Jan Březina (PPE). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, het feit dat het voorstel tot een kaderbesluit van de Raad inzake het voorkomen en oplossen van jurisdictiegeschillen in strafzaken mede gedaan is op initiatief van Tsjechië toont aan dat Tsjechië groot belang hecht aan justitiële samenwerking. Gezien de gevoeligheid van de problematiek dient er echter op te worden toegezien dat deze samenwerking plaatsvindt binnen de grenzen van de middels de oprichtingsverdragen aan de Europese Unie toevertrouwde bevoegdheden. Dat is ook wat er in dit geval gebeurt. Een zwak punt is de vrij grote algemeenheid waarmee het geheel is vormgegeven. Zo zijn er bijvoorbeeld geen termijnen vastgelegd waarbinnen organen waarbij een verzoek is ingediend, dienen te reageren. Ook ontbreken er criteria voor de vaststelling van de voor het voeren van de strafzaak meest geëigende justitiële instantie. De losse betrokkenheid van Eurojust is ook al zo’n schoonheidsfout. Eurojust zou juist in het middelpunt van de belangstelling moeten staan. Indien er niet eens de verplichting bestaat om Eurojust bij de strafrechtelijke vervolging van grensoverschrijdende strafbare feiten in één lidstaat te informeren, dan laten we met dit ontwerpkaderbesluit een zeer groot deel van het potentieel van dit justitieel samenwerkingsorgaan onbenut.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb tegen dit verslag gestemd, niet omdat ik tegen de informatie-uitwisseling tussen nationale autoriteiten betreffende strafrechtelijke procedures ben. Het is een goede zaak om na te gaan of er in andere lidstaten voor dezelfde feiten parallelle strafprocedures lopen.
Wel ben ik ronduit gekant tegen de federalistische inslag die in verschillende amendementen besloten ligt. Neem bijvoorbeeld amendement 3 dat elke lidstaat expliciet het recht ontzegt om zelf te beslissen welke autoriteiten bevoegd zijn om op te treden. Ik ben zeker niet gekant tegen Eurojust, maar dit mag geen "superinstelling" worden.
- Gezamenlijke ontwerpresolutie: G20-top van Pittsburgh (24-25 september) (RC-B7-0082/2009)
Zigmantas Balčytis (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik stemde voor de resolutie. Ik ben blij dat zowel Europa als de machtigste landen de ernst van de situatie waarin we ons bevinden niet onderschatten en niet op zoek zijn naar een uniforme benadering. De crisis is veroorzaakt door een aantal complexe, met elkaar samenhangende factoren, en er is geen gemakkelijke uitweg.
De mondiale financiële crisis was voor ons ook een goede gelegenheid om onze prioriteiten en activiteiten te heroverwegen, vooral met betrekking tot het langetermijnbeheer van een duurzaam economisch herstel. We hebben te maken met verplichtingen aan en verwachtingen van onze burgers om onze economie weer op volle snelheid te krijgen met als doel om het effectief functioneren van de kapitaalmarkten en kredietverstrekkingen te waarborgen, werkloosheid aan te pakken en banen te creëren, en om bescherming te bieden aan onze burgers, vooral aan de armste en kwetsbaarste burgers. Dit zal niet gemakkelijk zijn, maar ik vind dat we de goede kant opgaan.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, we stellen heel serieus voor dit te doen verergeren. De oorzaak van de financiële crisis was een buitensporige ingreep van de overheid: ten eerste in die zin dat de rentetarieven opzettelijk te lange tijd te laag werden gehouden, eerder een politieke dan een marktbeslissing – een waaraan alle centrale banken medeplichtig waren – en vervolgens in die zin dat nog zo kortgeleden als vorig jaar, wetgevende lichamen bij kredietverschaffers aandrongen op het beschikbaar stellen van goedkopere leningen.
Dus komen de G20-leiders bij elkaar en zeggen: “Wat is de oplossing? Meer overheidsingrijpen.” Ik veronderstel, net zoals Mark Twain eens opmerkte, dat als je alleen maar een hamer hebt, alles er uit gaat zien als een spijker. Maar de waarheid is dat elke maatregel die zij hebben getroffen op zijn best onbruikbaar was en op zijn slechtst onze situatie actief heeft verslechterd: de financiële reddingsoperaties, de nationalisaties, de gewekte schijn om iets te gaan doen aan belastingparadijzen (waarmee ze in feite doelen op landen die belastingtarieven hebben die meer concurrerend zijn dan de hunne), en de enorme uitbreiding van de rechtsmacht van de staat onder het voorwendsel van ‘contingentie’. En nu willen we het hele financiële stelsel hervormen. Ik wil afsluiten met de woorden van mijn landgenoot wijlen rechter Asprey: ‘Hervorming? Gaat het al niet slecht genoeg?’
Lena Ek (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb twee opmerkingen over de recente stemming over de G20-top in Pittsburgh. Ik vind het jammer, en beschouw het als betreurenswaardig, dat er in deze resolutie zo weinig staat over oplossing van de klimaatcrisis en dat geldt ook voor de informatie van de G20-top. Er wordt ook gewag gemaakt van de Tobin-belasting waarvan ik denk dat het wellicht een nieuwe financieringswijze zou kunnen zijn van zowel ontwikkelingshulp als de hulp aan ontwikkelingslanden op het gebied van klimaatvraagstukken.
De reden waarom ik niet met ‘ja’ op de amendementen heb gestemd, is omdat zij in heel ouderwetse taal waren opgesteld, alsof we de Tobin-belasting twintig jaar geleden bespraken. De moderne manier van discussie of dit een nieuwe financieringsbron is voor de Verenigde Naties, richt zich op iets anders, en ik hoop hier later in het Parlement op terug te komen.
- Ontwerpresolutie: De gevolgen van de mondiale economische en financiële crisis voor de ontwikkelingslanden en de ontwikkelingssamenwerking (B7-0078/2009)
Zigmantas Balčytis (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb deze resolutie gesteund, omdat ik vind dat het tijd wordt dat alle spelers hun verantwoordelijkheid nemen en hun verplichtingen ten opzichte van de ontwikkelingslanden nakomen. Weliswaar heeft de wereldwijde, economische en financiële crisis zelfs de meest ontwikkelde economieën hard getroffen, maar we moeten niet vergeten dat deze crisis de armste landen zelfs nog sterker heeft getroffen. Laten we eraan denken dat de ontwikkelingslanden de crisis niet veroorzaakt hebben, maar nu zijn ze wel degenen die een zware last dragen.
De tenuitvoerlegging van de Millenniumdoelstellingen komt nu ernstig in gevaar. Ik ben heel blij met de erkenning van de G20 om een gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen en ik verwacht te mogen zien dat deze beloften tot echte maatregelen leiden.
Krisztina Morvai (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb dit verslag gesteund omdat ik vind dat er een nieuw paradigma in de wereld nodig is – een nieuw paradigma waarin we de besluitvorming met een uitsluitende gerichtheid op geld en winst omzetten tot een besluitvorming die op mens en samenleving is gericht, en die de logica van concurrentie verruilt voor de logica van rechtvaardigheid.
Ik beschouw dit verslag in elk geval als een begin. Ik zeg niet dat het verslag het nieuwe paradigma volledig steunt, maar het bevat in ieder geval de kiemen van een nieuw paradigma, vooral onder paragraaf 2, waarin staat "is van mening dat een radicale beleidswijziging dringend geboden is om de systematische oorzaken van de voedsel- en geldcrisis aan te pakken met behulp van nieuwe democratische en transparante regelgeving voor de internationale handel en het internationale financiële stelsel".
Ik vind en ik hoop dat we dit heel serieus nemen. Er zijn fundamentele oorzaken voor deze crisis en we moeten echt systematisch en grondig naar deze oorzaken kijken. We hebben een radicaal nieuw paradigma nodig.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Mevrouw de Voorzitter, ik heb vóór deze resolutie gestemd. De mondiale economische en financiële crisis raakt natuurlijk alle landen, maar ze heeft in het bijzonder een verwoestend effect op de armste landen. De crisis heeft een negatieve invloed op al hun financieringsbronnen en ze zijn zonder buitenlandse hulp niet in staat om wat ze hebben bereikt te behouden.
De crisis vormt een bedreiging voor de millenniumdoelstellingen die voor het jaar 2015 zijn vastgesteld. Derhalve ben ik voorstander van het plan om eerder dan gepland uitvoering te geven aan de 8,8 miljard euro ontwikkelingshulp voor begrotingssteun, snelle maatregelen voor landbouwfinanciering, en het voorstel om 500 miljoen euro toe te wijzen voor sociale bijstandsuitkeringen. Ik was geen voorstander van de artikelen in deze resolutie over de Tobin-belasting.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd en ook voor de amendementen om de Tobin-belasting in te stellen.
Dit is omdat ik consistent wil zijn. Het Baskische parlement nam in 2002 al – en ik was toen lid van het Baskische parlement – een resolutie aan waarin staat dat het noodzakelijk is om het verschijnsel van internationale kapitaalstromen aan te pakken in overeenstemming met de sociale en economische invloed ervan op de gehele wereld. Er stond tevens in dat we criteria en werkwijzen moeten opstellen voor het volgen van en het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van de mens, aan het overwinnen van ongelijkheden tussen volken en sociale sectoren en aan het natuurbeleid. Ook stond erin dat we verplicht zijn om een voorziening te treffen voor het inperken van speculatief verkeer.
Daarnaast voelden we ons verplicht om bij te dragen aan de ontwikkeling van voorstellen voor de aanpak van zowel de democratische controle als het maatschappelijk effect van internationale kapitaalstromen. Voorts hebben we vastgesteld en goedgekeurd dat het noodzakelijk was om met spoed de zogenaamde Tobin-belasting in te voeren, een belasting over internationale financiële transacties die bedoeld zijn voor ontwikkelingshulp, en om democratische mechanismen ter regulering van het internationale systeem in te voeren.
Het doet me deugd dat het Europees Parlement, enkele jaren nadat het Baskische parlement dit besluit heeft goedgekeurd, een soortgelijke resolutie heeft aangenomen.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer u met de manier waarop u vaardig, gevat en gevoelig de prerogatieven van het voorzitterschap hebt uitgeoefend.
Al vijftig jaar heeft het Europese handels- en landbouwbeleid vermijdbare armoede in de Derde Wereld veroorzaakt. We hebben tegelijkertijd opbrengsten geweerd van landen waar landbouwexport de belangrijkste bron van inkomsten is, en, erger nog, onze eigen overschotten geëxporteerd, – onze overschotten ineffectief op hun markten gedumpt. Vervolgens hebben we getracht ons geweten te sussen met massale hulpprogramma’s die niet hebben gediend om de omstandigheden in die landen te verbeteren, maar die integendeel door doorbreking van onderscheid tussen vertegenwoordiging en belastingheffing, hebben geleid tot een vertraagde democratische ontwikkeling in een groot deel van de wereld.
Hier is een ding dat we morgen kunnen doen en dat een onmiddellijk, gunstig en hervormend effect zou hebben in de landen waarover we praten: we kunnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid afschaffen. Het beste is dat het ons nog geen geld kost ook. Integendeel, onze boeren zouden financieel beter af zijn, er zou beter voor ons platteland worden gezorgd, onze belastingen zouden lager worden en de voedselprijzen zouden dalen, waardoor er minder inflatie zou zijn en de toestand van de wereldeconomie in het algemeen zou verbeteren.
En in het geval u denkt dat ik wat vergeten ben, ik ben niet teerhartig geworden en denk nog steeds dat we een referendum over het Verdrag van Lissabon nodig hebben: Pactio Olisipiensis censenda est.
Philip Claeys (NI). - Mevrouw de Voorzitter, ik blijf mij verwonderen over de hypocrisie en de inconsequente houding van dit parlement. Enerzijds wordt in deze resolutie terecht gesteld dat het zonde is dat de beste en meest getalenteerde mensen de ontwikkelingslanden verlaten en dat deze brain drain schadelijk is voor hun economie. Anderzijds steunt dit Parlement van links tot rechts de Europese blauwe kaart en de Europese onthaalcentra voor legale migratie in Afrika die juist een dergelijke hersenvlucht tot stand brengen en continueren. De ervaring leert trouwens dat zogenaamde circulaire immigranten in Europa blijven. Maar er zijn nog talloze andere redenen waarom ik tegen deze resolutie heb gestemd, zoals het pleidooi voor steeds verdere Europese ontwikkelingssteun. Als Europa al een rol moet spelen inzake ontwikkelingssamenwerking, dan is het die van coördinator tussen de lidstaten en niet die van donor.
Edward Scicluna (S&D). − (MT) Een groot deel van het werk dat dit Parlement en andere regeringen op dit gebied uitvoeren heeft de vorm aangenomen van “dweilen met de kraan open”, brandjes blussen zonder de onderliggende oorzaken aan te pakken. Het is echter ook belangrijk om onderontwikkeling tegen te gaan als vorm van preventie. Veel van de immigratieproblemen die we hebben zijn niet politiek maar economisch van aard, vooral in het Middellandse Zeegebied, en daarom moeten we hulp bieden zodat dit probleem niet erger wordt.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verzoek van Italië gestemd om hulp uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie om de Abruzzo-regio te herbouwen, die grondig verwoest is door de aardbeving in april 2009. Dit op basis van humanitaire overwegingen voor een land in moeilijkheden. Met in het achterhoofd de reden waarom dit instrument op Europees niveau bestaat, namelijk het bestrijden van natuurrampen en het tonen van solidariteit met de door rampen getroffen gebieden, wil ik de aandacht vestigen op de noodzaak voor snellere procedures om de gevraagde fondsen voor de getroffen landen beschikbaar te maken.
Louis Bontes, Barry Madlener en Laurence J.A.J. Stassen (NI), schriftelijk. − De Partij voor de Vrijheid (PVV) is voor noodhulp. Het is echter aan de individuele lidstaten om noodhulp te verlenen en niet aan de Europese Unie.
David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) In april 2009 werd Italië getroffen door een aardbeving die grote schade veroorzaakte. Om deze reden stelde de Commissie de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten behoeve van Italië voor. De gebeurtenissen in Italië waren inderdaad tragisch. Ik ben het ermee eens dat de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds terecht is en heb voorgestemd.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór het verslag-Böge over het mobiliseren van het Solidariteitsfonds ten gunste van Italië gestemd, omdat ik geloof dat de Europese Unie zo snel mogelijk moet reageren op het hulpverzoek dat dit land heeft doen uitgaan. Op die wijze kunnen we de dramatische gevolgen van de aardbeving die in april 2009 de Abruzzen trof althans enigszins verzachten. Bij deze natuurramp hebben driehonderd mensen het leven verloren, terwijl bovendien aanzienlijke materiële schade is aangericht.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals ik al eerder heb opgemerkt, geloof ik dat de solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie – inzonderheid Europese steun aan de slachtoffers van rampen – duidelijk aantoont dat de Europese Unie tegenwoordig meer is dan alleen maar een vrijhandelsruimte. Door instrumenten voor bijzondere steun (zoals het Solidariteitsfonds) te creëren, laat de Gemeenschap zien dat ze in staat is bij tegenslagen – in situaties waar behoefte is aan extra menselijke en materiële hulpmiddelen – haar eenheid te bewaren. Ik ben daar heel blij om en ben er dus ook voorstander van dit Fonds opnieuw aan te spreken, dit keer om steun te bieden aan de slachtoffers van de aardbeving die zich in 2009 in de Abruzzen (Italië) heeft voorgedaan.
Ik teken daar echter opnieuw bij aan dat het Solidariteitsfonds niet al te vaak moet worden ingezet – wat inhoudt dat Europa niet door veel ernstige rampen zou worden getroffen – en voeg daaraan toe dat de structuur van dit Fonds steeds moet worden aangepast en dat we de beschikbaarheid ervan regelmatig moeten controleren, om in voorkomende gevallen snel en zonder bureaucratische omhaal te kunnen reageren.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze tekst spreekt zich uit voor het mobiliseren van het Solidariteitsfonds ten gunste van Italië, dat in april van het afgelopen jaar getroffen is door een aardbeving die driehonderd mensen het leven heeft gekost en aanzienlijke materiële schade heeft veroorzaakt. Men schat de omvang van de door deze beving veroorzaakte directe schade op 10 miljard euro, waardoor ze volgens de criteria voor het inzetten van dit Fonds als “ernstige natuurramp” kan worden beschouwd. Deze ramp valt dus binnen het primaire toepassingsbereik van de rechtsgrond.
De Commissie stelt daarom voor een bedrag van 493 771 159 euro uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie beschikbaar te stellen. We mogen intussen niet vergeten dat de Raad nog steeds een oordeel moet uitspreken over een voorstel tot herziening van de verordening die aan de instelling van dit Fonds ten grondslag ligt. Dat herzieningsvoorstel is afkomstig van de Commissie en het Parlement heeft zich er in mei 2006 over uitgesproken, waarbij wij ons kritisch opgesteld hebben.
Wij geloven namelijk dat dit Fonds ook voor regionale rampen moet kunnen worden ingezet. Van belang is verder dat typisch mediterrane natuurrampen als zodanig kunnen worden aangemerkt, hetgeen betekent dat dit Fonds in termen van termijnen en mogelijke acties moet kunnen worden aangepast aan zulke specifiek mediterrane rampen, zoals droogtes en bosbranden.
Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vandaag voor het verslag-Böge gestemd betreffende het mobiliseren van het Solidariteitsfonds voor Italië. Ik verwelkom het feit dat dit verslag is geagendeerd ondanks de moeilijkheden. Het bestuurslichaam van het Parlement moet in de toekomst anticiperen op situaties zoals die van vandaag. Technische oorzaken kunnen niet worden gebruikt om stemming uit te stellen over verslagen die ernstige consequenties hebben voor Europese burgers. De Europese Commissie moet de procedure voor het mobiliseren van het Solidariteitsfonds herzien, zodat de uitbetaling van gelden versneld kan worden. Er moet een systeem van voorschotten worden opgezet, op basis van een onmiddellijke initiële beoordeling van de geleden schade. De uiteindelijke betaling moet vervolgens worden gedaan op basis van de eindberekening van de directe verliezen en van bewijs betreffende de preventieve maatregelen die na de ramp zijn genomen.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor amendement 7 gestemd. Ik ben blij dat de diensten de stemming zo snel hebben georganiseerd en ik hoop dat de middelen die in Italië nodig zijn voor een vlotte en effectieve hulp zo snel mogelijk beschikbaar komen.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer het Parlement dat het, op mijn verzoek van gisteren, een stokje heeft gestoken voor de stemming over de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds voor de aardbeving in de Abruzzen van afgelopen april, die grote menselijke en materiële verliezen tot gevolg heeft gehad. Er was echt geen enkele reden voor het uitstellen –ook al was het met slechts twee weken –van een stemming die zo'n grote impact heeft op het leven van in moeilijkheden verkerende Europese burgers.
De Europese Commissie had het onderzoek bijzonder snel afgerond en Italië het hele gevraagde bedrag –493 771 159 euro –toegewezen, dat wel eens het tot nu toe hoogste bedrag uit hoofde van dit fonds zou kunnen zijn. Met deze stemming getuigt het Parlement dan ook ten volle van zijn solidariteit en verbondenheid met de getroffen bevolking. Normaal gesproken duurt het gemiddeld zo'n achttien maanden voordat dit fonds is gemobiliseerd. Nu is de raadplegingsfase in het Parlement bijzonder snel bereikt gezien het feit dat de aardbeving slechts vijf maanden geleden heeft plaatsgevonden. Ik hoop dan ook van harte dat de Commissie en de Raad de rest van de procedure zo snel mogelijk afwikkelen en ervoor zorgen dat Italië nog dit jaar kan beschikken over de middelen.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) De gevolgen van de aardbeving in de Abruzzen waren verschrikkelijk en tragisch, en de fondsgelden die we vandaag hebben goedgekeurd, kunnen natuurlijk niet het verschrikkelijke verlies aan levens of de materiële vernietiging van gemeenschappen door deze natuurramp compenseren. Maar de financiering door het Solidariteitsfonds van de EU is van wezenlijk belang voor de regio en diens langdurig herstel, en het bestaan en de effectieve werking van dit fonds geven blijk van de solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie. Programma’s en instrumenten voor het uitvoeren van concrete maatregelen maken ons als unie sterker en beter in staat tot crisisbeheersing, zowel bij economische neergang als bij natuurrampen. We moeten steun blijven geven aan deze concrete maatregelen die hulp bieden aan lidstaten in tijden van werkelijke nood. Beleid stelt ons in staat gebeurtenissen te beïnvloeden en te beheersen, maar voor die gebeurtenissen – zoals natuurrampen – die buiten het bereik van de politiek vallen, kunnen we deze belangrijke mechanismen ontwikkelen die ons helpen crises te beheersen.
Rafał Kazimierz Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) In het licht van een tragedie waarbij mensen niet alleen hun familieleden en vrienden, maar in veel gevallen ook al hun bezittingen hebben verloren en waarbij een mooie historische stad volledig is verwoest, beschouw ik het steunen van een dergelijk voorstel als een blijk van puur fatsoen. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie is een voorbeeld van een efficiënt, gemeenschappelijk optreden van de Unie in situaties waarin een van haar lidstaten door een dergelijke tragedie wordt getroffen. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie stelt ons in staat om snelle noodhulp te verlenen en is zonder twijfel een positief signaal voor de Europese burgers.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben blij met de positieve uitslag waardoor fondsgelden worden vrijgemaakt voor slachtoffers van de aardbeving in de Abruzzen. Onze reactie op natuurrampen, zoals de verwoesting die we in Italië zagen, moet verder gaan dan het domein van de politiek. Hulp aan slachtoffers van deze ramp bij het weer oppakken van hun leven en toekomst, bij de wederbouw van hun huis, dat is beslist iets waar ieder Parlementslid met een greintje menselijkheid mee zal instemmen.
Met het Solidariteitsfonds van de EU zijn we in staat als gemeenschap noden en lijden te verlichten. Vanaf de instelling is het fonds gebruikt om mensen te helpen in meer dan de helft van de EU-lidstaten en bij meer dan twintig rampen, van overstromingen tot bosbranden, droogte en vulkaanuitbarstingen. Ik wijs er ook op dat de burgers van Wales behoorden tot degenen die na de verschrikkelijke overstromingen in 2007 van fondsgelden profijt hebben gehad.
Maar de inkomsten van het fonds moeten worden bekeken en er zijn sterke argumenten om het fonds te laten beschikken over eigen bronnen, zodat andere projecten niet worden getroffen door beschikbaarstelling van middelen uit het fonds.
Ik hoop dat dit geld (op de een of andere manier) kan bijdragen aan het herstel, niet alleen van gebouwen, maar ook van gemeenschappen die werden verwoest.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het verbeteren van de justitiële samenwerking bij strafrechtelijke procedures tussen autoriteiten met parallelle bevoegdheden is een maatregel van uitzonderlijk belang. Als de acties die tot een misdrijf hebben geleid vallen onder de jurisdictie van twee of meer lidstaten moeten de strafrechtelijke procedures worden gevoerd onder de meest geschikte jurisdictie, waarbij het essentieel is om een gemeenschappelijk, uniform kader te creëren voor het kiezen van deze jurisdictie op objectieve en transparante wijze. Onsuccesvolle toepassing van het 'ne bis in idem-principe', dat wordt besproken in het verdrag tot uitvoering van het Schengen-akkoord, is een inbreuk op grondrechten en in tegenspraak met de doelstelling van de EU om een gemeenschappelijke ruimte te creëren van vrijheid, veiligheid en recht. Het verslag waar ik voor heb gestemd ondersteunt de garantie dat dit principe door het gehele Europese rechtsgebied wordt gerespecteerd en niet slechts als onderdeel van nationale procedures. Daarom verwelkom ik de aanname van dit verslag in de vergadering van gisteren.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat aangelegenheden betreffende jurisdictiegeschillen zo doeltreffend mogelijk moeten worden opgelost door te streven naar consensus. Het is positief dat het ne bis in idem-beginsel in de nationale gerechten van de lidstaten wordt gewaarborgd. Het is spijtig dat het verslag geen methoden neerlegt voor de oplossing van bevoegdheidsgeschillen die bepalen onder welke staat de jurisdictie valt. De rol van Eurojust is eveneens niet duidelijk afgebakend. Dit verslag biedt echter een stimulans om te streven naar meer belangrijke beslissingen op het gebied van burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.
David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) Bij een toenemende mondialisering en een situatie waarin 27 lidstaten deel uitmaken van de EU is de kans groot dat er een of ander jurisdictiegeschil ontstaat dat problemen kan veroorzaken, vandaar dat ik voor heb gestemd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik geloof dat het verbeteren van de doeltreffendheid van de strafrechtspleging een zaak van cruciaal belang is. Even belangrijk is dat die rechtspleging op een correcte wijze geschiedt. Dit kaderbesluit zal een bijdrage leveren bij het voorkomen en oplossen van jurisdictiegeschillen in strafzaken. Het zal ervoor zorgen dat de jurisdictie waarbinnen een zaak voor de rechter wordt gebracht de daarvoor meest geëigende is. Het zal bovendien leiden tot meer transparantie en objectiviteit bij de keuze van de jurisdictie als naar aanleiding van de feitelijke aspecten van een zaak meer dan één lidstaat bevoegd is.
Ik hoop dat we op deze manier onnodige en parallelle strafrechtelijke procedures zullen vermijden, maar dan wel zonder extra bureaucratie te creëren voor die gevallen waarvoor eenvoudige andere opties bestaan. Ik denk dan aan de flexibelere instrumenten en overeenkomsten die de lidstaten al hebben gecreëerd; zulke instrumenten moeten voorrang krijgen. Het feit dat mensen in bepaalde situaties met betrekking tot dezelfde feiten in verschillende lidstaten in parallelle strafprocessen kunnen worden berecht kan leiden tot schendingen van het ne bis in idem-beginsel, een beginsel dat in de gehele Europese juridische ruimte op een doeltreffende wijze moet worden gegarandeerd. Ik ben verder voorstander van een sterkere betrokkenheid van Eurojust, en wel vanaf de eerste fase van de strafprocedure.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, kozen ervoor om ons van stemming te onthouden omdat wij van mening zijn dat het de lidstaten zelf zijn die moeten bepalen welke autoriteiten voor de overlegprocedure bevoegd moeten worden geacht. We vinden ook dat de betrokkenheid van Eurojust in verhouding tot de lidstaten aanvullend en secundair moet zijn, en dat het mandaat van Eurojust door dit besluit op geen enkele wijze mag worden uitgebreid.
Veel elementen van het verslag van het Parlement verbeteren het ontwerpkaderbesluit evenwel. Het is niet alleen voor de nationale autoriteiten, maar met name ook voor de verdachten of beklaagden belangrijk dat duidelijke termijnen, waarborgen tijdens de procedure en andere beschermingsmechanismen zijn vastgelegd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Om de strafrechtspleging op een doeltreffende wijze te realiseren is het van fundamenteel belang dat de lidstaten van de Europese Unie gecoördineerde actie ondernemen om jurisdictiegeschillen in strafzaken te voorkomen en op te lossen. Het is dus wenselijk dat strafprocedures met vertakkingen naar verschillende jurisdicties in één lidstaat worden gevoerd, dat daarbij objectieve criteria gelden, en dat de transparantie verzekerd is, om zo te verhinderen dat tijd en hulpmiddelen verspild worden (procedures kosten immers veel geld). Verder is het van groot belang dat de procesvoering doeltreffender en consistenter verloopt.
Het is dus zaak dat de bevoegde nationale autoriteiten zo snel mogelijk direct met elkaar in contact kunnen komen om vast te stellen welke jurisdictie bevoegd is en het proces naar deze jurisdictie over te brengen. Het is intussen ook heel belangrijk dat we ons rekenschap geven van de rechten van beklaagden, aangezien één van de gronddoelstellingen van de Europese Unie erin bestaat dat ze de burgers een ruimte voor vrijheid, veiligheid en gerechtigheid zonder interne grenzen biedt.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij hebben tegen gestemd, omdat dit verslag erop gericht is de rol van Eurojust te versterken. Het voorstel van de Raad voor een kaderbesluit was juridisch gezien beter, in die zin dat het een betere garantie biedt dat de genomen beslissingen rechtvaardig zijn. Dat was vooral zo omdat het Raadsvoorstel het ne bis in idem-beginsel (het beginsel dat iemand niet tweemaal in een proces voor hetzelfde delict kan worden berecht) op een overtuigender wijze garandeert. De rapporteur erkent dat, maar intussen versterken de geïntroduceerde amendementen de rol van Eurojust op gebieden die tot de exclusieve bevoegdheid van de staten behoren. Op die wijze – én ook omdat ervoor gepleit wordt om Eurojust in de procedures te laten interveniëren – worden de instanties van de lidstaten onder voogdij van Eurojust geplaatst, en wordt de lidstaten de mogelijkheid ontnomen om zelf tot een akkoord te geraken met betrekking tot de vraag wie in voorkomende gevallen jurisdictie heeft.
Voor ons is het onaanvaardbaar dat men dit alles rechtvaardigt met een verwijzing naar "verlies van tijd en verspilling van middelen". De overdracht van bevoegdheden van de staten naar de EU op het gebied van justitie – of eender welk ander gebied – leidt tot afkalving van de soevereiniteit van die staten. Het is intussen wel duidelijk geworden dat daarmee de belangen van de burgers of de bescherming van hun rechten, vrijheden en garanties niet gediend zijn. En dit is volgens ons wederom een voorbeeld van een dergelijke overdracht.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het beginsel ne bis in idem – dezelfde persoon mag niet tweemaal voor dezelfde feiten worden berecht – is een fundamenteel rechtsbeginsel in een democratie. Ik ben zelf, in Frankrijk, slachtoffer van schending van dit beginsel, waar ik in opdracht van de regering nog steeds word vervolgd voor een zaak waarvan ik door het Hof van Cassatie reeds volledig ben vrijgesproken.
Ik dank dit met name aan mevrouw Wallis, rapporteur inzake mijn immuniteit, die haar gezag heeft misbruikt en alle mogelijke trucs heeft toegestaan om te voorkomen dat ik recht kon doen gelden op de bescherming die mij toekomt indien de regels van het recht, de moraal en de jurisprudentie van dit Parlement waren gevolgd.
Het verslag van mevrouw Weber heeft echter niet tot doel dergelijke ne bis in idem-zaken te voorkomen. Daarvoor bestaat een Europees verdrag uit het jaar 2000 dat naar het schijnt naar tevredenheid van de beroepsbeoefenaren en volgens de regels van de rechtsstaat functioneert.
Nee, het verslag Weber heeft vooral tot doel om Eurojust, waarvan velen graag zouden zien dat het zich ontwikkelt tot een soort Europees openbaar ministerie, controlerende en beslissingsbevoegdheden te geven over nationale jurisdicties. Daarom hebben wij tegen gestemd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd voor het verslag-Weber over het voorkomen en oplossen van jurisdictiegeschillen in strafzaken. Ernstige criminele activiteiten vertonen steeds meer een grensoverschrijdend karakter en de EU dient een belangrijke rol te spelen in de bestrijding van dergelijke activiteiten. Duidelijkere procedures voor de uitwisseling van informatie in strafzaken zullen de samenwerking tussen de lidstaten bevorderen en de slagkracht van afzonderlijke landen bij misdaadbestrijding verbeteren. De grondrechten moeten altijd in het oog worden gehouden en naar mijn mening is het verslag-Weber een verbetering van het voorgestelde kaderbesluit.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Ik heb besloten mij te onthouden bij de eindstemming. Hoewel er bij de stemming en bloc enkele goede amendementen zijn over mensenrechten (bijvoorbeeld de amendementen 6 en 15), zijn er ook amendementen die bevoegdheden van de lidstaten verschuiven naar Eurojust (bijvoorbeeld de amendementen 3, 9, 16, 17 en 18). Ik vind dat deze bevoegdheden bij de lidstaten moeten blijven.
Voorstel van de Conferentie van voorzitters: Benoemingen in de Bijzondere Commissie economische crisis
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis kan wel eens een cruciale rol blijken te spelen bij het voorbereiden van de EU op de toekomst. Voor een goed verloop van de werkzaamheden moeten de leden van deze commissie over een gedegen ervaring beschikken – alleen dan zullen de voorstellen die deze bijzondere commissie gaat doen zinvol zijn. Ik zie dat op de lijst commissieleden ook een aantal leden van dit Parlement is opgenomen, en dat dit afgevaardigden zijn met een goede reputatie en ruime ervaring op de gebieden die met de huidige crisis een raakvlak hebben. Zij zullen dus een bijdrage kunnen leveren aan de discussie en maatregelen kunnen voorstellen om de gebreken van het financiële systeem die tot de huidige toestand hebben geleid te corrigeren. Ze kunnen zo een rol spelen bij de voorbereiding – en, uiteindelijk: goedkeuring – van beter onderbouwde wetgeving voor de toekomst.
Ik geloof verder dat deze commissie ook na de voorgestelde twaalf maanden moet kunnen blijven functioneren en dat de samenstelling ervan moet kunnen worden gewijzigd. Op die wijze kan deze commissie de maatregelen die in de context van deze crisis worden genomen volgen en beoordelen.
- Gezamenlijke ontwerpresolutie: G20-top van Pittsburgh (24-25 september) (RC-B7-0082/2009)
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben heel tevreden met de conclusies van de G20-top in Pittsburgh. Ik ben ervan overtuigd dat ze een stap in de juiste richting vertegenwoordigen. De onmiddellijke prioriteiten dienen de volgende te zijn: het verzekeren van een degelijke en duurzame groei van de reële economie; garanderen dat de kapitaal- en kredietmarkten goed functioneren; de ondersteuning en bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming van mensen tegen de negatieve gevolgen van de crisis, met bijzondere aandacht voor de armste en meest kwetsbare groepen.
De snelle stijging van de overheidsschulden en de begrotingstekorten zijn zorgwekkend. We moeten er op blijven wijzen dat de openbare financiën op de lange termijn duurzaam moeten zijn gestructureerd, om volgende generaties niet te zwaar te belasten. Ik vind het intussen wel jammer dat verzuimd is een analyse uit te voeren van de belangrijkste gebreken van de regelgeving en het toezicht – de gebreken dus, die deze financiële crisis hebben veroorzaakt. Het is van prioritair belang dat we uitvinden wat er precies gebeurd is, om te verhinderen dat fouten uit het verleden worden herhaald.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) De wereld wordt geconfronteerd met een tegenstelling waarvoor moeilijk een goede oplossing te vinden zal zijn. Enerzijds vereisen de economische crisis en haar sociale consequenties dringende maatregelen om te zorgen voor een werkgelegenheidscheppende groei. Dat is wat er in Pittsburgh tijdens de G20 op de agenda stond. Anderzijds, en dat zal de inzet zijn van de Conferentie in Kopenhagen, heeft de strijd tegen de klimaatverandering door verlaging van het energieverbruik de hoogste prioriteit. We moeten, met andere woorden, de machine weer op gang brengen maar dan wel zodanig dat deze machine minder vervuilend is. Bovendien kunnen we deze kwesties niet na elkaar aanpakken. Beide zijn urgent. Het is dringend noodzakelijk dat we de economische activiteiten weer nieuw leven inblazen, en het is net zo dringend noodzakelijk om de consequenties van deze activiteiten te beperken. De Europese Unie zal, gisteren bij de G20 en morgen bij de klimaatconferentie, de smalle weg moeten bewandelen tussen beide, even ernstige, bedreigingen. De Europese instellingen moeten in het kader van het Verdrag van Lissabon, dat door de 27 landen van de Unie is aangenomen, zo spoedig mogelijk worden opgericht. Door te proberen dat moment zo veel mogelijk te vertragen, neemt de Tsjechische president, de heer Klaus, een zware verantwoordelijkheid ten aanzien van de vijfhonderd miljoen burgers van de Unie.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) De Europese Unie heeft strenger toezicht nodig op de financiële markt, met één instelling die verantwoordelijk is (G20). Het is belangrijk om voor langdurige fiscale stabiliteit te zorgen zodat toekomstige generaties geen al te zware last hoeven te dragen, en om meer banen te scheppen en mensen te beschermen tegen de gevolgen van de crisis. Het is vooral van belang om prioriteit te geven aan het scheppen van banen zodat een omvangrijke en stabiele reële economie kan ontstaan, waardoor kapitaalmarkten en kredietactiviteiten goed worden beschermd, de werkgelegenheid wordt behouden en gestimuleerd, en mensen worden beschermd tegen de negatieve effecten van de crisis, waarbij met name rekening dient te worden gehouden met de allerarmsten en de zwaarst getroffenen. Vandaag moeten we de sociale dialoog op alle niveaus versterken door salarisverlagingen proberen te voorkomen en ervoor te zorgen dat de salarissen evenredig stijgen met de groei van de productiviteit. Het scheppen van nieuwe banen moet als het allerbelangrijkste doel worden gezien.
Pascal Canfin (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De Verts/ALE-Fractie stemde voor de resolutie over de G20 om verschillende redenen, waaronder deze: – door te verwijzen naar de noodzaak nieuwe indicatoren te ontwikkelen die verder gaan dan het bbp geeft het Europees Parlement een duidelijk signaal dat ‘economisch herstel’ niet moet worden gebaseerd op een ‘business as usual’-benadering, hetgeen in het verlengde ligt van ons verzoek om een ‘Groene New Deal’ te ontwikkelen; – de resolutie wijst met klem op de noodzakelijke aanpak van mondiale onevenwichtigheden, in het bijzonder de onevenwichtigheden in de wisselkoers en de onzekerheid bij de grondstoffenprijzen binnen een multilateraal kader; – de resolutie zendt een goed signaal uit om een belasting in te stellen op financiële transacties, hetgeen tot nu toe niet het geval was; – met betrekking tot de financiële crisis legt het Europees Parlement een krachtige verklaring af over internationale coördinatie teneinde toezichtsarbitrage te voorkomen. De resolutie onderstreept ook dat de geleidelijke verbetering van bedrijfseconomische voorschriften binnen de context van de G20 bestaat uit een aanpak van ‘minimale harmonisatie’, hetgeen niet mag verhinderen dat de EU striktere normen hanteert; – wat betreft het toezicht op de financiële sectoren heeft het Europees Parlement een belangrijke stap gezet naar een verbeterde en centralere aanpak van het toezicht op de financiële markt, met als uiteindelijk doel de instelling van een afzonderlijke autoriteit financieel toezicht.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De G-20 hebben zich ertoe verplicht in Kopenhagen bij de COP15 tot een akkoord te geraken en het is van fundamenteel belang dat de EU haar leidersrol bij de onderhandelingen voortzet om zo tot een ambitieus en rechtvaardig pact te komen. Het akkoord dat we in Kopenhagen bereiken zou kunnen leiden tot economische groei, het bevorderen van schone technologieën en het creëren van nieuwe en duurzame banen, zowel in de geïndustrialiseerde landen als in de zich ontwikkelende landen.
Om in Kopenhagen tot een solide akkoord te geraken is het van fundamenteel belang dat we een consensus bereiken over de financiële en technische steun voor energie-efficiëntie en schone en hernieuwbare energie in de zich ontwikkelende landen. We moeten daarom een concreet model ontwikkelen teneinde de kans om in Kopenhagen tot een akkoord te geraken te vergroten. Dit internationale akkoord moet garanderen dat we allemaal de uitstoot van broeikasgassen terugdringen, overeenkomstig de aanbevelingen van het vierde klimaatrapport van het IPCC (25 tot 40 procent, vergeleken bij 1990), en dat we de uitstoot in de EU en de overige geïndustrialiseerde landen op de lange termijn verder blijven terugdringen (80 procent in 2050, vergeleken bij 1990).
David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) De G20-top die op 24 en 25 september in Pittsburgh werd gehouden, was succesvol op verschillende gebieden zoals de bespreking van de noodzaak om de grondoorzaken van de financiële crisis aan te pakken, maar ook om te zorgen dat zulke gebeurtenissen in de toekomst zich niet herhalen: ik ben het hiermee eens en daarom heb ik voor de resolutie gestemd.
Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. – (SV) We hebben vandaag voor de resolutie over de G20 gestemd. We hebben er echter voor gekozen om tegen de invoering van een heffing op financiële transacties te stemmen omdat dit de kapitalisatie van arme landen belemmert en een hinderpaal is voor de ontwikkeling en groei die landen en mensen de voorbije dertig jaar uit de armoede hebben geholpen. Wij zijn tevens gekant tegen de oprichting van een fonds van anticyclische werkgelegenheid op internationaal niveau omdat dit verouderde en achterhaalde structuren in stand dreigt te houden en zodoende de groei en ontwikkeling van nieuwe banen dreigt te belemmeren. Het zou de invoering vereisen van een internationaal belastings- en verdelingsstelsel zonder democratische controle maar met duidelijke risico’s op diverse vormen van corruptie. Het is belangrijk dat mensen die door de crisis worden getroffen, steun en hulp kunnen krijgen, maar dit wordt best op nationaal niveau aangepakt, niet via een bureaucratisch internationaal systeem.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De delegatie van de gekozen vertegenwoordigers van de Mouvement Démocrate (Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa – Frankrijk) is verheugd over het aannemen van de resolutie over de conclusies van de G20. Middels deze stemming bevestigt het Europees Parlement opnieuw dat de EU binnen de eigen gelederen moet zorgen voor een systeem voor financieel toezicht en één financiële autoriteit; dat het noodzakelijk is ons te richten op fiscale stabiliteit op de lange termijn om de toekomstige generaties niet te schaden; dat de directe prioriteiten moeten liggen bij het creëren van werkgelegenheid en het beschermen van de burgers tegen de impact van de crisis. Wij hebben voor de amendementen 5, 8, 11, 12 en 13 gestemd en wij betreuren het dat het Europees Parlement niet verder is gegaan op het gebied van administratieve transparantie, de strijd tegen belastingparadijzen, en het aangaan van verplichtingen ten gunste van het milieu ("New Green Deal"). Ook willen wij nogmaals wijzen op onze toezeggingen ten aanzien van een belasting op financiële transacties op basis van het model van de Tobin-belasting. Wij nodigen het Europees Parlement van harte uit een discussie te starten over de opzet van een dergelijke belastingmaatregel.
Frank Engel (PPE), schriftelijk. – (FR) Hoewel wij het op hoofdlijnen eens zijn met de resolutie van het Europees Parlement over de G20-top in Pittsburgh – en we deze om die reden ook hebben gesteund – wil de Luxemburgse delegatie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) enkele kanttekeningen plaatsen bij elementen van deze resolutie die haar niet tot tevredenheid stemmen.
Ten eerste wordt in de conclusies van Pittsburgh de noodzaak genoemd om begunstigden van reddingsmaatregelen te laten bijdragen in de kosten van deze maatregelen. Dit is echter niet hetzelfde als het instellen van een belasting op financiële maatregelen, zoals de resolutie van het Parlement suggereert. Ten tweede zijn wij voorstander van een systeem voor financieel toezicht waarin, in de toekomst, de nationale toezichthoudende autoriteiten worden verenigd met de drie Europese organen, waarvan de opzet onderdeel zal uitmaken van de Europese wetgevende procedure.
Tot slot achten wij het van belang het wijdverbreide gebruik van de term 'tax havens', dat is overgenomen van de G20, te vermijden. Jurisdicties die allesbehalve belastingparadijzen zijn, zijn willekeurig op een 'grijze' lijst geplaatst, terwijl de echte belastingparadijzen nog steeds kunnen ontkomen aan elke vorm van druk die door de G20 of de OESO wordt uitgeoefend. Het als belastingparadijs benoemen van landen met een gematigd belastingklimaat draagt niet bij aan het beëindigen van de crisis waarvan de oorsprong elders ligt.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór de resolutie van het Europees Parlement over de op 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh gehouden top van de G20. Ik geloof namelijk dat de economische problemen die we nu ondervinden moeten worden gezien als een gelegenheid om de doelstellingen van de Lissabon-strategie te verwezenlijken en onze beloften om iets te ondernemen tegen werkloosheid en klimaatverandering te bevestigen. We moeten een Europese strategie ontwerpen voor een economisch herstel dat ook op de lange termijn duurzaam is. Ik vind het wel jammer dat het voorstel om financiële transacties met een soort Tobin-belasting te belasten niet is goedgekeurd. Dat zou ons in staat hebben gesteld ongebreidelde speculatie tegen te gaan en op de lange termijn financiële stabiliteit en investeringen te garanderen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De beslissingen van de G20 zijn in deze context – een wereldwijde crisis die overal ernstige maatschappelijke gevolgen teweegbrengt – van verstrekkend belang. Als de leden van de G20 gecoördineerde actie ondernemen kunnen we een financieel systeem ontwikkelen dat kan bijdragen tot een duurzamere, en in sterkere mate op mededinging gebaseerde economische ontwikkeling. Op die wijze kunnen we een herhaling van de huidige crisis voorkomen.
We kunnen als Europese Unie niet alleen handelen. Dan zouden we regels kunnen uitvaardigen die ons zouden verhinderen met andere landen te concurreren, waardoor de Europese economie in deze geglobaliseerde wereld in een nadelige positie zou komen te verkeren.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben tevreden met de akkoorden die op de top van de G20 in Pittsburgh zijn bereikt. Kapitaal is in steeds sterkere mate een geglobaliseerd goed geworden, en dat betekent dat we bij het ontwikkelen van acties om deze crisis te bestrijden – en nieuwe crises te voorkomen – internationaal heel nauw moeten samenwerken. Ik ben daarom ingenomen met de akkoorden die zijn gericht op economische groei, het stimuleren van werkgelegenheid en de regeling van de markten, en ik hoop dat deze doelstellingen over een groot (groter) gebied worden gerealiseerd. Wat het idee betreft om een belasting over financiële transacties in te voeren teneinde ongebreidelde speculatie te beperken en langetermijninvesteringen te bevorderen – zo'n belasting heeft alleen zin als ze overal ter wereld wordt opgelegd.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De zojuist aangenomen resolutie sluit aan bij de standpunten die een aantal organen van de Europese Unie – waaronder het Europees Parlement – al heeft ingenomen. Men probeert zo de werkelijke oorzaken van de economische en sociale crisis te verdoezelen en het beleid dat tot die crisis heeft geleid voort te zetten en zelfs te intensiveren. Met betrekking tot belastingparadijzen – om maar eens een voorbeeld te noemen – stelt de resolutie slechts dat deze "de financiële regelgeving ondermijnen", om vervolgens genoegen te nemen met de aanbeveling "de fiscale transparantie en informatie-uitwisseling te verbeteren".
Wat werkelijk nodig is – en de resolutie zwijgt daarover – , is een volkomen breuk met het neoliberale beleid dat nu gevoerd wordt, en dat erop gericht is de diensten te liberaliseren en te privatiseren, arbeiders hun rechten te ontnemen en het productieve apparaat te ontmantelen. Dat beleid heeft immers geleid tot een verslechtering van de levensomstandigheden, het toenemen van de schulden, stijging van de werkloosheid, onzekere banen en meer armoede. Het is zaak dat werk en de bijdragen van degenen die werken weer waardering krijgen. We moeten de productieve sector en de openbare diensten beschermen en de economie ondergeschikt maken aan de politiek. Corruptie en economische delicten moeten worden gestraft en er moet een einde worden gemaakt aan belastingparadijzen.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen alle amendementen op de G20-resolutie gestemd die door de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zijn ingediend, uit protest tegen de tactiek van deze fractie om debatten telkens weer te heropenen met doorgaans demagogische amendementen. De Groenen hebben deelgenomen aan de onderhandelingen over de gezamenlijke resolutie en veel van hun amendementen zijn overgenomen. Toch hebben zij deze gezamenlijke resolutie niet ondertekend, zodat zij in plenaire zitting een scène kunnen maken.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen de resolutie over de G20 gestemd en daar hebben we een goede reden voor: er worden op geen enkel moment vraagtekens gezet bij het mondiale financiële systeem dat ten grondslag ligt aan de crisis. Er wordt zelfs gesteld dat we nog meer mondialisering nodig hebben, en nog meer liberalisering, met de zogenaamde bescherming van multilaterale instellingen en instanties die op den duur een mondiale regering zouden moeten vormen.
Echter, een weigering om het systeem te veranderen, is een garantie voor de mislukking van de weinige zinvolle of noodzakelijke voorgestelde maatregelen. Pogingen om het huidige systeem, met markten die steeds meer loskomen van de werkelijke economie, tot elke prijs te behouden, zullen slechts leiden tot nieuwe crises, en de aangekondigde doelstellingen voor het creëren van werkgelegenheid zullen niet worden gehaald.
De economie is geen doel op zich: zij vormt slechts een middel om politieke doelen te bereiken en vooruitgang te boeken binnen maatschappijen en op het gebied van de menselijke ontwikkeling. Zolang u zich onderwerpt aan de vermeende eisen ervan en zwicht voor de zogenaamd onveranderlijke wetten van de markt, zult u geen enkel probleem tot een oplossing weten te brengen.
Sylvie Goulard (ALDE), schriftelijk. – (FR) Namens de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa wil ik uitleggen waarom wij ons hebben onthouden van stemming over het amendement van de Fractie De Groenen/Europese Vrije Alliantie aangaande een belastingmaatregel van het type Tobin-belasting. Onze fractie heeft besloten een werkgroep voor deze kwestie in te stellen om het doel en de praktische invulling van deze belastingmaatregel te verhelderen. De fracties kunnen vervolgens met volledige kennis van zaken overeenstemming bereiken over een gemeenschappelijke aanpak van deze kwestie; een aanpak die voor iedereen hetzelfde inhoudt en die kan worden verdedigd binnen de daartoe aangewezen internationale instanties.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor de resolutie over de G20-top in Pittsburgh gestemd. De huidige economische crisis is werkelijk mondiaal zowel qua oorzaken als qua gevolgen, en dus is een gecoördineerde actie onmisbaar bij het zoeken naar oplossingen. Nationale regeringen moeten allemaal een rol spelen bij deze oplossingen en gezamenlijke actie op EU-niveau zal ervoor zorgen dat Europa vooraan staat bij het streven naar een wereldwijd herstel. De Schotse regering bevordert een programma gericht op het steunen van banen en gemeenschappen, verbeteren van onderwijs en opleidingen, en het investeren in innovatie en de sectoren van de toekomst. Samen met de andere landen van Europa zijn we in staat om de uitdagingen waarvoor we staan, te overwinnen.
Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. – (EN) Mijn collega’s en ik steunen volledig de toezegging van de G20 om te werken aan een belasting op financiële transacties. Gezien de kosten die belastingbetalers tijdens de crisis hebben opgelopen, is het belangrijk dat we ervoor zorgen dat de financiële sector volledig en naar billijkheid bijdraagt aan een verbetering van de openbare financiën. De Tobin-belasting is een model van een voorgestelde belasting op financiële transacties. We hebben amendement 8 niet gesteund, aangezien we alle opties moeten overwegen in plaats van ons specifiek vast te leggen op een belasting naar het model-Tobin. Bovendien stelt het amendement voor dat een unilaterale Europese vorm van zo’n belasting moet worden overwogen. De financiële dienstverleningssector is een mondiale sector en onze inspanningen moeten gericht blijven op het zorgen voor een transactiebelasting die effectief is en uitvoerbaar op wereldschaal.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mij van stemming onthouden bij amendement 8 over belasting op financiële transacties. Ik ben voorstander van een dergelijke belasting, maar ik ben van mening dat deze eerder op wereldschaal dan op Europees niveau nodig is om effectief te zijn.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) De gezamenlijke ontwerpresolutie over de G20-top in Pittsburgh bevat veel positieve elementen. Zo wordt er duidelijk gewezen op de problemen rond de stimuleringsmaatregelen voor de financiële markten die door de meeste staten zijn getroffen. In de komende jaren moet veel belang worden gehecht aan het consolideren van de nationale begrotingen. Ik ben ook verheugd dat men probeert om de oorzaken van de crisis te achterhalen, door te wijzen op de ongebreidelde speculatie en de gebrekkige regelgeving in de financiële markt. Dit gebeurt echter nog te oppervlakkig. Men gaat nog niet over tot echte en noodzakelijke hervormingen. Dit is met het oog op de enorme crisis waarin wij ons nog steeds bevinden en die ons helaas nog talrijke werklozen zal bezorgen, veel te weinig. Ik heb me daarom van stemming onthouden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de ontwerpresolutie over de G20-top in Pittsburgh wordt zonder omhaal gesteld dat de crisis te wijten is aan het nemen van roekeloze en onverantwoordelijke risico's door enkele financiële instellingen en de gebrekkige regelgeving voor de financiële markt. Hiermee werd de deur opengezet voor speculatie op alle fronten. Het is daarom des te belangrijker dat er snel afspraken worden gemaakt over gepaste marktregels. De ideeën die daartoe in het ontwerp naar voren zijn gebracht, zijn ten dele zeer welkom. Helaas houdt men echter ook vast aan de Basel-II-bepalingen, die – zoals we uit de praktijk weten – ertoe hebben geleid dat de kapitaalverstrekking aan kleine en middelgrote bedrijven bijna tot staan is gebracht. Ook het rigoureus afschaffen van het bankgeheim kan ik met het oog op de vele kleine bankklanten niet steunen. Om deze reden heb ik mij bij de eindstemming van stemming onthouden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik wil om te beginnen aangeven dat ik ten zeerste ingenomen ben met het feit dat er bij de ontmoeting van de G20 gesproken is over zulke belangrijke onderwerpen als duurzame economie, werkgelegenheid en de mogelijke gevolgen van klimaatverandering voor de bewoonbaarheid van onze planeet. Dat zijn onderwerpen die de hele wereld aangaan en nu door iedereen worden beschouwd als doorslaggevend voor de groei in Europa.
Ik ben daarom heel blij dat besloten is om de maatregelen voor het bevorderen van het economisch herstel voort te zetten en dat men oprecht wil proberen een strategie te ontwerpen om de Lissabon-agenda te verwezenlijken. Indrukwekkend is vooral dat iedereen het mondiale banenplan ter plaatse invulling wil geven. Wat dit plan betreft: het is van belang dat er op internationaal niveau snel een fonds wordt opgezet voor niet-conjunctuurgevoelige banen, met ambitieuze fiscale maatregelen voor het creëren en behouden van banen. We hebben verder behoefte aan een gedegen sociaal beleid om de meest kwetsbare groepen te steunen.
Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) De financiële crisis ontstond ten dele omdat banken het vertrouwen van hun klanten misbruikten en te grote risico’s namen met het geld van hun klanten. Wij denken dat er een diepgaandere discussie nodig is over de manier waarop met grensoverschrijdende financiële transacties om moet worden gegaan. We denken niet dat de zogenaamde Tobin-belasting speculatie effectief bestrijdt, maar we zijn ingenomen met een discussie over de manier waarop financiële instellingen zoals banken, fondsbeheers- en verzekeringsmaatschappijen kunnen bijdragen tot een gezonde en stabiele financiële markt. De financiële crisis toont aan dat grensoverschrijdende problemen grensoverschrijdende oplossingen vergen. Dit debat zou daarom mondiaal moeten worden gevoerd en niet alleen maar in de EU.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben beslist ten zeerste ingenomen met de akkoorden die op de top van de G20 zijn bereikt. Ze worden door iedereen gezien als een stap in de juiste richting.
Bij deze top is gesproken over zulke belangrijke onderwerpen als de regeling van en het toezicht op de financiële markten en de duurzaamheid van de openbare financiën. Zelf wil ik graag de nadruk leggen op twee zaken: duurzame economische groei en werkgelegenheid.
Ik ben heel tevreden dat de door de G20 vastgelegde prioriteiten gebaseerd zijn op het idee dat een duurzame groei van de reële economie als motor moet dienen voor het scheppen van banen, en dat diezelfde groei ook de bescherming moet garanderen van al die mensen die de negatieve gevolgen van de crisis ondervinden, inzonderheid de armste en meest kwetsbare groepen. Gunstig is volgens mij ook dat de leiders van de G20 zijn overeengekomen de werkgelegenheidcrisis op internationaal niveau aan te pakken, en dat het stimuleren van de werkgelegenheid de kern van hun herstelplannen vormt.
Jammer is wel dat er op deze G20-top geen overeenkomsten tot stand zijn gekomen met betrekking tot de mondiale bestrijding van klimaatverandering.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het was van belang voor het Europees Parlement om na de G20-top in Pittsburgh een helder signaal af te geven aan de belangrijkste wereldleiders. Dat is gebeurd met de vandaag aangenomen resolutie, waarin wordt benadrukt dat, hoewel het ergste deel van de financiële crisis achter ons ligt, de consequenties ervan in termen van begroting en werkgelegenheid zonder gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie, de Verenigde Staten en China nog lang zullen worden gevoeld. Laatstgenoemden hebben al besluiten genomen over de hervorming van het IMF, het toezicht op bonussen van handelaren, kapitaalvereisten en transparantie van complexe financiële producten. Deze G20 is dus niet voor niets geweest!
Toch moeten er nog ten minste drie immense problemen worden aangepakt als we vooruitgang willen boeken in het beheersen van de mondialisering. Ten eerste moeten we de belastingparadijzen daadwerkelijk aanpakken. Er is zo veel geld dat niet in de schatkist van de diverse staten terechtkomt. Ten tweede moeten we voorkomen dat er een monetaire storm opsteekt ten gevolge van het onvoldoende in evenwicht brengen van de wisselkoersen en het nastreven van concurrerende devaluaties. Ten derde moeten we de strijd aanbinden met de volatiliteit van de prijzen van basisproducten, met name voedingsmiddelen, aangezien dit bijdraagt aan de vergroting van de onevenwichtige verdeling en de armoede in de wereld.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, tijdens de recente top van de G-20 in Pittsburgh is de geleidelijke stabilisering van de economische situatie bevestigd. Er dient evenwel nog steeds rekening te worden gehouden met de moeilijkheden waarmee bepaalde economieën kunnen worden geconfronteerd. Deze bijeenkomst was een goede gelegenheid om te benadrukken dat de landen vastbesloten zijn om het huidige systeem van financiële regelgeving te hervormen. De grootste bedreiging, die we in ieder geval het hoofd moeten bieden, is een verdere stijging van de werkloosheid, een vermindering van de vraag en een beperking van de productie. De in Pittsburgh voorgestelde beginselen zouden de grondslag moeten vormen voor een gemeenschappelijke wereldwijde economische groei. De top heeft de noodzaak bevestigd van verdere werkzaamheden met het oog op de totstandkoming van instellingen en instrumenten voor toezicht en controle op tal van domeinen van de mondiale markt.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. – (EN) De delegatie van de Labour Party in het Europees Parlement heeft deze resolutie gesteund en ondersteunde daarmee de vooruitgang die vorige maand in Pittsburgh is geboekt. Zonder toezeggingen om het multilaterale toezicht binnen het IMF te verbeteren en een verdere betrokkenheid van andere economieën dan die van het huidige ledental, kan weinig effectief welslagen worden verwacht. Deze resolutie is prijzenswaardig en met zorgvuldig beraad kan een grotere voortgang worden verwacht bij de oplossing van de financiële crisis.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik wil om te beginnen aangeven dat ik ten zeerste ingenomen ben met het feit dat er bij de ontmoeting van de G20 gesproken is over zulke belangrijke onderwerpen als duurzame economie, werkgelegenheid en de mogelijke gevolgen van klimaatverandering voor de bewoonbaarheid van onze planeet. Dat zijn onderwerpen die de hele wereld aangaan en nu door iedereen worden beschouwd als doorslaggevend voor de groei in Europa.
Ik ben daarom heel blij dat besloten is om de maatregelen voor het bevorderen van het economisch herstel voort te zetten en dat men oprecht wil proberen een strategie te ontwerpen om de Lissabon-agenda te verwezenlijken. Indrukwekkend is vooral dat iedereen het mondiale banenplan ter plaatse invulling wil geven. Wat dit plan betreft: het is van belang dat er op internationaal niveau snel een fonds wordt opgezet voor niet-conjunctuurgevoelige banen, met ambitieuze fiscale maatregelen voor het creëren en behouden van banen. We hebben verder behoefte aan een gedegen sociaal beleid om de meest kwetsbare groepen te steunen.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Griekse Communistische Partij heeft tegen de gezamenlijke resolutie van de conservatieven, sociaaldemocraten en liberalen gestemd, omdat die de strategische ambitie van de monopolies uitstraalt om de pijnlijke gevolgen van de kapitalistische economische crisis af te wentelen op de arbeidersklassen. De politieke spreekbuizen van het kapitalisme vragen de regeringen van de bourgeoisie in hun resolutie om belastinggeld te blijven pompen in de monopolistische mammoetbedrijven en verlangen tegelijkertijd de “consolidatie van gezonde overheidsfinanciën”, waarmee ze nog grotere bezuinigingen bedoelen op de sociale uitgaven, op de gezondheidszorg, op de bijstand, op het onderwijs enzovoorts. Ze verwelkomen de schepping van “waardige banen” die de vaste, voltijdbanen zullen vervangen door slechtbetaald, flexibel en onzeker werk, met zo min mogelijk rechten. De politieke vertegenwoordigers van de plutocratie stellen deze “waardigheid” voor aan de arbeidersklassen. De resolutie verlangt de versterking van internationale imperialistische organisaties (IMF, de Wereldbank, WTO) en baant de weg voor “groene” kapitaalopbrengsten onder het voorwendsel van de klimaatverandering en de volledige liberalisering van de internationale handel, die het sein is voor een nog grotere marktpenetratie door de monopolies op de markten van arme en ontwikkelingslanden en uitbuiting van natuurlijke en menselijke hulpbronnen.
- Ontwerpresolutie: De gevolgen van de mondiale economische en financiële crisis voor de ontwikkelingslanden en de ontwikkelingssamenwerking (B7-0078/2009)
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De zich ontwikkelende landen worden zwaar getroffen door elkaar opvolgende crises, zoals de voedingsmiddelencrisis, de brandstofcrisis en klimaatverandering. En nu hebben ze het zwaar te verduren als gevolg van de financiële crisis en de economische recessie. Het is van fundamenteel belang dat de EU en haar lidstaten hun verantwoordelijkheid als internationale acteurs aanvaarden. Ze moeten hun beloften op het gebied van ontwikkelingssteun nakomen en blijven meewerken aan de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelen.
De EU heeft een bedrag van 8,8 miljard euro vervroegd beschikbaar gemaakt voor ontwikkelingshulp, voor begrotingssteun en voor de financiering van de landbouw. Ze heeft verder voorgesteld 500 miljoen euro opzij te zetten voor sociale uitgaven in de zich ontwikkelende landen. Dat geld moet via FLEX uitgekeerd worden aan de ACS-landen. Het is van belang dat de begrotingssteun vooral wordt gebruikt voor gezondheidszorg, waardig werk, onderwijs, sociale dienstverlening en groene groei. Men heeft de Commissie verzocht om nieuwe financieringsmiddelen te vinden en zo het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) veilig te stellen. Het is daarom zaak dat het EOF een plaats krijgt in de communautaire begroting. Van belang is verder dat er meer samenhang komt in het beleid dat de EU voert op het gebied van internationale handel, begroting, klimaatverandering en ontwikkelingshulp.
De ontwikkelingssteun moet vooral worden gebruikt om …
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170, lid 1, van het Reglement)
David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) Ondanks het feit dat de ontwikkelingslanden zeker niet de oorzaak van de crises waren, is het zeker waar dat zij er het meest en onevenredig door getroffen zijn. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige economische en financiële crisis is begonnen in de VS, maar de gevolgen van deze crisis doen zich overal ter wereld gevoelen. Ze treft ook Europa en – in nog sterkere mate – de zich ontwikkelende landen, door miljoenen mensen af te laten glijden naar extreme armoede en door de toch al zwakke economieën van deze landen nog verder te verzwakken.
Alle instellingen die een actieve rol spelen bij de ontwikkelingssteun – inzonderheid die van Bretton Woods – dienen snel een doeltreffend antwoord te formuleren op deze toestand. Het is van fundamenteel belang dat de Europese Unie en haar lidstaten hun verantwoordelijkheden als de belangrijkste verstrekkers van ontwikkelingssteun aanvaarden en hun internationale beloften aan de zich ontwikkelende landen nakomen. Er moet dringend een extra inspanning worden gedaan om de millenniumontwikkelingsdoelen te verwezenlijken, en de openbare ontwikkelingssteun moet worden uitgebreid – het huidige niveau van de steun volstaat niet om de gevolgen van de crisis in de zich ontwikkelende landen op te vangen.
Verder is het aan de vooravond van de Conferentie van Kopenhagen van belang dat zowel de EU als de overige internationale participanten hun beleid op het gebied van internationale handel, klimaatverandering, humanitaire hulp en ontwikkeling op elkaar afstemmen. Om al deze redenen steun ik deze resolutie.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Wij staan voor een noodsituatie met betrekking tot de ontwikkelings- en humanitaire hulp vanwege de economische crisis. De prijs in mensenlevens hiervan blijft stijgen, met name omdat deze recessie volgt op crises in voedsel- en olieprijzen. Helaas is een van de directe gevolgen van de economische crisis een internationale donorcrisis, tegen de achtergrond van versnelde groei van armoede. Alleen al in 2009 zijn 90 miljoen mensen in extreme armoede terecht gekomen, terwijl het aantal werklozen is gestegen tot 23 miljoen. De vandaag aangenomen voorstellen bieden een sprankje hoop voor hulp aan de meest kwetsbare landen, de ontwikkelingslanden. Deze gaan echter niet ver genoeg, gezien het feit dat de zes miljard dollar uit de verkoop van goudreserves van het IMF, geoormerkt voor hulp aan arme landen, slechts 2 procent van hun daadwerkelijke nood kan lenigen. Ik ben daarom van mening dat de druk op de G20 moet worden vergroot om de grote specifieke verantwoordelijkheid op zich te nemen, om de crisis te bestrijden door het mobiliseren van middelen in de vorm van noodhulp ter verdeling onder de ontwikkelingslanden. Met de noodzaak van stroomlijning van het systeem in gedachten verwelkom ik de kritiek in de resolutie op het mislukken van de topontmoeting in Pittsburgh, waar men er niet in is geslaagd het thema van hervorming van de internationale financiële instellingen op te lossen, gegeven de trage respons van de Bretton Woods-instellingen op de crisis.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De zich ontwikkelende landen zijn zwaar getroffen door de huidige economische en financiële crisis. Men vreest dat de indicatoren voor groei en vooruitgang stagnatie of zelfs een terugval zullen laten zien. De EU en haar lidstaten zijn belangrijke donorlanden en mogen hun ogen niet sluiten voor dit gegeven. We moeten dus overwegen de steun voor deze landen te verhogen, omdat sommige van deze landen anders naar een dusdanig armoedeniveau zullen afglijden dat bestaande sociale en politieke conflicten erdoor verscherpt zullen worden, terwijl regio's die met grote moeite de vrede hebben weten te bewaren en ontwikkeling hebben verwezenlijkt met tekorten te kampen zullen krijgen.
Bij die verhoging moeten we ons laten leiden door soepelheid, inlevingsvermogen, solidariteit en gezond verstand. De donorlanden moeten echter wel een rigoureus toezicht houden op de wijze waarop de steun wordt aangewend. De aan de ontvangerlanden beschikbaar gestelde bedragen moeten op een doeltreffende wijze worden gevolgd, van de overdracht zelf tot het uiteindelijke gebruik. Het maatschappelijk middenveld en de parlementen van deze landen moeten zelf ook het nodige doen om de hier bedoelde transparantie te bewerkstelligen. De EU dient aan te zetten tot nationale debatten over de bestemming van de verleende steun.
Ook nu we in Europa zelf een economische krimp doormaken, mogen we ons niet in onszelf keren en de ogen sluiten voor de nijpende problemen om ons heen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De ontwikkelingslanden zijn zwaar getroffen door de huidige financiële en economische crisis die door banken en andere speculanten in Amerika is veroorzaakt. Dit heeft enorme gevolgen voor hun toch al zwakke economie en zal nog eens miljoenen werklozen met zich meebrengen. Indien mogelijk zullen de werklozen hun heil in Europa zoeken en daarmee wordt de migratiedruk op Europa nog hoger. Daarom moeten wij Europeanen deze landen bij de opbouw van hun economie ondersteunen. De ontwikkelingshulp in haar huidige vorm is daarvoor niet geschikt, aangezien veel gelden in duistere kanalen verdwijnen of via een omweg weer op Europese bankrekeningen van corrupte despoten terechtkomen. Om deze redenen heb ik mij ondanks talrijke positieve ideeën bij de eindstemming over de ontwerpresolutie van de Commissie ontwikkelingssamenwerking van stemming onthouden.
Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) De financiële crisis ontstond ten dele omdat banken het vertrouwen van hun klanten misbruikten en te grote risico’s namen met het geld van hun klanten. Wij denken dat er een diepgaandere discussie nodig is over de manier waarop met grensoverschrijdende financiële transacties om moet worden gegaan. We denken niet dat de zogenaamde Tobin-belasting speculatie effectief bestrijdt, maar we zijn ingenomen met een discussie over de manier waarop financiële instellingen zoals banken, fondsbeheers- en verzekeringsmaatschappijen kunnen bijdragen tot een gezonde en stabiele financiële markt. De financiële crisis toont aan dat grensoverschrijdende problemen grensoverschrijdende oplossingen vergen. Dit debat zou daarom mondiaal moeten worden gevoerd en niet alleen maar in de EU.
Sirpa Pietikäinen (PPE), schriftelijk. – FI) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, zoals in de ontwerpresolutie van de Commissie ontwikkelingssamenwerking op verdienstelijke wijze naar voren wordt gebracht, treft de huidige mondiale financiële en economische crisis de armste landen het hardst. De ontwikkelingsdoelen die in veel ontwikkelingslanden zijn bereikt, lopen gevaar en het bereiken van de Millenniumontwikkelingsdoelen lijkt steeds moeilijker te worden. Ondanks de vele beloften van de ontwikkelde landen, onder andere gedaan op de G20- en G8-toppen, haalt de hoeveelheid hulp die naar ontwikkelingslanden gaat bij lange na niet het niveau van wat was beloofd. In feite was de hoeveelheid hulp van veel EU-landen al voor het uitbreken van de crisis aanzienlijk minder dan wat zij hadden beloofd.
De crisis kan ook een nieuwe mogelijkheid zijn. De grote toename van de middelen van het Internationaal Monetair Fonds en de herziening van het besluitvormingssysteem van die organisatie zijn twee voorbeelden van dergelijke positieve ontwikkelingsmogelijkheden. De hervorming van het IMF en de aanvullende middelen komen tegemoet aan een nijpende behoefte, maar dit alleen is bij lange na niet genoeg om de situatie van de armste landen in de wereld te verbeteren. De ontwikkelde landen moeten zich aan hun woord houden aangaande hun verplichtingen inzake de millenniumdoelen en de verhoging van de ontwikkelingshulp tot de vereiste 0,7 procent van het bbp. De financiering die nodig is voor de strijd tegen en de aanpassing aan de klimaatverandering is een extra verantwoordelijkheid waar de ontwikkelde wereld zich niet aan kan onttrekken. De fundamentele pijler van de nieuwe internationale spelregels moet de gedachte zijn van gelijkere kansen om betrokken te zijn bij het herzien van de regels en het spelen van het spel volgens die regels.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik vind dat ze een groot aantal zeer relevante opmerkingen bevat over de oorzaken en de gevolgen van de moeilijke situatie waarin de ontwikkelingslanden zich op dit ogenblik bevinden. Ik zou vooral willen benadrukken dat de huidige economische crisis niet alleen het gevolg is van de ineenstorting van de financiële markten, maar ook van de eerdere voedsel- en energiecrisis. Naar mijn mening is het essentieel om maatregelen te nemen met het oog op een snel en efficiënter gebruik van de middelen die door de ontwikkelde landen beschikbaar zijn gesteld. Dit is van bijzonder belang wanneer we rekening houden met het feit dat de rijke landen momenteel met interne problemen te kampen hebben, zoals een begrotingstekort of tijdsbeperkingen. Ik onderstreep nogmaals dat het zeer belangrijk is om de procedures te vereenvoudigen, zodat de financiële middelen die van de rijke naar de arme landen gaan niet in een zee van bureaucratie verdwijnen.
Catherine Soullie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het bieden van hulp aan ontwikkelingslanden is een plicht waaraan de Europese Unie zich niet mag onttrekken. De huidige economische en financiële crisis heeft de globalisering een nieuwe dimensie gegeven. Het idee van een belasting op financiële transacties was nuttig: president Sarkozy heeft hier een van zijn speerpunten van gemaakt. Europa heeft, zo lijkt het, een aanzet gegeven en de rest van de wereld is gevolgd. De nieuwe, gezonde werking van de internationale financiën moet zijn gebaseerd op redelijkheid.
Het spijt mij dan ook zeer dat het amendement Strieffler-Ponga is verworpen, aangezien hierin een voorstel werd gedaan voor een belasting op financiële transacties ter aanvulling op de overheidsontwikkelingshulp, waar de minst ontwikkelde landen van zouden kunnen profiteren. Het is waar dat onze economieën en onze financiële systemen hierdoor een hogere belastingdruk hadden gekregen, maar de Europese Unie zou hiermee ook initiatiefnemer zijn geweest van een geweldige, internationale vorm van solidariteit.
We hopen dat de hier aangenomen resolutie de Unie zal aanzetten haar verplichtingen na te komen en ontwikkelingslanden te helpen het tempo van de globalisering bij te houden.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik heb met overtuiging de door de Commissie ontwikkelingssamenwerking ingediende resolutie over de gevolgen van de mondiale financiële en economische crisis voor de ontwikkelingslanden goedgekeurd. Het Parlement roept de EU terecht op een einde te maken aan het misbruik van de belastingsparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalvlucht uit ontwikkelingslanden. Het IMF heeft terecht de financiële middelen om de financiële en economische crisis te bestrijden, verhoogd. Maar het is regelrecht zorgwekkend dat tot op heden 82 procent van die middelen terechtkwam in Europa en slechts 1,6 procent in Afrika. Het komt er nu op aan de hoogste prioriteit te geven aan armoedebestrijding. Essentieel is ook dat de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) zo worden ingezet dat de betrokken landen handelsvoordelen krijgen en dat deze landen tevens in staat zijn bepaalde kwetsbare producten en sectoren, zoals investeringen en diensten, buiten de onderhandelingen te houden. Ik betreur dat het amendement waarin de Commissie en de lidstaten wordt gevraagd voorstellen in te dienen voor innovatieve financieringsmechanismen, zoals een belasting op financiële transacties ter aanvulling op overheidsontwikkelingshulp, niet werd aangenomen.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – IT) Ik heb weliswaar voor de ontwerpresolutie gestemd, maar denk dat ik toch het een en ander moet toelichten. De recente financiële crisis heeft geleid tot een wereldwijde economische recessie die door de talrijke gevolgen ervan vooral de ontwikkelingslanden heeft getroffen, waardoor de voedselcrisis nog verder is toegenomen: volgens de gegevens van de FAO lijdt voor het eerst in de geschiedenis meer dan een miljard mensen honger en ten opzichte van 2008 zijn er honderd miljoen ondervoede mensen bijgekomen.
De financiële crisis heeft een verwoestend effect gehad op de ACS-landen, waardoor de milieu-uitdagingen en de volatiliteit van de voedselprijzen nog complexer zijn geworden. Deze landen zijn niet verantwoordelijk voor de crisis, maar ondervinden wel de negatiefste gevolgen ervan doordat zij het kleinste deel van de steun krijgen. Dit is niet langer aanvaardbaar. Daarom acht ik het in de huidige situatie – n het is geen cliché om deze tragisch te noemen – noodzakelijk de kwaliteit van de aan deze landen verleende steun te verbeteren en niet alleen te kijken naar de kwantiteit ervan. Ik vind dat er bij de aanwending van de middelen op een transparantere en efficiëntere manier te werk moet worden gegaan en dat de bereikte resultaten op onpartijdige wijze moeten worden geverifieerd.
De Voorzitter. − Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.