Dibattiti

L-Erbgħa, 6 ta' Mejju 2009 - Strasburgu

15. L-irwol ġdid u r-responsabiltajiet ġodda tal-Parlament fl-implimentazzjoni tat-Trattat ta' Liżbona - L-impatt tat-Trattat ta' Liżbona fuq l-iżvilupp tal-bilanċ istituzzjonali ta' l-UE - L-iżvilupp tar-relazzjonijiet bejn il-Parlament Ewropew u l-parlamenti nazzjonali fil-qafas tat-Trattat ta' Liżbona - L-aspetti finanzjarji tat-Trattat ta' Liżbona - L-implimentazzjoni tal-inizjattiva taċ-ċittadini (dibattitu)

  El Presidente. − Vamos a reanudar la sesión con un tema importantísimo: el debate conjunto sobre el Tratado de Lisboa, que incluye los siguientes informes:

el informe de Jo Leinen, en nombre de la Comisión de Asuntos Constitucionales, sobre las nuevas competencias del Parlamento Europeo y sus responsabilidades en la aplicación del Tratado de Lisboa (2008/2063(INI)) (A6-0145/2009),

- el informe de Jean-Luc Dehaene, en nombre de la Comisión de Asuntos Constitucionales, sobre las repercusiones del Tratado de Lisboa en la evolución del equilibrio institucional en la Unión Europea (2008/2073(INI)) (A6-0142/2009),

- el informe de Elmar Brok, en nombre de Comisión de Asuntos Constitucionales, sobre el desarrollo de las relaciones entre el Parlamento Europeo y los Parlamentos nacionales con arreglo al Tratado de Lisboa (2008/2120(INI)) (A6-0133/2009),

- el informe de Catherine Guy-Quint, en nombre de la Comisión de Presupuestos, sobre los aspectos financieros del Tratado de Lisboa (2008/2054(INI)) (A6-0183/2009), y

- el informe de Sylvia-Yvonne Kaufmann, en nombre de la Comisión de Asuntos Constitucionales, por el que se insta a la Comisión a que presente una propuesta de Reglamento del Parlamento Europeo y del Consejo relativo a la aplicación de la iniciativa ciudadana (2008/2169(INI)) (A6-0043/2009).

Como ven ustedes, son cinco informes de mucho calado y de un tema de candente actualidad, teniendo en cuenta además que, como saben, el Senado de la República Checa ha aprobado la ratificación del Tratado con la mayoría requerida.

  Jo Leinen, Berichterstatter. − Herr Präsident, Frau Vizepräsidentin, liebe Kolleginnen und Kollegen! Die letzte Nachtsitzung dieser Wahlperiode gehört der Aussprache über den Lissabon-Vertrag. Wir wissen, dass viele Nachtsitzungen dieser vorangegangen sind, um zu dem Ergebnis eines Reformvertrages und der Ratifizierung in 26 Parlamenten der Mitgliedstaaten zu kommen.

Ich sage: Glückwunsch und Anerkennung für die Kolleginnen und Kollegen im tschechischen Senat, die doch mit einer deutlichen Mehrheit heute Ja zu diesem Vertrag gesagt haben, und Dank an alle, die mitgeholfen haben, dass dieser Stolperstein aus dem Weg geräumt ist.

(Beifall)

Ja! Beifall an den tschechischen Senat von Straßburg nach Prag! Wir sind sehr zufrieden mit diesem Ergebnis.

Ich bin sehr optimistisch, dass wir gegen Ende des Jahres die Ratifizierung abschließen können. Man darf zwar den Tag nicht vor dem Abend loben, aber alles spricht jetzt doch dafür, dass wir 27 Ratifizierungen bekommen. Umso richtiger war es, dass der Ausschuss für konstitutionelle Fragen diesen Optimismus immer hatte und auch beibehalten hat. Nicht nur der Europäische Rat, nicht nur die Kommission – auch das Europäische Parlament muss sich auf das Inkrafttreten des Vertrages vorbereiten. Ich bin sehr froh, dass dieses Haus quasi als Schlussakt dieser Wahlperiode vier eminent interessante und wichtige Berichte annimmt – nein, sogar fünf Berichte, da die Kollegin Guy-Quint über den Haushaltsansatz auch einen Bericht zu Lissabon gemacht hat.

Ich sehe, dass dieses Haus kontinuierlich und auch in schwierigen Zeiten am Reformvertrag festgehalten hat. Das hat nicht jeder so getan. Deshalb kann ich nicht verstehen, dass es hier im Haus viele Zögerer und Zweifler darüber gab, ob wir überhaupt noch über Lissabon reden dürfen. Man hat ja auch diese Debatte in der Abendsitzung versteckt. Wir hätten sie ruhig auch am Tag abhalten können. Es ist nicht wirklich der Würde dieses Hauses angemessen, so eine Debatte in die Nachtsitzung zu verschieben. Wir wissen, warum das passiert ist. Man wollte nicht, dass dieses Haus vor größerem Publikum noch einmal seinen Willen bekräftigt, dass wir diesen Vertrag brauchen, dass wir ihn wollen und dass wir auch an ihn glauben. Da hat es Zweifler bis in die höchsten Spitzen dieses Parlaments gegeben, was für mich völlig unverständlich und letztendlich auch nicht akzeptabel ist.

Ich habe den Bericht über die neue Rolle des Parlaments nach dem Vertrag übernommen und man kann sagen, dieses Parlament wird einer der Gewinner des Reformvertrages sein. Wir machen einen Quantensprung in der demokratischen Kontrolle, sei es bei der Gesetzgebung, sei es bei der Haushaltskontrolle und der Haushaltsentscheidung, sei es auch bei der Kontrolle und sogar der Wahl der Exekutive, der Kommission, sei es bei der Zustimmung zu internationalen Verträgen oder auch bei neuen Initiativrechten, die wir bekommen: Prominentestes Beispiel ist das Recht des Europäischen Parlaments, auch Vertragsänderungen anzuregen – ein Privileg, das bisher nur den Mitgliedstaaten und ihren Regierungen vorbehalten war. Die Mitentscheidung als Regel bringt uns auf gleiche Augenhöhe mit dem Ministerrat: Agrarpolitik, Fischereipolitik, Forschungspolitik, Strukturverordnungen – vieles wird jetzt auch in der Mitverantwortung und in der Mitentscheidung dieses Hauses liegen. Wir haben neue Kontrollbefugnisse, neue Rechte auf Unterrichtung, neue Initiativrechte.

Ich danke auch Ihnen, Frau Vizepräsidentin Wallström, Sie waren immer an unserer Seite. Das ist heute ein guter Tag, und mit den vier Berichten schließen wir quasi mit einem Schlussakt eine Periode voller Engagements für die Reform der Europäischen Union. Ich wünsche, dass das mit dem neuen Parlament zum endgültigen Finale kommt und wir auf der neuen Grundlage gestärkt in die neue Wahlperiode eintreten können!

(Beifall)

  Jean-Luc Dehaene, Rapporteur. − Voorzitter, ondervoorzitter, beste collega's, met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon door de Tsjechische Senaat, is opnieuw een belangrijke stap gezet naar de ratificatie van dit Verdrag. Het is daarom goed dat het Europees Parlement vandaag een aantal verslagen goedkeurt die de houding van het Parlement vastleggen ten aanzien van de implementatie van dit Verdrag. Het Parlement moet immers even goed voorbereid zijn als de andere instellingen om met hen in bespreking en onderhandeling te gaan over de implementatie en toepassing van het Verdrag.

Dit is voor het Europees Parlement des te belangrijker, omdat de bevoegdheden van het Europees Parlement sterk zullen worden uitgebreid in het kader van dit Verdrag. Het Parlement heeft er dus alle belang bij om a) goed voorbereid te zijn om zijn nieuwe taken volwaardig uit te oefenen - en dit wordt geëxpliciteerd in de verslagen van collega Leinen en mevrouw Guy-Quint, maar b) zich ook duidelijk te positioneren in de verhouding met de andere instellingen, hetgeen het onderwerp uitmaakt van mijn verslag.

Het Verdrag van Lissabon versterkt en verduidelijkt het institutioneel evenwicht binnen de Unie. Het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarover we hopen dat het wordt goedgekeurd, maakt formeel een einde aan de pijlerstructuur. De Europese Unie krijgt ook rechtspersoonlijkheid, de instellingen van de Gemeenschappen worden instellingen van de Unie en in het Verdrag worden de rol en de bevoegdheden van elk van de instellingen duidelijk afgebakend. Zo maakt het Verdrag ook een einde aan de dubbelzinnige positie van de Europese Raad, die een autonome instelling van de Unie wordt.

Weliswaar met nog teveel uitzonderingen zal de toepassing van de medebeslissingsprocedure, die de gewone wetgevende procedure wordt, waaronder ook de goedkeuring van de begroting, een heel belangrijke rol aan het Parlement geven. De bevoegdheden van Raad en Parlement worden trouwens in het Verdrag op identiek dezelfde manier geformuleerd. Op deze manier versterkt het Verdrag de zogeheten communautaire methode, het vormt ze om tot de methode van de Unie. Deze methode wordt daarenboven uitgebreid tot de vroegere pijler van justitie en binnenlandse aangelegenheden.

In mijn verslag heb ik benadrukt dat voor een efficiënte werking van de instellingen een sterke coördinatie van het wetgevende en het budgettaire werk is vereist. Er wordt gepleit voor een legislatuurprogrammatie, ook op het vlak van het meerjarenperspectief van de begroting. Heel belangrijk is de rol van de Raad Algemene Zaken binnen de Ministerraad, die echt hét instrument van het voorzitterschap van de Raad moet worden in de dialoog met het Parlement. Ook wordt de positie van de Commissie als initatiefneemster duidelijk bevestigd; jammer genoeg heeft men afgezien van het plan om tot een meer beperkte Commissie, tot een meer beperkt college te komen. Dit zal een sterke, interne organisatie van de Commissie des te noodzakelijker maken om als college te kunnen functioneren.

Een belangrijk nieuw hoofdstuk is dat over buitenlandse zaken, externe aangelegenheden en veiligheid, waar de dubbelrol van de nieuwe hoge vertegenwoordiger en ondervoorzitter van de Commissie, cruciaal zal zijn. In mijn verslag benadruk ik dat hij er alle voordeel bij heeft om nauw samen te werken met de Commissie om alle middelen van de Unie te kunnen mobiliseren in het buitenlands beleid.

Tot slot nog een korte opmerking: er staat ons na de verkiezingen een moeilijke periode van overgang te wachten en wel van het Verdrag van Nice - dat eerst van toepassing zal zijn - naar het Verdrag van Lissabon, dat hopelijk aan het einde van het jaar zal worden goedgekeurd. Ik pleit er nogmaals voor - en ik begrijp niet dat dit tot nog toe niet meer is gebeurd - dat er overleg zal plaatsvinden tussen het Parlement en de Europese Raad om te zien hoe dat we die periode gaan organiseren. Zo niet, dan riskeren we dat we na de verkiezingen in een periode van grote onbekendheid komen te zitten over wat er nu precies moet gebeuren. Niemand heeft daar voordeel bij. Laat ons daar duidelijke afspraken over maken.

  Elmar Brok, Berichterstatter. − Herr Präsident, Frau Vizepräsidentin, Vertreter der tschechischen Ratspräsidentschaft, meine Damen und Herren! In der Tat – und das haben meine Vorredner gesagt – ist dies ein großer Augenblick, nicht weil unsere Berichte hier diskutiert werden, sondern weil heute feststeht, dass die Parlamente von 26 Ländern den Vertrag von Lissabon ratifiziert haben, und dass nur noch in einem Land ein Referendum, das zugesagt ist, durchgeführt werden muss.

Dass die Parlamente von 26 Ländern ratifiziert haben, zeigt, dass dieser Vertrag von Lissabon ein Vertrag der Parlamente ist. Denn es hat viele Fortschritte im Laufe des Vereinigungsprozesses der Europäischen Union gegeben, aber es hat keinen Vertrag wie diesen Vertrag von Lissabon gegeben, in dem die Parlamente – sowohl das Europäische Parlament wie die nationalen Parlamente – gestärkt worden sind, die Demokratie gestärkt worden ist, ein Bürgerbegehren eingeführt worden ist und das Subsidiaritätsprinzip durch Stärkung der nationalen Parlamente politisch und rechtlich gestärkt worden ist.

Und deswegen wundert es mich manchmal, dass diejenigen, die sich zu Erfindern der Demokratie aufschwingen, gerade diesen Vertrag bekämpfen. Sie bekämpfen diesen Vertrag von Lissabon, weil sie für den europäischen Einigungsprozess keine demokratische Legitimation zulassen möchten, weil ihnen die europäische Einigung insgesamt zuwider ist und sie Angst haben, dass dieses Europa durch mehr Demokratie und Transparenz und auch einen Zuwachs an Entscheidungsfähigkeit, um den Herausforderungen der Zukunft gerecht zu werden, an Popularität gewinnen könnte. Und deswegen erzählen sie die Lügen, die sie erzählen.

Lassen Sie mich an dieser Stelle sagen, dass ich der tschechischen Ratspräsidentschaft und insbesondere Ministerpräsident Topolánek danken möchte, der in einer für ihn persönlich schwierigen Situation, die er nicht zu verantworten hat, am letzten Tag seines Amtes darum gekämpft hat, dass im tschechischen Senat eine ausreichende Mehrheit zustande gekommen ist.

Und es war ja keine knappe Mehrheit, die Mehrheit betrug 54:20. Das ist ein Riesenvorsprung für diejenigen, die zum Vertrag von Lissabon Ja gesagt haben. Und ich hoffe, nachdem alle 26 Volksvertretungen entschieden haben, dass nicht administrative Leute durch Verweigerung ihrer Unterschrift den demokratischen Prozess unterbrechen werden. Und ich gehe davon aus, dass die Zusagen, die sie gegeben haben, auch eingehalten werden und dass diese Verträge unterzeichnet werden.

Wir sehen ja auch an den Diskussionen in diesem Wahlkampf, dass die Finanzkrise gezeigt hat, dass jedes Land für sich allein in dieser globalen Ordnung verloren ist. Aus diesem Grund ist es außerordentlich wichtig, dass dies auch in Irland erkannt wird und dass man – wenn ich den Meinungsumfragen glauben darf – hier zu neuen Überlegungen kommt, damit so auch die Interessen Irlands wahrgenommen werden. Ich bin sicher, dass dieser Vertrag durch die Sozialklausel, durch die Festlegung auf eine soziale Marktwirtschaft und nicht auf einen Raubtierkapitalismus – also durch eine Festlegung im sozialen Sinne – auch ein Vertrag für die kleinen Leute ist. So können wir gemeinsam unsere Interessen in dieser Welt wahrnehmen.

Damit wir wirklich eine Kontrolle durchführen können gegenüber einer administrativen Bürokratie, den nationalen Regierungen, der Kommission oder dem Ratsapparat hier in Brüssel und Straßburg, müssen wir eine enge Zusammenarbeit zwischen dem Europäischen Parlament und den nationalen Parlamenten herstellen.

Es gibt einen großen Teil von gemeinsamen Aufgaben in der Außen- und Sicherheitspolitik, in der Rechts- und Innenpolitik, bei der Kontrolle von Europol. Es gibt eine Reihe von Möglichkeiten, die den nationalen Parlamenten durch ihr Vetorecht zur Verfügung stehen. Mit den orangen und gelben Karten und dem Klagerecht haben sie Möglichkeiten im Bereich der Subsidiaritätskontrolle, und als Mitglied des Rates können sie ihre Regierung stärker kontrollieren und sind auf diese Weise demokratisch doppelt legitimiert. Aus diesem Grunde sind das Europäische Parlament und die nationalen Parlamente – und hier machen wir in unserem Bericht eine Reihe von konkreten Vorschlägen – nicht Gegner in diesem Prozess, sondern Alliierte, die gemeinsam Europa demokratisch kontrollieren und voranbringen wollen und die es nicht zu einem Europa der Apparate verkommen lassen wollen. Deswegen ist der Vertrag von Lissabon gut und richtig, und die nationalen Parlamente und das Europäische Parlament werden dieser Verantwortung gerecht werden.

  Catherine Guy-Quint, rapporteur. − Monsieur le Président, Madame la Commissaire, chers collègues, c'est un très grand plaisir pour moi de présenter ce soir le rapport sur les aspects financiers du traité de Lisbonne qui est préparé, depuis quelque temps, à la commission des budgets. Ce sera le dernier rapport budgétaire de cette législature et mon dernier rapport parlementaire.

Surtout, je suis très heureuse de constater que le Parlement a eu le courage de présenter nos rapports dans le paquet "Lisbonne" pour honorer la promesse faite aux citoyens de les informer sur les conséquences de ce traité. Un citoyen mieux informé est un citoyen qui vote en connaissance de cause. Parler du traité de Lisbonne dans cette Assemblée n'est pas un déni de démocratie, bien au contraire. Sa mise en œuvre aura d'importantes conséquences pour les pouvoirs budgétaires des institutions et des implications en termes financiers.

La réforme est en effet d'ampleur pour le Parlement. Hormis l'introduction des cadres financiers pluriannuels, il faut rappeler que la procédure budgétaire est restée pratiquement inchangée depuis 1975. Il était donc indispensable que la commission des budgets analyse ces modifications et vérifie quelles étaient les conditions pour que notre Institution conserve, voire renforce, son rôle d'autorité budgétaire. C'est tout le sens de ce rapport: simplification, clarification des enjeux du traité en matière budgétaire.

J'ai eu principalement à cœur de défendre les prérogatives de l'institution parlementaire. Les futurs députés ne doivent pas être dépossédés de leurs pouvoirs dans les prochaines procédures budgétaires et les prochaines négociations sur le cadre financier pluriannuel.

Ces modifications substantielles sont de trois ordres. Tout d'abord, des modifications dans le droit primaire. La nouvelle procédure budgétaire comporte de réelles avancées et de nouveaux enjeux pour le Parlement avec d'abord, l'abandon de la distinction entre dépenses obligatoires et dépenses non obligatoires. Puis, l'introduction d'une lecture unique pour la procédure budgétaire avec l'instauration d'un mécanisme de recours en cas de rejet de la position commune par le Conseil, la mise en place d'un comité de conciliation en charge de l'élaboration de la position commune et un calendrier resserré autour de ce comité de conciliation. Et puis, des modifications sont apportées au nouveau cadre financier pluriannuel qui renforcent le rôle du Parlement. Ce cadre devient contraignant. Son adoption nécessite l'unanimité au Conseil et l'accord du Parlement européen. J'ajoute que son adoption est la résultante d'une procédure spéciale, entièrement nouvelle.

S'agissant des nouvelles perspectives financières, nous souhaitons qu'elles aient une durée de cinq ans pour correspondre aux mandats du Parlement et de la Commission européenne. Les commissaires seront ainsi davantage responsables des choix budgétaires qu'ils feront. La codécision est étendue à l'adoption du règlement financier et à ses modalités d'application. Mais, hélas, la décision sur les ressources propres appartient toujours au Conseil. Le Parlement est simplement consulté, sauf sur les modalités d'application.

La discipline budgétaire revient donc en partie au Parlement, qui peut rejeter le cadre financier pluriannuel. C'est un vrai progrès. L'enjeu pour la future Assemblée est de savoir ce que l'on négociera sous la procédure du nouveau règlement financier, sur lequel le Parlement est codécideur, et ce qui relèvera de la législation du nouveau règlement de l'accord interinstitutionnel, que le Parlement pourra juste rejeter ou accepter.

Enfin, les nouvelles responsabilités de l'Union engendreront de nouveaux besoins de financement: tout d'abord, le paquet "Relations extérieures" avec notamment la création du service européen d'action extérieure et celle du Haut représentant vice-président de la Commission, et puis les nouvelles politiques: énergie, espace et tourisme, recherche, protection civile, coopération administrative, sport.

Mes chers collègues, comme vous l'aurez compris, les changements qu'implique le traité de Lisbonne sont importants.

  Sylvia-Yvonne Kaufmann, Berichterstatterin. − Herr Präsident, liebe Kolleginnen und Kollegen! Dies ist meine letzte Rede im Plenum des Europäischen Parlaments, und ich freue mich, als Berichterstatterin zur europäischen Bürgerinitiative das Wort zu haben. Ich hoffe, dass das Parlament morgen, am letzten Sitzungstag dieser Wahlperiode, ein politisches Zeichen setzen wird, ein Zeichen für mehr Bürgernähe, und endlich ein Projekt auf den Weg bringen wird, das mir seit Jahren am Herzen liegt.

Zunächst eine Vorbemerkung in eigener Sache. Mit Bedauern musste ich zur Kenntnis nehmen, dass sich weder meine Fraktion noch meine Partei – vorsichtig ausgedrückt – für die europäische Bürgerinitiative erwärmen konnten. Während einerseits keine Gelegenheit ausgelassen wird, das Demokratiedefizit in der EU zu beklagen, verweigert man sich andererseits den ernsthaften Schritten, das europäische Projekt demokratischer zu machen. Ein solches Agieren ist weder glaubwürdig noch zukunftsfähig. Es blockiert den Fortschritt in Europa, den die Bürgerinnen und Bürger so nachhaltig einfordern, und all das kann und will ich nicht akzeptieren.

Vor dem Ende meines Mandats möchte ich mich bei allen Kolleginnen und Kollegen der EVP-ED-Fraktion, der SPE-Fraktion, der Liberalen Fraktion und der Grünen Fraktion bedanken, die mich bei meinem Bericht unterstützt haben. Danken möchte ich Jo Leinen, dem Vorsitzenden des konstitutionellen Ausschusses, sowie insbesondere allen Koordinatorinnen und Koordinatoren sowie Schattenberichterstattern dieser vier Fraktionen. Ich danke Euch dafür, dass wir über Partei- und Ländergrenzen hinweg so gut zusammengearbeitet haben, und dafür, dass wir gemeinsam das europäische Integrationsprojekt voranbringen konnten.

Verehrte Vizepräsidentin der Kommission, werte Frau Wallström! Die im Vertrag von Lissabon enthaltene Bestimmung über die Bürgerinitiative ist zweifellos ein Meilenstein im europäischen Integrationsprozess. Denn es stimmt: In der Europäischen Union vereinigen wir nicht Staaten, sondern wir wollen Menschen vereinen. Diesem Anliegen wird in einer neuen Qualität entsprochen, wenn die Bürgerinnen und Bürger wie in Artikel 11 Absatz 4 des neuen EU-Vertrags vorgesehen erstmals selbst unmittelbar am europäischen Gesetzgebungsprozess beteiligt werden. Eine Million Bürgerinnen und Bürger werden dann dasselbe Recht haben, die Kommission zur Vorlage eines bestimmten Verordnungs- oder Richtlinienentwurfs aufzufordern, wie es der Rat bereits seit 1957 und das Europäische Parlament seit 1993 besitzen.

In meinem Bericht legt das Parlament zentrale Eckpunkte und Leitlinien für eine zukünftige Verordnung über die Bedingungen und Verfahren für eine europäische Bürgerinitiative vor. Und, Frau Vizepräsidentin, ich erwarte von der Kommission, dass sie im Falle des Inkrafttretens des Lissabon-Vertrags nicht nur so schnell wie möglich einen Vorschlag vorlegt, sondern dass sie möglichst den Leitlinien meines Berichts folgt. Insbesondere sollte sich die Kommission der Sicht des Parlaments anschließen, was eine erhebliche Anzahl von Mitgliedstaaten im Sinne von Artikel 11 Absatz 4 des neuen EU-Vertrags darstellt. In meinem Bericht wird die Zahl 7 vorgeschlagen. Es ist von zentraler Bedeutung, dass hier nicht nach Belieben irgendeine Zahl festgelegt wird, denn sie muss einerseits die damit verbundene Beschränkung des Rechts der Unionsbürgerinnen und Unionsbürger auf gleichberechtigte Teilhabe an einer Bürgerinitiative ungeachtet ihrer Staatsangehörigkeit rechtfertigen können, und sie muss sich andererseits am Zweck orientieren. Das heißt, mit der Festlegung der Mindestzahl der Staaten muss gewährleistet sein, dass bereits der Ausgangspunkt des europäischen Rechtsetzungsprozesses in hinreichendem Maße vom europäischen Allgemeinwohlinteresse und nicht von nationalen Partikularinteressen bestimmt ist.

Außerdem bitte ich, besonderes Augenmerk auf die Ausgestaltung des Verfahrens zu richten, insbesondere auf die Frage der Zulässigkeitsprüfung einer Bürgerinitiative. Bürgerfreundlichkeit und Rechtssicherheit müssen als Kriterien an oberster Stelle stehen. Wenn Unionsbürgerinnen und Unionsbürger den europäischen Gesetzgebungsprozess mitbestimmen und eine Bürgerinitiative auf den Weg bringen wollen, dann ist es im Kern eine Frage der Fairness, dass sich die zuständigen Unionsorgane so frühzeitig wie möglich und vor allem verbindlich dazu äußern, ob die geplante Initiative die rechtlichen Voraussetzungen des Vertrags erfüllt. Dies sollte unbedingt noch vor der Sammlung der Unterstützungsbekundungen erfolgen, denn auch die Mitgliedstaaten, die hierfür Ressourcen zur Verfügung stellen, brauchen Rechtssicherheit.

Abschließend möchte ich daran erinnern, dass die Bestimmungen zur Bürgerinitiative nicht vom Himmel fielen. Sie fanden sich so bereits im Verfassungsvertrag, denn sie sind im Verfassungskonvent – einige der Kolleginnen und Kollegen waren mit dabei – in enger Zusammenarbeit mit Nichtregierungsorganisationen entwickelt worden. Ihre Aufnahme in den Verfassungsentwurf des Konvents war weder ein Selbstläufer noch ein Zufallsprodukt. Sie war vielmehr das Ergebnis intensiver Beratungen von Konventsmitgliedern mit demokratiepolitisch engagierten Nichtregierungsorganisationen. Und inzwischen – das wissen Sie – liegt diese Idee schon sechs Jahre lang auf Eis. Ich finde, es ist höchste Zeit, dass diese Idee nach so langer Zeit endlich zum Leben erweckt wird, denn es ist höchste Zeit für direkte Demokratie im geeinten Europa!

(Beifall)

  Margot Wallström, Vice-President of the Commission. − Mr President, first of all, allow me to say a special ‘thank you’ to all the rapporteurs. I admire very much your commitment and, could I say, perseverance. Maybe it is because I recognise what my husband would call stubbornness in your insisting on these issues being dealt with in this Parliament that I also feel very much at ease and have established excellent cooperation with all of you.

A special thanks to those of you who will leave. You have not only been very good collaborators and partners in all of this but also good friends and good sports. Thank you very much. I think, Mrs Kaufmann, that you can be proud of helping to establish what I call establishing and charging the power lines between citizens and the European institutions – new power lines, drawing them up and charging them. I think that is quite something.

I am, of course, delighted d to be able to take part in this debate tonight on the day when the Czech Republic has completed its parliamentary ratification of the Treaty of Lisbon. Today’s vote brings to 26 the number of Member States whose parliaments have backed the Treaty. This debate, I think, offers a good opportunity to remind European citizens of the role of the Treaty of Lisbon in delivering a more democratic and coherent European Union.

At a time of economic crisis it is more important than ever to have a Europe that works well, that has the right systems to ensure democracy. The Treaty would give to the EU’s democratic institutions, most obviously this Parliament, the powers they need. It would help the EU to act with greater unity and coherence on the world stage. It would allow Europe to deliver more effectively on the key challenges we face today in areas like climate change and energy security.

The reports we are discussing tonight will also help to ensure that, with the Treaty in place, its implementation will be swifter and smoother.

Good cooperation between the institutions will be critical in securing the maximum benefits from the Treaty, and the Commission is committed to working in partnership with Parliament and the other institutions to make this happen.

The Irish referendum was a sharp reminder of the need to anchor the case for Europe within the national debate. The substantive concerns underlying the vote deserve to be taken seriously – and that was exactly what happened at the European Council last December. The legal guarantees and the decision on the size of the Commission show the respect given by Europe’s political leadership to the result in Ireland and the will to understand the reasons why they voted ‘no’ and respond to those concerns. But it also showed that they remained convinced that this Treaty is right for Europe.

That is also why, since the vote, eight more Member States have concluded their parliamentary proceedings, with eight more ‘yeses’.

Parliament’s reports add up to a comprehensive analysis of key aspects of the Treaty. The underlying approach is to be ambitious for what the Treaty can achieve for the EU – an approach fully shared by the Commission.

The reports are particularly valuable in deepening our thinking on how the Treaty should work in practice. In their different ways, the five reports all show a strong, self-confident Parliament looking for ways to maximise the potential of the Treaty for improving the effectiveness, efficiency and accountability of EU action, to the benefit of voters and citizens.

Mr Dehaene’s report sets out a lot of important detail, and the Commission very widely shares the interpretations it makes of the Treaty. The great strength of the report lies in the clarity with which it shows that implementing the Treaty is not reinforcing one institution at the expense of another – the European Union can only deliver what citizens expect if all Institutions are strong and cooperate effectively.

The report pays particular attention to the issue of transition, and there would have been many advantages in having the Treaty in force before this year of institutional transition. Unfortunately, that has not been possible. So a pragmatic and flexible approach is needed, finding a sensible way forward which will take into account the need to avoid any institutional vacuum this year; the importance of ensuring that the next Commission will enjoy the full authority of a democratic mandate; and the need to respect the role of the Parliament. The Dehaene report sets out a model which will help us all to find the way forward.

Mr Dehaene’s report calls for political and gender balance to be taken into consideration, together with geographical and demographic balance, in the appointment of EU top posts. In today’s Europe, where more than 50% are women, they are still under-represented in politics. This Commission – as you know – has the highest number of women commissioners ever. Still, this is not enough. Improving the gender balance should be an objective when the next Commission is appointed: an objective that can be achieved if there is strong political support from the next Parliament.

I also hope that we will have more women in the European Parliament and in top EU posts. Without them, we all lose out on their knowledge, experience and ideas.

Mrs Guy-Quint’s report tackles another important issue: how to organise the Union’s financial planning cycle for the best use of the EU budget, putting the money where the political priorities are. At a time of intense pressure on public finances, we must have the right procedures in place to deliver best value for money. The balance between stability and responsiveness in budget planning is critical to effective EU planning, and the Commission will return to this in the budget review.

Mr Leinen’s report shows how the Treaty will affect the work of Parliament, and the report covers very thoroughly the implications for Parliament of new policy areas, new powers and new procedures. For example, it underlines the importance of ensuring adequate scrutiny of the Union’s external action, and we are certainly open to identifying the appropriate methods to do so. However, these methods can only be agreed once the Vice-President and High Representative has taken office.

On this, as in many of the other issues raised – including comitology and delegated acts – we look forward to more detailed exchanges with Parliament on implementing all of the issues raised.

Let me turn to the report of Mrs Kaufmann, which explains clearly how the Citizens’ Initiative can bring a new dimension to democracy in the Union. Citizens will be able to call on the Commission to bring forward new policy initiatives. This is one of the areas where the Commission intends to act swiftly once the Treaty is in force – also on the basis of consultation – to understand stakeholders’ and citizens’ expectations. The Commission’s thinking is very much in line with the recommendations of Mrs Kaufmann.

There are, however, a few areas we should discuss further. We want to strike the right balance between a procedure that is easy for citizens and one that means that initiatives will have legitimacy and weight.

For example, on the minimum number of Member States, we should also more closely reflect the type of procedure foreseen in the Treaty.

Finally, Mr Brok’s report covers an area in which both Parliament and the Commission have made important strides in recent years: relations with national parliaments. This Parliament has pioneered the use of inter-parliamentary conferences and has found some very practical ways to build up a real parliamentary network.

The Commission, as you know, has set up a completely new dialogue mechanism with national parliaments, and this is an area where a lot of progress has been made. Since 2006, the Commission has sent to parliaments not only consultation papers, but also legislative proposals, inviting them to respond. So far, we have received and replied to around 400 opinions, and we have also massively increased the number of direct contacts, with more than 500 meetings between Commissioners and national parliamentary bodies since the Commission came into office. So, as the report implies, the Treaty’s new provisions on national parliaments will be fully in tune with the trend of recent years, and I think will reinforce the European parliamentary family still further.

Taken together, these reports illustrate how the Treaty of Lisbon would deepen European democracy and deliver results to European citizens. That is an excellent message for us to take into the European Parliament elections, as well as being an excellent launch pad for preparing for the implementation of the Treaty itself.

  El Presidente. − Antes de dar la palabra a los oradores me voy a permitir una licencia que me parece que puede permitirse a quien preside a estas alturas de la legislatura y a estas alturas de la noche, que también estas sesiones nocturnas tienen esa ventaja.

Quiero comunicarles que tengo la intención de trasladar inmediatamente al Presidente y a la Mesa del Parlamento la propuesta de elaborar una publicación con el propio Tratado de Lisboa, con los cinco informes y las correspondientes resoluciones y con las intervenciones introductorias de los ponentes y de la señora Comisaria.

Creo que un documento de esta naturaleza, traducido a los veintitrés idiomas oficiales de la Unión y distribuido entre los hombres y mujeres de los veintisiete Estados miembros, será un documento muy importante para entender la importancia del propio Tratado de Lisboa, pero también para entender el esfuerzo y la actuación de nuestro Parlamento. Será, además, un homenaje merecido a los cinco ponentes y en particular a la señora Guy-Quint y a la señora Kaufmann, que nos han comunicado que se marchan pero que estarán siempre presentes en nuestra memoria y en nuestro agradecimiento.

  Michael Gahler, Verfasser der Stellungnahme des mitberatenden Ausschusses für auswärtige Angelegenheiten. − Herr Präsident! Zur Feier des Tages habe ich mich jetzt – wie Sie sehen – bewusst auf den Platz vom Kollegen Zahradil gesetzt.

Für den auswärtigen Ausschuss möchte ich unterstreichen, dass wir den künftigen Vizepräsidenten der Kommission und hohen Beauftragten als voll rechenschaftspflichtig gegenüber dem Parlament betrachten, schon deshalb, weil er – wie alle anderen Kommissare auch – das Vertrauen des Parlaments benötigt, um ins Amt zu kommen. Die derzeitige Praxis des regelmäßigen politischen Dialogs im Plenum und im auswärtigen Ausschuss muss bei der in einer Person fusionierten Doppelfunktion erhalten bleiben.

Da wir in unserer großen Mehrheit ein einheitlicheres und tatkräftigeres Handeln der Union im außenpolitischen Bereich wollen, wird der künftige Inhaber dieses Amtes ja auch ein Eigeninteresse haben, sich der Unterstützung des EP für sein Tun zu versichern. Die politischen Planungen und Positionen unserer Exekutive können regelmäßig im auswärtigen Ausschuss auch in der Form erörtert werden, dass der künftige Vorsitzende des PSK dort zu Themen Auskunft gibt, die im PSK erörtert werden. Diese Praxis muss auf Anforderung auch für die Sonderbeauftragten gelten.

Künftig sollten auch im Bereich der Sicherheits- und Verteidigungspolitik Entsendebeschlüsse parlamentarisch erörtert werden, um so eine höhere demokratische Legitimation für Einsätze in Drittstaaten zu erlangen.

Was den Europäischen Auswärtigen Dienst betrifft, sind wir der Auffassung, dass das EP in vollem Umfang an den Vorbereitungsarbeiten beteiligt werden muss. Wir sagen deutlich, dass dieser Dienst verwaltungsmäßig der Kommission zugeordnet sein sollte.

Wir wollen im Übrigen auch erreichen, dass sich künftig der Leiter einer EU-Delegation in einem Drittland vor seiner endgültigen Bestätigung dem auswärtigen Ausschuss stellen muss. Ich denke, wenn jemand schon gegenüber den eigenen Abgeordneten keinen guten Eindruck hinterließe, könnte man ihn schwerlich ins Ausland schicken.

Darüber hinaus fordern wir, dass das gesamte auswärtige Handeln der Union einschließlich der gemeinsamen Sicherheits- und Verteidigungspolitik künftig aus dem Gemeinschaftshaushalt finanziert werden sollte. Und für den nächsten Vertrag nach Lissabon wünsche ich mir allerdings auch, dass dann auch die gemeinsamen Militärausgaben in diesem Haushalt erscheinen.

  Andrew Duff, rapporteur for the opinion of the Committee on Foreign Affairs. − Mr President, as the previous speakers have said, the development of common foreign, security and defence policies is one of the greatest prizes that is prospectively in our grasp as a result of the Treaty. So national parliaments are greatly affected by the changes afoot.

Of course they retain national responsibilities for national security but they should also be required to play a leading part in close and regular collaboration with the European Parliament in scrutinising and seeking to formulate a common European policy, criticising and interrogating their own ministers for performance in Council and in transmitting to the press and public something of the new reality, which is that foreign policy is best made by seeking out, finding and projecting the common European interest.

  Thijs Berman, Rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. − Voorzitter, vandaag heeft de Senaat van Tsjechië het Verdrag van Lissabon aanvaard. Nu Ierland nog, zou je zeggen, en dan hebben we een Verdrag dat ook voor mijn Commissie ontwikkelingssamenwerking meer mogelijkheden biedt voor beter beleid.

Maar wie nú druk op Ierland uitoefent, maakt een dramatische fout. Dit is een Unie van onafhankelijke staten. De Ieren zijn vrij hun eigen besluiten te nemen. Elke druk van buiten brengt het risico van een explosie van de hele EU met zich, want ondanks alle mooie en zelfvoldane woorden vandaag hier in dit Huis zit de EU in een diepe vertrouwenscrisis. Die los je alleen op met resultaten, met sociaal beleid, investeren in economisch herstel, zorg voor schone energie voor ons klimaat, bescherming van sociale rechten, hier en in de rest van de wereld, maar bij dat alles respect voor elke lidstaat, voor eigen oplossingen die werken.

Samenwerken is nodig, zeker in deze crisis, maar dat vraagt om het vertrouwen jezelf te kunnen blijven. Daar past geen druk op Ierland bij, niet voor de Ieren, niet voor de andere Europeanen. Laat de EU bescheiden zijn om grote ambities waar te kunnen maken.

  Danutė Budreikaitė, Vystymosi komiteto nuomonės referentė. − Gerbiamas Pirmininke, ponios ir ponai. Noriu pabrėžti, kad Lisabonos sutartis Europos Sąjungai suteikia daugiau galimybių imtis iniciatyvos nustatant vystomojo koordinavimo politiką, geriau koordinuoti donorus, paskirstyti darbą bei veiksmingiau teikti pagalbą. Tačiau tai taip pat reiškia, kad ES institucijoms, įskaitant Parlamentą, tenka didesnė atsakomybė.

Sėkmingam vystomojo bendradarbiavimo politikos įgyvendinimui būtina tinkama administravimo struktūra, pašalinant egzistuojantį Komisijoje generalinių direktoratų struktūros ir kompetencijos nenuoseklumą politiniu ir biudžeto aspektais, perduodant visą kompetenciją Vystomojo bendradarbiavimo generaliniam direktoratui.

Kadangi vystomojo bendradarbiavimo politikai bus taikoma įprastinė procedūra, būtina labai konkrečiai apibrėžti Europos Parlamento Vystomojo bendradarbiavimo komiteto kompetenciją. Lisabonos sutartis leis geriau įgyvendinti vystomojo bendradarbiavimo politikos tikslus, siekiant sumažinti ir ilgainiui panaikinti skurdą pasaulyje.

  Γεώργιος Παπαστάμκος, Εισηγητής της γνωμοδότησης της Επιτροπής Διεθνούς Εμπορίου. − Κύριε Πρόεδρε, ως συντάκτης της γνωμοδότησης της Επιτροπής Διεθνούς Εμπορίου θα ήθελα να επισημάνω ότι οι αλλαγές τις οποίες εισάγει η Συνθήκη της Λισαβόνας στον τομέα της κοινής εμπορικής πολιτικής συμβάλλουν συνολικά στην ενίσχυση της δημοκρατικής νομιμοποίησης, της διαφάνειας και της αποτελεσματικότητας της εξωτερικής δράσης της Ένωσης. Υπογραμμίζω, όλως ιδιαιτέρως, τον επανακαθορισμό της θεσμικής ισορροπίας εντός της Ένωσης μέσω της αναβάθμισης του Ευρωπαϊκού Κοινοβουλίου σε συν-νομοθέτη ως προς τον καθορισμό του πλαισίου εφαρμογής της κοινής εμπορικής πολιτικής. Επίσης, η έγκριση του Κοινοβουλίου θα απαιτείται για τη σύναψη όλων των εμπορικών συμφωνιών.

Θα ήθελα ωστόσο να επισημάνω την ανισορροπία μεταξύ των εσωτερικών και των εξωτερικών αρμοδιοτήτων του Κοινοβουλίου - αν θέλετε in foro interno / in foro externo - στην κοινή εμπορική πολιτική δεδομένου ότι η Συνθήκη της Λισαβόνας δεν αναγνωρίζει στο Κοινοβούλιο το δικαίωμα έγκρισης της εντολής της Επιτροπής (mandate) για διαπραγμάτευση εμπορικών συμφωνιών. Θεωρών ότι παρόλα αυτά ότι το Κοινοβούλιο δικαιούται να ορίζει προϋποθέσεις προκειμένου να δώσει την έγκρισή του για τη σύναψη εμπορικών συμφωνιών της Ένωσης. Κρίνω εν προκειμένω αναγκαία μια ενισχυμένη συμφωνία πλαίσιο για τις σχέσεις μεταξύ Κοινοβουλίου και της Ευρωπαϊκής Επιτροπής.

Θα ήθελα τέλος να επισημάνω την ανάγκη ενισχυμένου διαλόγου μεταξύ του Ευρωπαϊκού Κοινοβουλίου και των εθνικών κοινοβουλίων δεδομένου ότι όλα τα ζητήματα που εμπίπτουν στην κοινή εμπορική πολιτική θα ενταχθούν στην αποκλειστική αρμοδιότητα της Ένωσης. Όλες οι εμπορικές συμφωνίες θα είναι συμφωνίες της Ένωσης και δεν θα υφίστανται πλέον μικτές συμφωνίες που συνάπτονται τόσο από την Ένωση όσο και από τα κράτη μέλη.

  Evelyne Gebhardt, Verfasserin der Stellungnahme des mitberatenden Ausschusses für Binnenmarkt und Verbraucherschutz. − Herr Präsident! Auch in meinem Ausschuss, dem Binnenmarktausschuss, sehen wir die enormen Vorteile, die wir durch den Lissabon-Vertrag haben und nicht missen möchten, und zwar im Bereich des Verbraucherschutzes. Es ist sehr interessant, dass in diesem Lissabon-Vertrag der Verbraucherschutz zu einer Querschnittsaufgabe gemacht worden ist, was diesem Bereich natürlich eine sehr viel größere Kraft gibt. Dieser Bereich ist ja gerade für die Bürgerinnen und Bürger von ganz besonderer Wichtigkeit, denn da können wir den Bürgern täglich zeigen, was sie von der Europäischen Union haben. Die Bürgerinnen und Bürger fragen ja immer wieder: Was haben wir denn eigentlich von der Europäischen Union? Dass dies jetzt in Artikel 12 und nicht in Artikel hundertundnochwas verankert ist, ist auch wichtig, denn es bedeutet, dass die Wertigkeit des Verbraucherschutzes sehr stark erhöht wurde.

Ich denke, dass es sehr schön ist, wenn wir in Zukunft den Lissabon-Vertrag haben. Ich bin sehr froh, dass heute auch der Prager Senat zugestimmt hat, der so ganz klar zum Ausdruck gebracht hat: Ja, wir sind für dieses Europa, für ein soziales Europa, für ein Europa der Bürger, das wir für die Zukunft rüsten wollen. Vielen Dank, dass wir dies heute noch zum Ausdruck bringen können. Ganz besonders Ihnen, Frau Kaufmann, vielen Dank für Ihre sehr gute Arbeit im Konvent. Sie haben dort etwas sehr Wichtiges geleistet!

  Oldřich Vlasák, Navrhovatel Výboru pro regionální rozvoj. − Vážený pane předsedo, dámy a pánové, dovolte mi za Výbor pro regionální rozvoj vnést do diskuse o Lisabonské smlouvě územní rozměr. Je skutečností, že obce, města a kraje musí čím dál více čelit dopadům evropského práva a evropských politik. Průzkum Utrechtské univerzity v této souvislosti ukázal, že orgány Společenství ročně přijmou více než sto předpisů s bezprostředním dopadem na samosprávy. Sedmdesát procent legislativy a opatření, které produkujeme, se musí v regionech, městech a obcích fakticky naplňovat.

Pozitivně je proto z pohledu samospráv možné vnímat kontroverzní Lisabonskou smlouvu. Lisabonská smlouva obsahuje totiž protokol o subsidiaritě, tedy protokol, podle kterého je přijetí normy na vyšší úrovni, v daném případě evropské, oprávněné pouze tehdy, je-li prokazatelná vyšší efektivita a nezbytnost takového opatření. Podle této smlouvy jsou požadovány účinnější konzultace s místními a regionálními samosprávami a jejích sdruženími. Nově by také byla zakotvena povinnost Evropské komise minimalizovat finanční a administrativní zátěž každého nového právního předpisu. Tato opatření by mohla zajistit, že Brusel bude více slyšet a řešit skutečné problémy starostů. Rád bych na tomto místě také zdůraznil, že se zcela jistě nejedná o poslední úpravu primárního práva, kterou diskutujeme. Měli bychom proto již pečlivě začít zvažovat, jaké změny je třeba učinit, aby právní základy, na kterých Evropská unie stojí, byly srozumitelné, pevné a ve prospěch všech občanů.

Dámy a pánové, nerad bych na tomto místě hodnotil pozitiva a negativa Lisabonské smlouvy. Všichni víte, že pohled České republiky je kritický, byť realistický. To ostatně ukázala i dnešní debata v Senátu Parlamentu České republiky, kde byla odpoledne Smlouva schválena.

  Johannes Voggenhuber, Verfasser der Stellungnahme des mitberatenden Ausschusses für bürgerliche Freiheiten, Justiz und Inneres. − Herr Präsident! Ich spreche für den LIBE-Ausschuss. Ich bin ein bisschen irritiert, denn ich hätte auch gerne die Stellungnahme des Entwicklungsausschusses gekannt, aber Herr Berman hat seine Redezeit dazu verwendet, uns davor zu warnen, auf das irische Volk Druck auszuüben.

Diese Geisteshaltung hat offenbar auch dazu geführt, dass wir heute Nacht diskutieren. Ich frage mich, ob dieses Parlament überhaupt noch das Recht hat, mit seinen Bürgerinnen und Bürgern zu reden, Argumente auszutauschen, die Ergebnisse seiner Arbeit – einer zehnjährigen Arbeit – am Verfassungsprozess zu verteidigen, oder ob wir für diesen Dialog des Druckausübens und der Erpressung beschuldigt werden. Es ist schon ein bisschen eine skurrile Welt!

Ich hätte mir gewünscht, das Parlament hätte diesen Vertrag viel heftiger, viel offensiver, viel offener gegenüber den Bürgern verteidigt und das nicht alles den Regierungen überlassen, die sehr oft ein recht gespaltenes Verhältnis zu den Fortschritten dieses Vertrages haben.

Manche Euroskeptiker, Herr Präsident, behaupten, die Demokratiefortschritte dieses Vertrags seien gering und eigentlich seien sie ein Feigenblatt für das sich dahinter verbergende dunkle und finstere Europa. Ich glaube, ein einziger Blick auf den Bereich der inneren Sicherheit, Justiz und Polizei, seine Vergemeinschaftung, die parlamentarische Mitbestimmung, die Geltung der Charta straft diese Behauptungen Lügen und demaskiert sie als Irreführung, als Propaganda, als Ignoranz.

Dieser Bereich ist für mich immer der vielleicht ärgerlichste Ausdruck des Demokratiedefizits in der Union gewesen. Ich habe nie zu den Menschen gehört, die die Gewaltenteilung eher für ein historisches philosophisches Prinzip gehalten haben als für ein Grundprinzip der Demokratie. In diesem Bereich hat der Lissabon-Vertrag eine sehr entscheidende, zukunftsweisende Antwort gegeben. Es ist der grundrechtssensibelste Bereich. In Wahrheit haben in diesem Bereich Polizeiminister – hinter verschlossenen Türen – ohne Kontrolle der Gerichte oder des Europäischen Gerichtshofs und ohne Geltung eines umfassenden Kodex der Grund- und Freiheitsrechte über Polizeigesetze befunden. Das ändert sich! Und das ist ein gewaltiger Fortschritt in Richtung einer europäischen Demokratie! Und das, Herr Kollege Berman, mit den Bürgerinnen und Bürgern zu diskutieren, das zu verteidigen, ist unsere Pflicht und nicht die Ausübung von Druck!

(Beifall)

  El Presidente. − Voy a tener la satisfacción de dar la palabra a mi compatriota Carlos Carnero, que tampoco estará con nosotros en la próxima legislatura y a quien quiero agradecer públicamente el esfuerzo enorme y el notabilísimo trabajo que ha desarrollado en el ámbito y tema particular que aquí nos ocupa.

  Carlos Carnero González, Ponente de opinión de la Comisión de Peticiones. − Gracias, Presidente y amigo, por estas amables palabras que, obviamente, me emocionan en un momento en el que me dirijo a la Cámara por última vez durante esta legislatura, para agradecer la colaboración de todos aquellos con los que he tenido el honor de trabajar y, además, pedir perdón por los errores que haya podido cometer. He tratado de trabajar dignamente en nombre de los ciudadanos de mi país y del conjunto de los europeos y ha habido momentos verdaderamente especiales en ese esfuerzo, como, por ejemplo, fue la Convención.

De hecho, estamos hablando hoy de ciudadanía y tomo la palabra en nombre de la Comisión de Peticiones. ¿Qué comisión más cercana a la ciudadanía que la Comisión de Peticiones de este Parlamento, que es la recipiendaria de uno de los derechos más importante que tienen los ciudadanos europeos: el derecho de petición?

La cuestión es esta: si en muchos países se conoce al Parlamento Europeo, es por el ejercicio del derecho de petición. Lo sabemos los miembros de la Comisión de Peticiones y lo sabe el conjunto de la Cámara. Ahora bien, el Tratado de Lisboa, que hace a la Unión Europea más democrática y más eficaz, introduce nuevos elementos –la Carta de los Derechos Fundamentales– y nuevos instrumentos, como la iniciativa ciudadana.

La cuestión es evitar la confusión, por ejemplo, entre el derecho de petición y el derecho de iniciativa ciudadana. Quiero recordar que, por ejemplo, los ciudadanos pueden pedir a través de una petición que este Parlamento se dirija a la Comisión para que ponga en marcha una iniciativa legislativa, de manera que en el futuro nos podríamos encontrar una iniciativa ciudadana europea pidiendo a la Comisión que ponga en marcha un procedimiento legislativo y una petición, sobre la base del derecho de petición, dirigida a la comisión correspondiente de esta Casa, pidiendo que se dirija la Cámara a la Comisión a tal efecto. Se trata de evitar esa contradicción y de conseguir una sinergia que refuerce ambas vías, que son vías que hacen más ciudadana a la Unión.

Sin duda, la Comisión de Peticiones querría estar presente en la gestión de ese derecho de iniciativa ciudadana. Sin duda, todas las comisiones lo querrían, pero yo reclamo que ese derecho se haga efectivo de la mejor manera posible. Creo que, además, sería un homenaje a un día como hoy, tan importante: el Tratado de Lisboa ha sido ratificado por el Senado de la República Checa, queda sólo un paso más para que ese Tratado sea realidad y, de hecho, para que el Tratado que es heredero de la Constitución Europea, que ha sido el mejor texto producido por la Unión hasta la fecha, entre en vigor.

Si lo conseguimos, todos los que estamos aquí –empezando por todos los «convencionados» que nos reunimos en esta noche– habremos dado un paso de gigante por el que habrá merecido la pena estar en este Parlamento.

  Maria da Assunção Esteves, on behalf of the PPE-DE Group. – Mr President, this is my last speech in the plenary, so it is a bit different.

A day will come when federal and cosmopolitan parliaments will join to govern the world. The dream of a shared humanity without frontiers is being born right here in this place of representation, where freedom grows stronger and democracy grows wider. The Enlightenment’s visionary idea of a union of peoples gives the first steps within the magic of our rooms and our debates. In this union Machiavelli weakens, for we were able to replace the sovereignty of powers with the sovereignty of men. The paradigm of cosmopolitanism settles in our institutions and in our decisions and is now drawing a share of the action.

A new anthropocentric vision of law and politics is emerging, and the post-national identity is taking form in the streets of Europe. The sublime dignity of man is now the principle that brings together national and international law. It is the ultimate rule for our original coordination. What the European Union and its Parliament represents is a moral view without precedent in the history of mankind – a collective moral view that entered the strategy of the European states and founded their integration.

European people’s mutual commitment is truly the assumption of their common humanity. In fact, isolation and egoism fell on that day of the Treaty of Rome. Now justice emerges precisely from the virtue of politics, like a bridge between Kant and Aristotle, between freedom and happiness. The peoples of Europe know that the only legitimacy is that which comes from human rights, and that the only authority belongs to the powers that respect them. They know that the emancipation of history is only possible through a project of political sharing and global justice.

A day will come when the peoples of Asia, of the Americas and of Africa will get together. The dignity of men will cross all cultures, from Goethe to Pessoa, from Bach to Tchaikovsky, from Mohammed to Buddha. Human rights as a universal law, as common rule beyond all differences, and Europe, to be an example, requires more constitution, more decentralisation, more politics, more expansion.

At this moment of saying goodbye, I want to tell you how proud I am to have shared such an adventure with you.

(Applause)

  El Presidente. − Gracias, señora Esteves, por su intervención, gracias por su trabajo a lo largo de estos años, y suerte y felicidad para su futuro.

  Jo Leinen, im Namen der PSE-Fraktion. – Herr Präsident! Sie haben gesagt, Sie würden dem Präsidenten und dem Präsidium vorschlagen, dass wir die fünf Berichte und die wesentlichen Begründungen in einer Broschüre zusammenfassen. Das ist eine ausgezeichnete Idee, die ich nur begrüßen kann. Ich würde empfehlen, dass wir darin auch den Bericht Corbett/Méndez de Vigo aufnehmen, der die Grundlage für unsere Arbeit zum Lissabon-Vertrag war. Dazu hatten wir damals 500 Ja-Stimmen – ein Rekordergebnis. Das gehört dazu, das war der Startpunkt für diesen Versuch, nach dem Verfassungsvertrag doch noch den Reformvertrag zu bekommen. Ich finde die Idee sehr gut, Sie haben dazu unsere volle Unterstützung.

Sie haben schon einigen gedankt, die leider nicht mehr bei uns sind. Ich kann sagen, dass alle Mitglieder des Ausschusses für konstitutionelle Fragen richtig mitgearbeitet haben. Wir waren immer ein Ausschuss mit hoher Beteiligung. Ich will an dieser Stelle noch einmal denen danken, die heute hier anwesend sind: Johannes Voggenhuber, ein wirklicher Eckpfeiler unserer Arbeit für Demokratie und Bürgerrechte. Sylvia Kaufmann ist schon mehrfach genannt worden, die sich mit ihrer Meinung gegen viele Widerstände in ihrem politischen Umfeld wirklich durchgesetzt hat. Carlos Carnero González war immer dabei. Er hat für die Verfassung gekämpft, in Spanien auch für das Referendum. Assunção Esteves war immer sehr aktiv. Alain Lamassoure hat viel geleistet, auch für den Verfassungsvertrag. Und nicht zu vergessen – obwohl sie nicht im Ausschuss ist – Catherine Guy-Quint. Sie hat wirklich wesentliche Arbeit im Haushaltsausschuss geleistet und immer hinter der Idee gestanden, dass das Parlament mehr Zuständigkeiten und mehr Rechte bekommen soll. Also Dank an alle. Ich habe die hier Anwesenden erwähnt, die uns beim nächsten Mal fehlen werden. Wir versprechen, dass wir ihre Arbeit fortsetzen werden.

Ich will als Sprecher der PSE noch zwei Bemerkungen zu den Berichten machen. Wir haben uns, was den Bericht Kaufmann angeht, sehr stark dafür gemacht, dass die Bürgerinitiative kein Placebo und kein Alibi ist, sondern ein ernsthaftes konstitutionelles Instrument, mit dem die Bürger ein Thema auf die Agenda in Brüssel bringen können. Ich glaube, wir werden auch in der Umsetzung dafür Sorge tragen, dass dies so bleibt. Die Kommission sollte sehr bald nach der Neukonstituierung ihr Initiativmonopol wahrnehmen und eine Gesetzesvorlage bringen.

Zum Bericht Dehaene will ich noch einmal auf die Übergangszeit eingehen. Wir wollen den Geist von Lissabon bereits bei den Konsultationen für den Vorschlag des Rates zum neuen Kommissionspräsidenten haben. Aber das ganze Kollegium und damit letztendlich auch der Präsident wird erst nach Inkrafttreten des Vertrags bestätigt. Also wir werden quasi zweimal über den Kommissionspräsidenten abstimmen. Das sollte man wissen. Das bringt einfach diese Übergangssituation mit sich. Ich finde sehr gut, was Kollege Dehaene für die Programmierung einer Wahlperiode herausgearbeitet hat. Ausgangspunkt ist das Votum der Bürger bei den Europawahlen. Danach folgen alle Personalentscheidungen, politischen Programme und auch die Finanzierung der EU. Ausgangslage ist das Votum des Souveräns, des Bürgers in der EU. Das finde ich sehr gut. Vielen Dank, Jean-Luc Dehaene!

  Andrew Duff, on behalf of the ALDE Group. – Mr President, Mr Churchill said: ‘never waste a crisis’.

Well, we have a crisis today of the economy, of climate, of international instability, and it is clear to us, at least, in our group, that these crises greatly strengthen the argument for granting the EU an enhanced capacity to act globally.

The Treaty is the logical response to these challenges. It is the best treaty that can be agreed at this time. It is a good treaty; historically, certainly, it is on a par with Maastricht. It builds up democracy and makes the governance of the EU more representative, efficient and effective.

It is also a reformist treaty. It corrects most of the problems from which the present Treaty of Nice suffers. You do not have to be a militant federalist – as I am – to see this, but you do have to be a good democrat to get the point: first, that we need an integrated Europe to shape our response to globalisation, and secondly, that a post-national democracy is not a substitute for, but a supplement to, historic national democracies.

Conservative and nationalist opponents of the Treaty should tell us why it is that they prefer to stick with the present, ineffective and clumsy Union and why they seek to retain for the nation state the absurd pretentions to nation sovereignty, when what actually matters is to make the interdependence between states and citizens work – an interdependence which is clarified and entrenched in this Treaty.

This Treaty is a great constitutional step forward for Europe, and I am proud to have been associated in its drafting. I will fight to the finish to see that it is brought into force and put into effect successfully and quickly.

  Johannes Voggenhuber, im Namen der Verts/ALE-Fraktion. – Herr Präsident, Frau Vizepräsidentin! Wenn ich in die Runde schaue, habe ich ein wenig den Eindruck, die Bewohner des konstitutionellen Elfenbeinturms durften heute ihre Gespräche ins Plenum des Hauses verlegen. Ausgemacht war es anders! Ausgemacht war eine große Debatte des Europäischen Parlaments über die Folgen des Lissabon-Vertrags.

Wäre es nicht schön gewesen, wenn dieses Parlament heute Vormittag zur selben Zeit wie der tschechische Senat diesen Vertrag diskutiert hätte, hier eine Aussprache gehabt hätte, und vor den Bürgerinnen und Bürgern Europas klar gemacht hätte, dass dieser Vertrag das Werk der europäischen Parlamente war – vom Konvent angefangen bis zum heutigen Tag –, dass diese Reform nicht von einem Europa der Eliten aufgestülpt wurde, sondern dass sie eine gemeinsame große Arbeit war?

Wenn daran etwas gescheitert ist, dann ist es nach meiner Erfahrung nach 15 Jahren an den Regierungen gescheitert, nicht an den Parlamenten! Ja, jetzt sind wir alle narben- und ordenbedeckt. Ich halte meine letzte Rede nach 15 Jahren, es war ein langer Weg, es war eine große Ehre. Ich durfte – mit Andrew Duff zusammen – auch einer der Berichterstatter dieses Hauses sein – sowohl zur Grundrechtecharta als auch zur Verfassung.

Ich muss sagen – und ich denke, dass ich da auch für die anderen Mitglieder des Konvents spreche –, wir fühlten uns immer getragen von der Zustimmung dieses Europäischen Parlaments. Wir haben uns weit vorgewagt, manche Visionen gewagt, die Kopfschütteln hervorgerufen haben, den Widerstand der Regierungen, manches Veto, fast den Abbruch des Konvents provoziert hätten, aber man kann sagen, die treibende Kraft, die visionäre Kraft in diesem Prozess waren die Parlamente. Und damit war dies ein erster Sieg auch des Europas der Bürgerinnen und Bürger.

Lassen Sie mich vielleicht heute – weil wir voneinander wissen, wie wir über die Fortschritte dieses Vertrags denken – einen Blick in die Zukunft werfen. Als die Regierungskonferenz über das Ergebnis des Konvents herfiel und den Legislativrat gestrichen und wieder Ratsgesetze eingeführt und den dritten Teil angeklebt hat – und alle diese Dinge, die uns heute so sehr zu schaffen machen –, hatte ich die Idee eines First Amendment zu dieser Verfassung in einer weiteren Zukunft.

Einer der wichtigen Kardinalpunkte dieses Vertrags ist das Initiativrecht des Europäischen Parlaments, sein Antragsrecht zur Einberufung eines Konvents zur Abänderung der Verfassung. Und wir sind hier noch nicht am Ende des Weges angelangt. Im Konvent hat man uns oft, wenn wir für unsere Visionen gestritten haben, gesagt: „Ach, Ihr mit Eurem Vergleich zum Konvent von Philadelphia, da bräuchte Europa ja eine große Krise! Ohne eine große Krise ist das ja niemals zu bewerkstelligen, eine wirkliche europäische Demokratie zu schaffen, ein wirkliches politisches Gemeinwesen zu schaffen. Da bräuchten wir ja eine große Krise!“ Die dachten wahrscheinlich an die nächsten hundert Jahre. Aber wir haben sie! Wir haben diese Krise! Und jetzt plötzlich fragen die Bürger, warum wir keine Economic Governance haben! Und sie fragen, warum wir nicht wenigstens in fiskalpolitischen Eckpunkten und Unternehmenssteuern und Transaktionssteuern ein Mindestmaß an gemeinsamem, europäischem ökonomischem Recht haben! Und die Menschen fragen nach dem sozialen Europa! Ja, wir kamen von den Barrikaden nicht herunter, es hieß einfach Njet vonseiten der Regierungen. Heute fragt ganz Europa: Wo sind denn die Kompetenzen für die Europäische Union, die soziale Marktwirtschaft, eine gerechte Verteilung zu verteidigen? Inzwischen werden Billionen bis in die nächste Generation ausgegeben. Und wir haben keine demokratische Kompetenz, keine Rechtsgrundlage, ein soziales Europa zu entwickeln.

Ich werde jeden Tag gefragt, wie das eigentlich mit militärischen Aktionen im Namen Europas ist. Da machen ein paar Nationalstaaten auf 19.-Jahrhundert-Kabinettspolitik mit militärischen Aktionen. Sollten wir nicht darüber nachdenken, dass dieses Haus zustimmen muss, bevor eine militärische Aktion im Namen Europas stattfinden kann? Und die Bürgerinitiativen: Auch da wurden die konstitutionellen Änderungen ausgenommen. Warum? Warum kann es nicht eine Bürgerinitiative geben, die eine Vertragsänderung, eine Weiterentwicklung der europäischen Verfassung verlangt?

Ich denke, wir haben noch einen weiten Weg vor uns. Die Zaghaftigkeit und Schüchternheit dieses Parlaments gegenüber dem Rat ist ein großes Hindernis.

(Zwischenruf)

Ich glaube, dass wir kämpferischer werden sollen. Ich hoffe, dass dieses Haus die Rechte des Lissabon-Vertrags mit großem Selbstbewusstsein und in großer Loyalität zu den Bürgerinnen und Bürgern wirklich für sich beansprucht, verwirklicht und dann darüber nachdenkt, wie das Ganze noch ein großes Stück besser in Richtung einer europäischen Demokratie und einer europäischen Sozialordnung entwickelt werden kann. Ich gebe meinen Traum nicht auf, Herr Präsident!

(Zwischenruf)

Ich gebe meinen Traum nicht auf, meinen Kindern oder deren Kindern wenigstens sagen zu können: „Vive la République d'Europe!“

(Beifall)

  Tobias Pflüger, im Namen der GUE/NGL-Fraktion. – Herr Präsident! Die Reden zeigen, dass der Lissabon-Vertrag offensichtlich nicht rational, sondern emotional gesehen wird. Warum wartet man nicht auf das neue Parlament und lässt dann das neue Parlament diskutieren und wartet ab, ob der Lissabon-Vertrag überhaupt kommt? Nein, es gibt hier welche, die völlig auf diesen Vertrag fixiert sind und uns immer und immer wieder die angeblichen Vorteile erklären wollen.

Burkhard Hirsch, der Altliberale, hat es sehr schön formuliert. Er sagte: „Man sollte aufhören, die Iren als regendurchnässte Schafhirten zu betrachten, die als einzige Europäer nicht in der Lage waren, die Segnungen des Vertrags von Lissabon zu begreifen. Die Referenden wären auch andernorts negativ ausgefallen, weil man die Zustimmung der Wähler zu einem Vertrag, weder bekommen kann, noch bekommen sollte, den auch ein gutwilliger Leser nicht mehr verstehen kann.“

Der Lissabon-Vertrag regelt eben nicht nur das Verhältnis der EU-Institutionen zueinander, nein, der Lissabon-Vertrag macht politisch inhaltliche Festlegungen. Und das ist zentral. Einige dieser Inhalte: So werden zum Beispiel in diesem Lissabon-Vertrag in Artikel 43 Absatz 1 Kampfeinsätze der Europäischen Union festgeschrieben. Es gibt eine militärische Solidaritätsklausel im Artikel 222 Absatz 1a, wo es heißt, „alle zur Verfügung stehenden Mittel“ sollen mobilisiert werden, „um terroristische Bedrohungen im Hoheitsgebiet von Mitgliedstaaten abzuwenden“. Damit wird die Europäische Union zu einem Militärbündnis, und es gibt sogar die Möglichkeit eines Militäreinsatzes im Inneren. So ist auch in Artikel 43 Absatz 1 von der „Unterstützung für Drittländer bei der Bekämpfung des Terrorismus in ihrem Hoheitsgebiet“ die Rede.

Es gibt eine ganze Reihe von Regelungen in diesem Bereich, es gibt die „Ständige Strukturierte Zusammenarbeit“, die ein militärisches Kern-Europa ermöglicht, es gibt für die NATO eine Rolle in diesem Vertrag, und „die Mitgliedstaaten verpflichten sich, ihre militärischen Fähigkeiten schrittweise zu verbessern“. In Zukunft – wenn dieser Vertrag kommen sollte, was ich nicht hoffe – gibt es einen Anschubfonds (Artikel 41): Der EU-Haushalt könnte auch für Militärisches genutzt werden. Das zum Bereich der Außen- und Militärpolitik.

Für den Bereich der Wirtschaftspolitik ist die wirtschaftliche Logik des Lissabon-Vertrags genau die wirtschaftliche Logik, die zur Wirtschaftskrise geführt hat: „offene Marktwirtschaft mit freiem Wettbewerb“. Genau das würde man heute so nie mehr formulieren.

Ich habe den Eindruck, dass die Menschen – vor allem aus der so genannten EU-Elite, die diesen Vertrag wollen, eigentlich in der Vergangenheit leben. Die Bedingungen haben sich sehr grundlegend verändert. Was wir brauchen, ist ein neuer Vertrag für eine neue Zeit. Irland hat entschieden. Das Referendum wurde klar entschieden. Es gab ein Nein und damit ist dieser Vertrag tot. Jetzt soll plötzlich ein zweites Mal abgestimmt werden! Wer würde denn in Frankreich sagen, als Herr Sarkozy gewählt wurde, man sollte jetzt einfach noch einmal wählen, weil einem der Herr Präsident Sarkozy nicht gefällt? Ich will ganz klar sagen: Es gibt gute Gründe gegen diesen Vertrag, die rein rational sind, und deshalb sollte es bei dem bleiben, was in Irland formuliert wurde, nämlich: Nein heißt Nein. Das heißt, der Lissabon-Vertrag ist tot, und ich verstehe nicht, warum wir ihn heute in diesem Kontext diskutieren.

Es gibt eine Machtverschiebung innerhalb dieses Lissabon-Vertrages in Richtung der großen Mitgliedstaaten. Ich sage es ganz deutlich: Wir als Internationalistinnen und Internationalisten verteidigen die europäische Idee gegen diejenigen, die die EU zu einer Militärmacht und zu einem reinen Wirtschaftsbündnis machen wollen. Wir brauchen einen anderen Vertrag als diesen Lissabon-Vertrag, und das heißt, einen Vertrag, der tatsächlich friedensorientiert ist, und nicht einen Vertrag wie diesen, der im Kern ein Militärvertrag ist!

Vielen Dank!

  Nils Lundgren, on behalf of the IND/DEM Group. – Mr President, I take it for granted that we are all entitled to speak for as long as we like. I might need an extra minute or two, and I shall be happy to take it.

Låt mig nu tala på mitt eget språk. För eftervärlden kommer det europeiska politiska etablissemangets hantering av Lissabonfördraget att framstå som en skamfläck, och det på två sätt. Dels med tanke på den politiska processen för att driva igenom det och dels själva syftet med fördraget och innehållet i det. Om vi ser tillbaka till Laeken 2000 så sades det där att man skulle ta fram ett förslag till en konstitutionell lösning. Denna skulle leda till att vi fick ett närmre Europa, medborgarna skulle vara engagerade, man var orolig över att medborgarna i praktiken tycker illa om EU. Konventet under Giscard d'Estaings ledning producerade någonting annat. De europeiska folken vill inte ha detta, det sades nej av folk i Frankrike och i Holland. Alla vet att det skulle ha blivit nej i Storbritannien, i Danmark och i många andra länder om folken hade kunnat få säga sitt. Man gjorde försök att runda detta, det kom ett nytt fördrag som är det samma, men som man, när det passar, förnekar att är det samma och sådär håller man på. Nu står vi i det läget att när det irländska folket har sagt nej till det vi nu kallar Lissabonfördraget så har man mage att göra en undersökning om varför irländarna röstade fel. Detta är någonting alldeles oerhört och det debatteras över huvud taget inte. Ni skrubbar alla varandra här på ryggen och talar om hur bra detta är, trots att ni vet att detta är en skamfläck.

Den andra invändningen jag har är följande: Ett konstitutionellt fördrag, en författning, är inte till för att det ska gå snabbt att fatta politiska beslut. Den är tvärtom till för motsatsen, att det ska vara svårt att fatta politiska beslut. Författningar finns för att se till att inte de som just nu råkar vara valda snabbt kan ta vilka beslut de vill. Det ska vara krångligt. Så ser den amerikanska författningen ut. Detta är en fransk ämbetsmannatradition för att se till att en överhet snabbt kan besluta om allt mellan himmel och jord utan att behöva bry sig om folkligt inflytande. Det är förfärande, detta är en skamfläck för EU.

  El Presidente. − Habrá comprobado, señor Lundgren, que sus colegas le han escuchado con respeto, en silencio y sin dar voces como ha hecho usted cuando estaban hablando otros colegas, pero ésa es la manera de entender la democracia de unos y otros.

  Roger Helmer (NI). - Mr President, I had been hoping that Mr Pöttering might perhaps be in the Chair tonight, as I wanted to thank him publicly for giving me the opportunity of leaving the EPP Group a few years ago. I am delighted that my Conservative colleagues will all be leaving the EPP Group shortly – an objective which I have worked towards for 10 years.

We are here to debate the Lisbon Treaty so I would have reminded Mr Pöttering that his own country, Germany, has not yet ratified. We in the EU claim to be a Union of values, based on democracy and the rule of law, yet we ignore democracy. We ride roughshod over the wishes of voters. We rejected the results of referenda in Denmark on Maastricht, in Ireland on Nice, in France and Holland on the Constitution and now on Lisbon in Ireland again. We treat the aspirations of our electorates with outright contempt. So much for democracy!

We are no better on the rule of law. We are implementing plans and spending based on the Lisbon Treaty ahead of ratification. This is little less than a bloodless coup d’état. Mr Pöttering says that a million Irish voters cannot stand in the way of 450 million Europeans. He is right. So let the 450 million vote on the Treaty. Britain will vote ‘no’. In all probability, France and Germany will vote ‘no’ but you dare not let the people vote on the Treaty because you know their answer already. In Britain, all but eight of our 646 MPs were elected on a commitment to a referendum, yet our discredited Labour Government has scandalously broken its promise.

Let me give colleagues due notice. We in the British Conservative Party will make a Lisbon referendum a key plank of our European election platform. We will deliver a referendum and we will kill this wretched and shameful Treaty stone dead.

  Alain Lamassoure (PPE-DE). - Monsieur le Président, mes chers collègues, la construction européenne nous vaut de temps en temps des symboles émouvants pour les acteurs anonymes que nous sommes. Le dernier vote de la législature portera donc ainsi sur ce qui avait été le dernier amendement qu'avaient proposé, ensemble, des députés européens et des députés nationaux devant la Convention européenne: la création d'un droit d'initiative citoyenne à l'échelle de l'Union.

N'en sous-estimons pas la portée. Le traité de Lisbonne donne aux citoyens eux-mêmes, aux citoyens ordinaires, le même pouvoir d'initiative politique que celui dont dispose notre propre Parlement au sein de l'Union européenne. Nos rapports d'initiative nous permettent d'inviter la Commission à agir, à nous proposer une base juridique, pour lancer une politique nouvelle ou adapter une politique existante. Eh bien, les citoyens pourront faire la même chose, pourvu qu'ils soient en nombre suffisant et qu'ils émanent d'un nombre significatif d'États membres.

Je félicite Sylvia-Yvonne Kaufmann pour la manière dont elle a travaillé en cherchant un consensus, qui était évidemment nécessaire sur un tel sujet. Les précisions qu'elle apporte au traité et les garanties procédurales sont raisonnables. La fixation du nombre significatif à un quart des États membres est cohérente avec la solution retenue pour les gouvernements eux-mêmes dans le cadre de l'espace de liberté, de sécurité et de justice.

Ce droit nouveau, ainsi donné aux citoyens européens, n'existe sous cette forme dans aucun de nos pays. Ainsi, l'Union fera faire aussi un progrès à la démocratie directe. En France même, par exemple, nous n'osons pas aller si loin. Nous avons réformé notre Constitution nationale l'année dernière, mais en limitant un tel droit de pétition collective au seul niveau local.

Souhaitons maintenant que nos partis politiques rivalisent d'imagination pour faire le meilleur usage de ce droit nouveau, et surtout, au-delà des partis, souhaitons que la société civile s'en empare: les syndicats, les organisations non gouvernementales, les étudiants – notamment les boursiers Erasmus –, les travailleurs frontaliers, tous les citoyens européens qui vivent dans un pays différent de leur pays d'origine et qui constatent que les lois que nous votons ici, hélas, s'appliquent mal sur le terrain.

Dans cette Union où toutes et tous circulent librement, les seules barrières qui demeurent sont celles de nos débats politiques. Une fois de plus, hélas, ce n'est pas une campagne électorale européenne qui s'ouvre, mais vingt-sept campagnes nationales sur un prétexte européen.

L'espace économique existe, la monnaie unique existe, le ciel unique européen existe, mais l'espace politique unique reste à créer. C'est le vrai enjeu du traité de Lisbonne, et cette disposition est sûrement l'une de celles qui y contribuera le plus.

  Adrian Severin (PSE). - Mr President, tonight the hope generated by the Czech ratification of the Lisbon Treaty is being overshadowed by the quasi-conspiratorial atmosphere of this meeting.

Some were afraid that by preparing the proper implementation of a treaty badly and urgently needed we might offend certain citizens of the Union. I believe that, on the contrary, we are offending the citizens by hiding the truth about what Europe really is, and could be, and by refusing a frank and rational dialogue with them.

Likewise, to show respect for a minority opinion while ignoring the majority decision is offensive to both the given majority and the general principles of democracy we all claim to cherish.

The written text of a treaty is not enough. One has to give that text a clarifying interpretation which puts in light its spirit, thus allowing for the best implementation. That is precisely what today’s reports are doing. They speak about: one, the parliamentarisation of the Union; two, the communitarisation of the European institutions; three, the establishment of an interinstitutional equilibrium as a guarantee for a transnational checks-and-balances system; four, the assurance of legislative coherence and cohesion at European Union level through Europeanisation of the national parliaments and not nationalisation of the European Parliament; five, concentrations of instruments and policies for the good of institutional efficiency; and, six, the improvement of representation, transparency and participation at European Union level.

Along those lines, we will be able to see emerging a demos which will fill with substance the present shell of the European procedures, making them relevant to the citizens.

The only thing which remains to be done is to find a solution to bridge the elections to the new Parliament and the coming into force of the Lisbon Treaty. I hope that the sense of responsibility and solidarity of our Irish fellows will help us to achieve that, and to keep to our historical timetable.

PRÉSIDENCE DE M. GÉRARD ONESTA
Vice-président

  Andrzej Wielowieyski (ALDE). - Monsieur le Président, Madame la Commissaire, j'estime que le rapport de M. Dehaene, très important et très précieux, devrait être complété en ce qui concerne le fonctionnement, mais surtout les responsabilités du Conseil européen. Cet organe important sera élevé au rang d'institution et, dans le domaine politique, il est un facteur dirigeant.

Aussi, faut-il lui accorder une attention particulière. Son action sera soumise à la juridiction de la Cour de justice européenne au même titre que la Banque centrale européenne. Je propose aussi, au nom de mon groupe, un amendement qui reflète cette responsabilité accrue. Ses fonctions législatives étant limitées, cette responsabilité relève essentiellement de l'article 265 concernant la carence d'action. J'estime qu'à défaut de précisions dans le traité, les obligations du Conseil européen devront probablement être précisées par le biais d'un accord interinstitutionnel.

Ce rapport Kaufmann est donc très important, parce qu'il constitue une vraie ouverture vers les citoyens. La plus grande faiblesse dont on puisse faire preuve, face à un défi pour l'avenir de l'Union, c'est le vide, le décalage entre l'Union et les citoyens. Elle est pour eux lointaine et inconnue, même s'ils sentent qu'ils ont besoin d'elle. Ce vide, selon l'opinion de mon groupe, l'ALDE, ne peut être comblé effectivement que via des consultations citoyennes générales et régulières.

Nous n'avons pas eu le temps de terminer notre travail, ni de clore notre débat sur ce thème. Néanmoins, l'initiative "citoyenne", selon le traité, peut être un instrument important pour la création d'un espace public européen – comme l'a déjà constaté M. Lamassoure – dont nous avons tellement besoin. Il va, en effet, encourager des débats publics entre les citoyens et l'Union, qui vont éveiller la conscience citoyenne qui nous est indispensable.

Mais c'est tout de même un défi de taille lancé aux institutions européennes, notamment à la Commission, en ce qui concerne son suivi, qui engage la crédibilité de ce nouvel instrument, aux États membres, qui doivent accepter la nouvelle pratique et mettre à disposition les infrastructures et, évidemment, aux citoyens, qui doivent saisir cet instrument qui s'installe, pour le bien de la démocratie directe.

  Milan Horáček (Verts/ALE). - Herr Präsident, Frau Vizepräsidentin! Auf die heutige Entscheidung des tschechischen Senats, die wir mit sehr großer Freude begrüßen und zu der wir herzlich gratulieren, reagierte Präsident Klaus unter anderem mit der Behauptung, der Lissabon-Vertrag sei trotzdem tot, weil er durch das Referendum in Irland abgelehnt wurde.

Damit reitet er als politischer Zombie eine Attacke gegen Mehrheitsentscheidungen des eigenen Parlaments und des Senats und bestätigt seine unrühmliche und sektiererische Haltung auch in anderen Bereichen der Politik. Zum Glück macht er sich nach den positiven Abstimmungen nur selbst lächerlich. Wir Grüne stehen dem europäischen Integrationsprozess positiv und konstruktiv gegenüber, natürlich auch mit kritischen Bemerkungen, wo es notwendig ist.

Nochmals herzlichen Dank dem tschechischen Senat, dem Parlament und der Regierung!

  Bastiaan Belder (IND/DEM). - Voorzitter, het verslag van collega Dehaene roept bij mij dubbele gevoelens op. Aan de ene kant waardeer ik dat hij soms eerlijk durft te analyseren - ik denk aan de paragrafen 14 en 26 -, waarin de dominantie van de Europese Raad en de moeilijkheden rond het nieuwe stelsel van voorzitterschappen binnen de Raad besproken worden.

Aan de andere kant stelt dit verslag mij teleur. De rapporteur analyseert niet overal even scherp. Vooral in de laatste twaalf paragrafen, waarin het externe beleid wordt besproken, worden alle institutionele onduidelijkheden weggemasseerd, en dat terwijl de institutionele gevolgen van deze dubbelfunctie volstrekt ongewis zijn. Ik vind het daarom onbegrijpelijk dat de rapporteur als algemene evaluatie spreekt van een sterker institutioneel evenwicht in de Unie.

Ik erken dat het Verdrag van Lissabon op sommige punten een verbetering is. Dit neemt echter niet weg dat juist de onduidelijke gevolgen van dit Verdrag op het institutioneel evenwicht van de Unie de achilleshiel van Lissabon is, en dat heeft de rapporteur niet gepeild.

  Jana Bobošíková (NI). – Dámy a pánové, na tomto zasedání děláme cosi, čemu se v mé zemi říká účet bez hostinského. Budeme hlasovat o tom, jak budou vypadat vztahy mezi institucemi Evropské unie, mezi členskými státy a jejich parlamenty, jako by platila Lisabonská smlouva. Znovu připomínám, že Lisabonská smlouva ještě zdaleka není ratifikována. Poslanci tohoto Parlamentu by si toho měli být vědomi a tuto informaci občanům nezamlčovat. Každému demokratovi musí být jasné, že ani ty nejagresivnější výpady vůči politikům, kteří Lisabonskou smlouvu nepodepsali, na tomto faktu vůbec nic nezmění.

Na závěr chci upozornit poslance Cohn-Bendita, že jeho nehorázné výroky o tom, že prezident České republiky Václav Klaus hodlá uplácet senátory Parlamentu mé země, jsou urážkou nejen hlavy státu, ale i občanů České republiky. Takové obvinění je v příkrém rozporu s principy přátelských mezinárodních vztahů i prosté lidské slušnosti. Žádám proto poslance Cohn-Bendita, aby svá slova o korupci prokázal, nebo aby se prezidentu Klausovi veřejně omluvil.

  Richard Corbett (PSE). - Mr President, this package of reports shows that, if the Lisbon Treaty comes into force – and this is without prejudice, of course, to the decision of the Irish people – then we will have a Union that offers more opportunities for participation, more accountability, more democracy and more checks and balances. That is the central message we can give out tonight, whether it is through the Leinen report showing the increased role for this elected Parliament within the institutional system; the Brok report showing the new opportunities for national parliaments to participate; the Dehaene report looking at the extra accountability of the executive branches of the institutions and how we will operate a possible transitional period; the Guy-Quint report showing that there will no longer be parts of the European budget that are ring-fenced from parliamentary control; and of course the Kaufmann report on the citizens’ initiative.

My group will support all these resolutions and we are proud to do so, I would just say, with one particular reservation, and that is on the Kaufmann report, which we see as a first step: putting on the table a first reflection on how that might operate in the future. But we have to be careful – and I agree with what the Commissioner said earlier – not to set up a system that is too onerous for citizens or has too many bureaucratic obstacles for exercising that right. But we have plenty of time to come back to that, should the Treaty indeed come into force.

We are talking on the day where we have achieved the 26th parliamentary ratification. I know that the British Conservatives over there are not interested in that. They are chatting away on some other matter no doubt, but it is an important fact.

Twenty-six ratifications through parliamentary procedures: 26 ‘yeses’ to the Treaty; one ‘no’. I would suggest that, in that situation of 26 ‘yeses’ and one ‘no’, it is not, as some people have suggested, undemocratic to look at that result and ask the one country that has said ‘no’ whether or not it is willing to reconsider in light of the ratification of the others. It remains their choice to do so or not. But I think it is quite reasonable that they themselves in Ireland have come to the conclusion that they might be willing to reconsider if certain conditions are met. And it is incumbent on us to do what we can to address the concerns that were expressed by the ‘no’ vote. That has to be part and parcel of the answer and that, after all, is what the Union has agreed to do.

All the other Member States – because it is the Member States, not just the European institutions involved in this – have agreed to try and address those concerns to make it possible to achieve the 27th ratification.

There is a wider lesson to learn from this. Our basic rule book in the European Union, the treaties signed and ratified by Member States, can only ever be modified by the unanimous agreement of each and every single one of those Member States. That is a very high hurdle to reach. It shows that those that claim that we are running roughshod over democratic accountability and ignoring the views of the people have got it completely the wrong way around. It is very easy to block any step forward, any reform of the European instructions. Those Eurosceptics over there only need one victory out of 27. The dice is loaded in their favour, not in the favour of those who, like Mr Duff, would want a much more speedy integration. That is the way it is.

They also quote referendums that have given a ‘no’ result. I notice they only quote the referendums that have given a ‘no’ result. They never manage to mention the Spanish referendum, the Luxembourg referendum. I think if you look at the history of European integration there have been some 32 (if I remember correctly) referendums in the Member States over the years, with 26 or 27 of them giving a ‘yes’ result and only a handful giving a ‘no’ result. But whenever there has been a ‘no’ result, it has been impossible to override it without coming back and addressing the concerns that were expressed and asking the country in question whether or not it wished to reconsider; whether or not it wished to change its mind.

I find nothing wrong in democratic terms with that, with building up gradually, step by step, slowly, by means of consensus of all the Member States, this Union that we have worked on over half a century, this Union that we should be proud of, with the fact that we have 27 countries working together in a continent which our history shows has all too often been torn asunder by the national embers that some are seeking to revive.

  Anne E. Jensen (ALDE). - Hr. formand! Det er en ganske speciel oplevelse at deltage i debatten denne aften. Gennem fem år har jeg haft et tæt samarbejde med Cathrine Guy-Quint. Vi har begge to været budgetkoordinatorer for hver vores politiske gruppe. Vi har haft vores bataljer undervejs, men det meste af tiden har vi kæmpet sammen i samarbejdets ånd, som hviler over arbejdet i budgetudvalget.

Du stopper, Cathrine, og jeg vil gerne benytte anledningen her til mere officielt at takke dig for den tid, vi har haft sammen. Det har været lærerigt for mig! Jeg er blevet bedre til fransk, og jeg har også lært meget af din stil, som jeg har lært at respektere. Du er mere kontant end jeg er, men det er også nogen gange nødvendigt!

I aften er det det afgående Parlament, der giver videre til det nye Parlament, som vælges den 4.-7. juni. Hvis Irlands vælgere stemmer ja i oktober, og Lissabontraktaten træder i kraft ved årsskiftet, skal der handles hurtigt, for konsekvenserne for arbejdet i Parlamentet er store. Og det er de ikke mindst på budgetområdet. Det er godt og klart beskrevet i Cathrine Guy-Quints betænkning. Du har leveret et førsteklasses arbejde videre til de nye medlemmer af Europa-Parlamentet.

Parlamentet bliver formelt inddraget i fastlæggelsen af de flerårige budgetrammer, men vi mangler fortsat at få sikret, at tidslængden af disse rammer ændres fra 7 til 5 år, svarende til valgperioden for Kommissionen og Parlamentet. Det skal være sådan, så man altid er med til at præge disse rammer. Parlamentet får fuld indflydelse på hele budgettet, herunder også landbrugsbudgettet. Og jeg mener, at det vil være godt for EU’s landmænd og for EU’s borgere, at drøftelserne om landbrugspolitikken hermed for alvor åbnes op, og at studehandler bag lukkede døre afløses af en åben og demokratisk debat. Ingen kan på forhånd sige, hvad det vil betyde for størrelsen af landbrugsudgifterne, men det vil med sikkerhed forhindre, at man fastholder og udvikler ordninger, der ikke kan forklares klart og logisk for borgerne.

Den årlige budgetprocedure ændres, og vi prøvede i fjor de nye krav, det stiller til arbejdet i Parlamentets budgetudvalg. Med kun én behandling og derefter forligsforhandlinger er vi nødt til at levere en tidligere og meget strammere forberedelse. Men det er i grunden ikke så galt. Jeg føler, at generalprøven i fjor på den nye disciplin gav gode resultater.

Lissabontraktaten giver Parlamentet nye budgetbeføjelser og nye måder at arbejde på, og med Guy-Quints betænkning har det kommende Parlament fået et excellent grundlag for dette arbejde. Jeg håber, og jeg tror på, at det kan lykkes at få vedtaget Lissabontraktaten og dermed sikre, at EU’s arbejde bliver mere åbent og effektivt.

  Michael Henry Nattrass (IND/DEM). - Mr President, since the 1970s, British politicians have sworn the EU is not about political domination or loss of sovereignty, yet EU presidents state that we pooled our sovereignty and have a European empire, which makes 75% of our law.

This Treaty signs away our ability to rule ourselves, yet a BBC poll says that 84% of the British people want no more power surrendered. Like mushrooms, the British people are left in the dark and fed manure. The Conservatives, through the EPP Group, gave their allowances to the ‘yes’ campaign in Ireland, then deviously promised to allow a referendum – but only if Ireland votes ‘no’ again. Behind the backs of the British people and with no mandate, the Westminster parties have sold their country away, while the polls show 55% want to leave the EU. Never before in the field of human politics have so many been conned by so few.

  Roberto Fiore (NI). - Signor Presidente, onorevoli colleghi, sono milioni gli europei, i britannici, gli italiani, i francesi che non vogliono un'Europa basata sul politically correct, basata su una visione liberista e antisociale, come abbiamo visto nel progetto di Bolkestein, o basata su un centralismo totalitario e giacobino, o su una visione laicistica, massonica e marxisteggiante.

Io penso che gli europei siano molto interessati alle vere libertà sociali, a quelle che danno le possibilità alle famiglie, alle comunità, ai corpi sociali di veramente progredire e a un'Europa che è basata sulla sussidiarietà e, appunto, sui corpi sociali e su una profonda visione cristiana e romana della storia. Questa è l'Europa che si contrappone direttamente a quella del trattato di Lisbona, voluto dai poteri forti, voluto dalle lobby che vogliono effettivamente centralizzare in modo drammatico la situazione.

Noi pensiamo che gli europei debbano finalmente votare e rigettare al mare questo trattato.

  Paul Rübig (PPE-DE). - Herr Präsident, sehr geehrte Kommissarin Wallström, meine sehr geehrten Damen und Herren! Ich glaube, dass diese Debatte sehr wichtig ist, weil wir heute von verschiedenen Seiten gehört haben, dass Kompetenz nach Europa abgegeben wird. Das stimmt aus der Betrachtung der Nationalstaaten, aber Faktum ist, dass die Nationalstaaten damit auch eine Möglichkeit bekommen, in den anderen 26 Mitgliedstaaten für gleiche Rechtsbedingungen zu sorgen. Dieses Rationalisierungsprojekt Europa, dass wir nicht in 27 Mitgliedstaaten völlig unterschiedliche Rechtsordnungen haben, sondern dass wir uns bemühen, einen einheitlichen Rechtsrahmen zu kreieren, ist ein großer Fortschritt und gibt unseren Ministern, aber auch unseren Abgeordneten wesentlich mehr Rechte und Möglichkeiten, sich für die europäischen Bürgerinnen und Bürger einzusetzen.

Wenn ich auch oft Unzufriedenheit in den Rängen hier im Parlament orte, und wenn ich nun zurückblicke und sehe, dass die Reihen der Gegner leer sind und sie sich in ihrer großen Mehrheit nicht an dieser Debatte beteiligen, so muss ich doch feststellen, dass natürlich auch wir Kritik an den Institutionen haben und Verbesserungen wollen. Gerade diese Verbesserungen haben wir in den letzten acht Jahren intensiv diskutiert. Wir wollen ganz einfach erreichen, dass die Beziehungen zwischen den Institutionen und zwischen den Bürgerinnen und Bürgern verbessert werden. Man kann sich heute nicht hinstellen und sagen, ein seit über acht Jahren andauernder Reformprozess soll gestoppt werden, ohne auch nur irgendeine Alternative anzubieten – das ist der wahre Skandal an dieser Debatte!

Wir brauchen dringend die klare Ausrichtung, worum es in diesem Vertrag geht. Dieser Vertrag gibt uns neue Ziele. Wir bekommen endlich eine repräsentative und partizipative Demokratie mit der entsprechenden Bürgerinitiative, wir bekommen neue Kompetenzen in Umweltschutz und Klimawandel. Als ob ein Nationalstaat diese Probleme für sich alleine lösen könnte! Das ist ja gerade bei Luft, Wasser und in verschiedenen anderen Bereichen gar nicht möglich. Wir sollen uns auch gemeinsam um Freiheit, Sicherheit und Vollbeschäftigung kümmern. Gerade angesichts der Krise ist diese Kompetenz für die Europäische Union besonders wichtig.

Aber auch neue Rechtsgrundlagen sind wichtig. Angesichts der kritischen Energiesituation brauchen wir eine Rechtsgrundlage für die Energiepolitik. Auch im Bereich der Handelspolitik sehen wir bei Betrachtung der internationalen Handelsfragen, wie dringend wir hier eine gute Lösung für unsere europäischen Bürgerinnen und Bürger brauchen, ganz abgesehen von Raumfahrt und geistigem Eigentum. Und für unsere Gegner ist vielleicht auch die Austrittsklausel nicht ganz unwichtig. Ich glaube, dass die neuen Kontrollbefugnisse und Verfahren dieses Parlament stärken werden, und ich bin dafür, dass wir diese Debatte noch viel intensiver führen, weil viele noch immer nicht gesehen haben, welche Chancen dieses neue Europa bietet.

  Libor Rouček (PSE). - Dámy a pánové, jako poslanec z České republiky mám obzvláště radost, že dnes, když zde diskutujeme dopady Lisabonské smlouvy, český Senát obrovskou většinou 54 ku 20 schválil Lisabonskou smlouvu. Vyjádřil tak vůli Čechů mít Lisabonskou smlouvu. Tuto vůli koneckonců vyjádřila předtím i dolní komora Parlamentu, Poslanecká sněmovna. Přesto se okamžitě našel člověk, prezident republiky, který tuto vůli lidu, toto jasné vyjádření Poslanecké sněmovny a Senátu, zpochybňuje.

Václav Klaus, prezident České republiky, řekl „Musím vyjádřit své zklamání z toho, že někteří senátoři po nevídaném politickém i mediálním, domácím i zahraničním nátlaku rezignovali na své donedávna veřejně zastávané názory, a tím i na politickou a občanskou integritu a s ratifikací Lisabonské smlouvy vyjádřili svůj souhlas. Postavili se tím zády k dlouhodobým zájmům České republiky a nadřadili jim krátkodobé zájmy současných politických reprezentací i svoje vlastní. Je to velmi smutný doklad dalšího selhání významné části našich politických elit. Nyní počkám, zda skupina senátorů, jak někteří z nich avizovali, požádá Ústavní soud o další posouzení Lisabonské smlouvy ve vztahu k naší ústavě. Pokud k tomu dojde, nebudu o svém rozhodnutí ratifikovat či neratifikovat Lisabonskou smlouvu uvažovat dříve, než Ústavní soud vydá svůj nález.“

My zde máme diskutovat dopady Lisabonské smlouvy na rozvoj institucionální rovnováhy Evropské unie. Ale já myslím, že my bychom zde měli, a to by měli i čeští poslanci a senátoři, diskutovat institucionální rovnováhu v České republice. Česká republika je parlamentní demokracií. Přesto Česká republika má prezidenta, který nerespektuje vůli Poslanecké sněmovny, nerespektuje vůli Senátu a chová se jako absolutistický monarcha nebo diktátor z té země, kterou on tak kritizuje, na kterou on tak vzpomíná, tzn. na bývalý Sovětský svaz. Čili tolik jenom na adresu našich euroskeptiků o tom, jak vypadá demokracie v Evropě. Jak vypadá demokracie v zemi. Jak se chová prezident, kterého vy tolik obdivujete.

  Kyösti Virrankoski (ALDE). - Arvoisa puhemies, Lissabonin sopimus uudistaa EU:n talousarviomenettelyn perusteellisesti. Monivuotinen rahoituskehys tulee pakolliseksi, menojen luokitus pakollisiin ja ei-pakollisiin menoihin poistuu ja budjettikäsittely lyhenee.

Kannatan viisivuotista rahoituskehystä, joka sovitetaan Euroopan parlamentin ja komission toimikauteen. Se tuo tehokkuutta työskentelyyn ja antaa toimielimille mahdollisuuden luoda oma toimintastrategiansa.

Budjetin laatimisesta tulee hankalaa. Herää jopa kysymys, kuka on voinut kehittää näin monimutkaisen järjestelmän. Tähän saakka on ollut selvää, mikä toimielin päättää lopulliset luvut talousarvioon. Nyt jokaisesta yksityiskohdasta on päästävä yksimielisyyteen, mikä voi vaatia erittäin intensiivisiä neuvotteluja sovittelukomiteassa.

Parlamentin kannalta uusi menettely vaatii käytettävissä olevien henkilöstövoimavarojen vahvistamista. Muuten se ei pysty täysimääräisesti käyttämään toimivaltuuksiaan budjetin laadinnassa yleensä ja EU:n hallinnossa erityisesti.

Lopuksi haluan kiittää esittelijöitä ja erityisesti Catherine Guy-Quintiä erinomaisista mietinnöistä ja laajemminkin hyvästä yhteistyöstä vuosien varrella.

  Elmar Brok, Berichterstatter. − Herr Präsident! Ich danke für die Möglichkeit, etwas vorgezogen einige Bemerkungen zu machen.

Diese Debatte hat ein hohes Maß an Überzeugung quer durch alle Fraktionen und Nationen gezeigt und auch die Stärke unseres Ansatzes deutlich gemacht, dieses Europa nach vorne zu bringen. Wenn ich einige sehr kritische Redner aus dem angelsächsischen Bereich höre, dann erinnere ich mich daran, dass gerade von dort in den letzten Monaten besonders viele Hilfeschreie kamen, die Finanzkrise gemeinsam zu bewältigen. Ich bin sicher, dass diese Herren auch einmal begreifen werden, dass sie Thesen auf einer Grundlage vertreten, die Winston Churchill schon vor 60 Jahren verlassen hatte.

Wir kommen jetzt in eine ganz entscheidende Phase. Wir sollten nach den Entscheidungen, die wir mit so breiter Zustimmung im Europäischen Parlament getroffen haben und die wir in Prag so überzeugend gefunden haben, jetzt nicht in Triumphalismus verfallen. Denn es wird eine wichtige Arbeit für uns sein, in aller Bescheidenheit der irischen Bevölkerung die Möglichkeit zu geben, in Souveränität und Freiheit ihre Entscheidung zu treffen – eine Entscheidung, die Irland in Verantwortung für den ganzen Kontinent in souveräner Freiheit zu treffen hat. Ich glaube, dass wir dafür auch instrumental sein sollten, dass dies möglich wird. Ich hoffe, dass der Europäische Rat Ende Juni die Voraussetzungen dafür schaffen wird, dass dann auch diese letzte Etappe gegangen werden kann und den Iren die Voraussetzungen gegeben werden, die sie benötigen, um sich noch einmal mit dieser Frage zu beschäftigen.

  Proinsias De Rossa (PSE). - Mr President, I welcome this debate. It seemed for a while that it might not happen. I am glad it is happening, and it is thanks to the persistence of my colleagues that it is taking place. It is entirely appropriate for this House to responsibly and sensibly address the transition for the possible ratification – finally – of the Lisbon Treaty. It would be foolish of us not to do so. I will be working hard in the latter part of this year to ensure there is a ‘yes’ vote – whether I am elected to this House or not – and I regret that a number of my friends are not going to be here, and will miss them.

But I want, in particular, tonight to congratulate the Czech Republic for a ‘yes’ vote, because they have voted today for the future. I think that it is extremely important that we get this message across: that the unification of Europe and the building of a united Europe is about the future for the people of Europe.

Nowhere else in the world outside of Europe do we have 27 sovereign Member States sharing decision-making on a cross-border basis in the common interests of their people. Nowhere else do independent states submit their collective decisions for approval and amendment to a directly elected multinational parliament. This Union of ours is unique. It is a unique democratic experiment. It is not without its faults. It needs reform, and indeed the reforms in the Treaty of Lisbon are the reforms on which we can agree at this point in time. No doubt future Parliaments – and indeed future Councils – will identify and agree further reforms.

But Europe also needs a new direction. It needs to reassert its commitment to the social well-being of our peoples and to rebalance the almost exclusive obsession with market liberalisation that we have had for the past decade. It must be borne in mind that the political and social and economic orientation of this Union is driven by the choices made by the electorates: in general elections, in European elections and by the commissions that we collectively select and put in place. The European Union is where we settle the disputes, where young men previously resolved them by killing each other in trenches. It is a great honour for me to participate in this Parliament, where we have replaced the force of arms with the force of argument.

We cannot let the Eurosceptics turn the clock back. That the decision of one Member State, representing less than 1% of the population of the Union, could stop it in its tracks is a sign of how delicate our construction is. But it is also a sign of the strength of the Union that we can survive and allow the peoples of Europe to independently make these decisions. We must, I believe, try and reinfuse the dream of Europe with our people. We have to avoid getting dragged down into the gutter by the angry old men who stand up at the backbenches up there on the far right and who scream at us and tell us how undemocratic we are, when in fact this is the Parliament elected by the people of Europe to make decisions for the people of Europe.

  Costas Botopoulos (PSE). - Monsieur le Président, c'est en effet un jour assez solennel: le paquet Lisbonne – comme on l'appelle – passe enfin devant le Parlement; le sénat tchèque a donné un signe d'espoir; beaucoup prononcent leur dernier discours, l'émotion est palpable, on est en train de boucler cette législature; beaucoup d'entre nous sont assez émus. Il règne vraiment une atmosphère historique dans cette session nocturne du Parlement.

En tant que député Janus – mi-constitutionnaliste, mi-budgétaire –, je voudrais aujourd'hui parler un peu plus précisément du rapport Guy-Quint sur le nouveau système budgétaire et de l'impact que le traité de Lisbonne aura sur ce nouveau système. Il s'agit tout d'abord d'un système plus démocratique – on l'a dit. Désormais, toutes les dépenses, le budget dans son ensemble sont établis selon la procédure de codécision entre le Conseil et le Parlement.

C'est aussi – plus important encore – un budget plus politique, puisqu'on a – comme Mme Guy-Quint l'appelle – une programmation stratégique interinstitutionnelle, c'est-à-dire que tous les organes de l'Union européenne se mettent d'accord pour que ce budget se fasse. Mais c'est un système qui comporte encore des incertitudes.

Le Parlement, par exemple, va-t-il vraiment jouer son rôle qui, a priori, est renforcé? Va-t-il bénéficier de ce nouveau pouvoir, compte tenu du fait qu'il y a également des problèmes? Nous disposons de moins de temps; il n'y a qu'une seule lecture. C'est donc au Parlement de saisir – ce qui constitue un défi – cette occasion pour pouvoir jouer son rôle. Est-ce que le quinquennat budgétaire va coïncider ou va se mettre en relief avec le quinquennat parlementaire? Ce n'est pas sûr. Il faut, là aussi, faire un effort.

Il y a aussi des occasions perdues. On a perdu l'occasion de se doter de ressources propres accrues, on a perdu l'occasion – accordez-moi encore dix secondes, puisqu'on est dans une séance solennelle et nocturne – de mettre en œuvre une nouvelle philosophie budgétaire.

Pour finir, je voulais souligner que des défis se présentent à nous: le défi de la transition – ce n'est pas facile de passer, d'un moment à l'autre, à un système différent – et le défi de la flexibilité – il nous faut plus de flexibilité pour pouvoir faire face aux crises.

Je termine en formulant le vœu que tout cela soit développé plus avant avec la mise en œuvre du traité de Lisbonne.

  Le Président. - Étant moi-même un député Janus dans la même commission que toi, Costas, je ne pouvais que te faire ce cadeau de 40 secondes.

  Justas Vincas Paleckis (PSE). - Manau, kad visiems šio naktinio posėdžio dalyviams šis posėdis įsimins ilgam ir turėsime ką papasakot savo vaikams ir anūkams. Na, ir netgi šį vakarą mes visi jaučiame, kad Europos laivas dabar purtomas krizės audrų. Akivaizdu, kad šio laivo variklis, t. y. sutarčių mechanizmas yra per silpnas, jį nedelsiant reikia keisti.

Lisabonos sutartis ir būtų tas stipresnis variklis, kuris krizės sąlygomis ypač reikalingas. Todėl pritariu svarstomiems pranešimams ir pritariu tų kolegų nuomonei, kurie pabrėžia, kad yra nelabai demokratiška, kai vienas referendumo akmuo gali apversti visą Europos vežimą, kai vienas valstybės vadovas gali vaizduoti, kad jis vienintelis žengia į koją, o 26-ių valstybių nuomonė jam visiškai nesvarbi. Aš manau, kad iš to, kas vyksta Europoje ir visame pasaulyje, airių rinkėjai padarys išvadas.

  Avril Doyle (PPE-DE). - Mr President, it remains for me to be the last on the speakers’ list for the European People’s Party/European Democrats this evening, and as an Irish MEP I suppose there is some rationale to that.

Could I thank, first of all, all the rapporteurs of the five reports. I am delighted that we have the opportunity to discuss them and, like other Irish colleagues, I have been requesting, through my political group, that we arrive at the situation we have here tonight where we can discuss five most important reports.

At the outset, may I make it quite clear that what I say on this debate tonight is fully predicated in my next sentence. It would not be appropriate, nor is it intended to anticipate in any way or take for granted the decision of the Irish people in the forthcoming second referendum on the Lisbon Treaty, which was announced only earlier this week by our Taoiseach Brian Cowan TD.

The conclusions of last December’s European Council contain a package of measures that arose from research following our referendum last June: measures to respond to the concerns of the Irish ‘no’ voters as they were outlined by our Taoiseach to the Council meeting last December, along with a road map to enable the Treaty to enter into force by the end of 2009.

This package includes the retention of the principle of one Commissioner per Member State, confirmation of the importance the Union attaches to workers’ rights and other social issues, and a series of legal guarantees on taxation neutrality and the provisions of the Irish constitution in relation to the right to life, education and the family.

At the spring European Council our Taoiseach informed partners that, in accordance with the timeline agreed in December, detailed work is now under way to give effect to these commitments and should be finished by mid-2009.

If our Government is fully satisfied with the outcome, the Taoiseach has agreed to seek ratification of the Treaty by the end of the term of the current Commission, which is expected to leave office, I understand, at the end of October. I sincerely hope the promise of an early autumn referendum will mean early October at the very latest.

And, given the increase in the European Parliament’s powers envisaged in the Treaty of Lisbon, it is understandable that its Members should consider the institutional and procedural implications of the Treaty, hence tonight’s debate on the five reports.

The European Parliament’s consideration of these issues tonight takes place at a time when my script for tonight said four Member States – Ireland, the Czech Republic, Germany and Poland – had yet to complete their ratification process. Technically that is true, but my congratulations this evening to the Czech Republic – to the Czech Senate particularly – for their Parliament’s complete approval to allow, hopefully, their President to ratify the Treaty on behalf of the Czech people. I trust he will accept the will of their Parliament. I understand it has been referred to a judicial review. I hope that is only a technical delay.

For the Treaty to enter into force, of course, all countries must ratify the Treaty, and, yes it is correct to say that 26 European parliaments – 26 Member State parliaments – have said ‘yes’, and so far the Irish are the only ones yet to do so.

I fully accept that Parliament would wish to examine the issues raised in these papers and these reports in the fullest manner possible, without any interference in or pre-emption of the outstanding ratification procedure.

Can I say that I object to the opportunistic bleating of a few Eurosceptic fossils in our back benches, and what they say should be recognised for what it is. My message to them is clear: butt out of an Irish sovereign decision, because nobody will tell the Irish electors what to do.

May I thank you, as this is my last contribution in Parliament, and all the Presidency of Parliament, the Commission, the Czech Presidency and all colleagues for what has been an extremely rewarding 10 years for me as a Member of the European Parliament. I look forward to a ‘yes’ vote from the Irish people in our second referendum in October.

  Mairead McGuinness (PPE-DE). - Mr President, it is nice to be first on anyone’s list these days. Can I just, as Avril has finished, wish her well as she retires from the European Parliament. To be fair to her, she really gave the fossils a good whacking after the Lisbon Treaty vote in Ireland, and will be well remembered for a fantastic turn of phrase. I wish you well, Avril, publicly, and hope you will be involved in the ‘yes’ campaign for Lisbon in your retirement.

It has been a very interesting debate. My body and brain wanted to go home and sleep, but it has been too good to miss, and too important – because I am Irish – not to be here. Let me say this – and I speak to the electorate: you are in the driving seat. You have a choice. You can vote for the views of a few angry old men – and I say that of men and women, but mainly men – of the extremes in this Parliament and the extremes in this European Union, on the right and on the left, and you will get plenty of noise and plenty of colour photo opportunities and headlines, but there will be no work done in this House. Or you can vote, in both the Parliament elections and on Lisbon, for positive people who work hard, who do not get headlines, but who are here for good purpose.

I believe that the Irish people know that the situation is different now. They were hoodwinked in the last debate. We have had a better discussion since the ‘no’ vote and I urge them to vote ‘yes’ for their future, for my children’s future and for the future of the European Union.

  Siiri Oviir (ALDE). - Oleme jäänud täna õhtul – õigemini juba öösel – siia, et arutada Lissaboni lepingu rakenduse üle. Ettevalmistus lepingu jõustumiseks ja õigeaegselt seda tehes on märk vastutustundlikkusest. Hea ettevalmistus nii olulise lepingu jõustumiseks annab kindlust, et Euroopa Liit toimib hästi, ja et see võimaldab tal tulemuslikumalt täita ülesandeid, millede lahendust Euroopa kodanikud oma valitud esindajailt ootavad.

Võib-olla ei ole sammud küllalt pikad. Mõned kodanikud arvavad, et põhiõiguste harta olevat liialt retooriline, kuid siiski on Lissaboni leping tõsine edasiminek. Ta on vastus muutunud Euroopa Liidu vajadustele. Andes oma toetuse lepingule on 26 liikmesriigi rahva poolt valitud parlamendid seda teinud.

Tänased raportid näitavad, et Euroopa Parlament on loovalt enesekindel, olles pragmaatiliselt ette võtnud ka üleminekuetapi sisustamise. Pessimismi ja venitustaktikaga me uut ei loo. Tänan raportööre nende julguse ja oskuse eest luua vajalikud dokumendid.

  Zita Pleštinská (PPE-DE). - Vážení kolegovia, nemôžeme povedať, že Lisabonská zmluva je to najlepšie, čo by si želal každý členský štát európskej 27-čky, ale je to to najlepšie, na čom vznikla dohoda v rámci celej európskej 27-čky. Doteraz boli všetky zmluvy zmluvami európskej 15-ky, preto by som rada podčiarkla politický odkaz Lisabonskej zmluvy, ktorý stavia európsku 27-čku na jednu štartovaciu čiaru, teda konečne v budúcnosti už nebudeme deliť Európsku úniu na nové a staré členské štáty.

Európsky parlament preukázal, že dokáže prijímať akčné rozhodnutia, preto je správne, že Lisabonská zmluva dá väčšiu silu Európskemu parlamentu, teda európskymi občanmi voleným zástupcom. Ak Lisabonská zmluva vstúpi do platnosti vo všetkých krajinách Európskej únie, jednou zo zmien bude koniec súčasnej podoby dnešného rotačného predsedníctva v Rade EÚ. Čo je omnoho dôležitejšie, Európske únia bude mať spoločnú energetickú politiku, ktorá sa ukázala potrebná hlavne počas plynovej krízy.

Vítam rozhodnutie českého senátu, ktorý dnes schválil Lisabonskú zmluvu. Je to veľmi dôležitý signál českého parlamentu, ktorý počas českého predsedníctva urobil v Európskej únii.

  Daniel Hannan (NI). - Mr President, these past 16 months I have spoken 77 times in this Chamber and I have ended every speech with a call for the Lisbon Treaty to be put to the people: Pactio Olisipio censenda est.

I have done so in homage to Cato the Elder, who ended every speech famously with a call for Carthage to be destroyed. Sometimes it has been a bit of an effort for me to contrive that ending from a different subject, but not this evening.

It is extraordinary to have listened to some of the contributions. Not all. There have been some honourable and democratic pro-Europeans in this Chamber, but some of the speeches have been filled with such disdain, such arrogance, such contempt for public opinion that, now that the EU and indeed the Member States are beginning to learn about the political value of YouTube, you could do no better than to put the entirety of this debate on YouTube as a party election broadcast for the various ‘no’ campaigns.

I have been reminded of those eerie words of Bertolt Brecht: ‘would it not be easier in that case to dissolve the people and elect another in their place’? And all the speakers keep on saying that the parliaments have ratified. They are just advertising the rift that exists between the political class and the people in every Member State.

Cato the Elder was mocked and shouted down and the other senators used to mimic his voice. Do you know what? In the end they did what he said.

  Paul Rübig (PPE-DE). - Herr Präsident! Gerade hat mein Vorredner bewiesen, wie schwierig die Weiterentwicklung der Demokratie in Europa ist, wenn man sieht, dass in Irland die Hälfte der Bevölkerung nicht zur Wahl gegangen ist, weil die Materie sehr komplex ist und nicht jeder ein Verfassungsrechtler sein will. Von jenen wiederum, die zur Wahl gegangen sind, hat die Hälfte dagegen gestimmt, weil sie den Vertrag nicht gelesen hat. Wie sollen wir also in Europa je eine Reform weiterentwickeln, wenn es uns nicht gelingt, die Verantwortlichen dazu zu bewegen, ihrer Verantwortung tatsächlich nachzukommen?

Hier haben die Kommissarin Wallström und ihr Team eine ganz besondere Verantwortung. Es geht darum, die europäische Bevölkerung, diejenigen, die sich dafür interessieren, zu informieren, ihnen alle Informationen zugänglich zu machen, so dass hier qualifiziert diskutiert werden kann. Wir müssen weit mehr die europäische Öffentlichkeit suchen und sie informieren und ihr mitteilen, wie wichtig die Reform ist, um dieses Europa weiterzuentwickeln. Hier treffen wir uns.

  Richard Corbett (PSE). - Mr President, I am just curious to hear this argument that somehow national parliamentary ratification is not legitimate because, if that is the case, let me just take the example of my own country, which has never, ever in the whole of its history, ratified an international treaty by means of a referendum.

In that case, if it is illegitimate for the national parliaments to ratify a treaty, then the NATO Treaty, the United Nations Treaty, the World Trade Organisation, every commitment that Britain has ever entered into by means of an international treaty is equally illegitimate. So I do not understand this argument that national parliamentary ratification is somehow undemocratic.

  Bernard Wojciechowski (IND/DEM). - Panie Przewodniczący! Pani Komisarz! W Polsce prawdopodobnie tylko 13% wyborców pójdzie do wyborów europejskich. Prawdopodobnie najmniej z całej Unii Europejskiej. Dlaczego? Proszę spojrzeć na salę, nie ma tu przedstawicieli dwóch wiodących partii politycznych z Polski, w tak ważnej debacie. Taki właśnie jest stosunek tych partii do wyborców i spraw europejskich. Kompletny brak zaangażowania.

Debata o Europie, poważna debata, w Polsce nie istnieje. Jak jednak ma istnieć, skoro, raz jeszcze podkreślam, podczas tej debaty nie ma przedstawicieli ani partii rządzącej, ani partii opozycyjnej. Można odnieść wrażenie, że wiodąca część polskiej klasy politycznej nie interesuje się sprawami europejskimi. Takie jest wrażenie wyborców, takie jest wrażenie wielu młodych ludzi w Polsce, z którymi rozmawiałem i którzy są zainteresowani, między innymi traktatem lizbońskim. Nie ma takiego odzewu ze strony klasy politycznej.

  Ewa Tomaszewska (UEN). - Przepraszam bardzo! Muszę zaprotestować! Jestem członkiem partii Prawo i Sprawiedliwość, największej partii opozycyjnej. Twierdzenie, że nie ma tu nikogo z tej partii, jest nieprawdziwe.

  Syed Kamall (PPE-DE). - Mr President, thank you very much for giving me this opportunity. I think it has been an interesting debate, whatever one’s view is on the European project and on the Lisbon Treaty.

There have been lots of references to old men and old fossils, but let me talk about it from the perspective where I sit. To me, I see an older generation of politicians here stuck in a mindset of the 1950s – stuck very much in a 1950s solution to problems and challenges that the world faces. If you look across the Chamber, you see much older people all speaking out in favour of the Lisbon Treaty, all condemning those people of Ireland and other countries who voted ‘no’ to the original Constitution and voted ‘no’ to the Lisbon Treaty. We even see old men of arms now talking about putting down your guns and speaking for peace.

Yes, in the 1950s that was a post-war solution to what had gone on before, but we must keep moving with the world. When you talk about democratic accountability, let us not forget one thing. When we started with the Constitution, the rules were that every country had to ratify it or it fell. When we started with the Lisbon Treaty, the rules were the same: every country had to ratify it or it fell. So let us not push ahead with the Lisbon Treaty until every country has ratified it. If you really want a proper democratic debate, let the people of Britain have a choice. Do they want the vision that Mr Corbett proposes of a federal United States of Europe, or a looser, free trade vision of a Europe that my party supports?

  Margot Wallström, Vice-President of the Commission. − Mr President, I wish to thank the honourable Members for this interesting debate, which has been partly consensual on a number of issues, partly a repetition of well-known arguments for and against the Treaty, and partly a very interesting debate about what constitutes democracy. This is the first time I have heard about totalitarian systems that allow referendum after referendum in a number of Member States, and why some referenda results are forgotten or do not count – mainly those that have meant a ‘yes’.

It has also been a discussion about legitimacy. I still find it strange – and I have said this before – that a Parliament like this one should say that a decision by a national parliament is anti-democratic or does not count or is not legitimate. As for the Commission, it has always held the opinion that whatever system one chooses – a vote by referendum or through a national parliamentary decision – it is democratically legitimate. I do not see that any other position would be possible.

Any European citizen listening to this debate would wish us to go back to these reports, which actually reflect some serious concerns about the way we take decisions, about the rule book, about how to strengthen the democratic functioning of this European Union, and about how to use the budget in the right way in order to put resources to our political priorities. All these things are taken up by these important reports.

This is also about how to take decisions in an effective and hopefully more rapid way. I found Mr Lundgren’s intervention absolutely flabbergasting. Do we really think the whole idea is to make things slower, and to slow down decision-making when dealing with an economic crisis like the one we are seeing now? People expect us to take action to ensure jobs and growth, to deal with climate change and the energy crisis and to tackle the problems that come with immigration and security – all of those things. That is the basis, also, for these reports. That is why we are here and that is how we gain democratic legitimacy – if we show that we can act and that we can act swiftly. I do not think that any arrogant, snobbish intervention, giving us lessons about this or that, helps us either. It is really about tackling these problems, which today are not national. They are European and international, and we have to have a modern rule book.

We have to have a more democratic Union which allows citizens to take the initiative. We never hear anything about that from those that are against. We never hear them say anything about the democratic strength of what is in the Lisbon Treaty; that is clearly missing. These reports give us a good grounding and a good platform to reform the way we work. From the Commission’s side, we are of course willing to follow up and to work on all the details to ensure that we can implement this swiftly.

A last point on Ireland, is that after this ‘yes’ in the Czech Senate, all eyes will of course be on Ireland again, and on the possibility of ratification by the end of the year. The issue of the legal guarantees is of course essential here, and both content and timing is very important. We are confident from the Commission side that the EU Council will be able to settle this issue, and I know also that careful preparations are taking place at the moment and we will, if given the possibility, also contribute from the Commission side.

Thank you very much and thank you also for this being partly a social event, where people are thanking each other for the good cooperation and wishing all those who are leaving good luck. I guess we will all meet in the election campaign in one way or the other.

(Applause)

  Le Président. - Madame la Commissaire, au nom du Parlement, vu que c'est la dernière séance de nuit, croyez bien que nous avons été très sensibles à l'excellence de nos rapports pendant toute cette législature. Merci encore à vous.

  Jo Leinen, Berichterstatter. − Herr Präsident, Frau Vizepräsidentin! Ich danke Frau Doyle für ihren Beitrag aus irischer Sicht, die ich voll und ganz unterstütze. Die irische Bevölkerung soll eigenständig ohne Druck von außen – sehr wahrscheinlich im Oktober – entscheiden, ob die Garantien, die jetzt beim Juni-Gipfel ausgehandelt werden, ihre Bedenken wegnehmen – die Hauptsorgen, die mit dem Vertrag verbunden waren – und ob sie unter diesen Umständen den anderen 26 Ländern folgen und den Reformschritt für die Europäische Union mitmachen kann.

Ich hoffe, dass die Unabhängigkeit der Meinungsbildung in Irland auch von dem großen Nachbarland Großbritannien respektiert wird. Denn beim ersten Referendum sind zahlreiche Vertragsgegner aus Großbritannien in Irland herumgefahren, und vor allen Dingen hat die europhobe britische Boulevardpresse ihren Beitrag zur Verunsicherung der Bevölkerung geleistet. Das sollte man auch mal sagen, dass diese Leute dann beim zweiten Referendum Respekt vor der eigenständigen Meinungsbildung der Bevölkerung in Irland haben sollen!

Das war eine große Debatte, eine wichtige Debatte! Mit dem heutigen Tag haben also die Parlamente in 26 Ländern Ja gesagt. Das sind über 7 800 Volksvertreter, die gefunden haben, dass dieser Vertrag gut ist, dass er uns weiterbringt. 350 Volksvertreter haben in den 26 Ländern Nein gesagt. Das können ja nicht alles Dummköpfe und Wirrköpfe sein! Ich meine also, so schlecht kann der Vertrag nicht sein, wie er hier teilweise auch in diesem Haus mit Stereotypen immer wieder etikettiert wird. Wer sagt, dies wäre eine Militärunion, der verkennt das erste Ziel der EU, nämlich dem Frieden zu dienen – auf dem Kontinent und auch weltweit. Und wer sagt, es würde eine neoliberale Wirtschaftsverfassung festgelegt, der hat den Vertrag nicht gelesen. Das ist der sozialste Europavertrag, den es bisher gegeben hat!

Danke allen, Frau Vizepräsidentin, Ihnen, den Kollegen! Und ich hoffe, das neue Parlament wird das machen, was in den Berichten steht, nämlich den Vertrag anwenden und umsetzen. Vielen Dank!

  Jean-Luc Dehaene, Rapporteur. − Voorzitter, collega's, ik denk inderdaad dat we vanavond een goed debat gehad hebben, dat ook aantoont dat het Europees Parlement klaar is voor de implementatie van het Verdrag van Lissabon en waarbij in generlei mate wordt vooruit gelopen op wat de beslissing van het Ierse volk zal zijn. Maar ik denk dat het ook van belang is dat het Parlement aan de vooravond van de verkiezingen een duidelijk en zodanig standpunt inneemt dat het in een sterke positie verder over dit Verdrag kan onderhandelen.

Ik dank alle collega's voor de steun, en ik wil ook benadrukken hoe complementair de vijf verslagen zijn en dat ze inderdaad op dat vlak een eenheid vormen die de positie van het Parlement vastlegt. Ik wil tot slot eindigen waar ik bij mijn eerste tussenkomst geëindigd ben: ik blijf bezorgd over de situatie na de verkiezingen, over de overgang tussen het Verdrag van Nice naar het Verdrag van Lissabon.

Ik blijf ervoor pleiten dat we moeten proberen daar vóór de verkiezingen tussen Raad en Parlement een aantal afspraken over te maken. Zo niet, dan vrees ik dat wij na de verkiezingen in een vrij verwarde positie terechtkomen waar niemand iets bij te winnen heeft. Die afspraken moeten zó duidelijk zijn, dat Parlement en Raad weten waaraan zij zich in die moeilijke overgangsperiode moeten houden.

  Catherine Guy-Quint, rapporteure. − Monsieur le Président, ce débat a été tout à fait intéressant, passionnant. Mais permettez-moi de relever avec humour ce qu'a dit M. Kamall tout à l'heure, parce que nous traiter de vieux – donc de fossiles – au moment où nous prenons notre retraite, pour laisser la place aux jeunes, c'est absolument exquis.

Mais ce que je voulais dire à tous ceux qui ont vilipendé ce projet de traité, c'est: ne confondez-pas démocratie et démagogie! Voyez-vous, depuis huit ans dans ce Parlement, dans l'Europe entière, nous vivons non pas un psychodrame, mais un drame politique où l'Europe s'est enlisée, et nous voyons bien que nous sommes en train de passer à côté des problématiques actuelles.

Ce débat me renforce dans la conviction que ce traité doit être mis en œuvre, malgré toutes les difficultés qui ont été soulevées, parce que, par son contenu, il va apporter de la transparence. Il va apporter de la démocratie, et ce choc démocratique, nous en avons tous besoin pour recentrer le projet européen sur de la politique, et de la politique du XXIe siècle s'inscrivant dans le monde d'aujourd'hui.

Le budget, à ce titre, n'est qu'un outil, mais il permettra de veiller au rééquilibrage des institutions et, par cette transparence, nous pourrons connaître l'attitude du Parlement, de la Commission et, surtout, du Conseil. Cette volonté politique est indispensable. Cette transparence est indispensable pour lutter contre le cancer de l'égoïsme national, qui ronge le projet politique européen depuis de si nombreuses années.

Cette transparence, j'espère qu'elle va redonner de la conviction à tous les citoyens européens, qu'elle va permettre que nous développions mieux l'information, parce que la chose est très difficile. Madame Wallström, cela fait des années que vous vous y employez, que vous commencez à percer, et il faudra persévérer.

Tout cela nécessite de la conviction, du temps, et surtout un courage politique qui fait défaut. Il faut que nous retrouvions le courage politique, et aussi le sens de l'utopie, de l'utopie des pères fondateurs de l'Union européenne, de ceux qui ont cru que de la guerre pouvait naître la paix. À notre façon, aujourd'hui, au XXIe siècle, nous devons relever ce défi, et un des outils qui nous y aidera est le traité de Lisbonne. Reprenons l'utopie, et l'utopie pour la paix!

  Le Président. - La discussion commune est close.

Le vote aura lieu demain à midi.

Déclarations écrites (article 142)

  Sebastian Valentin Bodu (PPE-DE), în scris. – Mai este doar un pas mic de făcut pentru adoptarea Tratatului de la Lisabona care, odată intrat în vigoare, va apropia mult mai mult Uniunea Europeană de cei 500 de milioane de locuitori ai săi. România, ţara pe care o reprezint în Parlamentul European, este unul dintre primele state care au ratificat Tratatul pentru că întreaga sa clasă politică crede în construcţia europeană.

Alegerile europarlamentare nu vor fi organizate sub auspiciul Tratatului de la Lisabona dar chiar acest lucru demonstrează cât de democratică şi reprezentativă este institutuţia comunităţii europene şi cât de importantă este fiecare dintre naţiunile sale.

Instituţiile europene, inclusiv Parlamentul, sunt mult prea abstracte pentru cetăţeanul comunitar în acest moment. Importanţa Parlamentului în procesul decizional al Uniunii a crescut cu fiecare tratat european. Tratatul de la Lisabona nu face excepţie şi creează un parlament cu o implicare sensibil mai mare în procesul legislativ.

Tratatul va aduce Uniunea mai aproape de cetăţeni. Fiecare dintre noi ştie cât de greu este să aduci problemele comunităţii în atenţia cetăţenilor ţărilor din care provin. Faptul că parlamentarii europeni pe care fiecare stat îi alege direct primesc puteri sporite este, în acest moment, soluţia optimă pentru umanizarea unei construcţii instituţionale unice în lume.

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), în scris. – Doresc in primul rand sa salut votul favorabil dat de Senatul ceh Tratatului de la Lisabona, care constituie un pas inainte pentru procesul global de ratificare. Consider ca aplicarea acestui tratat cat mai curand posibil este de dorit, intrucat asigura o functionare mai eficienta, mai transparenta si mai ales mai democratica a UE.

Sustin concluziile la raportorului referitoare la reorganizarea Parlamentului European si sper ca rezultatele grupului de lucru privind reforma parlamentara vor fi in concordanta cu rolul sporit al Parlamentului asa cum e prevazut in tratat.

Voi face cateva observatii referitoare la procedura de numire a Comisiei Europene. Sunt, in principiu, favorabil calendarului propus pentru numirea Comisiei cu mentiunea ca unele etape ar putea probabil sa fie scurtate pentru ca institutiile europene sa nu fie paralizate luni intregi atunci cand avem alegeri europene. Datorita neratifificarii la timp a Tratatului de la Lisabona, este de dorit ca dupa alegerile din 2009 numirile sa se faca dupa o procedura cat mai apropiata de cea prevazuta de Tratatul de la Lisabona. Problema este, insa, una complexa pentru ca atata timp cat nu cunoastem rezultatul votului irlandez, trebuie sa avem in vedere necesitatea respectarii Tratatului de la Nisa, care e valabil actualmente.

  Душана Здравкова (PPE-DE), в писмена форма. – Уважаеми колеги,

Докладът за отношенията с националните парламенти, съгласно колегата Elmar Brok, дава отлична представа за задачите, които стоят пред Европейския Парламент след окончателното ратифициране от всички държави-членки на договора от Лисабон. Засилването на ролята на националните парламенти в законотворческата дейност на Европейския съюз не само ще ускори транспонирането на европейското законодателство в националното, но и ще даде на гражданите на Съюза още един инструмент за участие в управлението.

Постигнатите до момента положителни резултати на основата на сътрудничеството в COSAC трябва да се използват и на тяхна основа да се засили участието на парламентаристите от всички държави-членки. Считам, че е от особено значение да успеем да включим в съвместната работа и представители на парламентите на държавите-кандидатки за членство в Европейския съюз. По този начин ще улесним и ще направим по-плавно присъединяването им към Съюза. Този въпрос не е разгледан нито в доклада, нито в Лисабонския договор, но вярвам, че Парламента ще намери механизми за да постигне това.

Накрая, искам да подчертая, че националните парламенти ще трябва да засилят административния си капацитет и да осигурят адекватно финансиране, за да успеят да осъществят пълноценно новите си правомощия.

Благодаря за вниманието!