij het indienen van wetgevingsvoorstellen en bij pogingen om het wetgevingssysteem van de Gemeenschap transparanter te maken, kampt Europa nog altijd met een aantal problemen die samenhangen met de inbreuk op en niet-naleving van het recht van vrij verkeer en verblijf van personen op het grondgebied van de lidstaten. De verschillende regels die de lidstaten hanteren als het gaat om visumplicht of om het uitoefenen van stemrecht in zowel het land van herkomst als het gastland, werpen de vraag op of alle Europese burgers gelijke rechten hebben.
Daarom ben ik van mening dat de lidstaten alle vereiste maatregelen moeten nemen om de normen waarmee wordt beoogd de rechten van Europese burgers te harmoniseren, daadwerkelijk om te zetten. In dit specifieke geval moeten we in aanmerking nemen dat het uitgangspunt partnerschap is, hetzij tussen de lidstaten en de EU, hetzij tussen regionale en lokale instellingen en het maatschappelijk middenveld.
En niet te vergeten moeten de lidstaten het stemrecht garanderen voor alle EU-burgers die op het moment van parlementsverkiezingen in een andere lidstaat verblijven dan hun staat van herkomst.
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De delegatie van de Zweedse conservatieven in het Europees Parlement heeft vandaag voor het verslag (A6–0182/2009) van mevrouw Gacek (PPE-DE, PL) over problemen en perspectieven van het Europese burgerschap gestemd.
Wij zijn het eens met het overkoepelende idee van het verslag over een beter Europees burgerschap en beter vrij verkeer. Wij zijn daarentegen niet van mening dat nog meer informatiecampagnes de oplossing voor de beschreven problemen zijn. Wij willen ook onderstrepen dat de kwestie van stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen tot de bevoegdheden van de lidstaten behoort.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Er zijn concrete stappen gezet om het Europees burgerschap te verwezenlijken. Dit zal Portugese migranten in andere lidstaten zeker ten goede komen, omdat ze daarmee in de toekomst meer rechten en plichten krijgen, waaronder het recht op gelijke behandeling als de burgers van het gastland.
De belangrijkste ontwikkeling op dit gebied was zonder meer de aanneming van de Burgerschapsrichtlijn, waarin het onvoorwaardelijk recht van permanent verblijf voor EU-burgers en hun gezinnen die langer dan vijf jaar in het gastland wonen is vastgelegd.
Er moet echter nog veel meer gebeuren, want er zijn nog steeds obstakels, die in de meeste gevallen het gevolg zijn van een onjuiste implementatie van deze richtlijn door de lidstaten.
Ik ben verheugd over het initiatief van de Commissie om een leidraad voor het gebruik van deze richtlijn te publiceren, zodat informatie over de rechten waarop burgers aanspraak kunnen maken toegankelijk wordt voor hén, maar ook voor de plaatselijke en regionale overheden van de lidstaten.
Het is van vitaal belang dat de sociale en politieke banden tussen EU-burgers steeds verder versterkt worden. Het Verdrag van Lissabon moet hieraan een belangrijke bijdrage leveren, vooral door middel van het 'burgerinitiatief', dat burgers onder bepaalde voorwaarden initiatiefrecht geeft.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij moeten het Europees burgerschap versterken omdat het de hoeksteen van het vrije verkeer is. In dit verslag komen een reeks gebieden aan bod waarop de mogelijkheden voor de mensen om hun voordeel te doen met het vrije verkeer in de EU, kunnen worden verbeterd. Omdat de afbouw van de grenzen en grotere mobiliteit basisideeën van de EU zijn, heb ik besloten om voor dit verslag te stemmen, hoewel het een aantal minder gelukkige verwijzingen bevat naar het versterken van de “Europese identiteit” en het integreren van een “Europese dimensie” in de scholen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ondanks het feit dat er een aantal punten in staat waarmee wij het eens zijn, en een aantal andere waarvan op zijn minst gezegd moet worden dat ze 'politiek correct' zijn, zou je eigenlijk moeten lachen om deze resolutie van het Europees Parlement met de titel ‘over problemen en perspectieven van het Europese burgerschap’, als het niet zo'n serieuze aangelegenheid was. Bijvoorbeeld, het EP:
- ‘verwelkomt het feit dat het Verdrag van Lissabon het mogelijk maakt voor één miljoen Unieburgers uit verschillende lidstaten om gezamenlijk de Commissie te vragen wetsvoorstellen in te dienen, en is van mening dat een dergelijke wettelijke bevoegdheid het bewustzijn van het Unieburgerschap bij Europeanen aanzienlijk zal verhogen’;
- ‘herinnert eraan dat transparantie en democratische participatie bewerkstelligd moeten worden door verschillende vormen van partnerschappen tussen de EU en de lidstaten, regionale en plaatselijke instellingen, sociale partners en het maatschappelijk middenveld’.
Tot slot is er nog een verwarrend verhaal dat ons laat denken dat dit 'Europese burgerschap' iets goeds is, terwijl de burgers niet mogen meebeslissen over echt belangrijke zaken, met name door het hun onmogelijk te maken in een referendum te stemmen over het 'Verdrag van Lissabon' of, als dat niet lukt, hen net zo vaak aan een referendum te laten deelnemen tot ze 'ja' zeggen.
Dit is de hypocrisie ten top.
Jean-Marie Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) Het verslag van mevrouw Gacek over het Europees burgerschap is boerenbedrog.
Het zou erom gaan de voor de onderdanen van de lidstaten geldende vrijheid van verkeer en verblijf in de Europese Unie te versterken, maar het komt erop neer dat onderdanen van derde landen dezelfde rechten toegekend krijgen als onderdanen van de lidstaten.
Het verslag gebruikt opzettelijk de term burgerschap, maar vermengt daarbij op volstrekt onaanvaardbare wijze het idee van de nationaliteit van een lidstaat en het concept burgerschap van de Unie.
Wat men hiermee beoogt te bereiken – behalve het scheppen van verwarring – , is maar al te duidelijk: alle personen die legaal in een lidstaat verblijven het recht geven om de nationaliteit van die lidstaat te verwerven, op basis van uit het burgerschap van de Unie voortvloeiende rechten. Daarom introduceert de rapporteur een nieuw concept, de intra-EU-migrant, een categorie personen die gestaag in omvang toeneemt. Het is inderdaad zo dat het Europees Parlement nu is samengesteld uit vertegenwoordigers van de burgers van de Unie, en niet langer uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Dat vormt een ernstige bedreiging van de nationale identiteit en nationale samenhang.
Pas goed op, dames en heren: als vertegenwoordigers van de op één grote hoop gegooide burgers van de Europese Unie zult u spoedig staatloos afgevaardigde worden. Maar misschien is dat wat u eigenlijk verlangt.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag is een propagandistische poging van de politieke krachten van het “EU-eenrichtingsverkeer” om de volkeren te overtuigen van de zogenaamde voordelen van de EU. Met de promotie van een gekunsteld en in feite onbestaand Europees burgerschap, waaraan geen enkel recht is verbonden, wil men het idee van een “Europese burger”, van een “Europees bewustzijn” cultiveren. Het doel is de werknemers en met name de jongeren ideologisch te manipuleren. Daarom wordt geïnvesteerd in “Europese politieke partijen” en wordt de EU opgeroepen om deze partijen politiek en vooral economisch sterker te ondersteunen opdat deze zich op efficiëntere wijze kunnen kwijten van hun taak de EU fraaier voor te stellen dan ze is, haar te steunen en de mensen van de wijs te brengen en te manipuleren. In een poging om het hoofd te bieden aan de steeds groter wordende stroom van mensen die het volksvijandige beleid van de EU, en de opbouw van de EU zelf, betwisten, roepen zij de EU op om haar leugenachtige propaganda te intensiveren en de onbestaande voordelen van het Europees burgerschap aan de man te brengen.
De werknemers ondervinden dagelijks aan hun eigen lijf de pijnlijke gevolgen van het Verdrag van Maastricht en het volksvijandige beleid van de EU. Als zij kijken naar hun eigen ervaringen zullen zij vaststellen dat de EU niet is opgericht om de volksbelangen te dienen, maar om de belangen, de behoeften en de winst van de Europese monopolies te ondersteunen en te dienen.
Ongehoorzaamheid, verzet en een breuk met de EU: ziehier de weg die het belang van de volkeren dient. Dat is de boodschap die de werknemers via de stembus tijdens de Europese verkiezingen van juni aanstaande de wereld in kunnen en moeten sturen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik heb besloten tegen het verslag van mevrouw Gacek te stemmen over problemen en perspectieven van het Europees burgerschap. Ik acht het namelijk onnodig ons al te veel zorgen te maken over de slechte uitvoering van de bestaande richtlijnen, met name de richtlijn inzake vrij verkeer, hetgeen veel problemen veroorzaakt met betrekking tot het recht op vrij verkeer en andere rechten van Unieburgers. Ik geloof namelijk niet dat het door de rapporteur geschetste beeld overeenkomt met de werkelijkheid waarin wij ons bevinden.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Markov over de communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen. Om de verhoopte resultaten te bereiken dient mijns inziens het zogenaamde Rotterdameffect gereduceerd te worden. Volgens de Commissie en de Raad zorgt dat effect voor oververtegenwoordiging in de statistieken van de buitenlandse handel van lidstaten die veel goederen exporteren of inklaren, maar die louter een rol vervullen als doorvoerland, ten nadele van de lidstaten van daadwerkelijke bestemming of verzending van de goederen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het voorstel strekt tot bescherming van de consument tegen overmatige blootstelling aan farmacologisch werkzame stoffen bedoeld voor gebruik in geneesmiddelen voor voedselproducerende dieren en residuen daarvan in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, waaronder levensmiddelen die uit derde landen worden ingevoerd
Na een langdurig proces is de tekst van het gemeenschappelijke standpunt tot stand gekomen, die de weerslag vormt van het compromis dat door onderhandelingen tussen de drie instellingen bereikt is.
In de nieuwe tekst komen de volgende hoofdpunten aan de orde:
- actiedrempels: de definitie hiervan luidt nu: het voor controledoeleinden vastgestelde niveau voor residuen van een farmacologisch werkzame stof, voor bepaalde stoffen waarvoor uit hoofde van deze verordening geen maximumwaarde voor residuen is vastgesteld;
- invoer: de lidstaten verbieden de invoer en het in de handel brengen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong die residuen van illegaal toegediende farmacologisch werkzame stoffen bevatten die niet overeenkomstig de bepalingen van de verordening zijn ingedeeld. Bijgevolg moet de invoer van levensmiddelen uit derde landen die residuen van illegaal toegediende stoffen bevatten waarvan het gebruik in de Europese Unie verboden is, worden verboden in het belang van de volksgezondheid.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen het verslag van mevrouw Doyle over het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Ik kan mij vinden in het doel ervan, maar niet in de methoden. Om de doelstellingen te verwezenlijken, denk ik namelijk niet dat het een goede oplossing is om de consument te beschermen tegen overmatige blootstelling aan farmacologisch werkzame stoffen bedoeld voor gebruik in geneesmiddelen voor voedselproducerende dieren en residuen daarvan in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Ik zou de kern van het probleem aanpakken, die in werkelijkheid een andere is.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb het verslag van de heer Angelakas gesteund, omdat het de nadruk legt op het gebruik van concrete bedragen voor de cofinanciering van regionale en lokale programma’s in verband met het gebruik van hernieuwbare energie in de woningbouw. Bovendien is het uitstekend dat de lidstaten criteria zullen vastleggen en op basis van nationale voorschriften zullen beslissen welke woningen in aanmerking komen voor cofinanciering. Dit geeft aan dat het geld in elke lidstaat zal worden gebruikt voor gebouwen die dit het hardst nodig hebben.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag over het voorstel tot wijziging van de regelgeving inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling waarmee de voorwaarden worden geschapen om in alle lidstaten maatregelen te kunnen steunen gericht op het vergroten van de energie-efficiëntie en de toepassing van hernieuwbare energie in de woningsector. Bedoelde maatregelen moeten zijn gericht op huishoudens met een laag inkomen, zoals gedefinieerd in de vigerende nationale wetgeving. Zelf heb ik in Ierland voorgesteld om het btw-tarief voor zulke renovatiewerken te verlagen van 13,5 naar 5 procent, als maatregel voor het behoud van banen en voor het stimuleren van de vraag naar dergelijke renovaties.
Het Europees economisch herstelplan noemt als prioritaire gebieden de Lissabonstrategie en energie (met bijzondere aandacht voor energie-efficiëntie in gebouwen). Vandaar dat de lidstaten worden aangemoedigd de operationele programma’s die uit de structuurfondsen worden gefinancierd, zo te herprogrammeren dat een evenrediger deel van de middelen in energie-efficiëntie wordt geïnvesteerd, onder andere bij sociale woningbouw.
Al onder de huidige regelgeving worden uit hoofde van het EFRO maatregelen in de woningsector gesteund, inclusief energie-efficiëntiemaatregelen, maar die steun is voorbehouden aan lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden. De voorgestelde wijziging breidt de mogelijkheid om uit hoofde van het Fonds steun te verlenen aan energie-efficiëntiemaatregelen in de woningsector uit tot alle lidstaten en beoogt de inspanningen op huishoudens met een laag inkomen te concentreren.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De lofzang van de rapporteur op het cohesiebeleid van de EU lijkt geen grenzen te kennen. En dat hoewel dat beleid een schrikwekkend voorbeeld is van wat toenemende centralisering inhoudt.
Door gebrekkige controle en onbevredigende follow-up van de middelen die elk jaar voor projecten in het kader van communautaire fondsen worden toegewezen, komen aanzienlijke bedragen in de verkeerde zakken terecht. Dat is nu algemeen bekend. Nog in november 2008 kon de Europese Rekenkamer vaststellen dat 11 procent van de in 2007 in het kader van het Europees cohesiebeleid goedgekeurde 42 miljard euro nooit had mogen zijn uitbetaald.
Daar maakt het verslag echter geen gewag van. Dat is jammer, maar allesbehalve verwonderlijk. Wij hebben vanzelfsprekend tegen het verslag gestemd.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De economische en financiële crisis die Europa momenteel doormaakt, moet worden gezien als een kans om maatregelen aan te nemen die niet alleen bijdragen aan het herstel voor de lidstaten, maar mensen ook meer bewust maken van duurzaam gedrag.
De mogelijkheid om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren door maximaal 4 procent van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling toe te kennen aan elke lidstaat heeft een dubbel voordeel: enerzijds dringt het de vaste energiekosten van gezinnen terug, en anderzijds vermindert het de nationale consumptie en draagt het daarmee bij aan de energiezekerheid en aan het terugdringen van de invoer van fossiele brandstoffen en de uitstoot van broeikasgassen.
Ik sta achter dit verslag, in de hoop dat de lidstaten deze financiering zullen kunnen integreren in hun nationale actieplannen voor energie-efficiëntie en de middelen op een verantwoorde en pragmatische wijze zullen gebruiken.
Ik hoop dat de kleine eilandregio's in het bijzonder profijt zullen hebben van deze financiering, gezien het feit dat deze regio's minder middelen hebben om energie te genereren, waardoor iedereen genoodzaakt is tot een verantwoord energiegebruik. Investeren in energie-efficiëntie is in dit opzicht een van de belangrijkste instrumenten en moet een van de prioritaire doelstellingen zijn van de regeringen van de lidstaten.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Angelakas over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling met betrekking tot de subsidiabiliteit van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvesting. Ik ben het in feite met de rapporteur eens dat de beschikbare financieringsinstrumenten van de Europese Unie zo snel en effectief mogelijk moeten worden aangepast om de uitdagingen in verband met de huidige economische crisis te kunnen aannemen. Als fundamentele internationale factor kan de Europese Unie het zich niet permitteren om een stap achter te blijven op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvestingsefficiëntie. Het is derhalve noodzakelijk dat alle lidstaten en alle regio's van de Unie, niet alleen die van de nieuwe lidstaten, in een positie worden gebracht waarin zij investeringen kunnen doen en projecten kunnen uitvoeren in deze sectoren. Dit zal bovendien duidelijke voordelen opleveren in termen van het scheppen van banen, dat van zo'n cruciaal belang is in de huidige, bijzonder ernstige economische situatie.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik sta achter een gemeenschappelijk visumbeleid dat legaal reizen vergemakkelijkt en maatregelen invoert die erop gericht zijn het indienen en verwerken van visa-aanvragen te vereenvoudigen (verlaging van de kosten, vereenvoudiging van de visumprocedure, gebruik van meervoudige inreisvisa, langere geldigheidsduur).
Het is ook dringend noodzakelijk dat de illegale immigratie wordt bestreden door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen.
Ik onderschrijf de dringende noodzaak van meer consistentie in het gemeenschappelijk visumbeleid, met name door de samenvoeging in één visumcode van alle bepalingen voor de afgifte van visa en beslissingen met betrekking tot weigering, verlenging, annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van afgegeven visa.
Ik complimenteer de rapporteur, de heer Lax, met het uitstekende compromis dat hij heeft weten te bereiken, maar ik betreur het feit dat het zwakke compromis dat in het verslag over Gemeenschappelijke Visuminstructies is bereikt (dat in dit voorstel moet worden ingevoegd), een verslechtering van dit voorstel zal betekenen. Een voorbeeld daarvan is de vrijstelling en verlaging van de leges voor kinderen, waartoe in dit Huis besloten was, maar die niet het gewenste effect zullen sorteren vanwege de extra kosten die in rekening zullen worden gebracht als deze dienst verleend wordt door externe bedrijven.
Dat waren allemaal redenen waarom ik tegen dat verslag heb gestemd; daarom kan ik het onderhavige verslag niet volledig ondersteunen en heb ik mij van stemming onthouden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het is op zich al veelzeggend wanneer illegale immigratie de reden is voor een intensievere harmonisatie van de nationale voorschriften en procedures voor het verstrekken van visa. Uit de visumschandalen uit het verleden blijkt immers hoe gemakkelijk een aantal landen omgaat met het verstrekken van visa. Dergelijke gevallen zijn niet adequaat onderzocht en er zijn ook geen passende consequenties aan verbonden.
Ook de massale legalisaties van de afgelopen decennia werpen hun twijfels over het nut van die harmonisatie. Zolang niet alle lidstaten voorstander zijn van strenge visumeisen en een rigoureus immigratiebeleid gericht op een “nul-immigratie”, kan dit alleen maar uitmonden in de kleinste gemeenschappelijke deler. Om te voorkomen dat er eventueel via de achterdeur immigratiestromen in gang worden gezet, heb ik tegen het verslag-Lax gestemd.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het voorstel van de Commissie voor een verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijk visumcode maakt deel uit van de EU-maatregelen voor een nog intensievere onderdrukking van immigranten en voor de totstandbrenging van een “Fort Europa” dat is gericht tegen de volkeren van derde landen, maar ook tegen de EU-volkeren zelf. Met de visumcode voert de EU voor alle lidstaten gemeenschappelijke en nog hardere regels in voor verstrekking van visa aan onderdanen van derde landen. Daarmee wordt de verplichting ingevoerd om biometrische gegevens (vingerafdrukken van alle tien vingers) op te nemen in visa van zelfs twaalfjarige kinderen! Deze gegevens worden samen met een reeks andere persoonlijke gegevens opgeslagen in het reeds door de EU ingevoerde VIS (visuminformatiesysteem) dat de ambitie heeft uit te groeien tot de grootste bank met persoonlijke gegevens van alle burgers van derde landen, wat een onverhulde poging is om politiedossiers van deze mensen aan te leggen. Ofschoon met het verslag van het Europees Parlement de verordening op een aantal specifieke punten is verbeterd, wordt aan de inhoud, de oriëntatie en de opzet van de visumcode niet getornd. Deze code is het zoveelste instrument om controle uit te oefenen op immigranten en om deze nog sterker te onderdrukken in het kader van het alomvattend antimigratiebeleid van de EU, zoals dit tot uiting komt in het immigratiepact. Eens te meer toont de EU aan dat zij de vijand is van de volkeren, de immigranten en de vluchtelingen, en de gegijzelden overlevert aan wrede uitbuiting door het kapitaal.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen het verslag van de heer Lax over de vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode. Ik denk dat de doelen die de Commissie stelt in het kader van het Haags programma, namelijk om een systeem op te zetten dat erop is gericht legaal reizen te vergemakkelijken en illegale immigratie te bestrijden, niet kunnen worden verwezenlijkt door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen. Er valt nog heel wat te doen op het gebied van dialoog en samenwerking tussen de lidstaten en we moeten voortgaan op de ingeslagen weg in plaats van over te gaan tot de samenvoeging in één visumcode van alle bepalingen voor de afgifte van visa en beslissingen met betrekking tot weigering, verlenging, annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van afgegeven visa, bepalingen die de Europese Unie absoluut - nog - niet kan beheren. Ik vind dan ook niet dat het voorgestelde systeem moet worden goedgekeurd en voortgezet.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft een voorstel geformuleerd op basis van het Haagse programma. Doel is het visumbeleid te vereenvoudigen door een gemeenschappelijke visumcode in te voeren, zodat de procedure voor de aanvraag, verlenging, annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van een visum makkelijker wordt. In deze code zullen de exacte regels voor het afgeven van visa, de soorten visa en de geldigheidsduur geharmoniseerd en bepaald worden. Daarnaast wordt exact omschreven welke documenten zijn vereist voor het verkrijgen van een bepaald visum.
Met de geharmoniseerde visumwetgeving van de Europese Unie worden voorschriften ingetrokken die de procedure voor het verkrijgen van een visum meermaals hebben bemoeilijkt. Een gemeenschappelijke visumcode vergemakkelijkt niet alleen het verkeer van burgers van de Unie, maar met name van burgers buiten de Europese Unie. Op deze manier wordt het verkeer van burgers en werknemers tussen lidstaten van de Gemeenschap en landen daarbuiten gemakkelijker gemaakt.
In verband met bovenstaande wijziging verdient de voortdurende bijscholing van douanebeambten specifieke aandacht, met name van diegenen die werkzaam zijn aan de buitengrenzen van de Europese Unie.
Het visumbeleid van de EU moet een weerspiegeling zijn van de basisprioriteiten van het Europese buitenlands beleid. Ik ben van mening dat de invoering van een gemeenschappelijke visumcode een goed idee is en de harmonisering van de wetgeving van de lidstaten ten goede komt.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór de verordening betreffende een communautair systeem van milieukeuren gestemd, omdat ik het van groot belang vind dat de duurzame productie en consumptie van producten gestimuleerd wordt. De milieukeur is nuttig omdat de consument daarmee naar producten geleid wordt die vanuit ecologisch oogpunt worden aanbevolen en omdat daarmee de productie en consumptie van milieuvriendelijke producten wordt gestimuleerd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals het verslag stelt, is de milieukeur is een keurmerk op vrijwillige basis waarmee wordt beoogd op Europese schaal de verspreiding van producten te bevorderen die gedurende de gehele levenscyclus energie-efficiënt en milieuvriendelijk zijn.
Daartoe zijn voor elke productcategorie ecologische kwaliteitsnormen, 'criteria' genoemd, ontwikkeld. Er zijn momenteel 26 productcategorieën, 622 vergunningen en ruim 3 000 producten en diensten (wasmiddelen, papier, kleding, schoenen, stoffen, toerisme, campings) die zich met de milieukeur mogen tooien.
De milieukeur, met zijn bloemetje als logo, kan beschouwd worden als een aanjager, die door de milieueisen permanent te verscherpen bedrijven ertoe aanzet zich voortdurend in te spannen om hun producten vanuit milieuoogpunt steeds hoogwaardiger te maken.
Het huidige systeem lijkt echter een aantal tekortkomingen te hebben. De ervaring die in bijna tien jaar met het ecolabel is opgedaan, laat zien dat een krachtiger ingreep nodig is om een aantal tekortkomingen van het systeem te regelen.
Met het oog daarop heeft de Commissie een voorstel voor een nieuwe verordening ingediend, dat de leden van het Parlement proberen te verbeteren.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De milieukeuren zijn het zoveelste drogmiddel om reclame te maken voor producten van twijfelachtige kwaliteit, maar ook om milieuheffingen te kunnen innen. Deze producten krijgen “toegevoegde” waarde omdat ze geregistreerde milieukeuren hebben, waarvan de kosten echter worden doorberekend aan de eindgebruiker. Daardoor wordt de winst van de monopolies nog verder omhoog gedreven.
De toekenning van milieukeuren is de zoveelste methode om het kapitaal te concentreren en centraliseren en om de markt te monopoliseren en in handen te spelen van een gering aantal multinationale ondernemingen dat de middelen, de organisatie en vooral het noodzakelijk kapitaal heeft om de milieukeur van hun producten te laten registreren.
Welke veiligheidskleppen ook ingebouwd worden in de procedure voor een transparante en onpartijdige toekenning van milieukeuren, iedereen weet dat grote ondernemingen, als zij de winst van het kapitaal willen verhogen, altijd wel een manier vinden om deze veiligheidskleppen te omzeilen, zoals ook blijkt uit de steeds weer nieuwe voedselschandalen en uit de “giftige” producten van de kapitalistische crisis.
De EU is niet bij machte om het milieu te beschermen. Zij dient immers het kapitaal dat met de ongebreidelde uitbuiting van de natuurlijke en menselijke hulpbronnen met behulp van onder meer de moderne technologie het milieu vernietigt. Een milieuvernietiger kan nooit tegelijkertijd ook een milieubeschermer zijn.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag van de heer Tatarella over een systeem voor de toekenning van milieukeuren. Dit voorstel sluit volgens mij perfect aan bij het Europees actieplan inzake duurzame consumptie en productie en bijgevolg bij de algemene doelstelling van de uitbreiding van een geïntegreerd systeem op vrijwillige basis om bedrijven ertoe te brengen betere producten voort te brengen, niet alleen op het gebied van voeding en consumentenbescherming, maar ook van het milieu, door te voldoen aan hogere normen van energie-efficiëntie en milieuvriendelijkheid. Ik feliciteer de rapporteur derhalve met zijn uitstekende werk in deze voor onze producenten - ook de kleinste onder hen - zo belangrijke en cruciale context, omdat deze nadruk op kwaliteit en naleving van voedings- en ecologische beginselen hen zal helpen zich te onderscheiden en zich staande te houden in een steeds internationaler en concurrerender context.
Liam Aylward, Brian Crowley, Seán Ó Neachtain en Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. − (EN) Wat milieuvriendelijk gedrag betreft, doet het Europees Parlement ook zelf wat het anderen opdraagt! We hebben onszelf vrijwillig de taak opgelegd om dagelijks onze milieuprestaties te verbeteren. In februari 2007 vroeg ik de Voorzitter persoonlijk om in het Parlement het EMAS in te voeren. Vandaag hebben we vóór die invoering gestemd en andere ondernemingen in de EU gevraagd hetzelfde te doen.
Door onze ecologische voetafdruk te verkleinen door bijvoorbeeld minder lampen te laten branden, slimme meters en lichtsensors te gebruiken en het papierverbruik te verminderen, spant het Europees Parlement zich in om milieuvriendelijk te functioneren. Na een succesvolle audit heeft het Parlement nu het recht om het EMAS-logo te voeren.
Een ja-stem voor uitbreiding van EMAS betekent een ja-stem voor een groter milieubewustzijn in de lidstaten. Het plan is bedoeld om proactieve organisaties die meer doen dan milieuwetten van hen verlangen en die voortdurend werken aan een betere wisselwerking met het milieu, daarvoor te belonen en een zekere erkenning te geven. Het is nu belangrijk om voor de hele Europese Unie een geharmoniseerd systeem in te voeren, met één pakket aan voorschriften, waarbij we ervoor moeten zorgen dat het plan niet alleen voor gebouwen toepassing vindt en van nut is, maar ook voor nationale overheden. Daarom is het van wezenlijk belang om vóór deze wetgeving te stemmen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór het verslag over vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) gestemd, omdat dit organisaties ondersteunt bij het benoemen, controleren en meten van, en rapporteren over de effecten op het milieu van hun activiteiten.
EMAS is in 1995 ingevoerd en in 2001 uitgebreid naar organisaties in de openbare en particuliere sector. Deze nieuwe herziening is een kans om het systeem te vereenvoudigen en aantrekkelijker te maken voor kleine en middelgrote bedrijven en ook is het een poging het aantal deelnemers aan EMAS te verhogen naar een niveau dat vergelijkbaar is met de deelname in ISO 14001 (het belangrijkste milieubeheersysteem in Europa).
Ook is het van belang op te merken dat de erkenning van EMAS als referentiepunt voor milieubeheersystemen strookt met de EU-doelstelling inzake bestrijding van de klimaatverandering.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer mevrouw McAvan met haar uitstekende werk en betuig mijn steun aan haar verslag over de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) door er vóór te stemmen. De doelstelling om de milieuprestatie van organisaties op de lange termijn te verbeteren, is zeker prijzenswaardig, hetgeen ook geldt voor de klein- en grootschalige middelen waarmee deze doelstelling moet worden verwezenlijkt. Net als de rapporteur juich ik bovendien de door de Commissie voorgestelde veranderingen toe, in het bijzonder de verlaging van de registratievergoeding en minder frequente rapportage voor kleine organisaties, waarvoor de deelname aan dit systeem relatief duurder zou zijn, doch niet minder belangrijk. Ik vind dat we ook steun moeten verlenen aan de afstemming van de definities van EMAS op ISO 14001, die organisaties zou helpen de overstap te maken van ISO naar EMAS, en aan een eenvoudiger taalgebruik, dat vooral voor kleine organisaties bijzonder nuttig zou kunnen zijn.
Alexander Alvaro, Jorgo Chatzimarkakis en Holger Krahmer (ALDE), schriftelijk. – (DE) De Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) is van mening dat het subsidiariteitsbeginsel niet in acht is genomen en dat artikel 13, lid 1, van het EG-Verdrag, derhalve niet de juiste rechtsgrondslag vormt. Het treffen van de onderhavige regelingen is een vergaande inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de lidstaten en behoort niet tot de bevoegdheid van de communautaire wetgevers.
Het bestrijden van alle vormen van discriminatie en het bevorderen van de deelname van gehandicapten aan het openbare leven zijn belangrijke taken. Het voorstel om de antidiscriminatievoorschriften tot vrijwel alle levensgebieden uit te breiden, staat echter haaks op de realiteit. De omkering van de bewijslast zoals die in de richtlijn is verankerd, leidt er bijvoorbeeld toe dat er op basis van beschuldigingen waarvoor geen adequate bewijzen voorhanden zijn, een juridische procedure in gang kan worden gezet. De betrokken personen zouden in dergelijke gevallen een schadevergoeding moeten betalen, hoewel zij niet gediscrimineerd hebben, maar alleen niet in staat zijn hun onschuld te bewijzen. Bij een dergelijk ruim gedefinieerde omkering van de bewijslast dienen vanuit het oogpunt van de rechtsstaat dan ook de nodige twijfels te worden gezet. Hierdoor wordt onzekerheid gecreëerd en wordt misbruik bevorderd. Dat kan toch niet de raison d’être zijn van een vooruitstrevend antidiscriminatiebeleid.
Daarnaast dient in aanmerking te worden genomen dat de Europese Commissie op dit moment tegen talloze lidstaten inbreukprocedures voert vanwege een tekortschietende omzetting van de huidige Europese richtlijnen inzake het antidiscriminatiebeleid. Tot nu toe is er geen overzicht beschikbaar van de voorschriften die al omgezet zijn op basis waarvan vastgesteld zou kunnen worden of het inderdaad noodzakelijk is om, zoals beweerd wordt, nieuwe regelingen in te voeren. Met name Duitsland is al veel verder gegaan dan de verplichtingen die in het verleden door Brussel zijn opgelegd. Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik en mijn Britse conservatieve collega’s kunnen ons vinden in een groot deel van dit verslag. Ook wij verafschuwen elke vorm van discriminatie en ondersteunen van ganser harte maatregelen om iedereen gelijke kansen te geven, ongeacht handicap, ras, godsdienst of seksuele geaardheid. We hebben echter ernstige bezwaren tegen het omkeren van de bewijslast. De Britse conservatieven zijn van mening dat ook in gevallen van kennelijke discriminatie de bewijslast nog steeds bij de eiser ligt: het is de eiser die moet bewijzen dat sprake is van discriminatie. En het Britse recht schrijft dat ook voor. Daarom hebben we ons van stemming over dit verslag onthouden.
Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Ik heb met volle overtuiging tegen dit verslag gestemd. Natuurlijk zijn we met z'n allen gekant tegen discriminatie van mensen op grond van hun handicap, seksuele geaardheid enzovoort. De vraag is alleen of Europa zich daarmee te moeien heeft. Ik vind van niet. Maatregelen tegen discriminatie moeten de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten blijven. Ik heb dan ook voor amendement 81 gestemd dat het betreffende voorstel van richtlijn beschouwt als een fundamentele aantasting van het subsidiariteitsbeginsel. Los daarvan bevat dit verslag ook tal van aanbevelingen die indruisen tegen elementaire democratische beginselen en principes van een rechtsstaat. Om maar één voorbeeld te noemen. Terwijl dit verslag oproept om personen niet te discrimineren omwille van hun overtuiging laat het tegelijk expliciet discriminatie op basis van politieke overtuiging toe.
Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Ik heb tegen dit zoveelste van politieke correctheid druipende rapport gestemd, al was het maar omdat dit voorstel het subsidiariteitsprincipe van de EU schendt en een enorme administratieve rompslomp met zich brengt. Natuurlijk ben ik ook tegen elke vorm van discriminatie op grond van handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Maar dit verslag bevat tal van aanbevelingen die haaks staan op de meest elementaire beginselen van de rechtsstaat. Want discriminatie mag voor de rapporteur plots wel wanneer het discriminatie op grond van politieke gezindheid betreft. Dan moet het gelijkheidsbeginsel niet meer gelden. Dit is al te zot.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag is gericht op de bescherming van mensen die ten onrechte aan de kant zijn geschoven, door ze geschikte en adequate middelen te geven om iets te doen aan hun situatie. Ik heb het met genoegen ondersteund. Het geniet brede steun van maatschappelijke platforms en het maatschappelijk middenveld. Ik ben ervan overtuigd dat hiermee geen inbreuk wordt gepleegd op de bevoegdheden van de lidstaten op de volgende terreinen:
- onderwijs;
- toegang tot religieuze instellingen;
- burgerlijke staat en gezinssituatie;
- de relatie tussen kerk en staat;
- het seculiere karakter van de staat en zijn instellingen;
- de status van religieuze organisaties;
- het dragen van religieuze symbolen op school.
Ierland beschikte tot voor kort over een zeer actieve adviescommissie voor racisme en interculturalisme (NCCRI) en de ruim gefinancierde ‘Equality Authority’. Ondanks het belang van hun werk – zoals controleren of wetgeving niet indruist tegen het beginsel van gelijke behandeling – hebben deze instanties hun activiteiten door een drastische verlaging van de beschikbare financiële middelen moeten staken. Het is belangrijk dat we dit soort instanties en hun werk blijven steunen.
Het verslag-Buitenweg geeft duidelijk aan dat bepaalde terreinen tot de bevoegdheid van de lidstaten moeten blijven behoren, maar om te komen tot een meer sociaal en rechtvaardig Europa is het belangrijk dat Europabreed vooruitgang wordt geboekt.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór het verslag over 'gelijke behandeling van personen' gestemd, waarin verschillende amendementen staan op het voorstel van de Commissie die de bescherming van burgers verbeteren, waaronder gehandicapten die gediscrimineerd worden.
In de Eurobarometer van 2008 geeft 15 procent van de Europeanen aan dat ze het afgelopen jaar zijn gediscrimineerd. Dat is onacceptabel en daarom ben ik blij dat het Europees Parlement deze tekst aanneemt, ondanks de onbegrijpelijke tegenstem van rechts.
Ik vind het van essentieel belang dat discriminatie door wetgeving wordt bestreden, directe en indirecte discriminatie, meervoudige discriminatie en associatieve discriminatie, op basis van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of geslacht, op tal van gebieden zoals sociale bescherming, onderwijs en toegang tot en aanbod van goederen en diensten, met inbegrip van huisvesting, vervoer, telecommunicatie en gezondheidszorg.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Het feit dat overal in de EU mensen ongeacht hun geslacht, ras, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid gelijk worden behandeld, is in belangrijke mate een verdienste van het Parlement.
Daarom ben ik blij met dit verslag, waarin wordt aangedrongen op een verdere versterking van de maatregelen voor het handhaven van het beginsel van gelijke behandeling.
Mijn enige voorbehoud geldt amendement 39, ingevolge waarvan de vrijheid van meningsuiting zelfs ingeval van intimidatie niet mag worden aangetast. We stellen terecht beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting. Zo staat de wet geen smaad en laster toe en kun je in een bioscoop niet ongestraft “brand” roepen. Ik moet tegen dit amendement stemmen, omdat het een bedreiging voor minderheden vormt.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie moet prioriteit verlenen aan de bescherming van mensen die het slachtoffer van discriminatie zijn en de rechten van deze mensen verdedigen. Dat kan pas op een nuttige en doeltreffende wijze gebeuren als de EU voor de betrokken personen rechtszekerheid creëert, en tegelijkertijd verhindert dat de economische actoren op wie de wetgeving is gericht, onevenredig zwaar worden belast.
Het gaat hier om een gevoelige materie, en we moeten er steeds op letten dat we de verdeling van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten respecteren. Van belang is ook dat het Parlement niet verder gaat dan wat de rechtsgrondslag toelaat.
De vandaag goedgekeurde tekst is op sommige punten bevredigend (en dan vooral als het gaat om het bestrijden van discriminatie van mensen met een handicap), maar bevat ook een aantal vage concepten, terwijl hij juridisch gezien niet aan alle onzekerheden een einde maakt. Verder worden er onnodige vereisten ingevoerd. Eén en ander heeft tot gevolg dat de tekst juridisch gezien onhaalbaar is en dus niet doeltreffend ten uitvoer kan worden gelegd.
Ik geloof niet dat overdadige regulering de oplossing is. Ik heb daarom steun betuigd aan het amendement waarin wordt opgeroepen tot het verwerpen van het voorstel van de Commissie, omdat bestaande teksten over dit onderwerp in een aantal lidstaten waartegen een inbreukprocedure is ingeleid, nog niet zijn geïmplementeerd.
Ik sta achter de doelstelling van deze richtlijn, maar ben niet geheel tevreden. Daarom heb ik besloten me bij de eindstemming van stemming te onthouden.
Louis Grech (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik zal vóór dit verslag stemmen, vooral omdat het op krachtige en concrete wijze het beginsel van gelijke behandeling ongeacht godsdienst of overtuiging, leeftijd of seksuele geaardheid bevordert. Desalniettemin is mijn fractie van mening dat amendement 28 pas kan worden uitgevoerd nadat rekening is gehouden met de werkelijke situatie in de afzonderlijke lidstaten en hun bezwaren ter zake. Verder moeten we de perverse situatie voorkomen dat wetgeving die is bedoeld om de vrijheid van meningsuiting te garanderen, in de praktijk juist leidt tot een aantasting van die vrijheid.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb altijd positief gestaan tegenover de vastberaden en efficiënte bestrijding van alle vormen van discriminatie, waaronder ook homofobie. Discriminatiebestrijding sluit immers aan bij de kernwaarden van de Europese Unie.
De Europese Unie moet prioriteit verlenen aan de bescherming van mensen die het slachtoffer van discriminatie zijn en de rechten van deze mensen verdedigen. Dat kan pas op een nuttige en doeltreffende wijze gebeuren als de EU voor de betrokken personen rechtszekerheid creëert, en tegelijkertijd verhindert dat de economische actoren op wie de wetgeving is gericht, onevenredig zwaar worden belast.
Het gaat hier om een gevoelige materie, en we moeten er steeds op letten dat we de verdeling van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten respecteren. Van belang is ook dat het Parlement niet verder gaat dan wat de rechtsgrondslag op Europees niveau toelaat.
De vandaag goedgekeurde tekst is op sommige punten bevredigend (en dan vooral als het gaat om het bestrijden van discriminatie van mensen met een handicap), maar bevat ook een aantal vage concepten, terwijl hij juridisch gezien niet aan alle onzekerheden een einde maakt. Verder worden er onnodige vereisten ingevoerd. Eén en ander heeft tot gevolg dat de tekst juridisch gezien onhaalbaar is en dus niet doeltreffend ten uitvoer kan worden gelegd. Hoewel ik achter de doelstelling van de richtlijn sta, heb ik besloten me bij de eindstemming van stemming over deze tekst te onthouden.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik feliciteer mevrouw Buitenweg met het behalen van een meerderheid voor haar verslag. Voor discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is geen plaats in Europa. Het is een goede zaak dat nu ook buiten de arbeidsmarkt rechtsbescherming tegen ongelijke behandeling wordt geboden. De voorgestelde richtlijn zal een waardevol instrument zijn in de strijd tegen intolerantie.
Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie neemt sinds 2000 maatregelen om gelijkheid te bevorderen, en dan steeds meer in de ruimste zin des woords: gelijkheid tussen mannen en vrouwen, tussen nationale onderdanen en buitenlanders, tussen gezonde en zieke mensen, tussen katholieken, moslims, boeddhisten en aanhangers van andere religies, gelijke toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, gelijke behandeling met betrekking tot seksuele voorkeur, en ga zo maar verder. Deze lijst is uiteraard niet volledig. Er wordt nu gewerkt aan Europese richtlijnen betreffende gelijke toegang tot sociale diensten en huisvesting.
En nu hebben we hier een nieuwe richtlijn, zogenaamd om discriminatie van mensen met een handicap te bestrijden (wat overigens legitiem is), maar in werkelijkheid om op alle gebieden waar nog keuzevrijheid bestaat, hetzij in de contractuele sfeer, hetzij elders, regels voor te schrijven. Of liever: elke vrijheid te ketenen.
De gevaren van zulke dwingende regulering zijn talrijk. Deze nieuwe Europese maatregelen zullen niet alleen leiden tot meer Europese bureaucratie en zwaardere lasten, ze vormen ook een heuse bedreiging voor andere fundamentele rechten en vrijheden, waaronder – en vooral – de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.
De censoren en dictators zijn onder ons – in de naam van gelijkheid.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb besloten me met betrekking tot het verslag van mevrouw Buitenweg over gelijke behandeling van stemming te onthouden, en dat betreur ik ten zeerste.
Het beginsel van gelijke behandeling van personen, ongeacht politieke of religieuze overtuiging, leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid of handicap, is één van de grondbeginselen van de Europese Unie. De werkelijkheid van alledag toont evenwel aan dat er in de lidstaten nog veel moet worden gedaan. De nog steeds voortdurende beledigende opmerkingen aan het adres van ouderen zijn daarvan een sprekend voorbeeld.
Ik kan mij echter niet verenigen met de procedures en de opties zoals die in dit verslag worden beschreven. Ik ben heel bang dat de goede bedoelingen zullen uitlopen op eindeloze processen en bureaucratische wildgroei, wat nu juist precies het tegenovergestelde is van het beoogde resultaat.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan vinden dat de EU een Unie van waarden is en daarom ben ik een sterk pleitbezorger voor een ruime richtlijn tegen discriminatie. Volgens mij is dat een vanzelfsprekendheid in een werkende interne markt waarin onschendbare mensenrechten worden geëerbiedigd. Het is voor mij erg belangrijk dat niemand wordt gediscrimineerd op grond van een handicap.
Ik ben voor amendement 87 omdat ik van mening ben dat belastingbetalers in elk land ervoor moeten zorgen dat de economische situatie van mensen met een handicap van dien aard is dat zij op de kredietmarkt als volwaardige kredietnemers worden beschouwd. Ik heb zelfs voor het verslag als geheel gestemd.
Maria Martens (PPE-DE), schriftelijk. − Het CDA heeft zich altijd sterk gemaakt voor regels voor de gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Het CDA is dan ook voor de geest van deze richtlijn.
Zo´n wet moet dan wel goed in elkaar zitten. Het CDA acht vele rechtsdefinities in de tekst buitengewoon onduidelijk en verwacht -net als vele anderen- dat de tekst aanleidingen zal geven voor allerlei procedures bij het Hof.
Het CDA is tegen het voorstel van omkering van de bewijslast. Voor ons is iemand onschuldig tenzij het tegendeel bewezen wordt. Het CDA kan zich niet vinden in het voorstel dat het aan degene is die wordt aangeklaagd om zijn onschuld te bewijzen.
We betreuren bovendien dat socialisten en liberalen kennelijk onder druk van de verkiezingen de tekst met tal van nieuwe elementen of bij gesplitste stemmingen het evenwicht nog verder uit balans heeft gebracht. Om die reden heeft het CDA het rapport niet kunnen steunen.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Dit is een belangrijk verslag met belangrijke gevolgen voor EU-burgers.
Het is moeilijk om het oneens te zijn met het beginsel van gelijke behandeling, en toch is dit verslag in het Parlement uitermate controversieel gebleken, niet alleen tussen, maar ook binnen fracties.
Ik heb tegen amendement 81 gestemd, dat strekt tot verwerping van het hele verslag. Ik heb gesproken met en ben benaderd door lobbyisten van tal van belangengroepen voor gehandicapten, die vroegen om begrip voor hun standpunt. Met name het Europees Gehandicaptenforum pleit krachtig voor EU-wetgeving als middel om mensen met een handicap tegen discriminatie te beschermen.
Ook in de Raad zijn door veel lidstaten bezwaren tegen het voorstel geuit. Die bezwaren variëren van de rechtsgrondslag en de werkingssfeer van het voorstel tot de vrees dat het zou kunnen raken aan terreinen waarop de lidstaten bevoegd zijn, zoals onderwijs, sociale zekerheid en gezondheidszorg.
We moeten ook duidelijk maken dat adoptie- en reproductieve rechten (met inbegrip van medisch ondersteunde voortplanting) niet onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen.
Ik heb tegen amendement 28 gestemd om de verwijzing naar nationaal familierecht, waaronder begrepen reproductieve rechten, te handhaven. Omdat dit amendement is verworpen, heb ik mij bij de eindstemming onthouden.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Vandaag heb ik, samen met het eurokritische deel van mijn fractie, gestemd voor het rapport Buitenweg over gelijke behandeling van personen. Met haar voorstellen zijn wij het inhoudelijk zeer eens en dus betreuren we de vele tegenstemmen van diegenen die meer Europa willen. Het is jammer dat andere partijen vooraf twijfel hebben gezaaid over de vanzelfsprekendheid van onze voorstem
In nationale parlementen en nationale regeringen van de EU-lidstaten komt vaak de vraag aan de orde of de EU meer bevoegdheden naar zich toe moet halen. Die uitbreiding van bevoegdheden gaat veelal ten koste van de besluitvorming op lager niveau, die de betrokkenen de meeste invloed garandeert. In zulke gevallen maakt mijn partij, de Socialistische Partij in Nederland, bezwaar. In het Europees Parlement gaat het daarentegen vooral om de vraag hoe de EU haar bevoegdheden uitoefent, met nadruk op de inhoud dus. In dat geval stemmen wij altijd voor wat wij als een verbetering zien en tegen wat wij als een verslechtering zien. Die keuze neemt niet weg dat we dit soort onderwerpen liever niet overlaten aan de Raad, die een Europees gemiddelde kan vaststellen dat slechter is dan hetgeen we inmiddels in Nederland en in een aantal andere lidstaten hebben bereikt.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is een beginsel dat het Gemeenschapsrecht ontstijgt: het is een onvervreemdbaar recht van de mens. Ik heb derhalve tegen het verslag van mevrouw Buitenweg over het voorstel voor een richtlijn van de Raad moeten stemmen. Deze richtlijn heeft volgens mij uitsluitend ten doel aspecten te controleren ten aanzien waarvan de Europese Unie al bijzonder actief en betrokken zou moeten zijn.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Buitenweg over de gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid gestemd. Het is ongehoord dat in de 21e eeuw in het Europees Parlement nog steeds meningsverschillen bestaan over zoiets vanzelfsprekends als de gelijke behandeling van mensen. Het feit dat 226 afgevaardigden tegen het verslag stemden, was een onaangename verrassing en een duidelijk signaal dat er gevaar dreigt, een signaal dat niet mag worden genegeerd.
Tolerantie is een van de hoekstenen van de Europese Unie en het bestrijden van elke vorm van discriminatie moet dan ook onze hoogste prioriteit zijn. Het devies “in verscheidenheid verenigd” slaat niet alleen niet op de verschillende landen die samen de EU vormen, maar eerst en vooral op de burgers van de Unie en hun onderlinge verschillen. Ondanks die verschillen zijn alle EU-burgers voor de wet gelijk en moeten ze als zodanig worden behandeld. Pas dan kan de Unie haar devies waarmaken.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie moet prioriteit verlenen aan de bescherming van mensen die het slachtoffer van discriminatie zijn en de rechten van deze mensen verdedigen. Dat kan pas op een nuttige en doeltreffende wijze gebeuren als de EU voor de betrokken personen rechtszekerheid creëert, en tegelijkertijd verhindert dat de economische actoren op wie de wetgeving is gericht, onevenredig zwaar worden belast.
Bij deze materie moeten we er steeds op letten dat we de verdeling van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten respecteren. Van belang is ook dat het Parlement niet verder gaat dan wat de rechtsgrondslag toelaat.
De vandaag goedgekeurde tekst is op sommige punten bevredigend (en dan vooral als het gaat om het bestrijden van discriminatie van mensen met een handicap), maar bevat ook een aantal vage concepten, terwijl hij juridisch gezien niet aan alle onzekerheden een einde maakt. Verder worden er onnodige vereisten ingevoerd. Eén en ander heeft tot gevolg dat de tekst juridisch gezien onhaalbaar is en dus niet doeltreffend ten uitvoer kan worden gelegd.
Aangezien overdadige regulering niet de oplossing is, heeft de afvaardiging daarom steun betuigd aan het amendement waarin wordt opgeroepen tot het verwerpen van het voorstel van de Commissie, omdat bestaande teksten over dit onderwerp in een aantal lidstaten waartegen een inbreukprocedure is ingeleid, nog niet zijn geïmplementeerd.
De Franse afvaardiging staat achter de doelstelling van deze richtlijn, maar is in feite niet geheel tevreden. Daarom heeft zij besloten zich bij de eindstemming van stemming te onthouden.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Discriminatie is in deze tijden van Europese eenwording een uiterst actueel probleem dat we in geen geval mogen negeren. Hoewel we dit thema al meermaals hebben behandeld, zijn de effecten nog steeds niet tevredenstellend.
De verschillende vormen van discriminatie zijn een echt probleem. Discriminatie op basis van etnische afkomst of ras is zowel op de arbeidsmarkt als daarbuiten verboden. Ongelijke behandeling op basis van godsdienst, levensbeschouwing, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is momenteel echter alleen verboden in de beroepssfeer.
Ik ben van mening dat we discriminatie niet alleen op de werkvloer, maar ook daarbuiten moeten bestrijden. Discriminatie moet eenduidig worden gedefinieerd, los van de vorm.
Preventie van ongelijke behandeling is van het grootste belang. We mogen hierbij echter niet de slachtoffers van discriminatie uit het oog verliezen. We moeten ervoor zorgen dat rechten kunnen worden toegepast en dienen te streven naar een consequente bestraffing van personen die zich aan discriminatie schuldig maken.
Discriminatie is een zeer belangrijk thema, zowel in het kader van het privéleven van burgers als van de Europese integratie. Ik ben het dan ook volledig eens met rapporteur Buitenweg en wil haar bedanken voor het uitstekende en volledige verslag.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. − Het op Europees niveau opleggen van de omkering van de bewijslast zoals bepaald in de nieuwe anti-discriminatierichtlijn, kan ik als juriste niet aanvaarden. Het is immers vrijwel onmogelijk om te bewijzen wat niet is en veel makkelijker om te bewijzen wat wél is.
Het is echter nodig dat de EU ervoor zorgt dat haar mooie uitgangspunten en waarden die verwoord zijn in het EU-Verdrag, ook door haar burgers in de praktijk beleefd kunnen worden. Hierover horizontale wetgeving maken is een goede zaak. Daarom heb ik voor het verslag Buitenweg in zijn geheel gestemd.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Ik heb met de PPE-DE tegen de non-discriminatierichtlijn gestemd omdat deze negatieve gevolgen voor EU-burgers zou hebben. De linkse meerderheid heeft vandaag laten zien dat Europese instellingen de bureaucratie die door de belastingbetalers wordt gefinancierd niet willen verminderen. Deze resolutie levert het bewijs dat de EU de voorschriften in alle sectoren van het dagelijks leven van de mensen in de lidstaten wil uitbreiden. Dat is een verkeerd signaal.
Deze resolutie heeft echter geen invloed op het wetgevingsproces. Het is aan de Raad om hierover tot een unaniem besluit te komen.
Ik ben tegen iedere vorm van discriminatie. Oorspronkelijk zou deze richtlijn betrekking hebben op discriminatie van lichamelijk gehandicapten en ouderen. Ik heb me ook altijd bezig gehouden met de bescherming van deze groepen. Deze richtlijn is echter niet duidelijk genoeg en daarom zullen de mensen er mijns inziens niet mee gebaat zijn.
De lobby heeft werkelijke discriminatie gegijzeld toen zij seksuele geaardheid en religie of overtuiging eraan toevoegde. Deze vormen van discriminatie zijn nooit in enig EU-document gedefinieerd. De gevolgen daarvan kunnen dramatisch zijn.
Niemand kan een nauwkeurige definitie geven van seksuele geaardheid of van discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Dit levert een potentieel gevaar op voor de interpretatie van deze richtlijn. Non-discriminatie op grond van “overtuiging” levert ook problemen op. Sekten of politieke extremisten zullen misschien van deze richtlijn profiteren en de massamedia zullen hen niet kunnen weigeren. Scholen op godsdienstige grondslag zullen docenten niet op basis van hun geloof kunnen selecteren. Verzekeringsmaatschappijen zullen geen rekening kunnen houden met informatie om verzekeringsrisico’s vast te stellen. De verzekeringspremies zullen stijgen.
Bovendien zijn er al enkele richtlijnen en internationale documenten ter bescherming van ouderen en lichamelijk gehandicapten, maar de daarin vervatte voorschriften zijn niet door de lidstaten toegepast.
Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Deze resolutie is vrij kritisch en we mogen het toejuichen dat de politieke dialoog uitdrukkelijk afhankelijk wordt gemaakt van vorderingen qua mensenrechten en interne vrijheid. Op dat vlak schiet het regime ter plaatse nog steeds enorm te kort, met name voor wat betreft de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de vrijheid van de democratische oppositie en de media.
Maar teveel wijst erop dat de recente toegevingen van het regime slechts kaderen in een cosmetische operatie ten opzichte van het buitenland vanwege president-dictator Loekashenko. Het is nog veel te vroeg om een normale dialoog met Wit-Rusland aan te gaan.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is weer zo'n resolutie die diepgaand geworteld is in een visie van bemoeienis en stigmatisering met betrekking tot Wit-Rusland, en die er duidelijk op gericht is zich te mengen in de interne aangelegenheden van dat land.
Als je dieper graaft dan het verbloemende en manicheïstische taalgebruik, is het duidelijk waar het hier om gaat: de EU accepteert de onafhankelijkheidsverklaring van Wit-Rusland niet, noch zijn definitie van een onafhankelijke politiek, die niet strookt met de belangen van de EU/NAVO/VS en die men daarom probeert te negeren.
Daarom gaat de EU over op chantage en het opleggen van sancties, en zegt dat deze kunnen worden opgeheven als het land de maatregelen invoert die geëist worden, zoals: 'de democratische oppositie van Wit-Rusland en het maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken bij de dialoog tussen de EU en Wit-Rusland'; 'om ten volle en op doeltreffende wijze gebruik te maken van de mogelijkheden tot ondersteuning van de ontwikkelingen op het gebied van het maatschappelijk middenveld en de democratie in Wit-Rusland door middel van het Europese Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR)'; of 'financiële steun te verlenen aan de onafhankelijke Wit-Russische televisiezender Belsat'.
Welk EU-land zou dergelijke voorwaarden accepteren? De hypocrisie van deze benadering moge duidelijk zijn, vooral gezien het feit dat de 'Europese familie' van zogenaamde 'democratische landen' met geen woord de ware slachting heeft veroordeeld die het Israëlische leger heeft aangericht onder het Palestijnse volk op de Gazastrook, of de illegale vluchten van de CIA, waaraan ze overigens medeplichtig was.
Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Geachte collega’s, ik heb voor de resolutie over de evaluatie van de dialoog tussen de EU en Wit-Rusland gestemd. Het is positief dat de resolutie naast een algemene politieke evaluatie ook spreekt over concrete verwachtingen ten aanzien van de Wit-Russische autoriteiten. Het is immers geen dialoog om de dialoog, maar het is de bedoeling dat bepaalde zaken, om verschillende redenen, verbeteren. Iedereen weet dat de situatie in Wit-Rusland niet ideaal is.
We verwachten dan ook dat het besluit om een aantal jonge activisten op te roepen voor het leger, wordt herzien. Het gaat om Franak Viačorka, Ivan Šyla en Zmiter Fedaruk. Ze mogen niet worden 'gegijzeld' door de autoriteiten. Franak Viačorka is de zoon van een bekende oppositievoerder. Mensen oproepen voor militaire dienst mag geen instrument worden om politiek te bedrijven. Voorts roepen we op tot de erkenning door de autoriteiten van de Bond van Polen in Wit-Rusland en zijn op 15 maart 2009 herkozen voorzitter Angelika Borys. Daarnaast zouden we willen dat de Wit-Russische autoriteiten de vonnissen tegen elf deelnemers aan een in januari 2008 gehouden demonstratie herzien.
Dit zijn zeer concrete voorbeelden waarmee de Wit-Russische autoriteiten hun goede wil en motivatie tot het voeren van een echte dialoog kunnen tonen. Ik hoop dat Wit-Rusland deze kans grijpt. Dat zal goed zijn voor Wit-Rusland zelf, maar ook voor de Wit-Russen, de Europese Unie en de betrekkingen tussen Wit-Rusland en Europa. Dank u.
– Ontwerpresolutie: RC-B6-0165/2009 (Het Europese geweten en het totalitarisme)
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Als we willen bouwen aan een toekomst voor Europa, mogen we het negeren van historische feiten en het verwaarlozen van de nagedachtenis aan tragische momenten in onze geschiedenis niet toelaten. De herdenking van slachtoffers van misdaden tegen de menselijkheid moet een van de basiselementen zijn van het geschiedenisonderwijs en de bewustmaking van jongeren in Europa. Historische onwetendheid leidt niet alleen tot geschiedvervalsing, maar ook tot gevaarlijke vormen van nationalisme. Ook zou ik graag zien dat de Europese samenleving meer zou leren over Poolse helden als cavaleriekapitein Witold Pilecki. We moeten ons realiseren dat begrip van de geschiedenis van heel Europa, dus niet alleen van West-Europa, de sleutel is tot de opbouw van een gemeenschappelijke toekomst.
Koenraad Dillen (NI), schriftelijk. − Ik heb voor deze evenwichtige resolutie gestemd, waarin elke vorm van totalistarisme wordt veroordeeld. De twintigste eeuw was de eeuw van de grootste massamoorden in de geschiedenis. Nazi-Duitsland, Sovjet-Rusland, Cambodja, China, Rwanda zijn er om ons eraan te herinneren tot welke absolute waanzin en wreedheid de mens tegenover zijn gelijke in staat is wanneer tirannie het haalt van de vrijheid. Maar één bedenking: ik weiger een hiërarchie in het lijden op te stellen. Elk lijden is uniek en verdient onze eerbied. Of het nu om lijden van joodse mensen, tutsi's, koelakken, Russische krijgsgevangenen of Poolse priesters gaat. Daarom heb ik mij bij amendement 19 onthouden.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór de resolutie over totalitaire regimes gestemd. Ik ben van mening dat Europa niet kan worden verenigd tenzij het erin slaagt zijn geschiedenis te herenigen en een eerlijk, diepgaand debat op gang te brengen over de misdaden van de afgelopen eeuw die zijn begaan door het nazisme, het stalinisme en fascistische en communistische regimes.
Ik vind dat het Europese integratieproces een succes kan worden genoemd en tot de opbouw van een Europese Unie heeft geleid waarvan de landen van Midden- en Oost-Europa die vanaf het einde van WO II tot in de vroege jaren negentig onder communistische regimes hadden geleefd, thans deel uitmaken, en dat de eerdere toetreding van Griekenland, Spanje en Portugal ertoe bijgedragen heeft de democratie in Zuid-Europa veilig te stellen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik voor maximale objectiviteit ben bij het analyseren van de geschiedenis van Europa en ik me bewust ben van de afschuwelijke misdaden die in Rusland onder het bewind van Stalin zijn begaan, ben ik bang dat deze resolutie op sommige plaatsen riekt naar een soort historisch revisionisme dat zich niets gelegen laat liggen aan objectieve analyse.
Ik ben niet bereid om de misdaden van de nazi’s – de holocaust van zes miljoen joden en de massamoord op communisten, vakbondslieden en gehandicapten – gelijk te stellen met de misdaden die in stalinistisch Rusland werden begaan. Dit soort politiek relativisme ontkent het unieke karakter van de nazimisdaden en verschaft zo een intellectuele onderbouwing aan de ideologieën van neonazi’s en neofascisten, waarvan sommige zich hier vandaag onder ons bevinden.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De door de vijf grootste fracties in het Parlement ingediende ontwerpresolutie bevat vele belangrijke standpunten over de Europese geschiedenis van de laatste honderd jaar. De amendementen, en met name die van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten zijn ook lovenswaardig, maar om redactionele redenen past niet alles wat is voorgesteld in de tekst van de resolutie. Er zijn veel tragedies en daden van heldenmoed van individuele personen die in een resolutie over het Europese geweten en het totalitarisme zouden kunnen worden beschreven. Jammer genoeg is er geen plaats voor alles en daarom waren wij gedwongen tegen een aantal amendementen op de resolutie te stemmen.
Wij hebben echter voor de resolutie als geheel gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze schandalige resolutie die is goedgekeurd door het Parlement maakt deel uit van een operatie die erop gericht is de historische waarheid te verdraaien, uitgevoerd door reactionairen en mensen die wraak willen: de verliezers van de Tweede Wereldoorlog. Het zijn diezelfde mensen die in hun eigen land mensen rehabiliteren die bijvoorbeeld hebben gecollaboreerd met de barbaarse praktijken van de nazi's.
Het doel daarvan is het neofascisme in een gunstig daglicht te plaatsen en het communisme te veroordelen. Met andere woorden: de tiran en de onderdrukker in een goed daglicht te stellen en de slachtoffers en degenen die zij onderdrukt hebben te veroordelen. Het doel ervan is de doorslaggevende rol uit te wissen die de communisten en de Sovjet-Unie in de nederlaag van het nazisme-fascisme hebben gespeeld, en hun rol bij de verbetering van de levensomstandigheden van arbeiders, hun bijdrage aan de bevrijding van volkeren van het koloniale juk en de rol die ze na de Tweede Wereldoorlog hebben gespeeld bij het bestrijden van uitbuiting en oorlog.
In Portugal heeft de Portugese Communistische Partij (PCP) meer dan wie ook gestreden voor vrijheid, democratie, vrede, mensenrechten, voor fatsoenlijke levensomstandigheden voor de Portugese bevolking, voor de vrijheid van volkeren die door het fascisme waren gekoloniseerd en voor de verworvenheden die zijn vastgelegd in de grondwet van de Portugese Republiek, die nu 33 jaar oud is.
In essentie is het doel ervan de communisten, hun activiteiten en hun idealen te criminaliseren.
Een dergelijke resolutie is des te ernstiger in de huidige tijd, waarin het kapitalisme in een ernstige crisis verkeert, waardoor de strijd voor vrede, democratie en sociale vooruitgang de allerbelangrijkste uitdaging van onze tijd geworden is.
Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) We betreuren natuurlijke de slachtoffers van alle agressieve en autoritaire regimes, ongeacht de wreedheden die in hun naam in Europa of bijvoorbeeld in de voormalige Europese koloniën zijn begaan. We zijn echter ernstig bezorgd over pogingen van politici of parlementariërs om direct of indirect de perceptie van historische gebeurtenissen te beïnvloeden. De perceptie van historische gebeurtenissen moet worden gevormd door onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en publiek debat. Anders bestaat het gevaar dat elke nieuwe parlementaire meerderheid zal proberen de geschiedenis te herschrijven door de personen en regimes aan te wijzen die volgens hen de “grootste vijanden van de samenleving” waren en dat het debat over de Europese geschiedenis voor politieke kortetermijndoeleinden wordt gebruikt. Daarom hebben we ons bij de eindstemming onthouden.
Maria Eleni Koppa (PSE), schriftelijk. – (EL) De delegatie van de PASOK in het Europees Parlement heeft tegen deze resolutie gestemd omdat daarin nazisme en communisme op onaanvaardbare wijze over een kam worden geschoren.
Wij veroordelen de wreedheden van zowel het nazisme als het stalinisme.
Wij zijn van mening dat het over een kam scheren van deze twee totalitaire regimes allesbehalve bijdraagt aan het goede begrip van de bijzondere kenmerken van elk regime afzonderlijk.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Ik heb gestemd voor de resolutie over het totalitarisme, in afwijking van het stemadvies van mijn fractie, die deze resolutie overbodig vond. Ik kies voor een markering van de radicale breuk met alle pogingen om politieke doelen te verwezenlijken door middel van geweld, vrijheidsberoving, intimidatie en andere vormen van onderdrukking. De 20e eeuw was de eeuw van grote volksbewegingen die verblind waren door de gedachte dat zij aan het eind van de geschiedenis stonden. Om de voor hen ideale wereld te organiseren, en die voor eeuwig te beschermen tegen verandering, was elke misdaad geoorloofd. Voor de één bestond die ideale wereld uit de gelijkwaardigheid van alle mensen, een sterke publieke dienstverlening, de productiemiddelen in handen van het volk en afschaffing van alle oude voorrechten voor bevoordeelde groepen. Voor de ander ging het om behoud van tradities, ongelijkheid, machtsposities en voorrechten. Met de eerste groep ben ik het eens en met de tweede niet.
Met hun geweld hebben beide groepen zich voor altijd gehaat gemaakt. Niemand herinnert zich meer wat hun doeleinden waren, maar ieder weet wel welke middelen zij gebruikten. Dat tijdperk behoort definitief voorbij te zijn. Hoewel ik het oneens ben met sommige formuleringen vind ik deze resolutie nodig.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Geen enkel parlement, geen enkele parlementaire meerderheid bestaand uit vertegenwoordigers en dienaars van het barbaars kapitalistisch systeem kan met laster, leugens en vervalsing van geschriften de geschiedenis van de sociale revoluties uitwissen. Deze geschiedenis hebben de volkeren met hun bloed geschreven en onderschreven. Geen enkel zwart anticommunistisch front kan de grote bijdrage van het socialisme, zijn ongekende veroveringen en de afschaffing van de uitbuiting van de mens door de mens ongedaan maken.
De gezamenlijke resolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten, waar ook de socialisten voor hebben gestemd, gooit op een vulgaire en ongehoorde wijze het communisme op een hoop met het fascisme, en de socialistische stelsels op een hoop met de fascistische nazistische regimes.
Na een afschuwelijke koehandel is voorgesteld een dag van Europese herdenking van de beulen en de slachtoffers in te voeren. Op die manier wordt het fascisme vrijgesproken, het socialisme door de modder gehaald en het imperialisme de misdaden, die het ook nu nog begaat, kwijtgescholden. Ideologisch gezien wordt het kapitalisme als het enige “democratische” stelsel naar voren geschoven.
De politieke krachten die gelijke afstand bewaren hebben een enorme verantwoordelijkheid voor deze anticommunistische hysterie en geven daarmee een alibi voor dit obscurantistisch beleid.
De Communistische Partij van Griekenland roept de arbeidersklasse en elk progressief mens op om het anticommunisme en zijn spreekbuizen te veroordelen.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De 20e eeuw werd gekenmerkt door de misdaden van totalitaire communistische regimes en het nazibewind, die hun wrede macht tegen miljoenen mensen hebben uitgeoefend. De Europese integratie was een rechtstreekse reactie op de oorlog en de verschrikkingen die de totalitaire regimes op het Europees continent hebben veroorzaakt.
Ik weet zeker dat Europa zich nooit zal verenigen als het geen uniforme visie op zijn eigen geschiedenis weet te ontwikkelen en daarom heb ik voor de resolutie gestemd inzake het Europese geweten en het totalitarisme. We moeten erkennen dat het communisme en nazisme deel uitmaken van onze gemeenschappelijke erfenis en deskundigen laten debatteren over alle misdaden die in de vorige eeuw door totalitaire regimes zijn begaan. Dat zijn we verplicht tegenover onze jongere generaties, die niet onder dergelijke regimes hoeven op te groeien en wier kennis over het totalitarisme in al zijn verschijningsvormen schrikbarend oppervlakkig en gebrekkig is, zelfs al na vijf jaar sinds de uitbreiding van 2004. Nu al zijn er veel mensen die niets weten over de regimes die hun medeburgers veertig jaar lang hebben geterroriseerd in Midden- en Oost-Europa en hen van het democratische Europa hebben weggehouden door middel van het IJzeren Gorden en de Berlijnse Muur.
In 2009 vieren wij de 20e verjaardag van de val van de communistische dictaturen in Midden- en Oost-Europa en de val van de Berlijnse Muur. Ik vind dat alle regeringen van de EU deze gelegenheid moeten benutten om 23 augustus uit te roepen tot Europese Dag ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het stalinisme en nazisme.
Dit zou een resolutie zijn voor alle slachtoffers van totalitaire regimes en een krachtige en ondubbelzinnige garantie dat dergelijke gebeurtenissen zich nooit meer zullen herhalen in Europa.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor de ontwerpresolutie over het Europese geweten en het totalitarisme.
Ik ben er vast van overtuigd dat Europa bewuster moet worden gemaakt van de door totalitaire en ondemocratische regimes gepleegde misdaden omdat ik denk dat we de Europese integratie niet kunnen consolideren zonder de instandhouding van onze historische herinneringen te bevorderen, op voorwaarde dat alle aspecten van Europa's verleden worden erkend.
Ook steun ik het voorstel voor het uitroepen van een Europese herdenkingsdag voor de slachtoffers van alle totalitaire en autoritaire regimes.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) Voor velen in de EU en in de Europese landen buiten de EU is het totalitarisme, en in het bijzonder de miljoenen mensenlevens die het heeft gekost, een cruciaal historisch verschijnsel. Het heeft de manier van denken van veel leden van latere generaties medebepaald. Maar voor degenen die het totalitarisme aan den lijve hebben ondervonden, vertegenwoordigt deze periode van de Europese geschiedenis een vreselijk litteken in de ontwikkeling van het continent. Extremisme vormt nog steeds een reële bedreiging en degenen die het belijden hebben, ongewild, een vriend in het kieshokje: lethargie. Als politici moeten we ernaar streven huidige en toekomstige generaties bewust te maken van de gevaren waar onze vrijheden en zelfs onze existentie aan blootstaan. Dat is de reden waarom ik deze ontwerpresolutie met een gerust hart kan ondersteunen.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE), schriftelijk. – (EL) Wij veroordelen onomwonden elke vorm van totalitarisme en onderstrepen tevens hoe belangrijk het is dat het verleden niet wordt vergeten, dat trouwens een belangrijk element is van onze geschiedenis.
Wij zijn evenwel van mening dat geen enkele parlementaire meerderheid bevoegd is om met haar besluiten historische gebeurtenissen te interpreteren.
De beoordeling van historische gebeurtenissen is een taak die enkel en alleen is voorbehouden aan historici.
Daarom hebben wij besloten om ons te onthouden tijdens de stemming van vandaag over de gezamenlijke resolutie van vier fracties, waaronder ook de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, over: ´Het Europese geweten en het totalitarisme´.
Francis Wurtz (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) We zijn al diverse malen in de gelegenheid geweest om onze ideeën met betrekking tot herhaalde standpunten aangaande “alle totalitaire regimes” naar voren te brengen.
Onze fractie verwerpt elke vorm van totalitarisme, zonder enig voorbehoud. Zo verwerpen wij ook het stalinisme. We tekenen echter wel bezwaar aan tegen elke poging om het nazisme te trivialiseren door het onder te brengen in een algemene veroordeling van totalitaire regimes, zoals dat in deze resolutie wederom gebeurt.
Daarom weigert onze fractie aan de stemming over deze resolutie deel te nemen.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De veroordeling van totalitaire regimes die een nazistische of communistische ideologie aanhangen, dient slechts de eerste stap te zijn op weg naar een volledige veroordeling van alle vormen van onverdraagzaamheid, fanatisme en onwetendheid die de fundamentele rechten en vrijheden van individuen en naties hebben onderdrukt en dat zullen blijven doen. Iedere ideologie die de menselijke waardigheid en het menselijk leven niet eerbiedigt, verdient te worden veroordeeld en is fundamenteel onaanvaardbaar.
Het nazisme en het communisme zijn ideologieën die feitelijk op oudere ideologieën zijn geïnspireerd. Deze werden in de 19e eeuw geformuleerd en werden de gevestigde constitutionele beginselen in de Europese staten van die tijd. Ideologieën zoals het militarisme, chauvistisch nationalisme, imperialisme, radicalisme en later het fascisme waren in essentie inhumaan en destructief en om die reden verdienen deze om uitdrukkelijk te worden veroordeeld, net als de ideologieën die zich later in de vorm van communisme en nazisme hebben gemanifesteerd.
In de huidige onzekere en buitengewoon moeilijke periode moeten we hier met name de nadruk op leggen. We moeten daarom niet dulden dat er nieuwe politieke stromingen ontstaan die geïnspireerd zijn op ideeën die even onmenselijk zijn als die welke ten grondslag lagen aan het nazisme en het communisme. Onverdraagzaamheid kan alleen worden bestreden door te weigeren compromissen te sluiten of uitzonderingen te maken. En daarom willen we verzoeken de woorden “strijd tegen het totalitarisme” te wijzigen in “strijd tegen alle staatsregimes die geleid hebben tot onderdrukking van de menselijke waardigheid, vrijheid en het uniek zijn van elk individu”.
Călin Cătălin Chiriţă (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór de gezamenlijke resolutie betreffende de rol van de cultuur bij de ontwikkeling van de Europese regio’s gestemd omdat ik van mening ben dat de EU meer steun moet geven aan culturele projecten.
Ik vind dat de strategieën voor regionale en lokale ontwikkeling, waarin cultuur, creativiteit en de kunsten geïntegreerd zijn, een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van de levenskwaliteit in Europese regio’s en steden doordat ze culturele diversiteit, democratie, participatie en interculturele dialoog bevorderen.
De resolutie nodigt de Commissie uit om het groenboek met daarin een aantal maatregelen op het gebied van hedendaagse culturele activiteiten te presenteren, teneinde de ontwikkeling van de Europese regio’s te bestendigen.
Ik geloof dat de cultuurgeest van Europa een belangrijke manier is om Europeanen dichter bij elkaar te brengen op een wijze die hun culturele en taalkundige identiteiten volledig eerbiedigt. De culturen in Europa zijn strategische factoren in de ontwikkeling van Europa op lokaal, regionaal en nationaal niveau, maar ook op het niveau van de EU-instellingen.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Cultuur is een politiek themagebied dat onder de politieke verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten valt. Deze resolutie gaat over kwesties die buiten de bevoegdheden van de Europese Unie vallen. Omdat wij het subsidiariteitsbeginsel serieus nemen, zijn wij van mening dat de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement opgedoekt zou moeten worden.
Wij hebben daarom tegen het verslag gestemd.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Cultuur is een belangrijk onderdeel in de duurzame ontwikkeling van de Europese regio's en daarom moeten de ontwikkelingsplannen voor alle regio's een culturele dimensie bevatten. Een strategie die cultuur, creativiteit en kunst omvat zal de kwaliteit van leven voor de inwoners van stedelijke en plattelandsgebieden enorm verbeteren.
Op het betrekkelijk kleine grondgebied van Slowakije, mijn land, bestaan diverse culturele regio's, elk met hun eigen variaties. De culturele tradities die er door de eeuwen heen tot ontwikkeling zijn gekomen omvatten een unieke verscheidenheid aan vormen, soorten en varianten op het gebied van volkscultuur.
In Stará Ľubovňa, gelegen in het noorden van Slowakije, waar ik vandaan kom, tref je bijvoorbeeld Slowaakse, Duitse, Roetheense, Goraalse en Roma-culturen aan. Alle dorpen organiseren ieder jaar culturele festivals waar massa's bezoekers op af komen. De variëteit aan kostuums, liederen en dansen versterkt de band tussen de Europese regio's. Culturele projecten komen tot stand op initiatief van vrijwilligersorganisaties en ze verdienen de aandacht en vooral de steun van de Europese Commissie. Het is jammer dat er elk jaar weer opnieuw wordt bezuinigd op de financiële steun voor culturele projecten, waardoor het voor plaatselijke overheden erg moeilijk wordt om unieke culturele tradities in stand te houden.
Ik vind absoluut dat de Commissie een groenboek moet indienen waarin mogelijke maatregelen worden voorgesteld voor de ondersteuning van culturele activiteiten om de culturele ontwikkeling van de Europese regio's te bevorderen en daarom heb ik voor de resolutie gestemd over de rol van de cultuur bij de ontwikkeling van de Europese regio's.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen deze ontwerpresolutie over de rol van de cultuur bij de ontwikkeling van de Europese regio's.
Hoewel ik geloof dat de voorgestelde initiatieven voortkomen uit de bewonderenswaardige doelstelling om de regionale en plaatselijke ontwikkeling binnen de EU te bevorderen, denk ik niet dat zij volstaan om de verwezenlijking van dergelijke doelstellingen te garanderen. Ik betwijfel vooral of deze initiatieven effectief zullen zijn bij de ondersteuning van de culturele en taalkundige identiteit, aangezien zij niet worden geruggensteund door aanvullende, bredere initiatieven en beleidslijnen.
Martin Callanan (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Rusland is nog steeds een belangrijke strategische partner van de EU. We hebben gemeenschappelijke belangen, zoals de non-proliferatie van kernwapens en vrede in het Midden-Oosten. Rusland heeft ook een belangrijke diplomatieke rol. Niet alleen als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad, maar ook als land dat een aanzienlijke invloed op Iran heeft. Om Iran ervan te weerhouden een kernbom te maken, hebben we de hulp van Rusland nodig.
Onze betrekkingen met Rusland baren echter op een aantal terreinen zorgen. Ik ben er niet van overtuigd dat we behalve gemeenschappelijke belangen ook gemeenschappelijke waarden hebben. De staat van de democratie en de rechtsstaat in Rusland zijn nog steeds een punt van zorg. En ook de persvrijheid is niet van het gewenste niveau.
Ons partnerschap met Rusland moet sterk en duurzaam zijn, maar het kan niet onvoorwaardelijk zijn. Rusland moet vooral weten dat we niet zullen tolereren dat de Georgische gebieden die tijdens de oorlog van afgelopen zomer werden bezet, worden geannexeerd en als soevereine staten worden erkend.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Er is één land dat in de ogen van dit Parlement werkelijk nooit iets goed kan doen, en dan hebben we het over een Parlement dat doorgaans graag bereid is om eender welke economische, handels- of samenwerkingsovereenkomst met Cuba, de Chinese communistische dictatuur of het Turkije van premier Erdogan goed te keuren.
De meerderheid in dit Parlement heeft de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo een warm onthaal gegeven, terwijl Kosovo historisch gezien de wieg van de Servische natie is. Diezelfde meerderheid plukt nu de bittere vruchten van dit beleid, nu blijkt dat Rusland de onafhankelijkheid van Abchazië en Ossetië steunt.
En verder: waarom zou alleen Rusland steeds de schuld moeten krijgen van de misverstanden over veiligheidskwesties? Rusland kan de uitbreiding van de NAVO tot aan de landsgrenzen toch niet anders dan als een bedreiging en een provocatie zien?
Natuurlijk blijven er problemen bestaan. Maar in tegenstelling tot Turkije behoort Rusland cultureel, spiritueel en geografisch wél tot Europa. Daarom zouden we nu juist met dit land geprivilegieerde betrekkingen moeten ontwikkelen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL) , schriftelijk. – (PT) De resolutie die zojuist is aangenomen maakt duidelijk wat de bedoelingen en doelstellingen van de meerderheid van dit Huis zijn als het gaat om de betrekkingen tussen de EU en Rusland. Men vindt dat deze 'gebaseerd moeten zijn op de beginselen van geliberaliseerde en open markten en van wederkerigheid tussen de partners op het gebied van investeringsrechten en vindt daarom dat moet worden geëist dat de Russische regering, in ruil voor nauwe en wederzijds voordelige economische banden, garanties biedt voor de rechten van buitenlandse investeerders'.
Met andere woorden, de bedoeling is druk op Rusland uit te oefenen om zijn gigantische natuurlijke rijkdommen, zoals aardgas en olie, over te dragen en zijn productiecapaciteit en arbeidskrachten geschikt te maken om ingezet te worden in het belang van de grootmachten en de grote ondernemingen in de EU, die toegang willen hebben tot de rijkdommen die het eigendom zouden moeten zijn van het Russische volk.
De resolutie legt alle druk bij Rusland, maar er wordt op geen enkele manier gerefereerd aan de expansie van de NAVO naar het oosten en het nieuwe antiraketsysteem van de Verenigde Staten in Europa.
Van onze kant verwerpen wij dit soort betrekkingen zonder meer. Wij dringen erop aan dat er gewerkt wordt aan billijke betrekkingen en wederzijds respect tussen beide partijen, op basis van de belangen van hun bevolkingen en met respect voor de principes van niet-inmenging, ontwapening en détente.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) In tegenstelling tot Turkije maakt Rusland geografisch wel deel uit van de Europa; het valt binnen de Europese culturele en spirituele sfeer en behoort dus tot de Europese beschaving. Het zou op een aantal gebieden dus een ideale partner kunnen zijn, en vooral op het gebied van energie. Het is ook een zusternatie die we zouden moeten steunen en niet voortdurend bekritiseren, zoals zo veel weldenkende ultra-Europeanen steeds weer doen. Ook nu weer in dit verslag, waarin de steun aan Russischtalige minderheden in Georgië een “disproportionele tegenaanval” wordt genoemd, die “ernstige twijfel doet rijzen aan de bereidheid van Rusland om tezamen met de EU te bouwen aan een gemeenschappelijke ruimte voor veiligheid in Europa”.
Rusland weet heel goed wat deze ultra-Europeanen, die wel altijd bereid zijn de Verenigde Staten en hun oorlog in Irak te steunen, beogen. Tien jaar geleden zagen deze zelfde ultra-Europese mensenrechtentypes er geen been in om de verschrikkelijke NAVO-agressie tegen Servië goed te keuren.
Wij willen dat er een nieuw Europa tot stand wordt gebracht, een vrij Europa van soevereine staten dat met Rusland geprivilegieerde betrekkingen aangaat.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen het verslag van de heer Onyszkiewicz met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland.
Ik ben het namelijk niet met de rapporteur eens over de aanbevelingen aan de Raad en de Commissie om de onderhandelingen met Rusland voort te zetten omdat zij volgens mij niet volstaan om een eerlijke overeenkomst te garanderen, die de rechten en prerogatieven van de Europese Unie respecteert en de ontwikkeling van goede betrekkingen tussen de betrokken partijen kan bevorderen. Ik vind dan ook dat beide partijen grotere inspanningen moeten leveren om deze doelstelling te verwezenlijken.
Charles Tannock (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Rusland moet een besluit nemen: wil het de gemeenschappelijke waarden van de EU wel of niet overnemen? We zijn het op veel terreinen met Rusland eens, dat al met al een strategische partner is. Zo wordt de proliferatie van kernwapens, met name door Iran, zowel door de EU als door Rusland als een dreiging gezien. En met een nieuwe premier in Israël en een nieuwe president in de VS kan worden gewerkt aan een vreedzame oplossing van het Midden-Oostenconflict, wat niet zonder de hulp van Rusland kan, dat lid van het Kwartet is. Maar we kunnen niet tolereren dat Rusland zijn buren intimideert en zijn gasvoorraden als diplomatiek wapen gebruikt. Net zo min kunnen we toestaan dat Rusland gewoon doet alsof de oorlog van afgelopen zomer in Georgië nooit heeft plaatsgevonden. De annexatie van een deel van een soevereine staat kan niet onder het tapijt worden geveegd, noch door Rusland, noch door de EU. Tot slot moet Rusland de verplichtingen nakomen die het ten aanzien van mensenrechten, democratie en rechtsstaat binnen de OVSE en de Raad van Europa is aangegaan.
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik maak van deze gelegenheid gebruik om mijn volledige steun uit te spreken voor dit verslag, waarmee een betere gezondheidsbescherming voor EU-burgers wordt nagestreefd. Maar ik wil ook van deze gelegenheid gebruik maken om te zeggen dat de basisgezondheidszorg op Malta en Gozo op bepaalde terreinen een puinhoop is. De wachtlijsten voor een medische test of chirurgische ingreep zijn er ongelooflijk lang. Zo staat 2 procent van de bevolking op de wachtlijst voor een staaroperatie.
De lange wachtlijsten zijn maar een van vele voorbeelden die mijn verklaring ondersteunen. Een gebrek aan bedden in wat een state-of-the-art-ziekenhuis heet te zijn dat bijna een miljard euro heeft gekost, is een ander voorbeeld.
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, met name omdat de Commissie daarin met klem wordt verzocht up-to-date wetenschappelijke gegevens te gebruiken om EU-burgers te beschermen tegen de potentiële gevaren van elektromagnetische velden (EMV’s). De aanbeveling uit 1999 moest binnen vijf jaar na publicatie up-to-date worden gemaakt, waarbij rekening moest worden gehouden met lopend onderzoek. Dat is nooit gebeurd. In 2008 deed ik een schriftelijk verzoek aan commissaris Kyprianou om de oorspronkelijke aanbeveling te herzien, welke herziening toen al vier jaar te laat was. Die herziening/actualisering heeft nog steeds niet plaatsgevonden.
Sinds de publicatie van de aanbeveling is het wetenschappelijk onderzoek verbeterd en zijn wetenschappers tot andere conclusies gekomen. Ook hebben zich belangrijke technologische ontwikkelingen voorgedaan waarbij gebruik wordt gemaakt van EMV’s, zoals WiFi en Bluetooth. Omdat op dit terrein voortdurend sprake is van nieuwe ontwikkelingen, is het nodig dat de voorschriften die de veiligheid van onze burgers moeten garanderen, opnieuw worden beoordeeld.
Volgens een Europese enquête uit 2007 vindt een meerderheid van de EU-burgers dat de overheid ze onvoldoende informeert over manieren om zichzelf tegen EMV’s te beschermen. De EU moet meer werk maken van het verzamelen van essentiële onderzoeksgegevens over mogelijke gezondheidsrisico’s van EMV’s en het verstrekken van richtsnoeren aan haar burgers. Ik steun aanvullend onderzoek naar de gezondheidseffecten van blootstelling aan EMV’s en hoop dat de aanbeveling van 1999 wordt herzien en geactualiseerd.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin er bij de Commissie op wordt aangedrongen waakzaam te blijven en het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico’s (WCNG) opdracht te geven de wetenschappelijke basis en toereikendheid van de grenswaarden voor blootstelling aan elektromagnetische velden (EMV’s) opnieuw te beoordelen en deze zo nodig te herzien. Op deze wijze blijven consumenten verzekerd van een hoog beschermingsniveau zonder dat de werking en ontwikkeling van draadloze technologieën wordt belemmerd.
EMV’s zijn een rechtstreekse bron van zorg voor EU-burgers. Uit een speciale Eurobarometer-enquête blijkt dat Europeanen verdeeld zijn over de potentiële gezondheidsrisico’s van EMV’s: 14 procent is hier in het geheel niet bezorgd over, 35 procent niet erg, 35 procent tamelijk en 13 procent zeer. De laatste paar jaar zijn over deze risico’s verschillende wetenschappelijke studies gepubliceerd. Geen van deze studies heeft echter duidelijke bewijzen opgeleverd voor mogelijke gezondheidseffecten van door draadloze technologieën uitgezonden EMV’s.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór de resolutie over gezondheidsrisico's in verband met elektromagnetische velden gestemd, omdat deze kwestie van direct belang is voor de gehele Europese bevolking, die zowel thuis als op de werkplek wordt blootgesteld aan elektromagnetische velden.
Blootstelling aan door de mens vervaardigde EMV-bronnen is in de afgelopen decennia gestaag toegenomen, met name door de toenemende vraag naar elektriciteit en steeds geavanceerdere draadloze technologieën. Daarom vind ik het van groot belang dat er een hoog beschermingsniveau voor alle consumenten wordt gegarandeerd, zonder echter daarmee het functioneren van mobiele telefonienetwerken en de ontwikkeling van nieuwe draadloze technologieën te hinderen.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen dit initiatiefverslag van mevrouw Ries gestemd. Het behoort tot het soort volkomen nutteloze verslagen waarover sommige afgevaardigden enorm enthousiast kunnen worden. Dat zijn altijd die afgevaardigden die het “voorzorgsbeginsel” te pas en te onpas willen laten gelden, en daarbij geweldige ophef maken over de minste of geringste “bezorgdheid” bij de burger. Terwijl de levensverwachting van de Europeanen elk jaar weer toeneemt, wordt aan om het even welk onderzoek naar de mogelijke gevolgen van elektromagnetische velden dat niet goed te beantwoorden vragen oproept een onevenredig belang gehecht. Aan de tientallen onderzoeken van wetenschappelijke instellingen en andere écht deskundige lichamen die tot de slotsom zijn gekomen dat er geen enkel reëel risico bestaat, wordt geen enkele aandacht besteed. Alles wat overdreven is, is uiteindelijk van verwaarloosbaar belang.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mevrouw Ries over gezondheidsrisico’s in verband met elektromagnetische velden gestemd.
We moeten een hoog beschermingsniveau garanderen voor consumenten en met name voor kinderen, zonder daarmee het functioneren van mobiele telefonienetwerken te hinderen. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat het gebruik van mobiele telefoons de gezondheid schade toebrengt, maar deze mogelijkheid mag niet bij voorbaat worden uitgesloten. Daarom moet het voorzorgsbeginsel op deze materie worden toegepast. De grenswaarden voor blootstelling van burgers aan elektromagnetische velden moeten dus regelmatig worden aangepast.
Er moet snel meer informatie beschikbaar komen over de gevolgen van elektromagnetische golven en we zullen, zoals het verslag stelt, een enkelvoudig vergunningensysteem moeten opzetten voor de plaatsing van antennes en transponders.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin wordt opgeroepen tot aanvullend onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van elektromagnetische velden die worden uitgezonden door elektrische toestellen als radio’s, televisies, magnetrons en mobiele telefoons en door hoogspanningsleidingen. In het verslag wordt de aanbeveling gedaan scholen, crèches, rusthuizen en zorginstellingen op een specifieke, op basis van wetenschappelijke criteria vastgestelde, afstand van gsm-antennes en hoogspanningsleidingen te houden.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met de resolutie over gezondheidsrisico´s in verband met elektromagnetische velden wordt geen preventie en bescherming beoogd, maar geprobeerd de gevolgen ervan te beheren en de verantwoordelijkheden te verhullen om te voorkomen dat de activiteiten en de winstgevendheid van de monopolies worden aangetast. Door de sensibilisering van de volksklassen en hun ongerustheid over de elektriciteits- en telecommunicatiemaatschappijen en de fabrikanten van elektrische en elektronische apparaten, die de belangrijkste bron van gezondheidsrisico´s zijn, is men gedwongen onderzoek te verrichten. De bevindingen daarvan zijn echter betwistbaar, daar de verantwoordelijkheid voornamelijk ligt bij de ondernemingen zelf. Deze ondernemingen interesseren zich echter alleen maar voor hun producten en diensten, en hebben er dus geen enkel belang bij dat schadelijke gevolgen worden aangetoond.
Om dit bijzonder ernstige, voor de volksgezondheid gevaarlijke probleem aan te pakken moet de overheid grondig onderzoek verrichten naar kanker en degeneratieve ziekten van de hersenen en meer algemeen naar de gevolgen van EMV op de homeostase in het menselijk lichaam, enzovoort.
Er is een gecoördineerde strijd van de werknemers nodig om uitgaande van het voorzorgsbeginsel de blootstellingsniveaus en de blootstelling aan EMV te verminderen.
Er kan geen sprake zijn van een echte en efficiënte bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers in het kader van de EU, daar de EU steun geeft aan de winst en het concurrentievermogen van het kapitaal en daarbij de volksgezondheid ondermijnt.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag van mevrouw Ries over gezondheidsrisico's in verband met elektromagnetische velden.
Ik ben het met de rapporteur eens dat er meer aandacht moet worden besteed aan het probleem van de gevolgen van elektromagnetische velden voor de volksgezondheid door relevante studies en onderzoeken te promoten die een duidelijker en accurater beeld kunnen geven van dit onderwerp, waarover steeds meer discussie ontstaat.
Ik sluit mij derhalve aan bij haar verzoek aan de Commissie om een duidelijk beleid ten aanzien van elektromagnetische golven te formuleren, hoewel ik mij bewust ben van de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten op bepaalde gebieden zoals, bijvoorbeeld, door mobiele telefoons uitgezonden golven.
Charlotte Cederschiöld en Gunnar Hökmark (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben vandaag voor het initiatiefverslag (A6-0124/2009) van de heer Schmitt over betere scholen: een agenda voor Europese samenwerking, gestemd. Het verslag wijst op vele van de grote uitdagingen waarmee de scholen in Europa worden geconfronteerd, en bevat een aantal goede aanbevelingen. Bijvoorbeeld dat jonge mensen tijdens hun schooltijd en hun studie beter moeten worden voorbereid op een steeds flexibelere arbeidsmarkt waar de eisen van de werkgevers snel veranderen.
Wij zijn het daarentegen niet eens met een specifieke paragraaf van het verslag waarin de toename van geweld op school wordt toegeschreven aan factoren als grote verschillen in een klas en het steeds grotere multiculturalisme in de lidstaten van de EU. De toename van geweld op school is een ernstig maatschappelijk probleem met tal van complexe oorzaken dat niet gebagatelliseerd mag worden door een simplistische beschrijving van de oorzaken.
Călin Cătălin Chiriţă (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór het verslag over ‘Betere scholen: een agenda voor Europese samenwerking’ gestemd.
Ik geloof dat de EU de modernisering en verbetering van leerplannen moet steunen zodat ze een afspiegeling vormen van de eisen die de arbeidsmarkt tegenwoordig stelt, maar ook van de hedendaagse sociale, economische, culturele en technische realiteit.
Ik ben het er volledig mee eens dat scholen moeten streven naar verbetering van de inzetbaarheid van jongeren, maar hun tegelijkertijd de mogelijkheid moeten bieden hun persoonlijke vaardigheden te ontwikkelen en elementaire democratische vaardigheden te verwerven.
Marie-Hélène Descamps (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Onderwijs is een zaak van fundamenteel belang, en dat moeten we vandaag opnieuw bevestigen. Dit verslag (“Betere scholen: een agenda voor Europese samenwerking”), dat mijn volledige goedkeuring kan wegdragen, past binnen deze doelstelling. Het wijst er in de eerste plaats op dat we ervoor moeten zorgen dat alle jonge Europese burgers gelijke toegang moeten hebben tot onderwijs van goede kwaliteit dat hen in de gelegenheid moet stellen vaardigheden en gedegen kennis te verwerven. Het roept verder op tot meer financiële steun voor onderwijsinstellingen die in moeilijkheden verkeren. De aanbeveling wijst er terecht op dat niet alleen het verwerven van basiskennis van belang is; van belang is ook dat leerlingen al op jonge leeftijd beginnen met het leren van vreemde talen. Ze moeten in de gelegenheid worden gesteld om culturele, artistieke en lichamelijke competenties te verwerven die voor hun persoonlijke ontwikkeling van belang zijn. Verder wordt aangedrongen op meer mobiliteit en uitwisseling tussen scholen. Het verslag verwijst in dat verband naar het uitstekende Europese Comenius-programma, dat volgens de rapporteur een duidelijker profiel zou moeten krijgen en gemakkelijker toegankelijk zou moeten zijn. Tot slot wijst het verslag – en het toont daarbij respect voor het subsidiariteitsbeginsel – op het belang van gemoderniseerde leerprogramma’s, die aansluiten bij de zich ontwikkelende technologieën en de mogelijkheden die daardoor gecreëerd worden.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) "De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de organisatie, inhoud en hervorming van het schoolonderwijs." Dit wordt gezegd in de eerste paragraaf van het initiatiefverslag van de heer Schmitt over "betere scholen". Daar ben ik het mee eens. De rol van de EU bestaat uit het vergemakkelijken van de uitwisseling tussen diverse scholen en het bevorderen van de mobiliteit van studenten. Verder moet de EU van al wat met onderwijs te maken heeft, afblijven. Jammer genoeg slaagt de heer Schmitt er in zijn resolutie niet in zich aan zijn inleidende belofte te houden. Al vrij snel begint hij uit te vlooien hoe scholen moeten worden gefinancierd en beoordeeld, wat er in het curriculum moet staan, enzovoort. Precies het soort zaken waarmee de EU zich niet moet bemoeien; precies het soort zaken waar de lidstaten zelf over moeten beslissen. Ik stem voor een slankere maar doelgerichtere EU. Ik heb daarom tegen het initiatiefverslag en de alternatieve resolutie gestemd.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De ontwerpverklaring bevat diverse goede ideeën, maar scholen vormen een politiek themagebied dat onder de politieke verantwoordelijkheid van individuele lidstaten zou moeten vallen. Deze resolutie gaat daarom over kwesties die buiten het bevoegdheidsgebied van de Europese Unie vallen. Omdat wij het subsidiariteitsbeginsel serieus nemen, zijn wij daarom van mening dat het Parlement tegen dit verslag zou moeten stemmen en dat de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement opgedoekt zou moeten worden.
Wij hebben vanzelfsprekend tegen het verslag gestemd.
Louis Grech (PSE), schriftelijk. − (EN) In beginsel steunen we dit verslag, maar bepaalde voorstellen (bijv. migranten onderwijs in hun moedertaal geven) sluiten niet aan bij de werkelijkheid waarmee bepaalde lidstaten worden geconfronteerd, en dan doel ik met name op een massale instroom van immigranten, beperkte financiële en bestuurlijke middelen en een grote populatie.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag-Schmitt gestemd. In dit verslag over betere scholen wordt terecht opgemerkt dat het verschaffen van schoolonderwijs een bevoegdheid van de lidstaten is, en ik denk dat het juist is dat scholen autonomie moet worden gegeven en dat de nationale onderwijssystemen met respect moeten worden bejegend. Desalniettemin kan de onderwijservaring van kinderen in de EU alleen worden verbeterd wanneer binnen Europa meer wordt samengewerkt en de onderwijssystemen voortdurend worden aangepast aan nieuwe uitdagingen.
Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Graag feliciteer ik mijn collega Pál Schmitt met zijn verslag ‘Betere scholen: een agenda voor Europese samenwerking’, waarin er zeer terecht op wordt gewezen dat inclusieve onderwijssystemen de integratie bevorderen van kansarme leerlingen en van leerlingen met bijzondere onderwijsbehoeften. Verder worden de lidstaten opgeroepen de toegankelijkheid van opleidingen die voldoen aan de hoogste eisen voor zulke leerlingen te verbeteren.
In heel Europa worden Roma-kinderen het zwaarst getroffen door onderwijsachterstand: bijna een vierde van de Roma-kinderen op de basisschool krijgt les in aparte klassen, terwijl de meerderheid van de leerlingen die grotendeels zonder reden in het speciaal onderwijs terecht zijn gekomen van Roma-afkomst is. 82 procent van de Roma heeft alleen basisschool of een nog lagere opleiding genoten, en slechts 3,1 procent krijgt onderwijs dat overeenkomt met het gemiddelde niveau voor de meerderheid van de bevolking. Maar de verbetering van het onderwijsniveau voor Roma-kinderen is een lucratieve belegging vanuit nationaal-economisch oogpunt, want het bedrag dat nodig is om een Roma-kind de middelbare school te laten afmaken, wordt in ruime mate gecompenseerd via zijn of haar latere bijdragen aan de begroting. Met hun toegenomen kansen op de arbeidsmarkt als gevolg van betere scholing dragen ze gaandeweg steeds meer hun steentje bij aan de maatschappij in plaats van afhankelijk te zijn van het sociale vangnet. De toename van belastinginkomsten en de daling van het aantal uitkeringen leveren samen netto winst op voor de begroting.
Stavros Lambrinidis (PSE), schriftelijk. – (EL) De delegatie van de PASOK in het Europees Parlement heeft voor de alternatieve resolutie in het verslag-Schmitt over betere scholen in de EU gestemd. In deze alternatieve resolutie komt de verwijzing naar onderwijs van kinderen van alleen “legale” immigranten niet meer voor. Ook zijn andere punten daarin verbeterd. Wij wensen evenwel te verduidelijken dat wij het niet eens zijn met paragraaf 15 van de tekst en met de koppeling die men wil aanbrengen tussen onderwijs, van welk niveau ook, en “flexibiliteit” op de arbeidsmarkt uitgaande van de vereisten van de werkgevers.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. − (PL) In het initiatiefverslag over een agenda voor Europese samenwerking voor Europese scholen wil de heer Schmitt wijzen op de gemeenschappelijke uitdagingen en gevaren waar de onderwijsstelsels van de lidstaten mee te kampen hebben. Het is op veel punten een goed verslag. Zo’n gemeenschappelijke diagnose is nodig, al was het maar vanwege de grootschalige migratie binnen de Gemeenschap.
Hoewel het verslag steun verdient, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de gemeenschappelijke waarden die volgens de rapporteur aan de basis moeten liggen van de onderwijshervorming, niet alle waarden zijn die Europa door de eeuwen heen hebben gevormd. In paragraaf 17 spreekt het verslag over volledige en veelzijdige ontwikkeling van het individu, eerbiediging van mensenrechten en sociale gerechtigheid, levenslang leren ten behoeve van de persoonlijke en beroepsontwikkeling, bescherming van het milieu en persoonlijk en collectief welzijn. Dat zijn wenselijke waarden, maar het gaat om de details. Deze waarden hebben namelijk een oorsprong en dat zijn de christelijke wortels van Europa.
Kortom, ik ben ervan overtuigd dat eenwording in de christelijke geest misschien wel onze enige band is die een duurzaam en vruchtbaar karakter heeft. Het is een solide fundament. Hier geen melding van maken is niet alleen een zwak punt van dit verslag, maar zelfs van de gehele communautaire wetgeving. Het laat namelijk twijfel bestaan over de richting van de veranderingen. Vandaag zeggen we ‘ja’ tegen goede waarden, maar we vragen ook hoe die waarden er morgen uitzien.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Ik stem tegen het verslag van de heer Schmitt over betere scholen: een agenda voor Europese samenwerking.
Hoewel ik het in beginsel eens ben met de algemene doelstellingen van het verslag en met het feit dat de Europese onderwijsstelsels tegen het licht moeten worden gehouden om de kwaliteit ervan te verbeteren, vind ik niet dat dit verslag effectieve oplossingen aandraagt voor een echte verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de prerogatieven van de school als plaats van communicatie en socialisatie.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Onderwijs is absoluut een bijzonder belangrijk thema en we moeten er dan ook meer aandacht aan besteden. Met name de eerste fase van het onderwijs, de basisschool, verdient speciale aandacht. Er moet worden gezorgd voor een goede sociale omgeving en voor omstandigheden waarin kinderen en jongeren zich kunnen ontwikkelen. Het onderwijs van jongeren is onze toekomst en de toekomst van de hele Europese Unie. We moeten voortdurend blijven streven naar beter onderwijs en gelijke kansen voor kinderen en jongeren. We mogen hierbij de achtergestelde personen, de etnische minderheden en nieuwkomers niet vergeten.
Een buitengewoon belangrijk element is de voortdurende scholing van leraren en de invoering van moderne leermethoden. De salarissen moeten omhoog en het beroep van leerkracht moet beter worden gewaardeerd.
Ik ben van mening dat we ook aandacht moeten hebben voor jongeren die in andere lidstaten van de Europese Unie willen studeren. De financiële situatie van jongeren mag niet bepalend zijn voor de plaats en nog minder voor het niveau van hun onderwijs.
Ik steun het verslag van de heer Schmitt en ben het er volledig mee eens dat het onderwijs van jongeren op alle niveaus van enorm belang is.