Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Na de succesvolle stemming zou ik als een van de schaduwrapporteurs van het telecommunicatiepakket blijk willen geven van mijn blijdschap over het feit dat deze verregaande wijziging van de spelregels van de interne markt op het gebied van met name de elektronische communicatie een rechtvaardige procedure heeft opgeleverd voor afsluiting van het internet. Het doet mij deugd dat de Raad uiteindelijk op onze voorstellen is ingegaan. Dankzij onze garanties zullen alleen echte misdadigers zoals terroristen en mensen die kinderporno verspreiden van het internet kunnen worden afgesloten en blijven gewone gebruikers buiten schot.
Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn mening is deze wetgeving noodzakelijk, aangezien wij in de richting van een interne markt op het gebied van elektronische communicatie gaan. In de strategie van Lissabon is al besloten dat wij die kant op moeten gaan.
Ik maak mij echter grote zorgen over het belang om de fundamentele rechten van internetgebruikers en de vrije toegang tot internet te waarborgen. Mijn zorg heeft te maken met het illegale gebruik en misbruik van internet en, zoals wij weten, is piraterij een van de grootste kwesties en problemen van dit moment. Piraterij neemt voortdurend zeer sterk toe en internet is een van de gebieden waar piraterij veel voorkomt.
Ik hoop dat wij er in de toekomst voor kunnen zorgen dat degenen die creatief werk verrichten daar een redelijke vergoeding voor krijgen en dat piraterij hun kostwinning niet in gevaar brengt, zoals op dit moment gebruikelijk is op internet waar illegaal bestanden worden gedownload. Dit is de juiste stap en richting, maar in de toekomst moeten wij specifieke aandacht schenken aan de rechten van creatieve kunstenaars en piraterij bestrijden.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, kijk eens hoe stiekem, hoe gladjes we heel geleidelijk en achterbaks zijn opgeschoven in de richting van het oprichten van een pan-Europese federale politiemacht.
Toen Europol werd opgericht aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, werd deze dienst voorgesteld als een soort coördinatiecentrum – als een regionale afdeling van Interpol, zo u wilt. Sindsdien heeft Europol geleidelijk aan steeds meer uitvoerende bevoegdheden en politietaken gekregen.
Eerst werd het beeld geschetst dat deze alleen betrekking zouden hebben op grensoverschrijdende activiteiten ter bestrijding van terrorisme. Zo is de FBI natuurlijk ook begonnen, en geleidelijk aan breidde deze organisatie haar opdracht uit en trok steeds meer bevoegdheden naar zich toe totdat het een federale pancontinentale politiemacht geworden was.
Iets vergelijkbaars gebeurt nu met Europol, die geleidelijk zijn bevoegdheden heeft uitgebreid tot misdrijven van nationale aard. Daarbij wordt echter over het hoofd gezien – en dat is nogal fascinerend – dat de personeelsleden nog steeds diplomatieke immuniteit genieten, met andere woorden, dat ze niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor misbruik van hun politiebevoegdheden.
Wanneer hebben we hier ooit over gestemd? Wanneer hebben we er ooit mee ingestemd om een pan-Europees stelsel van strafrecht op te zetten, met zijn eigen aanhoudingsbevel, zijn eigen politiemacht, met zijn eigen magistratuur die belast is met strafvervolging en met zijn eigen pan-Europese openbare aanklager?
Ik denk dat we zo beleefd zouden moeten zijn om het aan onze burgers, onze kiezers, te vragen of ze het hiermee eens zijn.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het beste wat we voor de Balkanrepublieken en de Kaukasische republieken kunnen doen, is hen onvoorwaardelijk toe te laten tot een douane-unie, om onze markten te openen voor hun producten. Dat zijn landen die in een ideale positie verkeren om een plek op de markt te veroveren. Ze hebben goed opgeleide en hardwerkende arbeidskrachten, maar ze hebben relatief lage kosten en daardoor concurrerende exportproducten.
Maar in plaats daarvan laten we hun producten op een aantal belangrijke terreinen niet toe, en om ons geweten te sussen geven we hun financiële bijstand van regering tot regering. Door dat te doen maken we hen afhankelijk, maken we satrapieën van hen. Niet alleen de Russen zien deze landen als hun “nabije buitenland”; ook Brussel lijkt hen soms zo te zien.
We slepen hun politici en hun besluitvormers een systeem binnen dat een immense herverdeling van welvaart inhoudt. Daarbij europeaniseren wij hen vast van te voren, want zij leren nu wat wij in dit Parlement maar al te goed weten, en dat is dat de Europese Unie tegenwoordig primair als instrument dient om geld af te pakken van belastingbetalers en het aan de mensen te geven die het geluk hebben om werkzaam te zijn binnen het systeem.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Dames en heren, het staat voor mij als een paal boven water dat we een geavanceerd civiel informatiesysteem nodig hebben waarmee de douane en de politie van onze lidstaten met elkaar verbonden worden. We zijn het aan de burgers van de Unie verplicht om een doeltreffender strijd te leveren tegen de invoer van nagemaakte en ook gevaarlijke goederen op onze markt uit derde landen. In tegenstelling tot het leeuwendeel van de afgevaardigden ben ik ervan overtuigd dat het voorstel van de Commissie een grotere bescherming van de persoonsgegevens met zich meebrengen zal, alsook een doeltreffender strijd tegen de georganiseerde misdaad. Daarom heb ik noch voor de 90 amendementen van de commissie gestemd, noch voor het verslag als geheel.
Ik wil echter een oproep doen aan de Europese Commissie om met landen als India, Vietnam, Rusland of Turkije een soortgelijk systeem in het leven te roepen als het RAPEX-systeem voor China; dit om ervoor te zorgen dat gevaarlijke en nagemaakte producten nog voordat ze op Europees grondgebied aanbelanden, in beslag worden genomen. Ik wil er nog aan herinneren dat het vanaf 2006 mogelijk is om een internationaal verdrag te sluiten met derde landen inzake de samenwerking van toezichthoudende organen op het gebied van de consumentenbescherming. Het stoort mij zeer dat de Europese Commissie deze mogelijkheid tot nog toe onbenut heeft gelaten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verheugt mij dat het Europees Parlement het telecommunicatiepakket heeft goedgekeurd, waardoor de rechten van de consument, de toegang tot informatie en de vrijheid van meningsuiting worden versterkt. Om de doelstellingen van de Lissabon-agenda te realiseren is het noodzakelijk voldoende prikkels te creëren voor investeringen in hogesnelheidsnetwerken, zodat er steun wordt gegeven aan innovatie op het vlak van internetdiensten met inhoud en zodat de concurrentiepositie van de Europese Unie op internationaal niveau wordt verstevigd. Het is essentieel duurzame investeringen in de ontwikkeling van die netwerken te stimuleren, terwijl tegelijkertijd de concurrentie verzekerd is en de keuzemogelijkheden van de consument toenemen. Om te zorgen voor investeringen in nieuwe technologieën in regio’s die weinig ontwikkeld zijn, moet de regelgeving voor elektronische communicatie sporen met andere beleidsmaatregelen, zoals staatssteun, cohesiebeleid en de doelstellingen van een breder opgezet industriebeleid.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun het telecommunicatiepakket, daar ik van mening ben dat internet een essentieel instrument is voor het onderwijs, het uitoefenen van de vrijheid van meningsuiting en het recht op toegang tot informatie. Met dit initiatief wordt vastgelegd dat de toegang tot en het gebruik van internet deel uitmaken van de grondrechten van de Europese burgers. Ik feliciteer mevrouw Bastos, die het enige Portugese lid was bij deze bemiddeling. Ik ben voorstander van een vrij internet zonder echter elke vorm van regelgeving uit te sluiten. Evenals de reële wereld is ook de virtuele internetwereld het toneel van onwettige activiteiten, zoals het downloaden van muziek- en videobestanden, aanzetten tot terrorisme en kinderpornografie. In tegenstelling tot vele nationale regeringen heeft het Europees Parlement bereikt dat alle gebruikers de rechten en waarborgen genieten van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Elke beperking van de rechten en fundamentele vrijheden van internetgebruikers, zoals bijvoorbeeld het afsluiten van de toegang tot internet, moet het EVRM-Verdrag en de algemene rechtsbeginselen eerbiedigen en vooral van tevoren worden toegestaan door een rechterlijke beslissing. Dat betekent dat proceswaarborgen, het vermoeden van onschuld en het recht op privacy gegarandeerd moeten zijn, onverminderd de specifieke mechanismen die gelden voor noodgevallen in verband met de staatsveiligheid.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een “voorafgaande beslissing van de rechter”: dat was wat we wilden bereiken. Met dit compromis hebben we in ieder geval de best mogelijke juridische bescherming in dit stadium gewaarborgd. De boodschap van de EU is nu helder: Internettoegang is een fundamenteel recht en er moeten nauwkeurige en bindende procedures worden gevolgd om een internetgebruiker daadwerkelijk te kunnen veroordelen voor schending van het auteursrecht. Het is nu aan de nationale rechtbanken en aan het Europees Hof van Justitie om het recht van alle internetgebruikers op een “voorafgaande eerlijke en onpartijdige procedure” te beschermen. Vanwege de onduidelijkheid van veel van de bepalingen zal er scherp moeten worden toegezien op de juiste transpositie en toepassing van deze belangrijke wetgeving. Nu het Verdrag van Lissabon geratificeerd is, kan het Europees Parlement als medewetgever blijven waken over de neutraliteit van het internet. De stemming van vandaag is slechts een stap in een langdurig proces. We moeten de "rechten van internetgebruikers" blijven beschermen en deze vooral ook beter definiëren. Ook moeten we ons dringend buigen over het cruciale vraagstuk van het auteursrecht op het internet.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Trautmann gestemd, daar ik van mening ben dat dit akkoord wat betreft de rechten van de consument veel verder gaat dan wat eerder mogelijk was bij deze procedure. Maatregelen die rechten en waarborgen op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en van informatie voor gebruikers van vaste en mobiele telefonie en gebruikers van internet zeker stellen, acht ik van fundamenteel belang. Het is belangrijk de interne markt voor telecommunicatie te harmoniseren door de concurrentie tussen bedrijven te bevorderen en tegelijkertijd de onafhankelijkheid van de nationale regelgevers ten opzichte van de regeringen te versterken. Het is ook belangrijk dat er nu gezorgd wordt voor een moderner beheer van het radio-elektrisch spectrum door het creëren van mechanismen om deze diensten makkelijker beschikbaar te maken in plattelandsgebieden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over het compromis dat het Parlement en de Raad hebben bereikt om in de kaderrichtlijn een adequate bescherming te regelen van de gebruikers in geval van beperking van de toegang tot diensten en toepassingen via elektronische-communicatienetwerken.
Ik ben van mening dat in een rechtsstaat aan niemand voorwaarden kunnen worden opgelegd voor de toegang tot informatie en het gebruik van de elektronische-communicatienetwerken zonder dat op strikte wijze de hand wordt gehouden aan het principe van vermoeden van onschuld. De beperking van de toegang moet namelijk verplicht worden voorafgegaan door een rechtvaardige en onpartijdige procedure, die een garantie biedt voor het recht van de betrokkenen om gehoord te worden en daadwerkelijke rechtsbescherming te genieten.
Daarnaast vind ik het buitengewoon belangrijk de mechanismen voor de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende autoriteiten te versterken, zodat die autoriteiten op doeltreffende wijze de markt kunnen reguleren. Dat betekent het bevorderen van eerlijke concurrentie tussen de marktdeelnemers en mechanismen voor samenwerking tussen de verschillende regelgevers in Europa om een transparantere en concurrerender markt tot stand te brengen. Voor de gebruikers zal dat meer kwaliteit van de geleverde diensten betekenen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Eind vorige maand heeft de Raad de meeste teksten goedgekeurd waarover met het Europees Parlement onderhandeld was in het kader van het zogenaamde telecommunicatiepakket. De paar teksten die de Raad niet heeft goedgekeurd zijn opgenomen in het verslag-Trautmann.
Daarna zijn de onderhandelingen over deze tekst voortgezet in het Bemiddelingscomité, waar de tekst is geaccepteerd die nu in stemming is gebracht.
De overeengekomen tekst bevat een aantal voorstellen die onze fractie heeft ingediend om de rechten van gebruikers te beschermen. Dat is echter niet voldoende daar er uitzonderingen zijn voorzien op de proceswaarborgen in noodgevallen, hoewel die gemotiveerd moeten worden en in overeenstemming moeten zijn met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Maar het belangrijkste probleem betreft de werkingssfeer. Daarvoor gelden slechts de beperkingen die de lidstaten opleggen, terwijl de beperkingen die particuliere bedrijven opleggen buiten schot blijven.
De Europese Unie lijkt in feite meer interesse te hebben voor de totstandkoming van de interne markt voor telecommunicatie − louter om de belangen te dienen van de economische groepen die de sector domineren − dan voor het beschermen van de rechten en fundamentele vrijheden van de eindgebruikers. Daar kunnen wij alleen maar tegen stemmen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik heb me onthouden van stemming over deze eindversie van het “telecompakket”, omdat ik deze niet toereikend vind. Maar het is beter dan niks. Dit compromis beschermt internetgebruikers niet tegen misbruik van wetten die de vrijheden aantasten, zoals de eerste versie van de Hadopi-wet in Frankrijk, noch tegen fanatieke autoriteiten met de bevoegdheid om dergelijk misbruik uit te voeren. Maar wel krijgen internetgebruikers hiermee de juridische middelen in handen om zich daartegen te beschermen. Het is wel verontrustend dat het zover heeft moeten komen: dat we zijn aangewezen op de Europese Unie, die geen enkele boodschap heeft aan wat de burgers vinden en wier regelgeving doorgaans de belangen weerspiegelt van allerlei lobbyclubs en Europeanen minimale vrijheid van informatie en meningsuiting geeft.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De telecomsector maakt een ongekende ontwikkeling door en het was daarom van groot belang het verslag te steunen van mijn collega, mevrouw Trautmann, omdat de consument daardoor betere dienstverlening krijgt tegen redelijker prijzen.
Ik ben blij dat de rechten van gebruikers inzake universele diensten dankzij deze tekst verbeterd worden, door helderder contracten, een beter toegankelijk alarmnummer, een hotline voor vermiste kinderen, meer aandacht voor de rechten van mensen met een handicap en de garantie van nummerbehoud. Ook wordt de privacy hierdoor beter beschermd en kunnen illegale praktijken op het internet beter aangepakt worden door betere beveiliging en verbetering van de integriteit van elektronische-communicatienetwerken.
Tot slot is het positief dat er een juridisch stevige oplossing gevonden is die Europese burgers een procedureel vangnet biedt, zoals inachtneming van het beginsel van een procedure op tegenspraak, het beginsel van het vermoeden van onschuld en het recht om te worden gehoord, waardoor de lidstaten verplicht zijn deze principes eerst in aanmerking te nemen alvorens zij maatregelen nemen die beperkingen opleggen met betrekking tot de internettoegang van gebruikers.
Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. − (PL) De goedkeuring van het verslag-Trautmann betekent dat de bepalingen van het telecompakket binnenkort van kracht worden. Dit is goed nieuws voor de consumenten omdat hun rechten door deze regelgeving worden versterkt. De mogelijkheid om met behoud van telefoonnummer binnen dezelfde dag naar een ander netwerk over te stappen, de grotere transparantie van de prijzen en een betere bescherming van de persoonsgegevens zijn enkele van de vele positieve resultaten van dit pakket.
Meer nog, het Europees Parlement heeft rekening gehouden met de bezorgdheden van de EU-burgers aangaande het afsluiten van de internetverbinding van bepaalde internetgebruikers. Het Europees Parlement is bij zijn standpunt gebleven dat toegang tot het internet het recht is van iedere burger. Met het oog hierop zal het afsluiten van de internetverbinding van burgers alleen mogelijk zijn in gerechtvaardigde gevallen, met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld en het recht op een persoonlijke levenssfeer en pas na een eerlijk en onpartijdig proces. Deze oplossing zal zeker in goede aarde vallen bij de voorstanders van een open toegang tot het internet.
Jacky Hénin (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik wil opmerken dat het voorgestelde compromis van de Raad en het Parlement gebruikers onvoldoende juridische bescherming biedt.
De tekst bepaalt weliswaar dat de lidstaten geen beperkingen aan eindgebruikers kunnen opleggen, maar tegelijkertijd wordt voor internetaanbieders de weg vrijgemaakt om gebruikers de toegang te ontzeggen zonder voorafgaande beslissing van een gerechtelijke instantie.
Dat gegeven vormt een aantasting van de rechten van mensen.
De amendementen van mijn fractie, die bedoeld waren om die rechten te beschermen, zijn niet overgenomen.
Het pakket wordt overgelaten aan de “wetten” van de interne markt. Het Europees Hof van Justitie zal dus moeten beslissen in geval van “belangenconflicten”. De vrijheid van meningsuiting wordt op die manier bepaald door de wetten van de interne markt, zoals we al in teveel recente voorbeelden hebben kunnen zien.
Er is dankzij de inspanningen van gebruikers en burgers enige juridische bescherming bereikt, maar die is in de ogen van links ontoereikend. We mogen geen compromissen accepteren als het gaat om de vrijheid van meningsuiting van burgers.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het compromispakket over telecommunicatie gestemd. Hoewel het pakket niet perfect is – maar dat ligt nu eenmaal in de aard van compromissen – denk ik dat het een stap in de goede richting is en de rechten van consumenten zal verbeteren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De reden voor de stem die ik heb uitgebracht is het feit dat de nieuwe Europese wetgeving voor de telecommunicatiesector de rechten van gebruikers van vaste en mobiele telefonie en van internetgebruikers versterkt en de concurrentie bevordert.
De belangrijkste aspecten van deze nieuwe regels zijn de versterking van de rechten van de consument, de waarborgen voor de toegang tot internet en de bescherming van persoonsgegevens gezien het feit dat de EU steeds meer een ruimte van rechten en vrijheden is.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen de kaderrichtlijn over elektronische-communicatienetwerken en -diensten gestemd omdat ik deze kaderrichtlijn beschouw als een aanval op de vrijheid van meningsuiting en de burgerrechten. Met de aanneming van deze richtlijn staat de Europese Unie toe dat het internet zonder voorafgaand gerechtelijk bevel kan worden afgesloten. Als iemand die opkomt voor de burgerrechten kan ik alleen maar tegen dit besluit zijn, dat particuliere bedrijven de bevoegdheid geeft om beperkingen op te leggen aan het gebruik van het internet en dat opnieuw een blijk is van de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt.
Ook het feit dat niet-gerechtelijke instanties (waarvan de aard en de samenstelling niet gespecificeerd worden) kunnen bepalen dat het internet kan worden afgesloten voor zogenaamde illegale praktijken (die ook niet nader worden gespecificeerd), is een aanslag op het beginsel van het vermoeden van onschuld van de burgers en opent de deur naar een situatie dat de providers de rechten van gebruikers kunnen inperken, de inhoud kunnen filteren en meer snelheid aan bepaalde webpagina’s kunnen geven ten koste van andere, waarmee de facto een eind wordt gemaakt aan de neutraliteit van het internet.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit pakket gestemd vanwege het onbetwijfelbare nut ervan. Ik stel echter vast dat het onduidelijk is wat een eerlijke en onpartijdige procedure inhoudt in termen van mogelijke situaties voor het beperken van de toegang tot internet. Ik ben van mening dat het beter was geweest om een voorafgaande rechterlijke beslissing verplicht te maken.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. – (ES) Ik heb gestemd voor een verslag dat de culminatie is van al het werk dat is verricht rond het zogeheten telecommunicatiepakket, twee richtlijnen en een verordening die een fundamentele stap in de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en de bescherming van de rechten van de gebruikers vormen.
Bovendien krijgen we met deze nieuwe wetgeving duidelijke regelgeving en rechtszekerheid, waardoor nieuwe investeringen worden gestimuleerd. En deze nieuwe investeringen moeten het weer mogelijk maken om nieuwe diensten aan te bieden en nieuwe economische activiteiten te ontwikkelen. Het gaat dus om regelgeving met een grote economische impact. De tekst die uiteindelijk is aangenomen garandeert een groter respect voor de fundamentele rechten en de vrijheden van consumenten met betrekking tot de toegang tot het internet, en wel door ze in amendement 138 rechtszekerheid te geven.
Het aangenomen compromis verwijst naar het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, terwijl in amendement 138 is geopteerd voor het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Deze laatste optie heeft een duidelijk nadeel: het Verenigd Koninkrijk, Polen en nu ook Tsjechië hebben een derogatieprotocol ingevoerd dat het Europees Hof van Justitie en de respectieve nationale rechtbanken belet om op te treden in geval van niet-naleving, terwijl alle lidstaten het Verdrag hebben ondertekend en er geen interferentie met de nationale rechtsorde is.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Centrumlinks en centrumrechts in het Europees Parlement hebben voor het wetgevingspakket over telecommunicatie en het internet gestemd op basis van de criteria concurrentie en veiligheid, met andere woorden: om de winsten van de monopolies veilig te stellen en de vrijheden en rechten van werknemers in te perken. Dezelfde politieke machten hebben, daarbij met een demagogische bombast verwijzend naar de rechten van gebruikers en de vrije toegang van gebruikers tot het internet, en na aanmatigend optreden van een aantal monopolistische ondernemingen, de reactionaire voorstellen van de Commissie gesteund, en daarmee de belangen van het kapitaal.
Het besluit van het Europees Parlement bevordert kapitalistische herstructureringen die ondernemingen in staat stellen om tot gigantische proporties te groeien en de “groene economie” te ontwikkelen, zodat ze soeverein kunnen regeren op Europees en mondiaal niveau en hun winsten kunnen verveelvoudigen ten koste van de werknemers en de gebruikers van hun diensten.
De monopolies krijgen het wettelijke recht om de toegang van gebruikers tot het internet te monitoren en te beperken. Tegelijkertijd worden hun winsten veiliggesteld dankzij de harmonisatie van het radiospectrum en het scheiden van diensten voor lijnen over land en internetdiensten en de daarvoor noodzakelijke infrastructuur. We hebben tegen de ontwerpresolutie van het Europees Parlement en de Raad gestemd en we staan achter de werknemers en de gebruikers van elektronische communicatiemiddelen die hun rechten en vrijheden opeisen tegenover het reactionaire beleid van de EU en de partijen van het kapitaal.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) In dit geval beoogt het voorstel een kader te creëren dat voorziet in de harmonisering van regels die te maken hebben met het verzamelen en verspreiden van statistieken ten aanzien van zowel het gebruik als de verkoop van pesticiden. Het bevat een aantal belangrijke definities en verduidelijkingen en om die reden heb ik vóór dit verslag gestemd.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over het akkoord dat bereikt is over de gemeenschappelijke ontwerptekst van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, waaraan het Bemiddelingscomité zijn goedkeuring heeft verleend. Daardoor kan er een rechtskader geschapen worden en kunnen er geharmoniseerde regels worden vastgesteld voor de verzameling en de verspreiding van statistieken over de verkoop en het gebruik van pesticiden met als doel het duurzaam gebruik van deze gewasbeschermingsmiddelen.
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik juich het toe dat met de verordening betreffende statistieken over gewasbeschermingsmiddelen het wetgevingspakket voor het Europese gewasbeschermingsbeleid nu compleet is en in werking kan treden. Teneinde de risico's voor mens en milieu bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk tot een minimum te beperken, hebben we geharmoniseerde risico-indicatoren nodig op basis van vergelijkbare en betrouwbare statistieken uit alle lidstaten. Dat is precies wat nu mogelijk wordt. Het verzamelen van deze statistieken mag echter niet leiden tot meer bureaucratie en zodoende tot een grotere belasting van onze boeren en administraties. Waar mogelijk moeten reeds beschikbare statistieken worden gebruikt en geen nieuwe worden verzameld. Het is onze verantwoordelijkheid om er bij de controle op de tenuitvoerlegging van deze verordening voor te zorgen dat de bureaucratische kosten zo laag mogelijk zijn. Overigens had ik liever gezien dat de term “gewasbeschermingsmiddelen” was blijven staan, zoals in de oorspronkelijke verordening het geval was. In het Duits heeft de term “pesticide” een ronduit negatieve lading en duidt hij doorgaans op de onjuiste toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Helaas zal de verordening nu bijdragen aan deze misvatting.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik ben bijzonder ingenomen met het feit dat de verordening betreffende gewasbeschermingsmiddelen zorgt voor een gemeenschappelijk regelgevingskader voor de verzameling en verspreiding van statistieken over het op de markt brengen en het gebruik van pesticiden. Het staat buiten kijf dat minimalisering van de risico's voor de menselijke gezondheid en bescherming van het milieu prioriteit hebben. Dankzij geharmoniseerde risico-indicatoren en betrouwbare statistieken uit alle lidstaten wordt dit nu mogelijk. Desalniettemin wil ik er nadrukkelijk op wijzen dat extra administratiekosten voor het verzamelen van de statistieken niet op kosten van de boeren mag gaan. Door reeds beschikbare statistieken niet opnieuw te verzamelen, kunnen synergieën worden benut die kunnen leiden tot een vermindering van bureaucratie en extra lasten.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. – (SK) Bestrijdingsmiddelen, vooral die welke in de landbouw worden gebruikt, hebben een grote uitwerking op de gezondheid van mens en milieu en daarom dient het gebruik ervan aanzienlijk verder te worden verminderd. Langdurige ervaring met het verzamelen van gegevens over de verkoop en het gebruik van bestrijdingsmiddelen toont de noodzaak aan van geharmoniseerde methoden voor de verzameling van statistische gegevens, niet alleen op nationaal maar ook op communautair niveau. Deze verordening vormt, overeenkomstig het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel, een gemeenschappelijk kader voor de stelselmatige aanmaak van communautaire statistieken over het in de handel brengen en toepassen van bestrijdingsmiddelen.
Ik beschouw de gezamenlijke ontwerptekst van het Europees Parlement en de Raad voor een verordening betreffende statistieken over pesticiden, die is goedgekeurd door het bemiddelingscomité, derhalve als een gepaste maatregel die uiteindelijk zal bijdragen tot het duurzaam gebruik van bestrijdingsmiddelen en een enorme totale reductie van de milieu- en gezondheidsrisico’s, alsook tot toereikende bescherming van gewassen.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik wil benadrukken dat pesticiden op een meer duurzame wijze gebruikt moeten worden. Dat zal eveneens een significante algemene reductie betekenen van de risico’s. Pesticiden moeten ook gebruikt worden op een wijze die in overeenstemming is met de noodzaak om gewassen te beschermen. Pesticiden kunnen echter alleen gebruikt worden zonder nauwkeurige controle van de kwantiteit en kwaliteit, als er een betrouwbare database beschikbaar is. De beschikbaarheid en het gebruik van geharmoniseerde, vergelijkbare gemeenschappelijke statistieken over de verkoop van pesticiden speelt een belangrijke rol in het opstellen en monitoren van gemeenschapsregelgeving in de context van de Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Dergelijke statistieken zijn noodzakelijk voor de evaluatie van het Europese beleid voor duurzame ontwikkeling, en voor het berekenen van de significante indicatoren betreffende de risico’s voor de volksgezondheid en het milieu, die verband houden met het gebruik van pesticiden. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Oldřich Vlasák (ECR), schriftelijk. − (CS) Ik heb gestemd voor de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden. Ik ben namelijk van mening dat deze veel positiefs zal opleveren, doordat met deze verordening de wetgeving op het gebied van de statistieken over pesticiden tot één geheel gesmeed zal worden en ook vereenvoudigd. Ook zal statistisch onderzoek aldus worden geharmoniseerd en wordt het eenvoudiger om gegevens met elkaar te vergelijken. Verder wordt het met deze richtlijn mogelijk om de administratieve bronnen van reeds vergaarde gegevens beter en breder toe te passen, hetgeen de kosten en de administratieve belasting van landbouwers en andere actoren in de landbouwsector zal helpen verminderen. Bovendien kan met dit ontwerp beter worden toegezien op de bescherming van vertrouwelijke gegevens. En dan tot slot leidt deze norm uiteindelijk tot een betere geïnformeerdheid over pesticiden en de gevolgen ervan op de volksgezondheid, hetgeen ik persoonlijk buitengewoon belangrijk acht.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de wetgevingsresolutie inzake een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (gecodificeerde versie). In het licht van de ontwikkeling en de complexiteit van de teksten, betreur ik het dat de Commissie haar standpunt van 1 april 1987 niet heeft herzien, waarin ze haar ambtelijk apparaat de instructie gaf om alle wetgevingsbesluiten uiterlijk na 10 amendementen te codificeren, waarbij ze benadrukte dat dit als een minimumeis gezien diende te worden en dat de diensten ernaar moesten streven de teksten die onder hun verantwoordelijkheid vielen eerder te codificeren. In het onderhavige geval betreft het een integratie van de verordeningen uit 1999, twee verordeningen uit 2004 en één verordening uit 2005. Ik vind dat het beleid ten aanzien van de consolidering van het EU-recht een van de prioriteiten van de Europese Commissie moet zijn en de huidige situatie is onbevredigend, vooral ten opzichte van de lidstaten, de burgers en meer in het algemeen alle partijen die het recht toepassen: magistraten, advocaten, raadslieden, overheid, et cetera.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken. Deze netwerken zijn van groot belang bij de ontwikkeling van de verkeersinfrastructuur in Europa. Dankzij de nieuwe verordening worden de voorwaarden en procedures voor het verlenen van financiële bijstand helder geregeld, wat met name de landen en regio's die dergelijke projecten plannen, hiervoor rechtszekerheid biedt.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van het Europees Parlement heb ik altijd veel aandacht geschonken aan criminaliteitspreventie, veiligheid en politiële samenwerking. Daarom onderken het fundamenteel belang van Europol voor de totstandkoming van een Europese ruimte van veiligheid en voor de preventie van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa. Ook erken ik de noodzaak Europol op verschillende niveaus te versterken, waaronder ook de punten vallen die we hier bespreken.
De belangrijkste kwestie die we vandaag behandelen is echter de vraag of het Europees Parlement minder dan een week voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af moet zien van zijn nieuwe institutionele voorrechten op het vlak van criminaliteitspreventie en politiële samenwerking en zo de mogelijkheid moet laten varen bij de besluitvorming over deze kwesties een rol te spelen op basis van de medebeslissingsprocedure.
Volgens mij dient dat niet te gebeuren en moet het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden op dit vlak ten volle opeisen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin de Raad wordt verzocht zijn voorstel in te trekken.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) We hebben tegen de verwerping door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van deze serie verslagen gestemd, niet vanwege de inhoud van de daarin voorgestelde regels inzake Europol en andere rechercheactiviteiten, maar om vormtechnische redenen. De meerderheid van dit Parlement wil deze verslagen enkel en alleen terugsturen naar de commissie om de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af te wachten. Daardoor zullen deze kwesties onder de gewone wetgevingsprocedure komen te vallen, hetgeen inhoudt: gelijke wetgevende bevoegdheden voor Parlement en Raad, exclusief initiatiefrecht voor de Europese Commissie en, erger nog, jurisdictie van het Europees Hof van Justitie.
Dat is voor ons niet acceptabel. In de wereld zonder grenzen die u gecreëerd heeft, en waarvan criminelen, illegale migranten en smokkelaars volop profiteren, is politiële samenwerking van cruciaal belang. Maar deze moet hoofdzakelijk vorm blijven krijgen in de intergouvernementele samenwerking.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze materie, die onder de derde pijler valt, is zeer belangrijk voor de veiligheid van de Europese ruimte. Daarom ben ik het ermee eens dat dit onderwerp op basis van het Verdrag van Lissabon dient te worden behandeld gezien de effecten die het zal hebben voor het samenwerkingsbeleid.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In principe is een nauwe samenwerking tussen de verschillende autoriteiten die de misdaad bestrijden wenselijk. De bescherming van gegevens wordt bij de voorgenomen onbeperkte toegang van alle autoriteiten echter op geen enkele wijze gereguleerd en het is niet eens duidelijk welke onderzoeksrechten de functionaris voor gegevensbescherming heeft. Ook bij de SWIFT-overeenkomst bestaan ernstige twijfels ten aanzien van gegevensbescherming. Het Europees Parlement moet de mogelijkheid krijgen om deze ramp voor de bescherming van gegevens ten gunste van de Europese burgers te voorkomen. Om die reden heb ik voor het verslag gestemd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik steun het advies van de rapporteur en ben het ermee eens dat wetgeving betreffende Europol in onderlinge overeenstemming met het Europees Parlement en de Raad moet worden behandeld. Bijzonder grote aandacht moet worden besteed aan de bescherming van persoonsgegevens. Het is inderdaad onvoldoende duidelijk of er sterke beschermingswaarborgen gelden voor de overdracht van persoonsgegevens aan derden. Betekent dit geen inbreuk op het privacyrecht van de burgers en kunnen mensen wel vertrouwen op de bescherming van hun gegevens? Deze kwestie dient grondig te worden onderzocht. Daarom moet de Raad een nieuw voorstel indienen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van het Europees Parlement heb ik altijd veel aandacht geschonken aan criminaliteitspreventie, veiligheid en politiële samenwerking. Daarom onderken ik het fundamenteel belang van Europol voor de totstandkoming van een Europese ruimte van veiligheid en voor de preventie van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa. Ook erken ik de noodzaak om Europol op verschillende niveaus te versterken, waaronder ook de punten vallen die we hier bespreken.
De belangrijkste kwestie die we vandaag behandelen, is echter de vraag of het Europees Parlement minder dan een week voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af moet zien van zijn nieuwe institutionele voorrechten op het vlak van criminaliteitspreventie en politiële samenwerking en zo de mogelijkheid moet laten varen bij de besluitvorming over deze kwesties een rol te spelen op basis van de medebeslissingsprocedure.
Volgens mij dient dat niet te gebeuren en moet het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden op dit vlak ten volle opeisen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin de Raad wordt verzocht zijn voorstel in te trekken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Zonder iets af te doen aan het belang van de Europese Politiedienst (Europol) en de algemene steun die deze dienst moet ontvangen, stel ik vast dat deze materie, die onder de derde pijler valt, zeer belangrijk is voor de veiligheid van de Europese ruimte.
Daarom ben ik het ermee eens dat dit onderwerp op basis van het Verdrag van Lissabon dient te worden behandeld, gezien de effecten die het zal hebben voor het samenwerkingsbeleid.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van het Europees Parlement heb ik altijd veel aandacht geschonken aan criminaliteitspreventie, veiligheid en politiële samenwerking. Daarom onderken ik het fundamenteel belang van Europol voor de totstandkoming van een Europese ruimte van veiligheid en voor de preventie van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa. Ook erken ik de noodzaak Europol op verschillende niveaus te versterken, waaronder ook de punten vallen die we hier bespreken.
De belangrijkste kwestie die we vandaag behandelen is echter de vraag of het Europees Parlement minder dan een week voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af moet zien van zijn nieuwe institutionele voorrechten op het vlak van criminaliteitspreventie en politiële samenwerking en zo de mogelijkheid moet laten varen bij de besluitvorming over deze kwesties een rol te spelen op basis van de medebeslissingsprocedure.
Volgens mij dient dat niet te gebeuren en moet het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden op dit vlak ten volle opeisen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin de Raad wordt verzocht zijn voorstel in te trekken.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Het rapport-Albrecht geeft ter bespreking de lijst van derde staten en organisaties waarmee Europol overeenkomsten aangaat. De lijst van derde staten bevat bijvoorbeeld ook de Republiek Moldavië, en de lijst van organisaties waarmee Europol overeenkomsten aangaat zou ook het Regionaal centrum ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit (Regional Centre for Combating Cross-border Crime) moeten bevatten. Deze organisatie, met hoofdkwartier in Boekarest, is in onderhandeling met Europol over een samenwerkingsakkoord. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) heeft besloten om als fractie tegen dit rapport te stemmen bij deze plenaire sessie. Het dossier kan zo opnieuw worden bestudeerd na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Juist omdat dit onderwerp zo belangrijk is hebben we besloten er veel aandacht aan te besteden, en we zullen dit op basis van medebeslissing volgend jaar met de Raad bespreken.
- Verslag-Díaz de Mera García Consuegra (A7-0068/2009)
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) In verband met Europol zijn ons vier initiatieven voorgelegd met het oog op de invoering van nieuwe regelgeving: regels betreffende het vertrouwelijke karakter van informatie, uitvoeringsregels voor de betrekkingen van Europol met zijn partners, inclusief de uitwisseling van persoonsgegevens en gerubriceerde informatie; de vaststelling van de lijst van derde landen en organisaties waarmee Europol overeenkomsten aangaat en uitvoeringsregels voor analysebestanden.
Daar het Verdrag van Lissabon over enkele dagen in werking treedt, waardoor het Europees Parlement nieuwe voorrechten krijgt op het vlak van politiële samenwerking, hebben de vier rapporteurs gevraagd de voorstellen te verwerpen onder verwijzing naar de rechtsgrond. Ik steun hun standpunt zich niet uit te spreken over de inhoud van de voorstellen en deze te verwerpen en de Commissie en de Raad te verzoeken in de plenaire vergadering een verklaring af te leggen over een zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in te dienen nieuw besluit. Wat de praktische kant van de zaak betreft is het goed erop te wijzen dat het bij deze initiatieven alleen maar gaat om raadpleging van het EP. De Raad heeft dus de gelegenheid om voor het einde van het jaar zijn standpunt te bepalen over deze vier uitvoeringsmaatregelen die op 1 januari 2010 in werking moeten treden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van het Europees Parlement heb ik altijd veel aandacht geschonken aan criminaliteitspreventie, veiligheid en politiële samenwerking. Daarom onderken ik het fundamenteel belang van Europol voor de totstandkoming van een Europese ruimte van veiligheid en voor de preventie van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa. Ook erken ik de noodzaak Europol op verschillende niveaus te versterken, waaronder ook de punten vallen die we hier bespreken.
De belangrijkste kwestie die we vandaag behandelen is echter de vraag of het Europees Parlement minder dan een week voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af moet zien van zijn nieuwe institutionele voorrechten op het vlak van criminaliteitspreventie en politiële samenwerking en zo de mogelijkheid moet laten varen bij de besluitvorming over deze kwesties een rol te spelen op basis van de medebeslissingsprocedure.
Volgens mij dient dat niet te gebeuren en moet het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden op dit vlak ten volle opeisen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin de Raad wordt verzocht zijn voorstel in te trekken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Zonder iets af te doen aan het belang van de Europese Politiedienst (Europol) en de algemene steun die deze dienst moet ontvangen, stel ik vast dat deze materie, die onder de derde pijler valt, zeer belangrijk is voor de veiligheid van de Europese ruimte.
Daarom ben ik het ermee eens dat dit onderwerp op basis van het Verdrag van Lissabon dient te worden behandeld gezien de effecten die het zal hebben voor het samenwerkingsbeleid. Zolang dat Verdrag niet in werking is getreden, vind ik elk besluit over deze gevoelige materie – we hebben het immers over de veiligheid van de Europese ruimte – voorbarig.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De criminaliteit in de Europese Unie stijgt voortdurend. We hebben te maken met vele netwerken van georganiseerde criminaliteit, en met de zich steeds meer verspreidende computercriminaliteit. Als reactie daarop moet het Europese criminaliteitspreventiebeleid worden geconsolideerd en versterkt. Lidstaten moeten daarnaast beter en nauwer samenwerken, op basis van een gezamenlijke strategie op dit terrein. De vooruitgang die het netwerk inzake criminaliteitspreventie de laatste paar jaar heeft geboekt is beperkt. Het potentieel van het netwerk is in feite nog lang niet benut. Het verbreden van de activiteiten van het netwerk, het vaststellen van een heldere, eenvoudige, effectieve administratieve structuur en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, universiteiten en NGO’s zijn de kernvoorwaarden voor een succesvolle activiteit van een dergelijk netwerk.
Het Parlement krijgt echte wetgevende macht en zal samen met de Raad beslissingen kunnen nemen over maatregelen die, overeenkomstig de medebeslissingsprocedure, zijn gericht op het stimuleren en ondersteunen van de acties van lidstaten op het gebied van criminaliteitspreventie. Daarom steun ik het voorstel van de rapporteur om het initiatief te verwerpen en dit belangrijke dossier te bespreken na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt gevraagd om de aanpassingen aan het huidige systeem van het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie te verwerpen. Ik deel de mening van de rapporteur dat er op een aantal terreinen verbeteringen moeten worden aangebracht, ook met betrekking tot het voorstel. Niettemin is het ook met de interim-maatregelen mogelijk belangrijke wijzigingen door te voeren. Om deze redenen heb ik besloten om tegen dit verslag te stemmen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie is opgericht in 2001, maar tot op heden zijn de resultaten nog niet erg positief geweest. Dat valt te wijten aan talloze organisatorische fouten, die een doeltreffende ontwikkeling van het potentieel van het netwerk hebben belemmerd. In verband daarmee is het netwerk al twee keer intern gereorganiseerd. Dit initiatief beoogt het besluit van 2001 in te trekken en stelt een herstructurering van het netwerk voor die volgens mij nogal beperkt is en duidelijk ontoereikend om de bestaande problemen op te lossen.
Daarom is het essentieel een serieuzere hervorming door te voeren die een ambitieuzere structuur voorziet van dit netwerk. Het is dan ook onaanvaardbaar dat het Zweedse voorzitterschap blijft aandringen op een beslissing van het Europees Parlement voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Niet alleen het zwakke gehalte van het initiatief noopt mij tot deze opmerking maar ook het feit dat het EP verzocht wordt enkele dagen voor de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag af te zien van de institutionele voorrechten die het Verdrag van Lissabon aan het EP verleent op het vlak van criminaliteitspreventie.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van het Europees Parlement heb ik altijd veel aandacht geschonken aan criminaliteitspreventie, veiligheid en politiële samenwerking. Daarom onderken ik het fundamenteel belang van Europol voor de totstandkoming van een Europese ruimte van veiligheid en voor de preventie van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa. Ook erken ik de noodzaak Europol op verschillende niveaus te versterken, waaronder ook de punten vallen die we hier bespreken.
De belangrijkste kwestie die we vandaag behandelen is echter de vraag of het Europees Parlement minder dan een week voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af moet zien van zijn nieuwe institutionele voorrechten op het vlak van criminaliteitspreventie en politiële samenwerking en zo de mogelijkheid moet laten varen bij de besluitvorming over deze kwesties een rol te spelen op basis van de medebeslissingsprocedure.
Volgens mij dient dat niet te gebeuren en moet het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden op dit vlak ten volle opeisen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin de Raad wordt verzocht zijn voorstel in te trekken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) is opgericht in 2001, daar er behoefte bestond aan het nemen van maatregelen en het uitwisselen van informatie op het vlak van criminaliteitspreventie, evenals het versterken van het netwerk van nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor criminaliteitspreventie.
Zeven jaar later is men na een externe evaluatie van het ENCP tot de conclusie gekomen dat er veel aspecten van het functioneren van dat orgaan vallen te verbeteren.
Voor de veiligheid van de Europese ruimte is de ontwikkeling van verschillende aspecten van de criminaliteitspreventie op EU-niveau erg belangrijk naast preventie en bestrijding van de criminaliteit op nationaal en plaatselijk niveau.
Gezien het gevoelige karakter van de zaken die dit verslag behandelt, ben ik het ermee eens de Raad te verzoeken een nieuw voorstel voor een besluit te doen op grond van de medebeslissingsprocedure in het Verdrag van Lissabon.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van het Europees Parlement heb ik altijd veel aandacht geschonken aan criminaliteitspreventie, veiligheid en politiële samenwerking. Daarom onderken ik het fundamenteel belang van Europol voor de totstandkoming van een Europese ruimte van veiligheid en voor de preventie van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa. Ook erken ik de noodzaak Europol op verschillende niveaus te versterken waaronder ook de punten vallen die we hier bespreken.
De belangrijkste kwestie die we hier vandaag behandelen is echter de vraag of het Europees Parlement minder dan een week voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af moet zien van zijn nieuwe institutionele voorrechten op het vlak van criminaliteitspreventie en politiële samenwerking en zo de mogelijkheid moet laten varen bij de besluitvorming over deze kwesties een rol te spelen op basis van de medebeslissingsprocedure.
Volgens mij dient dat niet te gebeuren en moet het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden op dit vlak ten volle opeisen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin de Raad wordt verzocht zijn voorstel in te trekken.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-in 't Veld en de verslagen-Kirkhope, -Albrecht en -Díaz de Mera gestemd, over een pakket maatregelen met betrekking tot Europol, en ook voor het verslag-Alfano over het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie, die oproepen tot de verwerping van de voorstellen van de Raad ten aanzien van deze kwesties. Met de verwerping van deze voorstellen wordt beoogd de bevoegdheden van het Europees Parlement veilig te stellen op gevoelige dossiers als politiële en justitiële samenwerking bij strafzaken. Het Europees Parlement was gevraagd zich binnen zeer korte termijn uit te spreken, hoewel het hier een uiterst delicate materie betreft. Maar er is geen enkele reden om zo'n grote haast te hebben, behalve het feit dat na 1 december de procedures die onder de derde pijler vallen niet meer van kracht zullen zijn en er daarvoor een nieuwe procedure zal gelden in het kader van de gewone "wetgevingsprocedure". Wij wijzen deze voorstellen af, om aan de Raad een sterk signaal af te geven inzake onze onvrede over de druk die op het Parlement wordt uitgeoefend en vanwege deze overduidelijke poging de nieuwe procedures te omzeilen waarbij het Europees Parlement zal kunnen participeren in het wetgevend debat.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb, overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, tegen de ontwerpbesluiten gestemd. Nu het Verdrag van Lissabon spoedig in werking zal treden, dienen besluiten op dit gebied te worden genomen op grond van de nieuwe wetgevingsprocedures.
Jörg Leichtfried (S&D), schriftelijk. − (DE) Ik stem tegen goedkeuring van het Europol-pakket. Ik heb voor terugverwijzing van het complete pakket gestemd, omdat het mijns inziens schandalig is dat de Commissie en de Raad proberen om het pakket er nog voor inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon door te drukken.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Georgië is in een onvoorstelbare neerwaartse spiraal terecht gekomen, vooral na het conflict met Rusland in 2008. Onder andere vanwege het strategisch belang van Georgië heeft de Commissie voorgesteld om macrofinanciële bijstand aan Georgië te verlenen. Hoewel ik het ermee eens ben dat het Parlement meer informatie nodig heeft over deze kwestie, heb ik toch besloten de aanbeveling van de rapporteur te steunen en derhalve vóór het verslag te stemmen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn altijd voorstander geweest van solidaire hulpverlening van de EU aan landen die hulp nodig hebben en van het besteden van dergelijke gelden aan projecten die echt van belang zijn voor de bevolking van de desbetreffende landen.
De “hulp” die de EU verleent, geeft evenwel weinig blijk van solidariteit. Solidariteit is bijna altijd ondergeschikt aan de belangen van het economisch en financieel grootkapitaal en van de grootmachten.
Dat geld ook voor de steunverlening aan Georgië, waar we net over hebben gestemd. De financiële bijstand is vooral bestemd voor de financiering van de aanbevelingen van het Internationaal Monetair Fonds en van het door dat fonds gevoerde structurele aanpassingsbeleid. Er wordt met andere woorden volhard in hetzelfde neoliberale beleid dat heeft geleid tot de economische en financiële crisis waar dat land mee te kampen heeft.
Diezelfde redenen vormen de verklaring voor onze onthouding bij de overige verslagen. Bovendien bestaat er geen enkele garantie dat de vastgelegde bedragen niet direct of indirect voor de herbewapening van Georgië worden gebruikt na de aanval van de Georgische troepen op de bevolking van de provincies van Zuid-Ossetië en Abchazië die heeft geleid tot de oorlog met Rusland.
Wij konden niet akkoord gaan met een besluit dat zou kunnen leiden tot een sterkere militarisering van de betrekkingen tussen de landen van de Kaukasus. De rijke energievoorraden en de geostrategische ligging van die landen maken de EU en haar monopoliebedrijven begerig.
Jacek Olgierd Kurski (ECR), schriftelijk. − (PL) De troepen van de Russische Federatie zijn in augustus 2008 op brutale wijze binnengevallen in Georgië. Bij deze inval is niet alleen veel schade aangericht, maar is ook een groot aantal dodelijke slachtoffers gevallen. Daarenboven is de economische situatie van het land aanzienlijk verslechterd. De Europese Unie mag niet werkeloos blijven toezien op de economische problemen in Georgië en zou bereid moeten zijn om het land speciale macrofinanciële bijstand te verlenen met het oog op de wederopbouw na de Russische invasie van vorig jaar. De financiële bijstand uit Brussel zal Georgië ook helpen om de gevolgen van de wereldwijde economische en financiële crisis tegen te gaan. Gelet op de bovengenoemde omstandigheden en gezien de strategische betekenis van Georgië voor de Europese Unie in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en het onlangs opgerichte Oostelijk partnerschap, onderschrijf ik de resolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Georgië.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het programma voor macrofinanciële bijstand is erg belangrijk om het financiële evenwicht te bevorderen van de Europese landen die een recent gewapend conflict achter de rug hebben en als gevolg daarvan met financiële moeilijkheden te kampen hebben in verband met het tekort op de begroting en de betalingsbalans.
Deze steun is belangrijk om te zorgen voor een vreedzaam wederopbouwproces van die landen, wat alleen internationale hulp kan bewerkstelligen. Die steun zorgt er ook voor dat die zones van instabiliteit de veiligheid en de vrede in de Europese ruimte niet in gevaar brengen, met name als gevolg van de vluchtelingen/ontheemden die dergelijke conflicten veroorzaken.
De EU moet zo als een ruimte van solidariteit fungeren en de steunverlening aan Georgië dient gebaseerd te zijn op de relevante criteria die ik hiervoor heb genoemd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het programma voor macrofinanciële bijstand is ook erg belangrijk om het financiële evenwicht te bevorderen van de Europese landen die de recente wereldwijde crisis hebben meegemaakt en schade hebben opgelopen door de gevolgen van deze crisis voor de belangrijkste handelspartners, met name Rusland in het geval van Armenië. Het gebrek aan financieel evenwicht betreft de begroting en de betalingsbalans.
Deze steun is erg belangrijk om Armenië de kans te geven met meer middelen het hoofd te bieden aan de crisis en sociale instabiliteit te voorkomen, waardoor een massale uittocht van emigranten zou kunnen ontstaan met mogelijk problemen in de Europese ruimte als gevolg.
De EU moet zo als een ruimte van solidariteit fungeren en de steunverlening aan Armenië dient gebaseerd te zijn op de relevante criteria die ik hiervoor heb genoemd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) In het geval van Servië is het programma voor macrofinanciële bijstand erg belangrijk voor de bevordering van het financiële evenwicht, daar dat land naast de mondiale crisis ook nog de nasleep kent van een gewapend conflict waarvan de effecten nog voelbaar zijn.
Deze steunverlening is een belangrijk instrument voor het bevorderen van het financiële evenwicht van Servië en voor de stabilisering van de toestand in de hele Balkan. Servië en zijn economie spelen een uiterst belangrijke rol in het regionale integratieproces en ook de deelname van dat land aan de Europese integratie is essentieel.
De EU moet zo als een ruimte van solidariteit fungeren en de steunverlening aan Servië dient gebaseerd te zijn op de relevante criteria die ik hiervoor heb genoemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is de bedoeling dat volgend jaar aan Servië een bedrag van 200 miljoen euro wordt toegekend, in de vorm van een lening. Dit geld is bedoeld om de economische stabilisering van dat land te ondersteunen, een houdbare begroting en externe rekening te financieren en om Servië te helpen om de gevolgen van de wereldwijde financiële crisis het hoofd te bieden. De macrofinanciële bijstand voor Servië waarmee het programma van de autoriteiten ter stabilisering van de economie in de huidige crisis zal worden gesteund, is mijns inziens een belangrijk instrument om de stabilisering van de gehele Balkanregio te bevorderen. Servië en zijn economie spelen een centrale rol bij regionale integratie en deelname van Servië aan Europese integratie is eveneens van groot belang. Om die redenen heb ik voor het verslag-Ransdorf en daarmee voor verlening van macrofinanciële bijstand aan Servië gestemd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het programma voor macrofinanciële bijstand aan Bosnië-Herzegovina is erg belangrijk voor de bevordering van het financiële evenwicht gezien de nadelige effecten van de mondiale crisis voor de economie van dat land. De steun zal leiden tot een beter presterende economie met positieve gevolgen voor de tekorten op de begroting en de betalingsbalans.
Bosnië ligt bovendien in een kwetsbare regio en daarom is de economische en financiële stabiliteit van dat land belangrijk als bijdrage aan de stabilisering van de toestand in de hele Balkan.
De EU moet zo als een ruimte van solidariteit fungeren en de steunverlening aan Bosnië dient gebaseerd te zijn op de relevante criteria die ik hiervoor heb genoemd.
- Macrofinanciële bijstand
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij vinden het onacceptabel dat Europese leningen en subsidies gebonden zijn aan voorwaarden vanuit het IMF. We stemmen tegen de voorstellen voor MFB (macrofinanciële bijstand) die vandaag aan het Europees Parlement worden voorgelegd. Kijk eens naar de voorwaarden waaronder dit gebeurt: onhaalbare termijnen, gebrekkige informatie... Dat is op alle punten strijdig met de democratische eisen waar de Europese Unie voor zou moeten staan.
Dat betekent niet dat we niet solidair zijn met de bevolking van Servië, Bosnië-Herzegovina, Armenië en Georgië. We willen niet dat ze, nóg meer dan nu al het geval is, te lijden krijgen onder het overbodige en gevaarlijke neoliberale systeem dat de IMF probeert te handhaven.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben van mening dat dit verslag over het Commissievoorstel ter wijziging van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde een instrument is dat kan leiden tot meer vereenvoudiging en harmonisatie. Een aantal btw-aspecten worden nu in één voorstel samengevoegd: de btw-regeling die op de levering van aardgas, elektriciteit en warmte en/of koude van toepassing is; de fiscale behandeling voor de btw van gemeenschappelijke ondernemingen die krachtens artikel 171 van het EG-Verdrag zijn opgericht; het bepalen van een aantal gevolgen van de uitbreiding van de Unie en de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op de aftrek van btw die eerder is betaald. Deze maatregelen kunnen leiden tot meer efficiëntie bij de heffing van btw.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel van de Raad beoogt de volgende zaken: een aantal bepalingen verduidelijken betreffende de invoer en de plaats van heffing op de levering van gas en elektriciteit; de uitzonderingen die aan Bulgarije en Roemenië zijn verleend bij hun toetreding tot de EU onder de richtlijn brengen; en de basisregel voor het recht op aftrek verduidelijken en versterken door vast te leggen dat een dergelijk recht alleen ontstaat in de mate dat de goederen en diensten door een belastingplichtige worden gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit.
De tekst die vandaag is goedgekeurd, beantwoordt niet aan bepaalde specifieke kenmerken van de nationale markten, zoals het gebruik van butaan- en propaangas. In Portugal, evenals in andere landen waar de inkomens laag zijn en de aansluiting op de Europese aardgasnetten vrij recent en erg duur is, is het gebruik van butaan- en propaangas voor het gebruik in huishoudens en in microbedrijven en kleine bedrijven een realiteit waar we niet omheen kunnen.
Daar komt nog bij dat degenen die deze vorm van energievoorziening gebruiken, in de regel de meest misdeelden zijn. Deze btw-richtlijn betekent dan ook dat deze mensen op negatieve wijze gediscrimineerd worden ten opzichte van degenen die hogere inkomens hebben.
Aan de andere kanten lijken de wijzigingen in het verslag de manoeuvreerruimte van de lidstaten te beperken.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij bij het verslag-Bullmann van stemming onthouden. Hoewel de Raad mijns inziens de plicht heeft om naar de standpunten van dit Parlement, de enige direct gekozen instelling van de EU, te luisteren, ben ik niet van mening dat de btw-stelsels moeten worden geharmoniseerd. Het subsidiariteitsbeginsel schrijft voor dat belastingheffing een zaak is die het best aan de Europese naties kan worden overgelaten.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb gestemd voor het verslag over de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan met betrekking tot de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties. Ik ben namelijk van mening dat een regelgevingskader met richtsnoeren voor de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties een bijdrage levert aan de bescherming op korte en lange termijn van dat zeegebied. Daarbij geldt wel de voorwaarde dat de kooldioxide permanent in die formaties blijft opgeslagen zonder dat er belangrijke negatieve effecten ontstaan voor het mariene milieu, de menselijke gezondheid en andere legitieme gebruiksmogelijkheden van de Europese maritieme gebieden, met name die van Portugal en, meer in het bijzonder, die van de Azoren.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb gestemd voor het verslag-Rosbach over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van de wijzingen van bijlage II en bijlage III bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR--Verdrag) met betrekking tot de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties. Het is evenwel van belang ervoor te zorgen dat de technologie voor het afvangen en opslaan in geologische formaties van kooldioxide, een techniek die nog weinig beproefd is, wordt toegepast in overeenstemming met de strengste veiligheidsnormen die de richtlijn op dit vlak voorziet.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het geologisch opslaan van kooldioxide is aangewezen als de mogelijke oplossing voor de verzachting van de klimaateffecten ten gevolge van de stijgende concentratie van dit gas in de atmosfeer door menselijke activiteiten. Hoewel er ten aanzien van deze oplossing een reeks voorbehouden bestaan met betrekking tot de toepasbaarheid in de toekomst – in het bijzonder met het oog op het vroege stadium van ontwikkeling van de gebruikte technieken, de verwachte hoge kosten en de mogelijke risico’s – is het belangrijk het onderzoek dat op dit terrein is verricht voort te zetten, daar sommige resultaten die tot nu toe zijn geboekt positieve indicaties verschaffen.
We moeten hierbij echter wel aantekenen dat het voortzetten van het onderzoek naar deze technologie en de eventuele toepassing ervan in de toekomst in geen geval de noodzakelijke wijziging van het energieparadigma in gevaar mogen brengen. Die wijziging beoogt een aanzienlijke vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen die we nu kennen. Aan de andere kant moeten zowel de effecten voor het milieu als de veiligheid van de voor de opslag gebruikte technieken strikt worden getoetst. Daar de resolutie die is goedgekeurd hieraan beantwoordt, hebben wij vóór gestemd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag-Rosbach gestemd. Koolstofafvang en –opslag kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan inspanningen om de opwarming van de aarde tegen te gaan, en daarbij zal mijn eigen land, Schotland, een belangrijke rol gaan spelen bij het ontwikkelen van de noodzakelijke technologie. Dit amendement op het OSPAR-verdrag zal betekenen dat de EU en Schotland op dit gebied het voortouw kunnen nemen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik moet toegeven dat ik iets opgestoken heb van deze twee verslagen van mevrouw Geringer de Oedenberg: namelijk dat landen die er niet voor gekozen hebben deel te nemen aan justitiële samenwerking in burgerlijke zaken toch ook hun soevereiniteit hebben moeten inleveren.
Denemarken, dat een uitzonderingsbepaling heeft weten uit te onderhandelen, maar ook – als soeverein land – een verdrag met de Gemeenschap wilde sluiten om aan bepaalde onderdelen van deze samenwerking te kunnen deelnemen, moet nu toestemming vragen aan de Commissie om nieuwe internationale overeenkomsten op dit gebied met andere landen te mogen sluiten! Met andere woorden: Denemarken kan op dit onderdeel van zijn externe betrekkingen niet meer volkomen onafhankelijk besluiten nemen.
Hoewel ik intellectueel begrijp dat er voor een dergelijke samenwerking samenhang nodig is binnen en buiten de Gemeenschap, heb ik er toch meer moeite mee dat de Commissie exclusieve bevoegdheid heeft ten aanzien van dit soort internationale overeenkomsten en dat ze – al is het maar gedeeltelijk – zeggenschap heeft over de bevoegdheid van één van de lidstaten om overeenkomsten te sluiten, en nog meer met het feit dat het EU-recht boven elk ander recht gaat.
We hebben toch voor deze verslagen gestemd, maar uitsluitend omdat we het Denemarken niet onmogelijk willen maken overeenkomsten te sluiten en omdat er binnen de gegeven omstandigheden niet veel andere mogelijkheden zijn.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor dit verslag over wijzigingen in het herstelplan in het kader van de visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan. Internationale visserijorganisaties zijn essentieel voor de mondiale mariene hulpbronnen. Ik vind het echter ongelukkig dat het de EU is die met onze Noord-Atlantische buren onderhandelt; hoewel dit beginsel inmiddels is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, ben ik van mening dat er toch ruimte is het visserijbeheer weer onder te brengen bij de visserijlanden en maritieme gebieden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Juist als het gaat om het spoorwegvervoer en het langeafstandsvervoer is er de afgelopen jaren het een en ander ten goede veranderd. Daarbij mogen passagiers echter niet achterblijven. Regels voor vergoedingen bij vertragingen voor internationale spoordiensten zijn niet toereikend. Wij moeten er in ons streven naar globalisering voor zorgen dat het regionale vervoer niet volledig wordt verwaarloosd en hele regio's worden afgesneden.
Daarbij moeten we eveneens voorkomen dat de huidige privatiseringswaan leidt tot massale vertragingen en veiligheidstekorten, zoals in Engeland het geval is. Het is belangrijk dat belemmeringen en technische problemen bij grensoverschrijdend spoorwegvervoer worden opgelost, niet alleen met het oog op het milieu. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. – (SK) Ik verwelkom het besluit van de Gemeenschap om over te gaan tot ondertekening van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, omdat het protocol langverwachte en zeer noodzakelijke opheldering geeft over de regels die bepalen welk recht van toepassing is en die worden aangevuld met het Verdrag van 23 november inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden.
De harmonisatie van de regels verschaft rechtszekerheid aan hen die recht hebben op levensonderhoud en biedt de mogelijkheid een rechtsgeding te voeren zonder te worden onderworpen aan verschillende rechtsstelsels. Dankzij de speciale regels wordt ook de vermijding van de onderhoudsplicht beperkt in gevallen waar rechthebbenden geen levensonderhoud kunnen veiligstellen op grond van het recht in het land waar zij gewoonlijk verblijven. De mogelijkheid om op basis van het protocol een geldend recht niet toe te passen is beperkt tot uitsluitend gevallen waarin de gevolgen duidelijk in strijd zouden zijn met de openbare orde in het land van het gerechtshof in kwestie. Ik wil ook mijn diepe teleurstelling uitspreken over het feit dat het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt aan het besluit van de Raad om het protocol door de Gemeenschap te laten ondertekenen.
Sabine Lösing (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Op 9 november 2009 is in de Commissie juridische zaken (JURI) in het Parlement gestemd over het verslag inzake het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Tobias Pflüger (A7-0054/2009), waarbij het ook werd aangenomen.
Dit verslag is gebaseerd op onjuiste feiten.
Het kernpunt is dat het verslag zich beroept op een vonnis in eerste instantie dat is herroepen. Het vonnis is ongeldig omdat de regionale rechtbank in München de eis tegen Tobias Pflüger op 21 juli 2009 in tweede en laatste instantie niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er is geen veroordeling uitgesproken. Geen van de verwijten gaat derhalve op.
Het is politiek onaanvaardbaar dat er over dit verslag, dat onjuiste feiten bevat, vandaag (24 november 2009) in de plenaire vergadering is gestemd.
We hebben geprobeerd dit onvolledige en daardoor onjuiste verslag van de agenda te halen, maar dat is helaas niet gelukt.
Deze handelwijze van het Europees Parlement wekt de indruk dat het de vervolging van politiek actieve personen steunt, in dit geval het openbaar ministerie van München II tegen een voormalig lid van het Europees Parlement.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Op 9 november 2009 is in de Commissie juridische zaken (JURI) in het Parlement gestemd over het verslag inzake het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Tobias Pflüger (A7-0054/2009), waarbij het ook werd aangenomen.
Dit verslag is gebaseerd op onjuiste feiten.
Het kernpunt is dat het verslag zich beroept op een vonnis in eerste instantie dat is herroepen. Het vonnis is ongeldig omdat de regionale rechtbank in München de eis tegen Tobias Pflüger op 21 juli 2009 in tweede en laatste instantie niet ontvankelijk heeft verklaard. Er is geen veroordeling uitgesproken. Geen van de verwijten gaat derhalve op.
Het is politiek onaanvaardbaar dat er over dit verslag, dat onjuiste feiten bevat, vandaag (24 november 2009) in de plenaire vergadering is gestemd.
We hebben geprobeerd dit onvolledige en daardoor onjuiste verslag van de agenda te halen, maar dat is helaas niet gelukt.
Deze handelwijze van het Europees Parlement wekt de indruk dat het de vervolging van politiek actieve personen steunt, in dit geval het openbaar ministerie van München II tegen een voormalig lid van het Europees Parlement, Tobias Pflüger.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Op 9 november 2009 is in de Commissie juridische zaken (JURI) in het Parlement gestemd over het verslag inzake het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Tobias Pflüger, waarbij het ook werd aangenomen. Dit verslag is gebaseerd op onjuiste feiten. Het kernpunt is: het verslag beroept zich op een vonnis in eerste instantie dat is herroepen. Het vonnis is ongeldig omdat de regionale rechtbank in München de eis tegen Tobias Pflüger op 21 juli 2009 in tweede en laatste instantie niet ontvankelijk heeft verklaard. Er is geen veroordeling uitgesproken. Geen van de verwijten gaat derhalve op. Het is politiek onaanvaardbaar dat er over dit verslag, dat onjuiste feiten bevat, vandaag (24 november 2009) in de plenaire vergadering is gestemd. We hebben geprobeerd dit onvolledige en daardoor onjuiste verslag van de agenda te halen, maar dat is helaas niet gelukt. Deze handelwijze van het Europees Parlement wekt de indruk dat het de vervolging van politiek actieve personen steunt, in dit geval het openbaar ministerie van München II tegen een voormalig lid van het Europees Parlement, Tobias Pflüger.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik acht de rol van het Parlement alleen doeltreffend als het de effecten van wetgeving ook kan ondersteunen. In dit verband biedt de toepassing van de regel betreffende “regelgevingsprocedure met toetsing” de mogelijkheid om voorstellen te beoordelen voordat zij in wetgeving zijn omgezet. Dit verslag nuanceert de rol van het Parlement en versterkt ons vermogen om controle en toezicht op de uitvoering van de wetgeving in de lidstaten uit te oefenen.