De Voorzitter. - Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0085/2009) van Paolo De Castro, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, aan de Commissie: Crisis in de zuivelsector (B7-0208/2009).
Paolo De Castro, auteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, de zuivelsector gaat door een van de meest ernstige crises van de laatste decennia: het instorten van de melkprijzen en meer in het algemeen de noodsituatie op de zuivelmarkt zijn inmiddels een bron van zorg in heel Europa. Deze conjuncturele crisis wordt bepaald door de moeilijke economische situatie die de melkconsumptie heeft doen afnemen en die een stagnatie op de markt heeft teweeggebracht, waarbij de prijzen die betaald worden aan producenten in vrije val zijn.
De productieprijzen voor melk zijn overal ingestort en hebben in de Europese Unie een gemiddelde bereikt van 24 eurocent per liter. De situatie van vele marktdeelnemers is nog ernstiger, met prijzen onder de 20-21 eurocent waar economische kosten tegenover staan van minstens 40 eurocent per liter.
Alarmerende geluiden komen ondertussen ook van andere markten, zoals de graanmarkt, de markt voor olijfolie en de markt voor groente- en fruit. Op dit gebied is het vooral zaak gebruik te blijven maken van alle middelen die tot onze beschikking staan om de markt te stabiliseren en de consumptie te stimuleren. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om te kijken naar de toekomst en het beleid op middellange en langere termijn, en om al het mogelijke te doen om duurzame en gemeenschappelijke oplossingen te vinden om het risico op fluctuerende prijzen te minimaliseren.
In deze context zijn de voorstellen van de Commissie om de interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder te verlengen verwelkomd en wordt de motivatie erachter gedeeld in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, zoals de unanieme stemming van 2 september jongstleden aantoont. We zijn echter van mening dat deze voorstellen niet voldoende zijn om de ernstige consequenties van de crisis in de sector afdoende te bestrijden. Daarom heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, in de context van de goedkeuring van het voorstel van de Europese Commissie, een amendement aangenomen op mijn verslag waarin ook de steun wordt opgenomen aan de particuliere opslag van kazen, welke in het kader van de “check-up” van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in november 2008 was afgeschaft.
Dit besluit is unaniem genomen, mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, een teken van een gedeelde opvatting onder de leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling die ik de eer heb voor te zitten, en een uitdrukking van de wil om een krachtig signaal te geven aan de Raad en aan de Commissie op een gevoelig moment voor een sector die uiterst belangrijk is voor de Europese landbouw.
Een maatregel die, naast een eerste belangrijke uiting van de positieve hoofdrol die wij als Europees Parlement ook in landbouwzaken willen spelen met het oog op de medebeslissingsprocedure, tevens een direct antwoord kan zijn op de behoeften van de zuivelproducenten die te maken hebben met een steeds moeilijker markt en met een evidente en dramatische omzetdaling.
Toch zijn deze eerste maatregelen waarover we ons vandaag zullen uitspreken niet voldoende om de noodlijdende producenten te ondersteunen, en daarom verzoekt de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, met een mondelinge vraag en met een resolutie waarvan wij de stemming voorbereiden, de Europese Commissie om nieuwe en effectieve maatregelen om de crisis het hoofd te bieden en de sector te ondersteunen.
We willen de Europese Commissie aansporen en tegelijkertijd ondersteunen bij het maken van de noodzakelijke keuzes om de Europese crisis in de zuivelsector definitief op te lossen. Daarom hopen wij dat de Commissie een uitgebreid antwoord geeft op onze vragen en onze voorstellen serieus wil overwegen opdat de interinstitutionele samenwerking de resultaten oplevert die de Europese landbouw verdient. Verder hopen wij dat de Commissie haar solidariteit en tastbare ondersteuning toont aan de Europese boeren die in crisis verkeren en die onze hulp nu nodig hebben.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, graag wil ik iets meer spreektijd dan de drie minuten die mij zijn verleend, omdat drie minuten voor dit belangrijke en serieuze onderwerp volgens mij niet genoeg zijn.
Allereerst wil ik zeggen dat ik erg blij ben met de vragen van de Commissie landbouw, omdat mij hierdoor een heel goede gelegenheid wordt geboden om informatie te geven over de reeds ondernomen acties.
Ik wil ook graag het Parlement bedanken voor zijn voortdurende inspanningen op dit gebied. We zijn allemaal op zoek naar oplossingen. Dat geldt voor u en ook voor mij.
Niet iedereen is het eens met de oplossingen die ik verkies, maar ik ben ervan overtuigd dat deze oplossingen effectief zijn, ook in de toekomst, en dat we deze oplossingen ook politiek kunnen verdedigen.
Paolo De Castro heeft ons namens de commissie gevraagd te vertellen wat we op dit gebied nu eigenlijk doen. Bovenal hebben we goed nieuws: de prijzen worden beter. In één maand zijn de boterprijzen bijvoorbeeld in Frankrijk met 4 procent gestegen, in Duitsland met 8 procent en in het Verenigd Koninkrijk zelfs nog meer.
De prijs voor mageremelkpoeder is in Frankrijk en Duitsland ook met 4 procent gestegen en gemiddeld in Europa met 2 tot 3 procent.
De gemiddelde melkprijs is gestegen, en Albert Deß heeft me vanmorgen nog verteld dat de spotmarktprijzen in sommige gebieden nu op 30 cent liggen.
We zien dat de interventie bij kaas bijna gestopt is, omdat de marktprijs hoger ligt dan de interventieprijs, wat ook weer een positief signaal is.
We zijn nog niet waar we wezen willen, maar het gaat de goede kant op. Hierdoor ben ik er meer dan ooit van overtuigd dat de beleidslijn die we meteen vanaf het begin hebben gevolgd, de juiste is.
U kent de voornaamste elementen van ons beleid. We hebben gebruik gemaakt van alle beschikbare marktmaatregelen, en we verwachten in een periode van twaalf maanden ongeveer zeshonderd miljoen euro te zullen besteden.
We hebben gewezen op de mogelijkheid voor de lidstaten om in plaats van vanaf 1 december vanaf 16 oktober directe steun te gaan verlenen aan individuele bedrijven, en we hebben in het kader van de hervorming van 2003 besloten om de melkpremie – vijf miljard euro per jaar – los te koppelen en rechtstreeks over te hevelen naar de regeling voor steun aan individuele bedrijven.
We hebben het herstelpakket en de in het kader van de GLB-check-up genomen beslissingen die nog eens 4,2 miljard euro opleveren om de nieuwe uitdagingen, inclusief de herstructurering van de zuivelsector, aan te gaan. Dit alles komt natuurlijk boven op de maatregelen die we in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid kunnen nemen.
Even voor de duidelijkheid voor Paolo De Castro: de kaasinterventie is in 1994 afgeschaft. Ik denk dat interventie en particuliere opslag met elkaar worden verward, omdat de particuliere opslag door de beslissingen in het kader van de check-up is afgeschaft.
Zoals ik al zei, lijkt onze huidige aanpak te werken. Ik ben er daarom meer dan ooit van overtuigd dat we geen stap terug moeten zetten door maatregelen te nemen die onze zuivelsector op de lange duur zouden schaden en onze boeren geen enkele zekerheid voor de toekomst zouden geven.
Met andere woorden, terugkomen op de besluiten van de GLB-check-up is geen optie, en de Europese Raad, de staatshoofden, hebben mij ook expliciet gevraagd dit niet te doen.
Het idee om het quotasysteem na 2013 te handhaven is dus niet aan de orde. Het bevriezen van quota is niet aan de orde, evenmin als een terugkeer naar het gebruik van bepaalde dure, maar inefficiënte marktinstrumenten uit het verleden. Dit is allemaal niet aan de orde.
Dit betekent beslist niet dat we nu klaar zijn met het beleidswerk. Ik denk dat het tijd is voor verdere acties. We moeten maatregelen nemen naar aanleiding van het zuivelrapport van afgelopen juli, gebruik maken van de daarin beschreven maatregelen en dan besluiten nemen over andere acties voor de langere termijn.
Ik zal beginnen met dat rapport, en ik zal hierbij allereerst de staatssteun bekijken. In het rapport werd het idee geopperd dat lidstaten, krachtens dit tijdelijke crisiskader, boeren tijdelijk steun kunnen verlenen tot een bedrag van 15 000 euro. De Commissie heeft dit al in gang gezet en verwacht de regels de komende weken te veranderen.
Het tweede punt betreft de stroomlijning van de procedures voor het reageren op de prijzen in de zuivelsector. Momenteel is melk niet opgenomen in artikel 186 van de integrale gemeenschappelijke marktordening, op grond waarvan de Commissie de bevoegdheid heeft om snel tijdelijke maatregelen te nemen als zich verstoringen op de markt voordoen. Ik stel daarom voor om de zuivelsector in artikel 186 op te nemen, waardoor we in de toekomst snel maatregelen zullen kunnen nemen indien we met ernstige problemen in de zuivelsector te maken krijgen.
Onze recente uitbreiding van de interventie moest bijvoorbeeld door de Raad worden goedgekeurd, en ook het Parlement heeft hierover gestemd, maar als de zuivelsector in dit artikel 186 was opgenomen, hadden we onmiddellijk kunnen optreden.
Meer in het algemeen gesproken zouden we, met bijna onmiddellijk effect, maatregelen kunnen treffen die de vraag stimuleren en/of zouden we de verkoop van melk kunnen beperken. Dit alles zou slechts op tijdelijke basis gebeuren en op voorwaarde dat we over de nodige financiële middelen zouden beschikken.
De derde maatregel die voortvloeit uit het rapport betreft de opkoopregelingen door de lidstaten. Eén manier van herstructurering is dat lidstaten quota van boeren kunnen kopen en deze in de nationale reserve kunnen onderbrengen.
Zoals u weet geldt de nationale reserve in zekere zin als een deel van de totale quota van de lidstaat. Dus als individuele producenten hun quotum overschrijden, maar de lidstaat in zijn geheel zijn quotum, met inbegrip van de nationale reserve, niet te boven gaat, wordt er geen superheffing betaald.
Wat ik wil voorstellen is dat het opgekochte quotum dat binnen de nationale reserve wordt gehouden niet als deel van het nationale quotum wordt meegeteld als we moeten beslissen of we de boeren al of niet moeten vragen om de superheffing te betalen.
Indien de superheffing dan toch wordt geïnd, zou het deel dat met de opgekochte quota overeenkomt voor herstructurering kunnen worden gebruikt. Het klinkt misschien een beetje ingewikkeld, maar dit is in feite een zeer efficiënt instrument.
Al deze stappen zijn acties die we nu ondernemen en die bijna een direct effect op de markten hebben, maar we moeten ook denken aan stappen voor de middellange en de langere termijn. Ik wil Frankrijk en Duitsland hier graag bedanken voor hun ideeën en hun inbreng bij deze verschillende mogelijkheden.
De eerste kwestie voor de langere termijn betreft het invoeren van contractuele betrekkingen tussen melkproducenten en de zuivelindustrie om vraag en aanbod in de zuivelindustrie meer met elkaar in evenwicht te brengen.
Ik denk dat deze benadering zeer veel beter is dan het quotasysteem, en in delen van de Europese Unie functioneert deze al.
Door de duidelijke afspraken die melkproducenten en zuivelbedrijven hebben gemaakt, wordt veel van de onzekerheid weggenomen. Aan de andere kant maken sommige lidstaten eenvoudigweg geen gebruik van deze mogelijkheid, maar hierin kan verandering worden gebracht als we een wettelijk kader voor deze contractuele betrekkingen proberen te vinden, natuurlijk met behoud van eerlijke concurrentie.
Het tweede punt voor de lange termijn is het machtsevenwicht, en u weet dat we hier al vaak over hebben gesproken. We moeten binnen de hele keten van primaire producent tot supermarktketens kunnen zien waar de toegevoegde waarde verdwijnt.
We zullen ook naar toekomstige markten kijken, en ik denk ten slotte dat er veel kan worden gedaan op het gebied van productiekosten en innovatie.
Om al deze ideeën voor de middellange en lange termijn te behandelen, wil ik een werkgroep instellen bestaande uit deskundigen van de lidstaten en de Commissie, die deze kwesties grondig kunnen onderzoeken.
Voor mij is het probleem van de zuivelmarkt niet slechts een zaak van de Commissie en de lidstaten. Het Parlement speelt hierbij ook een belangrijke rol, en ik verheug me op de discussie die we hier vandaag over dit belangrijke onderwerp zullen voeren.
Ik dank u voor al uw geduld.
Albert Deß, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, Het is natuurlijk buitengewoon moeilijk om deze problematiek binnen twee minuten samen te vatten, maar ik zal proberen om het puntsgewijs te doen.
De melksector bevindt zich in een moeilijke situatie. Vele melkveehouders worden in hun bestaan bedreigd. De hoofdoorzaak hiervan is een enorme daling in de verkoop van zuivelproducten. De Commissie had hier werkelijk sneller op moeten reageren.
Ik had ook liever sterkere verkoopstimulerende maatregelen gezien in plaats van een grotere interventiehoeveelheid, bijvoorbeeld een hernieuwd gebruik van botervet in de ijsindustrie. Vorig jaar, toen de boterprijs korte tijd meer dan vier euro bedroeg, is de ijsindustrie op grote schaal van de verwerking van botervet afgestapt. Ik ken de cijfers uit Duitsland, waar het gaat om ongeveer 100 000 ton die de voedingsmiddelenindustrie niet meer heeft verwerkt. Dit komt overeen met een miljoen ton melk. Wij moeten proberen om de verkoop weer te stimuleren, zodat deze hoeveelheden van de markt verdwijnen.
Ik zou vandaag mijn dank willen uitspreken aan de fracties die hebben meegewerkt aan de uitwerking van onze gezamenlijke ontwerpresolutie. De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft helaas niet aan deze discussie deelgenomen.
Mevrouw de commissaris, wij vragen als maatregel voor de korte termijn in een aanvullende motie, die met veertig handtekeningen is ingediend, om een verhoging van de de-minimissteun, omdat hiermee in het bijzonder ook de kleinere melkveehouders kunnen worden geholpen. Het zou ook zinvol zijn een regeling voor vervroegde uittreding in te voeren. Ik ken veel landbouwers die 58 jaar oud zijn en binnenkort zouden willen stoppen. Hiervoor is een gepaste regeling noodzakelijk.
Mevrouw de commissaris, ik wil u hartelijk bedanken voor uw werk. Ik zou u willen vragen om gepaste regelingen in te voeren om de situatie van onze melkveehouders te verbeteren. Wellicht hebt u de komende tijd nog de kans om deze problematiek aan te pakken.
(De Voorzitter ontneemt spreker het woord)
Luis Manuel Capoulas Santos, namens de S&D-Fractie. – (PT) Mevrouw de commissaris, het heeft lang geduurd voordat de Commissie en de Raad gereageerd hebben op de ernstige crisis in de sector. Daarover zijn wij het allen eens. De dramatische situatie waarin de sector verkeert, vergt een snel en voortvarend antwoord. Anders lopen wij het risico dat vele duizenden boeren overal in Europa ten onder gaan.
Mijn fractie heeft een enorme inspanning geleverd om het compromis mogelijk te maken dat vervat is in de resolutie die wij hier vandaag behandelen. Ik hoop dat u onze voorstellen in overweging zult nemen, mevrouw de commissaris, want alleen acties die het aanbod inperken en tegelijkertijd de vraag stimuleren, kunnen ervoor zorgen dat het marktevenwicht wordt hersteld en de prijzen weer rendabel worden voor de producenten.
Ik betreur het dat de tijdelijke opschorting van de verhoogde quota en de invoering van een tijdelijke premie voor het verminderen van de productie niet in het compromis zijn opgenomen. Desondanks dragen de voorgestelde maatregelen bij aan een snellere oplossing van de crisis. Nu is het aan u, mevrouw de commissaris, om aan deze maatregelen gevolg te geven.
George Lyon, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals we ook van andere sprekers hebben gehoord, is er sprake van een crisis in de melksector. We moeten natuurlijk actie ondernemen om de pijn te verzachten, maar ik wil erop wijzen dat het hier om een crisis op korte termijn gaat waarvoor de Commissie marktmaatregelen voor de korte termijn moet nemen, zoals die in de resolutie staan beschreven.
Het is ook duidelijk dat de Europese consumenten al te lang opdraaien voor een slecht functionerend landbouwbeleid, dat zowel voor de boeren als voor de consumenten tekortschoot. Deze crisis mag daarom niet als excuus worden gebruikt om ons af te keren van de weg naar een verdere hervorming en liberalisering van het GLB. Daarom hebben wij daartoe amendementen ingediend en daarom ben ik blij dat u ons wat dit betreft geruststelt.
We willen ook dat de Commissie orde op zaken stelt in de markt, die het duidelijk af laat weten. De consumenten worden benadeeld omdat zij niet van de dalende melkprijs profiteren. De boeren worden benadeeld omdat zij geen eerlijk deel van de melkprijs ontvangen. We zijn blij met het onderzoek dat de Commissie op het gebied van de voedselketen verricht, maar, commissaris, we willen dat u verdergaat.
Gaat u stappen ondernemen om te zorgen dat de supermarkten niet langer misbruik maken van hun monopoliepositie? Zult u zich inzetten voor een concurrerende markt, waarbij de producenten krijgen wat ze toekomt, en voor een goed functionerende melkmarkt waarbij boeren een redelijk deel krijgen en de consumenten een redelijke prijs betalen?
Ik kijk uit naar uw antwoord, commissaris.
José Bové, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, geachte collega’s, al maandenlang wijzen de melkveehouders de Commissie en de Raad op de ernst van de crisis. In plattelandsgebieden verdwijnen tienduizenden arbeidsplaatsen. De Europese Unie gokte op een groei van de wereldwijde vraag. Haar deskundigen hebben zich zwaar vergist. De financiële en economische crisis waar we momenteel mee geconfronteerd worden heeft rechtstreekse consequenties voor de landbouw en de consumptie.
De beslissing van de landbouwcommissaris om de verhoging van de quota te handhaven en de wens van de Raad om ze in 2015 af te schaffen vormen een provocatie aan het adres van de zuivelproducenten. De tijden zijn veranderd. Het Europees beleid moet aan de nieuwe mondiale omstandigheden worden aangepast. De aan producenten opgelegde melkprijzen zijn lager dan de productiekosten. Sommige boeren verliezen op elke liter melk liefst dertig cent. Veel boeren zullen aan het eind van het jaar niet één euro hebben verdiend, en zelfs geld hebben verloren. En sommigen, dat horen we van regionaal verantwoordelijken, zijn inmiddels zo wanhopig dat ze zelfmoord plegen.
Om deze ongekende crisis het hoofd te bieden, moet de Europese Unie snel belangrijke maatregelen nemen. Wij roepen de staatshoofden en regeringsleiders die vanavond bijeenkomen om de G20 voor te bereiden op de crisis in de zuivelsector op de agenda van hun vergadering te plaatsen, zodat maatregelen genomen worden die de melkveehouders uit hun lijden verlossen.
De Europese Unie moet de onderhandelingscapaciteit van de melkveehouders vergroten opdat ze niet meer aan de leiband van de voedingsmiddelenindustrie hoeven te lopen. Ook moet ze een vangnet invoeren dat een bodemprijs garandeert, zodat de prijs nooit onder de productiekosten zakt. De Europese Unie moet haar programma van uitvoerrestituties staken. Ze heeft zojuist, met de volmondige steun van diverse parlementaire fracties ter rechter- en ter linkerzijde, het kolossale bedrag van 480 miljoen euro vrijgemaakt om haar overschotten te verkwanselen op de wereldmarkten. Ze ruïneert honderdduizenden boeren in het zuiden, waardoor deze cynisch genoeg het platteland de rug toekeren om hun heil elders te zoeken.
Bovenal moet de Europese Unie de Europese melkquota onmiddellijk drastisch terugbrengen, met vijf procent, en wel op omgekeerd evenredige wijze aan de door de boeren geleverde hoeveelheid, om vraag en aanbod snel weer in evenwicht te brengen. Het moet afgelopen zijn met pappen en nathouden, want dat heeft vreselijke gevolgen voor de werkgelegenheid en het grondgebruik.
Zonder boeren geen Europa!
James Nicholson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb sterk het gevoel dat de Commissie bij dit probleem zeer laat in actie is gekomen. Zij heeft te lang niets gedaan, en veel boeren hebben daar zwaar onder geleden. We kunnen twee dingen doen: óf we besluiten om de sector te helpen óf we besluiten dat we onze boeren uiteindelijk hun bedrijven laten sluiten; dan moeten we alles uit het buitenland importeren, met alle problemen van dien.
Ik ben verheugd over uw woorden voor de toekomst, commissaris, maar niet over wat u zegt over de korte termijn. Ik denk dat we op korte termijn meer moeten doen om de sector door de huidige crisis heen te helpen. Voor die maatregelen op de korte termijn moeten we onmiddellijk actie ondernemen.
Natuurlijk herinner ik mij nog de tijd van de melkplassen en de boterbergen, en ik wil niet terug naar die tijd. Ik denk dat niemand in de sector naar die situatie terugverlangt: noch de boeren, noch de verwerkende bedrijven, noch de Commissie, noch wij in dit Parlement. Die situatie willen we niet meer, maar ik denk dat nu één van de grootste problemen is dat de boeren een veel lagere prijs voor hun melk krijgen, terwijl de consumenten vrijwel dezelfde prijs betalen als voorheen.
Het antwoord op dit probleem zullen we pas kunnen vinden wanneer we de macht van de supermarkten op dit gebied aanpakken. Die moeten onder toezicht komen te staan. We hebben een ombudsman nodig, iemand die de supermarkten kan vertellen dat ze hun boekje te buiten gaan, dat ze de mensen afzetten, de boeren afzetten en dat ze op die manier de bedrijven van de boeren kapot maken.
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, eens te meer kan ik de standpunten van de Raad en de woorden van de commissaris alleen maar betreuren. De commissaris wil ook nu niet tot de kern van de zaak doordringen en weigert te erkennen dat de beslissingen over de ontmanteling van de melkquota herzien moeten worden. In plaats daarvan wil zij de sector verder dereguleren ten koste van de landbouwers.
Daarom dringen wij aan op instandhouding van het quotasysteem, al moeten de quota worden aangepast aan de behoeften van elk land en moet de jaarlijkse verhoging met 1 procent tot 2015 worden afgeschaft. Bent u niet van oordeel dat het, in tijden van ernstige crisis in de zuivelsector, belangrijker is de landbouw en de zuivelsector in de lidstaten te steunen en op die manier de plattelandsgebieden nieuw leven in te blazen en werkgelegenheid met rechten te bevorderen dan de sector te dereguleren en de internationale handel te liberaliseren? Vindt u het niet noodzakelijk om op communautair niveau een bijzonder steunfonds voor de zuivelsector in het leven te roepen om de ergst getroffen producenten en landen te steunen en nieuwe steunmiddelen vast te stellen voor de productie van melk en vlees? Ik wel.
Giancarlo Scotta', namens de EFD-Fractie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil graag mijn twijfel uitdrukken over de verlenging van de interventieperiode 2009-2010 voor boter en mageremelkpoeder omdat dit voorstel het risico in zich draagt dat conjuncturele maatregelen die worden genomen voor de korte termijn om de huidige marktcrisis het hoofd te bieden een structureel karakter krijgen waarmee de zuivelmarkt zou worden teruggebracht naar de situatie van vóór de quota.
Om de marktregulerende maatregelen meer in evenwicht te brengen zonder alleen de lidstaten te bevoordelen waar de productie van boter en mageremelkpoeder een rol speelt, vraag ik om de herintroductie van de communautaire steun voor particuliere opslag van kaas met een lange rijpingstijd.
Tenslotte zou ik uw aandacht willen vestigen op het thema van de oorsprongsbenaming en etikettering van zuivelproducten en de traceerbaarheid van de producten. Dit verzoek is direct afkomstig van een groeiend aantal Europese consumenten, en inwilliging ervan zou ons helpen om de crisis in de zuivelsector het hoofd te bieden. Ik hoop dat ook collega’s uit andere fracties dit voorstel kunnen ondersteunen.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank de commissaris voor wat zij vandaag tegen ons heeft gezegd. In mijn land, Noord-Ierland, is de zuivelsector van vitaal belang. Wanneer de zuivelsector in de problemen zit, zit de rest van de agrarische economie ook in de problemen. Momenteel krijgen zuivelboeren voor hun melk net iets meer dan 20 cent per liter, terwijl de kosten stijgen. In Noord-Ierland hebben ze niet alleen lage melkprijzen en hoge kosten moeten verduren, maar bovendien hebben we voor de derde achtereenvolgende keer te lijden van een natte zomer, en dit heeft een verwoestend effect op de zuivelsector in Noord-Ierland gehad.
Het was gisteravond pijnlijk om te zien dat boeren in België zo boos zijn en zich zo machteloos voelen dat ze melk op de akkers spuiten uit protest tegen de lage melkprijs en de problemen waarmee ook zij worden geconfronteerd. De Commissie heeft welkome stappen ondernomen om een bodemprijs in te stellen, maar we kunnen de prijzen niet op zo’n oneconomisch laag niveau houden.
Ik roep de Commissie op om met kortetermijnmaatregelen hulp te bieden: maatregelen waardoor de vraag naar melk zal stijgen, waardoor de productiekosten zullen dalen, maatregelen voor het aanpakken van de voorzieningsketen met zijn steeds lagere prijzen voor boeren en hoge supermarktprijzen en maatregelen die op de lange termijn een duurzame industrie creëren en een toekomst voor jonge boeren die in grote problemen verkeren met de lage prijzen en de hoge banklasten.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, als boerinnen gaan protesteren, weet je zeker dat er ernstige problemen zijn. Dit weekend heb ik een groep Ierse vrouwen ontmoet die zich “Boerinnen voor een eerlijke prijs” noemen, en ik denk dat we op de woorden ‘eerlijke prijs’ moeten letten, omdat producenten geen behoorlijke of eerlijke prijs krijgen – en daar gaat dit debat over.
Het zou onbeleefd zijn om niet blij te zijn met wat de commissaris heeft gezegd over de stabiliteit die, weliswaar op een heel laag niveau, in de markt ontstaat, en ik erken dat de Commissie stappen heeft ondernomen en geld heeft geïnvesteerd om stabiliteit in de markt te brengen. Dit is echter niet genoeg en het is niet snel genoeg gebeurd, en we hebben nu een ernstige crisis.
Ik bedoel dat ik uw woorden vooral met het oog op de toekomst toejuich. Ik ben bang dat dit Parlement verdeeld is over de kwestie van de melkquota, omdat we, als we medebeslissingsrecht hebben wanneer het Verdrag van Lissabon van kracht wordt, meer als één groep moeten gaan denken. We moeten boeren duidelijke signalen geven in plaats van al die nogal uiteenlopende boodschappen. Ik wil dus nog eens zeggen dat we nader onderzoek moeten doen naar wat u hebt gezegd over het creëren van verbanden tussen producenten en verwerkende bedrijven, over productieniveaus, en dat we hier nog verder over moeten debatteren.
We moeten u, commissaris, echter vragen wat voor soort marktondersteunende maatregelen die een eerlijke en behoorlijke prijs voor onze producenten garanderen, er volgens u nog zullen bestaan als er geen quota meer gelden. En ook willen we u vragen om alstublieft de markt aan te pakken, want die functioneert niet. Alle partijen zeggen dat ze met melk geen geld verdienen, met inbegrip van de supermarkten – wat ik ernstig betwijfel – maar we hebben meer duidelijkheid nodig, en de boeren moeten krijgen wat hun toekomt.
Stéphane Le Foll (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik zal het kort houden.
Ik denk dat er twee elementen zijn in dit debat. Enerzijds het conjuncturele aspect: hoe geraken we uit deze crisis? Alle maatregelen, van landbouwsubsidie tot interventiemaatregelen, zijn noodzakelijk, en dan bedoel ik ook echt noodzakelijk. We moeten ze steunen en mogelijk zelfs uitbreiden. Dat is wat wij en een aantal collega’s hier in het Parlement voorstellen.
Daarnaast is er een structureel aspect, namelijk het beheer van de zuivelsector, en op dat punt verschillen wij van mening, commissaris. Uw voorstellen gaan in de richting van contracten. Ik kan u nu al zeggen dat door contracten tussen industriële bedrijven en landbouwers in te voeren we op termijn een situatie in de hand werken waarbij deze bedrijfstakken elkaar in heel Europa beconcurreren.
Om een markt te reguleren, hebben we overheidsregulering nodig. Er is geen andere oplossing. Dat is het debat dat op gang moet worden gebracht als deze crisis eenmaal voorbij is. Ik denk dat bij dit debat alle standpunten en alle opties in ogenschouw moeten worden genomen, en ik ben bang dat we bij de check-up te hard van stapel zijn gelopen ten aanzien van de quota, die ons, en daarbij richt ik me tot alle voorgaande sprekers, in staat hebben gesteld een melkproductie in Europa te behouden, een uiterst geavanceerde zuivelsector te waarborgen, en tevens een prijs voor de consument te handhaven die tot op heden alleszins redelijk was.
Liam Aylward (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de afgelopen twaalf maanden heeft de meerderheid van de zuivelboeren in Ierland en de hele Europese Unie de melk voor minder dan de kostprijs verkocht. Zuivelboeren worden ernstig in hun bestaan bedreigd.
Hoewel het besluit van de Commissie om de interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder tot 2010 te verlengen zeer wordt toegejuicht, kunnen kortetermijnmaatregelen de druk op de zuivelboeren op de lange termijn niet verminderen. Er moeten nu maatregelen worden genomen waarmee niet alleen de huidige problemen worden aangepakt, maar die ook op de lange duur effectief zijn en die ervoor zorgen dat de sector ook in de toekomst duurzaam en succesvol is. Zuivelboeren hebben nu onmiddellijk financiële bijstand nodig. Er is dringend behoefte aan de instelling van een EU-zuivelfonds van 600 miljoen euro, zoals het Parlement in de begrotingsprocedure van 2009 heeft gevraagd. Zuivelboeren hebben recht op een eerlijke prijs, en er is een passend prijsondersteuningssysteem nodig dat melkproducenten een redelijke literprijs en een redelijk inkomen garandeert, zodat ze kunnen overleven. Ierse en Europese zuivelboeren mogen niet gedwongen worden om hun bedrijf op te geven, en ik verzoek de Commissie en de Raad dringend om onmiddellijk effectieve maatregelen te nemen.
Commissaris, als u mij toestaat, zou ik u een zeer succesvolle commissaris willen noemen, en ik heb veel respect voor het enorme karwei dat u hebt verricht. U hebt onlangs aangekondigd dat u wilt opstappen, en ik verzoek u met klem om vóór uw vertrek dit probleem op te lossen of zo veel mogelijk aan de oplossing van dit probleem bij te dragen.
Oriol Junqueras Vies (Verts/ALE). - (ES) Goedemorgen! Ik richt me tot dit Parlement zonder dat in mijn eigen taal te kunnen doen, namelijk het Catalaans, dat door meer dan tien miljoen Europese burgers wordt gesproken.
Namens mijn fractie wil ik vandaag onze solidariteit betuigen met de landbouwsector en met name met de staking van melkproducenten en hun acties in heel Europa. De huidige situatie is onhoudbaar en vereist een politieke oplossing. Het is duidelijk dat de maatregelen die tot op heden door de Commissie zijn genomen de crisis niet hebben kunnen oplossen en evenmin een levensvatbaar alternatief hebben opgeleverd voor de voor 2015 geplande regeling ter vervanging van de quota. Als gevolg daarvan hebben 14 000 zuivelproducenten in Spanje, in Galicië om precies te zijn, het hoofd moeten bieden aan een grote reorganisatie, om op het land te blijven leven en werken, maar ze dreigen nog steeds kopje onder te gaan.
Om al deze redenen dient de Commissie maatregelen te nemen op de melkmarkt, net zoals zij in andere sectoren heeft gedaan, door de productie te reguleren, de quota te herverdelen, voor tijdelijke compensatie te zorgen, de traceerbaarheid van producten te bevorderen en producenten en consumenten dichter bij elkaar te brengen, door de problemen die door het distributiemonopolie worden veroorzaakt op te lossen.
Waarom heeft de Commissie niet krachtig opgetreden om de negatieve gevolgen van het monopolie van de grote distributiemaatschappijen te voorkomen?
Waarom zorgen wij er niet voor dat zuivelproducenten – en landbouwers in het algemeen – op het platteland kunnen blijven? Zij zorgen tenslotte voor uiterst positieve economische, sociale en milieugevolgen.
Hynek Fajmon (ECR). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren. De crisis in de zuivelsector toont in volle omvang aan hoe slecht en ondoeltreffend het Europese stelsel van regulering op basis van quota wel niet is. Wat we nodig hebben is volledige afschaffing van de melkquota en niet nóg meer quotaregelgeving en allerlei geharrewar ermee. Melk dient eerst en vooral te kunnen worden geproduceerd door degenen die dat tegen een lage kostprijs en winstgevend doen kunnen. Dé manier om de melkcrisis te boven te komen is de melkquota zo snel mogelijk af te schaffen. Ik schaar mij dan ook achter de inspanningen van de commissaris om de melkquota uiterlijk in 2015 helemaal af te schaffen, maar zou het haar niet kwalijk nemen wanneer dit al eerder gebeurde.
Patrick Le Hyaric (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, geachte collega’s, als ik uw verklaring beluister, word ik nog alleen maar bezorgder. In de verklaring wordt onvoldoende rekening gehouden met de ernst van het leed dat zuivelproducenten en landbouwers in het algemeen wordt berokkend.
Zoals u hebt gezegd, gaat het om een structurele crisis, die niet wordt veroorzaakt door de huidige conjunctuur, maar het gevolg is van de achtereenvolgende dereguleringen. Daarom verzoeken wij om een buitengewone vergadering van de Europese Raad om de kleinschalige landbouw te redden.
De Raad zou ten eerste moeten besluiten een buitengewoon fonds ter ondersteuning van de niet-industriële zuivelproductie tot stand te brengen, ten tweede onmiddellijk een intra-Europese minimumprijs vast te stellen die de inkoopcentrales verplicht zouden moeten hanteren zonder de prijzen voor de consument te verhogen, en ten derde de nationale productiequota te bevriezen en oneerlijke importen van buiten de Gemeenschap een halt toe te roepen.
John Bufton (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik maak me grote zorgen over de zuivelsector in het Verenigd Koninkrijk. Ik denk dat het grootste probleem bij de winkels ligt, die over de rug van onze zuivelboeren enorme winsten maken. Wanneer je ziet wat de consumenten in de supermarkt voor melk moeten betalen en wanneer je dat vergelijkt met wat de zuivelboeren eigenlijk krijgen, dan is dat een ongelooflijk verschil.
Bij de melkproductie wordt het werk door de boer verricht en hij maakt ook de voornaamste kosten, maar de supermarkten strijken tegelijkertijd enorme winsten op. De marge voor de boeren is zo oneerlijk. We moeten de supermarkten onder druk zetten om de sector een eerlijke prijs te bieden, en volgens mij hoeft de melkprijs in de supermarkt daarvoor niet te veranderen. De consument hoeft niet méér te betalen voor de melk. De supermarkten moeten hun winstmarges verkleinen. Het is schandalig dat die supermarkten ieder jaar zulke enorme winsten opstrijken, terwijl de sector ondertussen met moeite het hoofd boven water houdt. Ik denk werkelijk dat veel van onze zuivelboeren in Wales en de rest van het Verenigd Koninkrijk failliet zullen gaan wanneer er niet in de zeer nabije toekomst actie wordt ondernomen.
Ik wil nog kort iets opmerken over wat de commissaris vanochtend over de superheffing heeft gezegd. Ik maak me zorgen over die opmerkingen. Ik denk dat onze meest efficiënte producenten hierdoor getroffen zullen worden – degenen die de uitdaging zijn aangegaan, op de markt hebben gereageerd en grote investeringen in hun boerderijen hebben gedaan, na een suggestie van de Commissie dat de quota afgeschaft zullen worden. Het opleggen van een superheffing druist in tegen de structurele veranderingen die zowel de EU als de regering van het Verenigd Koninkrijk zegt te steunen.
Dimitar Stoyanov (NI). - (BG) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is wederom zeer optimistisch gestemd omdat ze goed nieuws te melden heeft, maar ik zie niet in wat er zo goed is aan het lozen van duizenden tonnen melk uit protest tegen het huidige beleid.
De heer De Castro en de andere voorgaande sprekers hebben volkomen gelijk als ze zeggen dat de Commissie en de Raad tijdens de check-up niet genoeg hebben gedaan om deze crisis te voorkomen. Trouwens, waar zijn de vertegenwoordigers van de Raad die een standpunt over deze kwestie zouden moeten hebben, aangezien de Raad bij alle hervormingen de beslissende stem heeft?
Mijn Oost-Europese collega’s en ik van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling hebben er bij verschillende gelegenheden op gewezen dat een veel sterkere verhoging van de quota noodzakelijk is en dat we ze anders beter kunnen opheffen, omdat onze landen, waarvoor de systemen van de Europese Unie nieuw zijn, de gevolgen van de crisis als eerste voelden. Helaas zijn wij nog steeds eenzame roependen in de woestijn, en dat ligt aan het Parlement.
Ik betreur ten zeerste dat wij hervormingsgezinden, die echt voor hervorming van het landbouwbeleid waren, nu tot onheilsprofeten zijn geworden. Ik hoop dat u hier lering uit trekt.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE). – (RO) Veel mensen hebben in deze tijd, meteen vanaf het begin van de crisis, om een bevriezing van de verhoging van de melkquota gevraagd. Dit soort maatregelen zou niet alleen geen oplossing bieden, maar ook een vergissing zijn, vanuit de volgende standpunten althans.
Ten eerste bestaat er geen fundamenteel economisch verband tussen een verhoging van de melkquota en de scherpe daling van de marktprijzen. De quota zijn verhoogd, terwijl de productie scherp is gedaald. Ik zie het verband niet. De markt zelf is de verklaring voor de dalende prijzen. Ik geloof dat door vaste quota in te stellen de prijzen in de loop der tijd zouden stijgen. Degenen die daarvan profiteren zijn wederom niet de producenten, maar degenen die de melk verwerken en de detailhandel. Als we de productie willen beperken, moeten we de producenten misschien stimuleren om vrijwillig te stoppen met het fokken van vee, en wel door prikkels te bieden in plaats van maatregelen te nemen die de markt zouden kunnen verstoren. Stel dat de quota bevroren zijn, wat gebeurt er dan wanneer bijvoorbeeld de vraag op de wereldwijde markt weer aantrekt? Wat zouden de Europese producenten kunnen doen? Omdat er aan de zuivelproductie geen kraan zit die we zomaar aan en uit kunnen zetten…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Zoals ik al zei, wat zouden de Europese producenten kunnen doen, ervan uitgaande dat de vraag op de wereldmarkt weer aantrekt? Omdat er aan de zuivelproductie geen kraan zit die we zomaar naar eigen believen aan en uit kunnen zetten. Als we de productie nu zouden verlagen, dan is het duidelijk dat de boeren zouden stoppen met het fokken van koeien, maar het zou heel moeilijk zijn om de veestapel weer aan te vullen wanneer we beseffen dat wat sommige mensen nu als een goede maatregel beschouwen, in werkelijkheid een grote vergissing is.
Ulrike Rodust (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, geachte Raad, allereerst zou ik mijn collega, de heer Capoulas Santos, willen bedanken, die deze resolutie mogelijk heeft gemaakt.
We spreken vandaag over onze melkveehouders en over de vraag of wij hen in de steek laten of eerlijk met hen omgaan. Ik ben van mening dat we hen niet in de steek mogen laten, en dat we eerlijk met hen moeten omgaan. Ja, maatregelen voor de korte termijn om de crisis het hoofd te bieden, zijn onontbeerlijk. Ja, wanneer de melkprijs zeer laag is, zijn kortdurende interventies alleszins acceptabel, en verdere subsidies, kredieten en fondsen in de strijd tegen de crisis zijn gerechtvaardigd. Absoluut onacceptabel is echter ten eerste de discussie over de melkquota weer te beginnen, en ten tweede de met belastinggeld gefinancierde exportsubsidies voor de verkoop aan de derde wereld weer in te voeren. Deze eenrichtingsweg hebben we al in 2003 achter ons gelaten, en ik doe een beroep op u om het, in het belang van onze melkveehouders, daarbij te laten.
Britta Reimers (ALDE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de economische crisis heeft het evenwicht op de wereldmarkt verstoord. Wij melkproducenten lijden onder de gevolgen van een recordlaagte van de prijzen. Er gaan steeds weer stemmen op om de aangenomen regelingen met betrekking tot de melkquota te wijzigen. Als melkboerin kan ik hier slechts tegen waarschuwen.
Met interventiemaatregelen is het de Commissie ook gelukt om een verdere inzinking van de melkprijzen te voorkomen, en de markt lijkt zich nu te ontspannen. Toch beschouw ik deze interventie niet echt als een goed middel om dit te bereiken, omdat er voorraden mee worden opgebouwd die op een later tijdstip een zich herstellende markt kunnen belasten. Ik zou de Commissie dan ook willen vragen om uit te leggen hoe zij dit probleem wil gaan aanpakken.
Richard Ashworth (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris complementeren met haar visie op de toekomst van de sector, en ik kan zeggen dat ik haar plan voor de afschaffing van de melkquota volledig ondersteun. Ik denk dat dit de juiste beslissing is. Ook juich ik haar voorstellen voor de aanpak van de huidige crisis toe en ik beschouw ze als een verstandige en passende manier om de producenten in deze moeilijke tijd te steunen.
Ik wil echter twee opmerkingen maken. Ten eerste meen ik dat het opleggen van een superheffing op dit moment niet gepast is. Het is een automatische kortetermijnreactie. Hierdoor worden verkeerde signalen gegeven, en het zal slechts de efficiënte producenten straffen die plannen maken om ook op de lange termijn in de sector te kunnen blijven werken.
Ten tweede moeten we erkennen dat er geen of bijna geen rechtstreeks verband bestaat tussen de prijs in de winkel en de grondstofprijs die op de boerderij wordt ontvangen. Dat noem ik een disfunctioneel prijsketenmechanisme.
De invloed van de wereldmarkt is altijd het grootst, en we moeten erkennen dat de wereldmarkt altijd volatiel zal zijn. Ik verzoek de Commissie daarom dringend om plannen voor de lange termijn voor te leggen om voor een soort stabiliteitsmechanisme te zorgen, dat niet alleen de producenten ten goede komt, maar uiteraard op de lange termijn ook de consumenten.
Esther Herranz García (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, u sloot uw interventie af met te zeggen dat er een crisis is in de zuivelsector, maar aan het begin zei u dat alle benodigde maatregelen al zijn genomen en dat de problemen worden opgelost.
Kijk, fouten maken is menselijk. Dat is een Spaans gezegde dat we heel goed op deze kwestie kunnen toepassen. De zuivelsector wordt al maandenlang getroffen door een van de zwaarste crises uit zijn geschiedenis. Desondanks weigeren de Europese Commissie en diverse regeringen, waaronder naar het schijnt ook de mijne, de Spaanse regering, zich te laten overtuigen van het tegendeel en terug te komen op de besluiten van de check-up van het GLB.
Die besluiten zijn genomen zonder rekening te houden met de kwetsbaarheid van deze sector, die zich ook nog eens in een heel andere marktsituatie bevindt dan op het moment dat dit compromis werd gesloten. Het geeft de indruk dat de lidstaten op dat moment geen idee hadden van de storm die er aan zat te komen, of deze niet wilden zien. De hervorming bleek al snel niet meer relevant, vanwege de enorme draai die de markt heeft gemaakt, wat aantoont dat deze sector volledig aan prijsschommelingen is overgeleverd.
Het feit dat grote producenten als Frankrijk en Duitsland – landen die, in absolute zin, met dit akkoord de grootste stijging van de nationale productiequota hebben bewerkstelligd – nu vragen om een herziening van de besluiten van de check-up, is een teken aan de wand.
Volgens mij hebben de lidstaten een vergissing gemaakt en hadden ze beter moeten luisteren naar degenen, waaronder ik, die hebben verzocht om uitstel tot 2011 van elk definitief besluit over de toekomst van de zuivelsector.
Het is jammer dat niemand toen naar ons heeft geluisterd. Doe dat nu alstublieft wel!
Iratxe García Pérez (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, het debat van vandaag is noodzakelijk om onze zorgen over de crisis in de zuivelsector te kunnen uiten. We moeten een oplossing vinden voor deze situatie, omdat ze de toekomst van een groot deel van de melkbedrijven in de Unie op het spel zet.
Dit is een Europese crisis, die we krachtig en vanuit een Europees perspectief moeten bestrijden, gebruik makend van alle beschikbare communautaire middelen, iets dat de Commissie tot op heden nog niet is gelukt.
Mevrouw de commissaris, legt u de bal alstublieft niet bij de lidstaten, zodat zij helpen wie ze kunnen. We hebben gemeenschappelijke oplossingen nodig.
Daarom is dit Parlement in grote mate verantwoordelijk voor het opleggen van maatregelen om de vraag te stimuleren, niet alleen de maatregelen die worden voorgesteld in de resolutie, maar alle maatregelen die de GMO tot haar beschikking heeft.
Een andere belangrijke kwestie is het gevolg van het enorme verschil tussen de prijzen die aan de producent worden betaald en de uiteindelijke prijs die de consument betaalt, een fenomeen dat zich niet alleen in de zuivelindustrie voordoet, maar in de hele landbouw- en veeteeltindustrie.
Er zijn veel mannen en vrouwen die, in de huidige periode van onzekerheid, behoefte hebben aan een duidelijk en onomwonden signaal van ons, teneinde het behoud van deze sector te waarborgen.
Marc Tarabella (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, gedesillusioneerd door de ergste crisis die deze sector ooit heeft gekend, hebben landbouwers in Wallonië gisteren drie miljoen liter melk geloosd. Zelf krijgen ze slechts 19 cent per liter. De crisis wordt veroorzaakt door een te groot melkaanbod, waardoor de prijzen sterk dalen. De deregulering leidt tot prijsschommelingen, en van de ene op de andere dag wordt de markt volledig op zijn kop gezet.
Commissaris, blijf niet halsstarrig vasthouden aan vorig jaar gemaakte keuzes en houd rekening met de werkelijkheid zoals die zich nu aandient!
De Raad is medeschuldig, ten eerste door hier niet aanwezig te zijn om te luisteren naar dit debat, maar ook door zijn besluiteloosheid, want hij laat zich meer leiden door louter nationale belangen dan door een Europese visie op de landbouw.
De markt werkt niet. Er is sprake van overproductie. Het zou zo eenvoudig zijn om de verhoging van de quota met één procent te bevriezen, of zelfs om deze quota onmiddellijk met 3 à 5 procent te verlagen, omdat het hoog tijd is voor oplossingen die op korte termijn effect sorteren. Door deze maatregel zouden we twee vliegen in één klap slaan: we zouden weer een fatsoenlijke prijs betalen aan de producenten, en door de productie te verlagen zou Europa honderdduizenden euro’s besparen op de bedragen die het uitgeeft aan diverse interventiemaatregelen, waaronder de uitvoerrestituties.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D). – (PL) De actie die is ondernomen – ik heb vandaag gesproken met Poolse melkveehouders en productfabrikanten – geeft aan dat er een verbetering heeft plaatsgevonden, hoewel tot nu toe nog geen significante verbetering in de situatie van de zuivelsector is opgetreden, maar dat er nog helemaal niets is veranderd aan de zeer moeilijke situatie van de Poolse en Europese melkveehouders. Zij krijgen nog steeds heel weinig geld voor hun producten, minder dan de bestaansgrens. Dit geldt ook voor de melkveehouders die veel geld hebben geïnvesteerd, waaronder financiering en leningen van de EU. Deze situatie brengt hen verder in moeilijkheden, en ze kunnen niet aan hun verplichtingen voldoen.
Met het oog op deze problemen wil ik het over de toekomst hebben. We moeten vandaag reageren op wat er nu gebeurt, maar we moeten ook nadenken over wat er komen gaat en ons gemeenschappelijk beleid zo plannen dat er ook rekening wordt gehouden met de melkveehouders. Op dit cruciale moment wil ik het volgende herhalen: het gemeenschappelijk beleid ten aanzien van melkveehouders moet plannen voor zinvolle investeringen in deze sector omvatten om te voorkomen dat we geld uitgeven dat ons, als gevolg van een toenemende productie, dezelfde problemen zal opleveren als die waar we nu mee kampen. Ik vertrouw er ook op dat alle politieke machten overeenstemming zullen bereiken over de toekomstige quota.
Csaba Sándor Tabajdi (S&D). – (HU) De sprekers vóór mij hebben er volkomen terecht op gewezen dat we niet terug moeten grijpen naar quota en exportsubsidies, maar aan de andere kant is het beleid van de Commissie op een volledig fiasco uitgelopen. De crisis is niet minder geworden, en daarom stellen de heer Le Foll en ik voor onmiddellijk de quota te bevriezen, maar dan wel tijdelijk.
De nieuwe lidstaten verkeren in een extra nadelige situatie vanwege de phasing in, aangezien wij dit jaar slechts 60 procent van de subsidies uit de Brusselse envelop ontvangen. Om dit te compenseren, deed de Hongaarse regering een voorstel voor uitbreiding van op quota gebaseerde subsidies, maar noch hierop, noch op het voorstel van de Fransen, in concreto het Franse ministerie, reageerde de Commissie positief. Ten slotte wil ik u vragen de amendementen van de heer Le Foll en zijn collega’s te steunen. Wij steunen tevens het voorstel van Elisabeth Jeggle om een melkfonds van 600 miljoen euro in het leven te roepen en het schoolmelkprogramma uit te breiden.
Christel Schaldemose (S&D). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor de goede start, en ook voor de goede inleiding van het debat hier in het Parlement. Ik erken dat we met een crisis worden geconfronteerd met grote gevolgen voor onze zuivelboeren in Europa, maar ik begrijp eenvoudigweg niet hoe mijn collega-afgevaardigden van oordeel kunnen zijn dat u in de Commissie niet genoeg hebt gedaan. Ik wil u, mevrouw Fischer Boel, ook zeker verzoeken om te herhalen wat u reeds hebt ondernomen. Ik vind de lijst van initiatieven van de Commissie nogal lang, eigenlijk bijna te lang. Het is bijna alsof we de vooruitgang die we bereikt hebben in het kader van de ”check-up” van de GLB-hervorming weer terugdraaien. Daarbij wil ik ook opmerken dat de inspanningen die op dit moment ten behoeve van de zuivelboeren worden gedaan niet in overeenkomstige mate zijn geïnitieerd voor onze werknemers in de auto-industrie die hun baan kwijt zijn geraakt, of voor de werknemers in de scheepsbouwindustrie die ten gevolge van de crisis werkloos zijn geworden.
Ik kan daarom alleen maar oproepen tot enige voorzichtigheid in de manier waarop we met deze crisis omgaan, zodat we niet de vooruitgang terugdraaien die we, ondanks alles, in het kader van de ”check-up” van de GLB-hervorming hebben bereikt. Het idee om de melkquota te bevriezen, is naar mijn mening totaal hopeloos. Noch kunnen we teruggaan naar de ouderwetse modellen met uitvoerrestituties, omdat daardoor alleen maar de markt voor anderen elders ter wereld wordt verpest. We zijn genoodzaakt voorzichtig te handelen. Niettemin wil ik u verzoeken, mevrouw de commissaris, om de lange lijst van initiatieven die u reeds hebt ondernomen nog eens te noemen, zodat mijn collega's kunnen zien dat het niet nodig is om nu ineens waanzinnig veel extra maatregelen te treffen met het resultaat dat we de vooruitgang die reeds is bereikt weer tenietdoen.
Georgios Papastamkos (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de maatregelen zijn zonder twijfel ontoereikend. We stellen ook andere, meer gerichte ingrepen voor, vooral voor de bergachtige en achtergestelde gebieden van de Unie, zodat alle lidstaten er evenveel baat bij hebben. Ingrepen zoals meer bescherming voor de oorsprongsbenaming – niet alleen binnen de Europese Unie, maar ook op de internationale markten – duidelijke waarschuwingen, verplichte etikettering van de oorsprong van het zuivelproduct en de reactivering – waarom niet – van de particuliere opslag van zuivelproducten en de beschikbaarstelling van toereikende steun. Verder een verhoging van de in aanmerking komende bestemmingen voor uitvoerrestituties, volledige transparantie binnen de toeleveringsketen en een vermindering van de prijskloof tussen groothandels- en kleinhandelsprijzen.
Commissaris, we zijn geen woordvoerders van de belanghebbende boeren. Wij zijn er om het lijden, de overlevingsdrang van de leidende machten van het Europese platteland kenbaar te maken. Het is deze pijn van de mensen van het Europese platteland om te overleven die voor ons een blijvende reden vormt om actie te ondernemen.
Michel Dantin (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris – ik had graag ook de voorzitter van de Raad begroet –, geachte collega’s, u hebt onlangs tegenover de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zelf toegegeven, commissaris, dat de aan de zuivelproducenten betaalde prijs de productiekosten niet meer dekt. Dat wil dus zeggen dat onze producenten momenteel op hun spaargeld interen.
U hebt zojuist een overzicht gegeven van de maatregelen die u in de afgelopen negen maanden hebt genomen. Deze maatregelen bestaan, dat moeten we u nageven. Maar ze hebben niet het beoogde effect gesorteerd omdat ze naar ons idee niet ver genoeg gaan, en hun doeltreffendheid met te veel onzekerheid omgeven is.
U had het vanochtend over een herstel van de markt, maar de producenten zullen dat waarschijnlijk pas begin volgend jaar merken in hun inkomsten. De markt voor landbouwproducten is niet te vergelijken met de markt voor metaal of energie, en kan niet zonder regulering, omdat de marktcondities tevens bepaald worden door seizoenscycli en door de natuur.
Uw interpretatie van de onder het Franse voorzitterschap afgeronde check-up verbaast ons, omdat de tussentijdse check-ups voor de zuivelsector alle opties openlaten, ook de mogelijkheid van nieuwe beslissingen over instrumenten om de markt te reguleren.
De Franse delegatie, waarvan ik deel uitmaak, is ervan overtuigd dat een herzien quotastelsel na 2013 noodzakelijk is. De spanning die vóór de huidige economische crisis bestond op de markt voor voedingsmiddelen heeft aangetoond hoe kwetsbaar het evenwicht tussen productie en consumptie wereldwijd is.
Na de interventiemiddelen deels uit handen te hebben gegeven, hebben we niet het recht of de bevoegdheid om nu ook de productiemiddelen uit handen te geven die we op korte termijn nodig zullen hebben.
Commissaris, we moeten landbouwers hun waardigheid teruggeven; dit zijn mannen en vrouwen die niet bang zijn om hard te werken.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Antolín Sánchez Presedo (S&D). - (ES) We kunnen de zuivelsector niet laten vallen, aangezien deze van essentieel belang is voor ons platteland en voor de veiligheid en de kwaliteit van ons voedsel.
De termijnmarkten en de vooruitzichten op middellange en lange termijn van de markt voor melk en zuivelproducten van de Europese Unie tonen positieve signalen. We moeten voorkomen dat ze omslaan in een negatieve conjunctuur. We hebben anticyclische maatregelen en gemeenschappelijke initiatieven nodig.
Het inzakken van de prijzen bewijst dat de steunmaatregelen onvoldoende zijn. Verstoringen op de markt van zuivelproducten betekenen dat de verschillende aanvoerketens niet efficiënt zijn of gelijkwaardig functioneren.
Producenten zijn het slachtoffer van prijsdalingen die de markt uit balans brengen, niet worden doorberekend aan de consument en het herstel van de sector vertragen. Dit moet worden aangepakt. Er moet worden gezorgd voor eerlijke concurrentie, en tevens moet traceerbaarheid bij het op de markt brengen van producten worden verbeterd.
Riikka Manner (ALDE). - (FI) Mevrouw de commissaris, u zei dat er niet langer sprake is van een terugkeer naar het quotasysteem. Hebben wij niet gezien wat er in de zuivelindustrie gebeurde nadat de Commissie in het voorjaar had besloten de quota in fasen af te schaffen? Dat was een zeer slecht en kortzichtig besluit. De volledige afschaffing van quota zal de doodsteek zijn voor veel kleine boerderijen. Is dit het soort beleid dat de Commissie wil voeren? Feit is dat wij een restrictief systeem voor de zuivelindustrie nodig hebben. Als er geen sprake is van quota, dan wil ik u verzoeken, mevrouw de commissaris, om te waarborgen dat de Commissie met andere maatregelen komt om de crisis op te lossen. Dit is een Europese crisis, en wij moeten een landbouwbeleid voeren dat ten minste een redelijke levensstandaard voor landbouwers garandeert, ongeacht het land of de regio.
Yannick Jadot (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben afgevaardigde van een gebied in het westen van Frankrijk met een zeer hoge concentratie melkveehouders, en ik denk dat u niet goed beseft wat voor menselijke tragedies zich daar momenteel voltrekken.
Commissaris, wanneer u het hebt over “producenten”, dan hoor ik “fabrikanten” en “distributeurs”. Zuivelproducenten hebben geen boodschap aan uw medelijden, commissaris. Ze hebben geen boodschap aan achterhaalde liberale theorieën die ons in een ongekende wereldwijde crisis hebben gestort. Zuivelproducenten hebben behoefte aan een echt landbouwbeleid. Ze hebben behoefte aan strenge quota. Daarom willen wij graag dat de Raad uw beleid afkeurt en in plaats daarvan echt beleid formuleert, dat zuivelproducenten steunt en een einde maakt aan dit beleid dat hen massaal te gronde richt.
Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ons debat heeft echt plaatsgevonden in de schaduw van dramatische gebeurtenissen met betrekking tot veehouders die uit protest melk laten wegstromen. We zijn allemaal ernstig geschokt door wat er is gebeurd.
Ik wil verwijzen naar een probleem dat is genoemd door mijn collega, de heer Nicholson, namelijk de manier waarop grote commerciële ketens en hypermarkten misbruik hebben gemaakt van hun klanten en vooral ook van hun leveranciers. Ik wil u eraan herinneren dat het Europees Parlement tijdens de zittingsperiode 2008 een schriftelijke resolutie heeft aangenomen – ik was een van de auteurs daarvan – over de noodzaak om een einde te maken aan dit misbruik en de noodzaak van een grondig onderzoek van deze kwestie door de Commissie. Voor zover ik weet, is er wel actie ondernomen, maar het proces lijkt langzaam te verlopen. Ik wil vragen of de commissaris geïnteresseerd is in deze kwestie en wat in het algemeen de vooruitzichten zijn met betrekking tot dit soort activiteiten.
Er is iets ernstig mis met het economisch beleid van de Europese Unie, want landbouwers krijgen minder dan tien procent van de waarde van hun producten. Dat moet veranderen. Ik wil de commissaris vragen actie te ondernemen op dit gebied.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). - (CS) Mevrouw de commissaris, u beschouwt de prijsstijging van eindproducten zoals magere melk en boter met drie tot acht procent als vooruitgang. Ik beschouw dit echter als een klap in het gezicht van onze boeren. Het grootste probleem ligt in de prijs waarvoor melk wordt afgenomen van de boeren. In de Tsjechische Republiek bijvoorbeeld ligt de opkoopprijs van melk 25 procent onder de productieprijs, terwijl de prijzen van de eindproducten die u in de winkel kunt kopen wel volledig in overeenstemming zijn met de kosten die boeren moeten maken. Dat betekent dus dat er ergens een enorm gat zit. En dat gat moet nu nodig worden aangepakt. In de Tsjechische Republiek is er nu al minder vee dan na de napoleontische oorlogen. Daarmee is nu ook het onderhoud van het platteland in de gevarenzone terechtgekomen. De heer Bové heeft absoluut gelijk en de heer Fajmon zit er volledig...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Krisztina Morvai (NI). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, er is duidelijk behoefte aan noodmaatregelen, want de situatie is rampzalig. Maar kan het niet zo zijn dat er ergens iets mis is met de fundamenten? Is er niet iets mis met het model of het systeem waardoor er, onder andere uit Latijns-Amerika, enorme hoeveelheden soja worden geïmporteerd, als gevolg waarvan in Europa het overaanbod nog verder stijgt en het milieu in Latijns-Amerika wordt verwoest? In de ontstane crisis breken we vervolgens ons hoofd over het feit of we landbouwproducten tegen dumpprijzen moeten exporteren naar de derde wereld, waardoor de lokale markt en de toestand van kleine boeren en producenten te gronde wordt gericht. Is er geen nieuw model nodig, bijvoorbeeld de logica van food sovereignty, in plaats van de door de WTO gedicteerde vrijhandelslogica op te dringen aan de landbouw? Mijn andere vraag luidt: we willen een concreet advies, een voorstel over hoe…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Astrid Lulling (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben de banken gered, omdat we geen keus hadden. Nu worden wij geconfronteerd met een situatie waarbij we moeten voorkomen dat vele duizenden boerenbedrijven op korte termijn failliet gaan, omdat de prijzen de productiekosten niet meer dekken.
Niettemin moeten we ervoor zorgen dat ons productiepotentieel behouden blijft om de bevolking van kwalitatief hoogwaardige levensmiddelen te voorzien. Ik behoor tot een generatie die nog heeft meegemaakt dat levensmiddelen gerantsoeneerd waren. Ik weet nog hoe ik in de winter van 1944 acht kilometer moest afleggen op de fiets om twee eieren te bemachtigen. Zo ver zal het hopelijk niet meer komen, maar leveringszekerheid – en niet slechts in de energiesector – is eveneens van belang.
Indien we niet bereid zijn die maatregelen te treffen waartoe in onze resolutie is opgeroepen, zal de kostenpost van de sociale, economische en milieugevolgen in de EU een veelvoud bedragen van ...
(De Voorzitter ontneemt spreekster het woord)
Ricardo Cortés Lastra (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, mevrouw de commissaris, zoals de Europese Commissie in haar mededeling van 22 juli jl. heeft aangegeven, is de situatie in de zuivelindustrie de afgelopen twaalf maanden dramatisch verslechterd.
Gezien de enorme impact van de crisis op de prijzen van zuivelproducten en met name op de inkomsten van zuivelproducenten, zijn de maatregelen die tot nu toe door de Europese Commissie zijn voorgesteld en in de ministerraad zijn besproken echter onvoldoende gebleken om de daling in de vraag en de gevolgen daarvan een halt toe te roepen.
De huidige crisis stelt ons voor de uitdaging om de afgenomen vraag weer een impuls te geven, maar biedt ons ook de kans om de consumptie en de promotie van zuivelproducten te verbeteren en ervoor te zorgen dat de onberispelijke kwaliteit van het oorspronkelijke product intact blijft totdat het de eindgebruiker bereikt.
Maatregelen als het verbeteren van etiketten, de toename van de consumptie van melk onder bepaalde bevolkingsgroepen of het gebruik van melk voor het voeden van kalfjes kunnen niet alleen het huidige probleem, maar ook de structurele problemen van de sector helpen oplossen.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de leden van het Parlement bedanken voor dit zeer inspirerende debat. Ik heb er zeer aandachtig naar geluisterd. Ik heb natuurlijk ook opgemerkt dat er verschillen in opvatting bestaan bij de verschillende leden van dit Parlement.
Het quotasysteem lijkt te worden gezien als de boosdoener van de hele situatie waarin we ons nu bevinden. Ik zie wel degelijk – en ik ben hierover meteen vanaf het begin van dit debat heel duidelijk geweest – dat de zuivelsector zich, niet alleen in Europa maar wereldwijd, in een niet eerder voorgekomen crisissituatie bevindt. Daarover moeten we heel duidelijk zijn. Ik heb daarom veel begrip voor de frustratie die ik zie bij boeren in verschillende delen van Europa, niet overal maar wel in verschillende delen van Europa.
Al in 2003 is besloten om het quotasysteem af te schaffen, dus deze beslissing is niet van de ene dag op de andere dag, terwijl niemand wist wat er gebeurde, genomen. Tijdens de GLB-check-up hebben we toen over het verhogen van de quota gediscussieerd om de melkveehouders uit de brand te helpen.
Ik denk echter dat degenen die het quotasysteem beschouwen als de oorzaak van alle problemen waarin de melkveehouders zich bevinden, het bij het verkeerde eind hebben. We zien namelijk dat het ons zelfs met een quotasysteem niet gelukt is om hoge prijzen te handhaven, en de structurele veranderingen in de zuivelsector zijn toch ingetreden. In 1984, het jaar waarin het quotasysteem werd ingevoerd, hadden we 1,6 miljoen melkveehouders in de oude EU-10. Nu hebben we 300 000 melkveehouders in de EU-10: minder dan een vijfde van het aantal in 1984, toen er een quotasysteem was. Deze structurele veranderingen vinden dus onafhankelijk daarvan plaats.
Ik denk niet dat het juist zou zijn om terug te komen op de beslissingen van de GLB-check-up, en hierin word ik gesteund door alle staatshoofden die in hun besluiten van de bijeenkomst in juni duidelijk hebben verklaard dat ik me moet houden aan de beslissingen die voortkwamen uit de GLB-check-up. Ik heb tijdens de discussies over de GLB-check-up echt nooit gezegd dat deze beslissingen herroepen zouden kunnen worden, omdat hierdoor de voorspelbaarheid voor boeren in de Europese Unie zeker op het spel gezet zou worden.
Maar, José Bové, volgens mij hebt u gezegd dat ik niet nauwkeurig te werk ben gegaan, dat wil zeggen dat ik een ‘laissez faire’-houding heb aangenomen. Ik denk dat er niet gezegd kan worden dat we niets hebben gedaan. Ik ga hier niet alle verschillende maatregelen herhalen die we hebben genomen. Ik denk dat lidstaten, indien ze speciale aandacht aan de zuivelsector willen besteden, nu met de GLB-check-up de mogelijkheid hebben om de rechtstreekse betalingen te herzien om speciaal de voorkeur te geven aan de graslandgebieden. Dat is een mogelijkheid, en ik weet dat ten minste één grote lidstaat van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt; voor de berggebieden zijn er heel veel verschillende mogelijkheden.
De productie in Europa ligt nu op 45 procent onder het quotaniveau, dus wat zou er gebeuren als we de quota werkelijk met 5 procent zouden willen verlagen? Dan zouden we de situatie verergeren voor jonge boeren die in hun toekomst hebben geïnvesteerd.
Ik adviseer daarom de lidstaten die hun zuivelsector werkelijk willen helpen, om gebruik te maken van de mogelijkheid van het opkopen van quota van degenen die de zuivelsector vaarwel willen zeggen. Zo kan er op een veel betere manier voor worden gezorgd dat degenen die geïnvesteerd hebben, kunnen blijven bestaan, terwijl tegelijkertijd de helpende hand wordt geboden aan degenen die de sector willen verlaten. Dát is volgens mij het juiste beleid.
Mag ik nu nog even het misverstand over de superheffing rechtzetten? We voeren niet een nieuw superheffingssysteem in. We bieden lidstaten slechts de mogelijkheid om het aantal kilo’s of tonnen van hun plafond terug te brengen als ze quota van boeren opkopen, maar dat is niet een nieuwe superheffing die de boeren zal straffen.
Nog even iets over de verkoopbevordering. We hebben al veertien miljoen euro gereserveerd voor bevorderingsdoeleinden voor de rest van dit jaar. We hebben afgesproken om de schoolmelkregeling uit te breiden en nu zal ook yoghurt met een laag suikergehalte – van niet meer dan zeven procent – in de schoolmelkregeling worden opgenomen. Dan etikettering – ik hoor van verschillende afgevaardigden dat er belangstelling is voor een etiketteringssysteem. Dat is iets waarover we kunnen discussiëren in het kader van het kwaliteitsdocument dat nu ter tafel ligt. Er zijn dus tal van mogelijkheden.
Ten slotte nog iets over de voedselketen. Ik ben het volledig met u eens dat hierin de transparantie ontbreekt en dat we niet kunnen zien waar de toegevoegde waarde verdwijnt. Daarom kijk ik uit naar de presentatie van dit verslag voor het eind van het jaar, zodat we kunnen zien wat nu eigenlijk de situatie is.
Ik moet zeggen dat er enorme verschillen bestaan in de situatie van supermarkten in heel Europa. Duitsland heeft traditioneel een aantal goedkope supermarkten. Deze supermarkten gebruiken zuivel- of melkproducten, melk, als een middel om klanten te trekken door deze tegen een heel lage prijs aan te bieden, maar de boeren krijgen hiervoor de rekening gepresenteerd, omdat ze hun ook zo’n lage prijs betalen. Ik denk dus dat het heel interessant en noodzakelijk is om te zien wat er nu eigenlijk gaande is in deze keten. Laten we daarom deze transparantie creëren en laten wij, intern in de Commissie maar ook binnen de mededingingsautoriteiten van de lidstaten, de markt onderzoeken.
Dit was vandaag een zeer interessant debat. Ik hoop dat u de kortetermijnmaatregelen en de langetermijnmaatregelen hebt opgemerkt die samen met Frankrijk en Duitsland zijn uitgewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat we nog enkele zeer interessante discussies over de toekomst van de zuivelsector in Europa zullen voeren, omdat we allemaal willen dat er een toekomst is voor onze zuivelsector.
Paolo De Castro, auteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil de Commissie bedanken voor het besluit om hier vandaag in het Parlement te komen met nieuwe voorstellen om de crisis in de zuivelsector het hoofd te bieden. Het is belangrijk dat de zojuist begonnen zittingsperiode van het Parlement wordt gekarakteriseerd door een positieve interinstitutionele dialoog tussen de Commissie en het Parlement, een dialoog waarmee de medebeslissingsprocedure in feite al in werking is gesteld.
Mevrouw de commissaris, we zullen uw nieuwe voorstellen met veel aandacht in beschouwing nemen, en het zal mijn taak zijn om aan de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling te vragen zo snel mogelijk te komen met een standpunt over uw nieuwe uitgangspunten.
Staat u mij echter toe af te sluiten met de opmerking dat wanneer het amendement, dat unaniem is aangenomen door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, vandaag ook in deze plenaire zaal zou worden aangenomen, het politiek gezien een probleem zal worden als de Raad, na de ratificatie van Lissabon, het amendement zou afwijzen. Ik moedig u daarom aan, zoals ik ook de Raad aanmoedig, om het amendement in serieuze overweging te nemen.
De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn er zeven ontwerpresoluties(1) ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik kom uit een ultraperifere regio, de Azoren, waar de melkproductie de pijler van de economie, de samenleving en het milieu vormt. Tijdens de afgelopen weken hebben wij producenten en vertegenwoordigers van hun organisaties en de verwerkende industrie ontmoet. Zij zijn allemaal dezelfde mening toegedaan. Het is van cruciaal belang dat de Commissie snel een doeltreffender en alomvattend antwoord biedt om het hoofd te kunnen bieden aan de huidige situatie.
De kasstroom in de sector droogt op. Het is absoluut noodzakelijk dat de ultraperifere regio’s bijzondere aandacht krijgen van de Europese Unie en worden opgenomen in de oplossingen die het effect van de huidige crisis moeten verlichten.
Alle partijen zijn het erover eens dat wij de verhoging van de quota een halt moeten toeroepen. Op een markt die uit evenwicht wordt gebracht door overschotten benadeelt een land dat zijn productie verhoogt alle andere landen. Anderzijds zijn zij van oordeel dat wij de quota in stand moeten houden als mechanisme om het aanbod te reguleren en hun activiteit te stabiliseren.
In het huidige scenario van absolute liberalisering moet dringend een studie worden gemaakt van het sociale, economische en milieueffect hiervan op de ultraperifere regio’s. Bovendien moeten specifieke maatregelen worden aangenomen om te voorkomen dat de bedoelde activiteit teloorgaat. Zij is immers verantwoordelijk voor onze mooie landschappen, de kwaliteit van ons milieu en onze plattelandsgebieden en de bereikte economische vooruitgang en convergentie.
Béla Glattfelder (PPE), schriftelijk. – (HU) De hoofdoorzaak van de huidige crisis op de melkmarkt is de verhoging van de melkquota. De Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten zijn medeverantwoordelijk voor de huidige ernstige situatie waarin de melksector zich bevindt, aangezien zij in 2008 de quotaverhoging hebben gesteund, die heeft geleid tot het ontstaan van melkoverschotten en de ineenstorting van de prijzen.
Deze beslissing was gebaseerd op de onjuiste marktvoorspellingen van de Europese Commissie. De Europese Commissie week echter zelfs nog niet van haar intentie af toen duidelijk werd dat een verhoging van de productie tegengesteld was aan de marktprocessen.
Daarom moet de Europese Commissie onmiddellijk de maatregelen intrekken die resulteren in een toename van de melkproductie. We blijven ook gekant tegen de definitieve afschaffing van de melkquota na 2015. Een belangrijke les van de huidige crisis is dat regulering van de melkmarkt nodig is. Anders worden de prijzen onvoorspelbaar. De Europese melkproducenten kunnen de verliezen als gevolg van grootschalige prijsschommelingen niet opbrengen.
Het is verheugend dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, in het belang van een verlichting van de crisis, vóór mijn voorstel heeft gestemd waarmee het bedrag voor exportsubsidies zou worden verhoogd van 450 miljoen naar 600 miljoen euro. Zonder exportsubsidies zou een deel van de overschotten op de interne markt van de EU blijven, wat tot een verdere verlaging van de prijzen zou leiden.
Jim Higgins (PPE), schriftelijk. – (EN) Om de prijzen weer op een aanvaardbaar niveau te krijgen, moeten de melkquota met 5 tot 10 procent worden verlaagd. Quota alleen kunnen de zuivelsector echter niet redden. Hoewel de Commissie gelijk heeft dat zij haar blik op de lange termijn richt, kan zij zich niet van de realiteit afsluiten – en alles wijst erop dat de landbouwsector en met name de zuivelsector in groot gevaar verkeert. Door de laagste melkprijzen sinds 1983, gecombineerd met hoge kosten, slechte weersomstandigheden en gebrek aan kredietfaciliteiten is er voor de gezinnen van zuivelboeren in 2009 een niet eerder voorgekomen geld- en inkomenscrisis ontstaan. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de markten het dieptepunt hebben bereikt, blijven de dringend noodzakelijke prijsverhogingen nog uit en is EU-ingrijpen nodig. Ik ben het met IFA-voorzitter Padraig Walshe en zuivelvoorzitter Richard Kennedy eens dat het prijsherstel het snelst wordt bereikt indien de EU-Commissie doortastender gebruikmaakt van alle mogelijkheden voor marktsteun, zoals exportrestituties, technische hulpmiddelen, uitgebreide prijsinterventies, een langduriger particuliere opslagregeling voor boter en een zorgvuldig beheer van voorraden.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, vorig jaar verslechterde de situatie in de zuivelindustrie op dramatische wijze. De producentenprijs voor melk daalde, en momenteel moeten veel melkproducenten hun zuivelproducten verkopen voor een prijs die lager is dan de productiekosten. Het voortbestaan van melkproducenten wordt nu ernstig bedreigd. Het is niet mogelijk de crisis in de zuivelindustrie op te lossen met de maatregelen die de Commissie tot nu toe heeft genomen. Het is nu tijd de mouwen op te stropen en met nieuwe oplossingen te komen. De Commissie moet de situatie op de Europese zuivelmarkt stabiliseren. Tegelijkertijd moet zij samen met de actoren in de zuivelsector en de lidstaten een grondige beoordeling van de toekomst van de zuivelsector maken. Dank u wel.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Om de bijzonder ongunstige conjunctuur waarmee de zuivelsector te maken heeft het hoofd te bieden, is een krachtige interventie van de Europese Unie dringend noodzakelijk. Ik ben net als de meeste lidstaten van mening dat de door de Commissie aangedragen oplossingen te wensen overlaten. Ik ben blij dat ze enige flexibiliteit toestaat, waardoor het plafond voor nationale steun aan in moeilijkheden verkerende producenten kan worden verhoogd van 7 500 naar 15 000 euro. Maar het is onontbeerlijk om doeltreffendere interventie-instrumenten aan te nemen. Om de toenemende prijsvolatiliteit het hoofd te bieden, moeten onze markten meer worden gereguleerd. De gemeenschappelijke verklaring die de zestien lidstaten hebben afgelegd over de situatie van de Europese zuivelmarkt biedt de Commissie waardevolle aanknopingspunten om te komen tot een betere regulering van de zuivelmarkten. Het lijkt me overigens noodzakelijk de verhoging van de quota tijdelijk op te schorten, iets waar zeven lidstaten om gevraagd hebben. Ook spreek ik opnieuw mijn steun uit voor de oprichting van een ‘Zuivelfonds’ voor hulp aan producentenverenigingen en coöperaties en ter ondersteuning van investeringen in landbouwbedrijven, modernisering, diversifiëring van de zuivelproductie, areaalgebonden maatregelen en de marketing van zuivelproducten.
Ivari Padar (S&D), schriftelijk. – (ET) In het licht van de huidige situatie op de zuivelmarkt is het duidelijk dat onze sector nog steeds niet voldoende is voorbereid op het opvangen van de gevolgen van de wereldwijde economische crisis. Dientengevolge dient de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid blijvend te zijn gericht op een beter concurrentievermogen en, op lange termijn, minder marktbeheer. Het doorvoeren van een ‘check-up’ voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een stap in de goede richting, en het vasthouden aan diezelfde richting in discussies over het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 is de enige manier om de sector te versterken.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Momenteel maken we de zwaarste crisis in de zuivelsector mee, die veroorzaakt is door de wereldwijde crisis en in wezen het gevolg is van de discrepantie tussen vraag en aanbod. De sterke daling van de prijs van melk en andere zuivelproducten treft in de eerste plaats de boeren met een laag inkomen. Daarom ben ik van mening dat het quotasysteem niet in alle lidstaten bevroren zou moeten worden, maar dat elke staat zou moeten beslissen welke quota zij zelf wil instellen. Het probleem is dat vergeleken met 1983-1984 slechts een vijfde van de producenten nog voor de markt produceert, en momenteel lopen we het risico dat er nog meer boerenbedrijven moeten sluiten. We moeten daarom urgente maatregelen treffen om te voorkomen dat dit gebeurt. We zouden de volgende maatregelen moeten nemen om een einde te maken aan de crisis in deze sector: de maatregelen die voor de opslag van boter, melkpoeder en kaas zijn voorzien uitbreiden, de oprichting van een zuivelproductenfonds versnellen om tegemoet te komen aan de behoeften van kleine producenten en jonge boeren, en tot een overeenkomst met de supermarkten komen, waarbij het gaat om het stellen van eerlijke prijzen voor zowel de landbouwproducenten als de detailhandel.
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over energiezekerheid met betrekking tot de projecten Nabucco en Desertec.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de komende vijf jaar zal energie voor dit Parlement zeker centraal blijven staan. Tegelijkertijd hebben we in de afgelopen vijf jaar veel vooruitgang geboekt bij de instelling van een krachtig EU-energiebeleid met drie doelen: energiezekerheid, duurzaamheid en concurrentievermogen.
Bij de verwezenlijking van al deze doelen is de buitenlandse dimensie om twee redenen van enorm belang. In de eerste plaats vanwege de afhankelijkheid van import – in de EU komt momenteel 50 procent van de energiebronnen van buiten de Europese Unie, en dit wordt alleen maar meer.
In de tweede plaats vanwege kwesties die met duurzaamheid te maken hebben. De klimaatveranderingsdoelstellingen kunnen nergens ter wereld worden verwezenlijkt als de energie niet schoner wordt geproduceerd en efficiënter wordt gebruikt. Daarom is de dialoog met de producerende landen, de landen van doorvoer en van bestemming van cruciaal belang.
De twee projecten die in de vergadering van vandaag worden genoemd, vullen elkaar in zekere zin aan en passen tevens goed in de algemene strategie.
In de eerste plaats Nabucco. Ik ben gisteren uit Bakoe gekomen en we liggen met dit project beslist nog steeds op koers. We hebben afgelopen juli een belangrijke doorbraak bewerkstelligd. Er is door vier Europese landen en Turkije een intergouvernementele overeenkomst getekend, wat betekent dat we volgend jaar al een definitief investeringsbesluit zouden kunnen nemen met het oog op gasleveringen met ingang van 2014.
We hebben drie bronnen vastgesteld die gasvolumes kunnen leveren. Allereerst Azerbeidzjan, waar in de zeer nabije toekomst het definitieve investeringsbesluit over Shah Deniz 2 moet worden genomen, en dan zijn er nog de andere velden in Turkmenistan en Irak, die momenteel de omvangrijkste bronnen vormen.
Waar liggen de problemen? Er zijn altijd problemen die te maken hebben met de specifieke manier waarop wij op energiegebied te werk gaan en met de manier waarop veel producerende landen georganiseerd zijn. In de Europese Unie worden de projecten door de industrie aangestuurd, wat betekent dat er altijd een zeer duidelijke berekening wordt gemaakt van alle commerciële risico’s. De landen die over de bronnen beschikken, verwachten meer besluiten die de voortgang bevorderen. Dat betekent bijvoorbeeld: de EU besluit om een pijpleiding aan te leggen, zij legt een pijpleiding aan en dan leveren wij het gas. Dat is een andere filosofie. Tegelijkertijd wordt goed begrepen dat de EU-bedrijven bereid zijn om gas te kopen, en we gaan die kant ook op.
Ik denk dat de doorvoerkwestie min of meer is opgelost. We wachten nog steeds op de ratificatie van de intergouvernementele overeenkomst, maar ik verwacht op dat punt niet veel problemen. Om het kopen van gas van regio’s met specifieke manieren voor de verkoop van gas te vergemakkelijken, zijn we ook bezig met de ontwikkeling van het concept van een ‘Caspian development corporation’ (Kaspische ontwikkelingsmaatschappij) die de risico’s zou kunnen verkleinen voor bedrijven die, bijvoorbeeld aan de Turkmeense grens, gas kopen of investeren in gebieden met aanzienlijke politieke en economische risico’s.
We zijn op de goede weg, en ik denk dat dit een goed voorbeeld is van samenwerking tussen door de industrie aangestuurde projecten met politieke steun van de EU-instellingen.
We hebben ook enkele fondsen beschikbaar gesteld voor de zuidelijke corridor en met name voor het Nabucco-project. We hebben een oproep gepubliceerd tot het indienen van voorstellen. Ik kan op dit moment nog niet zeggen of deze succesvol of goed genoeg is geweest, maar de oproep is in elk geval gedaan.
Desertec is ook een door de industrie aangestuurd initiatief dat nu in een beginstadium verkeert. Het klinkt zeer interessant om het potentieel aan zonne-energie van Afrika te gebruiken en dit naar Europa te transporteren, maar we hebben nog enkele flankerende maatregelen nodig om dit project te kunnen verwezenlijken.
Allereerst is er de technologische ontwikkeling waaraan we al vele jaren onze steun verlenen. Deze maand zal er in Sevilla een grote centrale voor geconcentreerde zonne-energie in gebruik worden genomen. Dit is een technologie die ook voor dit Desertec-project gebruikt zou kunnen worden, en ik denk dat we zonder EU-steun niet zo ver met deze technologie waren gekomen.
Ten tweede moeten we wel samenwerken met partners omdat we natuurlijk niet domweg kunnen zeggen ‘we nemen jullie grondgebied in beslag, we zetten daar zonnepanelen op en transporteren dan elektriciteit naar de Europese Unie.’ Deze projecten moeten een gezamenlijke onderneming worden; dat is de enige manier waarop we ze van de grond kunnen krijgen. Daarom zal er in oktober, samen met landen uit het Middellandse Zeegebied en de Golf, een conferentie worden gehouden over het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Het is duidelijk dat deze projecten in gemeenschappelijk eigendom tot stand moeten komen, anders heeft Desertec geen kans van slagen.
Last but not least is er natuurlijk nog de kwestie van de onderlinge verbondenheid. We moeten twee soorten van onderlinge verbondenheid van elkaar onderscheiden. De ene heeft betrekking op de filosofie en de markten. We verlenen al geruime tijd steun aan de marktintegratie in Noord-Afrika. Er is vooruitgang geboekt, maar we moeten op dit punt stevigere maatregelen nemen. De tweede soort is de fysieke verbinding met de Europese Unie door middel van kabels.
Ik denk dat Desertec geleidelijk aan tot stand zal komen. Het zal niet om één groot project gaan, maar ik denk dat er elementen in zullen zitten die uiteindelijk bij onze doelstellingen passen: schone energie voor de betrokken landen en aanvullende export naar de Europese Unie.
We hebben ook commerciële stimulerende maatregelen genomen. Met de richtlijn hernieuwbare energie hebben we voor EU-lidstaten de mogelijkheid gecreëerd om in derde landen te investeren en de elektriciteit naar de Europese Unie te transporteren, en dan zal ook het doel worden verwezenlijkt met in een derde land geproduceerde energie.
Dat gezegd hebbende, blijft het in dit stadium moeilijk om voor Desertec een tijdschema te bepalen. Het is een nieuw initiatief dat nog in de kinderschoenen staat en we kunnen nog niet zeggen dat Desertec deel uitmaakt van onze voorzieningszekerheidsstrategie. Het is een veelbelovende stap in de richting van een klimaatveranderingsstrategie, die moet worden aangemoedigd, maar we hebben Nabucco voor de voorzieningszekerheid, en het is nog te vroeg om in dit stadium al op Desertec te vertrouwen.
Ik wil er ten slotte graag op wijzen dat we de beste maatregelen voor de voorzieningszekerheid binnen de Europese Unie kunnen nemen. Dit Parlement is altijd een groot voorstander van energie-efficiëntie geweest. Energie-efficiëntie heeft niet alleen met klimaatverandering te maken. Het is ook een zeer belangrijk element in de voorzieningszekerheid. Ik meen dat het belangrijker is dan Desertec en Nabucco plus zelfs South Stream en Nord Stream tezamen. Dit is werkelijk het belangrijkste element. Met de Raad hebben we over drie wettelijke maatregelen gesproken en ik wil benadrukken dat we hierin ambitieus moeten zijn en succes moeten boeken.
Op het punt van de hernieuwbare energie ben ik heel dankbaar voor de steun van dit Parlement voor het herstelplan, en ik sta zeer positief tegenover wat ik gehoord heb over toepassingen voor de offshorewindenergie. Het lijkt erop dat alle voor de offshorewindenergie beschikbaar gestelde middelen zullen worden gebruikt. Het gaat hierbij niet alleen om EU-gelden, want de totale begroting bedroeg ruwweg zeshonderd miljoen euro, maar de totale omvang van dit project is vier miljard euro, dus de grootste investering komt van de kant van de industrie. Ik vind dat dit een zeer goede combinatie is, omdat hernieuwbare energie ook voorzieningszekerheid biedt.
Ten slotte nog iets over de kwestie van het afvangen en opslaan van kooldioxide (CCS). CCS is meestal om twee redenen noodzakelijk. Aan de ene kant vormt het een mondiaal antwoord op klimaatverandering maar, vanuit een ander gezichtspunt, gebruiken we steenkool en bruinkool ook voor onze voorzieningszekerheid. Er zijn ook goede vorderingen gemaakt met toepassingen van de middelen van het herstelplan, en daarom meen ik dat het herstelplan succes heeft gehad. Na bekendmaking van de resultaten moeten wij – de Commissie, de Raad en het Parlement – beslist opnieuw bekijken hoe de EU-fondsen, met het oog op versterking van de voorzieningszekerheid van de Europese Unie, moeten worden gekanaliseerd. Ter versterking van de voorzieningszekerheid van de Europese Unie moeten er zeker ook nog vele andere stappen worden ondernomen.
Ioannis Kasoulides, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we zijn het er allemaal over eens dat we met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid met één stem moeten spreken en een gemeenschappelijk buitenlands beleid moeten voeren.
Het is algemeen bekend dat er in de lidstaten verschillen bestaan in de energiemix en energievoorziening, die te maken hebben met geografische en andere factoren. Diversificatie heeft dus ook betrekking op de voorziening.
Met een gediversifieerd en onderling verbonden netwerk kan, indien het op de juiste manier wordt gereorganiseerd, zal eens de voorziening voor ons allemaal veiliggesteld kunnen worden. Wij menen ook dat een zuidelijke corridor noodzakelijk is, en Nabucco is een gemeenschappelijk Europees project.
Er zijn echter nog wel vragen over de recente overeenkomst tussen de heer Poetin en Turkije, de hoeveelheid gas uit Azerbeidzjan in relatie tot de investeringen, het aanbod van Gazprom om alle Azerbeidzjaanse export op te kopen, de stabiliteit van de voorraad in Irak en over de Russische belofte om de dubbele hoeveelheid door de Zuidstroom te pompen.
De energiedialoog met Rusland moet worden gevoerd op basis van het pragmatische en rechtvaardige principe van zekerheid van de voorziening en van de vraag. Alle andere geopolitieke overwegingen moeten buiten beschouwing worden gelaten.
Op het gebied van solidariteit hebben we concrete noodplannen nodig, zoals opslag en nieuwe LNG-technologie. Cyprus bijvoorbeeld investeert een half miljard euro in LNG, en ik betreur het dat de Unie daar slechts tien miljoen euro aan bijdraagt.
Hannes Swoboda, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, bedankt voor uw verslag. De vraag van leveringszekerheid voor onze burgers wordt steeds belangrijker. Met name in deze context zal uw portefeuille in de toekomst een nog grotere rol gaan spelen, die ook voor de Europese identiteit belangrijk is.
Zoals u zeer terecht opmerkte, is diversificatie eveneens noodzakelijk. Ik ben het volkomen eens met de heer Kasoulides: samenwerking met Rusland zal altijd belangrijk blijven, omdat dit land een belangrijke partner in de gasvoorziening is. We mogen echter niet te afhankelijk worden van één land, welk land dat ook zij. We moeten diversifiëren, en Nabucco is hiervoor een goed middel.
Mijn derde punt heeft betrekking op de solidariteit die binnen de EU nodig is. U hebt een aantal voorstellen ingediend over de manier waarop we onze solidariteit zouden kunnen vergroten, en over de manier waarop de rol van de EU als bemiddelaar in conflicten die ons raken, in het bijzonder tussen Rusland en Oekraïne, kan worden versterkt. U hebt verder gesproken over Desertec. Ik ben van mening dat beide projecten belangrijk zijn, omdat het ene op de korte termijn, en het andere op de lange termijn gericht is.
We moeten ook bedenken – en dat zou een taak zijn voor uw opvolger, ongeacht of u dat bent of iemand anders – hoe we in Europa aan de ene kant voorstander kunnen zijn van een aantal grote projecten, zoals Nabucco en Desertec, terwijl we tegelijkertijd de decentralisatie van een deel van onze elektriciteits- en energieproductie bepleiten.
Op dit moment wordt een aantal industriële projecten ontwikkeld – welke eveneens industry-driven zijn – die consumenten en zelfs huishoudens in staat stellen meer betrokken te raken bij een type energieproductie dat energiezekerheid brengt. Deze reiken van smart meters tot feitelijke productie door individuele huishoudens. Hier zou Europa ervoor kunnen kiezen te zeggen “ja, natuurlijk hebben we een externe aanvoer nodig en hebben we leveringszekerheid en grote, innovatieve projecten zoals Desertec nodig, maar we moeten er ook voor zorgen dat de mensen, bedrijven en ondernemingen, maar ook individuele huishoudens, meer controle krijgen over hun energiebudgetten en energieconsumptie op het vlak van prijs, economie en milieu”.
Johannes Cornelis van Baalen, namens de ALDE-Fractie. – Mijnheer de Voorzitter, het is een eer om als nieuwgekozen lid voor de eerste maal in deze plenaire vergadering te spreken. Ik doe dat ook als oud-lid van de Tweede Kamer en president van de Liberale Internationale, want ik wil de Europese politiek, de nationale politiek en de internationale politiek als één zien. Vooral op het gebied van de energie hebben die natuurlijk een directe connectie.
Voorzitter, ten aanzien van onze Europese positie in de wereld: wij zijn op dit moment chantabel. Wij zijn eenzijdig afhankelijk van instabiele regio's en van landen met ondemocratische regimes. Daar moeten wij dus van af. Daarom steunt mijn liberale fractie Nabucco en Desertec, en ik wijs op de grote rol die mijn voormalige fractievoorzitter Van Aertsen bij dit project heeft gespeeld.
Voorzitter, er zijn twee punten die ik zou willen maken. Ik ben blij dat de Commissie aanvaardt dat het bedrijfsleven een grote rol speelt. Het kan niet alleen de overheid zijn - de nationale overheid, Europa of internationale organen - die zich met energie bezighoudt. Het bedrijfsleven heeft een nadrukkelijke rol. Ten tweede, mijnheer de Voorzitter, het mag niet zo zijn dat wij in dit Huis taboes accepteren. Taboes bijvoorbeeld op het verder bekijken van kernenergie als onderdeel van de energiemix. Ook ten aanzien van Europa in de internationale verhoudingen. Kernenergie, kernfusie en kernsplitsing zijn van vitaal belang. Er zijn grote problemen ten aanzien van het afval, maar we moeten ervoor zorgen dat we daarbij research & development en uitwisseling van kennis een rol laten spelen. Kernenergie heeft een grote rol omdat hiermee het broeikaseffect wordt tegengegaan. Nogmaals, ook in mijn fractie is er niet een definitief standpunt. Ook wij moeten de discussie verder aangaan, maar we moeten in dit Huis kernenergie niet tot taboe verklaren. Ik hoor dan ook graag de mening van de Commissie.
Reinhard Bütikofer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, terwijl wij vandaag spreken over beleid ten aanzien van de externe energieveiligheid, zijn wij ons natuurlijk bewust van één specifieke fundamentele waarheid, die al door de heer Piebalgs is genoemd: het feit dat de cruciale frontlinie voor energieonafhankelijkheid binnen de Europese Unie ligt. In preciezere bewoordingen: als we voor onze gebouwen lage energienormen of energieneutrale normen kunnen bereiken, kunnen we meer aardgas besparen dan Nabucco, South Stream en Nord Stream bij elkaar kunnen aanleveren. Het is belangrijk dat onze resolutie tot uitdrukking brengt dat de kostenefficiënte opties van hernieuwbare energie, van de strategie inzake energie-efficiëntie en van energiebesparing in het bijzonder een centraal onderdeel van dit beleid moeten vormen. Als dat gebeurt, is er naar onze mening helemaal geen extra kernenergie nodig.
Een tweede belangrijke boodschap in deze resolutie is dat we voor de EU behoefte hebben aan een gemeenschappelijk beleid op het gebied van de externe energieveiligheid, iets waarover we op dit moment nog niet beschikken. Dit beleid zou onder meer moeten bestaan uit de stimulering van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie binnen het kader van een nabuurschapsbeleid, en een gemeenschappelijk door de EU in te nemen standpunt bij onderhandelingen met de doorvoerlanden. De Commissie moet ervoor zorgen dat zij hiervoor voldoende capaciteit heeft, iets waartoe het Parlement twee jaar geleden met zijn resolutie over dit onderwerp al heeft opgeroepen.
Naar onze mening is Nabucco een project van hoge prioriteit, aangezien het onze onafhankelijkheid op het gebied van energie, in het bijzonder van Rusland, ten goede zou komen. Ik ben het evenwel eens met de heer Kasoulides, die opmerkte dat er in dit verband nog veel vragen te beantwoorden zijn. Helaas hebben bepaalde lidstaten echter via hun stimulering van het South Stream-project, dat openlijk met Nabucco concurreert, het beleid van energieonafhankelijkheid ondergraven.
Wat betreft het energiebeleid vinden wij in de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie het verder belangrijk dat de mensenrechten niet worden vergeten, en dat de discussie over de mensenrechten bij gesprekken over energie niet wordt veronachtzaamd. Wanneer we het perspectief verbreden tot Desertec of zelfs het noordpoolgebied – zoals we in onze resolutie doen – is het van belang dat we dit doen in een geest van partnerschap, niet van neokolonialisme.
Geoffrey Van Orden, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort drie punten aan de orde stellen.
Ten eerste, zelfgenoegzaamheid met betrekking tot het energiebeleid brengt ons steeds meer in een gevaarlijke afhankelijkheidspositie ten opzichte van Rusland. Het is zeker verstandig om onze reacties indien mogelijk te coördineren, maar een gezamenlijk EU-beleid zou onvermijdelijk in het voordeel zijn van de landen die al een relatie hebben met Gazprom en de daarmee samenhangende belangen. We moeten niet opnieuw een terrein dat van vitaal nationaal belang is in handen geven van de Europese Commissie die iedere crisis als een gelegenheid ziet om haar bevoegdheden uit te breiden. Het behoeft geen betoog dat velen van ons tegen een bekrachtiging van het Verdrag van Lissabon zullen stemmen of tegen verdere pogingen om de politieke integratie door te voeren ten koste van de verschillende energiebelangen van onze landen.
Ten tweede, voor een diversificatie van bronnen is het nodig dat we ons meer inspannen voor Nabucco. Voor het succes van de pijpleiding is samenwerking met Turkije van essentieel belang, maar toch wordt de opening van het energiehoofdstuk in de EU-onderhandelingen met Turkije tegengehouden. Wat doen de Raad en de Commissie eraan om deze ongewenste situatie op te lossen?
Ten derde, het valt mij op dat het woord ‘nucleair’ niet voorkomt in de resolutie. Als we verschillende, duurzame energiebronnen wensen, moeten we ons natuurlijk meer toeleggen op kernenergie; op dat punt ben ik het met collega Van Baalen eens.
Helmut Scholz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, energiezekerheid staat vandaag volkomen terecht op de agenda voor extern beleid. De uitdagingen met betrekking tot het tot stand brengen van een duurzaam energiebeleid zijn mijns inziens van geheel andere aard dan het verzekeren van macht en invloed en het bemachtigen van de laatste voorraden fossiele brandstoffen, of het krampachtig prioriteit geven aan afhankelijkheid.
Ten eerste moet er een wereldwijde omschakeling plaatsvinden naar meer hernieuwbare energiebronnen, meer energie-efficiëntie, en energiebesparing. Met andere woorden: we zouden niet moeten twisten over extern energiebeleid – zeker niet als we verder niets anders doen; wat we nodig hebben is intelligent geproduceerde en betaalbare energie voor iedereen.
Ten tweede zou energiezekerheid deel moeten uitmaken van een verantwoordelijk Europees vredes- en ontwikkelingsbeleid. Toegang tot energie is van vitaal belang voor elke persoon, voor de economische ontwikkeling en voor de strijd tegen armoede. Een project zoals Desertec mag dan ook geen manier zijn om het kolonialisme via energiebeleid in stand te houden. Wat hebben mensen uit Afrikaanse landen, waar de bevolking toeneemt en de energiebehoefte groeit, hieraan? Waarom zijn zij tot nu toe niet op gelijke voet betrokken geweest bij het plannings- en besluitvormingsproces?
De mondiale energievoorziening is ook verbonden met crisispreventie en vredesbeleid. Deze benadering ontbreekt ook in de betrekkingen van de Europese Unie met de zuidelijke Kaukasus en Centraal-Azië. Als energieleveranciers – bijvoorbeeld Nabucco – winnen deze landen voortdurend aan belang voor de EU, maar op lokaal niveau zie ik in deze landen geen conflictpreventie of duurzaam ontwikkelingsconcept. Het is tijd dat de EU een halt toeroept aan een extern energiebeleid dat louter de concurrentie om olie- en gasvoorraden vergroot of nucleaire technologie verbreidt. Wat nu nodig is, zijn oprechte partnerschappen voor hernieuwbare energie en voor gedecentraliseerde toevoer.
Fiorello Provera, namens de EFD-Fractie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we kunnen er zeker van zijn dat de vraag naar energie zal groeien en dat de Europese gasproductie gestaag afneemt. Het is van fundamenteel belang voor de lidstaten, en dus voor Europa, om een beleid in te stellen voor de aanleg van voldoende en zekere energievoorraden. De diversificatie van bronnen en transportnetwerken komt tegemoet aan deze fundamentele behoefte.
In het licht van dit uitgangspunt bestaat er geen enkele concurrentie tussen de verschillende projecten die worden gerealiseerd, zoals Nabucco en South Stream. Dit diversificatiebeleid heeft overigens in de loop der jaren geleid tot een verminderde afhankelijkheid van Europa van de belangrijkste leveranciers. De levering van Russisch gas is bijvoorbeeld afgenomen van 75 procent in 1990 tot 45 procent op dit moment. Zowel het project Nabucco als het project South Stream moeten we daarom verwelkomen.
Zolang Europa geen gemeenschappelijk en eenduidig energiebeleid heeft, heeft Italië niet alleen het recht, maar zelfs de plicht om op alle mogelijke manieren, van energiebesparing tot kernenergie...
(De Voorzitter ontneemt spreker het woord)
Zoltán Balczó (NI). – (HU) Op 13 juli verklaarde de heer Barroso in Ankara, bij de ondertekening van het Nabucco-verdrag, dat gasleidingen van staal worden gemaakt, maar dat Nabucco de deelnemers aan dit project als cement aan elkaar kit en dat dit een strategische verbinding is tussen de Europese Unie en Turkije. President Poetin verklaarde dat iedereen zo veel roestige ijzeren pijpen in de grond kan stoppen als hij wil, alleen moeten die dan wel ergens mee worden gevuld. Welnu, juist de onzekerheid van de bronnen is het grootste probleem bij dit project. Zoveel is echter zeker: de investering van 8 miljard euro levert een goede deal op voor de deelnemers.
Overigens kan Turkije nog een probleem worden, net zoals het probleem in de Russische levering wordt gevormd door Oekraïne als land van doorvoer. En velen van ons zijn het er niet mee eens dat we Turkije met beton aan de Europese Unie verbinden. En wat houdt Desertec in? Noord-Afrika, draaispiegels, zonnecellen, gelijkstroomtransmissie en de levering van 15 procent van de energiebehoefte. Dit is momenteel veeleer een illusie dan een realistisch plan. Desertec zal niet het hoofdgerecht zijn op het menu van de EU-verbruikers, eerder een heel duur dessert. Daarom stel ik voor dat we ons bezighouden met onderzoek als gevolg waarvan de veiligheid van atoomenergie toeneemt, want deze energiesoort is schoon en tevens goedkoop. En het maakt wel degelijk uit, want energiezekerheid eindigt bij de verbruikers, en wel bij de vraag of zij de rekening kunnen betalen.
Elmar Brok (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega's, energie is een vitale levensader voor de samenleving als geheel, voor iedere mens en voor het bedrijfsleven. Daarom is het van belang voor ons in Europa dat we gemeenschappelijke oplossingen vinden, hoewel het natuurlijk ook goed is dat de energiemix een nationale kwestie blijft. Zo hoeven wij bij onze gemeenschappelijke overwegingen niet voortdurend lopen te ruziën over kernenergie, koolstofarme energie, etc., waarover ik een andere mening heb dan bijvoorbeeld de heer Bütikofer.
Ondanks dat moeten we voor wat betreft de externe aspecten van de energiezekerheid gemeenschappelijke standpunten zien te vinden. Ten aanzien van de interne aspecten ben ik het volledig eens met de commissaris, dat de vraagstukken hernieuwbare energie, energiebesparing, etc. evenals onderzoek naar nieuwe mogelijkheden een grote rol spelen.
We moeten diversifiëren om de afhankelijkheid van het buitenland te verminderen. Hiervoor zijn Desertec en Nabucco belangrijke instrumenten. We moeten het ook hebben over vraagstukken in verband met de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met Rusland en de veiligstelling van energieleveranties uit Rusland, nu Rusland – niet terecht maar ten onrechte! – uit het Energiehandvest is gestapt. Ook dit is een belangrijke taak! We moeten constateren dat we met landen te maken hebben die niet altijd even betrouwbaar zijn en dat we helaas geen onderscheid kunnen maken tussen betrouwbare en onbetrouwbare landen.
Daarom moeten we tegenover de macht van de leverancier de macht van de Europese Unie als verbruiker plaatsen. De interconnectivity, het vraagstuk van gemeenschappelijke gasvoorraden – belangrijke kwesties die moeten helpen voorkomen dat een land zonder gas komt te zitten. Als iedereen elkaar helpt, zijn we zo sterk dat niemand ons kan afsnijden! Dat is een essentieel punt waarvoor we ons hier sterk moeten maken.
Daarbij moeten we tevens duidelijk maken dat hiervoor ook particuliere investeringen nodig zijn – anders redden we het niet. Er is al veel gedaan, maar nu moeten we ons overkoepelende gemeenschappelijke veiligheidsbelang koppelen aan onze economische belangen, om zo de beste oplossing te vinden. Dit mag niet als tegenstelling worden opgevat! Ik geloof dat we dan ook een passende oplossing vinden. Dit betekent dat we hierbij ook kwesties van mededingingsrecht moeten betrekken. Mededingingsrecht in die zin dat niet de macht van grote leveranciers zoals Gazprom of andere ondernemingen ...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Teresa Riera Madurell (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag benadrukken dat deze ontwerpresolutie op een belangrijk moment komt en tevens mijn waardering uiten voor de inspanningen van alle fracties om tot een gemeenschappelijke ontwerpresolutie te komen.
Dames en heren, om te voorkomen dat zich opnieuw een hulpeloze situatie voordoet waar vele Europese burgers zich in bevonden toen Rusland besloot de gaskraan naar Oekraïne dicht te draaien, is het van essentieel belang onze energiebronnen en het vervoer van gas zoveel mogelijk te diversifiëren. Daarom moeten zo snel mogelijk nieuwe gasleidingen worden aangelegd, zoals Nabucco en andere projecten, die bijdragen aan leveringszekerheid in Midden-Europa. Om de levering in alle landen van de Europese Unie zeker te stellen, dienen deze projecten echter te worden aangevuld met gasleveringen uit het zuiden van het continent.
Dit gezegd hebbende wil ik, net als de commissaris, een andere kant van het probleem benadrukken. De recente crisis heeft ons laten zien dat de Unie geen last had van een gebrek aan gas, maar een probleem met de vervoerscapaciteit. Vandaar het belang om onze inspanningen te richten op het verbeteren van de verbindingen binnen de Unie. Gelooft u mij, dames en heren, dat er nog heel wat te verbeteren valt.
Ik geef u het voorbeeld van mijn eigen land. Zoals u weet, kan Spanje een belangrijke vervoersas worden voor Europa dankzij de verbinding met Algerije via de gasleiding Medgaz, waarvan de aanleg reeds vergevorderd is, en dankzij zijn zes centrales voor vloeibaar aardgas, waarvan de capaciteit kan worden verdubbeld indien zich opnieuw een noodsituatie zou voordoen. Spanje kan echter geen bijdrage leveren zonder zijn verbindingscapaciteit in de Pyreneeën te vergroten.
Tenslotte moeten we ons ervan bewust zijn dat de aanleg van grote infrastructuren slechts één onderdeel is, weliswaar een belangrijk onderdeel, maar niet het enige onderdeel van het beleid van de Europese Unie op het vlak van leveringszekerheid. Een zekere energievoorziening wordt met name bereikt door middel van energiebesparingen en door het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Daarom vinden wij de samenwerking met de landen van Noord-Afrika bij de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen belangrijk, omdat die verband houdt met mijn oproep tot het versterken van de levering uit Zuid-Europa.
Daarom, mijnheer de commissaris, is ook het Mediterrane Plan voor zonne-energie, gestimuleerd door de Unie voor het Middellandse Zeegebied, een aantrekkelijk idee dat wij vanuit dit Parlement willen steunen.
Graham Watson (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we staan voor drie grote uitdagingen op dit gebied – voorzieningszekerheid, de inefficiëntie van onze interne energiemarkt en de noodzaak van de bestrijding van klimaatverandering. Desertec en Nabucco staan bij de aanpak van deze uitdagingen centraal.
Als we erin slagen in Noord-Afrika hoogspannings-zonne-energie te ontwikkelen, kunnen we de Unie voor het Middellandse Zeegebied een duidelijk doel geven, een bijdrage leveren aan de watervoorziening in de landen in het zuiden van het Middellandse Zeegebied en bovendien een technologie voor elektriciteitsopwekking ontwikkelen, waarvoor een enorme wereldmarkt bestaat. Indien we de lidstaten kunnen overtuigen van de politieke noodzaak voor een grotere onafhankelijkheid op energiegebied en Berlijn en Parijs ervan kunnen weerhouden om dit telkens weer te ondermijnen, kan Nabucco ons helpen om onze olie- en gasvoorziening te diversifiëren.
In de ontwerpresolutie die vandaag voor ons ligt, wordt weinig gezegd over wat we hier in de Europese Unie moeten doen. We moeten de productie van hernieuwbare energie ontwikkelen – zonne-energie en andere soorten energie. We moeten door middel van een ‘smart grid’ (intelligent netwerk) een capaciteit voor de distributie van hoogspanningsgelijkstroom bouwen – een investering van ongeveer vijftig miljard euro, maar waarmee veel banen worden gecreëerd – en we hebben olie- en gasopslagfaciliteiten nodig en bovendien een opslagbeleid om onze gevaarlijke afhankelijkheid van Rusland te verminderen.
Onze energievoorziening zal afhankelijk blijven van olie en kernenergie, maar in de voorbereiding op de mondiale klimaatconferentie in Kopenhagen is de omschakeling naar hernieuwbare energie het enige belangrijke idee. Wind zou in de komende twintig jaar kunnen voorzien in de volledige vraag naar nieuwe elektriciteit in China en het zou in de plaats kunnen komen van 23 procent van de door middel van steenkool opgewekte elektriciteit. Woestijnen krijgen in zes uur meer zonne-energie dan de mensheid in een jaar verbruikt. Commissaris, u hebt gezegd dat dit geen deel uitmaakt van de strategie voor de zekerheid van de energievoorziening. Dit zou echter wel het geval moeten zijn.
Franziska Katharina Brantner (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals velen hebben gezegd, is energiezekerheid voor ons in hoge mate een kwestie van onafhankelijkheid op het gebied van energie, en zoals de heer Piebalgs terecht zei, is de meest effectieve strategie gericht op efficiëntie, besparing en hernieuwbare energie.
Maar wij, de Groenen, zijn ook realistisch, en we weten dat we op de middellange termijn gasvoorzieningen nodig hebben. Daarom zijn we voor diversificatie en zien we ook het Nabucco-project als een project dat in Europa prioriteit verdient.
Eerst wil ik echter zeggen waarom wij niet geloven dat een kernenergiestrategie een strategie van onafhankelijkheid, en zeker niet van onafhankelijkheid van energie, is. Uranium wordt per slot van rekening geïmporteerd, en niet alleen uit landen waarmee wij op goede voet staan. Bovendien, als we het over veiligheid hebben, moeten we ook wijzen op de gevolgen voor de veiligheid die kernenergie met zich meebrengt, met name de nucleaire proliferatie. We zien de problemen die we daarmee ondervinden bij andere zeer belangrijke veiligheidskwesties. Dat kunnen we niet ontkennen, en we kunnen niet stellen dat kernenergie volkomen losstaat van de kwestie van de nucleaire proliferatie.
Onze fractie is er bovendien van overtuigd dat bij alle projecten oog moet zijn voor zorgen over transparantie en corruptie en dat deze projecten geen beletsel mogen vormen voor een eerlijke en strenge mensenrechtendialoog met de betrokken landen, evenmin als voor een holistische en politieke benadering van deze landen.
VOORZITTER: PÁL SCHMITT Ondervoorzitter
Konrad Szymański (ECR). – (PL) Vanaf het moment dat de overeenkomsten over de aanleg van de projecten Nabucco en South Stream werden ondertekend, begon er een grote wedloop. De tijd zal uitwijzen of Nabucco zijn rol zal spelen in het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. Daarom ben ik verrast over het beleid van de Europese Commissie ten aanzien van Rusland met betrekking tot dit onderwerp.
De Commissie vergist zich ernstig als zij denkt dat South Stream geen rivaliserend project voor Nabucco is. Het is verkeerd dat de Commissie niet reageert op de verdere binnendringing van de Europese energiemarkt door Gazprom. Bovendien is het verkeerd dat de Commissie stilzwijgend instemt met de uitvoering van de projecten van Gazprom in de Oostzee en de Zwarte Zee.
Nabucco kan alleen een succes worden met politieke garanties voor de lange termijn. Daarom hebben we actief beleid nodig in Centraal-Azië, in het Zwarte Zeegebied. Banden op het gebied van de energiesector tussen deze landen en Europa zullen de soevereiniteit van deze landen versterken, de zekerheid van Europa verbeteren en misschien zelfs de weg vrijmaken voor de hervormingen die we verwachten.
Als Afghanistan een toetsing is voor de NAVO, dan is energiezekerheid zeker een toetsing voor de moed en volwassenheid van de Europese Unie. Het succes van deze plannen is volledig afhankelijk van onze politieke wil. Wijzigingen in de verdragen zijn van ondergeschikt belang.
Jacky Hénin (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de onafhankelijkheid van de energievoorziening van Europa en de veiligheid van energie-installaties en consumenten mag niet indruisen tegen de belangen van de mensen in de gasproducerende landen en doorvoerlanden; gebeurt dit wel, dan dreigen conflicten. Concurrentie tussen gaspijpleidingprojecten lijkt niet alleen een bron van verspilling, maar ook van spanningen in Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië. Door gas en andere energiebronnen te onttrekken aan de verderfelijke invloed van de speculatieve markten via tariefovereenkomsten die de producerende landen en de doorvoerlanden respecteren en de Europese consument beschermen, zouden over de hele linie de nodige zekerheden kunnen worden ingebouwd.
Dat zou de taak kunnen zijn van een Europees energieagentschap onder toezicht van het Parlement en de Raad, dat uitsluitend gericht zou zijn op samenwerking en enkel oog zou hebben voor het openbaar belang. Waarom hebben we in deze kwestie dan toch het gevoel dat handelsbelangen zwaarder wegen dan de belangen van de Europese burger?
Daarnaast doe ik een dringend beroep op de Commissie de verleiding te weerstaan om het project Nabucco als een paard van Troje te gebruiken om Turkije via de achterdeur de EU binnen te loodsen. Scheiding tussen kerk en staat, de rechten van vrouwen en de rechten van het Koerdische volk, maar ook de erkenning van de Armeense genocide moeten de criteria blijven die bepalend zijn voor een mogelijke toetreding van Turkije.
Niki Tzavela (EFD). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, u staat bekend om uw pragmatische en realistische instelling, maar met alle respect, het bestaansrecht van de Nabucco-pijpleiding lijkt me eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend. Na onderzoek van de capaciteit van deze pijpleiding is gebleken dat er jaarlijks 31 miljard kubieke meter gas nodig is wil ze levensvatbaar en effectief zijn.
U bent zojuist teruggekeerd uit Azerbeidzjan en u bent ervan overtuigd dat u een leverancier hebt gevonden. Azerbeidzjan heeft iedereen gas beloofd. De vraag waar het gas vandaan moet komen om de pijpleiding te vullen, blijft de landen die deelnemen aan Nabucco kwellen. Tot dusverre zegt Bakoe: “ik geef u allen gas”, maar Bakoe is niet in de positie om dat te garanderen en ook niet om de veilige doorvoer van het gas te garanderen. Wat Iran betreft, waar u eerder naar verwees, commissaris, dit land zal nog lange tijd een stormachtige en mogelijk explosieve verstandhouding met de Europese Unie onderhouden voordat het onze gasleverancier wordt.
De internationale energiemarkt zegt dat Rusland achter de Azerbeidzjanen zit en dat we met dit land te maken zullen krijgen. Ik heb een vraag: kunt u, voordat u financiële toezeggingen doet, alstublieft onze leverancier zekerstellen?
Martin Ehrenhauser (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, Nabucco was het eerste grote operasucces van Giuseppe Verdi. Maar door de concurrentie van het Italiaans-Russische project South Stream dreigt het gelijknamige energieproject oninteressant te worden. Tel daar nog bij dat een zichzelf groen noemende politicus als Joschka Fischer een lobbyovereenkomst heeft gesloten die hem een paar ton per jaar oplevert, dan doet deze compositie eerder denken aan een slechte popsong voor een oligopolistische markt dan aan een symfonie van duurzaamheid en zuinigheid.
Zonne-elektriciteit zal de komende jaren namelijk beduidend goedkoper worden. Met het geld dat in Nabucco wordt gestopt, zou je 8 000 MW uit windenergie kunnen halen. En als we bedenken dat aardgasvelden in Iran en Irak ontgonnen zullen worden voor de Europese markt, dan zal het met ons vermoedelijk net zo aflopen als met Verdi zelf. Want ook bij hem duurde het na zijn Nabucco-project ook jaren voor hij weer tot rust kwam.
Pilar del Castillo Vera (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dank voor uw duidelijke uitleg over de huidige stand van zaken op het gebied van Nabucco en de mogelijkheden van dat project en de levensvatbaarheid die het op korte termijn, althans volgens uw woorden, lijkt te hebben. Dank ook voor uw informatie over het Desertec-project.
Het lijdt geen twijfel dat de zon een buitengewone bron van energie is en dat de omzetting van die energie in energie voor menselijke toepassingen in de afgelopen twintig jaar een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. We hebben echter nog een flinke weg te gaan voordat het potentieel en de levensvatbaarheid van zonne-energie ten volle zijn bereikt, met name in projecten als Desertec. We verwelkomen dit proces, we moeten het ondersteunen en blijven ontwikkelen, zodat ook de technologische problemen worden opgelost.
Het is echter bijzonder opvallend dat – wanneer men het heeft over energie-efficiëntie, in dit geval met name over leveringszekerheid, met andere woorden diversificatie van energiebronnen – een energiebron als kernenergie tot op zekere hoogte wordt genegeerd. Deze energiebron wordt systematisch buiten de discussie gehouden, omdat hij niet past bij wat er in veel landen van de Europese Unie aan de hand is, noch met de wereldwijde trend, noch met de energiebehoeftes die de mensheid op dit moment heeft.
Deze situatie moet dan ook volledig worden omgedraaid. Er moet een integratie plaatsvinden van de verschillende beschikbare energiebronnen, waarbij elke bron tot zijn recht komt. Dit Parlement moet de werkelijke situatie niet zo duidelijk de rug toekeren.
Kristian Vigenin (S&D). - (BG) Commissaris, dames en heren, het is niet toevallig dat energiebeleid en energieveiligheid in dit Parlement zo vaak aan de orde worden gesteld, met name na de situatie begin dit jaar toen verschillende leden van de Europese Unie nagenoeg door hun gasvoorraad heen waren. Dat was wat deze kwestie betreft waarschijnlijk het breekpunt in de betrekkingen tussen de Europese Commissie en de lidstaten als geheel.
Waar we het nu over hebben, zijn niet zozeer de technische vragen en details inzake de ontwikkeling van energiebeleid binnen de Europese Unie, als wel de externe aspecten van energieveiligheid en de ontwikkeling van de Europese Unie op dit gebied, want uiteindelijk zitten er twee kanten aan deze kwestie. Het is tenslotte een belangrijke kwestie, aangezien deze uiteindelijk elke burger raakt.
We moeten ons hier duidelijk bewust van zijn wanneer het gaat om Nabucco, dat, samen met Desertec, op dit gebied ongetwijfeld een van de projecten met de hoogste prioriteit is. We moeten er ook goed van doordrongen zijn dat er landen in de Europese Unie zijn die niet alleen afhankelijk zijn van één enkele leverancier, maar ook van één enkele aanvoerroute.
Ik ga er derhalve niet mee akkoord dat Nabucco een uitdaging gaat vormen voor projecten zoals South Stream en, tot op zekere hoogte, Nord Stream. Deze projecten zijn gericht op rechtstreekse levering van gas vanuit Rusland aan een EU-lidstaat en moeten er zo voor zorgen dat de Europese Unie niet afhankelijk is van doorvoer door landen die zowel politiek als economisch instabiel zijn.
In dit opzicht verklaart de Europese Commissie terecht dat er geen sprake van een uitdaging is en dat we moeten proberen al deze afzonderlijke projecten te integreren in een gemeenschappelijke strategie. Ik benadruk daarbij dat Nabucco duidelijk een belangrijke prioriteit is.
We verwachten dat de Commissie met haar eigen voorstel komt om de gasreserves binnen de Europese Unie te vergroten, wat van groot belang is, en om een interconnectiesysteem met een grotere capaciteit tussen de lidstaten tot stand te brengen, wat ook een heel belangrijk aspect is als we de energieveiligheid, zowel voor burgers als voor bedrijven in de Europese Unie, willen garanderen.
We moeten de kwestie energie-efficiëntie natuurlijk niet onderschatten. Dit is ook een belangrijk onderdeel van ons beleid gericht op het garanderen van de energieveiligheid voor de Europese Unie.
Fiona Hall (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor het feit dat hij dit Huis eraan heeft herinnerd dat energiezekerheid ook een vraagzijde heeft. Het besluit om gloeilampen van de Europese markt te weren zal tot een energiebesparing leiden die gelijk is aan de jaarlijkse elektriciteitsopwekking van Finland.
Dit najaar zullen we overeenstemming proberen te bereiken met de Raad over een pakket maatregelen om de energie-efficiëntie te vergroten. Veertig procent van de energie die we gebruiken wordt gebruikt in gebouwen, waardoor het voor de toekomst van de energiezekerheid heel belangrijk is dat we hoge normen stellen aan de energie-efficiëntie van zowel nieuwe als bestaande gebouwen. Ik hoop dat de voorstellen van het Parlement, die zijn bedoeld om een eind te maken aan de pure energieverkwisting die nu plaatsvindt bij de verwarming, afkoeling en verlichting van gebouwen, in de Raad op steun van de lidstaten kunnen rekenen. Alleen al uit eigenbelang zouden de ministers deze voorstellen moeten steunen, omdat ze hun taak en verantwoordelijkheid om het licht aan te houden en het gas te laten stromen aanzienlijk zullen verlichten.
Indrek Tarand (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot Nabucco maken we ons met name over drie zaken zorgen. Het project wordt te langzaam en met te weinig ambitie ontwikkeld, en we zijn niet tevreden over het standpunt van de Raad – dat een week geleden door de heer Landaburu nog eens is herhaald – dat de Commissie neutraal is wanneer het gaat om de keuze tussen South Stream en Nabucco. De Commissie zou voor Nabucco moeten zijn.
In de tweede plaats willen we dat de Commissie zich actiever opstelt tegenover de regeringen van lidstaten die steeds weer opnieuw concurrentievoordelen willen behalen ten koste van andere lidstaten. Ik zal hier geen namen noemen, maar een van die landen heeft een hoofdstad die Rome heet.
Als we geen vaart maken met Nabucco zullen we nog onaangename dingen gaan beleven, vergelijkbaar met de gebeurtenissen in Hongarije, waar Surgutneftegas een kritiek aandeel in de Hongaarse onderneming MOL heeft verworven. Een vergelijkbare situatie zien we in het Oostenrijkse Baumgarten.
Verder, commissaris, wensen we u veel geluk bij het tot stand brengen van een gemeenschappelijk energiebeleid, dat nog steeds ontbreekt in de EU.
Sajjad Karim (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de toekomst van Europa hangt af van het zeker stellen van energie. Zoals blijkt uit zowel de Nabucco-overeenkomst als het Desertec-initiatief is Turkije een essentiële toegangspoort, en dit opzicht sluit ik me aan bij het punt van de heer Van Orden. Het is van cruciaal belang om vertrouwen op te bouwen en de banden te verdiepen met landen die onze energiepartners zullen zijn, ook met landen in het Midden-Oosten en in Afrika. Bij veel van deze landen is er ook een relatie met ontwikkelingskwesties. Desertec, met zijn grootschalige opwekking van elektriciteit uit zonne-energie, vormt een unieke kans om inkomsten te genereren, die ook ten goede moeten komen aan de bevolking. Deze kans mag niet worden verspild.
Helaas hebben sommige lidstaten – waaronder mijn eigen land – het recente verleden niet gebruikt om een coherente energiestrategie te ontwikkelen. Mijn eigen kiesdistrict, in het noordwesten van Engeland, is geïdentificeerd als een belangrijke regio voor de opwekking van elektriciteit uit wind, en toch vormen de planningswetten van het Verenigd Koninkrijk een belemmering. Voor onze toekomstige energievoorziening moeten we goed om ons heen kijken, naar buiten de EU, maar de lidstaten moeten ook zo goed mogelijk gebruik maken van de energiebronnen en het potentieel daarvan waarover ze nu al beschikken.
Marisa Matias (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aandachtig geluisterd en zou hier even drie punten willen aanstippen. Ten eerste, waar praten we over wanneer we het hebben over energiezekerheid en energie? Praten we over mensen en over de noodzaak om aan deze mensen een gelijke toegang tot energie en energiezekerheid te waarborgen zodat ze tijdens de winter niet zonder energie komen te zitten? Of praten we over machtsverhoudingen tussen grote mogendheden? Of, erger nog, gebruiken we de energiezekerheid en projecten zoals Nabucco of Desertec als voorwendsel om boodschappen uit te dragen naar andere regio’s van de wereld of andere landen? Als we ze inderdaad gebruiken om boodschappen uit te dragen, met welk moreel gezag doen we dat dan?
Het tweede punt dat ik hier wil aanstippen, is dat we de Commissie om onmiddellijke actie verzoeken telkens wanneer we ons uitspreken tegen niet-transparante transacties van buitenlandse ondernemingen op de Europese markt. Ik zou graag vernemen in welke verhouding dit verzoek staat tot de niet-transparante transacties van Europese ondernemingen op de Europese markt. Tot slot nog een derde punt, mijnheer de Voorzitter. Ik heb de indruk dat wij allemaal een enorme kans hebben laten voorbijgaan om een beleid op de middellange en lange termijn uit te stippelen. We hebben voor de korte termijn gekozen en we hebben ons nog maar eens geschikt in een versterking van de belangen van de interne markt en de grote industriële ondernemingen.
Herbert Reul (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het werd tijd dat de voorzieningszekerheid eindelijk wordt gezien als kernprobleem van het energiebeleid. Zo simpel zoals soms ook in politieke discussies wordt gesuggereerd, is het echter helaas niet. We hebben het vandaag over twee projecten: Nabucco, een heel concreet project waaraan gewerkt kan worden, en Desertec, een interessant project of een interessant idee, een visie, waarvan nog niemand precies weet of en waar het ooit verwezenlijkt kan worden.
We moeten ons bezighouden met concrete zaken en daaraan gaan werken. Natuurlijk moeten we er ook voor zorgen dat visionaire projecten op de rails komen, maar we moeten ervoor waken te geloven dat er slechts één oplossing voor een probleem bestaat dan wel één strategie om problemen op te lossen. Daarop hebben veel collega's die hier het woord hebben gevoerd al heel terecht gewezen: er zal niet slechts één antwoord zijn, maar er zullen diverse oplossingen voor deze problemen zijn.
Daar hoort bijvoorbeeld bij dat we moeten voorkomen dat we al discussiërende over het koolstofprobleem steeds afhankelijker worden van gas. Hierdoor komen we namelijk opnieuw in de problemen, omdat we nieuwe pijpleidingen nodig zullen hebben. We moeten ook ja zeggen tegen het kolenbeleid, en daarom hebben we nieuwe technologieën nodig. We moeten ook ja zeggen tegen CCS en tegen kernenergie, en ook tegen hernieuwbare energie en tegen energiebesparing. Niet het een óf het ander, maar het een én het ander! Elk ander beleid vind ik volstrekt immoreel, onverantwoord, en ik geloof dat we onszelf daarmee geen plezier zouden doen.
Overigens gaat het hierbij ook om vraagstukken als bronnen en transportroutes. Ook hiervoor zijn diverse antwoorden mogelijk. Wie meent dat we het alleen over pijpleidingen hoeven te hebben, heeft het mooi mis. Want als we minder afhankelijk willen zijn, mogen we geen alternatief uitsluiten, dus ook LNG niet, en moeten we ons hiermee bezig gaan houden. Op één vraag – en dat is een heel belangrijke vraag – hebben we dan nog geen antwoord gegeven, namelijk hoe we het nodige kapitaal bij elkaar krijgen voor alle noodzakelijke projecten. Wat hebben we aan prachtige plannen als niemand er geld in wil stoppen?
Daarom is het niet bepaald onbelangrijk hoe we ons energiebeleid voeren, oftewel hoe we omgaan met potentiële investeerders. Bedrijven moeten worden aangemoedigd om te investeren! We moeten er echter voor waken te geloven dat we alles kunnen afdwingen en alles tot in het kleinste detail kunnen regelen. In de afgelopen winter werkten sommige oplossingen ook uitstekend zonder voorafgaand politiek besluit, simpelweg omdat verstandige mensen op diverse plekken verstandig hebben samengewerkt en de Commissie op zinvolle wijze bemiddelde.
Marita Ulvskog (S&D). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk onaanvaardbaar dat mensen midden in de winter zonder elektriciteit komen te zitten of dat mensen werkloos worden omdat de fabrieken waar ze werken de hoge energieprijzen niet kunnen betalen en daarom mensen moeten ontslaan of hun activiteiten moeten staken. Daarom is het uitermate belangrijk dat we verstandige besluiten nemen om de energievoorziening veilig te stellen.
Tezelfdertijd moeten aan de vereiste grote infrastructuurprojecten eenduidige eisen worden gesteld wat de gevolgen voor het milieu en de onafhankelijkheid van landen betreft. Lidstaten mogen niet in een situatie terechtkomen waarin ze het risico lopen afhankelijk te zijn van de willekeur van een andere staat. De milieueffectbeoordelingen moeten door betrouwbare en onafhankelijke instanties worden uitgevoerd alvorens grote projecten van start mogen gaan.
Dat geldt natuurlijk voor alle vermelde grote projecten, maar ik wil met name de Baltische Zee vermelden, een grote en gevoelige binnenzee. Er zijn analysen en besluiten nodig die garanderen dat de Baltische Zee niet in een dode zee verandert doordat wij in het Europees Parlement onvoldoende op lange termijn hebben gedacht en onvoldoende veeleisend zijn geweest toen we onze besluiten namen. Dat zijn wij onze kinderen en kleinkinderen schuldig.
Adina-Ioana Vălean (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, iedereen wil energiezekerheid, dus waarom hebben we die niet? Misschien omdat er 27 verschillende interpretaties van energiezekerheid bestaan.
Voor mij persoonlijk betekent energiezekerheid onder meer dat we onze bronnen diversifiëren en onze afhankelijkheid van Russisch gas verminderen. We hoeven niet ver te zoeken naar bewijzen voor de juistheid van deze visie, want daarvoor hoeven we alleen maar te kijken naar enkele van onze lidstaten die te ver van Rusland liggen om een pijpleiding te hebben, waardoor ze niet alle problemen hebben die gepaard gaan met afhankelijkheid.
Ik denk dat we ons moeten richten op vloeibaar aardgas, door technologieën te ontwikkelen, terminals te bouwen en vanuit de hele wereld gas te importeren. Ook moeten we bijdragen aan de totstandkoming van een mondiale markt voor vloeibaar aardgas, zoals die al bestaat voor olie en grondstoffen.
Wat betreft de Nabucco-pijpleiding: ik denk dat het project snel moet worden herzien en dat we gas uit diverse bronnen in aanmerking moeten nemen en moeten overwegen om voor een kortere route te kiezen, die via Georgië en Oekraïne door de Zwarte Zee naar Roemenië zou kunnen lopen. We moeten gewoon goed op de kaart kijken.
Het feit dat de lidstaten verschillende interpretaties hanteren of verschillende belangen bij energiezekerheid hebben, wordt mede aangetoond door de situatie dat enkele landen die betrokken zijn bij Nabucco ook hebben ingetekend voor South Stream, waarmee ze de geloofwaardigheid van Nabucco en de kansen voor een gemeenschappelijk energiebeleid verkleinen. South Stream betekent absoluut een grotere afhankelijkheid van Russisch gas.
Paweł Robert Kowal (ECR). - (PL) Als ik luister naar de andere sprekers, vraag ik me af of de burgers van de Europese Unie gedoemd zijn alleen maar naar onze woorden te luisteren. Dat is iets wat we hadden kunnen testen in januari van dit jaar, tijdens de energiecrisis. We nemen tenslotte resoluties aan omdat we denken dat de Unie de kwestie van energiezekerheid niet goed onder controle heeft. We merken ook op, commissaris, dat er onder de EU-lidstaten minder belangstelling is voor Nabucco, hoewel dat niet voor alle energieprojecten geldt. In het noorden hebben we het project Nord Stream, dat een zeer belangrijke maatregel tegen het gemeenschappelijk buitenlands beleid vormt. In het zuiden is er het project South Stream. Ook hierbij willen de EU-lidstaten graag betrokken zijn. Met betrekking tot Nabucco horen we echter alleen maar beloften, maar er is noch voldoende geld, noch politieke steun.
Terwijl wij het onderwerp in Straatsburg bespreken, zijn aan de kust van de Oostzee de betonmolens al gearriveerd om te beginnen met de werkzaamheden voor het project Nord Stream. Ik wil weten of de voorstanders van het Verdrag van Lissabon woord zullen houden, met andere woorden: of ze zodra het Verdrag is geratificeerd hun steun aan de projecten Nord Stream en South Stream zullen intrekken. Nabucco zal wellicht een uitstekende stap blijken te zijn in de richting van het waarborgen van energiezekerheid. Als we ons blijven beperken tot het opstellen van verklaringen, zullen de EU-burgers pamfletten met onze resoluties tijdens de volgende energiecrises waarschijnlijk verbranden.
Gabriele Albertini (PPE). − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben het eens met commissaris Piebalgs. Zijn recente verklaringen bevestigen dat South Stream niet de concurrent is van Nabucco maar een verdere bijdrage aan de diversificatie van de energiebevoorradingsbronnen van Europa. De energiezekerheid van Europa is gebaseerd op een variëteit aan bronnen, bevoorradingsroutes en bevoorradingslanden.
Uitgaande van een nulgroei wordt de vraag tussen nu en 2020 geschat op 100 tot 150 miljard extra kubieke meter gas. Daarom is de ontwikkeling van verschillende opties een noodzaak, en South Stream is hierbij geen alternatief voor Nabucco, maar een aanvulling. De Commissie beschouwt de zuidelijke corridor als een geheel van projecten waaronder zowel Nabucco, South Stream als de verbinding tussen Turkije, Griekenland en Italië (ITG) vallen. De anti-Russische polemiek staat dus haaks op de ontwikkelingen die we in de komende jaren zullen zien.
Het is belangrijk dat het Europees Parlement een oproep doet tot pragmatisme en vooral tot consistentie bij de keuzes die de Europese Unie in essentie al heeft genomen met het Europese plan voor economisch herstel, met Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad, waarin oriëntaties worden vastgesteld voor trans-Europese netwerken in de energiesector en met de tweede strategie voor een zekere energievoorziening.
De diversificatie van de bronnen, van de bevoorradingsroutes en van de bevoorradingslanden is de ware pijler onder het beleid voor energiezekerheid van Europa. De aanleg van South Stream en Nabucco moet beschouwd worden als een uitdaging die verder gaat dan de politieke en economische belangen van de verschillende, meest direct betrokken landen. Op een realistische manier moeten de mogelijkheden worden geanalyseerd, niet vervormd door ideologische standpunten, maar met een heldere kijk op wat gedaan moet worden.
Anni Podimata (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, om het probleem van de energiezekerheid op een betrouwbare en duurzame manier aan te pakken, hebben we een gezamenlijke strategie nodig die beantwoordt aan de behoefte van de diversificatie van energiebronnen en gemeenschappelijke regels vaststelt voor de doorvoerlanden, want om afhankelijk te zijn van één energiebron is net zo erg als afhankelijk zijn van één enkel doorvoerland.
We moeten dus een balans zien te vinden, en dat gebeurt niet door een koudeoorlogtoon tegenover Rusland aan te nemen, waar we voor energiezekerheid afhankelijk van zijn en zullen zijn, maar ook niet door één enkele alternatieve pijpleiding (Nabucco) te steunen op het moment dat er nog steeds onzekerheid heerst over de leveringscapaciteit en over de politiek-economische omstandigheden in de landen aan de Kaspische Zee en de landen van de Kaukasus.
Ik wil het nu over Desertec hebben. Ik ben het met veel van de genoemde bezwaren eens en wil het volgende voorstellen: het strategisch doel van de Europese Unie moet zijn om geleidelijk onafhankelijk te worden van de energie-invoer en niet om de invoer van aardgas te vervangen door de invoer van elektrische energie uit hernieuwbare energiebronnen.
Als we werkelijk langdurig zelfvoorzienend en onafhankelijk willen zijn op het gebied van energie, moeten we de energie-efficiëntie bevorderen en vertrouwen op - en hoe meer hoe beter - de paar binnenlandse hernieuwbare energiebronnen die we hebben.
Toine Manders (ALDE). - Voorzitter, collega's, commissaris, ik wil u prijzen voor uw geïntegreerde aanpak van dit voorstel. De diversificatie is geweldig belangrijk en ik steun daarin ook de woorden van mijn collega Hans van Baalen, die zegt 'we moeten alle soorten energie bekijken, dus ook kernenergie'. Maar - zoals ik op de basisschool heb geleerd - de zon is de bron van alle kracht en ik denk dat we daar in de toekomst op moeten focussen.
Als het gaat over diversificatie, dan hebben we het niet alleen over de energiesoorten, maar ook over de leveranciers. Veel collega's hebben gesproken over Rusland. Rusland heeft nog altijd geleverd als wij vroegen, maar in de toekomst zal het belangrijk zijn om meerdere leveranciers te hebben. Vervolgens, hoe kunnen we dan die energiezekerheid garanderen? Die kunnen we alleen garanderen als we ze ook kunnen bereiken via de netwerken en ik denk dat uw belangrijkste taak - u heeft nu een aantal hobbels genomen, Nabucco, Desertec - de komende jaren zal worden om een geïntegreerd netwerk te realiseren waarin de landen, alle Europese lidstaten, de neus in dezelfde richting hebben en ook geïntegreerd het energiebeleid willen gaan uitvoeren. U kunt daarbij institutionele beleggers, private investeerders vragen om het geld te krijgen, maar ik denk dat het nodig is dat u vanaf morgen gaat werken aan een geïntegreerd netwerk, een soort supergrit, een ringleiding door Europa waardoor iedere eindgebruiker kan worden bereikt.
Jean-Pierre Audy (PPE). (FR) – Mijnheer de Voorzitter, energie is geen terrein terzake waarvan de Europese Unie bevoegdheid heeft. Petje af, mijnheer Piebalgs, voor alles wat u doet.
Energie en toegang tot energie lokken oorlog uit – soms militair, soms politiek en soms economisch van aard. Wat gas betreft, zijn we op weg naar een gasoorlog. We zullen overigens niet weten of gas de oorzaak van de oorlog of een gevolg ervan is, maar hoe het ook zij, een gasoorlog komt er.
We kennen de cijfers: in de landen van de Kaukasus zijn er twee eeuwen reserves; in Rusland één eeuw; in Noord-Afrika een halve eeuw; in de Baltische staten een halve eeuw; in Europa zo’n twintig jaar. Wij moeten ons dan ook gaan voorbereiden op het importeren van gas.
Ja commissaris, Nabucco is een goed project, en wij moeten het steunen, maar wij moeten alle bronnen van energievoorziening financieel en politiek steunen, of het nu gaat om Nord Stream of South Stream, van het noorden en van het zuiden.
Ook moeten we een beroep doen op onze industriële bedrijven die deskundig en eerlijk zijn en er normen en waarden op nahouden, maar laten we niet naïef zijn. Commissaris, ik verzoek u de voorstellen van sommige lidstaten die pleiten voor een operationeel Europees interventie-instrument op de gasmarkt door een Europese inkoopcentrale voor gas tot stand te brengen, zoals u dat overigens voor de Kaukasus doet met de Caspian Development Corporation.
Wat Desertec betreft, petje af. We kennen de cijfers: 1 vierkante kilometer woestijn genereert het equivalent van 1,5 miljoen olievaten. Het is een uitstekend project voor de euromediterrane landen. Wij weten dat 0,3 procent van de woestijngebieden op aarde de hele wereld van energie zou kunnen voorzien.
Wij weten dat we onze energieproblemen kunnen oplossen door menselijke inventiviteit en de wetenschap, maar wel op ethische en morele wijze.
U verricht uitstekend werk, commissaris, want dit is een Europa dat resultaten boekt, een Europa dat beschermt, een Europa dat handelt. Bravo, en ga zo door – u kunt rekenen op de steun van het Europees Parlement.
Justas Vincas Paleckis (S&D). – (LT) De ‘Nabucco’-gaspijpleiding zou Europa in staat stellen zich sterk en veilig te voelen. Maar niet alle landen in het gebied rond de Kaspische Zee zijn op weg naar democratie en niet alle landen zijn te vertrouwen. Veel hangt af van de relaties met Turkije. Ook al is er voorlopig geen vooruitzicht op het openzetten van de deur in verband met de toetreding van Turkije tot de EU, we mogen dit land niet van ons af duwen en er anti-Europese gevoelens opwekken. Het Desertec-project is met name van belang omdat het op de toekomst is gericht. Bij discussies over energiezekerheid is er te weinig aandacht voor hernieuwbare energiebronnen en in het bijzonder energie-efficiëntie. Het doet me deugd dat dit nu precies datgene is waarop de commissaris vandaag de nadruk legde. Op EU-niveau dienen financiële en economische mechanismen in het leven te worden geroepen die EU-lidstaten en afzonderlijke ondernemingen ertoe aanzetten energie te besparen en over te schakelen op de nieuwste en schoonste technologieën, en dit zou een serieuze bijdrage betekenen aan energiezekerheid en aan de strijd tegen klimaatverandering.
Arturs Krišjānis Kariņš (PPE). - (LV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als Lets politicus weet ik maar al te goed wat het voor een land betekent om energie-afhankelijk te zijn. Hoewel Letland ongeveer een derde van zijn energiebehoefte uit zijn eigen hernieuwbare bronnen haalt, komt de resterende twee derde van onze energiebalans voornamelijk uit één leveranciersland – Rusland. Als klein land, dat sterk afhankelijk is van energieleveranties, begrijpen wij heel goed hoe duur deze afhankelijkheid kan zijn, zowel voor de eindverbruiker, als het gaat om de prijs, als voor het land als geheel, als het gaat om de potentiële politieke kwetsbaarheid. De energiebalans van elke EU-lidstaat is weer anders, maar allemaal delen we een en dezelfde zorg – de zekerheid van de energievoorziening. Die zekerheid is te verkrijgen door diversifiëring van de voorzieningsbronnen, want hoe meer toeleveranciers we hebben, hoe minder afhankelijk we zijn van elke afzonderlijke toeleverancier. Rusland is een belangrijke partner voor de Europese Unie als het gaat om gasleveranties. In Europa importeren we in totaal ongeveer een kwart van al het gasverbruik uit Rusland. Sommige landen, zoals Letland, zijn zelfs geheel en al afhankelijk van gasleveranties uit Rusland, en elk jaar neemt de afhankelijkheid van Europa als geheel van leveranties uit dat land toe. Een van de alternatieve voorzieningsbronnen is de geplande Nabucco-gaspijpleiding, die via Turkije gas uit landen in Centraal-Azië aan Europa moet gaan leveren. Ik acht het voor het Parlement van zeer groot belang dit project speciale steun te geven, want het zal een directe versterking van onze gemeenschappelijke zekerheid van gastoevoer betekenen. De Nabucco-gaspijpleiding is echter nog maar het begin van de oplossing voor onze gemeenschappelijke zekerheid van gastoevoer. We moeten komen tot een verenigd Europees energiebeleid, dat onze activiteiten inzake alles wat met energie te maken heeft, moet coördineren. Dank u voor uw aandacht.
Edit Herczog (S&D). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, laat mij u eerst bedanken voor het feit dat ik in dit Parlement in het Hongaars mag spreken en in deze taal de ondervoorzitter kan begroeten. Om te beginnen wil ik graag zeggen dat, als we straks terugblikken op de afgelopen vijf jaar, commissaris Piebalgs waarschijnlijk als een van de meest succesvolle commissarissen zal worden beoordeeld vanwege zijn evenwichtige en vooruitziende beleidsactiviteiten, die we tot nu toe gezamenlijk hebben aangenomen in het Parlement.
Op de Nabucco-conferentie die in januari in Boedapest, Hongarije werd gehouden, heeft commissaris Piebalgs voor het eerst uitgesproken dat de Europese Unie politieke en financiële steun wenst te verlenen aan het Nabucco-project. We moeten een bedrag van ongeveer 8 miljard euro – de geraamde kosten voor de 3 300 km lange pijpleiding – bij elkaar zien te krijgen. De twee belangrijkste taken die we in het verschiet hebben, zijn dat we ongeveer 2 miljard euro in de EU-begroting moeten zien te vinden en dat we de voorwaarden moeten vastleggen waarmee men voor dit project gemakkelijker en onder betere voorwaarden aan een lening kan komen.
De oorspronkelijke belofte ging over ongeveer 30 miljoen euro. We moeten beseffen dat we verder moeten gaan. Ik ben ervan overtuigd dat de commissaris de paar maanden die hem nog resten, alles in het werk zal stellen hetzij de taak aan de volgende commissaris zal overlaten om dit project te doen slagen. We weten allemaal dat in het geval van een economische crisis stroom- of energie-uitval niet in de eerste plaats huishoudens treft, maar bedrijven. En bij deze bedrijven, geachte collega’s, werken onze kiezers, onze burgers, en door risico’s te nemen met de energiezekerheid zetten we ook hun salaris op het spel.
Mario Mauro (PPE). − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, stellig is energiezekerheid een grote prioriteit die om te beginnen moet worden verbeterd door de efficiëntie van het energieverbruik te vergroten, door diversificatie van de leveranciers, de bronnen en de bevoorradingsroutes, maar bovenal door de energiebelangen van de Europese Unie te behartigen ten aanzien van derde landen.
In maart heeft de Europese Raad verklaard dat teneinde de doelstellingen van energiezekerheid te behalen, de Europese Unie als geheel, maar ook elk van de lidstaten, voorbereid moeten zijn op het afstemmen van verantwoordelijkheid en solidariteit. Waar het volgens mij in essentie om gaat, is dit: de Europese energiepolitiek moet onlosmakelijk verbonden zijn met de Europese buitenlandpolitiek, want als wij volhouden dat onze initiatieven op het vlak van buitenlandse politiek pas echt effect hebben als we met één stem spreken, geldt dat evenzeer voor de energiepolitiek.
Maar hier ligt juist het punt. Tot dat moment, dat wil zeggen tot het moment waarop we in staat zullen zijn om met één stem te spreken, moeten de inspanningen van vele regeringen die betrokken zijn bij complexe operaties als Nord Stream en South Stream niet worden beschouwd als zijnde in tegenspraak met de ondersteuning van Nabucco, maar als deel van eenzelfde strategie waarin pragmatisme en realisme moeten worden gecombineerd teneinde in staat te zijn om de belangen van onze burgers te behartigen.
Daarom spreken wij met betrekking tot Nabucco een volmondig ja uit, maar zijn wij tegelijkertijd ferm besloten om de inspanningen te ondersteunen die onze regeringen zich getroosten om de diversificatie van energiebevoorrading te waarborgen als een garantie voor het welzijn van onze bevolking.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) De Europese Unie heeft in 2008 een ongekend handelstekort bekendgemaakt van 242 miljard euro, dat hoofdzakelijk te wijten is aan de stijging van de prijs van geïmporteerde energie. De pijpleiding van het Nabucco-project zal door Turkije, Bulgarije, Roemenië, Hongarije en Oostenrijk lopen en zal de Europese Unie jaarlijks van dertig miljard kubieke meter aardgas uit de Kaspische Zee voorzien. De tweehonderd miljoen euro die aan het Europees economisch herstelplan is toegewezen, is niet voldoende. We doen een beroep op de Europese Unie om de toegewezen financiële middelen substantieel te verhogen. Het Desertec-project zal zonne-energie uit Noord-Afrika gebruiken en ook een mediterraan plan uitvoeren om zonne-energie op te vangen en een netwerk te bouwen voor de overdracht van elektriciteit dat de Europese Unie met het Midden-Oosten en Noord-Afrika zal verbinden. De EU moet investeren in de diversificatie van energiebronnen. Als rapporteur voor zaken die betrekking hebben op de energieprestaties van gebouwen verzoek ik de EU met klem om innovatieve financiële instrumenten te bieden om investeringen in het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te stimuleren en om de energie-efficiëntie te verbeteren, in het bijzonder van gebouwen en in de vervoerssector.
Marian-Jean Marinescu (PPE). – (RO) De Nabucco-pijpleiding zal grotendeels in de vraag naar gas van de Europese Unie voorzien. Nog belangrijker hieraan is echter het politieke aspect: hiermee zal een einde komen aan onze afhankelijkheid van één enkele bron. De steeds terugkerende crises hebben ons duidelijk gemaakt dat de huidige situatie met Rusland als enige bron en Oekraïne als het enige doorvoerland geen enkele zekerheid biedt voor de economie en burgers van Europa. Het ontwikkelen van nieuwe energievoorzieningsroutes moet net zo belangrijk zijn als het ontwikkelen van de betrekkingen met Rusland. Het uitstel van de lancering van het Nabucco-project is helaas te wijten aan de individuele belangen van bepaalde lidstaten. De lidstaten moeten beseffen dat niet alleen de landen waar de pijnleiding doorheengaat of de betrokken commerciële bedrijven van de voordelen van dit project zullen profiteren, maar alle burgers van Europa, wier nationale regering hun welzijn en veiligheid moet garanderen.
De fouten die hebben geleid tot het uitstel van dit project moeten niet worden herhaald met betrekking tot het veiligstellen van gasbronnen. Er zijn landen in de regio, zoals Azerbeidzjan, Turkmenistan, Kazachstan, Irak en Iran, die hun reservevoorraden door de gaspijpleiding willen laten lopen. De Commissie moet nog eens doen wat zij voor de intergouvernementele overeenkomst heeft gedaan, namelijk aan verdere onderhandelingen deelnemen en zo snel mogelijk tot een positief resultaat komen. Als wij niet opschieten en het doen, zullen anderen het doen, en ik weet heel zeker dat dit niet in het belang van de Europese burgers zal zijn.
Francisco José Millán Mon (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, gezien de afhankelijkheid van de EU van externe energiebronnen dient de zekerstelling van de levering altijd een rol te spelen bij het buitenlandbeleid van de EU. Bovendien geven alle voorspellingen aan dat de mondiale vraag naar energie in de komende 25 jaar flink zal toenemen.
Wij Europeanen moeten onze grote afhankelijkheid van Russisch gas verminderen, met name na de crises van de afgelopen jaren. Bovendien heeft Rusland een duidelijke strategie om zijn controle over de Europese gassector te verstevigen. Daarom hebben zij projecten als Nord Stream, Blue Stream II en ook South Stream.
Het is dan ook noodzakelijk om te zorgen voor diversificatie voor wat betreft leveranciers en aanvoerroutes. Vandaar het belang van Nabucco, dat toegang zal bieden tot het gas van Azerbeidzjan, Irak en Turkmenistan en waarmee wij onze energiebetrekkingen met Centraal-Azië, een steeds belangrijkere regio, kunnen versterken.
Ik ben dan ook verheugd over de overeenkomst van afgelopen juli, waarover de commissaris ons vertelde, en over de expliciete steun aan Nabucco die voorzitter Barroso heeft geuit in de politieke richtsnoeren die hij recentelijk heeft gepresenteerd.
Ik weet dat er twijfels bestaan over de levensvatbaarheid van Nabucco, maar die waren er ook over de oliepijpleiding Bakoe-Tbilisi-Ceyhan, en die is uiteindelijk wel gerealiseerd.
Ik wil benadrukken dat de landen ten zuiden van de Middellandse Zee ook een belangrijke rol spelen in de aanvoer van gas naar Europa. In de eerste plaats Algerije, een belangrijke gasleverancier van Spanje en Italië. We moeten ervoor zorgen dat de werkzaamheden aan Medgaz zo spoedig mogelijk worden afgerond. Wat de levering van gas betreft, wil ik ook landen als Egypte en Libië specifiek noemen.
Kortom, energiekwesties dienen in het Euro-mediterrane partnerschap een prioritaire plaats in te nemen, ten gunste van beide partijen.
Dames en heren, in het Verdrag van Lissabon wordt energie een gedeelde bevoegdheid genoemd. Tevens is vastgelegd dat het energiebeleid van de Unie onder meer tot doel heeft energiezekerheid te waarborgen. Het is een goede stimulans om de ontwikkeling van een gemeenschappelijk extern energiebeleid, dat steeds harder nodig is en waar de ontwerpresolutie die wij vandaag goedkeuren op aandringt, een stap dichterbij te brengen.
Ten slotte wil ik zeggen dat het een moeilijke doelstelling is, zoals blijkt uit het feit dat wij in Europa, in de Unie, nog steeds geen werkelijke interne energiemarkt hebben, omdat we niet eens over de vereiste interconnecties beschikken. Daarom ben ik zeer verheugd over de verbintenissen die voorzitter Barroso op dit gebied in eerdergenoemd document heeft gedaan.
Rachida Dati (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, zoals mijn collega’s zojuist hebben gezegd, de recente gascrisis tussen Rusland en Oekraïne laat zien dat het hoog tijd is de energiezekerheid van de Europese Unie te vergroten.
De Europese Unie is nog te afhankelijk, met name van haar gasimporten, aangezien ze tussen nu en 2020 waarschijnlijk circa tachtig procent van haar gas moet invoeren. Deze situatie kan niet blijven bestaan, want gebeurt dit wel, dan loopt de energiezekerheid van de Europese Unie voortdurend gevaar. De lopende infrastructuurprojecten, die u zojuist hebt genoemd, zijn uiteraard een stap in de goede richting.
De recente gascrisis tussen Rusland en Oekraïne ligt nog maar enkele maanden achter ons. Commissaris, wat heeft de komende winter in petto? Het is cruciaal dat degenen die tekorten aan den lijve hebben ervaren en diegenen die er beducht voor zijn weten hoe Europa hen zal beschermen tegen deze mogelijke nieuwe crises.
Michael Gahler (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, de onderhavige resolutie geeft opnieuw de noodzaak aan van een samenhangend Europees buitenlands beleid, ook uit het oogpunt van de energievoorzieningszekerheid.
Over Nabucco en Desertec is vandaag al veel gezegd. Wat betreft de diversificatie van de bevoorradingsbronnen wil ik uw aandacht ook vestigen op een naburige regio die tot dusver gekenmerkt wordt door stabiliteit en betrouwbaarheid ten aanzien van de Europese energievoorziening en die bovendien beschikt over een groot exploitatiepotentieel en verder ook toegankelijker wordt als gevolg van de klimaatverandering: de arctische regio. Enerzijds bestaat met deze regio van oudsher een pragmatische samenwerking, ook bijvoorbeeld met Rusland, en anderzijds is de EU in tegenstelling tot Rusland, de VS, Canada en zelfs China hier als zodanig nog niet vertegenwoordigd.
Om ook in deze regio op lange termijn onze Europese belangen veilig te stellen, pleit ik er daarom voor om samen met partners zoals Noorwegen en IJsland een pragmatische langetermijnstrategie te ontwikkelen. Deze moet gericht zijn op samenwerking met Rusland, de VS en Canada om te komen tot een belangenevenwicht in die regio, en die niet alleen vraagstukken zoals de energiezekerheid van alle betrokken landen behelst, maar ook milieuaspecten en de toegang tot de nieuwe ijsvrije transportroutes. Zo voorkomen we mogelijke conflicten, die daar als gevolg van de run op de nog beschikbare energiebronnen zouden kunnen ontstaan.
Bastiaan Belder (EFD). - Mijnheer de Voorzitter, Turkije speelt een belangrijke rol in het verminderen van de Europese afhankelijkheid van Rusland. De vraag is nu welke prijs Europa bereid is dit land te betalen. Ondertussen speelt Turkije een dubbelspel en wil zowel van het Nabucco-project als van South Stream profiteren. Het is niet in het belang van Europa. Ik roep Raad en Commissie op ondubbelzinnig te kiezen voor het Nabucco-project. Dit project dient directe vermindering van onze afhankelijkheid van Rusland, en gezien de langzame daling van de vraag naar gas in Europa is de realisatie van twee zuidelijke aanvoerroutes overigens totaal onnodig. Turkije moet kleur bekennen en zich voor de volle 100% engageren met het Nabucco-project. De onderhandelingen met Turkije hierover dienen echter strikt gescheiden te blijven van de toetredingsonderhandelingen met dit land. Het mag niet zo zijn dat Turkije als ruil voor een coöperatieve inzet een entreebewijs voor de Unie krijgt.
Lena Barbara Kolarska-Bobińska (PPE). - (PL) De Europese Unie heeft leveranciers nodig van wie het zakelijk handelen transparant blijft en die zich aan hun verplichtingen houden. Het Energiehandvest en het Doorvoerprotocol zijn pogingen om een systeem op te zetten dat is gebaseerd op heldere beginselen. Het feit dat Rusland onlangs heeft aangegeven zich te willen terugtrekken uit het Energiehandvestverdrag moet worden gezien als een waarschuwing. Het is een waarschuwing voor bedrijven die investeren in Rusland en ook voor de Commissie. Het zou de Commissie moeten stimuleren zo snel mogelijk maatregelen te nemen om een Europees stelsel voor energiezekerheid op te zetten.
We kunnen alleen maar hopen dat Rusland het handvest zal respecteren en geen definitieve actie zal ondernemen. De interne gasmarkt van de Europese Unie moet zonder beperkingen functioneren, zodat grensoverschrijdende aansluitingen en gasnetwerken mogelijk zijn. De Europese gasverbruikers mogen niet aan de genade van monopolies worden overgeleverd.
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Matthias Groote (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega's, wat de commissaris hier vandaag over het Desertec-project schetste, beviel mij uitstekend. Desertec heeft een groot potentieel, en het mooie aan dit project is dat het uit veel kleine projecten bestaat. Dat schept banen en effent het pad voor een groen industriebeleid zoals ons voor ogen staat.
Ik heb een vraag aan de Commissie: ik had het gevoel dat over Desertec met enige terughoudendheid werd gesproken. Welke concrete maatregelen op het gebied van de netwerkinfrastructuur – een gigantisch probleem bij de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare energie – staan er op stapel? Het idee is om elektriciteit via hoogspanningsleidingen vanuit de woestijn naar Europa te transporteren. Welke flankerende maatregelen kan de Europese Commissie op dit punt nemen? Heeft zij hierover al eens nagedacht? Wat kunnen we in dit verband verwachten van de nieuwe Commissie?
Charles Tannock (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de fractie van de Europese Conservatieven en Hervormers steunt het idee van een gemeenschappelijk extern energiezekerheidsbeleid van de EU op basis van solidariteit tussen de lidstaten, maar de energiemix moet een bevoegdheid van de lidstaten blijven. Natuurlijk moeten we diversifiëren en iets doen aan de te grote afhankelijkheid van Russische olie en Russisch gas, waarvan zelfs het Verenigd Koninkrijk, dat traditioneel afhankelijk is van gas uit de Noordzee en uit Noorwegen, nu een importeur is.
We moeten de zuidelijke corridor ontwikkelen en het White Stream-project, naast het Nabucco-project, tot een prioriteit maken. Maar ook de trans-Kaspische route en zelfs de trans-Sahararoutes bieden opwindende vooruitzichten voor de Europese Unie. We hebben meer gasopslagcapaciteit nodig in Europa, en meer integratie van onze pijpleidingen en elektriciteitsnetwerken. In het Verenigd Koninkrijk willen we ook graag nieuwe kerncentrales bouwen.
Ik verwelkom de investeringen in hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van het Desertec-project voor zonne-energie, waarmee zowel de klimaatverandering wordt bestreden als de hulp wordt gediversifieerd. Ook de energie-efficiëntie moet worden verbeterd, hoewel het recente verbod op het gebruik van gloeilampen in de EU een draconische maatregel is, de gezondheidsrisico’s van kwik voor de huid en het milieu negeert en de EU nodeloos impopulair maakt in mijn land.
Alejo Vidal-Quadras (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, voorspellingen geven aan dat het verbruik van gas in de Unie van nu tot 2030 met meer dan 40 procent zal toenemen en dat onze eigen productie zal afnemen. Dit betekent dat we zelfs met alle lopende projecten niet aan de vraag zullen kunnen voldoen. We zullen dus van alle mogelijke leveringsbronnen gebruik moeten maken en in het bijzonder alle maatregelen van de lidstaten moeten coördineren, teneinde er zo goed mogelijk gebruik van te kunnen maken voor onze gemeenschappelijke behoeftes.
De projecten South Stream en Nabucco raken aan zwaarwegende economische, historische, politieke en energieaspecten, waar we zo intelligent en zo zorgvuldig mogelijk mee om moeten gaan, rekening houdend met de zorgen en de behoeftes van alle betrokken landen. Veel van de problemen waar wij op dit moment mee geconfronteerd worden, zouden kunnen worden opgelost als wij, in de eerste plaats, het optreden van alle lidstaten goed zouden coördineren, meer centrales voor vloeibaar aardgas zouden bouwen, de interne markt zouden verbeteren en opnieuw met één stem zouden spreken.
Derek Vaughan (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom de tekst die vandaag door de verschillende fracties is ingediend, evenals de verklaring van de commissaris van zojuist, met name de erkenning van de noodzaak om onze energietechnologie te diversifiëren en onze aanvoer zeker te stellen.
Maar natuurlijk bestaat er niet één antwoord op de vraag hoe we energiezekerheid kunnen verwezenlijken. Alle technologieën moeten worden overwogen. Er moet een mix komen, waarvan ook de afvang en opslag van CO2 onderdeel moet zijn, en ik kom natuurlijk uit Wales, waar nog voldoende kolen kunnen worden gewonnen.
Ook moet de energie-efficiëntie worden verbeterd. Daarom denk ik dat we meer geld uit de Europese structuurfondsen moeten besteden aan maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie, niet alleen om energie te sparen, maar ook om de economie te stimuleren.
Ik wil nog twee korte opmerkingen maken. In de eerste plaats moeten we met betrekking tot Desertec, dat ik een opwindend project vind, erkennen dat dit een project voor de lange termijn is. Dit is geen snelle oplossing.
In de tweede plaats is de opslag van gasreserves belangrijk, maar ook hier moeten we erkennen dat het duur is en dat er middelen voor zullen moeten worden uitgetrokken.
Daarom steun ik alle teksten die vandaag zijn ingediend, in het bijzonder die van de S&D-Fractie. Dit zijn belangrijke punten, en ik verwelkom de opvattingen van de commissaris hierover.
András Gyürk (PPE). – (HU) Dames en heren, in het voorstel voor een besluit staat te lezen dat het Russische Surgutneftgaz, waarvan onduidelijk is wie de eigenaar is, onlangs een aanzienlijk aandeel heeft verworven in het Hongaarse oliebedrijf MOL. Hier wil ik iets over zeggen. Zelf heb ik me na deze transactie met een schriftelijke vraag tot de commissaris gewend. Uit zijn antwoord bleek dat hij onze eis terecht vond om Europese energiebedrijven betere bescherming te bieden tegen externe overnames die elke transparantie ontberen. Dat is goed nieuws. Aan de andere kant moeten we vaststellen dat de huidige regelgeving ongeschikt is voor het bereiken van dit doel.
De voorschriften met betrekking tot transparantie kunnen namelijk moeiteloos worden omzeild. Daarom verzoeken we de Europese Commissie om uit de comfortabele positie van lijdelijk toezien te stappen. Zij moet in samenwerking met de regeringen de juridische kaders opstellen voor effectieve bescherming tegen vijandige overnames. Mijnheer de Voorzitter, de open markt is een gemeenschappelijke Europese verworvenheid en we mogen het dus niet laten gebeuren dat we juist op dit vlak kwetsbaar worden.
Ivo Vajgl (ALDE). – (SL) Het lijkt erop dat het “catch the eye”-systeem goed werkt en het doet me deugd te horen dat dat het geval is. We hebben een zekere en gediversifieerde toevoer nodig. Daarover zijn we het allen eens.
Maar ik denk dat onze discussie vandaag te veel op één punt is gericht: op waarschuwingen in verband met een Russische dreiging. Een dergelijke benadering kan geen constructieve gevolgen hebben voor Europa en ik denk dat we veel meer gebaat zouden zijn bij het opzetten van een partnerschap met Rusland.
Ik zou ook zeer dankbaar zijn als commissaris Piebalgs ons zou kunnen meedelen in hoeverre er vooruitgang is geboekt in de dialoog over energiezekerheid, over het verbeteren van onze relaties met Rusland en over de invoering van democratische waarden, waarvan we graag zouden zien dat Rusland er meer aandacht aan besteedt.
Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) In september 2007 is, op basis van het besluit van het Europees Parlement en de Raad van 2006 en met betrekking tot onder meer de kwestie van de Nabucco-gaspijpleiding, een Europees coördinator voor het project aangewezen, namelijk Jozias van Aartsen. In 2009 heeft hij een interessant verslag gepresenteerd, dat al even interessante conclusies bevatte. Een van deze conclusies had betrekking op de moeilijkheden die kunnen optreden bij de uitvoering van het Nabucco-project. Zelfs de huidige financieringsniveaus wijzen daarop.
Ik wil u vragen of u van mening bent, ongeacht uw persoonlijke belangstelling voor de zaak, of de aanstelling van een coördinator voor de tenuitvoerlegging van het Nabucco-project deze tenuitvoerlegging efficiënter kan maken, zodat we er zeker van kunnen zijn dat wat we vandaag bespreken en wat de lidstaten – waaronder mijn land, Polen – verwachten, met honderd procent zekerheid werkelijkheid zal worden.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het wordt moeilijk om alle vragen te beantwoorden, maar ik zal ingaan op enkele specifieke punten.
In de eerste plaats is het beleid dat we in de energiesector volgen erop gericht om het welzijn van onze burgers en onze industrie te bevorderen. We streven naar energiezekerheid met schone energie tegen een goede prijs. Dat is ons overkoepelende doel.
In de tweede plaats maken we nooit parallelle afspraken wanneer we besprekingen over energieovereenkomsten voeren. Er worden geen compromissen gesloten over de uitbreiding of de mensenrechten. We hanteren als uitgangspunt dat onderlinge afhankelijkheid in de energievoorziening het belangrijkst is en voor iedereen goed is – voor de leveranciers, voor de doorvoerlanden en voor de consumenten. Het kost tijd om onze partners te overtuigen, maar dat is de enige manier om stabiliteit te bereiken.
In de derde plaats denk ik dat het cruciaal is dat we ons baseren op de voorstellen die vanuit de sector worden gedaan en dat we de sector steunen, omdat dat ons sterk maakt, ook al lijkt het soms dat we wat langzaam zijn. Misschien zijn we door die opstelling geen speedboot in de energieoceaan, maar het zorgt wel voor stabiliteit. Wanneer we een verandering doorvoeren, hebben we dan een veel breder draagvlak, wat tot meer veiligheid leidt. Alle projecten zijn goed gecontroleerd op kostenefficiëntie en levensvatbaarheid.
Het volgende gebied waar we een zwak punt hebben en waarover we nog discussiëren, is het externe energiebeleid en de samenhang binnen dat beleid. Het is waar dat er veel meningsverschillen bestaan – althans, dat is de perceptie – en als commissaris zou ik zeker zeer gelukkig zijn met een meer samenhangend extern energiebeleid.
De ontwerpresolutie gaat hier ook op in, omdat er weliswaar geen ingebouwd conflict is, maar wel de perceptie van een conflict bestaat. Alle door de lidstaten nagestreefde activiteiten komen ook ten goede aan de Europese Unie. Daarom moeten we hier follow-up aan geven en echt proberen een systeem te bouwen waarin we met één stem spreken, niet alleen verbaal, maar ook waar het gaat om de punten die we willen benadrukken. En daarom is de tweede toetsing van het energiebeleid nog steeds zeer belangrijk. Alle punten die we daarin hebben genoemd, zijn nog steeds van toepassing.
Tegelijkertijd is het duidelijk de opvatting van de Commissie dat we het ons niet kunnen veroorloven om van onderlinge afhankelijkheid naar afhankelijkheid te gaan. Daarom steunen we diversificatieprojecten als Nabucco en de activiteiten in verband met vloeibaar aardgas – niet dat die onze relatie van onderlinge afhankelijkheid met andere landen volledig zullen veranderen, maar ze verschaffen ons wel extra veiligheidsmarges. Dus daar zijn we mee bezig, maar tegelijkertijd nemen we zeker nota van wat er in de energiewereld gebeurt.
Wat betreft kernenergie: van deze optie hebben we afstand genomen. We hebben een nucleaireveiligheidsrichtlijn aangenomen, maar dit is in hoge mate een nationaal punt, en een heel gevoelig punt. Ik denk echt dat we vanuit het perspectief van de Unie moeten voortbouwen op de samenwerking tussen de regulerende instanties op het gebied van nucleaire veiligheid en moeten proberen om een veiliger en meer samenhangend systeem te ontwikkelen. Maar ik betwijfel of we verder kunnen gaan dan dat.
Een laatste punt, dat echter zeker niet onbelangrijk is, is dat ik echt denk dat deze kwesties en debatten in belangrijke mate bijdragen aan het vormgeven van een energiebeleid. Maar er is niet één enkel instrument waarmee dat kan, er zijn vele instrumenten, en we zullen hier in de toekomst zeker opnieuw over debatteren.
Dank u allen zeer voor dit debat. Ik ben graag bereid om vragen van de Commissie industrie, onderzoek en energie te beantwoorden, of van elke andere commissie die meer in detail over energiekwesties wil spreken.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement(1).
De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik juich de vooruitgang toe die is geboekt met de ondertekening van het akkoord in Ankara, waardoor de aftrap is gegeven voor het Nabucco-project en het protocol bij de overeenkomst over het Desertec-project. Het Nabucco-project moet tot prioriteit worden gemaakt, omdat het een oplossing biedt voor het probleem van de gasleveranties, dat de afgelopen jaren groter is geworden. Hoewel het Nabucco-project ook vanuit geopolitiek perspectief heel belangrijk is, weet ik dat de partners van het project tegelijkertijd ook sterke commerciële drijfveren moeten hebben, zodat het zo snel mogelijk gerealiseerd wordt. De economische crisis, die ertoe heeft geleid dat de deelnemende bedrijven minder geld voor de ontwikkeling ter beschikking hebben, en een aantal onzekerheden die te maken hebben met de bronnen die de pijpleiding van gas voorzien, zijn obstakels die uit de weg geruimd moeten worden. De tweehonderd miljoen euro die we aan het project geven zijn welkom, maar we moeten ook de politieke en diplomatieke stappen ten opzichte van Turkije en de landen in de regio die het gas leveren intensiveren. Ik zou de lidstaten daarom willen oproepen te laten zien dat ze solidair zijn, zodat we gascrises kunnen afwenden die vergelijkbaar zijn met die welke we de afgelopen jaren hebben gekend. We kunnen niet wachten tot het Verdrag van Lissabon in werking is getreden en het Nabucco-project is voltooid en de Europeanen in de tussentijd het risico laten lopen dat ze door geschillen tussen Rusland en Oekraïne midden in de winter zonder gas komen te zitten.
Ivailo Kalfin (S&D), schriftelijk. – (BG) Helaas heeft de EU nog steeds geen doelmatig energieveiligheidsbeleid. De afgelopen jaren zijn de eerste stappen in deze richting ondernomen en daarmee feliciteer ik met name commissaris Piebalgs. Bulgarije heeft hieraan ook een bijdrage geleverd. Maar deze processen verlopen nog te traag, vooral in het licht van de bijzonder dynamische activiteiten van de kant van Rusland en andere concurrenten.
We moeten een veel duidelijker en actiever beleid volgen waarin een aantal van de volgende elementen is opgenomen:
- stimulering van de voltooiing van alle projecten op het gebied van de gaslevering aan Europa, zodat op realistische wijze een marktgerichte financiering kan worden veiliggesteld, waaronder Nord Stream en South Stream;
- stimulering van de aanleg van nieuwe faciliteiten die bijdragen aan de energieonafhankelijkheid en reductie van CO2-emissies, met name kerncentrales en energiecentrales die draaien op hernieuwbare energiebronnen;
- de ontwikkeling van gemeenschappelijke regels voor de levering en doorvoer van gas;
- een actief beleid gericht op de landen van Centraal-Azië en de Kaukasus om de levering van gas uit het Kaspische gebied voor Europa veilig te stellen.
Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) Dit debat toont opnieuw aan hoe hard de EU een verenigd energiebeleid nodig heeft. Er zijn leden die er bij de Commissie en de lidstaten op aandringen om concrete, gecoördineerde maatregelen te nemen, in een geest van solidariteit, en die willen dat de EU optreedt alsof we al een dergelijk beleid hebben. Hun inspanningen hebben niet alleen politieke en morele, maar ook praktische waarde, omdat ze als vertegenwoordigers van de burgers de totstandbrenging van een gemeenschappelijk energiebeleid kunnen versnellen. Anderen gebruiken de afwezigheid van zo’n beleid als een excuus voor en rechtvaardiging van hun bilaterale afspraken met leveranciers, die vaak niet voldoen aan de eisen van transparantie en eerlijke concurrentie, om nog maar te zwijgen van Europese solidariteit. Dat is een kortzichtige en riskante benadering, die ondemocratische leveranciers met een politieke strategie om een wig te drijven in de EU en de EU te verzwakken in de kaart speelt. De Commissie moet niet alleen politieke en juridische, maar ook financiële steun geven aan bedrijven die zich inspannen om onze energievoorziening te diversifiëren. Om werkelijk dichter bij echte energiesolidariteit te komen, moeten de lidstaten elkaar en de Commissie in kennis stellen van hun overeenkomsten met derde partners.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Nu we aan het begin van een nieuw mandaat staan, is een van de terreinen waarop het Europees Parlement volgens mij actiever betrokken zou moeten zijn dat van het waarborgen van de energiezekerheid. Met dit in gedachte wil ik de aandacht vestigen op het belang van het Nabucco-project, dat de energiezekerheid van de Europese Unie zal helpen waarborgen doordat de Europese consument hierdoor via een veilige route gegarandeerd toegang krijgt tot alternatieve bronnen. De ondertekening op 13 juli 2009 van een overeenkomst over het Nabucco-project tussen Oostenrijk, Bulgarije, Roemenië, Turkije en Hongarije, waarmee de politieke verplichting werd gemarkeerd die de partnerstaten die aan dit project deelnemen op zich nemen om hun inspanningen om de gaspijplijn aan te leggen voort te zetten, was een positief signaal naar de investeerders en de landen die het aardgas leveren. De landen die bij dit project betrokken zijn, moeten samen met de Europese Commissie hun inspanningen blijven richten op het aantrekken van investeringen en garanderen dat de leveranciers van het Nabucco-project betrouwbaar zijn.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Behalve dat Rusland de nummer 1-positie op de lijst van gasexporteurs heeft bereikt, is het onlangs ook de grootste olie-exporteur ter wereld geworden, waarmee het de koppositie van Saudi-Arabië overneemt. Hierdoor heeft Moskou een speciale machtspositie gekregen, die gebaseerd is op het feit dat het deze hulpbronnen in handen heeft. Energie is echter handelswaar en moet onderworpen worden aan de beginselen van de markteconomie. Het moet niet mogelijk zijn dat energie wordt gebruikt als instrument om politieke druk mee uit te oefenen. De energiecrises waarmee Europa geconfronteerd is, heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk een diversificatie van energiebronnen is. Ze hebben ook de meerwaarde laten zien die het Nabucco-project in dit verband voor de hele Europese Unie heeft. Roemenië is altijd een sterk voorstander geweest van het Nabucco-project en zal dat ook in de toekomst blijven. Sterker nog, Roemenië heeft in juli de intergouvernementele overeenkomst inzake het Nabucco-project ondertekend, samen met Turkije, Bulgarije, Hongarije en Oostenrijk. Wij beschouwen de sluiting van deze overeenkomst als een succesvolle en belangrijke stap voorwaarts. Een gaspijpleiding van de omvang en ambitie van het Nabucco-project zal tegen vele uitdagingen opgewassen moeten zijn voordat zij werkelijkheid wordt. De enige manier om deze uitdagingen met succes aan te gaan, is door met de aangewezen maatregelen door te gaan.
Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – (EN) We doen erg ons best om een samenhangend energiebeleid aan te moedigen, maar dat bestaat al en wordt al volledig ten uitvoer gelegd. Er is maar één klein probleempje: het is niet ONS beleid. Het is het beleid van Rusland. Nu hebben we het Franse bedrijf EDF dat intekent op South Stream. Daarvoor hadden we de Russen die het belang van het Hongaarse MOL in Nabucco hebben overgenomen. En daar weer voor hadden we de overname van de Oostenrijkse gasterminal in Baumgarten door de mysterieuze onderneming Cetrex. We hebben een duidelijk, Europees energiebeleid nodig, en wel nu meteen. Dit is mogelijk onze laatste kans om ons samen achter Nabucco te scharen. En anders moeten de Raad en de Commissie, als ze neutraal blijven, zich voorbereiden op zeer koude winters en hete politieke hangijzers.
Mario Mauro (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik zou u willen vragen de vergadering te verzoeken om stilte, want uit Kabul is het bericht gekomen van een zeer ernstige aanslag op de internationale vredesmacht; de onvolledige berichten waar men tot nu toe over beschikt spreken van zes doden onder de Folgore-parachutebrigade die deel uitmaakt van het contingent Italianen.
Ik vraag u daarom de vergadering op te roepen tot een minuut stilte indachtig hen die strijden opdat onze idealen van vrede en vrijheid in heel de wereld een weerklank vinden.
De Voorzitter. − Dames en heren, zoals u zojuist hebt vernomen van de heer Mauro, heeft zich in Afghanistan een tragisch incident afgespeeld: zes soldaten van de vredesmacht zijn omgekomen. Ik vraag u vriendelijk een minuut stilte in acht te nemen om in het licht van dit tragische ongeval onze eerbied te tonen.
(Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)
Tunne Kelam (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de ontwerpresolutie over Litouwen gestemd omdat ik dit een premature en onevenwichtige reactie vind, en al helemaal in de oorspronkelijke bewoording, op een wet die nog niet eens in werking is getreden.
Het is waar dat de EU bevoegd is op het gebied van de mensenrechten. In dit geval komt de EU echter dicht bij het schenden van het beginsel van soevereiniteit van de lidstaten, en daarom heb ik tegen deze ontwerpresolutie gestemd, mede omdat aanneming van deze ontwerpresolutie een negatief effect op het Ierse referendum zou hebben, als slecht voorbeeld van de manier waarop de EU omspringt met de soevereiniteit van de lidstaten.
Bogusław Sonik (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen deze resolutie gestemd omdat Litouwen dit probleem wel zelf kan aanpakken. De Litouwse president heeft een speciale groep gevormd voor de evaluatie van deze wetgeving, die pas in 2010 van kracht zou moeten worden. Bovendien denk ik dat de resolutie een overmatige bemoeienis zou betekenen met de zaken van een soevereine staat als Litouwen. Daarnaast bevat deze resolutie de verklaring dat juridisch advies moet worden ingewonnen bij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Het is niet de taak van het Bureau voor de grondrechten om individuele landen te beoordelen en in dergelijke gevallen een advies op te stellen. Dat zou een veel te gevaarlijk precedent scheppen.
Bernd Posselt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben een Europeaan in hart en nieren en voorstander van zowel een Europese grondwet als het Verdrag van Lissabon. Ik strijd ook voor de mensenrechten. Maar deze resolutie is zeer schadelijk voor Europa, met name voor het Ierse referendum, en misbruikt het onderwerp mensenrechten voor ideologische doeleinden. De Litouwse wet heeft niets te maken met mensenrechten, en voor zover dit wel het geval is, beschermt ze de mensenrechten van Litouwse kinderen in plaats van deze te schenden. Daarom beschouw ik deze resolutie als ideologische schande. De linkse fracties en de liberalen in dit Parlement hebben met deze resolutie veel schade berokkend aan Europa en de mensenrechten.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, onze Litouwse vrienden zullen het zich ongetwijfeld wel anders hebben voorgesteld. Nadat ze zich hadden bevrijd van het juk van de Sovjet-Unie, wilden ze zo snel mogelijk lid worden van die andere Unie die zich toch zo graag voorstelt als een uniek verbond van vrije naties. Maar nu blijkt eens te meer dat de ene voogdij gewoon werd vervangen door een andere, zij het een meer subtiele. Ook nu is Litouwen niet meer vrij: als het Litouwse parlement een wet aanneemt die gericht is op de bescherming van minderjarigen, wordt het daarvoor verketterd en in de ban gedaan. Geen enkel gebied is nog vrij van Europese bemoeizucht en dit zal de komende jaren zeker niet verbeteren. Wel, integendeel, de nieuwe Eurocommissaris voor mensenrechten - what's in a name - zal de Europese voogdij nog versterken. Dank u, Verhofstadt, dank u, andere mandarijnen van de Commissie, onder meer voor deze vrijheidsverstikking.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zie hoe het struikgewas van de EU-wetgeving almaar dichter wordt. Zie hoe Brussel zijn tentakels naar alle kieren en hoeken van het nationale leven uitstrekt.
Aangelegenheden als deze, de bescherming van minderjarigen, zijn voor veel van onze kiezers gevoelige en ethische kwesties. Als we ons in dit Parlement menen te moeten veroorloven om als wetgever voor de nationale staten op te treden, waarvoor dienen die dan nog? Kent onze arrogantie dan geen grenzen?
Ik wil volkomen duidelijk zijn over dit punt. Toen het Verenigd Koninkrijk een wet wilde aannemen die bijna het equivalent van deze wetgeving was, ‘Section 28’ geheten, was ik vrijwel de enige conservatief die zich daartegen verzette. Ik lag jaren voor op mijn partij bij het streven naar een volledig gelijke behandeling van homoseksuelen, ook met betrekking tot de leeftijdsgrenzen voor seksuele meerderjarigheid en civiele partnerschappen. Het doet me veel genoegen dat de rest van mijn partij dit standpunt nu ook deelt.
Maar ik ben geen Litouwse wetgever! De personen die hierover in Litouwen moeten beslissen, zijn de personen die via de democratische mechanismen en procedures van dat land verantwoording moeten afleggen. Als we niet bereid zijn om ze daartoe in staat te stellen, kunnen we onze nationale parlementen net zo goed opdoeken, er musea van maken en de deuren sluiten.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het voortbestaan van tal van landbouwbedrijven is ernstig in gevaar. Daarom ben ik blij dat we vandaag over de grenzen van fracties heen een ontwerpresolutie over de melkcrisis hebben goedgekeurd. Ik betreur het echter ten zeerste dat de Groenen niet betrokken wilden zijn bij het opstellen van deze ontwerpresolutie.
Het is duidelijk dat we geen einde zullen maken aan deze crisis als we alleen de door de Commissie voorgestelde maatregelen nemen. We moeten in de eerste plaats de consumptie van zuivelproducten aanzwengelen om de druk op markt te verminderen. Daarbij geldt: afzetbevordering heeft voorrang boven opslag. Zinvolle voorstellen zoals het gebruik van melkpoeder als voer voor kalveren, het vaststellen van minimumprijzen voor kaasproducten, een duidelijke etikettering van "analoge" kaas en het gebruik van botervet voor de productie van roomijs dan wel bakkerijproducten liggen al enige tijd op tafel. Waarom de Commissie deze nog steeds niet heeft omgezet, is volkomen onbegrijpelijk.
Ik wil de commissaris daarom nadrukkelijk verzoeken om de in de ontwerpresolutie genoemde voorstellen in acht te nemen en deze dringend om te zetten!
Oldřich Vlasák (ECR). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Ik zou graag willen toelichten waarom ik mij onthouden heb van stemming inzake de zuivelsector en zuivelproducten. Het is triest maar waar: de situatie in de zuivelsector is uiterst kritiek. Ondanks het feit dat de consumentenprijzen in de afgelopen jaren met 14 procent gestegen zijn, is de opkoopprijs van melk met bijna 40 procent gedaald. Een groot aantal Europese zuivelproducenten wordt nu dan ook bedreigd met bankroet. Volgens de algemeen directeur van Madeta, de heer Teplý, bevinden zich in de Tsjechische Republiek momenteel vijftien melkfabrieken in financiële zin in een toestand van klinische dood. Deze situatie dient te worden aangepakt middels een stelselmatig en op de lange termijn gericht beheer van de sector als geheel en dus in geen geval slechts met steunmaatregelen voor de korte termijn als subsidies, interventieaankopen en ondersteuning van particuliere opslag. Dergelijke maatregelen leiden alleen maar tot verstoring van de markt en doen niets aan de prijsinstabiliteit. Daarenboven dienen er voor de landbouwers van alle lidstaten gelijke omstandigheden te worden gecreëerd, en dat niet alleen in de zuivelsector.
Franz Obermayr (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit voorstel van de Commissie is op zich toe te juichen en is economisch gezien zeker ook zinvol en realistisch. Desondanks moet ik hier nu al aan toevoegen dat de prijsdaling goed beschouwd niet alleen het gevolg is van een teruggelopen vraag.
Ook de problemen van de melkveehouders in Oostenrijk en het Alpengebied spelen daarbij een rol. De kleinschalige landbouwbedrijven kunnen niet op tegen de gigantische ondernemingen in Noord-Duitsland en Nederland. Daardoor ontstaat onevenwichtigheid. Een volledige afschaffing van de melkquota zou bedrijven bij ons tot opgave dwingen en fatale en onafzienbare gevolgen hebben, ook voor het cultuurlandschap.
De Europese markt zou worden beheerst door enkele multinationals. Wat voor gevolgen dit voor de kwaliteit van de voedingsmiddelen zou hebben, ligt voor de hand.
Mario Borghezio (EFD). − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, dezer dagen manifesteert zich overal in Europa het volkomen terechte protest van melkproducenten vanwege de prijzen en het achterwege blijven van maatregelen van de Europese Unie om, niet ergens in de toekomst maar nu, een etikettering toe te staan, vooral van kunstmatige zuivelproducten.
Wij willen verse producten op de tafel van onze consumenten, producten waarvan we de oorsprong kennen en niet de smerigheid die afkomstig is uit andere landen: poedermelk die wordt gepresenteerd als verse melk van eigen productie. Vanaf morgen wordt in Padania en in de rest van Europa melk vergoten en dat is een belangrijk protest omdat het een manifestatie is ter ondersteuning van de kwaliteit van onze producten. In Europa willen we gezonde producten van onze eigen bodem eten: goede verse melk, de melk die ik zelf drink, dat mag duidelijk zijn. Wij in Padania drinken melk ter herinnering aan het offer dat gebracht wordt door onze producenten die door Europa moeten worden beschermd.
De Europese commissaris heeft kaas met een lange rijpingsperiode uitgesloten van de beschermingsbepalingen en beschermt alleen de producenten van poedermelk. Dit is een schande!
Krisztina Morvai (NI). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, we leven in een tijd dat zelfs in rijke westerse landen als Frankrijk elke dag melkboeren zelfmoord plegen. De tragedie is dus enorm. Ik heb vóór beide verslagen van de heer De Castro gestemd, want er moet onmiddellijk en dringend worden ingegrepen. We weten echter dat de grote voorraden melkpoeder en boter uit de interventieopslag zullen verdwijnen en vervolgens opnieuw de prijzen omlaag zullen brengen. Dat is mijn eerste probleem.
Mijn andere probleem is dat deze maatregel de grote producenten in veel grotere mate helpt dan de kleine. We mogen niet vergeten dat de kleine boeren onmiddellijke hulp nodig hebben om in hun basisonderhoud te kunnen voorzien, terwijl de grotere boeren deze hulp alleen zouden aanwenden om hun winst op peil te houden of te vergroten. Er zijn fundamentele veranderingen nodig. In plaats van de door de WTO gedicteerde vrijhandelslogica moeten we eindelijk voedselsoevereiniteit garanderen. Zoals de sprekers vóór mij al zeiden, zijn voedingsmiddelen nodig die ter plaatse zijn geproduceerd door lokale boeren.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals iedereen die gesproken heeft, ben ik me bewust van de diepte van de crisis in onze agrarische sector. Elk lid van het Parlement dat boeren vertegenwoordigt is zich daarvan bewust. Maar de crisis is een product van ons bestaande landbouwsysteem – het gemeenschappelijk landbouwbeleid – dat rampzalige gevolgen heeft gehad voor boeren in mijn deel van het Verenigd Koninkrijk. En niet alleen voor onze boeren: ook voor onze consumenten, onze belastingbetalers en zelfs de armen in de derde wereld, die geen toegang tot onze markt krijgen en vervolgens ook nog eens te maken krijgen met overschotten die op hun eigen markten worden gedumpt.
We waren in de Europese Unie geleidelijk afscheid aan het nemen van het systeem van rechtstreekse steun, dat zulke funeste gevolgen voor het milieu en de economie heeft gehad, en nu weten we niet hoe snel we daar weer naar terug moeten grijpen. Ik kan u vertellen dat de mensen in het Verenigd Koninkrijk nog heel goed weten hoe het systeem van de melkquota werkte. We kregen een quotum toegewezen dat lager was dan onze nationale productie, waardoor we het bijzondere verschijnsel hebben gezien van Britse boeren die melk als meststof gebruikten of in het riool lieten wegstromen, om vervolgens melk te moeten importeren uit Nederland, Frankrijk of andere delen van de Europese Unie om aan de vraag te kunnen voldoen. We waren daar juist afscheid van aan het nemen, en nu heeft dit Huis ervoor gestemd om dat systeem weer in te voeren.
Iedereen die denkt dat de Europese Unie beweegt in de richting van minder doen en macht teruggeven, hoeft alleen maar naar de stemming van vandaag te kijken.
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vorige week zijn verschillende albums van The Beatles in digitaal geremasterde vorm opnieuw uitgebracht. Deze week debatteren we over het melkquotasysteem in geremasterde vorm. Deze twee zaken hebben misschien op het eerste gezicht niet zo veel met elkaar te maken, maar denkt u dan eens aan de titel van een nummer van The Beatles, ‘Back in the USSR’. Die zegt eigenlijk alles. Het melkquotasysteem is een systeem waarvan de prijzen en de quota door bureaucraten worden vastgesteld en niet worden bepaald door de behoeften van de consumenten of zelfs de behoeften van de aanbieders. Dit is een systeem waarin de consumenten twee keer te veel betalen, voor de hogere prijzen en voor de hogere belastingen om een systeem te ondersteunen waarover geen klacht te beluisteren viel toen de prijzen hoog waren.
Ik herinner me dat Martin Schulz tegen het eind van de vorige zittingsperiode zei dat hij eindelijk de sociaaldemocratisering van de Europese Volkspartij had gezien. Ik denk dat het nog veel verder gaat en dat we nu de sovjetisering van de EU zien. Zijn we echt op weg naar een ‘EUSSR’?
Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, wij Deense liberalen hebben veel sympathie voor de landbouwers, die geconfronteerd worden met de grote economische uitdagingen van onze tijd, en we hebben in feite ook veel sympathie voor het idee om kortetermijnhulp te geven aan hen die het nu moeilijk hebben. Het probleem is alleen dat geïnstitutionaliseerde steunregelingen voor de korte termijn ondanks de vele mooie intentieverklaringen uiteindelijk nooit van korte duur blijken te zijn. Het eindigt er altijd mee dat dergelijke regelingen permanent worden, en daar zijn wij ons als afgevaardigden allemaal zeer goed van bewust, voor zover we bij de invoering van dergelijke regelingen betrokken waren, in dit Parlement of in onze nationale parlementen. Daarom vrezen wij, en volgens ons met recht, dat de initiatieven die in deze resolutie worden aanbevolen, en in dit licht ook de initiatieven van de Commissie, in feite zullen leiden tot een meer permanente verwijdering weg van het uitstekende hervormingsproces in de richting van een effectieve landbouwsector, waarvoor de commissaris zich heeft ingespannen, en derhalve zijn wij genoodzaakt deze resolutie af te wijzen.
Zigmantas Balčytis (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd omdat zekerheid van de energievoorziening van enorm groot belang is voor alle lidstaten van de Europese Unie.
De recente crisis tussen Rusland en Oekraïne heeft de bestaande problemen in de energiesector duidelijk aan het licht gebracht, met name de volledige afhankelijkheid van enkele lidstaten van één leverancier van aardgas.
De Baltische staten, die geïsoleerd zijn van de rest van Europa, zijn overgeleverd aan de goede wil van gasleveranciers uit Oost-Europa. Het is belangrijker dan ooit om een alomvattend gemeenschappelijk energiebeleid te ontwikkelen op basis van solidariteit, diversificatie van energiebronnen en verdediging van gemeenschappelijke belangen.
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de Commissie, en in het bijzonder het Zweedse voorzitterschap, te bedanken voor de presentatie van de Oostzeestrategie, die het mogelijk maakt om structureel middelen te reserveren waarmee op een meer doelmatige wijze gemeenschappelijke doelen kunnen worden verwezenlijkt.
Ik ben ervan overtuigd dat de strategie, mits goed uitgevoerd, een voorbeeld van regionaal succes zal worden.
Tot slot wil ik er bij de Commissie op aandringen om bij de uitvoering van de Oostzeestrategie een leidende rol op zich te nemen, teneinde ervoor te zorgen dat de belangen van individuele lidstaten in bepaalde gevallen geen voorrang krijgen boven de verwezenlijking van gemeenschappelijke strategische doelen.
Bogusław Sonik (PPE). – (PL) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat de energiekwestie een belangrijke toetsing is voor de Europese solidariteit. De lidstaten moeten samenwerken op dit gebied.
Het energiebeleid moet gekoppeld zijn aan het buitenlands beleid. De Commissie moet zich ook richten op de diversificatie van de energiezekerheid in de verschillende EU-lidstaten. De strijd tegen klimaatverandering betekent dat energie die afhankelijk is van steenkool te maken kan krijgen met grote financiële moeilijkheden. De prijsstijgingen zullen dan de burgers treffen. Het is hoog tijd dat we op dit gebied een gemeenschappelijk beleid voor de hele EU invoeren. De Commissie moet duidelijk stellen dat zij zal optreden tegen de egoïstische houding van lidstaten die er geen gevaar in zien om afhankelijk te blijven van één leverancier, zoals bijvoorbeeld de afhankelijkheid van Rusland voor gas.
Actie is noodzakelijk. De Europese Commissie en de commissaris voor energie moeten hun politieke wil duidelijk tot uitdrukking brengen.
Iosif Matula (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór deze resolutie gestemd en zal nu toelichten waarom. De Europese Unie is afhankelijk van de import van energie. Het energieverbruik blijft toenemen, maar de natuurlijke rijkdommen zijn beperkt. Bij energiezekerheid wordt van de aanname uitgegaan dat er tegelijkertijd sprake is van zowel een diversificatie van de bronnen en vervoersroutes als een zeer efficiënte verbinding tussen de lidstaten, waar momenteel via verschillende projecten aan wordt gewerkt, met Europese financiering van de gaspijpleidingen tussen Roemenië en zijn buren Hongarije en Bulgarije. Dit is waar we op dit moment staan, heb ik tegen mezelf gezegd, maar wat staat ons nog allemaal te doen?
Ik zou een misschien gewaagde, maar eenvoudige vergelijking willen maken met elektrische energie. Op dit moment krijgen onze huizen stroom zonder dat we weten waar deze vandaan komt. Met een gediversifieerd netwerk dat aardgas en talrijke vervoersnetwerken levert, moeten we precies hetzelfde doel kunnen bereiken: waarborgen dat er onder alle omstandigheden gas wordt geleverd, ongeacht de omstandigheden. Daarom heb ik het Nabucco-project gesteund en steun ik dat nog steeds, maar steun ik tegelijkertijd ook de stap in de richting van een diversificatie van hernieuwbare energiebronnen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad wat de interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder betreft gestemd, omdat ik van oordeel ben dat deze maatregelen garanties bieden voor de voortzetting van een goede maatregel die een onmiddellijk effect heeft op de regulering van overschotten op de markt voor melk en zuivelproducten. De wereldwijde daling van de prijzen op de markt voor melk en zuivelproducten van de laatste twaalf maanden is te wijten aan de algemene stijging van de productie en de wereldwijde daling van de vraag ten gevolge van de economische en financiële crisis. Deze ontwikkeling rechtvaardigt de voortzetting van de overheidsinterventie voor boter en mageremelkpoeder.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Op basis van het verslag van mijn Italiaanse collega Paolo de Castro heb ik vóór het voorstel voor een verordening van de Raad tot afwijking van de verordening betreffende de gemeenschappelijke marktordening (GMO) gestemd wat de interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder betreft. Nadat de prijzen van alle levensmiddelen, en dus ook van melk in 2007 wereldwijd de pan uitrezen, is de afgelopen twaalf maanden sprake geweest van een sterke prijsdaling. Ik schaar me achter de Commissie die begin 2009 een subsidie heeft ingevoerd voor particuliere opslag van boter in een poging de markt te steunen. Gezien de uitzonderlijke situatie ben ik er voorstander van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder te verlengen tot 28 februari 2010 via een aanbestedingsprocedure. Omdat nog niet te overzien is hoeveel tijd de markt voor zuivelproducten nodig zal hebben om er weer bovenop te komen, heb ik me verder achter de aan de Commissie verleende goedkeuring geschaard om, ook via een aaanbestedingsprocedure, de interventieperiode 2010/2011 te verlengen indien de marktomstandigheden dit vereisen.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag heeft betrekking op het voorstel voor een verordening van de Raad tot afwijking van de integrale-GMO-verordening wat de interventieperioden voor boter en mageremelkpoeder betreft. Aangezien er sprake is van een ernstige crisis in de zuivelsector, heb ik voor dit verslag gestemd.
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij zijn ons er ten volle van bewust dat de situatie van de melkveehouders onhoudbaar is. Wij zijn er ons echter ook van bewust en wij zijn ervan overtuigd dat interventies door de EU niet de oplossing zijn. De tijd is nu rijp voor een overgang naar een op de markt gebaseerd, op waarborgen gebaseerd systeem dat de landbouwers bevrijdt zonder de binnenlandse of mondiale markt te verstoren. Het is ook de hoogste tijd de mededingingssituatie te bekijken in de grootschalige landbouwindustrie en de al bijna even grootschalige voedingsindustrie die tussen de landbouwers en de consumenten staat.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Met betrekking tot de amendementen waarin bevriezing van de melkquota wordt voorgesteld, wil ik het volgende opmerken. Ten eerste is er geen reden om aan te nemen dat een voorgestelde verhoging van de productiequota (die zou volgen op een herziening van het GLB) van invloed zou zijn op de crisis in de sector.
Ten tweede worden door het bevriezen van een verhoging van de quota (want dat is wat in de amendementen op de resolutie van het Europees Parlement wordt voorgesteld) de veehouders in de landen die op dit moment op het punt staan hun quota te gebruiken gestraft. Het zou oneerlijk en zelfs immoreel zijn om de regels in deze fase van het spel te veranderen. Ten derde wil ik u eraan herinneren dat we tijdens de top in Kopenhagen in 2002 hebben onderhandeld (en bij deze onderhandelingen was ook Polen betrokken) over de melkquota, wetende dat deze quota tot 2007 zouden gelden. In Luxemburg werd het quotastelsel verlengd tot 2014, zonder dat wij mochten deelnemen of stemmen.
We kunnen de problemen in de zuivelsector niet oplossen door sommige producenten de kans te geven hun lot te verbeteren ten koste van dat van andere producenten. Onze ideeën en maatregelen moeten erop gericht zijn iedereen een kans te geven, ongeacht uit welk land hij komt, of dat nu een van de vijftien oude lidstaten is of een van de twaalf nieuwe.
Jörg Leichtfried (S&D), schriftelijk. − (DE) Ik ben het eens met de kortetermijnoplossing van de Commissie, namelijk de aankoop van boter en melkpoeder. Desondanks verzoek ik dringend om een langetermijnoplossing van de zuivelcrisis, bijvoorbeeld door een soepele volumeregeling die leidt tot een kostendekkende melkprijs. De melkoverschotten moeten op nationaal niveau worden beperkt op basis van Europese voorschriften.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De crisis in de zuivelsector heeft ook geleid tot een sterke daling van de prijzen voor boter en mageremelkpoeder. Ik ben blij met het voorstel van de Commissie om de markt te ondersteunen en de interventies voort te zetten tot 28 februari 2010. Het is te hopen dat de markt zich daarna weer zal herstellen en de prijzen weer worden bepaald door vraag en aanbod. Deze interventie acht ik echter noodzakelijk, althans voor een beperkte periode, en daarom heb ik gestemd voor het voorstel van de rapporteur.
Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. − (IT) De ernstige crisis in de zuivelsector is een bedreiging voor het overleven van de melkveehouderij en daarom denk ik dat het verstandig is om ons uit te spreken tegen een individueel beheer van de melkquota. Dit laatste zou immers neerkomen op het beëindigen van de eindejaarscompensatiebetalingen, een mechanisme dat cruciaal is voor het Italiaanse productiesysteem. Ik ben daarentegen voorstander van een tijdelijke verhoging van de interventieprijs en initiatieven en acties die zijn gericht op evenwicht in de zuivelsector, zoals ik ook voorstander ben van de verbetering van de informatievoorziening aan het publiek en van een etikettering waaruit de herkomst van melk en zuivelproducten blijkt.
Met name voor het herstel van een evenwicht tussen vraag en aanbod lijkt het juist om het voorstel te ondersteunen om over te gaan op de tijdelijke bevriezing van een deel van de aan de afzonderlijke landen toegewezen quota en te voorzien in een compensatiemechanisme voor producenten die gedwongen zijn om een deel van het vee te slachten, een compensatie die in verhouding staat tot het bevroren melkquotumpercentage.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie maakt momenteel een van de zwaarste crises in de zuivelsector door die ooit is geregistreerd en die te wijten is aan de stijging van de productie en de flinke daling van de wereldwijde vraag. Gegeven de benarde situatie waarin de zuivelproducenten van Europa zich bevinden, moeten we tot minstens februari van het komend jaar of tot 2011 de periode van overheidsinterventie (dat wil zeggen het kopen en opslaan van mageremelkpoeder en boter) laten voortduren als dat noodzakelijk wordt geacht. Ik vind dat we niet aan de kant kunnen blijven staan en toekijken dat boerderijen worden gesloten, omdat we dan over een jaar melk en andere zuivelproducten van buiten de Gemeenschap moeten gaan importeren. Als we dan nog eens bedenken dat de normen voor de volksgezondheid nog niet in de buurt komen van de normen die wij hanteren, dan hebben we veel te veel te verliezen. In deze context is dit verslag welkom. Willen we de problemen van de zuivelsector echter daadwerkelijk oplossen, dan moeten we samenhangende maatregelen nemen omdat er voor deze voorraad producten aanzienlijke financiële middelen toegewezen moeten worden, en het zou elk moment kunnen gebeuren dat deze voorraad geen nut meer heeft. We moeten nu investeren in een duurzaam landbouwsysteem dat aan onze voedseleisen kan voldoen, zelfs nu we midden in een financiële crisis zitten, om te voorkomen dat we later een voedselcrisis krijgen.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Dit voorstel vormt een aanvulling op de thans geldende regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers. Aangezien ik het ermee eens ben dat dergelijke wijzigingen noodzakelijk zijn, heb ik ervoor gestemd.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Wij staan aan het begin van een nieuw mandaat waarbij we de prioriteiten voor de toekomstige beleidsmaatregelen van de Europese Unie vaststellen. Ik weet dat we geneigd zijn om onze aandacht te concentreren op bepaalde kwesties die volgens ons zeer belangrijk zijn en om aan andere voorbij te gaan. In dit verband zou ik willen benadrukken dat we met vele dingen kunnen stoppen, maar dat we niet kunnen stoppen met eten. Daarom moet landbouw een van de prioriteiten van de EU blijven. We moeten volgens mij de minimumhoeveelheid hulp die boeren kunnen krijgen boven de grens van 15 000 euro laten uitstijgen die de Commissie heeft ingesteld, en ook in de begroting meer middelen aan landbouw toewijzen om de zuivelsector te stimuleren. Met het oog op een stabilisering van de markten beveel ik ten zeerste aan om boeren die melk en vlees produceren te steunen, door hen op te nemen in het tijdelijk crisiskader voor staatssteun.
Bij de verlening van directe staatssteun moet ook rekening worden gehouden met de bijzondere kenmerken van de nieuwe lidstaten, waar landbouw een belangrijke rol speelt in de nationale economie. Gegarandeerd moet worden dat de steun voor de landbouw gehandhaafd blijft, zodat zij structurele problemen kunnen overwinnen en het doel van convergentie kunnen bereiken doordat het ontwikkelingsniveau in de landbouwsector een impuls krijgt en de verschillen met de oude lidstaten op het gebied van de doelmatigheid en het concurrentievermogen uit de weg worden geruimd.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (EN) De strijd tegen het terrorisme staat hoog op de agenda van dit Huis, maar we moeten wel het juiste evenwicht zien te vinden tussen veiligheidsmaatregelen en de bescherming van de burgerlijke vrijheden en de grondrechten. We moeten er ook voor zorgen dat de persoonlijke levenssfeer en de gegevensbescherming strikt worden gerespecteerd. Evenwicht en evenredigheid zijn de grondbeginselen waarop de strijd tegen het terrorisme moet zijn gebaseerd. De Europese Unie heeft zich steeds sterk gemaakt voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en moet dit ook in de toekomst blijven doen. De Gemeenschap is gebaseerd op de rechtsstaat, en elke overdracht van Europese persoonsgegevens aan derde landen moet gepaard gaan met procedurele waarborgen en rechten van verweer.
Vanzelfsprekend moet elke overdracht van gegevens in overeenstemming zijn met de gegevensbeschermingswetgeving op nationaal en Europees niveau. SWIFT is van groot infrastructureel belang, en we moeten erop toezien dat alle verzoeken om overdracht van gegevens naar behoren zijn gemotiveerd, betrekking hebben op gerichte gevallen en strikt onderworpen zijn aan toestemming van de rechter. De Gemeenschap moet in de onderhandelingen met de VS een resoluut standpunt innemen om te waarborgen dat SWIFT-gegevens uitsluitend voor doeleinden mogen worden gebruikt die verband houden met de financiering van terrorisme.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij sociaaldemocraten hebben ervoor gekozen om ons bij de stemming over amendement 1 van stemming te onthouden. Dat het Europees Parlement en de nationale parlementen toegang krijgen tot de documenten en de onderhandelingsrichtsnoeren voor de onderhandelingen met de autoriteiten van de Verenigde Staten over het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer, is van het grootste belang voor de democratische controle. De burgers van Europa moeten erop kunnen vertrouwen dat hun bankgegevens noch met de nationale wetgeving, noch met de Europese wetgeving in strijd zijn. Tezelfdertijd begrijpen wij hoe belangrijk het is om terroristische misdrijven in de toekomst effectief te kunnen blijven onderzoeken, zij het niet tot om het even welke prijs voor de democratie.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn steun uitgesproken voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Amerikaanse ministerie van Financiën voor de preventie van terrorisme en van de financiering ervan. Gezien de gevoeligheid van deze kwestie, die betrekking heeft op de grondrechten, eisen wij als volksvertegenwoordigers echter waterdichte garanties alvorens met de Verenigde Staten een overeenkomst over SWIFT-gegevens te sluiten: dat de gegevens uitsluitend worden overgedragen om terrorisme te bestrijden; dat een wederkerigheidsmechanisme de Verenigde Staten ertoe verplicht relevante gegevens over het betalingsverkeer over te dragen aan de bevoegde Europese instanties als deze daarom verzoeken; dat deze interimovereenkomst na maximaal 12 maanden afloopt; dat na die tijd, zodra het Verdrag van Lissabon in werking treedt, onderhandelingen worden gestart over een nieuwe overeenkomst, met de volledige betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen.
Verder hoop ik dat er een einde komt aan de geheimzinnigheid waarmee de kern van deze zaak grotendeels is omgeven, en dat we als Europese afgevaardigden veel beter geïnformeerd worden over de in deze overeenkomst vastgelegde procedures dan tot nu toe het geval is geweest.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Krachtens de voorgenomen internationale overeenkomst moeten gegevens over het betalingsverkeer beschikbaar worden gesteld aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en de financiering ervan. De overdracht van gegevens over het betalingsverkeer aan buitenlandse machten vormt een ernstige inbreuk op de grondrechten van onze burgers, in het bijzonder wanneer de ontvanger van deze gegevens de Verenigde Staten is.
De Verenigde Staten hebben in het verleden meerdere malen laten zien dat het land bezwaren in verband met de bescherming van persoonsgegevens niet werkelijk serieus neemt, als het erom gaat de door de regering vastgelegde projecten en doelstellingen te verwezenlijken en uit te voeren. De onderhavige ontwerpresolutie bevat weliswaar goed bedoelde intenties om de Europese burgers te beschermen, maar uiteindelijk kan ongepast gebruik van deze belangrijke gegevens niet worden uitgesloten. Om deze reden heb ik tegen de ontwerpresolutie gestemd.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Op grond van zijn centrale ligging neemt Tadzjikistan een geografische sleutelpositie tussen Europa en Azië in, waardoor het een belangrijke rol speelt als het erom gaat de stabiliteit van de regio te versterken. Ik heb mijn stem uitgebracht voor deze resolutie, waarin een aantal belangrijke kwesties worden aangewezen die in Tadzjikistan dienen te worden aangepakt.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer verheugd over de voorgestelde partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Tadzjikistan. Deze overeenkomst biedt een kader voor de toekomstige samenwerking tussen de EU en Tadzjikistan. Centraal-Azië is zowel in economisch als in politiek opzicht van groot belang voor de Gemeenschap, en deze overeenkomst zal ertoe bijdragen de politieke, economische en handelsbetrekkingen van de Unie met en haar aanwezigheid in Tadzjikistan en Centraal-Azië in het algemeen te consolideren en te versterken.
Daarnaast zal zij bevorderlijk zijn voor de economische groei en een steun in de rug vormen voor duurzame ontwikkeling, maatregelen ter bestrijding van armoede en voor de stabiliteit in Tadzjikistan en Centraal-Azië. Ik ben zeer ingenomen met het feit dat de overeenkomst zich eveneens uitstrekt tot kwesties als terrorismebestrijding, massavernietigingswapens, mensenhandel, drugshandel en georganiseerde criminaliteit. Van nu af aan zullen de EU en Tadzjikistan een intensieve politieke dialoog voeren, die de weg zal effenen voor nauwere betrekkingen op tal van gebieden.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) In 2007, onder het Duitse voorzitterschap, ging de EU akkoord met een strategie voor Centraal-Azië, gericht op een nieuw partnerschap. De overeenkomst met Tadzjikistan maakt deel uit van deze strategie, en men heeft aangegeven dat de belangrijkste ambitie in de regio natuurlijke hulpbronnen zijn, met name gas. Ik heb tegen het verslag over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tadzjikistan gestemd, omdat de EU slechts in dat land geïnteresseerd is vanwege zijn grondstoffen en zijn geostrategische positie, aangezien Tadzjikistan grenst aan Afghanistan en China.
De betrekkingen van de EU met derde landen moeten op andere belangen zijn gestoeld, op gemeenschappelijke belangen, immer met respect voor de soevereiniteit van beide partijen en uiteraard met respect voor het beheer van hun grondstoffen.
- Gezamenlijke ontwerpresolutie: Situatie in Litouwen naar aanleiding van de aanneming van de wet ter bescherming van minderjarigen (RC-B7-0026/2009)
Robert Atkins (ECR), schriftelijk. − (EN) Samen met mijn Britse collega’s van de Conservatieven kan ik mij grotendeels in dit verslag vinden. We staan volledig achter gelijke rechten en kansen voor iedereen, ongeacht handicap, ras, godsdienst of seksuele geaardheid, en wij verafschuwen elke vorm van discriminatie. Evenwel hebben wij ernstige twijfels over de bemoeienis van het Bureau voor de grondrechten en de Europese Unie met zaken die volgens onze overtuiging tot de bevoegdheid van de individuele staten behoren.
Daarom hebben wij besloten ons van stemming over deze resolutie te onthouden.
Martin Callanan (ECR), schriftelijk. − (EN) De leden van de Europese Conservatieven en Hervormers staan vierkant achter gelijke rechten en kansen voor iedereen, ongeacht ras, godsdienst, seksuele geaardheid of handicap, en veroordelen alle vormen van discriminatie ten stelligste.
Evenwel hebben wij ernstige twijfels over de bemoeienis van het Bureau voor de grondrechten en de Europese Unie met zaken die volgens onze overtuiging tot de bevoegdheid van de individuele staten behoren. We hebben hier met een democratische natie te maken, zodat wij van mening zijn dat het Litouwse parlement en het Litouwse volk zelf over deze kwestie moeten beslissen.
Daarom hebben wij besloten deze resolutie niet te steunen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de wet, die op 14 juli 2009 door het Litouwse parlement is goedgekeurd, dringend herzien moet worden. Ik denk daarbij met name aan het verbod om "aan minderjarigen rechtstreeks openbare informatie ter bevordering van homoseksuele, biseksuele of polygame betrekkingen te verspreiden" aangezien dat "schadelijke gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de minderjarigen". Krachtens de beginselen van de Europese Unie moeten alle vormen van discriminatie, en met name discriminatie op grond van seksuele geaardheid, worden uitgebannen. Daarom moet het Bureau voor de grondrechten advies uitbrengen over de bedoelde wet en de desbetreffende amendementen in het licht van de EU-Verdragen en het Gemeenschapsrecht.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De ontwerpresolutie die vandaag aan ons wordt voorgelegd, is ronduit verbijsterend. Een land wordt verketterd omdat zijn democratisch gekozen parlement zich buigt over een wet die – overeenkomstig de wetgeving die in de meeste lidstaten van kracht is – tot doel heeft minderjarigen te beschermen, met name tegen elke vorm van propaganda die homoseksualiteit, biseksualiteit of polygamie aanmoedigt. Is er iets dat meer voor de hand ligt als het gaat om kinderen? Mis, want dit is kennelijk ‘discriminatie’, en de hele Unie keert zich tegen het arme Litouwen, dat zich ‘schuldig’ maakt aan het verbieden van proselitisme en het gezin als hoeksteen van de samenleving beschouwt.
Nog onthutsender is het feit dat deze absurditeit, afkomstig uit de koker van links, mede gesteund wordt door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), die zich erop voorstaat christendemocratisch te zijn en een aantal morele waarden te hebben. Zoals gebruikelijk zijn kinderrechten niet opgewassen tegen de pressie van bepaalde lobbygroeperingen. Laten we niet vergeten dat sommige leden van dit Parlement ooit voorstander waren van pedofilie omwille van universele vrijheid en het recht op seksualiteit van ieder mens, hoe jong ook. Deze resolutie is niet alleen crimineel, maar ook weerzinwekkend!
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de ontwerpresolutie gestemd over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke invloed van openbare informatie, die alle voorlichting over homoseksualiteit aan minderjarigen wil verbieden. Deze wet druist volstrekt in tegen de Europese wetgeving, met name inzake de bestrijding van discriminatie op basis van seksuele geaardheid, heeft een grotendeels homofobe strekking, en belemmert daarnaast de vrijheid van meningsuiting. De wet is alom veroordeeld door ngo’s, waaronder de ILGA (International Lesbian and Gay Association) en Amnesty International, en ook door de Raad van Europa. Wij moeten jongeren een gemeenschapsvisie aanreiken die ruimte biedt voor verscheidenheid en berust op het beginsel van eerbied voor anderen, hoe verschillend ze ook mogen zijn. Op haar beurt zal de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, haar verantwoording moeten nemen en een inbreukprocedure moeten starten tegen Litouwen indien het land de wet niet intrekt. Met deze stemming vragen wij de Litouwse parlementsleden om tot inkeer te komen en zich te distantiëren van deze tekst, die een terugkeer belichaamt naar een verleden dat ik persoonlijk verafschuw.
Jim Higgins, Seán Kelly, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE), schriftelijk. − (EN) Dit is een stemverklaring namens de delegatie van Fine Gael in het Europees Parlement. De Europese afgevaardigden van Fine Gael hebben zich van stemming over Litouwen onthouden aangezien de wetgevingsprocedure daar nog niet is afgesloten. Pas als de wetgevingsprocedure in Litouwen is afgerond, kan worden onderzocht of de wet in strijd is met de EU-Verdragen. Dit is de normale en correcte gang van zaken. Wij wijzen er tevens op dat de resolutie aan één bepaalde vorm van discriminatie meer gewicht toekent dan aan andere en zelf een vorm van discriminatie inhoudt.
Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb tegen de resolutie gestemd, die een gevaarlijk precedent voor de Europese Unie zou kunnen scheppen. Naar mijn mening zijn de inhoud en strekking ervan niet verenigbaar met het subsidiariteitsbeginsel. Dergelijke resoluties kunnen euroscepsis in de hand werken, want ze vormen het bewijs voor de neiging van de EU om zich te bemoeien met interne aangelegenheden van EU-lidstaten. Het beginsel dat er niet wordt ingegrepen in interne aangelegenheden van EU-lidstaten is geen absoluut beginsel, maar er gebeuren in Litouwen geen dingen die ons dwingen in actie te komen. Iedereen die streeft naar een beter Europa, moet tegen deze resolutie stemmen. Dat is de reden van mijn besluit. Hartelijk dank.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Het Litouwse parlement heeft enkele amendementen goedgekeurd op de Wet op de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van publieke informatie. Deze wet heeft tot doel de verspreiding van publieke informatie die “campagne voert voor homoseksuele relaties” en “familiewaarden tart” te verbieden.
Daarom is het van belang dat de Litouwse autoriteiten de wet aanpassen of intrekken en de wijzigingen van het Litouwse Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Bestuursrecht niet goedkeuren, om ervoor te zorgen dat de wetten overeenstemmen met de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals vastgelegd in het internationale en Europese recht.
Het was een stap in de goede richting toen de nieuwe president van Litouwen het Litouwse parlement verzocht de wet opnieuw te bestuderen om te waarborgen dat deze overeenstemt met de constitutionele beginselen van de rechtsstaat, de rechtszekerheid en de duidelijkheid van de wetgeving en om te voorkomen dat de waarborgen van een open maatschappij en een pluralistische democratie worden geschonden.
Om deze redenen en vanwege de urgente noodzaak deze wet te herzien heb ik vóór de gemeenschappelijke ontwerpresolutie van het Europees Parlement gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen deze resolutie gestemd, die een gevaarlijk precedent schept, aangezien de tot uitdrukking gebrachte standpunten die erin verwoord worden het subsidiariteitsbeginsel schenden en zich in de soevereine activiteit van het parlement van een lidstaat mengen, op een moment dat de betreffende wet nog niet eens in werking was getreden.
- Gezamenlijke ontwerpresolutie: Crisis in de zuivelsector (RC-B7-0047/2009)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb mijn steun en mijn stem gegeven aan amendement nr. 28 op deze resolutie, waarin de Commissie en de lidstaten werden verzocht onmiddellijk aanvullende maatregelen te nemen om het huidige Europese productieniveau te reguleren door middel van een tijdelijke bevriezing van de quotaverhogingen die tijdens de jongste hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vastgesteld. Het amendement was in het belang van alle Portugese melkproducenten en genoot met name de steun van de melkproducenten van de Azoren. Ik betreur het dan ook ten zeerste dat het geen ingang heeft gevonden bij een meerderheid van de leden van het Europees Parlement.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze gemeenschappelijke resolutie gestemd omdat de situatie op de zuivelmarkt, in tegenstelling tot de prognose van de Europese Commissie waarin een substantiële verhoging van de prijzen voor zuivelproducten werd voorspeld, dramatisch is verslechterd en de melkprijzen ondanks interventies en exportsubsidies dalen. De economieën van vele lidstaten zijn sterk afhankelijk van de landbouw en het boerenbedrijf. Helaas is er thans een groot verschil tussen de prijs die de consument in de supermarkt voor landbouwproducten betaalt, en de prijs die de producent ontvangt. Vele zuivelboeren in de EU zijn inmiddels ernstig in hun bestaan bedreigd en zien zich gedwongen om zuivelproducten onder de productieprijs te verkopen. De Commissie moet voor zowel de korte als de lange termijn passende maatregelen treffen om deze crisis te boven te komen en de Europese zuivelmarkt te redden. In dit licht sta ik volledig achter het verzoek een EU-zuivelfonds op te richten om producenten te helpen en investeringen in landbouwbedrijven te ondersteunen. Als we een goed functionerende zuivelmarkt willen, moeten we naast investeringen van landbouwbedrijven in modernisering ook kleine producenten en jonge boeren steunen. Het allerbelangrijkst is echter dat we ervoor zorgen dat landbouwers een eerlijke en behoorlijke prijs krijgen voor wat ze produceren.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) In de afgelopen 12 maanden is de situatie op de zuivelmarkt verslechterd: de melkprijs is tot onder de 21 cent per liter gedaald en vele landbouwers zijn gedwongen hun zuivelproducten met verlies te verkopen. Dit is een zeer ernstige situatie, en daarom heb ik voor deze resolutie gestemd.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DK) Wij hebben tegen de voorstellen betreffende een verhoging van de landbouwsteun aan de melkveehouderij gestemd. Onze fractie stemt consequent voor het reduceren van de landbouwsteun en verdere hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In verband met het besluit hierover stemde de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement tegen de amendementen 16, 17 en 19, omdat deze – hoewel de inhoud ons na aan het hart ligt – niet relevant waren voor de onderhavige discussie.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de crisis in de zuivelsector gestemd, omdat ik van oordeel ben dat er dringende maatregelen nodig zijn om aan de ernstige crisis die de sector teistert het hoofd te kunnen bieden. Het is vooral belangrijk dat de vraag gestimuleerd wordt, zodat de markt haar evenwicht hervindt. Het is echter betreurenswaardig dat de tijdelijke opschorting van de quotaverhoging en andere maatregelen die ten doel hebben de productie te verminderen en van groot belang zijn om de Europese landbouwers uit crisis te helpen niet in het compromis van het Europees Parlement zijn opgenomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De ernstige crisis die de melksector teistert, verplicht ons ertoe dringend meer doeltreffende maatregelen ter ondersteuning van de producenten ten uitvoer te leggen en na te denken over het nut van de afschaffing van de melkquota in 2015.
De stabilisering van de markt voor melk en zuivelproducten kan niet worden bereikt met een paar geïsoleerde maatregelen zoals de afschaffing van de quotaverhoging. Immers, dergelijke acties zijn slechts bedoeld om de onmiddellijke conjuncturele gevolgen van deze crisis te verlichten. Er moet daarentegen aandacht worden besteed aan oplossingen op de middellange en de lange termijn. Bovendien moet worden onderzocht waarom deze markt niet goed functioneert en wat de beste manieren zijn om een duurzame productie te waarborgen zonder evenwel het recht van de consument op een billijke prijs aan te tasten.
In dit verband zij gewezen op de uitermate zwakke concurrentiepositie van ultraperifere regio’s die sterk afhankelijk zijn van de zuivelproductie, zoals de Azoren. Ik betreur het dat de Europese Commissie deze kwestie met relatieve onverschilligheid behandelt en dat de Portugese regering dit proces, op nationaal niveau, niet goed beheert. In tijden van crisis is het immers belangrijker dan ooit dat onze leiders in staat blijken actie te ondernemen en de nationale belangen te behartigen. Helaas is dat hier niet het geval. Anderzijds is het een goede zaak dat de amendementen die ik mede heb opgesteld over de noodzakelijke verhoging van de de minimis-betalingen ingang hebben gevonden. Het is geen ideale oplossing, maar het is een stap in de goede richting.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem voor de resolutie, al gaat zij niet ver genoeg. Om de prijzen te stabiliseren, moet de aanvullende jaarlijkse quotaverhoging van 2 procent dringend worden ingetrokken. Het melkquotasysteem moet ook na 2015 blijven voortbestaan of door een ander reguleringsmechanisme vervangen worden. Het is van vitaal belang dat de melkproductie wordt afgestemd op de Europese interne vraag om te waarborgen dat aan de producenten een rechtvaardige prijs wordt betaald. Markttransparantie is een must. In dit verband pleit ik voor de oprichting van een Europees waarnemingscentrum dat de markt helpt controleren en reguleren vanaf de productie tot de distributie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De resolutie bevat goede maatregelen die in de huidige context noodzakelijk zijn om de ernstige crisis in de sector te bestrijden. Daarom hebben wij voor gestemd. Het gaat echter om eenmalige acties die geen oplossing aanreiken voor de structurele problemen van de sector en inzonderheid van de kleine en middelgrote producenten, voor wie de situatie in de toekomst wellicht nog uitzichtlozer zal worden gelet op de aangekondigde afschaffing van de melkquota.
De melkproducenten zijn verwikkeld in een strijd die verder reikt dan het verwezenlijken van hun onmiddellijke doelstelling, namelijk het verkopen van hun melkproductie tegen prijzen die hen in staat stellen te overleven. De ruimere betekenis en draagwijdte hebben te maken met het soort landbouw dat wij in de toekomst willen bedrijven. Het neoliberale landbouwmodel heeft tot gevolg dat de markt wordt overspoeld met producten die afkomstig zijn uit landen met een grotere productiecapaciteit en dat de productie wordt opgedreven in enkele landen terwijl de andere landen te kampen krijgen met een massale stopzetting van de landbouwactiviteiten en een toenemende voedselafhankelijkheid. Daarom moet dit model vervangen worden door een model dat gebaseerd is op enerzijds het beginsel van voedselsoevereiniteit en voedselveiligheid en anderzijds het recht van elk land op een duurzame productie. In dit model spelen reguleringsmechanismen van overheidswege – quota die worden aangepast aan de behoeften van elk land – een essentiële rol.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wanneer beleid landbouwers tot zelfmoord drijft, wanneer het mensen ertoe beweegt vrijwillig de vrucht van hun arbeid te vernietigen omdat dat minder erg is dan wat dit beleid hen te bieden heeft, dan is het tijd om het beleid te wijzigen. De liberalisering van de landbouw in het algemeen, en van de zuivelsector in het bijzonder, is een ramp. Hoe vaak moeten we hier nog herhalen dat de landbouw niet zomaar een economische activiteit is, omdat ze mensen voedt, het landschap verfraait en de ontvolking van het platteland tegengaat. Levensmiddelen zijn geen producten waarop gespeculeerd kan worden op markten die elke band met de werkelijkheid verloren hebben. Het is absurd om de invoer van producten te stimuleren die niet eens voldoen aan de voor onze eigen boeren geldende kwaliteitscriteria. Het is schandalig om diezelfde boeren aan de leiband te laten lopen van verwerkers en meedogenloze, grote inkoopcentrales, die zich ten koste van zowel producenten als consumenten verrijken. De bescheiden of vage voorstellen van de tekst zijn ontoereikend en niet geheel bevredigend, maar het is in ieder geval iets. Daarom hebben wij vóór gestemd.
Pascale Gruny (PPE), schriftelijk. – (FR) De situatie op de zuivelmarkt is in de afgelopen twaalf maanden aanzienlijk verslechterd: in één jaar tijd is de melkprijs met 30 procent gedaald, de sterkste daling sinds twintig jaar. Het wordt dan ook hoog tijd om nieuwe vormen van regulering op Europees niveau in te voeren opdat de zuivelsector niet enkel afhankelijk is van de marktregels maar zich ertegen kan wapenen. Vandaag de dag kunnen de hulpbronnen die onontbeerlijk zijn voor toekomstige investeringen in de sector niet optimaal worden toegewezen door de onstabiele inkomsten van producenten. De Europese Commissie moet contracten in de levensmiddelenketen vergemakkelijken, teneinde evenwichtige relaties tot stand te brengen tussen de verschillende aanbieders in de sector, de markten te stabiliseren en marktrisico’s te voorkomen. Ook moet ze een betere marktordening bevorderen. Verder is het zaak na te gaan of de verhoging van de melkquota een gunstig effect zou kunnen hebben op de productieprijzen. Europa moet nu in actie komen. We kunnen niet langer wachten. Anders bestaat het gevaar dat de Europese zuivelsector blijvende schade oploopt, waardoor we onze kwetsbare plattelandsgebieden van hun economische levensader beroven.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De melkstaking grijpt om zich heen in onze lidstaten, met de indrukwekkende beelden van melk die over akkers wordt uitgesproeid. Om de bezorgde zuivelproducenten tegemoet te komen, heeft het Europees Parlement een standpunt ingenomen. In dit verband heb ik vóór de oprichting van een fonds van 600 miljoen euro in de voorlopige begroting van de EU voor 2010 gestemd ter ondersteuning van melkveehouders, die momenteel geconfronteerd worden met een diepe en ongekende crisis in hun sector, en worstelen met de wetten van vraag en aanbod op de wereldwijde zuivelmarkt.
Mijn sociaaldemocratische collega’s en ik hebben eveneens een amendement ingediend waarin wordt gevraagd om de opschorting van momenteel geldende melkquota, teneinde een verhoging van de prijzen te bewerkstelligen. We zouden daarnaast cyclische maatregelen moeten doorvoeren, in aanvulling op de reeds genomen marktreguleringsmaatregelen, aangezien laatstgenoemde ondoeltreffend zijn gebleken om prijsschommelingen tegen te gaan.
Elisabeth Jeggle (PPE), schriftelijk. − (DE) De zuivelsector bevindt zich in een crisis van een ongekende omvang. Producentenprijzen zijn drastisch gedaald, terwijl consumentenprijzen zijn gestegen en vele landbouwbedrijven in de EU worstelen om te overleven. De Commissie heeft deze ontwikkeling veel te lang vanaf de zijlijn bekeken. Met onze ontwerpresolutie, die door bijna alle fracties wordt gesteund, maken wij duidelijk dat de besluiten die in november 2008 zijn genomen in het kader van de “check-up” van de GLB-hervorming niet toereikend zijn voor de huidige situatie. De uitgebreide landbouwhervorming die we hebben aangenomen, is te gering.
Als de randvoorwaarden zijn veranderd, moet de Commissie het initiatief nemen tot passende maatregelen die de landbouwers in de Europese Unie helpen. In de resolutie roepen we op tot uitgebreide maatregelen: stabilisering van de markt, afzetbevordering, een uitgebreid schoolmelkprogramma, verhoging van het maximale bedrag van de minimale betalingen van 7 500 euro naar 15 000 euro voor alle agrarische sectoren, vervroegde uittreding / terugkoop van quota, versterking van producentenorganisaties, correcte etikettering van zuivelproducten, exportkredietverzekering naar Amerikaans model en, voor bijzondere maatregelen, het zuivelfonds. Met deze resolutie verklaren wij ons bereid om de verantwoordelijkheid voor de Europese landbouw op ons te nemen. Derhalve heb ik voor de onderhavige resolutie gestemd.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) De zuivelsector loopt gevaar. Al maanden leggen zuivelproducenten er geld op toe terwijl de melkprijs voor de consument niet is gedaald; de grootwinkelbedrijven strijken de winsten op. Duizenden kleine Franse producenten dreigen failliet te gaan. De algehele melkstaking, het laatste middel waarover melkveehouders beschikken om hun stem te laten horen en niet kopje onder te gaan zonder dat het iemand wat kan schelen, grijpt in tal van Europese landen om zich heen, waardoor talloze banen in andere geledingen van de zuivelsector gevaar lopen. Het is hoog tijd dat we doeltreffende oplossingen vinden voor deze belangrijke Franse en Europese landbouwsector en het roer radicaal omgooien, want laten we er geen doekjes om winden: de Europese Commissie, de Raad, het Europees Parlement en hun ultraliberalisme zijn de enige verantwoordelijken voor deze tragedie. We moeten met spoed actie ondernemen: het quotabeginsel handhaven na 2015; deze quota onmiddellijk verlagen teneinde de vrije val van de melkprijs te stuiten; prijzen baseren op de kosten die feitelijk worden gemaakt door onafhankelijke producenten; en de vaststelling van de prijzen door de groothandel volledig inzichtelijk maken. De landbouwers verwachten krachtige maatregelen.
Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. − (DE) Toen het nodig was, hebben we de banken gered. Dit hebben alle verantwoordelijke politici erkend en geaccepteerd.
Nu worden we geconfronteerd met een situatie in de landbouwsector waarin we moeten zien te vermijden dat bedrijven, met name in de zuivelsector, op korte termijn failliet gaan, omdat de prijzen de productiekosten niet meer dekken. We moeten zeker stellen dat ons productiepotentieel toereikend is om de bevolking van de EU te voorzien van levensmiddelen van hoge kwaliteit.
Ik behoor tot een generatie die nog heeft meegemaakt dat levensmiddelen gerantsoeneerd waren, dat we moesten hamsteren om genoeg te eten te hebben. Zo ver zal het hopelijk niet meer komen, maar diegenen die nooit honger hebben moeten lijden, begrijpen niet hoe belangrijk een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid voor Europa is.
We hebben behoefte aan voorzieningszekerheid en niet alleen in de energiesector.
Ik wil u in overweging geven dat als te veel bedrijven in te veel regio's gedwongen worden hun deuren te sluiten omdat we niet in staat en bereid zijn om de vereiste maatregelen voor de korte termijn te treffen waartoe in onze resolutie wordt opgeroepen, de kosten voor de EU en de lidstaten een veelvoud zullen zijn van wat de passende maatregelen voor de korte termijn in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zouden kosten.
Het leger werklozen is groot genoeg. Landbouwbedrijven kapot laten gaan zou om sociale, economische en ecologische redenen onverantwoord zijn.
Ik hoop dat onze waarschuwing wordt gehoord.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb vóór de gemeenschappelijke ontwerpresolutie gestemd, hoewel ik deze ontoereikend vindt. Het voorstel om het systeem van melkquota af te schaffen in 2015 en tot die tijd de quota jaarlijks met 1 procent te verhogen, zal in de praktijk leiden tot een legalisering van de overschotten die in sommige landen al bestaan, aangezien zij meer produceren dan toegestaan en het overschot voor zeer lage prijzen exporteren, waardoor de marktprijzen dalen, in veel landen zelfs onder de kostprijs. De maatregelen die de Commissie ten uitvoer wil leggen, hebben als uiteindelijk doel de zuivelindustrie te dereguleren en daarmee ook te liberaliseren.
Wij zijn totaal tegen deze maatregelen aangezien ze, evenals de hervormingen van het GLB, goed zijn voor grote bedrijven, maar rampzalig voor kleine producenten. Wij zijn voor maatregelen om de zuivelmarkt te reguleren.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In de afgelopen maanden is op de zuivelmarkten een situatie ontstaan die vele zuivelboeren in hun bestaanszekerheid bedreigt. De prijzen voor hun producten zijn razendsnel gedaald. Met name kleine en middelgrote bedrijven zijn hierdoor getroffen, en zij zijn nu op hun reserves aangewezen om überhaupt te kunnen overleven. Derhalve is snel handelen door de EU vereist. De Commissie is tot nu toe veel te aarzelend geweest in haar pogingen om de crisis onder controle te krijgen, waaraan de Commissie zelf ook schuld heeft vanwege haar beslissing om de leveringsquota te verhogen.
De initiatieven van het Parlement, die met name ook in deze ontwerpresolutie zijn opgenomen, zijn daarom des te meer welkom. Deze initiatieven zijn in de eerste plaats de instelling van een zuivelfonds, waaraan 600 miljoen euro wordt toegekend, maatregelen ter bevordering van de vraag naar zuivelproducten, een versterking van de kwaliteitscontrole en precieze etiketteringsverplichtingen. Met het oog op de ondersteuning van onze landbouwers was het derhalve voor mij vanzelfsprekend om voor de voorgestelde ontwerpresolutie en de daarin opgenomen maatregelen te stemmen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een noodkreet: dat is onze resolutie in wezen; ze roept de Commissie en de Raad op noodmaatregelen te nemen om uit de crisis te geraken die zuivelproducenten keihard treft. Deze crisis heeft gisteren in België een nieuwe dimensie gekregen met het lozen door meer dan 2 000 producenten van drie miljoen liter melk in Ciney. De verantwoordelijkheid hiervoor enkel toeschrijven aan het afschaffen van de quota is een manier om het debat in de kiem te smoren. Om die reden heb ik tegen amendement 28 gestemd, waarin wordt voorgesteld de quota te bevriezen, omdat het te kort door de bocht is. De voornaamste oorzaken liggen elders: dalende vraag, ongebreidelde wereldwijde concurrentie, en vooral de onaanvaardbare marges van de groothandel, die door talloze consumentenorganisaties zijn bekritiseerd. Dat heeft me ertoe gebracht in de paragrafen 17 en 18, waarvan ik de auteur ben, de Commissie te vragen een onderzoek in te stellen naar eventuele kartelafspraken. De geloofwaardigheid van de Commissie staat op het spel. Ik heb me daarentegen achter amendement 1 geschaard, dat voortborduurt op het initiatief van zestien lidstaten en ervoor pleit het evenwicht tussen de verschillende partijen in de distributieketen te herstellen. Persoonlijk ben ik voorstander van het vaststellen van een bodemprijs voor melk in elk land.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Vooruitlopend op de stemming over de resolutie over de crisis in de zuivelsector had ik een aantal amendementen ingediend en bepleit die tot doel hebben de zuivelsector op korte termijn te reguleren, met name door het bevriezen van de quota, of zelfs door de tijdelijke verlaging ervan (met 3 à 5 procent). Al deze maatregelen zijn echter verworpen door het Europees Parlement. De producenten mogen van het Europees Parlement verwachten dat het de radicale maatregelen aandraagt waar ze behoefte aan hebben. Ondanks enkele positieve punten beantwoordt deze resolutie niet aan deze verwachtingen: daarom heb ik niet deelgenomen aan de eindstemming.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa is bijzonder afhankelijk van ingevoerde energie. Om onze energieafhankelijkheid terug te dringen, moeten wij maatregelen nemen die bijdragen aan de energie-efficiëntie, de diversificatie van energiebronnen en het gebruik van hernieuwbare energieën, en de diversificatie van landen van herkomst en transit. Ook de consolidatie van de interne markt voor energie in Europa is uitermate belangrijk om de energiezekerheid te vergroten. Daarbij dient voorrang te worden verleend aan de aanleg van een gas- en elektriciteitsnet dat geheel Europa beslaat. In dit verband bevat het economische herstelplan twee projecten die van uitzonderlijk belang zijn voor Portugal: de koppeling tussen het elektriciteitsnet van Spanje en het elektriciteitsnet van Portugal, die de Iberische energiemarkt zal helpen consolideren; en de koppeling tussen Spanje en Frankrijk, waarmee zal worden voorkomen dat het Iberisch schiereiland op energiegebied geïsoleerd raakt. Wij verzoeken de Commissie en de Raad de nodige inspanningen te leveren om te waarborgen dat de ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten in de landen van Zuid-Europa met een hoog potentieel aan hernieuwbare energie wordt aangemoedigd. Grote gebieden van de Alentejo-regio vertonen het hoogste potentieel voor zonne-energie van geheel Europa, zoals blijkt uit de verspreidingskaarten van de hoeveelheid zonnestraling.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de externe aspecten van de energiezekerheid gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de totstandkoming van een echt gemeenschappelijk energiebeleid doorslaggevend is om de continuïteit van de energievoorziening in de Europese Unie te waarborgen. Ook een correct functionerende interne energiemarkt en diversificatie van de energiebronnen zijn echter van vitaal belang om toekomstige crises en onderbrekingen in de energievoorziening te voorkomen. In dit verband ben ik van mening dat het versterken van de investeringen in hernieuwbare energieën en energie-efficiëntie in het Europese beleid een centrale rol moet spelen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De energieafhankelijkheid van de Europese Unie, de strategische noodzaak om die afhankelijkheid te verminderen en de bedreiging van de stabiliteit van de Europese Unie die uit die zwakke positie voortvloeit, zijn algemeen bekend en zijn reeds uitvoerig besproken.
De afhankelijkheid van mijn land op energiegebied ligt een stuk hoger dan het Europese gemiddelde. Dit bewijst hoezeer de opeenvolgende regeringen op dit vlak gefaald hebben en doet meer dan ooit de vrees voor een mogelijke crisis op de energiemarkten ontwaken.
Gelet op de moeizame betrekkingen met sommige buitengewoon belangrijke leveranciers, de beperkte diversiteit van de energiebronnen en de ontoereikende energieproductiecapaciteit zijn alle lidstaten er volgens mij bij gebaat dat de Europese Unie en bloc optreedt om haar gemeenschappelijke belangen te behartigen en aantoont dat zij in staat is deze belangen op te leggen in een veeleisende onderhandelingscontext.
Tezelfdertijd ben ik van oordeel dat de lidstaten zich niet mogen onttrekken aan hun eigen verantwoordelijkheden, maar gediversifieerde energieportefeuilles moeten samenstellen waarin de voornaamste alternatieven, inclusief kernenergie, bestudeerd en zonder voordelen geëvalueerd moeten worden. Indien de energievormen nuttig blijken, moeten zij in de praktijk worden gebracht. Daarbij dient voorrang te worden verleend aan de energieën die op de meest efficiënte, veilige en schone manier geproduceerd kunnen worden.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Europa zal, in ieder geval in de nabije toekomst, afhankelijk blijven van landen buiten Europa als het gaat om haar energievoorziening. Om deze knellende banden wat op te rekken, moeten we de vormen van onze afhankelijkheid inderdaad diversifiëren, zowel wat betreft van energiebronnen als ten aanzien van energieleverende landen. Maar eerlijk gezegd zie ik niet in welk belang ermee gediend is naar de pijpen van Turkije te gaan dansen, in een handelwijze die meer lijkt te worden ingegeven door vijandigheid ten opzichte van Rusland dan om energiezekerheid te garanderen. Turkije is het dwangpunt van uw befaamde pijpleiding Nabucco, waaraan systematisch de voorkeur is gegeven boven andere projecten. Dit zou het land een aanzienlijk pressiemiddel in handen geven.
Wat Desertec betreft, zie ik evenmin in welk belang ermee gediend is afhankelijk te worden van wat voorlopig een project is dat deel uitmaakt van een particulier initiatief. Ik ben namelijk van mening dat het tegenstrijdig is een gecentraliseerd energiebeleid te willen voeren dat onder regie staat van de Commissie, en tegelijkertijd de Europese energiesector in handen te geven van particuliere partijen, hetgeen een verhoging van de prijzen en een beperking van de dienstverlening met zich meebrengt en energiekeuzes nadelig beïnvloedt. En bovenal ben ik van mening dat het energievraagstuk te cruciaal is om over te laten aan ambtenaren van de Commissie of toe te vertrouwen aan een paar winstbeluste bedrijven.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De onderhavige gezamenlijke ontwerpresolutie over aspecten van energiezekerheid bevat belangrijke opties voor het energiebeleid van Europa in de toekomst. Met name de aanzienlijke verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het huidige energiepakket vind ik van groot belang, om welke reden ik ook positief sta tegenover het Desertec-project, een plan van een groep particuliere investeerders.
Dit is niet in de laatste plaats bedoeld om ook de afhankelijkheid van de EU van individuele landen te verminderen, van wie we tot op de dag van vandaag onze fossiele energiebronnen kopen. Het geplande Nabucco-project draagt hier helaas niet aan bij, aangezien de EU door dit project in een chantabele positie wordt geplaatst in verband met de voorgenomen toetreding van Turkije tot de EU. Gezien de rechtstreekse invloed van het islamitische regime in Turkije moet het project in zijn huidige vorm daarom worden afgewezen. Om deze reden heb ik mij, ondanks de talrijke positieve aspecten in de tekst, in de eindstemming over de gehele tekst van stemming onthouden.
Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. − (EN) Wij erkennen de verschillende belangen van onze diverse bondgenoten. Vanuit Brits perspectief is het echter niet nodig om het Verdrag van Lissabon in te voeren of de bevoegdheden van de Europese Commissie uit te breiden om tot een meer coherente EU-aanpak op het gebied van energiezekerheid te kunnen komen. We beschikken reeds over de nodige mechanismen die het mogelijk maken dat de lidstaten in onderhandelingen met Rusland met één stem kunnen spreken indien wij dat willen.
Het is zeer kwalijk dat in deze resolutie naar het Verdrag van Lissabon wordt verwezen. De Britse Conservatieven zijn fel gekant tegen de ratificatie van dit Verdrag en tegen andere pogingen om een politieke integratie van de EU te bewerkstelligen. Ik betreur tevens dat kernenergie in verband met de duurzame en gediversificeerde energiemix die we in de komende jaren moeten bereiken, helemaal niet wordt genoemd. Energiezekerheid is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van onze eigen regeringen.
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de situatie in Taiwan als gevolg van de recente tyfoon.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik mijn medeleven willen betuigen met de bevolking van Taiwan, die te lijden heeft onder de tyfoon Morakot en de gevolgen daarvan. Het mechanisme voor civiele bescherming van de Europese Gemeenschap heeft een bijdrage geleverd aan de hulpverlening en daarmee blijk gegeven van de Europese solidariteit met de bevolking van Taiwan.
Op 7 augustus 2009 werd Taiwan getroffen door de tyfoon Morakot, die zware overstromingen en modderlawines heeft veroorzaakt. Hierbij vielen meer dan 150 doden en werden tienduizenden mensen dakloos. Er is schade ontstaan aan verkeersinfrastructuur, waaronder wegen en bruggen, en communicatienetwerken zijn uitgevallen. De bewoners van rond 700 000 huizen zitten zonder drinkwater. Op 12 augustus 2009 verzocht Taiwan om internationale hulp. In antwoord daarop werd het communautaire mechanisme voor civiele bescherming door de Europese Commissie in werking gesteld. Het mechanisme dient ertoe om in het geval van grote rampen hulpverlening in natura van de lidstaten te faciliteren en te coördineren.
De Europese Commissie heeft een coördinatie- en evaluatieteam naar Taiwan gestuurd om een raming te maken van de benodigde hulp en om de regering bij haar hulpacties te ondersteunen. Het team heeft een aantal evaluatiemissies naar de betrokken regio’s ondernomen en heeft de lokale autoriteiten en internationale partners deelgenoot gemaakt van zijn bevindingen en aanbevelingen. Het team heeft tevens hulpverlening in natura vergemakkelijkt, onder meer in de vorm van door Zweden en Polen geschonken waterzuiveringsapparatuur, die aan de zwaarst getroffen gebieden in Taiwan werd geleverd.
Deze snelle hulpverlening was een duidelijk teken van de solidariteit van de EU. De aanwezigheid van het Europese team ter plekke werd positief ontvangen. Het communautaire mechanisme voor civiele bescherming is een zeer zichtbare uiting van solidariteit met landen in alle delen van de wereld, en ik ben ervan overtuigd dat het zich tot een nog sterker en doeltreffender mechanisme zal ontwikkelen.
Elk land ter wereld kan door een natuurramp worden getroffen. Vaak eisen rampen een hoge tol aan mensenlevens en gaan zij met hoge economische en milieukosten gepaard. In de toekomst zullen we vanwege de klimaatverandering naar alle waarschijnlijkheid met meer rampen worden geconfronteerd. In dit licht blijft solidariteit met andere landen die door rampen zijn getroffen, een van de pijlers van het Europese rampenbeheersingsbeleid. Ik zie ernaar uit om er samen met het Europees Parlement voor te zorgen dat de EU over doelmatige crisisbeheersinstrumenten beschikt.
Thomas Mann, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de Republiek Taiwan werd op 8 augustus getroffen door een natuurramp die het land op zijn grondvesten deed schudden. Met ongebreideld geweld raasde de tyfoon Morakot over het eiland heen, waarbij meer dan 750 mensen om het leven kwamen. Duizenden mensen verloren alles wat ze bezaten en grote delen van het land werden verwoest. De schade is opgelopen tot meer dan 2,5 miljard euro. De heropbouw van de op vele plaatsen verwoeste infrastructuur zal maanden duren. Als teken van solidariteit wensen wij Europeanen de Taiwanese bevolking te steunen door noodhulp te bieden.
Mevrouw Kuneva, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) steunt de initiatieven die de Europese Commissie in gang heeft gezet. Daarom is het des te meer verwonderlijk dat de Taiwanese ambassades de instructie kregen om alle buitenlandse hulp af te wijzen. Dit leidde tot heftige kritiek en op 13 augustus tot de noodzakelijke correcties van een volslagen mislukt management van de noodsituatie. Kort daarna trad premier Liu Chao-shiuan af.
Een andere bron van irritatie vormde het bezoek van de Dalai Lama aan Taiwan begin september. Hij wilde alleen maar met de overlevenden voor de slachtoffers bidden. Mededogen is sinds jaar en dag de boodschap van de veelgeprezen toespraken en boeken van de Dalai Lama. Opnieuw protesteerde de Chinese regering heftig en oefende enorme druk uit. Het is stuitend dat Peking uit een puur humanitaire actie van de Dalai Lama opnieuw een politieke kwestie heeft gemaakt. Taiwan zou zich moeten afvragen aan wiens kant het nu eigenlijk staat. President Ma Ying-jeou gaf pas na hevige protesten van zijn eigen bevolking toestemming aan de winnaar van de Nobelprijs voor de vrede om het land binnen te komen.
Mevrouw de commissaris, wij moeten de dialoog met Taiwan intensifiëren, op het gebied van humanitaire kwesties, maar ook wat betreft onze fundamentele waarden. Democratie, mensenrechten en solidariteit vormen samen een onlosmakelijk geheel, ook in dit opkomende Aziatische land!
Victor Boştinaru, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik uiting willen geven aan mijn diepe bedroefdheid over de enorme tragedie die zich op 8 augustus op Taiwan heeft voltrokken, met name over de vele dodelijke slachtoffers die door de enorme vernietigende kracht van deze grote ramp zijn gevallen.
De tyfoon Morakot, die Taiwan begin augustus heeft geteisterd, was de dodelijkste die het eiland in de afgelopen 50 jaar heeft getroffen: 700 mensen kwamen om het leven of worden vermist, duizenden inwoners moesten worden geëvacueerd en honderden huizen in de dorpen werden bedolven door modderstromen.
China heeft in deze situatie groot medeleven aan de dag gelegd door spoedhulp te verlenen aan de Taiwanese slachtoffers. Niet alleen de Chinese regering was bereid het eiland te hulp te schieten, maar ook particuliere bedrijven en allerlei organisaties, waaronder de Vereniging voor betrekkingen tussen China en Taiwan en het Rode Kruis van de Volksrepubliek.
Ook heeft de Chinese bevolking hulp geboden door inzamelingsacties te organiseren om de ramp op het eiland te bestrijden.
Volgens de nieuwste cijfers heeft het vasteland van China tot dusver rond 1 miljard Chinese yuan gedoneerd aan de slachtoffers van de tyfoon, dat wil zeggen een bedrag van bijna 150 miljoen dollar. In deze situatie kwam een belangrijke rol toe aan honderden noodonderkomens die door China naar Taiwan werden gestuurd om onderdak te bieden aan inwoners die hun huizen hadden verloren.
Ik zou willen onderstrepen dat de Europese Unie, die het één-China-beleid voorstaat, verheugd is over de hulp die China bij deze tragische gebeurtenis aan Taiwan heeft geboden, aangezien hieruit een verbetering van de betrekkingen tussen de beide entiteiten blijkt, en het is duidelijk dat een verbetering van deze betrekkingen tot grotere stabiliteit in de regio kan leiden.
Tot slot ben ik van mening dat de Europese Unie met het oog op de dimensie van de ramp uitdrukking dient te verlenen aan een van haar centrale waarden – solidariteit – en Taiwan aanvullende materiële en financiële bijstand dient aan te bieden om de enorme wederopbouwtaak te ondersteunen.
Charles Tannock, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de beelden van de verwoestingen die door de tyfoon Morakot zijn aangericht, zullen ons nog lang heugen, maar velen in Taiwan zullen nog jaren met de gevolgen van deze tragedie moeten leven. Meer dan 700 mensen zijn omgekomen, terwijl het leven van duizenden anderen op ernstige wijze is ontwricht.
De Taiwanese regering van president Ma heeft snel gereageerd door soldaten in te zetten in de zwaarst getroffen gebieden en de hulp in te roepen van de internationale gemeenschap. Het Zweedse voorzitterschap van de EU en de Commissie moeten worden gelukgewenst voor het feit dat zij het communautaire mechanisme voor civiele bescherming in werking hebben gesteld. Ik hoop dat de Commissie Taiwan hulp op langere termijn zal bieden om een volledig herstel van de bevolking en de economie en de wederopbouw van de infrastructuur mogelijk te maken.
Ik twijfel niet aan de dankbaarheid van de bevolking en de regering van Taiwan voor de solidariteit en de steun van de EU. Als voorzitter van de vriendengroep EP-Taiwan zie ik er bovendien naar uit om me een beeld te vormen van de actuele stand van zaken, wanneer ik Taiwan volgende maand aan het hoofd van de delegatie van EP-leden zal bezoeken.
De ramp die Taiwan heeft getroffen, zou zich in de toekomst als gevolg van de klimaatverandering wel eens met grotere regelmaat kunnen voordoen, zowel in Taiwan als in de hele wereld. Daarom is het van essentieel belang dat Taiwan, als eiland dat kwetsbaar is voor dergelijke weersverschijnselen en als belangrijke mondiale industriële macht, in de gelegenheid wordt gesteld om op betekenisvolle en waardige wijze deel te nemen aan passende internationale organisaties, met name organisaties die betrekking hebben op de verandering van het weer en het klimaat. In het bijzonder moet Taiwan deel kunnen nemen aan het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de Wereld Meteorologische Organisatie.
Zowel de Raad als de Commissie spreekt zich inmiddels uit voor een betekenisvolle participatie van Taiwan in organen van de Verenigde Naties, en ik hoop dat zij zich er naar aanleiding van deze ramp die zich in Taiwan heeft voorgedaan, voor zullen inzetten dat Taiwan bij deze structuren wordt betrokken.
Fiorello Provera, namens de EFD-Fractie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, met het overbrengen van mijn condoleances en de solidariteit met het Taiwanese volk zou ik ook willen benadrukken dat de humanitaire hulp van de Europese Unie bij deze ramp tijdig is geweest.
De Commissie heeft haar deel bijgedragen, en vele lidstaten hebben hulpgoederen of teams van deskundigen gezonden. De Chinese Volksrepubliek heeft de Taiwanese autoriteiten geholpen, en dat gebaar acht ik heel belangrijk. Maar als wij de Taiwanese autoriteiten en de landen in de omgeving op een structurele manier willen helpen om ook in de toekomst het hoofd te bieden aan dit soort bedreigingen, zou de Europese Unie de toetreding moeten ondersteunen van Taiwan als observerend lid tot de Wereld Meteorologische Organisatie en tot het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.
De opname van Taiwan als observerend lid heeft al vruchtbare resultaten opgeleverd bij andere internationale sectororganisaties zoals de WTO, en ook in dit geval zou de opname van Taiwan een concrete preventieve werking kunnen hebben en de gevaren in de toekomst kunnen beperken voor de 23 miljoen inwoners van het eiland en voor de gehele regio.
Astrid Lulling (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Taiwan krabbelt net weer op na te zijn getroffen door een vreselijke natuurramp, de ergste van de afgelopen vijftig jaar. Het is niet alleen onze plicht onze solidariteit te betuigen, maar ook actief bij te dragen aan de wederopbouw van de verwoeste delen van het eiland.
De Commissie en de Raad hebben gelukkig hun verantwoordelijkheid genomen nadat de orkaan Morakot voorbij was geraasd. Ik verzoek ze nu met klem om de concrete steun te bieden die de regering en de bevolking van dit land nodig hebben, want er is enorm veel werk aan de winkel. Op het niveau van de Europese Unie zijn adequate instrumenten voorhanden. Deze moeten ten volle worden benut.
Zoals een aantal van mijn collega’s reeds heeft gezegd, rijst na deze ramp wederom de vraag waarom Taiwan geen zitting heeft in diverse organen van de Verenigde Naties. De instellingen van de Europese Unie moedigen het land hiertoe aan, maar het is hoog tijd om in actie te komen als we iets willen veranderen. De autoriteiten van Taiwan beschikten niet over weersinformatie waaruit de ernst van de tyfoon bleek. Dat is niet aanvaardbaar. Het is absoluut noodzakelijk dat Taiwan zich aansluit bij het VN-Kaderverdrag inzake klimaatverandering om daarmee het ergste te voorkomen, want het lijdt geen enkele twijfel dat in de toekomst andere klimaatdepressies zullen volgen.
Ik ben voorzitter van de stichting Taiwan-Luxemburg, en we moeten ons in onze betrekkingen met Taiwan niet meer laten intimideren door de chantage van het communistische China. Het is van het allergrootste belang dat we ons op dit punt vierkant gesteund weten door de Commissie en de Raad.
Kriton Arsenis (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik zou mijn diepe zorg willen uitspreken over de humanitaire ramp in Taiwan. Ik vind ook dat wij als Europese Unie zoveel mogelijk moeten helpen.
We weten dat er 640 doden zijn gevallen door de tyfoon Morakot en dat meer dan 192 mensen worden vermist. Een aardverschuiving heeft zelfs een heel dorp van de kaart geveegd en geleid tot honderden doden. Dit alles was echter geen toeval. Deze gebeurtenissen zijn voorafgegaan door langdurige droogte waardoor het vermogen van de bodem om regenwater te absorberen was verminderd.
Door de klimaatverandering komen droogten, overstromingen en extreme weersomstandigheden steeds vaker voor. Een orkaan ontstaat op zee bij een oppervlaktetemperatuur van 27 οC. De stijging van de temperatuur zal zowel het aantal orkanen als hun hevigheid doen toenemen. Vandaag de dag wonen er 120 miljoen mensen in de gebieden die door orkanen worden geteisterd. Tussen 1980 en 2000 hebben orkanen 250 000 slachtoffers gemaakt.
Om al deze redenen moet ieders hart in Kopenhagen zijn, waar we in december het besluit gaan nemen of ieder land afzonderlijk zijn eigen tijdelijke kortetermijnbelangen zal nastreven of dat we allemaal samen de strijd aangaan voor onze planeet – onze thuishaven – om de klimaatverandering terug te draaien.
Gaan de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden dan stoppen om bij te dragen aan rampen zoals die in Taiwan? Dit vereist wel maatregelen. Het vereist dat we onszelf verplichten om toezeggingen te doen over de noodzakelijke verlaging, opdat de temperatuur niet meer dan 2 οC stijgt; het vereist tevens dat we naar onze portemonnee grijpen en de ontwikkelingslanden financieel ondersteunen zodat ze onderdeel worden van de oplossing en bij kunnen dragen aan de aanpak van de klimaatverandering.
Wij, de ontwikkelde landen, hebben de klimaatverandering veroorzaakt. Wij zijn de “vervuilers”, en volgens het beginsel dat we zelf hebben ingevoerd – “de vervuiler betaalt” – moeten wij betalen. We moeten betalen door de ontwikkelingslanden financieel te steunen.
Bastiaan Belder (EFD). - Mijnheer de Voorzitter, deze ramp was voor Taiwan van ongekende omvang. In de bergen is het een groot drama. Hele dorpen zijn verdwenen en naar schatting zijn er duizend doden respectievelijk vermisten. Duizenden, zo niet meer, overlevenden verblijven momenteel in militaire kampen. Zo schetste de hoogste vertegenwoordiger van mijn land, Nederland, in Taiwan, Menno Goedhart, de verwoestende gevolgen van de tyfoon Morakot. Vanaf deze plaats wil ik dan ook allereerst mijn medeleven uitdrukken aan regering en burgers van Taiwan.
In aanvulling op de praktische hulpverlening die Menno Goedhart aan zijn Taiwanese vrienden vandaag verleent, en ook onder waardering voor wat al van Europese zijde is gebeurd, zou ik de Europese Commissie toch een tweetal vragen willen stellen die versterking van de Europees-Taiwanese relaties beogen. Allereerst komt de Commissie volgende maand met een voorstel voor de versoepeling van het visa-regime voor Taiwanezen. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben reeds het goede voorbeeld gegeven. Ten tweede toont een recent Europees rapport glashard aan dat er voor Taiwan en de Europese Unie enorme winst zit in het afspreken van trade enhancing measures, TEM. Kan de Commissie zich in deze urgente conclusie vinden?
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, kan ik mij volledig aansluiten bij de collega's die al hebben gepleit voor het doorbreken van het onwaarschijnlijke internationale isolement van Taiwan. Dat is werkelijk onverdraaglijk, zeker als het gaat om de levens van burgers, waar dan ook.
Ville Itälä (PPE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, Taiwan werd op 8 augustus getroffen door een grote humanitaire ramp. Er was een zeer groot aantal slachtoffers en de economische schade was enorm. Nu is het onze beurt om te helpen, onze beurt om solidariteit met de bevolking van Taiwan te tonen. Wij moeten ons medeleven tonen en daarnaast financiële steun geven en, zoals de commissaris hier zei, wij moeten nu de instrumenten voor crisisbeheersing in gebruik nemen. Wij moeten de Taiwanezen nu alle hulp geven die menselijkerwijs mogelijk is. Ik wil ook mijn steun uitspreken voor het idee van steun voor de langere termijn, zoals de heer Tannock voorstelde, om de best mogelijke resultaten te bereiken en te laten zien dat zij ook mensen zijn en vooral dat zij onze vrienden zijn.
Janusz Władysław Zemke (S&D). – (PL) Ik wil de commissaris bedanken voor deze informatie. Mijn vraag is echter van een wat andere aard. Taiwan is onlangs door rampspoed getroffen. We zijn ons er echter volledig van bewust dat er in het verleden veel van dit soort rampen zijn gebeurd en dat er in de toekomst nog veel meer zullen gebeuren. Daarom wil ik de commissaris de volgende vraag stellen. Heeft de Europese Unie, en de Commissie in het bijzonder, standaardprocedures voor het omgaan met dit soort situaties? Is er een noodactiepakket of zijn er voorwaarden voor specifieke landen? Is er een actieplan voor de lange termijn?
Ik denk dat het onwenselijk zou zijn als we op verschillende manieren op dit soort tragedies zouden reageren, afhankelijk van de situatie in verschillende landen. Ik denk dat we, net als in het leger, bepaalde standaardprocedures moeten instellen voor crisissituaties. Dat wilde ik de commissaris vragen.
Johannes Cornelis van Baalen (ALDE). - Mijnheer de Voorzitter, de ALDE-Fractie leeft, zoals vele fracties in dit Parlement, mee met de getroffen bevolking van Taiwan en ze is blij dat de Europese Commissie gereageerd heeft zoals ze dat heeft gedaan. Daar moet de Commissie ook mee doorgaan. Maar het grote probleem naast deze menselijke ramp is natuurlijk het isolement van Taiwan. Je kunt best een één-China-beleid handhaven en tegelijkertijd goede werkbare verhoudingen met Taiwan creëren. Taiwan zou best in de Wereldgezondheidsorganisatie een rol kunnen spelen als waarnemer. Hetzelfde geldt voor de Wereld Meteorologische Organisatie of de VN-Conventie op het gebied van klimaatsverandering. Dat is allemaal mogelijk en staat het één-China-beleid niet in de weg. Ik sluit mij aan bij de heer Belder ten aanzien van het versoepelen van het visa-regime en ook zijn goede woorden aan de heer Goedhart, de Nederlandse vertegenwoordiger in Taipei. Ik vind dat we dus niet moeten doorgaan met het isoleren van Taiwan. Werkbare relaties, daar gaat het om.
Laima Liucija Andrikienė (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik mijn diepste medeleven willen betuigen met de families van diegenen die tijdens de tyfoon Morakot om het leven zijn gekomen.
Het is bedroevend dat er honderden doden zijn gevallen, dat anderen hun dierbaren hebben verloren en dat nog veel meer mensen gewond zijn geraakt.
Zoals vele waarnemers hebben opgemerkt, had het aantal slachtoffers lager kunnen zijn als de regering op een meer gecoördineerde wijze op de tyfoon had gereageerd. De regering heeft de ernst van de tropische wervelwind die op het eiland afstevende, niet voorzien. En dat terwijl Taiwan over een hoog ontwikkelde hightechsector beschikt en een van de grootste producenten van GPS-systemen ter wereld is.
Ten dele is dit probleem te wijten aan het feit dat Taiwan nog geen lid is van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO), wat reeds door enkele collega’s werd opgemerkt. Taiwan had vroeger kunnen zijn gewaarschuwd indien het over actuele informatie van de WMO had kunnen beschikken. Daarom ben ik ervan overtuigd dat dit het juiste tijdstip is om het lidmaatschap van Taiwan in de WMO aan de orde te stellen, niet alleen om politieke, maar ook om humanitaire redenen.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de tyfoon die over Taiwan is geraasd, heeft zijn sporen nagelaten in het leven van honderdduizenden mensen en heeft tienduizenden huizen verwoest. Er mogen geen voorwaarden worden gesteld aan de humanitaire hulp die de Europese Unie biedt. Het doel is om de slachtoffers zo snel mogelijk te helpen.
De Europese Unie is een actieve donor en werkt samen met non-gouvernementele organisaties en specialistische instanties van de Verenigde Naties om financiële hulp te bieden voor medische behandeling, logistieke steun en de wederopbouw van de verwoeste gebieden. Op de conferentie van Kopenhagen zal er heel wat besproken moeten worden, en wij bereiden ons voor om enkele maatregelen te nemen die zijn gericht op een toekomstig post-Kyoto-verdrag inzake een terugdringing van vervuilende uitstoot. We spreken dus voornamelijk over maatregelen die de oorzaken van klimaatverandering moeten tegengaan.
Als onderdeel van de conferentie van Kopenhagen zou ik met klem willen verzoeken dat er ook speciale aandacht komt voor aanpassingsmaatregelen, omdat we voortdurend te maken zullen krijgen met krachtige stormen, overstromingen, langdurige droogte en bosbranden. Ik verzoek de Europese Unie bovendien met klem om humanitaire steun aan Taiwan te verlenen, naast steun voor de wederopbouw en de bevolking in het bijzonder.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal de vragen beantwoorden in de volgorde waarin ze zijn gesteld.
Ten eerste over de bijstand die de Commissie aan Taiwan biedt om in de dagelijkse behoeften van de bevolking te voorzien; dat was namelijk het hoofdpunt van de vraag van de heer Mann. Taiwan is op de hoogte gesteld van het mechanisme van de Commissie ter evaluatie van de behoeften na rampen, maar tot dusver hebben wij nog geen verzoek ontvangen. Indien in dit kader een verzoek aan ons wordt gericht, zullen wij dat in overweging nemen.
Vervolgens de vraag van de heer Boştinaru over het standpunt van de Commissie ten aanzien van de huidige stand van zaken wat betreft de betrekkingen tussen China en Taiwan: de Commissie is verheugd over de toenadering tussen Taiwan en China in het voorbije jaar. Hierdoor is het mogelijk geworden om de betrekkingen te verbeteren, de spanningen tussen de twee te verminderen en vooruitgang te boeken bij bilaterale kwesties zoals rechtstreekse lucht- en zeeverbindingen.
Wij zijn sterk voorstander van de bilaterale gesprekken tussen de beide partijen, die mogelijk tot verdere vooruitgang zullen leiden. Wij zijn tevens verheugd over de Chinese hulp.
Over de vraag van mevrouw Lulling en mevrouw Andrikienė en die van de heren van Baalen en Tannock over de deelname van Taiwan aan de Wereld Meteorologische Organisatie: in lijn met het standpunt dat de Europese Unie in een verklaring van september 2008 heeft ingenomen en in lijn met het één-China-beleid van de EU spreekt de Europese Commissie zich uit voor een betekenisvolle participatie in internationale organisaties, waar deze gepast is. Wij zullen dit ook blijven doen.
Op de vragen van mevrouw Lulling en de heer Mann over de geboden bijstand kan ik zeggen dat het communautaire mechanisme voor civiele bescherming hulp heeft verleend vanuit Zweden en Polen. Deze hulp werd dankbaar in ontvangst genomen en president Ma heeft zijn erkentelijkheid betuigd aan Commissievoorzitter Barroso.
Wat betreft de vraag over het bezoek van de Dalai Lama aan Taiwan in de nasleep van de tyfoon: het bezoek van de Dalai Lama was een beslissing van de Taiwanese autoriteiten en de Europese Commissie heeft daarop geen commentaar.
Over de vraag van de heer Belder over het standpunt van de Commissie inzake het verlenen van visumvrije toegang tot de EU voor Taiwanese reizigers: de Commissie overweegt in het kader van de herziening van de desbetreffende wetgeving of een uitbreiding mogelijk is van de lijst van landen en entiteiten wier onderdanen niet aan de visumplicht zijn onderworpen als zij de Europese Unie, met name het Schengengebied, bezoeken. In dit verband zal de Commissie ook het geval Taiwan overwegen.
Nu over de vraag van de heer Zemke over de standaardprocedures in het geval van een ramp en hoe we in de toekomst in dergelijke gevallen te werk gaan: de Commissie heeft twee prioriteiten gesteld – ten eerste voortzetting van de inspanningen met betrekking tot paraatheid en reactievermogen en ten tweede rampenpreventie.
In de eerste plaats achten wij het belangrijk om de beschikbaarheid van EU-hulp te allen tijde te garanderen. Met steun van het Parlement hebben we in 2008 een proefproject en een voorbereidende actie inzake de snellereactiecapaciteit van de EU op stapel gezet. Uitgaand van deze eerste ervaringen zal de Commissie zo nodig verdere voorstellen voor de ontwikkeling van de snellereactiecapaciteit van de EU doen; deze zou kunnen worden gefinancierd uit nationale middelen die voor EU-operaties zijn gereserveerd.
In de tweede plaats hebben we ons ten doel gesteld om voor de rampenpreventie een allesomvattende aanpak op EU niveau te ontwikkelen. In februari 2009 heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. Wij zouden de feedback van het Parlement op deze mededeling zeer op prijs stellen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
9. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat(debat)
9.1. Moorden op mensenrechtenactivisten in Rusland
De Voorzitter. − Ik heb zes ontwerpresoluties(1) over moorden op mensenrechtenactivisten in Rusland ontvangen (artikel 122).
Heidi Hautala, auteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij zouden hier eigenlijk een herdenking moeten houden voor de mensenrechtenactivisten die recentelijk in de Noord-Kaukasus zijn vermoord en een kaars moeten aansteken ter nagedachtenis aan hen. Wij moeten beseffen dat Natalia Estemirova, Zarema Sadulayeva, Alik Dzhabrailov en vele anderen die hebben geleden en hun leven hebben gegeven bij het verdedigen van de mensenrechten al onze steun verdienen. Helaas konden wij hen niet genoeg steunen toen zij nog leefden.
Het is alarmerend dat Rusland niet in staat is adequate strafrechtelijke onderzoeken te doen om deze moorden op te lossen en de schuldigen voor het gerecht te brengen. Ik heb geconstateerd dat de Europese Unie officieel contact heeft opgenomen met Rusland over deze zaak. Klaarblijkelijk is onze inzet ontoereikend en moeten wij serieus overwegen hoe wij de rechtsstaat in Rusland kunnen laten werken en hoe wij deze zaak veel krachtiger naar voren kunnen brengen wanneer wij met Rusland over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst onderhandelen.
Wij moeten ook overwegen hoe wij de verdedigers van de mensenrechten in Rusland beter dan nu kunnen steunen. Wij moeten overwegen of wij bescherming kunnen bieden aan mensen die in gevaar verkeren en of de Europese instellingen snel visa voor hen kunnen regelen, zodat zij kunnen vluchten uit Rusland, waar zij en hun leven in gevaar zijn. Naar de mening van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is het belangrijk dat het Europees Parlement over een centrum beschikt dat informatie verspreid over de situatie van mensenrechtenactivisten wier leven in gevaar is en hen probeert te helpen in samenwerking met de andere instellingen. Wij kunnen zeer veel doen. Anna Politkovskaya heeft bij leven eens gezegd dat het Westen zo veel kan doen, maar zo weinig doet.
(Applaus)
Véronique De Keyser, auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ga de paar minuten die ik tot mijn beschikking heb gebruiken om het standpunt van mijn fractie toe te lichten, die de gezamenlijke verklaring niet heeft ondertekend en een aparte resolutie indient.
Om te beginnen wil ik graag zeggen dat wij het volledig eens zijn met de gezamenlijke resolutie betreffende Natalia Estemirova, Zarema Sadulayeva en Alik Dzhabrailov.
Wij zijn geschokt door deze nieuwe moorden, die feitelijk deel uitmaken van een reeks moorden op mensenrechtenactivisten in Tsjetsjenië.
In onze resolutie hebben wij precies hetzelfde gevraagd als in de gezamenlijke resolutie: wij veroordelen de aanslag, wij eisen een onderzoek, en wij spreken onze bezorgdheid uit over het verslechterende mensenrechtenklimaat voor activisten in Rusland.
Ons standpunt wijkt in die zin af van de gezamenlijke resolutie dat laatstgenoemde verwijst naar alle mensenrechtenverdedigers en de situatie in het noorden van de Kaukasus in het algemeen. Wij denken dat daarvoor wellicht andere podia zijn – en ik leg me hierop vast –, met name in de resolutie voorafgaand aan de top tussen de EU en Rusland. Wij willen graag dat de kwestie van de mensenrechtenactivisten en het beschermen van deze activisten wordt opgenomen in die resolutie, maar ook aan de orde komt bij alle onderhandelingen die we verder nog zullen voeren met Rusland.
Dus het gaat hier, en ik zeg dat met nadruk, enkel om een probleem van ‘op het verkeerde moment op de verkeerde plaats’. Dit is een kwestie die op politieke wijze moet worden afgehandeld en niet alleen hier, nu we het hebben over urgente zaken. Daarom hebben wij ervoor gekozen een fijn onderscheid aan te brengen, maar vanzelfsprekend zitten wij wat de kern van het probleem aangaat volledig op één lijn met de andere fracties.
Renate Weber, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe een aantal feiten voor dit Parlement op een rij te zetten. In januari van dit jaar nog werd Stanislav Markelov, de mensenrechtenadvocaat die de vermoorde journaliste Anna Politkovskaya bijstond, midden op de dag in het centrum van Moskou neergeschoten. Bij diezelfde gelegenheid werd de journaliste Anastasia Baburova, die hem probeerde te beschermen, eveneens neergeschoten en gedood.
In juli werd Natalia Estemirova, een bekende Russische mensenrechtenactiviste en journaliste, dood aangetroffen in Ingoesjetië, nadat zij was ontvoerd door gewapende mannen in het naburige Tsjetsjenië. Nog geen maand later werd nog een non-gouvernementele activiste, Zarema Sadulayeva, tezamen met haar echtgenoot ontvoerd en vermoord.
In augustus werd de journalist Malik Akhmedilov doodgeschoten, kort nadat hij zijn huis in Dagestan had verlaten. Zes voortreffelijke journalisten en mensenrechtenactivisten dood in nog geen acht maanden!
Deze ontvoeringen en moorden vormen slechts het topje van de ijsberg van wat het effect is van de verslechterde mensenrechtensituatie in Rusland, waar een onafhankelijk stemgeluid, met inbegrip van advocaten, journalisten en overige activisten, in toenemende mate te stellen heeft met geweld, bedreigingen en onrechtmatige vervolging.
De schendingen van de mensenrechten in Rusland, en met name in de Noord-Kaukasus, kunnen niet langer worden genegeerd. Wij kunnen toch niet zo naïef zijn om te geloven dat het zeer machtige Rusland, dat beschikt over een van meest geavanceerde geheime diensten ter wereld, niet in staat zou zijn de daders te vinden en voor het gerecht te brengen.
Ongeacht onze politieke kleur moeten wij toch allen inzien dat als aanslagen op mensenrechtenverdedigers onbestraft blijven, dit alleen maar kan uitmonden in meer geweld en een toenemende cultuur van rechteloosheid. De Russische autoriteiten moeten overeenkomstig de VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers zorgen voor de fysieke veiligheid en de vrijheden van verkeer en meningsuiting van mensenrechtenactivisten.
Bernd Posselt, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, aan ons voormalig oudste lid in jaren, Otto von Habsburg, werd ooit gevraagd of hij het jammer vond dat hij geen keizer was, maar lid van het Europees Parlement. Hij antwoordde daarop ontkennend, omdat hij als keizer een domoor "Excellentie" zou moeten noemen, terwijl hij als lid van het EP een domoor gewoon een domoor kon noemen. Aan dit verhaal moet ik altijd denken wanneer het om mensenrechtenkwesties gaat.
Wij zijn geen diplomatiek orgaan, wij zijn een politiek-parlementair orgaan, Wij kunnen de waarheid zeggen. Er is een spreekwoord dat luidt: "De vis begint vanaf de kop te stinken". Het is niet zo – en ik dank mijn collega, mevrouw Weber, voor haar duidelijke woorden in dit verband – dat deze incidenten en moorden in de Kaukasus slechts toevalligheden zijn of het werk van een of andere duistere macht, maar sinds de heer Poetin aan de macht is gekomen, wat met de kwestie van Tsjetsjenië en de mysterieuze ontploffingen van huizen in Moskou samenhangt, is er een bloedspoor geweest dat steeds opnieuw naar Tsjetsjenië leidt en onschuldige mensen treft: de burgerbevolking en met name ook mensenrechtenactivisten, die zich, zoals degenen die reeds zijn genoemd – en velen onder hen hebben we persoonlijk gekend – niet alleen voor de mensenrechten van de Tsjetsjenen inzetten, maar voor een democratisch Rusland, voor begrip tussen de bevolkingen van Tsjetsjenië en Rusland en voor vrede in de Kaukasus. Deze mensen worden werkelijk de een na de ander vermoord.
Daarom was het nodig, mevrouw De Keyser, om een spoeddebat te houden. We maken ons toch belachelijk, als een vrouw die in dit Parlement onderscheidingen heeft ontvangen en die ons vanwege haar inzet voor de mensenrechten in Straatsburg een bezoek heeft gebracht, voor onze ogen wordt vermoord en we het debat daarover uitstellen.
Rusland houdt nauwgezet in de gaten of wij in staat zijn om direct te reageren, en we moeten ook direct reageren door heel duidelijk te zeggen: houd op met het moorden, met de schendingen van de mensenrechten, en geef Tsjetsjenië en Rusland vrijheid, maar maak eerst en vooral een einde aan de systematische schendingen van de mensenrechten en moorden onder mysterieuze omstandigheden.
Tomasz Piotr Poręba (ECR) , auteur. – (PL) De kwestie van mensenrechtenschendingen in Rusland staat wederom op de agenda van het Europees Parlement.
Naast de stelselmatige vervolging van religieuze en etnische minderheden, worden er ook regelmatig mensenrechtenactivisten vermoord. Journalisten en medewerkers van ngo’s in Rusland riskeren elke dag hun leven bij de uitoefening van hun werk. Bedreigingen, ontvoeringen, marteling, willekeurige gevangenneming en moorden zijn schering en inslag. Het feit dat de Russische autoriteiten deze misdaden niet actief onderzoeken, dat er geen echte resultaten zijn behaald en dat de daders op vrije voeten blijven, bewijst niet alleen de volledige ineffectiviteit van het optreden van de autoriteiten, maar ook hun stilzwijgende instemming en onverschilligheid.
Eerbiediging van de mensenrechten zou een essentieel onderdeel moeten zijn van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland. Het is onze plicht om te eisen dat Rusland ervoor zorgt dat er deugdelijke en effectieve onderzoeken worden uitgevoerd, dat de daders worden gestraft en dat er een einde komt aan deze vreselijke moorden.
Cornelia Ernst, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, als nieuw lid van het Europees Parlement wil ik ten eerste zeggen dat mensenrechtenkwesties ook voor mijn partij, de Duitse partij Die Linke, van enorm groot belang zijn, en dat het er voor ons om draait daadwerkelijk alle schendingen van de mensenrechten te veroordelen, ongeacht waar of door wie ze worden gepleegd. Dit heeft niets te maken met bemoeienis in nationale aangelegenheden.
Al jaren ben ik bijzonder verontrust en boos over de herhaaldelijke moorden op mensenrechtenactivisten die zich met de situatie in Tsjetsjenië bezighouden. Natalia Estemirova, Stanislav Markelov, Zarema Sadulayeva, dit zijn allemaal voorbeelden van werkelijk schokkende moorden. Daarom is het ook belangrijk dat wij ons in dit Parlement hiermee bezighouden.
Het verontrust me dat zaken zoals de moord op Anna Politkovskaya niet worden onderzocht. Als dit proces wordt heropend, hoop ik oprecht dat de schuldigen gevonden en gearresteerd worden, anders dreigt er meer bloedvergieten en zal dit worden gezien als een vrijbrief om dergelijk geweld te plegen. Wij verwachten slechts dat deze moorden onmiddellijk en volledig worden onderzocht, en dat de schuldigen niet worden gespaard. Rusland moet niet langer afwachten, maar zelf de strijd voor de bescherming van de mensenrechten op zich nemen. Het kan niet zo zijn dat wie zich voor de bescherming van de mensenrechten inzet, op de een of andere manier een doodvonnis krijgt. Ik ben ook van mening dat deze kwesties ook dringend aan de orde moeten komen tijdens de aanstaande top tussen Rusland en de EU, en dat deze kwesties niet als bijzaken moeten worden behandeld, maar werkelijk passende aandacht moeten krijgen.
Persoonlijk verwacht ik dat we mensenrechtenkwesties ook in dit Parlement op een eerlijke manier behandelen. Ik had graag gezien dat we dit onderwerp niet op een donderdagmiddag hadden behandeld, en ik ben van mening dat dit soort kwesties voor ons ook een belangrijke rol moeten spelen, als het om economische en handelsaangelegenheden gaat. In die gevallen spelen dergelijke kwesties vaak slechts een ondergeschikte rol. Dat willen we veranderen en dat wilde ik ook gezegd hebben!
Filip Kaczmarek, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in een land met een hoog misdaadcijfer kan men de theorie opvatten dat de sterfgevallen onder mensenrechtenactivisten toevallig zijn. Ze zijn toevallig omdat in zulke landen in het algemeen veel mensen het slachtoffer worden van een misdrijf. Vandaag, op 17 september, moet ik u allen herinneren aan een treurige verjaardag, namelijk de zeventigste verjaardag van de inval van de Sovjet-Unie in Polen. Na deze inval schoten de Sovjettroepen ten minste 21 768 Poolse burgers dood. Waarom noem ik dit feit? Omdat de Russen nu beweren dat dit een gewone misdaad was, net zoals de moorden op mensenrechtenactivisten ‘gewone misdaden’ zijn.
Het aantal mensenrechtenactivisten dat in Rusland wordt vermoord, is zo groot dat het volkomen onverantwoord is om dit verschijnsel te interpreteren als het gevolg van ‘gewone misdaden’. De theorie dat deze moorden ‘toevallig’ zijn, is niet houdbaar. Het stelselmatige karakter van deze moorden betekent dat er iets in het politieke en sociale klimaat in Rusland moet zijn dat zulke frequente moorden heeft veroorzaakt. De morele crisis in dat land, de neiging om de dood te bagatelliseren, ontmenselijking, relativisme en vervagende waarden zorgen ervoor dat dit probleem niet serieus wordt genomen. Ik denk dat onze resolutie evenwichtig is en de Russen zal helpen deze kwestie op te lossen.
Justas Vincas Paleckis, namens de S&D-Fractie. – (LT) De S&D-Fractie kan niet onverschillig blijven tegenover de recente moorden op mensenrechtenactivisten in Rusland. De dood van Anna Politkovskaya, Natalia Estemirova, Zarema Sadulayeva en Andrei Kulagin mag niet zonder betekenis blijven. We veroordelen de plegers van deze barbaarse daden in de sterkste bewoordingen alsook het feit dat er helaas in sommige streken van Rusland een klimaat van straffeloosheid heerst en dat er geen onderzoek wordt gedaan naar politieke moorden.
De Russische president, Dmitri Medvedev, heeft toegezegd dat de plegers van de moorden zullen worden achterhaald en bestraft. Zijn reactie was uitgesprokener dan die van de vorige president, maar tot dusverre is het bij woorden gebleven. De tijd zal leren of de Russische autoriteiten in staat zijn de gedane toezeggingen gestand te doen, die zo belangrijk zijn voor de burgers van dat land en voor de internationale gemeenschap. Naar onze mening valt de beoordeling van Russische acties in de noordelijke Kaukasus buiten de werkingssfeer van de voorgestelde resolutie en daarom hebben de sociaal-democraten besloten een eigen afzonderlijk document aan te nemen. De sociaal-democraten zijn ervan overtuigd dat de mensenrechtensituatie in Rusland daadwerkelijk zou verbeteren als het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland zou worden geïntensiveerd. Het Europees Parlement, de Doema, burger-, maatschappelijke en mensenrechtenorganisaties in de EU en in Rusland dienen een actieve bijdrage te leveren aan dit overleg. Wij benadrukken dat bescherming van de mensenrechten uitgebreid aan de orde dient te komen in de volgende vergadering van de leiders van de EU en Rusland. Deze kwestie wordt een vast onderdeel van de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland.
Laima Liucija Andrikienė (PPE). – (LT) Dit debat en de resolutie van het Europees Parlement over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland zijn van bijzonder groot belang, vooral nu we het ene na het andere nieuwsbericht krijgen over de moord in Rusland op de mensenrechtenverdedigers Natalia Estemirova, Alik Dzhabrailov, Zarema Sadulayeva en anderen. De Europese Unie kan niet onverschillig blijven tegenover de brute moord op mensenrechtenactivisten. In onze relaties met Rusland moeten we erop wijzen en wijzen we erop dat onderzoek naar deze moorden te lang duurt en in de regel wordt afgesloten zonder dat is vastgesteld wie de schuldigen zijn. Dergelijke onaanvaardbare praktijken worden de norm in Rusland, met name in het geval van misdaden in Tsjetsjenië, waar een sfeer van straffeloosheid heerst. Een van onze fundamentele waarden is respect voor mensenrechten, menselijke waardigheid en menselijk leven, en pragmatische belangen mogen nooit boven deze waarden worden gesteld. Ik ben van mening dat de Russische president, Dmitri Medvedev, het aan zijn eer verplicht is om ervoor te zorgen dat alles in het werk wordt gesteld om de gevallen van kidnapping en moord te onderzoeken waarbij mensenrechtenverdedigers zijn betrokken, en om de schuldigen voor het gerecht te brengen.
Tunne Kelam (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de mensenrechtensituatie in Rusland is er niet beter op geworden. Wij roepen nu wel de Russische autoriteiten op om alles te doen wat in hun macht ligt om de bescherming van mensenrechtenverdedigers te waarborgen, maar wij weten natuurlijk allemaal dat er één belangrijk ding ontbreekt, namelijk de wil om ook echt ‘alles’ te doen. Toch zou dit mogelijk moeten zijn, als het Kremlin maar zijn beslissende invloed op de Russische machtsstructuren en het Russische rechtsstelsel uitoefent. Zo bezien wekt het falen van het Russische rechtsstelsel om mensenrechtenverdedigers te beschermen de verdenking dat het regime medeplichtig is aan deze misdaden.
Onze boodschap van vandaag moet gericht zijn aan de regeringen van de EU en de Commissie. Zolang de zorgen over het lot van mensenrechtenverdedigers niet verder komen dan het niveau van verklaringen en geen gevolgen hebben voor de economische betrekkingen, kunnen de heren Poetin en Medvedev gerust concluderen dat de EU niet in staat is lessen te trekken uit de schaamteloze moord op Anna Politkovskaya.
Bogusław Sonik (PPE). – (PL) We bespreken de mensenrechtenschendingen in Rusland op een dag met een belangrijke symbolische waarde. Precies zeventig jaar geleden, op 17 september 1939, bezette het Rode Leger – in samenzwering met Hitler – een derde deel van Polen, dat op dat moment streed tegen de Duitse invasie. Het leger van Stalin vermoordde duizenden Polen, en honderdduizenden Polen werden afgevoerd naar werkkampen in de Sovjet-Unie. In Katyń werden in opdracht van Stalin duizenden Poolse officieren vermoord. 17 september blijft voor ons voor altijd een dag van schande voor Stalins Rusland.
Tegenwoordig heeft Rusland niet de moed om deze vreselijke waarheid onder ogen te zien. De huidige regering probeert op niet-overtuigende wijze het toenmalige bondgenootschap van Rusland met Hitler te rechtvaardigen. Tot op de dag van vandaag weigert Moskou toegang te geven tot de archieven over het bloedbad in Katyń.
In de geschiedenissen van veel landen komen vreselijke gebeurtenissen voor. Het is een teken van volwassenheid van een natie als zij haar verleden onder ogen kan zien en datgene in haar geschiedenis dat afgekeurd moet worden, kan afkeuren. Het huidige Duitsland is een voorbeeld van zo’n houding. Pas dan zal het verleden niet langer een last zijn voor het Rusland van vandaag en zal het land met opgeheven hoofd kunnen toetreden tot de gemeenschap van vrije, democratische landen. Pas dan zal Rusland voor eens en voor altijd het juk van zijn stalinistische verleden kunnen afwerpen en kunnen stoppen met de strijd tegen zijn eigen burgers, die op dit moment hun leven wagen om de fundamentele vrijheden en de mensenrechten te verdedigen.
We eren de slachtoffers van deze moorden. We zullen jullie niet vergeten.
Rui Tavares (GUE/NGL). – (PT) Goedemiddag, dames en heren. De moord op Natalia Estemirova heeft ons hier allen diep bedroefd, meer nog omdat we het nieuws van haar ontvoering vernamen op de dag dat we hier voor het eerst bijeen waren en enkele uren later in kennis werden gesteld van de moord. Dit is iets dat niemand, waar ook ter wereld, onberoerd kan laten. Net als mijn collega, mevrouw Ernst, ben ik ervan overtuigd dat links de mensenrechten en de mensenrechtenactivisten overal moet beschermen, ongeacht het land waar de schendingen zich voordoen.
De gevolgen van deze aanvallen, van deze aanslagen op de mensenrechtenactivisten in Rusland, zijn bijzonder onrustwekkend. Ze hebben een intimiderend effect en zijn ongetwijfeld uitermate traumatiserend voor alle mensen die de mensenrechten in Rusland willen beschermen. Ze zijn met andere woorden de eerste stap in een offensief dat niet alleen de mensenrechten van de activisten zelf, maar mettertijd ook de mensenrechtensituatie als zodanig in het gedrang zal brengen.
Het effect van deze moorden is dan ook onvoorspelbaar en verontrustend. Zonder een snel en doeltreffend gerechtelijk onderzoek en zonder garanties dat de veiligheid van de mensenrechtenactivisten zal worden gewaarborgd, kan de situatie inderdaad onrustwekkende proporties aannemen. Daarom stem ik graag voor de resolutie en zal ik de oproepen aan deRussische autoriteiten om de mensenrechtenactivisten te beschermen uit deze resolutie met plezier onder de aandacht blijven brengen.
Ik kom uit Portugal, uit het andere eind van Europa. Volgende week vertrek ik naar Rusland. Ik ga overigens morgen bij de Russische ambassade mijn visum ophalen. Ik ben van oordeel dat de betrekkingen tussen Europa en Rusland van uitzonderlijk belang zijn en dat Europa veel aan Rusland verschuldigd is. Het eerste dat Europa aan Rusland verschuldigd is, is openhartigheid en duidelijkheid op het gebied van de bescherming van de mensenrechten en de vrijheden van onze Russische medeburgers in Europa.
Eija-Riitta Korhola (PPE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, uw moedertaal is zo mooi dat ik heb besloten te proberen u in het Hongaars te bedanken: köszönöm. Mijnheer Tavares, ik wil op uw opmerkingen reageren. Werk ten behoeve van de mensenrechten is niet alleen een zaak van links: het gaat ook ons van centrumrechts aan. Laat dit ons aanmoedigen om samen te werken. Mevrouw Ernst wees ons zeer terecht op iets belangrijks: wij debatteren hier, terwijl in de plenaire vergadering de meeste leden al op weg zijn naar huis, en wij moeten samenwerken om hier een prioriteit van ons beleid van te maken.
Ik was eerder lid van de Commissie buitenlandse zaken, en toen de Subcommissie mensenrechten werd opgericht, was ik ook daar lid van. Toen ik amendementen indiende, deed ik dat soms bij de Commissie buitenlandse zaken. Mijn collega’s vroegen mij dan waarom ik daar nog steeds amendementen over mensenrechten indiende, terwijl wij daarvoor toch een Subcommissie mensenrechten hadden. Toen dacht ik dat er iets mis was als onze Subcommissie mensenrechten een soort getto zou worden of een afgesloten luik voor de behandeling van deze zaken. Laten wij samenwerken om te voorkomen dat dit met de mensenrechten gaat gebeuren.
Kristian Vigenin (S&D). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik heb me gestoord aan de verklaring van de heer Posselt. Ik wil graag onderstrepen dat de resultaten van mevrouw De Keyser op het gebied van de bescherming van de mensenrechten in een discussie van deze aard niet in twijfel mogen worden getrokken. Ze heeft bewezen op dit terrein binnen het Parlement een sleutelfiguur te zijn.
Ik zal onder geen beding toestaan, en ik geloof ook niet dat het terecht is, dat we vraagtekens zetten bij de betrokkenheid van de S&D-Fractie bij de bescherming van de mensenrechten, mijnheer Posselt, omdat we dat ook deden toen uw fractie de misdaden in Guantánamo en de behandeling van gevangenen in Irak door Amerikaanse militairen probeerde te bagatelliseren.
Wat de mensenrechten in Rusland betreft: we erkennen dat er is inderdaad sprake is van een ernstig probleem. De resolutie die wij indienen, is krachtig en scherp genoeg, maar we vinden wel dat dit Parlement zich op de inhoud van de kwesties moet richten in plaats van telkens aan te komen met een waslijst met problemen inzake onze betrekkingen met Rusland, terwijl we daar in Rusland niets mee bereiken.
Wat wij in dit verband doen, is een delegatie van de S&D-Fractie naar Moskou sturen, waar volgende week besprekingen over deze kwestie worden gehouden. We moeten onszelf ervan weerhouden naar aanleiding van nijpende mensenrechtenkwesties zoals deze weer met een waslijst met problemen te komen. Dat is niet het doel van het debat van vandaag.
Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Ik wil graag mijn droefenis en ernstige bezorgdheid uitspreken over de gebeurtenissen die in juni van dit jaar hebben plaatsgevonden in de Russische Federatie. Ik ben diep geschokt door de brute moord op Russische activisten, zoals Natalia Estemirova en Andrei Kulagin en anderen, die zich inzetten voor de bevordering van de mensenrechten en die pleitbezorgers waren voor waarheid en rechtvaardigheid. Alles dient in het werk te worden gesteld om de moordenaars te achterhalen en te bestraffen. Ik verwelkom en steun alle maatregelen die nodig zijn om deze moordzaken op te lossen.
Ook vond in augustus 2008 een schending van internationale overeenkomsten plaats, toen Russische strijdkrachten tijdens het conflict tussen Rusland en Georgië bewoonde gebieden aanvielen en niets deden om de burgerbevolking te beschermen tegen schending van hun rechten door gewapende strijders uit Zuid-Ossetië, op grondgebied dat de facto onder Russische invloed stond. De Russische regering dient ondubbelzinnig te verklaren dat mensenrechtenschendingen niet zullen worden getolereerd.
Charles Tannock (ECR). - Mijnheer de Voorzitter, er ontwikkelt zich in Rusland een sfeer van criminele straffeloosheid ten aanzien van de mishandeling van mensenrechtenactivisten. Journalisten die het wagen om vraagtekens te plaatsen bij de officiële opvattingen, worden geïntimideerd; etnische minderheden hebben onevenredig te lijden van geweldsmisdrijven die onopgelost lijken te blijven; actievoerders voor meer vrijheid worden in het beste geval gemarginaliseerd en in het slechtste geval met geweld tot zwijgen gebracht.
Het is moeilijk te zien waar de bedreigingen van mensenrechtenverdedigers in Rusland precies vandaan komen, maar keer op keer blijkt dat moedwillige wantoestanden ongestraft blijven en zien wij een futloze houding van de kant van de justitiële autoriteiten.
Rusland is gewend geraakt aan de dubbelzinnige houding van de EU. Deze bleek onder meer uit de manier waarop de Unie reageerde op de Russische intimidatie van de Oekraïne en de Russische invasie en bezetting van het soevereine grondgebied van Georgië deze zomer.
Het spreekt voor zich dat er essentiële strategische belangen op het spel staan en dat de EU in principe over haar goede betrekkingen met Rusland moet waken, maar wij mogen niet toestaan dat wij hierdoor onszelf van de plicht ontslaan om ons uit te spreken voor de fundamentele vrijheden en gemeenschappelijke waarden die wij in Europa delen, alsmede voor de vrijheden en waarden waarin het Russische volk zelf in volledige vrede en veiligheid zou moeten kunnen delen.
Krisztina Morvai (NI). – (HU) Al een kwart eeuw houd ik me beroepsmatig bezig met de bescherming van mensenrechten. Als jurist denk ik daarom met bijzonder en diep medeleven aan mijn collega’s, die in verband met deze prachtige missie het leven hebben gelaten. Langs deze weg wil ik ook mijn oprechte medeleven betuigen aan hun naasten en geliefden.
Wat zou in zo’n geval de juiste procedure zijn? Onmiddellijk een grondig onderzoek eisen van de instanties van de staat in kwestie. Ik zou graag zien dat dit Parlement daartoe de geloofwaardigheid en de morele bevoegdheid zou hebben. Ik vrees echter dat dit niet het geval is. Waarom niet? Omdat dergelijke eisen alleen aan staten buiten de EU worden gesteld. Dit gebeurt echter niet als in een lidstaat van de Europese Unie mensenrechten met voeten worden getreden, zoals in mijn land, Hongarije, waar mensen in de ogen werden geschoten tijdens een massabijeenkomst die was georganiseerd door de partij van de voorzitter van deze sessie, Pál Schmitt, waarbij duizenden aanwezig waren om de revolutie en vrijheidsstrijd van 1956 te herdenken. Dit Parlement heeft dit geval en de sindsdien voortdurende crisissituatie nooit laten onderzoeken.
Ik vrees dat zolang dit niet gebeurt en zolang de vicevoorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken een persoon is die lid was van de regering die op ogen liet schieten, we geen echte geloofwaardigheid of morele bevoegdheid hebben om in een ander land, in een andere staat buiten de Europese Unie om een dergelijk onderzoek te vragen. Ik verzoek u dus een direct onderzoek voor te stellen en te eisen naar de schendingen van de mensenrechten in Hongarije. Dank u wel.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Ik wil om te beginnen zeggen dat ik teleurgesteld ben over het feit dat toen er over de zuivelcrisis werd gedebatteerd de Kamer vol was, en nu er over de mensenrechten wordt gedebatteerd er volgens mij niet meer dan veertig van ons in de Kamer over zijn. Het is triest dat de zaken er zo voorstaan. Ik zeg niet dat de zuivelcrisis niet belangrijk is, maar een probleem als de mensenrechten is voor ieder van ons van het grootste belang.
Ik zou ook willen zeggen dat ik de gedachte onacceptabel vind dat dit jaar, zoals we allemaal weten, vele landen in Midden- en Oost-Europa de twintigste verjaardag van de ineenstorting van het communisme vieren en een macht recht bij ons voor de deur die deze communistische regimes heeft voortgebracht, zo’n onverschilligheid tentoonspreidt jegens de misdaden die tegen mensenrechtenactivisten zijn begaan. Ik ben van mening dat ieder van ons duidelijk moet bevestigen dat hij of zij met het totalitarisme heeft gebroken.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag over de situatie van mensenrechtenverdedigers in Rusland komt niets te vroeg en is zeer terecht. De recente golf van geweld tegen mensenrechtenverdedigers heeft maar al te duidelijk gemaakt hoe groot de gevaren zijn die deze mensen bij hun werkzaamheden lopen. Velen van hen hebben de ultieme prijs moeten betalen voor het onthullen van schendingen van de mensenrechten. Wij brengen hulde aan al diegenen die hun leven hebben verloren en al diegenen die onder dergelijke omstandigheden hun werk blijven voortzetten.
Een groot deel van het geweld tegen mensenrechtenverdedigers heeft plaatsgevonden in het noorden van de Kaukasus, tegen een achtergrond van toenemende instabiliteit. De Commissie is met velen van hen bekend. Het zijn gerespecteerde partners bij de uitvoering van mensenrechtenprojecten: onschuldige burgers, ordehandhavingspersoneel en ambtenaren die het leven hebben gelaten in de voortdurende strijd in deze regio.
Maar het geweld tegen mensenrechtenverdedigers blijft niet beperkt tot de Noord-Kaukasus. Er zijn berichten van activisten, advocaten en onafhankelijke journalisten die in de gehele Russische Federatie worden geconfronteerd met geweld, pesterijen en intimidatie. De EU moet zich blijven uitspreken tegen dit geweld en moet erop staan dat Rusland zich aan de verplichtingen houdt die het land is aangegaan als lid van de Verenigde Naties, de OVSE en de Raad van Europa.
Het is van cruciaal belang dat de aanslagen en gewelddadige moorden op maatschappelijke activisten nauwgezet worden onderzocht en dat de daders snel worden gevonden en bestraft. Alleen door effectieve en rechtmatige vervolging van deze misdrijven kan het klimaat van angst en straffeloosheid worden verholpen.
President Medvedev heeft zich uitgesproken tegen wat hij het ‘wettelijk nihilisme’ noemt dat in Rusland heerst. De EU staat klaar om Rusland te ondersteunen bij de voortdurende hervormingen van zijn rechtsstelsel. De EU hecht grote waarde aan de gelegenheid die zij krijgt om met de Russische autoriteiten te praten over haar zorgen ten aanzien van de mensenrechten. Wij verwelkomen de open houding die president Medvedev heeft ingenomen bij zijn gesprekken met de EU over deze zaken.
De volgende top tussen de EU en Rusland is een volgende gelegenheid om dit debat voort te zetten. Dit zal moeten worden aangevuld met uitwisselingen tussen deskundigen. Het reguliere mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland biedt een mogelijkheid om de reikwijdte van het debat en het bereik van de gesprekspartners waarmee de mensenrechten worden besproken, te vergroten.
De veiligheid van de mensenrechtenverdedigers moet een topprioriteit zijn. Wij dringen er bij de Russische autoriteiten op aan al het mogelijke in het werk te stellen om te zorgen dat diegenen die zich inspannen om schendingen van de mensenrechten aan het licht te brengen, hun werk kunnen doen zonder angst voor geweld of intimidatie.
De Voorzitter. − Ik heb vijf ontwerpresoluties(1) ontvangen over Kazachstan: de zaak Evgeniy Zhovtis (artikel 122).
Heidi Hautala, auteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog een laatste opmerking maken over het zojuist gevoerde debat en zeggen dat ik als voorzitter van de Subcommissie mensenrechten onlangs een brief heb gestuurd naar de Conferentie van voorzitters, waarin ik vroeg te overwegen om deze debatten naar een eerder tijdstip te verplaatsen, zodat het Parlement voltallig is en ook de Raad een prominentere rol in het debat kan spelen. Ik hoop dat mijn collega’s in de verschillende fracties hierover met de voorzitters van hun fracties zullen spreken, omdat het prestige van het Parlement voortdurend wordt aangetast doordat wij hier steeds met zo weinigen zijn.
Nu dus de zaak Zhovtis. Kazachstan is een belangrijk Centraal-Aziatisch land, dat volgend jaar voorzitter wordt van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Het is dus helemaal niet om het even hoe misdaden worden berecht in het land dat de democratische aspiraties gaat leiden van alle landen in een groot Europa. Wij moeten daarom onze aandacht richten op de zaak van mensenrechtenactivist Evgeniy Zhovtis. Hij is onder zeer duistere omstandigheden schuldig bevonden aan doodslag en veroordeeld tot vier jaar open inrichting voor het overrijden van een voetganger in juli van dit jaar.
Wij moeten rekening houden met het feit dat ook de OVSE zich heeft afgevraagd of de procedure waar Zhovtis aan onderhevig was mogelijk in strijd was met het beginsel van een eerlijk proces, dat in de grondwet van Kazachstan wordt gewaarborgd. Het Europees Parlement moet dit debat ook aangaan met de Raad en de Commissie, zodat zij deze zaak ter sprake brengen en een eerlijk proces eisen.
Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement kan veel invloed uitoefenen op de mate waarin de landen in Centraal-Azië het beginsel van de rechtsstaat versterken door deze afzonderlijke zaken in de gaten te houden, en de zaak van Evgeniy Zhovtis is daar zonder twijfel een van.
Justas Vincas Paleckis, auteur. − (LT) Nu het tijdstip naderbij komt waarop Kazachstan het voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa zal overnemen, distantieert dit land zich helaas van verbintenissen om zich aan Europese normen aan te passen. Zich ten onrechte beroepend op zijn unieke en speciale karakter toont het land geen enkele consideratie voor de aanbevelingen van de OVSE inzake kieswetten en persvrijheid. Herhaalde schendingen van mensenrechten en de rechtstreekse vervolging van mensenrechtenverdedigers doen steeds meer twijfels rijzen over de geschiktheid van dit land om een organisatie voor te zitten die strijdt voor de tenuitvoerlegging van democratische grondbeginselen. We doen een dringend beroep op Astana om concrete vooruitgang te boeken op het gebied van democratisering, bescherming van mensenrechten, de rechtsstaat en de persvrijheid. Kazachse wetten die zijn gebaseerd op internationaal recht, dienen op passende en transparante wijze te worden toegepast in processen tegen de mensenrechtenactivisten Evgeniy Zhovtis, Yesingepov en Dubanov. We moeten hopen en verlangen dat gerechtelijke uitspraken onpartijdig zijn en dat de betrokkenheid van gevangenen bij de mensenrechtenbeweging niet van invloed is op het vonnis. We dringen er bij de Raad op aan de kwestie van de rechtszaken tegen deze mensenrechtenverdedigers tijdens de eerstvolgende bijeenkomst in het kader van de mensenrechtendialoog EU-Kazachstan in oktober aanhangig te maken. We roepen de Europese Commissie op Kazachstan intensieve steun te bieden bij zijn voorbereiding op het voorzitterschap van de OVSE om ervoor te zorgen dat deze belangrijke internationale organisatie niet in opspraak wordt gebracht.
Renate Weber, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik mijn medeleven willen uitdrukken met de familieleden van de slachtoffers van het auto-ongeluk waarbij de heer Zhovtis betrokken was. Een menselijke tragedie die helaas heeft plaatsgevonden en waarbij een man het leven heeft gelaten. Tegelijk zou ik mijn bezorgdheid willen uitdrukken over de huidige situatie van de heer Evgeniy Zhovtis.
Het lijdt geen twijfel dat eenieder die een strafbaar feit pleegt, moet accepteren dat er wettelijke sancties aan verbonden zijn zonder onderscheid te maken tussen personen. De heer Zhovtis weet dit als voornaam mensenrechtenadvocaat beter dan wie ook. Tegelijkertijd willen wij ook zorgen dat de Kazachse autoriteiten deze onfortuinlijke gebeurtenis niet aangrijpen om de heer Zhovtis te straffen voor iets anders dan het auto-ongeluk waarbij hij was betrokken. De heer Zhovtis mag niet worden gestraft voor zijn mensenrechtenactiviteiten en omdat hij een kritisch stemgeluid laat horen over de Kazachse regering.
Daarom denk ik dat het van het allergrootste belang is dat de Kazachse justitiële autoriteiten direct en met volledig respect voor de rechtsorde en de transparantie van de rechtsgang, een tweede volledig en eerlijk onderzoek verrichten naar de omstandigheden met betrekking tot het ongeval, en daarbij eventueel de veroordeling en straf van de heer Zhovtis herzien.
Elisabeth Jeggle, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte dames en heren, ten eerste wil ik zeggen dat het mijn fractie enigszins verbaasde dat de juridische beoordeling van een dramatisch auto-ongeluk als urgentieresolutie over mensenrechtenkwesties in de agenda is opgenomen.
Voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) is het daarom belangrijk om vast te stellen dat wij vonnissen die door een onafhankelijke rechtbank zijn uitgesproken in principe niet in twijfel trekken, tenzij het om duidelijke showprocessen gaat die geen enkel elementair rechtsbeginsel respecteren. Dit is wat we onlangs in Iran hebben gezien. Hier moet een duidelijke grens worden getrokken. Voor ons is een onafhankelijk rechtssysteem een essentieel element van iedere democratische rechtsorde. Dat gezegd zijnde moeten we het vonnis in kwestie eerst bestuderen.
Verder moeten we als feit erkennen dat iemand bij een auto-ongeluk om het leven is gekomen – dit is uiteraard betreurenswaardig en wij betreuren dit ook ten zeerste – maar we moeten ook erkennen dat er een rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden. Het feit dat Evgeniy Zhovtis, een bekende burgerrechtenactivist, bij deze zaak betrokken is, heeft geleid tot wereldwijde aandacht voor de zaak en tot de reacties op grond waarvan wij de zaak vandaag behandelen.
De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) erkent de inspanningen en vooruitgang van Kazachstan op de weg naar democratie en de rechtsstaat. Wij verzekeren Kazachstan van onze uitdrukkelijke steun en moedigen het land aan om deze weg vastberaden verder te volgen. Wat betreft deze concrete zaak roepen wij de Kazachse autoriteiten in hun eigen belang op om zo uitvoerig mogelijke informatie openbaar te maken en hun visie op de gebeurtenissen te geven, en om ervoor te zorgen dat de heer Zhovtis in staat wordt gesteld een eerlijke procedure van beroep of cassatie te voeren in overeenstemming met het rechtsstaatbeginsel.
Kazachstan zou voorzitter van de OVSE moeten worden. Dat wordt nog een heel bijzondere uitdaging!
Struan Stevenson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij helemaal aan bij mevrouw Jeggle. Ook mij verbaast het ten zeerste dat wij hier in Straatsburg ten overstaan van het volledige Parlement een urgent debat hebben over een verkeersongeval in Kazachstan, ook al gaat het hier om een ongeval waarbij iemand op tragische wijze om het leven is gekomen en waarbij de bestuurder een mensenrechtenactivist blijkt te zijn die op rechtmatige wijze door de rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar – en dan gaat het ook nog eens om een laagbeveiligde gevangenis, die in de woorden van de resolutie plotseling is veranderd in een “werkkamp”. Ik ben bang dat als wij dit soort zaken in het Parlement gaan bespreken, wij de reputatie van dit instituut in diskrediet brengen. Dat betekent weer dat als wij inderdaad gaan praten over verkeersongevallen, het goede werk dat wij doen ten aanzien van de mensenrechten wordt gedevalueerd.
Wordt hier nu echt gesuggereerd dat de Kazachse regering een burger onder de wielen van de auto van een mensenrechtenactivist heeft gegooid? Wordt hier nu echt gesuggereerd dat de straf veel te hoog is voor iemand die veroordeeld is voor doodslag? Wij kunnen toch niet doorgaan met het belasteren van Kazachstan, al is het alleen maar om politieke redenen. Willen wij vooruitlopend op het voorzitterschap van Kazachstan van de OVSE komend jaar, de reputatie van het land bij voorbaat aantasten? Dit is politiek gemotiveerd, en het is een schande dat dit op de agenda staat. Ik hoop dat het Parlement deze resoluties verwerpt en de amendementen steunt.
Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dezelfde twijfels als de vorige spreker, de heer Stevenson. Kazachstan is een belangrijk land. Het levert grote inspanningen op de weg naar democratie. Op dit moment is het natuurlijk geen toonbeeld van democratische vrijheden, maar de burgerrechtensituatie in dat land – en ik ken Kazachstan een beetje, want ik ben er een aantal keer geweest – is aanzienlijk beter dan in de meeste aangrenzende landen in de regio en het heeft gelukkig niet het soort problemen dat Rusland heeft, waar we het zojuist over hebben gehad.
Ik ben het met de heer Stevenson eens dat het Europees Parlement niet al zijn autoriteit moet aanwenden om zijn standpunt over één enkele, dramatische rechtszaak duidelijk te maken. Het is misschien zo dat er in dit geval enige opheldering nodig is, maar zeker geen resolutie van het Europees Parlement. Dat zou de waarde van de resolutie ondermijnen en ervoor zorgen dat mensen niet meer naar het Europees Parlement luisteren als het zich laat afleiden door kwesties die geen algemeen debat of parlementaire resolutie waard zijn.
Eija-Riitta Korhola (PPE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, Kazachstan speelt in Centraal-Azië een belangrijke rol op het gebied van het veiligheidsbeleid en de economie, en de samenwerking van het land met de Europese Unie is toegenomen. Het was verheugend te horen dat de minister van Buitenlandse Zaken van Kazachstan, Marat Tashin, in aanloop naar het voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa vorig jaar en nogmaals in mei van dit jaar verbeteringen in de mensenrechtensituatie van het land beloofde. Ondanks internationale aandacht is de controle op de media toch verscherpt en is er weinig godsdienstvrijheid. Daarnaast hebben wij gehoord van verscheidene gevallen van willekeurige arrestaties van mensenrechtenactivisten.
Ook het vonnis van mensenrechtenactivist Evgeniy Zhovtis roept vragen op, en het is in het belang van de regering van Kazachstan dat deze twijfels worden weggenomen. Dat is beslist ook in het belang van de volgende termijn van de OVSE. Wij hopen op het beste en dat deze zaken worden opgelost.
Bernd Posselt (PPE). − (DE) Mijnheer de Voorzitter, als eerste wil ik graag zeggen dat het me verheugt dat Heidi Hautala weer terug is. Zij is echter enige jaren weggeweest en in deze periode hadden we de Raad steeds op donderdagmiddag hier. Het Tsjechische en het Duitse voorzitterschap waren hier op donderdagen. Ik vind niet dat we het debat moeten verplaatsen, aangezien we niet alles op woensdag kunnen doen. Dat is de reden waarom we hier moeten zijn en de Raad moeten dwingen hier op donderdagmiddagen ook te zijn. Dat is de oplossing, in plaats van de hele agenda op de woensdag te proppen.
Dit is inderdaad een zeer moeilijke zaak, maar juist omdat we de regering in Kazachstan wat betreft het rechtsstaatbeginsel nog niet volledig kunnen vertrouwen, moeten we erop staan dat de zaak objectief wordt onderzocht. Op dit punt heeft mevrouw Jeggle mijn volledige steun en daarom hebben wij de resolutie ondertekend. Deze kwestie moet objectief worden onderzocht en daarbij mogen geen dingen worden verdoezeld of zonder consequenties blijven.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie heeft met bezorgdheid kennis genomen van de berichten inzake procedurele schendingen tijdens het proces van de Kazachse mensenrechtenverdediger de heer Evgeniy Zhovtis, die beschuldigd is van doodslag naar aanleiding van een dodelijk verkeersongeval. Zoals u weet, hebben de Kazachse autoriteiten de beschuldiging dat de veroordeling van de heer Zhovtis politieke motieven heeft, naast zich neergelegd.
De Commissie geeft haar volledige steun aan de verklaring van het EU-voorzitterschap over deze zaak bij de Permanente Raad van de OVSE van 10 september. Gelet op de ernst van de vermeende gebreken in het onderzoek en de rechtszaak, roepen wij Kazachstan als aanstaand voorzitter van de OVSE op te zorgen dat het beroep wordt afgehandeld met volledig respect voor de nationale wetgeving en de internationale standaarden. De Commissie zal deze zaak nauwlettend bijhouden.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
De Voorzitter. − Ik heb zes ontwerpresoluties(1) ontvangen over Syrië: de zaak Muhannad Al Hassani (artikel 122).
Franziska Katharina Brantner, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de zaak willen voorleggen van de heer Muhannad Al Hassani. Hij is in hechtenis genomen omdat hij opkomt voor de mensenrechten van zijn landgenoten in Syrië.
De activiteiten van de heer Al Hassani zijn van groot belang, omdat hij alle rechtszaken voor de Syrische opperste rechtbank voor staatsveiligheid volgt en met regelmaat de omstandigheden in de Syrische gevangenissen beoordeelt. Nu is hij zelf aangehouden en in hechtenis genomen.
Ten aanzien van Syrië vragen wij dat het land zijn verplichtingen nakomt en dus het Internationale Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten en het VN-Verdrag tegen marteling naleeft, dat daadwerkelijk door Syrië is ondertekend; dat het zijn beleid van repressie van mensenrechtenverdedigers en hun families stopzet; en dat het de mensenrechtenverdedigers, gewetensbezwaarden en vredesactivisten uit zijn gevangenissen vrijlaat.
Verder hebben wij ook een verzoek aan de EU. Ten aanzien van de ondertekening van een associatieovereenkomst hebben wij, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, voorgesteld om een routekaart aan te nemen voorafgaand aan ondertekening van de associatieovereenkomst, waarin onze doelstellingen in de zin van verbeteringen op het gebied van de mensenrechten zijn verwoord.
De internationale wetgeving voorziet in een aantal verplichtingen waaraan staten moeten voldoen. Het is onze verantwoordelijkheid, en in het bijzonder die van de gehele EU, om te zorgen dat de naleving daarvan wordt opgenomen in de associatieovereenkomst als een manier om deze nog beter af te dwingen.
Wij zullen in die richting verdergaan. Ik dank u voor uw steun aan de resolutie.
Véronique De Keyser, auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik geef toe dat ik versteld sta en nogal bedroefd en teleurgesteld ben.
Versteld, waarom? Omdat Syrië ten aanzien van internationale betrekkingen in de afgelopen twee jaar ontegenzeggelijk de nodige vooruitgang heeft geboekt. Het land is toegetreden tot de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Het heeft meermaals als bemiddelaar opgetreden bij netelige internationale aangelegenheden, onlangs nog bij de arrestatie van een jonge Franse vrouw in Iran. Het feit dat de associatieovereenkomst – die nog niet is getekend, mevrouw Brantner, maar mogelijk volgende zomer wel zal zijn ondertekend – het feit dat deze associatieovereenkomst nieuw leven wordt ingeblazen is eveneens zeer bemoedigend.
Ook in Syrië zelf zijn er enkele heel positieve ontwikkelingen. Syrië heeft anderhalf miljoen Iraakse vluchtelingen opgenomen, die zorg krijgen, een hoog opleidingsniveau hebben en, ook niet onbelangrijk, godsdienstvrijheid genieten. Op het gebied van de politieke vrijheid en het politieke pluralisme zijn we echter geen streep verder gekomen. Activisten en mensenrechtenverdedigers worden nog altijd onderdrukt en gevangengezet, en dat betreur ik ten zeerste, en wij hebben in de afgelopen jaren meerdere malen verzocht om de vrijlating van de politieke gevangenen in het land.
Tot twee keer toe hebben wij een aantal van hen vrij weten te krijgen. Maar in de Syrische gevangenissen zitten nog altijd mensen als Al Labwani, Al Bunni en nu Al Hassani. Ik wilde dan ook graag de volgende boodschap tot Syrië richten: wij staan klaar en wij willen Syrië graag uit het isolement halen waarin het op een gegeven moment is geplaatst.
Wij denken dat Syrië een belangrijke speler op het wereldtoneel is, met name voor de vrede in het Midden-Oosten. Maar in hemelsnaam, voor uw gevoel van eigenwaarde – en ik denk dat dat gevoel sterk genoeg is om een meerpartijenstelsel en mensenrechtenverdedigers in uw land toe te staan – laat in hemelsnaam de politieke gevangenen vrij, en eerbiedig het verdrag tegen foltering en onterende behandeling!
Dat is in het belang van Syrië en in het belang van de vrede in de wereld, en met name van de vrede in het Midden-Oosten.
Renate Weber, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Muhannad Al Hassani is de zoveelste mensenrechtenverdediger die willekeurig is vastgezet door de Syrische autoriteiten. Hij is de zoveelste Syrische politieke gevangene, wiens schuld erin bestaat dat hij opkwam voor het recht van mensen om zichzelf vrij uit te drukken, voor het recht om politieke activiteiten op te zetten en voor het recht op een eerlijke rechtszaak.
De heer Al Hassani had al vijf jaar een reisverbod. Het telefoon- en e-mailverkeer op zijn kantoor stond onder voortdurend toezicht van de Syrische veiligheidsdienst. Na weken van toenemende intimidatie met betrekking tot zijn rol bij het toezicht op de praktijken van de Syrische opperste rechtbank voor staatsveiligheid is hij uiteindelijk opgepakt door de Syrische veiligheidsdienst en zijn hem vervolgens diverse strafbare feiten ten laste gelegd, allemaal met betrekking tot zijn recht op vrijheid van meningsuiting.
En nu wij dan toch spreken over willekeurige detentie, laten wij niet de heer Al Labwani vergeten, een eminent mensenrechtenverdediger die veroordeeld is tot een gevangenisstraf van twaalf jaar voor wat de VN-werkgroep inzake willekeurige detentie heeft betiteld als “de vreedzame uitdrukking van zijn politieke opvattingen”.
De Syrische regering dient de heer Al Hassani, de heer Al Labwani en overige politieke gevangenen onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten en onder alle omstandigheden hun fysieke en psychologische integriteit te garanderen. De Syrische autoriteiten moet overeenkomstig de bepalingen van de VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers van 1998, een einde maken aan alle vormen van intimidatie van Syrische mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke activisten.
Charles Tannock, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Syrië is een vooraanstaand land in het Midden-Oosten en speelt een cruciale rol bij het indammen van de mogelijkheden van Iran om terroristische acties tegen Israël via zijn verlengstukken Hezbollah en Hamas te ondersteunen. Syrië heeft daarnaast ook de gewoonte om de onrust in Libanon aan te wakkeren, dat door Syrië nog altijd wordt beschouwd als nauwelijks soeverein en vallend onder Syriës invloedsfeer.
Syrië heeft een seculier regime. Feitelijk is dit het enige overblijfsel van de eens machtige Ba’ath-partij die ooit ook Irak regeerde. Dat betekent enerzijds dat kwesties als vrouwenrechten er redelijk goed voorstaan. Toch blijft het al met al een meedogenloze eenpartijdictatuur.
De hechtenis van de vooraanstaande mensenrechtenverdediger Muhannad Al Hassani is alarmerend. Als Syrië wil dat wij onze steun geven aan een associatieovereenkomst met de EU, zal het de heer Al Hassani per direct vrij moeten laten en de vervolging van mensenrechtenverdedigers als de heer Al Hassani moeten beëindigen.
Eija-Riitta Korhola, auteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat wij de moed hadden de mensenrechtensituatie in Syrië juist nu onder de aandacht te brengen. In het kader van samenwerking in het Middellandse Zeegebied wordt de laatste hand gelegd aan een associatieverdrag tussen de Europese Unie en Syrië, en aangezien een van de fundamentele pijlers van die samenwerking specifiek het bevorderen van de mensenrechten en de democratie inhoudt, zou de Europese Unie naar mijn mening met luidere stem verbeteringen op dit gebied moeten eisen.
Het is niet genoeg om de samenwerking alleen te richten op het verbeteren van de economische situatie. Zoals wij hebben gehoord, is de vooraanstaande Syrische mensenrechtenadvocaat Muhannad Al Hassani eind juli gevangen gezet zonder behoorlijke vorm van proces. Hij werd veroordeeld voor het aantasten van nationale sentimenten en het verspreiden van valse berichten. Deze zaak is niet de eerste in zijn soort. Wij behandelden in het Parlement voor het laatst een soortgelijke zaak in 2007. Kamal Al Labwani, voor wie wij toen pleitten, zit nog steeds gevangen, hoewel ook een onderzoeksteam van de VN in maart tot de conclusie kwam dat het om een willekeurige arrestatie ging.
Syrië heeft nog een lange weg te gaan als het om de vrijheid van meningsuiting en vergadering gaat. Het werk van NGO’s wordt daar ernstig belemmerd en vaak onmogelijk gemaakt. Het zou zeer betreurenswaardig zijn als wij in de Europese Unie niet de moed hebben duidelijke criteria op te stellen als basis voor de samenwerking met Syrië. Naar mijn mening is het gewoon onze plicht te eisen dat politieke gevangenen worden vrijgelaten en internationale mensenrechtenverdragen worden geëerbiedigd, voordat er vooruitgang kan worden geboekt met het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Syrië.
Mensenrechten in de wereld staan niet op zichzelf, maar vormen eerder een stelsel waarin alles met elkaar verweven is. Als wij elders wantoestanden door de vingers zien, dan zullen ook onze eigen rechten hier binnen niet al te lange tijd worden geschonden. Het is onze belangrijke taak de mensenrechten te koesteren en ervoor te zorgen dat ze altijd en overal worden geëerbiedigd. Alleen op die manier kunnen wij het menselijk leven waardevol maken.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de S&D-Fractie. – (PL) In juli werd Muhannad Al Hassani, een van de meest vooraanstaande Syrische mensenrechtenactivisten, gearresteerd. Tijdens een rechtszaak achter gesloten deuren, waarbij advocaten niet werden toegelaten, werd hij beschuldigd van het aantasten van de nationale gevoelens en het verspreiden van valse informatie. Hij was al een aantal malen eerder ondervraagd in verband met zijn activiteiten op het gebied van mensenrechten en zijn pogingen om mensen die om politieke redenen waren gearresteerd te verdedigen. Ook het recht om het land te verlaten was hem ontnomen. Muhannad Al Hassani was een van de mensen die toezicht hield op de rechtszaken van het hooggerechtshof, aangezien de omstandigheden waarin deze zaken worden gevoerd volgens Human Rights Watch niet aan de internationale normen voldoen.
Wij zijn bezorgd dat mensenrechtenactivisten worden onderdrukt in Syrië, vooral gezien het feit dat de Syrische autoriteiten weinig vooruitgang boeken op het gebied van de mensenrechten. We moeten erop aandringen dat Syrië het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing respecteert.
Gezien de bestaande politieke, economische en culturele banden tussen Syrië en de Europese Unie en de belangrijke rol van dit land voor het behoud van stabiliteit in het Midden-Oosten, weet ik zeker dat Syrië vooruitgang kan boeken op dit gebied en zo een bijdrage kan leveren aan de democratisering van de hele regio.
Franz Obermayr (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in essentie is deze ontwerpresolutie volledig terecht, aangezien het natuurlijk onze plicht is om, met name gezien de voorgenomen associatieovereenkomst, duidelijke woorden te spreken in verband met de bescherming van het gezin, de familieleden en medestrijders van Muhannad Al Hassani, en om ook de naleving van de in artikel 2 van de overeenkomst geformuleerde bepalingen te eisen, niet in het minst omdat wij Europeanen door pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden weten wat het betekent wanneer mensenrechten met voeten worden getreden. Het is nog maar twee decennia geleden dat een communistisch, terroristisch regime in Midden- en Zuidoost-Europa ineenstortte.
In dit verband wil ik er echter ook voor waarschuwen om de ogen niet te sluiten, wanneer in Turkije, dat in dezelfde regio als Syrië ligt, de mensenrechten niet worden gerespecteerd zoals zou moeten. Dit is des te meer van belang, omdat Turkije een kandidaat-lidstaat is die beduidend tekortschiet op het gebied van de rechtspraak, de tenuitvoerlegging van straffen, de bescherming van minderheden en de vrijheid van godsdienst, ook al wordt in een vooringenomen rapport van een zogenaamd onafhankelijke commissie of in het rapport-Ahtisaari een andere indruk gegeven.
Bernd Posselt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van mening dat we de mensenrechtensituatie in Syrië vanzelfsprekend zeer kritisch moeten behandelen. Syrië is een dictatuur en een politiestaat. De heer Al Hassani moet worden vrijgelaten.
We moeten echter ook erkennen dat president Assad – die zich steeds opener opstelt en zijn land openstelt – en ook reeds zijn vader, als alevieten bijvoorbeeld het samenleven van moslims en christenen op zo’n manier hebben ondersteund dat een vooraanstaande Syrische christen, kardinaal Daud, mij heeft verteld dat christenen zich in Syrië veiliger voelen dan in het door westerse troepen gesteunde Irak.
Daarom moeten we op een gedifferentieerde manier met Syrië omgaan, waarbij we schendingen van de mensenrechten duidelijk aan de kaak stellen zonder concessies te doen, maar het land ook steunen op zijn weg naar toenadering en openheid, en waarbij we uiteraard kritisch zijn, maar tegelijk erkennen dat hier iets begint te ontstaan dat we moeten aanmoedigen.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie deelt de bezorgdheid van het Europees Parlement ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Syrië. Naar onze inschatting is de situatie de laatste maanden verslechterd: meer willekeurige detenties, meer intimidatie van mensenrechtenverdedigers en meer reisverboden.
De arrestatie op 28 augustus van de heer Muhannad Al Hassani – een bekende advocaat, president van de nationale organisatie voor de mensenrechten in Syrië en al vijftien jaar lid van de orde van advocaten van Damascus – is het meest recente voorbeeld daarvan. De heer Al Hassani is een voorvechter van de mensenrechten, en het valt te vrezen dat zijn arrestatie politieke motieven heeft.
De EU heeft reeds bij de Syrische autoriteiten uitdrukking gegeven aan haar bezorgdheid. Syrië moet zijn internationale verplichtingen naleven, met name de Universele Verklaring van de rechten van de mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Syrië als land heeft ondertekend. Momenteel bespreekt de Commissie aan de hand van haar delegatie in Damascus tezamen met de ambassades van de lidstaten hoe men effectiever en efficiënter kan optreden in de verdediging van de mensenrechtenverdedigers. Uiteraard zullen wij moeten blijven oproepen tot acties om mensenrechtenverdedigers te beschermen en te zorgen voor observatie van de rechtszaken van het Syrische hooggerechtshof voor staatsveiligheid. Wij moeten het maatschappelijk middenveld blijven steunen aan de hand van instrumenten als de begrotingslijnen voor niet-overheidsactoren en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, en morele steun blijven geven aan familieleden.
Al zijn deze acties belangrijk, ze zijn niettemin onvoldoende. Wij geloven dat de EU meer invloed op Syrië kan uitoefenen als de associatieovereenkomst is ondertekend. Daarom ben ik blij dat het voorzitterschap overweegt de komende weken zijn handtekening te zetten. Op basis van de overeenkomst zullen wij een vaste dialoog kunnen opzetten om over dergelijke kwesties te adviseren en zullen wij betere resultaten behalen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
10.1. Moorden op mensenrechtenactivisten in Rusland (stemming)
Na de stemming
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Duizendmaal excuses, mijnheer de Voorzitter, maar ik zou alleen graag willen laten noteren dat ik per abuis van een andere plaats gestemd heb. Mijn plaatsnummer is 107, maar ik heb van nummer 67 gestemd, dus met de kaart van een andere afgevaardigde. Ik ben overigens voor, maar ik ben dus gewoon per ongeluk op de plaats van een andere afgevaardigde met een ingestoken kaart gaan zitten en heb toen met die kaart gestemd. Dat is uiteraard in strijd met ons Reglement van Orde. Ik wil dan ook vragen te laten noteren dat ik voor ben en dat de stem van de desbetreffende collega ongeldig is.
De Voorzitter. − Dank u. Het zal worden vermeld in de notulen.
10.2. Kazachstan: de zaak Evgeniy Zhovtis (stemming)
10.3. Syrië: de zaak Muhannad Al Hassani (stemming)
De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken.
(De vergadering wordt om 16.45 uur gesloten)
BIJLAGE (Schriftelijke antwoorden)
VRAGEN AAN DE RAAD (Het fungerend voorzitterschap van de Raad van de EU is verantwoordelijk voor deze antwoorden.)
Vraag nr. 10 van Pat the Cope Gallagher (H-0282/09)
Betreft: Bevordering van het vredesproces in het Midden Oosten
Welke initiatieven voert de Raad uit ter bevordering van het vredesproces en de verzoening van het Palestijnse en het Israëlische volk?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Zoals ook is vermeld in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van juni 2009, blijft het vredesproces in het Midden-Oosten in 2009 voor de Europese Unie een topprioriteit. Op dezelfde bijeenkomst zijn ook de conclusies bekrachtigd die de Raad Externe Betrekkingen tijdens zijn zitting van 15 juni 2009 had aangenomen.
De Raad blijft zich inzetten voor een tweestatenoplossing met een onafhankelijke, democratische, samenhangende en levensvatbare Palestijnse staat, die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook omvat en vreedzaam en veilig kan bestaan naast de staat Israël. Dit is een onontbeerlijke stap op weg naar een stabieler en vreedzamer Midden-Oosten.
We verwelkomen de inzet van de Amerikaanse gezant om krachtdadig te streven naar een tweestatenoplossing en zijn bereid om actief samen te werken met de Verenigde Staten en de andere leden van het Kwartet teneinde dit doel te bereiken.
De EU is verder bereid om een aanzienlijke bijdrage te blijven leveren aan regelingen voor na het conflict waarmee wordt beoogd de duurzaamheid van eventuele vredesakkoorden te garanderen, onder meer via regionale initiatieven als het Europees nabuurschapsbeleid en de Unie voor het Middellandse Zeegebied. We zijn in het bijzonder bereid om onze betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid verder te ontwikkelen. We zullen de opbouw van de Palestijnse staat helpen bevorderen en zullen nader samenwerken aan aanvullende verbeteringen met betrekking tot het herstel van de rechtsorde. We zullen ons blijven richten op ondersteuning op de terreinen van burgerpolitie en justitie.
Een alomvattende regeling van het Arabisch-Israëlische conflict vereist een regionale aanpak, waarin de politieke, veiligheids- en economische aspecten aan bod komen. Vanwege haar talloze overeenkomsten met partners in de regio bevindt de EU zich in een unieke positie om zich in te zetten voor belangrijke kwesties op het gebied van regionale ontwikkeling. In het licht van de ontwikkelingen ter plaatse zullen we nauwkeurig afwegen hoe ons beleid en onze programma's concrete en snelle resultaten op weg naar een alomvattende regeling van het conflict dichterbij kunnen brengen.
Vraag nr. 11 van Georgios Toussas (H-0284/09)
Betreft: Continuering crimineel beleid Israël ten aanzien van het Palestijnse volk
De recente barbaarse oorlog van Israël tegen het Palestijnse volk, de uitbreiding van de nederzettingen, de bouw van de "Muur van de Schande" in Oost-Jeruzalem en op de westelijke Jordaanoever, en de continuering van de moorddadige afsluiting van de Gazastrook zorgen voor een verdere verslechtering van de reeds ondraagbare situatie van het Palestijnse volk. Met haar beleid voor een 'nieuw Midden-Oosten' verschaft de EU - net als de VS - dekking voor dit barbaarse beleid van Israël. Het is onaanvaardbaar dat het Volksfront voor de bevrijding van Palestina (PFLP) op basis van gefabriceerde en ongegronde beweringen op de lijst van terreurorganisaties staat, alleen omdat het strijd voor de rechten van het Palestijnse volk.
Veroordeelt de Raad de "Muur van de Schande", de Israëlische nederzettingen op Palestijns gebied, alsmede de voortdurende afsluiting van de Gazastrook? Erkent de Raad het onvervreemdbare recht van het Palestijnse volk op een eigen, soevereine, onafhankelijke en ongedeelde Palestijnse staat op de gebieden van 1967, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad? Zal de Raad het Volksfront voor de bevrijding van Palestina schrappen van de lijst van terreurorganisaties, en deze lijst überhaupt volledig afschaffen?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
In antwoord op de vraag van de geachte afgevaardigde verwijst de Raad naar zijn formele verklaringen, waarin staat dat hij enerzijds het recht van Israël om zijn burgers te beschermen erkent, maar dat anderzijds de bouw van de barrière in het bezette Palestijnse gebied in strijd is met het internationaal recht.
Daarnaast heeft de Raad er bij de Israëlische regering op aangedrongen om onmiddellijk een einde te maken aan activiteiten omtrent het stichten van de nederzettingen, waaronder die in Oost-Jeruzalem en inclusief de natuurlijke groei ervan, en om alle buitenposten die sinds maart 2001 zijn opgericht te ontmantelen. Hij herhaalt dat de nederzettingen naar internationaal recht onrechtmatig zijn en een belemmering vormen voor de vrede. Ook op grond van de routekaart is Israël verplicht alle nederzettingenactiviteit, met inbegrip van de natuurlijke groei van bestaande nederzettingen, te bevriezen en alle buitenposten die na maart 2001 zijn opgericht te ontmantelen.
De Raad heeft verder zijn bezorgdheid geuit over de situatie in de Gazastrook en heeft herhaaldelijk opgeroepen onmiddellijk en onvoorwaardelijk toegang te bieden aan humanitaire hulp, commerciële goederen en personen die de Gazastrook binnenkomen en verlaten, hetgeen onontbeerlijk is voor de onbelemmerde levering van humanitaire hulp, de wederopbouw en het economisch herstel.
Tevens wil de Raad de geachte afgevaardigde verzekeren van zijn niet-aflatende inzet voor de tweestatenoplossing met een onafhankelijke, democratische, samenhangende en levensvatbare Palestijnse staat, die in vrede en veiligheid kan bestaan naast de staat Israël. De EU zal geen enkele wijziging ten opzichte van de grenzen van vóór 1967 erkennen tenzij beide partijen over een dergelijke wijziging overeenstemming bereiken. Immers, een tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict en alomvattende vrede in het Midden-Oosten is een van de centrale doelstellingen binnen het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.
Het op een lijst plaatsen van terroristische organisaties is onderdeel van een reeks maatregelen die de Europese Unie heeft genomen om gevolg te geven aan Resolutie 1373 van de VN-veiligheidsraad uit 2001 in het kader van een brede internationale strategie ter bestrijding van terrorisme en in het bijzonder de financiering daarvan.
De plaatsing van het Volksfront voor de bevrijding van Palestina (PFLP) op de lijst is gebaseerd op objectieve criteria. Zoals alle personen, groepen en entiteiten die op de lijst staan, is ook het PFLP op de hoogte gesteld van de redenen waarom het op lijst staat.
De Raad evalueert de lijst regelmatig en ten minste eens in de zes maanden. Tijdens de meest recente evaluatie kwam de Raad tot de conclusie dat de redenen voor de plaatsing van het PFLP op de lijst nog altijd gegrond waren. Daarom heeft hij besloten de groepering op de op 15 juni vastgestelde lijst te laten staan.
Vraag nr. 12 van Jim Higgins (H-0286/09)
Betreft: Bezorgdheid over Iran/Irak
Is de Raad niet bezorgd over het feit dat de Iraakse politie is binnengevallen in kamp Ashraf, dat een aantal vluchtelingen is gedood en velen gewond zijn, dat 36 gevangenen zijn gearresteerd en in hongerstaking zijn en dat de Iraakse autoriteiten gerechtelijke bevelen om betrokkenen vrij te laten hebben genegeerd? Is de Raad van mening dat de recente verkiezingen in Iran op transparante en democratische wijze zijn verlopen? Is de Raad van mening dat er nieuwe verkiezingen moeten worden gehouden waarop door de Verenigde Naties en de Europese Unie gezamenlijk wordt toegezien en dat sancties moeten worden opgelegd als wordt geweigerd verkiezingen te houden?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
De Raad volgt de ontwikkelingen in Irak op de voet en grijpt elke gelegenheid aan om in zijn contact met de Iraakse autoriteiten te benadrukken hoe belangrijk het is dat de mensenrechten worden geëerbiedigd.
De Raad heeft de recente gebeurtenissen met betrekking tot de Iraanse presidentsverkiezingen besproken en kennisgenomen van de uitslag zoals die is bekendgemaakt door de Iraanse kiescommissie alsook van de zorgen over het verloop van de verkiezingen zoals die door diverse kandidaten zijn verwoord. Dit is een kwestie die de Iraanse autoriteiten moeten aanpakken en onderzoeken.
De Raad heeft zijn ernstige bezorgdheid geuit over het straatgeweld en het buitensporig gebruik van geweld tegen vreedzame demonstranten. Het is van cruciaal belang dat de aspiraties van het Iraanse volk met vreedzame middelen worden gerealiseerd en dat de vrijheid van meningsuiting wordt geëerbiedigd.
Vraag nr. 13 van Athanasios Pafilis (H-0287/09)
Betreft: Strafbaarstelling van het communistische gedachtegoed in Litouwen
Op 9 juni heeft het Litouwse parlement zijn principiële goedkeuring gehecht aan een aantal wijzigingen in het strafwetboek, waardoor een gevangenisstraf van maximaal drie jaar kan worden opgelegd voor "het propageren, ontkennen of rechtvaardigen van de genocide die door het communisme en het fascisme is uitgevoerd" en voor het "openlijk belasteren van de leden van de beweging voor de bevrijding van Litouwen die in de periode 1944-1953 tegen de Sovjetbezetting hebben gestreden". Deze bepalingen strekken ertoe met strafmaatregelen de vervalsing van de geschiedenis en de historisch onjuiste gelijkstelling van het communisme met het fascisme te consolideren. Met deze maatregelen moeten de fascistische medewerkers van de nazi's in Litouwen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de mensheid, als zodanig erkend worden. Het communistisch gedachtegoed wordt strafbaar gesteld, de vrijheid van meningsuiting en een andere lectuur van de geschiedenis wordt verboden en bestraft.
Wat denkt de Raad over de rehabilitering van het fascisme en het nazisme, met name met het opleggen van strafmaatregelen aan andersdenkenden, het verbod op de vrijheid van meningsuiting en de strafbaarstelling van het communistische gedachtegoed in een reeks EU-landen, met name de Baltische staten, waar de communistische partijen verboden zijn en de leiders van deze partijen en andere antifascistische democraten vervolgd worden?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
De Raad heeft over het wetgevingsinstrument dat de geachte afgevaardigde noemt geen standpunt ingenomen. Ook wordt in geen enkel door de Raad vastgesteld instrument de aan de orde gestelde kwestie behandeld, aangezien deze onder de nationale bevoegdheid van de lidstaten valt.
In dit verband wil ik echter melding maken van de eerste herdenkingsdag voor de slachtoffers van totalitaire en autoritaire regimes, waar ik op 23 augustus van dit jaar bij aanwezig mocht zijn. Deze herdenking heeft in heel Europa plaatsgevonden op initiatief van het Europees Parlement en de Raad van Europa om eerbied te betuigen aan de miljoenen mensen die zijn gestorven ten gevolge van het nazisme en communisme.
De herdenkingsdag biedt ook een uitgelezen moment om alle dappere mensen te eren die nog altijd hun leven wagen in de strijd tegen dictatuur en onderdrukking, voor vrijheid en democratie, zowel in onze nabije omgeving als in andere delen van de wereld.
Mensenrechten, democratie en de rechtsstaat zijn waarden die fundamenteel zijn voor de Europese Unie en haar lidstaten. In dit verband wil ik ook de indrukwekkende inspanningen noemen die het Europees Parlement zich heeft getroost ter ondersteuning van democratische bewegingen en mensenrechtenverdedigers in totalitaire landen overal ter wereld.
In het licht van de inzet van de Unie voor onze gedeelde waarden, spreekt het voor zich dat van wetten die door de lidstaten worden vastgesteld verwacht mag worden dat zij in overeenstemming zijn met het primaire en secundaire Unie- en Gemeenschapsrecht, evenals met het Handvest van de grondrechten.
Vraag nr. 14 van Tadeusz Zwiefka (H-0290/09)
Betreft: Tweede vergadering van de Subcommissie "Politieke zaken: mensenrechten en democratie - Internationale en regionale kwesties" van de EU en Egypte op 7 en 8 juli 2009: conclusies in verband met de televisiezender Al-Manar
Hoewel de terroristische televisiezender Al-Manar verboden is, blijft de Egyptische satellietprovider Nilesat de programma’s van Al-Manar TV uitzenden naar Europa, wat een rechtstreekse schending vormt van het actieplan EU-Egypte en een bedreiging inhoudt voor de Europese veiligheid. In haar antwoord op vraag H-0011/09 stelde de Commissie dat de Subcommissie politieke zaken van de EU en Egypte het geschikte mechanisme vormt om de kwestie van de uitzending van Al-Manar TV door Nilesat aan de orde te stellen. Heeft de Raad deze kwestie op de agenda gezet van de tweede vergadering van de Subcommissie "Politieke zaken: mensenrechten en democratie - Internationale en regionale kwesties" van de EU en Egypte op 7 en 8 juli 2009? Kan de Raad meedelen waartoe Egypte zich heeft verbonden met het oog op het stopzetten van de uitzending van Al-Manar TV via Nilesat?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Ik ben de geachte afgevaardigde dankbaar voor zijn vraag over de Egyptische satellietaanbieder Nilesat, wiens uitzendingen van het Libanese "Al-Manar TV" het grondgebied van de Europese Unie kunnen bereiken. De Raad begrijpt de bezorgdheid van de geachte afgevaardigde over het feit dat bepaalde uitzendingen van het televisiestation Al-Manar mogelijk aanzetten tot haat.
Om een blijvende verbetering te bewerkstelligen in zaken als vreemdelingenhaat, intolerantie, en sektarische haat is de dialoog de beste methode. Het is dan ook bemoedigend om te zien dat ruim tachtig landen, waaronder Egypte, Libanon, de Golfstaten en de meeste EU-lidstaten, zich hebben aangesloten bij de Alliantie van Beschavingen van de VN. De belangrijkste missie van deze alliantie is het voorkomen van conflicten ten gevolge van vooroordelen en culturele of religieuze misvattingen. Diverse programma's van de alliantie zijn gericht op mediageletterdheid en ethiek.
Daarom is de Raad van mening dat een dialoog met Egypte de doeltreffendste manier is om de Egyptische regering aan te moedigen vorderingen te maken op het gebied van de mensenrechten. Deze dialoog vindt plaats via de institutionele structuur van subcommissies en politieke dialoog, en biedt de mogelijkheid standpunten uit te wisselen over een hele reeks kwesties.
De Raad heeft de specifieke zorgen die door de geachte afgevaardigde naar voren zijn gebracht al aan de orde gesteld in zijn verklaring voor de vijfde associatieraad EU-Egypte, waarin stond dat "de EU Egypte aanspoort om zijn inspanningen voort te zetten om discriminatie op alle gronden te bestrijden en verdraagzaamheid te bevorderen in zaken die verband houden met cultuur, godsdienst, en levensovertuiging en minderheden. In deze context maakt de EU zich zorgen over de discriminerende inhoud in sommige uitzendingen van het Al-Manar-televisiestation via de Egyptische satellietaanbieder Nilesat. De EU veroordeelt elke oproep tot nationale haat, rassenhaat en religieuze haat die aanzet tot discriminatie, vijandschap of geweld".
Binnen de subcommissie politieke zaken van de EU en Egypte, waarvan de tweede bijeenkomst op 7 en 8 juli 2009 in Caïro plaatsvond, is de kwestie van de uitzendingen van "Al-Manar TV" door de EU aangekaart in het kader van vraagstukken die verband houden met de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid, met inbegrip van de belofte in het gezamenlijke actieplan EU-Egypte om de rol van de media in de strijd tegen vreemdelingenhaat en discriminatie op grond van religieuze overtuiging of cultuur te versterken en om de media aan te moedigen hun verantwoordelijkheid op dat gebied te nemen.
Egypte heeft geweigerd antwoord te geven omdat Al-Manar een individueel geval betrof. Ook heeft Egypte geen toezeggingen gedaan om de zaak aan te pakken. De reactie van Egypte mag ons er echter niet van weerhouden de dialoog voort te zetten. De geachte afgevaardigde kan ervan op aan dat de Raad deze kwestie nauwlettend zal blijven volgen en bereid is om deze bij een volgende gelegenheid in het kader van de periodieke politieke dialoog van de EU met Egypte opnieuw aan de orde te stellen.
Vraag nr. 15 van Ryszard Czarnecki (H-0292/09)
Betreft: Toestand in Pakistan
Momenteel is er in Pakistan officieel een burgerregering aan de macht. Is de Raad van mening dat deze burgerregering de toestand in Pakistan volledig onder controle heeft? Is de Raad verder van mening dat, zoals in het verleden, het Pakistaanse leger de echte macht in dit land in handen heeft?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Met de algemene verkiezingen van februari 2008 is de democratie in Pakistan teruggekeerd. De Raad erkent dat dit een grote stap voorwaarts is voor Pakistan. Versterking van de democratie en de stabiliteit blijft de voornaamste doelstelling van de EU in haar samenwerking met Pakistan.
Het behoeft geen betoog dat een noodzakelijke voorwaarde voor een werkzame democratie in Pakistan is dat de burgerregering controle uitoefent over de strijdkrachten. Gekozen regeringen dienen altijd volledig inzicht te hebben in en controle uit te oefenen over het militaire gezag. Dit een van de fundamenten onder het EU-beleid.
Het democratiseringsproces in Pakistan bevindt zich nog in een vroege fase. De EU moet, samen met de rest van de internationale gemeenschap, de regering blijven steunen bij haar inspanningen ter versteviging van democratische instellingen en structuur. De eerste top tussen de EU en Pakistan, die plaatsvond op 17 juni 2009, was een belangrijke stap voor de opbouw van een sterker partnerschap tussen de EU en Pakistan ter ondersteuning van een democratisch burgerbewind in Pakistan. De EU zal haar strategische dialoog met Pakistan gebruiken om deze doelstelling dichterbij te brengen.
Vraag nr. 16 van Hans-Peter Martin (H-0295/09)
Betreft: Initiatieven van het Zweedse voorzitterschap voor meer transparantie
In het Besluit van de Raad van 15 september 2006 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 285, 16.10.2006, blz. 47) wordt de Europese Raad als volgt geciteerd: "Het geloof en vertrouwen van de burgers in de Europese Unie [kan] alleen (...) worden versterkt door hen rechtstreeks over EU-activiteiten te informeren, en met name nog grotere openheid en transparantie te betrachten". Dit geldt volgens de Europese Raad "vooral bij beraadslaging over wetgeving in het kader van de medebeslissingsprocedure".
Aan de hand van de agenda's van de Raadszittingen moet echter worden vastgesteld dat het aantal openbare behandelingen van agendapunten in alle raadsformaties (met uitzondering van de Raden "Onderwijs, Jeugd en Cultuur" en "Landbouw en Visserij") in de periode 2007 - 2008 juist is gedaald. In 2008 bijvoorbeeld werden in de Raad Milieu nog slechts 4 van 33 agendapunten in het openbaar behandeld: dat betekent een achteruitgang met meer dan 10% ten opzichte van 2007. In de zo belangrijke Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen werd in 2008 slechts één enkel agendapunt van de 130 in het openbaar behandeld.
Op welke gebieden denkt het Zweedse voorzitterschap concrete initiatieven te nemen om het Besluit van de Raad van 15 september 2006 en ook de welbekende Zweedse traditie op het punt van transparantie eindelijk tot hun recht te laten komen?
Zal het Zweedse voorzitterschap zich ervoor inzetten dat ook de zittingen van de Europese Raad, inclusief de op Raadsniveau gebruikelijke werklunches eindelijk voor het publiek toegankelijk worden?
Met welke concrete initiatieven wil het Zweedse voorzitterschap bereiken dat de agendapunten in de Raadszittingen voortaan in het openbaar zullen worden behandeld?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Het voorzitterschap wijst erop dat de wijziging van artikel 8 van het reglement van orde van de Raad, waarnaar in de vraag van de geachte afgevaardigde wordt verwezen, heeft geleid tot een aanzienlijke toename van het aantal openbare beraadslagingen en openbare debatten in de afgelopen drie jaar ten opzichte van de voorgaande periode van vier jaar, waarin de toegang tot het besluitvormingsproces van de Raad was onderworpen aan de beginselen zoals die waren vastgesteld door de Europese Raad van Sevilla (het zogenaamde "Sevilla-regime").
Zo zijn er sinds 1 juli 2006 op ministerieel niveau in totaal 788 agendapunten behandeld tijdens openbare Raadszittingen. De toename is met name aanzienlijk met betrekking tot het aantal "B"-punten waarbij de Raad als wetgever optreedt: bij elkaar is het aantal "B"-punten waarbij de Raad als wetgever optreedt dat sinds 1 juli 2006 door de Raad in het openbaar is behandeld verdubbeld in vergelijking met de periode juli 2002 – juni 2006. Daarnaast zijn er in de periode juli 2006 – juni 2009 in totaal 128 openbare debatten gehouden, waaronder 118 debatten over belangrijke aangelegenheden betreffende de belangen van de Europese Unie en haar burgers, terwijl er in de voorafgaande periode slechts 33 van dergelijke debatten hebben plaatsgevonden.
Daarbij wijst het voorzitterschap erop dat het aantal punten dat voor openbare beraadslaging of openbaar debat op de agenda van de Raad wordt geplaatst per jaar kan verschillen, hetgeen met name afhankelijk is van het aantal medebeslissingspunten dat de Raad in een bepaald jaar moet behandelen en/of aannemen.
Zo werden in 2007 in totaal 153 medebeslissingspunten voor openbare beraadslaging op de agenda van de Raad geplaatst, terwijl het aantal voor 2008 229 bedroeg. In 2009 heeft de Raad tot nu toe 148 medebeslissingspunten in het openbaar behandeld.
Ook het aantal openbare debatten dat ingevolge artikel 8, lid 3 van het reglement van orde van de Raad wordt gehouden kan variëren, afhankelijk van het aantal onderwerpen dat door elk voorzitterschap wordt aangemerkt als geschikt voor een openbaar debat.
Met betrekking tot de procedures van de Europese Raad moet worden bedacht dat de regels betreffende transparantie niet gelden voor de Europese Raad.
Het Zweedse voorzitterschap is het met de geachte afgevaardigde eens dat het belangrijk is om de transparantie van het werk van de Unie te verbeteren. Dit is een bijzonder belangrijk onderdeel van de taak om het vertrouwen van de burgers in de EU en onze gemeenschappelijke instellingen te vergroten.
Het voorzitterschap zelf is voornemens volledig gevolg te geven aan de relevante transparantiebepalingen, die zijn opgenomen in de leden 1 tot en met 4 van artikel 8 van het reglement van orde van de Raad. In beginsel zijn alle beraadslagingen over wetgevingsinstrumenten die worden vastgesteld overeenkomstig de medebeslissingsprocedure toegankelijk voor publiek, zoals neergelegd in het reglement van orde van de Raad.
Daarnaast zal de Raad de inspanningen voortzetten die sinds juli 2006 zijn ondernomen met het oog op de verdere verbetering van de kwaliteit van de uitzendingen van de openbare Raadszittingen via internet. Deze dienst, die regelmatig wordt geactualiseerd en verbeterd, geeft zowel live als on-demand toegang tot openbare debatten en beraadslagingen, alsook tot andere openbare gelegenheden.
In kwalitatief opzicht beoogt de Raad er via video streaming voor te zorgen dat gebruikers eenvoudig en op zinvolle wijze toegang krijgen tot de debatten waarvoor zij belangstelling hebben.
Bovendien is er sinds eind 2008 met de opzet van EbS+ (Europe by Satellite 'plus') meer ruimte beschikbaar gekomen voor de heruitzending van de openbare beraadslagingen en debatten van de Raad.
In het Verdrag van Lissabon wordt meer nadruk gelegd op openbaarheid en transparantie, wat er hopelijk toe zal bijdragen dat zowel de Raad als de overige instellingen stappen gaan ondernemen ter vergroting van de transparantie in hun werk. Bovendien zal de Raad, als en wanneer het Verdrag van Lissabon in werking treedt, stelselmatig in het openbaar bijeenkomen voor de behandeling van een voorstel voor een wetgevingsinstrument en voor de stemming over een dergelijk voorstel, ongeacht de daarvoor geldende wetgevingsprocedure.
Vraag nr. 17 van Czesław Adam Siekierski (H-0298/09)
Betreft: Programma voor gratis voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap
In maart van dit jaar hebben we in het Europees Parlement een verslag aangenomen over de speciale ondersteuning van de meest behoeftigen in de Gemeenschap in de vorm van een programma voor gratis voedselverstrekking. Ik was ervan overtuigd dat het door het Parlement aangenomen verslag dat met meerderheid van de stemmen was goedgekeurd, voor het toen fungerende voorzitterschap van de Republiek Tsjechië aanleiding zou zijn om de beraadslagingen opnieuw te starten en te streven naar een rationeel compromis in de Raad. Helaas bleek mijn hoop ijdel. Ik vrees dat ook Zweden, dat nu het voorzitterschap bekleedt, er niet aan denkt om de werkzaamheden met betrekking tot dit project weer op te pakken hoewel er volstrekt geen bezwaren zijn. Is de Raad van plan om dit voor vele miljoenen medeburgers zo belangrijke programma weer ter tafel te brengen?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Sinds 1987 is het op grond van communautaire wetgeving toegestaan om voedsel uit interventievoorraden te leveren aan liefdadigheidsinstellingen ten behoeve van verstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap.
In 2008 heeft de Commissie een voorstel gedaan om de wetgeving te herzien, hetgeen zij noodzakelijk vond vanwege de stijging van bepaalde voedselprijzen en de afname van de voorraden.
Onder het Franse voorzitterschap heeft de Raad over dit voorstel een beleidsdebat gevoerd, maar het bleek niet mogelijk om een gekwalificeerde meerderheid vóór het voorstel te verwerven.
Enkele delegaties hebben zelfs het beginsel dat ten grondslag ligt aan het ondersteuningsprogramma verworpen omdat zij er vast van overtuigd zijn dat het een zaak van de afzonderlijke lidstaten betreft.
Vraag nr. 18 van Silvia-Adriana Ţicău (H-0300/09)
Betreft: Bevordering van energie-efficiënt ondernemen
Het Zweedse voorzitterschap van de Raad heeft de volgende thema's tot prioriteit voor de periode juli-december 2009 verklaard: herstel van de economie, groei van de werkgelegenheid en terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen. Deze onderwerpen hebben praktische consequenties voor het leven van elke Europese burger.
Door verhoging van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen kunnen in de komende jaren enkele miljoenen arbeidsplaatsen worden geschapen. Tevens worden daardoor de voorwaarden gecreëerd voor duurzame economische groei en verbetering van de concurrentiepositie van de Europese Unie. Welke concrete maatregelen overweegt het voorzitterschap om de lidstaten aan te moedigen investeringen in zuinig energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen te stimuleren ter bevordering van werkgelegenheid, innovatie en duurzame economische groei?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Energie-efficiëntie was al aangemerkt als prioriteit binnen het Europees energiebeleid in het actieplan inzake energiebeleid dat in maart 2007 door de Europese Raad is vastgesteld en waarin de doelstelling van een energiebesparing met 20 procent in 2020 was opgenomen.
In het in juni 2008 aangenomen 18-maandenprogramma van de Raad wordt onderstreept dat de voorzitterschappen, onder eerbiediging van de keuze van de lidstaten voor een bepaalde energiemix, streven naar een koolstofarme economie die zowel duurzaam als kostenefficiënt is en die een positieve bijdrage levert aan bredere groeidoelstellingen in lijn met de Lissabon-strategie voor groei en banen. Energie-efficiëntie heeft immers niet alleen een positief effect op het gebruik van energiebronnen en op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, maar stimuleert tegelijkertijd, zoals de geachte afgevaardigde stelt, innovatieve technologische ontwikkelingen en kan op die manier een impuls geven aan het concurrentievermogen van de Europese industrie en aan het scheppen van banen. Energie-efficiëntie is dan ook niet alleen de hoeksteen van een energie-efficiënte maar ook van een milieuefficiënte economie. Energie-efficiëntie helpt ons om tegelijkertijd de uitdagingen aan te gaan die worden gevormd door klimaatverandering, degradatie van hulpbronnen, de wereldwijde economische crisis en de zekerheid van de voorziening.
Er liggen momenteel drie voorstellen voor medebeslissingsinstrumenten in verband met energie-efficiëntie ter behandeling bij de Raad en het Europees Parlement:
het voorstel voor een richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen;
het voorstel voor een richtlijn betreffende de etikettering van energieverbruik, en
het voorstel voor een verordening inzake de brandstofefficiëntie van banden
en dit zijn dan ook de belangrijkste prioriteiten voor de Raad in dit halfjaar.
Nadat de instrumenten zijn aangenomen – iets wat naar wij hopen, met uw hulp, nog in dit halfjaar zal gebeuren –, kunnen de lidstaten op basis daarvan, ook op de langere termijn, concrete maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie invoeren in de huisvestings- en bouwsectoren, alsmede op het brede terrein van energiegerelateerde producten, zowel in de publieke als in de private sector. In dit opzicht zullen dergelijke maatregelen een impuls geven aan investeringen in innovatieve technologieën die door de lidstaten kunnen worden ondersteund met verschillende soorten prikkels, zowel op nationaal als op Europees niveau.
De tenuitvoerlegging van instrumenten betreffende energie-efficiëntie die op het niveau van de Gemeenschap al zijn vastgesteld zal verder het scheppen van nieuwe banen stimuleren. Dit geldt voor de kaderrichtlijn inzake ecologisch ontwerp en de kaderrichtlijn energie-etikettering, waarvoor belangrijke uitvoeringsmaatregelen (in verband met verlichting, elektrische motoren, enz.) op stapel staan. Het geldt ook voor hernieuwbare energiebronnen, waarover de Raad en het Parlement op 4 mei 2009 Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen hebben aangenomen.
Wat de prikkels betreft: er zijn communautaire instrumenten beschikbaar voor de financiering van projecten op het gebied van energie-efficiëntie, zoals Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Deze verordening is herzien teneinde 8 miljard euro te reserveren voor energie-efficiëntie en investeringen in hernieuwbare energiebronnen in de huisvestingssector. In de context van het Europees economisch herstelplan, waarin de nadruk ligt op "slimme investeringen" door middel van gedetailleerde voorstellen voor partnerschappen tussen de publieke en private sector, zullen communautaire, EIB- en nationale fondsen worden ingezet. Vanuit die optiek heeft de Europese Raad zijn steun gegeven aan een extra interventie door de EIB, die met name is gericht op kleine en middelgrote ondernemingen, voor hernieuwbare energiebronnen en voor schoon vervoer, alsmede aan de vereenvoudiging van procedures en een snellere tenuitvoerlegging van programma's die worden gefinancierd uit het Cohesiefonds, de structuurfondsen en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, met als doel om in het bijzonder de investeringen in energie-efficiëntie te vergroten.
Vraag nr. 19 van Kinga Gál (H-0302/09)
Betreft: Vrij verkeer van een officieel vertegenwoordiger van een lidstaat
De Europese Unie heeft de ruimte van vrij verkeer van burgers vastgesteld.
Is de Raad van mening dat een officieel vertegenwoordiger van een lidstaat, namelijk het staatshoofd, om welke reden dan ook de toegang tot het grondgebied van een andere lidstaat kan worden geweigerd?
Is de Raad het eens met standpunt dat de weigering om een officieel vertegenwoordiger van een lidstaat, namelijk het staatshoofd, tot het grondgebied van een andere lidstaat toe te laten overeenkomstig de richtlijn inzake het vrije verkeer van EU-burgers of een andere rechtsgrond, blijk geeft van minachting voor de Europese waarden?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in september 2009 te Straatsburg.
Zoals de geachte afgevaardigde terecht stelt is het vrij verkeer van personen een fundamenteel aspect van de interne markt en van de Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Het vormt een recht voor alle EU-burgers, dat is verankerd in artikel 18, lid 1 van het EG-verdrag, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dit Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
Ingevolge het EG-verdrag en artikel 27 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(1) kan een beperking van dit recht slechts gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. De toepassing van dergelijke beperkingen is onderworpen aan het toezicht van het Hof van Justitie.
Met betrekking tot het specifieke punt dat de geachte afgevaardigde aan de orde heeft gesteld aangaande het vrij verkeer van staatshoofden: de reizen van dergelijke mensen vallen, vanwege de vereiste specifieke beveiligings- en veiligheidsmaatregelen, onder de exclusieve bevoegdheid van de betrokken lidstaten. Het is dan ook niet aan de Raad om hierover een standpunt in te nemen. De Raad heeft over dit onderwerp nog nooit gesproken.
Wel verheugt het voorzitterschap zich over de bilaterale ontmoeting die op 10 september heeft plaatsgevonden tussen de premiers van Hongarije en Slowakije, en beschouwt het de gemeenschappelijke verklaring die naar aanleiding van die ontmoeting openbaar is gemaakt als een positief signaal. Deze verklaring lijkt een goede basis te vormen voor een oplossing die de bilaterale spanningen tussen de twee landen zal doen afnemen.
Vraag nr. 30 van Pat the Cope Gallagher (H-0283/09)
Betreft: Promoten van schonere technologie
Wat doet de EU momenteel om een grootschaliger gebruik van nieuwere en schonere technologieën aan te moedigen, zodat de EU-doelstellingen met betrekking tot de klimaatverandering kunnen worden bereikt?
De ontwikkeling en het grootschaliger gebruik van schonere technologieën wordt aangemoedigd met een aantal beleidsinitiatieven. Het gaat onder meer om:
het Actieplan inzake milieutechnologieën (ETAP) dat sinds 2004 loopt en maatregelen omvat die variëren van het concentreren op onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's, het opzetten van technologische platformen, het mobiliseren van financiële instrumenten en overheidsopdrachten tot het herzien van de staatssteunrichtsnoeren. Voor het einde van 2009 wordt een groenboek over de toekomst van het ETAP gepresenteerd;
het Strategisch Energietechnologieplan (SET-Plan), dat in 2007 is vastgesteld als onderdeel van het pakket maatregelen van de EU inzake energie en klimaatverandering, en gericht is op de versnelde ontwikkeling en marktopname van koolstofarme technologieën. De instrumenten hierbinnen zijn Europese industriële initiatieven met betrekking tot technologieën als hernieuwbare energie en de afvang en opslag van koolstof, de Europese Alliantie voor energieonderzoek en nauwere internationale samenwerking;
het Initiatief voor leidende markten, dat eveneens in 2007 is vastgesteld, en tot doel heeft de markt voor innovatieve producten en diensten te vergroten op zes prioritaire terreinen, waaronder duurzaam bouwen, hernieuwbare energie en recycling, en maatregelen omvat aan de vraagzijde die verband houden met regelgeving, overheidsopdrachten en normalisatie;
het Actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid (SCP-SIP), dat in 2008 is vastgesteld, en eveneens bedoeld is ter bevordering van milieu-innovatie teneinde groenere producten en slankere productieprocessen te ontwikkelen. De vrijwillige doelen op het gebied van groene overheidsopdrachten (50 procent in 2010) zullen bijdragen tot extra opname van milieutechnologieën en de uitbreiding van de milieu-industrie.
Deze beleidsinitiatieven worden verder ondersteund met communautaire financieringsinstrumenten, zoals het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, het nieuwe kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en de fondsen voor het cohesiebeleid.
Geschat wordt dat ongeveer een derde van de begroting voor het zevende kaderprogramma wordt gebruikt ter ondersteuning van onderzoeksprojecten op het gebied van schone of milieutechnologieën in alle sectoren. Met die investeringen wordt ook de betrokkenheid van de particuliere sector bevorderd, door middel van specifieke gezamenlijke technologische initiatieven of andere vormen van publiek-private partnerschappen.
Het herziene communautaire staatssteunkader maakt het eenvoudiger voor de lidstaten om de ontwikkeling en marktopname van schonere technologieën financieel te ondersteunen, doordat zij gebruik kunnen maken van de samenhangende bepalingen in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming en de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Daarnaast worden in de herziene emissiehandelrichtlijn(1) 300 miljoen rechten gereserveerd voor de ondersteuning van de afvang en opslag van koolstof en innovatieve hernieuwbare energiebronnen. Het Europees economisch herstelplan omvat duidelijke maatregelen om de overgang naar een koolstofarme en hulpbronefficiënte economie te versnellen, waaronder bijna 4 miljard voor energieprojecten.
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst), PB L 275 van 25.10.2003.
Vraag nr. 32 van Cristina Gutiérrez-Cortines (H-0297/09)
Betreft: Gevolgen van windmolenparken voor biodiversiteit, landschap en territorium
Aangezien het geïntegreerde milieubeleid een van de basisbeginselen in de EU is, lijkt het logisch dat de ontwikkeling van de hernieuwbare energiebronnen verenigbaar moet zijn met de instandhouding van de biodiversiteit, waarbij territorium, landschap, bodem, flora en fauna moeten worden betrokken.
Is sprake van een strikte en wetenschappelijke toepassing van de criteria inzake de milieueffecten van windmolenparken voor de biodiversiteit, met name voor roofvogels en andere vogelsoorten, en voor hoogwaardige natuurlijke en historische landschappen en stedelijke omgevingen?
Overweegt de Commissie, indien de rechtsgrondslag ontoereikend is, de bestaande wetgeving aan te vullen om de verenigbaarheid van de windmolenparken met de instandhouding van natuur en cultuurlandschap te waarborgen?
De ontwikkeling van vormen van windenergie maakt deel uit van de inzet van de Europese Gemeenschap om in 2020 een percentage van 20 procent hernieuwbare energie te realiseren in het gehele energieverbruik in de EU. Dit is een cruciaal element in de strategie om de CO2-uitstoot aan te pakken in de context van de klimaatverandering. Hiermee worden ook andere beleidsdoelen op het gebied van energie en milieu ondersteund – bijvoorbeeld ten aanzien van de vermindering van luchtvervuiling, de vermindering van het waterverbruik voor conventionele energieopwekking, de vermindering van de afhankelijkheid van de invoer van energie en de groei van de werkgelegenheid.
De Commissie is zich er echter van bewust dat er milieurisico's verbonden zijn aan de onjuiste plaatsing van windmolenparken. Ontwikkelingen op het gebied van windenergie moeten worden uitgevoerd op een duurzame en evenwichtige manier zonder dat aanzienlijke schade wordt toegebracht aan gevoelige gebieden die bescherming verdienen: speciale beschermingszones aangewezen op grond van de vogelrichtlijn(1), en gebieden van communautair belang vastgesteld op grond van de habitatrichtlijn(2), die samen het Natura 2000-netwerk vormen.
Windmolenparken worden ook genoemd in bijlage II van de milieueffectbeoordelingsrichtlijn(3). Voor de in bijlage II genoemde projecten dienen de lidstaten te bepalen of er een milieueffectbeoordeling (MEB) vereist is. Daarbij moet rekening worden gehouden met criteria als de kenmerken van het project, de locatie en de kenmerken van het mogelijke effect.
Dit betekent dat een MEB vereist is indien deze projecten aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. In de MEB moet rekening worden gehouden met verschillende factoren, zoals dieren en planten, maar ook met de mens, de bodem, het landschap en het cultureel erfgoed.
Alle ontwikkelingen die een aanzienlijk negatief gevolg kunnen hebben op Natura 2000-gebieden moeten op grond van artikel 6 van de habitatrichtlijn worden onderworpen aan een passende beoordeling. De Commissie heeft algemene interpretatieve en methodologische richtsnoeren over de toepassing van deze bepaling opgesteld.
Op publieke windenergieplannen zijn ook de bepalingen van de richtlijn strategische milieubeoordeling (SMB)(4) van toepassing.
De Commissie is ervan overtuigd dat deze milieuwetgeving voldoende is om de mogelijke gevolgen van windmolenparkprojecten voor de natuurlijke en culturele omgeving adequaat te beoordelen.
De striktheid en kwaliteit van deze milieueffectbeoordelingen is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ontwikkelaars en in laatste instantie van de bevoegde milieu-instanties van de lidstaten.
Om hen te helpen de tenuitvoerlegging te verbeteren werkt de Commissie momenteel aan specifieke richtsnoeren over windenergie en natuurbescherming.
Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 175 van 5.7.1985, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 (PB L 73 van 14.3.1997) en Richtlijn 2003/35/EG van 26 mei 2003 (PB L 156 van 25.6.2003).
Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's, PB L 197 van 21.7.2001.
Vraag nr. 33 van Marian Harkin (H-0260/09)
Betreft: Milieuwetgeving
Welke maatregelen overweegt de Commissie, daar zij de afgelopen dertig jaar een omvangrijke reeks milieumaatregelen van uiteenlopende aard heeft aangenomen ter verbetering van de kwaliteit van het milieu, en aangezien ons milieu kan worden beschermd als de lidstaten naar behoren de teksten ten uitvoer leggen die zij op Europees niveau hebben ondertekend, om de lidstaten aan te moedigen landbouwmilieuprogramma's te blijven steunen zoals het programma voor de bescherming van het plattelandsmilieu (REPS) in Ierland in het kader waarvan wordt getracht boeren stimuli te geven om hun landbouwactiviteiten op milieuvriendelijke wijze uit te voeren en op bestaande boerderijen te zorgen voor verbetering van het milieu? Stemt de Commissie tegen deze achtergrond in met de opvatting dat besluiten de steun aan nieuwe deelnemers aan het REPS 4 in Ierland te beëindigen haaks staan op de milieudoelen van de EU?
Duurzaam grondbeheer is een kerndoelstelling in het beleid van de EU op het terrein van plattelandsontwikkeling. Ten minste 25 procent van de totale financieringsbijdrage voor plattelandsontwikkeling moet worden toegewezen aan het tweede zwaartepunt, en ondersteuning van het milieu in landbouwgebieden is in dit verband een belangrijke maatregel. Daarom moet Ierland, net als alle lidstaten, tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 ondersteuning blijven bieden aan milieuvriendelijke landbouw en de verbetering van het milieu.
Ierland heeft in juli 2009 een voorstel ingediend om zijn programma voor plattelandsontwikkeling te wijzigen. De Commissie heeft begrepen dat het REPS-programma inderdaad zal worden gesloten voor nieuwe deelnemers, maar dat dit wordt vervangen door een nieuw programma, het zogeheten "Agri-Environment Options Scheme". De Commissie analyseert momenteel de voorgestelde regeling om te bekijken of deze in overeenstemming is met zowel het Ierse nationaal strategisch plan als met de EU-prioriteiten. Zij zal Ierland in de komende maanden van haar conclusies op de hoogte stellen.
Vraag nr. 34 van Mairead McGuinness (H-0265/09)
Betreft: Iers referendum voor het Verdrag van Lissabon
Kan de Commissie aangeven om welke redenen zij van mening is dat Ierland ja moet stemmen in het komende referendum voor het Verdrag van Lissabon en wat de gevolgen voor Europa zullen zijn van een tweede nee?
De EU is inmiddels uitgegroeid tot 27 lidstaten met een half miljard burgers, terwijl haar huidige institutionele structuur was ontworpen voor een veel kleinere Unie. De Commissie is van mening dat het Verdrag van Lissabon de EU democratischer, doelmatiger en transparanter zou maken. Het Verdrag zou de bevoegdheden van het Parlement vergroten en de rol van de nationale parlementen versterken. Het zou een krachtiger stem geven aan de burgers door hun de mogelijkheid te bieden de Commissie op te roepen om nieuwe beleidsinitiatieven te ontplooien.
Wat beleidsterreinen betreft, zou het Verdrag de Unie bijvoorbeeld in staat stellen om doeltreffender de strijd aan te gaan tegen grensoverschrijdende criminaliteit, illegale immigratie en de handel in vrouwen en kinderen. Het Verdrag zou de Unie daarnaast een duidelijker gezicht geven op het internationale toneel als het gaat om onderwerpen als klimaatverandering en de wereldwijde bestrijding van armoede.
Als het wordt geratificeerd, biedt het Verdrag van Lissabon iedere lidstaat de mogelijkheid een commissaris te leveren. Daarmee wordt gevolg gegeven aan het besluit van de Europese Raad in het kader van het bredere pakket aan wettelijk bindende garanties die waren bedoeld om tegemoet te komen aan de zorgen zoals die werden verwoord in het Ierse referendum van 2008.
Vraag nr. 35 van Frank Vanhecke (H-0266/09)
Betreft: Regularisatie van illegalen in België
De Belgische regering besliste op 15 september 2009 een nieuwe massale regularisatieprocedure voor illegale vreemdelingen te starten - in weerwil van Europese afspraken die werden gemaakt na regularisatieprocedures in andere landen.
Het is trouwens de tweede keer in enkele jaren tijd dat België een "eenmalige" massale regularisatie doorvoert.
Was de Europese Commissie vooraf op de hoogte gebracht van dit Belgische voornemen?
Is de Commissie van oordeel dat België hiermee Europese afspraken schendt en kunnen andere lidstaten maatregelen nemen om de Belgische geregulariseerden de toegang tot hun grondgebied te ontzeggen?
Allereerst wijst de Commissie erop dat het vraagstuk van de regularisaties niet door het Gemeenschapsrecht wordt geregeld maar onder de bevoegdheid van de lidstaten valt. Op grond van hun nationale wetgeving mogen de lidstaten dus zelf bepalen of zij een persoon met een illegale status een verblijfsvergunning verlenen. Een door een Schengenstaat afgegeven verblijfsvergunning is gelijk aan een visum en de houder van een dergelijke vergunning kan zich vrij in de Schengenruimte bewegen. Hetzelfde geldt voor verblijfsvergunningen die bij regularisatie worden verleend.
In het Europees immigratie- en asielpact doen alle lidstaten evenwel de politieke toezegging “in het kader van de nationale wetgeving, om humanitaire of economische redenen, individuele gevallen te regulariseren en niet over te gaan tot algemene regularisaties”. Volgens de beschikbare informatie is de Belgische regularisatie hiermee in overeenstemming.
Omdat de invloed van nationale migratiemaatregelen tot over de landsgrenzen heen kan reiken, heeft de Raad in 2006 het mechanisme voor wederzijdse informatie ingesteld waarmee informatie kan worden uitgewisseld over nationale maatregelen die wellicht aanzienlijke gevolgen (zoals regularisaties) zullen hebben voor meerdere lidstaten. De praktische toepassing van dit mechanisme is echter nog steeds teleurstellend, omdat de lidstaten er slechts bijzonder weinig gebruik van maken. Daarom gaat de Commissie in de toekomst het mechanisme voor wederzijdse informatie integreren in het jaarlijkse toezicht op de uitvoering van het immigratie- en asielpact.
De Commissie volgt het vraagstuk van de regularisaties met aandacht. Begin 2009 heeft zij een extern onderzoek naar de regularisatiepraktijken in de lidstaten gepubliceerd. Dit onderzoek is nuttig voor haar toekomstige beraadslagingen. In de mededeling over het programma van Stockholm staat dat wat de regularisaties betreft de uitwisseling van informatie moet worden verbeterd en dat er richtsnoeren kunnen worden opgesteld.
Vraag nr. 36 van Seán Kelly (H-0268/09)
Betreft: Programma bescherming plattelandsmilieu in Ierland
Welk bedrag is aan Ierland ter beschikking gesteld in het kader van het programma voor de bescherming van het plattelandsmilieu? Heeft de Commissie van de Ierse regering mededelingen ontvangen over dier plannen voor de tenuitvoerlegging van het programma REPS 4?
Aan het begin van de programmeringsperiode 2007-2013 heeft Ierland ervoor gekozen 2 miljard euro toe te wijzen aan het REPS-programma, bijna de helft van zijn totale programmabegroting. De EU heeft dit medegefinancierd voor een percentage van 55 procent. Daarbovenop heeft de Ierse regering nog eens 414 miljoen extra aan nationale fondsen beschikbaar gesteld voor het programma.
Op 15 juli heeft Ierland de Commissie in kennis gesteld van zijn besluit om het REPS-programma te sluiten voor nieuwe deelnemers, waarbij het begrotingsbeperkingen als reden aanvoerde. Tegelijkertijd heeft de regering aangegeven dat zij voornemens was het REPS-programma te vervangen door een nieuw programma, het zogeheten "Agri-Environment Options Scheme". De Commissie analyseert momenteel de voorgestelde wijzigingen en zal Ierland in de komende maanden van haar conclusies op de hoogte stellen.
Met nadruk moet worden gesteld dat de lidstaten beslissen over de manier waarop zij hun begroting voor plattelandsontwikkelingsprogramma's verdelen over de verschillende maatregelen. Ierland heeft zijn keuze gemaakt en zal veel blijven investeren in het milieu in landbouwgebieden, ook na afloop van het REPS-programma.
Vraag nr. 37 van Nikolaos Chountis (H-0269/09)
Betreft: Vuilstortplaats in Grammatikó in Attika
In haar antwoord op een eerdere vraag over de bouw van vuilstortplaatsen in Filí, Grammatikó en Keratéa in Attika (E-0544/09) zegt de Commissie onder andere: "... voor alle drie de dossiers geldt dat aan bepaalde voorwaarden [zoals de voorafgaande bewerking van afvalstoffen, zoals bedoeld in Richtlijn 1999/31/EG], vastgelegd in de besluiten en verbandhoudend met de tussentijdse betalingen, niet op bevredigende manier wordt voldaan".
Kan de Commissie, in de wetenschap dat de inwoners van Grammatikó ernstig bezwaar maken tegen de bouw van de nieuwe vuilstortplaats aangezien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van Richtlijn 1999/31/EG(1) betreffende het storten van afvalstoffen, antwoord geven op de onderstaande vraag:
Welke stappen gaat de Commissie op zo kort mogelijke termijn nemen om een halt toe te roepen aan de bouw van een vuilstortplaats in Grammatikó, aangezien deze niet in overeenstemming is met Richtlijn 1999/31/EG?
Besluit C(2004)5509 van de Commissie betreffende de verlening van steun uit het Cohesiefonds voor de bouw van de vuilstortplaats in Grammatikó bevat een reeks specifieke voorwaarden voor de betalingen. Deze voorwaarden vloeien hoofdzakelijk voort uit Richtlijn 1999/31/EG(2) over afvalverwerking en de bouw en het functioneren van stortplaatsen. De Commissie verricht de bewuste betalingen alleen als aan de voorwaarden wordt voldaan. Zoals de Commissie reeds in haar antwoord op de door de geachte afgevaardigde aangehaalde vraag E-0544/09(3) heeft vermeld, is zij van mening dat deze specifieke voorwaarden momenteel onvoldoende worden nageleefd. Daarom betaalt zij de kosten van de desbetreffende projecten niet. Als steeds maar niet aan de specifieke voorwaarden wordt voldaan, behoudt de Commissie zich het recht voor de betalingen op te schorten op grond van bijlage II, artikel H, lid 1 van Verordening nr. 1164/94 van de Raad als gewijzigd bij Verordening nr. 1265/1999(4). In ieder geval verzekert de Commissie de geachte afgevaardigde dat zij erop toeziet dat het Gemeenschapsrecht, inclusief de eisen die voortvloeien uit Richtlijn 1999/31/EG, altijd wordt geëerbiedigd, ongeacht de financieringsbron.
Verordening (EG) nr. 1265/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1164/94 tot oprichting van een Cohesiefonds, PB L 161 van 26.6.1999.
Vraag nr. 38 van Eleni Theocharous (H-0275/09)
Betreft: Kolonisering van Cyprus
In de rapporten van Koukos en Laakson die voor de Raad van Europa werden uitgebracht, wordt de kolonisering waarmee Turkije in het bezette noordelijke deel van Cyprus bezig is, aangemerkt als oorlogsmisdrijf en als tijdbom onder ieder begin van een oplossing. De Turkse premier Tagit Erdogan is volgens de Turkse pers van plan nog eens een miljoen kolonisten naar Cyprus te sturen.
Wenst de EU, en met name de Europese Commissie, nu wel of geen steun te geven aan een door de EU dan wel de Raad van Europa te organiseren volkstelling op heel Cyprus?
Is de EU van plan maatregelen tegen Turkije te nemen, en zo ja, welke, wanneer dat land doorgaat met de kolonisering van het bezette noordelijke deel van Cyprus?
De door de geachte afgevaardigde aan de orde gestelde zaak van de Turkse burgers die nu in het noordelijke deel van Cyprus verblijven benadrukt dat het dringend noodzakelijk is om tot een snelle oplossing van de kwestie Cyprus te komen. Deze zaak zal immers een essentieel deel van de oplossing vormen.
De Commissie staat volledig achter de inspanningen van de leiders van de twee gemeenschappen op Cyprus om onder auspiciën van de Verenigde Naties een dergelijke alomvattende regeling te realiseren.
Het zal veel werk vergen om tot een oplossing te komen, maar de Commissie vertrouwt erop dat de twee gemeenschappen daarin uiteindelijk, onder begeleiding van de VN(1) en met de steun van de EU, zullen slagen.
Daarnaast verwacht de Commissie van Turkije dat het alles in het werk zal stellen om tot een oplossing te komen.
De Commissie is er volledig van overtuigd dat zich in de komende periode kansen zullen voordoen die niet gemist mogen worden.
Betreft: Omzetting van artikel 13 van de richtlijn rassengelijkheid in Ierland
Naar aanleiding van het antwoord van 16 december 2008 op mijn vraag P-6503/08 zou ik graag van de Commissie vernemen of zij enigerlei procedure heeft ingeleid tegen de Ierse autoriteiten in verband met de omzetting in Ierland van artikel 13 van de richtlijn rassengelijkheid (2000/43/EG(1)) of van andere daarmee overeenkomende bepalingen van het Gemeenschapsrecht, en in welke fase die procedure zich dan op dit moment bevindt?
De Commissie verwijst de geachte afgevaardigde naar haar antwoord op prioritaire vraag P-6503/08 over hetzelfde onderwerp.
De Commissie wijst er daarnaast op dat de richtlijn rassengelijkheid (2000/43/EG) voor de lidstaten geen verplichting bevat om te zorgen voor een bepaald financieringsniveau of een bepaalde organisatiestructuur ten aanzien van organen voor de bevordering van gelijke behandeling. Bij gebrek aan bewijs waaruit blijkt dat de beschikbare begroting voor de Ierse Equality Authority onvoldoende zou zijn om haar taken uit te voeren, kan de Commissie op grond van de bepalingen van de richtlijn niet interveniëren.
Informatie over de inbreukprocedures die zijn ingeleid tegen de Ierse autoriteiten in verband met de antidiscriminatierichtlijnen vindt u in de persberichten van de Commissie onder het kopje ‘Documenten’ op de volgende website: http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=613&langId=nl"l.
De maatregelen van de EU en de lidstaten, in het kader van de werknemervijandige besluiten van de informele EU-Top op 7 mei 2009 in Praag, met betrekking tot werkgelegenheid vormen een scherpe aanval op werknemers, en beogen niets anders dan het vergroten van de winstgevendheid van monopolies.
De rapporten van de ECB, het IMF en de OESO vormen het ideologisch fundament van het 'kapitaal' voor nieuwe 'structurele veranderingen' en voor nog agressievere en schadelijke werknemervijandige maatregelen, in concreto: algemene toepassing van flexibele vormen van werk, een aanval op CAO's, een drastische verlaging van lonen en pensioenen, verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, verhoging van de belasting op lonen, op pensioenen en op de inkomens van zelfstandigen. Verdere privatisering van de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs.
Kan de Commissie aangeven of de bovenvermelde volksvijandige maatregelen onderdeel uitmaken van de richtsnoeren voor 'permanente en structurele hervormingen' die zij bespreekt en medebeslist met de regering van de Nieuwe Democratie in Griekenland?
De Commissie is het er niet mee eens dat de maatregelen die zijn genomen door de EU en de regeringen van de lidstaten in reactie op de financiële en economische crisis, in enig opzicht, kunnen worden omschreven als een "een scherpe aanval op werknemers" waarmee "niets anders [wordt beoogd] dan het vergroten van de winstgevendheid van monopolies". Het overkoepelende doel van die maatregelen is om de stijgende werkloosheid een halt toe te roepen en het uiteindelijke herstel te ondersteunen, opdat mensen in de gehele EU zo snel mogelijk weer van de groei kunnen profiteren.
Tijdens de EU-Top over de werkgelegenheid, die op 7 mei in Praag heeft plaatsgevonden, zijn geen besluiten genomen. De tien gepubliceerde aanbevelingen moeten worden beschouwd als een evenwichtige reeks beleidsprioriteiten die tot doel hebben nieuwe banen te scheppen, mensen aan het werk te houden en actieve sociale insluiting te bevorderen. Bovendien waren de sociale partners, en dus de vakbonden, aanwezig en hebben zij actief deelgenomen aan de werkgelegenheidstop.
De Commissie heeft gepleit voor flexibeler arbeidsmarkten, maar heeft daarbij altijd benadrukt dat die vergezeld moeten gaan van meer werkzekerheid. De Commissie heeft verder gepleit voor een stijging van de pensioenleeftijd om rekening te houden met de hogere levensverwachting van Europeanen en de noodzaak om ervoor te zorgen dat de pensioenstelsels sociaal houdbaar zijn. De taak om de toereikendheid en houdbaarheid van hun pensioenstelsels op de lange termijn te garanderen plaatst alle lidstaten, met inbegrip van Griekenland, voor de uitdaging om de werkelijke leeftijd waarop mensen stoppen met werken te verhogen en te zorgen voor werkgelegenheid voor meer mensen die langer doorwerken. In het geval van Griekenland zou dit kunnen betekenen dat de pensioengerechtigde leeftijd voor mensen in de publieke sector moet worden verhoogd.
Vraag nr. 41 van Tadeusz Zwiefka (H-0291/09)
Betreft: De tweede vergadering van de Subcommissie "Politieke zaken: mensenrechten en democratie - Internationale en regionale kwesties" van de EU en Egypte op 7 en 8 juli 2009: conclusies in verband met de televisiezender Al-Manar
Hoewel de terroristische televisiezender Al-Manar verboden is, blijft de Egyptische satellietprovider Nilesat de programma’s van Al-Manar TV uitzenden naar Europa, wat een rechtstreekse schending vormt van het actieplan EU-Egypte en een bedreiging inhoudt voor de Europese veiligheid. In haar antwoord op vraag H-0011/09 stelde de Commissie dat de Subcommissie politieke zaken van de EU en Egypte het geschikte mechanisme vormt om de kwestie van de uitzending van Al-Manar TV door Nilesat aan de orde te stellen. Heeft de Commissie deze kwestie tijdens de tweede vergadering van de Subcommissie "Politieke zaken: mensenrechten en democratie - Internationale en regionale kwesties" van de EU en Egypte op 7 en 8 juli 2009 aangekaart bij de Egyptische regering? Kan de Commissie meedelen waartoe Egypte zich heeft verbonden met het oog op het stopzetten van de uitzending van Al-Manar TV via Nilesat?
De Commissie bedankt de geachte afgevaardigde voor zijn vraag over de recente bijeenkomst van de subcommissie politieke zaken van de EU en Egypte en de Egyptische satelliet NileSat, die de tv-zender "Al-Manar TV" uitzendt.
De Commissie deelt de bezorgdheid van de geachte afgevaardigde over het feit dat bepaalde uitzendingen van het Al-Manar-televisiestation mogelijk aanzetten tot haat.
Zoals vastgelegd in ons gezamenlijke actieplan dat in 2007 is overeengekomen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, heeft zowel Egypte als de EU toegezegd mee te zullen werken aan bestrijding van alle vormen van discriminatie, intolerantie, racisme en vreemdelingenhaat en met name het aanzetten tot haat en laster op grond van godsdienst, overtuiging, ras of herkomst. De Commissie zet zich daarnaast in voor versterking van de rol van de media bij de bestrijding van deze verschijnselen.
De tweede bijeenkomst van de subcommissie politieke zaken van de EU en Egypte, die in juli in Caïro heeft plaatsgevonden, was een verdere stap op weg naar verdieping van de politieke betrekkingen met Egypte en de opbouw van vertrouwen in het proces van politieke dialoog.
Tijdens de bijeenkomst heeft de Commissie de kwestie van de uitzendingen van het Al-Manar-televisiestation via Nilesat inderdaad aan de orde gesteld. De Commissie heeft haar bezorgdheid geuit over de inhoud van de programma's die de zender uitzendt omdat deze in strijd is met EU-wetgeving inzake het aanzetten tot haat en de inspanningen van de EU en Egypte ter bevordering van vrede en veiligheid in de regio ondermijnt.
Egypte heeft bij deze gelegenheid niet gereageerd noch heeft het enige toezegging gedaan om een einde te maken aan de uitzendingen van het Al-Manar-televisiestation via Nilesat.
De Commissie zal deze kwestie nauwlettend blijven volgen en zal het onderwerp wellicht bij een andere gelegenheid in het kader van de periodieke politieke dialoog van de EU met Egypte opnieuw aan de orde stellen.
Vraag nr. 42 van Ryszard Czarnecki (H-0293/09)
Betreft: Schending van het communautair recht door sportclubs
Gaat de Europese Commissie nog reageren op de schending van het communautair recht inzake de gelijke behandeling van burgers uit verschillende EU-lidstaten omdat Poolse en ook Nederlandse burgers die in het bezit waren van officiële toegangsbewijzen de kwalificatiewedstrijd van de Europa League Brondby-Legia Warschau van de Deense autoriteiten niet mochten bijwonen, en zo ja, hoe? Het gaat hier om discriminerende praktijken. Ook personen die zich legitimeerden met een Belgisch ID (identiteitsbewijs) mochten de wedstrijd niet bijwonen. Hetzelfde geldt voor de Belgische functionarissen van FC Brugge die weigerden om aan Poolse ambtenaren van de Europese Commissie en het Europees Parlement toegangsbewijzen te verkopen voor de wedstrijd FC Brugge - Lech Poznan (27.08.2009) afgelopen week. Ook dat is een voorbeeld van feitelijke discriminatie op grond van het land van herkomst. Houdt dit in dat de regels die worden opgesteld door de afzonderlijke sportclubs in bijvoorbeeld Denemarken en België prevaleren boven het recht van de Europese Unie?
Met betrekking tot het vermeende toegangsverbod dat door de Deense autoriteiten zou zijn opgelegd aan Poolse en Nederlandse burgers die in het bezit waren van officiële toegangsbewijzen voor de Champions' League-wedstrijd tussen Brondby en Legia Warschau, zou de Commissie prijs stellen op verduidelijking op het punt of het verbod de toegang tot het land betrof of de toegang tot het stadion, alsmede op het punt of het verbod inderdaad werd opgelegd door de nationale autoriteiten of door de organisatoren van de wedstrijd zelf. Het zou ook heel nuttig zijn om te weten op welke gronden de autoriteiten of organisatoren zich beriepen toen zij weigerden de betreffende personen toestemming te verlenen voor het bijwonen van de wedstrijd.
Tegen deze achtergrond moet worden opgemerkt dat uit de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen(1) volgt dat artikel 49 van het EG-verdrag, waarin het vrij verrichten van diensten in de gehele EU wordt gewaarborgd, ook de vrijheid van de ontvangers van diensten omvat om naar een andere lidstaat te gaan om daar een dienst te ontvangen, zonder te worden gehinderd door beperkingen, tenzij deze beperkingen kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, zoals veiligheid of openbare orde, en zij evenredig zijn. Dit beginsel is ook vervat in artikel 20 van de dienstenrichtlijn, Richtlijn 2006/123/EG(2) (die de lidstaten vóór 28 december 2009 in nationale wetgeving moeten hebben omgezet). Op grond van deze richtlijn zien de lidstaten erop toe:
i) dat op de afnemer geen discriminerende eisen op grond van zijn nationaliteit of verblijfplaats van toepassing zijn
en
ii) dat de algemene voorwaarden voor toegang tot een dienst, die door de dienstverrichter toegankelijk voor het publiek worden gemaakt, geen discriminatoire bepalingen in verband met de nationaliteit of verblijfplaats van de afnemer bevatten, zonder evenwel de mogelijkheid uit te sluiten om verschillende voorwaarden voor toegang te stellen wanneer die verschillen rechtstreeks door objectieve criteria worden gerechtvaardigd.
Met betrekking tot het recht van EU-burgers op vrij verkeer en verblijf, geeft Richtlijn 2004/38/EG(3) de lidstaten het recht EU-burgers uitsluitend de toegang tot het grondgebied te ontzeggen om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. De beperkende maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en uitsluitend gebaseerd zijn op het gedrag van de betrokken EU-burger, dat een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving moet vormen.
Uit het bovenstaande volgt derhalve niet dat een toegangsverbod naar communautair recht noodzakelijkerwijs een onrechtmatige vorm van discriminatie of een ongerechtvaardigde beperking vormt. Het is de moeite van het vermelden waard dat volgens de regels van de Unie van Europese voetbalbonden (UEFA) inzake de Champions' League, de thuisclub verantwoordelijk is voor de orde en veiligheid vóór, tijdens en na de wedstrijd.
Een en ander leidt ertoe dat, om te beoordelen of het vermeende gedrag van de Deense autoriteiten of van de organisator van de wedstrijd in strijd was met het Gemeenschapsrecht, het noodzakelijk is om te beschikken over gedetailleerdere gegevens inzake de omstandigheden van het specifieke geval.
Met betrekking tot de vermeende weigering van Club Brugge om kaarten te verkopen aan Poolse burgers die als functionarissen voor de EU-instellingen werken, voor de wedstrijd tussen Club Brugge en Lech Poznan, geldt de bovenstaande redenering ten aanzien van non-discriminatie en de onrechtmatige beperking van het vrij verrichten van diensten op vergelijkbare wijze. Wederom, zouden er meer details beschikbaar moeten zijn om de verenigbaarheid van het vermeende gedrag met het EG-recht te beoordelen.
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, PB L 158 van 30.4.2004.
Vraag nr. 43 van Antonio Cancian (H-0294/09)
Betreft: Geweld tegen christenen in Pakistan
In augustus jongstleden is het geweld van moslimfundamentalisten tegen de christenen in Punjab (Pakistan) geëscaleerd. De plaatselijke autoriteiten stellen zich tolerant op tegen deze extremisten die zich beroepen op artikel 295 van de Pakistaanse strafwet, bekend als de "wet op godslastering". De internationale gemeenschap en de katholieken veroordelen "de zinloze aanvallen tegen de christelijke gemeenschap" en wensen dat het wrede wetsartikel wordt afgeschaft. Wat is het standpunt van de Commissie met betrekking tot de naleving van de democratische clausule en de bescherming van de mensenrechten van de religieuze minderheden tegen de achtergrond van de samenwerkingsovereenkomst met Pakistan (2004/870/EG(1))?
De Commissie is op de hoogte van de incidenten in Gojra en het geweld tegen christenen daar kan slechts omschreven worden als afschuwelijk. Toch wil zij om te beginnen zeggen dat het niet alleen christenen zijn die lijden onder extremistisch geweld in Pakistan, maar ook andere minderheden, waaronder sjiieten en ahmadiyya.
De Commissie heeft het onderwerp religieuze minderheden herhaaldelijk aan de orde gesteld tijdens bijeenkomsten van de Gemengde Commissie EG-Pakistan en in het kader van de trojkadialoog. Zij zal dit onderwerp bij Pakistan aan de orde blijven stellen bij elke gelegenheid in het kader van de mensenrechtendialoog.
Pakistaanse functionarissen zijn zich er terdege van bewust dat wreedheden als die in Gojra niet alleen een enorm persoonlijk lijden tot gevolg hebben, maar ook een smet vormen op het imago van Pakistan. De Commissie heeft begrepen dat de regering actie heeft ondernomen in reactie op de incidenten, onder meer door de schade bestaande in het verlies van bezittingen te vergoeden en door een onderzoekscommissie in te stellen. Zij zal de situatie nauwlettend volgen, in het bijzonder als er eventuele ontwikkelingen zijn met betrekking tot de berechting van de daders.
De Commissie heeft in het kader van de mensenrechtendialoog herhaaldelijk de wet op de godslastering bij de regering van Pakistan onder de aandacht gebracht. De Commissie heeft begrepen dat, in absolute aantallen, de meerderheid van de mensen die op grond van de wet worden beschuldigd moslim zijn. Zij beseft echter dat de wet op de godslastering vaak in stelling is gebracht tegen religieuze minderheden, en heeft begrepen dat valse beschuldigingen zijn gebruikt als middel om particuliere geschillen te beslechten of vanwege persoonlijk gewin.
De incidenten in Gojra zijn voor het maatschappelijk middenveld in Pakistan aanleiding geweest om opnieuw op te roepen tot hervorming of intrekking van de wet op de godslastering. De Commissie zou dergelijke initiatieven toejuichen en zal deze boodschap overbrengen aan de Pakistaanse regering.
In artikel 1 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan inzake partnerschap en ontwikkeling wordt verwezen naar de eerbiediging van de rechten van de mens en de democratische beginselen als een essentieel onderdeel van de overeenkomst. Op de topbijeenkomst van 17 juni 2009 heeft zowel de EU als Pakistan benadrukt hoe belangrijk het is om een open en constructieve dialoog te voeren in mensenrechtenfora. De Samenwerkingsovereenkomst vormt de basis voor een dergelijke dialoog en de Commissie is van mening dat er alleen vooruitgang kan worden geboekt door met Pakistan in gesprek te blijven over mensenrechtenkwesties.
Betreft: Wijzigingen in verband met het Verdrag van Lissabon
Hebben zittende Commissarissen ingeval van (uitgestelde) inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon recht op hogere pensioenen of andere extra vermogensaanwas?
Het Verdrag van Lissabon heeft geen wijzigingen aangebracht in de pensioenregeling voor commissarissen, die is gebaseerd op Verordening 422/67/EEG van 25 juli 1967(1).
Volgens deze verordening bouwt een commissaris gedurende zijn gehele ambtsperiode pensioen op. Als zijn mandaat wordt verlengd, wordt het pensioen dus verhoogd totdat het mandaat wordt beëindigd.
Op grond van dezelfde verordening geldt verder dat de overbruggingstoelage waarop de commissarissen in de drie jaar na de beëindiging van hun mandaat recht hebben, voor bepaalde commissarissen kan worden verhoogd wanneer zij door de verlenging van hun mandaat in een andere uitkeringencategorie terechtkomen (art. 7, lid 1 van de verordening).
Verordening nr. 422/67/EEG, nr. 5/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de Voorzitter en de leden van de Commissie, de President, de rechters en de griffier van, alsmede de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie, PB 187 van 8.8.1967.