Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2330(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0241/2009

Debatten :

PV 05/05/2009 - 10
CRE 05/05/2009 - 10

Stemmingen :

PV 06/05/2009 - 6.12
CRE 06/05/2009 - 6.12
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0370

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 5 mei 2009 - Straatsburg Uitgave PB

10. Voorbereiding van de Werkgelegenheidstop – Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering – Vernieuwde sociale agenda – Actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van:

- de verklaringen van de Raad en de Commissie: Voorbereiding van de Werkgelegenheidstop,

- het verslag (A6-0242/2009) van Gabriele Stauner, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering [COM(2008)0867 - C6-0518/2008 - 2008/0267(COD)],

- het verslag (A6-0241/2009) van José Albino Silva Peneda, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de vernieuwde sociale agenda [2008/2330(INI)], en

- het verslag (A6-0263/2009) van Jean Lambert, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten [2008/2335(INI)].

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, we weten allemaal dat we nog jarenlang te lijden zullen hebben onder een van de ernstigste financiële en economische crises in vele jaren. De Unie en haar lidstaten hebben een breed scala aan maatregelen getroffen, zowel om de gevolgen van de crisis te verlichten als om enkele van haar fundamentele oorzaken aan te pakken, daarbij rekening houdend met de dringende noodzaak ons beter voor te bereiden op de toekomst en de uitdagingen die de mondiale economie nog in petto heeft.

We begrijpen ook dat de huidige problemen niet eenvoudig een kwestie is van cijfers op balansen, of van het aanpassen van economische prognoses. Ze hebben een reëel effect op mensen: op hun middelen van bestaan, op hun gezinnen en op hun levensstandaard. Het meest direct getroffen zijn zij die hun baan reeds verloren hebben, en de vele anderen die hun baan de komende maanden kwijt dreigen te raken.

De Europese Raad heeft op zijn voorjaarsbijeenkomst besloten dat er een Werkgelegenheidstop moet komen waarop de ervaringen kunnen worden uitgewisseld over de mate waarin de herstelmaatregelen effectief zijn met betrekking tot het in stand houden van de werkgelegenheid en het scheppen van nieuwe banen. De top vindt donderdag in Praag plaats.

Het mandaat van het voorzitterschap was duidelijk. We moeten zaken onderzoeken als het in stand houden van de werkgelegenheid met behulp van flexizekerheid en arbeidsmobiliteit, waarmee een gunstig klimaat wordt geschapen voor bedrijven, vooral kleine en middelgrote, om investeringen te doen en banen te scheppen, arbeidsvaardigheden op een hoger plan worden gebracht en wordt vooruitgelopen op behoeften op de arbeidsmarkt. We moeten ook kijken naar mogelijkheden de arbeidsmarkt voor te bereiden op de toekomst door deze te versterken en te reorganiseren. We willen ervoor zorgen dat de top niet slechts een gelegenheid vormt om elkaar te spreken, maar dat er concrete resultaten en aanbevelingen uit voort zullen vloeien die goed zijn voor de gehele maatschappij.

Onder de deelnemers bevinden zich de sociale trojka bestaande uit de premiers en de werkgelegenheidsministers van het huidige Tsjechische voorzitterschap en van de komende Zweedse en Spaanse voorzitterschappen. De sociale partners worden vertegenwoordigd door de voorzitters van Business Europe en het Europees Verbond van Vakverenigingen, en vertegenwoordigers van kleine en middelgrote ondernemingen en werkgevers uit de openbare sector. De Europese Commissie wordt vertegenwoordigd door voorzitter Barroso en commissaris Špidla.

De voorzitters van het Comité voor de werkgelegenheid, het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor economische politiek zullen ook aanwezig zijn. Er zijn uiteraard ook vertegenwoordigers van het Europees Parlement uitgenodigd. Ik begrijp dat verder ook de Voorzitter van het Europees Parlement, de heer Pöttering, aanwezig zal zijn.

In voorbereiding op de top zijn drie workshops georganiseerd in de respectieve landen van de drie deelnemende delegaties: in Madrid, in Stockholm en in Praag. In deze workshops is specifieke aandacht uitgegaan naar de thema's verbetering van vaardigheden, verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt, en hoe de werkgelegenheid in stand te houden, banen te scheppen en arbeidsmobiliteit te stimuleren.

Dankzij deze workshops hebben we ons, samen met de sociale partners, kunnen concentreren op de belangrijkste aandachtsgebieden. Tot onze vreugde was ook de vertegenwoordiger van het Europees Parlement, de heer Andersson, voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, aanwezig bij de voorbereidende workshops.

In de workshop over verbetering van vaardigheden, welke plaatsvond in Madrid, werd onderstreept dat vaardigheden de sleutel vormen voor een goede voorbereiding op de toekomst. Op de korte termijn verhogen betere vaardigheden zowel de productiviteit als de arbeidsmobiliteit. Op de langere termijn effenen zij de weg naar herstel, vergroten ze het concurrentievermogen en zijn ze cruciaal voor het terugdringen van uitsluiting en het bevorderen van meer maatschappelijke gelijkheid.

Bij het op een hoger plan brengen van vaardigheden, het belang waarvan wordt onderschreven door alle belanghebbenden, gaat het niet enkel om formele kwalificaties, maar ook om het bevorderen van bijvoorbeeld communicatievaardigheden onder jongeren.

Er mag, zeker in crisistijd, niet voorbij worden gegaan aan het probleem van hoe de verbetering van vaardigheden te financieren. Er wordt niet alleen het een en ander gevraagd van overheidsinstanties, maar ook van werkgevers en van de werknemers en werkzoekenden zelf. Op EU-niveau moet nader worden onderzocht in hoeverre het Europees Sociaal Fonds kan worden ingezet. Wat de werkgevers aangaat is hun belang in vaardigheidsontwikkeling volstrekt duidelijk, aangezien bedrijven die niet investeren in de verbetering van vaardigheden tweeënhalf keer zo vaak failliet gaan als bedrijven die dat wel doen.

De workshop in Stockholm over verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt ging vooral over de vraag hoe de nieuwe werklozen en de inactieven zo snel mogelijk (weer) aan het werk gekregen kunnen worden. De nieuwe werklozen mogen niet structureel werkloos worden. Het is met name van belang te zorgen dat de stelsels van sociale bescherming fungeren als tussenstation op weg naar een nieuwe baan en niet slechts als passief vangnet. Er moeten stimulansen zijn om actief naar werk te zoeken. Het beginsel van flexizekerheid moet ertoe bijdragen dat de overgang naar de arbeidsmarkt de moeite waard is, niet in het minst door de benodigde zekerheid te bieden.

Tijdens deze workshop in Stockholm werd benadrukt dat de maatregelen voor de korte termijn niet ten koste mogen gaan van de langere termijn. Regelingen voor vervroegd pensioen zijn een slechte oplossing als het gaat om het scheppen van meer banen voor jongeren, aangezien daarmee de algemene participatiegraad wordt verlaagd, hetgeen onvermijdelijk gepaard gaat met een duurdere sociale zekerheid.

Op EU-niveau werd vastgesteld dat het Europees Sociaal Fonds kan worden gebruikt voor het financieren van actieve-inclusiemaatregelen, en dat het mogelijk is oudere werknemers aan het werk te houden door hun socialezekerheidspremies te verlagen.

In de laatste workshop, vorige week in Praag, ging het vooral om de noodzaak om de werkgelegenheid in stand te houden en om een meer milieuvriendelijke benadering van ondernemerschap en het scheppen van banen. De tijdelijke voor de korte termijn gemaakte arbeidsregelingen kunnen gunstig zijn, maar hun financiële houdbaarheid moet wel zijn gegarandeerd. We moeten daarbij echter waken voor een tendens tot protectionisme, aangezien dit de Unie als geheel slechts kan schaden.

We moeten ook actieve maatregelen ter bevordering van arbeidsmobiliteit nemen en ook in dit kader is de grotere flexibiliteit van onze arbeidsmarkt van groot belang. Ondanks de crisis is er toch nog een behoorlijk aantal vacatures in Europa, maar de afstemming binnen en tussen de lidstaten laat te wensen over. Al te vaak zijn mensen op de verkeerde plaats te vinden, of beschikken ze niet over de juiste vaardigheden, of allebei.

Uit deze workshops is duidelijk dat de huidige crisis niet cyclisch maar structureel is. Er zullen verregaande veranderingen moeten worden doorgevoerd om de stevige concurrentie in een geglobaliseerde economie aan te kunnen en om de werkgelegenheid in de EU op de lange termijn te kunnen garanderen. In veel gevallen gaat het bij deze veranderingen echter om het doorzetten van reeds bestaande initiatieven of het versneld doorvoeren van hervormingen waar in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie al jaren aan gewerkt wordt.

Naast de inspanningen om bestaande werkgelegenheid te behouden, moeten we ook een gunstig klimaat scheppen voor investeerders en bedrijven om te investeren en nieuwe banen te creëren. We kunnen niet alle bestaande banen redden: de crisis maakt structurele verandering noodzakelijk en er zullen onherroepelijk mensen zijn die hun banen kwijtraken. Maar we moeten werklozen wel de kans bieden hun vaardigheden te verbeteren zodat ze hun employability of inzetbaarheid vergroten en snel een nieuwe baan kunnen vinden die elders is gecreëerd.

Ik wil het ook nog kort hebben over een aantal andere onderwerpen waarover u het hier vandaag zult hebben in uw debat over de sociale agenda. Ik feliciteer de heer Silva Peneda in het bijzonder met zijn uitgebreide en verstrekkende verslag waarin een groot aantal zaken aan de orde komt en waarin specifiek wordt opgeroepen tot een ambitieuze sociale beleidsagenda.

In het verslag van de heer Peneda wordt nog eens onderstreept dat het in het kader van een breder sociaal beleid voor Europa noodzakelijk is om banen te scheppen en te zorgen voor flexibiliteit op de werkplek. Ook wordt er het belang in erkend van de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, van levenslang leren en van het bevorderen van samenwerking tussen universiteiten en bedrijven. Al deze belangrijke aspecten staan ook op de agenda van onze top van deze week.

Dit breed opgezette verslag wordt aangevuld door dat van mevrouw Lambert over de vraag hoe mensen kunnen worden ingesloten die veelvuldig worden uitgesloten van de arbeidsmarkt. De top deze week zal zeker ook rekening moeten houden met dit belangrijke doel. We mogen en zullen ons niet beperken tot het scheppen van banen voor een selecte groep. Het is ons doel – en het is dat nog meer in de huidige moeilijke omstandigheden – om het werkgelegenheidsbeleid inclusief te laten zijn.

Het Tsjechische voorzitterschap ondersteunt de werkgelegenheidsdoelen voor de lange termijn van de Europese Unie en heeft herhaaldelijk de noodzaak benadrukt om mensen beter te motiveren werk te zoeken en hun inzetbaarheid te vergroten. We zijn het er allemaal waarschijnlijk wel over eens dat het beter is als mensen zelf in hun levensonderhoud voorzien en zelfstandig zijn in plaats van afhankelijk van het stelsel van sociale bescherming. Daarom moeten we de arbeidsmarktsegmentatie terugdringen.

Het Fonds voor aanpassing aan de globalisering ondersteunt werknemers die zijn ontslagen ten gevolge van de globalisering. Het verheugt mij dat het Parlement en de Raad overeenstemming hebben bereikt over wijzigingen aan het fonds, en ik ben mevrouw Stauner erkentelijk voor haar werk op dit gebied. Doordat het meer flexibiliteit introduceert in de wijze waarop het fonds gebruikt wordt en het aantal ontslagen terugbrengt van 1 000 naar 500, zal het een steeds doelmatiger instrument zijn bij het aanpakken van de gevolgen van de economische neergang.

Laat ik afsluiten met te zeggen dat het nu de meest dringende zaak is om te zorgen dat de vele ideeën die zijn voortgekomen uit de voorbereidende workshops, en die deze week op de Werkgelegenheidstop verder zullen worden uitgewerkt, worden omgezet in actie. Zoals ik aan het begin al zei, zoeken we een concreet resultaat dat goed is voor zowel de maatschappij als geheel, als voor de Europese burgers.

We kunnen niet verwachten dat we de gevolgen van de huidige crisis in een enkele bijeenkomst teniet kunnen doen, maar moeten ons concentreren op specifieke aanbevelingen en initiatieven die alles bij elkaar de gevolgen van de crisis zullen helpen verlichten en ertoe zullen bijdragen dat we er nog sterker uit komen.

 
  
  

VOORZITTER: MAREK SIWIEC
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de sterke stijging van de werkloosheid is het ernstigste uitvloeisel van de wereldwijde economische crisis. Werkloosheid treft zowel individuen als gezinnen, die op deze manier in ernstige moeilijkheden geraken. Het raakt de gehele maatschappij, door deze van zijn levenskracht te beroven, en het fnuikt de economie – vaardigheden en ervaring gaan verloren, en het kan jaren duren voor het verlies is goedgemaakt.

Dit is waar de crisis in sociale en humanitaire zin de zwaarste schade toebrengt. Werkloosheid is niet alleen een plaatselijk, maar ook een nationaal en Europees fenomeen. Werkgelegenheid is binnen de context van de Europese markt, waar steeds meer mensen gebruikmaken van hun vrijheid van verkeer, al heel lang een belangrijk onderwerp in zowel het nationale als het Europese beleid. Daarom moeten we beslist antwoorden zien te vinden vanuit een Europees perspectief.

Werkloosheid is voor de Commissie de belangrijkste prioriteit. De Commissie doet er alles aan om ervoor te zorgen dat iedereen die in Europa politieke verantwoordelijkheid heeft dat begrijpt en ze besteedt al haar energie aan het vinden van een uitweg uit deze crisis.

Ik weet dat het niet nodig is om in het Europees Parlement uit te leggen hoe ernstig de werkloosheidproblematiek is. Er gaat geen dag voorbij of een van uw kiezers verliest zijn baan, terwijl drie anderen zich zorgen maken dat zij hetzelfde lot zullen ondergaan.

De Europese Raad heeft in maart het initiatief van de Commissie en het Tsjechisch voorzitterschap om een top te wijden aan de werkloosheidsaspecten van de huidige financiële en economische crisis goedgekeurd. Werkloosheid is vanaf het begin van deze crisis onze eerste prioriteit geweest, wat uitdrukking heeft gekregen in ons voorstel voor een Europees economisch herstelplan van eind december. De implementatie van dat plan op nationaal en Europees niveau speelt nu al een belangrijke rol bij het behoud van bestaande banen en het scheppen van nieuwe werkgelegenheid.

Het is echter wel zaak dat we de impact van dit plan op de werkgelegenheid gaan onderzoeken. We moeten daaruit lering trekken en onze acties de eerstvolgende maanden navenant aanpassen. Ik geloof dat de kwestie werkgelegenheid het organiseren van een heuse Europese top rechtvaardigt, een top die de staatshoofden en regeringsleiders van de 27 bijeen zou brengen.

De Europese Raad van maart heeft – helaas – echter besloten een ontmoeting op bescheidener schaal te organiseren. Dat is voor de Commissie evenwel geen reden om minder ambitieus te zijn met betrekking tot de inhoud van deze Werkgelegenheidstop. We zullen de ontwikkelingen op dit gebied tijdens het Zweeds en Spaans voorzitterschap nauwlettend blijven volgen.

De Europese dimensie is absoluut cruciaal, en wel om twee gewichtige redenen. Om te beginnen moeten we een duidelijk signaal uitzenden naar de burgers. We moeten ze laten weten dat de Europese Unie de ware aard van deze crisis doorgrondt, en dat het niet een zaak voor economen en bankiers is. Het gaat hier om het welzijn van onze burgers, werknemers en hun gezinnen overal in Europa.

Onze reactie op de crisis mag niet beperkt blijven tot klinische technische maatregelen om problemen op het gebied van de regulering op te lossen. Ze moet gekarakteriseerd worden door onze fundamentele waarden: sociale rechtvaardigheid en solidariteit. Onze reactie moet ook op die wijze gevoeld worden – als een reactie die het belang dat we aan bepaalde essentiële waarden hechten weerspiegelt.

Ik geloof dat elke crisis ook een mogelijkheid in zich draagt, waarvan gebruik moet worden gemaakt. We hebben nu een gelegenheid om ons Europees model van een sociale – en milieuvriendelijke – markteconomie te vernieuwen. En we kunnen nu ook laten zien dat Europa vooral wil bijdragen tot het welzijn van zijn burgers.

In de tweede plaats is het zo dat Europa dingen werkelijk kan veranderen en werkelijk een bijdrage kan leveren. Uiteraard blijven de belangrijkste bevoegdheden op nationaal niveau berusten, maar Europa kan toch veel doen. Laten we daar volkomen eerlijk in zijn. Wij kunnen de instrumenten die ons ter beschikking staan zodanig omvormen dat ze zo doeltreffend mogelijk zijn. Het Europees Sociaal Fonds kan een groot aantal mensen helpen – dit fonds stelt negen miljoen Europeanen in staat opleidingen te volgen.

We kunnen ook optreden als een onthaalcentrum voor ideeën, als een laboratorium. De nationale regeringen, lokale autoriteiten, sociale partners en alle belanghebbenden in Europa zijn allemaal op zoek naar oplossingen voor de door werkloosheid veroorzaakte problemen. Ze hebben behoefte aan ideeën en projecten. De Europese Unie is de ideale plaats om ideeën te verzamelen en er dan de meest veelbelovende uit te pikken, om die vervolgens te implementeren.

We hebben hieraan gewerkt, samen met het Tsjechisch voorzitterschap, de nu volgende Zweedse en Spaanse voorzitters en de sociale partners.

(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u weet is de top voorbereid middels een intensief raadplegingsproces, rondom drie voorbereidende workshops. De input van dit Parlement voor dat proces is zeer waardevol geweest. Ik wil met name hulde bewijzen aan de persoonlijke inzet van de leden van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, vooral haar voorzitter de heer Andersson.

De in Madrid, Stockholm en Praag georganiseerde workshops bleken een uitstekende plek om ideeën te verzamelen over wat het best werkt. Ik ben blij met de actieve rol die de sociale partners hebben gespeeld en met de input die we van andere belanghebbenden hebben gekregen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft bij zijn nationale tegenhangers actief ideeën verzameld, die het debat zullen verrijken – ik zal in Praag ook spreken met het Economisch en Sociaal Comité.

Ik wil graag vier belangrijke punten noemen die uit het een en ander naar voren zijn gekomen.

Ten eerste is de topprioriteit te zorgen dat mensen hun banen behouden, dat er alles aan wordt gedaan om een nieuwe scherpe stijging van de werkloosheid te voorkomen. Mensen die hun baan kwijtraken moeten worden geholpen nieuw werk te vinden. Deze hulp moet onmiddellijk worden aangeboden: het heeft geen zin om te wachten tot mensen al enkele maanden werkloos thuis zitten, hun arbeidsvaardigheden achteruit zijn gegaan en hun zelfvertrouwen minimaal is. Langdurige werkloosheid is een ramp voor degenen die het treft, en is schadelijk voor de sociale stabiliteit en voor ons concurrentievermogen op de langere termijn.

Ten tweede treft de crisis de meest kwetsbare groepen het hardst – zoals laaggeschoolden, nieuwkomers op de arbeidsmarkt en gehandicapten, mensen voor wie het ook in goede tijden al moeilijk is werk te vinden. Het is nu de tijd om te werken aan actieve insluiting, om de inspanningen om deze groepen te helpen op te voeren – een duidelijke weerklank van het verslag-Lambert dat vandaag op de agenda staat.

Ten derde moeten we ook werken aan een verbetering van de mogelijkheden voor jongeren. Ik weet dat dit onderwerp de bijzondere aandacht heeft van dit Parlement. We moeten handelen om te voorkomen dat veel jongeren na afronding van hun opleiding direct in de werkloosheid terechtkomen. Jongeren hebben onze actieve steun nodig bij het vinden van stages of bijscholing, zodat ze in de toekomst banen kunnen vinden en houden.

Ten slotte het verbeteren van vaardigheden en het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. In tijden van economische neergang is het des te belangrijker dat mensen die vaardigheden verwerven waarmee ze hun inzetbaarheid tijdens maar ook na de crisis vergroten. We moeten mensen voorbereiden op de banen van de toekomst: nieuwe "groene" banen en banen in andere groeisectoren, zoals de gezondheidszorg en de sociale zorg.

Dit debat is ook het moment om de bevindingen van dit Parlement aangaande de vernieuwde sociale agenda bij elkaar te brengen. Ik acht de zaken die worden besproken in het verslag-Silva Peneda een belangrijk deel van de nalatenschap van deze Commissie: een benadering op basis van toegankelijkheid, solidariteit en gelegenheid om te zorgen dat ons beleid in overeenstemming is met zowel onze blijvende kernwaarden als de realiteit van de hedendaagse samenleving. Ik wil de heer Silva Peneda echt feliciteren met zijn fantastische werk en ik denk dat onze samenwerking, te weten met mijn collega in de Commissie, Vladimír Špidla, van groot belang is geweest.

Deze agenda, een agenda van sociale insluiting en sociale vernieuwing, is bedoeld om de Europeanen te voorzien van de mogelijkheden en de middelen om om te gaan met de snelle veranderingen ten gevolge van de globalisering, technologische vooruitgang en vergrijzing en hen te helpen die het moeilijk hebben met deze veranderingen.

We kunnen geen gescheiden economische en sociale agenda's hebben: er is geen economisch herstel mogelijk op een fundament van sociale ineenstorting, net zo min als er sociale vooruitgang mogelijk is in een economische woestenij.

Ik ben het Parlement dankbaar voor zijn kritische bestudering van deze voorstellen, en commissaris Špidla zal hier later in dit debat nader op ingaan. Staat u mij toe me te richten op een zaak waar ik bijzonder vaderschapsgevoelens voor heb, namelijk het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Ik wil het Parlement bedanken voor de grote snelheid waarmee het de voorstellen van de Commissie voor vernieuwing van dit fonds heeft behandeld. De nieuwe regels zorgen voor een verbetering van de besteding van financiële steun voor de hernieuwde tewerkstelling en omscholing van werknemers die hun banen kwijtraken door de huidige recessie; meer bedrijven komen ervoor in aanmerking, en een groot deel van de kosten zal ten laste komen van de EU-begroting. Uw stemming deze week is fantastisch nieuws voorafgaand aan de Werkgelegenheidstop in Praag.

De Werkgelegenheidstop van deze week biedt de mogelijkheid de werkgelegenheidssituatie bovenaan de Europese agenda te houden, waar deze thuishoort. Ik wil dat deze top concrete, tastbare resultaten oplevert. Ik heb goede hoop dat dit het geval zal zijn. En ik hoop ook dat dit geen eenmalig evenement zal zijn, maar dat het een mijlpaal zal zijn in een voortdurend proces dat al ruim voor de crisis is begonnen: een proces van samenwerking door de Commissie, de lidstaten en de sociale partners, dat zich zal doorzetten tijdens en na de crisis.

Als voorzitter van de Commissie zal ik deze agenda meenemen naar de Europese Raad van juni en voorleggen aan alle 27 staatshoofden en regeringsleiders. Minder is niet genoeg. Europa is niet enkel een economisch en politiek project. Het is altijd ook een sociaal project geweest en het zal dat ook blijven.

 
  
MPphoto
 

  Gabriele Stauner, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, "veel moeite, weinig effect" – zo zou het werk kunnen worden samengevat dat wordt verricht om het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) af te stemmen op de uitdagingen van de economische en financiële crisis.

Weinig effect, omdat de totale middelen die voor dit instrument beschikbaar zijn gesteld, namelijk 500 miljoen euro, gezien het aantal getroffen werknemers en de omvang van de crisis gering lijken. Dat zou echter een totaal verkeerde conclusie zijn, aangezien de resultaten van het EFG, ook na de herstructurering in verband met de andere solidariteits- en steuninstrumenten die we op Europees niveau hebben, merkbaar zijn.

Het EFG is natuurlijk de benjamin. Het fonds is pas in 2006 in het leven geroepen en destijds was het bedoeld als duidelijk signaal dat de globalisering niet alleen positieve effecten op de werknemers heeft, maar door massaontslagen, met name door bedrijfsverhuizingen, ook effecten kan hebben die ongunstig zijn voor werknemers. Om die reden hebben zelfs de meer spaarzame begrotingsspecialisten destijds hun bedenkingen terzijde geschoven en hebben we weer een subsidiepotje geopend.

Nu zijn de effecten van de globalisering totaal in de schaduw gesteld van de wereldwijde financiële en economische crisis en onze weloverwogen reactie is de aanpassing van de subsidiecriteria van het EFG. Daarbij was het voor onze discussies over herziening ook een probleem dat wegens de korte looptijd van het EFG niet veel ervaringsgegevens bij de Commissie beschikbaar waren en we de efficiëntie van de bestaande regelingen ook nu nog moeilijk kunnen inschatten.

Ik wil daarbij ook meteen opmerken dat het naast elkaar bestaan van het EFG en het Europees Sociaal Fonds niet uit het oog mag worden verloren.

De meerderheid in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft zich uitgesproken voor een tijdelijke geldigheid van de te wijzigen verordening, zodat de voorschriften nu voor alle aanvragen gelden die voor 31 december 2011 worden ingediend en die betrekking hebben op werknemers die direct ten gevolge van de wereldwijde financiële en economische crisis zijn ontslagen. Dit betekent dat we vanaf 2012 opnieuw overleg moeten voeren over de verdere geldigheid van het EFG.

Inhoudelijk gezien zal het ongetwijfeld voor verlichting zorgen, als het aantal ontslagen werknemers in een bepaalde regio van oorspronkelijk 1 000 wordt teruggebracht tot 500 en tegelijkertijd de uitkeringsperiode wordt verlengd van 12 tot 24 maanden. Dit vereenvoudigt het aanvraagproces en zorgt voor duurzame steun aan werknemers, totdat zij een nieuwe baan hebben gevonden.

Een zeer omstreden kwestie was de hoogte van financieringsaandeel van de EU en de cofinanciering door nationale begrotingen. We hebben nu een compromis gevonden. Het blijft in principe bij 50 procent, dat wil zeggen een verhouding van 50:50, en alleen in bijzondere individuele gevallen kan het financieringsaandeel van Europese middelen worden verhoogd tot 65 procent. Dit verheugt mij ten zeerste. Daarmee hebben we bij voorbaat al een stokje gestoken voor verder wensdenken, aangezien de lidstaat die middelen voor zijn werknemers ontvangt, zich bewust moet zijn van de eigen verantwoordelijkheid. Dit kan het beste worden bereikt door ervoor te zorgen dat lidstaten zelf ook een aanzienlijke financiële bijdrage moeten leveren.

Ik ben er bijzonder mee ingenomen dat we ook in de gesprekken met de Raad en de Commissie overeenstemming hebben bereikt over een vast percentage, dat wil zeggen 20 procent van de directe kosten. Dit komt precies overeen met hoe we het een paar dagen geleden hebben geregeld voor het Europees Sociaal Fonds. Er blijft nog genoeg ruimte over voor toekomstige wijzigingen en verbeteringen. Ik dank allen voor de samenwerking in de commissie, die in iedere fase zeer constructief was, en ook voor de samenwerking met de Raad en de Commissie, en ik verzoek u om het wijzigingsvoorstel breed te steunen.

 
  
MPphoto
 

  José Albino Silva Peneda, rapporteur. (PT) Voorzitter, beste collega's, tijdens de laatste maanden, terwijl we het verslag over de vernieuwde sociale agenda aan het uitwerken waren, zijn de gevolgen van de economische, financiële en sociale crisis voor Europa en de wereld alleen nog maar verergerd. Elke dag zijn we getuige van nieuwe ontslagen, nieuwe bedrijfssluitingen, weer meer gezinnen die zich in dramatische omstandigheden bevinden.

Voor mij voelt het aan als een vertrouwenscrisis, meer nog dan een economische en financiële crisis. Volgens de laatste gegevens van Eurostat, van februari 2009, waren er meer dan 19 miljoen werklozen in de Europese Unie. Binnen dit scenario, als er niets gedaan wordt, krijgen we na de stijging van de werkloosheid te maken met een stijging van de armoede en sociale uitsluiting, grotere onveiligheid, een toename van criminaliteit en vooral een daling van het vertrouwen.

We moeten ons ervan bewust zijn dat werkloosheid, het meest zichtbare gezicht van deze crisis, niet slechts een verlies van inkomsten betekent voor de werklozen en hun gezin. Werkloosheid werkt ontmoedigend en kan leiden tot een verlies van vertrouwen in onszelf en in de mensen om ons heen. Ook vóór de huidige crisis werden de lidstaten van de Europese Unie al geconfronteerd met sociale problemen als gevolg van een zwakke economische groei, een gecompliceerde demografische situatie en de problemen die samenhangen met het omgaan met een wereldeconomie die steeds sterker geglobaliseerd raakt.

Ik heb getracht deze zorgen zo helder en zo pragmatisch mogelijk naar voren te laten komen in dit verslag. Ik weet dat een sociale agenda een nogal breed begrip is, maar toch heb ik geprobeerd een evenwichtig verslag te leveren en hierin de werkelijke prioriteiten duidelijk en beknopt aan te geven.

Allereerst kunnen de instellingen van de Europese Unie een belangrijke rol spelen bij het onderstrepen van het belang van de sociale modellen en de sociale infrastructuren van de lidstaten en bij het tot stand brengen van consensus ten aanzien van het belang van de universele toegang, kwaliteit en vooral duurzaamheid van deze infrastructuur.

Op de tweede plaats moeten we alle beschikbare instrumenten mobiliseren om meer mensen, op een betere manier, te re-integreren in de arbeidsmarkt.

De derde prioriteit komt voort uit de conclusie dat er nog veel moet gebeuren om volledige mobiliteit van de burgers binnen de Europese Unie waar te maken.

Als vierde prioriteit moet de Europese Unie naar mijn mening een veel actievere rol spelen bij het stimuleren van sociale en milieunormen in haar externe betrekkingen met opkomende mogendheden als Brazilië, Rusland, India en China. Met name is dit van belang bij besprekingen over handelsakkoorden.

De vijfde prioriteit die de Commissie heeft getracht te implementeren, ook vandaag nog met de geplande stemming over het verslag over het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, heeft betrekking op de flexibilisering van de Europese structuurfondsen.

Om de Europese burgers in staat te stellen het hoofd te bieden aan de veranderingen die samenhangen met de huidige situatie, moet de sociale dialoog versterkt worden, met als doel de transparantie te vergroten van besluiten over sociale aanpassing en economische herstructurering. Ik zeg vaak dat we wat de sociale dialoog betreft moeten overgaan van een conflictfase naar een fase van samenwerking. Anderzijds moet de open coördinatiemethode worden versterkt, als een belangrijke aanvulling op de wetgeving van de Europese Unie. Het sociaal beleid mag niet een lappendeken van losstaande acties en ideeën zijn. We moeten zorgen voor een betere afstemming tussen initiatieven op economisch, arbeids-, sociaal en milieuvlak.

Het is van fundamenteel belang dat het sociaal beleid hand in hand gaat met het economisch beleid, met het oog op een duurzaam herstel op zowel economisch als sociaal vlak. Over één punt wil ik heel duidelijk zijn: de huidige crisis mag geen excuus zijn om sociale uitgaven te verminderen. Gezegd moet worden dat dit niet alleen een tijd is waarin niet gekort mag worden op sociale uitgaven, maar ook een tijd waarin de noodzakelijke structurele hervormingen met overtuiging moeten worden doorgezet. Ik wil dan ook mijn waardering uitspreken voor de Commissie en de heer Barroso, die onder zeer complexe omstandigheden erin geslaagd zijn te zorgen dat Europa op een gecoördineerde manier de problemen van de crisis aanpakt ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb later vanmiddag ook een paar minuten om te spreken over enkele van de andere onderwerpen. Maar het verslag waar ik me mee heb beziggehouden gaat met name over de kwestie van actieve inclusie van mensen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten.

Om te beginnen wil ik alle collega's bedanken die hier een rol in hebben gespeeld en de zeer vele maatschappelijke organisaties die ook een bijdrage hebben geleverd.

We hebben vanmiddag gehoord dat een recessie het gevaar van uitsluiting vergroot, tenzij we zeer voorzichtig zijn: het gevaar dat mensen nu hun baan kwijtraken en er niet in de nabije toekomst in slagen om weer aan de slag te geraken; het gevaar dat mensen die het al moeilijk hebben helemaal geen kans meer maken de arbeidsmarkt te betreden; en dan zijn er natuurlijk nog degenen die niet eens deel uitmaken van de arbeidsmarkt. Zij dreigen vergeten te worden en daar moeten we ons zeer bewust van zijn.

We moeten kijken naar enkele van de structurele obstakels die we als samenleving opwerpen als het gaat om actieve inclusie. Een van de zaken waar we het in het comité over eens waren is dat actieve inclusie niet in de plaats moet komen van sociale inclusie, dat algemenere gevoel dat je een rol te spelen hebt in de samenleving. We zijn het in het algemeen in brede zin eens met de aanbevelingen van de Raad en de Commissie op dit vlak over passende inkomenssteun, en in dit verslag wordt die term ook gebruikt.

Waar we de term minimuminkomen gebruiken hebben we het daar echt over. Het gaat om een inkomen dat mensen nodig hebben om hun waardigheid te behouden, zodat ze keuzes hebben en actief in de maatschappij kunnen meedoen. Het is belangrijk wat betreft steun voor de meest kwetsbaren, voor mantelzorgers, voor hen die zorg nodig hebben, voor hen die steun nodig hebben om onafhankelijk te kunnen wonen en het is, niet te vergeten, belangrijk voor de hoogte van pensioenuitkeringen.

In het verslag wordt ook gesteld dat het belangrijk is dat de lidstaten een minimumloon overwegen. We hebben een groeiend probleem met werkende armen in de Europese Unie.

We hebben het in het verslag ook over moeilijkheden met traag reagerende socialezekerheidsstelsels, hetgeen bij uitstek een probleem is wanneer je probeert mensen contact te laten houden met het arbeidzame leven, bijvoorbeeld door middel van incidenteel werk, uitzendwerk of werk voor een bepaalde tijd. Socialezekerheidsstelsels gaan daar niet altijd even flexibel mee om.

Maar we waarschuwen ook voor bepaalde activeringsmaatregelen, met name maatregelen die strafkortingen introduceren met mogelijke indirecte gevolgen, bijvoorbeeld voor de gezinnen van de betreffende personen, en die waarin mensen meerdere opleidingen volgen voor werk dat er eenvoudigweg niet is.

We zijn het ook eens over de kwesties rondom de inclusieve, op integratie gerichte arbeidsmarkt. Daarom hebben we speciale aandacht besteed aan antidiscriminatie en de noodzaak de bijbehorende wetgeving adequaat toe te passen, aan kwesties met betrekking tot opleiding zodat mensen naar school blijven gaan in plaats van uit te vallen, en aan een benadering die meer op het individu en zijn persoonlijke behoeften is toegesneden.

We zijn het ook eens geworden over het punt van toegang tot kwaliteitsdiensten omdat die uiterst belangrijk zijn voor in moeilijkheden verkerende kwetsbare personen. En we hebben de rol onderstreept die lokale overheden hierin te spelen hebben – en ook de noodzaak van een betere structuur rondom diensten van algemeen belang – zodat we er zeker van kunnen zijn dat mensen de diensten krijgen aangeboden die ze nodig hebben.

Maar even belangrijk voor ons is denk ik het hebben van een stem in dit alles: dat zij die wordt uitgesloten ook worden gehoord wanneer we zoeken naar te nemen maatregelen en wanneer we afwegen of ze werkelijk voldoen in de behoeften van langdurig werklozen, ouderen, of jongeren die bijvoorbeeld toegang proberen te verkrijgen tot de arbeidsmarkt. Dat dit hebben van een stem wordt georganiseerd via de open coördinatiemethode is uiterst belangrijk en mag niet vergeten worden.

 
  
MPphoto
 

  Anne Ferreira, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid.(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid wil ik de heer Silva Peneda graag bedanken voor het feit dat hij er in zijn verslag melding van maakt dat de Commissie geen enkel concreet voorstel heeft gedaan om de sociale en gezondheidsgevolgen van de milieu- en klimaatcrisis in de hand te houden. Ik wil hem verder graag bedanken voor het feit dat hij de sociale economie heeft genoemd, al vind ik het wel jammer dat er geen aandacht is geschonken aan de betekenis van de sociale economie in de context van het cohesiebeleid en het scheppen van betere, niet verplaatsbare banen.

Dit verslag zou nu, aan de vooravond van de Europese verkiezingen, een beter onthaal krijgen als het gebrek aan ambitie bij bepaalde doelstellingen niet zo duidelijk was geweest. Mogen we genoegen nemen met flexizekerheid en minimumnormen op het gebied van het arbeidsrecht? Nee, dat mogen we niet. Toch moeten we er rekening mee houden dat rechts deze minimumnormen morgen zal verwerpen, net zoals rechts de afgelopen vijf jaar een richtlijn over diensten van algemeen nut heeft afgewezen.

Zullen we morgen dan eindelijk een minimumloon goedkeuren? De Europese burgers roepen nu al jaren om een sterk sociaal Europa. Het volgende Parlement moet in staat zijn de in dit verslag voorgestelde sociale verbeteringen te implementeren. Ik hoop dat dit ertoe bijdraagt dat iedereen op 7 juni zal stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Monica Giuntini, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als rapporteur voor advies wil ik in het bijzonder ingaan op de wijzigingen in het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), en mijn waardering uitspreken voor het voorstel van de Commissie voor wat betreft het akkoord dat in de eerste lezing is bereikt met het Parlement.

Met name de volgende punten vind ik positief. Ten eerste, het feit dat we de mogelijkheid om gebruik te maken van het EFG tijdelijk hebben uitgebreid. Daardoor wordt het een instrument op Europees niveau waarmee het herstel wordt bevorderd, het hoofd kan worden geboden aan de wereldwijde financiële en economische crisis en werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt kunnen worden ondersteund. Ten tweede, het feit dat het minimum aantal ontslagen dat vereist is om steun uit het Fonds te kunnen aanvragen, is verlaagd van 1 000 naar 500. Ten derde, het feit dat, in dit stadium en in bepaalde gevallen, het cofinancieringspercentage is verhoogd naar 65 procent.

Tot besluit hoop ik dat de Commissie, zoals in het advies van de Commissie regionale ontwikkeling staat, voor het einde van 2011 een beoordeling van de impact van de tijdelijke maatregelen indient en het Parlement in de gelegenheid stelt de regelgeving eventueel te herzien.

 
  
MPphoto
 

  Cornelis Visser, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. − Voorzitter, het belang van de vernieuwde sociale agenda is duidelijk, zeker gezien de huidige economische crisis. Rapporteur Silva Peneda heeft een grote inzet geleverd voor dit verslag. Vanuit de Commissie cultuur en onderwijs hebben we een bijdrage geleverd via dit advies. De focus ligt op vier onderwerpen, namelijk: onderwijs en bedrijfsleven en de relatie daartussen, een leven lang leren, het belang van meertaligheid, en sport.

Allereerst de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven. Een uitgebreidere dialoog tussen het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, vakbonden en het verenigingsleven is noodzakelijk met als doel vast te stellen welke vaardigheden in de toekomst nodig zijn voor de economie. Het volwassenenonderwijs speelt hierin een rol om deze vaardigheden te ontwikkelen.

De inhoud van het onderwijs moet aan beroepsmatige en praktische eisen voldoen. Verder is het noodzakelijk dat de samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven wordt bevorderd. Er moet een brug worden geslagen tussen onderwijsprogramma's en het bedrijfsleven, dat tevens in staat moet worden gesteld onderwijsprogramma's aan te vullen, stages aan te bieden, open dagen voor studenten te organiseren.

Daarnaast is een leven lang leren heel belangrijk. Het is cruciaal dat er een evenwicht is tussen gezinsleven, werk en leren. Publieke en private kinderopvang speelt daarbij ook een belangrijke rol en moet worden uitgebreid, zodat ouders hun hele leven kunnen participeren.

Sport is ook een extra instrument, en dat wil ik toch even noemen vanuit de Commissie cultuur, waar wij ook sport bevorderen. Het bevordert de ontwikkeling van waarden, zoals eerlijkheid, solidariteit, respect voor de regels en teamgeest, en het is ook belangrijk voor de gezondheid. Het is belangrijk dat de lidstaten op deze punten worden gestimuleerd.

 
  
MPphoto
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid advies uitgebracht over het verslag van mevrouw Lambert over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten. Ik wil de rapporteur gelukwensen met haar bereidheid om het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid zo volledig mogelijk over te nemen in haar verslag.

Gendergelijkheid en eerbiediging van het non-discriminatiebeginsel zijn fundamentele voorwaarden voor een actieve opneming op de arbeidsmarkt en voor de maatschappelijke integratie die daarmee gepaard moet gaan. Ik acht het vooral belangrijk dat de klemtoon wordt gelegd op ondersteuning van gezinsleden, ongeacht hun leeftijd, op intergenerationele solidariteit en op ondersteuning van mensen uit kwetsbare bevolkingsgroepen wier gezin moeilijke tijden doormaken, zodat zij op elk moment nuttig kunnen zijn voor de samenleving en kunnen voorkomen dat de moeilijkheden die zij doormaken littekens nalaten in hun leven. Daarom is de overgang van de ene situatie naar de andere zeer belangrijk en moet deze worden ondersteund met middelen die ter beschikking worden gesteld door overheidsinstanties, sociale organisaties, de sociale partners maar ook vrijwilligersorganisaties. Dan zal de samenleving zich solidair met en medeverantwoordelijk voor al haar leden voelen.

Ik hoop dat het verslag van mevrouw Lambert een impuls zal geven aan de resolutie – zoals deze mede door mijn fractie werd gecorrigeerd – en daarin sprake zal zijn van niet alleen inkomenssteun maar ook meer algemene steun ten behoeve van waardige levensomstandigheden voor zowel grote als kleine deelnemers en niet-deelnemers aan de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 

  Othmar Karas, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, we debatteren nu over drie verslagen. Bij twee verslagen heeft de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten de rapporteur geleverd en bij het andere verslag de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie. Ik zeg dit om duidelijk te maken dat de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement geen monopolie op onderwerpen op het gebied van sociaal beleid heeft, maar dat deze onderwerpen ons allen aangaan.

Als plaatsvervangend fractievoorzitter wil ik in het bijzonder de heer Silva Peneda en mevrouw Stauner danken voor hun werk, aangezien zij geloofwaardige vertegenwoordigers zijn van het Europese sociale en levensmodel van de sociale markteconomie en binnen onze fractie belangrijke voorstanders zijn van een verdieping van de sociale dialoog. Deze verslagen moeten ervoor zorgen dat het beleid van de Europese Unie effectief op de economische en sociale uitdagingen kan reageren. Ze hebben als doelstelling meer mensen kansen te geven, de toegang tot hoogwaardige diensten te verbeteren en solidariteit te betrachten tegenover diegenen voor wie de ontwikkelingen negatieve gevolgen hebben.

Alles wat we van de Gemeenschap willen, moet ook op steun van een meerderheid thuis kunnen rekenen, omdat we niet voor alles wat de mensen van ons verwachten voldoende bevoegdheid hebben. Op het gebied van sociaal beleid mogen we helaas nog niet alles doen, maar het Verdrag van Lissabon zorgt in ieder geval voor een grote stap voorwaarts. Volledige werkgelegenheid wordt een doel, de duurzame sociale markteconomie wordt het Europese sociale en economische model en sociale grondrechten worden verankerd.

We hebben echter niet alleen te weinig bevoegdheden, maar ook te weinig geld. Daarom roep ik de Commissie op om voor het einde van het jaar een voorstel in te dienen voor een belasting op financiële transacties en om met een concreet Europees initiatief te komen met twee doelstellingen. De eerste doelstelling is het doelgerichte gebruik van inkomsten voor het creëren van duurzame arbeidsplaatsen, want alles wat nieuwe banen creëert, creëert ook sociale stabiliteit en zekerheid. De tweede doelstelling is een voorstel voor een duidelijk Europees project voor de G20-top in het voorjaar.

Nu kunnen we ook werknemers steunen die ten gevolge van de wereldwijde financiële en economische crisis zijn ontslagen en we hebben de cofinanciering verhoogd tot 65 procent.

Hoe zou de situatie op dit moment eruit hebben gezien zonder ons Europees sociaal model, ook al kan dit nog verder worden verbeterd? We moeten het model versterken, ook door, zoals de heer Silva Peneda vraagt, de versterking van fundamentele arbeidsrechten door de vaststelling van minimumnormen bij de rechten van werknemers, door de bestrijding van discriminatie, door de versterking van de sociale samenhang, door de modernisering van de socialezekerheidsstelsels, door de bestrijding van armoede, door de bevordering van de overgang naar zelfstandigheid, door de versterking van de structuurfondsen. We zetten een stap voorwaarts, maar we hebben ook nog veel te doen.

 
  
MPphoto
 

  Jan Andersson, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, ik wil mij concentreren op wat een top had moeten zijn maar dat niet was.

De heer Juncker zei gisteren dat we nu van een financiële en economische crisis naar een sociale crisis gaan. We steven ook af op een werkgelegenheidscrisis. In de komende jaren krijgen we een stijgende werkloosheid, misschien zijn over een jaar of zo 26 miljoen inwoners van de EU werkloos.

Dat is de situatie, en in deze omstandigheden hebben de Raad en centrumrechtse en rechtse regeringen beslist om de Werkgelegenheidstop tot een trojkavergadering te degraderen. Vele van de leiders komen niet naar deze vergadering. Dat toont aan dat de Raad en de regeringen werkgelegenheid geen prioriteit vinden. Ik ben het eens met de heer Barroso: de Commissie wilde een top. Is dit een onontkoombare ontwikkeling? Nee, dat is het niet. Er moet meer en op een meer gecoördineerde manier worden gedaan, en er moet nu iets worden gedaan. Het gaat om ecologische investeringen voor de lange termijn die ook op korte termijn banen opleveren. Het gaat om energie-efficiëntie in woningen die nu banen oplevert maar de woningen ook beter maakt voor de toekomst. Het gaat om levenslang leren, dat nooit zijn doel heeft gehaald en dat belangrijk is om Europa sterker te maken voor de toekomst. Als we dat nu doen, krijgen mensen de noodzakelijke opleiding en wordt Europa tezelfdertijd sterker voor de toekomst en daalt de werkloosheid. Zij kunnen worden vervangen door jongeren die studeren en een voet tussen de deur krijgen op de arbeidsmarkt in plaats van in de werkloosheid te verdwijnen. We kunnen inspanningen leveren voor consumptiesteun voor de groepen die het het moeilijkst hebben – gepensioneerden, studenten en werklozen. Dat creëert banen, dat creëert consumptie.

Mobiliteit is belangrijk, dat werd in Praag tijdens de workshop gezegd. Mobiliteit is belangrijk – erg belangrijk – zowel in geografisch als in professioneel opzicht, maar als we er niet voor zorgen dat gelijke behandeling, gelijke voorwaarden en stakingsrecht een feit zijn op de Europese arbeidsmarkt, zal het protectionisme toenemen. Daarom is het de verantwoordelijkheid van de Commissie om de terbeschikkingstellingsrichtlijn te wijzigen.

Samengevat: er kan nu iets worden gedaan, de werkloosheid kan worden gereduceerd, Europa kan sterker worden gemaakt voor de toekomst. Die twee dingen horen samen, maar momenteel wordt er veel te weinig gedaan.

 
  
MPphoto
 

  Ona Juknevičienė, namens de ALDE-Fractie.(LT) Dames en heren, commissaris, ik wil werkelijk iedereen oprecht danken voor een verslag dat we inderdaad een verslag voor de burgers van Europa kunnen noemen. De Europese burgers vragen dikwijls wat we hier in het Europees Parlement doen, wat voor goeds we voor hen doen.

Mijns inziens is dit een van die verslagen die erop gericht zijn om mensen te helpen en daarom wil ik al mijn collega's, mevrouw Stauner en de Commissie en de Raad feliciteren met het bereiken van overeenstemming in de eerste lezing. Dit verslag zal morgen in een bijzonder snelle procedure worden aangenomen, niet alleen omdat het belangrijk is voor de burgers, maar ook omdat dit fonds bedoeld is voor de crisis, zodat mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt, steun kunnen krijgen.

Ik heb slechts één vraag. Is dit verslag daadwerkelijk voor de burgers opgesteld en zal de hulp hen daadwerkelijk bereiken? Zoals u zich wellicht nog kunt herinneren, commissaris, hebben wij, de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, tijdens het belangrijke debat binnen onze commissie gezegd dat we deze steun voor de burgers zouden ondersteunen mits deze niet terechtkomt bij bureaucraten dan wel blijft hangen in andere structuren.

Helaas heeft een jaar ervaring uitgewezen dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering in mijn land voor dezelfde doeleinden wordt toegepast, althans in mijn ogen, als het Europees Sociaal Fonds, namelijk voor bijscholing. Het wordt niet of nauwelijks toegepast voor de andere beoogde maatregelen. We hebben geld nodig om mensen te bereiken, zodat ze ondersteuning krijgen, en het is niet juist dat administratieve instanties, werkgelegenheids- en scholingscentra het geld zelf houden en mensen bijscholen, maar dat deze mensen vervolgens geen baan kunnen vinden.

Ik zou graag willen, commissaris, dat wordt bekeken of deze verordening naar behoren functioneert in de lidstaten. Is deze verordening op de juiste wijze in nationaal recht geïmplementeerd? Dikwijls kan de verordening op grond van nationale wetgeving niet worden geïmplementeerd.

U zult van mening zijn dat dit een aangelegenheid voor de regeringen van de lidstaten is, maar daar ben ik het niet mee eens! We zijn door de burgers gekozen; we zijn geen vertegenwoordigers van onze regeringen. We zijn gekozen om de belangen van de Europese burgers, van onze eigen mensen te behartigen en om ervoor te zorgen dat het geld terechtkomt bij de burgers en niet aan de bureaucratische strijkstok blijft hangen.

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de rapporteurs voor de geweldige hoeveelheid werk die ze hebben verzet voor deze verslagen, die, zoals we al in een eerder debat hebben gezegd, komen op een zeer belangrijk moment aangezien mensen op zoek zijn naar antwoorden en naar ideeën over hoe het verder moet.

Naar mijn idee kunnen deze ideeën worden verdeeld over vier aparte, maar aan elkaar gerelateerde gebieden. Om te beginnen is daar het thema onderwijs en opleiding, waarbij het kan gaan om een leven lang leren, het opwaarderen van bestaande vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden.

Het tweede gebied is dat van innovatie, en het proberen te bepalen waar banen in de toekomst vandaan zullen komen en zorgen dat mensen daarvoor over de juiste vaardigheden en opleiding beschikken.

Ten derde het hele onderwerp duurzaamheid, waarbij mensen die werk hebben worden beschermd en steun krijgen om te zorgen dat ze hun banen niet verliezen en zich vervolgens over een jaar of twee helemaal moeten laten om- of bijscholen om een nieuwe baan te vinden; het behouden van bestaande banen.

Ten vierde de poging om, zo dat al mogelijk is, te anticiperen op paden die we in de toekomst zullen moeten inslaan.

In het begin van de jaren negentig hadden we het hele plan-Delors, met het witboek over het sociaal pakket enzovoort, dat destijds als baanbrekend en innovatief werd gezien. Het omvatte vele moeilijke dossiers en vele moeilijke ideeën waar mensen vanuit met name het bedrijfsleven tegen waren, maar waar ook, en dat is vrij uniek, veel mensen uit de vakbondswereld zich tegen verzetten.

Als we iets kunnen leren uit onze ervaringen sinds 1994 is het dat sociaal beleid in de eerste plaats moet zijn gericht op het teweegbrengen van echte verbeteringen in de levens van mensen – niet slechts op statistieken die er beter uitzien.

Ten tweede laat het ons zien dat, hoe goed je het ook regelt op het gebied van onderwijs, opleiding en vaardigheidstraining, er altijd mensen zullen zijn die getroffen worden door werkloosheid; voor hen moet er een veiligheidsnet zijn en voldoende sociale zekerheid voor een behoorlijke levensstandaard.

Daar komt bij dat, zoals voorzitter Barroso zelf terecht opmerkte, ondanks de hoge arbeidsparticipatie in veel landen de laatste jaren, veel mensen met een handicap, 74 procent in totaal, werkloos waren, ondanks het feit dat ze beschikten over een opleiding, vanwege de bestaande psychologische barrières.

Het spijt me dat ik zo lang doorga, maar ik wil graag kort samenvatten met het bekende gezegde: "Geef een man een vis en je voedt hem voor een dag. Leer een man hoe hij moet vissen en je voedt hem zijn leven lang."

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil reageren op een aantal aspecten vanuit het werkgelegenheidsperspectief – daarbij zeker ook rekening houdend met het feit dat de voorjaarstop in eerste instantie was bedoeld als een top over duurzame ontwikkeling – en een verband leggen met het document van de Commissie van eind vorig jaar over nieuwe vaardigheden en nieuwe banen. In dat document werd uiteengezet hoe de overgang naar een koolstofarme economie belangrijke gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid. Het is van groot belang dat we ons dat blijven realiseren en het in de algemene discussie die we nu voeren niet uit het oog verliezen.

Een resultaat dat ik graag zou zien voortkomen uit alle huidige bezorgdheid over de werkgelegenheid is een sterk samenhangend pakket gericht op nieuwe bedrijfssectoren en nieuwe investeringen. Dat is er nu niet. We kunnen momenteel beneden een uitstekend voorbeeld bewonderen van zonnetechnologie en van hoe deze in een deel van Duitsland in ontwikkeling is, terwijl er tegelijkertijd banen verloren gaan in de zonnesector in Spanje en in de windturbinesector in het Verenigd Koninkrijk. Juist op het moment dat we nieuwe vaardigheden in nieuwe technologieën nodig hebben, lopen we het risico deze mis te lopen vanwege de afwezigheid van een heldere investeringsstrategie en, daarbinnen, een heldere strategie voor de ontwikkeling van vaardigheden.

Wanneer we het hebben over zaken als omscholing en het ontwikkelen van vaardigheden en dergelijke, moeten we ook kijken naar het zogenaamde Just Transition Programme, zoals dat is uitgewerkt met de Internationale Arbeidsorganisatie, het Internationaal Verbond van Vakverenigingen en de Verenigde Naties, omdat de vaardigheden waar we nu naar op zoek zijn beginnen te veranderen. We moeten de vaardigheden ontwikkelen van hen die het nog moeilijk hebben met lezen, schrijven en rekenen, en met IT, maar het gaat ook om transversale vaardigheden – ook iets uit het document van de Commissie. We moeten ook nadenken over wat te doen met sectoren die wat betreft de ontwikkeling van vaardigheden een ondergeschoven kindje zijn geweest – op het ogenblik niet in het minst de zorgsector – en echt kijken hoe we hier gelijkheid kunnen garanderen.

 
  
MPphoto
 

  Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn collega's van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hebben de vinger op de zere plek gelegd en heel duidelijk gemaakt hoe noodzakelijk het is dat de lidstaten en de Europese Unie gezamenlijk handelen om de gevolgen van de wereldwijde financiële en economische crisis vooral niet af te wentelen op diegenen die er het zwaarst door worden getroffen, namelijk diegenen die in de maatschappij helemaal onderaan staan.

Daarom ben ik er ook uitermate teleurgesteld over dat de zogenaamde Werkgelegenheidstop op 7 mei eigenlijk min of meer een farce is en het zou voor ons allen die binnen de Europese Unie verantwoording dragen meer dan pijnlijk moeten zijn dat een dergelijke top onder een dergelijke benaming wordt gehouden. Het maakt naar mijn mening opnieuw duidelijk dat de heersende politiek nog steeds niet heeft begrepen dat de bestrijding van de economische en financiële crisis alleen mogelijk is, wanneer deze tegelijkertijd verbonden wordt aan de bestrijding van armoede, sociale uitsluiting en verlies van arbeidsplaatsen, alsmede met de bestrijding van de overal verslechterende arbeidsnormen.

De Commissie heeft onlangs dramatische cijfers voorgelegd met betrekking tot de arbeidsplaatsenontwikkeling en de werkgelegenheidssituatie in de Europese Unie en in de eurozone. Hier is consequent handelen vereist! Het gaat erom de privatisering van publieke diensten, dat wil zeggen socialezekerheidsstelsels zoals ouderdomspensioenen, eindelijk een halt toe te roepen. Ik begrijp nog steeds niet waarom de Commissie en de Raad bij de top in maart nog erop hebben aangedrongen de pensioenstelsels in de lidstaten verder te privatiseren en pensioenfondsen af te schaffen. Dit is volledig contraproductief, leidt ertoe dat steeds meer mensen verarmen en verergert het probleem van armoede onder ouderen.

We hebben behoefte aan socialezekerheidsstelsels die armoede voorkomen, aan een sociaal pact voor Europa, zoals ook de Europese vakbonden hebben gevraagd. De strijd tegen armoede zou een werkelijk humanitaire aanpak kunnen zijn om de economische en financiële crisis wereldwijd te bestrijden, en daartoe is de Europese Unie verplicht!

 
  
MPphoto
 

  Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als de globalisering tot ontslagen leidt, zal er een tekort aan inkomsten ontstaan en zal het Globaliseringsfonds dus niet zoveel geld bevatten als men wil uitgeven. Laten wij de globalisering niet proberen tegen te houden; laten we ons erbij aansluiten door de concurrentie binnen de EU te stimuleren en laten we leren op de wereldmarkten te concurreren.

U wilt de sociale agenda vernieuwen via de arbeidstijdenrichtlijn. Die heeft twee doelen. In de eerste plaats moest hij meer banen opleveren doordat werknemers minder uren gingen werken, zodat bedrijven meer personeel moesten aannemen. Extra personeel betekent echter extra kosten aan sociale premies, zodat de kosten per eenheid stijgen. Kleine bedrijven prijzen zichzelf op die manier uit de markt en verliezen orders, en dat leidt weer tot werktijdverkorting en zelfs sluiting. Werknemers hebben dan helemaal geen baan. Hoe sociaal is dat?

Het tweede doel van de richtlijn was dat werknemers meer tijd konden doorbrengen met hun gezin, maar wat heeft dat voor zin als vervolgens hun nettoloon onvoldoende wordt? Hoe sociaal is het als hun gezin daardoor de leuke dingen in het leven moeten missen? Laat mensen hun eigen oplossingen bedenken. Veel landen hebben een minimumloonregeling, en dat juich ik toe. Wij willen niet dat de mensen in sociale problemen komen. De EU heeft nu echter zelfs die mogelijkheid om zeep geholpen met een van haar eigen instellingen, het EHJ, dat met zijn vonnissen inzake Laval en andere zaken het minimumloonbeleid van de lidstaten heeft getorpedeerd. Hoe sociaal is het om de manier waarop de nationale parlementen hun werknemers proberen te beschermen, naar de prullenbak te verwijzen? Deze maatregelen zijn niets minder dan een poging een geleide economie in sovjetstijl te realiseren, en wij weten allemaal hoe goed die functioneerde.

 
  
MPphoto
 

  Carl Lang (NI).(FR) Mijnheer de Voorzitter, "errare humanum est, perseverare diabolicum: vergissen is menselijk, in de dwaling volharden des duivels." Ik heb de vandaag gevoerde debatten aangehoord en ik kan alleen maar zeggen dat kennelijk noch de Europese instellingen, noch de staatshoofden en regeringsleiders – de enorme economische, financiële, sociale en demografische impact van deze crisis ten spijt – begrepen hebben wat de werkelijke omvang van deze tragedie is, en wat voor gevolgen ze voor ons allen zal hebben.

Nog geen minuut geleden heb ik de fungerend voorzitter van de Raad ons horen vertellen dat werklozen in staat moeten worden gesteld hun vaardigheden verder te ontwikkelen, en dat we mensen moeten motiveren bij het zoeken naar een betrekking. Gelooft u nu werkelijk dat de honderdduizenden die door deze crisis hun baan zijn kwijtgeraakt werkloos zijn geworden omdat ze niet over de nodige vaardigheden beschikten? Dat is toch overduidelijk een conclusie die voortspruit uit een ideologische en doctrinaire keuze, uit een soort groepsdenken, uit een economische theorie – de economische theorie van vrijhandel en de vrije markt.

De Europese Unie, die zich sterk maakt voor de vrijheid van kapitaal, goederen, diensten en personen, wil deze economische keuze, deze doctrine, graag wereldwijd toepassen. Dat is economisch en sociaal gezien crimineel. We zouden internationaal met de gehele wereld moeten kunnen concurreren.

Als we niet in staat zijn een beleid ten uitvoer te leggen dat via economische preferentie sociale preferentie garandeert, en sociale zekerheid via economische zekerheid, en als we niet in staat zijn een beleid tot bescherming van onze handel te implementeren, welnu, dames en heren, dan zullen we die paar overgebleven landbouwers en vaklieden en het beetje industrie dat ons nog rest overleveren aan de jungle van de mondialisering, waar alleen het recht van de sterkste geldt.

In dit Parlement zijn er liberale globalisten, sociaal-globalisten en andersglobalisten. Ik ben er trots op tot de antiglobalisten te behoren, de groep mensen die de interne markt willen heroveren en daarbij de regels voor nationale en communautaire preferentie, en nationale en communautaire bescherming willen laten gelden, om zo onze volkeren te dienen.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Morin (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat ik hier vandaag de herziening van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering mag komen verdedigen. Ik geloof namelijk dat het, gelet op de economische en financiële crisis en de daaruit voortvloeiende sociale crisis, heel belangrijk is om te proberen banen te behouden.

Als we de toekomst van onze werknemers willen verdedigen, dan moeten we hun professionele mobiliteit garanderen, zodat ze zich beter kunnen aanpassen aan de veranderende behoeften van ondernemingen, nu en in de toekomst. Economisch herstel, werkgelegenheid in de toekomst, het concurrentievermogen van onze landen – het hangt allemaal samen met de ontwikkeling van de vaardigheden van onze werknemers. Zij zijn het immers die de kwaliteit van de onderneming bepalen.

De eerste stap bij het bestrijden van sociale uitsluiting is uiteraard integratie in de arbeidsmarkt. Dat is het sociale model dat we moeten bevorderen, en we moeten samenwerken om dit menselijke kapitaal te ontwikkelen. Alle werknemers hebben recht op werk.

Onze politieke doeltreffendheid zal worden beoordeeld aan de hand van de snelheid waarmee we actie ondernemen om te verzekeren dat mobiliteit, aanpassingsvermogen en de consolidatie van verworven ervaring sterke troeven worden van alle mannen en vrouwen in de Europese landen van de toekomst, van alle mannen en vrouwen die in onze ondernemingen werkzaam zijn. Dat is waar we belang aan hechten, en dat is waar we ons bij het werk in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken door hebben laten leiden.

 
  
MPphoto
 

  Jean Louis Cottigny (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter, beste collega's, ik geloof dat commissaris Špidla gelijk had toen hij ons, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, voorstelde om het op 1 januari 2007 opgerichte Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te herzien.

Het Parlement dient dit voorstel zonder amendementen aan te nemen. Het is er immers op gericht om het toepassingsgebied van het EFG uit te breiden, zodat het kan worden ingezet als er zich een economische of financiële crisis voordoet. De voorzitter van onze commissie, Jan Andersson, heeft ons terecht voorgesteld een tekst te gebruiken die door een ruime meerderheid van de Commissie werkgelegenheid is goedgekeurd, teneinde de commissies – inzonderheid de Begrotingscommissie – duidelijk te maken dat het van belang is de lidstaten goed in te lichten, opdat iedere werknemer, ieder vakbondslid en iedere burger in zijn eigen taal informatie kan ontvangen over het bestaan van dit fonds.

Dankzij de trialoog en het feit dat een ruime meerderheid van de Commissie werkgelegenheid al de amendementen heeft verworpen, kunnen we trots zijn op wat we hebben bereikt: 65 procent cofinanciering door de Unie en 35 procent door de lidstaten; de drempel – het aantal ontslagen – om voor het fonds in aanmerking te komen is verlaagd tot 500 werknemers; met het tellen van het aantal ontslagen wordt begonnen op het moment dat de onderneming de afvloeiingsregeling afkondigt; interventie via het Europees Fonds met een verwijzing naar de gevolgen van de economische crisis; tot eind 2011 geldende uitzonderingsregelingen die de inzet van het fonds gemakkelijker maken; een toepassingperiode van het EFG van 24 maanden.

Onze commissie had het bij het juiste eind, maar we moeten verder gaan. Ik roep alle lidstaten op al hetgeen in hun vermogen ligt te ondernemen om te verzekeren dat werknemers die in moeilijkheden komen te verkeren zo snel mogelijk van deze regelingen gebruik kunnen maken. Ik wil commissaris Špidla graag vragen of dit gewijzigde fonds – als we morgen de ruime meerderheid krijgen die nodig is om dit voorstel in eerste lezing goed te keuren – per 1 mei 2009 in werking kan treden. Laten we deze wetgevingsperiode bekronen met het aannemen van deze wijziging van het Europees Fonds, zodat we onze in moeilijkheden verkerende werkers een helpende hand kunnen reiken.

Wat wil een ontslagen werknemer? Hij wil weten hoe zijn leven er aan het einde van de maand uit zal zien. Hij wil weten wat hij morgen met zijn leven zal aanvangen. Hij wil weten of hij de vaardigheden die hij op het werk heeft geleerd ergens kan gebruiken. Misschien heeft hij extra training nodig om in de toekomst aan de slag te kunnen – hij wil daarover nadenken.

Daarom wil ik aan het einde van deze wetgevingsperiode al degenen die zitting hebben in de Commissie werkgelegenheid, ongeacht politieke kleur, oproepen om ervoor te zorgen dat deze tekst met onmiddellijke ingang kan worden toegepast.

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als schaduwrapporteur voor het verslag over actieve inclusie zal ik mij hoofdzakelijk op dat verslag richten. Ik wil de rapporteur, mevrouw Lambert, gelukwensen met haar voortreffelijke verslag. Het verheugt mij zeer dat de meeste van mijn amendementen, in het bijzonder die over de bestrijding van discriminatie, door de commissie zijn overgenomen. Zoals u weet, gaat dat onderwerp mij zeer ter harte.

Mensen worden om allerlei redenen van de arbeidsmarkt uitgesloten, maar ik vind het werkelijk ongelofelijk dat het nog steeds gebeurt op grond van handicap, leeftijd, godsdienst of overtuiging, of seksuele geaardheid – ondanks de werkgelegenheidsrichtlijn van 2000. Het probleem is dat deze niet in alle lidstaten op de juiste wijze wordt uitgevoerd, en wij moeten daar nog alerter op toezien.

Ik ben ook blij dat mijn amendement over de verplichte pensioenleeftijd is overgenomen. Ik heb het altijd onrechtvaardig gevonden dat iemand zodra hij of zij een bepaalde leeftijd bereikt, op de schroothoop wordt gegooid. Maar ook als mensen niet van arbeid worden uitgesloten maar toch niet aan werk kunnen komen doordat zij onvoldoende toegang tot werk hebben, leidt dat tot uitsluiting. Daarom ben ik blij dat ook mijn amendement ter ondersteuning van een nieuwe algemene antidiscriminatierichtlijn door de commissie is overgenomen.

Ik betreur het echter dat de PPE-DE-Fractie een alternatieve resolutie heeft ingediend. Volgens mij is dat vooral gedaan om iedere verwijzing naar een nieuwe richtlijn ter bestrijding van discriminatie te schrappen, want ik weet dat de meesten van hen daartegen zijn. Ik vind het onvoorstelbaar dat iemand mensen hun Europese grondrechten zou willen ontzeggen alleen vanwege hun leeftijd, handicap, geloof of overtuiging, of seksuele geaardheid.

De andere terreinen die ik onder de aandacht heb willen brengen, waren de vervaging van het onderscheid tussen economische migratie en het aanvragen van asiel, en tussen economische migratie en het aanvragen van asiel enerzijds en illegale immigratie anderzijds – allemaal verschillende, afzonderlijke vraagstukken die op verschillende manieren moeten worden aangepakt. Ik ben bijvoorbeeld van mening dat asielzoekers toestemming moeten krijgen om te werken terwijl zij op de behandeling van hun aanvraag wachten. Hierdoor zouden zij niet langer afhankelijk zijn van een uitkering. Wij moeten ook meer doen voor de integratie van mensen met psychische problemen en mensen met alcohol- of drugsproblemen.

Tot slot nog een korte opmerking over het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Ik ben blij dat wij hierover snel tot een besluit zijn gekomen. Het is belangrijk dat het toepassingsgebied van dit fonds wordt verbreed tot werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de economische recessie, en niet alleen van de globalisering, en dat het interventiecriterium voor het aantal ontslagen wordt verlaagd van 1 000 naar 500. Dit is van buitengewoon groot belang voor de mensen in mijn kiesdistrict, de West Midlands, maar ook overal elders in het Verenigd Koninkrijk.

 
  
MPphoto
 

  Ewa Tomaszewska (UEN).(PL) Mevrouw de Voorzitter, 16 procent van alle Europeanen dreigt in armoede te vervallen. De crisis leidt tot diverse ontslaggolven. Een tekort aan arbeidsplaatsen is de belangrijkste oorzaak van diepe armoede. Armoede leidt tot sociale uitsluiting en een beperkte toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. Ondanks de economische crisis willen wij Europese sociale modellen behouden die de sociale cohesie en solidariteit bevorderen, en daaronder valt de bestrijding van armoede. Economische onafhankelijkheid garandeert waardigheid. Daarom is het zo belangrijk om banen en inkomens te beschermen en om beroepskwalificaties te verbeteren die de mobiliteit op de arbeidsmarkt verhogen.

Een van de dingen ons het gevoel geven dat we daadwerkelijk controle over ons leven hebben, is de mogelijkheid om deel te nemen aan besluitvormingsprocessen. Het is daarom van cruciaal belang om de mening van sociale partners, het proces van de sociale dialoog, collectieve overeenkomsten en sociale afspraken te respecteren. We moeten samenwerken teneinde voorwaarden te kunnen garanderen op grond waarvan mensen voldoende kunnen verdienen om aan de maatschappij te kunnen deelnemen en hun gezinnen te kunnen onderhouden, met name als ze veel kinderen hebben. We moeten eveneens discriminatie op de arbeidsmarkt aanpakken, met name waar het mensen met beperkingen betreft. Het feit dat er in deze crisis nauwelijks 3 procent van de middelen die binnen het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar zijn, daadwerkelijk wordt benut, is een beschuldiging aan het adres van politici. Mijn complimenten aan de rapporteurs.

 
  
MPphoto
 

  Sepp Kusstatscher (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Lissabonagenda voorzag in een Europa dat is gebouwd op drie pijlers: economie, sociale zaken en het milieu. We hebben vaak kritiek gehad op het feit dat aan de eerste pijler, de economie, meer belang wordt gehecht dan aan de andere twee pijlers. De sociale pijler wordt met de sociale agenda wezenlijk versterkt. Daarvoor wil ik de rapporteur, de heer Silva Peneda, en de meerderheid in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hartelijk danken.

We hebben nu een document voor ons dat wezenlijk beter is dan het oorspronkelijke vage voorstel van de Commissie. Ook wij als Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie hebben meer dan 40 amendementen ingediend in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken voor een concrete verbetering van de kernverklaringen op het gebied van het sociaal beleid. Sociaal beleid houdt meer in! Het mag niet alleen uit een paar algemene oproepen om meer banen bestaan. Er is behoefte aan meer gerechtigheid bij de verdeling van de middelen, een geëngageerde strijd tegen armoede, een effectieve gelijke behandeling van mannen en vrouwen, sociale integratie in plaats van uitsluiting, internationale solidariteit, een wijziging van de structuur, respect voor de grondrechten en mensenrechten, ook tegenover immigranten, aandacht voor gezondheid en het milieu, zodat de arbeids- en leefomstandigheden worden verbeterd. Ten slotte heeft het sociaal beleid ook duidelijke EU-richtlijnen nodig die niet kunnen worden uitgehold door het Europees Hof van Justitie.

Veel van dit alles is in het verslag opgenomen waarover in de laatste zittingsweek van het Parlement overeenstemming is bereikt. Het valt te hopen dat de Raad en de Commissie deze eisen ook serieus nemen. Alleen op die manier kan een sociaal en solidair Europa worden opgebouwd, een Europa dat de EU-burgers verwachten en graag accepteren.

 
  
MPphoto
 

  Roberto Musacchio (GUE/NGL).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil het hebben over het Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Het debat over dit fonds vindt plaats middenin een zeer ernstige en dramatische economische en sociale crisis, zoals ook mijn collega's al hebben gezegd. Al is het dus goed dat het fonds meer direct kan worden toegepast om sociale schokken op te vangen, zoals we nu besluiten, we moeten ook diepgaander van gedachten wisselen over zijn rol en over het verband met de instrumenten die nodig zijn om de crisis het hoofd te bieden.

In de eerste plaats is het zaak dat de noodsituatie niet verergert en dat dus, bijvoorbeeld, wordt bepaald dat wie publieke middelen van de EU aanneemt, gehouden is geen werknemers te ontslaan. Verder zijn er Europese maatregelen ter bestrijding van de crisis nodig, die richting geven aan de structurele keuzes waarover momenteel wordt gesproken in de autobranche; dit heeft ook betrekking op Italië en de betrekkingen met de Verenigde Staten en Duitsland. Ten tweede hebben we behoefte aan een industrie- en milieubeleid, maar ook een cohesiebeleid, dat een einde maakt aan dumpingpraktijken binnen Europa.

Ten derde: de middelen zijn allesbehalve toereikend, ook in vergelijking met die welke bijvoorbeeld door de Amerikaanse regering worden ingezet. Stoplappen volstaan niet. Wat we nodig hebben is een radicaal ander beleid.

 
  
MPphoto
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met de wijzigingen in het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Echter, hoewel de verlaging van het minimaal benodigde aantal ontslagen om een beroep te kunnen doen op dit fonds van 1 000 naar 500 een verbetering is, werkt het hoge aantal nog steeds in het nadeel van kleine landen en van werknemers die met minder tegelijk hun baan verliezen.

In mijn kiesdistricten kunnen mensen die hun baan hebben verloren als gevolg van de sluiting van twee bedrijven – Waterford Crystal en Dell – in aanmerking komen. Dat is heel mooi, en ik roep de Ierse regering op om onmiddellijk een aanvraag voor hen in te dienen. Duizenden mensen zijn echter hun baan kwijtgeraakt door de mondiale economische situatie en het is oneerlijk dat zij niet voor deze regeling in aanmerking komen omdat zij niet voor grote multinationals maar voor kleine en middelgrote bedrijven werken.

Ik stel voor om deze regeling eerlijker te maken hetzij door het getalsmatige criterium van 500 banen los te laten hetzij door naar het banenverlies per categorie of per regio te kijken, en niet per bedrijf. Op die manier kunnen wij de middelen uit dit fonds ook ten goede laten komen aan 500 werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt in een sector als de landbouw, de voedselverwerking of de IT, of in een bepaalde regio, zoals Tipperary, Waterford, Limerick, Cork of Kerry.

Een andere belemmering voor werknemers die proberen toegang te krijgen tot het Globaliseringsfonds, is het feit dat werknemers er alleen toegang toe hebben als hun regering bereid is een aanvraag in te dienen en de nationale bijdrage te betalen. Wat gebeurt er met de werknemers wier regeringen geen aanvraag willen indienen? Ik denk hierbij aan de Ierse regering, die tot nu toe geen aanvraag voor middelen uit het fonds heeft ingediend.

Het zou best eens zo kunnen zijn dat het juist de landen zijn waar de economieën het zwaarst worden getroffen en waar de werkloosheid het grootst is, die het minst in staat zijn de bijdrage die nodig is om hun werknemers te helpen te betalen, terwijl juist die landen het toch het hardst nodig hebben.

 
  
MPphoto
 

  Juan Andrés Naranjo Escobar (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik zal spreken over de vernieuwde sociale agenda. Laat ik beginnen met mijn oprechte dank uit te spreken aan onze rapporteur, collega Silva Peneda, voor het werk dat hij heeft verricht. Hij heeft op het gebied van sociaal beleid en werkgelegenheid zoveel bijgedragen als lid van het Parlement, dat we wel van het "erfgoed van Silva Peneda" zouden kunnen spreken.

Mevrouw de Voorzitter, in onze maatschappij heeft wantrouwen en angst postgevat: de werkloosheid groeit, en in mijn land gebeurt dat op dramatische wijze. Het is tijd voor verbetering en de sociale agenda moet die verbetering helpen realiseren. Economische vooruitgang en sociale vooruitgang zijn niet twee verschillende paden. Integendeel, als we de groei willen stimuleren en meer en betere arbeidsplaatsen willen creëren, dan moeten en behoren we de sociale agenda uit te voeren, te beginnen met die onderdelen waarover de grootste consensus bestaat.

We mogen geen tijd verliezen. We moeten ons niet vastbijten in onze standpunten en zo vooruitgang blokkeren. We moeten verder kijken dan lokale en kortetermijnbelangen en rekening houden met de belangen van toekomstige generaties. Het "Sociale Europa" moet niet een terrein zijn dat ons scheidt, maar dat ons verenigt, omdat we het hebben over een gemeenschappelijk Europees belang. De sociale agenda kan niet los worden gezien van de eveneens vernieuwde strategie van Lissabon, omdat sociale uitkeringen zonder economisch succes niet kunnen worden gefinancierd, en sociale uitkeringen op hun beurt ook aan economisch succes moeten bijdragen.

Europa ziet zich de komen jaren gesteld voor stagnatie en een progressieve vergrijzing van de bevolking. In zo'n situatie kunnen we niet de kop in het zand steken. We moeten ons sociaal model moderniseren, juist om het te verbeteren en duurzamer en rechtvaardiger te maken. Er is sprake van structurele zwakheden die een zware last vormen en ons belemmeren vooruit te komen. We moeten ons verlossen van die last en de sociale agenda gaan uitvoeren.

 
  
MPphoto
 

  Gabriela Creţu (PSE).(RO) De Europese Unie wordt al lange tijd bewonderd vanwege haar sociaal model. Het recht om te werken en andere sociale rechten worden echter al een flink aantal jaren ondermijnd. Als er een land zou zijn waarin alle arme mensen van de EU zouden wonen, zou dit land al net zoveel inwoners als Duitsland hebben.

Er ontstaan nieuwe sociale verschijnselen. Na de laatste uitbreiding lijkt het wel alsof het sociale Europa zich ontwikkelt in twee verschillende tempo's, die beide achteruit gaan. De Commissie heeft als reactie hierop een bescheiden sociale agenda geopperd. Momenteel woedt er een financiële crisis met economische gevolgen die allesbehalve bescheiden zijn, terwijl het gevaar van een verslechtering in de situatie van degenen die toch al gevaar lopen, alleen maar verder is toegenomen.

Tegen deze achtergrond moet één belangrijk principe worden toegepast: sociale rechten en doelstellingen hebben prioriteit boven economische vrijheden wanneer hiertussen een conflict ontstaat. We moeten ons verweren tegen de aloude traditie dat oorlogen en crisissen worden veroorzaakt door de rijken, terwijl de armen er de prijs voor betalen. Laten we het idee verwerpen dat door sommigen wordt gekoesterd, namelijk dat winst privé wordt verdeeld, maar verliezen door de samenleving worden gedeeld.

We hebben een Europees solidariteits- en cohesiebeleid nodig, gesteund door specifieke wetgevende, fiscale en financiële maatregelen. Om dit te realiseren hebben we echter politieke wilskracht nodig, en deze politieke wilskracht komt tot uitdrukking in de volgende fundamentele concepten: actieve inclusie, banen, intelligente werkverdeling, onderwijs, gelijke behandeling en gelijke lonen, plus duurzame, groene ontwikkeling. Het ondertekenen en ten uitvoer brengen van een overeenkomst voor sociale vooruitgang en werkgelegenheid zou een bewijs van deze politieke wilskracht zijn. Hier kunnen we niet op wachten!

 
  
MPphoto
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen de fungerend voorzitter bedanken voor zijn inleidende verklaring. Zijn woorden waren evenwichtig en verstandig en getuigden van een vooruitziende blik, kwalificaties die wij steeds meer met het Tsjechische voorzitterschap zijn gaan associëren.

Ik wil ook de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, bedanken voor zijn woorden, in het bijzonder zijn opmerkingen over het belang van banen en met name over de noodzaak om ons vooral in te zetten voor de onfortuinlijken die nog geen baan hebben.

Tot slot verwezen beiden heel terecht naar het voortreffelijke werk van alle drie de rapporteurs, maar ik wil graag nog even apart terugkomen op hun opmerking over het verslag van de heer Peneda. Zij noemden dat 'ambitieus en verstrekkend'. Dat is het ook, en dat moet het ook zijn vanwege het grote belang van dit onderwerp.

De heer Peneda noemde verschillende prioriteiten bij wat wij moeten doen. Ik wil daar graag nog een paar dingen aan toevoegen die wij vooral niet moeten doen. Wij moeten vooral twee dingen vermijden: het ene is te rigide arbeidsmarkten, die mogelijkheden belemmeren, de werkloosheid bevorderen en in feite de zwarte economie stimuleren. Wij zien dat momenteel met name in Spanje en wij moeten lering trekken uit de fouten van de socialisten daar.

In de tweede plaats moeten wij voorkomen dat wij ons uitsluitend richten op de bescherming van degenen die nog werk hebben, ten koste van de mensen die werk zoeken en de werkgevers die dat proberen te verschaffen. Dat zijn de groepen die onze hulp echt nodig hebben.

Tot slot wil ik nog zeggen dat wij in dit Parlement weliswaar allemaal, van links tot rechts, duidelijk verschillende meningen zijn toegedaan, maar dat wij één ding gemeen hebben, namelijk dat wij ons allemaal sterk bij dit onderwerp betrokken voelen, en dat is dan ook de reden dat zo velen van ons hun spreektijd hebben overschreden.

Ik ben heel blij dat wij dit belangrijke debat houden. Persoonlijk verheugt het mij ook zeer dat mijn laatste toespraak als coördinator, mijn laatste toespraak in deze plenaire vergadering, over een zo belangrijk onderwerp gaat. Ik wil al die collega's die terugkomen alle goeds toewensen, en ik wil graag in het bijzonder Stephen Hughes noemen. Er komt een dag, Stephen, dat je me zult missen, en ik zal jou zeker missen, maar ook al ben ik hier niet, ik zal je in de gaten houden!

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − We zullen u erg missen en veel aan u denken.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ongetwijfeld zal hij bij ons ook gaan lobbyen!

Het voorspelt weinig goeds dat sommige lidstaten tegen de Werkgelegenheidstop van komende donderdag zijn. En het voorspelt ook niet veel goeds voor de toekomstige ontwikkeling van een sociale markteconomie dat een minderheid van de lidstaten vorige week een compromis over een herziene arbeidstijdenrichtlijn heeft geblokkeerd. Als Europa zich werkelijk wil inzetten voor een sociale markteconomie, moeten wij het economische, sociale en milieubeleid op elkaar afstemmen als gelijkwaardige onderdelen van het hele pakket.

De huidige crisis manifesteert zich op vele terreinen, en wij kunnen die niet simpelweg oplossen door de banken overeind te houden met behulp van enorme bedragen aan spaargeld van de belastingbetalers, zonder iets te doen aan de behoeften van onze burgers als sociale wezens. De open coördinatiemethode volstaat in deze situatie niet, wij moeten ook het beleid op het gebied van pensioenen, werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid en vooral ook de zorg coördineren.

Sommige lidstaten zijn echter duidelijk niet in staat om buiten het economische kader te denken, waarbij sociaal beleid en milieubeleid als dure luxeartikelen worden beschouwd, die we aan de kant kunnen schuiven als ze de markt belemmeren. Daar moet heel snel verandering in komen als wij onze doelstelling van een betere maatschappij dichterbij willen brengen.

 
  
MPphoto
 

  Anja Weisgerber (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europese sociale modellen staan voor grote uitdagingen. Met name gezien de huidige financiële crisis moeten we onze maatregelen op Europees niveau coördineren. Daarom wil ik ten eerste de rapporteurs bedanken voor hun uitstekende werk.

We moeten ons niet alleen bezighouden met de directe maatregelen om de financiële markt te reguleren, maar ook maatregelen op het gebied van het sociaal beleid coördineren en een sociaal kader creëren. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de nationale bevoegdheden van de lidstaten. Ik ben er voorstander van om in deze tijden van crisis prioriteit te geven aan het creëren en bevorderen van nieuwe arbeidsplaatsen en ook om haast te maken met de omzetting van het beginsel van flexizekerheid in concrete maatregelen. Ik ben echter tegen de eis om invoering van minimumlonen in alle lidstaten, zoals deze in paragraaf 14 van het verslag van de heer Silva Peneda wordt gesteld, die ik verder wil bedanken voor zijn werk. Deze eis, die een beslissing betreft die uitsluitend tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort, schendt het subsidiariteitsbeginsel.

We hebben in de lidstaten zeer verschillende arbeidsmarktverordeningen en -systemen. Ik ben van mening dat voor iedere mens een toereikend inkomen moeten worden gewaarborgd om een menswaardig leven te kunnen leiden. Dat kan natuurlijk ook door een minimuminkomen met behulp van aanvullende sociale overheidsuitkeringen. Op welk niveau zou het minimumloon ook moeten worden vastgesteld? Bijvoorbeeld op het niveau van Roemenië? Daar bedraagt het minimumloon 72 euro per maand.

Ik ben uitdrukkelijk voorstander van het garanderen van een minimuminkomen voor iedereen, maar ik verwijs ook naar de bevoegdheden van de lidstaten voor het vastleggen van de betreffende grenzen. Ik spreek mij uit voor een sociaal Europa. Europa moet een kader creëren voor het sociaal beleid, maar daarbij ook de bevoegdheden van de lidstaten in acht nemen.

 
  
MPphoto
 

  Stephen Hughes (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ons werd aanvankelijk een volledige Werkgelegenheidstop in het vooruitzicht gesteld voor deze week, maar in plaats daarvan krijgen we een trojka van een halve dag. Wat een vreselijk signaal is dat voor de Europese burgers, die in een onrustbarend hoog tempo hun baan kwijtraken! Wat een negatief signaal geeft dat af aan de vele anderen die vrezen hun baan te verliezen! Voorspellingen geven aan dat er in 2010 in de EU maximaal 27 miljoen werklozen zouden kunnen zijn, en ik vrees dat het nog wel erger kan worden. Ik hoop van harte dat op de juni-top minstens één hele dag zal worden gewijd aan mogelijke manieren om deze uitdaging op te pakken.

In plaats van te doen alsof het antwoord alleen van de nationale overheden moet komen, hebben wij krachtige, samenhangende, Europese maatregelen nodig, coördinerende maatregelen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er zijn dringend maatregelen nodig om levensvatbare banen waar maar enigszins mogelijk te behouden. Ontslagen mogen slechts een allerlaatste stap zijn: in plaats daarvan moeten wij gebruik maken van slimme regelingen voor deeltijdarbeid en omscholing. Wij moeten investeren in het creëren van slimme groene banen in de op kennis gebaseerde koolstofarme economie. Wij moeten investeren om werknemers de vaardigheden te leren om in die nieuwe economie te kunnen werken. Wij hebben een krachtig en actief arbeidsmarktbeleid nodig om ontslagen werknemers snel weer aan het werk te krijgen, en er moeten krachtige en levensvatbare sociale beschermingsmaatregelen komen om mensen die buiten hun schuld werkloos zijn geworden, te steunen.

Dat is meer dan genoeg om een hele dag op de juni-top te vullen. Deze trojka van een halve dag is een volstrekt ontoereikende reactie.

En tot slot, Philip, ik zal je missen – een beetje als kiespijn!

(Gelach)

 
  
MPphoto
 

  Oldřich Vlasák (PPE-DE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, naast de ineenstorting van de financiële markten is de stijging van de werkloosheid een van de twee grootste door de huidige economische crisis veroorzaakte problemen. De Europese Unie dient om deze crisis het hoofd te kunnen bieden ondubbelzinnig af te zien van enige vorm van protectionisme. Ook is het wat mij betreft van cruciaal belang dat alle individuele in de Europese Unie getroffen maatregelen met elkaar worden gecoördineerd. Daarbij dient het te gaan om maatregelen om mensen die hun werk verliezen te motiveren te proberen een nieuwe baan te vinden. Gezien dit alles ben ik ingenomen met het voorstel om mensen die als gevolg van de huidige economische crisis hun werk zijn verloren versneld toegang te verschaffen tot middelen uit het zogeheten Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. De vraag is echter of we bij alle spelregels voor dit fonds niet een beetje te ver doorschieten. De nieuw voorgestelde medefinancieringsgraad ter hoogte van 75 procent ligt naar mijn mening veel te hoog. Ook de lidstaten dienen hun steentje bij te dragen en laten we ook vooral de vereenvoudiging van de administratieve procedures van het fonds niet vergeten.

Dames en heren, we zijn het er ongetwijfeld allemaal wel over eens dat in deze tijden van financiële en economische crisis een van de belangrijkste taken van de Europese Unie erin bestaat de werkgelegenheid te beschermen en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren. Het is de bedoeling dat de aanstaande Europese top over werkgelegenheid hiertoe een duidelijk gemeenschappelijk kader alsook concrete voorstellen zal opstellen en dat daar ook het verlossende woord zal worden gesproken over de wijzigingen aan het Globaliseringsfonds.

 
  
MPphoto
 

  Jan Cremers (PSE). - Voorzitter, collega's, bij de eerste bespreking van de sociale agenda van de Commissie vorig jaar heb ik gezegd dat ik vond dat het programma leed aan een gebrek aan ambitie, dat het kon worden gekenmerkt met too little too late. Ik wil collega Silva Peneda danken voor de samenwerking van de afgelopen tijd op dit terrein, en ik denk dat zijn verslag aantoont dat het Europees Parlement in ieder geval veel meer ambities op dit terrein wil.

Toen wij begonnen met de eerste gedachte over de Europese Unie was het duidelijk dat we, voor wat betreft het sociaal beleid, ons wilden baseren op een regelwerk wat we in bijna elke lidstaat kennen, namelijk goede arbeidswetgeving die garandeert dat niemand uit de boot valt en collectieve onderhandelingen die de positie op de arbeidsmarkt veiligstellen.

Inmiddels hebben we daar de sociale bescherming van zwakkeren in onze samenleving aan toe moeten voegen. We hebben gezien dat er ondanks de groei die er in Europa heeft plaatsgevonden een nieuw fenomeen is opgetreden, namelijk het fenomeen van de working poor. Ik wil de heer Silva Peneda er ook voor danken, dat hij dat in het verslag heeft opgenomen.

 
  
MPphoto
 

  David Casa (PPE-DE) . (MT) Het was voor mij een eer om actief te zijn geweest op deze beide terreinen waarover we hebben gedebatteerd. Ik wil de rapporteurs en iedereen die hierbij betrokken was en die heeft meegewerkt aan het bereiken van het standpunt van vandaag hartelijk danken. Boven alles moeten we de werknemers beschermen die ten gevolge van de crisis helaas op straat zijn gezet, en mijns inziens wordt het nu eenvoudiger om deze mensen weer de arbeidsmarkt op te helpen.

Vanavond hebben we eveneens overeenstemming bereikt over het feit dat we ons uiterste best moeten doen om meer banen in Europa te scheppen. We kunnen niet meer banen creëren door de overuren voor werknemers te beperken, zoals de socialisten graag willen. In tegendeel, we willen dat de werknemers zelf beslissen. Wij politici kunnen niet voorschrijven hoeveel overuren iemand kan maken. Deze beslissing moeten werknemers zelf nemen. Daarom moeten we er, in navolging van de verklaring van commissaris Almunia dat we een arbeidscrisis in de eurozone tegemoet gaan, al het mogelijke aan doen om meer en betere banen te scheppen voor alle Europese werknemers.

 
  
MPphoto
 

  Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben zeer ingenomen met de wijziging van de criteria om een beroep te kunnen doen op het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Wij leven momenteel in een tijd van een diepe economische crisis, de diepste sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog. Er moeten daarom innovatieve oplossingen komen om de enorme economische problemen waar wij voor staan, aan te pakken.

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is daar een voorbeeld van. Ik was het eerste Ierse lid van dit Parlement dat de mogelijkheid opperde om middelen uit deze fondsen in te zetten bij de recente massaontslagen in Limerick, Waterford en Tralee, drie belangrijke plaatsen in mijn eigen kiesdistrict. Ik ben dan ook blij met het werk van de rapporteurs om de criteria om een beroep te kunnen doen op dit fonds flexibeler te maken met het oog op de economische crisis. Ik noem in het bijzonder de nieuwe verhouding tussen de financiering door de Commissie en de lidstaten, en de tijdelijke verlaging van de drempel voor het aantal werklozen van 1 000 naar 500.

Ik ben ervan overtuigd dat deze hervormingen een sterk signaal uit het hart van Europa zullen afgeven aan de onfortuinlijken die door de stormen van de economische crisis zijn getroffen, dat er hulp beschikbaar is om hen te helpen zich om te scholen en bij te scholen, zodat zij een welvarende toekomst tegemoet kunnen zien.

 
  
MPphoto
 

  Katrin Saks (PSE).(ET) Ik ben ook voorstander van de reorganisatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. In mijn land, Estland, wordt geen gebruik gemaakt van dit fonds en toen ik onderzocht waarom dat was, werd mij verteld dat de voorwaarden zeer streng zijn en dat de grens, die tot nu toe bij 1 000 mensen ligt, het onmogelijk maakt. Zulke grote ondernemingen hebben wij immers niet, maar kleinere zijn wel failliet gegaan. Het verlagen van de grens naar 500 mensen zou ook Estland – waar het werkloosheidspercentage al zeer hoog is – mogelijkheden bieden en een wijziging van het financieringspercentage zou ook zeer gunstig zijn. Daarom verwelkom ik nogmaals de wijzigingen die met betrekking tot dit fonds worden doorgevoerd.

 
  
MPphoto
 

  Theodor Dumitru Stolojan (PPE-DE) . – (RO) De voorstellen voor de omvorming van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering tot een effectief instrument voor de bestrijding van het pijnlijkste gevolg van de economische crisis, namelijk het verlies van banen, zijn ook volgens mij zeer nuttig – en ik zal ze dan ook steunen met mijn stem.

Het is niet gepast dat dit fonds momenteel alleen toegankelijk is in situaties waarin banen verloren zijn gegaan wegens de verhuizing van bedrijven, een scenario dat zich regelmatig voordoet in ontwikkelde landen. De voorgestelde amendementen zorgen ervoor dat ook minder ontwikkelde lidstaten, waaronder Roemenië, in aanmerking komen voor dit fonds.

 
  
MPphoto
 

  Alexandr Vondra, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik u allen bedanken voor dit nuttige debat. Volgens mij was dit een heel belangrijk en constructief debat, dat recht deed aan het grote belang van de onderwerpen. Ik denk dat wij gewoon profiteren van het feit dat dit debat op een heel goed moment komt, namelijk vlak voor de vergadering die donderdag in Praag zal plaatsvinden.

Ik dank u dus hartelijk voor al uw bijdragen. Ik denk dat er niets zal worden weggelaten of vergeten. Ik denk dat dit debat, evenals al het voorbereidende werk dat wij met de Commissie hebben gedaan en dat heeft geresulteerd in die drie belangrijke workshops in Stockholm, Madrid en Praag, in belangrijke mate zal bijdragen aan het resultaat van de top.

Tegen degenen die spraken over de omvang of de reikwijdte van die bijeenkomst: wij hadden aanvankelijk inderdaad een grotere top op het oog, maar wij moeten rekening houden met de algemene situatie op het gebied van de werkgelegenheid. Dat is een terrein waarop de nationale bevoegdheden heel zwaar wegen, en de bijdrage van de Gemeenschap is niet het enige instrument dat daarbij een rol speelt. Ik zei dit al in mijn openingstoespraak, toen ik uiteenzette wat onze verwachtingen zijn van de topbijeenkomst deze week. Wij mogen niet uit het oog verliezen dat, ondanks de Europese werkgelegenheidsstrategie, het werkgelegenheidsbeleid in feite de verantwoordelijkheid van de lidstaten blijft.

Een belangrijk onderdeel van de strategie die wij sinds 1997 volgen, is het van elkaar leren bij het zoeken naar een oplossing voor gezamenlijke problemen op het gebied van de werkgelegenheid. Deze benadering blijft ook vandaag van cruciaal belang, nu wij worden geconfronteerd met een van de ergste economische crises in de recente geschiedenis, en zij zal ook een rol spelen bij de topbijeenkomst later deze week.

Naast de maatregelen die op nationaal niveau worden genomen, moet de Unie echter ook zelf een rol spelen. Daarbij moet optimaal gebruik worden gemaakt van de beschikbare financiële instrumenten, vooral het Europees Sociaal Fonds en het Europees Globaliseringsfonds, dat momenteel zodanig wordt gewijzigd, uiteraard met instemming van het Parlement, dat het ook geldt voor verlies van werkgelegenheid als gevolg van de huidige crisis.

Dit is precies wat wij willen bereiken, en volgens mij hebben wij reden om te geloven dat de uitkomst van de bijeenkomst in Praag in aanwezigheid van de Commissie, het voorzitterschap, de komende voorzitterschappen en de sociale partners zal zijn dat er resultaten worden geboekt in de vorm van aanbevelingen en voorstellen. Daarna zullen wij weer de gelegenheid krijgen om als 27 lidstaten bijeen te komen tijdens de Europese Raad in juni, waar besluiten zullen worden genomen.

Wij hopen dan ook dat de Europese Werkgelegenheidstop er, met de hulp van de Europese sociale partners en op basis van de voorbereidende werkzaamheden in de vorm van deze drie workshops en ook van dit debat hier, in zal slagen verdere maatregelen te treffen, want die zijn dringend nodig om te kunnen reageren op de ernstige situatie waar onze burgers momenteel mee kampen en om ons te helpen bouwen aan een Unie die in de toekomst sterker en ook concurrerender zal zijn.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Dames en heren, mevrouw de Voorzitter. Tijdens de vijf jaar dat ik nu in de Commissie werkzaam ben, heb ik vele malen de gelegenheid gehad de rapporteurs te ontmoeten en ik ben daarom ook geenszins verbaasd over de hoge kwaliteit van hun verslagen. Het moge duidelijk zijn dat we nu bijeen zijn in een tijd waarin de wereld en Europa een crisis doormaken. Deze crisis wordt vaak vergeleken met die van de jaren dertig. Herhaaldelijk wordt de vrees uitgesproken dat de huidige crisis soortgelijke gevolgen zal hebben. Eén ding is wel duidelijk: dit is een ernstige crisis. Er zijn echter grote verschillen ten opzichte van die ene crisis in het verleden. We hebben nu de Europese Unie en het Europese continent staat nu niet meer bol van onderlinge rivaliteit en afgunst. We hebben nu een Europees sociaal model met een hoogontwikkeld socialezekerheidsstelsel, voorwaar een groot verschil. Ook heb ik de indruk dat men in steeds sterkere mate de wens heeft om daadwerkelijk samen op te trekken. Kijk maar naar het Europees economisch herstelplan. Daar is voor het eerst sprake van een daadwerkelijk gecoördineerde aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van de hefboomwerking van de coördinatie van zowel het communautaire als het nationale niveau. Voor alle duidelijkheid: als ik het heb over crisis dan denk ik daarbij uiteraard met name aan werkloosheid en de sociale gevolgen daarvan. Het vraagstuk van werkgelegenheid en werkloosheid staat hoog op de agenda van de Commissie. Zij gaat er daarbij van uit dat dit ook geldt voor de Europese Unie als geheel. Een groot aantal afgevaardigden liet zich kritisch uit over het feit dat de top van regeringsleiders en staatshoofden in een ander jasje is gestoken. De voorzitter van de Commissie heeft het standpunt van de Commissie ter zake duidelijk uiteengezet en verteld wat de oorspronkelijke achterliggende gedachte was. Dat neemt niet weg dat wat mij betreft deze Praagse Top een bijeenkomst van formaat is. Het wordt met een ongeziene inzet voorbereid en er zullen mensen aanwezig zijn die nog nooit aan een dergelijk evenement hebben deelgenomen. Bovendien is het een belangrijke stap op weg naar de Europese Raad, waar de hele kwestie van werkgelegenheid en werkloosheid behandeld zal worden op het niveau van premiers en presidenten.

Dames en heren, we hebben in het kader van de sociale agenda over vele deelonderwerpen gesproken en ook werd er tijdens het debat een hele reeks vragen opgeworpen in verband met mogelijke wijzigingen aan de verschillende fondsen. Het is goed om ons te realiseren dat de voorgestelde agenda in feite reeds voor het uitbreken van de crisis was opgesteld. Dat neemt niet weg dat het mijns inziens een goede basis was en is voor het aanpakken van deze crisis. Bovendien is het een goede leidraad voor na de crisis. Ik ben van mening dat het Europees sociaal model meer is dan slechts een reactie op de crisis, hoe ernstig die ook is. Het is een proces en een politiek en sociaal concept voor de zeer lange termijn, en dat is nu precies het achterliggende idee van deze sociale agenda. Wat betreft het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering alsook de wijzigingen aan het Europees Sociaal Fonds zou ik iedereen hartelijk willen bedanken voor de uitstekende samenwerking. De dialoog werd op een dusdanig constructieve wijze gevoerd dat de doelstellingen nog tijdens deze zitting gehaald worden en dat beschouw ik als een grote prestatie. In het Tsjechisch bestaat de zegswijze: "Wie snel geeft, geeft tweemaal." Ik weet niet of onze voorouders dat letterlijk bedoelden, maar het is in ieder geval duidelijk dat wanneer er snel wordt opgetreden dat zeer goed uitpakken kan en meer kan opleveren dan wanneer men maar blijft zitten dubben.

Er werd tijdens het debat een aantal concrete vragen gesteld waar ik graag op zou willen antwoorden. De eerste vraag, van de heer Cottigny, ging over 1 mei van dit jaar, of de maand mei van dit jaar en de gebruikmaking van het fonds. Ik zou er graag op willen wijzen dat alle na 1 mei dit jaar ingediende verzoeken volgens het nu in de eindfase verkerende voorstel verwerkt zullen worden volgens de nieuwe regels. Mevrouw Juknevičienė zei te vrezen dat de middelen uit de fondsen veelal niet terechtkomen bij degenen die deze nodig hebben. Als u het mij vraagt, dient er te allen tijde te worden toegezien op de doeltreffendheid van maatregelen en procedures. Op basis van eigen ervaringen – ik ben namelijk in de gelegenheid geweest om Oost-Karelië te bezoeken, waar gesproken werd over het aanwenden van het fonds om mensen te helpen die hun werk verloren hadden als gevolg van de herstructurering van Nokia – meen ik te mogen concluderen dat het overgrote deel van de mensen die hun werk verloren hadden de hulp uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de mondialisering zeer welkom vonden en van mening waren dat deze zeer snel op gang kwam en ook uitermate nuttig was. Welnu, toen ik daar was had al 60 procent van hen nieuw werk gevonden. Weliswaar niet iedereen dus, maar dat neemt niet weg dat hiermee is aangetoond dat dit instrument daadwerkelijk werkt. De volgende vraag had betrekking op de medefinanciering. De heer Vlasák heeft volledig gelijk als hij zegt dat deze medefinanciering niet onaanzienlijk is. Desalniettemin ben ik van mening dat verhoging van de medefinanciering in deze tijden van crisis de juiste weg is, want een aantal in zwaar vaarwater verkerende lidstaten heeft grote problemen met de verwerving van medefinanciering. Om bij te dragen tot een oplossing voor deze uitermate precaire situatie hebben wij deze 75 procent voorgesteld. Na behandeling in het Parlement is het voorstel bijgesteld tot 65 procent en ik denk dat dit een belangrijke stap is die in grote mate bijdraagt aan de vereenvoudiging van de gebruikmaking van dit fonds. Verder zou ik nog willen wijzen op iets dat niet nadrukkelijk besproken werd tijdens het debat, ondanks het feit dat het Europees Sociaal Fonds een beproefd instrument is dat elk jaar miljoenen mensen helpt, miljoenen mensen uitermate goed helpt zelfs. Ook daarvan hebben wij in overleg met u de regels veranderd. Daardoor kan het naar mijn mening eenvoudiger worden ingezet en doeltreffender te werk gaan. Mevrouw Lambert onderstreepte het belang van sociale inclusie. Onze lijn ter zake is naar mijn mening glashelder. Het Europees sociaal model is het model van een actieve samenleving waar deelname aan de arbeidsmarkt van centraal belang is. Dat betekent echter niet dat dit model slechts ogen heeft voor degenen die daadwerkelijk actief zijn op deze arbeidsmarkt. Een groot deel van onze burgers is daar om uiteenlopende redenen niet toe in staat, maar dient wel de mogelijkheid te hebben om actief deel te nemen aan de samenleving en dat ook daadwerkelijk doen. De heer Peneda heeft gewezen op het belang van de sociale dialoog. Ik kan niet anders dan het met hem eens zijn als hij zegt dat de sociale dialoog belangrijker is dan ooit.

Dames en heren, ik zou graag willen zeggen dat de sociale agenda en de werkgelegenheidsagenda als u het mij vraagt steeds belangrijker worden. Dit is een proces dat geleidelijk aan steeds meer doordringt in de meest uiteenlopende strategieën van de Europese Unie en de meest uiteenlopende voorstellen ter wijziging van de langetermijnplannen en -vooruitzichten van de Europese Unie. Ik zou u allen graag hartelijk willen danken en mijn bijdrage nu af willen sluiten met te zeggen dat ik er heilig van overtuigd ben dat het Europees sociaal model een model is dat vraagt om Europese integratie en dat het geenszins een model is dat alleen tot wasdom kan worden gebracht en onderhouden binnen de grenzen van de nationale staten. Ik sluit ook af met te zeggen dat Europa en de Europese integratie een conditio sine qua non zijn voor de verdere ontwikkeling van het Europees sociaal model.

 
  
MPphoto
 

  Gabriele Stauner, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, wat betreft het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) kan ik aansluiten bij wat de commissaris daarover heeft gezegd. Ook het EFG is onderdeel van het Europese sociaal model. De commissaris heeft terecht gezegd: "Wie snel geeft, geeft tweemaal." We hebben intensieve gesprekken met de Commissie gehad en ik wil benadrukken dat we in dit geval snel iets geven, maar ook iets dat inhoudelijk en kwalitatief goed is. Dat is het compromis waarop ik, samen met mijn collega's, zeer trots ben.

Ik wil een paar gedachten uit het debat samenvatten. Wat het EFG betreft, is gebleken dat de herziening gelukkig op brede steun kan rekenen. Ik wil mij met een klein verzoek tot de Commissie wenden: neem niet alleen de overblijvende middelen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor het EFG, maar zoek ook overblijvende middelen uit andere begrotingen bij elkaar. Voor ons, in sociale zaken geïnteresseerde politici, zou het natuurlijk ideaal zijn als de middelen van het ESF volledig aan ESF-doelen zou worden uitgegeven en de EFG-middelen uit overblijvende middelen van andere begrotingen zouden komen, zodat we de werknemers dubbel kunnen steunen.

Tegen de collega's Lynne, Sinnott en Burke zeg ik bij wijze van voorbeeld: het EFG kan veel bereiken, maar zeker niet alle regionale problemen oplossen. Dat is heel duidelijk en zo moet het ook zijn. De lidstaten hebben tenslotte ook zelf een verantwoordelijkheid. Dan wil ik nog een tweede verzoek bij de Commissie neerleggen: wellicht kunt u de middelen die u overeenkomstig de verordening ter beschikking staan voor technische bijstand, 0,35 procent, toch niet volledig benutten, zodat de werknemers nog meer kunnen worden geholpen. De opmerking van de heer Naranjo Escobar is zeer juist en betreft een taak voor de toekomst. We moeten de Lissabonstrategie ook herzien in verband met de economische en financiële crisis.

Tot slot wil ik nog iets zeggen tegen mijn collega de heer Hughes: een Werkgelegenheidstop zou mooi zijn, maar om eerlijk te zijn ben ik ook tevreden met een troikaoverleg dat iets positiefs oplevert, want we hebben geen behoefte aan een top alleen maar om een top te houden. We hebben behoefte aan positieve en snelle resultaten!

 
  
MPphoto
 

  José Albino Silva Peneda, rapporteur. (PT) In deze fase van het debat wil ik drie opmerkingen maken. In de eerste plaats wil ik zeggen dat geen van de politieke krachten in dit Huis het monopolie heeft op het sociaal beleid. De PPE-DE, de fractie die ik hier vertegenwoordig, heeft gedurende deze zittingsperiode naar mijn mening een belangrijke bijdrage geleverd aan het sociaal beleid. Ik heb een heel actieve rol gespeeld bij verschillende verslagen en dossiers. Ik denk aan de herziening van het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, flexizekerheid, het verslag over het Europees Sociaal Model, de richtlijn inzake arbeidstijden en nu de Europese sociale agenda.

Op grond van mijn ervaring tijdens deze zittingsperiode ben ik ervan overtuigd dat we brede consensus kunnen bereiken over vraagstukken op het vlak van het sociaal beleid. Maar alleen brede consensus bij het uitwerken van beleid is niet genoeg, dat hebben we al gedaan, vind ik. We moeten echter meer investeren in het tot stand brengen van consensus over politieke actie. Naar mijn gevoel moeten we op het niveau van de Commissie en de Europese instellingen veel meer doen om middelen ter beschikking te stellen op lokaal en regionaal niveau, op voorwaarde dat er goede afstemming is tussen diverse instanties en acties, om de sociale problemen te kunnen aanpakken.

De derde opmerking die ik wil maken betreft de kwestie van het vertrouwen. Vertrouwen kan niet worden afgedwongen, vertrouwen kan niet wettelijk worden voorgeschreven, vertrouwen hangt voor een groot deel af van het gedrag van de instellingen. Ik denk dat een cultuur van samenwerking bij het uitwerken van beleid zal bijdragen aan het herstel van het vertrouwen. Ik vind dat we gedurende deze zittingsperiode hier in het Europees Parlement een goed voorbeeld hebben gegeven van samenwerking en het resultaat dat is neergelegd in de vernieuwde sociale agenda is duidelijk op dat uitgangspunt gebaseerd.

Ik ben het met de commissaris eens als hij zegt dat de sociale dialoog centraal moet staan in de discussie, maar ik ben ook van mening dat meer nog dan de sociale dialoog het sociaal beleid vandaag centraal moet staan in de politieke discussie. Ik ben dan ook blij met hetgeen hier vandaag gezegd is ten aanzien van de top over werkgelegenheid en sociaal beleid. Ik vind dat het nu echt het moment is om over dit onderwerp te praten.

Tot slot: dit is mijn laatste interventie in dit Parlement. Ik dank hierbij, in naam van de Voorzitter, alle collega's, de commissaris en de Commissie, voor de manier waarop ze met mij hebben samengewerkt in deze afgelopen vijf intensieve en opwindende jaren, in het Europees Parlement. Ik dank u zeer.

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik betreur het ten zeerste dat sommige van onze meest dierbare collega's ons aan het eind van dit mandaat zullen verlaten.

Tijdens het debat kwam een aantal zaken aan de orde, met name in verband met antidiscriminatiemaatregelen en het grote belang van dergelijke maatregelen, ook in tijden van economische recessie. Het onderwerp werd aangesneden in verband met het werk dat wij op dit punt hebben gedaan in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Ook het vraagstuk van de wederzijdse ondersteuning werd genoemd.

Ik wil hier enkele aspecten benadrukken die wij in het verslag over inclusie aan de orde hebben gesteld, namelijk dat van het lokale niveau en bepaalde aspecten betreffende de plaatselijke economie. Wij praten veel over nationale en internationale economieën, maar de lokale economie is van essentieel belang: de toegang die mensen hebben tot banken, ook als zij niet heel rijk zijn, en tot microkredieten en kredietverenigingen. Wij moeten ervoor waken dat minder draagkrachtigen steeds dieper in de schulden raken als gevolg van de torenhoge rentes die zij moeten betalen aan malafide kredietverstrekkers. Wij moeten ervoor zorgen dat dit niet gebeurt, want dat vreet echt aan mensen.

Er is echter met betrekking tot het aspect van de lokale overheden en de diensten waarover wij in het kader van dit verslag ook hebben gesproken, nog een ander terrein dat de commissie vooral onder de aandacht wilde brengen, en dat is de huisvesting. Ook op dat punt wordt in tijden van economische neergang de druk op mensen die de kosten van het huis waarin zij wonen misschien niet meer op kunnen brengen, immers steeds groter. Wij zullen ons dan ook op dat vraagstuk moeten gaan richten; daarbij kunnen wij misschien gebruik maken van de open coördinatiemethode om te kijken naar optimale praktijken in de lidstaten.

Tot slot wil ik nog het Sociaal Fonds noemen. Wij zijn erg bezorgd dat dit niet zal passen binnen de zeer strikte criteria voor wat precies werk en geschiktheid voor werk inhouden, want wij willen de vele creatieve en zeer productieve en interessante programma's waarmee mensen met een zeer moeilijke startpositie al zo lang zijn geholpen hun weg te vinden bij het zoeken van een baan, niet kwijtraken.

 
  
MPphoto
 

  Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 6 mei 2009 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Kelam, Tunne (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Over enkele dagen zullen de Europese leiders en belanghebbenden bijeenkomen op de Werkgelegenheidstop. De snel groeiende werkloosheid is het hoofdprobleem van de huidige financiële crisis geworden. Het is een diep menselijk probleem, eigenlijk het grootste sociale onrecht dat in Europa bestaat. De regeringsleiders en politici moeten deze situatie op een creatieve manier en met concrete maatregelen aanpakken.

2009 is het jaar van de innovatie en de creativiteit. Europa moet deze kans om de werkloosheid terug te dringen met beide handen aangrijpen. De beste manier is om te stimuleren dat nieuwe banen worden geschapen. Het belangrijkste daarbij is dat kleine en middelgrote bedrijven worden gesteund. Eén praktische manier om dat te doen is door de bureaucratische regels voor het aanvragen van subsidie uit Europese fondsen te versoepelen. Kleine en middelgrote bedrijven scheppen banen en zij zullen in de toekomst een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van de werkloosheid, mits wij hen als EU daadwerkelijk steunen.

Europa moet bovendien investeren in onderwijs, in het bijzonder in een leven lang leren. De werkloosheid is voor iedereen een grote schok. De EU en de lidstaten moeten allereerst de mensen helpen deze schok te boven te komen en open te staan voor alternatieve oplossingen, zodat zij zo snel mogelijk weer aan het arbeidsproces kunnen deelnemen. De beste manier om dat te bereiken is door te investeren in innovatie, onderzoek en ontwikkeling en een leven lang leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE), schriftelijk. – (HU) Ondanks alle inspanningen die wij ons sinds de toetreding in 2004 hebben getroost, is er geleidelijk een situatie van 'concurrerende' armoede ontstaan in de EU, die door de economische crisis verder is verslechterd, zowel op nationaal niveau als onder de burgers. De maatschappelijke conflicten die hieruit voortkomen, tornen aan de bestaande Europese kaders, aangezien de burgers met recht van de Europese instellingen verwachten dat deze niet alleen de banken helpen maar ook hun de nodige sociale zekerheid bieden.

Op de vanwege de crisis steeds krapper wordende markt, neemt de concurrentie hand over hand toe, zowel tussen ondernemingen als tussen werknemers. De sociale spanningen die zich binnen de EU voltrekken, worden het best geïllustreerd door de overdreven reacties op de uitspraken van het Europees Hof van Justitie in verband met de richtlijn inzake gedetacheerde werknemers.

Het is van cruciaal belang dat, om de ongegronde angsten weg te nemen, de werkelijke juridische situatie uit de doeken wordt gedaan en dat de volgende Commissie de implementatie van de richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd in de lidstaten evalueert.

Bij de aanpak van de crisis en het wegnemen van de spanningen zijn naast de maatregelen uit het sociaal pakket ook andere wetgevende instrumenten nodig. Zonder Europees minimumloon is het moeilijk om sociale vrede te garanderen. De definitie van waardig werk en een waardig leven, evenals grensoverschrijdende collectieve contracten zijn voorbeelden van kwesties waar de Commissie nog veel werk te verzetten heeft.

Met het oog op de verwezenlijking van de sociale doelstellingen kunnen het Verdrag van Lissabon, dat al door 25 lidstaten is geratificeerd, en het Handvest van de grondrechten op de lange termijn natuurlijk grotere Europese bevoegdheden garanderen door het gelijkstellen van economische en sociale rechten, maar tegelijkertijd dient dit geenszins als vervanging van een pakket snelle kortetermijnmaatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE-DE), schriftelijk.(RO) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is een belangrijk instrument dat door de Europese Commissie wordt gebruikt om de economische crisis te verlichten en steun te bieden aan de mensen die hier direct door worden getroffen. Er zijn industrieën of sectoren van de economie, zoals de financiële sector, de auto-industrie en de verkoopsector, die de gevolgen van de crisis sterker voelen, aangezien zij zich gedwongen hebben gezien hun activiteiten in te krimpen en personeel te ontslaan, iets wat we ook in Roemenië merken. Volgens een onderzoek werden er in het eerste kwartaal van 2009 drie keer zo veel mensen ontslagen als dat er nieuwe banen werden gecreëerd binnen de gehele Europese Unie.

Door acties ten uitvoer te brengen waarmee de effecten van de wereldwijde economische crisis kunnen worden bestreden, kunnen we ook de doelstelling van sociale, economische en territoriale cohesie realiseren. Ik denk dat dit beter kan worden gerealiseerd als het EFG wordt gericht op werklozen die afkomstig zijn uit dezelfde regio of aangrenzende regio's en zelfs uit andere lidstaten, als zij een gezamenlijke grens delen. Aan de ene kant moeten we solidariteit tonen met degenen die hun banen verliezen, terwijl we hen aan de andere kant moeten helpen terug te keren op de arbeidsmarkt. Professionele omscholing en specialisatie overeenkomstig de ontwikkelingsgebieden en de specifieke beschikbare middelen in elke regio kunnen mogelijk bijdragen aan het creëren van nieuwe banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. – (ET) In de huidige tijd van mondiale economische crisis (d.w.z. de economische recessie en toenemende werkloosheid) is het op de communautaire arbeidsmarkt een realiteit dat steeds meer mensen overbodig worden, wat het totaal aantal mensen in Europa dat armoede lijdt en wordt uitgesloten verder vergroot.

Vandaag is het zeer belangrijk dat wij sociale betrokkenheid en het hierop gerichte arbeidsmarktbeleid ook proberen te bereiken via een geïntegreerde en homogene aanpak binnen het herstelplan voor de Europese economie.

Bovendien mogen lidstaten sociale zaken, gezondheid en onderwijs niet opofferen wanneer zij bij de herziening van hun begrotingen moeten bezuinigen, omdat dit juist de sectoren zijn die ertoe bijdragen dat mensen die in armoede dreigen te vervallen terug in de samenleving worden gebracht.

Wij moeten erkennen dat het vaak zeer lastig is sociale bijstand van de lidstaten en actieve deelname op de arbeidsmarkt te combineren, vooral wanneer het werk dat kan worden verkregen tijdelijk, seizoensgebonden of deeltijdwerk is en als de voorwaarden voor het verkrijgen van bijstand en systemen van sociale zekerheid of minimumbelastingtarieven individuen niet motiveren zulke banen aan te nemen. In deze nieuwe omstandigheden moeten wij ons systeem van sociale bijstand flexibeler maken. De huidige situatie vereist dat wij dit doen.

Ik ben van mening dat sociale bijstand een toereikend minimuminkomen moet waarborgen dat een humaan leven mogelijk maakt, de armoedegrens overschrijdt en toereikend is om iemand uit de armoede te halen en die armoede niet verder moet verergeren door inflexibiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) Het is verbazingwekkend, in feite onvergeeflijk, dat de Sociale Top van de Europese Unie en de dialoog met de sociale partners op trojkaniveau plaatsvindt, zonder staatshoofden en regeringsleiders. Dat toont aan dat de Europese leiders weinig belangstelling hebben voor het ontwikkelen van de sociale dimensie. Het toont aan dat wij nog ver verwijderd zijn van het doel om van de Europese Unie een Europa van de burgers te maken. Banken worden weliswaar met staatsgeld gered door hun schulden te nationaliseren, maar niemand zorgt voor het welzijn van de mensen.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid