Betreft: Concurrentie en transparantie van de belastingheffing op inkomens
Vindt de Commissie dat het behoud van niet-transparante systemen voor de belastingheffing op inkomens op het grondgebied van de Europese Unie verenigbaar is met de vrije concurrentie en zo ja, welke maatregelen wil zij treffen om een einde te maken aan deze systemen in landen en landsdelen van de Europese Unie?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Allereerst wil ik u in herinnering brengen dat het lidstaten uit hoofde van het Gemeenschapsrecht goeddeels vrij staat hun directe belastingsystemen zodanig in te richten dat deze optimaal aansluiten op de eigen beleidsdoelstellingen en vereisten. Maar in de afgelopen jaren hebben de lidstaten onderling overeenstemming bereikt over verschillende door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen bedoeld om de erosie van heffingsgrondslagen en verdraaiingen van de criteria voor beleggingsspreiding tegen te gaan. Daarmee hebben de lidstaten erkend dat EU-brede samenwerking en eerlijke regels voor belastingconcurrentie noodzakelijk zijn om de belastinginkomsten te waarborgen.
Naar aanleiding van de vraag over transparantie van een geacht Parlementslid zou ik erop willen wijzen dat de Europese Commissie zeer recentelijk, te weten op 28 april van dit jaar, een mededeling heeft aangenomen waarin maatregelen worden genoemd ter bevordering van goed bestuur in belastingzaken, te weten transparantie, inlichtingenuitwisseling en eerlijke belastingconcurrentie.
Ten eerste wordt in de mededeling beschreven hoe goed bestuur in belastingzaken kan worden verbeterd binnen de Europese Unie, opdat andere jurisdicties er makkelijker van kunnen worden overtuigd om dit voorbeeld te volgen. Lidstaten worden aangespoord om Commissievoorstellen voor richtlijnen inzake administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand bij de invordering van onbetaalde belastingen en de belastingheffing op spaartegoeden snel aan te nemen. Voorts zouden lidstaten passende prioriteit moeten blijven geven aan de afschaffing van schadelijke regelingen voor de belasting van vennootschappen. Meer specifiek bevat het voorstel van de Commissie inzake administratieve samenwerking een voorziening waardoor bankgeheim niet langer mag worden aangevoerd als weigeringsgrond voor het verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat over niet-ingezeten belastingplichtigen aan hun woonstaat. Dit is volledig in overeenstemming met de internationale consensus over de uitwisseling van informatie op het gebied van belastingen.
Ten tweede, met het oog op de bevordering van goed bestuur buiten de Europese Unie, gaat de mededeling in op de vraag hoe er een betere samenhang van het beleid op EU-niveau kan worden gerealiseerd teneinde ervoor te zorgen dat de intensivering van de economische betrekkingen tussen de Europese Unie en haar partnerlanden vergezeld gaat van eerbiediging van de principes van goed bestuur. Daarbij wordt in het bijzonder de nadruk gelegd op het waarborgen van ondersteuning voor ontwikkelingslanden die zich hebben gecommitteerd aan deze principes.
In de mededeling worden ook initiatieven voorgesteld om meer samenhang te bewerkstelligen tussen de individuele beleidsstandpunten van de lidstaten op het gebied van internationale belastingaangelegenheden en overeengekomen beginselen van goed bestuur. Daarbij wordt in het bijzonder gedacht aan een gecoördineerde aanpak, waar van toepassing, van landen die weigeren om de beginselen van goed bestuur toe te passen. De Commissie heeft haar voorstel vandaag gepresenteerd aan de Europese ministers van Financiën op de Ecofin-vergadering, in de hoop hun instemming te verkrijgen op de laatste Ecofin-vergadering onder het Tsjechische voorzitterschap, in juni 2009.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Hartelijk dank voor uw antwoord, mijnheer de commissaris. U hebt een aantal punten aangehaald, waaronder transparantie, maar wat ik in uw betoog heb gemist, is een verwijzing naar de recente overeenkomsten in het kader van de G20 met betrekking tot de strijd tegen de belastingparadijzen en de zogeheten “niet-coöperatieve rechtsgebieden”. Geeft de Commissie haar medewerking aan dit voorstel van de G20 of is zij volledig aan de zijlijn van dit soort onderhandelingen blijven staan?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie is een volwaardig deelnemer van de G20 en speelt een volwaardige rol in dit proces.
Ik heb al een aantal maatregelen genoemd waartoe de Commissie lidstaten wil aansporen. Zij is volledig betrokken bij het G20-proces.
Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik ben in principe tegen de invoering van nieuwe belastingen. Ze treffen met name de middenstand. Ze beïnvloeden de groei van de welvaart en zijn niet bevorderlijk voor investeringen.
We moeten belastingen echter in samenhang met aandelenwinst op de korte termijn bekijken. Kunt u zich voorstellen dat dergelijke belastingheffingen op aandelenwinst op de korte termijn uit blanco verkopen worden aangewend voor het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen?
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Zou de commissaris dit Parlement ervan willen verzekeren dat hij er vast van overtuigd is dat alle directe belastingen – loonbelasting en vennootschapsbelasting – puur een zaak van de individuele lidstaten moeten blijven? Bevestigt u alstublieft dat dit het geval is.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Welnu, er is een Verdrag en dit Verdrag is heel duidelijk. We weten dat er in Ierland misschien een nieuw referendum komt over het Verdrag van Lissabon, maar de artikelen over de verdeling van de bevoegdheden zijn uitermate helder en de Commissie is niet van zins een nieuw verdrag met andere verantwoordelijkheden op te stellen.
Deels is dit ook het antwoord op de vraag over het gebruik van fiscaal beleid om banen te creëren. Aangezien de situatie per land verschilt, zullen met een fiscaal instrument voor de gehele EU wellicht niet dezelfde resultaten worden geboekt als in een specifieke lidstaat.
Fiscale instrumenten zijn soms bevorderlijk als er echte stimuleringsmaatregelen nodig zijn of als de economie moet worden ontwikkeld, maar dit is zeer afhankelijk van de situatie in specifieke lidstaten.
De Voorzitter. − Vraag nr. 24 van Nikolaos Vakalis (H-0240/09)
Betreft: Aardbevingbeleid EU - Maatregelen Commissie na vernietigende aardbeving Italië
In november 2007 hechtte het Parlement goedkeuring aan een resolutie (P6_TA(2007)0507) over de geïntegreerde aanpak van aardbevingen door de EU (preventie, reactie, herstel), waarin het aandrong op concrete maatregelen op de gebieden bescherming, gebouwen (met bijzondere aandacht voor gebouwen met een grote historische en culturele waarde), financiering, onderzoek, voorlichting van de bevolking, enz.
In brieven aan de milieucommissaris (10 januari 2008) en de voorzitter van de Commissie (22 mei 2008) heb ik daarnaast gewezen op de noodzaak van een speciale mededeling over het omgaan met aardbevingen.
Is de Commissie, na de recente zware aardbeving in Italië, van oordeel dat zij kan volstaan met haar schriftelijk antwoord van 22 juli 2008 (P-3470/08) en de antwoorden van de heren Barroso en Dimas, of gaat zij verdere initiatieven ontwikkelen voor de bescherming van de Europese burgers tegen aardbevingen?
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie heeft toegezegd volledig te zullen bijdragen aan de bescherming van de burgers tegen aardbevingen. Deze bescherming moet onderdeel vormen van een geïntegreerde strategie voor de aanpak van door diverse gevaren veroorzaakte situaties. De Commissie heeft onlangs een mededeling goedgekeurd met de titel: “Een communautaire aanpak ter voorkoming van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen“ waarin onder meer ook aardbevingen worden behandeld. Deze mededeling is een vervolg op de activiteiten die de afgelopen jaren door de Commissie zijn ondernomen en die aansluiten bij een groot aantal aanbevelingen van het Europees Parlement uit zijn resolutie van 2007. In deze activiteiten is met name sprake van de verspreiding van goede praktijken, de ontwikkeling van gemeenschappelijke benaderingen bij de beoordeling van gevaren, van cartografie, scholing en bewustmaking, en daarmee wordt tegelijkertijd gestreefd naar een verbetering van de coherentie en de synergie van de reeds bestaande financiële en wettelijke instrumenten voor preventie. Op die manier kan ook de toegevoegde waarde van de activiteiten van de Europese Unie worden verhoogd. De Commissie zal alles in het werk stellen om de gevolgen van aardbevingen te temperen en de lidstaten ertoe aanmoedigen om de gemeenschappelijke Europese codes voor het ontwerp van gebouwen en de planning van openbare werken, en met name de Eurocode 8, volledig over te nemen in de respectievelijke nationale regelgeving. De Commissie kijkt met grote belangstelling uit naar de reactie van het Parlement op de door de Commissie in haar mededeling voorgestelde aanpak.
Nikolaos Vakalis (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, neemt u mij niet kwalijk maar het probleem is hiermee niet opgelost. Ik begrijp eerlijk gezegd niet waarom de Commissie weigert om voor aardbevingen hetzelfde te doen als voor overstromingen. Wat is het verschil? Ik moet zeggen dat ik daar met mijn pet niet bij kan, zeer zeker nu dit debat plaatsvindt na de recente aardbevingsramp in Italië. U verwees, commissaris, zojuist naar de mededeling. Daarin wordt terloops in drie punten gewag gemaakt van aardbevingen en u hebt die punten ook genoemd. Denkt u nu echt dat het vermelden van aardbevingen in drie punten van uw mededeling volstaat om tegemoet te komen aan de enorme behoefte in Europa aan een specifieke mededeling over aardbevingen? Daar wil ik eerlijk gezegd graag een antwoord op.
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, in onze mededeling van februari 2009 wordt dit thema behandeld op een geïntegreerde wijze, die los staat van de bron van het gevaar. Wij zijn van mening dat dit de beste benadering is. Wat overstromingen betreft, hebben wij een mededeling gedaan over waterschaarste en droogte. Er zijn mededelingen over specifieke gevaren of specifieke problemen, maar wij zijn van mening dat de geïntegreerde benadering die wij willen volgen, de beste is.
Wij wachten nu op de reactie van het Parlement en als blijkt dat er belangrijke redenen zijn om van deze benadering af te stappen zullen wij die bestuderen. Ik moet er echter wel op wijzen dat de mededeling van de Commissie weinig zal kunnen uitrichten als het erom gaat de gevolgen van aardbevingen te voorkomen.
Daarvoor moet u zich richten tot de lidstaten – die bij deze bevoegdheid angstvallig vasthouden aan het subsidiariteitsbeginsel – en hen vragen om de bepalingen van de Europese Unie betreffende gebouwen, of het nu gaat om de Europese code 8 voor nieuwe gebouwen of de bepalingen inzake gebouwenverbetering voor de oude gebouwen, op te nemen in hun nationaal recht. Laat de lidstaten dat doen en laat ze ook andere dingen doen die noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld de strikte naleving van de bouwvoorschriften, om de meeste rampen te kunnen voorkomen.
Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, in verbinding met de breuklijn door de Apennijnen is er een andere breuklijn die door Slovenië loopt. Op deze breuklijn ligt, zoals u wellicht weet, de kerncentrale Krško. Op initiatief van ons zijn daar diverse waarschuwingsvoorzieningen geïnstalleerd. Welke maatregelen denkt u te nemen na deze rampzalige aardbeving in Italië om de veiligheid van de kerncentrale Krško te garanderen, die op een breuklijn ligt die met deze breuklijn in verbinding staat? Speelt u wellicht zelfs met de gedachte om voorzorgsmaatregelen te treffen die zo ver gaan dat Krško wordt gesloten?
Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ook ik ben verbaasd over het standpunt dat de Commissie vandaag heeft ingenomen. Ik respecteer haar antwoord wat het subsidiariteitsbeginsel betreft en ik ben het absoluut eens met haar specifieke aansporingen, maar daarmee wordt geen oplossing geboden voor het probleem inzake een collectief beleidsvoorstel van de kant van de Europese Commissie waarin rekening wordt gehouden met alle aspecten van de door aardbevingen veroorzaakte verwoestingen. Collega Pirker noemde zojuist nog een aspect, en wij zouden daar andere aan kunnen toevoegen. De vraag blijft dus: waarom is er, afgezien en los van het subsidiariteitsbeginsel en de concrete maatregelen die de commissaris noemde, geen alomvattend voorstel gedaan door de Europese Commissie?
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, zoals ik zojuist al zei, wachten wij op de reactie van het Europees Parlement op onze mededeling over de preventie van aardbevingen. Zodra wij over uw reactie beschikken, zullen wij onderzoeken welke benadering de beste is: de onze of een andere. Wat nu meer specifiek kerncentrales betreft, kan ik zeggen dat er speciale bepalingen voor zijn, en wat industrieën betreft hebben wij de Seveso 2-richtlijn.
De Voorzitter. − Vraag nr. 25 van Avril Doyle (H-0211/09)
Betreft: Elektriciteit uit zonnewarmte en het Economisch Herstelplan
Om de ernstige energiegerelateerde en economische uitdagingen in de Europese Unie het hoofd te bieden, heeft de Commissie in haar Herstelpakket maatregelen voorgesteld die moeten bijdragen aan zowel economisch herstel als het behalen van de energiedoelstellingen. Desondanks is elektriciteit uit zonnewarmte (STE) - een van de meest veelbelovende bronnen van duurzame energie - niet opgenomen in de lijst van sectoren die hiervan zullen profiteren.
Bovendien is de Europese industrie momenteel wereldleider in dit segment; deze positie kan zij echter alleen behouden als de Europese markt groeit en als verder onderzoek en ontwikkeling gestimuleerd wordt.
Kan de Commissie toelichten waarom de zonne-energiesector uitgesloten is van de sterke financiële stimulansen in het herstelplan? Welke andere financieringsbronnen zijn er nog voor STE?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Elektriciteit uit zonnewarmte (STE) is nooit buiten het Europees economisch herstelplan gehouden; het is er niet in opgenomen omdat we hebben gekeken naar de meest urgente behoeften op het gebied van energie. Dat betekent dat we ons hebben beperkt tot die gebieden die het zwaarst zijn getroffen door de crisis en waar projecten niet van de grond konden komen.
De eerste kwestie betrof interconnectie. Geen enkele vorm van energieproductie, en dit geldt in het bijzonder voor de productie van energie uit nieuwe bronnen, kan functioneren als er problemen zijn met het netwerk. Daarom hebben we de kwestie van de elektriciteitsnetwerken en de interconnectie tussen lidstaten aangemerkt als spoedeisend en aldus behandeld.
Daarbij hebben we de gascrisis gehad, waaruit duidelijk is gebleken dat een ontbrekende fysieke infrastructuur een desastreus effect kan hebben als de gaslevering wordt verstoord. Dit is de eenvoudigste manier om iets te doen aan de gasvoorzieningszekerheid.
Verder hebben we twee andere kwesties behandeld die, naar mijn mening, zeker zouden zijn uitgesteld als de Gemeenschap er niet achter stond: hiermee doel ik ten eerste op offshore windenergie, een aanzienlijk project dat moet worden verbonden met het netwerk op het vasteland, en ten tweede op koolstofafvang en -opslag, waarvoor geldt dat we de industrieën echt moeten aansporen om zo snel mogelijk een grootschalig project op touw te zetten.
Dat is de reden waarom we geen andere in aanmerking komende sectoren hebben opgenomen, niet omdat ik er niet in geloof. Ik ben een voorstander van energie uit zonnewarmte, maar we hebben ons beperkt tot de meest dringende noden.
Welke bronnen zijn er beschikbaar om de verdere ontwikkeling van energie uit zonnewarmte te ondersteunen? Allereerst is er het zevende kaderprogramma. We hebben 2,35 miljard euro voor de periode 2007-2013. Ten tweede kunnen we op dit gebied de instrumenten beschikbaar stellen. Vanaf volgend jaar kunnen we driehonderd miljoen emissierechten toekennen aan nieuwe spelers op de markt. Projecten voor hernieuwbare energie, zoals energie uit zonnewarmte, komen in aanmerking. Dus als de projecten er zijn, zijn ze meer dan welkom.
Daarnaast kunnen we fondsen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling aanspreken. Wij moedigen het gebruik van energiebronnen met synergetische voordelen aan; zo hebben wij de grenzen verhoogd voor de hoeveelheid hernieuwbare energie die mag worden gebruikt in verband met woningen en energie-efficiëntie. Derhalve is het algehele bereik van deze maatregelen uitgebreid.
Tot slot zal de Commissie in de zomer of vroeg in het najaar een nieuwe mededeling uitbrengen over de financiering van koolstofarme technologieën. We zullen proberen hier uitgebreid op in te gaan zodat deze technologieën ondersteuning krijgen, niet alleen uit de Gemeenschapsbegroting maar ook vanuit de industrie en de lidstaten. Dan kan er namelijk gerichte steun geboden worden en kunnen we ervoor zorgen dat de nieuwe technologische ontwikkeling snel tot stand komt zodat wij ons doel, twintig procent hernieuwbare energie voor 2020, kunnen behalen. Maar wellicht kunnen we in dit opzicht nog wel ambitieuzer zijn.
Dus we hebben elektriciteit uit zonnewarmte niet uitgesloten. We hebben echter uit het grote aantal relevante terreinen de meest urgente terreinen geselecteerd waarvoor dringend investeringen nodig zijn.
Avril Doyle (PPE-DE). − (EN) Dank u, commissaris, voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik heb goed naar u geluisterd.
Het is niet ondenkbaar dat een of meerdere van de projecten die specifiek onder het herstelplan zijn genomineerd niet in staat blijken om alle ter beschikking gestelde fondsen te gebruiken voor de uiterste datum, 30 juni 2010. Hebt u in dat geval een soort reservelijst van projecten die in de startblokken staan, zodat het geld daadwerkelijk in deze sector wordt geïnvesteerd, in energie-efficiëntie en een laag energieverbruik?
Op het gebied van elektriciteit uit zonnewarmte zijn er bijvoorbeeld grote projecten die eind 2009 met de bouw kunnen beginnen, en ook voor begin 2010 staan verschillende projecten in de steigers. Kan er een dergelijke reservelijst worden opgesteld, zodat alle gelden toch worden gebruikt indien diegenen aan wie ze nu zijn toegewezen, niet in staat zijn om ze te gebruiken?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Bij het opstellen van de lijst hebben we het merendeel van de projecten bekeken en we hebben hierbij ook de lidstaten betrokken, dus in dit stadium heb ik geen reden om aan te nemen dat we niet in staat zullen zijn om alle gelden uit te keren of vast te leggen.
Mochten er vertragingen optreden of projecten onvoldoende voorbereid zijn, dan wordt daar in maart 2010 verslag over uitgebracht. Dus, ingeval er een mogelijkheid is dat een deel van het geld beschikbaar komt, dan zal de Commissie, zoals ik tijdens trialogen heb toegezegd, indien van toepassing overwegen een noodzakelijk voorstel te doen. Maar het is nu te vroeg om dit te beloven, omdat dit afhangt van de vraag hoe goed wij de gelden kunnen vastleggen, aangezien de projecten die naar onze inschatting voldoende ver gevorderd zijn om het geld te kunnen gebruiken op dit moment beperkt in aantal zijn.
De Voorzitter. − Vraag nr. 26 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0218/09)
Betreft: Kerncentrales
Volgens het Energie-instituut voor Zuidoost-Europa onderzoeken heel wat EU-lidstaten en kandidaat-landen die in het zuiden en het oosten van Europa en in het oostelijke bekken van de Middellandse Zee zijn gelegen, plannen om bestaande kerncentrales uit te breiden of nieuwe kerncentrales te bouwen. Kan de Commissie meedelen welke acties en initiatieven zij denkt te nemen om vooraf voorwaarden en beperkingen voor deze plannen vast te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met de bodemgesteldheid en de klimatologische omstandigheden alsook met de financieringsmogelijkheden en de haalbaarheid van deze plannen?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Welnu, mijn collega Stavros Dimas heeft reeds antwoord gegeven op een aanvullende vraag over deze kwestie.
In principe is het met kernenergie zo geregeld dat elk land beschikt over een toezichthouder voor nucleaire veiligheid die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de tenuitvoerlegging van veiligheidsmaatregelen op het gebied van kernenergie. Tegelijkertijd beslissen alle lidstaten voor zichzelf of ze gebruik maken van kernenergie. Dit is zo vastgelegd in het Euratom-Verdrag, en vanzelfsprekend zijn er aanvullende vereisten. Deze bestaan erin dat elk project dat wordt ingediend ook wordt geanalyseerd door de Commissie, en dat wij een aanbeveling doen inzake de te ontwikkelen projecten. Dat hebben we gedaan in het geval van Belene en ook in dat van Mochovce.
Verder is er de duidelijke verplichting dat er wordt voldaan aan de vereisten van de milieueffectbeoordeling, zoals vastgelegd in het Gemeenschapsrecht, en daarnaast zijn de aanvullende vereisten van het VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van toepassing.
Dus welk project er ook wordt voorgesteld, we maken geen onderscheid tussen lidstaten. Er zijn duidelijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan en elk project wordt op de eigen merites beoordeeld, op basis van het communautair acquis en op de milieuwetgeving. Ik kan u verzekeren dat dit proces zo waterdicht is dat er nog nooit toestemming is gegeven om een kerncentrale te bouwen als niet aan alle veiligheidseisen was voldaan.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde ingaan op hetgeen de commissaris zei over de beoordeling van elk voorstel en vragen of voor het gebied in kwestie geen beoordeling vooraf kan worden gemaakt, niet alleen met het oog op de Euro-mediterrane samenwerking, maar ook de bijzondere kenmerken van het gebied. Dan kunnen er criteria worden vastgesteld waarmee elk land van meet af aan bij zijn planning rekening kan houden.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ten eerste ontwikkelt elk land zijn eigen wetgeving, waarin ook wordt bepaald hoe de aanvraag dient te verlopen. Later houdt het proces nauw verband met, en is het gebaseerd op, de nationale wetgeving en de Euratom-wetgeving. Hierom kunnen we niet kiezen voor een regionale benadering. We moeten kijken naar de specifieke situatie in elke afzonderlijke lidstaat, en tegelijkertijd naar elk afzonderlijk project.
We kunnen niet uitgaan van een doorsnede van de situatie in een bepaalde regio en dan stellen dat die regio niet geschikt is voor het gebruik van kernenergie. Dat zou onjuist zijn, omdat het niet mogelijk is een project te ontwikkelen dat op bijna elke plaats te gebruiken is. Het is een kwestie van de kosten, de omstandigheden en de benodigde tijd. Daarom is een regionale benadering niet mogelijk. We moeten daadwerkelijk elk concreet project onderzoeken, want alleen op die manier kunnen we de veiligheid volledig garanderen.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren. Commissaris, ik wil u feliciteren met het nucleair pakket dat u zojuist heeft gepresenteerd en dat voornamelijk betrekking heeft op kerncentrales en op het voorstel dat ook normen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) in de toekomst bindend moeten zijn.
Ik zou graag willen weten of u tijdens de volgende zittingsperiode een voorstel denkt te kunnen uitwerken voor een Europese regulerende instantie dan wel voor een opwaardering van WENRA tot een instelling die bindende normen kan vastleggen, en of wij wellicht ook de IAEA-normen voor alle lidstaten verplicht kunnen maken?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) In antwoord op het tweede deel van uw vraag kan ik u zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat wij, met deze groep van nucleaire regelgevers op hoog niveau, voorwaarts kunnen gaan met strengere normen. Dit is slechts een vertrekpunt, de kleinst mogelijke gemene deler die wij tot stand hadden kunnen brengen.
Tegelijkertijd betwijfel ik, gezien de politieke en soms ook culturele gevoeligheid van het onderwerp, of de Europese regelgever de benodigde rol kan spelen. Ik zou niet willen zeggen dat de Europese regelgever niet te vertrouwen is, maar wel dat de regelgever op gepaste afstand moet blijven van de kerncentrales. Ik ben van mening dat de veiligheid te allen tijde de verantwoordelijkheid van de nationale regelgever moet blijven, ten eerste omdat dat de beste werkwijze is en ten tweede omdat op die manier de discussie over de vraag of de centrale regelgever wel genoeg doet om kernenergie te promoten enzovoort, wordt vermeden.
Het is goed om een gemeenschappelijk kader te creëren, maar de verantwoordelijkheid moet blijven liggen bij de verschillende toezichthouders die, zoals voorgesteld in de richtlijn betreffende nucleaire veiligheid, volledige zeggenschap hebben en alle noodzakelijke instrumenten tot hun beschikking hebben om dit beleid ten uitvoer te leggen. We hebben in de Unie zeer goede toezichthouders voor nucleaire veiligheid, dus het is niet nodig om deze organisaties op de schop te nemen. We moeten enkel de handen ineenslaan en de bindende normen aanscherpen, om te beginnen met het niveau dat we nu hebben, en zo aan de wereld laten zien dat de normen in de nucleaire industrie wel degelijk strenger kunnen.
De Voorzitter. − Vraag nr. 27 van Brian Crowley (H-0232/09)
Betreft: Bevordering van duurzame energie in steden
In Cork, mijn thuisstad, streven de plaatselijke autoriteiten en ondernemingen naar de ontwikkeling van een duurzaam energiebeleid. Wat doet de Commissie om steden zoals Cork te steunen in hun inspanningen voor de bevordering van duurzame energie?
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben heel blij dat u deze vraag stelt, want als er één prestatie is waarop ik zeer trots ben, dan is dat wel het Akkoord van burgemeesters.
In 2008 hebben wij onze steun verleend aan het initiatief van een aantal steden om een Akkoord van burgemeesters in het leven te roepen. Dit akkoord houdt in dat steden zich ertoe verplichten hun CO2-uitstoot vóór 2020 met meer dan twintig procent terug te dringen. Om dit doel te bereiken, ontwikkelen zij actieplannen voor duurzame energie. In het kader van het akkoord is tevens een bureau opgezet, dat zich bezighoudt met coördinatie- en promotietaken. Wij ondersteunen deze initiatieven via het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, dat voorziet in wetenschappelijke achtergronden en technische ondersteuning ten behoeve van de voorbereiding, tenuitvoerlegging en beoordeling van de actieplannen voor duurzame energie. Voor kleinere gemeenten onderhandelt de Commissie met andere nationale, regionale en lokale overheden om ook voor deze kleinere steden ondersteuning te krijgen.
Daarnaast willen wij dit jaar een geavanceerd systeem van goede praktijken invoeren, de zogenoemde toprendementsnormen.
Voorts hebben we een faciliteit voor financiële ondersteuning in het leven geroepen via de Europese Investeringsbank (EIB), waar wij de te verstrekken subsidies onderbrengen. Daarnaast gebruiken wij de EIB om duurzame ontwikkeling in de steden te ondersteunen. De EIB is al betrokken geweest bij bepaalde projecten; onder andere in Barcelona, waarvoor de onderhandelingen al behoorlijk gevorderd zijn.
Ik weet dat Cork dit akkoord nog niet heeft ondertekend, maar de stad kan nog altijd gebruik maken van deze mogelijkheid. Het is een goede manier om de burgers achter deze initiatieven echt in actie te laten komen.
Tegelijkertijd zijn er ook andere instrumenten voor duurzame ontwikkeling en het cohesiebeleid biedt steden aanzienlijke ondersteuning bij de tenuitvoerlegging van beleid en maatregelen met betrekking tot duurzame energie. Voor de periode 2007-2013 zal uit de fondsen ten behoeve van het cohesiebeleid negen miljard euro rechtstreeks worden geïnvesteerd in Europese initiatieven op het gebied van duurzame energie. Het Southern and Eastern Operational Programme, waaronder ook de stad Cork valt, zal 669 miljoen euro in de regio investeren en bijdragen aan de realisatie van de Lissabondoelstellingen inzake groei en werkgelegenheid.
Deze cohesiefondsen bieden directe steun aan projecten in de regio op het gebied van duurzame energie, en helpen bij het op gang brengen van aanvullende nationale investeringen. Verkregen gelden kunnen worden aangewend ter stimulering van de energie-efficiëntie, de productie van hernieuwbare energie, de ontwikkeling van efficiënte energiebeheerssystemen en de promotie van schoon en duurzaam openbaar vervoer, in het bijzonder in stedelijke gebieden.
Het Operational Programme omvat onder andere het ‘Gateway Challenge Fund’, dat is gebaseerd op een geïntegreerde strategie voor duurzame ontwikkeling voor Cork.
Tot slot is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling recentelijk aangepast, waardoor nu alle lidstaten de mogelijkheid hebben de regionale fondsen te gebruiken om de energie-efficiëntie te verbeteren en bestaande woningen geschikt te maken voor hernieuwbare energie. Hiervoor kan tot vier procent van de totale toewijzing uit het fonds worden aangewend.
Samenvattend ben ik van mening dat wij met het Akkoord van burgemeesters een kader hebben gecreëerd voor steden met de gezamenlijke ambitie duurzame modellen te ontwikkelen voor hun burgers. Bij het akkoord zijn sympathisanten aangesloten als New York en Rochester, en ook deelnemers uit overige niet-EU-landen, dus er is veel kennis beschikbaar via het bureau dat wij leiden.
Ten aanzien van financiële ondersteuning kan ik u melden dat wij in dit stadium nog geen programma hebben dat is gericht op energie-efficiëntie, maar we hebben de Structuurfondsen, we hebben het programma voor intelligente energie en dan is er ook nog de Europese Investeringsbank. We gebruiken al deze instrumenten om deze initiatieven te ondersteunen. De Europese Investeringsbank speelt een zeer actieve rol in dit proces. Op dit moment draait het echter nog niet zozeer om financiën, maar om goede projecten en zeer gericht beleid van de steden.
Dat is mijn antwoord op uw uitermate belangrijke vraag. Ik ben van mening dat steden mogelijkheden te over hebben om de weg te wijzen naar een toekomst met duurzame energie.
Brian Crowley (UEN). − (EN) Dank u zeer, commissaris Piebalgs, voor dit antwoord. Commissaris, u hebt in uw antwoord reeds aangegeven dat er in economisch opzicht wordt bespaard dankzij de energie-efficiëntie, maar het is nu tijd voor de volgende stap. Alleen het stimuleren van duurzaamheid en energie-efficiëntie volstaat niet; we moeten de fondsen gebruiken om nieuwe methodes te ontwikkelen om energie te produceren, zodat de steden zichzelf in dat opzicht nog beter kunnen bedruipen. Dit verdient de voorkeur boven het invoeren van energie of het bouwen van kerncentrales, zoals eerder is gezegd. We moeten slimmere en betere methoden vinden, en wellicht zou u in de toekomst niet alleen naar de investeringsbank kunnen kijken, maar zich ook kunnen richten op nieuwe ideeën vanuit de Commissie zelf.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Wij proberen momenteel op dit verzoek in te gaan. Er zijn plannen om, voor het eind van dit jaar, een nieuw actieplan inzake energie-efficiëntie te ontwikkelen dat hierop is gericht. Daarnaast is er een mededeling in de maak over de financiering van energiebronnen met een lage koolstofuitstoot.
Het is van groot belang dat belanghebbenden het initiatief nemen, en ik verwacht van de steden dat zij met voorstellen komen en leden van het Europees Parlement en lidstaten onder druk zetten om voor de genoemde gebieden Europabrede instrumenten in het leven te roepen.
Zonder deze bottom-upbenadering zullen we er niet in slagen de bestaande kansen te benutten. De Europese steden zijn zo divers en er zijn zo veel uitstekende ideeën dat het niet goed zou zijn om voor elke stad simpelweg een top-downbenadering toe te passen.
Ik denk dat het Akkoord van burgemeesters veel broodnodige intellectuele input en ervaring zal leveren bij de totstandkoming van het beleid dat nodig is om duurzame steden te realiseren. Het gaat niet alleen om besparingen; er komt nog veel meer bij kijken. Het gaat ook om slimme netwerken, de integratie van hernieuwbare energie en duurzaam transport – bussen die rijden op waterstof, elektrische voertuigen. Er zijn legio mogelijkheden.
Elke stad zou zijn eigen programma kunnen opstellen, aangezien het Akkoord van burgemeesters als doel heeft de CO2-uitstoot met meer dan twintig procent te reduceren. Dat doel hoeft niet per se te worden bereikt door middel van energie-efficiëntie; het kan ook via maatregelen op een compleet ander beleidsgebied. Dit is zeer afhankelijk van de lokale omstandigheden.
De Voorzitter. − Ik vrees dat er geen tijd meer is voor de nadere aanvullende vraag. Het spijt mij, mijnheer Rübig, maar u heeft al één vraag kunnen stellen en de Commissie heeft ons enkele zeer uitgebreide antwoorden gegeven.
De Voorzitter. − Vraag nr. 28 van Claude Moraes (H-0216/09)
Betreft: De economische crisis en protectionisme vermijden
Als handelscommissaris, hebt u gelijk dat we protectionisme als antwoord op de huidige economische crisis moeten vermijden, aangezien algemeen wordt erkend dat we deze economische terugval niet kunnen tegengaan door handelsbeperkingen in te voeren.
Welke stappen onderneemt de Commissie om protectionistische neigingen in haar onderhandelingen over internationale handel te voorkomen? Is er enige vooruitgang met betrekking tot de afronding van de Doha-ronde te melden?
Bovendien, hoe zal de Commissie ervoor zorgen dat de bevordering van open handel in evenwicht staat met de ontwikkelingsprioriteiten van de EU, zoals fundamentele arbeidsnormen en ecologische duurzaamheid?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Sinds het begin van de economische crisis heeft de Europese Unie zich expliciet uitgesproken tegen puur protectionisme, geheel in lijn met haar geloof in eerlijke en open handel.
De Commissie houdt protectionistische maatregelen genomen door onze belangrijkste handelspartners nauwlettend in de gaten, opdat zij hier adequaat op kan reageren. Verder heeft de Europese Unie het initiatief van de Wereldhandelsorganisatie nadrukkelijk gesteund om tijdens de economische en financiële crisis verslag te doen van handelsgerelateerde ontwikkelingen .
Sinds het begin van de huidige crisis heeft de Commissie zich meer dan ooit sterk gemaakt voor multilateralisme, voor transparantie en voor open markten gestoeld op regels waar zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden van profiteren. De Europese Unie heeft consequent volgehouden dat een ambitieuze en evenwichtige uitkomst van de Doha-ronde een van de belangrijkste instrumenten is om handelsprotectionisme te voorkomen en de economie te stimuleren.
De Wereldhandelsorganisatie zei hetzelfde in haar recente toetsing van het Europese handelsbeleid; zij prees daarin de bijdrage die de EU levert aan de versterking van het multilaterale handelsstelsel. De mogelijke sleutelrol van de Doha-ronde in de huidige crisis werd ook erkend in het “Global Plan for Recovery and Reform” van de G20, dat is gepubliceerd op 2 april van dit jaar. De leiders van de G20 gaven opnieuw aan zich te zullen inzetten voor een snelle afronding van de Doha-ronde.
Tot slot gaat het beleid van de Europese Unie van open handel hand in hand met haar beleid van duurzame ontwikkeling. Dit laatste is een overkoepelend beleidsdoel van de EU, ook als het gaat om diverse initiatieven op het gebied van handelsbeleid.
Duurzame ontwikkeling, en in het bijzonder milieugerelateerde en sociale overwegingen, zijn belangrijke elementen van ons handelsbeleid. Dit blijkt ook uit het feit dat onze bilaterale handelsovereenkomsten bepalingen op het gebied van duurzame ontwikkeling bevatten die zijn toegespitst op arbeids- en milieunormen.
Claude Moraes (PSE). − (EN) Dank u wel, commissaris, en ik besef dat u waarneemt voor commissaris Ashton. Ik zou de Commissie, en ook de leden van dit Parlement die zitting hebben in de Commissie internationale handel, willen feliciteren met het feit dat zij zich hard hebben gemaakt voor het ontmoedigen van protectionistische neigingen.
Ik zou graag iets willen horen over de kwestie aangaande ontwikkelingslanden en de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat we de handel met ontwikkelingslanden, en die tussen ontwikkelingslanden onderling, stimuleren of vergemakkelijken, bijvoorbeeld door middel van extra handelsgerelateerde steun. Dit is een belangrijk element waar we rekening mee moeten houden. Als ik over het algemeen kijk naar de acties van de Commissie en het Parlement, dan werkten deze protectionisme juist in de hand en dat zou een stap in de verkeerde richting zijn.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Uit verslagen van de Wereldhandelsorganisatie en de observaties van de Commissie zelf blijkt dat er geen sprake is van een dreigend risico van een algemene protectionistische escalatie. Tot op heden heeft geen van de grote handelsnaties haar toevlucht genomen tot algemene restricties op handel en investeringen. De ontwikkelingen in bepaalde landen, zoals Rusland, Indonesië en Argentinië moeten nauwlettend in het oog worden gehouden aangezien deze landen tot nu toe het meest gebruik hebben gemaakt van maatregelen aan hun grenzen om de handel in te perken. Over het geheel genomen zijn de meest getroffen sectoren de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie, de ijzer-, staal- en metaalindustrie, de automobielindustrie, de textielindustrie en de speelgoedindustrie.
David Martin (PSE). - (EN) Erkent de Commissie dat wij niet alleen anderen de les moeten lezen en in de gaten moeten houden om de kans op protectionisme te vermijden, maar zelf ook voorzichtig moeten zijn en erop moeten toezien dat, wanneer wij onze handelsbeschermingsinstrumenten inzetten, we deze gebruiken voor het doel waarvoor ze in het leven geroepen zijn en niet als protectionistische maatregelen?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie doet alles wat in haar macht ligt om voor een in alle opzichten streng toezicht te zorgen, met name als het gaat om het door u genoemde aspect. Ik zou de boodschap kunnen doorgeven aan commissaris Ashton, zodat zij een gedetailleerder beeld kan schetsen en een diepgaander antwoord kan geven. Maar tot nu toe zien wij geen reden tot zorg.
De Voorzitter. − Vraag nr. 29 van Seán Ó Neachtain (H-0234/09)
Betreft: Internetpiraterij in Canada
Canada behoort tot de landen waar de meeste internetpiraterij voorkomt. Dit wordt in de hand gewerkt door ernstige tekortkomingen in de wetgeving en handhaving. In feite moet de hele auteurswet in Canada dringend herzien worden teneinde die in overeenstemming te brengen met de huidige internationale normen op het gebied van bescherming in een online-omgeving, zoals die vastgelegd in de WIPO-internetverdragen van 1996 en de auteursrechtrichtlijn van de EU (2001/29/EG). Zolang deze situatie niet verandert, hebben Europese houders van rechten - in het bijzonder de creatieve sector (auteurs, componisten, uitvoerende kunstenaars, songwriters en producenten van fonogrammen) - geen rechtsinstrumenten ter beschikking om de grootschalige schending van hun rechten op het internet in Canada te stoppen. De verliezen die zij lijden door internetpiraterij zijn enorm. Daarom moeten er wetgevende maatregelen getroffen worden, en dit liever voor dan na de aanstaande handelstop EU-Canada in mei en de erop volgende bilaterale handelsbesprekingen.
Dit is een zeer dringende kwestie. Wat doet de Commissie om ervoor te zorgen dat Canada de betreffende wetgeving onverwijld aanpast?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie is op de hoogte van de genoemde problemen met de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in Canada. Wij maken ons ernstig zorgen over het feit dat Canada maar weinig prioriteit lijkt te geven aan de voorgenomen hervorming van zijn auteurswet.
Een redelijke bescherming van intellectuele-eigendomsrechten is essentieel voor het voortbestaan van de creatieve sector in de toekomst. Hoewel verschillende lidstaten momenteel volop in debat zijn over de vraag hoe intellectuele-eigendomsrechten beter kunnen worden aangepast aan de virtuele wereld, moeten we zeker ook aandacht blijven besteden aan de gevaren van internetpiraterij vanuit derde landen.
Een van de belangrijkste kwesties betreft het vinden van een eerlijke balans tussen de belangen van rechthebbenden en die van consumenten, met inachtneming van de voorschriften inzake gegevensbescherming. U herinnert zich vast dat dit een belangrijk discussiepunt was van het initiatief van de Commissie betreffende creatieve online-inhoud, dat is gelanceerd middels onze mededeling van 3 januari 2008.
De Commissie zet de Canadese autoriteiten nu al aanzienlijke tijd onder druk om iets te doen aan de door haar geuite zorgen. Het feit dat wij binnenkort met Canada gaan onderhandelen over een vrijhandelsovereenkomst biedt ons een nieuwe kans om een significante verbetering van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten in Canada te bewerkstelligen. In de tussentijd zal de Commissie de zaak op het hoogste niveau opnemen met de Canadese autoriteiten. Zij zal de Canadezen ook verzoeken de herziening van hun auteurswet zo snel mogelijk in gang te zetten, bij voorkeur nog tijdens de huidige zitting van dit Parlement.
Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor dit antwoord. Toch wil ik graag nog een vraag stellen: hoeveel hoop koestert de Commissie dat ze succes zal hebben met haar inspanningen ten aanzien van Canada en wat denkt zij te gaan doen tegen piraterij op het internet en dit soort praktijken? Als we hier met een land als Canada al niet in slagen, welke kans van slagen hebben we dan in andere gevallen?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Zoals ik reeds heb aangegeven, zal een handelsovereenkomst het wettelijk kader bieden waarbinnen wij een aantal van onze knelpunten en problemen aan de kaak kunnen stellen met betrekking tot de handel met Canada, zoals de Canadese handhavingsnormen voor intellectuele-eigendomsrechten en bepaalde praktijken die de concurrentie belemmeren. We zijn optimistisch aangezien we gaan onderhandelen over een vrijhandelsovereenkomst.
De Voorzitter. − Vraag nr. 30 van David Martin (H-0245/09)
Betreft: Vrijhandelsovereenkomst met Korea
Kan de Commissie, na haar recente overleg met het Zuid-Koreaanse Ministerie van Handel, aangeven wat de huidige stand van zaken is in de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Korea?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) De onderhandelingen met Korea over een vrijhandelsovereenkomst zijn van al onze lopende handelsonderhandelingen het verst gevorderd. Na twee jaar onderhandelen ligt een breed akkoord met de op drie na grootste niet-Europese handelspartner van de EU nu binnen handbereik.
Met de totstandkoming van de vrijhandelsovereenkomst met Korea zouden wij markttoegang krijgen op vele gebieden die interessant zijn voor Europese exporteurs. Ter illustratie: de overeenkomst zou het einde betekenen van 1,6 miljard euro aan douanerechten, wat in het voordeel is van onze exporteurs; zij zou voorzien in solide regels inzake niet-tarifaire belemmeringen in prioritaire sectoren zoals de automobielsector, de farmaceutische sector en de sector van de consumentenelektronica; de overeenkomst zou zorgen voor aanzienlijke nieuwe markttoegang voor diensten die van speciaal belang zijn voor dienstverleners in de EU; zij zou het meest ambitieuze pakket tot nu toe behelzen op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, overheidsopdrachten, duurzame ontwikkeling en andere regelgevingskwesties; en tot slot zou de overeenkomst voorzien in nieuwe manieren om het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de monitoring van de tenuitvoerlegging van de vrijhandelsovereenkomst, en onze kwetsbare punten beschermen met passende maatregelen.
De vrijhandelsovereenkomst zou ook een bruikbaar referentiekader vormen voor andere onderhandelingen. Als we deze overeenkomst nu sluiten zou daar bovendien uit blijken dat beide partijen geloven in het openstellen van markten als een reactie op het huidige economische klimaat.
Aan het eind van de achtste onderhandelingsronde in maart 2009 hebben beide partijen significante technische vorderingen gemaakt, maar voor een aantal lastige kwesties is nog geen oplossing gevonden.
Onze commissaris voor handel, mevrouw Ashton, en de Koreaanse minister voor Handel Kim Hyun-chong hebben elkaar vervolgens in Londen ontmoet op 2 april 2009. Ondanks intensieve discussies zijn zij er niet in geslaagd om de meningsverschillen over de resterende punten, zoals de teruggave van douanerechten en herkomstregels, te beslechten.
De Commissie wint momenteel advies in inzake de beste route voorwaarts.
David Martin (PSE). − (EN) Dank u voor deze reactie commissaris. Ik ben het volledig met u eens dat een vrijhandelsovereenkomst zowel de Europese Unie als Korea enorme voordelen zou opleveren, en tevens een illustratie zou zijn van onze vastberadenheid om markten open te houden. Het heeft er nu echter alle schijn van dat het uitblijven van deze overeenkomst meer te wijten is aan de lidstaten dan aan onze onderhandelingspartner.
Dit wetende zou ik u het volgende willen vragen: indien wij niet tot een overeenkomst kunnen komen met Korea, accepteert de Commissie dan dat het DG Handel, als het gaat om vrijhandelsovereenkomsten, net zo goed de handdoek in de ring kan gooien? Als wij niet tot een vergelijk kunnen komen met Korea dan zal ons dat immers ook niet lukken met India, de ASEAN of enige andere overeenkomst waarover we momenteel in onderhandeling zijn.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Hier kan ik tegenover stellen dat de lidstaten onlangs hun interesse in een ambitieuze en evenwichtige overeenkomst met Korea hebben bevestigd.
Zoals gebruikelijk zal de Commissie de principes verdedigen op basis waarvan we met alle landen onderhandelen.
Glyn Ford (PSE). - (EN) Dank u zeer. Misschien zou de commissaris iets kunnen zeggen over de positie van de Duitse regering ten aanzien van dit onderwerp.
Evenals de heer Martin ben ik een voorstander van deze vrijhandelovereenkomst met de Republiek Korea. We moeten echter wel zorgvuldig zijn met de details en met de timing. Volgens schattingen worden in Europa per jaar 650 000 Koreaanse auto’s verkocht. In Oost-Europa worden reeds Koreaanse auto’s geproduceerd, en de vrijhandelsovereenkomst zal tot gevolg hebben dat er ook nog een aanzienlijk volume aan nieuwe auto’s wordt ingevoerd.
In de meeste enquêtes komt naar voren dat door de komst van deze auto’s de verkoop van Japanse auto’s die in Europa van de band rollen, zoals de auto’s uit de Honda-fabriek in mijn kiesdistrict in Swindon, in de verdrukking zal komen. Deze fabriek wordt momenteel stilgelegd en de werknemers zijn tot nader order naar huis gestuurd. Zult u er, om de huidige situatie hier en elders in Europa niet te verergeren, voor zorgen dat er nog een aanzienlijke tijd overheen gaat voor dergelijke invoer wordt toegestaan?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Ik begrijp uw bezorgdheid over de situatie in de automobielindustrie. Vanaf de aanvang van de onderhandelingen met Korea heeft de Commissie aanzienlijke middelen geïnvesteerd in het behalen van een goed resultaat voor de automobielindustrie in de EU. Europese exporteurs van auto’s zullen profiteren van de afschaffing van de Koreaanse douanerechten op auto’s en de effectieve opheffing van technische obstakels. De grootste obstakels zullen vanaf dag één van de overeenkomst tot het verleden behoren.
De Voorzitter. − Vraag nr. 31 van Georgios Papastamkos (H-0257/09)
Betreft: Handelsgeschil EU-VS over hormoonhoudend rundvlees
Wat is de uitkomst van de besprekingen die de Commissie met de Amerikaanse autoriteiten heeft gevoerd om te voorkomen dat er - na een tijdelijke opschorting - definitief zogenaamde "carrousel"-tegenmaatregelen worden genomen in het kader van het trans-Atlantische handelsgeschil over hormoonhoudend rundvlees, en om een eind te maken aan de reeds getroffen tegenmaatregelen?
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie is thans nog in onderhandeling met de Verenigde Staten, en we hebben er alle vertrouwen in dat er zeer spoedig een oplossing kan worden gevonden die voor beide partijen acceptabel is. Gedurende de afgelopen paar weken heeft er intensief trans-Atlantisch overleg plaatsgevonden inzake deze kwestie. De commissaris voor handel, Catherine Ashton, en de Amerikaanse handelsgezant Ron Kirk hebben op 22 april jongstleden afgesproken verdere gesprekken te zullen voeren teneinde via onderhandelingen te komen tot een oplossing voor het slepende conflict rond hormoonhoudend rundvlees.
Zij bevestigden dat zij een einde willen maken aan dit conflict, dat bedrijven en consumenten in zowel de Europese Unie als de Verenigde Staten treft. Voorts, om de onderhandelingen over een oplossing vooruit te helpen, hebben commissaris Ashton en handelsgezant Kirk afgesproken dat de inwerkingtreding van de zogenoemde ‘carrousel’-tegenmaatregelen van de Verenigde Staten op bepaalde EU-producten nog eens wordt uitgesteld tot twee weken na 23 april, de oorspronkelijke deadline.
De Commissie is vast voornemens haar best te doen om een positieve en blijvende oplossing te vinden voor dit probleem, en momenteel worden er gesprekken gevoerd tussen hoge ambtenaren van beide partijen. Het uiteindelijke streven van de Commissie in deze onderhandelingen bestaat erin definitief te voorkomen dat de ‘carrousel’-tegenmaatregelen van kracht worden, en de Verenigde Staten de reeds getroffen tegenmaatregelen te laten herroepen. Wij zijn ervan overtuigd dat er een overeenkomst binnen handbereik ligt die onze volksgezondheid en doelstellingen op het gebied van consumentenbescherming met betrekking tot deze kwestie volledig beschermt.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, nu de bevoegde commissaris, mevrouw Ashton, er niet is, wil ik commissaris Kuneva bedanken voor het antwoord en haar vragen om mevrouw Ashton namens mij te bedanken voor haar bemiddeling, voor haar besprekingen met de Amerikaanse autoriteiten over de intrekking van de caroussel-tegenmaatregelen die de Verenigde Staten van Amerika toepassen. Dit is een zaak die te ver gaat, die het partnerschap ondermijnt tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie, tussen twee handelsmogendheden die een dominerende rol spelen in het kader van de onderhandelingen in de Doha-ronde onder het beschermheerschap van de Wereldhandelsorganisatie.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer Papastamkos, ik geef uw boodschap graag door aan commissaris Ashton en ik denk echt, zonder te overdrijven, dat de resultaten naar tevredenheid zullen zijn.
De Voorzitter. − Vraag nr. 32 van Giovanna Corda (H-0209/09)
Betreft: Niet-nakoming van Verordening (EG) nr. 261/2004 door de luchtvaartmaatschappijen
In zijn arrest van 22 december 2008 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaald dat luchtvaartmaatschappijen geen compensatie aan passagiers mogen weigeren, wanneer een vlucht wordt geannuleerd wegens technische problemen met een vliegtuig. Een Zweedse rechtbank heeft, na een vraag van de ombudsman, onlangs een soortgelijke uitspraak gedaan.
Kan de Commissie aangeven in welke mate ze rekening zal houden met deze arresten waaruit andermaal de onwil van de maatschappijen blijkt, alsmede de te vage formulering van Verordening (EG) nr. 261/2004(1) betreffende de "buitengewone omstandigheden" die een annulering rechtvaardigen, en de passieve houding van de Commissie tegenover talloze inbreuken op deze verordening ten nadele van de passagiers?
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, ik denk dat allereerst moet worden benadrukt dat het niet de taak is van de Commissie om de arresten van het Hof van Justitie te interpreteren. Deze arresten hebben betrekking op kwesties die door de nationale rechtbanken voor een prejudicieel advies zijn voorgelegd aan het Hof van Justitie, teneinde te zorgen voor een uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht.
In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 261/2004 inzake de rechten van passagiers bij instapweigering, annulering van een vlucht of langdurige vertraging is bepaald dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de verordening en dat zij luchtvaartmaatschappijen die de bepalingen niet nakomen, dienen te vervolgen. Bij de behandeling van door hun ontvangen klachten van passagiers moeten de bevoegde, door de betreffende lidstaat overeenkomstig de verordening aangewezen nationale autoriteiten uiteraard rekening houden met de aanwijzingen van het Hof van Justitie. De Commissie heeft tot taak toezicht uit te oefenen op de juiste tenuitvoerlegging van de verordening door de bevoegde autoriteiten, met name in het licht van relevante arresten van het Hof van Justitie.
De laatste bijeenkomst van de Commissie en de bevoegde nationale autoriteiten vond begin december vorig jaar plaats, met andere woorden enkele weken voor het arrest van het Hof van Justitie. De Commissie heeft nog een bijeenkomst gepland op de 14e van deze maand, waarop het recente besluit van het Hof van Justitie in zaak C-549/07 zal worden besproken.
De nationale autoriteiten zullen de mogelijkheid hebben zich uit te spreken over het arrest en aan te geven wat zij, in het licht van dit precedent, vinden van hoe luchtvaartmaatschappijen zich gedragen ten opzichte van reizigers bij annuleringen en wat zij vinden van de praktische gevolgen van het arrest.
Giovanna Corda (PSE). − (IT) Mijnheer de commissaris, ik dank u, omdat ik denk dat het belangrijk is aandacht aan dit thema te schenken. Als ik het goed heb begrepen, moeten de lidstaten deze zaken afhandelen, maar u kunt ook kijken of u iets kunt doen. Dank u dus voor uw antwoord en ik hoor graag hoe dit verder gaat.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Hartelijk dank dat u in het Italiaans hebt gesproken. Ik weet dat u van oorsprong Italiaanse bent. Nogmaals bedankt. De Commissie zal uiteraard de ontwikkelingen in de gaten houden, want ik denk dat passagiersrechten voor ons allen zeer belangrijk zijn. Dat is het doel van mijn werk als commissaris.
Dat heb ik al kenbaar gemaakt toen het Parlement mij steunde bij mijn benoeming. Ik zal er dus op blijven letten dat er controles worden uitgevoerd om na te gaan of de lidstaten de passagiersrechten eerbiedigen. Wij zetten ons allen in, zelfs commissaris Kuneva, om de burgerrechten overal doeltreffend te beschermen.
Glyn Ford (PSE). - (EN) Ik zal het kort houden aangezien we erg krap in de tijd zitten. Commissaris, ik moet u zeggen dat de tenuitvoerlegging van onze rechten op het moment waarlijk een lachertje is. Ik was onlangs in Amsterdam en was er daar van getuige van hoe KLM passagiers met vertraging omboekte op een vlucht waarvoor ze zichzelf moesten inchecken. Het personeel vroeg de passagiers nergens naar en ontzegde hun systematisch de compensatie en assistentie waar ze recht op hadden.
Kan de Commissie enig toezicht houden? Is het mogelijk om wat mensen op luchthavens te stationeren om de werkwijzen van de vliegtuigmaatschappijen te controleren? Want eerlijk gezegd vind ik de huidige situatie een aanfluiting.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is van plan aan het Parlement en aan de Raad verslag uit te brengen over de werking en de resultaten van Verordening (EG) nr. 261/2004 in het kader van een mededeling die in de tweede helft van dit jaar moet worden aangenomen.
In dat document wordt de werking van de verordening in de afgelopen vier jaar geanalyseerd en worden eventuele andere te nemen acties voorgesteld waarmee het aantal incidenten kan worden verkleind en de rechten van luchtvaartpassagiers beter kunnen worden beschermd.
Alle luchthavens zullen dus worden gecontroleerd. Ik hoop dat het werk van de Commissie de situatie zal verbeteren en de burgers de antwoorden zal bieden die zij verwachten. Ik verzeker u dat ik mij als commissaris hiervoor zal inzetten. Ik ben daarmee begonnen en ik zal ermee doorgaan. Ik geef u mijn woord.
De Voorzitter. − Vraag nr. 33 van Emmanouil Angelakas (H-0212/09)
Betreft: Privatisering van luchtvaartmaatschappijen in de EU
Onder verwijzing naar de succesvolle formule die is gebruikt voor de privatisering van Olympic Airways en de overdracht van het bedrijf naar een particuliere investeerder, vraag ik de Commissie mij aan te geven of dit model ook gebruikt kan worden voor andere luchtvaartmaatschappijen met vergelijkbare problemen?
Hoe ziet de Commissie de ontwikkelingen op het vlak van toekomstige privatiseringen van luchtvaartmaatschappijen in de EU? In welke mate dragen de fusies van luchtvaartmaatschappijen bij aan het aanpakken van de crisis, zonder uiteraard monopolies te creëren en de concurrentie te ondergraven?
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, de Commissie deelt de mening die u heeft geuit in de tekst van uw vraag, namelijk dat de besluiten van de Commissie duidelijk hebben geleid tot de gedwongen verkoop van enkele bedrijfsonderdelen van Olympic Airlines en Olympic Airways Services. Wat het transport- en mededingingsbeleid betreft, zijn ze zeker succesvol geweest.
Alitalia heeft hetzelfde model toegepast en ook alle andere luchtvaartmaatschappijen die zich in zwaar weer bevinden, zouden dit kunnen doen. In feite heeft dit besluit tot een nieuw soort luchtvaartmaatschappij geleid, die de maatschappij van de toekomst zou moeten zijn: geen staatsbedrijven meer, maar slechts particuliere ondernemingen. Dit is wat de Commissie heeft proberen te steunen. Ik geloof dat ook andere luchtvaartmaatschappijen tot privatisering willen overgaan; ik denk bijvoorbeeld aan Austrian Airlines, Malev en Czech Airlines.
Overeenkomstig het Verdrag dient de Commissie echter neutraal te zijn ten opzichte van het publieke of private eigendom van ondernemingen. De Commissie staat wel positief tegenover consolidatie van de communautaire luchtvaartsector, met name gezien de huidige crisis, omdat zij die nog te gefragmenteerd acht.
Een dergelijke consolidatie mag echter niet tot gevolg hebben dat de gemeenschappelijke markt niet langer correct functioneert. Overeenkomstig de betreffende communautaire verordening is de Commissie dan wel de betreffende nationale instantie verantwoordelijk voor het toezicht op consolidaties die, overeenkomstig de betreffende communautaire wetgeving, met dit doel worden uitgevoerd, afhankelijk van de omvang van de consolidatie.
Emmanouil Angelakas (PPE-DE). − (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn commentaar en antwoord. Ik wil van de aanwezigheid van de commissaris gebruik maken om hem te vragen of de Commissie een raming heeft gemaakt van het aantal banen dat de afgelopen acht maanden, sinds het begin van de financiële crisis, in de Europese luchtvaartmaatschappijen verloren is gegaan. Zo ja, met welke maatregelen kan volgens u een ommekeer worden bewerkstelligd in deze situatie?
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, ik heb geen precieze gegevens over het aantal arbeidsplaatsen dat verloren is gegaan als gevolg van de crisis, maar ik weet heel goed wat er in de luchtvaartsector aan de hand is.
Al mijn inspanningen als commissaris voor vervoer zijn gericht op het steunen van deze vorm van vervoer en het verbaast me niet dat we het ook in deze vergadering hebben over een kwestie (de ‘slots’) die tot doel heeft in deze tijden van crisis te voorkomen dat de situatie van de luchtvaartmaatschappijen verergert. Dit betekent ook dat we moeten proberen het verlies aan banen te beperken, anders gezegd: proberen de werkgelegenheid in de luchtvaart in de Europese Unie te behouden.
De Voorzitter. − Vraag nr. 34 van Bernd Posselt (H-0214/09)
Betreft: Europese hogesnelheidslijn en Brenner-basistunnel
Kan de Commissie gedetailleerde inlichtingen verstrekken over het precieze tijdschema en de financiële planning met betrekking tot het traject Straatsburg-Wenen van de Europese hogesnelheidslijn alsmede ten aanzien van de Brenner-basistunnel, die het kernstuk van de verbinding Berlijn-Rome vormt? Wat is er aan verdere maatregelen gepland, en ontstaan er dankzij het conjunctuurprogramma aanvullende mogelijkheden?
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Posselt, zoals u weet is de spoorlijn Berlijn-Palermo één van de dertig prioritaire projecten van het trans-Europese vervoersnetwerk en vormt het project van de Brenner basistunnel de kern van dit prioriteitsproject.
De Commissie is van mening dat deze tunnel het belangrijkste onderdeel is van het prioritaire project. Hiermee kunnen de spoornetten aan beide zijden van de Alpen met elkaar worden verbonden door middel van een hogesnelheidslijn die met name bedoeld is voor het vervoer van goederen. Het project draagt hiermee bij aan zowel een goede werking van de interne markt en de milieudoelstellingen als aan het herstel van de economie.
Op deze manier wil de Commissie concreet inspelen op de verwachtingen van de burgers. Dit is ook waarom wij de beschikbaarstelling van financiering eind vorig jaar hebben versneld en goedkeuring hebben verleend aan een financiering van 786 miljoen euro voor prioritair project nr. 1. Coördinator Karen van Miert volgt het project al sinds 2005, voor zover ik weet met positieve resultaten.
We zijn inmiddels begonnen met de raadpleging van de lidstaten van het Europees Parlement ter verlenging van het mandaat van de Europese coördinatoren voor de periode 2009-2013. Met een verlenging zouden zij hun werk kunnen voortzetten, met name het toezicht op de prioritaire projecten. Op 22 maart 2009 hebben de Oostenrijkse autoriteiten een meerjarenprogramma voor de infrastructuur gepresenteerd, dat de financiering omvat van de Brenner basistunnel. Op 17 april 2009, na afronding van de milieueffectbeoordeling, hebben zij een bouwvergunning afgegeven voor het project.
Op hun beurt hebben de Italiaanse autoriteiten hun basistunnelproject ingediend bij het Interministerieel comité voor economische programmering, CIPE genoemd, zodat de financiering zou kunnen worden goedgekeurd in mei. Minister Matteoli, waarmee ik heb gesproken, heeft mij bevestigd dat de Italiaanse staat de doelstelling, namelijk financiering van het project, wil verwezenlijken en ik heb het idee dat de Oostenrijkse en de Italiaanse autoriteiten het hier geheel over eens zijn.
Prioritair project nr. 17, de hogesnelheidsverbinding Straatsburg-Wenen, die deel uitmaakt van de spoorlijn Parijs-Straatsburg-Stuttgart-Wenen-Bratislava, verloopt naar tevredenheid van alle betrokken lidstaten: Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Slowakije. Het grootste deel van de 831 km lange spoorlijn tussen Straatsburg en Wenen, namelijk de trajecten Straatsburg-Stuttgart en Linz-Wenen, zal voor eind 2015 gereed zijn. Het deel Stuttgart-Ulm, dat de grootste bottleneck vormt, zal in 2020 gereed zijn.
Het betreffende financieringsprotocol is op 2 april jl. ondertekend. Op dit moment lijkt het grensoverschrijdende deel tussen München en Salzburg het meest complex te zijn. De Duitse regering is op dit moment bezig met een herziening van haar meerjarenprogramma. We moeten dus tot eind dit jaar wachten voordat we over dit zeer belangrijke onderdeel kunnen praten. Het onderdeel Straatsburg-Wenen zal 10 miljard euro kosten en het gehele prioritaire project 13,5 miljard euro.
Ik denk dat deze informatie nuttig kan zijn en een antwoord biedt op alle vragen van de heer Posselt.
Bernd Posselt (PPE-DE). − (DE) Commissaris, ik wil u van harte danken voor uw goede en gedetailleerde antwoord en voor uw uitstekende werk bij deze belangrijke projecten die elkaar in München kruisen. Ik heb slechts twee korte aanvullende vragen.
Ten eerste doet bij de Brenner-basistunnel het gerucht de ronde dat deze beperkt zou kunnen worden tot het personenvervoer. Kunt u dit uitsluiten?
Ten tweede wordt in Oostenrijk en in Stuttgart bijzonder veel gedaan voor het traject van Straatsburg naar Wenen en Boedapest. We hebben echter het probleem van het ontbreken van een verbinding met München, van een verbinding met München Luchthaven en van een tracé van München naar Mühldorf, Freilassing en Salzburg, de zogenaamde chemiedriehoek, en van het traject via Mühldorf. Hier zou ik met name uw aandacht op willen vestigen, omdat dienaangaande nog steeds weinig vooruitgang wordt geboekt.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, wat de spoorlijn tussen Berlijn en Palermo betreft kan ik u geruststellen. Wanneer er geruchten zijn, is het logisch dat men zich zorgen maakt, maar voor zover ik weet zijn die geruchten nergens op gebaseerd.
Ik wilde u nog iets anders meedelen, aangezien u met name hecht aan het traject Straatsburg-Wenen: op 31 maart heeft de Europese Commissie twee oproepen gedaan voor het indienen van TEN-T-voorstellen, in het kader waarvan het traject Straatsburg-Wenen steun zou kunnen uitvangen uit het jaarprogramma 2009, te weten 140 miljoen euro voor zowel onderzoek als werkprojecten en 500 miljoen euro uit het Europees economisch herstelplan, alleen bedoeld voor werkprojecten die uiterlijk eind 2010 aanvangen.
Het is natuurlijk aan de nationale overheden om co-financieringsvoorstellen in te dienen, die zullen worden afgewogen tegen voorstellen van andere lidstaten. Als Duitsland bijvoorbeeld een project wil indienen dat betrekking heeft op het deel dat u na aan het hart ligt, kan het land dat doen. Het financieringsvoorstel zal nauwkeurig door de Commissie worden beoordeeld.
Wat de voortgang van project 17 betreft, heeft de Commissie besloten een belangrijke financiering toe te kennen aan verschillende projecten langs deze spoorlijn, te weten de drie grensoverschrijdende trajecten en de bottlenecks.
De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 20.10 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)