De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0043/2009) van David Martin, namens de Commissie constitutionele zaken, over de aanpassing van het Reglement van het Parlement aan het Verdrag van Lissabon (2009/2062(REG)).
David Martin, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u in de eerste plaats bedanken voor uw inschikkelijkheid en uw aanwezigheid.
Toen ik in 1984 voor het eerst verkiesbaar was voor het Europees Parlement, vertelde ik een van mijn toenmalige collega’s, Ken Collins, een Schots lid van het Parlement, dat ik me afvroeg of ik er niet verkeerd aan deed om me verkiesbaar te stellen, omdat het Parlement een beetje een tandeloze tijger leek te zijn als het op wetgeving aankwam. Ken antwoordde dat dat weliswaar klopte, maar dat wanneer je een jonge moeder naar de tanden van haar baby zou vragen, je te weten zou komen dat je met je tandvlees ook een krachtige indruk kunt achterlaten.
Het Parlement maakte bepaald geen krachtige indruk met zijn tandvlees als het aankwam op het gebruik van zijn recht om te worden geraadpleegd over wetgevingsvoorstellen. Sinds die tijd hebben we de Europese Akte gehad, die van de baby een kind maakte, het Verdrag van Maastricht, dat van een kind een puber maakte, de Verdragen van Nice en Amsterdam, die een jongvolwassene van ons maakte. En dan nu het Verdrag van Lissabon, waardoor we naar mijn mening de rechten van een echt volwassen parlement krijgen, vergelijkbaar met die van elke andere democratische instelling in de Europese Unie.
Het is mij een eer om een verslag over de aanpassing van het Reglement aan het Verdrag van Lissabon te presenteren. Dit verslag is erop gericht om de nieuwe bevoegdheden die we als gevolg van dat Verdrag hebben gekregen te verwerken in het Reglement.
Het is mij een eer, maar ik ben ook enigszins teleurgesteld, omdat dit verslag eigenlijk het verslag-Corbett had moeten heten. Mijn collega Richard Corbett heeft, nog voor de verkiezingen, al het zware werk aan dit verslag verricht. Hij heeft het mij erg gemakkelijk gemaakt wat betreft de Lissabonaspecten van het verslag. Hoewel we een meningsverschil hebben gehad over de aspecten van het verslag die niet met Lissabon te maken hadden, moet ik zeggen dat Richard Corbett met betrekking tot die Lissabonaspecten voortreffelijk werk heeft afgeleverd; ik hoefde alleen maar het stokje over te nemen.
Het verslag bereidt ons voor op de nieuwe bevoegdheden die we krijgen op het gebied van het handelsbeleid, waar we vanaf nu samen met de Raad moeten instemmen met alle handelskwesties, en op onze nieuwe bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij, waar we vanaf nu medebeslissingsrecht hebben. Ook wordt onze rol bij de benoeming van de Europese Commissie verbeterd, komt er een nieuwe relatie tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen en wordt de weg geplaveid voor nieuwe leden van dit Parlement.
De meerderheid van deze punten is, zoals ik al zei, zonder problemen afgehandeld. Ik wil kort aanstippen waar er sprake is geweest van een zekere mate van onenigheid tussen de fracties, hoewel ik daarbij moet opmerken dat de fracties uitstekend met elkaar hebben samengewerkt. Alle rapporteurs voor advies en coördinatoren van de grote fracties zijn bijzonder coöperatief geweest, maar er zijn een paar kwesties waar we niet uit zijn gekomen.
De eerste daarvan had betrekking op de vraag wie de voorzitter van onze delegatie in de Conferentie van de commissies voor communautaire en Europese aangelegenheden van de parlementen van de Europese Unie (COSAC) moet worden. Moet dat de voorzitter van de Commissie constitutionele zaken worden, of een Ondervoorzitter van het Parlement, zoals nu het geval is? Mijn eigen opvatting hierover is dat het een Ondervoorzitter moet zijn; de commissie heeft besloten dat het haar voorzitter moet worden. Uiteindelijk zal de plenaire vergadering beslissen, maar ik wil opmerken dat de COSAC over meer gaat dan alleen interinstitutionele betrekkingen. De COSAC gaat ook over beleidsaangelegenheden, en daarom is historisch gezien altijd een Ondervoorzitter van het Parlement de voorzitter van de delegatie geweest.
Met betrekking tot onze relatie met de nationale parlementen hebben we in de commissie enige onenigheid tussen de fracties gehad over de vraag hoe gedetailleerd we daarop in moesten gaan en in hoeverre die relatie in het Reglement moest worden vastgelegd. Het is me gelukt om een compromis te sluiten met de heer Brok, die zich op dit gebied zeer flexibel heeft opgesteld. In dit compromis worden bepaalde zaken tot in detail vastgelegd, maar houdt de Voorzitter van het Parlement voldoende ruimte om met zijn gesprekspartners in de nationale parlementen te onderhandelen over de exacte modaliteiten van onze samenwerking met de nationale parlementen.
Een derde onderwerp waarover enige onenigheid bestond, was hoe we met het subsidiariteitsbeginsel moeten omgaan. We zijn het vrij gemakkelijk eens geworden over de rol die de commissies hierbij zullen spelen, en daarover bestaat nu consensus. Het enige punt dat overbleef was de vraag wat er gebeurt wanneer een commissie zegt dat er geen sprake is van een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel en dat het wetgevingsproces moet worden voortgezet. Moet er een veiligheidsklep worden ingebouwd, in de zin dat de leden van het Europees Parlement dit dan in de plenaire vergadering aan de orde kunnen stellen? Ik heb een amendement ingediend, en anderen hebben vergelijkbare amendementen ingediend, waarin wordt voorgesteld dat wanneer een tiende van de leden van het Europees Parlement vindt dat een voorstel voor een wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, dit in de plenaire vergadering moet worden besproken. Ik denk dat dit een verstandige veiligheidsklep is.
Het laatste punt dat ik wil noemen is dat van de waarnemers en de vraag of we waarnemers moeten benoemen voordat de achttien nieuwe leden hun zetels zullen innemen. In mijn visie moeten we dat zeker doen. Het cruciale punt is echter – en nogmaals, hierover bestaat in de commissie consensus – of deze waarnemers personen moeten zijn die anders in het Parlement zouden zijn gekozen. Dat is van essentieel belang voor onze geloofwaardigheid. De lidstaten toestaan om willekeurig wie dan ook tot waarnemer te benoemen – en er zijn geruchten dat bepaalde lidstaten nationale parlementariërs willen benoemen – is naar mijn mening volkomen onaanvaardbaar.
Ik sluit af met de opmerking dat het me tevreden stemt dat dit Parlement, door deze week te stemmen, op 1 december, vanaf de eerste minuut dat het Verdrag van Lissabon van kracht is, een Reglement zal hebben dat ons in staat stelt om onze nieuwe bevoegdheden onmiddellijk uit te oefenen. Dat is te danken aan de mensen die voor de zomer in de Commissie constitutionele zaken hebben gewerkt, en ik wil Richard Corbett nogmaals bedanken voor al het werk dat hij op dit gebied heeft verricht.
(Applaus)
József Szájer, namens de PPE-Fractie. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tot vreugde van velen van ons zal het Verdrag van Lissabon spoedig van kracht worden. Het heeft lang geduurd en het lag niet in de eerste plaats aan dit Parlement dat de ratificatie zo lang op zich liet wachten. Juist om die reden hangt het ook niet van het Parlement af dat ons aangepaste Reglement onmiddellijk kan worden ingevoerd.
Ik wil graag beginnen waar de rapporteur zojuist is geëindigd, namelijk dat het van groot belang is dat we zodra dat mogelijk is deze rechten ook uitoefenen. Het Parlement is immers echt een groot aantal rechten rijker geworden. Het Verdrag van Lissabon vergroot de macht van het Parlement in aanzienlijke mate, en dat is gunstig voor de toestand waarin de Europese democratie zich bevindt. Het is onze taak om hier en nu, in dit debat en met deze wetgeving te garanderen dat deze rechten daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend.
Graag bedank ik zowel de rapporteur, de heer Martin, als de heer Corbett voor het werk dat ze in verband hiermee hebben verzet. De belangrijkste onderwerpen, zoals het onderhouden van de contacten met de nationale parlementen, de striktere en veel duidelijker omschreven uitoefening van het subsidiariteitsbeginsel dan tot nu toe, comitologieprocedures en nieuwe medebeslissingsrechten van parlementen, evenals de problemen in verband met de begrotingsprocedure komen alle voor in dit systeem, en daar geven we beslist onze steun aan.
Tegelijkertijd moeten we er zorg voor dragen – en daar wil ik graag de aandacht op vestigen in verband met de stemming over de ingediende amendementen – dat er geen misbruik kan worden gemaakt van deze rechten. Een zeer kleine minderheid mag geen misbruik maken van de wetgevingsprocedure of deze in de weg staan. Hiervoor moeten we flexibele oplossingen zien te vinden. Tijdens de ratificatie van het Verdrag van Lissabon hebben we kunnen zien hoe één persoon, één president kon spelen met het hele systeem. Juist daarom mogen er alleen garanties worden ingebouwd waarvan niet te zeer misbruik kan worden gemaakt. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) steunt dit verslag en wij feliciteren beide rapporteurs, de heer Corbett en de heer Martin.
Ramón Jáuregui Atondo, namens de S&D-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou ook willen beginnen met te zeggen dat het voor de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement een eer is dat twee collega's en vrienden, de heren David Martin en Richard Corbett, een hoofdrol hebben gespeeld in deze belangrijke hervorming. Ik wil hen feliciteren en ik hoop dat het hele Parlement hetzelfde zal doen.
Het tweede wat ik wil zeggen is dat de handeling die we hier verrichten echt heel belangrijk is, omdat ik denk dat het politiek van grote betekenis is dat het nieuwe reglement op 1 december in werking treedt, naast het nieuwe verdrag. We maken het Europese politieke bestel duidelijk dat het Parlement zich met dit instrument opmaakt voor het nieuwe Verdrag. Er zijn natuurlijk veel hervormingen die aan dit idee beantwoorden.
Het is denk ik tijd om af te ronden, dus wil ik slechts zeggen dat wij het vanzelfsprekend eens zijn met het hele verslag. Met betrekking tot de hervormingen en amendementen wil ik echter nog twee opmerkingen maken die mijns inziens pertinent zijn.
Ten eerste dit: in de Conferentie van voorzitters is enige verwarring ontstaan over de vraag welke amendementen moeten worden goedgekeurd of geaccepteerd op grond van hun relatie tot het Verdrag van Lissabon. Naar aanleiding hiervan wil ik opmerken dat het onze wens is dat de voorzitter van het Parlement zo nodig beslist of een hervorming van het reglement wel of niet gepast is. Ik ben het ermee eens dat beslissingen worden genomen door de voorzitter en wij zullen akkoord gaan met de genomen beslissingen.
Mijn tweede opmerking is dat een hervorming van een reglement voor een dermate belangrijke kwestie als deze eenstemmigheid verlangt. Het zou een goede zaak zijn als we voor de stemming van woensdag overeenstemming over de amendementen kunnen bereiken, zodat het hele Parlement akkoord is.
De Voorzitter. – Na de verklaringen van de fractievertegenwoordigers zal ik u informeren over de technische regelingen inzake de stemming over dit verslag.
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa verwelkomt het verslag-Corbett/Martin, dat het Parlement een goede basis verschaft voor het dragen van de grote verantwoordelijkheden die het krijgt na de inwerkingtreding van het Verdrag. Het is belangrijk dat het Parlement de voorbereidingen treft om zich tot een meer generalistisch parlement te ontwikkelen – dat wil zeggen dat we alles efficiënter en doelmatiger moeten doen en het gehele spectrum moeten bestrijken.
Een korte opmerking over onze behandeling van de nationale parlementen: in het Verdrag wordt heel terecht voorgesteld om de samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen te verbeteren, maar het Verdrag is daar heel discreet over: er wordt niets gezegd over de precieze vorm die een dergelijke samenwerking moet aannemen. Ik denk dat we de nationale parlementen moeten raadplegen over hun visie op het Verdrag, voordat we zelf, op eigen houtje, gedetailleerde voorschriften binnen onze eigen procedures gaan vaststellen.
De experimenten die tot nu toe onder auspiciën van de COSAC zijn uitgevoerd, laten zien dat de nationale parlementen op heel verschillende wijze tegen de kwestie van de subsidiariteit aankijken. Ik denk dat het goed zou zijn als het Europees Parlement die verschillende visies respecteert en er in deze situatie van afziet om de precieze methoden voor de samenwerking en de werking van het subsidiariteitsmechanisme formeel vast te leggen. Maar afgezien daarvan steunt de ALDE-Fractie de voorstellen die in het verslag worden gedaan volledig.
Gerald Häfner, namen de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit Parlement reageert snel, maakt zijn huiswerk en is handelingsbekwaam, en het kan geen kwaad om dat nog eens te zeggen.
Het heeft zeven jaar geduurd voor het Verdrag van Lissabon nu eindelijk in werking kan treden, maar bij ons duurt het maar een paar weken om het Reglement op die basis aan te nemen, omdat het Parlement zich hier lang en intensief op heeft voorbereid. Zodra het Verdrag in werking treedt kunnen we daardoor meteen aan de slag met het nieuwe Reglement.
Voor een Reglement moet altijd een brede meerderheid worden gevonden. Daarom hebben we ons eigenlijk beperkt tot die wijzigingen die direct iets te maken hebben met het in werking treden van het nieuwe Verdrag. Over andere wijzigingsvoorstellen moet een grondigere discussie worden gevoerd, en daarvoor moeten we de tijd nemen, maar wat haast heeft moet meteen worden geregeld.
Het lijkt me belangrijk dat deze amendementen nieuwe regelingen voorstellen voor de vereenvoudigde en voor de gewone verdragsherziening. We staan ook volledig achter de amendementen over de verbeterde samenwerking met de nationale parlementen. Op andere gebieden zouden we nog verder willen gaan, bijvoorbeeld in verband met de vertegenwoordiging van het Europees Parlement in de COSAC, maar dat kunnen we een andere keer wel eens bespreken. Ik ben nu in ieder geval blij met de hoge mate van instemming, en zou vooral de rapporteurs willen bedanken.
Ashley Fox, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil opmerken dat ik het zorgwekkend vind dat we niet hebben kunnen debatteren over het amendement-Brok over de tenuitvoerlegging van het Statuut van de leden.
Elmar Brok heeft voorgesteld om de verantwoordelijkheid over te dragen van het Bureau, dat besloten vergaderingen houdt, naar het Parlement, dat in het openbaar vergadert. Ik vind dat onze kiezers het recht hebben om te weten wat we onszelf betalen, maar niet alleen dat: ze hebben ook het recht om te weten hoe het precies zit met alle toelagen en uitkeringen die we ontvangen. Ik vind het betreurenswaardig dat u, als onze Voorzitter, daar anders over denkt.
Verontrustender is dat u, bang voor een stemming, uw toevlucht zoekt tot procedurele trucjes om een debat te voorkomen. Dat is ondemocratisch, en in een tijd dat iedereen voortdurend zegt dat de EU transparanter moet worden en dichter bij de burgers moet worden gebracht, riekt dit naar hypocrisie. Wanneer de Europese Unie transparanter wil worden, moeten we actie ondernemen en niet alleen platitudes over het onderwerp debiteren.
Het is eenvoudigweg niet acceptabel om onze kiezers te behandelen alsof het paddenstoelen zijn, om ze in het donker te houden en ze te bedekken met mest. Ik kan u verzekeren dat dit onderwerp op tafel blijft liggen en dat er vroeg of laat een stemming zal plaatsvinden.
De Voorzitter. – Ik geloof dat er sprake is van een misverstand. Alles kan besproken worden. Er is nog niets afgesloten. Onze opmerkingen van één minuut zijn daar het eerste voorbeeld van. Ik moet onmiddellijk op uw betoog reageren, omdat niets is afgesloten maar we voort moeten, van besluit naar besluit, met inachtneming van ons Reglement, en dat is alles. Maar u hebt de knuppel in het hoenderhok gegooid.
Ashley Fox, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, kunt u uitleggen waarom er in de commissie wel kon worden gestemd, en ook is gestemd, over het amendement-Brok, maar dat dit in de plenaire vergadering niet mogelijk is?
De Voorzitter. – Als u hierover wilt discussiëren, dan kunnen we dat direct na de zitting doen. Ik wil namelijk geen verstoring van het debat in de plenaire vergadering.
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de democratie heeft een revolutie nodig. Ik zeg dat tegenwoordig telkens weer, en ik zeg het deze keer met nadruk tegen u! Wat doet u hier? U maakt, zonder dat daar enige reden voor is, personen het leven zuur die dezelfde Europese idealen nastreven, maar die om principiële redenen geen lid van een fractie willen zijn, en zo maakt u een eigen goal.
Wat bedoel ik hiermee? Ik verwijs naar artikel 192, lid 1. Er is haastje-repje bepaald dat de fracties een coördinator kunnen benoemen, velen hebben dat niet eens gemerkt. Mijnheer de Voorzitter, vroeger werd daar altijd aan toegevoegd: “Dit geldt analoog ook voor de niet-ingeschrevenen.” Die interpretatie is nu verdwenen. Ik heb u een brief gestuurd. Twee maanden later heeft u geantwoord, en die passage gewoon herhaald. Ik zou u willen verzoeken om die brief nog een keer te lezen! Ik hoop dat u inziet dat u op deze manier een parlement waar ik in principe achter sta, degradeert tot een tweeklassenparlement. Hoe kunt u dat doen, gezien uw persoonlijke geschiedenis? Als niet-ingeschrevenen hebben we namelijk niet de kans om de nodige informatie op tijd te krijgen, en actief deel te nemen aan de besluitvorming over bijvoorbeeld verslagen. Daarom moet het Reglement worden gewijzigd.
Bovendien zou ik graag willen weten waarom de heer Corbett, die juist omdat hij zulke dingen doet zijn zetel is kwijtgeraakt aan een rechtsradicale politicus, vanavond in de plenaire vergadering kan zitten als een soort toezichthouder. Dit is een tweeklassenparlement. We zullen naar de rechter moeten stappen, maar ik zou graag willen proberen om dat te vermijden.
De Voorzitter. – Dank u wel. Zoals u weet, zijn de besprekingen over de door u opgeworpen kwestie nog steeds gaande en ik vraag u dus om geen voorbarige conclusies te trekken. Wij hebben wel degelijk de intentie om de zaak op te lossen, maar zoals u weet hebben de niet-ingeschrevenen geen kandidaat voorgedragen. Om die reden wordt deze fractie niet bij bepaalde werkzaamheden betrokken. De fractie heeft geen kandidaat die voor alle niet-ingeschreven leden acceptabel zou zijn. We zullen echter een oplossing vinden voor dit probleem.
De Conferentie van voorzitters heeft besloten om bij de stemming over het verslag-Martin aanstaande woensdag alleen de delen met betrekking tot het Verdrag van Lissabon in stemming te brengen. Over de andere delen moet een bredere discussie worden gevoerd. Hiervoor is gekozen omdat we er zeker van willen zijn dat de stemming op woensdag plaatsvindt, en omdat we willen stemmen over die delen die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon. Dit is een besluit van de Conferentie van voorzitters en die zullen we moeten uitvoeren.
David Martin (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk begrijp en steun ik uw beslissing, maar we willen niet – en ik denk dat we daar al tekenen van gezien hebben – dat er woensdag hier in de plenaire vergadering allerlei ongepast geruzie gaat plaatsvinden wanneer we gaan stemmen over deze belangrijke stap voorwaarts voor het Reglement van het Parlement.
Mag ik u vragen om de amendementen die u niet in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon acht, en analoog daaraan de amendementen die volgens u wel in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon zijn, morgen te verspreiden onder de betrokken personen, zodat we daar helderheid over kunnen krijgen, en om woensdag een heel duidelijke stemmingslijst gereed te hebben, zodat daarover woensdag geen onenigheid kan ontstaan?
De Voorzitter. – Uiteraard wil en zal ik daar uitvoering aan geven, maar ik wilde ook een bijeenkomst hebben met de heer Casini en enkele anderen om ze eerst de lijst voor te leggen. Ik wilde de lijst ook aan u persoonlijk, als rapporteur, laten zien maar de kans hiertoe ontbrak, omdat u niet eerder aanwezig was. Dit is slechts een technische kwestie en niet meer dan dat.
Íñigo Méndez de Vigo (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik had dezelfde zorg als die welke de rapporteur heeft geuit. Ik meen dat, wil de stemming aanstaande woensdag correct verlopen, in het geval van zo een belangrijk verslag, we vooraf moeten weten welke amendementen u niet ontvankelijk acht.
Ik ga daarom af op wat u zojuist hebt gezegd en zie uw lijst graag tegemoet morgen.
De Voorzitter. – De diensten van het Parlement waren belast met de opstelling van de lijst, die ik slechts twee uur geleden heb ontvangen. Het gaat dus om een compleet nieuwe lijst, die ik u direct zal laten zien.
Carlo Casini (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wij zullen natuurlijk uw besluiten eerbiedigen, maar ik meen te weten dat er bij een aantal amendementen een voorbehoud is gemaakt omdat ze niet direct te maken zouden hebben met het Verdrag van Lissabon.
Misschien vergis ik me, maar het komt me toch voor dat de Commissie constitutionele zaken al een algemene bevoegdheid bezit voorstellen te doen ter wijziging van het Reglement, die ook teruggaat naar het verleden. Een groep parlementsleden, afzonderlijke leden of de commissie als geheel kunnen het initiatief nemen tot dergelijke voorstellen.
Het feit dat in het kader van een bredere hervorming van het Reglement met het oog op het Verdrag van Lissabon de kans te baat wordt genomen een aantal correcties aan te brengen in andere aspecten van het Reglement lijkt mij niet onaanvaardbaar. Dat geldt des te meer daar een flink aantal amendementen in het Reglement de geest van Lissabon zouden kunnen overbrengen. Soms gebeurt dat via regels die technisch en materieel gezien in het Reglement gereproduceerd worden, maar eigenlijk veel vaker door te verwijzen naar de geest van het Verdrag. We hoeven maar te denken aan de sterkere rol van het Parlement ten opzichte van de Raad. Het Reglement verstevigt die rol ook wat betreft de interne verhoudingen met instellingen in het Parlement zelf. Wij zullen uw besluiten, mijnheer de Voorzitter, natuurlijk respecteren, maar het leek mij mijn plicht deze opmerkingen te maken.
Csaba Sándor Tabajdi (S&D). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dit debat is ook een exacte afspiegeling van de situatie dat er zo’n belangrijke hervorming wordt doorgevoerd in de geschiedenis van de Europese Unie en het Europees Parlement dat we die vermoedelijk niet in één verslag kunnen vatten. Ik feliciteer tevens de heren Martin en Corbett en allen die deel hebben genomen aan dit debat. Tegelijkertijd zijn er verscheidene kwesties die in juridische zin moeten worden opgehelderd in de toekomst.
Laat ik een voorbeeld noemen. Ik ben zeer verheugd dat het Parlement eenduidig vóór het Handvest van de grondrechten heeft gestemd en dit dus eenduidig steunt, maar we weten maar al te goed dat juist in het geval van het Handvest van de grondrechten meerdere landen om vrijstelling hebben gevraagd, en dat er ook bij het Handvest van de grondrechten vragen en onopgehelderde problemen blijven bestaan – bijvoorbeeld de kwestie van taalrechten, waarover morgenavond zal worden gedebatteerd – waarvan de Europese commissarissen tot nu toe hebben beweerd dat deze geen deel uitmaken van het communautair recht.
We moeten dus absoluut heel precies ophelderen op welke elementen van het communautair recht de Commissie en het Parlement kunnen reageren onder het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten, want dan kan in de toekomst worden voorkomen dat commissaris Barrot of Leonard Orban beweert dat belangrijke aangelegenheden zoals de Slowaakse taalwet niet onder de communautaire bevoegdheid valt.
Diane Dodds (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta hier voor u als democraat. Ik sta hier voor u als iemand met een democratisch mandaat – hetzelfde mandaat dat alle andere gekozen leden van dit Parlement eveneens hebben.
Ik sta hier ook voor u als iemand uit een land, of een regio, van het Verenigd Koninkrijk waar veel onrust is veroorzaakt door personen die de democratische politiek proberen te vernietigen. Daarom heb ik hoge verwachtingen van de manier waarop in dit Parlement met de democratie wordt omgegaan.
En dan blijkt in mijn eerste periode als democratisch gekozen lid van het Europees Parlement dat ik ben uitgesloten van de vergaderingen van de coördinatoren, dat ik geen stem heb in de Conferentie van voorzitters.
Er vinden ongetwijfeld besprekingen plaats over dit onderwerp, en het doet me genoegen dat u een oplossing aan het zoeken bent. Maar ik wil er bij u op aan dringen, mijnheer de Voorzitter, dat u deze kwestie snel tot een goed einde brengt, want het is belangrijk dat het democratische mandaat van dit Parlement wordt gerespecteerd. En ook wil ik er bij u op aandringen, mijnheer de Voorzitter, om een ontmoeting te hebben met de niet-ingeschrevenen, die ook democraten zijn en die ook vooruitgang willen boeken op dit punt.
Elmar Brok (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Martin willen feliciteren In dit verslag worden bepaalde kwesties geregeld, dat was nodig, en daarover zijn we het eens geworden. We moeten echter ook wel zeggen dat het Europees Parlement met het Verdrag van Lissabon een democratisch parlement met volledig gelijke rechten is geworden. Naar aanleiding daarvan moeten we ons er nog eens van bewust worden wie bepalend is voor dit Parlement: de individuele leden, de commissies en de fracties!
Ik zie in te veel passages dat de besluiten worden genomen door de Conferentie van Voorzitters en door het Bureau. Ik zie in te veel passages dat men niet wil dat de commissies direct en op eigen verantwoordelijkheid samenwerken met de commissies van de nationale parlementen; men wil dat dit over heel wat bureaucratische schijven loopt.
Er staat bijvoorbeeld dat het Europees Parlement naar een vergadering van de commissievoorzitters van de nationale parlementen geen commissievoorzitter stuurt, maar een Ondervoorzitter. In verband met de rechten van de afgevaardigden wil ik nog het volgende zeggen: wanneer een commissie aan de plenaire vergadering een voorstel voor een besluit voorlegt, is het niet aan de diensten van het Parlement of aan andere instanties om te beoordelen of dat wel of niet in orde is. Dat moeten de collega’s zelf maar beslissen. Wanneer de voorstellen slecht zijn krijgen ze hier geen meerderheid.
Men is blijkbaar bang dat de afgevaardigden besluiten moeten nemen die slecht voor ze zijn, en dat de afgevaardigden daarom tegen zichzelf moeten worden beschermd. Ik heb geen andere verklaring voor deze voorstellen die de rechten van het Parlement en van de individuele leden duidelijk beknotten. Ik heb het gevoel dat het imperium terugslaat.
Roberto Gualtieri (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, met het aannemen van het verslag-Martin vervult het Europees Parlement een onontkoombare plicht in verband met de op handen zijnde inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het verslag is een nauwkeurige en precieze tekst die op nauwgezette wijze de belangrijke vernieuwingen van het nieuwe Verdrag in het Reglement vertaalt. Ik denk daarbij aan de grotere rol van het Europees Parlement op het gebied van de wetgeving en de begroting en aan het algemenere institutionele evenwicht van de Unie.
Ik wil vooral de vernieuwingen noemen betreffende de procedures voor de herziening van de Verdragen en de rol van het Parlement bij het maken van voorstellen, evenals de rol van de nationale parlementen. Deze vernieuwingen geven het Europees Parlement een bijzondere verantwoordelijkheid, daar de grotere rol van het Europees Parlement niet zo zeer meer bureaucratische rompslomp is maar een bron voor verdere democratische legitimatie van de constructie van Europa kan zijn.
Het besluit van de Voorzitter om de knoop door te hakken betreffende de amendementen die niet direct verband houden met de opdracht van dit verslag, acht ik positief. In het vervolg zal er immers tijd zijn om op organischer en systematischer wijze de kwestie van een uitgebreidere herziening van ons Reglement te behandelen.
Er zijn dus een aantal zaken die de Commissie constitutionele zaken heeft behandeld en die we ter zijde kunnen schuiven. Dat neemt echter niet weg dat er andere zaken zijn die aan de voorstellen kunnen worden toegevoegd. Ik wijs hierbij op het belangrijke amendement betreffende de waarnemers, waarin onderstreept wordt dat bij het aanpakken van deze kwestie rekening gehouden moet worden met het feit dat die waarnemers gekozen moeten worden uit de kandidaten die bij de verkiezingen voor het Europees Parlement tot de eerste niet-gekozenen behoorden.
Paulo Rangel (PPE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik de rapporteurs, de heer Martin maar ook zijn voorganger de heer Corbett, willen feliciteren. Ik moet u zeggen dat ik als lid van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) mij grotendeels kan terugvinden in de ontwerpamendementen voor het Reglement.
Ik zou met name willen ingaan op een voor mij belangrijk punt dat hier vanavond nog niet is genoemd, namelijk de rol van de nationale parlementen.
Dit Reglement en het Verdrag van Lissabon versterken ongetwijfeld de democratische rol van het Europees Parlement, maar de Europese democratie blijkt ook uit de banden met de nationale parlementen.
Dit voorstel voor het Reglement brengt precies deze twee democratische legitimiteiten tot stand, waardoor de democratie steviger verankerd wordt. Deze versterking van de democratie is het gevolg enerzijds van de instrumenten van het Europees Parlement op het vlak van controle en wetgeving en anderzijds van de democratische samenwerking van de nationale parlementen via verschillende instrumenten.
Daarom sta ik zo gezegd op één lijn met de gedane voorstellen. Ik ben het niet eens met de heer Duff als hij stelt dat het invoeren van mechanismen voor de betrekkingen met de nationale parlementen tot een later tijdstip moet worden uitgesteld. Ik meen dat we die maatregelen nu al kunnen nemen in het licht van het Verdrag van Lissabon. Dat is volgens mij zeer belangrijk.
Verder wil ik nog kwijt dat ik het eens ben met de voorstellen van mijn collega’s Szájer en Brok met betrekking tot onze vertegenwoordiging in de Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden van de parlementen van de Europese Unie (COSAC). Tot slot wil ik zeggen dat ik mij volledig solidair verklaar met de opmerkingen van de heer Brok en anderen wat betreft het primaat van het Parlement en zijn leden ten opzichte van de diensten van het Parlement.
Mario Mauro (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, er is ongetwijfeld een waar veranderingsproces van de aard van onze Europese instellingen gaande. Onze politieke bekwaamheid en capaciteit om onszelf in het Europees Parlement op de kortst mogelijke termijn toe te rusten met wetgevingsinstrumenten, die ons in staat kunnen stellen de grote kansen die het Verdrag van Lissabon biedt te benutten, zullen bepalend zijn voor het goed functioneren van het communautair apparaat in de nabije toekomst.
Juist daarom meen ik dat paradoxaal genoeg hier zowel de versterking van de federale als van de subsidiaire dimensie van de Europese Unie op het spel staat, wat van doorslaggevend belang is voor onze toekomst. Dat geldt des te meer daar we niet voldoende rekening hebben gehouden met de burger als persoon, dat wil zeggen als raison d’être van ons politiek handelen.
Ik wil proberen dit te verduidelijken. We kunnen tevreden zijn over het niveau van harmonisering dat we hebben bereikt. Europa is erg belangrijk voor het bestaan van onze burgers. Maar in plaats van het individu, het gezin en verbanden van personen centraal te stellen bij het beleid hebben de Europese Unie en de lidstaten subsidiariteit vaak gebruikt voor het bevorderen van de belangen van de instellingen.
Daarom blijkt de bescherming van het subsidiariteitsprincipe, zoals dat geformuleerd is in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, meer dan ooit beslissend te zijn. We hebben een controlesysteem nodig, waardoor de wetsvoorstellen die het Parlement behandelt echt geëvalueerd kunnen worden. Dan denk ik met name aan het eerbiedigen van het subsidiariteitsprincipe. Dat is het ware uitgangspunt voor instellingen die garant staan voor het leven van hun burgers in plaats van hun leven te willen beheersen.
Íñigo Méndez de Vigo (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde terugkomen op de vraag welke amendementen kunnen worden toegelaten.
Volgens artikel 157, lid 3 bent u degene die daarover beslist, maar ik zou u willen verzoeken, mijnheer de Voorzitter, rekening te houden met de wijze woorden van de voorzitter van de Commissie constitutionele zaken, de heer Casini. Ik denk dat het niet aan de diensten van het Parlement kan worden overgelaten te bepalen welke amendementen wel betrekking hebben op het Verdrag van Lissabon en welke niet. Bovendien heeft dit Huis het soevereine recht te beslissen of een amendement wel of niet nodig is nu we ons op de drempel van een nieuwe fase bevinden – zoals iedereen hier heeft opgemerkt.
Ik wil u, mijnheer de Voorzitter, derhalve verzoeken met mate gebruik te maken van uw aanzienlijke bevoegdheden uit hoofde van het reglement, met de voor u gebruikelijke mate en prudentie. Moge u de juiste beslissing nemen, en mogen wij daar getuigen van zijn.
Davis Martin, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn dank gaat uit naar alle collega’s die in dit debat hebben gesproken. Ook wil ik ingaan op het punt van de heer Méndez de Vigo.
De heer Casini heeft iets heel verstandigs gezegd, zoals altijd wanneer het over dit soort zaken gaat, toen hij zei dat er amendementen zijn die niets met het Verdrag van Lissabon te maken hebben. En het is ook heel duidelijk dat ze niets met het Verdrag van Lissabon te maken hebben. Hoewel ik er goed mee had kunnen leven dat het Parlement over enkele van de amendementen had gestemd, is het misschien eerlijker om eerst een afzonderlijke, volledig frank en vrije discussie te houden, voordat we overgaan tot een stemming.
Tegelijkertijd wil ik duidelijk maken dat niets de leden ervan weerhoudt om voorstellen in te dienen, bijvoorbeeld van het soort waarop de heer Fox heeft gewezen, om het Bureau een aantal bevoegdheden met betrekking tot de toepassing van het Statuut van de leden te ontnemen. Ik ben het daar niet mee eens, maar niets weerhoudt de leden ervan om voorstellen in te dienen waarover in de toekomst in dit Huis kan worden gedebatteerd.
Andere amendementen, zoals die over de rol van de nationale parlementen, hebben strikt gesproken misschien niet direct te maken met het Verdrag van Lissabon, maar de heer Casini heeft volkomen gelijk wanneer hij zegt dat ze te maken hebben met de geest van het Verdrag, omdat het Verdrag van Lissabon onze relatie met de nationale parlementen zal veranderen.
Ik wil u daarom vragen om in al uw wijsheid te besluiten dat deze amendementen toelaatbaar zijn, maar dat de amendementen die betrekking hebben op het functioneren van het Bureau – op het aantal vicevoorzitters van commissies en dergelijke –, duidelijk geen verband houden met het Verdrag van Lissabon en daarom deze week niet in stemming moeten worden gebracht.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 25 november 2009 plaats.